Rapport open en online onderwijs en de toekomst van het nederlandse hoger onderwijs

56
Open en online onderwijs en de toekomst van het Nederlandse hoger onderwijs. Verkenning van de mogelijke impact van open en online onderwijs in vier scenario’s.

description

Timo Kos en Remco van der Dussen deden in opdracht van SURF een verkennende studie naar de meest recente ontwikkelingen in open onderwijs. Zij formuleren daar in een aantal scenario’s voor de toekomst van het hoger onderwijs en bieden handvatten aan onderwijsinstellingen om zo goed mogelijk daarop in te springen en in te leren spelen op de veranderingen. “Hoger onderwijsinstellingen dienen een eigen visie en strategie op open en online onderwijs te ontwikkelen of de bestaande te herijken in het licht van recente ontwikkelingen,” stelt het rapport dat daarbij direct aanmerkt dat instellingen zich nadrukkelijk af moeten vragen welke rol de instelling in het hoger onderwijs landschap wil spelen. Bron: scienceguide.nl

Transcript of Rapport open en online onderwijs en de toekomst van het nederlandse hoger onderwijs

Page 1: Rapport open en online onderwijs en de toekomst van het nederlandse hoger onderwijs

         

Open  en  online  onderwijs  en  de  toekomst  van  het  Nederlandse  hoger  onderwijs.  Verkenning  van  de  mogelijke  impact  van  open  en  online  onderwijs  in  vier  scenario’s.

Page 2: Rapport open en online onderwijs en de toekomst van het nederlandse hoger onderwijs

2    

     Open  en  online  onderwijs  en  de  toekomst  van  het  Nederlandse  hoger  onderwijs  Verkenning  van  de  mogelijke  impact  van  open  en  online  onderwijs  in  vier  scenario’s.          Opdrachtgever:    SURF    Auteurs:  drs.  R.V.  van  der  Dussen,  Capgemini  Consulting  drs.  T.  Kos,  TU  Delft    Disclaimer:  De  analyses,  conclusies  en  aanbevelingen  in  deze  verkenning  zijn  die  van  de  auteurs.  Deze  worden  niet  noodzakelijkerwijs  door  de  leden  van  de  SIG  OER  of  SURF  gedeeld  of  onderschreven.        Versie:  1.0  Datum:  November  2013    Copyright  license:  Attribution  3.0  Unported  (CC  BY  3.0)                  

Page 3: Rapport open en online onderwijs en de toekomst van het nederlandse hoger onderwijs

3    

Inhoud  

MANAGEMENTSAMENVATTING  .......................................................................................................  4  

1   INLEIDING  ............................................................................................................................  6  1.1   Afbakening  en  begripsbepaling  .............................................................................................  6  1.2   Methodiek  .............................................................................................................................  9  1.3   Leeswijzer  ............................................................................................................................  11  

2   OPEN  &  ONLINE  EDUCATION  (02E)  –  STATE  OF  PLAY  ...................................................................  12  2.1   Open  &  Distance  Learning  (ODL)  .........................................................................................  12  2.2   Online  Education  (OE)  .........................................................................................................  13  2.3   Open  Educational  Resources  (OER)  en  Open  Course  Ware  (OCW)  .....................................  16  2.4   Massive  Open  Online  Courses  (MOOC’s)  ............................................................................  17  2.5   De  ontwikkelingen  in  Nederland  .........................................................................................  21  2.6   Samenhang  tussen  ODL,  OE,  OER/OCW  en  MOOC’s  ...........................................................  22  

3   IMPACT  ANALYSE  .................................................................................................................  24  3.1   Digitale  revolutie  of  media  hype?  ........................................................................................  24  3.2   Verdienmodellen  .................................................................................................................  26  3.3   Business  modellen  ...............................................................................................................  27  

4   TOEKOMSTSCENARIO’S  ..........................................................................................................  34  4.1   Nulscenario  (business-­‐as-­‐usual  en/of  marginalisering)  .......................................................  37  4.2   Evolutie  scenario  .................................................................................................................  38  4.3   Revolutie  scenario  ...............................................................................................................  41  

5   AANBEVELINGEN  ..................................................................................................................  44  

6   BRONNEN  ..........................................................................................................................  46  

BIJLAGE  1–  TOELICHTING  ‘UNBUNDELING’  EN  ‘DISRUPTIVE  INNOVATION’  ..............................................  49  1.   Unbundling  ............................................................................................................................  49  2.   Disruptive  innovation  ............................................................................................................  51  

BIJLAGE  2  –  ONTSTAANSGESCHIEDENIS  XMOOC’S  ............................................................................  54      

Page 4: Rapport open en online onderwijs en de toekomst van het nederlandse hoger onderwijs

4    

Managementsamenvatting  

De  laatste  twee  jaar  zijn  er  op  het  gebied  van  open  en  online  onderwijs  spectaculaire  ontwikkelingen  gaande.  Dit  is  met  name  het  gevolg  van  de  opkomst  van  zogenoemde  Massive  Open  Online  Courses  (MOOC).  De  doorbraak  van  deze  MOOC’s  wordt  door  bestuurders  en  gezaghebbende  vertegenwoordigers  van  vooraanstaande  universiteiten  als  Stanford,  Harvard  en  MIT,  als  ook  door  veel  experts  en  analisten  van  gerenommeerde  media,  gekwalificeerd  als  een  mogelijk  ontwrichtende  (“disruptive”)  ontwikkeling  voor  het  hoger  onderwijs.    Deze  ontwikkelingen  roepen  allerlei  strategische  vragen  op  over  de  kansen  en  bedreigingen  hiervan  voor  Nederlandse  hoger  onderwijsinstellingen  en  het  Nederlandse  onderwijsbestel.  Om  een  antwoord  op  deze  vragen  te  kunnen  geven,  zullen  bestuurders  en  beleidsmakers  van  onderwijsinstellingen  op  korte  termijn  een  goed  geïnformeerde  eigen  inschatting  moeten  maken  wat  deze  ontwikkelingen  voor  hun  instelling  betekenen,  en  welke  strategie  zij  kiezen  om  zich  op  mogelijke  veranderingen  voor  te  bereiden  of  in  mee  te  gaan.    State  of  play,  impactanalyse  en  scenario’s  Om  de  beantwoording  van  de  strategische  uitdagingen  te  ondersteunen  is  in  deze  verkenning  een  beknopte  beschrijving  gegeven  de  recente  ontwikkelingen  en  zijn  deze  geplaatst  in  een  historisch  perspectief  van  de  opkomst  van  open  distance  learning,  online  eduction  en  open  course  ware.  Vervolgens  is  een  analyse  gemaakt  van  de  mogelijke  impact  van  MOOCs  aan  de  hand  van  het  concept  unbundling  en  de  theorie  van  disruptive  innovation.  Tot  slot  zijn  een  aantal  toekomstscenario’s  uitgewerkt.  Deze  zijn  gebeaseerd  op  de  mate  van  impact  van  deze  ontwikkelingen  op  de  internationale  concurrentiekracht  en  het  verdienmodel  van  een  instelling  (‘mate  van  ontwrichting’)  en  de  impact  op  de  openheid  van  programmering  en  het  business  model  van  een  instelling  (‘mate  van  ontbundeling’):    Hoog$ !

!!

Evolu'e!!!!

Revolu'e!

Interna

tona

le!concurren'

e!Im

pact$op

$verdien

mode

l$(m

ate$va

n$‘dis

rup6

on’)$

!!!

‘Business!as!usual’!!!!

!!!

Marginaal!

Laag$ Openheid!van!programmering!Impact$op$business$model$(mate$van$‘unbundling’)$

Hoog$

Page 5: Rapport open en online onderwijs en de toekomst van het nederlandse hoger onderwijs

5    

Aanbevelingen  Op  basis  van  een  schets  van  deze  toekomstscenario’s  en  de  politieke,  sociale,  economische  en  technologische  ontwikkelingen  die  een  ‘driver  for  change’  zouden  kunnen  zijn  om  deze  scenario’s  werkelijkheid  te  laten  worden  zijn  een  groot  aantal  strategische  vragen  geidentificeerd.  Op  basis  hiervan  zijn  tot  slot  de  volgende  vier  adviezen  geformuleerd:    Advies  1:  Ontwikkel  een  instellingsbrede  visie  en  strategie  ten  aanzien  van  open  en  online  onderwijs  Gegeven  de  potentiele  impact  van  toekomstige  marktontwikkelingen  op  het  verdienmodel  en/of  businessmodel  van  de  instelling  dienen  hoger  onderwijsinstellingen  een  eigen  visie  en  strategie  op  open  en  online  onderwijs  te  ontwikkelen  of  de  bestaande  te  herijken  in  het  licht  van  recente  ontwikkelingen.  Maak  daarbij  een  bewuste  keuze  voor  een  voorlopersstrategie  of  een  volgersstrategie.    Advies  2:  Verbind  deze  met  een  internationaliseringsstrategie  voor  online  onderwijs  Gegeven  de  wereldwijde  dimensie  van  open  en  online  onderwijs,  en  de  kansen  en  bedreigingen  die  veranderingen  in  het  keuzegedrag  van  toekomstige  studenten  met  zich  meebrengen,  is  het  aan  te  bevelen  zowel  op  instellingsniveau,  sectorniveau  als  op  nationaal  niveau  de  visie  op  open  en  online  onderwijs  te  verbinden  met  een  meerjarige  internationaliseringsstrategie  op  het  gebied  van  onderwijs.    Advies  3:  Stimuleer  innovatie  Creëer  innovatieruimte,  zowel  binnen  instellingen  als  op  stelselniveau,  om  ervaring  en  kennis  op  te  doen  met  de  (on)mogelijkheden  die  de  nieuwe  ontwikkelingen  voor  blended  learning.  Neem  belemmeringen  in  regelgeving  weg  en  creëer  financiële  ruimte  voor  deze  experimenteren.    Advies  4:  Zoek  de  juiste  samenwerkingspartners  Het  ontwikkelen  van  open  en  online  onderwijs  kan  hoge  kosten  met  zich  meebrengen.  Bij  een  ambiteuze  voorlopersstrategie  op  open  &  online  onderwijs  is  het  raadsaam  om  waar  mogelijk  co-­‐financiering  te  zoeken  bij  het  bedrijfsleven  en  de  overheid.  Ook  is  het  raadzaam  om  voor  instellingen  die  voor  een  volgersstrategie  kiezen  en  vooral  geinteresseerd  zijn  in  het  gebruik  van  online  onderwijs  voor  blended  learning  op  hun  eigen  campus,  innovatieruimte  te  creeren.  In  het  kader  daarvan  is  het  een  optie  om  te  verkennen  of  het  mogelijk  is  om  als  HO  sector  collectief,  bijvoorbeeld  in  SURF  verband,  aan  te  sluiten  bij  een  van  de  MOOC-­‐platforms  en,  in  navolging  van  bijvoorbeeld  Frankrijk  en  China,  een  nationaal  Nederlandstalig  open  online  onderwijsplatform  te  creeren.        

 

Page 6: Rapport open en online onderwijs en de toekomst van het nederlandse hoger onderwijs

6    

1 Inleiding  

De  laatste  twee  jaar  zijn  er  op  het  gebied  van  open  en  online  onderwijs  spectaculaire  ontwikkelingen  gaande.  Dit  is  met  name  het  gevolg  van  de  opkomst  van  zogenoemde  Massive  Open  Online  Courses  (MOOC).  De  doorbraak  van  deze  MOOC’s  wordt  door  bestuurders  en  gezaghebbende  vertegenwoordigers  van  vooraanstaande  universiteiten  als  Stanford,  Harvard  en  het  Massechussets  Institute  of  Technology  (MIT),  als  ook  door  veel  experts  en  analisten  van  gerenommeerde  media,  gekwalificeerd  als  een  mogelijk  ontwrichtende  (“disruptive”)  ontwikkeling  voor  het  hoger  onderwijs.  Hoewel  belangrijke  vragen  vooralsnog  onbeantwoord  zijn,  bijvoorbeeld  ten  aanzien  van  het  verdienmodel  voor  hoger  onderwijsinstellingen  en  de  kwaliteit  van  dit  type  onderwijs,  hebben  een  groot  aantal  zeer  gerenommeerde  internationale  universiteiten  zich  in  2012  en  2013  bij  één  van  de  leidende  MOOC-­‐platforms  aangesloten  en  bieden  nu  ‘gratis’  -­‐  of  zeer  goedkope  -­‐  online  cursussen  en  opleidingen  aan  voor  ongekend  grote  aantallen  studenten  (van  10.000  tot  wel  150.000  of  meer  per  cursus  tegelijkertijd).    Een  veel  gehoord  argument  van  bestuurders  van  universiteiten  die  hiertoe  besloten  hebben  is  dat  zij  ‘de  boot  niet  willen  missen’.  Illustratief  voor  dit  sentiment  zijn  de  woorden  die  John  Hennessy,  president  van  Stanford  University,  in  2012  in  de  Wall  Street  Journal  uitsprak:    

“There  is  a  tsunami  coming.  I  can't  tell  you  exactly  how  it’s  going  to  break,  but  my  goal  is  to  try  to  surf  it,  not  to  just  stand  there.”1  

 Gegeven  deze  onverwachte  versnelling  in  de  ontwikkeling  van  open  en  online  onderwijs  en  de  mogelijke  ontwrichtende  impact  ervan  op  het  hoger  onderwijs  staan  ook  Nederlandse  universiteiten  en  hogescholen  voor  de  strategische  vraag  wat  dit  voor  hun  organisatie  en  hun  studenten  zal  betekenen.  Om  deze  reden  heeft  SURF  Capgemini  Consulting  verzocht  om  in  een  verkenning  de  mogelijke  impact  van  deze  ontwikkelingen  op  het  Nederlandse  hoger  onderwijsbestel  te  duiden  en  een  aantal  toekomstscenario’s  uit  te  werken.  Deze  impactanalyse  en  toekomstscenario’s  zijn  primair  bedoeld  als  hulpmiddel  voor  hogescholen  en  universiteiten  om  een  scherper  beeld  te  kunnen  vormen  van  deze  ontwikkelingen,  de  mogelijke  impact  ervan  en  de  strategische  kansen  en  uitdagingen  die  dit  voor  de  eigen  instelling  met  zich  mee  brengt.  Op  basis  van  dit  scherpere  beeld  en  een  inschatting  van  de  impact  voor  hun  eigen  organisatie  kunnen  zij  vervolgens  hun  eigen  open  en  online  onderwijs  strategie  herijken.2  

1.1 Afbakening  en  begripsbepaling  Op  verzoek  van  SURF  is  bij  deze  verkenning  een  brede  scope  gehanteerd.  In  de  beschrijving  van  de  recente  ontwikkelingen  (hoofdstuk  2)  en  de  impactanalyse  (hoofdstuk  3)  zijn  daarom  niet  alleen  de  in  het  oog  springende  ontwikkelingen  op  het  gebied  van  MOOC’s  meegenomen.  De  mogelijke  impact  van  de  doorbraak  en  groei  van  MOOC’s  duiden  wij  in  de  context  van  de  al  veel  langer  lopende  ontwikkelingen  op  het  gebied  van  Open  Distance  Learning  (ODL),  

                                                                                                                             1  Wall  Street  Journal,  ‘Changing  the  Economics  of  Education.  John  Hennessy  and  Salman  Khan  on  how  technology  can  

make  the  college  numbers  add  up’  (juni,  2012)  2  Daarnaast  is  deze  verkenning  bedoeld  als  positioning  paper  voor  een  door  SURF  georganiseerde  reis  naar  de  Verenigde  Staten  in  het  najaar  van  2013  met  een  groep  bestuurders  van  Nederlandse  universiteiten  en  hogescholen.    

Page 7: Rapport open en online onderwijs en de toekomst van het nederlandse hoger onderwijs

7    

OpenCourseWare  (OCW)  en  Open  Educational  Resources  (OER),  en  de  opkomst  en  gestage  groei  in  de  laatste  twee  decennia  van  allerlei  vormen  van  online  onderwijs.  Dit  laatste  betreft  zowel  online  opleidingen  en  cursussen  in  gesloten  vorm,  bijvoorbeeld  commerciële  bachelor,  master  of  post-­‐master  opleidingen  van  private  aanbieders,  als  allerlei  meer  of  minder  open  varianten  van  online  opleidingen  en  cursussen,  zoals  de  op  ‘klassieke’  open  didactiek  gebaseerde  opleidingen  van  de  Open  Universiteiten  tot  de  op  ‘innovatieve  digitale’  didactiek  gebaseerde  cursussen  als  de  connectivistische  MOOC’s.  Onder  online  onderwijs  scharen  wij  tevens  vormen  van  Blended  Learning  (BL)  waarin  contactonderwijs  op  een  campus  wordt  gecombineerd  of  aangevuld  met  online  modules.      Het  geheel  van  deze  ontwikkelingen  vatten  wij  onder  het  containerbegrip  open  en  online  onderwijs.  Gegeven  een  toenemende  internationale  dimensie  van  open  en  online  onderwijs  hanteren  wij  in  deze  verkenning  de  Engelstalige  afkortingen  (ODL,  OCW,  OER,  MOOC).  De  term  Open  en  Online  Education  korten  wij  in  deze  verkenning  af  als  O2E  .      Wij  hechten  er  aan  om  in  deze  verkenning  de  begrippen  ‘open’  en  ‘online’  in  het  containerbegrip  O2E  separaat  van  elkaar  te  benoemen.  Dit  omdat  het  adjectief  ‘open’  in  de  klassieke  betekenis  met  name  een  connotatie  heeft  met  de  wereld  van  ODL  of  de  modernere  benaming  Lifelong  Open  and  Flexible  Learning  (LOF).  In  deze  klassieke  betekenis  is  het  adjectief  ‘open’,  met  name  in  de  Europese  context,  sterk  geworteld  in  de  publieke  waarden  en  functies  van  hoger  onderwijs:  als  instrument  voor  sociale  verheffing  en  ‘Bildung’.  Vanuit  deze  connotatie  bij  het  begrip  ‘open’  ligt  de  focus  in  de  discussies  over  de  impact  van  de  recente  ontwikkelingen  in  O2E  veelal  op  aspecten  als  het  vergroten  van  de  toegankelijkheid,  flexibiliteit,  (didactische)  kwaliteit  en  innovatie  van  het  hoger  onderwijs.3    Het  begrip  ‘online’  heeft  eveneens  een  sterke  connotatie  met  een  aantal  van  de  klassieke  aspecten  van  het  adjectief  ‘open’.  Vooral  als  het  de  mogelijkheden  betreft  die  ‘online’  biedt  voor  het  vergroten  van  de  toegankelijkheid  en  flexibiliteit  van  het  onderwijs.  Daarnaast  is  het,  met  name  in  de  Amerikaanse  context,  sterk  gerelateerd  aan  de  economische  waarden  en  functies  van  hoger  onderwijs:  onderwijs  als  selectiemechanisme,  als  economische  activiteit  en  als  markt.  Vanuit  deze  connotaties  met  het  begrip  ‘online’  ligt  de  focus  in  de  discussie  over  de  impact  van  de  recente  ontwikkelingen  veelal  op  aspecten  als  excellentie,  concurrentie,  commercie,  prijs-­‐kwaliteit  verhoudingen  en  kostenreductie.    Doordat  het  begrip  ‘open’  meervoudige  betekenissen  heeft  én  in  verschillende  combinaties  met  het  begrip  ‘online’  gebruikt  wordt,  en  geworteld  kan  zijn  verschillende  waardensystemen,  is  er  momenteel  veel  begripsverwarring.  Met  name  over  het  gebruik  van  het  begrip  ‘open’  in  het  acroniem  MOOC  wordt  stevig  gediscussieerd  waarbij  de  publieke  en  economische  waarden  van  open  onderwijs  door  elkaar  lopen  en  soms  lijnrecht  tegenover  elkaar  lijken  te  staan.  Volgens  sommigen  is  elke  letter  inmiddels  onderhandelbaar:      

                                                                                                                             3  Zie  voor  een  bespreking  verschillende  definities  van  het  begrip  ‘open’  het  artikel  ‘Open  (het)  onderwijs’  (Mulder  en  

Janssen,  2013)  en  het  lemma  hierover  op  Wikipedia.  

Page 8: Rapport open en online onderwijs en de toekomst van het nederlandse hoger onderwijs

8    

 Figuur  1,  MOOC  poster  d.d.  4  april  2013  door  Mathieu  Plourde  (licensed  CC-­‐BY  on  Flickr)  

 Andere  experts  en  commentatoren  pleiten  er  voor  om  de  O  van  Open  in  het  begrip  MOOC  daarom  uitsluitend  te  interpreteren  als  een  verwijzing  naar  open  toegankelijkheid  (Open  Access).  Dit  is  met  name  van  toepassing  op  de  eerste  xMOOC’s  die  op  didactisch  vlak  zeer  traditioneel  van  aard  zijn  (hoorcollegemodel  met  vaste  cohorten,  tijdschema’s  en  toets  momenten)  en  dus  geheel  niet  voldoen  aan  de  meeste  andere  betekenissen  van  het  begrip  ‘open’  zoals  in  ODL  en  de  cMOOC’s  die  meer  in  de  ‘klassieke’  en  innovatieve  traditie  van  ‘open’  staan.4    Om  de  mogelijke  impact  van  O2E  op  het  Nederlandse  Hoger  Onderwijs  te  duiden  belichten  wij  de  recente  ontwikkelingen  vooral  vanuit  een  economisch  en  bedrijfskundig  perspectief.  Vanuit  dit  perspectief  zullen  wij  met  name  ingaan  op  de  mogelijke  impact  op  de  internationale  concurrentieverhoudingen  tussen  universiteiten  en  hogescholen.  Wat  betekent  het  gratis  beschikbare  komen  van  open  en  online  onderwijs  van  Amerikaanse  topuniversiteiten  bijvoorbeeld  voor  de  internationale  positie  van  de  Nederlandse  universiteiten?  Tevens  dient  dit  perspectief  om  scherp  te  krijgen  wat  de  mogelijke  consequenties  zijn  voor  de  business  modellen  van  individuele  hoger  onderwijs  instellingen.      Met  de  hierboven  geschetste  economische  en  bedrijfskundige  invalshoek  ten  aanzien  van  O2E  richten  wij  ons  in  deze  verkenning  vooral  op  de  mogelijke  impact  van  wat  Mulder  en  Janssen  de  innovatieve/opkomende  of  ‘digitale’  wereld  van  Open  Education  noemen.5  Wij  kiezen  voor  deze  afbakening  omdat  de  recente  ontwikkelingen  in  O2E  ons  inziens  overeenkomsten  vertonen  met  de  ontwikkeling  in  andere  sectoren  die  door  de  voortschrijdende  digitalisering  in  een  stroomversnelling  zijn  geraakt.  In  veel  van  deze  sectoren  zijn  bestaande  organisaties                                                                                                                                4  Zie  voor  een  beschrijving  van  het  verschil  tussen  xMOOC’s  en  andere  MOOC’s  paragraaf  2.4  5  ‘Open  (het)  onderwijs’  (Mulder  en  Janssen,  2013)  

Page 9: Rapport open en online onderwijs en de toekomst van het nederlandse hoger onderwijs

9    

geconfronteerd  met  nieuwe  spelers  die  met  nieuwe  online  verdienmodellen  de  verhoudingen  in  de  betreffende  sector  hebben  opgeschud.  De  meer  ‘klassieke’  aspecten  van  Open  Education  (zoals  openheid  in  tijd,  plaats,  tempo,  programmering)  zullen  in  deze  verkenning  daardoor  minder  aandacht  krijgen.  Daarvoor  verwijzen  wij  naar  eerdere  publicaties  van  de  Special  Interest  Group  Open  Educational  Resources  waarin  deze  aspecten  uitgebreid  worden  toegelicht.6    De  bedrijfskundige  en  economische  invalshoek  maakt  het  ons  ons  inziens  mogelijk  om  te  bepalen  of,  en  zo  ja  op  welke  wijze  en  in  welke  mate,  de  recente  ontwikkelingen  op  het  gebeid  van  O2E  in  Amerika,  die  sterk  gedreven  zijn  door  economische  motieven,  van  invloed  zouden  kunnen  zijn  op  het  Nederlandse  hoger  onderwijsbestel  en  de  Nederlandse  instellingen.  Onze  analyse  en  scenario’s  zullen  voor  sommige  lezers  schuren  met  met  een  aantal  publieke  waarden  waarop  ons  Nederlandse  en  de  meeste  West-­‐Europese  hoger  onderwijssystemen  zijn  gebaseerd.  Dit  doen  wij  met  opzet,  zodat  lezers  van  deze  verkenning  geprikkeld  worden  om  voor  zichzelf  te  beantwoorden  wat  de  economische  of  bedrijfskundige  impact  van  deze  ontwikkelingen  op  ons  publieke  hoger  onderwijsbestel  en  hun  instelling  zou  kunnen  zijn.  Afhankelijk  van  het  antwoord  op  deze  vraag  komen  vanzelf  ook  allerlei  meer  onderwijskundige  vraagstukken  naar  voren,  bijvoorbeeld  ten  aanzien  van  kwaliteit(zorg)  en  examinering.  Deze  zullen  wij  eveneens  aanstippen,  hoewel  het  gegeven  de  huidige  stand  van  ontwikkelingen  en  de  grote  onzekerheid  ten  aanzien  van  de  toekomstige  ontwikkelingen  nog  niet  mogelijk  is  hier  al  eenduidige  antwoorden  op  te  geven.    

1.2 Methodiek  Om  de  bedrijfskundige  en  economische  impact  van  de  recente  groei  van  O2E  te  kunnen  duiden  maken  wij  in  de  analyse  gebruik  van  twee  theoretische  concepten:  ‘unbundling’  en  ‘disruptive  innovation’.  Het  concept  ‘unbundling’  komt  voort  uit  de  bedrijfswetenschappen  en  duidt  oorspronkelijk  op  het  ontbinden  van  grootschalige  bedrijven  met  meerdere  divisies  in  hun  afzonderlijke  onderdelen  (‘organisational  unbundling’).  Ook  wordt  de  term  gebruikt  voor  het  los  aanbieden  of  kopen  van  voorheen  gecombineerde  producten  of  diensten  (‘product  unbundling’).  In  toenemende  mate  wordt  het  concept  ‘unbundling’  ook  gebruikt  om  te  beschrijven  hoe  de  voortschrijdende  digitalisering  en  alomtegenwoordige  aanwezigheid  van  internetverbindingen,  mobiele  apparaten  en  sociale  media  leidt  tot  een  herschikking  van  bestaande  productie-­‐  en  distributieketens  (‘value  chains’)  voor  producten  en  diensten.  Bekende  voorbeelden  van  industrieën  waar  dit  heeft  plaatsgevonden  zijn  de  postbezorging  en  de  media  en  entertainment  industrie  (foto,  film,  muziek,  nieuws,  …).  Door  digitale  distributie  zijn  de  verhoudingen  tussen  de  oude  en  nieuwe  actoren  in  deze  productie-­‐  en  distributieketens  drastisch  veranderd.7    Het  concept  ‘unbundling’  gebruiken  wij  in  deze  verkenning  met  name  om  mogelijke  verschuivingen  in  de  rollen  van  -­‐  en  samenwerking  tussen  -­‐  diverse  actoren  en  partijen  in  het  productieproces  van  hoger  onderwijs,  te  belichten.  Denk  bijvoorbeeld  aan  de  rol  van  docenten,  publieke  en  private  onderwijsinstellingen,  educatieve  uitgevers  en  traditionele  en  nieuwe  ICT  aanbieders  bij  de  productie  en  distributie  van  leermiddelen  en  cursussen,  of  het  aanbieden  van                                                                                                                                6  Special  Interest  Group  Open  Educational  Resources,  SURF  7  ‘Unbundling  the  corporation’,  2000,  John  Hagel  III  &  Marc  Singer.  Zie  voor  de  laatste  variant  van  unbundling:  

‘Unbundling  the  supply  chain  for  the  international  music  Industry’,  Stanislas  Renard,  doctoral  thesis,  2010.    

Page 10: Rapport open en online onderwijs en de toekomst van het nederlandse hoger onderwijs

10    

losse  diensten  als  begeleiding  of  bijvoorbeeld  examinering.  De  kernvraag  hierbij  is  of  de  recente  ontwikkelingen  zullen  leiden  tot  het  open  en  ongebundeld  aanbieden  van  onderwijsmodules  en  ondersteunende  diensten.  En  zo  ja,  of  dat  leidt  tot  herschikking  van  de  rollen  van,  en  verhoudingen  tussen,  actoren  in  de  productieketens  van  leermaterialen,  studiebegeleiding  en  examinering.  Een  goede  beschrijving  van  het  concept  unbundling  en  de  mogelijke  impact  daarvan  op  de  toekomst  van  het  onderwijs  is  te  vinden  in  het  rapport  ‘Institute-­‐wide  Task  Force  on  the  Future  of  MIT  Education.  Prelimenary  report’.8    Om  de  mogelijke  economische  impact  van  de  recente  ontwikkelingen  op  het  gebied  van  online  onderwijs  te  kunnen  duiden  maken  wij  in  de  impactanalyse  gebruik  van  de  ‘Disruptive  Innovation’  theorie  van  professor  Clayton  Christensen  van  de  Harvard  Business  School.9  Christensen  heeft  in  zijn  boeken  Disrupting  Class  (2008)  en  The  Innovative  University  (2011)  reeds  vóór  de  recente  doorbraak  van  MOOC’s  gesteld  dat  online  education  (zowel  volledig  online  als  blended)  een  klassiek  voorbeeld  is  van  ‘disruptive  innovation’.  Traditionele  universiteiten  en  hogescholen  richten  zich  op  duurzame,  en  daardoor  kostbare,  innovaties  van  het  bestaande  business  model  voor  het  leveren  van  contactonderwijs  op  de  campus  aan  bestaande  doelgroepen  (hoofdzakelijk  initiële  studenten  van  ca.  17  tot  ca.  25  jaar).  Nieuwe  toetreders,  zowel  private  universiteiten  die  zich  specialiseren  in  online  onderwijs  als  meer  recent  de  internet  start-­‐ups  die  MOOC-­‐platforms  ontwikkelen,  bieden  in  eerste  instantie  een  kwalitatief  minder  hoogwaardig  onderwijsaanbod  aan  nieuwe  doelgroepen  die  voorheen  geen  toegang  hadden  tot  het  hoogwaardige  onderwijsaanbod  van  traditionele  universiteiten.  Zij  maken  daarbij  gebruik  van  goedkope  en  alom  ingeburgerde  (internet)technologie.  Bij  het  voortschrijden  van  de  tijd  ontwikkelt  deze  technologie  zich  echter  zodanig  dat  het  nieuwe  aanbod  kwalitatief  concurrerend  wordt  voor  –  delen  van  –  het  onderwijsaanbod  van  traditionele  universiteiten.      Met  behulp  van  de  theorie  van  Christensen  focussen  wij  in  de  impactanalyse  vooral  op  de  verschillen  in  waarde  proposities  van  klassiek  contactonderwijs  enerzijds  en  open  en  (massaal)  online  onderwijs  anderzijds,  en  de  verschillende  doelgroepen  die  daarmee  worden  bediend.  Deze  meer  economische  invalshoek  geeft  inzicht  in  de  verschillende  motieven  van  universiteiten  en  nieuwe  aanbieders  voor  het  aanbieden  van  open  en  online  onderwijs.  Daarnaast  belichten  wij  vanuit  dit  perspectief  de  opkomst  van  nieuwe  verdienmodellen  en  business  modellen  voor  OE  en  de  impact  daarvan  op  prijs-­‐kwaliteit  verhoudingen  en  de  internationale  concurrentieverhoudingen  tussen  onderwijsinstellingen  onderling  en  ten  opzichte  van  nieuwe  toetreders  op  de  hoger  onderwijsmarkt,  zoals  bijvoorbeeld  Coursera,  edX  en  Udacity.10    Tot  slot  gebruiken  wij  de  strategische  vragen  die  voortkomen  uit  de  impactanalyse  om  een  aantal  toekomstscenario’s  te  schetsen.  Deze  scenariostudie  is  gebaseerd  op  de  methodiek  van  scenarioplanning.11  Om  tot  de  formulering  van  deze  toekomstscenario’s  te  komen  hebben  wij  dankbaar  gebruik  gemaakt  van  eerdere  scenariostudies  ten  aanzien  van  de  toekomst  van  het  

                                                                                                                             8  ‘Institute-­‐wide  Task  Force  on  the  Future  of  MIT  Education.  Prelimenary  report’  (21  november  2013)    9  Zie  voor  een  beknopte  uitleg  van  deze  theorie:  http://www.claytonchristensen.com/key-­‐concepts/  10  Een  uitgebreidere  toelichting  op  de  concepten  ‘  unbundling’  en  ‘disruptive  innovation’    is  te  vinden  in  bijlage  1.  11  Zie  voor  een  beknopte  uitleg  van  scenarioplanning  Wikipedia.  

Page 11: Rapport open en online onderwijs en de toekomst van het nederlandse hoger onderwijs

11    

hoger  onderwijsbestel.12  De  geschetste  scenario’s  in  deze  verkenning  dienen  als  input  voor  een  strategische  discussie  over  de  vraag  hoe  waarschijnlijk  en  hoe  (on)wenselijk  individuele  instellingen  deze  toekomstscenario’s  vinden,  welke  kansen  en  uitdagingen  een  dergelijk  toekomstscenario  voor  de  instelling  oplevert,  en  wat  dat  betekent  voor  de  eigen  strategie  en  het  beleid  op  het  terrein  van  open  en  online  onderwijs.  

1.3 Leeswijzer  Deze  verkenning  start  met  een  beknopte  beschrijving  van  de  ontwikkelingen  op  het  gebied  van  O2E.  Gegeven  de  snelheid  van  de  recente  ontwikkelingen  en  de  enorme  hoeveelheid  publicaties  die  hierover  wekelijks  het  licht  zien,  is  het  niet  mogelijk  om  daar  een  uitputtende  beschrijving  van  te  geven.  Voor  de  geïnteresseerde  lezers  is  een  addendum  opgenomen  met  interessante  links  naar  een  aantal  relevante  websites,  blogs  en  andere  online  bronnen  waar  meer  informatie  over  actuele  ontwikkelingen  te  vinden  is.      Vervolgens  worden  in  de  paragraaf  met  de  impactanalyse  een  aantal  mogelijke  consequenties  van  de  ontwikkelingen  op  het  gebied  van  O2E  voor  het  Nederlandse  hoger  onderwijsbestel  belicht  en  de  strategische  vragen  die  deze  ontwikkelingen  oproepen  voor  de  verdienmodellen  van  individuele  instellingen  indien  zij  zich  daadwerkelijk  voor  zouden  doen.  In  de  paragraaf  daarna  worden  een  viertal  toekomstscenario’s  geschetst  en  aangegeven  welke  kansen  en  uitdagingen  deze  scenario’s  opleveren  voor  het  Nederlandse  hoger  onderwijs.      Tot  slot  eindigen  we  met  een  aantal  aanbevelingen  voor  de  strategievorming  ten  aanzien  van  open  en  online  onderwijs  individuele  instellingen  en  de  gehele  sector.  

                                                                                                                             12  ‘The  Future  of  the  Tertiary  Education  Sector:  Scenarios  for  a  Learning  Society’  (2003).  Zie  voor  meer  artikelen  over  scenario’s  en  trends  en  ontwikkelingen  de  website  van  het  Centre  for  Educational  Research  and  Innovation  (CERI)  van  de  OECD;  ‘MOOC’s  and  implications  for  Higher  Education.  A  Whitepaper’,  (JISC,  CETIS;  Maart  2013);  Dave  Cormier,  where  do  you  see  online  education  in  20  years?  (maart,  2013)  

Page 12: Rapport open en online onderwijs en de toekomst van het nederlandse hoger onderwijs

12    

2 Open  &  online  education  (02E)  –  State  of  Play  

In  dit  hoofdstuk  worden  beknopt  de  ontwikkelingen  beschreven  op  het  gebied  van  open  en  online  onderwijs.  ‘Open  en  Online  Education’  (O2E)  is  als  gezegd  een  verzamelnaam  voor  diverse  ontwikkelingen  op  het  gebied  van  Open  Education  (ODL,  OER,  OCW)  en  Online  Education  (Online  Degree  Programs,  Blended  Learning  en  MOOC’s).  Deze  beknopte  weergave  van  de  ontwikkelingen  beschrijft  daarmee  in  vogelvlucht  het  gehele  ecosysteem  van  O2E,  waarbinnen  wij  vier  domeinen  onderscheiden:    

1. Open  &  Distance  Learning  (ODL);    2. Online  Education  (OE);    3. Open  Educational  Resources  (OER)  en  Open  CourseWare  (OCW);    4. Massive  Open  Online  Courses  (MOOC),  waarbinnen  inmiddels  diverse  varianten  worden  

onderkend  (cMOOC,  xMOOC,  mMOOC).    Deze  vier  domeinen  hebben  ieder  een  eigen  ontstaansgeschiedenis,  overlappen  elkaar  voor  een  deel,  beïnvloeden  elkaar  over  en  weer,  en  groeien  met  het  voortschrijden  van  de  tijd  en  de  toenemende  digitalisering  op  onderdelen  naar  elkaar  toe.    

 Figuur  2   Vier  interacterende  en  deels  overlappende  domeinen  van  open  en  online  onderwijs  (Capgemini  Consulting)  

 In  de  volgende  paragrafen  bespreken  wij  achtereenvolgens  per  deelgebied  de  ontstaansgeschiedenis,  de  belangrijkste  actuele  ontwikkelingen,  de  onderlinge  verschillen  en  waar  mogelijk  de  verbanden  en  relaties  tussen  de  domeinen.    

2.1 Open  &  Distance  Learning  (ODL)  Open  &  Distance  Learning  (ODL,  ook  wel  open-­‐  en  afstandsonderwijs  genoemd)  combineert  open  leren  met  afstandsonderwijs.  In  heel  algemene  termen  gaat  het  er  bij  open  leren  om  dat  er  zo  weinig  mogelijk  beperkingen  zijn  wat  betreft  de  toegankelijkheid,  het  studietempo  en  de  studiemethode.  Omdat  de  fysieke  toegankelijkheid  van  contactonderwijs  voor  sommige  groepen  studenten,  zoals  werkenden,  een  probleem  vormt,  is  het  meteen  duidelijk  waarom  ‘open  leren’  en  ‘afstandsleren’  vaak  innig  met  elkaar  verbonden  zijn.  Veel  ODL  aanbieders  richten  zich  op  studenten  die  werk  en  gezinstaken  met  educatie  willen  combineren.    

Page 13: Rapport open en online onderwijs en de toekomst van het nederlandse hoger onderwijs

13    

De  term  ‘afstandsleren’  verwijst  naar  het  gebruik  van  een  reeks  technieken  die  het  leren  mogelijk  maken  door  een  afstand  en  soms  ook  een  tijdsverschil  te  overbruggen  tussen  docent  en  student.  Het  afstandsleren  startte  ruim  100  jaar  geleden  via  postcorrespondentie  (wat  in  zeer  rudimentaire  vorm  zelfs  teruggaat  tot  de  18e  en  19e  eeuw)  en  heeft  in  de  20e  eeuw  de  mogelijkheden  benut  die  nieuwe  communicatiemiddelen  boden  zoals  radio,  televisie,  video  en  computergestuurde  lesprogramma’s  (e-­‐learning).  De  United  States  Distance  Learning  Association  hanteert  de  volgende  formele  definitie  van  ODL:      

“The  acquisition  of  knowledge  and  skills  through  mediated  information  and  instruction,  encompassing  all  technologies  and  other  forms  of  learning  at  a  distance.”  13  

 Tegenwoordig  wordt  ODL  echter  hoofdzakelijk  via  internet  verzorgd.      Op  conceptueel  niveau  verwijst  de  afstandscomponent  in  de  definitie  van  ODL  niet  enkel  naar  een  fysieke  afstand  of  een  asynchrone  leersituatie,  maar  ook  naar  de  metaforische  afstand  tussen  het  leerproces  en  het  onderwijsproces,  waarbij  de  student  in  ODL  veel  meer  controle  heeft  over  zijn  eigen  leerproces,  en  zelfs  over  de  leerresultaten.  Bij  ODL  geniet  de  student  veel  vrijheid  als  het  gaat  om  het  ‘wat’  en  ‘wanneer’  er  onderwijsactiviteit  gepland  worden.  Er  is  sprake  van  een  open  programmering.      In  de  jaren  ‘70  en  ’80  van  de  vorige  eeuw  kwam  het  open  en  afstandsleren  in  een  stroomversnelling  met  de  oprichting  van  de  volledig  op  ODL  gerichte  Open  Universiteit  (OU).  In  Nederland  werd  de  OU  in  1984  opgericht  om  wetenschappelijk  afstandsonderwijs  te  verzorgen  voor  tweede  kans  onderwijs  met  een  open  en  toegankelijk  karakter.  De  OU  hanteert  geen  formele  toelatingseisen  (behalve  een  minimumleeftijd  van  18  jaar)  en  biedt  een  grote  mate  van  vrijheid  wat  betreft  plaats,  tijd  en  tempo  van  de  (begeleide  zelf-­‐)studie.  De  opleidingen  van  de  OU  leiden  op  tot  geaccrediteerde  certificaten  danwel  diploma’s.  De  OU  heeft  na  een  succesvolle  start  de  afgelopen  jaren  het  studentenaantal  geleidelijk  zien  dalen.  In  1991  waren  er  36.100  studenten  actief  aan  de  OU,  in  2012  waren  dat  er  13.300.  De  OU  in  het  Verenigd  Koninkrijk  kent  een  groot  (stijgend)  aantal  nationale  én  internationale  studenten  (240.000  in  2012),  mede  doordat  de  voertaal  Engels  is  en  diverse  partnerships  met  maar  liefst  23  landen.14  

2.2 Online  Education  (OE)  Online  Education  (OE)  is  een  specifieke  vorm  van  afstandsleren  (ODL).  Het  onderwijs  kan  worden  gevolgd  zonder  fysieke  aanwezigheid  op  de  plek  waar  de  onderwijsinstelling  gevestigd  is.  In  plaats  daarvan  is  er  sprake  van  interactie  via  het  internet.  Vandaag  de  dag  is  ODL  als  gezegd  praktisch  synoniem  aan  OE.  Omgekeerd  geld  dit  echter  niet.  Er  zijn  vele  vormen  van  OE  die  niet  open  zijn,  bijvoorbeeld  het  aanbod  van  commerciële  instellingen  die  zich  in  Nederland  richten  op  het  afstandsonderwijs  in  het  hbo,  zoals  de  LOI,  NTI  en  NHA.  Ook  sommige  publiek  bekostigde  instellingen  bieden  een  groot  aanbod  aan  afstandsonderwijs,  soms  in  meer  blended  vormen,  aan  zoals  bijvoorbeeld  de  DigiPabo  van  INHolland.  Er  zijn  veel  andere  termen  in  gebruik  

                                                                                                                             13  United  States  Distance  Learning  Association  (USDLA)  14  Website  Open  University:  http://www.open.ac.uk/about/main/the-­‐ou-­‐explained/facts-­‐and-­‐figures    

Page 14: Rapport open en online onderwijs en de toekomst van het nederlandse hoger onderwijs

14    

voor  OE,  zoals  virtueel  leren,  web-­‐based  onderwijs  of  e-­‐learning.  Volgens  Desmond  Keegan  (1988)15  heeft  OE  de  volgende  eigenschappen:    ! Het  op  afstand  zitten  van  docenten  en  studenten,  waarmee  geen  sprake  is  van  ‘face-­‐to-­‐face’  

contact.  ! Er  is  sprake  van  sturing  vanuit  een  onderwijsinstelling,  waardoor  er  geen  sprake  is  van  

zelfstudie  of  privé-­‐tutoring.  ! Het  gebruik  van  een  computernetwerk  waarmee  het  leermateriaal  wordt  gedistribueerd.  ! Er  is  sprake  van  tweerichtingsverkeer  communicatie  via  een  computernetwerk,  zodat  

studenten  met  elkaar  en  docenten  kunnen  communiceren.      De  wereldwijde  markt  voor  OE  is  aanzienlijk  en  groeit  al  meer  dan  twee  decennia.  De  meest  ontwikkelde  markt  voor  online  hoger  onderwijs  is  die  in  de  Verenigde  Staten  (VS).  In  de  VS  hebben  in  2011  in  totaal  meer  dan  6,7  miljoen  studenten  ten  minste  één  online  cursus  gevolgd  als  onderdeel  van  een  geaccrediteerd  programma  van  een  ho-­‐instelling;  een  stijging  van  570.000  studenten  ten  opzichte  van  2010.  Dit  aantal  komt  overeen  met  32%  van  het  totaal  aantal  studenten,  een  percentage  dat  naar  verwachting  zal  blijven  groeien  in  de  komende  jaren.  In  de  VS  hebben  met  name  private  en  commerciële  universiteiten  met  succes  een  groot  marktaandeel  weten  te  verwerven  ten  opzichte  van  non-­‐profit  (en  meer  selectieve  academische)  universiteiten  die  hun  focus  voornamelijk  hebben  gehouden  op  contactonderwijs  op  de  campus  voor  studenten  van  ca.  17  tot  25  jaar.  16    De  meeste  studenten  die  een  (volledige)  online  opleiding  volgen  wonen  in  de  VS  en  staan  ingeschreven  bij  een  Amerikaanse  universiteit.  Er  zijn  aanwijzingen  van  een  groeiend  aantal  studenten  afkomstig  uit  landen  buiten  de  VS,  met  name  vanuit  opkomende  economieën  zoals  India  en  Brazilie.  Nauwkeurige  statistieken  over  de  markt  voor  online  onderwijs  buiten  de  VS  zijn  helaas  moeilijk  verkrijgbaar  of  niet  erg  betrouwbaar.  Wat  uit  studies  over  de  OE  markt  in  de  VS  en  UK  bekend  is,  is  dat  de  markt  voor  online  onderwijs  overwegend  volwassenenonderwijs  betreft  (tweede  kans  en  leven  lang  leren).  Het  primaire  motief  voor  studenten  om  zich  in  te  schrijven  voor  ‘online-­‐only’  programma’s  in  het  hoger  onderwijs  is  het  behalen  van  een  certificaat  of  diploma  om  hun  kansen  op  de  arbeidsmarkt  te  vergroten.17    

                                                                                                                             15  ‘On  defining  distance  education’.  In  Distance  Education:  International  Perspectives  (eds  Sewart,  Keegan  and  Holmberg,  1988),  6-­‐33.  16  ‘Changing  Course:  Ten  Years  of  Tracking  Online  Education  in  the  United  States’,  I.  Elaine  Allan  &  Jeff  Seaman,  Sloan-­‐

C,  2011  17  ;  ‘Study  of  UK  online  learning  final  report’,  David  White,  University  of  Oxford,  2010  

Page 15: Rapport open en online onderwijs en de toekomst van het nederlandse hoger onderwijs

15    

 Figuur  2   Aantal  studenten  in  de  VS  dat  online  onderwijs  volgt.18

De  kwaliteit  van  OE  is  nog  altijd  een  veel  bediscussieerd  thema.  Uit  een  onderzoek  van  2008  van  het  Amerikaanse  ministerie  van  Onderwijs  is  gebleken  dat  de  effectiviteit  van  OE  vergelijkbaar  is  met  traditioneel  ‘face-­‐to-­‐face’  onderwijs  en  dat  Blended  Learning  –  een  combinatie  van  contactonderwijs  en  online  onderwijs  –  een  hogere  effectiviteit  kan  opleveren.  Sinds  een  aantal  jaar  investeren  ook  sommige  hoog  aangeschreven  en  non-­‐profit  universiteiten,  zoals  de  Arizona  State  University,  fors  in  OE.  Zij  zijn  sindsdien  sterk  gegroeid  en  hebben  een  aanzienlijk  deel  van  de  markt  voor  online  onderwijs  terugveroverd  op  de  commerciële  universiteiten  met  een  mindere  academische  reputatie.  Deze  non-­‐profit  universiteiten  richten  zich  daarbij  niet  alleen  op  de  markt  voor  initiële  studenten  van  17  tot  25  jaar,  maar  ook  op  de  markt  voor  volwasseneneducatie  en  leven  lang  leren.  Eén  van  de  consequenties  van  deze  ontwikkeling  is  dat  de  concurrentie  op  de  markt  voor  geaccrediteerde  online  degree  programs  is  toegenomen,  wat  naar  verwachting  een  drukkend  effect  zal  hebben  op  de  prijsontwikkeling  in  de  bredere  OE  markt.19    In  de  laatste  tien  jaar  hebben  diverse  Amerikaanse  universiteiten  een  spectaculaire  toename  van  het  aantal  online  studenten  jaar  gezien.  Voorbeelden  hiervan  zijn  de  University  of  Phoenix  (380.000+  studenten),  DeVry  University  (90.000+  studenten),  Kaplan  University  (66.000+  studenten).  Deze  universiteiten  hebben  ook  aanzienlijke  vooruitgang  geboekt  op  het  vlak  van  

                                                                                                                             18  ‘Change  Course:  Ten  Years  of  Tracking  Online  Education  in  the  United  States’  (2013).  Infographic  door  Pearson  Learning  Solutions.  

Copyright  ©2013  by  Babson  Survey  Research  Group,  Pearson  and  Quahog  Research  Group,  LLC.  Non-­‐commercial  use  permitted  with  notification  to  [email protected]    

19  ‘Are  the  sleeping  giants  awake,  Non-­‐profit  universities  enter  online  education  at  scale’,  Parthenon  Perspectives,  October  2012  

Page 16: Rapport open en online onderwijs en de toekomst van het nederlandse hoger onderwijs

16    

technologische,  pedagogische  en  organisatorische  effectiviteit.  De  meeste  hebben  dit  gedaan  door  samen  te  werken  met  een  of  meer  ‘enablers’:  commerciële  aanbieders  van  specifieke  diensten  of  zelfs  een  volledige  ‘value  chain’  voor  online  onderwijs  (marketing,  lead-­‐generation/recruitment,  registratie,  cursus-­‐ontwikkeling,  IT-­‐ondersteuning,  student  begeleiding,  etc).  Een  aantal  van  deze  succesvolle  online  universiteiten  heeft  overigens  een  dubieuze  reputatie  en  te  kampen  met  serieuze  kwaliteits-­‐  en  rendementsproblemen.  Mede  hierdoor  is  de  trend  van  snelle  groei  recentelijk  gestagneerd.  Door  toenemende  concurrentie  van  non-­‐profit  universiteiten  en  MOOC’s  met  kampen  sommige  aanbieders  van  online  onderwijs  op  dit  moment  met  fors  teruglopende  inschrijvingen.20  

2.3 Open  Educational  Resources  (OER)  en  Open  Course  Ware  (OCW)  OER  en  OCW  zijn  onderdeel  van  de  Open  Content  beweging.  Deze  beweging  streeft  ernaar  om  (creatief)  werk,  zoals  teksten,  afbeeldingen,  geluid  en  video,  te  publiceren  onder  een  open  licentie  (zoals  Creative  Commons)21.  Met  deze  open  licentie  is  het  (online)  kopiëren  en  vaak  ook  het  bewerken  en  verspreiden  ervan  door  de  maker  expliciet  toegestaan.  Een  bekend  voorbeeld  van  Open  Content  is  de  website  Wikipedia.  Hier  kunnen  gebruikers  zelf  informatie  plaatsen,  maar  kan  informatie  ook  aangepast  of  verwijderd  worden.  Open  Content  is  gelieerd  aan  de  Open  Source  en  Open  Data  beweging  die  streeft  naar  de  vrije  toegang  tot  de  bronmaterialen  (de  source)  van  digitale  eindproducten.    Open  educational  resources  (OER)  zijn  leermaterialen  die  online  vrij  beschikbaar  zijn  voor  (her)gebruik.  Het  kopiëren,  bewerken  en  verspreiden  van  het  materiaal  is  onder  voorwaarden  toegestaan  door  het  gebruik  van  een  open  licentie.  OER  kunnen  bestaan  uit  losse  leer-­‐materialen,  zoals  weblectures  of  artikelen,  maar  ook  uit  samengestelde  leermaterialen  zoals  Open  Course  Ware  (OCW).  OCW  betreft  een  complete  cursus  met  open  leermaterialen,  die  online  vrij  beschikbaar  is  voor  (her)gebruik.  Bij  OCW  staat  het  bieden  van  gestructureerde  toegang  tot  het  leermateriaal  centraal.  Als  deelnemer  kun  je  geen  studiepunten  halen  en  krijg  je  geen  begeleiding.  OCW  wordt  gedeeld  via  websites  van  onderwijsinstellingen  zelf  of  verschillende  andere  online  distributiekanalen  als  iTunesU,  YouTube,  en  WikiWijs.    In  2001  is  het  Massachusetts  Institute  of  Technology  (MIT)  voor  het  eerst  begonnen  met  het  verspreiden  van  OER  /  OCW.  Sindsdien  delen  steeds  meer  onderwijsinstellingen  in  binnen-­‐  en  buitenland  hun  leermaterialen  via  internet.  Wereldwijd  betreft  dit  inmiddels  honderden  instellingen  voor  hoger  onderwijs,  waarvan  een  kleine  300  zich  verenigd  hebben  in  het  OpenCourseWare  Consortium.22  In  Nederland  zijn  de  ontwikkelingen  op  het  gebied  van  OER  en  OCW  zo’n  zes  jaar  geleden  begonnen.  De  Open  Universiteit  is  in  2006  en  TU  Delft  is  in  2007  gestart  met  het  online  publiceren  van  onderwijsmaterialen  en  zijn  actief  lid  van  OCW  Consortium.  Ook  het  Radboud  UMC  en  de  Universiteit  Leiden  zijn  actief  op  het  gebied  van  OER.  Andere  instellingen,  zoals  Avans,  HAN  Hogeschool  en  de  Universiteit  van  Amsterdam  zijn  voornemens  te  beginnen  met  OER.23    

                                                                                                                             20  ‘For-­‐Profit  Higher  Education  Scandals  in  the  United  States:  International  Lessons’  (Philip  G.  Altbach,  Inside  Higher  Ed,  30  august  2010),  ‘Possible  probation  for  Phoenis’  (Paul  Fain,  Inside  Higher  Ed,  26  february  2013)  21  Presentatie  ‘Open  content  in  het  onderwijs’  van  B.  Knubben  en  R.  Schuwer  (OUNL)    22  http://www.ocwconsortium.org/en/members  23  ‘Trend  Report:  Open  Educational  Resources  2012’,  Surf  (2012)  

Page 17: Rapport open en online onderwijs en de toekomst van het nederlandse hoger onderwijs

17    

 Figuur  4   Aantal  originele  (blauw)  en  vertaalde  cursussen  (rood)  volgens  leden  van  het  OCW  Consortium  (oktober  2011).  Graphic  by  Willem  Valkenburg  (TU  Delft).  CC-­‐BY-­‐NC.  

2.4 Massive  Open  Online  Courses  (MOOC’s)  De  term  ‘MOOC’  werd  in  2008  bedacht  door  David  Cormier  voor  grootschalige  online  cursussen  die  werden  verzorgd  door  George  Siemens  en  Steven  Downes.  Zij  ontwikkelden  vrij  toegankelijke  online  cursussen  waarbij  gebruik  gemaakt  werd  van  nieuwe  internettechnologieën  zoals  blogs,  RSS-­‐feeds  en  later  social  media.  De  term  ‘open’  in  deze  oorspronkelijke  definitie  van  een  MOOC  verwijst  naar  de  open  toegankelijkheid  (geen  ingangseisen)  en  de  open  licenties  voor  verspreiding  en  hergebruik  van  leermateriaal  dat  gedurende  de  cursus  wordt  gecreëerd  door  zowel  de  docenten  als  de  deelnemers.  Deze  vroege  MOOC’s  zijn  gebaseerd  op  het  ‘connectivisme’,  een  leertheorie  die  raakvlakken  heeft  met  de  ideologie  achter  OCW  en  kan  worden  gerelateerd  aan  de  Open  Data  en  Open  Content  beweging  en  in  andere  branches,  zoals  ‘open  source’  beweging  in  de  ICT.24    Sinds  de  zomer  van  2011,  toen  Sebastian  Thrun  en  zijn  Stanford  collega’s  geïnspireerd  door  het  succes  van  de  Khan  academy  van  Salman  Khan  een  experiment  startten  met  gratis  toegankelijke  cursussen  en  meer  dan  100.000  studenten  zich  hiervoor  inschreven,  zijn  de  ontwikkelingen  rond  MOOC’s  in  een  stroomversnelling  geraakt.  In  2012  zijn  er  een  groot  aantal  nieuwe  MOOC  platforms  opgericht  waar  zich  binnen  een  jaar  tijd  ruim  100  universiteiten  bij  hebben  aangesloten.  De  internationaal  meest  succesvolle  hiervan  zijn  op  dit  moment  Udacity,  Coursera  en  Edx.  Binnen  een  jaar  tijd  hebben  zich  op  elk  van  de  drie  platforms  een  zeer  groot  aantal  

                                                                                                                             24  Wikipedia,  ‘Connectivism’;  ‘Connectivism  and  Connective  Knowledge.  Essays  on  meaning  and  learning  networks’  

(Stephen  Downes,  mei  2012)  

Figuur  5  José  Bogado  CC-­‐BY-­‐NC  

Page 18: Rapport open en online onderwijs en de toekomst van het nederlandse hoger onderwijs

18    

     

Opgericht: Januari 2012 Oprichter(s): S. Thrun (Stanford) Profiel: Commercieel Budget: $ 15 miljoen Open Source: Nee (licenties) # Universiteiten: geen # Cursussen: 35 # Studenten: ca. 1,5 miljoen Disciplines: Business, ICT, Math, Science Gecertificeerde diploma’s: Ja Examens onder toezicht: Ja (4000 locaties in 170 landen via partnership met Pearson VUE)

     

Opgericht: April 2012 Oprichter(s): Koller & Nge (Stanford) Profiel: Commercieel Budget: $ 65 miljoen Open Source: Nee (licenties) # Universiteiten: 107 # Cursussen: 500+ # Studenten: 5,4 miljoen Disciplines: Alle Gecertificeerde diploma’s: Ja Examens onder toezicht: Ja (5 geaccrediteerde cursussen en partnership met ProctorU)

 

     

Opgericht: Mei 2012 Oprichter(s): MIT en Harvard Profiel: Not-for-profit Budget: $ 60 miljoen Open Source: Gedeeltelijk (platform, enkele cursussen) # Universiteiten: 39 (+ 3 landen) # Cursussen: 90 # Studenten: ca. 1,5 miljoen Disciplines: Alle Gecertificeerde diploma’s: Ja Examens onder toezicht: Ja (1 geaccrediteerde cursus & enkele identity verified tracks)

 

studenten  ingeschreven  (tussen  de  1  en  5,4  miljoen)  voor  een  online  cursus.  Er  zijn  een  aantal  overeenkomsten,  maar  ook  een  aantal  belangrijke  verschillen  tussen  de  drie  initiatieven,  die  hieronder  kort  in  een  tabel  zijn  weergegeven.                  

                                   Figuur  6   Vergelijking  aanbieders  xMOOC-­‐platforms  (Capgemini  Consulting)  

 Belangrijk  om  hier  te  benadrukken  is  dat  de  platforms  van  Udacity,  Coursera  en  edX  in  opzet  niet  –  of  slechts  voor  een  klein  deel  (edX)  -­‐  ‘open’  zijn  in  de  klassieke  betekenissen  van  dit  begrip.  De  drie  platforms  claimen  de  exclusieve  rechten  op  het  gebruik  van  de  cursussen  die  ze  aan  studenten  aanbieden  op  hun  online  platform.  Het  hergebruik  van  de  content  door  andere  universiteiten  is  alleen  met  licentie  –  en  vaak  tegen  betaling  –  mogelijk.  Udacity  en  Coursera  zijn  bovendien  organisaties  met  winstoogmerk,  hoewel  zij  zich  als  ‘social  entreprises’  profileren  die  beogen  hoger  onderwijs  toegankelijk  te  maken  door  het  gratis  of  zeer  goedkoop  voor  iedereen  beschikbaar  te  stellen.  De  mogelijk  toekomstige  winsten  die  gemaakt  worden  door  Coursera  worden  verdeeld  over  het  platform  en  de  partner-­‐universiteiten  die  de  content  hebben  gemaakt.  Het  platform  edX  is  een  non-­‐profit  initiatief  van  MIT  en  Harvard.  Het  platform  zelf  is  open  source.  EdX  heeft  de  intentie  uitgesproken  om  ook  zoveel  mogelijk  van  de  content  ‘open’  aan  te  bieden  zodat  het  kan  worden  hergebruikt  door  andere  non-­‐profit  universiteiten.  De  eerste  partner  van  edX  die  heeft  aangekondigd  dit  te  doen  is  de  TU  Delft.    Het  enorme  succes  van  xMOOC’s  heeft  andere  partijen  en  universiteiten  in  landen  buiten  de  VS  gestimuleerd  om  hun  eigen  MOOC-­‐platforms  te  lanceren.  Voorbeelden  hiervan  zijn  FutureLean  van  de  Britse  Open  University  en  14  andere  Britse  universiteiten  (met  uitzondering  van  Cambridge  en  Oxford),  Open2Study  van  de  Australische  Open  Universiteit,  Iversity  (een  privaat  initiatief  uit  Duitsland)  en  Unedcoma  (Spanje).  Deze  initiatieven  benoemen  gelijkwaardige  ambities  en  doelen  als  edX,  Coursera  en  Udacity.  Verder  heeft  het  succes  van  deze  drie  leidende  xMOOC-­‐platforms  een  sterke  impuls  gegeven  aan  andere  innovatieve  open  en  online  onderwijsexperimenten  zoals  P2PU  (Peer  to  Peer  University),  OpenStudy  en  wordt  er  qua  

   

   

 

Page 19: Rapport open en online onderwijs en de toekomst van het nederlandse hoger onderwijs

19    

didactiek  en  vormgeving  gekeken  naar  andere  innovatieve  en  succesvolle  online  onderwijsconcepten  van  internet  start-­‐ups  als  de  Khanacademy  en  Codecademy.  Ook  veel  commerciële  aanbieders  proberen  op  deze  ontwikkeling  mee  te  liften,  bijvoorbeeld  Canvas.net  en  Blackboard.    

Hoewel  er  veel  gesproken  en  geschreven  is  over  deze  nieuwe  MOOC’s  en  de  partijen  die  ze  aanbieden,  zijn  nog  veel  aspecten  van  het  begrip  MOOC  multi-­‐interpretabel.  Wanneer  is  een  cursus  nu  ‘massive’?  En  hoe  ‘open’  zijn  MOOC’s?  Wat  is  de  waarde  van  een  MOOC-­‐certificaat?  Wat  zijn  de  verschillen  in  didactiek  en  doelstellingen  tussen  de  eerste  MOOC’s  en  de  recente  MOOC’s?  25      Op  dit  moment  worden  er  vier  typen  MOOC’s  onderscheiden26:    ! cMOOC  (netwerkgebaseerd):  een  MOOC  met  als  didactisch  model  het  connectivistisch  

leren.  Docenten  treden  op  als  coach.  Deelnemers  formuleren  hun  eigen  leerdoelen  en  proberen  die  samen  met  medestudenten  te  behalen.  Voorbeeld:  MOOC’s  van  Siemens  en  Downes.27  

! xMOOC  (contentgebaseerd):  een  MOOC  met  als  didactisch  model  het  hoorcollegemodel.  De  docent  biedt  leerstof  aan  via  –series  van  korte-­‐  instructievideo’s.  Deelnemers  bekijken  die  en  maken  opgaven  en  een  eindtoets.  Voorbeelden:  MOOC’s  van  Udacity,  Coursera,  en  EdX.  

! Taakgebaseerde  MOOC:  een  MOOC  waarbij  de  nadruk  op  vaardigheden  ligt,  en  deelnemers  taken  uitvoeren.  De  docent  heeft  een  begeleidende  rol.  Voorbeeld:  MOOC  over  Digital  Storytelling  van  de  University  of  Mary  Washington  (DS106)28.  

! mMOOC  (mechanical  MOOC):  een  tussenvorm  van  een  cMOOC  en  xMOOC.  Het  platform  wordt  gevormd  door  bestaande  open  platforms,  zoals  Open  Study  voor  vorming  van  studiegroepen,  OpenCourseware  voor  de  leermaterialen  en  een  P2P  University-­‐mailinglist.  

 Critici  van  de  nieuwe  xMOOC’s  wijzen  er  op  dat  de  online  cursussen  vanuit  een  pedagogisch  oogpunt  niet  veel  nieuws  en  kwaliteit  bieden.  Ze  lijken  in  opzet  op  traditionele  hoorcolleges  en  zijn  in  de  praktijk  ook  gebaseerd  op  oudere  video-­‐opnames  van  dergelijke  colleges.  Wetenschappelijk  onderzoek  naar  dergelijke  didactiek  heeft  aangetoond  dat  grootschalige  hoorcolleges  niet  bepaald  effectief  zijn  zonder  frequente  feedback  mechanismen,  interactie  en  activerende  werkopdrachten.  Daarnaast  wijzen  critici  erop  dat  met  de  opkomst  van  commerciële  xMOOC’s  het  neo-­‐liberale  marktdenken  de  overhand  dreigt  te  krijgen  in  het  hoger  onderwijs:  massaal  online  onderwijs  gericht  winstmaximalisatie  en  niet  meer  op  het  creëren  en  delen  van  publieke  kennis  en  waarden.29      

                                                                                                                             25  ‘Trendrapport  Open  Educational  Resources  2013’,  Surf  (2013),  p.23  26  ‘MOOC's:  Trends  en  kansen  voor  het  hoger  onderwijs’,  Surf  Trendrapport  OER  2013  (Robert  Schuwer,  Ben  Janssen,  Willem  Valkenburg) 27  TEKRI/Plenk,  Siemens  (2010)  28  DS106  is  een  online  cursus  waarbij  gebruik  wordt  gemaakt  van  ‘digital  storytelling’.  Met  behulp  van  ‘digital  

storytelling’  wordt  gepoogd  de  theorie  te  koppelen  aan  de  praktijk.  Zie  ook:  http://ds106.us/about/    29  George  Siemens    :  Neoliberalism  and  MOOC’s:  Amplifying  Nonsense  (juli,  2013)  

Page 20: Rapport open en online onderwijs en de toekomst van het nederlandse hoger onderwijs

20    

De  initiatiefnemers  van  de  nieuwe  MOOC-­‐platforms  zelf  geven  aan  dat  ze  met  MOOC’s  nobelere  doelen  nastreven:  het  toegankelijk  maken  van  kwalitatief  hoogwaardige  kennis,  o.a.  door  de  kosten  drastisch  te  verlagen,  en  het  experimenteren  met  het  aanbieden  van  nieuwe  vormen  van  online  onderwijs  om  daarmee  kennis  op  te  doen  over  nieuwe  vormen  van  leren.  Ten  aanzien  van  het  laatste  verwachten  ze  dat  door  de  grote  hoeveelheid  data  die  verzameld  kan  worden  met  behulp  van  ‘learning  analytics’  inzichtelijk  wordt  wat  online  werkt  en  wat  niet  werkt,  zowel  voor  nieuwe  doelgroepen  online  studenten  als  voor  campus  studenten  die  ook  gebruik  maken  van  dit  online  aanbod.  Door  te  experimenteren  met  concepten  zoals  ‘flipping  the  classroom’  hoopt  men  dat  MOOC’s  bijdragen  aan  het  vrijmaken  van  lestijd  in  de  traditionele  colleges  op  de  campus  voor  meer  persoonlijke  en  activerende  activiteiten  werkvormen.30    In  het  voorjaar  van  2013  zijn  de  eerste  wetenschappelijke  analyses  van  de  effectiviteit  en  doelgroepen  van  xMOOC’s  verschenen.  Een  goed  rapport  betreft  dat  van  de  Edinburg  University  waarin  de  auteurs  de  data  van  zes  MOOC’s  die  Edinburg  via  het  platform  van  Coursera  heeft  aangeboden  onder  de  loep  hebben  genomen.  Voor  deze  cursussen  hebben  zich  in  totaal  309.000  deelnemers  uit  maar  liefst  203  landen  ingeschreven.  Hiervan  werd  gemiddeld  slechts  40%  ook  daadwerkelijk  actief  in  de  cursussen.  Ook  blijkt  dat  meer  dan  70%  van  de  45.000  deelnemers  die  de  enquete  voor  de  start  van  de  MOOC  hebben  ingevuld  al  eerder  een  academische  opleiding  had  gevolgd.  Zo’n  12%  van  de  totale  populatie  (21%  van  de  actieve  deelnemers)  heeft  na  het  afsluitende  examen  een  certificaat  weten  te  bemachtigen.  Opmerkelijk  is  wel  dat  ruim  98%  van  de  personen  die  de  afsluitende  enquete  invulden  aangaven  uit  de  cursus  te  hebben  gehaald  wat  ze  er  uit  wilden  halen.31  Ook  onderzoekers  van  Stanford,  Harvard  en  MIT  hebben  inmiddels  interessante  analyses  gepubliceerd  van  de  eerste  MOOC’s  op  de  platforms  van  Coursera  en  edX.  Ook  hierin  wordt  geconstateerd  dat  MOOC’s  een  zeer  diverse  publiek  aantrekken,  zowel  wat  betreft  spreding  van  land  van  herkomst,  leeftijd  en  vooropleiding,  en  dat  de  interesses  en  doelstellingen  niet  altijd  overeenkomen  met  die  van  initiële  campus  studenten.32    Inmiddels  worden  de  eerste  pogingen  gedaan  om  tot  een  typologie  van  typen  studenten  en  hun  leergedrag  in  een  xMOOC  te  komen.  Onderstaande  grafiek  geeft,  hoewel  de  definitie  van  de  diverse  typen  nog  voor  discussie  vatbaar  is,  een  mooie  visualisatie  van  verschillende  soorten  studenten  en  de  intensiteit  waarmee  zij  deelnemen  aan  xMOOC’s:    

                                                                                                                             30  Zie  voor  een  uitleg  en  overzicht  van  links  over  Flipping  the  Classroom:  http://cit.duke.edu/flipping-­‐the-­‐classroom/.  

De  Khanacademy  is  een  van  de  initiatieven  die  dit  concept  recentelijk  weer  in  het  centrum  van  de  belangstelling  hebben  gebracht:  zie  o.a.  Lets  use  video  to  reinvent  education  

31  ‘MOOC’s  @Edinburg  2013  –  report  #1’,  University  of  Edinburg  (10  mei  2013)  32  ‘Studying  Learning  in  the  Worldwide  Classroom  Research  into  edX’s  First  MOOC.’,  Breslow,  Pritchard,  DeBoer  e.a.,  Research  and  Practice  in  Assessment  (Summer  2013);  ‘Deconstructing  Disengagement:  Analyzing  Learner  Subpopulations  in  Massive  Open  Online  Courses.’  Kizilcec,  Piech  &  Schneider  (2013);  

Page 21: Rapport open en online onderwijs en de toekomst van het nederlandse hoger onderwijs

21    

 Figuur  8:  ‘Emerging  Student  Patterns  in  MOOCs:  A  (Revised)  Graphical  View’,  Michael  Feldstein  (maart  2013,  CC-­‐BY-­‐NC)  

2.5 De  ontwikkelingen  in  Nederland  De  snelle  ontwikkelingen  op  het  gebied  van  O2E  hebben  in  2013  ook  in  Nederland  navolging  gekregen.  Steeds  meer  instellingen  in  het  HO  beginnen  belangstelling  te  tonen  voor  de  verschillende  initiatieven,  mede  gestimuleerd  door  de  mediahype  die  in  2013  ook  de  Nederlandse  media  heeft  bereikt.33      Zowel  de  Open  Unversiteit,  TU  Delft,  Universiteit  Leiden  en  Universiteit  van  Amsterdam  en  de  TU  Eindhoven  hebben  initiatieven  op  dit  vlak  ontplooid  of  aangekondigd.  Een  aantal  instellingen  was  al  langer  actief  op  het  gebied  OCW/OER  (OU,  TU  Delft,  Leiden,  UvA),  en  hebben  reeds  een  aantal  MOOC’s  geproduceerd  en  afgerond.  Deze  eerste  MOOC’s  bereikten  een  voor  Nederlandse  begrippen  ongekende  schaalgrootte.  De  MOOC  van  de  UvA,  Introduction  into  communication  science  en  aangeboden  op  een  eigen  platform,  trok  ruim  6.000  belangstellenden,  waarvan  een  opvallend  groot  aantal  studenten  uit  Nederland  zelf  afkomstig  was.  Leiden  was  de  eerste  Nederlandse  universiteit  die  een  partnership  afsloot  met  Coursera.  Voor  hun  eerste  MOOC,  The  Law  of  the  European  Union:  An  Introduction,  schreven  maar  liefst  46.000  studenten  zich  in.  De  TU  Delft  behoort  bij  eerste  12  partners  van  edX,  en  heeft  twee  MOOC’s  in  ontwikkeling,  waarvan  die  over  Solar  Energy  ca.  57.500  inschrijvingen  heeft  en  die  over  Water  Treatment  ruim  27.500.  Daarnaast  biedt  de  TU  Delft  sinds  2013  een  aantal  geaccrediteerde  online  master  tracks  aan.  De  OU  is  van  oudsher  zeer  actief  op  het  gebied  van  ODL,  OCW  &  OER  en  trekker  van  een  aantal  nieuwe  OE  en  MOOC  initiatieven  als  OpenU  (delen  van  opleidingen  en  open  online  masterclasses)  en  de  realisatie  van  het  eerste  Europese  MOOC-­‐platform  OpenUpEd,  gesponsord  door  EADTU,  een  door  de  EU  geïnitieerd  netwerk  voor  open  en  

                                                                                                                             33  Volkskrant,  ‘  Uva  lanceert  als  eerste  in  Nederland  een  “MOOC”:  Massive  Open  Online  Course’,  februari  2013.  

Page 22: Rapport open en online onderwijs en de toekomst van het nederlandse hoger onderwijs

22    

flexibel  leren.  Tot  slot  zijn  er  voornemens  om  ook  voor  Wikiwijs  een  specifieke  benadering  voor  het  H(B)O  te  ontwikkelen  op  het  gebied  van  OCW/OER.    

 Figuur  9  MOOCs  in  Nederland  (Capgemini  Consulting)  

 Het  Trendrapport  OER  2013  van  de  special  interest  Group  OER  en  SURF  signaleert  in  Nederland  een  verschuiving  in  de  doelgroepen  waar  O2E  zich  op  richt.  Binnen  de  OER-­‐beweging  bestond  de  primaire  doelgroep  lange  tijd  uit  docenten,  en  lag  de  nadruk  op  het  hergebruik  van  open  leermateriaal.  Met  de  opkomst  van  de  MOOC’s  en  het  snel  groeiende  gebruik  van  OCW  door  studenten  in  plaats  van  docenten  en  het  wereldwijde  aanbod  van  online  onderwijs  komt  de  focus  steeds  meer  te  liggen  op  studenten  als  primaire  doelgroep.  Hierbij  gaat  het  niet  alleen  om  de  ingeschreven  studenten  bij  universiteiten  en  hogescholen,  maar  ook  om  de  zogenaamde  self-­‐learners:  van  scholieren  via  professionals  tot  ouderen  die  zich  om  uiteenlopende  redenen  willen  verrijken  met  kennis  zonder  een  reguliere  opleiding  te  volgen  en  deze  met  een  diploma  of  academische  graad  af  te  ronden.34  

2.6 Samenhang  tussen  ODL,  OE,  OER/OCW  en  MOOC’s  Uit  de  beknopte  beschrijving  van  bovenstaande  ontwikkelingen  op  de  vier  domeinen  blijkt  duidelijk  dat  er  de  afgelopen  twee  jaar  sprake  is  van  een  versnelling  en  intensivering  van  de  ontwikkelingen  op  het  gebied  van  O2E.  Ook  is  er,  ondanks  de  soms  grote  verschillen  in  doelen  en  ideologie  achter  de  meest  in  het  oog  springende  initiatieven,  sprake  van  toenemende  wederzijdse  beïnvloeding.      

                                                                                                                             34  ‘Trendrapport  Open  Educational  Resources  2012’  en  ‘Trendrapport  Open  Educational  Resources  2013’,  SURF  

MOOCs in NL

EdX

Delft X

•  Solar Energy 57.500

•  Water Treatment 27.500

{Next Generation Infrastructures & Introduction to aerospace engineering} n.a.

Coursera

Leiden

•  The law of the EU 46,000

•  Terrorism and Counterterrorism 26,000

Universiteit van Amsterdam

•  Communication Science (before on Sakai) 6,000

TU Eindhoven

{Sports & Building Aearodynamics} n.a.

OpenUpEd

Open Universiteit

•  E-learning (in Nederlands) 600

Page 23: Rapport open en online onderwijs en de toekomst van het nederlandse hoger onderwijs

23    

Aanleiding  voor  deze  versnelling  was  het  onverwacht  grote  succes  van  het  initiatief  van  Salman  Khan,  een  alumnus  van  MIT  en  zelfverklaard  grootgebruiker  van  OCW,  om  gratis  online  onderwijs  voor  de  hele  wereld  te  ontwikkelen.  Het  enorme  succes  van  de  Khan  academy,  waar  momenteel  ruim  4000  online  instructievideo’s  en  een  complete  online  oefenomgeving  zijn  te  vinden  die  door  ruim  8  miljoen  unieke  mensen  ter  wereld  worden  gebruikt,  inspireerde  op  zijn  beurt  weer  Sebastian  Thrun  (oprichter  Udacity)  en  zijn  collega’s  Koller  en  Ng  (oprichters  Coursera)  om  hun  Stanford  colleges  gratis  online  ter  beschikking  te  stellen  en  hiervoor  certificaten  uit  te  geven  (xMOOC).  Het  succes  van,  en  de  media  aandacht  voor,  de  MOOC’S  heeft  vervolgens  de  discussie  over  OER  en  OCW  weer  in  een  stroomversnelling  gebracht  en  tot  een  groot  aantal  nieuwe  initiatieven  geleid,  zowel  van  bestaande  spelers  in  het  O2E  domein  als  allerlei  nieuwe  toetreders,  waaronder  vele  internet  start-­‐ups.  

Figuur  9:  ‘MOOC’s  and  implications  for  Higher  Education.  A  Whitepaper’,  (JISC,  CETIS;  March  2013).  Relaties  tussen  ODL,  OE,  OER/OCW  &  MOOC’s,  aangevuld  met  relatie  tussen  MIT  OCW,  Khanacademy  en  de  1e  Stanford  MOOC  (Capgemini  Consulting).  Zie  bijlage  2  met  een  uitgebreidere  beschrijving  van  de  ontstaansgeschiedenis  van  de  eerste  xMOOC’s.  

 

Page 24: Rapport open en online onderwijs en de toekomst van het nederlandse hoger onderwijs

24    

3 Impact  Analyse  

In  dit  hoofdstuk  beschrijven  wij  de  mogelijke  impact  van  O2E  op  het  hoger  onderwijs  en  de  strategische  vragen  die  deze  ontwikkelingen  oproepen  voor  individuele  Nederlandse  hoger  onderwijs  instellingen  en  het  Nederlandse  hoger  onderwijsbestel  in  zijn  geheel.  

3.1 Digitale  revolutie  of  media  hype?  Het  debat  over  de  mogelijkheden  en  eventuele  impact  van  open  en  online  onderwijs  is  na  de  plotselinge  doorbraak  en  snelle  opkomst  van  de  xMOOC’s  in  2012  sterk  van  toon  veranderd.  Vanaf  het  begin  van  deze  eeuw  werd  het  thema  vooral  omarmd  door  onderwijskundige  vernieuwers  die,  op  een  paar  uitzonderingen  na,  gericht  waren  op  het  verbeteren  van  het  bestaande  onderwijssysteem.  Dit  debat  werd  zowel  internationaal  als  nationaal  aangejaagd  door  bevlogen  docenten,  onderwijskundigen,  onderwijsmanagers  en  enkele  enthousiaste  bestuurders,  en  speelde  zich  hoofdzakelijk  binnen  de  sector  zelf  af.    Sinds  de  doorbraak  van  de  xMOOC’s  heeft  het  debat  zich  verplaatst  naar  de  algemene  media  waar  ook  buitenstaanders  zich  uitspreken  over  de  aanstaande,  en  vaak  vurig  door  hen  gewenste,  digitale  revolutie  in  het  Hoger  Onderwijs.  Mede  hierdoor  is  het  thema  wereldwijd  (opnieuw)  terechtgekomen  op  strategische  agenda  van  de  bestuurders  van  veel  hoger  onderwijsinstellingen.    In  de  paragrafen  hieronder  geven  wij  een  korte  impressie  van  uitspraken  van  andere  analisten  met  betrekking  tot  de  mogelijke  impact  van  deze  ontwikkelingen,  waarna  wij  met  behulp  van  de  concepten  ‘unbundling’  en  ‘disruptive  innovation’  de  twee  belangrijkste  strategische  vragen  uit  deze  discussies  destilleren.35    Reeds  vanaf  het  prille  begin  van  de  ontwikkeling  van  OER,  OCW,  OE  en  MOOC’s  waren  er  geluiden  van  voorstanders  die  hoopten  dat  deze  ontwikkelingen  de  huidige  inrichting  van  het  hoger  onderwijs  fundamenteel  zouden  veranderen:    

“[c]MOOC’s  were  not  designed  to  serve  the  missions  of  the  elite  colleges  and  universities.  They  were  designed  to  undermine  them,  and  make  those  missions  obsolete.”36  

 Hoewel  dit  standpunt  van  Stephen  Downes,  een  van  de  geestelijke  vaders  van  de  open  onderwijs  beweging  en  de  initator  van  de  eerste  cMOOC,  vrij  extreem  is,  is  het  ook  hoorbaar  in  de  ambities  van  Sebastian  Thrun,  de  initiator  van  de  eerste  xMOOC  van  Stanford.  Hij  sprak  kort  na  de  oprichting  van  Udacity  in  2012  in  een  interview  uit  dat  hij  het  voor  mogelijk  hield  dat  de  doorbraak  van  massaal  online  onderwijs  het  bestaande  hoger  onderwijsbestel  volledig  op  zijn  kop  zou  zetten,  hoewel  hij  daar  wel  een  zeer  lange  doorlooptijd  bij  voor  ogen  had:    

“In  50  years,  he  [Thun]  says,  there  will  be  only  10  institutions  in  the  world  delivering  higher  education  and  Udacity  has  a  shot  at  being  one  of  them.”  37  

 

                                                                                                                             35  Zie  bijlage  1  voor  een  nadere  toelichting  van  deze  twee  concepten.  36  ‘The  great  rebranding’  (Stephen  Downes,  April  2013)  37  http://www.wired.com/wiredscience/2012/03/ff_aiclass/3/,  march  20,  2012  

Page 25: Rapport open en online onderwijs en de toekomst van het nederlandse hoger onderwijs

25    

Door  de  reputatie  van  de  betrokken  universiteiten  bij  deze  ontwikkelingen  en  de  ongekend  grote  aantallen  studenten  is  deze  analyse  al  snel  overgenomen  in  de  vele  publicaties  van  vooraanstaande  Amerikaanse  als  bijvoorbeeld  de  New  York  Times,  die  2012  zelfs  omdoopte  tot  ‘The  year  of  the  MOOC’38.  Er  verscheen  sindsdien  een  stortvloed  van  artikelen  en  blogs  waarin  de  potentiele  ontwrichtende  impact  van  online  onderwijs  in  ronkende  bewoordingen  is  beschreven,  veelal  met  een  vergelijking  richting  andere  sectoren  die  door  digitalisering  zijn  opgeschud  als  de  media,  muziek-­‐,  film-­‐  en  reisindustrie.      Ook  analisten  van  buiten  het  hoger  onderwijs  sector  pikten  deze  nieuwe  online  trend  op  en  voorzien  het  begin  van  het  einde  van  het  oude  business  model  van  universiteiten.39  Zo  concludeerde  eind  2012  kredietbeoordelaar  Moody’s  in  een  korte  analyse  getiteld  ‘Shifting  Ground:  technology  begins  to  alter  centuries-­‐old  business  model  for  universities’  dat  de  toekomst  voor  internationaal  opererende  universiteiten  met  een  uitstekende  academische  reputatie  er  financieel  gezien  rooskleuring  uitziet.  De  financiële  vooruitzichten  voor  lokaal  opererende  en  private  (online)  universiteiten  is  echter  negatief  geworden.  Daarmee  raden  de  analisten  van  Moody’s  financieel  belanghebbende  in  deze  private  universiteiten,  die  de  afgelopen  twee  decennia  een  groot  marktaandeel  hebben  gepakt  in  het  online  onderwijs  en  qua  omzet  en  winst  fors  gegroeid  zijn,  in  feite  aan  om  hun  aandelen  zo  snel  mogelijk  van  de  hand  te  doen.  Dit  omdat  deze  private  universiteiten  in  hun  ogen  niet  zullen  kunnen  concurreren  met  de  reputatie  van  gerenommeerde  universiteiten  die  nu  gratis  grootschalige  online  cursussen  aanbieden  wat  de  prijzen  voor  online  onderwijs  volgens  Moody’s  de  komende  jaren  structureel  onder  druk  zal  zetten.40      Critici  van  deze  ontwikkelingen  zien  in  de  ongekende  grote  media  aandacht  juist  een  terugkeer  naar  de  ‘dotcom  hype’  van  eind  jaren  ’90  en  begin  2000.  Destijds  investeerden  gerenommeerde  universiteiten  als  Colombia  University,  de  University  of  Chigago  en  de  University  of  Michigan  grote  sommen  geld  in  de  ontwikkeling  van  online  onderwijs  met  projecten  als  Fathom  en  AllLearn.  Deze  flopten  volledig  en  gingen  halverwege  de  jaren  2000  financieel  ter  ziele.  Ook  Nederland  kent  een  dergelijke  flop  nadat  de  miljoenen  kostende  poging  om  een  gezamenlijke  Digitale  Universiteit  op  te  richten  in  2008  voorgoed  werd  stilgelegd.  Sommige  analisten  en  critici  zien  in  de  recente  mediahype  over  de  mogelijke  impact  van  MOOC’s  dan  ook  een  sterke  gelijkenis  met  de  fase  van  ‘inflated  expectations’  van  de  Gartner  Technology  Hypecycle  en  verwachten  dat  in  2013  de  ‘peak  of  inflated  expectations’    wordt  bereikt  en  dat  daarna  de  fase  van  desillusie  zal  intreden  als  de  verwachtte  revolutie  van  het  business  model  van  hoger  onderwijsinstellingen  en  het  huidige  onderwijsbestel  uitblijft.41    

                                                                                                                             38  ‘The  Year  of  the  MOOC’,  New  York  Times  (November  2012)  39  Zie  bijvoorbeeld:  ‘University  of  the  future  –  a  thousand  year  old  industry  on  the  cusp  of  profound  change’,  Ernst  &  

Young  Australia  (2012);  en  ‘College  for  all.  Open  online  courses  are  changing  higher  education.  Traditional  colleges  face  dangers  and  opportunities.’,  McKinsey  (maart  2013)    

40  ‘Shifting  Ground:  technology  begins  to  alter  centuries-­‐old  business  model  for  universities.  Massive  Open  Online  Courses  produce  mixed  credit  effects  for  the  higher  education  industry.’  MOODY’s  investor  services  (2012).    

41  ‘Hype  Cycles.  Interpreting  technology  hypes’,  Gartner  (September  2013).  Voor  een  tegengeluid  ten  aanzien  van  critici  van  MOOCs  zie:  ‘Don’t  believe  the  hypecycle’,  blog  by  moocologist  (maart  2013)  

Page 26: Rapport open en online onderwijs en de toekomst van het nederlandse hoger onderwijs

26    

 Figuur  10:  Gartner  Hype  Cycle,  bron:  Wikipedia  

 Deze  critici  zien  zich  gesterkt  door  de  in  het  voorjaar  van  2013  opgelaaide  kritiek  onder  professoren  van  deelnemende  universiteiten.  Zo  zijn  professoren  en  docenten  van  de  San  Jose  State  University  in  opstand  gekomen  tegen  de  keuzes  van  hun  bestuur  om  zonder  overleg  met  hen  in  zee  te  gaan  met  Udacity  en  edX  en  hun  onderwijs  online  gratis  weg  te  geven,  wat  ten  koste  zou  kunnen  gaan  van  de  academische  kwaliteit  van  het  campusonderwijs  en  de  reguliere  onderwijsbanen.42  

3.2 Verdienmodellen  Een  belangrijke  en  veel  gestelde  vraag  ten  aanzien  van  open  en  online  onderwijs  is  of  er  een  duurzaam  business  model  achter  zit.  Waarom  zou  je  als  instelling  je  zelf  ontwikkelde  leermiddelen  of  online  onderwijs  gratis  weggeven?  Hoe  kun  je  reeds  gedane  investeringen  in  de  ontwikkeling  hiervan  dan  terugverdienen  en  continue  blijven  investeren  in  komende  innovaties?    Ten  aanzien  van  de  motieven  van  hoger  onderwijsinstellingen  om  deel  te  nemen  aan  open  initiatieven  als  OCW  en  OER  is  reeds  veel  geschreven.  Een  goede  analyse  is  te  vinden  in  het  artikel  ‘Trends  in  business  modellen  rond  open  educational  resources  en  open  education’  van  Janssen  en  Mulder.  Hun  conclusie  is  dat  er  vooralsnog  geen  duurzaam  business  model  is  voor  het  aanbieden  van  open  onderwijs  in  de  vorm  van  OCW  of  OER.  Eerdere  initiatieven  als  bijvoorbeeld  Flat  World  Knowledge  (FWK)  om  een  financiële  bijdrage  te  vragen  voor  gedrukte  versies  van  OER  en  daarmee  een  verdienmodel  voor  OER  te  creëren  zijn  inmiddels  voorbijgestreefd  door  edX  en  Coursera,  die  overeenkomsten  hebben  gesloten  met  educatieve  uitgeverijen  als  Elsevier  om  gratis  de  integrale  digitale  versie  van  de  bij  de  MOOC  behorende  tekstboeken  via  het  MOOC  platform  aan  de  deelnemers  aan  te  bieden.  FWK  biedt  de                                                                                                                                42  ‘Faculty  backlash  grows  against  online  partnerships’,  Chronicle  of  Higher  Education  (mei  2013)  

Page 27: Rapport open en online onderwijs en de toekomst van het nederlandse hoger onderwijs

27    

leermaterialen  nog  wel  open  aan,  dat  wil  zeggen  dat  ze  mogen  worden  aangepast  aan  de  eigen  behoefte,  maar  vraagt  er  wel  een  commerciële  vergoeding  voor  om  de  kwaliteit  te  kunnen  waarborgen  en  de  eigen  exploitatie  te  kunnen  financieren.  Voor  veel  andere  open  initiatieven,  zoals  het  OpenU  initiatief  van  de  Open  Universiteit,  geldt  dat  deze  gebaseerd  zijn  op  een  freemium  /  premium  verdienmodel,  waarbij  een  deel  van  de  cursussen  of  speciale  programma’s  als  masterclasses  gratis  en  voor  iedereen  beschikbaar  zijn,  en  voor  het  vervolgprogramma  of  aanvullende  diensten  betaald  moet  worden.43    Naast  freemium  /  premium  motieven  om  leermiddelen  als  OER  of  cursussen  als  OCW  aan  te  bieden,  zijn  er  ook  kwalitatieve  redenen  om  dit  te  doen.  Deze  kunnen  variëren  van  kwalitatieve  doelen  als  het  verbeteren  van  de  aansluiting  tussen  het  middelbaar  en  hoger  onderwijs,  het  realiseren  van  activerende  vormen  van  onderwijs,  meer  differentiëren  in  het  onderwijsaanbod  (bijvoorbeeld  door  gerichte  excellentie  programma’s  aan  te  bieden  of  het  wegwerken  van  deficiënties),  het  bijdragen  aan  de  internationale  profilering  of  academische  reputatie  van  de  instelling,  het  vergroten  of  verbreden  van  het  eigen  onderwijsaanbod,  het  verbeteren  van  de  inhoudelijke  onderwijskwaliteit,  het  verminderen  van  de  uitval,  het  verhogen  van  studiesucces  en  het  professionaliseren  van  docenten.  Deze  kwalitatieve  doelen  zijn  voor  enkele  honderden  hoger  onderwijsinstellingen  al  voldoende  om  de  ontwikkeling  en  distributie  van  hun  open  leermiddelen  en  open  cursussen  uit  eigen  middelen  te  financieren,  zonder  dat  daar  inkomsten  tegenover  staan  of  in  de  toekomst  verwacht  kunnen  worden.  

3.3 Business  modellen  Vanuit  het  perspectief  van  unbundling  (‘ontbundeling’)  is  de  vraag  wat  de  impact  zou  kunnen  zijn  van  het  snel  groeiende  digitale  aanbod  van  open  en  online  onderwijs.  Wat  als  docenten  leermiddelen  of  zelfs  hele  cursussen  eenvoudig  kunnen  vinden,  aanpassen,  en  inbedden  als  blended  learning  in  hun  eigen  onderwijsprogramma’s?  Zou  dit  kunnen  leiden  tot  een  herschikking  van  de  leermiddelenketen  en  verandering  van  onderwijsprocessen?  En  wat  als  studenten  dit  materiaal  in  nog  grotere  mate  zelfstandig  gaan  gebruiken?  Niet  alleen  bij  de  voorbereiding  op  tentamens  en  examens,  maar  bijvoorbeeld  ook  voor  het  zelf  samenstellen  van  eigen  opleidingsprogramma’s?    Theoretisch  gezien  is  een  dergelijke  ontbundeling  van  het  opleidingsaanbod  goed  denkbaar  in  een  open  wereldmarkt  waar  onderwijsmodules  van  een  groot  aantal  gerenommeerde  instellingen  in  overvloed  en  gratis,  of  tegen  zeer  lage  kosten,  beschikbaar  zijn.  Studenten  kunnen  in  dat  geval  meer  regie  nemen  op  de  inrichting  hun  eigen  leerpaden.  De  vraag  is  wel  hoe  de  overige  aspecten  van  onderwijs  in  dat  geval  georganiseerd  kunnen  worden.  Kwalitatief  goed  onderwijs  is  immers  meer  dan  alleen  instructie,  oefenen  en  examens.  Het  is  een  resultante  van  een  complexe  keten,  samengesteld  uit  diverse  samenhangende  diensten.  Universiteiten  en  hogescholen  bieden  voorlichting  aan  toekomstige  studenten,  helpen  bij  studiekeuze  en  matching,  selecteren  toekomstige  studenten  middels  toelatingstoetsen,  bepalen  eindtermen  van  opleidingen,  programmeren  leerpaden,  bieden  studie-­‐  en  examenfaciliteiten  aan,  verzorgen  stagebegeleiding,  geven  gewaarmerkte  certificaten  en  diploma’s  af,  en  ondersteunen  

                                                                                                                             43  ‘Open  Educational  Resources  en  “business  modellen”’,  Janssen,  B.,  Schuwer,  R.  (2012)  in  Jacobi,  R.,  Woert,  N.  van  

der  (2012).  Trendrapport  Open  Educational  Resources,  SURF,  Utrecht.  62-­‐65.  

Page 28: Rapport open en online onderwijs en de toekomst van het nederlandse hoger onderwijs

28    

afgestudeerden  bij  het  vinden  van  werk  op  de  arbeidsmarkt.  Ook  de  kern  van  het  onderwijsproces  zelf  bestaat  uit  een  optelsom  van  samenhangende  producten  en  diensten:  het  produceren  of  selecteren  van  de  benodigde  leermiddelen  en  toetsingsmaterialen,  het  verzorgen  van  instructie,  het  geven  van  feedback,  het  toetsen  en  beoordelen  van  opgedane  kennis  en  vaardigheden,  het  verzorgen  studiebegeleiding,  et  cetera.    Online  is  inmiddels  een  aantal  van  bovengenoemde  diensten,  betaald  en  onbetaald,  buiten  reguliere  instellingen  om  verkrijgbaar.  Denk  bijvoorbeeld  aan  hulp  bij  studiekeuze,  huiswerkbegeleiding,  examentraining,  het  schrijven  van  onderzoeksvoorstellen  en  begeleiding  naar  de  arbeidsmarkt.  Als  er  steeds  meer  online  leermiddelen  en  cursussen  in  combinatie  met  losse  diensten  beschikbaar  komen  zou  dat  voor  een  bepaalde  groep  studenten  een  waardevol  supplement  of  zelfs  een  alternatief  kunnen  zijn  voor  regulier  contactonderwijs  en  andere  diensten  van  een  universiteit  die  veelal  alleen  tegen  (zeer)  hoge  collegegelden  beschikbaar  zijn.  Te  denken  valt  aan  een  complete  online  leerlijn  gebaseerd  op  een  combinatie  van  OCW,  gratis  online  oefenomgevingen  zoals  bijvoorbeeld  de  Codecademy  en  Khanacademy,  open  peer-­‐learning  platformen  als  OpenStudy  en  P2PU,  en  nieuwe  vormen  van  toetsen  en  certificeren  als  open  badges.      Dergelijke  vormen  van  product  ontbundeling  hebben  zich  voorgedaan  in  diverse  industrieën  waar  door  voortschrijdende  digitalisering  nieuwe  vormen  van  dienstverlening  mogelijk  zijn  geworden.  Naast  digitalisering  is  de  drijvende  kracht  achter  product  unbundling  in  veel  van  deze  industrieën  de  vraag  van  consumenten  om  meer  flexibiliteit  en  maatwerk  tegen  lager  kosten.  In  Nederland  en  de  meeste  Westerse  landen  is  de  samenstelling  en  prijsstelling  van  het  onderwijs  sterk  door  de  overheid  gereguleerd.  Dit  geldt  zowel  voor  het  bekostigd  als  niet-­‐bekostigd  onderwijs.  Bachelor-­‐  en  masteropleidingen  mogen  uitsluitend  worden  aangeboden  op  door  de  overheid  vastgestelde  locaties,  door  instellingen  die  aangewezen  zijn  en  voldoen  aan  bepaalde  kwaliteitseisen.  Ontbundeling  zou  zich  in  het  hoger  onderwijs  kunnen  voordoen  als  het  groeiende  aanbod  aan  open  en  online  onderwijs  zich  doorontwikkeld  tot  zelfstandig  en  door  studenten  zelf  samen  te  stellen  leerlijnen  uit  modules  van  diverse  aanbieders  die  gratis  of  tegen  substantieel  lagere  prijzen  gevolgd  kunnen  worden  dan  reguliere  opleidingen  en  tot  een  integrale  met  certificaat  af  te  sluiten  programma  gecombineerd  kunnen  worden.      De  voor  deze  leerpaden  verkregen  certificaten  dienen  dan  wel  een  bepaalde  maatschappelijke  of  economische  waarde  te  vertegenwoordigen.  Als  deze  certificaten  niet  via  vrijstellingen,  EVC  procedures  of  anderszins  geformaliseerd  kunnen  worden  en  daardoor  geen  duidelijke  maatschappelijke  of  economische  waarde  vertegenwoordigen,  zal  een  dergelijke  vorm  van  ontbundeling,  ongeacht  de  hoogte  van  de  prijzen,  in  Nederland  en  andere  ontwikkelde  landen  vermoedelijk  geen  grote  vlucht  nemen.    De  centrale  strategische  vraag  die  dit  perspectief  oproept  is  of  een  dergelijk  open  en  ontbundeld  onderwijssysteem  een  toekomstscenario  is  dat  waarschijnlijker  is  geworden  door  de  recente  ontwikkelingen  op  het  gebied  van  open  en  online  onderwijs,  en  of  de  regie  op  het  samenstellen  van  de  leerlijnen  in  een  dergelijke  toekomst  bij  de  instelling  c.q.  opleiding  of  docent  blijft  liggen,  of  dat  deze  meer  opschuift  in  de  richting  van  de  student.        

Page 29: Rapport open en online onderwijs en de toekomst van het nederlandse hoger onderwijs

29    

Indien  dit  laatste  het  geval  is  roept  dit  vele  vragen  op  voor  instellingen  en  beleidsmakers  ten  aanzien  van  de  rol  en  positie  van  de  instellingen:    ! Voor  welke  doelgroepen  is  dit  aanbod  interessant?  Online  onderwijs  kent  vaak  een  hoog  

uitvalpercentage  en  MOOC’s  op  dit  moment  zelfs  zeer  hoge  uitvalpercentages.  Is  ontbundeling  alleen  interessant  voor  (zeer)  gemotiveerde  en  zelfstandige  post-­‐initiële  studenten  in  het  leven  lang  leren  domein?  

! Pakt  deze  ontwikkeling  anders  uit  voor  WO  dan  HBO?  Het  WO  is  over  het  algemeen  meer  internationaal  georiënteerd  en  veel  van  het  open  en  online  onderwijs  is  in  het  Engels.  Wat  als  de  nieuwe  MOOC-­‐platforms  dergelijke  diensten  in  hun  aanbod  integreren?  Wat  als  dit  aanbod  door  de  voortschrijdende  technologische  ontwikkelingen  binnen  afzienbare  tijd  ook  automatisch  in  het  Nederlands  beschikbaar  komt  door  integratie  met  geautomatiseerde  vertaaldiensten  van  bijvoorbeeld  Google?    

! Hoe  kan  het  internationale  aanbod  worden  vertaald  naar  de  locale  bedrijfseconomische  en  maatschappelijke  context?  Of  is  dit  niet  mogelijk  en  dient  bijvoorbeeld  het  HBO  zelf  Nederlandstalige  leermiddelen  en  online  modules  te  ontwikkelen?  En  is  het  in  dat  geval  niet  verstandiger  om  gegeven  de  beperkte  middelen  op  nationale  schaal  of  in  consortia  samen  te  werken  bij  de  productie  van  open  en  online  onderwijs  voor  algemene  vakken?  

! Biedt  dit  kansen  om  het  onderwijs  te  flexibiliseren  en  daarmee  beter  aan  te  laten  sluiten  op  de  behoeften  van  het  bedrijfsleven  en  maatschappelijke  thema’s?  Biedt  dit  verbeterde  mogelijkheden  voor  het  bedrijfsleven  om  een  actievere  rol  te  spelen  bij  de  inhoudelijke  vormgeving  van  leerpaden  die  aansluiten  op  hun  specifieke  behoeftes?  

! Wat  wordt  het  primaire  distributiekanaal  voor  een  ontbundelde  aanbod?  Zal  dit  via  de  eigen  instellingssites  verlopen,  via  distributie-­‐platforms  van  samenwerkende  instellingen  of  via  open  distributie-­‐kanalen  met  bijbehorende  geïntegreerde  leeromgeving  (bijvoorbeeld  via  Google  Coursebuilder)?    

! Wordt  het  online  aanbod  in  de  toekomst  nog  door  instellingen  geproduceerd  en  aangeboden,  of  zullen  talentvolle  docenten  van  over  de  hele  wereld  dat  op  eigen  initiatief  en  buiten  de  regie  van  een  instelling  om  gaan  doen  (bijvoorbeeld  via  MOOC.org  of  Iversity)?  Of  starten  de  meest  talentvolle  docenten  eigen  online  initiatieven,  zoals  Salman  Khan  met  zijn  Khanacademy  en  Sebastian  Thrun  met  Udacity,  en  brengen  zij  hun  diensten  tegen  nieuwe  verdienmodellen  aan  de  man?  

! Is  het  denkbaar  dat  kernfuncties  van  het  onderwijs  als  curriculumvorming,  afstemming  van  eindtermen  met  het  afnemende  werkveld,  de  kwaliteitsbewaking,  examineren  en  het  certificeren  ook  als  losse  diensten  door  andere  partijen  worden  aangeboden?  

! Is  het  aanbod  van  Nederlandse  instellingen,  zowel  WO  als  HBO,  ook  interessant  voor  studenten  in  het  buitenland  en  daarmee  mogelijk  een  interessant  exportproduct?  En  kan  er  een  duurzaam  business  model  worden  gevonden  voor  het  exporteren  van  onze  kennis  en  onderwijsconcepten?  

! Wat  betekent  dit  voor  docenten  die  zich  niet  kunnen  onderscheiden  bij  het  geven  van  online  instructies  en  in  toenemende  mate  gevraagd  zullen  worden  modules  van  anderen  te  gebruiken  in  hun  eigen  programma’s?  Zullen  zij  een  nieuwe  didactiek  (bv.  Flipping  the  classroom)  ontwikkelen  die  minder  gericht  is  op  instructie  en  meer  op  activering,  contextualisering  en  toepassing  in  specifieke  praktijksituaties?  Of  specialiseren  zij  zich  richting  het  begeleiden  en  coachen  van  die  studenten  die  niet  op  eigen  kracht  een  opleiding  kunnen  afronden  en  daar  extra  behoefte  aan  hebben?  

! En  als  instellingen  wel  de  regie  houden,  maar  substantieel  meer  gebruik  gaan  maken  van  

Page 30: Rapport open en online onderwijs en de toekomst van het nederlandse hoger onderwijs

30    

elkaars  leermiddelen  en  online  onderwijsmodules,  wat  betekent  dat  voor  de  inrichting  van  de  campus  en  de  ondersteunende  ICT-­‐faciliteiten.  Moeten  instellingen  nog  wel  een  digitale  leer-­‐  en  werkomgevingen  aanbieden  of  verplaatst  dit  zich  naar  de  markt  waar  een  paar  centrale  online  platforms  in  handen  van  derden  (i-­‐Tunes,  Coursera,  edX)  de  dienst  uitmaken  zoals  ook  in  de  muziekindustrie  is  gebeurd  met  i-­‐Tunes  en  Spotify?  Hoe  gaan  we  het  digitaal  toetsen,  onze  leerlingvolgsystemen  en  de  borging  van  de  kwaliteit  daarvan  inrichten?    

! Wat  betekent  het  online  volgen  van  onderwijs  voor  de  identiteitscontrole  van  studenten,  het  monitoren  van  de  voortgang  en  vraagstukken  met  betrekking  tot  privacy?  Vooral  als  de  data  die  online  wordt  gegenereerd  wordt  opgeslagen  op  servers  van  partijen  buiten  Nederland  of  de  EU.      

! En  wat  betekent  dit  alles  voor  de  rol  van  de  overheid  bij  de  regulering  van  dit  nieuwe  open  en  online  aanbod?  Leid  dit  de  facto  tot  het  verdwijnen  van  het  onderscheid  tussen  het  publieke  en  private  domein  en  een  soort  open  bestel?  Hoe  moet  het  toezicht  op  kwaliteit  en  toegankelijkheid  dan  worden  ingevuld?  Wat  betekent  dit  voor  accreditatie,  het  internationaliseringsbeleid,  de  bekostiging  en  prijsstelling  van  hoger  onderwijs  en  de  ondersteuning  van  studenten  met  studiefinanciering?  

 Het  beschouwen  van  de  recente  ontwikkelingen  vanuit  het  hierboven  geschetste  perspectief  van  ontbundeling  roept  een  breed  spectrum  aan  vragen  op  die  verband  houden  met  de  kernwaarden  van  ons  onderwijsbestel.  Vooralsnog  is  op  de  meeste  hiervan  nog  geen  eenduidig  antwoord  te  geven.  Een  belangrijke  factor  in  de  beantwoording  van  deze  vragen  is  uiteraard  de  inschatting  van  instellingen  en  beleidsmakers  zelf  hoe  waarschijnlijk  zij  het  vinden  is  dat  deze  ontwikkeling  zich  uberhaupt  voordoet,  en  zo  ja  in  welk  tempo  en  in  welke  mate.      Om  een  antwoord  op  bovenstaande  vraag  te  kunnen  geven  schetsen  wij  nog  een  tweede  perspectief  op  de  mogelijke  impact  van  de  recente  ontwikkelingen;  het  perspectief  van  de  ‘education  bubble’  en  de  ‘disruptive  innovation’  theorie.  De  discussie  over  de  potentiele  impact  van  MOOC’s  loopt  met  name  in  de  Verenigde  Staten  hoog  op.  Dit  heeft  voor  een  groot  deel  te  maken  met  de  sterk  gestegen  kosten  van  hoger  onderwijs,  waarvan  de  kostenstijgingen  de  afgelopen  decennia  zelfs  hoger  lag  dan  die  in  de  zorgsector.  Tegelijkertijd  is  de  maatschappelijke  waarde  van  een  hoger  onderwijsdiploma  in  de  Verenigde  Staten,  en  ook  wereldwijd,  door  de  grote  toename  van  het  aantal  hoger  opgeleiden  relatief  gezien  gedaald.  Was  het  in  voorgaande  decennia  nog  een  garantie  voor  een  goed  betaalde  baan  in  de  hogere  middenklasse,  sinds  het  begin  van  de  financiële  crisis  in  2007  zijn  veel  hoger  opgeleiden  werkeloos  geraakt  en  lukt  het  afgestudeerden  steeds  moeilijker  om  aan  een  goede  baan  te  komen  en  hun  opgebouwde  studieschulden  af  te  betalen.      Peter  Thiel,  onder  meer  mede-­‐oprichter  van  Paypal  en  een  van  de  eerste  grote  investeerders  in  internetbedrijven  als  Facebook,  zag  begin  jaren  2000  zowel  de  dotcom  bubble  als  later  de  vastgoed  bubble  aankomen.  In  2011  stelde  hij  dat  de  nieuwste  financiële  bubble  de  ‘Higher  education  bubble’  is.  Een  belangrijk  kenmerk  van  een  financiële  bubble  is  volgens  Thiel  dat  de  dienst  of  het  goed  geen  objectief  vast  te  stellen  waarde  heeft;  dat  er  een  taboe  op  rust  om  de  economische  waarde  ervan  ter  discussie  te  stellen;  en  dat  er  langdurig  grote  prijsstijgingen  zijn  zonder  dat  er  aantoonbaar  een  hogere  waarde  wordt  gecreerd.  Als  bewijslijst  voor  zijn  stelling  wijst  Peter  Thiel  er  op  dat  een  groeiend  aantal  studenten  in  de  VS  hun  studieschulden  niet  meer  kunnen  terugbetalen,  omdat  zij  ondanks  hun  hoger  onderwijsdiploma  geen  werk  kunnen  

Page 31: Rapport open en online onderwijs en de toekomst van het nederlandse hoger onderwijs

31    

vinden,  en  waardoor  inmiddels  meerdere  Staten  die  deze  leningen  hebben  verstrekt  blijven  zitten  met  enorme  oninbare  uitstaande  schulden.  Thiel  is,  om  zijn  idee  kracht  bij  te  zeten,  in  2011  zelfs  een  initiatief  gestart  om  20  studenten  van  gerenommeerde  studenten  als  Stanford  en  Harvard  onder  de  20  jaar  honderd  duizend  dollar  te  betalen  voor  het  starten  van  een  bedrijf  en  te  stoppen  met  hun  universitaire  opleiding.  Het  is  deze  context  van  oplopende  maatschappelijke  discussie  over  de  onbeheersbare  kostenstijgingen  van  het  hoger  onderwijs  en  de  relatieve  waardevermindering  van  diploma’s  die  de  discussie  over  de  mogelijk  ontwrichtende  impact  van  MOOC’s  op  het  hoger  onderwijs  in  de  VS  zo’n  enorme  dynamiek  geeft.44    Daarnaast  wordt  deze  ontwikkeling  door  velen  buiten  de  hoger  onderwijssector,  en  met  name  in  de  ICT-­‐  en  financiële  sector,  bekeken  door  de  bril  van  de  ‘disruptive  innovation  theory’  van  Clayton  Christensen,  hoogleraar  aan  de  Harvard  Business  School.  In  deze  theorie,  die  hij  25  jaar  geleden  ontwikkelde  en  die  in  de  tussentijd  zeer  invloedrijk  is  geworden,  beweert  hij  dat  bij  disruptive  innovations  niet  een  geavanceerde  nieuwe  technologische  innovatie  de  drijfveer  voor  verandering  is,  maar  nieuwe  business  modellen  die  mogelijk  worden  door  het  op  innovatieve  wijze  combineren  van  bestaande  en  breed  geaccepteerde  technologieën.  Een  marktverstoring  als  gevolg  van  een  dergelijke  innovatie  treedt  op  wanneer  eenvoudige  en  reeds  bewezen  technologieën  op  een  nieuwe  manier  gecombineerd  worden  tot  een  eenvoudiger  (en  goedkopere)  versie  van  het  oorspronkelijke  product  of  dienst.  Hiermee  kan  een  nieuwe  en  vaak  veel  grotere  markt  voor  deze  producten  of  diensten  worden  aangeboord.  Dit  leidt  vaak  tot  de  opkomst  van  nieuwe  bedrijven  en  ondergang  van  de  dominante  spelers  in  de  oude  markt.45    Vanuit  dit  perspectief  zijn  de  huidige  ontwikkelingen  op  het  gebied  van  open  en  online  onderwijs  onderdeel  van  een  ontwikkeling  die  reeds  enkele  decennia  gaande  is.  MOOC’s  zijn  niet  opgekomen  doordat  er  plots  een  totaal  nieuwe  technologie  beschikbaar  is  gekomen,  maar  combineren  op  slimme  wijze  bestaande  internettechnologie  als  bijvoorbeeld  YouTube  en  social  media.  Doordat  de  toegang  tot  internet  wereldwijd  de  afgelopen  jaren  explosief  is  gestegen  is  het  bereik  van  online  onderwijs  velen  malen  groter  dan  pakweg  10  jaar  terug.  Uit  een  vergelijking  van  de  waarde  propositie  van  MOOC’s  met  OCW  en  regulier  online  onderwijs  blijkt  dat  MOOC’s  zich  lijken  te  ontwikkelen  in  de  richting  van  regulier  geaccrediteerd  en  betaald  online  onderwijs,  zij  het  op  een  veel  grotere  schaal.  Ze  bevatten  naast  video-­‐instructies  mogelijkheden  voor  het  geven  van  feedback,  het  doen  van  online  oefeningen,  peer-­‐learning,  links  naar  verdiepingsmodules,  online  examens,  en  certificaten.    Een  belangrijke  strategische  vraag  is  dan  ook  of  MOOC’s  zich  verder  zullen  ontwikkelen  tot  volwaardige  online  opleidingen,  of  dat  zij  zich  tot  iets  geheel  nieuws  voor  een  nieuwe  markt  ontwikkelen.  En  als  een  van  beide  of  beiden  het  geval  is,  welke  rol  zij  in  dat  geval  gaan  vervullen  in  het  reguliere  campusonderwijs.  Vrijwel  vanaf  de  start  zijn  Udacity,  Coursera  en  edX  samenwerkingen  met  universiteiten  aangegaan  om  in  pilots  te  kijken  of  het  mogelijk  is  met  de  inzet  van  MOOC’s  de  kwaliteit  en  het  rendement  van  campusopleidingen  te  verhogen.  Naast  het  directe  online  onderwijsaanbod  aan  een  wereldpopulatie  werken  zij  dus  ook  aan  het  realiseren  van  blended  onderwijs.  Dit  doen  zij  onder  andere  in  samenwerking  met  State  University  

                                                                                                                             44  ‘Peter  Thiel:  We’re  in  a  bubble  and  it  is  not  the  internet.  It’s  Higher  Education!’,  Techcrunch  (maart  2011)  45  Zie  bijlage  1  met  een  nadere  toelichting  op  de  disruptive  innovation  theorie  van  Clayton  Christensen.  

Page 32: Rapport open en online onderwijs en de toekomst van het nederlandse hoger onderwijs

32    

Systems,  de  grootschalige  publiek  bekostigde  universiteiten  in  de  VS,  die  niet  gericht  zijn  op  selectie,  maar  juist  op  een  brede  populatie  studenten.  De  hoop  is  dat  naast  het  verbeteren  van  de  kwaliteit  en  het  rendement  van  het  onderwijs  aan  deze  instellingen  ook  substantiele  kostenbesparingen  kunnen  worden  gerealiseerd.      Daarnaast  werken  deze  platforms  ook  samen  met  diverse  grote  bedrijven.  Met  name  Udacity  gaat  hier  zeer  ver  in.  Het  is  samen  met  Georgia  Tech  University  en  AT&T  een  samenwerking  aangegaan  om  een  volledige  en  geaccrediteerde  online  master  te  ontwikkelen.  Deze  zal  worden  opengesteld  voor  10.000  studenten  en  zal  in  totaal  niet  meer  dan  6.600  dollar  gaan  kosten.  Dit  is  een  flinke  prijsverlaging  ten  opzichte  van  de  reguliere  prijs  van  een  masteropleiding  aan  een  elite  universiteit  in  de  VS  die  al  gauw  40.000  euro  per  jaar  kost.  Met  dit  laatste  initiatief,  dat  overigens  nog  de  nodige  vragen  opwerpt  over  de  haalbaarheid  van  de  business  case  die  er  aan  ten  grondslag  ligt,  is  een  online  versie  van  een  bestaande  masteropleiding  gecreëerd  die  tegen  een  substantieel  lagere  prijs  wordt  aangeboden  aan  nieuwe  doelgroepen  die  voorheen  vanwege  de  hoge  kosten  geen  toegang  had  tot  dergelijke  opleidingen.      Een  aantal  analisten  meent  echter  dat  Coursera  en  Udacity  zich  niet  zullen  ontwikkelen  tot  concurrenten  van  universiteiten,  maar  meer  zullen  ontwikkelen  in  de  richting  van  bestaande  bedrijven  die  ict-­‐platforms  en  ondersteunende  diensten  aan  het  hoger  onderwijs  aanbieden  als  Blackboard  of  Canvas  of  tot  concurrenten  van  de  educatieve  uitgerijen.  Daarnaast  is  het  zo  dat  de  uitkomsten  van  bovengenoemde  pilots  en  initiatieven  nog  zeer  wisselend  zijn.  De  pilot  van  San  Jose  State  University  met  edX  om  een  blended  course  aan  te  bieden  had  een  positief  effect  op  het  rendement  ten  opzichte  van  het  reguliere  contactonderwijs.  Een  aantal  pilots  van  Udacity  met  SJSU  laten  zeer  slechte  resultaten  zien.  In  reactie  op  de  toenemende  kritiek  en  groeiend  realisme  over  de  (on)mogelijkheden  van  online  onderwijs  slaat  sinds  de  zomer  van  2013  ook  Sebastian  Thrun  een  iets  gematigder  toon  aan  over  de  impact  van  online  onderwijs:      

 “It  turns  out,  if  you’re  not  just  left  alone  to  a  computer  system,  if  there  are  people  talking  to  you  online,  that  makes  for  much  better  completion  rates.”    

 In  het  najaar  van  2013  heeft  Sebastian  Thrun  zelfs  aangegeven  dat  hij  MOOCs  niet  meer  ziet  als  een  ‘disruptive  innovation’  voor  het  verzorgen  van  onderwijs  aan  initiele  studenten.  Hij  heeft  aangegeven  dat  Udacity  zich  voortaan  zal  richten  op  e-­‐learning  voor  professionals.  Naast  gratis  MOOCs  gaat  Udacity  betaalde  online  courses  aanbieden  voor  professionals  die  willen  werken  in  de  ICT  sector.  In  deze  cursussen  worden  de  instructievideo’s  niet  door  universitaire  docenten  gemaakt,  maar  door  een  bedrijf  dat  de  cursus  adopteerd  geproduceerd,  en  worden  de  forumdiscussies  door  medewerkers  van  het  bedrijf  gemodereerd.  Daardoor  krijgt  het  bedrijf  direct  zicht  op  talentvolle  studenten  en  wordt  de  universiteit  als  tussenschakel  overgeslagen.  Een  voorbeeld  van  een  dergelijke  cursus  is  die  over  Salesforce.com  en  Hadooc  over  big  data.46    Zowel  Udacity,  Coursera  als  edX  hebben  met  wisselende  resultaten  geexperimenteerd  met  scenario’s  waarin  campus  onderwijs  in  toenemende  mate  wordt  gecombineerd  met  online  

                                                                                                                             46  ‘Udacity’s  Sebastian  Thrun,  Godfather  of  free  online  education,  changes  course’,  Max  Chafkin,  Fast  Company  (14  

November  2013).    

Page 33: Rapport open en online onderwijs en de toekomst van het nederlandse hoger onderwijs

33    

modules,  zowel  in  de  massale  vorm  van  MOOC’s  als  in  minder  massale  vorm.  Voor  dat  laatste  is  inmiddels  een  nieuwe  term  in  het  leven  geroepen  door  edX.  Bij  de  aansluiting  van  Berkely  bij  edX  werd  aangekondigd  dat  zij  online  courses  via  het  edX  platform  ook  aan  hun  eigen  betalende  studenten  wilden  aanbieden  in  de  vorm  van  small  private  online  courses  (SPOC’s).  Zowel  Harvard  als  MIT  experimenteren  hier  nu  op  grote  schaal  mee.47    Bovenstaande  perspectieven  op  de  ontwikkelingen  open  en  online  onderwijs  roepen  zeer  veel  vragen  op:    ! Leidt  deze  ontwikkeling  tot  de  totstandkoming  van  een  geheel  nieuwe  internationale  markt  

voor  online  onderwijs?    ! Is  deze  markt  überhaupt  interessant  voor  Nederlandse  hoger  onderwijsinstellingen  om  zich  

op  te  bewegen?  Kunnen  zij  daar  concurreren  met  internationaal  hoog  aangeschreven  en  wereldwijd  gerenommeerde  universiteiten?  

! Wat  betekent  de  ontwikkeling  van  een  wereldwijde  online  onderwijsmarkt  voor  je  zichtbaarheid  en  de  aantrekkingskracht  op  internationale  studenten?  Zal  deze  doelgroep  zich  massaal  verplaatsen  naar  goedkoop  open  online  onderwijs?    

! Wat  betekent  dit  voor  de  internationaliseringsstrategie  van  met  name  universiteiten?    ! Zal  op  termijn  ook  een  substantieel  deel  van  de  Nederlandse  initiële  studenten  dit  aanbod  

gaan  volgen?      ! Zullen  initiele  studenten  vrijstellingen  gaan  vragen  aan  de  instelling  waar  zij  zijn  

ingeschreven  voor  online  onderwijs  dat  zij  elders  hebben  gevolgd?  Onder  welke  voorwaarden  zouden  instellingen  vrijstellingen  kunnen  verlenen  voor  nieuwe  typen  certificaten?  Wordt  dit  online  aanbod  daarmee  concurrerend  voor  –  delen  van  -­‐  het  bestaande  reguliere  Nederlandse  hoger  onderwijs?  Is  het  denkbaar  dat  deze  certificaten  in  de  toekomst  toegang  gaan  geven  tot  reguliere  opleidingen,  b.v.  via  EVC  procedures?  

! Krijgen  MOOCs  een  plek  in  het  reguliere  onderwijs,  bijvoorbeeld  door  net  als  Leiden  MOOCs  in  te  zetten  als  vervanging  van  een  tekstboek  in  een  kleinschalige  blended  cursus  voor  honoursstudenten?  

! Wordt  het  open  online  aanbod  actief  geïntegreerd  in  de  eigen  geaccrediteerde  opleidingen  om  zo  tot  blended  opleidingen  te  komen  die  beter  aansluiten  bij  toekomstige  verwachtingen  ten  aanzien  van  kwaliteit,  flexibiliteit  en  toegankelijkheid  van  studenten.    

! En  wat  betekent  dit  alles  voor  het  de  financiering  van  het  onderwijs  en  het  stelsel  van  studiefinanciering?    

! Moet  de  Nederlandse  overheid  deze  ontwikkelingen  faciliteren  of  actief  stimuleren,  zoals  California  en  Florida  al  doen  in  de  Verenigde  Staten?  

 Veel  vragen,  waarvan  er  velen  vooralsnog  niet  beantwoord  kunnen  worden.  De  centrale  vraag  is  uiteraard  of  het  werkelijk  zo  ver  zal  komen.  Om  deze  vraag  te  beantwoorden  hebben  we  in  het  volgende  hoofdstuk  een  aantal  scenario’s  ontwikkeld,  aan  de  hand  waarvan  instellingen  kunnen  beoordelen  in  hoeverre  zij  verwachten  dat  bovenstaande  ontwikkelingen  zich  zouden  kunnen  voordoen  en  wat  dat  voor  hun  instellingsstrategie  en  hun  strategie  ten  aanzien  van  open  en  online  onderwijs  betekent.  

                                                                                                                             47  ‘Three’s  a  company’,  Ry  Rivard,  Inside  Higher  Ed  (april  2013)  

Page 34: Rapport open en online onderwijs en de toekomst van het nederlandse hoger onderwijs

34    

4 Toekomstscenario’s  

Er  zijn  in  2013  diverse  rapporten  verschenen  die  een  poging  doen  de  recente  ontwikkelingen  te  duiden  en  scenario’s  te  ontwikkelen  voor  de  toekomst  van  het  Hoger  Onderwijs.48  In  het  rapport  ‘An  avalanche  is  coming,  higher  education  and  the  revolution  ahead’,  van  Barber,  Donneley  en  Rizvi,  allen  voormalig  werknemers  van  Pearson,  worden  de  volgende  vier  toekomstmodellen  voor  universiteiten  geschetst:      1. Topuniversiteiten  kunnen  hun  reputatie  op  onderzoeksgebied  nu  ook  uitbouwen  op  

onderwijsgebied  en  wereldwijd  toonaangevend  worden  in  de  productie  van  de  inhoud  van  online  curricula  

2. Grootschalige  universiteiten  met  onvoldoende  academische  onderscheidend  vermogen  kunnen  eigen  MOOC’s  of  andermans  MOOC’s  inzetten  in  hun  onderwijsprogramma’s  en  daarmee  een  goede  prijs-­‐kwaliteitverhouding  blijven  bieden  voor  de  blended  opleidingen  die  zij  aanbieden  aan  hun  betalende  campus-­‐studenten  

3. Gespecialiseerde  universiteit  die  zich  richten  op  een  academische  niche  en  daarin  tot  de  absolute  wereldtop  behoren.    

4. Lokale  universiteiten  die  een  belangrijke  bijdrage  leveren  aan  de  lokale  economie  en  in  toenemende  mate  gebruikmaken  van  de  MOOC’s  die  andere  universiteiten  ontwikkelen.    

 Om  instellingen  te  helpen  bij  het  beantwoorden  van  de  vraag  hoe  waarschijnlijk  het  is  dat  dit  of  een  ander  scenario  zich  voordoet,  en  wat  dit  voor  hun  eigen  toekomst  zou  kunnen  betekenen,  hebben  wij  in  dit  hoofdstuk  een  aantal  mogelijke  toekomstscenario’s  voor  het  Nederlandse  Hoger  onderwijsbestel  uitgewerkt.  Deze  scenario’s  zijn  nadrukkelijk  geen  voorspelling  of  beschrijving  van  de  meest  waarschijnlijke  of  wenselijke  toekomst  van  het  Nederlandse  HO-­‐landschap  of  de  toekomst  van  Nederlandse  universiteiten  en  hogescholen.  Het  zijn  prikkelende  combinaties  van  huidige  trends  en  actuele  ontwikkelingen  die  wij  gecombineerd  hebben  tot  een  beschrijving  van  een  aantal  mogelijke  toekomstige  situaties.  Voor  deze  scenario’s  hebben  wij  een  tijdshorizon  van  ca.  20  jaar  genomen  (stand  van  zaken  in  2035).  Afhankelijk  van  de  eigen  inschatting  van  een  instelling  van  de  waarschijnlijkheid,  impact  en  (on)wenselijkheid  van  elk  van  deze  scenario’s  kunnen  de  kansen  en  bedreigingen  voor  de  eigen  instelling  in  kaart  worden  gebracht,  en  een  passende  open  en  online  strategie  worden  ontwikkeld  om  de  eigen  doelstellingen  ook  in  de  toekomst  te  kunnen  realiseren.                    

                                                                                                                             48  Zie  bijvoorbeeld  ook  ‘MOOC’s  and  implications  for  Higher  Education.  A  Whitepaper’,  (JISC,  CETIS;  Maart  2013);  

Dave  Cormier,  where  do  you  see  online  education  in  20  years?  (maart,  2013);    

Page 35: Rapport open en online onderwijs en de toekomst van het nederlandse hoger onderwijs

35    

     Op  basis  van  de  twee  invalshoeken  die  wij  voor  de  impactanalyse  hebben  gekozen  zijn  wij  tot  de  volgende  matrix  gekomen  voor  scenario’s  voor  het  hoger  onderwijs:    

   De  verticale  as  geeft  de  mate  van  impact  weer  van  deze  ontwikkelingen  op  het  business  model  van  individuele  instellingen.  Deze  as  heeft  het  karakter  van  extrapolatie:  als  de  huidige  ontwikkelingen  zich  onverminderd  of  zelfs  versterkt  doorzetten  is  de  impact  op  het  verdienmodel  van  Nederlandse  instellingen  hoog.  Dit  is  bijvoorbeeld  het  geval  als  er  op  korte  termijn  een  zeer  grote  (100  miljoen+)  wereldmarkt  ontstaat  voor  goedkoop  online  onderwijs  met  nieuwe  waardeproposities,  wat  door  haar  succces  en  toenemende  kwaliteit  op  termijn  tot  andere  keuzes,  gedrag  en  verwachtingen  van  internationale  en  nationale  studenten  ten  aanzien  van  regulier  hoger  onderwijs  leidt.  Als  dit  niet  gebeurt,  en  het  een  hype  blijkt  die  overwaait  zoals  eerder  is  gebeurt,  is  de  impact  op  het  businessmodel  van  de  instelling  laag.      De  horizontale  as  geeft  de  mate  van  openheid  weer  van  de  programmering  van  online  onderwijs  en  de  impact  daarvan  op  de  keuzes  van  nationale  en  internationale  studenten.  Deze  as  heeft  een  meer  exploratief  karakter,  omdat  het  zeer  onzeker  is  of,  en  zo  ja  hoe,  de  theoretisch  denkbare  ontwikkeling  van  ontbundeling  zich  in  de  toekomst  zal  voordoen.  Een  hoge  mate  van  ontbundeling  duidt  in  deze  matrix  een  grotere  mate  van  regie  en  keuzevrijheid  voor  de  student  bij  de  inrichting  van  zijn  of  haar  onderwijsprogramma.  Bij  een  lage  mate  van  ontbundeling  behoudt  de  instelling  de  regie  op  de  samenstelling  van  de  selectie  van  het  aanbod  in  het  opleidingsprogramma.      Vier  scenario’s  In  het  eerste  scenario,  dat  wij  ‘Business-­‐as-­‐usual’  hebben  genoemd,  is  zowel  de  impact  van  de  ontwikkelingen  op  het  gebied  van  open  en  online  onderwijs  op  het  business  model  van  Nederlandse  Instellingen  laag  als  de  mate  van  ontbundeling  en  daarmee  de  impact  die  dat  heeft  

Hoog$ !!!

Evolu'e!!!!

Revolu'e!

Interna

tona

le!concurren'

e!Im

pact$op

$verdien

mode

l$(m

ate$va

n$‘dis

rup6

on’)$

!!!

‘Business!as!usual’!!!!

!!!

Marginaal!

Laag$ Openheid!van!programmering!Impact$op$business$model$(mate$van$‘unbundling’)$

Hoog$

Page 36: Rapport open en online onderwijs en de toekomst van het nederlandse hoger onderwijs

36    

op  de  keuzes  en  verwachtingen  van  toekomstige  studenten.  De  meeste  variabelen  waaruit  het  scenario  is  opgebouwd  zijn  in  de  toekomst  grotendeels  ongewijzigd  zijn  ten  opzichte  van  vandaag.  Ook  in  het  tweede  scenario,  dat  wij  ‘  Marginalisering’  hebben  genoemd,  is  er  sprake  van  lage  impact  van  open  en  online  onderwijs  op  de  business  modellen  van  Nederlandse  onderwijsinstellingen.  Hier  is  echter  wel  sprake  van  een  hoge  mate  van  ontbundeling.  Deze  ontbundeling  speelt  zich  echter  buiten  de  mainstream  van  het  reguliere  onderwijs  af.  Deze  markt  voor  experimenteel  open  en  online  onderwijs  trekt  slechts  een  marginale  groep  niet-­‐initiele  studenten  aan  en  dringt  niet  door  in  de  pedagogie  en  werkwijze  van  het  reguliere  hoger  onderwijs  waardoor  het  geen  impact  heeft  op  het  verdienmodel  van  Nederlandse  hoger  onderwijsinstellingen.  Dit  is  een  situatie  die  vergelijkbaar  is  met  de  rol  en  impact  van  cMOOC’s  op  het  reguliere  onderwijs  in  de  afgelopen  jaren.  Als  dit  scenario  zich  voordoet,  zal  op  korte  termijn  de  huidige  interesse  voor  MOOCs  diep  wegzekken  nadat  de  huidige  mediahype  is  geluwd  en  blijft  er  slechts  een  kleine  groep  enthousastelingen  over  die  buiten  de  reguliere  kaders  onderwijs  volgt.      Ten  behoeve  van  de  overzichtelijkheid  en  reductie  van  complexiteit  hebben  wij  er  in  deze  verkenning  gekozen  om  de  beschrijving  van  deze  twee  toekomstscenario’s  samen  te  nemen  in  een  nulscenario.  Hierbinnen  maken  wij  wel  onderscheid  tussen  hbo  en  wo.  In  het  evolutiescenario  behouden  de  instellingen  de  regie  op  het  onderwijsaanbod,  maar  houdt  de  groei  van  het  aanbod  van  open  en  online  onderwijs  onverminderd  aan.  We  verkennen  in  dit  scenario  wat  het  onstaan  van  een  wereldmarkt  voor  online  onderwijs  betekent  voor  bestaande  instellingen  en  hoe  dit  online  onderwijs  geintegreerd  zou  kunnen  worden  in  het  blended  onderwijsaanbod  van  instellingen.  In  het  revolutiescenario  is  er  niet  alleen  sprake  van  een  nieuwe  wereldwijde  markt  voor  online  onderwijs,  maar  krijgen  de  studenten  ook  zeggenschap  over  de  samenstelling  en  vorm  waarin  zij  hun  onderwijs  volgen.  Dit  laatste  zou  verstrekkende  gevolgen  kunnen  hebben  voor  het  business  model  van  onderwijsinstellingen  en  de  inrichting  van  het  Nederlandse  onderwijsbestel.    De  geschetste  scenario’s  sluiten  elkaar  overigens  niet  uit.  Per  doelgroep,  bijvoorbeeld  initieel  versus  post-­‐initieel  of  nationaal  versus  internationaal,  zouden  zich  verschillende  scenario’s  zich  naast  elkaar  kunnen  voordoen.  De  scenario’s  zijn  dan  ook  niet  bedoeld  om  een  compleet  en  dekkend  beeld  van  alle  mogelijke  toekomsten  te  geven.  Door  het  grote  aantal  experimenten  zijn  er  teveel  variabelen  en  factoren  om  in  deze  verkenning  rekening  mee  te  kunnen  houden.  Ook  zijn  deze  scenario’s  niet  bedoeld  om  als  keuzemenu  voor  HO-­‐instellingen  om  een  strategie  uit  te  kiezen.  De  scenario’s  zijn  bedoeld  om  hoger  onderwijsinstellingen,  hun  brancheorganisaties  en  de  Nederlandse  overheid  te  helpen  om  strategische  kansen  en  bedreigingen  te  identificeren  en  te  bepalen  of  herijken  van  hun  eigen  strategische  koers  nodig  is  en  wat  een  effectieve  mix  van  maatregelen  en/of  interventies  kan  zijn  om  deze  eigen  strategie  te  realiseren  als  de  omgeving  waarin  zij  werken  sterk  wijzigt.      

Page 37: Rapport open en online onderwijs en de toekomst van het nederlandse hoger onderwijs

37    

4.1 Nulscenario  (business-­‐as-­‐usual  en/of  marginalisering)  Het  hoger  onderwijsbestel  zoals  wij  dat  in  Nederland  en  grote  delen  van  West-­‐Europa  kennen  functioneert  over  20  jaar  nog  grotendeels  zoals  dat  vandaag  de  dag  het  geval  is.  Wat  er  op  het  gebied  van  Open  en  Online  Onderwijs  gebeurt  blijft  op  het  totaal  van  het  hoger  onderwijs  een  relatief  marginaal  verschijnsel  en  zal  geen  rol  van  betekenis  gaan  spelen  in  het  reguliere  geaccrediteerde  onderwijsaanbod  in  Nederland.      Trends  Dit  scenario  kent  de  volgende  ‘drivers  for  change’:  Open en Online Education

! Het aanbod en de groei van OER en OCW stabiliseert op het huidige niveau. ! De nieuwe aanbieders van MOOC’s ontwikkelen zich tot reguliere educatieve

uitgeverijen of concurrenten van aanbieders van bestaande ICT-diensten als bijvoorbeeld Blackboard en iTunes.

Sociaal ! Voor het overgrote deel van de initiële Nederlandse studenten is studeren op een reguliere ho-instelling de norm. Online studeren wordt niet beschouwd als een kwalitatief gelijkwaardig alternatief voor contactonderwijs, maar hooguit als een supplement of extra service aan reguliere campus studenten. Volledige online onderwijs volgen blijft op het totale aanbod van het bekostigde hoger onderwijs een marginaal verschijnsel.

Economisch

! Geen grote wijzigingen: er wordt slechts beperkt op hoger onderwijs bezuinigd. Ook wordt wordt niet of slechts zeer beperkt geïnvesteerd in innovatie of internationalisering van het hoger onderwijs.

Technologisch ! Qua technische mogelijkheden, vormgeving, toepassing en gebruikerservaring is er weinig innovatie in het aanbod van OER/OCW en MOOC’s.

 Staat  van  het  Nederlandse  hoger  onderwijsbestel  in  2035  Initieel  hoger  onderwijs  vind  hoofdzakelijk  plaats  op  hogescholen  en  universiteiten  die  een  brede  publieke  oriëntatie  hebben:  het  verzorgen  van  academisch  en  beroeps  georiënteerd  hoger  onderwijs.  Ook  politiek  en  economisch  heeft  het  hoger  onderwijs  geen  grote  veranderingen  ondergaan:  bekostiging  geschiedt  nog  grotendeels  uit  publieke  middelen  en  ook  het  aanbod  en  de  kwaliteitszorg  wordt  door  de  overheid  gereguleerd.  De  maatschappelijke  status  van  formele  hoger  onderwijscertificaten  als  toegangspas  tot  de  hogere  functies  op  de  arbeidsmarkt  is  onomstreden.  Alleen  aangewezen  onderwijsinstellingen  kunnen,  als  zij  over  een  door  de  overheid  verstrekte  licentie  beschikken,  in  bepaalde  steden  en  regio’s  hoger  onderwijs  aanbieden.      Zowel  qua  strategische  doelstellingen  (publieke  functie  voor  arbeidsmarkttoeleiding  en  sociale  vorming),  primaire  doelgroepen  (initiële  studenten  van  17  tot  ca  25  jaar),  organisatievorm,  onderwijsprocessen  en  onderwijsvormen  (contactonderwijs  en  blended  onderwijs)  zijn  er  geen  fundamentele  veranderingen  binnen  instellingen  doorgevoerd.  De  vooropleidingseisen  zijn  vergelijkbaar  met  de  huidige  situatie.  De  nadruk  van  het  onderwijs  ligt  op  de  ontwikkeling  van  professionele  en/of  academische  vaardigheden.    Hogescholen  en  universiteiten  zijn  grootschalige  en  via  hiërarchische  lijnen  aangestuurde  instellingen  met  een  breed  portfolio  aan  opleidingen.  Universiteiten  hebben  zich  in  20  jaar  gespecialiseerd  op  die  academische  thema’s  waar  zij  zich  (inter)nationaal  op  onderscheiden.  hbo-­‐instellingen  houden  omwille  van  hun  functie  voor  de  regionale  arbeidsmarkt  een  compleet  dekkend  onderwijsaanbod  in  stand.  Het  hoger  onderwijs  wordt  publiek  bekostigd  middels  rijksgelden  en  studiefinanciering.  De  prijzen  zijn  vast  en  bij  wet  gereguleerd.  Tegelijkertijd  zijn  er  

Page 38: Rapport open en online onderwijs en de toekomst van het nederlandse hoger onderwijs

38    

instellingen  waarbij  het  initieel  onderwijs  deels  publiek  en  deels  privaat  wordt  bekostigd.  Nederlandse  studenten  krijgen  nog  altijd  een  deel  van  hun  studie  vergoed  in  de  vorm  van  studiefinanciering  (hoewel  dit  percentage  ten  opzichte  van  de  eigen  bijdrage  gestaag  is  gedaald  en  het  collegegeld  jaar  op  jaar  is  gestegen).    Om  voor  publieke  bekostiging  in  aanmerking  te  komen  dienen  onderwijsinstellingen  te  voldoen  aan  de  nationaal  vastgestelde  wettelijke  vereisten  ten  aanzien  van  kwaliteitszorg  en  verantwoording.  Instellingen  bieden  hun  onderwijs  grotendeels  aan  op  geconcentreerde  campussen.  Contactonderwijs  is  de  norm,  waarbij  vrijwel  alle  grootschalige  (hoor)colleges  als  supplementair  aanbod  ook  online  teruggekeken  kunnen  worden.      Onderwijs  wordt  door  de  eigen  docenten  verzorgd  en  beslaat  alle  aspecten  van  het  leerproces:  van  instructie  en  begeleiding  tot  toetsing  en  examinering.  Een  klein  aantal  docenten  heeft  de  voorkeur  voor  het  combineren  van  contactonderwijs  met  online  modules  in  blended  cursussen.  Het  merendeel  van  de  docenten  geeft  de  voorkeur  aan  bij  voorkeur  contactonderwijs.  Het  online  onderwijs  dat  wordt  gebruikt  wordt  hoofdzakelijk  door  eigen  docenten  ontwikkeld  of  decentraal  per  opleiding  of  faculteit  ingekocht  bij  educatieve  uitgeverijen.    Een  groot  deel  van  de  studenten  in  het  HBO  volgt  een  opleiding  aan  een  instelling  in  de  regio.  In  het  WO  kiest  een  groeiend  aantal  studenten  er  noodgedwongen  voor  verder  dan  nu  van  huis  te  studeren  omdat  niet  alle  universiteiten  nog  een  breed  aanbod  aan  academische  opleidingen  aanbieden.  De  meeste  universiteiten  hebben  zich  onder  druk  van  de  overheid  beperkt  tot  de  academisch  speerpunten  waarin  zij  (inter)nationaal  onderscheidend  zijn.  De  uitgaande  internationale  mobiliteit  is  door  het  hoge  niveau  van  het  Nederlandse  onderwijs  en  de  goede  voorzieningen  nog  altijd  laag  in  vergelijking  met  de  mobiliteit  van  studenten  uit  andere  EU-­‐landen  en  studenten  afkomstig  van  overige  continenten.  Buitenlandse  studenten  studeren  vooral  in  Nederland  vanwege  het  grote  aanbod  aan  Engelstalige  opleidingen,  de  lage  prijzen  en  goede  gemiddelde  kwaliteit.      

4.2 Evolutie  scenario  In  dit  scenario  groeit  de  beschikbaarheid  en  het  (her)gebruik  van  OER  en  OCW  in  het  publiek  bekostigde  Nederlandse  hoger  onderwijs  de  komende  20  jaar  flink  door.  Een  deel  van  de  MOOC  aanbieders  ontwikkeld  zich  daarnaast  tot  reguliere  aanbieders  van  betaalde  online  cursussen  en  beroepsgerichte  opleidingsprogramma’s  voor  werkende  professionals,  en  weet  ook  in  Nederland  een  groot  marktaandeel  te  krijgen  in  het  post-­‐initiele  domein.  Andere  MOOC  aanbieders  ontwikkelen  zich  tot  uitgevers  van  ‘the  next  generation  textbook’,  waardoor  blended  learning  in  het  reguliere  campus  onderwijs  een  grote  vlucht  neemt.  Ontbundeling  door  de  opkomst  van  MOOC’s  doet  zich  echter  niet  voor.  De  publiek  bekostigde  instellingen  blijven  de  regisseur  van  de  leerloopbaan  van  de  initiele  student.      Trends  Dit  scenario  kent  de  volgende  ‘drivers  for  change’:  

Page 39: Rapport open en online onderwijs en de toekomst van het nederlandse hoger onderwijs

39    

Open Online Education ! De wereldwijde groei van onder open licentie gepubliceerde leermiddelen van de afgelopen jaren krijgt, met name in de vorm van OER/OCW, de komende twee decennia ook in Nederland veel navolging waardoor er een groot (deels Nederlandstalig en deels Engelstalig) aanbod beschikbaar komt.

! MOOC’s ontwikkelen zich tot reguliere betaalde online cursussen en beroepsgerichte opleidingsprogramma’s voor het post-initiele leven lang leren domein (bij, op- en omscholing). Het aanbod aan ‘professional education’ is ruimer en meer ontwikkeld dan bij academisch georiënteerde universiteiten.

Politiek

! Het publiceren en (her)gebruiken van OER en OCW wordt op nationaal niveau in het onderwijsbeleid gestimuleerd en belemmering in de regelgeving worden weggenomen.

! Het aanbieden van flexibel hoger onderwijs voor werkenden wordt door de overheid beleidsmatig gestimuleerd, waardoor ook een aantal academisch georiënteerde instellingen zich met succes op de post-initiële markt voor hoger onderwijs heeft begeven.

Sociaal ! Door toenemende gebruiksvriendelijkheid en kwaliteit van de online leeromgevingen van instellingen groeit de acceptatie van online en blended learning bij nieuwe generaties studenten.

! Instructie in het hoger beroepsonderwijs wordt in Nederland ook in 2035 nog hoofdzakelijk in het Nederlands verzorgd en gevolgd. Het (master) onderwijs op universiteiten wordt hoofdzakelijk in het Engels verzorgd.

Economisch

! Door langdurige economische stagnatie van de Westerse economieën blijft de financiering van het onderwijs hangen op het niveau van 2013, wat HO-instellingen dwingt om steeds efficiënter te werken.

! Er wordt binnen de Nederlandse onderwijssector (noodgedwongen) samengewerkt. Het aantal plekken waar een bepaald type (master) onderwijs wordt geboden wordt beperkt tot één. Studenten kunnen dit onderdeel (synchroon / asynchroon) online volgen.

Technologisch ! Er worden betere technische hulpmiddelen ontwikkeld voor docenten om eenvoudig de juiste leermiddelen te vinden en in te passen in het eigen online en blended onderwijs.

 Staat  van  het  Nederlandse  hoger  onderwijsbestel  in  2035  Het  wereldwijde  aanbod  en  gebruik  van  OER/OCW  is  fors  doorgegroeid.  Na  een  wat  trage  start  groeit  ook  het  Nederlandstalige  aanbod  aan  OER/OCW,  mede  door  een  stimulerend  beleid  van  de  overheid,  in  zo’n  10  jaar  uit  tot  een  dekkend  aanbod  aan  OER/OCW  voor  vrijwel  alle  opleidingsrichtingen  die  in  Nederland  worden  aangeboden.  Het  aanbod  voor  hoger  beroepsonderwijs  is  ruimer  en  meer  ontwikkeld  dan  voor  academisch  georienteerde  cursusen  en  opleidingen. De  toenemende  concurrentie  van  internationale  aanbieders  van  online  onderwijs  voor  werkende  professionals  zorgt  voor  dalende  prijzen  in  het  post-­‐initiele  onderwijs  waardoor  slechts  een  enkele  Nederlandse  speler  in  staat  is  met  deze  nieuwe  aanbieders  te  concurreren.    Door  dalende  publieke  inkomsten  per  student  en  dalende  prijzen  in  het  post-­‐initiele  onderwijs  zijn  zowel  publieke  als  private  hoger  onderwijsinstellingen  genoodzaakt  steeds  efficienter  te  werken.  HBO  instellingen  produceren  een  groot  deel  van  de  leermiddelen  zelf  en  werken  hiertoe  samen  in  consortia.  De  leermiddelen  die  de  deelnemers  aan  deze  consortia  produceren  en  van  elkaar  hergebruiken  betreffen  zowel  halffabricaten,  bestaande  uit  collecties  van  video-­‐instructies,  online  oefeningen  en  examenopgaven,  als  gezamenlijk  ontwikkelde  online  cursussen  voor  algemene  vakken  en  kernvakken  per  opleidingsdomein.  Deze  halffabricaten  en  complete  cursussen  zijn  te  vinden  via  online  platforms  die  zijn  voorzien  van  technische  hulpmiddelen  voor  docenten  om  ze  met  geringe  inspanning  aan  te  passen  aan  de  lokale  onderwijsspecifieke  context.  In  2035  kan  daardoor  ongeveer  de  helft  van  alle  opleidingen  in  Nederland  worden  

Page 40: Rapport open en online onderwijs en de toekomst van het nederlandse hoger onderwijs

40    

aangeboden  met  programma’s  die  zijn  geproduceerd  met  hergebruik  van  open  en  online  onderwijsmaterialen.  Dit  betreft  zowel  in  Nederland  geproduceerde  leermiddelen  als  kwalitatief  hoogwaardige  vertaalde  leermiddelen  van  buitenlandse  hoger  onderwijsinstellingen.      Voor  initiële  studenten  is  blended  learning  in  2035  de  norm.  Introductievakken  en  basismodules  in  de  bachelorfase,  waarin  kennisoverdracht  centraal  staat,  worden  zonder  uitzondering  blended  aangeboden.  Deze  vakken  worden  aangeboden  in  een  flipped  classroom  waarin  online  thuisstudie  wordt  gecombineerd  met  activerende  face-­‐2-­‐face  werkvormen.  Extra  begeleiding  wordt  geboden  aan  die  studenten  die  daar  extra  behoefte  aan  hebben.  Deze  studenten  worden  doormiddel  van  learning  analytics  vroegtijdig  gesignaleerd  op  basis  van  hun  studiegedrag  in  online  modules.  Voor  de  algemene  vakgebieden  zijn  er  voor  veelvoorkomende  leerstijlen  verschillende  leerpaden  uitgewerkt.  Voor  het  aanleren  van  bepaalde  competenties  zijn  tevens  meer  en  betere  virtuele  oefenomgevingen  beschikbaar,  vooral  in  sectoren  met  grote  arbeidstekorten  en  kostendruk  als  de  medische  sector  en  de  techniek.    Fysieke  mobiliteit  van  studenten  tussen  onderwijsinstellingen  in  Nederland  en  het  buitenland  blijft,  mede  door  de  hoge  kwaliteit  en  goede  faciliteiten  in  Nederland,  traditiegetrouw  relatief  laag  vergeleken  met  andere  Europese  landen.  Bij  kleinere  regionale  HBO-­‐instellingen  werken  studenten  een  deel  van  de  opleiding  in  online  groepen  die  zijn  samengesteld  uit  studenten  van  meerdere  (kleine)  HBO-­‐instellingen.  Daarnaast  is  het  makkelijker  geworden  om  virtueel  deel  te  nemen  aan  een  module  of  deelprogramma  van  een  andere  instelling,  ook  buiten  Nederland,  en  deze  in  te  passen  in  je  eigen  curriculum.  Dit  geldt  voor  buitenlandse  studenten  ook  omgekeerd,  waardoor  er  in  het  WO  bij  sommige  hoog  aangeschreven  Engelstalige  bachelor  opleidingen  grote  aantallen  buitenlandse  studenten  virtueel  deelnemen.      Door  deze  ontwikkeling  is  meer  specialisatie  tussen  docenten  ontstaan.  Een  kleine  groep  docenten  van  samenwerkende  instellingen  richt  zich  hoofdzakelijk  op  de  productie  van  open  en  online  onderwijsmaterialen  of  de  vormgeving  van  online  en  blended  onderwijsprogramma’s.  Het  merendeel  van  de  docenten  richt  zich  op  het  begeleiden  van  activerende  werkvormen  in  het  resterende  contactonderwijs  met  kleinschalige  groepen,  het  verzorgen  van  online  en  face-­‐2-­‐face  feedback,  en  persoonlijke  begeleiding  van  studenten.  Door  de  toegenomen  kwaliteit  van  online  onderwijs  dat  gekoppeld  is  aan  activerende  werkvormen  en  persoonlijke  begeleiding  presteren  de  voorlopers  op  het  gebied  van  O2E  kwalitatief  beter  als  instellingen  die  dit  pas  laat  zijn  gaan  inpassen  in  hun  eigen  opleidingen.    De  meeste  consortia  van  O2E  producerende  instellingen  specialiseren  zich  vanwege  de  hoge  productiekosten,  kwaliteitseisen  en  beperkte  beschikbaarheid  van  goede  gespecialiseerde  docenten  op  een  of  enkele  clusters  van  opleidingen:  zoals  medische,  agrarische,  bedrijfskundige  of  technische  opleidingen.  De  open  onderwijsmodules  concurreren  met  de  technisch  steeds  hoogwaardiger  en  scherp  geprijsde  online  cursussen  en  deelprogramma’s  van  private  onderwijsaanbieders.  Deze  zijn  steeds  vaker  in  het  bezit  van  educatieve  uitgeverijen  die  als  gevolg  van  de  groei  van  open  en  online  onderwijs  hun  omzet  in  het  publiek  bekostigde  onderwijsdomein  sterk  hebben  zien  teruglopen.  Zij  hebben  hun  aandacht  daarom  moeten  verleggen  naar  de  private  onderwijsmarkt  en  innovatieve  vormen  van  online  onderwijs  en  studiebegeleiding.  

Page 41: Rapport open en online onderwijs en de toekomst van het nederlandse hoger onderwijs

41    

4.3 Revolutie  scenario  In  dit  scenario  groeit  het  aanbod  aan  open  en  online  onderwijs  exponentieel.  Door  de  continue  innovaties  op  technologisch  gebied  ontstaan  er  forse  verschuivingen  in  het  aanbod  van  instellingen  en  het  keuze-­‐  en  studiegedrag  van  studenten.  Er  treed  een  vergaande  vorm  van  ontbundeling  op  waardoor  studenten  meer  regie  kunnen  nemen  op  hun  eigen  leerproces  en  onderwijsprogramma.  Ondersteund  door  ontwikkelingen  op  politiek,  sociaal  en  economisch  gebied  zijn  er  forse  verschuivingen  in  de  markt  voor  hoger  onderwijs  wat  leidt  tot  tot  een    herinrichting  van  het  publiek  bekostigde  HO-­‐bestel.  Hoger  onderwijs  wordt  een  internationale  markt  die,  net  als  nadere  industrieën  die  door  digitalisering  zijn  geraakt,  wordt  gedomineerd  door  een  klein  aantal  zeer  grote  wereldspelers  en  een  groot  aantal  niche-­‐spelers.    Trends  Dit  scenario  kent  de  volgende  ‘drivers  for  change’:    Open Online Education ! Europese lidstaten, met Nederland voorop, omarmen een beleid om HO-instellingen

wettelijk te verplichten alle met publiek financiering geproduceerde leermiddelen en courses onder een open licentie online te publiceren.

! MOOC’s ontwikkelen zich tot volledige online opleidingen met diverse nieuwe verdien- en businessmodellen.

Politiek ! Het onderwijsbeleid wordt steeds meer op Europees niveau bepaald.

Sociaal ! Het aantal mensen dat wereldwijd hoger onderwijs volgt is toegenomen van ca. 100 miljoen in 2000 naar 500 miljoen in 2035.

! Door het wereldwijd sterk toegenomen aantal hoger opgeleiden neemt de maatschappelijke en economische waarde van een hoger onderwijs diploma steeds meer af en zoeken studenten alternatieve, meer flexibele, effectievere en goedkopere wegen voor scholing en toeleiding naar de hogere functies op de arbeidsmarkt.

Economisch

! Economische teruggang van de Westerse economieën dwingt tot langdurige en pijnlijk overheidsbezuinigingen in de sociale sector. De publieke bekostiging in het onderwijs worden drastisch versoberd en de eigen bijdrage van studenten wordt substantieel verhoogd.

Technologisch ! Nieuwe digitale technologie voor het vertalen van tekst en spraak is kwalitatief zover ontwikkeld dat het wereldwijde aanbod aan OER / OCW en MOOC’s in de belangrijkste talengroepen met een druk op de knop op in het Nederlands gevolgd kan worden.

! Technologische innovaties maken het steeds makkelijker voor studenten om eenvoudig eigen leerlijnen samen te stellen uit het wereldwijde aanbod aan open cursussen van publieke en private onderwijsaanbieders, en aan te vullen met specifieke MOOC-trainingen van grote bedrijven.

! Door big data analyses van online prestaties van studenten kunnen private onderwijsinstellingen en bedrijven vroegtijdig talenten identificeren en werven.

 Staat  van  het  Nederlandse  hoger  onderwijsbestel  in  2035  In  dit  scenario  heeft  in  de  strategische  orientatie  van  HO-­‐instellingen  een  aantal  flinke  verschuivingen  plaatsgevonden.  Het  aandeel  publieke  financiering  in  de  totale  inkomsten  van  HO-­‐instellingen  is  sterk  afgenomen.    Onderwijsinstellingen  hebben  zich  hierdoor  noodgedwongen  meer  en  meer  moeten  richten  op  het  verwerven  van  aanvullende  inkomsten.  Het  onderwijs  wordt  inmiddels  grotendeels  privaat  bekostigd.  Studenten  betalen  een  groter  aandeel  uit  eigen  middelen  of  laten  zich  (deels)  sponsoren  door  het  bedrijfsleven.  De  prijzen  zijn  volledig  vrij  gegeven,  om  zo  concurrentie  en  een  kwaliteitsimpuls  te  bewerkstellingen.      De  MOOC-­‐revolutie  heeft  binnen  20  jaar  tot  een  shake-­‐out  onder  universiteiten  geleid  die  actief  zijn  op  de  online  onderwijsmarkt.  Een  vijftal  consortia  produceert  80%  van  alle  online  modules  

Page 42: Rapport open en online onderwijs en de toekomst van het nederlandse hoger onderwijs

42    

voor  de  algemene  academische  vakken  en  opleidingen.  Deze  gratis  online  modules  worden  door  maar  liefst  door  een  half  miljard  online  studenten  gevolgd.  Met  behulp  van  de  enorme  databases  die  hierdoor  ontstaan  zijn  met  de  profielen  en  studieresultaten  van  al  deze  online  studenten  hebben  deze  partijen  nieuwe  inkomstenstromen  weten  te  genereren,  zowel  uit  advertenties  als  uit  aanvullende  diensten  voor  bijvoorbeeld  studiebegeleiding  en  bemiddeling  naar  de  arbeidsmarkt.      Door  de  keuze  van  de  EU  en  Nederland  om  alle  publiek  gefinancierde  hoger  onderwijsinstellingen  te  verplichten  al  hun  leermiddelen  onder  een  open  licentie  te  publiceren  is  er  aanvankelijk  een  enorme  groei  van  Nederlandstalig  aanbod  aan  open  en  online  onderwijs.  Door  het  ontbreken  van  een  duurzaam  verdienmodel  voor  OER/OCW  is  er,  mede  onder  druk  van  de  stagnerende  economie  en  teruglopende  inkomsten,  steeds  meer  ingezet  op  hergebruik  en  later  inkoop  van  open  en  online  onderwijs  van  derden,  en  bespaard  op  productie  van  eigen  online  leermiddelen  en  cursussen.  Hierdoor  is  het  gebruik  en  de  kwaliteit  van  in  Nederland  geproduceerde  open  en  online  leermaterialen  en  cursussen  in  de  loop  de  tijd  achter  gebleven  op  die  van  andere  aanbieders  die  door  hun  schaalgrootte  wel  nieuwe  businessmodellen  hebben  weten  te  ontwikkelen.    Op  een  aantal  specifieke  niches  zijn  nog  een  aantal  Nederlandse  hogescholen  en    universiteiten  actief  met  het  aanbieden  van  betaald  online  onderwijs.  Zij  zijn  vroegtijdig  in  deze  markt  gestapt  en  hebben  expertise  in  huis  om  online  grote  aantallen  studenten  te  trekken.  Deze  universiteiten  kunnen  echter  steeds  moeilijker  kostendekkend  concurreren  met  het  online  aanbod  van  de  leidende  consortia  van  universiteiten,  en  richten  zich  hierdoor  steeds  meer  op  onderzoek  in  plaats  van  onderwijs.  Om  talentvolle  onderzoekers  te  kunnen  blijven  trekken  bieden  zij  op  onderscheidende  gebieden  specialistische  en  kleinschalige  master  en  Phd  opleidingen  aan.      Er  is  naast  deze  leidende  consortia  voor  online  onderwijs  een  enorm  aanbod  van  online  kanalen  ontstaan  die  zich  gespecialiseerd  hebben  in  specifieke  beroep  georiënteerd  aanbod.  Deze  kanalen  worden  gevuld  door  consortia  van  instellingen  die  samenwerken  met  bedrijven  uit  specifieke  sectoren  (zoals  de  ICT  sector).  Er  is  ook  een  groot  aantal  meer  regionaal  of  nationaal  georiënteerde  kanalen  die  het,  met  financiële  steun  van  de  overheid,  gelukt  is  een  rol  te  pakken  voor  een  specifiek  taalgebied  als  Chinees,  Spaans  en  Portugees.    Slimme  internet  start-­‐ups  hebben  ondertussen  nieuwe  technieken  voor  datamining  geoptimaliseerd  om  het  grote  en  grotendeels  historische  aanbod  aan  OCW  en  gratis  online  courses  te  ‘ontginnen’.  Zij  bouwden  al  eerder  innovatieve  apps  die  het  leven  van  docenten  te  vergemakkelijken.  Bijvoorbeeld  voor  het  vinden  van  antwoorden  op  ‘Frequent  Asked  Questions’  in  mondelinge  tentamens,  het  geautomatiseerd  nakijken  van  tentamenvragen,  of  examentraining.  Deze  internet  start-­‐ups  houden  zich  niet  aan  de  Non-­‐Commercial  License  restricties  en  verzinnen  allerlei  innovatieve  verdienmodellen  die  hoofdzakelijk  draaien  om  onzichtbare  doorverkoop  van  profielen  en  surfgedrag  van  gebruikers.  Deze  apps  vormen  een  lucratieve  illegale  schaduweconomie  ,  waardoor  de  door  de  stagnerende  economie  en  teruglopende  overheidsfinanciering  steeds  armlastiger  publiek  bekostigde  HBO-­‐  en  WO  instellingen  die  grootste  moeite  hebben  om  bijvoorbeeld  innovatieve  vormen  van  plagiaat  of  examenfraude  te  bestrijden  wat  de  maatschappelijke  en  economische  waarde  van  de  diploma’s  nog  verder  onder  druk  zet.  

Page 43: Rapport open en online onderwijs en de toekomst van het nederlandse hoger onderwijs

43    

 Naast  een  beperkt  aantal  mediagenieke  sterdocenten  heeft  het  merendeel  van  de  universitaire  docenten  zich  gespecialiseerd  in  andere  en  nieuwe  diensten,  van  ontwerper  van  toetsen  en  tentamenopgaven  tot  forummoderator,  leerpadgebeleider  en  plagiaatdetective.      Studenten  kiezen  hun  opleiding  en  cursussen  volledig  op  basis  van  beoordelingen  van  medestudenten  die  de  cursus  eerder  hebben  gevolgd  en  de  arbeidsmarktperspectieven  van  voorgaande  studenten.  Voor  studenten  met  een  academische  ambitie  is  het  zaak  al  zo  vroeg  mogelijk  zeer  hoge  scores  te  behalen  in  de  online  oefenomgevingen  van  de  topinstellingen  die  online  onderwijs  aanbieden.  Hierdoor  kun  je  al  op  jonge  leeftijd  worden  gerekruteerd  door  zowel  bedrijven  als  topuniversiteiten  en  een  gratis  online  opleiding  krijgen  aangeboden.    

Page 44: Rapport open en online onderwijs en de toekomst van het nederlandse hoger onderwijs

44    

5 Aanbevelingen  

De  spectaculaire  recente  ontwikkelingen  op  het  gebied  van  open  en  online  onderwijs  spreken  zowel  voor  vele  betrokkenen  binnen  als  buiten  de  onderwijssector  enorm  tot  de  verbeelding.  Soms  draaft  die  verbeelding  zelfs  door  tot  fantastische  en  utopische  beschrijvingen  van  de  toekomst  van  het  hoger  onderwijs.    De  strategische  vraag  die  beantwoord  zal  moeten  worden  is  wat  nu  de  daadwerkelijke  impact  zal  zijn  van  de  versnelde  groei  van  het  aanbod  van  open  en  online  onderwij  op  Nederlandse  Hoger  Onderwijsinstellingen,  en  daarmee  op  het  Nederlandse  onderwijsbestel.  Zoals  de  in  de  inleiding  aangehaalde  John  Hennessy,  president  van  Stanford  University,  al  aangaf  is  de  exacte  impact  op  dit  moment  nog  moeilijk  te  duiden.  Wel  is  de  inschatting  van  veel  gerenommeerde  universiteiten  dat  de  impact  hoog  zal  zijn.  Dit  feit  alleen  al  roept  allerlei  strategische  vragen  op  over  de  kansen  en  bedreigingen  van  deze  ontwikkelingen  voor  Nederlandse  hoger  onderwijsinstellingen  en  het  Nederlandse  onderwijsbestel.      Wat  als  de  huidige  aanjagers  van  de  nieuwe  ontwikkelingen,  als  Stanford,  MIT  en  Harvard,  hun  ambities  realiseren  en  er  over  10  of  20  jaar  wereldwijd  een  half  miljard  studenten  online  onderwijs  bij  hen  volgen?  Wat  betekent  dit  voor  de  studiekeuze  van  internationale  en  Nederlandse  studenten?  Wat  betekent  het  voor  hun  verwachtingen  ten  aanzien  van  de  kwaliteit,  flexibiliteit,  vormgeving  en  online  ondersteuning  van  hun  studie?  Wat  voor  kansen  en  bedreigen  levert  dit  op  voor  universiteiten  voor  het  realiseren  van  hun  internationale  doelstellingen?  In  hoeverre  zal  dit  aanbod  ook  een  rol  gaan  spelen  in  het  aanbod  van  Nederlandse  instellingen?  En  welke  kansen  biedt  dit  voor  het  realiseren  van  kwaliteitsverbetering,  rendementsverbetering  en  kostenreductie?    Om  antwoord  op  deze  vragen  te  kunnen  geven  zullen  bestuurders  en  beleidsmakers  van  onderwijsinstellingen  op  korte  termijn  een  goed  geïnformeerde  eigen  inschatting  moeten  maken  wat  deze  ontwikkelingen  voor  hun  instelling  betekenen  en  welke  strategie  zij  kiezen  om  zich  hier  op  voor  te  bereiden  of  in  mee  te  gaan.      Advies  1:  Ontwikkel  een  instellingsbrede  visie  en  strategie  ten  aanzien  van  open  en  online  onderwijs  Gegeven  de  potentiele  impact  van  toekomstige  marktontwikkelingen  op  het  verdienmodel  en/of  businessmodel  van  de  instelling  dienen  hoger  onderwijsinstellingen  een  eigen  visie  en  strategie  op  open  en  online  onderwijs  te  ontwikkelen  of  de  bestaande  te  herijken  in  het  licht  van  recente  ontwikkelingen.  Maak  daarbij  een  bewuste  keuze  voor  een  voorlopersstrategie  of  een  volgersstrategie.    Belangrijke  vragen  die  in  aanloop  naar  het  formuleren  van  een  dergelijke  visie  beantwoord  dienen  te  worden  zijn  de  volgende:    ! Hoe  zal  de  internationale  en  nationale  markt  voor  open  en  online  zich  de  komende  jaren  

ontwikkelen?  ! Welke  kansen  en  bedreigingen  leveren  deze  ontwikkelingen  voor  de  instelling  op?  Hoe  kan  

de  instelling  ook  bij  sterk  gewijzigde  omstandigheden  in  de  toekomst  de  eigen  strategische  doelstellingen  blijven  realiseren?  

! Hoe  groot  zal  de  impact  zijn  van  de  deze  ontwikkeling  zijn  op  het  verdien-­‐  en  business    model  van  de  instelling?  

! Voor  welke  (nieuwe)  doelgroepen  zou  open  en  online  onderwijs  toegevoegde  waarde  kunnen  bieden?  

Page 45: Rapport open en online onderwijs en de toekomst van het nederlandse hoger onderwijs

45    

! Op  welke  wijze  zullen  deze  ontwikkelingen  de  verwachtingen  van  toekomstige  studenten  beïnvloeden?  Is  het  noodzakelijk  en  haalbaar  om  aan  deze  verwachtingen  te  voldoen?  

! Op  welk  wijze  kan  open  en  online  onderwijs  bijdragen  aan  het  realiseren  van  de  primaire  doelstellingen  van  de  instelling?  Bepaal  dit  zowel  vanuit  het  perspectief  van  een  producent  als  vanuit  het  perspectief  van  een  gebruiker  van  open  en  online  onderwijs  voor  het  vormgeven  en  aanbieden  van  blended  learning.    

Bepaal  vervolgens  welke  postitie  de  instelling  op  dit  moment  in  het  open  en  online  domein  inneemt  en  welke  positive  de  instelling  zou  willen  innemen  als  de  geschetste  ontwikkelingen  zich  voordoen.  Bepaal  op  instellingsniveau  de  strategie  die  nodig  is  om  deze  positie  te  bereiken.  Dit  kan  een  ambiteuze,  en  daardoor  risicovolle,  voorlopersstrategie  zijn  om  de  internationale  concurrentiekracht  van  de  instelling  te  behouden  of  versterken.  Het  kan  ook  een  bewuste  volgersstrategie  zijn  waarmee  onnodige  investeringen  in  nog  niet  bewezen  technologieen  of  onderwijsconcepten  vermeden  kunnen  worden.  Wees  daarbij  realistisch  ten  aanzien  van  de  benodigde  investeringen  in  innovatiekracht  en  aanpassingsvermogen  van  de  eigen  organisatie.      Advies  2:  Verbind  deze  met  een  internationaliseringsstrategie  voor  online  onderwijs  Gegeven  de  wereldwijde  dimensie  van  open  en  online  onderwijs,  en  de  kansen  en  bedreigingen  die  veranderingen  in  het  keuzegedrag  van  toekomstige  studenten  met  zich  meebrengt,  is  het  aan  te  bevelen  zowel  op  instellingsniveau,  sectorniveau  als  op  nationaal  niveau  de  visie  op  open  en  online  onderwijs  te  verbinden  met  een  meerjaren  internationaliseringsstrategie  op  het  gebied  van  onderwijs.    Advies  3:  Stimuleer  innovatie  Creëer  innovatieruimte,  zowel  binnen  instellingen  als  op  stelselniveau,  om  ervaring  en  kennis  op  te  doen  met  de  (on)mogelijkheden  die  de  nieuwe  ontwikkelingen  voor  blended  learning.  Neem  belemmeringen  in  regelgeving  weg  en  creëer  financiële  ruimte  voor  deze  experimenteren.    Advies  4:  Zoek  de  juiste  samenwerkingspartners  Het  ontwikkelen  van  open  en  online  onderwijs  kan  hoge  kosten  met  zich  meebrengen.  Bij  een  ambiteuze  voorlopersstrategie  op  open  &  online  onderwijs  is  het  raadsaam  om  waar  mogelijk  co-­‐financiering  te  zoeken  bij  het  bedrijfsleven  en  de  overheid.  Ook  is  het  raadzaam  om  voor  instellingen  die  voor  een  volgersstrategie  kiezen  en  vooral  geinteresseerd  zijn  in  het  gebruik  van  online  onderwijs  voor  blended  learning  op  hun  eigen  campus,  te  verkennen  of  het  mogelijk  is  collectief,  bijvoorbeeld  in  SURF  verband,  aan  te  sluiten  bij  een  van  de  MOOC-­‐platforms  en,  in  navolging  van  bijvoorbeeld  Frankrijk  en  China,  een  nationaal  Nederlandstalig  open  online  onderwijsplatform  te  creeren.                  

Page 46: Rapport open en online onderwijs en de toekomst van het nederlandse hoger onderwijs

46    

6 Bronnen  

Platforms  /  websites  with  Open  Online  Education:  

www.edx.org/  

www.coursera.org/  

www.udacity.com/  

www.futurelearn.com  

www.khanacademy.org/  

www.codecademy.com/  

www.p2pu.org  

https://venture-­‐lab.org/  

http://class2go.stanford.edu/  

www.class-­‐central.com/  

 Websites  met  aanvullende  informatie  en  artikelen:    Open  Course  Ware  Consortium  

Special  Interest  Group  Open  Educational  Resources    

Inside  Higer  Education  

Hackeducation  

European  Association  of  Distance  Learning  

European  Foundation  for  quality  in  e-­‐learning:  MOOC  quality  project  

MOOC  Research  Initiative  

 Rapporten:  ‘Institute-­‐wide  Task  Force  on  the  Future  of  MIT  Education.  Prelimenary  report’,  MIT  (21  november  2013)    ‘The  Innovative  University,  Changing  the  DNA  of  Higher  Education  from  the  Inside  Out’,  Clayton  Christensen  &  Henry  J.  Eyring,  2011    Disrupting  College,  How  Disruptive  Innovation  Can  Deliver  Quality  and  Affordability  to  Postsecondary  Education,  Clayton  Christensen,  Michael  B.  Horn,  Louis  Caldera,  Louis  Soares,  2008    ‘MOOC’s  and  implications  for  Higher  Education.  A  Whitepaper’,  JISC,  CETIS  (Maart  2013);        ‘MOOC’s  and  Open  Education:  Implications  for  Higher  Education.  A  white  paper’,  Li  Yuan  and  

Page 47: Rapport open en online onderwijs en de toekomst van het nederlandse hoger onderwijs

47    

Stephen  Powell,  JISC  -­‐  CETIS  (Maart  2013).      ‘Making  Sense  of  MOOC’s:  Musings  in  a  Maze  of  Myth,  Paradox  and  Possibility’,  Sir  John  Daniel  (25  september  2012)    Are  the  sleeping  giants  awake,  Non-­‐profit  universities  enter  online  education  at  scale’,  Parthenon  Perspectives,  October  2012    The  Future  of  the  Tertiary  Education  Sector:  Scenarios  for  a  Learning  Society’,  OECD/CERI  (2003).      ‘On  defining  distance  education’,  eds.  D.  Sewart,  D.  Keegan,  and  B.  Holmberg,  1988,  p.  6-­‐33.  In  Distance  Education:  International  Perspectives.    ‘Study  of  UK  online  learning  final  report’,  David  White,  University  of  Oxford,  2010    ‘Changing  Course:  Ten  Years  of  Tracking  Online  Education  in  the  United  States’,  I.  Elaine  Allan  &  Jeff  Seaman,  Sloan-­‐C,  2011    ‘Trendsrapport  Open  Educational  Resources  2013’,  Surf  (2013)    ‘Connectivism,  A  Learning  theory  for  the  digital  age’,  Siemens  (2005)    ‘What  Connectivism  is’,  Downes  (2007)      ‘Open  (het)  onderwijs’,  Trendrapport  Open  Educational  Resources,  Mulder  en  Janssen  (2013)    ‘Unbundling  the  corporation’,  2000,  John  Hagel  III  &  Marc  Singer.      ‘Unbundling  the  supply  chain  for  the  international  music  Industry’,  Stanislas  Renard,  doctoral  thesis,  2010.        Blogs,  presentaties  &  nieuwsartikelen:    ‘Open  content  in  het  onderwijs’,  B.  Knubben  en  R.  Schuwer  (OUNL)    ‘Online  Evolution  Accelerates’,    Harvard  Magazine  (maart-­‐april  2013).      ‘Massive  Open  Online  Courses,  aka  MOOC’s,  Transform  Higher  Education  and  Science’,  Scientific  American  (maart  2013)    ‘Changing  the  Economics  of  Education.  John  Hennessy  and  Salman  Khan  on  how  technology  can  make  the  college  numbers  add  up’,  Wall  Street  Journal  (juni  2012)    ‘Five  Courses  Receive  College  Credit  Recommendations’,  Coursera  blog  (Februari  7,  2013).    

Page 48: Rapport open en online onderwijs en de toekomst van het nederlandse hoger onderwijs

48    

‘SJSU  Plus  Program.  Get  Ahead  with  College  Credit’.  Udacity  website  (no  date,  accessed  march  2013).      ‘Unbundling  and  Unmooring:  Technology  and  the  Higher  Ed  Tsunami’,  Audrey  Waters  (September  2012)    ‘The  Campus  Tsunami’,  David  Brooks,  New  York  Time  (mei  2012)    ‘Why  MOOC’s  are  like  the  music  industry’,  Alex  Sayf  Cummings  (mei  2013)    ‘Forget  the  learners,  how  do  I  measure  a  MOOC  quality  experience  for  ME!’,  Dave  Cormier  (mei  2013)    where  do  you  see  online  education  in  20  years?,  Dave  Cormier  (maart,  2013)    ‘Changing  the  Economics  of  Education.  John  Hennessy  and  Salman  Khan  on  how  technology  can  

make  the  college  numbers  add  up’,  Wall  Street  Journal  (juni,  2012)    ‘For-­‐Profit  Higher  Education  Scandals  in  the  United  States:  International  Lessons’,  Philip  G.  Altbach,  Inside  Higher  Ed,  (30  august  2010)    ‘Possible  probation  for  Phoenis’,  Paul  Fain,  Inside  Higher  Ed  (26  february  2013)  

Page 49: Rapport open en online onderwijs en de toekomst van het nederlandse hoger onderwijs

49    

Bijlage  1–  Toelichting  ‘Unbundeling’  en  ‘Disruptive  innovation’  

1. Unbundling  Unbundling  kent  twee  bekende  varianten:  product  unbundling  en  organizational  unbundling.  Daarnaast  wordt  er  sinds  kort  een  derde  vorm  van  unbundling  onderkend:  de  herordening  van  gehele  productie-­‐  en  distributieketens  voor  producten  en  diensten  als  gevolg  van  digitalisering.49    Door  digitalisering  heeft  product  unbundling  in  veel  dienstverlenende  industrieën  een  grote  vlucht  genomen.  Denk  bijvoorbeeld  aan  de  reisindustrie  waar  voorheen  het  leeuwendeel  van  de  vakanties  door  reisbureau’s  werd  samengesteld,  verkocht  en  door  eigen  reisleiders  begeleid.  Inmiddels  kunnen  consumenten  zelfstandig  de  goedkoopste  vluchten  en  verblijfplaatsen  via  internet  vinden  en  boeken  en  hun  eigen  vakantiereis  samenstellen,  en  zonder  hulp  van  reisleiders  overal  ter  wereld  hun  weg  vinden  met  navigatiesoftware  op  hun  mobiele  telefoons.      Clayton  Christensen  heeft  in  zijn  boek  ‘The  innovative  university’  beargumenteerd  dat  de  huidige  hoger  onderwijsinstellingen  teveel  business  modellen  combineren:  onderwijs,  onderzoek,  innovatie  &  valorisatie.  In  het  algemeen  is  het  volgens  Christensen  zo  dat  organisaties  succesvoller  zijn  als  zij  zich  volledig  op  een  enkel  business  model  richten:  dus  ofwel  onderwijs,  ofwel  onderzoek.  Deze  redenatie  vanuit  het  perspectief  van  Organizational  unbundling  doortrekkend  zou  het  effectiever  en  goedkoper  kunnen  zijn  als  universiteiten  en  hogescholen  kiezen  en  zich  richten  op  ofwel  onderwijs  of  onderzoek.  Zolang  er  geen  externe  concurrentie  is  voor  het  huidige  model,  zal  deze  vorm  van  organisational  unbundling,  bijvoorbeeld  door  een  sterkere  scheiding  tussen  beroepsgericht  onderwijs  en  academisch  onderzoek,  niet  optreden.    Een  bekend  voorbeeld  van  unbundling  van  een  gehele  productie-­‐  en  distributieketens  als  gevolg  van  digitalisering  heeft  zich  voorgedaan  in  de  muziekindustrie.  Tot  recent  hadden  platenmaatschappijen  grip  op  de  gehele  productie-­‐  en  distributieketen  van  muziek  door  de  productie  en  distributie  van  geluidsdragers  in  de  hand  te  hebben.  Van  het  beschikbaar  stellen  van  hoogwaardige  opnameapparatuur  en  opnamestudio’s  aan  muzikanten  tot  het  persen  van  muziek  op  geluidsdragers  als  vinyl,  cassettebandjes  en  later  compact  discs,  de  marketing  en  communicatie  en  de  uiteindelijke  verkoop  in  muziekwinkels.  De  platenmaatschappijen  maakten  in  vrijwel  elke  schakel  in  deze  keten  de  dienst  uit  en  bepaalden  welke  artiesten  wel,  en  welke  niet  in  de  schappen  terecht  kwamen.  De  opkomst  van  ongelimiteerde  digitale  opslag  van  muziek  (MP3)  en  nieuwe  online  (streaming)  distributiekanalen  als  iTunes,  YouTube  en  Spotify  heeft  er  toe  geleid  dat  veel  van  de  fysieke  tussenstations  inmiddels  (kunnen)  worden  overgeslagen  en  de  machtige  platenmaatschappijen  hun  grip  op  dit  productie-­‐  en  distributieproces  zijn  kwijtgeraakt.      Door  deze  ontwikkeling  zijn  de  verhoudingen  tussen  de  belanghebbenden  in  de  muziekindustrie  veranderd.  Artiesten  kunnen  onafhankelijk  van  een  platenmaatschappij  muziek  met  hoge  kwaliteit  opnemen  en  met  een  druk  op  de  knop  via  YouTube  of  andere  online  kanalen  over  de  gehele  wereld  publiceren.  Hiervoor  hebben  zij,  naast  talent  en  hun  instrumenten,  niet  meer                                                                                                                                49  http://www.strategyworld.org/unbundling.pdf  

Page 50: Rapport open en online onderwijs en de toekomst van het nederlandse hoger onderwijs

50    

nodig  dan  een  relatief  goedkope  laptop  met  de  juiste  hard-­‐  en  software  en  een  internetverbinding.  Ook  voor  muziekliefhebbers  heeft  dit  tot  grotere  keuzevrijheid  geleid.  Zij  zijn  niet  langer  verplicht  integrale  albums  met  12  nummers  aan  te  schaffen  zoals  die  in  het  verleden  werden  samengesteld  door  de  platenmaatschappijen.  Zij  kunnen  op  elk  gewenst  moment  op  elk  apparaat  hun  favoriete  liedjes  luisteren,  en  betalen  alleen  nog  voor  die  liedjes  die  zij  daadwerkelijk  luisteren  of  willen  bezitten.  Dit  gebeurt  door  micro-­‐betaling  via  nieuwe  pay-­‐per-­‐use  abonnementsvormen  zoals  bij  Spotify  of  online  door  aankoop  van  een  digitale  kopie  via  iTunes.  Eigenaars  van  opnamestudio’s,  productiefaciliteiten  voor  geluidsdragers,  platenmaatschappijen  en  muziekwinkels  hebben  zich  hier  aan  moeten  aanpassen  of  zijn  intussen  failliet  gegaan.    Vergelijkbaar  met  deze  derde  variant  wordt  ‘unbundling’  in  het  hoger  onderwijs  soms  gebruikt  om  een  onderwijsconcept  te  omschrijven  waarin  een  leerpad  of  een  curriculum  niet  meer  integraal  door  één  opleiding  of  instelling  wordt  geproduceerd  en  aangeboden,  maar  wordt  samengesteld  uit  losse  modules  van  verschillende  aanbieders.  Het  curriculum  of  leerpad  is  dan  opgebouwd  uit  –  veelal  onder  een  open  licentie  beschikbare  -­‐  cursussen  van  diverse  aanbieders  Afhankelijk  van  de  onderwijskundige  visie  van  de  voorstanders  van  ‘unbundling’  wordt  het  ‘bundelen’  van  dit  open  aanbod  tot  een  samenhangend  programma  onder  regie  van  de  instelling  c.q.  docent  gedaan,  of  juist  bij  voorkeur  door  studenten  zelf  en  bestaat  in  extreme  gevallen  zelfs  uit  volledig  door  de  participanten  in  een  peer-­‐learning  community  zelf  geproduceerde  content  (zoals  in  de  connectivistische  leertheorie  die  ten  grondslag  ligt  aan  de  cMOOC’s).50      De  strategische  vraag  die  middels  deze  beschrijving  unbundling  opdoemt  is  of  de  gestaag  groeiende  hoeveelheid  digitaal  opgeslagen  en  distribueerbare  leermiddelen  en  cursussen  ook  tot  product  unbundling  en  een  herordening  van  de  productie  en  distributieketens  van  het  onderwijs  kan  leiden.  En  zal  dit  vervolgens  leiden  tot  een  emancipatie  van  studenten  en  hun  keuzevrijheid  en  grip  op  hun  eigen  leerproces  vergroten.  En  wat  is  in  dat  geval  de  impact  voor  bestaande  spelers  als  de  educatieve  uitgeverijen  en  hoger  onderwijsinstellingen  die  nu  de  productie  en  distributie  van  leermiddelen  en  het  leerproces  controleren?  51      

                                                                                                                             50  ‘Connectivism,  A  Learning  theory  for  the  digital  age’  (Siemens,  2005)  en  ‘What  Connectivism  is’  (Downes,  2007)  51  ‘Unbundling  and  Unmooring:  Technology  and  the  Higher  Ed  Tsunami’,  Audrey  Waters  (September  2012)  

Page 51: Rapport open en online onderwijs en de toekomst van het nederlandse hoger onderwijs

51    

2. Disruptive  innovation  De  term  ‘disruptive  innovation’  werd  vijfentwintig  jaar  geleden  gelanceerd  door  professor  Clayton  M.  Christensen  van  de  Harvard  Business  School  in  een  het  artikel  genaamd  Disruptive  Technologies:  Catching  the  Wave.  De  theorie  is  de  afgelopen  twee  decennia  zeer  invloedrijk  geworden  in  de  bedrijfswetenschappen  en  is  in  verschillende  sectoren  gebruikt  om  de  business  impact  van  nieuwe  technologieën,  de  opkomst  en  ondergang  van  organisaties,  en  belemmeringen  voor  innovatie  binnen  gevestigde  organisaties  te  verklaren.    Christensen  beweert  dat  bij  disruptive  innovations  niet  een  geavanceerde  nieuwe  technologische  innovatie  de  drijfveer  voor  verandering  is,  maar  de  nieuwe  business  modellen  die  mogelijk  worden  door  het  op  innovatieve  wijze  combineren  van  bestaande  technologieën.  Een  marktverstoring  als  gevolg  van  een  dergelijke  innovatie  treedt  op  wanneer  eenvoudige  en  reeds  bewezen  technologieën  op  een  nieuwe  manier  gecombineerd  worden  om  een  eenvoudiger  (en  goedkoper)  versie  van  het  oorspronkelijke  product  of  dienst  te  creëren.  Hiermee  kan  een  nieuwe  en  vaak  veel  grotere  markt  voor  deze  producten  of  diensten  worden  aangeboord.  Anders  gezegd  is  een  disruptive  innovation  een  technologisch  gedreven  innovatie  van  het  business  model  die  een  nieuwe  markt  en  waarde  netwerk  creëert.  Uiteindelijk  wordt  de  innovatie  zo  succesvol  dat  het  een  bestaande  markt  en  de  bestaande  marktleiders,  die  zich  nog  steeds  richten  op  het  optimaliseren  van  het  oude  business  model,  verdringt  en  marginaliseert.    Een  roemrucht  voorbeeld  van  een  reeks  van  disruptive  innovations  is  te  vinden  in  de  computerindustrie,  waar  de  producenten  van  de  grote  mainframe-­‐computers  van  de  jaren  50  en  60  successievelijk  werden  uitgedaagd,  en  uiteindelijk  verdrongen,  door  de  producenten  van  mini-­‐computers  in  de  jaren  '60  en  '70,  die  weer  werden  verdrongen  door  producenten  van  desktop-­‐computers  in  de  jaren  '80,  die  weer  werden  verdrongen  door  de  producenten  van  laptops  in  de  jaren  90,  en  nu  worden  verdrongen  door  producenten  van  smartphones  en  (mini)  tablets  van  de  00's.  Dergelijke  opeenvolgende  innovaties  zijn  zeer  bedreigend  voor  bestaande  spelers  in  een  markt.  Het  is  niet  zo  dat  deze  organisaties  zich  niet  bewust  zijn  van  de  innovaties  die  optreden  in  hun  markt.  Zij  worden  echter  beperkt  in  hun  keuze  om  deze  te  omarmen  door  de  innerlijke  logica  van  hun  huidige  business  model  wanneer  deze  nieuwe  mogelijkheden  zich  voor  het  eerst  voordoen.  Zij  zijn  daardoor  veelal  niet  in  staat  om  succesvol  te  concurreren  met  de  nieuwkomers  op  de  markt.    Christensen  identificeert  twee  typen  disruptive  innovation.  De  eerste  noemt  hij  "low-­‐end  disrupution".  Deze  richt  zich  op  consumenten  die  niet  de  volledige  waarde  nodig  hebben,  of  kunnen  betalen,  die  aan  de  bovenkant  van  de  markt  wordt  geboden.  Voor  hen  volstaat  een,  in  de  ogen  van  de  oude  aanbieders  en  afnemers,  kwalitatief  minderwaardige  versie  van  het  oorspronkelijke  product  of  dienst.  Meestal  trekken  de  bestaande  partijen  zich  terug  uit  deze  lagere  marktsegmenten,  omdat  de  marges  (zeer)  laag  zijn  en  het  concurreren  op  deze  onderkant  van  de  markt  schaarse  middelen  wegneemt  van  hun  veel  winstgevender  proposities  aan  de  bovenkant  van  de  markt.  Het  tweede  type  is  "new-­‐market-­‐disruption"  die  zich  richt  op  klanten,  de  zogenoemde  ‘non-­‐consumers’,  die  eerder  niet  werden  bediende  door  de  traditionele  aanbieders.  Marktleiders  in  de  oude  markt  hebben  meer  moeite  het  identificeren  van  dit  soort  innovatie  omdat  zij  zich  concentreren  op  hun  huidige  waarde  propositie  voor  bestaande  klanten,  en  niet  zien  hoe  de  innovatieve  waarde-­‐propositie  van  de  nieuwkomers  interessant  zou  kunnen  zijn  voor  hun  huidige  klanten.  

Page 52: Rapport open en online onderwijs en de toekomst van het nederlandse hoger onderwijs

52    

 Disruptive  innovations  worden  vaak  geinitieerd  door  start-­‐up  bedrijven  die  niet  belemmert  worden  door  de  noodzaak  om  voorgaande  investeringen  in  bestaande  productiefaciliteiten  als  gebouwen,  getrained  personeel,  kwaliteitssystemen,  etc..  terug  te  verdienen.  Ze  kunnen  hun  beperkte  investeringen  in  de  nieuwe  technologie  investeren  en  hun  inspanningen  volledig  richten  op  de  nieuwe  consumenten.  Wanneer  de  kwaliteit  van  hun  producten  of  diensten  door  na  verloop  van  tijd  door  middel  van  technologische  innovaties,  wordt  hun  aanbod  concurrerend  voor  marktleiders  in  kwalitatief  bovenliggende  segmenten.  Meestal  is  het  op  dat  moment  voor  de  aanbieders  in  deze  segmenten  te  laat  of  te  duur  om  hun  strategie  nog  aan  te  passen  en  succesvol  concurreren  met  de  nieuwkomers  op  hun  marktsegment.  Daarom  preseteren  start-­‐ups  en  nieuwkomers  doorgaans  beter  presteren  dan  gevestigde  bedrijven  als  een  disruputive  innovation  plaatsvindt.    Sommige  bedrijven  hebben  aangetoond  dat  het  mogelijk  is  om  dergelijke  marktverstoringen  te  overleven.  Een  beroemd  voorbeeld  is  IBM.  Deze  organisatie  is  erin  geslaagd  om  zich  respectievelijk  te  transformeren  van  een  mainframe  computer  producent,  in  een  mini-­‐computer  producent,  in  een  desk-­‐top  computer  producent,  tot  een  brede  ICT-­‐dienstverlener.  Het  slaagde  hierin  door  telkens  als  zich  een  (potentiele)  disruptive  innovation  voordeed  in  de  bestaande  markt  een  nieuw  bedrijfsonderdeel  op  te  richten  dat  zich  zonder  beperking  kon  richten  op  de  waarde  propositie  van  de  opkomende  markt.  De  nieuwe  business  unit  werd  daarbij  de  vrijheid  gegeven  om  te  zonder  beperkingen  te  concurreren  met  de  bestaande  business  units.  Dit  stelde  de  nieuwe  business  unit  in  staat  een  winstgevend  nieuw  business  model  uit  te  bouwen,  ook  wanneer  dit  ten  koste  ging  van  de  aanvankelijk  nog  winstgevender  business  modellen  van  de  bestaande  business  units.    Een  even  beroemd  voorbeeld  van  een  bedrijf  dat  (bijna)  failliet  is  gegaan  door  een  technologische  innovatie  is  Eastman  Kodak.  Kodak  was  als  marktleider  in  de  productie,  verkoop  en  ontwikkeling  van  fotorolletjes  niet  in  staat  om  haar  op  chemie  gebaseerd  business-­‐model  om  te  zetten  in  een  digitaal  business-­‐model.  Het  was  zelfs  zo  dat  Kodak  in  de  late  jaren  '70  de  digitale  technologie  had  ontwikkeld  die  digitale  fotografie  mogelijk  maakte.  Zij  had  deze  technologie  verkocht  omdat  het  senior  management  op  dat  moment  oordeelde  dat  het  niet  voldoende  winst  opleverde  ten  opzichte  van  de  nog  steeds  groeiende  en  zeer  winstgevende  fotografie  markt  waarin  zij  op  dat  moment  de  wereldwijde  marktleider  waren.    De  meeste  disruptive  innovations  hebben  een  doorlooptijd  van  enkele  decennia.  Pas  als  de  technologie  zich  voldoende  heeft  ontwikkeld  breekt  deze  massaal  door.  Online  Education  heeft  volgens  Christensen  na  ruim  twee  decennia  de  benodigde  technologische  volwassenheid  bereikt  om  massaal  door  te  breken.  In  navolging  van  Christensen  geloven  veel  analisten  en  journalisten  afkomstig  uit  de  nieuwe  media  en  internet  industrie  dat  de  recente  opkomst  van  MOOC’s  bevestigd  dat  het  onderwijs  in  de  doorbraakfase  van  een  echte  disruptive  innovation  is  aanbeland.  Een  groeiend  aantal  studenten  volgt  wereldwijd  online  onderwijs,  en  nieuwe  toetreders  als  Coursera,  Udacity  en  edX  bieden  een  nieuwe  waarde  propositie,  massaal  en  volledig  geautomatiseerd  online  onderwijs  tegen  zeer  lage  prijzen,  aan  een  nieuwe  wereldwijde  doelgroep  die  voorheen  geen,  of  slechts  zeer  beperkt  toegang  had  tot  kwalitatief  hoogwaardige  academische  kennis  en  hoger  onderwijs.      

Page 53: Rapport open en online onderwijs en de toekomst van het nederlandse hoger onderwijs

53    

 Fig.  1:  Online  Education  vanuit  het  perspectief  van  Christensen’s  ‘disruptive  innovation’  (Capgemini  Consulting).  

 Opvallend  genoeg  denkt  Christensen,  die  zelf  aan  Harvard  is  verbonden,  dat  universiteiten  de  spreekwoordelijke  uitzondering  op  de  regel  zouden  kunnen  zijn  dat  bestaande  marktleiders  worden  weggeconcurreerd  door  nieuwkomers.  Omdat  onderzoeksuniversiteiten  gewend  zijn  om  innovaties  te  omarmen  zouden  zij  in  staat  moeten  zijn  om  deze  disruptive  innovation  te  overleven.  Zij  dienen  dan  wel  zijn  advies  op  te  volgen  en  zich  te  focussen  op  een  business  model:  beroepsgericht  onderwijs  of  academisch  onderzoek.  Anders  zullen  zij  worden  weggeconcurreerd  door  andere  topuniversiteiten  of  nieuwe  toetreders.    Een  belangrijke  onbeantwoorde  vraag  bij  de  analyse  van  de  mogelijke  impact  van  MOOC’s  is  of  er  een  verdienmodel  is  voor  universiteiten  die  op  deze  wijze  gratis,  of  zeer  goedkoop,  online  onderwijs  aanbieden.  Uit  analyses  van  de  contracten  van  universiteiten  met  Coursera  blijkt  dat  er  aan  meerdere  verdienmodellen  gedacht  wordt.    Daarnaast  lijken  MOOC’s  zich  te  ontwikkelen  in  de  richting  van  regulier  betaald  en  geaccrediteerd  online  onderwijs.  Het  meest  in  het  oog  springende  voorbeeld  hiervan  is  de  online  master  Computer  Science  die  Georgia  Tech  University  in  het  voorjaar  van  2012  aankondigde  te  gaan  aanbieden  in  samenwerking  met  Udacity  en  AT&T.  Hoewel  dit  op  zich  niet  revolutionair  is,  wordt  deze  online  master  ontwikkeld  voor  ruim  3.000  studenten  per  jaar,  tegen  een  totaalprijs  van  6.660  dollar  per  student.  De  reguliere  campus  variant  van  deze  opleiding  kost  ca.  40.000  dollar  per  jaar,  wat  neer  komt  op  een  prijsreductie  van  circa  90%.  Daarnaast  verwacht  Georgia  Tech  voor  het  ontwikkelen  van  de  online  master  niet  meer  dan  acht  extra  docenten  te  hoeven  aannemen.  De  instructie  en  begeleiding  vindt  geheel  plaats  via  het  platform  van  Udacity.  De  ontwikkelkosten  worden  gedragen  door  AT&T  die  ook  de  eerste  lichting  studenten  vanuit  haar  eigen  organisatie  aanlevert.  Al  met  al  een  ongekende  schaalvergroting  en  prijsdaling,  die  de  concurrentieverhoudingen  in  het  Amerikaanse  universitaire  landschap,  en  mogelijk  ook  ver  daarbuiten,  behoorlijk  op  zijn  kop  zet.    Inmiddels  is  er  echter  ook  een  steeds  sterker  worden  tegengeluid  hoorbaar.  De  hooggespannen  verwachtingen  van  de  MOOC’s  worden  door  velen  in  het  onderwijs  zelf  betiteld  als  een  media  hype  die  doet  denken  aan  de  ‘  peak  of  inlated  expectations’  van  de  Gartner  hypecycle.  

Copyright © 2011 Capgemini Consulting. All rights reserved.

The  theory ofʺdisruptive  innovationʺ

„A process by which a product or service

takes root initially in simple applications

at the bottom of a market and then

relentlessly moves ‘up market’, eventually

displacing established competitors”

‒ Professor  Clayton  M.  Christensen,  Harvard Business  SchoolAuthor of  Disrupting Class (2008)  and  The  Innovative University  (2011)

Low  ranked(under)  graduatedegree programs

High  ranked (under)  graduate degreeprograms

Top  ranked (under)  graduatedegree programs

Page 54: Rapport open en online onderwijs en de toekomst van het nederlandse hoger onderwijs

54    

Bijlage  2  –  Ontstaansgeschiedenis  xMOOC’s  

In  de  zomer  van  2011  stuurde  Sebastian  Thrun  –  professor  aan  het  departement  Computer  Science  van  Stanford  University  en  vice-­‐president  en  partner  bij  Google  –  een  e-­‐mail  naar  een  online  community  van  mensen  die  geïnteresseerd  zijn  in  zijn  onderzoeksgebied  van  Artificial  Intelligence.  In  deze  mail  kondigde  hij  aan  dat  in  het  komende  semester  de  introductiecursus  Artificial  Intelligence  (AI)  ook  online  kan  gevolgd.  De  online  cursus  zou  gratis  worden  aangeboden,  toegankelijk  zijn  voor  iedereen  en  alle  studenten  die  de  examens  succesvol  maken  zouden  een  certificaat  ontvangen.  Het  bericht  over  deze  innovatie  ging  ‘viraal’  en  binnen  een  enkele  weken  hadden  meer  dan  10.000  mensen  zich  geregistreerd  om  deze  online  cursus  AI  te  volgen.    Thrun  had  het  bestuur  van  Stanford  University  niet  geïnformeerd  over  zijn  initiatief.  Dit  leidde  tot  een  escalerend  conflict  tussen  Thrun  en  het  universiteitsbestuur  over  zijn  voornemen  om  een  certificaat  van  Stanford  aan  niet-­‐betalende  leerlingen  te  verlenen.  Een  aantal  verhitte  vergaderingen  en  meer  dan  150.000  inschrijvingen  later,  kwamen  Thrun  en  het  bestuur  tot  een  compromis:  het  werd  toegestaan  om  een  niet-­‐formele  verklaring  ondertekend  door  Thrun  uit  te  geven.  Thrun  slaagde  erin  inhoud  te  produceren  voor  de  online  versie  van  zijn  cursus  en  23.000  studenten  te  laten  passeren  voor  het  online  examen.  De  eerste  Massive  Open  Online  Course  (MOOC)  was  geboren.  Opvallend  gegeven:  aan  het  einde  van  het  semester  bezochten  nog  maar  30  van  de  oorspronkelijke  200  studenten  de  colleges  op  de  campus;.  de  rest  was  overgestapt  naar  de  online  versie  van  de  cursus.  Van  de  248  studenten  die  een  perfecte  score  haalden  op  de  eindtoets,  zat  geen  enkele  van  de  200  die  als  student  stonden  ingeschreven  aan  Stanford.    Het  initiatief  van  Thrun  was  geïnspireerd  door  Salman  Khan,  een  MIT-­‐alumnus  en  een  voormalig  hedge  fund  analist.  Sinds  2007  had  Khan  eigenstandig  duizenden  korte  video’s  met  instructies  gemaakt  die  hij  publiceerde  op  YouTube.  In  het  voorjaar  van  2011  hield  Khan  een  presentatie  op  het  TED-­‐platform  genaamd  ‘Let’s  use  video  to  reinvent  education’.  De  presentatie  ging  over  de  missie  en  de  successen  van  zijn  non-­‐profit  initiatief  genaamd  Khan  Academy.  De  presentatie  over  zijn  visie  om  een  gratis  online  academie  te  creëren  voor  de  hele  wereld  werd  in  dezelfde  week  gehouden  als  de  presentatie  van  Thrun  op  de  TED-­‐platform  over  de  'Google  driverless  auto'  waar  hij  aan  werkte.    Het  feit  dat  de  Khan  Academy  in  2011  maandelijks  door  ongeveer  2  miljoen  unieke  bezoekers  werd  gebruikt  en  de  ‘traditionele’  introductiecursus  AI  van  Stanford  slechts  200  studenten  per  semester  aantrok,  zette  Thrun  aan  om  actie  te  ondernemen.  Thrun  besprak  zijn  plan  om  zijn  Stanford  cursussen  online  gratis  aan  te  bieden  met  Andrew  Nge  en  Daphne  Koller,  collega-­‐hoogleraren  bij  het  departement.  Hij  wilde  de  cursus  op  dezelfde  manier  als  de  Khan  Academy  aanbieden,  met  behulp  van  goedkope,  simpele  en  korte  YouTube-­‐video’s  die  geïntegreerd  zijn  in  een  website  met  online  oefeningen,  examens  en  social  media  voor  samenwerking  en  ‘peer  learning’.  Koller  en  Nge  werden  ook  enthousiast  en  gelijktijdig  lanceerden  zij  online  versies  van  hun  introductiecursussen  Machine  Learning  en  Database  design,  en  slaagden  erin  om  meer  dan  100.000  studenten  aan  te  trekken.    Uit  het  aantal  aanmeldingen  van  de  cursussen  van  Stanford  bleek  dat  de  potentie  van  gratis  en  vrij  toegankelijk  online  onderwijs  enorm  was.  Door  de  blijvende  discussie  over  de  waarde  van  de  

Page 55: Rapport open en online onderwijs en de toekomst van het nederlandse hoger onderwijs

55    

certificaten  van  zijn  MOOC’s  met  het  bestuur,  verliet    Thrun  uiteindelijk  gedesillusioneerd  Stanford.  Hij  begon  zijn  eigen  online  universiteit  genaamd  Udacity,  om  op  die  manier  de  wereld  toegankelijk,  betaalbaar,  boeiend  en  effectief  hoger  onderwijs  te  brengen.  Hij  ging  voor  de  instructievideo’s  samenwerken  met  professoren  en  managers  uit  de  (ICT-­‐)industrie,  zoals  Larry  Page  en  Sergey  Brin  van  Google.  Thrun  financiert  het  initiatief  aanvankelijk  met  eigen  middelen,  aangevuld  met  investeringen  door  ‘venture  capitalists’  uit  Sillicon  Valley.      Toen  Thrun  Stanford  verliet,  begonnen  Koller  en  Nge  Coursera,  een  online  onderneming  gebaseerd  op  het  online  platform  dat  ze  creëerden  voor  het  leveren  van  hun  eerste  twee  MOOC’s.  Koller  en  Nge  brachten  een  aanzienlijk  bedrag  op  en  begonnen  met  verschillende  universiteiten  online  cursussen  aan  te  bieden.  Het  cursusaanbod  is  voor  iedereen,  gratis  en  leidt  in  de  meeste  gevallen  tot  een  soort  van  niet-­‐formeel  certificaat  (bijvoorbeeld  ‘honour  certificate’  of  ‘certificate  of  mastery’).  Het  eerste  partnerschap  dat  ze  sloten  was  met  Stanford  om  drie  extra  MOOC’s  in  het  voorjaar  van  2012  aan  te  bieden.  In  de  loop  van  2012  wisten  ze  contracten  te  tekenen  met  32  andere  (voornamelijk)  Amerikaanse  topuniversiteiten.  Deze  universiteiten  kondigden  aan  om  meer  dan  200  online  cursussen  via  Coursera  aan  te  bieden  en  bijna  alle  wetenschappelijke  domeinen  te  bestrijken.      Door  de  ontwikkelingen  vanuit  de  concurrentie  werd  het  Massachussets  Institute  of  Technology  (MIT)  aangespoord  om  in  actie  te  komen.  Sinds  jaar  heeft  MIT  het  voortouw  genomen  als  het  gaat  om  Open  Education  en  de  universiteit  had  reeds  het  volledige  portfolio  van  2100  cursussen  gedigitaliseerd.  Deze  werden  met  een  open  licentie  aan  studenten  en  docenten  over  de  gehele  wereld  aangeboden  onder  de  noemer  OpenCourseWare  (OCW).  Hoewel  in  toenemende  mate  het  aantal  studenten  en  docenten  gebruik  maakten  van  deze  vrij  beschikbare  materialen,  wordt  OCW  niet  aangeboden  in  de  vorm  van  gestructureerde  online  cursussen  met  geïntegreerde  oefeningen,  peer-­‐learning  en  geautomatiseerde  niveaubepaling  van  examens.  En,  nog  belangrijker,  is  het  met  OCW  niet  mogelijk  om  een  certificaat  te  verwerven.    Als  reactie  op  de  initiatieven  van  Thrun,  Koller  en  Nge,  lanceert  in  het  voorjaar  van  2012  Anand  Agarwal,  directeur  van  MIT  Computer  Science  &  Artificial  Intelligence  Lab  (CSAIL),  MITx.  Een  paar  maanden  starten  Rafael  Reif  (de  huidige  voorzitter  van  MIT)  en  Drew  Faust  (de  voorzitter  van  Harvard)  de  ontwikkeling  van  edX  en  investeren  ieder  circa  30  miljoen  dollar.  Het  consortium  heeft  de  ambitie  om  edX  verder  te  ontwikkelen  tot  een  toonaangevend  platform  voor  de  distributie  van  MOOC’s.  De  ambitie  is  om  een  miljard  studenten  online  onderwijs  te  gaan  bieden.  Tegelijkertijd  is  edX  opgezet  als  onderzoeksproject  om  te  leren  hoe  online  het  leren  van  de  studenten  aan  Harvard  en  MIT  kan  verrijken.      EdX  onderscheidt  zichzelf  van  Udacity  en  Coursera  niet  alleen  doordat  het  een  non-­‐for-­‐profit  initatief  is.  Het  biedt  ook  introductiecursussen  die  deel  uitmaken  van  het  officiële  curriculum  en  dezelfde  academische  kwaliteit  bevatten.  Ook  biedt  edX  gratis  toegang  tot  de  digitale  versies  van  het  lesmateriaal  dat  gebruikt  wordt  in  de  reguliere  lessen.        

Page 56: Rapport open en online onderwijs en de toekomst van het nederlandse hoger onderwijs

56    

                     Capgemini  Consulting  Reykjavikplein  1  Postbus  2575  -­‐  3500  GN  Utrecht  Tel.  +31  30  689  18  50  www.capgeminiconsulting.nl    Capgemini  Consulting  is  the  strategy  and  transformation  consulting  brand  of  Capgemini  Group