LDD Focus_dossier onderwijs

16
Vakman (m/v): een beroep om trots op te zijn Technische en beroepsopleidingen hebben te kampen met een serieus imagoprobleem. De meeste jongeren komen pas in TSO/BSO terecht na een mislukking in het ASO. Vaak verliezen ze daardoor hun motivatie, verlaten de school zonder middelbaar diploma en vinden geen werk. De volhou- ders missen dan weer voldoende praktijker- varing en zijn na hun studies niet meteen inzetbaar op de arbeidsmarkt. Deze negatieve spiraal kan omgebogen worden door ouders bewuster te maken van de carrièrekansen die beroepsgericht en deeltijds onderwijs bieden. Laat jonge vaklui al vanaf 16 jaar aan de slag gaan. Geef bedrijfsleiders medezeggenschap over de kennis, vaardigheden en werkattitudes waaraan beroepsstudenten moeten voldoen opdat opleidingen beter worden afgestemd op de arbeidsmarkt. Zorg voor uitgebreide stages op een échte werkvloer met hedendaagse apparatuur, zowel voor leerlingen als voor leerkrachten. Stimuleer deeltijds leren/werken want leerlingen met leercontracten blijken vlotter in te stromen op de arbeidsmarkt. En tenslotte zal ook een eenheidsstatuut voor arbeiders en bedienden leiden tot een herwaardering van beroepsgericht en deeltijds onderwijs. Als we de toekomst van onze vaklui willen vrijwaren zullen alle betrokken partijen hun verantwoordelijkheid moeten opnemen. Anne De Baetzelier Dossier Onderwijs LDD focus IN DIT DOSSIER Naar een herwaardering van TSO, BSO en deeltijds leren l 2 Duaal onderwijs in Duitsland l 14

description

Inhoudelijk tijdschrift over beroepsgericht onderwijs

Transcript of LDD Focus_dossier onderwijs

Page 1: LDD Focus_dossier  onderwijs

Vakman (m/v): een beroep om trots op te zijnTechnische en beroepsopleidingen hebben te kampen met een serieus imagoprobleem. De meeste jongeren komen pas in TSO/BSO terecht na een mislukking in het ASO. Vaak verliezen ze daardoor hun motivatie, verlaten de school zonder middelbaar diploma en vinden geen werk. De volhou-ders missen dan weer voldoende praktijker-varing en zijn na hun studies niet meteen inzetbaar op de arbeidsmarkt.

Deze negatieve spiraal kan omgebogen worden door ouders bewuster te maken van de carrièrekansen die beroepsgericht en deeltijds onderwijs bieden. Laat jonge vaklui al vanaf 16 jaar aan de slag gaan. Geef bedrijfsleiders medezeggenschap over de kennis, vaardigheden en werkattitudes waaraan beroepsstudenten moeten voldoen opdat opleidingen beter worden afgestemd op de arbeidsmarkt. Zorg voor uitgebreide stages op een échte werkvloer met hedendaagse apparatuur, zowel voor leerlingen als voor leerkrachten. Stimuleer deeltijds leren/werken want leerlingen met leercontracten blijken vlotter in te stromen op de arbeidsmarkt. En tenslotte zal ook een eenheidsstatuut voor arbeiders en bedienden leiden tot een herwaardering van beroepsgericht en deeltijds onderwijs.

Als we de toekomst van onze vaklui willen vrijwaren zullen alle betrokken partijen hun verantwoordelijkheid moeten opnemen.

Anne De Baetzelier

Dossier Onderwijs

LDD focus

In DIt DOssIerNaar een herwaardering van TSO, BSO en deeltijds leren l 2

Duaal onderwijs in Duitsland l 14

Page 2: LDD Focus_dossier  onderwijs

2

LDD focus

Uitdagingen voor het secundair onderwijsEen recent rapport van Aghion en Cohen1 bevestigt eens te meer de cruciale rol van menselijk kapitaal in de economische en technologische ontwikkeling van de kennismaatschap-pij. Het fundament van menselijk kapitaal wordt gelegd in het onder-wijs. Zonder een competitief en innovatief onderwijs geen economi-sche groei. Maar slaagt ons onderwijs erin om jongeren op te leiden en te vormen zodat ze op een volwaardige manier kunnen participeren aan de maatschappij? Het antwoord op deze vraag is twijfelachtig. Er zijn tal van

Naar een herwaardering van TSO, BSO en deeltijds leren

indicatoren die erop wijzen dat ons onderwijs erop achteruitgaat en dringend aan hervormingen toe is. Ook het rapport dat de Vlaamse administratie overmaakte aan de nieuwe Vlaamse regering2 suggereert dat de voornaamste knelpunten in het secundair onderwijs zich voordoen bij de gebrekkige instroom in en waarde-ring voor het technisch onderwijs. Problemen in latere opleidingen zijn navenant. Deze LDD Focus signaleert niet alleen pijnpunten maar reikt ook oplossingen aan om de aansluiting van het onderwijs met de arbeidsmarkt te verbeteren en zo de welvaart in ons land veilig te stellen in de toekomst.

In onze complexe wereld is het vermogen om te blijven leren en vernieuwen van cruciaal belang. Onderzoek en innovatie zijn immers de motor voor groei en de bron van toekomstige jobs. Het onderwijs zorgt voor een pool aan afgestudeer-den waar het bedrijfsleven uit rekruteert. België kent al drie decennia van hoge werkloosheid. In het bijzonder de zwakkere groepen uit onze samenleving zijn structureel gemarginaliseerd. Tegelijkertijd schreeuwen bedrijven om geschoold personeel, in het bijzonder ook om technisch geschoolde vaklui. Vandaag zit 32% van de totale leerlingenpopulatie in ons land in het technisch en beroepsonderwijs, maar worden deze types onderwijs te vaak beschouwd als laatste halte. Amper 2,2% van onze 17-jarigen volgt deeltijds onderwijs. Willen we de toekomst van de bedrijven en hiermee ook de samenleving veiligstellen kan alleen een opwaar-dering van de technische richtingen soelaas brengen.

Page 3: LDD Focus_dossier  onderwijs

3

Indicatoren

Stagnerende basiskennisHet driejaarlijkse PISA onderzoek bestudeert op wereldvlak de kennis en vaardigheden bij 15-jarigen op het vlak van wetenschappen, lezen en rekenen. Een vergelijking van de laatste edities toont aan dat het intellectuele peil van ons onderwijs naar beneden gaat. De kennis van het Nederlands en de rekenvaardigheden van onze leerlingen worden armer, algemene basiskennis (natuur, cultuur, technologie) stagneert en de concentratiemogelijkheden van de leerlingen gaan sterk achteruit. Sinds de invoering van het communicatiege-richt onderwijs wordt geheugentraining en repetitief intensief leren ontmoedigd. De leerstof die nog echt moet ‘geblokt’ worden, vermindert drastisch wegens ‘pedagogisch niet verantwoord’. De oppervlakkige leermethode gebaseerd op het kortetermijngeheu-gen confronteert de leerlingen op latere leeftijd met de hiaten in hun veronderstelde basiskennis.

Verschillende professoren en docenten hoger onderwijs stelden de voorbije jaren via starttoetsen vast dat de aanvangskennis van de studenten voor Nederlands, Frans, wiskunde, chemie, Engels, Duits, geschiedenis, aardrijks-kunde, geschreven taal, formele woordenschat,… gevoelig is gedaald.3

Het dalende niveau van de lerarenop-

leiding als gevolg van deze onderwijs-methode versterkt de algemene niveaudaling omdat ook onze nieuwe leerkrachten vaak niet meer in staat zijn de nodige basiskennis over te brengen. Als deze evolutie zich doorzet wenkt de afgrond.

Ongekwalificeerde uitstroom

Naast de leerachterstand van minstens 1 jaar van 30% van de leerlingen (VRIND 2009), verlaat zo’n 15 % van de jongeren - vooral leerlingen van het deeltijds beroepsonderwijs - het onderwijs zodra ze geen leerplicht meer hebben. Deelname aan het onderwijs blijft hoog in het eerste jaar na de leerplicht (18-jarigen): rond 82 % bij jongens, 85 % bij meisjes. Jongens stromen het sterkst (één op vijf) uit één jaar na het einde van de leerplicht. Voor meisjes valt de piek (ook één op vijf) pas twee jaar later: vooral meisjes verlaten het onderwijs na een opleiding van één cyclus (drie jaar) in het hoger onderwijs.

Niet alle jongeren die pas na de leerplicht stoppen hebben ook effectief

Jaar 2003 Jaar 2006 Jaar 2003 Jaar 2006 Jaar 2003 Jaar 2006

Leesvaardigheid Wiskunde Natuurwetenschappen

Finland 543 Zuid-Korea 556 Vlaanderen 553 Taipei 549 Finland 548 Finland 563

Korea 534 Finland 547 Hong Kong 540 Finland 548 Japan 548 Hong Kong 542

Vlaanderen 530 Hong Kong 536 Finland 544 Hong Kong 547 Hong Kong 539 Canada 534

Canada 528 Canada 527 Korea 542 Zuid-Korea 547 Korea 538 Taipei 532

Australië 525 Vlaanderen 522 Nederland 538 Vlaanderen 543 Vlaanderen 529 Vlaanderen 529

Pisa resultaten

Bron: http://www.ond.vlaanderen.be/school/direct/bijlagen0102/Pisa/pisa_samen.htm

3

hun opleiding afgewerkt. Op basis van de resultaten van de Labour Force Survey (LFS), een jaarlijkse telling in alle landen van de Europese Unie, staat de teller van vroegtijdige schoolverlaters op gemiddeld 14,8 % voor 2007. De ongekwalificeerde uitstroom (jongeren tussen 18 en 24 jaar met maximaal een diploma lager secundair onderwijs) blijft in België sedert een vijftal jaren ongeveer stabiel. In 1995 waren er 13% vroegtijdige schoolverlaters tegen 10% in 2008. Volgens de Lissabonstrategie moet het aantal jongeren dat de school verlaat zonder voldoende startkwalifi-caties voor de arbeidsmarkt en de samenleving tussen 2001 en 2010

minstens gehalveerd worden.Vlaande-ren scoort hierin behoorlijk maar toch zijn er structurele problemen. Het probleem van schooluitval en het hoog percentage schoolachterstand (VRIND 2009) in TSO (41%) en BSO (58%) begint vaak al bij een verkeerde oriëntatie en is mede het gevolg van het waterval-

1 P. Aghion, E. Cohen, “Education et croissance”, verslag voor de Conseil d’Analyse Economique du Premier Ministre, 2007.2 Bijdrage Vlaamse administratie aan het regeerprogramma van de aantredende Vlaamse Regering, Beleidsdomeinspecifieke bijdrage Deel 3.5 Economie, Wetenschap en

Innovatie, Mei 2009.3 ‘Gemor over kennisgebrek in hoger onderwijs’, DS, 6.12.06.

een vergelijking van de laatste edities van het driejaarlijkse PIsA onderzoek toont aan dat het intellectuele peil van ons onderwijs naar beneden gaat

Page 4: LDD Focus_dossier  onderwijs

4

systeem. Duitsland, Denemarken, Zweden en Finland scoren hier beduidend beter4.

Instroom arbeidsmarkt

Overal in Europa is de arbeidsmarktsitu-atie van jongeren minder rooskleurig dan die van de oudere leeftijdsgroepen. In Europees perspectief scoort Vlaande-ren redelijk goed, zowel wat betreft de jeugdwerkloosheid (12,5%) als de totale werkloosheid (5,0%)5. Slechts acht landen kennen een lagere jeugdwerk-loosheid, met op kop Nederland en Denemarken6. Wel zien we dat van de acht landen met een totale werkloos-heidsgraad die vergelijkbaar is met de Vlaamse score, onze regio de hoogste jeugdwerkloosheid heeft. Dat betekent dus dat Vlaanderen een aanzienlijke kloof kent tussen de totale en de jeugdwerkloosheid. In Wallonië en Brussel is de toestand ronduit zorgwek-kend: meer dan een derde van de jongeren die zich op de arbeidsmarkt aanbieden vindt geen werk.

Wat jongeren tussen 15 en 24 jaar betreft kent ons land hogere werkloos-heidscijfers (19,9%) en lagere werkgele-genheidscijfers (26,3%) dan het Europese gemiddelde. De slechte werkgelegenheidscijfers moeten genuanceerd worden omdat in België een groot aandeel van de jongeren verder studeert. Het aandeel werkloze jongeren langer dan 1 jaar is met 20% gezakt op 10 jaar maar toch hadden in 2004 maar 66% van de 15 tot 24 jarigen een job binnen het jaar. Elchardus et Smits (2005) benadrukken twee factoren die de zoektocht naar een job cruciaal beïnvloeden: de economische toestand en het diploma-niveau.

In bezit zijn van een kwalificatie verhoogt significant de kansen op de arbeidsmarkt. Tachtig procent van de Vlaamse afgestudeerde jongeren (56% van de Waalse jongeren) tussen 15 en 24 jaar heeft na één jaar werk. De Vlaamse cijfers benaderen deze van de ons omringende landen. In Nederland,

Denemarken en Zwitserland hebben 20% van de gekwalificeerde schoolver-laters één jaar later geen werk. Het werklozencijfer van Belgische vroeg-tijdige schoolverlaters tussen 15 en 24 jaar zonder middelbaar diploma is echter een alarmerende 30%, twee keer het gemiddelde percentage in Europa

Jongeren maken hun intrede op de arbeidsmarkt

Juni 2006 December 2006

Hooggeschoold 51,7% 57,1%

Middengeschoold 49,9% 52,0%

Laaggeschoold 41,4% 43,3%

TOTaaL 46,5% 49,0%

Uitstroom naar werk van de in januari 2006 nieuw- ingeschreven werkzoekenden

Bron : VDAB

in 20047. Voor wie geen kwalificatie heeft is de kans op werkloosheid in België dus bijzonder hoog. Ook het soort kwalificatie is een bepalende factor voor de kansen op snelle intrede in de arbeidsmarkt. Bijgaande tabel toont het aandeel

4 Rapport SSL/OD1.2008.13; voor cijfers tot 2005: Algemene Directie Statistiek van de FOD Economie; voor cijfers 2006, 2007: Vlaams voortgangsrapport 2008, OECD, DES EMPLOIS POUR LES JEUNES – BELGIQUE, 2007.5 M. Tielens, C. Vermandere, Cijferen met jongeren: Een doorlichting van de arbeidsmarktsituatie van jongeren in Vlaanderen en Europa, rapport 4-2007, Steunpunt werk en sociale economie.6 OESO-onderzoek ‘Jobs for Youth: Netherlands’.7 Hoge raad voor de werkgelegenheid, verslag 2007.

Het werklozen cijfer van Belgische schoolverlaters zonder middelbaar diploma is tweemaal hoger dan het europese gemiddelde

LDD focus

Page 5: LDD Focus_dossier  onderwijs

5

nieuw-ingeschreven werkzoekenden uit januari 2006 dat in juni 2006 of december 2006 aan het werk is. Hoog opgeleide jongeren vinden het gemakkelijkste (6 op 10) een job binnen het jaar dat volgt op hun opleiding. Opvallend is dat het aandeel jongeren uit het TSO en het BSO in deze statistie-ken oververtegenwoordigd is. Bij de laaggeschoolden is iets meer dan 4 op 10 eind december aan de slag. Dat aandeel stijgt naar 5 op 10 bij de middengeschoolden8. De laag-geschoolden hebben het beduidend moeilijker op de arbeidsmarkt en hun toestand verbetert nauwelijks9.

Ook in het deeltijds onderwijs, toch het soort onderwijs met de nadruk op vaardigheden, stromen jongeren tijdens de opleiding steeds minder snel door naar de werkvloer. Het voorbije schooljaar was dit 36% tegen 41% in het schooljaar 2005-06. Opvallend is wel dat de leerlingen, die hun deel-tijdse studie afwerken, bijna evenveel kans hebben om een job te vinden als de hoogopgeleide studenten.

Discrepantie in vaardigheden

De recente economische crisis, maar ook technologische en maatschappelijke veranderingen die globalisering met zich meebrengt zorgen voor een stijging van de jeugdwerkloosheid in de geavanceerde economieën. Een voortdurende zorg van beleidsmakers komt scherper dan ooit naar voren, namelijk de gebrekkige afstemming tussen de onderwijs- en vaardigheids-niveaus van de werknemers en de arbeidsvereisten van werkgevers.

Werkgevers hebben andere verwach-tingen over de kennis en de vaardig-heden van hun werknemers dan de schoolverlaters. Volgens een studie van het ICHEC van 2005-2006 vindt ongeveer 80% van de jongeren van de laatste jaren middelbaar onderwijs dat ze goed voorbereid zijn op het beroepsleven10. Zeventig procent van de werkgevers vindt dat bepaalde vaardigheden moeten worden verbeterd tijdens de

opleiding. Zij verlangen dat afgestudeer-den onmiddellijk in het arbeidsproces kunnen instappen. Door het gebrek aan praktische ervaring tijdens de opleiding is de nieuwe werknemer op het gebied van kennis, vaardigheden en attitudes echter onvoldoende ingelicht en getraind om aan deze verwachtingen te voldoen. Gebrekkige kennis is mede het gevolg van het communicatie gericht onderwijs waar de basiscompetenties onvoldoende worden aangeleerd. Zonder de noodzakelijke basiskennis kunnen de leerlingen de gevraagde vaardigheden niet onder de knie krijgen. Praktijklessen op de school zijn ontoerei-kend omdat vele scholen niet over de noodzakelijke infrastructuur beschikken. Wanneer leerlingen bovendien onvol-doende blijk geven van arbeidsethos is het weinig verbazend dat werkgevers niet staan te springen om pas afgestu-deerden een kans te geven.

Van een vicieuze cirkel gesproken. Werkgevers zijn steeds minder vaak bereid een opleiding of stageplaats aan te bieden. Leerlingen brengen minder

op dan een reguliere arbeidskracht, bij onvoldoende werk is het schrappen van stageplaatsen dan ook één van de eerste maatregelen die een bedrijf neemt. Het gebrek aan stageplaatsen demotiveert op zijn beurt de leerlingen bij hun keuze voor een verdere oplei-ding of een bepaalde richting11. In 2004-2005 raakte ongeveer de helft van de Vlaamse jongeren en een kwart van de Waalse jongeren in het deeltijds beroepsonderwijs niet aan een arbeids- overeenkomst12.

Watervalsysteem

Als men over een watervalsysteem spreekt veronderstelt men automatisch een rangorde of hiërarchie tussen verschillende studierichtingen waarbij meestal de theoretische boven de technische en de technische boven de beroepsrichtingen worden ingeschat. Leerlingen proberen eerst ‘zwaardere richtingen’ en zakken vervolgens naar ‘lichtere richtingen’ af13.

8 VDAB.9 Hoge raad voor de werkgelegenheid, verslag 2007.10 ICHEC 2006.11 CPB: Nederlands onderwijs en onderzoek in internationaal perspectief, no. 88, juni 2005.12 Hoge Raad voor de werkgelegenheid, jaarrapport 2007.13 http://www.ond.vlaanderen.be/schooldirect/bijlagen0201/thema_SO.pdf.

Page 6: LDD Focus_dossier  onderwijs

6

LDD focus

Deze ‘benedenwaartse selectie’ wordt versterkt met sociale vooroordelen. Ouders zien liever hun kind slagen in het algemeen secundair onderwijs dat zogezegd de meeste toekomstperspec-tieven heeft. Pas na het mislukken in dit systeem zijn de meeste ouders geneigd om hun kinderen naar de zogezegde lagere niveau’s, het technisch of het beroepsonderwijs te laten gaan. De cijfers bevestigen deze perceptie. Zo blijkt dat 30% van de jongeren geboren in 1976 terechtkwam in het waterval- of cascadesysteem. Dit houdt in dat men van een hogere naar een lagere onderwijsvorm afzakt. Ongeveer 10% maakt de overstap van ASO naar TSO, zo’n 12,3% ging van ASO naar BSO en een kleine 7% schakelde over van TSO naar BSO. Naar onderwijstype laten de SONAR-resultaten zien dat ongeveer 8% van de ondervraagde jongeren van een voltijds op een deeltijds program-ma overstapte in het secundair onderwijs. Het omgekeerde patroon, namelijk overschakelen van een lagere naar een hogere onderwijsvorm – ook wel ‘zalmsysteem’ genoemd – komt slechts in zeer beperkte mate voor: slechts 2,3% van de respondenten maakte een dergelijke ‘opwaartse’ beweging.

Opdeling bedienden en arbeidersstatuut

Ondanks het feit dat bedrijven schreeuwen om technisch geschoolde vaklui, lijden het technisch en beroeps-onderwijs dus aan een imagoprobleem. Daarom is het TSO en BSO voor slechts weinigen een positieve eerste keuze. Erger nog, de negatieve perceptie werkt zelfs een devaluatie van de beroeps- en technische opleidingen in de hand. In plaats van gemotiveerde leerlingen met de nodige praktische vaardigheden is het aandeel gedemoti-veerde jongeren dat niet op zijn plaats zit in die richting relatief groot, met nefaste gevolgen voor de opleiding. Een belangrijke reden waarom deze perceptie zo hardnekkig standhoudt, is het onderscheid in statuut tussen arbei-der en bediende.

Het arbeidersstatuut is sociaal minder voordelig. Het statuut van bediende geeft recht op langere opzeggings-termijnen, maar niet op tijdelijke werkloosheid om economische redenen14 noch op een “carensdag”. De voordelen van het arbeidersstatuut zoals een kortere proefperiode, een voordeliger berekeningswijze van het vakantiegeld, enz. worden vaak vergeten en de opleidingen die toegang geven tot dit statuut zijn minder gegeerd. Dit probleem doet zich in de andere landen niet voor: België is samen met Griekenland het enige EU-land met een verschillend statuut voor arbeiders en bedienden. Het wegwerken van deze obstakels vergt een langdurige diepgaande hervorming van het secundaire beroeps en technisch onderwijs. Er moet echter vooral komaf gemaakt worden met de negatieve perceptie van deze richtingen.

Voorstellen

Uit bovenstaande analyse blijkt dat er nog veel te gebeuren staat om de

huidige secundaire beroepsrichtingen aan de maatschappelijke noden van vandaag aan te passen. Onderwijs wordt als wegbereider aangezien voor gelijke kansen voor iedereen. Voor-waarde daarvoor is ten eerste dat het onderwijs er effectief in slaagt om jongeren op te leiden en te vormen zodat ze op een volwaardige manier deel uitmaken van samenleving en gemeenschap. Daarbij is de opwaarde-ring van het technisch en beroepson-derwijs en van deeltijds leren voor LDD prioritair. Het maatschappelijk belang van deze opleidingsvormen erkennen is cruciaal voor het wegwer-ken van het watervalsysteem, het aanpakken van gedemotiveerde jongeren die voortijdig het systeem verlaten, het omlaag krijgen van jeugdwerkloosheidscijfers en het tegemoet komen aan de eisen van de hedendaagse arbeidsmarkt. Niet alleen de leerlingen maar ook de leraren, de school en de ouders moeten dringend hun verantwoorde-lijkheid opnemen.

LDD reikt de volgende voorstellen tot hervorming van ons onderwijsland-schap aan:

14 De zgn. “crisiswerkloosheid” die tijdelijk van kracht is, werd niet in aanmerking genomen.

Page 7: LDD Focus_dossier  onderwijs

7

Studiekeuze beter begeleiden Ä

Deze fundamentele omwenteling van het onderwijssysteem begint al met ervoor te zorgen dat leerlingen op hun plaats terecht komen bij het maken van hun studiekeuze. Vandaag bestaan reeds talrijke initiatieven om uitval en jeugdwerkloosheid tegen te gaan: in geval van tuchtproblemen worden ouders verwittigd en uitgenodigd, van elke probleemleerling wordt een dossier bijgehouden en er is intensieve samenwerking met CLB, er is GON-begeleiding, thuisbegeleiding, politie, het centrum geestelijke gezondheid enz. Dit zijn nuttige initatieven maar het leerlingvolgsysteem dat het CLB hanteert beperkt zich voornamelijk tot het detecteren van leerproblemen. Leerlingen moeten echter terug enthousiast gemaakt worden voor hun verdere ontwikkeling. Eerder dan te peilen naar de mislukkingen en zwaktes, zou de studiebegeleiding moeten gebaseerd zijn op de interes-

ses van de leerlingen. Ze moeten iets kiezen dat ze graag doen en waar ze goed in zijn, en dus moeten ze naast algemene kennis ook al vanaf de lagere school kunnen kennismaken met een brede waaier aan praktische vaardigheden binnen het pakket WO. We spreken hier niet over het theoretische beschrijven van machines maar het daadwerkelijk beleven van de bouw van machines en over bedrijfs- en schoolbezoeken. Door een bewuste keuze voor een beroeps- of technische opleiding in het secundair onderwijs kan het demotiverende watervalsysteem, dat een maatschappelijk probleem is, stilaan verdwijnen.

In Finland, Nederland en Denemarken is geen sprake van een watervalsys-teem, omdat deze landen de algehele kennis en vaardigheden van de leerlingen opsporen en stimuleren en hen de beste richting aanbieden, op

basis van een screeningsysteem dat ruimer onderbouwd is en verschillende opleidingsjaren omvat. Beoordeel kinderen bij de overstap naar het voortgezet onderwijs op de ontwikke-ling die ze in de jaren ervoor hebben doorgemaakt en minder op de toetsen in het laatste jaar lager onderwijs15. Naast de louter kennisgerichte toetsen kunnen er ook andere testvormen bijkomen (testen van vaardigheden, psychologische testen, enz). Op dit moment loopt een proefproject TOS 21 op pilootscholen waar leerlingen kennismaken met techniek vanaf de kleuterklas. LDD heeft informatie opgevraagd over de stand van zaken in deze ‘experimenteerscholen’. We stellen ons alvast vragen bij het theoretische opzet van dit experiment.

In Finland zet 95 % van de 16-jarigen na de leerplicht zijn studies verder

15 Kannisland.

Page 8: LDD Focus_dossier  onderwijs

8

Leerplicht verlagen tot Ä 16 jaar voor TSO, BSO en deeltijds onderwijs

Eens ze de keuze gemaakt hebben moet alles op alles gezet worden om gemotiveerde leerlingen te houden. Dit moet volgens LDD niet door de leerlingen te verplichten tot hun 18de op de schoolbanken te zitten. Een opvallende vaststelling is dat in de meeste omringende landen de leer- plicht tot 16 jaar bestaat. Zowel in Finland, Denemarken als Duitsland is dit het geval. Desondanks studeren de jongeren af, hebben zij een lage jeugdwerkloosheid en scoren ze zeer goed op internationale vergelijkende studies. Ze slagen erin de leerlingen uit eigen beweging school te laten lopen en aan hun toekomst te werken.Trouwens in Finland zet 95% van de 16-jarigen na de leerplicht hun studies verder.

Arbeidsethos stimuleren Ä

Naast de nodige schoolse kennis moeten leerlingen ook de vereiste werkattitudes bijgebracht worden.

Door de huidige trend van ‘vaardighe-den bijbrengen’ en ‘inspelen op de leefwereld van de kinderen’ worden leerlingen niet meer geconfronteerd met moeilijkheden, vraagstukken en informatie. Ze leren niet meer omgaan met problemen, met frustratie, met het uitvoeren van een moeilijkere opdracht, met het verwerken van een repetitief element in de leerstof. Ze worden dus niet meer geconfronteerd met de minder leuke dingen in het leven.

Zowel in secundair als in hoger onder-wijs, maar evengoed op de werkvloer, blijven ze deze levenswijze als verwor-ven recht opeisen. Ze willen de regels naar hun hand zetten, schuiven verantwoordelijkheid af en geven op. Leerlingen en ook ouders moeten terug gewezen worden op hun verantwoorde-lijkheden en het opvoedkundige aspect moet daar beginnen waar het hoort, namelijk thuis. Tevens moeten leerkrach-ten terug het gezag krijgen dat ze nodig hebben om de leerlingen te kunnen onderwijzen. Zeker omdat er ook nog steeds een gedeeltelijke opvoedkundige taak van hen wordt verwacht. Soms zijn ouders zelf ongeschoold, staan ze in een maatschappelijk zwakke positie of

hebben ze een zwakke kennis van het Nederlands waardoor hun opvoedkun-dige taak wordt bemoeilijkt. Zij kunnen hun kinderen niet de baas en hopen dat de school dat wel kan. Dus moeten de leerkrachten in staat gesteld worden om hun taak te kunnen vervullen.

Lerarenopleiding herdenken Ä

In het verlengde hiervan ligt de aanpassing van de lerarenopleiding zodat leerkrachten opnieuw voldoende kennis hebben om te kunnen onderwij-zen. Leerkrachten lager onderwijs genoten meestal zelf een opleiding ASO en hebben weinig voeling met TSO en BSO. Zodoende is het voor hen moeilijk om manuele en technische vaardigheden enthousiast over te brengen. Zeker in het secundair onderwijs is het voor leerkrachten TSO en BSO van groot belang om zelf bijgeschoold te blijven over de snel evoluerende hoogtechnologische apparatuur die op de werkvloer gebruikt wordt. Volgens Agoria, de federatie van de technologische industrie, volgden in Vlaanderen de afgelopen 5 jaar slechts 55 leerkrach-

De afgelopen 5 jaar volgden slechts 55 leerkrachten een stage in een technologisch bedrijf

LDD focus

Page 9: LDD Focus_dossier  onderwijs

9

ten een stage in een bedrijf in de technologische industrie. Vanuit de onderwijssector worden deze stages niet aanbevolen wegens een nijpend tekort aan technische leraars. Vooral tijdelijke vervangingen van deze leerkrachten blijkt een probleem. Maar alles moet in het werk worden gesteld om leerlingen én leerkrachten stage te laten lopen.

Positieve houding bevorderen Ä

Ook ouders dienen bewust te worden gemaakt van de kwaliteiten en slaag- en carrièrekansen van deeltijds en beroepsgericht onderwijs. De oplei-ding Industriële Wetenschappen (IW) bijvoorbeeld, die onder de noemer TSO valt, levert de sterkste wiskundige werknemers af. Weinig mensen beseffen dat IW’ers interessante carrièremogelijkheden krijgen, onder andere in het leger, omdat ze de sterksten zijn in wiskunde. Vlaanderen heeft ook zeer goede bakkers en chocolatiers, weliswaar technische beroepen maar waar vakmanschap hoog aangeschreven staat. Zonder goede vaklui staan we nergens. Zodra leerlingen en ouders zich realiseren dat een geslaagde vakopleiding een goede zet is voor de toekomst, draagt dit vanzelf bij tot een beter beeld van

de vakopleidingen. Imagocampagnes in de media, naar het voorbeeld van de film ‘Recht in de ogen’ van Julien Vrebos waarin 8 jongeren bewust kiezen voor het beroepsonderwijs, kunnen hierin een doorslaggevende rol spelen.

Ondernemen aanmoedigen Ä

Slechts 3% van de afgestudeerden zet de stap naar het ondernemerschap. Op termijn zou er dus een gebrek aan bedrijfsleiders en ondernemers kunnen ontstaan. De studenten in de beroeps-gerichte opleidingen zijn een doel-groep om later hun eigen zaak op te richten. Dus is het nuttig om de ondernemerszin aan te wakkeren en de werking van de bedrijfswereld bij te brengen in het vak ‘Economie en ondernemen’. Naast de theorie over wat ondernemen inhoudt leren ze zelf een bedrijf op te zetten (cfr minionder-neming), kunnen ze met ondernemers praten en worden ze voorbereid op een leven als ondernemer. Maak jongeren ook financieel intelligent door hen op school te leren hoe met geld om te gaan: in een apart lessenpakket moet hen worden bijgebracht wat sparen-beleggen-investeren betekent, welke bankproducten worden aangeboden en welke risico’s deze inhouden.

Vraag en aanbod op elkaar Ä afstemmen

Eveneens van cruciaal belang is de afstemming van de opleiding op de arbeidsmarkt. Leerlingen die weten dat ze toekomstperspectieven hebben weten waarvoor ze studeren. Werkge-vers die weten dat ze over een pool van vaardige en gemotiveerde werknemers kunnen beschikken zijn geneigd om deze een realistische kans te geven en zullen eerder beslissingen nemen ten gunste van de algemene werkgelegen-heid. Om vraag en aanbod op elkaar af te stemmen is er nood aan informatie over de huidige maar ook de toekom-stige vraag naar arbeidskrachten en de overeenkomstige vaardigheidseisen. Dit kan bijvoorbeeld met prognoseanalyses, werkgeversonderzoeken, casestudies of taakbekwaamheidsmodelleringen. Een mogelijk middel voor de verzameling en verspreiding van dergelijke informatie is de ontwikkeling van een geharmoni-seerd EU-”loopbaanverkennings-instrument”, geïnspireerd op beste internationale praktijken. Een dergelijk instrument zou door veel personen en organisaties voor diverse doeleinden (bv. beroepskeuzeadvisering en werkgelegenheidsprojecties) kunnen worden gebruikt.

Page 10: LDD Focus_dossier  onderwijs

10

LDD focus

Het decreet van 30 april 2009 betref-fende het hoger beroepsonderwijs en het ‘secundair-na-secundair’ onderwijs (B.S. 20.07.09) wil de samenwerking verhogen tussen de Centra voor Volwassenenonderwijs, de beroepsho-gescholen en de scholen in de 4e graad BSO. Bedoeling is om leerlingen die het beroeps- en technisch secundair onderwijs verlaten extra kwalificaties te laten behalen waar-door hun slaagkansen op de arbeids-markt toenemen en om nieuwe specifieke opleidingen aan te bieden die de markt vandaag nodig heeft en waarvan de beroepsprofielen werden bepaald in overleg met de SERV.

Leerlingen die na het BSO of TSO wel willen verder studeren, maar hoger onderwijs te hoog gegrepen vinden krijgen via deze nieuwe tussenstap de kans om via een aantal vrijstellingen alsnog de stap naar een professionele bachelor te kunnen zetten. Deze 2 nieuwe opleidingsniveaus situeren

zich dus tussen het secundair en het hoger onderwijs en willen inspelen op de noden van

de arbeidsmarkt. Zodoende wordt er nauw samengewerkt met de bedrijfs-wereld via allerlei vormen van werk-plekleren en stages. Bedoeling is het profiel van een startende werknemer beter af te stemmen op de verwachtin-gen van de sector. De toepassing van dit decreet werd uitgetest aan de hand van 13 projecten in Vlaamse scholen en de aanbevelin-gen zullen in de loop van 2010 aan het Ministerie van Onderwijs worden voorgelegd, maar het lijkt ons een goede aanzet naar de herwaardering van beroeps- en technische richtingen.

Bedrijfswereld inspraak geven Ä

In samenspraak met het onderwijs kunnen ondernemers mee hun stempel drukken op de hervorming van ons onderwijslandschap. De bedrijfswereld/sector kan mee de eindtermen gaan bepalen waaraan een leerling moet voldoen om af te

studeren. Daarbij gaat het niet alleen om vaktechnische vaardigheden, maar ook om algemenere competenties als samenwerken en met klanten omgaan. De ondernemer heeft er baat bij de leerling in de opleiding zo veel mogelijk te leren zodat die zo snel mogelijk een volwaardige taak aankan. Dus zal hij enerzijds geneigd zijn de leerlingen te begeleiden en hen de kans te geven om de noodzakelijke vaardigheden te verwerven.

Anderzijds is reeds vermeld dat het opzeggen van de leercontracten een van de eerste maatregelen is bij economische moeilijkheden. Daarom pleit LDD voor een evaluatie en aanpassing van de leercontracten zodat ze een gemakkelijke instroom op de arbeidsmarkt mogelijk maken. Het contract kan eventueel vervangen worden door een normaal tijdelijk arbeidscontract met een gereduceerd salaris. Het hele bonus en subsidiesys-teem waar nu mee gewerkt wordt kan vereenvoudigd worden. Eventueel kan men de premie bij het beëindigen van de opleiding behouden. Er kan eveneens in een subsidiesysteem voorzien worden voor de zwakste studenten die anders geen toegang zouden krijgen tot een “on the job” opleiding16. Het relatief hoge loon dat beginnende werknemers genieten werpt een tweede barrière voor hen op om de arbeidsmarkt te betreden. De verlaging van de sociale lasten is een goede maatregel en kan verder worden uitgebouwd. LDD pleit hiervoor in de veronderstelling dat een algemene lastenverlaging op loon niet of onvoldoende wordt doorgevoerd.

Uit een recente studie van de OESO die de uitstroom naar werk onderzoekt blijkt dat Europese jongeren in ver- gelijking met Amerikaanse veel minder dynamiek vertonen in hun tewerkstel-lingspatroon: Amerikanen veranderen sneller van job en werkzoekenden zijn gedurende kortere perioden werkloos. Maar de Europese landen die op grote

32% van de Vlaamse studenten volgt een technische of beroepsopleiding, maar amper 2,2% van de 17 jarigen volgt een deeltijdse opleiding

16 Belgium “could do better” on school-to-work transition, volgens de OESO.

Page 11: LDD Focus_dossier  onderwijs

11

schaal met leercontracten werken vertonen de vlotste instroom op de arbeidsmarkt17.

Praktijkgericht opleiden Ä

In vergelijking met andere Europese landen is er in België bij het voltijds secundair beroepsgericht onderwijs geen sprake van een doorgedreven opleiding op de werkvloer. Op een korte stageperiode na blijven de leerlingen in de school om hun vaardigheden aan te leren met als gevolg dat ze in het schoolse systeem blijven steken. De studie van de andere landen zoals Duitsland, Finland en Oostenrijk leert dat juist die ervaring op de werkvloer de aansluiting van de leerling met de arbeidsmarkt op een beslissende manier beïnvloedt. Door de opleiding “on the floor” sluiten de leerlingen zo snel aan bij de ervaren arbeidskrachten dat hun werkloosheids-cijfers zelfs vergelijkbaar zijn met de andere leeftijdsgroepen.

Zeker in de beroepsgerichte opleidingen moet de combinatie werken-leren bevorderd worden door meer soepele wetgeving hieromtrent

Het deeltijds secundair onderwijs of de leertijd waar werken en leren hand in hand gaan dienen daarentegen bij ons nog steeds als reddingsboei voor leerlingen die niet meekunnen in het voltijds onderwijs. In plaats van dit als volwaardig opleidingsniveau voor beroeps en technische opleidingen uit te bouwen blijft het een noodoplos-sing voor leerlingen die niet kunnen volgen of schoolmoe zijn. De jongeren zelf haken af omdat ze de verloning voor hun werk te laag vinden. Dat het deeltijds leren en werken nu hoofd-zakelijk fungeert als een opvangnet en voor vele jongeren de laatste stap is in het watervalsysteem ondermijnt het systeem. Met ongeveer 10.000 leerlingen staat het aandeel van deze onderwijsvorm nog op hetzelfde niveau als 20 jaar geleden.

In de ons omringende landen spelen de praktische opleidingen op de werkvloer immers wel een sleutelrol in het onderwijs.

Zo volgt in Duitsland zelfs tot 79% van de leerlingen een praktische opleiding en 40 % van de Oostenrijkse leerlingen doen hetzelfde. Tweeëndertig procent van de Vlaamse studenten volgt een technische of beroepsopleiding, maar amper 2,2% van de 17 jarigen volgt een deeltijdse opleiding. Het was daarom beter dit systeem te integreren in alle richtingen van het secundair onderwijs (ook binnen het ASO kan er werk gemaakt worden van praktijkervaring) om een goede basisopleiding te verzekeren. Het deeltijds werken en leren moet daarom uitgebouwd worden tot een volwaardig duaal systeem met evenwaardige praktische en theoretische richtingen dat gekozen wordt om zijn specifieke troeven en kwaliteiten. Zeker in de beroepsge-richte opleidingen moet de combinatie werken-leren bevorderd worden door meer soepele wetgeving hieromtrent. Het zou mogelijk moeten zijn om zo veel men wil bij te werken zo lang het werk de opleiding niet belemmert.

17 OECD Social, Employment and Migration Working Papers, 20/08/2009

Page 12: LDD Focus_dossier  onderwijs

12

LDD focusGezamenlijke opleidings/ Ä

werkplaatsen uitbouwen

Om leerlingen met de meest recente apparatuur te kunnen laten werken moeten de scholen intensief samen-werken met ondernemingen die deze technologie ter beschikking willen stellen. Er kan ook werk worden gemaakt van de uitbouw van die richtingen die in bepaalde gebieden veel gevraagd zijn en van knelpuntbe-roepen. Hier kunnen zowel leerlingen van het secundaire onderwijs als privé werknemers in opleiding. We verwach-ten dan ook veel van de reeds op- gerichte projecten zoals bv. de regionale lascentra.

Eenheidsstatuut realiseren Ä

Ook de andere elementen die bijdragen tot de misperceptie van het technische en het beroepsonderwijs moeten worden aangepakt. Het archaïsche statuutverschil tussen arbeiders en bedienden is overbodig en er moet dringend werk gemaakt worden van een eenheidsstatuut waar alle beroepen in worden ondergebracht.

Er is dus werk aan de winkel, niet alleen voor de leerlingen maar voor alle betrokken actoren om ervoor te zorgen dat de toekomst van onze kinderen gevrijwaard blijft. Want we mogen niet vergeten dat onze kinderen onze meest waardevolle investering zijn om succes in de toekomst te verzekeren.

er kan ook werk worden gemaakt van de uitbouw van die richtingen die in bepaalde gebieden veel gevraagd zijn en van knelpuntberoepen

Page 13: LDD Focus_dossier  onderwijs

13

Conclusieter vrijwaring van onze toekomstige welvaar t pleit LDD er voor technische- en beroepsopleidingen te her waarderen met de volgende maatregelen:

Studiekeuze beter begeleiden Ä

Leerplicht verlagen tot 16 jaar voor TSO, BSO en deeltijds onderwijs Ä

Arbeidsethos stimuleren Ä

Lerarenopleiding herdenken Ä

Positieve houding bevorderen Ä

Ondernemen aanmoedigen Ä

Bedrijfswereld inspraak geven Ä

Vraag en aanbod op mekaar afstemmen Ä

Praktijkgericht opleiden Ä

Gezamenlijke opleidings/werkplaatsen uitbouwen Ä

Eenheidsstatuut arbeiders/bedienden realiseren Ä

Page 14: LDD Focus_dossier  onderwijs

14

LDD focus

Duaal onderwijs in Duitsland

In Duitsland wordt nauw samenge-werkt tussen onderwijsinstellingen en de bedrijfswereld voor de opleiding van nieuwe werkkrachten in het beroepsonderwijs. In het duaal systeem gebeurt de theoreti-sche en algemene vorming immers in de school, de praktijk kunnen de leerlingen opdoen in een fabriek. Om dit onderwijssysteem beter in te schatten bezochten we in Aken de Mies von de Rohe Schule en het metaalverwerkend bedrijf Schumag Aktiengesellshaft die nauw samenwerken.

Reële werksituatieDit betekent concreet dat de toekom-stige werknemers minstens 12 u per week op school doorbrengen en de overige dagen de opgedane theorie in praktijk omzetten in een reële werksitu-atie. Op die manier doet de leerling niet alleen de noodzakelijke professionele vaardigheden op om klaar te zijn voor het echte beroepsleven, maar leert hij zich ook aanpassen aan de gebruike-lijke werkattitudes en sociale omgang op de werkvloer.

Deze manier van werken komt beide partijen ten goede. Enerzijds krijgt de leerling de verantwoordelijkheid om zelfstandig een concreet project uit te werken en tot een goed einde te brengen, waarbij hij zijn vaardigheden en kennis kan demonstreren. Ander-zijds zijn dat net de kwaliteiten waar bedrijven vandaag naar op zoek zijn.

Via het duaal systeem worden vraag en aanbod dus perfect op elkaar afge-stemd: individuele bedrijven kunnen op zoek naar de meest geschikte werkkracht voor die specifieke job en er wordt vermeden dat een leerling in de verkeerde richting terecht komt. Aldus investeren bedrijven in hun eigen toekomst en staan ze in voor de financiering van deze praktijkgerichte opleiding.

Duitse Kamer van Koophandel: centrale rol

De Duitse Kamer van Koophandel en Industrie kan bogen op een jarenlange traditie om scholen en bedrijven met elkaar in contact te brengen. Zij adviseert bedrijven niet alleen bij het uitvoeren en structureren van de praktijkopleiding en de onderwijsme-

Page 15: LDD Focus_dossier  onderwijs

15

thodes, zij helpt ook bij pedagogische, psychologische en juridische kwesties. Duitse bedrijven zijn wettelijk verplicht bij een Kamer aan te sluiten. Maar het bedrijf beslist zelf of het met praktijkge-richte opleidingen wil werken en - mits toestemming van de leerling in kwestie - met welke jongere uiteindelijk een opleidingscontract wordt afgesloten.

Dit contract heeft een duur van 2 à 3 jaar, naargelang de specialisatie, en omschrijft duidelijk de taak van de werkgever: de leerling alle mogelijke tools aanreiken om de nodige professionele ervaring op te doen, gebaseerd op de leerplannen die door het Ministerie van Onderwijs, in samenspraak met de werkgeversorgani-saties werden bepaald. Ook de leerlin-gen worden door de Kamer bijgestaan. Eens het opleidingscontract werd afgesloten blijft de Kamer verder adviseren, maar evalueren de onderwijs-instelling en het bedrijf zelf 5 à 6 keer per jaar de voortgang van de leerling.

Eindtermen

Uiteraard heeft ook het bedrijf inspraak in de eindtermen waaraan de afgestu-deerde moet voldoen. Op het einde van zijn opleiding legt hij een examen af voor een commissie die is samengesteld uit afgevaardigden van de vakbond, de werkgeversorganisaties en de onder-wijsinstelling. Dat eindexamen test niet alleen de professionele kennis maar ook de attitudevaardigheden. Wanneer de leerling geslaagd is ontvangt hij een certificaat van vakbekwaamheid dat de basis vormt voor verdere Masteroplei-dingen en carrièremogelijkheden. Hij kan een vervolmakingsopleiding volgen om verdere promotie te maken binnen de bestaande job, of hij kan ook een aanpassingsopleiding volgen waarbij nieuwe technische ontwikkelingen worden aangeleerd.

350 verschillende opleidingen

Vandaag kunnen Duitse leerlingen via dit systeem van deeltijds leren/werken 350 verschillende opleidingen volgen

die voorbereiden op 15.000 verschil-lende beroepsmogelijkheden. Bepaalde hoog-technologische ontwikkelingen zijn echter zo specifiek dat niet alle bedrijven voldoen aan de nodige vereisten om praktijkgerichte opleidin-gen te kunnen aanbieden. Omgekeerd werken sommige bedrijven zo specifiek dat ze de leerling geen volwaardige opleiding kunnen aanbieden. Vandaar dat de Kamer van Koophandel, in samenspraak met de werkgeversorgani-saties, echte werkplaatsen inricht waar KMO’s hiervoor terecht kunnen.

Het is duidelijk dat praktijkgericht onderwijs zoals het in Duitsland wordt toegepast een absolute meerwaarde betekent. Het feit dat deeltijdse contracten de eersten zijn die sneuvelen bij een herstructurering of sanering in tijden van crisis weegt niet op tegen de voordelen van deeltijds leren/werken. Vandaag focussen bedrijven in Vlaanderen vaak alleen op het kostenplaatje van dit systeem. Maar ondernemingen zullen hun mentaliteit moeten bijsturen willen ze inzien dat investeren in deeltijdse contracten zoveel betekent als investe-ren in hun eigen toekomst. Maandelijks spenderen bedrijven tussen 700 en 1000 € aan gemoti-veerde jonge werkkrachten die na een proeftijd van 4 maand arbeidsklaar zijn en fulltime kunnen meedraaien in het productieproces.

De werkzaamheidsgraad van jongeren onder de 24 jaar is in Duitsland dan ook hoger. In 2006 was dat 45% tegenover 30% in Vlaanderen.

Duaal onderwijs = investeren in toekomst

Ook Vlaamse onderwijsinstellingen zijn nog onvoldoende vertrouwd met deze manier van scholing en samenwerking met bedrijven, maar ook zij zullen op termijn de vele voordelen van praktijk-gericht onderwijs kunnen ervaren. Het afgesloten opleidingscontract biedt immers meer dan enkel een professio-nele verbintenis, het is te vergelijken met een sociaal contract waarbij bedrijven en scholen toezicht houden over het sociaal gedrag en de attitudes van hun leerlingen: spijbelen wordt niet getolereerd, enkel gemotiveerde studenten met de juiste attitudes maken een kans om hun opleiding te vervolledigen en een vast contract te bemachtigen. Dit uitzicht op een vaste job na het beëindigen van de opleiding is voor jongeren dan ook een extra motivering tot presteren en dat blijkt ook uit de lage uitvalscijfers.

Dus om onze toekomstige werknemers beter te wapenen tegen de oprukkende jeugdwerkloosheid en meteen inzetbaar te maken op de werkvloer is praktijker-varing tijdens hun opleiding een absolute must.

Page 16: LDD Focus_dossier  onderwijs

16

LDD focus

LDD Focus is een uitgave van de studiedienst van LDDCoördinatie: Luc Rochtus ([email protected])Aan dit nummer werkten mee: Boudewijn Bouckaert, Anne De Baetzelier, Liesbet Deben, Piet Deslé en Luc Rochtusv.u.: Piet Deslé, Directeur Communicatie LDD Bellevue 5, 9050 Gent

Lay-out en druk: ColorStudio Gent, New Goff Mariakerke

studiedag Onderwijs & OndernemenThema: Herwaardering van het beroeps- en technisch onderwijs en deeltijds leren. Betere afstemming van beroepsopleidingen op de actuele noden van de arbeids-markt. Toekomstige vaklui (m/v) via voldoende praktijkervaring en de juiste werkattitudes beter voorbereiden op het echte beroepsleven met het oog op een betere doorstroming en een lagere jeugdwerkloosheid bij laaggeschoolden.

dinsdag 2 februari 2010Locatie: Vlaams Parlement, zaal De Schelp, Hertogstraat 2, 1011 Brusseli.s.m. VOKA, UNIZO, VSKO, GO!, CLB, VDAB, SYNTRA, Daimler Aken, Ministerie van Onderwijs

inschrijving: gratis, deelname bevestigen via [email protected] vóór 27/01/2010

Programma09.30-10.00 Ontvangst met koffie

10.00-10.20 Welkom - VOKa

Peter Leyman - gedelegeerd bestuurder

10.20-10.40 UNiZO

Karel Van Eetvelt - gedelegeerd bestuurder

10.40-10.50 Videogetuigenissen uit het beroepsonderwijs van leerlingen,

leraren en bedrijfsleiders

10.50-11.10 VsKO

Mieke Vanhecke - directeur generaal

11.10-11.30 GO!

Raymonda Verdyck - afgevaardigd bestuurder

11.30-12.00 Koffiebreak

12.00-12.20 CLB

Els Palmaers - algemeen directeur VCLB

12.20-12.40 VDaB

Fons Leroy - gedelegeerd bestuurder

12.40-13.00 sYNTRa

An Van de Ven - directeur Leren en Werken

13.00-14.00 Lunch

14.00-14.20 Duitse getuigenis over duaal onderwijs

Sonja Bernhardt

Assistent Senior Manager Commercial Affairs Daimler Aken

14.20-14.40 Vlaams Minister van Onderwijs

Pascal Smet

14.40-16.00 Panelgesprek met alle sprekers: vragen uit het publiek

16.00-16.15 Conclusie

Boudewijn Bouckaert - Voorzitter Commissie Onderwijs

Vlaams Parlement

16.15-18.00 Receptie