Economische opportuniteiten van bio- energie in Noordwest...

42
UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE ACADEMIEJAAR 20112012 Economische opportuniteiten van bio- energie in Noordwest-Europa Masterproef voorgedragen tot het bekomen van de graad van Master of Science in de Bedrijfseconomie Willem Stasse onder leiding van Prof. dr. Johan Albrecht

Transcript of Economische opportuniteiten van bio- energie in Noordwest...

Page 1: Economische opportuniteiten van bio- energie in Noordwest ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/893/222/RUG01... · Figuur 4. Wereldwijde investeringen in hernieuwbare energie met Europa

UNIVERSITEIT GENT

FACULTEIT ECONOMIE EN

BEDRIJFSKUNDE

ACADEMIEJAAR 2011– 2012

Economische opportuniteiten van bio-

energie in Noordwest-Europa

Masterproef voorgedragen tot het bekomen van de graad van

Master of Science in de Bedrijfseconomie

Willem Stasse

onder leiding van

Prof. dr. Johan Albrecht

Page 2: Economische opportuniteiten van bio- energie in Noordwest ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/893/222/RUG01... · Figuur 4. Wereldwijde investeringen in hernieuwbare energie met Europa

I

Page 3: Economische opportuniteiten van bio- energie in Noordwest ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/893/222/RUG01... · Figuur 4. Wereldwijde investeringen in hernieuwbare energie met Europa

II

PERMISSION

Ondergetekende verklaart dat de inhoud van deze masterproef mag geraadpleegd en/of

gereproduceerd worden, mits bronvermelding.

Willem Stasse

Page 4: Economische opportuniteiten van bio- energie in Noordwest ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/893/222/RUG01... · Figuur 4. Wereldwijde investeringen in hernieuwbare energie met Europa

III

Dankwoord

Het tot stand komen van deze thesis heb ik te danken aan heel wat mensen. Ik zou dan ook

graag enkele van hen mijn dank willen betuigen.

Eerst en vooral zou ik mijn promotor, Prof. dr. Johan Albrecht, willen bedanken. Prof. dr.

Johan Albrecht wil ik bedanken voor het aanreiken van het ontwerp en voor de kritische

evaluatie van mijn tekst. Daarnaast wil ik Elien Vulsteke bedanken voor het doornemen van

mijn tekst, het bieden van bepaalde inzichten en verschaffen van nodige informatie en

bemerkingen. Haar positieve aanmoedigingen hebben me geholpen door te zetten en deze

masterproef tot een goed einde te brengen.

Tenslotte wil ik mijn vrienden, mede studenten en kennissen bedanken voor de vele

aanmoedigingen. Mijn familie, mijn ouders en mijn vriend wil ik bedanken voor hun

blijvende morele steun gedurende de afgelopen maanden.

Page 5: Economische opportuniteiten van bio- energie in Noordwest ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/893/222/RUG01... · Figuur 4. Wereldwijde investeringen in hernieuwbare energie met Europa

IV

Inhoud

Deel 1. Inleiding ................................................................................................................... 1

1.1. Hernieuwbare energie, investeren in een toekomst ..................................................... 1

1.2. Hernieuwbare energie .................................................................................................. 2

1.2.1. Hernieuwbare warmte, elektriciteit en biobrandstof. ........................................... 3

Deel 2. Hernieuwbare energie in Europa.............................................................................. 5

2.1. Investeringen en doelstellingen van Europa ................................................................ 5

2.2. Bio-energie in Noordwest-Europa ............................................................................... 6

2.2.1. Bio-energie ........................................................................................................... 6

2.2.2. Noordwest-Europa ............................................................................................... 9

2.2.3. België ................................................................................................................. 10

2.2.4. Duitsland ............................................................................................................ 10

2.2.5. Frankrijk ............................................................................................................. 11

2.2.6. Ierland ................................................................................................................. 11

2.2.7. Groothertogdom Luxemburg .............................................................................. 11

2.2.8. Nederland ........................................................................................................... 12

2.2.9. Verenigd Koninkrijk .......................................................................................... 12

Deel 3. Economische opportuniteiten ................................................................................. 13

3.1. Beperken van de afhankelijkheid van fossiele brandstoffen ..................................... 13

3.1.1. Belang van Noordwest-Europese havens ........................................................... 16

3.2. Bio-energie en opportuniteiten binnen de landbouw ................................................. 17

3.2.1. Mogelijkheden om land vrij te maken voor bio-energie .................................... 17

3.2.2. Competitie .......................................................................................................... 20

3.2.3. Creëren van tewerkstelling ................................................................................. 20

3.3. Subsidiesystemen en kost .......................................................................................... 23

3.3.1. Subsidiesystemen ............................................................................................... 24

3.3.2. Kost .................................................................................................................... 25

Deel 4. SWOT-analyse ....................................................................................................... 27

Deel 5. Besluit .................................................................................................................... 29

Deel 6. Referenties ............................................................................................................. 31

Page 6: Economische opportuniteiten van bio- energie in Noordwest ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/893/222/RUG01... · Figuur 4. Wereldwijde investeringen in hernieuwbare energie met Europa

V

Lijst met afkortingen

Afkorting Voluit

€ct

BEE

BeNeLux

BNP

ECN

EU

EU27

GWh

Ktoe

Mtoe

MWh

NREAP

NWE

PJ

RFTO

Euro

Eurocent

Biomassa Energie Europa7

België Nederland Luxemburg

Bruto Nationaal Product

Energieonderzoekscentrum van Nederland

Europese Unie

België, Bulgarije, Cyprus, Denemarken, Duitsland, Estland, Finland,

Frankrijk, Griekenland, Hongarije, Ierland, Italië, Letland, Litouwen,

Luxemburg, Malta, Nederland, Oostenrijk, Polen, Portugal, Roemenië,

Slowakije, Slovenië, Spanje, Tsjechische Republiek, Zweden en het

Verenigd Koninkrijk

Giga Watt per uur

Kilo ton olie equivalent

Mega ton olie equivalent

Mega Watt per uur

National Renewable Energy Action Plan

Noordwest-Europa

Petajoule

Renewable Fuel Transport Obligation

Page 7: Economische opportuniteiten van bio- energie in Noordwest ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/893/222/RUG01... · Figuur 4. Wereldwijde investeringen in hernieuwbare energie met Europa

VI

Lijst met figuren en tabellen

Figuur 1. Wereldwijde investeringen in hernieuwbare energie (2004-2010) 2

Figuur 2. Aandeel hernieuwbare energie binnen de wereldwijde energie consumptie 2

Figuur 3. Wereldwijde productie van bio-ethanol en biodiesel (2000-2010) 4

Figuur 4. Wereldwijde investeringen in hernieuwbare energie met Europa als koploper

(2010)

5

Figuur 5. Primaire productie van hernieuwbare energie in Noordwest-Europa (1998-

2009)

9

Figuur 6. Schatting van de totale bijdrage van biomassa in NWE om het streefcijfer

voor 2020 te behalen voor het aandeel van energie uit biomassa in elektriciteit (2010-

2020)

15

Figuur 7. Warmte generatie uit biomassa voor de verschillende landen in NWE (2010-

2020)

15

Figuur 8. Wereldwijde handelsroutes van houtpellets in 2009 16

Figuur 9. Voorspellingen van beschikbare gronden voor het kweken energiegewassen

in Noordwest-Europa

18

Tabel 1. Energie consumptie van alle 27 EU lidstaten 1

Tabel 2. Verschillende types en subtypes biomassa met hun herkomst en opgeleverde

biomassa

7

Tabel 3. Gespecificeerd doel van bruto energieverbruik uit hernieuwbare bronnen en

uitgestippeld traject voor het behalen van deze 2020 doelstelling

9

Tabel 4. Algemene gegevens van Noordwest-Europese landen 10

Tabel 5. Energieafhankelijkheid binnen Noordwest-Europa voor petroleumproducten

en aardgas

13

Tabel 6. Landbouwgronden gebruikt voor het kweken van energiegewassen (2007) 17

Tabel 7. Landbouw werkgelegenheid en het reële landbouwinkomen in Noordwest-

Europa

21

Tabel 8. Kosten van landbouwresiduen in NWE 22

Tabel 9. Netto tewerkstellingsgroei in hernieuwbare energiesector en landbouw (2000-

2010) (Voltijdse tewerkstelling/jaar)

23

Tabel 10. Feed-in Tarieven (€/MWh) en Groenestroomcertificaten (GSC) (€/MWh)

voor elektriciteitsproductie uit biomassa en biogas volgens

25

Tabel 11. Gemiddelde kost van elektriciteitproductie voor verschillende technologieën

in NWE

26

Tabel 12. SWOT analyse van biomassasector binnen Noordwest-Europa 27

Page 8: Economische opportuniteiten van bio- energie in Noordwest ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/893/222/RUG01... · Figuur 4. Wereldwijde investeringen in hernieuwbare energie met Europa

VII

Nederlandse samenvatting

Hernieuwbare energie is actueler dan ooit te voor. De laatste decennia wordt het tegengaan

van de klimaatveranderingen als een noodzaak aanzien en hernieuwbare en duurzame energie

vormen een essentieel onderdeel van de oplossing tegen de klimaatverandering. Wereldwijd

worden maatregelen genomen en wordt het belang van hernieuwbare energie erkent. Europa

heeft erg ambitieuze doelstellingen gedefinieerd die voornamelijk gebaseerd zijn op het

beperken van de uitstoot van broeikasgassen en het beperken van de energieafhankelijkheid,

maar binnen dit beleid is duurzame ontwikkeling van de rurale gebieden evenzeer een

belangrijk agendapunt. In 2010 werd wereldwijd een recordbedrag van $211 miljard

geïnvesteerd in hernieuwbare energie, meer dan $55 miljard werd geïnvesteerd door Europa

waarvan de grootste bijdrage van Duitsland en Italië kwamen. De productie van elektriciteit

uit biomassa is in de EU meer dan verdubbeld in tien jaar tijd van 40,5 TWh (2000) naar

107,9 TWh (2009). De snelle ontwikkeling van de bio-energiesector in de laatste jaren is in

hoofdzaak toe te schrijven aan het beleid dat gevoerd werd in deze context. Binnen deze

masterproef wordt dieper ingegaan op de economische opportuniteiten van bio-energie in

Noordwest-Europa. De doelstellingen van de verschillende Noordwest-Europese landen tonen

aan dat biomassa in de toekomst een belangrijke bijdrage zal leveren in de verdere toename

van hernieuwbare elektriciteitsproductie. Door het gebruik van biomassa voor het opwekken

van energie in Noordwest-Europa kan de afhankelijkheid van fossiele brandstoffen in deze

landen afnemen. Verder zorgt het gebruik van biomassa voor een diversificatie van de energie

toelevering en bestaat de mogelijkheid tot het creëren van tewerkstelling in rurale gebieden,

maar ook creatie van indirecte tewerkstelling. Europa wordt gezien als een leider in

technologisch en wetenschappelijk onderzoek naar energie opgewekt uit biomassa. Verder

dient rekening gehouden te worden met mogelijke bedreigingen van andere energiemarkten,

de hoge loonkost en de kost van biomassa. Er zullen gezamenlijke inspanningen geleverd

moeten worden om bio-energie op sociaaleconomisch vlak aanvaardbaar te maken en jobs

binnen de sector aantrekkelijk te maken. Samenwerking tussen verschillende actoren

(belangengroepen, milieuorganisaties, overheden…) kan helpen om de locale bevolking te

stimuleren in het aanvaarden en gebruiken van biomassa-energie.

Page 9: Economische opportuniteiten van bio- energie in Noordwest ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/893/222/RUG01... · Figuur 4. Wereldwijde investeringen in hernieuwbare energie met Europa

Inleiding

1

Deel 1. Inleiding

1.1. Hernieuwbare energie, investeren in een toekomst

Reeds gedurende enkele decennia is er een wereldwijd besef dat er daadwerkelijk ingegrepen

moet worden om het gebruik van fossiele brandstoffen zoals olie, gas en steenkool te

beperken. De slinkende voorraden fossiele brandstoffen hebben zowel economische als

strategische gevolgen voor heel wat landen bij het veilig stellen van hun energievoorzieningen

(COM, 2000). De vraag naar brandstof en energie zal wereldwijd blijven groeien, zelfs

wanneer de energie-efficiënte sterk zal toenemen (Tabel 1). De laatste twintig jaar is de

energieconsumptie binnen Europa met meer dan 20% gestegen en het verbruik van energie is

van de industrie naar de dienstensector, het vervoer en de huishoudens verschoven (EEA,

2005).

Tabel 1. Energieconsumptie van alle 27 EU lidstaten. Data bekomen uit de referentiescenario’s van de

verschillende lidstaten (http://www.ecn.nl).

Energie

2005

(Mtoe)

2010

(Mtoe)

2015

(Mtoe)

2020

(Mtoe)

Elektriciteit 268 286 329 304

Verwarming en koeling 552 556 581 521

Transport 299 322 349 312

Totaal 1166 1213 1266 1307

Van 2000 tot 2008 steeg het mondiale primaire verbruik van energie met 122%. In 2009

kende het mondiale primaire energieverbruik een eerste terugval van 1%. Deze daling is

voornamelijk te verklaren door de wereldwijde financiële crisis en de slechte internationale

conjunctuur. In de EU27 werd een daling van 7,7% opgetekend en in de Verenigde Staten

daalde het verbruik met 5%, terwijl het verbruik in India en China bleef stijgen met

respectievelijk 6,2% en 7,8% (FOD-Economie, 2011). Verschillende prognoses tonen aan dat

zowel wereldwijd als binnen Europa de komende jaren de stijgende trend zich opnieuw zal

voorzetten.

De wetenschappelijke aandacht voor bio-energie kent een enorme opmars sinds 1970 en is

verlopen in drie grote fasen. De eerste fase kende zijn oorsprong in de jaren ’70. De

toenmalige oliecrisis startte een debat omtrent het gebruik van fossiele brandstoffen en

illustreerde de afhankelijkheid van deze energiebronnen. De tweede fase startte begin jaren

‘80. De landbouw kende een enorme overproductie door verbeterde technologie en het

gevoerde landbouwbeleid. Hierdoor ontstond de idee dat inkomen gecreëerd kon worden door

het kweken van energiegewassen op overtollige landbouwgronden. De derde en nog steeds

voortdurende fase is deze gesteund door politieke en publieke opinie. Deze fase steunt

voornamelijk op klimaatverandering en opwarming van de aarde ten gevolge van de uitstoot

van broeikasgassen (Plieninger et al, 2006). De beperkte voorraad aan fossiele brandstoffen

en de negatieve impact op het klimaat zorgen voor een extra stimulans in het engagement naar

de productie en het gebruik van duurzame productiemethoden, hernieuwbare energie, behoud

van bossen en het reduceren van de broeikasgassen (Plieninger et al, 2006).

Page 10: Economische opportuniteiten van bio- energie in Noordwest ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/893/222/RUG01... · Figuur 4. Wereldwijde investeringen in hernieuwbare energie met Europa

Inleiding

2

1.2. Hernieuwbare energie

Hernieuwbare energie is energie afkomstig van natuurlijke bronnen die op natuurlijke wijze

hernieuwbaar zijn. Deze bronnen zijn zon, wind, biomassa, waterkracht en geotherme

warmte. Hernieuwbare energie vervangt nucleaire en fossiele brandstof in vier verschillende

markten: verwarming en koeling, transport, elektriciteit- en energiegeneratie en

zelfvoorziende energiesystemen. Wereldwijd bestaan initiatieven om de productie van

hernieuwbare energie te promoten. Dit heeft als doel energiezekerheid en onafhankelijkheid te

bestendigen en de klimaatverandering te beperken. In 2010 werd wereldwijd $211 miljard

geïnvesteerd in hernieuwbare energie, een stijging van 30% ten opzichte van 2009 (Figuur 1)

(UNEP, 2011).

Figuur 1. Wereldwijde investeringen in hernieuwbare energie (2004-2010) (UNEP, 2011).

Figuur 2 toont het aandeel van hernieuwbare energie binnen de wereldwijde

energieconsumptie. Traditionele biomassa vormt met 10% het grootste aandeel van

hernieuwbare energie binnen de totale consumptie en is vooral toe te wijzen aan het gebruik

van biomassa voor verwarming en koken in landelijke gebieden binnen ontwikkelingsregio’s.

Figuur 2. Aandeel van hernieuwbare energie binnen de wereldwijde energie consumptie (REN21, 2011).

Page 11: Economische opportuniteiten van bio- energie in Noordwest ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/893/222/RUG01... · Figuur 4. Wereldwijde investeringen in hernieuwbare energie met Europa

Inleiding

3

De Verenigde Staten van Amerika leveren enorme inspanningen om de uitstoot van

broeikasgassen te verminderen via investeringen in hernieuwbare energie (American

Recovery and Reinvestment Act of 2009). De geplande investeringen bedroegen $16,8

miljard voor de “DOE Office of Energy Efficiency and Renewable Energy (EERE)”. Hiervan

werd $400 miljoen toegewezen ter ondersteuning van elektrische technologie voor voertuigen,

$400 miljoen aan programma’s voor geothermische technologie en de helft, $800 miljoen,

werd toegewezen aan biomassa programma’s. In “The state of the Union” (2012) benadrukte

President Obama het belang van blijvende investeringen in hernieuwbare energie.

De Europese Unie (EU) is zich ook bewust van de problematiek. De EU wil met haar beleid

de klimaatverandering, werkgelegenheid en onafhankelijkheid van energie-invoer aanpakken.

De EU is erg afhankelijk van energie-invoer uit soms onstabiele gebieden. Volgens de

Europese Commissie werd in 2006 reeds 50% van de energie in gevoerd, een cijfer die de

komende 20 à 30 jaar kan stijgen tot 70%. Daarom werden richtlijnen opgesteld voor een

Europese strategie voor duurzame, concurrerende en continue toelevering van energie voor

Europa (EC, 2006).

1.2.1. Hernieuwbare warmte, elektriciteit en biobrandstof.

Wereldwijd voorzien moderne biomassa, zonne- en geotherme energie tientallen miljoenen

mensen van verwarming en warm water. Meer dan 70 miljoen gezinnen maken gebruik van

warmwatercollectoren via zonne-energie, evenals scholen, overheidsgebouwen en

ziekenhuizen. China is verantwoordelijk voor ongeveer de helft van hernieuwbare warmte via

zonne-energie (IEA, 2008). Om verdere uitbreiding van zonne-energie voor warmte te

bewerkstelligen zijn consistente economische incentives en gerichte planning nodig (IEA,

2008). Verder wordt een groeiende industriële trend gezien voor het gebruik van zonne-

energie voor koeling (REN21, 2011). Bovendien zorgen geotherme en biomassa-energie voor

warmte binnen industrie, huishoudens en landbouwdoeleinden. Geotherme energiesector kent

slechts een geringe groei. De grootste barrières zijn de hoge opstartkosten en complexe

toelatingsvoorwaarden binnen deze sector. Globaal wordt het grootste aandeel van

hernieuwbare warmte door moderne biomassa geproduceerd. In Europa is het gebruik van

biomassa voor de productie van warmte (gecombineerd met elektriciteitproductie) de meest

uitgesproken vorm van bio-energie, voornamelijk in Denemarken en Zweden. Dit succes is

grotendeels te verklaren door het succesvol beleid in beide landen (REN21, 2011).

Binnen de transportsector worden biobrandstof, elektriciteit en biogas gebruikt. Het gebruik

van hernieuwbare energie voor transport zal verder gestimuleerd worden door de EU-

doelstelling om hernieuwbare energie binnen deze sector tot 10% op te trekken. Hernieuwbare

elektriciteit wordt momenteel voornamelijk toegepast binnen de publieke transportsector

(treinen, metro’s, bussen). Verder vormen vloeibare biobrandstoffen met slechts 2,7% van het

wereldwijde brandstofgebruik, een kleine maar groeiende bijdrage (Figuur 3) (Eurostat,

2012). Hierbij zijn de Verenigde Staten en Brazilië absolute koplopers, samen zorgden zij in

2010 voor 88% van de wereldwijde bio-ethanol productie. De productie en consumptie van

biodiesel kent in Europa de grootste groei. Toch wordt voorspeld dat de komende jaren een

sterkere nadruk zal komen op elektrische voertuigen. Voor het vliegverkeer en verkeer over

zee zullen vloeibare biobrandstoffen primeren (Chum et al, 2011).

Page 12: Economische opportuniteiten van bio- energie in Noordwest ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/893/222/RUG01... · Figuur 4. Wereldwijde investeringen in hernieuwbare energie met Europa

Inleiding

4

Figuur 3. Wereldwijde productie van bio-ethanol en biodiesel (2000-2010).

Ondanks de vele maatregelen moet besloten worden dat energie nog steeds voornamelijk

wordt geproduceerd aan de hand van fossiele brandstoffen. In 2010 bedroeg het aandeel van

niet-hernieuwbare energie 80,6% waarvan 67,6% geproduceerd door fossiele brandstoffen en

13% nucleair. De resterende 19,4% geproduceerde energie werd voor 16,1% gewonnen uit

waterkracht en 3,3% uit andere hernieuwbare bronnen. Niettegenstaande het grote

overgewicht van fossiele brandstoffen steeg het aandeel van de hernieuwbare

energieproductie met 9% ten opzichte van voorgaand jaar. Verder bestond de helft van de

nieuw bijgekomen energieproductie uit hernieuwbare energie (REN21, 2011). Overheden

moeten beseffen dat er een grote noodzaak is voor het implementeren van ondersteunende

mechanismen voor het benutten van het enorme potentieel aan hernieuwbare

energieproductie. Verder moet gepoogd worden de barrières tot toetreding te verlagen, zoals

de administratieve rompslomp en andere niet-economische drempels (IEA, 2008).

Page 13: Economische opportuniteiten van bio- energie in Noordwest ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/893/222/RUG01... · Figuur 4. Wereldwijde investeringen in hernieuwbare energie met Europa

Hernieuwbare energie in Europa

5

Deel 2. Hernieuwbare energie in Europa

2.1. Investeringen en doelstellingen van Europa

In 2010 was Europa koploper bij investeringen in hernieuwbare energie. Zoals eerder vermeld

werd in 2010 wereldwijd een record bedrag van $211 miljard geïnvesteerd in hernieuwbare

energie. Hierbij werd meer dan $55 miljard geïnvesteerd door Europa waarvan de grootste

bijdrage van Duitsland en Italië kwamen (Figuur 4).

Figuur 4. Wereldwijde investeringen in hernieuwbare energie met Europa als koploper (2010).

Sinds 2009 heeft de EU bindende doelstellingen inzake hernieuwbare energie vastgelegd voor

haar lidstaten. Deze worden beschreven in de Richtlijnen voor Hernieuwbare Energie (EC,

2009b). De Europa 2020-strategie van de Europese Commissie formuleert een economische

visie voor de 21ste

eeuw. Hierin wordt verwoord hoe de EU omgevormd kan worden tot een

duurzame en slimme economie. Deze strategie voor slimme, duurzame en inclusieve groei

werd medegedeeld door de Commissie op 3 maart 2010 en werd formeel goedgekeurd door

de Europese Raad. Binnen de doelstellingen staat beschreven dat tegen 2020 een vijfde van de

bruto energieconsumptie uit hernieuwbare energie moet bestaan. Om deze laatste doelstelling

te behalen worden drie klimaat- en energiepeilers voorop gesteld: (1) de uitstoot van

broeikasgassen 20% tot 30% terugdringen ten opzicht van 1990 (2) 20% van de energie moet

op duurzame wijze opgewekt worden (3) de energie-efficiëntie moet stijgen met 20%. Verder

wordt in dit document het belang van biomassa aangehaald, dit zowel voor het opwekken van

hernieuwbare energie als voor het heropleven van rurale gebieden binnen Europa.

In het Nationale Hernieuwbare Energie Actie Plan (NREAP) van de verschillende EU

lidstaten wordt beschreven hoe de 2020 doelstellingen nagestreefd zullen worden door de

verschillende landen. De nationale targets variëren van 10% voor Malta tot 49% voor

Zweden. Iedere lidstaat is vrij in het ontwerpen van hun plan voor het behalen van de

doelstellingen. Naast het individuele plan, werken de lidstaten samen om de overkoepelende

Europese doelstellingen te bereiken. Het Energie-onderzoekscentrum van Nederland (ECN) is

aangesteld om energieverwante data te verzamelen van de verschillende lidstaten en de

uitvoering van het plan op te volgen (ECN, 2011).

Page 14: Economische opportuniteiten van bio- energie in Noordwest ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/893/222/RUG01... · Figuur 4. Wereldwijde investeringen in hernieuwbare energie met Europa

Hernieuwbare energie in Europa

6

Binnen de EU 27 bedroeg in 2009 het aandeel van hernieuwbare energie 9% (6,1% biomassa

en herbruikbaar afval, 1,7% waterkracht, 0,3% geotherm, 0,7% windenergie, 0,1% zonne-

energie) van de totale energie consumptie. Biomassa en herbruikbaar afval zijn de

belangrijkste vormen van hernieuwbare energie in Europa. Het aandeel van traditionele

biomassa is te verwaarlozen, maar moderne biomassa (houtpellets en briketten, stedelijk

afval, energiegewassen) zorgt voor ongeveer 80% van de hernieuwbare warmte. In 2009

vormden Duitsland (18,7%), Frankrijk (13,2%) en Zweden (10,7%) de respectievelijke top

drie in de productie van hernieuwbare energie binnen Europa (Eurostat, 2012). Verder geven

schattingen aan dat tegen 2030 binnen de EU27 en Oekraïne 40 tot 53 miljoen hectare

landbouwgronden vrijgemaakt kunnen worden voor de productie van energiegewassen

(Fischer et al, 2010). Schattingen lopen uiteen en hangen af van de scenario’s die gebruikt

worden. Verder onderzoek is nodig om tot concrete cijfer te komen.

De beschikbare biomassa in 2010 binnen Europa bedroeg 82 Mtoe. Er wordt een groei

verwacht van 3,3% tussen 2010 en 2015. Toch zal een belangrijk deel van biomassa

geïmporteerd moeten worden om de targets vooropgesteld in de NREAP’s te behalen (ECN,

2011). Schattingen inzake de noodzakelijke biomassa-invoer lopen uiteen van 26 Mtoe tot 38

Mtoe (Bjerg et al, 2011).

2.2. Bio-energie in Noordwest-Europa

2.2.1. Bio-energie

Bio-energie is een verzamelnaam voor energie, rechtstreeks of via chemische omweg,

gewonnen uit organische materialen (biomassa). Planten zetten zonne-energie zeer efficiënt

om in biomassa. De opgeslagen chemische energie in deze biomassa kan omgezet worden tot

waterstof, warmte, elektriciteit en brandstof. Deze omzetting gebeurd met een zeer lage netto

koolstofemissie omdat planten CO2 uit de atmosfeer recycleren in hun groeiproces. Energie

opgewekt uit biomassa is dus zowel een duurzame als hernieuwbare bron van energie.

Biomassa kan opgedeeld worden volgens verschillende herkomst van de biomassa. Bio-

energie gewassen kunnen volgens de Wit en Faaij (2008) opgedeeld worden in vijf

gewasgroepen. Deze groepen zijn zetmeel-, olie- en suikergewassen (eerste generatie

biomassa gewassen) en houterige en grasgewassen (tweede generatie biomassa gewassen)

(REFUEL, 2008). De verschillende types biomassa en hun subtypes worden weergegeven in

Tabel 2 en omvatten tweede generatie biomassa gewassen. Een eerste type is houterige

biomassa en wordt onderverdeeld in hout en hout nevenstromen. Dit type biomassa is

voornamelijk afkomstig uit bossen of korte rotatie bosbouw, landschaponderhout en

nevenstromen uit de houtverwerkingsindustrie. Een tweede type zijn de energiegewassen.

Deze worden gekweekt op landbouwgronden of marginale landen. Deze energiegewassen

kunnen zowel hakhout als zaden en oogstresidu zijn en omvatten granen, oliehoudende zaden,

wilg, populier, stro… Het derde en laatste type is organisch afval afkomstig van huishoudens

en de industrie (de Wit & Faaij, 2008). De meeste van deze primaire grondstoffen zijn

bruikbaar voor het opwekken van energie na bepaalde behandelingen of verwerkingen (Bjerg

et al, 2011).

Hout omvat ongeveer 80% van alle biomassa die gebruikt wordt voor het opwekken van

hernieuwbare energie. Het gebruik van hout voor de productie van energie is de laatste jaren

verschoven van conventioneel gebruik naar nevenstromen van afbraak, van de hout-

Page 15: Economische opportuniteiten van bio- energie in Noordwest ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/893/222/RUG01... · Figuur 4. Wereldwijde investeringen in hernieuwbare energie met Europa

Hernieuwbare energie in Europa

7

verwerkingsindustrie en van boskap (Asikainen et al, 2008). Het biomassapotentieel van

bosbouw en organisch afval blijft relatief stabiel over de tijd. In NWE zijn Frankrijk en

Duitsland de grootste gebruikers van houtbiomassa voor energieproductie. Een intenser

gebruik van bossen kan het potentieel verder verhogen en tot 146 Mtoe per jaar opleveren

binnen de EU. Volgens het “Biomass Energy Europe” project (BEE project) ligt het grootste

potentieel voor verdere uitbreiding van het gebruik van biomassa echter binnen de landbouw.

In het BEE project werden studies omtrent biomassapotentieel geharmoniseerd met het oog

op betere en meer nauwkeurige resultaten te bekomen voor de beoordelingen van het

biomassapotentieel voor energie in Europa. Hierin werd besloten dat de grootste groei in de

landbouw mogelijk is (EC, 2011a).

Doordat bio-energie verkregen wordt uit planten en andere organische materialen, is er een

steeds terugkerende beschikbaarheid. Verder kan bio-energie ingezet worden in verschillende

types centrales (kleinschalige verwarmingscentrales, energie en warmte centrales of

aanvullend binnen reeds bestaande centrales) en zijn deze bio-energiecentrales in staat

verschillende traditionele energiecentrales te vervangen. Hierdoor heeft moderne biomassa,

voornamelijk tweede generatie, een essentiële rol in het beperken van de broeikasgas uitstoot

en kan bijdragen tot sociale en milieuvoordelen en de creatie van economische

opportuniteiten. Het gebruik van biomassa als een bron van bio-energie biedt verschillende

voordelen en potentiële opportuniteiten (beperken van de effecten van de klimaatverandering,

reserves van fossiele brandstoffen sparen, bieden van grotere onafhankelijkheid van energie-

invoer, jobcreatie). Wat betreft jobcreatie, is het potentieel om tewerkstelling te creëren echter

sterk afhankelijk van de prijzen van arbeid en biomassa, de mogelijkheid tot biomassa-export

(zowel regionaal, nationaal als internationaal) en van de investeringen in biomassa-installaties

(Berndes & Hansson, 2007).

Tabel 2. Verschillende types en subtypes biomassa met hun herkomst en opgeleverde biomassa. (Smeet et

al, 2010)

Type en subtype Herkomst Soort biomassa

1. Hout

Bosbouw Bossen, korte rotatie bosbouw,

aangeplant bos

Bomen

Landschap Parken, wijngaarden,

boomgaarden (bomen buiten

bosgebieden)

Bomen

2. Hout nevenstromen

Primaire nevenstromen Houtkap, cultiveren en oogsten Takken, twijgen, snoeimateriaal

Secondaire nevenstromen Industriële resten Bijproducten en residuen uit

houtverwerking (zaagsel,

schors…)

3. Energiegewassen

Groei op landbouwgronden Akkers en korte rotatie kaphout Jaarlijkse en meerjarige

energiegewassen

Page 16: Economische opportuniteiten van bio- energie in Noordwest ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/893/222/RUG01... · Figuur 4. Wereldwijde investeringen in hernieuwbare energie met Europa

Hernieuwbare energie in Europa

8

Groei op graslanden Weiden en grasland Jaarlijks of permanente

energiegewassen

Groei op marginale landen Aangetast land en overigen Jaarlijks of permanente

energiegewassen

4. Energiegewas

nevenstromen

Primaire nevenstromen Afkomstig van kweek en oogst Oogstresidu zoals stro

Secondaire nevenstromen Verwerking Pitten, schalen, uitwerpselen

5. Organisch

Organisch huishoud afval Huishoudens Voedselresten, papierafval,

meubels

Organisch industrie afval Industrie en handel Verpakkingen, zaagsel…

De grootste zorg bij het gebruik van biomassa, is het gewijzigd gebruik van land. Door de

enorme toename in het gebruik van bio-energie de laatste jaren is er een stijgende ontbossing

en wordt door het gevoerde subsidiebeleid het kweken van energiegewassen bevoordeeld ten

opzicht van conventionele landbouwgewassen. Het in gedrang komen van de

voedselzekerheid door de competitie voor landbouwgronden en de geassocieerde uitstoot van

transport en verwerking moet onder de loep genomen. Deze tendensen kunnen zorgen voor

een negatieve impact op het milieu (water stress, verlies van biodiversiteit…). Duurzame

productie is daarom cruciaal binnen deze sector. Deze potentiële nadelen moeten echter

vergeleken worden met de potentiële opportuniteiten op lokaal, nationaal en internationaal

vlak (de Wit, 2011).

Momenteel zijn pyrolise, liquefactie, directe verbranding en gasificatie de vier belangrijkste

technologieën voor het opwekken van energie uit biomassa. Van deze vier thermochemische

conversietechnieken wordt directe verbranding van biomassa het meest toegepast. Bij directe

biomassaverbranding wordt elektriciteit opgewekt. Daarnaast kan gecombineerde (fossiele en

biomassa) verbranding toegepast worden. Hierbij wordt een combinatie van fossiele en

hernieuwbare energie geproduceerd. Hernieuwbare energie kan hier tot 10% innemen zonder

dat al te grote wijzigingen aan de traditionele boilers moeten gebeuren. Verder kunnen

verschillende steenkoolcentrales volledig geconverteerd worden tot biomassa centrales (Bjerg

et al, 2011). Dit gebeurde reeds in Gent (België) met de Rodenhuis Centrale en in Tilbury

(Verenigd Koninkrijk) met de Tilbury A Power Station. Beide centrales werden

geconverteerd van steenkool naar 100% biomassa.

Page 17: Economische opportuniteiten van bio- energie in Noordwest ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/893/222/RUG01... · Figuur 4. Wereldwijde investeringen in hernieuwbare energie met Europa

Hernieuwbare energie in Europa

9

2.2.2. Noordwest-Europa

Binnen deze masterproef wordt de analyse beperkt tot Noordwest-Europa (NWE) (Tabel 4).

NWE omvat België, Duitsland, Frankrijk, Verenigd Koninkrijk, Ierland, Luxemburg en

Nederland en is de economische motor van Europa. NWE bezit een goed geschoolde

beroepsbevolking, goede universiteiten en andere territoriale troeven. Het is van groot belang

dat deze regio zijn

concurrentievermogen

behoudt en zelfs uitbreidt. Er

is sinds 1998 een stijgende

trend in de productie van

hernieuwbare energie in

NWE, verder hebben de

verschillende landen

specifieke doelstellingen

inzake hernieuwbare energie

vooropgesteld (Tabel 3)

(INTERREG, 2010). Volgens

deze specifieke doelstellingen

wordt verwacht dat binnen

NWE in 2020 biomassa zal

zorgen voor een productie

van 123252,5 GWh

elektriciteit (ECN, 2011)

Tabel 3. Gespecificeerd doel van bruto energieverbruik uit hernieuwbare bronnen en uitgestippeld traject

voor het behalen van deze 2020 doelstelling (ECN, 2011).

Referentie Uitgestippeld Traject a Doel

b

2005

(%)

2011-2012

(%)

2013-2014

(%)

2015-2016

(%)

2017-2018

(%)

2020

(%)

België 2,2 4,4 5,4 7,1 9,2 13

Duitsland 5,8 8,2 9,5 11,3 13,7 18

Ierland 3,1 5,7 7 8,9 11,5 16

Frankrijk 10,3 12,8 14,1 16 18,6 23

Luxemburg 0,9 2,9 3,9 5,4 7,5 11

Nederland 2,4 4,7 5,9 7,6 9,9 14

Verenigd

Koninkrijk

1,3 4 5,4 7,5 10,2 15

a Traject percentages werden bekomen uit de NREAP van de respectievelijke lidstaten

b Het doel gespecificeerd in Deel A van Richtlijnen 2009/28/EC

Figuur 5. Primaire productie van hernieuwbare energie in

Noordwest-Europa (1998-2009). Weergegeven in 1000 toe. (Eurostat,

2012).

Page 18: Economische opportuniteiten van bio- energie in Noordwest ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/893/222/RUG01... · Figuur 4. Wereldwijde investeringen in hernieuwbare energie met Europa

Hernieuwbare energie in Europa

10

Tabel 4. Algemene gegevens van Noordwest-Europese landen (Eurostat, 2012).

Oppervlakte

(km²)

Populatie

(106)

Totale energieconsumptie 2010

(ktoe)

Hernieuwbare

energie (ktoe)

Industrie Transport Huishoudens

België 30528 10,95 38137 1736 43438 1990

Duitsland 357022 81,75 60709 61894 62041 32746

Frankrijk 511500 65,05 31242 50337 44049 20793

Ierland 70273 4,48 1922 3241 4666 620

Luxemburg 2586 0,51 748 2622 486 92

Nederland 41528 16,66 14305 15036 11518 2896

Verenigd

Koninkrijk

242900 62,44 28248 52562 44633 5327

2.2.3. België

België heeft een centrale positie binnen Europa. België is een land met een open economie.

Zowel import als export van goederen en diensten bedraagt om en bij de 90% van het BNP.

De helft van de export gebeurt binnen NWE, meer specifiek naar Duitsland, Frankrijk en

Nederland (Guisson & Marchal, 2011). België voorziet slechts voor een klein deel in haar

eigen energie waarvan het grootste deel geproduceerd door nucleaire centrales (EC, 2000).

België is erg afhankelijk van de import van energie, voornamelijk van gasimport uit

Nederland, Noorwegen en Katar (FOD-Economie, 2011). Aardolie blijft echter met 42% het

grootste marktaandeel innemen en de afhankelijkheid van aardolie liep op tot 55% in 2011

(Eurostat, 2012).

De productie van hernieuwbare energie steeg over de periode 2000-2009 gemiddeld met 12%

per jaar. Het aandeel van hernieuwbare energie binnen de bruto elektriciteitsproductie steeg

tot 14%. Binnen de hernieuwbare energie heeft biomassa met 89% het grootste aandeel

(Eurostat, 2012). Ter ondersteuning van hernieuwbare energie wordt gewerkt met

Groenestroomcertificaten in Wallonië en in Vlaanderen wordt gebruik gemaakt van “Groene

Warmte” certificaten en dezelfde Groenestroomcertificaten. Naast deze Groenestroom-

certificaten zijn er nog enkele reguleringen op regionaal niveau onder de vorm van

belastingsaftrek en subsidies, maar een groot deel van deze maatregelen zijn sinds de nieuwe

regering (december 2011) afgeschaft (Winkel et al, 2011).

In 2009 bedroeg de totale oppervlakte van landbouwgronden in België 15351 km², dat is een

daling van bijna 7% ten opzichte van het jaar 2000. De totale oppervlakte bos in 2009

bedroeg 6971 km² (http://statbel.fgov.be/). De productie van hernieuwbare energie uit

landbouw en uit bosbouw bedroegen respectievelijk 52 ktoe en 80 ktoe (Eurostat, 2012).

2.2.4. Duitsland

De totale energieconsumptie in Duitsland in 2010 bedroeg 217530 ktoe (Eurostat, 2012).

Duitsland is voor 61,6% afhankelijk van de import van energie en kent een bipolaire energie

markt sinds de eenmaking. Het westen van Duitsland heeft een erg diverse energiebasis,

terwijl het oosten voornamelijk voorzien wordt van energie door fossiele brandstoffen (EC,

2000). Duitsland kende de laatste jaren een enorme groei in hernieuwbare energie en heeft en

Page 19: Economische opportuniteiten van bio- energie in Noordwest ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/893/222/RUG01... · Figuur 4. Wereldwijde investeringen in hernieuwbare energie met Europa

Hernieuwbare energie in Europa

11

kent een zeer sterke afbouw van kernenergieproductie (News, 15 maart 2011). Op 1 januari

2012 is de Renewable Energy Source Act (EEG) in werking getreden. Met de Renewable

Energy Source Act probeert Duitsland hernieuwbare energie meer competitief te maken.

Hierin staan Feed-in Tarieven beschreven voor alle hernieuwbare elektriciteitstechnologieën

behalve voor gecombineerde conventionele energiecentrales. Duitsland stimuleert boeren om

elektriciteit te generen uit biomassa. Voor hernieuwbare warmte en koeling bestaat het

“EEWärmteG”, de hernieuwbare warmte acte. Binnen de transportsector bestaan quota en

belastingsaftrek (Winkel et al, 2011).

In 2010 werd 32746 ktoe hernieuwbare energie geproduceerd, waarvan 78,66% geproduceerd

uit biomassa. De landbouw droeg 618 ktoe bij en de bosbouw 1121 ktoe, respectievelijk 22%

en 40,5% van de geproduceerde energie uit biomassa (Eurostat, 2012).

2.2.5. Frankrijk

De Franse energiemarkt wordt voornamelijk gedomineerd door kern- en waterkrachtenergie.

De totale energieconsumptie in 2010 bedroeg 158771 ktoe (Eurostat, 2012). Ten opzichte van

Duitsland kent de Franse energiemarkt een trage liberalisatie (EC, 2000). Frankrijk is voor

51% van energie-import (Eurostat, 2012). De belangrijkste maatregelen in zake hernieuwbare

elektriciteit zijn een Feed-in Tarieven en openbare aanbestedingen voor biomassa- en

offshore-windenergie. Voor hernieuwbare warmte bezit Frankrijk drie instrumenten: een

“Warmte Fonds” voor grootschalige installaties en voor de kleinere installaties en

huishoudens zijn er zero-interest leningen en belastingsvoordelen. Binnen de transportsector

wordt een minimum quota opgelegd (Winkel et al, 2011).

In 2010 werd 20793 ktoe hernieuwbare energie geproduceerd, waarvan 69% geproduceerd uit

biomassa. De landbouw droeg 240 ktoe bij en de bosbouw 978 ktoe, respectievelijk 12% en

50% van de geproduceerde energie uit biomassa (Eurostat, 2012).

2.2.6. Ierland

De totale energieconsumptie in Ierland in 2010 bedroeg 11789 ktoe (Eurostat, 2012). Ierland

kende een stijgende energieafhankelijkheid sinds de jaren ´90 en is momenteel afhankelijk

voor 88% van energie-import (Eurostat, 2012). Toch zou Ierland een hoog potentieel hebben

voor hernieuwbare energie, voornamelijk windenergie (EC, 2000). De belangrijkste

beleidsmaatregel voor hernieuwbare elektriciteit uit biomassa, waterkracht en offshore

windenergie zijn de REFIT schema’s (REFIT 1, 2 en 3) die gebruik maken van Feed-in

Tarieven. Met “Greener Homes Scheme” en “Home Energy Saving Scheme” worden energie-

efficiëntie gestimuleerd. Binnen de transportsector worden quota gebruikt en wordt de

elektrische wagen gepromoot met premies (Winkel et al, 2011).

In 2010 werd 620 ktoe hernieuwbare energie geproduceerd, waarvan 51,77% geproduceerd

uit biomassa. De landbouw droeg 2 ktoe bij en de bosbouw 18 ktoe, respectievelijk 3% en

29% van de geproduceerde energie uit biomassa (Eurostat, 2012).

2.2.7. Groothertogdom Luxemburg

Groothertogdom Luxemburg, hierna benoemt als Luxemburg, is het kleinste land in NWE en

is gelegen in het centrum van Europa. De totale energieconsumptie in 2010 bedroeg 4302 ktoe

(Eurostat, 2012). Het land is voor 97% van zijn energieconsumptie afhankelijk van invoer en

Page 20: Economische opportuniteiten van bio- energie in Noordwest ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/893/222/RUG01... · Figuur 4. Wereldwijde investeringen in hernieuwbare energie met Europa

Hernieuwbare energie in Europa

12

produceert slechts 6% van de totaal geconsumeerde elektriciteit zelf (Eurostat, 2012).

Luxemburg promoot hernieuwbare energie op verschillende manieren en tekende tijdens 2011

zijn tweede CO2-actieplan uit. Net als in de meeste Noordwest-Europese landen wordt voor

hernieuwbare elektriciteit gebruik gemaakt van Feed-in Tarieven. Voor hernieuwbare warmte

en koeling wordt gewerkt met investeringsincentives voor het gebruik van duurzame energie

in gebouwen. In de transportsector worden biobrandstofquota toegepast (Winkel et al, 2011).

In 2010 werd 92 ktoe hernieuwbare energie geproduceerd, waarvan 81,5% geproduceerd uit

biomassa. De landbouw droeg ongeveer 1 ktoe bij en de bosbouw 3,5 ktoe, respectievelijk

15% en 42,5% van de geproduceerde energie uit biomassa (Eurostat, 2012).

2.2.8. Nederland

Nederland bezit de grootste gasvoorraad van Europa. De laatste jaren is de druk echter

afgenomen van het Groningen Gas Field en is Nederland begonnen met de import van gas uit

Rusland. Nederland blijft echter een netto-exporteur van gas (EC, 2000). De totale

energieconsumptie in 2010 bedroeg 53890 ktoe (Eurostat, 2012).

Door het afnemen van de druk van het Groningen Gas Field en een stijgende energie

consumptie kende Nederland het afgelopen decennium een stijgende afhankelijkheid van

energie invoer, waarbij voornamelijk de invoer van steenkool sterk is toegenomen (EC, 2000).

Hierdoor steeg de afhankelijkheid van energie invoer van 26,5% in 1998 tot 36,5% in 2009

(Eurostat, 2012). Nederland ondersteunt hernieuwbare elektriciteit met Feed-in Tarieven en

voor bedrijven die investeren in hernieuwbare elektriciteit is er belastingsvermindering. Voor

hernieuwbare warmte en koeling is er een subsidiëringregeling en belastingsvermindering.

Elektrische voertuigen worden ondersteund met subsidies en Nederland hanteert quota inzake

biobrandstof (Winkel et al, 2011).

In 2010 werd 2896 ktoe hernieuwbare energie geproduceerd, waarvan 86,5% geproduceerd

uit biomassa. De landbouw droeg 46,5 ktoe bij en de bosbouw 100 ktoe, respectievelijk 17%

en 36% van de geproduceerde energie uit biomassa (Eurostat, 2012).

2.2.9. Verenigd Koninkrijk

Het Verenigd Koninkrijk (VK) heeft binnen Europa een enorme gas en olie voorraad en is een

van de grootste energie verbruikers. Het VK bezit een volledig geliberaliseerde energiemarkt.

De totale energieconsumptie in 2010 bedroeg 142951 ktoe (Eurostat, 2012).

Het VK kende een enorme toename in energieafhankelijkheid in het afgelopen decennium.

Deze steeg van -16% in 1998 tot 27% in 2009. Deze toename is te wijten aan de stijgende

import van petroleumproducten, gas en steenkool (Eurostat, 2012). In het Verenigd

Koninkrijk zijn de belangrijkste maatregelen voor de ondersteuning van hernieuwbare

elektriciteit de Feed-in Tarieven (sinds 2011) en “Renewable Obligations”. Sinds november

2011 is er voor hernieuwbare warmte een Feed-in Tarief (Renewable Heat Incentive). Binnen

de transportsector is RTFO (Renewable Fuel Transport Obligation) het belangrijkste

beleidsinstrument (Winkel et al, 2011).

In 2010 werd 5327 ktoe hernieuwbare energie geproduceerd, waarvan 76% geproduceerd uit

biomassa. De landbouw droeg 17 ktoe bij en de bosbouw 131 ktoe, respectievelijk 3% en 26%

van de geproduceerde energie uit biomassa (Eurostat, 2012).

Page 21: Economische opportuniteiten van bio- energie in Noordwest ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/893/222/RUG01... · Figuur 4. Wereldwijde investeringen in hernieuwbare energie met Europa

Economische opportuniteiten

13

Deel 3. Economische opportuniteiten

3.1. Beperken van de afhankelijkheid van fossiele brandstoffen

Het reduceren van de afhankelijkheid van fossiele brandstoffen en verzekeren van de

energievoorzieningen is een van de drie duurzaamheiddoelen van Europa. Deze doelstelling

kan op lange en korte termijn bekeken worden. Op lange termijn wordt gekeken naar de

fundamentele aspecten en structuur van het energiesysteem (Groenenberg et al, 2008). Er

heerst een constante spanning bij de invoer van energie en het huidige politiekklimaat

hieromtrent is niet gunstig. De olieprijzen zijn zeer gevoelig aan politieke situatie, het

instabiele of extreem klimaat van olieproducerende landen en de beperkte beschikbaarheid

van de fossiele brandstoffen (Groenenberg et al, 2008). De economische crisis, de Arabische

lente en de problemen omtrent Iran zorgen voor extra onzekerheid in de toelevering en voor

sterke prijsstijgingen. Landen die erg afhankelijk zijn van energie-import betalen hiervoor de

prijs. Op korte termijn kan de toelevering van energie beïnvloed worden door terroristische

aanvallen, stakingen of natuurrampen. Deze problemen zijn minder voorspelbaar. Om in te

spelen op deze korte termijn verstoringen, voorziet Europa strategische voorraden en

verschillende beleidsmaatregelen (Groenenberg et al, 2008).

De afhankelijkheid van fossiele brandstoffen kan afzonderlijk bekeken worden voor gas en

petroleum/olie. Het gebruik van biomassa binnen de stationaire sector (elektriciteit en warmte

generatie) heeft het potentieel de afhankelijkheid van de import van gas te reduceren. Terwijl

de import van olie het meest gereduceerd kan worden door het gebruik van biobrandstoffen

binnen de transportsector (Berndes & Hansson, 2007). Beide opties hebben voordelen en

nadelen. Zo zorgt het gebruik van eerste generatie biomassa voor productie van biobrandstof

voor een hoger potentieel in het aantal te creëren jobs. Een nadeel is echter de competitie van

deze biomassa met de voedselzekerheid en de geringe impact op de klimaatverandering.

Daarom wordt binnen alle biomassasectoren het gebruik van tweede generatie, lignocellulose

biomassa verkozen. Wanneer lignocellulose biomassa wordt gebruikt binnen de

transportsector, wordt verwacht dat de te creëren tewerkstelling dezelfde is als binnen de

stationaire sector (Berndes & Hansson, 2007). Het gebruik van tweede generatie biomassa

binnen de stationaire sector heeft het meest potentieel om de klimaatverandering

kosteneffectief te bestrijden (Berndes & Hansson, 2007).

Noordwest-Europese landen zijn erg afhankelijk van de invoer van fossiele brandstoffen

(Tabel 5). Enkel Nederland was in 2009 niet afhankelijk van gasinvoer. Voor Noordwest-

Europese landen kan biomassa-energie een gedeeltelijke reductie van deze afhankelijkheid

creëren. Het gebruik van biobrandstoffen in de transportsector kan de afhankelijkheid van

geïmporteerde olie reduceren. Het gebruik van biomassa binnen de stationaire sector kan de

positie van de energietoelevering in NWE verstevigen, gasinvoer afbouwen en diversificatie

van de energiemix opleveren (Berndes & Hansson, 2007). Deze doelstelling is volgens

Frankrijk een doelstelling op lange termijn en reikt verder dan het jaar 2020 (ECN, 2011).

Page 22: Economische opportuniteiten van bio- energie in Noordwest ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/893/222/RUG01... · Figuur 4. Wereldwijde investeringen in hernieuwbare energie met Europa

Economische opportuniteiten

14

Tabel 5. Energieafhankelijkheid binnen Noordwest-Europa voor petroleumproducten en aardgas

(Eurostat, 2012). Negatieve percentages verwijzen naar onafhankelijkheid.

Petroleumproducten Aardgas

2000 2005 2009 2000 2005 2009

België 100,2 100,8 95 99,3 100,6 99

Duitsland 94,5 97 95,2 79,1 81,3 87,9

Ierland 98,8 99,7 99,2 72,1 86,7 82,5

Frankrijk 99,5 99,4 97,7 100 99,3 100,9

Luxemburg 102,1 99,4 97,7 100 100 100

Nederland 99,8 97,1 97,1 -49,1 -59,3 -61,2

Verenigd

Koninkrijk

-54,6 -3 8,6 -10,7 7 31,6

De binnenlandse hoeveelheid beschikbare biomassa zal de komende jaren verder stijgen.

Cijfergegevens zijn echter moeilijk weer te geven. Binnen het NREAP wordt gevraagd naar

de beschikbare biomassa in het binnenland of via handel voor de jaren 2010, 2015 en 2020.

Deze vraag is echter niet in alle rapporten volledig ingevuld. Verder gebruiken verschillende

landen verschillende eenheden waardoor vergelijkende cijfergegevens moeilijk uit te drukken

zijn. Over het algemeen kan gezegd worden dat de grootste groei in binnenlands

biomassapotentieel tussen 2015 en 2020 verwacht wordt binnen de landbouw (ECN, 2011). In

deze sector wordt binnen NWE een omvangrijk stijging verwacht. De toename is

voornamelijk te verklaren door de voorspellingen van het Verenigd Koninkrijk (> 250%) en

Ierland (198%). Enkel België wijkt hiervan af en verwacht een afname binnen de productie

van 18%.

De hoeveelheid elektriciteit uit biomassa zal volgens voorspellingen verdubbelen tussen 2010

en 2020 in NWE van 55907,9 GWh naar 121805,5 GWh (Figuur 6). De schattingen werden

bekomen uit de Nationale Hernieuwbare Energie Actie Plannen. Duitsland, Frankrijk en het

Verenigd Koninkrijk tonen de grootste absolute groei en België en Nederland tonen een

significante stijging van de hoeveelheid elektriciteit geproduceerd uit biomassa. Ook de

productie van warmte uit biomassa zal sterk toenemen. Deze zal stijgen van 21306 ktoe tot

36418 ktoe. Frankrijk, Duitsland en het Verenigd Koninkrijk dragen het meest bij aan deze

toename (Figuur 7). Het Verenigd koninkrijk zal met een tienvoud de grootste stijging binnen

NWE kennen (ECN, 2011).

De hoeveelheid van binnenlandse beschikbare biomassa zal, zoals eerder aangehaald, verder

stijgen. Toch zal deze stijging onvoldoende zijn om de targets, vooropgesteld in NREAP’s, te

behalen. Volgens de verschillende NREAP voorspellingen en het Green-X model zullen enkel

Ierland en het Verenigd Koninkrijk voldoende biomassa kunnen produceren om hun

vooropgestelde targets te bereiken (Hoefnagels et al, 2011). In 2007 werd 6,15 miljoen ton

houtpellets geproduceerd in Europa terwijl 7 miljoen ton geconsumeerd werd (Bradley et al,

2009). NWE zal een deel van de biomassa moeten importeren uit Europese of niet-Europese

landen (Bjerg et al, 2011; Hoefnagels et al, 2011). Dit houdt dus een gedeeltelijke

afhankelijkheid in van biomassa-import, maar het aantal biomassaproducerende landen is

groter dan het aantal petroleum en aardgas producerende en exporterende landen. Zo hebben

Oost-Europese landen een groot biomassa potentieel (de Wit & Faaij, 2010).

Page 23: Economische opportuniteiten van bio- energie in Noordwest ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/893/222/RUG01... · Figuur 4. Wereldwijde investeringen in hernieuwbare energie met Europa

Economische opportuniteiten

15

Figuur 6. Schatting van de totale bijdrage van biomassa in NWE om het streefcijfer voor 2020 te behalen

voor het aandeel van energie uit biomassa in elektriciteit (2010-2020). Gegevens werden bekomen uit de

Nationale Hernieuwbare energie actieplannen van de verschillende landen (ECN, 2011).

Figuur 7. Warmte generatie uit biomassa voor de verschillende landen in NWE (2010-2020). Gegevens

werden bekomen uit de Nationale Hernieuwbare Energie Actieplannen (NREAP) opgesteld door de

verschillende landen (ECN, 2011).

Page 24: Economische opportuniteiten van bio- energie in Noordwest ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/893/222/RUG01... · Figuur 4. Wereldwijde investeringen in hernieuwbare energie met Europa

Economische opportuniteiten

16

3.1.1. Belang van Noordwest-Europese havens

België, Duitsland en Nederland zullen de belangrijkste importlanden zijn. Deze landen

hebben volgens voorspellingen het grootste verschil in nodige biomassa en binnenlands

potentieel aan biomassa (Hoefnagels et al, 2011). Import over zee kan hier een belangrijk deel

van uitmaken. Rotterdam (Nederland), Antwerpen (België) en Hamburg (Duitsland) vormen

de drie belangrijkste havens van Europa (AAPA, 2009). Door de centrale liggen en

economisch belang hebben deze Noordwest-Europese havens een belangrijke invloed op de

biomassatoeleveringsketen. Bio-ethanol, houtpellets en houtchips zijn de voornaamste

vormen van biomassa die verscheept worden naar Europa. Canada is de belangrijkste niet

Europese exporteur van houtpellets en Brazilië en de Verenigde Staten voor bio-ethanol

(Bradley et al, 2009). De voornaamste handelsroutes worden weergegeven in Figuur 8 (Chum

et al, 2011).

In 2007 werd meer dan 730000 ton houtpellets geëxporteerd uit Vancouver (Canada) naar

Europa. De overgrote meerderheid werd naar Noordwest-Europese havens gevoerd, namelijk

500000 ton naar Antwerpen en 100000 ton naar Rotterdam (Bradley et al, 2009). Een ander

belangrijk deel van de houtpellet-import in deze havens komt van Panama City (Florida,

Verenigde Staten van Amerika). De markt in België, Nederland en het Verenigd Koninkrijk

wordt voornamelijk gedomineerd door grootschalig gebruik van houtpellets in

energiecentrales en zijn erg afhankelijk van de import. Om een betere positie in de markt te

bekomen zouden Europese handelskantoren opgesteld kunnen worden. Dit gebeurt reeds in

Nederland. Sinds 2008 kopen Nederlandse energiemaatschappijen hun pellets via een

Europees handelskantoor waardoor een goed ontwikkelde markt is ontstaan (Sikkema et al,

2011). Duitsland is meer zelfvoorzienend en hier worden pellets gebruikt in huishoudens en

de industrie voor de productie van warmte op kleine schaal. Om te verzekeren dat een

duurzame toelevering van biomassa gebeurt werden importcriteria opgesteld (Sikkema et al,

2011). Deze duurzame criteria zijn gebundeld in een document opgesteld door UNECE en

FAO. Zo worden richtlijnen voor grondbezit, management en planning omschreven, maar ook

wordt gevraagd naar transparantie van de verschillende organisaties (Forest, 2010).

Figuur 8. Wereldwijde handelsroutes van houtpellets in 2009. Figuur overgenomen en aangepast (Chum et

al, 2011).

Page 25: Economische opportuniteiten van bio- energie in Noordwest ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/893/222/RUG01... · Figuur 4. Wereldwijde investeringen in hernieuwbare energie met Europa

Economische opportuniteiten

17

3.2. Bio-energie en opportuniteiten binnen de landbouw

De Europese Commissie speelt een belangrijke rol in de verdere ontwikkeling van de

Europese bio-energiesector en binnen deze ontwikkeling heeft de landbouw een belangrijk

aandeel (de Wit, 2011). De landbouw kan gezien worden als een geheel van economische

taken waarbij de natuur ingezet wordt voor de productie van planten en dieren voor

menselijke behoeften en maatschappelijke wensen. Binnen deze definitie is er een

verschuiving van het vervullen van basisbehoefte van voedsel naar een meer gediversifieerd

landbouw met nieuwe landbouwproducten, diensten en oog voor het milieu (niche productie,

landbouwtoerisme, natuurbeheer, productie van energiegewassen…) (Plieninger et al, 2006).

Door hervormingen binnen het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid is de landbouwsector in

Noordwest-Europa in de loop der jaren zijn predominante positie inzake productiviteit

verloren (Wilson, 2001).

3.2.1. Mogelijkheden om land vrij te maken voor bio-energie

De productiviteit van de landbouw in Europa kent een enorme stijging sinds de jaren ´70 door

het gebruik van “state-of-the-art” technieken binnen deze sector. Vooral in NWE is door deze

verbeterde technieken en het gebruik van pesticiden en meststoffen de productiviteit

toegenomen. Deze toename werd voornamelijk gestuwd door de groeiende bevolking en het

streven naar een voedingspatroon met een hogere gemiddelde calorische waarde (de Wit,

2011). De Noordwest-Europese landbouwsector kent een hoge graad van zelfvoorziening en

export. De laatste decennia is de populatiegroei en het voedingspatroon gestabiliseerd. Toch

blijft de productiviteit stijgen, hierdoor kunnen landbouwgronden vrijgemaakt worden voor

het kweken van bio-energie gewassen zonder dat dit de voedselzekerheid in gevaar brengt (de

Wit, 2011; Zegada-Lizarazu et al, 2010). In 2007 werd ongeveer 4,6 miljoen hectare van

landbouwgronden in de EU27 gebruikt voor het kweken van energiegewassen. In NWE

bedroeg de oppervlakte 2,08 miljoen hectare.

Tabel 6. Landbouwgronden gebruikt voor het kweken van energiegewassen (2007) (EC, 2011b).

Landbouwgronden voor

energiegewassen (1000 ha)

Aandeel ten opzichte van totale

landbouwoppervlakte (%)

België 15,2 1,1

Duitsland 884,4 5,2

Ierland 7,0 0,2

Frankrijk 903,6 3,1

Luxemburg 1,6 1,2

Nederland 7,3 0,4

Verenigd Koninkrijk 259,3 1,6

Ondanks dat alle vereisten inzake voedselvoorziening voldaan zijn, blijft een debat bestaan

omtrent het benutten van de surpus aan landbouwgebieden (Zegada-Lizarazu et al, 2010). Het

gebruik van deze gronden zou gerechtvaardigd kunnen worden door de stijgende

productiviteit. Het intens bewerken van de gronden zorgt echter voor een druk op het milieu

en stelt de duurzaamheid in vraag (de Wit, 2011). Er bestaat minder controverse rond het

gebruik marginale of gedegradeerde gronden. Marginale of gedegradeerde gronden omvatten

Page 26: Economische opportuniteiten van bio- energie in Noordwest ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/893/222/RUG01... · Figuur 4. Wereldwijde investeringen in hernieuwbare energie met Europa

Economische opportuniteiten

18

gebieden waar de productiviteit tijdelijk of permanent verlaagt is en dus onbruikbaar zijn als

landbouwgrond voor voedselproductie (Chum et al, 2011).

Sceptici stellen echter het gebruik van marginale gronden in vraag door lage beschikbaarheid

en de lage productiviteit. De opbrengsten worden geschat op 2-5 ton droge biomassa/ha/j ten

opzichte van 8-12 ton droge biomassa/ha/j voor de teelt op huidige landbouwgronden (IEA,

2007). Toch kan ondanks dit productiviteitsverschil het gebruik van marginale gronden

opportuniteiten met zich meebrengen. Op regionaal niveau kunnen marginale gronden een

significant deel uitmaken. Regio’s met een groot aandeel marginale gronden bezitten veelal

lage economische opportuniteiten en hier kan de productie van biomassa bijdragen aan de

economische ontwikkeling van de regio (Bardos et al, 2008). Het gebruik van marginale

gronden brengt een lagere opbrengst en hogere kost met zich mee, maar levert geen

competitie met de voedselproductie en biedt opportuniteiten zoals grondsanering (IEA, 2007).

Evenzeer als het gebruik van marginale gronden is het gebruik van graslanden minder

controversieel. Meer en meer wordt vee op stal gehouden. Hierdoor worden minder

graslanden ingenomen en kunnen deze vrijgemaakt worden voor de productie van biomassa.

Hierbij is er echter een restrictie tot het kweken van kruidige biomassa. De productie van

kruidige biomassa vereist geen of minder bewerking van de gronden. Hierdoor wordt de

uitstoot van CO2 beperkt (Zegada-Lizarazu et al, 2010).

Figuur 9 toont een gemiddelde voorspelling van toekomstig gronden beschikbaar voor het

kweken van energiegewassen. De literatuur geeft een stijgende trend aan binnen NWE, een

trend die gelijkloopt met de voorspellingen door de Wit en Faaij (de Wit & Faaij, 2010; EEA,

2006; Ericsson & Nielsson, 2006; REFUEL, 2008; Renew, 2008a; Renew, 2008b; Smeet et

al, 2010).

Figuur 9. Voorspellingen van beschikbare gronden voor het kweken energiegewassen in Noordwest-

Europa. De figuur geeft gemiddelde waarden met standaard deviatie weer. De waarden werden bekomen door

gebruik te maken van voorspellingen uit verschillende uitgewerkte scenario’s (Ericsson & Nielsson, 2006;

Page 27: Economische opportuniteiten van bio- energie in Noordwest ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/893/222/RUG01... · Figuur 4. Wereldwijde investeringen in hernieuwbare energie met Europa

Economische opportuniteiten

19

REFUEL, 2008; Renew, 2008a; Renew, 2008b). Voor Luxemburg (LU) werden enkel voorspellingen voor 2020

terug gevonden. De waarden bevonden zich onder 10 000 ha en kunnen verwaarloosd worden (Renew, 2008a;

Renew, 2008b).

Door het gebruik van verschillende scenario’s en uitgangspunten lopen de schattingen sterk

uiteen. Om toch een overzicht te bieden werd een gemiddelde van de verschillende scenario’s

weergegeven. Het laagste potentieel werd terug gevonden in het RENEW project (2008). Hier

wordt uitgegaan van twee scenario’s: S1 en S2. Bij S1 wordt gefocused op maximalisatie van

biobrandstofproductie en S2 geeft een zelf-voorzienend scenario met minimale milieu-

effecten weer (Renew, 2008a; Renew, 2008b). De EEA (2006) geven de hoogste

voorspellingen weer en gaan uit van een verdere liberalisatie van de landbouwmarkt en

additionele vraag naar hout. Bovendien wordt verondersteld dat de EU haar doelstellingen

behaalt om de broeikasgasemmissie terug te dringen tot 40% onder het niveau van 1990 tegen

2030 (EEA, 2006). Verder werden schattingen bekomen van Ericsson (2006) uit het scenario

waarin wordt verondersteld dat 10% van akkerland gebruikt wordt voor het kweken van

energiegewassen (Ericsson & Nielsson, 2006). In REFUEL (2008) worden drie verschillende

scenario’s gehanteerd. Een scenario waar voornamelijk duurzame landbouw en natuurbehoud

wordt verondersteld. Een basisscenario waar de huidige trends gerespecteerd worden en waar

een gemiddelde verhoging van de opbrengst verondersteld wordt. Een laatste scenario gaat uit

van hoge opbrengsten en duurzaam gebruik van graslanden die niet gebruikt worden voor

voederproductie of conservatie (REFUEL, 2008).

België, Nederland en Luxemburg kennen slechts een laag potentieel om landbouwgronden

vrij te maken voor de productie van biomassa. De BeNeLux kent de hoogste

bevolkingsdichtheid binnen NWE. Met 346,1 inwoners per km² rijkt de bevolkingsdichtheid

van de BeNeLux hoog boven het Noordwest-Europees gemiddelde van 241,3 inwoners per

km² (Eurostat, 2012). Door deze bevolkingsdichtheid is de vraag naar voedsel hoog waarvoor

de plaatselijke landbouw moet instaan. Hierdoor kan slecht een minimaal deel

landbouwgronden vrij gemaakt worden voor de productie van biomassa. België rapporteert

geen noemenswaardig aandeel van gedegradeerde gronden en slechts 14919 ha (2600 ha in

Vlaanderen en 12319 ha in Wallonië) onbenut akkerland. Luxemburg rapporteert slechts 222

ha braakliggende gronden als ongebruikt akkerland en Nederland rapporteert geen ongebruikt

akkerland. In België en Luxemburg wordt onderzoek gevoerd naar mogelijke

beleidsmaatregelen om gedegradeerde of onbenutte gronden te gebruiken voor het kweken

van energiegewassen (ECN, 2011).

Daartegenover staan landen zoals Frankrijk, Duitsland, Ierland en het Verenigd Koninkrijk.

Deze landen kennen een lagere bevolkingsdichtheid van gemiddeld 162,7 inwoners per km²

en meer kansen om grond vrij te maken voor de productie van biomassa (Eurostat, 2012). In

Ierland werd 3258 ha braakliggende gronden gerapporteerd. Hier bestaan reeds maatregelen

en incentives die grondeigenaars aanzetten tot het gebruik van dit braakliggende gronden voor

het kweken van energiegewassen of aanplanten van bossen (Energy Crop Payment Scheme en

Afforestation Grant Scheme) (ECN, 2011). Duitsland beschikt niet over ongebruikt akkerland,

maar bespreekt het gebruik van marginale gronden. Duitsland verwacht dat kleine gebieden,

met verlaten industriële en commerciële activiteiten, beschikbaar gesteld zullen worden voor

het kweken van energiegewassen. Verder beschikt Duitsland over een Nationaal Biomassa

Actie Plan waarin het gebruik van residuen en bij-producten uit de land- en bosbouw

toegevoegd kunnen worden aan de huidige bronnen van biomassa voor het opwekken van

Page 28: Economische opportuniteiten van bio- energie in Noordwest ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/893/222/RUG01... · Figuur 4. Wereldwijde investeringen in hernieuwbare energie met Europa

Economische opportuniteiten

20

energie (ECN, 2011). Deze residuenen en bij-producten mogen niet in competie zijn met

voedselproductie of ander materiaal gebruik. Het Verenigd Koninkrijk rapporteerde in 2009

meer dan 250000 ha onbenut akkerland en ondersteunt met het “Rural Development

Programma” het kweken van biomassa gewassen, zoals short rotation kaphout (populieren,

wilgen…) en miscanthus, op onvruchtbare akkerlanden en vroegere bossen. Het “Rural

Development Programma” loopt van 2007 tot 2013 (ECN, 2011).

3.2.2. Competitie

De EU stimuleert in haar beleid het cultiveren van energiegewassen. Recent werd dit beleid

onder vuur genomen door de competitie van energiegewassen met de bestaande

voedselproductie. Er is echter een algemene consensus dat voedselzekerheid voorrang krijgt

op de productie van energiegewassen. Daarom zal het totale biomassapotentieel beperkt

worden door de hoeveelheid biomassa nodig voor de binnenlandse voedselvraag (Smeet et al,

2010). Deze vraag hangt af van de populatiegroei en het voedingspatroon van de Europeanen

(de Wit, 2011). Sommige energiegewassen worden gekweekt op bestaande gronden voor

voedselgewassen, maar andere gewassen kunnen gekweekt worden op gedegradeerde en

marginale gronden (Zegada-Lizarazu et al, 2010). Een goede opvolging en beleid moet het

kweken van deze laatste soort gewassen stimuleren. De species en benodigde gronden zullen

dus zodanig gekozen moeten worden zodat een minimale input en competitie met de

bestaande voedsel productie vereist is en een maximale output van energiegewassen bekomen

wordt. Het informeren van de landbouwer en het geven van de juiste stimuli zal hier cruciaal

zijn (Zegada-Lizarazu et al, 2010). Algemeen stelt de Wit de Europese landbouw in staat is

grootschalige biomassa productie te combineren met voedselproductie zonder directe of

indirecte wijzigingen in grondgebruik (de Wit, 2011).

Minder besproken is de competitie met andere sectoren. Zo kan een stijgend gebruik van

biomassa voor het opwekken van energie zorgen voor competitie met andere industrieën.

Momenteel bestaat biomassa uit bosbouw voornamelijk uit houterig materiaal dat niet

gebruikt wordt voor industriële toepassingen (Forsell et al, 2011). Eens de vraag naar hout

voor energie toeneemt, zal dit opgevangen moeten worden door hout dat gebruikt wordt

binnen de bouwsector, de pulp- en papierindustrie, de bosbouw industrie en anderen (Bjerg et

al, 2011; Smeet et al, 2010). Daarom is het van belang een gediversifieerd aanbod aan

biomassamateriaal na te streven zodat concurrentie voor biomassa tussen de verschillende

sectoren geen negatieve spiraal creëert waarin de prijzen van biomassa stijgen en grote druk

op verschillende sectoren introduceert. Een goede coördinatie tussen energie-, landbouw- en

bosbouwbeleid is hier essentieel (Forsell et al, 2011).

3.2.3. Creëren van tewerkstelling

Een andere socio-economische impact van de implementatie van biomassa voor

energieproductie, is de invloed op de tewerkstelling binnen NWE en meer bepaald de

tewerkstelling in landelijke gebieden. Naast het reduceren van de klimaatveranderingen en de

afhankelijkheid van geïmporteerde energie, is het creëren van tewerkstelling een van de drie

Europese duurzaamheiddoelen (Europa 2020) (Smeet et al, 2010). Rurale gebieden in NWE

hebben een hogere werkeloosheidsgraad dan gemiddeld wordt waargenomen in Europa en een

inkomen onder het Europees gemiddelde. In NWE is de werkgelegenheid in rurale gebieden

tussen 2000 en 2009 gedaald met gemiddeld 14,8% (Tabel 7) (Eurostat, 2012).

Page 29: Economische opportuniteiten van bio- energie in Noordwest ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/893/222/RUG01... · Figuur 4. Wereldwijde investeringen in hernieuwbare energie met Europa

Economische opportuniteiten

21

Tabel 7. Landbouw werkgelegenheid en het reële landbouwinkomen in Noordwest-Europa (Eurostat,

2012).

Tewerkstelling in

landbouwgebieden a

Wijziging in

tewerkstelling

2000/2009 (%)

Wijziging reëel b

landbouwinkomen per

werknemer

2000/2009(%)

België 64 -14,8 0,4

Nederland 182 -17,2 -8,5

Luxemburg 4 -16,3 -25,2

Duitsland 536 -21,7 -21

Frankrijk 858 -16,6 -19

Groot-Brittannië 290 -13,2 -5,3

Ierland 147 -3,9 -23,6

a Tewerkstelling in landbouwgebieden wordt gemeten als het equivalent van een voltijdse werknemer die

agrarische activiteiten over een heel jaar volbrengt (rekeninghoudend met seizoenarbeid en deeltijdwerk). b Agrarische opbrengsten omvatten de inkomsten uit landbouwactiviteiten (als niet-scheidbare niet landbouw,

nevenactiviteiten) gedurende een bepaalde verslagperiode, ook al zullen in sommige gevallen de desbetreffende

inkomsten niet worden ontvangen tot een latere datum (Eurostat Press Office).

Zowel directe als indirecte jobs kunnen gecreëerd worden. Onder directe jobs worden

gewasproductie, bouw en onderhoud van centrales en transport van biomassa verstaan.

Indirecte jobs worden gecreëerd door de uitgaven in de sector. Landbouw en bosbouw hebben

een belangrijke rol binnen de biomassasector. Beiden zorgen voor de toelevering van de

brandstoffen voor het opwekken van energie. Hernieuwbare energie systemen zorgden in

2005 voor 15% van de toegevoegde waarde binnen de land- en bosbouw en ongeveer 210000

jobs in Europa (EC, 2009a).

Tegenwoordig wordt de productie van biomassa voor het genereren van bio-energie als een

van de meest beloftevolle routes voor de heropleving van de landbouw aanzien. De productie

van biomassa voor bio-energie kan zorgen voor meer jobs en meer rijkdom voor de rurale

regio’s. De bio-energiesector is in het algemeen een meer arbeidsintensieve sector dan de

conventionele energiesector (Chum et al, 2011). Voor de biobrandstofsector wordt geschat dat

deze 10 tot 20 keer meer arbeidsintensief zijn dan traditionele energie opgewekt uit fossiele

bronnen (Berndes & Hansson, 2007). Volgens verschillende prognoses wordt ongeveer de

helft van de tewerkstelling in de bio-energiesector in rurale gebieden ingevuld (Berndes &

Hansson, 2007). Schattingen over het aantal jobs die gecreëerd kunnen worden tonen grote

variaties. Deze hangen echter af van een groot aantal factoren, zowel micro-economisch als

macro-economisch. Zo variëren het aantal te creëren jobs met de grote van de productie-

eenheid, of de eenheid gecentraliseerd of gedecentraliseerd is, de gewassen die gebruikt

worden, de lonen binnen de regio…(Plieninger et al, 2006).

De mogelijkheden voor het creëren van jobs hangen af van het type technologie die gebruikt

wordt en van de balans tussen vraag en aanbod binnen de regio en de mogelijkheid van een

bepaalde regio om andere regio’s te voorzien (export) (Berndes & Hansson, 2007; Hillring,

2002; Plieninger et al, 2006). Het gebruik van gecentraliseerde of gedecentraliseerde

productiefaciliteiten kan een effect hebben op de tewerkstellingsmogelijkheden.

Gecentraliseerde faciliteiten zijn veelal gelegen in industriegebieden. Hierdoor worden de

jobs voornamelijk in deze gebieden gecreëerd en levert de plaatselijke landbouw slechts een

Page 30: Economische opportuniteiten van bio- energie in Noordwest ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/893/222/RUG01... · Figuur 4. Wereldwijde investeringen in hernieuwbare energie met Europa

Economische opportuniteiten

22

deel van de biomassa doordat import over zee gestimuleerd wordt door de nabijheid van

havens. Gedecentraliseerde of ‘on-farm plants’ leveren meer kansen voor het creëren van

toegevoegde waarde binnen de plaatselijke landbouwgebieden (Plieninger et al, 2006). In

Zweden heeft men reeds de effecten gezien van verschillende landelijke

ontwikkelingsprojecten die gebaseerd waren op het inzetten van bio-energie (Hillring, 2002).

De tewerkstellingsmogelijkheden werden voor eerste generatie biobrandstoffen hoger

ingeschat voor biobrandstof voor transport dan voor warmte en elektriciteitgeneratie. Maar

door de shift naar tweede generatie biomassa, met grootschalige productie met lagere

arbeidsintensiteit, zijn de tewerkstellingsmogelijkheden voor beide sectoren gelijkaardig

(Berndes & Hansson, 2007).

Bovendien zijn er binnen de regio waar nieuwe jobs gecreëerd willen worden mensen nodig

die gemotiveerd zijn om deze jobs in te vullen en mee te willen werken aan het opbouwen van

de verschillende opportuniteiten. De tewerkstellingsmogelijkheden moeten dus competitief en

aantrekkelijk zijn ten opzichte van andere alternatieven (Hillring, 2002). Zo hebben correcte

Feed-in Tarieven en investeringssubsidies ervoor gezorgd dat de boeren een goed inkomen

verkrijgen voor de productie van biomassa voor elektriciteit. Deze tarieven hebben ervoor

gezorgd dat de hernieuwbare energiemarkt aanzienlijk is toegenomen (EC, 2005).

De kosten voor de productie van biomassa blijven echter sterk varieren van regio tot regio

binnen NWE. Deze variatie is te verklaren door verschillende arbeidskost en verschillende

kost van beschikbaar land, maar ook van de afkomst van de biomassa. Tweede generatie

biomassa kent een kost van 1,5 - 4,5 €/GJ, bosbouw residuen van 2 - 4 €/GJ en landbouw

residuen van 2 - 7 €/GJ (de Wit & Faaij, 2010; Deurwaarder, 2004) (Tabel 8).

Tabel 8. Kosten van landbouwresiduen in NWE (Deurwaarder, 2004; Eurostat, 2012).

Land Lonen

(€/u) a

Landbouwgrond

(€/ha) b

Kosten van landbouwresiduen

(€/GJ) a

België 16,51 27190 3,9

Duitsland 14,13 8909 3,4

Ierland 17,72 16230 6,5

Frankrijk 9,52 4730 3,8

Luxemburg 13,99 17047 3,9

Nederland 18,96 31276 3,9

Verenigd

Koninkrijk

14,42 13382 2,2

a (Deurwaarder, 2004)

b Prijsgegevens bekomen van Eurostat (2012) voor het jaar 2006. Voor Ierland waren geen cijfers beschikbaar

voor het jaar 2006 en werd het cijfer van 2005 genoteerd.

Een schatting maken van het aantal jobs dat mogelijks gecreëerd kan worden is moeilijk. Er

kunnen zowel directe als indirecte jobs gecreëerd worden. Directe jobs zijn jobs die ontstaan

door de productie en het verwerken van biomassa, eveneens logistieke jobs en jobs binnen de

bouwsector door de bouw van bio-energiecentrales horen hierbij. Daarenboven worden

indirecte jobs gecreëerd die gerelateerd zijn aan de bio-energieketen en door een hogere

Page 31: Economische opportuniteiten van bio- energie in Noordwest ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/893/222/RUG01... · Figuur 4. Wereldwijde investeringen in hernieuwbare energie met Europa

Economische opportuniteiten

23

koopkracht van de verschillende werknemers binnen de sector. Verder dient rekening

gehouden te worden met verschuiving van jobs van de traditionele energiesector naar de bio-

energiesector (Berndes & Hansson, 2007). Onderzoek heeft tevens aangetoond dat

opportuniteiten en tewerkstellingsmogelijkheden variëren tussen verschillende landen en

verschillende regio’s binnen de landen (de Wit, 2011; Hillring, 2002). De verschillen in

tewerkstellingsmogelijkheden hangen voornamelijk af van de grootte en mechanisatie van de

productie faciliteiten (kleiner betekent meer tewerkstelling) en van de keuze type van

biomassa. Onderzoek door Thornley et al. (2008) toont aan dat de directe tewerkstelling

binnen de landbouw hoger is voor Miscanthus dan voor korte-omloophout. Wanneer echter op

het niveau van de energiecentrales gekeken wordt ligt de tewerkselling bij een Miscanthus

centrale 25% lager dan die voor een korte-omloophout systeem (Thornley et al, 2008). Andere

factoren die de tewerkstelling beïnvloeden zijn de publieke opinie ten opzichte van bio-

energie, vraag en aanbod binnen een bepaalde regio en de mogelijkheid om te exporteren naar

een andere regio (Hillring, 2002).

Enkel voor Duitsland zijn concrete cijfers beschikbaar. De Duitse biomassa-energiesector

zorgde in 2010 voor 122000 jobs en steeg tot 124400 jobs in 2011. Dit was het hoogste cijfer

binnen alle hernieuwbare energiesectoren (O’Sullivan et al, 2012). Tweederden van de

tewerkstelling in de hernieuwbare energiesectoren werden toegeschreven aan effecten van de

“Renewable Energy Sources Acte” (Böhme et al, 2011). Een opdeling van deze jobs over de

verschillende sectoren binnen de keten is echter niet gegeven. In Frankrijk werden naar

schatting 45000 mensen tewerkgesteld in de bio-energiesector (Böhme et al, 2011). In

Nederland werden naar schatting ongeveer 7450 te werk gesteld in de hernieuwbare

energiesector (Lako & Beurskens, 2011). De groei binnen de hernieuwbare energie sector en

landbouwsector wordt weergegeven in Tabel 9 (MITRE, 2004). Een opdeling tussen de

verschillende hernieuwbare energiesectoren werd echter niet weergegeven en de data omvat

ook tewerkstelling binnen de desbetreffende exportsector binnen de EU.

Tabel 9. Netto tewerkstellingsgroei in hernieuwbare energiesector en landbouw (2000-2010) (Voltijdse

tewerkstelling/jaar) (MITRE, 2004).

Hernieuwbare energie Landbouw

België 5600 2800

Duitsland 107000 71000

Frankrijk 93000 76000

Ierland 3000 1800

Luxemburg 400 500

Nederland 8500 7000

Verenigd Koninkrijk 35000 14000

3.3. Subsidiesystemen en kost

Binnen Europa zijn verschillende maatregelen getroffen die de productie van energie uit

biomassa ondersteunen. De voornaamste zijn “Renewable Energy Source – Electricity” RES-

E Directive (2001) en Directive 2009/28/EC ter bevordering van het gebruik van energie uit

hernieuwbare bronnen. Beide hebben als doel de bio-energiemarkt binnen Europa te

ondersteunen. RES-E Directive (2001) geldt als een richtlijn voor de verschillende lidstaten.

Directive 2009/28/EC geeft bindende doelstellingen, maar de interpretatie en planning gebeurt

door de verschillende lidstaten afzonderlijk. Deze dienen de invulling te specificeren in hun

Page 32: Economische opportuniteiten van bio- energie in Noordwest ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/893/222/RUG01... · Figuur 4. Wereldwijde investeringen in hernieuwbare energie met Europa

Economische opportuniteiten

24

Nationaal Hernieuwbare Energie Actie Plan (NREAP). De lidstaten hebben dus verschillende

nationale beleidsmaatregelen die sterk uiteen kunnen lopen. Duitsland past, ten opzichte van

andere Europese landen, een sterk subsidiesysteem toe voor biobrandstoffen. Hierdoor

werden grote hoeveelheden van biomassa voor biobrandstof geïmporteerd in Duitsland (EC,

2005). Sommige landen ondersteunen co-verbranding wel, anderen niet. Maatregelen zijn dus

niet afgestemd tussen de lidstaten.

3.3.1. Subsidiesystemen

Landen binnen NWE hanteren verschillende subsidiesystemen, de voornaamste van deze

systemen zijn Groenestroomcertificaten en Feed-in Tarieven.

Een Groenestroomcertificaat is een certificaat dat aantoont dat een producent, in een bepaald

jaar, 1 MWh elektriciteit heeft opgewekt uit een hernieuwbare energiebron. Dit certificaat kan

worden ingeleverd als bewijs van het voldoen aan de nodige verplichtingen opgesteld door de

staat. De staat bepaald de hoeveelheid elektriciteit die uit hernieuwbare bronnen geproduceerd

moet worden. Indien vooropgestelde doelstellingen niet behaald worden, moet een boete

betaald worden die veelal hoger is dan de kost van Groenestroomcertificaten. In Vlaanderen is

de prijs van een certificaat €109 en een boete voor het niet behalen van de vooropgestelde

quota liepen in 2010 op tot 125 €/MWh (Bubholz & Nowakowski, 2010).

Een tweede systeem zijn Feed-in Tarieven. Dit systeem is erop gebaseerd dat de staat een

gegarandeerd inkomen levert voor de productie van een bepaalde hoeveelheid groene stroom.

Feed-in Tarieven hebben een specifieke prijsaanpak en zijn veelal technologiespecifiek.

Hierdoor zal de hoeveelheid van hernieuwbare energie voornamelijk afhangen van de

politieke prijszetting (Nicolosi & Fuersch, 2009). Overigens zorgen Feed-in Tarieven ervoor

dat nieuwe technologieën en innovatie ondersteund kunnen worden (Bubholz & Nowakowski,

2010).

Verder hebben de verschillende landen nog extra steunmaatregelen die tot uitdrukking komen

in belastingsvoordelen en quota’s. Quota’s zijn steunmaatregelen die een bepaalde

hoeveelheid hernieuwbare energie vereisen binnen de elektriciteitsmix en zijn

technologieneutraal. Hierdoor ondersteunen deze veelal de meest kostenefficiënte technologie

en in mindere mate innovatie (Nicolosi & Fuersch, 2009).

Binnen het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid is ook aandacht voor biomassaproductie. Zo

wordt sinds 2003 een vergoeding van €45/ha aangeboden voor het kweken van bio-

energiegewassen. Daarnaast komt braakliggende grond in aanmerking voor steun indien deze

gebruikt wordt voor de productie van niet-voedselgewassen. De vergoeding van €45/ha is

echter laag om boeren in NWE te overtuigen om bio-energie gewassen te kweken (EC, 2005).

De belangrijkste subsidiesystemen binnen NWE worden weergegeven in Tabel 10. Deze tabel

is gebaseerd op de tabel opgesteld door Bubholz en Nowakowski (2010) aangevuld met cijfer

gegevens bekomen van www.res-legal.de (Bubholz & Nowakowski, 2010; www.res-legal.de,

2012).

Page 33: Economische opportuniteiten van bio- energie in Noordwest ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/893/222/RUG01... · Figuur 4. Wereldwijde investeringen in hernieuwbare energie met Europa

Economische opportuniteiten

25

Tabel 10. Feed-in Tarieven (€/MWh) en Groenestroomcertificaten (GSC) (€/MWh) voor

elektriciteitsproductie uit biomassa en biogas volgens (Bubholz & Nowakowski, 2010; www.res-legal.de,

2012).

Subsidies-

systeem

Elektriciteitproductie a Warmte en

elektriciteitproductiea

Co-

verbranding

10 MW 20 MW 60 MW 20 MW 60 MW

België b GSC 109 109 109 109 109 0

Duitsland Feed-in 78 78 0 109 0 0

Frankrijk Feed-in 59 0 0 0 0 0

Ierland Feed-in 85 85 85 120 120 0

Luxemburg c Feed-in 0 0 0 0 0 0

Nederland Feed-in 114 114 0 153 0 61d

Verenigd

Koninkrijk

GSC 76 76 76 101 101 25d

a Gelden voor centrales die 100% gebruik maken van biomassa

b Cijfers weergegeven voor Vlaanderen.

c Feed-in Tarieven van minimaal 110 €/MWh zijn van toepassing op biomassa centrales tot 5MW (www.res-

legal.de, 2012). d Subsidies voor co-verbranding zullen afgebouwd zijn tegen 2015 (Bubholz & Nowakowski, 2010).

De tarieven variëren tussen de verschillende landen en worden gegeven op basis van

capaciteit, energie-efficiëntie of gebruikte biomassa (www.res-legal.de, 2012). Verder zijn de

cijfers niet te vergelijken aangezien de elektriciteitsprijs niet verrekend is. Doordat de

biomassasector erg heterogeen is en de verschillende steunmaatregelen sterk variëren tussen

de Noordwest-Europese landen is een gedetailleerde bespreking binnen dit werkstuk niet aan

de orde.

3.3.2. Kost

Tabel 11 toont een vergelijking van de kost van elektriciteit opgewerkt uit kernenergie,

stoom- en gasgenerator (STEG) en biomassa. De kosten van de verschillende technologieën

kunnen opgedeeld worden in investeringskost, brandstofkost en onderhoudskost (niet in tabel

weergegeven) (IEA, 2010). Bij kernenergie is de belangrijkste kost de investeringskost. De

overige kosten maken slechts een beperkt deel uit van de uiteindelijke kost van elektriciteit.

Bij de productie van elektriciteit uit kernenergie moet ook rekening gehouden worden met

afvalbeheerskosten. Bij de productie van elektriciteit uit gas en biomassa heeft de

brandstofkost de grootste impact op de uiteindelijke kost van de geproduceerde elektriciteit.

Naast de brandstof kost bij STEG heeft de koolstofkost ook een belangrijke invloed op de

uiteindelijke kost. Doordat biomassacentrales een hoge investeringskost en hoge brandstof

kost hebben, stijgt de uiteindelijke kost van elektriciteit ver boven deze van de twee niet

duurzame alternatieven uit (IEA, 2010). De kost van biomassa is overigens erg variabel en

hangt af van de loonkosten in de verschillende gebieden waar deze geproduceerd worden, het

type biomassa dat gebruikt wordt en de transport- en verwerkingskosten. Naast deze

voorspelbare factoren kunnen natuurverschijnselen voor variatie zorgen in de productiviteit

van de verschillende gewassen. Voor houtproductie kunnen kosten sterk verschillen, voor

eucalyptus is de gemiddelde productiekost slechts 77,8 €ct/MWh terwijl deze voor wilg tot

122,3 €ct/MWh en voor populier tot 152,9 €ct/MWh oplopen. De overgrote meerderheid van

landbouwnevenstromen kunnen aangebracht worden voor een kost tussen 28 €ct/MWh en 111

Page 34: Economische opportuniteiten van bio- energie in Noordwest ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/893/222/RUG01... · Figuur 4. Wereldwijde investeringen in hernieuwbare energie met Europa

Economische opportuniteiten

26

€ct/MWh, voor bosbouwnevenstromen ligt de kost tussen 56 €ct/Mwh en 111 €ct/MWh (de

Wit, 2011).

Tabel 11. Gemiddelde kost van elektriciteitproductie voor verschillende technologieën in NWE. De kost

van kerncentrale, stoom- en gascentrale (STEG) en biomassa centrale wordt weergegeven samen met de

economische levensduur van de verschillende centrales, de capaciteit en de investeringskost (€/MW) (IEA, 2010;

MacDonald, 2010).

Levensduur

(j)

Netto capaciteit

(MW)

Inversteringskost

(€/kW) a

Brandstofkost

(€/MWh) a

Kost van elektriciteit

(€/MWh) a

Kernenergie 60 1620 4093 6 67,11

STEG 35 730 1096 7,2 69,83

Biomassa 25 19 4705 48b 122,97

a Cijfers werden bekomen door gemiddelden te nemen van beschikbare gegevens voor de landen België,

Duitsland, Frankrijk, Nederland en het Verenigd Koninkrijk (IEA, 2010; MacDonald, 2010). b Tarief voor Nederland (IEA, 2010)

De uiteindelijke kost van hernieuwbare energie is nog steeds hoger dan deze van

conventionele energietechnologieën. Hierdoor dient de hernieuwbare energiesector

ondersteund te worden door subsidies (IEA, 2008). Hoewel de kost nog steeds hoger ligt, zijn

er toch kostenreducties te merken door verbeterde technologieën en het ontwikkelen van de

markt. De uiteindelijke kost van elektriciteit en warmte uit biomassa ligt wel lager dan deze

geproduceerd door sommige andere duurzame alternatieven (vb: zonnepanelen) (IEA, 2008).

Het is belangrijk op te merken dat biomassacentrales een relatief nieuwe technologie zijn.

Deze centrales hebben het potentieel hun energie efficiëntie te verbeteren. Daarenboven kan

optimalisatie van het toevoersysteem en van de productie van biomassagewassen helpen de

kosten te drukken. Hierdoor kan de uiteindelijke prijs van elektriciteit opgewerkt uit biomassa

dalen tot een aantrekkelijk niveau (Chum et al, 2011; IEA, 2007).

Page 35: Economische opportuniteiten van bio- energie in Noordwest ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/893/222/RUG01... · Figuur 4. Wereldwijde investeringen in hernieuwbare energie met Europa

SWOT-analyse

27

Deel 4. SWOT-analyse

In Tabel 12 wordt een beknopte SWOT analyse gemaakt van de opportuniteiten van

biomassasector in Noordwest-Europa. Intern worden de sterktes en zwaktes bekeken en de

opportuniteiten en bedreigingen van externe factoren worden weergegeven.

Tabel 12. SWOT analyse van biomassasector binnen Noordwest-Europa

INT

ER

N

STERKTES ZWAKTES

Grotere onafhankelijkheid van

fossiele brandstoffen

Diversificatie van Europese

energiemix (Berndes & Hansson,

2007)

Grootste groei potentieel binnen

Noordwest-Europese landbouw en

kan helpen voor ontwikkeling

rurale gebieden

Creëren van directe en indirecte

tewerkstelling

Havens

Hoge kapitaalkost ten opzichte van

fossiele brandstof

Hoge kost van biomassa door hoge

loonkost, transport en invoer

Afhankelijkheid van andere Europese

en niet-Europese landen voor invoer

van biomassa (Bjerg et al, 2011)

Vrij te maken grond is beperkt binnen

BeNeLux

EX

TE

RN

OPPORTUNITEITEN BEDREIGINGEN

Biomassa is “koolstofneutraal”

door zijn duurzaam en

hernieuwbaar karakter (Londo &

al., 2010)

Duitsland als voorbeeld (EC, 2005)

Kennisbasis binnen NWE is groot

en kan helpen bij een goed verloop

en uitbreiding van de bio-

energiesector (EC, 2005)

Publieke opinie en weinig coherente

steunmaatregelen

Concurrentie vanuit andere energie-

markten, zowel fossiele brandstoffen

als andere hernieuwbare energie

bronnen

Markt opportuniteiten kunnen afgeremd

worden door de hoge kost en lage

beschikbaarheid van biomassa in NWE

Competitie voor beperkt beschikbare

biomassa

Door het gebruik van biomassa voor het opwekken van energie in Noordwest-Europa kan de

afhankelijkheid van fossiele brandstoffen in deze landen afnemen. Verder zorgt het gebruik

van biomassa voor een diversificatie van de energie toelevering. Door het bezit van

economisch belangrijke Europese havens en centrale positie, kunnen Nederland, België en

Duitsland een belangrijke rol spelen in de biomassa-toeleveringsketen. De belangrijkste

sterkte van biomassasector is de mogelijkheid tot het creëren van tewerkstelling in rurale

gebieden. De grootste groei binnen biomassa productie in Noordwest-Europa ligt binnen de

landbouw. Hierdoor kan een alternatief inkomen gecreëerd worden voor de rurale bevolking.

Naast directe jobs kunnen verschillende indirecte jobs gecreëerd worden. Verdere

opportuniteiten zijn het duurzaam karakter van bio-energiesector en de grote kennisbasis

binnen Noordwest-Europa. Duurzame biomassa draagt bij aan het reduceren van de

Page 36: Economische opportuniteiten van bio- energie in Noordwest ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/893/222/RUG01... · Figuur 4. Wereldwijde investeringen in hernieuwbare energie met Europa

SWOT-analyse

28

klimaatveranderingen doordat deze brandstof gezien kan worden als “koolstofneutraal”. Het

gebruik van tweede generatie biobrandstof kan de uitstoot van broeikasgassen reduceren tot

70% (Londo & al., 2010). Europa wordt gezien als een leider in technologisch en

wetenschappelijk onderzoek naar energie opgewekt uit biomassa. Promoten van uitwisseling

van kennis en “best practices” tussen verschillende landen kan deze kennisbasis verder

uitbreiden (EC, 2005).

Als mogelijke zwakte kan de hoge loonkost van Noordwest-Eurpese landen ten opzichte van

andere Europese landen aangehaald worden. Hierdoor komt de positie, inzake

biomassaproductie, onder druk te staan ten opzichte van Oost-Europese landen. Deze landen

bezitten een hoog biomassapotentieel en lagere loonkost. Verder zal biomassa geïmporteerd

moeten worden door Noordwest-Europese landen om de doelstellingen opgesteld in NREAP

te behalen. De kosten van transport en import zetten een extra druk op de prijs van bio-energie

en kunnen ervoor zorgen dat, ondanks de afbouw van afhankelijkheid van import van fossiele

energie. Biomassa heeft een lage densiteit wat vervoer, opslag en gebruik duur maakt.

Noordwest-Europese landen kunnen afhankelijk worden van andere Europese en niet-

Europese landen voor de invoer van biomassa. De invoer van biomassa kan echter wel over

een groter aantal landen gespreid worden dan de import van fossiele energie. Publieke opinie

kan gezien worden als een belangrijke bedreiging. Communicatie naar de bevolking is erg

belangrijk (Brunsting et al, 2010). Verder dient rekening gehouden te worden met mogelijke

bedreigingen van andere energiemarkten, zowel fossiele brandstoffen als alternatieve

hernieuwbare energiebronnen. Markt opportuniteiten kunnen afgeremd worden door de hoge

kost en lage beschikbaarheid van biomassa in NWE.

Page 37: Economische opportuniteiten van bio- energie in Noordwest ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/893/222/RUG01... · Figuur 4. Wereldwijde investeringen in hernieuwbare energie met Europa

Besluit

29

Deel 5. Besluit

Hernieuwbare energie is actueler dan ooit te voor. De laatste decennia wordt het tegengaan

van de klimaatveranderingen als een noodzaak aanzien en hernieuwbare en duurzame energie

vormen een essentieel onderdeel van de oplossing tegen de klimaatverandering. Europa heeft

erg ambitieuze doelstellingen gedefinieerd die voornamelijk gebaseerd zijn op het beperken

van de uitstoot van broeikasgassen en het beperken van de energieafhankelijkheid, maar

binnen dit beleid is duurzame ontwikkeling van de rurale gebieden evenzeer een belangrijk

agendapunt. De doelstellingen van de verschillende Noordwest-Europese landen tonen aan dat

biomassa in de toekomst een belangrijke bijdrage zal leveren in de verdere toename van

hernieuwbare elektriciteitsproductie. De productie van elektriciteit uit biomassa is in de EU

meer dan verdubbeld in tien jaar tijd, van 40,5 TWh (2000) naar 107,9 TWh (2009). De snelle

ontwikkeling van de bio-energiesector over de laatste jaren is in hoofdzaak toe te schrijven

aan het beleid dat gevoerd werd in deze context.

Biomassa kan de afhankelijkheid van gas en petroleum reduceren en zorgen voor een

diversificatie van de energiemix. Hierbij moeten kosteneffectieve manieren gezocht worden

om markten te organiseren voor lignocellulose biomassa. Uitbreiden van het gebruik van

biomassa kan door het promoten van co-verbranding, maar zal in NWE vooral moeten

focussen op innovatieve en efficiënte biomassacentrales zodat NWE een competitief voordeel

bereikt met haar sterke kennisbasis. Om de afhankelijkheid van fossiele brandstoffen verder te

reduceren moeten het beleid binnen NWE afgestemd worden op elkaar. Omdat veel van de

steunmaatregelen op nationaal niveau besloten worden zijn deze onderhevig aan frequente

wijzigingen. Het is voor de industrie van belang dat deze maatregelen stabiel blijven zodat

langdurige relaties aangegaan kunnen worden. Investeringen in bio-energie worden als

risicovol aanschouwd door de wijzigende steunmaatregelen. Hierdoor kan de groei van de

biomassasector tegengehouden worden. Een beleid dat focust op het investeren in

biomassagebaseerde alternatieven is cruciaal aangezien centrales die nu gebouwd worden

meerdere jaren in werking zullen zijn.

Een groot deel van de biomassa nodig voor het behalen van de 2020 doelstellingen kan binnen

NWE geproduceerd worden, maar een deel van de biomassa voorzieningen zal via import uit

andere EU- en niet- EU-landen verlopen. Schattingen inzake de noodzakelijke biomassa-

import lopen uiteen van 26 Mtoe tot 38 Mtoe voor Europa. België, Nederland en Duitsland

zullen de grootste tekorten hebben inzake binnenlandse biomassaproductie. De uitbreiding

van de biomassa-energiesector kan stoten op een gebrek aan schaaleconomieën. Dit gebrek

vloeit voornamelijk voort uit de lage energiedensiteit van vaste biomassa wat transport duur

maakt. Sinds 2008 kopen Nederlandse energiemaatschappijen hun pellets via een Europees

handelskantoor, hierdoor ontstaat een goed ontwikkelde markt en kunnen schaalvoordelen

bekomen worden. Belangrijk binnen de uitbreiding van de bio-energiesector in Europa is het

coördineren van beleidsmaatregelen. Europese landen moeten afgestemd worden op elkaar

zodat Europa competitief wordt binnen de bio-energiesector. De nood aan ondersteunend

beleid voor het stimuleren van productiviteit, kostenreductie en technische vooruitgang is hier

van belang. Het is belangrijk dat NWE blijft investeren in kennisontwikkeling voor

innoverende en competitieve technologieën voor biomassa-energie.

De groei van biomassabeschikbaarheid binnen Noordwest-Europa is erg afhankelijk van

ontwikkeling binnen de landbouw en ook van land- en bosbouwnevenstromen. In de

Page 38: Economische opportuniteiten van bio- energie in Noordwest ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/893/222/RUG01... · Figuur 4. Wereldwijde investeringen in hernieuwbare energie met Europa

Besluit

30

landbouwsector wordt de grootste groei verwacht. Het vrijmaken van landbouwgronden en

marginale gronden kan de productie van biomassa significant doen stijgen over de komende

jaren. In Noordwest-Europa heeft de BeNeLux slechts een beperkte beschikbaarheid aan vrij

te maken gronden. Frankrijk, Duitsland en het Verenigd Koninkrijk rapporteren een hogere

beschikbaarheid van braakliggende of marginale gronden en hogere graad van

zelfvoorziening in hun biomassavraag. Het zal belangrijk zijn om het landbouwbeleid op een

lijn te krijgen en rekening te blijven houden met de specifieke noden van verschillende regio’s

in NWE. Het gebruik van marginale gronden kan met ongeveer 10% van de gebruikte

gronden voor de teelt van energiegewassen belangrijke economische opportuniteiten

ontwikkelen op regionaal niveau in NWE. Verder moet besloten worden dat voorspellingen

omtrent het biomassapotentieel in NWE uiteenlopen en dat uitgebreider onderzoek nodig zal

zijn om dit potentieel na te gaan.

De publieke opinie heeft een sterke invloed op de verdere groei van de biomassasector en

kan deze belemmeren. Algemeen wordt aanvaard dat bio-energie een oplossing vormt om de

klimaatverandering tegen te gaan, toch is de competitie met de voedselproductie een van de

belangrijkste publieke bezorgdheden. Om dit uit de weg te gaan moeten duidelijk gesteld

worden dat voedselproductie prioritair is en dat landbouwgronden die gebruikt worden voor

de productie van energiegewassen niet geschikt zijn voor de productie van voedselgewassen.

Het is belangrijk om sociaaleconomische voordelen van de bio-energiesector aan te kaarten.

Het creëren van directe en indirecte tewerkstelling in de bio-energiesector is een van de

duurzaamheiddoelen van de Europese Commissie. Het gebruik van tweede generatie

biomassa wordt binnen elke energiesector verkozen. Deze maximaliseert de klimaatvoordelen

en is minder in strijd met de voedselzekerheid. De introductie van de productie van

energiegewassen biedt economische perspectieven voor de landbouwsector. Een deel van de

rurale ontwikkeling kan komen van de productie van de energiegewassen die makkelijk te

integreren zijn in de conventionele landbouwpraktijken en directe jobs creëren, maar ook de

bouw van de centrales en gekoppelde diensten, installatie en onderhoud, en transport van deze

producten kunnen zorgen voor jobs. De Duitse biomassa-energiesector zorgde in 2010 voor

122000 jobs en steeg tot 124400 jobs in 2011. In Frankrijk werden naar schatting ongeveer

45000 mensen tewerkgesteld in de bio-energiesector in 2009. Ruw geschat worden 200000

mensen tewerkgesteld in EU land- en bosbouw voor de productie van biomassa. De hoge

loonkosten in NWE kan een handicap betekenen ten opzichte van Oost-Europa, waardoor de

mogelijkheid om jobs te creëren in de exportsector beperkt wordt. Schattingen over het aantal

te creëren jobs zijn moeilijk te maken en uitvoeriger onderzoek kan hier meer duiding over

geven. Er zullen gezamenlijke inspanningen geleverd moeten worden om bio-energie op

sociaaleconomisch vlak aanvaardbaar te maken en jobs binnen de sector aantrekkelijk te

maken. Het onderwerp bio-energie binnen leerbeleid kan hierbij helpen. Samenwerking

tussen verschillende actoren (belangengroepen, milieuorganisaties, overheden…) kan helpen

bij het aanvaarden en stimuleren van het gebruiken van biomassa-energie.

Page 39: Economische opportuniteiten van bio- energie in Noordwest ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/893/222/RUG01... · Figuur 4. Wereldwijde investeringen in hernieuwbare energie met Europa

Referenties

31

Deel 6. Referenties

AAPA. (2009) World Port Ranking. In http://aapa.files.cms-

plus.com/PDFs/WORLD%20PORT%20RANKINGS%202009.pdf (ed.).

Asikainen, H. Liiri, S. Peltola, T. Karjalainen, Laitila J (2008) Forest Energy Potential in

Europa (EU27).

Bardos P, T. Chapman, Y. Andersson-Sköd, S. Blom, S. Keuning, M. Polland, Track T

(2008) Biomass production on marginal land. Biocycle 49(12): 50

Berndes, Hansson J (2007) Bioenergy expansion in the EU: Cost-effective climate change

mitigation, employment creation and reduced dependency on imported fuels. Energy Policy

35: 5965-5979

Bjerg J, R. Aden, J.A. Ogando, J. Arrieta, A. Hahlbrock, L. Holmquist, C. Kellberg, W.N.

Kip, J. Koch, U. Langnickel, C. Nielsen, A. Rising, M. Rizkova, J. Rookmaaker, Y.

Ryckmans, R. Ryymin, C. Shier, D. Sochr, T. Tatar, Tolley A (2011) Biomass 2020:

Opportunities, Challenges and Solutions. EURELECTRIC Renewables Action Plan (RESAP)

D/2011/12.105/51

Böhme D, Dürrschmidt W., M. vM. (2011) Renewable energy sources in figures - National

and International Development. Federal Ministry for the Environment, Nature Conservation

and Nuclear Safety (BMU), 11055 Berlin.

Bradley D, F. Diesenreiter, M. Wild, Tromborg E (2009) World Biofuel Maritime Shipping

Study. IEA Task 40

Brunsting S, J. Desbarat, M. de Best-Waldhober, E. Duetschke, C. Oltra, P. Upham, Riesch H

(2010) The Public and CCS: the Importance of Communication and Participation in the

Context of Local Realities. Energy Prodecia 4: 6241–6247

Bubholz M, Nowakowski R (2010) Mapping of subsidy systems and future consumption of

biomass. Vattenfall Research and Development AB (U 10:23), financial support Swedish

District Hearting Association

Chum H, A., Faaij J, Moreira G, Berndes P, Dhamija H, Dong B, Gabrielle A, Goss Eng W,

Lucht M, Mapako O, Masera Cerutti T, McIntyre T, Minowa T, Pingoud K (2011) Bioenergy.

In IPCC Special Report on Renewable Energy Sources and Climate Change Mitigation [O.

Edenhofer, R. Pichs-Madruga, Y. Sokona, K. Seyboth,

P. Matschoss, S. Kadner, T. Zwickel, P. Eickemeier, G. Hansen, S. Schlomer, C. von Stechow

(eds)]. Cambridge: University Press, Cambridge, United Kingdom and New York, NY, USA.

COM (2000) Green Paper. Towards a European strategy for security of energy supply.

de Wit, Faaij A (2008) Biomass resources, potential and related costs. REFUEL Work

Package 3 final report

de Wit M (2011) Bioenergy development pathways for Europe. Potentials, costs and

environmental impacts. Phd Dissertation, Utrecht University

de Wit M, Faaij A (2010) European biomass resource potential and costs. Biomass and

Bioenergy(34): 188-202

Deurwaarder E (2004) VIEWLS. Energy Research Centre of the Netherlands

EC (2000) Monitoring & Modeling Initiative on the Targets for Renewable Energy. Country

Report

Page 40: Economische opportuniteiten van bio- energie in Noordwest ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/893/222/RUG01... · Figuur 4. Wereldwijde investeringen in hernieuwbare energie met Europa

Referenties

32

EC (2005) Strengths, Weaknesses, Opportunities and Threaths in Energy Research. EUR

21612 ISBN 92-894-9168-X

EC (2006) Brussel, 8.3.2006, COM (2006).

EC (2009a) EmployRES: The impact of renewable energy policy on economic growth and

employment in the European Union. European Commission Energy and Transport

TREN/D1/474/2006

EC (2009b) Richtlijnen voor Hernieuwbare Energie (2009/28/EC).

EC (2011a) Biomass Energy Europe. ALBERT-LUDWIGS-UNIVERSITAET FREIBURG

EC (2011b) Rural development in the European Union: Statstical and Economic Information

Report 2011. European Union Directorate-General for Agriculture and Rural Development

ECN (2011) Renewable Energy Projections as Published in the National Renewable Energy

Action Plans of the European Member States. from

http://wwwecnnl/units/ps/themes/renewable-energy/projects/nreap/

EEA (2005) EN21 Final Energy Consumption Intensity

EEA. (2006) How much bioenergy can Europe produce without harming the environment?

European Environment Agency.

Ericsson K, Nielsson LJ (2006) Assessement of the potential biomass supply in Europe using

a resource-focused approach. Biomass and Bioenergy 30(1): 1-15

Eurostat. (2012) http://epp.eurostat.ec.europa.eu/portal/page/portal/statistics/themes.

Fischer, S. Prieler, H. van Velthuizen, G. Berndes, A. Faaij, M. Londo, Wit Md (2010)

Biofuel production potentials in Europe: Sustainable use of cultivated land and pastures, Part

II: Land use scenarios. Biomass and Bioenergy 34: 173-187

FOD-Economie (2011) De energiemarkt in 2009. KMO, Middenstand en Energie

http://economie.fgov.be

Forest E (2010) Good practice guidance on the sustainable mobilization of wood in Europe.

Forest Europe Liaison Unit Olso; DG Agriculture and Rural Development and UNECE FAO

Timber Section, Aas, Norway

Forsell N, L.O. Eriksson, Assoumou E (2011) Industrial and environmental impacts of an

expanding bio-energy sector. iiisorg

Groenenberg H, F. Ferioli, S.T.A. van den Heuvel, M.T.J. Koks, A.J.G. Manders, S.

Slingerland, Wetzelaer BJHW (2008) Climate, Energy Security and Innovation: An assesment

of EU energy policy objectives. ECN Netherlands Environmental Assesment Agency

Guisson, Marchal (2011) Sustainable international bioenergy trade securing supply and

demand. IEA Task 40 2012/TEM/R/35

Hillring B (2002) Rural development and bioenergy - Experiences from 20 years of

development in Sweden. Biomass and Bioenergy 23: 443-451

Hoefnagels R, M. Junginger, G. Resch, J. Matzenberger, C. Panzer, Pelkmans L (2011)

Development of a tool to model European biomass trade. Report or IEA Bioenergy Task 40,

Universiteit Utrecht, Copernicus Institute

http://www.ecn.nl.

Page 41: Economische opportuniteiten van bio- energie in Noordwest ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/893/222/RUG01... · Figuur 4. Wereldwijde investeringen in hernieuwbare energie met Europa

Referenties

33

IEA (2007) Potential Contribution of Bioenergy to the World’s Future Energy Demand. IEA

Bioenergy

IEA (2010) Projected cost of generating electricity. International Energy Agency and Nuclear

Energy Agency, Organisation for economic co-operation and development

IEA IEA (2008) Deploying Renewables: Principle for Effective Policies. OECD/IEA

INTERREG I (2010) Een tussenbalans: INTERREG IVB Noordwest-Europa

Programmaoverzicht 2007-2010 lille

Lako P, Beurskens LWM (2011) Socio-economic indicators of renewable energy in 2010:

Update of data of turnover and employment of renewable energy companies in the

Netherlands. ECN-E-11-061

Londo M, al. e (2010) The REFUEL EU road map for biofuels in transport: application of the

project's tools to some shortterm policy issues. Biomass and Bioenergy(34): 188-202

MacDonald M (2010) UK Electricity Generation Costs Update Victory House, Trafalgar

Place, Brighton BN1 4FY, United Kingdom

MITRE (2004) Meeting the Targets & Putting Renewables to Work. Monitoring and

Modeling Initiative on the targets for Renewable Energy, Produced for the European

Commission

News D. (15 maart 2011) Germany to shut down seven reactors temporarily. Daily News and

Economic Review.

Nicolosi M, Fuersch M (2009) Implications of the European Renewables Directive on RES-E

Support Scheme Designs and its Impact on the Conventional Power Markets. International

Association for Energy Economics 25-29

O’Sullivan M, D. Edler, T. Nieder, T. Rüther, U. Lehr, Peter F (2012) Employment from

renewable energy in Germany: expansion and operation - now and in the future, first report on

gross employment Research Project commissioned by the Federal Ministry for the

Environment, Natural Conservation and Nuclear Safety

Plieninger, Bens O., R.F. H (2006) Perspective of bioenergy for agriculture and rural areas.

Outlook on AGRICULTURE 35(2): 123-127

REFUEL (2008) Eyes on the track, mind on the horizon. Energy Research Centre of the

Netherlands (ECN), International institute for applied systems analysis (IIASA), Utrecht

University, COWI, Chalmers University of thechnology, EC-BREC, Joanneum University,

Petten, The Netherlands 48

REN21. (2011) Renewables 2010 Global Status Report. In Secretariat PR (ed.).

Renew (2008a) Renewable fuels for advanced powertrains - Scientific report WP5.1 Biomass

resources assessment. EC Baltic Renewable Energy Centre (EC BREC), Center for

Renewable Energy Sources (CRES), Institute of Energy and Environment (IEE) Energy

Economics and Environment , ESU-Services, Lund University, National University of Ireland,

Dublin (NUID) Biosystems Engineering, Wolfsburg, Germany

Renew (2008b) Renewable fuels for advanced powertrains - Scientific report WP5.3 Cost

Assessment. EC Baltic Renewable Energy Centre (EC BREC), Institute of Energy and

Environment (IEE) Energy Economics and Environment , Lund University, Wolfsburg,

Germany

Page 42: Economische opportuniteiten van bio- energie in Noordwest ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/893/222/RUG01... · Figuur 4. Wereldwijde investeringen in hernieuwbare energie met Europa

Referenties

34

Sikkema R, M. Steiner, M. Junginger, W. Hiegl, M. T. Hansen, Faaij A (2011) The European

wood pellet markets: current status and prospects for 2020. Biofuels, Bioprod Bioref 5(250-

278)

Smeet, D. Lemp, Dees M (2010) Methods & Data Sources for Biomass Resource

Assessments for Energy. Copernicus Institute, Utrecht University (UU), The Netherlands

Thornley P, Rogers J., Y. H (2008) Quantification of employment from biomass power plants.

Renewable Energy 33: 1922-1927

UNEP (2011) GLOBAL TRENDS IN RENEWABLE ENERGY INVESTMENT 2011.

United Nations Environment Programme and Bloomberg New Energy Finance

Wilson GA (2001) From productivism to post-productivism - and back again? Exploring the

(un)changed natural and mental landscapes of European agriculture. transactions of the

Institute of British Geographers 26: 77-102

Winkel T, M. Rathmann, M. Ragwitz, S. Steinhilber, J. Winkler, G. Resch, C. Panzer, S. Busch,

Konstantinaviciute I (2011) Renewable Energy Policy Country Profiles. Intelligent Energy

Europe, partners: ECOFYS, FRAUNHOFER ISI, EEG, LITHUANIAN ENERGY INSTITUTE

www.reshaping-res-policy.eu

www.res-legal.de. (2012) http://www.res-legal.de.

Zegada-Lizarazu, H.W. Elbersen, S. L. Cosentino, A. Zatta, E. Alexopoulou, Monti A (2010)

Agronomic aspects of future energy crops in Europe. Biofuels, Bioproducts and Biorefining

4(6): 674-691