Vocatio 8 - 2002

24
Bureau de dépôt Bruxelles X Afgiftebureau Brussel X 4 e trimestre 2002 | 4 de trimester 2002 2002 8 Revue trimestrielle de la Fondation Belge de la Vocation Driemaandelijks tijdschrift van de Belgische Stichting Roeping v ocatio

description

Revue trimestrielle – driemaandelijks tijdschrift

Transcript of Vocatio 8 - 2002

Bureau de dépôt Bruxelles XAfgiftebureau Brussel X

4e trimestre 2002 | 4de trimester 20022002 8Revue trimestrielle de la Fondation Belge de la VocationDriemaandelijks tijdschrift van de Belgische Stichting Roeping

vocat i o

vocatio

Graphisme | VormGeVinG Marie-HélèneGrégoire.r é d a c t i o n | r e d a c t i e SéverineWindels.r e l e c t u r e | h e r l e z i n G NadineWampach,JanH.Verbanck.éditeur responsable | Verantwoordel i jke u itGeVerEdouardJakhian,Albertinaplein2placedel’Albertine,Bruxelles1000Brussel.

Fondation Belge de la VocationSous le haut patronage de Sa Majesté la Reine Fabiola

Place de l’Albertine 2, 1000 BruxellesTél. 02 213 14 90 | Fax 02 213 14 95E-mail : [email protected] internet : www.fondationvocation.beLe secrétariat est ouvert lundi, mardi et jeudi de 8h30 à 12h30 et de 13h30 à 17h, mercrediet vendredi de 8h30 à 12h30.

Vocatio est la revue trimestrielle de la Fondation Belge de la Vocation. Lancé en février 2001, ce magazine a pour but de faire connaître l’action de la Fondation par le biais des projets de ses lauréats.La Fondation Belge de la Vocation fut créée en 1963 par Emile Bernheim à l’exemple de la Fondation française de la Vocation fondée par Marcel Bleustein-Blanchet.Chaque année la Fondation décerne une quinzaine de bourses de 10 000 à des jeunes de nationalité belge ayant entre 18 et 30 ans et pouvant témoigner d’une véritable vocation. Elle leur donne l’appui financier et le soutien moral nécessaires pour l’accomplir et ce dans des domaines d’activités aussi divers que la médecine, les arts plastiques, le cinéma, la recherche scientifique, la littérature, etc. Elle attribue également une bourse spéciale de 25 000 , le Trèfle d’Or, décernée à un ancien lauréat pour distinguer un projet non commercial situé dans la lignée de la vocation déjà reconnue.

Vocatio is het driemaandelijkse tijdschrift van de Belgische Stichting Roeping. Het is in februari 2001 opgericht en heeft tot doel de Stichting bekend te maken via de projecten van haar laureaten.Emile Bernheim heeft de Belgische Stichting Roeping in 1963 opgericht naar het voorbeeld van de Fondation française de la Vocation, gesticht door Marcel Bleustein-Blanchet.Elk jaar reikt de Stichting beurzen van 10 000 uit aan een vijftiental jonge Belgen die tussen achttien en dertig jaar oud zijn en die kunnen getuigen van een werkelijke roeping ; de beurs verschaft hen de morele en materiële middelen om ze te realiseren. Alle domeinen komen in aanmerking : geneeskunde, literatuur, plastische kunsten, film, wetenschappelijk onderzoek… De Gouden Klaver is een speciale beurs van 25 000 . Ze wordt jaarlijks door de Stichting uitgereikt en bekroont een niet-commercieel project van een oud-laureaat dat in de lijn ligt van de eerder erkende roeping.

Président d’honneur | ErevoorzitterClaude Wielemans

Président | VoorzitterEdouard Jakhian

Vice-présidents | OndervoorzittersChevalier EversBaronne VaxelaireBaron de PoschChevalier Leduc

Trésorier | SchatbewaarderEdouard De Ruydts

Belgische Stichting RoepingOnder de hoge bescherming van Hare Majesteit Koningin Fabiola

Albertinaplein 2, 1000 BrusselTel. 02 213 14 90 | Fax 02 213 14 95E-mail : [email protected] : www.stichtingroeping.beHet secretariaat is open op maandag, dinsdag en donderdagvan 8.30 tot 12.30 uur en van 13.30 tot 17 uur ; op woensdagen vrijdag enkel van 8.30 tot 12.30 uur.

Ludo BekkersGabriel BelgeonneJean BingenThierry BoonFrance BorelHugues BoucherBaron Stijn ConinxLydia Depauw-DeveenEric DesoppereAnnie Devreese-DeclerckRafaël D’HaeneJan GybelsBaron Edgar Kesteloot

Christian KoninckxPierre LarocheChevalier LeducVicomte Louis le Hardÿ de BeaulieuMarc MendelsonGuy-Roland PâqueVicomte Ilya PrigogineLuc PutmanGustave StoopFrançois TerlindenPierre Van Damme

Membres | LedenMme Mickey BoëlJacques CoertenRik De NolfFrançois Desclée de MaredsousFrie Dierickx VisschersJacques DopchiePaul DujardinRoger ForthommeEmmanuel JanssenPierre KoningsVicomte Louis le Hardÿ de BeaulieuMme Jean MichielsBaron PhilippsonJacques Planchard, Gouverneur hreStéphane RosenblattBaudouin RuquoisDominique SnyersLuc Tayart de BormsJacques-Ch. Vanden SchrieckBaron VelgePaul Washer

Conseil d’administration | Raad van bestuur Jury

Secrétariat | SecretariaatSecrétaire général | Secretaris-generaalSylviane Jacquet de HaveskerckeDéléguée | AfgevaardigdeNicole GautierSecrétaire | SecretaresseBernadette Stevens

page 14 | pagina 14

page 10 | pagina 10

Paysages

Catherine Warmoes

Popp

enth

eate

r De S

piege

l

Kare

l Van

Ran

sbee

ck

page

1 |

pag

ina

1

page 18 | pagina 18

page 8 | pagina 8

page 4 | pagina 4

L’aventure intérieure des corps

Cassandre Sturbois

TransquinquennalStéphane Olivier

Ad valvas

Peter Krüger

page 19 | pagina 19

Ad valvas

Chantal Maes

page 20 | pagina 20News

Kinderen op zoek naar gelukIsabelle Vloeberghs

1982

Poppentheater De SpiegelKarel Van Ransbeeck

Regarder la musique

En 1982, Karel Van Ransbeeck fut lauréat de la Fondation Belge de la Vocation. La bourse lui permit d’aller suivre au

Théâtre National de Marionnettes à Budapest en Hongrie une formation de marionnettiste et de scénographe. Un rêve deve-

nait réalité : après des années de pratique au sein du théâtre familial ‘De Spiegel’ (fondé par son père Fé Van Ransbeeck en

Kijken naar muziek

Karel Van Ransbeeck kreeg in 1982 van de Belgische Stichting Roeping een beurs om een opleiding als poppenspeler en sce-nograaf te volgen aan het Hongaars Staatspoppentheater. Een droom werd werkelijkheid : na jaren praktijkervaring in het familietheater De Spiegel (dat zijn vader Fé Van Ransbeeck in 1962 oprichtte), cursussen in verschillende Belgische

1

nl1 1 fr

poppentheaters en het bijwonen van internationale festivals kon hij het vak van poppen-speler eindelijk in Boedapest gaan studeren, waar het op universitair niveau wordt gedoceerd. Het was een boeiende ervaring : niet alleen de scholing zelf, maar ook de vele voorstellingen die hij in de stad en daarbuiten kon bijwonen. Bovendien heeft Karel aan zijn Hongaarse studietijd heel wat internationale contacten overgehouden.Die contacten waren erg nuttig, toen hij de artistieke leiding van het familietheater De Spiegel overnam. Traditie ziet hij evenwel niet als de motor voor de toekomst van het poppenspel. Met zijn voorstellingen tracht hij innoverend te werken door muziek, theater, figuren, spelers en objecten zoveel mogelijk op mekaar te laten inwerken.

"In België lijdt het figurentheater onder een gebrek aan durf en creativiteit. De grote Vlaamse traditie van poppenspelers werkt bijna verlammend op de hedendaagse generatie. Mensen die tien of twintig jaar geleden vernieuwend werk brachten, blijven dezelfde formules toepassen. Met onze voorstellingen tasten we echt de mogelijkheden van het medium af en onderzoeken we de relatie tussen klank en object, maar ook tussen muziek en beweging. Er gaat ook een reflectie aan vooraf over de identiteit van het poppen-theater zelf : hoe kunnen de verschillende elementen (het decor, de spelers, de muziek) evenwaardig functioneren in het geheel van een voorstelling ? Muziek is in onze stukken essentieel.Neem bijvoorbeeld het beeldende muziekproject Petrushka, dat we in oktober 2000 hebben gepresenteerd, samen met het Symfonie-orkest van het Conservatorium van Antwerpen. Stravinsky heeft het stuk oorspronkelijk als balletchoreografie geschreven, maar wij hebben het omgevormd tot een vorm- en poppenspektakel met vierhandige piano. Het is een feeëriek familiespektakel geworden, dat hedendaagse klassieke pianomuziek mixt met de wereld van kubistische figuren. De voorstelling dompelt zowel kinderen als volwassenen onder in de wereld van kermis en magie.Dat project typeert ons streven. We willen dat op de scène van alles te beleven is, dat alle zintuigen aanspreekt. De echte wereld en de fantasiewereld vloeien in mekaar over. Kortom, het medium komt in al zijn haast onuitputtelijke facetten aan bod. Vernieu-wing is onze doelstelling. Daarom stellen we ons ook open voor invloeden van buitenaf : naast onze vaste kern van medewerkers omringen we ons met gasten uit het nationale en het internationale cultuurlandschap. Zelf geef ik ook workshops en creatieve ateliers, maar mijn grootste wens is een oplei-ding uit de grond stampen om de kwaliteit van ons poppentheater naar boven te halen en ertoe bij te dragen dat jong talent in bin-nen- en buitenland zijn weg vindt."

2

nl1

1 fr

1962), après avoir suivi des formations dans différents théâtres de marionnettes en Bel-

gique et après avoir assisté à plusieurs festivals internationaux, il allait enfin pouvoir se former au

métier de marionnettiste en Hongrie où celui-ci s’enseigne à un niveau universitaire. Cette expé-

rience fut unique de par la richesse de l’enseignement et des nombreux spectacles qu’il eut la chance de décou-

vrir aussi bien à Budapest même que dans toute la Hon-grie. Karel a su préserver les contacts internationaux établis

au cours de ses études. Ils lui furent très utiles lorsqu’il reprit la direction artistique du théâtre créé par son père. Néanmoins,

il n’estime pas pour autant que la tradition constitue l’avenir du théâtre de marionnettes.

« En Belgique, de manière générale, le théâtre de marionnettes manque d’audace et de créativité. La grande tradition flamande de

marionnettistes paralyse la jeune génération. Il y a dix voire vingt ans, un vent nouveau a soufflé dans le théâtre de figures. Malheureusement, depuis,

les pionniers n’ont cessé de répéter les mêmes formules. Dans nos spectacles nous tentons d’aller jusqu’aux limites de notre art et nous questionnons sans

cesse la relation entre le son et l’objet mais aussi entre la musique et le mouve-ment. Chaque création relève également d’une réflexion sur l’identité même du

théâtre de marionnettes et sur la manière d’équilibrer savamment le décor, la musique, les acteurs. La musique constitue une composante essentielle de nos

spectacles. Prenons par exemple le projet Petrushka que nous avons présenté en octobre 2000 en collaboration avec l’orchestre symphonique du Conservatoire d’An-

vers. Nous avons retravaillé la musique de Stravinsky composée pour un ballet et créé un spectacle de formes et de marionnettes accompagné d’une exécution musicale au

piano à quatre mains. C’est devenu un spectacle familial féerique empreint de compli-cité entre la musique classique contemporaine et le monde des figures cubistes, plongeant

enfants et adultes dans une atmosphère de cirque et de magie. Ce genre de projet est repré-sentatif de nos aspirations. Nous voulons que la scène grouille de mots, de musique et

d’objets animés, que tous les sens soient en éveil, que la réalité et l’imaginaire se confondent. Nous voulons exploiter la richesse du théâtre de marionnettes sous toutes ses facettes. Inno-

ver est notre leitmotiv. Cette ouverture se traduit par une manière de travailler : outre notre vaste staff de collaborateurs, nous invitons des collègues belges et étrangers à collaborer à nos

spectacles. Je suis moi-même responsable de workshops et d’ateliers créatifs, mais mon plus grand rêve serait de créer une formation capable d’élever le niveau de notre théâtre de marionnettes

afin que de jeunes talents puissent se développer pleinement, aussi bien en Belgique qu’à l’étran-ger. »

http://www.despiegel.com

3

Poto’s: Grote Pien, Kleine Pien, een voorstelling voor kinderen vanaf 4 jaar.

Altijd al voelde Cassandre Sturbois zich thuis in de wereld van muziek, dans en

toneel. Ze leeft er ook bij uitstek haar pas-sie voor fotografie uit. In 1999 was ze

laureate van de Belgische Stichting Roeping. Met haar beurs wilde ze een stand van zaken

opmaken van de Belgische muziekwereld.Het project met als titel "Ecoute Voir !" bestond

uit het maken van een honderdtal fotoportretten van markante figuren uit de Belgische muziekscène

aan de vooravond van het jaar 2000 en de presentatie ervan in een tentoonstelling en een boek. Een van de

doelen van het project was zangers en muzikanten pro-motioneel steunen dankzij de verspreiding van hun foto's,

zodat ze meer bekendheid zouden verwerven. Voor Cas-sandre betekende het maken van de portretten ook de moge-

lijkheid tot het delen van een uniek moment van samenho-righeid.

"Ecoute Voir !" is bij gebrek aan financiële middelen niet volledig verwezenlijkt, maar de portretten zijn in 1999 en 2000 toch mee-

rmaals tentoongesteld, onder andere op het muzieksalon Viva Musica, in de Hallen van Schaarbeek bij de opening van Bruxelles/

Brussel 2000 en in Leuven in het kader van Popverdorie. Door het project verwierf Cassandre ook bekendheid in de professionele

muziekwereld, wat nieuwe foto-opdrachten opleverde.Het concept van "Ecoute Voir !" stoelde op haar liefde voor de portretfoto-

grafie. Die passie blijft voor Cassandre een drijfveer. Steeds is ze op zoek naar nieuwe invalshoeken en stelt ze met haar werk nieuwe vragen. In juni

2002 kreeg haar eindwerk aan de afdeling fotografie van de kunstschool van Elsene de prijs van het schepencollege.

In die reeks naakten en portretten rond het thema 'voyeurisme en intimiteit' trachtte ze verder te gaan dan louter de gelaatsuitdrukking. Een andere beelden-

serie, die ze in de zomer van 2002 maakte met patiënten uit een therapeutisch dagverblijf, focust op de dialoog met het model : elk portret is het verhaal van een

wederzijds verlangen.

4

1999

Cassandre Sturbois

L’aventure intérieure des corps

Depuis toujours, Cassandre Sturbois évolue dans le milieu de la musique et du spectacle. C’est dans cet univers qu’elle pratique sa passion pour la photographie. En 1999, elle fut lauréate de la Fondation Belge de la Vocation. La bourse obtenue devait lui per-mettre de réaliser un état des lieux en images du milieu de la musique en Belgique. Le projet intitulé « Ecoute Voir ! » consistait à réaliser une centaine de portraits des figures marquantes de notre scène musicale à l’aube de l’an 2000 et à les rassembler au sein d’une exposition et d’un livre. L’un des buts principaux du projet était d’aider les musiciens et chanteurs en participant à leur promotion et en diffusant leur image pour mieux les faire connaître. Réaliser ces portraits d’artistes, c’était aussi pour Cassandre une manière de se sentir plus proche d’eux, en tous cas de s’en rapprocher de très près et de partager avec eux un moment privilégié de complicité. C’est malheureusement par manque de soutiens financiers que le projet « Ecoute Voir ! » n’a pas entièrement abouti.Néanmoins, les portraits réalisés ont été exposés plusieurs fois en 1999 et 2000 entre autres au salon des Musiques Viva Musica, aux Halles de Schaerbeek à l’occasion de l’ouverture de Bruxelles/Brussel 2000 et dans le cadre de Popver-dorie au Centre culturel de Louvain. Les contacts établis ont également permis à Cassandre de se faire connaître comme photographe dans le milieu professionnel de la musique.« Ecoute Voir ! » reposait avant tout sur l’amour de l’acte du portrait photographique. Cette passion pour le portrait, Cassandre ne cesse de la nourrir en recherchant de nouvelles approches, en entamant de nouveaux questionnements. En juin 2002, son travail de der-nière année à l’atelier de photographie de l’École des Arts d’Ixelles a été récompensé par le prix du Collège ixellois. Dans cette série de nus et de portraits autour du thème du voyeurisme et de l’intimité, la photographe a voulu aller plus loin que la seule expression des visages. Dans un autre travail, réalisé au cours de l’été der-nier avec des patients de centres thérapeu-tiques, elle privilégie cette fois le dialogue simple et vrai avec son modèle. Chaque por-trait témoigne d’un échange, d’une ren-contre.

nl1

1 fr

tirage original : papier baryté mat 50/60 cm

info : [email protected]

5 impression originale : bakélite transparent mat 77/154 cm

6

Philippe

Frédéric Patrick

Portraits réalisés lors d'ateliers photographiques avec des résidents de « La Fabrique du Pré » et « La Traversière », Nivelle, août 2002.

7

Creuser dans le visible ce qui ouvre l'être à lui-

même, laisser surgir des visages et des corps leur

chiffre vital, leur blessure secrète, leur récit enfoui,

faire affleurer les mondes qu'on porte en soi dans la

souffrance, l'affirmation plé-nière ou le doute : au travers

des portraits comme dans la mise en scène de nus, Cassandre

Sturbois fait de la photographie un capteur d'être qui, en sa révé-

lation d'une vérité inconsciente, respecte ce qui se dérobe dans ce

qui s'offre. Chaque être laisse ainsi parler une part de lui-même, sachant que ce qui est laissé dans l'ombre fait autant sens que ce qui est livré à l'ob-jectif. Chaque photographie est un cri ou un conte où le corps laisse émer-ger un texte inconnu de lui-même, un texte toujours en pointillé, provi-soire en lequel il est écrit dans le mouvement où il reprend la signature à son compte. Approcher l'énigme, les lignes de fuite, les points cardi-naux chaque fois singuliers que toute vie renferme, ériger un univers où la puissance de la beauté est la gar-dienne de la fragilité du corps, offrir

un espace où le désir peut affronter son jeu avec les possibles, c'est pour Cassandre Sturbois donner

voix à la sphère des affects et des pulsions, à l'alté-rité qui nous habite. Sans jamais refermer le mouve-

ment de quête en une réponse tranquille, elle ques-tionne le geste par lequel chaque existence se doit de

transformer le chaos en œuvre. La nudité exhibe une matière qui ne cesse d'être traversée par une idéalité

éthérée : elle acte la verticalité souveraine du désir.Les portraits accueillent ce qui n'existe que dans la fuite :

détresse à fleur d'abîme, rêverie de qui pense ne pas être dans l'être, pari pour un équilibre entre l'intérieur et le

dehors ou plongée en soi loin du monde… La radicalité avec laquelle elle interroge les limites se coule dans une expression

volontairement esthétisante, comme si le sans-fond côtoyé nécessitait le garde-fou d'une harmonie formelle. Se donnent

ainsi à voir les noces du chaos et de l'ordre, du mouvant et du stable.

Où l'art, du sein d'une esthétique toute de pureté, s'avance comme une mise en risque de toutes nos certitudes, de toutes nos rassu-

rances quant au « qui suis-je ? », quant à la relation entre sujet se confiant et regard mettant en scène.

Où l'art passe au-delà des mots d'ordre, des évidences sécurisantes qui nous tiennent lieu de pensée et s'aventure à phraser les mille et un

états du corps, corps à côté de lui-même, corps intime à qui l'objectif fait l'amour, corps écorché, corps broyé par le trop fort, corps brandi

contre le néant, corps jouissant déchirant le temps.Ouverture généreuse au donné, les photographies de Cassandre Sturbois

sont autant une main qui se tend qu'une main qui reçoit celle de l'autre.

Véronique Bergen,

Michel Jean-Pierre

8

1994

PaysagesCatherine Warmoes

Initialement, ma démarche

artistique, dans l’atelier de Pierre

Lahaut, s’élaborait autour d’objets du quo-

tidien. Etudiés aux pastels secs, moins pour leur signi-

fié que comme prétexte à analyser le volume et l’espace, avec le souci de restituer l’émotion devant

la réalité (matière, reflets, ombres, lumières).Plusieurs voyages en Angleterre et en Italie me condui-

sent à entreprendre des séries de paysages où l’architec-ture tient une place centrale. Architecture gardienne du

rythme, du tempo, des structures. Vision contemplative et calme. Les formats et le geste s’étirent. L’horizon est présent, sectionnant

le plan (± 150 x 170 cm2). Petit à petit l’horizon se soulève et fait apparaître des strates de niveau (être en dessous ou au-dessus) ; quelquefois l’horizon s’assouplit (être dans) ; quelquefois l’horizon lointain disparaît (être au-delà). Les perspectives incluses s’oppo-sent ou s’additionnent. Le modelé disparaît au profit de plans. La peinture pénètre la toile. Le dessin s’abstractise.Un séjour aux États-Unis et plusieurs années aux Pays-Bas pous-sent mon regard vers des perspectives nouvelles : la toile s’éclair-cit, le châssis se déforme, à la recherche d’harmonie encore, je renverse les repères pour mieux les saisir. Recomposer des pay-sages où la perspective, le volume et la matière éprouvés à leurs limites se rencontrent en lisière du cadre. Envie de légèreté, de clarté.Toujours envie de calme, de vie.Parallèlement à ma démarche personnelle, je travaille l’ensei-gnement du dessin et de la peinture : donner la possibilité aux jeunes créateurs d’évoluer dans le métier librement par l’acqui-sition de savoir et de savoir-faire, de l’autonomie, de la confiance et de l’assurance en leur travail.Poursuivre ce travail avec plus d’envergure est mon projet. Agrandir mon espace d’atelier afin de peindre avec plus de rigu-eur. Mener plus loin mes rêves, mes recherches plastiques et de vie.

Aanvankelijk richtte mijn beeldend werk zich op dagelijkse objecten, niet omwille van hun betekenis, maar als een 'omweg' om ruimte en volumes te onderzoeken. Gevoelens kregen voorrang op de materi-ele werkelijkheid (schaduwen, weerkaatsingen, lichtkwaliteit).Na een aantal reizen naar Engeland en Italië begon ik reeksen te tekenen en te schilderen, waarin de architectuur een centrale plaats inneemt. De architectuur geldt er als bewaakster van het ritme, het tempo, de structuren. Het zijn rustige, contempla-tieve beelden. De formaten en de gebaren werden breder.In die werken lijkt de horizon zich stilaan op te richten ; een gelaagdheid komt tot stand. Soms versoepelt de horizon ; soms verdwijnt hij. Perspectieven botsen met mekaar of stapelen zich op. Het modelé wijkt voor de planwerking. De verf doordringt het doek. De tekening wordt uitge-puurd.Een bezoek aan de Verenigde Staten en een jarenlang verblijf in Nederland brachten opnieuw verandering. Mijn blik gaat op zoek naar nieuwe perspectieven, naar helderheid. Een verwoed streven naar harmo-nie, een drang naar lichtheid komen op de voor-grond.Mijn carrière als kunstenares loopt parallel met mijn lesopdrachten in tekenen en schilderen. Ik tracht jongeren de kennis en de kunde bij te brengen, die hen zal helpen hun weg te vinden in het beroep, evenals de daarvoor noodza-kelijke autonomie en vertrouwen in hun werk.

nl1

fr1

Pastel sur bois 46X50 cm

9

Acrylique sur toile 3X(22X201) cm

10

1994

TransquinquennalStéphane Olivier

De Océ-prijs is dit jaar voor de laatste keer uitgereikt. Aan Franstalige zijde ging de Prix Océ des Arts de la Scène naar het Brusselse theatergezelschap Transquinquennal, dat in 1989 is opgericht door Bernard Breuse, Pier-re Sartenaer en Stéphane Olivier. Die laatste was in 1994 laureaat van de Stichting Roeping voor zijn roeping als regisseur en scenario-schrijver. De beurs liet hem toe het scenario voor een langspeelfilm af te werken. Hij maakte zijn artistieke aspiraties nochtans niet in de film, maar in het toneel waar. Hij vertelt hoe dat gebeurde, en hij schetst het parcours en de doel-stellingen van de toneelgroep waarvan hij nu al meer dan tien jaar deel uitmaakt.

Toen het scenario van Rien klaar was, heb ik gedaan wat alle scenarioschrijvers doen : op zoek gaan naar financiering en medewerking om het te verfilmen. Snel werd duidelijk dat mijn product niet

in de markt lag… Het was een andere cinema, een waarvan ik besefte dat ik er nooit de nodige steun voor

zou vinden. Het lag gewoon niet in de tijdsgeest.

Le prix Océ 2002 des Arts de la Scène, décerné pour la dernière fois cette année, a récompensé le travail de la compagnie Trans-quinquennal fondée en 1989 par Bernard Breuse, Pierre Sar-tenaer et Stéphane Olivier. Ce dernier reçut en 1994 une bourse de la Fondation pour sa vocation de metteur en scène et scénariste. À l'époque, il travaillait à un scénario de long métrage intitulé Rien. Grâce à la bourse, il put mener à bien son travail d'écriture. Cependant, c'est au théâtre qu'il put réaliser pleinement ses aspirations artistiques. Dans un entretien il nous explique comment et évoque le par-cours et les objectifs de la troupe dont il fait maintenant partie depuis plus de dix ans.

Après avoir terminé le scénario de Rien, j'ai pros-pecté à gauche et à droite pour trouver un finance-ment et des partenaires désireux de soutenir ce projet. Je me suis rapidement rendu compte que ce que j'avais écrit ne rencontrait pas vraiment d’écho, qu'il s'agissait d'un cinéma non com-mercial pour lequel je ne trouverais jamais le support nécessaire, surtout à l’époque (crise économique, guerre du Golf). Un choix s'im-posait donc. Soit je continuais dans le cinéma mais j'étais obligé de faire des choses qui me ressemblaient moins, soit je changeais de média. Pour moi, l'intérêt du cinéma c'est

nl1

fr1

De gauche à droite | van links naar rechts : P. Sartenaer, S. Olivier, B. Breuse, M. Decleire

11

qu'on peut jouer sur le temps et sur l'espace, et que d’exprimer par ce biais les émotions et la réflexion est d’une grande richesse. Mais finalement, ce qui m'im-portait, c'était de pouvoir exprimer ce que j'avais à dire, et non de faire du cinéma à tout prix. J'avais déjà une expérience dans le théâtre et, tout comme mes compa-gnons de Transquinquennal, j'avais envie de faire un théâtre différent que celui que nous voyions à l’époque, un théâtre à la fois réfléchi et direct qui questionne la représentation et l'interprétation.

Nous ne voulons pas de spectacles seulement narratifs, nous ne vou-lons pas feindre, croire à ce que nous jouons. Le théâtre, ce n'est pas la réalité. Parallèlement, nous posons la question de savoir ce qu'est l'écriture aujourd'hui et nous réfléchissons aux rôles de l'auteur, du metteur en scène, de l'acteur. Ces objectifs nous ont guidés dans nos choix. Notre mise en scène, par exemple est collective. En principe, au théâtre le metteur en scène décide de tout ; chez nous, tout le monde assume tous les rôles. Ensuite, jusqu’aujourd’hui, nous interprétons exclusivement des textes d'auteurs belges contemporains.

Een keuze drong zich op. Ofwel ging ik verder in de film, maar dan was ik genoodzaakt om dingen te

maken, waar ik eigenlijk niet honderd percent achter stond. Ofwel stapte ik over op een ander medium. Het aan-trekkelijke van film is dat je kunt spelen met tijd en ruim-

te, met emoties en reflectie.Uiteindelijk was het mij erom te doen de dingen te kun-

nen zeggen die ik wilde zeggen ; dat hoefde niet per se in filmvorm. Mijn toneelervaring (ik speel sinds mijn

veertiende amateurtoneel) had mij geleerd wat ik niet wilde. Met mijn kompanen van Transquin-

quennal deel ik een ongenoegen over de traditi-onele vormen, die een stempel drukten op het

Franstalige toneelgebeuren. Wij wilden een ander theater, dat de uitbeelding zelf in

vraag stelt en dat reflecteert over wat schrijven vandaag betekent.

Toneel is niet de werkelijkheid. Wij wil-len niet louter narratief zijn, wij wil-

len niet doen alsof we geloven dat wat we spelen, echt is. Met die vra-

gen en wensen hebben we een lijn uitgestippeld, die we al tien jaar

volgen. Concreet betekent het dat we gekozen hebben voor

een collectieve werking. Er is niet een regisseur die

beslist wat de acteurs doen. Wij zijn alle vier

fr1nl1

Photos | foto’s : Herman Sorgeloos

www.transquinquennal.be

12

Ces choix portent-ils également sur l'aspect scénique ? Vous avez souvent joué sans costumes et sans décors. Était-ce une manière de faire fi des conventions ?Nous privilégions le travail des individus. Avec un budget réduit il importe tout d'abord de donner aux acteurs ce que nous consi-dérons comme un minimum, c'est-à-dire un salaire décent et un temps de travail raisonnable. Dans le théâtre traditionnel, il n'est pas rare de préparer une pièce en trois ou quatre semaines, mais il s'agit de textes classiques qui ont déjà été joués et qui ont déjà suscité questions et réflexion quant à leur interprétation. En tra-vaillant des textes contemporains, nous nous trouvons confrontés à un texte qui n'a jamais été joué, un texte dont nous devons découvrir la théâtralité propre. Cela demande une réflexion et une préparation plus longues. Si ce temps doit nous coûter décors et costumes, nous n'hésitons pas. Bien sûr, quand on en a les moyens, on joue avec un décor et en costumes, même s’ils n'en ont pas l'air…

schrijver, regisseur en acteur. Voor ons is er geen verschil. Wij brengen ook tot nog toe enkel werk van hedendaagse Franstalige Belgische auteurs.

Hebben die keuzes ook een formele invloed ? Jullie spelen vaak zonder decor of kostuums. Was dat ook een manier om met de conventies te breken ?Wij werken in de eerste plaats met mensen, met individuen. Als budget-ten beperkt zijn, lijkt het ons evident om de acteurs te geven waar zij recht op hebben : een loon en een degelijke werktijd. Sommige stukken uit het klassieke repertoire vergen slechts enkele weken repetitietijd, omdat de teksten gekend zijn ; ze zijn al veel gespeeld, er is al over nagedacht. Wij werken telkens met teksten van hedendaags auteurs, teksten die nog nooit zijn uitgebeeld en die wij als het ware naar het toneel moeten vertalen. Zo'n tekst roept vragen op, vergt bedenktijd, overleg. Als die extra voorbereiding betekent dat er geen geld meer over is voor decors en kostuums, dan offeren we die graag op. Als er genoeg middelen zijn, spelen we natuurlijk mét decor en kostuums, ook al lijkt dat niet altijd zo…

nl1

1 fr

13

Que vous a apporté le prix Océ ?Un soutien financier (25 000 ) et la reconnaissance des gens du métier. Nous allons pouvoir recouvrir des investissements passés et envisager l’avenir plus sereinement. Nous sommes très heureux car nous avions déjà été nominés plusieurs fois les années précédentes. Néanmoins, l'obtention de ce prix suscite aussi chez nous des ques-tions. Nous sommes conscients que cette récompense est étroitement liée au succès de notre dernière pièce Zugzwang que nous avons créée au théâtre les Tanneurs et que nous avons également jouée au théâtre des Doms (théâtre racheté par la Communauté fran-çaise et désormais dirigé par Philippe Grombeer, l’ancien patron des Halles de Schaerbeek), dans le cadre du Festival d'Avignon. Or, le succès de cette pièce nous échappe complètement. Nous l'avons écrite comme une sorte de récréation et, même si elle nous plaît vraiment, nous ne pouvons pas la comparer à la qualité des textes d’Eugène Savitzkaya ou Rudi Beckaert. A part ça, nous sommes conscients que ce prix compte énormément dans notre pays et impatients de pouvoir tirer profit de cette recon-naissance. C'est un défi et aussi une joie que d’entamer une relation avec de nouveaux spectateurs.

Wat betekent de Océ-prijs voor jullie ?Een belangrijke financiële steun (25 000 euro) en erkenning voor het beroep. We zijn des te blijer, omdat we vorige jaren vaak genomineerd waren, maar het nooit hebben gehaald. We

stellen ons echter ook vragen bij de prijs. Die onderscheiding is immers nauw gelinkt aan het succes van ons laatste stuk Zug-zwang, waarmee we in heel België op tournee zijn geweest en

dat we ook in het théâtre des Doms in Avignon hebben gespeeld, het theater dat de Franse Gemeenschap er heeft gekocht. Het succes van dat stuk ontgaat ons evenwel totaal. We vinden het

wel een leuk stuk, hoor, maar zeker niet het beste dat we totnog-toe gemaakt hebben.

Maar goed, dat is een randopmerking. De Océ-prijs is de belang-rijkste toneelonderscheiding in ons land en het is nu aan ons om het beste uit die erkenning te halen. Wat vaststaat, is dat we nu

meer aandacht zullen krijgen, terwijl ons publiek steeds vrij beperkt is geweest. Het is een uitdaging en het zal hopelijk ook onze samen-werkingen in een nieuw daglicht stellen.

nl1

1 fr

14

DeKalb is een kleine stad in Illinois, op ongeveer tachtig kilometer van

Chicago. Als je tussen de oude straten, ongeverfde gevels en maïsvelden loopt, zou

je nooit denken dat de stad een goede universi-teit herbergt, mét het Center for Domestic Vio-lence, Sexual Assault and Child Abuse. Dat centrum staat in de topvijf van Amerikaanse onderzoeks-centra die werken rond traumatisering, kindermis-handeling en familiaal geweld.Directeur Dr. Milner schakelde mij in het program-ma van het onderzoekscentrum in. Zo kreeg ik de kans om verschillende vakken te volgen rond kin-dermishandeling en familiaal geweld, rond de behandeling en de begeleiding van slachtoffers, en rond de problematiek van traumatisering in een ruimere context : de invloed van oorlogstrauma's op de ontwikkeling van kinderen, de psychologi-

sche mechanismen die kinderen helpen overleven als straatkinderen of als kindsoldaten. Verder werkte ik mee aan een van de lopende onderzoeken rond het zelfbeeld bij jonge getuigen van familiaal geweld, en werd mij gevraagd om twee referaten te verzorgen.Dr. Milner doet niet alleen theoretisch onderzoek rond familiaal geweld en kindermishandeling. Als bestuurslid van Safe Passage, een opvang- en begeleidingscentrum voor vrouwen en kinderen in geweldsituaties, staat hij erg dicht bij de praktijk. Hij zorgde ervoor dat ik naast mijn theoreti-sche opleiding aan de Northern Illinois University deeltijds stage kon lopen in Safe Passage.Safe Passage is een centrum dat gezinnen wil helpen, die geconfronteerd worden of werden met intra- of extrafamiliaal geweld. Het centrum omvat een vluchthuis, vijf overgangsappartementen en een therapeutisch centrum. Het vluchthuis vangt vrouwen met kinderen in crisissituaties op. Het adres is niet publiek bekend en een gezin kan er maximaal acht weken verblijven.Omdat het voor een alleenstaande werkloze niet eenvoudig is om een nieuw leven op te bouwen voor zichzelf en voor haar kinderen, biedt Safe Passage de kans om na een opname in het vlucht-huis nog twee jaar in een van de appartementen van de instelling te wonen en gebruik te maken van de diensten van Safe Passage. Safe Passage biedt ook ambulante zorg : tweemaal per week zijn er groepsactiviteiten voor moeders en kinderen, en een dertigtal kinderen komt naar Safe Passage voor individuele begeleiding.Ik kreeg de kans om met veel van die kinderen te werken, in zowel crisissituaties als ambulante begeleiding. Ik kon er ontdekken hoe zij leven en overleven, en hoe zij elk op hun manier een plaatsje proberen te veroveren in hun gezin, in Safe Passage, in de wereld. De moeders van al die kinderen hadden contact opgenomen met Safe Passage, omdat ze slachtoffers waren van fysiek, emotioneel en/of seksueel geweld door een partner, een ouder of een ander familielid, of door de eigen kinderen. De kinderen in Safe Passage leden onder de gezinssituatie en konden zich vaak geen leven zonder geweld voorstellen.Het was soms heel ontmoedigend werk. Mensen blijven generaties na elkaar (zwart op wit in treurige dossiers vastgelegd) vastzitten in een spiraal van geweld en onderdrukking. Trauma's herhalen zich en gekwetste moeders kunnen maar moeilijk geven wat ze zelf niet kregen. Baby's

DeKalb est une petite ville située à environ 80 km de Chica-

go. Au vu de ses vieilles rues, de ses façades défraîchies et de ses champs de

maïs, jamais on n’imaginerait qu’elle abrite une université de renom dont fait partie le Center for Domestic Violence, Sexual Assault and Child Abuse. Celui-ci fait partie du top 5 des centres de recherche américains tra-vaillant autour des traumatismes, de la mal-traitance infantile et de la violence familiale. Grâce à son directeur, le docteur Milner, j’ai eu la chance d’intégrer le programme du centre de recherche. J’ai pu suivre des cours consacrés à la maltraitance des enfants et à la violence familiale, au traitement et à l’encadrement des victimes et à la problé-matique du traumatisme dans un contexte plus vaste : l’influence des traumatismes de guerre sur le développement des enfants et les mécanismes psychologiques qui leur per-mettent de survivre comme enfant des rues ou enfants-soldats. J’ai participé à une des études en cours sur l’image de soi qu’ont les jeunes témoins de violences familiales et j’ai donné deux conférences.Le docteur Milner est membre dirigeant de Safe Passage, un centre d’accueil et d’en-cadrement pour femmes et enfants victimes de situations violentes. Parallèlement à ma formation théorique à la Northern Illinois University, j’ai donc pu effectuer à mi-temps un stage à Safe Passage. Le centre, qui aide des familles confrontées à des violences intra ou extrafamiliales, est composé d’un refuge, de cinq appartements " de transition " et d’un centre thérapeutique. Le refuge accueille des femmes avec des enfants en situation de crise. L’adresse n’est pas divul-guée et le séjour se limite à huit semaines. Néanmoins, pour permettre à la mère, sou-vent sans emploi, de reconstruire une vie de famille décente, Safe Passage lui offre la possibilité de séjourner pendant deux ans encore dans un des appartements du centre et de continuer à bénéficier des services de l’institution. Safe Passage dispense égale-ment des soins ambulatoires : deux fois par semaine il organise des activités de groupe pour les mères et leurs enfants et une tren-taine d’enfants y viennent pour un suivi individuel.Travailler avec ces enfants, aussi bien ceux qui sont en situation de crise que ceux qui bénéficient des soins ambulatoires, m’a permis de découvrir comment ils vivent et comment ils tentent, chacun à sa manière, de conquérir une place au sein du noyau familial, au centre, dans le monde qui les entoure. Leurs mères s’étaient toutes mises

2000

Kinderen op zoek naar gelukIsabelle Vloeberghs

USA

nl1

fr1

DeKalb : beeld als symbool van de solidariteit tussen alle kinderen in de wereld | sculpture symbolisant la solidarité entre tous les enfants du monde

Enfants en quête de bonheur

15

en peuters kijken met angst, verdriet en wantrouwen naar de wereld.Sommigen zijn aanhankelijk en op zoek naar warmte en geborgenheid (in moeders of in vreemde armen), anderen zoeken naar bewijzen voor wat ze toch al weten : de wereld is niet goed ; zij zijn niet goed. Kin-deren trekken zich terug, huilen, kwetsen zichzelf, geven het spreken op, reageren angstig op het geringste geluid. Ze dagen uit, zoeken ruzie en fysieke pijn, verminken huisdieren en knuffels, slaan en stampen mensen, omdat ze te dichtbij komen. Kinde-ren met een trauma, op zoek zijn naar een beetje geluk, hebben recht op professio-nele opvang en begeleiding.Soms was het hoopvol en aangenaam werk. Mensen blijven strijden om voor zichzelf en voor hun kinderen een mooiere toekomst uit te tekenen. Met beperkte middelen pro-beren ze er het beste van te maken, inven-tief en met zin voor relativering van de tal-rijke financiële, psychische en fysische problemen. Kinderen staan in de moeilijkste en pijnlijkste situaties elke dag op, leren kruipen, spreken en graag zien. Ondanks (of dankzij) hun gekwetste lichaam en ziel zijn zij in staat om te ontroeren. Nooit zijn zij in concepten of psychologische mechanismen te vatten, maar ze zijn wel heel reëel en juist daardoor overstijgen ze de wetenschap.

en contact avec le centre à la suite de violences physiques, psychiques ou sexuelles infligées par un compagnon, un parent, un membre de la famille, un enfant parfois. Les enfants accueillis au centre souffraient de la situation familiale et vivaient la violence au quotidien.J’ai connu des moments de découragement. Certaines familles semblent retomber dans cette spirale de violence génération après génération. Les traumatismes se répètent et les mères sont bien incapables de donner ce qu’elles-mêmes n’ont jamais reçu. Leurs enfants ont sur le monde un regard empreint de peur, de tristesse et de méfiance. Certains cherchent un peu de chaleur dans les bras maternels ou des bras étrangers, d’autres cherchent seulement une preuve de ce qu’ils savent déjà : le monde est mauvais et ils le sont aussi. Ces enfants pleurent, s‘isolent, se mutilent, recherchent les disputes et la souffrance physique, martyrisent les animaux domes-tiques, défigurent leurs peluches et donnent coups de pieds et coups de poing à toute personne qui tente de les approcher. Traumatisés, ils sont à la recherche d’un peu de bonheur. Ils ont le droit d’être aidés et d’être encadrés par des professionnels.J’ai connu des moments d’espoir. J’ai vu cette lutte incessante de personnes qui ne renoncent jamais, qui continuent à se battre pour construire un avenir meilleur, pour elles-mêmes et pour leurs enfants. Démunies mais avec un sens merveilleux de la débrouillardise, acculées par les problèmes financiers, médicaux et psychologiques mais toujours prêtes à relativiser. Même dans les situations les plus pénibles les enfants apprennent à marcher, à parler, à aimer. Et malgré – ou peut-être grâce à – leur corps et leurs âme blessés, ils arrivent à nous émouvoir. Une réalité qui dépasse la science et qui ne se laissera jamais emprisonner dans des concepts ou des mécanismes décrits par la psychologie.

In de Verenigde Staten bestudeerde ik in boeken, wat ik in Rwanda in realiteit zag : het leven en overleven van een getraumatiseerd volk, individuele mensen die opnieuw proberen op te bouwen wat in enkele weken tijd vernietigd is. Hun gezin, huis en akkers, zekerheden en dromen, tradi-ties en toekomst. Dankzij verschillende Rwandese vrienden in België kon ik het land van de duizend heuvels vorige zomer bezoeken. Het was geen vakantie van zon, strand en palmbomen, maar wel een heel interessante, verrijkende ervaring, een soms schokkende kennismaking met een land dat, zoals onze gids op een keer uitriep, "teveel geschiedenis heeft".De eerste indrukken in de hoofdstad Kigali waren die van een goed georganiseerd, veilig en economisch welvarend gebied, althans toch in vergelijking met andere Afrikaanse landen. De luchthavendiensten werken snel en efficiënt, de mensen op straat lijken goed gevoed en dragen schoenen, en op vele plaatsen worden huizen, pleinen en muren gebouwd. De meeste mensen bevestigen die eerste indruk ook : de regering doet wat ze kan, en Rwanda is op de goede weg. Natuurlijk is het niet eenvoudig om uit de puinhoop na de genocide van 1994 een goed functio-nerende staat op te bouwen, maar de mensen schijnen vertrouwen te hebben in de nieuwe politiek van dit regime : 'réconciliation' in plaats van 'vengeance'. Dat lijkt bijna sprookjesachtig, als je met eigen ogen de sporen aanschouwt van de slachtingen van april 1994: de ruïnes van vernielde huizen, de kogel- en granaatgaten, de duizenden gekwetste schedels in een herden-kingsmonument…Wanneer je Kigali verlaat, is vooral de armoede treffend. In augustus liep het droogseizoen op zijn einde ; de voorraden water en voedsel waren dus ongeveer opgebruikt. Op de velden kan in het droogseizoen niet gewerkt worden en de overgrote meerderheid van de plattelandbewoners leeft van de landbouw ; je ziet dus overal mensen doelloos rondlopen en palaveren. Zeer veel menselijke energie gaat naar water aandragen, vaak kilometers ver, goederen op de markt kopen en verkopen, en… feestvieren.Het droogseizoen is immers de periode van huwelijken, doopsels en dorpsfeesten. Het enige gewas dat geoogst wordt, is sorgo, om bier mee te brouwen. Wie tegen het vallen van de avond door de dorpjes rijdt, ontmoet zwalpende fietsen met lege jerrycans en mensen van alle leeftij-den met rooddoorlopen ogen en verwilderde blikken. Al is iedereen, jong en oud, nuchter genoeg

Rwan

da

nl1

1 fr

nl 1

16

om op te merken dat er 'ote bazun-

gu' (Kinyarwanda voor 'blanke') in de auto zitten

en enthousiast te roepen of te zwaaien.

In Butare ontmoette ik Emmanuel Rutangusa, een priester die zich voor

wees- en straatkinderen inzet. "Onze men-sen hebben nood aan psychologische hulp," stelde hij. Hij legde uit dat pas heel recent duidelijk werd hoezeer veel Rwandezen getraumatiseerd zijn. "We worden gecon-fronteerd met een golf van emotionele moeilijkheden en gedragsproblemen bij de jongeren op scholen en in instellingen. De eerste jaren na de genocide waren mensen blij de nachtmerrie overleefd te hebben, en hadden zij al hun energie nodig om een nieuw bestaan op te bouwen, om te redden wat er te redden viel. Ze hebben de ver-schrikkingen verdrongen, zonder dat ze de kans kregen om ze te verwerken. De laatste tijd komen de trauma's ongewild maar onvermijdelijk naar boven in de vorm van psychische problemen, depressies, identi-teitsstoornissen, nachtmerries en angst…"Dat proces is nog versterkt door het opstar-ten van de traditionele volksrechtbank, de gacaca. Na de genocide, na de terugkeer van de Hutu's zijn veel schuldigen gearres-teerd en veroordeeld tot een aantal jaren dwangarbeid of gevangenis. Mannen en vrouwen die eveneens aan de genocide deelnamen, vestigden zich echter opnieuw

J’ai étudié aux États-Unis ce que j’ai découvert sur le terrain au Rwanda : la vie et la survie des membres d’un peuple trau-

matisé qui tente de reconstruire ce qui a été détruit en quelques semaines. Leurs familles, leurs habitations et leurs terres, leurs cer-

titudes et leurs rêves, leurs traditions et leur avenir. Grâce à différents amis rwandais de Belgique, j’ai pu effectuer l’été dernier un séjour au pays

des mille collines. Non pas des vacances au soleil mais une expérience intéres-sante et enrichissante. Une rencontre -parfois choquante- avec un pays qui, comme

s’écria un jour un de nos guides, «a trop d’histoire».La capitale Kigali m’a donné l’impression d’une ville sûre, bien organisée et économiquement

«prospère» (comparée aux villes d’autres pays africains). Les services aéroportuaires fonction-nent bien, les habitants sont bien nourris et bien vêtus et un peu partout on construit maisons et bâtiments. Cette première impression se trouve d’ailleurs confirmée par les dires des Rwandais eux-mêmes : le gouvernement fait son possible et le pays est sur la bonne voie. Bien sûr, recon-struire un État sur les décombres du génocide de 1994 relève du miracle, mais les gens semblent confiants dans la nouvelle politique du régime qui prône la réconciliation au lieu de la vengeance. Au vu des traces laissées par le carnage de 94 (maisons en ruine, impacts d’obus et de grenades, crânes disposés autour d’un monument commémoratif), ce défi semble d’autant plus incroyable.En quittant Kigali, la pauvreté vous saute au visage. Au moment de ma visite en août, la saison sèche touchait à sa fin et les réserves d’eau et de nourriture étaient quasiment épuisées. La saison ne permet pas le travail aux champs, et comme la plupart des villageois vivent de l’agriculture, on les voit déambuler et traîner. Les seules activités sont le transport d’eau (parfois sur des trajets de plusieurs kilomètres), la vente et l’achat de produits au marché local et les innombrables fêtes car la saison sèche est aussi celle des mariages, des baptêmes et des fêtes de village. La seule récol-te est celle du sorgho, utilisé pour faire de la bière. Lorsque l’on traverse les villages à la tombée de la nuit il est donc fréquent de voir jeunes et vieux titubant, les yeux rougis et hagards, traînant derrière eux des jerrycans vides. Cela ne les empêche pas de remarquer qu’il y a des " ote bazungu " (Blancs) dans la voiture et de crier ou de faire de grands signes de la main en guise de bonsoir.A Butare, j’ai fait la connaissance d’Emmanuel Rutangusa, un prêtre qui s’occupe d’orphelins et d’enfants des rues. «Notre peuple a besoin d’un soutien psychologique», m’a t-il-dit. Il a expliqué que l’envergure du traumatisme vécu par les Rwandais n’a été découvert que très récemment. " Nous sommes submergés par une vague de troubles comportementaux chez les jeunes dans les écoles et les institutions. Tout de suite après le génocide le sentiment premier était celui d’avoir survécu au cauchemar, et toute l’énergie des survivants passait dans la reconstruction de leur existence. Les images terribles de la mémoire ont été refoulées sans prendre le temps de les comprendre. A présent, les traumatismes reviennent inconsciemment mais inéluctablement à la surface sous forme de problèmes psychologiques de tous ordres : dépressions, troubles identi-taires, cauchemars, angoisses, etc.Ce processus se trouve intensifié par l’émergence de tribunaux populaires traditionnels, les «gacaca». Après le génocide et le retour des Hutus, bon nombre de coupables ont été arrêtés et condamnés à des années de prison ou de travaux forcés. Néanmoins, un certain nombre d’hommes et de femmes ayant participé au génocide se sont réinstallés sur la colline où ils vivaient aupa-ravant. Là, les victimes sont confrontées quotidiennement aux bourreaux qui ont torturé et mas-sacré leurs familles. Dans ces conditions, refouler les souvenirs douloureux relève tout simple-ment d’une stratégie logique de survie…Maintenant, suite à l’instauration des gacaca, les gens sont forcés de se rappeler les événements, forcés de raconter ce qui s’est passé.Un prêtre polonais proche de la population locale a apporté un autre regard sur les faits. Selon lui, les coupables sont aussi traumatisés que les victimes. Dans la majorité des cas ils ont été incités à tuer, révélant ainsi un aspect de leur personnalité qu’ils ne comprennent pas. Aujourd’hui, leur conscience les ronge. Leurs familles sont détruites, leurs enfants n’ont aucune perspective d’avenir. Des milliers d’enfants ne vont pas à l’école parce que leur père est en prison. Ils vont travailler pour lui apporter à manger chaque jour.

nl1

fr1

17

op de heuvel, waar zij voordien woonden. Daardoor worden de slachtoffers van de genocide dagelijks geconfronteerd met mensen die hun geliefden folterden en vermoordden. Verdringing van de gebeurtenissen is in zo'n situatie een voor de hand liggende overlevingsstrategie, maar de gacaca verplicht mensen om zich alles weer te herinneren en alle verhalen opnieuw te vertel-len.Een Poolse priester die nauw met de plaatselijke bevolking samenwerkt, wierp nog een ander licht op de zaak. Hij vertelde dat niet alleen de slachtoffers getraumatiseerd zijn, maar ook de daders. Zij werden zoniet verplicht dan toch opgehitst om de machete ter hand te nemen en man-nen, vrouwen en kinderen te vermoorden. Nu moeten zij leren leven met de wetenschap dat zij gemoord hebben. Zij moeten in hun persoonlijkheid een stuk van hun leven integreren, dat ze nooit zullen verstaan en dat niemand ooit zal verstaan, als je ziet hoe vredelievend en vriendelijk de Rwandezen lijken. Ook hun families zijn verwoest en hun kinderen verloren alle hoop op een toekomst. Duizenden kinderen kunnen niet meer naar school, omdat hun vader in de gevangenis zit. Zij moeten werken en hem dagelijks voedsel gaan brengen.Met het heropleven van de trauma's bij slachtoffers en daders is er ook een duidelijke heropleving van de haat. Hoezeer de regering ook haar best doet om de etnische verschillen te camoufleren (zo is het verboden om iemand te vragen of hij Hutu of Tutsi is), en hoezeer ze ook pleit voor 'réconciliation', optimistisch zijn over de toekomst is moeilijk. De mensen zijn het niet vergeten. Ik sprak met opvoedsters in een instelling voor wees- en straatkinderen. Zij vertelden dat veel jongeren militair willen worden, als ze groot zijn, om wraak te kunnen nemen.Het leger rekruteert inderdaad duizenden jongeren om deel uit te maken van de Local Defense. Die legereenheid is in het leven geroepen om "de veiligheid in het land te garanderen". Concreet gaat het om duizenden zwaarbewapende en ongeschoolde jongeren zonder toekomst, boordevol haat tegenover de andere etnie. De bevolking maakt zich zorgen over die evolutie : wat als die groep zich niet langer door het regime en het staatsleger laat leiden ? Iedereen heeft na de genocide wapens in zijn tuin begraven. Men wil zich geen tweede keer laten verrassen. Begrij-pelijk toch ?De armoede is een minstens even grote bedreiging voor Rwanda. De bevolking groeit razendsnel. aangemoedigd door de Kerk en door het traditionele geloof dat een kroostrijk gezin een garantie is voor een gelukkige oude dag.En toch, ongelooflijk maar waar : de mensen lachen, zingen, drinken, feesten en proberen er het beste van te maken. Ze over-leven, zij het niet veel meer dan dat, in een land dat een paradijs zou kunnen zijn… Ik zou graag terugkeren ; de reis heeft me erg aangegrepen. Meer dan ooit ben ik ervan overtuigd van de opvang en de begeleiding van getraumatiseerde kinderen en jongeren belangrijk is. Ik hoop dat de internationale gemeenschap meer inspanningen zal doen om dit volk te helpen, om te voorkomen dat een hele generatie verloren gaat door de misdaden van een kleine groep extremisten en om te zorgen dat het lachen en zingen blijft weerklinken vanop de duizend heuvels van Rwanda.

La résurgence des traumatismes va de pair avec une nouvelle flambée de haine. Malgré les efforts du gouvernement pour camoufler les différences ethniques (ainsi il est inter-dit de demander à quelqu’un s’il est Hutu ou Tutsi), malgré la campagne de «réconcilia-tion», il est difficile d’être optimiste. Per-sonne n’a oublié. J’ai parlé à des éducatri-ces dans un centre pour orphelins et enfants des rues. Elles m’ont raconté que la plupart des jeunes veulent devenir mili-taires pour se venger…En effet, pas mal de jeunes sont recrutés par l’armée pour faire partie de «Local Defense». Cette unité a été créée «afin de garantir la sécurité sur tout le territoire». Concrètement, il s’agit de mil-liers de jeunes non scolarisés, armés jus-qu’aux dents, sans espoir d’avenir et rem-plis de haine face à l’autre ethnie. La population s’inquiète de cette évolution : que faire si un jour ce groupe n’obéit plus ni au gouvernement ni à l’armée ? Après le génocide, tout le monde a enterré des armes dans son jardin. Pour ne pas se faire surprendre une seconde fois. Une réaction somme toute compréhensible.La pauvreté constitue une menace tout aus-si sérieuse pour le pays. La population croît rapidement, une évolution encouragée par l’Église et les croyances traditionnelles qui voient dans la famille nombreuse la meil-leure garantie pour une vieillesse prospère.Et pourtant, on chante, on rit, on danse, on fait la fête. Ce n’est guère plus que de la survie, alors que ce pays a des allures de paradis…J’aimerais y retourner. Ce pays m’a boule-versée. Plus que jamais je suis convaincue de la nécessité d’aider et d’encadrer les enfants et les jeunes gens traumatisés par la guerre. J’espère que la communauté internationale fournira les efforts néces-saires pour éviter qu’une génération entière succombe aux crimes d’un groupe d’extrémistes et que les rires et les chants résonneront encore longtemps sur les mille collines du Rwan-da.

nl1 1 fr

18

Ad valvas

Enkele vragen aan Peter Krüger over het draaien van zijn eerste kortfilm

Is het draaien van fictie je bevallen ?Zeker, het was een fantastische ervaring. Het draaien van een fic-tiefilm heeft niets te maken met een documentaire manier van wer-ken, maar ik heb ontdekt dat ik zeer graag met acteurs en een film-crew werk. Ik hoop dan ook dat ik niet te lang zal moeten wachten om weer een film te kunnen draaien.

Wat wilde je met de film eigenlijk vertellen ?De film evoceert een vervreemdingsproces tussen twee mensen die al lang in één huis samenwonen. Ik heb eigenlijk geprobeerd om een proces dat zich in realiteit over twintig jaar afspeelt, in één avond te condenseren. Daarmee wil ik vragen oproepen : in welke mate zijn wij in staat om met het vreemde van de ander en van onszelf om te gaan ? Ik geloof namelijk dat mensen enkel kunnen samenleven, als ze de verandering van de ander weten te aanvaarden en erken-nen dat de breuk tussen het 'ik' en 'de ander' fundamenteel is. De film vertelt het tragisch verhaal van een vrouw die met het vreemde van haar man niet omkan en daar uiteindelijk gek van wordt. Catherine ten Bruggencate en Josse de Pauw hebben de rollen van de vrouw en de man schitterend neergezet, al zeg ik het zelf.

Hoe zou je de stijl definiëren ?Moeilijk te zeggen : de film beweegt zich in een schemerzone. Naar-mate de film vordert, weet de kijker hoe langer hoe minder wat echt is en wat verbeeld is. In die zin ervaart hij wat er in het hoofd van het vrouwelijke personage omgaat. Langzaam maar zeker komen we in een surreëel universum terecht, dat de psychologie overstijgt. Dat vind ik zelf ook belangrijk. In het algemeen, denk ik, zijn film-makers te veel slaaf geworden van een soort psychologisch realisme, dat erop gericht is alles voor de toeschouwer verklaarbaar en aan-vaardbaar te maken. Dat leidt ertoe dat je de complexiteit van het bestaan tot zijn oppervlakkige bovenlaag herleidt en bovendien beperkt het de poëtische kracht van het filmmedium.

productie Peter Krüger voor Inti Films, met de steun van het Fonds Film in Vlaanderen, de Nationale Loterij en de provincie Oost-Vlaanderen acteurs Josse de Pauw, Catherine ten Bruggencate scenarist/regisseur Peter Krüger regie-assistent Tom Heene productieleider Wilfried Mathijs opnameleider Michaël Grewildinger camera Rimvydas Leipus geluid Willem van Nieuwenhuizen decor Gert Stas kledij Vanessa Evrard maquillage Cathy Du Bois montage Nico Leunen sounddesign Charo Calvo

Tournage «De vreemde man»

19

Iedereen heeft zijn bezigheden, maar allemaal hebben we ook een innerlijke activiteit, die per definitie stil en indivi-dueel is. Vaak verhinderen beroepsbezigheden de intieme dialoog met onszelf. Wat overblijft, is een onverwoestbare innerlijke stilte : de kortstondige momenten waarop we de kern van ons eigen bestaan ervaren. Naar die uitingen van het innerlijke ben ik in mijn beeldend werk op zoek.In een reeks foto's die ik in de specifieke maatschappelijke context van internationale luchthavens gemaakt heb, ga ik op zoek naar de mens achter de bediende, die naarbui-tenuit steeds het imago van een handelsmerk verte-genwoordigt. Zij of hij heeft nauwelijks de kans om even met de buitenwereld te breken en een moment van inner-lijke rust te ervaren. Op die plaatsen observeer ik, wach-tend op een teken van afwezigheid.Het grote formaat van mijn foto's sublimeert de uitingen van verwijdering ten aanzien van de wereld die hen omringt en hen claimt, om met kracht van het bestaan van het individu te getuigen. Het is een manier om hen hun plaats in de wereld terug te geven.

1997-1999 30 photographies 108 x 161 cm

Parallèlement à une activité extérieure, chacun effectue en permanence un voyage intérieur qui, de par son essence même, est individuel et solitaire.Souvent les activités professionnelles obligent la per-sonne à réduire son dialogue intime à néant. Subsiste alors l'indestructible silence intérieur : ces courts moments où l'on se retrouve au cœur de soi-même.Ce sont ces moments-là, en tant qu'émergence d'une inté-riorité, que je recherche dans mon travail artistique.J'ai choisi d'effectuer un travail photographique dans les aéroports internationaux. Je m'intéresse à l'homme, dans cet environnement social particulier, où les employés qui travaillent en public sont contraints à représenter en per-manence l'image de marque d'une société commerciale. De ce fait, leurs possibilités d'intimité sont pratiquement inexis-tantes. C'est donc là que je guette l'émergence du soi.Le grand format de mes photographies sublime ces attitudes d'abandon, d'absence face au monde qui les entoure et les sollicite. Il réaffirme avec force l'existence d'individus. C'est une manière de les réinscrire dans le monde.

The Zoom GalleryDorint Brussels

du 5 novembre 2002 au 22 janvier 2003Boulevard Charlemagne 11-19, 1000 Bruxelles

Tél. 02 231 09 [email protected]

www.dorint.com

Expo Chantal Maes

20

Monografie Veerle RoomsMeermaals werd zij laureate o.m. van de Stichting Roeping (1975) en de Provinciale prijs voor Prentkunst van de Provincie Antwerpen (1977). Ook internationaal volgden er tal van bekroningen. Dan-kzij veelvuldige selecties kreeg zij de kans zich te vervolmaken in gespecialiseerde ateliers in de Vere-nigde Staten, ex-Joegoslavië en Japan. Als docente aan het Sint-Maria-Instituut – later de Karel De Grote Hogeschool- in Antwerpen, zocht zij onophou-delijk naar nieuwe mogelijkheden en grafische toe-passingen. Veerle Rooms is veelgevraagd als gas-tdocente voor workshops in binnen- en buitenland. Om haar belangstelling voor prehistorische en hedendaagse graffiti te bevredigen, trok ze op wereldwijde zoektocht. Grot- en rotstekeningen in de Verenigde Staten, Europa en Zuidelijk Afrika heb-ben haar werk in belangrijke mate beïnvloed. In Japan groeide dan weer een sterke aandacht voor allerlei experimenten met papiersoorten als drager. De monografie biedt een uitge-breid overzicht van en inzicht in het belang van de kunstenares Veerle Rooms voor de hedendaagse grafiek, die zij buiten het vertrouwde kader heeft gebracht. De monografie, uitgegeven bij Uitgeverij Lannoo, bevat talrijke kleurillustraties en zwar-twitfoto's, die laten zien wat de kunstenares heeft gerealiseerd. Het boek telt 144 bladzijden en kost 39,95 euro. De bibliofiele uitgave met een origineel werk van Veerle Rooms is verkrijgbaar bij Studio Artist-Printmaker bvba en kost 250 euro.Info : [email protected] Veerle Rooms in dialoogKBC-Torengebouw, zaal Scaldis, Eiermarkt 20-Schoenmarkt 35, 2000 AntwerpenVan 19 december 2002 tot 5 april 2003

Le prix Princesse Mathilde récompense les Espaces-Ateliers Le prix Princesse Mathilde a récompensé les Espaces-Ateliers de l’asbl Cancer et Psychologie. Ces ateliers créatifs pour enfants et adolescents ayant perdu un proche existent depuis 2000 et sont animés par Delphine Bauloye. Le projet a pu être lancé avec le soutien de la Fondation Roi Baudouin et la Fondation Belge de la Vocation dont Delphine fut lauréate en 1999. Le prix a été remis par la Prin-cesse le 4 décembre 2002 au Palais de Bruxelles.

De Espace-Ateliers winnen de Prinses MathildeprijsDe Espace-Ateliers ingericht door de vzw Cancer et Psychologie winnen de tweede Prinses Mathilde-prijs. Deze kunstateliers voor kinderen en adoles-centen die een ouder hebben verloren, worden begeleid door Delphine Bauloye, laureate van de Belgische Stichting Roeping in 1999. De prijs werd op 4 december 2002 uitgereikt tijdens een plechtig-heid op het koninklijk paleis in Brussel.

L’agenda consacré aux activités de nos anciens lauréats se trouve sur le site www.fondationvocation.be

De agenda met de activiteiten van de oud- laureaten bevindt zich op onze websitewww.stichingroeping.be

« Nous avons un langage intérieur, et la pensée se développe à partir de ce langage ; C'est lorsqu'un homme perd le fil de ce dialogue intime qu'il perd aussi la notion de ce qu'il est »

Christian DesrouénéDossier : voyage au centre du cerveau

Le Monde, 07.02.1998

Inward WhispersPhotos Chantal Maes

News

Na Afrika, zeefdruk-sérigraphie 33x24 cm, 1997

Graphisme | VormGeVinG Marie-HélèneGrégoire.r é d a c t i o n | r e d a c t i e SéverineWindels.r e l e c t u r e | h e r l e z i n G NadineWampach,JanH.Verbanck.éditeur responsable | Verantwoordel i jke u itGeVerEdouardJakhian,Albertinaplein2placedel’Albertine,Bruxelles1000Brussel.

Fondation Belge de la VocationSous le haut patronage de Sa Majesté la Reine Fabiola

Place de l’Albertine 2, 1000 BruxellesTél. 02 213 14 90 | Fax 02 213 14 95E-mail : [email protected] internet : www.fondationvocation.beLe secrétariat est ouvert lundi, mardi et jeudi de 8h30 à 12h30 et de 13h30 à 17h, mercrediet vendredi de 8h30 à 12h30.

Vocatio est la revue trimestrielle de la Fondation Belge de la Vocation. Lancé en février 2001, ce magazine a pour but de faire connaître l’action de la Fondation par le biais des projets de ses lauréats.La Fondation Belge de la Vocation fut créée en 1963 par Emile Bernheim à l’exemple de la Fondation française de la Vocation fondée par Marcel Bleustein-Blanchet.Chaque année la Fondation décerne une quinzaine de bourses de 10 000 à des jeunes de nationalité belge ayant entre 18 et 30 ans et pouvant témoigner d’une véritable vocation. Elle leur donne l’appui financier et le soutien moral nécessaires pour l’accomplir et ce dans des domaines d’activités aussi divers que la médecine, les arts plastiques, le cinéma, la recherche scientifique, la littérature, etc. Elle attribue également une bourse spéciale de 25 000 , le Trèfle d’Or, décernée à un ancien lauréat pour distinguer un projet non commercial situé dans la lignée de la vocation déjà reconnue.

Vocatio is het driemaandelijkse tijdschrift van de Belgische Stichting Roeping. Het is in februari 2001 opgericht en heeft tot doel de Stichting bekend te maken via de projecten van haar laureaten.Emile Bernheim heeft de Belgische Stichting Roeping in 1963 opgericht naar het voorbeeld van de Fondation française de la Vocation, gesticht door Marcel Bleustein-Blanchet.Elk jaar reikt de Stichting beurzen van 10 000 uit aan een vijftiental jonge Belgen die tussen achttien en dertig jaar oud zijn en die kunnen getuigen van een werkelijke roeping ; de beurs verschaft hen de morele en materiële middelen om ze te realiseren. Alle domeinen komen in aanmerking : geneeskunde, literatuur, plastische kunsten, film, wetenschappelijk onderzoek… De Gouden Klaver is een speciale beurs van 25 000 . Ze wordt jaarlijks door de Stichting uitgereikt en bekroont een niet-commercieel project van een oud-laureaat dat in de lijn ligt van de eerder erkende roeping.

Président d’honneur | ErevoorzitterClaude Wielemans

Président | VoorzitterEdouard Jakhian

Vice-présidents | OndervoorzittersChevalier EversBaronne VaxelaireBaron de PoschChevalier Leduc

Trésorier | SchatbewaarderEdouard De Ruydts

Belgische Stichting RoepingOnder de hoge bescherming van Hare Majesteit Koningin Fabiola

Albertinaplein 2, 1000 BrusselTel. 02 213 14 90 | Fax 02 213 14 95E-mail : [email protected] : www.stichtingroeping.beHet secretariaat is open op maandag, dinsdag en donderdagvan 8.30 tot 12.30 uur en van 13.30 tot 17 uur ; op woensdagen vrijdag enkel van 8.30 tot 12.30 uur.

Ludo BekkersGabriel BelgeonneJean BingenThierry BoonFrance BorelHugues BoucherBaron Stijn ConinxLydia Depauw-DeveenEric DesoppereAnnie Devreese-DeclerckRafaël D’HaeneJan GybelsBaron Edgar Kesteloot

Christian KoninckxPierre LarocheChevalier LeducVicomte Louis le Hardÿ de BeaulieuMarc MendelsonGuy-Roland PâqueVicomte Ilya PrigogineLuc PutmanGustave StoopFrançois TerlindenPierre Van Damme

Membres | LedenMme Mickey BoëlJacques CoertenRik De NolfFrançois Desclée de MaredsousFrie Dierickx VisschersJacques DopchiePaul DujardinRoger ForthommeEmmanuel JanssenPierre KoningsVicomte Louis le Hardÿ de BeaulieuMme Jean MichielsBaron PhilippsonJacques Planchard, Gouverneur hreStéphane RosenblattBaudouin RuquoisDominique SnyersLuc Tayart de BormsJacques-Ch. Vanden SchrieckBaron VelgePaul Washer

Conseil d’administration | Raad van bestuur Jury

Secrétariat | SecretariaatSecrétaire général | Secretaris-generaalSylviane Jacquet de HaveskerckeDéléguée | AfgevaardigdeNicole GautierSecrétaire | SecretaresseBernadette Stevens

page 14 | pagina 14

page 10 | pagina 10

Paysages

Catherine Warmoes

Popp

enth

eate

r De S

piege

l

Kare

l Van

Ran

sbee

ck

page

1 |

pag

ina

1

page 18 | pagina 18

page 8 | pagina 8

page 4 | pagina 4

L’aventure intérieure des corps

Cassandre Sturbois

TransquinquennalStéphane Olivier

Ad valvas

Peter Krüger

page 19 | pagina 19

Ad valvas

Chantal Maes

page 20 | pagina 20News

Kinderen op zoek naar gelukIsabelle Vloeberghs

Bureau de dépôt Bruxelles XAfgiftebureau Brussel X

4e trimestre 2002 | 4de trimester 20022002 8Revue trimestrielle de la Fondation Belge de la VocationDriemaandelijks tijdschrift van de Belgische Stichting Roeping

vocat i o

vocatio