Noodplanning en Crisisbeheer van een Elektriciteitspanne
Transcript of Noodplanning en Crisisbeheer van een Elektriciteitspanne
1
Noodplanning en Crisisbeheer van een Elektriciteitspanne
Aanbevelingen voor de lokale overheden en een nationaal noodplan
elektriciteitspanne van grote omvang
2
Inhoudstafel
Deel 1: lokale noodplanning en crisisbeheer ....................................... 4
1. Inleiding .......................................................................................................................................... 4 2. Elektriciteit: de sector, de risico’s en de impact ............................................................................ 5 2.1. Organisatie van de Belgische elektriciteitssector ...................................................................... 5 2.1.1. De elektriciteitsmarkt ........................................................................................................ 5 2.1.2. Bevoegdheidsverdeling ..................................................................................................... 6 2.2. Risico’s voor de elektriciteitsbevoorrading ............................................................................... 7 2.3. De impact van een elektriciteitspanne ...................................................................................... 9 2.3.1. Variabelen in de maatschappelijke impact van een elektriciteitspanne ........................... 9 2.3.2. De socio-economische gevolgen .....................................................................................11 2.3.3. Impact op het crisisbeheer. .............................................................................................15 3. Het beheer van een verstoring van de elektriciteitsbevoorrading: wie doet wat .......................17 3.1. Taken en bevoegdheden .........................................................................................................17 3.1.1. De netbeheerders ............................................................................................................17 3.1.2. De afnemers ....................................................................................................................17 3.1.3. De bestuurlijke overheid .................................................................................................18 3.2. Beheer van de noodsituatie ....................................................................................................18 3.2.1. Beleidscoördinatie ...........................................................................................................18 3.2.2. Operationele coördinatie ................................................................................................24 4. Hoe het crisisbeheer van een elektriciteitspanne voor te bereiden?..........................................24 4.1. De eigen infrastructuur ...........................................................................................................24 4.2. Business continuity planning ...................................................................................................26 4.3. Noodplanning ..........................................................................................................................27 4.3.1. Afstemming met de distributienetbeheerder(s). ............................................................27 4.3.2. Risico’s .............................................................................................................................29 4.3.3. Noden en maatregelen ....................................................................................................30 4.3.4. Middelen en verantwoordelijkheden ..............................................................................33 4.4. Voorafgaande en voorbereidende informatie aan de bevolking ............................................35
Deel 2: Nationaal noodplan Elektriciteitspanne van grote omvang .... 36
1. Doel en toepassingsgebied ..........................................................................................................36 2. Notificatie .....................................................................................................................................36 2.1. Notificatie door de transmissienetbeheerder .........................................................................37 2.2. Informatieverspreiding door het Nationaal Crisiscentrum .....................................................37 2.3. Notificatieschema ....................................................................................................................38 3. Opvolging, vooralarm en alarm ...................................................................................................38 3.1. Opvolging .................................................................................................................................39 3.2. Vooralarm ................................................................................................................................39 3.3. Alarm .......................................................................................................................................40 3.4. Alarmeringsschema .................................................................................................................40 4. Organisatie van het federaal crisisbeheer ...................................................................................41 4.1. Verantwoordelijkheden van Elia .............................................................................................41
3
4.2. Federale structuur en organisatie ...........................................................................................42 4.3. Specifieke beheersmaatregelen ..............................................................................................45 4.4. Rol van de lokale overheden tijdens een federaal beheer ......................................................45 4.4.1. Strategische afstemming tussen het federaal niveau, de gouverneur(s) en burgemeester(s) ......................................................................................................................................45 4.4.2. Operationele afstemming tussen het federaal, provinciaal en gemeentelijk niveau .....48 4.4.3. Een provinciaal bijzonder nood- en interventieplan elektriciteitspanne ........................48
BIJLAGEN……………… ........................................................................... 50
Bijlage I, Relevante wetgeving .................................................................................................................50 Bijlage II: Voorzorgsmaatregelen bij het installeren van een generator .................................................52 Bijlage III: Typefax van Elia voor notificatie aan het Nationaal Crisiscentrum ........................................54 Bijlage IV: Elementen van een provinciaal BNIP Elektriciteitspanne ......................................................55
4
DEEL 1: LOKALE NOODPLANNING EN CRISISBEHEER
1. Inleiding
De beschikbaarheid van elektriciteit vormt voor onze samenleving een vanzelfsprekendheid. Een vermaasd transport-
en distributienet transporteert de elektriciteit tot in de kleinste hoekjes van het land. Door de grote mate van
betrouwbaarheid en de schijnbaar ongelimiteerde toegankelijkheid van elektriciteit, zijn steeds meer aspecten van ons
maatschappelijk leven voor hun functioneren afhankelijk geworden van deze energievorm. De maatschappelijke
afhankelijkheid van elektriciteit als energiebron neemt steeds grotere proporties aan, waardoor haar beschikbaarheid
een noodzakelijke voorwaarde vormt voor het socio-economisch functioneren van België.
Deze algemene afhankelijkheid en het vertrouwen in haar beschikbaarheid, maakt onze samenleving dan ook
bijzonder kwetsbaar voor een plotse, grootschalige en langdurige elektriciteitsuitval. Aangezien elektriciteit, in
tegenstelling tot andere energiebronnen, niet in grote hoeveelheden opgeslagen kan worden, kan een plotse uitval
bovendien niet opgevangen worden door het aanspreken van op voorhand aangelegde strategische voorraden.
Een grootschalige en langdurige uitval van de elektriciteitsvoorziening dreigt niet enkel belangrijke gebruiksmiddelen
zoals telefonie en internet te verstoren, maar eveneens het goed functioneren van vitale diensten zoals de
gezondheidszorg, de hulpverlening en de drinkwatervoorziening aan te tasten.
Hoewel de betrokken bedrijven en bevoegde diensten alles in het werk stellen om een verstoring van de
elektriciteitsvoorziening te voorkomen, kan het risico op een grootschalige elektriciteitspanne nooit volledig uitgesloten
worden. Enkele recente voorbeelden maken het bestaan van een dergelijk risico duidelijk:
5 maart 2012, Doornik: uitzonderlijke meteorologische omstandigheden zorgden voor een onderbreking in de
stroomvoorziening van drie hoogspanningsposten. Hierdoor kwamen in en rond Doornik bijna 150 000 mensen
gedurende 5 à 12 uur zonder stroom te zitten.
19 september 2011, Brussel: een ontploffing in een elektriciteitscabine zorgde voor een stroomonderbreking in
de Europese wijk gedurende een periode van 3 à 5 uur.
• 8 september 2011, VS: een fout tijdens onderhoudswerken aan een hoogspanningsleiding zorgde voor een uitval
van de stroomvoorziening bij meer dan 5 miljoen mensen, verspreid over California, Arizona en Mexico.
• 4 november 2006, Europa: het afsluiten van een hoogspanningslijn boven de Rijn en een slechte afstemming
tussen twee betrokken transmissienetbeheerders creëerde een kettingreactie die het Europese
elektriciteitsnetwerk ENTSO-E opsplitste in 3 delen en waarbij ondermeer via het activeren van de
afschakelplannen ter nauwer nood een black-out van West-Europa werd vermeden.
• 28 september 2003, Italië: problemen met een hoogspanningslijn tussen Italië en Zwitserland creëerde een
kettingreactie en resulteerde in een black-out van Italië.
• 14 augustus 2003, Canada-VS: ondermeer een gebrek aan vermogen leidde tot een black-out in delen van
Noord-Oost VSA en Ontario, Canada.
5
Voor de Blackout van 14/08/2003 Tijdens de Blackout van 14/08/2003
1
2. Elektriciteit: de sector, de risico’s en de impact
2.1. Organisatie van de Belgische elektriciteitssector
2.1.1. De elektriciteitsmarkt
Het elektrisch systeem, gaande van productie tot consumptie, wordt gekenmerkt door de nood aan een permanent
evenwicht tussen de vraag en het aanbod. Een dergelijk evenwicht is noodzakelijk voor de goede werking van het
systeem en de veiligheid van infrastructuur. Aangezien elektriciteit niet in grote hoeveelheden opgeslagen kan
worden, betekent dit dat op het moment van de vraag de nodige hoeveelheid elektriciteit ook geproduceerd moet
worden. Het realiseren van dit evenwicht gebeurt in hoofdzaak door permanente inschattingen te maken van de
verwachte vraag en daarop de productie af te stemmen en door het voorzien van reservecapaciteit.
Sinds de liberalisering zijn er vier verschillende soorten commerciële spelers actief op de Belgische elektriciteitsmarkt:
1. de producenten;
2. één transmissienetbeheerder;
3. de distributienetbeheerders;
4. de leveranciers.
1 Foto’s aangeboden door National Oceanic and Atmospheric Administration en Defense Meteorological Satellite Program (VSA)
6
Sinds de liberalisering kent België verschillende elektriciteitsproducenten. Naast de productie op eigen bodem, speelt
ook de import uit het buitenland een belangrijke rol in onze elektriciteitsbevoorrading. Sinds 1992 is België immers
een netto-importeur van elektriciteit.
Het hoogspanningsnet garandeert de interconnectie met de buurlanden en vervoert binnen België de elektriciteit van
de producent naar de distributienetbeheerders en de industriële klanten. Het beheer van het hoogspanningsnet wordt
toegekend aan een nationale monopolist. In België is Elia de beheerder van het hoog –en middenspanningsnet. Elia
bezit alle Belgische netinfrastructuur van 150 tot 380 kilovolt (kV) en van 30 tot 70 kV2. Naast het beheer van het
hoogspanningsnet is Elia ook verantwoordelijk voor het 24/7 bewaken van het evenwicht tussen verbruik en productie
van elektriciteit in België.
Het elektriciteitstransport van het hoog- en middenspanningsnet naar de eindgebruiker gebeurt over het distributienet.
De distributienetbeheerders zorgen voor de exploitatie, het onderhoud en de ontwikkeling van de netten op lagere
spanningen (meestal 15 kV en lager). Daar waar de beheerder van het hoogspanningsnet in heel België actief is en
daartoe over een nationaal monopolie beschikt, zijn de distributienetbeheerders actief in specifiek afgebakende zones
en beschikken ze in deze zones over een monopolie.
Om elektriciteit te verkopen, dienen leveranciers over een leveringsvergunning te beschikken, afgeleverd door de
overheid. Zij kopen de energie bij de producenten en verkopen die aan de afnemers. Zij factureren de elektriciteit aan
de afnemers. Een leverancier kan ook tegelijkertijd een producent zijn.
2.1.2. Bevoegdheidsverdeling
De bestuurlijke organisatie en controle van de elektriciteitsmarkt gebeurt in België op twee niveau’s:
Het federaal niveau is bevoegd voor: het transport van elektriciteit > 70 kV (transmissie), de grote
elektriciteitsproductiecentrales, de tarieven en de nucleaire cyclus.
Het gewestelijk niveau is bevoegd voor: het elektriciteitstransport <= 70 kV (distributie), de decentrale
productie (bv. windmolens), hernieuwbare energie en warmte-krachtkoppeling (WKK) en sociale
maatregelen.
Om de goede werking van een competitieve en kwaliteitsvolle elektriciteitsmarkt te verzekeren, werd op elk van deze
niveaus een commissie opgericht. Voor de federale bevoegdheden is de Commissie voor de Regulering van de
Elektriciteit en het Gas (CREG) de regulerende instantie en voor de gewestelijke bevoegdheden is in Vlaanderen de
Vlaamse Regulator van de Elektriciteits- en Gasmarkt (VREG), in Brussel de BRUssel Gas Elektriciteit (BRUGEL) en
in Wallonië de Commission Wallone pour l’Energie (CWaPE) bevoegd.
Elk van deze commissies waakt binnen haar bevoegdheidsdomein over:
1. de competitieve werking van de markt;
2. de tarieven;
3. de naleving van de bepalingen inzake bevoorradingszekerheid.
2 Een kilovolt is gelijk aan 10
3 volt, dat is 1000 volt.
7
2.2. Risico’s voor de elektriciteitsbevoorrading
Een verstoring van de elektriciteitsbevoorrading kan twee vormen aannemen:
1. een onderbreking van de elektriciteitsbevoorrading;
2. een schaarste in de elektriciteitsbevoorrading.
Een onderbreking van de elektriciteitsbevoorrading betekent dat binnen een bepaalde zone geen elektriciteit meer
geleverd wordt.
We spreken over schaarste wanneer op voorhand blijkt dat voor een aanzienlijke, min of meer voorspelbare tijdsduur
onvoldoende elektriciteit voorhanden is, of tot bij de afnemers gebracht kan worden, om aan de vraag te voldoen.
Indien er vóór het manifesteren van de schaarste geen maatregelen genomen worden om het evenwicht op het net te
bewaren, hetzij door de productie of de transportcapaciteit te verhogen hetzij door de vraag te verlagen, zal de
schaarste resulteren in een onderbreking van de elektriciteitsbevoorrading in de betreffende zone.
Meestal ligt een meervoudig incident aan de basis van een storing van de stroomvoorziening. Dergelijke incidenten
kunnen zich zowel voordoen binnen het transportnet als binnen het productiepark.
Incidenten binnen het transportnetwerk kunnen ertoe leiden dat de stroom niet van de productiecentrales naar de
afnemers kan worden getransporteerd, wegens bijvoorbeeld beschadiging van masten of kabels doorwerkzaamheden
of extreme weersomstandigheden. Een dergelijk falen van het netwerk kan zich zowel voordoen op het niveau van het
distributienet als op het niveau van het hoog- en middenspanningsnet. Problemen binnen het distributienet zullen
echter slechts een lokale impact hebben, daar waar een falen binnen het hoog- of middenspanningsnet bijna altijd
een groter gebied zal treffen.
Wanneer er sprake is van een netwerkprobleem op het niveau van het hoogspanningsnet worden bovendien niet
alleen de afnemers getroffen, maar kan een dergelijk probleem ook een kettingreactie van uitschakelingen
veroorzaken, inclusief in de productie. Een dergelijke kettingreactie kan uiteindelijk leiden tot een algehele
uitschakeling van het elektrisch systeem en dus een black-out in België veroorzaken. Het elektrisch systeem dient
dan van nul heropgestart te worden, wat tot meer dan achttien uur in beslag kan nemen.
Voorbeeld van een kettingreactie in het hoogspanningsnet3:
3 Schema afkomstig van ELIA
8
Verklaring: drie hoogspanningslijnen met elk een maximale transportcapaciteit van 100 MW. Op het moment van
aanvang bedraagt de belasting respectievelijk 80 MW, 90MW en 20 MW.
Plots wordt in het net 30 MW extra geïnjecteerd (5 MW op lijn 1, 20 MW op lijn 2 en 5 op lijn 3). Hierdoor wordt lijn 2
overbelast (110 MW tegenover een maximum capaciteit van 100MW). Lijn twee schakelt na x tijd uit en de 110 MW
zoekt zijn weg over de andere lijnen. Dit heeft als gevolg dat lijn 1 overbelast raakt (145 MW tegenover een maximum
capaciteit van 100) en uitgeschakeld wordt. De 145 MW zoekt zijn weg elders,…
Incidenten binnen het productiepark kunnen er ondermeer toe leiden dat binnen het netwerk onvoldoende
geproduceerd wordt om aan de vraag te voldoen. Om het ogenblikkelijk evenwicht tussen het verbruik en de productie
te handhaven of herstellen voor de Belgische regelzone kan Elia als laatste redmiddel het afschakelplan in werking
laten treden. Door de activering van dit plan wordt een bepaalde hoeveelheid verbruik afgekoppeld van de
elektriciteitsbevoorrading teneinde de bevoorrading van de grote massa overige verbruikers te vrijwaren. Dit betekend
concreet dat bepaalde zones en klanten zonder elektriciteit komen te zitten. Artikel 2 van het Ministerieel besluit tot
vaststelling van het afschakelplan van het transmissienet van elektriciteit van 3 juni 2005 bepaalt de volgende
prioriteitsvolgorde voor afschakelen en, in omgekeerde volgorde, hervoeden:
1. Afschakelen van contractueel afschakelbaar vermogen;
2. Stopzetting van exporten vanuit de regelzone;
3. Afschakelen van de injecties in rurale (niet stedelijke) netten;
9
4. Afschakelen van de bevoorrading van industriële productieprocessen rechtstreeks aangesloten op
het transmissienet;
5. Afschakelen van de injecties in stedelijke netten;
6. Bevoorrading van industrie met als doel de industriële installaties te beschermen (gevoelige
industrie);
7. Hospitalen, interventiediensten, openbaar vervoer, vitale communicatiecentra;
8. Hulpdiensten van productie-centrales, hoogspanningsposten.
Hierbij dient opgemerkt te worden dat het technisch niet steeds mogelijk blijkt om deze prioriteitenstelling volledig te
respecteren tot op het lokale niveau. Zo kan het moeilijk zijn om bij afschakeling van een bepaalde zone een
specifiek gebouw te ontzien. Wel is het veelal mogelijk om na de afschakeling, via een aantal maatregelen uitgevoerd
door de distributienetbeheerder, de voeding naar de prioritaire instellingen te hervatten.
In het geval de intentionele afschakeling van lange duur is (in het geval van een schaarste), kan een rotatie ingevoerd
worden van de zones die afgeschakeld worden.
Indien de voorziene reddingsprocedures niet in staat blijken het evenwicht van het elektrisch systeem te herstellen,
dan degradeert het elektrisch systeem naar een black-out.
2.3. De impact van een elektriciteitspanne
De noodsituatie die gecreëerd wordt door een grootschalige en langdurige elektriciteitspanne komt vooral voort uit de
domino-effecten die een elektriciteitspanne veroorzaakt. Met andere woorden, de impact die het falen van de
elektriciteitsbevoorrading creëert op het functioneren van andere belangrijke en essentiële diensten en sectoren.
2.3.1. Variabelen in de maatschappelijke impact van een elektriciteitspanne
De maatschappelijke impact van een elektriciteitspanne wordt in hoofdzaak bepaald door drie variabelen:
1) De duur van de panne;
2) Het tijdstip van de panne;
3) De geografische zone en haar reikwijdte.
a) De duur van de panne
Van grote invloed op de maatschappelijke gevolgen die voortkomen uit een grootschalige elektriciteitspanne, is de
duur van de stroompanne. Zo zal de uitval van de stroomvoorziening onmiddellijk een zekere chaos creëren door de
onverwachte uitval van allerhande apparatuur en infrastructuur. Tot de eerste onmiddellijke gevolgen van een
stroompanne die een grote zone (bv. een provincie) bestrijkt, kunnen ondermeer de volgende situaties gerekend
worden:
- het vastzitten van mensen in liften, achter gesloten deuren,….;
- het stranden van het trein-, tram- en metroverkeer;
10
- een sterke toename van verkeersongevallen en opstoppingen door de uitval van de
verkeersbegeleidingsinfrastructuur, het automatisch sluiten van slagbomen, …;
- snelle verzadiging van de telefonienetwerken en een zware belasting van de Communicatie- en
Informatiecentra (CIC’s) en de hulpcentrales 100/112.
Na een tweetal uren zullen deze gevolgen echter geleidelijk afnemen doordat de eerste noden geledigd verholpen
worden (zoals het bevrijden van mensen uit liften, extra politieagenten op straat,…). Naarmate de stroompanne langer
duurt, wordt het maatschappelijk leven echter gradueel steeds meer verstoord. De back-upsystemen van de bedrijven
en vitale punten, gericht op de opvang van een panne van enkele uren, zullen het geleidelijk aan laten afweten
waardoor het functioneren van verschillende socio-economische sectoren niet langer gegarandeerd zal zijn. De
omgang met het falen van de nationale infrastructuur en het slecht functioneren van verschillende socio-economische
sectoren brengt een zware belasting van de beschikbare middelen met zich mee.
Kwalitatieve schets van de maatschappelijke gevolgen van een elektriciteitspanne in relatie tot de duur van de
panne4:
b) Het tijdstip van de panne
Een tweede element dat de maatschappelijke gevolgen van de panne significant beïnvloedt, is het tijdstip waarop
deze zich voordoet en dit zowel inzake het tijdstip van de dag als het tijdstip van het jaar.
Het tijdstip van de dag: de eerste gevolgen van een elektriciteitspanne zullen bijvoorbeeld veel groter zijn wanneer de
panne zich voordoet tijdens of vlak voor het spitsuur dan wanneer het zich voordoet tijdens de nacht.
4 Uit de Hoo (S.), Bottcher (H.), Steetskamp (I.) en van Wijk (A.)., Stroomloos: Kwetsbaarheid Van De
Samenleving, Gevolgen Van Verstoringen Van De Elektriciteitsvoorziening, Rathenau Instituut, Den Haag, 1994, p 14.
11
Het tijdstip van het jaar: de gevolgen die zich op iets langere termijn (na enkele uren) manifesteren, zullen gedeeltelijk
anders zijn wanneer de panne zich voordoet tijdens de winter dan wanneer deze zich voordoet tijdens de zomer. In
het eerste geval dient rekening te worden gehouden met problemen gerelateerd aan een gebrek aan verwarming. In
het tweede geval dient rekening te worden gehouden met problemen gerelateerd aan een gebrek aan koeling.
c) De geografische zone en haar reikwijdte
Het derde element dat een grote invloed heeft op de maatschappelijke gevolgen van de panne, is de geografische
zone en haar reikwijdte.
Wat de kenmerken van de geografische zone betreft, zal de impact van een panne variëren naargelang de panne
zich voordoet in een rurale zone, een urbane zone, een industriegebied, een havenzone, een zone waardoor een
spoorweg loopt,….
De impact van een panne en de capaciteit van de overheid om de gevolgen van de panne te beheren, worden ook
bepaald door de omvang van de zone. Hoe groter de zone, hoe groter de kans dat de werking van belangrijke
infrastructuur verstoord wordt (waterdistributie, treinverkeer, telefonie,…) en hoe groter de belasting van de
beschikbare middelen (noodstroomgeneratoren, inzet interventiediensten,….).
2.3.2. De socio-economische gevolgen
Het voorbereiden van het beheer van een noodsituatie vertrekt van een goed inzicht in wat een dergelijk noodsituatie
kan omvatten. In het licht van de opstelling van een nationaal noodplan elektriciteitspanne voerde het Nationaal
Crisiscentrum daarom in samenwerking met haar partners een analyse uit naar de impact van een grootschalige
elektriciteitspanne op het functioneren van een breed aantal socio-economische sectoren. Deze analyse gebeurde
telkens op basis van de volgende vragen:
1) Welke impact zou een grootschalige elektriciteitspanne hebben op het functioneren van de sector en aldus
op haar dienstverlening?
2) Welke preventieve maatregelen, die de gevolgen van een grootschalige elektriciteitspanne kunnen
verminderen, zijn aanwezig binnen de sector of bij de belangrijkste actoren hiervan (noodstroomgeneratoren,
accu’s, …)? Hoe groot is de autonomie van deze preventieve middelen? In welke mate garanderen deze
preventieve middelen het functioneren van de sector?
3) Bestaan er binnen de sector of bij de belangrijkste actoren hiervan noodplannen of business continuity
plannen gericht op de omgang met een dergelijke of gelijkaardige noodsituatie?
Omdat deze analyse gebeurde in het kader van de redactie van een nationaal noodplan elektriciteitspanne, werd voor
deze werkzaamheden steeds vertrokken van het scenario van een elektriciteitspanne die zich over meerdere
provincies uitstrekt en een duur heeft van ≥ 24uur. Dit heeft als gevolg dat de resultaten die hieruit voortkwamen
algemeen van aard zijn en betrekking hebben op het hele nationale grondgebied. Specifieke lokale omstandigheden
werden tijdens deze analyse dan ook niet in acht genomen.
Enkele algemene vaststellingen
12
1. De onbeschikbaarheid van belangrijke dienstverlenende infrastructuur tijdens een elektriciteitspanne kan zowel
een oorzaak hebben in de uitval van de randapparatuur aangesloten op deze infrastructuur (een PC,…) als in de
uitval van de kritieke infrastructuur zelf (uitval van het digitaal kabelnetwerk,…).
2. Door de toenemende digitalisering van de infrastructuur en dienstverlening, neemt de maatschappelijke
afhankelijkheid van elektriciteit nog steeds toe. Dit betekent dat zonder gelijklopende investeringen in back-
upsystemen door de beheerders van deze infrastructuur en de leveranciers van de diensten, de socio-
economische impact van een stroomonderbreking in de toekomst nog verder zal vergroten.
3. Het is belangrijk steeds rekening te houden met de onderlinge afhankelijkheden die er tussen verschillende
infrastructuren bestaan. Het voorbeeld van een elektriciteitspanne toont duidelijk aan dat de uitval van de
elektriciteitsinfrastructuur de werking van andere infrastructuren verstoort. De onderlinge afhankelijkheden laten
zich echter ook in de tweede of derde lijn voelen. Zo kan bijvoorbeeld de uitval van de watervoorziening ten
gevolge van de elektriciteitspanne de koeling van belangrijke servers verstoren waardoor er ICT-problemen
ontstaan,… .
De belangrijkste conclusies worden hieronder per socio-economische sector weergegeven.
De impact per sector
Landverkeer: vanaf de aanvang van de elektriciteitspanne valt het landverkeer haast in zijn totaliteit volledig stil. Het
trein-, tram- en metroverkeer valt onmiddellijk stil en het wegverkeer geraakt zeer snel ernstig verstoord door het
uitvallen van de verkeersbegeleiding, een toename van het aantal ongevallen, het open staan van bruggen en
gesloten zijn van slagbomen. Op langere termijn kan het zijn dat tunnels afgesloten moeten worden of dat deze onder
water lopen en kan er een brandstoftekort ontstaan doordat brandstofpompen niet meer functioneren.
De verstoring van het verkeer kan tot gevolg hebben dat interventiepersoneel, leden van het crisismanagement,
werknemers, enz. tijdens de eerste uren van de panne niet of zeer moeizaam op hun bestemming geraken5.
Scheepvaart: de maritieme scheepvaart op de Belgische wateren zal bij een grootschalige elektriciteitspanne niet
onmiddellijk grote hinder ondervinden. Quasi alle bedrijfskritische systemen van het Maritiem Reddings-en
Coördinatiecentrum en de Schelderadarketen zijn immers uitgerust met UPS, voorzien om een periode van twee uur
te overbruggen, of van noodstroomgeneratoren6. Na twee uur zal de dienstverlening inzake scheepvaartbegeleiding
wel sterk verminderen door het wegvallen van bepaalde realtime informatiebronnen zoals onbemande radarposten,
…. Toch blijft een minimale dienstverlening mogelijk.
Wat de werking van de maritieme havens betreft, resulteert een grootschalige elektriciteitspanne onmiddellijk in een
ernstige verstoring van de logistieke keten. Zo zal het laden en lossen van ertsen en containers niet meer mogelijk
5 Deze informatie komt voort uit een samenwerking van de AD Crisiscentrum met de gewestelijke diensten bevoegd voor transport en verkeerswezen en met Infrabel.
6 Een UPS (uninterruptible power source) is een apparaat dat vermijdt dat bij een stroomuitval de aangesloten apparaten een
moment zonder stroom vallen. Hoewel het een korte autonomie heeft, heeft een UPS, in tegenstelling tot een
noodstroomgenerator, haast geen opstarttijd nodig.
13
zijn en kan de verwerking op de kade ernstig verstoord zijn door het wegvallen van de containerscanning. Dit kan
leiden tot een toegangsverbod tot de haven, met ernstige problemen voor de scheepvaart op de Noordzee en de
rivieren tot gevolg. Voorts zal de beveiliging van de havens ernstig verstoord worden en vallen de koelinstallaties in de
containers en pakhuizen uit, wat leidt tot bederf van goederen.
De scheepvaart op de binnenwateren zal bij een grootschalige elektriciteitspanne ernstig verstoord of onmogelijk zijn
wegens het stilvallen van bruggen en sluizen. Het plots stilvallen van deze kunstwerken kan resulteren in
ongecontroleerde bewegingen, met schade aan de infrastructuur tot gevolg. Op langere termijn kan de uitval van de
waterregeling op sommige plaatsen overstromingen veroorzaken7.
Luchtverkeer: de capaciteit van de Belgische internationale luchthavens inzake het aantal vliegtuigen dat kan landen
en opstijgen zal na zes uur sterk verminderen. De luchthavens blijven wel operationeel en de veiligheid van het
luchtruim blijft verzekerd8.
Watervoorziening: vanaf de aanvang van de elektriciteitspanne zal op verschillende plaatsen in het land, afhankelijk
van de geografische situatie, al snel een vermindering van de druk in de leidingen merkbaar zijn. Tussen de twee en
de acht uur na het optreden van de panne zal op de meeste plaatsen de watervoorziening stilvallen. Een uitzondering
op deze situatie is het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, waar voor het merendeel van de gemeenten en wijken de
watervoorziening gegarandeerd blijft.
Eens de watervoorziening stil valt, kan het, wegens de nodige ontsmettingsmaatregelen die genomen moeten
worden, tot enkele dagen na de panne duren alvorens deze terug hervat kan worden.
Wat de sanitaire waterhuishouding betreft, bestaat de kans dat door het uitvallen van de pompen er in sommige lager
gelegen gebieden bij hevig regenweer overstort optreedt. Hierbij wordt rioolwater aan de oppervlakte geloosd, met
onhygiënische omstandigheden tot gevolg9.
Energiebevoorrading: wat aardgas betreft, heeft een grootschalige en langdurige elektriciteitspanne geen
significante impact op de bevoorrading noch op de veiligheid van de infrastructuur. De benutting van het aardgas
tijdens een dergelijk incident (bijvoorbeeld voor verwarming) zal echter enkel mogelijk zijn wanneer het fornuis, de
verbrandingsketel, enz. voor het eigen functioneren geen stroom nodig heeft of aangesloten is op een autonome
stroombron.
De bevoorrading van petroleum en andere afgeleide producten zal tijdens een elektriciteitspanne ernstig verstoord
worden. De pompsystemen functioneren niet meer en het transport via pijpleidingen is niet langer mogelijk.10
Gevangeniswezen: de impact die een elektriciteitspanne zal hebben op het Belgische gevangeniswezen is erg
diffuus. In een beperkt aantal penitentiaire instellingen vallen alle functies onmiddellijk of na maximaal enkele uren uit.
In het merendeel van de instellingen kunnen, afhankelijk van de instelling, bepaalde ondersteunende diensten
7 Deze informatie komt voort uit een samenwerking van het Nationaal Crisiscentrum met het Gemeentelijk Havenbedrijf Antwerpen.
8 Deze informatie komt voort uit een samenwerking van het Nationaal Crisiscentrum, de FOD Mobiliteit en Vervoer, met Belgocontrol en met een gewestelijke instanties bevoegd voor luchtverkeer.
9 Deze informatie komt voort uit een samenwerking van het Nationaal Crisiscentrum met Samenwerking Vlaams Water, La Société wallonne des eaux en Vivaqua.
10 Deze informatie komt voort uit een samenwerking van het Nationaal Crisiscentrum met de FOD Economie.
14
(keuken, liften, …) uitvallen, kan de bewaking (camera's, hekken onder spanning,…) gedeeltelijk uitvallen of zullen
alle functies gegarandeerd blijven11
.
Seveso-bedrijven: binnen de Seveso-bedrijven bestaat er een gevoeligheid voor de problematiek en beschikken veel
bedrijven over preventieve middelen. Voorts bestaan er duidelijke structuren gericht op het indijken van het Seveso-
risico, met name de interne noodplannen, veiligheidsrapporten en -inspecties. Het Nationaal Crisiscentrum heeft
echter geen zicht op de precieze impact die een elektriciteitspanne zou hebben op elk van de Seveso-bedrijven op
het Belgisch grondgebied12
.
Landbouw: voor de landbouwsector is elektriciteitsbevoorrading over het algemeen levensnoodzakelijk. Bij het
wegvallen van de stroomvoorziening kan al snel bederf van producten optreden (melksector en glastuinbouw) of
massale sterfte van dieren (reeds na enkele minuten voor pluimvee en na enkele uren voor varkens), met grote
economische en hygiënische gevolgen. De grote gevoeligheid voor deze sector voor een stroomuitval maakt echter
dat de grote bedrijven over het algemeen preventieve maatregelen hebben genomen (generatoren, UPS’en,
alternatieve verluchtingssystemen,….). Bij deze landbouwbedrijven worden dan ook weinig problemen verwacht bij
een elektriciteitspanne. De situatie bij kleinere landbouwbedrijven is echter minder duidelijk13
.
Geldwezen: hoewel alle kritische processen en data binnen de financiële sector beveiligd zijn tegen een
elektriciteitspanne van lange duur, valt de dagelijkse werking van deze sector bij een elektriciteitspanne stil. Digitale
transacties zullen niet meer mogelijk zijn, geldautomaten (ATM’s) zullen niet meer functioneren, lokale bankkantoren
zullen sluiten en sommige kluizen zullen niet meer toegankelijk zijn. Deze situatie kan op langere termijn leiden tot
een gebrek aan liquide middelen.
Telefonie en dataverkeer: verwacht wordt dat het GSM-net bij aanvang van de panne snel zal verzadigen. Tussen
de één en vier uur na de panne zullen de GSM-netwerken geleidelijk uitvallen.
Wat het functioneren van de vaste telefonienetwerken betreft, dient een onderscheid gemaakt te worden tussen de
“klassieke” telefonie-infrastructuur gebaseerd op koperdraad en de infrastructuur voor digitale telefonie.
De infrastructuur voor “klassieke” telefonie zal in verschillende delen van het land na vier uur uitvallen, terwijl
in andere gebieden, in hoofdzaak stedelijke centra, deze infrastructuur operationeel blijft.
Wat de infrastructuur voor digitale communicatie betreft, vallen de kleinere onderdelen van de Belgische
datacommunicatienetwerken bij aanvang van de panne onmiddellijk uit. Dit heeft tot gevolg dat de
dienstverlening voor de residentiële gebruikers onmiddellijk wegvalt.
De backbones van de digitale datacommunicatienetwerken blijven echter wel functioneren14
. De beheerders
van deze netwerken stellen dat heel wat van hun professionele klanten rechtstreeks aangesloten zijn op
11
Deze informatie komt voort uit een samenwerking van het Nationaal Crisiscentrum met de FOD Justitie. 12
Deze informatie komt voort uit een samenwerking van het Nationaal Crisiscentrum en de Samenwerkingscommissie Seveso-Helsinki.
13 Deze informatie komt voort uit een samenwerking van het Nationaal Crisiscentrum met de gewestelijke instanties bevoegd voor landbouw.
14 Onder backbones wordt verstaan: hogesnelheidsverbindingen die de ruggegraat van de Belgische datacommunicatienetwerken vormen. Deze verbindingen koppelen lokale netwerken en transporteren informatie over langere afstanden.
15
deze backbones en dat hun datacommunicatie en digitale telefonie aldus gegarandeerd blijft (op voorwaarde
dat hun sites betrokken bij deze communicatie rechtstreeks aangesloten zijn op de backbones)15
.
Een voorwaarde voor het gebruik van deze infrastructuur, zowel de klassieke telefonie-infrastructuur als de
infrastructuur voor digitale communicatie, is wel dat de toestellen die bij de gebruikers de toegang tot deze
infrastructuur verlenen (telefoons, routers, PC’s,…) zelf geen stroom vereisen of dat deze stroom bij de gebruikers
zelf aanwezig is16
.
Media: de openbare omroep VRT en RTBF kunnen via radio blijven uitzenden. Zowel de zendmasten als enkele
studio’s van beide instellingen beschikken over noodaggregaten. Voor het kunnen benutten van dit medium dienen de
ontvangsttoestellen wel aangesloten te zijn op autonome energiebronnen (radio op batterijen of autoradio). Wegens
de uitval van de elektriciteitsvoorziening zullen televisietoestellen niet werken17
.
2.3.3. Impact op het crisisbeheer.
Net zoals iedereen in de geïmpacteerde zone zal de overheid geconfronteerd worden met de uitval van belangrijke
infrastructuur. Het betreft hier infrastructuur waarop de overheid voor haar dagelijkse werking vertrouwt, maar
waarover ze zelf niet de volledige controle heeft. De uitval van dergelijke infrastructuur kan de capaciteit van de
overheid om de noodsituatie te beheren danig aantasten. Zo kan de uitval of verzadiging van het GSM-netwerk en het
beperkt of niet functioneren van de vaste telefonie de alarmering van de leden van het coördinatiecomité of het
bereiken van experts, nodige partners of burgemeesters en gouverneurs bemoeilijken. De uitval van de ICT-systemen
kan dan weer het opvragen van noodzakelijke informatie binnen de eigen instelling of bij betrokken partners
verstoren. Door de onbeschikbaarheid van verschillende media, zal discipline 5 op haar beurt niet kunnen terugvallen
op haar gebruikelijke middelen voor het verschaffen van informatie aan de bevolking (sociale media, geschreven pers,
websites,…).
In het kader van de opstelling van het nationaal noodplan elektriciteitspanne werd in samenwerking met de betrokken
partners ook voor elk van de disciplines een analyse uitgevoerd naar de impact die een elektriciteitspanne zou
hebben op hun werking. De belangrijkste resultaten uit deze analyse worden hieronder weergeven.
Wat betreft de impact op de specifieke communicatie-infrastructuur van de disciplines:
CIC’s, ASTRID en Regetel: de CIC’s en 100/112-centrales beschikken over eigen UPS’en en generatoren en hebben
vaak afspraken met de Civiele Bescherming voor de levering van een externe generator. De CIC’s en 100/112-
centrales kunnen dan ook blijven functioneren tijdens een stroompanne: zij kunnen oproepen ontvangen en deze
registreren. Zij vormen echter slechts een doorgeefluik. Wanneer de infrastructuur van de operatoren of de toestellen
15
Indien u wenst te weten of uw instelling voor haar dataverkeer en telefonie al dan niet rechtstreeks is aangesloten op een backbone, raden de beheerders van de communicatie-infrastructuur aan om contact op te nemen met uw accountmanager.
16 Deze informatie komt voort uit een samenwerking van het Nationaal Crisiscentrum met het Belgisch Instituut voor Postdiensten en Telecommunicatie (BIPT) en met de grootste beheerders van telecommunicatie-infrastructuur in België.
17 Deze informatie komt voort uit een samenwerking van het Nationaal Crisiscentrum met de VRT en de RTBF.
16
van de gebruikers (telefoon of GSM) niet functioneren, kunnen de CIC’s en 100/112-centrales geen hulpoproepen
ontvangen.
Wat het brandweer Pagingnetwerk en het Tertra radio communicatie RCS-netwerk van ASTRID betreft, beschikken
de verschillende sites over batterijen met een verwachte autonomie van minimaal 8 uur en maximaal 24 uur. Na 8 uur
zullen deze netwerken dus geleidelijk uitvallen. In de zones waar het netwerk is uitgevallen, kan de
radiocommunicatie nog enkel over zeer korte afstand verlopen via Direct Mode Operation (DMO), vergelijkbaar met
een walkietalkie.
Hoewel het Regetel-netwerk op een aantal punten ondersteund wordt door noodstroomgeneratoren en ups-systemen,
maakt dit netwerk voor haar verbindingen ook gebruik van de netwerken van openbare beheerders zoals Telenet, Colt
en anderen. De werking van Regetel is dan ook afhankelijk van de werking van de netwerken van deze openbare
beheerders. Het functioneren van het Regetel-netwerk tijdens een langdurige elektriciteitspanne kan bijgevolg niet
gegarandeerd worden. De verwachting is dat de integrale werking van het crisisnet van Regetel bij een
elektriciteitspanne een autonomie heeft van drie à vijf uur.
Sirenes: met uitzondering van enkele zones die over geen enkele autonomie beschikken, blijft het sirenenetwerk in
de getroffen zone nog twee uur na het aanbreken van de panne operationeel. Nadien is het aansturen van de sirenes
niet meer mogelijk. Bij een activering van de sirenes (alarmering) in een zone, vermindert de operationele autonomie
van de betrokken sirenezone tot een half uur.
De interventiediensten:
De interpersoonlijke communicatie:
(1) de (gedeeltelijke) uitval van de reguliere telefoon- en GSM-netwerken en de geleidelijke uitval van het ASTRID-
netwerk zorgen binnen alle disciplines voor een aanzienlijke bemoeilijking van de eigen werking en organisatie.
(2) Wegens de (gedeeltelijke) uitval van de reguliere telefoon- en GSM-netwerken kunnen de burgers doorheen de
panne moeilijk in contact treden met de interventiediensten.
De toegang tot specifieke digitale informatie: De uitval van de stroomvoorziening heeft veelal tot resultaat dat de
specifieke digitale informatiebronnen of media waarop de disciplines steunen voor hun dagelijkse werking niet meer
functioneren (datagegevens van patiënten, het opstellen van PV’s, stockbeheersystemen, digitale veiligheidsportalen,
enz.).
Het mobiliseren van voldoende personeel: Bij een noodsituatie beschikken de disciplines over de mogelijkheid om
extra personeel te mobiliseren. Deze mobilisatie kan tijdens een grootschalige elektriciteitspanne echter ernstig
verstoord worden wegens de uitval van de reguliere telefoon- en GSM-netwerken en de mogelijke verkeerschaos.
De bevoorrading van brandstof: De uitval van de pompsystemen in tankstations zorgt voor een verstoring of
bemoeilijking van de brandstofbevoorrading van de voertuigen van de disciplines en van de noodstroomgeneratoren.
17
3. Het beheer van een verstoring van de elektriciteitsbevoorrading: wie
doet wat
3.1. Taken en bevoegdheden
3.1.1. De netbeheerders
Afhankelijk van de situering van het incident (op het niveau van het hoogspanningsnet of op het niveau van het
distributienet), is het de opdracht en de verantwoordelijkheid van respectievelijk de beheerder van het Belgische
hoogspanningsnet en de beheerder van het distributienet om alle handelingen te stellen die het nodig acht om het
elektriciteitsnet zo snel mogelijk opnieuw onder een stabiele en kwalitatieve spanning te brengen. Hiertoe beheert en
herstelt Elia en/of de distributienetbeheerder de eigen infrastructuur en zorgt het voor overleg en afstemming met de
betrokken partners zoals rechtstreekse afnemers, (andere) distributienetbeheerders, buitenlandse
transmissienetbeheerders, ….
Het is de taak van Elia en/of de distributienetbeheerders om aan de autoriteiten en, in afstemming met discipline 5, de
bevolking actuele informatie te verstrekken over de elektriciteitsbevoorrading via hun net en de mogelijke problemen
hieromtrent.
Bij problemen met betrekking tot de elektriciteitsbevoorrading vormen de distributienetbeheerders het eerste
aanspreekpunt voor de lokale overheden. Voor de federale overheid is dit Elia18
.
3.1.2. De afnemers
België heeft over het algemeen een hoge betrouwbaarheid op het vlak van energievoorziening. Toch valt een
stroomstoring nooit geheel te voorkomen. De meest voor de hand liggende manier om een stroomuitval op te vangen,
is het gebruik van alternatieve energiebronnen, zoals noodstroomaggregaten en/of batterijen. Het is echter niet de
verantwoordelijkheid van de elektriciteitsproducenten, Elia of de distributiebeheerders om bij een grote panne die het
gevolg is van overmacht, technisch onvermogen of buitengewone omstandigheden (storm, hevige sneeuwval,...)
noodstroomaggregaten of batterijen te voorzien.
Afnemers hebben zelf de verantwoordelijkheid om een risico-inschatting te maken en de kosten van een
investering in noodstroomgeneratoren, batterijen of UPS’en af te wegen tegenover de mogelijke schade van
een stroomonderbreking.
Ook tijdens het beheer van een elektriciteitspanne zullen burgers, bedrijven en collectiviteiten zoveel mogelijk zelf
verantwoordelijk zijn voor hun eigen functioneren. Bij een grootschalige en langdurige elektriciteitspanne beschikken
de interventiediensten immers niet over voldoende capaciteit om iedereen te helpen. De bestuurlijke overheid en de
interventiediensten zullen in eerste instantie hun aandacht moeten richten op niet-zelfredzame groepen (mensen in
18
3 JUNI 2005- Ministerieel besluit tot vaststelling van het afschakelplan van het transmissienet van elektriciteit.
18
thuiszorg, mensen in gesloten opvang, bejaarden, mensen die vastzitten in liften…) en op het beperken van de
maatschappelijke gevolgen van de elektriciteitspanne.
Gelukkig zijn de meeste burgers, bedrijven en collectiviteiten perfect in staat om zichzelf en anderen te helpen in het
doorkomen van een periode zonder stroom. Bedrijven treffen nu al vaak voorbereidingen gericht op het garanderen
van de bedrijfcontinuïteit en –veiligheid. Veel burgers zullen tijdens een elektriciteitspanne veelal gebruik kunnen
maken van voedsel -en drankvoorraden die ze in huis hebben, zij zullen zich gaan bevoorraden buiten de getroffen
zone en hun hulpbehoevende buren ondersteunen. Voor de zelfredzame burger is het vooral belangrijk dat zij
duidelijke, transparante en ondersteunende informatie krijgen over de noodsituatie, haar beheer en hoe te handelen.
Over de wijze waarop voorafgaand en tijdens het beheer van een elektriciteitspanne gecommuniceerd kan worden,
vindt u meer informatie in hoofdstuk 4.4. “Voorafgaande en voorbereide informatie aan de bevolking”.
3.1.3. De bestuurlijke overheid
In tegenstelling tot de netbeheerders hebben de lokale bestuurlijke overheden geen rechtstreekse rol bij de
organisatie van het Belgisch elektrisch systeem of bij het oplossen van elektriciteitspannes. Bij een elektriciteitspanne
zijn de burgemeesters en gouverneurs vooral verantwoordelijk voor noodplanning en crisisbeheer.
Vanuit het standpunt van de bestuurlijke overheden wordt de noodsituatie voortkomend uit een elektriciteitspanne
immers niet zozeer gecreëerd door de stroomonderbreking zelf, als wel door de uitval of onbeschikbaarheid van
belangrijke infrastructuur en essentiële diensten ten gevolge van de elektriciteitspanne. Het wegvallen van deze
voorzieningen en diensten kan een ernstige bedreiging vormen voor het leven of de gezondheid van personen, voor
belangrijke materiële belangen en/of voor de openbare veiligheid. Zodoende kan een elektriciteitspanne een
noodsituatie veroorzaken die, afhankelijk van haar impact, een coördinatie in de gemeentelijke, provinciale of federale
fase vereist.
Dit betekent echter geenszins dat elke elektriciteitspanne automatisch een crisisbeheer door een bestuurlijke overheid
noodzaakt. Elke dag vinden er immers wel ergens een aantal kleinere, kort durende elektriciteitspannes plaats,
zonder dat dit enigszins een noodsituatie vormt. De inschatting of een bepaalde elektriciteitspanne, haar
maatschappelijke gevolgen in acht nemend, een noodsituatie vormt, komt toe aan de betrokken burgemeester,
gouverneur of de minister van Binnenlandse Zaken en zal vooral gelieerd zijn aan de duur, de situering en de omvang
van de panne.
3.2. Beheer van de noodsituatie
3.2.1. Beleidscoördinatie
In uitvoering van het KB van 16 februari 2006 betreffende de nood- en interventieplannen, kan een noodsituatie
beheerd worden in de gemeentelijke, provinciale of federale fase, en dit onder beleidscoördinatie van de
burgemeester, gouverneur of minister.
Indien een burgemeester, gouverneur of de minister van Binnenlandse zaken beslist dat de elektriciteitspanne wel
degelijk een noodsituatie creëert en een coördinatie van de bestuurlijke overheid wenselijk is, is het zijn taak om,
19
respectievelijk via het coördinatiecomité en de beleidscel, de negatieve gevolgen van de uitval van belangrijke
infrastructuren en diensten zo veel mogelijk op te vangen en te beperken. Dit kan gebeuren door het duidelijk stellen
van prioriteiten, het nemen van gerichte maatregelen en het coördineren van de hulpverlening. Tijdens een dergelijke
noodsituatie zal het crisisbeheer zich vooral moeten centraliseren rond:
• het handhaven van de dienstverlening inzake openbare orde, civiele veiligheid en volksgezondheid;
• het garanderen van de essentiële behoeften van de bevolking (eten, drinken, verwarming, …).
Afhankelijk van de omvang en de duur van de stroomstoring, haar impact op de openbare orde, de civiele veiligheid,
de volksgezondheid en/of de middelen nodig voor het beheer van de situatie, kan beslist worden om op te schalen
naar een hogere fase, overeenkomstig het Koninklijk Besluit van 16 februari 2006 betreffende de nood- en
interventieplannen.
De onderstaande tabel geeft een overzicht van de mogelijke gevolgen die zich kunnen voordoen bij een
elektriciteitspanne van langere duur en van maatregelen die mogelijks in reactie op deze gevolgen genomen kunnen
worden. Het onderstaande overzicht is louter indicatief, niet exhaustief en heeft als doel de bestuurlijke overheid te
ondersteunen in haar reflectie over de problematiek van een elektriciteitspanne en haar beheer. Geenszins heeft deze
tabel als doel de autonomie en de bevoegdheid van de burgemeester, gouverneur, of minister van Binnenlandse
Zaken om in hun respectievelijke fases te beslissen over te nemen maatregelen, te ondergraven.
Domein Aard van de problemen Mogelijke maatregelen
Werking
interventiediensten en
crisisbeheer
Bereikbaarheid:
De elektriciteitsuitval kan er toe
leiden dat veel mensen niet meer
kunnen telefoneren (noch mobiel,
noch via een vast toestel). Hierdoor
kunnen zij in geval van nood de
interventiediensten niet langer
bereiken.
- Verhoogde patrouillering discipline 3;
- Bevolking aanraden gebruik te
maken van publieke telefoons;
- Inrichten van (nood) meld- en
infopunten voor burgers, waar
communicatiemiddelen aanwezig
zijn.
Interne communicatie:
Door de uitval van de reguliere
telecommmunicatiemiddelen kan het
contact tussen de bevoegde
overheid en anderen bij het
crisisbeheer betrokken actoren
verstoord zijn.
- Werken met ASTRID;
- Gebruik maken van koeriers.
Het gemeentelijk of provinciaal
crisiscentrum is niet operationeel
- Uitwijken naar een locatie met een
noodstroomgenerator;
- De levering van een
noodstroomgenerator organiseren.
20
Sirenes vallen na 2u uit.
- Tijdens de periode waarop de sirenes
nog functioneren: sirenes gebruiken
volgens de geldende procedures;
- Bij industrieel accident na uitval van
sirenes, alarmering via omroepwagen
of andere middelen.
Problemen met het opladen van
walkietalkies
Opladen in de auto’s.
Uitval ASTRID Gebruikelijke meldingsprocedure EN
melding aan het Nationaal Crisiscentrum.
Geen brandstof voor de
interventiediensten.
- Tanken buiten de geïmpacteerde
zone;
- Een generator plaatsen bij de eigen
brandstofvoorziening;
- Generator plaatsen bij één of meer
publieke tankstations.
Gebouwen van de disciplines blijven
gesloten.
Veel gebouwen zijn afgesloten met
elektrische poorten. Bij panne zullen
deze poorten niet meer opengaan en
kunnen de disciplines niet meer
uitrukken.
Bij voortijdige waarschuwing van een
mogelijke elektriciteitspanne, kunnen de
disciplines hun poorten preventief open
zetten.
Redding- en
hulpverleningsoperaties
Liften werken niet meer
Elektronische deuren kunnen
gesloten blijven
Tijdens de eerste uren van de panne kan het
bevrijden van mensen die vastzitten een
prioriteit zijn.
Verwerken vragen om bijstand via
generatoren
Coördineren:
- Waar middelen beschikbaar?
- Welke zijn de prioritaire sites?
- Transport en plaatsing?
- Onderhouden en bijvullen?
Medische en sociale
hulpverlening
(Mogelijk) problemen met het
functioneren van
gezondheidszorginstellingen
Contact opnemen met:
- Ziekenhuizen;
- Verpleeg- en verzorgingstehuizen.
Vragen naar:
- Huidige situatie?
- Generator aanwezig?
- Werking generator?
21
- Brandstof voor hoeveel uur?
- Beschikbaarheid / houdbaarheid medicatie?
- Catering / maaltijdvoorziening / drinkwater?
- Andere problemen?
Detecteren en opvolgen van
hulpbehoevenden
Contact opnemen met de huisartsenkringen
en de actoren binnen de
eerstelijnsgezondheidszorg (thuisverpleging,
mantelorganisaties, …) om de toestand van
de hulpbehoevenden en patiënten in de
thuiszorg te controleren en op te volgen (
autonomie beademingsapparatuur?...).
Gestrande reizigers
Door een verstoring van het
treinverkeer kan het zijn dat de
treinreizigers niet op hun
bestemming geraken.
Gepaste maatregelen ter ondersteuning van
de basisbehoeften van de gestrande
reizigers (onderdak, …).
Openbare orde Verlichting, camerabewaking en
alarmsystemen vallen uit. Poorten,
rolluiken, deuren, …. kunnen
mogelijks niet meer sluiten.
Een verhoogde aanwezigheid en
patrouillering door discipline 3.
Met risico-instellingen (havens,
ambassades, banken, …) de inzet van extra
beveiligingspersoneel bekijken.
Penitentiaire inrichtingen (PI) Contact opnemen met PI en gesloten centra
en navraag doen naar:
- Huidige situatie?
- Generator aanwezig?
- Werking generator?
- Brandstof voor hoeveel uur?
- Problemen beveiliging?
- Catering / maaltijdvoorziening /
drinkwater?
- Andere problemen?
22
Evenementen:
Zijn er evenementen
gaande?
Zijn er evenementen
gepland?
- Analyse gevolgen stroomstoring
voor evenement;
- Gevolgen voor openbare orde?
- Evenement afgelasten door
burgemeester?
Brand:
Door gebruik van alternatieve verlichting (kaarsen,…) verhoogd brandrisico
Verhoogde waakzaamheid en
personeelbezetting van brandweer.
Publieke communicatie De gebruikelijke media voor
communicatie aan de bevolking
(internet, TV en telefoon) kunnen
door de stroomuitval onbeschikbaar
zijn.
Burgers informeren via:
- Radio
- Omroepwagen
- Flyers
- Deur aan deur communicatie
- Oprichten meld- en infopunten
Mobiliteit Wegverkeer:
Uitval van verkeersregelinstallaties,
bruggen kunnen niet meer omhoog /
naar beneden en slagbomen blijven
in gesloten stand.
De ventilatie en het wegpompen van
water kan in verkeerstunnels
uitvallen.
In kaart brengen verkeerssituatie.
Ter voorkoming van ongelukkenzorgen voor
een begeleiding van het verkeer op
gevaarlijke kruispunten.
Daar waar nodig het verkeer omleiden.
Indien nodig voor de veiligheid
verkeerstunnels afsluiten.
Openbaar vervoer:
Indien de voedingspunten geen
stroom meer ontvangen valt het
metroverkeer, het tramverkeer en/of
het treinverkeer stil
Controleren of er treinen in de zone zijn
stilgevallen.
De veiligheid en gezondheid van de reizigers
garanderen.
De openbare vervoersmaatschappijen
opdragen om te zorgen voor evacuatie van
de reizigers en de inzet van bussen.
23
Water Drinkwater:
Drukdaling en geleidelijke uitval van
de bevoorrading
In hoogbouw onmiddellijke
onderbreking wegens uitval
hydrofoorinstallaties.
- Zelfredzaamheid burgers
(bevoorrading via winkels en
drankdistributiecentra,
bevoorrading buiten de zone,
consumptie andere dranken,…).
- Selectieve organisatie van
drinkwaterbedeling: voor mensen
en instellingen in nood.
Sanitair:
Mogelijk werken de rioleringspompen
niet meer. Dit kan bij hevig
regenweer leiden tot overstort.
Indien nodig het (laten) leegpompen van
rioleringsputten.
Bluswater:
Uitval sprinklerinstallaties.
Uitval hydroforen voor bluswater in
hoge gebouwen
Informatie meegeven met uitrukkende
brandweer.
Waterbeheer:
Door uitval van pompsystemen langs
binnenwateren en het niet
functioneren van bepaalde gemalen
en stuwen kan er een verhoogd
risico zijn op overstromingen.
- Extra waakzaamheid.
- Indien nodig wegpompen van
overtollig water.
Gevaarlijke industrie De plotse uitval van de
stroomvoorziening verhoogt het
risico op industriële ongevallen.
Contact opnemen met seveso-bedrijven in
de zone en navraag doen naar de veiligheid
van de installaties.
Temperatuur
Winter:
Door de elektriciteitsuitval zullen veel
verwarmingsinstallaties niet langer
werken. Bij zeer lage temperaturen
en een lange duur van stroomuitval
kan dit voor kwetsbare groepen
problemen opleveren.
- Controle kwetsbare groepen.
- Verspreiden van dekens.
- Indien nodig voor bewoners een
verwarmde openbare ruimte
voorzien (door middel van hete
luchtkanonnen,…).
Zomer:
Door uitval van koelkasten kunnen
voedsel en medicijnen, bij een
verstoring van lange duur, bederven.
In de communicatie naar de bevolking
meenemen:
Koelkasten en diepvriezers zoveel mogelijk
dicht houden.
24
3.2.2. Operationele coördinatie
De taken die de disciplines in het geval van een langdurige elektriciteitspanne ter harte zullen moeten nemen, kunnen
zeer divers zijn van aard en verspreid zijn over het hele grondgebied. Veel van deze taken zullen bovendien
monodisciplinaire taken zijn. Dit maakt dat het beheer van een noodsituatie voortkomend uit een elektriciteitspanne
niet steeds de oprichting van een CP-Ops zal noodzaken. In vele gevallen zal de algemene informatie-uitwisseling en
de afstemming tussen de disciplines kunnen gebeuren binnen het coördinatiecomité of via ad hoc overlegmomenten.
Dit neemt echter niet weg dat indien voor de uitvoering van één of meerdere maatregelen een multidisciplinaire
coördinatie vereist is, de oprichting van een CP-Ops en de aanduiding van de discipline die de functie van Dir-CP-Ops
op zich neemt, aangewezen blijft.
Het zal met andere woorden afhangen van de aard van de gevolgen en de te nemen maatregelen die maakt of de
oprichting van een CP-Ops al dan niet wenselijk is. Dit is echter moeilijk op voorhand te voorspellen en zal dus op het
moment van de noodsituatie geanalyseerd en ingeschat moeten worden.
Indien beslist wordt tot de oprichting van een CP-Ops, kan het, gezien de diffuse aard van de uit te voeren
interventies en de geografische spreiding hiervan, in sommige gevallen aangewezen zijn om de Cp-Ops te laten
ondersteunen via lokale antennes. Deze antennes verzekeren dan de lokale operationele coördinatie van specifieke
maatregelen, bijvoorbeeld de organisatie van een onthaalcentrum,... Wanneer één of meerdere antenne(s) op die
manier worden opgesteld, worden deze gecoördineerd door de CP-Ops. Er is dan aldus een leidende CP-Ops en er
zijn ondersteunende antennes. De coördinatie tussen de CP-OPS en zijn antenne(s) kan gebeuren via
verbindingsofficieren die aan weerskanten aanwezig zijn.
4. Hoe het crisisbeheer van een elektriciteitspanne voor te bereiden?
Zoals beschreven in punt 3.1.2. is elke afnemer verantwoordelijk om op basis van zijn eigen risicoanalyse de nodige
maatregelen te treffen ten aanzien van een elektriciteitspanne. Dit geldt ook voor de bestuurlijke overheid. Gezien de
centrale coördineerde opdracht van de bestuurlijke overheid tijdens een noodsituatie is het sterk aangewezen dat elke
burgemeester en gouverneur nadenkt over hoe hij tijdens een elektriciteitspanne in staat zal zijn om hun cruciale
functies te kunnen blijven uitoefenen en welke voorafgaande en reactieve maatregelen hiertoe genomen kunnen
worden.
Voorafgaande maatregelen kunnen zowel genomen worden op infrastructureel vlak als op organisatorisch vlak.
4.1. De eigen infrastructuur
Om zijn centrale opdrachten inzake crisisbeheer te kunnen uitvoeren, is een functionerende infrastructuur
onontbeerlijk. Zonder een werkende basisinfrastructuur zal men niet in staat zijn om op basis van duidelijke informatie
en in interacties met de nodige partners het beheer van de situatie te coördineren. Bijna elke infrastructuur vereist
echter stroom.
25
Bovenal is het cruciaal dat burgemeesters en gouverneurs tijdens een elektriciteitspanne een beleidsmatige
communicatie kunnen aanhouden. Dit wil zeggen dat de burgemeester minimaal in staat moet zijn om met de
gouverneur te communiceren (en omgekeerd) en de gouverneur met het federaal crisiscentrum (en omgekeerd).
Daarnaast dient elk bestuursniveau in contact te kunnen treden met de interventiediensten. Bij het analyseren van de
werking en de weerbaarheid van het eigen crisiscentrum dienen de verschillende bestuursniveau’s dan ook na te
denken over hoe de minimale communicatielijnen tijdens een elektriciteitspanne in stand gehouden kunnen worden.
Beschikken over een functionele telecommunicatie-infrastructuur is afhankelijk van de operator waarbij men is
aangesloten, evenals de locatie van het gebouw in diens netwerk. De autonomie van het telecomnetwerk waarvan
gebruik gemaakt wordt, kan worden meegedeeld door uw operator. Om echter gebruik te kunnen maken van diens
netwerk moeten alle hierop aangesloten telecommunicatietoestellen (routers, callcenters, draagbare telefoons,…) zelf
over stroom beschikken of geen stroomnodig hebben. Dit is de verantwoordelijkheid van elke gebruiker.
Om ervoor te zorgen dat tijdens een elektriciteitspanne de beleidsmatige communicatie gegarandeerd blijft, kan het
ook nodig zijn om te kijken naar alternatieve communicatiemiddelen, zoals het gebruik van ASTRID of zelfs het
werken met koeriers19
. Het is hierbij belangrijk dat elke betrokken partner duidelijk op de hoogte is van de wijze
waarop elkeen zal communiceren in het geval de klassieke telecommunicatie-infrastructuur niet langer functioneert en
dat er een afstemming is tussen de verschillende partners.
Naast telecommunicatie is het ook wenselijk ervoor te zorgen dat de burgemeester of gouverneur voor het beheer van
een elektriciteitspanne van lange duur kan beschikken over minstens één verwarmde, verlichte en toegankelijke
vergaderzaal en dat men toegang heeft tot de eigen digitale informatiebronnen (de eigen servers, PC’s, printers,...).
De essentiële data en procedures ook in papieren versie achter de hand hebben, is dus noodzakelijk.
Er zijn verschillende mogelijkheden om ervoor te zorgen dat men tijdens een langdurige elektriciteitspanne beschikt
over een functionerende basisinfrastructuur, elk met zijn eigen voor- en nadelen. Zo kan men bijvoorbeeld gebruik
maken van een mobiel autonoom verwarmingselement (op bijvoorbeeld gas of mazout), gebruik maken van batterijen,
een vaste generator en/of een mobiele generator.
De meest doeltreffende optie is het gebruik van een vaste generator. Het voordeel hiervan is immers dat men alle
nodige infrastructuur hierop kan aansluiten (alle rode stekkers of alle infrastructuur in één bepaalde zaal,…) en dat
deze, eventueel in combinatie met een UPS, onmiddellijk van bij aanvang de stroomvoorziening overneemt. Voorts
heeft een noodgenerator het voordeel tegenover batterijen dat het via het bijvullen van de brandstof over een
ongelimiteerde autonomie beschikt.
Ook kan geopteerd worden om bij een leverancier een contract af te sluiten tot levering van een noodgenerator bij
een elektriciteitspanne. Hierbij dient men wel na te gaan of het gebouw de aansluiting van een noodstroomgenerator
toelaat en wat voor type men nodig heeft (zie bijlage II fiche inzet generator…). Voorts dient men er rekening mee te
19
De multidisciplinaire nationale gespreksgroep Coördinatiecomité van de Regering (CGCCR) uit de “Multidisciplinaire Omzendbrief,
MULTI-OPCOM 2011 betreffende het gebruik van de Astrid-multidisciplinaire gespreksgroepen en het bijhorende multi-
nummeringsplan” is een voorbeeld van hoe ASTRID aangewend kan worden voor de coördinatie van het crisisbeheer wanneer er
geen telefonisch contact mogelijk is.
26
houden dat de levering en inzet van een mobiele generator tijd vraagt en dat men in de periode ervoor aldus niet
beschikt over een werkende infrastructuur.
Gezien het voorzien van een degelijke weerbare crisisinfrastructuur geen evidentie is, kan het soms wenselijk zijn om
samen te werken met andere diensten (brandweer,…) of gemeenten om een dergelijke infrastructuur op te zetten of
te delen.
Als werkmethode wordt aangeraden om op te lijsten over welke middelen en infrastructuur voor crisisbeheer men op
dit moment beschikt, wat in het geval van een elektriciteitspanne de mogelijke noden inzake infrastructuur en
middelen voor crisisbeheer kunnen zijn en welke oplossingen hiervoor voorhanden zijn.
4.2. Business continuity planning
Om het goed functioneren van de bestuurlijke overheid tijdens een grootschalige elektriciteitspanne toe te laten, is het
noodzakelijk dat naast voorafgaande infrastructurele maatregelen er ook op organisatorisch vlak afspraken gemaakt
worden. Los van de noodplanning dient nagedacht te worden over hoe men zich tijdens een elektriciteitspanne best
organiseert en welke afspraken of voorbereidingen hiertoe gemaakt of genomen moeten worden. Het betreft hier
concrete vragen zoals:
• Hoe gaat men de leden van het coördinatiecomité oproepen wanneer het
GSM-net verzadigd of uitgevallen is en de telefoontoestellen niet functioneren?
• Indien men voorziet in het uitwijken naar een andere locatie, welke informatie
dient dan meegenomen te worden en onder welke vorm (afgedrukt, via een
laptop,…)?
• Indien men voorziet om tijdens een elektriciteitspanne gebruik te maken van
een noodgenerator, wat is de minimale autonomie van de generator, vanaf
wanneer (ifv. de tankinhoud) en op welke wijze gaat men de generator laten
bijvullen?
Voor meer informatie over wat business continuity managment is en hoe men
dit kan implementeren binnen de eigen organisatie, kan op de website van de
Algemene Directie Crisiscentrum een handleiding business continuity
managment terug gevonden worden20
.
Ook voor andere instanties is business continuity management belangrijk. Zo is het ook cruciaal dat elke discipline in
staat is om haar functioneren tijdens een grootschalige en langdurige elektriciteitspanne te organiseren. Het is de
verantwoordelijkheid van elke discipline om te voorzien in specifieke procedures en een eigen business continuity
management uit te werken. In het kader van het project nationaal noodplan Elektriciteitspanne werd op het federaal
niveau hierover al heel wat denkwerk verricht. Aan de leden van de disciplines wordt best gevraagd om binnen hun
eigen organisatie hier meer informatie over in te winnen. Het is verder ook sterk aangeraden om binnen de
veiligheidscel te bespreken welke procedures en acties er binnen elke discipline bestaan voor de omgang met een
20
Deze handleiding vindt u op de volgende URL: http://www.crisis.ibz.be/index.php?option=com_content&task=view&lang=nl&id=217
27
uitval van elektriciteit, ICT of telecom en welke pijnpunten er volgens hen hieromtrent nog resten. Zodoende kan men
gezamenlijk zoeken naar oplossingen voor problemen waarmee elkeen geconfronteerd kan worden.
4.3. Noodplanning
Het beheer van een elektriciteitspanne van lange duur vereist de betrokkenheid van een veelheid aan actoren en het
implementeren van een aantal specifieke maatregelen. Om ervoor te zorgen dat tijdens het beheer van een dergelijke
noodsituatie de juiste personen snel bereikt kunnen worden en doelgerichte maatregelen genomen en goed
georganiseerd kunnen worden, wordt in navolging van het nationaal noodplan elektriciteitspanne aan de gouverneurs
gevraagd om een BNIP Elektriciteitspanne op te stellen21
. Aan de burgemeesters wordt aangeraden om het scenario
van een langdurige elektriciteitspanne op te nemen in de eigen noodplanning. Het resultaat hiervan kan een bijlage
zijn aan het ANIP of een BNIP Elektriciteitspanne.
4.3.1. Afstemming met de distributienetbeheerder(s).
Zoals reeds gestipuleerd in hoofdstuk 3 vormt bij een elektriciteitspanne de distributienetbeheerder het eerste
aanspreekpunt voor de burgemeester of gouverneur. Het is de distributienetbeheerder die informatie kan verschaffen
over de aard en de ernst van de verstoorde elektriciteitsbevoorrading. Het is ook de distributienetbeheerder die
informatie kan verschaffen over de risico’s van haar eigen infrastructuur en de aandachtspunten bij een interventie in
de nabijheid van dergelijke infrastructuur22
. Het is aldus belangrijk dat de overheid en de distributienetbeheerder(s)
elkaar in geval van een incident makkelijk en snel kunnen vinden.
Interactieschema overheden ↔ elektriciteitsactoren:
21
voor meer informatie hierover zie Deel 2: Nationaal noodplan Elektriciteitspanne, hoofdstuk 4.4.3. 22
Indien een provinciale fase afgekondigd wordt wegens een verstoorde elektriciteitsbevoorrading waarvan de oorzaak gelegen is op het niveau van het transmissienet of de productie, kan de distributienetbeheerder, op eigen initiatief of op vraag van de gouverneur, aan ELIA vragen dat ook zij een vertegenwoordiger stuurtnaar het coördinatiecomité. Wanneer echter meerdere provincies getroffen zijn door een verstoorde elektriciteitsbevoorrading, wordt aan de gouverneurs aangeraden om het contact met de elektriciteitssector enkel te laten verlopen via de distributienetbeheerders.
28
Gezien de centrale rol van de distributienetbeheerder(s) bij het beheer van een noodsituatie voortkomend uit een
elektriciteitspanne, is het aangeraden om reeds tijdens de noodplanning goede samenwerkingsverbanden op te
zetten.
Om het onderscheid tussen belangrijke en onbelangrijke incidenten te maken, worden tussen de
burgemeester/gouverneur en de distributienetbeheerder(s) best duidelijke notificatieprocedures afgesproken en dit om
te vermijden dat er te veel, te weinig of onduidelijk genotificeerd wordt.
Bij wijze van voorbeeld: tussen de Nationaal Crisiscentrum en Elia werd een notificatieprocedure afgesproken waarbij
Elia steeds het Nationaal Crisiscentrum verwittigt wanneer Elia een fase van haar intern noodplan afkondigt23
.
Naast het afspreken van duidelijke notificatieprocedures worden met de distributienetbeheerder(s) ook best afspraken
gemaakt over hun rol en verantwoordelijkheden tijdens het beheer van een noodsituatie voortkomend uit een
verstoorde elektriciteitsbevoorrading. Algemeen genomen heeft de distributienetbeheerder tijdens het beheer van een
noodsituatie drie taken te vervullen:
1) Voor zover de oorzaak gelegen is binnen zijn eigen netwerk, zo snel mogelijk beperken en oplossen van de
verstoorde elektriciteitsbevoorrading;
2) De overheid informeren over de toestand van het elektriciteitsnet:
23
zie Deel 2: Nationaal noodplan Elektriciteitspanne, hoofdstuk 2.
29
- analyses verschaffen over de stand van zaken van het elektriciteitsnet en de oorzaken van haar
falen;
- analyses verschaffen inzake de werkzaamheden gericht op het verhelpen van de verstoorde
werking van het elektriciteitsnet, hun voortgang en effectiviteit;
- het aanbevelen van te nemen maatregelen, gericht op het faciliteren van het opnieuw onder stabiele
spanning brengen van het elektriciteitsnet;
- schetsen van wat met een redelijke waarschijnlijkheid op relatief korte termijn de evolutie van het
elektriciteitsnet zal zijn.
3) In overeenstemming met de strategie van discipline 5, het informeren van de bevolking over de oorzaak,
toestand en de verwachte evolutie van de verstoorde werking van het elektriciteitsnet en over de van hen
verwachte gedragingen ( geen vaatwasmachines meer laten draaien tussen 10u en 18u,…).
Om verwarring te vermijden kunnen dergelijke of gelijkaardige taakafspraken best op voorhand en formeel met de
distributienetbeheerder(s) gemaakt worden.
4.3.2. Risico’s
Om reeds op voorhand te bepalen welke instanties in het geval van een langdurige elektriciteitspanne betrokken
moeten worden bij het crisisbeheer en welke verantwoordelijkheden zij hierin dienen op te nemen, is het noodzakelijk
een zicht te hebben op de risico’s die een dergelijke noodsituatie binnen de gemeente, stad of provincie creëert en
welke maatregelen hiervoor genomen moeten worden.
Een langdurige uitval van de elektriciteitsvoorziening vormt zowel een eigen specifiek risico als een versterking van
bestaande risico’s.
Voor het in kaart brengen en het bespreken in de veiligheidscel van de risico’s en de gevoelige sites op het
grondgebied van de burgemeester of gouverneur, kan vertrokken worden van het overzicht van mogelijke impacts
zoals weergegeven in hoofdstuk 2.3. “De impact van een elektriciteitspanne” en van de tabel onder hoofdstuk 3.2.
“Beheer van de noodsituatie”. Het is echter noodzakelijk dat deze gegevens getoetst en aangevuld worden met de
eigenheden van de eigen gemeente, stad of provincie. Dit kan gebeuren op basis van de risicogegevens uit het ANIP
van de burgemeester en /of gouverneur.
Wanneer bij wijze van voorbeeld er in de gemeente, stad of provincie specifieke pomp- of sluizensystemen zijn voor
de bescherming tegen overstromingen (het “réseau démergement" van Aide te Luik) of er specifieke openbare orde
risico-elementen zijn (de diamantwijk in Antwerpen) dienen deze opgenomen te worden in het eigen risico-overzicht
elektriciteitspanne. Bij het in kaart brengen van de risico’s die een elektriciteitspanne teweeg zouden brengen , dienen
de bedreigingen voor de openbare orde, de civiele veiligheid en de volksgezondheid (overstromingen, gevaarlijke
industrie, bedreigingen van hygiënische of sanitaire aard, …) en de risico’s voor kwetsbare groepen of instellingen
(ziekenhuizen, mensen in thuiszorg, gesloten en penitentiaire instellingen, …) centraal te staan.
Bij wijze van voorbeeld:
30
Risicodomein Risico’s
Internaat X voor mensen met
visuele en motorische
beperkingen
Voedselvoorziening bewoners
Sanitaire omstandigheden
Klimatologische omstandigheden (koude/warmte)
Medische aandachtspunten
4.3.3. Noden en maatregelen
Een volgende stap in de noodplanning is het oplijsten van maatregelen die in reactie op de geïdentificeerde risico’s
genomen kunnen worden. Maatregelen kunnen zowel betrekking hebben op het hanteren van specifieke werking- en
interventieprocedures, het inzetten van specifieke middelen als het nemen van beschermingsmaatregelen.
Ook voor het bepalen van de maatregelen kan vertrokken worden van de tabel onder hoofdstuk 3.2. “Beheer van de
noodsituatie”24
. Voor het bepalen en oplijsten van de maatregelen kan het wenselijk zijn om samen te werken met de
rechtstreeks betrokken actoren. Tot deze rechtstreeks betrokken actoren kunnen ondermeer gerekend worden:
- disciplines;
- beheerders van risico-instellingen (seveso-bedrijven, havens,…) op het grondgebied;
- beheerders van kwetsbare instellingen (ziekenhuizen, gevangenissen,…) op het grondgebied;
- verleners van openbare diensten (drinkwaterleveranciers, openbare vervoersmaatschappijen, uitbaters van
het rioleringsnetwerk,…);
- zorgorganisaties (OCMW, huisartsenkring,…).
Het zijn deze organisaties die het best kunnen inschatten met welke essentiële noden zij in het geval van een
langdurige elektriciteitspanne geconfronteerd zullen worden en hoe deze noden geledigd kunnen worden. Het betreft
hier noden die niet door de betrokken actoren zelf geledigd kunnen worden en die een bijstand van overheidswege
noodzaken.
Het doel van deze fase in de noodplanning is te komen tot een oplijsting van de noden (materieel, humaan,
organisatorisch, …) en van de acties die genomen kunnen worden om deze behoeften tijdig te detecteren, te
beperken en indien mogelijk weg te werken.
Bij wijze van voorbeeld
Risicodomein Risico’s Noden Maatregelen
Internaat X voor
mensen met visuele
Voedselvoorziening
bewoners
Externe aanvoer voedsel Externe
voedselbereiding
24
Zoals gesteld is de tabel “Beheer van de noodsituatie” echter indicatief en niet-exhaustief en dient elke bevoegde overheid zelf te bepalen welke maatregelen opportuun zijn.
31
en motorische
beperkingen
Sanitaire
omstandigheden
1) Capaciteit om snel te
reageren
2) Verzekeren van de
hygiënische
omstandigheden
1) Elke 2 uur
situatierapport aan
CC
2) Aanleveren
mobiele wc’s
Klimatologische
omstandigheden
(koude/warmte)
1) Capaciteit om snel te
reageren
2) Autonome verwarmings
–elementen
1) Elke 2 uur
situatierapport aan
CC
2) Levering
warmeluchtkanon
Medische
aandachtspunten
Ademhalingsondersteunende
apparatuur (slaapapneu…)
Alternatieve
laadcapaciteit
Bij de voorbereiding van de maatregelen die bij het beheer van een elektriciteitspanne genomen kunnen worden, zijn
er twee structurele maatregelen die specifieke aandacht verdienen, met name:
1) Organisatie van de inzetten van noodstroomgeneratoren
2) Organisatie van de brandstofbevoorrading
Noodstroomgeneratoren vormen een rechtstreeks antwoord op problemen die voortkomen uit een verstoring van de
stroombevoorrading. Via de eigen elektriciteitsproductie kan een noodstroomgenerator immers het elektriciteitstekort
wegnemen daar waar het probleem zich stelt.
Vragen met betrekking tot de inzet van noodstroomgeneratoren die best al tijdens de fase van de noodplanning
behandeld worden, zijn:
Over welke middelen kan de bevoegde overheid beschikken (middelen van de eigen gemeente, middelen
van de distributienetbeheerder en middelen van de Civiele Bescherming en Defensie)?
Waar kunnen er op de private markt noodstroomgeneratoren verkregen worden (oplijsten van verhuurders
en verkopers van noodstroomgeneratoren).
Welke zijn de prioritaire sites waar het nodig zou kunnen zijn een noodstroomgenerator te installeren
(crisiscentrum, brandweerkazerne, bejaardentehuis, penitentiaire inrichting,…)?
Hoe kunnen deze middelen verkregen worden?
Hoe kunnen noodstroomgeneratoren getransporteerd worden?
Hoe kunnen noodstroomgeneratoren geïnstalleerd worden?
Hoe wordt de brandstofbevoorrading georganiseerd?
Het inzetten van een noodstroomgenerator in een gebouw is wel gebonden aan een aantal voorwaarden. In bijlage II,
“Voorzorgsmaatregelen bij het installeren van een generator” worden enkele aandachtspunten hieromtrent opgelijst.
32
Hoe groter het aantal mensen en bedrijven getroffen door een elektriciteitspanne, hoe belangrijker het wordt om
duidelijke prioriteiten te stellen met betrekking tot de inzet van generatoren. Bij een elektriciteitspanne met een groot
aantal betrokkenen (meerdere gemeenten of een grote stad) is de verwachting immers dat de vraag naar generatoren
snel het aanbod zal overtreffen. Ook de capaciteit van de Civiele Bescherming en Defensie om noodgeneratoren in te
zetten (zowel materieel als humaan) zal in het geval van een elektriciteitspanne van lange duur en grote omvang zeer
snel ontoereikend zijn. In een dergelijke noodsituatie zal het aldus de taak van de beherende overheid zijn om de
beschikbare middelen daar in te zetten waar de nood het hoogst is. Indien prioriteiten gesteld moeten worden, wordt
aangeraden om de lokaal beschikbare noodstroomgeneratoren primordiaal te reserveren voor het in stand houden
van de capaciteit van de overheid om de noodsituatie te beheren, de openbare orde te kunnen bewaren en de
veiligheid en volksgezondheid te garanderen25
. Concreet kan hierbij gedacht worden aan:
brandweer, lokale politie, diensten voor dringende medische hulpverlening;
ziekenhuizen;
gemeentelijke en provinciale crisiscentra;
instellingen van gesloten opvang.
Het organiseren van de brandstofbevoorrading vormt, naast het strategisch inzetten van noodstroomgeneratoren,
eveneens een cruciaal antwoord op de problemen die voortkomen uit een grootschalige en langdurige
elektriciteitspanne. Brandstof, meer bepaald diesel en benzine, is immers een noodzakelijke voorwaarde voor zowel
het functioneren van de disciplines (interventievoertuigen) als voor de werking van de noodstroomgeneratoren. Zoals
we zagen in hoofdstuk 2.3.2. “De socio-economische impact”, zullen de tankstations tijdens een elektriciteitspanne
niet functioneren. De benodigde brandstof is dus wel aanwezig, maar kan niet opgehaald worden. Ten einde het
crisisbeheer tijdens een elektriciteitspanne te kunnen organiseren, is het aldus nodig maatregelen te treffen om de
brandstofbevoorrading te garanderen.
Wanneer de elektriciteitspanne een kleine geografische zone bestrijkt, kan het probleem van de
brandstofbevoorrading makkelijk opgelost worden door zich buiten de geïmpacteerde zone te bevoorraden.
Indien de elektriciteitspanne een grote geografische zone bestrijkt, zullen echter meer specifieke maatregelen
genomen moeten worden. In een dergelijke situatie zal de beherende overheid ervoor moeten zorgen dat:
1) de brandstofbevoorrading op bepaalde plaatsen gegarandeerd wordt;
2) dat deze brandstof volgens prioriteiten verdeeld wordt.
Wat het eerste punt betreft, kan gedacht worden aan het plaatsen van een generator bij bepaalde pompinstallaties.
Deze pomp installaties kunnen zowel in publiek bezit zijn als van een private eigenaar.
Wat het tweede punt betreft, kan geopteerd worden om de brandstof prioritair te reserveren voor:
1) de voertuigen van de disciplines
en
2) de bevoorrading van de generatoren noodzakelijk voor het in stand houden van de capaciteit van de
overheid om de noodsituatie te beheren, de openbare orde te kunnen bewaren en de veiligheid en
volksgezondheid te garanderen, zoals hierboven beschreven.
25
Vele vitale of gevoelige instellingen zoals ziekenhuizen en gevangenissen bezitten noodstroomgeneratoren. Het is echter niet uit
te sluiten dat deze niet aanspringen, kapotgaan of het om een instelling gaat die er toch geen bezit.
33
Het is wenselijk om reeds tijdens de noodplanning te bekijken welke sites hiervoor in aanmerking komen en op welke
wijze deze brandstofbevoorrading georganiseerd kan worden. Bij de bepaling van de in aanmerking komende sites
voor het garanderen van de brandstofbevoorrading dient men rekening te houden met zowel de aansluitbaarheid van
een generator op de pompinstallaties en met de mogelijkheid om een toegangscontrole tot de installaties in te stellen
(om de verdeling volgens prioriteiten van de brandstof toe te laten).
4.3.4. Middelen en verantwoordelijkheden
Eens de risico’s bepaald zijn en de noden en de wenselijke maatregelen werden gedetecteerd, dient bekeken te
worden of de middelen (humaan, materieel en/of organisatorisch) voor de maatregelen beschikbaar zijn en wie
verantwoordelijk is voor de organisatie van hun uitvoering. Voor het zoeken van de nodige middelen dient zowel
gekeken te worden naar de eigen middelen, de middelen van de disciplines, de middelen van de partners als naar
middelen beschikbaar op de private markt. De bedoelinghiervan is te komen tot een duidelijke oplijsting van de
middelen die beschikbaar zijn en te weten waar deze beschikbaar zijn.
Op basis van de risico’s, de noden en de beschikbare middelen kunnen er prioriteiten gesteld worden.
Om een vlotte activatie en inzet van de maatregelen tijdens het crisisbeheer toe te laten, is het belangrijk dat tijdens
de noodplanning bepaald wordt wie verantwoordelijk is voor de organisatie van elke maatregel. Zowel bij het bepalen
van de maatregelen, de middelen als de taken is het belangrijk dat de verantwoordelijkheden van elkeen (private en
publieke instellingen, publieke dienstverleners, burgers, …) gerespecteerd blijven. Zelfredzaamheid staat hierbij
voorop. Bij wijze van voorbeeld, het is niet omdat een bejaardentehuis bij een elektriciteitspanne niet langer warme
maaltijden kan serveren dat de overheid onmiddellijk bereide maaltijden moet leveren. Het is in eerste instantie de
verantwoordelijkheid van het bejaardentehuis om alternatieven te zoeken. In de samenwerking met de betrokken
partners, in preventiecampagnes …, is het belangrijk deze boodschap van zelfredzaamheid duidelijk te benadrukken.
Slechts wanneer wegens de overmacht van de situatie en ondanks alle initiatieven genomen door de organisaties,
instellingen, bedrijven, … er een reële bedreiging is voor de openbare orde, de civiele veiligheid en/of de
(volks)gezondheid, heeft de beherende overheid een rechtstreekse verantwoordelijkheid. Vanuit dit opzicht kan het
wenselijk zijn om in eerste instantie een aantal maatregelen te bepalen die er voor moeten zorgen dat de beherende
overheid de vinger aan de pols houdt en aldus op tijd problemen kan detecteren, zonder onmiddellijk te interveniëren.
Dit kan bijvoorbeeld gebeuren door als maatregel in te schrijven dat bij een elektriciteitspanne met een verwachte
duur van >8 uur er op regelmatige tijdstippen contact wordt opgenomen met de gesloten en /of penitentiaire
instellingen in de getroffen zone voor een stand van zaken.
Bij het voorbereiden van maatregelen en de toewijzing van hun organisatie, dient er steeds over gewaakt te worden
dat hun uitvoering realiseerbaar is. De aangewezen instantie (voor het leegpompen van riolen of het controleren van
mensen in thuiszorg,…) moet immers tijdens de panne bereikbaar zijn en over de nodige middelen (humaan,
organisatorisch en materieel) en kennis beschikken om de toegewezen opdracht daadwerkelijk uit te voeren. Het kan
daarom aangewezen zijn om ook het plannen van de maatregel en de toewijzing van haar organisatie in overleg te
doen met de betrokken instantie. Het is hoe dan ook belangrijk dat elkeen op voorhand op de hoogte is van wat van
hem verwacht kan worden.
34
Heel dit proces dient te resulteren in een overzicht van
1) de risico’s;
2) de noden die voortkomen uit de risico’s;
3) de maatregelen die in reactie op deze noden genomen kunnen worden;
4) de middelen die voor de uitvoering van deze maatregelen beschikbaar zijn en ontbreken;
5) de instantie die verantwoordelijk is voor de organisatie van de maatregel en hoe deze te bereiken is.
Bij wijze van voorbeeld:
risicodom
ein
Risico’s Noden Maatregelen Middelen Organisere
nde
instantie
Internaat X
voor
mensen
met visuele
en
motorische
beperkinge
n
Voedselvoorzieni
ng bewoners
Externe aanvoer voedsel Externe
voedselbereiding
X gasvuren
X soeppotten
X personeel
OCMW
Sanitaire
omstandigheden
1) Capaciteit om snel te
reageren
2) Verzekeren van de
hygiënische
omstandigheden
1) Elke 2 uur
situatierapport
aan CC
2) Aanleveren
mobiele wc’s
1) 1 wagen & 1
persoon
2) X mobiele
WC’s van
bedrijf Y
1) Internaat
2) Technisch
e dienst
Klimatologische
omstandigheden
(koude/warmte)
1) Capaciteit om snel te
reageren
2) Autonome
verwarmings -
elementen
1) Elke 2 uur
situatierapport
aan CC
2) Levering
warmeluchtkanon
1) 1 wagen & 1
persoon
2) Warmelucht-
kanon bedrijf Z
1) Internaat
2) Technisch
e dienst
Medische
aandachtspunten
Ademhalingsondersteun
ende apparatuur
(slaapapneu,…)
Alternatieve
laadcapaciteit
1)
Reservebatterijen
2)
Stroomgenerator
1)
Technisc
he dienst
Om de operationele toepasbaarheid te garanderen, dienen de voorziene maatregelen uiteindelijk vervat te worden in
duidelijke en werkbare procedures.
35
4.4. Voorafgaande en voorbereidende informatie aan de bevolking
Tijdige en correcte informatie aan de betrokken bevolking is essentieel bij een noodsituatie. Door die feitelijke
informatie kan de burger zich een oordeel vormen over de situatie en ernaar handelen.
Door de grote afhankelijkheid van energie kan worden verwacht dat bij een (langdurige) stroompanne hinder zal
ontstaan in verschillende domeinen: thuis, op het werk en op straat. Ook de informatievoorziening kan in het gedrang
komen, niet enkel aan de zenderzijde maar zeker ook aan de ontvanger-zijde. Televisietoestellen zullen niet meer
werken, enkel autoradio’s en radio’s op batterijen zullen nog kunnen ontvangen en ook de batterijcapaciteit van GSM-
toestellen of laptops is niet oneindig.
Gelet op deze extra moeilijkheid tot het verstrekken van informatie en het grote aantal domeinen waarop een
stroompanne onze routine kan beïnvloeden, is een voorafgaande informatie aangewezen. Hiermee zal de
stroompanne niet worden opgelost, maar het laat toe om vooraf duidelijk aan te geven wat mogelijke problemen
kunnen zijn, wat van de bevoegde diensten (niet) kan worden verwacht en wat de bevolking zelf kan doen.
Eerder in deze gids is al aangegeven om de boodschap van zelfredzaamheid duidelijk te benadrukken in de
samenwerking met de betrokken partners, in preventiecampagnes, … . Die zelfredzaamheid kan pas goed ingevuld
worden als vooraf een duidelijke informatie wordt meegegeven over het risico en de impact ervan, de opdrachten en
beperkingen van de bevoegde diensten en het gewenste handelingsperspectief van de bevolking (voor, tijdens en na
een stroompanne).
Naast de organisatie van een voorafgaande informatie aan de bevolking en sensibilisering tot voorbereidende
maatregelen, is ook een specifieke voorbereiding van de eigen werking vereist. De gebruikelijke
communicatiekanalen en –middelen (zoals computer, e-mail, …) kunnen immers (tijdelijk) niet bruikbaar zijn. Daarom
is het zinvol om op geregelde momenten na te gaan of de essentiële middelen ook zonder stroom beschikbaar zijn:
het monodisciplinair interventieplan Informatie, een afgedrukte versie van een actuele perslijst, vooraf bepaalde
(korte) communicatieboodschappen voor omroepwagens, nadenken over alternatieve communicatiemanieren (
infoloketten…), …
36
DEEL 2: NATIONAAL NOODPLAN ELEKTRICITEITSPANNE
VAN GROTE OMVANG
In dit hoofdstuk worden de belangrijkste elementen uit het Nationaal noodplan Elektriciteitspanne van grote omvang
op een rij gezet en worden een aantal elementen relevant voor de lokale overheden extra toegelicht. Voor een
volledig overzicht strekt het desondanks tot aanbeveling om het volledig nationaal noodplan Elektriciteitpanne van
grote omvang aandachtig door te nemen.
1. Doel en toepassingsgebied
Het nationaal noodplan Elektriciteitspanne van grote omvang heeft tot doel de coördinatie van de maatregelen te
verzekeren die genomen moeten worden om:
- het herstel van de elektriciteitsbevoorrading te faciliteren;
- de negatieve gevolgen van de uitval van de vitale infrastructuur en diensten zo veel mogelijk op te vangen en
te beperken.
Ongeacht of de oorzaak van de storing nationaal of internationaal is of zich situeert op het niveau van het
hoogspanningsnet of van de elektriciteitsproductie, wordt dit plan, in de federale fase, toegepast bij een
elektriciteitspanne:
met een belastingsverlies in een in een geconcentreerde zone ≥ 250 Megawatt (MW) en die naar inschatting
van Elia een verwachte duur heeft ≥ 8 uur;
afkondiging van fase E3 van het intern noodplan van ELIA ten gevolge van een black-out.
waarvan de gevolgen van dien aard zijn dat één of meerdere criteria voor de afkondiging van de federale
fase zoals beschreven in het KB van 31 januari 2003 tot de vaststelling van het noodplan voor de
crisisgebeurtenissen en –situaties die een coördinatie of een beheer op nationaal niveau vereisen, vervuld
zijn.
Het nationaal noodplan is in eerste instantie niet van toepassing op stroompannes die zich situeren op het niveau van
de distributienet. De coördinatie bij stroompannes die zich situeren binnen het distributienet gebeurt op het niveau van
de burgemeester of de gouverneur.
Dit sluit echter niet uit dat de gouverneur, indien nodig, een beroep kan doen op de federale overheid om een federale
ondersteuning of coördinatie te verzekeren.
2. Notificatie
37
2.1. Notificatie door de transmissienetbeheerder
Hoewel er verschillende actoren betrokken zijn bij de Belgische elektriciteitsbevoorrading is het de Belgische
transmissienetbeheerder Elia die de notificatie uitstuurt aan het Nationaal Crisiscentrum van (dreigingen tot)
incidenten die een invloed kunnen hebben op de elektriciteitsbevoorrading via het hoogspanningsnet.
De notificatieprocedure die tussen het Nationaal Crisiscentrum en Elia afgesproken werd, is gebaseerd op het intern
noodplan van de Belgische transmissienetbeheerder. Meer bepaald notificeert Elia telefonisch het Nationaal
Crisiscentrum bij elke fase-afkondiging van haar intern noodplan (E1, E2 en E3)26
. Elia verschaft bij deze notificatie
het Nationaal Crisiscentrum zo snel mogelijk de volgende informatie:
Wat de oorzaak is voor de afkondiging van de betreffende fase van het intern noodplan (aard van het
incident of de dreiging)?
Wat de impact van het incident is, met name of het gaat om:
a. Verhoogd risico op een verstoring van de stroomvoorziening
b. Dreiging tot schaarste
c. Effectieve schaarste
d. Elektriciteitspanne
Indien er sprake is van schaarste of dreiging tot :
- de hoeveelheid belasting in risico (# MW);
- de geografische situering en reikwijdte;
- de verwachte duur / frequentie van het onevenwicht;
Indien er sprake is van een stroomonderbreking :
- de hoeveelheid belastingsverlies (# MW);
- de geografische situering en reikwijdte;
- de verwachte duur van de panne;
De telefonische notificatie van Elia aan het Nationaal Crisiscentrum wordt vervolgens nog eens per fax bevestigd27
.
2.2. Informatieverspreiding door het Nationaal Crisiscentrum
Nadat het Nationaal Crisiscentrum van Elia een notificatie heeft ontvangen, stuurt het onmiddellijk per fax de
ontvangen informatie door naar haar partners, ongeacht of het een antwoord heeft verkregen op alle vragen vermeld
in punt 2.1. Tot de te informeren partners behoren:
De ministers bevoegd voor Binnenlandse Zaken en Energie;
De gouverneurs;
De disciplines (100/112 centrales, FOD Volksgezondheid, DAO van de Federale Politie, Civiele Bescherming
en Defensie);
26
In het intern noodplan van Elia betekent E1 een vooralarm, E2 een gedeeltelijke mobilisatie en E3 een volledige mobilisatie. 27
De typefax die ELIA bij notificatie naar het Nationaal Crisiscentrum stuurt vind men terug in bijlage III.
38
De publieke instellingen bevoegd voor sectoren waarvan een verstoorde werking ten gevolge van een
elektriciteitspanne een grote maatschappelijke impact zou hebben (de Gewesten, de FOD Economie, KMO,
Middenstand en Energie, de FOD Mobiliteit en Vervoer, de FOD Justitie en het Belgisch Instituut voor Post
en Telecommunicatie).
In het geval dat de notificatie die het Nationaal Crisiscentrum van Elia ontvangt, betrekking heeft op een
elektriciteitspanne of een schaarste, zal de permanentie van het Nationaal Crisiscentrum de gouverneurs op wiens
grondgebied de panne of de schaarste zich manifesteert ook onmiddellijk telefonisch verwittigen.
2.3. Notificatieschema
3. Opvolging, vooralarm en alarm
Een notificatie van het Nationaal Crisiscentrum door de Belgische transmissienetbeheerder kan leiden tot drie soorten
acties van het Nationaal Crisiscentrum:
Opvolging
Vooralarmering
39
Alarmering
De acties die het Nationaal Crisiscentrum neemt in navolging van de notificatie door Elia, komen steeds voort uit een
analyse, op basis van de beschikbare informatie, van het incident of de dreiging, haar gevolgen op het vlak van de
elektriciteitsbevoorrading en de verwachte evolutie van de situatie.
3.1. Opvolging
Bij een opvolging van de situatie neemt het Nationaal Crisiscentrum notie van de notificatie door Elia, verzamelt het,
indien nodig, bijkomende informatie en houdt zich op de hoogte van de evolutie van de situatie.
Een opvolging door het Nationaal Crisiscentrum, impliceert dat het incident of de dreiging die aan de oorsprong van
de notificatie ligt, de afkondiging van de federale fase van het noodplan niet noodzaakt, noch dat verwacht wordt dat
de evolutie van de situatie een afkondiging van de federale fase op korte termijn zal noodzaken.
Indien de evolutie van de situatie dit vereist, kan het Nationaal Crisiscentrum steeds bijkomende maatregelen nemen
of overgaan tot de afkondiging van het vooralarm of alarm.
3.2. Vooralarm
Het vooralarm van de federale fase stemt overeen met een noodsituatie of met gebeurtenissen die waarschijnlijk het
voorwerp zullen zijn van een coördinatie vanuit de federale fase, maar die, in hun aanvangstadium, geen coördinatie
of beheer op nationaal vlak vereisen. Het vooralarm kan dan ook aanzien worden als een waakzaamheidfase,
waarbij de personen die betrokken kunnen worden bij het federaal crisisbeheer ingelicht worden over de situatie en
verwittigd worden dat zij mogelijks teruggeroepen worden in hun functie. Op het moment dat het vooralarm verspreid
is, dienen de voorgealarmeerde personen reeds de nodige maatregelen te treffen en de nodige informatie te
verzamelen zodat zij, indien nodig, de van hen verwachte taken in de federale fase kunnen vervullen.
Bij de afkondiging van het vooralarm notificeert het Nationaal Crisiscentrum deze beslissing eveneens aan Elia, de
gouverneurs en de oproepcentra 100/112.
De afkondiging van het vooralarm betekent verder dat een expert van Elia naar het Nationaal Crisiscentrum komt om
er het federaal crisiscentrum te ondersteunen in de analyse van de situatie en de opvolging van haar evolutie.
Drie situaties kunnen aanleiding geven tot de afkondiging van het vooralarm
de afkondiging van een provinciale fase (mede) ten gevolge van een regionale elektriciteitspanne;
een aanzienlijke en imminente dreiging voor het Belgisch elektrisch systeem die aanleiding geeft tot
de afkondiging van de fase E2 of E3 van het intern noodplan van Elia);
een frequentiestoring waardoor het afschakelplan in werking is getreden met als gevolg dat zones
verspreid over het land van het midden- en hoogspanningsnet werden afgeschakeld.
40
3.3. Alarm
De afkondiging van het alarm betekent de afkondiging van de federale fase van het crisisbeheer.
De beslissing tot de afkondiging van de federale fase wordt genomen door de minister van Binnenlandse Zaken.
Indicatief, kan tot de opstart van de federale fase ondermeer beslist worden:
op vraag van een gouverneur of een minister;
bij een grote stroomonderbreking (≥250MW) in een geconcentreerde zone die volgens inschatting van
Elia een verwachte duur heeft langer dan 8 uur;
bij een notificatie door Elia van een black-out.
Voor de afkondiging van de federale fase blijven uiteraard ook de andere criteria zoals vermeld in het KB van 31
januari 2003 onverminderd van toepassing.
De afkondiging van de federale fase brengt mee dat het Nationaal Crisiscentrum de leden van de verschillende
crisiscellen oproept om naar het Nationaal Crisiscentrum te komen.
Bij de afkondiging van het alarm notificeert het Nationaal Crisiscentrum eveneens deze beslissing aan Elia, de
gouverneurs en de oproepcentra 100 / 112.
De afkondiging van het alarm leidt ertoe dat in de zone waar de noodsituatie en haar gevolgen zich manifesteert, de
provinciale en gemeentelijke coördinatiecomités geactiveerd worden.
3.4. Alarmeringsschema
41
4. Organisatie van het federaal crisisbeheer
4.1. Verantwoordelijkheden van Elia
Elia is verantwoordelijk voor de leiding van de operaties op de sites of ten aanzien van de infrastructuur van de
beheerder van het Belgische hoogspanningsnet in geval van een dreiging, incident of ongeval dat aanleiding geeft tot
de afkondiging van het interne noodplan. Het is de opdracht en de verantwoordelijkheid van Elia om alle handelingen
te stellen die het nodig acht om het Belgisch elektriciteitsnet in haar geheel zo snel mogelijk opnieuw onder een
stabiele en kwalitatieve spanning te brengen. Hiertoe beheert en herstelt het de eigen infrastructuur en zorgt het voor
overleg en afstemming met de betrokken producenten, distributienetbeheerders, afnemers rechtstreeks aangesloten
op het Belgisch hoogspanningsnet en buitenlandse transmissienetbeheerders
De voorzitter van de beleidscel kan evenwel op elk ogenblik, in overleg met de beheerder, maatregelen nemen om
een noodsituatie op de sites in beheer van de transmissienetbeheerder en/of rechtsreeks gerelateerd aan de
Belgische hoogspanningsinfrastructuur aan te pakken. Dit kan hij doen wanneer de openbare orde of de veiligheid
van de bevolking dat vereist.
42
4.2. Federale structuur en organisatie
Door de afkondiging van de federale fase van coördinatie en beheer van de noodsituatie worden er binnen het
Nationaal Crisiscentrum verschillende organen geactiveerd die de uitwerking van de nationale coördinatie zullen
verzekeren: een evaluatiecel, een beleidscel en een informatiecel. Op vraag van de beleidscel kan ook de socio-
economische cel geactiveerd worden.
Elke cel neemt een bepaald aspect van het federaal crisisbeheer voor haar rekening en heeft dan ook haar eigen
specifieke opdrachten. Via deze verschillende cellen kan het Nationaal Crisiscentrum op basis van correcte informatie
anticiperen op de evolutie van de noodsituatie, gepaste beslissingen nemen, deze beslissingen communiceren naar
de bevolking en de uitvoering en doeltreffendheid van de maatregelen opvolgen.
Hieronder wordt een overzicht gegeven van de opdrachten van de verschillende federale crisiscellen in het geval van
een grootschalige elektriciteitspanne.
De evaluatiecel
43
Algemeen heeft de evaluatiecel als opdracht het evalueren van de noodsituatie, haar impact en evolutie en het
aanbevelen van te nemen maatregelen. In de evaluatiecel zetelen dan ook niet de beleidsmakers of managers,
maar veelal de technici en experten. Het doel van de evaluatiecel is ervoor te zorgen dat de beleidscel op basis van
de juiste, technische gegevens, en op basis van concrete voorstellen doelgerichte beslissingen kan nemen.
In het geval van een grootschalige elektriciteitspanne vallen de opdrachten van de evaluatiecel uiteen in drie delen:
1) de analyse en opvolging van de elektriciteitsbevoorrading en de problemen hiermee;
2) de analyse, de opvolging en het beheer van de middelen en infrastructuur noodzakelijk voor het federaal
crisisbeheer (communicatie-infrastructuur, werking interventiediensten, federaal crisiscentrum,...);
3) de voorbereiding, de coördinatie en de opvolging van de door de beleidscel besliste maatregelen waarin
federale middelen en diensten ingezet worden.28
Het eerste pakket taken wordt uitgevoerd door technici van Elia en van de FOD Economie, KMO, Middenstand en
Energie, directie Energie. Takenpakketten twee en drie worden uitgevoerd door vertegenwoordigers van de
disciplines, het CGGCR en de vertegenwoordigers van de telecommunicatiesector (ASTRID en het BIPT).
De beleidscel
Zonder afbreuk te doen aan de bevoegdheden van de eerste minister en de ministerraad, is tijdens het federaal
beheer van een noodsituatie de beleidscel het hoogste orgaan. Het is de beleidscel die de algemene strategie
opstelt ten aanzien van de noodtoestand, de fundamentele beslissingen neemt en beleidsverantwoordelijk is. In de
beleidscel zetelen dan ook de betrokken ministers of hun vertegenwoordigers.
Voor het nemen van haar beslissingen baseert ze zich op de informatie en adviezen van de evaluatiecel, van de
betrokken overheidsdiensten, van de betrokken gewesten en gemeenschappen, op de terreinrapporten van de
gouverneurs en, indien van toepassing, op de adviezen van de socio-economische cel. Zij staat in voor de
algemene coördinatie van het crisisbeheer.
Wanneer een noodtoestand in een provinciale fase wordt beheerd, kan, indien nodig, een federale ondersteuning
georganiseerd worden. Een dergelijke federale ondersteuning belast zich met:
- het verzorgen van de link tussen Elia en de betrokken gouverneurs;
- de coördinatie van de ingezette federale middelen;
- het internationale luik;
- ondersteuning verschaffen in de communicatie aan de bevolking.
De informatiecel
De informatiecel organiseert op nationaal niveau de coördinatie van de informatie aan de bevolking. Ze zorgt
eveneens voor de overeenstemming met de activiteiten qua crisiscommunicatie op provinciaal niveau en met elke
bevoegde overheid in geval van een noodsituatie.
28
Een gedetailleerde opsomming van de taken van de evaluatiecel kan teruggevonden worden in het Nationaal noodplan
Elektriciteitspanne van grote omvang.
44
De informatiecel heeft tot taak de situatie vanuit een communicatieoogpunt continu te evalueren en voorziet de
crisisbeheerders van communicatieadvies. Ze bereidt eveneens de communicatieactiviteiten voor
(perscommuniqués, persbriefing, persconferentie, website,…) ten behoeve van het crisisbeleid.
Door het opstarten van de informatiecel zijn samenwerking, overleg en harmonisering mogelijk om een gepaste
informatie aan de bevolking uit te werken. Het communicatiebeleid eigen aan elke betrokken overheid en dienst
moet aansluiten bij het gemeenschappelijk communicatiebeleid dat door de infocel is uitgewerkt en dat door de
beleidscel is goedgekeurd.
Daartoe wordt op beleidsmatig vlak overeenstemming bereikt over de momenten waarop, door wie, wat
gecommuniceerd zal worden, hoe via tussentijdse briefings en persberichten de media informatie ontvangen, wie
woordvoerder is namens de beleidscel, ….
De informatiecel staat dan ook in regelmatig contact met de communicatiecel van de transmissienetbeheerder met
het oog op de coördinatie van de informatie die de transmissienetbeheerder aan de bevolking geeft inzake de
oorzaak van de panne, de huidige situatie van het elektriciteitsnet en de verwachte evolutie hiervan, en dit om de
bevolking ondubbelzinnig te informeren.
De socio-economische cel
In tegenstelling tot de andere cellen wordt de socio-economische cel niet automatische geactiveerd bij de
afkondiging van de federale fase, maar enkel op specifieke vraag van de voorzitter van de beleidscel.
Indien geactiveerd is de socio-economische cel belast met de analyse van de socio-economische domino-effecten
van de noodsituatie en de getroffen maatregelen (bijvoorbeeld de impact die de uitval van de waterbevoorrading
heeft op de werking van de ziekenhuizen in de getroffen zone).
Om deze opdrachten uit te voeren wordt de socio-economische cel samengesteld uit de overheidsdiensten bevoegd
voor de betrokken socio-economische sector. Bij een elektriciteitspanne zijn dit in eerste instantie de FOD
Economie, KMO, Middenstand en Energie, experts van de betrokken gewesten voor het bevoegdheidsdomein
drink- en afvalwater, het FAVV, de FOD Justitie, de FOD Mobiliteit en Vervoer, de FOD Financiën, de FOD
Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg, de FOD Volksgezondheid en Defensie.
De departementale crisiscellen
In uitvoering van het Koninklijk Besluit van 31 januari 2003 tot vaststelling van het noodplan voor de
crisisgebeurtenissen en –situaties die een coördinatie of een beheer op nationaal niveau vereisen, dient elke FOD
over een de departementale crisiscel te beschikken. Tijdens de federale fase van het crisisbeheer dienen de bij het
crisisbeheer betrokken FOD’s hun departementaal crisiscentrum te activeren. Deze departementale crisiscellen
verzorgen de informatieve en organisatorische ondersteuning van hun vertegenwoordiger(s) in de federale
crisiscellen (hun minister, expert, liaison, …). Zij coördineren de informatieverzameling en verzekeren de
implementatie van de door de beleidscel besliste maatregelen binnen de sectoren die ressorteren onder hun
45
bevoegdheid. De departementale crisiscellen staan dan ook in permanent contact met hun vertegenwoordiger(s) in
de federale crisiscellen.
4.3. Specifieke beheersmaatregelen
Tijdens het beheer van een noodsituatie verenigt de beleidscel een veelheid aan bevoegdheden, die haar toelaten
om, indien nodig, een groot aantal beheers– en beschermingsmaatregelen te treffen. Tot deze beheers –en
beschermingsmaatregelen behoren ondermeer:
- het vastleggen van prioriteiten in de hulpverleningsoperaties;
- het herverdelen van de beschikbare middelen van de natie;
- het opvorderenvan goederen en diensten;
- het beperken of reserveren van de consumptie van bepaalde goederen en diensten, inclusief de
consumptie van elektriciteit;
- het evacueren van de bevolking in een bepaalde zone;
- het opzetten van meld– en informatiepunten gericht op het faciliteren van de communicatie tussen
de overheid en de burgers.
Het beheer van een elektriciteitspanne van grote omvang kan ook een aantal meer specifieke maatregelen vereisen.
Tijdens de redactie van het nationaal noodplan elektriciteitspanne van grote omvang werd een procedure voorbereid
die door de ministers van Economische Zaken en Energie, indien nodig, geactiveerd kan worden en die de aanvragen
naar bijstand via een noodstroomgenerator kanaliseert, hun inzet prioriteert en hun verdeling en inzet organiseert.
Verder werkt het Nationaal Crisiscentrum aan een procedure voor de verdeling van brandstof.
4.4. Rol van de lokale overheden tijdens een federaal beheer
4.4.1. Strategische afstemming tussen het federaal niveau, de gouverneur(s) en
burgemeester(s)
De afkondiging van de federale fase heeft tot gevolg dat in de zone waar de noodsituatie en haar gevolgen zich
manifesteert, de provinciale en gemeentelijke coördinatiecomités geactiveerd worden of actief blijven.
De interactie tussen het federaal niveau en de lokale overheden verloopt in eerste instantie
via een rechtstreeks contact tussen de beleidscel en het provinciaal coördinatiecomité.
Tenzij de omstandigheden een direct contact met het Nationaal Crisiscentrum vereisen,
gebeurt de informatie-uitwisseling van en naar de burgemeester(s) via de gouverneur(s).
Algemeen gesteld bestaat de rol van de gouverneur(s) en burgemeester(s) tijdens de
federale fase van het crisisbeheer in:
1) het ondersteunen van de beleidscel in het nemen van beslissingen door het
aanreiken van informatie en analyses met betrekking tot de situatie op hun eigen grondgebied;
46
2) het op hun grondgebied organiseren en coördineren van de implementatie van de door de beleidscel
genomen beslissingen;
3) het informeren van de bevolking over de getroffen beheers- en beschermingsmaatregelen, en dit in
overeenstemming met de door de beleidscel besliste communicatiestrategie.
De geografische reikwijdte en de omvang van de socio-economische consequenties van een grootschalige en
langdurige elektriciteitspanne maken een doeltreffend centraal beheer van alle aspecten van de noodsituatie echter
onmogelijk. Een grote autonomie en zelfredzaamheid van elk bestuursniveau zal tijdens het beheer van een
dergelijke noodsituatie nodig zijn.
In het geval van een grootschalige en langdurige elektriciteitspanne die een beheer op federaal niveau noodzaakt,
zal het actiedomein van de beleidscel zich naar verwachting noodgedwongen moeten beperken tot het faciliteren van
de heropstart van de elektriciteitsbevoorrading, het beheren van de grote horizontale socio-economische
consequenties (bijvoorbeeld inzake telecommunicatie, infrastructuur voor crisisbeheer, gestrande reizigers,…), het
bepalen van de communicatiestrategie en het beheer van de federale middelen.
Om snel te kunnen inspelen op lokale situaties en de nodige middelen te mobiliseren voor het beheer van deze
situaties, zal het noodzakelijk zijn dat gouverneurs en burgemeesters zelf lokale consequenties inzake openbare orde,
civiele veiligheid en volksgezondheid beheren. In het beslissen over en het nemen van dergelijke maatregelen,
dienen de gouverneur(s) of burgemeester(s) er echter voor te zorgen dat deze beslissingen en maatregels:
- enkel betrekking hebben op situaties die in hun oorzaak, locatie en consequenties zuiver een lokaal
karakter hebben (de provinciegrenzen niet overschrijdend);
- niet ingaan tegen eerder door de beleidscel genomen beslissingen en tegen de door de beleidscel
gehanteerde algemene strategie;
- geen betrekking hebben op maatregelen, geïndiceerd door de beleidscel, waarover de beleidscel
nog een beslissing zal nemen;
- geen betrekking hebben op de inzet van middelen en diensten, andere dan deze waarop de
gouverneur beroep kan doen binnen zijn provincie, tenzij expliciet anders beslist door de beleidscel.
Hieruit voortkomend kunnen de opdrachten van de gouverneur(s) tijdens het beheer van een grootschalige en
langdurige elektriciteitspanne in de federale fase onderverdeeld worden in vijf grote blokken:
1) Informeren: De gouverneurs informeren permanent de beleidscel over:
- de situatie op hun grondgebied inzake openbare orde, de civiele veiligheid en de volksgezondheid
en haar evolutie;
- het functioneren van de infrastructuur van de gemeentelijke crisiscentra en het provinciaal
crisiscentrum;
- de maatregelen die, hetzij op eigen initiatief, hetzij in opdracht van de beleidscel, uitgevoerd
werden;
- de problemen met de implementatie van deze maatregelen;
- de doeltreffendheid van de maatregelen.
47
2) Ondersteuning vragen: De gouverneurs richten zich tot de beleidscel voor:
- de te nemen maatregelen op hun grondgebied;
- de inzet van versterkingen in personeel en middelen op hun grondgebied. Deze versterkingen
kunnen zowel betrekking hebben op federale publieke middelen en diensten ( Defensie, Federale
Politie, Civiele Bescherming, FOD Mobiliteit en Vervoer, …) als op privé-bedrijven.
3) Uitvoeren: Conform de instructies van de beleidscel, organiseren de gouverneurs op hun grondgebied de
uitvoering van de door de beleidscel besliste maatregelen. Deze opdracht dekt ondermeer:
- het garanderen van de beleidscoördinatie binnen de provincie en het waken over de operationele
coördinatie van de verschillende disciplines die betrokken zijn bij de voorbereiding en uitvoering van
de door de beleidscel besliste maatregelen;
- het waken over de operationele afstemming tussen de federale diensten die op hun grondgebied
interveniëren en de lokale diensten en betrokken actoren;
- het uitvoeren van de door de beleidscel besliste beschermingsmaatregelen voor de bevolking.
Hiertoe kunnen behoren:
de oprichting van een psychosociale hulpstructuur voor de bevolking;
de evacuatie en het hergroeperen van de bevolking in adequate structuren;
het bepalen van veiligheidsperimeters of elke andere perimeter;
het via communicatieacties organiseren van de communicatie aan de direct betrokken
bevolking over de te nemen maatregelen zoals bijvoorbeeld de installatie van een
perscentrum en dit in overleg met het federale niveau.
- het uitvoeren van de door de beleidscel besliste maatregelen gericht op de continuïteit van
essentiële diensten. Hiertoe kunnen behoren:
het strategisch en volgens prioriteiten inzetten van noodstroomgeneratoren;
het strategisch en volgens prioriteiten ter beschikking stellen van brandstof.
4) Aanvullen: Gericht op het handhaven of herstellen van de openbare orde, de civiele veiligheid of de
volksgezondheid en rekeninghoudend met de hierboven opgesomde voorwaarden, kunnen de gouverneurs
zelf beslissingen nemen over te nemen maatregelen en hun uitvoering organiseren. In het geval van een
conflict tussen een beslissing van een gouverneur en die van de beleidscel, primeert die van de beleidscel.
5) Communiceren: In overeenstemming met de communictatiestrategie opgesteld door de informatiecel en
goedgekeurd door de beleidscel, zien de gouverneurs, in samenwerking met de burgemeester(s), toe op de
informatie aan de bevolking die direct betrokken is bij de noodsituatie.
De opdrachten van de burgemeesters tijdens het beheer in de federale fase van een elektriciteitspanne van grote
omvang en lange duur komen overeen met die van de gouverneur(s) met als enig verschil dat zij hun instructies van
de gouverneur ontvangen en hun informatie aan hem overmaken.
48
4.4.2. Operationele afstemming tussen het federaal, provinciaal en gemeentelijk niveau
Het is de gouverneur die waakt over de operationele coördinatie van de middelen en diensten die tijdens de federale
fase ingezet worden op diens grondgebied.
De burgemeesters ondersteunen hun gouverneur in de uitvoering van deze opdracht. De burgemeesters doen dit
door in overleg met en op vraag van de gouverneur, hun middelen door hem te laten coördineren.
Indien, na een beslissing van de beleidscel, federale diensten of middelen (zoals Defensie, de Civiele Bescherming,
de Federale Politie, …) ingezet worden in een provincie of het Administratief Arrondissement Brussel-Hoofdstad, gebeurt de
voorbereiding van de inzet van deze middelen en diensten op het federale niveau. Het is binnen het Nationaal
Crisiscentrum dat de aard en de wijze van de terbeschikkingstelling bepaald, voorbereid en, indien nodig, bijgestuurd
wordt. Op het moment van de effectieve inzet van deze federale middelen of diensten in de provincie of het
Administratief Arrondissement Brussel-Hoofdstad is het de gouverneur die waakt over de operationele coördinatie van deze
middelen en diensten en over de afstemming van de federale middelen en diensten met de andere diensten actief op
diens grondgebied, zowel publieke als privé. De uitvoering van deze operationele coördinatie wordt gerealiseerd door
de Dir-CP-Ops binnen de CP-Ops of, indien er geen CP-Ops werd opgericht, door de leidinggevende van de
steunontvangende discipline.
4.4.3. Een provinciaal bijzonder nood- en interventieplan elektriciteitspanne
Door de veelheid aan betrokken actoren en de aan te wenden bevoegdheden en middelen, is het federaal
crisisbeheer in essentie een georganiseerde samenwerkingsketen waarin elk onderdeel zijn eigen specifieke taken
heeft. Wegens de cruciale rol die de gouverneur tijdens het beheer van een grootschalige en langdurige
elektriciteitspanne in de federale fase te vervullen heeft, wordt aan de gouverneurs gevraagd om, in aanvulling
van het nationaal noodplan elektriciteitspanne van grote omvang, een provinciaal bijzonder nood- en
interventieplan elektriciteitspanne op te stellen. Het opstellen van een provinciaal BNIP door alle gouverneurs
dient in het geval van een grootschalige en langdurige elektriciteitspanne:
1) het beheer op provinciaal niveau toe te laten en, indien nodig de opschaling te organiseren;
2) de organisatie en implementatie van de federale fase, vanaf de beleidscel tot op het terrein, op een
geharmoniseerde wijze te garanderen.
Aanvullend op de bepalingen uit artikel 27 van het Koninklijk Besluit van 16 februari 2006 betreffende de nood- en
interventieplannen, worden in deze nood- en interventieplannen minimaal de volgende elementen opgenomen:
1) De modaliteiten van notificatie, alarmering, afkondiging van de fasen, opschaling en crisisbeheer in het
geval van een noodsituatie die voortkomt uit een elektriciteitspanne op het niveau van het
distributienet;
2) Een inventaris van de middelen waarover de provincie beschikt om tijdens een langdurige
elektriciteitspanne het crisisbeheer op provinciaal niveau te organiseren. Hiertoe behoren minimaal de
middelen en de procedures van het provinciaal crisiscentrum gericht op het garanderen van haar
49
werking in geval van een elektriciteitspanne en de middelen en procedure voor het garanderen van de
communicatie met de burgemeesters;
3) Een inventaris van de middelen voor de communicatie aan de bevolking;
4) Een inventaris van de sites vanwaar de brandstofbevoorrading voor de interventiediensten
georganiseerd kan worden;
5) Een inventaris van de instellingen (publiek en privaat) waar noodstroomgeneratoren beschikbaar zijn
en welke instellingen of organisaties ingezet kunnen worden voor hun installatie.
Aangezien in het geval van een grootschalige en langdurige elektriciteitspanne het beheer van de noodsituatie zich
vooral zal richten op het beheer van de socio-economische consequenties en de exacte aard en locatie van deze
consequenties moeilijk op voorhand te voorspellen zijn, is het niet verplicht om in deze provinciale bijzondere nood-
en interventieplannen de mogelijke plaatsen van de CP-Ops en de aanduiding van de discipline die de functie van
Dir-CP-Ops uitoefent op te nemen, zie punt 3.2.2. van dit document.
Aangezien één van de doelstellingen van het provinciaal BNIP elektriciteitspanne is, een vlotte opschaling mogelijk te
maken, kan het wenselijk zijn om reeds tijdens de fase van de noodplanning na te denken over wanneer een
opschaling zich zou opdringen. Vanaf welke criteria zou het beheer door de betreffende provincie ontoereikend zijn?
Het opnemen van dergelijke indicatieve criteria in het provinciaal noodplan kan de gouverneur op het moment van
een noodsituatie helpen de situatie te analyseren en hem helpen in het nemen van een beslissing inzake het al dan
niet opschalen. Voorts helpen het opnemen van dergelijke criteria ook het Nationaal Crisiscentrum om haar eigen
criteria inzake vooralarmering en alarmering te bepalen en om tijdens de noodsituatie de waarschijnlijkheid van een
opschaling in te schatten.
Een voorbeeld van de wijze waarop de problematiek van een elektriciteit ingepast kan worden in de structuur van een
provinciaal BNIP kan men terugvinden in de bijlage IV.
50
BIJLAGEN
Bijlage I, Relevante wetgeving
a. Europese Wetgeving
13 JULI 2009. - RICHTLIJN 2009/72/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende
gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor elektriciteit en tot intrekking van Richtlijn 2003/54/EG
26 JUNI 2003 - Richtlijn 2003/54/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende
gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor elektriciteit en houdende intrekking van Richtlijn
96/92/EG
19 DECEMBER 1996 - Richtlijn 96/92/EG betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt
voor elektriciteit
b. Federale Wetgeving
3 JUNI 2005. - Ministerieel besluit tot vaststelling van het afschakelplan van het transmissienet van
elektriciteit.
19 DECEMBER 2002. - Koninklijk besluit houdende een technisch reglement voor het beheer van het
transmissienet van elektriciteit en de toegang ertoe.
29 APRIL 1999 - Wet betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt.
Regentsbesluit van 29 januari 1949 houdende reglementering van de voortbrenging, de verdeling en het
verbruik van de electrische energie in geval van tekort aan vermogen en/of electrische energie ten gevolge
van sociale geschillen.
c. Gewestelijke wetgeving
Vlaams Gewest:
17 JULI 2000. - Decreet houdende de organisatie van de elektriciteitsmarkt.
Technisch Reglement Distributie Elektriciteit Vlaams Gewest.
Waals Gewest:
12 AVRIL 2001. - Décret relatif à l'organisation du marché régional de l'électricité.
Règlement technique pour la gestion des réseaux de distribution d'électricité en Région wallonne et l'accès à
ceux-ci.
Brussels Hoofdstedelijk Gewest
19 JULI 2001. — Ordonnantie betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt in het Brussels
Hoofdstedelijk Gewest.
Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering houdende goedkeuring van het technisch reglement voor
het beheer van het elektriciteitsdistributienet in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en van de toegang ertoe,
blz. 66046.
51
1. Beheer van noodsituaties
15 MEI 2007. — Wet betreffende de Civiele Veiligheid29
.
16 FEBRUARI 2006. — Koninklijk besluit betreffende de nood- en interventieplannen.
31 JANUARI 2003. — Koninklijk besluit tot vaststelling van het noodplan voor de crisisgebeurtenissen en –
situaties die een coördinatie of een beheer op nationaal niveau vereisen.
29
Tot de inwerkingtreding van de artikelen van de wet van 15 mei 2007, blijven de bepalingen uit de wet betreffende de civiele
bescherming van 31 december 1963 van toepassing.
52
Bijlage II: Voorzorgsmaatregelen bij het installeren van een generator
Niet-limitatieve lijst van elementaire regels betreffende het gebruik van stroomgeneratoren
1. Wat het elektriciteitsnet en de elektrische installaties betreft
a. In het algemeen, een risicoanalyse opstellen van de elektrische installaties van de gebouwen, met
name op het vlak van het elektriciteitsnet, de noodstroomgeneratoren en de andere elektrische
apparatuur; deze risicoanalyse zal nuttig zijn voor de installatie van externe
noodstroomgeneratoren.
b. In het algemeen, toezien op de veiligheid van het personeel bevoegd voor die elektrische
installaties.
c. Zich houden aan de regelgeving betreffende de elektrische installaties, namelijk een persoon
aanwijzen die verantwoordelijk is voor die installaties.
d. In het algemeen, ervoor zorgen dat de noodstroomgeneratoren beschermd zijn tegen vocht en een
aarding hebben.
2. Wat het personeel betreft
a. Toezien op de veiligheid van de werknemers.
b. Toezien op de veiligheid van het personeel belast met die elektrische installaties.
c. Toezien op de veiligheid van het personeel belast met de elektrische noodinstallaties, met name de
interne en externe noodstroomgeneratoren.
3. Alvorens een externe stroomgenerator te gebruiken, moet men zich de volgende vragen stellen
a. Operationele vragen
i. Welk elektrisch vermogen is nodig voor welke elektriciteitsbehoeften?
ii. Wat is de spanning van het elektriciteitsnet dat ik met een generator wil voeden?
iii. Wat is de reden van de stroompanne?
iv. Beschik ik over een elektricien om die generator in de beste omstandigheden te
installeren?
v. Een idee hebben van het draaiveld van de huidige installatie (vermijden dat de circuits
(driefasige compressor) tegenovergesteld beginnen te draaien, wat zou leiden tot de
vernieling van de compressor en dus ook tot vervangingskosten).
b. Vragen betreffende de externe noodstroomgenerator
i. Is de generator in goede staat?
ii. Wat is het elektrisch vermogen geleverd door de generator?
iii. Kan de stroomgenerator van een aarding voorzien worden?
iv. Is de stroomgenerator vochtbestendig?
v. Beschikt de stroomgenerator over schakelaars?
53
vi. Ervoor zorgen dat de stroomgenerator geen andere elektriciteitspannes gaat veroorzaken
of geen elektrische apparatuur zal beschadigen.
4. Vragen betreffende het strategische gebruik ervan
a. Welke diensten/toestellen wil ik van elektriciteit voorzien, in prioritaire volgorde?
b. Ervoor zorgen dat het net/de generator niet overbelast wordt.
c. De door de generator geleverde spanning moet overeenkomen met het elektriciteitsnet en met de
elektrische installaties en apparatuur die ik wil voeden.
5. Cruciale gebruiksfasen
a. De installatie van de stroomgenerator is een cruciale succesfase.
b. De aansluiting op het net of op een apparaat is een andere cruciale succesfase.
c. De geleidelijke uitschakeling is een derde cruciale fase.
d. De terugkeer naar de normale elektrische voeding is de laatste cruciale fase.
6. Samenvatting
a. Er moet gewaakt worden over de veiligheid van al het personeel.
b. De eigenschappen van het elektriciteitsnet van het gebouw en/of van de toestellen die door de
generator van stroom voorzien moeten worden, moeten geïdentificeerd worden.
c. De elektrische behoeften moeten geïdentificeerd worden, alsook de adequate stroomgenerator
waarmee aan de aanvraag voldaan kan worden.
d. Toezien op het goede verloop van de cruciale fasen, uitgevoerd door technisch en reglementair
bekwaam personeel.
e. Een preventieve risicoanalyse kan veel problemen verhinderen en moet onder andere het gebruik
van noodstroominstallaties voorzien.
f. De installatie van noodstroomgeneratoren kan soms heel wat tijd in beslag nemen, soms meer dan
de duur van de panne.
g. Een eigen goed noodnet kan veel problemen vermijden.
54
Bijlage III: Typefax van Elia voor notificatie aan het Nationaal
Crisiscentrum
55
Bijlage IV: Elementen van een provinciaal BNIP Elektriciteitspanne
Het onderstaande document geeft een overzicht van de elementen die , overeenkomstig artikel 27 van het Kb van 2006, in een
provinciale BNIP moeten voorkomen en hoe deze elementen ingevuld kunnen worden in een provinciaal BNIP Elektriciteitspanne.
Identificatie van de betrokken gouverneur
BIJZONDER NOOD- EN INTERVENTIEPLAN
Elektriciteitspanne
56
INHOUDSOPGAVE
57
LIJST VAN GEBRUIKTE
AFKORTINGEN
58
VOORWOORD
[ Woord vooraf van de provinciegouverneur ]
[ Datum van validatie door de provinciegouverneur] (M.O. NPU-3),
[Handtekening provinciegouverneur] (M.O. NPU-3)
59
1. INFORMATIE OVER DE
OPSTELLNG VAN HET BNIP [ Overzicht van de informatie waarop het BNIP is gestoeld: adviezen distributienetbeheerder, … ]
1.1 Samenstelling van de provinciale werkgroep die het noodplan heeft opgesteld
(M.O. NPU-3)
[ Overzicht van personen die het BNIP hebben opgesteld]
Naam Functie Dienst/organisatie
60
1.2 Overzicht van de werkzaamheden (M.O. NPU-3)
Actie Datum Praktische informatie /
Opmerkingen
Validatie van het BNIP door de
provinciale veiligheidscel
Validatie van het BNIP door de
provinciegouverneur
Goedkeuring van het BNIP door de
minister van Binnenlandse Zaken
(M.O. 04/08/2005 + KB 16/02/2006)
1.3 Actualisatie van het BNIP
[ Methode + frequentie ] (M.O. NPU-3)
61
2. VOORBEREIDING OP EEN
NOODSITUATIE
2.1 Voorafgaande informatie aan de bevolking (KB 16/02/2006, §2, 5°)
[Omschrijving van de wijze waarop de provinciale veiligheidscel de bevolking voorafgaand op de hoogte brengt van
het risico, het noodplan en de te nemen maatregelen]
[Voor meer informatie over de voorafgaande informatie aan de bevolking, zie hoofdstuk 4.4. “Voorafgaande
en voorbereidende informatie aan de bevolking” in de gids “Noodplanning en Crisisbeheer van een
elektriciteitspanne” en hoofdstuk 2.4. in de gids “Lokale Noodplanning”]
2.2 Multidisciplinaire opleidingen
[Overzicht van de opleidingen die georganiseerd worden voor de (mogelijks) betrokken diensten en instellingen. Deze
opleidingen dienen ervoor te zorgen dat de betrokken diensten en instellingen instaat zijn de aan hen opgelegde
taken uit te voeren]
[Voor meer informatie over de multidisciplinaire opleiding, zie hoofdstuk 2.5. in de gids “Lokale
Noodplanning”]
2.3 Oefeningen
[Overzicht van de oefeningen inzake noodsituaties voortkomend uit een elektriciteitspannes die worden
georganiseerd binnen de provincie]
[Voor meer informatie over het organiseren van oefeningen, zie hoofdstuk 2.6. in de gids “Lokale
Noodplanning”]
62
3. INFORMATIE OVER DE
DISTRIBUTIENETBEHEERDER(S)
3.1 Coördinaten van de betrokken beheerder(s)*
[Volledige benaming van de distributienetbeheerder(s)]
[Adres van hoofdzetel(s) + van de belangrijkste infrastructurele knooppunten en sites] (KB 16/02/2006 Art.27)
[Permanentienummer van de distributienetbeheerder(s)]
3.2 Contactpersonen bij de beheerder(s) (KB Art.27, §1, 3°)*
[Overzicht van alle personen bij de distributienetbeheerder(s) die een rol kunnen spelen tijdens de noodsituatie]
[Bereikbaarheidsgegevens van deze personen]
[bijvoorbeeld: directeur, preventieadviseur, verantwoordelijke voor het opstarten van de alarmering en
woordvoerder]
3.3 Algemene inlichtingen over de activiteiten (KB Art.27)*
[Omschrijving van de activiteiten]
3.4 Eigen hulpmiddelen van de beheerder(s) (KB Art.27)*
[Overzicht van de hulpmiddelen van de distributienetbeheerder(s) om zelf reeds aan bepaalde risico’s tegemoet te
komen]
[bijvoorbeeld interventieploegen, noodstroomgeneratoren, …]
* Informatie te verstrekken door de distributienetbeheerder(s)
63
4. Informatie over het risico
4.1 Omschrijving van de risico’s gelieerd aan de elektriciteitsinfrastructuur (KB
16/02/2006 Art.27, §1, 1°)*
[Beschrijving van de risico’s gelieerd aan de elektriciteitsinfrastructuur]
4.1.1 Bijzondere aandachtpunten voor de interventiediensten
[Overzicht van de aandachtspunten waarmee de eerste interveniërende diensten rekening moeten houden bij
interventies in de buurt van de infrastructuur van de distributienetbeheerder]
[Indien dergelijke procedures nog niet bestaan, dienen deze afgesproken te worden met de
distributienetbeheerder(s)]
4.2 Het risico van een omvangrijke elektriciteitspanne
4.2.1 De scenario’s (KB Art.27, §1, 4)*
[Beschrijving van de risico’s die kunnen leiden tot een omvangrijke en langdurige verstoring van de
elektriciteitsbevoorrading op het niveau van het distributienet]
[bijvoorbeeld beschadiging van de infrastructuur door storm, ijzel, brand,…]
4.2.2 Interne domino-effecten*
[Overzicht van de gevolgen van een (langdurige) elektriciteitspanne op de eigen werking en infrastructuur van de
distributienetbeheerder(s)]
4.2.3 Eigen interventies van de beheerder(s)*
[Overzicht van de interventieprocedures en in te zetten hulpmiddelen van de distributienetbeheerder(s) om aan
bepaalde incidenten het hoofd te bieden]
[bijvoorbeeld heropstart van de voeding via een andere lijn, inzet generatoren, specifieke
interventieprocedures,…]
[Overzicht van de hulpmiddelen en procedures van de distributienetbeheerder(s) gericht op het garanderen van
haar eigen werking in het geval van een omvangrijke en langdurige elektriciteitspanne]
[bijvoorbeeld UPS-systemen, noodstroomgeneratoren, back-up-telecommunicatiesystemen, business
continuity plan, specifieke communicatiemiddelen,…]
4.2.4 Externe domino-effecten
[Overzicht van de externe domino-effecten]
[Beschrijving van de socio-economische impact van een elektriciteitspanne, zie hoofdstuk 2.3. “impact van
een elektriciteitspanne” in de gids “Noodplanning en Crisisbeheer van een elektriciteitspanne”]
* Informatie te verstrekken door de distributienetbeheerder(s)
64
4.2.5 Berekening van de noodplanningszone (KB Art.27, §1, 1°)
[Omschrijving van de methodologie die gevolgd werd om de noodplanningszone en de perimeters te berekenen]
[Aangezien de locatie van de elektriciteitspanne noch de aard van de socio-economische gevolgen exact
op voorhand te bepalen zijn, is het aangeraden het hele grondgebied van de provincie/het Administratief
arrondissement Brussel-hoofdstad als noodplanningszone te beschouwen.]
4.2.6 Grensoverschrijdende gevolgen
[Indien van toepassing, aanduiden van de gevolgen die de noodsituatie (de externe domino-effecten) zou
genereren binnen de buurprovincies/buurlanden en vermelden over welke buurprovincies/buurlanden het gaat]
4.2.7 Relevante omgevingsfactoren en risicovolle of kwetsbare activiteiten binnen de
noodplanningszone (KB Art.27)
[Aanduiding van de relevante geografische factoren]
[Aanduiding van de relevante demografische factoren]
[Aanduiding van de relevante economische factoren]
[Aanduiding van de risicovolle of kwetsbare instellingen]
[Aanduiding van de risicovolle of kwetsbare activiteiten]
[Risicovolle of kwetsbare instellingen en infrastructuur en kwetsbare bevolkingsgroepen en collectiviteiten
die bij een (langdurige) uitval van de stroomvoorziening een interventie van de overheid gericht op het
handhaven of herstellen van de openbare orde, civiele veiligheid en/of volksgezondheid zouden kunnen
noodzaken. Dergelijke gegevens kunnen voortkomen uit de risicoanalyse zoals beschreven in hoofdstuk
4.3.2. “Risico’s” van de gids “Noodplanning en Crisisbeheer van een elektriciteitspanne”]
65
5. BEHEER VAN EEN NOODSITUATIE
5.1 Alarmering
5.1.1 Eerste alarmering van de gouverneur en de HC 100/112 door de beheerder
[overzicht van de criteria voor en de wijze van alarmering door de distributienetbeheerder(s) naar de gouverneur
en de HC 100/112]
[Voor meer informatie over notificatie- en alarmeringsafspraken tussen de distributienetbeheerder(s) en de
overheid zie hoofdstuk 4.3.1. “Afstemming met de distributienetbeheerder(s)” in de gids “Noodplanning en
Crisisbeheer van een elektriciteitspanne”]
5.1.2 Alarmering van de interventiediensten (KB 16/02/2006 Art.27)
[Welke diensten worden gealarmeerd door wie? Wanneer worden zij gealarmeerd?]
5.2 Fasering
[Bespreking van de politiek van de gouverneur: welke fase zal afgekondigd worden in geval van een
elektriciteitspanne? Toepasbaarheid van het plan tijdens een federale fase] (M.O. NPU-3)
[Voor meer informatie over fasering, zie hoofdstukken 3.3. “Alarm” en 4.4.3. “Een provinciaal bijzonder
nood- en interventieplan Elektriciteitspanne” in de gids “Noodplanning en Crisisbeheer van een
elektriciteitspanne”]
5.3 Operationele coördinatie (KB Art.27)
5.3.1 De Commandopost Operaties
[Indien geopteerd wordt voor het opzetten van een CP-Ops, Samenstelling van de CP-Ops en aanduiding van Dir-
CP-Ops] (KB Art.27, §1, 9°)
[Aangezien in het geval van een grootschalige en langdurige elektriciteitspanne het beheer van de
noodsituatie zich vooral zal richten op het beheer van de socio-economische consequenties en de exacte
aard en locatie van deze consequenties moeilijk op voorhand te voorspellen zijn, is het niet verplicht om in
dit provinciaal bijzondere nood- en interventieplan de mogelijke plaatsen van de CP-Ops en de aanduiding
van de discipline die de functie van Dir-CP-Ops uitoefent op te nemen. Zie punt 3.2.2. “Operationele
Coördinatie” in de gids “Noodplanning en Crisisbeheer van een elektriciteitspanne”]
5.3.2 Organisatie van de disciplines (KB Art. 27, §1, 4°)
[Bespreking van de specifieke procedures die de disciplines kunnen uitvoeren in het kader van het risico]
[Bespreking van de specifieke middelen en (mono- en multidisciplinaire) procedures die de disciplines
kunnen aanwenden gericht op het garanderen en organiseren van hun eigen werking bij een langdurige
stroomuitval. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan specifieke communicatiemiddelen of –
procedures, middelen of procedures inzake bluswater bij uitval van de watervoorziening, …. Voor meer
informatie hierover zie hoofdstukken 4.1. “De eigen infrastructuur” en 4.2. “Business Continuity Planning” in
de gids “Noodplanning en Crisisbeheer van een elektriciteitspanne”]
5.3.3 Bijzondere interventiemiddelen van de disciplines (KB Art. 27, §1, 2°)
66
[verwijzen naar de specifieke interventiemiddelen waarover de disciplines beschikken, die in bijlage wordt
opgenomen]
[lijst van de middelen die de disciplines kunnen inzetten voor het beheer van een noodsituatie voortkomend
uit een (langdurige) elektriciteitspanne, bijvoorbeeld noodstroomgeneratoren, omroepwagens,…. Voor
meer informatie over het identificeren van de noden en de in te zetten middelen, zie hoofdstuk 4.3.
“Noodplanning” in de gids “Noodplanning en Crisisbeheer van een elektriciteitspanne”]
5.4 Beleidscoördinatie
5.4.1 Provinciaal coördinatiecomité CC-Prov
[Samenstelling van het CC-Prov, met aanduiding van experts – Locatie van het CC-Prov – specifieke procedures
voor het CC-Prov,– Specifieke middelen voor het provinciaal crisiscentrum – Communicatie tussen de CP-Ops en
het CC-Prov]
[Onder specifieke middelen voor het crisiscentrum en specifieke procedures voor het provinciaal
coördinatiecomité worden bedoeld: een inventaris van de middelen en procedures waarover de gouverneur
beschikt om tijdens een langdurige elektriciteitspanne het strategisch crisisbeheer in de provinciale fase te
organiseren. Voor meer informatie hierover zie hoofdstukken 4.1. “De eigen infrastructuur” en 4.2.
“Business Continuity Planning” in de gids “Noodplanning en Crisisbeheer van een elektriciteitspanne”.]
5.4.2 Nemen van beschermingsmaatregelen
5.4.2.1 Bescherming van bevolking en goederen (KB Art.27, §1, 6)
[Overzicht van de mogelijke beschermingsmaatregelen voor de bevolking en goederen – Hoe gaan deze
gecommuniceerd worden? – Wie is verantwoordelijk voor de organisatie en opvolging hiervan? ]
[Het betreft hier maatregelen gericht op het garanderen van het fysieke, sociale en mentale welzijn van
individuen en groepen tijdens een langdurige elektriciteitspanne en gericht op het beschermen van
goederen en infrastructuur. Het kan hier zowel gaan over actieve maatregelen, zoals het bevrijden van
mensen uit liften, als om zachtere maatregelen, zoals het monitoren van zwakke bevolkingsgroepen. Voor
meer informatie hierover zie hoofdstukken 3.2. “Beheer van de noodsituatie” en 4.3. “Noodplanning” in de
gids “Noodplanning en Crisisbeheer van een elektriciteitspanne”]
5.4.2.2 Verzekeren van de continuïteit van essentiële diensten (KB Art.27, §1, 6)
[Overzicht van de mogelijke maatregelen gericht op het handhaven van de essentiële diensten – Hoe gaan
deze gecommuniceerd worden? – Wie is verantwoordelijk voor de organisatie en opvolging hiervan? ]
[Lijst van de maatregelen gericht op het handhaven van essentiële diensten, zoals de medische
zorgverstrekking, het functioneren van de instellingen voor gesloten opvang, het handhaven van de
drinkwaterbevoorrading en de afvalwaterafvoer, …. Waar de maatregelen onder punt 5.4.2.1 van deze
typestructuur betrekking hebben op personen, bevolkingsgroepen of goederen, hebben de maatregelen in
dit hoofdstuk betrekking op de continuïteit van dienstverlening. Sommige van deze maatregelen kunnen
generiek en multi-toepasbaar zijn, zoals een procedure voor het vergaren, verdelen en inzetten van
noodstroomgeneratoren, terwijl andere sector- of situatiespecifiek kunnen zijn. Voor meer informatie
hierover zie hoofdstukken 3.2. “Beheer van de noodsituatie” en 4.3. “Noodplanning” in de gids
“Noodplanning en Crisisbeheer van een elektriciteitspanne”.
Ook is het wenselijk om hier te verwijzen naar de prioriteitsvolgorde die gerespecteerd moet worden bij
afschakeling en hervoeding van de elektriciteitsvoorziening, zoals bepaald in het Ministerieel besluit tot
vaststelling van het afschakelplan van het transmissienet van elektriciteit van 3 juni 2005, zie hoofdstuk 2.4.
67
“Risico’s voor de elektriciteitsbevoorrading, in de gids “Noodplanning en Crisisbeheer van een
elektriciteitspanne”. ]
5.4.3 Informatie
5.4.3.1 Informatie aan de bevolking
[Overzicht van de middelen en procedures voor de informatieverstrekking – Richtlijnen die worden
meegegeven (bijvoorbeeld: naar radio blijven luisteren) –– Welke taak neemt de gouverneur hier op?
Onderverdeling van de taken, samenwerking met de woordvoerder van de distributienetbeheerder(s)]
[Voor meer informatie over de informatieverstrekking aan de bevolking, zie hoofdstukken 3.1.1. “De
netbeheerders” en 4.4. “ Voorafgaande en voorbereidende informatie aan de bevolking” in de gids
“Noodplanning en Crisisbeheer van een elektriciteitspanne”]
5.4.3.2 Informatie aan de media
[bijvoorbeeld organisatie van een perscentrum – Voorbeeld van een persbericht]
5.4.4 Einde van de provinciale fase
[Kennisgeving van het einde van de provinciale fase – Einde van de fase bespreken in het kader van de drie
mogelijkheden: einde noodsituatie, afschalen naar gemeentelijke fase, opschalen naar federale fase]
68
BIJLAGEN
- Lijst bestemmelingen
- Een inventaris van de instellingen (publiek en privaat) waar mobiele noodstroomgeneratoren
beschikbaar zijn en welke instellingen of organisaties ingezet kunnen worden voor hun installatie
- Een inventaris van de middelen die de disciplines kunnen inzetten voor het beheer van een
noodsituatie
- Grondplan van belangrijkste infrastructurele knooppunten en sites van de
distributienetbeheerder(s) (KB 16/02/2006 Art.27)
- De noodplanningszone op cartografie, met aanduiding van de kwetsbare en risicovolle
instellingen en infrastructuur (KB Art.27)
- Alarmeringsschema (KB Art.27, §1, 8°)
- Contactgegevens van de personen die specifiek betrokken zijn bij het risico (openbaar en privé)
(KB Art.27, §1, 3°)
- Meldingsformulier voor distributienetbeheerder