Nederlandse sprookjes in de negentiende en twintigste eeuw. … · 2016-03-07 · Lombok en Transv...

24
‘Nederlandse sprookjes in de negentiende en twintigste eeuw. Verteld, verzameld, gedrukt’ Theo Meder bron Theo Meder, ‘Nederlandse sprookjes in de negentiende en twintigste eeuw. Verteld, verzameld, gedrukt.’ In: Berry Dongelmans, Netty van Rotterdam, Jeroen Salman en Janneke van der Veer, Tot volle waschdom. Bijdragen aan de geschiedenis van de kinder- en jeugdliteratuur. Biblion Uitgeverij, Den Haag 2000, p. 31-46, 283-284 Zie voor verantwoording: http://www.dbnl.org/tekst/mede001nede01_01/colofon.htm © 2004 dbnl / Theo Meder

Transcript of Nederlandse sprookjes in de negentiende en twintigste eeuw. … · 2016-03-07 · Lombok en Transv...

Page 1: Nederlandse sprookjes in de negentiende en twintigste eeuw. … · 2016-03-07 · Lombok en Transv aal. De enquête behelsde een taal- en cultuurpeiling en is gehouden ... mondelinge

‘Nederlandse sprookjes in de negentiende entwintigste eeuw. Verteld, verzameld, gedrukt’

Theo Meder

bronTheo Meder, ‘Nederlandse sprookjes in de negentiende en twintigste eeuw. Verteld, verzameld,gedrukt.’ In: Berry Dongelmans, Netty van Rotterdam, Jeroen Salman en Janneke van der Veer,Tot volle waschdom. Bijdragen aan de geschiedenis van de kinder- en jeugdliteratuur. Biblion

Uitgeverij, Den Haag 2000, p. 31-46, 283-284

Zie voor verantwoording: http://www.dbnl.org/tekst/mede001nede01_01/colofon.htm

© 2004 dbnl / Theo Meder

Page 2: Nederlandse sprookjes in de negentiende en twintigste eeuw. … · 2016-03-07 · Lombok en Transv aal. De enquête behelsde een taal- en cultuurpeiling en is gehouden ... mondelinge

30

Anansi de spin. Illustratie van Noni Lichtveld uit: Johan Ferrier, Het grote Anansiboek.'s-Hertogenbosch [enz.] [1986].

Theo Meder, ‘Nederlandse sprookjes in de negentiende en twintigste eeuw. Verteld, verzameld, gedrukt’

Page 3: Nederlandse sprookjes in de negentiende en twintigste eeuw. … · 2016-03-07 · Lombok en Transv aal. De enquête behelsde een taal- en cultuurpeiling en is gehouden ... mondelinge

31

Nederlandse sprookjes in de negentiende entwintigste eeuw Verteld, verzameld, gedrukt

Theo Meder

Wie door het Sprookjesbos van de Efteling loopt met Nederlandse kinderen vanpakweg zeven à acht jaar oud, die heeft als het goed is weinig uit te leggen. Dekernmomenten uit het sprookjesbestaan van Roodkapje, Sneeuwwitje, Doornroosje,de wolf en de zeven geitjes en Hans en Grietje die we daar uitgebeeld zien, dienendoor Nederlandse kinderen van die leeftijd (en door alle ouderen) feilloos herkendte worden. Want sprookjes behoren - of we willen of niet - tot ons culturele erfgoed:jong en oud kent ze voor het leven. Op deze uitspraak valt natuurlijk wel wat af tedingen. Immers, hoeveel sprookjes kennen we eigenlijk? En kennen bijvoorbeeld deinwoners van Nederland met een (recente) allochtone voorgeschiedenis de sprookjesook?

Om met de laatste vraag te beginnen: eind 1998 heeft een team van taalkundigenen volkskundigen een enquête gehouden in de Utrechtse multiculturele wijkenLombok en Transvaal. De enquête behelsde een taal- en cultuurpeiling en is gehoudenals een aselecte steekproef onder 10% van de 3000 huishoudens in Lombok en

[1]Hierover J. Aarssen en W.Jongenburger, De taal- encultuurpeiling in de wijkenLombok en Transvaal.Amsterdam 2000 (ter perse).

Transvaal. [1] Die 300 huishoudens hebben we niet alleen gevraagd naar de talen dieer thuis gesproken en gelezen worden, maar ook naar de kennis van bepaaldeculturele fenomenen. En zo hebben we ook gevraagd naar de bekendheid met eenaantal verhaalfiguren, namelijk Aicha-Kandisha (een Marokkaanse heksenfiguur),Anansi (de spin), Klein Duimpje, Nasreddin Hodja (een Turkse geestelijke metUilenspiegel-achtige trekjes) en Hans en Grietje. Over de taalen cultuurpeiling iseen aparte publicatie in voorbereiding, maar een van de uitkomsten is, dat onderautochtonen Hans en Grietje en Klein Duimpje overbekend zijn: respectievelijk 99en 100% van de autochtonen kent ze. En onder de allochtonen valt het ook niet tegen:respectievelijk 74 en 72% kent deze sprookjesfiguren. De jonge allochtonen scorennog beter. In de leeftijdscategorie van acht tot en met twintig jaar kent zelfs 95%van hen Klein Duimpje en Hans en Grietje. Hier laat de invloed van de school zichvoelen, want van hun ouders hebben de kinderen deze sprookjes doorgaans nietgehoord, de ouders van Surinaamse herkomst uitgezonderd. Als culturele

Theo Meder, ‘Nederlandse sprookjes in de negentiende en twintigste eeuw. Verteld, verzameld, gedrukt’

Page 4: Nederlandse sprookjes in de negentiende en twintigste eeuw. … · 2016-03-07 · Lombok en Transv aal. De enquête behelsde een taal- en cultuurpeiling en is gehouden ... mondelinge

32

fenomenen zijn sprookjes als die van Hans en Grietje en Klein Duimpje quabekendheid van dezelfde orde als Sinterklaas en kerst, zowel onder autochtonen alsonder allochtonen.

Volksverhalen en sprookjes

Sprookjes worden in deze bijdrage met nadruk bezien vanuit een bepaalde discipline.Dat is in dit geval niet de letterkunde of de boekwetenschap, maar de volkskunde ofetnologie. Het vak volkskunde houdt zich - globaal gesproken - bezig met debestudering van de cultuur van het dagelijkse leven. Tot de canon van de volkskundeworden onder meer gerekend: feesten en rituelen, materiële cultuur, volksreligiositeit,volksverhalen en volksliedjes. Sprookjes maken uiteraard deel uit van hetvolksverhaalonderzoek, en vanuit deze invalshoek is deze bijdrage totstandgekomen.Andere soorten volksverhalen zijn onder meer de fabel, de sage, de legende, de mop,het raadsel, het broodje aap-verhaal, de familiegeschiedenis en de persoonlijkevertelling. Wat al deze genres met elkaar gemeen hebben, is dat zij op enig moment(ten minste ook) een mondelinge overlevering gekend hebben. En alhoewel demondelinge overlevering een centraal criterium vormt binnen hetvolksverhaalonderzoek, heeft recent onderzoek aangetoond dat ook de mondelingeoverlevering het vaak niet kan stellen zonder de schriftelijke overlevering. In hedenen verleden blijken mondelinge en schriftelijke overlevering in een voortdurendewisselwerking met elkaar te staan, en voedt het ene circuit het andere. Mondelingevolksverhalen zijn bijvoorbeeld in volksboekjes, almanakken, kluchtboeken,sprookjesbundels en ‘hoge’ literatuur terechtgekomen, en op zijn beurt heeft dit

[2]Zie hierover J. van derKooi, Volksverhalen inFriesland. Lectuur enmondelinge overlevering.Een typen-catalogus.Groningen 1984 (m.n.230-275) en J. van der Kooi,‘Het sprookje tussen orale enschriftelijke overlevering’,in: T. Dekker en T. Meder(red.): Van mondelingverhaal tot themapark. Dewaardering en receptie vansprookjes. ThemanummerVolkskundig bulletin 24(1998), afl. 2, 238-254.

schriftelijke materiaal weer mondelinge vertellingen voortgebracht. [2]

Als we het genre van het sprookje nader bezien, dan tekent zich een vertellingaf die zich in veel gevallen afspeelt tussen ‘er was eens...’ en ‘ze leefden nog langen gelukkig’. De openingsformule is heel toepasselijk, want een van de belangrijkekenmerken van een sprookje - in tegenstelling tot de sage - is dat de gebeurtenissenzich doorgaans afspelen in een onbestemd (vaak feodaal) verleden op eenonbepaalde plaats. De openingsformule kondigt ook fictie aan, en nodigt hetgehoor uit om zich bewust te laten meevoeren in een fantasiewereld. Dehoofdrolspelers in de sprookjes zijn geen historische personages, maar fictievepersonen die slechts bij uitzondering een gefixeerde naam meekrijgen (zoalsDoornroosje,

Theo Meder, ‘Nederlandse sprookjes in de negentiende en twintigste eeuw. Verteld, verzameld, gedrukt’

Page 5: Nederlandse sprookjes in de negentiende en twintigste eeuw. … · 2016-03-07 · Lombok en Transv aal. De enquête behelsde een taal- en cultuurpeiling en is gehouden ... mondelinge

33

Sneeuwwitje, Klein Duimpje, Hans en Grietje, Roodkapje, Assepoester). Niet zeldenbehandelen sprookjes een conflict of een opdracht, waardoor een reeks van avonturenvol hindernissen moet worden beleefd, die de held of heldin tot een goed einde moetzien te brengen. De uitgangspositie van de held(in) is vaak niet florissant: de jongelingwordt te dom geacht, wordt miskend, achtergesteld of zelfs bedreigd. Uiteraard ishierdoor de triomf aan het slot des te groter. De formule waarmee het sprookje afsluit,is naar de geest al even typerend: ‘En ze leefden nog lang en gelukkig’. De afloopvan een sprookje is in de regel optimistisch: de heldin trouwt met de prins, de heldheeft de draak verslagen, de arme man kan de rest van zijn bestaan in weelde leven,of de onaanzienlijke maakt een grote sociale promotie. Kenmerkend voor veelsprookjes is voorts dat de helden tijdens hun avonturen geconfronteerd worden metbovennatuurlijke tegenstanders (tovenaars, reuzen, duivels, draken, heksen endergelijke) en allerhande vormen van toverij. Doorgaans worden deze confrontatiesals volkomen vanzelfsprekend afgeschilderd: in deze sprookjes kan het aardsenaadloos overgaan in het bovennatuurlijke. Even gewoon is het dat de helden erinslagen om tovervoorwerpen te bemachtigen, of de hulp van dierhelpers te verkrijgen.Bij het verslaan van de tegenstanders zijn verregaande vormen van list en geweldgeoorloofd. De held of heldin is meestal een adolescent die zich uiteindelijk eenplaats in de wereld verovert. Een laatste kenmerk van het sprookje is de veelvuldigvoorkomende ‘drieslag’: een herhaling in drieën die oploopt tot een climax

[3]Over de hier behandeldegenrekenmerken zie menonder meer M. Lüthi,Märchen. Stuttgart 1964; L.Röhrich, ‘Erzählforschung’,in: R.W. Brednich (red.),Grundriss der Volkskunde.Einführung in dieForschungsfelder derEuropäischen Ethnologie. 2edr. Berlijn 1994, 421-448; ende inleiding bij T. Dekker, J.van der Kooi en T. Meder,Van Aladdin tot Zwaan kleefaan. Lexicon van sprookjes:ontstaan, ontwikkeling,variaties. Nijmegen 1997.

(bijvoorbeeld drie beproevingen). [3]

De meeste kenmerken die zojuist zijn besproken, gelden eigenlijk vooral voorhet zogenoemde wondersprookje, een van de meest favoriete sprookjessoorten.

[4]Zie de catalogus van A.Aarne en S. Thompson, Thetypes of the folktale. Aclassification andbibliography. Helsinki 1964.

Maar binnen het genre van de sprookjes bestaan meer subgenres. [4] In de eersteplaats is daar het diersprookje, waartoe ook de fabel behoort. Daarnaastonderscheiden we grofweg nog het eigenlijke sprookje en het grappige sprookje,welke laatste in het Duits adequaat omschreven wordt als Schwankmärchen. Heteigenlijke sprookje valt weer uiteen in het wondersprookje, het legendesprookje,het novellesprookje en het domme duivel-sprookje. Zoals gezegd is van dit viertalhet wondersprookje tot op heden nog het meest populair. Hier komen we de haastoverbekende verhalen tegen: Zwaan kleef aan, Hans en Grietje, Klein Duimpje,De kikkerkoning, De gelaarsde kat, Aladdin, De prinses op de erwt, Ali Baba ende veertig rovers, Tafeltje dek je en dergelijke. Kenmerkend voor

Theo Meder, ‘Nederlandse sprookjes in de negentiende en twintigste eeuw. Verteld, verzameld, gedrukt’

Page 6: Nederlandse sprookjes in de negentiende en twintigste eeuw. … · 2016-03-07 · Lombok en Transv aal. De enquête behelsde een taal- en cultuurpeiling en is gehouden ... mondelinge

34

het legendesprookje is dat de held op zeker moment een ontmoeting heeft met eenbijbels personage (Jezus, Petrus, een engel, de duivel), en dat de vertelling eenstichtelijke strekking heeft. Het novellesprookje is vooral een spannendavonturenverhaal, en onderscheidt zich van het wondersprookje door het ontbrekenvan magische of bovennatuurlijke elementen. De thematiek van het dommeduivelsprookje is de confrontatie van de held met een niet al te snuggere duivel ofmensenetende reus, waarbij laatstgenoemde telkens ten prooi valt aan de listen vande held.

Sprookjes een kindergenre?

Met deze constateringen keren we terug naar de vraag of het thans bekendesprookjescorpus wel een realistische afspiegeling is van het historischesprookjesarsenaal. Een tweede vraag is of sprookjes wel een kindergenre vormen.

Om met het laatste te beginnen: sprookjes worden vandaag de dag bovenal aankinderen verteld, en naar een sprookjespark gaat men bij voorkeur met kinderen. Despeelfilms van Walt Disney die op sprookjes zijn gebaseerd - Sneeuwwitje,Doornroosje, Belle en het Beest, Aladdin, De Kleine Zeemeermin - richten zichprimair op een kinderpubliek. De sprookjesboeken in de (boek)handel zijn

[5]Hierbij doel ik, anders danH. Lox, niet alleen op het‘literaire’ kinderboek, maarook op wat zij noemt het‘nivellerende engecommercialiseerdesupermarkt- enboekenclubaanbod’. Zie H.Lox, ‘De ontwikkeling vanvolkssprookjes totkindersprookjes. Degebroeders Grimm en hetactuele sprookjeslandschapin Vlaanderen’, in:Oostvlaamse Zanten 70(1995), afl. 2-3, 167-177,citaat op 167.

voornamelijk kinderboeken [5], en audiocassettes, cd's, videobanden en cd-roms metsprookjes zijn ook al voor kinderen bedoeld.

Voor volwassenen verschijnt er niet zo heel veel. De recente serie ‘Sprookjesuit de Wereldliteratuur’ van uitgeverij Elmar en de nieuweDuizend-en-één-nacht-editie van Uitgeverij Bulaaq bedienen een volwassenpubliek. Ook de reeks ‘Sprookjes van de Lage Landen’ van Eelke de Jong enHans Sleutelaar uit de jaren zeventig lijken meer voor volwassenen bedoeld te

Theo Meder, ‘Nederlandse sprookjes in de negentiende en twintigste eeuw. Verteld, verzameld, gedrukt’

Page 7: Nederlandse sprookjes in de negentiende en twintigste eeuw. … · 2016-03-07 · Lombok en Transv aal. De enquête behelsde een taal- en cultuurpeiling en is gehouden ... mondelinge

[6]Zie E. de Jong en H.Sleutelaar, Sprookjes van deLage Landen. Amsterdam1972; Idem, Nieuwesprookjes van de LageLanden. Amsterdam 1974;Idem, Honderd en eensprookjes van de LageLanden. Amsterdam 1979;en een selectie hieruitgepubliceerd als E. de Jongen H. Sleutelaar, Sprookjesvan de Lage Landen.Ingeleid door H. Pleij.Amsterdam 1996.

zijn. [6] Voor een volwassen Fries lezerspubliek zijn de zeven kloeke delen met ‘Fryske

[7]Y. Poortinga, De ring fanit ljocht. Fryskefolksforhalen. Baarn [enz.]1976; Idem, It fleanend skip.Fryske folksforhalen forteldtroch Steven de Bruin. Baarn[enz.] 1977; Idem, De helden de draek. Folksforhalenfan Roel Piters de Jong.Baarn [enz.] 1978; Idem, Defoet fan de reinböge. Fryskefolksferhalen. Baarn [enz.]1979; Idem, It goudenskaakspul. Folksferhalen fanSteven de Bruin. Baarn [enz.]1980; Idem, De prins opfrijersfuotten. Folksferhalenfan Roel Piters de Jong.Baarn [enz.] 1981; Idem,Hûndert pûn klûntsjes en inkarre fol lytsjild. Fryskefolksferhalen. Baarn [enz.]1982.

folksforhalen’ van verzamelaar Ype Poortinga uit de jaren zeventig en tachtig. [7]

In het verleden zijn bundels met verzamelde volksverhalen wel legitimaties geweestvoor de eigenheid van een bepaalde taal en cultuur, en de reeks van Poortinga ishier een late exponent van: de boeken tonen ruimschoots aan dat de Friezen over

[8]Het bezit van een ‘eigen’vertelcultuur is natuurlijktamelijk betrekkelijk,aangezien de meestevolksverhalen internationaalvan karakter zijn. Deeigenheid schuilt in detailsen voornamelijk in het feitdat de verhalen in het Friesverteld zijn.

een eigen taal en vertelcultuur beschikken. [8] Deze reeks volksverhalen heeft metzijn typenregister en commentaar bovendien ook wetenschappelijke pretenties.Tot slot is daar nog de veertiendelige reeks ‘Onze Volksverhalen’, die in de jaren

Theo Meder, ‘Nederlandse sprookjes in de negentiende en twintigste eeuw. Verteld, verzameld, gedrukt’

Page 8: Nederlandse sprookjes in de negentiende en twintigste eeuw. … · 2016-03-07 · Lombok en Transv aal. De enquête behelsde een taal- en cultuurpeiling en is gehouden ... mondelinge

zeventig en tachtig onder redactie van Tjaard W.R. de Haan is uitgegeven bij uitgeverij

[9]Voor Nederland: W. deBlécourt, Volksverhalen uitUtrecht en het Gooi. Utrecht[enz.] 1979; Idem,Volksverhalen uitNoord-Brabant. Utrecht[enz.] 1980 en Idem,Volksverhalen uit NederlandsLimburg. Utrecht [enz.]1981; A. Buter,Volksverhalen uit Overijssel.Utrecht [enz.] 1981; W.Geldof, Volksverhalen uitZeeland en de Zuidhollandseeilanden. Utrecht [enz.]1979; Tj. W.R. de Haan,Volksverhalen uit Groningen.Utrecht [enz.] 1979; J. vander Kooi, Volksverhalen uitFriesland. Utrecht [enz.]1979; G.J.H. Krosenbrink,Volksverhalen uitGelderland. Utrecht [enz.]1979; H.J. Prakke,Volksverhalen uit Drenthe.Utrecht [enz.] 1980; en B.Sliggers, Volksverhalen uitNoord- en Zuid- Holland.Utrecht [enz.] 1980. VoorVlaanderen: M. van denBerg, Volksverhalen uitAntwerpen. Utrecht [enz.]1981; R. van der Linden enL. Cumps, Volksverhalen uitOost- en West- Vlaanderen.Utrecht [enz.] 1979; F.Roeck, Volksverhalen uitBelgisch Limburg. Utrecht[enz.] 1980; en S. Top,Volksverhalen uit VlaamsBrabant. Utrecht [enz.] 1982.

Het Spectrum. [9] Ook deze reeks, globaal

Theo Meder, ‘Nederlandse sprookjes in de negentiende en twintigste eeuw. Verteld, verzameld, gedrukt’

Page 9: Nederlandse sprookjes in de negentiende en twintigste eeuw. … · 2016-03-07 · Lombok en Transv aal. De enquête behelsde een taal- en cultuurpeiling en is gehouden ... mondelinge

35

opgedeeld in provincies, heeft met zijn commentaar en bronvermeldingenwetenschappelijke pretenties. Daarmee houdt het voor volwassenen wel op. De marktvoor sprookjesboeken voor kinderen is vele malen groter.

Feit is dat sprookjes in het verleden niet bij uitstek een kindergenre hebben

[10]Zie ook N. Heimeriks enW. van Toorn (red.), De heleBibelebontse berg. Degeschiedenis van hetkinderboek in Nederland enVlaanderen van deMiddeleeuwen tot heden.Amsterdam 1989, 261.Opgemerkt moet worden dathet sprookje in De heleBibelebontse berg eentamelijk stiefmoederlijkebehandeling krijgt.

gevormd. [10] Het mondelinge volksverhaal, en ook het sprookje, was eeuwenlang hetboek van de arme man en vrouw. De plot van sommige Middelnederlandse(ridder)romans en toneelstukken voor een volwassen publiek blijkt op

[11]Zie o.a. M. Draak, Hetverloop van het Nederlandsesprookje. Amsterdam 1960en van dezelfde auteurOnderzoekingen over deRoman van Walewein. (Metaanvullend hoofdstuk over‘Het Walewein-onderzoeksinds 1936’). Groningen[enz.] 1975; T. Meder,‘Esmoreit: de dramatiseringvan een onttoverd sprookje’,in: Queeste 3 (1996), afl. 1,18-24; en Dekker, Van derKooi en Meder, Van Aladdin,162-165 en 339-344.

internationale sprookjesstof gebouwd. [11] Volksboekjes die wij thans tot desprookjesstof rekenen, hebben eeuwenlang hun weg gevonden naar een goeddeels

[12]Zie over het volksboekVanden jongen geheetenJacke bijvoorbeeld T. Meder,‘Een zoen voor Sneeuwwitje.Over de veranderlijkheid vansprookjes’, in: Volkskundigbulletin 24 (1998), 274-295,in het bijzonder 292; alsmedeDekker, Van der Kooi enMeder, Van Aladdin, 81-83.

volwassen lezerspubliek. [12] Het leugensprookje over luilekkerland (of Cocagne)kennen we in de Nederlanden vanaf circa 1500 en behoorde destijds tot hetvolwassen feestrepertoire. Was het aanvankelijk de dagdroom van de gewonemens over een overvloed aan voedsel en drank, later wordt de vertelling ingezetin een moreel offensief tegen luiheid en potverteren. Gaandeweg ontdoet hetsprookje van luilekkerland zich weer van deze didactiek en doet het aardse paradijsvan ongelimiteerde snoeperij en kindervermaak zijn intrede. Langzaam maar zekerzakt de thematiek dan af tot de kinderkamer. Er treedt daarbij een proces vanVerharmlosung op; niet alleen de didactische angel van de noodzaak van deugd

Theo Meder, ‘Nederlandse sprookjes in de negentiende en twintigste eeuw. Verteld, verzameld, gedrukt’

Page 10: Nederlandse sprookjes in de negentiende en twintigste eeuw. … · 2016-03-07 · Lombok en Transv aal. De enquête behelsde een taal- en cultuurpeiling en is gehouden ... mondelinge

en nijverheid verdwijnt uit het verhaal, maar ook de grovere verhaalelementen worden

[13]H. Pleij, Dromen vanCocagne. Middeleeuwsefantasieën over hetvolmaakte leven. Amsterdam1997; en T. Meder,‘[Recensie van] HermanPleij: Dromen van Cocagne.Middeleeuwse fantasieënover het volmaakte leven.’,in: Volkskundig bulletin 23(1997),74-80.

weggewerkt. [13]

Ook de gebroeders Grimm, de pioniers in het wetenschappelijkesprookjesonderzoek, hadden met hun verzamelde sprookjes niet uitsluitend eenkinderpubliek op het oog, getuige de titel Kinder- und Hausmärchen. UitgeverijLemniscaat gaf ze eind jaren zeventig weer uit onder de titel Sprookjes voor kind

[14]J. en W. Grimm,Sprookjes voor kind en gezin.4e dr. Rotterdam 1979.

en gezin. [14] Het betrof een uitstekende, letterlijke vertaling van alle oorspronkelijkeGrimmsprookjes, maar bleek geen groot succes: de teksten werden door kinderen

[15]Mondelinge mededelingvan een redactrice vanLemniscaat.

als te moeilijk ervaren. [15] In veel sprookjesboeken met mooie plaatjes en groteletters worden de Grimm-sprookjes in vereenvoudigde vorm naverteld enuitgegeven. De taal in deze uitgaven is wat simpeler, en bepaalde gruwelijkeelementen zoals die bij de Grimms voorkomen, worden regelmatig weggewerkt.Zo wordt de wens tot kannibalisme van Sneeuwwitjes stiefmoeder vaak verzwegen:als bewijs voor de moord op Sneeuwwitje eist ze in de Grimm-versie haar longenen lever op. Uiteindelijk eet zij de lever en de longen op van een jong wild zwijn,dat in Sneeuwwitjes plaats is

Theo Meder, ‘Nederlandse sprookjes in de negentiende en twintigste eeuw. Verteld, verzameld, gedrukt’

Page 11: Nederlandse sprookjes in de negentiende en twintigste eeuw. … · 2016-03-07 · Lombok en Transv aal. De enquête behelsde een taal- en cultuurpeiling en is gehouden ... mondelinge

36

geslacht. Evenmin wordt tegenwoordig nog vaak vermeld dat er op de bruiloft vanSneeuwwitje voor haar stiefmoeder ijzeren pantoffels op het vuur staan. Destiefmoeder krijgt de roodgloeiende schoenen aangetrokken en danst tot ze er doodbij neervalt. Op de regel van de Verharmlosung en ‘verkinderlijking’ van sprookjesbestaan natuurlijk ook uitzonderingen. Om bij Sneeuwwitje te blijven: in detoneelversie die Jules Deelder in 1996 maakte voor het Rotterdamse JeugdtheaterHofplein wordt het gruwelelement van het kannibalisme juist weer expliciet vertoond.En ook in het meermaals bekroonde kinderboek Zwart als inkt uit 1997 introduceert

[16]W. Hofman, Zwart alsinkt is het verhaal vanSneeuwwitje en de zevendwergen. Amsterdam [enz.]1997. Zie over deverschillende versies vanSneeuwwitje Dekker, Vander Kooi en Meder, VanAladdin, 334-339 en Meder,‘Zoen voor Sneeuwwitje’.

Wim Hofman weer verschillende gruwelijkheden. [16]

Een ander proces dat we zien optreden, is canonvorming. Uit het enormereservoir aan sprookjes is slechts een selectie populair gebleven. Tot de‘evergreens’ behoort onder andere een aantal zogenoemde ‘kindersprookjes’. Datzijn sprookjes die niet alleen bestemd waren voor kinderen, maar waarin ookkinderen de hoofdrol spelen, zoals Roodkapje, Hans en Grietje, en Klein Duimpje.Maar ook van andere sprookjes ligt de populariteit min of meer vast. Een enquêteonder Duitse jongeren uit 1995 levert de volgende toptien op van de thans

[17]D. Richter, ‘Wie populärsind Märchen heute? Eineempirische Untersuchungunter Studenten ausDeutschland West undDeutschland Ost’, in:Märchenspiegel 6 (1995),afl. 4, 5-9.

bekendste sprookjes in Duitsland: [17]

1. Sneeuwwitje2. Hans en Grietje3. Assepoester4. Roodkapje5. Doornroosje6. De kikkerkoning7. Het dappere kleermakertje8. Vrouw Holle9. Rapunzel

10. De wolf en de zeven geitjes

De meest geliefde sprookjes kunnen in een topdrie uitgesplitst worden naar geslacht:

JONGENSMEISJES

1. Hans en Grietje1. Assepoester2. Het dappere kleermakertje2. Doornroosje3. De gelaarsde kat3. Sneeuwwitje

Theo Meder, ‘Nederlandse sprookjes in de negentiende en twintigste eeuw. Verteld, verzameld, gedrukt’

Page 12: Nederlandse sprookjes in de negentiende en twintigste eeuw. … · 2016-03-07 · Lombok en Transv aal. De enquête behelsde een taal- en cultuurpeiling en is gehouden ... mondelinge

37

Opvallend is dat de meisjes toch de neiging hebben om te kiezen voor sprookjes meteen vrouwelijke hoofdrolspeler, die in betrekkelijke passiviteit wacht tot haar prinshaar komt halen. De voorkeur van de jongens lijkt meer uit te gaan naar sprookjes

[18]http://www.xs4all.nl/-onnoz/hopla/uitslag.htmlvoor de uitslag. Denavolgende toptiens zijngebaseerd op de laatstetelling van 5 maart 1999.

met actieve helden. Op een Nederlandse internetsite [18] kan men stemmen op sprookjesen dat levert de volgende toptien op, gesorteerd op waardering en gesorteerd opaantal stemmen:

AANTAL STEMMENWAARDERING (CIJFER)1. Assepoester (82)1. Doornroosje (7,81)2. Doornroosje (77)2. Sneeuwwitje (7,72)3. Hans en Grietje (77)3. Het lelijke eendje (7,66)4. Roodkapje (77)4. Vrouw Holle (7,63)5. De gelaarsde kat (75)5. Assepoester (7,59)6. Sneeuwwitje (74)6. De kleine zeemeermin (7,53)7. De kleine zeemeermin (72)7. Klein Duimpje (7,42)8. Klein Duimpje (72)8. Hans en Grietje (7,36)9. De prinses op de erwt (71)9. Roodkapje (7,25)10. Het lelijke eendje (70)10. Tafeltje dek je (7,15)

De waarde van deze cijfers is natuurlijk betrekkelijk. Ten eerste is de lijst metsprookjes waaruit men kan kiezen niet buitengewoon groot. Ten tweede hebben nogniet zo heel veel mensen hun stem uitgebracht. En ten derde zullen de personen dieop dergelijke internetsites inloggen waarschijnlijk geen representatieve doorsneevan de Nederlandse bevolking vormen.

Het onderzoeksbureau Inter/View heeft begin juni 1999 een 750-tal Nederlanders

[19]Dit cijfermateriaal isontleend aan dedocumentatie bij het congres‘Het sprookje in het moderneleven’, gehouden op 25september 1999 in deEfteling.

ondervraagd over hun sprookjesbeleving. [19]

AANTAL SPROOKJESBOEKEN IN NEDERLANDSE HUISHOUDENS

16,4%een45,4%meer dan een38,3%geen

FAVORIETE SPROOKJES VAN NEDERLANDERS

51,6%1. Sneeuwwitje38,7%2. Assepoester34,1%3. Roodkapje27,8%4. Doornroosje22,4%5. Hans en Grietje

Theo Meder, ‘Nederlandse sprookjes in de negentiende en twintigste eeuw. Verteld, verzameld, gedrukt’

Page 13: Nederlandse sprookjes in de negentiende en twintigste eeuw. … · 2016-03-07 · Lombok en Transv aal. De enquête behelsde een taal- en cultuurpeiling en is gehouden ... mondelinge

38

IS HET BELANGRIJK DAT SPROOKJES VAN GENERATIE OP GENERATIE WORDEN

OVERGEDRAGEN?

23,2%heel erg belangrijk55,2%belangrijk14,3%onbelangrijk1,9%heel erg onbelangrijk3,5%niet belangrijk / niet onbelangrijk1,9%weet niet

Uit deze tabellen blijkt derhalve dat een merendeel van de Nederlanders een ofmeerdere sprookjesboeken in huis heeft, en dat een ruime meerderheid van deNederlanders hecht aan het doorgeven van dit culturele erfgoed van generatie opgeneratie.

Wat verder opvalt, is dat in al deze lijstjes regelmatig dezelfde titels opduiken.Deze sprookjes behoren duidelijk tot de canon, en de meeste ervan vinden we danook uitgebeeld in het Sprookjesbos van de Efteling. Maar wie vertelt nu nog hetsprookje van die Langnek, die geruime tijd de blikvanger van de Efteling is geweest?In de internationale volksverhalencatalogus van Antti Aarne en Stith Thompson, Thetypes of the folktale, staat dit sprookjestype geregistreerd als AT 513, The

[20]Aarne en Thompson, Thetypes of the folktale.

extraordinary companions. [20] In het sprookjeslexicon Van Aladdin tot Zwaan KleefAan wordt het sprookje behandeld in het lemma De zes wonderbaarlijke helpers.

[21]Dekker, Van der Kooi enMeder, Van Aladdin,426-430.

[21] In dit wondersprookje weet een eenvoudige held onmogelijke opdrachten vaneen koning te volbrengen dankzij helpers met wonderbaarlijke eigenschappen,zoals hard kunnen lopen, ver kunnen kijken, hard kunnen blazen, scherp kunnenschieten en bestand zijn tegen vuur. De held wint hiermee een fortuin en/of dehand van de prinses. Het sprookje geniet tegenwoordig nauwelijks nog bekendheid,en het is waarschijnlijk niet voor niets dat dit sprookje bij de Langnek in de Eftelingop een bandje eindeloos wordt naverteld. Dit is niet het enige sprookje dat invergetelheid dreigt te raken. In het genoemde sprookjeslexicon worden er wel meerbehandeld: wie kent nog de sprookjes van De appelvangproef, De dans in dedoornstruik, Dokter Weet-Al, Falada, Houten Peter, Koning Lijsterbaard, Langewinter, De magische vlucht, De meesterdief, De oude Hildebrand, Het schip vanSinternuit, De stenen gast en De zingende doodsbeentjes? In het hoofdstuk ‘Martenop zijn praatstoel’ in Afke's tiental van Nienke van Hichtum vertelt vader 's avondsaan zijn kinderen de spannend-grappige verhalen over de Friese rover Japik Ingberts.

[22]N. van Hichtum, Afke'stiental. 31e dr. Alkmaar[z.j.], '65-85, met name71-83.

[22] Het is een traditio-

Theo Meder, ‘Nederlandse sprookjes in de negentiende en twintigste eeuw. Verteld, verzameld, gedrukt’

Page 14: Nederlandse sprookjes in de negentiende en twintigste eeuw. … · 2016-03-07 · Lombok en Transv aal. De enquête behelsde een taal- en cultuurpeiling en is gehouden ... mondelinge

39

neel tafereel, en in de twintigste eeuw zijn nog vele tientallen verhalen over Japik

[23]Zie verhaal-type VDK1525Z*, De JapikIngberts-cyclus, in Van derKooi, Volksverhalen inFriesland, Typencatalogus,466-475.

Ingberts uit de mondelinge overlevering opgetekend [23] - maar toen werden de meesteeigenlijk al niet meer actief verteld, alleen op verzoek van de verzamelaar. Tallozelegendesprookjes, novellesprookjes, domme duivelsprookjes en grappige sprookjeszijn uit de mondelinge overlevering (nagenoeg) verdwenen. Veel grappigesprookjes waren helemaal niet voor kinderoren bedoeld, bijvoorbeeld vanwegehun obscene explicietheid. Wat in de bloeiende mondelinge en schriftelijkeoverlevering is overgebleven is een populaire selectie van vooral wondersprookjes,die hun bekendheid goeddeels ontlenen aan de (vele bewerkingen van de)sprookjesboeken van Charles Perrault, Jacob en Wilhelm Grimm en Hans ChristianAndersen.

Vertellen vroeger en nu

In 1995 is er door het Meertens Instituut een volkskundevragenlijst verzonden aanzijn correspondenten in Nederland en Vlaanderen over verhalen en vertelcultuur. Indeze enquête zijn enkele vragen opgenomen over het vertellen van verhalen aan

[24]Over de resultaten hiervanT. Meder, ‘Het vertellen vanverhalen aan kinderen.Enkele resultaten uit deVolkskundevragenlijst van1995’, in: Volkskundigbulletin 25 (1999), afl. 2-3,292-314.

kinderen, nu en vroeger. [24] Aangezien het in alle gevallen om open vragen ging,hebben de correspondenten hun antwoorden regelmatig van commentaar voorzien.Zo waren er correspondenten die stellig beweerden dat er tegenwoordig minderverhalen verteld worden aan kinderen: daarvoor hebben ouders het nu véél tedruk. Andere correspondenten beweerden dit met evenveel stelligheid voor vroeger:verhaaltjes vertellen? Daar hadden ouders vroeger helemaal geen tijd voor! Diehadden het veel te druk met de kost te verdienen. Als we echter de statistiekenlaten spreken, dan blijkt dat het tegenwoordig wel degelijk gebruikelijker is omverhalen aan kinderen te vertellen. Op de vraag ‘Werden er aan u als kind vroeger

[25]Waarbij nog opgemerktmoet worden dat hetcorrespondentenbestandmomenteel sterk vergrijsd is,en dat velen teruggrijpen opde situatie van (ver) vóór deTweede Wereldoorlog.

verhalen verteld?’ antwoordde 30% ontkennend. [25] Voor de situatie vandaag de dagmeldt slechts 9,5% van de correspondenten dat er geen verhalen aan kinderenworden verteld.

Het meest geëigende moment om tegenwoordig verhalen aan kinderen tevertellen blijkt te zijn 's avonds bij het naar bed gaan. Ruim driekwart van decorrespondenten geeft dit als hét moment van de dag op. Verder meldt meer dan80% van de correspondenten dat hetzelfde verhaal, hetzij soms, hetzij vaak, bijherhaling verteld wordt aan kinderen, vooral waar het de wat jongere kinderen betreft.

Een ander opvallend resultaat van de enquête is, dat er tegenwoordig vakerverhaaltjes uit boeken worden voorgelezen, terwijl er

Theo Meder, ‘Nederlandse sprookjes in de negentiende en twintigste eeuw. Verteld, verzameld, gedrukt’

Page 15: Nederlandse sprookjes in de negentiende en twintigste eeuw. … · 2016-03-07 · Lombok en Transv aal. De enquête behelsde een taal- en cultuurpeiling en is gehouden ... mondelinge

40

vroeger meer uit het hoofd werd verteld; het verhaal kwam toen veel vaker uit hetgeheugen van de verteller. Het betreft dan in veel gevallen sprookjes, sagen enwaargebeurde geschiedenissen. Als er vroeger al uit boeken werd voorgelezen, danwaren dat onder andere Inde Soete Suikerbol van W.G. van de Hulst, Bulletje enBonestaak van A.M. de Jong, de sprookjes van de gebroeders Grimm en van HansChristian Andersen, de boeken van Jules Verne, Robinson Crusoe van Daniel Defoe,Piggelmee en het Tovervisje, Kazan de Wolfshond van J.O. Curwood en de boekjesover de kabouters Sim en Sam van J. Donkers. Het voorleesrepertoire van nu isduidelijk anders, zij het dat ook nu nog sprookjes van Grimm, Andersen en Perraultworden voorgelezen, alsmede de fabels van La Fontaine. Nu wordt er verder ondermeer voorgelezen uit Nijntje van Dick Bruna, Pinkeltje van Dick Laan, Puk en Mukvan Jos Haens, Madelief van Guus Kuijer en bovenal uit Pluk van de Petteflet, Otjeen Jip en Janneke van Annie M.G. Schmidt. Maar ook de wereld van de strip (endie van de animatie) laten zich niet onbetuigd. Er wordt namelijk evengoedvoorgelezen over Yogi Beer, Donald Duck, de Flintstones en Suske en Wiske. Zowelvroeger als nu is er ook uit de bijbel of de kinderbijbel voorgelezen.

Voor het feit dat er vroeger meer uit het geheugen werd verteld en thans meervoorgelezen wordt uit boeken, laat zich een aantal verklaringen bedenken. De meestvoor de hand liggende verklaring is van economische aard: het mondelinge verhaalwas vroeger het ‘boek van de arme man en vrouw’. Een mondelinge vertelling kostniets, en speciale kinderboeken waren vroeger niet voor iedereen betaalbaar. Met detoegenomen welvaart wordt het voor steeds meer mensen mogelijk om kinderboekente kopen. Dan is er een meer maatschappelijk en educatief argument denkbaar.Gaandeweg neemt het belang van scholing toe en zien we onze samenleving allengsintenser alfabetiseren en verschriftelijken: boeken worden voor steeds meer mensensteeds belangrijker als dragers van informatie en amusement. Een volgende verklaringzou artistiek genoemd kunnen worden: lang niet iedereen is een geboren verteller.Zodra betaalbaar, kan een boek een gebrek aan creativiteit en vertelkunstcompenseren. Immers, zoals (bijvoorbeeld) Annie M.G. Schmidt het op papier kanvertellen, zo verzin je het doorgaans als gewone verteller zelf niet. Tot slot zou ernog een ‘moreel’ argument gegeven kunnen worden: kinderboeken zijn veelal quamentaliteit meer op het huidige tijdsgewricht toegesneden - ze gaan (om zo te zeggen)

[26]Al zijn creatieve vertellersnatuurlijk in staat om detraditionele vertelstof vaneen modernere plot enstrekking te voorzien.

meer met hun tijd mee dan traditionele vertellingen als sprookjes en sagen. [26]

Theo Meder, ‘Nederlandse sprookjes in de negentiende en twintigste eeuw. Verteld, verzameld, gedrukt’

Page 16: Nederlandse sprookjes in de negentiende en twintigste eeuw. … · 2016-03-07 · Lombok en Transv aal. De enquête behelsde een taal- en cultuurpeiling en is gehouden ... mondelinge

41

Het ter plekke verzinnen van verhaaltjes door vertellers blijkt vroeger even vaak tezijn gebeurd als tegenwoordig: 11,5% van de vertellers deed of doet dat. Dit talentwordt soms van generatie op generatie doorgegeven. De correspondent die aan zijnkinderen zelfverzonnen verhaaltjes over het stoute jongetje Ukkie heeft verteld, heeftvroeger zelf als kind soortgelijke verhalen over Ukkie van zijn vader te horengekregen. Andere zelfverzonnen verhalen werden verteld over de spin Simon, overPiet Konijn, over Bruintje Beer, over de kindertjes Lineke en Mineke of over eenverdwaald jongetje. Voor het verleden wordt melding gemaakt van verzonnen verhalenover Jan Klaassen, Klein Duimpje, Tijl Uilenspiegel, en vertellingen over een IJzerenOlifant, over een kabouter of een krokodillenkind. Over de meeste figuren werdenvervolgverhalen verzonnen, zodat er cycli ontstonden.

Zoals gezegd werd er vroeger vaker uit het geheugen verteld, en het betrof danonder meer waargebeurde geschiedenissen en sagen. De ware verhalen behelsdenbelevenissen uit de jeugd van ‘ouders of grootouders vroeger’. Die verhalen gingendan over de leef- en werkomstandigheden van vroeger, over beroepen als timmermanen boer, over barre winters, over de kermis in het dorp, of over de Eerste of TweedeWereldoorlog. Een correspondente die de volkskundevragenlijst invulde, herinnertzich: ‘Mijn vader vertelde verhalen over kwajongensstreken. IJssie piepen, ijssiebrouwen (het ijs kapot maken). Jongens die bijna verdronken of een boerderij inbrand staken, over het meerijden achter op een sleperswagen.’

Ook sagen werden vroeger beduidend meer verteld dan tegenwoordig.Respondenten op de vragenlijst maken melding van verhalen over kabouters en

[27]Mensen die met de helmgeboren worden en daardoorover bijzondere krachtenbeschikken; K. ter Laan,Folkloristisch woordenboek.'s-Gravenhage [enz.] 1949,144.[28]Kinderschrik / watergeest,om te waarschuwen tegen degevaren van het water; P.J.Meertens en M. de Meyer,Volkskunde-Atlas.Commentaar. Afl. II. M.m.v.H. de Visser en J.J. Voskuil.Antwerpen 1965, 135.

aardmannetjes, weerwolven, helmdragers, [27] heksen, putmannetjes, [28] ‘korenmenke’

[29]Kinderschrik: tervoorkoming dat kinderen inhet koren gaan lopen;Meertens en De Meyer,Volkskunde-Atlas,Commentaar, 161-164.

[29] en andere vormen van kinderschrik, spoken, tovenaars, het boze oog, ‘Krulstaart’

[30]Een lokaal Vlaamsspookvarken?

[30] en ‘Geelleey’ (de huilende wind in de schoorsteen). Iemand noemt verhalen

[31]Salamanders ofhagedissen (Gronings:evertaask; Drents: everdas).Ter Laan, Folkloristischwoordenboek, 95.

‘over evertaskes [31] en over adders die niet eerder doodgingen voor het ondergaan

Theo Meder, ‘Nederlandse sprookjes in de negentiende en twintigste eeuw. Verteld, verzameld, gedrukt’

Page 17: Nederlandse sprookjes in de negentiende en twintigste eeuw. … · 2016-03-07 · Lombok en Transv aal. De enquête behelsde een taal- en cultuurpeiling en is gehouden ... mondelinge

[32]Weersvoorspellers.

van de zon, enzovoort, maar ook over weerwikkers.’ [32] Weer anderen noemen sagenover sterke mannen, over gevechten van volkshelden, over de paardenhemel, over

[33]Die uiteindelijkongetwijfeld voor deontheiliging van de zondagzal worden gestraft. Vgl.Dekker, Van der Kooi enMeder, Van Aladdin,221-225.[34]In Groningen, ten zuidenvan Appingedam.

de zondagsjager, [33] over de snoek van het Schildmeer, [34] over zigeuners, en over derondtrekkende scharenslijpers uit Kaatsheuvel. Historische sagen ofpseudo-historische sagen worden genoemd zoals de verhalen over de Bokkerijders,

Theo Meder, ‘Nederlandse sprookjes in de negentiende en twintigste eeuw. Verteld, verzameld, gedrukt’

Page 18: Nederlandse sprookjes in de negentiende en twintigste eeuw. … · 2016-03-07 · Lombok en Transv aal. De enquête behelsde een taal- en cultuurpeiling en is gehouden ... mondelinge

[35]Voor verhalen en kortetoelichting zie De Blécourt,Volksverhalen uitNoord-Brabant, 62-65 en271-73; verder J.R.W.Sinninghe,Noord-Brabantschsagenboek. Scheveningen1933, 49-53.[36]Heldin van eenveelgelezen volksboek; L.Debaene, De Nederlandsevolksboeken. Antwerpen1951, 218; als volksverhaalzie ook Top, Volksverhalenuit Vlaams Brabant,169-171. Het betreft eenverhaal van het type AT 712,Crescentia (innocentslandered and banishedmaiden); zie Aarne enThompson, The types of thefolktale. Van het verhaal zijnook Nederlandse liederenbekend; M. van Dijk, ‘Zeg,Roodkapje... Parallellentussen volksverhalen envolksliederen’, in: T. Dekkeren T. Meder (red.), Vanmondeling verhaal totthemapark, 296-331, metname 312-313.[37]Huttenklaas was eenOverijsselse rover enmoordenaar, die in een hutop de heide woonde; Buter,Volksverhalen uit Overijssel,36; J.R.W. Sinninghe,Overijselsch sagenboek.Zutphen 1936, 197-201.

[35] over Genoveva van Brabant, [36] over Huttenklaas [37] en over Ellert en Brammert.

[38]Het betreft hier de sagevan de Drentse rovers (somsook reuzen) Ellert enBrammert, naar wie volgensde overlevering Ellertsvelden Brammershoop zijnvernoemd; Ter Laan,Folkloristisch woordenboek,93-94; Prakke, Volksverhalenuit Drenthe, 50-56.

[38] Eén respondent

Theo Meder, ‘Nederlandse sprookjes in de negentiende en twintigste eeuw. Verteld, verzameld, gedrukt’

Page 19: Nederlandse sprookjes in de negentiende en twintigste eeuw. … · 2016-03-07 · Lombok en Transv aal. De enquête behelsde een taal- en cultuurpeiling en is gehouden ... mondelinge

42

meldt dat zulke sagen afkomstig konden zijn uit de Almanak. Een correspondentedie van haar oma verhalen over de ‘Boes Jeude’ (de kinderschrik) hoorde, tekentaan: ‘Als ik als klein kind (meestal in [het] donker) ergens heen wilde en het bevielhaar niet, zei ze: “Denk erom: boes jeude lopt er ook en dei ken die wel pakkum”.’Dat er allengs minder sagen worden verteld, zal ten dele samenhangen met het

[39]Vgl. T. Dekker, ‘Heksenen tovenaars intwintigste-eeuwse sagen’, in:M. Gijswijt-Hofstra en W.Frijhoff (red.), Nederlandbetoverd. Toverij en hekserijvan de veertiende tot in detwintigste eeuw. Amsterdam1987, 242-255. Zie met name244-246 en 254-255.

verminderde geloof in de traditionele bovennatuurlijke wezens en verschijnselen. [39]

Het vertellen van sprookjes vroeger en nu is redelijk stabiel gebleven (36%sprookjes vroeger tegen 40% sprookjes nu), al zal vroeger vaker uit het geheugenen tegenwoordig vaker uit een boek zijn verteld. De canon van favoriete sprookjeslijkt ook nagenoeg ongewijzigd gebleven. Zowel vroeger als nu blijken Roodkapje,Hans en Grietje, De wolf en de zeven geitjes, Sneeuwwitje, De gelaarsde kat,Assepoester, Doornroosje, Klein Duimpje, Ali Baba en de veertig rovers en Derode dansschoentjes populair. Aan deze opsomming wordt voor vroeger nogtoegevoegd: Tijl Uilenspiegel, De rattenvanger van Hamelen, Luilekkerland, enDe Bremer stadsmuzikanten. Voor het heden wordt Klaas Vaak nog genoemd.Het blijkt verder dat sprookjes althans vroeger wat vaker door vrouwen werdenverteld, terwijl mannen vaker sagen vertelden.

Het verzamelen van sprookjes

Ondanks dat het voorheen primair een mondeling genre is geweest, is het sprookjein de loop der geschiedenis in letterkundig werk verschenen, en in volksboekjes enop liedbladen. Ook al vóór de gebroeders Grimm zijn sprookjesverzamelingen indruk verschenen, waarvan de zeventiende-eeuwse Pentamerone van GiambattistaBasile en de achttiende-eeuwse Sprookjes van Moeder de Gans van Charles Perraultwel de beroemdste zijn. Het wetenschappelijke sprookjesonderzoek is evenwelbegonnen met Jacob en Wilhelms tweedelige Kinder- und Hausmärchen uit 1812en 1815. Sprookjes werden door de Grimms beschouwd als producten van decollectieve volksziel, als overblijfselen van een eeuwenoude volkscultuur, waarinrestanten van de heidens-Germaanse cultuur bewaard zijn gebleven. Tevensverschaften hun sprookjes het staatkundig versnipperde Duitsland een zeker besefvan nationale eenheid.

Het is een - niet in de laatste plaats door de Grimms zelf gecreëerd-misverstanddat de gebroeders regelmatig door het land trokken om volksverhalen bij deeenvoudige lieden uit de mond op te tekenen.

Theo Meder, ‘Nederlandse sprookjes in de negentiende en twintigste eeuw. Verteld, verzameld, gedrukt’

Page 20: Nederlandse sprookjes in de negentiende en twintigste eeuw. … · 2016-03-07 · Lombok en Transv aal. De enquête behelsde een taal- en cultuurpeiling en is gehouden ... mondelinge

43

Het merendeel van hun verhalen kregen zij op papier, per brief, toegestuurd doorpersonen uit het burgermilieu. De meeste van hun informanten hadden een goedeopleiding genoten, en velen hadden een Frans-hugenootse achtergrond, wat aan desprookjes nog te merken was. Als de Grimms al in contact kwamen met vertellers(zoals Dorothea Viehmann) dan werden deze vaker aan huis ontboden, dan dat zijze zelf opzochten. Bovendien raadpleegden de Grimms de historische letterkunde,

[40]A.J. Dekker, ‘Op zoeknaar de verteller vanvolksverhalen’, in:Amsterdams sociologischtijdschrift 19 (1992), 60-84.

waaruit zij bruikbaar materiaal overnamen. [40] Van meerdere versies van een sprookjewerd soms één nieuwe gecomponeerd. Voorts werden de verhalen door hen nog

[41]Lox, ‘Ontwikkeling vanvolkssprookjes totkindersprookjes’, 167; vgl.ook nog Meder, ‘Zoen voorSneeuwwitje’.

eens op een bijzondere manier literair bewerkt en gestileerd. [41]

Het verzamelen van volksverhalen in de Nederlanden geschiedt in eersteinstantie ook door een Duitser, te weten Johann Wilhelm Wolf, die in 1843 zijnNiederländische Sagen publiceerde. Vervolgens wordt er vooral verzameld in diegewesten, waar de verlangens het sterkst waren naar de erkenning van een eigentaal, cultuur en identiteit, en waar men de hete adem van dominantere culturen inde nek voelde: Vlaanderen, Limburg en Friesland. De eerste die het verzamelenvan volksverhalen niet regionaal maar nationaal aanpakte, was de neerlandicusG.J. Boekenoogen, die in 1892 en 1893 oproepen in kranten en tijdschriften plaatsteom hem volksverhalen en kinderrijmen toe te zenden. In de navolgende jaren kreeghij veel volksverhalen, waaronder ook sprookjes, vanuit heel Nederland toegezonden,die hij voor een deel in bewerkte vorm publiceerde in het tijdschrift Volkskunde. Degrootste hoeveelheid volksverhalen, volksliedjes, kinderspelen, dialect en dergelijkekreeg hij toegezonden door Cornelis Bakker (1863-1933), arts te Broek in Waterland.Deze Bakker was in feite onze eerste echte veldwerker, want hij tekende daadwerkelijksprookjes, sagen en grappige vertellingen op uit de mond van zijn patiënten, meestalboeren, knechten en vissers. Dergelijke veldwerkers zijn schaars in de geschiedenisvan de Nederlandse volkskunde. De meest succesvolle naoorlogsevolksverhaalverzamelaars zijn beiden Friezen. Dam Jaarsma heeft in de jaren zestigen zeventig, in opdracht van wat nu het Meertens Instituut is, niet minder dan 15.000volksverhalen verzameld in de Friese Wouden. Ype Poortinga, verbonden aan deFryske Akademy, verzamelde en publiceerde in de jaren zeventig en tachtig eveneens

Theo Meder, ‘Nederlandse sprookjes in de negentiende en twintigste eeuw. Verteld, verzameld, gedrukt’

Page 21: Nederlandse sprookjes in de negentiende en twintigste eeuw. … · 2016-03-07 · Lombok en Transv aal. De enquête behelsde een taal- en cultuurpeiling en is gehouden ... mondelinge

duizenden Friese volksverhalen. Daarmee zijn we nu wel op zevenmijlslaarzen door

[42]Dit resumé doet geenrecht aan al het verrichteverzamel- en veldwerk; vooreen breder overzicht zie A.J.Dekker, ‘150 JaarNederlandsvolksverhaalonderzoek’, in:Volkskundig bulletin 4(1978), 1-28. Voor C. Bakkerzie men T. Meder, ‘Verhalenuit de volksmond. Uit deverzamelpraktijk vanCornelis Bakker, arts teBroek in Waterland’, in:Broeker bijdragen 43 (juni1999), 383-398; en vandezelfde auteur Vertelcultuurin Waterland. Devolksverhalen uit de collectieBakker (ca. 1900),Amsterdam 2000 (ter perse).Voor Jaarsma zie men E.Venbrux, ‘Sprookjes in demaak. Uit deverzamelpraktijk van DamJaarsma’, in: T. Dekker en T.Meder (red.), Van mondelingverhaal tot themapark,255-273.

de Nederlandse verzamelpraktijk heengelopen. [42]

Van al die uit de volksoverlevering opgetekende volksverhalen,

Theo Meder, ‘Nederlandse sprookjes in de negentiende en twintigste eeuw. Verteld, verzameld, gedrukt’

Page 22: Nederlandse sprookjes in de negentiende en twintigste eeuw. … · 2016-03-07 · Lombok en Transv aal. De enquête behelsde een taal- en cultuurpeiling en is gehouden ... mondelinge

44

Cornelis Bakker (1863-1933), arts te Broek in Waterland (N.-H.) in de periode 1890-1919, tevensverzamelaar van volksverhalen. De foto is afkomstig uit het familiearchief van Chr.L. Rümke teAmstelveen, en stamt uit ca. 1930.

waaronder talloze sprookjes, is nagenoeg niets doorgedrongen tot de kinderlectuur.Al dit materiaal is voor wetenschappelijke doeleinden gearchiveerd, en deelsgepubliceerd in wetenschappelijke edities, volkskundige tijdschriften enverhalenbundels voor volwassenen. In het circuit van de verhalenbundels voorvolwassenen is het ‘grote overschrijven’ overigens al lange tijd gebruikelijk. WatBakker bijvoorbeeld uit de volksmond heeft opgetekend, is vervolgens bewerktgepubliceerd door Boekenoogen, en weer eens bewerkt uitgegeven door Sinningheen daarna nog weer eens overgeschreven door De Jong en Sleutelaar. Door dit ‘groteoverschrijven’ worden op schrift soms levende tradities gesuggereerd, die in demondelinge overlevering allang een zachte dood zijn gestorven.

Theo Meder, ‘Nederlandse sprookjes in de negentiende en twintigste eeuw. Verteld, verzameld, gedrukt’

Page 23: Nederlandse sprookjes in de negentiende en twintigste eeuw. … · 2016-03-07 · Lombok en Transv aal. De enquête behelsde een taal- en cultuurpeiling en is gehouden ... mondelinge

45

Maar het sprookje is niet dood. Kinderen horen en lezen nog steeds sprookjes. Somscreëren auteurs nieuwe sprookjes. Maar het merendeel van de sprookjesuitgavenvoor kinderen - hetzij in de traditionele papieren media, hetzij in de moderneaudiovisuele media - grijpt telkens weer terug op een canon die zijn oorsprong vindtbij Charles Perrault, de gebroeders Grimm en Hans Christian Andersen - welke laatsteoverigens vooral kunstsprookjes creëerde. We moeten vaststellen dat hetwetenschappelijke sprookjesonderzoek en de edities van kindersprookjes vrijwelvolkomen gescheiden circuits vormen.

Conclusie

Het wetenschappelijke sprookjesonderzoek is eigenlijk vanaf het begin doortrokkengeweest van de ‘vijf-voor-twaalf’-gedachte: als we niet snel gaan verzamelen, danverdwijnen de sprookjes samen met de laatste vertellers het graf in. Zeker is het

[43]Vgl. T. Dekker, ‘Zondervarzamelaars geensprookjes’, in: T. Dekker enT. Meder (red.), Vanmondeling verhaal totthemapark, 214-237; enMeder, ‘Zoen voorSneeuwwitje’.

sprookjesrepertoire schraler geworden. [43] Aan een gedreven verzamelaar als Bakkerhebben we het te danken dat we zeggen en schrijven één Nederlandse versie van

[44]Zie Meder, ‘Verhalen uitde volksmond’, en Dekker,Van der Kooi en Meder, VanAladdin, 145-147.

het type AT 901, The taming of the shrew, overgeleverd hebben gekregen. [44]

Volwassenen vertellen elkaar haast geen sprookjes meer - enkele grappigesprookjes, die bijna moppen zijn, uitgezonderd. De droomboodschap van hetsprookje heeft voor volwassenen haar aantrekkingskracht goeddeels verloren, enhet sprookje is zijn functie als voertuig voor het maken van een sociaal statementkwijt. Laat ik het zo zeggen: het is tegenwoordig in principe mogelijk dat eengewoon burgermeisje trouwt met een prins. Of zoals Herman Pleij heeft betoogd:het sprookje over luilekkerland verliest veel glans zodra Albert Heijn om de hoekzit. In de wereld van de volwassenen zijn in de mondelinge overlevering anderegenres in de plaats gekomen voor het sprookje en de sage. Nu maakt de stadssage(het broodje aap-verhaal) de mens streetwise, en brengen moppen de moderne angsten,frustraties, (voor)oordelen en wensdromen onder woorden. Maar onder andere in dehoek van de New Age lijkt het sprookje onder volwassenen weer wat aanbelangstelling te winnen - als (vermeende!) bron van oeroude, esoterische en/ofGermaans-mythische kennis. En er zijn meer kringen waarin - in een andere context

[45]Het aantal professionelesprookjesvertellers isontegenzeggelijk groeiende.Verder lijkt er vanuit hetverlangen naarmulticulturaliteit eengroeiende belangstelling tebestaan voor sprookjes uitandere culturen.

en met een andere functie - sprookjes weer opgang lijken te maken. [45]

We hebben vastgesteld dat een ingedikte canon van sprookjes er van jongs afaan met de paplepel werd en wordt ingegoten. De weten-

Theo Meder, ‘Nederlandse sprookjes in de negentiende en twintigste eeuw. Verteld, verzameld, gedrukt’

Page 24: Nederlandse sprookjes in de negentiende en twintigste eeuw. … · 2016-03-07 · Lombok en Transv aal. De enquête behelsde een taal- en cultuurpeiling en is gehouden ... mondelinge

46

schappelijke verzamel- en onderzoekspraktijk heeft hier nauwelijks invloed opuitgeoefend. Auteurs en uitgevers, vaders en moeders, juffen en meesters grijpentelkens weer terug op de canon die in de letterkundige wereld is gevestigd doorPerrault, de Grimms en Andersen. Vroeger kregen kinderen die canon van sprookjesvaker uit het geheugen verteld, tegenwoordig vaker uit boeken voorgelezen. Eenbepaalde groep sprookjes zit hierdoor in ons collectieve geheugen. Deze collectievekennis maakt het mogelijk voor reclamemakers, cartoonisten en striptekenaars omtelkens weer op de bekende thema's en motieven te variëren. En deze kennis maaktparodiëren aantrekkelijk, zoals onder anderen Roald Dahl voor kinderen deed metzijn Gruwelijke rijmen uit 1982, en Wim Meyles voor volwassenen met zijn boek

[46]R. Dahl, Gruwelijkerijmen. 3e dr. Baarn 1990(oorspr. titel: Revoltingrhymes) en W. Meyles, Depitbull en de zeven geitjes.Grimmige sprookjes uit dejaren '90.Groningen 1991. Zie overparodieën en moderneadaptaties ook Lox,‘Ontwikkeling vanvolkssprookjes totkindersprookjes’.

De pitbull en de zeven geitjes uit 1991. [46] Iedereen kent vanaf een zekere leeftijd diecanon aan sprookjes - ook de jonge allochtonen. En met de komst van deallochtonen dringen ook nieuwe sprookjes tot onze cultuur door, zoals de verhalenover de spin Anansi. In het multiculturele Lombok kent 23% van de allochtonende spin Anansi, terwijl zelfs 31% van de autochtonen Anansi kent. Ook voorverhalen geldt - hetzij schriftelijk, hetzij mondeling overgeleverd - een zekeresurvival of the fittest, maar dat betekent niet dat verhalen voornamelijk bezig zijnmet uitsterven: waar oude vormen verdwijnen, komen er ook weer nieuwe voorin de plaats.

Eindnoten:

Theo Meder heeft Nederlandse taal- en letterkunde gestudeerd en promoveerde in 1991 aande Universiteit Leiden op het proefschrift Sprookspreker in Holland. Leven en werk van Willemvan Hildegaersberch (ca. 1400). Samen met Willem Wilmink verzorgde hij een nieuwe editievan de Beatrijs. Een middeleeuws Maria-mirakel. Meder is sinds 1994 alsvolksverhaal-onderzoeker verbonden aan het Meertens Instituut, waar hij onder meer decoördinatie voert over de Nederlandse Volksverhalenbank. Samen met Ton Dekker en Jurjenvan der Kooi schreef hij Van Aladdin tot Zwaan kleef aan. Lexicon van sprookjes: ontstaan,ontwikkeling, variaties. Onder redactie van Ton Dekker en Theo Meder verscheen hetVolkskundig bulletin-themanummer Van mondeling verhaal tot themapark. De waardering enreceptie van sprookjes. Onlangs publiceerde Meder een bloemlezing van Nederlandsevolksverhalen onder de titel De magische vlucht.

Theo Meder, ‘Nederlandse sprookjes in de negentiende en twintigste eeuw. Verteld, verzameld, gedrukt’