Lezing de staat gent 14nov2016
-
Upload
janusz-vanhellemont -
Category
Government & Nonprofit
-
view
261 -
download
0
Transcript of Lezing de staat gent 14nov2016
De Staat van de Welvaartsstaat Bea Cantillon
Thomas More’s Utopia
Het begint met verontwaardiging…
“There was no reason to wonderat the matter, since this way of punishing thieveswas neither just in itself nor good for the public; for,as the severity was too great, so the remedy was not effectual …”
“When that little money is at anend (for it will be soon spent), what is left for them todo but either to steal, and so to be hanged (God knowshow justly!), or to go about and beg? And if they dothis they are put in prison as idle vagabonds, while theywould willingly work but can find none that will hirethem; for there is no more occasion for country labor,to which they have been bred, when there is no arableground left.”
En een eenvoudige diagnose
“Though, to speak plainly my real sentiments, I must freely own that as long as there is any property, and while money is the standard of all other things, I cannot think that a nation can be governed either justly or happily: not justly, because the best things will fall to the share of the worst men; nor happily, because all things will be divided among a few (and even these are not in all respects happy),the rest being left to be absolutely miserable.”
“From whence I am persuaded that till property istaken away, there can be no equitable or just distributionof things, nor can the world be happily governed;for as long as that is maintained, the greatest and thefar best part of mankind, will be still oppressed witha load of cares and anxieties.”
Book Two
Of the Discussion which Raphael Hythloday Held Concerning the Best State of a Commonwealth, by Way of Thomas More, Citizen and Undersheriff of LONDON
“Throughout the island they wear the same sort ofclothes, without any other distinction except what isnecessary to distinguish the two sexes and the marriedand unmarried. The fashion never alters...”
they are clothed withleather and skins, cut carelessly about them, whichwill last seven years, and when they appear in publicthey put on an upper garment which hides the other;and these are all of one color, and that is the naturalcolor of the wool.
but they, dividing the day and night intotwenty-four hours, appoint six of these for work, threeof which are before dinner and three after; they thensup, and at eight o’clock, counting from noon, go to bedand sleep eight hours.
No family may have less thanten and more than sixteen persons in it, but there canbe no determined number for the children under age;
this rule is easily observed by removing some of thechildren of a more fruitful couple to any other familythat does not abound so much in them.
Thereare no taverns, no ale-houses, nor stews* among them,nor any other occasions of corrupting each other, ofgetting into corners, or forming themselves into parties;all men live in full view, so that all are obliged both toperform their ordinary task and to employ themselveswell in their spare hours; and it is certain that a peoplethus ordered must live in great abundance of all things,and these being equally distributed among them, noman can want or be obliged to beg.
En, helaas …
... the first utopia that tried to enter into history, to pass from the realm of ‘words’ to that of things, not only came true but is being upturned, has already almost been upturned in the countries where it was put to the test, into something ever more like those negativeutopias which have so far also existed only in words (one thinks of Orwell’s novel) ( Bobbio, 1989 )
De welvaartsstaat als utopie ?
“In Hoofdstuk 2 maakten weduidelijk dat de welvaartsstaat nooit een ‘utopie’ is geweest, niet gestoeldop een blauwdruk van een ‘gesloten toekomst’, maar langzaam gegroeid, van onderuit, voortdurend zoekend naar evenwichten in alsmaar wisselende spanningsvelden,gradueel afgedwongen door sociaal overleg en in politieke onderhandelingen.” ( Cantillon & Buyse, 2016 )
De welvaartsstaat tolereert bovendien geen unidimensioneel denken ( Cantillon & Buysse, 2016 )
“…een ongeëvenaarde hoogstaandesamenlevingsvorm, het geestelijk ideaal van Europa” , Herman Deleeck, 2007
Maar 40 jaar later, de verontwaardiging
Waarom slaagt de welvaartsstaat er niet langer in om ongelijkheden en armoede succesvolterug te dringen? Waarom gaat vooruitgang op het vlak van inkomen,scholarisatie en werkgelegenheid niet langer samen met de verbetering van de levensomstandigheden van mensen die zich onderaan op de maatschappelijkeladder bevinden? Waarom zijn de nieuwe arbeidsgeoriënteerde beleidsparadigma’sontoereikend gebleken? ( Cantillon & Buyse, 2016 )
Een kwestie van ethiek
Jonh Rawl’s Maximin principe
En van welbegrepen eigenbelang…Brexit, Trump…
“Thus populist parties did receive significantly greater support among the less well-off (reporting difficulties in making ends meet) and among those with experience of unemployment, supporting the economic insecurity interpretation.” ( Inglehart & Norris, 2016 )
De evolutie van de ongelijkheid en van de armoede
19651967
19691971
19731975
19771979
19811983
19851987
19891991
19931995
19971999
20012003
20052007
20092011
20130
0.1
0.2
0.3
0.4
0
4
8
12
16
Evolutie van de inkomensongelijkheid (Gini) en armoede in België 1965-2014.
Gini voor belasting en sociale transfersGini na belasting en sociale transfers% armen, EU-norm (50% mediaan equivalent inkomen)% armen, EU-norm (60% mediaan equivalent inkomen)
Bron: Gini-coëfficiënt:1965-1989: Fiscale Statistiek; 1990-1995: Dierckx, D., Coene, J., Van Haarlem, A. en Oosterlynck, S. (2012), Armoede en sociale uitsluiting: Jaarboek 2012, Leuven: Acco, p.451; 1995-2014: Eurostat, EU-SILC data. Armoedegraad: 1976-1995: Deleeck, H. (2008), Architectuur van de welvaartsstaat, Leuven: Acco, p.357; 1995-2013 Eurostat, EU-SILC data.
26
Maar de contrasten werden groter2002 2013
1. Totale bevolking 15,4 15,5
2. Onderwijsniveau (18j-64j)
- Laag 19,6 28,5
- Hoog 7,1 6,5
3. Activiteitstatus (16+)
- Tewerkgesteld 6,5 4,8
- Werkloos 32,9 42,9
5. Werkintensiteit huishouden (0j-59j)
- zeer hoog [0,85-1] 4,4 2,7
- zeer laag [0-0,2] 45,9 62,2
Noot: * EU27; ** EU28; De data van 1995-2000 en 2003-2014 zijn niet zonder meer vergelijkbaar; Armoedelijn: 60% van het mediane equivalente inkomen.
Bron: 1995-2000: Eurostat, ECHP1995, ECHP2000; 2003-2014: Eurostat, EU-SILC 2003, EU-SILC2006, EU-SILC2009, EU-SILC2012, EU-SILC2014.
Ongelijke tewerkstellingsgroei
27
1992
1993
1994
1995
1996
1997
1998
1999
2000
2001
2002
2003
2004
2005
2006
2007
2008
2009
2010
2011
2012
2013
2014
0102030405060708090
100België
Aandeel hoogschoolden in het aantal werkenden
tewerkstellingsgraad laaggeschoolden
tewerkstellingsgraad middengeschoolden
tewerkstellingsgraad hooggeschoolden
1992
1993
1994
1995
1996
1997
1998
1999
2000
2001
2002
2003
2004
2005
2006
2007
2008
2009
2010
2011
2012
2013
2014
0
20
40
60
80
100
Duitsland
Bron: Eurostat, Labour Force Survey data, berekeningen Centrum voor Sociaal Beleid Herman Deleeck door Linde Buysse.
1992
1993
1994
1995
1996
1997
1998
1999
2000
2001
2002
2003
2004
2005
2006
2007
2008
2009
2010
2011
2012
2013
2014
0
20
40
60
80
100
Nederland
1992
1993
1994
1995
1996
1997
1998
1999
2000
2001
2002
2003
2004
2005
2006
2007
2008
2009
2010
2011
2012
2013
2014
0
20
40
60
80
100
Zweden
Ongelijke verdeling van jobs over huishoudens
28
Noot: ‘employment rate’ is de tewerkstellingsgraad; ‘wi = 0’ is het aandeel werkarme gezinnen (werkintensiteit = 0); ‘wi = 1’ is het aandeel werkrijke gezinnen (werkintensiteit = 1); ‘0 < wi < 1’ is het aandeel werkrijkere gezinnen met een werkintensiteit tussen 0 en 1.Bron: EU Labour Force Survey, berekeningen Centrum voor Sociaal Beleid Herman Deleeck, Universiteit Antwerpen door Vincent Corluy.
19941995
19961997
19981999
20002001
20022003
20042005
20062007
20082009
0
10
20
30
40
50
60
70
80
90
100
België
wi = 0 0 < wi < 1 wi = 1
19941995
19961997
19981999
20002001
20022003
20042005
20062007
20082009
01020304050607080
Nederland
19941995
19961997
19981999
20002001
20022003
20042005
20062007
20082009
01020304050607080
Verenigd Koninkrijk
Met een sterke sociale gelaagdheid
29
Neerwaartse druk op lage lonen
30
1970
1972
1974
1976
1978
1980
1982
1984
1986
1988
1990
1992
1994
1996
1998
2000
2002
2004
2006
2008
2010
2012
2014
0
50
100
150
200
250
Reële evolutie van productiviteit, gemiddelde loon en gewaarborgd minimumloon in België, 1970-2014 (1975=100)
BBP per gewerkt uur - 1975=100Reël gemiddeld maandinkomen (in VTE) - 1975=100Reëel gewaarborgd minimum-maandinkomen (22 j met 12 m dienst) - 1975=100
Noot: Gemiddelde loonmassa per VTE: 1995-1998 gebaseerd op evolutie loonmassa per effectieven; 1999-2013 gemiddelde loonmassa per VTE; gecorrigeerd voor tijdreeksbreuken; Bruto minimummaandinkomen: 1975-2011 januari bedragen en 2012-2013 juni bedragen. Bron: BBP per gewerkt uur: OESO, Productivity data; Reëel gemiddeld maandinkomen en reëel gewaarborgd minimummaandinkomen: KOWESZ-data, berekeningen Centrum voor Sociaal Beleid Herman Deleeck door Linde Buysse.
… en op werkloosheidsuitkeringen
31
Noot: *Gemiddelde loonmassa per VTE: 1995-1998 gebaseerd op evolutie loonmassa per effectieven; 1999- 2013 gemiddelde loonmassa per VTE; gecorrigeerd voor tijdreeksbreuken. Sociale uitkeringen: 1970-2011 januaribedragen en 2012-2015 junibedragen.Bron: KOWESZ, berekeningen Centrum voor Sociaal Beleid Herman Deleeck door Linde Buysse.
1970
1972
1974
1976
1978
1980
1982
1984
1986
1988
1990
1992
1994
1996
1998
2000
2002
2004
2006
2008
2010
2012
2014
0
20
40
60
80
100
120
140
Werkloosheid: welvaart - in verhouding tot loonmassa in VTE*, 1973=100
Gezinshoofd (voor alle periodes geldt hetzelfde minimum)Alleenstaande(voor alle periodes hetzelfde min-imum)Samenwonende: 1e - 2e periode: fase 2A en 2B (1970-1987: 1-36 m; 1988-1993: 1-18 m; 1994-2012: 1-15 m; vanaf 2013: 1-24 m)Samenwonende: 3e periode (forfait; 1985-1987: 36 m+; 1988-1993: 18 m+; 1994 -2012: 15 m+; vanaf 2013: 49 m+)
Stijgende armoede bij laaggeschoolden
32
2003
2004
2005
2006
2007
2008
2009
2010
2011
2012
2013
2014
0
5
10
15
20
25
30
35
België
Laag Midden Hoog20
03
2004
2005
2006
2007
2008
2009
2010
2011
2012
2013
2014
05
101520253035
Duitsland
Armoederisicopercentage naar onderwijsniveau (18-64 jaar) in enkele EU-landen, 2003-2014.
2003
2004
2005
2006
2007
2008
2009
2010
2011
2012
2013
2014
05
101520253035
Nederland
Noot: Armoedelijn = 60% van het gestandaardiseerde mediane inkomen van alle gezinnen. Laaggeschoold: geen diploma, een diploma lager onderwijs of een diploma lager secundair onderwijs; midden geschoold: diploma hoger secundair onderwijs of diploma postsecundair onderwijs (niet-tertiair onderwijs); hooggeschoold: tertiair onderwijs.Bron: Eurostat, EU SILC-data.
2003
2004
2005
2006
2007
2008
2009
2010
2011
2012
2013
2014
05
101520253035
Zweden
… en bij werkloze gezinnen
33
2003
2004
2005
2006
2007
2008
2009
2010
2011
2012
2013
2014
0
10
20
30
40
50
60
70
80
België
Hogere werkintensiteit ]0,2;1]Zeer lage werkintensiteit [0;0,2]
2003
2004
2005
2006
2007
2008
2009
2010
2011
2012
2013
2014
01020304050607080
Duitsland
Armoederisicopercentage naar werkintensiteit (< 60 jaar) in enkele EU-landen, 2003-2014.
2003
2004
2005
2006
2007
2008
2009
2010
2011
2012
2013
2014
01020304050607080
Nederland
2003
2004
2005
2006
2007
2008
2009
2010
2011
2012
2013
2014
01020304050607080
Zweden
Noot: Armoedelijn = 60% van het gestandaardiseerde mediane inkomen van alle gezinnen. Bron: Eurostat, EU SILC-data.
Een structurele crisis
Economische overbodigheid laaggeschoolden
“Solidariteit in wederkerigheid” middels sociale verzekeringen
34
Het sociale trilemma
35
Jobs Adequaat (vervangings)inkomen
Inspanningen van de welvaartsstaat
Que faire?
1. De bodem optillen
2. Een progressievere verdeling van lasten en baten
3. Werk van onderuit als tegenmacht
4. Zorgarbeid, cement van de samenleving
36
1. De bodem optillen: een hoge kost
37
1992 2001 2001 200960
65
70
75
80
85
90
95
100
105armoedelijn alleenstaande ouder met 2 kinderen = 100
effort
effort
Beschikbaar inkomen aan minimumloon
Bruto minimumloon
average net social assistance
leefloon
2. Een progressievere verdeling van lasten en baten : mogelijk en nodig
38
Noot: Kwintielverdeling gemaakt op basis van het equivalent beschikbaar inkomen van de totale bevolking.Bron: Grafiek gemaakt op basis van data uit Verbist en Matsaganis (2014).
K1 K2 K3 K4 K50
5
10
15
20
25
30
35
Kwintielverdeling van de sociale uitgaven voor diensten en uitkeringen in België, 2007.
Totale uitgaven voor diensten (<65)Totale Uitgaven voor uitkeringen (geen pensioenen)
3. Zorgarbeid : cement van de samenleving
39
1970
1972
1974
1976
1978
1980
1982
1984
1986
1988
1990
1992
1994
1996
1998
2000
2002
2004
2006
2008
2010
2012
0
5
10
15
20
25
30
35
40
Evolutie van de Bruto Toegevoegde Waarde (in % van het BBP) over de activiteitsectoren in België, 1970-2013.
Nijverheid en energie (exclusief bouwnijverheid)Handel, vervoer, horeca, informatie, communicatie, financiële diensten, immobiliën Overheids- en andere niet-commerciële dienstenLandbouw, bosbouw en visserijBouwnijverheid
In p
roce
nt v
an h
et B
BP a
an b
asisp
rijze
n
Noot: 1970-1994: ESER-statistieken – Bruto toegevoegde waarde tegen marktprijzen, tegen werkelijke prijzen; 1995-2013: ESR 1995 – Bruto toegevoegde waarde per bedrijfstak, ramingen tegen lopende prijzen.Bron: Nationale bank van België, Nationale Rekeningen, berekening Centrum voor Sociaal Beleid Herman Deleeck door Linde Buysse.
4. Werk van onderuit als tegenmacht
het “niet-staatse karakter” van de WS
het grote belang van het middenveld
en van de sociale economie, de sociale innovatie…
40
41
E. Schokkaert (2016)
“In Utopia sectors such as culture and art, or health and health care are seen as extremely important for the quality of life. Many of the jobs in these sectors are subsidized or even largely financed by the government. The citizens in Utopia accept paying higher taxes – and hence lowering their material consumption – to support this financing.”
42
43