Download - AvdR Webinars

Transcript

WWW.AVDRWEBINARS.NL

WEBINAR 0269

UAV 2012 SPREKERS

MR. A.E. BROESTERHUIZEN, ADVOCAAT KIENHUIS HOVING

ADVOCATEN EN NOTARISSEN MR. G.J. VAN DE WETERING, ADVOCAAT KIENHUIS HOVING

ADVOCATEN EN NOTARISSEN

10 APRIL 2013 15:00 – 17:15 UUR

“ N O F E A R . N O L I M I T S . N O E Q U A L . ”

Magna Charta Webinars

Leergang Aanbestedingsrecht 2013

W E B I N A R S

De Academie voor de Rechtspraktijk heeft onder de naam Magna Charta Webinars een leergang aanbestedingsrecht ontwikkeld. Dit isde eerste leergang aanbestedingsrecht die men volledig via internet kan volgen. Topsprekers vanuit de praktijk behandelen met u debelangrijkste ontwikkelingen op het gebied van het aanbestedingsrecht.

Keuzes en motivering in de voorbereidingsfase | 12 april 2013 | 15:00 – 17:15 uurMr. L.E.M. Haverkort, advocaat Kienhuis Hoving Advocaten en Notarissen

Aanbestedingsprocedures: mogelijkheden en onmogelijkheden | 26 april 2013 | 15:00 – 17:15 uurMr. C.J.M. Weebers-Vrenken, advocaat Weebers Vastgoed Advocaten N.V.

Uitsluiting, selectie en gunning | 24 mei 2013 | 09:00 - 11:15 uurMr. T.H. Chen, directeur Chen Aanbestedingsadvies

Proportionaliteit in de praktijk | 8 mei 2013 | 15:00 – 17:15 uurMr. drs. I. Boon, directeur Trias Politica advies

Aanbesteden in de bouw | 13 juni 2013 | 09:00 – 11:15 uurMr. A.E. Broesterhuizen, advocaat Aanbestedingsrecht en Bouwrecht Kienhuis Hoving Advocaten en Notarissen

De effecten van aanbestedingsplichten op de Publiek Private Samenwerking| 24 juni 2013 | 15:00 - 17:15 uurMr. C.J.M. Weebers-Vrenken, advocaat Weebers Vastgoed Advocaten N.V.

Specificatie van de opdracht | 16 september 2013 | 09:00 – 11:15 uurMr. E.E. Zeelenberg, advocaat Hekkelman Advocaten N.V.

Uitzonderingen op de aanbestedingsplicht & bijzondere procedures | 23 september 2013 | 09:00 – 11:15 uurMr. E.E. Zeelenberg, advocaat Hekkelman Advocaten N.V.

Omgaan met fouten bij de aanbesteding en bij de inschrijving | 7 oktober 2013 | 09:00 – 11:15 uurMr. A.E. Broesterhuizen, advocaat Aanbestedingsrecht en Bouwrecht Kienhuis Hoving Advocaten en Notarissen

De fase na de voorlopige gunning | 16 oktober 2013 | 09:00 - 11:15 uurMr. T.H. Chen, directeur Chen Aanbestedingsadvies

Magna Charta is onderdeel van de Academie voor de Rechtspraktijk

KLIK HIER VOOR MEER INFORMATIE

3

Inhoudsopgave

Mr. A.E. Broesterhuizen

Mr. G.J. van de Wetering

Wetgeving

UAV 1989 p. 4

UAV 2012 p. 66

1

Tekst vande Uniforme Administratieve Voorwaarden voor de uitvoering

van werken 1989 (UAV 1989)

HOOFDSTUK I. ALGEMEEN

§ 1. Aanduidingen, begripsbepalingen

1. Verstaan wordt onder:het werk : het uit te voeren werk of de te verrichtenlevering;de opdrachtgever : de natuurlijke of rechtspersoon, die hetwerk opdraagt;de aannemer : de natuurlijke of rechtspersoon, aan wie hetwerk is opgedragen;het bestek : de beschrijving van het werk, de daarbijbehorende tekeningen, de voor het werk geldendevoorwaarden, de nota van inlichtingen en het proces-verbaalvan aanwijzing;de overeenkomst : de tussen opdrachtgever en aannemer totstand gekomen overeenkomst van aanneming van werk;de aannemingssom : het bedrag, waarvoor de aannemer zichheeft verbonden het werk tot stand te brengen, deomzetbelasting daarin niet begrepen;bouwstoffen : de in het werk te brengen materialen,voorwerpen, onderdelen, installaties, grond van allerleisoort en dergelijke;dag : kalenderdag;werkdag : een kalenderdag, tenzij deze valt op een algemeenof ter plaatse van het werk erkende, of door de overheiddan wel bij of krachtens collectieve arbeidsovereenkomstvoorgeschreven rust- of feestdag, vakantiedag of andereniet individuele vrije dag;U.A.V. : deze Uniforme Administratieve Voorwaarden 1989;B.W. : Burgerlijk Wetboek.

2. Indien in het bestek een afzonderlijke termijn isgesteld, binnen welke een deel van het werk moet wordenopgeleverd, wordt voor de toepassing van de §§ 6, vierdelid, 8, 9, 10, 11, 12, 42 en 44 dat deel als eenafzonderlijk werk aangemerkt.

3. Indien in het bestek een afzonderlijke termijn isgesteld, binnen welke de uitvoering van het werk tot eenbepaalde stand moet zijn gevorderd, voordat de oplevering

4

2

plaats vindt, is het bepaalde in de §§ 8, 9 en 42 vanovereenkomstige toepassing.

4. Indien aan de totstandkoming van de overeenkomst geenaanbesteding is voorafgegaan, wordt voor de toepassing vande §§ 2, tweede lid, 6, elfde en dertiende lid, en 49,tweede lid, in plaats van 'de dag van aanbesteding' gelezen'de dag van de prijsaanbieding van de aannemer'.

5. Bij meerjarige onderhoudswerken, opgedragen voor eenbepaalde som per jaar wordt, indien sprake is van'aannemingssom' of van 'termijn van betaling', bedoeld deaannemingssom per jaar of de termijn van betaling van hetbetrokken onderhoudsjaar.

§ 2. Van toepassing zijnde voorschriften, tegenstrijdigebepalingen

1. De bepalingen van deze U.A.V. gelden voor zoverdaarvan in in het bestek niet uitdrukkelijk is afgeweken.

2. Tot het bestek behoren mede, als waren zij erletterlijk in opgenomen, de op het werk van toepassingverklaarde Nederlandse normen van de Stichting NederlandsNormalisatie-instituut, zoals deze drie maanden voor de dagvan aanbesteding luiden.

3. Op de overeenkomst is van toepassing het Nederlandserecht.

4. Indien onderdelen van het bestek onderlingtegenstrijdig zijn, wordt, tenzij een andere bedoeling uithet bestek voortvloeit, de rangorde daarvan bepaald aan dehand van de volgende regels:a. een nieuw geschreven of getekend document gaat voor eenoud geschreven of getekend document;b. de beschrijving gaat voor een tekening;c. een bijzondere regeling gaat voor een algemene regeling;met dien verstande, dat regel a gaat voor de regels b en c ,en regel b voor regel c .Indien toepassing van deze regels geen uitkomst biedt,wordt de tegenstrijdigheid, met inachtneming van debillijkheid, uitgelegd ten nadele van degene door of namenswie het bestek is opgesteld.

5. Het in het vierde lid bepaalde laat onverlet de

5

3

verplichting van de aannemer om de opdrachtgever tewaarschuwen in geval van een klaarblijkelijketegenstrijdigheid tussen onderdelen van het bestek.

6

4

HOOFDSTUK II. VERTEGENWOORDIGING VAN PARTIJEN

§ 3. Directie

1. De opdrachtgever is gerechtigd een of meer personenaan te wijzen om als directie op te treden of de directiebij te staan dan wel als zodanig aangewezen personen dooranderen te vervangen.

2. Indien de opdrachtgever niet een of meer personen wilaanwijzen om als directie op te treden, is hij verplichthiervan vóór de uitvoering van het werk schriftelijkmededeling te doen aan de aannemer. Indien door het nietaanwijzen of niet vervangen van een of meer personen om alsdirectie op te treden meer van de aannemer wordt verlangddan redelijkerwijs van hem kan worden gevergd, heeft hijrecht op bijbetaling.

3. De opdrachtgever geeft van elke aanwijzing, indiendeze niet reeds in het bestek is gedaan, en van elkewijziging of intrekking daarvan, onverwijld schriftelijkkennis aan de aannemer.

4. Zolang en voor zover de opdrachtgever nietschriftelijk aan de aannemer van het tegendeel doetblijken, vertegenwoordigt de directie de opdrachtgever inalle zaken het werk betreffende. In de gevallen echter,waar in de U.A.V. uitdrukkelijk de opdrachtgever isgenoemd, is alleen deze bevoegd.

5. Indien meer dan één persoon als directie isaangewezen, wordt ieder der aangewezen personen geacht dedirectie te vertegenwoordigen.

6. De directie oefent het toezicht uit op de uitvoeringvan het werk en op de naleving van de overeenkomst.

7. Personen, die zijn aangewezen om de directie bij testaan, binden deze in zoverre het tegendeel nietschriftelijk aan de aannemer is medegedeeld.

8. De directie is bevoegd te bepalen, dat door haar aante duiden werkzaamheden niet mogen worden uitgevoerd dan integenwoordigheid van de directie of van door haaraangewezen personen.

7

5

9. Indien en zolang de opdrachtgever van zijn in heteerste lid bedoelde bevoegdheid geen gebruik heeft gemaakt,treedt hij daar, waar in de U.A.V. sprake is van dedirectie, in haar plaats.

§ 4. Gevolmachtigde van de aannemer.

1. De aannemer is te allen tijde gerechtigd bij door dedirectie goed te keuren volmacht 1) een of meer personenaan te wijzen om hem in zaken het werk betreffende tevertegenwoordigen. Ditzelfde geldt bij wijziging vanbedoelde volmacht.

2. Een door de aannemer gewaarmerkt afschrift van devolmacht wordt onverwijld aan de directie verschaft.

3. De aanwijzing van iedere gevolmachtigde geschiedt voorhet werk of voor een bepaald gedeelte ervan.

1 Een voorbeeld van een volmacht is gegeven in

bijlage A.

8

6

HOOFDSTUK III. ALGEMENE VERPLICHTINGEN VAN PARTIJEN

§ 5. Verplichtingen van de opdrachtgever

1. De opdrachtgever zorgt er voor, dat de aanemer tijdigkan beschikken:

a. over de vergunningen, ontheffingen of dergelijkebeschikkingen, die voor de opzet van het werk volgens hetbestek vereist zijn;

b. over het terrein of het water, waarop of waarin hetwerk moet worden uitgevoerd;

c. over de benodigde tekeningen en andere gegevens;

d. over de verstrekkingen, die de opdrachtgever ingevolgede overeenkomst doet.

Indien de aard van het werk hiertoe aanleiding geeft, houdtde directie vóór de aanvang van het werk een bouwbesprekingmet de aannemer en de leidingbeheerders, waarbij deaannemer wordt ingelicht omtrent de juiste ligging van dezich in of nabij het werk en het werkterrein bevindendeondergrondse kabels en leidingen en waarbij wordtvastgesteld wat daarmee moet geschieden. Indien de directiedeze bouwbespreking niet houdt, zal de aannemer vóór deaanvang van het werk om het houden van die besprekingverzoeken. De directie zal aan dit verzoek gevolg geven.

2. De opdrachtgever draagt de verantwoordelijkheid voorde door of namens hem voorgeschreven constructies enwerkwijzen, daaronder begrepen de invloed die daarop doorde bodemgesteldheid wordt uitgeoefend, alsmede voor de doorof namens hem gegeven orders en aanwijzingen.

3. Indien bouwstoffen of hulpmiddelen, die deopdrachtgever ter beschikking heeft gesteld, gebrekenmochten hebben, is de opdrachtgever aansprakelijk voor dedaardoor veroorzaakte schade.

4. De opdrachtgever is aansprakelijk voor de functioneleongeschiktheid:a. van door hem voorgeschreven bouwstoffen;b. van bouwstoffen, die bij een door hem voorgeschrevenleverancier moeten worden betrokken, tenzij de aannemer een

9

7

keuzemogelijkheid had met betrekking tot deze bouwstoffen.Onder de functionele ongeschiktheid van bouwstoffen wordtverstaan het naar hun aard niet geschikt zijn van dezebouwstoffen voor het doel waarvoor zij blijkens het bestekzijn bestemd.

5. De opdrachtgever is aansprakelijk voor de niet of niettijdige levering:a. van bouwstoffen die bij een voorgeschreven leveranciermoeten worden betrokken;b. van door hem voorgeschreven bouwstoffen, tenzij deaannemer een keuzemogelijkheid had met betrekking tot deleverancier van deze bouwstoffen,mits in elk van de beide gevallen de aannemer het redelij-kerwijs nodige heeft gedaan om nakoming en/of schadevergoe-ding te verkrijgen.

6. Indien wettelijke voorschriften of beschikkingen vanoverheidswege hogere eisen aan het werk stellen dan in deovereenkomst is bepaald, zullen wijzigingen van het werk,welke nodig zijn om aan die eisen te voldoen, wordenverrekend als meer werk.

7. De opdrachtgever zal het aan de aannemer toekomendevolgens de in de overeenkomst gestelde regelen voldoen.

8. Indien het bouwterrein, de uit het werk komende oudebouwstoffen of de door de opdrachtgever ter beschikkinggestelde bouwstoffen verontreinigd zijn, wordt de aard ende omvang daarvan, voor zover voor de uitvoering van hetwerk van belang, in het bestek vermeld. De opzet van hetwerk zal zodanig zijn, dat daardoor schade aan persoon,goed of milieu zoveel mogelijk wordt beperkt.

§ 6. Verplichtingen van de aannemer

1. De aannemer is verplicht het werk uit te voeren naarde bepalingen van de overeenkomst zonder aanspraak opverrekening, bijbetaling of schadevergoeding te kunnen doengelden dan in de gevallen, waarin dat bepaaldelijkvoorgeschreven of kennelijk bedoeld is.Hij is verplicht al datgene te verrichten, wat naar de aardvan de overeenkomst door de wet, de billijkheid of hetgebruik wordt gevorderd of tot een behoorlijke aanwendingder bouwstoffen behoort.

10

8

2. De aannemer is verplicht het werk uit te voerenvolgens de door de directie te verstrekken en de door haargoed te keuren tekeningen.Hij is verplicht de orders en aanwijzingen op te volgen,die hem door de directie worden gegeven.

3. De verplichtingen van de aannemer omvatten mede:

a. de levering van de nodige bouwstoffen en hetverrichten van de nodige werkzaamheden;

b. de beschikbaarstelling van gereedschap, materieel,hulpmaterialen, hulpstoffen, hulpwerken en anderehulpmiddelen, nodig voor de uitvoering van het werk en hetverrichten van de nodige hulpwerkzaamheden;

c. de betaling van precario, kosten van aansluiting vanhulpleidingen en dergelijke.

4. Het werk en de uitvoering daarvan zijn voor rekeningvan de aannemer met ingang van de datum van aanvang ofzoveel eerder als de aannemer ingevolge § 7, tweede lid,met het werk begint, tot en met de dag waarop het werkovereenkomstig het bepaalde in § 10, eerste of tweede lid,als opgeleverd wordt beschouwd. Onder het werk en deuitvoering daarvan worden mede begrepen de voorbereiding,de aanvoer van bouwstoffen, de uitvoering van hulpwerken,de doelmatigheid en capaciteit van werktuigen en gereed-schappen.

5. De uitvoering van het werk moet zodanig zijn, dat detotstandkoming van het werk overeenkomstig de volgens § 8,eerste lid, in het bestek voorgeschreven termijn verzekerdis.

6. De wijze van uitvoering van het werk moet zodanigzijn, dat voor de opdrachtgever dan wel voor derden geennodeloze hinder is te duchten. De aannemer dient het werkzodanig uit te voeren, dat daardoor schade aan persoon,goed of milieu zoveel mogelijk wordt beperkt.

7. Onvoldoend werk wordt binnen een door de directie inbillijkheid te stellen termijn tot haar genoegen door deaannemer verbeterd of vernieuwd. Deze verbetering ofvernieuwing geschiedt op kosten van de aannemer, tenzij hetonvoldoend werk het gevolg is van een omstandigheid dievoor rekening van de opdrachtgever komt.

11

9

8. De aannemer is aansprakelijk voor schade aan met hetwerk in verband staande werken van de opdrachtgever en aanandere werken en eigendommen van de opdrachtgever, voorzover deze door de uitvoering van het werk is toegebrachten te wijten is aan nalatigheid, onvoorzichtigheid ofverkeerde handelingen van de aannemer, zijn personeel, zijnonderaannemers of zijn leveranciers.

9. De aannemer vrijwaart de opdrachtgever tegenaanspraken van derden tot vergoeding van schade, voor zoverdeze door de uitvoering van het werk is toegebracht en tewijten is aan nalatigheid, onvoorzichtigheid of verkeerdehandelingen van de aannemer, zijn personeel, zijnonderaannemers of zijn leveranciers.

10. De aannemer zorgt voor de tijdige verkrijging vanvergunningen, ontheffingen en dergelijke beschikkingen, diehij nodig heeft of wenst, voor zover zij niet behoren totdie, waarvoor de opdrachtgever ingevolge het bepaalde in §5, eerste lid, sub a zorg draagt.

11. De aannemer wordt geacht bekend te zijn met de voor deuitvoering van het werk van belang zijnde wettelijkevoorschriften en beschikkingen van overheidswege, voorzover deze op de dag van aanbesteding in werking zijngetreden. De aan de naleving van deze voorschriften enbeschikkingen verbonden gevolgen zijn voor zijn rekening.

12. De gevolgen van de naleving van voorschriften vanbijzondere aard zijn voor rekening van de aannemer, tenzijredelijkerwijs moet worden aangenomen, dat hij dezevoorschriften niet behoefde te kennen. In dit laatste gevalheeft hij aanspraak op bijbetaling.

13. De gevolgen van de naleving van wettelijkevoorschriften of beschikkingen van overheidswege, die na dedag van aanbesteding in werking treden, komen voor rekeningvan de opdrachtgever, tenzij redelijkerwijs moet wordenaangenomen dat de aannemer die gevolgen reeds op de dag vanaanbesteding had kunnen voorzien. Indien echter in deovereenkomst bepalingen zijn opgenomen betreffende deverrekening van wijzigingen van lonen en sociale lasten ofvan prijzen, huren en vrachten, komen de gevolgen daarvanslechts voor rekening van de opdrachtgever, indien en voorzover zulks uit die bepalingen voortvloeit.

12

10

14. Indien de constructies, werkwijzen, orders enaanwijzingen, bedoeld in § 5, tweede lid, dan wel debouwstoffen of hulpmiddelen, bedoeld in § 5, derde lid,klaarblijkelijk zodanige fouten bevatten of gebrekenvertonen, dat de aannemer in strijd met de goede trouw zouhandelen door zonder de directie daarop te wijzen totuitvoering van het desbetreffende onderdeel van het werkover te gaan, is hij voor de schadelijke gevolgen van zijnverzuim aansprakelijk. Het in dit lid bepaalde is vanovereenkomstige toepassing op de in § 5, vierde en vijfdelid, bedoelde gevallen.

15. Indien de aannemer meent, behalve op de aannemingssom,op de vergoeding van de omzetbelasting en op de verrekeningingevolge de §§ 35 tot en met 39, nog andere aansprakenjegens de opdrachtgever te hebben, geeft hij daarvan zospoedig mogelijk schriftelijk aan deze kennis en in elkgeval op zodanig tijdstip dat de directie de terzake nodigegegevens kan verzamelen. Aan het verzamelen van die gege-vens verleent de aannemer zijn medewerking. De op-drachtgever of de directie kan van de aannemer nadereinlichtingen verlangen omtrent de door hem kenbaar gemaakteaanspraken.

16. De aannemer zorgt voor orde en veiligheid op het werk.Hij zorgt tevens voor een zodanige verlichting, dat eengoede uitvoering van het werk gewaarborgd is.

17. De aannemer is verplicht alle onbekwame dan welongeschikte personen, die van zijnentwege of vanwege eenonderaannemer of leverancier op het werk aanwezig zijn, opverlangen van de directie onverwijld daarvan te doen ver-wijderen.

18. De aannemer moet gedurende de uitvoering van het werkop of in de nabijheid van de plaats, waar het wordtuitgevoerd, aanwezig zijn, tenzij de directie zulks onnodigoordeelt of een gevolmachtigde hem overeenkomstig § 4vertegenwoordigt.

19. De aannemer zorgt er voor, dat bij de uitvoering vanhet werk, tenzij hijzelf of zijn gevolmachtigde ter plaatseis, steeds een persoon aanwezig is, die de opdracht heeftorders of aanwijzingen van de directie op te volgen en dezeonverwijld aan hem of zijn gevolmachtigde over te brengen.

20. De aannemer verleent toegang tot het werk en het

13

11

werkterrein aan de personen, die door de opdrachtgever ofde directie tot toegang zijn gemachtigd, voor zover hijdaartegen geen redelijke bezwaren heeft.

21. Behalve het te werk gestelde personeel en uit anderenhoofde bevoegde personen mag de aannemer andere personen ophet werk en het werkterrein toelaten voor zover deopdrachtgever of de directie daartegen geen redelijkebezwaren kenbaar maakt.

22. De aannemer zorgt er voor, dat de directie en door dedirectie aangewezen personen, voor zover fabrieksgeheimzich daartegen niet verzet, vrije toegang hebben tot deterreinen, fabrieken, werkplaatsen en loodsen, zowel van deaannemer als van onderaannemers en leveranciers, waarwerkzaamheden ten behoeve van het werk worden verricht ofvoor het werk bestemde bouwstoffen zijn opgeslagen,teneinde de werkzaamheden respectievelijk de bouwstoffen teinspecteren.

23. Indien uit hoofde van fabrieksgeheim vrije toegang alsbedoeld in het voorgaande lid niet of niet ten volle kanworden gegeven, moet hiervan kennis worden gegeven:

a. bij de inschrijving, indien de bevoegdheid tot hetverlenen van vrije toegang bij de aannemer berust;

b. bij de aanvraag tot goedkeuring van de betrokkenonderaannemer of leverancier, indien de bevoegdheid bij eenvan hen berust.

Een kennisgeving als bedoeld onder a zal niet wordenaangemerkt als een aan de inschrijving verbondenvoorwaarde.

24. Indien twee of meer personen tezamen een werk hebbenaangenomen, zijn zij hoofdelijk voor de gehele uitvoeringdaarvan aansprakelijk. Zij zijn verplicht een van henschriftelijk aan te wijzen om hen in alle opzichten tevertegenwoordigen.

25. De aannemer mag het werk niet geheel of ten dele aaneen ander overdragen zonder schriftelijke goedkeuring vande opdrachtgever.

26. De aannemer kan bepaalde onderdelen van het werk inonderaanneming laten uitvoeren, mits voor de keuze van deze

14

12

onderdelen en van de daarvoor in te schakelenonderaannemers de schriftelijke goedkeuring van de directieis verkregen; de aannemer blijft niettemin jegens deopdrachtgever voor die onderdelen ten volle verant-woordelijk.

27. Indien door of namens de opdrachtgever het inschakelenvan een bepaalde onderaannemer is of wordt voorgeschreven,is de aannemer voor wat het werk van die onderaannemerbetreft jegens de opdrachtgever tot niet meer gehouden dantot datgene, waartoe de aannemer die onderaannemer kanhouden krachtens de voorwaarden van onderaanneming zoalsdeze door de opdrachtgever zijn aanvaard of goedgekeurd.Indien de voorgeschreven onderaannemer niet, niet tijdig ofniet deugdelijk presteert en de aannemer het redelijkerwijsnodige heeft gedaan om nakoming en/of schadevergoeding teverkrijgen, zal de opdrachtgever de voor de aannemerontstane meerdere uitvoeringskosten aan hem vergoeden, voorzover deze hem niet zijn vergoed door de onderaannemer.Daartegenover zal de aannemer, op eerste verzoek van deopdrachtgever, aan deze zijn vordering op de voorgeschrevenonderaannemer cederen tot aan het door de opdrachtgever aanhem vergoede bedrag.

28. Indien onderdelen van het werk in onderaannemingworden uitgevoerd, zal de aannemer de onderaannemervolledig inlichten omtrent de bepalingen van het bestek,die bij het desbetreffende onderdeel van belang kunnenzijn, en omtrent de wijze van uitvoering.

29. Orders en aanwijzingen betreffende die onderdelenzullen door de directie uitsluitend aan de aannemer wordenkenbaar gemaakt en zullen door deze aan de onderaannemerworden doorgegeven, tenzij de aannemer na overleg met deonderaannemer schriftelijk verzoekt bedoelde orders enaanwijzingen tevens rechtstreeks aan de onderaannemer medete delen.

30. De aannemer is verplicht ter zake van de overeenkomstin Nederland domicilie te hebben voor zover hij niet reedsin Nederland is gevestigd.

15

13

HOOFDSTUK IV. AANVANG, UITVOERINGSDUUR, OPLEVERING

§ 7. Datum van aanvang

1. Als datum van aanvang zal worden aangemerkt de vijfdewerkdag na de dag waarop de aannemer het werk isopgedragen.

2. Tenzij in het bestek anders is bepaald, staat het deaannemer vrij, behoudens bezwaar van de directie, ook vóórde datum van aanvang met het werk te beginnen.

§ 8. Uitvoeringsduur, uitstel van oplevering

1. De termijn, binnen welke het werk moet wordenopgeleverd, wordt in het bestek uitgedrukt:

a. hetzij in een aantal werkbare werkdagen;

b. hetzij in een aantal kalenderdagen, -weken of -maanden;

c. hetzij door een bepaalde dag te noemen.

2. Indien een termijn is uitgedrukt in een aantalwerkbare werkdagen, worden werkdagen, respectievelijk halvewerkdagen, als onwerkbaar beschouwd, wanneer daarop dooromstandigheden buiten de aansprakelijkheid van de aannemergedurende tenminste vijf uren, respectievelijk tenminstetwee uren, door het grootste deel van de arbeiders ofmachines niet kon worden gewerkt.

3. Als de oplevering van het werk zou moeten geschiedenop een dag die geen werkdag is, geldt de eerstvolgendewerkdag als de overeengekomen dag van oplevering.

4. De termijn, binnen welke het werk moet wordenopgeleverd, kan door de opdrachtgever worden verlengd,hetzij eigener beweging, hetzij op een daartoe strekkendverzoek van de aannemer. Indien door overmacht, door voorrekening van de opdrachtgever komende omstandigheden, ofdoor het door of namens de opdrachtgever aanbrengen vanbestekswijzigingen dan wel van wijzigingen in de uitvoeringvan het werk, niet van de aannemer kan worden gevergd dathet werk binnen de overeengekomen termijn wordt opgeleverd,

16

14

heeft hij recht op termijnsverlenging.

5. Een verzoek van de aannemer om termijnsverlenging zalslechts in overweging kunnen worden genomen, indien ditschriftelijk geschiedt en - behoudens ontheffing door dedirectie - tenminste veertien dagen voor het verstrijkenvan de termijn bij de directie is bezorgd.

§ 9. Opneming en goedkeuring

1. De opneming van het werk geschiedt op schriftelijke,tot de directie gerichte aanvrage van de aannemer, waarindeze mededeelt op welke dag het werk naar zijn oordeelvoltooid zal zijn. De directie kan genoegen nemen met eenmondelinge mededeling, welke in het dagboek of weekrapport,bedoeld in § 27, wordt aangetekend.

2. De opneming geschiedt zo spoedig mogelijk en in deregel binnen acht dagen na de in het eerste lid bedoeldedag. De dag en het tijdstip van opneming worden aan deaannemer tijdig en zo mogelijk tenminste drie dagen tevorenschriftelijk medegedeeld. De directie kan verlangen, dat deaannemer of zijn gevolmachtigde bij de opnemingtegenwoordig is.

3. Nadat het werk is opgenomen, wordt aan de aannemerbinnen acht dagen schriftelijk medegedeeld, of het al danniet is goedgekeurd, in het laatste geval met opgaaf van degebreken, die de redenen voor de onthouding van degoedkeuring zijn. Wordt het werk goedgekeurd, dan wordt alsdag van goedkeuring aangemerkt de dag waarop dedesbetreffende mededeling aan de aannemer is verzonden.

4. Met toestemming van de aannemer kan, in plaats van deschriftelijke mededeling bedoeld in het vorige lid, wordenvolstaan met een overeenkomstige aantekening in het dagboekof weekrapport, met vermelding van de datum deraantekening. Alsdan wordt, indien het werk wordtgoedgekeurd, als dag van goedkeuring aangemerkt de dagwaarop de desbetreffende aantekening is geplaatst.

5. Wordt niet binnen acht dagen na de opneming eenschriftelijke mededeling, of het werk al dan niet isgoedgekeurd, aan de aannemer verzonden dan wel, in hetgeval bedoeld in het vierde lid, een overeenkomstigeaantekening in het dagboek of weekrapport geplaatst, dan

17

15

wordt het werk geacht op de achtste dag na de opneming tezijn goedgekeurd.

6. Geschiedt de opneming niet binnen vijftien dagen na dein het eerste lid bedoelde dag, dan kan de aannemer bijaangetekende brief een nieuwe aanvrage tot de directierichten, met verzoek het werk binnen acht dagen op tenemen. Voldoet de directie niet aan dit verzoek, dan wordthet werk geacht op de achtste dag na de verzending van diebrief te zijn goedgekeurd.

7. Kleine gebreken, die gevoeglijk vóór een nog volgendebetalingstermijn kunnen worden hersteld, zullen geen redentot onthouding van goedkeuring mogen zijn, mits zij eeneventuele ingebruikneming niet in de weg staan. De aannemeris gehouden de in dit lid bedoelde gebreken zo spoedigmogelijk te herstellen.

8. Met betrekking tot een heropneming na onthouding vangoedkeuring vinden de bovenvermelde bepalingenovereenkomstige toepassing.

9. Bij een heropneming zullen andere gebreken dan die,welke overeenkomstig het zevende lid aan de aannemer zijnopgegeven, alleen dan reden tot hernieuwde onthouding vangoedkeuring kunnen zijn, indien zij eerst na devoorafgegane opneming aan de dag zijn getreden.

§ 10. Oplevering

1. Het werk wordt als opgeleverd beschouwd, indien hetovereenkomstig het bepaalde in § 9 is of geacht wordt tezijn goedge-keurd. De dag, waarop het werk is of geacht wordt te zijngoedgekeurd, geldt als dag waarop het werk als opgeleverdwordt beschouwd.

2. Indien de aannemer niet een aanvrage om opneming alsbedoeld in § 9, eerste lid, tot de directie heeft gericht,doch de opdrachtgever het werk voltooid acht, kan deze deaannemer zulks schriftelijk mededelen. De vijfde dag na deverzending van deze mededeling geldt dan als dag waarop hetwerk als opgeleverd wordt beschouwd.

3. De opdrachtgever kan het werk, voordat dit voltooidis, of een al dan niet voltooid onderdeel daarvan, in

18

16

gebruik nemen of doen nemen mits de ingebruikneming eenvoldoende voortgang van het werk niet in gevaar brengt. Deopdrachtgever gaat hiertoe niet over dan nadat hij ditschriftelijk aan de aannemer heeft medegedeeld en eenopneming van het in gebruik te nemen werk of onderdeeldaarvan heeft plaats gevonden. Indien door de inge-bruikneming meer wordt verlangd van de aannemer danredelijkerwijs van hem kan worden gevergd, zal dit wordenverrekend als meer werk. Indien door de ingebruiknemingschade aan het werk ontstaat komt deze schade niet voorrekening van de aannemer. Door de in dit lid bedoeldeingebruikneming en opneming wordt het werk, dan wel datonderdeel, niet als opgeleverd beschouwd.

§ 11. Onderhoudstermijn

1. Indien in het bestek een onderhoudstermijn isvoorgeschreven, gaat deze termijn in onmiddellijk na de dagwaarop het werk overeenkomstig het bepaalde in § 10, eersteof tweede lid, als opgeleverd wordt beschouwd.

2. De aannemer is gehouden gebreken, welke in deonderhoudstermijn aan de dag treden, te herstellen, metuitzondering echter van die, waarvoor de opdrachtgever opgrond van § 5, tweede lid, de verantwoordelijkheid draagtof waarvoor hij op grond van § 5, derde lid, aansprakelijkis.

3. Het in het tweede lid bedoelde herstel geschiedt voorrekening van de aannemer, tot genoegen van de directie enbinnen een door haar in billijkheid te stellen termijn.

4. In de onderhoudstermijn optredende schade aan het werkis voor rekening van de opdrachtgever, met uitzonderingechter van die schade, welke het gevolg is van door deaannemer verricht onvoldoend werk. In het laatste geval ishet bepaalde in het derde lid van overeenkomstigetoepassing.

5. Indien de aannemer zich desgevraagd verbindt totherstel van niet voor zijn rekening komende gebreken ofschade aan het werk, geschiedt de verrekening daarvan alsmeer werk.

6. Na afloop van de onderhoudstermijn zal het werkwederom worden opgenomen om te constateren, of de aannemer

19

17

aan zijn verplichtingen heeft voldaan, waarbij wordtgehandeld overeenkomstig het bepaalde in § 9.

§ 12. Aansprakelijkheid van de aannemer na de oplevering

1. Na de dag, waarop het werk overeenkomstig het bepaaldein § 10, eerste of tweede lid, als opgeleverd wordtbeschouwd, is de aannemer niet meer aansprakelijk voortekortkomingen aan het werk.

2. Het in het eerste lid bepaalde lijdt uitzondering:a. indien het geval, voorzien in artikel 1645 B.W., zichvoordoet;

b. indien het werk of enig onderdeel daarvan door schuldvan de aannemer, zijn leverancier, zijn onderaannemer ofzijn personeel een verborgen gebrek bevat en de aannemervan zodanig verborgen gebrek binnen een redelijke termijnna de ontdekking mededeling is gedaan.

3. Een gebrek als bedoeld in het tweede lid onder b isslechts dan als een verborgen gebrek aan te merken, indienhet, ondanks nauwlettend toezicht tijdens de uitvoering danwel bij de opneming van het werk, bedoeld in § 9, tweedelid, door de directie redelijkerwijs niet onderkend hadkunnen worden.

4. De rechtsvordering uit hoofde van een verborgen gebrekis niet ontvankelijk, indien zij wordt ingesteld na verloopvan vijf jaren na de in het eerste lid bedoelde dag.

5. Indien in het bestek een onderhoudstermijn isvoorgeschreven, treedt voor de toepassing van dezeparagraaf de dag na het verstrijken van die termijn in deplaats van de in het eerste lid bedoelde dag en wordt onderopneming van het werk verstaan: de opneming genoemd in §11, zesde lid.

20

18

HOOFDSTUK V. WIJZIGING TIJDSTIPPEN VAN UITVOERING,SCHORSING, BEËINDIGING IN ONVOLTOOIDE STAAT

§ 13. Wijziging tijdstippen van uitvoering

1. De directie is bevoegd:

a. indien in het bestek een onderhoudstermijn als bedoeldin § 11, eerste lid, is voorgeschreven, de uitvoering vanondergeschikte werkzaamheden tot in die onderhoudstermijnte verschuiven;

b. bij meerjarig onderhoud de uitvoering van werken,waartoe de aannemer in een bepaald jaar verplicht is, ineen ander jaar binnen de duur van dit onderhoud teverlangen.

2. Indien het voorafgaande aanleiding tot verrekeninggeeft, wordt daarvoor overeenkomstig het bepaalde in § 36een regeling getroffen.

§ 14. Schorsing van het werk en beëindiging van het werkin onvoltooide staat

1. De opdrachtgever is bevoegd de uitvoering van het werkvoor het geheel of voor een gedeelte te schorsen.

2. In spoedeisende gevallen is de directie, hangende debeslissing van de opdrachtgever, voorlopig tot zodanigeschorsing bevoegd.

3. Gedurende de schorsing is de aannemer verplicht:

a. in overleg met de directie gepaste maatregelen te nementer voorkoming en beperking van schade, die aan het werkzou kunnen ontstaan;

b. na te laten zowel hetgeen schade aan het werk tengevolge zou kunnen hebben als hetgeen de laterevoortzetting zou kunnen bemoeilijken.

4. Voorzieningen, die de aannemer ten gevolge van deschorsing moet treffen, worden als meer werk met hemverrekend. Schade, die de aannemer ten gevolge van deschorsing lijdt, wordt hem vergoed.

21

19

5. Indien de schorsing langer dan één maand duurt, kan deaannemer bovendien vorderen, dat een evenredige betalingvoor het uitgevoerde gedeelte van het werk plaats heeft.Daarbij wordt rekening gehouden met de nog niet verwerktebouwstoffen, voor zover deze in verband met het bepaalde in§ 19 eigendom van de opdrachtgever zijn geworden. Nog nietverwerkte voor keuring gereed zijnde bouwstoffen worden opverzoek van de aannemer eerst nog gekeurd.

6. Indien de schorsing van het gehele werk langer duurtdan zes maanden, is de aannemer bevoegd het werk inonvoltooide staat te beëindigen.

7. De opdrachtgever is bevoegd de aannemer op te dragenhet werk in onvoltooide staat te beëindigen.

8. Wanneer door voor rekening van de opdrachtgeverkomende omstandigheden de uitvoering van het werk gedurendemeer dan twee maanden ononderbroken is vertraagd, is deaannemer bevoegd het werk in onvoltooide staat tebeëindigen.

9. In de gevallen bedoeld in het zesde, zevende enachtste lid zal de opdrachtgever zo spoedig mogelijk na debeëindiging het werk overnemen. De aannemer is tot aan deoverneming van het werk door de opdrachtgever gehouden dein het derde lid bedoelde verplichtingen na te komen.

10. De aannemer heeft alsdan recht op de aannemingssom,vermeerderd met de kosten die hij als gevolg van de niet-voltooiing heeft moeten maken en verminderd met de hem doorde beëindiging bespaarde kosten. Aanspraken van de aannemeren de opdrachtgever op hetgeen overigens ter zake van deovereenkomst verschuldigd is blijven onverlet.

22

20

HOOFDSTUK VI. WERKTERREIN, RECLAME

§ 15. Werkterrein

1. Indien in het bestek oppervlakten van grond of waterals werkterrein zijn aangeduid, heeft de aannemer daaroverde kosteloze beschikking, zolang de uitvoering van het werkdit nodig maakt. Gebruik van ander terrein of water alswerkterrein is voor rekening van de aannemer.

2. De directie wijst aan, na overleg met de aannemer,welke gedeelten van het werkterrein in gebruik mogen wordengenomen als opslagplaatsen en voor de plaatsing van keten,loodsen, hulpwerken en andere hulpmiddelen.

3. De aannemer kan vóór de aanvang van het werkschriftelijk vorderen, dat de toestand van het werkterreinzo goed mogelijk wordt vastgesteld, in welk geval deopneming door de directie in samenwerking met en voorrekening van de aannemer ten spoedigste plaats vindt.Indien daarbij afwijkingen ten opzichte van de in hetbestek omschreven toestand aan het licht komen, is hetbepaalde in § 29, derde lid, van toepassing.

4. Na gebruik en uiterlijk bij de oplevering moet hetwerkterrein naar genoegen van de directie zoveel mogelijkweder in de oorspronkelijke toestand worden opgeleverd.

§ 16. Afsluiting, reclame

1. Indien de opdrachtgever afsluiting van het werk en hetwerkterrein nodig oordeelt, wordt de wijze van afsluitingin het bestek omschreven.

2. De opdrachtgever heeft het recht om na overleg met deaannemer op schuttingen en afrasteringen, welke dienen terafsluiting van het werk of het werkterrein, alsmede eldersop het werkterrein of aan het werk reclame of anderekennisgevingen aan te brengen.

23

21

3. Aan de aannemer is het evenwel toegestaan op een deelvan die plaatsen aanduidingen van zijn naam en bedrijf aante brengen, mits plaats, uiterlijk en afmetingen hiervandoor de directie zijn goedgekeurd. Hetzelfde kan door dedirectie op een door tussenkomst van de aannemer gedaanverzoek aan onderaannemers en leveranciers wordentoegestaan.

24

22

HOOFDSTUK VII. BOUWSTOFFEN

§ 17. Verwerking van bouwstoffen

1. Met inachtneming van het derde, vierde en vijfde lidvan § 5 staat de aannemer in voor de goede hoedanigheid vande bouwstoffen, voor de geschiktheid voor hun bestemming enhet voldoen aan de gestelde eisen, alsmede voor de tijdigelevering.

2. De aannemer mag geen bouwstoffen verwerken, die nietzijn goedgekeurd.

3. De directie kan verlangen, dat goedgekeurdebouwstoffen ook nadat zij zijn verwerkt alsnog wordenvervangen, indien daaraan na de keuring nog gebreken wordengeconstateerd. Deze vervanging geschiedt voor rekening vande opdrachtgever en wordt als meer werk verrekend,onverminderd het recht van de aannemer op schadevergoeding,indien daartoe gronden zijn. Indien echter het gebrek eenverborgen gebrek was en de aannemer, zijn leverancier, zijnonderaannemer of zijn personeel schuld heeft aan hetgebrek, komt deze vervanging voor rekening van de aannemer.

4. De directie is bevoegd een bewijs van oorsprong vanbouwstoffen te verlangen.

5. Indien de directie zulks goed vindt, zal de aannemerin plaats van met een fabrieksnaam aangeduide bouwstoffenandere mogen leveren, mits van overeenkomstigehoedanigheid.

§ 18. Keuring van bouwstoffen

1. De bouwstoffen worden, voordat zij in het werk wordengebracht, door de directie gekeurd en - indien goedgekeurd- zo nodig gemerkt. Door de opdrachtgever ter beschikkinggestelde bouwstoffen worden geacht te zijn goedgekeurd.

2. Ten behoeve van de keuring moeten de monsters enbouwstoffen tijdig op het werk of in de werkplaatsen wordenaangevoerd. Zolang de directie zulks nodig oordeelt,blijven door de aannemer ingediende monsters onder haarberusting; zij zijn evenwel voor zijn rekening en blijvenvoor hem toegankelijk.

25

23

3. De aannemer verleent bij de keuring, alsmede bij hetmerken van goedgekeurde bouwstoffen, de nodige hulp enstelt daartoe personeel en eenvoudige hulpmiddelen terbeschikking.

4. De aannemer is bevoegd bij de keuring aanwezig te zijnof zich te doen vertegenwoordigen; de directie kan dit vanhem verlangen.

5. De directie is bevoegd bouwstoffen door derden te doenonderzoeken; de hieraan verbonden kosten zijn voor rekeningvan de opdrachtgever, behoudens het bepaalde in het zesdelid, onder d.

6. Voor rekening van de aannemer komen de kosten van:

a. het beschikbaar stellen van de voor de keuring nodigebouwstoffen;

b. het brengen van de bouwstoffen in een voor de keuringgeschikte samenstelling en vorm;

c. de emballage en de verzending van elders te keurenbouwstoffen;

d. het in het vijfde lid bedoelde onderzoek, indien dit totafkeuring leidt, tenzij het een bouwstof betreft, in hetbestek aangeduid met een fabrieksnaam, of waarvan deleverancier door of namens de opdrachtgever is aangewezen;

e. de in het twaalfde lid bedoelde herkeuring, indien dedeskundige de afkeuring handhaaft.

7. De in het vorige lid bedoelde kosten worden zo nodigovereenkomstig § 42, zesde lid, verrekend.

8. De keuring geschiedt - ter keuze van de directie - ophet werk, in de middelen van vervoer of elders, zo spoedigmogelijk na aanvoer of gereedkoming. Indien, ondanks eendoor de directie ontvangen schriftelijk verzoek van deaannemer om bouwstoffen te keuren, uiterlijk op een in datverzoek vermeld redelijk tijdstip de schriftelijkemededeling van de uitslag van de keuring niet door deaannemer is ontvangen, worden die bouwstoffen geacht tezijn goedgekeurd. Onder een schriftelijk verzoek en ondereen mededeling als in dit lid bedoeld wordt mede verstaan

26

24

een aantekening in het dagboek of weekrapport, bedoeld in §27.

9. Verzoekt de aannemer om keuring op een andere plaatsdan door de directie is voorgeschreven, dan wordt dat nietgeweigerd, indien toestaan niet in strijd is met debelangen van een goede hoedanigheid van het werk en vandoeltreffende controle en mits de aannemer de hogere kostenervan voor zijn rekening neemt.

10. Waardevermindering en verlies van voor de keuringgebezigde bouwstoffen worden aan de aannemer niet vergoed.

11. Ingeval van afkeuring van bouwstoffen kan zowel dedirectie als de aannemer vorderen, dat een in onderlingeovereenstemming getrokken monster uit die bouwstoffen totna de beslechting van het uit die afkeuring mogelijkvoortvloeiend geschil wordt bewaard. Deze monsters wordendoor beiden gewaarmerkt. De bewaring geschiedt op een inonderlinge overeenstemming te bepalen plaats.

12. De aannemer heeft de bevoegdheid om ingeval vanafkeuring van bouwstoffen herkeuring aan te vragen door eenin overeenstemming met de opdrachtgever aan te wijzendeskundige, aan wiens uitspraak partijen ook in een latergeschil gebonden zijn.

13. Afgekeurde bouwstoffen worden zo spoedig mogelijkafgezonderd en van het werk verwijderd, ook indien zijreeds mochten zijn verwerkt.

§ 19. Eigendom van bouwstoffen

1. Alle voor het werk bestemde bouwstoffen worden -zonder dat de opdrachtgever daardoor aansprakelijk wordtvoor betalingen aan leveranciers of andere rechthebbenden -eigendom van de opdrachtgever, zodra zij zijn goedgekeurden de aannemer door overlegging van (een) verklaring(en)volgens het bij de U.A.V. behorende formulier B heeftaangetoond, dat de leveranciers en eventuele andererechthebbenden afstand doen van alle aanspraken op diebouwstoffen ten behoeve van de opdrachtgever.

2. Geen overdracht van eigendom aan de opdrachtgever alsbedoeld in het eerste lid wordt geacht te hebben plaatsgevonden:

27

25

a. indien een schuldeiser van de opdrachtgever beslaglegt op de in het eerste lid bedoelde bouwstoffen;

b. indien de opdrachtgever failliet wordt verklaard ofhem surséance van betaling wordt verleend en het werk doorde curator dan wel door de opdrachtgever en diensbewindvoerders niet wordt voortgezet.Het in dit lid bepaalde lijdt nochtans uitzondering metbetrekking tot die bouwstoffen, welke de opdrachtgever aande aannemer heeft betaald.

3. Na voltooiing van het werk overgebleven bouwstoffenworden aan de aannemer teruggegeven en als niet geleverdbeschouwd, behoudens toepassing van § 36, achtste lid.

§ 20. Zorg voor bouwstoffen

De aannemer draagt zorg voor de goedgekeurde en de door deopdrachtgever ter beschikking gestelde bouwstoffen, alsmedevoor de uit het werk komende bouwstoffen. Verlies,vermissing of beschadiging van deze bouwstoffen is voorzijn rekening, behoudens het bepaalde in § 44.

§ 21. Oude bouwstoffen

1. De uit het werk komende oude bouwstoffen blijveneigendom van de opdrachtgever, tenzij de directieverklaart, dat zij voor de opdrachtgever niet van waardezijn.

2. De voor de opdrachtgever niet van waarde verklaardeoude bouwstoffen worden eigendom van de aannemer en moetenworden weggevoerd; de directie kan verlangen, dat zulksgeschiedt binnen door haar te bepalen termijnen en tot eenafstand van tenminste 200 m van het werk.

3. De aan de opdrachtgever verblijvende oude bouwstoffenworden behoorlijk gesorteerd - het hout bovendienspijkerschoon gemaakt - en opgeborgen op door de directieaan te wijzen plaatsen niet verder dan 200 m van het werkverwijderd.

4. De aannemer is niet verantwoordelijk voor dehoedanigheid van uit het werk komende bouwstoffen, voor

28

26

zover achteruitgang van die hoedanigheid niet aan hem is tewijten.

§ 22. Garantie voor een onderdeel

1. Het bepaalde in deze paragraaf is van toepassing,tenzij het bestek anders bepaalt.

2. Indien in het bestek is vermeld dat één of meeronderdelen van het werk moeten worden gegarandeerd, zal degarantie inhouden dat de garant zich verbindt om voor zijnrekening alle tijdens de garantieperiode optredendegebreken, waarvan de opdrachtgever aannemelijk maakt datdie met grote mate van waarschijnlijkheid moeten wordentoegeschreven aan minder goede hoedanigheid of gebrekkigeuitvoering, op eerste aanzegging van de opdrachtgever zospoedig mogelijk te herstellen.

3. Indien in het bestek is vermeld dat een onderdeel vanhet werk door een onderaannemer of een leverancier moetworden gegarandeerd, draagt de aannemer zorg voor hetverstrekken van de garantie door de onderaannemer ofleverancier aan de opdrachtgever. Indien deze garantie nietdoor de onderaannemer of leverancier wordt verstrekt, wordteen dienovereenkomstige garantie door de aannemerverstrekt.

4. Een op grond van deze paragraaf overeengekomen garantiegeldt vanaf het gereedkomen of de levering van hetgegarandeerde onderdeel gedurende de in het bestek genoemdeperiode.

29

27

HOOFDSTUK VIII. HULPMIDDELEN

§ 23. Loodsen en andere hulpmiddelen

1. Hout en timmerwerken, voor zover niet bestemd voorverwerking in de grond of in waterbouwkundige werken,board, stalen ramen en dergelijke worden zodanigopgeslagen, zo nodig in van waterdichte daken voorzieneloodsen, dat hun vorm, uiterlijk en samenstelling behoudenblijven en zij geen invloed van zon, regen of optrekkendvocht kunnen ondervinden.Dezelfde eisen gelden voor wandtegels, kalk, tras, cement,gips, hang- en sluitwerk, non-ferrometalen, sanitair,verven, behangsel en dergelijke; de voor deze bouwstoffenbestemde loodsen moeten van waterdichte wanden voorzien enafsluitbaar zijn.Voorts moeten de loodsen zo zijn ingedeeld en verlicht, datde sortering en bewerking van de in dit lid bedoeldebouwstoffen er tevens behoorlijk in kunnen geschieden.

2. Indien de beschikbaarstelling van een directieverblijfin het bestek is beschreven, stelt de aannemer dit binnentien werkdagen na de aanvang van het werk ter beschikkingvan de directie. Het moet bereikbaar zijn over een goedbegaanbaar toegangspad.Het verblijf moet bestaan uit de in het bestek tebeschrijven tenminste 2,30 m hoge vertrekken, bij gebrekevan welke beschrijving een vertrek met een vloeroppervlaktevan ongeveer 12 m2 moet worden gemaakt, voorts uit eenspoelruimte, een tochtportaal, een closetruimte enafsluitbare kasten.Het moet in- en uitwendig een goed voorkomen hebben, wordensamengesteld uit een waterdicht dubbel schotwerk voor debuitenwanden en voor de plafond-dakconstructie en wordenvoorzien van de nodige vensters, een wasbak en closetin-richting, voorts van gordijnen, tekentafel met afsluitbareladen, tekenbord, tafel, stoelen, kapstok, handdoeken, zeepen dergelijke.Indien het aanbrengen van een telefooninstallatie tendienst van de directie in het bestek wordt voorgeschreven,staat deze, zonder tussenverbinding, uitsluitend te harerbeschikking; de kosten van de gesprekken zijn voor rekeningvan de opdrachtgever.De aannemer zorgt voor schoonhouden, verwarming enverlichting en voor verstrekking van drinkwater, koffie enthee.

30

28

3. Alle loodsen, keten, directieverblijven, afsluitingen,hulpwegen, steigers, werktuigen, gereedschappen en anderehulpmiddelen voor de uitvoering worden, zolang zij voor hetwerk nodig zijn, door de aannemer in goede staatonderhouden. Zij worden, zodra zij niet meer nodig zijn,binnen een door de directie te bepalen termijn en in elkgeval vóór de oplevering van het werk, of, indien in hetbestek een onderhoudstermijn is voorgeschreven, vóór heteinde daarvan, verwijderd.

§ 24. Hulpmiddelen van de opdrachtgever

1. Indien aan de aannemer het gebruik van gebouwen,terreinen en hulpmiddelen van de opdrachtgever isopgedragen of vergund, komen het onderhoud en het herstel,zolang het gebruik duurt, voor rekening van de aannemer.

2. Ingeval van verloren gaan door het in het eerste lidbedoelde gebruik, is hij verplicht tot vergoeding van deschade.3. Zodra het in gebruik genomene voor de uitvoering vanhet werk niet meer nodig is, stelt de aannemer het, zoveeldoenlijk in gelijke staat als hij het heeft ontvangen,weer ter beschikking van de opdrachtgever en bergt dehulpmiddelen op door of namens hem aan te wijzen plaatsenop.

§ 25. Gezonken materieel

1. Indien ten behoeve van het werk in gebruik zijndehulpmiddelen, zoals vaartuigen en werktuigen, dan wel voorhet werk bestemde bouwstoffen gezonken zijn in wateren,welke bij de opdrachtgever in eigendom of beheer zijn, isde aannemer verplicht ze met inbegrip van lading entoebehoren te lichten en te verwijderen.

2. Hij is in de gevallen, bedoeld in het eerste lid,verplicht dadelijk de vereiste aanduiding en verlichtingaan te brengen, zo spoedig mogelijk de eerste maatregelentot lichting, zoals het onderdoor brengen van kettingen, tenemen en de lichting in zo kort mogelijke tijd tevoltooien.

3. De in de voorgaande leden bedoelde werkzaamheden

31

29

geschieden op kosten van de aannemer, tenzij het in heteerste lid bedoelde zinken is veroorzaakt door eenomstandigheid die voor rekening van de opdrachtgever komt.

32

30

HOOFDSTUK IX. UITVOERING

§ 26. Algemeen tijdschema, werkplan

1. Indien zulks in de overeenkomst is voorgeschreven ofna de opdracht door de directie wordt verlangd, stelt deaannemer zo spoedig mogelijk een aan de aard van het werkaangepast algemeen tijdschema op. In dit algemenetijdschema wordt duidelijk aangegeven op welke wijze, inwelke volgorde, met welk materieel en met welkehulpmiddelen de aannemer voornemens is het werk en zijnonderdelen uit te voeren alsmede welke tijdsduur hij voorelk onderdeel nodig acht. Tevens wordt daarin aangegeven opwelke tijdstippen de aannemer ten behoeve van de voortgangvan het werk en de volgorde van de onderdelen ervan zaldienen te beschikken over datgene waarvoor de opdrachtgeverof de directie volgens de overeenkomst dient te zorgen. Hetalgemene tijdschema dient te voldoen aan de eisen, die tenaanzien van de uitvoering van het werk in de overeenkomstzijn gesteld, en wordt door de aannemer van een behoorlijketoelichting voorzien.

2. De aannemer legt het algemene tijdschema, gedateerd enondertekend, in tweevoud aan de directie ter goedkeuringover, uiterlijk op de vijftiende werkdag na de dag waarop hem het werk is opgedragen onderscheidenlijk de directie omeen algemeen tijdschema heeft verzocht.

3. De directie beslist zo spoedig mogelijk omtrent degoedkeuring van het algemene tijdschema en deelt haarbeslissing, in elk geval uiterlijk op de tiende werkdag,nadat zij het heeft ontvangen, schriftelijk aan de aannemermede. De goedkeuring wordt slechts aan het algemenetijdschema onthouden, indien uit de inhoud daarvan blijkt,dat niet aan de uit de overeenkomst voortvloeiende eisenwordt voldaan.

4. Ingeval van goedkeuring worden de beide exemplaren vanhet algemene tijdschema ook door de directie gedateerd enondertekend, waarna een van de exemplaren aan de aannemerwordt toegezonden. In-geval het algemene tijdschema nietwordt goedgekeurd, wordt de aannemer met de redenen hiervanschriftelijk in kennis gesteld. De aannemer legt in datgeval zo spoedig mogelijk, doch binnen tien werkdagen, eennieuw algemeen tijdschema, waarbij met de bezwaren van dedirectie rekening is gehouden, ter goedkeuring aan de

33

31

directie over. Ten aanzien van de beslissing op het nieuwealgemene tijdschema is het derde lid van overeenkomstigetoepassing.

5. Het algemene tijdschema geldt als een leidraad voor deaannemer en verzwaart de voor hem uit de overeenkomstvoortvloeiende verplichtingen niet. De goedkeuring door dedirectie van het algemene tijdschema en daarin onder haargoedkeuring aangebrachte wijzigingen ontheffen de aannemerniet van zijn verplichtingen om het werk naar de uit deovereenkomst voortvloeiende eisen uit te voeren en tijdigte voltooien.

6. Indien van de aannemer wordt verlangd, dat hij inplaats van of naast het in deze paragraaf bedoelde algemenetijdschema een gedetailleerd werkplan aan de directieoverlegt, wordt zulks, onder vermelding van de aan ditwerkplan te stellen eisen, in de overeenkomst vermeld. Voorzover de overeenkomst niet anders vermeldt, is het bepaaldein het eerste tot en met het vijfde lid alsdan vanovereenkomstige toepassing.

7. Wijzigingen door de directie in het goedgekeurdealgemene tijdschema of gedetailleerde werkplan aangebrachtgeven de aannemer aanspraak op bijbetaling, indien van hemmeer wordt verlangd dan redelijkerwijs van hem kan wordengevergd.

§ 27. Dagboek, lijsten, rapporten

1. De directie maakt weekrapporten op. Hierin wordenonder meer aantekeningen opgenomen betreffende:- de vordering en de stand van het werk;- de onwerkbare dagen en het verleende uitstel vanoplevering;- de aan- en afvoer en goedkeuring van bouwstoffen;- de aan- en afvoer van materieel en hulpmiddelen;- bestekswijzigingen, meer en minder werk, verwerktehoeveelheden en stelposten;- opneming, goedkeuring en oplevering van het werk;- de verstrekking van tekeningen.

34

32

2. De in het eerste lid bedoelde aantekeningen wordentelkens uiterlijk op de vijfde werkdag na het verstrijkenvan de werkweek, waarop zij betrekking hebben, opgenomen inhet weekrapport, dat terstond na het opmaken door dedirectie wordt ondertekend.

3. Het door de directie ondertekende weekrapport wordt zospoedig mogelijk, doch uiterlijk op de vijftiende werkdagna het verstrijken van de werkweek, waarop het betrekkingheeft, aan de aannemer ter ondertekening voorgelegd. Aan deaannemer wordt afschrift van de weekrapporten verstrekt.

4. Indien de aannemer zich met de inhoud van hetweekrapport kan verenigen, tekent hij dit voor accoorduiterlijk op de vijfde werkdag, nadat het hem isvoorgelegd.

5. Indien de aannemer zich met de inhoud van hetweekrapport niet kan verenigen, ondertekent hij diteveneens uiterlijk op de vijfde werkdag, nadat het hem isvoorgelegd, doch onder toevoeging van een aantekening,waaruit blijkt tegen welke gedeelten en om welke redenenhij bezwaar heeft.

6. Ingeval de directie niet alleen weekrapporten opmaaktmaar ook een dagboek bijhoudt, is op dit dagboek hetbepaalde in het eerste tot en met het vijfde lid vanovereenkomstige toepassing, met dien verstande dat geenafschrift van het dagboek aan de aannemer wordt verstrekt,tenzij deze daarom verzoekt.

7. Indien dit in de overeenkomst is voorgeschreven of nade opdracht door de directie wordt verlangd, verstrekt deaannemer telkens uiterlijk op de vijfde werkdag na hetverstrijken van een werkweek een op die week betrekkinghebbende, door hem gedateerde en ondertekende lijst,bevattende opgaven omtrent het personeel en voorts zodanigeverdere mededelingen als door de directie worden gewenst.

8. Indien ten behoeve van het werk buiten het werkterreinwerkzaamheden worden verricht, kan de directie vorderen,dat de aannemer daaromtrent uiterlijk op de vijfde werkdagna het verstrijken van een werkweek een door hemondertekend rapport in tweevoud bij haar indient. In ditrapport worden aantekeningen als in het eerste lid bedoelden betrekking hebbend op de in voornoemde werkweek

35

33

verrichte werkzaamheden opgenomen.

§ 28. Afbakening, peilingen en opmetingen

De aannemer zal voor zijn rekening:

a. het werk uitzetten en de vereiste profielen en bakensstellen;

b. ten behoeve van afbakening, peilingen en opmetingengeschikt personeel en hulpmiddelen, als: roei- enpeilboten, meetinstrumenten, bakens, enz., ter beschikkingvan de directie stellen;

c. de gedane uitzetting en afbakening in goede staatonderhouden, zolang de directie dit nodig oordeelt.

§ 29. Verschillen in afmetingen of in de toestand vanbestaande werken en terreinen

1. Indien de in de beschrijving van het werk vermeldeafmetingen niet overeenkomen met die, voorkomende op detekeningen, is de aannemer verplicht de door hemgeconstateerde afwijking ter kennis te brengen van dedirectie, opdat deze, zo zij zulks nodig acht, kanbesluiten van de in § 2, vierde lid, bedoelde rangorde afte wij-ken. Een zodanig besluit van de directie wordt als een be-stekswijziging aangemerkt.

2. Indien de in het bestek aangegeven afmetingen nietovereenkomen met die, voorkomende in de werkelijkheid, isde aannemer verplicht de door hem geconstateerde afwijkingter kennis te brengen van de directie, teneinde met dezeoverleg te plegen omtrent hetgeen moet geschieden om, geletop de afwijking, het werk juist uit te voeren. De geblekenafwijking geeft, afgezien van de verrekening van meer enminder werk, welke uit het bestek mocht voortvloeien, deaannemer aanspraak op bijbetaling, indien die afwijking vanzodanige aard is, dat de gevolgen daarvan redelijkerwijsniet voor zijn rekening dienen te komen.

3. Verschillen tussen de tijdens de uitvoering blijkendetoestand van bestaande gebouwen, werken en terreinenenerzijds en de in het bestek aangeduide toestand

36

34

anderzijds geven, afgezien van de verrekening van meer enminder werk, welke uit het bestek mocht voortvloeien, deaannemer aanspraak op bijbetaling, indien die verschillenvan zodanige aard zijn, dat de gevolgen daarvan redelijker-wijs niet voor zijn rekening dienen te komen.Overigens draagt de opdrachtgever de verantwoordelijkheidvoor de juistheid van de door of namens hem verstrektegegevens.Het in dit lid bepaalde is ook van toepassing indien in hetbestek geen toestand of gegevens zijn aangeduid, doch detijdens de uitvoering blijkende toestand afwijkt van diewelke de aannemer redelijkerwijs had mogen verwachten.

§ 30. Voorziening in waterkering, waterdoorlaat en verkeer

1. De aannemer mag het werk of onderdelen daarvan,waardoor de belangen van waterkering of waterdoorlaatzouden kunnen worden geschaad of stremming of stoornis inof hinder aan of gevaar voor het verkeer te land, te waterof door de lucht zou kunnen worden veroorzaakt, slechtsuitvoeren, indien en zolang hij met het oog op die belangende nodige voorzieningen heeft getroffen.

2. Onder de in het eerste lid bedoelde voorzieningenworden verstaan: tijdelijke werken, afsluitingen,waarschuwingsborden, kentekens, verlichting en andereveiligheidsmaatregelen, die door wettelijke voorschriftenworden vereist of uit anderen hoofde nodig mochten zijn.

3. Zolang hinder aan of stoornis in het verkeer te land,te water of door de lucht wordt toegebracht, moet tenbehoeve van dat verkeer de nodige hulp worden beschikbaargesteld.

4. De in deze paragraaf bedoelde voorzieningen en hulpzijn voor rekening van de aannemer, met dien verstande, datdit voor tijdelijke werken van betekenis of maatregelen vaningrijpende aard slechts geldt, indien deze in deovereenkomst zijn omschreven.

§ 31. Verband met andere werken

1. Indien verschillende werken in elkander grijpen, wordtdit in het bestek vermeld.

37

35

2. Tenzij in het bestek anders is bepaald, geschiedt decoördinatie van in elkander grijpende werken door dedirectie.

3. De aannemer gedoogt - zonder aanspraak op anderevergoedingen dan de in het volgende lid bedoelde - dat doorderden, aan wie de directie zulks toestaat, tegelijkertijden te zelfder plaatse wordt gewerkt.

4. Hij gedoogt, dat daarbij gebruik wordt gemaakt vanreeds gemaakt werk en gemaakte hulpwerken. Voor dit gebruikkan de aannemer aanspraak op bijbetaling doen gelden,indien meer van hem wordt verlangd dan redelijkerwijs vanhem kan worden gevergd.

§ 32. Gevonden voorwerpen

De aannemer is verplicht de vondst van alle voorwerpen, diebij de uitvoering van het werk worden gevonden en die vanwaarde zijn of uit een historisch of wetenschappelijkoogpunt merkwaardig kunnen zijn, terstond aan de directiete melden en deze voorwerpen zo mogelijk in handen van dedirectie te stellen, tenzij het bestek anders bepaalt.

§ 33. Vermoeden van onvoldoend werk

Indien de directie vermoedt, dat het werk niet aan de bijde overeenkomst gestelde eisen voldoet, is de aannemerverplicht de maatregelen te nemen of te gedogen, die nodigzijn om vast te stellen of zulks al dan niet het geval is.Ingeval het werk niet aan deze eisen voldoet, komen dekosten van bedoelde maatregelen voor rekening van deaannemer. In het tegengestelde geval worden zij, evenals dekosten van herstel, verrekend als meer werk en wordteventuele schade vergoed.

§ 34. Wijzigingen in de uitvoering

Wijzigingen door de direectie in de uitvoering van het werkaangebracht geven de aannemer aanspraak op bijbetaling,indien van hem meer wordt verlangd dan redelijkerwijs vanhem kan worden gevergd.

38

36

HOOFDSTUK X. MEER EN MINDER WERK

§ 35. Verrekening van meer en minder werk

1. Verrekening van meer en minder werk vindt plaats:a. ingeval van bestekswijzigingen (§ 36);b. ingeval van afwijkingen van de bedragen van destelposten (§ 37);c. ingeval van afwijkingen van geschatte hoeveelheden (§38, tweede lid);d. ingeval van afwijkingen van verrekenbare hoeveelheden (§39);e. in de gevallen waarin verrekening als meer en minderwerk in deze U.A.V. of in de overeenkomst isvoorgeschreven.Aanspraken van de aannemer en de opdrachtgever op hetgeenoverigens ter zake van de overeenkomst verschuldigd isblijven onverlet.

2. De verrekening van het meer werk geschiedt doorbijbetaling, die van het minder werk door inhouding op deaannemingssom. De opdrachtgever en de aannemer komenovereen op welke wijze - ineens of in gedeelten - enwanneer de verrekening geschiedt van het meer en het minderwerk of, indien er zowel van meer als van minder werksprake is, van het saldo daarvan.

3. Indien omtrent wijze en tijdstip van de verrekeningvan het meer werk niets is overeengekomen, geschiedt dezeverrekening ineens na de voltooiing van het meer werk.

4. Indien omtrent wijze en tijdstip van de verrekeningvan het minder werk niets is overeengekomen, geschiedt dezeverrekening, met inachtneming van het bepaalde in § 40,zevende lid, ineens bij de eindafrekening van het werk.

5. Indien bij de eindafrekening van het werk blijkt, dathet totaal van het reeds verrekende en het nog teverrekenen minder werk dat van het reeds verrekende en hetnog te verrekenen meer werk overtreft, heeft de aannemerrecht op een bedrag gelijk aan 10% van het verschil vandeze totalen.Het in dit lid bepaalde lijdt uitzondering, voor zover hetminder werk het gevolg is van een verzoek van de aannemerom minder te mogen uitvoeren dan in de overeenkomst isbepaald.

39

37

6. Voor de toepassing van het bepaalde in het vijfde lidwordt onder het werk verstaan:

a. bij aanneming in massa, de werken van de percelengezamenlijk;

b. bij meerjarige onderhoudsbestekken de werken van deonderhoudsjaren gezamenlijk.

§ 36. Bestekswijzigingen

1. Onder bestekswijzigingen worden verstaan wijzigingenin het bestek, het werk of de voorwaarden van uitvoeringvan het werk.

2. De directie is bevoegd voor of tijdens de uitvoeringvan het werk bestekswijzigingen aan te brengen. Indien envoor zover deze bevoegdheid in het bestek aan deopdrachtgever is voorbehouden, is voor dezebestekswijzigingen een door de opdrachtgever aan de aanne-mer te verstrekken schriftelijke opdracht vereist.

3. De aannemer zal aan opdrachten tot bestekswijzigingengevolg geven, ook indien daardoor de omvang van het werkwordt vermeerderd of verminderd, mits dientengevolge detotalen van de bijbetalingen en inhoudingen elk niet meerbedragen dan 15% van de aannemingssom dan wel het saldo vandie bijbetalingen en inhoudingen niet meer bedraagt dan 10%van de aannemingssom.

4. Bestekswijzigingen worden verrekend tegen bedragen ofprijzen die vóór de uitvoering van die wijzigingen of,indien hun aard dit belet, zo spoedig mogelijk tussen deopdrachtgever en de aannemer worden overeengekomen. Indiende directie overweegt om een bestekswijziging aan tebrengen en daartoe de aannemer verzoekt een prijsaanbiedingte doen, plegen de directie en de aannemer op verzoek vande aannemer tevoren overleg omtrent de vraag of, en zo jaonder welke omstandigheden, de aannemer aanspraak zalkunnen maken op een redelijke vergoeding van de aan hetdoen van de prijsaanbieding verbonden kosten.

5. Bestekswijzigingen zullen de aannemer schriftelijkworden opgedragen. De aannemer kan genoegen nemen met eenovereenkomstige aantekening in het dagboek of weekrapport,

40

38

welke dan als schriftelijke opdracht zal worden aangemerkt.Het gemis van een schriftelijke opdracht of van eenaantekening in het dagboek of weekrapport laat deaanspraken van de aannemer en van de opdrachtgever opverrekening van meer en minder werk onverlet.

6. Ten aanzien van bestekswijzigingen zal op verzoek vande directie of van de aannemer een afzonderlijke termijnworden overeengekomen, binnen welke het meer werk zalworden voltooid, hetgeen dan in de schriftelijke opdrachtwordt vermeld.

7. Bij meerjarige onderhoudsbestekken wordt bij de in hetderde lid vermelde totalen van bijbetalingen en vaninhoudingen elk onderhoudsjaar op zichzelf beschouwd.

8. De opdrachtgever zal de reeds aangevoerde, de blijkensde vrachtbrief afgezonden en de uitsluitend ten behoeve vanhet werk bestelde bouwstoffen, die tengevolge vanbestekswijzigingen niet kunnen worden gebruikt, voor zoverdeze bouwstoffen aan de gestelde eisen voldoen, overnemenof deswege een billijke schadevergoeding verlenen.

§ 37. Stelposten

1. Onder stelposten worden verstaan in het bestek alszodanig aangeduide geldsbedragen, welke in de aannemingssomzijn begrepen en ten laste waarvan nader in het bestekbeschreven uitgaven worden gebracht.

2. Indien de som van de uitgaven, die ten laste van eenstelpost worden gedaan, hoger of lager blijkt te zijn danhet bedrag van die stelpost, zal de afwijking wordenverrekend.

3. Bij de ten laste van stelposten te brengen uitgaven,die betrekking hebben op de aanschaffing van bouwstoffen,wordt gerekend met prijzen, welke zijn samengesteld uit:

a. de netto-prijzen op basis van franco levering op of inhet vervoermiddel bij het werkterrein;

b. een aannemersvergoeding van 10% van de onder a bedoeldenetto-prijzen.

4. In afwijking in zoverre van het derde lid wordt geen

41

39

afzonderlijke aannemersvergoeding ten laste van stelpostengebracht bij:

a. sanitaire artikelen, in de prijs waarvan 10% provisievoor de aannemer en 10% provisie voor de loodgieter isbegrepen;

b. behang, in de prijs waarvan de gebruikelijke provisie isbegrepen.

5. Kosten van emballage en de terugzending daarvan komenvoor rekening van de aannemer, behalve voor zover diekosten, door de invulling die aan de stelpost wordtgegeven, hoger zijn dan die waarmee de aannemerredelijkerwijs rekening heeft moeten houden.

6. De kosten van het in het werk brengen van ten lastevan stelposten aangeschafte bouwstoffen zijn in deaannemingssom begrepen en worden niet afzonderlijkverrekend. Deze kosten zullen echter worden verrekend tenlaste van de stelpost, waarop ook de aanschaffing van diebouwstoffen wordt verrekend, indien zij betrekking hebbenop het in het werk brengen van installaties, zoals liften,centrale verwarming en dergelijke, of voor zover zij doorde invulling die aan de stelpost wordt gegeven hoger zijndan die waarmee de aannemer redelijkerwijs rekening heeftmoeten houden.

7. De aanschaffing van bouwstoffen, waarvoor stelpostenzijn opgenomen, geschiedt door de aannemer volgens nadereopdracht van de directie en, tenzij de directie de aannemerdaarin vrijlaat, bij leveranciers die daartoe door haarworden aangewezen.

8. Bij de ten laste van stelposten te brengen uitgaven,die betrekking hebben op de verrichting van werkzaamheden,wordt gerekend met prijzen, welke zijn samengesteld uit:

a. de voor de uitvoering nodige netto-kosten, voor zoverdeze rechtstreeks op de uitvoering betrekking hebben;

b. een aannemersvergoeding van 10% van de onder a bedoeldenetto-kosten.De kosten op de bouwplaats voor algemene inrichting,verzorging en uitvoering worden niet afzonderlijkverrekend, maar worden geacht in de aannemingssom te zijnbegrepen, behalve voor zover die kosten, door de invulling

42

40

die aan de stelpost wordt gegeven, hoger zijn dan diewaarmee de aannemer redelijkerwijs rekening heeft moetenhouden.9. De verrichting van werkzaamheden als bedoeld in hetachtste lid geschiedt volgens nadere opdracht van dedirectie door de aannemer of door derden, die daartoe doorhaar worden aangewezen.

10. Bij de ten laste van stelposten te brengen uitgaven,die betrekking hebben op het doen van betalingen aanderden, wordt gerekend met bedragen, welke zijnsamengesteld uit:

a. het bedrag van de aan derden gedane betaling, deomzetbelasting daarin niet begrepen;b. een aannemersvergoeding van 5% van het onder a bedoeldebedrag.

11. Betalingen aan derden, waarvoor stelposten zijnopgenomen, geschieden door de aannemer volgens nadereopdracht van de directie.

12. Alvorens een uitgave ten laste van een stelpost tebrengen, kan de directie van de aannemer overlegging vanbewijsstukken verlangen.

§ 38. Hoeveelheden

1. Onder verrekenbare hoeveelheden worden verstaan de inhet bestek als zodanig aangeduide hoeveelheden; afwijkingenworden verrekend overeenkomstig het bepaalde in § 39.

2. Onder geschatte hoeveelheden worden verstaan de met detoevoeging 'naar schatting', 'ongeveer' of dergelijkeaanduidingen in het bestek genoemde hoeveelheden. Eenafwijking van een geschatte hoeveelheid wordt verrekendindien en voor zover er sprake is van een afwijking diemeer bedraagt dan 10% van die geschatte hoeveelheid, tenzijzulks aanleiding tot onbillijkheid zou geven.

3. Afwijkingen van andere dan de in het eerste of tweedelid bedoelde hoeveelheden, welke door de directie wordenverlangd of voorgeschreven, worden beschouwd alsbestekswijzigingen en verrekend overeenkomstig het bepaaldein § 36.

43

41

4. Indien in het bestek hoeveelheden bouwstoffen zijnvermeld, worden daaronder verstaan, voor zover niet andersis bepaald, hoeveelheden in het werk gemeten.

5. De meting van geleverde of verwerkte bouwstoffengeschiedt door de aannemer ten overstaan van de directie enop door haar goed te keuren wijze.

§ 39. Afwijkingen van verrekenbare hoeveelheden

1. Indien in het bestek verrekenbare hoeveelheden zijnopgenomen en deze blijken te hoog of te laag te zijn om hetwerk overeenkomstig de bepalingen van het bestek of de aardvan het werk tot stand te brengen, zullen de afwijkingenvan deze hoeveelheden worden verrekend tegenverrekenprijzen, die daartoe bij de totstandkoming van deovereenkomst zijn overeengekomen.

2. Indien een verrekenprijs voor afwijkingen van een inhet bestek opgenomen verrekenbare hoeveelheid te laag of tehoog blijkt te zijn, zal een gewijzigde verrekenprijstussen de opdrachtgever en de aannemer wordenovereengekomen. De herziening zal slechts kunnen plaatsvinden, indien meer dan 110% of minder dan 90% van de inhet bestek opgenomen verrekenbare hoeveelheid is of zalworden verwerkt.

3. Indien overeenkomstig het bepaalde in het tweede lideen verrekenprijs wordt gewijzigd, wordt de afwijking vande in het bestek opgenomen verrekenbare hoeveelheidverrekend tegen die gewijzigde verrekenprijs; zodanigewijziging leidt echter niet tot wijziging van deaannemingssom.

4. Indien voor een bepaalde bouwstof of voor een bepaaldsoort werk meer dan één verrekenbare hoeveelheid in hetbestek is opgenomen en voor die hoeveelheden een zelfdeverrekenprijs geldt, wordt voor de toepassing van hetbepaalde in het tweede en derde lid het totaal van dezehoeveelheden als de in het bestek opgenomen verrekenbarehoeveelheid beschouwd.

5. In de in deze paragraaf bedoelde verrekenprijzenworden geacht begrepen te zijn alle rechtstreeks ofzijdelings voor de uitvoering nodige kosten en eenaannemersvergoeding. In de aannemersvergoeding worden de

44

42

algemene kosten van de aannemer en een normaleaannemerswinst geacht begrepen te zijn.

45

43

HOOFDSTUK XI. BETALING, OMZETBELASTING, KORTINGEN,VERPANDING

§ 40. Betaling

1. Het ingevolge de overeenkomst aan de aannemertoekomende bedrag is het saldo, gevormd door deaannemingssom, verhoogd onderscheidenlijk verlaagd methetgeen overigens aan of door hem ter zake van deovereenkomst verschuldigd is.

2. Indien de aannemer volgens de overeenkomst recht heeftop betaling in termijnen, heeft met het oog op hetverschijnen van een betalingstermijn opneming van hetuitgevoerde gedeelte van het werk plaats.

3. Bij de opneming, bedoeld in het tweede lid, wordtrekening gehouden met de waarde van goedgekeurde, doch nogniet verwerkte bouwstoffen, voor zover deze krachtens § 19eigendom van de opdrachtgever zijn geworden.

4. Geschiedt de opneming, bedoeld in het tweede lid, nietbinnen acht dagen nadat de aannemer daarom heeft verzocht,dan kan de aannemer schriftelijk een nieuwe aanvrage tot dedirectie richten, met verzoek binnen vier dagen totopneming over te gaan. Voldoet de directie niet aan ditverzoek, dan wordt de opneming geacht te zijn geschied enwordt het door de aannemer in zijn verzoek opgegeventermijnbedrag uitbetaald overeenkomstig het in het zesdelid bepaalde.

5. Indien de directie na een opneming, bedoeld in hettweede lid, nalaat binnen vier dagen nadat de aannemerdaarom schriftelijk heeft verzocht, het resultaat van deopneming bekend te maken, wordt het door de aannemer inzijn verzoek opgegeven termijnbedrag uitbetaaldovereenkomstig het in het zesde lid bepaalde.

6. De uitbetaling van een termijn zal plaats vindenbinnen vier weken, nadat bij de opneming, bedoeld in hettweede lid, is gebleken, dat de aannemer recht heeft opbetaling van die termijn. Indien in het bestek is bepaald,dat de betaling van een termijn eerst zal geschieden nadatde aannemer een declaratie heeft ingediend, zal de betalingplaats vinden binnen vier weken nadat de declaratie ingoede orde bij de directie is ingekomen. De declaratie

46

44

wordt geacht in goede orde bij de directie te zijn ingeko-men indien de directie niet binnen zeven dagen na ontvangstvan de declaratie aan de aannemer heeft medegedeeld datdaaraan documenten ontbreken welke nodig zijn terbeoordeling van de juistheid van de declaratie. Indien dedirectie tegen de inhoud van de declaratie bezwaar heeft,stelt zij de aannemer onder opgave van redenen daarvan zospoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen vier weken naontvangst van de declaratie, op de hoogte.

7. Indien een termijn verschenen is, waarvan het bedragbeïnvloed kan worden door de eindafrekening van het gehelewerk, wordt die termijn gesteld op het bedrag, dat deaannemer, gegeven de voortgang van het werk, ontwijfelbaartoekomt en wordt dit bedrag aan hem uitbetaald.

8. Indien een termijn nog niet verschenen is, kan deopdrachtgever niettemin, zo daartoe aanleiding bestaat, totgedeeltelijke betaling daarvan overgaan.

9. Indien niet is overeengekomen, dat betaling intermijnen zal geschieden, ontvangt de aannemer,vooruitlopend op de eindafrekening, binnen vier weken nadathet werk is opgeleverd het bedrag, dat hem ontwijfelbaartoekomt.

10. Op de betaling van bedragen buiten de aannemingssom ofvan bedragen buiten de termijnen van de aannemingssom ishet bepaalde in het zesde lid van overeenkomstigetoepassing.

11. Zo spoedig mogelijk na de oplevering van het werk, of,indien in het bestek een onderhoudstermijn isvoorgeschreven, zo spoedig mogelijk na het verstrijkendaarvan, wordt de eindafrekening van het werk opgesteld.Hetgeen reeds is betaald wordt dan in mindering gebracht ophetgeen de aannemer volgens het eerste lid toekomt en hetrestant wordt hem binnen vier weken betaald. Indien deaannemer bij de eindafrekening een bedrag aan de op-drachtgever verschuldigd blijkt, is hij binnen vier wekentot betaling daarvan gehouden.

12. Indien door in gebreke blijven of onvermogen van deaannemer de opdrachtgever het werk geheel of gedeeltelijkuitvoert, of door anderen doet uitvoeren, wordt de betalingopgeschort, totdat zal zijn gebleken, welk bedragdientengevolge door of aan de aannemer verschuldigd is. Het

47

45

eerste en tweede lid van § 45 zijn niet van toepassing overhet tijdvak van de opschorting.

13. In de in het voorgaande lid bedoelde gevallen heeft deopdrachtgever tevens het recht om voor rekening van deaannemer rechtstreeks aan onderaannemers en leverancierseen billijke vergoeding uit te keren voor de werkzaamhedenen leveringen, waarvoor deze nog geen betaling genoten. Deopdrachtgever gaat hiertoe niet over dan na de aannemer ofdiens wettelijke vertegenwoordiger ter zake te hebbengehoord.

§ 41. Omzetbelasting

1. De ter zake van het werk verschuldigde omzetbelastingis niet begrepen in de tussen opdrachtgever en aannemerovereengekomen of overeen te komen bedragen en prijzen,doch het bedrag daarvan wordt door de aannemer in zijnprijsopgaven afzonderlijk vermeld.

2. De opdrachtgever vergoedt de aannemer de ter zake vanhet werk verschuldigde omzetbelasting.

3. De aannemer ontvangt echter geen vergoeding van de terzake van het werk verschuldigde omzetbelasting voor zoverdeze van de opdrachtgever wordt geheven.

4. De berekening van hetgeen de aannemer ingevolge deovereenkomst toekomt geschiedt met inachtneming vanbedragen en prijzen, waarin de omzetbelasting niet isbegrepen; de berekening van de door de opdrachtgever aan deaannemer te vergoeden omzetbelasting geschiedtafzonderlijk.

5. De vergoeding van omzetbelasting aan de aannemergeschiedt gelijktijdig met de ter zake van het werk aan hemte verrichten betalingen.

§ 42. Kortingen

1. De opdrachtgever kan wegens te late oplevering van hetwerk aan de aannemer kortingen op de aannemingssomopleggen. Voor de toepassing van deze paragraaf wordt alsdag van oplevering aangemerkt de dag, welke door deaannemer overeenkomstig het eerste of, ingeval van

48

46

heropneming na onthouding van goedkeuring, het achtste lidvan § 9 is opgegeven, mits het werk vervolgens is of geachtwordt te zijn goedgekeurd.

2. Het bedrag der kortingen wordt in het bestek bepaald.Bij gebreke van zodanige bepaling bedraagt het ƒ 75 perdag.

3. Geen korting wordt opgelegd voor na deopleveringstermijn verstreken dagen die geen werkdag zijn.Evenmin wordt korting opgelegd voor de zowel binnen als nabedoelde termijn gevallen dagen, dat de oplevering doorovermacht is vertraagd, voor zover daarmede bij eenverleende termijnsverlenging geen rekening is gehouden.Ver-traging in de voortgang van het werk door bedrijfs-stoornissen en - indien de opleveringstermijn niet isbepaald in werkbare werkdagen - door onwerkbare dagen,wordt daarbij slechts als overmacht aangemerkt, voor zoverdie vertraging van ongewone duur is geweest.

4. Geen korting wordt opgelegd wegens overschrijding vaneen termijn, indien en voor zover deze overschrijding hetgevolg is van overschrijding van een eerder geëindigdetermijn, waarvoor reeds korting is opgelegd, mits debedoelde termijnen met elkaar in verband staan.

5. Kortingen worden verbeurd enkel ten gevolge van hetverschijnen van de bepaalde dag, zonder dat deswege eeningebrekestelling nodig is om daarvan te doen blijken.

6. Kortingen en andere bedragen, die ingevolge deovereenkomst door de aannemer verschuldigd zijn, worden bijde eerstvolgende betalingstermijn en zo nodig bij volgendetermijnen van betaling ingehouden of op andere wijze op deaannemer verhaald.

§ 43. Verpanding of cessie door de aannemer aan derden

1. De aannemer zal het recht op het saldo, bedoeld in §40, eerste lid, geheel of gedeeltelijk kunnen cederen of inpand geven.

2. Indien een cessie aan de opdrachtgever is betekend, isde aannemer verplicht de akte van cessie aan deopdrachtgever over te leggen, indien deze zulks wenst.

49

47

HOOFDSTUK XIA. ZEKERHEIDSTELLING, VERZEKERING

§ 43a. Zekerheidstelling

1. Het bepaalde in deze paragraaf is van toepassing,tenzij het bestek anders bepaalt.

2. Met inachtneming van hetgeen in het zevende lid isbepaald, is de opdrachtgever gerechtigd om van de aannemerte bedingen dat deze zekerheid stelt voor de nakoming vanzijn verplichtingen die voortvloeien uit de overeenkomst;indien door de aannemer zekerheid dient te worden gesteld,geldt het bepaalde in het derde tot en met het zesde lidvan deze paragraaf.

3. De waarde van de zekerheid is gelijk aan 5% van deaannemingssom en de zekerheid dient te worden gesteld in devorm van een bankgarantie.

4. Indien de opdrachtgever voornemens is de bankgarantiein te roepen geeft hij de aannemer daarvan bij aangetekendebrief ken-nis. De opdrachtgever is gerechtigd de bankgarantie in teroepen, tenzij de Raad van Arbitrage voor de Bouwbedrijvenin Nederland, in een door de aannemer binnen tien werkdagenna de verzending van de in dit lid bedoelde kennisgevingaanhangig te maken spoedgeschil, in eerste aanleg andersbeslist.

5. De zekerheid blijft van kracht tot het tijdstip waarophet werk als opgeleverd wordt beschouwd, met dien verstandedat, indien sprake is van kleine gebreken als bedoeld in §9, zevende lid, de zekerheid van kracht blijft tot hettijdstip waarop de aannemer deze gebreken heeft hersteld.Indien in het bestek een onderhoudstermijn isvoorgeschreven, blijft de zekerheid van kracht totovereenkomstig § 11, zesde lid, is geconstateerd dat deaannemer aan zijn verplichtingen heeft voldaan.

6. Na de dag waarop het werk als opgeleverd wordtbeschouwd, of indien een onderhoudstermijn isvoorgeschreven, na afloop van de onderhoudstermijn, is deaannemer gerechtigd vervangende zekerheid te stellen toteen bedrag dat in redelijkheid is gemoeid met herstel vande voor zijn rekening komende gebreken. De opdrachtgever isgehouden de oorspronkelijke zekerheidstelling terug te

50

48

geven nadat hij met de vervangende zekerheid heeftingestemd en deze heeft ontvangen.

7. De opdrachtgever is niet gerechtigd om van de aannemerte bedingen dat deze zekerheid stelt voor de nakoming vanzijn verplichtingen indien is overeengekomen dat deaannemingssom geheel of ten dele wordt ingehouden. Van eenzodanige inhouding is sprake indien, de termijn van § 40,zesde lid, eerste zin, buiten beschouwing gelaten, aan deaannemer minder wordt betaald dan overeenkomt met de somder waarden van het werk dat reeds is uitgevoerd en van degoedgekeurde nog onverwerkte bouwstoffen, die eigendom vande opdrachtgever zijn geworden.

8. Indien de opdrachtgever hetgeen de aannemer volgens deovereenkomst toekomt, niet of niet tijdig betaalt, of deaannemer gegronde redenen heeft om aan te nemen dat deopdrachtgever het de aannemer toekomende niet of niettijdig zal betalen, is de aannemer gerechtigd om van deopdrachtgever genoegzame zekerheid te verlangen. Indien deopdrachtgever in gebreke blijft met het stellen van de doorde aannemer verlangde genoegzame zekerheid, is de aannemerbevoegd, hetzij de uitvoering van het werk te schorsen,hetzij het werk in onvoltooide staat te beëindigen. Metbetrekking tot de schorsing respectievelijk de beëindigingin onvoltooide staat is het bepaalde in § 14 vanovereenkomstige toepassing. Op de in dit lid bedoeldezekerheid is hetgeen in het vierde lid is gesteld van over-eenkomstige toepassing.

§ 43b. Verzekering

1. Tenzij het bestek anders bepaalt, dient de aannemerverzekeringen aan te gaan waarin de opdrachtgever en dedirectie als mede-verzekerden zijn opgenomen, een en andervoor zover dit naar de aard en de omvang van het werk nodigen gebruikelijk is.De aannemer zorgt ervoor dat de directie ten spoedigsteschriftelijk bewijs van het bestaan en de inhoud vanvorenbedoelde verzekeringen ontvangt.

2. Indien door de opdrachtgever verzekeringen in verbandmet het werk zijn aangegaan of zullen worden aangegaan,worden de condities en bepalingen daarvan aan het bestekgehecht en zorgt de opdrachtgever ervoor dat de aannemerten spoedigste schriftelijk bewijs van het bestaan en de

51

49

inhoud van vorenbedoelde verzekeringen ontvangt.

52

50

HOOFDSTUK XII. SCHADE AAN HET WERK

§ 44. Schade aan het werk

1. Onder schade aan het werk in de zin van deze paragraafwordt verstaan schade aan het geheel of gedeeltelijk doorde aannemer ten behoeve van de opdrachtgever gebouwde ofgemaakte, aan de hulpwerken, aan de op of bij het werkaangevoerde bouwstoffen en voor het werk noodzakelijkehulpmiddelen. Onder schade aan bouwstoffen wordt tevensverstaan het verlies daarvan.

2. Van het ontstaan van schade aan het werk geeft deaannemer zo spoedig mogelijk, in elk geval binnen een weeknadat hem daarvan is gebleken of had kunnen blijken, kennisaan de directie.

3. Onverminderd de aansprakelijkheid van partijenkrachtens de overeenkomst of de wet is schade aan het werkvoor rekening van de aannemer, tenzij deze schade hetgevolg is van buitengewone omstandigheden tegen deschadelijke gevolgen waarvan de aannemer in verband met deaard van het werk geen passende maatregelen heeft behoevente nemen, en het onredelijk zou zijn de schade voor zijnrekening te doen komen.

4. Na het ontstaan van schade aan het werk is de aannemerverplicht tijdig de nodige maatregelen tot beperkingdaarvan te treffen. Bij aanwezigheid van de directiehandelt hij daarbij onder haar goedkeuring.

5. Schade aan het werk, die is ontstaan tengevolge vanhet niet nakomen van de in het tweede of vierde lidgenoemde verplichting, is voor rekening van de aannemer.

6. Schade aan het werk, welke voor rekening van deaannemer is, zal door deze worden hersteld binnen door dedirectie eventueel te stellen termijnen, tenzij van deaannemer redelijkerwijs niet kan worden verlangd, dat hetherstel door hem geschiedt. In dit geval, alsmede indienredelijkerwijs van de opdrachtgever niet kan wordenverlangd, dat hij het herstel door de aannemer laatverrichten, kan de opdrachtgever in plaats daarvan eengeldelijke vergoeding van de aannemer vorderen.

7. Niet voor rekening van de aannemer komende schade aan

53

51

het werk zal, indien de opdrachtgever daartoe de wens tekennen geeft en dit redelijkerwijs van de aannemer kanworden verlangd, eveneens door deze worden hersteld binnendoor de directie eventueel te stellen termijnen. In ditgeval wordt het herstel als meer werk verrekend.

HOOFDSTUK XIII. IN GEBREKE BLIJVEN, ONVERMOGEN OFOVERLIJDEN VAN EEN DER PARTIJEN

§ 45. In gebreke blijven, onvermogen of overlijden van deopdrachtgever

1. Indien de opdrachtgever de ingevolge de overeenkomstverschuldigde betalingen niet tijdig verricht en devertraging niet het gevolg is van een omstandigheidwaarvoor de aannemer verantwoordelijk is, heeft dezeaanspraak op vergoeding van rente tegen het wettelijkpercentage met ingang van de dag, waarop de betaling ui-terlijk had moeten geschieden. De rentevordering van deaannemer zal nimmer omvatten rente van rente.

2. Indien na verloop van twee weken sedert de dag waaropde betaling uiterlijk had moeten geschieden, deze nog nietheeft plaats gevonden en een nadien door de aannemerverzonden schriftelijke aanmaning na verloop van veertiendagen evenmin tot betaling heeft geleid, wordt het in hetvoorgaande lid bepaalde percentage na het verstrijken vandie veertien dagen met 2 verhoogd, en is de aannemerbevoegd, mits hij zulks in de aanmaning heeft vermeld,hetzij de uitvoering van het werk te schorsen tot de op-drachtgever het door hem verschuldigde heeft betaald,hetzij het werk in onvoltooide staat te beëindigen. Metbetrekking tot de schorsing respectievelijk de beëindigingin onvoltooide staat is het bepaalde in § 14 vanovereenkomstige toepassing.

3. Het bepaalde in het tweede lid omtrent schorsen enbeëindigen in onvoltooide staat is niet van toepassing,indien de vordering van de aannemer betrekking heeft op eenbedrag, waaromtrent de opdrachtgever een spoedgeschilaanhangig heeft gemaakt.

4. Indien de opdrachtgever in staat van faillissementwordt verklaard, is de aannemer bevoegd de curator tesommeren om binnen acht dagen te verklaren of hij bereid ishet werk te doen voortzetten onder zodanige genoegzame

54

52

zekerheidstelling als de aannemer blijkens de sommatieverlangt.Indien de curator zich bereid verklaart het werk te doenvoortzetten, is hij verplicht bij die verklaring deverlangde zekerheid te stellen.Indien de curator niet bereid is het werk te doenvoortzetten, is de aannemer gerechtigd het werk inonvoltooide staat te beëindi-gen. Met betrekking tot de beëindiging in onvoltooide staatis het bepaalde in § 14 van overeenkomstige toepassing.

5. Ingeval de opdrachtgever onder curatele wordt gesteld,is het bepaalde in het vierde lid van overeenkomstigetoepassing. Ingeval de opdrachtgever surséance van betalingwordt verleend of hij met rechterlijke machtiging in eenkrankzinnigengesticht wordt geplaatst, is het bepaalde inhet vierde lid eveneens van overeenkomstige toepassing, metdien verstande dat voor 'de curator' wordt gelezen 'deopdrachtgever en de bewindvoerder' onderscheidenlijk 'deprovisionele bewindvoerder of de curator'.

6. Ingeval de opdrachtgever overlijdt, is de overeenkomstniet uit dien hoofde ontbonden. Het bepaalde in het vierdelid is alsdan van overeenkomstige toepassing, met dienverstande dat voor 'de curator' wordt gelezen 'deerfgenamen'. Indien de aannemer zulks verlangt, zijn deerfgenamen verplicht één van hen of een derde schriftelijkaan te wijzen om hen in alle opzichten te vertegenwoor-digen.

§ 46. In gebreke blijven, onvermogen of overlijden van deaannemer

1. Ingeval de aannemer de op hem rustende verplichtingenniet nakomt en de opdrachtgever hem deswege in gebrekestelt, zal de ingebrekestelling schriftelijk geschieden enzal de opdrachtgever de aannemer daarbij een redelijketermijn stellen om alsnog zijn verplichtingen na te komen.Reeds voordat de gestelde termijn is verstreken, is deopdrachtgever in dringende gevallen gerechtigd voorrekening van de aannemer zodanige maatregelen te nemen alshij ten nutte van het werk dienstig oordeelt.Indien de aannemer nalatig blijft zijn verplichtingen na tekomen, is de opdrachtgever gerechtigd het werk voorrekening van de aannemer te voltooien of te doen voltooien,onverminderd des opdrachtgevers recht op schadevergoeding.

55

53

2. Ingeval de aannemer voor de uitvoering van het werk teweinig personeel of hulpmiddelen, dan wel hulpmiddelen vanonvoldoend vermogen of gebrekkige hulpmiddelen bezigt,waardoor naar het oordeel van de directie ontoelaatbarevertraging in de uitvoering ontstaat, zal de directie deaannemer schriftelijk aanmanen de uitvoering tebespoedigen.Indien de aannemer nalatig blijft, is de directiegerechtigd voor rekening van de aannemer zodanigemaatregelen te nemen als zij voor de vlotte totstandkomingvan het werk dienstig oordeelt.

3. Ingeval de aannemer in staat van faillissement wordtverklaard, is de opdrachtgever bevoegd de curator tesommeren om binnen acht dagen te verklaren of hij bereid ishet werk voort te zetten onder zodanige genoegzamezekerheidstelling als de opdrachtgever blijkens de sommatieverlangt.In afwachting van de beslissing omtrent de voortzetting vanhet werk is de opdrachtgever in dringende gevallengerechtigd voor rekening van de aannemer zodanigemaatregelen te nemen als hij ten nutte van het werkdienstig oordeelt.Indien de curator zich bereid verklaart het werk voort tezetten, is hij verplicht bij die verklaring de verlangdezekerheid testellen.Indien de curator niet bereid is het werk voort te zetten,is de opdrachtgever gerechtigd het werk voor rekening vande aannemer te voltooien of te doen voltooien, onverminderddes opdrachtgevers recht op schadevergoeding.

4. Ingeval de aannemer onder curatele wordt gesteld, ishet bepaalde in het derde lid van overeenkomstigetoepassing. Ingeval de aannemer surséance van betalingwordt verleend of hij met rechterlijke machtiging in eenkrankzinnigengesticht wordt geplaatst, is het bepaalde inhet derde lid eveneens van overeenkomstige toepassing, metdien verstande dat voor 'de curator' wordt gelezen 'deaannemer en de bewindvoerder' onderscheidenlijk 'deprovisionele bewindvoerder of de curator'.

5. Ingeval de aannemer overlijdt, is de overeenkomst nietuit dien hoofde ontbonden. Het bepaalde in het derde lid isalsdan van overeenkomstige toepassing, met dien verstandedat voor 'de curator' wordt gelezen 'de erfgenamen'. Indiende opdrachtgever zulks verlangt, zijn de erfgenamen

56

54

verplicht één van hen of een derde schriftelijk aan tewijzen om hen in alle opzichten te vertegenwoordigen.

6. De opdrachtgever zorgt er voor, dat de kosten, dievoor de aannemer voortvloeien uit de toepassing van debepalingen in deze paragraaf, binnen redelijke grenzenblijven.

7. Ingeval de opdrachtgever overeenkomstig de bepalingenin deze paragraaf maatregelen ten dienste van het werkneemt dan wel het werk zelf voltooit of door derden doetvoltooien, is hij gerechtigd daarbij van alle ter beschik-king van de aannemer staande hulpmiddelen gebruik te makenof te doen maken.

8. De opdrachtgever is verplicht de in het voorgaande lidbedoelde hulpmiddelen in goede staat te onderhouden of tedoen onderhouden en deze zo spoedig mogelijk, nadat zijvoor de uitvoering van het werk niet meer nodig zijn, weerter beschikking van de aannemer te stellen. Schade,gedurende de periode van het gebruik aan deze hulpmiddelentoegebracht, is voor rekening van de opdrachtgever, tenzijhij bewijst, dat de schade niet is te wijten aan schuld vanhem of van degenen die door hem in het werk zijn gesteld.

57

55

HOOFDSTUK XIV. KOSTENVERHOGENDE OMSTANDIGHEDEN

§ 47. Kostenverhogende omstandigheden

1. Onder kostenverhogende omstandigheden worden in dezeparagraaf verstaan omstandigheden die van dien aard zijndat bij het tot stand komen van de overeenkomst geenrekening behoefde te worden gehouden met de kans dat zijzich zouden voordoen, die de aannemer niet kunnen wordentoegerekend en die de kosten van het werk aanzienlijkverhogen.

2. Indien kostenverhogende omstandigheden als bedoeld inhet eerste lid intreden heeft de aannemer aanspraak opbijbetaling, in voege als omschreven in het volgende lid enbehoudens het bepaalde in het vierde lid.

3. Indien de aannemer van oordeel is dat kostenverhogendeomstandigheden zijn ingetreden dient hij de opdrachtgeverhiervan zo spoedig mogelijk schriftelijk op de hoogte testellen. Alsdan zal de opdrachtgever op korte termijn metde aannemer overleg plegen omtrent de vraag ofkostenverhogende omstandigheden zijn ingetreden en zo ja,in hoeverre de kostenverhoging naar redelijkheid enbillijkheid zal worden vergoed.

4. De opdrachtgever is gerechtigd om in plaats van toe testemmen in een vergoeding als bedoeld in het derde lid hetwerk te beperken, te vereenvoudigen of te beëindigen;alsdan zal het door de opdrachtgever verschuldigde naarmaatstaven van redelijkheid en billijkheid wordenvastgesteld.

5. Indien in de U.A.V. of elders in de overeenkomstbijzondere voorschriften zijn opgenomen omtrentkostenverhogende of buitengewone omstandigheden, is voorwat de in die voorschriften geregelde gevallen betreft hetbepaalde in deze paragraaf niet van toepassing.

58

56

HOOFDSTUK XV. VASTLEGGEN VAN DE TOESTAND, BESLECHTING VANGESCHILLEN

§ 48. Vastleggen van de toestand

1. Indien de directie of de aannemer tijdens de loop vanhet werk de toestand, waarin enig onderdeel van het werk opzeker tijdstip verkeert, of enig ander feit offeitenverloop betreffende de uitvoering of voorbereidingvan het werk wenst vast te leggen, kan zij of hijschriftelijk vorderen, dat die toestand gemeenschappelijkwordt opgenomen of dat feit of feitenverloopgemeenschappelijk wordt geconstateerd en in een op te makenen door hen beiden te ondertekenen proces-verbaal wordtbeschreven.

2. Indien de directie of de aannemer aan de in het eerstelid bedoelde vordering niet voldoet, kan de wederpartij detoestand in een proces-verbaal doen vastleggenovereenkomstig de statuten van de Raad van Arbitrage voorde Bouwbedrijven in Nederland, onverlet de bevoegdheid vande wederpartij zelf de verlangde opnemingen en con-stateringen in aanwezigheid van getuigen te verrichten envast te leggen in een met de getuigen te ondertekenenproces-verbaal. De waardering van het aan dit proces-verbaal toe te kennen bewijs is aan het scheidsgerecht vangenoemde Raad overgelaten.

3. Het proces-verbaal, bedoeld in het eerste en tweedelid, wordt in tweevoud opgemaakt; één exemplaar is bestemdvoor de directie en één voor de aannemer.

§ 49. Beslechting van geschillen

1. Voor de beslechting van de in deze paragraaf bedoeldegeschillen doen partijen uitdrukkelijk afstand van hunrecht de tussenkomst van de gewone rechter in te roepen.

2. Alle geschillen, welke ook - daaronder begrepen die,welke slechts door één der partijen als zodanig wordenbeschouwd - die naar aanleiding van de overeenkomst of vanovereenkomsten, die daarvan een uitvloeisel mochten zijn,tussen opdrachtgever en aannemer mochten ontstaan, wordenbeslecht door arbitrage overeenkomstig de regelenbeschreven in de statuten van de Raad van Arbitrage voor de

59

57

Bouwbedrijven in Nederland, zoals deze drie maanden voor dedag van aanbesteding luiden.

3. De aannemer, die een geschil betreffende deeindafrekening aan de in het tweede lid genoemde Raad terbeslechting voorlegt, nadat de opdrachtgever zijndefinitieve beslissing omtrent de eindafrekeningschriftelijk ter kennis van de aannemer heeft gebracht, isniet ontvankelijk in hetgeen hij meer of anders vordert dandie eindafrekening inhoudt, indien hij het geschilaanhangig maakt later dan zes maanden nadat deopdrachtgever bij aangetekende brief de aandacht van deaannemer op deze termijn heeft gevestigd, tenzij devordering voortvloeit uit een omstandigheid, welke eerst nahet verloop van die termijn is gebleken.

4. Indien bij een in kracht van gewijsde gegaanrechterlijk vonnis een uitspraak van het scheidsgerechtgeheel of gedeeltelijk nietig wordt verklaard, heeft iederder partijen het recht het geschil, voor zover hetdientengevolge onbeslist is gebleven, opnieuw over-eenkomstig deze paragraaf te doen beslechten. De vorderingis niet ontvankelijk, indien zij bij de in het tweede lidgenoemde Raad wordt aanhangig gemaakt later dan driemaanden na het in kracht van gewijsde gaan van derechterlijke uitspraak. Degene die als scheidsman ofsecretaris aan de nietig verklaarde beslissing heeftmedegewerkt, zal aan de nieuwe behandeling niet mogenmedewerken.

5. Indien beide partijen in onderling overleg hieraan devoorkeur geven, worden de in het tweede lid bedoelderegelen vervangen door die, gegeven in de statuten van deRaad van Arbitrage voor Metaalnijverheid en -handel, metdien verstande dat in aanvulling dezer regelen de bepalinggeldt, dat scheidslieden niet bevoegd zijn het tussenpartijen overeengekomene te wijzigen.

§ 50. Voortzetting van het werk

1. De aannemer is gehouden, in afwachting van detotstandkoming van een uitspraak in het geschil, opvordering van de directie het werk volgens haaraanwijzingen voort te zetten, tenzij de Raad van Arbitragein spoedgeschil anders beslist en onverminderd zijn rech-ten, die uit bedoelde uitspraak voor hem mochten

60

58

voortvloeien.

2. Voor zover de uitkering van enige termijn van betalingvertraging zou ondervinden in verband met een aanhangiggeschil, zal de opdrachtgever tot zodanige betalingovergaan als in verband met de stand van het werk en dewederzijdse vorderingen toelaatbaar is. Zo-danige betalingzal niet in het geding kunnen worden gebruikt als bewijsvan de erkenning door de opdrachtgever van enig recht vande aannemer.

61

59

Bijlage A Voorbeeld

Volmacht

De ondergetekende(n)...........................................................................1),....................................5)aannemer(s) van........................................................................................................................2)

wijst zijn______ als ____ gevolmachtigde aan..................................3)wijzen hun

hemdie ___ in alle opzichten vertegenwoordigt voor alle zakenbetreffende hen

...........................................................

..........

...........................................................

........4)

...............................,.............. 19.... Deaannemer(s)

..............

...............................,.............. 19.... Goedgekeurd,

deDirectie,

..............

1) Naam en voornamen van de aannemer of de aannemers,indien hij een natuurlijk persoon is of zij natuurlijke

62

60

personen zijn of - in andere gevallen - de hiermeeovereenkomende gegevens.2) Vermelding van het aangenomen werk.3) Naam en voornamen van de gevolmachtigde.4) Vermelding van het werk of gedeelte ervan alsmedeeventuele bijzondere voorwaarden.5) Indien de aannemer zelf gevolmachtigde is vangezamenlijke aannemers, wordt hier ingevoegd:'gevolmachtigde van de'.

63

61

Formulier B

Ondergetekende...................................................1),gevestigd te.....................................................2),in aanmerking nemende:1e. dat..........................................................3),gevestigd te.....................................................4),hierna genoemd 'de opdrachtgever',aan..............................................................5),gevestigd te.....................................................6),hierna genoemd 'de aannemer',heeft opgedragen:..................................................................7),op welke overeenkomst de Uniforme AdministratieveVoorwaarden voor de uitvoering van werken 1989 vantoepassing zijn;2e. dat de aannemer voornemens is daarin de in onderstaandeLijst van Bouwstoffen vermelde bouwstoffen te verwerken;

verklaart: hijdat ___ afstand doet van alle aanspraken op bedoeldebouwstoffen en deze na zijde goedkeuring beschouwt als eigendom van de opdrachtgeveringevolge § 19, eerste lid, der Uniforme AdministratieveVoorwaarden voormeld.

Lijst van Bouwstoffen: 8),...................................................................)...................................................................)...................................................................)...........................................................

64

62

........)

...........................................................

........)

...........................................................

........)

...........................................................

........)

...........................................................

........)

...........................................................

........)

...........................................................

.19....9)

...........................................................

......10)

1) Naam van de leverancier van c.q. rechthebbende op debouwstoffen.2) Volledig adres van deze.3) Naam van de opdrachtgever.4) Volledig adres van deze.5) Naam van de aannemer.6) Volledig adres van deze.7) Korte beschrijving van het werk.8) Opsomming der betrokken bouwstoffen.9) Plaats en datum van ondertekening.10) Handtekening van de leverancier van c.q. rechthebbendeop de bouwstoffen.

65

Nr. 156730 januari

2012

Uniforme administratieve voorwaarden voor de uitvoering van werken en

van technische installatiewerken 2012 (UAV 2012)

Nr. 2011-2000541953Directie Constitutionele Zaken en Wetgeving

De Ministers van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie;

Overwegende dat het wenselijk is de Uniforme Administratieve Voorwaarden voor de uitvoering van werken te herzien;

Besluiten:

Vast te stellen de in de bijgaande bijlage 1 vervatte Uniforme Administratieve Voorwaarden voor de uitvoering van werken en van technische installatiewerken 2012.

Deze beschikking zal in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 19 januari 2012

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,J.W.E. Spies.

De Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,M.J.M. Verhagen.

STAATSCOURANTOfficiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

1 Staatscourant 2012 nr. 1567 30 januari 201266

BIJLAGE 1

Tekst van de Uniforme Administratieve Voorwaarden voor de uitvoering van werken en van technische installatiewerken 2012 (UAV 2012)

HOOFDSTUK I. ALGEMEEN

§ 1. Aanduidingen, begripsbepalingen

1. Verstaan wordt onder:de aannemer: de natuurlijke of rechtspersoon, aan wie het werk is opgedragen;de aannemingssom: het bedrag, waarvoor de aannemer zich heeft verbonden het werk tot stand te brengen, de omzetbelasting daarin niet begrepen;het bestek: de beschrijving van het werk, de daarbij behorende tekeningen, de voor het werk geldende voorwaarden, de nota van inlichtingen en het proces-verbaal van aanwijzing;bouwstoffen: de in het werk te brengen materialen, voorwerpen, onderdelen, installaties of onderdelen daarvan, grond van allerlei soort en dergelijke;dag: kalenderdag;de opdrachtgever: de natuurlijke of rechtspersoon, die het werk opdraagt;de overeenkomst: de tussen opdrachtgever en aannemer tot stand gekomen overeenkomst van aanneming van werk;UAV: deze Uniforme Administratieve Voorwaarden voor de uitvoering van werken en van technische installatiewerken 2012;het werk: het uit te voeren werk, technische installatiewerk of de te verrichten levering;werkdag: een kalenderdag, tenzij deze valt op een algemeenof ter plaatse van het werk erkende, of door de overheid dan wel bij of krachtens collectieve arbeidsovereenkomst voorgeschreven rust- of feestdag, vakantiedag of andere niet individuele vrije dag.

2. Indien in het bestek een afzonderlijke termijn is gesteld, binnen welke een deel van het werk moet worden opgeleverd, wordt voor de toepassing van de §§ 6, vierde lid, 8, 8a, 9, 10, 11, 12, 42 en 44 dat deel als een afzonderlijk werk aangemerkt.

3. Indien in het bestek een afzonderlijke termijn is gesteld, binnen welke de uitvoering van het werk tot een bepaalde stand moet zijn gevorderd, voordat de oplevering plaats vindt, is het bepaalde in de §§ 8, 8a, 9 en 42 van overeenkomstige toepassing.

4. Indien aan de totstandkoming van de overeenkomst geen aanbesteding is voorafgegaan, wordt voor de toepassing van de §§ 2, tweede lid, 6, elfde en dertiende lid, 48, tweede lid, en 49, tweede lid, in plaats van ‘de dag van aanbesteding’ gelezen ‘de dag van de prijsaanbieding van de aannemer’.

5. Bij meerjarige onderhoudswerken, opgedragen voor een bepaalde som per jaar wordt, indien sprake is van ‘aannemingssom’ of van ‘termijn van betaling’, bedoeld de aannemingssom per jaar of de termijn van betaling van het betrokken onderhoudsjaar.

§ 2. Van toepassing zijnde voorschriften, tegenstrijdige bepalingen

1. De bepalingen van de UAV gelden voor zover daarvan in het bestek niet uitdrukkelijk is afgeweken.2. Tot het bestek behoren mede, als waren zij er letterlijk in opgenomen, de op het werk van

toepassing verklaarde technische normvoorschriften zoals deze drie maanden voor de dag van aanbesteding luiden.

3. Op de overeenkomst is van toepassing het Nederlandse recht.4. Indien onderdelen van het bestek onderling tegenstrijdig zijn, wordt, tenzij een andere bedoeling

uit het bestek voortvloeit, de rangorde daarvan bepaald aan de hand van de volgende regels:a. een nieuw geschreven of getekend document gaat voor een oud geschreven of getekend

document;b. de beschrijving gaat voor een tekening;c. een bijzondere regeling gaat voor een algemene regeling;met dien verstande, dat regel a gaat voor de regels b en c , en regel b voor regel c .Indien toepassing van deze regels geen uitkomst biedt, wordt de tegenstrijdigheid, met inachtne-ming van de billijkheid, uitgelegd ten nadele van degene door of namens wie het bestek is opgesteld.

5. Het in het vierde lid bepaalde laat onverlet de verplichting van de aannemer om de directie te waarschuwen in geval van een klaarblijkelijke tegenstrijdigheid tussen onderdelen van het bestek.

2 Staatscourant 2012 nr. 1567 30 januari 201267

HOOFDSTUK II. VERTEGENWOORDIGING VAN PARTIJEN

§ 3. Directie

1. De opdrachtgever is gerechtigd een of meer personen aan te wijzen om als directie op te treden of de directie bij te staan dan wel als zodanig aangewezen personen door anderen te vervangen.

2. Indien de opdrachtgever niet een of meer personen wil aanwijzen om als directie op te treden, is hij verplicht hiervan vóór de uitvoering van het werk schriftelijk mededeling te doen aan de aannemer. Indien door het niet aanwijzen of niet vervangen van een of meer personen om als directie op te treden meer van de aannemer wordt verlangd dan redelijkerwijs van hem kan worden gevergd, heeft hij recht op bijbetaling.

3. De opdrachtgever geeft van elke aanwijzing als bedoeld in het eerste lid, indien deze niet reeds in het bestek is gedaan, en van elke wijziging of intrekking daarvan, onverwijld schriftelijk kennis aan de aannemer.

4. Zolang en voor zover de opdrachtgever niet schriftelijk aan de aannemer van het tegendeel doet blijken, vertegenwoordigt de directie de opdrachtgever in alle zaken het werk betreffende. In de gevallen echter, waar in de UAV uitdrukkelijk de opdrachtgever is genoemd, is alleen deze bevoegd.

5. Indien meer dan één persoon als directie is aangewezen, wordt ieder der aangewezen personen geacht de directie te vertegenwoordigen.

6. De directie oefent het toezicht uit op de uitvoering van het werk en op de naleving van de overeenkomst.

7. Personen, die zijn aangewezen om de directie bij te staan, binden deze in zoverre het tegendeel niet schriftelijk aan de aannemer is medegedeeld.

8. De directie is bevoegd te bepalen, dat door haar aan te duiden werkzaamheden niet mogen worden uitgevoerd dan in tegenwoordigheid van de directie of van door haar aangewezen personen.

9. Indien en zolang de opdrachtgever van zijn in het eerste lid bedoelde bevoegdheid geen gebruik heeft gemaakt, treedt hij daar, waar in de UAV sprake is van de directie, in haar plaats.

§ 4. Gevolmachtigde van de aannemer.

1. De aannemer is te allen tijde gerechtigd één of meer personen aan te wijzen om hem in zaken het werk betreffende te vertegenwoordigen. De aanwijzing door de aannemer van personen die hem in zaken het werk betreffende zullen vertegenwoordigen, moet geschieden met gebruikmaking van een volmacht overeenkomstig Bijlage A van de UAV. Ditzelfde geldt bij wijziging van bedoelde volmacht.

2. Een door de aannemer gewaarmerkt afschrift van de volmacht wordt onverwijld aan de directie verschaft.

3. De aanwijzing van iedere gevolmachtigde geschiedt voor het werk of voor een bepaald gedeelte ervan.

HOOFDSTUK III. ALGEMENE VERPLICHTINGEN VAN PARTIJEN

§ 5. Verplichtingen van de opdrachtgever

1. De opdrachtgever zorgt er voor, dat de aannemer tijdig kan beschikken:a. over de publiekrechtelijke en privaatrechtelijke toestemmingen, die voor de opzet van het werk

volgens het bestek vereist zijn;b. over het terrein of het water, waarop of waarin het werk moet worden uitgevoerd;c. over de benodigde tekeningen en andere gegevens;d. over de verstrekkingen, die de opdrachtgever ingevolge de overeenkomst doet.Indien de aard van het werk hiertoe aanleiding geeft, houdt de directie vóór de aanvang van het werk een bouwbespreking met de aannemer en de leidingbeheerders, waarbij de aannemer wordt ingelicht omtrent de juiste ligging van de zich in of nabij het werk en het werkterrein bevindende ondergrondse kabels en leidingen en waarbij wordt vastgesteld wat daarmee moet geschieden. Indien de directie deze bouwbespreking niet houdt, zal de aannemer vóór de aanvang van het werk om het houden van die bespreking verzoeken. De directie zal aan dit verzoek gevolg geven.

2. De opdrachtgever draagt de verantwoordelijkheid voor de door of namens hem voorgeschreven constructies en werkwijzen, daaronder begrepen de invloed die daarop door de bodemgesteldheid wordt uitgeoefend, alsmede voor de door of namens hem gegeven orders en aanwijzingen.

3. Indien bouwstoffen of hulpmiddelen, die de opdrachtgever ter beschikking heeft gesteld, gebreken mochten hebben, is de opdrachtgever aansprakelijk voor de daardoor veroorzaakte schade.

4. De opdrachtgever is aansprakelijk voor de functionele ongeschiktheid:a. van door hem voorgeschreven bouwstoffen;b. van bouwstoffen, die bij een door hem voorgeschreven leverancier moeten worden betrokken,

3 Staatscourant 2012 nr. 1567 30 januari 201268

tenzij de aannemer een keuzemogelijkheid had met betrekking tot deze bouwstoffen.Onder de functionele ongeschiktheid van bouwstoffen wordt verstaan het naar hun aard niet geschikt zijn van deze bouwstoffen voor het doel waarvoor zij blijkens het bestek zijn bestemd.

5. (Vervallen).6. Indien wettelijke voorschriften of beschikkingen van overheidswege hogere eisen aan het werk

stellen dan in de overeenkomst is bepaald, zullen wijzigingen van het werk, welke nodig zijn om aan die eisen te voldoen, worden verrekend als meer werk.

7. De opdrachtgever zal het aan de aannemer toekomende volgens de in de overeenkomst gestelde regelen voldoen.

8. Indien het bouwterrein, de uit het werk komende oude bouwstoffen of de door de opdrachtgever ter beschikking gestelde bouwstoffen verontreinigd zijn, wordt de aard en de omvang daarvan, voor zover voor de uitvoering van het werk van belang, in het bestek vermeld. De opzet van het werk zal zodanig zijn, dat daardoor schade aan personen, goederen of milieu zoveel mogelijk wordt beperkt.

§ 6. Verplichtingen van de aannemer

1. De aannemer is verplicht het werk uit te voeren naar de bepalingen van de overeenkomst zonder aanspraak op verrekening, bijbetaling of schadevergoeding te kunnen doen gelden dan in de gevallen, waarin dat bepaaldelijk voorgeschreven of kennelijk bedoeld is.Hij is verplicht al datgene te verrichten, wat naar de aard van de overeenkomst door de wet, de billijkheid of het gebruik wordt gevorderd of tot een behoorlijke aanwending der bouwstoffen behoort.

2. De aannemer is verplicht het werk uit te voeren volgens de door de directie te verstrekken en de door haar goed te keuren tekeningen. Hij is verplicht de orders en aanwijzingen op te volgen, die hem door de directie worden gegeven.

3. De verplichtingen van de aannemer omvatten mede:a. de levering van de nodige bouwstoffen en het verrichten van de nodige werkzaamheden;b. de beschikbaarstelling van gereedschap, materieel,

hulpmaterialen, hulpstoffen, hulpwerken en andere hulpmiddelen, nodig voor de uitvoering van het werk en het verrichten van de nodige hulpwerkzaamheden;

c. de betaling van precario, kosten van aansluiting van hulpleidingen en dergelijke.4. Het werk en de uitvoering daarvan zijn voor rekening van de aannemer met ingang van de datum

van aanvang of zoveel eerder als de aannemer ingevolge § 7, tweede lid, met het werk begint, tot en met de dag waarop het werk overeenkomstig het bepaalde in § 10, eerste of tweede lid, als opgeleverd wordt beschouwd. Onder het werk en de uitvoering daarvan worden mede begrepen de voorbereiding, de aanvoer van bouwstoffen, de uitvoering van hulpwerken, de doelmatigheid en capaciteit van werktuigen en gereedschappen.

5. De uitvoering van het werk moet zodanig zijn, dat de totstandkoming van het werk overeenkomstig de volgens § 8, eerste lid, in het bestek voorgeschreven termijn verzekerd is.

6. De wijze van uitvoering van het werk moet zodanig zijn, dat voor de opdrachtgever dan wel voor derden geen nodeloze hinder is te duchten. De aannemer dient het werk zodanig uit te voeren, dat daardoor schade aan personen, goederen of milieu zoveel mogelijk wordt beperkt.

7. Onvoldoend werk wordt binnen een door de directie in billijkheid te stellen termijn tot haar genoegen door de aannemer verbeterd of vernieuwd. Deze verbetering of vernieuwing geschiedt op kosten van de aannemer, tenzij het onvoldoend werk het gevolg is van een omstandigheid die voor rekening van de opdrachtgever komt.

8. De aannemer is aansprakelijk voor schade aan met het werk in verband staande werken van de opdrachtgever en aan andere werken en eigendommen van de opdrachtgever, voor zover deze door de uitvoering van het werk is toegebracht en is toe te rekenen aan nalatigheid, onvoorzichtig-heid of verkeerde handelingen van de aannemer, zijn personeel, zijn onderaannemers of zijn leveranciers.

9. De aannemer vrijwaart de opdrachtgever tegen aanspraken van derden tot vergoeding van schade, voor zover deze door de uitvoering van het werk is toegebracht en is toe te rekenen aan nalatig-heid, onvoorzichtigheid of verkeerde handelingen van de aannemer, zijn personeel, zijn onderaan-nemers of zijn leveranciers.

10. De aannemer zorgt voor de tijdige verkrijging van publiekrechtelijke en privaatrechtelijke toestem-mingen, die hij nodig heeft of wenst, voor zover zij niet behoren tot die, waarvoor de opdrachtge-ver ingevolge het bepaalde in § 5, eerste lid, sub a zorg draagt.

11. De aannemer wordt geacht bekend te zijn met de voor de uitvoering van het werk van belang zijnde wettelijke voorschriften en beschikkingen van overheidswege, voor zover deze op de dag van aanbesteding in werking zijn getreden. De aan de naleving van deze voorschriften en beschikkingen verbonden gevolgen zijn voor zijn rekening.

12. De gevolgen van de naleving van voorschriften van bijzondere aard zijn voor rekening van de aannemer, tenzij redelijkerwijs moet worden aangenomen, dat hij deze voorschriften niet behoefde te kennen. In dit laatste geval heeft hij aanspraak op bijbetaling.

4 Staatscourant 2012 nr. 1567 30 januari 201269

13. De gevolgen van de naleving van wettelijke voorschriften of beschikkingen van overheidswege, die na de dag van aanbesteding in werking treden, komen voor rekening van de opdrachtgever, tenzij redelijkerwijs moet worden aangenomen dat de aannemer die gevolgen reeds op de dag van aanbesteding had kunnen voorzien. Indien echter in de overeenkomst bepalingen zijn opgenomen betreffende de verrekening van wijzigingen van lonen en sociale lasten of van prijzen, huren en vrachten, komen de gevolgen daarvan slechts voor rekening van de opdrachtgever, indien en voor zover zulks uit die bepalingen voortvloeit.

14. Indien de constructies, werkwijzen, orders en aanwijzingen, bedoeld in § 5, tweede lid, dan wel de bouwstoffen of hulpmiddelen, bedoeld in § 5, derde lid, klaarblijkelijk zodanige fouten bevatten of gebreken vertonen, dat de aannemer in strijd met de eisen van redelijkheid en billijkheid zou handelen door zonder de directie daarop te wijzen tot uitvoering van het desbetreffende onderdeel van het werk over te gaan, is hij voor de schadelijke gevolgen van zijn verzuim aansprakelijk. Het in dit lid bepaalde is van overeenkomstige toepassing op de in § 5, vierde lid, en deze paragraaf, zevenentwintigste lid, bedoelde gevallen.

15. Indien de aannemer meent, behalve op de aannemingssom, op de vergoeding van de omzetbelas-ting en op de verrekening ingevolge de §§ 35 tot en met 39, nog andere aanspraken jegens de opdrachtgever te hebben, geeft hij daarvan zo spoedig mogelijk schriftelijk aan deze kennis en in elk geval op zodanig tijdstip dat de directie de ter zake nodige gegevens kan verzamelen. Aan het verzamelen van die gegevens verleent de aannemer zijn medewerking. De opdrachtgever of de directie kan van de aannemer nadere inlichtingen verlangen omtrent de door hem kenbaar gemaakte aanspraken.

16. De aannemer zorgt voor orde en veiligheid op het werk. Hij zorgt tevens voor een zodanige verlichting, dat een goede uitvoering van het werk gewaarborgd is.

16a.Wanneer bij de uitvoering van het werk voorwerpen of stoffen worden aangetroffen, waarvan redelijkerwijs geacht kan worden dat deze schade kunnen toebrengen aan personen, goederen of milieu, brengt de aannemer dit onmiddellijk ter kennis van de directie. Hij neemt terstond, zo mogelijk in overleg met de directie, de door de omstandigheden vereiste veiligheidsmaatregelen.

17. De aannemer is verplicht alle onbekwame dan wel ongeschikte personen, die van zijnentwege of vanwege een onderaannemer of leverancier op het werk aanwezig zijn, op verlangen van de directie onverwijld daarvan te doen verwijderen.

18. De aannemer moet gedurende de uitvoering van het werk op of in de nabijheid van de plaats, waar het wordt uitgevoerd, aanwezig zijn, tenzij de directie zulks onnodig oordeelt of een gevolmach-tigde hem overeenkomstig § 4 vertegenwoordigt.

19. De aannemer zorgt er voor, dat bij de uitvoering van het werk, tenzij hijzelf of zijn gevolmachtigde ter plaatse is, steeds een persoon aanwezig is, die de opdracht heeft orders of aanwijzingen van de directie op te volgen en deze onverwijld aan hem of zijn gevolmachtigde over te brengen.

20. De aannemer verleent toegang tot het werk en het werkterrein aan de personen, die door de opdrachtgever of de directie tot toegang zijn gemachtigd, voor zover hij daartegen geen redelijke bezwaren heeft.

21. Behalve het te werk gestelde personeel en uit anderen hoofde bevoegde personen mag de aannemer andere personen op het werk en het werkterrein toelaten voor zover de opdrachtgever of de directie daartegen geen redelijke bezwaren kenbaar maakt.

22. De aannemer zorgt er voor, dat de directie en door de directie aangewezen personen, voor zover fabrieksgeheim zich daartegen niet verzet, vrije toegang hebben tot de terreinen, fabrieken, werkplaatsen en loodsen, zowel van de aannemer als van onderaannemers en leveranciers, waar werkzaamheden ten behoeve van het werk worden verricht of voor het werk bestemde bouwstof-fen zijn opgeslagen, teneinde de werkzaamheden respectievelijk de bouwstoffen te inspecteren.

23. Indien uit hoofde van fabrieksgeheim vrije toegang als bedoeld in het voorgaande lid niet of niet ten volle kan worden gegeven, moet hiervan kennis worden gegeven:a. bij de inschrijving, indien de bevoegdheid tot het verlenen van vrije toegang bij de aannemer

berust;b. bij de aanvraag tot goedkeuring van de betrokken onderaannemer of leverancier, indien de

bevoegdheid bij een van hen berust.Een kennisgeving als bedoeld onder a zal niet worden aangemerkt als een aan de inschrijving verbonden voorwaarde.

24. Indien twee of meer personen tezamen een werk hebben aangenomen, zijn zij hoofdelijk voor de gehele uitvoering daarvan aansprakelijk. Zij zijn verplicht een van hen schriftelijk aan te wijzen om hen in alle opzichten te vertegenwoordigen.

25. De aannemer mag het werk niet geheel of ten dele aan een ander overdragen zonder schriftelijke goedkeuring van de opdrachtgever.

26. De aannemer kan bepaalde onderdelen van het werk in onderaanneming laten uitvoeren, mits voor de keuze van deze onderdelen en van de daarvoor in te schakelen onderaannemers de schriftelijke goedkeuring van de directie is verkregen; deze goedkeuring zal niet mogen worden onthouden op onredelijke gronden. De aannemer blijft niettemin jegens de opdrachtgever voor die onderdelen ten volle verantwoordelijk.

27. Indien door of namens de opdrachtgever het inschakelen van een bepaalde onderaannemer of

5 Staatscourant 2012 nr. 1567 30 januari 201270

leverancier is of wordt voorgeschreven, is de aannemer voor wat het presteren van die onderaan-nemer of leverancier betreft jegens de opdrachtgever tot niet meer gehouden dan tot datgene, waartoe de aannemer die onderaannemer of leverancier kan houden krachtens de voorwaarden door deze gehanteerd en zoals deze door de opdrachtgever zijn aanvaard of goedgekeurd.Indien de voorgeschreven onderaannemer of leverancier niet, niet tijdig of niet deugdelijk presteert en de aannemer het redelijkerwijs nodige heeft gedaan om nakoming en/of schadever-goeding te verkrijgen, zal de opdrachtgever de voor de aannemer ontstane meerdere kosten aan hem vergoeden, voor zover deze hem niet zijn vergoed door de onderaannemer of leverancier.Daartegenover zal de aannemer, op eerste verzoek van de opdrachtgever, aan deze zijn vordering op de voorgeschreven onderaannemer of leverancier cederen tot aan het door de opdrachtgever aan hem vergoede bedrag.

28. Indien onderdelen van het werk in onderaanneming worden uitgevoerd, zal de aannemer de onderaannemer volledig inlichten omtrent de bepalingen van het bestek, die bij het desbetreffende onderdeel van belang kunnen zijn, en omtrent de wijze van uitvoering.

29. Orders en aanwijzingen betreffende die onderdelen zullen door de directie uitsluitend aan de aannemer worden kenbaar gemaakt en zullen door deze aan de onderaannemer worden doorge-geven, tenzij de aannemer na overleg met de onderaannemer schriftelijk verzoekt bedoelde orders en aanwijzingen tevens rechtstreeks aan de onderaannemer mede te delen.

30. De aannemer is verplicht ter zake van de overeenkomst in Nederland domicilie te hebben voor zover hij niet reeds in Nederland is gevestigd.

HOOFDSTUK IV. AANVANG, UITVOERINGSDUUR, OPLEVERING

§ 7. Datum van aanvang

1. Als datum van aanvang zal worden aangemerkt de vijfde werkdag na de dag waarop de aannemer het werk is opgedragen.

2. Tenzij in het bestek anders is bepaald, staat het de aannemer vrij, behoudens bezwaar van de directie, ook vóór de datum van aanvang met het werk te beginnen.

§ 8. Uitvoeringsduur, uitstel van oplevering

1. De termijn, binnen welke het werk moet worden opgeleverd, wordt in het bestek uitgedrukt:a. hetzij in een aantal werkbare werkdagen;b. hetzij in een aantal kalenderdagen, -weken of -maanden;c. hetzij door een bepaalde dag te noemen.

2. Indien een termijn is uitgedrukt in een aantal werkbare werkdagen, worden werkdagen, respectie-velijk halve werkdagen, als onwerkbaar beschouwd, wanneer daarop door omstandigheden buiten de aansprakelijkheid van de aannemer gedurende ten minste vijf uren, respectievelijk ten minste twee uren, door het grootste deel van de arbeiders of machines niet kon worden gewerkt.

3. Als de oplevering van het werk zou moeten geschieden op een dag die geen werkdag is, geldt de eerstvolgende werkdag als de overeengekomen dag van oplevering.

4. De termijn, binnen welke het werk moet worden opgeleverd, kan door de opdrachtgever worden verlengd, hetzij eigener beweging, hetzij op een daartoe strekkend verzoek van de aannemer. Een verzoek van de aannemer om termijnverlenging zal slechts in overweging kunnen worden genomen, indien dit schriftelijk geschiedt en – behoudens ontheffing door de directie – ten minste veertien dagen voor het verstrijken van de termijn bij de directie is bezorgd.

5. Indien door overmacht, door voor rekening van de opdrachtgever komende omstandigheden, of door het door of namens de opdrachtgever aanbrengen van bestekswijzigingen dan wel van wijzigingen in de uitvoering van het werk, niet van de aannemer kan worden gevergd dat het werk binnen de overeengekomen termijn wordt opgeleverd, heeft hij recht op termijnverlenging.

§ 8a. Beproeving

1. Beproeving van het technische installatiewerk of een of meer onderdelen daarvan vindt plaats, indien dit is overeengekomen. De beproeving geschiedt door de aannemer in aanwezigheid van de directie en dient om vast te stellen of het technische installatiewerk, of het desbetreffende onderdeel daarvan, op het gebied bestreken door de beproeving, voldoet aan hetgeen is overeen-gekomen voor zover dit op het tijdstip van de beproeving mogelijk is.

2. Aannemer en directie stellen in onderling overleg het tijdstip van de beproeving vast. Indien aannemer en directie niet komen tot gemeenschappelijke vaststelling van het tijdstip van de beproeving, stelt de aannemer dit tijdstip vast en geeft van dit tijdstip ten minste acht dagen tevoren schriftelijk kennis aan de directie.

3. Ten behoeve van de beproeving stelt de aannemer voor zijn rekening het nodige materieel en het personeel voor de bediening daarvan beschikbaar. De kosten van de voor de beproeving beno-digde hoeveelheid water en energie zijn voor rekening van de opdrachtgever.

6 Staatscourant 2012 nr. 1567 30 januari 201271

4. Zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen vijf dagen na de beproeving, stelt de aannemer een rapport op waarin het beproevingsresultaat is opgenomen, alsmede, indien zulks is overeengeko-men, een meetstaat die de meetresultaten en andere relevante gegevens vermeldt. Door de ondertekening van dit in tweevoud op te maken rapport door de aannemer en de directie staan de resultaten van de beproeving vast. Indien de directie tijdens de beproeving niet aanwezig is geweest, staan de resultaten van de beproeving vast door de enkele vermelding daarvan in het rapport.

5. Indien op grond van de beproeving is vastgesteld dat het technische installatiewerk, op het gebied bestreken door de beproeving, niet voldoet aan hetgeen is overeengekomen, zal, nadat de aannemer de nodige verbeteringen heeft aangebracht, de beproeving worden herhaald. Op deze herhaalde beproeving zijn de vorige leden van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat in dit geval de kosten voor water en energie, benodigd voor de beproeving, voor rekening van de aannemer zijn.

6. Indien op grond van de beproeving is vastgesteld dat het technische installatiewerk, op het gebied bestreken door de beproeving, voldoet aan hetgeen is overeengekomen en het technische installatiewerk ook overigens is voltooid, vindt opneming van het technische installatiewerk plaats zoals bedoeld in § 9.

§ 9. Opneming en goedkeuring

1. De opneming van het werk geschiedt op schriftelijke, tot de directie gerichte aanvrage van de aannemer, waarin deze mededeelt op welke dag het werk naar zijn oordeel voltooid zal zijn. De directie kan genoegen nemen met een mondelinge mededeling, welke in het dagboek of weekrap-port, bedoeld in § 27, wordt aangetekend.

2. De opneming geschiedt zo spoedig mogelijk en in de regel binnen acht dagen na de in het eerste lid bedoelde dag. De dag en het tijdstip van opneming worden aan de aannemer tijdig en zo mogelijk ten minste drie dagen tevoren schriftelijk medegedeeld. De directie kan verlangen, dat de aannemer of zijn gevolmachtigde bij de opneming tegenwoordig is.

3. Nadat het werk is opgenomen, wordt aan de aannemer binnen acht dagen schriftelijk medege-deeld, of het al dan niet is goedgekeurd, in het laatste geval met opgaaf van de gebreken, die de redenen voor de onthouding van de goedkeuring zijn. Wordt het werk goedgekeurd, dan wordt als dag van goedkeuring aangemerkt de dag waarop de desbetreffende mededeling aan de aannemer is verzonden.

4. Met toestemming van de aannemer kan, in plaats van de schriftelijke mededeling bedoeld in het vorige lid, worden volstaan met een overeenkomstige aantekening in het dagboek of weekrapport, met vermelding van de datum der aantekening. Alsdan wordt, indien het werk wordt goedgekeurd, als dag van goedkeuring aangemerkt de dag waarop de desbetreffende aantekening is geplaatst.

5. Wordt niet binnen acht dagen na de opneming een schriftelijke mededeling, of het werk al dan niet is goedgekeurd, aan de aannemer verzonden dan wel, in het geval bedoeld in het vierde lid, een overeenkomstig aantekening in het dagboek of weekrapport geplaatst, dan wordt het werk geacht op de achtste dag na de opneming te zijn goedgekeurd.

6. Geschiedt de opneming niet binnen vijftien dagen na de in het eerste lid bedoelde dag, dan kan de aannemer bij aangetekende brief een nieuwe aanvrage tot de directie richten, met verzoek het werk binnen acht dagen op te nemen. Voldoet de directie niet aan dit verzoek, dan wordt het werk geacht op de achtste dag na de verzending van die brief te zijn goedgekeurd.

7. Kleine gebreken, die gevoeglijk vóór een nog volgende betalingstermijn kunnen worden hersteld, zullen geen reden tot onthouding van goedkeuring mogen zijn, mits zij een eventuele ingebruikne-ming niet in de weg staan. De aannemer is gehouden de in dit lid bedoelde gebreken zo spoedig mogelijk te herstellen.

8. Met betrekking tot een heropneming na onthouding van goedkeuring vinden de bovenvermelde bepalingen overeenkomstige toepassing.

9. Bij een heropneming zullen andere gebreken dan die, welke overeenkomstig het zevende lid aan de aannemer zijn opgegeven, alleen dan reden tot hernieuwde onthouding van goedkeuring kunnen zijn, indien zij eerst na de voorafgegane opneming aan de dag zijn getreden.

§ 10. Oplevering

1. Het werk wordt als opgeleverd beschouwd, indien het overeenkomstig het bepaalde in § 9 is of geacht wordt te zijn goedgekeurd.De dag, waarop het werk is of geacht wordt te zijn goedgekeurd, geldt als dag waarop het werk als opgeleverd wordt beschouwd.

1a. Indien in het bestek is voorgeschreven dat de aannemer de opdrachtgever bedienings- en onderhoudsvoorschriften zal verstrekken met betrekking tot het technische installatiewerk, overhandigt hij deze op het tijdstip van ingebruikneming van het technische installatiewerk, of van het desbetreffende onderdeel daarvan, dan wel uiterlijk op de dag waarop het technische installatiewerk als opgeleverd wordt beschouwd. Indien in het bestek is voorgeschreven dat de

7 Staatscourant 2012 nr. 1567 30 januari 201272

aannemer de opdrachtgever revisietekeningen met betrekking tot het technische installatiewerk zal verstrekken, overhandigt hij deze uiterlijk drie maanden na de dag waarop het technische installatiewerk als opgeleverd wordt beschouwd.

2. Indien de aannemer niet een aanvrage om opneming als bedoeld in § 9, eerste lid, tot de directie heeft gericht, doch de opdrachtgever het werk voltooid acht, kan deze de aannemer zulks schriftelijk mededelen. De vijfde dag na de verzending van deze mededeling geldt dan als dag waarop het werk als opgeleverd wordt beschouwd.

3. De opdrachtgever kan het werk, voordat dit voltooid is, of een al dan niet voltooid onderdeel daarvan, in gebruik nemen of doen nemen mits de ingebruikneming een voldoende voortgang van het werk niet in gevaar brengt. De opdrachtgever gaat hiertoe niet over dan nadat hij dit schriftelijk aan de aannemer heeft medegedeeld en hij deze heeft gehoord en een opneming, dan wel – indien het een technisch installatiewerk betreft – een beproeving en opneming als bedoeld in § 8a van het in gebruik te nemen werk of onderdeel daarvan heeft plaatsgevonden. Indien door de ingebruikne-ming meer wordt verlangd van de aannemer dan redelijkerwijs van hem kan worden gevergd, zal dit worden verrekend als meer werk. Indien door de ingebruikneming schade aan het werk ontstaat komt deze schade niet voor rekening van de aannemer. Door de in dit lid bedoelde ingebruikneming en opneming wordt het werk, dan wel dat onderdeel, niet als opgeleverd beschouwd. Voor technische installatiewerken geldt dat indien in het bestek een onderhoudster-mijn als bedoeld in § 11 is voorgeschreven, door de in dit lid bedoelde ingebruikneming de onderhoudstermijn onmiddellijk ingaat na de dag van ingebruikneming.

§ 11. Onderhoudstermijn

1. Indien in het bestek een onderhoudstermijn is voorgeschreven, gaat deze termijn in onmiddellijk na de dag waarop het werk overeenkomstig het bepaalde in § 10, eerste of tweede lid, als opgeleverd wordt beschouwd.

2. De aannemer is gehouden gebreken, welke in de onderhoudstermijn aan de dag treden, te herstellen, met uitzondering echter van die, waarvoor de opdrachtgever op grond van § 5, tweede lid de verantwoordelijkheid draagt of waarvoor hij op grond van § 5, derde of vierde lid, aanspra-kelijk is. Onder de in dit lid bedoelde gebreken vallen niet die gebreken die het gevolg zijn van onjuist of onzorgvuldig gebruik dan wel gekwalificeerd kunnen worden als normaal te verwachten slijtage als gevolg van het feitelijke gebruik.

3. Het in het tweede lid bedoelde herstel geschiedt voor rekening van de aannemer, tot genoegen van de directie en binnen een door haar in billijkheid te stellen termijn.

4. In de onderhoudstermijn optredende schade aan het werk is voor rekening van de opdrachtgever, met uitzondering echter van die schade, welke het gevolg is van door de aannemer verricht onvoldoend werk. In het laatste geval is het bepaalde in het derde lid van overeenkomstige toepassing.

5. Indien de aannemer zich desgevraagd verbindt tot herstel van niet voor zijn rekening komende gebreken of schade aan het werk, geschiedt de verrekening daarvan als meer werk.

6. Na afloop van de onderhoudstermijn zal het werk wederom worden opgenomen om te constate-ren, of de aannemer aan zijn verplichtingen heeft voldaan, waarbij wordt gehandeld overeenkom-stig het bepaalde in § 9.

§ 12. Aansprakelijkheid van de aannemer na de oplevering

1. Na de dag, waarop het werk overeenkomstig het bepaalde in § 10, eerste of tweede lid, als opgeleverd wordt beschouwd, is de aannemer niet meer aansprakelijk voor tekortkomingen aan het werk.

2. Het in het eerste lid bepaalde lijdt uitzondering indien sprake is van een gebrek:(a) dat toe te rekenen is aan de aannemer en(b) dat bovendien ondanks nauwlettend toezicht tijdens de uitvoering dan wel bij de opneming

van het werk als bedoeld in § 9, tweede lid, door de directie redelijkerwijs niet onderkend had kunnen wordenen waarvan

(c) de aannemer binnen een redelijke termijn na de ontdekking mededeling is gedaan.3. (Vervallen).4. De rechtsvordering uit hoofde van een gebrek waarvoor de aannemer krachtens het tweede lid

aansprakelijk is, is niet ontvankelijk indien zij wordt ingesteld na verloop van:(a) vijf jaren na de in het eerste lid bedoelde dag, of(b) tien jaren na de in het eerste lid bedoelde dag, indien het werk geheel of gedeeltelijk is

ingestort of dreigt in te storten dan wel ongeschikt is geraakt of ongeschikt dreigt te geraken voor de bestemming waarvoor het blijkens de overeenkomst bedoeld is en dit slechts kan worden verholpen of kan worden voorkomen door het treffen van zeer kostbare voorzieningen.

5. Indien in het bestek een onderhoudstermijn is voorgeschreven, treedt voor de toepassing van deze paragraaf de dag na het verstrijken van die termijn in de plaats van de in het eerste lid bedoelde

8 Staatscourant 2012 nr. 1567 30 januari 201273

dag en wordt onder opneming van het werk verstaan: de opneming genoemd in § 11, zesde lid.

HOOFDSTUK V. WIJZIGING TIJDSTIPPEN VAN UITVOERING, SCHORSING, Beëindiging IN ONVOLTOOIDE STAAT

§ 13. Wijziging tijdstippen van uitvoering

1. De directie is bevoegd:a. indien in het bestek een onderhoudstermijn als bedoeld in § 11, eerste lid, is voorgeschreven,

de uitvoering van ondergeschikte werkzaamheden tot in die onderhoudstermijn te verschuiven;b. bij meerjarig onderhoud de uitvoering van werken, waartoe de aannemer in een bepaald jaar

verplicht is, in een ander jaar binnen de duur van dit onderhoud te verlangen.2. Indien het voorafgaande aanleiding tot verrekening geeft, wordt daarvoor overeenkomstig het

bepaalde in § 36 een regeling getroffen.

§ 14. Schorsing van het werk en beëindiging van het werk in onvoltooide staat

1. De opdrachtgever is bevoegd de uitvoering van het werk voor het geheel of voor een gedeelte te schorsen.

2. In spoedeisende gevallen is de directie, hangende de beslissing van de opdrachtgever, voorlopig tot zodanige schorsing bevoegd.

3. Gedurende de schorsing is de aannemer verplicht:a. in overleg met de directie gepaste maatregelen te nemen ter voorkoming en beperking van

schade, die aan het werk zou kunnen ontstaan;b. na te laten zowel hetgeen schade aan het werk ten gevolge zou kunnen hebben als hetgeen de

latere voortzetting zou kunnen bemoeilijken.4. Voorzieningen, die de aannemer ten gevolge van de schorsing moet treffen, worden als meer werk

met hem verrekend. Schade, die de aannemer ten gevolge van de schorsing lijdt, wordt hem vergoed.

5. Indien de schorsing langer dan één maand duurt, kan de aannemer bovendien vorderen, dat een evenredige betaling voor het uitgevoerde gedeelte van het werk plaats heeft. Daarbij wordt rekening gehouden met de nog niet verwerkte bouwstoffen, voor zover deze in verband met het bepaalde in § 19 eigendom van de opdrachtgever zijn geworden. Nog niet verwerkte voor keuring gereed zijnde bouwstoffen worden op verzoek van de aannemer eerst nog gekeurd.

6. Indien de schorsing van het gehele werk langer duurt dan zes maanden, is de aannemer bevoegd het werk in onvoltooide staat te beëindigen.

7. De opdrachtgever is bevoegd de aannemer op te dragen het werk in onvoltooide staat te beëindi-gen.

8. Wanneer door voor rekening van de opdrachtgever komende omstandigheden de uitvoering van het werk gedurende meer dan twee maanden ononderbroken is vertraagd, is de aannemer bevoegd het werk in onvoltooide staat te beëindigen.

9. In de gevallen bedoeld in het zesde, zevende en achtste lid zal de opdrachtgever zo spoedig mogelijk na de beëindiging het werk overnemen. De aannemer is tot aan de overneming van het werk door de opdrachtgever gehouden de in het derde lid bedoelde verplichtingen na te komen.

10. De aannemer heeft alsdan recht op de aannemingssom, vermeerderd met de kosten die hij als gevolg van de niet voltooiing heeft moeten maken en verminderd met de hem door de beëindiging bespaarde kosten. Aanspraken van de aannemer en de opdrachtgever op hetgeen overigens ter zake van de overeenkomst verschuldigd is blijven onverlet.

HOOFDSTUK VI. WERKTERREIN, RECLAME

§ 15. Werkterrein

1. Indien in het bestek oppervlakten van grond of water als werkterrein zijn aangeduid, heeft de aannemer daarover de kosteloze beschikking, zolang de uitvoering van het werk dit nodig maakt. Gebruik van ander terrein of water als werkterrein is voor rekening van de aannemer.

2. De directie wijst aan, na overleg met de aannemer, welke gedeelten van het werkterrein in gebruik mogen worden genomen als opslagplaatsen en voor de plaatsing van keten, loodsen, hulpwerken en andere hulpmiddelen.

3. De aannemer kan vóór de aanvang van het werk schriftelijk vorderen, dat de toestand van het werkterrein zo goed mogelijk wordt vastgesteld, in welk geval de opneming door de directie in samenwerking met en voor rekening van de aannemer ten spoedigste plaats vindt. Indien daarbij afwijkingen ten opzichte van de in het bestek omschreven toestand aan het licht komen, is het bepaalde in § 29, derde lid, van toepassing.

4. Na gebruik en uiterlijk bij de oplevering moet het werkterrein naar genoegen van de directie zoveel mogelijk weder in de oorspronkelijke toestand worden opgeleverd.

9 Staatscourant 2012 nr. 1567 30 januari 201274

§ 16. Afsluiting, reclame

1. Indien de opdrachtgever afsluiting van het werk en het werkterrein nodig oordeelt, wordt de wijze van afsluiting in het bestek omschreven.

2. De opdrachtgever heeft het recht om na overleg met de aannemer op schuttingen en afrasterin-gen, welke dienen ter afsluiting van het werk of het werkterrein, alsmede elders op het werkterrein of aan het werk reclame of andere kennisgevingen aan te brengen.

3. Aan de aannemer is het evenwel toegestaan op een deel van die plaatsen aanduidingen van zijn naam en bedrijf aan te brengen, mits plaats, uiterlijk en afmetingen hiervan door de directie zijn goedgekeurd. Hetzelfde kan door de directie op een door tussenkomst van de aannemer gedaan verzoek aan onderaannemers en leveranciers worden toegestaan.

HOOFDSTUK VII. BOUWSTOFFEN

§ 17. Verwerking van bouwstoffen

1. Met inachtneming van § 5, derde en vierde lid, alsmede § 6, zevenentwintigste lid, staat de aannemer in voor de goede hoedanigheid van de bouwstoffen, voor de geschiktheid voor hun bestemming en het voldoen aan de gestelde eisen, alsmede voor de tijdige levering.

2. Indien en voor zover in het bestek is bepaald dat bouwstoffen gekeurd moeten worden, mag de aannemer deze niet verwerken voordat deze zijn goedgekeurd.

3. De directie kan verlangen, dat goedgekeurde bouwstoffen ook nadat zij zijn verwerkt alsnog worden vervangen, indien daaraan na de keuring nog gebreken worden geconstateerd. Deze vervanging geschiedt voor rekening van de opdrachtgever en wordt als meer werk verrekend, onverminderd het recht van de aannemer op schadevergoeding, indien daartoe gronden zijn. Indien echter het gebrek redelijkerwijs niet door de directie had kunnen worden onderkend en het gebrek aan de aannemer kan worden toegerekend, komt deze vervanging voor rekening van de aannemer.

4. De directie is bevoegd een bewijs van oorsprong van bouwstoffen te verlangen.5. Indien de directie zulks goed vindt, zal de aannemer in plaats van met een fabrieksnaam aange-

duide bouwstoffen andere mogen leveren, mits van overeenkomstige hoedanigheid. De directie onthoudt de goedkeuring niet op onredelijke gronden.

§ 18. Keuring van bouwstoffen

1. Indien en voor zover in het bestek is bepaald dat bouwstoffen door de directie worden gekeurd, worden deze in geval van goedkeuring zo nodig gemerkt. Door de opdrachtgever ter beschikking gestelde bouwstoffen worden geacht te zijn goedgekeurd.Indien voorgeschreven is dat bouwstoffen moeten worden geleverd met een kwaliteitsverklaring afkomstig van een door de Raad voor de Accreditatie erkende certificatie-instelling, wordt in het kader van de keuring volstaan met een uitwendige visuele beoordeling. De kwaliteitsverklaring wordt door de aannemer ter gelegenheid van de beoordeling door de directie aan haar ter beschikking gesteld.

2. Ten behoeve van de keuring moeten de monsters en bouwstoffen tijdig op het werk of in de werkplaatsen worden aangevoerd. Zolang de directie zulks nodig oordeelt, blijven door de aannemer ingediende monsters onder haar berusting; zij zijn evenwel voor zijn rekening en blijven voor hem toegankelijk.

3. De aannemer verleent bij de keuring, alsmede bij het merken van goedgekeurde bouwstoffen, de nodige hulp en stelt daartoe personeel en eenvoudige hulpmiddelen ter beschikking.

4. De aannemer is bevoegd bij de keuring aanwezig te zijn of zich te doen vertegenwoordigen; de directie kan dit van hem verlangen.

5. De directie is bevoegd bouwstoffen door derden te doen onderzoeken; de hieraan verbonden kosten zijn voor rekening van de opdrachtgever, behoudens het bepaalde in het zesde lid, onder d.

6. Voor rekening van de aannemer komen de kosten van:a. het beschikbaar stellen van de voor de keuring nodige bouwstoffen;b. het brengen van de bouwstoffen in een voor de keuring geschikte samenstelling en vorm;c. de emballage en de verzending van elders te keuren bouwstoffen;d. het in het vijfde lid bedoelde onderzoek, indien dit tot afkeuring leidt, tenzij het een bouwstof

betreft, in het bestek aangeduid met een fabrieksnaam, of waarvan de leverancier door of namens de opdrachtgever is aangewezen;

e. de in het twaalfde lid bedoelde herkeuring, indien de deskundige de afkeuring handhaaft.7. De in het vorige lid bedoelde kosten worden zo nodig overeenkomstig § 42, zesde lid, verrekend.8. De keuring geschiedt – ter keuze van de directie – op het werk, in de middelen van vervoer of

elders, zo spoedig mogelijk na aanvoer of gereedkoming. Indien, ondanks een door de directie ontvangen schriftelijk verzoek van de aannemer om bouwstoffen te keuren, uiterlijk op een in dat verzoek vermeld redelijk tijdstip de schriftelijke mededeling van de uitslag van de keuring niet door

10 Staatscourant 2012 nr. 1567 30 januari 201275

de aannemer is ontvangen, worden die bouwstoffen geacht te zijn goedgekeurd. Onder een schriftelijk verzoek en onder een mededeling als in dit lid bedoeld wordt mede verstaan een aantekening in het dagboek of weekrapport, bedoeld in § 27.

9. Verzoekt de aannemer om keuring op een andere plaats dan door de directie is voorgeschreven, dan wordt dat niet geweigerd, indien toestaan niet in strijd is met de belangen van een goede hoedanigheid van het werk en van doeltreffende controle en mits de aannemer de hogere kosten ervan voor zijn rekening neemt.

10. Waardevermindering en verlies van voor de keuring gebezigde bouwstoffen worden aan de aannemer niet vergoed.

11. Ingeval van afkeuring van bouwstoffen kan zowel de directie als de aannemer vorderen, dat een in onderlinge overeenstemming getrokken monster uit die bouwstoffen tot na de beslechting van het uit die afkeuring mogelijk voortvloeiend geschil wordt bewaard. Deze monsters worden door beiden gewaarmerkt. De bewaring geschiedt op een in onderlinge overeenstemming te bepalen plaats.

12. De aannemer heeft de bevoegdheid om ingeval van afkeuring van bouwstoffen herkeuring aan te vragen door een in overeenstemming met de opdrachtgever aan te wijzen deskundige, aan wiens uitspraak partijen ook in een later geschil gebonden zijn.

13. Afgekeurde bouwstoffen worden zo spoedig mogelijk afgezonderd en van het werk verwijderd, ook indien zij reeds mochten zijn verwerkt.

§ 19. Eigendom van bouwstoffen

1. Alle voor het werk bestemde bouwstoffen worden – zonder dat de opdrachtgever daardoor aansprakelijk wordt voor betalingen aan leveranciers of andere rechthebbenden – eigendom van de opdrachtgever, zodra zij zijn goedgekeurd en de aannemer door overlegging van (een) verklaring(en) volgens het bij de UAV behorende bijlage B heeft aangetoond, dat de leveranciers en eventuele andere rechthebbenden afstand doen van alle aanspraken op die bouwstoffen ten behoeve van de opdrachtgever.

2. Geen overdracht van eigendom aan de opdrachtgever als bedoeld in het eerste lid wordt geacht te hebben plaats gevonden:a. indien een schuldeiser van de opdrachtgever beslag legt op de in het eerste lid bedoelde

bouwstoffen;b. indien de opdrachtgever failliet wordt verklaard of hem surseance van betaling wordt verleend

en het werk door de curator dan wel door de opdrachtgever en diens bewindvoerders niet wordt voortgezet.

Het in dit lid bepaalde lijdt nochtans uitzondering met betrekking tot die bouwstoffen, welke de opdrachtgever aan de aannemer heeft betaald.

3. Na voltooiing van het werk overgebleven bouwstoffen worden aan de aannemer teruggegeven en als niet geleverd beschouwd, behoudens toepassing van § 36, achtste lid.

§ 20. Zorg voor bouwstoffen

De aannemer draagt zorg voor de goedgekeurde en de door de opdrachtgever ter beschikking gestelde bouwstoffen, alsmede voor de uit het werk komende bouwstoffen. Verlies, vermissing of beschadiging van deze bouwstoffen is voor zijn rekening, behoudens het bepaalde in § 44.

§ 21. Oude bouwstoffen

1. Tenzij het bestek anders bepaalt, blijven de uit het werk komende oude bouwstoffen eigendom van de opdrachtgever.

2. (Vervallen).3. (Vervallen).4. De aannemer is niet verantwoordelijk voor de hoedanigheid van uit het werk komende bouwstof-

fen, voor zover achteruitgang van die hoedanigheid niet aan hem is toe te rekenen.

§ 22. Garantie voor een onderdeel

1. Het bepaalde in deze paragraaf is van toepassing, tenzij het bestek anders bepaalt.2. Indien in het bestek is vermeld dat één of meer onderdelen van het werk moeten worden

gegarandeerd, zal de aannemer op eerste aanzegging van de opdrachtgever zo spoedig mogelijk de tijdens de garantieperiode optredende gebreken voor zijn rekening herstellen. Gebreken in de zin van deze bepaling zijn gebreken, waarvan de opdrachtgever aannemelijk maakt dat die met grote mate van waarschijnlijkheid moeten worden toegeschreven aan een omstandigheid, die aan de aannemer kan worden toegerekend.

3. Indien in het bestek is vermeld dat een onderdeel van het werk door een onderaannemer of een leverancier moet worden gegarandeerd, draagt de aannemer zorg voor het verstrekken van de

11 Staatscourant 2012 nr. 1567 30 januari 201276

garantie door de onderaannemer of leverancier aan de opdrachtgever. Indien deze garantie niet door de onderaannemer of leverancier wordt verstrekt, wordt een dienovereenkomstige garantie door de aannemer verstrekt.

4. Een op grond van deze paragraaf overeengekomen garantie geldt vanaf het gereedkomen of de levering van het gegarandeerde onderdeel gedurende de in het bestek genoemde periode.

HOOFDSTUK VIII. HULPMIDDELEN

§ 23. Loodsen en andere hulpmiddelen

1. De verplichtingen van de aannemer met betrekking tot het ter beschikking stellen, onderhouden, en verwijderen van loodsen en/of directieverblijf en andere hulpmiddelen worden in het bestek omschreven.

2. (Vervallen).3. (Vervallen).

§ 24. Hulpmiddelen van de opdrachtgever

1. Indien aan de aannemer het gebruik van gebouwen, terreinen en hulpmiddelen van de opdracht-gever is opgedragen of vergund, komen het onderhoud en het herstel, zolang het gebruik duurt, voor rekening van de aannemer.

2. Ingeval van verloren gaan door het in het eerste lid bedoelde gebruik, is hij verplicht tot vergoe-ding van de schade.

3. Zodra het in gebruik genomene voor de uitvoering van het werk niet meer nodig is, stelt de aannemer het, zoveel doenlijk in gelijke staat als hij het heeft ontvangen, weer ter beschikking van de opdrachtgever en bergt de hulpmiddelen op door of namens hem aan te wijzen plaatsen op.

§ 25. Gezonken materieel

1. Indien ten behoeve van het werk in gebruik zijnde hulpmiddelen, zoals vaartuigen en werktuigen, dan wel voor het werk bestemde bouwstoffen gezonken zijn in wateren, welke bij de opdrachtge-ver in eigendom of beheer zijn, is de aannemer verplicht ze met inbegrip van lading en toebehoren te lichten en te verwijderen.

2. Hij is in de gevallen, bedoeld in het eerste lid, verplicht dadelijk de vereiste aanduiding en verlichting aan te brengen, zo spoedig mogelijk de eerste maatregelen tot lichting, zoals het onderdoor brengen van kettingen, te nemen en de lichting in zo kort mogelijke tijd te voltooien.

3. De in de voorgaande leden bedoelde werkzaamheden geschieden op kosten van de aannemer, tenzij het in het eerste lid bedoelde zinken is veroorzaakt door een omstandigheid die voor rekening van de opdrachtgever komt.

HOOFDSTUK IX. UITVOERING

§ 26. Algemeen tijdschema, werkplan

1. De aannemer stelt zo spoedig mogelijk een op de aard van het werk afgestemd algemeen tijdschema op.In dit algemene tijdschema wordt duidelijk aangegeven op welke wijze, in welke volgorde, met welk materieel en met welke hulpmiddelen de aannemer voornemens is het werk en zijn onderde-len uit te voeren alsmede welke tijdsduur hij voor elk onderdeel nodig acht.Tevens wordt daarin aangegeven op welke tijdstippen de aannemer ten behoeve van de voortgang van het werk en de volgorde van de onderdelen ervan zal dienen te beschikken over datgene waarvoor de opdrachtgever of de directie volgens de overeenkomst dient te zorgen. Het algemene tijdschema dient te voldoen aan de eisen, die ten aanzien van de uitvoering van het werk in de overeenkomst zijn gesteld, en wordt door de aannemer van een behoorlijke toelichting voorzien.

2. De aannemer legt het algemene tijdschema, gedateerd en ondertekend, in tweevoud aan de directie ter goedkeuring over, uiterlijk op de vijftiende werkdag na de dag waarop hem het werk is opgedragen onderscheidenlijk de directie om een algemeen tijdschema heeft verzocht.

3. De directie beslist zo spoedig mogelijk omtrent de goedkeuring van het algemene tijdschema en deelt haar beslissing, in elk geval uiterlijk op de tiende werkdag, nadat zij het heeft ontvangen, schriftelijk aan de aannemer mede. De goedkeuring wordt slechts aan het algemene tijdschema onthouden, indien uit de inhoud daarvan blijkt, dat niet aan de uit de overeenkomst voortvloeiende eisen wordt voldaan.

4. Ingeval van goedkeuring worden de beide exemplaren van het algemene tijdschema ook door de directie gedateerd en ondertekend, waarna een van de exemplaren aan de aannemer wordt toegezonden. In geval het algemene tijdschema niet wordt goedgekeurd, wordt de aannemer met de redenen hiervan schriftelijk in kennis gesteld. De aannemer legt in dat geval zo spoedig

12 Staatscourant 2012 nr. 1567 30 januari 201277

mogelijk, doch binnen tien werkdagen, een nieuw algemeen tijdschema, waarbij met de bezwaren van de directie rekening is gehouden, ter goedkeuring aan de directie over. Ten aanzien van de beslissing op het nieuwe algemene tijdschema is het derde lid van overeenkomstige toepassing.

5. Het algemene tijdschema geldt als een leidraad voor de aannemer en verzwaart de voor hem uit de overeenkomst voortvloeiende verplichtingen niet. De goedkeuring door de directie van het algemene tijdschema en daarin onder haar goedkeuring aangebrachte wijzigingen ontheffen de aannemer niet van zijn verplichtingen om het werk naar de uit de overeenkomst voortvloeiende eisen uit te voeren en tijdig te voltooien.

6. Indien van de aannemer wordt verlangd, dat hij in plaats van of naast het in deze paragraaf bedoelde algemene tijdschema een gedetailleerd werkplan aan de directie overlegt, wordt zulks, onder vermelding van de aan dit werkplan te stellen eisen, in de overeenkomst vermeld. Voor zover de overeenkomst niet anders vermeldt, is het bepaalde in het eerste tot en met het vijfde lid alsdan van overeenkomstige toepassing.

7. Wijzigingen door de directie in het goedgekeurde algemene tijdschema of gedetailleerde werkplan aangebracht geven de aannemer aanspraak op bijbetaling, indien van hem meer wordt verlangd dan redelijkerwijs van hem kan worden gevergd.

§ 27. Dagboek, lijsten, rapporten, verslagen van bouwvergaderingen

1. De directie maakt weekrapporten op. Hierin worden onder meer aantekeningen opgenomen betreffende:– de vordering en de stand van het werk;– de onwerkbare dagen en het verleende uitstel van oplevering;– de aan- en afvoer en goedkeuring van bouwstoffen;– de aan- en afvoer van materieel en hulpmiddelen;– bestekswijzigingen, meer en minder werk, verwerkte hoeveelheden en stelposten;– opneming, goedkeuring en oplevering van het werk;– de verstrekking van tekeningen;– voorvallen betreffende de veiligheid en/of gezondheid van personen.

2. De in het eerste lid bedoelde aantekeningen worden telkens uiterlijk op de vijfde werkdag na het verstrijken van de werkweek, waarop zij betrekking hebben, opgenomen in het weekrapport, dat terstond na het opmaken door de directie wordt ondertekend.

3. Het door de directie ondertekende weekrapport wordt zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk op de vijftiende werkdag na het verstrijken van de werkweek, waarop het betrekking heeft, aan de aannemer ter ondertekening voorgelegd. Aan de aannemer wordt afschrift van de weekrapporten verstrekt.

4. Indien de aannemer zich met de inhoud van het weekrapport kan verenigen, tekent hij dit voor akkoord uiterlijk op de vijfde werkdag, nadat het hem is voorgelegd.

5. Indien de aannemer zich met de inhoud van het weekrapport niet kan verenigen, ondertekent hij dit eveneens uiterlijk op de vijfde werkdag, nadat het hem is voorgelegd, doch onder toevoeging van een aantekening, waaruit blijkt tegen welke gedeelten en om welke redenen hij bezwaar heeft.

6. Ingeval de directie niet alleen weekrapporten opmaakt maar ook een dagboek bijhoudt, is op dit dagboek het bepaalde in het eerste tot en met het vijfde lid van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat geen afschrift van het dagboek aan de aannemer wordt verstrekt, tenzij deze daarom verzoekt.

7. Indien dit in de overeenkomst is voorgeschreven of na de opdracht door de directie wordt verlangd, verstrekt de aannemer telkens uiterlijk op de vijfde werkdag na het verstrijken van een werkweek een op die week betrekking hebbende, door hem gedateerde en ondertekende lijst, bevattende opgaven omtrent het personeel en voorts zodanige verdere mededelingen als door de directie worden gewenst.

8. Indien ten behoeve van het werk buiten het werkterrein werkzaamheden worden verricht, kan de directie vorderen, dat de aannemer daaromtrent uiterlijk op de vijfde werkdag na het verstrijken van een werkweek een door hem ondertekend rapport in tweevoud bij haar indient. In dit rapport worden aantekeningen als in het eerste lid bedoeld en betrekking hebbend op de in voornoemde werkweek verrichte werkzaamheden opgenomen.

9. Indien is overeengekomen dat tijdens de uitvoering van het werk bouwvergaderingen worden gehouden, maakt de directie daarvan verslagen. De verslagen worden zo spoedig mogelijk aan de aannemer ter ondertekening voorgelegd. Indien de aannemer zich met de inhoud van het verslag niet kan verenigen, wordt aan het verslag een aantekening toegevoegd waaruit blijkt tegen welke gedeelten en om welke reden hij bezwaar heeft. Het verslag wordt in de daarop volgende bouwvergadering vastgesteld.

§ 28. Afbakening, peilingen en opmetingen

De aannemer zal voor zijn rekening:a. het werk uitzetten en de vereiste profielen en bakens stellen;

13 Staatscourant 2012 nr. 1567 30 januari 201278

b. ten behoeve van afbakening, peilingen en opmetingen geschikt personeel en hulpmiddelen, als: roei- en peilboten, meetinstrumenten, bakens, enz., ter beschikking van de directie stellen;

c. de gedane uitzetting en afbakening in goede staat onderhouden, zolang de directie dit nodig oordeelt.

§ 29. Verschillen in afmetingen of in de toestand van bestaande werken en terreinen

1. Indien de in de beschrijving van het werk vermelde afmetingen niet overeenkomen met die, voorkomende op de tekening, is de aannemer verplicht de door hem geconstateerde afwijking ter kennis te brengen van de directie, opdat deze, zo zij zulks nodig acht, kan besluiten van de in § 2, vierde lid, bedoelde rangorde af te wijken. Een zodanig besluit van de directie wordt als een bestekswijziging aangemerkt.

2. Indien de in het bestek aangegeven afmetingen niet overeenkomen met die, voorkomende in de werkelijkheid, is de aannemer verplicht de door hem geconstateerde afwijking ter kennis te brengen van de directie, teneinde met deze overleg te plegen omtrent hetgeen moet geschieden om, gelet op de afwijking, het werk juist uit te voeren. De gebleken afwijking geeft, afgezien van de verrekening van meer en minder werk, welke uit het bestek mocht voortvloeien, de aannemer aanspraak op bijbetaling, indien die afwijking van zodanige aard is, dat de gevolgen daarvan redelijkerwijs niet voor zijn rekening dienen te komen.

3. Verschillen tussen de tijdens de uitvoering blijkende toestand van bestaande gebouwen, werken en terreinen enerzijds en de in het bestek aangeduide toestand anderzijds geven, afgezien van de verrekening van meer en minder werk, welke uit het bestek mocht voortvloeien, de aannemer aanspraak op bijbetaling, indien die verschillen van zodanige aard zijn, dat de gevolgen daarvan redelijkerwijs niet voor zijn rekening dienen te komen. Overigens draagt de opdrachtgever de verantwoordelijkheid voor de juistheid van de door of namens hem verstrekte gegevens. Het in dit lid bepaalde is ook van toepassing indien in het bestek geen toestand of gegevens zijn aangeduid, doch de tijdens de uitvoering blijkende toestand afwijkt van die welke de aannemer redelijkerwijs had mogen verwachten.

§ 30. Voorziening in waterkering, waterdoorlaat en verkeer

1. De aannemer mag het werk of onderdelen daarvan, waardoor de belangen van waterkering of waterdoorlaat zouden kunnen worden geschaad of stremming of stoornis in of hinder aan of gevaar voor het verkeer te land, te water of door de lucht zou kunnen worden veroorzaakt, slechts uitvoeren, indien en zolang hij met het oog op die belangen de nodige voorzieningen heeft getroffen.

2. Onder de in het eerste lid bedoelde voorzieningen worden verstaan: tijdelijke werken, afsluitingen, waarschuwingsborden, kentekens, verlichting en andere veiligheidsmaatregelen, die door wettelijke voorschriften worden vereist of uit anderen hoofde nodig mochten zijn.

3. Zolang hinder aan of stoornis in het verkeer te land, te water of door de lucht wordt toegebracht, moet ten behoeve van dat verkeer de nodige hulp worden beschikbaar gesteld.

4. De in deze paragraaf bedoelde voorzieningen en hulp zijn voor rekening van de aannemer, met dien verstande, dat dit voor tijdelijke werken van betekenis of maatregelen van ingrijpende aard slechts geldt, indien deze in de overeenkomst zijn omschreven.

§ 31. Verband met andere werken

1. Indien verschillende werken in elkander grijpen, wordt dit in het bestek vermeld.2. Tenzij in het bestek anders is bepaald, geschiedt de coördinatie van in elkander grijpende werken

door de directie.3. De aannemer gedoogt – zonder aanspraak op andere vergoedingen dan de in het volgende lid

bedoelde – dat door derden, aan wie de directie zulks toestaat, tegelijkertijd en te zelfder plaatse wordt gewerkt.

4. Hij gedoogt, dat daarbij gebruik wordt gemaakt van reeds gemaakt werk en gemaakte hulpwerken. Voor dit gebruik kan de aannemer aanspraak op bijbetaling doen gelden, indien meer van hem wordt verlangd dan redelijkerwijs van hem kan worden gevergd.

§ 32. Gevonden voorwerpen

De aannemer is verplicht de vondst van alle voorwerpen, die bij de uitvoering van het werk worden gevonden en die van waarde zijn of uit een historisch of wetenschappelijk oogpunt van belang kunnen zijn, terstond aan de directie te melden en deze voorwerpen zo mogelijk in handen van de directie te stellen, tenzij het bestek anders bepaalt.

14 Staatscourant 2012 nr. 1567 30 januari 201279

§ 33. Vermoeden van onvoldoend werk

Indien de directie vermoedt, dat het werk niet aan de bij de overeenkomst gestelde eisen voldoet, is de aannemer verplicht de maatregelen te nemen of te gedogen, die nodig zijn om vast te stellen of zulks al dan niet het geval is. Ingeval het werk niet aan deze eisen voldoet, komen de kosten van bedoelde maatregelen voor rekening van de aannemer. In het tegengestelde geval worden zij, evenals de kosten van herstel, verrekend als meer werk en wordt eventuele schade vergoed.

§ 34. Wijzigingen in de uitvoering

Wijzigingen door de directie in de uitvoering van het werk aangebracht geven de aannemer aanspraak op bijbetaling, indien van hem meer wordt verlangd dan redelijkerwijs van hem kan worden gevergd.

HOOFDSTUK X. MEER EN MINDER WERK

§ 35. Verrekening van meer en minder werk

1. Verrekening van meer en minder werk vindt plaats:a. ingeval van bestekswijzigingen (§ 36);b. ingeval van afwijkingen van de bedragen van de stelposten (§ 37);c. ingeval van afwijkingen van geschatte hoeveelheden (§ 38, tweede lid);d. ingeval van afwijkingen van verrekenbare hoeveelheden (§ 39);e. in de gevallen waarin verrekening als meer en minder werk in deze UAV of in de overeenkomst

is voorgeschreven. In deze gevallen is het bepaalde in par. 36 lid 1a van overeenkomstige toepassing.

Aanspraken van de aannemer en de opdrachtgever op hetgeen overigens ter zake van de overeenkomst verschuldigd is blijven onverlet.

2. De verrekening van het meer werk geschiedt door bijbetaling, die van het minder werk door inhouding op de aannemingssom. De opdrachtgever en de aannemer komen overeen op welke wijze – ineens of in gedeelten – en wanneer de verrekening geschiedt van het meer en het minder werk of, indien er zowel van meer als van minder werk sprake is, van het saldo daarvan.

3. Indien omtrent wijze en tijdstip van de verrekening van het meer werk niets is overeengekomen, geschiedt deze verrekening ineens na de voltooiing van het meer werk.

4. Indien omtrent wijze en tijdstip van de verrekening van het minder werk niets is overeengekomen, geschiedt deze verrekening, met inachtneming van het bepaalde in § 40, zevende lid, ineens bij de eindafrekening van het werk.

5. Indien bij de eindafrekening van het werk blijkt, dat het totaal van het reeds verrekende en het nog te verrekenen minder werk dat van het reeds verrekende en het nog te verrekenen meer werk overtreft, heeft de aannemer recht op een bedrag gelijk aan 10% van het verschil van deze totalen. Het in dit lid bepaalde lijdt uitzondering, voor zover het minder werk het gevolg is van een verzoek van de aannemer om minder te mogen uitvoeren dan in de overeenkomst is bepaald.

6. Voor de toepassing van het bepaalde in het vijfde lid wordt onder het werk verstaan:a. bij aanneming in massa, de werken van de percelen gezamenlijk;b. bij meerjarige onderhoudsbestekken de werken van de onderhoudsjaren gezamenlijk.

§ 36. Bestekswijzigingen

1. Onder bestekswijzigingen worden verstaan wijzigingen in het bestek, het werk of de voorwaarden van uitvoering van het werk.

1a. In geval van door de opdrachtgever gewenste bestekswijzigingen kan de aannemer slechts dan een verhoging van de prijs vorderen, wanneer hij de opdrachtgever tijdig heeft gewezen op de noodzaak van een daaruit voortvloeiende prijsverhoging, tenzij de opdrachtgever die noodzaak uit zichzelf had moeten begrijpen.

2. De directie is bevoegd voor of tijdens de uitvoering van het werk bestekswijzigingen aan te brengen. Indien en voor zover deze bevoegdheid in het bestek aan de opdrachtgever is voorbehou-den, is voor deze bestekswijzigingen een door de opdrachtgever aan de aannemer te verstrekken schriftelijke opdracht vereist.

3. De aannemer zal aan opdrachten tot bestekswijzigingen gevolg geven, ook indien daardoor de omvang van het werk wordt vermeerderd of verminderd, mits dientengevolge de totalen van de bijbetalingen en inhoudingen elk niet meer bedragen dan 15% van de aannemingssom dan wel het saldo van die bijbetalingen en inhoudingen niet meer bedraagt dan 10% van de aannemings-som.

4. Bestekswijzigingen worden verrekend tegen bedragen of prijzen die vóór de uitvoering van die wijzigingen of, indien hun aard dit belet, zo spoedig mogelijk tussen de opdrachtgever en de aannemer worden overeengekomen. Indien de directie overweegt om een bestekswijziging aan te brengen en daartoe de aannemer verzoekt een prijsaanbieding te doen, plegen de directie en de

15 Staatscourant 2012 nr. 1567 30 januari 201280

aannemer op verzoek van de aannemer tevoren overleg omtrent de vraag of, en zo ja onder welke omstandigheden, de aannemer aanspraak zal kunnen maken op een redelijke vergoeding van de aan het doen van de prijsaanbieding verbonden kosten.

5. Bestekswijzigingen zullen de aannemer schriftelijk worden opgedragen. De aannemer kan genoegen nemen met een overeenkomstige aantekening in het dagboek, het weekrapport of het verslag van de bouwvergadering, welke dan als schriftelijke opdracht zal worden aangemerkt. Het gemis van een schriftelijke opdracht of van een aantekening in het dagboek of weekrapport laat de aanspraken van de aannemer en van de opdrachtgever op verrekening van meer en minder werk onverlet.

6. Ten aanzien van bestekswijzigingen zal op verzoek van de directie of van de aannemer een afzonderlijke termijn worden overeengekomen, binnen welke het meer werk zal worden voltooid, hetgeen dan in de schriftelijke opdracht wordt vermeld.

7. Bij meerjarige onderhoudsbestekken wordt bij de in het derde lid vermelde totalen van bijbetalin-gen en van inhoudingen elk onderhoudsjaar op zichzelf beschouwd.

8. De opdrachtgever zal de reeds aangevoerde, de blijkens de vrachtbrief afgezonden en de uitslui-tend ten behoeve van het werk bestelde bouwstoffen, die tengevolge van bestekswijzigingen niet kunnen worden gebruikt, voor zover deze bouwstoffen aan de gestelde eisen voldoen, overnemen of deswege een billijke schadevergoeding verlenen.

§ 37. Stelposten

1. Onder stelposten worden verstaan in het bestek als zodanig aangeduide geldbedragen, welke in de aannemingssom zijn begrepen en ten laste waarvan nader in het bestek beschreven uitgaven worden gebracht.

2. Indien de som van de uitgaven, die ten laste van een stelpost worden gedaan, hoger of lager blijkt te zijn dan het bedrag van die stelpost, zal de afwijking worden verrekend.

3. Bij de ten laste van stelposten te brengen uitgaven, die betrekking hebben op de aanschaffing van bouwstoffen, wordt gerekend met prijzen, welke zijn samengesteld uit:a. de prijzen op basis van franco levering op of in het vervoermiddel bij het werkterrein;b. een aannemersvergoeding van 10% van de onder a bedoelde prijzen.

4. (Vervallen).5. Kosten van emballage en de terugzending daarvan komen voor rekening van de aannemer,

behalve voor zover die kosten, door de invulling die aan de stelpost wordt gegeven, hoger zijn dan die waarmee de aannemer redelijkerwijs rekening heeft moeten houden.

6. De kosten van het in het werk brengen van ten laste van stelposten aangeschafte bouwstoffen zijn in de aannemingssom begrepen en worden niet afzonderlijk verrekend. Deze kosten zullen echter worden verrekend ten laste van de stelpost, waarop ook de aanschaffing van die bouwstoffen wordt verrekend, indien zij betrekking hebben op het in het werk brengen van installaties, zoals liften, centrale verwarming en dergelijke, of voor zover zij door de invulling die aan de stelpost wordt gegeven hoger zijn dan die waarmee de aannemer redelijkerwijs rekening heeft moeten houden.

7. De aanschaffing van bouwstoffen, waarvoor stelposten zijn opgenomen, geschiedt door de aannemer volgens nadere opdracht van de directie en, tenzij de directie de aannemer daarin vrijlaat, bij leveranciers die daartoe door haar worden aangewezen.

8. Bij de ten laste van stelposten te brengen uitgaven, die betrekking hebben op de verrichting van werkzaamheden, wordt gerekend met prijzen, welke zijn samengesteld uit:a. de voor de uitvoering nodige kosten, voor zover deze rechtstreeks op de uitvoering betrekking

hebben;b. een aannemersvergoeding van 10% van de onder a bedoelde kosten.De kosten op de bouwplaats voor algemene inrichting, verzorging en uitvoering worden niet afzonderlijk verrekend, maar worden geacht in de aannemingssom te zijn begrepen, behalve voor zover die kosten, door de invulling die aan de stelpost wordt gegeven, hoger zijn dan die waarmee de aannemer redelijkerwijs rekening heeft moeten houden.

9. De verrichting van werkzaamheden als bedoeld in het achtste lid geschiedt volgens nadere opdracht van de directie door de aannemer of door derden, die daartoe door haar worden aangewezen.

10. Bij de ten laste van stelposten te brengen uitgaven, die betrekking hebben op het doen van betalingen aan derden, wordt gerekend met bedragen, welke zijn samengesteld uit:a. het bedrag van de aan derden gedane betaling, de omzetbelasting daarin niet begrepen;b. een aannemersvergoeding van 5% van het onder a bedoelde bedrag.

11. Betalingen aan derden, waarvoor stelposten zijn opgenomen, geschieden door de aannemer volgens nadere opdracht van de directie.

12. Alvorens een uitgave ten laste van een stelpost te brengen, kan de directie van de aannemer overlegging van bewijsstukken verlangen.

16 Staatscourant 2012 nr. 1567 30 januari 201281

§ 38. Hoeveelheden

1. Onder verrekenbare hoeveelheden worden verstaan de in het bestek als zodanig aangeduide hoeveelheden; afwijkingen worden verrekend overeenkomstig het bepaalde in § 39.

2. Onder geschatte hoeveelheden worden verstaan de met de toevoeging ‘naar schatting’, ‘ongeveer’ of dergelijke aanduidingen in het bestek genoemde hoeveelheden. Een afwijking van een geschatte hoeveelheid wordt verrekend indien en voor zover er sprake is van een afwijking die meer bedraagt dan 10% van die geschatte hoeveelheid, tenzij zulks aanleiding tot onbillijkheid zou geven.

3. Afwijkingen van andere dan de in het eerste of tweede lid bedoelde hoeveelheden, welke door de directie worden verlangd of voorgeschreven, worden beschouwd als bestekswijzigingen en verrekend overeenkomstig het bepaalde in § 36.

4. Indien in het bestek hoeveelheden bouwstoffen zijn vermeld, worden daaronder verstaan, voor zover niet anders is bepaald, hoeveelheden in het werk gemeten.

5. De meting van geleverde of verwerkte bouwstoffen geschiedt door de aannemer ten overstaan van de directie en op door haar goed te keuren wijze.

§ 39. Afwijkingen van verrekenbare hoeveelheden

1. Indien in het bestek verrekenbare hoeveelheden zijn opgenomen en deze blijken te hoog of te laag te zijn om het werk overeenkomstig de bepalingen van het bestek of de aard van het werk tot stand te brengen, zullen de afwijkingen van deze hoeveelheden worden verrekend tegen verrekenprijzen, die daartoe bij de totstandkoming van de overeenkomst zijn overeengekomen.

2. Indien een verrekenprijs voor afwijkingen van een in het bestek opgenomen verrekenbare hoeveelheid te laag of te hoog blijkt te zijn, zal een gewijzigde verrekenprijs tussen de opdrachtge-ver en de aannemer worden overeengekomen. De herziening zal slechts kunnen plaats vinden, indien meer dan 110% of minder dan 90% van de in het bestek opgenomen verrekenbare hoeveelheid is of zal worden verwerkt.

3. Indien overeenkomstig het bepaalde in het tweede lid een verrekenprijs wordt gewijzigd, wordt de afwijking van de in het bestek opgenomen verrekenbare hoeveelheid verrekend tegen die gewijzigde verrekenprijs; zodanige wijziging leidt echter niet tot wijziging van de aannemingssom.

4. Indien voor een bepaalde bouwstof of voor een bepaald soort werk meer dan één verrekenbare hoeveelheid in het bestek is opgenomen en voor die hoeveelheden een zelfde verrekenprijs geldt, wordt voor de toepassing van het bepaalde in het tweede en derde lid het totaal van deze hoeveelheden als de in het bestek opgenomen verrekenbare hoeveelheid beschouwd.

5. In de in deze paragraaf bedoelde verrekenprijzen worden geacht begrepen te zijn alle rechtstreeks of zijdelings voor de uitvoering nodige kosten en een aannemersvergoeding. In de aannemersver-goeding worden de algemene kosten van de aannemer en een normale aannemerswinst geacht begrepen te zijn.

HOOFDSTUK XI. BETALING, OMZETBELASTING, KORTINGEN, VERPANDING

§ 40. Betaling

1. Het ingevolge de overeenkomst aan de aannemertoekomende bedrag is het saldo, gevormd door de aannemingssom, verhoogd onderscheidenlijk verlaagd met hetgeen overigens aan of door hem ter zake van de overeenkomst verschuldigd is.

2. Indien de aannemer volgens de overeenkomst recht heeft op betaling in termijnen, heeft met het oog op het verschijnen van een betalingstermijn opneming van het uitgevoerde gedeelte van het werk plaats.

3. Bij de opneming, bedoeld in het tweede lid, wordt rekening gehouden met de waarde van goedgekeurde, doch nog niet verwerkte bouwstoffen, voor zover deze krachtens § 19 eigendom van de opdrachtgever zijn geworden.

4. Geschiedt de opneming, bedoeld in het tweede lid, niet binnen acht dagen nadat de aannemer daarom heeft verzocht, dan kan de aannemer schriftelijk een nieuwe aanvrage tot de directie richten, met verzoek binnen vier dagen tot opneming over te gaan. Voldoet de directie niet aan dit verzoek, dan wordt de opneming geacht te zijn geschied en wordt het door de aannemer in zijn verzoek opgegeven termijnbedrag uitbetaald overeenkomstig het in het zesde lid bepaalde.

5. Indien de directie na een opneming, bedoeld in het tweede lid, nalaat binnen vier dagen nadat de aannemer daarom schriftelijk heeft verzocht, het resultaat van de opneming bekend te maken, wordt het door de aannemer in zijn verzoek opgegeven termijnbedrag uitbetaald overeenkomstig het in het zesde lid bepaalde.

6. De uitbetaling van een termijn zal plaats vinden binnen vier weken, nadat bij de opneming, bedoeld in het tweede lid, is gebleken, dat de aannemer recht heeft op betaling van die termijn. Indien in het bestek is bepaald, dat de betaling van een termijn eerst zal geschieden nadat de aannemer een declaratie heeft ingediend, zal de betaling plaats vinden binnen vier weken nadat de

17 Staatscourant 2012 nr. 1567 30 januari 201282

declaratie in goede orde bij de directie is ingekomen. De declaratie wordt geacht in goede orde bij de directie te zijn ingekomen indien de directie niet binnen zeven dagen na ontvangst van de declaratie aan de aannemer heeft medegedeeld dat daaraan documenten ontbreken welke nodig zijn ter beoordeling van de juistheid van de declaratie. Indien de directie tegen de inhoud van de declaratie bezwaar heeft, stelt zij de aannemer onder opgave van redenen daarvan zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen vier weken na ontvangst van de declaratie, op de hoogte.

7. Indien een termijn verschenen is, waarvan het bedrag beïnvloed kan worden door de eindafreke-ning van het gehele werk, wordt die termijn gesteld op het bedrag, dat de aannemer, gegeven de voortgang van het werk, ontwijfelbaar toekomt en wordt dit bedrag aan hem uitbetaald.

8. Indien een termijn nog niet verschenen is, kan de opdrachtgever niettemin, zo daartoe aanleiding bestaat, tot gedeeltelijke betaling daarvan overgaan.

9. Indien niet is overeengekomen, dat betaling in termijnen zal geschieden, ontvangt de aannemer, vooruitlopend op de eindafrekening, binnen vier weken nadat het werk is opgeleverd het bedrag, dat hem ontwijfelbaar toekomt.

10. Op de betaling van bedragen buiten de aannemingssom of van bedragen buiten de termijnen van de aannemingssom is het bepaalde in het zesde lid van overeenkomstige toepassing.

11. Zo spoedig mogelijk na de oplevering van het werk, of, indien in het bestek een onderhoudster-mijn is voorgeschreven, zo spoedig mogelijk na het verstrijken daarvan, wordt de eindafrekening van het werk opgesteld. Hetgeen reeds is betaald wordt dan in mindering gebracht op hetgeen de aannemer volgens het eerste lid toekomt en het restant wordt hem binnen vier weken betaald. Indien de aannemer bij de eindafrekening een bedrag aan de opdrachtgever verschuldigd blijkt, is hij binnen vier weken tot betaling daarvan gehouden.

12. Indien door in gebreke blijven of onvermogen van de aannemer de opdrachtgever het werk geheel of gedeeltelijk uitvoert, of door anderen doet uitvoeren, wordt de betaling opgeschort, totdat zal zijn gebleken, welk bedrag dientengevolge door of aan de aannemer verschuldigd is. Het bepaalde in § 45, eerste en tweede lid, is niet van toepassing over het tijdvak van de opschorting.

13. In de in het voorgaande lid bedoelde gevallen heeft de opdrachtgever tevens het recht om voor rekening van de aannemer rechtstreeks aan onderaannemers en leveranciers een billijke vergoe-ding uit te keren voor de werkzaamheden en leveringen, waarvoor deze nog geen betaling genoten. De opdrachtgever gaat hiertoe niet over dan na de aannemer of diens wettelijke vertegenwoordiger ter zake te hebben gehoord.

§ 41. Omzetbelasting

1. De ter zake van het werk verschuldigde omzetbelasting is niet begrepen in de tussen opdrachtge-ver en aannemer overeengekomen of overeen te komen bedragen en prijzen, doch het bedrag daarvan wordt door de aannemer in zijn prijsopgaven afzonderlijk vermeld.

2. De opdrachtgever vergoedt de aannemer de ter zake van het werk verschuldigde omzetbelasting.3. De aannemer ontvangt echter geen vergoeding van de ter zake van het werk verschuldigde

omzetbelasting voor zover deze van de opdrachtgever wordt geheven.4. De berekening van hetgeen de aannemer ingevolge de overeenkomst toekomt geschiedt met

inachtneming van bedragen en prijzen, waarin de omzetbelasting niet is begrepen; de berekening van de door de opdrachtgever aan de aannemer te vergoeden omzetbelasting geschiedt afzonder-lijk.

5. De vergoeding van omzetbelasting aan de aannemer geschiedt gelijktijdig met de ter zake van het werk aan hem te verrichten betalingen.

§ 42. Kortingen

1. De opdrachtgever kan wegens te late oplevering van het werk aan de aannemer kortingen op de aannemingssom opleggen. Voor de toepassing van deze paragraaf wordt als dag van oplevering aangemerkt de dag, welke door de aannemer overeenkomstig het bepaalde in § 9, eerste lid, of, ingeval van heropneming na onthouding van goedkeuring, overeenkomstig het bepaalde in § 9, achtste lid, is opgegeven, mits het werk vervolgens is of geacht wordt te zijn goedgekeurd.

2. Het bedrag der kortingen wordt in het bestek bepaald. Bij gebreke van zodanige bepaling bedraagt het € 60 per dag.

3. Geen korting wordt opgelegd voor na de opleveringstermijn verstreken dagen die geen werkdag zijn. Evenmin wordt korting opgelegd voor de zowel binnen als na bedoelde termijn gevallen dagen, dat de oplevering door overmacht is vertraagd, voor zover daarmede bij een verleende termijnverlenging geen rekening is gehouden. Vertraging in de voortgang van het werk door bedrijfsstoornissen en – indien de opleveringstermijn niet is bepaald in werkbare werkdagen – door onwerkbare dagen, wordt daarbij slechts als overmacht aangemerkt, voor zover die vertra-ging van ongewone duur is geweest.

4. Geen korting wordt opgelegd wegens overschrijding van een termijn, indien en voor zover deze overschrijding het gevolg is van overschrijding van een eerder geëindigde termijn, waarvoor reeds korting is opgelegd, mits de bedoelde termijnen met elkaar in verband staan.

18 Staatscourant 2012 nr. 1567 30 januari 201283

5. Kortingen worden verbeurd enkel ten gevolge van het verschijnen van de bepaalde dag, zonder dat deswege een ingebrekestelling nodig is om daarvan te doen blijken.

6. Kortingen en andere bedragen, die ingevolge de overeenkomst door de aannemer verschuldigd zijn, worden bij de eerstvolgende betalingstermijn en zo nodig bij volgende termijnen van betaling ingehouden of op andere wijze op de aannemer verhaald.

§ 43. Verpanding of cessie door de aannemer aan derden

1. De aannemer zal het recht op het saldo, bedoeld in § 40, eerste lid, geheel of gedeeltelijk kunnen cederen of in pand geven.

2. Indien een cessie aan de opdrachtgever is betekend, is de aannemer verplicht de akte van cessie aan de opdrachtgever over te leggen, indien deze zulks wenst.

HOOFDSTUK XIA. ZEKERHEIDSTELLING, VERZEKERING

§ 43a. Zekerheidstelling

1. Het bepaalde in deze paragraaf is van toepassing, tenzij het bestek anders bepaalt.2. Met inachtneming van hetgeen in het zevende lid is bepaald, is de opdrachtgever gerechtigd om

van de aannemer te bedingen dat deze zekerheid stelt voor de nakoming van zijn verplichtingen die voortvloeien uit de overeenkomst; indien door de aannemer zekerheid dient te worden gesteld, geldt het bepaalde in het derde tot en met het zesde lid van deze paragraaf.

3. De waarde van de zekerheid is gelijk aan 5% van de aannemingssom en de zekerheid dient te worden gesteld in de vorm van een bankgarantie.

4. Indien de opdrachtgever voornemens is de bankgarantie in te roepen geeft hij de aannemer daarvan bij aangetekende brief kennis. De opdrachtgever is gerechtigd de bankgarantie in te roepen, tenzij de Raad van Arbitrage voor de Bouw, in een door de aannemer binnen tien werkdagen na de verzending van de in dit lid bedoelde kennisgeving aanhangig te maken spoedgeschil, in eerste aanleg anders beslist.

5. De zekerheid blijft van kracht tot het tijdstip waarop het werk als opgeleverd wordt beschouwd, met dien verstande dat, indien sprake is van kleine gebreken als bedoeld in § 9, zevende lid, de zekerheid van kracht blijft tot het tijdstip waarop de aannemer deze gebreken heeft hersteld. Indien in het bestek een onderhoudstermijn is voorgeschreven, blijft de zekerheid van kracht tot overeenkomstig § 11, zesde lid, is geconstateerd dat de aannemer aan zijn verplichtingen heeft voldaan.

6. Na de dag waarop het werk als opgeleverd wordt beschouwd, of indien een onderhoudstermijn is voorgeschreven, na afloop van de onderhoudstermijn, is de aannemer gerechtigd vervangende zekerheid te stellen tot een bedrag dat in redelijkheid is gemoeid met herstel van de voor zijn rekening komende gebreken. De opdrachtgever is gehouden de oorspronkelijke zekerheidstelling terug te geven nadat hij met de vervangende zekerheid heeft ingestemd en deze heeft ontvangen.

7. De opdrachtgever is niet gerechtigd om van de aannemer te bedingen dat deze zekerheid stelt voor de nakoming van zijn verplichtingen indien is overeengekomen dat de aannemingssom geheel of ten dele wordt ingehouden. Van een zodanige inhouding is sprake indien, de termijn van § 40, zesde lid, eerste zin, buiten beschouwing gelaten, aan de aannemer minder wordt betaald dan overeenkomt met de som der waarden van het werk dat reeds is uitgevoerd en van de goedgekeurde nog onverwerkte bouwstoffen, die eigendom van de opdrachtgever zijn geworden.

8. Indien de opdrachtgever hetgeen de aannemer volgens de overeenkomst toekomt, niet of niet tijdig betaalt, of de aannemer gegronde redenen heeft om aan te nemen dat de opdrachtgever het de aannemer toekomende niet of niet tijdig zal betalen, is de aannemer gerechtigd om van de opdrachtgever genoegzame zekerheid te verlangen. Indien de opdrachtgever in gebreke blijft met het stellen van de door de aannemer verlangde genoegzame zekerheid, is de aannemer bevoegd, hetzij de uitvoering van het werk te schorsen, hetzij het werk in onvoltooide staat te beëindigen. Met betrekking tot de schorsing respectievelijk de beëindiging in onvoltooide staat is het bepaalde in § 14 van overeenkomstige toepassing. Op de in dit lid bedoelde zekerheid is hetgeen in het vierde lid is gesteld van overeenkomstige toepassing.

§ 43b. Verzekering

1. Tenzij het bestek anders bepaalt, dient de aannemer verzekeringen aan te gaan waarin de opdrachtgever en de directie als mede-verzekerden zijn opgenomen, een en ander voor zover dit naar de aard en de omvang van het werk nodig en gebruikelijk is. De aannemer zorgt ervoor dat de directie ten spoedigste schriftelijk bewijs van het bestaan en de inhoud van vorenbedoelde verzekeringen ontvangt.

2. Indien door de opdrachtgever verzekeringen in verband met het werk zijn aangegaan of zullen worden aangegaan,worden de condities en bepalingen daarvan aan het bestek gehecht en zorgt de opdrachtgever ervoor dat de aannemer ten spoedigste schriftelijk bewijs van het bestaan en de

19 Staatscourant 2012 nr. 1567 30 januari 201284

inhoud van vorenbedoelde verzekeringen ontvangt.

HOOFDSTUK XII. SCHADE AAN HET WERK

§ 44. Schade aan het werk

1. Onder schade aan het werk in de zin van deze paragraaf wordt verstaan schade aan het geheel of gedeeltelijk door de aannemer ten behoeve van de opdrachtgever gebouwde of gemaakte, aan de hulpwerken, aan de op of bij het werk aangevoerde bouwstoffen en voor het werk noodzakelijke hulpmiddelen. Onder schade aan bouwstoffen wordt tevens verstaan het verlies daarvan.

2. Van het ontstaan van schade aan het werk geeft de aannemer zo spoedig mogelijk, in elk geval binnen een week nadat hem daarvan is gebleken of had kunnen blijken, kennis aan de directie.

3. Onverminderd de aansprakelijkheid van partijen krachtens de overeenkomst of de wet is schade aan het werk voor rekening van de aannemer, tenzij deze schade het gevolg is van buitengewone omstandigheden tegen de schadelijke gevolgen waarvan de aannemer in verband met de aard van het werk geen passende maatregelen heeft behoeven te nemen, en het onredelijk zou zijn de schade voor zijn rekening te doen komen.

4. Na het ontstaan van schade aan het werk is de aannemer verplicht tijdig de nodige maatregelen tot beperking daarvan te treffen. Bij aanwezigheid van de directie handelt hij daarbij onder haar goedkeuring.

5. Schade aan het werk, die is ontstaan tengevolge van het niet nakomen van de in het tweede of vierde lid genoemde verplichting, is voor rekening van de aannemer.

6. Schade aan het werk, welke voor rekening van de aannemer is, zal door deze worden hersteld binnen door de directie eventueel te stellen termijnen, tenzij van de aannemer redelijkerwijs niet kan worden verlangd, dat het herstel door hem geschiedt. In dit geval, alsmede indien redelijker-wijs van de opdrachtgever niet kan worden verlangd, dat hij het herstel door de aannemer laat verrichten, kan de opdrachtgever in plaats daarvan een geldelijke vergoeding van de aannemer vorderen.

7. Niet voor rekening van de aannemer komende schade aan het werk zal, indien de opdrachtgever daartoe de wens te kennen geeft en dit redelijkerwijs van de aannemer kan worden verlangd, eveneens door deze worden hersteld binnen door de directie eventueel te stellen termijnen. In dit geval wordt het herstel als meer werk verrekend.

HOOFDSTUK XIII. IN GEBREKE BLIJVEN, ONVERMOGEN OF OVERLIJDEN VAN EEN DER PARTIJEN

§ 45. In gebreke blijven, onvermogen of overlijden van de opdrachtgever

1. Indien de opdrachtgever de in gevolge de overeenkomst verschuldigde betalingen niet tijdig verricht en de vertraging niet het gevolg is van een omstandigheid waarvoor de aannemer verantwoordelijk is, heeft deze aanspraak op vergoeding van rente tegen het wettelijk percentage met ingang van de dag, waarop de betaling uiterlijk had moeten geschieden. De rentevordering van de aannemer zal nimmer omvatten rente van rente.

2. Indien na verloop van twee weken sedert de dag waarop de betaling uiterlijk had moeten geschieden, deze nog niet heeft plaats gevonden en een nadien door de aannemer verzonden schriftelijke aanmaning na verloop van veertien dagen evenmin tot betaling heeft geleid, wordt het in het voorgaande lid bepaalde percentage na het verstrijken van die veertien dagen met 2 verhoogd, en is de aannemer bevoegd, mits hij zulks in de aanmaning heeft vermeld, hetzij de uitvoering van het werk te schorsen tot de opdrachtgever het door hem verschuldigde heeft betaald, hetzij het werk in onvoltooide staat te beëindigen. Met betrekking tot de schorsing respectievelijk de beëindiging in onvoltooide staat is het bepaalde in § 14 van overeenkomstige toepassing.

3. Het bepaalde in het tweede lid omtrent schorsen en beëindigen in onvoltooide staat is niet van toepassing, indien de vordering van de aannemer betrekking heeft op een bedrag, waaromtrent de opdrachtgever een spoedgeschil aanhangig heeft gemaakt.

4. Indien de opdrachtgever in staat van faillissement wordt verklaard, is de aannemer bevoegd de curator te sommeren om binnen acht dagen te verklaren of hij bereid is het werk te doen voortzet-ten onder zodanige genoegzame zekerheidstelling als de aannemer blijkens de sommatie verlangt. Indien de curator zich bereid verklaart het werk te doen voortzetten, is hij verplicht bij die verklaring de verlangde zekerheid te stellen. Indien de curator niet bereid is het werk te doen voortzetten, is de aannemer gerechtigd het werk in onvoltooide staat te beëindigen. Met betrek-king tot de beëindiging in onvoltooide staat is het bepaalde in § 14 van overeenkomstige toepas-sing.

5. Ingeval de opdrachtgever onder curatele wordt gesteld, is het bepaalde in het vierde lid van overeenkomstige toepassing. Ingeval de opdrachtgever surseance van betaling wordt verleend of hij met rechterlijke machtiging in een psychiatrisch ziekenhuis wordt geplaatst, is het bepaalde in

20 Staatscourant 2012 nr. 1567 30 januari 201285

het vierde lid eveneens van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat voor ‘de curator’ wordt gelezen ‘de opdrachtgever en de bewindvoerder’ onderscheidenlijk ‘de provisionele bewindvoerder of de curator’.

6. Ingeval de opdrachtgever overlijdt, is de overeenkomst niet uit dien hoofde ontbonden. Het bepaalde in het vierde lid is alsdan van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat voor ‘de curator’ wordt gelezen ‘de erfgenamen’. Indien de aannemer zulks verlangt, zijn de erfgenamen verplicht één van hen of een derde schriftelijk aan te wijzen om hen in alle opzichten te vertegen-woordigen.

§ 46. In gebreke blijven, onvermogen of overlijden van de aannemer

1. Ingeval de aannemer de op hem rustende verplichtingen niet nakomt en de opdrachtgever hem deswege in gebreke stelt, zal de ingebrekestelling schriftelijk geschieden en zal de opdrachtgever de aannemer daarbij een redelijke termijn stellen om alsnog zijn verplichtingen na te komen. Reeds voordat de gestelde termijn is verstreken, is de opdrachtgever in dringende gevallen gerechtigd voor rekening van de aannemer zodanige maatregelen te nemen als hij ten nutte van het werk dienstig oordeelt. Indien de aannemer nalatig blijft zijn verplichtingen na te komen, is de opdrachtgever gerechtigd het werk voor rekening van de aannemer te voltooien of te doen voltooien, onverminderd des opdrachtgevers recht op schadevergoeding.

2. Ingeval de aannemer voor de uitvoering van het werk te weinig personeel of hulpmiddelen, dan wel hulpmiddelen van onvoldoend vermogen of gebrekkige hulpmiddelen bezigt, waardoor naar het oordeel van de directie ontoelaatbare vertraging in de uitvoering ontstaat, zal de directie de aannemer schriftelijk aanmanen de uitvoering te bespoedigen. Indien de aannemer nalatig blijft, is de directie gerechtigd voor rekening van de aannemer zodanige maatregelen te nemen als zij voor de vlotte totstandkoming van het werk dienstig oordeelt.

3. Ingeval de aannemer in staat van faillissement wordt verklaard, is de opdrachtgever bevoegd de curator te sommeren om binnen acht dagen te verklaren of hij bereid is het werk voort te zetten onder zodanige genoegzame zekerheidstelling als de opdrachtgever blijkens de sommatie verlangt. In afwachting van de beslissing omtrent de voortzetting van het werk is de opdrachtgever in dringende gevallen gerechtigd voor rekening van de aannemer zodanige maatregelen te nemen als hij ten nutte van het werk dienstig oordeelt. Indien de curator zich bereid verklaart het werk voort te zetten, is hij verplicht bij die verklaring de verlangde zekerheid te stellen. Indien de curator niet bereid is het werk voort te zetten, is de opdrachtgever gerechtigd het werk voor rekening van de aannemer te voltooien of te doen voltooien, onverminderd des opdrachtgevers recht op schadevergoeding.

4. Ingeval de aannemer onder curatele wordt gesteld, is het bepaalde in het derde lid van overeen-komstige toepassing. Ingeval de aannemer surseance van betaling wordt verleend of hij met rechterlijke machtiging in een psychiatrisch ziekenhuis wordt geplaatst, is het bepaalde in het derde lid eveneens van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat voor ‘de curator’ wordt gelezen ‘de aannemer en de bewindvoerder’ onderscheidenlijk ‘de provisionele bewindvoer-der of de curator’.

5. Ingeval de aannemer overlijdt, is de overeenkomst niet uit dien hoofde ontbonden. Het bepaalde in het derde lid is alsdan van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat voor ‘de curator’ wordt gelezen ‘de erfgenamen’. Indien de opdrachtgever zulks verlangt, zijn de erfgenamen verplicht één van hen of een derde schriftelijk aan te wijzen om hen in alle opzichten te vertegen-woordigen.

6. De opdrachtgever zorgt er voor, dat de kosten, die voor de aannemer voortvloeien uit de toepas-sing van de bepalingen in deze paragraaf, binnen redelijke grenzen blijven.

7. Ingeval de opdrachtgever overeenkomstig de bepalingen in deze paragraaf maatregelen ten dienste van het werk neemt dan wel het werk zelf voltooit of door derden doet voltooien, is hij gerechtigd daarbij van alle ter beschikking van de aannemer staande hulpmiddelen gebruik te maken of te doen maken.

8. De opdrachtgever is verplicht de in het voorgaande lid bedoelde hulpmiddelen in goede staat te onderhouden of te doen onderhouden en deze zo spoedig mogelijk, nadat zij voor de uitvoering van het werk niet meer nodig zijn, weer ter beschikking van de aannemer te stellen. Schade, gedurende de periode van het gebruik aan deze hulpmiddelen toegebracht, is voor rekening van de opdrachtgever, tenzij hij bewijst, dat de schade niet aan hem is toe te rekenen.

HOOFDSTUK XIV. KOSTENVERHOGENDE OMSTANDIGHEDEN

§ 47. Kostenverhogende omstandigheden

1. Onder kostenverhogende omstandigheden worden in deze paragraaf verstaan omstandigheden die van dien aard zijn dat bij het tot stand komen van de overeenkomst geen rekening behoefde te worden gehouden met de kans dat zij zich zouden voordoen, die de aannemer niet kunnen worden toegerekend en die de kosten van het werk aanzienlijk verhogen.

21 Staatscourant 2012 nr. 1567 30 januari 201286

2. Indien kostenverhogende omstandigheden als bedoeld in het eerste lid intreden heeft de aanne-mer aanspraak op bijbetaling, in voege als omschreven in het volgende lid en behoudens het bepaalde in het vierde lid.

3. Indien de aannemer van oordeel is dat kostenverhogende omstandigheden zijn ingetreden dient hij de opdrachtgever hiervan zo spoedig mogelijk schriftelijk op de hoogte te stellen. Alsdan zal de opdrachtgever op korte termijn met de aannemer overleg plegen omtrent de vraag of kostenverho-gende omstandigheden zijn ingetreden en zo ja, in hoeverre de kostenverhoging naar redelijkheid en billijkheid zal worden vergoed.

4. De opdrachtgever is gerechtigd om in plaats van toe te stemmen in een vergoeding als bedoeld in het derde lid het werk te beperken, te vereenvoudigen of te beëindigen; alsdan zal het door de opdrachtgever verschuldigde naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid worden vastgesteld.

5. Indien in de UAV of elders in de overeenkomst bijzondere voorschriften zijn opgenomen omtrent kostenverhogende of buitengewone omstandigheden, is voor wat de in die voorschriften geregelde gevallen betreft het bepaalde in deze paragraaf niet van toepassing.

HOOFDSTUK XV. VASTLEGGEN VAN DE TOESTAND, BESLECHTING VAN GESCHILLEN

§ 48. Vastleggen van de toestand

1. Indien de directie of de aannemer tijdens de loop van het werk de toestand, waarin enig onderdeel van het werk op zeker tijdstip verkeert, of enig ander feit of feitenverloop betreffende de uitvoering of voorbereiding van het werk wenst vast te leggen, kan zij of hij schriftelijk vorderen, dat die toestand gemeenschappelijk wordt opgenomen of dat feit of feitenverloop gemeenschappelijk wordt geconstateerd en in een op te maken en door hen beiden te ondertekenen proces-verbaal wordt beschreven.

2. Indien de directie of de aannemer aan de in het eerste lid bedoelde vordering niet voldoet, kan de wederpartij de toestand in een proces-verbaal doen vastleggen overeenkomstig het arbitrageregle-ment van de Raad van Arbitrage voor de Bouw, zoals dit drie maanden voor de dag van de aanbesteding luidt, onverlet de bevoegdheid van de wederpartij zelf de verlangde opnemingen en constateringen in aanwezigheid van getuigen te verrichten en vast te leggen in een met de getuigen te ondertekenen proces-verbaal. De waardering van het aan dit proces-verbaal toe te kennen bewijs is aan het scheidsgerecht van genoemde Raad overgelaten.

3. Het proces-verbaal, bedoeld in het eerste en tweede lid, wordt in tweevoud opgemaakt; één exemplaar is bestemd voor de directie en één voor de aannemer.

§ 49. Beslechting van geschillen

1. Voor de beslechting van de in deze paragraaf bedoelde geschillen doen partijen uitdrukkelijk afstand van hun recht de tussenkomst van de gewone rechter in te roepen.

2. Alle geschillen, welke ook – daaronder begrepen die, welke slechts door één der partijen als zodanig worden beschouwd – die naar aanleiding van de overeenkomst of van overeenkomsten, die daarvan een uitvloeisel mochten zijn, tussen opdrachtgever en aannemer mochten ontstaan, worden beslecht door arbitrage overeenkomstig het arbitragereglement van de Raad van Arbitrage voor de Bouw, zoals dit drie maanden voor de dag van aanbesteding luidt.

3. De aannemer, die een geschil betreffende de eindafrekening aan de in het tweede lid genoemde Raad ter beslechting voorlegt, nadat de opdrachtgever zijn definitieve beslissing omtrent de eindafrekening schriftelijk ter kennis van de aannemer heeft gebracht, is niet ontvankelijk in hetgeen hij meer of anders vordert dan die eindafrekening inhoudt, indien hij het geschil aanhan-gig maakt later dan zes maanden nadat de opdrachtgever bij aangetekende brief de aandacht van de aannemer op deze termijn heeft gevestigd, tenzij de vordering voortvloeit uit een omstandig-heid, welke eerst na het verloop van die termijn is gebleken.

4. Indien bij een in kracht van gewijsde gegaan rechterlijk vonnis een uitspraak van het scheidsge-recht geheel of gedeeltelijk nietig wordt verklaard, heeft ieder der partijen het recht het geschil, voor zover het dientengevolge onbeslist is gebleven, opnieuw overeenkomstig deze paragraaf te doen beslechten. De vordering is niet ontvankelijk, indien zij bij de in het tweede lid genoemde Raad wordt aanhangig gemaakt later dan drie maanden na het in kracht van gewijsde gaan van de rechterlijke uitspraak. Degene die als scheidsman of secretaris aan de nietig verklaarde beslissing heeft medegewerkt, zal aan de nieuwe behandeling niet mogen medewerken.

5. Indien beide partijen in onderling overleg hieraan de voorkeur geven, worden de in het tweede lid bedoelde regelen vervangen door die, gegeven in de statuten van de Raad van Arbitrage voor Metaalnijverheid en -handel, met dien verstande dat in aanvulling dezer regelen de bepaling geldt, dat scheidslieden niet bevoegd zijn het tussen partijen overeengekomene te wijzigen.

§ 50. Voortzetting van het werk

1. De aannemer is gehouden, in afwachting van de totstandkoming van een uitspraak in het geschil,

22 Staatscourant 2012 nr. 1567 30 januari 201287

opvordering van de directie het werk volgens haar aanwijzingen voort te zetten, tenzij de Raad van Arbitrage in spoedgeschil anders beslist en onverminderd zijn rechten, die uit bedoelde uitspraak voor hem mochten voortvloeien.

2. Voor zover de uitkering van enige termijn van betaling vertraging zou ondervinden in verband met een aanhangig geschil, zal de opdrachtgever tot zodanige betaling overgaan als in verband met de stand van het werk en de wederzijdse vorderingen toelaatbaar is. Zodanige betaling zal niet in het geding kunnen worden gebruikt als bewijs van de erkenning door de opdrachtgever van enig recht van de aannemer.

BIJLAGE A

Volmacht

De ondergetekende(n)..... 1),..... 5)aannemer(s) van .......... 2)Wijst/wijzen als zijn /hun gevolmachtigde aan ..... 3)die hem/hun in alle opzichten vertegenwoordigt voor alle zaken betreffende .......... 4)....., ..... 20.... 6)De aannemer(s) ..... 7)..... , ..... 20.... 6)Goedgekeurd,de Directie, ..... 7)

1) Naam en voornamen van de aannemer of de aannemers, indien hij een natuurlijk persoon is of zij natuurlijke personen zijn of – in andere gevallen – de hiermee overeenkomende gegevens.

2) Vermelding van het aangenomen werk.3) Naam en voornamen van de gevolmachtigde.4) Vermelding van het werk of gedeelte ervan alsmede eventuele bijzondere voorwaarden.5) Indien de aannemer zelf gevolmachtigde is van gezamenlijke aannemers, wordt hier ingevoegd:

‘gevolmachtigde van de’.6) Plaats en datum van ondertekening.7) Handtekening van de aannemers(s) c.q. de Directie.

BIJLAGE B

Ondergetekende..... 1),gevestigd te ..... 2),in aanmerking nemende:1e. dat ..... 3),

gevestigd te ..... 4),hierna genoemd ‘de opdrachtgever’, aan..... 5),gevestigd te ..... 6),hierna genoemd ‘de aannemer’,heeft opgedragen:..... 7),op welke overeenkomst de Uniforme AdministratieveVoorwaarden voor de uitvoering van werken en van technische installatiewerken 2012 van toepassing zijn;

2e. dat de aannemer voornemens is daarin de in onderstaandeLijst van Bouwstoffen vermelde bouwstoffen te verwerken;verklaart:dat hij/zij afstand doet van alle aanspraken op bedoelde bouwstoffen en deze na de goedkeuring beschouwt als eigendom van de opdrachtgever ingevolge § 19, eerste lid, der Uniforme Adminis-tratieveVoorwaarden voormeld.

Lijst van Bouwstoffen: 8),.....).....).....).....)

23 Staatscourant 2012 nr. 1567 30 januari 201288

.....)

.....)

.....)

.....)

.....)

.....)

....., ..... 20.... 9)

..... 10)1) Naam van de leverancier van c.q. rechthebbende op de bouwstoffen.2) Volledig adres van deze.3) Naam van de opdrachtgever.4) Volledig adres van deze.5) Naam van de aannemer.6) Volledig adres van deze.7) Korte beschrijving van het werk.8) Opsomming der betrokken bouwstoffen.9) Plaats en datum van ondertekening.10) Handtekening van de leverancier van c.q. rechthebbende op de bouwstoffen.

24 Staatscourant 2012 nr. 1567 30 januari 201289

BIJLAGE 2

Wijzigingen in de UAV 2012 ten opzichte van de UAV 1989:– Paragraaf 1: aan de begripsbepaling van de UAV en van het werk is toegevoegd ‘technisch

installatiewerk’. Door integratie van de UAV-TI 1992 was deze toevoeging noodzakelijk geworden.– Paragraaf 4: Het formulier A met betrekking tot de vertegenwoordiging van de aannemer bij

volmacht wordt verplicht voorgeschreven. Het formulier dient daarmee niet meer louter als voorbeeld.

– Paragraaf 5 lid 1 en paragraaf 6 lid 10: De begrippen ‘vergunningen, ontheffingen of dergelijke beschikkingen’ zijn vervangen door ‘publiekrechtelijke en privaatrechtelijke toestemmingen’.

– Paragraaf 5 lid 5: de specifieke bepaling over de aansprakelijkheid van de opdrachtgever voor de niet of niet tijdige levering van bouwstoffen die bij een voorgeschreven leverancier worden betrokken, dan wel bouwstoffen die door de opdrachtgever zijn voorgeschreven, is vervallen. Hiermee wordt de positie van de voorgeschreven leverancier gelijkgetrokken met die van de voorgeschreven onderaannemer.

– Paragraaf 5 lid 8 en paragraaf 6 lid 6: de zorg voor veiligheid en milieu is aangescherpt. Deze aanscherping is daarnaast terug te vinden in de toevoeging aan paragraaf 6 van lid 16a dat voorziet in een meldingsplicht voor het aantreffen van voorwerpen of stoffen waarvan redelijker-wijs geacht kan worden dat deze schade kunnen toebrengen aan personen, goederen of milieu.

– Paragraaf 6 lid 14: ‘Goede trouw’ is vervangen door ‘de eisen van redelijkheid en billijkheid’.– Paragraaf 6 lid 26: De zin ‘deze goedkeuring zal niet mogen worden onthouden op onredelijke

gronden’ is toegevoegd.– Paragraaf 6 lid 27: het woord ‘uitvoeringskosten’ is vervangen door ‘kosten’.– Paragraaf 8 lid 4 en 5: De redactie is aangepast om een duidelijk onderscheid te maken tussen de

situatie dat een aannemer recht heeft op termijnverlenging en de situatie dat hij bij wijze van gunst om termijnverlenging vraagt.

– Paragraaf 8a: de beproeving van het technische installatiewerk, afkomstig uit de UAV-TI 1992, is opgenomen.

– Paragraaf 10: lid 1a is toegevoegd waarin is opgenomen een bepaling betreffende de verstrekking van revisietekeningen en bedienings- en onderhoudsvoorschriften van het technische installatie-werk.

– Paragraaf 10 lid 3: een uitgebreidere regeling is opgenomen voor de ingebruikname van een werk voordat dit voltooid is dan wel voor de ingebruikname van een al dan niet voltooid onderdeel daarvan. Ten aanzien van het technische installatiewerk is hier een specifieke bepaling opgeno-men.

– Paragraaf 11: bij het herstellen van gebreken door de aannemer is toegevoegd dat hieronder niet vallen die gebreken die het gevolg zijn van onjuist of onzorgvuldig gebruik dan wel gekwalificeerd kunnen worden als normaal te verwachten slijtage als gevolg van het feitelijke gebruik.

– Paragraaf 12 lid 2: formuleert de aansprakelijkheid van de aannemer na oplevering. Betreft deels een samenvoeging met lid 3 en deels een aanpassing aan het huidige Burgerlijk Wetboek (BW).

– Paragraaf 12 lid 4: voor de rechtsvordering wordt nu onderscheid gemaakt naar de duur van de aansprakelijkheid voor verborgen gebreken, afhankelijk van de aard van het verborgen gebrek.

– Paragraaf 17 lid 2: de opdrachtgever is niet langer verplicht bouwstoffen te keuren. In het bestek moet worden bepaald of en in hoeverre bouwstoffen moeten worden gekeurd.

– Paragraaf 17 lid 3: de formulering over gebreken na de keuring is aangepast met de termen ‘redelijkerwijs niet door de directie had kunnen worden onderkend’ en ‘het gebrek aan de aannemer kan worden toegerekend’.

– Paragraaf 17 lid 5: is aangevuld met de bepaling dat de directie de goedkeuring voor andere bouwstoffen in plaats van met een fabrieksnaam aangeduide bouwstoffen, mits van overeenkom-stige hoedanigheid, niet onthoudt op onredelijke gronden.

– Paragraaf 18 lid 1: keuring in de vorm van visuele beoordeling is opgenomen indien in het bestek is voorgeschreven dat bouwstoffen moeten worden geleverd met een kwaliteitsverklaring afkomstig van een door de Raad voor de Accreditatie erkende certificatie-instelling. Hiermee wordt aangesloten bij de praktijk.

– Paragraaf 21: is in overeenstemming gebracht met de Wet milieubeheer door de term ‘niet van waarde zijn’ bij uit het werk komende oude bouwstoffen te schrappen. In het bestek kan worden afgeweken van de hoofdregel dat de uit het werk komende oude bouwstoffen eigendom blijven van de opdrachtgever. Voorts is verwijtbaarheid vervangen door toerekenbaarheid.

– Paragraaf 22 lid 2: gebreken in relatie tot een garantie over één of meer onderdelen van het werk zijn duidelijker geformuleerd. In afwijking van het advies is niet overgenomen de voorgestelde toevoeging ‘op grond van de U.A.V.’. Een omstandigheid die aan de aannemer kan worden toegerekend kan namelijk bijvoorbeeld zijn gebaseerd op de UAV maar ook op het bestek voor het betreffende werk.

– Paragraaf 23: de verplichtingen van de aannemer in relatie tot het ter beschikking stellen en onderhouden van loodsen en andere hulpmiddelen zijn algemener geformuleerd en er wordt verwezen naar het omschrijven van de verplichtingen in het bestek. De rest van paragraaf 23 is

25 Staatscourant 2012 nr. 1567 30 januari 201290

vervallen. In afwijking van het advies is verder toegevoegd ‘en verwijderen’ en ‘en/of directiever-blijf’ in de zin: ‘De verplichtingen van de aannemer met betrekking tot het ter beschikking stellen, onderhouden en verwijderen van loodsen en/of directieverblijf en andere hulpmiddelen worden in het bestek omschreven.’ Ook over het ter beschikking stellen en onderhouden van een eventueel directieverblijf en het verwijderen van de loodsen en andere hulpmiddelen in zijn algemeenheid (inclusief een eventueel directieverblijf) dient in het bestek te worden voorzien. Hiermee wordt een verduidelijking gegeven van de hulpmiddelen waar in het bestek op moet worden ingegaan.

– Paragraaf 26: opgenomen is dat de aannemer een algemeen tijdschema opstelt en wat daarin moet zijn opgenomen. Hiermee wordt aangesloten bij de praktijk.

– Paragraaf 27: in de titel is toegevoegd ‘verslagen van bouwvergaderingen’. Uit de rechtspraak blijkt dat, indien is overeengekomen om tijdens de uitvoering van het werk bouwvergaderingen te houden, dit belangrijke stukken zijn.

– Paragraaf 27 lid 1: is aangescherpt zodat het nu ook voorziet in een verplichting om een aanteke-ning in het weekrapport te maken over voorvallen betreffende de veiligheid en/of gezondheid van personen.

– Paragraaf 36: lid 1a is toegevoegd die de gevolgen voor de prijs vanwege een door de opdrachtge-ver gewenste bestekswijziging regelt.

– Paragraaf 42 lid 2: het bedrag der kortingen is gewijzigd van een bedrag in guldens naar een bedrag in euro‘s.

– Paragraaf 48: over het vastleggen van de toestand in een proces-verbaal is bepaald, dat het arbitragereglement van de Raad van Arbitrage voor de Bouw geldt, zoals dit drie maanden voor de dag van de aanbesteding luidt.

– Overig: ‘geldsbedragen’ is gewijzigd in ‘geldbedragen’, ‘netto-prijzen’ is gewijzigd in ‘prijzen’, ‘netto-kosten’ is gewijzigd in ‘kosten’, de actuele naam van de Raad van Arbitrage voor de Bouw is opgenomen, ‘krankzinnigengesticht’ is gewijzigd in ‘psychiatrisch ziekenhuis’, ‘is te wijten aan schuld’ en ‘is te wijten aan’ is gewijzigd in ‘is toe te rekenen’, cursivering van de begrippen in paragraaf 1, verwijdering van de definitie van BW uit paragraaf 1, omdat die definitie niet meer in de tekst voorkomt, verwijdering van punten in de definitiebepaling van UAV in paragraaf 1 en overige paragrafen, toevoeging van ‘hij’ in paragraaf 10, derde lid, verwijdering van een tussen-streepje in de tweede zin van paragraaf 26, vierde lid en ‘formulier A’ is gewijzigd in ‘bijlage A’.

26 Staatscourant 2012 nr. 1567 30 januari 201291

TOELICHTING

Met het vaststellen van de Uniforme Administratieve Voorwaarden voor de uitvoering van werken en technische installatiewerken 2012 (UAV 2012) wordt een actualisering van de UAV 1989 doorgevoerd. De aanleiding voor deze actualisering is gelegen in wijzigingen in relevante wet- en regelgeving en ontwikkelingen in de jurisprudentie sinds 1989 en de invoering van de euro. De relevante wet- en regelgeving betreft de gedeeltelijke invoering van het nieuwe Burgerlijk Wetboek in 1992 en de titel Aanneming van Werk die daarin in 2003 is opgenomen. Ook was een aanpassing nodig vanwege de Wet Milieubeheer op het gebied van het zich ontdoen van afvalstoffen. Aanpassing naar aanleiding van de Europese richtlijn betreffende bestrijding van betalingsachterstand bij handelstransacties (2011/7/EU) zal na implementatie van de richtlijn plaatsvinden. Daarnaast is de UAV-TI 1992 geïnte-greerd in deze UAV en is aandacht besteed aan de eenduidigheid van begrippen en definities.

Het toenmalige ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM) heeft als coördinerend minister voor het rijksopdrachtgeverschap aangaande bouwwerken een adviesop-dracht verstrekt aan het Instituut voor Bouwrecht (IBR). Voor de uitvoering van deze opdracht heeft het IBR een Werkgroep Herziening UAV 1989 gevormd bestaande uit vertegenwoordigers van Bouwend Nederland, UNETO/VNI, STABU, Gemeentewerken Rotterdam en Universiteit van Tilburg). Na de opheffing van het ministerie van VROM is het opdrachtgeverschap overgegaan naar het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK).

Op 14 februari 2011 heeft de Werkgroep advies uitgebracht aan het ministerie van BZK. Het advies is mede gebaseerd op de resultaten van twee door de Werkgroep gehouden Expertmeetings. Tijdens deze Expertmeetings konden ook andere bij de UAV 1989 betrokken partijen (opdrachtgevers, opdrachtnemers, adviesbureaus, wetenschap en advocatuur) commentaar indienen. De Werkgroep meent daarom dat het advies in grote lijnen kan bogen op instemming van degenen die aanwezig waren tijdens de Expertmeetings.

Het advies van de Werkgroep is nagenoeg geheel overgenomen. Op enkele punten is afgeweken van het advies.

De wijzigingen ten opzichte van de UAV 1989 zijn opgenomen in bijlage 2 bij deze toelichting.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,J.W.E. Spies.

De Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,M.J.M. Verhagen.

27 Staatscourant 2012 nr. 1567 30 januari 201292