Wiskunde voor bvl Leerwerkboek 2 -...
Transcript of Wiskunde voor bvl Leerwerkboek 2 -...
Wiskunde voor bvl
Concreet2 Leerwerkboek
Auteurs• Katrien Vandamme• Kris Verstraete
Met medewerking van• Annelies Boussemaere
2
Hoe werk je met Concreet?Het titelblad: geen nutteloos papier!
• Bekijk eerst de foto: die heeft alles te maken met wat je in
dit hoofdstuk gaat leren!
• Ook de titel zegt meer dan je vermoedt: waarom hebben de
schrijvers voor die titel gekozen, denk je?
• Waarom is dit hoofdstuk belangrijk? Wat ga je
onderzoeken?
• Met één blik weet je wat je te wachten staat!
Bladzijden met een gekleurde rand
zijn zeer belangrijk.
Je vindt telkens dezelfde onderdelen
terug.
• Waar gaat dit over?
• Vragen om samen in de klas te
behandelen.
• Wat je echt moet kennen.
• Heb je het onder de knie? Even
testen!
Het titelblad: geen nutteloos papier!
• Bekijk eerst de foto: die heeft alles te maken met wat je in
dit hoofdstuk gaat leren!
• Ook de titel zegt meer dan je vermoedt: waarom hebben de
schrijvers voor die titel gekozen, denk je?
• Waarom is dit hoofdstuk belangrijk? Wat ga je
onderzoeken?
• Met één blik weet je wat je te wachten staat!
Bladzijden met een gekleurde rand
zijn zeer belangrijk.
Je vindt telkens dezelfde onderdelen
terug.
• Waar gaat dit over?
• Vragen om samen in de klas te
behandelen.
• Wat je echt moet kennen.
• Heb je het onder de knie? Even
testen!
nn
dede
Thema1
In dit thema hebben we het over CIJFERS en GETALLEN• Je leert dat er verschillende soorten getallen zijn.
• Je leert dat elk cijfer in een getal een andere waarde heeft.• Je leert getallen rangschikken van klein naar groot en omgekeerd.• En... je leert getallen juist afronden.
Getallenom je heen
Inhoud van dit thema1.1 Allemaal getallen
61.2 Cijfers en getallen 81.3 Ronde getallen
10 Breinbrekers 18
Leren leren met Concreet • In een notendop 20• Studiewijzer 21• Evaluatiefi che 22• Modeltoets 23
6 1 | Getallen om je heen
1.1 Allemaal getallen
a Hoeveel leerlingen zitten er in je klas?
Hoeveel jongens?
Hoeveel meisjes?
Hoeveel leerlingen met blond haar?
Hoeveel klasgenoten met een bril?
Om aantallen te tellen, heb je nodig.
b Een shoppingcenter van drie niveaus heeft een ondergrondse
parkeergarage van drie verdiepingen.
Met welk getal wordt de laagste verdieping aangeduid?
Hoeveel niveaus zijn er in het totaal?
Je daalt vanaf de tweede verdieping 3 niveaus.
Op welke verdieping ben je dan?
Om getallen kleiner dan 0 aan te duiden, heb je nodig.
c • Een flesje drank bevat 0,5 liter.
Dat is
liter.
• Je giet 10 % van een literfles water in een maatbeker.
Teken in de maatbeker de hoogte van het water.
Dat is liter.
• In de winkel krijg je 25% korting.
De korting is
van de prijs.
Om een geheel te verdelen in kleinere delen, heb je ,
of nodig.
Om aantallen te tellen, heb je natuurlijke getallen nodig.
Om getallen kleiner dan 0 aan te duiden, heb je negatieve getallen nodig.
Om een geheel te verdelen in kleinere delen, heb je breuken, kommagetallen of
procenten nodig.
1
BB
zz
JeJe
tt
••
••
••
••
7
De trans-Siberische spoorlijn is de langste spoorlijn van de wereld en verbindt Moskou met
Vladivostok. De totale reistijd bedraagt 6 dagen, 4 uren en 45 minuten.
Dit zijn enkele steden die langs de spoorlijn liggen.
Stad km Aantal inwoners
Moskou 0 8,4 miljoen
Perm1397 1 miljoen
Omsk 2676 1,1 miljoen
Novosibirsk 3303 1,4 miljoen
Ulan-Ude 5609 0,5 miljoen
Vladivostok 9259 0,6 miljoen
Vul aan.
a De spoorweg is km lang.
b Omsk ligt op km van Moskou.
c Ulan-Ude heeft inwoners. Dat is
deel van het aantal inwoners van Perm.
Dit zijn de gemiddelde maximumtemperaturen in enkele steden langs de spoorlijn.
Stad Jan Feb Mrt Apr Mei Jun Jul Aug Sep Okt Nov Dec
Moskou -6 -5 1 10 18 22 23 22 16 8 1 -4
Irkoetsk -15 -11 -2 7 16 23 25 22 15 7 -5 -13
Ulan-Ude -19 -14 -2 9 17 24 26 23 16 7 -6 -16
Vladivostok -9 -5 1 9 14 17 21 23 20 13 3 -6
Vul aan.
In Irkoetsk is de gemiddelde temperatuur maanden per jaar negatief.
In Ulan-Ude is het in maart gemiddeld graden.
Het verschil tussen de gemiddelde temperatuur in januari en in april is in Moskou °.
Het verschil tussen de gemiddelde temperatuur in januari en in februari is in Ulan-Ude °.
Onderweg kun je heerlijke cocktails drinken.
Recept van een Black Russian:
1/2 wodka
1/2 Kahlua
IJsblokjes
Je vult een glas met de ijsblokjes en je giet de wodka en de Kahlua er over.
Hoeveel liter wodka is er nodig om 1 liter Black Russian te maken? liter
De andere % van het drankje bestaat uit Kahlua.
Oefeningen
1
2
3
Voor me er info: www.pelckmans.be
© 2012, Pelckmans Uitgeverij nv, Brasschaatsteenweg 308, 2920 Kalmthout
Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand of openbaar gemaakt, op welke wijze ook, zonder de uitdrukkelijke voorafgaande en schriftelijke toestemming van de uitgever, behalve ingeval van wettelijke uitzondering. Informatie over kopieerrechten en de wetgeving met betrekking tot de reproductie vindt u op www.reprobel.be.
All rights reserved. No part of this book may be reproduced, stored or made public by any means whatsoever, whether electronic or mechanical, without prior permission in writing from the publisher.
Omslag en typografi e: Uitgeverij PelckmansLayout: Vrijdag Grafi sTekeningen: Dave Van Beethoven, Vrijdag Grafi s
D/2012/0055/110ISBN : 978-90-289-6662-8NUR 127
De site www.pelckmans.be/concreet verleent toegang tot het online oefenmateriaal bij dit boek.Selecteer op de site de correcte cover en activeer jouw licentie aan de hand van de onderstaande code. Voor het activeren van de licentie is registratie en het accepteren van de gebruikersvoorwaarden noodzakelijk. Zo krijg je toegang tot het online oefenmateriaal.Opgelet: na activatie is de licentie 1 jaar geldig. Bewaar deze code goed!
Aan wie uit dit boek wil kopiëren:U vindt dit boek erg goed en wil er fotokopieën van maken.Bedenk echter:• dat zowel uitgever als auteurs met de opbrengst ervan hun
kosten moeten dekken;• dat kopiëren zonder toestemming niet alleen getuigt van
weinig respect, maar ook onwettig (en strafbaar) is.Dit boek is uitgewerkt volgens de recentste leerplannen voor het secundair onderwijs.
3
StappenplanStap 1 Vul je naam, klas en nummer in op de opdrachtenfi che. Noteer ook de begin- en
einddatum.
Stap 2 Lees eerst aandachtig wat op de opdrachtenfi che staat en leg alles klaar wat je
nodig hebt.
Stap 3 Maak eerst de moet-opdrachten in de opgegeven volgorde.
Stap 4 Zet een kruisje bij de gemaakte opdrachten op de opdrachtfi che.
Stap 5 Herhaal stappen 2, 3 en 4 voor alle opdrachten.
Stap 6 Ga naar je leerkracht om de gemaakte opdrachten te verbeteren.
Stap 7 Als alle moet-opdrachten afgewerkt zijn, vul je de evaluatiefi che in.
Stap 8 Voor wie meer wil of vlugger klaar is ... maak de mag-opdrachten.
Stap 9 Als je ook ICT-opdrachten moet/mag maken, zal je leraar die opgeven.
Bladzijden zonder gekleurde rand dienen om
te oefenen.
• Aan de slag met concrete voorbeelden uit je
omgeving. Begrijp je de titel van dit boek nu
beter?
• Voor deze opdrachten moet je goed
nadenken!
• Opdrachten op een gekleurde band zijn
breinbrekers voor de bollebozen!
• Zoek je een extraatje? Online staan extra
oefeningen.
Leren moet je leren.
• In één oogopslag vind je het belangrijkste van dit
thema bijeen.
• Met Concreet kun je gemakkelijk alleen aan de slag.
Met de Studiewijzer heb je een leidraad daarvoor. Je
leraar legt uit hoe en wanneer je die moet gebruiken.
Het Stappenplan hieronder geeft aan hoe je te werk
gaat.
• Ken jezelf: hier noteer je je prestaties en kun je goed
zien waar je goed in bent en waar je best nog wat
bijwerkt. Vals spelen kán, maar je helpt er vooral
jezelf niet mee vooruit ...
• De modeltoets laat je zien wat je leraar zou kunnen
vragen. Wie weet: misschien geeft hij wel vragen uit
de modeltoets? Oefenen maar!
12 1 | Getallen om je heen
Kleur in dit rooster de hokjes die horen bij de rang van elk cijfer. De rang bij het cijfer 0 mag
je niet kleuren!M HD TD D H T E t h d
23 000,24
60 000,030
43 512,17
159
381
786,005
54 128,398
26 817,2
97 856,30
22 583,9
89 634,8
38 004,7
a Onderstreep het getal waarin het cijfer 7 de waarde heeft van 7 honderdsten.
5,700 - 89,472 - 0,007
b Onderstreep het getal waarin het cijfer 4 de waarde heeft van 4 tienden.
54,23 - 23,47 - 41,56
c Onderstreep het getal waarin het cijfer 2 de waarde heeft van 2.
61,24 - 6,234 - 2,156
d Onderstreep het getal waarin 6 de waarde 60 heeft.
263 258 - 872 562 - 124 234,68
e Onderstreep het getal waarin 8 de waarde 8000 heeft.
802 364 - 285 132 - 258 694
Rangschik de getallen van klein naar groot.
a 0,02 - 2 - 0,002 - 0,2
b 82,953 - 8,292 - 829,53 - 82,282
c 0,3 - 0,03 - 0,003 - 3,0
d 223,05 - 0,223 - 22,315 - 223,154
e 205,03 - 502,3 - 205,3 - 502,03
10
11
12
Studiewijzer
Leren leren
21
Thema 1Getallen om je heenBenodigdheden voor deze opdracht ☐ je wiskundeboek Concreet 2 – Th ema 1: Getallen om je heen ☐ schrijfgerief ☐ meetlat ☐ rekentoestel ☐ kleurpotloden
Doel van de opdracht• getallen kunnen lezen en schrijven• de positiewaarde van elk cijfer in een getal kunnen geven
• de symbolen =, < en > kunnen gebruiken• getallen kunnen rangschikken• getallen zinvol kunnen afronden
Opdrachten Lees het Stappenplan op blz. 3Thema 1 Moet-
opdrachtMag-
opdrachtGetallen om je heen nr ll lk nr ll lk1.1 Allemaal getallen 1
2
31.2 Cijfers en getallen 4
5
6
71.3 Ronde getallen8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
23
24Breinbrekers25
26
27
Naam:
Klas: Nummer:
Begindatum: / / Einddatum: / /
Inhoud Concreet 2
Inhoud Concreet 4
Thema 1 Getallen om je heen 51.1 Allemaal getallen 61.2 Cijfers en getallen 81.3 Ronde getallen 10Leren leren 20
Thema 2 Reken daar maar op! 252.1 Uit het hoofd 262.2 Cijferen: optellen en aftrekken 322.3 Cijferen: vermenigvuldigen en delen 342.4 Controle door schatten 382.5 Werken met het rekentoestel 40Leren leren 48
Thema 3 Oppervlakkig bekeken 533.1 Oppervlakte 543.2 Oppervlaktematen 563.3 Herleiden van oppervlaktematen 623.4 Bewerkingen met oppervlaktematen 643.5 Landmaten 72Leren leren 78
Thema 4 Op veel vlakken thuis 834.1 Lijnen 844.2 Hoeken 864.3 Vlakke fi guren 924.4 Omtrek van vierkant, rechthoek,
driehoek en cirkel 964.5 Oppervlakte van vierkant, rechthoek,
driehoek en cirkel 984.6 Spiegeltje, spiegeltje 104Leren leren 108
Thema 5 De ruimte in… 1135.1 Lichamen 1145.2 Ontwikkeling van de kubus 1185.3 Ontwikkeling van de balk 120Leren leren 126
Thema 6 Lach je een breuk 1306.1 Wat is een breuk (van een geheel)? 1326.2 We maken het eenvoudig of
gelijknamig 1366.3 Breuk en kommagetal 1426.4 Gelijknamige breuken optellen en
aftrekken 1466.5 Ongelijknamige breuken optellen en
aftrekken 1486.6 Breuken vermenigvuldigen en delen 152Leren leren 156
Thema 7 Ga er honderd procent voor 1617.1 Wat betekent procent? 1627.2 Procent, breuk en kommagetal 1647.3 Eenvoudige procenten nemen 1707.4 Procenten nemen met een rekentoestel 1747.5 Van getal naar procent 182Leren leren 192
Thema 8 Een graadje meer 1978.1 Temperatuur 1988.2 Meten en rekenen met temperatuur 200Leren leren 210
Thema 9 Op grote schaal 2159.1 Het begrip schaal 2169.2 Van plan naar werkelijkheid 2189.3 Van werkelijkheid naar plan 2209.4 Wat is de schaal? 222Leren leren 238
Thema 10 Zet het volume open 24310.1 Volume 24410.2 Ruimtematen 24610.3 Herleiden van ruimtematen 25010.4 Ruimtematen en inhoudsmaten 25410.5 Bewerkingen met ruimtematen 25610.6 Volume berekenen 264Leren leren 272
Thema
1
In dit thema hebben we het over CIJFERS en GETALLEN• Je leert dat er verschillende soorten
getallen zijn.
• Je leert dat elk cijfer in een getal een
andere waarde heeft.
• Je leert getallen rangschikken van
klein naar groot en omgekeerd.
• En... je leert getallen juist afronden.
Getallenom je heen
Inhoud van dit thema
1.1 Allemaal getallen 6
1.2 Cijfers en getallen 8
1.3 Ronde getallen 10
Breinbrekers 18
Leren leren met Concreet
• In een notendop 20
• Studiewijzer 21
• Evaluatiefi che 22
• Modeltoets 23
6 1 | Getallen om je heen
1.1 Allemaal getallena Hoeveel leerlingen zitten er in je klas?
Hoeveel jongens?
Hoeveel meisjes?
Hoeveel leerlingen met blond haar?
Hoeveel klasgenoten met een bril?
Om aantallen te tellen, heb je nodig.
b Een shoppingcenter van drie niveaus heeft een ondergrondse
parkeergarage van drie verdiepingen.
Met welk getal wordt de laagste verdieping aangeduid?
Hoeveel niveaus zijn er in het totaal?
Je daalt vanaf de tweede verdieping 3 niveaus.
Op welke verdieping ben je dan?
Om getallen kleiner dan 0 aan te duiden, heb je nodig.
c • Een fl esje drank bevat 0,5 liter.
Dat is
liter.
• Je giet 10 % van een literfl es water in een maatbeker.
Teken in de maatbeker de hoogte van het water.
Dat is liter.
• In de winkel krijg je 25% korting.
De korting is
van de prijs.
Om een geheel te verdelen in kleinere delen, heb je ,
of nodig.
Om aantallen te tellen, heb je natuurlijke getallen nodig.
Om getallen kleiner dan 0 aan te duiden, heb je negatieve getallen nodig.
Om een geheel te verdelen in kleinere delen, heb je breuken, kommagetallen of
procenten nodig.
1 l
natuurlijke getallen
-
-
negatieve getallen
,
breuken kommagetallen
procenten
7
De trans-Siberische spoorlijn is de langste spoorlijn van de wereld en verbindt Moskou met
Vladivostok. De totale reistijd bedraagt 6 dagen, 4 uren en 45 minuten.
Dit zijn enkele steden die langs de spoorlijn liggen.
Stad km Aantal inwonersMoskou 0 8,4 miljoen
Perm 1397 1 miljoen
Omsk 2676 1,1 miljoen
Novosibirsk 3303 1,4 miljoen
Ulan-Ude 5609 0,5 miljoen
Vladivostok 9259 0,6 miljoen
Vul aan.
a De spoorweg is km lang.
b Omsk ligt op km van Moskou.
c Ulan-Ude heeft inwoners. Dat is
deel van het aantal inwoners van Perm.
Dit zijn de gemiddelde maximumtemperaturen in enkele steden langs de spoorlijn.
Stad Jan Feb Mrt Apr Mei Jun Jul Aug Sep Okt Nov DecMoskou -6 -5 1 10 18 22 23 22 16 8 1 -4
Irkoetsk -15 -11 -2 7 16 23 25 22 15 7 -5 -13
Ulan-Ude -19 -14 -2 9 17 24 26 23 16 7 -6 -16
Vladivostok -9 -5 1 9 14 17 21 23 20 13 3 -6
Vul aan.
In Irkoetsk is de gemiddelde temperatuur maanden per jaar negatief.
In Ulan-Ude is het in maart gemiddeld graden.
Het verschil tussen de gemiddelde temperatuur in januari en in april is in Moskou °.
Het verschil tussen de gemiddelde temperatuur in januari en in februari is in Ulan-Ude °.
Onderweg kun je heerlijke cocktails drinken.
Recept van een Black Russian:
1/2 wodka
1/2 Kahlua
IJsblokjes
Je vult een glas met de ijsblokjes en je giet de wodka en de Kahlua er over.
Hoeveel liter wodka is er nodig om 1 liter Black Russian te maken? liter
De andere % van het drankje bestaat uit Kahlua.
Oefeningen1
2
3
, miljoen
,
-
Cijfers en getallen
8 1 | Getallen om je heen
1.2
a De totale oppervlakte van Vlaanderen bedraagt 13 682,38 km2.
Welke cijfers zijn er nodig om dit getal te vormen?
Wat is de waarde en de rang van elk cijfer 3 en elk cijfer 8 in dit getal?
13 682,38
waarde rang
b De oppervlakte van Hasselt is 102,2 km2 en de oppervlakte van Lommel is 102,37 km2.
> is de grootste stad.
• Elk cijfer in een getal heeft een bepaalde rang of een bepaalde waarde.
M HD TD D H T E , t h d
MILJOENEN
HONDERDDUIZENDTALLEN
TIENDUIZENDTALLEN
DUIZENDTALLEN
HONDERDTALLEN
TIENTALLEN
EENHEDEN
KOMMA
TIENDEN
HONDERDSTEN
DUIZENDSTEN
• Om getallen te vergelijken
Stap 1 Vergelijk het gedeelte voor de komma:
2,35 2,8
Stap 2 Als beide delen gelijk zijn, vergelijk je het gedeelte na de komma:
2,35 2,8
0,35 = 35 h 0,8 = 8 t = 80 h
35 h < 80 h
Dus: 2,35 < 2,8
< is kleiner dan
> is groter dan
= is gelijk aan
, , , en
D T , t , h
, , Lommel
9
Getallendictee.
Stel de volgende getallen samen.
8 E + 2 t + 5 h =
2 T + 2 E + 6 t + 2 h + 8 d =
2 D + 3 T + 8 h + 1 d =
6 h + 8 d =
8 TD + 8 H + 3 E + 6 h =
Splits de volgende getallen volgens de waarde en volgens de rang.
34,048 =
=
6,324 =
=
0,042 =
=
381,1 =
=
152 804 =
=
Vul in met <, > of =.
48,1 4,81 0,023 0,2 2,7 0,27 0,008 8 d
89,75 89,7 2,807 2,087 0,2 0,20 3,8 38 h
24,36 20,435 0,012 0,12 0,006 0,06 12 12 T
0,482 0,48 0,23 0,230 0,371 0,37 2,23 20 t
16 160 16 16,0 0,016 0,106 13,56 1359 h
Oefeningen4
5
6
7
,
,
,
,
,
,
,
,
,
,
+ + , + ,
T + E + h + d
+ , + , + ,
E + t + h + d
, + ,
h + d
+ + + ,
H + T + E + t
+ + + +
HD + TD + D + H + E
>
>
>
>
<
=
>
<
>
<
>
=
<
>
<
<
>
<
=
=
10 1 | Getallen om je heen
1.3 Ronde getallen• Voor een rol kaftpapier heb ik 2,20 euro betaald.
Dit is afgerond € .
• Voor een liter superbenzine betaal je 1,429 euro.
Afgerond op 1 honderdste is dit € per liter.
• De Lijn heeft tijdens Pukkelpop
77 600 festivalgangers van en
naar het festivalterrein gereden.
Dat waren er ongeveer
(afronden op 1 duizendtal).
• Als je moet afronden tot op een bepaalde rang, kijk je naar het cijfer rechts van die
rang.
Is dat cijfer 0, 1, 2, 3, 4 rond af naar beneden.
Je behoudt dus het cijfer van de rang waarop je moet afronden.
bv. rond 27,3 af tot op een eenheid: 27,3 ≈ 27
bv. rond 134 af tot op het tiental: 134 ≈ 130
Is dat cijfer 5, 6, 7, 8, 9 rond af naar boven.
Je telt dus bij het cijfer van de rang waarop je moet afronden 1 op.
bv. rond 85,427 af tot op een honderdste: 85,427 ≈ 85,43
bv. rond 3185 af tot op het honderdtal: 3185 ≈ 3200
,
11
Rond de volgende getallen af.
tot op de eenheid tot op een tiende tot op een honderdste
17,123
89,956
888,888
60,089
45,236
125,523
16,814
826,237
92,099
99,999
Rond de volgende getallen af.
tot op een tiental tot op een honderdtal tot op een duizendtal
7694
2914
5784
3353
28 943
6132
32 499
28 488
1999
25 976
Oefeningen8
9
, ,
, ,
, ,
, ,
, ,
, ,
, ,
, ,
, ,
, ,
12 1 | Getallen om je heen
Kleur in dit rooster de hokjes die horen bij de rang van elk cijfer. De rang bij het cijfer 0 mag
je niet kleuren!
M HD TD D H T E t h d
23 000,24
60 000,030
43 512,17
159
381
786,005
54 128,398
26 817,2
97 856,30
22 583,9
89 634,8
38 004,7
a Onderstreep het getal waarin het cijfer 7 de waarde heeft van 7 honderdsten.
5,700 - 89,472 - 0,007
b Onderstreep het getal waarin het cijfer 4 de waarde heeft van 4 tienden.
54,23 - 23,47 - 41,56
c Onderstreep het getal waarin het cijfer 2 de waarde heeft van 2.
61,24 - 6,234 - 2,156
d Onderstreep het getal waarin 6 de waarde 60 heeft.
263 258 - 872 562 - 124 234,68
e Onderstreep het getal waarin 8 de waarde 8000 heeft.
802 364 - 285 132 - 258 694
Rangschik de getallen van klein naar groot.
a 0,02 - 2 - 0,002 - 0,2
b 82,953 - 8,292 - 829,53 - 82,282
c 0,3 - 0,03 - 0,003 - 3,0
d 223,05 - 0,223 - 22,315 - 223,154
e 205,03 - 502,3 - 205,3 - 502,03
10
11
12
, < , < , <
, < , < , < ,
, < , < , < ,
, < , < , < ,
, < , < , < ,
13
Rangschik de getallen van groot naar klein.
a 486 000 - 2 006 000 - 846 000 - 686 000 - 696 000 - 296 996
b 2 360 000 - 3 600 000 - 632 000 - 326 000 - 236 000 - 6 230 000
c 578 000 - 875 000 - 5 780 000 - 7 850 000 - 785 000 - 8 570 000
d 597 000 - 3 007 000 - 957 000 - 797 000 - 797 001 - 387 887
e 3 470 000 - 4 700 000 - 743 000 - 437 000 - 347 000 - 7 340 000
Vul de getallenassen aan op de stippellijntjes.
2480 2490
7500 8250
7 500 000 8 000 000
2 498 000 2 499 000
Plaats de gegeven getallen op de juiste plaats op de getallenas.
3,75 en 4,25
3 4
2,4 en 3,1
2 3
0,8 en 1,7
1 2
7,4 en 8,1
7 8
13
14
15
> > > > >
> > > > >
> > > > >
> > > > >
> > > > >
, ,
, ,
, ,
, ,
14 1 | Getallen om je heen
Kleur de antwoorden in in het rooster.
• 6 D + 8 H + 8 E + 3 d • het natuurlijk getal net voor 10 000
• 8 H + 8 E + 3 h • het natuurlijk getal net na 2000
• 8 D + 3 H + 1 t • het honderdduizendtal net na 789 435
• 2 h + 4 d • 1 TD meer dan 12 782
• driehonderdendrie gehelen, acht tienden • 1 D minder dan 23 429
• drieduizend achthonderdenacht • 1 H meer dan 789 654
• honderdveertien tienden • 1 T minder dan 1896
• vijfenzeventigduizend achthonderdennegen
• 23,86 - 23,806 - 23,086 - 23,68: het kleinste getal is
• vul het rijtje aan: 1,655 - 1,660 - 1,665 -
• vul het rijtje aan: 2,05 - 2,1 - 2,15 -
1886 3808 1,670 1,760 2,870 808,03 919,14 23,186 2001 0,024 1,700
23,86 22 782 33 893 44 994 23,086 864 000 800 000 750 000 75 809 789 554 23,68
79 000 9999 1111 23,806 11,4 22,8 303,8 24 429 789 754 2,2 2,25
7200,2 8300,1 9411,2 275 000 386 111 22 429 33 430 11 782 6808,003 1900 125 000
Vul in met <, > of =.
2,5 5,2 6,6 6,60 23,6 2,36
3,16 3,61 1,12 1,112 0,125 1,25
3,60 3,116 1,86 1,816 2,6 2,61
Fietsroutenetwerken in Vlaanderen
Antwerpen: 2750 km
Limburg: 2000 km
Vlaams-Brabant: 1680 km
Oost-Vlaanderen: 3440 km
West-Vlaanderen: 2610 km
Rangschik de afstanden van deze fi etsnetwerken van grootste naar kleinste.
> > > >
16
17
18
1886 3808 1,670 808,03 2001 0,024
22 782 23,086 800 000 75 809
9999 11,4 303,8 789 754 2,2
8300,1 22 429 6808,003
<
<
>
=
>
>
>
<
<
,
,
,
15
Oppervlakte van enkele Europese landen. Zoek op de kaart.
a Welk getal ligt het dichtst bij 500 000?
b Welk getal ligt tussen 540 000 en 550 000?
c In welk getal heeft de 5 de waarde van 5 TD?
d Welk land heeft de kleinste oppervlakte?
e Rangschik de getallen van groot naar klein.
Verenigd Koninkrijk242 500 km2
Duitsland356 970 km2
Frankrijk547 020 km2
Spanje505 955 km2
Nederland41 526 km2
België32 545 km2
f Rond de getallen af tot op 1 D.
Verenigd Koninkrijk:
Nederland:
België:
Duitsland:
Frankrijk:
Spanje:
a Bij welk onderdeel van het leger zijn er de meeste manschappen?
b Bij welk onderdeel van het leger zijn er tussen de 1500 en 1700 manschappen?
c Bij welk onderdeel van het leger heeft het aantal manschappen 6 tientallen?
d 1 getekend soldaatje komt overeen met soldaten.
Bij de luchtmacht werken soldaten (afgerond op 1H). Dat komt overeen met
getekende soldaatjes.
19
20
Bij de landcomponent
Bij de marinecomponent
Bij de medische component
België
> > > > >
16 1 | Getallen om je heen
De pc is dertig jaar geworden en is goed op weg om een
museumstuk te worden. De toekomst is aan mobiele
computers zoals tablets en smartphones.
Hoeveel pc’s zijn er wereldwijd verkocht in 1999?
En in 2011?
In welk jaar werden er duidelijk meer smartphones dan pc’s
verkocht?
aantal geboorten in het Vlaams gewest volgens geslacht2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008
man 32 030 31 252 31 029 31 156 32 396 33 222 33 747 34 254 35 764
vrouw 30 509 29 687 29 395 29 547 30 619 31 195 32 347 32 987 33 839
Totaal 62 539 60 939 60 424 60 703 63 015 64 417 66 094 67 241 69 603
a Hoeveel kindjes werden geboren in 2004?
b In welk jaar zijn er de meeste jongetjes geboren?
c In welk jaar zijn er tussen de 29 600 en 29 700 meisjes geboren?
d Vanaf welk jaar is het aantal geboorten in Vlaanderen beginnen stijgen?
e Rond het aantal geboorten in 2008 af op 1 D.
f Rangschik de totale geboortecijfers van groot naar klein.
21
22
, miljoen
, miljoen
in
> > > > > > > >
17
Kunnen deze vrachtwagens onder een brug
van 4,5 meter?
a Noteer het aantal inwoners per land voluit (in cijfers).
België:
Nederland:
Luxemburg:
Frankrijk:
Duitsland:
b Rangschik de getallen uit vraag a van klein naar groot.
23
24
WEETJEWEETJEWist je dat het getal nul niet bestond vóór 600
na Christus? Het komt uit het oosten en in het
begin vonden velen dat een duivels getal!
, < , dus JA , < , dus JA
< < < <
Bre
inbr
eker
sB
rein
brek
ers
18 1 | Getallen om je heen
Zet om in Romeinse cijfers.
7 =
9 =
11 =
16 =
24 =
30 =
40 =
45 =
60 =
77 =
59 =
79 =
34 =
56 =
25
WEETJEWEETJERomeinse cijfers zijn voor ons geen onbekenden: we gebruiken ze soms nog voor jaartallen, voor de nummering
van hoofdstukken in een boek, voor de uren van sommige wijzerplaten.
De Romeinse cijfers zijn letters van het Romeinse alfabet:
1 = I 100 = C
5 = V 500 = D
10 = X 1000 = M
50 = L
Je kunt het rijtje goed onthouden met behulp van de volgende zin:
Ik Verving Xaviers Lekkere Citroenen Door Mandarijnen.
De andere getallen worden gevormd door de waarde van de verschillende tekens op te tellen.
bv.: 6 = VI (6 = 5 + 1)
11 = XI (11 = 10 + 1)
30 = XXX (30 = 10 + 10 + 10)
Je mag maximaal 3 dezelfde tekens na elkaar gebruiken.
Als het getal een 4, 9, 40, 90, 400 of 900 bevat, dan neem je de hogere waarde en trek je af.
bv.: 4 = IV (= 5 - 1) en niet IIII
9 = IX (= 10 - 1) en niet VIIII
40 = XL (= 50 - 10) en niet XXXX
90 = XC (= 100 - 10) en niet LXXXX
Alle andere getallen kun je maken door de waarde van elk cijfer in het getal op te tellen.
bv.: 32 = XXXII (30 + 2)
45 = XLV (40 + 5)
VII
IX
XI
XVI
XXIV
XXX
XL
XLV
LX
LXXVII
LIX
LXXIX
XXXIV
LVI
Breinbrekers
Breinbrekers
19
Zet de Romeinse cijfers om.
V =
VII =
IX =
XXVIII =
XXIX =
XLIX =
LXXXIX =
XCI =
LXXXI =
XI =
XLV =
LVIII =
XXXII =
DXLVI =
XC =
Welke Romeinse getallen kun je lezen op deze Brugse monumenten?
a b
c
d
e
26
27
In een notendopLe
ren
lere
n
20 1 | Getallen om je heen
• Om aantallen te tellen, heb je natuurlijke getallen nodig.
Om getallen kleiner dan 0 aan te duiden, heb je negatieve getallen nodig.
Om een geheel te verdelen in kleinere delen, heb je breuken, kommagetallen of procenten
nodig.
• Elk cijfer in een getal heeft een bepaalde rang of een bepaalde waarde:
M HD TD D H T E , t h dM
I
L
J
O
E
N
E
N
H
O
N
D
E
R
D
D
U
I
Z
E
N
D
T
A
L
L
E
N
T
I
E
N
D
U
I
Z
E
N
D
T
A
L
L
E
N
D
U
I
Z
E
N
D
T
A
L
L
E
N
H
O
N
D
E
R
D
T
A
L
L
E
N
T
I
E
N
T
A
L
L
E
N
E
E
N
H
E
D
E
N
K
O
M
M
A
T
I
E
N
D
E
N
H
O
N
D
E
R
D
S
T
E
N
D
U
I
Z
E
N
D
S
T
E
N
• Om getallen te vergelijken:
Stap 1 Vergelijk het gedeelte voor de komma:
2,35 2,8
Stap 2 Als beide delen gelijk zijn, vergelijk je het gedeelte na de komma:
2,35 2,8
0,35 = 35 h 0,8 = 8 t = 80 h
35 h < 80 h
Dus: 2,35 < 2,8
< is kleiner dan
> is groter dan
= is gelijk aan
• Als je moet afronden tot op een bepaalde rang, kijk je naar het cijfer rechts van die rang.
Is dat cijfer 0, 1, 2, 3, 4 rond af naar beneden.
Je behoudt dus het cijfer van de rang waarop je moet afronden.
bv. rond 27,3 af tot op een eenheid: 27,3 ≈ 27
bv. rond 134 af tot op het tiental: 134 ≈ 130
Is dat cijfer 5, 6, 7, 8, 9 rond af naar boven.
Je telt dus bij het cijfer van de rang waarop je moet afronden 1 op.
bv. rond 85,427 af tot op een honderdste: 85,427 ≈ 85,43
bv. rond 3185 af tot op het honderdtal: 3185 ≈ 3200
StudiewijzerLeren leren
21
Thema 1Getallen om je heen
Benodigdheden voor deze opdracht
☐ je wiskundeboek Concreet 2 –
Th ema 1: Getallen om je heen
☐ schrijfgerief
☐ meetlat
☐ rekentoestel
☐ kleurpotloden
Doel van de opdracht
• getallen kunnen lezen en schrijven
• de positiewaarde van elk cijfer in een getal
kunnen geven
• de symbolen =, < en > kunnen gebruiken
• getallen kunnen rangschikken
• getallen zinvol kunnen afronden
Opdrachten Lees het Stappenplan op blz. 3
Thema 1 Moet-opdracht
Mag-opdracht
Getallen om je heen nr ll lk nr ll lk
1.1 Allemaal getallen 1
2
3
1.2 Cijfers en getallen 4
5
6
7
1.3 Ronde getallen 8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
23
24
Breinbrekers 25
26
27
Naam:
Klas: Nummer:
Begindatum: / / Einddatum: / /
Evaluatiefi che
22 1 | Getallen om je heen
Lere
n le
ren
Getallen om je heen
Zelfevaluatie
Omcirkel wat past
Ik begrijp de leerstof ... goed voldoende ongeveer niet
Ik vond de moet-opdrachten ... gemakkelijk te doen moeilijk zeer moeilijk
Ik vond de mag-opdrachten ... te doen moeilijk zeer moeilijk niet gemaakt
Ik maakte ... weinig fouten veel fouten
Ik maakte fouten omdat ...
ik de opgave
niet goed heb
gelezen
ik de opgave
niet begreep
ik een
rekenfout
maakte
mijn antwoord
onduidelijk
leesbaar was
Ik vond deze opdracht ... mega leuk niet leuk heel vervelend
Evaluatie door je leerkracht
Indienen Op tijd (einddatum)
Fiches volledig aangevuld (naam, start- en einddatum, evaluatie, …)
Inhoud Alle moet-opdrachten gemaakt
Netheid
Verbetering Kleurgebruik
Alle fouten verbeterd
Houding Interesse en inzet
Afspraken (materiaal bij, stilte, ...)
Zelfstandig werken (uitleg vragen indien nodig, aandachtig doorwerken, ...)
AANDACHTSPUNT Cijfers en getallen goed leesbaar schrijven
Totaal / 10
Naam:
Klas: Nummer:
Modeltoets
23
Leren leren
Getallen om je heen
Cijfers en getallen
1 Vorm de getallen.
a 7 H + 9 E + 2 h + 1 d =
b 3 E + 8 h =
c 7 h + 9 d =
2 Splits de volgende getallen volgens hun rang.
a 89 009,59 =
b 0,753 =
c 250 700,1 =
3 Vul in met <, > of = .
a 123,05 123,50
b 187,2 187,20
c 705,001 705,01
Ronde getallen
4 Rond de volgende getallen af.
a 25,167 tot op een honderdste:
b 27,36 tot op de eenheid:
c 23 597 tot op het tiental:
/ 3
Naam:
Klas: Nummer: Datum: / /
Leerkracht: / 20
/ 4
en
/ 3
LLLLLLLLLLeeeeeeere
/ 3
,
,
,
TD + D + E + t + h
t + h + d
HD + TD + H + t
<
=
<
,
24
Lere
n le
ren
1 | Getallen om je heen
5 schoolbevolking 2005-2006 2006-2007 2007-2008 2008-2009 2009-2010 2010-2011
kleuteronderwijs 232 709 233 344 237 530 243 482 250 391 257 424
lager onderwijs 388 973 387 157 384 557 381 882 380 197 381 983
secundair onderwijs 439 550 439 338 438 315 436 146 429 745 424 820
a In welk schooljaar waren er het minste leerlingen in het secundair onderwijs?
b In welk schooljaar waren er het meeste leerlingen in het lager onderwijs?
c Rangschik de getallen van het lager onderwijs van klein naar groot.
d Zoek bij de getallen van het lager onderwijs het getal met 4 D.
e Zoek bij de getallen van het kleuteronderwijs het getal dat kleiner is dan 233 500 en
groter dan 233 300.
f Hoeveel kleuters waren er in het schooljaar 2006-2007? (rond af op 1 D)
g Hoeveel leerlingen waren er in het lager onderwijs in het schooljaar 2006-2007?
(rond af op 1 TD)
/ 7
-
-
< < < < <
Thema
2
In dit thema leer je NATUURLIJKE GETALLEN en KOMMAGETALLEN optellen, aftrekken, vermenig-vuldigen en delen• Je kunt eenvoudige bewerkingen uit
je hoofd maken.
• Je leert getallen op de juiste manier
schrijven om ze te kunnen cijferen.
• Je leert hoe je je resultaat kan
schatten en controleren.
• Je leert werken met het rekentoestel.
Rekendaar maar op!
Inhoud van dit thema
2.1 Uit het hoofd 26
2.2 Cijferen: optellen en aftrekken 32
2.3 Cijferen: vermenigvuldigen en
delen 34
2.4 Controle door schatten 38
2.5 Werken met het rekentoestel 40
Breinbrekers 47
Leren leren met Concreet
• In een notendop 48
• Studiewijzer 49
• Evaluatiefi che 50
• Modeltoets 51
Uit het hoofd
26 2 | Reken daar maar op!
2.1
a Arne koopt deze kaften. Hoeveel moet hij betalen?
b Hij betaalt met een briefje van 10 euro. Hoeveel krijgt hij terug?
c Nick koopt 4 ringmappen. Hoeveel moet hij betalen?
d Anton moet € 12,50 betalen voor 10 alcoholstiften.
Hoeveel kost 1 stift?
• Er bestaan verschillende manieren om de optelling gemakkelijker te maken.
• Je telt de T op bij de T, de E bij de E, de t bij de t, de h bij de h, ... .
bv. 13,6 + 27,2 = (10 + 20) + (3 + 7) + (0,6 + 0,2) = 30 + 10 + 0,8 = 40,8
• Je splitst twee of meer termen zodat de som gemakkelijk te berekenen is.
bv. 97 + 35 = 97 + 3 + 32 = 100 + 32 = 132
• Je neemt twee of meer termen samen en vervangt ze door hun som.
bv. 27 + 13 + 45 = (27 + 13) + 45 = 40 + 45 = 85
• Bij de aftrekking mag je de aftrekker in twee of meerdere getallen splitsen om het
verschil gemakkelijker te kunnen berekenen.
bv. 170 - 46 = ( 170 - 40 ) - 6 = 130 - 6 = 124
bv. 81 - 46 = ( 81 - 41) - 5 = 40 - 5 = 35
bv. 6,3 - 4,2 = (6,3 - 4) - 0,2 = 2,3 - 0,2 = 2,1
• Bij de vermenigvuldiging en de deling zijn er een aantal rekenhulpjes:
x 4 = x 2 en x 2
x 5 = x 10 en : 2
x 50 = x 100 en : 2
: 4 = : 2 en : 2
: 5 = : 10 en x 2
: 50 = : 100 en x 2
Zorg dat je de tafels goed kent!
3,29 4,10
, + , = , euro
- , = ( - ) - , = - , = , euro
, x = , x x = , x = euro
, : = , euro
27
Reken uit.
16 + 14 =
74 + 25 =
37 + 63 =
83 + 14 =
11 + 42 =
44 + 56 =
35 + 64 =
55 + 33 =
26 + 42 =
16 + 53 =
47 + 28 =
57 + 38 =
27 + 49 =
36 + 27 =
25 + 69 =
16 + 6 =
48 + 23 =
68 + 15 =
28 + 67 =
36 + 28 =
Reken uit.
86 – 34 =
79 – 19 =
98 – 42 =
67 – 34 =
15 – 12 =
94 – 23 =
63 – 30=
76 – 35 =
69 – 51 =
36 – 24 =
66 – 27 =
63 – 39 =
87 – 49 =
44 – 38 =
18 – 16 =
98 – 89 =
85 – 27 =
71 – 34 =
54 – 17 =
34 – 18 =
Reken uit.
60 + 50 =
70 + 80 =
30 + 90 =
400 + 800 =
500 +900 =
350 +180 =
360 + 240 =
260 + 460 =
1600 + 5300 =
5600 + 3300 =
160 – 80 =
120 – 90 =
250 – 70 =
1700 – 800 =
3500 – 700 =
340 – 180 =
720 – 350 =
510 – 240 =
6300 – 4600 =
7200 – 3400 =
Reken uit.
9 x 6 =
7 x 7 =
6 x 5 =
8 x 7 =
3 x 4 =
814 x 10 =
0,23 x 10 =
5,2 x 100 =
4,85 x 1000 =
0,06 x 1000 =
35 x 4 =
26 x 5 =
43 x 50 =
52 x 4 =
85 x 5 =
79 x 50 =
106 x 4 =
503 x 5 =
83 x 50 =
78 x 4 =
Reken uit.
56 : 8 =
48 : 6 =
18 : 3 =
81 : 9 =
20 : 4 =
68 : 10 =
2000 : 100 =
58,5 : 100 =
62 : 1000 =
1,7 : 100 =
332 : 4 =
244 : 4 =
128 : 4 =
1200 : 50 =
2600 : 50 =
85 : 5 =
545 : 5 =
235 : 5 =
430 : 5 =
648 : 4 =
Oefeningen1
2
3
4
5
,
,
,
,
: : =
: : =
: : =
: x =
: x =
: x =
: x =
: x =
: x =
: : =
,
x x =
x : =
x : =
x x =
x : =
x : =
x x =
x : =
x : =
x x =
28 2 | Reken daar maar op!
Reken uit.
1,6 + 4 =
7,4 + 2,5 =
3,7 + 6,7 =
8,3 + 6 =
10,9 + 4,2 =
13 + 5,93 =
4,8 + 2,32 =
9,7 + 3,77 =
6,73 + 4,82 =
9,32 + 11,8 =
71 – 3,4 =
58 – 2,8 =
98 – 4,2 =
44 – 3,9 =
76 – 3,5 =
3,48 – 1,3 =
6,9 – 3,61 =
4,26 – 1,2 =
8,76 – 3,5 =
7,7 – 1,52 =
0,1 minder dan 1,6 is
0,01 minder dan 5,346 is
0,001 minder dan 6,457 is
0,2 meer dan 23,8 is
0,02 meer dan 81,26 is
0,002 meer dan 26,128 is
32,8 is 0,3 minder dan
12,45 is 0,03 minder dan
4,123 is 0,003 minder dan
43,824 is 0,4 meer dan
78,264 is 0,04 meer dan
12,589 is 0,004 meer dan
3600 86 32
: 1000
: 50: 4
- 2456 : 1000
: 4x 5
+ 18 x 100
- 16x 50
+ 49
Bereken en schrijf bij elk getal de juiste letter.
89 + 26 = (A)
855 : 50 = (F)
13 x 5 = (I)
45 - 12 = (M)
37 - 28 = (P)
639 - 298 = (D)
29 + 13 = (G)
94 : 4 = (J)
36 x 4 = (N)
0,32 x 1000 = (R)
13 x 4 = (E)
72 - 24 = (H)
112 + 375 = (K)
120 : 5 = (O)
9 320 65 33 115 23,5 65 23,5 487 115 144
!
42 24 52 341
48 24 24 17,1 341 320 52 487 52 144 52 144
6
7
8
9
,
,
,
,
,
,
,
,
,
,
,
,
,
,
,
,
,
,
,
,
,
,
,
,
,
,
,
,
,
,
,
, , ,
,
,
P R I M A J I J K A N
G O E D
H O O F D R E K E N E N
29
etenswaar hoeveelheid kcal
brood (gemiddeld) 100 gram 240
melk (halfvolle) 100 ml 50
confi tuur 100 gram 262
choco 100 gram 362
koffi e (zwart) 100 ml 0
appel 1 stuk 60
ei 1 stuk 82
cornfl akes 100 gram 381
a Robin eet als ontbijt 200 g brood met 10 g choco en 400 ml melk.
Uit hoeveel kcal bestaat zijn ontbijt?
antwoord:
b Louis eet 200 gram cornfl akes met 200 ml melk. Daarna eet hij nog een appel.
Uit hoeveel kcal bestaat zijn ontbijt?
antwoord:
Voor 10 pannenkoeken heb je 200 gram zelfrijzende bloem, 0,5 liter melk en 30 gram suiker
nodig.
Bereken hoeveel bloem, melk en suiker er zit in:
1 pannenkoek.
gram zelfrijzende bloem
liter melk
gram suiker
4 pannenkoeken.
gram zelfrijzende bloem
liter melk
gram suiker
20 pannenkoeken.
gram zelfrijzende bloem
liter melk
gram suiker
50 pannenkoeken.
gram zelfrijzende bloem
liter melk
gram suiker
10
11
,
,
,
x = kcal
: = , kcal
x = kcal
+ , + = , kcal
Het ontbijt van Robin bestaat uit , kcal
x = kcal
x = kcal
+ + = kcal
Het ontbijt van Louis bestaat uit kcal
30 2 | Reken daar maar op!
prijs per stuk voor 3 stuks voor 24 stuks
fruityoghurt 12 potjes: € 1,80
8 chocoladekoeken: € 2,48
4 batterijen: € 5,96
5 dvd-rw 120 min: € 11,50
50 theelichtjes: € 8,00
Dit is het resultaat van een enquête naar het museumbezoek van een aantal mensen.
Geslacht Nooit Eén keer per jaar
Meerdere keren per jaar
Meerdere keren per maand
Man 187 57 85 4
Vrouw 221 63 79 2
Totaal
a Vul de totalen aan op de tabel.
b Hoeveel mannen zijn ondervraagd in de enquête?
c Hoeveel is het verschil tussen het aantal mannen en het aantal vrouwen dat
ondervraagd is?
Los deze rekenslang op.
12
13
14
,
,
,
,
,
,
,
,
,
,
,
,
,
,
,
,
31
In deze tabel stelt elke fi guur een ander getal voor. De som van elke rij en van elke kolom is
gegeven. Hoeveel is nu de waarde van elke fi guur?
10 15,05 13,85 ✮ =
✮ ✿ ✪ 9, 1 ✿ =
✿ ✿ ✿ 21,9 ✪ =
✮ ✪ ❤ 7,9 ❤ =
In dit vierkant is de som van alle getallen in elke rij, elke kolom én diagonaal gelijk aan 80. Vul
nu de ontbrekende getallen in.
26 15 23
21 10 18
27 16 5
14 22 25
20 17 6
15
16
WEETJEWEETJE
Merkwaardig!
1 + 2 + 34 - 5 + 67 - 8 + 9 = 100
12 + 3 - 4 + 5 + 67 + 8 + 9 = 100
123 - 4 - 5 - 6 - 7 + 8 - 9 = 100
123 + 4 - 5 + 67 - 89 = 100
123 + 45 - 67 + 8 - 9 = 100
123 - 45 - 67 + 89 = 100
12 - 3 - 4 + 5 - 6 + 7 + 89 = 100
12 + 3 + 4 + 5 - 6 - 7 + 89 = 100
1 + 23 - 4 + 5 + 6 + 78 - 9 = 100
1 + 23 - 4 + 56 + 7 + 8 + 9 = 100
1 + 2 + 3 - 4 + 5 + 6 + 78 + 9 = 100
,
,
,
,
32 2 | Reken daar maar op!
Cijferen: optellen en aftrekken2.2
a Een vrachtwagen is geladen met kisten fruit. Alle kisten samen wegen 2470 kg. Op de
papieren van de bestelwagen staat: ‘gewicht van het voertuig 2460 kg’.
Bij zijn vertrek rijdt de chauff eur over een weegbrug. De weegbrug duidt kg aan.
b Je koopt een pot van 1 liter en een pot van 2,5 liter.
Hoeveel moet je betalen?
euro
c Hoeveel euro korting krijg je?
Inhoud 2,5 liter: Inhoud 1 liter:
euro euro
d Dit jaar waren er 210 883 deelnemers aan de Vlaamse veldloopweek voor scholen. Vorig jaar
waren er 203 304 deelnemers. Hoe groot is het verschil?
Dit jaar zijn er deelnemers meer.
+
, + ,
,
, , - , - ,
, ,
-
,
, ,
33
17 8795 + 9765 = 3017 + 5781 = 887 + 5382 = 239 + 7239 =
18 5,96 + 34,5 = 126 + 12,8 = 89,78 + 429 = 123,7 + 15,76 =
19 599 – 283 = 7896 – 2492 = 526 – 358 = 4200 – 1549 =
20 135,79 – 24,68 = 121,89 – 14,76 = 235,2 – 44,35 = 526 – 345,7 =
Oefeningen
+
+
+
+
, + ,
,
, + ,
,
, - ,
,
-
-
-
-
, + ,
,
, + ,
,
, - ,
,
, - ,
,
, - ,
,
34 2 | Reken daar maar op!
2.3 Cijferen: vermenigvuldigen en delena Een miniatuurweergave van een Ferrari is 18 keer kleiner dan de echte en heeft een lengte
van 26 cm. Hoe lang is de Ferrari in werkelijkheid?
b Je hebt 24 m2 laminaat “CASA” nodig. (€ 12,95/m2)
Hoeveel moet je betalen?
c Je hebt 25 m2 laminaat gekocht en je hebt 423,75 euro betaald.
Welke laminaat heb je gekocht?
d Een school gaat met 723 leerlingen op sportdag. Er worden bussen besteld van 54 personen.
Hoeveel bussen zijn er minstens nodig?
x
+ .
, x
+ .
,
,
– 2 ,
– 0
– 5
– 5
De Ferrari is cm of , m lang.
Je hebt het laminaat met de V-groef gekocht.
Er zijn bussen nodig.
–
–
35
21 63 x 85 = 478 x 269 = 78 x 736 = 254 x 606 =
22 456 x 12,3 = 12,6 x 26,8 = 45,8 x 3,15 = 89,78 x 5,4 =
23 1128 : 4 = 6858 : 9 = 36 591 : 24 = 68 259 : 72 =
24 127,7 : 5 = 1258,35 : 8 = 1152,54 : 36 = 1786,49 : 28 =
Oefeningen
x
+ .
x
.
+ . .
x
+ .
x
.
+ . .
x ,
.
+ . . ,
, x ,
.
+ . . ,
, x ,
.
+ . . ,
, x ,
+ .
,
–
–
–
–
–
–
– 2
–
–
–
– 6
–
–
,
– ,
–
–
, – 8 ,
– 0
–
–
–
,
– 1 0 ,
–
–
–
,
– 1 6 ,
–
– 2
–
36 2 | Reken daar maar op!
Verbind elke opgave met de juiste oplossing. Cijferen doe je onderaan!
a 207 + 628 ● ● 375
b 25 + 4,808 + 1,79 ● ● 507
c 904 - 397 ● ● 1147,5
d 27,16 - 0,504 ● ● 835
e 673 - 298 ● ● 31,598
f 758,5 + 389 ● ● 26,656
g 85,7 + 216,3 + 23,6 ● ● 31,15
h 33 - 1,85 ● ● 325,6
a b c d
e f g h
25
+
,
+ , ,
-
, - ,
,
-
, +
,
, ,
+ , ,
, - ,
,
37
Duid bij elke oefening de letter aan die hoort bij de juiste oplossing.
Alle letters samen vormen een woord. Cijferen doe je onderaan!
a 119,7 : 21 = 5,8 (F) 5,7 (E)
b 73 x 512 = 42 496 (A) 37 376 (U)
c 314 x 2,7 = 837,8 (S) 847,8 (U)
d 95,7 x 22 = 2105,4 (V) 382,8 (W)
e 1404 : 52 = 27 (R) 26 (T)
f 87,12 : 6 = 14,52 (W) 15,42 (A)
g 4,2 x 1,03 = 0,546 (L) 4,326 (K)
h 4,55 : 7 = 0,65 (R) 65 (E)
Woord:
a b c d
e f g h
26
, x
+ .
,
– 1
–
vuurwerk
,
– 1 ,
–
x
+ .
x ,
+ .
,
,
– 6 ,
–
–
–
,
– 4 2 ,
–
, x ,
+ . .
,
38 2 | Reken daar maar op!
Controle door schatten2.4
Welke oplossing is de juiste? Waarom kun je snel besluiten dat dit de juiste of de foute oplossing
zal zijn? Schat telkens eerst de oplossing door de getallen af te ronden!
35,7 x 6 ≈ a 21,42
b 214,42
c 214,2
d 2142
1195 - 405 ≈ a 80
b 1600
c 895
d 790
465 + 595 ≈ a 130
b 1055
c 1060
d 6410
168 : 8 ≈ a 21
b 25
c 12
d 1184
Om een uitkomst te controleren, kun je schatten:
Stap 1 Je rondt de getallen af tot getallen waarmee je gemakkelijk uit het hoofd
kunt rekenen.
Stap 2 Je berekent de uitkomst met de afgeronde getallen.
Stap 3 Je controleert of je uitkomst mogelijk is. (te groot, te klein, ...)
x ≈ te klein
Het product kan geen cijfers na de komma hebben.
- ≈
+ ≈
: ≈
te groot
te klein
te groot
te klein
te groot
E = en moet zijn
E = en moet zijn
te klein
te groot
te groot
39
Welke oplossing is de juiste? Schat telkens eerst de oplossing door de getallen af te ronden!
a 1324 + 2338 ≈ a 4662
b 2662
c 3662
d 3062
b 148 x 8 ≈ a 9032
b 18,5
c 10 184
d 1184
c 1080 + 698 ≈ a 1778
b 1698
c 2778
d 382
d 849 - 73 ≈ a 816
b 776
c 922
d 777
e 105 x 11 ≈ a 1050
b 1155
c 1260
d 10,5
f 1275 : 5 ≈ a 227
b 255
c 2415
d 25,5
Oefeningen27
+ ≈
x ≈
+ ≈
- ≈
x ≈
: ≈
40 2 | Reken daar maar op!
Werken met het rekentoestel2.5
Een winkelier koopt volgende artikelen. Hoeveel zal hij in het totaal moeten betalen?
(Gebruik eventueel de geheugentoetsen van je rekentoestel.)
aantal eenheidsprijs
strips Suske en Wiske 15 4,76
kleurboeken 12 3,99
stripverhalen Jommeke 6 3,96
kruiswoordraadsels 7 1,80
in te toetsen leesvenster
totale prijs strips Suske en Wiske 15 x 4,76 (M+)
totale prijs kleurboeken 12 x 3,99 (M+)
totale prijs strips Jommeke 6 x 3,96 (M+)
totale prijs kruiswoordraadsels 7 x 1,80 (M+)
algemeen totaal (MR of RM of RC)
Vergeet nu niet om de gegevens uit je geheugen te wissen! (MC of CM)
• Om je uitkomsten te controleren, kun je gebruik maken van het rekentoestel.
CLR of C: CLEAR = scherm wissen
. = komma
+ = plus
- = min
x = maal
= gedeeld door
geheugentoetsen
M+ : Hiermee worden alle ingebrachte
resultaten in het geheugen opgeteld.
M- : Hiermee worden alle ingebrachte
resultaten in het geheugen afgetrokken.
MR of RM of RC: Hiermee worden de gegevens uit het
geheugen opgeroepen.
MC of CM: Na het gebruik van het geheugen kun
je met deze toets de gegevens uit het
geheugen wissen.
.
.
,
,
,
,
,
41
Bereken. Gebruik eventueel je geheugentoetsen.
aantal eenheidsprijs totaal
fruitsap 6 liter € 1,30
water 6 fl essen € 0,60
wijn 3 fl essen € 4,30
limonade 9 fl essen € 0,60
TOTAAL
Hoeveel moet je in het totaal betalen?
oude prijs korting nieuwe prijs2,5 liter verf € 64,65 € 6,45
verfpistool € 69,95 € 6,99
2 rollen tape € 3,29 € 0,16
3 verfborstels € 8,37 € 1,25
TOTAAL
Bereken telkens de eenheidsprijs.
a Voor 20 kg aardappelen moet je 12 euro betalen. Dat is euro per kg.
b Voor 200 kg moet je 110 euro betalen. Dat is euro per kg.
c Welke aardappelen zijn het goedkoopst per kg?
Soort A: 15 kg voor 6 euro. Soort B: 20 kg voor 9 euro.
Bereken. Zoek de goedkoopste oplossing.
verkoopprijs aantal totaal
botercroissant
4 voor € 2,60
6 voor € 3,50
12
appelfl ap
1 voor € 0,80
2 voor € 1,50
4
donut met
chocolade
3 voor € 1,80
6 voor € 3,50
12
worstenbroodje
1 voor € 1,05
4 voor € 4
8
TOTAAL
Oefeningen28
29
30
31
Soort A: : = , euro per kg. Soort B: : = , euro per kg. Soort A is de goedkoopste.
€ ,€ ,
€ ,€ ,
€ ,
,
,
€ ,
€ ,
€ ,
€ ,
€ ,
€ ,
€ ,
€ ,
€ ,
€ ,
42 2 | Reken daar maar op!
Je hebt 25 terrasplanken nodig.
Daarnaast koop je ook nog
3 plinten en 6 grondbalken. Hoeveel
moet je betalen?
antwoord:
Vul de ontbrekende prijzen in.
a Uitzonderlijke voorwaarden
407 Berline Executive HDi 1,6 l, 110 pk, manuele versnellingsbak
• Catalogusprijs 25 500 €
• Korting - 2 565 €
• Promoprijs €
• Green overnamepremie - 1500 €
• Promoprijs
Green overnamepremie incl. €
+ alle andere voordelen (zie p. 18)
*De prijzen zijn inclusief BTW. Zie details p. 18.
**Meer details in uw verkooppunt.
***Zie details p. 18 paragraaf Peugeot Lease Full Service
b Uitzonderlijke voorwaarden
307 D-Sign benzine 1,4 l, 90 pk, manuele versn., 3-deurs
• Catalogusprijs 16.650 €
• Korting €
• Promoprijs 14.650 €
• Green overnamepremie €
• Promoprijs
Green overnamepremie incl. 13.150 €
+ alle andere voordelen (zie p. 18)
*De prijzen zijn inclusief BTW. Zie details p. 18.
** De prijzen zijn inclusief BTW. Green overnamepremie van 1500 €
BTW incl. inbegrepen. Zie details p. 18.
***Zie details p. 18 paragraaf Peugeot Lease Full Service
Margriet moet iedere week haar reiskosten uitrekenen. Ze krijgt € 0,20 per kilometer.
Afgelopen week heeft ze de volgende afstanden afgelegd:
maandag 112 km
dinsdag thuis gebleven
woensdag 94 km
donderdag 156 km
vrijdag 236 km
Wat waren haar reiskosten voor deze week?
schatting:
berekening:
antwoord:
32
33
34
x , = ,
x , = ,
x , = ,
Totaal: , euro
Je moet , euro betalen.
-
-
x , = ; x , = ; x , = ; x , = + + + =
x , = , x , = , x , = , x , = ,, + , + , + , = ,
, euro
43
Een betontegel is 225 cm2 groot.
Het terras is 360 000 cm2 groot.
Hoeveel zal de aankoop van de betontegels
mij kosten?
berekening:
antwoord:
Met hoeveel is het aantal honderdplussers in België
vermenigvuldigd? Vul de ontbrekende gegevens aan op de fi guur.
Rond af tot op 1 tiende.
Om de badkamer te betegelen heb je 12 m2 glasmozaïek nodig.
Hoeveel moet je betalen?
berekening:
antwoord:
35
36
37
België: : = ,
Mannen: : = ,
Vrouwen: : = ,
: = tegels
x , euro = euro
euro
x , = ,
, euro
,
,
,
44 2 | Reken daar maar op!
Hoeveel moet je gemiddeld betalen per brik?
antwoord:
Bij het bereiden van 100 liter soep voor een scoutskamp
worden de volgende ingrediënten gekocht:
10 bosjes wortelen aan € 0,90 per bosje;
5 pakken prei aan € 1,10 per pak;
2 pakken selder aan € 0,60 per pak;
100 liter bouillon aan € 0,95 per 10 liter.
Bereken de prijs per liter soep.
antwoord:
Een zesdaagse skivakantie kost € 588,75 + € 55,78 voor skimateriaal.
Een tiendaagse skivakantie kost € 888,20 + € 78,10 voor skimateriaal.
Bereken het gemiddelde prijsverschil per dag tussen een zesdaagse en een tiendaagse
skivakantie.
antwoord:
38
39
40
WEETJEWEETJEOm het gemiddelde van een reeks getallen te
berekenen, moet je de getallen optellen en
delen door het aantal getallen.
gemiddelde = som van de getallen
aantal getallen
x , =
x , = ,
x , = ,
x , = ,
+ , + , + , = ,
, : = ,
Zesdaagse vakantie:
, + , = ,
, : = , euro per dag
Tiendaagse vakantie:
, + , = ,
, : = , euro per dag
, : = ,
Per brik betaal je , euro.
De soep kost , euro per liter.
Prijsverschil per dag:
, – , = , euro.
45
Vorig jaar was de Tour de France 3430,5 km
lang. Het traject bestond uit een ploegentijdrit
van 23 km en verder uit nog 20 etappes.
Hoeveel kilometer moesten de renners
gemiddeld per etappe afl eggen?
antwoord:
Dit zijn de lichaamslengten van enkele vrienden. Hun gemiddelde lengte is 153,2 cm.
Hoe groot is Dylan?
Niek 142 cm
Steve 145 cm
Anton 147 cm
Tyson 148 cm
Anthony 164 cm
Tommy 158 cm
Ray 163 cm
Alex 172 cm
Kenneth 162 cm
Dylan
Mike heeft gemiddeld 7,5/10 op zijn rapport. Hoeveel heeft hij voor wiskunde?
RAPPORT
NEDERLANDS 7
FRANS 6
WISKUNDE
MAVO 7,5
WETENSCHAPPEN 6
TECHNIEK 8,5
LICHAMELIJKE OPVOEDING 9
MUZIKALE OPVOEDING 8
PLASTISCHE OPVOEDING 8,5
41
42
43
antwoord:
antwoord:
, – = ,
, : = , km
cm
+ + + + + + + + =
, x =
– =
+ + , + + , + + + , = ,
, x = ,
, – , =
De renners moesten gemiddeld
, km per etappe afl eggen.
Dylan meet cm
Mike heeft / voor wiskunde
46 2 | Reken daar maar op!
Hoeveel moet je betalen per liter?
antwoord:
Je koopt 5 spaarlampen voor € 111,55.
Tijdens hun levensloop verbruiken ze samen 440 kWh.
Eén lamp verbruikt voor € 12,89 aan elektriciteit.
a Bereken de gemiddelde kostprijs van 1 lamp voor zijn totale verbruiksduur.
antwoord:
b Bereken het gemiddelde verbruik in kWh per lamp.
antwoord:
Wat is de voordeligste aanbieding?
antwoord:
44
45
46
, x = liter
, : = ,
Je moet , euro per liter betalen.
, : = ,
, + , = ,
De gemiddelde kostprijs per lamp is , euro.
kWh : = kWh per lamp.
Het gemiddelde verbruik per lamp is kWh.
Schwarzkopf:
ml , euro
ml , : = , euro
Nivea:
ml , euro
ml , :
ml , : x = , euro
Schwarzkopf is de voordeligste aanbieding.
Breinbrekers
Breinbrekers
47
Paul heeft drie zonen. De jongste is net zo oud als het eerste cijfer van zijn leeftijd, de tweede
is net zo oud als het tweede cijfer van zijn leeftijd en de oudste is zo oud als de som van de
twee cijfers in zijn leeftijd.
Geen enkel kind is even oud en samen zijn ze 57 jaar (3 kinderen + Paul).
Hoe oud is Paul?
antwoord:
Probeer met de gegeven getallen en bewerkingstekens het getal rechts te bekomen.
(Gebruik elk cijfer één keer.)
getallen en bewerkingen om te gebruiken
getal oplossingen
4 7 6 5
+ - x :22
8 2 6 1
+ - x :28
4 6 9 8
+ - x :43
3 4 8 6
+ - x :50
47
48
WEETJEWEETJEWeet je hoe je eenvoudig de veelvouden van 11 kan bepalen?
Schrijf de twee cijfers uit elkaar en de som ervan in het midden.
Bij een som hoger dan 9, wordt het eerste cijfer 1 hoger.
11 x 36 = ? 3 6 3 + 6 = 9 3 9 6 dus: 11 x 36 = 396
11 x 57 = ? 5 7 5 + 7 = 12 5 12 7 6 2 7 dus: 11 x 57 = 627
De jongste is jaar, de tweede is jaar en de oudste is jaar.
Paul is jaar.
+ + + =
of
x - x =
+ = ; x x =
of
: x ( + ) =
x = ; - = ; - =
x = ; x = ; + =
48 2 | Reken daar maar op!
Lere
n le
ren
In een notendop• Er bestaan verschillende manieren om de optelling gemakkelijker te maken.
• Je telt de T op bij de T, de E bij de E, de t bij de t, de h bij de h,... .
• Je splitst twee of meer termen zodat de som gemakkelijk te berekenen is.
• Je neemt twee of meer termen samen en vervangt ze door hun som.
• Bij de aftrekking mag je de aftrekker in twee of meerdere getallen splitsen om het verschil
gemakkelijker te kunnen berekenen.
• Bij de vermenigvuldiging en de deling zijn er een aantal rekenhulpjes:
x 4 = x 2 en x 2 : 4 = : 2 en : 2
x 5 = x 10 en : 2 : 5 = : 10 en x 2
x 50 = x 100 en : 2 : 50 = : 100 en x 2
• Om optellingen of aftrekkingen te cijferen:
Stap 1 Je schrijft de cijfers van elke rang EN de komma’s onder elkaar.
Stap 2 Je bepaalt de som of het verschil van elke rang.
• Om vermenigvuldigingen te cijferen:
Stap 1 Je bepaalt het product van elk cijfer van het vermenigvuldigtal met elk cijfer van de
vermenigvuldiger.
Stap 2 Je schuift bij elke nieuwe rij een rang op.
Stap 3 Je maakt de som van de bekomen producten.
Stap 4 Je zet de komma op de juiste plaats. (Tel daarvoor het aantal cijfers na de komma
van vermenigvuldigtal en vermenigvuldiger op).
• Om delingen te cijferen:
7 8 7 , 2 3 2
- 6 4 2 4 , 6
1 4 7
- 1 2 8
1 9 2
- 1 9 2
0
• Om een uitkomst te controleren, kun je schatten:
Stap 1 Je rondt de getallen af tot getallen waarmee je gemakkelijk uit het hoofd kunt
rekenen.
Stap 2 Je berekent de uitkomst met de afgeronde getallen.
Stap 3 Je controleert of je uitkomst mogelijk is (te groot, te klein, ...).
of kun je het rekentoestel gebruiken.
49
Leren lerenStudiewijzerThema 2Reken daar maar op!
Benodigdheden voor deze opdracht
☐ je wiskundeboek Concreet 2 –
Th ema 2: Reken daar maar op!
☐ schrijfgerief
☐ meetlat
☐ rekentoestel
Doel van de opdracht
• opgaven vlot uit het hoofd kunnen reke-
nen
• de hoofdbewerkingen in verschillende
praktische situaties kunnen toepassen
• doelgericht het rekentoestel kunnen ge-
bruiken
• de te bekomen resultaten vooraf kunnen
schatten
Opdrachten Lees het Stappenplan op blz. 3
Thema 2 Moet-opdracht
Mag-opdracht
Reken daar maar op! nr ll lk nr ll lk
2.1 Uit het hoofd 1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
2.2 Cijferen: 17
optellen en aftrekken 18
19
20
2.3 Cijferen: 21
vermenigvuldigen en 22
delen 23
24
25
26
2.4 Controle door schatten 27
2.5 Werken met het 28
rekentoestel 29
30
31
32
33
34
35
36
37
38
39
40
41
42
43
44
45
46
Breinbrekers 47
48
Naam:
Klas: Nummer:
Begindatum: / / Einddatum: / /
Evaluatiefi che
50 2 | Reken daar maar op!
Lere
n le
ren
Reken daar maar op!
Zelfevaluatie
Omcirkel wat past
Ik begrijp de leerstof ... goed voldoende ongeveer niet
Ik vond de moet-opdrachten ... gemakkelijk te doen moeilijk zeer moeilijk
Ik vond de mag-opdrachten ... te doen moeilijk zeer moeilijk niet gemaakt
Ik maakte ... weinig fouten veel fouten
Ik maakte fouten omdat ...
ik de opgave
niet goed heb
gelezen
ik de opgave
niet begreep
ik een
rekenfout
maakte
mijn antwoord
onduidelijk
leesbaar was
Ik vond de opdrachten in dit thema ... mega leuk niet leuk heel vervelend
Evaluatie door je leerkracht
Indienen Op tijd (einddatum)
Fiches volledig aangevuld (naam, start- en einddatum, evaluatie, …)
Inhoud Alle moet-opdrachten gemaakt
Netheid (gebruik van je lat bij cijferen)
Verbetering Kleurgebruik
Alle fouten verbeterd
Houding Interesse en inzet
Afspraken (materiaal bij, stilte, ...)
Zelfstandig werken (uitleg vragen indien nodig, aandachtig doorwerken, ...)
AANDACHTSPUNT Uitkomsten vooraf schatten en vergelijken
Totaal / 10
Naam:
Klas: Nummer:
Modeltoets
51
Leren leren
Reken daar maar op!
Uit het hoofd
1 Bereken op de gemakkelijkste manier (noteer de tussenstappen).
a 93 x 5 =
b 50 x 438 =
c 589 + 789 =
d 456 : 4 =
e 421 - 123 =
Cijferen
2 Noteer op de juiste manier om te berekenen. Schat eerst het resultaat!
a 27 + 4,8 + 45,78 = schatting:
b 632,67 - 412,705 = schatting:
c 19 380 : 52 = schatting:
d 278 x 16,5 = schatting:
/ 2
/ 2
/ 2
/ 2
Naam:
Klas: Nummer: Datum: / /
Leerkracht: / 20
LLLLLLLLLLeeeeeeere
/ 5 x : = : =
x : = : =
+ + + = + + = + =
: : = : =
- - - = - - = - =
+ + =
x =
: =
- =
,
+ , ,
– 1 5 6
–
–
, - ,
,
x ,
.
+ . . ,
52
Lere
n le
ren
2 | Reken daar maar op!
3 In mijn tuin wil ik langs een lengte van 10 m schermen plaatsen. 1 scherm is 2 meter
lang en kost € 38. Hoeveel zal ik moeten betalen?
schatting:
berekening:
antwoord:
4 In de boekenwinkel koop je een puzzelboek van € 2,59 en
het boek van Tom Boonen voor € 21,50. Je betaalt met een
biljet van € 50. Hoeveel krijg je terug?
berekening:
antwoord:
5 Prijskrakers
Bereken de totale prijs.
artikel hoeveelheid eenheidsprijs
shampoo 4 fl essen € 1,10 per fl es
vloeibare zeep 3 stuks € 1,15 per stuk
wattenschijfjes 4 pakken € 0,99 per pak
reinigingsmelk 2 fl essen € 1,45 per fl es
TOTAAL TE BETALEN
r / 2
/ 3
/ 2
: = x =
: = => je hebt schermen nodig
x =
Je moet euro betalen.
, + , = ,
, - , = ,
Je krijgt , euro terug.
€ ,
Thema
3
In dit thema meten we en rekenen we met OPPERVLAKTEMATEN• Je zult de grootheid oppervlakte
en zijn eenheden m2 en ca leren
kennen, begrijpen en gebruiken.
• Je zult de oppervlakte leren
vergelijken en schatten.
• Je zult maatgetallen leren herleiden.
• Je zult met maatgetallen leren
rekenen: optellen en aftrekken,
vermenigvuldigen en delen.
Oppervlakkigbekeken
Inhoud van dit thema
3.1 Oppervlakte 54
3.2 Oppervlaktematen 56
3.3 Herleiden van
oppervlaktematen 62
3.4 Bewerkingen met
oppervlaktematen 64
3.5 Landmaten 72
Breinbrekers 76
Leren leren met Concreet
• In een notendop 78
• Studiewijzer 79
• Evaluatiefi che 80
• Modeltoets 81
54 3 | Oppervlakkig bekeken
3.1 Oppervlakte
a Vul in:
spoelbak: x mm
leisteen : x cm
living : x m
badkamer : x m
b Hoeveel tegels telt vloer 1?
En vloer 2?
Vloer is de grootste vloer.
2
1
c • Kleur de oppervlakte van de fi guren in het groen.
• Verdeel de fi guren in gelijke vierkantjes van 1 cm.
• Vul in:
fi guur 1: vierkantjes
fi guur 2: vierkantjes
Figuur is de grootste fi guur.
1 2
• De grootte van een vlakke fi guur noemen we de oppervlakte van de fi guur.
Symbool: opp.
• We kunnen de grootte van een vlakke fi guur soms beschrijven met behulp van 2 afmetingen.
bv. een weiland van 30 m x 80 m een tafel van 200 x 90 cm
• Om de oppervlakte te bepalen, leggen we een (denkbeeldig) rooster van gelijke
vierkantjes op de fi guur.
,
tegels
tegels
55
Duid de afmetingen aan op de knipsels. Kleur daarna de oppervlakte in met je kleurpotlood.
Beschrijf de grootte van volgende voorwerpen door middel van twee afmetingen.
a je werkboek: x
b je werkbank: x
c je identiteitskaart: x
Bepaal de oppervlakte van de fi guren. Verdeel de fi guren in gelijke vierkantjes van 1 cm2.
a b
a:
b:
c d e
c: d: e:
Oefeningen1
2
3
, cm
, , cm
cm
cm
cm cm cm
56 3 | Oppervlakkig bekeken
Oppervlaktematen3.2
a Duid in de knipsels alle oppervlaktematen aan in het groen.
b 1 m2 = dm2 1 dm2 = m2
1 dm2 = cm2 1 cm2 = dm2
1 cm2 = mm2 1 mm2 = cm2
c Schrijf elk cijfer van het maatgetal in de juiste kolom.
Splits daarna het maatgetal als een som.
km2 10 000 m2 100 m2 m2 dm2 cm2 mm2
426,7 cm2 = 400 cm2 + 20 cm2 + 6 cm2 + 0,7 cm2
= dm2 + cm2 + mm2
255,658 m2 = 200 m2 + 50 m2 + 5 m2 + 0,6 m2 + 0,05 m2 + 0,008 m2
= m2 + dm2 + cm2
• De oppervlaktematen
km2 (hm2)* (dam2)* m2 dm2 cm2 mm2
vie
rka
nte
kil
om
eter
(vie
rka
nte
hec
tom
eter
)
(vie
rka
nte
dec
am
eter
)
vie
rka
nte
met
er
vie
rka
nte
dec
imet
er
vie
rka
nte
cen
tim
eter
vie
rka
nte
mil
lim
eter
1 000 000 m2 10 000 m2 100 m2 0,01 m2 0,0001 m2 0,000001 m2
* Deze eenheden worden in de praktijk niet meer gebruikt. Wij zullen ze dus verder ook niet meer toepassen.
• De oppervlaktematen verhouden zich per 100.
• De twee laatste cijfers voor de komma komen overeen met de maateenheid.
De rest van de cijfers vul je aan in de tabel. De komma zet je niet in de tabel.
7325,8 m2km2 10 000 m2 100 m2 m2 dm2 cm2 mm2
7 3 2 5 8 0
Lege vakjes vul je eventueel aan met een nul!
Regeling rond fi scale zegels
op affi ches
Enige tijd geleden werd de
regeling rond fi scale zegels
op affi ches aangepast: op dit
moment hoef je geen fi scale
zegels meer te kleven op
affi ches kleiner dan 15 dm2.
,
,
,
57
Welke oppervlaktemaat gebruik je?
a De oppervlakte van Frankrijk:
b De oppervlakte van een woonkamer:
c De oppervlakte van de stad Hasselt:
d De oppervlakte van een postzegel:
e De oppervlakte van een stuk bouwgrond:
f De oppervlakte van een stofzuigfi lter:
Schrijf elk cijfer in de juiste kolom.
km2 10 000 m2 100 m2 m2 dm2 cm2 mm2
680 cm2
800 mm2
25 m2
8,32 m2
425,6 m2
8,25 km2
125,624 m2
Splits elk meetresultaat als een som zoals in het voorbeeld.
bv. 345,875 m2 = 345 m2 + 87 dm2 + 50 cm2
822 cm2 =
25 846 mm2 =
47,8 m2 =
872,506 m2 =
124,5 dm2 =
2500,5 cm2 =
Oefeningen4
5
6
km
m
km
cm of mm
m
cm
dm + cm
dm + cm + mm
m + dm
m + dm + cm
m + dm + cm
dm + mm
58 3 | Oppervlakkig bekeken
Bepaal de oppervlakte van de fi guren. Verdeel eerst de fi guren in vierkantjes van 1 cm2.
b:
a:
c:
Bepaal de oppervlakte van de fi guren. Verdeel eerst de fi guren in vierkantjes van 1 cm2.
a: b: c:
Welke oppervlaktemaat gebruik je?
a De oppervlakte van een terras:
b De oppervlakte van Europa:
c De oppervlakte van een tapijt:
d De oppervlakte van een kabeldoorsnede:
7
8
9
cm
cm
cm
cm cm cm
m
km
m
mm
59
Schrijf elk cijfer in de juiste kolom.
km2 10 000 m2 100 m2 m2 dm2 cm2 mm2
1325 m2
87 896 m2
43,76 km2
84,3 cm2
82,904 m2
1,875 km2
Splits de oppervlaktematen.
68,56 dm2 =
389,5 m2 =
8754 mm2 =
18,459 m2 =
879,9 cm2 =
Splits de oppervlaktematen.
9,08 m2 =
52,458 km2 =
3,8 m2 =
8,5 km2 =
0,003 km2 =
10
11
12
WEETJEWEETJEVoor je een oppervlakte berekent, schat je best eerst het maatgetal.
Oppervlaktes van bepaalde, veel voorkomende voorwerpen zijn soms een hulp om te schatten hoe groot een oppervlakte is. Gebruik deze
waarden om te vergelijken als je oppervlaktes wil schatten.
Een aantal voorbeelden:
oppervlakte oppervlakte
België ± 30 000 km2een gemiddelde garage
voor één wagen± 20 m2
Stad Antwerpen ± 200 km2
Park Walibi ± 600 000 m2 een trottoirtegel ± 900 cm2 of 9 dm2
een voetbalveld ± 7500 m2 een blad A4-papier ± 600 cm2 of 6 dm2
een tennisplein ± 200 m2 een klinkertegel ± 100 cm2 of 1 dm2
een gemiddelde woonkamer ± 40 m2 nagel van je wijsvinger ± 1 cm2
m + dm
km + m
m + dm
km + m
m
dm + cm
m + dm
cm + mm
m + dm + cm
dm + cm + mm
60 3 | Oppervlakkig bekeken
Vul de meest passende eenheid in.
a Ons klaslokaal is ongeveer 50 groot.
b De oppervlakte van België bedraagt 30 500 .
c De prijs van de bouwgrond is opgelopen tot meer dan € 150 per .
d Mijn pagina’s van mijn werkboek zijn allemaal 623,7 groot.
e De postzegel heeft een oppervlakte van 1800 .
Vul de meest passende eenheid in.
a Onze auto neemt ongeveer 800 plaats in.
b De speelplaats is ongeveer 2000 groot.
c Een deurvlak is ongeveer 200 groot.
d Het scherm van mijn smartphone is bijna 50 groot.
e Mijn slaapkamer heeft een oppervlakte van 12 .
13
14
m
km
m
cm
mm
dm
m
dm
cm
m
61
Omcirkel het meest passende antwoord.
a De oppervlakte van een appartement met 2 slaapkamers:
90 m2 900 dm2 9 m2
b De oppervlakte van een tuinhuisje:
120 m2 1200 dm2 1,2 m2
c De oppervlakte van een volleybalveld:
1720 dm2 172 m2 172 000 cm2
d De oppervlakte van een dvd-schijfje:
113 cm2 11,3 cm2 1130 cm2
e De oppervlakte van een 17 inch-scherm:
90 cm2 9 dm2 900 mm2
Omcirkel het meest passende antwoord.
a De oppervlakte van een barbecuerooster:
2000 cm2 20 m2 0,02 m2
b De oppervlakte van West-Vlaanderen:
314,4 km2 3144 km2 31,44 km2
c De oppervlakte van één toets van het toetsenbord van je laptop:
2,25 mm2 22,5 mm2 2,25 cm2
d De oppervlakte van een tweepersoonsbed:
32 dm2 32 m2 3,2 m2
e De oppervlakte van de stad Gent:
1,56 km2 156 km2 156 m2
15
16
62 3 | Oppervlakkig bekeken
Herleiden van oppervlaktematen3.3
a Een betonklinker is 1 dm2 groot.
Hoeveel betonklinkers heb je nodig om
een oprit van 24 m2 aan te leggen?
Je hebt dus klinkers nodig.
b Een kunstenaar maakt een schilderij door
puntjes te schilderen van elk 1 mm2.
Zijn werkje is 12,8 dm2 groot. Hoeveel
puntjes moet de schilder zetten?
De schilder moet puntjes zetten.
• Hoe herleid je oppervlaktematen?
methode 1: Maak gebruik van een hulptabelStap 1
Je schrijft het maatgetal zonder komma in de tabel.
Je noteert telkens twee cijfers per rang.
Stap 2 Je plaatst een komma na de nieuwe eenheid.
Stap 3 Je vult eventueel lege kolommen aan met een nul.
(Een komma aan het eind van een getal schrijven we niet!)
bv. 500 cm2 = ? m2 500 cm2 = 0,05 m2
2,5 m2 = ? cm2 2,5 m2 = 25 000 cm2
km2 10 000 m2 100 m2 m2 dm2 cm2 mm2
0, 0 5 0 0
2 5 0 0 0
methode 2 : De pijltjesmethode
per stap x 100
km2 m2 dm2 cm2 mm2
per stap : 100
bv. 0,8 m2 = ? cm2 2 stappen naar rechts, dus
0,8 x 100 x 100 (of x 10 000) = 8000 cm2
bv. 4 mm2 = ? cm2 1 stap naar links, dus
4 : 100 = 0,04 cm2
WEETJEWEETJEEen pointillistisch schilderij ziet er van een afstand uit als een gewoon schilderij. Maar als je goed kijkt, zie je dat het bestaat uit allemaal
kleine puntjes. Samen vormen ze een beeld. Deze manier van schilderen, noemen we het pointillisme.
×
1 cm2 = dm2
24 cm2 = dm2
×
×
1 dm2 = mm2
12,8 dm2 = mm2
×
63
Herleid de volgende eenheden.
a 5 cm2 = mm2 300 cm2 = dm2
8 m2 = dm2 5000 dm2 = m2
25 dm2 = cm2 2300 mm2 = cm2
7 m2 = dm2 80 000 mm2 = cm2
b 2 m2 = cm2 40 000 cm2 = m2
15 dm2 = mm2 82 000 dm2 = m2
7 cm2 = mm2 30 000 mm2 = dm2
85 km2 = m2 6 000 000 m2 = km2
c 8 m2 = cm2 520 000 cm2 = m2
4 dm2 = cm2 37 000 dm2 = m2
107 cm2 = mm2 5800 mm2 = cm2
17 km2 = m2 200 000 cm2 = m2
Herleid de volgende eenheden.
a 2,52 cm2 = mm2 75 mm2 = cm2
0,48 dm2 = cm2 350 cm2 = dm2
0,3 m2 = dm2 3 cm2 = dm2
0,05 cm2 = mm2 2,5 cm2 = dm2
b 0,57 dm2 = mm2 9 cm2 = m2
1,2 cm2 = mm2 5,8 mm2 = dm2
0,003 m2 = cm2 0,5 dm2 = m2
0,00005 m2 = cm2 1600 cm2 = m2
c 0,2 m2 = cm2 600 cm2 = m2
0,85 dm2 = mm2 5 dm2 = m2
0,086 m2 = cm2 1 500 000 m2 = km2
0,079 km2 = m2 89 000 cm2 = m2
Oefeningen17
18
,
,
,
,
,
,
,
, ,
,
,
,
,
64 3 | Oppervlakkig bekeken
Bewerkingen met oppervlaktematen3.4
a • Je wil het terras en het pad betegelen. Hoeveel m2 tegels heb je nodig?
+ =
• Na het werk heb je 220 dm2 tegels over. Hoeveel m2 tegels had je voor de start?
+ = + =
b • De oppervlakte van je tuin bedraagt 144 m2. Hoe groot is je moestuin? (zonder T en G)
- =
• 180 dm2 van je sla is verwoest door een fi kse regenbui. Hoeveel dm2 sla kun je oogsten?
- = - =
c • Wat is de totale oppervlakte van alle aardappelperceeltjes?
x =
• In het pad zijn 30 witte tegels van elk 900 cm2 verwerkt. Hoeveel m2 witte tegels zijn dat?
x = =
d • 3
1 van het gazon moet herbezaaid worden. Hoeveel m2 graszaad moet je kopen?
: =
• Er staan 20 verschillende soorten in je kruidentuintje. Hoeveel dm2 neemt elke soort in?
: = : =
• Optellen of aftrekken van maatgetallen
Stap 1 Zet alle maatgetallen in dezelfde eenheid.
Stap 2 Maak de bewerking.
bv. 8 cm2 + 4,5 cm2 = 12,5 cm2
2 m2 - 150 dm2 = 2 m2 - 1,5 m2 = 0,5 m2
• Maatgetallen vermenigvuldigen met een getal
Stap 1 Vermenigvuldig het maatgetal met het getal.
((( Stap 2 Zet eventueel om naar een meer passende eenheid.)
bv. 20 mm2 x 4 = 80 mm2
250 cm2 x 500 = 125 000 cm2 = 12,5 m2
• Maatgetallen delen door een getal
(( Stap 1 Zet eventueel om naar een meer passende eenheid.)
Stap 2 Deel het maatgetal door het getal.
bv. 800 cm2 : 16 = 50 cm2
3 m2 : 6000 = 30 000 cm2 : 6000 = 5 cm2
m m m
m dm m , m , m
m m m
m dm dm dm dm
m m
cm cm , m
m m
m dm dm
65
Los op.
618 m2 + 23 m2 = m2
8 cm2 + 3,5 cm2 = cm2
45 km2 - 28 km2 = km2
38 mm2 + 67 mm2 = mm2
Los op.
5 cm2 - 2,6 cm2 = = mm2
5 dm2 - 4,8 dm2 = = cm2
820 mm2 + 1180 mm2 = = cm2
55 dm2 + 45 dm2 = = m2
Los op.
25 dm2 + 1,75 m2 = = m2
2800 cm2 + 52 dm2 = = m2
28 cm2 + 3200 mm2 = = cm2
250 cm2 - 0,2 dm2 = = cm2
0,3 km2 : 600 = = m2
200 mm2 x 10 = = cm2
6 dm2 : 150 = = mm2
6,2 dm2 x 15 = = m2
Los op. Kies zelf de eenheid van de oplossing.
90 cm2 x 4000 = =
50 cm2 x 60 = =
0,4 m2 : 16 = =
4000 m2 x 5000 = =
0,08 m2 - 6 dm2 = =
228 mm2 + 7,92 cm2 = =
0,5 m2 - 0,42 m2 = =
5 km2 + 2 500 000 m2 = =
Oefeningen
19
20
21
22
,
, cm
, dm
mm
dm
, m + , m
, m + , m ,
cm + cm
cm - cm
m :
mm
mm :
dm ,
cm m
cm , m
dm : , dm
m km
cm - cm cm
, cm + , cm , cm
dm - dm dm
km + , km , km
66 3 | Oppervlakkig bekeken
Vul in.
0,42 m2 = dm2 315 dm2 = m2
3,704 m2 = cm2 30 000 cm2 = m2
36 dm2 = m2 16,56 dm2 = m2
632 cm2 = dm2 0,3 m2 = cm2
17,4 m2 = cm2 11,8 cm2 = mm2
850 mm2 = cm2 0,8 cm2 = mm2
Plaats in volgorde van groot naar klein.
a 250 dm2 25 m2 2500 cm2
b 8 m2 8000 cm2 80 000 mm2
c 7,4 cm2 7,38 cm2 748 mm2
d 0,005 km2 499 m2 50 000 dm2
Vul in. Zet daarna de letters bij de oppervlaktematen in volgorde van groot naar klein en je
krijgt een woord.
25 200 mm2 = cm2 (M)
0,003 dm2 = cm2 (E)
0,025 m2 = cm2 (P)
2,25 dm2 = cm2 (U)
175 mm2 = cm2 (T)
3 dm2 = cm2 (O)
3 mm2 = cm2 (R)
5 m2 = cm2 (C)
Los op.
1 m2 + 1 dm2 = = m2
47 m2 + 53 dm2 = = dm2
3 m2 + 18 dm2 = = dm2
1 m2 + 10 dm2 = = m2
18 cm2 - 50 mm2 = = cm2
1 m2 - 1 dm2 = = m2
100 cm2 + 0,01 m2 = = dm2
6 m2 - 320 dm2 = = cm2
23
24
25
26
,
, ,
,
,
m > dm > cm
m > cm > mm
mm > , cm > , cm
, km > dm > m
,
,
,
m + , m ,
dm + dm
dm + dm
m + , m ,
cm - , cm ,
m - , m ,
dm + dm
cm - cm
C O M P U T E R
67
a Wat is de oppervlakte van living en keuken samen?
b Hoe groot is het appartement zonder living?
c Wat is de oppervlakte van alle 3 de slaapkamers samen?
d Hoe groot is de helft van het terras?
Los op in de gevraagde eenheid.
6 m2 : 12 = = dm2
25 m2 x 8 = = m2
38 dm2 : 76 = = cm2
28 cm2 x 1250 = = m2
4 m2 x 8 000 000 = = km2
Een aannemersbedrijf gebruikt 2000 tegels van
900 cm2 om een speelplaats aan te leggen.
Wat is de oppervlakte van de speelplaats? Kies
zelf een gepaste eenheid voor je antwoord.
antwoord: .
Los op. Kies zelf de eenheid voor je uitkomst.
214 cm2 : 10 700 = =
2,8 cm2 x 5000 = =
6 m2 x 125 000 = =
4,32 cm2 : 24 = =
30 cm2 x 15 000 = =
27
28
29
30
appartement: 105 m2 - rustig
gelegen in het centrum van Genk - 3
slaapkamers (12 m2 per slaapkamer)
- badkamer met instapdouche - terras
(18 m2) - grote living (40 m2) en
keuken (14 m2).
x cm = cm = m
De speelplaats is m groot
dm :
cm :
cm ,
m
+ = m
- = m
x = m
: = m
mm : mm
cm , m
m , km
mm : mm
cm m
68 3 | Oppervlakkig bekeken
Los op.
15 m2 + dm2 = 1630 dm2
6 dm2 - dm2 = 350 cm2
cm2 + 33 mm2 = 2,33 cm2
99 dm2 + cm2 = 1 m2
m2 - 62 dm2 = 1 m2
13 dm2 + 9 cm2 + cm2 = 14 dm2
0,05 cm2 x = 1,5 dm2
m2 : 122 000 = 20 cm2
mm2 x 5000 = 1,125 dm2
0,08 km2 : = 400 m2
Bereken van elk stuk bouwgrond de prijs. Duid het duurste stuk aan.
€ 85/m2 € 110/m2 € 170/m2
Totale prijs:
€ € €
Hoeveel kost dit stuk grond per m2?Poperinge - Perceel bouwgrond voor open bebouwing (enkel verlaagd verdiep toegelaten). Opp. perceel : 686 m2 - oriëntatie zuidoosten. Geen bouwverplichting. Prijs : 80 376 euro antwoord: euro / m2
31
32
33
,
,
,
m x =
m x =
m x =
,
: = ,
69
Bryan koopt 8 pakken vloertegels. Hoeveel m2 vloer kan Bryan
daarmee betegelen?
antwoord: m2
Jos wil zijn badkamermuren bezetten met glasmozaïek.
Hij heeft 18 m2 glasmozaïek nodig. Hoeveel pakken
moet hij minimaal kopen?
antwoord: pakken
De KSA wil het jeugdhuis voorzien van rookmelders.
Het jeugdhuis is 120 m2 groot. Hoeveel rookmelders
moeten ze minstens voorzien?
antwoord: stuks
Jaron moet een gevel schilderen met een totale oppervlakte
van 196 m2. Hoeveel potten verf moet hij kopen?
antwoord: potten
34
35
36
Chacon optische rookmelders
Voor ruimtes tot 25 m2. Testknop voor het alarm en
signaal bij zwakke batterij. Garantie: 10 jaar omruiling.
37
,
m : , m =
, ≈
x , m = , m
: = , ≈
m : m = , liter
=> potten van liter
70 3 | Oppervlakkig bekeken
Louis moet 63 m2 dakisolatie steken. Hij gebruikt daarvoor rotswol met een breedte van 45 cm.
a Hoeveel pakken moet hij kopen?
antwoord: pakken
b Hoeveel kost de aankoop?
antwoord: €
Kenzy renoveert het plafond van de zolder. Hij gebruikt daarvoor
3640 dm2 panelen.
Hoeveel betaalt Kenzy voor de panelen?
antwoord: €
Hoeveel kost de bevloering van een kamer van 24,3 m2. Eén vloertegel van 225 cm2 kost € 0,50.
a Hoeveel tegels heb je nodig?
antwoord: tegels
b Hoeveel kosten de tegels?
antwoord: €
Een zeefdrukbedrijf drukt 250 affi ches. Elke affi che is 50 dm2
groot. Hoe zwaar zal het pak affi ches wegen, als ze deze
papiersoort gebruiken?
antwoord: kg
38
39
40
41
m : , m = pakken
,
x € , = € ,
dm = , m
, m x € , = € ,
,
, m = cm
cm : cm =
x , = euro
dm = , m
x , m = m
m x g = g = , kg
,
71
Een nieuwe woonverkaveling bestaat uit 72 bouwpercelen met een gemiddelde oppervlakte
van 520 m². Bereken de totale oppervlakte in m2. Zet daarna om in km2.
antwoord: m2 = km2
Een vierkantemetertuin is een houten bak van 1 m²
groot waarin je 16 verschillende groenten kunt
kweken. Ideaal voor de hobbytuinder.
Hoe groot is één groentebakje?
antwoord: cm2
Op een stalen brugpeiler met een doorsnede van 12 dm² wordt een trekkracht uitgeoefend
van 600 kg per cm². Bereken de totale grootte van de trekkracht.
antwoord: kg
Juan wil een nieuw terras leggen in zijn tuin. Hij gebruikt terrastegels van 40 dm² groot.
Hoeveel tegels heeft hij nodig om een terras te leggen van 16 m²?
antwoord: tegels
42
43
44
45
,
x m² = m²
m² = dm² = cm²
cm² : = cm²
dm² = cm²
cm² x = kg
m² = dm²
dm² : dm² = tegels
72 3 | Oppervlakkig bekeken
Landmaten3.5
a Duid in onderstaande knipsels alle landmaten aan in het groen.
Wat betekenen de afkortingen?
ha = a = ca =
b Vul in.
1 ha = a 1 ha = ca 1 a = ca
1 a = ha 1 ca = ha 1 ca = a
c 153 286 m2 is dezelfde oppervlakte als 15 ha 32 a 86 ca.
86 ca = 86
32 a = 32 keer m2 = m2
15 ha = 15 keer m2 = m2
d Schrijf elk cijfer van het maatgetal in de juiste kolom. Splits daarna het maatgetal.
ha a cakm2 10 000 m2 100 m2 m2 dm2 cm2 mm2
23 588 ca = ha a ca
8005 ca = ha a ca
• Drie vlaktematen die gebruikt worden om de grootte, en of de oppervlakte van
bouwgronden, bossen, weiden, uit te drukken ... worden landmaten genoemd. Deze
worden vooral gebruikt door landmeters, landbouwers, notarissen, ...
bv. 2 ha 05 a 38 ca
• 1 ca is dezelfde oppervlakte als 1 m2.
km2 10 000 m2 100 m2 m2 dm2 cm2 mm2
ha a ca
WEETJE
aarna het maatgetal
WEETJELandmaten worden nooit geschreven als
kommagetal.
(Alhoewel je dit in sommige publicaties
toch zult lezen.)
hectare are centiare
, , ,
m
73
Ontleed de landmaten.
a 725 ca = ha a ca
b 1436 ca = ha a ca
c 32 658 ca = ha a ca
d 58 762 ca = ha a ca
e 287 341 ca = ha a ca
Vul in.
a 3 a = ca b 500 m2 = ca
52 ha = a 2 a = m2
7 a 52 ca = ca 600 m2 = a
23 a 7 ca = ca 100 ca = m2
5 ha 23 ca = ca 5 a 4 ca = dm2
Vul in met < of > of =.
5 a 50 ca 1 ha 99 a 97 ca
50 a 5 ha 450 m2 4 ha 50 ca
25 a 2500 m2 300 dm2 3 ca
3 ca 30 m2 50 ca 5 m2
Rangschik van groot naar klein.
3 m2 0,3 dm2 3 a 33 ca
1 ha 11 a 111 m2 1111 dm2
5 a 23 ca 6 a 502 m2 5 ha
Los op.
5 a - 400 ca = = m2
5 a 47 ca + 8 a 79 ca = = m2
15 ha : 160 = = m2
4 a 5 ca x 4 = = m2
Oefeningen46
47
48
49
50
> >
< <
= =
< >
a > ca > m > , dm
ha > a > m > dm
ha > a > a ca > m
-
+
: ,
x
74 3 | Oppervlakkig bekeken
Herleid de volgende maateenheden.
a 25 a = ca 2300 ca = a
12 ha = a 800 a = ha
3 ha 50 ca = ca 9000 ca = a
1 a 5 ca = ca 250 000 ca = ha
b 0,05 km2 = ha 4 a = m2
250 dm2 = ca 7 ca = m2
3,6 km2 = ha 167 a = km2
300 m2 = a 2 500 000 ca = km2
c 1600 m2 = ha a ca 5 a 37 ca = m2
27500 m2 = ha a ca 2 ha 4 a = m2
3582 m2 = ha a ca 14 ha 6 a 32 ca = m2
258 200 m2 = ha a ca 5 ha 17 ca = m2
Los op. Schrijf je antwoord in ha, a en ca.
15 a + 1250 ca + 100 a = ha a ca
6 a 37 ca - 5 a 68 ca = ha a ca
5 a 25 ca x 75 = ha a ca
89 a 04 ca : 14 = ha a ca
Vul in.
30 ca + ca = 1 a
70 m2 + 30 m2 = a
75 ca + 125 ca = a
m2 x 16 = 2 a
1 ha : = 2000 m2
2300 ca + a = 5 ha
a - 300 ca = 4 a
122 m2 - m2 = 1 a
a : 25 = 200 m2
38,6 dm2 x = 1930 a
51
52
53
,
,
,
,
75
Vier stukken bouwgrond worden verkocht tegen € 85,20 per vierkante
meter. Wat is de totale prijs?
antwoord: euro
Hoeveel kost dit stuk weiland per vierkante
meter? Westouter - WEILAND - € 50 000 Weiland gelegen op de flank van de Rodenberg, met schitterend panoramisch zicht op de Kemmelberg. Oppervlakte: 1ha 55a 52ca. Vrij van gebruik. Geschikt voor het houden van paarden.
antwoord: euro / m2
Het Sint-Niklase marktplein is met zijn 3 ha 19 a het grootste van België. Hoeveel m2 is dat?
antwoord: m2
Een plein van 2 ha wordt in tegels van 0,25 m2 gelegd.
Hoeveel tegels zijn er nodig?
antwoord: tegels
a Welk stuk bouwgrond is het grootste?
antwoord:
b Hoeveel m2 verschil is er in oppervlakte?
antwoord: m2
54
55
56
57
58
1 2
a ca + a ca + a ca + a ca =
a ca =
m m x ,
,
ha a ca = m
euro : m =
,
ha = m
: , =
a ca = m
m < m
m - m
Bouwgrond is het grootst.
Bre
inbr
eker
sB
rein
brek
ers
76 3 | Oppervlakkig bekeken
Kruisgetalraadsel 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
Pas op!
Alle getallen die je moet invullen bestaan
uit minstens 2 cijfers.
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
horizontaal verticaal
1 5,6 m = cm 1 1/2 kg + 50 g = g
4 x 800 cm2 = dm2 1/4 km = m
8 a 51 ca = m2 a : 4 = 2100 m2
2 50 m + 200 cm = m 2 0,62 dm2 = cm2
5 km - 790 m = m 9 cm2 - mm2 = 4 mm2
2 dl = cl 3 m2 x 4 = 840 m2
3 56 cm2 = mm2 4 4 m2 + 6200 cm2 = dm2
800 mm = cm 2 l - cl = 700 ml
4 1/5 m = cm 5 3 ha 20 a 01 ca = m2
cl + 66 cl = 1 l 1 / van 1 m = 2 cm
5 2 a 91 ca = m2 6 52,5 cm2 x 4 = cm2
144 m2 : = 12 m2 1/4 l = cl
63 ca x 9 = m2 6 a 78 ca = m2
6 g x 100 = 5,6 kg 7 400 mm - cm = 1 cm
53 400 cm2 = dm2 7 x 0,03 cm2 = mm2
7 170 cm + = 4 m 8 84 ha 54 a 2 ca = m2
90 ha 59 a = a 9 m + 480 m = 1 km
8 mg = 61 cg 1 l - 441 ml = ml
cm2 x 6 = 1,5 dm2 10 1 / van 1 ha is 1000 m2
9 6 cm2 - mm2 = 28 mm2 0,6789 m2 = cm2
cl + 20 ml = 1 l 4/5 van 1 m2 = dm2
10 m2 : 25 = 160 dm2
4 ha 8 a 10 ca = m2
59
Breinbrekers
Breinbrekers
77
Lees de tekst en los op.
a In totaal werken er 500 leerlingen
aan de opdracht. Hoeveel m2 moet
elke leerling inkleuren?
b Hoeveel blokjes moeten de leerlingen
kleuren? Eén blokje heeft een
oppervlakte van 160 cm2.
c Met één krijt slagen we er in om 200
blokjes in te kleuren. Hoeveel m2
kleuren we met één krijt?
d Hoeveel krijtjes zullen de leerlingen
nodig hebben om deze opdracht tot
een goed einde te brengen?
Bereken de totale oppervlakte van België.
Oppervlakte van België per provincie
Antwerpen: 2867 km2 Namen: 3666 km2
Henegouwen: 3786 km2 Oost-Vlaanderen: 2982 km2
Limburg: 2422 km2 Vlaams-Brabant: 2106 km2
Luik: 3862 km2 Waals-Brabant: 1091 km2
Luxemburg: 4440 km2 West-Vlaanderen: 3144 km2
b Om de totale oppervlakte van België te bekomen, moet je de oppervlakte van het Brussels
Hoofdstedelijk Gewest (162 km2) toevoegen, alsook 2017 km2 zeegebied in de Noordzee
(juli 1999).
c Op 29 mei 2000 werd 2000 m2 toegevoegd aan het Belgische grondgebied. Nederland stond
toen een verloren stukje landtong aan het Kanaal Gent-Terneuzen in Zelzate af aan België.
Totale oppervlakte van België.
km2
Plooi een blad in de lengte in drie. Plooi daarna het blad in de breedte nogmaals in drie.
Hoeveel keer is de oppervlakte van het geplooide blad kleiner dan het oorspronkelijke blad?
keer
60
61
a
62
W. VL.O. VL.
Antw.
Lim.VL. Brab.
Brab. Wal.
Nam.
Liège
Lux.
Hainaut
: = m
cm : cm = blokjes
x cm = cm = , m
: , = , krijtjes
,
In een notendopLe
ren
lere
n
78 3 | Oppervlakkig bekeken
• De grootte van een vlakke fi guur noemen we de oppervlakte van de fi guur. Symbool: opp.
• De oppervlaktematen en landmaten.
km2 10 000 m2 100 m2 m2 dm2 cm2 mm2
ha a ca
• De vlaktematen verhouden zich per 100.
• Hoe herleid je oppervlaktematen?
methode 1: Maak gebruik van een hulptabelStap 1
Je schrijft het maatgetal zonder komma in de tabel.
Je noteert telkens twee cijfers per rang.
Stap 2 Je plaatst een komma na de nieuwe eenheid.
Stap 3 Je vult eventueel lege kolommen aan met een nul.
(Een komma aan het eind van een getal schrijven we niet!)
bv. 500 cm2 = ? m2 2,5 dm2 = ? mm2
km2 m2 dm2 cm2 mm2
0, 0 5 0 0
2 5 0 0 0
500 cm2 = 0,05 m2 2,5 dm2 = 25 000 mm2
methode 2 : De pijltjesmethode
per stap x 100
km2 m2 dm2 cm2 mm2
ha a caper stap : 100
bv. 0,8 cm2 = ? mm2 1 stap naar rechts, dus
0,8 x 100 = 80 mm2
• Optellen of aftrekken van maatgetallen
Stap 1 Zet alle maatgetallen in dezelfde eenheid.
Stap 2 Maak de bewerking.
bv. 2 m2 - 150 dm2 =
2 m2 - 1,50 m2 = 0,5 m2
• Maatgetallen vermenigvuldigen met een getal
Stap 1 Vermenigvuldig het maatgetal met het getal.
((( Stap 2 Zet eventueel om naar een meer passende eenheid.)
bv. 250 cm2 x 500 = 125 000 cm2 = 12,5 m2
• Maatgetallen delen door een getal
(( Stap 1 Zet eventueel om naar een meer passende eenheid.)
Stap 2 Deel het maatgetal door het getal.
bv. 3 m2 : 6000 = 30 000 cm2 : 6000 = 5 cm2
StudiewijzerLeren leren
79
Thema 3Oppervlakkig bekeken
Benodigdheden voor deze opdracht
☐ je wiskundeboek Concreet 2 –
Th ema 3: Oppervlakkig bekeken
☐ schrijfgerief
☐ meetlat en geodriehoek
☐ groen kleurpotlood
☐ rekentoestel
Doel van de opdracht
• de grootheid oppervlakte en zijn belang-
rijkste eenheden en symbolen kennen en
correct gebruiken
• schatten, meten en berekenen van opper-
vlaktes uit de werkelijkheid
• het verband zien tussen maatgetal en een-
heid
• herleiden van oppervlaktematen
• optellen en aftrekken van oppervlaktema-
ten
• oppervlaktematen vermenigvuldigen met
of delen door een getal
Opdrachten Lees het Stappenplan op blz. 3
Thema 3 Moet-opdracht
Mag-opdracht
Oppervlakkig bekeken nr ll lk nr ll lk3.1 Oppervlakte 1
23
3.2 Oppervlaktematen 456789
1011
1213
1415
163.3 Herleiden van 17
oppervlaktematen 183.4 Bewerkingen met 19
oppervlaktematen 2021222324252627282930
313233343536
373839
404142
4344
453.5 Landmaten 46
474849505152
53545556
5758
Breinbrekers 59606162
Naam:
Klas: Nummer:
Begindatum: / / Einddatum: / /
Evaluatiefi che
80 3 | Oppervlakkig bekeken
Lere
n le
ren
Oppervlakkig bekeken
Zelfevaluatie
Omcirkel wat past
Ik begrijp de leerstof ... goed voldoende ongeveer niet
Ik vond de moet-opdrachten ... gemakkelijk te doen moeilijk zeer moeilijk
Ik vond de mag-opdrachten ... te doen moeilijk zeer moeilijk niet gemaakt
Ik maakte ... weinig fouten veel fouten
Ik maakte fouten omdat ...
ik de opgave
niet goed heb
gelezen
ik de opgave
niet begreep
ik een
rekenfout
maakte
mijn antwoord
onduidelijk
leesbaar was
Ik vond de opdrachten in dit thema ... mega leuk niet leuk heel vervelend
Evaluatie door je leerkracht
Indienen Op tijd (einddatum)
Fiches volledig aangevuld (naam, start- en einddatum, evaluatie, …)
Inhoud Alle moet-opdrachten gemaakt
Netheid
Verbetering Kleurgebruik
Alle fouten verbeterd
Houding Interesse en inzet
Afspraken (materiaal bij, stilte, ...)
Zelfstandig werken (uitleg vragen indien nodig, aandachtig doorwerken, ...)
AANDACHTSPUNT Noteren van de juiste tussenstappen en maateenheden
Totaal / 10
Naam:
Klas: Nummer:
Modeltoets
81
Leren leren
Oppervlakkig bekeken
Oppervlakte en oppervlaktematen
1 Vul de passende eenheid in.
a Een A4-blad heeft een oppervlakte van 6,237 .
b De toonzaal van de meubelwinkel is 4000 groot.
2 Omcirkel het meest passende antwoord.
a De oppervlakte van een vloertegel: 9 cm2 9 dm2 900 mm2
b De oppervlakte van een kookplaat: 300 cm2 3 m2 3000 mm2
c De oppervlakte van Plopsaland indoor: 10 000 m2 1000 m2 100 m2
3 Schrijf elk cijfer in de juiste kolom.
km2 10 000 m2 100 m2 m2 dm2 cm2 mm2
3,2 m2
426,8 m2
0,03 km2
895,156 dm2
4 Splits het meetresultaat als een som.
a 350 cm2 =
b 460,5 dm2 =
c 0,00263 m2 =
Herleiden van oppervlaktematen
5 Herleid deze oppervlaktematen.
a 0,005 m2 = cm2 e 0,42 m2 = cm2
b 17 mm2 = cm2 f 42 700 cm2 = m2
c 0,01 m2 = dm2 g 0,008 cm2 = mm2
d 5 ha 7a 23 ca2 = m2 h 25 000 m2 = ha a ca
LLLLLLLLeeer
/ 1
n
/ 3
mmmmmmmm222222
/ 2
/ 3
2
/ 4
Naam:
Klas: Nummer: Datum: / /
Leerkracht: / 20
dm
m
dm + cm
m + dm + cm
cm + mm
, ,
,
82
Lere
n le
ren
3 | Oppervlakkig bekeken
Bewerkingen met oppervlaktematen
6 Los deze bewerkingen op.
a 1 m2 - 0,1 m2 =
= dm2
b 25 cm2 + 172 mm2 =
= cm2
c 5 a : 2500 =
= cm2
d 4500 dm2 x 12 =
= ca
7 We hebben 1200 tegeltjes van 64 cm2 nodig om een muur te bezetten.
Wat is de oppervlakte van die muur?
m2
8 Een betonklinker is 400 cm2 groot. Hoeveel klinkers moet ik kopen om een oprit
van 50 m2 te kunnen leggen?
klinkers
9 Een voetbalveld van 63 a wordt aangelegd met kunstgazon van € 19/m2.
Hoeveel kost de aankoop van het kunstgras?
€
d 2
/ 4
/ 1
/ 1
/ 1
dm - dm
cm + , cm ,
:
dm
x = cm =
,
m = cm
: =
a = m
x € = €
Thema
4
Op veelvlakken thuis
Inhoud van dit thema
4.1 Lijnen 84
4.2 Hoeken 86
4.3 Vlakke fi guren 92
4.4 Omtrek van vierkant, rechthoek,
driehoek en cirkel 96
4.5 Oppervlakte van vierkant,
rechthoek, driehoek en cirkel 98
Breinbrekers 103
4.6 Spiegeltje, spiegeltje 104
Leren leren met Concreet
• In een notendop 108
• Studiewijzer 109
• Evaluatiefi che 110
• Modeltoets 111
In dit thema hebben we het over VLAKKE FIGUREN• Je leert verschillende soorten lijnen
kennen en tekenen.
• Je leert de onderlinge ligging van
rechten herkennen en tekenen.
• Je leert hoeken aanduiden,
benoemen, meten en tekenen.
• Je leert vlakke fi guren indelen.
• Je leert de omtrek en oppervlakte
van driehoek, vierkant, rechthoek en
cirkel berekenen.
• Je leert een spiegeling uitvoeren.
84 4 | Op veel vlakken thuis
4.1 Lijnena Overtrek de rechten in het blauw, de halfrechten in het groen en de lijnstukken in het rood.
b Vul in.
Soort Naam Aantal grenspunten
rechte en
halfrechte en
lijnstuk en
c Construeer.
b a
c a
d b
• Soorten rechte lijnen
rechte
geen grenspunt
halfrechte
één grenspunt
lijnstuk
twee grenspunten
AB of a [CD [EF]
• Onderlinge ligging van rechten
snijdende rechten loodrechte rechten evenwijdige rechten
a b a d a e
a
B
A
E
F
Q P
G HC
D
a
A B
a
C D E F
ab a
de
a
a EF
[CD QP]
[AB] [GH]
d
c
b
85
Zijn de lijnen evenwijdig, snijdend of loodrecht? Soms zijn er twee mogelijke antwoorden.
Teken.
a AB c b [CD] [EF]
c [GH IJ] d [KL] MN
Oefeningen1
2
A B
c
G
I
CE
M
K
D
F
H
JN
L
evenwijdig snijdend loodrecht
evenwijdig
loodrecht evenwijdig snijdend
evenwijdig loodrecht
loodrecht snijdend evenwijdig
evenwijdig
86 4 | Op veel vlakken thuis
Hoeken4.2
a Geef de juiste naam van deze hoeken en vul aan.
hoek want A hoek want B hoek want C
hoek want D hoek want E hoek want F
b Meet A Teken O = 50°
A = °
A
B C
FE
D
A
Een hoek heeft
twee benen en
een hoekpunt.
Hoeken worden
gemeten in
graden (°).
nulhoek scherpe hoek rechte hoek
gelijk aan 0° kleiner dan 90° gelijk aan 90°
stompe hoek gestrekte hoek volle hoek
groter dan 90° gelijk aan 180° gelijk aan 360°
volle = °
gestrekte = °
stompe > ° rechte = °
nul = ° scherpe < °
O
87
Welk soort hoek vormen de benen van de waaiers?
Meet de hoeken.
A °
B °
C °
D °
E °
F °
Teken de hoeken.
A 50°
B 130°
C 42°
D 93°
E 69°
F 117°
Oefeningen3
4
5
A
B CD
E
F
A
B
C
D
E
F
Rechte hoek Stompe hoek Scherpe hoek
Volle hoek Gestrekte hoek Nulhoek
88 4 | Op veel vlakken thuis
Teken.
a b door T v w door P x y door S
p q door Z f g door K m n door W
Vul het meest passende teken in.
k l m n o p
k
l
m
n
o
p
6
7 o
p
l
k
m
n
WEETJEWEETJEOnderlinge ligging van rechten in de ruimte
AE en BF zijn evenwijdige rechten.
BF en BG zijn snijdende rechten.
BF en BC zijn loodrechte rechten.
AE en BC zijn kruisende rechten.
Kruisende rechten liggen niet in hetzelfde vlak.A
D C
B
E F
G
Z
K W
ng
q
T P
Sbw
y
a v
x
p
f
m
89
Geef telkens de juiste onderlinge ligging van de gegeven rechten in de kubussen.
AE en GF zijn AE en CG zijn DH en CG zijn
rechten rechten rechten
DB en CG zijn CV en DB zijn AB en BF zijn
rechten rechten rechten
Geef de onderlinge ligging van de gegeven rechten in de piramide met een vierkant als
grondvlak.
AB en DC zijn rechten.
AD en GD zijn rechten.
BC en AG zijn rechten.
BC en DC zijn rechten.
GD en GC zijn rechten.
AD en GC zijn rechten.
8
9
A
D C
B
E F
G
A
D C
B
E F
G
A
D C
B
E F
G
A
D C
B
E F
G
A
D C
B
E F
G
A
D C
B
E F
G
G
D C
A B
H
V
H H
HH H
kruisende evenwijdige evenwijdige
kruisende snijdende loodrechte
evenwijdige
snijdende
kruisende
loodrechte
snijdende
kruisende
90 4 | Op veel vlakken thuis
Meet de volgende hoeken.
A
B
DC
P Q
S R
A = C = P = R =
B = D = Q = S =
Teken de gevraagde hoeken.
P = 59° A = 123°
M = 87° K = 96°
Duid de juiste uitspraken aan.
Een nulhoek is precies 0°.
Een scherpe hoek is groter dan een rechte hoek.
Een rechte hoek is de helft van een gestrekte hoek.
Een stompe hoek is groter dan 90°.
Een volle hoek is tweemaal een gestrekte hoek.
Een hoek van 145° is een scherpe hoek.
Een hoek die groter is dan 90° en kleiner dan 180° is een stompe hoek.
Een hoek die groter is dan 180° is een volle hoek.
10
11
12
° ° ° °
° ° ° °
° °
° °
P A
M K
x
x
x
x
x
91
Teken de gevraagde hoeken, meet ze en benoem ze.
Y
S
Z
T
X
R
L
F
Q
P
K
HOG
M
Teken GH F grootte: ° soort hoek
Teken OPQ grootte: ° soort hoek
Teken MK L grootte: ° soort hoek
Teken TRS grootte: ° soort hoek
Teken ZX Y grootte: ° soort hoek
Meet de gegeven hoeken.
° ° °
13
14
gestrekte hoek
scherpe hoek
stompe hoek
nulhoek
stompe hoek
92 4 | Op veel vlakken thuis
Vlakke fi guren4.3
1 p
aa
r ev
en
wij
dig
e
zijd
en
2 p
aa
r ev
en
wij
dig
e
zijd
en
ove
rsta
an
de
zijd
en
zij
n
geli
jk
4 g
eli
jke
zijd
en
ove
rsta
an
de
ho
eke
n z
ijn
g
eli
jk
4 g
eli
jke
ho
eke
n
naam
a
b
c
d
e
aa
nta
l g
eli
jke
zijd
en
aa
nta
l sc
he
rpe
h
oe
ken
aa
nta
l st
om
pe
ho
eke
n
aa
nta
l re
chte
h
oe
ken
naam
f
g
h
naam
i
a Teken in de fi guren in bovenstaand
schema:
De diagonalen in de vierhoeken,
Een hoogte in de driehoeken,
De straal en de diameter in de cirkel.
b Benoem op de tekeningen met de juiste
letters:
Rechthoek: breedte (b) en lengte (l),
Vierkant: zijde (z),
Driehoek: basis (b) en hoogte (h),
Cirkel: middelpunt m, straal (r) en
diameter (d).
.
x trapezium
x x x x parallello-
gram
x x x x x rechthoek
x x x x x ruit
x x x x x x vierkant
b
l
z
stomphoekige
gelijkbenige driehoek
rechthoekige
ongelijkzijdige driehoek
scherphoekige
gelijkzijdige driehoek
cirkel
h
b
m
rd
h
h
b
b
93
Geef de meest passende naam voor de aangeduide vlakke fi guren.
Vul in.
fi guur: fi guur:
z = l = b =
fi guur: fi guur:
d = r = l = b =
Oefeningen15
16
Puntenslijper,opvangbakjeDubbel gebruik,leegmaken via opening.Ø 4,5 cm, H 5 cm.
Dienblad Plateau
hout in grijs, zwart
of wit
60 x 60 cm
Tapijt Manhattan
super hoogpolig,
poolhoogte 6 cm,
160 x 230 cm 169,- 100,-
27
cm
55 cm 36 cm
Rechthoek Vierkant Cirkel
Driehoek Parallellogram Ruit
rechthoek
cm cm
cirkel
, cm , cm
vierkant
cm
rechthoek
cm cm
94 4 | Op veel vlakken thuis
Vul in.
a Een driehoek met drie gelijke zijden is een driehoek.
b Van een driehoek zijn twee zijden even lang.
c Alle punten op deze vlakke fi guur liggen even ver van een vast punt.
De fi guur is een .
d Een is een vierhoek met minstens één paar evenwijdige zijden.
e Een vierhoek met gelijke zijden en gelijke hoeken is een .
f Een vierhoek met 4 gelijke hoeken is een .
g Als een trapezium twee paar evenwijdige zijden heeft, noemen we hem een .
h Een vierhoek met twee paar evenwijdige zijden die ook alle vier even lang zijn, is een .
Teken.
a Een rechthoek met l = 4 cm en b = 2 cm b Een vierkant met z = 3 cm
c Een cirkel met r = 3 cm d Een driehoek met z1= 4 cm, z
2 = 5 cm en
z3 = 3 cm
17
18
gelijkzijdige
gelijkbenige
cirkel
trapezium
vierkant
rechthoek
parallellogram
ruit
l = cm
b = cm
z = cm
r = cmz
= cm
z = cm
z = cm
95
Teken.
a De diagonalen
A
D
B
C
b De diameter en de straal
A
c De hoogte op de gegeven basis
B
A Cb
d De hoogte op de gegeven basis
A B
C
b
Teken.
a Een parallellogram met zijden van
4 cm en 2,5 cm
b Een ruit met d1 = 3 cm en d
2 = 4 cm
19
20
d
r
h
h
cm
, cmd
d
96 4 | Op veel vlakken thuis
Omtrek van vierkant, rechthoek, driehoek en cirkel4.4
a Een boer wil zijn weide omheinen met prikkeldraad. Hoeveel meter prikkeldraad heeft hij
nodig?
fi guur:
Overtrek de omtrek in het rood.
O =
= z = 120 m
=
b In een slaapkamer worden plinten geplaatst. Hoeveel meter plinten heb je nodig?
fi guur:
Overtrek de omtrek in het rood.
O =
=
l = 4 m
=
c Hoeveel meter staal is er nodig om de aangeduide constructie te bouwen?
fi guur:
O =
=
=
d Rondom het zwembad wordt een nieuwe boord gelegd. Hoeveel meter boord is er nodig?
fi guur:
O =
=
=
• Omtrek rechthoek: O = 2 x (l + b)
• Omtrek vierkant: O = 4 x z
• Omtrek driehoek: O = z1 + z
2 + z
3
• Omtrek cirkel: O = d x π (π = 3,14)
2 m
11,6 m8,4 m
10 m
b = 3 m
8 m
vierkant
x z
x m
m
rechthoek
x (l + b)
x ( m + m)
m
driehoek
z + z
+ z
m + , m + , m
m
cirkel
d x π
m x ,
, m
97
Bereken de omtrek van volgende fi guren.
a b c d
fi guur formule bewerking oplossing
a
b
c
d
Bereken de omtrek.
a Een rechthoek met l = 8 cm en b = 5 cm
O =
=
b Een vierkant met z = 12 m
O =
=
c Een driehoek met z1 = 12 dm, z
2 = 14 dm en
z3 = 15 dm
O =
=
d Een cirkel met d = 12 cm
O =
=
e Een driehoek met z1 = 5,5 cm, z
2 = 0,80 dm
en z3 = 65 mm
O =
=
f Een rechthoek met b = 30 mm en l = 6 cm
O =
=
g Een vierkant met z = 60 mm
O =
=
h Een cirkel met r = 55 mm
O =
=
Oefeningen21
22
O = x (l + b) x ( cm + cm) cm
O = x z x , cm cm
O = z + z
+ z
, cm + cm + , cm cm
O = d x π cm x , , cm
x (l + b)
x ( cm + cm) = cm
x z
x m = m
z + z
+ z
dm + dm + dm = dm
d x π
cm x , = , cm
z + z
+ z
mm + mm + mm = mm
x (l + b)
x ( cm + cm) = cm
x z
x mm = mm
d x π
mm x , = , mm
98 4 | Op veel vlakken thuis
Oppervlakte van vierkant, rechthoek, driehoek en cirkel4.5
a Ibrahim vernist een tafeltje. Hoe groot is de oppervlakte die hij moet vernissen?
fi guur:
opp. =
=
=
z = 140 cm
b Korneel zaait gras in de tuin. Voor welke oppervlakte moet hij gras kopen?
fi guur:
opp. =
=
=
l = 8 m
c Korneel kiest er voor om slechts de helft van de tuin in gras te zaaien. Op de andere helft
plant hij fruitbomen. Hij deelt zijn tuin als volgt in:
Hoe groot is de oppervlakte die nog overblijft om gras
te zaaien?
fi guur:
basis =
hoogte =
opp. =
=
=
d Korneel heeft ook een vijvertje in de tuin. Hij wil het overdekken met een net om zijn vissen
te beschermen tegen reigers. Hoeveel m2 net heeft hij minstens nodig?
fi guur:
opp. =
=
=
• Oppervlakte rechthoek: opp. = l x b
• Oppervlakte vierkant: opp. = z x z
• Oppervlakte driehoek: opp. = b x h2
• Oppervlakte cirkel: opp. = r x r x π (π = 3,14)
b = 6 m
l = 8 m
r = 1,5 m
b = 6 m
vierkant
z x z
cm x cm
cm²
rechthoek
l x b
m x m
m²
driehoek
m
m
b x h
m x m
m²
cirkel
r x r x π
, m x , m x ,
, m²
99
Bereken de oppervlakte van de volgende fi guren.
b
a c d
formule bewerking oplossing
a
b
c
d
Bereken de oppervlakte.
a Een rechthoek met l = 8 cm en b = 5 cm
opp. =
=
=
b Een vierkant met z = 40 mm
opp. =
=
=
c Een driehoek met b = 12 dm, h = 14 dm
opp. =
=
=
d Een cirkel met d = 12 cm
opp. =
=
=
e Een driehoek met b = 8,5 cm, h = 56 mm
opp. =
=
=
f Een rechthoek met b = 30 mm en l = 6 cm
opp. =
=
=
g Een vierkant met z = 60 mm
opp. =
=
=
h Een cirkel met r = 55 mm
opp. =
=
=
Oefeningen23
24
opp. = b x h
cm
opp. = l x b , cm x , cm , cm
opp. = z x z , cm x , cm , cm
opp. = r x r x π , cm x , cm x , , cm
( cm x cm)
l x b
cm x cm
cm
z x z
mm x mm
mm
dm
r x r x π
cm x cm x ,
, cm
l x b
mm x mm
mm
z x z
mm x mm
mm
r x r x π
mm x mm x ,
, mm
b x h dm x dm
, cm
b x h , cm x , cm
15 cm
160
mm
1,65
dm
20 cm
342 mm
27 cm
132 mm1,2 dm
8 cm
40 mm
2,5 dm
500 mm
100 4 | Op veel vlakken thuis
Bereken de omtrek en de oppervlakte van deze fi guren.
a b
12 dm
20 cm 1,6 m
OMTREK OPPERVLAKTE
formule bewerking oplossing formule bewerking oplossing
a
b
Bereken de omtrek en de oppervlakte van deze fi guren.
a c
b d
OMTREK OPPERVLAKTE
formule bewerking oplossing formule bewerking oplossing
a
b
c
d
25
26
x z x cm cm z x z cm x cm cm
x (l + b) x , m l x b , m x , m , m
(, m + , m)
z + z
+ z
+ + , , cm cm
d x π x , , cm r x r x π x x , , cm
d x π x , , dm r x r x π , x , x , , dm
z + z
+ z
, + + , , cm cm
b x h
b x h
x
x
101
Michael heeft een cirkelvormig vijvertje met een diameter van 3 meter. Hij wil een afrastering
rondom het vijvertje plaatsen. De afrastering kost 17,65 euro per meter.
Hoeveel moet hij betalen?
antwoord:
Pablo wil een nieuwe vloer in de gang. De gang is 2,3 m breed en 5 m lang. De tegels kosten
20,80 euro/m². De vloerder vraagt 30 euro per m².
Hoeveel moet Pablo betalen voor de vloer?
antwoord:
Kenny legt in zijn woonkamer laminaat. De afmetingen van zijn woonkamer zijn 8 m x 4 m.
a Hoeveel pakken moet Kenny kopen?
antwoord:
b Hoeveel meter plinten heeft Kenny nodig?
Er zijn 2 deuren van 1 m breed in de
woonkamer.
antwoord:
27
28
29
O = d x π = m x , = , m
, m x , euro/m = , euro
Michael moet , euro betalen voor de afrastering.
opp. = l x b = m x , m = , m²
Prijs tegels: , x , = , euro
Prijs vloerder: , x = euro
Totale prijs: , + = , eruo
Pablo moet , euro betalen voor de vloer.
opp. = m x m = m²
m² : , = ,
Kenny moet pakken kopen.
O = x ( + ) = m
m – m = m
Kenny heeft m plinten nodig.
102 4 | Op veel vlakken thuis
Bereken.
a Wat is de oppervlakte van de volledige tuin ?
bewerking:
antwoord:
b Wat is de oppervlakte van het vijvertje?
bewerking:
antwoord:
c Wat is de oppervlakte van het gras?
bewerking:
antwoord:
Hoeveel m2 wordt niet bedekt door het tapijt?
bewerkingen:
7 m
4 m
6 m
2,5
m
antwoord:
30
31
tapijt: m x , m = m
woonkamer: m x m = m
m - m = m
m wordt niet bedekt door het tapijt.
m x m = m
De oppervlakte van de tuin is
m.
l = m - m = m
b = m - m = m
m x m = m
De oppervlakte van de vijver
is m.
m - m = m
De oppervlakte van het gras
is m.
Breinbrekers
Breinbrekers
103
Bereken.
a Een rechthoek met l = 8 cm en
opp. = 4800 mm2
breedte =
=
b Een vierkant met opp. = 81 m2
z =
=
c Een driehoek met b = 12 dm en
opp. = 8400 cm2
h =
=
d Een cirkel met opp. = 113,04 cm2
r =
=
e Een driehoek met z1 = 4,6 cm, z
2 = 56 mm
en omtrek = 18,4 cm
z3 =
=
f Een rechthoek met b = 30 mm en
omtrek = 18 cm
l =
=
g Een vierkant met omtrek = 5,6 m
opp. =
=
h Een cirkel met omtrek = 24,492 cm
d =
=
Een rechthoek is 12 m lang en 3 m breed. Hoe lang is de zijde van een vierkant met dezelfde
oppervlakte?
opp. vierkant = m2
zijde vierkant = m
Een stuk bouwgrond heeft de afmetingen zoals op de tekening.
Hoeveel betaal je voor het stuk, als men
€ 122,25 per m2 rekent?
(TIP: verdeel de fi guur in gekende vlakke fi guren.)
bewerkingen:
antwoord:
32
33
34
18 m
36 m32 mdriehoek: h = m - m = m
rechthoek: l x b = m x m = m
m + m = m
Dit stuk bouwgrond is m groot.
opp. = m x m
= m²
cm : cm
cm
m
( cm x ) : cm
cm
, cm : , = => r =
cm
, cm - , cm - , cm
, cm
( mm : ) - mm
mm
(, m : ) x , m
, m
, cm : ,
, cm
, m
opp. = m x m = m
104 4 | Op veel vlakken thuis
Spiegeltje, spiegeltje4.6
a Teken [AA'] en [BB'].
Hoe is de stand van de lijnstukken ten opzichte
van de spiegelas?
Vergelijk de afstand van A tot de spiegelas met de
afstand van A' tot de spiegelas.
b Teken het spiegelbeeld van de vierhoeken.
Hoe teken je een spiegeling over een spiegelas?
Stap 1 Leg je geodriehoek op de spiegelas, zó dat
je loodrecht kunt spiegelen.
Stap 2 Meet de afstand van een punt tot de
spiegelas en plaats het gespiegelde punt
op dezelfde afstand aan de andere kant
van de spiegelas.
Stap 3 Verbind de gespiegelde punten.
A
A'B'
B
B
A
D
C
a
a
BA
D
C
BA
D
C
De lijnstukken staan loodrecht op de spiegelas.
De afstand is even groot.
B'
A'
D'
C'
B' A'
D'
C'
105
Spiegel de punten over de spiegelas a.
Zijn deze punten elkaars spiegelbeeld? Zet een kruisje in de juiste kolom.
Waar Niet waar
A is het spiegelbeeld van B
C is het spiegelbeeld van D
E is het spiegelbeeld van F
G is het spiegelbeeld van G
H is het spiegelbeeld van J
Spiegel de fi guur over de spiegelas a.
Oefeningen35
36
37
a
C
D
F
E
A
a
E
C
H
G F
D
B
J
I
G
DC a
EF
H
X
X
X
X
X
E'
C'
D'
= F'
D' C'
F'
I'
E'
G'
H'
106 4 | Op veel vlakken thuis
Spiegel de volgende fi guren.
Zet een kruisje naast de fi guren die spiegelingen zijn van elkaar.
38
39
a
X
107
Spiegel de volgende fi guren.
Teken de spiegelas zó dat de fi guur een spiegeling is van zichzelf.
40
41
In een notendopLe
ren
lere
n
108 4 | Op veel vlakken thuis
rechte
geen grenspunt
halfrechte
één grenspunt
lijnstuk
twee grenspunten
AB of a [CD [EF]
snijdende rechten loodrechte rechten evenwijdige rechten
a b a d a e
• Hoeken
Een hoek heeft
twee benen en een
hoekpunt. Hoeken
worden gemeten in
graden (°).
nulhoek scherpe hoek rechte hoek
gelijk aan 0° kleiner dan 90° gelijk aan 90°
stompe hoek gestrekte hoek volle hoek
groter dan 90° gelijk aan 180° gelijk aan 360°
• Omtrek en oppervlakte van vlakke fi guren
Omtrek rechthoek: O = 2 x (l + b)
Omtrek vierkant: O = 4 x z
Omtrek driehoek: O = z1 + z
2 + z
3
Omtrek cirkel: O = d x π (π = 3,14)
Oppervlakte rechthoek: opp. = l x b
Oppervlakte vierkant: opp. = z x z
Oppervlakte driehoek: opp. = b x h2
Oppervlakte cirkel: opp. = r x r x π (π = 3,14)
• Spiegelingen
Hoe teken je een spiegeling over een spiegelas?
Stap 1 Leg je geodriehoek op de spiegelas, zó dat je
loodrecht kunt spiegelen.
Stap 2 Meet de afstand van een punt tot de spiegelas en
plaats het gespiegelde punt op dezelfde afstand
aan de andere kant van de spiegelas.
Stap 3 Verbind de gespiegelde punten.
A B
a
C D E F
ab a
de
a
• Soorten rechte lijnen
• Onderlinge ligging van rechten
StudiewijzerLeren leren
109
Thema 4Op veel vlakken thuis
Benodigdheden voor deze opdracht
☐ je wiskundeboek Concreet 2 –
Th ema 4: Op veel vlakken thuis
☐ schrijfgerief
☐ geodriehoek
☐ passer
☐ rekentoestel
☐ kleurpotloden
Doel van de opdracht
• soorten lijnen herkennen en tekenen
• onderlinge ligging van rechten herkennen
• hoeken aanduiden, indelen, meten en
tekenen
• vlakke fi guren indelen
• omtrek en oppervlakte van vierkant,
rechthoek, driehoek en cirkel berekenen.
• fi guren spiegelen om een horizontale of
verticale spiegelas
Opdrachten Lees het Stappenplan op blz. 3
Thema 4 Moet-opdracht
Mag-opdracht
Op veel vlakken thuis nr ll lk nr ll lk
4.1 Lijnen 1
2
4.2 Hoeken 3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
4.3 Vlakke fi guren 15
16
17
18
19
20
4.4 Omtrek van vierkant, 21
rechthoek, driehoek en 22 cirkel
4.5 Oppervlakte van 23
vierkant, rechthoek, 24
driehoek en cirkel 25
26
27
28
29
30
31
Breinbrekers 32
33
34
4.6 Spiegeltje, spiegltje ... 35
36
37
38
39
40
41
Naam:
Klas: Nummer:
Begindatum: / / Einddatum: / /
Evaluatiefi che
110 4 | Op veel vlakken thuis
Lere
n le
ren
Op veel vlakken thuis
Zelfevaluatie
Omcirkel wat past
Ik begrijp de leerstof ... goed voldoende ongeveer niet
Ik vond de moet-opdrachten ... gemakkelijk te doen moeilijk zeer moeilijk
Ik vond de mag-opdrachten ... te doen moeilijk zeer moeilijk niet gemaakt
Ik maakte ... weinig fouten veel fouten
Ik maakte fouten omdat ...
ik de opgave
niet goed heb
gelezen
ik de opgave
niet begreep
ik een
rekenfout
maakte
mijn antwoord
onduidelijk
leesbaar was
Ik vond de opdrachten in dit thema ... mega leuk niet leuk heel vervelend
Evaluatie door je leerkracht
Indienen Op tijd (einddatum)
Fiches volledig aangevuld (naam, start- en einddatum, evaluatie, …)
Inhoud Alle moet-opdrachten gemaakt
Netheid
Verbetering Kleurgebruik
Alle fouten verbeterd
Houding Interesse en inzet
Afspraken (materiaal bij, stilte, ...)
Zelfstandig werken (uitleg vragen indien nodig, aandachtig doorwerken, ...)
AANDACHTSPUNT Nauwkeurigheid bij meten en tekenen van hoeken en vlakke fi guren
Totaal / 10
Naam:
Klas: Nummer:
Modeltoets
111
Leren leren
Op veel vlakken thuis
Lijnen
1 Vul in met , , of .
a b a e b d b c
2 Teken.
a [AB]
b CD]
c EF GH
d a loodrecht op m
Hoeken
3 Teken de gevraagde hoeken.
a M = 156° b P = 32°
LLLLLLe
/ 4
/ 2
/ 4
Naam:
Klas: Nummer: Datum: / /
Leerkracht: / 20
eb
dc
a
A B
C D
G H
E F
a
m
M
°
P
°
112
Lere
n le
ren
4 | Op veel vlakken thuis
Omtrek en oppervlakte van vierkant, cirkel, rechthoek en
driehoek
4 Een hardloopster loopt rond een rechthoekig terrein van 700 m
lang en 350 m breed. Hoeveel meter heeft zij afgelegd als zij 1 maal
rond het terrein loopt.
Bewerkingen:
antwoord:
5 Hoeveel meter haag is er nodig om een vierkant eigendom met z = 18 m te
omheinen? Er wordt een inrit van 6 m breed vrijgelaten.
Bewerkingen:
antwoord:
6 Hoeveel liter verf heb je nodig om een driehoekig vlak te schilderen
met b = 10 m en h = 4 m, als je weet dat je 5 liter verf nodig hebt
voor 10 m2?
Bewerkingen:
antwoord:
Spiegeltje, spiegeltje
7 Spiegel de volgende fi guur over a.
/ 2
/ 3
/ 2
/ 3
a
O = x (l + b)
= x ( + ) = m
De hardloopster loopt m.
O = x z
= x m = m
m - m = m
Er is m haag nodig.
Je hebt liter verf nodig.
m -> liter verf
m -> liter verf
opp. = b x h
= m x m
= m²
Thema
5
In dit thema hebben we het over RUIMTEFIGUREN• Je leert verschillende soorten
ruimtefi guren herkennen.
• Je leert de ontwikkeling maken
van een balk en een kubus.
Inhoud van dit thema
5.1 Lichamen 114
5.2 Ontwikkeling van de kubus 118
5.3 Ontwikkeling van de balk 120
Breinbrekers 125
Leren leren met Concreet
• In een notendop 126
• Studiewijzer 127
• Evaluatiefi che 128
• Modeltoets 129
De ruimte in ...
Lichamen
114 5 | De ruimte in ...
5.1
Veel voorwerpen rondom jou hebben de vorm van een ruimtefi guur. Schrijf de juiste naam bij
elke foto.
kubus balk piramide
cilinder kegel bol
bol
cilinder
piramide
kubus
kegel
balk
115
Deze voorwerpen hebben de vorm van een ruimtefi guur.
Kies het juiste antwoord en vul de letters onderaan in de vakjes in. Zo bekom je de oplossing.
aM: kubus
T: cilinder
S: balk
P: kegel
bE: kubus
A: cilinder
O: balk
U: bol
cM: kubus
T: cilinder
S: balk
P: kegel
dE: kubus
A: cilinder
O: balk
U: bol
eR: cilinder
L: kegel
P: balk
V: piramide
fB: cilinder
G: piramide
M: kubus
N: balk
gI: cilinder
E: balk
U: kegel
O: piramide
hK: balk
S: kubus
H: bol
L: piramide
iP: balk
M: kubus
L: piramide
T: bol
jO: kegel
U: cilinder
A: bol
I: piramide
kT: kubus
S: balk
L: kegel
R: piramide
lS: kegel
T: piramide
G: balk
J: kubus
Oplossingen:
Oefeningen1
S A T U R N U S
M A R S
116 5 | De ruimte in ...
Welke ruimtefi guren herken je?
2
piramide bol piramide
cilinder balk cilinder
cilinder balk kubus
piramide kegel bol
kegel bol balk
117
Maak een schets van deze ruimtefi guren.
Welke ruimtefi guur is dit? Bekeken van:
boven voor opzij fi guur
3
4
piramide
kubus
balk
bol
cilinder
kegel
118 5 | De ruimte in ...
Ontwikkeling van de kubus5.2
a Duid op deze kubussen een hoekpunt, een zijde en een zijvlak aan.
Vul in.
Een kubus wordt begrensd door zijvlakken.
Elk zijvlak heeft de vorm van een .
b Een kubus kun je ontwikkelen.
Teken de ontwikkeling van een kubus met een zijde van 1,5 cm.
hoekpunt
zijvlak
zijde
hoekpunt
zijvlak
zijde
vierkant
, cm
119
Teken de ontwikkeling van een kubus met een zijde van 3 cm.
Teken de ontwikkeling van deze kubus. z = 2 cm
Oefeningen5
6
cm
cm
120 5 | De ruimte in ...
Ontwikkeling van de balk5.3
a Duid, indien mogelijk, op de balken een zijvlak, het grondvlak, het bovenvlak, de lengte, de
breedte en de hoogte aan.
Vul in.
Een balk wordt begrensd door rechthoeken.
De vlakken zijn twee per twee (even groot of niet even groot).
b Een balk kun je ontwikkelen.
Teken de ontwikkeling van een balk met hoogte = 3 cm, breedte = 1 cm en lengte = 2 cm.
bovenvlak
zijvlak
grondvlak
bovenvlak
hoogte
zijvlak
lengte
even groot
breedte
hoogte
breedte
cm cm
cm
lengte
121
Teken de ontwikkeling van een balk met hoogte 4 cm, lengte 3 cm en breedte 2 cm.
Teken de ontwikkeling van deze balk. 2 cm
1,5 cm
3 cm
Oefeningen7
8
cm cm
cm
, cm cm
cm
122 5 | De ruimte in ...
Teken de ontwikkeling van een kubus met een zijde van 2,5 cm.
Teken de ontwikkeling van een balk met een lengte van 4 cm, breedte van 1,5 cm en hoogte
van 2 cm.
9
10
, cm
, cm cm
cm
123
Teken de ontwikkeling van deze balk.
Teken de ontwikkeling van deze kubus. z = 3,5 cm
11
12
5 cm
2 cm
3 cm
cm cm
cm
, cm
124 5 | De ruimte in ...
In de volgende ontwikkelingen is telkens het grondvlak aangeduid.
Kleur het bovenvlak van elke kubus.
Omkring de letters van de tekeningen die de ontwikkeling van een balk voorstellen.
a
e
fg
h
bc d
Omkring de letters van de tekeningen die niet de ontwikkeling van een kubus zijn.
a
e f g h
b c d
13
14
15
Breinbrekers
Breinbrekers
125
Duid aan welke ontwikkeling er bij de gegeven kubus hoort.
a b c
Duid aan welke ontwikkeling bij deze balk hoort.
a b c
Duid aan welke kubus er bij deze ontwikkeling past.
a b
c d
16
17
18
In een notendopLe
ren
lere
n
126 5 | De ruimte in ...
• Lichamen
kubus balk piramide cilinder kegel bol
• Begrippen
kubus balk
• Ontwikkeling van een kubus
• Ontwikkeling van een balk
hoekpunt
zijvlak
zijde
bovenvlak
zijvlak
breedte
grondvlaklengtehoogte
StudiewijzerLeren leren
127
Thema 5De ruimte in ...
Benodigdheden voor deze opdracht
☐ je wiskundeboek Concreet 2 –
Th ema 5: De ruimte in ...
☐ schrijfgerief
☐ geodriehoek
☐ potlood met een scherpe punt
Doel van de opdracht
• ruimtefi guren herkennen
• de ontwikkeling van kubus en balk kun-
nen tekenen
Opdrachten Lees het Stappenplan op blz. 3
Thema 5 Moet-opdracht
Mag-opdracht
De ruimte in ... nr ll lk nr ll lk
5.1 Lichamen 1
2
3
4
5.2 Ontwikkeling van de 5
kubus 6
5.3 Ontwikkeling van de 7
balk 8
9
10
11
12
13
14
15
Breinbrekers 16
17
18
Naam:
Klas: Nummer:
Begindatum: / / Einddatum: / /
Evaluatiefi che
128 5 | De ruimte in ...
Lere
n le
ren
De ruimte in ...
Zelfevaluatie
Omcirkel wat past
Ik begrijp de leerstof ... goed voldoende ongeveer niet
Ik vond de moet-opdrachten ... gemakkelijk te doen moeilijk zeer moeilijk
Ik vond de mag-opdrachten ... te doen moeilijk zeer moeilijk niet gemaakt
Ik maakte ... weinig fouten veel fouten
Ik maakte fouten omdat ...
ik de opgave
niet goed heb
gelezen
ik de opgave
niet begreep
ik een
rekenfout
maakte
mijn antwoord
onduidelijk
leesbaar was
Ik vond de opdrachten in dit thema ... mega leuk niet leuk heel vervelend
Evaluatie door je leerkracht
Indienen Op tijd (einddatum)
Fiches volledig aangevuld (naam, start- en einddatum, evaluatie, …)
Inhoud Alle moet-opdrachten gemaakt
Netheid
Verbetering Kleurgebruik
Alle fouten verbeterd
Houding Interesse en inzet
Afspraken (materiaal bij, stilte, ...)
Zelfstandig werken (uitleg vragen indien nodig, aandachtig doorwerken, ...)
AANDACHTSPUNT De ontwikkeling van kubus en balk heel nauwkeurig tekenen.
Totaal / 10
Naam:
Klas: Nummer:
Modeltoets
129
Leren leren
De ruimte in ...
Ruimtefi guren
1 Welke ruimtefi guur herken je?
Ontwikkeling van kubus en balk
2 Teken de ontwikkeling van een kubus met een zijde van 2 cm.
Naam:
Klas: Nummer: Datum: / /
Leerkracht: / 20
/ 6
/ 3
kubus bol balk
piramidekegelcilinder
cm
130 5 | De ruimte in ...
Lere
n le
ren
3 Teken de ontwikkeling van een balk met een lengte van 4 cm, een hoogte van
3 cm en een breedte van 2 cm.
4 Welke van deze tekeningen zijn de ontwikkeling van een kubus? Duid ze aan.
a b c d
5 Welke van deze tekeningen zijn geen ontwikkeling van een balk? Duid ze aan.
a b c d
/ 3
/ 4
/ 4
cm cm
cm
Thema
6
Lach jeeen breuk
In dit thema hebben we het over BREUKEN• Hierin maak je opnieuw kennis
met de breuken en de delen ervan.
We herhalen hoe je een breuk
neemt van een geheel, een breuk
eenvoudiger maakt en verschillende
breuken gelijknamig maakt.
• Je leert hoe je een breuk kunt
schrijven als een kommagetal en
omgekeerd.
• Op het einde van de rit zul je ook de
som en het verschil van twee
breuken kunnen bepalen.
Inhoud van dit thema
6.1 Wat is een breuk
(van een geheel)? 132
6.2 We maken het eenvoudig
of gelijknamig 136
6.3 Breuk en kommagetal 142
6.4 Gelijknamige breuken
optellen en aftrekken 146
6.5 Ongelijknamige breuken
optellen en aftrekken 148
6.6 Breuken vermenigvuldigen
en delen 152
Breinbrekers 154
Leren leren met Concreet
• In een notendop 156
• Studiewijzer 157
• Evaluatiefi che 158
• Modeltoets 159
Wat is een breuk (van een geheel)?
132 6 | Lach je een breuk
6.1
a • Hoeveel dozen tel je in de stapel?
Kleur één doos in het groen.
Schrijf de groene doos als een breuk.
• Hoeveel boeken tel je in de stapel?
Kleur 3 boeken in het groen.
Schrijf de groene boeken als een breuk.
b Noteer het aantal omgevallen kegels als een breuk.
c In hoeveel stukken is deze paprika verdeeld?
Waarom mag je elk stuk niet als 1
6 omschrijven?
d De opbrengst van het mosselfestijn van onze sportvereniging bedraagt dit jaar € 1448.5
8 van deze som gebruikt het bestuur om nieuwe uitrustingen te kopen.
Hoeveel kosten de nieuwe uitrustingen? 5
8 van € 1448 = € 1448 : x = €
• Een breuk is een verhouding van twee natuurlijke getallen: de teller en de noemer.
De teller zegt hoeveel van de gelijke delen je neemt, nodig hebt, betaalt, ... .3
8 de breukstreep
De noemer zegt uit hoeveel gelijke delen het geheel bestaat.
• Hoe neem je een breuk van een geheel?
Stap 1 Je deelt het geheel door de noemer. Pas eerst eventueel het maatgetal aan de
gevraagde eenheid aan.
Stap 2 Je vermenigvuldigt daarna het resultaat met de teller.
bv. 3/5 van 45 leerlingen.
Stap 1 45 : 5 = 9
Stap 2 9 x 3 = 27 27 leerlingen
De stukken zijn niet gelijk
133
Duid de gekleurde stukken in het geheel aan met een breuk.
Geef in de fi guren de breuk aan.
5
6
5
9
1
4
3
8
Bereken de breuk van het geheel.
a 2
5 van € 25 = : x = €
b 3
4 van 16 m = : x = m
c 3
5 van 25 l = : x = l
d 1
2 van 400 m2 = : x = m2
Bereken de breuk van het geheel. Pas op voor de eenheid!
a 3
4 van 2 cm = : x = mm
b 7
100 van 2 m = : x = cm
c 2
3 van 1,5 l = : x = cl
d 7
20 van 0,4 kg = : x = g
Bekijk de foto. Stel het gevraagde aantal voor met een breuk.
a vrouwen:
b mannen:
c personen met een bril:
d personen met een rode das:
Oefeningen1
2
3
4
5
€
m
l
m
mm
cm
cl
g
134 6 | Lach je een breuk
Geef in de fi guren de breuk aan.
3
4
1
3
4
6
Teken twee rechthoeken van 4 cm op 3 cm. Stel in de ene rechthoek de breuk 5
12 en
in de andere de breuk 1
3 voor.
Teken twee vierkanten van 3 cm op 3 cm. Stel in het ene vierkant de breuk 2
9 en
in het andere de breuk 3
4 voor.
Onze voetbalploeg scoorde reeds 36 doelpunten.
Bereken voor elke speler hoeveel doelpunten hij scoorde.
Michael scoorde 1
6 van alle doelpunten. Æ doelpunten
Th ibault scoorde 1
3 van alle doelpunten. Æ doelpunten
Amin scoorde 4
9 van alle doelpunten. Æ doelpunten
6
7
8
9
135
Silke koopt deze televisie en betaalt 2
5 voorschot bij de bestelling.
Hoeveel voorschot heeft ze betaald?
antwoord: euro
Op deze rol touw zit nog 200 meter. Je snijdt 3
5 af van deze rol.
Hoeveel meter touw heb je nog over?
antwoord: m
Onze reisbestemming brengt ons 1440 km ver. De eerste dag rijden we 5
8 van de totale
afstand. De tweede dag rijden we 3
5 van de rest alvorens te stoppen om te picknicken.
a Hoeveel km hebben we al afgelegd?
antwoord: km
b Hoeveel km moeten we nog afl eggen na de picknick?
antwoord: km
We willen een zwembad vullen met een inhoud van 5400 liter. ‘s Morgens doen we er 5
9 in.
‘s Middags nog eens 3
4 van de rest. Hoeveel liter water heb ik al gevuld?
antwoord: l
10
11
12
13
: x = ,
,
m : x = m
m - m = m
: x = km : x = km
- = km + = km
- =
: x = l
- = l
: x = l
+ = l
136 6 | Lach je een breuk
We maken het eenvoudig of gelijknamig6.2
a Op de schoolfuif verkoop je drankbonnen. Om snel te kunnen afrekenen, stel je een tabelletje
op. Vul de tabel verder aan.
Aantal bonnenÆ
1 5
Te betalen (€) 0,50 2,50
b Kleur telkens 15
20 van de stapels dozen in het groen. Vul eerst de verhoudingstabel aan.
15Æ
20 4 8 12
c Vul in.12
16 =
3
=
8 =
32
d Oma werkt graag met raadseltjes. Ze laat Natalia kiezen tussen 5
6 of
7
9 van een geldsom.
Help jij haar het grootste bedrag kiezen?
5
6 =
>
dus
>
Æ Natalia kiest voor
van het bedrag.
7
9 =
• In een breuk mag je de teller en de noemer delen door of vermenigvuldigen met een-
zelfde getal. De breuken blijven gelijkwaardig.
(Als je gebruik maakt van een verhoudingstabel, mogen de getallen ook
kommagetallen zijn.)
• Een breuk vereenvoudigen, doe je door de teller en de noemer te delen door de groot-
ste gemene deler. Een breuk die je niet meer kunt vereenvoudigen, is een basisbreuk.
bv. 8
12 =
2
3 (teller en noemer zijn gedeeld door 4)
• Breuken gelijknamig maken
Stap 1 Vereenvoudig de breuken.
Stap 2 Zoek het k.g.v. van beide noemers. Dit is de nieuwe noemer.
Stap 3 Pas de tellers aan door ze met hetzelfde getal te vermenigvuldigen als de
noemers.
bv. Maak 4
10 en
2
8 gelijknamig.
Stap 1 4
10 =
2
5 en
2
8 =
1
4.
Stap 2 Het k.g.v. van 5 en 4 is 20. De nieuwe noemer is 20.
Stap 3 2
5 wordt
8
20 en
1
4 wordt
5
20.
, , ,
137
Vereenvoudig de breuken tot een basisbreuk.
3
9 =
24
28 =
2
6 =
8
12 =
16
24 =
12
18 =
14
21 =
30
50 =
32
40 =
45
50 =
9
12 =
10
25 =
Maak de breuken gelijknamig.
gegeven gelijknamig
a2
3 en
5
6
en
b5
6 en
2
9
en
c3
4 en
4
5
en
d5
8 en
2
5
en
Maak de breuken gelijknamig. Vereenvoudig eerst de gegeven breuken.
gegeven vereenvoudigd gelijknamig
a5
4 en
16
20
en
en
b3
4 en
5
8 en
10
15
en
en
en
en
c16
24 en
15
27
en
en
d12
18 en
15
20 en
25
30
en
en
en
en
Oefeningen14
15
16
(: )
(: )
(: )
(: )
(: )
(: )
(: )
(: )
(: )
(: )
(: )
(: )
138 6 | Lach je een breuk
Vul de prijslijstjes van de kruidenier aan.
a ananas
Per stukÆ
1 2 3 4 5 6 7 8 9
Te betalen (€) 3
b aardappelen
Per kgÆ
1 2 3 4 5 6 7 8 9
Te betalen (€) 0,25
c meloen
Per stukÆ
1 2 3 4 5 6 7 8 9
Te betalen (€) 20
d gerookte ham
Per 100 gÆ
100 200 300 400 500 600 700 800 900
Te betalen (€) 4,50
Vul de ontbrekende tellers of de ontbrekende noemers aan.
a 3
4 =
12 =
20 =
40
b 2
10 =
25 =
1
=
3
c 5
6 =
18 =
10
=
20
d 20
100 =
5 =
25 =
8
Vul de ontbrekende tellers of noemers aan.
a 8
=
20
120 =
6 =
24
b 9
=
40 =
6
8 =
12
c
40 =
12
=
9
15 =
6
17
18
19
, , , , , , , ,
, , , , , , , ,
139
Vereenvoudig de breuken tot een basisbreuk.
6
9 =
12
18 =
9
30 =
10
12 =
30
40 =
27
3 =
7
21 =
9
18 =
25
20 =
25
100 =
10
60 =
25
40 =
Noteer het gekleurde deel als een basisbreuk.
Vul in met een basisbreuk.
de blauwe schijfjes:
de oranje schijfjes:
de groene schijfjes:
de rode schijfjes:
de gele schijfjes:
Schrijf de aangeduide hoeveelheid als een basisbreuk.
6 batterijen
6 koffi epads
30 aperitief-
hapjes
25 fi shsticks
6 cd doosjes
240 theelichtjes
20
21
22
23
(: )
(: )
(: )
(: )
(: )
(: ) =
(: )
(: )
(: )
(: )
(: )
(: )
(: )
=
(: )
=
(: )
=
(: )
=
(: )
=
(: )
=
140 6 | Lach je een breuk
Kleur het aantal op de fi guur in met je potlood.1
3 van de eitjes,
3
4 van de gebakjes,
2
3 van de pingpongballetjes en
5
6 van de koekjes.
Vereenvoudig de breuken tot een basisbreuk.
25
75 =
30
48 =
16
28 =
36
81 =
50
150 =
72
80 =
40
64 =
42
70 =
Maak de breuken gelijknamig.
gegeven gelijknamig
a1
3 en
2
7
en
b1
4 en
4
5
en
c7
10 en
7
15
en
d5
6 en
7
9
en
Maak de breuken gelijknamig.
gegeven vereenvoudigd gelijknamig
a14
20 en
2
8
en
en
b4
16 en
6
9
en
en
c6
20 en
9
15
en
en
d16
20 en
20
25
en
en
24
25
26
27
(: )
(: )
(: )
(: )
(: )
(: )
(: )
(: )
141
Vul in met <, > of =. Maak de breuken eerst gelijknamig.
a 5
20
3
15 want
d
3
8
4
10 want
b 12
20
6
10 want
e
8
10
12
25 want
c 9
3
12
4 want
f
6
8
9
12 want
Schrijf de breuken van klein naar groot. Maak ze eerst gelijknamig.
a 2
3 ;
3
4 ;
3
5
;
;
<
<
b 9
5 ;
9
35 ;
9
7
;
;
<
<
c 6
8 ;
20
25 ;
21
30
;
;
<
<
d 16
20 ;
18
25 ;
35
50
;
;
<
<
Rangschik de breuken van klein naar groot. Als je nu de letters op de tekening in dezelfde
volgorde verbindt, bekom je een mooie fi guur!
20
25
3
9
2
8
1
2
4
4
1
20
6
5
3
27
1
5
4
40
2
5
3
18
3
8
7
20
9
15
a b c d e f g h i j k l m n o
Van klein naar groot
28
29
30
eg
f
j
h
l
i
cb
nm
kd
o
a
> >
= =
= =
< <
> >
= =
f j h l i c b n m k d o a e g
142 6 | Lach je een breuk
Breuk en kommagetal6.3
a • Noteer als breuk welk stuk • Schrijf de waarde van deze
van de schijf is ingekleurd. munt in euro.
€
Welk stuk is 20 cent van € 1?
• Bereken met je rekentoestel: 1 : 5 =
Vul in:
= : =
b • Voor een saus gebruiken we 3
4 l wijn. Daarvoor hebben we net een fl es van 75 cl nodig.
Schrijf 75 cl in liter: l
• Bereken met je rekentoestel: 3 : 4 =
Vul in:
= : =
c Schrijf de breuk als kommagetal zonder gebruik te maken van je rekentoestel.
7
10 = : =
1
2 =
= : =
175
100 = : =
1
4 =
= : =
d Schrijf het kommagetal als basisbreuk zonder gebruik te maken van je rekentoestel.
0,1 =
0,4 =
=
0,23 =
1,25 =
=
• Een breuk is het resultaat van een deling van de teller door de noemer (waarbij de
noemer nooit nul mag zijn).
bv. 2
5 = 2 : 5 = 0,4
• Deel teller door noemer.
Maak eventueel van de noemer eerst een veelvoud van 10.
Aantal cijfers na de komma bepaalt de noemer.
Vereenvoudig.
breuk kommagetal
bv. 3
10 = 3 : 10 0,3
4
5 ÊË =
8
10ˆ¯ = 4 : 5 0,8
2
3 = 2 : 3 0,666...
,
,
,
,
,
,
, ,
, ,
143
Schrijf de breuk als kommagetal.
6
10 = : =
5
2 =
= : =
27
100 = : =
42
50 =
= : =
14
10 = : =
8
20 =
= : =
25
1000 = : =
60
40 =
= : =
Schrijf het kommagetal als basisbreuk.
0,8 =
=
0,06 =
=
2,4 =
=
0,79 =
=
3,2 =
=
4,8 =
=
0,9 =
=
0,75 =
=
a Verdeel het lijnstuk in 4 gelijke stukken.
b Meet op het lijnstuk 25 mm af.
Duid deze afstand aan met een boogje.
c Vul in: 25 mm = dm =
dm
Oefeningen31
32
33
,
,
,
,
,
,
,
,
,
144 6 | Lach je een breuk
Schrijf de breuk als kommagetal.
breuk berekeningen kommagetal
a2
5
b1
10
c3
2
d26
100
e375
1000
f12
20
g1
4
h32
50
i36
60
j150
200
Schrijf het kommagetal als basisbreuk.
kommagetal berekeningen breuk
a 0,7
b 0,12
c 0,2
d 0,08
e 0,5
f 0,01
g 1,2
h 5,25
i 0,004
j 2,5
34
35
,
,
,
,
,
,
,
,
,
,
= :
:
= :
:
:
= :
= :
= :
= :
= :
=
=
=
145
Schat bij benadering de basisbreuk die bij het kommagetal hoort.
0,501 ≈
0,2499 ≈
1,4987 ≈
0,75896 ≈
0,1999999 ≈
0,3333333 ≈
Schrijf de breuk als kommagetal.
Recept voor kip met groentjesRecept voor kip met groentjes\^\^ \^\^ \^\^ \^\^ \^\^ \^\^ \^\^\^\^ \^\^ \^\^ \^\^ \^\^ \^\^ \^\^
Stoof 3/4 zak juliennegroenten in een klontje boter beetgaar en voeg ze bij de bouillon, samen met de kip. Werk af met kervel en bieslook.
Wat is de verhouding zand - cement
bij het maken van stabilisé?
Voor een garage-oprit voor personenwagens
mag het een mix zijn van 1/8 cement en 7/8 zand
en wordt de stabilisé wat dikker gelegd (7 à 10 cm).
a b
c d e
a b c d e
Schrijf het kommagetal als basisbreuk.
a
b
c d
e
a b c d e
Schrijf de breuk als kommagetal of het kommagetal als basisbreuk.
breuk berekeningen kommagetal
a4
3
b
5,8
c3
8
d
2,224
e5
7
36
37
38
39
: = ,...
: = ,...
,
=
=
, , , , ,
= :
146 6 | Lach je een breuk
Gelijknamige breuken optellen en aftrekken6.4
a Kevin bakt een taart. Hij snijdt de taart in acht gelijke stukken. ‘s Middags eet hij twee stukken.
Kleur op de tekening die stukken in het geel. ‘s Avonds eet hij er nog eens drie stukken van.
Kleur op de tekening de stukken die Kevin opat in het groen.
Welk deel van de taart at Kevin op?
Vul in.
2
8 +
3
8 =
b Een muur bestaat uit acht platen. Vijf van de acht platen moeten nog geschilderd worden.
De eerste dag schildert Lies twee platen.
Kleur ze bij op de tekening.
Hoeveel platen moet zij nu nog schilderen?
Vul in.
5
8 -
2
8 =
c Chiara gebruikte vanmorgen al 2 eitjes voor het ontbijt. Nu wil ze nog 2 eitjes gebruiken om
een taart te bakken.
Kleur de eitjes die ze voor de taart gebruikt in het groen.
Welk deel van de voorraad eitjes blijft er nog over?
Vul in.
6
8 -
2
8 =
=
• Gelijknamige breuken optellen of aftrekken
Stap 1 Je maakt de som of het verschil van de tellers.
Stap 2 De noemer blijft staan.
Stap 3 Vereenvoudig de uitkomst.
bv. 3
8 +
3
8
= 3 + 3
8
= 6
8
= 3
4
147
Maak de som of het verschil van de breuken. Vereenvoudig indien mogelijk.
a2
5 +
2
5 =
b10
30 -
5
30 =
c21
100 +
39
100 =
d12
25 -
2
25 =
e7
4 +
5
4 =
f5
8 -
5
8 =
g3
4 +
2
4 =
h14
22 -
5
22 =
i7
20 +
9
20 =
j13
32 -
5
32 =
k5
12 +
5
12 =
l4
6 -
1
6 =
Oefeningen40
WEETJEWEETJEHoe kun je de taart van Kevin in 8 gelijke
stukken verdelen met maar 3 sneden?
Antwoord:
Je verdeelt eerst de taart in 4 gelijke stukken (met 2 sneden).
Daarna snij je de taart dwars door: Zo krijg je 8 gelijke stukken.
=
=
=
=
=
=
=
=
=
148 6 | Lach je een breuk
Ongelijknamige breuken optellen en aftrekken6.5
a Kevin bakt een taart. Hij snijdt de ene helft van de taart in drie gelijke stukken en eet er één
stuk van. Kleur op de tekening het stuk dat Kevin opat in het groen.
De andere helft snijdt hij in twee stukken en eet er één stuk van.
Kleur dat stuk in het geel.
Welk deel van de taart at Kevin op?
Vul in.
1
6 +
1
4 =
+
=
b Een muur bestaat uit acht platen. Vijf van de acht platen moeten nog geschilderd worden.
De eerste dag schildert Lies de helft van de volledige muur.
Kleur op de tekening wat Lies schilderde.
Hoeveel platen moet zij nu nog schilderen?
Vul in.
5
8 -
1
2 =
-
=
c Chiara gebruikte vanmorgen al 2 eitjes voor het ontbijt. Nu wil ze nog de helft van alle eitjes
gebruiken om een taart te bakken.
Kleur de eitjes die ze voor de taart gebruikt in het groen.
Welk deel van de voorraad eitjes blijft er nog over?
Vul in.
6
8 -
1
2 =
-
=
=
• Ongelijknamige breuken optellen of aftrekkeng
Stap 1 Maak de breuken gelijknamig.
Stap 2 Je maakt de som of het verschil van de tellers.
Stap 3 De noemer blijft staan.
Stap 4 Vereenvoudig de uitkomst.
bv. 3
4 -
3
5 =
15
20 -
12
20
= 15 - 12
20
= 3
20
Kevin
16
KeK vvivv n
149
Maak de som of het verschil van de breuken. Vereenvoudig indien mogelijk.
a1
4 +
2
5 =
+
=
b8
9 –
2
3 =
–
=
c1
2 +
8
7 =
+
=
d5
6 –
2
5 =
–
=
e7
20 +
1
4 =
+
=
f7
8 –
3
5 =
–
=
g2
5 +
3
7 =
+
=
h7
9 –
1
2 =
–
=
i1
5 +
2
3 =
+
=
j4
6 –
2
3 =
–
=
k7
15 +
1
5 =
+
=
l8
9 –
5
8 =
–
=
Oefeningen41
WEETJEWEETJESommige rekentoestellen kunnen met
breuken werken.
Hoe je breuken optelt, aftrekt, verme-
nigvuldigt en deelt met je rekentoestel,
vraag je best eens aan je leerkracht.
=
=
=
150 6 | Lach je een breuk
Maak de som of het verschil van de breuken.
a3
5 +
1
4 =
b12
30 -
1
6 =
c14
15 +
7
10 =
d23
25 -
2
4 =
e3
4 +
5
6 =
f5
8 -
3
5 =
g5
11 +
2
5 =
h5
9 -
15
27 =
i3
2 +
21
14 =
j11
6 -
10
12 =
Van de brandstof van zijn auto verbruikt Ian tijdens de eerste rit 7
9 .
De tweede rit verbruikt hij 1
6.
Welk deel van de brandstof is in het totaal verbruikt?
antwoord:
42
43
+ =
- =
+ =
- =
+ =
- =
+ =
- =
+ =
- =
=
=
+ =
=+
Er is
brandstof verbruikt.
151
De eerste dag rijden we 5
8 van onze reisroute. De tweede dag rijden we
1
5.
Welk deel van de reisroute hebben we al afgelegd na de tweede dag?
antwoord:
Om een taart te bakken zijn er volgens een recept vier ingrediënten nodig.
Van het eerste heb ik 5
12, van het tweede
1
6, van het derde
1
4 en van het vierde
3
20 nodig.
Klopt dit recept of is er een ingrediënt vergeten?
antwoord:
Van een plank zaagt een man eerst 2
5 en daarna nog eens
4
7 af.
Welk stuk van de plank is nog over?
antwoord:
In de fl es wijn van de kok zit nog 7
10. Om een gerecht klaar te
maken heeft hij 3
4 van een fl es wijn nodig.
a Heeft de kok nog voldoende wijn?
antwoord:
b Welk deel van de fl es heeft hij over of te kort?
antwoord:
Ik spaarde reeds 7
8 van de geldsom om de nieuwste playstationconsole
te kopen. Ik gebruik echter 1
5 van het geld voor iets anders. Welk deel
moet ik nu nog bij elkaar sparen om de console te kunnen kopen?
antwoord:
44
45
46
47
48
We hebben al
van de reisweg afgelegd.
+ =
=+
Er is nog
over van de plank.
+ =
=+
Er is nog iets tekort.
+ =
=+
+
+ +
+
Hij heeft
te kort.
- =
KAN NIET-
De kok heeft niet genoeg wijn.
Ik moet nog
bij elkaar sparen.
- =
=-
-
=
152 6 | Lach je een breuk
Breuken vermenigvuldigen en delen6.6
a 1
6 ×
5
4 =
x
x =
6
15 ×
5
7 =
x
=
x
x =
b 3
5 :
1
4 =
x
=
x
x =
8
9 :
4
3 =
x
=
x
x =
• Breuken vermenigvuldigen
Stap 1 Vereenvoudig de breuken. Je mag ook kruisgewijs vereenvoudigen.
Stap 2 Vermenigvuldig de teller met de teller.
Stap 3 Vermenigvuldig de noemer met de noemer.
Stap 4 Controleer of je nog kunt vereenvoudigen.
bv. 3
4 ×
3
5 =
3 × 3
4 × 5 =
9
20
bv. 4
15 ×
7
8 =
4
15 ×
7
8 =
1 × 7
15 × 2 =
7
30
• Breuken delen
Stap 1 Wissel van de tweede breuk de teller en de noemer om. Dit is de
omgekeerde breuk.
Stap 2 Vermenigvuldig nu de eerste breuk met het omgekeerde van de tweede
breuk.
bv. 3
4 :
3
5 =
3
4 ×
5
3 =
3 × 5
4 × 3 =
5
4
bv. 3
4 : 5 =
3
4 ×
1
5 =
3 × 1
4 × 5 =
3
20
1
2
1
1
153
Los op.
a 1
4 ×
7
8 =
b 8
9 :
2
3 =
c 1
2 ×
4
9 =
d 5
6 : 3 =
e 7
20 × 5 =
f 4 : 3
5 =
g 2
5 ×
3
7 =
h 8
15 :
2
5 =
i 21
40 ×
60
77 =
j 4
6 :
1
3 =
Oefeningen49
WEETJEWEETJEEen getal delen door 7 bevat altijd dezelfde volgorde van
cijfers na de komma: 142857.
1/7 = 0,142857142857...
2/7 = 0,285714285714...
3/7 = 0,428571428571...
22/7 = 3,142857142857... Dit is ongeveer het getal π!
23/7 = 3 2/7 = 3,2857142857...
x x
=
=
x
=
x
=
x
=
x x
=
x
=
x
= x x
x
=
=
x
= x x
=
Bre
inbr
eker
sB
rein
brek
ers
154 6 | Lach je een breuk
Een friethandelaar heeft ‘s morgens nog 9
15 van zijn totale voorraad aan frieten liggen.
‘s Avonds heeft hij nog 1
6 van zijn voorraad over.
Welk deel van de voorraad is verkocht geweest gedurende die dag?
antwoord:
Druk het gevraagde stuk uit als een basisbreuk.
a één appel b twee limoenen
c één appel d een halve kiwi
Vereenvoudig deze breuken tot een basisbreuk.
a 4 × 6 × 9
6 × 12 × 18 = e
2 × 6 × 11
55 × 24 =
b 4 × 7
6 × 14 × 15 = f
10 × 20 × 30
30 × 10 × 20 =
c 2 × 2 × 2
8 × 10 × 12 = g
4 × 5 × 3
6 × 12 × 25 =
d 9 × 18
12 × 3 × 9 = h
1 × 2 × 3 × 4 × 5
20 × 6 × 8 =
50
51
52
Er is
van de voorraad verkocht.
- =
=-
=
x x x x
=
x
x x
=
x x
x x
=
x x x
=
x x x
=
x x x x
=
=
x x
x x
=
x x x x x x
Breinbrekers
Breinbrekers
155
Stel voor door een basisbreuk. Maak eventueel een hulptekening.
a 1
3 van
1
2 =
b 1
4 van
1
5 =
c 2
3 van
1
4 =
d 4
5 van
2
3 =
Schrijf de breuken op de getallenas.
1
5,
7
10,
12
20,
10
5 en
20
8
0 1
Los op. Schrijf het resultaat zowel als een kommagetal als een basisbreuk.
a 4
5 + 0,3 =
b 1,5 - 14
20 =
c 0,18 + 9
30 - 0,05 =
d (0,1 + 2
10) × 5 =
e 4
5 + (
2
3 × 0,5) =
53
54
55
=
+ =
=+
= ,
- =
=-
= ,=
+ =
=+
= ,=
-
-
+
-
+ x =
=x =
= ,
+ +
=
=
= ,...
In een notendopLe
ren
lere
n
156 6 | Lach je een breuk
• Een breuk is een verhouding van twee natuurlijke getallen: de teller en de noemer.
De teller zegt hoeveel van de gelijke delen je neemt, nodig hebt, betaalt, ... .3
8 de breukstreep
De noemer zegt uit hoeveel gelijke delen het geheel bestaat.
• Hoe neem je een breuk van een geheel?
Stap 1 Je deelt het geheel door de noemer. Pas eerst eventueel het maatgetal aan de
gevraagde eenheid aan.
Stap 2 Je vermenigvuldigt daarna het resultaat met de teller.
• In een breuk mag je de teller en de noemer delen door eenzelfde getal.
De breuken blijven gelijkwaardig.
(Toepassing: het vereenvoudigen van breuken)
• In een breuk mag je de teller en de noemer vermenigvuldigen met eenzelfde getal.
De breuken blijven gelijkwaardig.
(Toepassing: het gelijknamig maken van breuken)
• Deel teller door noemer.
Maak eventueel van de noemer eerst een veelvoud van 10.
Aantal cijfers na de komma bepaalt de noemer.
Vereenvoudig.
breuk kommagetal
bv. 3
10 = 3 : 10 0,3
4
5 ÊË =
8
10ˆ¯ = 4 : 5 0,8
2
3 = 2 : 3 0,666...
• (On)Gelijknamige breuken optellen of aftrekken
(( Stap 1 Maak de breuken gelijknamig.)
Stap 2 Je maakt de som of het verschil van de tellers.
Stap 3 De noemer blijft staan.
Stap 4 Vereenvoudig de uitkomst.
bv. 3
4 -
3
5 =
15
20 -
12
20 =
15 - 12
20 =
3
20
StudiewijzerLeren leren
157
Thema 6Lach je een breuk
Benodigdheden voor deze opdracht
☐ je wiskundeboek Concreet 2 –
Th ema 6: Lach je een breuk
☐ schrijfgerief
☐ meetlat en geodriehoek
☐ kleurpotloden
☐ rekentoestel
Doel van de opdracht
• inzicht hebben in een breuk
• een breuk kunnen nemen van een
benoemd getal
• breuken vereenvoudigen
• breuken gelijknamig maken
• inzicht hebben in de relatie tussen breuk
en kommagetal
• een breuk in een kommagetal kunnen
zetten en omgekeerd
• breuken optellen en aftrekken
Opdrachten Lees het Stappenplan op blz. 3
Thema 6 Moet-opdracht
Mag-opdracht
Lach je een breuk nr ll lk nr ll lk
6.1 Wat is een breuk 1
(van een geheel) 23456
78
91011
1213
6.2 We maken het eenvoudig 14
of gelijknamig 15161718
192021222324
25262728
2930
6.3 Breuk en kommagetal 3132333435363738
39
6.4 Gelijknamige breuken 40 optellen en aftrekken
6.5 Ongelijknamige 41
breuken optellen en 42
aftrekken 43444546
4748
6.6 Breuken vermenigvuldigen 49 en delen
Breinbrekers 505152535455
Naam:
Klas: Nummer:
Begindatum: / / Einddatum: / /
Evaluatiefi che
158 6 | Lach je een breuk
Lere
n le
ren
Lach je een breuk
Zelfevaluatie
Omcirkel wat past
Ik begrijp de leerstof ... goed voldoende ongeveer niet
Ik vond de moet-opdrachten ... gemakkelijk te doen moeilijk zeer moeilijk
Ik vond de mag-opdrachten ... te doen moeilijk zeer moeilijk niet gemaakt
Ik maakte ... weinig fouten veel fouten
Ik maakte fouten omdat ...
ik de opgave
niet goed heb
gelezen
ik de opgave
niet begreep
ik een
rekenfout
maakte
mijn antwoord
onduidelijk
leesbaar was
Ik vond de opdrachten in dit thema ... mega leuk niet leuk heel vervelend
Evaluatie door je leerkracht
Indienen Op tijd (einddatum)
Fiches volledig aangevuld (naam, start- en einddatum, evaluatie, …)
Inhoud Alle moet-opdrachten gemaakt
Netheid
Verbetering Kleurgebruik
Alle fouten verbeterd
Houding Interesse en inzet
Afspraken (materiaal bij, stilte, ...)
Zelfstandig werken (uitleg vragen indien nodig, aandachtig doorwerken, ...)
AANDACHTSPUNT Oplossingen steeds als basisbreuk geschreven
Totaal / 10
Naam:
Klas: Nummer:
Modeltoets
159
Leren leren
Lach je een breuk
Wat is een breuk (van een geheel)?
1 Bereken de breuk van het geheel.
a 5
12 van € 60 = = €
b 3
4 van 0,8 m = = cm
2 De opbrengst van de verkoop van steunkaarten ten voordele van onze
jeugdbeweging bedraagt € 1600.
a Bereken elk aandeel:
3
8 om ons kamp te helpen betalen
1
4 voor het herschilderen van ons lokaal
1
5 voor de aankoop van nieuw materiaal
b Hoeveel geld is er over?
euro over
We maken het eenvoudig of gelijknamig
3 Vereenvoudig tot een basisbreuk.
6
24 =
18
30 =
15
20 =
20
80 =
4 Maak de breuken gelijknamig.
gegeven vereenvoudigd gelijknamig
3
4 en
5
8
12
15 en
6
9
en
en
en
en
Naam:
Klas: Nummer: Datum: / /
Leerkracht: / 20
LLLLLLe
/ 1
/ 4
/ 2
g
/ 2
( : ) x
( cm : ) x
: x = €
: = €
: = €
+ + =
- =
160
Lere
n le
ren
6 | Lach je een breuk
Breuk en kommagetal
5 Vul de tabel in.
breuk berekeningen kommagetal
a7
10
b8
32
c8
5
kommagetal berekeningen breuk
d 1,5
e 0,04
Gelijknamige en ongelijknamige breuken optellen of aftrekken
6 Los op.
a 4
9 -
3
9 =
b 7
20 +
7
20 =
c 4
6 -
3
9 =
d 5
6 +
3
8 =
7 Van een zwembad wordt eerst 3
4 en daarna nog eens
1
10 gevuld.
a Welk deel van het zwembad is nu gevuld?
b Welk deel water moet er nog bijkomen als we het zwembad willen vullen voor 19
20?
magetal
/ 5
/ 2
/ 4
=
,
,
,
=-
=+
+ =
=+
=
=
=
= : =
: =
=
= : =
Thema
7
Ga er honderdprocent voor
In dit thema leren we rekenen met PROCENTEN• Je wordt elke dag met procenten
geconfronteerd. Je leert er de
betekenis van.
• Je zult een procent leren
uitdrukken als een breuk en als een
kommagetal.
• Je leert procenten berekenen van
een benoemd getal.
• Je leert procenten schatten en
afronden.
• Je leert een getal omzetten in een
procent.
Inhoud van dit thema
7.1 Wat betekent procent? 162
7.2 Procent, breuk
en kommagetal 164
7.3 Eenvoudige procenten nemen 170
7.4 Procenten nemen met
een rekentoestel 174
7.5 Van getal naar procent 182
Breinbrekers 188
Leren leren met Concreet
• In een notendop 192
• Studiewijzer 193
• Evaluatiefi che 194
• Modeltoets 195
Wat betekent procent?
162 7 | Ga er honderd procent voor
7.1
Bespreek in de klas wat elke afbeelding betekent.
• Procent betekent: per 100, op 100, van de 100.
We schrijven: procent of %.
bv. 25 procent of 25 % betekent:
25 per 100, 25 op 100, 25 van de 100.
25% = 25
100
163
Vul de zin aan.
a We boeken een reisje naar een vakantieverblijf. Op de website van het verblijf lezen we dit:
Als we vroeg boeken, krijgen we per euro die we moeten
betalen, euro korting.
b Bij de vorige verkiezingen, behaalde de grootste partij 54 % van de stemmen.
Op elke mensen, stemden er op die partij.
c Een glas sinaasappelsap bevat 45 % van de aanbevolen
dagelijkse hoeveelheid vitamine C.
Van elke mg vitamine C die we dagelijks moeten
opnemen, zitten er al mg in een glas sinaasappelsap.
Vul in hoeveel procent er ingekleurd is.
% % % %
Kleur.
15 % 36 % 84 % 13 %
Vul in.
43 op 100 is % 73 % van 100 is
1 op 100 is % 9 % van 100 is
75 op 100 is % 100 % van 100 is
23 op 100 is % 18 % van 100 is
Oefeningen1
2
3
4
vroegboek
korting
25%
164 7 | Ga er honderd procent voor
Procent, breuk en kommagetal7.2
a • Vul het correcte getal in bij elk voorbeeld.
een halve liter melk:
l melk
een halve euro: €
de helft van de punten: % van de punten
Noteer nu “de helft” als breuk, als kommagetal en als procent: = =
• Schrijf de meest passende schrijfwijze van het getal bij elk voorbeeld.
een kwart korting: % korting
een kwart pizza:
pizza
een kwart van een meter: m
Noteer nu “een kwart” als breuk, als kommagetal en als procent: = =
b Noteer het procent als breuk met c Zet de breuk op noemer 100.
noemer 100. Vereenvoudig. Vul het procent in.
20 % =
=
1
10 =
= %
5 % =
=
15
25 =
= %
150 % =
=
16
40 =
=
= %
80 % =
=
27
30 =
=
= %
d Noteer het procent als breuk met e Zet het kommagetal om in een breuk
noemer 100. Zet om in een kommagetal. met noemer 100. Vul het procent in.
30 % =
= 0,1 =
= %
15 % =
= 0,08 =
= %
250 % =
= 2,5 =
= %
Breuk op noemer 100
en vereenvoudig.
Breuk op noemer 100.
procent
breuk kommagetal
: 100× 100Deel de teller door de noemer.
Maak eventueel van de noemer eerst een veelvoud van 10.
Aantal cijfers na de komma bepaalt de noemer.
Vereenvoudig.
,
, %
,
, %
,
,
,
165
Schrijf het procent als een basisbreuk.
80 % =
=
3 % =
=
42 % =
=
30 % =
=
120 % =
=
8 % =
=
50 % =
=
300 % =
=
27 % =
=
Schrijf de breuk als een procent.
1
20 =
= %
3
5 =
= %
6
30 =
=
= %
2
4 =
= %
17
100 =
= %
18
40 =
=
= %
3
10 =
= %
6
4 =
= %
12
60 =
=
= %
Schrijf het procent als een kommagetal.
2 % =
= 35 % =
=
10 % =
= 9 % =
=
25 % =
= 118 % =
=
90 % =
= 350 % =
=
Schrijf het kommagetal als een procent.
0,25 =
= % 0,08 =
= %
0,7 =
= % 0,6 =
= %
0,65 =
= % 0,15 =
= %
0,2 =
= % 0,8 =
= %
Oefeningen5
6
7
8
,
,
,
,
,
,
,
,
166 7 | Ga er honderd procent voor
Vul op de schijfdiagrammen de ontbrekende procenten in.
a %
27 %
14 %
19 %
20 %
7 %
8 %
b
%
17 %
15 %
23 %
c
%
%
15%
%
d %
%
%
10 %
Hoeveel procent stellen de gekleurde stukken voor?
% % %
% % %
9
10
a b c
d e f
167
Schrijf de breuken als een procent.
15
20 =
= %
30
40 =
= %
8
10 =
= %
3
10 =
= %
2
5 =
= %
9
50 =
= %
Schrijf de procenten als een basisbreuk.
12 % =
=
15 % =
=
28 % =
=
3 % =
=
70 % =
=
140 % =
=
Schrijf de procenten als kommagetal.
24 % = 15 % =
32 % = 93 % =
70 % = 6 % =
Schrijf de kommagetallen als procent.
0,58 = % 0,5 = %
0,02 = % 0,1 = %
0,3 = % 1,5 = %
11
12
13
14
, ,
, ,
, ,
168 7 | Ga er honderd procent voor
Hieronder zie je 14 dominosteentjes. Schrijf de dominosteentjes over in het rooster zo dat
twee gelijkwaardige vormen aan elkaar grenzen. Je mag elk dominosteentje maar één keer
gebruiken.
Het eerste dominosteentje hebben wij al gelegd!
0,3 50%
Kleur alle vakjes in met je potlood waarvan je drie gelijkwaardige schrijfwijzen vindt.
We hebben alvast één voorbeeld ingekleurd: 50 %, 0,5 en 1
2.
50 %6
5075 %
17
200,7 2 80 %
7
100,9 13 %
1
29,8
19
2085 %
10 %4
52 0,26 0,75 0,2
3
4
0,25 18 % 12 % 0,11
422 % 0,12
20 % 1,42
5150 %
32
503 70 %
200 %1
100,8 25 % 0,5 0,85
1
5
15
16
0,3 50%
0,15 0,23
1
40,2
75% 0,6
0,7 80%
1
20,4
1 1,5
3
570%
40% 0,1
3
215%
1
100,25
20%3
4
16
20100%
23%3
10
50 %6
5075 %
17
200,7 2 80 %
7
100,9 13 %
1
29,8
19
2085 %
10 %4
52 0,26 0,75 0,2
3
4
0,25 18 % 12 % 0,11
422 % 0,12
20 % 1,42
5150 %
32
503 70 %
200 %1
100,8 25 % 0,5 0,85
1
5
, % ,
,
%,
,
%
,
%,
%
%,%
%,
169
Verbind telkens de drie punten van de drie gelijkwaardige schrijfwijzen. Gebruik je lat!
Schrijf de breuken als procent.
3
8 =
=
= %
18
60 =
=
= %
36
40 =
=
= %
1
3 =
=
= %
15
60 =
=
= %
132
264 =
=
= %
Vul de tabel aan.
procent basisbreuk kommagetal
%
1,2
%
0,008
7 %
9,5 %
140 %
%2
3
17
18
19
1
250%
25%0,76
45 %
1
4
0,4519
25
0,50,25
76%
9
20
(,)
,
,
,...
,
,
,
,...
170 7 | Ga er honderd procent voor
Eenvoudige procenten nemen7.3
a Vul de basisbreuk in.
10 % =
20 % =
25 % =
50 % =
75 % =
100 % =
b € 30-10 % korting
€ ? korting
10 % is gelijk aan
.
van een getal,
is dat getal delen door
10 % van € 30 = € 30 : = €
€ 150-20 % korting
€ ? korting
20 % is gelijk aan
.
van een getal,
is dat getal delen door
20 % van € 150 = € 150 : = €
€ 120-25 % korting
€ ? korting
25 % is gelijk aan
.
van een getal,
is dat getal delen door
25 % van € 120 = € 120 : = €
€ 24-50 % korting
€ ? korting
50 % is gelijk aan
.
van een getal,
is dat getal delen door
50 % van € 24 = € 24 : = €
• Om 10 % te nemen van een getal, delen we dat getal door 10. 10 % = 1
10
• Om 20 % te nemen van een getal, delen we dat getal door 5. 20 % = 1
5
• Om 25 % te nemen van een getal, delen we dat getal door 4. 25 % = 1
4
• Om 50 % te nemen van een getal, delen we dat getal door 2. 50 % = 1
250 % is de helft.
• Om 75 % te nemen van een getal, delen we dat getal door 4 75 % = 3
4en vermenigvuldigen we het resultaat met 3.
• Om 100 % te nemen van een getal, nemen we het getal zelf. 100 % = 1
171
Bereken uit het hoofd. Noteer de bewerking die je maakt.
10 % van 300 m = : = m
25 % van 12 m2 = : = m2
20 % van 250 euro = : = euro
100 % van 80 kg = : = kg
75 % van 120 leerlingen = : = leerlingen
10 % van 25 cl = : = cl
20 % van 55 spijkers = : = spijkers
50 % van 7 mm = : = mm
25 % van € 236 = : = €
100 % van 25 punten = : = punten
Bereken het vetgehalte (V.G.) in cl van dit brikje room.
antwoord: cl
Bereken uit het hoofd.
a Hoeveel korting krijg je op deze gsm?
euro
b Hoeveel betaal je dus nog voor dit toestel?
euro
a Hoeveel korting krijg je op het fototoestel?
euro
b Hoeveel betaal je nog voor het fototoestel?
euro
Oefeningen20
21
22
23
Prijs : € 120,00
- 50 %
- 10 %
20 cl
25% V.G.
m
m
euro
kg
leerlingen x
cl ,
spijkers
mm ,
€
punten
cl : = cl
€ :
euro - euro
€ : = € ,
,
euro - , euro
,
172 7 | Ga er honderd procent voor
Bereken uit het hoofd. Noteer de bewerking die je maakt.
10 % van 320 kg = : = kg
20 % van 250 euro = : = euro
20 % van 400 m = : = m
25 % van 840 euro = : = euro
50 % van 10 000 l = : = l
75 % van 240 euro = : = euro
100 % van 5 m2 = : = m2
50 % van 1240 euro = : = euro
Bereken uit het hoofd. Pas op voor de eenheden. Noteer de bewerking die je maakt.
10 % van 2 km = : = m
75 % van 8 cm = : = mm
20 % van 0,25 euro = : = eurocent
50 % van 30 cl = : = ml
50 % van 1 h = : = min
10 % van 0,75 m2 = : = dm2
Bereken uit het hoofd. Noteer de bewerking die je maakt. Kies zelf een passende eenheid
voor je oplossing.
25 % van 2 cm = : =
20 % van 1 l = : =
10 % van 0,48 km = : =
50 % van 0,06 m = : =
75 % van 0,16 m = : =
20 % van 0,4 kg = : =
10 % van 0,5 l = : =
50 % van 0,2 ton = : =
24
25
26
mm mm
cl cl
m m
cm cm
cm x cm
g g
cl cl
kg kg
kg
euro
m
euro
l
euro x
m
euro
m
mm x
eurocent
ml
min
dm ,
173
Vul in.
€ 60-40 % korting
€ ? korting
40 % is gelijk aan
.
van een getal,
is dat getal delen door ×
40 % van € 60 = € 60 : ×
= €
€ 300-4 % korting
€ ? korting
4 % is gelijk aan
.
van een getal,
is dat getal delen door
4 % van € 300 = € 300 : = €
€ 80-5 % korting
€ ? korting
5 % is gelijk aan
.
van een getal,
is dat getal delen door
5 % van € 80 = € 80 : = €
€ 50-30 % korting
€ ? korting
30 % is gelijk aan
.
van een getal,
is dat getal delen door ×
30 % van € 50 = € 50 : ×
= €
Bereken uit het hoofd.
5 % van 40 kg = : = kg
30 % van 200 euro = : = euro
40 % van 250 l = : = l
5 % van 40 g = : = g
60 % van 120 euro = : = euro
70 % van 3000 m2 = : = m2
4 % van 75 m = : = m
90 % van 60 euro = : = euro
30 % van 20 kg = : = kg
80 % van 80 ml = : = ml
27
28
m
euro x
kg x
ml x
kg
euro x
l x
g
euro x
m x
174 7 | Ga er honderd procent voor
Procenten nemen met een rekentoestel7.4
a • 15 % =
• 15 % van 300 = ?
Hoeveel vakjes zijn er in het totaal?
Hoe kleur je 15 % van de vakjes in met je potlood?
Stap 1 Verdeel de vakjes per 100: : =
Stap 2 Kleur per 100 vakjes 15 vakjes in met je potlood: × =
Hoeveel vakjes moet je in het totaal kleuren?
Noteer nu kort hoe je 15 % van 300 berekent: : × =
b Hoeveel kost deze wagen?
• 21 % =
• Bereken de btw:
van € 32 000 = € 32 000 : × =
• Bereken de totale prijs van deze wagen: € + € = €
• Hoe bereken je een procent van een getal met je rekentoestel?
Stap 1 Deel het getal door 100.
Stap 2 Vermenigvuldig het resultaat met het gegeven procent.
bv. 36 % van de 450 leerlingen zijn jongens.
Stap 1 450 : 100 = 4,5
Stap 2 4,5 × 36 = 162 162 jongens
€ 32 000
+ 21 % btw
175
Bereken.
6 % van 420 cl = : × = cl
32 % van 8500 m = : × = m
6,5 % van 5300 g = : × = g
3,2 % van 5874 euro = : × = euro
0,8 % van 500 l = : × = l
115 % van 8500 m = : × = m
140 % van € 960 = : × = €
420 % van 80 kg = : × = kg
52 % van 40 km = : × = km
14 % van € 25 = : × = €
Hoeveel gram tomaten zitten verwerkt in deze tomatencoulis?
g
Hoeveel korting krijg je op dit hifi -systeem?
- 12 %
€
Hoeveel betaal je voor deze camera?
- 8 %
€
Oefeningen29
30
31
32
28 % verse
tomaten
cl ,
m
g , ,
euro , ,
l ,
m
€
kg
km ,
€ ,
g : x
€ : x
,
€ : x = € ,
€ - € ,
,
176 7 | Ga er honderd procent voor
Bereken uit het hoofd.
400 : 100 = 45,2 : 100 =
800 : 100 = 98 : 100 =
82 000 : 100 = 9 : 100 =
98 500 : 100 = 130,8 : 100 =
Bereken uit het hoofd.
1 % van 400 g = : × = g
42 % van 500 l = : × = l
6 % van 800 kg = : × = kg
32 % van 500 m = : × = m
35 % van 200 g = : × = g
65 % van 1000 l = : × = l
Bereken met je rekentoestel.
11 % van 2800 euro = euro 52 % van 430 m = m
18 % van 52 l = l 76 % van 320 g = g
22 % van 25 000 euro = euro 0,4 % van 5000 euro = euro
47 % van 850 kg = kg 142 % van 45 cl = cl
8,5 % van 50 m = m 7,6 % van 80 l = l
33
34
35
,
, ,
, ,
, ,
,
,
,
,
g
l
kg
m
g
l
177
Bereken met je rekentoestel. Pas op voor de eenheden!
0,33 % van 4 m = = cm
0,5 % van 20 cm = = mm
93 % van 4 km = = m
88 % van 1 euro = = eurocent
20 % van 2 h = = min
19 % van 0,8 kg = = g
8 % van 3,5 l = = dl
24 % van 2 m = = cm
Bereken het absoluut vetgehalte (V.G.) in g van
deze verpakking kaas. Rond af op 1 g.
antwoord: g
Bereken hoeveel minuten balbezit elke ploeg had tijdens de wedstrijd.
balbezit RC Genk 40 %
Club Brugge 60 %
speelminuten 90 min
balbezit RC Genk min
Club Brugge min
36
37
38
RC Genk - Club Brugge
Club Brugge K.V.0 - 2
g : x , = , g
cm : x , ,
mm : x ,
m : x
cent : x
min : x
g : x
dl : x ,
cm : x
: x =
: x =
178 7 | Ga er honderd procent voor
Bereken de korting in euro die je krijgt op dit koffi ezetapparaat en deze rijschoenen.
a b
korting: € korting: €
Als Jades klantenkaart vol is, krijgt zij bij een volgende aankoop
6 % korting op de totale som. Hoeveel korting krijgt Jade op
haar volgende aankoop?
korting: euro
Bereken voor elke fl es hoeveel zuivere alcohol deze bevat. Pas op voor de eenheid.
a b c
merk alcohol
a Hertekamp cl
b John Haig ml
c Lousberg cl
d Modeste Tripel ml
39
Klantenkaart JADE
1 € 25,45
2 € 46,82
3 € 28,20
4 € 82,78
5 € 65,50
6 € 92,45
7 € 18,85
8 € 29,95
9 € 123,57
10 € 9,99
totaal €
40
41
d
€ : x = , euro € , : x = , euro
, ,
€ , : x = € ,
,,
,
,
,
179
In een enquête bij 1200 Vlamingen werd de volgende vraag gesteld:
‘Hoe gelukkig voelt u zich?’
Hoeveel van de 1200 ondervraagden antwoordden met:
a helemaal niet gelukkig
b niet echt gelukkig
c gelukkig
d zeer gelukkig
e uiterst gelukkig
Bereken voor elk artikel de nieuwe prijs.
a b c
kapsweater dressoir lijm
berekeningen berekeningen berekeningen
€ € €
d e f
led televisie stoomoven stofzuiger
berekeningen berekeningen berekeningen
€ € €
42
43
– 8 % – 35 %– 23 %
€ , : x = € ,
€ , – € , = € ,
€ : x = € ,
€ – € ,= € ,
€ , : x = € ,
€ , – € , = € ,
€ : x = € ,
€ – € ,= € ,
€ : x = € ,
€ – € ,= € ,
€ : x = € ,
€ – € ,= € ,
, , ,
, , ,
180 7 | Ga er honderd procent voor
De opslagsnelheid van een beloftevolle tennisser is 135 km/h.
Volgens de coach kan die snelheid nog met 6 % verhogen.
Hoeveel km/h zou zijn opslagsnelheid dan bedragen?
antwoord: km/h
Op deze wagen moet nog 21 % btw betaald worden.
Hoeveel bedraagt de prijs van deze wagen met btw?
antwoord: prijs met btw €
Het leerlingenaantal van onze school is 720. Volgend jaar voorzien we een daling van 5 %.
Hoeveel leerlingen worden er volgend jaar verwacht?
antwoord: leerlingen
Een tv kost volgens de catalogus 1125 euro exclusief 21 % btw. Een handelaar verkoopt de tv
voor 1399,25 euro. Hoeveel extra winst maakt de verkoper?
antwoord: euro
44
45
46
47
€ 17 550
km/h : x = , km/h km/h + , km/h = , km/h
,
€ : x = € ,
€ + € , = € ,
,
: x =
- =
€ : x = € ,
€ + € , = € ,
€ , - € , = €
181
De afgelegde weg bij deze steile afdaling
van de heuvel bedraagt 800 m.
Hoeveel meter lager ligt de voet van
de heuvel ten opzichte van de top?
m
Tijdens de wielerwedstrijd “de ronde van Frankrijk” moeten de renners heel wat steile
bergen bedwingen.
Bereken voor vier van deze kleppers het hoogteverschil in meter die de renners moeten
overwinnen. Gebruik daarvoor de lengte en het gemiddeld stijgingspercentage.
Rond af op 1 meter.
Vul je resultaat in het voorziene vakje in.
a
b
c
d
48
49
: x , = : x , =
: x , = : x , =
m : x = m
182 7 | Ga er honderd procent voor
Van getal naar procent7.5
a In onze klas zitten 20 leerlingen. 6 daarvan komen naar school met de fi ets.
Hoeveel procent is dit?
?
% komt met de fi ets 100
×
b Je behaalde 28 op 40 voor een toets. Hoeveel procent is dit?
?
% 100
: ×
c Bereken de korting op deze telefoon in procent.
?
% korting 100
: en ×
• Hoe zet je een getal om in procent?
Stap 1 Zet de getallen in een rooster.
hier komt het getal dat je in
procent wil omzetten ? hier komt je oplossing
hier komt het totaal 100 procent, dus altijd 100
Stap 2 Zet het totaal (de noemer) om naar 100. Pas dezelfde werkwijze toe op het
gegeven getal. Zo bekom je het procent.
bv. Ik behaalde 23 op 32 voor de toets van MAVO. Hoeveel procent is dit?
23 ?
23 : 32 × 100 = 71,9 %32 100
: 32 en × 100
- =
183
Vul de roosters aan. Schrijf telkens bij de pijltjes welke bewerkingen je uitvoert.
a 15 4 43 150
25 100 10 100 50 100 200 100
b 28 64 14 150
40 100 80 100 35 100 250 100
c 14 73 49 185
24 100 92 100 490 100 215 100
De leerlingen van het BVL kiezen een vertegenwoordiger voor de leerlingenraad. 36 van de
54 leerlingen stemmen op Youri. Hoeveel procent is dat? Rond af op de eenheid.
antwoord: %
Een klopboormachine kost nu slechts 61,95 euro i.p.v. 86,75 euro.
Hoeveel % korting krijg je? Rond af op de eenheid.
antwoord: %
Oefeningen50
51
52
,...
, ,...
,
korting: , – , = ,
x x x :
: x : x : x : x
: x : x : x : x
184 7 | Ga er honderd procent voor
Om brons te maken smelten we 38,4 g koper en 81,6 g tin. Uit hoeveel procent koper en tin
bestaat ons bronzen mengsel? Rond af op de eenheid.
koper tin
antwoord: % koper en % tin
In het BVL op onze school zitten 84 leerlingen. 62 van die leerlingen zijn meisjes.
Hoeveel procent meisjes zitten er in het BVL? Rond af op de eenheid.
antwoord: % meisjes
In januari heeft het 17 van de 31 dagen geregend.
Hoeveel procent regendagen waren er in januari?
Rond af op de eenheid.
antwoord: % regendagen
53
54
55
, ,
,...
,...
185
Een hotel verhuurt in totaal 142 kamers. In de
paasvakantie zijn 128 kamers verhuurd.
Voor hoeveel procent is het hotel geboekt?
Rond af op de eenheid.
antwoord: % bezet
Farid spaart stripverhalen van Kiekeboe en Jommeke. Zijn verzameling telt 148 stripverhalen
waarvan 82 Jommekesboeken.
Hoeveel procent stripverhalen van Kiekeboe heeft Farid? Rond af op de eenheid.
antwoord: % strips van Kiekeboe
Bereken hoeveel % van de tijd elke ploeg in balbezit was.
balbezit RSC Anderlecht 54 min
Charleroi 36 min
speelminuten 90 min
balbezit RSC Anderlecht %
Charleroi %
56
57
58
,...
,...
186 7 | Ga er honderd procent voor
Per jaar verzamelt een gezin 250 kg afval. Zet de verdeling om in procenten. Rond af op één
tiende. Noteer de roosters op een kladblad.
huishoudelijk afval %
groenten en fruit
papier, karton
textiel
glas
metalen
stenen, aardewerk
plastic
brood
dierlijk afval
hout
Zet de kortingen om in procent. Rond je antwoord af op 1 %.
Noteer je bewerkingen op een kladblad.
a b
% %
c d
% %
e f
% %
59
60
0 20 40 60 80 100 120 140
hout
dierlijk afval
brood
plastic
stenen, aardewerk
metalen
glas
textiel
papier, karton
groenten en fruit
1,75
2
5
12,5
3,75
7,5
32,5
7,5
57,5
120
,
,
,
,
,
,
,
,
,
,
187
Vul de ontbrekende gegevens aan. Rond af tot op één honderdste.
gemiddeld huishoudbudget van Vlamingen in 2011
€ %
huur 5885,46
voedingsmiddelen 3375,52
privé-vervoer 11,45
cultuur, vrije tijd en onderwijs 9,14
inrichting en onderhoud van huis en tuin 6,71
kleding en schoeisel 1660,51
horeca 1525,61
fi nanciële diensten en verzekeringen 4,53
gezondheid 1212,82
rest 5416,45
TOTAAL 27 982,92 100
We hielden een enquête op onze school. We vroegen aan alle leerlingen wat hun
lievelingssport is. Zet de resultaten om in procent en schrijf ze op het schijfdiagram.
Rond af op de eenheid. Schrijf erbij welke bewerkingen je uitvoert.
voetbal
243
wielrennen
145
basket
63
tennis
54
andere
30
voetbal wielrennen
100 100
basket tennis
100 100
andere
100
61
62
,
,
,
,
,
,
,
,
,
,
: x : x
: x : x
: x
Bre
inbr
eker
sB
rein
brek
ers
188 7 | Ga er honderd procent voor
In een enquête werd volgende vraag gesteld : ‘Composteer je je voedselafval?’
a Vul de tabel aan.
antwoord antwoord in % aantal
altijd 14,6
meestal 33,9
soms 14,7
bijna nooit 20,9
nooit 15,9
TOTAAL 100 28 543
b Teken een staafdiagram van de procenten.
63
10 %
%
%
%
%
%
%
%
%
%
A M S BN N
, %
, %
, %
, %, %
Breinbrekers
Breinbrekers
189
Hoeveel kg kippenwit hebben ze nodig om 850 conserven te maken?
De inhoud van één blik bedraagt 720 gram.
antwoord: kg
Hoeveel cl zuivere alcohol heb ik binnen
na het drinken van 6 biertjes?
antwoord: cl
Hoeveel moet je betalen voor dit toestel? Op de prijs met btw
krijg je 5 % korting.
antwoord: €
64
65
66
MET 40 % KIPPENWIT
€ 295 exclusief 21 % btw
: x = g
x = g
,
x cl = cl
: x , = , cl
,
: x = ,
+ , = ,
, : x = ,
, - , = ,
,
Bre
inbr
eker
sB
rein
brek
ers
190 7 | Ga er honderd procent voor
Hoe groter het formaat van het blik, hoe minder verpakking er in verhouding nodig is. Dit is
goed voor het milieu.
a Noteer onder elk blik het gewicht van
de tonijn en de verpakking samen.
b Bereken voor elk blik hoeveel procent
verpakking er is ten opzichte van het
volledige gewicht. Rond af op 0,1 %.
Totaal gewicht g g g g
Percentage verpakking % % % %
Bereken telkens het stijgingspercentage.
a Een bergwandelaar wil een berg van 420 m beklimmen. Hij moet daarvoor 6800 m
wandelen.
%
67
68
WEETJEWEETJEHoe bereken je de hellingsgraad of het stijgingspercentage?
de hellingsgraad of het stijgingspercentage = hoogteverschil in meter
afgelegde weg in meter × 100%
De andere grootheden kun je afl eiden door deze verhoudingstabel te gebruiken.
hoogteverschil in meter hellingsgraad
afgelegde weg in meter 100
, , , ,
, , , ,
m ? %
m
: x ,
Breinbrekers
Breinbrekers
191
b Hieronder zie je de gegevens van een drietal beklimmingen uit de bekende wielerwedstrijd
‘Dwars door Vlaanderen’. Bereken van elke beklimming het gemiddelde stijgingspercentage.
DWARS DOOR VLAANDEREN
Berendries
plaats
hoogteverschil
lengte
gemiddeld stijgingspercentage
Brakel, Sint-Maria-Oudenhove
65,81 m
919 m
%
Valkenberg
plaats
hoogteverschil
lengte
gemiddeld stijgingspercentage
Brakel
43,62 m
538 m
%
Kwaremont (Oude)
plaats
hoogteverschil
lengte
gemiddeld stijgingspercentage
Kluisbergen, Berchem-Kwaremont
89,27 m
1100 m
%
c Je zit in de lift. De lift brengt je 20 m hoger dan de begane grond.
Wat is je stijgingspercentage in de lift?
%
d Je rijdt op je fi ets een afstand van 2500 m. Je hoogteligging is niet veranderd.
Wat is je stijgingspercentage?
%
,
,
,
m ? %
m
: x
m ? %
m
: x
In een notendopLe
ren
lere
n
192 7 | Ga er honderd procent voor
• 18 procent of 18 % betekent: 18 per 100, op 100, van de 100. 18% = 18
100
Breuk op noemer 100
en vereenvoudig.
Breuk op noemer 100.
procent
breuk kommagetal
: 100× 100Deel de teller door de noemer.
Maak eventueel van de noemer eerst een veelvoud van 10.
Aantal cijfers na de komma bepaalt de noemer.
Vereenvoudig.
• Om 10 % te nemen van een getal, delen we dat getal door 10.
• Om 20 % te nemen van een getal, delen we dat getal door 5.
• Om 25 % te nemen van een getal, delen we dat getal door 4.
• Om 50 % te nemen van een getal, delen we dat getal door 2. 50 % is de helft.
• Om 75 % te nemen van een getal, delen we dat getal door 4 en vermenigvuldigen we met 3.
• Om 100 % te nemen van een getal, nemen we het getal zelf.
• Hoe bereken je een procent met je rekentoestel? bv. 36 % van 450
Stap 1 Deel het getal door 100. 450 : 100 = 4,5
Stap 2 Vermenigvuldig het resultaat
met het gegeven procent. 4,5 × 36 = 162
• Hoe zet je een getal om in procent? bv. 23 van de 32
Stap 1 Zet de getallen in een rooster.
hier komt het getal dat je in
procent wil omzetten 23 ? = 71,9 hier komt je oplossing
hier komt het totaal 32 100 procent, dus altijd 100
Stap 2 Zet het totaal (de noemer) om naar 100. Pas dezelfde werkwijze toe op het gegeven
getal. Zo bekom je het procent.
StudiewijzerLeren leren
193
Thema 7Ga er honderd procent voor
Benodigdheden voor deze opdracht
☐ je wiskundeboek Concreet 2 –
Th ema 7: Ga er honderd procent voor
☐ schrijfgerief
☐ meetlat
☐ kleurpotloden
☐ rekentoestel
Doel van de opdracht
• de betekenis van een procent geven
• eenvoudige procenten uitdrukken als een
breuk en als een kommagetal
• eenvoudige procenten nemen van een
benoemd getal
• een procent van een getal nemen met een
rekentoestel
• procenten kunnen inschatten en afronden
• met procenten rekenen in concrete
situaties
Opdrachten Lees het Stappenplan op blz. 3
Thema 7 Moet-opdracht
Mag- opdracht
Ga er honderd procent voor nr ll lk nr ll lk
7.1 Wat betekent procent? 1234
7.2 Procent, breuk en 5 kommagetal 6
789
1011121314151617
1819
7.3 Eenvoudige procenten 20 nemen 21
222324
2526
2728
7.4 Procenten nemen met 29 een rekentoestel 30
3132333435
3637383940
414243444546
4748
497.5 Van getal naar procent 50
51 525354555657585960
6162
Breinbrekers 636465666768
voooooorrrr
Naam:
Klas: Nummer:
Begindatum: / / Einddatum: / /
Evaluatiefi che
194 7 | Ga er honderd procent voor
Lere
n le
ren
Ga er honderd procent voor
Zelfevaluatie
Omcirkel wat past
Ik begrijp de leerstof ... goed voldoende ongeveer niet
Ik vond de moet-opdrachten ... gemakkelijk te doen moeilijk zeer moeilijk
Ik vond de mag-opdrachten ... te doen moeilijk zeer moeilijk niet gemaakt
Ik maakte ... weinig fouten veel fouten
Ik maakte fouten omdat ...
ik de opgave
niet goed heb
gelezen
ik de opgave
niet begreep
ik een
rekenfout
maakte
mijn antwoord
onduidelijk
leesbaar was
Ik vond de opdrachten in dit thema ... mega leuk niet leuk heel vervelend
Evaluatie door je leerkracht
Indienen Op tijd (einddatum)
Fiches volledig aangevuld (naam, start- en einddatum, evaluatie, …)
Inhoud Alle moet-opdrachten gemaakt
Netheid (bij het uitwerken van de oefeningen)
Verbetering Kleurgebruik
Alle fouten verbeterd
Houding Interesse en inzet
Afspraken (materiaal bij, stilte, ...)
Zelfstandig werken (uitleg vragen indien nodig, aandachtig doorwerken, ...)
AANDACHTSPUNT Noteren van de juiste tussenstappen en bewerkingen
Totaal / 10
oorr
Naam:
Klas: Nummer:
Modeltoets
195
Leren leren
Ga er honderd procent voor
Wat betekent procent?
1 Vul in.
Op een zak chips staat dit te lezen: 15 % extra.
Dit betekent: voor elke 100 gram chips in de zak, is er gram extra.
2 Vul in hoeveel procent er ingekleurd is of kleur zelf.
% % 11 % 20 %
Procent, breuk en kommagetal
3 Vul de tabel aan.
procent basisbreuk kommagetal
%
0,25
% 1
50 %
%1
10
20 %
%1
20
12 %
%
1,5
/ 8
Naam:
Klas: Nummer: Datum: / /
Leerkracht: / 20
L
/ 1
n
/ 2
,
,
,
,
,
196
Lere
n le
ren
7 | Ga er honderd procent voor
Eenvoudige procenten nemen
4 Bereken uit het hoofd.
a 10 % van 450 m = m e 10 % van 2,5 cl = cl
b 25 % van 36 m2 = m2 f 50 % van 0,8 mm = mm
c 20 % van € 65 = € g 50 % van 248 g = g
d 100 % van 1,28 kg = kg h 75 % van 40 cm = cm
Procenten nemen met een rekentoestel
5 Er vloeit gemiddeld 5 liter bloed door het menselijk lichaam. Bloed bestaat uit
45 % rode bloedcellen, witte bloedcellen en bloedplaatjes en 55 % plasma.
Bereken hoeveel liter elk bestanddeel is.
liter bloedcellen en bloedplaatjes en liter plasma
6 Bereken de nieuwe prijs van deze skischoenen.
normale prijs: € 99. Nu 15 % korting.
€
Van getal naar procent
7 Zet de getallen om naar een procent.
a Ik behaalde 15,5 op 20 voor mijn zwemproef. Hoeveel procent is dit?
Rond af op 0,1 %.
%
b Bereken de korting op deze microgolfoven in procent.
Rond af op 1 %.
%
clll
/ 4
/ 2
/ 1
/ 2
,
,
,
, ,
euro : x = , euro
euro - , euro = , euro
,
,
Thema
8
In dit thema hebben we het over TEMPERATUUR• Je leert de grootheid temperatuur
en de eenheid ° Celsius kennen.
• Je leert meten en rekenen met
temperatuur.
Een graadjemeer
Inhoud van dit thema
8.1 Temperatuur 198
8.2 Meten en rekenen met
temperatuur 200
Breinbrekers 207
Leren leren met Concreet
• In een notendop 210
• Studiewijzer 211
• Evaluatiefi che 212
• Modeltoets 213
Temperatuur
198 8 | Een graadje meer
8.1
a Duid op elke foto de temperatuur aan.
b Verbind telkens met de meest passende temperatuur.
Temperatuur (T)
Kop warme koffi e • • 100 °C
Leidingwater • • 55 °C
Koelkasttemperatuur • • 40 °C
Diepvriestemperatuur • • 37 °C
Normale lichaamstemperatuur • • 20 °C
Kamertemperatuur • • 10 °C
Lichaamstemperatuur bij koorts • • 5 °C
IJs smelt • • 0 °C
Water kookt • • –18 °C
• De grootheid temperatuur duid je aan met T.
• De eenheid van temperatuur is graden Celsius (° C).
199
Duid op elke foto de temperatuur aan.
Verbind telkens met de meest passende temperatuur.
Temperatuur (T)
Temperatuur in de kelder • • 15 000 000 °C
Water bevriest • • 0 °C
Gemiddelde zomertemperatuur • • 100 °C
Temperatuur in een oven • • 20 °C
Spaghetti mag in het water • • 37 °C
Temperatuur in de klas • • 32 °C
Temperatuur waarop je een handdoek mag wassen • • 7 °C
Temperatuur van het binnenste van de zon • • 2,4 °C
Gemiddelde wintertemperatuur • • 19 °C
Ideale temperatuur voor een babybadje • • 60 °C
Lichaamstemperatuur bij onderkoeling • • 200 °C
Oefeningen1
2
I30
200 8 | Een graadje meer
Meten en rekenen met temperatuur8.2
a Hoeveel graden Celsius is het op deze thermometers?
b Duid de temperatuur aan op de thermometers.
50
40
30
20
10
0
10
20
30
50
40
30
20
10
0
10
20
30
C50
40
30
20
10
0
10
20
30
50
40
30
20
10
0
10
20
30
C50
40
30
20
10
0
10
20
30
50
40
30
20
10
0
10
20
30
C50
40
30
20
10
0
10
20
30
50
40
30
20
10
0
10
20
30
C
minimum-
temperatuur in
Alicante: 17 °C
minimum-
temperatuur in
Antwerpen: 7 °C
minimum-
temperatuur in
Trondheim: -3 °C
minimum-
temperatuur in
Werchojansk: -26 °C
c Bereken het verschil tussen:
• De minimumtemperatuur in Antwerpen en de minimumtemperatuur in Alicante.
• De minimumtemperatuur in Antwerpen en de minimumtemperatuur in Trondheim.
Temperatuur kun je meten met een thermometer.
°C – °C = °C
°C –> °C = °C
°C -> - °C = °C
+ = °C
- °C °C , °C
201
Hoeveel graden Celsius is het op deze thermometers?
Duid de temperatuur aan op de thermometers.
50
40
30
20
10
0
10
20
30
50
40
30
20
10
0
10
20
30
C50
40
30
20
10
0
10
20
30
50
40
30
20
10
0
10
20
30
C50
40
30
20
10
0
10
20
30
50
40
30
20
10
0
10
20
30
C
35
3
7
39
4
1
36
3
8
40
4
2
23 °C - 13 °C - 21 °C 38,3 °C
Oefeningen3
4
- °C °C
, °C - °C °C
202 8 | Een graadje meer
Bereken het verschil tussen de minimum- en de maximumtemperatuur.
min 2 °C
max 18 °C
min -1 °C
max 7 °C
min -7 °C
max -2 °C
a b c
°C °C °C
Duid de gevraagde minimumtemperatuur aan.
a 25 °C minder
(max. = 19 °C)
b 18 °C minder
(max. = 17 °C)
c 6 °C minder
(max. = 24 °C)
d 12 °C minder
(max. = 35 °C)
50
40
30
20
10
0
10
20
30
50
40
30
20
10
0
10
20
30
C50
40
30
20
10
0
10
20
30
50
40
30
20
10
0
10
20
30
C50
40
30
20
10
0
10
20
30
50
40
30
20
10
0
10
20
30
C50
40
30
20
10
0
10
20
30
50
40
30
20
10
0
10
20
30
C
a b c d
Duid de gevraagde maximumtemperatuur aan.
a 6 °C meer
(min. = 15 °C)
b 10 °C meer
(min. = -5 °C)
c 17 °C meer
(min. = -12 °C)
d 8 °C meer
(min. = 1 °C)
50
40
30
20
10
0
10
20
30
50
40
30
20
10
0
10
20
30
C50
40
30
20
10
0
10
20
30
50
40
30
20
10
0
10
20
30
C50
40
30
20
10
0
10
20
30
50
40
30
20
10
0
10
20
30
C50
40
30
20
10
0
10
20
30
50
40
30
20
10
0
10
20
30
C
a b c d
5
6
7
°C - °C = °C + °C = °C - °C =
203
Bekijk deze minimum- maximumthermometer.
a Hoeveel graden Celsius is het nu?
b Welke is de maximumtemperatuur die gemeten is?
c Welke is de minimumtemperatuur die gemeten is?
Hoeveel graden steeg of daalde de temperatuur? aantal graden gestegen
aantal graden gedaald
7 -2
-2 -8
6 15
-5 3
12 35
17 5
8
9
°C
°C
°C
/ °C
/ °C
°C /
°C /
°C /
/ °C
204 8 | Een graadje meer
Kip moet bereid worden tot een kerntemperatuur van ongeveer
70 °C om alle bacteriën zeker uit te schakelen. Dat wil zeggen dat de
“kern” van de kip ongeveer 70 °C moet zijn. Je kunt dat meten met
een temperatuursonde. Hoeveel graden moet de kerntemperatuur
nog stijgen?
Teken zelf een temperatuurcurve met volgende gegevens. Gebruik twee verschillende
kleuren voor de dag- en nachttemperatuur.
dagen temperatuur
dag nacht
maandag 18 °C 12 °C
dinsdag 17 °C 10 °C
woensdag 16 °C 11 °C
donderdag 15 °C 9 °C
vrijdag 19 °C 12 °C
zaterdag 19 °C 13 °C
zondag 15 °C 8 °C
10
11
20 °C
15 °C
10 °C
5 °C
0 °C
maa
ndag
dins
dag
woe
nsda
g
dond
erda
g
vrijd
ag
zate
rdag
zond
ag
Nog °C.
205
Hoeveel graden Celsius is het op deze thermometers?
Om de taart te bakken moet de oven nog 85 °C meer verwarmd worden. Tot op hoeveel
graden moet de oven volgens het recept verwarmd worden?
Melissa meet elke dag de temperatuur. Deze week had ze deze resultaten.
Maandag Dinsdag Woensdag Donderdag Vrijdag Zaterdag Zondag
12,2 °C 13,7 °C 11,8 °C 13,6 °C 14,2 °C 13,7 °C 14,4 °C
Welke is de gemiddelde dagtemperatuur van deze week?
12
13
14
95
- °C °C °C
°C + °C = °C
, + , + , + , + , + , + , = ,
, : = ,
De gemiddelde dagtemperatuur is .
206 8 | Een graadje meer
Jonas meet ook elke dag de temperatuur. Dit zijn resultaten van vorige winter.
Maandag Dinsdag Woensdag Donderdag Vrijdag Zaterdag Zondag
2 °C 1 °C 1 °C -4 °C -1 °C 3 °C 3 °C
a Teken de temperatuurcurve van die week.
b Hoeveel graden Celsius is de gemiddelde dagtemperatuur?
antwoord:
Jonas meet ook ‘s nachts de temperatuur. Dit zijn resultaten van vorige winter.
Maandag Dinsdag Woensdag Donderdag Vrijdag Zaterdag Zondag
- 3 °C -6 °C -4 °C 1 °C 5 °C 4 °C 3 °C
Bereken de gemiddelde nachttemperatuur.
antwoord:
15
16
ma di woe do vrij za zo
2
1
0
-1
-2
+ + + (– ) + (– ) + + =
: = ,
De gemiddelde dagtemperatuur is , °C.
- + (-) + (-) + + + + =
: =
De gemiddelde nachttemperatuur is °C.
Breinbrekers
Breinbrekers
207
Als je gaat van de ene temperatuur naar de andere temperatuur, hoeveel graden verschil heb
je dan?
Vul dat in op het groene vlakje en verbind nadien, in de juiste volgorde, de stippen.
17
WEETJEWEETJEWist je dat ...
... de koudste permanent bewoonde plaats Ojmjakon in Siberië is?
De 4000 inwoners moeten temperaturen verdragen die tot -67 °C kunnen dalen.
... de laagste temperatuur ooit gemeten op aarde -89,2 °C bedraagt?
Dat gebeurde op 21 juli 1983 in Vostok, een onderzoekscentrum in het Zuidpoolgebied.
... de hoogste temperatuur (in de schaduw) op aarde opgetekend werd op 13 september
1922 bij Al Aziziyah in Libië: 58 °C?
Bre
inbr
eker
sB
rein
brek
ers
208 8 | Een graadje meer
In de tabel vind je de gemiddelde maandtemperaturen in graden Celsius (°C) van
verschillende plaatsen op de wereld.
maandenA
dela
ide
(Au
stra
lië)
Ca
na
da
(Am
eri
ka)
Alg
eri
je
(Afr
ika)
Ru
sla
nd
(E
uro
pa)
An
twe
rpe
n
(Eu
rop
a)
Bra
zili
ë
(Am
eri
ka)
Ho
ng
Ko
ng
(A
zië)
jan 21,8 -31,0 11,2 -9,3 2,2 26,2 15,8
feb 21,9 -33,0 11,9 -7,7 3,1 26,5 15,9
maart 20,0 -33,0 12,8 -2,2 5,3 26,0 18,5
april 17,0 -25,0 14,7 5,8 8,8 24,5 22,2
mei 14,1 -11,0 17,7 13,1 12,3 23,0 25,9
juni 11,7 -1,0 21,3 16,6 15,6 21,5 27,8
juli 11,0 3,4 24,6 18,2 17,0 21,3 28,8
aug 11,7 1,0 25,2 16,4 16,9 21,8 28,4
sep 13,4 -9,7 23,2 11,0 14,3 21,8 27,6
okt 15,8 -19,0 19,4 5,1 10,1 22,8 25,2
nov 18,2 -27,0 15,2 -1,2 6,0 24,2 21,4
dec 20,1 -29,0 12,1 -6,1 3,2 25,2 17,6
a Stel de maandelijkse temperatuur van Adelaide (Australië) voor in een temperatuurcurve.
Doe dit eerst in potlood en overtrek daarna de curve in het blauw.
b Stel de maandelijkse temperatuur van Antwerpen (Europa) voor in een temperatuurcurve.
Doe dit eerst in potlood en overtrek daarna de curve in het groen.
20 °C
25 °C
15 °C
10 °C
5 °C
0 °C
-5 °C
-10 °C
janu
ari
febr
uari
maa
rt
april
mei
juni juli
augu
stus
sept
embe
r
okto
ber
nove
mbe
r
dece
mbe
r
18
Breinbrekers
Breinbrekers
209
c Bereken de gemiddelde jaartemperatuur van Brazilië (Amerika).
bewerkingen:
antwoord:
d Bereken de gemiddelde jaartemperatuur van Canada (Amerika).
bewerkingen:
antwoord:
e Wat is het verschil tussen de gemiddelde jaartemperatuur van Brazilië en die van Canada?
bewerkingen:
antwoord:
f Bekijk goed de volledige tabel.
In welk land vind je de grootste temperatuurschommelingen?
In welk land vind je de kleinste temperatuurschommelingen?
In de maand april is het het koudst in
en het warmst in
g Wat is:
- de koudste maand in Antwerpen (Europa):
- de warmste maand in Algerije (Afrika):
- de koudste maand in Rusland (Europa):
- de warmste maand in Brazilië (Amerika) :
som = , °C
, °C : = , °C
, °C
som = - , °C
- , °C : = - , °C
-, °C
, + , = , °C
, °C
Canada (Amerika)
Brazilië (Amerika)
Canada (Amerika)
Brazilië (Amerika)
januari
augustus
januari
februari
In een notendopLe
ren
lere
n
210 8 | Een graadje meer
• De grootheid temperatuur duid je aan met T.
• De eenheid van temperatuur is graden Celsius (° C).
• Temperatuur kun je meten met een thermometer.
StudiewijzerLeren leren
211
Thema 8Een graadje meer
Benodigdheden voor deze opdracht
☐ je wiskundeboek Concreet 2 –
Th ema 8: Een graadje meer
☐ schrijfgerief
☐ meetlat
☐ rekentoestel
☐ kleurpotloden
Doel van de opdracht
• de grootheid temperatuur en de
eenheid °C kennen
• temperatuur kunnen meten met
thermometers
• temperatuur kunnen aanduiden op
thermometers
• kunnen rekenen met temperatuur
Opdrachten Lees het Stappenplan op blz. 3
Thema 8 Moet-opdracht
Mag-opdracht
Een graadje meer nr ll lk nr ll lk
8.1 Temperatuur 1
2
8.2 Meten en rekenen met 3
temperatuur 4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
Breinbrekers 17
18
Naam:
Klas: Nummer:
Begindatum: / / Einddatum: / /
Evaluatiefi che
212 8 | Een graadje meer
Lere
n le
ren
Een graadje meer
Zelfevaluatie
Omcirkel wat past
Ik begrijp de leerstof ... goed voldoende ongeveer niet
Ik vond de moet-opdrachten ... gemakkelijk te doen moeilijk zeer moeilijk
Ik vond de mag-opdrachten ... te doen moeilijk zeer moeilijk niet gemaakt
Ik maakte ... weinig fouten veel fouten
Ik maakte fouten omdat ...
ik de opgave
niet goed heb
gelezen
ik de opgave
niet begreep
ik een
rekenfout
maakte
mijn antwoord
onduidelijk
leesbaar was
Ik vond de opdrachten in dit thema ... mega leuk niet leuk heel vervelend
Evaluatie door je leerkracht
Indienen Op tijd (einddatum)
Fiches volledig aangevuld (naam, start- en einddatum, evaluatie, …)
Inhoud Alle moet-opdrachten gemaakt
Netheid
Verbetering Kleurgebruik
Alle fouten verbeterd
Houding Interesse en inzet
Afspraken (materiaal bij, stilte, ...)
Zelfstandig werken (uitleg vragen indien nodig, aandachtig doorwerken, ...)
AANDACHTSPUNT Net en verzorgd werken
Totaal / 10
Naam:
Klas: Nummer:
Modeltoets
213
Leren leren
Een graadje meer
Temperatuur
1 Duid de temperatuur aan op deze foto’s.
2 Verbind met de meest passende temperatuur.
Temperatuur (T)
Kokend water • • 4 °C
Warme koffi e • • 0 °C
Koelkasttemperatuur • • 100 °C
IJs smelt • • 55 °C
Keldertemperatuur • • 7 °C
Meten en rekenen met temperatuur
3 Hoeveel graden is het op deze thermometers?
/ 5
/ 2
Naam:
Klas: Nummer: Datum: / /
Leerkracht: / 20
LLLLLLe
/ 3
°C , °C
214
Lere
n le
ren
8 | Een graadje meer
4 Duid de temperatuur aan op de thermometers.
50
40
30
20
10
0
10
20
30
50
40
30
20
10
0
10
20
30
C50
40
30
20
10
0
10
20
30
50
40
30
20
10
0
10
20
30
C50
40
30
20
10
0
10
20
30
50
40
30
20
10
0
10
20
30
C
35
3
7
39
4
1
36
3
8
40
4
2
- 3 °C 17 °C De temperatuur was
eerst 5 °C. Nu is de
temperatuur met
7 °C gedaald.
Eerst had Tibo
38,1 °C koorts.
De koorts is met
1,1 °C gestegen.
5 Bekijk deze grafi ek en los de vragen op.
Werchojansk (Siberië)
10 °C
20 °C
0 °C
-10 °C
-20 °C
-30 °C
-40 °C
-50 °C
janu
ari
febr
uari
maa
rt
april
mei
juni juli
augu
stus
sept
embe
r
okto
ber
nove
mbe
r
dece
mbe
r
a Wat is de koudste maand?
Hoeveel graden wordt dan gemeten?
b Wat is de warmste maand?
Hoeveel graden wordt er gemeten?
/ 4
/ 6
januari
- °C
juli
°C
Thema
9
In dit thema leren we werken met SCHAAL• Je leert met plannen en
plattegronden werken.
• Je begrijpt wat schaal betekent.
• Je kunt je plan trekken met op schaal
gemaakte tekeningen, modellen en
plannen.
• Je kunt zelf een tekening vergroot of
verkleind tekenen.
Op groteschaal
Inhoud van dit thema
9.1 Het begrip schaal 216
9.2 Van plan naar werkelijkheid 218
9.3 Van werkelijkheid naar plan 220
9.4 Wat is de schaal? 222
Breinbrekers 236
Leren leren met Concreet
• In een notendop 238
• Studiewijzer 239
• Evaluatiefi che 240
• Modeltoets 241
Het begrip schaal
216 9 | Op grote schaal
9.1
a Dit is een telegeleid model van een Ferrari. Op de afbeelding staat te lezen: schaal 1
Dit betekent dat alle afmetingen in
werkelijkheid keer groter zijn.
1 cm op het model is cm in
werkelijkheid
of
12 cm in werkelijkheid is cm op
het model.
b Dit is een plattegrond van een voetbalveld.
Het voetbalveld is in werkelijkheid
100 m lang en 60 m breed.
• Meet de lengte en de breedte op de tekening.
• Vul de tabel aan.
werkelijke afmeting afmeting op het plan
lengte m = cm cm
breedte m = cm cm
• Vul nu de verhouding in.
De lengte is maal kleiner getekend.
De breedte is maal kleiner getekend.
Het voetbalveld is nagetekend op schaal 1
.
• De schaal is de verhouding tussen de werkelijke afmetingen en de afmetingen op het
plan of het model.
• De schaal schrijven we als een breuk met teller één.
Als de afmetingen op het plan 24 keer kleiner zijn dan de werkelijkheid, schrijven we
schaal 1
24 of schaal 1 : 24.
De schaal 1 : 24 betekent dus
1 cm op het plan is 24 cm in werkelijkheid of
24 cm in werkelijkheid is 1 cm op het plan.
217
Vul in.
Dit is een slaapkamer overgenomen uit een bouwplan.
a • Meet de lengte en de breedte op de
tekening.
• Vul de tabel in.
werkelijkheid plan
lengte cm cm
breedte cm cm
400
450
b Vul in.
Alle afmetingen op het plan zijn maal kleiner dan de werkelijke afmetingen.
De kamer is getekend op schaal :
1 cm op het plan is cm ( = m ) in werkelijkheid.
50 cm in werkelijkheid is cm op het plan.
Vul in.
a schaal 1
81 cm op schaal is cm in werkelijkheid.
b 1 cm op schaal is 500 cm in werkelijkheid.
De gebruikte schaal is
.
c 1 cm op schaal is 8 m in werkelijkheid.
De gebruikte schaal is
.
d 2 cm op schaal is 400 cm in werkelijkheid.
De gebruikte schaal is
.
e schaal 1 : 20 000
20 000 cm in werkelijkheid is cm op schaal.
2 km in werkelijkheid is cm op schaal.
20 m in werkelijkheid is cm op schaal.
Oefeningen1
2
450
400
50
1 50
1
8
1500
1800
1200
1
10
0,1
50 0,50
9
8
218 9 | Op grote schaal
9.2 Van plan naar werkelijkheida De leerlingen van het BVL Metaal maakten voor de leerkrachten
Frans dit model van de Eiff eltoren.
Het model is 2,15 m hoog en is gemaakt op schaal 1
150 .
Bereken de ware hoogte van de Eiff eltoren.
Ware hoogte: m × = m
b Bereken de werkelijke afmetingen van het vliegtuigje.
Ware lengte: cm × = cm = m
Ware breedte: cm × = cm = m
Ware hoogte: cm × = cm = m
c Dit is een kaart op schaal 1/20 000.
• Meet de afstand van x naar y op de kaart: cm
• Bereken de werkelijke afstand.
Ware afstand: cm ×
= cm
= m
= km
• Van plan of model naar de werkelijke afmeting
Stap 1 Meet of lees de afmeting op het plan of model.
Stap 2 Vermenigvuldig de meting met het schaalgetal.
Stap 3 Zet eventueel om naar een meer passende eenheid.
bv. afmeting op plan afmeting in werkelijkheid
5 cm × 50 250 cm of 2,50 m
schaal 1
50
x
y
, ,
, , ,
,
,
,
,
,
219
Vul de tabel aan.
afmeting op het plan
schaal berekeningenwerkelijke afmeting
a 2 cm 1 : 20 cm
b 15 mm 1 : 5 mm
c 4 dm 1 : 25 m
d 42 mm 1 : 100 m
e 8,3 cm 1 : 200 m
f 18 cm 1 : 30 m
g 85 mm 1 : 1500 m
h 7,4 cm 1 : 400 000 km
i 98 mm 1 : 800 dm
j 8,8 cm 1 : 50 m
k 22 mm 1 : 150 000 km
l 1,8 dm 1 : 2 500 000 km
In mini-Europa staat een model van de Big Ben van Londen.
Het model is 3,84 m hoog en is nagebouwd op schaal 1
25 .
Hoe hoog is de Big Ben in het echt?
antwoord: m
Dit schaalmodel van een vliegtuig is 35,2 cm lang.
Hoe lang is het echte toestel?
antwoord: m
Oefeningen3
4
5
2 cm x 20 = 40
15 mm x 5 = 75
4 dm x 25 = 100 dm = 10
42 mm x 100 = 4200 mm = 4,2
8,3 cm x 200 = 1660 cm = 16,6
18 cm x 30 = 540 cm = 5,4
85 mm x 1500 = 127 500 mm = 127,5
7,4 cm x 400 000 = 2 960 000 cm = 29,6
98 mm x 800 = 78 400 mm = 784
8,8 cm x 50 = 440 cm = 4,4
22 mm x 150 000 = 3 300 000 mm = 3,3
1,8 dm x 2 500 000 = 4 500 000 dm = 450
3,84 m x 25 = 96 m
96
35,2 cm x 51 = 1795,2 cm
17,952
220 9 | Op grote schaal
Van werkelijkheid naar plan9.3
a Het Parthenon in Athene is 70 m lang.
In mini-Europa werd deze nagebouwd op schaal 1
25.
Hoe lang is het Parthenon in mini-Europa?
Lengte van de maquette:
m : = m
b Je wil je klaslokaal tekenen op schaal 1
200.
• Meet de lengte en de breedte van je klaslokaal.
l = m
b = m
• Bereken de afmetingen op schaal.
Lengte op schaal: m = cm : = cm
Breedte op schaal: m = cm : = cm
• Teken je klaslokaal op schaal.
c Deze kaart van een schatteneiland is getekend op schaal 1
2 000 000.
Er ligt een schat op 50 km ten zuiden van plaats X.
• Bereken op hoeveel cm je de schat moet aanduiden.
Werkelijke afstand:
50 km = m = cm
Afstand op de kaart:
cm : = cm
• Teken de plaats waar je de schat zult vinden op de kaart.
• Van de werkelijke afmeting naar plan of model
Stap 1 Meet of lees de afmeting in werkelijkheid.
Stap 2 Zet eventueel om naar een meer passende eenheid (cm of mm).
Stap 3 Deel de afmeting door het schaalgetal.
bv. afmeting op plan afmeting in werkelijkheid
5 cm : 50 250 cm of 2,50 m
schaal 1
50
,
, X
221
Vul de tabel aan.
werkelijkeafmeting
schaal berekeningenafmeting op
het plan
a 60 cm 1 : 20 cm
b 45 mm 1 : 5 mm
c 400 m 1 : 2000 cm
d 120 mm 1 : 20 mm
e 42 m 1 : 200 cm
f 800 m 1 : 4000 dm
g 12 m 1 : 240 dm
h 6 km 1 : 400 000 mm
i 50 dm 1 : 125 cm
j 18 m 1 : 5000 mm
k 400 km 1 : 200 000 cm
l 2800 km 1 : 25 000 000 cm
Het Atomium te Brussel is 102 m hoog.
We willen een model van het Atomium maken op schaal 1
500.
Hoe hoog zal ons model zijn?
antwoord: cm
De lijnvlucht Brussel-Barcelona bedraagt 1400 km.
Vervolledig de lengte van de vlucht op schaal 1
12 500 000.
Oefeningen6
7
8
60 cm : 20 = 3
45 mm : 5 = 9
40 000 cm : 2000 = 20
120 mm : 20 = 6
4200 cm : 200 = 21
8000 dm : 4000 = 2
120 dm : 240 = 0,5
6 000 000 mm : 400 000 = 15
500 cm : 125 = 4
18 000 mm : 5000 = 3,6
40 000 000 cm : 200 000 = 200
280 000 000 cm : 25 000 000 = 11,2
m = cm
cm : = , cm
,
km = m = cm
cm : = , cm
Barcelona
222 9 | Op grote schaal
Wat is de schaal?9.4
a De werkelijke lengte van deze
vrachtwagen is 1600 cm en de lengte
op schaal is 50 cm.
Bereken op welke schaal deze truck is
nagebouwd.
schaal: cm : cm = schaal 1
b Dit tennisterrein is in werkelijkheid 11 m breed.
• Meet de breedte op tekening.
Breedte op het plan: b = cm
• Bereken de schaal.
Werkelijke breedte = m = cm
schaal: cm : cm = schaal 1
c De werkelijke afmeting in vogelvlucht van Antwerpen naar Gent is 60 km.
• Meet de afstand op de kaart: cm
• Bereken de schaal.
Werkelijke afstand = km = m
= cm
schaal: cm : cm = schaal 1
• Hoe bereken ik de schaal?
Stap 1 Meet of lees de afmeting op het plan of model en de werkelijke afmeting.
Stap 2 Zet eventueel om naar dezelfde eenheid.
Stap 3 Deel de werkelijke afmeting door de afmeting op schaal.
bv. afmeting op plan afmeting in werkelijkheid
5 cm 250 : 5 250 cm of 2,50 m
schaal 1
50
1600 50 3232
2,2
1100 2,2 500500
11 1100
223
Vul de tabel aan.
werkelijkeafmeting
afmeting op het plan
berekeningen schaal
a 80 cm 4 cm 1 :
b 500 mm 25 mm 1 :
c 2 m 5 cm 1 :
d 5,4 m 60 mm 1 :
e 129,6 m 7,2 cm 1 :
f 35 m 14 cm 1 :
g 1640 m 82 mm 1 :
h 16 km 3,2 cm 1 :
i 56 dm 7 mm 1 :
j 232 m 5,8 cm 1 :
k 2,4 km 48 mm 1 :
l 15,6 km 7,8 cm 1 :
Op welke schaal is deze meetlat nagetekend?
antwoord: schaal 1
Op welke schaal is dit bouwplan getekend?
living
kk. bur.
hal
wc
15,60 m
10 m
begane grond
antwoord: schaal 1
Oefeningen9
10
11
80 cm : 4 cm = 20 20
500 mm : 25 mm = 20 20
200 cm : 5 cm = 40 40
5400 mm : 60 mm = 90 90
12 960 cm : 7,2 cm = 1800 1800
3500 cm : 14 cm = 250 250
1 640 000 mm : 82 mm = 20 000 20 000
1 600 000 cm : 3,2 cm = 500 000 500 000
5600 mm : 7 mm = 800 800
23 200 cm : 5,8 cm = 4000 4000
2 400 000 mm : 48 mm = 50 000 50 000
1 560 000 cm : 7,8 cm = 200 000 200 000
5
400
30 cm : 6 cm = 5
10 m : 2,5 cm = 1000 cm : 2,5 cm = 400
15,60 m : 3,9 cm = 1560 cm : 3,9 cm = 400
224 9 | Op grote schaal
Vul in.
schaal 1 : 250
a 1 cm op het plan is cm in werkelijkheid.
5 cm op het plan is m in werkelijkheid.
20 mm op het plan is m in werkelijkheid.
1 mm op het plan is m in werkelijkheid.
b 250 cm in werkelijkheid is cm op het plan.
250 m in werkelijkheid is cm op het plan.
2500 cm in werkelijkheid is cm op het plan.
250 cm in werkelijkheid is mm op het plan.
Welke is de gebruikte schaal?
a 1 cm op schaal is 750 cm in werkelijkheid schaal 1
b 1 cm op schaal is 12 m in werkelijkheid schaal 1
c 2 cm op schaal is 5 km in werkelijkheid schaal 1
Vul de tabel aan.
afmeting op het plan
schaal berekeningenwerkelijke afmeting
a 3,4 cm 1 : 50 m
b 44 mm 1 : 300 m
c 0,8 m 1 : 2400 km
d 12 m 1 : 12 500 km
Bereken de werkelijke lengte van dit racecircuit.
antwoord: m
12
13
14
15
, cm x = cm ,
mm x = mm ,
, m x = m ,
m x = m
, m x = , m
,
250
5 cm x 250 = 1250 cm = 12,5
20 mm x 250 = 5000 mm = 5
1 mm x 250 = 250 mm = 0,25
1
1 m = 100
2500 cm : 250 = 10
2500 mm : 250 = 10
250 000
1200
750
225
Meet de aangeduide afstand op de kaart en
bereken de werkelijke afstand.
antwoord: km schaal 1/50 000
Vul de tabel aan.
werkelijkeafmeting
schaal berekeningenafmeting op
het plan
a 8,4 m 1 : 200 mm
b 400 m 1 : 500 cm
c 0,05 km 1 : 5 m
d 8 km 1 : 25 000 cm
Deze treinwagon is in werkelijkheid 11,35 m lang.
Een speelgoedfabrikant maakt deze wagon na op
schaal 1 : 48.
Hoe lang is de speelgoedwagon? Rond af op 0,1 cm.
antwoord: cm
Een architect tekent een plan van een tuinhuis op schaal 1 : 50. Het tuinhuis meet 3 m op 2,5 m.
Teken hieronder het grondplan van het tuinhuis.
16
17
18
19
mm :
cm :
m :
cm :
, m = cm
cm : ≈ , cm
,
m = cm cm : = cm
, m = cm cm : = cm
6 cm x 50 000 = 300 000 cm
= 3000 m
= 3 km
3
226 9 | Op grote schaal
Vul de tabel aan.
werkelijkeafmeting
afmeting op het plan
berekeningen schaal
a 990 cm 33 cm 1 :
b 2,5 m 5 mm 1 :
c 10 km 12,5 cm 1 :
d 120 m 2,4 dm 1 :
Deze bronzen replica van het Empire State Building in New York is
19,05 cm groot. Het echte gebouw is 381 m hoog.
Op welke schaal is deze replica gegoten?
antwoord: schaal 1:
Vul de tabel aan.
op plan schaalwerkelijke afmeting
berekeningen
a cm 1 : 600 24 m
b mm 1 : 40 156 cm
c 4 cm 1 : 200 m
d mm 1 : 8000 4 m
e 3,2 cm 1 : 5000 m
f cm 1 : 800 000 32 km
g 24 mm 1 : 2 m
h 18 cm 1 : 250 000 m
20
21
22
cm : cm
mm : mm
cm : , cm
dm : , dm
m = cm
cm : , cm =
4
39
0,5
4
8
160
0,048
45 000
2400 cm : 600
1560 mm : 40
4 cm x 200 = 800 cm
4000 mm : 8000
3,2 cm x 5000 = 16 000 cm
3 200 000 cm : 800 000
24 mm x 2 = 48 mm
18 cm x 250 000 = 4 500 000 cm
227
Vul de tabel aan.
plan schaal werkelijkheid berekeningen
a mm 1 : 400 12,8 m
b 6,6 cm 1 : 33 m
c 0,04 m 1 : 25 000 km
d 7,8 cm 1 : 390 m
De breedte van de voorgevel van deze maquette
is 45 cm.
Bereken de voorgevelbreedte in werkelijkheid.
voorgevelbreedte = m
Bereken de afmetingen op schaal 1
18.
Rond af op 1 cm.
lengte op schaal = cm
breedte op schaal = cm
hoogte op schaal = cm
a Hoe groot ben jij?
cm
b Teken jezelf hiernaast op schaal 1
40.
23
schaal 1
40
24
25
26
mm :
cm : , cm
, m x = m
cm : , cm
45 cm x 40 = 1800 cm = 18 m
18
228 9 | Op grote schaal
Teken het grondplan op schaal van:
a een leidingsbuis van 250 m lang
op schaal 1 : 5000.
b een keuken met een lengte van 5 m en een
breedte van 3,75 m op schaal 1 : 125.
c een badkamer met een lengte van 4,2 m
en een breedte van 3 m op schaal 1 : 60.
d een voetbalveld van 100 m op 75 m
op schaal 1 : 2500.
Bereken de werkelijke
afmetingen van deze auto’s.
het model werkelijke lengte werkelijke breedte werkelijke hoogte
aDe Hummer
l = 25 cm, b = 11,3 cm en
h = 10,3 cm
m m m
bDe Porsche Cayenne
l = 26,6 cm, b = 10,7 cm
en h = 9,4 cm
m m m
27
28
420 cm : 60 = 7 cm
300 cm : 60 = 5 cm
25 000 cm : 5000 = 5 cm
10 000 cm : 2500 = 4 cm
7500 cm : 2500 = 3 cm
500 cm : 125 = 4 cm
375 cm : 125 = 3 cm
, , ,
, , ,
229
Een wegenkaart is getekend op schaal 1 : 300 000. De afstand tussen twee steden op de
wegenkaart is 26 cm.
Hoever liggen deze steden in werkelijkheid van elkaar?
antwoord: km
Opa maakt een poppenhuisje voor Cozette.
Als model gebruikt hij daarvoor zijn eigen huis.
Het poppenhuis is 40 cm hoog. Opa bouwde
het huis na op schaal 1
20.
Hoe hoog is opa’s huis?
antwoord: m
Hoe lang is de echte Apache helikopter?
antwoord: m
29
30
31
cm x = cm = m = km
cm x = cm = m
, cm x = , cm = , m
,
230 9 | Op grote schaal
We sjorren een toren zoals op de tekening.
De tekening is getekend op schaal 1 : 150.
a Hoe hoog is de toren in werkelijkheid?
antwoord: m
b Hoe lang is de paal in werkelijkheid die de
jongeman rechts op de tekening vasthoudt?
antwoord: m
De werkelijke lengte van dit olifantje is 3 m.
Hoe groot is een mier op dezelfde foto als de mier in werkelijkheid 5 mm groot is?
antwoord: mm
32
33
m = cm
cm : cm = schaal :
mm : = , mm
,
cm x = cm = m
, cm x = cm = , m
,
231
Dit is een afbeelding van een vakantiefoto. Je vergroot de foto tot een foto van 30 x 45 cm.
a Teken de nieuwe foto op schaal ernaast.
b Hoeveel keer is de foto groter geworden?
antwoord: keer
Een zaal heeft volgende afmetingen: 50 m op 30 m. Deze zaal is hieronder voorgesteld.
a Welke schaal werd gebruikt?
schaal 1
b We plaatsen een podium in de zaal van 12 m lang en 5 m breed.
• Hoe groot zullen de afmetingen op de tekening zijn?
• Teken het podium in de zaal.
cm op cm
WEETJEWEETJEDit is een foto van een luis. Gelukkig zijn luizen in werkelijkheid niet zo groot.
Een luis is amper 1 mm groot.
Deze foto vergroot de luis ongeveer keer.
Bij een vergroting schrijven we de schaal als volgt: schaal
1Om de werkelijke afstand te kennen, moeten we de getekende lengte delen door de schaal.
Om de getekende afstand te kennen, moeten we de werkelijke lengte vermenigvuldigen met de schaal.
34
35
10 cm
15 cm
cm
cm
1000
5000 cm : 5 cm = 1000
2828
, ,
232 9 | Op grote schaal
Vul de tabel aan.
werkelijke afmeting schaal op plan
a m 15 : 1 30 cm
b 0,5 mm 200 : 1 cm
c mm 50 : 1 10 cm
d 12,5 cm 20 : 1 mm
e 8 mm : 1 0,4 m
f 0,1 cm 500 : 1 mm
g mm 75 : 1 45 cm
h 0,2 mm : 1 0,8 cm
Deze verpakking van chocoladebonbons is gemaakt op schaal 8
1.
Bereken de afmetingen van deze verpakking en vul ze in de tabel in.
afmetingen van één bonbon
afmetingen van de verpakking
l = 40 mm l = cm
b = 22 mm b = cm
h = 25 mm h = cm
Op welke schaal is deze foto van de schapenteken
afgebeeld?
antwoord: op schaal
a Vul de waarden in voor de lijnschaal.
cm komt overeen met km
1 cm komt overeen met km
36
37
38
39
0,02
10
2
2500
50
,
4 100
25
233
b Bereken de werkelijke afstand tussen de verschillende steden in vogelvlucht.
• Brussel - Antwerpen
• Oostende - Charleroi
• Luik - Brugge
• Kortrijk - Hasselt
a Vul de waarden in voor de lijnschaal.
cm komt overeen met km
1 cm komt overeen met km
b Bereken de werkelijke afstand tussen de verschillende steden in vogelvlucht.
AntwerpenOostende
Brugge
Kortrijk Brussel
LuikCharleroi
Hasselt
0 100 km
40
• Valladolid - Zaragoza
• Léon - Granada
• Barcelona - Malaga
1,8 cm x 25 = 45 km
4,7 cm x 25 = 117,5 km
6,9 cm x 25 = 172,5 km
5,4 cm x 25 = 135 km
5 500
100
4,2 cm x 100 = 420 km
7,6 cm x 100 = 760 km
10,5 cm x 100 = 1050 km
234 9 | Op grote schaal
Teken op schaal.
a Teken elke afmeting 2 keer groter.
b Teken elke afmeting 2 keer kleiner.
c Teken elke afmeting 3 keer groter.
41
235
d Teken op schaal 1:3.
e Teken op schaal 1:3.
f Teken op schaal 3:1.
Bre
inbr
eker
sB
rein
brek
ers
236 9 | Op grote schaal
De afstand van de kerk tot de school is 50 m.
• Bepaal de lijnschaal en vul die aan.
42
warenhuis
slagerij
bakkerij
apotheek
bibliotheek
school
schoenwinkel
stadhuis kleerwinkel
0 m
bioscoop
kerkcafé
100
Breinbrekers
Breinbrekers
237
• Beantwoord de onderstaande vragen. Neem steeds de stippen om afstanden te meten.
a Je vertrekt aan de bibliotheek. Je wandelt 150 m oostwaarts. Daarna wandel je 50 m
noordwaarts. Waar ben je nu?
b Je vertrekt aan het stadhuis. Je wandelt
75 m westwaarts. Daarna wandel je 450 m
noordwaarts en dan nog eens 75 m oostwaarts.
Waar ben je nu?
c Je vertrekt aan het warenhuis en wandelt 125 m oostwaarts. Daarna wandel je 50 m
zuidwaarts. Dan 100 m oostwaarts en vervolgens 150 m zuidwaarts. Je stapt 50 m verder
(oostwaarts) en daarna 125 m noordwaarts.
Waar ben je nu?
Beschrijf nu zelf een kortere weg
om op je bestemming te geraken.
d Je doet volgende boodschappen: je vertrekt aan de school en je gaat om een paar
schoenen. Daarna stap je naar het stadhuis om je nieuwe identiteitskaart af te halen.
Nadien wip je even binnen in het warenhuis om een pot mayonaise te kopen. Je moet
nog naar de slager om vlees en naar de bakker om een brood alvorens terug aan de
schoolpoort te staan. Daar komen ze jou oppikken. Hoeveel meter heb je moeten afl eggen
om al je boodschappen te doen?
totaal:
apotheek
warenhuis
bakkerij
kortere weg: 275 m oostwaarts, 75 m zuidwaarts
school schoenwinkel: 50 m + 75 m + 50 m (= 175 m)
schoenwinkel stadhuis: 25 m + 125 m + 200 m (= 350 m)
stadhuis warenhuis: 75 m + 450 m + 75 m (= 600 m)
warenhuis slager: 125 m + 50 m + 50 m (= 225 m)
slager bakker: 50 m + 50 m + 150 m + 75 m (= 325 m)
bakker school: 125 m + 150 m + 50 m + 50 m (= 375 m)
totaal: 2050 m
In een notendopLe
ren
lere
n
238 9 | Op grote schaal
• De schaal is de verhouding tussen de werkelijke afmetingen en de afmetingen op het plan of
het model.
bv. schaal 1
250 1 cm op het plan is 250 cm in werkelijkheid.
• Van plan of model naar de werkelijke afmeting
Stap 1 Meet of lees de afmeting op het plan of model.
Stap 2 Vermenigvuldig de meting met het schaalgetal.
Stap 3 Zet eventueel om naar een meer passende eenheid.
• Van de werkelijke afmeting naar plan of model
Stap 1 Meet of lees de afmeting in werkelijkheid.
Stap 2 Zet eventueel om naar een meer passende eenheid.
Stap 3 Deel de afmeting door het schaalgetal.
• Hoe bereken ik de schaal?
Stap 1 Meet of lees de afmeting op het plan of model en de werkelijke afmeting.
Stap 2 Zet eventueel om naar dezelfde eenheid.
Stap 3 Deel de werkelijke afmeting door de afmeting op schaal.
P × S (5 cm × 50)
Afmeting op
plan (5 cm)
Afmeting in
werkelijkheid (2,5 m)
W : S (250 cm : 50)
Schaal 1
S (
1
50) S = W : P (250 cm : 5 cm)
Oppassen voor de eenheden!
StudiewijzerLeren leren
239
Thema 9Op grote schaal
Benodigdheden voor deze opdracht
☐ je wiskundeboek Concreet 2 –
Th ema 9: Op grote schaal
☐ schrijfgerief
☐ meetlat en geodriehoek
☐ kleurpotloden
☐ rekentoestel
Doel van de opdracht
• met plattegrond en plan kunnen werken
• inzicht hebben in het schaalbegrip
• met tekeningen en modellen op schaal
werken
• een tweedimensionale tekening verkleind
of vergroot tekenen met behulp van een
raster
Opdrachten Lees het Stappenplan op blz. 3
Thema 9 Moet- opdracht
Mag- opdracht
Op grote schaal nr ll lk nr ll lk
9.1 Het begrip schaal 1
2
9.2 Van plan naar 3
werkelijkheid 4
5
9.3 Van werkelijkheid 6
naar plan 7
8
9.4 Wat is de schaal? 9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
23
24
25
26
27
28
29
30
31
32
33
34
35
36
37
38
39
40
41
Breinbrekers 42
Naam:
Klas: Nummer:
Begindatum: / / Einddatum: / /
Evaluatiefi che
240 9 | Op grote schaal
Lere
n le
ren
Op grote schaal
Zelfevaluatie
Omcirkel wat past
Ik begrijp de leerstof ... goed voldoende ongeveer niet
Ik vond de moet-opdrachten ... gemakkelijk te doen moeilijk zeer moeilijk
Ik vond de mag-opdrachten ... te doen moeilijk zeer moeilijk niet gemaakt
Ik maakte ... weinig fouten veel fouten
Ik maakte fouten omdat ...
ik de opgave
niet goed heb
gelezen
ik de opgave
niet begreep
ik een
rekenfout
maakte
mijn antwoord
onduidelijk
leesbaar was
Ik vond de opdrachten in dit thema ... mega leuk niet leuk heel vervelend
Evaluatie door je leerkracht
Indienen Op tijd (einddatum)
Fiches volledig aangevuld (naam, start- en einddatum, evaluatie, …)
Inhoud Alle moet-opdrachten gemaakt
Netheid
Verbetering Kleurgebruik
Alle fouten verbeterd
Houding Interesse en inzet
Afspraken (materiaal bij, stilte, ...)
Zelfstandig werken (uitleg vragen indien nodig, aandachtig doorwerken, ...)
AANDACHTSPUNT Tekeningen gemaakt in potlood en met de lat
Totaal / 10
Naam:
Klas: Nummer:
Modeltoets
241
Leren leren
Op grote schaal
Begrip schaal
1 Vul in.
a schaal 1
12 1 cm op schaal is cm in werkelijkheid.
b 250 cm in werkelijkheid is 1 cm op schaal. De gebruikte schaal is
.
c 500 cm in werkelijkheid is 2 cm op schaal. De gebruikte schaal is
.
d 1 cm op schaal is 5 m in werkelijkheid. De gebruikte schaal is
.
e schaal 1
5000 50 m in werkelijkheid is cm op schaal.
1 mm op schaal is m in werkelijkheid.
Plan, werkelijkheid, schaal
2 Vul de tabellen aan.
aafmeting op plan
schaal berekeningenwerkelijke afmeting
a 2 cm 1 : 600 m
b 40 mm 1 : 800 m
c 0,08 m 1 : 10 000 m
d 32 cm 1 : 20 000 km
e 0,5 mm 1 : 8000 m
f 25 mm 1 : 200 000 km
bwerkelijkeafmeting
schaal berekeningenafmeting op
het plan
a 2 km 1 : 50 000 cm
b 158 cm 1 : 40 mm
c 64 km 1 : 800 000 cm
d 20 m 1 : 4000 mm
LLLLLLe
/ 5
/ 5
Naam:
Klas: Nummer: Datum: / /
Leerkracht: / 20
cm x = cm
mm x = mm
, m x = m
cm x = cm ,
, mm x = mm
mm x = mm
cm :
mm : ,
cm :
mm :
12
1
5
250
250
500
242
Lere
n le
ren
9 | Op grote schaal
3 Bereken de afmetingen van deze wagen op schaal. Rond af op 1 mm.
l = 3,92 m en b = 1,69 m, schaal is 1 : 42
lengte op schaal = mm
breedte op schaal = mm
4 Bereken de werkelijke afmetingen van deze keuken.
lengte: m
breedte: m
5 Teken.
3 x kleiner
3 x groter
Lijnschaal
6 Bereken de hoogte van de toren van Pisa.
De schaal van de foto is 1 / 2000.
m
/ 2
/ 2
/ 2
schaal 1 : 125
3 x kleiner
3 x groter
3920 mm : 42 = 93 mm
1690 mm : 42 = 40 mm
93
40
5 cm x 125 = 625 cm = 6,25 m
4 cm x 125 = 500 cm = 5 m
6,25
5
, cm x = cm
/ 4
Thema
10
Zet het volume open
In dit thema meten we en rekenen we met RUIMTEMATEN en VOLUME• Je zult de grootheid volume en zijn
eenheid m3 leren kennen, begrijpen
en gebruiken.
• Je zult leren dat de inhoud en het
volume van een voorwerp eigenlijk
twee dezelfde dingen zijn.
• Je zult de maatgetallen leren
herleiden.
• Je leert maatgetallen optellen en
aftrekken, vermenigvuldigen en
delen.
• Je leert het volume berekenen van
een kubus en een balk.
• Je leert de formules toepassen in
eenvoudige vraagstukjes.
Inhoud van dit thema
10.1 Volume 244
10.2 Ruimtematen 246
10.3 Herleiden van ruimtematen 250
10.4 Ruimtematen en inhoudsmaten 254
10.5 Bewerkingen met ruimtematen 256
10.6 Volume berekenen 264
Breinbrekers 269
Leren leren met Concreet
• In een notendop 272
• Studiewijzer 273
• Evaluatiefi che 274
• Modeltoets 275
Volume
244 10 | Zet het volume open
10.1
a Vul in.
• poppenhuis: × × cm
• ladenblok: × × cm
• poef: × × cm
b 1 Uit hoeveel kleine blokjes
bestaat fi guur 1?
2 Uit hoeveel kleine blokjes
bestaat fi guur 2?
Figuur is de grootste fi guur.
c Vul in.
Figuur 1: blokjes
Figuur 2: blokjes
Figuur is de grootste fi guur.
1
2
• De grootte van een ruimtefi guur noemen we het volume van de fi guur.
Symbool: V
• De grootte van een ruimtefi guur beschrijven we soms met behulp van 3 afmetingen.
bv. een kast van 200 cm × 80 cm × 40 cm
een doos van 800 × 200 × 50 mm
• Om het volume te bepalen, verdelen we denkbeeldig de ruimtefi guur in gelijke blokjes.
WEETJEWEETJEDe benamingen van de afmetingen van
een balk hangen soms af van de positie
van de balk.
We zetten
de balk rechtop.
Soms gebruikt men andere benamingen:
• de dikte (d) van een plank,
• de diepte (d) van een zwembad,
• de diepte (d) van een kast.
hoogte = 2 cm
breedte = 1 cm
hoogte = 1 cm
lengte = 2 cm
,
blokjes
blokjes
245
Noteer in de tabel de afmetingen van de verschillende voorwerpen.
lengte breedte hoogte
a tv-meubel
b kubus
c tafelvoetbal
Bepaal het volume van onderstaande fi guren door
de blokjes te tellen.
a b c
d e
Oefeningen1
2
cm cm cm
cm cm cm
cm m cm
blokjes blokjes blokjes
blokjes blokjes
246 10 | Zet het volume open
Ruimtematen10.2
a Duid in onderstaande knipsels alle ruimtematen aan in het groen.
b 1 m3 = dm3 1 dm3 = m3
1 dm3 = cm3 1 cm3 = dm3
1 cm3 = mm3 1 mm3 = cm3
c Schrijf elk cijfer van het maatgetal in de juiste kolom.
Splits daarna het maatgetal als een som.
m3 dm3 cm3 mm3
55,65 m3 = 50 m3 + 5 m3 + 0,6 m3 + 0,05 m3
= m3 + dm3
5258,4 cm3 = 5000 cm3 + 200 cm3 + 50 cm3 + 8 cm3 + 0,4 cm3
= dm3 + cm3 + mm3
• De ruimtematen
m3 dm3 cm3 (cc)* mm3
kubieke
meter
kubieke
decimeter
kubieke
centimeter
kubieke
millimeter
0,001 m3 0,001 dm3 0,001 cm3
* cc is de afkorting van het Engelse cubic centimetre.
• De ruimtematen verhouden zich per 1000.
• De drie laatste cijfers voor de komma komen overeen met de maateenheid.
De rest van de cijfers vul je aan in de tabel. De komma zet je niet in de tabel.
bv. 1250,3 dm3
m3 dm3 cm3 mm3
1 2 5 0 3 0 0
Lege vakjes vul je eventueel aan met een nul!
Een scooter met een 50 cm3-motor heeft
een beperkt vermogen. De snelheid
ervan is wettelijk beperkt tot 45 km/u.
Rijden met zo’n
scooter kan al
vanaf 16 jaar op
voorwaarde dat u
een A3-rijbewijs
hebt.
Rode bloedcellen zijn
verantwoordelijk voor de
rode kleur van het bloed.
Er bevinden zich ongeveer
5 miljoen rode bloedcellen
per mm3 bloed.
,
,
,
en 50 cm3-moto
ogen. De snelhe
beperkt tot 45 k
miljoen rode
per mmmm33 b bloloed
247
Verbind het volume met het meest geschikte maatgetal.
a het volume van een container • • 272 dm3
b het volume van een diepvriezer • • 250 cm3
c het volume van een motorcilinder • • 12 m3
d het volume van een appartement • • 5 mm3
e het volume van een regendruppel • • 240 m3
Schrijf elk cijfer in de juiste kolom.
m3 dm3 cm3 mm3
25 cm3
23,8 cm3
0,0005 m3
12 850 mm3
12,08 dm3
235,7 m3
8 250 000 mm3
9526,74 dm3
Splits het meetresultaat als een som zoals in het voorbeeld.
bv. 25,87 m3 = 25 m3 + 870 dm3
a 8500 cm3 =
b 387 571 mm3 =
c 0,0025 m3 =
d 872,5062 m3 =
e 45,1 dm3 =
f 4892 mm3 =
g 450,5 cm3 =
Oefeningen3
4
5
• •
• ••
• •
• •
• ••
dm + cm
cm + mm
dm + cm
m + dm + cm
dm + cm
cm + mm
cm + mm
248 10 | Zet het volume open
Bepaal het volume in cm3 van onderstaande fi guren door de blokjes te tellen.
Een blokje is 1 cm3.
a b c
cm3 cm3 cm3
d e f
cm3 cm3 cm3
Verbind het volume met het meest geschikte maatgetal.
a het volume van een huis • • 200 dm3
b het volume van een druppel bloed • • 25 dm3
c het volume van een zak aardappelen • • 820 m3
d het volume van een regenton • • 15 mm3
Vul de passende eenheid in.
a Onze auto neemt ongeveer 12 plaats in.
b Ons klaslokaal is ongeveer 180 groot.
c De pedaalemmer heeft een volume van 30 .
d De ijskast heeft een volume van 120 .
e Mijn scooter heeft een cilinderinhoud van 50 .
f De dokter nam 5 bloed af.
6
7
8
2
2
8
1
• • 2
2
8
• •• 1
2
8
• 2
•• 8
•
•
m
m
dm
dm
cm
cm
249
Omcirkel het meest passende antwoord.
a Het volume van een tuinhuis: 24 m3 240 m3 6 m3
b Het volume van een zak cement: 25 cm3 25 dm3 2,5 m3
c Het volume van een suikerklontje: 4 mm3 0,4 dm3 4 cm3
d Het volume van een autokoff er: 3,3 m3 400 dm3 13 m3
e Het volume van een ijsblokje: 12 m3 12 dm3 12 cm3
Schrijf elk cijfer in de juiste kolom.
m3 dm3 cm3 mm3
325,4 cm3
0,0002 m3
563,58 dm3
458 789,5 dm3
1000,001 cm3
78,07 cm3
Splits het meetresultaat als een som.
a 3578 cm3 =
b 5 212 000 mm3 =
c 7891 mm3 =
d 3,17 dm3 =
e 61,4153 m3 =
f 560,7 cm3 =
g 0,0046 m3 =
h 78,25 cm3 =
9
10
11
dm + cm
dm + cm
cm + mm
dm + cm
m + dm + cm
cm + mm
dm + cm
cm + mm
250 10 | Zet het volume open
Herleiden van ruimtematen10.3
a Een suikerklontje is 1 cm3 groot.
We hebben 2000 suikerklontjes.
Hoeveel stapels van 1 dm3 kunnen
we maken met 2000 klontjes?
stapels
b Een kunstenaar gebruikt 16,5 m3 ijs
om deze ijssculptuur te maken.
Bij de afbraak verzaagt de kunstenaar
de sculptuur in blokken van 1 dm3.
Hoeveel blokken heeft de kunstenaar
na afl oop? blokken
• Hoe herleid je ruimtematen?
methode 1: Maak gebruik van een hulptabel
Stap 1 Je schrijft het maatgetal zonder komma in de tabel. Je noteert telkens
3 cijfers per eenheid.
Stap 2 Je plaatst een komma na de nieuwe eenheid.
Stap 3 Je vult eventueel lege kolommen aan met een nul.
(Een komma aan het eind van een getal schrijven we niet!)
bv. 500 cm3 = ? dm3 500 cm3 = 0,5 dm3
m3 dm3 cm3 mm3
0 , 5 0 0
2 5 0 0
bv. 2,5 cm3 = ? mm3 2,5 cm3 = 2500 mm3
methode 2: De pijltjesmethode
per stap × 1000
per stap : 1000
m3 dm3 cm3 mm3
bv. 0,62 m3 = ? dm3 1 stap naar rechts, dus
0,62 × 1000 = 620 dm3
4 mm3 = ? cm3 1 stap naar links, dus
4 : 1000 = 0,004 cm3
:
1000 cm3 = dm3
2000 cm3 = dm3
:
×
1 m3 = dm3
16,5 m3 = dm3
×
251
Herleid de ruimtematen.
4 cm3 = mm3 2000 cm3 = dm3
6 m3 = dm3 5000 dm3 = m3
37 dm3 = cm3 20 000 mm3 = cm3
8 m3 = dm3 72 000 cm3 = dm3
852 dm3 = cm3 200 000 mm3 = cm3
4 dm3 = mm3 8 000 000 cm3 = m3
7 m3 = cm3 3 000 000 mm3 = dm3
80 m3 = dm3 52 000 dm3 = m3
14 dm3 = cm3 7 000 000 mm3 = dm3
5 m3 = cm3 94 000 mm3 = cm3
Herleid de ruimtematen.
3,2 cm3 = mm3 2500 mm3 = cm3
0,52 dm3 = cm3 800 cm3 = dm3
0,08 m3 = dm3 32 cm3 = dm3
52,2 dm3 = cm3 9 cm3 = dm3
0,008 cm3 = mm3 5,8 mm3 = cm3
0,002 m3 = cm3 250 000 cm3 = m3
1,5 m3 = cm3 6000 mm3 = dm3
0,06 dm3 = cm3 82 dm3 = m3
0,0006 m3 = cm3 8,9 cm3 = dm3
8,48 cm3 = mm3 8 725 000 cm3 = m3
Oefeningen12
13
,
,
,
,
,
,
,
,
,
,
252 10 | Zet het volume open
Herleid de ruimtematen.
0,27 cm3 = mm3
5300 dm3 = m3
1,04 m3 = dm3
30 000 cm3 = dm3
17 cm3 = dm3
5689 dm3 = m3
894 dm3 = m3
0,5 m3 = dm3
17,4 m3 = dm3
17,9 cm3 = mm3
1200 mm3 = cm3
0,04 cm3 = mm3
Mathias gaat naar de garage om de stand van
het water- en gasverbruik op te schrijven.
Hij komt terug en dit staat op zijn papiertje te lezen:
Gelukkig heeft vader snel door dat Mathias de standen in dm3
heeft opgeschreven.
Zet de getallen in de juiste eenheid om.
water: m3
gas: m3
Hoeveel m3 hout is er gebruikt om deze zak gekliefd
hout te vullen?
m3
14
water: 204 568 m3
gas: 13 504 258 m3
15
16
,
,
,
,
,
,
,
,
253
Zet de laadvolumes van deze twee wagens om in dm3.
a b
dm3 dm3
a Hoeveel cm3 aanmaakhout kun je kopen voor € 2,30?
cm3
b Hoeveel cm3 gekliefd hout kun je kopen voor € 2,45?
cm3
Herleid de ruimtematen.
5 dm3 = mm3
200 000 cm3 = m3
0,008 m3 = cm3
8 900 000 cm3 = m3
2000 cm3 = m3
9,4 dm3 = mm3
72 000 cm3 = m3
0,004 m3 = mm3
1,2 m3 = cm3
6000 cm3 = m3
500 000 000 mm3 = m3
0,02 m3 = cm3
17
18
19
,
,
,
,
,
,
254 10 | Zet het volume open
Ruimtematen en inhoudsmaten10.4
a Een kubus van 1 cm x 1 cm x 1 cm = 1
Een balk van 1000 cm3 = 1
b Een nieuw merk appelsap brengt een brik uit
met als inhoud 1 liter.
Het brik meet 20 cm x 10 cm x 5 cm.
Hoeveel blokjes van 1 cm3 telt deze verpakking?
cm3
1 liter is dus evenveel als cm3 en evenveel
als dm3.
c Vul in: 1 l = dm3 = cm3
1 ml = cm3
• Het verband tussen ruimte- en inhoudsmaten
1 m3 = 1000 l
1 dm3 = 1 l
1 cm3 = 1 ml× 10
: 10
1000 l 100 l 10 l l dl cl ml
m3 dm3 cm3
× 1000
: 1000
10 cm
20
cm
5 cm
cm
dm
255
Herleid de eenheden. Noteer eventuele tussenstappen.
8 cm3 = = ml
3,4 dm3 = = l
958 cm3 = = ml
2500 dm3 = = l
60 cm3 = = cl
0,5 dm3 = = dl
7000 mm3 = = ml
0,25 m3 = = dl
4,85 dm3 = = dl
6200 cm3 = = l
0,02 m3 = = l
83 000 000 mm3 = = l
Herleid de eenheden. Noteer eventuele tussenstappen.
1,5 l = = dm3
360 ml = = cm3
0,7 ml = = cm3
125 l = = dm3
0,025 l = = cm3
14 dl = = cm3
45 ml = = mm3
0,07 cl = = cm3
780 000 cl = = m3
900 dl = = dm3
0,08 ml = = mm3
32 800 l = = m3
Oefeningen20
21
WEETJEWEETJEDe maateenheid cm³ wordt soms voorgesteld met cc. Dat is de afkorting van het Engelse cubic centimeter,
vertaald: kubieke centimeter.
,
ml
, l
cm
dm
, l ,
ml ,
dm
dm
,
,
ml
ml
cm
, ml ,
l = dm ,
l
, cm
dm ,
256 10 | Zet het volume open
Bewerkingen met ruimtematen10.5
a Mijn buurman kocht 3 m3 brandhout. Hij gebruikte er reeds 825 dm3 van.
Hoeveel brandhout heeft hij nog over?
m3 - dm3 =
- =
b Hoeveel m3 hout bevatten 500 verpakkingen?
× dm3 =
=
c Hoeveel dm3 lucht kan deze dampkap per seconde
verwerken (1 uur = seconden)?
m3 : =
: =
• Optellen of aftrekken van maatgetallen
Stap 1 Zet alle maatgetallen in dezelfde eenheid.
Stap 2 Maak de bewerking.
bv. 3 m3 - 2500 dm3 = 3 m3 - 2,5 m3 = 0,5 m3
• Maatgetallen vermenigvuldigen met een getal
Stap 1 Vermenigvuldig het maatgetal met het getal.
(( Stap 2 Zet eventueel om naar een meer passende eenheid.)
bv. 150 cm3 × 400 = 60 000 cm3 = 60 dm3
• Maatgetallen delen door een getal
(( Stap 1 Zet eventueel om naar een meer passende eenheid.)
Stap 2 Deel het maatgetal door het getal.
bv. 6 m3 : 400 = = 6000 dm3 : 400 = 15 dm3
dm dm
dm
dm
m
dm
dm
257
Los op.
125 m3 + 25 m3 = m3
12 cm3 - 4,5 cm3 = cm3
1,7 mm3 + 7,3 mm3 = mm3
8 dm3 - 3,2 dm3 = dm3
Los op in de gevraagde eenheid.
a 450 dm3 + 1,55 m3 =
= m3
b 3600 cm3 + 5,2 dm3 =
= dm3
c 280 000 cm3 + 620 dm3 =
= m3
d 20 mm3 × 6000 =
= cm3
e 6 cm3 : 50 =
= mm3
f 0,12 m3 : 240 =
= cm3
Los op. Kies zelf een eenheid voor je oplossing.
a 8,2 cm3 - 5200 mm3 = =
b 0,006 m3 - 6 dm3 = =
c 20 000 mm3 + 980 cm3 = =
d 4000 mm3 × 5000 = =
e 2,7 dm3 : 9000 = =
f 4000 mm3 × 1000 = =
Oefeningen22
23
24
,
,
, m + , m
, dm + , dm ,
, m + , m ,
mm
mm :
cm :
, cm - , cm cm
dm - dm dm
cm + cm cm
mm dm
cm : , cm
mm dm
258 10 | Zet het volume open
Herleid de eenheden. Noteer eventuele tussenstappen.
25 cm3 = = ml
0,4 dm3 = = cl
5 dl = = cm3
15 mm3 = = ml
2500 cl = = dm3
8 dm3 = = dl
0,005 ml = = mm3
3,2 m3 = = l
500 000 mm3 = = l
0,02 cl = = cm3
500 cm3 = = l
6000 l = = m3
Herleid de ruimte- en inhoudsmaten.
a 0,004 m3 = cm3
250 ml = cm3
1,5 l = cm3
250 000 mm3 = dm3
25 cm3 = cl
24,2 l = cm3
0,00005 dm3 = cl
5895 ml = cm3
b 0,5 dl = ml
12 l = dm3
14 500 ml = dm3
0,0008 m3 = cm3
0,6 dl = cm3
4,75 m3 = l
5600 cl = dm3
0,08 l = cm3
25
26
, l
ml
, cm ,
l
l
, cm
dm
, dm ,
, ml ,
, dm ,
dm
,
,
,
,
259
Los op in de gevraagde eenheid.
a 256 m3 + 4000 dm3 =
= m3
b 0,8 cm3 - 500 mm3 =
= cm3
c 540 mm3 + 1060 mm3 =
= cm3
d 400 dm3 + 0,050 m3 =
= m3
e 82 dm3 - 0,08 m3 =
= cm3
f 50 000 cm3 - 50 dm3 =
= mm3
Los op in de gevraagde eenheid.
50 cm3 × 500 = = dm3
0,7 cm3 : 100 = = mm3
64 m3 : 800 = = dm3
2 dm3 × 5000 = = m3
14 400 cm3 : 1200 = = mm3
2,5 mm3 × 2 000 000 = = dm3
Los op. Bepaal zelf de eenheid van je oplossing.
6 dm3 - 320 cl = =
1,125 m3 : 75 = =
20 cl + 4800 cm3 = =
0,925 dm3 + 75 cl = =
500 l - 250 000 cm3 = =
375 000 l : 750 000 = =
40 mm3 × 250 000 = =
500 cl : 2500 = =
27
28
29
m + m
, cm - , cm ,
, cm + , cm ,
, m + , m ,
cm - cm
dm - dm = dm
cm
mm :
dm :
dm
mm :
mm
cl - cl = cl , l
dm : dm
ml + ml ml
, cl + cl , cl
l - l l
, l ml
mm dm
ml : ml
260 10 | Zet het volume open
Zoek het ontbrekende getal.
375 cl : = 50 cm3
cm3 - 250 cl = 5 l
cl + 250 ml = 1,5 dm3
80 ml × = 4 cm3
17 cm3 - cl = 0,5 ml
1925 l + dl = 2 m3
m3 - 250 dl = 97 500 cl
2 cl : = 12,5 mm3
Yorik moet 3,2 m3 zand vervoeren met een kruiwagen. De kruiwagen heeft een inhoud van
80 liter. Hoeveel maal moet hij zijn kruiwagen vullen?
antwoord: keer
Een opblaasbaar zwembadje heeft een volume van 1,2 m3. We vullen het zwembad voor
75 % met water.
Hoeveel liter water bevat het zwembad?
antwoord: liter
30
31
32
,
,
, m = dm
dm : dm = keer
, m = dm = l
l : x = l
261
Hoeveel vuilnisbakken van 180 liter kunnen we in een container
van 9 m3 kwijt?
antwoord: vuilnisbakken
Lees het artikel aandachtig en beantwoord de vragen.
Laten we even nagaan wat lekken u kunnen kosten:
Een druppende kraan verbruikt zo’n 4 liter water per uur. Een dun waterstraaltje is goed voor 16 liter per
uur. Een slecht werkende doorspoelbak van het toilet is ook een dure zaak: 25 liter per uur.
Een waterstraaltje jaagt al gauw 63 liter water per uur door de leiding.
Vermenigvuldig deze volumes aan verspild water met de prijs per kubieke meter en u zal merken dat de
rekening snel enkele honderden euro kan bedragen...
a Hoeveel liter water gaat er per uur verloren bij een druppende kraan?
l
Hoeveel liter water gaat er per dag verloren bij een druppende kraan?
(1 dag = uren)
× l = l
Hoeveel liter water is dat dan als de kraan een jaar blijft druppen?
(1 jaar = dagen)
× l = l
Zet deze laatste hoeveelheid om in m3.
l = m3
b Vul nu op dezelfde manier de tabel aan.
Hoeveelheid waterverlies
per uur per dagper jaar in liter
per jaar in m3
1 bij een dun waterstraaltje
l l l m3
2 bij een slecht werkende doorspoelbak
l l l m3
3 bij een waterstraaltje l l l m3
33
34
,
,
m = dm = l
l : l =
,
262 10 | Zet het volume open
de cijfers - gemiddeld waterverbruik per dag, per persoon
toilet 40 l
wasmachine 28 l
douche 18 l
ligbad 17 l
wastafel 8 l
vaatwas 4 l
handwas 3 l
bereiding van voeding 3 l
schoonmaak 1 l
auto & tuin 0,5 l
leidingverlies 0,25 l
a Bereken voor de twee gezinnen het waterverbruik. Vul de antwoorden in de tabel in.
1 Fara woont samen met papa en mama en kleine broer Fausto.
2 Korneel woont samen met zijn mama, zijn drie zusjes en oma en opa.
Het waterverbruik per dag per weekper jaar
(365 dagen)
1 het gezin van Fara l l l
2het gezin van
Korneel l l l
b Zet het jaarverbruik van de twee gezinnen om in m3. Rond af op de eenheid.
1 het gezin van Fara: l = m3
2 het gezin van Korneel: l = m3
Hoeveel m3 hout hebben we nodig om 7250 zakken
aanmaakhout te vullen?
m3
35
36
, , ,
,
dm x = dm = m
263
Hoeveel convectoren moeten we plaatsen om een ruimte van 120 m3 te verwarmen?
antwoord: convectoren
Hoeveel verpakkingen van 25 liter kan ik in theorie in deze
bestelwagen krijgen?
Een nuttig volume tot 3,5 m3
(Kangoo Express Groot Volume)
antwoord: verpakkingen
Ik koop vier kleine, acht middelgrote en 12 grote
boxen. Hoeveel m3 materiaal kan ik in deze boxen
opbergen?
antwoord: m3
Een wijnton heeft een volume van 225 dm3. Hoeveel volle
fl essen van 75 cl kan ik uit deze ton vullen?
antwoord: fl essen
37
38
39
40
Aluminium universele boxen
Set met 3 boxen, 42, 60 en 81 liter
Meer informatie op bladzijde 270
€ 398,-
m : m = ,... ≈
convectoren
, m = dm l = dm
dm : dm = verpakkingen
x l = l
x l = l
x l = l
l + l + l = l = dm = , m
,
cl = , l dm = l
l : , l = fl essen
264 10 | Zet het volume open
Volume berekenen10.6
a Een put is 6 m lang, 3 m breed en 2 m diep.
Hoeveel m3 aarde heeft de vrachtwagen
moeten wegvoeren?
• De put heeft de vorm van een .
• Hoeveel m3 liggen er in de lengte?
Hoeveel m3 liggen er in de breedte?
Hoeveel m3 liggen er op het grondvlak?
Hoeveel m3 kun je boven elkaar leggen?
Hoeveel m3 kunnen er in het totaal in de balk?
• Noteer de formule om het volume van een balk te zoeken: V =
• Vul nu de formule in en bereken: V = =
b Een bloempot in de vorm van een kubus wordt gevuld met aarde.
Hoeveel dm3 aarde kan er in de bloempot als de zijde 3 dm is?
• Hoeveel dm3 liggen er op één zijde?
Hoeveel dm3 liggen er op het grondvlak?
Hoeveel dm3 kun je boven elkaar leggen?
Hoeveel dm3 kunnen er in het totaal in de kubus?
• Noteer de formule om het volume van een kubus te zoeken: V =
• Vul nu de formule in en bereken: V = =
• Volume van een balk V = lengte × breedte × hoogte
V = l × b × h
• Volume van een kubus V = zijde × zijde × zijde
V = z × z × z
1 m3
6 m3 m
2 m
1 dm3
3 dm
balk
m
m
m
m
m
l x b x h
m x m x m m
dm
dm
dm
dm
z x z x z
dm x dm x dm dm
265
Bereken het volume van de kubussen.
a z = 6 cm V =
b z = 3,4 cm V =
c z = 12 mm V =
Bereken het volume van de balken. Kies zelf de eenheid voor je oplossing.
a l = 7 dm b = 6 dm h = 9 dm
V =
b l = 3,6 m b = 2,6 m h = 3,4 m
V =
c l = 6 dm b = 26 cm h = 290 mm
V =
Een graafmachine graaft een kelder van 4,25 m lang, 2,8
m breed en 2,2 m diep.
Hoeveel m3 aarde moet er weggevoerd worden?
antwoord:
Een zwembad is 15 m lang, 4 m breed en gemiddeld
2 m diep. Hoeveel liter water kan er hoogstens in het
zwembad?
antwoord:
Oefeningen41
42
43
44
Er kan hoogstens liter water in het zwembad.
V = l x b x h = m x m x m = m
V = m = l
cm x cm x cm = cm
, cm x , cm x , cm = , cm
mm x mm x mm = mm
dm x dm x dm = dm
, m x , m x , m = , m
cm x cm x cm = cm
, m x , m x , m = , m
Er moet , m aarde weggevoerd worden.
266 10 | Zet het volume open
Vul het volume in. Kies zelf de eenheid van je oplossing.
a
z V
een kubus
5 cm
12 cm
2,5 m
8,2 dm
b
l b h V
een balk
8 cm 4 cm 3 cm
4 m 3,2 m 0,9 m
3,5 m 20 dm 38 cm
250 dm 115,8 cm 40 dm
Bereken het volume.
z = 5,2 cm
Volume kubus =
Volume balk =
In een kruiwagen kan 0,16 m3 zand. Hoeveel kruiwagens moet je vullen
om een zandbak met l = 2,5 m, b = 2 m en diepte = 1,5 m te vullen?
antwoord:
45
46
47
b = 0,6 m
h =
1,2
m
l = 1,4 m
cm
cm
, m
, dm
cm
, m
, m
, m
, cm x , cm x , cm = , cm
, m x , m x , m = , m
, m x m x , m = , m
, m : , m = , keer ≈ keer
Je moet kruiwagens vullen.
267
Voor de aanleg van een waterspaarbekken wordt een put
gegraven van 716,7 m lang, 20 m breed en 4,5 m diep.
Hoeveel vrachtwagens aarde zullen er weggevoerd worden
als je weet dat er op één vrachtwagen 15 m3 aarde kan?
antwoord:
Een aquarium is 1,30 m lang, 65 cm breed en 70 cm hoog.
Hoeveel liter water kan er in dat aquarium?
antwoord:
Een kelder van 7 m lang en 5 m breed is onder water
gelopen. Het water staat 50 cm hoog.
Hoeveel liter water moet er weggepompt worden?
antwoord:
Een afwasbak heeft de volgende afmetingen:
340 × 370 × 150 mm.
Hoeveel liter water is er in de afwasbak als hij helemaal
vol is?
antwoord:
48
49
50
51
, m x m x , m
= m
m : m
= wagens
Er zullen vrachtwagens weggevoerd worden.
dm x , dm x dm = , dm = , l
Er kan , l water in het aquarium.
dm x dm x dm = dm = l
Er moet l water weggepompt worden.
, dm x , dm x , dm = , dm = , l
Er is dan , l water in de afwasbak.
268 10 | Zet het volume open
Een bloembak heeft een hoogte van 35 cm , een
breedte van 70 cm en een lengte van 70 cm.
Hoeveel zakken bloemaarde van 50 liter heb je nodig
om deze bak te vullen?
antwoord:
Een zwembad van 12,5 m lang, 10 m breed en 2,2 m diep wordt voor 3/4 gevuld met water.
Hoeveel liter water is er in het zwembad?
antwoord:
Een bloembak met zijde 45 cm wordt voor 80 % gevuld met aarde.
Hoeveel dm3 aarde bevat deze bloembak dan?
antwoord:
Een zwembad is 50 m lang, 15 meter breed en gemiddeld
1,80 meter diep.
a Hoeveel liter water kan er in dit zwembad als het gevuld is tot
op 15 cm van de boord?
b Hoelang duurt het voor het zwembad vol gelopen is als er 10 m3
water per uur in stroomt?
52
53
54
55
, dm x dm x dm = , dm = , l
, l : l = , zakken ≈ zakken
Je hebt zakken bloemaarde nodig.
dm x dm x dm = dm = l
: x = l
Er is l water in het zwembad.
, dm x , dm x , dm = , dm
, dm : x
= , dm
De bloembak bevat , dm aarde.
dm - , dm = , dm diep
dm x dm x , dm
= dm = l
Er kan l water in het zwembad.
dm = , m
, m : m = , uur ≈ uur en kwartier
Het duurt ongeveer uur en kwartier voor het zwembad is volgelopen.
Breinbrekers
Breinbrekers
269
Kruisgetalraadsel
Komma’s worden niet genoteerd in het raster.
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
1
2
3
4
5
6
horizontaal
1 0,5 m3 = dm3
0,08 cm3 - 8 mm3 = mm3
0,5 m3 - dm3 = 111 dm3
2 1,2 l = dl
33 × 0,125 dm3 = cm3
cl : 3 = 5 cl
3 2000 mm3 = cm3
1 m3 + 20 dm3 = dm3
cm3 + 630 cm3 = 1 dm3
4 90 cl : = 15 cl
110 ml × 6 = cl
8,35 m3 = dm3
5 1 cm3 - 1 mm3 = mm3
6 dl - 20 ml = cm3
0,01 m3 = dm3
6 dm3 : 27 = 311 l1
5 van 1,5 dm3 = ml
395 cm3 - m3 = 0,395 dm3
verticaal
1 16 × 32 dm3 = l
100 cm3 - ml = 2 ml
2 200 mm3 = cm3
cm3 : 99 = 7 cm3
3 98 ml - dl = 98 cm3
5 van 1 l = 20 cl
1 l - cl = 10 ml
4 cm3 + 594 ml= 1 l
70 cm3 : = 1 cl
5 71,265 cm3 = mm3
6 1 m3 - 780 dm3 = l
8300 mm3 = cm3
7
10 van 1 dm3 = 500 cm3
0,1 cm3 × 8 = mm3
8
5 van 10 cm3 = 6 cm3
% van 1 m3 = 330 dm3
3 l × = 0 ml
9 81,751 dm3 = cm3
10 mm3 = 0,95 dm3
56
,
,
Bre
inbr
eker
sB
rein
brek
ers
270 10 | Zet het volume open
Om de zandbak te vullen, bestellen we bij een
bouwfi rma 1,2 m3 zand.
Hoeveel bedraagt de massa van dat zand?
kg
Een architect laat een tuinbank ontwerpen. Het volume
van de tuinbank is 0,3 m3.
Je kunt de bank verkrijgen in gietijzer en gegoten beton.
Wat is het verschil in massa tussen beide uitvoeringen?
kg
Een garagist weegt een auto. De massa is 1456 kg. Hij gaat benzine tanken en na de
tankbeurt weegt hij de auto opnieuw. De auto weegt nu 1484 kg.
Hoeveel liter benzine is er getankt?
liter
57
58
59
metalen en legeringen
aluminium 2,755
gietijzer 7,2
goud 19,2
zink 7,0
overige stoffenvan minerale oorsprong
baksteen 1,4
beton 2,4
keukenzout 2,15
zand (droog) 1,6
houtsoorten
beukenhout 0,72
teakhout 0,87
vloeistoffen
alcohol 0,8
benzine 0,7
kwik 13,596
melk 1,03
water (vloeibaar) 1,00
WEETJE
Om de zandbak te vullen bestellen we bij een7
WEETJEVerschillende stoff en hebben voor eenzelfde volume niet eenzelfde massa. Een doos gevuld met lood of dezelfde doos gevuld met pluimen op
je tenen laten vallen, heeft niet hetzelfde resultaat!
De massa in kg van 1 dm3 van een bepaalde stof noemen we de dichtheid van die stof. In de tabel op deze bladzijde vind je enkele voorbeelden.
dm x , = kg
gietijzer: dm x , = kg
beton: dm x , = kg
kg - kg = kg
kg - kg = kg
kg : , = l
Breinbrekers
Breinbrekers
271
Een balk met een lengte van 3,5 m en een breedte van 2,3 m heeft een volume van 9,66 m3.
Hoe hoog is de balk?
antwoord:
Hoeveel pralines met z = 2,5 cm kunnen in een
doos met l = 15 cm, b = 7,5 cm en h = 5 cm?
antwoord:
Uit de krant
“Sedert 16 december regent het
veel in het land, vooral in de
Ardennen. De 21ste viel er op
veel plaatsen meer dan 40 mm
(tot zelfs 94 mm in Elsenborn).
Deze overvloedige neerslag ver-
oorzaakte overstromingen die
Kerstavond op veel plaatsen let-
terlijk in het water deden vallen.”
Hoeveel m3 water viel er in Elsenborn op een veld van 1 ha 3 a groot?
antwoord:
60
61
62
, m : , m : , m = , m
De balk is , m hoog.
cm x , cm x cm
= , cm
, cm x , cm x , cm = , cm
, cm : , cm
= pralines
Er kunnen pralines in de doos
ha a = m
m x , m = , m
Er viel , m water op het veld in Elsenborn.
In een notendopLe
ren
lere
n
272 10 | Zet het volume open
• De grootte van een ruimtefi guur noemen we het volume (V) van de fi guur.
• De ruimtematen en inhoudsmaten
1000 l 100 l 10 l l dl cl ml
m3 dm3 cm3
• De ruimtematen verhouden zich per 1000.
• Hoe herleid je ruimtematen?
methode 1: Maak gebruik van een hulptabel
Stap 1 Je schrijft het maatgetal zonder komma in de tabel. Je noteert telkens 3 cijfers per eenheid.
Stap 2 Je plaatst een komma na de nieuwe eenheid.
Stap 3 Je vult eventueel lege kolommen aan met een nul. (Een komma aan het eind van een getal schrijven we niet!)
bv. 500 cm3 = ? dm3 500 cm3 = 0,5 dm3
1000 l 100 l 10 l l dl cl ml
m3 dm3 cm3
0, 5 0 0
2 5 0 0
bv. 2,5 m3 = ? l 2,5 m3 = 2500 l
methode 2: De pijltjesmethode× 10
: 10
1000 l 100 l 10 l l dl cl ml
m3 dm3 cm3
× 1000
: 1000
bv. 0,62 m3 = ? l 1 stap naar rechts, dus 0,62 × 1000 = 620 l
• Optellen of aftrekken van maatgetallen
Stap 1 Zet alle maatgetallen in dezelfde eenheid.
Stap 2 Maak de bewerking.
• Maatgetallen vermenigvuldigen met een getal
Stap 1 Vermenigvuldig het maatgetal met het getal.
((( Stap 2 Zet eventueel om naar een meer passende eenheid.)
• Maatgetallen delen door een getal
(( Stap 1 Zet eventueel om naar een meer passende eenheid.)
Stap 2 Deel het maatgetal door het getal.
• Volume van een balk V = lengte × breedte × hoogte V = l × b × h
• Volume van een kubus V = zijde × zijde × zijde V = z × z × z
StudiewijzerLeren leren
273
Thema 10Zet het volume open
Benodigdheden voor deze opdracht
☐ je wiskundeboek Concreet 2 –
Th ema 10: Zet het volume open
☐ schrijfgerief
☐ meetlat en geodriehoek
☐ kleurpotloden
☐ rekentoestel
Doel van de opdracht
• de grootheid volume en zijn belangrijkste
eenheden en symbolen kennen en correct
gebruiken
• schatten, meten en berekenen van ruim-
tes uit de werkelijkheid
• het verband zien tussen maatgetal en een-
heid
• herleiden van ruimte- en inhoudsmaten
• optellen en aftrekken van ruimtematen
• ruimtematen vermenigvuldigen met of
delen door een getal
• met een gegeven formule het volume van
een kubus en een balk kunnen berekenen
• in praktische situaties de formule voor het
volume van een kubus en een balk kunnen
toepassen
Opdrachten Lees het Stappenplan op blz. 3
Thema 10 Moet-opdracht
Mag-opdracht
Zet het volume open nr ll lk nr ll lk10.1 Volume 1
210.2 Ruimtematen 3
456789
1011
10.3 Herleiden van 12 ruimtematen 13
1415161718
1910.4 Ruimtematen en 20 inhoudsmaten 2110.5 Bewerkingen met 22 ruimtematen 23
2425
26272829
3031
323334
35363738
3940
10.6 Volume berekenen 41 42
43444546474849505152
535455
Breinbrekers 56575859606162
Naam:
Klas: Nummer:
Begindatum: / / Einddatum: / /
Evaluatiefi che
274 10 | Zet het volume open
Lere
n le
ren
Zet het volume open
Zelfevaluatie
Omcirkel wat past
Ik begrijp de leerstof ... goed voldoende ongeveer niet
Ik vond de moet-opdrachten ... gemakkelijk te doen moeilijk zeer moeilijk
Ik vond de mag-opdrachten ... te doen moeilijk zeer moeilijk niet gemaakt
Ik maakte ... weinig fouten veel fouten
Ik maakte fouten omdat ...
ik de opgave
niet goed heb
gelezen
ik de opgave
niet begreep
ik een
rekenfout
maakte
mijn antwoord
onduidelijk
leesbaar was
Ik vond de opdrachten in dit thema ... mega leuk niet leuk heel vervelend
Evaluatie door je leerkracht
Indienen Op tijd (einddatum)
Fiches volledig aangevuld (naam, start- en einddatum, evaluatie, …)
Inhoud Alle moet-opdrachten gemaakt
Netheid
Verbetering Kleurgebruik
Alle fouten verbeterd
Houding Interesse en inzet
Afspraken (materiaal bij, stilte, ...)
Zelfstandig werken (uitleg vragen indien nodig, aandachtig doorwerken, ...)
AANDACHTSPUNT Het correct gebruik van de maateenheden in bewerkingen en oplossing
Totaal / 10
Naam:
Klas: Nummer:
Modeltoets
275
Leren leren
Zet het volume open
Ruimtematen
1 Vul de passende eenheid in.
a Onze stookolietank heeft een volume van 3 .
b Voor onze Waldorfsalade snijden we knolselderdobbelsteentjes van ongeveer 1 .
2 Omcirkel het meest passende antwoord.
a Het volume van een baksteen : 1,3 dm3 13 cm3 0,13 m3
b Het volume van een open haard: 15 m3 1,5 dm3 0,15 m3
c Het volume van een tennisbal: 300 cm3 4 dm3 2000 mm3
3 Schrijf elk cijfer in de juiste kolom.
m3 dm3 cm3 mm3
618,5 cm3
0,00026 m3
47,895 dm3
54 897 dm3
4 Splits het meetresultaat als een som.
a 6200 cm3 =
b 4560,5 dm3 =
c 0,0026 m3 =
Herleiden van ruimtematen
5 Herleid deze ruimtematen.
a 2,8 cm3 = mm3 d 70 cm3 = dm3
b 680 dm3 = m3 e 17 cm3 = mm3
c 0,008 m3 = dm3 f 25 000 cm3 = dm3
m3
/ 2
/ 3
dmmm33333
/ 3
LLLLLLe
.
/ 2
Naam:
Klas: Nummer: Datum: / /
Leerkracht: / 40
/ 3
m
cm
dm + cm
m + dm + cm
dm + cm
,
,
276
Lere
n le
ren
10 | Zet het volume open
Ruimtematen en inhoudsmaten
6 Herleid de volgende eenheden.
a 1,5 dm3 = = cl
b 2,5 dl = = cm3
c 2 mm3 = = ml
d 8000 l = = m3
Bewerkingen met ruimtematen
7 Los deze bewerkingen op.
a 898,5 dm3 + 1500 cm3 =
= m3
b 1,2 cm3 - 200 mm3 =
= cm3
c 500 ml × 60 =
= dm3
d 5 m3 : 2500 =
= l
8 Bereken hoeveel jaar het moet regenen alvorens er een neerslaghoeveelheid van
één liter is gevallen.De sahelregio ligt in het uiterste
noorden van het land, heeft een
oppervlakte van 36 868 km2 en
omvat vier provincies. Het klimaat
is er semi-aride, gekenmerkt door
een langdurig droogteseizoen (9 à
10 maanden) en een neerslag van
500 mm3/jaar.
jaar
cl
/ 2
/ 4
/ 1
, l
ml
, cm ,
dm
, dm + , dm = dm ,
, cm - , cm
ml = cm
dm : = dm
l = dm = mm
mm : mm = jaar
277
Leren leren
Volume berekenen
9 Bereken het volume van de kubussen.
zijde berekening volume
25 mm mm3
34 cm cm3
2,6 cm cm3
126 mm cm3
0,12 cm mm3
10 Bereken het volume van de balken.
lengte breedte hoogte berekening volume
2,5 m 1,5 m 3,5 m m3
5,32 dm 1,2 dm 7,18 dm dm3
250 m 13,2 m 17 m m3
48 mm 12 mm 2,5 cm cm3
4,5 m 16 dm 5 dm m3
11 Een klaslokaal waar 15 leerlingen zitten, is 7,5 m lang, 4,5 m breed en 4 m hoog.
Zal je de ramen moeten openzetten als je weet dat je per uur, per persoon 20 m3
verse lucht nodig hebt om je goed te voelen?
antwoord:
me
/ 5
me
/ 5
/ 2
mm x mm x mm =
cm x cm x cm =
, cm x , cm x , cm = ,
, cm x , cm x , cm = ,
, mm x , mm x , mm = ,
, m x , m x , m = ,
, dm x , dm x , dm = ,
m x , m x m =
, cm x , cm x , cm = ,
, m x , m x , m = ,
, m x , m x m = m
m x lln. = m verse lucht per uur
Je zal de ramen moeten openzetten.
278
Lere
n le
ren
10 | Zet het volume open
12 Een plat dak van een huis is 9 m breed en
15 m lang. Er ligt 15 cm sneeuw op het dak.
Hoeveel m3 sneeuw ligt er op het dak?
antwoord:
13 De laadbak van een aanhangwagen is 4 m
lang en 1,80 m breed. Hij is 50 cm hoog
geladen met zand. Er mag maximum 2000 kg
geladen worden in de aanhangwagen.
Mag dit zand vervoerd worden als je weet
dat 1 m3 zand 1480 kg weegt?
antwoord:
14 Een zwembad is 25 m lang, 12,5 m breed en
1,80 m diep. Hoeveel liter water kan er in dat
zwembad?
antwoord:
/ 2
/ 3
/ 3
dm x dm x dm
= dm
= l
Er kan l water in dit zwembad.
m x , m x , m = , m
, m x kg
= kg
Deze lading zand mag niet vervoerd worden met de aanhangwagen.
m x m x , m = , m
Er ligt , m sneeuw op het dak.