publicatiescjmeeuse.files.wordpress.com · Web viewEn er is niemand die vraagt: Waar is God, mijn...

82
ONZE HULP IS IN DE NAAM DES HEEREN ds. J. Karels en ds. C.J. Meeuse

Transcript of publicatiescjmeeuse.files.wordpress.com · Web viewEn er is niemand die vraagt: Waar is God, mijn...

Page 1: publicatiescjmeeuse.files.wordpress.com · Web viewEn er is niemand die vraagt: Waar is God, mijn Maker, Die de psalmen geeft in den nacht. Een mens moet bekeerd worden, inderdaad,

ONZE HULP IS IN DE NAAM DES HEEREN

ds. J. Karelsen

ds. C.J. Meeuse

Page 2: publicatiescjmeeuse.files.wordpress.com · Web viewEn er is niemand die vraagt: Waar is God, mijn Maker, Die de psalmen geeft in den nacht. Een mens moet bekeerd worden, inderdaad,

ONZE HULPIS IN DE NAAM DES HEEREN

BEVESTIGINGSDIENST VAN DS. C.J MEEUSEdoor ds. J. Karels

op 10 september 1997Exodus 4:12:

En nu ga henen, en Ik zal met uw mond zijn, en zal u leren, wat gij spreken zult.

-----------

EEN BEMOEDIGING VOOR HULPELOZENINTREDEDIENST

van ds. C.J. Meeuseop 10 september 1997

Ps. 124:8:Onze hulp is in de Naam des HEEREN, Die hemel en aarde gemaakt heeft.

-----------

GODS TROUW VOOR ONTROUWENPredikatie door ds. C.J. Meeuse

op 14 september 1997Ps. 146:6b:

Die trouwe houdt in der eeuwigheid.

-----------

DE WERKEN VAN GODS HANDENPredikatie door ds. C.J. Meeuse

op 21 september 1997 Psalm 138:8c

... en laat niet varen de werken Uwer handen.

uitgave ten bate van de uitbreiding van het kerkgebouw van de Gereformeerde Gemeente van Nunspeet

Page 3: publicatiescjmeeuse.files.wordpress.com · Web viewEn er is niemand die vraagt: Waar is God, mijn Maker, Die de psalmen geeft in den nacht. Een mens moet bekeerd worden, inderdaad,

Inleidend

Nu zowat acht maanden na mijn bevestiging in Nunspeet dit boekje met de bevestigingspreek, de intredepreek en de eerste twee preken van de zondagmorgen gereed gemaakt wordt, lees ik met verwondering, hoe de Heere hierin een boodschap gegeven heeft die naast een bevel en een belofte ook een terechtwijzing voor mij inhielden. In de achterliggende maanden heeft de boodschap van deze vier preken een bijzondere inhoud voor mij gekregen. Het behaagde de Heere immers mij met een aangezichtsverlamming te bezoeken, een doorn in mijn vlees, die een zware beproeving meebracht voor mijn ambtelijk werk. Met name de woorden: Ik zal met uw mond zijn kregen bijzondere betekenis, toen ik moeite kreeg met het spreken. De Heere maakte mij tot een gebroken instrument. En daar ik ternauwernood buiten mocht komen ook tot "een gezant in een keten". Het werd beleving, wat in de intrededienst gesproken werd: Onze hulp is in de Naam des HEEREN. Maar ook wat we daarna overdachten, op de eerste en tweede zondag in uw midden: Die trouwe houdt in der eeuwigheid... en laat niet varen de werken Uwer handen. Het was een wonder van Gods trouw dat ik nagenoeg geen werk in de gemeente heb behoeven na te laten ondanks de kwaal.Wat blijkt toch steeds dat Gods knechten ook zelf moeten ondervinden wat ze prediken, ja zelfs zo dat de Heere het met het kwade zo weet te maken dat het ons niet smart. Ik moet toegeven dat er moeilijke dagen geweest zijn en dat ik wel eens moedeloos was ten aanzien van een mogelijk herstel waarover ook de artsen ook geen uitspraak konden doen. Toch waren er door genade ook dagen dat alles goed was, ook als de Heere de kwaal niet wegnam. Er is geen beter plaats dan aan de voeten van Hem, Die ons leren wil: zonder Mij kunt gij niets doen. Het is een wonder als er honing aan de roede mag zijn. Er is in de gemeente veel gebed geweest in deze zaak en het is een tweede wonder dat er nu weer enige beweging in de verlamde gezichtshelft mag zijn. Mocht evenwel het besef van volslagen afhankelijkheid blijven!Nu deze preken uitgegeven worden - uitgetypt van de band - ten bate van de uitbreiding van ons kerkgebouw, wil ik de wens uitspreken dat er meer voordeel zal zijn dan het materiële. Mocht de boodschap ook voor anderen tot zegen zijn, tot Gods eer en tot ons heil.

Nunspeet, 14 mei 1998, ds. C.J. Meeuse

Page 4: publicatiescjmeeuse.files.wordpress.com · Web viewEn er is niemand die vraagt: Waar is God, mijn Maker, Die de psalmen geeft in den nacht. Een mens moet bekeerd worden, inderdaad,

BEVESTIGINGSDIENST VAN DS. C.J MEEUSEdoor ds. J. Karels

op 10 september 1997

Liturgie:Psalm 123 : 1Lezen: Exodus 4 :1-17Psalm 27 : 3 en 5Psalm 40 : 5Psalm 119 : 9Psalm 135 : 1

Met Gods hulp willen we met elkaar overdenken het Woord dat u werd voorgelezen uit Exodus 4:12:

En nu ga henen, en Ik zal met uw mond zijn, en zal u leren, wat gij spreken zult.

Deze tekst valt in twee delen uiteen:1. Het bevel dat de HEERE aan Mozes geeft, en2. De troostvolle woorden die de HEERE aan dit bevel verbindt.

1. Het bevel dat de HEERE aan Mozes geeft.

En nu, ga henen. Groot is het, wanneer we ons geroepen mogen weten tot de dienst des Heeren; wanneer we mogen weten dat de Heere ons heeft afgezonderd en in Zijn wijngaard uitgezonden heeft. Want immers ook Paulus zegt, Rom. 10:15a: En hoe zullen zij prediken, indien zij niet gezon-den worden? En wanneer dan de Heere afzondert tot zo'n gewichtig en bijzonder ambt, dan vindt God gewillig of Hij maakt gewillig; daarin kan onderscheid zijn. We lezen bijvoorbeeld van Jesaja, wanneer de Heere vraagt: Wien zal Ik zenden, en wie zal voor Ons henengaan? dat Jesaja in grote gewilligheid zegt: Zie, hier ben ik, zend mij henen (Jes. 6:8).Maar bij Mozes - zoals we dat vanmiddag met elkaar hopen te beluisteren en te overdenken - lag dat weer wat anders. Dit blijkt ook uit het verband, wanneer de tekst begint met deze woorden: En nu, ga henen. - dus met een bevel des HEEREN - dan is er wat aan deze woorden voorafgegaan. Deze woorden houden nauw verband met de roeping van Mozes en de opdracht daaraan verbonden. In gedachten gaan we terug naar het brandend braambos. Daar wordt Mozes door de Heere geroepen. We lezen dat in hoofdstuk 3 het 10e vers: Zo kom nu, en Ik zal u tot Farao zenden, opdat gij Mijn volk (de kinderen Israëls) uit Egypte voert.En wanneer Hij dat zegt, wat is de Heere dan neerbuigend goed voor hem. Want dan staat er in het 12e vers: Hij (met een hoofdletter, dus de HEERE) dan zeide: Ik zal voorzeker met u zijn. Wanneer toch Gods dienaren zulk een toezegging krijgen, dan kunnen ze

Page 5: publicatiescjmeeuse.files.wordpress.com · Web viewEn er is niemand die vraagt: Waar is God, mijn Maker, Die de psalmen geeft in den nacht. Een mens moet bekeerd worden, inderdaad,

verder, dan kunnen ze hun ambtswerk verrichten. We zouden zeggen: dit moet voor Mozes genoeg zijn...: Ik zal met u zijn! Want immers: zo God voor ons is, wie zal er dan tegen ons zijn?En toch, Mozes ziet zo hoog tegen het ambt op; het is hem nog niet genoeg. Hij heeft nu weer een andere bedenking, want er staat in vers 13: Toen zeide Mozes tot God: Zie, wanneer ik kom tot de kinderen Israëls, en zeg tot hen: De God uwer vaderen heeft mij tot ulieden gezonden; en zij mij zeggen: Hoe is Zijn naam? wat zal ik tot hen zeggen?Mozes was een mensenkind, want als hij dat zegt, wantrouwt hij feitelijk de Heere. De Heere heeft hem toch duidelijk gezegd: Ik zal met u zijn? Maar dan is er toch deze bedenking bij Mozes. En om nu dit wantrouwen weg te nemen, omdat de Heere weet wat van Zijn maaksel is te wachten, spreekt God niet onduidelijk: En God zeide tot Mozes: Ik ZAL ZIJN,, Die Ik ZIJN ZAL! Ook zeide Hij: Alzo zult gij tot de kinderen Israëls zeggen: Ik ZAL ZIJN heeft mij tot ulieden gezonden! Toen zeide God verder tot Mozes: Aldus zult gij tot de kinderen Israëls zeggen: De HEERE, de God uwer vaderen, de God van Abraham, de God van Izak, en de God van Jakob, heeft mij tot ulieden gezonden; dat is Mijn Naam eeuwiglijk, en dat is Mijn gedachtenis van geslacht tot geslacht (vers 14 en 15), waarna de Heere dit nog verder toelicht in de volgende verzen van het derde hoofdstuk. En dan begint hoofdstuk 4 dat ons is voorgelezen: Toen ant-woordde Mozes, en zeide: Maar zie, zij zullen mij niet geloven, noch mijn stem horen; want zij zullen zeggen: De HEERE is u niet verschenen!We zouden zeggen dat nu, na alles wat hij uit de mond des Heeren heeft mogen vernemen en met al zijn tegenwerpingen, de Heere Zijn hand wel van Mozes zal aftrekken. Maar in nederbuigende goedheid geeft de Heere vervolgens aan Mozes drie tekenen.De staf die in zijn hand was, moest hij op de grond werpen; die werd een slang. Daarna werd de slang weer veranderd in de staf. Dat moest Mozes doen als een teken bij Farao wanneer ze hem niet zouden geloven.En als dat eerste teken niet genoeg zou zijn, gaf God hem een tweede teken mee. Mozes moest zijn hand in zijn boezem steken en wanneer hij die eruit haalde, was zijn hand gans melaats. Wanneer hij daarna de hand weer in de boezem stak en hem er weer uithaalde, was die hand totaal genezen. Een tweede teken.En, Mozes, als ze je dan nog niet geloven, dan zal je water uit de rivier op het droge gooien en het zal in bloed veranderd worden. Wat moest God nog meer doen om Mozes gewillig te maken tot het hoge ambt waartoe Hij hem afzonderde? En dan lezen we in het 10e vers - het is ons voorgelezen: Toen zeide Mozes tot de HEERE: Och Heere! ik ben geen man wel ter tale, noch van gisteren, noch van eergisteren, noch van toen af, toen Gij tot Uw knecht gesproken hebt; want ik ben zwaar van mond, en zwaar van tong. Ik ben niet welspre-kend, Heere. Het blijkt hier dat dit voor Mozes een kruis geweest is, want immers hij zegt: ik ben zwaar van mond en zwaar van tong. Wat merken we dat dit ook bij de Heere bekend is, dat kruis van Mozes. De Heere roept Mozes zoals hij is; Hij roept Mozes met dit kruis erbij, want er staat: En de HEERE zeide tot hem: Wie heeft den mens den mond gemaakt,

Page 6: publicatiescjmeeuse.files.wordpress.com · Web viewEn er is niemand die vraagt: Waar is God, mijn Maker, Die de psalmen geeft in den nacht. Een mens moet bekeerd worden, inderdaad,

of wie heeft den stomme, of dove, of ziende, of blinde gemaakt? Ben Ik het niet, de HEERE? (vers 11).Mozes, denk je dan dat ik alleen volmaakte mensen in Mijn dienst neem? Ik neem je zoals je bent!Van Aäron staat er dat hij welsprekend was; veel welsprekender dan Mozes, maar Aäron was niet afgezonderd tot dit werk en Mozes wel. Wat ligt daar een onderwijs in! Dat het tot sterkte van Gods knechten mocht zijn. Gods knechten zien ook wel eens naar deze of gene die uitermate welsprekend zijn of die veel meer gaven hebben dan ze zelf hebben. De Heere zegt: zoals je bent, zo heb Ik je geroepen! en zo wil Ik je gebruiken. Daar liggen, nogmaals, lessen in. Dan is het uiteindelijk dat de Heere zegt: En nu, ga henen!Met andere woorden: Mozes, nu is het wel genoeg geweest, nu heb je zoveel naar voren gebracht, zoveel bedenkingen geuit: Nù, ga henen! Wat merken we dan op dat de mens onveranderlijk is, dat de mens onverbeterlijk is: Doch hij zeide: Och, Heere! zend toch door de hand desge-nen, dien Gij zoudt zenden (v.13).Nu gaat Mozes te ver, want toen ontstak de toorn des Heeren. Zeker, de Heere krijgt Mozes waar Hij hem hebben wil, want in het 18e vers staat dat de Heere hem gewillig heeft gemaakt: Toen ging Mozes heen, en keerde weder tot Jethro, zijn schoonvader, en zeide tot hem: Laat mij toch gaan, dat ik wederkere tot mijn broederen...Jesaja was gewillig, Mozes werd gewillig gemaakt; maar beiden heeft God een plaats in Zijn wijngaard gegeven. En nu ga henen!En als we dan aan u denken, broeder Meeuse; u hebt Vlaardingen verlaten en u hoopt vanavond hier de herdersstaf op te nemen. Ach, we kunnen ons voorstellen dat er ook bij u bedenkingen geweest zijn. Immers Vlaardingen is een aanmerkelijk kleinere gemeente. De Heere heeft u nu een grote gemeente toevertrouwd. Laat hetgeen hier van Mozes staat ons tot onderwijs zijn, dat we er onze winst mee mogen doen. Zeker, er mag een opzien zijn; er moet zelfs een opzien zijn. Dat we het gevoel van onwaardigheid hebben, is goed, maar we merken toch dat alles zijn grenzen heeft. Op een bepaald moment zegt de Heere: En nu, ga henen!En dat wensen we u zo van harte toe; die gewilligheid die daaruit voort-vloeit, als de Heere ons dat in ons hart afdrukt. Als dat waar is, dan vallen alle bezwaren weg, die er misschien best wel kunnen zijn: wijzigingen wat betreft gezin, wat betreft de scholen, steeds verder van de kinderen van-daan. Maar toch: Nù, ga henen!Als we alleen maar zien naar bezwaren, daar heeft nog nooit iemand gemak van gehad. Waar heeft een dienaar wel gemak van? Als hij de vrucht krijgt van de gewilligheid van Jezus Christus: Zie, Ik kom, o God! En uit die gewilligheid mag dit bevel ook voortspruiten: En nu, ga henen!En als er dan gewilligheid is, dan zal het u ook geen moeite kosten op de vragen die u straks gesteld worden, te antwoorden: Ja ik, van ganser harte.En daarom, mijn geliefde medebroeder: En nu, ga henen! Bovenal wensen we je niet alleen de gewilligheid toe, maar ook dat de Heere in je bediening rijkelijk zal waarmaken, wat Hij verder nog tot Mozes sprak. Dat is onze

Page 7: publicatiescjmeeuse.files.wordpress.com · Web viewEn er is niemand die vraagt: Waar is God, mijn Maker, Die de psalmen geeft in den nacht. Een mens moet bekeerd worden, inderdaad,

tweede gedachte.

2. De troostvolle woorden die de Heere aan het bevel aan Mozes om heen te gaan, wilde verbinden.

Dan staat er: Ik zal met uw mond zijn, en zal u leren, wat gij spreken zult.Wat een toezegging: En Ik zal met uw mond zijn! In hoofdstuk 3 lezen we dat de Heere zegt: en Ik zal mèt u zijn. Maar hier staat: en Ik zal met uw mònd zijn. Met andere woorden: "Mozes, Ik weet van je opzien, Ik weet van je bezwaren, Ik weet zelfs van je ongemak, maar Ik zal met je mond zijn. Al heb je een kruis te torsen, Ik zal zorgen dat het de bediening niet in de weg staat. IK ZAL ZIJN heeft het gesproken." Ik zàl met je mond zijn! Wat een toezegging. En als de Heere betoont een Waarmaker van Zijn Woord te zijn, o broeder, dan hebben we genoeg. Van die God krijgen we nooit genoeg. Hij is de God des eeds en des Verbonds. Ik zal nooit herroepen hetgeen Ik heb gesproken, wat uit Mijn lippen ging, is vast en onverbroken! In het licht van wat hier staat, staat er ook achter: en Ik zal u leren wat gij spreken zult. De Heere zei tot Jesaja: Ik leg Mijn woorden in uw mond. Christus, tijdens Zijn omwandeling op aarde, sprak tot de discipelen: Want Ik zal u mond en wijsheid geven. Meer is niet nodig, broeder. Als God ons de woorden in de mond geeft, dan hoeven we nooit met een eigen boodschap te komen, maar dan mogen we met Gods Woord komen. Dan wil God het Woord Zijner dienaren gebruiken tot zaligheid. Ik zal met uw mond zijn. Het zijn woorden waaruit genade ons toeschittert. Met onze woorden is dat van nature zo anders. Van nature is onze keel een geopend graf en slangen-venijn is onder onze lippen. Maar nu geeft God in Christus een dusdanige grote genade dat Hij er zorg voor draagt dat de verheffingen Godes bij tijden en ogenblikken in de kelen van de knechten zijn. En als in de bediening Gods Geest Zich paart aan het Woord der Waarheid, o geliefden, dan wordt het bevestigd (en al Gods knechten in ons midden weten het uit de praktijk): Dan brengt de mond voort de boodschap zoals die verwoord is in Gods getuigenis: wet en evangelie; zegen en vloek; recht en genade; dood en leven. Dan hoort u het werk van de Drieënige God. Als God met onze mond is, dan mag de volle raad Gods verkondigd worden. En Ik zal met uw mond zijn. Laat het maar een biddend uitzien zijn dat de Heere in de toekomst het aan deze plaats wil bevestigen. En: broeders in de bediening, ambtsdragers: Laat het voortdurend onze begeerte zijn: Heere, geeft U toch de woorden in de mond en schenkt u toch de zaken in het hart.

Hoe noodzakelijk is de wetsprediking. In Exodus 13 zegt de Heere tot Mozes: En dat de wet des HEEREN in uw mond zij. 't Is toch zo nodig, geliefden dat Gods wet in ons leven Zijn kracht gaat doen. Waaruit kent gij uw ellende? Uit de wet Gods. Als Gods wet in ons leven geen kracht doet, komen we er niet achter dat we tegen God gezondigd hebben. Dan is er

Page 8: publicatiescjmeeuse.files.wordpress.com · Web viewEn er is niemand die vraagt: Waar is God, mijn Maker, Die de psalmen geeft in den nacht. Een mens moet bekeerd worden, inderdaad,

geen rouwklage over de zonden, dan weten we wel dat we gezondigd hebben, maar het deert ons niet en het raakt ons niet. Dan is er geen droefheid over de zonde die een onberouwelijke bekering tot zaligheid werkt. Dan kan het Woord van uw dienaar soms scherp bij u overkomen, gemeente, maar het is een woord der liefde. Want zullen we recht van Jezus spreken, dan zullen we ook van Adam weten. De eerste Adam niet geleerd, dat is de tweede Adam, Jezus Christus, nooit begeerd. Daarom is het zo noodzakelijk dat de wetsprediking tot ons komt in al zijn gelederen. Maar niet alleen dat. Ook het Evangelie kan niet gemist worden. Wat is dan een evenwichtige prediking een rijke genade! Want als nu de wet zijn kracht gaat doen en een verslagen zondaar het uitroept: Wee mijner, dat ik zo gezondigd heb; is er enig middel om die welverdiende straf te ontgaan? Is er enig middel om wederom tot genade te komen? Dan mag de prediking van het liefelijk Evangelie tot u doorklinken, zoals een Filippus tot de kamerling sprak. Hij deed zijn mond open en verkondigde hem Jezus. Dan loopt daar een Johannes de Doper: Zie het Lam Gods dat de zonde der wereld wegneemt. Wat geeft dat een band; niet in de eerste plaats aan een leraar, maar bovenal aan God. Maar toch ook aan een leraar, als hij gebruikt wordt om blinde zielsogen te openen. Als Gods lieve Geest zich paart aan het Woord der prediking. Wat geeft dat een band. Als door de woorden die gesproken worden vanaf de kansel, het hart mag geraakt worden. Als gehoord mag worden dat we nog bekeerd kunnen worden, omdat God het wil. Omdat er een Zaligmaker is!Door Wiens hand het welbehagen gelukkiglijk voortgaat. En Ik zal met uw mond zijn en Ik zal u leren wat gij spreken zult. Dat is toch wat! God wil met de mond van Zijn knechten zijn! God zàl met de mond van Zijn knechten zijn! Dan mogen die knechten het welbehagen des Heeren bezingen. Mooier nog dan heilige engelen, want zij zingen erover. Maar Gods knechten mogen uit eigen ervaring er wel eens uit zingen: Ere zij God in de hoogste hemelen en vrede op aarde in de mensen een welbehagen. En waarom zullen Gods knechten niet met een gesloten mond hoeven te staan? Wel, omdat dit erbij staat: En Ik zal u leren. Maar had Mozes dan nog onderwijs nodig? Moest Mozes nog wat leren?In Handelingen 7 zegt Stefanus: Mozes was onderwezen in alle wijsheid der Egyptenaren. Wat moest Mozes dan nog leren?Mozes kreeg bovenal Goddelijk onderwijs. 't Is groot als we een goed verstand hebben, als we in dat opzicht goed meekunnen, maar het grootste is als de Heere ons gedurig op Zijn hemelse leerschool neemt, waar we nooit op uitgeleerd komen; daar krijgen we de echte wijsheid. Dat is de vreze des Heeren, die het beginsel der wijsheid is en allen die ze doen hebben goed verstand. En Ik zal u leren, Mozes, al ben je onderwezen in al de wijsheid der Egyptenaren; van Mij krijg je een heel bijzonder onderwijs. En wat hebben we het nodig, keer op keer: Och, schonk Gij mij de hulp van Uwen Geest. Wat hebben we het nodig, gemeente, elke keer opnieuw, in het persoonlijke leven en in het ambtelijke leven: Zend, Heere, Uw licht en Uw waarheid, opdat die ons geleiden. Heere, maak mij toch Uw wegen, door Uw Woord en door Uw Geest bekend.

Page 9: publicatiescjmeeuse.files.wordpress.com · Web viewEn er is niemand die vraagt: Waar is God, mijn Maker, Die de psalmen geeft in den nacht. Een mens moet bekeerd worden, inderdaad,

Wat een genade als we op die hemelse leerschool onderwijs krijgen. Hier staat het direct in verband met de roeping en zending van Mozes. Maar, geliefden, we hebben het allemaal zo nodig, in het persoonlijke leven. Wat is het noodzakelijk dat Gods Geest ons ware wijsheid leert. We zijn immers verduisterd van verstand; we zijn in Adam zo van God afgeweken; we zijn blind van 's hemels wegen.

Jongens en meisjes, hebben we ooit dat hemels onderwijs nodig gehad? Of hebben we nog genoeg aan wat men ons hier op scholen, tussen wieg en graf, probeert bij te brengen? Dat is ook noodzakelijk! Maar één ding is het allernodigste: de vreze des Heeren, want die is rein en opent een fontein van heil dat nooit vergaat. En Ik zal u leren! Hebben we het wel eens nodig gehad, gemeente? Weet u wie dat nodig krijgt? Degenen die er door Goddelijke ontdekking achter komen wie ze in Adam geworden zijn; die zijn zo blind. En nu gaat de Heere genadiglijk de blinde leiden. Wat komen ook Gods knechten er keer op keer achter dat ze stekeblind zijn. ze kunnen soms een dag naar een tekst zoeken en 's avonds nog geen tekst hebben. Ach, hoe komt het?In wezen een tekort aan vertrouwen. We willen het dikwijls zelf zo goed doen. We willen altijd maar de beste van de beste zijn. Met de allermooiste tekst komen, terwijl de Heere maar eenvoudigheid vraagt.Als we als dienaren van het Goddelijke Woord maar veel in de binnenkamer terecht mogen komen: Ach Heere, wat wilt Gij dat ik spreken zal? Dan kan de Heere soms heel eenvoudig iets in het hart afdrukken. Dan heb je bij wijze van spreken binnen een uur het hele geraamte van een preek klaar, terwijl als je 't met je verstand moet doen, je er een hele dag aan zit te werken en je bent nog niet klaar. Als de Heere ons leert, dan gaat Hij voorop en dan mogen we achteraan komen. En Ik zal u leren! Wat gaat dan de Heere leren? Dat staat er ook: Ik zal u leren wat gij spreken zult; dus hetgeen gij spreken zult. Nu ligt er iets opmerkelijks in deze tekst. Want wat was nu eigenlijk het grote bezwaar van Mozes? Heere, ik ben zwaar van tong en mijn taal is niet zoals van mijn broeder Aäron. Mozes zat er maar over in; hòe moet ik dat nu toch doen? Maar hier staat, wàt hij moet zeggen. De Heere gaat hem leren wat hij zeggen moet. Als dienaren zijn we dikwijls zo bevreesd en vragen we ons dat ook wel eens af: hoe moeten we daar nu weer doorkomen? Wat gaat het dan eigenlijk om onze eer. Maar als het om Gods eer gaat, dan is het: Heere, wat wilt U dat ik spreken zal? O, spreek, Heere, want Uw knecht hoort. Dan gaat het niet om ons, maar dan gaat het om de Heere. Ik zal je leren wàt je spreken zult. Ik zal u onderwijzen en u leren de weg die gij gaan zult. Ik zal raad geven, Mijn oog zal op U zijn!De kanttekenaren zeggen hier: dit leert de Heere door Zijn Geest. Als Christus Zijn discipelen uitzendt, zegt Hij: Want gij zijt het niet die spreekt, maar het is de Geest uws Vaders Die in u spreekt.En daarom, geliefde broeder, wees om dat onderwijs maar veel verlegen; om de bediening des Geestes. Dan mag het wel eens zijn: Laat U mijn tong en mond en 's harten diepsten grond toch welbehaag'lijk wezen. Dan, als God dit hoort in uw leven, en u weet er uit het verleden van, maar als Hij

Page 10: publicatiescjmeeuse.files.wordpress.com · Web viewEn er is niemand die vraagt: Waar is God, mijn Maker, Die de psalmen geeft in den nacht. Een mens moet bekeerd worden, inderdaad,

ook bij vernieuwing weer waarmaakt: Ik zal met uw mond zijn en zal u leren wat ge spreken zult. Er staat in Handelingen 2: En ze begonnen te spreken, zoals de Geest hun gaf uit te spreken.

Dan vloeit de mond steeds over van Gods eer, gelijk een bron zich uitstort op de velden; wanneer ik door Uw Geest Uw wetten leer, dan zal mijn tong Uw redenen vermelden.

Als God met onze mond is, dan mag die mond geopend worden.

'k Heb and'ren al de rechten van Uw mond, met lust verteld en vlijtig onderwezen,uit al die schat van 't grote wereldrond,is nooit die vreugde in mijn gemoed gerezen,die 'k steeds in Uw getuigenissen vond, door mij betracht en and'ren aangeprezen.

Ik zal u leren; niet hòe gij spreken zult, maar wat ge spreken zult. O, dan drukt God het wel eens kennelijk in je hart af, al weet je soms de legering nog niet van de schapen, wat voor woord dat je spreken moet. Wat is dat een wonder, als de Heere het zo adresseert dat het precies daar terecht komt waar God het hebben wil.Wàt je spreken zult. Dan is het opmerkelijk; zelfs waar Mozes over in zat, hòe hij moest spreken; daar heeft God ook nog in voorzien. Want als u Handelingen 7 eens naleest, de rede van Stefanus, dan zegt Stefanus van Mozes: ...en was machtig in woorden. En dat was nu diezelfde Mozes, die hier zei: Heere, ik ben zo zwaar van mond en zo zwaar van tong: machtig in woorden. Ik zal met je zijn, Mozes, Exodus 3; Ik zal met je mond zijn, Mozes, Exodus 4. Met minder kan het niet en meer is niet nodig. En nu zouden we zeggen; na alles wat er nu is gehoord, zal Mozes wel van verwondering wegzinken. Ach, niets minder is waar. Och Heere! zend toch door de hand desgenen, dien Gij zoudt zenden.'t Is nog niet genoeg. We hebben het al opgemerkt; uiteindelijk komt er een gewilligheid. Hij gaat naar Jethro om te zeggen dat hij naar zijn volk gaat. De Heere zal hem zeker daar brengen waar Hij hem hebben wil. Het is genade om de Heere niet te blijven tegenstaan.

Gemeente, als we deze woorden horen, dan kunt u het opmerken, als God dit geeft in het leven van uw nieuwe herder en leraar. Als de mond wel eens over mag vloeien van Gods eer; als de Heere in de prediking meekomt, dan kan het wel eens zo stil worden dat je een speld hoort vallen. Dan mag de wijngaard worden geplant. Dan mag de dauw des Geestes harten van gans verlorenen bevochtigen. Zoudt ge dan niet begeren dat God dit Woord wilde bevestigen in het leven van uw nieuwe dienaar?! Want dan zal je er zelf goed mee zijn. Laat er veel gebed voor uw leraar zijn. De Heere gedenke u in dat opzicht. En Hij stelle zijn bediening tot een rijke zegen, opdat ze mogen naderen uit al 't aards gedruis; opdat ook hier mag blijken dat Gods trouw rust op een laat nageslacht. Maar ook dat het ten tijde des avonds

Page 11: publicatiescjmeeuse.files.wordpress.com · Web viewEn er is niemand die vraagt: Waar is God, mijn Maker, Die de psalmen geeft in den nacht. Een mens moet bekeerd worden, inderdaad,

licht mag zijn. Dat uw leraar mag verkondigen dat de Heere goed en recht is. Ik zal met uw mond zijn en Ik zal u leren wat gij spreken zult. De Heere gedenke ons in alles! Hij bedauwe u, gemeente, uit Sion! En Hij gebruike uw leraar tot uw persoonlijke bekering, maar ook tot versterking van het werk Zijner handen!

Broeder Meeuse: Ik zal met u zijn, en nu ga henen! We zijn begonnen met te zeggen: wat een wonder als de Heere ons afzondert. Wat zijn er een bedenkingen. Zeker, als we soms op anderen zien, van wie we weten of denken dat ze het beter kunnen. Maar de Heere riep Mozes zoals hij was!Mozes ging heel ver in zijn verzet en toch heeft de Heere Zijn hand niet van hem afgetrokken. God wist wat van Zijn maaksel is te wachten. God heeft Mozes tot zegen van velen gesteld. En daar Hij middellijk werkt en middellijk handelt, zo is het ook onze begeerte dat u gesteld mag worden tot middel van velen. En dat de Heere genadiglijk maar met u wil optrekken. Wat er dan ook mocht zijn wat het opzien betreft, wat er waarschijnlijk ook zal zijn; wat er ook voor gedachten zijn aangaande veranderingen die gekomen zijn en die nog zullen komen, (want in een nieuwe gemeente hebben we best de tijd nodig om te wennen). Hier staat wat God ons te zeggen heeft en de Heere binde het op uw hart. Hij drukke het maar af (en in ons aller hart): En nu, ga henen! En Ik zal met uw mond zijn en Ik zal u leren wat ge spreken zult! Amen.

Page 12: publicatiescjmeeuse.files.wordpress.com · Web viewEn er is niemand die vraagt: Waar is God, mijn Maker, Die de psalmen geeft in den nacht. Een mens moet bekeerd worden, inderdaad,

Toespraak van ds. J. Karels na de bevestiging:Geliefde broeder; naar de orde in het kerkelijk leven mochten we je vanmid-dag hier bevestigen. Bovenal bevestige de Heere je. De God aller genade verlene je alles wat je in deze bediening nodig hebt. Hij geve je bovenal een nauwe omgang met de Heere Zelf. Een binnenkamerleven, want hoe dichter we bij de Heere mogen leven, hoe meer we uit het heiligdom bediend worden. Want

Gods verborgen omgang vinden,zielen waar Zijn vrees in woont.'t Heilgeheim wordt aan Zijn vrinden,naar Zijn vreêverbond getoond.

Je mag dienaar van het Goddelijke Woord zijn. Onbevattelijk en onbegrijpe-lijk. Wie is tot deze dingen bekwaam? O, de Heere doe het maar gedurig inleven dat we zelf niets hebben, maar dat je bekwaamheid uit God mag zijn. Opdat je dienen moge als met kracht die God Zelf verleent. De Heere bekwame je in alle voorkomende zaken. Er zullen zich ook in deze gemeente ongetwijfeld vroeg of laat zorgen openbaren; misschien wel zulke grote zorgen dat je je afvraagt: Heere, hoe moet dat nu toch?Maar Hij wil er altijd om gevraagd worden!En Hij is een God, Die hoog woont en laag neerziet.

Welzalig hij die al zijn kracht en hulp alleen van U verwacht.Die kiest de welgebaande wegen.

Van harte hoop ik, broeder, dat het veel zal blijken: Ik zal met uw mond zijn! En Ik zal u leren wat gij spreken zult!Want dan mag je bij ogenblikken de drijving des Geestes waarnemen; dan hoef je niet naar woorden te zoeken, maar dan mag je al de raad Gods in al zijn omvang, in al zijn liefelijkheid, met ernst en met klem in de gemeente neerleggen. Als we dan ook nog zouden mogen horen van vrucht op de bediening (en de Heere is het niet verplicht om ons dat te laten horen), dan kan het zo tot versterking zijn om weer verder te gaan. Gods dienaren zijn ook wel eens moedeloos; dat zal je zelf ook wel eens ervaren hebben. Maar als we dan in de moedeloosheid toch weer gesterkt worden en ook in de ambtelijke bediening weer moed krijgen om verder te gaan, ach, dan is God goed voor een slecht mens. Dan is de Heere groot en wij zijn niets. En als wij niets zijn, dan is God alles. Dan heb je in de gemeen-te een boodschap. Want daar gaat het om, dat Zijn Naam eeuwig de eer moet ontvangen!Welnu dan, de God aller genade sterke je en zegene je rijk in de bediening.

Ik denk ook aan mevrouw Meeuse; wat een veranderingen in het komen naar deze grote gemeente. Ik hoop dat u zich hier spoedig thuis zal voelen. En bij alles wat verandert, moet u maar denken: Ik, de Heere, worde niet veranderd. Hij is een God Die Zich niet vergist. U hebt uw man willen volgen, mogen volgen tot op dit ogenblik. De Heere ondersteune u en Hij

Page 13: publicatiescjmeeuse.files.wordpress.com · Web viewEn er is niemand die vraagt: Waar is God, mijn Maker, Die de psalmen geeft in den nacht. Een mens moet bekeerd worden, inderdaad,

sterke u en Hij betone maar dat Hij alles weet, want dan staat er: Eer iets van u begon te leven, was alles in Mijn boek geschreven. Kinderen; jullie zijn domineeskinderen. Dat zijn toch geen andere kinderen. Maar er wordt veel op jullie gelet. Laat het jullie verzuchting zijn: Geef toch Heere, dat Uw Naam om onzentwil niet gelasterd wordt, maar veelmeer geëerd en geprezen. De Heere trekke ook met jullie op en Hij zegene jullie uit Sion.

Broeders, kerkenraad; wat een verwaardiging. Een nieuwe herder en leraar. In de achterliggende periode mochten we verschillende malen in uw midden zijn en in het midden van de gemeente. En dat heeft ons tot broeder Meeuse doen zeggen: je krijgt een beste kerkenraad en een lieve gemeente. Dan moeten we daar natuurlijk voorzichtig in zijn, want als het gaat over best en over lief, dan moeten we maar denken aan wat er in het Paradijs is gebeurd. Maar we bedoelen er dit mee te zeggen: wat is het een voorrecht als de Heere ons geeft dat we met elkaar overweg kunnen. Dan heb ik er het volste vertrouwen in dat u uw herder en leraar zult helpen en bijstaan in alle dingen en dat u ook na zult komen wat er in de beroepsbrief staat (want dat hebt u daarin beloofd), dat u hem met raad en daad zult terzijde staan. De Heere geve jullie in verbondenheid met jullie herder en leraar op te trekken.

En tenslotte, gemeente van Nunspeet. God is groot en wij begrijpen het niet! Wat wij deze broeder vanmiddag hebben toegewenst - dat de Heere met zijn mond zal zijn en dat de Heere hem maar gedurig opnieuw lere wat Hij te zeggen heeft - hopen we van ganser harte dat u veel mag opmerken. Dat zijn bediening tot rijke zegen mag zijn. Want als de Heere regent op Zijn knechten, dan druipt het op de gemeente. En als het in de gemeente wel eens druipt, dan is er maar één begeerte; om de levende God te mogen dienen! Bidt veel voor uw dienaar! 't Is een mensenkind. Op hem is misschien ook wel 't een en ander aan te merken. Maar voordat we dat doen, moeten we altijd maar onszelf bezien. Wie ben ik, Heere, en wie behoor ik te zijn?Kritiek is soms zo licht uitgebracht. Het beste is zelfkritiek. Want als we zelfkritiek hebben, dan hebben we het niet zo vlug over een ander.Welnu dan, de God aller genade trekke met u op en Hij gedenke u naar de trouw van Zijn eeuwig Verbond. Dat zij zo.

We zingen ds. Meeuse, uw nieuwe herder en leraar, staande toe psalm 119:9:

Doe bij Uw knecht weldadigheid, o HEER',opdat hij leev', Uw woorden moog' bewaren, en dat Uw Geest hem ware wijsheid leer',zijn oog verlicht', de nevels op doe klaren;dat zijne ziel de wond'ren zie en eer', die in Uw wet alom zich openbaren.

Page 14: publicatiescjmeeuse.files.wordpress.com · Web viewEn er is niemand die vraagt: Waar is God, mijn Maker, Die de psalmen geeft in den nacht. Een mens moet bekeerd worden, inderdaad,

EEN BEMOEDIGING VOOR HULPELOZENINTREDEDIENST

van ds. C.J. Meeuseop 10 september 1997

Liturgie:Psalm 121:1Lezen Psalm 124Psalm 115 :1,5 en 6Psalm 27:5Psalm 124:1 en 4Psalm 20:1

Geliefde gemeente van Nunspeet, Het heeft de Koning der kerk behaagd de banden die ons bonden met de gemeente van Vlaardingen en de classis Rotterdam los te maken en ons op te dragen om het werk in het midden van u te beginnen. En vanmiddag mag het zover zijn: bevestigd als uw herder en leraar om het Woord des Heeren in uw midden te verkondigen. Het heeft de Heere behaagd de nood van uw gemeente mij niet alleen te doen gevoelen, maar ook mij de weg te wijzen om in uw midden de herdersstaf op te nemen en u te weiden in de grazige weiden van Zijn heilig Woord.Hij heeft beloofd - en dat heeft ons verwachting gegeven - dat Zijn aange-zicht mede zou gaan. Maar gemeente, wie zijn wij? En wat zullen wij er van maken?Want, ondanks die heerlijke belofte die Hij gaf, wij zijn tot niets in staat dan om de vervulling ervan in de weg te staan en te verderven. Hoe zullen wij beloften van de Heere vervullen? Wij die geneigd zijn van Hem af te dwalen door onze zonden, duisternis over onze ziel te halen door in overmoed en zelfoverschatting de Zender te vergeten. Wie zijn wij, die de adem in onze neusgaten dragen en van wie moet gelden: de sterkste is enkel ijdelheid. Hebt u verwachting van deze knecht? O, heb toch geen verwachting van een mensenkind. Vest op prinsen geen betrouwen, waar men nimmer heil bij vindt. Dat zegt David, die prins was. Zoudt g' uw hoop op mensen bouwen? Als Gods hand hun geest ontbindt, keren ze tot de aarde weer. Nee, vest op prinsen geen betrouwen, maar: 't is beter als w' om redding wensen te vluchten tot des Heeren macht dan dat men ooit vertrouw op mensen of zelfs van prinsen hulp verwacht. Wij staan hier niet om onszelf te preken, alsof we iets zouden zijn; niet meer dan dwaze zondaren; niet meer als onmachtige albedervers die bij God zich niet meer waardig kunnen maken dan dat Hij van ons weggaat. En kunt ù meer? Voor uzelf? Kunt u zich waardig maken dat de Heere werkt? Zijn aangezicht ontdekt en Zijn genade doet ervaren? Kunnen wij het ons waardig maken? O, zien we op onszelf, zien we op elkaar; God geve dat dàn onze verwachting vergaat. Weet u waarom? Opdat we òp zouden zien tot Hem en opdat het onze gedurige beleving zij, niet alleen als we samen komen op de dag des Heeren, (ja, dan ook), maar in alle ambtelijke dienst: Onze hulp is in de Naam des HEEREN, Die hemel en aarde gemaakt heeft. Daardoor is er verwachting. En met de hulp des Heeren zouden wij u daarbij willen bepalen. U vindt de tekst dus in het laatste vers van psalm 124. Daar

Page 15: publicatiescjmeeuse.files.wordpress.com · Web viewEn er is niemand die vraagt: Waar is God, mijn Maker, Die de psalmen geeft in den nacht. Een mens moet bekeerd worden, inderdaad,

luiden de woorden des Heeren (en God geve dat het een vertolking is van Zijn werk onder ons):

Onze hulp is in de Naam des HEEREN, Die hemel en aarde gemaakt heeft.

We beluisteren hier

EEN BEMOEDIGING VOOR HULPELOZEN:en overdenken1. Waarom deze hulp nodig is,2. Bij Wie ze gezocht moet worden en3. Hoe ze verkregen wordt.

Een bemoediging staat er in deze woorden voor hulpelozen. Allereerst willen we zien waarom er hulp nodig is:Onze hulp, zo staat hier, en de dichter weet wel wat hij zegt. In de tweede plaats willen we zien bij wie die hulp gezocht moet worden: ...is in de Naam des HEEREN, zegt hij daarvan.En in de derde plaats willen we zien hoe ze verkregen wordt. Hij wijst erop als hij zegt:...Die de hemel en de aarde gemaakt heeft. O, wat een macht, wat een vermogen is bij de Schepper van hemel en aarde, Die ook HEERE, de IK ZAL ZIJN DIE IK ZIJN ZAL, heet.

Onze tekst, gemeente, is uit de 124e psalm: één van de liederen Hamaäloth, zoals u ze kent.Dit opschrift staat boven de 120e tot en met de 134e psalm. Het zijn liederen van de opgang (sommigen vertalen ook een "van de trappen"). Dat is een correcte vertaling. Het ziet op het opgaan van het volk Israël naar Jeruzalem op de grote feesten. Dan werden deze psalmen gezongen. Een lied van de opgang, een lied van de trappen, een lied van het naderbij komen. Die trappen worden nog wel gekend als het gaat om het naderen tot het altaar. Als het gaat om het geestelijk leven onder Gods volk; daarin is een toename, een opwas, als er leven is. Ja toch? Plastic bloemen bloeien niet. Al die namaakbloemen die dood zijn, daaraan kunt u doen wat u wilt, maar al zijn ze nog zo mooi en al pronken ze nog zo veel; leven zit er niet in. Maar waar leven is, is groei; is wasdom. Ook in het geestelijk leven. Er zijn mensen die willen niet weten van standen in het geestelijk leven. Welnee, ze achten dat alles onzin. Naar te vrezen is: omdat ze die groei niet kennen. Laten we zo uit vijandschap en onkunde ons niet keren tegen zaken die we niet kennen. Anderen misbruiken in hun beschouwing die standen in het geestelijk leven en proberen beschouwelijk iedere keer een trapje hoger te komen, om wat meer eer te krijgen. Zo werkt God niet. Zo werkt beschouwelijke godsdienst die zich slechts zoekt te verheffen. Maar beide misstanden nemen niet weg dat er oefeningen zijn voor Gods kerk, dat er een opwas is in de genade en in de kennis van de Heere Jezus Christus.

Page 16: publicatiescjmeeuse.files.wordpress.com · Web viewEn er is niemand die vraagt: Waar is God, mijn Maker, Die de psalmen geeft in den nacht. Een mens moet bekeerd worden, inderdaad,

En ik weet ze niet beter samen te vatten dan met de woorden van Johannes de Doper als hij zegt: Hij moet wassen en ik minder worden. Zo zijn de meest geoefende kinderen Gods de ootmoedigste. De Heere geve onder de bediening van Zijn Woord ook zo'n opwas in de genade en in de kennis van onze Heere Jezus Christus onder ons. Hij geve het aan uw knecht en Hij geve het aan Zijn volk onder ons. Een lied van de trappen, van de opgang. En als we deze psalm wat beter bezien - ze is u voorgelezen - dan hoort u dat de dichter (we geloven dat het David is, het is zijn hartetaal die u hier beluistert, het is zijn harteklop, het is zijn oefening), dan zien we dat het gaat over een uitredding uit een heel grote nood op een wijze zoals David dikwijls ervaren heeft. Mensen stonden tegen ons op, ze zouden ons levend verslonden hebben als hun toorn tegen ons ontstak. De wateren (hij gaat over tot een beeldspraak), die zouden over onze ziel gegaan zijn. Toen zouden ons de wateren overlopen hebben; een stroom zou over onze ziel gegaan zijn. Toen zouden de stoute wateren over onze ziel gegaan zijn. De HEERE zij geloofd, Die ons in hun tanden niet heeft overgegeven tot een roof. En 'k zie wel wie er achter zit: de vogelvanger, de duivel die het op die duive Christi voorzien heeft.Maar onze ziel is ontkomen, als een vogel uit de strik des vogelvangers; de strik is gebroken en wij zijn ontkomen. En laten we hier lering uit trekken, zo eindigt uiteindelijk deze psalm; want onze hulp - daar heb ik grond voor kan David zeggen - onze hulp is in den Naam des HEEREN, Die hemel en aarde gemaakt heeft. O, ik ben in deze oefening zo bemoedigd en zo versterkt. zo wil hij zeggen. Zo doet God dat toch?! Zijn volk door oefeningen, door moeilijke wegen, door nood, door strijd, sterken in het geloof, zodat ze mogen weten Wie ze aan hun God hebben: Onze hulp is in den Naam des HEEREN. Het staat hier niet in de wensvorm, maar als een ervaring, als een beleving bij God vandaan. Kinderen Gods, zo wil hij zeggen, u hebt goede hoop, want onder de hoede Gods is het veilig. Maar we bezien de woorden van nabij, en dat met toepassing voor onszelf en overdenken eerst:

1. Waarom die hulp nodig is.

Onze hulp....ja, dat is kennelijk nodig, want daar spreekt deze knecht, dit geoefende kind des Heeren over: onze hulp.Hij heeft dus hulp nodig! U ook? Hebben wij hulp nodig?Ja, we kunnen makkelijk zeggen: natuurlijk, dat hebben wij allemaal, alle mensen. En dat is zo, maar wordt het zo beleefd? Paulus zegt op de Areopa-gus tegen die mensen die toestromen (mensen van wetenschap): In Hem leven wij en in Hem bewegen wij, want wij zijn ook van Gods geslacht. Wie is de mens zonder God? Hij zou er niet zijn! Als je zo leeft en het zo ervaart, dan ben je in alles afhankelijk van God. Hij kan Zijn hand inhouden en je hart slaat niet meer, en de dood doet zijn intrede. We dragen de adem in de neusgaten. Maar beleeft ieder mens dat zo? Willen wij dat eigenlijk wel beleven of willen wij dat juist niet? Wij willen

Page 17: publicatiescjmeeuse.files.wordpress.com · Web viewEn er is niemand die vraagt: Waar is God, mijn Maker, Die de psalmen geeft in den nacht. Een mens moet bekeerd worden, inderdaad,

toch sterk zijn?! Wij willen toch zorgen en ons leven in onze hand hebben en houden, zo goed mogelijk? We zouden ons willen verzekeren ten aanzien van ons tijdelijk leven; en, als het mogelijk was, ook nog alles veilig stellen ten aanzien van de toekomst. Maar afhankelijk? Nee, we willen alles kunnen beheersen. Wij leven allemaal in een tijd, in een cultuur, die zich helemaal zo ontwikkeld heeft. Mondige mensen, mensen die baas zijn over zichzelf, die doen wat ze willen en waar ze zin in hebben. Die ontwikkeling wordt van overheidswege gestimuleerd. En denk niet dat dit voor kerkmuren stilhoudt. Mondige mensen, wijze mensen, mensen die in ieder geval vertrouwen op hun eigen kunnen en kennen. Dat is wat anders dan afhankelijke mensen; dat willen we juist niet zijn. En dat zit er al jong in. Kijk maar eens naar een kind van twee jaar: "Ikke zelf doen", zeggen ze dan al gauw tegen de moeder die ze helpen wil. Zelf doen. En die ontwikkeling gaat door, of niet, jongens en meisjes? Je wordt steeds zelfstandiger, niet steeds afhankelijker. Nee toch?! Zelfstandiger in het gezin, losser van je ouders, losser van alle gezag. Bij David is het toch een andere kant opgegaan. Maar dat is genade! Dat is nu genade, als het in je leven een andere kant opgaat dan die je van nature opgaat. Wij, die groot en sterk willen zijn, die alles willen kunnen en kennen, die alles willen beheersen, maar die onder God niet meer willen buigen, hebben het zo nodig dat God ons tegenkomt en dat Hij ons verbreekt; die hoogmoed, dat streven; die "r" moet van plaats veranderen in dat woord: dat streven moet sterven worden. Sterven aan al onze vermeende vermogens. Want die zijn we kwijtgeraakt. We beelden ons in dat we ze hebben; we zijn ze in het Paradijs evenwel al verloren toen we tegen God zijn opgestaan en naar de macht gegrepen hebben. Toen we gezegd hebben: Wij zijn heren, we zullen niet meer tot U komen. Daar is de mens zijn wijsheid kwijtgeraakt. Daar is hij zijn gerechtigheid en reinheid kwijtge-raakt. Daar is hij een doemwaardig zondaar voor God geworden. Daar is hij al zijn vermogens ten goede kwijtgeraakt. Hij kan het niet meer goed maken. Die diepe, die verschrikkelijke val, gemeente, moet beleving worden. Dan word je hulpeloos. En daar moeten we heen! Daar werkt Gods Geest naar toe. Daarom is dat werk van de Geest zo tegen vlees en bloed in. Wij willen wat worden. En de Heere maakt de Zijnen kinderen. Daar spreken we toch van: "Gods kinderen"? Nu, Hij mààkt ze kinderen; Hij maakt ze klein en afhankelijk. Hij maakt ze hulpbehoevend. Opdat ze leren verstaan: Nooddruftigen wil Hij verschonen, aan armen uit gena, Zijn hulpe ter verlossing tonen, Hij slaat hun zielen gâ. In die psalm staat ook: Gans hulpeloos tot Hem gevloden, zal Hij ten Redder zijn. Daar gaat het heen. En in deze twee woorden proef ik de beleving van Gods knecht: onze hulp. Ik ben een hulpeloze en ik heb hulp nodig, hulp van God; anders is het niets en wordt het ook nooit wat met me. zo wil hij zeggen. De ware belijdenis van afhankelijkheid, zoals die hier staat, is een geloofsbelijdenisEn het is waar, gemeente, dat de duivel juist in het leven van zulke mensen altijd bezig is. Want als u denkt: "eens bekeerd, altijd bekeerd" en dat wie eens door God klein gemaakt is, klein blijft, dan hebt u het wel mis. Dan zou er nooit ruzie zijn onder Gods kinderen. Dan zou het allemaal goed gaan in de Kerk des Heeren en waar de Heere werkte. Maar dat is wel anders! En hoe komt dat nu? Omdat we altijd weglopen van die lage plaats, van die

Page 18: publicatiescjmeeuse.files.wordpress.com · Web viewEn er is niemand die vraagt: Waar is God, mijn Maker, Die de psalmen geeft in den nacht. Een mens moet bekeerd worden, inderdaad,

plaats van een hulpeloze, van een volslagen afhankelijke. De duivel schept er behagen in om dat te zien en te bewerken. Dat is die vogelvanger, dat zijn die strikken, waarover het in deze psalm ook gaat. Hij probeert maar te verleiden en af te trekken, zodat zij, in wier leven God toch gekomen is, weer verwachting krijgen van vlees en bloed, toch weer gaan steunen op eigen verstand, op eigen kunnen en kennen, op eigen vermogens. Of ze stellen vlees tot hun arm, zoeken hulp bij mensen en vergeten God. Dan voelen ze zich niet meer volslagen afhankelijk van Hem! En de duivel heeft onze verdorven natuur mee, die vogelvanger! De mens die niet weet van verootmoedigende genade, vindt dit misschien wat raadselachtig. Maar voor wie zichzelf hebben leren kennen en de strikken van de duivel hebben ervaren, is dit bevinding. Die verzoekingen van de duivel, van links of van rechts, zo zou Luther zeggen: in mooie dingen die je toch van God aftrekken en onafhankelijk maken van Hem; dat noemt hij een verzoeking van rechts. Ze is er door rijkdom, door weelde, door voorspoed, door allemaal zegeningen. Om het voor de jongens en meisjes te verduidelijken: als je een goed verstand hebt en je hebt een goede gezondheid en het gaat je allemaal voor de wind op school en thuis; dan hoef je je knieën niet zoveel te buigen. O nee? Het zijn verzoekingen van rechts. En verzoekingen van links, zijn er als er narigheid is. Altijd ruzie thuis of je tobt met een zwak lichaam. Of je kunt niet mee op school. En voor de volwassenen: als het slecht gaat op je werk, als je tobt met ziekte, als je ruzie hebt in de familie of in gezin of huwelijk. Dat zijn verzoekingen van links.Die duivel is wel bezig! En altijd met hetzelfde doel: om de mens de toevlucht te doen nemen tot vlees en bloed. Opdat we vlees tot onze arm stellen. De natuurlijke mens doet niet anders. Maar zij, in wier leven de Heere gekomen is, dreigen altijd weer terug te vallen. En denk nu niet dat ik beter ben dan u, want dan hebt u het mis. En denk nu niet dat de duivel de pastorie vergeet en dat hij Gods knechten nooit bezoekt. Luther zei: als de duivel door 't dorp gaat, gaat hij twee keer om de pastorie. En zo is hij doende. O, denk niet dat er voor Gods knechten geen strikken zijn, dat wij nooit last zullen hebben van hoogmoed of van steunen op vlees en bloed. Denk toch niet dat wij altijd in volslagen afhankelijkheid de Koning der Kerk dienen. O, was het maar zo! En toch, de Heere wil het. En rust, zoete rust, troost, sterke troost, en bemoediging, krachtige bemoediging, kunnen we alleen daar ervaren als we weer door de Heere kleingemaakt zijn. Onze hulp...

Ja, waar moeten we hulp zoeken? Niet steunen op onze studie, op ons goede verstand, niet steunen op verkregen vaardigheden of op ervaring. Niet steunen op een goede kerkenraad of op een goede gemeente, want we leven na de zondeval en we zijn allemaal mensen. En: Zo zegt de HEERE: Vervloekt is de man, die op een mens vertrouwt, en vlees tot zijn arm stelt, en wiens hart van den HEERE afwijkt (Jer. 17:5)! De Heere wil dat wij het niet van mensen en niet van onszelf verwachten, maar van Hem alleen! Het gaat dan ook om Zijn werk, om Zijn Kerk. 't Gaat

Page 19: publicatiescjmeeuse.files.wordpress.com · Web viewEn er is niemand die vraagt: Waar is God, mijn Maker, Die de psalmen geeft in den nacht. Een mens moet bekeerd worden, inderdaad,

om Zijn Koninkrijk, en de komst daarvan. En dat is van 't begin tot het einde een Godswerk. Dat is een les! Het remonstrantisme zit niet buiten de kerk, maar in ons hart. En dat moet sterven. Wij denken altijd maar dat we zoveel kunnen, en dat we zoveel zullen en dat we zoveel willen. De komst van 't Koninkrijk, daar geldt van, van wat de Prediker zegt: wat God doet dat zal in der eeuwigheid zijn en daar is niet van toe en daar is niet van af te doen. En God doet dat, opdat men vreze voor Zijn aangezicht. En van ons werk geldt: IJdelheid der ijdelheden, het is al ijdelheid, zegt de Prediker. Gods werk, daar gaat het om, om de komst van het Koninkrijk. Wie doet het komen? Denkt u Gods knechten? Denkt u dat? Denkt u dat er vermogens gelegd zijn in mensenkinderen? Rome heeft dat wel gebazeld. Zij denken te beschikken over genade; men denkt het naar eigen welgevallen uit te kunnen delen. O, vervloekt, die zo op vlees betrouwt. Nee, nee en nog eens nee! Wij mensen zijn tot geen goed in staat en wij zullen het Koninkrijk niet doen komen. De Heere wil ons afhankelijk hebben. Afhankelijk van de Koning.De Koning Christus heeft gepredikt toen Hij op aarde kwam: Het Koninkrijk Gods is nabij gekomen. En Hij heeft alles wat nodig is gedaan. Om te verdienen dat het Koninkrijk komt, ja meer nog; Hij geeft de Geest Die het werk toepast, Die zondaren bekeert. Hij heet de Alfa en de Omega, het Begin en het Einde en Hij omvat alles wat daartussen zit. Dat is al Zijn werk, het werk van Christus, de Gegevene van de Vader, Die de zaligheid verdiend heeft en door Zijn Geest toepast. En wat wil de Heere? Wel mensen gebruiken. En als Hij ze gebruiken wil, dan wil Hij ze hun eigen-wijsheid afleren en hun verfoeilijke eigengerechtigheid terzijde doen leggen, hun eigen kracht doen verloochenen. Wie Mijn discipel wil zijn, verloochene zichzelf en neme zijn kruis op en volge Mij, heeft Christus gezegd. Zo, gemeente, wil Hij toch wel mensen gebruiken. Dat doet de Koning der Kerk. Mensen die stamelen en smeken dat onze hulp toch in Zijn Naam zij, en in de Zijne alleen. We mogen zelfs vragen om de beleving van die afhankelijkheid, om dan uit Zijn volheid bediend te worden. Onze hulp... Het is niet alleen "mijn" hulp. In psalm 121 staat: Mijn hulp is van de Heere, Die de hemel en de aarde gemaakt heeft. Hier staat niet "mijn", maar hier staat "onze". God geve dat die afhankelijkheid ons verbindt. "Onze", want wij allen kunnen niets ten goede uitrichten. Dat moet niet alleen een belijden, maar ook een beleven worden. Harten als rotsste-nen; platgetreden paden waar het zaad van het Woord zo wordt weggepikt. Doornen en distelen woekeren er, maar wie zal zorgen voor 't ontkiemen van het zaad? Wie zal vruchtbaarheid geven? God geve dat we tezamen beseffen: van ons komt het niet. Opdat we tezamen door die overtuiging verootmoedigd worden en bidden: Och, daalde 't heil uit Sion spoedig neer op Israël. Opdat onze verwachting zij van de Heere alleen. Onze hulp is in de Naam des Heeren. Wij staan hier voor de beleving van een onmacht die we niet weg moeten praten, die we niet moeten verdoezelen uit angst dat je lijdelijkheid aan-kweekt. Maar waarvan je moet zeggen: geve de Heere dat we onze nood recht onder ogen zien, opdat we beleven wat we belijden: onze hulp... Dan zal 't gebed ons verbinden. Dan ga je naar de kerk en dan zeg je: Heere, de dominee kan het niet en ik kan niet luisteren. Wilt U hem geven te spreken en wilt U mij leren luisteren?

Page 20: publicatiescjmeeuse.files.wordpress.com · Web viewEn er is niemand die vraagt: Waar is God, mijn Maker, Die de psalmen geeft in den nacht. Een mens moet bekeerd worden, inderdaad,

Zou God dan Zijn zegen hier niet geven? Zou Hij dan niet betonen van die ellendigen af te willen weten en Zijn wondere, vrije genade willen verheerlij-ken? Onze hulp is in de Naam des HEEREN, zo staat hier in deze tekst.

2. Bij Wie de hulp gezocht moet worden

In de Naam des HEEREN, zo staat er. Wij zouden in de tweede plaats overdenken waar die hulp nu gezocht moet worden. David spreekt over de Naam des HEEREN; niet ergens anders in; niet bij vlees en bloed, niet bij jezelf en niet bij mensen. Daar moet je vanaf gebracht om hiertoe gebracht te worden. Bekering. Dat is concreter dan veel mensen denken. Bekering is afgebracht van het schepsel en je toevlucht nemen tot de Heere. Niet meer gericht op aardse doelen, op je geld en goed, rijkdom, eer, je gezin, je werk of wat dan ook.... Niet meer gericht op het schepsel. Dat is de mens van nature; uit de aarde aards zoekt hij wat uit de aarde is. En er is niemand die vraagt: Waar is God, mijn Maker, Die de psalmen geeft in den nacht. Een mens moet bekeerd worden, inderdaad, omgekeerd; tot God gekeerd, opdat hij God zou gaan zoeken. En als de Heere je wakker schudt in je dwaasheid en in je vleselijke gezindheid dan ga je 't voelen! Jongens en meisjes, daar hoef je echt geen veertig voor te zijn. God bekeerde de meesten van Zijn kinderen, ik denk, onder de zestien. 't Meest in de jeugd, weet je dat wel? Dat wil niet zeggen dat het op latere leeftijd niet meer kan. Gelukkig wel! Door een wonder van het Goddelijk welbehagen kan het ook nog voor een 80-jarige. Maar dat neemt niet weg dat de Heere in je jeugd wil werken. Dan moet je al leren dat je zonder God in de wereld bent, dat je uit de aarde aards bent en dat je zo opgaat in het vergankelijke, dat je er in ten onder dreigt te gaan. Dat lege van dat leven te leren zien. Dat lege, want het is zonder God. Dat begrijpen anderen niet. Als je dan in een klas zit en ze gaan allemaal op in van alles en nog wat, dan begrijpen zij jouw teruggetrokkenheid niet. Waarom doe je niet mee, joh!, waarom zit je nu iedere keer apart? Af zo'n meisje dat niet meer op kan gaan in wat vriendinnen van vroeger fantastisch vinden. Zij is zonder God en zoekt de Heere. De anderen begrijpen dat toch niet. De Heere weet het wie zonder Hem niet meer leven kan. Dat wordt wel beleving, gemeente. Dat wordt niet een praatje of een uurtje in de week eens een keer overdenken. Of een vlaag in de gedachten als je op je knieën ligt voor je bed. Nee, beschouwelijke godsdienst komt niet verder, maar als God werkt, dan zijn we zonder God in de wereld en dan zijn we ellendiger dan - ja, soms zelfs voelen we dat - dan de dieren. We hebben een ziel, we moeten God dienen en doen het niet. We moeten Hem eren en ach, daar komt niets van terecht. Zonde en dwaasheid, overtreding en schuld. En dan mag je hulp zoeken bij de Heere?! Mag dat?!De Heere leert het Zijn kinderen. Hij vervrijmoedigt ze die Hem zoeken, want ze zouden bij tijden omkomen in moedeloosheid. Want 't wordt niet beter met ze, maar slechter. Ze vorderen niet op de weg die ze zoeken. Ze zoeken God, maar kunnen Hem niet vinden. Ze zoeken gerechtigheid, maar vinden zonde. Ze zoeken heiligheid, maar vinden onreinheid. Niets dan

Page 21: publicatiescjmeeuse.files.wordpress.com · Web viewEn er is niemand die vraagt: Waar is God, mijn Maker, Die de psalmen geeft in den nacht. Een mens moet bekeerd worden, inderdaad,

schuld met schuld vermeerderen en verder komen ze niet. Ja, ze horen wel dat God Zijn volk bekeert, maar voor hen is het heil zo toegesloten en zij kunnen het Licht niet zelf ontsteken. Zij kunnen het werk van Christus voor Zichzelf niet doen lichten. Beschouwelijke godsdienst kan redeneren en kan het uitdelen, gemeente, naar eigen welgevallen, maar er is een volk dat in duisternis wandelt en in een land van de schaduwen des doods woont. Daar wandelen ze en daar wonen ze. En God heeft gezegd: Ik zal een Licht over ze doen schijnen. Ulieden daarentegen die Mijn Naam vreest zal de Zon der Gerechtigheid opgaan. Er zal genezing zijn onder Zijn vleugelen.Wat dat is, gemeente, dat grote wonder, daar spreekt de Bijbel van in beelden, omdat dat niet te verwoorden is. Als Christus Zich openbaart aan een ziel die in duisternis gehuld is en die vreest dat het voor hem een verloren zaak is, dat is niet te verwoorden. Paulus zegt dat ook: Het heeft God behaagt Zijn Zoon in mij te openbaren. Dan kunnen sommigen schim-pen van mystieke taal en verachtelijk zeggen dat het allemaal een wroeten in een mens zijn binnenste is, of wat ze verder allemaal ook van ons zeggen. Gemeente, het komt er wel op aan dat we door de leiding van God, de Heilige Geest, gebracht worden tot Hem, Die de Hulp is van Zijn hulpelo-zen. Niet beschouwelijk, maar wezenlijk. Voor je dagelijks gaan en staan, voor je spreken en zwijgen, voor je handel en wandel, voor je weg door dit leven. Onze hulp is in de Naam des HEEREN. Waarom staat er niet gewoon in den HEERE? Of van de HEERE? Dat kan er ook staan, natuurlijk, en dan wordt hetzelfde bedoeld, maar toch is het goed dat het hier zó staat. Het staat hier echt niet voor niets: in den Naam des HEEREN.Catechisanten die hun les goed geleerd hebben, zeggen: "Ik weet het al. Want de naam des HEEREN is het Wezen van de HEERE, dus dat is God Zelf." Je hebt gelijk en daarom zou er dan ook kunnen staan: is van de Heere. Maar toch, ik herhaal het, er staat niets wat er niet moet staan. Er wordt een accent gelegd, een zwaar accent, op de Naam. Welke Naam? Die Naam waarin God Zich openbaart, waar we vanmiddag van gehoord hebben in de bevestigingspreek. De Ik zal zijn Die Ik zijn zal, heeft mij tot u gezonden! Mozes, zeg dat maar.....Die getrouwe Verbondsgod, Die nooit laat varen de werken Zijner handen. Kijk, daar gaat het om, daar valt een vol accent op. Het gaat over die naam des HEEREN waarvan Salomo in de Spreuken zegt: De Naam des HEEREN is een Sterke Toren; de rechtvaardige zal daarhenen lopen, en in een Hoog Vertrek gesteld worden (Spr. 18:10). De rechtvaardigen zijn degenen die gerechtigheid liefhebben. De rechtvaardigen, zo worden ze vanuit de hemel genoemd, die arme zondaren, die in zichzelf geen gerechtigheid hebben, maar ze wel zoeken en ook liefhebben. Die rechtvaardigen zullen heenlopen naar den Naam des HEEREN, zo staat er. Dat is voor hen een Sterke Toren. Dat is voor hen een Hoog Vertrek. U begrijpt het. Of niet? Het gaat om Christus! Nu ken ik die waarheid zo diep als gewis, dat Christus alleen mijn Gerechtigheid is, zingt een dichter daarvan. 't Gaat om Hem Die de Naam des HEEREN geliefd heeft, geprezen heeft, Die tot eer van de Vader geleefd heeft en gestorven is om genoegdoening te geven aan Zijn recht. Hij openbaart die Naam. Hij heeft het gezegd in het Hogepriesterlijk gebed, Joh 17:6: Ik heb Uw Naam

Page 22: publicatiescjmeeuse.files.wordpress.com · Web viewEn er is niemand die vraagt: Waar is God, mijn Maker, Die de psalmen geeft in den nacht. Een mens moet bekeerd worden, inderdaad,

geopenbaard den mensen, die Gij Mij uit de wereld gegeven hebt. Zij waren Uw, en Gij hebt Mij dezelve gegeven; en zij hebben Uw woord bewaard. Hij vat Zijn werk samen in: Ik heb Uw Naam hen geopenbaard. Dat betekent niet anders dan: Uw heerlijke deugden, van recht en heiligheid, van goedheid en barmhartigheid, van lankmoedigheid en genade heb Ik verheerlijkt. Die heb Ik hen leren kennen tot hun behoud. Uw Naam, Uw deugden en de wondere trouw in de verheerlijking daarvan in zondaren heb Ik hen geopenbaard. Ze hebben dat Woord omhelsd, ze hebben dat bewaard, zo zegt Christus. Ja, om Hem gaat het. Ook in het Oude Testament was geen zaligheid buiten Hem, Die in iedere offerande afgeschaduwd was, want in die offerande werd de Naam des HEEREN grootgemaakt en werden de deugden Gods uitgestald en daarom, u leest het in de psalmen zo dikwijls: die naam des HEEREN, die moet verheerlijkt worden, die moet aangeroepen worden, die Naam des HEEREN is een Sterke Toren. Hier zegt de dichter: Onze Hulp is in de Naam des HEEREN. Onze hulp is in het wondere werk van de Drieënige God tot zaligheid van zondaren, in Christus. En in Zijn volbrachte verdienste. Gemeente, wat een wonder als dat een ziel geopenbaard wordt. Dat geeft vrijmoedigheid in de toenadering tot God, dat geeft verwachting. Een verwachting die voortkomt uit een vertrouwen, dat geloof mag heten, in een toevlucht nemen tot Christus. Want daarin is geloof. Daarin is vertrouwen. Men vlucht niet naar iemand die men niet vertrouwt. Maar de ziel die in zijn hulpeloosheid, die in zijn ellende, zo vlucht tot God in Christus in waarheid, die wordt geholpen. Die mag weten dat God gereed staat tot zijn hulp, dat er een sterke Held ter hulp is Die machtig is om te verlossen uit de macht van de zonde, uit de macht van de wereld, uit de macht van de duivel, Die macht heeft te herstellen wat stuk is in het leven. Alles ligt in Hem, in Christus. O, die ziel die daarvan leert, die weet maar heel weinig en die wil er altijd meer van leren, maar dan bevindelijk. Dan zal Christus wassen en wij minder worden. Wij steeds hulpelozer, maar toch meer in Hem zien. Dan wordt het steeds rijker om te belijden vanuit die beleving: Onze hulp is in den Naam des HEEREN; Die de hemel en de aarde gemaakt heeft, zo staat er.

3. Hoe deze hulp verkregen wordt.

Ik moet kort zijn, gemeente, vanwege de tijd, maar ik wil toch nog wijzen op die laatste woorden: Die de hemel en de aarde gemaakt heeft. Want dat staat er natuurlijk niet voor niets. Misschien zegt u: Het zijn wat algemene woorden die zien op de schepping. Zeker, het zijn algemene woorden, die gelden voor heel de wereld. Dat is ook waar. God heeft heel de wereld geschapen. En al wat leeft en zich beweegt, alle mensen zijn Zijn schepselen. Maar waarom staat dit nu bij deze bevindelijke woorden vermeld? Waarom staat dat erbij als iemand zijn afhankelijkheid van genade belijdt?Denk nu toch niet, gemeente, dat God Zijn kinderen leert in twee werelden te leven: een geestelijk leven en een werelds leven; op zondag een ander leven dan doordeweeks. Dan vergist u zich. Zoals ze hun Godsgemis alle

Page 23: publicatiescjmeeuse.files.wordpress.com · Web viewEn er is niemand die vraagt: Waar is God, mijn Maker, Die de psalmen geeft in den nacht. Een mens moet bekeerd worden, inderdaad,

dagen in de week ervaren, zo zullen ze ook die God alle dagen in de week nodig krijgen. En als ze afhankelijk worden van de bediening van Christus door Zijn Geest, o dan hebben ze Zijn hulp altijd nodig, als ze op hun plek zijn, als ze niet ver afgezworven zijn. Alle dagen afhankelijk. Van Wie? Van die God die hen genadig is. Ja, want die God is een machtig God. Zo machtig! Dat zie je in de schep-ping. Dat zie je in de schepping van hemel en aarde. Dan mag Gods volk met verwondering altijd de macht en majesteit, de wijsheid en grootsheid van Zijn God zien. En als die God jouw God geworden is en als Hij alles regeert naar Zijn wil, alles! O, wat ligt er dan een rijke troost in die woorden: Die hemel en aarde gemaakt heeft.Hier ligt eigenlijk in verborgen wat onze vaderen er zo mooi uitgehaald hebben en wat u vindt in onze Heidelbergse Catechismus: Wat gelooft gij met deze woorden: Ik geloof in God den Vader, den Almachtige, Schepper des hemels en der aarde? En dan zegt het antwoord: Dat de eeuwige Vader van onzen Heere Jezus Christus, Die hemel en aarde, met al wat er in is, uit niet geschapen heeft, die ook door zijn eeuwigen raad en voorzienigheid ze nog onderhoudt en regeert, om Zijns Zoons Christus' wil mijn God en mijn Vader is; op Welken ik alzo vertrouw, dat ik niet twijfel, of Hij zal mij met alle nooddruft des lichaams en der ziel verzorgen, en ook al het kwaad, dat Hij mij in dit jammerdal toeschikt, mij ten beste keren; dewijl Hij zulks doen kan als een almachtig God, en ook doen wil als een getrouw Vader. Dat is rijk verwoord! Het is een verklaring van wat hier in deze woorden staat: Die hemel en aarde gemaakt heeft. O, door de openbaringen die God de Zijnen geeft, mogen ze meer leren van wie God in Christus voor hen wil zijn. Die machtige God ter hulpe te kennen, die in Christus een Vader is van zo'n ellendige. Is dat niet rijk? Dat is een zalig leven, waarop ook door genade een zalig sterven zal volgen. Kennen wij iets van deze rijkdom, gemeente? Jongeren, ouderen? Dat kan alleen maar in de weg van de beleving van hulpeloosheid. Dat kan alleen maar in de weg van afbraak. Wat mijn eigen kennis, mijn eigen gerechtig-heid, mijn eigen heiligheid, mijn eigen vermogens betreft; niets, niets, niets voor God! Ik weet mijn verderf uit te werken en meer kan ik niet. Ik heb een Zaligmaker nodig. Zijn wijsheid, Zijn gerechtigheid, Zijn heiligmaking, Zijn kracht, Zijn verlossing; Hem heb ik nodig, gemeente. Het gaat hier om een belijdenis vanuit een waarachtige beleving. Je moet dit niet namaken op een onwaarachtige manier. U zegt: kan dat dan? Jawel, dat is Christus ten dele gebruiken als een helpend Zaligmaker, waarbij ik een deel van mijn leven zelf houdt en een ander deel mag Hij dan regeren. Een halve Zaligma-ker, Die ik in pas in mijn eigen beschouwelijke godsdienst en waardoor ik me wijsmaak dat ik ook wel in de hemel kom. Maar dat valt eeuwig tegen. Dat zijn die mensen, gemeente, die ook zonden wel aan de hand durven te houden. Wel ja, anderen moeten je niet zo lastig vallen met bepaalde zonden. Dat is toch vergeven, er is toch genade... Ze hebben een deel van hun leven waar het Woord kennelijk geen zeggenschap heeft en waar Christus geen zeggenschap heeft, waar ze niet afhankelijk zijn. Ze zijn maar voor stukjes van hun leven afhankelijk, voor zaken die ze zelf dan niet aankunnen. Dat wil God niet. Uw weg, ontdekte zondaren, waarin u afge-broken wordt tot de grond toe, waar u een niet en een nul voor God wordt

Page 24: publicatiescjmeeuse.files.wordpress.com · Web viewEn er is niemand die vraagt: Waar is God, mijn Maker, Die de psalmen geeft in den nacht. Een mens moet bekeerd worden, inderdaad,

die geen nagelschrap tot zijn zaligheid kan toedoen, dat is een goede weg! Opdat u niets zou zijn en Christus alles zal zijn. En in de ambtelijke dienst, broeders, wat hebben we het nodig, altijd weer afhankelijk gemaakt worden. Daar zijn nog wel eens slagen voor nodig om onder die leiding van de Goede Herder te buigen. Daar zijn nog wel eens drukwegen voor nodig. Daar keurt de Heere aanvallen van de duivel, ja 't klinkt misschien wat vreemd, voor goed. Hij gebruikt ze ervoor. Zoals die man, die gevraagd werd hoe het met hem ging en of hij de laatste tijd nog wat geleerd had van de Heere. "Ja, dat wel," antwoordde hij. "Ik heb geleerd hoe dom de duivel is, want hij viel me aan, maar hij dreef me naar Christus!" Zo doet de Heere het in ons leven en daar mogen wij Hem voor danken. Danken omdat Hij zulke middelen gebruikt die een ander niet begrijpt en die we zelf ook niet wilden en die toch tot ons nut zijn; die alle moeten dienen om ons klein en afhankelijk te houden en ons de Heere te doen benodigen. Paulus wist het ook uit de beleving en zei daarom 2 Kor. 12:10: Daarom heb ik een welbehagen in zwakheden, in smaadheden, in noden, in vervolgin-gen, in benauwdheden, om Christus' wil; want als ik zwak ben, dan ben ik machtig. Ja, u hoort het goed. Hij zegt: daarom heb ik een welbehagen in die dingen. Die zwakheden, die smaadheden, die noden, die vervolgingen, die benauwdheden om Christus' wil, want dan ben ik machtig. Amen

We zingen samen psalm 27:5.

Mijn hart zegt mij, o HEER' ,van Uwentwegen: "Zoek door gebeên met ernst mijn aangezicht!" Dat wil, dat zal ik doen; ik zoek den zegen Alleen bij U, o bron van troost en licht! Verberg toch niet Uw oog van mij, o HEER' Ik ben Uw knecht, zie niet in toorne neer. Gij waart mijn hulp in al mijn zielsverdriet. O God mijns heils, begeef, verlaat mij niet.

Page 25: publicatiescjmeeuse.files.wordpress.com · Web viewEn er is niemand die vraagt: Waar is God, mijn Maker, Die de psalmen geeft in den nacht. Een mens moet bekeerd worden, inderdaad,

Toespraken:

Gemeente, naar de gewoonte van een intrededienst wil ik nog enkele toespraken houden. Allereerst, broeder en bevestiger, ds. Karels, voor de wijze waarop u dat mocht doen. Daar mag ik ook de Heere voor danken, want u deed het niet alleen als broeder, maar ook als dienaar. U hebt Gods Woord mogen verkondigen, niet alleen voor de gemeente, maar ook voor mij. Hartelijk dank wat de Heere u ook voor mij te zeggen gegeven heeft. Hartelijk dank, ook de hulpconsulent, ds. Mulder, die zoveel als hulpconsu-lent vanuit de classis Barneveld hier in de gemeente heeft mogen doen. Namens de kerkenraad mag ik u daar heel hartelijk voor danken. Het heeft hun bijzonder goed gedaan en de gemeente ook, dat u uw diensten niet vormelijk deed, maar ambtelijk met liefde. Onvergetelijk. Ook voor de belijdeniscatechisanten, de huwelijken en al het werk dat u gedaan hebt als hulpconsulent: heel hartelijk dank. Broeders van de classis en van de particuliere synode: de Heere geve me een plaats in uw midden. Verbondenheid onder Gods knechten voor Gods aangezicht staat de duivel niet aan. Die ziet niets liever dan twist en twee-dracht. De Heere vervulle onze harten met Zijn liefde en geve ons voor Zijn aangezicht te dienen en elkaar op te scherpen, want dat hebben we nodig. IJzer scherpt men met ijzer, alzo scherpt een man het aangezicht zijns naasten, staat er. Dat moet kunnen lijden en de Heere geve ons ook in ons onderlinge samenkomen (die we zeker hopen in te stellen) dat we elkaar voor Gods aangezicht mogen ontmoeten en elkaar tot een hand en een voet mogen zijn.En de andere broeders die gekomen zijn: heel hartelijk dank voor uw meeleven en dan ook voor uw meezuchten. En, ach, de Heere geve u te ervaren, wat Hij mij deed ervaren namelijk dat Hij ons weet te brengen op plaatsen waar we onszelf nooit gebracht zouden hebben, maar waarin het goed is om Hem te volgen. Dat heb ik in Rotterdam-Zuid ervaren, en dat heb ik in Vlaardingen mogen ervaren en wat het komen naar hier betreft, heb ik het ook mogen ervaren. Het is wel genade, dat ik niet als Jona een andere kant uit ben gevlucht, want als 't aan mij gelegen had, weet ik niet waar ik gezeten had.Uit Vlaardingen zie ik er velen. En dat doet me heel goed. Daaruit spreekt liefde en zelfverloochening als je er hier bij wilt zijn terwijl de gemeente van Nunspeet verblijd is. Dan is dat niet anders dan zelfverloochenende liefde en een geestelijke verbondenheid die daaruit spreekt, waarvoor ik u heel hartelijk dank zeg. 'k Heb in Vlaardingen een goede tijd mogen hebben, niet in het minst toen het de Koning der kerk behaagt heeft ook mij daar nodige lessen te geven. Daar zijn ook banden gevallen en ik mag weten dat die grote en goede Herder van de Kerk Zijn slachtschapen in Vlaardingen wel weet te vinden.Vertegenwoordigers van deputaatschappen, besturen, stichtingen, verenigingen: 't Is goed om op andere plaatsen elkaar soms te ontmoeten en de band te gevoelen. Maar er is in het ambtelijk werk een orde. En deze orde is, althans zo gevoel ik het, allereerst de prediking in de gemeente, vervolgens de catechese onder de jongeren, in de derde plaats het

Page 26: publicatiescjmeeuse.files.wordpress.com · Web viewEn er is niemand die vraagt: Waar is God, mijn Maker, Die de psalmen geeft in den nacht. Een mens moet bekeerd worden, inderdaad,

pastoraat en dan volgt het overig ambtelijk werk in de kring der gemeenten, buiten eigen gemeente. Sommigen zetten een groot vraagteken als je denkt nog ander werk te moeten doen. Laat dat tussen het geweten van Gods knechten en de Koning der Kerk, want de Heere kan ze inderdaad daar wel toe roepen. En dan spreek ik ook uit ervaring. Maar er is een orde waarin de gemeente terecht om voorrang mag vragen.Misschien dat de scherp luisterende gezegd heeft: Dominee, vergeet u uw gezin niet, dat hoorde ik in heel die lange rij niet staan, maar dan hebt u niet goed geluisterd, want ik denk dat dit de eerste eenheid uit mijn gemeente is, dat ik ook voor vrouw en kinderen predikant ben en dat ik mijn kinderen ook mag catechiseren en dat het pastoraat mijn gezin, en dat zult u me niet kwalijk nemen, allereerst moet betreffen. Vertegenwoordigers van plaatselijke kerken, heb dank voor uw komst naar hier. Sommigen zullen vragen naar samenwerking voor de toekomst. Ik kan u bij voorbaat zeggen dat we daarvoor open kunnen staan als aan twee zaken voldaan wordt. Dat betekent als we dezelfde uitgangspunt en hetzelfde doel hebben. Dan kun je alleen samen dezelfde weg gaan. Als ons uitgangspunt kan zijn ons verdorven en zondige bestaan, de mens van wie geen verwachting is, maar die zich door God moet laten leren en leiden, en het doel zal zijn de eer van Gods naam en de komst van Gods koninkrijk en het geschieden van Zijn wil, dan kan er samenwerking zijn. Vertegenwoordigers van de plaatselijke overheid: Ik meen dat wethouder Leusink er is, we hopen voor het werk van de overheid te bidden in de zondagse samenkomsten en hopen ook - en dat moeten we ook leren - dat ons gebed verhoord wordt. We hopen voor de overheid te bidden of ze buigen zal onder de wil des Heeren en zich laten regeren door Zijn Woord en dan kunt u niet anders van ons verwachten dan dat we daarop ook toezien en misschien wel beoordelen zullen en misschien ook wel eens met vragen naar de overheid komen. Het is heel goed om de contacten tussen kerk en staat niet te laten verslappen. Ik ga hier geen uiteenzetting geven over hoe ze waren en hoe ze moeten zijn, maar één ding is zeker dat we met elkaar het goede moeten zoeken en waakzaam dienen te zijn in ieder opzicht, een ieder op zijn post. De Heere geve u dat. We hopen ervoor te bidden. Gerechtigheid verhoogt een volk, maar de zonde is een schandvlek der natiën. En dan de gemeente. Het heeft lang geduurd en sommigen vroegen zich af: die dominee woont hier al zo'n tijd, waarom begint hij zijn werk niet? 't Is zeker een luie man hebben ze misschien wel gedacht, of hij ziet misschien wel verschrikkelijk tegen dat werk op. Er waren twee verlangens in mij die streden om voorrang, meteen al toen ik het beroep had aangenomen. Verlangen om de roeping op te volgen en zo snel mogelijk het werk te beginnen, maar ook het verlangen om mijn geliefde gemeente van Vlaardingen ordelijk te verlaten. Die gemeente was met vakantie tot begin september, dus kon ik pas afscheid preken begin september. Daarom heb ik - en hartelijk dank voor de gastvrijheid hier in de pastorie! - nog enkele weken vanuit deze pastorie de gemeente van Vlaardingen mogen dienen. En nu is dan de tijd gekomen, waarin we het Woord des Heeren in uw midden mogen verkondigen. In afhankelijkheid van de Heere; de Heere geve ons dat allen te zijn.

Page 27: publicatiescjmeeuse.files.wordpress.com · Web viewEn er is niemand die vraagt: Waar is God, mijn Maker, Die de psalmen geeft in den nacht. Een mens moet bekeerd worden, inderdaad,

Gemeente, we leven in een tijd waarin wij mondig willen zijn, en sommigen denken dat dominees niet tegen kritiek kunnen. We leven in een tijd van veel kritiek, maar ook van gezagsondermijning en het ambtelijk gezag is dikwijls in diskrediet. Waar moet dat de ambtsdragers brengen? Altijd tot zelfonderzoek en in ootmoed voor Gods aangezicht. Maar het mag niet tot ontwaarding van het ambt leiden. We zijn in de ambtelijke dienst de Koning der Kerk verantwoording schuldig. Betekent dit dat alle kritiek gelijk in de doofpot gedaan wordt? Nee, die is best bespreekbaar. O, zelfs als het over de prediking gaat, maar voor Gods aangezicht!, waarbij we nooit anders begeren dan het Woord Gods te brengen, zoals de Heere het ons voorge-houden heeft.We hopen altijd in de leer te blijven en niet verder te komen dan een leerjongere, maar dan wel van Christus, te zijn. Om te leren hoe Hij wil dat de boodschap in uw midden gelegd wordt en o, dan zal het "hoe" ook altijd wel een worsteling zijn en blijven. We begeren een rijke Christus te prediken voor een arme zondaar. De rechtvaardige aan te zeggen dat het hem welgaan zal, maar de goddeloze dat het hem kwalijk zal vergaan. Wijlen dominee Van Haaren heeft mij bevestigd in Rotterdam Zuid met deze woorden: Mensenkind! Ik heb u tot een wachter gesteld over het huis Israëls; zo zult gij het woord uit Mijn mond horen, en hen van Mijnentwege waarschuwen. Opmerkelijk was de overeenkomst met de tekst die broeder Karels vanmid-dag hier mij meegaf. Het Woord van God horen en van Zijnentwege waar-schuwen! En nu mochten we ook horen dat de Heere sprak: Ik zal met uw mond zijn en u leren wat ge moet spreken. De Heere wil het ons leren wat we moeten zeggen. De Heere wil het ons geven en daar dienen we van afhankelijk te zijn. En dan geve de Heere Zijn zegen, en in ons allen veroot-moediging voor Zijn aangezicht, en ook in de verheerlijking van die grote Ambtsdrager, de Koning der Kerk, in het midden der gemeente, maar - en dat moet toch persoonlijk geleerd - in onze eigen harten bovenal! De Heere geve me daartoe genade, altijd afscheid te preken. Ja, dat vroegen ze me nogal eens toen ik wegging in Rotterdam, van de classis Rotterdam: domi-nee, preekt u afscheid? En ik heb het wel eens gezegd. Ik moet altijd afscheid preken, want besef wel gemeente. Er sterven er in een jaar in een grote gemeente gemiddeld tien tot vijftien mensen. En dat betekent dat er even zo vaak iemand voor het laatst onder het Woord zit. Voor 't laatst de boodschap horen! Als ik in de classis Rotterdam per jaar met de consulentgemeente erbij 30 tot 35 begrafenissen had, dan was er even zo vaak iemand die voor 't laatst onder 't Woord zat! Die voor het laatst gewaarschuwd werd en de weg ten leven gewezen moest worden. Van wie ik me vrij moet maken. De puriteinen hadden het zich voor ogen gesteld en zeiden van hun predi-king: I preach as if I never preach again, as a dying man to dying man. Ik preek of ik nooit meer zal preken, zoals een stervende tot stervenden moet spreken. De Heere geve dat zo mijn bediening mag zijn en tot zegen mag zijn.

Heel speciaal wil ik hartelijk dank zeggen de bouw- en onderhoudscommis-sie onder leiding van broeder Polinder voor al het werk wat voor ons gedaan

Page 28: publicatiescjmeeuse.files.wordpress.com · Web viewEn er is niemand die vraagt: Waar is God, mijn Maker, Die de psalmen geeft in den nacht. Een mens moet bekeerd worden, inderdaad,

is in de pastorie, om ze te maken zoals ze is; een huis om in te wonen; de Heere geve ons een gezegende tijd. De ouderen in de gemeente: ik hoop u te bezoeken. De jongeren, catechisanten: we hopen spoedig kennis te maken. Mag ik één ding aan jullie vragen en wil je dat dan niet vergeten? Wil je voordat je naar de catechisatie gaat, en dan zeg ik niet allereerst je vragen leren, maar bidden, vragen om Gods zegen op dat werk? Dat wil ik ook doen. Bidden. En dan bedoel ik niet het gebed aan het begin van de catechisatie, dat ook, maar ik wil het je ook vragen voor dat je komt. Dan zal de Heere ons gezegende avonden geven. Daar ben ik van overtuigd. Commissies in de gemeente, ik ga u allemaal niet aanspreken. We hopen wel kennis te maken. Het werk voor de kerkbode is al begonnen.Verenigingen, heb dank voor het mooie welkomstgeschenk in onze tuin, ook met u hoop ik kennis te maken. We hopen dat er banden zijn in het vele werk dat gedaan wordt, banden in een geestelijke zin. Dat het ons ten diepste mag gaan om het Koninkrijk des Heeren.Kerkenraad, we nemen een plaats in uw midden in. Wil u naast me staan? Wil u rondom me staan? Wilt u me ook begeleiden met uw gebed? U krijgt een gebrekkige dienaar die zijn gebreken op allerlei gebied heeft. U hebt er deels al kennis mee gemaakt en u zult er nog wel meer kennis mee maken. Ik praat het niet goed. Maar ik wil wel vragen, verdraag me, help me en bid voor me. En de Heere geve onderling in ootmoed te doen dienen en onze eenheid te beleven in die grote Ambtsdrager die ons roept om getrouw te zijn in onze onderscheiden ambten. Familie, fijn, dat er zoveel familieleden zijn. Bloedbanden betekenen veel voor me, maar meer de geestelijke bloedbanden, de banden door het bloed van Christus, door het werk van de Heere onder ons. De Heere geve dat die banden er mogen zijn en beleefd mogen zijn en dat er meerdere mogen vallen. En dan mijn gezin. Lieve vrouw, de Heere heeft het je altijd gemakkelijk gemaakt om te volgen en dat niet uit onze band die goed is, maar omdat je begeert de Heere te volgen. Je hebt me in veel dingen mogen helpen en dienen naar het huwelijksformulier in tijdelijke en geestelijke zaken. De Heere geve je ook bediend te worden. Niet alleen de plaats van Martha te kennen, maar ook die van Maria aan de voeten des Heeren. Lieve kinderen. De getrouwden: de afstand is groter geworden en toch gelukkig niet. En ik hoop dat die steeds kleiner wordt. Wat de wegen betreft en de kilometers betreft, inderdaad, en de tijdsduur om bij elkaar te komen op Texel, Oosterend, of in Zeeland, dat is een hele tijd. Maar de afstand die wezenlijk is, is de afstand die scheidt als we iets anders zoeken. Die afstand zal het minste zijn als we mogen beleven dat we elkaar dagelijks in de avondgebeden aan Gods genadetroon ontmoeten. De Heere verheerlijke in jullie gezinnen, ook in de kleinkinderen, Zijn genade. En de kinderen die nog thuis zijn: je hebt veel achter moeten laten, vrienden en vriendinnen in de gemeente van Vlaardingen. Het allerbelangrijkste ook voor jullie zal toch zijn dat de komst naar Nunspeet een zegen mee mag brengen en dat het Woord van God ook voor jullie tot een zegen zal zijn. Wat zou dat een wonder zijn, als de Heere mij - maar het kan ook onder een leesdienst of onder een andere knecht! - maar als de

Page 29: publicatiescjmeeuse.files.wordpress.com · Web viewEn er is niemand die vraagt: Waar is God, mijn Maker, Die de psalmen geeft in den nacht. Een mens moet bekeerd worden, inderdaad,

Heere Zijn Woord gebruiken zou; als de Heere in jullie jonge harten zou werken om zo Zijn Koninkrijk te doen komen ook in ons gezin. Van ons is geen goed te verwachten. Daar zou niets van terecht gekomen zijn, als de Heere ons aan onszelf had overgegeven. We mogen inderdaad zeggen, wat David zegt: Ten ware de Heere, Die bij ons geweest is, zegge nu Israël! Zo zij het.

We zingen Psalm 124:1 en 4.

Toespraak van ds.B. van der Heiden namens classis en particuliere synode Oost

Geliefde vriend en broeder, en als ik deze woorden zeg, dan zijn ze ook van harte gemeend: van harte welkom. Ik mag namens de classis Kampen en namens de particuliere synode hier een paar woorden tot je richten. Wat is het een voorrecht dat we vandaag deze dag mochten beleven. Samen, ds. Melis en ik, hebben de blijdschap bij de kerkenraad gezien op vrijdagavond 23 mei toen we kerkvisitatie hielden en toen zojuist het bericht uit Vlaardin-gen gekomen was dat je het beroep naar Nunspeet had mogen aannemen. Geliefde broeder, ik heb in het RD een heel klein verslag gelezen van de afscheidsdienst in Vlaardingen. Volgens dat verslag heb je afscheid genomen met de woorden uit Ezechiël 34:11: Want zo zegt de HEERE Heere: Zie Ik zal naar Mijn schapen vragen en zal ze opzoeken. En toen ik dat kleine verslag en die tekst las, toen heb ik gedacht; Kees, je zou daar best wel intrede mee kunnen doen in de gemeente van Nunspeet. Want wat is dat een tekst van een rijke inhoud. Zo zegt de HEERE Heere, Ik zal naar Mijn schapen vragen. Ik, dat is die grote Ik, dat is die HEERE Heere en daar kom je nooit over uitgepreekt. Want dan gaat het over dat eeuwig welbehagen Gods en wat die schapen zijn, ja, daar is het eeuwige wonder van genade dat je een boodschap mag brengen dat Christus Jezus in de wereld gekomen is om het verlorene te zoeken en het weggedrevene weder te brengen. Geliefde vriend en broeder, ik hoop dat je Deze veel mag verkondigen in het midden der gemeente en daar wil ik dan mee afsluiten. Heb Christus lief! Dat is een afhankelijk leven, dan blijft er niets van je heel, maar wat zal dan Zijn heerlijkheid en Zijn schoonheid ook ervaren mogen worden. Dan mag het gehoord worden. Dan mag die verhoogde slang hoog opgeheven worden. Die boodschap dat er nu bij God genade is voor zulke albedervers. Geliefde broeder, de Heere geve een gezegende en ruime ingang in het midden van deze gemeente. Wat de plaats betreft in onze classis, daar hoef je niet bezorgd voor te zijn, want die hebben we al voor je ingeruimd.

Toespraak van ds. Klomp namens de plaatselijke kerken.

Geachte ds. Meeuse, het is namens het predikantenconvent te Nunspeet dat ik vanavond het Woord tot u wil richten. Het predikantenconvent is een ontmoetingsplaats waarin we op bepaalde tijden een onderwerp met elkaar

Page 30: publicatiescjmeeuse.files.wordpress.com · Web viewEn er is niemand die vraagt: Waar is God, mijn Maker, Die de psalmen geeft in den nacht. Een mens moet bekeerd worden, inderdaad,

bespreken of zelfs ook exegese leveren. In dat platform ontmoeten elkaar de predikanten van de gereformeerde kerk, de Nederlands gereformeerde kerk en ook de gereformeerde gemeente. Uw voorganger van deze plaatselijke gemeente heeft de vergaderingen helaas niet zo vaak kunnen bezoeken. En daar was alle begrip voor, gelet op de omvang van de gemeente en het vele werk dat er ook in het landelijke werk is. Het feit dat ik in opdracht van het predikantenconvent u namens de plaatselijke kerken welkom heet, betekent dat wij uw aanwezigheid erg op prijs stellen en ook op uw bijdrage daarin. We hebben in ons verbrokkeld kerkelijk leven in ons nog kerkelijk dorp elkaar zo nodig voor die ene zaak waar de Heere ons toe roept. Onze wens is, als predikanten van het convent, dat u tijdens de vergaderingen, ook vanuit het geestelijk erfgoed waarvoor u staat en waaruit u preekt, uw eigen bijdrage zult leveren, opdat we als dienst-knechten van de verschillende gemeenten als middel in Gods hand instrumenten mogen zijn tot bekering van zondaren en tot de bouw van Gods volk en ook tot leven in de samenleving hier en in ons land dat naar Gods wet en naar Gods norm is. Namens de plaatselijke kerken heet ik u en uw vrouw en kinderen, uw gezin, heel hartelijk welkom. En we feliciteren de kerkenraad van de gereformeerde gemeente met de voorziening in de vacature van ds. L. Blok, al naar zo'n korte tijd. De Heere bediene u uit Zijn volheid, persoonlijk, en ook als knecht. Opdat de gemeente gezegend zal worden, Gods Naam verheerlijkt en wij ook als collega's iets van elkaar zouden leren. Hartelijk welkom en Gods zegen in de bediening.

Toespraak van wethouder Leusink namens de burgerlijke gemeen-te

Dominee, mevrouw en kinderen Meeuse, namens het gemeentebestuur van harte welkom in onze gemeente. Dominee, ik hoop en ik denk ook dat het u deugd zal doen, dat het in onze gemeente nog een goede gewoonte is dat als wij een uitnodiging ontvangen voor een blijde gebeurtenis - en dat is het toch ongetwijfeld als er een nieuwe predikant in de gemeente bevestigd mag worden en intrede doet, niet alleen voor de gemeente op zich, maar ook voor de gemeenschap als geheel, omdat ook daar de gemeente een deel van uitmaakt - daaraan gehoor te geven. Ik wil daarbij de kerkenraad van harte bedanken voor de uitnodiging die wij als gemeentebestuur hebben ontvangen om vanavond hier aanwezig te zijn. Maar er is nog meer, zoals ook in het gebed van Nunspeet, wat gelukkig nog voor en na een vergadering gebeden wordt, is opgenomen, namelijk dat onze besluiten mogen strekken tot eer van God en tot welzijn van de gemeente. Dat - en dat is wel van een andere orde, dat wil ik graag toestemmen - is hetgeen u vanavond verkondigd heeft, maar ook de komende tijd, zo God het wil, zult verkondigen. Dat het zal mogen strekken tot werkelijk welzijn van deze gemeente van de inwoners van Nunspeet. Dominee, nogmaals hartelijk welkom, namens het gemeentebestuur van onze gemeente en dat geldt natuurlijk ook voor uw vrouw en kinderen. Want het is een groot gezin, dus wat dat betreft is het aantal vermeerderd. Dank u wel.

Page 31: publicatiescjmeeuse.files.wordpress.com · Web viewEn er is niemand die vraagt: Waar is God, mijn Maker, Die de psalmen geeft in den nacht. Een mens moet bekeerd worden, inderdaad,

Toespraak ouderling Van den Berg namens kerkenraad en gemeen-te

Geachte dominee Meeuse, namens kerkenraad en gemeente mag ik u een heel hartelijk welkom toeroepen in de gemeente Nunspeet.Misschien een beetje laat, zoals u zelf gezegd heeft; u loopt hier immers al weken rond, maar dan nu toch officieel als onze eigen herder en leraar.Dat doe ik met grote blijdschap, maar ook met grote verwondering. Toen het bericht ons bereikte, - inderdaad, vlak voor de kerkenraadsvergadering waar ook de visitatoren later aanwezig waren - hebben we gezegd: De Heere heeft grote dingen bij ons gedaan, dies zijn wij verblijd. En die blijdschap is er nog en die verwondering is er ook nog; dat de Heere uw hart heeft willen neigen om naar onze gemeente te willen komen. Een weg die u zelf ook niet hebt gezocht. U hebt zelf tegen mij gezegd: "Och, als ik uit Vlaardingen weg zou moeten, ging ik naar een ander deel van het land." Maar de Heere bracht u hier.En nu is wel gezegd, dat als de Heere Zijn knechten zendt, er ook werk voor ze is. Dat is waar. Want dan mag u ook ervaren, dat er nog werk voor u is. Daar gaat het om. Dan gaat het niet om mensen, niet om ambtsdragers, maar dan gaat het om de Koning van de Kerk. U hebt er iets van gezegd, ook in de kerkenraad. Als u zo gekomen mag zijn, dan betekent dit, dat het niet uw zaak is. Wat is dat een wonder, dat u hier niet gekomen bent voor uw eigen zaak, dat u ook straks niet uw eigen boodschap hoeft uit te dragen, maar dat het gaat om de zaak van de Koning van de Kerk. Wat geeft dat een troost en wat geeft dat een moed. Er zal best wat op uw weg komen. Nunspeet is heus geen ideale gemeente.U heeft gezegd: verwacht van mij als dienstknecht niet te veel. Maar verwacht u ook van ons als kerkenraad en gemeente niet te veel! Als wij elkaar zouden mogen ontmoeten als mensen die het zelf alleen maar kunnen bederven, maar die het alleen verwachten van de hulp des Heeren, dan zal het gaan. Dan zullen wij elkaar mogen ontmoeten niet alleen in de kerkenraadsvergaderingen, niet alleen onder het Woord, maar bovenal voor de troon der genade. Dat is tot troost en bemoediging, wat er ook op af komt. Wij leven in een tijd van verwarring op het kerkelijk erf, maar ook op maatschappelijk en staatkundig terrein. Dat zal er ook niet beter op worden; dit is een teken van het einde der tijden. Maar de zaak van de Kerk ligt zo vast! Daar behoeft u niet bezorgd over te zijn. Die zaak ligt niet in mensen-handen, ook niet in die van een dominee of kerkenraad, maar in Gods hand. Dat mag tot bemoediging zijn, ook in het vele werk dat hier wacht.Dan is het zo gelukkig, dat u zelf ook niet voor de vrucht hoeft in te staan. Als de Koning van de Kerk werk voor u heeft, zal hij ook zelf voor de vrucht daarvan instaan. Het Woord zal immers niet ledig wederkeren! Zijn Raad zal bestaan en Hij zal al Zijn welbehagen doen. Daarom gaat het werk door, en daarom moest u naar Nunspeet!Zo wensen wij u van harte toe, dat u Gods zegen en nabijheid mag ervaren, in de prediking, maar ook in alle andere ambtelijke arbeid. Ook Gods knechten zijn maar zwak in zichzelf, maar dan te mogen beleven, dat Zijn

Page 32: publicatiescjmeeuse.files.wordpress.com · Web viewEn er is niemand die vraagt: Waar is God, mijn Maker, Die de psalmen geeft in den nacht. Een mens moet bekeerd worden, inderdaad,

kracht in onze zwakheid wordt volbracht. Dan zullen wij een waarlijk gezegende tijd tegemoet gaan.Wij zien er als kerkenraad naar uit, dat u straks in ons midden de voorzit-tersplaats mag innemen. Ik zal die gaarne en met vreugde aan u overdragen. Wij hebben alle vertrouwen in de onderlinge samenwerking. Bovenal bidden wij dat uw arbeid mag zijn tot uitbreiding van Gods Koninkrijk, opdat zielen mogen worden getrokken uit de duisternis tot Gods wonderbaar licht. Maar ook dat arme zondaren tot Christus mogen worden geleid. Dat gesproken mag worden van de wonderlijke wegen, die God met Zijn Kerk houdt en dat die Kerk meer en meer gebouwd mag worden op het enige fundament: Jezus Christus en Dien gekruisigd. Moge u zo tot rijke zegen gesteld worden.

Mevrouw Meeuse, namens kerkenraad en gemeente wil ik ook u een harte-lijk welkom toeroepen. Het is ook voor u een hele overgang. Dat u zich maar spoedig in Nunspeet thuis mag voelen. Ik vertrouw, dat dit wel zal gaan.Een predikantsvrouw moet altijd maar volgen, en dat is niet zo gemakkelijk. Wij hebben gehoord, dat er iets mag zijn van de oprechte bereidheid om te volgen, en dat is een grote zegen. Een predikant krijgt een beroep, maar zijn vrouw niet. Toch moet zij volgen. Wij wensen u van harte een goede en gezegende tijd toe. Voor een predikantsvrouw in een grote gemeente ligt er ook een grote taak, zij het dat het werk op de achtergrond is. En ook dat valt niet altijd mee. De Heere geve u alles wat nodig is om in uw gezin te dienen, om uw man in alles bij te staan maar ook om uw plaats in de gemeente in te nemen. Nogmaals hartelijk welkom!

Ook de kinderen wil ik graag speciaal welkom heten in ons midden. Ik hoop, dat jullie je spoedig thuis zullen voelen op de scholen en dat je weer nieuwe vrienden en vriendinnen mag krijgen. Maar vooral wens ik jullie, dat nu vader naar Nunspeet moet, je ook zelf mag weten dat dit zo moest zijn omdat het Gods weg is, en dat het zo ook goed is. Ook een gezegende tijd voor jullie persoonlijk toegewenst.

Gemeente van Nunspeet. Moge er blijdschap en verwondering zijn en blijven. De Heere heeft grote dingen gedaan. Dertien maanden nadat ds. Blok afscheid had genomen, mocht ds. Meeuse het beroep van onze gemeente aannemen. De Heere heeft een nieuwe dienstknecht willen zenden. Dat hebben wij als gemeente en kerkenraad niet verdiend. Wat moet het ons dan verwonderen dat de Heere onzer nog gedachtig is geweest. Dat wij samen het ook voor de toekomst alleen van Hem zouden mogen verwachten, en dat niet als gemeente voor wie het vanzelf spreekt, dat wij weer een predikant hebben. Want dat is niet best.Beseffen wij wel, hoe bevoorrecht wij ook als gemeente zijn? Bijna een halve eeuw geleden deed de eerste predikant in Nunspeet zijn intrede. Ds. Meeuse mag de zesde zijn, die aan onze gemeente verbonden wordt. In die bijna halve eeuw zijn wij slechts 9 jaar vacant geweest.Ook daarin maakt de Heere onderscheid waar het niet is, als wij zien naar vele andere gemeenten. Dat is op zichzelf nog niet het belangrijkste. Maar Gods werk gaat door. De prediking, die wij nu als de Heere het geeft zullen

Page 33: publicatiescjmeeuse.files.wordpress.com · Web viewEn er is niemand die vraagt: Waar is God, mijn Maker, Die de psalmen geeft in den nacht. Een mens moet bekeerd worden, inderdaad,

horen, stelt ons volledig verantwoordelijk. Het zal eenmaal van onze hand worden geëist. Waar blijven wij er mee? Wat zal het uitwerken? Onze verantwoordelijkheid wordt weer verzwaard.Ik wil u van harte oproepen onze nieuwe predikant te ontvangen, niet alleen als mens - ook maar een gebrekkig mens - maar bovenal als dienaar van God, tot ons gezonden met een boodschap van de Allerhoogste, zoals wij dat vanmiddag in de bevestigingsdienst hebben gehoord. Moge dat Woord rijke vrucht dragen. Draag uw nieuw leraar niet op de handen, want dat gaat niet goed, maar draag hem op uw hart. Neem hem mee in de binnenkamer. Dat zal ook op de kansel worden ervaren, als wij hem gedurig de Heere mogen voorleggen in het gebed.Daartoe roep ik ook onze jeugd op; draag jullie herder en leraar op in het gebed, al is het maar eenvoudig en stamelend. Wat zou het een zegen zijn als zo de onderlinge samenbinding rondom het Woord zou mogen worden ervaren. Waar liefde woont gebiedt de Heere Zijn zegen.

Gemeente, laten wij onze nieuwe predikant staande toezingen Ps. 20:1.

Dat op uw klacht de hemel scheure; Dat zich de HEER' ontdekk'! De God van vader Jakob beure U in een hoog vertrek. Hij doe in gunstrijk welbehagen, Uit Sions tempelzalen, Om u te helpen en te schragen, Zijn zegen nederdalen.

Page 34: publicatiescjmeeuse.files.wordpress.com · Web viewEn er is niemand die vraagt: Waar is God, mijn Maker, Die de psalmen geeft in den nacht. Een mens moet bekeerd worden, inderdaad,

GODS TROUW VOOR ONTROUWENPredikatie op 14 september 1997

door ds. C.J. Meeuse

Liturgie:Psalm 146:4 Lezen Psalm 146Psalm 89 :1,3 en 7Psalm 27:7 Psalm 111:5

Het is, gemeente, een troostrijk woord wat de apostel Paulus schrijft aan de Thessalonisenzen, 1 Thess. 5:24: Hij, Die u roept, is getrouw, Die het ook doen zal. Dat geldt, daar waar de apostel het neerschrijft, vanzelf in het verband waarin hij ze schrijft ten aanzien van de heiligmaking, waar sommi-gen ook een mensenwerk van maken: Hij, Die u roept is getrouw, Die het ook doen zal. Het is Zijn werk, een Godswerk. Harten, maar ook levens te vernieuwen. Maar als wij zien op de woorden Die het ook doen zal, horen we daar ook iets in doorklinken van de beloften die God vervult. Hij geeft ze, niet om ze onvervuld te laten blijven! Dat kan toch niet. Als de waarachtige God spreekt, ja, belooft, zal Hij het dan niet doen?! Zijn Gods beloften, zoals de apostel elders schrijft, niet ja en amen, in Christus Jezus, Gode tot heerlijk-heid? Hij, Die u roept, is getrouw, zegt Paulus. Getrouw, en daar ligt het in: de getrouwheid Gods. Hoe zou Hij het zeggen en dan nalaten het te doen? Beloven en niet vervullen? Beloften, ja, daar gaat het dan om, wat zijn die waard?De kinderen denken daar ook wel eens over. Of niet, jongens en meisjes? Als iemand jou iets beloofd, thuis, of op school, je vader, moeder, misschien een oom of opa of oma, op school, een vriendje of vriendinnetje, ze beloven je iets; wat is die belofte dan waard? 'k Weet waar je nu aan denkt. Dat hangt af van het feit of degene die het belooft, betrouwbaar is. Kun je hem vertrouwen? Sommige mensen strooien met beloften, maar er komt nooit wat van terecht. Dat is niet zo mooi. Dan ben je onbetrouwbaar. Dan is een belover niet te vertrouwen. Hij zegt het wel, maar je kunt er niets van op aan of hij het ook doen zal. Er zijn mensen die geven heel lichtvaardig beloften weg en ze kunnen ze niet eens vervullen of ze willen ze niet vervullen. De kinderen weten dat al. Als iemand ze iets belooft, dan denken ze al: nou, dat doet hij toch niet; of: mijn vader heeft het gezegd, daar kan ik van op aan! Het hangt er dus van af of de belover betrouwbaar is, maar wie is er nu in feite alleen, echt altijd betrouwbaar als het gaat om beloften? De grote God, de Heere, de Schepper van de einden der aarde, de Waarachtige. Hij is ook de Getrouwe. Getrouw in het vervullen van Zijn beloften. En dat wordt nu juist zo bestreden bij Gods Kerk, bij Gods kinderen. Dat wordt voortdurend bestreden van binnenuit en van buitenaf. De betrouwbaarheid van God! Hoe komt dat toch? Het gaat soms zo anders dan de belofte zegt! De Heere zegt: Abraham, je zaad zal zijn als de sterren van de hemel. En zijn vrouw blijft onvruchtbaar en ze krijgen geen kinderen... De Heere zegt tegen

Page 35: publicatiescjmeeuse.files.wordpress.com · Web viewEn er is niemand die vraagt: Waar is God, mijn Maker, Die de psalmen geeft in den nacht. Een mens moet bekeerd worden, inderdaad,

David: David, je zult Koning worden en hij wordt gezalfd met heilige olie uit een hoorn; niet eens uit een kruik! En hij wordt gejaagd als een veldhoen op de bergen.... Wat komt er toch terecht van die beloften Gods? zo moet Abraham vaak gedacht hebben. Dat is de praktijk. En dat was niet alleen zo bij sommige Bijbelheiligen, maar zo gaat het ook in het leven van God kinderen nog dikwijls. De Heere belooft iets en 't gaat zo anders dan ze dachten! Er zijn er wel die hebben een belofte aangaande één van hun kinderen. Dat het een kind des Heeren zal zijn en dan gaat hij de wereld in. En dan breekt hij met alles! Hoe kan dat toch? Maar zo zijn er zoveel beloften. En ook op het terrein van het heil en van de zaligheid. Als de Heere je belooft dat Hij je licht zal geven en het blijft maar donker; dat Hij je troosten zal; dat het Koninkrijk Gods is voor zo'n arme van geest en alles loopt in 't honderd in je leven en daar komt geen vordering ten aanzien van het licht. Veel eerder duisternis, angst en strijd. 't Gaat soms zo anders dan we denken en daar komt nog iets bij, gemeente. Dat is de onwaardigheid van degene aan wie het beloofd is. Dat geeft dikwijls een extra bestrijding. Want de Heere heeft het beloofd, maar o, je knoeit zo. En vooral als je dan zelf ook nog aan 't werk gaat om beloften te vervullen en God laat er licht over schijnen, hoe je 't eigenlijk verprutst en je het je alleen maar onwaardig maakt. Dat gebeurt nogal eens met de roeping tot een ambt. De Heere spreekt en Hij belooft. En dan dat geknoei van ons, die zelfwerkzaamheid om beloften in vervulling te doen gaan. Dat staat alleen maar in de weg. Dat bevordert niets. Dat is als een Petrus die zijn zwaard trekt in de hof van Gethsemané, alsof wij het werk der zaligheid tot stand moeten brengen. En wie er weer licht over krijgt die weent bitter. Die zegt: Heere, het is geen wonder als u Uw beloften niet vervuld, want ik ben het niet waard. U zou Uw hand wel van me af kunnen trekken. Door de dwaasheid van ons, zondaren, komt er ook duisternis in de zielen van hen die weten wat licht is. Dus die wel getrokken werden uit de duister-nis tot Gods wonderbaar licht. Maar die evenwel door hun zonden en afdwalingen zich weer in duisternis hebben gehuld. De macht van de vorst der duisternis is weer sterk in hun leven. En in het donker zie je niet veel! Ook niet hoe beloften vervuld moeten worden.O, begrijpt u er iets van? Er zijn zielen onder ons die weten wel waar het over gaat. Die aanvechting aangaande de vervulling van Gods beloften. Aanvechting, dat is het. Maar dat betekent niet dan Gods beloften niet in vervulling gaan. Dat betekent het niet. Al wordt het nog zo bestreden in de ziel, al ligt het nog zo over hoop, al is er nog zoveel angst, al is er nog zoveel lastering van de vorst der duisternis. Hij zal het niet winnen als het gaat over de vervulling van de beloften Gods. Die zijn in Christus Jezus ja en amen, Gode tot heerlijkheid. Hij, Die u roept, zeg Paulus, is getrouw. Dat hoort u iedere zondag. Hoort u het ook? Want wij horen het vaak niet meer wat er gezegd wordt. We beginnen er iedere dienst toch mee en we hopen dat in de toekomst meer te doen. Niet alleen met de woorden: Onze hulp is in de Naam des Heeren, Die de hemel en de aarde gemaakt heeft, maar ook wat volgt: Die trouwe houdt in der eeuwigheid. En met de hulp des Heeren zouden we dat willen overdenken. U vindt die woorden in Psalm 146:6b, en daar lezen we Gods

Page 36: publicatiescjmeeuse.files.wordpress.com · Web viewEn er is niemand die vraagt: Waar is God, mijn Maker, Die de psalmen geeft in den nacht. Een mens moet bekeerd worden, inderdaad,

Woord en de woorden van onze tekst

Die trouwe houdt in der eeuwigheid.

Wij worden hier bepaald bij

GODS TROUW VOOR ONTROUWENen letten hierbij op 1. De trouw van God;2. De ontrouw van de mens, en3. Hoe ontrouwen gered door Gods trouw gered worden.

Gods trouw voor ontrouwen. En we willen dan eerst letten op de trouw van God, waarover hier gesproken wordt. Vervolgens letten we op de ontrouw van de mens; dat is beleving. In de derde plaats willen we ook zien hoe door de trouw van God ontrouwe mensen - die zich niet kunnen beroemen op hun trouw - gered worden.

Psalm 146 is een psalm die begint met een lofprijzing. Hallelujah! Dat is Hebreeuws. Looft de Heere, betekent dat. Hallelujah! O mijn ziel! prijs den HEERE, zo vervolgt dan David. En hij verklaart wat de begeerte van zijn hart is. Ik zal den HEERE prijzen in mijn leven; ik zal mijn God psalmzingen, - nee, niet het schepsel verheerlijken of prijzen, maar de Schepper; God, Hem zal ik prijzen en Psalmzingen - terwijl ik nog ben. En dan komt die vermaning: Pas op dat je nu niet mensen op de plaats van God schuift en hen tot grond van je vertrouwen maakt, dat je hen de eer geeft die God alleen toekomt; dat je afgoderij pleegt met het schepsel. Niet doen! Vertrouwt niet op prinsen (hij is zelf een prins!), op des mensen kind, bij hetwelk geen heil is. Die maken echt niemand zalig. Dat is een verma-ning, dat is een bestraffing! Pas op dat je toch niet vertrouwt op iets buiten God. Dat geeft je uiteindelijk geen steun, geen houvast, geen heil, geen zaligheid. Maar: een geneesmiddel: Welgelukzalig is hij die de God Jakobs tot zijn hulp heeft.

Zalig hij die in dit leven, Jacobs God ter hulpe heeft. Hij die door den nood gedreven, zich tot Hem om troost begeeft.

Dat toevlucht nemen tot de Heere, dat vertrouwen op Hem, dat zoeken van heil bij Hem, dat wijst hier de dichter - en ik geloof dat het David is - hier aan. Welgelukzalig is hij, die den God Jakobs tot zijn Hulp heeft, wiens verwachting op den HEERE, zijn God is. Daar steunt hij op. Die den hemel en de aarde gemaakt heeft, de zee en al wat in dezelve is. Dat hebben we ook mogen overdenken bij onze intrededienst. 't Staat er met andere woorden, maar 't is eigenlijk dezelfde zaak: wiens verwachting van de Heere Zijn God is - onze hulp is in de Naam des HEEREN, Die de hemel en de aarde gemaakt heeft - en hier staat: die de hemel en de aarde gemaakt heeft, de zee en al wat in dezelve is. En dan komen die woorden

Page 37: publicatiescjmeeuse.files.wordpress.com · Web viewEn er is niemand die vraagt: Waar is God, mijn Maker, Die de psalmen geeft in den nacht. Een mens moet bekeerd worden, inderdaad,

van onze tekst: Die trouwe houdt in der eeuwigheid. Een nadere verklaring van die God op Wie David vertrouwt. Hij is het waard, want Hij is getrouw, Hij is betrouwbaar! En in alles zal Hij doen wat Hij gezegd heeft. De trouw van God. Daarover gaat het dus. En dat gaan we in de eerste plaats overdenken.

1. De trouw van God

Het gaat hier over een eigenschap van God: trouw. Kent u God? U zult zeggen: dat is ook een vraag! Maar die mogen we elkaar toch wel stellen. Kent u God? De Grieken stelden elkaar de vraag: Kent u uzelf? Maar ik zou die vraag nooit los willen maken van deze vraag: Kent u God? Calvijn begint zijn Institutie met deze twee zaken: Godskennis en zelfkennis; die aan elkaar verbonden zijn, die bij elkaar horen en die God ons ook niet leert los van elkaar. Deze kennis zijn we kwijtgeraakt in het paradijs. Dat leren we op catechisatie, maar dat moeten we ook onder-vindelijk leren. Het beeld Gods dat weg is, stuk is, bestaat in kennis, gerechtigheid en heiligheid. Nu hebben we het over de kennis. Die kennis die is er niet meer. Wij kennen God niet meer en we kennen onszelf niet meer. Dat is onze natuurstaat. Wij komen ook niet tot die kennis met ons denken. Want het bedenken des vleses heet zelfs vijandschap tegen God. Kennen wij God? Hier ligt nog een grote moeilijkheid. Vanuit ons westerse denken, waar we allemaal van doortrokken zijn, denken we bij het woord "kennen" meestal alleen aan ons verstand. En dan zou je haast zeggen, dan moet je een bepaald intellectueel niveau hebben om God te leren kennen. Vergeet dat alstublieft, want dat is niet waar! Er zijn er die verstandelijk gehandicapt zijn, zoals we dat zeggen, maar die God wel leerden kennen! Die kunnen toch bekeerd worden en die kunnen toch God leren kennen tot hun eeuwig behoud! 't Gaat niet om een intellectueel kennen. 't Gaat niet om kennis uit een boekje. 't Gaat niet om iets wat je elkaar kunt leren of aanpraten, of wat je door goed doordenken uiteindelijk je eigen maakt. Niets daarvan! Nee,'t gaat echt om een andere soort kennis. Niet verstandelijk, intellectueel, maar bevindelijk. 'k Had eens een gesprek met een rabbijn en die gaf ons een verwijt en zei: "Bij jullie is de godsdienst kennelijk een zaak van het hart, bij ons is 't een zaak van 't verstand. 't Gaat bij ons om leren, ze moeten studeren. Ze moeten zoveel tijd per dag bezig zijn met die Thora. Een zaak van 't verstand, dat is het voor ons, maar u spreekt maar steeds over het hart, een nieuw hart en allemaal zaken die met het hart te maken hebben." Hij vond het maar vreemd; waarop we hem natuurlijk hebben moeten terechtwijzen en zeggen: "Weet dat de Bijbel zelf, uw Thora, dat ook doet. Want dat "kennen" in de Bijbel is niet het kennen zoals wij westerlingen daar vaak over denken. Het is een kennen met je hart, een kennen in liefde. Het gaat in de Bijbel voortdurend om een bevindelijke kennis. Als er staat: Mijn volk gaat verloren omdat het zonder kennis is, dan gaat het om een gebrek, een gemis aan beleving, aan ervaringskennis. Bevinding noemen wij het.

Page 38: publicatiescjmeeuse.files.wordpress.com · Web viewEn er is niemand die vraagt: Waar is God, mijn Maker, Die de psalmen geeft in den nacht. Een mens moet bekeerd worden, inderdaad,

Als we nu vragen: Kent u God?, dan bedoel ik dus niet: kun je de eigen-schappen van God die in onze vragenboekjes staan, uit je hoofd opnoemen? Dat bedoel ik dan niet. Maar wel: Ken je de zaken die daar benoemd wor-den? Het is zo moeilijk om er woorden voor te vinden, want het gaat om het Wezen van de grote God, het gaat om Zijn deugden! Die woorden zijn aanduidingen van Wie Hij wezenlijk is. Iedere eigenschap die van God genoemd wordt, moet je beleven. Zijn overalomtegenwoordigheid: Waar zal ik heengaan voor uw aangezicht? God volgt mij overal. Hij kan mij overal bereiken. Zijn onveranderlijkheid: Hij is altijd Dezelfde. Niet "ja en nee", maar "ja en amen"! Nooit zal Zijn Wezen veranderen. Wij, mensen zijn zo veranderlijk, maar God niet. Zijn onafhankelijkheid: Niet van mij en niet van enig schepsel is God afhankelijk. Zou u dat durven denken? Maar ook Zijn eeuwigheid, Zijn eenvoudigheid, Zijn macht - hemel en aarde uit niet voortgebracht - Zijn goedheid, Zijn genade, Zijn barmhartigheid, Zijn lankmoedigheid, goedertierenheid, maar ook Zijn rechtvaardigheid, Zijn heiligheid! Heerlijke deugden zijn dit in God. Die heerlijke deugden van Zijn rechtvaardigheid en heiligheid behoren bij Zijn Wezen net als Zijn eeuwig-heid en onveranderlijkheid en Zijn grote wijsheid. Kent u God? Ervaart u dit van God? zo mogen wij elkaar wel vragen. Dan is het niet genoeg dat we enige gevoelens, enige indrukken van God hebben. Daar is na de val nog iets overgebleven uit het Paradijs en die resten, die rudementen, die overblijfselen van de kennis van God zou je soms ook wel iets van bevinding kunnen noemen. Kijk maar naar de heide-nen. Die sidderen als het onweert. Trouwens, daar hoef je geen heiden voor te zijn, want dat doen onbekeerden onder ons ook, en soms zelfs Gods kinderen als ze niet op hun plek zijn. Maar die angst, die toch voortkomt uit een indruk van die grote macht van God is een natuurlijke indruk, die je wel een ervaring kunt noemen, maar die niet zaligmakend is. Het gaat daarbij vooral om de grootheid van God en onze nietigheid, om Zijn macht en maje-steit, Zijn wijsheid en heerlijkheid. Die zijn namelijk ook in de schepping openbaar. Daar heeft de mens nog indrukken van als hij op de wereld komt en hij ziet er ook nog veel van. Wij noemen dat natuurlijke Godskennis. Dat is een ingeschapen of een verkregen kennis van God die indrukken geeft van God, maar zonder dat de mens daardoor zalig wordt. Het is niet genoegzaam tot je behoud. Daarvan zingt David in Psalm 19:

Het ruime hemelrond, vertelt met blijde mond Gods eer en heerlijkheid; de held're lucht en 't zwerk verkondigen Zijn werk en prijzen Zijn beleid.

Even later zegt hij evenwel:

Maar 's Heeren wet nochtans, verspreidt volmaakter glans,

Page 39: publicatiescjmeeuse.files.wordpress.com · Web viewEn er is niemand die vraagt: Waar is God, mijn Maker, Die de psalmen geeft in den nacht. Een mens moet bekeerd worden, inderdaad,

dewijl zij 't hart bekeert. 't Is Gods getuigenis, dat eeuwig zeker is en slechten wijsheid leert.

En dat is belangrijker. Daar gaat het om. En als wij vragen: Kent u God? dan vragen we niet naar natuurlijke Godskennis die er toch wel enigszins kan zijn. Indrukken van je kleinheid en Gods grootheid - was het maar meer! Maar we vragen naar die Godskennis die nodig is tot zaligheid. Dan spreken we van openbaringskennis. Die kennis moet je krijgen door wat we "open-baring" noemen. Het woord "openbaring" wijst op iets wat verborgen is en getoond wordt. Het was in het duister gehuld en het wordt in het licht gesteld en getoond, geopenbaard. En zo is het als God een mens bekeert, gemeente. Dan je een kennis die je niet had en die je ook in de natuur niet op kunt doen; die je elkaar ook niet kunt leren, maar die God je gaat geven. Gods kinderen zeggen ervan - en dat is geen overdreven taal - dat ze uit zichzelf nog geen goede gedachte van God kunnen voortbrengen. Want als we een God gaan bedenken, dan krijg je een denkbeeld van God en dat is beeldendienst. Dan ga je voor jezelf een God ontwerpen en daar is de wereld en daar zijn ook de kerken vol van: denkbeelden van God en dus beeldendienst. Dan denkt men dat Hij deze of die eigenschap heeft, zus is of zo is. Weet u welke eigenschap men God dan 't liefste toedicht? Een door de vingers zien van zonden! Veel mensen leven met zo'n godsbeeld. Dan denken ze dat God de zonden zo God "vergeeft" en dat Gods gerechtigheid niet zo streng is. Maar wat een ergerlijke dwaasheid! Wat een levensge-vaarlijke misvatting om zo over God te denken! We moeten bang zijn voor onze eigen gedachten over God, want we zijn bedrieglijk; we zijn de vader der leugen toegevallen en scheppen ons een denkbeeld, o welhaast een afgod. We moeten God leren kennen door openbaring. Hij moet ons geopenbaard worden. Van wie of door wie dan? Door God Zelf. Hij kan ons openbaren Wie Hij is. En o, als dat gebeurt, dan gaan we die deugden, die heerlijke eigen-schappen van God, beleven met verfoeiing van onszelf. Die grootheid Gods wordt dan ook een grootheid van een rechtvaardige en heilige God. Die deugden horen bij Zijn grootheid, bij Zijn majesteit en dat leert de natuur je niet. Die gerechtigheid die in God is en die heiligheid die met de zonde geen gemeenschap kan hebben; en daartegenover is niet alleen onze kleinheid en geringheid en onze nietigheid, maar ook onze zondigheid en onze schuld, onze vuilheid die ons dan geopenbaard wordt. Openbaringskennis, daar geldt ten diepste van: Niemand heeft ooit God gezien, de eniggeboren Zoon, Die in de schoot des Vaders is, Die heeft Hem ons verklaard (Joh. 1:18). Met deze tekst wordt de zaligmakende kennis van God bedoeld. Die zaligmakende kennis van het Wezen Gods kunnen we alleen krijgen door het werk van Christus, door de krachtige roepstem van Hem tot zaligheid en door het werk van Zijn Geest in het hart. Door dat werk in de wederge-boorte wat Christus verdiend heeft en waarin het gaat om de toepassing van Zijn verdiensten. O, dat wondere werk gaat gepaard met openbaring. Openbaring van wie God is en openbaring van wie we zelf tegenover God

Page 40: publicatiescjmeeuse.files.wordpress.com · Web viewEn er is niemand die vraagt: Waar is God, mijn Maker, Die de psalmen geeft in den nacht. Een mens moet bekeerd worden, inderdaad,

zijn. En nu spreken we vooral over één deugd: Zijn trouw. Die deugd zien we ook in Zijn onveranderlijkheid. Dat betekent dat Hij niet een God is van ja en nee; "ja" zeggen en "nee" doen, zoals mensen zo vaak doen. Hij is onveranderlijk. En als Hij spreekt, doet Hij het dan ook. Hij is een God van "ja en amen", zoals Bileam gezegd heeft. Bileam? Wie was Bileam, jongens en meisjes? Ja, maar dat was toch geen echte knecht? Die man werkte voor het geld! Hij heeft gruwelijke raad gegeven aan de Moabieten. Vreselijk zijn de gevolgen geweest ook voor Israël. Ja, maar Bileam heeft toch een goede boodschap gehad. Het Woord Gods is ongebonden. Bileam heeft goede woorden gezegd toen hij het volk des Heeren zegende. Hij heeft goede woorden gezegd van dat volk en van de God van dat volk, en dat terwijl hij er zelf geen deel aan had!Dat is altijd een ernstige waarschuwing voor Gods knechten. Je kunt wel heel goede dingen zeggen, de waarheid Gods spreken, maar het gaat er toch ook om of je er zelf deel aan hebt. Bileams woorden zullen best tot zegen geweest zijn. Ik denk zelfs voor de wijzen uit het oosten, die toch ook door zijn profetie bij het verschijnen van de ster zijn gaan zoeken naar de geboren Koning der Joden. Maar Bileam zelf heeft Hem niet benodigd! Maar wat heeft hij nu Bileam gezegd? God is geen man, dat Hij liegen zou, noch eens mensen kind, dat het Hem berouwen zou; zou Hij het zeggen, en niet doen, of spreken, en niet bestendig maken (Num 23:19)? God is trouw, en dus betrouwbaar in alles. Dat zijn goede woorden als Bileam dat zegt. God is niet als een mens, maar Hij is betrouwbaar. Als Hij iets zegt, doet Hij het ook. Als het gaat over de trouw van God, dan gaat het vooral ook over het spreken van God, over Gods Woord en Zijn beloften. Hij zal eeuwiglijk bevestigd worden, gelijk de maan; en de Getuige in den hemel is getrouw (Ps 89.:38). Uw getuigenissen zijn zeer getrouw; de heiligheid is Uw huize sierlijk, HEERE! tot lange dagen (Ps 93:5). Er zijn tientallen plaatsen in de Schrift die dit onderstrepen, omdat het zo belangrijk is. Gods Woord is geen menselijk woord. Gods beloften zijn geen menselijke beloften of menselijke vindingen, maar het zijn woorden van de Getrouwe, de waarachtige God, Die spreekt en ook doet wat Hij zegt. Die de werken van Zijn handen niet loslaat, maar onderhoudt. Hij vervult Zijn beloften! Wat lezen we dat dikwijls in het Woord van God! Paulus zegt het nogal eens. 1 Tim. 1:15: Dit is een getrouw woord, en alle aanneming waardig, dat Christus Jezus in de wereld gekomen is, om de zondaren zalig te maken, van welke ik de voornaamste ben. En ook in de Hebreënbrief lezen we het, Hebr. 10:23: Laat ons de onwankelbare belijdenis der hoop vast houden; (want Die het beloofd heeft, is getrouw).Nu zijn er nogal wat mensen in de godsdienst die hiermee schermen, op een wijze waar je van schrikt. Ik bedoel diegenen die alleen willen weten van beloften van heil en zaligheid, maar die doen of het niet waar is ten aanzien van woorden Gods betreffende toorn en straf. Maar als wij de trouw en waarheid Gods leren kennen, dan gelden die niet alleen in een enkele zaak. Het gaat toch niet alleen om die zaak, maar 't gaat om God en om een deugd van Hem! Als er staat: Zou Hij zeggen en niet doen, of spreken en

Page 41: publicatiescjmeeuse.files.wordpress.com · Web viewEn er is niemand die vraagt: Waar is God, mijn Maker, Die de psalmen geeft in den nacht. Een mens moet bekeerd worden, inderdaad,

niet bestendig maken, dan geldt dat van heerlijke beloften van het heil voor de armen van geest of voor de treurenden Sions, maar dan geldt het ook van dreiging en straf. In Psalm 50:21 lees ik: Deze dingen doet gij, en Ik zwijg; gij meent, dat Ik te enenmale ben, gelijk gij; Ik zal u straffen, en zal het ordentelijk voor uw ogen stellen. Tegen Mozes heeft de Heere gezegd, Ex. 32:34: Doch ga nu heen, leid dit volk, waarheen Ik u gezegd heb; zie, Mijn Engel zal voor uw aangezicht gaan! doch ten dage Mijns bezoekens, zo zal Ik hun zonde over hen bezoeken!Sommige mensen willen dit allemaal vergeten of verdringen. Alsof we alle woorden die gaan over zonde en over toorn, over straf en over gerech-tigheid maar moeten uitbannen uit de Schrift. Spreek hen daar niet van! Dan doen ze of dat niet bestaat. Wat is een mensenhart bedrieglijk. Men schermt wel met een waarheid Gods, maar neemt de helft van Zijn spreken slechts als waarheid aan. God is in àlles waarachtig, in àl Zijn spreken. Weet u wat kenmerkend is voor iemand die bekeerd wordt? Die plukt geen stukjes uit de Bijbel om ze op zichzelf toe te passen. Maar wie waarachtig bekeerd wordt, komt onder het Woord terecht en die gaat het biddend onderzoeken. Dan is dat hele Woord de waarheid. En zo iemand kan dat niet toepassen naar eigen welgevallen. Dat moet de Heilige Geest doen, Die de ziel ook wel zal onderwijzen. Heel dat Woord van God wordt waarheid. Niet voor niets vecht de duivel de waarachtigheid van het Woord zo aan! Het is omdat de Heere erdoor werkt en omdat Zijn kinderen juist de waarachtigheid van heel dat spreken Gods zo gaan beleven. Dat geldt van Zijn Woorden, maar ook van Zijn werken.Daar wil ik nu kort in zijn, want ik hoop - als de Heere het geeft - er volgende week uitvoeriger over te spreken. Maar die trouw des Heeren is er ook in Gods werken. Want des Heeren Woord is recht, zo staat er, in Psalm 33, en al Zijn werk getrouw (Ps. 33:4). Dat geldt van Zijn werk in de schepping. Daar moeten we ook oog voor hebben. Nee, u mag niet met minachting spreken over de schepping. Ze is van God! Hij is de Schepper van hemel en aarde. U moet de trouw van God zien als de oogst weer rijpt of binnenghaald wordt. U moet dat niet zien als het werk van mensen, want God kan erin blazen. Hij kan met vreselijke ziekten de oogst van het land verdoen. We denken wel eens dat dit bijna niet kan, maar het zal wellicht nog gebeuren. De Heere heeft het gezegd: er zullen in het laatste der dagen hongersnoden zijn; die komen er als de oogsten mislukken. We dienen Gods werken te zien in de natuur, in de onderhouding van al wat leeft en zich beweegt. In alles wat weer ontkiemen mag, groeien en bloeien mag en vruchten voortbrengen. In alle nieuwe leven dat geboren wordt, is Gods trouw. Het natuurverbond spreekt ons van Gods trouw. Zijn trouw moeten we daarin opmerken. Maar dat moet ons altijd optrekken tot nog heerlijker openbaring van Gods trouw in Zijn werken. Dat is er in het genadewerk! Dat is het werk wat Hij doet in zondaarslevens. Hij begint een werk. Hij brengt beloften bij moedelozen. Hij wekt geloof. Hij leert de beloften omhelzen door het geloof en uitzien naar de vervulling ervan. En daar staakt God het werk niet, want Hij is getrouw. Als Hij beloften geeft, zal Hij het doen. Keert u tot Mijn bestraffing en Ik zal Mijn Geest overvloedig over u uitstorten. Dan gebeurt het ook. Die ziel die onder de bestraffing

Page 42: publicatiescjmeeuse.files.wordpress.com · Web viewEn er is niemand die vraagt: Waar is God, mijn Maker, Die de psalmen geeft in den nacht. Een mens moet bekeerd worden, inderdaad,

zucht en ze billijkt, krijgt overvloedig Gods Geest.Ik zal water gieten op den dorstige en stromen op het droge. De ziel die Hij dorstig maakt, begerig maakt, daar handelt Hij mee als met het land dat Hij begerig maakt: Hij verrijkt het grotelijks! Hij geeft een belofte en vervult ze!O, dat volk dat in duisternis wandelt en woont in een land van de schaduwen des doods! 't Lijkt wel eens of het altijd nacht blijft en of de vorst der duisternis Zijn heerschappij behoudt. Zal het ooit dag voor mij worden? Wachter, wat is er van de nacht?De ziel kan zo beangst zijn, maar God heeft het gezegd: Het volk dat in duisternis wandelt, zal een groot Licht zien; degenen die wonen in het land van de schaduw des doods, over dezelve zal het Licht schijnen (Jes. 9:1). Dat is Zijn trouw in de genade. Dat is Zijn belofte en de vervulling is er niet misschien, maar zeker! Als de Heere roept: Wendt u naar Mij toe, wordt behouden, alle gij einden der aarde, denkt u dat het behoud van de zielen die dan zo tot Hem getrok-ken worden door Zijn krachtige roepstem, onzeker is?Komt herwaarts tot Mij, allen die vermoeid en belast zijt en Ik zal u rust geven. Zou die rust dan uitblijven? Dat kan niet! Zou Hij spreken en niet doen, zeggen en niet bestendig maken? Hij is getrouwMaar daar zijn wat een aanvechtingen! en op één aanvechting gaan we bijzonder letten. Dat is die van onze ontrouw. We letten daarom u op

2. De ontrouw van de mens

Wij zijn niet getrouw. De ontrouw van de mens staat tegenover Gods trouw. En dat wordt beleving bij hen die zelfkennis krijgen. Dan wordt het een verschrikkelijke werkelijkheid. De dichter van Psalm 116 zegt:

'k Was zeer bedrukt, en liet in haast mijn lippen, door drift vervoerd, deez' harde taal ontglippen: bij mensen is noch trouw, noch waarheid meer.

Had hij nu gelijk of had hij geen gelijk toen hij dat zei. Hij was door drift vervoerd en sprak in haast. Dan zou je zeggen dat hij zichzelf wellicht te buiten ging in moedeloosheid. Maar nee, zo moet u het niet zien. Als hij dan spreekt en hij zegt dat bij mensen noch trouw, noch waarheid meer is, dan spreekt hij daar echt wel een waarheid mee uit. Waarom gaat hij te ver? Omdat hij op dat moment geen zicht meer heeft op Gods werk. Hij zag alleen nog mensenwerk en wat er van de mens geworden was. En dat kan je ontzaglijk moedeloos maken en je inderdaad woorden doen spreken waarin God niet verheerlijkt wordt, omdat je Zijn werk verzwijgt. Maar het blijft waar: bij mensen is noch trouw, noch waarheid meer. Maar bij God is wel trouw en bij Hem is wel waarheid! En het grootste geheim is - en dat is straks onze derde gedachte - dat God het bij mensen gaat herstellen. Hij gaat mensen weer trouw en waarheid geven, want God herstelt de trouw. Ik zal geven dat hun werk in der waarheid zal zijn, zegt de Heere. Dus de Heere weet het wel te herstellen. Maar nu hebben we onze aandacht eerst gericht op wat er van de mens

Page 43: publicatiescjmeeuse.files.wordpress.com · Web viewEn er is niemand die vraagt: Waar is God, mijn Maker, Die de psalmen geeft in den nacht. Een mens moet bekeerd worden, inderdaad,

geworden is, en wat wij inderdaad wel bevindelijk moeten leren. Namelijk dat wij de vader der leugen zijn toegevallen. En dat is niet niets! Dat bete-kent eigenlijk dat mijn denken onbetrouwbaar is. Dat ik op mijn oordeel niet af kan gaan. God is waarachtig en alle mens leugenachtig, schrijft Paulus. Jij ook Paulus? Ja, ik ook! Bij mensen is noch trouw, noch waarheid. God is waarachtig en Hij alleen. Christus heet de Waarheid. Niemand op aarde kan zich met die naam noemen. Mensen zijn leugenaars en de vader der leugen toegevallen. Gods kinderen ervaren dat ze geen goede gedachte van God kunnen voortbrengen. God moet ze geven door Zijn Geest. De waarheid moet van buiten komen. Maar de natuurlijke mens heeft harde gedachten van God en goede ge-dachten van zichzelf. God is eigenlijk maar onrechtvaardig en hard, onbillijk en streng, zo meent hij. Dan is men het met Zijn voorzienig beleid niet eens. "Waarom verhoort de Heere mij toch niet? 'k Heb het toch onderhand met al mijn bidden en roepen, met al mijn ijver en liefde en alles wat ik al meer gedaan heb, wel verdiend?" Dat is onze natuur. Dat is niet alleen met de wereldling zo; dat geldt van ons allemaal. Goede gedachten van onszelf en harde gedachten van God. Maar door genade gaat er licht over schijnen. En daar heeft de Heere geen jaar voor nodig om u dat te leren en ook geen week en ook geen dag. Hij kan u dat in een ogenblik leren. Dat is openba-ring! Hij kan licht kan geven over Zijn goedheid, Hij, die God mag heten, en dat betekent "goed". Hij wordt in onze belijdenis genoemd "een overvloe-dige Fontein aller goeden". Hij doet alleen goed. En wij, wij zijn zondaren geworden. En wij hebben alleen geleerd kwaad te doen en de vader der leugen te geloven. Het is veel erger dan de natuurlijke mens bedenken kan. Gods Geest doet het je beleven. Dan ga je het zien: die trouweloosheid bij ons, die in het Paradijs begonnen is. We hebben God verlaten, die goede God, de Bron van alle goed. De Bron van Liefde hebben we verlaten. Trouweloos hebben we Hem de dienst opgezegd. Dat is het leven van ieder mens die zichzelf dient en de duivel dient. Die de wereld dient en de zonde dient. Dat is een leven vol trouweloosheid. En er is niemand die vraagt: Waar is God mijn Maker Die de psalmen geeft in de nacht. Dat van God wegleven en wat we dan verder ook allemaal zoeken, dat is een leven vol trouweloosheid. Want wij behoorden God te dienen. We behoorden Zijn wil te zoeken, Zijn eer lief te hebben. Zo is het leven van ieder gevallen zondaar vol ontrouw. De Heere kan zeggen, we lezen dat in Jeremia: Ik had u toch geplant, een edelen wijnstok, een geheel getrouw zaad; hoe zijt gij Mij dan veranderd in verbasterde ranken van een vreemden wijnstok (Jer. 2:21)? Door Mozes zegt de Heere al: Ik zal Mijn aangezicht van hen verbergen; Ik zal zien, welk hunlieder einde zal wezen; want zij zijn een gans verkeerd geslacht, kinderen, in welke geen trouw is (Deut. 32:20).En ook bij Hosea lezen we in de Schrift, wat beleving wordt bij een ontdekte zondaar: Hoort des HEEREN woord, gij kinderen Israëls! want de HEERE heeft een twist met de inwoners des lands, omdat er geen trouw, en geen weldadigheid, en geen kennis van God in het land is (Hos. 4:1).Dat zijn woorden Gods die tot ontdekking en tot verootmoediging moeten dienen. En onze ontrouw komt ook openbaar tegenover elkaar. Wie is betrouwbaar?

Page 44: publicatiescjmeeuse.files.wordpress.com · Web viewEn er is niemand die vraagt: Waar is God, mijn Maker, Die de psalmen geeft in den nacht. Een mens moet bekeerd worden, inderdaad,

Het is een wonder als er in natuurlijke zin iets van deze deugd is overgeble-ven - de Heere geeft in Zijn algemene goedheid nog wel iets van deze deugd. Maar onze natuur is toch op de allervreselijkste wijze ontrouw tegen de grote en goede God. Hij zegt er van, Luk. 16:10,11: Die getrouw is in het minste, die is ook in het grote getrouw; en die in het minste onrechtvaardig is, die is ook in het grote onrechtvaardig. Zo gij dan in den onrechtvaar-digen Mammon niet getrouw zijt geweest, wie zal u het ware vertrouwen? Tot een ontrouwe zal eens gezegd worden, Matth. 25:26: Gij boze en luie dienstknecht! gij wist, dat ik maai, waar ik niet gezaaid heb, en van daar vergader, waar ik niet gestrooid heb. Zijn plaats zal zijn waar wening is en knersing der tanden. terwijl de goede en getrouwe dienstknecht mocht ingaan in de vreugde zijns heren.Zie waar ontrouw ons brengt in de ons voorgehouden gelijkenis. En wie durft te zeggen: Ik ben waarachtig en getrouw? Wie durft zich verheffen? Het wordt een onuitsprekelijk wonder dat God nog voor je zorgt, terwijl je ontrouw bent. Wie tot God bekeerd wordt, gaat zijn ontrouw inleven. Dan zijn alleen maar straffen verdiend. Jeremia schrijft in zijn Klaagliederen: Het zijn de goedertierenheden des HEEREN, dat wij niet vernield zijn, dat Zijn barmhartigheden geen einde hebben; Zij zijn allen morgen nieuw, Uw trouw is groot (Klaagl. 3:22,23). Weet u waar God ons hebben wil? Dat wij het bij Hem belijden als schuld, onze onbetrouwbaarheid, onze leugenachtigheid, dat toegevallen zijn aan de vader der leugenen. O, de Heere brengt Zijn volk ook op die plaats waar ze dat gaan belijden, en waar ze niets meer hebben om zichzelf aan te prijzen, maar heel veel om zich aan te klagen bij de Heere. En dat mag! Dat mag nu: met je gebreken, ja, met je zonden, met je ontrouw, met je grote schuld, toch tot de Heere gaan, opdat Hij je door Zijn wondere trouw zou redden. Daarvan geldt, 1 Joh. 1:9: Indien wij onze zonden belijden, Hij is getrouw en rechtvaardig, dat Hij ons de zonden vergeve, en ons reinige van alle ongerechtigheid. Daar zingen we van in Psalm 27:7:

Zo ik niet had geloofd, dat in dit levenmijn ziel Gods gunst en hulp genieten zou,mijn God, waar was mijn hoop, mijn moed gebleven?Ik was vergaan in al mijn smart en rouw. Wacht op den Heer' godvruchte schaar, houd moed;Hij is getrouw, de bron van alle goed; zo daalt Zijn kracht op u in zwakheid neer; wacht dan, ja wacht; verlaat u op den Heer'.

3. Hoe ontrouwen gered door Gods trouw gered worden.

Paulus schrijft aan Timotheüs: Indien wij ontrouw zijn, Hij blijft getrouw. Hij kan Zichzelven niet verloochenen. En dat is een onuitsprekelijk groot wonder voor Gods volk. Dat leren Gods kinderen tot hun behoud. Was dat er niet, ze zouden omkomen: Mijn God, waar was mijn hoop, mijn moed gebleven? Ik was vergaan in al mijn smart en rouw. Maar: Wacht op den Heer', godvruchte schaar, houd moed; Hij is getrouw, de Bron van alle goed.

Page 45: publicatiescjmeeuse.files.wordpress.com · Web viewEn er is niemand die vraagt: Waar is God, mijn Maker, Die de psalmen geeft in den nacht. Een mens moet bekeerd worden, inderdaad,

't Begint niet bij onze trouw. De remonstrant kan van alles bazelen, gemeente, en de mens van alles proberen wijs te maken en de verblinde mens wil het nog wel geloven ook, dat hij nog wat kan en dat hij nog wat heeft. Dat hij nog wat presteren kan en dat hij nog wat geloven kan en vertrouwen kan. Maar daar is niets van waar. Wij hebben niets wat voor God goed kan heten. En we moeten het leren in een weg van ontdekking, afgebroken te worden, ontdekt te worden aan onze diepe zondenval, aan onze nood en dood, aan wat Paulus zegt: Ik weet dat in mij, dat is in mijn vlees, geen goed woont. En dat verootmoedigt. Zo is de taal van Jacob ook, Gen. 32:10: Ik ben geringer dan al deze weldadigheden, en dan al deze trouw, die Gij aan Uw knecht gedaan hebt... Nee, die heb ik niet, weldadig-heid en trouw; maar U hebt ze mij bewezen. O, weet u wat God Zijn kerk leert? Dat er Eén trouw is, Eén trouwe Dienaar in Gods Huis is. Eén Getrouwe. Weet u wie dat is? O, heerlijke openbaring, als één, die zijn ontrouw zo bewenen moet, dat mag zien! Hebr. 2:17: Waarom Hij in alles den broederen moest gelijk worden, opdat Hij een barmhartig en een getrouw Hogepriester zou zijn, in de dingen, die bij God te doen waren, om de zonden des volks te verzoenen. Christus is gekomen in ons vlees en bloed. Hij is de broederen in alles gelijk geworden. In die menselijke natuur, die Hij aannam, was Hij de Getrouwe. Ook plaatsbekledend om de ontrouw der Zijnen te verzoenen. En zo heeft Hij God gediend. Zo heeft Hij de wet gehouden, de Vader verheerlijkt in heel Zijn leven, hier in ons vlees. En daarin was Hij getrouw tot het einde. En daarbij gaf Hij Zijn belovend Woord voor de toepassing van Zijn verdiensten aan ellendigen, aan zondaren, aan albedervers. En wat Hij dan belooft, dat is waar, dat zal Hij vervullen, want de Getuige in de hemel is getrouw, lezen wij in het Woord des Heeren. Johannes zegt in Openbaringen 19:11: En ik zag den hemel geopend; en ziet, een wit paard, en Die op hetzelve zat, was genaamd Getrouw en Waarachtig... Zo wordt Christus dan getekend in deze twee woorden die zulke twee heerlijke deugden van Hem openbaren; Zijn Naam is: Getrouw en Waarachtig. Daarom krijgt nu Gods volk stof tot roemen in Hem en in Hem alleen. Hij is hun verwachting omdat Hij als de Getrouwe, Die het werk Gods volkomen verricht heeft, het ook wil toepas-sen en ook daarin getrouw zal zijn. Dat belooft Hij Zijn ellendigen, Zijn hongerenden en dorstenden naar gerechtigheid, Zijn treurenden en zachtmoedigen, of hoe Hij ze verder ook noemt. Hij belooft ze Zijn beloften en zal ze dan ook in vervulling doen gaan. Hij belooft ze de vervulling van hun nood. Hier in psalm 146 stond er ook al iets van. Hier heeft David ook al iets aangewezen van die betrouwbare God. Wat doet Hij? De verdrukten doet Hij recht, de hongerigen geeft Hij brood, de gevangenen geeft Hij vrijheid, de ogen der blinden opent Hij, de gebogene richt Hij op, de rechtvaardige heeft Hij lief. David heeft het allemaal genoemd in deze psalm. Hij wijst aan wat God doet bij verdrukten, hongerenden, neerge-bogen zielen die de gerechtigheid najagen. David weet het: God geeft Zijn beloften, maar Hij vervult ze ook. Hij zal inderdaad die verdrukten, door onweder voortgedrevenen en ongetroosten tonen dat Hij hun stenen gans sierlijk legt en ze op safieren grondvest. Hij zal die blinden het gezicht geven. De Heere richt de gebogene op. Zijn beloften worden vervuld, als

Page 46: publicatiescjmeeuse.files.wordpress.com · Web viewEn er is niemand die vraagt: Waar is God, mijn Maker, Die de psalmen geeft in den nacht. Een mens moet bekeerd worden, inderdaad,

Christus komt, zo zegt Jesaja: Ulieder God zal komen ter wrake, Hij zal komen en ulieden verlossen, o, ellendigen! Jes. 35:5,6: Alsdan zullen der blinden ogen opengedaan worden, en der doven oren zullen geopend worden. Alsdan zal de kreupele springen als een hert, en de tong des stommen zal juichen; want in de woestijn zullen wateren uitbarsten, en beken in de wildernis. Dan, als Christus komt. Als Christus tot de ziel komt die Hem zo nodig heeft, die zo naar Hem uitziet, die Hem niet missen kan. Zijn er zulke zielen hier? Die het zonder Christus niet stellen kunnen? Is het nacht geworden in uw leven? Duisternis door uw omstandigheden? Nood, omdat uw weg zo anders is dan u dacht? Zoveel verdriet, zoveel spanning? Dit kan Gods weg toch niet zijn? Hij heeft beloften gegeven, maar het gaat heel anders dan u dacht. U zegt: Ik ben in zo'n nood en in zo'n ellende zo terecht gekomen en 't zal voor mij wel niet zijn. Trouwens, ik heb het zelf verdorven, het is mijn eigen schuld. Ik ben schuldig en ik ben het onwaardig dat er nog één belofte in mijn leven in vervulling gaat." Een stikdonkere nacht in de ziel. De beleving van niets dan ontrouw aan onze zijde. U vreest dat het nooit meer goed komt. Maar het is geen mensenwerk, maar Gods werk! De Getuige in de hemel is getrouw! Zou Hij dan zeggen en niet doen; spreken en niet bestendig maken? O, ellendig volk, in al uw noden: uw ontrouw maakt het u wel onwaardig, maar ze heeft Zijn trouw nog niet teniet gedaan. Hij is het Die de trouw bewaart, Die trouwe houdt in der eeuwigheid en Die nooit laat varen de werken Zijner handen. Amen.

Page 47: publicatiescjmeeuse.files.wordpress.com · Web viewEn er is niemand die vraagt: Waar is God, mijn Maker, Die de psalmen geeft in den nacht. Een mens moet bekeerd worden, inderdaad,

DE WERKEN VAN GODS HANDENpredikatie door ds. C.J. Meeuse

over Psalm 138:8c .Liturgie:Ps. 138:4; Psalm 138Ps. 13:1,2,3,4; Ps. 13:5; Ps. 90:9

Hoe moest Noach terecht gebracht worden, toen hij overmand was door de drank, of Abraham, toen hij bij Farao bijna zijn vrouw verspeelde, of Jakob, na het bedriegen van zijn oude vader, toen hij moest wegvluchten met achterlaten van de erfenis van het Beloofde Land? Of Mozes, afgezonderd om het volk uit Egypte te leiden, maar na het doodslaan van de Egyptenaar moest hij vluchten de woestijn van Midian in. Of Simson, als hij telkens in de zonde valt, of David, die mismoedig Ziklag bouwde als een sterkte buiten God - een dezer dagen zal ik nog in de handen van Saul omkomen! - of Salomo, toen hij zijn buitenlandse vrouwen hun zin gaf en meeging naar hun afgodstempels, of Jona, of Petrus? Hoe, zo vraag ik u, moesten zij toch weer terecht gebracht worden van hun droeve afdwalingen? Ze dwaalden als schapen en konden de weg terug niet vinden. En toch zijn ze terechtge-bracht! Maar dat hebben ze zelf niet gedaan! Het is door Goddelijke trouw! Het is gebeurd door grote wonderen, vanwege de eeuwigheid van het Godswerk.

Misschien hebt u het al ingevuld en hebt u gezegd: "En ik! Ik, in mijn afdwa-lingen van de Heere weg, ik, die van slag ben en die het helemaal niet meer weet, hoe het moet. Ik ben de weg kwijt, terwijl ik toch dacht dat de Heere in mijn leven gekomen was en me te sterk geworden was. Mijn hand had gevat, maar ik kan het niet meer zien en weet het niet meer. In grote verwarring vreest u, dat God u losgelaten heeft. Jes. 49:14: Doch Sion zegt: De HEERE heeft mij verlaten, en de HEERE heeft mij vergeten. Dan klaagt een David in Psalm 13, zoals we dag zongen:

Hoe lang, O God, mijn Toeverlaat, vergeet Gij mijnen janmmerstaat?Hoe lang zult Gij in mijn ellendenvan mij Uw vriend'lijk aanschijn wenden,daar al mijn moed en kracht vergaat?

Zou de Heere Zijn werken verlaten? Zou Hij de Zijnen vergeten? Zou Hij Zijn werk beginnen om het dan los te laten? Nee! Nee! Dat kan niet waar zijn. Dat duldt Gods glorie niet. Hij, Die een goed werk begint, zal het ook voleindigen. En dat is de stof van onze overdenking deze morgen. U vindt de tekst in de u voorgelezen honderd achtendertigste Psalm, en wel het laatste gedeelte van het achtste en laatste vers:

Page 48: publicatiescjmeeuse.files.wordpress.com · Web viewEn er is niemand die vraagt: Waar is God, mijn Maker, Die de psalmen geeft in den nacht. Een mens moet bekeerd worden, inderdaad,

... en laat niet varen de werken Uwer handen.

We worden bepaald bij DE WERKEN VAN GODS HANDEN, en willen overdenken:1. Hoe Hij die begint,2. Hoe Hij die vasthoudt en3. Hoe Hij die voleindigt.

Onze tekst spreekt van de werken van Gods handen. We gaan eerst overdenken hoe Hij die begint. Dat is niet onbelangrijk, maar heel wezenlijk. Het is onmisbaar! Hoe kan er een voleindigen zijn als er geen beginnen is? Eerst dus: Hoe Hij die begint.In de tweede plaats overdenken we hoe Hij die vasthoudt. Gelukkig maar, anders kwam er niets van terecht.En in de derde plaats: hoe hij die voleindigt. De Heere zal het voor mij voleinden, zo begint David in dat laatste vers ook. Uw goedertierenheid, Heere, is in eeuwigheid en laat niet varen de werken Uwer handen.Dat slot kan ook gelezen worden in een bevestigende zin. Als een vraag kan het gelezen worden: Heere, laat het toch niet varen!Maar u begrijpt, ook vanuit het tekstverband, dat de inhoud ook is: het vertrouwen van David. Hij laat niet varen! Nee!

Zo mogen we gemeente, deze eerst drie malen die we in uw midden mogen voorgaan, overdenken waar we iedere dienst mee beginnen. Dat doe ik niet alleen voor mezelf. Ja, ook voor mezelf. De Heere geve dat ook! Want ik heb net zo goed een zegen onder de preek nodig als u. We kunnen de waarheid in uw midden leggen. Dat mag. Dat moet. Maar de bediening van Gods Geest, waar we om smeken, die vragen we niet alleen voor u, maar ook voor onszelf. En u vraagt toch ook voor Gods dienaar in uw midden om die blijvende afhankelijkheid, die we samen zouden moeten beoefenen? God geve het ons te beleven: Onze hulp is in de Naam des Heeren, Die de hemel en de aarde gemaakt heeft, zo overdachten we in de intrededienst. Die trouwe houdt tot in eeuwigheid, zo mochten we de vorige keer overdenken. En nu overdenken we het derde, dat we altijd in ons votum zeggen: Die nooit laat varen de werken Zijn handen.

In deze Psalm zijn de drie zaken, die onze vaderen in het votum hebben geplaatst, en die we vinden in de Psalmen 124, 146 en 138, ook terug te vinden. In deze Psalm lezen we namelijk ook over Davids afhankelijkheid. Hij zegt: De HEERE zal het voor mij voleinden. Met andere woorden: zelf maak ik er niets van. Maar Hij wel! Mijn verwachting is in de Naam des HEEREN. En over Gods trouw lezen we in het achtste vers: Uw goedertierenheid, HEERE! is in der eeuwigheid. Die eeuwige goedertierenheid. Dat is in wezen hetzelf-de als Zijn eeuwige trouw. En dan komt dus dat slot: En laat niet varen de werken Uwer handen. Daar gaat het David om: die werken van Gods handen. Daar heeft hij zicht op gekregen; daar heeft hij verwachting van gekregen. Dat is zijn uitzien, ook zijn begeren. Gods werk!Kunt u meekomen? Als je over zulke zaken spreekt, is dat voor sommige

Page 49: publicatiescjmeeuse.files.wordpress.com · Web viewEn er is niemand die vraagt: Waar is God, mijn Maker, Die de psalmen geeft in den nacht. Een mens moet bekeerd worden, inderdaad,

mensen zo abstract. Het staat zo ver van hen weg. Als je het hebt over hun eigen werk, waar ze alle dagen mee bezig zijn, dan gaat het wel. Maar nu gaat het over Gods werk in deze wereld die Hij nog niet losgelaten heeft. Het gaat over de werken waar de Prediker van zegt: Ik weet, dat wat God doet, dat zal in der eeuwigheid zijn! Hij prijst God om Zijn goedertierenheid en waarheid in Zijn werken. Daar heeft David oog voor gekregen. En dat moet eigenlijk iedereen hebben. Nee, niet alleen de gewone mensen, maar ook de groten, ook de koningen der aarde moeten God erkennen om Zijn Woord en om Zijn werken. David zelf is ook koning. Maar hij is ook een gewoon mens gebleven die beseft wat ieder mens moet leren. Hij begint zijn Psalm met: Ik zal U loven met mijn gehele hart; in de tegenwoordigheid der goden - dat zijn de rechters - zal ik U psalmzingen. Ik zal mij nederbuigen... - dat moet ook iedereen leren. Wie je ook bent en in welke positie je ook in dit leven staat - naar het paleis Uwer heiligheid. En ik zal Uw Naam loven - daar heb ik stof voor - om Uw goedertierenheid en om Uw waarheid; want Gij hebt vanwege Uw gansen Naam Uw woord groot gemaakt. Uw Woord, Uw spreken. Daar ben ik zo van onder de indruk gekomen, zegt David. Dat Woord werkt wat uit! En dan vraag ik weer: Kunt u meekomen? Hebt u dat ooit zelf ervaren dat het Woord van God een ontzaglijke kracht kan doen? David weet echt waarover hij spreekt. En dan zegt hij: Ten dage, als ik riep, zo hebt Gij mij verhoord. Hij verhaalt zijn beleving, zijn bevinding. Ik heb tot God geroepen. Ik heb het ervaren dat God mij hoort en verhoort. Gij hebt mij versterkt met kracht in mijn ziel.Wij kennen de woorden van die Psalm allemaal. Maar nu de zaak: geen kracht, krachteloos. Als je zo de dag moet beginnen, zonder kracht! En dat hebben wij nu ook nodig, hoewel het tegen ons vlees ingaat. En dan die beleving te krijgen: Gij hebt mij versterkt met kracht in mijn ziel! Wat Paulus ook zegt. Je vindt bij Paulus dezelfde beleving die je bij David ook vindt. Hij zegt: Wanneer ik zwak ben, dan ben ik machtig. Ik vermag alle dingen door Christus, Die mij krachten geeft. Gij hebt mij versterkt met kracht in mijn ziel. En dan haalt hij de andere koningen erbij: Alle koningen der aarde zullen U, o HEERE! loven, wanneer zij gehoord zullen hebben de redenen Uws monds. Als dat Woord van God kracht doet in wie dan ook, dan zal het een lofprijzing uitwerken. Zij zullen zingen van de wegen des HEEREN, want de heerlijkheid des HEEREN is groot. Want de HEERE is hoog, nochtans ziet Hij de nederige aan. Daar heb je die beleving weer: die zwakke, die uitgewerkte, die onmachtige, die vernederde tobber beleeft: God ziet mij. Hij wil mij helpen. Die hoge God ziet mij. Hij ziet de nederige aan en den verhevene kent Hij van verre. Trotse mensen kent Hij ook wel. Maar die ervaren Gods nabijheid niet. Die kent Hij van verre. Als ik wandel in het midden der benauwdheid, maakt Gij mij levend. Wat een heerlijke beleving weer: temidden van de benauwdheid! David weet wel waarover hij spreekt. Hij kent de toestand van sommigen onder ons ook wel; die zo benauwd kunnen zijn, zo bestreden, zo beangst. En dan te ervaren dat God je opzoekt! Hij heeft een Woord voor je. En daar gaat het toch om, om Zijn Woord! Hij heeft een Woord voor je en Hij geeft het kracht, in je zwakheid, in je benauwdheid, in je strijd... maakt Gij mij levend. Uw hand strekt Gij uit tegen den toorn mijner vijanden! Duivel! dan heb je 't nakijken! Weg! De bestrijder moet

Page 50: publicatiescjmeeuse.files.wordpress.com · Web viewEn er is niemand die vraagt: Waar is God, mijn Maker, Die de psalmen geeft in den nacht. Een mens moet bekeerd worden, inderdaad,

zwijgen! En Uw rechterhand behoudt mij. U hebt me immers gegrepen en U laat mij immers niet los!De HEERE zal het voor mij voleinden. Omdat Uw trouw zo groot is! Omdat Uw goedertierenheid in eeuwigheid is. En dat is het verband van onze tekst, die eigenlijk een samenvatting van deze Psalm is. En laat niet varen de werken Uwer handen. En daar willen we nu wat meer bij stilstaan. En dan overdenken we allereerst

1. Hoe God dat werk begint.

Mag ik het eerst stellen tegenover de werken van onze handen? Dat is een grote tegenstelling. Weet u, wat de Prediker, van wie we zojuist hoorden en die sprak van de eeuwigheid van Gods werken, daarvoor gezegd heeft? Dat kunnen we samenvatten, zoals hij dat zelf ook doet, in de woorden: IJdelheid der ijdelheden, het is al ijdelheid. Dan vat hij eigenlijk zijn eigen werken samen; wat hij allemaal heeft getobd en gewroet in deze wereld. Hij heeft het allemaal opgesomd in de eerste drie hoofdstukken. Waar is hij allemaal mee bezig geweest? Hij zegt: met ijdelheid! Maar hij was toch koning in Jeruzalem? Hij was rijk, machtig en kon van alles doen met zijn lusthoven, met de pracht en schoonheid, die hij in de wereld gezocht heeft. IJdelheid noemt hij het. Ijdelheid! Alles vergankelijk. Het heeft geen eeuwig-heidswaarde. Dat heeft alleen wat God doet. Dat zal in der eeuwigheid zijn. Hij stelt het ook tegenover elkaar: ons werk en Gods werk. Wat is er van ons werk terecht gekomen? Weet u, wie dat zag? Lamech! De jongens en meisjes denken nu: wie bedoelt u? Jullie kennen er twee, of niet? De een had twee vrouwen: Ada en Zilla. Dat was niet zo'n beste, maar dat zijn we van nature geen van allen. Maar deze Lamech wist niet hoe erg de zonde was. Die streed er ook niet tegen, maar leefde het uit in wraakzucht, die boze Lamech uit het geslacht van Kaïn. Maar er is ook een andere Lamech: dat is de vader van Noach. Die bedoel ik. Hij was een godvrezende man. Dat horen we als Noach geboren wordt. Want dan staat er van deze Lamech geschreven, Gen. 5:29: En hij noemde zijn naam Noach, zeggende: Deze zal ons troosten over ons werk, en over de smart onzer handen, vanwege het aardrijk, dat de HEERE vervloekt heeft!Lamech ziet de genade Gods. En hij heeft misschien wel verwacht dat zijn zoon de grote Trooster zou zijn, het Vrouwenzaad, de Verlosser, de Zalig-maker, Die al beloofd is in Genesis 3:15. Misschien heeft Lamech het wel gedacht. Dat dacht Eva ook al bij de geboorte van haar eersteling, Kaïn, "een man van de Heere gekregen". Het kan zijn; maar het is wel goed dat hij het heil bij God vandaan verwacht en ernaar uitziet. En wat is dat heil dan? Dat verlangen naar troost? Dat is niet anders dan dat die werken van ons, die niet deugen en die ons zoveel verdriet baren, dat die gereinigd worden. Dat de zonden eruit weggenomen worden en dat we dienstbaar gemaakt worden. Dat is het verlangen van Lamech en van ieder die God vreest. Daar mag je je leven naast leggen, Dat verlangen van deze Lamech, de vader van Noach, Hij klaagt vanwege onze werken en hij heeft daar troost over nodig. Hij heeft er redding, vergeving, verzoening voor nodig en hij zegt dit als hij zijn zoon Noach noemt. Deze zal ons troosten over ons

Page 51: publicatiescjmeeuse.files.wordpress.com · Web viewEn er is niemand die vraagt: Waar is God, mijn Maker, Die de psalmen geeft in den nacht. Een mens moet bekeerd worden, inderdaad,

werk, en over de smart onzer handen. Daar heb je je werk! Dat geeft je droefheid. Wat klaagt dan een leven mens? Een iegelijk - nee, niet: roeme in zijn werken, maar: klage vanwege zijn zonden. Klagen over onze zonden, waar onze werken van doortrokken zijn. En daarom: onze werken; wat zijn onze werken waard? Die hebben Gods zegen onmisbaar nodig. En dat is de zegen die in Christus is. Dat betekent: verzoening. Vergeving van de zonden waarvan onze werken doortrokken zijn, verzoening vanwege de schuld die we daardoor hebben. Mozes zegt het als hij sterven gaat, Deut. 31:29: ... wanneer gij zult gedaan hebben, dat kwaad is in de ogen des HEEREN, om Hem door het werk uwer handen tot toorn te verwekken. Dat doen we met de werken van onze handen.We kunnen het alles uit de Schrift aantonen en u voorleggen. Maar nu de beleving ervan. Weet u hoe we dat noemen? De dood leren schrijven op onze werken! De dood! Het is zonde, schuld, we hebben de dood verdiend! IJdelheid der ijdelheden, zegt de Prediker. Dan hebben we de zegen Gods inderdaad wel nodig over de werken van onze handen, zoals Mozes daarvan spreekt, Deut. 24:19: ... opdat u de HEERE, uw God, zegene, in al het werk uwer handen. Gods werk is in ons leven onmisbaar om wezenlijk tot zegen te zijn.We moeten afgebracht van een vertrouwen op de werken onzer handen om op te zien naar de werken van Gods handen, waarop David hier ziet in de woorden van onze tekst. Waar zien we de werken van Gods handen? Die moeten we overal zien!In de natuur. Als de zon opgaat, Ps. 19:2: De hemelen vertellen Gods eer en het uitspansel verkondigt Zijner handen werk...Er zitten er hier in de kerk die lezen wel eens iets over sterren en zonnen-stelsels en over melkwegstelsels en over het heelal. Het duizelt je als je daar iets van moet leren op school, of als je er uit interesse iets over leest, dan duizelt het je. Die nietige mens op de planeet aarde en dan dat heelal. Dat is Gods werk! Waar wij met ons verstand niet bij kunnen; wat we met ons verstand niet bevatten kunnen. Gods werk! In de Bijbel lezen ze dat iedere keer weer. Ps. 8:4: Als ik Uw hemel aanzie, het werk Uwer vingeren, de maan en de sterren, die Gij bereid hebt;... wat is de mens dat Gij zijner gedenkt? En David zet dit in het verband van: Heere onze Heere, hoe heerlijk is Uw Naam op de ganse aarde!Als je naar de sterren kijkt! Maar ook als je naar de schepping op de aarde kijkt! En ook als je in de wieg kijkt! De werken van Gods handen. Ik loof u, zegt David, omdat ik op een heel vreselijke wijze wonderbaarlijk gemaakt ben. Gemaakt, als een borduursel gewrocht ben in de benedenste delen der aarde. Mijn ongevormde klomp, U hebt ze gezien. U hebt ervoor gezorgd(Ps. 139:14-16).David ziet overal Gods werk. Wat zijn we toch blind, ook wat dat betreft. Je mag geen bloem zien, of je moet aan de Schepper denken, aan Zijn macht, aan Zijn majesteit, aan Zijn wijsheid, aan Zijn heerlijkheid. Die ligt ook in de schepping! De autonome mens wil het niet meer zien. Maar alle geleerden van de wereld bij elkaar kunnen nog geen grassprietje maken. De werken van Gods handen komen ons tegemoet in de natuur en de dag aan de dag stort overvloediglijk sprake uit, zegt David dan, en de nacht aan de nacht aan de nacht toont wetenschap. Ze malen ons, zingt de dichter dan in de

Page 52: publicatiescjmeeuse.files.wordpress.com · Web viewEn er is niemand die vraagt: Waar is God, mijn Maker, Die de psalmen geeft in den nacht. Een mens moet bekeerd worden, inderdaad,

berijmde Psalm, Gods wijsheid af. De werken van Gods handen; ze moeten Hem loven. Al Uw werken zullen U loven, zegt David op verschillende plaatsen in Zijn Psalmen, of hij wekt ertoe op en zegt: Looft de HEERE, al Zijn werken, aan alle plaatsen Zijner heerschappij. Looft de HEERE, mijne ziel! Mijn werken zijn niet tot eer van God, dat kan ik er niet van maken, maar Zijn werken wel. En gelukkig: Hij kan ook in zondaren gaan werken, zodat Hij ze dienstbaar maakt aan Zijn eer en voor de komst van Zijn rijk. Maar dan is het nog Zijn werk en niet het mijne! Zijn werken. Looft de HEERE al Zijne werken aan alle plaatsen Zijner heerschappij.

Maar u begrijpt toch dat er meer is dan Zijn werken in de natuur. Want de wereld is van God afgevallen. De floers van de dood is over alles gekomen in deze schepping. Het zou je moedeloos maken. De vergankelijkheid, de ijdelheid heeft zijn intrede gedaan door de zonde. Is het nu allemaal verlo-ren? Gaat het nu allemaal ten onder? Nee! Nee! God heeft in Zijn eeuwige wijsheid een raadsplan in gereedheid gebracht, wat Hij ten uitvoer legt in de tijd. En wat is dat? Eeuwigheidswerk! Dat is toch een heerlijk werk, waarin Zijn deugden nog meer zullen schitteren dan in de schepping. In de schep-ping schitteren Gods deugden ook; je moet er oog voor krijgen. Maar daar moet je deugden Gods in zien schitteren: Zijn majesteit, Zijn heerlijkheid, Zijn wijsheid. Dat zijn deugden Gods die schitteren in de schepping. Maar God heeft een werk uitgedacht, en Hij doet een werk, waarin Zijn deugden nog veel meer gaan schitteren. Dat is als Hij een zondaar bekeert. Dat is als Hij een zondaar leert wat zonde en schuld is, wat gerechtigheid en heiligheid is. Maar ook wat lankmoedigheid en verdraagzaamheid is, of barmhartigheid en genade. Heerlijke deugden, die de natuur ons niet verkondigt, maar die beleefd worden als een ellendige zondaar een Za-ligmaker nodig krijgt. O, dan gaan er nog meer heerlijke eigenschappen van God schitteren. In het verdienen van de zaligheid heeft Christus ze groot ge-maakt. Ik heb U verheerlijkt, kan Hij zeggen in het hogepriesterlijk gebed. Ik heb voleindigt het werk, dat Gij Mij gegeven hebt om te doen. Maar ook in de toepassing, in de bekering van zondaren; en dit is het onder-scheid met alle schijn, met alle nabijkomende werk. Ook in de toepassing van Christus' werk wordt God verheerlijkt! In alle nabijkomende werk gaat het om de mens. Dat stinkt naar de mens! Maar in het werk Gods is de reuk van Christus. Daar wordt Hij in verheerlijkt.

Gods werken. Kunt u het enigszins onderscheiden van onze werken? Toch ook van Zijn werken in de natuur. Zijn werken in de genade. Hij heeft een volk op aarde dat Zijn werk is. In Jesaja lees ik, Jes 60:21: En uw volk zullen allen te zamen rechtvaardigen zijn, zij zullen in eeuwigheid de aarde erfelijk bezitten; zij zullen zijn een spruit Mijner plantingen, een werk Mijner handen, opdat Ik verheerlijkt worde. Dat staat er van Gods volk. Een spruit Mijner plantingen, een werk Mijner handen, opdat Ik verheerlijkt worde. Daarom bidt Mozes, Ps. 90:16: Laat Uw werk aan Uw knechten gezien worden en Uw heerlijkheid over hun kinderen. En op dat werk letten we nu dus vooral. Want daar heeft David ook het oog op in onze tekst: de werken Uwer handen. Hij bedoelt daar niet zozeer Gods werken in de natuur. Het is

Page 53: publicatiescjmeeuse.files.wordpress.com · Web viewEn er is niemand die vraagt: Waar is God, mijn Maker, Die de psalmen geeft in den nacht. Een mens moet bekeerd worden, inderdaad,

best een wonder dat God ook daar de werken Zijner handen niet laat varen. Dat moeten we ook een wonder vinden! Voor een vloekende natie, die de ongerechtigheid omhelst, als daar een oogst wordt binnengehaald! Op de dankdag hopen we daar nog wel op terug te komen. Dat is wel een wonder; dat God niet alles op het land laat verrotten of door ziekten wegkwijnen! Dat kan ook! Dat er nog eten en drinken is voor mensen zoals wij zijn! En verhef je dan toch niet boven de wereld! We zijn het niet waardig! Er is een wondere trouw in Gods werk in de natuur die je moet zien als de zon weer schijnt of als er een regenbui komt. De Heere onderhoudt het toch allemaal maar! We spreken dan van het natuurverbond. Daarin is ook trouw; het zijn ook werken van Gods handen. Dat mogen we allemaal zien. Maar David heeft hier het oog op Gods trouw die zo schittert in het zaligmakende werk. In het werk in zondaarsharten. En daarvan willen we nu overdenken hoe dat begint.

Hoe begint het werk Gods in een zondaarsleven? De kinderen mogen het antwoord geven, want die moeten het weten. Je vader en moeder vragen het thuis straks weer. Luister goed! Hoe begint God Zijn werk? Het staat heel duidelijk in de Bijbel, verschillende keren. Denk eerst maar aan de schepping, dan kun je het gemakkelijk onthouden. Hoe begint God daar Zijn werk? Dan staat er: God sprak en het was er. Dus hoe begint God Zijn werk? Door spreken. Hij spreekt en het is er, Hij gebiedt en het staat er; Hij roept de dingen die niet zijn alsof ze waren. God schept door Zijn Woord. In onze Nederlandse Geloofsbelijdenis staat het ook. Als het daar over de schepping gaat, staat er: God schiep door Zijn Woord, en dan staat er verklarend achter: dat is door Zijn Zoon. De Heere Jezus! U mag natuurlijk zeggen dat de Zaligmaker nodig was door de zondeval. Maar u moet niet denken dat de Zoon van God geen werk deed voor de zondeval. Of dat Hij toen niet werkte. Daarvan lezen we in Johannes 1:1-3: In de beginne was het Woord en het Woord was bij God en het Woord was God. Dit was in de beginnen bij God. Alle dingen zijn door hetzelve gemaakt en zonder Hetzelve is geen ding gemaakt dat gemaakt is.Dus Gods Woord is heel duidelijk over het begin van Zijn werk. Hij begint Zijn werk door Zijn Woord. Dit was het begin van hemel en aarde. God sprak en het was er. En dat doet Hij nu ook als Hij een zondaar bekeert. Dan spreekt Hij door Zijn Woord, dat is door Zijn Zoon. Hij is het Woord van God Dus in Zijn Woord komt Christus tot zondaren. Het is de roepstem van de Opperste Wijsheid, zoals in Spreuken 1:22,23: Gij slechten! hoe lang zult gij de slechtigheid beminnen, en de spotters voor zich de spotternij begeren, en de zotten wetenschap haten? Keert u tot Mijn bestraffing; ziet, Ik zal Mijn Geest ulieden overvloediglijk uitstorten; Ik zal Mijn woorden u bekend maken. Roepstemmen! Ze staan heel het Woord door. Wendt u naar Mij toe, wordt behouden, alle gij einden der aarde, want Ik ben God en niemand meer. Roepstemmen gaan uit van God. Wanneer was de eerste roepstem tot bekering? Toen Adam en Eva bevend van God wegvluchtten. Artikel 17 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis spreekt erover. Toen riep God Adam: Waar zijt gij? Een genadige roeping. De stem van God klonk in de hof en bracht tot inkeer en tot wederkeer. Mensen die afkerig waren geworden. Zo werkt God. Afkerige mensen. Dat zijn we allemaal van nature. Laten we ons

Page 54: publicatiescjmeeuse.files.wordpress.com · Web viewEn er is niemand die vraagt: Waar is God, mijn Maker, Die de psalmen geeft in den nacht. Een mens moet bekeerd worden, inderdaad,

maar niet verheffen. Allemaal met de rug naar God toe. We leven alle kanten uit, behalve de goede. Niet naar God toe. Maar wat doet God? Hij roept. En net als bij Adam en Eva in het paradijs, door die stem, die roepstem, door Zijn Woord weet Hij een zondaar stil te zetten. Ja, zegt u, dan moet die roepstem kracht doen. Inderdaad, daar zijn heel wat mensen die horen, maar ze horen niet. Ze worden wel geroepen, maar luisteren niet.Dat is wel een schuld! Dat de roepstem van God geen uitwerking heeft, daarvan moet u de schuld niet leggen bij God. Onze Dordtse Leerregels zeggen dit nadrukkelijk. Het is de schuld van de mens die niet wil luisteren. Dan zegt de Heere, Spr. 1:24: Dewijl Ik geroepen heb, en gijlieden gewei-gerd hebt; Mijn hand uitgestrekt heb, en er niemand was, die opmerkte...De Heere roept; Hij roept allen die onder het Woord komen. Ze worden geroepen met een roepstem van God. Maar het is wel waar, dat die roepstem uitwerking moet hebben. We spreken dan wel van een inwendige roeping en zeggen: die pijl moet naar binnen; ze moet het hart treffen. De Engelsen spreken dan wel van een "effectual calling", een roeping met effect, met gevolg, het moet wat uitwerken. Dat is het voornaamste. Want dan komt het werk Gods openbaar, als die roepstem van God kracht doet. Dan begrijp je niet wat er met je aan de hand is. Dan gaat een jongen van acht jaar opeens voelen, dat hij zondaar is voor God en dat hij tegen een goeddoend God zondigt, al acht jaar lang. En dan gaat hij opeens voelen dat hij nog zonder vergeving in de wereld is en eigenlijk ook zonder God. Een meisje van vijf jaar kan ook al verdriet krijgen over de zonde. Zou dan een meisje van vijftien het niet kunnen krijgen? Of een jongen van twintig? Of een oudere? Dat kan God geven. Je weet dan niet wat er met je aan de hand is, maar je gaat leren dat je mens bent en dat God God is. Dat je zondaar bent, dat je je tijd verknoeid hebt, je leven vergooid. Denk niet dat God er maanden voor nodig heeft om iemand wakker te schudden, zodat hij gaat zien: ik sliep in de top van een mast, ik rustte in het hart van de zee. Als God je wakker schudt, ga je opeens zeggen: O wee mij! Als ik verongeluk is het voor eeuwig kwijt! Ik sta er buiten met alles wat ik deed. Wakker schudden, dat kan God; daar moet je ook om vragen. Als je nog niet wakker geschud bent, als je nog zo indrukloos bent, zo koud, zo ongevoelig, zo afgekeerd, zo werelds gezind bent, dan moet je tegen jezelf in bidden en zeggen: O God, schud me wakker, opdat ik mag zien dat ik mens ben. We bidden het in een van de Psalmen: O Heere, leer de heidenen dat zij mensen zijn. Maar we mogen wel vragen of we het zelf ook mogen leren. Altijd weer; dat ik een mens ben, en dat Gij God zijt; en dat ik zonder U nooit gelukkig wordt. Wakker schudden. Ik kan het niet. Ik kan hier niemand wakker schudden. Maar God kan het. Het is Zijn werk. En het is het begin van Zijn werk. O, dan staat er - en dat geeft mij altijd weer moed dat dit er staat, want anders had ik geen moed om nog een onbekeerde aan te spreken - maar nu staat er: Doden zullen horen de stem van de Zoon van God en die ze gehoord hebben die zullen leven. En dat heeft de Heere Jezus gezegd. Doden! Dat doet God. Het Woord Gods is levend en krachtig. Als je dan onder aan de kansel staat met lege handen, en zegt: O Heere hoe moet het? Dan ligt daar het Woord en dan mag je dienaar van het Woord zijn. En dan mag je weten: het is Gods Woord en het zal voorspoedig zijn in hetgeen waar de Heere het toe zendt. Het zal doen wat Hem behaagt en het zal niet

Page 55: publicatiescjmeeuse.files.wordpress.com · Web viewEn er is niemand die vraagt: Waar is God, mijn Maker, Die de psalmen geeft in den nacht. Een mens moet bekeerd worden, inderdaad,

ledig tot Hem wederkeren. Als Hij het door Zijn Geest - en dat is die wondere kracht - het in zondaarsharten levenwekkend maakt, dan wordt beleefd wat de apostel Paulus in de Hebreënbrief schrijft, namelijk dat het Woord Gods levend en krachtig is, en scherpsnijdender dan enig tweesnijdend zwaard en gaat door tot verdeling der ziel en des geestes en der samenvoegselen en des mergs, en is een oordeler der gedachten en der overleggingen des harten (Hebr. 4:12). God vraagt niet: Komt het gelegen? Komt het je uit? Maar als dat Woord kracht doet dan is het op het onverwachtst. Die jongen die in een examenklas zit en die denkt: nu werk ik alleen aan mijn examen. Maar God maakt hem bekommerd om Zijn koninkrijk en Zijn gerechtigheid... Het kwam niet gelegen dit jaar, maar daar vraagt de Heere niet naar, maar Hij schrikt je wakker en je loopt ermee; je gaat ermee naar bed en je staat ermee op. Zo werkt de Heere, op het onverwachtst. Bij een kind, bij een bejaarde. Ja, dat kan ook! Gelukkig nog wel, hoewel het wel laat is. Die roepstem van God, die krachtige, die inwendige roeping die komt van de eeuwige, onveranderlijke God, bij Wie geen schaduw van omkering is. En als die roepstem kracht doet, weet u dan waar dat uit voortkomt? Uit eeuwig welbehagen! Uit verkiezende liefde. Daar heeft die zondaar of zondares geen weet van, maar het is wel waar! Dat ligt zo vast, dat zaligmakende werk. Dat heeft ten diepste zijn begin in de eeuwigheid, in de eeuwige, soevereine, verkiezende liefde Gods. En die komt tot uitdrukking in de uitwerking. Daarom staat er, Jeremia 31:3: De HEERE is mij verschenen van verre tijden! Ja, Ik heb u liefgehad met een eeuwige liefde; daarom heb Ik u getrokken met goedertierenheid. Daar komt die trekking vandaan, die krachtige roepstem. En dat in onderscheid met alle uitwendige en voorbijgaande overtuigingen, waar je niet op moet rusten. Allerlei angst en bekommernis, die wel in een geweten kunnen zijn, maar waar je van zeggen moet: wat doe je er mee? Ik heb eens een man meegemaakt, die zat in grote nood en in verschrikkelijke angst. Als ik bij hem kwam, parelde het angstzweet op zijn gezicht. Zo benauwd en zo verschrikt was hij. In zijn jeugd had hij in de kerk gezeten, tot zijn twaalfde jaar. Toen was hij de wereld ingegaan. Hij deed nergens meer aan en had zijn gezin in de wereld opgevoed. En nu was hij zestig geworden en kwam alles terug. Hij was zo bang, zo benauwd! Je zou er enige verwachting van krijgen en denken dat het een werk Gods zou kunnen zijn. De man kwam in een psychiatrische inrichting terecht. Nu kan dit ook met een kind des Heeren; dit zegt nog niets. Maar ik zal u zeggen, waar ik heel verdrietig om was en waaruit bleek dat het nog geen werk Gods was. Want ik kwam er en dan vroeg na het bezoek: "Mag ik je Bijbeltje? Dan lezen we nog een stukje." En hoewel de man er al drie weken zat, had hij geen Bijbeltje. Dat had hij niet meegenomen. Hij had het nog niet gemist. O, dan word je bang. Dan zie je dat zo iemand met al z'n overtuiging alleen nog maar wegvlucht van God. Dat is een veeg teken. Iemand die overtuigingen heeft, wakker geschud is, moet de Heere gaan zoeken in de middellijke weg, in Zijn Woord; vragen om de kracht ervan door Gods Geest! En zo zal het zijn als God een ziel levend maakt. Die krijgt een honger en dorst naar God en naar Zijn Woord; naar gerechtigheid die redt van de dood. En al weet men niet hoe het moet, dat verlangen komt er toch. Dat verlangen naar de middelen. Niet wegvluchten van God, maar een

Page 56: publicatiescjmeeuse.files.wordpress.com · Web viewEn er is niemand die vraagt: Waar is God, mijn Maker, Die de psalmen geeft in den nacht. Een mens moet bekeerd worden, inderdaad,

heenvluchten naar God. Hij werkt het genadig door Zijn roepstem. En daar waar Hij dat werk begint, daar zeggen we ervan: dat houdt Hij vast. Ik zal trachten hierover kort te zijn in onze tweede gedachte, maar ook proberen duidelijk te zijn, als we willen zien

2. Hoe God Zijn werken vasthoudt.

U kent de Christenreis? Daar wordt dit geheim verklaard. Het is een geheim, dat vasthouden door de Heere van Zijn werk. Dat is niet altijd duidelijk in de beleving van Gods kinderen. Integendeel. Zo'n ziel die God gaat zoeken, komt onder het spervuur van de hel. De duivel wil zijn prooi niet zomaar loslaten. Zo'n jongen krijgt strijd. Zo'n meisje verliest haar vriendinnen. Zo'n man weet zich geen raad, soms in zijn eigen huis of familiekring niet. Daar komt zoveel op af, van buitenaf of van binnenuit, want de duivel gooit je zoveel in je hart. Is het wel van God? Het is allemaal van jezelf. In grote verwarring of in angst of duisternis weet zo'n ziel zichzelf niet te helpen. En in grote moedeloosheid zegt de duivel tot zo'n ziel: Het is toch niet voor jou, stop er maar mee! Je hoeft die boeken niet te lezen; je wordt er alleen maar moedelozer van en het helpt je toch niet. Er is geen heil voor jou. Je hebt geen heil bij God. Aanvechtingen en bestrijdingen zijn er. De ziel wordt moedeloos. Je zou het laten liggen. De duivel ziet het graag en toch gebeurt het niet. Hoe komt dat toch? Of er zijn strikken, bepaalde zonden, boezemzonden van vroeger, waar je misschien als farizeër misschien nog wel tegen zou kunnen strijden, maar nu je in overtuigingen loopt, val je erin. Bepaalde boezemzonden, die je grote angst en duisternis brengen en waarvan de duivel zegt: Zie je wel dat je geen kind van God bent en dat er niets in je leven gebeurd is? Ander had je die zonde niet gedaan. En anders was je daar niet gestruikeld en gevallen. Nu heb je het bewijs bij je dat je geen kind van God bent. En o, de ziel zou het nog gaan beamen wat die leugenaar zegt. Grote verwarring en angst is het gevolg. Laat het maar liggen, het is allemaal niets, zegt de duivel.Maar wie houdt nu dat werk staande? Wie blijft nu voor die ziel zorgen?Ik zei: Kent u de Christenreis? Bent u wel eens in Uitleggers huis geweest? Ik hoop dat de kinderen het boek ook kennen; anders moeten ze het maar eens gaan lezen. Maar Bunyan vertelt ons van een vuur in de wand; wij zouden zeggen: een open haardvuur. En daar stond iemand bij met een emmer water en dat water gooide hij in het vuur. Dat deed hij herhaaldelijk. Nog eens en nog eens. En wat gebeurt er met een haardvuur als je er een paar keer een emmer water op gooit? Dat kan ieder kind ons vertellen. Die vlammen doven en het vuur gaat uit. Maar dit vuur ging niet uit! Terwijl iemand er telkens een emmer water opgooide, ging het vuur niet uit! Het ging zelfs nog feller branden. Hoe kan dat nu? Een vuur kan toch niet branden van water. Toen zei Uitlegger tegen Christen: Kom eens mee! Moet je eens kijken aan de achterkant van die muur. En wat bleek er nu? In het geheim goot iemand olie op het vuur. Olie gaat zelfs op water drijven, dus hoe meer water, hoe meer het vuur ging branden! Olie goot die man op het vuur, maar... aan de achterkant. Niemand zag het; het gebeurde in het

Page 57: publicatiescjmeeuse.files.wordpress.com · Web viewEn er is niemand die vraagt: Waar is God, mijn Maker, Die de psalmen geeft in den nacht. Een mens moet bekeerd worden, inderdaad,

geheim. En dat is nu toch een verduidelijking van dat geheim, van dat wonder, waardoor God Zijn werk in stand houdt. Het vuur dat God ont-steekt, kan de duivel nooit meer blussen. Nooit meer! Het is een liefdevuur vanuit de hemel ontstoken. Er is liefde in het hart uitgestort waardoor men de zonde, de duivel en de wereld toch gaat haten! En gaat ontvluchten! En al kunnen ze je nog zo aanvallen, verstrikken en laten struikelen en vallen, maar je haat ze toch. Want er is liefde in het hart uitgestort. En dat hart, soms in duisternis en angst, soms in de netten verstrikt, dat zucht uit de diepte. Dat klaagt uit het donker. En Wie onderhoudt dat nu, dat klagen, die droefheid, dat zuchten en vluchten? Wie onderhoudt dat nu? Dat doet de Heere. Hij laat niet varen de werken Zijner handen. Dat is de olie des Geestes. Het is een verborgen, maar o zo wezenlijk werk. Want de genade-giften en de roeping Gods zijn onberouwelijk (Rom. 11:29), zegt de apostel Paulus. En als u vraagt: Hoe kan dat nu, dat vasthouden? Dan antwoord ik u: Het is geen zaak van de mens, maar van God. En als u vraagt hoe het kan, dan moet u op Golgotha zijn. Daar is dat verdiend, die trouw in het genadewerk, toen de hel op aarde was en de Zoon van God in de Godsverlating verzonk. Toen Hij Zich vastklemde. Hij had de Vadernaam niet meer op de lippen, Hij, de Zoon van God, Die aan het begin van Zijn kruislijden nog uitriep: Vader, vergeef het hun... en Die aan het slot weer zei: Vader, in Uw handen beveel Ik Mijn geest. Maar in de grootste angst en benauwdheid, in het dieptepunt van Zijn lijden, noemt Hij God Zijn Vader niet meer en klemt Zich nochtans vast: de Borg in de plaats der Zijnen. Hij verdienend voor rechtelozen. Hij klemde Zich vast. Zij kunnen het niet, maar Hij kon het wel. Mìjn God, Mìjn God, waarom hebt Gij Mij verlaten?En omdat Hij die weg ging als Borg en als Middelaar zou Hij ervoor zorgen dat de Zijnen niet omkomen in de grootste angst en benauwdheid. Zij zouden als onmachtige drenkelingen verdrinken, maar Hij houdt ze vast. Hij laat niet varen de werken Zijner handen. Alzo Hij de Zijnen, die in de wereld waren, liefgehad had, zegt Johannes, zo heeft Hij hen liefgehad tot het einde (Joh. 13:1).En daarom, Noach, gaat u niet ten onder aan de drank.En daarom, Abraham, raakt u uw vrouw niet kwijt.En daarom, Mozes, wordt u toch de leidsman van het volk om ze uit hun diensthuis te voeren.En daarom, Simson, zult u wakker schrikken, midden in de nacht, in het huis van die hoer in Gaza.En daarom, David, gaat Ziklag in vlammen op. Enzovoort.God blijft zorgen voor de Zijnen. In de donkerste nacht. Wij mensen zouden de moed opgeven. Ook geven we dikwijls werken op die we lichtzinnig begonnen, maar God geeft de Zijne nooit op. Hij laat Zijn werken niet varen.Mensen zijn wispelturig, zoeken steeds iets anders; of ze zijn ontrouw, of te zwak en kunnen hun werk niet volbrengen. Niets daarvan is bij God. Hij laat Zijn werken niet varen: er is bij Hem ook geen vertragen of verslappen. Als Hij de ziel wakker schudde, zoekend en begerig maakte, honger en dorst naar gerechtigheid wekte, zal Hij met die ziel doorgaan.En die moeilijke wegen? Die zegent Hij. Het zijn wegen van beproeving, waarin de Zijnen in alle angst en aanvechting moeten leren dat niet hun

Page 58: publicatiescjmeeuse.files.wordpress.com · Web viewEn er is niemand die vraagt: Waar is God, mijn Maker, Die de psalmen geeft in den nacht. Een mens moet bekeerd worden, inderdaad,

trouw hen zal behouden. En niet hun vasthoudendheid. Dat hun zaligheid zelfs niet verankerd ligt in hun geloof. Nee, ook dat niet. Het geloof is een staf, om mee te steunen, maar geen grond waarop je steunt! Dat leert de remonstrant. Gods kinderen ontvalt alles, opdat ze God alleen overhouden en leren vertrouwen op Hem alleen. Hij zal het heil der Zijnen wel voleinden. Hij maakt het zelfs niet afhankelijk van ons geloven en volharden, want dit zijn Zijn gaven! Hij wil hen oefenen en hen hun afhankelijkheid, broosheid en dwaasheid leren in hun struikelen en vallen. En Zijn trouw en eeuwige goedertierenheid en de openbaring ervan in die trouwe Zaligmaker, Die de Zijnen liefhad tot het einde. Jes. 50:10: Wie is er onder ulieden, die den HEERE vreest, die naar de stem Zijns Knechts hoort? Als hij in de duisternissen wandelt, en geen licht heeft, dat hij betrouwe op den Naam des HEEREN, en steune op zijn God.Daarom mocht David zingen, en wij zingen het ook, in Psalm 13:5:

Maar in dit smartelijk verdrietMistrouwt mijn hart Uw goedheid niet;Nee, 't zal zich in Uw heil verblijden.Ik zal de Heere, mijn lofzang wijden,Die mij genadig bijstand biedt.

3. Hoe God Zijn werken voleindigt

Hij laat niet varen de werken Zijner handen. Nee, daarentegen: Hij volein-digt ze. Zoals de apostel Paulus schrijft een de Filippenzen, Fil. 1:6: Vertrou-wende ditzelve, dat Hij, Die in u een goed werk begonnen heeft, dat voleindigen zal tot op den dag van Jezus Christus. Wat een vertrouwen van de apostel - hij mag het zien! En het is waar, je kunt soms beter geloof hebben voor een ander dan voor jezelf. Dan geloof je voor een ander: dat is een werk van de Heere; dat komt wel goed. Daar zal de Heere wel voor zorgen. Vertrouwende, zegt de apostel, ditzelve, dat Hij die in u een goed werk begonnen heeft, dat voleindigen zal. Hier in de tijd blijft er strijd, dat is waar. Dan blijft er duisternis. Maar straks komt de dag, dat de Zoon van God zal verschijnen op de wolken des hemels. De dag dat Hij de Zijnen er wel uit zal halen. En dan zal het wel blijken, o arme bestredene, ja bezwijkende! O, arme zondaar of zondares, ondanks alles wat de duivel je wijs maakt, maar die in je hart het verlangen kende van de liefde, die honger en dorst naar gerechtigheid, dat dorsten naar de levende God ! O, die dat toch diep in je hart bezat! God zag het; mensen soms niet eens; zelf had je er soms geen zicht op, maar God zag het! En het is Zijn werk! Ja, ook die overtuigingen, waar je immers zelf niet aan wilde. Als je het een kind van God vraagt, dan zal die het moeten toegeven dat hij niet wilde weten dat hij zo slecht was! Overtuigingen sta je tegen. Ik vind het nooit zo vreemd dat mensen daar zo hatelijk doen over een ontdekkende prediking. Ik vind het zelfs niet vreemd dat ze weglopen en zeggen: ik zoek een andere kerk, een andere leer; want dit irriteert me zo. Ik kan het best begrijpen, hoewel ik er ontzettend verdrietig om ben als het

Page 59: publicatiescjmeeuse.files.wordpress.com · Web viewEn er is niemand die vraagt: Waar is God, mijn Maker, Die de psalmen geeft in den nacht. Een mens moet bekeerd worden, inderdaad,

gebeurt. Maar ik kan het wel begrijpen dat iemand zich ergert aan ontdek-king. Het gaat tegen je vlees in, als je binnenste bloot gelegd moeten worden. Soms kan ik niet begrijpen dat mensen zo massaal daaronder opkomen! Dat ze het nog willen horen! Want het gaat tegen je vlees in; het gaat tegen je hoogmoedige hart in, ook in de godsdienst. Want daarin zijn we ook hoogmoedig. Maar Gods werk gaat daar tegenin. En dat is krachtig! Het leert je, wat je niet wil weten: dat je een walgelijk zondaar bent. Dat leert je, wat Paulus zegt, dat er in mij, dat is in mijn vlees, geen goed woont. Dat wil je eigenlijk niet weten; maar God laat het je zien. Hij laat het je zelfs gevoelen. Hij geeft je de pijn erover, de smart erover. En nu wil ik zulke zielen hier vragen, waardoor ze dit nu ervaren: Heb je dat jezelf geleerd? Dat is teveel eer voor 's mensen natuur! Heb je jezelf die smart over de zonden gegeven? Heb je zelf die droefheid naar God verwekt? Heb je zelf die honger en dorst naar gerechtigheid in je doen ontstaan? Nee, nogmaals: dat is teveel eer voor 's mensen natuur. Dat doet God! Dat is een werk Gods! Ja, bestredenen, die vreest in je honger en dorst om te komen, te versmachten, die vreest in de duisternis te verzinken! Die het niet kunt bekijken, dat begin, die honger en dorst naar gerechtigheid, dat verlangen, dat begeren van de liefde, dat is een werk Gods. En Hij is de Alfa en de Omega (Openb. 1:8), de Eerste en de Laatste, het Begin en het Einde. Hij die een goed werk begint, laat het niet in de steek. U kunt het niet vasthou-den, maar Hij wel. En Hij doet het ook. Hij heeft het beloofd: Hij laat niet varen de werken van Zijn handen. Hij doet geen half werk.Wij prutsen zoveel half werk, wat we af moeten breken, wat we op moeten geven, wat we niet kunnen volbrengen. Maar God niet! En als u zegt: "Maar ik, in mijn strijd, ik in mijn duisternis, ik in mijn bekommering, kan niet verder komen dan het te bederven." Maar zie, zie, o bekommerde, o hongerende, o dorstende ziel, op Hem, Die het volbracht heeft. Het is volbracht, riep Hij uit op Golgotha. En dan is het echt volbracht! En nu is Zijn werk om de zaligheid te verdienen een volkomen werk. Daar is geen gebrek in. En is dit nu alleen voor de meest geoefende van Gods kinderen...? Mis! Dat is niet waar; het is voor de kleinen en de groten. Voor de min en meer geoefenden. Straks in de hemel hebben ze allemaal het volle deel. Dan mag de bruid van Christus volkomen verzekerd zijn en eeuwig genieten van de rijkdom van Gods genade en liefde.Dan is het volkomen. De Heere zal het voleindigen. Dat is op de dag van Jezus Christus. In zijn grote wijsheid - het is waar - houdt Hij hier onder-scheiden wegen met Zijn kinderen. De een krijgt minder, de ander meer oefeningen; de een minder, de ander meer licht; de een minder en de ander meer verzekering. Sta er evenwel allen naar, naar meer verzekering, kinde-ren des Heeren. Verzekering bij God vandaan. En als u zegt: "Ja maar ik dan? Ik ben nog onbekeerd!" Dat kan zijn. Toch is er Zijn roepstem telkens weer. Wend u tot Hem Die u roept en vraag Hem kracht om te komen.Is er geen werk Gods in uw ziel? Het is heel wat als u dat eerlijk zegt. Je hebt ook mensen die willen dat niet weten. Ze zeggen: misschien is het er wel. En daar steunen ze dan gelijk maar op. Ja, dat is een listig middel van de duivel om je voort te laten leven in je onbekeerde staat. Dan zeg je: Ik heb wel eens een traan gelaten; ik ben wel eens gevoelig geweest; misschien is

Page 60: publicatiescjmeeuse.files.wordpress.com · Web viewEn er is niemand die vraagt: Waar is God, mijn Maker, Die de psalmen geeft in den nacht. Een mens moet bekeerd worden, inderdaad,

er een werk Gods. Laat ik het er maar mee doen. Wellicht valt het nog eens mee, straks.Het valt misschien nog wel eens tegen, straks! Eeuwig tegen! Pas toch op voor die strikken van de duivel! Als er in uw hart geen zaligmakend werk Gods is, dan ware het beter dat u dat voor God zou belijden en zeggen: "Heere ik ben nog onbekeerd. Ik sta nog overal buiten. Ik mis Uw werk, maar ik kan het niet missen."Als dat laatste waarheid wordt, als u het niet kunt missen in uw gemis, en gaat roepen en gaat zoeken... Nee, ik wil u niet te snel de handen opleggen en u op het lichtst vertroosten, maar ik wil u wel zeggen: er is niet één van Gods kinderen, of ze weten wel iets van zo'n weg. Ze zijn er eerst buiten gezet en toen misten ze het en toen konden ze het niet meer missen en toen zijn ze gaan roepen en gaan zoeken.U zult Christus moeten kennen om grond te vinden buiten uzelf. Rust niet op kenmerken, maar zoek Hem te kennen, Die te kennen het eeuwige leven is!Kenmerkend voor zelfbedrog is het steunen op uzelf, op eigen vermogens, deugden, werken of liefde. God brengt er de Zijnen van af. Dit is ook Zijn werk, en wel om op Christus te funderen en bij Hem te leren schuilen.Alle gronden te verliezen buiten Christus en te leren dat er in Hem genoeg-doening te vinden is voor gerechtigheid en heiligheid.Waardoor begint God toch Zijn werk? Toch door Zijn Woord! Ontloop het dan toch niet! Het is een groot voorrecht dat hier in de kerk alle plaatsen bezet zijn. Want anders zou je zeggen: "Daar op die lege stoel valt geen zegen, want er zit niemand." Maar als u uw plaats een keer onbezet laat en zegt: ik heb nu geen zin om naar de kerk te gaan, dan kunt u geen zegen krijgen, omdat u niet onder het Woord wilt komen. Ik heb wel eens gezegd tegen een knul van vierentwintig - hij is trouwens niet ouder geworden; hij spoot zich dood met heroïne - : "Als je bekeerd wilt worden, moet je onder het Woord komen!" Hij zei: "Als ik bekeerd word, kom ik wel onder het Woord." Ik antwoordde: "Nee, jij draait de zaak om. Jij moet eerst onder het Woord komen. Daar werk de Heere en jij veracht de middelen. Ik zou niet tegen iedereen durven zeggen, wat ik tegen jou zeg: Maar als je zo doorgaat, word je niet bekeerd!" Een half jaar later was hij in de eeuwig-heid! Dood in een heroïne-café in Rotterdam.

Wij zijn dikwijls zo bekommerd over allerlei tijdelijke zaken, maar God wijst ons op onze plicht en Christus zegt, Matth. 6:31-34: Daarom zijt niet bezorgd, zeggende: Wat zullen wij eten, of wat zullen wij drinken, of waar-mede zullen wij ons kleden? Want al deze dingen zoeken de heidenen; want uw hemelse Vader weet, dat gij al deze dingen behoeft. Maar zoekt eerst het Koninkrijk Gods en Zijn gerechtigheid, en al deze dingen zullen u toegeworpen worden. Zijt dan niet bezorgd tegen den morgen; want de morgen zal voor het zijne zorgen; elke dag heeft genoeg aan zijn zelfs kwaad. Hij wil wel zorgen voor het overige, en dat is niet weinig. Maar laten wij bekommerd zijn over het ene nodige.O, hoe droevig als men de middelen veracht. Veracht de middelen toch niet! Zoek de middelen, maar wel biddend. Wetend: wij wekken het leven

Page 61: publicatiescjmeeuse.files.wordpress.com · Web viewEn er is niemand die vraagt: Waar is God, mijn Maker, Die de psalmen geeft in den nacht. Een mens moet bekeerd worden, inderdaad,

niet, maar God kan het doen. O die wondere God in Zijn almachtige kracht! Hij spreekt en het is er; Hij gebiedt en het staat er. Hij roept de dingen die niet zijn, alsof ze waren. Tot Wie zullen we anders heengaan, zegt Petrus, Gij hebt de woorden des eeuwigen levens! Heere, begin Uw werk in mijn hart en in mijn ziel! Dat mag u vragen. God wil u op de plaats van een onwaardige hebben. Maar Hij zal een ziel die Hij begerig maakt, niet om laten komen. Van het land staat geschreven: Hebbende het begerig gemaakt, verrijkt Hij het grotelijks! Zou Hij het dan met een ziel niet doen? Maakt Hij het hart verlangend, begerig, dan verrijkt Hij het ook grotelijks!

Gaat dit Koninkrijk en Zijn gerechtigheid u aan?Veel strijd is het deel van Gods kinderen. De duivel zou dood zijn als dit niet het geval was. Maar de duivel is niet dood. Vele zijn de bestrijdingen van de Kerk des Heeren. Maar God blijft zorgen! En u mag daarom vragen.U mag de tekst ook lezen als een gebed: Laat niet varen de werken Uwer handen.O, kinderen Gods, Hij kent u in uw nood. En Hij houdt Zijn werk staande. Zie toe dat u niet verachtert, al leggen de duivel en de wereld het er op aan. Laat uw hoop niet gevestigd zijn op eigen werk, maar op Gods goedertie-renheid, die duurt in eeuwigheid.Gods werk is niet half, of onvolkomen, maar volmaakt in het verdienen en in de toepassing. In de toepassing? zo klaagt een missende ziel, in strijd en ellende. Het is zo dikwijls gebrekkig of donker. Weet evenwel: in Christus ligt uw volkomenheid. Hij is de Bruidegom van al de Zijnen. Sta dan naar opwas in genade en kennis van Hem. In Hem ligt de vervulling voor al uw nood: wijsheid, gerechtigheid, heiligmaking en een volkomen verlossing! Hij wil alles zijn in al de Zijnen. Straks is er de volkomen beleving. Want Hij zal Zijn werk voleindigen tot op de dag van Jezus Christus. Amen.