Richtlijnen milieueffectrapportage Spartacus Lijn 2 ...

13
Richtlijnen milieueffectrapportage Spartacus Lijn 2: Hasselt-Maasmechelen Initiatiefnemers: Vlaamse overheid Departement Ruimtelijke Ordening, Woonbeleid en Onroerend Erfgoed Afdeling Ruimtelijke Planning Koning Albert II-laan 19 bus 12 1210 Brussel en VVM De Lijn Motstraat 20 2800 Mechelen 27 oktober 2009 PLIR-0017-RL Vlaamse overheid Departement Leefmilieu, Natuur en Energie Afdeling Milieu-, Natuur- en Energiebeleid Dienst Mer Graaf de Ferrarisgebouw Koning Albert II-laan 20, bus 8 1000 BRUSSEL tel: 02/553.80.79 fax: 02/553.80.75 www.mervlaanderen.be

Transcript of Richtlijnen milieueffectrapportage Spartacus Lijn 2 ...

Page 1: Richtlijnen milieueffectrapportage Spartacus Lijn 2 ...

Richtlijnen milieueffectrapportage

Spartacus Lijn 2: Hasselt-Maasmechelen

Initiatiefnemers:

Vlaamse overheid

Departement Ruimtelijke Ordening, Woonbeleid en Onroerend Erfgoed

Afdeling Ruimtelijke Planning

Koning Albert II-laan 19 bus 12

1210 Brussel

en

VVM De Lijn

Motstraat 20 2800 Mechelen

27 oktober 2009

PLIR-0017-RL

Vlaamse overheid Departement Leefmilieu, Natuur en Energie

Afdeling Milieu-, Natuur- en Energiebeleid

Dienst Mer

Graaf de Ferrarisgebouw Koning Albert II-laan 20, bus 8 1000 BRUSSEL tel: 02/553.80.79 fax: 02/553.80.75 www.mervlaanderen.be

Page 2: Richtlijnen milieueffectrapportage Spartacus Lijn 2 ...

Dienst Mer – Richtlijnen PLIR0017 Pagina 2 van 13

Spartacus Lijn 2: Hasselt-Genk-Maasmechelen

1. Inleiding

Om de voorgenomen aanleg mogelijk te maken van een sneltramverbinding tussen Hasselt en

Oost-Limburg (meer bepaald Maasmechelen) moeten de ruimtelijke bestemmingen op het

gewestplan mogelijk gewijzigd worden en is bijgevolg het opstellen van een Gewestelijk

Ruimtelijk UitvoeringsPlan (GRUP) noodzakelijk

Tevens doorkruisen de voorgestelde mogelijke tracés speciale beschermingszones aangeduid

in toepassing van de Europese habitat- en vogelrichtlijn zodat het opstellen van een passende

beoordeling noodzakelijk is.

Volgens het Decreet van 27 april 2007 houdende wijziging van titel IV van het Decreet van 5

april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid en van artikel 36ter van het

Decreet van 21 oktober 1997 betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu moet dan

voor deze voorgenomen activiteit een plan-MER worden opgesteld.

De initiatiefnemers volgen hierbij de procedure van het integratiespoor zoals bedoeld in het

Besluit van de Vlaamse Regering van 18 april 2008 betreffende het integratiespoor voor de

milieueffectrapportage over een ruimtelijk uitvoeringsplan.

Ten behoeve van het voorgenomen GRUP is het van belang om in het plan-MER een

duidelijk overzicht te geven van de ruimtelijke impact van de verschillende tracés en

van de ruimtelijke implicaties van voorgestelde milderende maatregelen op planMER-

niveau.

Van zodra het definitieve tracé is gekozen moet, voor het vervolledigen van de aanvraag tot

stedenbouwkundige vergunning voor dit tracé, nog een project-MER worden opgesteld.

Deze mer-plicht vloeit voort uit categorie 7 van bijlage I van het Besluit van de Vlaamse

Regering van 10 december 2004 houdende vaststelling van de categorieën van projecten

onderworpen aan milieueffectrapportage nl.:

“Aanleg van spoorlijnen voor spoorverkeer over een lengte van 10 km of meer”.

De nota voor publieke consultatie heeft de Dienst Mer van de afdeling Milieu-, Natuur- en

Energiebeleid volledig verklaard op 26 mei 2009. Deze volledig verklaarde nota was van 8

juni 2009 tot en met 7 juli 2009 raadpleegbaar op de webstekken van de dienst Mer en van de

afdeling Ruimtelijke Planning. Tijdens dezelfde periode lag deze nota ter inzage op het

stadhuis van Hasselt, Genk en Dilsen-Stokkem en op het gemeentehuis van Diepenbeek, As

en Maasmechelen.

Tegelijkertijd heeft de dienst Mer de adviezen van voormelde steden en gemeenten en van de

betrokken administraties en instanties ingewonnen.

Deze richtlijnen heeft de dienst Mer opgesteld na een overlegvergadering op 20 augustus

2009 in het VAC te Hasselt waarop alle betrokkenen werden uitgenodigd.

Zij hebben betrekking op de inhoudsafbakening van het op te stellen plan-MER. Ontvangen

inspraakreacties en adviezen werden hierin verwerkt.

Page 3: Richtlijnen milieueffectrapportage Spartacus Lijn 2 ...

Dienst Mer – Richtlijnen PLIR0017 Pagina 3 van 13

Spartacus Lijn 2: Hasselt-Genk-Maasmechelen

2. Vorm en presentatie

Met betrekking tot de vorm en presentatie van het plan-MER vraagt de Dienst Mer:

- recente en overzichtelijke kaarten op het juiste detailniveau te gebruiken, voorzien van een

duidelijke bronvermelding, schaalaanduiding en legende; het verloop van de verschillende

voorgestelde tracés en hun omgeving moet correct en voldoende groot worden

weergegeven. Eventueel wordt met een “strook” gewerkt, om de maximale grens van de

zone af te bakenen waarbinnen de aan te leggen tramlijn te verwachten is. Vooral het

Kneippstraattracé, Winterbeeklaantracé, de twee nieuwe tracés tussen As en

Maasmechelen en de twee Caetsbeektracés (ten noorden en ten zuiden van N702) moeten

juist en waar mogelijk in detail worden weergegeven;

- waar mogelijk wordt aangegeven of de tram nu op maaiveld of boven maaiveld komt te

liggen;

- te verwijzen in de tekst naar deze kaarten;

- op de kaarten het studiegebied (het plangebied + de zone waarin zich milieueffecten

kunnen voordoen) af te bakenen;

- een afkortingenlijst, verklarende woordenlijst en literatuurlijst op te nemen;

- de inhoudsopgave een logische en homogene structuur te geven;

- achtergrondinformatie in bijlagen op te nemen;

- nutteloze herhalingen in de tekst te vermijden;

- het MER te controleren op tikfouten en grammaticale fouten;

- een beschrijving van het plan-MER-proces en van de rol van het plan-MER in het proces

van het GRUP op te nemen;

- de exemplaren van de eindversie van het MER door de initiatiefnemer en door alle

erkende deskundigen te laten ondertekenen van wie ook het erkenningsnr. en de

eindddatum van de erkenning moet worden vermeld ;

3. Doelstelling, verantwoording en besluitvorming

De aanleg van sneltramlijnen wordt gemotiveerd en verantwoord vanuit het Spartacusplan

van De Lijn.

Op de overlegvergadering benadrukte De Lijn dat de sneltramverbindingen uit dit plan de

eerste fase zijn in een proces dat moet leiden tot een goede bediening van de provincie

Limburg door het openbaar vervoer.

Sneltramlijn 2 heeft tot doel een snelle verbinding te verwezenlijken tussen Hasselt en

Maasmechelen, waarbij tevens respectievelijk Genk en As worden bediend. Hierbij kan niet

meer worden geraakt aan het 39’-concept.

De wijziging van deze bediening in functie van het uiteindelijk gekozen sneltramlijntracé zal

in een latere fase gebeuren mede door een aanpassing van de huidige busverbindingen. Dit

sluit evenwel niet uit dat in het plan-MER de ruimtelijke mogelijkheden zullen aangegeven

worden voor parkingaanleg en voor een verbinding tussen een halte en een woonkern.

Het plan-MER moet toelaten om het afbakenen van het meest geschikte tracé voor

sneltramlijn 2 in een GRUP te onderbouwen. Hiertoe zullen verschillende tracévarianten met

elkaar worden vergeleken op het vlak van potentiële milieueffecten zodat de voor- en nadelen

van elke variant op milieuvlak duidelijk worden. Waar noodzakelijk zullen milderende

maatregelen op planMER-niveau voorgesteld worden.

Page 4: Richtlijnen milieueffectrapportage Spartacus Lijn 2 ...

Dienst Mer – Richtlijnen PLIR0017 Pagina 4 van 13

Spartacus Lijn 2: Hasselt-Genk-Maasmechelen

4. Voorgenomen plan, alternatieven en studiegebied

De volledig verklaarde nota voor publieke consultatie heeft het studiegebied en de

voorgestelde tracéalternatieven beschreven.

De inspraakreacties en de bespreking hiervan op de overlegvergadering geven evenwel

aanleiding tot volgende aandachtspunten:

- de keuze voor een sneltram moet grondig gemotiveerd worden;

- het doel van het plan-MER wordt grondig beschreven en uitgewerkt in het hoofdstuk

verantwoording. Zaken die niet onderscheidend zijn inzake tracékeuze en bijgevolg niet

relevant zijn op planniveau worden niet in het plan-MER behandeld, maar komen aan

bod in de latere project-MER. Voorbeelden zijn nutsleidingen, rioleringen, beheer

van bermen en restruimtes, aspecten van trillingen en booggeluid en milderende

maatregelen bij kruisingen met wegen, fietsnetwerken en wandelroutes alsook ter

voorkoming van ongevallen door aanrijding van mens en dier; - op lange termijn blijft de mogelijkheid open om na Maasmechelen verder door te rijden

naar het Nederlandse Sittard en Heerlen, waarna nieuwe overstapmogelijkheden naar het

Nederlandse Spoorwegennet en de Euregiobahn mogelijk worden. Voorlopig zal echter

enkel een buslijn voorzien zijn en is de verlenging van de sneltramlijn slechts een

mogelijkheid die in een latere fase eventueel wordt uitgevoerd. Het plan-MER zal zich

dan ook beperken tot het aangeven, voor elk tracéalternatief, van de mogelijkheden die

zich aandienen om ooit deze verlenging te verwezenlijken;

- aangezien op termijn een bedrijventerrein wordt voorzien ten noorden van de N702 en het

Caetsbeektracé, wordt gevraagd om een variante van het Caetsbeektracé ook mee te

nemen, die zich ten zuiden van de N702 situeert. Deze nieuwe variant valt evenwel samen

met een geplande buffering tussen het bedrijventerrein en de woonwijken van

Diepenbeek. Echter, de haalbaarheid van dit tracé zal uit het MER moeten blijken;

- er wordt nagegaan in hoeverre de verschillende tracés wegen, wandelroutes en

fietsnetwerken in de omgeving kruisen;

-

- de locatie van het Kneippstraattracé dient duidelijk aangegeven te worden, in het

bijzonder in de omgeving van de Maten. Ter hoogte van dit gebied liggen immers zowel

een natuurgebied, natuurreservaat als een speciale beschermingszone (SBZ). De

afbakeningsperimeters van deze gebieden dienen duidelijk op kaart aangegeven te

worden, zodat er geen twijfel meer kan bestaan over de ruimtelijke relatie van de Maten

en het tracéalternatief;

- het Winterbeeklaantracé wordt opnieuw meegenomen in het MER. Langsheen het Kanaal

dient weliswaar een strook van 20 m breed vrijgehouden te worden voor ruiming en

onderhoud. Tevens moet de mogelijkheid tot het bouwen van een nieuwe brug schuin over

het Kanaal in rekening worden gebracht, aangezien dit de inname van de Maten mogelijks

zou reduceren;

- de aftakking richting KRC Genk, meerbepaald “optie Waterschei”, dient evenwaardig

onderzocht te worden. Op lange termijn wordt hier immers het wetenschapspark Hasselt-

Leuven voorzien dat kan uitgroeien tot een nieuwe tewerkstellingspool met een

toenemende trafiek tot gevolg;

- tussen As en Maasmechelen dienen twee bijkomende tracéalternatieven te worden

onderzocht op hun technische haalbaarheid en desgevallend op hun milieueffecten. Ter

illustratie worden beide tracés voorgesteld in de bijlagen.

Het eerste tracé loopt via de N75 tot net voor het industrieterrein van Lanklaar

“Teutelberg”. Hier zal door AWV een rotonde worden aangelegd, waarop een nieuw aan

Page 5: Richtlijnen milieueffectrapportage Spartacus Lijn 2 ...

Dienst Mer – Richtlijnen PLIR0017 Pagina 5 van 13

Spartacus Lijn 2: Hasselt-Genk-Maasmechelen

te leggen weg als ontsluiting voor het Nationaal Park Hoge Kempen komt. De sneltram

kan hier samen met de nieuwe weg zuidwaarts afdraaien en vervolgens de contour van het

industrieterrein volgen tot aan de Vilverstraat. Daarna buigt hij af richting Zuid-

Willemsvaart en volgt de Zetellaan. (Bijlage 1)

Het tweede tracé volgt in eerste instantie ook de N75, maar slaat nog iets vroeger af dan

de eerste variant en neemt een bocht. Daarna vervolgt het tracé zijn pad tot aan de kruising

van de Koninginnelaan/Zetellaan, waarna het via de Koninginnelaan de Bloemenlaan

bereikt en zo een aansluiting maakt met de N78. Op dit tracé worden haltes voorzien aan

de Mijnterreinen en de Bloemenlaan. (Bijlage 2)

- de herinrichting van de N75 Hasseltweg in opdracht van AWV wordt meegenomen in het

plan-MER;

- rekening houdend met het feit dat de sneltram in de kern van de steden Hasselt en

eventueel Genk elektrisch zal worden aangedreven, dienen in alle disciplines in het MER

de effecten van volgende varianten inzake aandrijving te worden onderzocht: volledig

elektrisch (dus ook buiten voormelde kernen) of diesel (enkel buiten Hasselt).

- het niet weerhouden van het spoorlijntracé dient grondig onderbouwd te worden.

- alle tracéalternatieven die in het MER worden overwogen, zullen op een gelijkwaardige

manier worden behandeld op het vlak van voor- en nadelen voor het milieu;

- de motivatie waarom het nulalternatief niet verder onderzocht wordt, moet grondig

onderbouwd worden;

- binnen het plan-MER worden de milieueffecten van het plan beschreven en beoordeeld

alsook de milderende maatregelen in kaart gebracht. Algemeen wordt gevraagd creatief

om te springen met milderende maatregelen met een ruimtelijke implicatie. Vanuit het

Departement Landbouw en Visserij wordt gevraagd om de inname van landbouwgebied te

beperken.

- de locatie van haltes zal worden voorgesteld op basis van ruimtelijke uitgangspunten zoals

ruimte-inname (parkeerplaatsen e.d.) en ruimtelijke ligging t.o.v. de bestaande en reeds

gekende doch nog te ontwikkelen nederzettingsstructuur, bedrijventerreinen en

attractiepolen.

5. Juridische en beleidsmatige context

De volledig verklaarde nota voor publieke consultatie heeft reeds getracht de

juridische/beleidsmatige randvoorwaarden die voor dit plan-MER van belang kunnen zijn,

aan te geven.

Het plan-MER zal evenwel zorgvuldig nagaan waar de planrelevantie zich situeert en in het

bijzonder ook aangeven of een randvoorwaarde onderzoekssturend kan zijn dan wel

procedurebepalingen bevat of de combinatie van beide. Het is van belang om ook tijdens het

opstellen van het plan-MER de stand van zaken van deze juridische en beleidsmatige

randvoorwaarden op te volgen.

Het juridisch-beleidsmatig kader dient evenwel nog afgestemd te worden op de

bekkenbeheerplannen

Ingevolge de inspraakreacties van enkele gemeenten moet de stand van zaken in verband met

hun beleidsdocumenten worden geactualiseerd (GRUP Maasmechelen goedgekeurd,

Mobiliteitsplan Maasmechelen in herziening). Tevens dient de geldigheidsperiode van de

vermelde beleidsdocumenten aangegeven te worden. De milieukwaliteitsnormen voor de

disciplines Lucht en Water in Vlarem I en II moeten ook vermeld worden.

Page 6: Richtlijnen milieueffectrapportage Spartacus Lijn 2 ...

Dienst Mer – Richtlijnen PLIR0017 Pagina 6 van 13

Spartacus Lijn 2: Hasselt-Genk-Maasmechelen

6. Bestaande toestand en milieueffecten

6.1. Bestaande toestand en ontwikkelingsscenario’s

De volledig verklaarde nota voor publieke consultatie heeft reeds getracht de methode aan te

geven om de bestaande toestand op milieugebied te beschrijven.

Naast de hoger vermelde ontwikkelingsscenario’s nl. de mogelijke verlenging van

sneltramlijn 2 tot in Sittard en Heerlen op lange termijn en de herinrichting van de N75 op

korte termijn, worden volgende planprocessen opgenomen in de ontwikkelingsscenario’s:

- Economisch Netwerk Alberkanaal (PL0060): richtlijnen zijn betekend;

- Site shopping 1 en omgeving Genk (PL0061): plan-MER is goedgekeurd;

- Ontwikkeling handelszone Zuiderring Genk-Zuid, plan-MER in opmaak (PL0093);

- Afbakening kleinstedelijk gebied Maasmechelen, plan-MER volgens integratiespoor

in opmaak (PLIR0004);

- Geplande industriegebieden ter hoogte van Genk-Zuid, waarvoor twee plan-MER’s in

opmaak zijn: Genk-Zuid West (PL0064) en Termien (PL0078);

- Ontwikkeling Bipool te Dilsen-Stokkem en Lanklaar, waarvoor een plan-MER in

opmaak is(PL0033);

- Toeristisch-recreatieve as Hoeveweg in Dilsen-Stokkem, waarvoor een plan-MER in

opmaak is (PL0095);

- Regionaal bedrijventerrein Rotem: onderzoek (“screening”) met betrekking tot

milieueffectrapportage werd uitgevoerd: er hoeft geen plan-MER opgesteld te worden

(OHPL0117);

- Plattelandsproject De Wijers, waarvan de algemene doelstellingen zijn beschreven en

waarvoor een stuurgroep wordt opgericht maar nog geen concreet programma werd

uitgewerkt;

- Landinrichtingsproject Stiemerbeekvallei, waarvoor reeds een concreet uitgewerkt

plan ter goedkeuring bij de bevoegde Vlaamse Minister ligt.

Aangezien alle 57 bruggen over het Albertkanaal moeten verhoogd worden tot een minimum

doorvaarthoogte van 9,10 m en dit over een doorvaartbreedte van minimum 86 m wordt op

lange termijn een verhoging voorzien van minimum 1,10 m voor de tuikabelbrug Godsheide

en 1,90 m voor de boogbrug Genk. Dit zal tot gevolg hebben dat voor de sneltram langere

aanrijstroken, gewijzigd lengteprofiel, bredere bochtstralen, bredere taluds,… moeten

voorzien worden. In het MER wordt daarom bij de referentiesituatie reeds uitgegaan van

verhoogde bruggen.

Het studiegebied binnen de verschillende disciplines zal voldoende ruim genomen worden en

de grenzen ervan zullen cartografisch worden gepresenteerd. Het afbakeningsproces is een

iteratief proces dat bij de redactie van het eindrapport dient afgerond te zijn.

Tijdens het opstellen van het MER dient men gebruik te maken van de (geactualiseerde)

disciplinespecifieke delen van het Richtlijnenboek m.e.r. meer bepaald de hoofdstukken met

betrekking tot (bronnen van) Basisinformatie, (afbakening van het) Studiegebied en (analyse

van de) Referentiesituatie.

Page 7: Richtlijnen milieueffectrapportage Spartacus Lijn 2 ...

Dienst Mer – Richtlijnen PLIR0017 Pagina 7 van 13

Spartacus Lijn 2: Hasselt-Genk-Maasmechelen

6.2. Milieueffecten en milderende maatregelen

In de volledig verklaarde nota voor publieke consultatie worden verschillende

tracéalternatieven voorgesteld die samen aanleiding geven tot acht mogelijke

routecombinaties die in het plan-MER worden onderzocht. Daarbij komen nog de reeds hoger

aangehaalde te onderzoeken tracéalternatieven als gevolg van de inspraakreacties.

Om op een overzichtelijke manier met deze veelheid aan alternatieven om te gaan, zal in het

plan-MER een “scoping” gebeuren waarbij getrapt, op basis van exploitatiemogelijkheden,

technische haalbaarheid en criteria die op vlak van milieu duidelijk uitsluitend werken, de

tracéalternatieven worden getoetst. De tracéalternatieven die na deze “scoping” behouden

blijven, worden in volgende stappen achtereenvolgens globaal en op planMER-niveau op

milieuaspecten beoordeeld.

Hierbij worden de verschillende tracéalternatieven vergelijkend beschreven, elk met hun

voor- en nadelen. Een overzichtelijke tabel zal de gehanteerde selectiecriteria en de voor- en

nadelen van elk tracéalternatief voor wat betreft de milieuaspecten weergeven. Deze

beschrijving dient als basis om de keuze van het definitieve tracé mogelijk te maken.

Milieueffecten tijdens de aanlegfase worden niet besproken, tenzij zij onomkeerbaar zijn.

Aanvullend op de volledig verklaarde nota voor publieke consultatie vraagt de dienst

Mer nog dat:

- direct ruimtebeslag zowel voor de aanlegfase als de exploitatiefase als relevant wordt

beschouwd en dat beide in het MER moeten besproken worden;

-

- met betrekking tot de discipline fauna en flora: o de relevantie van bosbeheerplannen afgetoetst wordt

o beschikbare informatie omtrent natuurverbindingsgebieden opgenomen wordt

o zowel gewestelijke als specifieke instandhoudingsdoelstellingen (IHD)

vermeld worden, indien beschikbaar

o soortenlijsten (Natura 2000) worden opgenomen

o het voorgestelde significantiekader voor speciale beschermingszones (SBZ)

van ANB in de passende beoordeling gebruikt wordt;

- met betrekking tot de discipline geluid en trillingen: o metingen worden uitgevoerd in de Maten en in de Heide

o het aspect trillingen niet wordt uitgewerkt in het plan-MER, maar wel in het

project-MER

o indien geluidskaarten in de omgeving beschikbaar zijn, deze informatie

meegenomen wordt in het MER;

- met betrekking tot de discipline lucht:

grondig te motiveren waarom deze discipline niet als sleuteldiscipline wordt beschouwd

en het aspect luchtkwaliteit enkel als een aandachtspunt wordt behandeld in de disciplines

mens en fauna en flora;

Page 8: Richtlijnen milieueffectrapportage Spartacus Lijn 2 ...

Dienst Mer – Richtlijnen PLIR0017 Pagina 8 van 13

Spartacus Lijn 2: Hasselt-Genk-Maasmechelen

- met betrekking tot de discipline water:

- de grondwaterstromen in de Maten in kaart worden gebracht;

- met betrekking tot de disciplines landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie,

mens (socio-organisatorische aspecten) en fauna en flora:

- aandacht wordt besteed aan de ruimtelijke samenhang;

- in het MER voldoende aandacht wordt besteed aan de landschappelijke inpassing van

de sneltram en dat het aspect bemaling wordt meegenomen in relatie tot archeologie;

- met betrekking tot de discipline bodem:

- het niet behandelen van deze discipline in het plan-MER, maar wel in het project-

MER voldoende wordt onderbouwd. Informatie die reeds beschikbaar is of

voorspellingen en aanbevelingen die reeds kunnen gemaakt worden naar de toekomst

toe, moeten wel opgenomen worden in het plan-MER;

- met betrekking tot de discipline mens:

- de nodige milderende maatregelen worden aangegeven om de impact van de

sneltramlijn op de verkeersleefbaarheid en -veiligheid te beperken zonder evenwel

afbreuk te doen aan de doelstellingen van het Spartacusplan.

Tijdens het opstellen van het MER dient gebruik gemaakt te worden van de (geactualiseerde)

disciplinespecifieke delen van het Richtlijnenboek m.e.r., meer bepaald de hoofdstukken met

betrekking tot (karakterisering van de) Effectgroepen, Effectuitdrukking en

Beoordelingscriteria, en (analyse van de) Geplande situatie.

Voor minstens de significant negatief beoordeelde effecten worden milderende en/of

compenserende maatregelen uitgewerkt. Indien er significant negatief beoordeelde effecten,

al dan niet na mildering, overblijven moeten de deskundigen aangeven of een tracé voor de

aspecten binnen hun discipline nog wel haalbaar is. De efficiëntie en effectiviteit van de

milderende en/of compenserende maatregelen wordt, indien mogelijk, ook steeds kwantitatief

aangetoond.

Nogmaals wordt de nadruk gelegd op het belang om de ruimtelijke implicaties van deze

milderende maatregelen en/of compensaties duidelijk aan te geven.

7. Leemten in de kennis

Het MER zal de leemten in de kennis vermelden die tijdens het opstellen van het MER

werden vastgesteld. Deze leemten kunnen ingedeeld worden naar aard van de leemte waarbij

dan onderscheid gemaakt kan worden tussen leemten m.b.t. het plan, m.b.t. inventarisatie en

aangaande methode en inzicht.

Het MER zal eveneens aangeven hoe met deze leemten is omgegaan en hoe zij kunnen

doorwerken naar de besluitvorming.

Page 9: Richtlijnen milieueffectrapportage Spartacus Lijn 2 ...

Dienst Mer – Richtlijnen PLIR0017 Pagina 9 van 13

Spartacus Lijn 2: Hasselt-Genk-Maasmechelen

8. Monitoring en evaluatie

In het MER zal per discipline aangegeven worden of er eventueel opvolgingsmaatregelen

voor te stellen zijn, bijvoorbeeld vanuit de vergunningsreglementering of vanuit de leemte in

de kennis. Het MER zal ook aangeven welke maatregelen er dienen genomen te worden

indien monitoringresultaten uitwijzen dat er toch nog negatieve te milderen effecten optreden.

(bijv. uitspraken onder de vorm van: als …[waargenomen effect] dan … [te nemen

maatregel]). Omdat monitoring ook een gevolg kan zijn van een “Leemte in de kennis” is het

uiteraard logisch om het hoofdstuk m.b.t. de postevaluatie/monitoring na het hoofdstuk m.b.t.

de leemten in kennis in het MER in te lassen.

9. Integratie en eindsynthese

In een afzonderlijk deel zal het rapport een disciplineoverschrijdende, leesbare samenvatting

geven over de verwachte gevolgen voor het milieu van de onderzochte tracés na “scoping”,

over hoe en in welke mate de voorgestelde maatregelen deze kunnen milderen en over de

ruimtelijke implicaties van deze maatregelen.

10. Niet-technische samenvatting

De niet-technische samenvatting vormt een afzonderlijk leesbaar deel van het rapport dat de

essentie van de overige delen beknopt en correct weergeeft. De tekst moet zodanig

geschreven zijn dat hij begrijpelijk is voor een gemiddelde lezer. Figuren, kaarten of

tekeningen dienen ter ondersteuning van de tekst in deze samenvatting te zijn opgenomen.

Deze niet-technische samenvatting wordt bij het indienen van de definitieve versie van het

MER tevens in digitale vorm aangeleverd.

11. Team van deskundigen

In het in de volledig verklaarde nota voor publieke consultatie vermelde team van coördinator

en deskundigen wordt MER-deskundige Fauna/Flora Rebecca Devlaeminck vervangen door

MER-deskundige Dirk Criel.

Brussel, 27 oktober 2009

Paul Van Snick

Algemeen directeur

Afdelingshoofd AMNEB

Page 10: Richtlijnen milieueffectrapportage Spartacus Lijn 2 ...

Bijlagen

Bijlage 1: Tracévariant 1 tussen As en Maasmechelen

Page 11: Richtlijnen milieueffectrapportage Spartacus Lijn 2 ...

Dienst Mer – Richtlijnen PLIR0017 Pagina 11 van 13

Spartacus Lijn 2: Hasselt-Genk-Maasmechelen

Bijlage 2: Tracévariant 2 tussen As en Maasmechelen

Page 12: Richtlijnen milieueffectrapportage Spartacus Lijn 2 ...

Bijlage 3: lijst van inspraakreactie bij verschillende steden en gemeenten

lijst van inspraakreacties van burgers via de terinzagelegging in de stad Hasselt: geen

lijst van inspraakreacties van burgers via de terinzagelegging in de stad Genk:

- petitie met 232 handtekeningen

- 512 andere inspraakreacties waarvan 122 per e-post

lijst van inspraakreacties van burgers via de terinzagelegging in de stad Dilsen-Stokkem: geen

lijst van inspraakreacties van burgers via de terinzagelegging in de gemeente Diepenbeek:

geen

lijst van inspraakreacties van burgers via de terinzagelegging in de gemeente As: 1 particulier

uit de Schansstraat

lijst van inspraakreacties van burgers via de terinzagelegging in de gemeente Maasmechelen:

buurtbewoners Bloemenlaan en twee particulieren resp. uit de Sint-Barbarastraat en de

Lindenlaan.

Bijlage 4: lijst van inspraakreacties van burgers/instanties rechtstreeks bij de dienst Mer:

- Natuurpunt vzw, Mechelen;

- Vogelbescherming Vlaanderen vzw, Sint-Niklaas;

- SABIC Pipelines BV, Geleen (Nederland);

- 1 particulier uit Hasselt;

- 6 particulieren uit Genk;

- 1 particulier uit As;

- 2 particulieren uit Maasmechelen;

Bijlage 5: Lijst van de aangeschreven administraties, overheidsinstellingen en instanties die

reageerden (schriftelijk of op de overlegvergadering):

• LNE, Afdeling Lucht, Hinder, Risicobeheer, Milieu en Gezondheid, Dienst Hinder en

Risicobeheer

• Agentschap Natuur en Bos Limburg

• MOW, Algemeen Beleid Brussel

• VMM, Afdeling Operationeel Waterbeheer

• NV De Scheepvaart

• OVAM

• VLM Limburg

• Landbouw en Visserij, duurzame landbouwontwikkeling

• Gemeentebestuur Maasmechelen

• Gemeentebestuur As

• Gemeentebestuur Diepenbeek

• Stadsbestuur Hasselt

• Stadsbestuur Genk

• Stadsbestuur Dilsen-Stokkem

Page 13: Richtlijnen milieueffectrapportage Spartacus Lijn 2 ...

Dienst Mer – Richtlijnen PLIR0017 Pagina 13 van 13

Spartacus Lijn 2: Hasselt-Genk-Maasmechelen

• Provinciebestuur Limburg

• Aquafin

• Toerisme Vlaanderen

• Vlaams Bouwmeester

Bijlage 6: Lijst van de aangeschreven administraties, overheidsinstellingen en instanties die

niet reageerden:

• LNE, Afdeling Lucht, Hinder, Risicobeheer, Milieu en Gezondheid, Dienst Lucht en

Klimaat

• LNE, Afdeling Milieuvergunningen, buitendienst Limburg

• VMM, afdeling Ecologisch Toezicht, buitendienst Hasselt

• Agentschap R-O Vlaanderen, Onroerend Erfgoed, hoofdbestuur

• RWO, afdeling woonbeleid

• Agentschap Zorg en Gezondheid, Afdeling Toezicht Volksgezondheid Limburg

• Agentschap Wonen-Vlaanderen

• Agentschap Wegen en Verkeer

• Agentschap Economie

• Agentschap R-O Vlaanderen

• VLACORO

• INFRABEL