Richtlijnen milieueffectrapportage Plan-MER: Omvorming van ...Richtlijnen milieueffectrapportage...

35
Richtlijnen milieueffectrapportage Plan-MER: Omvorming van de R0 vak A3/E40 (Sint-Stevens-Woluwe) -A1/E19 (Machelen) 21 april 2009 PLMER-0063RL Vlaamse Overheid Departement Leefmilieu, Natuur en Energie Afdeling Milieu-, natuur- en energiebeleid, dienst Mer Graaf de Ferrarisgebouw Koning Albert II-laan 20, bus 8 1000 BRUSSEL tel: 02/553.80.79 fax: 02/553.80.75

Transcript of Richtlijnen milieueffectrapportage Plan-MER: Omvorming van ...Richtlijnen milieueffectrapportage...

Page 1: Richtlijnen milieueffectrapportage Plan-MER: Omvorming van ...Richtlijnen milieueffectrapportage Plan-MER: Omvorming van de R0 vak A3/E40 (Sint-Stevens-Woluwe) -A1/E19 (Machelen) 21

Richtlijnen milieueffectrapportage

Plan-MER:

Omvorming van de R0

vak A3/E40 (Sint-Stevens-Woluwe) -A1/E19 (Machelen)

21 april 2009

PLMER-0063RL

Vlaamse Overheid Departement Leefmilieu, Natuur en Energie Afdeling Milieu-, natuur- en energiebeleid, dienst Mer Graaf de Ferrarisgebouw Koning Albert II-laan 20, bus 8 1000 BRUSSEL tel: 02/553.80.79 fax: 02/553.80.75

Page 2: Richtlijnen milieueffectrapportage Plan-MER: Omvorming van ...Richtlijnen milieueffectrapportage Plan-MER: Omvorming van de R0 vak A3/E40 (Sint-Stevens-Woluwe) -A1/E19 (Machelen) 21

Richtlijnen milieueffectrapportage – PL-MER-0063 2

1 Inleiding

De Vlaamse Overheid laat een plan-MER opmaken voor de omvorming van de R0 Zone Zaventem

’vak A3/E40 (Sint-Stevens-Woluwe) - A1/E19 (Machelen)’ ter voorbereiding en ondersteuning van

het op te maken gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan (GRUP).

Het kennisgevingsdossier voor dit plan-MER is door de Dienst Mer van de Afdeling Milieu-, Natuur-

en Energiebeleid volledig verklaard op 27 juni 2008. De terinzagelegging liep van 7 juli 2008 tot en

met 18 augustus 2008, een nieuwe terinzagelegging werd georganiseerd van 8 september 2008 tot en

met 6 november 2008. Het kennisgevingsdossier was gedurende de terinzagelegging te raadplegen op

het gemeentehuis van Asse, Dilbeek, Grimbergen, Kraainem, Machelen, Steenokkerzeel, Wemmel,

Wezembeek-Oppem en Zaventem, op het stadhuis van Vilvoorde, bij Wegen en Verkeer Vlaams-

Brabant, bij de dienst Mer te Brussel en op de website van de Dienst Mer. Aan de betrokken

faciliteitengemeenten Kraainem, Wemmel en Wezembeek-Oppem werd zowel een Nederlandstalige

als een Franstalige versie van het kennisgevingsdossier overgemaakt. De terinzagelegging werd

aangekondigd via de website van de dienst Mer, via de krant Het Laatste Nieuws/de nieuwe Gazet

editie ‘Brussel-De Ring-Pajot’ op 5 juli 2008 en 6 september 2008, via de gratis krant ‘metro’ op 7

juli 2008 en via de krant La Dernière Heure (Franstalige publicatie) op 6 september 2008 (zie

bijlagen). Aan de gemeenten Asse, Dilbeek, Grimbergen, Kraainem, Machelen, Steenokkerzeel,

Wemmel, Wezembeek-Oppem en Zaventem en aan de stad Vilvoorde werd via aangetekend schrijven

op 3 juli 2008 en op 21 augustus 2008 gevraagd om de terinzageleggingen aan te kondigen via

aanplakking op de officiële aanplakplaatsen. Parallel aan de ter inzage legging werden de adviezen bij

de administraties en openbare besturen gevraagd. Het kennisgevingsdossier gaf aan dat het

voorgenomen plan gewestgrensoverschrijdende effecten kan hebben op het grondgebied van het

Brussels Hoofdstedelijk Gewest, hiermee rekening houdende werd het kennisgevingsdossier op 3 juli

2008 overgemaakt aan het Brussels Hoofdstedelijk Gewest meer bepaald aan Mobiel Brussel en

Leefmilieu Brussel. De ontvangen adviezen en inspraakreacties zijn behandeld op de bespreking van

de ontwerprichtlijnen op 13 november 2008.

Deze richtlijnen zijn opgesteld door de Dienst Mer en hebben betrekking op de inhoudsafbakening

van het MER. Ontvangen inspraakreacties en adviezen worden hierin meegenomen (zie bijlagen). De

adviezen met betrekking tot de inhoud van het plan-MER (meer bepaald m.b.t. het

alternatievenonderzoek, de methodiek van effectbespreking, mogelijke te verwachten effecten,

huidige knelpunten,…) werden verwerkt in deze richtlijnen. Adviezen en opmerkingen die geen

betrekking hadden op de inhoud van dit plan-MER werden niet verwerkt in de richtlijnen, het betreft

onder meer opmerkingen op een hoger schaalniveau dan dit plan-MER (vb. de vraag tot een

Page 3: Richtlijnen milieueffectrapportage Plan-MER: Omvorming van ...Richtlijnen milieueffectrapportage Plan-MER: Omvorming van de R0 vak A3/E40 (Sint-Stevens-Woluwe) -A1/E19 (Machelen) 21

Richtlijnen milieueffectrapportage – PL-MER-0063 3

heroriëntering van het beleid van de Vlaamse Regering, de vraag om op federaal niveau bepaalde

maatregelen te nemen inzake fiscaliteit,…), opmerkingen op een lager schaalniveau dan dit plan-

MER (vb. het niveau van project-MER vb. te volgen routes voor aan- en afvoer van materiaal,…),

…Verschillende insprekers hebben bezwaarschriften ingediend tegen het voorgenomen plan. In deze

fase van het planningsproces, het m.e.r., kunnen geen bezwaarschriften ingediend worden, er kunnen

enkel opmerkingen met betrekking tot de inhoud van het plan-MER geformuleerd worden.

Bezwaarschriften kunnen pas ingediend worden tijdens het openbaar onderzoek van het voorlopig

vastgesteld GRUP (zie 2. doelstelling, verantwoording, reikwijdte en detailleringsgraad van plan en

plan-MER). De elementen uit de bezwaarschriften die betrekking hadden op de inhoud van het plan-

MER werden wel meegenomen in deze richtlijnen.

2 Doelstelling, verantwoording, reikwijdte en detailleringsgraad van plan en plan-MER

Het voorgenomen plan, het GRUP dat opgemaakt wordt naar aanleiding van één van de drie

infrastructuurprojecten op de R0 van het START-project (Strategisch Actieplan voor de Reconversie

en Tewerkstelling van de luchthavenregio) van de Vlaamse Regering namelijk de omvorming van de

R0 Zone Zaventem, is plan-m.e.r.-plichtig in het kader van het decreet van 27 april 20071 (hierna plan-

m.e.r.-decreet) . Het MER dient het voorgenomen plan te toetsen aan het plan-m.e.r.-decreet.

De bedoeling van het voorgenomen plan is om de R0 te laten functioneren als een hoofdweg zoals

opgenomen in het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen. De doelstelling en verantwoording van het

voorgenomen plan moet opgenomen worden in het MER en deze moet beschreven worden ten aanzien

van de hogere en eerder gevoerde planningsprocessen nl. op welke manier vormt deze doelstelling een

uitvoering van hogere en eerder gevoerde planningsprocessen (Ruimtelijke Structuurplan Vlaanderen,

START, …), wat is de verhouding/(wederzijdse) interactie van dit plan t.a.v. van de hogere en eerder

gevoerde planningsprocessen (ook gerelateerde planningsprocessen op federaal niveau en op het

niveau van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest zoals vb. IRIS II-plan). Hierbij dient enerzijds

aangegeven te worden wat de reikwijdte van het plangebied zal zijn rekening houdende met de

doelstelling van het plan en anderzijds welke detailleringsgraad van het plan (vlekkenplan, algemene

voorschriften, specifieke voorschriften,…) vooropgesteld wordt rekening houdende met deze

doelstelling.

1 Decreet houdende wijziging van titel IV van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake

milieubeleid en van artikel 36ter van het decreet van 21 oktober 1997 betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu

(BS 20 juni 2007).

Page 4: Richtlijnen milieueffectrapportage Plan-MER: Omvorming van ...Richtlijnen milieueffectrapportage Plan-MER: Omvorming van de R0 vak A3/E40 (Sint-Stevens-Woluwe) -A1/E19 (Machelen) 21

Richtlijnen milieueffectrapportage – PL-MER-0063 4

Het MER dient een beschrijving te bevatten van de in het START-project vooropgestelde globale

mobiliteitsbenadering. Er dient in het MER meer bepaald aangegeven te worden welke plannen en

projecten, naast weginfrastructuurprojecten, gepland zijn in het START-project en welke

doelstellingen inzake modal shift hiermee op korte, middellange en lange termijn vooropgesteld

worden (zie 6.3 ontwikkelingsscenario’s). De kennisgeving geeft aan dat de twee andere

weginfrastructuurprojecten binnen het START de volgende zijn: R0 Noord vak 1 van A12 Strombeek-

Bever tot A10/E40 Groot-Bijgaarden en R0 Noord vak 2 van A1/E19 Machelen tot A12 Strombeek-

Bever. Het MER dient eveneens aan te geven waarom het voorgenomen GRUP en het bijhorende

plan-MER zich beperkt tot de R0 Zone Zaventem en niet de tweede andere weginfrastructuurprojecten

op de R0 mee omvat.

De doelstelling van het plan-MER is het in beeld brengen en beoordelen van de milieueffecten t.g.v.

het voorgenomen plan en de afweging van deze milieueffecten t.o.v. de milieueffecten van mogelijke

alternatieven van het voorgenomen plan.

Rekening houdend met de doelstelling van het plan-MER inzake alternatievenonderzoek is het

aangewezen om het plan-MER ‘stapsgewijs’ op te stellen en de nodige tussentijdse besprekingen te

voorzien. De gangbare praktijk is dat er eerst een ontwerpversie van het MER opgemaakt wordt en

daarna het definitief MER. Voor het voorgenomen plan is het aangewezen om het ontwerp-MER in

twee stappen op te stellen.

De eerste stap bevat dan de beschrijving van de verschillende reeds overwogen alternatieven (zie ook

4.2 alternatieven) in voorgaande planningsprocessen, studies, e.d., de reden van verwerping, de voor-

en nadelen t.a.v. het voorgenomen plan en de onderbouwing waarom deze wel of niet als een

alternatief en/of in voorkomend geval milderende maatregel beschouwd zullen/kunnen worden t.a.v.

het voorgenomen plan. Deze eerste stap dient ook rekening houdende met deze richtlijnen (zie 4.2

alternatieven) aan te geven op welke wijze de te onderzoeken alternatieven t.a.v. elkaar en t.a.v. het

voorgenomen plan zullen afgewogen worden in het MER.

Rekening houdende met de cumulatieve effecten en de impact t.a.v. ontwikkelingsscenario’s is het

eveneens aangewezen om in deze eerste stap aan te geven welke concepten/uitgangspunten voor de

andere weginfrastructuurprojecten (zie 6.3 ontwikkelingsscenario’s) op de R0 gehanteerd zullen

worden om de cumulatieve effecten te bepalen en welke aannames van invulling zullen gebeuren om

de verschillende ontwikkelingssenario’s (vb. Lozenberg III, welk toekomstscenario,…) in rekening te

brengen. De uitwerking van deze eerste stap dient besproken te worden op een vergadering met de

dienst Mer en de relevante administraties en openbare besturen. Rekening houdende met de

opmerkingen (verslag van de vergadering te beschouwen als aanvullende bijzondere richtlijnen) op de

uitwerking van deze eerste stap kan dan de tweede stap gebeuren, namelijk de uitwerking van de

effectbespreking van het voorgenomen plan en alternatieven. Bij de uitwerking van de tweede stap

dient eveneens rekening gehouden te worden met de cumulatieve impact van de andere

Page 5: Richtlijnen milieueffectrapportage Plan-MER: Omvorming van ...Richtlijnen milieueffectrapportage Plan-MER: Omvorming van de R0 vak A3/E40 (Sint-Stevens-Woluwe) -A1/E19 (Machelen) 21

Richtlijnen milieueffectrapportage – PL-MER-0063 5

weginfrastructuurprojecten gepland op de R0 (zie 6.3 ontwikkelingsscenario’s) en met de impact t.a.v.

de ontwikkelingsscenario’s (zie 6.3 ontwikkelingsscenario’s). De uitwerking van de tweede stap wordt

wederom besproken op een vergadering met de dienst Mer en de relevante administraties en openbare

besturen. Het definitief MER kan daarna opgesteld worden rekening houdende met de opmerkingen

(verslag van de vergadering te beschouwen als aanvullende bijzondere richtlijnen) op de tweede stap.

Het definitief MER moet de uitwerking en resultaten van beide stappen bevatten.

De reikwijdte van het plan-MER (= het studiegebied) is ruimer dan het plangebied, het is meer

bepaald het plangebied uitgebreid met het gebied tot waar de effecten van het voorgenomen plan

reiken (= studiegebied). De detailleringsgraad van het plan-MER wordt enerzijds bepaald door de

detailleringsgraad vooropgesteld voor het voorgenomen plan en anderzijds door de vastgestelde

milieueffecten en de milderende maatregelen die vereist zijn t.g.v. de vastgestelde milieueffecten.

3 Besluitvorming

Het MER dient een duidelijk overzicht te bevatten van de reeds afgeronde stappen en procedures in de

besluitvorming (onder meer in het kader van het START-project) en de nog te nemen stappen en te

volgen procedures (onder meer m.e.r., RUP, vergunningen voor zover bekend) voordat de invulling op

het terrein gerealiseerd kan worden. Hierbij dient het MER aan te geven wat de rol van eventueel reeds

uitgevoerde milieubeoordelingen, van dit plan-MER en van de in voorkomend geval nog op te stellen

project-m.e.r. ’s was/kan zijn in de desbetreffende procedures.

Rekening houdende met het plan-m.e.r.-decreet, dienen het goedgekeurde plan-MER, deze richtlijnen,

aanvullende bijzondere richtlijnen en het goedkeuringsverslag van het plan-MER samen met het

ontwerp van plan (in dit geval het voorlopig vastgesteld GRUP) in openbaar onderzoek te gaan (artikel

4.2.11 §1 van het plan-m.e.r.-decreet), dient bij de voorbereiding én voor de vaststelling of

onderwerping van het plan (in dit geval het GRUP) aan de wetgevingsprocedure onder meer rekening

gehouden te worden met het goedgekeurde plan-MER (artikel 4.2.11 §3 1° van het plan-m.e.r.-

decreet) en dient bij de vaststelling van het plan de initiatiefnemer onder meer een verklaring op te

stellen die samenvat hoe de milieuoverwegingen in het plan werden geïntegreerd, hoe rekening

gehouden werd met het goedgekeurde plan-MER en de uitgebrachte adviezen in het kader van het

openbaar onderzoek en de redenen waarom gekozen is voor het plan zoals het aangenomen is en dit

rekening houdende met de andere redelijke alternatieven die behandeld zijn (artikel 4.2.11 §4 2° van

het plan-m.e.r.-decreet). I.f.v. de doorwerking in de besluitvorming moet het MER in de mate van het

mogelijke bij de milderende maatregelen aangeven wanneer en hoe deze zullen/kunnen doorwerken

(bv. rechtstreekse doorwerking in stedenbouwkundige voorschriften van het GRUP of in specifieke

Page 6: Richtlijnen milieueffectrapportage Plan-MER: Omvorming van ...Richtlijnen milieueffectrapportage Plan-MER: Omvorming van de R0 vak A3/E40 (Sint-Stevens-Woluwe) -A1/E19 (Machelen) 21

Richtlijnen milieueffectrapportage – PL-MER-0063 6

inrichtingsstudies, of in stedenbouwkundige aanvragen,…), dit kan eventueel gebeuren d.m.v. een

samenvattende tabel in de eindsynthese (zie 10. integratie en eindsynthese).

4 Voorgenomen plan en alternatieven

4.1 Voorgenomen plan

Het voorgenomen plan betreft het GRUP voor de omvorming van de R0 Zone Zaventem, namelijk het

gedeelte van de R0 gelegen tussen A3/E40 (Sint-Stevens-Woluwe) en A1/E19 (Machelen). Het

kennisgevingsdossier beschrijft het geplande infrastructuurproject op de R0 in de Zone Zaventem

samen met de afgeleide projecten (onder meer ontsluiting bedrijventerrein Sint-Katarinastraat,

fietsverbindingen,..) die mee beschouwd worden in functie van het GRUP. Globaal gezien, betreft het

geplande infrastructuurproject op de R0 Zone Zaventem de mogelijke aanleg van een parallelweg (2x2

aan beide zijden van de R0) die start en eindigt in de complexen van de R0 met de E19 en de E40, het

beperken van de aansluitingen op de R0 tot de hoofdwegen A1/E19 en A3/E40 en het voorzien van

voldoende ruimte zodat het profiel van de R0, die in eerste instantie bestaat uit een 2x3 van elkaar

gescheiden door een middenberm, in functie van de verkeersbelasting op termijn aangepast kan

worden naar een 2x4.

Het MER dient een duidelijke en éénduidige beschrijving te bevatten van het voorgenomen

infrastructuurconcept op de R0 Zone Zaventem en de hieraan gekoppelde vooropgestelde principes en

randvoorwaarden om de doelstelling van het plan te realiseren. Hierbij dient – zowel in de tekst als in

de figuren - een onderscheid gemaakt te worden dus de situatie die in eerste instantie (op (korte)

termijn) nagestreefd wordt (2x2 parallelweg en 2x3 op de R0) en de aangepaste situatie die eventueel

op lange(re) termijn noodzakelijk kan worden in functie van de verkeersbelasting. Deze hogere

verkeerscapaciteit bij realisatie van een tweede fase (2x4) kan namelijk extra effecten veroorzaken op

het lagere weggennet die zich niet of minder acuut voordoen in een eerste fase (2x3). Bij dit alles zal

dan ook, op basis van bestaande gegevens en modellen, een zo goed mogelijke inschatting worden

gemaakt van de mobiliteitselementen (trigger) die zullen leiden tot een overgang tussen deze

verschillende fases (2x3, 2x4), en een schatting van het moment in de tijd waar dit zich vermoedelijk

zal voordoen. Bovendien zal aangegeven worden wat deze overgang aan werkzaamheden en

implicaties (veiligheid, pechstroken,...) met zich meebrengt.

Daarnaast dient het MER ook een duidelijke beschrijving te bevatten van de concepten, principes en

randvoorwaarden voor de afgeleide projecten, hierbij dienen eveneens de in het infrastructuurconcept

en/of de in de afgeleide projecten opgenomen wijzigingsconcepten aan het lager wegennet duidelijk

beschreven worden.

Page 7: Richtlijnen milieueffectrapportage Plan-MER: Omvorming van ...Richtlijnen milieueffectrapportage Plan-MER: Omvorming van de R0 vak A3/E40 (Sint-Stevens-Woluwe) -A1/E19 (Machelen) 21

Richtlijnen milieueffectrapportage – PL-MER-0063 7

De concepten dienen voldoende in detail beschreven te worden om enerzijds een effectbeoordeling

inzake mobiliteit op het hoger en lager wegennet (ook rekening houdende met openbaar vervoer-,

fietsers- en voetgangersverbindingen) uit te kunnen voeren en anderzijds om de effectbeoordeling voor

de andere disciplines (zie 6.1 algemene methodologie) te kunnen uitvoeren. De beschrijvingen dienen

ondersteund te worden door duidelijke figuren. Verschillen in concepten t.a.v. het kennisgevingdossier

dienen duidelijk beschreven en gemotiveerd te worden.

Bij het plannen van een bouw- en gebruiksvrije zone als erfdienstbaarheid dient rekening gehouden te

worden met de ruimte die nodig is voor de te verplaatsen installaties (zie 6.2. bestaande toestand).

Het kennisgevingsdossier geeft aan dat het voorgenomen plan ruimte zal voorzien voor de buffering

van water t.g.v. de huidige verharding van de R0 en t.g.v. de bijkomende verharding van de R0. Het

MER dient duidelijk en transparant aan te geven welk totaal volume buffering vereist zal zijn, op

welke manier dit bepaald werd (onder meer gehanteerde uitgangspunten,…) en hiermee rekening

houdende wat de nodige vereiste en te voorziene ruimte zal zijn. Er dient nagegaan te worden of de

Woluwebeek een rol kan vervullen inzake buffering.

Bij het concept van het voorgenomen plan dient rekening gehouden te worden dat de nodige ruimte

voorzien moet worden om de bereikbaarheid voor hulpdiensten (onder andere nooddoorgangen) te

garanderen bij de uitvoering van het project op het terrein. Het MER zal aangeven op welke manier de

bereikbaarheid voor de hulpdiensten meegenomen is in het concept. Hierbij kan het bijzonder nood-

en interventieplan van de Gouverneur van Vlaams-Brabant en de bijhorende calamiteitenroutes en de

beschikbare plannen terzake op het grondgebied van het Brussels Hoofdstedelijk gewest als

informatiebron gehanteerd worden.

De voorziene onteigeningen (in voorkomend geval ook deze rekening houdende met de te verwachten

effecten voor leefbaarheid) dienen duidelijk aangegeven te worden.

4.2 Alternatieven

Het plan-MER zal het nulalternatief behandelen.

In het kader van het MER dient nagegaan te worden of volgende elementen al dan niet een alternatief

kunnen vormen voor het weginfrastructuurproject R0 Zone Zaventem, dan wel – op plan- of op

projectniveau - een onderdeel kunnen vormen van het voorgenomen project, dan wel als milderende

maatregel overwogen kunnen (of dienen te) worden wanneer aanzienlijke effecten t.g.v. voorgenomen

plan/project vastgesteld worden, dan wel als mogelijk milderende maatregel in rekening gebracht

kunnen worden te realiseren op een hoger of ander schaalniveau/planningsproces/project en dit al dan

niet in overleg of samenspraak met andere instanties en beheerders,:

Page 8: Richtlijnen milieueffectrapportage Plan-MER: Omvorming van ...Richtlijnen milieueffectrapportage Plan-MER: Omvorming van de R0 vak A3/E40 (Sint-Stevens-Woluwe) -A1/E19 (Machelen) 21

Richtlijnen milieueffectrapportage – PL-MER-0063 8

• limiteren van de tijdstippen waarop vrachtvervoer op de ring toegelaten is;

• omleidingstrajecten voorzien voor doorgaand vrachtverkeer;

• voorzien van vrije busbanen of banen specifiek voor bussen, wagens met meerdere inzittenden,…,

extra en/of heropenen tramlijnen (vb. tussen Brussel en gemeenten in de Vlaamse Rand), extra

overstapsparkings auto/openbaar vervoer/autodelen;

• maatregelen nemen ter bevordering van goederentransport via water en spoorweg;

• voorzien van fietssnelwegen;

Indien sommige van deze elementen reeds vervat zijn in een reeds opgestart of gepland proces dan

dient aangegeven te worden en kunnen deze elementen – afhankelijk van de stand van zaken van het

proces – opgenomen worden als ontwikkelingsscenario (reeds op te nemen in stap 1 zie 2. doelstelling,

verantwoording, reikwijdte en detailleringsgraad van plan en plan-MER) in het MER. Een belangrijk

element hierbij kan de ruimtelijke verenigbaarheid (inzake beschikbare ruimte) van deze met het

voorgenomen plan zijn. Geef hierbij per alternatief/milderende maatregel (op te nemen in stap 2 zie 2.

doelstelling, verantwoording, reikwijdte en detailleringsgraad van plan en plan-MER)aan welke ander

instantie en/of beheerder de bevoegdheid heeft om deze te realiseren.

Het MER (reeds op te nemen in stap 1 zie 2. doelstelling, verantwoording, reikwijdte en

detailleringsgraad van plan en plan-MER) dient een duidelijke beschrijving te bevatten van alle reeds

overwogen alternatieven inzake weginfrastructuurmaatregelen in de hogere en eerder gevoerde

planningsprocessen (RSV, START,…) waarvan het voorgenomen plan een verdere uitvoering is.

Hierbij dient minstens aangegeven te worden of volgende weginfrastructuurmaatregelen in het

verleden reeds overwogen zijn en/of deze een alternatief kunnen vormen voor het voorgenomen plan:

• het verkeer van de E40 Gent-Leuven laten verlopen via een tunnel onder Brussel;

• de E19 en E40 verbinden zonder gebruik te maken van de ring vb. onder de luchthaven door,

verbinding E19 regio Brussel via Vilvoordelaan richting Laken/via Houtweg richting Bordet en

Schaarbeek;

• aanleg van een nieuwe autostrade tussen Antwerpen en Leuven vb. ter hoogte van Mechelen/

voorzien van autoweg Leuven-Mechelen-Aalst;

• aanpassingen aan het zuidelijke deel van de ring rond Brussel zodat het doorgaand verkeer beter

kan worden gespreid over noordelijke en zuidelijk segment, ondermeer d.m.v. een tunnel ter

hoogte van het Zoniënwoud.

Indien de hierboven vermelde maatregelen in het verleden niet overwogen zijn en een alternatief

kunnen vormen voor het voorgenomen plan, dan dienen deze als volwaardig alternatief voor de

relevante disciplines in het MER mee beschouwd te worden. Indien deze niet als een alternatief

kunnen worden gezien, zal dit terdege worden gemotiveerd.

Page 9: Richtlijnen milieueffectrapportage Plan-MER: Omvorming van ...Richtlijnen milieueffectrapportage Plan-MER: Omvorming van de R0 vak A3/E40 (Sint-Stevens-Woluwe) -A1/E19 (Machelen) 21

Richtlijnen milieueffectrapportage – PL-MER-0063 9

In het kader van het MER dient nagegaan te worden of volgende element een alternatief (reeds in stap

1 zie 2. doelstelling, verantwoording, reikwijdte en detailleringsgraad van plan en plan-MER) kan

vormen voor het weginfrastructuurproject R0 Zone Zaventem dat aanleiding geeft tot het

voorgenomen plan, dan wel – op plan- of op projectniveau - een onderdeel (reeds in stap 1 zie 2.

doelstelling, verantwoording, reikwijdte en detailleringsgraad van plan en plan-MER) kan vormen van

het voorgenomen project, dan wel als milderende maatregel (in stap 2 zie 2. doelstelling,

verantwoording, reikwijdte en detailleringsgraad van plan en plan-MER) overwogen kan (of dient te)

worden wanneer aanzienlijke effecten t.g.v. voorgenomen plan/project vastgesteld worden, en dit al

dan niet in overleg of samenspraak met andere instanties en beheerders: snelheidsbeperking (vb. voor

vrachtwagens) al dan niet gecombineerd met een inhaalverbod (voor vrachtwagens) op de ring.

Alle reeds gemaakte keuzes, onder meer inzake uitvoering, die in het kennisgevingsdossier

vooropgesteld worden en waarvoor het kennisgevingsdossier aangeeft geen alternatieven te

onderzoeken in het MER, dienen onderbouwd te worden in het MER (reeds in stap 1 zie 2.

doelstelling, verantwoording, reikwijdte en detailleringsgraad van plan en plan-MER) vanuit de te

behalen doelstellingen op planniveau. Voor de alternatieven die aan de doelstellingen voldoen dient de

keuze ook inzake milieueffecten onderbouwd te worden. Het betreft onder meer de volgende

alternatieven waarvan de keuze onderbouwd dient te worden:

• de keuze voor de uitvoering van het concept 3+2 (3 rijstroken doorgaand verkeer op de R0 en 2

rijstroken op de parallelweg in één richting) op korte termijn t.a.v. het concept 4+1 en dit in eerste

instantie vanuit verkeerskundig oogpunt in stap 1 (zie 2. doelstelling, verantwoording, reikwijdte

en detailleringsgraad van plan en plan-MER) en indien verkeerskundig haalbaar dan als

volwaardig alternatief in stap 2 (zie 2. doelstelling, verantwoording, reikwijdte en

detailleringsgraad van plan en plan-MER); de voor- en nadelen onder meer inzake milieueffecten

van beide concepten dienen hierbij aangegeven te worden;

• de keuze voor variant C3 als aansluiting voor de R22 op de parallelweg;

• de keuze voor de aansluiting van de R22 op de parallelweg via lichtgeregeld kruispunt en niet via

een rotonde/ovonde;

• de keuzes m.b.t. de locaties voor infrastructuur ter hoogte van het op- en afrittencomplex

R0xA201 (Diegem) in relatie tot de woningen langs de Nieuwe Zaventemsesteenweg ten noorden

van het knooppunt (meer bepaald zijn er andere alternatieven overwogen die gepaard gingen met

meer of andere onteigeningen,…).

Indien op basis van alle reeds uitgevoerde studies onvoldoende informatie beschikbaar is met het oog

op de volwaardige afweging inzake alle mogelijk relevante milieueffecten van deze alternatieven, dan

dienen deze als alternatieven voor de relevante disciplines in het MER beschouwd te worden.

Page 10: Richtlijnen milieueffectrapportage Plan-MER: Omvorming van ...Richtlijnen milieueffectrapportage Plan-MER: Omvorming van de R0 vak A3/E40 (Sint-Stevens-Woluwe) -A1/E19 (Machelen) 21

Richtlijnen milieueffectrapportage – PL-MER-0063 10

In functie van het MER (stap 2 zie 2. doelstelling, verantwoording, reikwijdte en detailleringsgraad

van plan en plan-MER) dient onderzocht te worden of de realisatie van de omvorming d.m.v. een

tunneluitvoering van de R0 Zone Zaventem (doorgaand verkeer) of een volledige of gedeeltelijke

overkapping een alternatief kan vormen voor of een invloed kan hebben op het voorgenomen plan.

Indien nog studies lopende zijn of gepland zijn om bepaalde aspecten verder te detailleren of uit te

werken, dan dienen deze vermeld te worden en dient aangegeven te worden of de informatie uit deze

studies in dit plan-MER of later zal/kan verwerkt worden i.f.v. project-m.e.r. of

vergunningsprocedures.

5 Juridische en beleidsmatige context

De kennisgeving heeft opgave gedaan van het juridisch/beleidsmatig kader dat voor dit MER van

belang is.

Het juridisch/beleidsmatig kader dient in vergelijking met het kennisgvingsdossier verder verduidelijkt

en/of aangevuld te worden m.b.t. volgende aspecten:

• planningsproces voor landbouw, natuur en bos in de regio Zenne-Dijle-Pajottenland;

• landinrichtingsproject ‘open ruimtenetwerk VSGB’ (gemeentes Zaventem, Kraainem,

Wezembeek-Oppem, Tervuren). De schaal om deze effecten te bestuderen is dicht gelegen bij het

schaalniveau van het landinrichtingsproject. Studiewerk en contacten die in het kader van

landinrichting gebeuren, kunnen interessante info voor het MER opleveren en zullen worden

meegenomen.

• de meest recente informatie m.b.t. de gemeentelijke mobiliteitsplannen (mobiliteitsplan van

Kraainem bevindt zich in de laatste fase van opmaak) en het verband/de verenigbaarheid ermee te

evalueren;

• wet op de buurtwegen (en provinciaal reglement). Buurtwegen dienen op kaart te worden

aangegeven en in de evaluatie betrokken;

• bijzonder nood- en interventieplan van de provincie Vlaams-Brabant interventieplan en de

beschikbare plannen terzake op het grondgebied van het Brussels Hoofdstedelijk gewest (Groen-

blauwe netwerken, IRIS-II, MIVB, GEWOP,...).

Het MER zal zorgvuldig nagaan waar de relevantie van deze randvoorwaarden (onder meer op niveau

van dit plan-MER of op niveau van latere project-m.e.r.) zich situeert en met name ook aangeven of de

voorwaarde onderzoeksturend kan zijn dan wel procedurebepalingen bevat of een combinatie van

beide. Het is van belang om ook tijdens het opstellen van het MER de stand van zaken hiervan op te

Page 11: Richtlijnen milieueffectrapportage Plan-MER: Omvorming van ...Richtlijnen milieueffectrapportage Plan-MER: Omvorming van de R0 vak A3/E40 (Sint-Stevens-Woluwe) -A1/E19 (Machelen) 21

Richtlijnen milieueffectrapportage – PL-MER-0063 11

volgen. Het is eveneens van belang om de relatie tussen het voorgenomen plan en de bestaande en

lopende planningsprocesesen te duiden en af te toetsen (onder meer Federaal plan duurzame

ontwikkeling, Mobiliteitsplan Vlaanderen,…).

6 Bestaande toestanden en milieueffecten

6.1 Algemene methodologie

Het kennisgevingsdossier geeft aan dat de bespreking van de referentiesituatie zal gebeuren volgens de

disciplinegerichte aanpak en de beschrijving van de effecten zal gebeuren volgens de receptorgerichte

aanpak (receptor natuur, landschap en mens). De voorgestelde aanpak kan gehanteerd worden in het

MER, het MER dient wel duidelijk de relatie aan te geven tussen de disciplines gehanteerd in de

referentiesituatie en de receptoren gehanteerd in de effectbespreking.

De afbakening van het studiegebied dient voldoende gemotiveerd te worden per discipline/receptor

rekening houdende met het feit dat het studiegebied zowel het plangebied als het gebied met effecten

dient te omvatten. De ruimtelijke afbakening dient voor elke discipline duidelijk voorgesteld te

worden op figuur of kaart. Bij de afbakening van de discipline mobiliteit dient rekening gehouden te

worden met de mogelijke verschuivingen van verkeersstromen en verkeersattractie op een voldoende

ruime schaal (ook op het onderliggende wegennet).

Zoals voorgesteld in de kennisgeving worden volgende disciplines in het MER opgesteld door een

erkend MER-deskundige: mobiliteit, geluid, lucht, bodem, grondwater, oppervlaktewater, fauna en

flora, landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie en mens-sociaal organisatorische aspecten. Het

in het kennisgevingsdossier voorgestelde team van deskundigen dient uitgebreid te worden met een

erkend deskundige mens deeldomein toxicologie en psychosomatische effecten. Volgende aspecten

dienen in voorkomend geval inzake algemene principes en aandachtspunten op niveau van het

voorliggende concept eveneens behandeld te worden: veiligheid, licht, duurzaam gebruik van

grondstoffenvoorraad. Deze aspecten kunnen behandeld worden door de coördinator of door iemand

van het team van deskundigen, bij de algemene beschrijving van de methodologie in het MER kan

aangegeven worden waar in het MER deze aspecten behandeld zijn.

Het plan-MER dient, rekening houdende met de geldende juridisch en beleidsmatige

randvoorwaarden de elementen voor de watertoets te bevatten en, indien aanzienlijke effecten op

Speciale Beschermingszones te verwachten zijn (vb. ten gevolge van cumulatieve effecten), een

passende beoordeling. M.b.t. het bepalen van de noodzaak tot een passende beoordeling t.a.v. Speciale

Beschermingszones op het grondgebied van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest wordt gevraagd om

Page 12: Richtlijnen milieueffectrapportage Plan-MER: Omvorming van ...Richtlijnen milieueffectrapportage Plan-MER: Omvorming van de R0 vak A3/E40 (Sint-Stevens-Woluwe) -A1/E19 (Machelen) 21

Richtlijnen milieueffectrapportage – PL-MER-0063 12

volgende aanpak te volgen in het m.e.r.: in stap 2 van het MER (zie 2. doelstelling, verantwoording,

reikwijdte en detailleringsgraad van plan en plan-MER) dient nagegaan te worden of het voorgenomen

plan onvermijdelijke ingrepen met zich mee brengt op de andere twee geplande projecten op de R0

(zie 6.3 ontwikkelingsscenario’s). Hierbij dient uiteraard uitgegaan te worden van de

mobiliteitseffecten van het voorgenomen plan op deze andere twee segmenten (o.m. vermijden van

bottlenecks). Voor deze, met voorliggend plan onvermijdelijk verbonden ingrepen in één of beide van

de andere segmenten van de noordelijke R0, dient vervolgens nagegaan te worden of deze aanleiding

kunnen geven tot (mogelijke) aanzienlijke effecten op de Speciale Beschermingszones op het

grondgebied van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Deze uitwerking/argumentatie zal de vorm

aannemen van een soort ‘voortoets’. Indien door middel van deze voortoets in stap 1 niet kan

uitgesloten worden dat er aanzienlijke effecten kunnen optreden op deze Speciale Beschermingszones,

dan dient een volwaardige passende beoordeling opgenomen te worden in het MER. De uitwerking

van deze passende beoordeling dient dan te gebeuren in stap 2.

Het kennisgevingsdossier geeft aan dat er in functie van de effectbespreking gewerkt wordt met de

resultaten van het model 2020 met toekomstscenario 3. Het toekomstscenario 3 is één van vier de

beschouwde scenario’s uit het START-model, namelijk het scenario ‘Europese groei’, in dit scenario

is sprake van een hoge groei in de FLAP regio (FLAP = luchthavens van Frankfurt, Londen,

Amsterdam en Parijs). In de inspraak en opmerkingen van administraties en instanties naar aanleiding

van de terinzagelegging wordt herhaaldelijk gevraagd om de keuze voor het toekomstscenario 3 te

onderbouwen in het MER en wordt gevraagd om naast toekomstscenario 3 in het MER ook een ander

scenario mee te beschouwen namelijk het scenario 2 uit het START-model. Scenario 2 is het scenario

‘business as usual’, in dit scenario is er sprake van een lage groei in de FLAP regio en krijgt Brussel-

Zaventem concurrentie van andere FLAP-luchthavens als gevolg van de relatief lage groei. Het MER

(in stap 2 zie 2. doelstelling, verantwoording, reikwijdte en detailleringsgraad van plan en plan-MER)

dient de verschillen inzake mobiliteit tussen scenario 2 en 3 aan te geven en de impact van deze

verschillen op het planvoornemen en de verkeersdoorstroming.

6.2 Bestaande toestand

De kennisgeving geeft per discipline de wijze aan waarop de referentiesituatie zal worden beschreven,

welke bestaande gegevens daarvoor gebruikt zullen worden en waar, in het kader van het MER,

bijkomende inventarisaties noodzakelijk zijn. Het kennisgevingsdossier geeft aan dat als

referentiesituatie de situatie bij de aanvang van de werken gehanteerd zal worden. Uit het

kennisgevingsdossier valt niet af te leiden wanneer de aanvang van de werken gepland wordt, op de

Page 13: Richtlijnen milieueffectrapportage Plan-MER: Omvorming van ...Richtlijnen milieueffectrapportage Plan-MER: Omvorming van de R0 vak A3/E40 (Sint-Stevens-Woluwe) -A1/E19 (Machelen) 21

Richtlijnen milieueffectrapportage – PL-MER-0063 13

bespreking van de ontwerprichtlijnen (zie 1. inleiding) werd aangegeven dat er nog geen concreet

zicht is op een mogelijk aanvangsjaar van de werken. Er zal in het MER duidelijk aangegeven en

gemotiveerd worden welk referentiejaar gebruikt wordt voor de bespreking van elke discipline en het

gehanteerde cijfermateriaal zal hier al dan niet discipline-overschrijdend op afgestemd worden. Bij de

keuze van het referentiejaar zal rekening worden gehouden met de te verwachten startdatum van de uit

te voeren werken. Hierbij zullen dan de overeenkomstige ontwikkelingen mee beschouwd te worden,

zowel wat betreft beleid als (wijzigend) normenkader.

Rekening houdende met de afbakening van het studiegebied dient de beschrijving van de

referentiesituatie voor de respectievelijke disciplines voldoende informatie (in voorkomend geval door

middel van metingen) aan te reiken om in de effectbespreking de mogelijke impact en hinder ten

gevolgde van voorgenomen plan duidelijk in beeld te brengen. Hierbij dient duidelijk te worden

aangegeven wat op plan-MER niveau en wat op project-MER niveau zal worden behandeld, en dit met

de nodige motivatie (hierbij steunend op het richtlijnenboek ‘wegen’).

Het plan-MER dient de ruimtelijke referentiesituatie en de toekomstige situatie nauwkeurig te

omschrijven, te situeren en te illustreren. Er dient aandacht besteed te worden aan de aanwezige

hoofdtransportleidingen in het plangebied en de impact van het voorgenomen plan t.a.v. deze

leidingen dient in beeld gebracht te worden.

Aanvullend bij de voorgestelde methodiek in de kennisgeving kan hierbij nog aangegeven worden dat:

• met betrekking tot de disciplines bodem, grondwater en oppervlaktewater:

o het kennisgevingsdossier geeft aan dat informatie m.b.t. de diepte van het grondwater via

DOV databank ter hoogte van het tracé maar in zeer beperkte mate beschikbaar is

namelijk één meetpunt buiten het studiegebied op een locatie hoger gelegen dan de R0,

deze leemte in de kennis dient ingevuld te worden in voorkomend geval in functie van de

effectbespreking van mogelijke alternatieven (zie 4.2 alternatieven);

o de huidige kwetsbaarheid van het studiegebied dient duidelijk in beeld gebracht te worden

(onder meer de grondwaterstand, infiltratiegevoeligheid, overstromingsgebieden,

waterhuishouding,…);

o er dient voldoende aandacht besteed te worden aan de Kleine Maalbeek en de bestaande

overstromingsproblematiek onder meer ter hoogte van Kraainem; informatie kan

opgevraagd worden bij de gemeente Kraainem of bij Vivaqua (rioolbeheerder van een

aantal gemeenten in het studiegebied);

o er dient voldoende aandacht besteed te worden aan de Woluwe (ook op grondgebied van

het Brussels Hoofdstedelijk Gewest) onder meer inzake waterkwaliteit, natuurwaarden,…;

Page 14: Richtlijnen milieueffectrapportage Plan-MER: Omvorming van ...Richtlijnen milieueffectrapportage Plan-MER: Omvorming van de R0 vak A3/E40 (Sint-Stevens-Woluwe) -A1/E19 (Machelen) 21

Richtlijnen milieueffectrapportage – PL-MER-0063 14

• met betrekking tot de discipline geluid:

o indien in het kader van het MER i.f.v. de effectbespreking van de hinder (vb. ter hoogte

van het lokale wegennet door verschuiving van verkeer) extra metingen dan deze

voorgesteld in het kennisgevingsdossier vereist zouden zijn, dan dienen deze alsnog

uitgevoerd te worden;

o het kennisgevingsdossier geeft aan dat de metingen aangevuld kunnen worden met

metingen van de afdeling Wegenbouwkunde van het Agentschap Wegen en Verkeer,

indien er meetgegevens met betrekking tot het studiegebied beschikbaar zijn dan kunnen

deze gehanteerd worden in het MER;

o de meetpunten dienen op kaart gesitueerd te worden;

o voor de inschatting van de ‘vreemde’ akoestische bronnen (luchthaven, spoorverkeer) kan

het, afhankelijke van de timing, aangewezen zijn een beroep te doen op de in uitvoering

zijnde Europese richtlijn 2002/49/EG door de Vlaamse overheid aangemaakte

geluidskaarten voor luchthaven en spoorverkeer (afhankelijk van de beschikbaarheid van

deze kaarten);

• met betrekking tot de discipline lucht:

o de huidige knelpunten inzake luchtkwaliteit binnen het studiegebied (zowel hoger

wegennet als lokaal wegennet) dienen voldoende in beeld gebracht te worden (methodiek

zie 6.4 milieueffecten en milderende maatregelen);

• met betrekking tot de discipline fauna en flora:

o aandacht besteden aan het Floordambos (gesitueerd op 2,5 km van de R0)

o in voorkomend geval aandacht besteden aan de speciale beschermingszones gelegen

binnen het studiegebied op grondgebied van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest;

o aandacht besteden aan de in de wegbermen aanwezige natuurwaarden (zoals bijvoorbeeld

gevlekte orchis, bijenorchis, blauwe walstro, graslathyrus, spinnen, loopkevers,

sprinkhanen, bijen, hommels,…) specifiek m.b.t. de beschermde soorten. Nagegaan dient

te worden of de geplande ruimtelijke invulling een invloed kan uitoefenen op deze

elementen die een mildering specifiek op niveau van het voorgenomen plan vereisen (met

aandacht voor vervangbaarheid, verplaatsbaarheid, connectiviteitsaspecten,...). De

aflijning van de uitwerking van dit aspect op planniveau ten opzichte van het

projectniveau zal hierbij voldoende duidelijk worden aangegeven;

o rekening houdend met de aanwezigheid van het nieuwe aangeplante Molenbos

(parkgebied) gelegen aansluitend op het beschermde landschap in de vallei van de Kleine

Maalbeek;

Page 15: Richtlijnen milieueffectrapportage Plan-MER: Omvorming van ...Richtlijnen milieueffectrapportage Plan-MER: Omvorming van de R0 vak A3/E40 (Sint-Stevens-Woluwe) -A1/E19 (Machelen) 21

Richtlijnen milieueffectrapportage – PL-MER-0063 15

• met betrekking tot de discipline landschap, onroerend erfgoed en archeologie:

o aandacht besteden aan het beschermd landschap van het kasteel Jourdain (gelegen in de

onmiddellijke omgeving van het klaverblad E40/R0);

o voldoende aandacht besteden aan het Woluweveld. Het betreft een vrij groot, geïsoleerd

landbouwgebied dat in een recente projectnota ‘voorontwerpstudie omvorming R0’ als

essentiële open ruimte werd toegevoegd aan het landschappelijke concept rond de R0..

6.3 Ontwikkelingscenario’s

Het MER dient een transparant overzicht te bevatten van alle ontwikkelingsscenario’s die in het MER

in rekening gebracht worden, in voorkomend geval dient aangegeven te worden voor welke specifieke

disciplines/effectgroepen/receptoren deze ontwikkelingsscenario’s relevant zijn voor de beoordeling.

In het plan-MER dienen, waar relevant, de ontwikkelingsscenario’s op figuur of op kaart gesitueerd te

worden; afhankelijk van de beschikbare informatie dient de geplande timing (grootteorde) inzake de

realisatie van de ontwikkelingsscenario’s aangegeven te worden. Eventuele aannames die in het MER

gebeuren in functie van het in rekening brengen van de ontwikkelingsscenario’s dienen duidelijk

beschreven en gemotiveerd te worden.

Het kennisgevingsdossier geeft aan dat de omvorming van de R0 zone Zaventem de eerste van drie

geplande infrastructuuringrepen op de R0 is. De twee andere nog geplande infrastructuurprojecten op

de R0, namelijk uitbouw van parallelstructuur tussen A12 (Strombeek-Bever) en A10/E40 (Groot-

Bijgaarden) zowel binnen- als buitenring én de uitbreiding van de ring naar 5 rijstroken zonder

parallelwegen van het segment van A12 (Strombeek-Bever) tot A1/E19 (Machelen), dienen als

ontwikkelingsscenario beschouwd te worden rekening houdende met hun geplande gefaseerde

realisatie. Het plan-MER dient een globale beschrijving te bevatten van het voorgenomen concept (of

mogelijke concepten) en de geplande doelstelling(en) van deze twee andere infrastructuurprojecten.

Deze beschrijving moet toelaten om de cumulatieve effecten in stap 2 (zie 2. doelstelling,

verantwoording, reikwijdte en detailleringsgraad van plan en plan-MER) voor alle relevante

disciplines met onderlinge wisselwerking en knelpunten t.g.v. de combinatie van de R0 Zone

Zaventem met deze ontwikkelingsscenario’s te beschrijven en te beoordelen (de impact van de keuze

van het concept voor het deel Zaventem voor de keuzemogelijkheden inzake aanpak van de 2 andere

geplande projecten op de R0; de impact van het concept voor het deel Zaventem in eerste instantie op

de verkeersdoorstroming op de rest van de ring en onderliggend wegennet en in voorkomend geval in

tweede instantie de daarvan afgeleide disciplines lucht, geluid, fauna en flora en mens; de hinder t.g.v

een voortschrijdende aanlegfase van de uitvoering van de 3 projecten na gespreid in de tijd) rekening

Page 16: Richtlijnen milieueffectrapportage Plan-MER: Omvorming van ...Richtlijnen milieueffectrapportage Plan-MER: Omvorming van de R0 vak A3/E40 (Sint-Stevens-Woluwe) -A1/E19 (Machelen) 21

Richtlijnen milieueffectrapportage – PL-MER-0063 16

houdende met de geplande fasering. Rekening houdende met de mogelijke impact op Speciale

Beschermingszones op het grondgebied van het Brussels Hoofdstedelijk gewest dient er reeds een

eerste uitwerking van deze elementen (‘voortoets’) opgenomen te zijn in stap 1 (zie 6.1 algemene

methodologie). Afhankelijk van de beschikbare informatie kunnen een aantal scenario’s in fasering

(meer bepaald fasering in realisatie t.a.v. elkaar) beschouwd worden. Indien uit de effectbespreking

zou blijken dat een specifieke fasering(en) van de 3 infrastructuurprojecten (zowel in ruimte als in de

tijd) vereist is/zijn dan dient deze milderende maatregel voldoende in detail uitgewerkt te worden i.f.v.

besluitvormingsprocessen.

Aanvullend bij het kennisgevingsdossier dienen volgende ontwikkelingsscenario’s eveneens in

rekening gebracht te worden het MER en dit rekening houdende met de beschikbare informatie, de

mate van zekerheid dat deze ontwikkelingen zich kunnen doorzetten (hiervoor kan gesteund worden

op genomen beslissingen, bestaande documenten, amplitude van mogelijke oplossingen, …) en de

stand van zaken tijdens het opstellen van het MER:

• downgraden van de R22 in Diegem (gemeentelijk ruimtelijk structuurplan Machelen);

• tramproject op de Leopold-III-laan van Meiser naar en op termijn naar Keiberg (regionetproject);

• spoortunnel Schuman-Josaphat;

• geplande ontwikkelingen in de NAVO-zone;

• geplande ontwikkelingen in de Brusselse kanaalzone;

• Lozenberg III (zowel invulling als kantorenpark, als invulling als bedrijventerrein);

• infrastructuurproject rechtstreekse aftakking van de E40 van Luik naar Zaventem (indien er m.b.t.

dit project beslissingen genomen zijn m.b.t. het niet uitvoeren, dan dient dit niet als

ontwikkelingsscenario beschouwd te worden maar dient in het MER deze beslissing wel concreet

aangegeven te worden);

• Masterplan Reconversie Vilvoorde-Machelen met inbegrip van Vilvoorde Watersite;

• uitbreidingsplannen Meise-Westrode;

• geplande ontwikkelingen op de Heizel;

• geplande ontwikkelingen ‘Schaarbeek vorming’;

• alle afbakeningsprocessen m.b.t. het stedelijk gebied rond Brussel;

• slimme kilometerheffing (indien er tijdens het m.e.r. informatie ter beschikking is m.b.t. aanpak,

…)

• acties/projecten uit het IRIS-II-vervoersplan2;

• initiatieven m.b.t. de Woluwe en de Woluwevallei;

2 Afstemming met het IRIS2-plan van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest is noodzakelijk. Hierbij gaat het onder meer over de geplande

ontwikkeling van Haren, Schaarbeek-vorming, inclusief de nieuwe OV-infrastructuur, de vraag hoe vanuit de zone de verknoping naar de

industriezones van Diegem zal gebeuren, de nood aan traverses voor voetgangers en fietsers op grond van de uitgetekende netwerken in het

Iris2-plan en de wens van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest om tot afstandsparkings te komen nabij de invalswegen.

Page 17: Richtlijnen milieueffectrapportage Plan-MER: Omvorming van ...Richtlijnen milieueffectrapportage Plan-MER: Omvorming van de R0 vak A3/E40 (Sint-Stevens-Woluwe) -A1/E19 (Machelen) 21

Richtlijnen milieueffectrapportage – PL-MER-0063 17

• acties/projecten/doelstellingen uit het START-project.

Een mogelijke aanpak van deze ontwikkelingscenario’s in het MER kan een clustering van een aantal

scenario’s zijn, bij voorbeeld één ontwikkelingscenario kan alle geplande ontwikkelingen waarvoor er

beslist beleid is omvatten en een tweede ontwikkelingsscenario kan al andere geplande ontwikkelingen

(onder meer de ontwikkelingen inzake openbaar vervoer) zijn binnen de tijdshorizont 2020 waarvan

een beschrijving van mogelijke invulling gekend en beschikbaar is (niet alle mogelijke invullingen

moeten in beeld gebracht worden, men bijvoorbeeld het worst case scenario kan hanteren) met voor de

mobiliteitsaspecten een doorkijk (via ophoging van de cijfers) naar 2030. Indien deze aanpak in het

MER gehanteerd wordt is het belangrijk dat er transparant aangegeven wordt welke elementen

meegenomen zijn in welk scenario en op welke manier (nl. welke aannames gehanteerd zijn). Indien

deze aanpak gehanteerd zal worden dan dient het concrete voorstel van aanpak uitgewerkt te worden

in stap 1 (zie 2. doelstelling, verantwoording, reikwijdte en detailleringsgraad van plan en plan-MER).

Indien er tijdens het opstellen van het MER andere ontwikkelingsscenario’s naar voor zouden komen

dienen deze toegevoegd te worden aan het afwegingskader.

6.4 Milieueffecten en milderende maatregelen

Het kennisgevingsdossier geeft een overzicht van de effectgroepen/effecten die in beeld gebracht

zullen worden en op welke wijze dit zal gebeuren. Het kennisgevingsdossier geeft eveneens de

beoordeling aan die voor de verschillende receptoren gehanteerd zal worden. Het effectenonderzoek,

de effectenbeoordeling en het uitwerken van milderende maatregelen in functie van het gevoerde

effectenonderzoek in het MER dient grondig en voldoende transparant te gebeuren. Het resterend

effect na de milderende maatregelen zal aangegeven en gekoppeld worden aan het gehanteerde

beoordelingskader. Bij de milderende maatregelen dient in de mate van het mogelijke aangegeven te

worden waar deze zullen/kunnen doorwerken vb. in de stedenbouwkundige voorschriften van RUP of

op het niveau van de stedenbouwkundige vergunning,… Dit kan ofwel bij de discipline zelf

aangegeven worden ofwel in de eindsynthese (zie 10. integratie en eindsynthese). Bij de milderende

maatregelen dient, indien mogelijk, ook een volgorde van prioriteit aangegeven te worden en indien

vereist een voorstel van monitoring.

Bij de effectbespreking dient ook rekening gehouden te worden met de cumulatieve effecten t.g.v. de

ontwikkelingsscenario’s (zie 6.3 ontwikkelingsscenario’s) (vb. cumulatieve effecten t.g.v. de realisatie

van de andere 2 weginfrastructruurprojecten op de R0). De ontwikkelingsscenario’s op basis van

juridisch en beleidsmatige randvoorwaarden dienen in rekening gebracht te worden.

Page 18: Richtlijnen milieueffectrapportage Plan-MER: Omvorming van ...Richtlijnen milieueffectrapportage Plan-MER: Omvorming van de R0 vak A3/E40 (Sint-Stevens-Woluwe) -A1/E19 (Machelen) 21

Richtlijnen milieueffectrapportage – PL-MER-0063 18

Er dient nagegaan te worden of het huidig en geplande functioneren van het lager wegennet

gehypothekeerd worden door de verbreding van de R0 en/of het voorgenomen plan mogelijkheden

biedt tot het voorzien van betere mogelijkheden inzake het functioneren van het lager wegennet. Op

basis van de beschrijving van de concepten van het voorgenomen plan dient geanalyseerd te worden

wat de gevolgen van het plan kunnen zijn voor aansluiting/ontsluiting van het lagere wegennet en

welke infrastructuurelementen, niet in het plan opgenomen, al dan niet voldoende op deze gewijzigde

situatie zijn afgestemd. Doel hiervan is een zo omvattend mogelijke inschatting van knelpunten en

eventuele kansen ten gevolge van het plan op het omliggende, lagere weggennet, hierbij ook rekening

houdend met openbaar vervoer en aanwezige of noodzakelijke voetgangers-/fietsverbindingen. Dit

alles teneinde de nodige aanpassing in het voorliggende plan te kunnen aanbrengen zo nodig, maar

ook met het oog op de planning van eventuele noodzakelijke aanpassingen door de bevoegde

overheden aan elementen die zich buiten de scope van voorliggend plan zouden bevinden.

In het bijzonder kan – onder meer – gewezen worden op volgende aandachtspunten de N2, waarlangs

ook industriezones gevestigd zijn; het op- en afrittencomplex Kraainem en de aansluiting op de R22

Woluwedal; de twee betrokken kruispunten (R22 Woluwedal met Oudstrijderslaan - Kraainem en met

N2 Leuvensesteenweg - Zaventem) die geselecteerd zijn als gevaarlijke punten en krijgen een

kortetermijnoplossing.

Er dient nagegaan te worden of huidige en geplande fietsverbindingen gehypothekeerd worden door

de verbreding van de R0 en/of het voorgenomen plan mogelijkheden biedt tot het voorzien van nieuwe

fietsverbindingen. De eventuele mogelijkheden tot nieuwe en/of verbeteringen van bestaande

fietsverbindingen kunnen als principe vermeld worden in het MER, de verdere uitwerking van deze

mogelijkheden zal dan gebeuren in functie van verdere detailuitwerking van het project en eventuele

nevenprojecten.

Indien uit de effectbespreking zou blijken dat andere, dan de momenteel geplande,

infrastructuuraanpassingen op of aansluitend aan de R0 in z’n totaliteit vereist kunnen zijn, dan dienen

deze onder de vorm van milderende maatregelen aangegeven te worden. Daarbij moet het duidelijk

zijn vanaf welke (cumulatieve) effecten deze milderende maatregelen vereist kunnen zijn en hoe deze

noodzaak op het terrein opgevolgd kan worden (zie 6.4. milieueffecten en milderende maatregelen; zie

9. monitoring en evaluatie).

Bij de behandeling van de aanlegfase dient rekening gehouden te worden met de duur van de

aanlegfase en de cumulatieve effecten t.g.v. de realisatie van de 2 andere geplande

infrastructuurprojecten op de R0 onder meer in het kader van hinder (zie ook 6.3

ontwikkelingsscenario’s). Gezien de cumulatieve duur van de aanlegfase dient dit element in het plan-

Page 19: Richtlijnen milieueffectrapportage Plan-MER: Omvorming van ...Richtlijnen milieueffectrapportage Plan-MER: Omvorming van de R0 vak A3/E40 (Sint-Stevens-Woluwe) -A1/E19 (Machelen) 21

Richtlijnen milieueffectrapportage – PL-MER-0063 19

MER aan bod te komen en dienen indien vereist op basis van de effecten algemene milderende

maatregelen voorgesteld worden die dan verder uitgewerkt worden op niveau van het concrete project

bij de project-MER en/of andere studies.

Aanvullend bij de voorgestelde methodiek in de kennisgeving kan hierbij aangegeven worden dat:

• met betrekking tot het in beeld brengen van de effecten inzake verkeer:

� het in het MER gebruikte verkeersmodel duidelijk dient beschreven te worden; de input in het

model, de aannames die gebeurd zijn bij de opmaak van het model en bij de input van

gegevens dienen duidelijk beschreven en gemotiveerd te worden; het betreft onder meer:

� een duidelijke beschrijving en onderbouwing van de gehanteerde modal shift;

� gehanteerde oorsprongs- en bestemmingsmatrixen;

� een oplijsting van welke aanpassingen aan het wegennet in Vlaams-Brabant meegenomen

worden in het model en welke niet en waarom;

� een motivering waarom enkel aanpassingen in het wegennet in Vlaams-Brabant in

rekening worden gebracht;

� aangeven op basis van welke aannames de ophoging van de vrachtmatrix gebeurt;

� bij de opmaak en toepassing van het verkeersmodel overleg met het Brussels Hoofdstedelijk

Gewest aangewezen is onder meer m.b.t. afstemming van het model inzake

ontwikkelingsscenario’s en inputgegevens (in de inspraak van de Brusselse Hoofdstedelijke

Regering werd aangegeven dat voor modelberekeningen die betrekking hebben op projecten

in of effecten hebben op het Brussels Hoofdstedelijk Gewest er beroep kan gedaan worden op

de directie Beleid van Mobiel Brussel - BUV), het is aangewezen om minstens de dienst Mer

op de hoogte te houden van de resultaten van deze;

� het verkeersmodel aangepast dient te worden zodat de relevante ontwikkelingsscenario’s (zie

6.3 ontwikkelingsscenario’s) in rekening gebracht kunnen worden; het verkeersmodel moet

onder meer de mogelijkheid bieden om de resultaten na uitvoering van het project R0 Zone

Zaventem in beeld te brengen, evenals de resultaten na uitvoering van de projecten R0 Zone

Zaventem en uitbouw van parallelstructuur tussen A12 (Strombeek-Bever) en A10/E40

(Groot-Bijgaarden) zowel binnen- als buitenring, evenals de resultaten na uitvoering van de

projecten R0 Zone Zaventem, uitbouw van parallelstructuur tussen A12 (Strombeek-Bever) en

A10/E40 (Groot-Bijgaarden) zowel binnen- als buitenring én de uitbreiding van de ring naar 5

rijstroken zonder parallelwegen van het segment van A12 (Strombeek-Bever) tot A1/E19

(Machelen);

� De Tritel studie 2006 geeft aan dat ondanks de gunstige aannames inzake de toename van het

openbaar vervoer, de verzadigingsgraad in 2020 van de uitgebreide R0 Noord in het algemeen

nog iets hoger is dan in 2004 (� infrastructurele maatregelen gekoppeld aan

verkeersmanagement leiden wel tot een betere doorstroming). Dit betekent dat het wegennet

Page 20: Richtlijnen milieueffectrapportage Plan-MER: Omvorming van ...Richtlijnen milieueffectrapportage Plan-MER: Omvorming van de R0 vak A3/E40 (Sint-Stevens-Woluwe) -A1/E19 (Machelen) 21

Richtlijnen milieueffectrapportage – PL-MER-0063 20

zich in 2020 opnieuw helemaal gevuld heeft en dat alle extra capaciteit ook benut wordt. Het

lijkt dan ook zinvol om naast de geplande doorrekeningen voor 2020 ook een doorkijk te

geven naar de mogelijke verkeerssituatie in 2030 (voor zover hier onderbouwde schattingen

over beschikbaar zijn);

� de eventuele verkeersattractie t.g.v. het voorgenomen plan afzonderlijk en van de combinatie

van het voorgenomen plan met de twee andere infrastructuurprojecten op de R0 dienen op

basis van vergelijkbare infrastructuurvoorbeelden en/of studies beschreven te worden;

� de verschuivingen van verkeer (ook op het onderliggende wegennet) ten gevolge van het

voorgenomen plan afzonderlijk en van de combinatie van het voorgenomen plan met de twee

andere infrastructuurprojecten op de R0 dienen zo goed mogelijk beschreven te worden en

evenals van de eventueel op lange(re) termijn noodzakelijk zijnde aanpassing van de R0 (4x2)

(zie 4.1 voorgenomen plan);

• met betrekking tot het in beeld brengen van verstoringseffecten inzake luchtkwaliteit:

� de emissies voor PM10, PM2.5, NOx en de concentraties voor NO2, PM10 en PM2.5 dienen

te worden berekend; indien mogelijk dienen ook emissies en concentraties van fijnere fracties

(vb. PM1) en/of roet berekend worden;

� Voor de berekening van de emissies wordt gebruik gemaakt van de COPERTIV

emissiefactoren (MIMOSA 4, deze wijken af van de MIMOSA 3 emissiefactoren opgenomen

in het handboek). De hierin gebruikte parameters (snelheden ea) dienen te worden afgestemd

op parameters gebruikt door de VMM voor de emissie-inventaris. Het voertuigenpark (huidig

en toekomstig) dient te worden afgestemd op het BAU scenario uit MIRA-S 2009 (in oktober

beschikbaar). De omrekening van de spitsuurintensiteiten uit het multimodaal verkeersmodel

naar dagintensiteiten wordt afgestemd op de methode gebruikt in het emissiemodel

MIMOSA4.

� Het is een meerwaarde indien de dynamische effecten in beeld worden gebracht (effecten

filevorming, effecten dynamische verkeerstromen op op- en afrittencomplexen). De

emissiefactoren uit MIMOSA zijn hiervoor niet geschikt. Momenteel loopt er wel een studie,

uitgevoerd door TRITEL ism TNO uit Nederland, waarin het dynamisch effect van het

verkeer op de Antwerpse Ring in kaart wordt gebracht. Deze rekenmethode kan, aanvullend

op de MIMOSA emissiefactoren, gebruikt worden in het kader van deze planMER.

� voor de achtergrondconcentraties dient gebruik gemaakt te worden van de laatste beschikbare

berekeningen, afhankelijk van de mate van detail van de achtergrondconcentraties dienen

bijdragen van de stedelijke achtergrond van Brussel en omgeving mee in rekening te worden

gebracht; afstemming over de gehanteerde achtergrondconcentraties met LNE, afdeling

lucht, hinder, risicobeheer, milieu en gezondheid en IRCEL is aangewezen (het is aangewezen

om de dienst Mer minstens op de hoogte te brengen van de gemaakte afspraken); bovenop

Page 21: Richtlijnen milieueffectrapportage Plan-MER: Omvorming van ...Richtlijnen milieueffectrapportage Plan-MER: Omvorming van de R0 vak A3/E40 (Sint-Stevens-Woluwe) -A1/E19 (Machelen) 21

Richtlijnen milieueffectrapportage – PL-MER-0063 21

deze concentraties wordt de bijdrage van het lokale verkeer berekend; de concentraties

moeten weergegeven worden in functie van de afstand van de weg;

� het CAR Vlaanderen model niet geschikt is om de invloed op luchtkwaliteit voor

buitenstedelijke wegen in beeld te brengen aangezien CAR Vlaanderen voor deze situaties met

open terrein geen rekening houdt met de meteorologische stabiliteit, dat in CAR Vlaanderen

bij deze situaties de oriëntatie van de richting van de weg t.a.v. de windroos geen rol speelt en

de achtergrondconcentraties en de concentratiebijdragen echter wel afhankelijk zijn van de

windrichting, dat CAR Vlaanderen momenteel niet toe laat om concentraties aan PM2,5 te

berekenen terwijl deze wel opgenomen zijn in de vigerende wetgeving; er kan wel gebruik

gemaakt worden van het TNO model Pluimsnelweg of de expertise van VITO. De gebruikte

methodologie dient te worden afgestemd met de Afdeling Lucht, Hinder, Risicobeheer, Milieu

en Gezondheid;

� de omrekeningsfactoren van de NOx emissies naar NO2 moeten gedetailleerd weergegeven en

besproken worden, overleg met LNE, afdeling lucht, hinder, risicobeheer, milieu en

gezondheid en IRCEL over de omrekeningsfactoren is aangewezen (het is aangewezen om de

dienst Mer minstens op de hoogte te brengen van de gemaakte afspraken);

� zowel de totale concentraties dienen berekend te worden om een toetsing te kunnen uitvoeren

aan de luchtkwaliteitsnormen uit de richtlijn 2008/50/EG als de afzonderlijke bijdrage van het

verkeer, bij de beoordeling wordt de impact mee bepaald door de afzonderlijke bijdrage van

het verkeer; een verschilkaart met het nulalternatief dient opgesteld te worden;

� wijziging inzake CO2 in het studiegebied dient aangegeven te worden en de relatie met de

Kyoto doelstellingen in Vlaanderen, Brussels Hoofdstedelijk Gewest en federaal niveau;

� bij de berekening dient in functie van de beschikbare gegevens rekening gehouden te worden

met het effect van het concept van de latere uitvoering (brug, tunnel, weg in het maaiveld) op

de berekende concentraties;

� ook de lokale effecten op straatniveau van de bestaande wegen dient onderzocht te worden,

belangrijk hierbij zijn de streetcanyons in de buurt van de R0 en ook de straten rond de op- en

afrittencomplexen en het effect op straatniveau voor straten rond op- en afrittencomplexen;

• met betrekking tot het in beeld brengen van verstoringseffecten inzake geluid:

� bij het modelleren van de huidige en toekomstige geluidsbelasting door middel van SRM-II

wordt bij voorkeur gebruik gemaakt van de wegdekcorrectiecoëfficiënten (Cwegdek); deze

coëfficiënten werden door AWV bepaald voor een aantal in Vlaanderen gebruikte wegdekken;

gebruik van deze coëfficiënten geeft een nauwkeuriger beeld van de werkelijke geluidsemissie

t.o.v. de standaard coëfficiënten zoals deze ter beschikking gesteld door de Nederlandse

autoriteiten;

� de beoordeling dient te gebeuren aan de hand van een transparant significantiekader;

Page 22: Richtlijnen milieueffectrapportage Plan-MER: Omvorming van ...Richtlijnen milieueffectrapportage Plan-MER: Omvorming van de R0 vak A3/E40 (Sint-Stevens-Woluwe) -A1/E19 (Machelen) 21

Richtlijnen milieueffectrapportage – PL-MER-0063 22

� toetsing aan WHO-toetsingswaarden;

� naast geluidskaarten voor de bestaande en de toekomstige situatie is het aangewezen om ook

verschilkaarten op te nemen;

• met betrekking tot het in beeld brengen van netwerkeffecten:

� de impact van het voorgenomen plan op het openbaar vervoer dient in een duidelijk te

onderscheiden gedeelte behandeld te worden waarbij ook beoordeeld wordt of de omvorming

van de R0 eventueel toekomstige infrastructurele projecten op vlak van openbaar vervoer

hypothekeert of bemoeilijkt;

� nagaan of combinaties inzake gebruik van voorzieningen voor verschillende modi (auto’s,

openbaar vervoer, zwakke weggebruikers) enerzijds binnen het concept en anderzijds van het

concept in relatie tot de aansluiting met het onderliggende wegennet als milderende maatregel

overwogen kunnen worden i.f.v. versterking/verbetering van de netwerkverbindingen;

� Naast de evaluatie van de impact van het concept op bestaande dwarsverbindingen dient i.f.v.

het MER ook nagegaan te worden of het concept aanleiding kan geven tot het creëren van

nieuwe dwarsverbindingen i.f.v de receptoren mens en natuur (als informatiebron kan

eventueel gebruikt gemaakt worden van een document i.v.m. Trage Wegen en ruimtelijke

ordening dat door VLM en de provincie Vlaams-Brabant aan AWV werd bezorgd);

• met betrekking tot de receptor natuur:

� voldoende aandacht besteden aan de bestaande en geplande natuurnetwerken;

� afhankelijk van de beschikbare informatie en de stand van zaken kan in het MER gebruik

gemaakt worden van de resultaten van de theoretische oefening van de informele ambtelijke

werkgroep ‘werkgroep natuurverbindingen’ i.v.m. passagepunten in functie van een eventueel

op te starten fijnmazige ontsnipperingsstudie; m.b.t. de fijnmazige ontsnipperingsstudie kan

het MER afhankelijk van de te verwachten effecten onder de vorm van milderende

maatregelen aanbevelingen doen voor deze studie; indien de studie reeds zou opstarten tijdens

het MER dan dient er een wisselwerking te gebeuren tussen de studie en het MER;

• met betrekking tot de receptor landschap:

� de impact op het globaal ruimtelijk concept in beeld brengen en de gehanteerde methodiek

duidelijk aangeven

� landschap betreft niet enkel erfgoedwaarde en bodemintrinsieke effecten. Hiermee wordt de

perceptieve component over het hoofd gezien. Voorgestelde bijkomende criteria zijn:

overzichtelijkheid, eenmaligheid, samenhang tussen verschijningsvorm en gebruik,

identificatievermogen, esthetische kwaliteit,...

Page 23: Richtlijnen milieueffectrapportage Plan-MER: Omvorming van ...Richtlijnen milieueffectrapportage Plan-MER: Omvorming van de R0 vak A3/E40 (Sint-Stevens-Woluwe) -A1/E19 (Machelen) 21

Richtlijnen milieueffectrapportage – PL-MER-0063 23

� inzake aanleg van 5 wachtbekkens is het aangewezen om bij het bepalen van de vereiste

ruimte aandacht te besteden aan ecologische of landschappelijke inpassing of integratie in

parkzones;

� bij de architecturale ontwerpen die rekening gehouden te worden met de landschappelijke

inpassing en samenhang met geplande landschappelijke ontwikkelingen vb. Woluweveld in

kader van landinrichting;

• met betrekking tot de receptor mens:

� De receptor mens wordt op basis van de kennisgeving grotendeels functioneel benaderd en te

weinig ruimtelijk. Voorgestelde bijkomende criteria: interne en externe samenhang, beheer- en

beheersbaarheid, sociale en andere veiligheid,... Een tweede stap is te onderzoeken welke de

samenhang is tussen deze verschillende effecten, hoe ze passen binnen dit ruimtelijke concept

en hoe ze een kwalitatieve vertaling zijn van dit concept. Dit betreft dus de samenhang tussen

de doelstellingen.

� de psychosomatische impact t.g.v. de verplaatsing van de gemeentelijke begraafplaats dient

voldoende behandeld te worden en de nodige milderende maatregelen (vb. groenbuffer

voorzien; aansluitende bij bestaande begraafplaats, …) waarbij aangegeven wordt op welk

niveau (plan/project/…) deze gerealiseerd kunnen worden;

� dient er ook een inschatting van het aantal slaapverstoorde mensen te gebeuren op basis van

LAeq,nacht en Europees aanbevolen dosiseffectrelaties;

� de impact voor de bevolking (met specifieke aandacht voor de gevoelige bevolkingsgroepen)

dient bekeken te worden; hierbij dient een vergelijking te gebeuren van het aantal

gehinderden/blootgestelden op basis van onderstaande indicatoren; hierbij moet gekeken

worden naar de absolute aantallen ifv de totale blootstelling (dus met inbegrip van

achtergrondconcentraties, achtergrondgeluid,…); te gebruiken indicatoren:

� aantal bewoners enerzijds en bebouwde oppervlakte anderzijds blootgesteld aan een

jaargemiddelde concentratie PM10 van 31,2 µg/m3 (= de jaargemiddelde waarde die

overeen komt met de daggrenswaarde van 50 µg/m³ die max 35 keer/jaar mag

overschreden worden) of indien mogelijk toetsing met > 35 overschrijdingen van 50

µg/m³.;

� aantal bewoners enerzijds en bebouwde oppervlakte anderzijds blootgesteld aan een

jaargemiddelde concentratie PM10 van 40 µg/m3;

� aantal bewoners enerzijds en bebouwde oppervlakte anderzijds blootgesteld aan een

jaargemiddelde concentratie PM2,5 van 25 µg/m³ ;

� aantal bewoners enerzijds en bebouwde oppervlakte anderzijds blootgesteld aan een

jaargemiddelde concentratie NO2 van 40 µg/m³ ;

Page 24: Richtlijnen milieueffectrapportage Plan-MER: Omvorming van ...Richtlijnen milieueffectrapportage Plan-MER: Omvorming van de R0 vak A3/E40 (Sint-Stevens-Woluwe) -A1/E19 (Machelen) 21

Richtlijnen milieueffectrapportage – PL-MER-0063 24

� aantal bewoners enerzijds en bebouwde oppervlakte anderzijds blootgesteld aan een

uurgemiddelde concentratie NO2 van 200 µg/m³ ;

� overzicht van de blootgestelden per significantie categorie in een contour van 500m;

� Bij het bepalen van de bebouwde oppervlakte wordt rekening gehouden met het type

gebouwen (scholen, ziekenhuizen, bewoning, industrie, crèches) en met gevoelige

groepen (kinderen, ouderen, zwangere vrouwen) en tevens wordt rekening gehouden met

woonuitbreidingsgebieden;

� Het gezondheidsrisico wordt, naast de reeds eerder aangehaalde blootstelling, uitgedrukt in

volgende indicatoren:

� het aantal verloren gezonde levensjaren, uitgedrukt in het aantal DALY’s (diability

adjusted life years);

� inschatting van de prevalenties van verscheidene relevante gezondheidsaandoeningen

(astma, cardiovasculaire aandoeningen,…); zowel de blootstelling van de omgeving als

van de autobestuurders dient besproken te worden; dit is vooral relevant indien er tunnels

voorzien kunnen worden; hierbij dient rekening gehouden te worden met het onderscheid

tussen permanente blootstelling (bewoners) en acute blootstelling (in tunnels) en het effect

hiervan op de gezondheid;

� in functie van de effecten t.g.v. de luchtkwaliteit en geluidskwaliteit kunnen volgende

milderende maatregelen overwogen worden:

� groenbuffers (het mogelijke effect van het verdwijnen van groenbuffers dient eveneens in

kaart gebracht te worden);

� overkapping, al dan niet in combinatie met luchtzuiveringen;

� geluidschermen;

� snelheidsbeperking;

� variabilisering tol ifv emissies voertuig;

� weren van bepaalde voertuigen (bv vrachtwagens of obv emissies voertuigen);

� afzuiging tunnellucht + filtering;

� ruimtelijke invulling woonuitbreidingsgebieden, industriegebieden en KMO zones;

� ook de koppeling met ruimtebeleving uitwerken;

6.5 Vergelijking van de alternatieven

De te bestuderen alternatieven en de te volgen aanpak m.b.t. de alternatieven is behandeld in deel 3.2

‘alternatieven’ van deze richtljinen. De alternatievenafweging in het MER dient transparant te

gebeuren.

Page 25: Richtlijnen milieueffectrapportage Plan-MER: Omvorming van ...Richtlijnen milieueffectrapportage Plan-MER: Omvorming van de R0 vak A3/E40 (Sint-Stevens-Woluwe) -A1/E19 (Machelen) 21

Richtlijnen milieueffectrapportage – PL-MER-0063 25

7 Grensoverschrijdende effecten

De effecten (met inbegrip van de milderende maatregelen) van het voorgenomen plan op het

grondgebied van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest dienen duidelijk herkenbaar in het MER

behandeld te worden. Hierbij dient in het kader van de receptor mens de impact op het lokale

wegennet voldoende in beeld gebracht te worden. De impact van het plan op ontwikkelingsscenario’s

gelegen binnen het Brussels Hoofdstedelijk Gewest dienen eveneens aan bod te komen in dit

hoofdstuk. Het MER dient een duidelijke conclusie te bevatten inzake de te verwachten effecten op het

grondgebied van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.

8 Leemten in de kennis

Het MER dient opgave te doen van de leemten in de kennis die tijdens het uitvoeren van het

onderzoek werden vastgesteld. Deze leemten kunnen opgedeeld worden naar aard van de leemte

waarbij dan onderscheid dient gemaakt te worden tussen leemten met betrekking tot het plan, met

betrekking tot de inventaris en aangaande methode en inzicht.

Het MER zal eveneens aangeven hoe met deze leemten omgegaan is en hoe zij kunnen doorwerken in

de besluitvorming specifiek voor de opstelling van het voorontwerp-RUP en voor de besluitvorming

nadien met het oog op de definitieve vaststelling van het RUP en op de verdere stedenbouwkundige

vergunningen. Het MER kan ook aangeven welke leemten in de kennis ingevuld dienen te worden op

projectniveau (project-m.e.r.).

9 Monitoring en evaluatie

In het MER zal per discipline aangegeven worden of er eventueel opvolgingsmaatregelen voor te

stellen zijn. Verder zal opgave worden gedaan van een monitoringprogramma voor die elementen

waarvoor dit vanuit de leemten in de kennis noodzakelijk wordt geacht.

10 Integratie en eindsynthese

In een afzonderlijk deel zal het rapport een discipline-overschrijdende, leesbare samenvatting geven

over de verwachte gevolgen voor het milieu en hoe en in welke mate de voorgestelde maatregelen

deze kunnen voorkomen of milderen. De milderende maatregelen die voorgesteld zijn vanuit

verschillende disciplines zullen discipline overschrijdend t.a.v. elkaar afgewogen worden (vb. impact

van voorgestelde milderende maatregelen in het kader van hinder t.a.v. landschap). Bij de milderende

Page 26: Richtlijnen milieueffectrapportage Plan-MER: Omvorming van ...Richtlijnen milieueffectrapportage Plan-MER: Omvorming van de R0 vak A3/E40 (Sint-Stevens-Woluwe) -A1/E19 (Machelen) 21

Richtlijnen milieueffectrapportage – PL-MER-0063 26

maatregelen dient in de mate van het mogelijke aangegeven te worden waar deze zullen/kunnen

doorwerken vb. in de stedenbouwkundige voorschriften van RUP of op het niveau van de

stedenbouwkundige vergunning,… , dit kan eventueel gebeuren in een samenvattende tabel. Hierbij

kan, in de mate van het mogelijke, ook aangegeven worden wie zal moeten instaan voor deze

doorwerking.

De elementen welke noodzakelijk zijn voor de watertoets,… zullen duidelijk in de synthese

opgenomen worden.

11 Niet-technische samenvatting

De niet-technische samenvatting vormt een afzonderlijk leesbaar deel van het rapport dat de essentie

van de overige delen beknopt weergeeft. De tekst moet zodanig geschreven zijn dat zij begrijpelijk is

voor de gemiddelde lezer. Figuren, kaarten of tekeningen dienen ter ondersteuning van de tekst in deze

samenvatting opgenomen te worden, indien gewerkt wordt met afzonderlijke kaarten en/of

figurenbundel kunnen verwijzingen naar de relevante figuren volstaan.

Deze niet-technische samenvatting wordt in het MER opgenomen en tevens in digitale vorm

aangeleverd.

12 Vorm en presentatie

Met betrekking tot de vorm en presentatie vraagt de dienst Mer om:

• alle documenten m.b.t. voorafgaande studies in papieren versie overmaken aan de dienst Mer,

voor de documenten die voor het publiek raadpleegbaar zijn dient in het MER een duidelijke

referentie opgenomen te worden;

• relevante achtergrondinformatie in de bijlagen op te nemen;

• recent en overzichtelijk kaartmateriaal (onder meer een overzichtsfiguur van de volledige ring met

op- en afritten) te gebruiken voorzien van een duidelijke bronvermelding, schaalaanduiding,

noordpijl en legende;

• de bron van de gebruikte basiskaarten te vermelden (vb. topografische kaarten = NGI; meer info

http://www.gisvlaanderen.be);

• het kaartmateriaal zodanig te presenteren dat het van goede kwaliteit is, m.n. overzichtelijk,

duidelijk, bruikbaar (voldoende detailniveau), hanteerbaar (bij voorkeur A4, maximaal A3) en

gemakkelijk begrijpbaar, ook voor een niet-deskundige;

Page 27: Richtlijnen milieueffectrapportage Plan-MER: Omvorming van ...Richtlijnen milieueffectrapportage Plan-MER: Omvorming van de R0 vak A3/E40 (Sint-Stevens-Woluwe) -A1/E19 (Machelen) 21

Richtlijnen milieueffectrapportage – PL-MER-0063 27

• alle relevante straatnamen op kaart te situeren;

• het MER dient een overzichtsfiguur te bevatten van de R0 in z’n totaliteit met aanduiding van de

bestaande op- en afritten;

• aandacht te besteden aan de overeenstemming tussen de tekst onderling, de figuren en de legende;

• een verklarende woordenlijst, afkortingenlijst, lijst van figuren, lijst van tabellen en literatuurlijst

bij het rapport op te nemen;

• het definitief MER te laten ondertekenen door alle erkende deskundigen en de coördinator die het

MER hebben opgesteld;

• het definitief MER in te dienen in 6 analoge exemplaren, waarvan 5 ingebonden en 1 losbladig, en

één digitale versie (bij voorkeur in 1 pdf-document).

11 Verklaring onafhankelijkheid

De coördinator (en indien gewenst door de coördinator ook de deskundigen) zal (zullen) de in bijlage

bijgevoegde onafhankelijkheidsverklaring invullen en ondertekenen.

21 april 2009,

Paul Van Snick

Algemeen directeur

Afdelingshoofd AMNEB

Page 28: Richtlijnen milieueffectrapportage Plan-MER: Omvorming van ...Richtlijnen milieueffectrapportage Plan-MER: Omvorming van de R0 vak A3/E40 (Sint-Stevens-Woluwe) -A1/E19 (Machelen) 21

Richtlijnen milieueffectrapportage – PL-MER-0063 28

Bijlagen Bijlage 1: Overzicht van de bekendmakingen van de terinzageleggingen

∨ Bekendmaking via de webstek van de Dienst Mer en Het Laatste Nieuws/de nieuwe Gazet editie

‘Brussel-De Ring-Pajot’ (publicatie 5-07-08) en de metro (publicatie 7-07-08)

Page 29: Richtlijnen milieueffectrapportage Plan-MER: Omvorming van ...Richtlijnen milieueffectrapportage Plan-MER: Omvorming van de R0 vak A3/E40 (Sint-Stevens-Woluwe) -A1/E19 (Machelen) 21

Richtlijnen milieueffectrapportage – PL-MER-0063 29

∨ Bekendmaking via de webstek van de Dienst Mer en Het Laatste Nieuws/de nieuwe Gazet editie

‘Brussel-De Ring-Pajot’ (publicatie 6-09-08)

Page 30: Richtlijnen milieueffectrapportage Plan-MER: Omvorming van ...Richtlijnen milieueffectrapportage Plan-MER: Omvorming van de R0 vak A3/E40 (Sint-Stevens-Woluwe) -A1/E19 (Machelen) 21

Richtlijnen milieueffectrapportage – PL-MER-0063 30

∨ Bekendmaking via de krant La Dernière Heure (publicatie 6-09-08)

Page 31: Richtlijnen milieueffectrapportage Plan-MER: Omvorming van ...Richtlijnen milieueffectrapportage Plan-MER: Omvorming van de R0 vak A3/E40 (Sint-Stevens-Woluwe) -A1/E19 (Machelen) 21

Richtlijnen milieueffectrapportage – PL-MER-0063 31

Bijlage 2: Overzicht van de ontvangen inspraakreacties

� 185 inspraakreacties van burgers

� Lijst van reacties van instanties en openbare besturen die een inspraakreactie ingediend hebben:

o Gemeenteraad Sint-Gillis

o Gemeenteraad Ukkel

o Vlaamse Landmaatschappij

o Vlaams Agrarisch Centrum

o Fietsersbond Afdeling Zaventem

o Brandweer Zaventem

o Natuurpunt Asse

o VOKA - Kamer van Koophandel Halle – Vilvoorde

o De Beroepsorganisatie van de Vlaamse Goederentransport Ondernemers en

Logistieke Dienstverleners

o Unizo Natuurpunt Brussel

o Fietsersbond Vilvoorde

o Modal Shift

o Gemeente Jette-Dienst Mobiliteit

o Zaventemse Milieuraad

o Milieuraad Steenokkerzeel

o Touring

o Economische en sociale raad voor het Brussels Hoofdstedelijk gewest

o Gewestelijke mobiliteitscommissie

o Raad voor het leefmilieu voor het Brussels Hoofdstedelijk gewest

o Brussels Hoofdstedelijk gewest de gewestelijke ontwikkelingscommissie

o Gemeenteraad Sint-Pieters-Woluwe

o College van burgemeester en schepenen van Anderlecht

o College van burgemeester en schepenen van Evere

o College van burgemeester en schepenen van Ganshoren

o Milieuadviesraad Kraainem

o Gemeenteraad Brussel

o College van burgemeester en schepenen Sint-Joost-ten-Noode

o College van burgemeester en schepenen van Etterbeek

o Gemeente Schaarbeek

o Gemeenschappelijke reactie van Brusselse Raad voor het Leefmilieu,Inter-

Environment Bruxelles en de fietsersbond

o UCM Bruxelles (association interprofesionnelle d’indépendants et de petites

Enterprises )

o Commission de l’environnement de Bruxelles et Environs asbl

o Commission de l’environnement de Bruxelles-ouest C.E.B.O asbl

o Commissie voor Behoud, Beheer en Ontwikkeling van de Natuur in de Vogelzang

beekvallei

o Association de comites de quartier ucclois

o SOS Kauwberg Uccla Natura

o Entente nationale pour la protection de la nature

o Groen

Page 32: Richtlijnen milieueffectrapportage Plan-MER: Omvorming van ...Richtlijnen milieueffectrapportage Plan-MER: Omvorming van de R0 vak A3/E40 (Sint-Stevens-Woluwe) -A1/E19 (Machelen) 21

Richtlijnen milieueffectrapportage – PL-MER-0063 32

Bijlage 3: Lijst van de administraties, overheidsinstellingen, instanties en openbare besturen die

aangeschreven werden en reageerden:

LNE Afdeling Lucht, Hinder,

Risicobeheer,

Milieu en Gezondheid

Dienst Hinder en

Risicobeheer

LNE Afdeling Lucht, Hinder,

Risicobeheer,

Milieu en Gezondheid

Dienst Lucht en

Klimaat

MOW Afdeling Algemeen Beleid

VMM Afdeling Operationeel

Waterbeheer

Agentschap R-O Vlaanderen R-O Vlaams Brabant Onroerend Erfgoed

RWO Ruimtelijke Planning

Departement Bestuurszaken Team Vlaamse Bouwmeester

MOW Beleid Mobiliteit en

Verkeersveiligheid

Vlaams Agentschap Zorg en Gezondheid Afdeling Toezicht

Volksgezondheid

Provinciebestuur Vlaams Brabant Dienst Ruimtelijke ordening en

Leefmilieu

OVAM

Elia

Fluxys NV

College van Burgemeester en Schepenen van Zaventem

College van Burgemeester en Schepenen van Kraainem

College van Burgemeester en Schepenen van Steenokkerzeel

College van Burgemeester en Schepenen van Machelen

College van Burgemeester en Schepenen van Grimbergen

College van Burgemeester en Schepenen van Wemmel

College van Burgemeester en Schepenen van Asse

Brussels Hoofdstedelijk Gewest

Brussels Hoofdstedelijk Gewest

Brussels Hoofdstedelijke regering

Page 33: Richtlijnen milieueffectrapportage Plan-MER: Omvorming van ...Richtlijnen milieueffectrapportage Plan-MER: Omvorming van de R0 vak A3/E40 (Sint-Stevens-Woluwe) -A1/E19 (Machelen) 21

Richtlijnen milieueffectrapportage – PL-MER-0063 33

Bijlage 4a: Lijst van de administraties, overheidsinstellingen, instanties en openbare besturen die

aangeschreven werden en hebben laten weten geen opmerkingen te hebben op het

kennisgevingsdossier: LNE Afdeling Land en Bodembescherming, Ondergrond, Natuurlijke

Rijkdommen

Dienst Land en

bodembescherming

LNE Afdeling Milieu- Natuur- en Energiebeleid Dienst VR

Agentschap voor Natuur en Bos

Infrabel

Bijlage 4b: Lijst van de administraties, overheidsinstellingen, instanties en openbare besturen die

aangeschreven werden om reactie te geven maar die niet reageerden: VMM

VMM

Agentschap Economie Entiteit Ruimtelijke Economie

Agentschap R-O Vlaanderen Ruimtelijke Ordening

RWO Stedenbouwkundig Beleid en

Onroerend Erfgoedbeleid

Agentschap Wegen en Verkeer

Vlaamse Vervoermaatschappij De Lijn

College van Burgemeester en Schepenen van Wezembeek-Oppem

College van Burgemeester en Schepenen van Vilvoorde

College van Burgemeester en Schepenen van Dilbeek

Page 34: Richtlijnen milieueffectrapportage Plan-MER: Omvorming van ...Richtlijnen milieueffectrapportage Plan-MER: Omvorming van de R0 vak A3/E40 (Sint-Stevens-Woluwe) -A1/E19 (Machelen) 21

Richtlijnen milieueffectrapportage – PL-MER-0063 34

Bijlage 5: Lijst van de administraties, overheidsinstellingen, instanties en openbare besturen die een

ontwerptekst zullen ontvangen:

LNE Afdeling Lucht,

Hinder, Risicobeheer,

Milieu en Gezondheid

Dienst Hinder en

Risicobeheer

LNE Afdeling Lucht,

Hinder, Risicobeheer,

Milieu en Gezondheid

Dienst Lucht en

Klimaat

MOW Afdeling Algemeen

Beleid

VMM Afdeling Operationeel

Waterbeheer

Agentschap R-O Vlaanderen R-O Vlaams Brabant Onroerend Erfgoed

RWO Ruimtelijke Planning

Departement Bestuurszaken Team Vlaamse

Bouwmeester

MOW Beleid Mobiliteit en

Verkeersveiligheid

Vlaams Agentschap Zorg en Gezondheid Afdeling Toezicht

Volksgezondheid

Provinciebestuur Vlaams Brabant Dienst Ruimtelijke

ordening en Leefmilieu

OVAM

Elia

Fluxys NV

College van Burgemeester en Schepenen van Zaventem

College van Burgemeester en Schepenen van Kraainem

College van Burgemeester en Schepenen van Steenokkerzeel

College van Burgemeester en Schepenen van Machelen

College van Burgemeester en Schepenen van Grimbergen

College van Burgemeester en Schepenen van Wemmel

College van Burgemeester en Schepenen van Asse

Brussels Hoofdstedelijk Gewest Leefmilieu Brussel

Brussels Hoofdstedelijk Gewest Mobiel Brussel

Brussels Hoofdstedelijke regering

LNE Afdeling Milieu-

Natuur- en

Energiebeleid

Dienst VR

Agentschap voor Natuur en Bos

VMM

VMM Buitendienst Leuven

Vlaamse Vervoermaatschappij De Lijn

College van Burgemeester en Schepenen van Wezembeek-Oppem

College van Burgemeester en Schepenen van Vilvoorde

College van Burgemeester en Schepenen van Dilbeek

Page 35: Richtlijnen milieueffectrapportage Plan-MER: Omvorming van ...Richtlijnen milieueffectrapportage Plan-MER: Omvorming van de R0 vak A3/E40 (Sint-Stevens-Woluwe) -A1/E19 (Machelen) 21

Richtlijnen milieueffectrapportage – PL-MER-0063 35

Bijlage 6: Aantal in te dienen ontwerpteksten

Er dienen 35 exemplaren analoge exemplaren van de ontwerptekst en één digitaal exemplaar aan de

dienst Mer bezorgd te worden. De dienst Mer zorgt voor het versturen van de ontwerpteksten.

Bijlage 7: Verklaring onafhankelijkheid

Ik, ……………………………………………, treed op als deskundige/coördinator*

……………………………………………………(discipline) in dossier (nummer + naam)

…………………………………………………………………………………………….. .

Ik verklaar hierbij dat ik geen belang heb bij het voorgenomen plan of de alternatieven en dat

ik niet betrokken zal worden bij de latere uitvoering van het project. Ik voer mijn opdracht

volledig onafhankelijk uit.

Datum Handtekening