PDF bestand Page 1. 2006 VU medisch centrum jaarverslag 2006 ...
Transcript of PDF bestand Page 1. 2006 VU medisch centrum jaarverslag 2006 ...
2006
VU
med
isch cen
trum
jaarverslag 2
00
6
jaarverslag
vormgeving Roto Smeets GrafiServices, Utrecht
Jaarverslag 2006
Vereniging VU-Windesheim
De Vereniging voor christelijk hoger onderwijs, wetenschappelijk onderzoek en patiëntenzorg (Vereniging VU-
Windesheim) is het resultaat van een fusie van Windesheim- en de VU-vereniging. De Vereniging is de koepel boven
de Vrije Universiteit, VU medisch centrum en de Christelijke Hogeschool Windesheim.
De bijzondere identiteit van de Vereniging is geworteld in de christelijke traditie. Bijbels geïnspireerde kernwaarden
staan centraal, zoals maatschappelijke betrokkenheid, een goede (mede)mens zijn, zorg en respect voor de ander
waarbij ‘elk talent telt’, en zorg voor de kwaliteit van leven, cultuur en natuur. De Vereniging biedt een uniek draag-
vlak aan de VU, VUmc en Windesheim als instellingen met een bijzondere identiteit. Ook draagt zij bij aan hun maat-
schappelijke verbinding. De drie organisaties zijn ervan overtuigd dat zij samen beter dan elk afzonderlijk kunnen
inspelen op een aantal maatschappelijke tendensen.
De belangrijkste rollen van de Vereniging zijn: koepel-rechtspersoon, georganiseerd relatienetwerk en sponsor van
‘bijzondere’ projecten.
1
2
Inhoud
I. Vijf jaar VU medisch centrum 5
II. Verslag raad van toezicht 13
III. Verslag raad van bestuur 19
1. Profiel organsiatie 19
2. Belanghebbenden 23
3. Governance 25
4. Leiderschap 29
5. Strategie en beleid 31
6. Management van medewerkers 39
7. Management van middelen 45
8. Management van processen 51
9. Klanten en verwijzers 61
10. Waardering van medewerkers 65
11. Waardering Maatschappij 69
12. Eindresultaten 75
13. Hoofdlijnen van beleid 2007 77
• Bijlage 1 HRM kengetallen 2006 79
• Bijlage 2 Eindresultaten productie 85
• Bijlage 3 Legitimering academisch component 87
• Bijlage 4 Organisatieschema 92
IV. Jaarrekening 95
V. Overige gegevens 139
VI. Bijlagen 151
• Bijlage 1 Materiële vaste activa 153
• Bijlage 2 DHAZ-middelen 158
• Bijlage 3 Projecten in uitvoering 2006 159
• Bijlage 4 Tabellen 161
• Bijlage 5 Opbouw aanvaardbare kosten 2005, 2006 en mutatie in het boekjaar 169
• Bijlage 6 Wet Openbaarmaking uit Publieke middelen gefinancierde Topinkomens (WOPT) 171
• Bijlage 7 Basisset Prestatie-indicatoren 2006 175
3
4
lustrum 2005 6: patiëntendag hematologie
lustrum 2005 6: open dag
Een eerste lustrum vieren schept het beeld van een jonge
organisatie. VU ziekenhuis en medische faculteit hebben
echter al een indrukwekkende geschiedenis achter de rug.
De eerste onderzoeker, professor Bouman, startte al in
1907, bijna een eeuw geleden dus. En de faculteit leidt al
sinds 1951 artsen op, terwijl de eerste patiënt in 1964 in
het VU-ziekenhuis terecht kwam wat overigens pas in 1966
officieel zijn deuren opende. In de loop der jaren zijn er
vele markante momenten geweest. Bijvoorbeeld in 1970
toen het VU ziekenhuis het eerste Nederlands ziekenhuis
met een commissie medische ethiek was. Of in 1984 toen
de eerste in vitro fertilisatie (IVF) behandeling in het VU
ziekenhuis werd uitgevoerd. In 1987 startte computer
ondersteund onderwijs (COO) aan geneeskunde studenten.
En in 1988 was het VU ziekenhuis uniek met de start van
het integraal kwaliteitsbevorderingproject ‘Zorg voor nog
beter’. In december 1990 volgde de eerste openhart opera-
tie en in april 1995 kwam het helitraumateam voor het eerst
in actie. In 1998 werd een belangrijke stap gezet in de
fusie. Er kwam een gezamenlijk jaarplan faculteit en zieken-
huis. In januari 2001 werd de integratie faculteit der
Geneeskunde en het VU ziekenhuis officieel en gingen ze
samen verder onder de nieuwe naam VU medisch centrum.
Deze samenwerking vroeg gewenning, maar het belang van
het gezamenlijk optrekken, waardoor de kerntaken
patiëntenzorg, onderwijs & opleiding en onderzoek beter
op elkaar afgestemd kunnen worden, wordt voor iedereen
steeds duidelijker.
Vijf jaar V
U m
edisch
centru
m
I. Vijf jaar VU medisch centrum
1 januari 2001
De Faculteit der Geneeskunde en het VU
Ziekenhuis fuseren tot VU medisch centrum
24 januari 2002
Het ziekenhuisnetwerk OZON (onderwijs &
opleiding, zorg- en onderzoek netwerk
Noord-West Noord-Holland) gaat van start.
Dit netwerk zal met ingang van dat jaar
75 extra plaatsen voor basisartsen realiseren
en 300 medisch-specialisten meer opleiden
dan voorheen.
Maart 2002
Wereldprimeur met robotchirurgie. In deze
maand opent ook het stiltecentrum in de
polikliniek.
September 2002
VUmc maakt een aanvang met het voorberei-
den van een nieuw curriculum geneeskunde,
VUmc-compas genoemd.
April 2003
Naast de vier bestaande onderzoekinstituten
rond de zwaartepunten kanker & afweer,
hersenen, hart & vaten en extramuraal onder-
zoek, richt het zwaartepunt bewegen een
vijfde onderzoekinstituut, genaamd MOVE op.
5
‘Alle drie de kerntaken zijn
er sterker uitgekomen’
Elmer Mulder, voorzitter raad van bestuur
“Eigenlijk was de fusie tussen medische faculteit en ziekenhuis
logisch. Onderwijs en onderzoek zaten formeel bij de faculteit
en de patiëntenzorg lag bij het ziekenhuis. Maar in de praktijk
van de werkvloer zag je dat alles al door elkaar liep.
Hoogleraren waren in dienst van de faculteit, maar ook op de
werkvloer van het ziekenhuis belast met onderwijstaken.
Medewerkers van klinische afdelingen deden mee aan onder-
zoek en omgekeerd moesten de uitkomsten van onderzoek ook
weer in de zorg worden geïmplementeerd. Maar als er bijvoor-
beeld voor een specifiek onderzoek een patiëntengroep moest
worden geselecteerd, dan was het niet duidelijk vanuit welk
van de twee organisaties, faculteit of ziekenhuis dat moest
worden georganiseerd.
Ook onderwijs profiteert van de fusie. Vroeger was onderzoek
voor een academisch medisch specialist iets waar je roem in
kon verwerven, patiëntenzorg vormde een uitdaging en onder-
wijs dat kwam er dan zo’n beetje achteraan. Nu zijn dat drie
even zware kerntaken geworden.
6
I. Vijf jaar V
U m
edisch
centru
m
Juli 2003
De transferafdeling opent haar deuren. Een
afdeling voor patiënten die uitbehandeld zijn
en eigenlijk naar een verpleeghuis, verzor-
gingshuis, revalidatiecentrum of naar huis
zouden moeten, maar daar nog niet terecht
kunnen.
Oktober 2003
De obesitaspolikliniek, waar kinderen met
overgewicht worden behandeld, gaat van
start. Welke complicaties zich daarbij op de
kinderleeftijd voordoen, is op dat moment
nog niet bekend. Het is in Nederland voor het
eerst dat hierop screening plaatsvindt.
Onderwijs is niet meer iets dat een arts eruit eigen interesse bij doet. Het is een vak endat vak doceren we onze docenten nu ook.
In het nieuwe onderwijsprogramma VUmc-compas is heel
bewust gekozen voor een lijn van probleemgericht onder-
wijs waar we onze artsen in opleiden. Artsen worden ook
professioneel docent.
Echt klaar is de fusie na vijf jaar nog steeds niet. We
maken een forse cultuuromslag door. Een integratie van
inhoud en bedrijfsvoering doe je in de academie niet van
de een op de andere dag. Dat kost energie. En ja, mensen
raken bepaalde vrijheden kwijt, maar krijgen daar verant-
woordelijkheden voor terug. Ze moeten de tijd krijgen om
zich bijvoorbeeld managementvaardigheden eigen te
maken.
Ik denk dat we over een jaar of drie moeten kunnen zeggen dat het hele proces
geslaagd is.
Een ding weet ik zeker: alle drie de kerntaken komen
sterker uit de fusie. En onze klanten, de patiënten en de
studenten, die weten, als het goed is, al niet beter dan dat
zorg, onderwijs en onderzoek op een heel natuurlijke
manier in elkaar overgaan.”
7
I. Vijf jaar V
U m
edisch
centru
m
Januari 2004
Er verrijst een nieuw gebouw voor het oplei-
dingsinstituut Zorg en Welzijn. Het is het
eerste opleidingsinstituut waarin zorg- en wel-
zijnopleidingen op mbo-, hbo- en wo-niveau
in een organisatie vertegenwoordigd zijn.
Februari 2004
VUmc krijgt als eerste een eigen universitaire
huisartsenpraktijk. Met de UHP krijgt de
afdeling huisartsengeneeskunde een eigen
‘afdeling’ patiëntenzorg. Hiermee is de
integratie van academische taken (patiënten-
zorg, onderwijs en onderzoek) binnen de
huisartsengeneeskunde gerealiseerd.
Februari 2004
Het nieuwe beddenhuis wordt feestelijk
geopend. Al in 1998 begonnen de voorberei-
dingen om het ziekenhuis te moderniseren.
In 1999 startte men met de nieuwbouw c.q.
renovatiewerkzaamheden.
Maart 2004
VUmc benoemt als eerste academisch zieken-
huis in Nederland een teaching professor. De
aanstelling van gynaecoloog Fedde Scheele uit
het St. Lucas Andreas Ziekenhuis maakt deel
uit van het opleidingsoffensief dat VUmc
samen met ziekenhuizen in Noord-Holland
heeft opgezet. Doel is het tekort aan basis-
artsen en medisch specialisten te bestrijden.
I. Vijf jaar V
U m
edisch
centru
m
‘Een opleider moet zich
voortdurend blijven
ontwikkelen’
Jan Rauwerda, hoogleraar vaatchirurgie en opleider/afdelings-
hoofd
“Als je gaat werken in een academisch ziekenhuis vind je doce-
ren plezierig. Je leert jonge mensen iets wat ze niet dachten te
kunnen.
Er zijn meer leermomenten ingebouwd,bijvoorbeeld feedback direct na een operatie als
de ervaring nog vers is.
Maar de echte uitdaging voor een opleider is de intellectuele
ontwikkeling. Klinisch leren redeneren en dat gaandeweg uit-
breiden naar het nemen van een therapiebesluit en zelf de
behandeling uitvoeren. Als groep opleiders zien we elk jaar zes
tot tien chirurgen in spe binnenkomen en die houden we zes
jaar bij ons. Je begeleidt ze vanaf het begin tot het eind, tot ze
zelfstandig de meest ingewikkelde dingen kunnen uitvoeren en
daar ook nog van genieten. Dat is heel leuk om te doen.
8
April 2004
De vierdimensionale CT-scanner wordt in
gebruik genomen. Met dit in Europa unieke
apparaat kunnen de zogenoemde bewegende
tumoren, tumoren waarvan de locatie door
ademhaling van de patiënt verandert, zeer
precies en op elk moment worden
weergegeven.
Juni 2004
De eerste lichting studeert af bij de master-
opleiding oncologie.
September 2004
De kwaliteit van het wetenschappelijk onder-
zoek van VUmc staat in de top 3 van universi-
tair medische centra.
Opleiden doe je niet zomaar, je moet wel over een aantal
competenties beschikken. Een opleider moet de kennis en
kunde vertonen waaraan mensen zich kunnen optrekken.
Ze moeten zich kunnen identificeren met hem/haar. Het
moet iemand zijn waar assistenten later met plezier aan
terugdenken en op wie ze bij zorgen altijd terug kunnen
vallen. Met de meeste assistenten houd je een band,
bijvoorbeeld doordat ze later als vrijgevestigd specialist
patiënten met problemen naar je doorverwijzen of je
telefonisch om raad vragen.
Vergeleken met het begin van mijn opleidingstijd is het
verschil met nu hemelsbreed. Toen lag de verantwoorde-
lijkheid geheel in handen van de individuele opleider,
tegenwoordig wordt de opleiding gedragen door het hele
team. Dat betekent een meer geprotocolleerd, dus objec-
tiever opleidingsplan. Hetzelfde geldt voor de toetsing.
Snijden in een mens is natuurlijk niet niks:je schendt de integriteit van een lichaam.
In het begin merk je schroom, je zietonhandigheid of juist handigheid.
En er is meer tijd ingeruimd voor de ‘zachtere’ kanten van
het vak, denk aan het belang van een goede communica-
tie. En vergeet ook niet de ontwikkeling van de techniek.
Opereren via een monitor vergt hele andere vaardigheden
dan een ingreep op de traditionele manier. Daar hebben we
onze leermethodes dus op moeten aanpassen.”
9
I. Vijf jaar V
U m
edisch
centru
m
December 2004
VU medisch centrum kondigt aan dat het in
2005 18 miljoen euro moet bezuinigen. Dit
bedrag is nodig om een gezondere financiële
positie te krijgen.
Januari 2005
Cardiologen hebben als eerste ter wereld een
nieuw type pacemaker bij een patiënt geïm-
planteerd. Deze pacemaker heeft een geavan-
ceerde transmitter, die bij onregelmatigheden
via SMS gegevens zendt naar de mobiele tele-
foons van de behandelend cardioloog en een
speciale post in het ziekenhuis.
24 maart 2005
Familieleden van ernstig zieke patiënten kun-
nen ‘op adem’ komen in de familiekamer op
de afdeling geneeskundige oncologie. Het is
een in Nederland unieke faciliteit.
30 maart 2005
Er wordt een grondovereenkomst ondertekend
voor de bouw van een tijdelijk het oncolo-
gisch researchcentrum Cancer Center
Amsterdam (CCA). Deze wordt in de loop van
het jaar neergezet.
‘Fusie nuttig voor
patiënten met hartfalen
en diabetes’
Victor van Hinsbergh, wetenschappelijk directeur van het
onderzoekinstituut voor cardiovasculair onderzoek van VUmc
(ICaR-VU)
“Nu we door de fusie faculteit en ziekenhuis samen onder één
dak zitten, is de interactie tussen kliniek en prekliniek duidelijk
beter. Vragen die in kliniek opduiken rond hartfalen en diabe-
tes, onze belangrijkste speerpunten bij het onderzoek, kunnen
we doorspelen naar basale onderzoekers en de resultaten weer
terugkoppelen naar de kliniek. Uiteindelijk levert de fusie zo
direct nut op voor de patiënt. Een concreet voorbeeld van de
samenwerking tussen kliniek en basale wetenschappers is het
onderzoek naar pre-eclampsie, een gevaarlijk hoge bloeddruk
tijdens de zwangerschap. Bij deze groep patiënten hebben we
een gen gevonden, dat verantwoordelijk is voor deze ziekte. De
volgende stap is om uit te zoeken hoe het gen werkt, wat er
precies de consequenties van zijn en hoe je pre-eclampsie kunt
voorkomen. Dat alles gebeurt in een wisselwerking tussen kli-
niek en prekliniek, steeds opnieuw.
ICaR-VU heeft twee belangrijke speerpunten voor het onder-
zoek: hartfalen en de bloedvatfunctie bij metabole ziekten, in
het bijzonder diabetes. Bij het onderzoek naar hartfalen werken
cardiologen en fysiologen samen om heel patiëntgericht te kij-
ken, wat en waar het misgaat.
De fysiologen hebben heel precies ontrafeld,hoe de hartspiercellen samentrekken.
Die kennis passen de onderzoekers toe bijpatiënten die een hartinfarct hebben
doorgemaakt.
10
I. Vijf jaar V
U m
edisch
centru
m
April 2005
VU medisch centrum biedt als eerste
universitair medisch centrum, conform het
advies van de Commissie Gelijke Behandeling
(CGB), zijn artsen in opleiding de mogelijk-
heid co-schappen in deeltijd te volgen.
11
I. Vijf jaar V
U m
edisch
centru
m
lustrum 2005 6: TV kok Rudolf van Veen kookt voor patiënten
In het onderzoek naar diabetes werken we veel samen met
het EMGO-instituut (instituut voor extramuraal geneeskun-
dig onderzoek). Dat gebeurt in de Hoorn-studie, het grote
onderzoek naar diabetes bij ouderen. In de afgelopen
jaren heeft dat geleid tot een bijzonder goed en zichtbaar
netwerk voor diabetesonderzoek, dat in Europa en ook
daarbuiten heel bekend is.”
Hart- en vaatziekten vormen een heel turbulent onder-
zoeksgebied, omdat zich daarin steeds hele nieuwe ont-
wikkelingen voordoen. Daarvoor moeten dan weer nieuwe
strategieën worden bedacht.
Jonge aanstormende onderzoekstalentenmoet je daarom goed in het veld plaatsen,
zodat hun onderzoek zoveel mogelijk impactheeft, ook maatschappelijk gezien.
Het gaat niet alleen om mooie verhalen: de patiënten moe-
ten er echt iets aan hebben. Dat staat voor ons centraal.”
5 september 2005
Bijna 400 eerstejaars starten met het nieuwe,
competentiegerichte programma VUmc-com-
pas. VUmc-compas leert studenten kennis,
vaardigheden en gedrag te integreren.
12
lustrum 2005 6: lustrumfeest
lustrum 2005 6: patiëntendag hart en vaten
Inleiding
De raad van toezicht oefent toezicht uit op het college van bestuur van de Vrije Universiteit en de hogeschool
Windesheim en op de raad van bestuur van VU medisch centrum. Met dit verslag legt de raad, zowel intern als naar
externe partijen, verantwoording af over het door hem uitgeoefende toezicht. De raad is in 2006 zes maal bijeen
gekomen. Tussen de vaste vergaderingen van de raad is er overleg van de voorzitter en één vice-voorzitter van de
raad met de voorzitters van de besturen. In oktober vond het jaarlijkse gesprek plaats met het bestuur van de
Vereniging waarvan de drie instellingen uitgaan.
De raad van toezicht heeft de afstemming tussen de besturen van de instellingen gestimuleerd en stelt vast dat het
overleg met de besturen en tussen de besturen in open dialoog en goede verstandhouding plaatsvindt.
Governance
In de samenstelling van de raad van toezicht zijn in het verslagjaar de volgende wijzigingen opgetreden. De leden
Sangster, Volten en Westerlaken beëindigden hun lidmaatschap. Benoemd tot lid zijn de heren Bikker (tevens voorzit-
ter van de Vereniging voor christelijk hoger onderwijs, wetenschappelijk onderzoek en patiëntenzorg), Paas (voorzit-
ter vakcentrale CNV) en Willems (president-directeur van Shell Nederland NV). Met ingang van 1 april 2007 is in de
raad van toezicht benoemd prof. dr. F. Leijnse, voormalig voorzitter van de HBO-raad. Daarmee bestaat de raad van
toezicht uit negen leden.
De voorzitter en de beide vice-voorzitters van de raad van toezicht vormen de renumeratiecommissie. De renumera-
tiecommissie heeft in de vergadering van de raad van toezicht van mei 2007 gerapporteerd over de gevoerde
functioneringsgesprekken met de leden van het college van bestuur en raad van bestuur. De renumeratiecommissie
heeft opdracht gegeven voor een onderzoek naar het beloningsbeleid voor de leden van de besturende colleges.
De financiële commissie van de raad van toezicht is gedurende het verslagjaar tweemaal bijeen geweest. In de
vergadering van mei 2006 is de jaarrekening 2005 besproken en kennisgenomen van het accountantsverslag en de
managementrapportage van de accountant. In de vergadering van november 2006 heeft de commissie zich gebogen
over de begroting 2007 en het addendum op het jaarplan VUmc 2006-2007. De bijeenkomst inzake de jaarrekening
is tevens bijgewoond door de externe accountant.
Vereniging
De raad van toezicht steunt het proces van herstructurering van de gezamenlijke rechtspersoon van VU-Windesheim
en VUmc, de Vereniging voor christelijk hoger onderwijs, wetenschappelijk onderzoek en patiëntenzorg. Daarmee
worden bevoegdheden, verantwoordelijkheden en verantwoording beter op één lijn gebracht en moderne
governance-inzichten vertaald naar een duurzame organisatiestructuur.
De raad van toezicht heeft daarbij ook oog gehad voor de samenhang van deze wijziging met initiatieven om te
komen tot een vitalere ledenorganisatie. Naar verwachting zullen in 2007 binnen de Vereniging de nodige besluiten
over herstructurering en vitalisering van de Vereniging genomen worden.
Samenstelling raad van bestuur VUmc
De raad van toezicht heeft prof. dr. W.A.B. Stalman benoemd tot lid van de raad van bestuur en decaan VUmc met
ingang van 1 maart 2007. Prof. Stalman was hiervoor als hoogleraar huisartsgeneeskunde en hoofd van de gelijkna-
mige afdeling aan VUmc verbonden.
Strategisch meerjarenbeleid
Het VUmc meerjarenbeleid 2006-2010 heeft de instemming van de raad van toezicht. Ten opzichte van vorige versies
is getracht een verdere focus aan te brengen en zo veel mogelijk prestatie-indicatoren te koppelen aan de hoofdlijnen
van beleid. De meerjaren beleidscyclus is integraal onderdeel van de planning&control-cyclus van VUmc. Belangrijk
13
II. Verslag
raad van
toez
icht
II. Verslag raad van toezicht
aandachtspunt in de meerjarenstrategie is het afbreken van de alliantiebesprekingen met het Slotervaartziekenhuis.
De raad van toezicht steunde de opstelling van de raad van bestuur om vast te houden aan heldere bestuurlijke en
financiële kaders voor de alliantie. Het ontbreken van voldoende bestuurlijk draagvlak in het Slotervaartziekenhuis is
een belangrijke reden voor het afbreken van de besprekingen geweest. De daaraan verbonden risico’s voor VUmc zijn
door de raad van bestuur goed opgevangen.
Ongewijzigd blijft de steun van de raad van toezicht voor de aanpak van de netwerkontwikkeling van VUmc, waar-
binnen met verschillende partners in de regio en de sector samenwerkingsverbanden van verschillende intensiteit
worden aangegaan. De raad van toezicht heeft onder meer gesproken over de intensievere samenwerking van VUmc
met GGZ Buitenamstel en De Geestgronden.
Financieel beleid
De begroting 2007 is door de raad van toezicht goedgekeurd. De doelstellingen van een gezonde exploitatieontwik-
keling en verbetering van de rentabiliteit en solvabiliteit worden gesteund.
De raad van toezicht heeft kennis genomen van de rapportages van de raad van bestuur inzake de administratieve
inrichting van VUmc met betrekking tot het DBC systeem en de daarop afgestemde interne controlfunctie.
Organisatieontwikkeling
De raad van toezicht steunt de raad van bestuur in zijn streven de in 2001 gekozen besturingsfilosofie consequent
te implementeren. Het proces van organisatieontwikkeling is faciliterend aan de prestatieverbeteringen van VUmc
gedurende de afgelopen jaren. Aandachtspunt is daarbij de span of control van de raad van bestuur. Aanpassing van
de organisatie van een cluster- naar een divisiestructuur met bijbehorende verdere decentralisatie van taken,
bevoegdheden en verantwoordelijkheden wordt gesteund. De raad van toezicht heeft daarbij nadrukkelijk aandacht
gevraagd voor een management development programma ten behoeve van de nieuw te benoemen divisievoorzitters.
Ontwikkelingen in de bedrijfsvoering
Gedurende het verslagjaar heeft de raad van toezicht indringend met de raad van bestuur van gedachte gewisseld
over onderwerpen met groot effect op de bedrijfsvoering, zoals de voortgang in de implementatie van de DBC syste-
matiek, de dreigende korting van het budget door het ministerie van VWS en de ingebruikname van nieuwe gebouw-
delen (zoals het laboratoriumgebouw voor het Cancer Center Amsterdam VUmc). De raad van toezicht feliciteert
VUmc met de realisatie van dit unieke project.
Veiligheid en kwaliteit
De raad van toezicht heeft regelmatig met de raad van bestuur van gedachten gewisseld over de veiligheid en
kwaliteit binnen de instelling. Daarbij zijn algemene aspecten van veiligheid en kwaliteit aan de orde geweest, maar
tevens waar nodig afdelingsspecifieke kwaliteits- en veiligheidsvraagstukken besproken.
Tot slot spreekt de raad van toezicht zijn waardering uit voor de inspanningen van de raad van bestuur en de
medewerkers van VUmc over de geleverde prestaties gedurende het afgelopen verslagjaar.
9 mei 2007
De raad van toezicht,
prof. drs. P. Bouw, voorzitter mw. I.E.E. van der Dussen
mr. drs. L.C. Brinkman, vice-voorzitter prof. dr. F. Leijnse
mw. drs. A. de Widt-Nieuwenhuizen, vice-voorzitter mr. drs. F.J. Paas
L. Bikker ir. R. Willems
drs. J.M. Bleichrodt
14
II. Verslag
raad van
toez
icht
15
II. Verslag
raad van
toez
icht
lustrum 2005 6: patiëntendag hematologie
Nieuwsflits
Januari 2006Nieuw kenniscentrum reumatologie
Op 1 januari 2006 opent de afdeling reumatologie van VUmc een kenniscentrum voor patiënten met de ziekte van
Bechterew. Naast patiëntenzorg en onderzoek naar nieuwe behandelmethoden wil het kenniscentrum de diagnos-
tiek en vroege detectie van de ziekte van Bechterew verbeteren. De ziekte van Bechterew is een reumatische aan-
doening, die zich meestal openbaart tussen het twintigste en veertigste levensjaar. De ziekte komt voor onder 1%
van de Nederlandse bevolking.
16 Samenstelling Raad van Toezicht per 31.12.06
Naam Functie Nevenfuncties
drs. J.M. Bleichrodt (1947)* Raad van Bestuur van De Gelderse
Roos Geestelijke Gezondheidszorg
te Arnhem
L. Bikker (1963) ondernemer, oprichter Branson & voorzitter van de Vereniging voor christelijk
Guevara BV hoger onderwijs, wetenschappelijk onderzoek
en patiëntenzorg; voorzitter Adviescommissie
Beoordelingen Medefinanciering van het
Ministerie van Buitenlandse Zaken; lid
Taskforce Handicap en Samenleving van het
Ministerie van Welzijn, Volksgezondheid en
Sport; voorzitter RvC VDM Dataview Groep
bv; voorzitter Landelijke vereniging tot
behoud van de Waddenzee; voorzitter RvT
Nederland Kennisland; voorzitter RvC Blauw
Research Groep bv; voorzitter bestuur
Stichting Zin in Werk
Prof. drs. P. Bouw (1941) Econoom, voorzitter RvC CSM N.V., lid RvC: NUON N.V.
voormalig president directeur KLM NV. en OCE N.V., voorzitter Bankraad
Nederlandse Bank.
Mr. drs. L.C. Brinkman (1948)* voorzitter Bouwend Nederland. vice-voorzitter Dagelijks en Algemeen
Bestuur VNO/NCW, voorzitter Bestuur
Algemeen Burgerlijk Pensioenfonds, voor-
zitter Vereniging het Nederlandse rode Kruis,
voorzitter RvT Stichting Philadelphia Zorg, lid
RvT Staatsbosbeheer, lid RvC bij DUPont
Nederland N.V., lid RvC bij Philips Morris
Holland N.V., lid RvC bij Fries-Groningse
Hypotheekbank N.V., lid RvC bij Nederlands
Omroepproduktie Bedrijf N.V., lid RvC BMC,
lid RvC Rabo Vastgoed, voorzitter Bestuur
NICTIZ (Nationaal Instituut ICT in de Zorg),
president-commissaris Zuidasonderneming
Amsterdam.
mw. I.E.E. van der Dussen (1944) voorzitter Expertisecentrum Federatie
Christelijk BVE, voorzitter Stichting Vrienden
ziekenhuis De Gelderse Vallei, lid Unesco
werkgroep Onderwijs
II. Verslag
raad van
toez
icht
Naam Functie Nevenfuncties
Mr. drs. F.J. Paas (1966) voorzitter CNV-Vakcentrale lid dagelijks bestuur van de Sociaal
Economische Raad, lid van het dagelijks
bestuur van de Stichting van de Arbeid, lid
van de Bankraad van De Nederlandsche Bank,
voorzitter van de RvC en lid van het
Stichtingsbestuur van het Slotemaker de
Bruïne Instituut (SBI), voorzitter van de
Stichting Draagt Elkanders Lasten, voorzitter
van de Stichting Vakbondsfunctionarissen in
nood, voorzitter van de Stichting CNV
Rechtshulp, lid van het bestuur van de
Stichting Christelijke Pers, lid van het bestuur
van de Stichting Christelijk-Sociaal Congres,
lid van het bestuur van het Verbond van
Katholieke Maatschappelijke Organisaties
(VKMO), lid van de raad van advies Stichting
GAK, lid van de raad van advies Nationaal
Initiatief Lang Leve Leren, lid van de raad van
toezicht van ROC Friese Poort, lid van de raad
van advies van de Nederlandse Vereniging
voor Personeelsmanagement en organisatie-
ontwikkeling (NVP), lid van de raad van
advies van de War Trauma Foundation.
mw. drs. A. de Widt-Nieuwenhuizen Voormalig lid gemeenteraad RvT ziekenhuis Bethesda Hoogeveen,
(1948)* Hoogeveen, voormalig lid Provinciale lid Raad van Toezicht Stichting Zorgpalet
Staten Drenthe. Hoogeveen, lid Bestuur Cooperatieve
Servicevereniging Olympusflat U.A.
Rotterdam, Rijksbestuurslid Regionaal
Historisch Centrum Drents Archief, lid lande-
lijke Auditcommissie van de VVD en trainer
Haya van Somerenstichting
ir. R. Willems (1945)* president-directeur van lid RvC Gasterra, voorzitter van VNCI, lid van
Shell Nederland BV; het dagelijks bestuur van VNO-NCW, lid van
het Innovatieplatform en voorzitter van de
Taskforce Energietransitie, lid RvC Koninklijke
Joh. Enschedé, lid RvC FMO.
* leden Financiële Commissie
II. Verslag
raad van
toez
icht
17
18
lustrum 2005 6: lustrum gebouwenloop
lustrum 2005 6: patiëntendag diabetes
III. Verslag
raad van
bestu
ur
III. Verslag raad van bestuur
Het verslag van de raad van bestuur is gestructureerd volgens het INK model. Dit model is leidend bij de inrichting
van de beleidscyclus alsmede de planning&control cyclus in VUmc. Daarnaast is getracht waar mogelijk te anticiperen
op de structurering volgens het Maatschappelijk Jaardocument van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en
Sport (VWS). Naar verwachting zal vanaf 2007 de verslaglegging volgens dit model verplicht worden gesteld voor alle
zorginstellingen.
1 Profiel van de organisatie
Algemene Identificatiegegevens
Naam VU medisch centrum (uitgaande van de Vereniging voor christelijk hoger
onderwijs, wetenschappelijk onderzoek en patiëntenzorg)
Adres De Boelelaan 1117
Postcode 1081 HV
Plaats Amsterdam
Telefoonnummer (020) 4444444
Identificatienummer NZa 1301-20
Nummer Kamer van Koophandel 40530948 (Vereniging voor christelijk hoger onderwijs, wetenschappelijk
onderzoek en patiëntenzorg
E-mailadres [email protected]
Internetpagina www.vumc.nl
Structuur van het concern
VU medisch centrum (VUmc) is naast de Vrije Universiteit (VU) en de hogeschool Windesheim één van de entiteiten
die uitgaan van de Vereniging voor christelijk hoger onderwijs. VUmc is een universitair medisch centrum waarin de
taakstellingen op het gebied van patiëntenzorg, opleiding, onderwijs en wetenschappelijk onderzoek zijn gebundeld
en integraal worden aangestuurd.
De raad van bestuur bestaat uit drie personen, die functioneert als collegiaal bestuur met een onderlinge porte-
feuilleverdeling. Het toezicht berust bij een raad van toezicht, die tevens als toezichthouder fungeert voor VU en
Windesheim.
De organisatie is ingedeeld in zes divisies, stafdiensten en vijf onderzoekinstituten. Divisies zijn bundelingen van
afdelingen met de verantwoordelijkheid voor de sturing van de kernprocessen van VUmc. De stafdiensten opereren
ter ondersteuning van de raad van bestuur en ter facilitering van de divisies. Het organisatieschema is als bijlage aan
het verslag toegevoegd.
VUmc is enig aandeelhouder van Boelevaar Holding BV. Deze BV is op haar beurt houdster van aandelen in verschil-
lende BV’s ten behoeve van kennisexploitatie en private zorgactiviteiten. Deze deelneming is thans gelet op het
geringe belang ervan niet geconsolideerd, maar verantwoord onder financiële vaste activa. De jaarcijfers van de
Stichting Centrum Radio-Isotopen Research zijn wel geconsolideerd.
19
20 Kerngegevens VUmc
Kerngegevens Aantal/bedrag
Personeel
Aantal personeelsleden in loondienst exclusief medisch specialisten op 31 december 6.190
Aantal formatieplaatsen (fte) personeelsleden in loondienst exclusief medisch
specialisten op 31 december 4.797
Aantal medische specialisten (loondienst + inhuur + vrij beroep) op 31 december 408
Aantal fte medische specialisten (loondienst + inhuur + vrij beroep) op 31 december 304
Bedrijfsopbrengsten
Totaal bedrijfsopbrengsten verslagjaar 465.724
Waarvan wettelijk budget voor aanvaardbare kosten 295.443
Waarvan overige bedrijfsopbrengsten 170.281
Hieronder volgen de geconsolideerde kerngegevens van VUmc zoals bedoeld in het format voor het maatschappelijk
verantwoordingsdocument 2006.
Productiegegevens
Productie
Aantal in verslagjaar geopende DBC’s 181.830
Percentage verkeerde-bed-patiënten gemiddeld in verslagjaar 0.8 %
Aantal opnamen exclusief overnamen en dagverpleging in verslagjaar 22.564
Aantal ontslagen patiënten kliniek 22.544
Aantal ontslagen patiënten dagbehandeling 21.629
Totaal aantal polikliniekbezoeken in verslagjaar 315.412
Waarvan aantal eerste polikliniekbezoeken in verslagjaar 118.327
Aantal dagverplegingsdagen (normaal en zwaar) of deeltijdbehandelingen in verslagjaar 21.627
Aantal klinische verpleegdagen in verslagjaar 159.743III. V
erslag raad
van b
estuur
21Vergunningen op grond van artikel 2 Wet bijzondere medische verrichtingen op 31 december 2006
Categorie Vergunning Ja/nee
Transplantaties Niertransplantatie Nee
Harttransplantatie Nee
Longtransplantatie Nee
Levertransplantatie Nee
Pancreastransplantatie Nee
Transplantatie van de dunne darm Nee
Haematopoëtische stamceltransplantaties Ja
Transplantatie van de eilandjes van Langerhans Nee
Radiotherapie Ja
Bijzondere neurochirurgie Ja
Hartchirurgie Openhartoperatie (OHO) Ja
Automatic implantable cardiovertor defibrillator (AICD) Ja
Ritmechirurgie Ja
Percutane transluminale coronaire angioplastiek (PTCA) Ja
Klinisch genetisch onderzoek en erfelijkheidsadvisering Ja
In vitro fertilisatie (IVF) Ja
Neonatale intensive care unit (NICU) Ja
Aanwijzingen op grond van artikel 8 Wet bijzondere medische verrichtingen op 31 december
Aanwijzing Ja/nee
Pediatrische intensive care unit (PICU) Ja
Hemofiliebehandeling Ja
Traumazorg Ja
Pijnrevalidatie en revalidatietechnologie Ja
HIV-behandelcentra (Humaan immunodeficiëntie virus) Ja
Cochleaire implantaties Ja
Uitnameteams orgaandonatie Nee
III. Verslag
raad van
bestu
ur
22
III. Verslag
raad van
bestu
ur
Nieuwsflits
Februari 2006 Studenten kiezen voor VUmc
VUmc geneeskunde is erg in trek bij scholieren
die in september 2006 geneeskunde willen gaan
studeren. Dit blijkt uit het sterk gestegen aantal
voorinschrijvingen. Stond VUmc in 2005 met
130 inschrijvingen (5,1%) nog op een gedeelde
laatste plaats, in 2006 hadden zich op 16 januari
al 320 studenten (13,2%) ingeschreven. Hiermee
komt VUmc op een vierde plaats van de acht
geneeskundeopleidingen. Een en ander blijkt het
gevolg te zijn van de totaal vernieuwde genees-
kundeopleiding. Ook de mogelijkheid om deel te
nemen aan de decentrale selectie helpt mee aan
het positieve resultaat.
lustrum 2005 6: patiëntendag bewegen
lustrum 2005 6: roos VUrore voor polikliniek
patiënten
23
III. Verslag
raad van
bestu
ur
2 Belanghebbenden
Patiënten en verwijzers
VUmc hecht veel waarde aan de regelmatige contacten met (vertegenwoordigers van) patiënten en verwijzers. VUmc
onderhoudt actief contact met de huisartsen in het eigen basisverzorgingsgebied en de medisch specialisten in de
eigen verzorgingsregio (Noord Holland Noord, Kennemerland en Amstel- en Meerlanden). Daarnaast is sprake van
een regelmatig overleg met de Cliëntenraad Academische Ziekenhuizen (CRAZ).
Studenten
De studenten vormen een belangrijke gemeenschap binnen VUmc. Met hun gekozen vertegenwoordigers in de
studentenraad is regelmatig overleg over onderwijs- en studentenaangelegenheden.
Zorgverzekeraars
Regelmatig overleg met de zorgverzekeraars vindt plaats in het kader van het zogenoemde lokaal overleg. Belangrijk
aandachtspunt is het voorbereiden van de jaarlijkse productieafspraken (DBC A-segment) en het volgen van de reali-
satie daarvan. Ten aanzien van het DBC B-segment bestaat contracteervrijheid. VUmc sluit hierover met verschillende
verzekeraars separate contracten.
lustrum 2005 6: TV kok Rudolf van Veen kookt voor patiënten
24 Toezichthouder
De raad van toezicht houdt toezicht op het functioneren van de instelling en de raad van bestuur op basis van de
statuten van de Vereniging en alle daaruit voortvloeiende relevante interne regelingen en reglementen. In het kader
van de Nederlandse Federatie van Universitair medische centra (NFU) werken de UMC’s op basis van de zorgbrede
governanceceode aan een eigen governancecode. Bij de modernisering van de governancestructuur van de
Vereniging is zoveel mogelijk rekening gehouden met de bepalingen van deze code.
VU-Windesheim
VU-Windesheim en VUmc stemmen hun strategie regelmatig onderling af. Een verdere verbetering van de onderlinge
afstemming is onderdeel van een in 2006 gestart traject dat zich voorts richt op modernisering van de governance-
structuur en de vitalisering van de ledenorganisatie van de Vereniging. Doel is de besluitvorming over de voorstellen
hiertoe medio 2007 tijdens de halfjaarlijkse ledenraad van de Vereniging af te ronden.
Universitair Medische Centra
VUmc is lid van de Nederlandse Federatie van UMC’s (NFU). Binnen de NFU vindt afstemming en coördinatie plaats
tussen de acht UMC’s over UMC overstijgende onderwerpen van gezamenlijk belang. De NFU treedt tevens op als
vertegenwoordiger van de UMC’s in de CAO onderhandelingen met de vakbonden.
Overige samenwerkingspartners
Met vele zorginstellingen onderhoudt VUmc intensieve contacten ten behoeve van de patiëntenzorg. Daarnaast is met
de ziekenhuizen in de regio een netwerk voor onderwijs en opleiding opgezet. Doel is de academische onderwijs- en
opleidingsdoelstellingen gezamenlijk met de partners in de regio te realiseren.
Daarnaast kent VUmc met een aantal categorale instellingen intensief contact, waaronder de GGZ instelling
Buitenamstel Geestgronden en het Revalidatiecentrum Amsterdam (RCA).
III. Verslag
raad van
bestu
ur
Nieuwsflits
Februari 2006 Peuter krijgt cochleair implantaat
KNO-artsen van VUmc plaatsen bij een jongetje van acht maanden twee ‘binnenoor-implantaten’, het zogenaamde
cochleair implantaat, met als doel hem weer te laten horen. Het is de eerste keer dat deze ingreep in Amsterdam
bij een baby, onder de leeftijd van een jaar, wordt uitgevoerd. Het jongetje had een hersenvliesontsteking opgelo-
pen door de pneumokokken bacterie en bleek na herstel doof te zijn geworden. Op de ingreep volgt een intensief
revalidatieprogramma om het kindje met de implantaten ‘opnieuw’ te leren horen.
III. Verslag
raad van
bestu
ur
3 Governance
Raad van bestuur
Per 1 maart 2007 is de samenstelling van de raad van bestuur gewijzigd. Prof. dr. E.A. van der Veen, lid en decaan,
ging met emeritaat. Hij is opgevolgd door prof. dr. W.A.B. Stalman.
In het verslagjaar 2006 is de raad van bestuur 42 keer bijeen geweest. Op enkele uitzonderingen na zijn deze verga-
deringen door alle leden bijgewoond. Belangrijke aandachtspunten zijn geweest: de actualisering van het strategisch
meerjarenbeleid, het te voeren financieel beleid en het overleg met instellingen in de regio en zorgverzekeraars. In
de hiernavolgende hoofdstukken leest u daar meer over.
OR
De raad van bestuur heeft maandelijks overleg met de OR. De OR heeft zijn instemming gegeven voor de interne
gedragscode Veilige Zorg. Daarbij is aandacht gevraagd voor de interne communicatie naar medewerkers, een essen-
tiële voorwaarde voor het realiseren van de in de code opgenomen doelstellingen. Verder is onder meer instemming
verleend aan het beleid (On)gewenste omgangsvormen.
In de tweede helft van 2006 is intensief gewerkt aan een actualisatie van het convenant tussen OR en raad van
bestuur. Daarin zijn procesafspraken over de onderlinge communicatie en afstemming vastgelegd. Naar verwachting
zal in 2007 het herijkte convenant van kracht worden.
Over de ingezette organisatieontwikkeling (van cluster- naar divisiestructuur) heeft de OR positief geadviseerd. In het
proces van organisatieontwikkeling heeft de OR nadrukkelijk aandacht gevraagd voor een verdere uitwerking van
onder meer het thema “professional in the lead”, de management ontwikkeling van de divisievoorzitters en de
positionering van het werkplekmanagement. Deze aandachtspunten zijn door de raad van bestuur meegenomen in
de verdere aanpak van het proces van organisatieontwikkeling.
Studentenraad
De studentenraad is de officiële belangenbehartiger van alle medische studenten en voert als zodanig overleg met de
decaan VUmc en de onderwijsdirecteur over onderwijs en studentenbelangen. De raad bestaat uit negen studenten.
De leden worden jaarlijks in mei gekozen via VUmc brede verkiezingen tezamen met de universiteitsbrede verkiezin-
gen. De belangrijkste onderwerpen in 2006 waren: klachten van studenten om onderwijs meer adequaat op te
pakken, begeleiden van terug gezette studenten, professionalisering van de studentenraad en faciliteiten binnen de
medische faculteit verbeteren.
Cliëntenraad
De belangen van de patiënten van alle universitair medische centra (UMC’s) worden behartigd door een landelijk
georganiseerde cliëntenraad, de CRAZ (Cliëntenraad Academische Ziekenhuizen). De CRAZ is in 1998 ingesteld in het
kader van de Wet Medezeggenschap Cliënten Zorginstellingen (WMCZ), die iedere zorginstelling verplicht een onaf-
hankelijke cliëntenraad op te richten, om de betrokkenheid van patiënten bij de zorg te waarborgen. De kracht van
de CRAZ is dat zij zich zowel richt op onderwerpen die UMC overstijgend zijn en kenmerkend voor de universitair
medische centra, alsook oog heeft voor concrete zaken die binnen elk afzonderlijk UMC aan de orde zijn. De CRAZ is
gevestigd in Utrecht en telde eind 2006 56 leden, allen afkomstig uit verschillende patiëntenverenigingen.
25
De voltallige CRAZ houdt vier keer per jaar vergadering, waarbij per vergadering onder andere één UMC wordt
belicht. Van ieder UMC is een lid van de raad van bestuur aanwezig. Ook in 2006 was VUmc bij iedere vergadering
vertegenwoordigd en in december was het de beurt aan VUmc zich te presenteren. VUmc vestigde hierbij de
aandacht op de toenemende ontwikkeling van zorgpaden en op de resultaten die VUmc met de Sneller Beter-
projecten behaalde. Als derde onderwerp werd het ontslagmanagement uitgebreid toegelicht. De CRAZ werd
uitgenodigd feedback over deze onderwerpen te geven.
Op 30 juni 2006 is de CRAZ voor de vierde zittingsperiode geïnstalleerd, waarbij een nieuwe voorzitter en secretaris
zijn aangetreden. In januari 2007 heeft VUmc een kennismakingsbijeenkomst voor de voorzitter georganiseerd met
de raad van bestuur, de zorgmanagers, de voorzitter van de programmagroep kwaliteit en de VUmc-contactpersoon.
Het bleek een geschikte gelegenheid om ideeën over de onderlinge samenwerking uit te wisselen. In december heeft
de CRAZ uit eigen gelederen voor VUmc twee aandachtspersonen benoemd. Deze zullen samen met de VUmc-con-
tactpersoon de samenwerking intensiveren en relevante onderwerpen die specifiek zijn voor VUmc onder de aan-
dacht brengen van de voltallige CRAZ. In december 2006 ontmoetten de aandachtspersonen, de raad van bestuur, de
contactpersoon en de zorgmanagers elkaar.
Stafconvent
De doelstelling van het stafconvent is om als wetenschappelijk personeel een bijdrage te leveren aan het besturen
van VU medisch centrum door het bevorderen van de kwaliteit van het professioneel handelen. Het adviseert de raad
van bestuur, gevraagd en ongevraagd, op het gebied van organisatie, patiëntenzorg, onderwijs, opleiding en onder-
zoek, met name waar het zaken betreft die de gehele organisatie aangaan.
Het stafconvent heeft een algemeen en een dagelijks bestuur. Het algemeen bestuur bestaat uit alle afdelingshoof-
den en van elke afdeling een medevertegenwoordiger. Het vergadert maandelijks. Het dagelijks bestuur bestaat uit
13 leden. Eenmaal per jaar organiseert het een minisymposium dat voor iedere medewerker van VU medisch centrum
vrij toegankelijk is. In 2006 stond dit symposium in het teken van het actuele thema ‘Prestatie-indicatoren in de
zorg’. Onder de sprekers bevond zich de heer J. Haeck, Inspecteur voor de Gezondheidszorg, die zijn visie gaf op de
ontwikkeling van de indicatoren in de nabije toekomst. Het symposium werd goed bezocht en na afloop was er een
levendige discussie.
In 2006 kwam het dagelijks bestuur 32 maal bijeen. Los daarvan vergaderde het 12 maal met de raad van bestuur.
Vaste agendapunten waren onder andere organisatieontwikkeling, ZILVER (Zorgvuldig Implementeren en Leren Van
ERvaringen), alliantie met het Slotervaartziekenhuis en de afspraken met de ziektekostenverzekeraars.
Adviezen aan de raad van bestuur zijn uitgebracht over onder andere de rapportage van de programmagroep ZILVER
inzake normering van de inzet van WP-staf (artsen) en NWP kliniek/polikliniek (verpleegkundigen en medisch admini-
stratief medewerkers) in de patiëntenzorg, het voorgenomen besluit van de raad van bestuur over het proces van
organisatieontwikkeling en de herziene gedragslijn voor artsen en verpleegkundigen van VUmc inzake het omgaan
met euthanasie.
Verpleegkundige Adviesraad
Na de eerste opbouwfase in 2005 vormt 2006 het eerste jaar waarin de Verpleegkundig Adviesraad (VAR) volop heeft
kunnen functioneren. Eens per kwartaal voert de raad van bestuur overleg met het dagelijks bestuur van de VAR.
Daarbij staan de adviezen van de VAR aan de raad van bestuur centraal. In het verslagjaar heeft de VAR onder meer
geadviseerd over de geactualiseerde richtlijn omgang met euthanasie en het programma “patiënttevredenheid” en de
rol van de verpleegkundigen binnen dat programma. Daarnaast is aandacht besteed aan organisatorische vraagstuk-
26
III. Verslag
raad van
bestu
ur
27ken zoals de voorgestelde omvorming van clusters tot divisies en de invulling van de efficiencytaakstelling in het
kader van het programma ZILVER.
Het dagelijks bestuur van de VAR heeft ten behoeve van het eigen functioneren een programma voor deskundig-
heidsbevordering opgesteld. Met de raad van bestuur zijn afspraken gemaakt over de structurele financiering van de
activiteiten van de VAR.
III. Verslag
raad van
bestu
ur
Nieuwsflits
Maart 2006 Patiëntendagen succesvol
In het kader van het eerste lustrum vinden in maart, april en mei zes patiëntendagen plaats binnen VUmc. Het
zijn bijeenkomsten voor patiënten met lezingen, workshops, demonstraties, rondleidingen en voorstellingen
waaraan bekende Nederlanders een bijdrage leveren. Bij elke bijeenkomst staat een andere aandoening centraal:
bewegen, diabetes, hematologie, Alzheimer & MS, hart & vaten en oncologie. Op 11 maart start de cyclus met de
patiëntendag ‘bewegen’. De patiëntendagen blijken een doorslaand succes, waarop na het lustrum een vervolg
komt.
28
III. Verslag
raad van
bestu
ur
lustrum 2005 6: open dag
4 Leiderschap
Leiderschap staat volop in de belangstelling. Er wordt veel over gepubliceerd en bijna elke organisatie is wel bezig
met het ontwikkelen van leiderschap. Ook in VUmc is dit een belangrijk thema. Belangrijk omdat goed leidinggeven
niet gemakkelijk is. Zeker in een organisatie waarin professionals werken moet vaak gezocht worden naar een balans
tussen aan de ene kant de inhoud en aan de andere kant het managen. De leiderschapsstijl die VUmc voorstaat is
dienend leiderschap. Dienend leiderschap is een benadering van leiderschap, nader geconcretiseerd in een aantal
competenties. Kennisnemen van dienend leiderschap is nuttig en nodig, maar er uiteindelijk naar handelen is waar
het om gaat. Sturen op het gewenste gedrag vindt plaats door dit in personeelsinstrumenten in te bedden, bijvoor-
beeld in de competenties voor leidinggevenden en door het inzetten van een 360 graden feedback onderzoek.
In 2006 is geïnvesteerd in leiderschap door alle leidinggevenden een basistraining dienend leiderschap aan te bie-
den. De clusterraad van cluster IV heeft een aangepaste training in dat kader gevolgd die speciaal is opgezet voor
het tweede besturingsniveau. Hiermee is dienend leiderschap op de kaart gezet. In 2007 wordt opnieuw een breed
aanbod aan trainingen georganiseerd. Vanuit de jaargesprekken voor het tweede besturingsniveau is meer ingezet op
individuele coaching waardoor aandacht voor eigen ontwikkeling meer op de voorgrond is komen te staan.
Reputatiemanagement
In 2005 formuleerde VUmc zijn nieuwe missie, visie, kernwaarden en ambities. In de visie van VUmc staat onder
andere: “VUmc wil gezien en erkend worden als een innovatieve kwaliteitsorganisatie met een uitstekende reputatie”.
Om deze missie, visie en ambities waar te maken is in 2006 is het project reputatiemanagement gestart.
Reputatiemanagement is het gestructureerd en systematisch in kaart brengen van en sturen op factoren die bijdragen
aan de reputatie van de organisatie. De reputatie van een organisatie wordt gevormd door de optelsom van de
imago’s (het beeld dat men van een organisatie heeft) bij diverse belanghebbenden. Voor VUmc zijn dat onder
andere patiënten en hun naasten, verwijzers, medewerkers, maar ook zorgverzekeraars en subsidiegevers.
Werken aan reputatie en vertrouwen is gezien de vele ontwikkelingen die zorginstellingen dwingen onderscheidend
te zijn van collega-instellingen (zowel universitair medische centra als algemene ziekenhuizen) noodzakelijk.
Voorbeelden zijn het nieuwe zorgverzekeringsstelsel, de toenemende concurrentie van commerciële zorgaanbieders,
de toegenomen beschikbaarheid van informatie voor patiënten en de daarmee gepaard gaande keuzemogelijkheden
en de voorspelde krapte op de (verpleegkundige) arbeidsmarkt. VUmc werkt (bewust en onbewust) al op allerlei
manieren aan een positieve reputatie: het succes van de in het kader van het lustrum georganiseerde patiëntendagen
in 2006 is daar een bewijs van. Maar ook de keuze om een universitaire huisartsenpraktijk te starten beïnvloedt de
reputatie, net zoals het jaren geleden genomen besluit om als eerste ziekenhuis in Nederland een medisch ethische
commissie in te stellen.
Het bereiken van een onderscheidend vermogen ten opzichte van andere UMC’s en algemene ziekenhuizen past
binnen het strategisch meerjarenbeleid 2005-2010 van VUmc. In dit beleid zijn verschillende ambities geformuleerd
waar een krachtige reputatie aan kan bijdragen. Zo wil VUmc financieel gezond zijn en een aantrekkelijke partner
voor financiers en investeerders. VUmc wil en moet groeien, het aantrekken van gemotiveerde en kundige mede-
werkers is hierin belangrijk. Een goede reputatie als werkgever is onontbeerlijk. Net als bij het bereiken van een
krachtige positie in de regio en het netwerk waarbinnen VUmc opereert. Kortom reputatiemanagement draagt bij aan
het bereiken van de doelen die in het strategisch meerjarenbeleid 2005-2010 zijn opgesteld.
Reputatiemanagement als beleidsinstrument bestaat uit verschillende stappen. Een deel van deze stappen is al door
VUmc genomen, zoals de vaststelling van de identiteit. Om het imago te meten, zijn in 2006 de nodige activiteiten in
gang gezet. Als concrete vervolgstap is in 2006 de corporate story van VUmc beschreven. Op een heldere manier
wordt daarin het unieke karakter van VUmc op een toegankelijke wijze verteld, zodanig dat het tot de verbeelding
29
III. Verslag
raad van
bestu
ur
30
III. Verslag
raad van
bestu
ur
spreekt, gemakkelijk wordt onthouden en bijdraagt aan het onderscheidend vermogen. Binnen VUmc is het een
krachtig middel voor de identificatie, cohesie en gemeenschapszin in de organisatie. De corporate story werd tijdens
de nieuwjaarsreceptie 2007 aan medewerkers gepresenteerd.
Management development (MD) programma
De ambities van VUmc zijn hoog. De ambities van haar medewerkers eveneens. De organisatie en haar medewerkers
in hetzelfde spoor te krijgen is een belangrijke opgave waar VUmc zich voor gesteld ziet. De overgang van clusters
naar divisies moet daarbij behulpzaam zijn, maar is op zichzelf niet voldoende. Het MD-programma biedt een stevige
impuls voor het versterken van managementvaardigheden. Het programma is opgezet vanuit de visie dat het moet
helpen de ambities van medewerkers en de organisatie waar te maken. Daarvoor is belangrijk dat samenwerken en
feedback over geleverde prestaties vanzelfsprekend worden.
Het MD-programma voor het eerste en tweede besturingsniveau is gereed. Het programma is opgedeeld in drie
modules, te weten dienend leiderschap, financieel management en integraal management en leiderschaps-
ontwikkeling. De eerste twee modules zijn in 2006 succesvol van start gegaan, de deelnemers zijn positief over de
inhoud en de opzet, zij geven aan dat zij zich gekend voelen in hun behoeften. De derde module start in 2007. Dan
zullen ook de opbouw van het MD-programma voor het derde besturingsniveau en talent-management verder
uitgewerkt worden.
Assessment hoogleraren
In 2006 is het ontwikkel-assessment voor hoogleraren/afdelingshoofden (kernhoogleraren) ingevoerd. De ervaringen
met het instrument zijn positief, ook is het vervolg na het assessment uitgewerkt. Zoals verwacht is het grote winst-
punt dat voor zowel de betrokkene als diens leidinggevende snel inzichtelijk wordt of verdere ondersteuning gewenst
is en waar deze het meeste effect heeft. Verwijzingen naar onderdelen van het MD-programma hebben nog niet
concreet plaatsgevonden, maar wel is duidelijk hoe dit in de toekomst uitgevoerd kan worden. Maatwerk, met name
in de vorm van coaching, heeft wel plaatsgevonden. De volgende stap is het invoeren van het assessment voor alle
hoogleraren.
Nieuwsflits
Maart 2006 Verbouwing restaurant gestart
VUmc krijgt een compleet nieuw personeelsrestaurant dat zijn gelijke in Nederland niet kent. Eten en drinken
zullen plaatsvinden in een bijzondere omgeving waar medewerkers elke dag kunnen kiezen in welke sfeer ze
willen lunchen. Er komen vijf gedeelten: een lounge, een quick lunch, een meet&eat, een klein restaurant en de
Dutch treat. Gedurende de verbouwing zijn er twee kleine eetvoorzieningen, zowel in het ziekenhuis en in de
polikliniek, met een beperkt assortiment.
5 Strategie en beleid
In het meerjarenbeleid 2005-2010 heeft VU medisch centrum tien ambities vastgesteld. Deze ambities helpen alle
betrokkenen in VUmc bij het op koers krijgen en houden van de organisatie. Bij de ambities horen strategische
doelstellingen: de vertaalslag naar wat er moet gebeuren om de ambities te realiseren. In de planning & control-
cyclus vertalen divisies en afdelingen van VUmc deze doelstellingen vervolgens naar concrete activiteiten en
meetbare resultaten.
In dit hoofdstuk leggen we verantwoording af over hoe VUmc in 2006 gewerkt heeft aan het realiseren van de
ambities. Het beeld in dit hoofdstuk is globaal en op centrumniveau. Veel doelstellingen komen meer gedetailleerd
aan bod in de overige hoofdstukken van dit jaarverslag.
1. Uitstekende kwaliteitsreputatie
Om deze ambitie te realiseren wordt in VUmc sinds enige jaren programmatisch gewerkt aan het verbeteren van de
kwaliteit. In dit programma werkt VUmc doelbewust aan verschillende thema´s, zoals bijvoorbeeld logistiek, veilig-
heid, waardering door patiënten en verwijzers en het invoeren van zorgpaden. In 2006 heeft VUmc de officiële
deelname aan het landelijke kwaliteitsprogramma Sneller Beter afgesloten, maar intern wordt het programma meer
uitgebreid voortgezet om ervoor te zorgen dat alle thema’s ziekenhuisbreed worden uitgevoerd.
In 2006 maakte de Nederlandse Federatie van Universitair medische centra (NFU) de resultaten bekend van het
tweede onderzoek naar patiënttevredenheid onder alle UMC’s. De resultaten van VUmc waren bijzonder goed. Op
19 aspecten scoorde VUmc een best practice (een hogere score dan het gemiddelde van de UMC’s), terwijl dit er in
2004 nog maar drie waren. Voor het ziekenhuis is VUmc met 15 best practices zelfs met afstand koploper onder de
UMC’s.
Om de reputatie van VUmc onder verwijzers te verbeteren, is in 2006 met behulp van focusgroepen een waarderings-
onderzoek onder huisartsen uitgevoerd. De knelpunten die in het onderzoek aan het licht kwamen, zullen in 2007
worden aangepakt.
Om de kwaliteit extern te laten bevestigen, streeft VUmc naar NIAZ-accreditatie in 2009. In 2006 is hiervoor de
ondersteuningsorganisatie ingericht en zijn alle afdelingen geïnformeerd. Ook heeft VUmc een gebruiksvriendelijk en
krachtig systeem voor het beheren van kwaliteitsdocumenten aangeschaft. Tevens heeft VUmc in 2006 een aantal
accreditaties en certificaties voor individuele afdelingen mogen ontvangen (zie hoofdstuk 7, management van proces-
sen).
Met betrekking tot huisvesting zijn conform het lange termijn huisvestingsplan (LTHP) 2005-2014 diverse projecten
opgestart en afgerond. Afgerond zijn onder andere de projecten renovatie hoofdhal, herhuisvesting afdeling maag-,
darm- en leverziekten, realisatie medisch psychiatrische unit, upgrading afdeling in vitro fertilisatie en de tweede
dakopbouw polikliniek. De voornaamste lopende projecten zijn ontwerp nieuwbouw Onderzoek en Diagnostiek,
ontwerp Westflankgebouw, bouw politheek, herhuisvesting inwendige geneeskunde, renovatie HOT-lab, renovatie OK-
complex, hersituering cardiologie, renovatie oostvleugel en renovatie personeelsrestaurant. Daarnaast is in 2006 het
projectbureau huisvesting gevormd, dat per 1 januari 2007 operationeel is.
Binnen het programma informaticabeleid heeft VUmc in 2006 stappen gezet voor de programmatische aanpak van
informatievoorziening op gebieden zoals ICT en patiëntenzorg, elektronische leeromgeving en ICT voor onderzoek.
Alle projecten in het programma zijn naar prioriteit ingedeeld , maar de voortgang is ten dele onvoldoende.
Bij het verbeteren van de kwaliteit is cruciaal hoe leidinggevenden in dit proces staan en hoe zij het aansturen. In
hoofdstuk 4 (Leiderschap) hebben we aangegeven hoe VUmc in 2006 management development heeft ingezet om
het leiderschap te ontwikkelen.
31
III. Verslag
raad van
bestu
ur
32
III. Verslag
raad van
bestu
ur
Strategische doelstellingen Realisatie
Programma kwaliteitsbeleid ✔
Programma patiëntenlogistiek ✔
Programma netwerkontwikkeling
Programma huisvestingsbeleid ✔
Programma informaticabeleid
Deelname aan Sneller Beter ✔
Verbetering van relatie met verwijzers
Accreditaties ✔
Brede en continue ontwikkeling leiderschap ✔
2. Vijf zwaartepunten met scherpe focus
VUmc kent vijf zwaartepunten van wetenschappelijk onderzoek en patiëntenzorg: kanker en afweer, hersenen, vitale
functies, bewegen en extra- en transmuraal. In opdracht van de NFU heeft het Centrum voor Wetenschaps- en
Technologie Studies (CWTS) in 2006 weer een analyse uitgevoerd van de wetenschappelijke output van 1997 tot
2005. VU medisch centrum behoort tot de top 3 van Nederland waar het gaat om de kwaliteit van het wetenschappe-
lijk onderzoek. Uit dit onderzoek blijkt verder dat VUmc minder wetenschappelijke output buiten deze vijf onder-
zoekinstituten heeft gerealiseerd. Dit duidt erop dat VUmc er beter in slaagt om focus aan te brengen in het onder-
zoek.
Voor de koppeling tussen onderzoekslijnen en patiëntenstromen hebben in 2006 verschillende medische afdelingen
expliciete stappen gezet. Zij sturen op de gewenste patiëntenmix, waarbij onderzoekslijnen tot een onderscheidend
criterium behoren die bepalen of een patiëntenstroom wel of niet gewenst is. Bij andere medische afdelingen zijn
criteria veelal ingevuld vanuit opleidingseisen en bedrijfskundige criteria (capaciteitenbeslag, kostenomvang). De hui-
dige patiëntenmix van VUmc lijkt voor onderzoeksdoeleinden een goede te zijn. Eventueel wordt deze aangevuld met
patiëntenpopulaties van buiten VUmc.
Scherpe focus in de zwaartepunten vraagt om de juiste mensen. Het is verleidelijk om alleen te focussen op talent bij
het werven van nieuwe medewerkers, ongeacht welk onderzoek zij doen. Schaarse middelen dwingen echter tot
gerichte keuzes. Past een talentvolle kandidaat binnen een onderzoekslijn van de zwaartepunten, dan pas vindt
benoeming plaats. Ook zittende medewerkers worden op deze zwaartepunten getoetst. Zie voor dit onderdeel ook
hoofdstuk 8, management van processen (onderzoek).
Strategische doelstellingen Realisatie
Verder focussen op onderzoekslijnen ✔
Verder focussen op patiëntenstromen ✔
Gericht benoemingenbeleid ✔
3. Koploper in patiëntenlogistiek
In het landelijke kwaliteitsprogramma Sneller Beter is het verbeteren van de patiëntenlogistiek een belangrijk onder-
deel. Zo heeft VUmc ook in 2006 aandacht besteed aan de mogelijkheid voor patiënten om binnen maximaal een
week terecht te kunnen bij onze poliklinieken.
Door de ontwikkeling van nieuwe zorgpaden is het procesmanagement een flinke stap vooruit gebracht. Het is ook
duidelijk geworden dat het managen van de beschikbare (vaak schaarse) capaciteiten én het op elkaar afstemmen
van proces- en capaciteitenmanagement nog de nodige aandacht vraagt. Met de start van een project rond acute
zorg is in 2006 met capaciteitenmanagement een begin gemaakt: vraag en aanbod zijn in een nulmeting in kaart
gebracht, zodat de effecten van interventies over een jaar en nog later meetbaar zijn.
Alle afdelingen in de patiëntenzorg hebben in 2006 aandacht besteed aan het formuleren van de gewenste en het
bepalen van de huidige patiëntenmix. Nog niet alle afdelingen hebben dit proces afgerond.
Strategische doelstellingen Realisatie
Deelname aan Sneller Beter ✔
Proces- en capaciteitenmanagement verbeteren ✔
Sturing op patiëntenmix
4. Onderscheidende patiëntencentra
Elk eerder genoemd zwaartepunten van VUmc heeft een patiëntencentrum dat binnen het vakgebied onderscheidend
en gezichtsbepalend is. Het gaat hier om multi-specialistische en multidisciplinaire samenwerkingsverbanden van
verschillende afdelingen, die primair gericht zijn op de patiëntenzorg, maar wel in wisselwerking met de andere kern-
taken van VUmc, onderzoek en onderwijs & opleiding. Binnen het zwaartepunt kanker en afweer heeft het VUmc
Cancer Center Amsterdam (CCA) zich in 2006 nadrukkelijk geprofileerd, o.a. door het in gebruik nemen van een
nieuw onderzoekgebouw. Binnen het zwaartepunt hersenen springen het MS Centrum en het Alzheimer Centrum
eruit, binnen het zwaartepunt vitale functies het diabetescentrum en het traumacentrum. Nieuw in 2006 binnen het
zwaartepunt kanker en afweer is het rheumacentrum: een centrum voor patiënten met de ziekte van Bechterew.
Hiermee zet het aanbrengen van meer focus binnen de zwaartepunten in 2006 door.
Ook heeft VUmc in 2006 zorgpaden voor specifieke patiëntengroepen ontwikkeld. Zorgpaden zorgen ervoor dat de
verscheidene betrokken specialismen en disciplines in het totale behandeltraject van een patiëntengroep voorspel-
baar en optimaal samenwerken. Patiënten krijgen hierdoor kwalitatief juiste zorg op het juiste moment. Sommige
zorgpaden zijn organisatorisch ondergebracht in patiëntencentra.
Strategische doelstellingen Realisatie
Verder focussen binnen zwaartepunten ✔
Ontwikkeling zorgprogramma’s en zorgpaden ✔
33
III. Verslag
raad van
bestu
ur
5. Wervend onderwijscurriculum in de top 3 van Nederland
Het aantal eerste voorkeuren van studenten voor de opleiding geneeskunde aan VUmc is gestegen van 400 in 2005
naar 630 in 2006. Het marktaandeel van VUmc is hierdoor gestegen van 7,7% in 2005 naar 10,7% in 2006. Het wer-
vend vermogen van het curriculum geneeskunde is duidelijk toegenomen en daarmee is een flinke stap gezet in de
richting van de top 3 van Nederland.
De bachelor- en masteropleiding zijn in 2006 beide geaccrediteerd door de Nederlands Vlaamse Accreditatie
Organisatie.
In het kader van de innovatie van de medisch specialistische vervolgopleidingen zijn nieuwe opleidingsplannen voor
kindergeneeskunde en gynaecologie vastgesteld. Met het project IN VIVO is de implementatie van deze nieuwe op-
leidingen gestart.
Ook heeft VUmc, in samenwerking met de regio, in 2006 de professionalisering van de opleidingsteams verder uitge-
bouwd. Voor de docenten van de opleiding geneeskunde houdt de docentprofessionalisering gelijke tred met de
invoering van het nieuwe onderwijsprogramma.
Strategische doelstellingen Realisatie
Nieuw curriculum invoeren voor de opleiding geneeskunde ✔
Verdere professionalisering van docenten ✔
6. Toonaangevend onderzoek
De eerder genoemde CWTS-analyse toonde zoals gezegd aan dat over de jaren 1997-2005 het wetenschappelijk
onderzoek van VUmc in de top drie staat van de acht Nederlandse UMC’s. Op alle zwaartepunten van VUmc, het
extramuraal geneeskundig, het oncologisch, het neurowetenschappelijk en het cardiovasculaire onderzoek, scoorden
de VUmc-wetenschappers hoog. Ook het nieuwste zwaartepunt, het onderzoek naar aandoeningen en functioneren
van het bewegingsapparaat, scoorde goed. In totaal publiceerden de VUmc-onderzoekers tussen 1998 en 2005
7.711 artikelen die 108.743 maal werden geciteerd. De prestatie van de VUmc-wetenschappers is des te opvallender
omdat VUmc in vergelijking met de andere UMC’s een relatief kleine omvang heeft. Dat betekent dat VUmc per
wetenschapper gemeten een topscore heeft behaald.
Daarnaast slaagt VUmc erin om jaarlijks meer subsidiegelden te werven om zo nog meer kwalitatief goed onderzoek
te kunnen verrichten.
Strategische doelstellingen Realisatie
Hoge landelijke scores handhaven ✔
Meer geld werven uit tweede tot en met vierde geldstroom ✔
34
III. Verslag
raad van
bestu
ur
35
III. Verslag
raad van
bestu
ur
7. Innovatieve ICT
In 2006 zijn de elektronische zorgdossiers diabetes en diëtetiek gerealiseerd. Neuro-oncologie is in voorbereiding.
De uitrol van het elektronische verpleegkundige dossier loopt op schema, evenals de implementatie van spraak-
herkenning. VUmc heeft een planningssysteem voor de operatiekamers aanbesteed en gegund, vooronderzoek naar
een nieuw agendasysteem is afgerond en de aanbesteding is gestart. Meer in het algemeen geeft VUmc nog onvol-
doende voorrang aan generieke, VUmc-brede functionaliteit.
Ook de verbetering van de infrastructuur kreeg in 2006 aandacht. De innovatie van het netwerk is aanbesteed en
gegund. Implementatie van het centrale deel van het netwerk is gerealiseerd, het decentrale deel start begin 2007.
De mail- en agendaomgeving is geheel gemoderniseerd. Voor het beheer van ons inter- en intranet is een content-
managementsysteem gekocht en uitgerold. Er zijn plannen voor de vernieuwing van de omgeving voor het verzamelen
en rapporteren van managementinformatie, maar de uitvoering is nog niet georganiseerd.
Strategische doelstellingen Realisatie
Ontwikkeling van elektronische statusvoering en correspondentie, ondersteuning
van planning, workflow en beslissingen
Bouwen aan hoogwaardige infrastructuur, management- en kwaliteitsinformatie
Nieuwsflits
Januari 2006Dialyseafdeling gecertificeerd
De medewerkers van de dialyseafdeling krijgen een positief antwoord op hun verzoek om een HKZ-certificering.
Het certificaat van de stichting Harmonisatie Kwaliteitsbeoordeling in de Zorgsector geeft aan, dat de afdeling
werkt volgens de gezamenlijke normen van de beroepsgroep en het HKZ en dat de structuur van de organisatie
van de afdeling goed is. Ruim twee jaar geleden besloot de afdeling dialyse serieus werk te maken van een
kwaliteitsmanagementsysteem. Het is een van de vele afdelingen die dit jaar worden gecertificeerd.
8. Krachtige positie in regio en netwerk
Vanwege gewijzigde inzichten bij het Slotervaartziekenhuis, is de alliantievorming met VUmc in 2006 niet tot stand
gekomen. In 2006 zijn belangrijke stappen gezet voor de samenwerking tussen het Revalidatiecentrum Amsterdam
(RCA) en VUmc. In een gezamenlijke stuurgroep is overeenstemming bereikt over concernvorming. De raad van
toezicht van RCA heeft zich inmiddels positief uitgelaten over de plannen. Behandeling in de raad van toezicht VUmc
zal naar verwachting in juni 2007 plaatsvinden. In 2006 is de Verklaring bouw door partijen voorbereid. In 2012 zal
de gezamenlijke nieuwbouw op VUmc terrein naar verwachting gereed zijn.
Daarnaast vond in het verslagjaar bestuurlijk overleg plaats met Stichting Buitenamstel Geestgronden (SBG), waarin
VUmc en SBG nagaan of zij hun activiteiten op het terrein van GGZ en psychiatrie kunnen onderbrengen in een
nieuwe divisie GGZ.
Naast de reguliere overleggen in OZON-verband (Onderwijs & opleiding, Zorg en Onderzoek-netwerk Noord-West-
Noord Holland) en de introductie van teach the teacher-cursus voor OZON heeft nog geen verdere intensivering van
de samenwerking plaatsgevonden.
In het kader van de ontwikkeling van extramurale netwerken is in 2006 het Universitair Netwerk Ouderenzorg
gestart. Een samenwerkingsverband tussen de afdeling verpleeghuisgeneeskunde van VUmc en 19 verpleeghuizen.
Doel is om door middel van onderzoek de verpleeghuiszorg op een hoger plan te brengen.
Strategische doelstellingen Realisatie
Het marktaandeel vergroten door onder andere een alliantie met het
Slotervaartziekenhuis
Concernvorming met het Spaarne Ziekenhuis
Concernvorming met het RCA ✔
Intensievere samenwerking binnen het OZON-netwerk
Extramurale netwerken ontwikkelen en uitbouwen ✔
36
III. Verslag
raad van
bestu
ur
Nieuwsflits
April 2006 Hoog technologisch draagmoederschap in VUmc van start
VU medisch centrum start een centrum voor hoogtechnologisch draagmoederschap (HTDM). Dit is een behandeling
waarbij door middel van in vitro fertilisatie (IVF) embryo’s worden gecreëerd uit zowel eicellen als zaadcellen van
de wensouders. Deze embryo’s worden geplaatst (één per keer) in de baarmoeder van de draagmoeder. Het kind
dat op deze manier ontstaat, is 100% genetisch verwant aan beide wensouders. De erfelijke eigenschappen van
de draagmoeder worden niet aan het kind doorgegeven. Alvorens voor HDTM in aanmerking te komen, worden
de wens- en de draagouders uitgebreid (psychologisch) gescreend.
9. Aansprekende werkgever
Initiatieven op het gebied van arbeidsmarktbenadering, competentiemanagement, loopbaanadvies, opleiding en ontwik-
keling hebben bijgedragen aan een eigentijds HRM-beleid. Medewerkers kunnen zelf het heft in handen nemen, maar
worden ook op diverse manieren uitgenodigd hun eigen groei en ontwikkeling te bevorderen. Hoofdstuk 6 over
management van medewerkers gaat hier uitvoeriger op in. In dit hoofdstuk ook aandacht voor het medewerkerstevre-
denheidsonderzoek dat in 2006 is gehouden. Op alle fronten is de tevredenheid van medewerkers t.o.v. 2001 gestegen.
VUmc heeft veel aandacht besteed aan de verdere reductie van het ziekteverzuim. De samenwerking met de ARBO-
en milieudienst is verbeterd, procedures zijn aangepast. De benadering is succesvol, want de periode 2003-2006 laat
een daling met 25% zien. Eind 2006 bedroeg het ziekteverzuim 4,98% (exclusief zwangerschap, inclusief verzuim
langer dan één jaar).
2006 was het laatste jaar van het Arboplusconvenant. Dit werd in 2003 door de raad van bestuur in NFU-verband
getekend om de veiligheid en gezondheid van medewerkers te verbeteren. Sindsdien zijn er verschillende preventie-
programma’s gestart om de risico’s van psychische en fysieke belasting te verminderen. In 2006 zijn afspraken
gemaakt om de projectmatige aanpak van de speerpunten uit het Arboplusconvenant onder te brengen in het regu-
liere beleid.
Eind juni 2006 hebben inspecteurs van de Arbeidsinspectie in VUmc gecontroleerd welke maatregelen getroffen zijn
om de risico’s te verminderen rond psychische (agressie en geweld) en fysieke belasting (lage rugklachten) en het
werken met inhalatieanesthetica en cytostatica. VUmc heeft deze aandachtsgebieden goed geregeld.
Strategische doelstellingen Realisatie
Het voeren van een stimulerend HRM-beleid ✔
Het voeren van een aansprekend milieu- en ARBO-beleid ✔
37
III. Verslag
raad van
bestu
ur
Nieuwsflits
April 2006 Einde aan alliantiebesprekingen met SLZ
Het Slotervaartziekenhuis beëindigt de alliantiebesprekingen met VU medisch centrum, om samen met een
private investeerder, als commercieel ziekenhuis verder te gaan. Hiermee komt een einde aan een jaar van
intensieve gesprekken tussen bestuurders en medewerkers van beide organisaties. Het doel, het terugdringen
van de capaciteitsproblemen in Amsterdam-West, is hiermee in gevaar gekomen. Uiteindelijk wordt Meromi
Holding BV de nieuwe partner van het SLZ.
10. Financieel gezond
In 2006 heeft VUmc verschillende activiteiten ondernomen om de ambitie ‘financieel gezond’ blijvend te realiseren.
Er was sprake van een stabiele voortzetting van de (productie)groei onder gelijktijdige kostenbeperking. Een substan-
tiële productiviteitsverhoging is hiervan het gevolg. Dit leidt tot een sterk verbeterd financieel resultaat en meerjaren-
perspectief.
De intredende marktwerking zorgt voor aanvullende eisen ten aanzien van de hoogte van het eigen vermogen. VUmc
heeft de eis gesteld van minimaal 8% van het budget patiëntenzorg te bereiken in de periode 2008 tot en met 2010.
De bezuinigingen die VUmc in 2005 in het kader van Gerichte groei inzette, zijn in 2006 verder gerealiseerd en
uitgebouwd. Gericht groeien uit zich ook in duidelijke keuzes over waarin wel en waarin niet wordt geïnvesteerd. Een
kosten-batenanalyse aan de hand van de zogenoemde ‘groeibriljant’ maakt nu standaard onderdeel uit van dat
keuzeproces. Hierbij worden niet alleen naar financiële winst gekeken, maar bijvoorbeeld ook naar proces-, service-
of gezondheidswinst.
De extra bezuinigingstaakstelling die met ingang van 2006 zou gaan plaatsvinden is gedeeltelijk verschoven naar
2007. De middelen en de instrumenten voor efficiëntere bedrijfsvoering zijn in 2006 ontwikkeld, maar zullen effectief
in 2007 ingezet gaan worden. De verschuiving heeft tot gevolg gehad dat de geplande dotatie aan het revolving
fund, het geld bestemd voor ICT en de begrote groei van het eigen vermogen, niet geheel gerealiseerd kon worden.
Strategische doelstellingen Realisatie
Het verzilveren van de efficiencywinst
Realiseren van gerichte bezuinigingen ✔
Vormen van een voldoende reserve
38
III. Verslag
raad van
bestu
ur
lustrum 2005 6: patiëntendag diabetes
6 Management van medewerkers
Human Resource Management (HRM) is gericht op het in balans brengen van organisatie- en medewerkerbehoeften,
een doelstelling die aansluit bij de ambitie om een aansprekende werkgever te zijn. Naarmate beide beter op elkaar
zijn afgestemd presteren medewerkers beter en dragen op die manier bij aan het verwezenlijken van de ambities.
Belangrijk doel van het HRM meerjarenbeleid 2005–2010 is het bijdragen aan goed leiderschap voor leidinggevenden
en goed medewerkerschap voor medewerkers. HRM-beleid ondersteunt leidinggevenden en medewerkers hierbij met
voorzieningen zoals loopbaanadvies, management development, opleiding en coaching.
HRM-beleid is gericht op een optimale inzet en inzetbaarheid van medewerkers. Om dit te bereiken is in 2006 verder
gewerkt aan de verbetering van de betrokkenheid, motivatie, competenties en gezondheid van medewerkers. Ook de
verbetering van de monitoring van het personeel als geheel (social control) was een belangrijk item.
Betrokkenheid
VUmc wil een aansprekende werkgever zijn waar medewerkers zich mee kunnen en willen identificeren. Een open en
eerlijke communicatie tussen leidinggevenden en medewerkers en medewerkers onderling wordt onder meer bewerk-
stelligd door werkoverleg, jaar- en beoordelingsgesprekken en met behulp van input uit medewerkerstevredenheids-
onderzoeken.
Jaargesprekken
Op een groot aantal afdelingen is in 2006 extra aandacht gegeven aan het voeren van jaargesprekken. Er is zowel
gekeken naar de kwaliteit van de gesprekken als naar de kwantiteit. Doel van het jaargesprek is om met iedere
medewerker ieder jaar een gesprek te houden waarin stil wordt gestaan bij de prestaties van het afgelopen jaar en
afspraken worden gemaakt over te behalen prestaties en persoonlijke ontwikkeling, loopbaan en scholing. Door op
een goede manier met de medewerker in gesprek te gaan wordt een positieve bijdrage geleverd aan het functioneren
van de medewerker. Uit het medewerkerstevredenheidsonderzoek (zie verder) is gebleken dat in 2006 67% van de
ondervraagde medewerkers met hun leidinggevende een jaargesprek heeft gevoerd. De medewerkers zijn over alle
onderwerpen binnen dit aandachtsgebied tevreden, ook over wijze waarop het functioneren wordt besproken. De
sfeer tijdens het jaargesprek, het nakomen van eerder gemaakte afspraken, de aandacht voor loopbaanmogelijk-
heden en het bespreken van belangrijke zaken werden in 2006 significant hoger gewaardeerd dan in 2001.
Medewerkerstevredenheidsonderzoek
Eind 2006 is het medewerkertevredenheidsonderzoek (MTO) afgenomen. De resultaten daarvan worden verder
besproken in hoofdstuk 10. In 2001 is voor het laatst zo’n onderzoek gedaan. Vanaf 2006 zal dit tweejaarlijks gaan
plaatsvinden. Naast een MTO op organisatieniveau is ook een onderzoek op divisie- en/of afdelingsniveau voorbe-
reid. Hiermee kan gerichter naar de mening van medewerkers worden gevraagd, om daarmee ook op afdelingsniveau
verbeteracties tot stand te brengen.
39
III. Verslag
raad van
bestu
ur
40
III. Verslag
raad van
bestu
ur
lustrum 2005 6: medewerkersfeest
lustrum 2005 6: VUmc gebouwenloop
Motivatie
Zelfstandige en gemotiveerde medewerkers dragen de organisatie. Begeleiding, opleiding, een veilige, aangename en
professionele werkomgeving en feedback op het functioneren zijn elementen om die zelfstandigheid en gemotiveerd-
heid bij medewerkers te bevorderen.
Feedback
Medewerkers en leidinggevenden zijn gebaat bij een open cultuur waarin feedback geven op elkaars functioneren
gewoon is. Op deze manier ontstaat er ruimte om te leren en te groeien. Er is in het verslagjaar een start gemaakt
met het experimenteren met een 360 graden feedback instrument op een aantal afdelingen waar men werkt met
competenties. De ervaringen zijn positief. Het is de bedoeling om een dergelijk instrument organisatiebreed te
implementeren als hulpmiddel bij het organiseren van feedback.
Arbeidsmarktcommunicatie
VUmc wil de persoonlijke, warme uitstraling die medewerkers doorgaans binnen de organisatie ervaren, ook naar de
arbeidsmarkt uitstralen. In een krapper wordende arbeidsmarkt wordt het cruciaal om de goede mensen aan de
organisatie te binden. Om die reden is gekozen voor een nieuwe arbeidsmarktcampagne. De kerntaken van VUmc
worden met beelden uitgedrukt, waarin tevens de kernwaarden betrokken, zorgvuldig en ambitieus zijn geïntegreerd.
In elk beeld staat de patiënt en in een geval de student centraal. De centrale boodschap is: samenwerken aan beter
maken en beter worden. Daarnaast is de werving via internet verbeterd door aanpassing van de website en de moge-
lijkheid om online te solliciteren.
Kwaliteitssysteem
In het jaar 2006 is een start gemaakt met de zogenoemde NIAZ-accreditatie. Dat betekent dat VUmc zich gecommit-
teerd heeft om werkwijzen en procedures conform landelijke NIAZ-normen uit te voeren en te verbeteren. Er zijn
instellingsbrede normen vastgesteld en ook speciale normen voor diensten en afdelingen. Er zijn actieplannen opge-
steld om alle normen te behalen. In 2006 zijn de eerste stappen hiervoor gezet. Dit alles heeft als doelstelling om de
medewerker kwaliteitsbewust te maken waardoor uiteindelijk de kwaliteit van zijn dienstverlening wordt verbeterd.
Competenties
Met de juiste kennis, vaardigheden en gedrag kunnen de medewerkers tot de beste prestaties en resultaten komen.
Werken met gedragscompetenties
Voor alle medewerkers gelden de VUmc kerncompetenties resultaatgericht en klantgericht. Het is de bedoeling dat
op iedere werkplek in 2010 aanvullende competenties zijn vastgesteld die ondersteunend zijn aan de ontwikkelings-
richting en ambities van de afdeling. In 2006 zijn de eerste ervaringen met het werken met competenties op verschil-
lende afdelingen geëvalueerd. Competenties zijn een hulpmiddel om te bepalen wat effectief werkgedrag is. Een
functiebeschrijving zegt het nodige over wat van iemand verwacht wordt, competenties vullen dat aan met hoe
iemand dat moet doen. Telkens blijkt het een grote sprong te zijn om het van de tekentafel te krijgen. En hoe kan
ervoor worden gezorgd dat ook na verloop van tijd helder blijft waarom er voor gekozen is. Het blijkt dat naast
competenties een regelmatig gesprek met de leidinggevende en gerichte feedback uit de directe omgeving van
collega’s, belangrijke manieren zijn om zinvol met competenties aan de slag te gaan. Als aan deze voorwaarden
(nog) niet kan worden voldaan, is het werken met competenties af te raden. Een afdeling waar onvoldoende
gecommuniceerd wordt voldoet niet aan de basisvoorwaarden voor competentiegericht werken.
In 2006 is van start gegaan met het beschrijven van aan de functie gerelateerde competenties. Dat is gedaan voor de
vijftig meest voorkomende functies in huis, om een zo groot mogelijk bereik te hebben en in veel gevallen zieken-
huisbreed vast te stellen om welke competenties het zou moeten gaan.
41
III. Verslag
raad van
bestu
ur
Loonbaanontwikkeling
Aandacht voor loopbaanontwikkeling is een belangrijk thema uit het meerjarenbeleid. De medewerker zelf is in
belangrijke mate verantwoordelijk voor zijn werk en zijn loopbaan maar de medewerker en zijn leidinggevende
kunnen zich ook beiden hierbij laten ondersteunen door het loopbaancentrum.
Het loopbaancentrum heeft een start gemaakt met de opzet van een re-integratieservice om leidinggevenden, P&O
adviseurs en re-integrerende werknemers te ondersteunen bij het uitvoeren van het re-integratiebeleid in de vorm
van trajectbegeleiding, matching op vacatures en advisering. Eén van de tien ambities van VUmc is een aansprekende
werkgever zijn om goede medewerkers te behouden voor de organisatie. Door het stimuleren van (interne) mobiliteit
en het bieden van carrièreperspectieven wordt goed werkgeverschap ingevuld en dit draagt bij aan de arbeidssatis-
factie en vitaliteit van medewerkers.
Functiewaardering volgens Fuwavaz
Het project Invoering Fuwavaz (Functiewaardering Vereniging Academische Ziekenhuizen) was eind 2005 afgerond.
Tot eind 2006 zijn de losse eindjes en de behandeling van bezwaar- en beroepsprocedures afgehandeld. In 2006 is
dit project geëvalueerd. Eén van de constateringen is dat VUmc na Fuwavaz een ‘gemengd’ functie-gebouw heeft.
Enerzijds zijn op grote groepen medewerkers normfuncties van toepassing verklaard, bijvoorbeeld op analisten,
verpleegkundigen of wetenschappelijk onderzoekers / docenten. Dit heeft daar tot een forse reductie van het aantal
functies geleid.
Anderzijds gelden voor andere groepen medewerkers nog steeds unieke functiebeschrijvingen. De raad van bestuur
heeft uitgesproken ook bij die laatste groep naar functiereductie te streven. Om dat proces te bevorderen zijn de
afspraken en het beleid met betrekking tot het proces van functiebeschrijving en waardering aangescherpt. In 2006
is al op de helft van de aangeboden nieuwe of gewijzigde functies een normfunctie van toepassing verklaard.
Uiteindelijk moet ongeveer driekwart van de medewerkers over enkele jaren onder een normfunctie vallen.
Opleiden
Op verschillende plekken in VUmc wordt opgeleid. Zo biedt de Amstel Academie een heel scala aan verschillende
bedrijfs- en beroepsgerichte opleidingen en cursussen zoals diverse verpleegkundige vervolgopleidingen. Het open
aanbod van de Amstel academie dat gefinancierd wordt uit het HRM budget is nu volledig afgestemd op het HRM
meerjarenbeleid.
Zowel de Amstel Academie als ROC ASA heeft vorig jaar (vanaf september 2006) voor de verpleegkundige vervolg-
opleidingen, paramedische opleidingen en MBO-verpleegkunde een omslag gemaakt naar het competentiegericht
opleiden. Bij de competentiebenadering wordt uitgegaan van de talenten en interesses van de studenten of cursisten.
Dit heeft consequenties voor de vorm, inhoud en toetsing in het beroepsonderwijs. Leren in en van de praktijk en
zelf sturing geven aan je eigen opleiding zijn daarbij uitgangspunt.
Praktijkopleiding
Jaarlijks worden zo’n 25 studenten aangenomen voor de opleiding tot verpleegkunde op niveau 4 en 5. In een tijd
met veel aandacht voor kwaliteitszorg en -verbetering vond de afdeling praktijkopleiding verpleegkunde het wenselijk
om het werving- en selectieproces in 2006 door te lichten. Een aantal facetten van dit proces waren voor verbetering
vatbaar, zoals de informatievoorziening, het administratief proces en de selectiegesprekken. Resultaat is een profes-
sionelere en efficiënte vorm van selectie voor studenten verpleegkunde.
Initiële verpleegkundige opleidingen zijn in 2006 opnieuw mede gefinancierd met subsidiegelden van de ministeries
van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) en Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen (OCW). Het totaal bedrag van
deze door SoFoKles beheerde en voor 2006 toegekende gelden bedroeg € 250.000. In 2005 was dat nog € 1,08 mil-
joen.
42
III. Verslag
raad van
bestu
ur
Gezondheid
De aandacht voor verzuimpreventie en de bereidheid om hier via scholing in te investeren is toegenomen. Het
Arboplusconvenant waarin op landelijk niveau voor de universitaire medische centra afspraken zijn gemaakt over
maatregelen om verzuim zo veel mogelijk te voorkomen, sloot goed aan bij het in VUmc ingezette gezondheids-
beleid. Het ambitieniveau van dit convenant alsook van het gezondheidsbeleid in VUmc lag hoog maar de meeste van
de daarin geformuleerde doelstellingen zijn gehaald. Talrijke preventieprogramma’s gericht op het reduceren van
fysieke en psychische belasting zijn (verder) ontwikkeld en ingezet, re-integratiekaders zijn opgesteld en op veel
fronten is aan deskundigheidsbevordering gedaan om gezond en veilig werken nu en in de toekomst zoveel mogelijk
te garanderen. Dit alles heeft mede geresulteerd in een aanzienlijke daling van het verzuim. Meer hierover in hoofd-
stuk 10.
In 2006 is de gedragscode Veilige Zorg (beleid ten aanzien van ongewenst gedrag door patiënten/bezoekers) en het
beleid (on)Gewenste Omgangsvormen vastgesteld. In de notitie (on)Gewenste Omgangsvormen zijn de klachten-
regeling seksuele intimidatie en de regeling individueel klachtrecht samengevoegd tot één klachtenregeling
ongewenste omgangsvormen. In 2007 zal een start gemaakt worden met de implementatie van beide regelingen.
Sinds eind 2005 zijn de bedrijfsmaatschappelijk werkers benoemd als vertrouwenspersonen.
Vanuit de signalerende rol van het bedrijfsmaatschappelijk werk heeft zij een aantal afdeling- en teamtrajecten
kunnen starten ter voorkoming van stressklachten en het verbeteren van de communicatie. De twee stressmanage-
menttrainingen voor medewerkers, Ret-jezelf en Vermoeide Talenten geven de deelnemers de mogelijkheid om
vaardigheden op te doen om stress beter te kunnen hanteren. Voor de leidinggevenden zijn er zeven workshops
gegeven met als thema: vroege herkenning van werkstress. Zowel de trainingen voor medewerkers als de workshops
voor leidinggevenden blijken goed aan te sluiten bij de leerwensen van de deelnemers.
Het programma ‘Collegiale Opvang na ingrijpende/schokkende gebeurtenissen’ is in 2006 gestart. Op ruim 50 afde-
lingen zijn meer dan 100 collegiale opvangers getraind.
43
III. Verslag
raad van
bestu
ur
lustrum 2005 6: medewerkersfeest
Monitoring medewerkers
Met de focus op ‘Sturen op HRM-kengetallen’ wordt een bijdrage geleverd aan meer resultaatgericht werken. In het
afgelopen jaar is op de website van de dienst personeel en organisatie een HRM-dashboard ontwikkeld waarmee
leidinggevenden, beleidsadviseurs en P&O-adviseurs eenvoudig toegang kunnen krijgen tot de kengetallen op het
gebied van personeel. Zij kunnen hiermee specifiek op hun eigen organisatieonderdeel rapporteren over de ontwikke-
lingen op personeelsgebied. Gegevens over het personeelsbestand hoofdelijk en in formatieplaatsen (fte), de in- en
uitstroom, de gemiddelde leeftijden, de loonkosten en verzuimgegevens staan hierin.
De dienst personeel en organisatie heeft in de kwartaalrapportages (die worden uitgegeven door de dienst bedrijfs-
economie inkoop en zorgadministratie) ook in 2006 weer uitgebreid op organisatieniveau gerapporteerd over
personeelsontwikkelingen zodat door het management hierop kan worden gestuurd.
44
III. Verslag
raad van
bestu
ur
lustrum 2005 6: medewerkersfeest
7 Management van middelen
Financieel beleid
De focus voor 2006 heeft gelegen op het principe ‘going concern’. Zo ook wat het financiële beleid betreft. Centraal
hierin staat de ambitie ‘Financieel gezond’, te weten een sluitende exploitatie en een financieel meerjarenperspectief
leidend naar een verbetering van de reservepositie.
De in voorgaande jaren in gang gezette (efficiency)maatregelen zijn ook in 2006 voortgezet. Concreet komt het erop
neer dat de zorgprocessen, zorgcapaciteit, het personeel, de inkoop / logistiek / overige middelen en de ICT zijn
doorgelicht met als doel de (financiële én niet financiële) middelen efficiënter in te zetten.
De maatregelen hebben tot goede resultaten geleid. De productie is toegenomen en middelen zijn efficiënter ingezet
waardoor het jaar 2006 afgesloten kan worden met een positief resultaat. De voorgenomen extra bezuigingstaakstel-
ling als gevolg van een externe budgetkorting van 2,5 mln. euro kon daarom worden doorgeschoven naar 2007. Er is
een sluitende begroting voor 2007 gepresenteerd en er is een positief financieel meerjarenperspectief ontstaan.
45
III. Verslag
raad van
bestu
ur
lustrum 2005 6: open dag
Afspraken met verzekeraars
Door de zorgverzekeraars is voor 2006 een groei van 10% (in geld) geaccordeerd ten opzichte van de productie-
afspraak 2005. Deze groei is ook in ruime mate gerealiseerd.
Het betrof:
Afspraak reguliere productie: groei met name bij de specialismen
• maag-, darm- en leverziekten
• urologie
• oncologie
• verloskunde en gynaecologie
Afspraak bijzondere productie: groei met name bij de volgende activiteiten
• ICD’s
• picu/nicu
• klinische genetica
• tele/brachytherapie
Projectfinanciering via lokale toeslag voor onder andere de volgende onderwerpen:
• laporoscopische chirurgie heelkunde/urologie
• starten observatorium
• obesitas poli voor kinderen 2 tot 8 jaar
• procesherinrichting neuro-oncologie en MS
• patiëntvoorlichting over geneesmiddelen
• Bijdrage in dure prothesen en implantaten, epilepsiechirurgie en hoogtechnologisch
draagmoederschap
• Bijdrage in kosten dure geneesmiddelen
Inkooplogistiek en Financieel systeem (LIFT)
In maart 2006 is het ERP-systeem e-Business Suite van Oracle in gebruik genomen. Dit moderne systeemdeel voor
inkooplogistiek en financiën vervangt verouderde ZIS systeemdelen. Naast de vervanging zijn zowel de inkooplogistieke
als financiële processen heringericht. Doel hierbij is een optimale ondersteuning van de bedrijfsprocessen. Met een
decentrale frontoffice, (de)centrale invoer, decentraal beheer én een centrale backoffice-functie voor consolidatie,
centrumbreed beheer en de communicatie met de externe omgeving verwacht VUmc deze optimalisatieslag te bereiken.
Eind december was de implementatie van de basisfunctionaliteit voor het overgrote deel gereed. De rest van de
basisimplementatie waaronder de ingebruikname van de budgetteringsmodule, is doorgeschoven naar 2007.
Door de nodige aanloopproblemen heeft het systeem niet meteen bijgedragen aan de verbetering van de ondersteu-
ning van de bedrijfsprocessen, zijnde efficiencyvoordelen en verbetering van rapportages en informatievoorziening.
De centrale en decentrale gebruikers voegen zich langzaam maar zeker naar de nieuwe werkwijzen.
46
III. Verslag
raad van
bestu
ur
Zorgverzekeringswet
Door de invoering van de nieuwe zorgverzekeringswet is er sprake van een verhoging van de administratieve lasten.
De problemen spitsen zich toe op de zogenoemde oranje en rode DBC’s; DBC’s waar een machtiging voor nodig is of
DBC’s die worden geweigerd.
De verwachting dat het debiteurenrisico zou toenemen als gevolg van de invoering van de nieuwe zorgverzekerings-
wet blijkt mee te vallen.
DBC-traject
VUmc vervult landelijk een voortrekkers- en voorbeeldrol in de implementatie van alle noodzakelijke organisatorische
en administratieve maatregelen ter voorbereiding op de volledige implementatie van de DBC financieringssystematiek.
Sinds de introductie worden DBC’s binnen VUmc afgeleid uit de basisregistratie en niet zoals in andere medische
centra extra geregistreerd. De afleiding van de DBC’s krijgt nu navolging in het landelijke DBC doorontwikkelings-
traject.
Het softwarepakket “DBCinfo” van iSoft is binnen VUmc geïmplementeerd. Dit pakket moet in de nabije toekomst
aansluiten op de informatiebehoefte over DBC’s. Hierbij moet met name gedacht worden aan inzicht in aantallen,
soort en waardering van geopende DBC’s, gesloten DBC’s en in de onderhanden werk positie. In toenemende mate is
deze informatie van belang om een adequate planning & control cyclus binnen het VUmc te realiseren.
Er is ook een pilot gestart waarbij gekeken wordt of er binnen de bedrijfsvoering van VUmc mogelijkheden zijn om te
sturen op basis van DBC’s en in hoeverre de interne informatievoorziening en het intern financieel beleid moet
worden aangepast.
Daarnaast zijn er intern registratiewijzigingen doorgevoerd. Deze wijzigingen hadden met name te maken met de
duur van een dialyse DBC. Ten behoeve van deze wijzigingen is zowel een nieuwe validatietabel als een nieuwe eind-
klassetabel geïmplementeerd. De eindklassetabel was noodzakelijk voor de lekenomschrijving op de DBC nota’s.
Voor wat de kostprijsberekeningen van de DBC’s betreft zijn deze in 2006 geactualiseerd. Zoals bekend worden de
kosten van een DBC berekend op basis van een kostprijs van de verrichtingen gecombineerd met het zorgprofiel.
Voor de berekening van de kostprijzen wordt in 2007 een verbeterde versie van het softwarepakket ‘Costcontrol’
gebruikt.
Toekomst energievoorziening
In vervolg op de notitie toekomstige energievoorziening VU/VUmc en met het oog op recente bouwontwikkelingen
wordt besluitvorming voorbereid om de continuïteit en betrouwbaarheid van de energievoorziening voor de komende
tien tot twintig jaar te waarborgen. Vraagstuk daarbij is op welke wijze de locatie van de nieuwe energiecentrale in
het masterplan VU/VUmc kan worden ingebed.
Nieuwbouw
Aan de westflank van VUmc worden voorbereidingen getroffen om te komen tot nieuwbouw voor de Stichting
Buitenamstel Geestgronden, de spoedeisende hulp en het gastenverblijf. De verschillende initiatieven worden in
samenhang ontwikkeld. Najaar 2006 heeft SEIN (Stichting Epilepsie Instellingen Nederland) zich teruggetrokken uit
het nieuwbouwproject.
47
III. Verslag
raad van
bestu
ur
Eind 2007 wordt het definitief ontwerp van het
gebouw afgerond en wordt aansluitend de aanvraag
vergunning ingediend bij het College bouw zieken-
huisvoorzieningen.
De dakopbouw B op de polikliniek is in juni 2006
opgeleverd. Dit gebouw dient als vervangende huis-
vesting om verschuivingen in ruimte op te vangen en
als gevolg van de toekomstige sloop van een aantal
gebouwen aan de westflank.
Ten oosten van de polikliniek zal nieuwbouw worden
gerealiseerd voor de onderzoek en diagnostiek labora-
toria van VU medisch centrum (= inclusief laboratoria
uit de prekliniek). Het betreft grotendeels nieuwbouw
voor vrijwel alle laboratoria van het ziekenhuis en
deels een uitbreiding. In deze nieuwbouw wordt ook
de afdeling pathologie opgenomen.
In 2007 wordt gestart met het ontwerpproces: voor-
lopig ontwerp en definitief ontwerp zullen hun beslag
krijgen in 2007.
Begin 2006 zijn de bestedingsgerede stukken voor de
bouw van Kinderstad op de B-vleugel uitgewerkt met
aansluitend de aanbesteding van de nieuwbouw. De
uitvoering van de bouw van Kinderstad is gestart in
augustus 2006, ingebruikname van Kinderstad staat
gepland voor september 2007.
De voorbereidingen voor het onderzoek naar de
mogelijkheden tot huisvesting van het Revalidatie
Centrum Amsterdam (RCA) op het terrein van VUmc
zijn in 2005 gestart. Dit heeft er toe geleid dat de
aanvraag verklaring voor nieuwbouw van het RCA op
VUmc terrein op 1 december 2006 is ingediend bij het
ministerie van VWS. In de nieuwbouw worden tevens
de afdelingen revalidatie, ergotherapie en fysio-
therapie van VUmc en het onderzoeksinstituut MOVE
opgenomen. In 2007 wordt het programma van eisen
vastgelegd en vindt de Europese aanbesteding van de
architecten werkzaamheden plaats.
48
III. Verslag
raad van
bestu
ur
Nieuwsflits
Mei 2006 Medewerkersfeest druk bezocht
Zo’n 3.000 medewerkers gingen helemaal ‘los’ tij-
dens de medewerkersfeesten op 18 en 19 mei in
de Westergasfabriek. Yes-R, de Corona’s, maar
vooral de VUmc huisband DOCTORDOCTOR zor-
gen voor een geweldige sfeer. De afsluitende DJ
met danseressen en vuurwerkact bracht de
beloofde spetterende afsluiting. Twee feestavon-
den om niet snel te vergeten. Het medewerkers-
feest maakt deel uit van de evenementen ter gele-
genheid van het eerste lustrum van VU medisch
centrum.
lustrum 2005 6: patiëntendag hersenen
Europees Sociaal Fonds
Voor een betere inzetbaarheid van medewerkers heeft VUmc bij het Europees Sociaal Fonds (ESF) ten behoeve van
scholingsprogramma’s subsidie verworven. SoFoKleS heeft als Arbeidsmarkt- en Opleidingsfonds voor onder meer
universitair medische centra de subsidieaanvragen aanvragen ingediend; VUmc is de uitvoerder. In 2006 zijn alle
aanvragen gehonoreerd voor de periode 2005 tot en met 2007.
De ESF-projecten zijn gericht op scholing in het kader van het Arboconvenant dat tussen de academische centra is
gesloten, het onderwijsprogramma zoals deze door het opleidingsinstituut van VUmc, de Amstel Academie, wordt
verzorgd en het scholingsprogramma binnen de medisch technische sector.
De ESF-subsidie stelt VUmc in staat om een hogere employability van het personeel te bereiken. Het is noodzakelijk
om kennis en vaardigheden actueel te houden. Snelle ontwikkelingen in technische mogelijkheden en de daaruit
voortvloeiende explosie van nieuwe kennis/inzichten vereist een continue bijscholing op de werkvloer. Degradatie
van het opleidingsniveau (eindniveau) van de gediplomeerde medewerker wordt hiermee voorkomen. Voorts wordt
ook personeel in VUmc voor diverse beroepen opgeleid. De subsidie is gericht op het middelbaar en hoger beroepen-
kader.
49
III. Verslag
raad van
bestu
ur
lustrum 2005 6: patiëntendag kanker en afweer
50
III. Verslag
raad van
bestu
ur
lustrum 2005 6: lustrum gebouwenloop
8 Management van processen
De belangrijkste processen van VU medisch centrum hangen samen met haar kerntaken: patiëntenzorg, onderwijs en
opleiding en wetenschappelijk onderzoek
Management van processen patiëntenzorg
In het jaarplan 2006-2007 heeft VUmc bepaald hoe het wil werken aan betere processen in de patiëntenzorg.
Daarvoor zijn een aantal thema’s met activiteiten benoemd, die stuk voor stuk effect hebben op de kwaliteit van
zorg. Hieronder geven we per thema aan in hoeverre de voorgenomen activiteiten in het verslagjaar zijn gerealiseerd.
Patiëntenmix
VUmc wil op grote patiëntengroepen kunnen sturen om zwaartepunten te versterken, opleidingen te faciliteren, kos-
ten te beheersen en capaciteiten beter te benutten. Daarom is alle afdelingen van VUmc gevraagd wat hun huidige en
gewenste patiëntenmix is. Het bepalen van de huidige mix is bij vrijwel alle specialismen in 2006 afgerond. De
gewenste mix is eveneens bij vrijwel alle specialismen aangegeven, waarbij zelfs deels de relevantie uitgezet is tegen
kosten en omvang van de patiëntengroep.
Bij verschillende specialismen is het lastig gebleken om deze analyse uit te voeren op basis van DBC-registraties.
Door complexiteit van DBC’s en onvoldoende herkenbaarheid zijn afdelingen soms uitgeweken naar de al langer
bestaande diagnoseregistraties.
Sneller Beter
In 2006 is de meerderheid van de projecten uit de eerste en tweede ronde van Sneller Beter afgesloten. Daarnaast
startte VUmc een derde ronde projecten binnen de thema’s zorgpaden (zie verder) en het decentraal melden van
incidenten. Ter ondersteuning van de projecten en de bekendheid van de thema’s kunnen betrokken medewerkers
nieuw ontwikkelde scholingen patiëntenlogistiek - en veiligheid volgen. Op 11 december 2006 was VUmc, in aan-
wezigheid van toenmalig minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport Hoogervorst, gastziekenhuis tijdens de
landelijke Sneller Beter-dag.
Sneller Beter in VUmc omvat een groot aantal projecten. Ter illustratie hiervan volgen enkele voorbeelden.
Het project OK oké, met als hoofddoelstelling een productiestijging van 30%. In 2004 en 2005 heeft de OK ondanks
grote personele problemen een aanzienlijke productieverbetering gerealiseerd. De geplande productie steeg in 2005
met 4% ten opzichte van 2004 en in 2006 met 8% ten opzichte van 2005. De projectdoelstelling van 30% productie-
stijging lijkt (nog) niet haalbaar voor VUmc.
Een ander project is Vermindering postoperatieve pijn. Patiënten hebben aangegeven minder last te hebben van post-
operatieve pijn op de zorgeenheid kort verblijf: de pijnscore (VAS) is gedaald van 7 naar 4.
Binnen het project Reductie onnodige bloedtransfusie is in 2006 voor het hele ziekenhuis de norm vastgesteld die
aangeeft wanneer een patiënt een bloedtransfusie dient te krijgen, inclusief de situaties waarin er van de norm
afgeweken mag worden (bijvoorbeeld bij vrouwen rondom de bevalling). Ook is een meetsysteem ingericht om de
ontwikkelingen te kunnen volgen.
Zorgpaden
In 2006 heeft VUmc besloten de nadruk voor de ontwikkeling van zorgpaden te leggen op grote patiënten-groepen
die acute zorg nodig hebben. Zorgpadontwikkeling blijkt een goede manier te zijn om de zorg voor patiënten-
groepen beter te organiseren en hoge kwaliteit te garanderen. Op het gebied van zorgpaden is VUmc goed op streek:
eind 2006 waren er zestien operationeel en twintig in ontwikkeling.
Werken met zorgpaden leidt tot merkbare verbeteringen voor patiënten. De resultaten van het zorgpad carotisstenose
(vernauwing van de halsslagader) illustreren dit. De toegangstijd tot de polikliniek was in december 2006 slechts vijf
51
III. Verslag
raad van
bestu
ur
dagen (de norm is zeven dagen). De wachttijd tot de eerste opname is gedaald van gemiddeld 83 dagen (nulmeting
2004) naar gemiddeld 18 dagen in december 2006. De ligduur is gedaald van gemiddeld 10 dagen volgens de nul-
meting naar gemiddeld 5 dagen in december 2006.
Patiëntenlogistiek
Een deel van de projecten binnen het programma Sneller Beter is specifiek gericht op het verbeteren van de patiënten-
logistiek. Werken zonder wachtlijst is nu in veel poliklinieken van VUmc projectmatig ingevoerd. In 2006 liepen er
projecten bij zes poliklinieken en in 2007 start nog een nieuwe ronde.
Zorg op Maat is een overkoepelend programma, gericht op het principe dat de juiste patiënt op de juiste afdeling
verzorgd wordt. De afdeling kort verblijf en de transferafdeling zijn concrete resultaten van dit programma. Ook
opende VUmc in 2006 een medisch psychiatrische unit (MPU) met acht bedden. Het transferbureau heeft zijn
activiteiten in dit verslagjaar uitgebreid. Dit bureau is een samenwerkingsverband tussen VUmc en de OsiraGroep en
regelt - in overleg met de patiënt en vaak ook met diens naasten - de vervolgzorg die nodig is na de ziekenhuisopname.
Omgerekend naar alle zorgeenheden over het hele jaar, heeft het bureau in 2006 ruim 2500 nazorgtrajecten
verzorgd. Het aantal verkeerde bed-dagen is in 2006 met ruim duizend gedaald.
In 2006 heeft ook de logistiek van de acute zorg aandacht gekregen. VUmc startte een pilot ‘Opnamegarantie acute
patiënten uit de basisregio van VUmc’ en een programma ‘Acute zorg’. Na het maken van een knelpuntenanalyse en
het verkennen van oplossingsrichtingen zijn op deelterreinen ideeën ontwikkeld over de externe acute zorgketen met
VUmc als coördinator van het traumacentrum voor de regio Noordwest Nederland, over de Spoedeisende Hulp in
VUmc en tot slot over het beter managen van capaciteiten op het gebied van de acute zorg. Dit programma loopt
door in 2007.
Patiëntveiligheid
VUmc heeft ook in 2006 gewerkt aan het veiliger maken van de zorg. Een deel van de projecten binnen het programma
Sneller Beter is specifiek gericht op het reduceren van onveilige situaties (zie ook hierboven). Daarnaast hecht VUmc
veel belang aan het verder invoeren van decentraal melden van incidenten. In 2006 zijn de klinische zorgeenheden
orthopedie & neurochirurgie, KNO, longziekten, gynaecologie en de intensive care kinderen hiermee gestart, net als
de poliklinische zorgeenheden KNO, longziekten en neurologie. Vanaf medio 2006 maakt VUmc gebruik van een
digitaal systeem voor het decentraal melden van incidenten. Dit systeem maakt het mogelijk voor medewerkers van
deelnemende werkplekken om vanaf elke PC incidenten te melden. Verder ondersteunt het systeem de analyse van
incidenten en het volgen van verbeteracties.
Om het bewustzijn voor veiligheid te verhogen, heeft de coördinatiegroep patiëntveiligheid in de nationale week van
de patiëntveiligheid (november 2006) centrumbreed een patiëntveiligheidskaart voor medewerkers geïntroduceerd.
Deze kaart geeft concrete tips hoe professionals onveilige situaties kunnen voorkómen worden. Op de afdeling
intensive care is een zogenaamde depotheek geopend. Deze satelliet van de ziekenhuisapotheek zorgt ervoor dat het
bereiden van medicatie voor de intensive care niet alleen efficiënter, maar ook veiliger gebeurt. Verder streeft VUmc
naar een certificeerbaar veiligheidssysteem, waarvoor ook in 2007 de voorbereidingen door zullen gaan.
Accreditatie en certificering
VUmc werkt op veel plaatsen in de patiëntenzorg met kwaliteitssystemen. Deze zorgen ervoor dat patiënten in een
omgeving behandeld worden waarin de zorgverleners afspraken gemaakt hebben over het kwaliteits- en veiligheids-
niveau, het verbeteren op basis van interne en externe signalen en over de borging van de processen. Op centrum-
niveau heeft VUmc in 2006 belangrijke stappen gezet op weg naar de beoogde instellingsbrede NIAZ-accreditatie in
2009. De ondersteuningsorganisatie is ingericht en alle betrokken afdelingen zijn geïnformeerd. Ook heeft VUmc een
gebruiksvriendelijk en krachtig systeem voor het beheren van kwaliteitsdocumenten aangeschaft. Een nulmeting van
de mate waarin de organisatie voldoet aan de criteria van de norm is in volle gang.
Op afdelingsniveau zijn ook successen geboekt. De dialyseafdeling heeft op 30 maart 2006 het HKZ-certificaat
(Harmonisatie Kwaliteitsbeoordeling in de Zorgsector) in ontvangst kunnen nemen. Bij de afdeling hematologie vond
een geslaagde JACIE-audit plaats voor de stamceltransplantatie. Na de officiële accreditatie in 2007 zal VUmc het
52
III. Verslag
raad van
bestu
ur
tweede ziekenhuis zijn in Nederland met een accreditatie voor het hele proces van afname, bewerking en toediening
van stamcellen. Tot slot heeft de afdeling radiotherapie zich succesvol door het NIAZ laten beoordelen en mocht, als
eerste afdeling radiotherapie in Nederland, op 15 maart 2007 het accreditatiebewijs in ontvangst nemen.
Incidenten patiëntenzorg 2006
De meldingscommissie Incidenten patiëntenzorg (MIP) registreert, analyseert en doet aanbevelingen naar aanleiding
van gemelde (bijna)incidenten. Doel van de MIP is het bewaken en bevorderen van de kwaliteit van de patiëntenzorg
in het algemeen en het verbeteren van de patiëntveiligheid naar aanleiding van gemelde (bijna)incidenten, in het
bijzonder. De MIP houdt zich niet bezig met de vraag naar de verwijtbaarheid. De commissie richt zich op de
vermijdbaarheid van incidenten en legt daarmee het accent op het leerproces en de hieruit voortvloeiende preventieve
maatregelen.
Sinds april 2005 werkt VU medisch centrum aan de implementatie van een systeem voor het decentraal melden en
verwerken van (bijna)incidenten. Eind 2006 hebben twaalf afdelingen aansluiting gevonden bij dit systeem. De nood-
zakelijke ICT-ondersteuning is naar eigen wens van de gebruikers en in samenwerking met de betrokken beleidsmede-
werkers, door de afdeling automatisering vorm gegeven. Voor het analyseren van de (bijna)incidenten koos men de
methode volgens PRISMA. De uitgangspunten van PRISMA zijn in de vormgeving van de ICT-ondersteuning geïntegreerd.
Vanaf november 2006 is een digitaal meldingsformulier beschikbaar voor de participerende afdelingen en kunnen
meldingen door de veiligheidscommissies van de betreffende afdelingen digitaal worden verwerkt. Deze veiligheids-
commissies beschikken hiermee over een eigen database waaruit op elk gewenst moment managementinformatie
kan worden gegenereerd. In deze database worden ook de verbeteracties vastgelegd en de uitvoering hiervan
bewaakt. Met het invoeren van een systeem voor decentrale melding en verwerking van (bijna)incidenten is een
substantiële stijging van het aantal meldingen per deelnemende afdeling te zien. De veiligheidscommissie analyseert
deze meldingen en formuleert verbeteracties.
53
III. Verslag
raad van
bestu
ur
lustrum 2005 6: medewerkersfeest
(Bijna)incidenten met (een) afdelingsoverstijgende oorzaak/oorzaken worden door de genoemde commissies door-
gestuurd naar de MIP voor verdere verwerking.
Management van processen onderwijs en opleiden
Een ambitie van VUmc is het zich ontwikkelen tot een expertisecentrum voor academisch medisch, verpleegkundig
en paramedisch onderwijs met een regionale functie. In 2006 is de scoop verbreed van een vrijwel uitsluitende
oriëntatie op het medisch opleidingscontinuüm (het gehele traject van medische opleidingen: vanaf de opleiding van
basisarts, specialist tot en met nascholingsonderwijs) naar het verpleegkundig en paramedisch continuüm en naar de
opleidingen op het grensvlak van medisch- en verpleegkundig opleidingscontinuüm, zoals nurse practitioner en
physician assistant.
Organisatie van onderwijs
Naar aanleiding van het streven om alle activiteiten gericht op ondersteunen, uitvoeren en innoveren van onderwijs
en opleidingen binnen VUmc, in één organisatie onder te brengen is aan het eind van 2006 een begin gemaakt met
het samenbrengen van het onderwijsinstituut en de Amstel Academie in één instituut voor onderwijs en opleiden.
In verband met de invoering van het opleidingsfonds per 1 januari 2007 is in 2006 gestart met de ontwikkeling van
een aios-volgsysteem (een registratiesysteem voor aio’s). De ontwikkeling en implementatie van het aios-volgsysteem
werd gecompliceerd door wijzigingen op bestuurlijk en financieel gebied. Ondanks de complicaties is de applicatie in
de 2e helft van 2006 opgeleverd. De gegevens voor de eerste tranche van het opleidingsfonds zijn tijdig opgeleverd
en hebben inmiddels geleid tot volledige subsidiering.
Voor de uitvoering van de masteropleiding VUmc-compas is een klinisch trainingscentrum (skills lab) noodzakelijk. De
plannen voor het realiseren van een klinisch trainingscentrum zijn eind 2006 goedgekeurd. Het wordt gehuisvest in een
– nog te bouwen - 3e dakopbouw op de polikliniek en zal naar verwachting eind 2008 in gebruik genomen worden.
Onderwijsinnovatie
Van VUmc-compas is nu ook het tweede studiejaar van de bacheloropleiding ingevoerd en is gestart met de ontwik-
keling van de masteropleiding VUmc-compas. In het kader van de innovatie van de medisch specialistische vervolg-
opleidingen zijn nieuwe opleidingsplannen voor kindergeneeskunde en gynaecologie vastgesteld. Met het project IN
VIVO wordt de landelijke implementatie van deze nieuwe opleidingen aangestuurd en begeleid.
In het kader van OZW (Opleidingsinstituut voor Zorg en Welzijn) is een overleg tot stand gekomen tussen de onder-
wijsinstellingen, die zich bezig houden met de zorgopleidingen (ROC ASA, INHOLLAND en de Amstel Academie). In
het komende jaar zal deze samenwerking moeten leiden tot een betere afstemming van de zorgopleidingen op de
behoefte uit de praktijk, zoals beschreven in het VBOC-rapport (Verpleegkundige Beroepsstructuur en het
OpleidingsContinuüm) .
Onderzoek van onderwijs
Parallel aan de onderwijsinnovaties is een onderzoekgroep actief op het gebied van onderzoek van onderwijs. In
2006 is in samenwerking met de afdeling Onderwijsresearch en Onderwijsontwikkeling van de Universiteit van
Maastricht onderzoek verricht naar klinisch en farmacotherapeutisch redeneren, docentprofessionalisering en de rol
van de klinisch docent en onderzoek naar het leerklimaat, patiëntveiligheid en klachtenonderzoek van patiënten.
Binnen het kader van het In VIVO project wordt evaluatieonderzoek uitgevoerd dat zich richt op de relevante factoren
bij een succesvolle implementatie en eveneens op de kosten van de vervolgopleiding. Dit onderzoek wordt uitge-
voerd in samenwerking met het Instituut Beleid en Management Gezondheidszorg.
Professionalisering van docenten
Een werkelijke onderwijsinnovatie is alleen haalbaar, indien parallel hieraan de professionalisering van docenten en
opleiders wordt aangepakt. In 2006 is de professionalisering van (leden van) opleidingsteams verder uitgebouwd in
samenwerking met de regio. Voor de docenten van de opleiding geneeskunde houdt de docentprofessionalisering
54
III. Verslag
raad van
bestu
ur
gelijke tred met de invoering van het nieuwe programma. Voor de inbedding van de professionalisering in het
personeelsbeleid wordt samengewerkt met de dienst P&O.
Management van processen onderzoek
VUmc wil wetenschappelijk onderzoek verrichten met medische, verpleegkundige, paramedische en maatschappelijke
relevantie binnen de thema’s van de vijf zwaartepunten (extra- en transmuraal, vitale functies, hersenen, bewegen en
kanker). De vijf zwaartepunten zijn ondergebracht in de vijf onderzoekinstituten: EMGO, ICaR-VU, ICEN, MOVE en
V-ICI. Het onderzoekinstituut MOVE is opgericht in 2003 en uitgebouwd tot een volwaardig instituut met toonaan-
gevend translationeel onderzoek op zowel nationaal als internationaal gebied.
In 2006 hebben de onderzoekinstituten van VUmc hun meerjarenbeleid verder geconcretiseerd, gebruik makend van
de uitkomsten van de CWTS-analyse en de visitaties.
Organisatie en ondersteuning
Het onderzoeksbureau bestaat uit het Technology Transfer Office (TTO) en ondersteuning vanuit divisiebureau VI.
Het TTO zet zich in voor zowel VUmc als de VU. Het TTO is in de loop van 2006 uitgebreid.
De ondersteuning vanuit divisiebureau VI bestaat uit een subsidiologe en een beleidsmedewerker onderzoek. Het
VUmc wil op deze manier het management van onderzoek versterken en onderzoekers beter faciliteren. Hierbij ligt
de nadruk op ondersteuning bij subsidie- en fondsenwerving, commercialisatie, patentenbeleid, juridische kwesties
en verbetering van de project administratie.
Het verwerven en beheren van middelen uit projectfinanciering (tweede tot en met vijfde geldstroom) wordt in 2007 in
een nieuw organisatorisch en juridisch kader geplaatst. Het VUmc streeft daarbij naar vergroting van de transparantie
van verwerving, besteding en verantwoording van onderzoeksgelden, naar het verhelderen van organisatorische en
juridische vormgeving en naar een eenduidig en stimulerend beleid m.b.t. de commerciële exploitatie van kennis.
55
III. Verslag
raad van
bestu
ur
Nieuwsflits
Mei 2006 SNAQ landelijk ingevoerd
De VUmc-screening op ondervoeding SNAQ (Short Nutritional Assessment Questionnaire) wordt in mei landelijk
ingevoerd. Dit project is onderdeel van het Sneller Beter programma van het ministerie van VWS. De afdeling
diëtetiek & voedingswetenschappen ontwikkelde dit instrument waarmee verpleegkundigen met drie eenvoudige
vragen elke nieuw opgenomen patiënt kunnen screenen op ondervoeding. Met SNAQ verbetert de herkenning en
behandeling van ondervoeding van 50% naar 80%.
• EMGO NESDA studie: grootschalige zoektocht naar oorzaak en beloop van depressie en angststoornissen
Binnen het EMGO instituut wordt veel onderzoek gedaan ter bevordering van de publieke en eerstelijnsgezond-
heidszorg. In dat kader worden bij het EMGO instituut verschillende langlopende studies verricht naar de oor-
zaken, preventie- en behandelmethoden van aandoeningen met grote gevolgen voor de volksgezondheid.
Depressie en angststoornissen zijn veelvoorkomende gezondheidsproblemen leidend tot een groot verlies aan
kwaliteit van leven.
Sinds 2004 wordt er vanuit het EMGO Instituut in samenwerking met andere universitaire en niet universitaire
instellingen een groot onderzoek uitgevoerd naar depressie en angststoornissen: the Netherlands Study of
Depression and Anxiety (NESDA). Aan dit onderzoek nemen 2981 personen in de leeftijd tussen 18 en 65 jaar
deel, waarvan er ruim 2200 personen een verleden met een depressie en/of angststoornis hebben. Deze
mensen hebben inmiddels allemaal een 4-uur durende basismeting ondergaan, waarin o.a. vragenlijsten zijn
afgenomen, (psychiatrische) interviews zijn uitgevoerd en medisch onderzoek (inclusief bloed, speeksel en DNA
afname) heeft plaatsgevonden. De deelnemers worden opnieuw voor onderzoek uitgenodigd na 1, 2, 4 en 8 jaar
zodat het lange termijn beloop van psychische en lichamelijke gezondheid in deze populatie in kaart wordt
gebracht. NESDA is mogelijk gemaakt door een subsidie van het ZonMW Geestkracht programma en bijdragen
van deelnemende GGZ instellingen (o.a. GGZ Buitenamstel) en universiteiten.
In 2006 zijn de basismetingen voor een groot deel uitgevoerd, en nu wordt de hand gelegd aan de eerste weten-
schappelijke publicaties. Deze zullen bijvoorbeeld inzicht geven in de mate van comorbiditeit tussen depressie
en angst, het functioneren, zorggebruik en zorgbehoefte van de deelnemers en de biologische grondslag van
depressie en angst (met name de rol van de HPA-as en het autonome zenuwstelsel). Daarnaast zal de NESDA
studie gaan bijdragen aan de genetische inzichten in depressie en angststoornissen. Hiervoor zullen 1860
NESDA deelnemers met een depressiestoornis vergeleken worden met 1860 deelnemers zonder depressie of
angstsymptomen van het Nederlands Tweelingen Register, uitgevoerd door de vakgroep Biologische Psychiatrie
van de VU. Voor dit genetisch onderzoek is in 2006 een aanvullende subsidie geworven van de ‘foundation of
the National Institutes of Health, fNIH’ om het genoom van deze patiënten en controles uitgebreid in kaart te
brengen middels een zogeheten ‘genome-wide scan’. NESDA is daarmee een goed voorbeeld van EMGO-onder-
zoek: multidisciplinair onderzoek ten behoeve van de trans- en extramurale gezondheidszorg.
56
III. Verslag
raad van
bestu
ur
• ICaR-VUOnderzoek helpt patiënten met diabetes en hartfalen
Het ICaR-VU richt zich op een groter begrip, betere diagnostiek en preventie en betere behandeling van ziekten
van hart- en bloedvaten en ziekten, waarbij het bloedvatstelsel een belangrijke rol speelt. Belangrijke thema’s
binnen dit onderzoek zijn hartfalen, diabetes en het niet goed functioneren van bloedvaten. Het onderzoek richt
zich in bijzonder op translationeel onderzoek door een integrale benadering vanuit de kliniek en basisweten-
schappen.
Gedurende de laatste jaren heeft het onderzoek naar diabetes en vaatziekten belangrijke inzichten verschaft
over het optreden van cardiovasculaire complicaties. Daarbij werd onlangs ontdekt dat bij overgewicht zich op
cruciale plaatsen kleine vetophopingen rond de bloeddruk regelende bloedvaten ontwikkelen, die het functioneren
van bloedvaten en de bloeddruk beïnvloeden. De communicatie tussen deze groepjes vetcellen en het aangren-
zend bloedvat geschiedt door signaalstoffen, die nader in kaart worden gebracht. Daarnaast is een programma
gestart om het ontstaan van chronisch hartfalen bij diabetes patiënten beter te begrijpen, en de preventie en
behandeling daarvan te verbeteren.
Binnen het onderzoek naar hartfalen werd een bijzondere ontdekking gedaan, die van groot belang is bij het
vroegtijdig herkennen van patiënten met een erfelijke aanleg voor hartvergroting. Met MRI onderzoek konden in
deze groep patiënten bijzondere structuren in het hart worden waargenomen op een moment dat de hartvergro-
ting nog niet manifest is. Deze vinding geeft niet alleen nieuw inzicht in de ontwikkeling van de ziekte, maar
maakt vroege herkenning van de aandoening mogelijk en daarmee preventieve maatregelen om de ziekte af te
remmen.
• ICEN Verbetering van patiëntenzorg door onderzoek
De afdeling psychiatrie is landelijk toonaangevend op het gebied van de behandeling van depressie en angst-
stoornissen. De ontwikkeling van nationale richtlijnen en vele studies naar de effectiviteit van verschillende
typen interventie heeft geleid tot een constante stroom aanvragen voor second opinions uit het land.
Wetenschappelijk ontwikkelt de afdeling een stevige basis. Drie jaar geleden werd een grote ZON-MW subsidie
verworven uit het Geestkrachtprogramma: “The Netherlands study on anxiety and depression” (NESDA), waarvan
de afdeling psychiatrie penvoerder is. Recent werd, samen met het Nederlands tweelingregister (prof. Boomsma)
en de Universiteit van North Carolina (Prof. Sullivan) een subsidie verkregen van de Amerikaanse NIH foundation
voor genome-wide genotyping van 1700 NESDA deelnemers. Tevens werd een grote programmasubsidie verkre-
gen van het Top Instituut Pharma, waarmee wij binnen het huidige ICEN programma en het Center for
Neurogenomics and Cognitive Research (CNCR) zullen proberen bij te dragen aan het verkorten van de “drug
discovery pipe line”.
57
III. Verslag
raad van
bestu
ur
• MOVE Klinische bewegingsanalyse als functionele diagnostiek
Aandoeningen van het bewegingsapparaat geven veelal aanleiding tot bewegingsstoornissen, die op hun beurt
leiden tot problemen in het dagelijks functioneren. Bij patiënten met chronische aandoeningen zoals die zich in
de revalidatiegeneeskunde, orthopedie en neurologie aandienen, is de diagnostiek dan ook functioneel gericht.
Wanneer de behandeling zich niet richt op de primaire ziekte, dient de functionele diagnostiek om aangrijpings-
punten voor verdere (functionele) behandeling te identificeren. De technologie van bewegingsanalyse is de afge-
lopen twintig jaar geschikt gemaakt voor toepassing in de klinische praktijk. In 2006 werd vanuit MOVE het
eerste Wereldcongres voor Klinische Bewegingsanalyse op de VU georganiseerd.
Bij klinische bewegingsanalyse worden lichtgevende markers op de patiënt aangebracht en wordt hij/zij met
behulp van meerder camera’s geregistreerd tijdens bijvoorbeeld het lopen. Deze (driedimensionale) informatie
wordt omgezet in voor de behandelaar betekenisvolle gegevens, waarbij zonodig ook de spieractivaties (met
behulp van oppervlakte-EMG) en grondreactiekrachten worden betrokken. Doel is de behandelaar een zo
compleet mogelijk inzicht te geven in de (verstoorde) functies van het spier-skelet stelsel tijdens bijvoorbeeld het
gaan.
58
III. Verslag
raad van
bestu
ur
• CCA/V-ICIBundeling van CCA en V-ICI: een impuls voor het translationeel immunologisch en kankeronderzoek
Het jaar 2006 is van start gegaan met de fusie tussen de instituten Cancer Center Amsterdam (CCA) en VUmc-
Institute for Cancer and Immunology (V-ICI) in CCA/V-ICI. CCA/V-ICI is gevormd om alle onderzoeksactiviteiten
in oncology en immunologie te integreren op een manier dat ze elkaar stimuleren en versterken om gezamen-
lijke programma’s uit te voeren en beschreven doelen te bereiken.
De missie van CCA/V-ICI is het coördineren, stimuleren en mogelijk maken van top niveau fundamenteel, trans-
lationeel en patiënt-gerelateerd onderzoek in immunologie en kanker, binnen de kaders van een aantal goed
omschreven onderzoeksprogramma’s en training van jonge onderzoekers om excellentie te bereiken in het
fundamentele en klinische onderzoek
De opening van het rood/blauwe onderzoekscentrum op 19 Juni 2006 heeft een enorme stimulerende werking
gehad voor het kanker en immunologie onderzoek door het beschikbaar komen van ‘state of art’ apparatuur en
nauwe samenwerkingsmogelijkheden tussen de onderzoekers.
Overzicht van de output in de periode 2000-2006
1 Jaar Dissertaties Wetenschappelijke Vakpublicaties+
A B C/D Totaal Publicaties Rapporten
2000 60 2 6 68 17041 134
2001 56 16 13 85 16261 171
2002 66 3 13 84 18401 164
2003 69 7 13 89 16641 182
2004 70 29 7 106 17801 146
2005 72 10 23 105 19101 153
2006 88 7 18 113 19551 125
Toelichting: 1 Inclusief Cochrane reviews
59
III. Verslag
raad van
bestu
ur
Nieuwsflits
Juni 2006Opening VUmc Cancer Center
Op 19 juni wordt het VUmc Cancer Center Amsterdam officieel geopend. Door de concentratie van vooraan-
staand onderzoekers is het VUmc CCA in staat het kankeronderzoek versneld uit te voeren. De directe nabijheid
van kliniek maakt het mogelijk de onderzoekresultaten sneller toe te passen. Het centrum is grotendeels met
private middelen gefinancierd en is geïntegreerd in VU medisch centrum. Voorbeeld voor het VUmc CCA is het
gerenommeerde Johns Hopkins Oncology Center Baltimore, waarbij de structuur van het kankercentrum ook is
ingebed in het medisch centrum en de financiering ook deels met private middelen tot stand werd gebracht.
60
III. Verslag
raad van
bestu
ur
lustrum 2005 6: medewerkersfeest
9 Klanten en verwijzers
Klanten en verwijzers, maar ook studenten, zijn belangrijke stakeholders van VU medisch centrum. Hun waardering is
maatgevend voor het succes van de organisatie.
Studenten
In 2006 is de eerste kwaliteitscyclus voor VUmc-compas volledig afgerond. De studenten- en docentenevaluaties
leverden veel aanknopingspunten op voor verbetering van het onderwijs. Voor alle onderdelen zijn consequent
verbeterplannen opgesteld en geïmplementeerd. Met het afronden van deze cyclus is tegemoet gekomen aan een
belangrijk kritiekpunt bij de vorige onderwijsvisitatie. Er is over de hele linie veel waardering voor het nieuwe
onderwijsprogramma.
Het aantal eerste voorkeuren is flink gestegen (400 aanmeldingen in 2005 tegenover 630 in 2006). Hiermee is het
marktaandeel gestegen van 7,7% in 2005 naar 10,7% in 2006.
Klachtencommissie
In 2006 heeft VU medisch centrum 289 schriftelijke klachten van patiënten of hun vertegenwoordigers ontvangen.
Van dit aantal zijn 34 klachten op verzoek van de klager ter behandeling voorgelegd aan de klachtencommissie. De
overige 255 klachten zijn in het bemiddelingstraject terecht gekomen. In dit traject wordt getracht in een gesprek
met klager en de betrokken medewerker ofwel schriftelijk, uitleg te geven en daar waar nodig excuses te maken. In
2006 werden in totaal 282 klachten afgehandeld. De klachtencommissie heeft in 39 klachten uitspraak gedaan, waar-
van 12 klachten uit 2005. Van de klachten die door de klachtencommissie in 2006 zijn afgehandeld, is een kwart
gegrond verklaard (7) en driekwart ongegrond (20).
In 2006 zijn 280 klachten in het bemiddelingstraject afgehandeld. Ruim een derde van de klachten ging over profes-
sioneel (medisch) handelen. Opvallend is dat het aandeel van klachten over professioneel handelen ten opzichte van
2005 is verdrievoudigd. Onder deze klachten vallen ook klachten over diagnostiek (7%) en medicatie (4,5%). Vijftien
procent van alle klachten betrof organisatorische aspecten. Hieronder waren in vergelijking met voorgaande jaren
veel klachten over het uitblijven van de berichtgeving aan de huisarts. Ook klachten over niet nagekomen bel- of
poliafspraken behoorden tot deze categorie. Een vijfde van de klachten betrof de bejegening (12%) of de informatie-
overdracht (11%).
61
III. Verslag
raad van
bestu
ur
Nieuwsflits
Juli 2006 Tevreden patiënten
Bijna tachtig procent van de patiënten van VU medisch centrum is zeer tevreden over hun bezoek aan de poli-
kliniek of verblijf in het ziekenhuis. VUmc scoort in vergelijking met andere Nederlandse universitaire medische
centra op verschillende aspecten opmerkelijk goed. Dit blijkt uit de resultaten van een tevredenheidsonderzoek
onder patiënten van de acht Nederlandse UMC’s. Het ziekenhuis was topscoorder met 15 van de 25 best
practices. De poliklinieken hebben 4 van de 44 best practices.
Voor genomen maatregelen naar aanleiding van ingekomen klachten wordt verwezen naar de betreffende prestatie-
indicator in bijlage 7.
Naar aanleiding van ingekomen klachten is in 2006 een aantal maatregelen genomen. Zo is er een protocol voor
toediening van klysma’s opgesteld, met daarin aandacht voor de wensen van de individuele patiënt. Voorafgaand aan
een operatie wordt voortaan het te gebruiken sponsmateriaal geregistreerd. Om ongewenste interactie van medicatie
te voorkomen, staat de afdeling eigen gebruik van medicatie niet meer toe. Zodra een patiënt intensieve zorg
behoeft, wordt een verpleegkundige aangesteld als eerst verantwoordelijke voor deze patiënt. Deze verpleegkundige
zal toezien op de coördinatie rondom die zorg. Ouders van opgenomen kinderen krijgen bij binnenkomst een wel-
komstbrief waarin onder andere de namen van de zaalarts, de medisch specialist en de supervisor van de desbetref-
fende patiënt vermeld staan. Ook de verpleegkundige leiding en de verantwoordelijkheden van verpleegkundigen zijn
in de brief opgenomen.
Ook naar de eigen organisatie van de klachtencommissie is gekeken. Naar aanleiding van een in 2005 gehouden
evaluatie onder klagers van VUmc over de klachtbemiddeling, zijn in 2006 een aantal maatregelen genomen. Zo werd
geprobeerd de afhandelingstermijn niet te overschrijden. Als dit toch gebeurde, werden klagers daar tijdig over
geïnformeerd. Daarnaast is de schriftelijke ontvangstbevestiging aangepast, waarbij het taalgebruik minder formeel
is en het onderscheid in klachtbehandeling en klachtbemiddeling duidelijker wordt uitgelegd
Ook in 2006 is tweemaal stuurinformatie naar de hoofden van alle afdelingen gezonden. Bij de laatste zending in
2006 is de bruikbaarheid van de informatie geëvalueerd. De uitkomst was overwegend positief. De belangrijkste
conclusie uit deze evaluatie is dat iedereen de stuurinformatie waardeert, zij is kort, bondig en overzichtelijk. De
frequentie (tweemaal per jaar) vinden de meesten voldoende. Een enkeling vindt eenmaal per jaar genoeg. Daarnaast
bestaat de behoefte aan een vergelijkend overzicht in de tijd, zodat trends kunnen worden waargenomen.
Patiënttevredenheid
De grote meerderheid (70 tot 80 procent) van de patiënten van VU medisch centrum (VUmc) is duidelijk tot zeer
tevreden over hun bezoek aan de polikliniek of verblijf in het ziekenhuis. VUmc scoort in vergelijking met andere
Nederlandse universitaire medische centra (UMC’s) op verschillende aspecten opmerkelijk goed.
Patiënten van verschillende afdelingen van VUmc zijn tevredener over de ontvangst bij opname en over de benade-
ring en behandeling van artsen dan op soortgelijke afdelingen in andere UMC’s. Met name patiënten die opgenomen
zijn geweest op de afdelingen inwendige geneeskunde, longziekten en oogheelkunde zijn bovengemiddeld te
spreken over verschillende aspecten van zorg en behandeling.
Die conclusies trekt VUmc uit de resultaten van een tevredenheidsenquête onder patiënten van de acht Nederlandse
universiteitsziekenhuizen ofwel UMC’s. De enquête is verricht in opdracht van de Nederlandse Federatie van
Universitair Medische Centra (NFU). Ruim 5.000 patiënten van VUmc namen eind 2005 de moeite vele vragen in te
vullen.
Daarin gaven zij aan in hoeverre zij tevreden waren over de ontvangst op de polikliniek of bij ziekenhuisopname, de
benadering en behandeling door verpleegkundigen, polikliniekmedewerkers en artsen, de informatie die ze kregen,
hun zelfstandigheid en het vertrek uit het ziekenhuis en nazorg.
Tevredener dan in 2003
In 2003 bleek uit een zelfde onderzoek dat patiënten van VUmc evenals die van andere UMC’s over het algemeen
behoorlijk tevreden waren over de zorg. VUmc blonk ten opzichte van andere ziekenhuizen echter nergens in uit. Het
ziekenhuis heeft zich dit aangetrokken. Als academisch ziekenhuis streeft het naar hoogwaardige zorg die gewaar-
deerd wordt door degenen die hiervan gebruik maken. Er zijn vervolgens in het hele VUmc diverse activiteiten onder-
62
III. Verslag
raad van
bestu
ur
nomen om kritiekpunten – die óók uit de enquête naar voren kwamen - te verbeteren. De onlangs bekend geworden
nieuwe enquêteresultaten tonen dat dit heeft gewerkt.
Als patiënten over een bepaald aspect van een specialisme gemiddeld meer tevreden waren dan patiënten in andere
UMC’s, noemen de opstellers van het rapport dat een ‘best practice’. In het onderzoek van 2003 scoorde de kliniek
van VUmc geen enkele best practice. Dit jaar is de kliniek van VUmc topscoorder met 15 van de 25 best practices. De
poliklinieken komen relatief minder goed uit het onderzoek: zij hebben 4 van de 44 best practices.
Kwaliteit verder verhogen
Het ziekenhuis en de medewerkers zijn er trots op dat hun inspanningen niet onopgemerkt zijn gebleven bij hun
patiënten. Maar daarbij blijft het beslist niet. De positieve en minder positieve uitslagen van de laatste enquête
worden wederom gebruikt om verdere verbeteringen aan te brengen. In het algemeen gaat VUmc extra aandacht
besteden aan de informatievoorziening en de procedures en communicatie rond ontslag en nazorg. De NFU-enquête
maakt duidelijk dat de kwaliteit daarvan nog niet optimaal is.
VUmc bedankt alle patiënten die aan de enquête hebben meegewerkt. Dankzij de tijd en moeite die zij hebben geno-
men, weet VUmc op welke terreinen er werk aan de winkel is. Dit betekent overigens ook dat patiënten vaker en ook
buiten landelijke enquêtes om, om hun mening zal worden gevraagd.
63
III. Verslag
raad van
bestu
ur
lustrum 2005 6: open dag
64
III. Verslag
raad van
bestu
ur
Nieuwsflits
Juli 2006 Metamorfose hal ziekenhuis
De centrale hal van het ziekenhuis heeft een metamorfose ondergaan. Na een maandendurende verbouwing,
waarin de indeling grondig werd herzien, oogt de hal nu ruim en overzichtelijk. Ook de beroemde mozaïekwand
is weer in al zijn glorie te zien.
lustrum 2005 6: doop roos VUrore
65
III. Verslag
raad van
bestu
ur
10 Waardering van medewerkers
Ook de eigen en toekomstig medewerkers zijn een belangrijke stakeholder van VUmc. VUmc wil een aantrekkelijke
werkgever zijn. In 2006 is medewerkers van VUmc gevraagd zich hierover uit te spreken. Een nieuwe impuls om goed
werkgeverschap verder vorm te geven.
Medewerkerstevredenheidsonderzoek (MTO) 2006
VUmc wil actief de kwaliteit van de organisatie verbeteren. Ook de kwaliteit van werkgeverschap wordt met enige
regelmaat bekeken. Daarom is een onderzoek bij de medewerkers uitgevoerd – het medewerkerstevredenheids-
onderzoek - om meer zicht te krijgen op het aandachtsgebied ‘Waardering door Personeel’. Wat vinden medewerkers
van hun werk en wat kan verbeterd worden? Het medewerkerstevredenheidsonderzoek geeft informatie over de
tevredenheid van en waardering door medewerkers, informatie voor verdere concrete verbeteractiviteiten bij VUmc en
natuurlijk inzicht in de effecten van verbeteringen.
Om een goed beeld te krijgen, zijn deelnemers aan het MTO via een aselecte steekproef geselecteerd. Zij konden de
vragenlijst digitaal of schriftelijk in vullen. De respons was 56% en daarmee hoog. In de vragenlijsten kwamen de
volgende aandachtsgebieden aan de orde: imago VUmc, direct leidinggevenden, het afdelings-/divisieplan, perso-
neelsmanagement, jaargesprekken, middelen, processen, dienstverlening, informatie en communicatie, werkoverleg,
collegialiteit en teamgeest, het werk, en tot slot de ondernemingsraad.
Met behulp van onderstaande prioriteitenmatrix is vastgesteld welke onderwerpen VUmc kan verbeteren.
Uitkomsten
Op elf van de twaalf onderdelen waarnaar in 2001 ook werd gevraagd is door medewerkers significant beter
gescoord. Medewerkers van VUmc zijn tevreden over het eigen werk. De gemiddelde waardering is 7,3. Hoog (tussen
de 7,4 en 8,0) scoorden bijvoorbeeld zinvolheid en variatie van het werk, samenwerking met collega’s, sfeer op de
afdeling en bereidheid voor elkaar in te springen en duidelijkheid van taken en verantwoordelijkheden.
De medewerkers vinden VUmc een plezierige organisatie om voor te werken. De meeste medewerkers vinden dat
VUmc bekend staat als een goed opleidingsinstituut, onderzoeksinstituut, onderwijsinstituut en instituut voor
patiëntenzorg.
• minder belangrijke
sterke punten
• geen aanleiding tot
actie
• belangrijke sterke
punten
• bewaken
• minder belangrijke
zwakke punten
• op termijn aandacht
• belangrijke
verbeterpunten
• op korte termijn
aandacht
belang of correlatie
tevr
eden
hei
d
67% van de medewerkers heeft het afgelopen jaar een jaargesprek gehad met de direct leidinggevende. Medewerkers
zijn tevreden over de sfeer, het nakomen van eerder gemaakte afspraken, de aandacht voor de loopbaanmogelijk-
heden, het bespreken van belangrijke zaken en het bespreken van het functioneren. Alle punten over de jaar-
gesprekken werden niet alleen hoog gewaardeerd, maar hebben ook een positieve invloed op de tevredenheid.
De medewerkers zijn matig tevreden over het aandachtsgebied ‘Werkoverleg’. Dit resultaat vraagt om verdieping en
vervolgonderzoek op decentraal niveau moet uitwijzen wat oorzaken zijn en wat precies verbeterd zou moeten
worden.
De medewerkers zijn ontevreden over de informatievoorziening vanuit de ondernemingsraad (OR), de toegankelijk-
heid van de OR en de wijze waarop de OR hun belangen behartigt. Deze onderwerpen verdienen op termijn aan-
dacht, zo blijkt uit de prioriteitsanalyse.
Andere verbetermogelijkheden zijn:
– het betrekken van de mening van medewerkers bij en communicatie over afdelings/-divisieplannen en deze laten
leiden tot zichtbare verbeteringen;
– de direct leidinggevende: het stimuleren van het verbeteren van het werk en de aandacht voor de persoonlijke
belangen;
– het bieden van meer begeleiding bij de persoonlijke (loopbaan-)ontwikkeling.
De verbeterpunten krijgen in 2007 een vervolg, na verdere analyse zullen ze worden opgepakt en uitgewerkt.
Terugdringing verzuim
Betrokkenheid van medewerkers wordt ook weerspiegeld in verzuimcijfers. Het verzuim is de afgelopen jaren blijven
dalen. Als redenen hiervoor zijn te noemen: het gezondheidsbeleid VUmc - waaronder meer aandacht voor verzuim-
reductie bij leidinggevenden, strakkere procedures na verzuimmelding medewerker, de in het kader van het
Arboplusconvenant uitgevoerde preventieprogramma’s voor onder meer fysieke belasting, RSI en psychische
belasting – de cultuur binnen de organisatie en de situatie op de arbeidsmarkt.
66
III. Verslag
raad van
bestu
ur
Nieuwsflits
Augustus 2006 Tijdens wegwerkzaamheden gratis OV-kaart voor medewerkers
Het aantal files veroorzaakt door de wegwerkzaamheden aan de A4-A10 blijkt in de praktijk reuze mee te vallen.
Uit voorzorg heeft VUmc alle medewerkers voorzien van een gratis OV-kaart. Met deze kaart kan iedereen
gebruik maken van het openbaar vervoer, een gratis OV-fiets en krijgt men korting op Q-park, de parkeer-
terreinen bij NS-stations.
67Verzuimontwikkeling VUmc
De verzuimfrequentie, het aantal keren dat een medewerker zich in VUmc gemiddeld ziekmeldt, laat het volgende
beeld zien over de afgelopen vier jaren.
Verzuimfrequentie
0
1
2
3
4
5
6
7
8
2006200520042003
1,45
1,50
1,55
1,60
1,65
1,70
2006200520042003
%
1 Onder gravida wordt verstaan: verlof in verband met zwangerschap en bevalling
■ Gravida *)1 0.98% 0,84% 1,01% 1,00%
■ Langziek (>= 1 jr. ziek) 1,42% 1,117% 1,03% 0,71%
■ Ziekteverzuim (< 1 jr. ziek) 4,82% 4,47% 4,08% 3,98%
68 Hoewel de gemiddelde verzuimfrequentie ten opzichte van 2003 is gestegen, is het verzuimpercentage gedaald, dit
betekent dat het aantal ziekmeldingen weliswaar is gestegen, maar ook dat de gemiddelde verzuimduur nog sterker is
gedaald. Vooral het lang en middellang verzuim daalden de afgelopen jaren. Dat is ook af te lezen uit onderstaande
grafiek waarin het aandeel van de verschillende verzuimduurperioden in het verzuimpercentage is weergegeven.
Verzuimperioden en aandeel in totaal verzuimpercentage
III. Verslag
raad van
bestu
ur
0
1
2
3
4
5
6
7
8
2006200520042003
■ > = 2 jaar ziek
■ 1 - 2 jaar
■ 4 maanden - 1 jaar
■ 7 weken t/m 3 maanden
■ 3 t/m 6 weken
■ 0 t/m 2 weken
lustrum 2005 6: wetenschappelijk congres
11 Waardering maatschappij
Maatschappelijke verantwoordelijkheid
Ook in 2006 zijn verdere stappen gezet om het thema maatschappelijke verantwoordelijkheid binnen VUmc verder
vorm te geven. Dit is ook in de bouw terug te vinden. Zo is bijvoorbeeld bij de verbouwing van het nieuwe restaurant
gekozen voor het gebruik van duurzame en eerlijke materialen en is het assortiment aangepast. Er zijn nu vooral
biologische producten in het restaurant verkrijgbaar. Een ander voorbeeld van duurzaam bouwen is de verbouwing
van de stafvleugel in het ziekenhuisgebouw. Hier is gekozen voor een systeem waarbij de inrichting van de ruimten
flexibel is. Alle wanden zijn verplaatsbaar en herbruikbaar.
Bij investeringen in de bouw wordt nadrukkelijk gekeken naar de kosten gedurende de levenscyclus van een
gebouw(deel). Een extra investering in de bouwfase kan in de exploitatie zorgen voor aanzienlijk lagere kosten.
Patiëntendagen
Ook op andere vlakken blijkt dat VUmc haar maatschappelijke verantwoordelijkheid serieus neemt. Zo zijn er in het
kader van de viering van het eerste lustrum zes patiëntendagen georganiseerd aan de hand van de onderzoeks-
zwaartepunten van VU medisch centrum: bewegen, diabetes, hematologie, Alzheimer en MS, hart & vaten en oncologie.
Elke patiëntendag kreeg een eigen invulling, afhankelijk van de doelstelling werd het een inhoudelijke dag, een dag
met vermaak, een hernieuwde kennismaking tussen patiënten en medewerkers van VUmc of een combinatie. Er
waren bijeenkomsten met lezingen, workshops, demonstraties, rondleidingen en ook voordrachten waaraan bekende
Nederlanders een bijdrage leverden. Zo las auteur J.J. Voskuil voor uit zijn boek ‘De moeder van Nicolien’ over een
vrouw met voortschrijdende dementie tijdens de patiëntendag hersenen. De patiëntendagen werden druk bezocht en
zo bleek uit de evaluaties hoog gewaardeerd door patiënten. De doelstelling van de patiëntendagen, patiënten laten
zien wat vijf jaar VUmc heeft opgeleverd en de ambities voor de toekomst, werd daarmee behaald. De patiënten
dagen kregen vervolg. In september 2006 werd de patiënten terugkomdag van de kinder-intensive care druk bezocht.
In juni 2007 staat een patiëntendag voor de IC volwassenen op het programma.
Future expedition
Ook de ontwikkeling van jeugd en ze te interesseren voor een baan in de zorg beschouwt VU medisch centrum tot
een van haar maatschappelijke taken. Via het project Future expedition Amsterdam maken VMBO leerlingen (3e jaar,
theoretische leerweg) op een actieve en interactieve manier kennis met techniek, zodat ze dit kunnen meenemen in
hun keuzeproces voor een vervolgopleiding. Ze kunnen ervaren dat techniek overal aanwezig en onmisbaar is en
bovenal zelf beleven hoe leuk het is om in de techniek te werken. VU medisch centrum bood de scholieren een
Expedition aan om kennis te maken met techniek achter de schermen van een groot academisch ziekenhuis.
69
III. Verslag
raad van
bestu
ur
Nieuwsflits
Augustus 2006 Doctor 2 Doctor project van start
VU medisch centrum start samen met de KLM het Doctor 2 Doctor project. Doel is om onze kennis op het
gebied van kindergeneeskunde over te dragen aan artsen in ontwikkelingslanden. Als eerste is het Moi Teaching
and Referral Hospital in Eldoret, Kenia uitgekozen. Dit ziekenhuis is ongeveer even groot als VUmc en dient ook
als opleidingsinstituut. Kinderartsen van VUmc zullen steeds gedurende enkele weken in Eldoret verblijven om
de artsen ter plekke te trainen.
Leerlingen konden zien welke techniek wordt gebruikt bij een nierdialyse en hun eigen bloeddruk meten. Ze mochten
ook meekijken met een hartoperatie en het maken van een echografie. Toenmalig wethouder onderwijs van
Amsterdam Aboutaleb gaf het goede voorbeeld. Hij trok een doktersjas aan om met een operatierobot een virtuele
operatie uit te voeren. Vijf leerlingen van verschillende Amsterdamse VMBO-scholen assisteerden hem hierbij. Future
Expedition Amsterdam wordt georganiseerd door het Regionaal TechnoCentrum Amsterdam (RTCA).
Campus Nieuw West
Een soortgelijk initiatief is Campus Nieuw West. Een Amsterdams project waarin bedrijven samenwerken om jongeren
van 8-16 jaar uit achterstandswijken (zoals Amsterdam Nieuw West) kennis te laten maken met de mogelijkheden op
de arbeidsmarkt en de vaardigheden die daarvoor nodig zijn en op die manier hun ontwikkeling te stimuleren. VUmc
ontving in 2006 tijdens een bliksemstage een 3 VMBO-T klas met het profiel zorg en welzijn. Doel van zo’n bliksem-
stage is om scholieren kennis te laten maken met een mogelijk toekomstig beroep. De scholieren hoefden niet alleen
te luisteren, ze konden daadwerkelijk hun handen uit de mouwen steken. Zo bekeken ze na een rondleiding door de
laboratoria hun eigen haren onder een microscoop, leerden ze een bed te verschonen terwijl hun docent erin lag,
oefenden ze met een patiëntenlift en konden ze met behulp van speciale lampen zien of hun handen na het wassen
echt bacterie vrij waren. In het schooljaar 2007-2008 komen nog drie scholen een bliksemstage doen binnen VU
medisch centrum.
Doctor 2 Doctor
Ook buiten de landsgrenzen ondersteunt VU medisch centrum de ontwikkelingen op het gebied van patiëntenzorg,
onderzoek en onderwijs. Zo startte in 2006 het sympathieke project Doctor 2 Doctor. Een initiatief waarbij kinder-
artsen van VUmc collega’s in Kenia helpen om de gezondheidszorg structureel te verbeteren. De VUmc-kinderartsen
scholen, trainen en coachen ter plekke artsen en verpleegkundigen. Met de kennis en vaardigheden die VUmc kinder-
artsen overdragen, zijn de plaatselijke artsen in staat de gezondheidszorg structureel op een hoger peil te brengen.
Het ziekenhuis waarmee VUmc samenwerkt, is het Moi Referral and Teaching Hospital in Eldoret, Kenia. Kleinere
ziekenhuizen uit de regio verwijzen naar het Moi, het verzorgingsgebied omvat zo’n 13 miljoen mensen. Het is
bovendien een opleidingsziekenhuis met behoorlijk wat faciliteiten.
Tsunami
De tsunami die eind 2004 veel slachtoffers maakte in Zuidoost Azie leidde in VUmc tot een spontane inzamelings-
actie onder medewerkers. De eerste concrete resultaten werden in 2006 zichtbaar. De inzamelingsactie ‘VUmc voor
Sri Lanka’ leverde driekwart ton euro op.
Twee jaar lang schonken 220 medewerkers elke maand een bedrag van hun salaris aan het Sri Lanka project en ook
enkele stichtingen doneerden geld. Hiervan zijn vrij snel na de verwoestende tsunami kleinschalige projecten
gesteund, zoals een waterput en medicijnen. Er werd ook een grootschalig project gevonden ter ondersteuning: de
70
III. Verslag
raad van
bestu
ur
Nieuwsflits
September 2006 Diabeteszorg verbeterd
Sinds de invoering van het Diabetes Zorgsysteem West-Friesland in 1997 is het aantal diabetesgerelateerde
amputaties in die regio met meer dan 50% gedaald, meldt Giel Nijpels, hoogleraar huisartsgeneeskunde aan
VUmc, tijdens zijn oratie. Hij startte deze multidisciplinaire aanpak voor diabetespatiënten, omdat de traditionele
huisartsenzorg onvoldoende is ingesteld op patiënten met chronische aandoeningen. In het zogenaamde
Diabetes Management Model is sprake van een betere coördinatie en intensievere patiëntenbegeleiding. Ook is
de rol van arts, verpleegkundige en patiënt aangepast.
bouw en inrichting van een medisch centrum als onderdeel van een ‘centre of excellence’ in een dorp dat volledig is
weggevaagd door de tsunami. Het geld van VUmc is besteed aan de bouw van een moderne kliniek en de benodigde
apparatuur. Op het terrein komen verder een aantal scholen, een kunstnijverheidswerkplaats voor vrouwen, sport-
velden en een computerlokaal. Het medisch centrum valt onder de universiteitskliniek uit de hoofdstad Colombo en
bestaat uit verschillende afdelingen: algemene interne, kindergeneeskunde, psychiatrie, kleine chirurgie, verloskunde,
en tandheelkunde. Vooral de aandacht voor psychiatrie is opmerkelijk. Door de tsunami zijn met name veel kinderen
getraumatiseerd en angstig.
Van het geld dat resteert, kan nog zes maanden de exploitatie worden bekostigd. Daarna moet het medisch centrum
zelfstandig verder kunnen. De band met VUmc zal blijven. Verpleegkundigen en artsen kunnen er op vrijwillige basis
werken.
Firewall
Als onderdeel van haar maatschappelijk taak bij rampenoefening deed VUmc mee aan de oefening Firewall. VUmc
presteerde goed tijdens deze oefening waarbij ook de politie, brandweer en de medewerkers van de Geneeskundige
hulpverlening bij ongevallen en rampen GHOR aan meededen. De logistiek na de triage van de LOTUS-slachtoffers
verliep, voor zover werd nagegaan, uitstekend. Met inzet van bedrijfshulpverleners konden stabiele slachtoffers,
waarbij geen onmiddellijke actie is vereist, voor behandeling naar de polikliniek worden gebracht. Voor de meer
ernstige gewonden waren, na doorverwijzing van de OK en IC afdelingen, ook opvangplekken op een speciaal daar-
voor ingericht zorgeenheid beschikbaar.
71
III. Verslag
raad van
bestu
ur
lustrum 2005 6: Open dag
Milieu
Wat betreft milieu lag in 2006 de aandacht vooral op twee onderwerpen. Enerzijds het realiseren van randvoorwaar-
den om een flexibele milieuvergunning te krijgen, anderzijds het verder vormgeven van de infrastructuur in VUmc
rondom arbo en milieu.
Eind 2006 is besloten tot de oprichting van een VUmc-brede themawerkgroep ‘Arbo- en milieucoördinatoren’.
Vertegenwoordigers uit alle clusters en arbo- en milieudeskundigen nemen hieraan deel. Aan de hand van een door
de managers bedrijfsvoering goedgekeurd projectplan werkt deze groep aan het behalen van concrete resultaten op
het gebied van arbo en milieu. Deze resultaten worden afgeleid van het meerjarenbeleidsplan en houden verband
met de aanwezigheid van actuele Risico Inventarisatie en Evaluaties (RIE’s), actuele milieuregisters, actuele milieujaar-
plannen en prestatie-indicatoren om milieureductie inzichtelijk te maken. Activiteiten zullen dan verder worden
gekoppeld aan de normen van de kwaliteitssystemen, waaronder audits en het handboek milieu.
Commissie medische ethiek
De commissie medische ethiek (CME) houdt zich bezig met algemeen medisch-ethische kwesties in VU medisch
centrum. Zij brengt hierover advies uit aan de raad van bestuur. In 2006 waren er tien vergaderingen. De onder-
werpen liepen uiteen van eiceldonatie, Intracytoplasmatische Sperma Injectie (ICSI), het beleid bij onverzekerde
patiënten, levensbeëindigend handelen bij ernstig lijdende gehandicapte pasgeborenen tot euthanasie.
Over euthanasie bracht de CME de Gedragslijn voor artsen en verpleegkundigen van VU medisch centrum uit. Dit was
een herziene versie van een stuk uit 1997. Om tot een goede verandering te komen, discussieerde de CME onder
andere over de rol van het dagelijks bestuur van de afdeling bij euthanasie, de rol van de arts-assistent en de rol van
de familie. Verder besprak zij de neiging van artsen om euthanasie te ontlopen, de vraag in hoeverre de arts
euthanasie ter sprake mag brengen bij een patiënt en de rol van de verpleegkundige. Zij vroeg zich ook af in welke
omstandigheden een patiënt depressief mag zijn als hij een in te willigen verzoek om euthanasie doet, en welke rol
een schriftelijke wilsverklaring kan spelen als een patiënt niet meer in staat is om zelf om euthanasie te vragen.
Bij het aanbieden van de nieuwe gedragslijn aan de raad van bestuur in mei 2006 adviseerde de CME om bij euthanasie
in VU medisch centrum altijd een SCEN-arts (Steun en Consultatie bij Euthanasie in Nederland) als onafhankelijk arts
te raadplegen. Die SCEN-arts zou óf iemand kunnen zijn van buiten VU medisch centrum, óf deel uit kunnen maken
van een nog op te richten intern SCEN-team. Op het moment dat de gedragslijn opgesteld werd, waren er in VU
medisch centrum drie artsen die de taak van onafhankelijk arts bij euthanasie meestal vervulden. De CME heeft liever
dat dit er meer worden en dat er een groep artsen komt die speciaal getraind is voor dit werk. Om hun onafhanke-
lijkheid te vergroten zouden zij via een bureau benaderd kunnen worden in plaats van individueel. De CME had nog
een reden om te komen tot een onafhankelijk SCEN-team in VUmc: voor artsen is het vaak moeilijk om af te wegen of
72
III. Verslag
raad van
bestu
ur
Nieuwsflits
September 2006 Grote subsidie voor MS onderzoek
Het MS onderzoek van VUmc ontvangt een subsidie van een half miljoen euro voor onderzoek naar de ziekte
Multiple Sclerose. De subsidie wordt verleend door de Stichting MS Research en loopt in eerste instantie tot
1 oktober 2007. Bij een positieve tussentijdse beoordeling wordt de subsidie met nog eens drie jaar verlengd,
voor een totaal bedrag van 2 miljoen euro. Het onderzoek van het centrum richt zich op de vroege opsporing en
behandeling op maat van MS. Als de diagnose vroeg gesteld wordt is de hersenschade nog beperkt.
er al of niet euthanasie plaats moet vinden. Zij hebben nogal eens behoefte om daarover te praten, vooraf én achteraf.
Ook hiervoor zou een SCEN-team belangrijk kunnen zijn.
De raad van bestuur accepteerde het advies over het SCEN-team tezamen met de nieuwe gedragslijn.
Medisch Ethische Toetsingscommissie
De Medisch Ethische Toetsingscommissie VU medisch centrum (METc VUmc) behoort met de andere METc’s van de
academisch medische centra tot de grootste toetsingscommissies, waarbij per jaar meer dan 250 protocollen in
behandeling worden genomen.
Ten opzichte van 2005 is het aantal onderzoeksvoorstellen bij de METc, in 2006 met 43 toegenomen tot 292, te
weten 118 protocollen met een WMO-oordeel, 73 protocollen met een WMO-advies en 42 protocollen met een niet-
WMO-advies.
In 2006 heeft de METc VUmc een kwaliteitserkenning gekregen van de Nederlandse Vereniging van Medische Ethische
Toetsingscommissies (NVMETC). Een visitatiecommissie van de NVMETC ging na of de METc aan de in de wet (WMO)
genoemde voorwaarden voor toetsing van protocollen voldoet. Na de visitatie legde die visitatiecommissie aanbeve-
lingen aan de commissie voor. De aanbevelingen zijn door de METc overgenomen en geïmplementeerd. Dit leidde tot
de kwaliteitserkenning van de METc VUmc.
Het professioneel opereren van een toetsingscommissie vereist dat werkwijze en werkprocessen van de commissie en
haar secretariaat op transparante wijze vastgelegd zijn in een operationeel kwaliteitssysteem. De METc heeft in het
verslagjaar de belangrijkste werkprocessen vastgelegd in Standard Operating Procedures (SOP's). De SOP's zijn geac-
cordeerd door de Centrale Commissie Mensgebonden Onderzoek.
Over de werkwijze van de METc heeft het secretariaat een klanttevredenheidsonderzoek onder 100 onderzoekers
verricht. De onderzoekers bleken de objectiviteit en deskundigheid van de commissie te waarderen. Over de door-
looptijden was men minder tevreden; die werden in het algemeen als lang ervaren.
73
III. Verslag
raad van
bestu
ur
Nieuwsflits
Oktober 2006 Tevreden co-assistenten
Uit onderzoek onder co-assistenten van VUmc blijkt dat zij veel leren tijdens de co-schappen in ziekenhuizen
en instellingen. Op het symposium ‘Van Co tot pro’, georganiseerd voor en door co-assistenten, komt aan de
orde wat goed is en wat beter kan tijdens de opleiding. Ruim 400 co-assistenten, opleiders, arts-assistenten en
onderwijskundigen praten over de inrichting van de co-fase. Het is voor het eerst dat de co’s zo nauw betrokken
worden bij de vorming en evaluatie van deze studiefase.
74
III. Verslag
raad van
bestu
ur
Nieuwsflits
November 2006 Parelsnoer-project van start
De acht UMC’s gaan van start met het opzetten van biobanken, waarin gegevens en materiaal van patiënten
geanonimiseerd worden opgeslagen. Deze databanken kunnen vervolgens door alle onderzoekers worden
gebruikt, zodat ze over veel meer klinische data beschikken dan de UMC’s ieder voor zich in huis hebben.
Binnen het zogenaamde Parelsnoer-project zijn acht ziektebeelden gedefinieerd; ieder UMC speelt een voortrek-
kersrol bij één ziekte. De UMC’s hebben hiervoor een ESF-subsidie gekregen van 35 miljoen euro, voldoende om
de kosten van de biobanken gedurende vier jaar te dekken.
12 Eindresultaten
Resultaten financieel beleid
In de financiële verantwoording is ten opzichte van voorgaande jaren sprake van een trendbreuk, omdat met ingang
van 2006 in de jaarrekening van VUmc de jaarrekening van de Stichting Centrum voor Radio-isotopen Research
(SCRR) te Amsterdam volledig is geconsolideerd. Ook de vergelijkende cijfers van 2005 zijn aangepast. De meerder-
heid van het bestuur van deze stichting wordt gevormd door vertegenwoordigers van VUmc. Deze stichting is voor
100 % aandeelhouder van de BV Cyclotron. Het eigen vermogen van SCRR was aan het begin van het boekjaar 2006
€ 7,7 miljoen en het resultaat over 2005 was € 2,7 miljoen.
Het resultaat uit gewone bedrijfsuitoefening bedraagt € 5,3 miljoen positief (SCRR € 2,5 miljoen en VUmc € 2,8 mil-
joen). Hierdoor is het eigen vermogen gestegen tot € 27,8 miljoen (SCRR € 10,1 miljoen en VUmc € 17,7 miljoen).
De reservepositie bedraagt 7 % van de som van het budget patiëntenzorg, rijksbijdrage en de netto omzet SCRR.
Het voorzieningenniveau is gestegen van € 9,9 miljoen naar € 16,3 miljoen. Deze stijging is met name het gevolg
van het treffen van voorzieningen rondom uitgestelde personeelsbeloningen zoals jubilea en wachtgeldverplichtingen
(€ 5,1 miljoen). Met het inwerking treden van de richtlijn jaarverslaggeving 271 is dat verplicht geworden.
De voorziening sociale- en reorganisatiekosten is verhoogd met € 2,2 miljoen in verband met de structureel in te
vullen besparing efficiëntere bedrijfsvoering ingaande 2007.
De totale baten zijn ten opzichte van 2005 met € 28,8 miljoen gestegen, daartegenover zijn de bedrijfslasten met
€ 29,5 miljoen gestegen. Ten opzichte van 2005 is er voor de totale patiëntenzorg een verhoging te zien van 7,2 %,
dit komt overeen met € 19,9 miljoen. De overige bedrijfsopbrengsten stegen met € 6 miljoen.
De personele kosten zijn ten opzichte van 2005 gestegen met € 10,3 miljoen. Deze stijging is vooral te zien bij
personeel in loondienst (€ 9,3 miljoen) en de overige personele vergoedingen ( waaronder uitzendkrachten) stegen
met € 1,5 miljoen. De sociale lasten daalden met € 4,2 miljoen en de andere personele lasten stegen daartegenover
met € 3,7 miljoen. De salariskosten stegen door een hogere bezetting ( 44 fte’s) en een hogere gemiddelde personele
last ( 3,6%). In de CAO was een salarisverhoging per 1 april 2006 afgesproken van 1,5% en een verhoging van de
eindejaarsuitkering met 0,75% ( totale CAO-jaarlast 2006 ca. 2%). De rest is een gevolg van met name het anciën-
niteiteffect.
De overige bedrijfskosten zijn met € 18,2 miljoen gestegen en deze stijging is het grootst bij de patiëntgebonden
kosten (€ 10,4 miljoen) als gevolg de hogere productie en bij de algemene kosten (€ 4,1 miljoen).
De resultaten van de in 2006 afgesloten onderzoeksprojecten is nihil geweest en achtergebleven bij het resultaat
over 2005 (€ 2 miljoen), omdat er met het afsluiten van projecten met de nieuwe projectenmodule achterstanden
zijn opgetreden.
Op het resultaat zijn met name de volgende onderwerpen van invloed geweest:
• doorwerking resultaten meerjaren bezuinigingsoperatie Gerichte Groei
• verhoging budget patiëntenzorg met ca. € 17 miljoen door hogere productieafspraken en de prijscompensatie
voor personele en materiele lasten
• stringent personeelsbeleid waarbij de productiegroei gerealiseerd is zonder veel inzet van extra personeel
• daarnaast zijn de zorgprocessen, de zorgcapaciteit, het personeel, de inkoop / logistiek / overige middelen en de
ICT doorgelicht met als doel de (financiële én niet financiële) middelen efficiënter in te zetten.
75
III. Verslag
raad van
bestu
ur
Balans
In het kader van de richtlijn RJ 271 ( voorzieningen sociaal beleid) zijn alle daarvoor aangewezen voorzieningen
volledig gevormd, te weten voor de seniorenregelingen € 4 miljoen, voor de wachtgeldverplichtingen € 3 miljoen en
voor jubilea € 2,1 miljoen.
De invoering van het nieuwe factureringsstelsel op basis van afgesloten DBC’s had in 2005 tot gevolg dat er per
balansdatum een financieringstekort ontstond van € 51,6 miljoen. De voorgeschreven declaratietarieven en het toe-
gestane opslag (sluit) percentage waren te laag vastgesteld. De onderdekking 2005 is in een keer gedeclareerd aan
de verzekeraars en in 2006 ontvangen. De forse verhoging van het opslagpercentage in 2006 tot 152% heeft geleid
tot een overdekking per ultimo 2006 van € 48,6 miljoen. Deze overdekking zal in de mei/juni van 2007 weer aan de
verzekeraars worden terugbetaald.
Het opslagpercentage is inmiddels in 2007 naar beneden bijgesteld tot 58 % en een aanvraag tot verlaging naar 49%
is ingediend bij de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa).
De post schulden op korte termijn is in 2006 met € 74 miljoen gedaald tot € 86 miljoen. Dit komt doordat de schuld
aan de banken in rekening –courant per ultimo 2005 ad. € 82 miljoen is omgeslagen in een kleine positieve bank-
stand eind 2006.
Reservepositie
De consolidatie met de Stichting Centrum voor Radio-isotopen Research en het positieve resultaat van 2006 zorgen
voor een aanzienlijke versterking van de reservepositie. Het eigen vermogen is nu 7% van de som van het budget
patiëntenzorg, rijksbijdragen en de omzet SCRR. Om financiële tegenvallers te kunnen opvangen, mede door de
introductie van marktwerking, is het doel om eind 2012 dit percentage op 12 % te hebben.
76
III. Verslag
raad van
bestu
ur
13. Hoofdlijnen van beleid 2007
in het jaarplan 2006-2007 zijn de hoofdlijnen van beleid uitgezet door de raad van bestuur. In dit hoofdstuk een
korte schets.
Samenwerking met VU Windesheim
VUmc werkt mee aan de wijziging van de governancestructuur van de gezamenlijke rechtspersoon van VU-
Windesheim en VUmc (de Vereniging voor christelijk hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek). Deze wijziging
faciliteert een betere afstemming en coördinatie van de strategie van de verschillende instellingen en maakt het
mogelijk een moderne levensbeschouwelijke vereniging vorm te geven.
Netwerkontwikkeling
De raad van bestuur zal de samenwerking met de GGZ instelling Stichting Buitenamstel Geestgronden verder intensi-
veren. Onderzocht wordt welke inhoudelijke speerpunten een dergelijk samenwerkingsverband zou moeten hebben
en op welke wijze dit bestuurlijk-organisatorisch vorm gegeven moet worden.
Een soortgelijk traject is ook met het Revalidatiecentrum Amsterdam (RCA) aan de orde. In 2007 zal naar verwachting
de besluitvorming over een intensieve bestuurlijke samenwerking afgerond kunnen worden.
Innovatie medische vervolgopleidingen
In een meerjaren inspanning zal zowel landelijk als in VUmc gestreefd worden naar een modernisering van de
medisch-specialistische vervolgopleidingen. Parallel daaraan investeert VUmc in verdere docentprofessionalisering,
onderzoek van onderwijs en een gestructureerd kwaliteitsbeleid. Dit alles zal mede vorm krijgen in nauwe samen-
werking met de partnerziekenhuizen in de regio. VUmc heeft de ambitie als regionaal expertisecentrum te fungeren.
Technology Transfer Office (TTO)
VUmc streeft gezamenlijk met de VU naar een groei van het aantal patenten en daaraan gerelateerde ondernemingen.
Dit past in het landelijk beleid kennis te valoriseren en intensieve samenwerking tussen kennisinstellingen en
bedrijfsleven te entameren. Het TTO faciliteert dit beleid met operationele ondersteuning bij patentaanvragen en het
oprichten van bedrijven. Daarnaast richt het zich op scouting van mogelijk beschermenswaardige kennis en het bege-
leiden van onderzoekers bij het aanvragen van subsidies.
Kwaliteitsbeleid
VUmc investeert ook dit jaar weer in het kwaliteitsbeleid in de zorg. Dit beleid wordt doorgezet en geborgd. De
programma’s patiëntenlogistiek, –tevredenheid en –veiligheid alsmede professionele kwaliteit worden gecontinueerd.
De organisatiebrede aanvraag voor NIAZ accreditatie wordt voorbereid.
77
III. Verslag
raad van
bestu
ur
Reputatiemanagement
Dit beleid is gericht op het systematisch en gestructureerd in kaart brengen van en sturen op factoren die bijdragen
aan de reputatie van de organisatie. Dit richt zich op verschillende stakeholders van het VUmc, met name patiënten
en verwijzers. Een goede reputatie is onontbeerlijk, net als het bereiken van een krachtige positie in de regio en het
netwerk waarbinnen VUmc opereert.
Management development
In 2007 wordt dit instrumentarium breed aan leidinggevenden ter beschikking gesteld. Het programma faciliteert het
verdere proces van organisatieontwikkeling. Tevens zal aandacht besteed worden aan een specifiek MD programma
voor het werkplekmanagement.
De raad van bestuur is erkentelijk voor het door de raad van toezicht in hem gestelde vertrouwen. Aan alle medewer-
kers spreekt de raad van bestuur zijn dank en waardering uit voor hun bijdrage aan het behalen van het positieve
bedrijfsresultaat en de vele prestaties op het gebied van wetenschappelijk onderzoek, onderwijs en patiëntenzorg.
24 april 2007
drs. E.B. Mulder, voorzitter
prof. dr. T.J.F. Savelkoul, vice-voorzitter
prof. dr. W.A.B. Stalman, lid en decaan
78
III. Verslag
raad van
bestu
ur
Nieuwsflits
November 2006Beste studenten onderscheiden
VUmc stelt StudentenOnderzoeksprijzen in. Met dit initiatief wil de faculteit het belang van de wetenschappelijke
stage accentueren. Het gaat om drie prijzen: twee voor de beste wetenschappelijke stages geneeskunde (beste
mondelinge presentatie en beste posterpresentatie) en een voor de beste wetenschappelijke stage van de
masteropleiding oncology.
79Bijlage 1 HRM kengetallen 2006 VU medisch centrum1
Peildatum: 10 februari 2007
Verschil
in %
2006-
Onderwerp Kengetal 2003 2004 2005 2006 2005
Functiebestand VUmc, personeel: alle geldstromen 4.713 5.027 4.854 4.896 0,9%
(in fte) • patientgebonden personeel (a) 3.214 3.360 3.329 3.370 1,2%
• personeel algemeen- en
administratieve functies (b) 1.025 1.084 1.075 1.085 0,9%
• personeel hotelfuncties (c) 313 315 305 295 -3,3%
• personeel terrein- en gebouwgebonden
functies (d) 40 41 40 32 -20,0%2
• verpleegkundigen in opleiding (e) 121 89 72 72 0,0%
• personeel niet in loondienst 122 32 3
• overig 15 1 39
(in fte) VUmc, personeel: 1e GELDSTROOM 4.162 4.467 4.279 4.282 0,1%
• patiëntgebonden personeel (a) 2.730 2.885 2.841 2.854 0,5%
• personeel algemeen- en
administratieve functies (b) 961 1.009 994 1.000 0,6%
• personeel hotelfuncties (c) 310 311 301 290 -3,7%
• personeel terrein- en
gebouwgebonden functies (d) 40 41 40 32 -20,0%
• verpleegkundigen in opleiding (e) 121 89 72 72 0,0%
• personeel niet in loondienst 119 31 3
• overig 14 31
(in fte) VUmc, personeel 3e GELDSTROOM 547 555 573 614 7,0%
• patientgebonden personeel (a) 480 471 484 515 6,4%
• personeel algemeen- en
administratieve functies (b) 63 76 82 85 -3,7%
• personeel hotelfuncties (c) 3,6 4 4 5 25,0%
• personeel niet in loondienst 3 0 0
• overig 1 3 9
(in fte) VUmc totaal aantal medewerkers 4.713 5.027 4.854 4.896 0,9%
• AGIO-regioplan 239 277 310 324 4,5%
• NWP 3.405 3.666 3.475 3.483 0,2%
• WP doorstroom 164 168 145 144 -0,7%
• WP promovendi 156 142 138 142 2,9%
• WP staf 748 774 786 804 2,3%
III. Verslag
raad van
bestu
ur
1 Voor de vergelijkbaarheid is ervoor gekozen om voor de jaren 2003 tot en met 2005 de gegevens uit de laatste - verbeterde en gevalideerde - versies van
het managementinformatiesysteem (COGNOS) te gebruiken. Door systeemwijzigingen kunnen ten opzichte van de vorige jaarverslagen (lichte) afwijkin-
gen ontstaan.
2 De daling van het aantal medewerkers in terrein- en gebouwgebonden functies van 40 naar 32 (20%) is vooral toe te schrijven aan technici die in verband
met het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd uit dienst zijn gegaan.
80
III. Verslag
raad van
bestu
ur
Verschil
in %
2006-
Onderwerp Kengetal 2003 2004 2005 2006 2005
(in fte) Aantal leidinggevend verplegend &
verzorgend personeel in fte 83 78 70 59 -15,7%3
Aantal niet leidinggevend verplegend &
verzorgend personeel 917 989 948 958 1,1%
Indirect personeel in fte (b + c + d) 1.377 1.441 1.421 1.412 -0,6%
Indirect personeel % 29,2% 28,7% 29,3% 28,8% -1,5%
(in fte) Top 5 functies met meeste fte
• arts-assistenten src
(specialisten registratie commissie) 236 268 300 314 4,7%
• verpleegkundige 456 331 305 309 1,3%
• gespecialiseerd verpleegkundige 0 220 214 235 9,8%
• gespecialiseerd verpleegkundige
interne zorg 0 179 173 184 6,4%
• medisch administratief medewerker 161 166 155 144 -7,1%
(in fte) Aantal fte medici in schaalklasse: 642 677 689 709 2,9%
• 11A (arts-assistenten) 316 346 367 380 3,5%
• MS (medisch specialist) 30 26 22 24 9,7%
• UMS (universitair medisch specialist,
nieuwe schaal per 1/1/2004) 241 250 247 247 0,2%
• HM4 (hoogleraren /
medisch specialisten) 21 21 22 27 22,6%
• HH5 (hoogleraren / afdelingshoofden) 34 34 31 30 -2,6%
VUmc totaal, incl. personeel niet in
loondienst 7.165 7.203 7.483 7.7114 3,0%
(hoofdelijk) • patientgebonden personeel (a) 4.194 4.360 4.331 4.401 1,6%
• personeel algemeen- en
administratieve functies (b) 1.937 1.719 1.785 1.716 -3,9%
• personeel hotelfuncties (c) 452 460 449 420 -6,6%
• personeel niet in loondienst (d) 168 172 177 163 -7,9%
• personeel terrein- en
gebouwgebonden functies (e) 42 43 42 34 -19,0%
• stagiares (f) 246 335 598 881 47,3%5
• verpleegkundigen in opleiding (g) 126 102 81 77 -4,9%
(hoofdelijk) VUmc totaal aantal medewerkers in
loondienst hoofdelijk 6.126 6.392 6.436 6.476 0,6%
• aantal leidinggevenden 419 444 434 407 -6,2%
• aantal niet-leidinggevenden 5.708 5.948 6.003 6.069 1,1%
• % leidinggevend 6,8% 6,9% 6,7% 6,3% -0,4%
• % niet leidingevend 93,2% 93,1% 93,3% 93,7% 0,5%
3 De daling van het aantal leidinggevenden in de verplegende & verzorgende beroepen wordt vooral veroorzaakt door de daling van het aantal leidingge-
vend verpleegkundigen van enkele verpleegeenheden en IC-afdelingen.
4 Exclusief 26 (2005:24) medewerkers van de Stichting Centrum voor Radio – isotopen Research
5 De sterke stijging van het aantal stagiares is nog altijd het gevolg van een hoge instroom bij Huisartsengeneeskunde.
Verschil
in %
2006-
Onderwerp Kengetal 2003 2004 2005 2006 2005
(hoofdelijk) Leeftijdsopbouw van alle medewerkers
in loondienst 100,0% 100,0% 100,0% 100,0%
tot 30 jaar 22,3% 21,6% 20,4% 21,0% 0,6%
30 tot 55 jaar 69,3% 68,9% 69,2% 68,3% -0,9%
>=55 jaar 8,4% 9,5% 10,4% 10,7% 0,4%
Gemiddelde leeftijd van medewerkers
die in dienst zijn gekomen 30,0 32,0 29,7 30,1 1,4%
Gemiddelde leeftijd van medewerkers
die uit dienst zijn getreden 33,7 33,8 35,1 33,4 -4,9%
Gemiddelde leeftijd van een
medewerker bij het VUmc 39,3 39,5 39,9 40,1 0,5%
Gemiddelde leeftijd van een vaste
medewerker 42,6 42,8 43,4 43,9 1,3%
Gemiddelde leeftijd van een medewerker
met tijdelijk dienstverband 31,0 31,1 31,4 31,6 0,6%
diensttijdverdeling van alle medewerkers
in loondienst 100,0% 100,0% 100,0% 100,0%
<= 2 jaar 53,4% 37,2% 33,2% 32,1% -1,0%
3 – 4 10,5% 26,0% 27,2% 15,0% -12,2%6
5 – 6 5,7% 6,6% 8,4% 20,6% 12,2%
7 – 8 3,4% 3,8% 4,4% 5,3% 0,9%
9 – 10 3,1% 2,4% 2,8% 3,3% 0,5%
>= 10 jaar 23,9% 24,0% 24,0% 23,7% -0,3%
Percentage mannen 35,1% 35,5% 35,6% 35,0% -0,6%
Percentage vrouwen 64,9% 64,5% 64,4% 65,0% 0,6%
% tijdelijke contracten 28,0% 28,4% 29,6% 31,5% 1,9%
% vaste contracten 72,0% 71,6% 70,4% 68,5% -1,9%
Deeltijdfactor 76,9% 76,8% 75,9% 76,6% 0,7%
% deeltijdcontracten 57,5% 58,6% 59,5% 58,9% -0,6%
% voltijdcontracten 42,5% 41,4% 40,5% 41,1% 0,6%
In- en uitstroom Instroom VUmc 746 722 630 748 18,7%
(in fte) Instroom op basis van 1e geldstroom 613 594 493 590 19,7%
Instroom op basis van 3e geldstroom 132 126 137 158 15,3%
Instroomratio 12,2% 11,3% 9,8% 11,5% 1,8%
Uitstroom VUMC 581 601 696 653 -6,2%
(in fte) Uitstroom op basis van 1e geldstroom 466 474 577 520 -9,9%
Uitstroom op basis van 3e geldstroom 116 127 118 132 11,9%
Uitstroomratio 9,5% 9,4% 10,8% 10,1% -0,7%
81
III. Verslag
raad van
bestu
ur
6 De daling in deze categorie wordt veroorzaakt door de groep medisch specialisten die met ingang van 1 januari 2001 van de VU naar VUmc overgingen.
Vijf jaar na dato zitten ze in de diensttijdcategorie 5-6 jaar.
82
III. Verslag
raad van
bestu
ur
Verschil
in %
2006-
Onderwerp Kengetal 2003 2004 2005 2006 2005
(in € 1.000) Totale loonkosten
(incl. soc. lasten en plusplaatsen) € 248.870 € 274.957 € 282.646 € 289.6927 2,5%
• niet wetenschappelijk personeel € 149.480 € 163.620 € 165.117 € 169.435 2,6%
• wetenschappelijk personeel staf € 73.715 € 81.861 € 86.241 € 89.396 3,7%
• wetenschappelijk personeel doorstroom € 9.746 € 10.238 € 9.605 € 9.593 -0,1%
• promovendi € 4.587 € 4.572 € 4.704 € 5.184 10,2%8
• AGIO-regioplan € 11.341 € 14.666 € 16.979 € 17.793 4,8%
• compensatie zwangerschaps- en
bevallingsverlof € 1.710
Loonkosten- Totaal looncomponenten
ontwikkeling (incl. soc. lasten en pluspltsn) € 248.870 € 274.957 € 282.646 € 289.6929 2,5%10
(in € 1.000) • Salaris € 209.062 € 242.713 € 239.436 € 228.784 -4,5%11
• Toelage onregelmatige dienst € 7.429 € 8.257 € 8.032 € 7.626 -5,1%
• Overwerk € 928 € 802 € 641 € 675 3,3%
• Toelage (incl. gratificatie) € 20.589 € 13.803 € 26.090 € 45.518 74,5%12
• Compensatie zwangerschaps-
en bevallingsverlof -€ 1.710
• Uitzendkrachten € 6.115 € 4.775 € 2.854 € 3.820 33,9%
• Overig personeel niet in loondienst € 4.747 € 4.608 € 5.593 € 4.979 -11,0%
Loonsomverdeling
• Salaris 84,0% 88,3% 84,7% 79,0% -5,7%
• Toelage onregelmatige dienst 3,0% 3,0% 2,8% 2,6% -0,2%
• Overwerk 0,4% 0,3% 0,2% 0,2% 0,0%
• Toelage (incl. gratificatie) 7,9% 5,0% 9,2% 15,7% -6,5%
• Compensatie zwangerschaps-
en bevallingsverlof 0,0% 0,0% 0,0% -0,6% -0,6%
• Uitzendkrachten 2,5% 1,7% 1,0% 1,3% 0,3%
• Overig personeel niet in loondienst 1,9% 1,7% 2,0% 1,7% -0,3%
(in € 1.000) gemiddelde loonkosten in referteperiode
per (ingezette) fte € 53 € 56 € 58 € 59 1,7%
(in € 1.000) gemiddeld bruto salaris in referteperiode
per fte € 44 € 48 € 49 € 47 -4,1%
7 Exclusief € 1.648.253 (2005: € 1.689.593) personeelskosten van de Stichting Centrum voor Radio – isotopen Research.
8 De stijging van de loonkosten van AIO’s is het gevolg van invoering van de nieuwe schaal van de AIO’s waarbij per periodiek de salariskosten hoger zijn
geworden.
9 Exclusief € 1.648.253 (2005: € 1.689.593) personeelskosten van de Stichting Centrum voor Radio–isotopen Research
10 De stijging van de totale loonkosten met 2,5% in de referteperiode is voornamelijk het gevolg van de extra kosten voor de bij CAO afgesproken salaris-
verhoging van 1,5% per 1 april 2006, het anciënniteitseffect (door een verminderde mobiliteit schuiven zittende medewerkers langzaam verder op naar
het einde van de schaal), de extra kosten door herwaardering van functies in het kader van het nieuwe functiewaarderingssysteem FuWaVAZ en de stij-
ging van de loonkosten voor AIO’s
11 De daling houdt verband met het feit dat de vakantietoelage (2006: € 19,8 mlj.) sinds 2006 is ondergebracht in de rubriek ‘Toelage’ en niet meer in
‘Salaris’.
12 De sterke toename van het bedrag van toelagen is voornamelijk het gevolg van: de boeking van de vakantietoelage in ‘Toelage’ (zie noot 11) en de uitbe-
taalde gratificaties in verband met FuWaVAZ (van € 1,4 naar € 1,8 milj.). Omdat de functiewaardering voor verschillende functies met terugwerkende
kracht vanaf 1 januari 2003 is ingegaan zijn deze in de vorm van gratificaties uitbetaald.
83
III. Verslag
raad van
bestu
ur
Verschil
in %
2006-
Onderwerp Kengetal 2003 2004 2005 2006 2005
Ziekteverzuim Meldingsfrequentie
(aantal keer ziek gemeld per periode) 1,60 1,55 1,68 1,62 -3,6%
Aantal ziekmeldingen in periode totaal 9.598 9.353 9.787 9.572 -2,2%
Ziektepercentage (totaal) 7,22% 6,48% 6,12% 5,69% -0,43%
Ziekteverzuim (< 1 jr ziek) 4,82% 4,47% 4,08% 3,98% -0,10%
Langziek (>= 1 jr ziek) 1,42% 1,17% 1,03% 0,71% -0,32%
Gravida 0,98% 0,84% 1,01% 1,00% -0,01%
Kort verzuim (< 1 jr) VUMC 4,82% 4,47% 4,08% 3,98% -0,10%
CL-1 3,92% 3,60% 3,67% 3,77% 0,10%
CL-2 4,16% 3,23% 3,24% 3,16% -0,08%
CL-3 4,63% 4,56% 4,18% 3,83% -0,35%
CL-4 5,47% 5,48% 4,72% 4,51% -0,20%
CL-5 4,14% 3,48% 3,72% 3,88% 0,16%
CL-6 3,47% 3,60% 2,97% 4,00% 1,03%
Fac.bedrijf 9,20% 9,03% 5,35% 5,33% -0,02%
Stafdiensten 3,72% 2,57% 3,21% 1,69% -1,51%
84 Ontwikkeling fte alle geldstromen exclusief flexpool
Maandelijkse ontwikkeling fte Gemiddelde fte in referteriodes
In september 2006 zijn zo’n 69 fte aan flexpoolers in dienst gekomen van het VUmc. Voor een betere vergelijking is
deze groep in de grafiek buiten beschouwing gelaten.
III. Verslag
raad van
bestu
ur
4700
4750
4800
4850
4900
4950
5000
01-2004 07-2004 01-2005 07-2005 01-2006 07-2006
Nieuwsflits
December 2006 Sneller Beter werkt
Tijdens de nationale praktijkdag Sneller Beter op 11 december staan de kwaliteitsverbeteringen binnen VU
medisch centrum centraal. Zo is op de afdeling neurochirurgie en orthopedie het percentage decubitus (doorlig-
wonden) meer dan gehalveerd en vindt de antibiotica switch nu bij 82% van de patiënten op tijd plaats, terwijl
dat daarvoor 35% was. Op de helft van de poliklinieken kunnen patiënten binnen een week terecht. Demissionair
minister Hoogervorst was een van de vele gasten bij deze bijeenkomst.
85
Bijlag
e 2
Bijlage 2 Eindresultaten productie
Onderwijs en opleidingen
Kengetallen onderwijs en opleiding Jaar Jaar Jaar Jaar Jaar
Opleiding geneeskunde 06 - 07 05 - 06 04 –05 03 - 04 02 - 03
- reguliere instroom propedeuse 350 350 350 350 324
- instroom Noorse studenten in propedeuse - - - 8 7
- instroom hogere studiejaren (vnl. buitenlandse artsen) 5/6 8 10 10 10
- instroom tandartsen voor verkort doctoraalprogramma - 2 4 5 5
- instroom Honoursprogramma 29 15 19 20 12
- totaal aantal studenten 2267 2199 2031 1853 1705
- % vrouwelijke studenten 64% 63% 63% 62% 62%
- propedeusediploma’s 47 339 343 290
- doctoraal diploma’s 242 210 177 170
- basisartsen 207 173 199 225
Klinisch specialistenopleidingen 2006 2005 2004 2003
- aantal opleidingen (erkend) 25 25 24 24
- aantal opleidingen (niet medisch) 14 14 14 9
- instroom (OOR VUmc) 108 100 90 82
- totaal aantal AIOS (OOR VUmc) 541 528 456 406
- instroom AIOS (VUmc) 69 72 77 71
- totaal aantal AIOS (VUmc) 325 337 304 285
- aantal afgestudeerden 51 60 p.m. 51
Huisartsopleiding 2006 2005 2004 2003 2002
- instroom 58 59 56 59 60
- totaal aantal AIOS 178 175 176 177 177
- aantal afgestudeerden 55 52 56 55
Verpleeghuisartsopleiding 2006 2005 2004 2003 2002
- instroom 43 50 48 44 40
- totaal aantal AIOS 94 93 89 83 75
- aantal afgestudeerden 46 38 36 39 34
PAOG cursus- en congresorganisatie 2006 2005 2004 2003 2002
- aantal nationale bijeenkomsten (deelnemers) 47 (4054) 57 (2977) 33 (2666) 41 (3169)
- aantal internationale bijeenkomsten (deelnemers) 4 (1186) 7 (2241) 1 (1109) 4 (828)
Masteropleiding oncology 06 - 07 05 - 06 04 –05 03 - 04 02 - 03
- instroom 22 25 16 28 18
- totaal aantal studenten 62 54 49 46
- aantal afgestudeerden 23 23 13 nvt
Postinitieel masteronderwijs epidemiologie 2006 2005 2004 2003 2002
- Bij- en nascholingscursussen.: aantal bijeenk./ (deeln.) 17 (573) 16 (535) 21 (590) 16 (513) 18 (533)
- Masteropleiding epidemiologie: aantal afgestudeerden 30 35 37 26 16
Praktijkopleiding verpleegkunde 06 - 07 05 - 06 04 –05 03 - 04 02 - 03
- instroom HBO (duaal)/MBO (beroepsbegeleidende leerweg) 25 29 19 33 36
- instroom stagiaires verpleegkunde 48 45 ±60 64 39
- aantal afgestudeerden HBO (VU variant en verkort duaal) 4 6 7 22
- aantal afgestudeerden MBO (verkort bbl) 5 11 14 38
86
Bijlag
e 2
Kengetallen onderwijs en opleiding Jaar Jaar Jaar Jaar Jaar
Opleidingen Amstel Academie 2006 2005 2004 2003
- aantal cursisten paramedisch 285 308 325 320
- aantal cursisten intensieve zorg (IC e.d.) 170 168 186 160
- overige cursisten specialistische opleidingen 140 185 175 200
- rendement 75% 75%
- bij- en nascholing, deelnemers 1386 900 630 500
Bijlage 3 Legitimering academisch component
1. Definitie academische componentDe academische component bestaat uit drie blokken, te weten opleiding, topreferente zorg (TRF) en ontwikkeling en
innovatie (O&I). De definitie en de landelijke omvang van de drie onderdelen (cijfers 2006) zijn als volgt:
• Opleiding: Budget van landelijk circa € 44 mln, voornamelijk bedoeld voor het opleiden van medisch specialisten;
• TRF: Budget van landelijk circa € 423 mln, bedoeld voor zeer specialistische patiëntenzorg gepaard gaande met
bijzondere diagnostiek en behandeling. Het betreft een last resort functie waarbij het vaak om tertiaire verwijzing
gaat (huisarts – algemeen ziekenhuis – academisch ziekenhuis);
• O&I: Budget van landelijk circa € 122 mln. bedoeld voor de R&D-functie hetgeen betekent ontwikkelingen beden-
ken, uitproberen en testen. Deze ontwikkelingen hebben betrekking op de direct patiëntgebonden zorg, organisa-
tie van zorg, aspecten die met voeding te maken hebben of bijvoorbeeld patiëntenvoorlichting. Ook de exportfunc-
tie van kennis behoort tot deze taken.
2. Doel legitimering / verantwoording en voor wieIn het document “Legitimering academische component” zijn afspraken vastgelegd over de wijze waarop de UMC’s
inzicht bieden in en verantwoording afleggen over de inzet van de middelen die worden ontvangen voor de academi-
sche component. Bij de huidige ontwikkelingen naar meer transparantie in de zorg past een heldere maatschappelij-
ke verantwoording van de academische component.
Zo is overeengekomen is dat de NFU ieder jaar per UMC achteraf inzicht zal bieden in de aanwending van middelen,
onderscheiden naar de drie onderdelen. Voor wat betreft het blok opleidingen is afgesproken dat deze wordt betrok-
ken in de discussie over het landelijk opleidingskader.
De overige onderdelen TRF en O&I dienen dusdanig transparant te worden zodat sprake is van een maatschappelijke
legitimering van de aanwending van de middelen.
Behalve verantwoording over de benutting van de middelen is het van belang dat ondoelmatige aanwending en te
eenzijdige inzet van de middelen wordt voorkomen. Daarnaast dient tijdig zicht te komen op de mogelijke doorwer-
king naar de reguliere zorg van de resultaten bereikt met de academische component.
Het ministerie van VWS bepaalt de budgettaire omvang van de academische component en de ontwikkeling daarin.
Voor het Ministerie van VWS is het van belang inzicht te krijgen in wat er op hoofdlijnen met de academische compo-
nent wordt gedaan, wat is er te verwachten aan nieuwe zorg, hoe kwijten de UMC’s zich van hun academische taken
en hoe geven zij hun regierol vorm. Daarnaast is het voor VWS van belang om te bezien of er accenten moeten wor-
den gelegd gelet op de beleidsthema’s die VWS benadrukt zou willen zien, mede in relatie met activiteiten die
gevraagd worden van ZonMW en of andere implementatie ondersteunende organisaties.
Zorgverzekeraars maken weliswaar geen afspraken over de academische component, maar vanwege hun regierol en
de nauwe relaties met de rest van de zorg willen zij wel degelijk op de hoogte en betrokken zijn bij de wijze van
besteding van de middelen. Voor verzekeraars is het belangrijk om ten behoeve van hun inkoop van zorg in beeld te
houden of patiënten die dat nodig hebben gebruik kunnen maken van de “last resort” functie. Om de betrokkenheid
van verzekeraars en VWS goed vorm te geven is een goede legitimering door de UMC’s onontbeerlijk.
3. Wijze van verantwoordingDe academische component is als een vorm van lumpsumbekostiging vastgesteld. Dit is in lijn met het Convenant
zoals gesloten tussen VWS, NVZ, Orde, ZN en NFU over de invoering van de DBC-systematiek. Dit is niet voor niets
geweest. Bij TRF en I&O bestaat er geen eenduidig verband tussen de besteding van middelen en het resultaat.
Voor de TRF geldt dat sprake is van gecompliceerde zorgvragen, die vaak zeldzaam zijn, zich presenteren in de vorm
87
Bijlag
e 3
van meerdere problemen tegelijk en waarvan de behandeling een onvoorspelbaar verloop kent. Dit betekent dat pro-
tocollering niet altijd mogelijk is, de inzet van personeel en materieel per patiënt sterk kan verschillen en specifieke
deskundigheid vraagt en deze inzet tevens moeilijk voorspelbaar is. Tot slot is het voor de TRF van belang dat infra-
structuur en kennis beschikbaar zijn, ook al is een 100% efficiënte inzet niet haalbaar.
Voor de O&I geldt min of meer hetzelfde. Deze functie leunt grotendeels op de aanwezige patiëntenzorg, het funda-
menteel onderzoek, de cultuur en organisatie van een innovatief bedrijf. Synergie en integratie van activiteiten en
personen is van belang bij het genereren van vraagstellingen, de ontwikkelactiviteiten zelf en het testen en toepas-
baar maken ervan in de praktijk. Sommige ontwikkelingen behelzen nieuwe vormen van zorg, in andere gevallen is
sprake van verbetering van bestaande behandelingen. Het “eindproduct” is daarmee niet altijd even afgebakend. Door
deze kenmerken is een directe toerekening naar activiteiten alleen mogelijk tegen zeer hoge kosten.
De kenmerken van zowel de TRF als de O&I functie belemmeren een parameterisering vooraf en een kostentoereke-
ning achteraf. Toch dient een vorm van verantwoording te worden gezocht waarbij helder is dat de middelen maat-
schappelijk verantwoord zijn ingezet. In paragraaf 5 worden hiervoor indicatoren beschreven die inzicht geven in een
legitieme besteding van de middelen. Allereerst wordt in paragraaf 4 de jaarlijkse legitimeringcyclus beschreven.
4. Cyclus
Lokaal overleg landelijke setting verantwoording jaarrekening
In het kader van de landelijke setting heeft in oktober 2006 een werkconferentie plaatsgevonden. Hiermee is uitwer-
king gegeven aan een deel van de afspraken die met ZN en VWS zijn gemaakt over het verschaffen van inzicht in de
besteding van de middelen.
Tijdens de conferentie is een boek uitgereikt met de titel “Zeldzaam gewoon, grensverleggende geneeskunde voor
topreferente patiënten”. In dit boekje hebben de UMC’s informatie gegeven over een bijzondere functie die zij in het
Nederlandse bestel vervullen: de zorg voor topreferente patiënten. Aan de hand van 24 patiëntverhalen, verzameld
uit acht UMC’s, wordt een beeld gegeven van wat topreferentie betekent, voor de patiënt en de zorgontwikkeling.
5. Onderwerp beschrijvenIn onderstaande tabel wordt per blok van de academische component de definitie en indicatoren (outputparameters)
aangegeven. Voor een deel zijn dit indicatoren die voor alle UMC’s gelijk zijn (kwantitatieve parameters). Daarnaast
zijn een aantal UMC specifieke indicatoren te noemen (kwalitatieve parameters).
88
Bijlag
e 3
Definitie Outputparameters 89
Bijlag
e 3O&I betreft de zogenaamde R&D-
functie van de zorg. Dit betekent
dat ontwikkelingen worden
bedacht, uitgeprobeerd en uitge-
test. Deze ontwikkelingen heb-
ben betrekking op de direct
patiëntgebonden zorg, maar ook
bijvoorbeeld op de organisatie
van de zorg. Ook de exportfunc-
tie van kennis behoort hiertoe.
• Goedgekeurde METC projecten:
292
• Wetenschappelijke publicaties:
1953
• Vakpublicaties: 85
• Promoties: 95
• Octrooiaanvragen: 11 (lopend)
(cijfers: 2006)
De UMC’s doen onderzoek op alle op dit moment
belangrijke thema's van life sciences research. Zij zijn
daarin succesvol, zoals blijkt uit de analyse van het
aantal en de kwaliteit van wetenschappelijke publica-
ties. Zij kunnen de concurrentie met de top van de
medische wetenschap volledig aan. Daarbij is niet iede-
re UMC actief op alle wetenschapsgebieden; er is spra-
ke van keuzes zodat een dynamisch systeem van con-
currentie en complementariteit ontstaat. Waar elk UMC
zich vooral op toelegt, kan het beste worden afgeleid
uit de publicaties. Zwaartepunten van onderzoek
komen tot uiting in de vorm van succesvol publiceren.
Het signalement van elk UMC wordt aangegeven als de
vijf gebieden van medische wetenschap met de hoogste
en beste output.
De meest productieve wetenschapsgebieden van het
VUmc zijn blijkens het NFU rapport “Onderzoek onder-
zocht”:
1. Oncology
2. Endocrinology & Metabolism
3. Clinical neurology
4. Neurosciences
5. Medicine, general
Voor voorbeelden van onderzoeksprojecten die ten
laste van de academische component worden uitge-
voerd, zie hoofdstuk 5 Management van processen
onderzoek)
Het is van groot maatschappelijk
belang om vast te stellen of de
topreferente zorg in Nederland
enerzijds voldoende is geconcen-
treerd en anderzijds wel vol-
doende geografisch is gespreid.
De concentratie is van belang
voor de instandhouding van de
kennisinfrastructuur die nodig is
voor deze vormen van zorg. En
• Voorbeelden uit conferentie legitimering academi-
sche component en boekje “zeldzaam gewoon”:
1. Een reumapatiënt
Reumapatiënten met complexe problemen worden
steeds vaker poliklinisch behandeld. Nieuwe vormen
van zorg zoals inzet van reumaverpleegkundigen
doen hun intrede. Recent onderzoek toonde aan dat
poliklinische zorg uitgevoerd door reumatoloog en
gespecialiseerde verpleegkundige even effectief is en
Procesafspraak:
exacte gegevens over de toprefe-
rente zorg, anders dan de sprei-
ding over de UMC’s, zijn nog niet
te geven. De reden ligt in het nog
niet beschikbaar hebben van een
uniforme definitie. In het kader van
het opstellen van een nieuwe posi-
tioneringsnota voor de UMC’s door
VWS en OCW wordt gesproken over
Ontwikkeling en Innovatie (O&I) Kwantitatief (totaal € 122 mln.; Kwalitatief
VUmc specifiek: 11.5 mln.)
Topreferente zorg (TRF) (totaal € 423 mln.;
VUmc specifiek: 38.7 mln.)
90
Bijlag
e 3
de spreiding is van belang om
deze vormen van zorg ook
bereikbaar te laten zijn voor
iedere Nederlander.
Om zicht te hebben en te hou-
den op de concentratie en sprei-
ding van topreferente zorg in
Nederland, start de NFU met een
TRF-internetportal voor patiënten
en verwijzers. Via dit portal kun-
nen zij topreferente patiënten
verwijzen naar het UMC, dat in
de gewenste topreferente functie
uitblinkt. Verder wil de NFU aan
VWS voorstellen een audit-com-
missie in te stellen, die in elk
UMC een beeld moet vormen van
de herkomst van de patiënten en
die een deskundig oordeel moet
geven op de vraag of het een
topreferente patiënt betreft.
Daarmee geeft de audit-commis-
sie dus zicht op de omvang van
het aantal topreferente patiënten
per UMC. En tenslotte stelt de
NFU voor om onder regie van de
genoemde audit-commissie de
gegevens over topreferente zorg
centraal te verzamelen.
Deze initiatieven zal de NFU aan
OCW en VWS presenteren in het
kader van het opstellen van een
nota, waarmee beide departe-
menten aan de Tweede Kamer de
bijzondere positionering van de
UMC's in het nieuwe zorgbestel
willen toelichten.
goedkoper dan klinische zorg door een multidiscipli-
nair team. Dergelijke faciliteiten voor klinische zorg
dien wel behouden te blijven voor patiënten in slech-
te conditie en patiënten die intensieve verpleegkun-
dige en medische zorg nodig hebben.
2. De zorg van genderdysfore patiënten
Over de etiologie van Genderidentiteitsstoornis (GIS)
is weinig bekend en de behandeling relatief nieuw.
De ontwikkeling van nieuwe behandelmethoden en
vergroting van de kennis over etiologie en behande-
ling zijn onontbeerlijk voor goede zorg. Leden van
het VUmc genderteam worden met regelmaat gecon-
sulteerd door collega’s uit binnen- en buitenland en
bouw specifieke expertise op door eigen onderzoek.
Zonder een duidelijke bundeling van de zorg binnen
één centrum is het niet mogelijk om dit multidiscipli-
naire en complexe onderzoek te doen.
3. Surmenage
Dementiediagnostiek is een multidisciplinair proces
waarbij hoog gekwalificeerd personeel en speciale
technologie en know how is vereist. De zorg en dia-
gnostiek van dementie, met name op jonge leeftijd,
vereist een gestructureerde aanpak, waarbij de dia-
gnostiek het vertrekpunt van goede zorg moet zijn.
Tevens kunnen wetenschappelijk onderzoek en
patiëntenzorg in een academische setting goed
gecombineerd worden zonder enige belasting voor
de patiënt. Het op gestructureerde wijze verzamelen
van gegevens bij iedere patiënt maakt optimale zorg
en onderzoek mogelijk en levert logistieke winst op.
• Binnen de NFU is het idee ontstaan om een portal te
ontwikkelen voor TRF-functies binnen de UMC’s,
bestemd voor verwijzers en patiënten.
deze definitie. Zodra deze beschik-
baar is, zal in meer kwantitatieve
zin zicht worden geboden op de
topreferente zorg.
De minister van VWS heeft de posi-
tioneringsnota van universitair
medische centra aan de Tweede
Kamer aangeboden.
Definitie Outputparameters
91
Bijlag
e 3
Opleiding (totaal € 44 mln. VUmc
specifiek: 4.3 mln.)1
Het onderdeel dat achterblijft in
de academische component is
bedoeld voor de specifieke aca-
demische (regionale) taken.
• Regio-opleiding
Vervolgopleiding tot
- Intensive Care Verpleegkundige
- Cardiac Care Verpleegkundige
- Medium Cardiac Care Verpleeg-
kundige
- Neonatologie Verpleegkundige
- Intensive Care Neonatologie
Verpleegkundige
- Intensive Care Kinderverpleeg-
kundige
- High Care Kinderverpleeg-
kundige
- Spoedeisende Hulp Verpleeg-
kundige
- Kinderverpleegkundige
- Obstetrie en Gynaecologie
Verpleegkundige
- Oncologie Verpleegkundige
- Neuro Verpleegkundige
- Dialyse Verpleegkundige
- Dialyse Assistent
Leertraject tot
- High Care Verpleegkundige
- Medium Care Recovery
Verpleegkundige
- Medium Care Verpleegkundige
- High Care Neonatologie
Verpleegkundige
Opleiding tot
- Operatie-assistent
- Operatie-assistent tweede des-
kundigheidsniveau
- Anesthesie medewerker
- Radiodiagnostisch laborant
- Medewerker Zorgadministratie
- Ambulance Verpleegkundige
- Ambulance chauffeur
Beschrijving skillslab
Het Skillslab is bij uitstek een vorm van praktisch
vaardigheidsonderwijs gericht op het aanleren van
algemene en specialismegebonden competenties
zoals vastgelegd in de besluiten van het CCMS. Een
eerste landelijke inventarisatie van deze voorzienin-
gen heeft o.a. gediend als input voor het NFU-boekje
‘OOR-zaak en gevolg’.
Om tot een ontwerp te komen voor afstemming van
deze veelal dure voorzieningen binnen de onderwijs-
en opleidingsregio (OOR) staat het onderwerp
opnieuw hoog op de agenda. Hiertoe komt dit
onderwerp in alle gesprekken met de partnerzieken-
huizen aan bod en is in het VUmc een brede inventa-
risatie gestart om de specifieke academische rol
gestalte te geven.
Beschrijven regiofunctie
De onderwijs- en opleidingsregio OZON is het struc-
turerend overleg tussen VUmc en de partnerzieken-
huizen voor de planning van capaciteit en inhoudelij-
ke afstemming en samenhang. Vanwege de verant-
woordelijkheden voor zowel de initiële opleiding als
de medisch specialistische vervolgopleidingen heeft
het VUmc een coördinerende rol. De planning van
het aantal onderwijsplaatsen vormt onderdeel van de
affiliatiecontracten welke het VUmc met haar partner-
ziekenhuizen afsluit. De afstemming rond de ver-
volgopleidingen vindt plaats via regulier overleg van
de regiegroep OZON en bilateraal overleg tussen de
betrokken raden van bestuur, waarbij voor wat
betreft de opleidingscapaciteit de afspraken jaarlijks
wordt vastgelegd in een regioplan.
Definitie Outputparameters
1 Na invoering van het opleidingsfonds blijft een lager bedrag achter.
bijlag
e 4
92
raad
van
best
uu
r
klinis
che
en p
oliklinis
che
zorg
eenhed
en
die
nst
dië
teti
ek e
n
voed
ingsw
eten
schap
pen
•al
gem
ene
inw
endig
e
gen
eesk
unde
•der
mat
olo
gie
•en
docr
inolo
gie
•gen
eesk
undig
e onco
logie
•hem
atolo
gie
•lo
ngzie
kte
n
•m
aag-,
dar
m-
en l
ever
zie
kte
n
•nef
rolo
gie
•nucl
eair
e gen
eesk
unde
en P
ET r
esea
rch
•re
um
atolo
gie
klinis
che
en p
oliklinis
che
zorg
eenhed
en
•an
atom
ie e
n
neu
row
eten
schap
pen
•ke
el-,
neu
s- e
n o
or-
hee
lkunde
•m
ondzie
kte
n e
n
kaa
kch
irurg
ie
•neu
roch
irurg
ie
•neu
rolo
gie
•ooghee
lkunde
•pla
stis
che
chir
urg
ie
•psy
chia
trie
•re
validat
iegen
eesk
unde
klinis
che
en p
oliklinis
che
zorg
eenhed
en
die
nst
med
isch
maa
tsch
appel
ijk w
erk
•kin
der
chir
urg
ie
•kin
der
gen
eesk
unde
•klinis
che
gen
etic
a
en a
ntr
opogen
etic
a
•m
edis
che
psy
cholo
gie
•ve
rlosk
unde
&
gyn
aeco
logie
klinis
che
en p
oliklinis
che
zorg
eenhed
en
spoed
eise
nde
hulp
•an
esth
esio
logie
•ca
rdio
-thora
cale
chir
urg
ie
•ca
rdio
logie
•fy
siolo
gie
•hee
lkunde
•in
tensi
ve c
are
volw
asse
nen
•ort
hoped
ie
•uro
logie
poliklinis
che
zorg
eenhed
en
•klinis
che
farm
acolo
gie
en a
poth
eek
•fy
sica
en m
edis
che
tech
nolo
gie
•hem
atolo
gie
labora
tori
a
•in
form
atic
a en
pro
ces-
onder
steu
nin
g
•klinis
che
chem
ie
•m
edis
che
mic
robio
logie
en i
nfe
ctie
pre
venti
e
•m
ole
cula
ire
celb
iolo
gie
•pat
holo
gie
•ra
dio
logie
•ra
dio
ther
apie
Am
stel
Aca
dem
ie
audio
visu
eel
centr
um
•EM
GO
(af
del
ing)
•huis
arts
gen
eesk
unde
•klinis
ch d
iere
xper
imen
teel
labora
tori
um
•klinis
che
epid
emio
logie
en b
iost
atis
tiek
•m
etam
edic
a
•so
cial
e gen
eesk
unde
•ve
rple
eghuis
gen
eesk
unde
div
isie
Id
ivis
ie I
Id
ivis
ie I
IId
ivis
ie I
Vd
ivis
ie V
div
isie
VI
faci
lita
ir
bed
rijf
acco
unta
nts
die
nst
bure
au m
edis
che
zak
en
die
nst
bed
rijf
seco
nom
ie,
info
rmat
ie m
anag
emen
t en
zorg
adm
inis
trat
ie
die
nst
com
munic
atie
die
nst
pas
tora
at e
n g
eest
elijke
ver
zorg
ing
die
nst
per
sonee
l en
org
anis
atie
onder
wijsi
nst
ituut
pro
ject
bure
au h
uis
vest
ing
tech
nolo
gy
tran
sfer
off
ice
onder
zoek
inst
ituut
EMG
O
onder
zoek
inst
ituut
MO
VE
onder
zoek
inst
ituut
V-IC
I
onder
zoek
inst
ituut
ICaR
VU
onder
nem
ingsr
aad
raad
van
toez
icht
staf
conve
nt
studen
tenra
ad
org
an
isati
esc
hem
a V
U m
ed
isch
cen
tru
m p
er
1.3
.20
07
drs
. E.
B.
Muld
er
voorz
itte
r
pro
f.dr.
T.J.F
. Sa
velk
oul
vice
-voorz
itte
r
pro
f.dr.
W.A
.B.
Stal
man
lid e
n d
ecaa
n
mr.
O.G
.A.
van d
er B
eek
secr
etar
is
raad
van
bes
tuu
r
mw
. drs
. E.
Baa
rs
dir
ecte
ur
per
sonee
l en
org
anis
atie
C.J.H
. Bure
n M
BA
, RC
dir
ecte
ur
finan
ciën
mw
. pro
f.dr.
J.A
.A.M
. va
n D
iem
en-
Stee
nvo
ord
e
dir
ecte
ur
onder
wijs
drs
. F.
R.
Rak
ers
pro
ject
dir
ecte
ur
huis
vest
ing
drs
. K
.W.
Steg
enga
dir
ecte
ur
faci
lita
ir b
edri
jf
stafd
irect
eu
ren
pro
f.dr.
J.
Bru
g
onder
zoek
inst
ituut
voor
extr
amura
al
gen
eesk
undig
onder
zoek
(EM
GO
)
pro
f.dr.
V.W
.M.
van H
insb
ergh
onder
zoek
inst
ituut
voor
card
iova
scula
ire
rese
arch
(IC
aRV
U)
pro
f.dr.
P.C
. H
uijgen
s
VU
med
isch
cen
trum
onder
zoek
inst
ituut
voor
kan
ker
en i
mm
unolo
gie
(V
-IC
I)
pro
f.dr.
G.J.
Lankhors
t
onder
zoek
inst
ituut
MO
VE
pro
f.dr.
P.
Heu
tink
onder
zoek
inst
ituut
voor
klinis
che
en e
xper
imen
tele
neu
row
eten
schap
pen
(IC
EN)
dir
ect
eu
ren
on
derz
oekin
stit
ute
nd
ivis
ieb
est
uu
r
onder
zoek
inst
ituut
ICEN
bes
tuurs
bure
au
die
nst
str
ateg
ie e
n b
elei
d
div
isie
I
div
isie
best
uu
r:
vo
orz
itte
r
pro
f.dr.
S.A
. D
anner
vic
e-v
oo
rzit
ter
pro
f.dr.
P.M
. te
r W
ee
man
ag
er
bed
rijf
svo
eri
ng
drs
. A
.I.
Leem
huis
zo
rgm
an
ag
er
mw
. G
.M.J.
Ber
khout,
MA
div
isie
IV
div
isie
best
uu
r:
vo
orz
itte
r
pro
f.dr.
A.R
.J.
Gir
bes
vic
e-v
oo
rzit
ter
pro
f. d
r. B
.L.H
Bem
elm
ans
man
ag
er
bed
rijf
svo
eri
ng
M.F
. C
aljo
uw
zo
rgm
an
ag
er
B.C
. N
ijm
an
div
isie
II
div
isie
best
uu
r:
vo
orz
itte
r
pro
f.dr.
J.J.
Hei
man
s
vic
e-v
oo
rzit
ter
pro
f.dr.
I.
van d
er W
aal
man
ag
er
bed
rijf
svo
eri
ng
mw
. drs
. D
. Bonin
k
zo
rgm
an
ag
er
mw
. E.
M.
Bijva
nk,
MM
div
isie
V
div
isie
best
uu
r:
vo
orz
itte
r
pro
f.dr.
B.J.
Slotm
an
vic
e-v
oo
rzit
ter
pro
f.dr.
C.J.L
.M.
Mei
jer
man
ag
er
bed
rijf
svo
eri
ng
mw
. drs
. F.
Bar
bie
ri
div
isie
III
div
isie
best
uu
r:
vo
orz
itte
r
pro
f.dr.
J.J.
Roord
vic
e-v
oo
rzit
ter
pro
f.dr.
H.P
. va
n G
eijn
man
ag
er
bed
rijf
svo
eri
ng
J.C
. K
lare
nbee
k,
RB
zo
rgm
an
ag
er
L. d
e H
aan
div
isie
VI
div
isie
best
uu
r:
vo
orz
itte
r
pro
f.dr.
W.A
.B.
Stal
man
(a.i)
vic
e-v
oo
rzit
ter
vaca
nt
man
ag
er
bed
rijf
svo
eri
ng
drs
. F.
J.M
. To
lsm
a
92
Bijlage 4
93
bijlag
e 4
acc
ou
nta
nts
die
nst
drs
. F.
J. M
eurs
ing,
RA
bestu
urs
bu
reau
mr.
O.G
.A.
van d
er B
eek
bu
reau
med
isch
e z
aken
drs
. A
.M.M
. de
Goei
j (a
.i)
die
nst
com
mu
nic
ati
em
w.
M.
Bolluijt
die
nst
past
ora
at
en
geest
elijk
e v
erz
org
ing
mw
. ds.
J.A
. D
elve
r
die
nst
str
ate
gie
en
bele
iddrs
. J.M
.H.
van d
er V
elden
die
nst
ho
ofd
en
alg
em
en
e i
nw
en
dig
e
gen
eesk
un
de
pro
f.dr.
S.A
. D
anner
derm
ato
log
iepro
f.dr.
Th.M
. St
arin
k
en
do
crin
olo
gie
pro
f.dr.
P.M
. te
r W
ee (
a.i.)
gen
eesk
un
dig
e o
nco
log
iepro
f.dr.
P.C
. H
uijgen
s (a
.i.)
hem
ato
log
iepro
f.dr.
P.C
. H
uijgen
s
lon
gzie
kte
npro
f.dr.
P.E
. Po
stm
us
maag
-, d
arm
- en
lev
erz
iekte
npro
f.dr.
C.J.J.
Muld
er
nefr
olo
gie
pro
f.dr.
P.M
. te
r W
ee
nu
cleair
e g
en
eesk
un
de
en
PET
rese
arc
hpro
f.dr.
O.S
. H
oek
stra
pro
f.dr.
A.A
. La
mm
erts
ma
reu
mato
log
iepro
f.dr.
B.A
.C.
Dijkm
ans
die
nst
dië
teti
ek e
n
vo
ed
ing
swete
nsc
hap
pen
mw
. d
r. M
. va
n B
okhors
t-
de
van d
er S
chuer
en
an
ato
mie
en
neu
row
ete
nsc
hap
pen
pro
f.dr.
H.J.
Gro
enew
egen
keel-, n
eu
s- e
n o
orh
eelk
un
de
pro
f.dr.
Chr.
R.
Leem
ans
mo
nd
zie
kte
n e
n k
aakch
iru
rgie
pro
f.dr.
I.
van d
er W
aal
neu
roch
iru
rgie
pro
f.dr.
W.P
. Van
der
top
neu
rolo
gie
pro
f.dr.
J.J.
Hei
man
s
oo
gh
eelk
un
de
pro
f.dr.
P.J.
Rin
gen
s
pla
stis
che c
hir
urg
iepro
f.dr.
M.J.P
.F.
Rit
t
psy
chia
trie
pro
f.dr.
A.T
.F.
Bee
km
an
revali
dati
eg
en
eesk
un
de
pro
f.dr.
G.J.
Lankhors
t
kin
derc
hir
urg
iepro
f.dr.
H.A
. H
eij
kin
derg
en
eesk
un
de
pro
f.dr.
J.J.
Roord
kli
nis
che g
en
eti
ca
en
an
tro
po
gen
eti
cam
w.
pro
f.dr.
H.
Mei
jers
-Hei
jboer
med
isch
e p
sych
olo
gie
mw
. pro
f.dr.
P.T
. C
ohen
-Ket
tenis
verl
osk
un
de e
n g
yn
aeco
log
iepro
f.dr.
H.P
. va
n G
eijn
die
nst
med
isch
m
aats
chap
pelijk
werk
drs
. H
.J.
Kau
fman
an
est
hesi
olo
gie
pro
f. d
r. S
.A.
Loer
card
io-t
ho
raca
le c
hir
urg
iedrs
. M
.A.J.M
. H
uyb
regts
card
iolo
gie
pro
f.dr.
A.C
. va
n R
oss
um
(w
nd.)
fysi
olo
gie
pro
f.dr.
G.J.
Tangel
der
heelk
un
de
pro
f.dr.
J.A
. Rau
wer
da
inte
nsi
ve c
are
vo
lwass
en
en
pro
f.dr.
A.R
.J.
Gir
bes
ort
ho
ped
iepro
f.dr.
P.I.J.M
. W
uis
man
uro
log
iepro
f.dr.
B.L
.H.
Bem
elm
ans
kli
nis
che f
arm
aco
log
ie e
n
ap
oth
eek
mw
. dr.
E.L
. Sw
art
fysi
ca e
n m
ed
isch
e t
ech
no
log
iepro
f.dr.
R.M
. H
eeth
aar
hem
ato
log
ie l
ab
ora
tori
am
w.
dr.
A.
Drä
ger
info
rmati
ca e
n
pro
ceso
nd
ers
teu
nin
gC
. va
n B
rink (
a.i.)
kli
nis
che c
hem
iepro
f.dr.
M.A
. Bla
nke
nst
ein
med
isch
e m
icro
bio
log
ie
en
in
fect
iep
reven
tie
mw
. pro
f.dr.
C.M
.J.E
. Van
den
bro
uck
e-G
rauls
mo
lecu
lair
e c
elb
iolo
gie
mw
. pro
f.dr.
C.D
. D
ijkst
ra
path
olo
gie
pro
f.dr.
C.J.L
.M.
Mei
jer
rad
iolo
gie
pro
f.dr.
C.
van K
uijk
rad
ioth
era
pie
pro
f.dr.
B.J.
Slotm
an
EM
GO
pro
f.dr.
J.
Bru
g
hu
isart
sgen
eesk
un
de
pro
f.dr.
M.G
.A.A
.M.
Nijpel
s (w
nd.)
kli
nis
che e
pid
em
iolo
gie
en
bio
stati
stie
kdr.
B.
Uit
deh
aag (
wnd.)
kli
nis
ch d
iere
xp
eri
men
teel
lab
ora
tori
um
dr.
R.
van d
er N
eut
meta
med
ica
pro
f.dr.
E.S
. H
ouw
aart
soci
ale
gen
eesk
un
de
pro
f.dr.
W.
van M
echel
en
verp
leeg
hu
isg
en
eesk
un
de
pro
f.dr.
M.W
. Rib
be
Am
stel
Aca
dem
iem
w.
M.
Baa
rdw
ijk,
MSM
(a.
i.)
au
dio
vis
ueel
cen
tru
mdr.
J.T
. G
old
schm
edin
g
div
isie
Id
ivis
ie I
Id
ivis
ie I
IId
ivis
ie I
Vd
ivis
ie V
div
isie
VI
94
95
IV. Jaarreken
ing
IV. Jaarrekening 2006
96
IV. Jaarreken
ing
Kengetallen VUmc 1998-2006
opnamen (x 1.000) gemiddelde verpleegduur
opnamen (x 1.000) 21,7 19,2 17,7 20,6 22,6
gemiddelde verpleegduur 8,9 8,3 8,2 7,5 7,1
verpleegdagen (x 1.000) bedden
verpleegdagen (x 1.000) 192,0 159,0 145,6 154,9 159,8
bedden 733 733 733 733 733
97
IV. Jaarreken
ing
10
15
20
25
30
35
200620042002200019984
6
8
10
12
14
0
50
100
150
200
250
300
20062004200220001998680
700
720
740
760
780
800
98
IV. Jaarreken
ing
consulten (x 1.000) (excl. radiotherapie) dagbehandelingen (x 1.000)
consulten (x 1.000)
(excl. radiotherapie) 262,1 261,0 263,7 289,5 303,4
dagbehandelingen (x 1.000) 10,7 11,4 17,9 17,7 19,4
gem. personeelsbezetting (in fte) GPL per fte (in € 1)
gem. personeelsbezetting
(in fte) 3.605 3.827 4.724 5.055 4.922
GPL per fte (in € 1) 40.531 44.693 51.749 56.766 61.494
N.B.: Met ingang van 2006 is hierin opgenomen het personeel in loondienst bij de Stichting Centrum voor Radio-
isotopen Research (in 2006: 26 fte)
100
150
200
250
300
350
400
200620042002200019984
8
12
16
20
3.000
3.500
4.000
4.500
5.000
5.500
2006200420022000199830.000
40.000
50.000
60.000
70.000
99
IV. Jaarreken
ing
■ investeringen in bouw* (in € 1.000) ■ investeringen in apparatuur (in € 1.000) ■ totaal investeringen (in € 1.000)
investeringen in bouw* (in € 1.000) 5.230 609 2.978 77.544 17.468
investeringen in apparatuur (in € 1.000) 9.953 11.036 18.210 20.417 20.879
totaal investeringen (in € 1.000) 15.183 11.645 21.188 97.961 38.347
* exclusief bouwprojecten in uitvoering
0
20.000
40.000
60.000
80.000
100.000
20062004200220001998
■ budget patiëntenzorg (in € 1.000) ■ rijksbijdrage (in € 1.000) ■ totaal extern kader (in € 1.000)
budget patiëntenzorg (in € 1.000) 166.622 188.263 237.318 267.979 298.904
rijksbijdrage (in € 1.000) 42.880 47.931 79.639 88.270 93.384
totaal extern kader (in € 1.000) 209.502 236.194 316.957 356.249 392.288
0
100.000
200.000
300.000
400.000
500.000
20062004200220001998
100
IV. Jaarreken
ing
IV.1 Geconsolideerde balans per 31 december 2006 (in € 1.000)
Geconsolideerde balans per 31 december 2006 (in € 1.000)
(na resultaatverwerking) 2006 2005
ACTIVA
A Vaste activa
1 Materiële vaste activa 293.985 270.857
2 Financiële vaste activa 3.777 4.239
Totaal vaste activa 297.762 275.096
B Vlottende activa
1 Voorraden 3.991 2.908
2 Onderhanden werk uit hoofde van DBC’s 43.969 3.571
3 Vorderingen 61.993 61.147
4 Financieringstekort 0 51.565
Totaal vlottende activa 109.953 119.191
Totaal activa 407.715 394.287
PASSIVA
C Groepsvermogen
1 Collectief gefinancierd gebonden vermogen 6.868 4.013
2 Niet collectief gefinancierd vrij vermogen 20.925 18.467
Totaal groepsvermogen 27.793 22.480
D Egalisatierekening afschrijvingen 82.948 81.284
E Voorzieningen 16.176 9.905
F Langlopende schulden 145.719 119.714
G Kortlopende schulden 86.450 160.904
H Financieringsoverschot 48.629 0
Totaal passiva 407.715 394.287
IV.2 Geconsolideerde resultatenrekening over 2006 (in € 1.000)
Geconsolideerde resultatenrekening over 2006 (in € 1.000) 2006 2005
A Bedrijfsopbrengsten
1a Budget patiëntenzorg 295.443 278.074
DBC-B segment 3.461 882
1b Rijksbijdrage werkplaatsfunctie 55.938 54.976
1c Rijksbijdrage faculteit geneeskunde algemeen 35.541 33.996
1d Specialistenopleiding 719 624
1e Onderwijs dienstverlening andere faculteiten 1.186 924
392.288 369.476
2 Overige bedrijfsopbrengsten 73.436 67.407
Som der bedrijfsopbrengsten 465.724 436.883
B Bedrijfslasten
1 Personeelskosten 302.692 292.387
2 Afschrijvingen materiële vaste activa 24.416 23.594
Onttrekking egalisatierekening afschrijvingen à fonds
perdu bijdrage in bouw, eerste inrichting en inventaris -5.093 -5.231
Subtotaal afschrijvingen 19.323 18.363
3 Overige bedrijfskosten 130.846 112.632
Som der bedrijfslasten 452.861 423.382
C Financiële baten en lasten -6.554 -5.449
Groepsresultaat voor belasting 6.309 8.052
Vennootschapsbelasting -996 -983
Groepsresultaat na belasting 5.313 7.069
Overige vermogensmutaties 1.007
Groepsresultaat 5.313 8.076
101
IV. Jaarreken
ing
IV.3 Kasstroomoverzicht 2006 (in € 1.000)
Voor de bepaling van de kasstromen is uitgegaan van de indirecte methode.
2006 2005
geconsolideerd enkelvoudig
Kasstroom uit operationele activiteiten
Exploitatieresultaat 5.313 4.335
Aanpassingen voor:
- afschrijvingen 28.244 28.707
- mutaties egalisatierekeningen 1.664 -5.149
- mutaties voorzieningen 6.271 3.736
36.179 27.294
Veranderingen in vlottende middelen:
- voorraden -1.083 87
- onderhanden werk uit hoofde van DBC’s -40.398 -3.571
- vorderingen -846 -5.213
- financieringsoverschot 100.194 -63.257
- kortlopende schulden (exclusief kredietinstellingen) 16.295 1.330
74.162 -70.624
Totaal kasstroom uit operationele activiteiten 115.654 -38.995
Kasstroom uit investeringsactiviteiten
Investeringen in materiële vaste activa -51.372 -30.453
Mutatie leningen u/g 449 -1.125
Overige investeringen in financiële vaste activa 13 533
-50.910 -31.045
Totaal kasstroom uit investeringsactiviteiten -50.910 -31.045
Kasstroom uit financieringsactiviteiten
Nieuw opgenomen leningen 40.000 0
Aflossing langlopende schulden -13.995 -13.559
Overige mutaties eigen vermogen 0 1.007
26.005 -12.552
Totaal kasstroom uit financieringsactiviteiten 26.005 -12.552
Mutatie geldmiddelen 90.749 -82.592
Geldmiddelen per 1 januari -82.848 -3.623
Geldmiddelen per 31 december 7.901 -86.215
* De mutatie kasmiddelen per 31-12-05 (-86.215) en kasmiddelen per 01-01-06 (-82.848), groot 3.367, wordt veroorzaakt door de
liquide middelen van Stichting Centrum voor Radio-isotopen Research.
102
IV. Jaarreken
ing
IV.4 Grondslagen voor de waardering van de balans en resultatenrekening
Grondslagen van waardering
Algemeen
Alle bedragen zijn in duizenden euro’s vermeld, tenzij anders is aangegeven. De activa en passiva zijn, tenzij anders
vermeld, tegen nominale waarde opgenomen.
Consolidatie
VU medisch centrum, hoewel onderdeel van de Vereniging voor christelijk hoger onderwijs, wetenschappelijk onder-
zoek en patiëntenzorg (Vereniging VU-Windesheim), brengt een eigen verslag uit. Dit uitgangspunt geldt eveneens
voor de andere entiteiten binnen de Vereniging, te weten de Vrije Universiteit en de Christelijke Hogeschool
Windesheim. Voor deze verslagwijze is gekozen, omdat een geconsolideerde jaarrekening met de andere entiteiten,
de Vereniging en de VU, niet bijdraagt aan het door de wet vereiste inzicht.
In de geconsolideerde jaarrekening over 2005 en 2006 zijn naast VU medisch centrum, de Stichting Centrum voor
Radio-isotopen Research en de daarin opgenomen BV Cyclotron, opgenomen. VU medisch centrum heeft een zeggen-
schapsbelang in het bestuur van deze stichting.
Consolidatie met Boelevaar Holding BV vindt niet plaats gezien de beperkte materiële omvang.
De enkelvoudige balans en resultatenrekening zijn opgenomen als IV.8 en IV.9
Materiële vaste activa
De materiële vaste activa (inventarissen indien groter dan € 1.000 per eenheid) worden gewaardeerd tegen
aanschaffingswaarde, verminderd met afschrijvingen op basis van de door het College Tarieven
Gezondheidszorg/ZorgAutoriteit i.o. (CTG/ZAio) gehanteerde afschrijvingspercentages. Tot en met 1987 is afge-
schreven vanaf het jaar na ingebruikneming. Vanaf 1988 worden de investeringen in bouw en eerste inrichting
afgeschreven vanaf de maand van ingebruikneming. Tot en met 2005 wordt op de investeringen in inventarissen in
het jaar van aanschaf een vol jaar afgeschreven. Vanaf 2006 wordt afgeschreven vanaf de maand van aanschaf.
De à fonds perdu investeringen, alsmede gedane investeringen uit met eigen middelen getroffen voorzieningen en
apparatuur welke worden gefinancierd door bijdragen derden, worden zowel onder de materiële vaste activa als
onder de egalisatierekening afschrijvingen verantwoord. De afschrijvingen ervan worden in mindering gebracht op
zowel de actiefpost als op de passiefpost.
Financiële vaste activa
De tot de financiële vaste activa behorende deelneming is gewaardeerd tegen de netto vermogenswaarde. De grond-
slagen voor de waardering van de deelneming zijn gelijk aan die van VU medisch centrum.
103
IV. Jaarreken
ing
Voorraden
De magazijnvoorraden zijn gewaardeerd tegen verrekenprijzen welke zijn gebaseerd op de actuele inkoopprijzen. Met
de mate van incourantheid is rekening gehouden. Zelf geproduceerde medicijnen zijn gewaardeerd tegen materiaal-
en loonkosten.
Onderhanden werk DBC’s
De waardering van de openstaande DBC’s van het B-segment is gebaseerd op de kostprijs van de reeds uitgevoerde
verrichtingen, dan wel de lagere declaratiewaarde.
De waardering van de openstaande DBC’s van het A-segment is gebaseerd op de declaratiewaarde per type DBC,
d.w.z. de kosten- en honorariumdelen van het CTG/ZAio-tarief plus de opslag sluittarief. De typen (en aantallen)
DBC’s zijn bepaald naar de stand per ultimo 2006, d.w.z. de DBC’s zijn afgeleid vanuit de basisgegevens zoals die
ultimo 2006 bekend waren.
Debiteuren
De vorderingen zijn gewaardeerd tegen nominale waarde, rekening houdend met mogelijke oninbaarheid. De in dit
kader gevormde voorziening wordt procentueel berekend over de totalen van debiteuren en is wegens verwachte
oninbaarheid getroffen. De voorziening wordt procentueel berekend over de totalen van debiteuren, gerubriceerd
naar ouderdom. Indien nodig worden grote posten, in afwijking van de regel, individueel beoordeeld.
Egalisatierekening apparatuurbijdragen derden
Bijdragen van derden in apparatuur worden toegevoegd aan een egalisatierekening. De jaarlijkse onttrekkingen aan
deze rekening, gelijk aan de afschrijvingslasten, vallen vrij ten gunste van de resultatenrekening en neutraliseren
daarmee de afschrijvingslasten.
Egalisatierekening kleine bouwkundige projecten
Op verzoek van het ministerie van VWS wordt de vergoeding voor afschrijving in het budget en de rijksbijdrage werk-
plaatsfunctie ten gunste van deze voorziening geboekt. De afschrijvingskosten worden hieraan ten laste gebracht.
Egalisatierekening rente en afschrijving grote bouw
In de rijksbijdrage werkplaatsfunctie is een (genormeerde) vergoeding opgenomen voor rente en afschrijving grote
bouw. Dit deel wordt toegevoegd aan de egalisatierekening rente en afschrijving grote bouw. Tegenover deze vergoe-
ding staan de werkelijke kosten, welke ten laste van de egalisatierekening worden geboekt.
104
IV. Jaarreken
ing
Egalisatierekening à fonds perdu bijdragen in materiële vaste activa
Dit betreft beschikbaar gestelde à fonds perdu bijdragen van het ministerie van OCW en de Vereniging in terreinen,
gebouwen en inventarissen, alsmede investeringen uit met eigen middelen getroffen voorzieningen.
Egalisatierekening deregulering huisvesting academische ziekenhuizen (DHAZ)
Tussen de ministeries OCW, VWS en de NFU is het Convenant DHAZ gesloten inzake de decentralisatie van de plan-
ning en uitvoering van de verschillende instandhoudingsinvesteringen. Het Convenant DHAZ is op 1 januari 2004 in
werking getreden. De oude systematiek wordt afgebouwd en de egalisatierekening DHAZ komt (op termijn) in de
plaats van de egalisatierekening kleine bouwkundige projecten en de egalisatierekening rente en afschrijving grote
bouw. Op grond van dit besluit wordt de vergoeding voor afschrijving, die vast in het budget patiëntenzorg en de
rijksbijdrage werkplaatsfunctie wordt gegeven, onder aftrek van de werkelijke afschrijvingen, aan de egalisatiereke-
ning gedoteerd.
Saldi projecten
Gedurende de looptijd van meerjarige projecten worden de reeds gerealiseerde opbrengsten inclusief ontvangen
voorschotten onder aftrek van gerealiseerde kosten gepassiveerd onder de overige schulden.
Grondslagen van resultaatbepaling
Algemeen
Als prijsgrondslag wordt de historische uitgaafprijs gehanteerd. Voor de vaststelling van het resultaat wordt uitge-
gaan van het baten- en lastenstelsel. Voor zover de materiële vaste activa (waaronder inventarissen) à fonds perdu
alsmede uit voorzieningen worden gefinancierd, worden de afschrijvingen in de resultatenrekening als afschrijvings-
last opgenomen en als bate onder de post afschrijvingen ten laste van de egalisatierekening afschrijving.
De afschrijvingen van de overige materiële vaste activa zijn als last onder de post afschrijvingen opgenomen.
De baten zijn berekend aan de hand van de door het CTG/ZAio goedgekeurde aanvaardbare kosten aangevuld met
intern berekende aanpassingen daarvan. Baten en lasten uit voorgaande jaren die in dit boekjaar zijn geconstateerd,
zijn aan dit boekjaar toegerekend.
Het onder de baten opgenomen wettelijk budget aanvaardbare kosten en daarmee gelijk te stellen middelen zijn
berekend volgens voorschriften voor de bekostiging/subsidiëring. Onder de baten is tevens opgenomen de door het
ministerie van OCW vastgestelde rijksbijdrage en de bijdrage van de VU betreffende de medische faculteit. De overige
opbrengsten zijn gebaseerd op aan derden gefactureerde of doorberekende bedragen voor geleverde goederen en
diensten, eventueel onder aftrek van omzetbelasting en kortingen.
Als buitengewone baten en lasten worden de baten en lasten opgenomen die niet uit de gewone bedrijfsuitoefening
voortvloeien.
105
IV. Jaarreken
ing
106
IV. Jaarreken
ing
Regelingen in het kader van RJ 271
Op 1 maart 2004 is de nieuwe CAO Academische Ziekenhuizen in werking getreden. De kosten van de in deze CAO
opgenomen regelingen werden tot nu toe verantwoord in het jaar van uitbetalen. Met ingang van 2006 is voor alle op
balansdatum bestaande verplichtingen een voorziening gevormd in het kader van ‘voorzieningen voor sociaal beleid’
(RJ 271) te weten seniorenregeling, wachtgelden en jubilea.
Opbrengsten werk voor derden / mutaties saldi projecten
De baten en lasten van derde geldstroom projecten worden ten gunste of ten laste van de exploitatierekening
gebracht in de periode van gereedkomen van het project of een afgerond deel daarvan. Verliezen op lopende projec-
ten worden genomen zodra zij zich manifesteren.
Voorziening groot onderhoud
Ingevolge de invoering van de DHAZ is de noodzaak tot het houden van een voorziening anders dan voor achterstal-
lig onderhoud komen te vervallen.
Voorzieningen RJ 271
Volgens de richtlijnen in het kader van de RJ 271 zijn met ingang van 2006 een tweetal voorzieningen getroffen. Het
betreft voorzieningen voor de wachtgelden en de toekomstige jubileumverplichtingen.
Voor medewerkers in de CAO Academische Ziekenhuizen is een seniorenregeling opgenomen. De voorziening voor
toekomstige verplichtingen uit hoofde van de seniorenregeling is opgesteld met toepassing van actuariële methoden.
Inventaris en apparatuur
Inventaris en apparatuur kleiner dan € 1.000 per eenheid wordt niet geactiveerd maar als last opgenomen in het jaar
van aanschaf.
Rente
De kosten van rente op bouwprojecten in uitvoering (met uitzondering van de kleine bouwprojecten) werden tot en
met 2001 geactiveerd (bouwrente). Op grond van een CTG/ZAio-beleidsregel wordt vanaf 1 januari 2002 rente tijdens
de bouw niet meer geactiveerd.
De rentelasten met betrekking tot de leningen o/g zijn in de resultatenrekening opgenomen onder de post rentelasten.
Segmentatie
Voor de indeling van de geconsolideerde resultatenrekening naar segmenten is de volgende indeling gehanteerd:
• Patiëntenzorg
• Onderwijs en Onderzoek collectief gefinancierd
• Onderwijs en Onderzoek tweede en derde geldstroom
• Overige activiteiten
Het segment Patiëntenzorg alsmede het segment Onderwijs en Onderzoek collectief gefinancierd bevatten de door
middel van de rijksbijdrage en het CTG-budget gefinancierde activiteiten in het kader van de patiëntenzorg en de
werkplaatsfunctie.
Het segment Onderwijs en Onderzoek tweede en derde geldstroom bevat de direct toerekenbare kosten en opbreng-
sten verbonden aan onderzoeksprojecten gefinancierd uit de zogenaamde tweede en derde geldstromen.
Het segment Overige activiteiten bevat de financiële gegevens van de entiteiten zoals genoemd in de grondslagen
van de consolidatie.
107
IV. Jaarreken
ing
IV.5 Toelichting bij de geconsolideerde balans per 31 december 2006 (in € 1.000)
A VASTE ACTIVA
A.1. Materiële vaste activa (in € 1.000)
De specificatie van de boekwaarde van de materiële vaste activa is als volgt:
Materiële vaste activa 31-12-2006 31-12-2005
Terreinen en gebouwen 198.484 195.968
Andere vaste bedrijfsmiddelen 70.415 63.579
Bouwprojecten in uitvoering 25.086 11.310
Totaal materiële vaste activa 293.985 270.857
In deze opstelling zijn de investeringen, gefinancierd volgens de verschillende bekostigingssystematieken, onder één
noemer geplaatst. Voor een nader onderscheid wordt verwezen naar bijlage 1. In bijlage 2 is de verantwoording
DHAZ-middelen 2006 opgenomen.
Verloop van de materiële vaste activa
Terreinen en Andere vaste Bouwprojecten Totaal
gebouwen bedrijfs- in uitvoering materiële
middelen vaste activa
Stand 1 januari
Aanschafwaarde 352.739 130.985 11.310 495.034
Cumulatieve afschrijvingen -156.771 -67.406 0 -224.177
Boekwaarde 195.968 63.579 11.310 270.857
Mutaties boekjaar
Investeringen 17.468 20.879 13.776 52.123
Afschrijvingen -14.618 -14.729 0 -29.347
Totaal 2.850 6.150 13.776 22.776
Desinvesteringen
Aanschafwaarde -1.439 -10.536 0 -11.975
Afschrijvingen 1.105 11.222 0 12.327
Totaal -334 686 0 352
Stand 31 december
Aanschafwaarde 368.768 141.328 25.086 535.182
Cumulatieve afschrijvingen -170.284 -70.913 0 -241.197
Boekwaarde 198.484 70.415 25.086 293.985
108
IV. Jaarreken
ing
Desinvesteringen
Hieronder zijn de correcties op de boekwaarde bij de conversie naar het nieuwe systeem opgenomen.
Investeringen in gebouwen
In het verslagjaar kwamen de volgende projecten gereed:
Investeringen in gebouwen
Dakopbouw B (DHAZ) 4.904
Dakopbouw A (nagekomen) 134
Tijdelijke huisvesting CCA 9.384
Diverse verbouwingen voor eigen rekening 371
Verbouwingen DHAZ 315
Kleine werken DHAZ 1.523
Kleine bouwkundige werken PBA 98
Onderhoud DHAZ 583
Subtotaal VUmc 17.312
Stichting Centrum voor Radio-isotopen Research 156
Totaal 17.468
Projecten in voorbereiding of in uitvoering
Ultimo 2006 zijn de navolgende projecten nog in voorbereiding of in uitvoering:
Omschrijving WZV-type onderhanden nominaal jaar van
t/m 2006 bedrag WZV oplevering
Regionaal GGZ centrum vergunning 214 21.025 2010
Diverse bouwprojecten gefinancierd door derden niet WZV 272
Subtotaal PBA-middelen 486 21.025
Ontsluiting westflank DHAZ 2.526 2010
Onderzoek- en diagnostiekgebouw DHAZ 719 2011
Renovatie VH Oost DHAZ 4.787 2007
Upgraden glazenwasinstallatie DHAZ 1.437 2007
Facelift eetzaal DHAZ 1.829 2007
Herinrichting OK 6e etage DHAZ 2.583 2008
(Her)inrichting hoofdhal DHAZ 1.598 2007
Verhuizing Maag, Lever, Darm afdeling DHAZ 2.635 2007
Aanpassingen i.v.m. brandveiligheid (o.a. deuren) DHAZ 749 2008
Vervanging dakbedekking polikliniek DHAZ 1.074 2007
Diverse kleine bouwkundige werken DHAZ 4.663 2007 e.v.
Subtotaal DHAZ-middelen 24.600
Totaal projecten in uitvoering 25.086
109
IV. Jaarreken
ing
A.2. Financiële vaste activa (in € 1.000)
Financiële vaste activa 2006 2005
Waarborgsommen 40 40
Deelneming Boelevaar Holding BV 424 437
Kosten herfinanciering langlopende leningen 900 1.349
Leningen u/g:
• vorderingen op lange termijn per 1 januari 2.413 1.288
• vorderingen op korte termijn per 1 januari 107 338
Subtotaal 2.520 1.626
• bij: nieuw verstrekte lening 0 1.434
• af: aflossingen 2006 104 -540
Stand per 31 december 2.416 2.520
• af: aflossingen 2007, opgenomen onder kortlopende vorderingen -3 -107
Boekwaarde per 31 december 2.413 2.413
Totaal financiële vaste activa 3.777 4.239
Waarborgsommen
De waarborgsom betreft een depotbedrag bij TPG Post gebaseerd op de gemiddelde factuurwaarde.
Deelneming Boelevaar Holding BV
In juni 1998 is door VU medisch centrum de Boelevaar Holding BV opgericht met een maatschappelijk kapitaal van
€ 91 duizend, waarvan € 18 duizend geplaatst en volgestort. Primaire doelstelling is het oprichten van, het voeren
van beheer over, het deelnemen in, het financieren van, het samenwerken met, het besturen van vennootschappen en
andere ondernemingen en het verlenen van adviezen en andere diensten in het belang van VU medisch centrum. De
vennootschap is ingeschreven bij de Kamer van Koophandel Amsterdam onder nummer 33304336. De directie van
de vennootschap wordt gevormd door de raad van bestuur van VU medisch centrum. Waardering geschiedt tegen de
netto vermogenswaarde. Het resultaat van de deelneming bedroeg in 2006 € 13 duizend negatief.
110
IV. Jaarreken
ing
Kosten herfinanciering langlopende leningen
In 2004 is kans gezien om een groot deel van de bestaande leningenportefeuille te herfinancieren. De kosten van de
herfinanciering, groot € 2,2 miljoen, worden over vijf kalenderjaren verdeeld.
Leningen u/g
lening afsluit- oorspr. totale restvord. resterende aflossings- restschuld restschuld rente %
jaar bedrag looptijd 31-12-06 looptijd bedrag op lange op lange
2007 termijn op termijn
31-12-06 over 5 jaar
SPF 1998 25 10 jaar 16 2 jaar 3 13 0 5,65
SAC 2004 2.400 onbep. 2.400 onbep. 0 2.400 2.400 4,50
Totaal 2.425 2.416 3 2.413 2.400
De lening aan de Stichting Arateus van Cappadocië (SAC) is ter gedeeltelijke financiering van het diabetes onder-
zoekscentrum te Hoorn. De aflossing geschiedt uiterlijk bij de toekomstige verkoop van het pand.
B VLOTTENDE ACTIVA
B.1. Voorraden (in € 1.000)
31-12-2006 31-12-2005
Voorraden:
Centraal magazijn 1.149 578
Centraal sterilisatie magazijn 151 161
Apotheek 1.881 1.565
Medische kunst- en hulpmiddelen 788 580
Emballagemateriaal 22 24
Totaal voorraden 3.991 2.908
Onder de voorraden zijn die voorraden opgenomen die centraal worden beheerd en geregistreerd. Een uitzondering
betreft de voorraad pacemakers en PTCA-materialen, die als medische kunst- en hulpmiddelen staat vermeld.
111
IV. Jaarreken
ing
B.2. Onderhanden werk (in € 1.000)
31-12-2006 31-12-2005
Onderhanden werk:
Onderhanden werk DBC’s segment A 92.811 55.312
Onderhanden werk DBC’s segment B 2.682 1.847
Bevoorschotting -51.524 -53.588
Totaal onderhanden werk 43.969 3.571
De waardering van de openstaande DBC’s van het B-segment is gebaseerd op de kostprijs van de reeds uitgevoerde
verrichtingen, dan wel de lagere declaratiewaarde.
De waardering van de openstaande DBC’s van het A-segment is gebaseerd op de declaratie-waarde per type DBC, dat
wil zeggen de kosten - en honorariumdelen van het CTG/ZAio-tarief plus het opslag (sluit)tarief. De typen (en aantal-
len) DBC’s zijn bepaald naar de stand per ultimo 2006, d.w.z. de DBC’s zijn afgeleid vanuit de basisgegevens zoals
die ultimo 2006 bekend waren.
Het onderhanden werk komt voor het B-segment uit op € 2,7 mln en voor het A-segment op € 92,8 mln. Circa 54%
van dit bedrag was ultimo 2006 gedekt door voorschotten van verzekeraars. Ultimo 2005 was dit circa 94%. De ster-
ke stijging is veroorzaakt door de stijging van het opslag (sluit)tarief.
112
IV. Jaarreken
ing
B.3. Vorderingen (in € 1.000)
31-12-2006 31-12-2005
Rekening-courantverhouding met Stichting Specialistenrekening 0 -42
Rijksbijdrage werkplaatsfunctie -9 0
Vorderingen op debiteuren
Debiteuren 55.058 40.035
Te factureren vergoedingen 6.219 19.814
Voorziening dubieuze debiteuren -3.251 -3.478
Subtotaal vorderingen op debiteuren 58.026 56.371
Bevoorschotting 0 0
Totaal vorderingen op debiteuren 58.026 56.371
Andere kortlopende vorderingen
Vooruitbetaald op bestellingen 778 2.371
Overige kortlopende vorderingen 421 452
Totaal andere kortlopende vorderingen 1.199 2.823
Korte-termijndeel financiële vaste activa 131 114
Transitoria debiteuren 2.646 1.881
Totaal vorderingen en overlopende activa 61.993 61.147
In het totaal van de vorderingen en overlopende activa zijn ook de van de Vrije Universiteit te vorderen posten opge-
nomen ter grootte van € 1,6 miljoen.
Rijksbijdrage werkplaatsfunctie 2006 2005
Saldo per 1 januari 0 0
Rijksbijdrage werkplaatsfunctie 55.938 54.976
Totaal 55.938 54.976
Door het ministerie van OCW uitgekeerd in het kalenderjaar 55.947 54.976
Saldo per 31 december -9 0
113
IV. Jaarreken
ing
Vorderingen op debiteuren
Vorderingen op debiteuren Openstaand Openstaand
per per
01-03-2007 31-12-2006 01-03-2006 31-12-2005
Ouderdom < 1/2 jaar 6.308 51.953 7.799 34.986
Ouderdom 1/2 - 1 jaar 545 764 1.121 1.280
Ouderdom 1 - 2 jaar 1.040 1.315 1.186 1.523
Ouderdom 2 - 3 jaar 517 517 514 815
Ouderdom > 3 jaar 509 509 1.398 1.431
Totaal debiteuren 8.919 55.058 12.018 40.035
Te factureren vergoedingen 6.219 19.814
Totaal 61.277 59.849
De krediettermijn is gedaald van 66 dagen in 2005 naar 45 dagen in 2006.
Voorziening dubieuze debiteuren 2006 2005
Saldo per 1 januari 3.478 2.508
Af: in het boekjaar ten laste van de voorziening gebracht -1.513 -1.062
Bij: in het boekjaar aan de voorziening toegevoegd ten laste van de resultatenrekening 1.286 2.032
Saldo per 31 december 3.251 3.478
De algemene rekenregel voor het bepalen van de voorziening is als volgt: de vorderingen per 31 december 2006 met
een looptijd langer dan één jaar worden voor 100% als dubieus aangemerkt en de vorderingen van de kostendelen
met een looptijd van een halfjaar tot één jaar voor 50%. Indien nodig worden grote posten, in afwijking van de regel,
individueel beoordeeld.
114
IV. Jaarreken
ing
C GROEPSVERMOGEN (in € 1.000)
Het verloop van het groepsvermogen in het boekjaar is als volgt:
31-12-2005 31-12-2005 resultaat 31-12-2006
enkelvoudig gecon- 2006
solideerd
Collectief gefinancierd gebonden vermogen
• Reserve patiëntenzorg, onderwijs, onderzoek en
ontwikkeling 4.013 4.013 2.855 6.868
Totaal collectief gefinancierd gebonden vermogen 4.013 4.013 2.855 6.868
Niet collectief gefinancierd vrij vermogen
• Algemene reserve 418 8.098 2.458 10.556
• Specifieke reserve o & o 10.369 10.369 0 10.369
Totaal niet collectief gefinancierd vrij vermogen 10.787 18.467 2.458 20.925
Totaal eigen vermogen 14.800 22.480 5.313 27.793
Vermogensmutaties per 1 januari 2006
Met ingang van boekjaar 2006 is de Stichting Centrum voor Radio-isotopen Research in de boeken van VU medisch
centrum opgenomen. De algemene reserve van de Stichting per 31 december 2005, € 7,7 miljoen, is opgenomen in
de algemene reserve van VU medisch centrum.
C.1. Collectief gefinancierd gebonden vermogen
Reserve patiëntenzorg, onderwijs, onderzoek en ontwikkeling
Dit betreft de algemene reserve voor de gecumuleerde resultaten uit patiëntenzorg, onderwijs, onderzoek en ontwik-
keling.
C.2. Niet collectief gefinancierd vrij vermogen
Algemene reserve
Dit betreft de gecumuleerde resultaten van de deelneming Boelevaar Holding BV. Afgeboekt is het negatieve resultaat
2006 van de deelneming ad € 13 duizend. Per ultimo 2005 is de algemene reserve van de Stichting Centrum voor
Radio-isotopen Research toegevoegd. Het positieve resultaat van de Stichting over 2006 ad € 2,5 miljoen is toege-
voegd.
Specifieke reserve o & o
Dit betreft gecumuleerde resultaten voor de vervanging van apparatuur, voor het ontwikkelen van innovaties en overi-
ge bestemmingen van resultaten op derde geldstroomactiviteiten en specifieke bedrijfsmatige activiteiten, specifiek
te benutten door de projectleiders. Er is geen resultaat 2006 dat betrekking heeft op tweede en derde geldstroom
onderwijs en onderzoek.
115
IV. Jaarreken
ing
In het administratief afsluiten van projecten met behulp van het nieuwe financiële systeem zijn achterstanden opge-
treden. Het berekende positieve resultaat van 2006 is € 0,8 miljoen, echter, vanwege onzekerheden is voor hetzelfde
bedrag een voorziening getroffen zodat per saldo het projectresultaat nihil is.
D EGALISATIEREKENING AFSCHRIJVINGEN (in € 1.000)
Het verloop van de egalisatierekeningen in het boekjaar is als volgt:
onttrek-
31-12-2005 dotaties kingen 31-12-2006
Egalisatierekening
• Apparatuurbijdragen derden 5.642 6.614 1.560 10.696
• Kleine bouwkundige projecten 6.997 1.823 1.683 7.137
• Rente en afschrijving grote bouw, 2006 6.783 2.816 2.088 7.511
• À fonds perdu bijdragen in bouw,
eerste inrichting en inventaris. 61.377 0 5.427 55.950
• Deregulering huisvesting academische ziekenhuizen
(DHAZ), 2006 485 1.768 599 1.654
Totaal 81.284 13.021 11.357 82.948
Egalisatierekening apparatuurbijdragen derden
Vanaf 1988 worden de bijdragen van derden voor investeringen in apparatuur ten gunste van deze egalisatierekening
gebracht. De jaarlijkse vrijval ten gunste van de resultatenrekening is gelijk aan de afschrijvingslast van het met geld
van derden gefinancierde deel van de apparatuur.
Egalisatierekening kleine bouwkundige projecten
Ingaande 1991 is in overleg tussen de ministeries van VWS en OCW overeengekomen om bouw-projecten (tussen
€ 0,1 miljoen en € 2,3 miljoen) per project te verantwoorden in een egalisatierekening kleine bouwkundige projec-
ten. Op grond van dit besluit wordt de vergoeding voor afschrijving, die vast in het budget patiëntenzorg en de rijks-
bijdrage werkplaatsfunctie wordt gegeven, ten gunste van deze egalisatierekening geboekt. Voor 2006 bedroeg deze
€ 1,8 miljoen. Dit bedrag is gebaseerd op een taakstellend investeringsbudget van € 1,4 miljoen voor 1991,
€ 1,6 miljoen voor 1992 en € 2,3 miljoen jaarlijks voor de jaren 1993 tot en met 2003. Vanaf 2004 is dit budget
opgenomen in de regeling DHAZ. De totale dotatie heeft plaatsgevonden via terrein- en gebouwgebonden kosten.
Daarnaast werden middelen toegevoegd voor bouwprojecten kleiner dan € 2,3 miljoen die niet uit de daarvoor
bestaande regelingen kunnen worden gefinancierd (Investeringsplan Academische Ziekenhuizen). De afschrijvingslas-
ten van de voltooide projecten zijn ten laste van de egalisatierekening gebracht.
Ingaande 2006 is over het beginsaldo rente aan deze egalisatierekening toegevoegd (€ 0,3 miljoen).
116
IV. Jaarreken
ing
Egalisatierekening rente en afschrijving grote bouw
Vanaf 1991 geldt het stelsel van genormeerde toewijzing voor rente- en afschrijvingslasten.
Ingaande 2006 is over het beginsaldo rente aan deze egalisatierekening toegevoegd (€ 0,3 miljoen).
Tegenover deze vergoeding staan de werkelijke lasten welke voor een deel in latere jaren worden geboekt. Dit deel is
in deze egalisatierekening opgenomen volgens onderstaand overzicht.
norm- werkelijke
bijdrage lasten saldo
t/m 2001 16.042 10.895 5.147
2002 2.060 1.600 460
2003 2.077 1.554 523
2004 2.691 2.249 442
2005 2.326 2.115 211
2006 2.815 2.087 728
Totaal 28.011 20.500 7.511
Egalisatierekening à fonds perdu bijdragen in bouw, eerste inrichting en inventaris
De tot 1988 door het ministerie van OCW beschikbaar gestelde middelen voor à fonds perdu financiering van de
vaste activa zijn enerzijds onder materiële vaste activa en anderzijds als egalisatierekening afschrijvingen verant-
woord op de balans. Hetzelfde gebeurde met het aandeel in de financiering van de vaste activa van de Vereniging
voor christelijk wetenschappelijk onderwijs en de investeringen in apparatuur uit eigen voorzieningen.
Door de Vereniging voor christelijk wetenschappelijk onderwijs werd tijdens de bouw van het ziekenhuis en het oplei-
dingscentrum een bedrag van € 1,3 miljoen geïnvesteerd.
De jaarlijkse afschrijvingen worden voor gelijke bedragen zowel op de vaste activa als op de egalisatierekening
afschrijving afgeboekt en beïnvloeden daardoor het resultaat niet.
31-12-2006 31-12-2005
• De bijdragen à fonds perdu door het ministerie van OCW ten behoeve van de financiering
van gebouwen, installaties en terreinen 55.870 61.279
• Aandeel van de Vereniging voor christelijk wetenschappelijk onderwijs in de financiering van
het ziekenhuis en het opleidingscentrum 80 98
Totaal egalisatierekening à fonds perdu bijdragen in bouw, eerste inrichting en inventaris 55.950 61.377
Egalisatierekening deregulering huisvesting academische ziekenhuizen (DHAZ)
Tussen de ministeries van OCW, VWS en de NFU is het Convenant DHAZ gesloten inzake de decentralisatie van de
planning en uitvoering van de verschillende instandhoudingsinvesteringen. Het Convenant DHAZ is op 1 januari 2004
in werking getreden. De oude systematiek wordt afgebouwd en de egalisatierekening DHAZ komt (op termijn) in de
plaats van de egalisatierekening kleine bouwkundige projecten en de egalisatierekening rente en afschrijving grote
bouw. Op grond van dit besluit wordt de vergoeding voor afschrijving, die vast in het budget patiëntenzorg en de
rijksbijdrage werkplaatsfunctie wordt gegeven, ten gunste van deze egalisatierekening geboekt. Daarnaast wordt de
rentevergoeding door het ministerie van OCW ten gunste van deze rekening geboekt. De werkelijke afschrijvings- en
rentelasten komen ten laste van de egalisatierekening.
Ingaande 2006 is over het beginsaldo rente aan deze egalisatierekening toegevoegd (€ 19 duizend).
117
IV. Jaarreken
ing
E VOORZIENINGEN (in € 1.000)
31-12-2005 dotaties onttrek- 31-12-2006
kingen
• Onderhoud en aanvulling terreinen, gebouwen en
installaties 2.656 0 183 2.473
• Sociale- en reorganisatiekosten 500 2.227 0 2.727
• Ziekterisico 398 1.397 883 912
• Compensatieregeling IZA-AZ 1.008 0 713 295
• Lustrum 100 0 100 0
• Seniorenregelingen 5.000 -969 0 4.031
• Werkloosheidsregelingen 0 3.000 0 3.000
• Ambtsjubilea 0 2.100 0 2.100
• Amovering cyclotron, claims afnemers etc. 243 395 0 638
Totaal 9.905 8.150 1.879 16.176
Voorziening onderhoud en aanvulling terreinen, gebouwen en installaties
Door de invoering van de DHAZ is de noodzaak tot het houden van een voorziening anders dan voor achterstallig
onderhoud komen te vervallen. Het eindsaldo is in overeenstemming met de actuele stand van het uitgestelde onder-
houd.
Voorziening sociale- en reorganisatiekosten
De voorziening wordt gebruikt voor uitgaven die samenhangen met reorganisaties als gevolg van de meerjaren-
bezuinigingsoperatie ‘Gerichte Groei’. De reguliere dotatie van € 0,2 miljoen is in de resultatenrekening verantwoord
onder de post dotaties voorzieningen. In 2006 werd een aanvulling van € 2,0 miljoen gedoteerd, vanwege de nood-
zakelijke structurele bezuinigingen ingaande 2007 als antwoord op de door het ministerie van VWS opgelegde bud-
getkorting.
Voorziening ziekterisico
Deze voorziening is gevormd in verband met het ziekteverzuimrisico van personeel op derde-geldstroomprojecten.
De dotatie is in de resultatenrekening verantwoord onder de post dotatie voorzieningen.
Voorziening compensatieregeling IZA-AZ
In het kader van de CAO voor Academische Ziekenhuizen is een collectieve verplichte ziektekostenverzekering voor
werknemers afgesloten bij IZA-AZ. Werknemers, die hierdoor meer premie zijn gaan betalen, worden hiervoor tijdelijk
gecompenseerd middels een overbruggingsregeling.
Deze voorziening is bestemd voor de op grond van deze regeling te verwachten uitgaven. De voorziening zal mid-
dels jaarlijkse onttrekkingen in de periode tot en met 2007 ten gunste van het resultaat worden afgebouwd.
Voorziening lustrum
Deze voorziening is in 2006 gebruikt voor het lustrum van VU medisch centrum in 2006.
Regelingen in het kader van RJ 271
Deze voorziening is gevormd voor de per balansdatum bestaande verplichtingen in het kader van ‘voorzieningen
voor sociaal beleid’ (RJ271). Hierin zijn begrepen: seniorenregeling € 4,0 miljoen, jubilea € 2,1 miljoen en wachtgeld
€ 3,0 miljoen.
118
IV. Jaarreken
ing
F LANGLOPENDE SCHULDEN (in € 1.000)
Langlopende schulden
nr. afsluit- oorspr. totale restschuld resterende aflossings- restschuld restschuld rente %
jaar bedrag looptijd 31-12-06 looptijd bedrag op lange op lange
2007 termijn op termijn
31-12-06 over 5 jaar
1 1990 2.042 20 jaar 408 4 jaar 102 306 0 5,40
2 1992 9.076 20 jaar 2.723 6 jaar 454 2.269 0 5,55
3 1993 22.008 20 jaar 10.245 7 jaar 1.464 8.781 1.461 4,26
4 1995 10.891 40 jaar 7.896 29 jaar 272 7.624 6.264 3,19
5 1996 4.538 40 jaar 3.389 30 jaar 113 3.276 2.711 4,05
6 1997 2.723 40 jaar 2.084 31 jaar 68 2.016 1.676 2,86
7 1997 13.613 10 jaar 851 1 jaar 851 0 0 2,58
8 1998 4.538 40 jaar 3.559 32 jaar 113 3.446 2.881 3,10
9 1998 3.630 20 jaar 2.065 12 jaar 182 1.883 973 3,05
10 1998 9.983 10 jaar 1.372 2 jaar 998 374 0 2,71
11 2001 4.197 10 jaar 2.099 5 jaar 420 1.679 0 5,04
12 2001 18.151 10 jaar 8.168 5 jaar 1.815 6.353 0 5,45
13 2004 20.000 10 jaar 14.750 8 jaar 2.000 12.750 2.750 3,38
14 2004 23.000 20 jaar 19.981 18 jaar 1.150 18.831 13.081 3,54
15 2004 42.000 40 jaar 39.244 38 jaar 1.050 38.194 32.944 3,53
16 2006 5.000 10 jaar 4.750 10 jaar 500 4.250 1.750 4,06
17 2006 35.000 40 jaar 34.562 40 jaar 875 33.687 29.312 4,22
Totaal 230.390 158.146 12.427 145.719 95.803
Naast de reguliere aflossing is er in 2006 extra afgelost op een aantal leningen i.v.m. een stelselwijziging bij de
bank. Hier was een bedrag van in totaal € 0,9 miljoen mee gemoeid. In 2006 zijn er nieuwe leningen aangegaan
voor € 40,0 miljoen. Van deze leningen is er in 2006 reeds € 0,7 miljoen afgelost. Het in 2007 af te lossen bedrag
van € 12,4 miljoen is in mindering gebracht op de restschuld van € 158,1 miljoen en opgenomen onder ‘kortlopen-
de schulden’. De leningen 1, 2, 3, 4, 5, 6, 8, 9, 11, 12, 14, 15 en 17 werden aangetrokken ter financiering van investe-
ringen in gebouwen. De leningen 7, 10, 13 en 16 werden aangetrokken ter financiering van inventaris en apparatuur.
Alle leningen worden lineair afgelost. Lening 1 en 11 vallen onder de zogenoemde rijksgarantie.
Voor wat de looptijden, en dus de aflossingsverplichtingen betreft, wordt rekening gehouden met de afschrijvingster-
mijnen volgens de richtlijnen van het CTG/ZAio.
Als voorwaarde voor de beschikbaarstelling van geld voor bouwprojecten is de goedkeuring van het ministerie van
VWS vereist. Daarnaast geldt een negatieve pledge/pari passu en cross default verklaring. Dat wil zeggen dat VU
medisch centrum geen zekerheden aan anderen verschaft, tenzij onder aanbieding van deze zekerheid (gelijk in
soort en waarde) aan bovengenoemde banken.
119
IV. Jaarreken
ing
G KORTLOPENDE SCHULDEN (in € 1.000)
Kortlopende schulden en overlopende passiva 31-12-2006 31-12-2005
• Crediteuren 21.129 17.553
• Transitoria crediteuren 10.609 4.980
• Schulden aan kredietinstellingen -7.901 82.848
• Belastingen en premies sociale verzekeringen 14.685 13.824
• Te betalen salarissen 3.881 1.520
• Te betalen vakantiedagen, vakantiegeld en interim-uitkering 14.284 12.815
• Aflossingsverplichtingen 12.427 13.559
• Overige schulden 17.336 13.805
Totaal 86.450 160.904
In het totaal van de kortlopende schulden en overlopende passiva zijn aan de Vrije Universiteit te betalen posten
opgenomen voor € 6,7 miljoen.
Schulden aan kredietinstellingen 31-12-2006 31-12-2005
• ABN AMRO Bank N.V. rekening-courant -11.610 7.783
• C en E Bankiers N.V. rekening-courant 9.342 36.222
• Postbank rekening-courant -95 -7.789
• ING Bank N.V. rekening-courant Stichting CRR -5.538 -3.368
• ABN AMRO Bank N.V. kasgeldlening 0 25.000
• C en E Bankiers N.V. kasgeldlening 0 25.000
Totaal -7.901 82.848
In de loop van het jaar 2006 zijn de kasgeldleningen binnen het ter beschikking gestelde krediet kasgeldleningen op
te nemen, geheel afgelost.
Belastingen en premies sociale verzekeringen
Dit betreft de nog te betalen loonheffing, omzetbelasting en premies sociale verzekeringen. De stijging van de nog te
betalen belastingen en premies sociale verzekeringen wordt voornamelijk veroorzaakt door de algehele stijging van
de salarislasten.
Te betalen salarissen
Dit betreft nog te betalen salariscomponenten overwerk, onregelmatigheidstoeslag etc. De stijging wordt voorname-
lijk veroorzaakt door de reservering van de werkgeversbijdrage inzake levensloop 2006 van € 2,0 miljoen, die in
januari 2007 is uitbetaald.
Te betalen vakantiedagen en vakantiegeld
Volgens de Regeling Jaarverslaggeving Zorginstellingen zijn de nog te betalen vakantiegelden over de periode juni tot
en met december opgenomen onder de kortlopende schulden. Tevens is er, naar aanleiding van deze regeling een
verplichting opgenomen voor het saldo vakantiedagen ultimo 2006. De stijging wordt voornamelijk veroorzaakt door
de toename van het saldo vakantiedagen met € 1,1 miljoen.
120
IV. Jaarreken
ing
Aflossingsverplichtingen
De aflossingsverplichtingen voor het jaar 2007 op de langlopende schulden zijn hier als schuld op korte termijn
opgenomen.
Overige schulden 31-12-2006 31-12-2005
Saldi projecten 13.014 10.737
Verplichtingen voor inrichtingskosten kliniek 1.474 1.563
Overig 2.848 1.505
Totaal 17.336 13.805
121
IV. Jaarreken
ing
H Financieringsoverschot (in € 1.000)
2006 2005
Berekend wettelijk budget:
Kostendeel 232.973 214.977
Rente en afschrijvingen investeringen 20.234 21.623
Artskosten 35.351 34.642
Klinische genetica 6.885 6.832
Totaal budget 295.443 278.074
Vergoedingen ter dekking van het wettelijk budget:
DBC-A segment 215.780 91.447
Onderhanden werk DBC-A segment 37.499 55.311
DBC-B segment (kapitaalslasten) 346 176
Academische component 54.821 53.349
Overige vergoedingen 28.054 18.732
Klinische genetica 0 -79
Totaal vergoedingen 336.500 218.936
Overdekking 2006 – Onderdekking 2005 41.057 -59.138
Het saldo nog in tarieven te verrekenen tot en met vorig boekjaar -51.565 11.692
Facturering onderdekking 2005 59.137 0
Nadere herberekening budget over voorgaande jaren 0 -2.566
Overname saldo SKGA 0 -1.553
Saldo te verrekenen per 31 december 48.629 -51.565
De nacalculaties tot en met 2002 zijn door het CTG/ZAio in de rekenstaat verwerkt.
De onderdekking van € 59,1 miljoen over 2005 werd in 2006 bij de zorgverzekeraars in rekening gebracht.
De grote onderdekking in 2005 en de overdekking in 2006 wordt veroorzaakt door het grillig verloop van het
opslagpercentage.
Het opslag (sluit)percentage heeft het volgende verloop:
Februari 2005 76,98%
Oktober 2005 54,81%
Januari 2006 86,63%
Februari 2006 88,30%
September 2006 136,40%
Oktober 2006 152,10%
Januari 2007 120,39%
April 2007 58,16% en wordt in juli 2007 49,31%
122
IV. Jaarreken
ing
IV.6 Toelichting bij de geconsolideerde resultatenrekening over 2006 (in € 1.000)
A BEDRIJFSOPBRENGSTEN
A.1. Wettelijk budget (in € 1.000)
2006 2005
Budget patiëntenzorg, kostendeel en artskosten / honorarium 295.443 278.074
DBC-B segment 3.461 882
Rijksbijdrage werkplaatsfunctie 55.938 54.976
Rijksbijdrage faculteit geneeskunde algemeen 35.541 33.996
Specialistenopleiding 719 624
Onderwijs dienstverlening andere faculteiten 1.186 924
Totaal budget 392.288 369.476
Het budget patiëntenzorg is als volgt opgebouwd:
2006
Budget patiëntenzorg 2005 278.074
Mutaties op grond van:
Productieafspraken 2006 11.634
Klinische genetica 53
Overheidsbijdrage in de arbeidskostenontwikkeling 3.466
Prijsindexatie materiële kosten 1.800
Beleidsmaatregelen overheid:
Artsen in opleiding tot specialist (AIOS) 1.614
Herallocatie 320
Arbeidsmarktbeleid -61
Demogroei 523
Prestatiecontract / convenantskorting 378
Schoning DBC-B segment 21
2.795
Nacalculeerbare kapitaalslasten:
Rente -1.221
Afschrijvingen -110
-1.331
Overige mutaties -1.048
Budget patiëntenzorg 2006 295.443
123
IV. Jaarreken
ing
De samenstelling van het budget patiëntenzorg is als volgt:
2006 2005
Personele en materiële lasten 250.963 221.581
Rente 6.890 8.111
Afschrijving 13.573 13.740
Artskosten 24.017 34.642
Totaal budget patiëntenzorg 295.443 278.074
De daling van de post Artskosten is het gevolg van de verschuiving van de vergoeding voor opleidingsplaatsen (AIOS-
sen) naar de post personele en materiële lasten.
Het budget patiëntenzorg 2006 is als volgt berekend:
2005
Budget patiëntenzorg volgens CTG/ZAio-rekenstaat 12 maart 2007 282.155
Nog te verwerken:
Rentenormeringsbalans -1.221
Uitbreiding Artsen in opleiding (AIOS) 4.734
Uitbreiding specialistenformatie radiotherapie 1.055
Demogroei 523
Afschrijvingslasten -227
Correctie cyclers -31
Realisatie dure geneesmiddelen 948
Paraatheid MMT 276
Overig, inclusief kosten alliantievorming 346
Totaal nog te verwerken door CTG 6.403
Klinische genetica 6.885
Totaal budget patiëntenzorg 295.443
A.2. Overige bedrijfsopbrengsten (in € 1.000)
2006 2005
Zorgprestaties tussen instellingen (WDS) 2.679 2.548
Overige dienstverlening 69.671 60.613
Overige opbrengsten -243 2.966
Overige personele subsidies 1.329 1.280
Totaal 73.436 67.407
De totale overige bedrijfsopbrengsten zijn ten opzichte van 2004 met € 6,0 miljoen toegenomen, met name als gevolg van
opbrengsten uit overige dienstverlening.
124
IV. Jaarreken
ing
Overige dienstverlening 2006 2005
Algemene en administratieve diensten 952 1.058
Doorberekende huren 1.748 139
Exploitatie projecten laboratoria 2.628 1.534
Maaltijdvergoedingen 1.053 1.096
Personele activiteiten ten behoeve van derden 2.278 -1.033
Vergoedingen projecten 49.414 47.531
Netto omzet Stichting Centrum voor Radio-isotopen Research 7.836 7.336
Vergoeding materiaalkosten onderwijs en onderzoek 57 8
Vergoeding opleidingen ten behoeve van derden 2.639 2.040
Universitaire huisartsenpraktijk 358 134
Overig 708 770
Totaal 69.671 60.613
Met ingang van 2006 worden hier mede verantwoord de doorberekende huren aan Stichting Cancer Center
Amsterdam. De vergoedingen projecten ten bedrage van € 49,4 miljoen geven weer wat VU medisch centrum aan
opbrengsten in 2006 heeft ontvangen van projecten die door derden worden gefinancierd. Deze opbrengst heeft
betrekking op nog lopende èn afgeronde projecten. De ontvangen vergoedingen 2006 zijn € 1,8 miljoen ofwel 4%
hoger dan 2005.
De netto omzet Stichting Centrum voor Radio-isotopen Research betreft de aan derden in rekening gebrachte bedra-
gen voor geleverde goederen en diensten onder aftrek van kortingen.
Overige opbrengsten 2006 2005
Overige baten (+) en lasten (–)
Andere baten en lasten -3 86
Baten en lasten voorgaande boekjaren -240 2.880
Totaal -243 2.966
125
IV. Jaarreken
ing
B BEDRIJFSLASTEN
B.1. Personeelskosten
B.1.1. Gemiddelde personeelsbezetting (in fte)
2006 2005
Personeel algemene en administratieve functies 1.115,0 1.106,6
Personeel hotelfuncties 298,7 309,7
Personeel patiëntgebonden functies: 0 0
- management en staf 24,7 33,8
- personeel medische elektronica en revalidatie techniek 53,3 55,9
- personeel onderzoeksfuncties 592,5 572,2
- personeel behandel en ondersteunende functies 244,5 234,7
- personeel psychosociale, behandel- en begeleidende functies 27,4 34,7
- verpleegkundig, opvoedkundig en verzorgend personeel 1.048,2 1.039,9
- medische en sociaal-wetenschappelijke functies 1.413,8 1.378,7
Leerlingverpleegkundig personeel 72,3 71,7
Personeel terrein en gebouwgebonden functies 31,9 40,1
Totaal 4.922,3 4.878,0
In de tabel is het personeel (personeel in loondienst en uitzendkrachten) verdeeld naar de diverse functiecategorieën.
De opstelling is inclusief personeel toegerekend aan 3e geldstroom projecten. De personele bezetting in 2006 is ten
opzichte van de bezetting in 2005 met 44,3 fte toegenomen voor alle functiecategorieën tezamen. De stijging is gro-
tendeels toe te rekenen aan de 3e geldstroom.
In de categorie algemene en administratieve functies is het personeel in loondienst bij Stichting Centrum voor Radio-
isotopen Research opgenomen (2006: 26 fte, 2005: 24 fte).
126
IV. Jaarreken
ing
B.1.2. Personele lasten (in € 1.000)
2006 2005
411 Personeel algemene en administratieve functies 43.757 42.437
412 Personeel hotelfuncties 9.426 9.694
413 Personeel patiëntgebonden functies:
- management en staf 1.043 1.311
- personeel medische elektronica en revalidatie techniek 2.179 2.205
- personeel onderzoeksfuncties 21.229 19.523
- personeel behandel en ondersteunende functies 8.686 8.296
- personeel psychosociale, behandel- en begeleidende functies 1.180 1.438
- verpleegkundig, opvoedkundig en verzorgend personeel 43.883 42.038
- medische en sociaal-wetenschappelijke functies 99.812 94.723
414 Leerlingverpleegkundig personeel 1.918 1.868
415 Personeel terrein en gebouwgebonden functies 1.446 1.728
Totaal salarissen personeel in loondienst 234.559 225.261
416 Afdracht honorariumbudget aan Stichting Specialistenrekening 603 594
417 Stagiaires 325 270
418 Vergoedingen personeel niet in loondienst:
Uitzendkrachten 4.561 2.916
Overig 5.239 5.443
Totaal salarissen en vergoedingen 245.287 234.484
422 Sociale lasten 43.195 43.267
Uitkering na ontslag en hieraan gerelateerde kosten 2.972 7.141
46.167 50.408
423 Andere personeelskosten 11.238 7.495
Totaal 302.692 292.387
De salarissen van personeel in loondienst zijn in 2006 gestegen met € 9,3 miljoen ten opzichte van 2005. Deze stij-
ging is onder te verdelen in € 2,0 miljoen als gevolg van een stijging van het aantal fte’s en € 7,3 miljoen als gevolg
van stijging van de salariskosten. De stijging van de salariskosten is het gevolg van de verhoging van de schaalsala-
rissen per 01-04-2006 met 1,5%, de werkgeversbijdrage per 01-01-2006 in de levensloop van 1,1% en de werking van
het jaarlijkse anciënniteiteffect.
Bij de uitzendkrachten zijn de kosten met € 1,6 miljoen toegenomen.
De daling in sociale lasten van € 4,2 miljoen is voor € 2,7 het gevolg van een daling van het gemiddelde percentage
sociale lasten daartegen over staat een toename van € 2,0 als gevolg van de stijging van de bezetting daarnaast is
de daling het gevolg van lager kosten inzake wachtgelden.
De stijging van de andere personeelskosten met € 3,7 miljoen is voornamelijk veroorzaakt door hogere mutatie
vakantiedagen (€ 1,1 miljoen), hogere functiegebonden kosten (€ 0,4 miljoen) en hogere opleidingskosten (€ 0,8
miljoen).
127
IV. Jaarreken
ing
Afdracht honorariumbudget aan Stichting Specialistenrekening
Dit betreft het honorariumbudget medisch specialistische activiteiten met betrekking tot het specialisme mondziek-
ten en kaakchirurgie.
Bezoldiging van bestuurders en toezichthouders
De bezoldiging van de bestuurders van VU medisch centrum is schematisch als volgt:
Naam prof. dr. prof. dr.
drs. E.B. Mulder T.J.F. Savelkoul E.A. van der Veen
2006 2005 2006 2005 2006 2005
Functie voorzitter lid lid
In dienst van 01-01 01-01 01-01 01-01 01-01 01-01
tot 31-12 31-12 31-12 31-12 31-12 31-12
Bruto-salarissen 181.694 185.483 167.212 169.936 164.454 167.014
Werkgeversdeel sociale lasten 342 425 342 349 342 349
Pensioenen en soortgelijke vergoedingen 31.449 35.064 25.356 31.577 25.356 31.576
Leasekosten auto 16.749 19.947 19.524 21.669 16.631 19.536
Onkostenvergoedingen 3.300 3.300 3.000 3.000 3.000 3.000
Totaal 233.534 244.219 215.434 226.531 209.783 221.475
Belastbaar loon 172.824 162.316 162.797 149.865 158.615 146.943
Cataloguswaarde lease auto 54.355 44.600 57.071 43.505 47.200 47.200
128
IV. Jaarreken
ing
Nevenfuncties van bestuurders
Voorzitter drs. E.B. Mulder
• vice voorzitter Raad van Toezicht Vereniging Nationaal Reumafonds te Amsterdam
• voorzitter Raad van Toezicht Nederlands Huisartsen Genootschap te Utrecht
• lid Raad van Commissarissen LTP advies B.V.
Lid prof.dr. T.J.F. Savelkoul
• bestuurslid Commissie van Uitvoering Medisch Specialisten Registratie Commissie (MSRC)
• hoogleraar stralingshygiëne (0-aanstelling) LUMC
• lid van de Gezondheidsraad (GR)
• lid van de Beraadsgroep Stralingshygiëne (GR)
• lid programmacommissie Kwaliteitsverbeterprogramma Rampenopvang Ziekenhuizen ZON MW
• lid raad van bestuur Stichting Palliatieve Zorg “KURIA”
• voorzitter bestuur Nederlandse Stichting voor het Dove en Slechthorende Kind (NSDSK)
Lid / decaan prof.dr. E.A. van der Veen
• lid stuurgroep Modernisering Opleidingen en Beroepen in de Gezondheidszorg (MOBG)
129
IV. Jaarreken
ing
Voor de bezoldiging van de leden van de raad van toezicht en gewezen leden van de raad van toezicht kwam in 2006
een bedrag van € 33.339 ten laste van VU medisch centrum:
Bezol- Belast- Bezol- Belast-
diging baar loon diging baar loon
Naam Functie 2006 2005
prof. drs. P. Bouw voorzitter 6.429 6.429 6.429 6.429
van 01-01-05 tot 31-12-06
mr. drs. L.C. Brinkman vice-voorzitter 5.672 5.672 5.672 5.672
van 01-01-05 tot 31-12-06
drs. J.M. Bleichrodt lid 4.916 4.916 4.916 4.916
van 01-01-05 tot 31-12-06
dr. B. Sangster lid 0 0 4.916 4.916
van 01-01-05 tot 31-12-05
prof. dr. P.M.E. Volten lid 0 0 4.916 4.916
van 01-01-05 tot 31-12-05
Mr. A.A. Westerlaken lid 0 0 4.916 4.916
van 01-01-05 tot 31-12-05
I.E.E. van der Dussen lid 4.916 4.916 4.916 4.916
van 01-01-05 tot 31-12-06
drs. A. de Widt-Nieuwenhuizen lid 5.672 5.672 5.105 5.105
van 01-01-05 tot 30-09-05;
vice-voorzitter
van 01-10-05 tot 31-12-06
D.J. Terpstra vice-voorzitter 0 0 1.891 1.891
van 01-01-05 tot 30-04-05
Ir. R. Willems lid 2.048 2.048 0 0
van 01-08-06 tot 31-12-06
L. Bikker lid 2.048 2.048 0 0
van 01-08-06 tot 31-12-06
F.J. Paas lid 1.638 1.638 0 0
van 01-09-06 tot 31-12-06
33.339 33.339 43.677 43.677
130
IV. Jaarreken
ing
B.1.3. Sociale lasten (in € 1.000)
2006 2005
Loonsom 234.559 100% 225.261 100%
Premiegevoelige sociale lasten:
- premie ziektekosten 10.414 4,44% 7.351 3,26%
- pensioenkosten 30.620 13,05% 35.462 15,75%
- premie WAO 9.776 4,17% 9.586 4,26%
- pseudo-premies -4.333 -1,85% -5.148 -2,29%
Totaal premies 46.477 19,81% 47.251 20,98%
Uitkering na ontslag en hieraan gerelateerde kosten 2.972 7.141
Ontvangen ZW/WAO -2.870 -3.267
Overig – niet premie gevoelig -412 -717
Totaal 46.167 50.408
Het percentage premiegevoelige sociale lasten is in totaal licht gedaald door zowel een daling van de premie WAO als
van de pensioen premies, daartegenover staat een stijging van de ziektekosten als gevolg van het nieuwe ziektekos-
tenstelsel.
De daling van de overige sociale lasten wordt grotendeels veroorzaakt door het wegvallen van uitgaven inzake uitke-
ring na ontslag en hieraan gerelateerde kosten, dit als gevolg van Gerichte Groei.
Met ingang van 2006 worden de kosten inzake vakantietoeslag en mutatie vakantiedagen niet meer verantwoord
onder de sociale lasten, maar onder salariskosten (vakantietoeslag) en overige personele kosten (mutatie vakantieda-
gen), dit is voor 2005 gecorrigeerd.
131
IV. Jaarreken
ing
B.2. Afschrijvingen materiële vaste activa (in € 1.000)
2006 2005
Afschrijvingen WZV vergunningsplichtige vaste activa (grote bouw) 10.046 10.503
Afschrijvingen WZV meldingsplichtige vaste activa (kleine bouw) 1.565 1.641
Afschrijvingen inventaris en apparatuur 14.751 15.450
Afschrijvingen niet WZV/WTG gefinancierde vaste activa (bouw) 2.484 372
Afschrijvingen DHAZ-middelen 525 229
29.371 28.195
Af: ten laste van egalisatierekening à fonds perdu bijdragen in bouw,
eerste investering en inventaris -5.093 -5.231
ten laste van egalisatierekening rente en afschrijving grote bouw -1.187 -1.227
ten laste van egalisatierekening kleine bouwkundige projecten -1.683 -1.768
ten laste van egalisatierekening apparatuurbijdragen derden -1.560 -1.377
ten laste van egalisatierekening DHAZ -525 -229
-10.048 -9.832
Totaal 19.323 18.363
B.3. Overige bedrijfskosten (in € 1.000)
2006 2005
Voedingsmiddelen en hotelmatige kosten 12.654 11.290
Algemene kosten 22.514 18.395
Patiëntgebonden kosten 60.910 50.505
Onderhoud en energiekosten 12.140 11.002
Huur en leasing 978 1.305
Kosten voor onderwijs en onderzoek 4.981 4.805
Mutatie saldi projecten 781 1.135
Dotaties 15.888 14.195
Totaal 130.846 112.632
132
IV. Jaarreken
ing
Voedingsmiddelen en hotelmatige kosten 2006 2005
431 Voedingskosten 2.471 2.499
432 Keuken- en restauratieve apparatuur en benodigdheden 43 139
441 Huishouding en inrichting 5.555 4.128
442 Linnenvoorziening 2.109 2.443
443 Vervoers- en emballagekosten 2.201 1.993
445 Kosten beveiliging en bewaking 275 76
449 Andere hotelmatige voorzieningen 0 12
Totaal 12.654 11.290
De kostenstijging van € 1,4 miljoen wordt voornamelijk veroorzaakt door een stijging van huishoudings- en inrich-
tingskosten, onder meer bij het laboratorium CCA (€ 0,4 miljoen), Amstel Academie (€ 0,5 miljoen) en de afdeling
klinische fysica en apotheek (€ 0,1 miljoen).
Algemene kosten 2006 2005
451 Kosten van administratie en registratie 8.649 5.520
452 Communicatieve kosten 1.573 1.576
453 Kosten algemeen beheer 8.297 7.224
454 Zakelijke lasten en verzekeringen 1.838 1.985
455 Kosten audiovisuele apparatuur en benodigdheden 568 669
459 Andere algemene kosten 1.589 1.421
Totaal 22.514 18.395
De rubriek administratie en registratie geeft belangrijke kostenstijgingen te zien bij kosten computerfaciliteiten der-
den (€ 1,1 miljoen) en overige kosten administratieve diensten derden (€ 0,8 miljoen).
Patiëntgebonden kosten 2006 2005
461 Kosten diagnostische functies 13.470 11.307
462 Kosten behandel- en ondersteunende functies 33.536 28.283
463 Kosten psychosociale, behandel- en begeleidende functies 14 23
464 Kosten verpleging en verzorging 2.182 1.013
465 Kosten niet specifiek voor onderzoek, behandeling, verpleging of verzorging 6.758 6.484
466 Instrumentarium en apparaten 4.948 3.390
467 Kosten ontspanning en recreatie patiënten 2 5
Totaal 60.910 50.505
De patiëntgebonden kosten zijn ten opzichte van 2005 met € 10,4 miljoen gestegen. Deze stijging wordt groten-
deels verklaard door een productiestijging van 11% ten opzichte van 2005.
De kostenstijging is met name veroorzaakt door hogere lasten pacemakers (€ 2,2 miljoen, waarvan € 1,6 miljoen
voor Implanteerbare Cardioverter Defibrillators), hart- en vaatprotheses (€ 0,4 miljoen) en gewrichtsprotheses-
implantaten (€ 0,8 miljoen). Belangrijke kostenstijgingen zijn verder waar te nemen bij: tractus digestivus (€ 0,6 mil-
joen), middelen bij maligne aandoeningen (€ 1,0 miljoen) en hemodialyse- en CAPD-voeistof (€ 0,5 miljoen).
133
IV. Jaarreken
ing
De toename in de rubriek diagnostische functies is het resultaat van een kostenstijging bij laboratoriumonderzoek
door derden (€ 1,7 miljoen) en overige laboratoriumkosten (€ 1,4 miljoen) en een daling bij chemicaliën en reagentia
(€ 0,7 miljoen).
In de rubriek verpleging en verzorging zijn de kosten persoonlijke voorziening patiënten gestegen met € 0,5 miljoen
en de overige kosten verpleging en verzorging met € 0,4 miljoen.
Onderhoud en energiekosten 2006 2005
471 Onderhoud 5.992 6.123
473 Energiekosten 6.148 4.879
Totaal 12.140 11.002
Door de invoering van de DHAZ is de noodzaak tot het houden van een voorziening, anders dan voor achterstallig
onderhoud, komen te vervallen. Met ingang van 2006 is geen dotatie verricht aan een voorziening onderhoud.
Tegelijkertijd is er in 2006 geen vrijval geweest ten gunste van onderhoud.
Kosten voor onderwijs en onderzoek 2006 2005
491 Specifieke kosten onderwijs en onderzoek 3.441 2.995
492 Affiliaties 1.488 1.754
493 Octrooiaanvragen 52 56
Totaal 4.981 4.805
De stijging in de kosten voor onderwijs en onderzoek (€ 0,4 miljoen) wordt veroorzaakt door een stijging in kosten
uitbesteed werk onderzoek en ontwikkeling.
Mutatie saldi projecten 2006 2005
Vooruitontvangen opbrengsten 60.836 49.614
Vooruitbetaalde kosten -52.081 -41.640
Saldi projecten 8.755 7.974
Saldi projecten voorgaand jaar -7.974 -6.839
Mutatie saldi projecten 781 1.135
Met betrekking tot de lopende projecten bedragen de vooruitontvangen opbrengsten tot en met 2006
€ 60,8 miljoen en de vooruitbetaalde kosten € 52,1 miljoen. Per saldo zijn de vooruitontvangen opbrengsten
€ 8,7 miljoen hoger dan de vooruitbetaalde kosten. Ultimo 2005 waren de vooruitontvangen opbrengsten € 8,0 mil-
joen hoger dan de vooruitbetaalde kosten. Het verschil ten opzichte van het voorgaande jaar is door middel van de
mutatie saldi projecten uit de resultatenrekening gehaald en in de balans verwerkt.
134
IV. Jaarreken
ing
Dotaties 2006 2005
Dotatie dubieuze debiteuren 1.286 2.032
Dotatie projecten t.g.v. egalisatierekening apparatuur bijdragen derden 44 741
Dotatie voorziening reorganisatiekosten 2.227 500
Dotatie egalisatierekening rente en afschrijving grote bouw 2.815 2.435
Dotatie voorziening ziekterisico 1.398 1.325
Dotatie voorziening lustrum 0 100
Dotatie egalisatierekening DHAZ 1.768 647
Dotatie egalisatierekening kleine bouwkundige voorzieningen 2.219 1.415
Dotatie seniorenregelingen -969 5.000
Dotatie wachtgelden 3.000 0
Dotatie ambtsjubilea 2.100 0
Totaal 15.888 14.195
C Financiële baten en lasten (in € 1.000)
2006 2005
Rentelasten 7.802 6.468
Rente t.l.v. egalisatierekening rente en afschrijving grote bouw -902 -888
Rente t.l.v. egalisatierekening DHAZ -74 -23
Rentebaten -284 -189
Resultaat Boelevaar Holding BV 12 81
Totaal 6.554 5.449
135
IV. Jaarreken
ing
IV.7 Segmentatie over 2006
De segmentatie geeft een indicatieve verdeling tussen enerzijds patiëntenzorg en anderzijds onderwijs en onder-
zoek.
onderwijs en onderzoek
Resultatenrekening 1e 2e en 3e VUmc
(in € 1.000.000) patiëntenzorg* geldstroom geldstroom SCRR totaal
Bedrijfsopbrengsten
Bedrijfsopbrengsten 354,1 38,2 0,0 0,0 392,3
Overige bedrijfsopbrengsten 16,2 0,0 49,4 7,8 73,4
Som der bedrijfsopbrengsten 370,3 38,2 49,4 7,8 465,7
Bedrijfslasten
Personeelskosten 234,5 29,8 36,7 1,6 302,7
Afschrijvingen materiële vaste
activa 13,9 5,4 0,0 0,0 19,3
Overige bedrijfskosten 112,0 3,5 12,7 2,8 130,9
Som der bedrijfslasten 360,4 38,7 49,4 4,4 452,9
Financiële baten en lasten -6,6 0,0 0,0 0,1 -6,5
Resultaten voor VPB 3,3 -0,5 0,0 3,5 6,3
VPB 1,0 1,0
Resultaat 3,3 -0,5 0,0 2,5 5,3
* inclusief werkplaatsfunctie
136
IV. Jaarreken
ing
IV. 8 Enkelvoudige balans per 31 december 2006 (in € 1.000)
Enkelvoudige balans per 31 december 2006 (in € 1.000)
(na resultaatverwerking) 2006 2005
ACTIVA
A Vaste activa
1 Materiële vaste activa 289.728 266.568
2 Financiële vaste activa 3.777 4.239
Totaal vaste activa 293.505 270.807
B Vlottende activa
1 Voorraden 3.830 2.802
2 Onderhanden werk uit hoofde van DBC’s 43.969 3.571
3 Vorderingen 60.612 60.064
4 Financieringstekort 0 51.565
Totaal vlottende activa 108.411 118.002
Totaal activa 401.916 388.809
PASSIVA
C Eigen vermogen
1 Collectief gefinancierd gebonden vermogen 6.855 4.013
2 Niet collectief gefinancierd vrij vermogen 10.787 10.787
Totaal eigen vermogen 17.642 14.800
D Egalisatierekening afschrijvingen 82.948 81.284
E Voorzieningen 15.417 9.541
F Langlopende schulden 145.719 119.714
G Kortlopende schulden 91.561 163.470
H Financieringsoverschot 48.629 0
Totaal passiva 401.916 388.809
137
IV. Jaarreken
ing
IV.9 Enkelvoudige resultatenrekening over 2006 (in € 1.000)
Enkelvoudige resultatenrekening over 2006 (in € 1.000) 2006 2005
A Bedrijfsopbrengsten
1a Budget patiëntenzorg 295.443 278.074
DBC-B segment 3.461 882
1b Rijksbijdrage werkplaatsfunctie 55.938 54.976
1c Rijksbijdrage faculteit geneeskunde algemeen 35.541 33.996
1d Specialistenopleiding 719 624
1e Onderwijs dienstverlening andere faculteiten 1.186 924
392.288 369.476
2 Overige bedrijfsopbrengsten 65.599 63.921
Som der bedrijfsopbrengsten 457.887 433.397
B Bedrijfslasten
1 Personeelskosten 301.044 292.303
2 Afschrijvingen materiële vaste activa 23.586 22.952
Onttrekking egalisatierekening afschrijvingen à fonds
perdu bijdrage in bouw, eerste inrichting en inventaris -5.093 -5.231
Subtotaal afschrijvingen 18.493 17.721
3 Overige bedrijfskosten 128.860 113.570
Som der bedrijfslasten 448.397 423.594
C Financiële baten en lasten -6.648 -5.468
Resultaat 2.842 4.335
Overige vermogensmutaties - 1.007
Totaalresultaat 2.842 5.342
138
IV. Jaarreken
ing
139
V. O
verige g
egeven
s
V. Overige gegevens
Aan: Raad van Toezicht en Raad van Bestuur van VU medisch centrum
Accountantsverklaring
Verklaring betreffende de jaarrekening
Wij hebben de jaarrekening 2006 van VU medisch centrum te Amsterdam, bestaande uitde balans per 31 december 2006 en de winst-en-verliesrekening over 2006 met de toe-lichting gecontroleerd.
Verantwoordelijkheid van het bestuurHet bestuur van VU medisch centrum is verantwoordelijk voor het opmaken van de jaar-rekening die het vermogen en het resultaat getrouw dient weer te geven, alsmede voorhet opstellen van het jaarverslag, beide in overeenstemming met de RegelingVerslaggeving WTZi. Deze verantwoordelijkheid omvat onder meer: het ontwerpen,invoeren en in stand houden van een intern beheersingssysteem relevant voor het opma-ken van en getrouw weergeven in de jaarrekening van vermogen en resultaat, zodanig datdeze geen afwijkingen van materieel belang als gevolg van fraude of fouten bevat, hetkiezen en toepassen van aanvaardbare grondslagen voor financiële verslaggeving en hetmaken van schattingen die onder de gegeven omstandigheden redelijk zijn.
Verantwoordelijkheid van de accountantOnze verantwoordelijkheid is het geven van een oordeel over de jaarrekening op basisvan onze controle. Wij hebben onze controle verricht in overeenstemming metNederlands recht. Dienovereenkomstig zijn wij verplicht te voldoen aan de voor ons gel-dende gedragsnormen en zijn wij gehouden onze controle zodanig te plannen en uit tevoeren dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de jaarrekening geenafwijkingen van materieel belang bevat.
Een controle omvat het uitvoeren van werkzaamheden ter verkrijging van controle-infor-matie over de bedragen en de toelichtingen in de jaarrekening. De keuze van de uit tevoeren werkzaamheden is afhankelijk van de professionele oordeelsvorming van deaccountant, waaronder begrepen zijn beoordeling van de risico’s van afwijkingen vanmaterieel belang als gevolg van fraude of fouten. In die beoordeling neemt de accountantin aanmerking het voor het opmaken van en getrouw weergeven in de jaarrekening vanvermogen en resultaat relevante interne beheersingssysteem, teneinde een verantwoordekeuze te kunnen maken van de controlewerkzaamheden die onder de gegeven omstan-digheden adequaat zijn maar die niet tot doel hebben een oordeel te geven over de effec-tiviteit van het interne beheersingssysteem van VU medisch centrum. Tevens omvat een
140
V. O
verige g
egeven
s
controle onder meer een evaluatie van de aanvaardbaarheid van de toegepaste grondsla-gen voor financiële verslaggeving en van de redelijkheid van schattingen die het bestuurvan VU medisch centrum heeft gemaakt, alsmede een evaluatie van het algehele beeldvan de jaarrekening.
Wij zijn van mening dat de door ons verkregen controle-informatie voldoende engeschikt is als basis voor ons oordeel.
OordeelNaar ons oordeel geeft de jaarrekening een getrouw beeld van de grootte en de samen-stelling van het vermogen van VU medisch centrum per 31 december 2006 en van hetresultaat over 2006 in overeenstemming met Regeling Verslaggeving WTZi.
Verklaring betreffende andere wettelijke voorschriften en/of voor-schriften van regelgevende instanties
Tevens zijn wij nagegaan dat het jaarverslag, voorzover wij dat kunnen beoordelen, ver-enigbaar is met de jaarrekening.
Amsterdam, 9 mei 2007
Ernst & Young Accountantsnamens deze
w.g. drs. J. Verhagen RA
141
V. O
verige g
egeven
s
Bekostigingsparameters
Functiegerichte budgettering
Met ingang van 1 januari 1997 is het Functiegericht Budgetteringsmodel (FB-model) voor universitair medische centra en
het nieuwe Rijksbijdrage verdeelmodel ten behoeve van de werkplaatsfunctie in universitair medische centra ingevoerd.
Met ingang van 2001 is de bijdrage van de VU aan de faculteit geneeskunde toegevoegd aan het kader van VUmc.
Het FB-model is opgebouwd uit een verschillend aantal componenten met eigen parameters. De parameters voor de
beschikbaarheids- en capaciteitsgebonden-component zijn het aantal adherente inwoners, specialisteneenheden en
bedden. Het aantal adherente inwoners wordt jaarlijks aangepast op basis van het gemiddelde van de drie voorgaan-
de jaren. Het aantal specialisteneenheden en bedden is in principe bevroren op erkend aantal ultimo 1995. Na 1995
zijn in overleg met de verzekeraars bij een aantal specialismen de specialisteneenheden verhoogd.
Over de reguliere parameters en de bijzondere voorzieningen worden afspraken gemaakt in het lokaal overleg met
zorgverzekeraars AGIS en een vertegenwoordiger van Ziektekostenverzekeraars Nederland. Voor 2006 is overeen-
gekomen dat zowel voor de reguliere productie als de bijzondere voorzieningen in het geval van onderproductie
nagecalculeerd wordt. In het geval van overproductie moet opnieuw met verzekeraars worden onderhandeld over
eventuele vergoedingen. In de tabel zijn zowel de afspraken 2006 als de realisatie 2005 en 2006 opgenomen.
Naast de FB-parameters kennen de universitair medisch centra ook een academische component. Deze component
dient ter dekking van meerkosten topreferente zorg, opleiding tot medisch specialist en kosten voor ontwikkeling en
innovatie.
Het FB budget is geschoond voor het B-segment, dat per 1 februari 2005 is ingevoerd.
Rijksbijdrage werkplaatsfunctie
Het verdeelmodel voor de rijksbijdrage werkplaatsfunctie maakt onderscheid in enerzijds de infrastructuur en ander-
zijds de directe ondersteuning van onderwijs en onderzoek.
Het verdeelmodel bevat drie componenten. De investeringscomponent heeft een directe relatie met de ‘Planning
Bouwvolumes Academische Ziekenhuizen’ (PBA), welke voor 75% gefinancierd worden uit het budget patiëntenzorg
en voor 25% uit de rijksbijdrage werkplaatsfunctie. De component basisvoorziening bestaat uit een vast bedrag aan-
gevuld met een bedrag per m2.
De onderwijs- en onderzoekscomponent is gebaseerd op de parameters eerstejaars studenten, artsdiploma’s en pro-
moties, waarbij is uitgegaan van het gemiddelde over de jaren 2002, 2003 en 2004.
Rijksbijdrage geneeskunde (conform IVVU 2006)
De Vrije Universiteit maakt bij de verdeling van haar middelen over de faculteiten gebruik van het Intern
Verdeelmodel VU (IVVU). Het IVVU kent de volgende parameters: promoties, 2e geldstroom medewerkers, inschrijvin-
gen, eerstejaars en einddiploma’s. Voor de parameters geldt het jaar 2004 als basis. Naast de parameters kent het
IVVU voor wat betreft het onderzoeksdeel een vast bedrag per jaar, de zogenaamde strategische overwegingen com-
ponent (SOC). Naast het IVVU kent de VU ook aparte bedragen toe zoals de gelden met betrekking tot de verhoging
numerus fixus en middelen uit de centrale beleidsruimte van de VU.
In de kolom IVVU 2005 en 2006 zijn de aantallen per parameter opgenomen die de VU gebruikt voor het Intern
Verrekenmodel VU (IVVU). In de kolom 2006 zijn de werkelijke aantallen opgenomen. Door de invoering van de
bacheloropleiding zijn de parameters Inschrijvingen, Eerstejaars studenten en Einddiploma’s met de bacheloroplei-
ding uitgebreid. In het IVVU zijn voor de bachelorparameters nog geen aantallen opgenomen.
142
V. O
verige g
egeven
s
Functiegerichte budgettering * 2006 2006 2005
realisatie afspraken realisatie
Adherente inwoners, klinisch 227.044
Adherente inwoners, poliklinisch 190.545
Gewogen specialisteneenheden ** 90,90
Erkende bedden (incl. wiegen) 733
Gewogen opnamen 22.544 22.653 21.675
Verpleegdagen 156.203 159.090 150.728
Gewogen 1e polikliniekbezoeken 111.777 115.480 110.349
Dagverpleging 17.600 18.520 16.168
Dagverpleging (zwaar) 1.144 1.020 1.183
Knie-operaties 19 23 35
Heup-operaties 87 91 98
Poliklinische verstrekking cytostatica 4.612 4.389 4.300
Revalidatiebehandeluren 7.366 7.390 6.568
Radiotherapie apparatuur (lineaire versnellers) 5 5 5
Open hart operaties 597 650 588
PTCA behandelingen 1.139 1.350 1.048
Cardiovasculaire stents (inclusief basisjaar) 1.617 1.650 1.388
Dialyse
• hemodialyse exclusief EPO 1.232 1.300 1.221
• hemodialyse inclusief EPO 7.683 7.800 8.047
• CAPD exclusief EPO 825 600 719
• CAPD inclusief EPO 9.962 9.600 8.966
• CCPD exclusief EPO 692 100 182
• CCPD inclusief EPO 8.004 8.000 7.755
BMT autoloog A.M.L. 5 2 1
BMT allogeen 43 40 42
IVF labfasen 2.598 2.599 2.412
HIV-opnamen 40 30 38
HIV-verpleegdagen 606 400 321
HIV-eerste polikliniekbezoeken 331 300 341
HIV-dagverplegingen 26 30 32
Teletherapie T2 equivalenten 2.167 2.500 3.804
Brachytherapie B2 equivalenten 48 100 88
Cochleaire implantaten volwassenen 18 20 17
Cochleaire implantaten kinderen 6 5 6
Neurostimulatoren 14 10 10
Opnamen neonatale IC 557 545 512
Opnamen pediatrische IC 330 377 376
Beademingsdagen intensive care 5.303 5.000 4.651
Multitraumapatiënten 43 20 0
*) De waarden betreffen het DBC-A segment.
**) Met ingang van 2006 exclusief AIOS, omdat deze worden gefinancierd uit het Opleidingsfonds
143
V. O
verige g
egeven
s
Rijksbijdrage werkplaatsfunctie 2006 2005
Nuttige vierkante meters 91.629 91.629
Aantal eerstejaars instellling (gemiddeld) 292 266
Artsdiploma’s (gemiddeld) 211 213
Promoties (gemiddeld) 84 75
Rijksbijdrage geneeskunde (conform IVVU 2006) 2006 werkelijk 2006 IVVU 2005 IVVU
Promoties 99 99 76
2e geldstroom medewerkers 74 56 53
Inschrijvingen bachelor 1.185 0 0
Inschrijvingen master 54 47 36
Inschrijvingen doctoraal 981 1.995 1.877
Eerstejaars studenten bachelor 350 0 0
Eerstejaars studenten master 25 47 15
Eerstejaars studenten doctoraal 0 300 283
Einddiploma’s bachelor 0 0 0
Einddiploma’s master 23 7 1
Einddiploma’s doctoraal 242 199 224
In de kolommen IVVU 2005 en 2006 zijn de aantallen per parameter opgenomen die de VU gebruikt voor het Intern
Verrekenmodel VU (IVVU). In de kolom 2006 werkelijk zijn de werkelijke aantallen opgenomen. Door de invoering van
de bacheloropleiding zijn de parameters inschrijvingen, eerstejaars studenten en einddiploma’s met de bachelorop-
leiding uitgebreid. In het IVVU zijn voor de bachelorparameters nog geen aantallen opgenomen.
144
V. O
verige g
egeven
s
Besteding van de rijksbijdrage werkplaatsfunctie
De rijksbijdrage werkplaatsfunctie bedraagt in 2006 € 55,9 miljoen (2005: € 55,0 miljoen). De indicatieve besteding
van de rijksbijdrage werkplaatsfunctie wordt als volgt verantwoord:
Besteding van de rijksbijdrage werkplaatsfunctie (in € 1.000.000): 2006 2005
Gebouw- en apparatuurgebonden kosten
• Rente en afschrijving bouw 4,0 3,5
• Gebouwgebonden kosten 3,5 3,6
• Rente en afschrijving apparatuur 2,6 2,6
• Kosten onderhoud apparatuur 1,7 1,2
Ter beschikking gestelde capaciteit
• Bijdrage ziekenhuis O&O formatie 5,6 6,1
• Ondersteuning WP bij O&O-taak 9,5 8,7
Vertragingskosten
• Meerkosten patiëntgebonden functies 20,8 19,9
Overig
• Compensatie salaris WP 0,2 0,2
• Overheadkosten 10,4 10,2
• Wachtgelden 3,0 2,9
Totaal 61,3 58,9
De methodiek van de verantwoording is ontleend aan het VAZ-rapport Bepaald Betaalbaar. Bij de uitwerking is
gebruik gemaakt van een leidraad die is opgesteld door de werkgroep gedragscode van de VAZ en VSNU.
Door de jaren heen is het verschil tussen het totaal van de bestedingen en de ontvangen rijksbijdrage groter gewor-
den, omdat de post vertragingskosten (te weten 10% van de kosten patiëntenzorg) stijgt door de voortdurende pro-
ductiegroei. De groei van de rijksbijdrage voor de werkplaatsfunctie houdt daar geen gelijke tred mee en stijgt vrijwel
alleen door de overheidsbijdrage in de arbeidskostenontwikkeling en de prijscompensatie voor materiele lasten.
Toelichting besteding van de rijksbijdrage werkplaatsfunctie
Gebouw- en apparatuurgebonden kosten
De rente- en afschrijvingskosten bouw betreffen de vergoeding die als zodanig herkenbaar is opgenomen in de rijks-
bijdrage. In deze vergoeding zijn behalve rente- en afschrijvingskosten voor goedgekeurde ‘grote’ bouwprojecten
(> € 2,3 miljoen) ook rente- en afschrijvingskosten voor de ‘kleine bouw’ (< € 2,3 miljoen) begrepen.
Onder de (overige) gebouwgebonden kosten vallen de personele en materiële kosten verbonden aan onderhoud aan
gebouwen, installaties en terreinen, kosten van heffingen, verzekeringen en belastingen verbonden met gebouwen en
energiekosten.
145
V. O
verige g
egeven
s
De afschrijvingskosten apparatuur hebben betrekking op investeringen in medische en overige inventarissen, onge-
acht de financieringsstructuur. De rentekosten apparatuur hebben betrekking op rentekosten van het geïnvesteerd
vermogen. Afschrijvings- en rentekosten over investeringen in artikel 2 WBMV apparatuur worden buiten beschouwing
gelaten, aangezien deze geheel door het ministerie van VWS worden vergoed.
De onderhoudskosten apparatuur hebben betrekking op personele en materiële kosten van onderhoud van medische
inventarissen.
Van de gebouw- en apparatuurgebonden kosten is 25% toegerekend aan de rijksbijdrage.
Ter beschikking gestelde capaciteit
De ter beschikking gestelde capaciteit heeft enerzijds betrekking op de financiële bijdrage van het ziekenhuis in de
(salaris)kosten van de onderwijs- en onderzoeksformatie wetenschappelijk personeel (O&O-WP), en anderzijds op de
kosten van ondersteunend personeel ten behoeve van de O&O-WP formatie. Met betrekking tot de bijdrage van het
ziekenhuis aan de O&O formatie zijn de volgende bestedingen geraamd voor het O&O deel: 30% van de salariskosten
van de fellows en salariskosten van 30 fte WP-staf.
Het ziekenhuis geeft personele en materiële ondersteuning aan alle klinische WP-ers bij de uitvoering van hun onder-
wijs- en onderzoekstaak. De directe ondersteuningskosten zijn geraamd op € 38.819 per fte O&O-formatie, uitgaan-
de van 0,65 fte NWP per WP stafplaats. De totale O&O-formatie (gefinancierd door faculteit en ziekenhuis) in de klini-
sche vakgroepen bedraagt 178 fte.
Daarnaast worden door het ziekenhuis de extra kosten gedragen van de WP formatie uit tweede en derde geldstroom
met O&O taak waarvoor de doorberekende opslagen niet voldoende zijn. De totale WP-formatie uit tweede en derde
geldstroom met O&O taak bedraagt ongeveer 137 fte. Bij de toerekening van de ondersteuningskosten is rekening
gehouden met de ontvangen subsidie voor NWP en materiële kosten.
Vertragingskosten
Hieronder worden verstaan de kosten die ontstaan in de patiëntenzorg door uitvoering van de werkplaatsfunctie i.c.
de meerkosten van de patiëntenzorg ten gevolge van onderwijs en onderzoek. Geraamd wordt dat 10% van de totale
kosten van de patiëntenzorg wordt veroorzaakt door de uitvoering van de werkplaatsfunctie. Als benadering voor de
kosten patiëntenzorg is gekozen voor de opbrengst van het FB-model voor academische ziekenhuizen.
Overige kosten
De overheadkosten zijn de kosten die niet specifiek patiëntenzorg en/of onderzoek betreffen maar die dienen als
ondersteuning van deze afdelingen. Voor de toerekening van de overheadkosten aan de rijksbijdrage is een percenta-
ge van 10 gehanteerd.
De post wachtgelden betreft de uitkeringen na ontslag en hieraan gerelateerde kosten.
146
V. O
verige g
egeven
s
Besteding van de rijksbijdrage geneeskunde
De rijksbijdrage geneeskunde bedraagt in 2006 € 38,2 miljoen. Dit bedrag is inclusief € 0,9 miljoen radionucliden-
centrum, € 0,7 miljoen projectgelden, € 0,7 miljoen medische vervolgopleidingen en € 1,2 miljoen bijdrage onder-
wijsdienstverlening aan andere faculteiten.
De indicatieve besteding van de rijksbijdrage geneeskunde wordt als volgt verantwoord:
medische onderwijs
geneeskunde vervolg- dienst-
Indicatieve besteding in € 1.000.000 incl. RNC opleiding verlening totaal
Personele lasten
• WP-staf onderwijs en onderzoek 17.6 0,7 1,2 19.5
• Ondersteunend NWP 8.0 8.0
• Promovendi 1.9 1.9
• Andere personele kosten 1.1 1.1
• Wachtgeld 0.3 0.3
• Langdurig zieken -0.1 -0.1
• Dekking uit 3e geldstroom -0.9 -0.9
27.9 0.7 1.2 29.8
Materiële lasten
• Materiële lasten preklinische afdelingen 1.1 1.1
• Onderwijsbureau 2.8 2.8
• Onderzoekinstituten 0.4 0.4
• Laboratoriumkosten ziekenhuis 0.5 0.5
• Faculteit algemeen 1.0 1.0
• Toewijzing naar klinische afdelingen 0.6 0.6
• Dekking uit 3e geldstroom -1.0 -1.0
5.4 0 0 5.4
Overig
• Radionuclidencentrum 0.9 0.9
• Projecten USF / KNAW / vernieuwingsimpuls 0.7 0.7
• Verbouwingskosten (decentrale trekkingsrechten) 0.0 0.0
• Valeriuskliniek AM-deel
(medische staf patiëntenzorg psychiatrie) 1.0 1.0
• Valeriuskliniek AZ-deel (kosten werkplaatsfunctie) 0.9 0.9
3.5 0 0 3.5
Totaal 36.8 0.7 1.2 38.7
147
V. O
verige g
egeven
s
Toelichting besteding van de rijksbijdrage geneeskunde
Personele lasten
De WP-staf formatie onderwijs, onderzoek en opleiding bedraagt 39% van de totale WP-staf formatie. De onder-
steunende NWP formatie is gesteld op 0,65 fte per WP-staf formatie.
De promovendi betreffen de promovendi in loondienst bij VU medisch centrum.
De andere personele kosten, het wachtgeld en de langdurig zieken ten behoeve van onderwijs en onderzoek
bedragen 9,4% van het geheel van deze lasten. Dit percentage is normatief vastgesteld op basis van de verhouding
formatie faculteit der geneeskunde VU tot de totale formatie van VU medisch centrum.
Materiële lasten
De materiële lasten zijn opgenomen conform de uitgaven welke in het boekjaar ten laste van de betreffende
afdelingen of instituten zijn geboekt.
In verband met de integratie met reeds bestaande afdelingen of diensten van het ziekenhuis geldt dat voor
laboratoriumkosten, faculteit algemeen en toewijzingen naar klinische afdelingen het budget- of toewijzingsbedrag is
aangehouden.
Overig
In de verantwoording is het bedrag ten behoeve van het radionuclidencentrum gelijk gehouden aan de toewijzing van
de VU. De baten ten behoeve van projecten USF / KNAW / EMGO en de vernieuwingsimpulsgelden worden in de
exploitatierekening verantwoord onder overige dienstverlening (vergoeding projecten); in deze verantwoording zijn
de lasten gelijk aan de baten.
De decentrale trekkingsrechten betreffen de uitgaven voor kleine technische aanpassingen. De Valeriuskliniek betreft
de patiëntenzorg formatie in GGZ Buitenamstel welke aan VU medisch centrum wordt doorberekend.
148
V. O
verige g
egeven
s
149
IV. Jaarreken
ing
150
151
VI. B
ijlagen
VI. Bijlagen
152
VI. B
ijlagen
Bijlage 1 Materiële vaste activa
WZV vergunningsplichtige Ver- Onderhanden Subtotaal
vaste activa (in € 1.000) Terreinen Gebouwen bouwingen projecten vergunning
Afschrijvingspercentages 0 2-10 5 0
Stand 1 januari
Aanschafwaarde 1.498 271.008 34.725 14 307.245
Cumulatieve afschrijvingen 0 -118.047 -25.390 0 -143.437
Boekwaarde 1.498 152.961 9.335 14 163.808
Mutaties boekjaar
Investeringen 0 0 0 200 200
Afschrijvingen 0 -8.435 -1.610 0 -10.045
Totaal 0 -8.435 -1.610 200 -9.845
Terugname geheel
afgeschreven activa
Aanschafwaarde 0 0 0 0 0
Afschrijvingen 0 0 0 0 0
Totaal 0 0 0 0 0
Desinvesteringen
Aanschafwaarde -110 -1.329 0 0 -1.439
Afschrijvingen 0 1.105 0 0 1.105
Totaal -110 -224 0 0 -334
Stand 31 december
Aanschafwaarde 1.388 269.679 34.725 214 306.006
Cumulatieve afschrijvingen 0 -125.377 -27.000 0 -152.377
Boekwaarde 1.388 144.302 7.725 214 153.629
153
VI. B
ijlagen
154
VI. B
ijlagen
WZV meldingsplichtige vaste activa (in € 1.000) Instand- Onderhanden Subtotaal
houding projecten melding
Afschrijvingspercentages 5-10 0
Stand 1 januari
Aanschafwaarde 33.625 103 33.728
Cumulatieve afschrijvingen -9.383 0 -9.383
Boekwaarde 24.242 103 24.345
Mutaties boekjaar
Investeringen -1.093 -103 -1.196
Afschrijvingen -1.565 0 -1.565
Totaal -2.658 -103 -2.761
Terugname geheel afgeschreven activa
Aanschafwaarde 0 0 0
Afschrijvingen 0 0 0
Totaal 0 0 0
Desinvesteringen
Aanschafwaarde 0 0 0
Afschrijvingen 0 0 0
Totaal 0 0 0
Stand 31 december
Aanschafwaarde 32.532 0 32.532
Cumulatieve afschrijvingen -10.948 0 -10.948
Boekwaarde 21.584 0 21.584
155
VI. B
ijlagen
Auto-
Inventaris en apparatuur matiserings
(in € 1.000) Inventarissen apparatuur Subtotaal
Afschrijvingspercentages 10 20
Stand 1 januari
Aanschafwaarde 110.777 20.208 130.985
Cumulatieve afschrijvingen -56.451 -10.955 -67.406
Boekwaarde 54.326 9.253 63.579
Mutaties boekjaar
Investeringen 16.797 4.081 20.878
Afschrijvingen -10.808 -3.920 -14.728
Totaal 5.989 161 6.150
Terugname geheel afgeschreven activa
Aanschafwaarde 0 0 0
Afschrijvingen 0 0 0
Totaal 0 0 0
Desinvesteringen
Aanschafwaarde -10.313 -223 -10.536
Afschrijvingen 11.003 219 11.222
Totaal *690 *-4 686
*correctie boekwaarde conversie
Stand 31 december
Aanschafwaarde 117.261 24.066 141.327
Cumulatieve afschrijvingen -56.256 -14.656 -70.912
Boekwaarde 61.005 9.410 70.415
156
VI. B
ijlagen
Niet WZV/WTG gefinancierde Gebouwen Onderhanden Subtotaal
vaste activa, bouw (in € 1.000) projecten
Afschrijvingspercentages 5-10 0
Stand 1 januari
Aanschafwaarde 8.115 557 8.672
Cumulatieve afschrijvingen -3.676 0 -3.676
Boekwaarde 4.439 557 4.996
Mutaties boekjaar
Investeringen 530 -284 246
Investeringen (CCA gebouw) 9.384 0 9.384
Afschrijvingen -2.484 0 -2.484
Totaal 7.430 -284 7.146
Terugname geheel afgeschreven activa
Aanschafwaarde 0 0 0
Afschrijvingen 0 0 0
Totaal 0 0 0
Desinvesteringen
Aanschafwaarde 0 0 0
Afschrijvingen 0 0 0
Totaal 0 0 0
Stand 31 december
Aanschafwaarde 18.029 273 18.302
Cumulatieve afschrijvingen -6.160 0 -6.160
Boekwaarde 11.869 273 12.142
DHAZ gefinancierde Nieuw- Nieuw- Verbouw- Kleine Onder- Sub- Totaal
vaste activa (in € 1.000) bouw/ bouw/ ingen/ werken/ handen totaal materiële
gebouwen instal- reno- LTO projecten vaste
laties vaties activa
Afschrijvings-
percentages 2 5 5 10 0
Stand 1 januari
Aanschafwaarde 0 0 1.510 2.258 10.636 14.404 495.034
Cumulatieve
afschrijvingen 0 0 -70 -205 0 -275 -224.177
Boekwaarde 0 0 1.440 2.053 10.636 14.129 270.857
Mutaties boekjaar
Investeringen 6.229 0 314 2.106 13.964 22.613 52.124
Afschrijvingen -110 0 -84 -332 0 -526 -29.348
Totaal 6.119 0 230 1.774 13.964 22.087 22.776
Terugname geheel
afgeschreven activa
Aanschafwaarde 0 0 0 0 0 0 0
Afschrijvingen 0 0 0 0 0 0 0
Totaal 0 0 0 0 0 0
Desinvesteringen
Aanschafwaarde 0 0 0 0 0 0 -11.975
Afschrijvingen 0 0 0 0 0 0 12.327
Totaal 0 0 0 0 0 0 352
Stand 31 december
Aanschafwaarde 6.229 0 1.824 4.364 24.600 37.017 535.183
Cumulatieve afschrijvingen -110 0 -154 -537 0 -801 -241.198
Boekwaarde 6.119 0 1.670 3.827 24.600 36.216 293.985
157
VI. B
ijlagen
Bijlage 2 DHAZ-middelen
Verantwoording DHAZ-middelen 2006 (in € 1.000) ministerie ministerie Totaal
van OCW van VWS
Toegekende middelen 2006 5.425 16.275 21.700
Saldo oude jaren 6.799 20.399 27.198
Indexering oude jaren over VWS-deel 0 625 625
Correcties toekenning/indexering oude jaren 0 428 428
Totaal DHAZ-middelen 12.224 37.727 49.951
Bestedingen 2006
- DHAZ - nieuwbouw 1.557 4.672 6.229
- DHAZ - verbouwingen 79 236 315
- DHAZ - renovaties 0 0 0
- DHAZ - kleine werken 381 1.142 1.523
- DHAZ - lange termijn onderhoud 146 437 583
- DHAZ – onderhanden werk* 3.490 10.473 13.963
- DHAZ-huur 109 328 437
- Correcties bestedingen oude jaren 0 0 0
Totaal DHAZ - bestedingen 5.762 17.288 23.050
Saldo DHAZ-middelen ultimo 2006 6.462 20.439 26.901
* Het onderhanden werk heeft betrekking op lopende projecten. Bij afronding van deze projecten wordt het bestede bedrag onder de relevante bestedings-
rubriek verantwoord.
158
VI. B
ijlagen
159
VI. B
ijlagen
Bijlage 3 Projecten in uitvoering 2006 (in € 1.000)
Projectgegevens Investeringen
t/m 2005 2006 tot en met 2006
Omschrijving gereed onderhanden
Nieuwbouw
dakopbouw A 0 1.324 1.324 0
westflank algemeen en ontsluiting 2.288 168 0 2.456
westflank spoedeisende hulp 60 75 0 135
onderzoek en diagnostiek gebouw 599 121 0 720
dakopbouw B 2.356 2.548 4.904 0
ontwikkelvisie VUmc 28 45 0 73
vervangende nieuwbouw gassen en chemicaliën 0 12 0 12
Subtotaal nieuwbouw 5.331 4.293 6.228 3.396
Verbouwingen
poli verloskunde en gynaecologie 251 51 302 0
herinrichting hoofdhal ziekenhuis 316 1.282 0 1.598
aanpassingen ten behoeve van 4e MRI 0 109 0 109
blusinstallatie MER II en III 4 5 0 9
uitbreiding PET CT 1 64 0 65
logistieke vloer onderhuis 0 48 0 48
realisatie MPU 0 98 0 98
realisatie HOT lab 0 40 0 40
balie afdeling neurochirurgie 0 103 0 103
balie afdeling mondziekten en kaakchirurgie 20 69 0 89
balie afdeling IPO/FMT 0 72 0 72
aanpassen 1a archief bekijkruimte radio diagnostiek 0 10 0 10
centrale balie afdeling radiotherapie 0 129 0 129
aanpassen MER I t.b.v. ups en ventilatie 23 374 0 397
verhuizing afdeling maag, darm en lever 0 2.635 0 2.635
voorzieningen lesruimten ten behoeve van LIFT 0 13 13 0
verplaatsen scopieruimte afdeling longziekten 0 208 0 208
Realisatie IC's 0 13 0 13
Subtotaal verbouwingen 615 5.323 315 5.623
Renovaties
personeelsrestaurant 31 1.798 0 1.829
herinrichting OK 6e etage 13 2.570 0 2.583
renovatie verpleeghuis oost 2.245 2.542 0 4.787
verplaatsen research algemene inwendige geneeskunde 0 22 0 22
ontwikkeling voorplein ziekenhuis 31 56 0 87
medische bibliotheek 0 36 0 36
Subtotaal renovaties 2.320 7.024 0 9.344
vervolg tabel op pagina 160
VI. B
ijlagen
Projectgegevens Investeringen
t/m 2005 2006 tot en met 2006
Omschrijving gereed onderhanden
Kleine werken
diverse kleine werken 2.175 2.533 1.523 3.185
Subtotaal kleine werken 2.175 2.533 1.523 3.185
Lange termijn onderhoud
diverse projecten lange termijn onderhoud 195 3.440 583 3.052
Subtotaal lange termijn onderhoud 195 3.440 583 3.052
Totaal DHAZ-middelen 10.636 22.613 8.649 24.600
160
VI. B
ijlagen
Bijlage 4 Tabellen
Tabel 1 Capaciteitsgegevens
2006 2005 2004 2003 2002 2001 2000
Aantal bedden per 31 december 713 713 713 713 713 713 713
(incl. dagverpleging, excl. wiegen)
Wiegen per 31 december 20 20 20 20 20 20 20
Totaal aantal bedden 733 733 733 733 733 733 733
Tabel 2 Kernproductiegegevens
Aantal 2006 2005 2004 2003 2002 2001 2000
Opnamen 22.640 21.633 20.631 19.510 17.749 17.692 19.213
Dagopnamen 19.370 17.685 17.655 17.380 17.888 14.315 11.401
Totaal opnamen 42.010 39.318 38.286 36.890 35.637 32.007 30.614
Verpleegdagen 159.840 152.350 154.872 152.314 145.555 150.293 158.980
Poliklinische jaarkaarten 88.693
Eerste polikliniekbezoeken 118.306 116.411 115.100 110.447 109.350 109.020 108.358
Poliklinische consulten 315.271 308.995 302.414 281.516 277.547 274.637 274.837
Spoedeisende hulp patiënten 36.669 36.282 36.284 35.333 36.722 37.893 38.482
Verhoudingsgetallen
Gemiddelde verpleegduur in dagen 7,1 7,0 7,5 7,8 8,2 8,5 8,3
Aantal klinische opnamen per bed 57,3 53,6 52,2 50,3 48,6 43,7 41,8
(inclusief dagverpleging)
Tabel 3 Financiële gegevens (in € 1.000.000)
2006 2005 2004 2003 2002 2001 2000**
Personele lasten 302,7 292,3 286,9 266,4 244,5 221,9 208,8
Materiële lasten 156,7 136,8 126,7 123,3 117,7 106,4 97,1
(w.v. rente/afschr.) 25,9 23,2 24,4 23,5 23,6 21,3 22,0
Budget patiëntenzorg 298,9 279,0 268,0 252,7 237,3 209,8 188,3
Rijksbijdrage werkplaatsfunctie 55,9 55,0 54,4 53,5 51,5 49,9 47,9
Rijksbijdrage faculteit geneeskunde 35,5 34,0 32,0 29,3 26,7 27,0 24,7
Investeringen in apparatuur 20,9 14,8 20,4 20,5 18,2 7,1 11,8
Investeringen in bouw* 31,2 14,5 12,6 16,3 19,1 18,0 18,2
*) inclusief projecten in uitvoering
**) inclusief faculteit der geneeskunde VU
161
VI. B
ijlagen
Tabel 4: Opnamen, verpleegdagen en gemiddelde verpleegduur per specialisme
Aantal opnamen Verpleegdagen Gemiddelde verpleegduur
2006 2005 2004 2006 2005 2004 2006 2005 2004
Anesthesiologie 19 3 2 56 7 3 2,9 2,3 1,5
Cardiochirurgie 539 543 566 7.157 6.748 6.731 13,3 12,4 11,9
Cardiologie 1.242 907 858 8.558 7.539 7.598 6,9 8,3 8,9
Dermatologie 50 60 51 726 762 771 14,5 12,7 15,1
Heelkunde 2.909 2.606 2.637 27.976 24.915 26.111 9,6 9,6 9,9
Intensive care
volwassenen 209 161 100 1.978 2.573 1.405 9,5 16,0 14,1
Inwendige
geneeskunde 4.033 4.110 3.956 34.827 34.079 35.356 8,6 8,3 8,9
Keel-, neus- en
oorheelkunde 1.499 1.531 1.514 7.960 7.508 8.596 5,3 4,9 5,7
Kinderchirurgie 373 412 442 2.557 2.546 2.415 6,9 6,2 5,5
Kinder-
geneeskunde 1.561 1.610 1.378 15.042 15.628 14.031 9,6 9,7 10,2
Mondziekten en
kaakchirurgie 376 362 357 978 976 908 2,6 2,7 2,5
Neurochirurgie 899 868 994 7.036 6.872 7.897 7,8 7,9 7,9
Neurologie 1.101 1.050 1.069 8.471 7.852 8.553 7,7 7,5 8,0
Nucleaire
geneeskunde 97 108 124 241 277 302 2,5 2,6 2,4
Oogheelkunde 1.228 1.173 1.146 4.231 4.390 5.067 3,4 3,7 4,4
Orthopedie 925 850 623 5.969 5.409 4.716 6,5 6,4 7,6
Plastische
chirurgie 617 608 669 2.728 2.612 3.013 4,4 4,3 4,5
Radiotherapie 26 17 24 65 47 88 2,5 2,8 3,7
Reumatologie 130 133 161 1.546 1.365 1.601 11,9 10,3 9,9
Revalidatie-
geneeskunde 1 1 0 1 3 0 1,0 3,0 -
Urologie 895 730 442 4.108 3.460 2.213 4,6 4,7 5,0
Verloskunde en
gynaecologie 2.804 2.710 2.496 15.218 14.752 15.268 5,4 5,4 6,1
Gezonde
zuigelingen 1.107 1.080 1.022 2.411 2.030 2.229 2,2 1,9 2,2
Totaal 22.640 21.633 20.631 159.840 152.350 154.872 7,1 7,0 7,5
162
VI. B
ijlagen
Tabel 5 Aantal eerste polikliniekbezoeken en consulten per specialisme
eerste polikliniek bezoeken consulten
Specialisme 2006 2005 2004 2006 2005 2004
Anesthesiologie 1.735 1.688 1.735 15.302 14.566 13.319
Cardiochirurgie 520 518 587 704 722 862
Cardiologie 5.045 4.759 4.711 12.170 11.585 10.767
Dermatologie 7.298 7.511 7.588 22.045 23.261 23.942
Heelkunde 24.600 24.783 25.537 22.720 22.598 23.547
Inwendige geneeskunde 15.549 15.226 14.689 56.853 54.981 54.667
Keel-, neus- en oorheelkunde 8.246 8.328 8.474 24.395 24.209 24.812
Kinderchirurgie 805 923 936 3.405 4.165 4.114
Kindergeneeskunde 6.770 6.239 6.334 17.516 16.492 16.474
Klinische genetica 1 0 0 3.097 824 0
Mondziekten en kaakchirurgie 7.055 6.967 6.922 12.871 12.487 12.060
Neurochirurgie 1.527 1.648 1.692 3.368 3.655 3.714
Neurologie volwassenen 5.790 5.779 5.952 12.889 13.208 13.778
Oogheelkunde 9.019 8.725 8.829 26.361 25.294 24.781
Orthopedie 6.045 5.500 4.387 11.716 10.654 9.391
Plastische chirurgie 3.164 3.194 3.323 7.926 7.897 8.530
Psychiatrie 0 0 0 2.089 1.941 730
Radiotherapie 0 0 0 11.905 13.926 12.894
Reumatologie 1.501 1.484 1.416 5.470 5.415 4.927
Revalidatiegeneeskunde 1.520 1.546 1.612 3.672 3.952 3.947
Urologie 3.886 3.320 1.954 9.429 7.928 4.846
Verloskunde en gynaecologie 8.230 8.273 8.422 29.368 29.235 30.312
Totaal 118.306 116.411 115.100 315.271 308.995 302.414
163
VI. B
ijlagen
Tabel 6 Dagverpleging per specialisme
Dagopnamen
Specialisme 2006 2005 2004
Anesthesiologie 375 0 2
Cardiochirurgie 1 0 1
Cardiologie 3.467 3.577 4.327
Dermatologie 136 53 2
Heelkunde 2.328 2.072 2.393
Inwendige geneeskunde 5.388 5.233 4.129
Keel-, neus- en oorheelkunde 903 795 823
Kinderchirurgie 194 203 201
Kindergeneeskunde 1.575 1.238 1.361
Mondziekten en kaakchirurgie 194 182 149
Neurochirurgie 77 71 73
Neurologie 507 463 372
Nucleaire geneeskunde 0 0 2
Oogheelkunde 1.272 1.197 1.201
Orthopedie 184 140 148
Plastische chirurgie 473 440 431
Psychiatrie 0 0 0
Radiotherapie 0 0 1
Reumatologie 789 799 772
Revalidatiegeneeskunde 106 124 154
Urologie 201 209 173
Verloskunde en gynaecologie 1.200 889 940
Totaal 19.370 17.685 17.655
164
VI. B
ijlagen
Tabel 7 Wachtlijst voor klinische opnamen per specialisme (stand per 31 december)
Dagopnamen
Specialisme 2006 2005 2004
Cardiochirurgie 69 47 106
Cardiologie 0 0 0
Dermatologie 4 8 9
Heelkunde 305 343 460
Inwendige geneeskunde 40 73 64
Keel-, neus- en oorheelkunde 190 246 301
Kinderchirurgie 13 12 21
Kindergeneeskunde 23 18 27
Mondziekten en kaakchirurgie 113 97 93
Neurochirurgie 212 188 249
Neurologie 18 21 19
Nucleaire geneeskunde 0 2 0
Oogheelkunde 251 303 290
Orthopedie 274 253 265
Plastische chirurgie 371 220 286
Radiotherapie 4 5 1
Reumatologie 4 3 4
Revalidatie 1 1 1
Urologie 196 160 89
Verloskunde en gynaecologie 165 181 153
Totaal 2.253 2.181 2.438
165
VI. B
ijlagen
Tabel 8 Herkomst klinische patiënten naar regio per opnemend specialisme,uitgedrukt in percentages (inclusief gezonde zuigelingen)
2006
Specialisme Amsterdam* Regio* Buitenregio*
Anesthesiologie 15,8 0,0 84,2
Cardiochirurgie 9,7 9,4 80,9
Cardiologie 41,8 21,3 36,9
Dermatologie 49,0 3,9 47,1
Heelkunde 40,5 16,2 43,3
Inwendige geneeskunde 33,2 10,8 56,0
Intensive care volwassenen 43,9 14,5 41,6
Keel-, neus- en oorheelkunde 24,6 6,7 68,7
Kinderchirurgie 36,7 13,6 49,7
Kindergeneeskunde 36,7 8,6 54,7
Mondziekten en kaakchirurgie 34,6 6,6 58,8
Neurochirurgie 22,3 13,3 64,4
Nucleaire geneeskunde 19,6 15,5 64,9
Neurologie 46,5 17,4 36,1
Oogheelkunde 37,8 8,3 53,9
Orthopedie 38,0 17,0 45,0
Plastische chirurgie 28,1 6,5 65,4
Radiotherapie 42,3 7,7 50,0
Reumatologie 25,6 9,3 65,1
Revalidatie 0,0 0,0 100,0
Urologie 33,4 15,7 50,9
Verloskunde en gynaecologie 53,7 10,9 35,4
Totaal 37,9 12,2 49,9
*) Amsterdam: gemeente Amsterdam
Regio: Diemen, Ouder-Amstel, Amstelveen en Uithoorn
Buitenregio: overig
166
VI. B
ijlagen
Tabel 9 Aantal klinisch ontslagen patiënten per hoofddiagnosegroep
Ontslagdiagnose 2006 Procent 2005 Procent 2004 Procent 2003 Procent
Aandoeningen
perinatale periode 1.052 4,7 881 4,1 929 4,5 967 4,9
Ademhalingswegen 1.069 4,7 1.000 4,6 985 4,7 926 4,8
Bewegingsstelsel en
bindweefsel 1.120 5,0 1.030 4,8 945 4,6 883 4,5
Bloed en bloed-
vormende organen 96 0,4 105 0,5 96 0,5 97 0,5
Congenitale afwijkingen 632 2,8 568 2,6 572 2,8 645 3,3
Endocriene, voedings-
en stofwisselingsziekten 313 1,4 311 1,4 259 1,3 311 1,6
Hartvaatstelsel 2.743 12,2 2.342 10,8 2.461 11,9 2.389 12,2
Huid en subcutis 183 0,8 152 0,7 193 0,9 195 1,0
Infectieziekten en
parasitaire ziekten 247 1,1 216 1,0 242 1,2 235 1,2
Nieuwvormingen 4.429 19,7 3.543 16,5 3.615 17,5 3.895 20,0
Ongevalletsels en
vergiftigingen 2.518 11,2 2.205 10,2 2.133 10,3 2.102 10,8
Psychische stoornissen 145 0,6 114 0,5 117 0,6 149 0,8
Spijsverteringsstelsel 1.396 6,2 1.172 5,4 1.184 5,7 1.091 5,6
Symptomen en
onvolledig omschreven
ziektebeelden 725 3,2 593 2,7 535 2,6 623 3,2
Urogenitaal systeem 1.032 4,6 863 4,0 747 3,6 736 3,8
Zenuwstelsel en
zintuigen 1.836 8,1 1.607 7,4 1.626 7,9 1.742 8,9
Zwangerschap, bevalling
en kraambed 1.918 8,5 1.846 8,5 1.582 7,6 1.433 7,4
Overig 1.090 4,8 3.065 14,3 2.445 11,8 1.065 5,5
Totaal 22.544 100,0 21.613 100,0 20.666 100,0 19.484 100,0
167
VI. B
ijlagen
Tabel 10 Aantal dagbehandelingspatiënten per hoofddiagnosegroep
Ontslagdiagnose 2006 Procent 2005 Procent 2004 Procent 2003 Procent
Aandoeningen
perinatale periode 32 0,1 34 0,2 46 0,3 30 0,2
Ademhalingswegen 525 2,4 475 2,5 507 2,7 505 2,9
Bewegingsstelsel en
bindweefsel 1.654 7,6 1.283 6,7 1.273 6,9 1.209 7,0
Bloed en bloed-
vormende organen 328 1,5 246 1,3 197 1,1 299 1,7
Congenitale afwijkingen 350 1,6 343 1,8 353 1,9 339 2,0
Endocriene, voedings-
en stofwisselingsziekten 660 3,1 511 2,7 497 2,7 335 1,9
Hartvaatstelsel 2.590 12,0 2.601 13,4 3.174 17,1 2.935 16,9
Huid en subcutis 72 0,3 45 0,2 54 0,3 50 0,3
Infectieziekten en
parasitaire ziekten 72 0,3 74 0,4 82 0,4 98 0,6
Nieuwvormingen 5.560 26,0 4.271 22,1 3.099 16,7 4.145 23,8
Ongevalletsels en
vergiftigingen 983 4,5 916 4,8 1.046 5,6 783 4,5
Psychische stoornissen 134 0,6 109 0,6 139 0,7 68 0,4
Spijsverteringsstelsel 1.652 7,6 1.679 8,7 1.353 7,3 1.063 6,1
Symptomen en
onvolledig omschreven
ziektebeelden 1.652 7,6 1.585 8,2 1.872 10,1 1.431 8,2
Urogenitaal systeem 596 2,8 470 2,4 448 2,4 432 2,5
Zenuwstelsel en
zintuigen 2.091 9,7 1.905 9,9 1.841 9,9 1.651 9,5
Zwangerschap, bevalling
en kraambed 400 1,8 301 1,6 377 2,0 330 1,9
Overig 2.278 10,5 2.411 12,5 2.202 11,9 1.677 9,6
Totaal 21.629 100,0 19.259 100,0 18.560 100,0 17.380 100,0
Tabel 11 Instroom klinische patiënten uitgedrukt in percentages
2006 2005 2004 2003
Polikliniek en huisarts 72,5 72,9 73,9 73,1
Spoedeisende hulp 17,1 16,3 15,1 15,9
Van ander ziekenhuis 5,7 6,1 6,2 6,1
Geboren in het ziekenhuis 4,7 4,7 4,8 4,9
Totaal 100,0 100,0 100,0 100,0
168
VI. B
ijlagen
Bijlage 5 Opbouw budget aanvaardbare kosten 2005, 2006 en mutatie in het boekjaar (in € 1.000)
Budget Berekende Herrekend Budget Berekende Herrekend Mutatie
kasbasis nacalc. budget kasbasis nacalc. budget 2006
2005 2005 2005 2006 2006 2006
Loonkosten
Loonkosten functioneel budget 67.318 -1.686 65.632 62.114 -177 61.937 -3.695
Loonkosten bijzondere functies 24.111 -582 23.529 25.421 276 25.696 2.167
Loonkosten gebouwgebonden 3.639 0 3.639 3.669 0 3.669 30
Loonkosten medisch specialisten 31.191 3.451 34.642 22.962 1.055 24.017 -10.625
Overige loonkosten 2.779 0 2.779 4.427 0 4.427 1.648
Vergoeding opleidingsplaatsen 0 0 0 16.679 4.547 21.227 21.227
Eerstelijn 685 -14 671 0 0 0 -671
Aftrek loonkosten m.b.t.
DBC-B segment -3.721 2.817 -904 -1.527 0 -1.527 -623
Totaal loonkosten 126.002 3.986 129.988 133.745 5.701 139.446 9.458
Materiële kosten
Materiële kosten functioneel budget 24.084 -154 23.930 25.903 -7 25.896 1.966
Materiële kosten bijzondere functies 23.080 -437 22.643 26.734 0 26.734 4.091
Materiële kosten gebouwgebonden
functies 7.544 0 7.544 7.730 0 7.730 186
Overige materiële kosten 7.072 512 7.584 9.110 948 10.058 2.474
Eerstelijn 198 -4 194 0 0 0 -194
Aftrek loonkosten m.b.t.
DBC-B segment -889 166 -723 -352 0 -352 371
Totaal materiële kosten 61.089 83 61.172 69.125 941 70.066 8.894
Kapitaalslasten
Afschrijvingskosten inventarissen 5.854 -2 5.852 5.806 -3 5.803 -49
Afschrijvingskosten art. 2 WBMV
inventarissen 1.414 457 1.871 1.383 0 1.383 -488
Afschrijvingskosten
dubieuze debiteuren 2.300 0 2.300 2.300 0 2.300 0
Afschrijvingskosten nacalculeerbaar 5.265 -163 5.102 5.560 -227 5.333 231
Rentekosten 5.711 2.400 8.111 8.111 -1.221 6.890 -1.221
Huur en leasing 55 0 55 55 0 55 0
Totaal kapitaalslasten 20.599 2.692 23.291 23.215 -1.451 21.764 -1.527
Academische component
Loonkosten academische component 34.348 0 34.348 34.989 362 35.351 1.003
Materiële kosten academische
component 18.313 0 18.313 18.743 154 18.897 584
Afschrijvingskosten inventarissen
academische component 687 0 687 818 7 826 139
Totaal academische component 53.348 0 53.348 54.550 523 55.074 1.726
Vervolg tabel op pagina 170 Budget Berekende Herrekend Budget Berekende Herrekend Mutatie
169
VI. B
ijlagen
kasbasis nacalc. budget kasbasis nacalc. budget 2006
2005 2005 2005 2006 2006 2006
Overig
Voorlopige budgetmutaties -156 273 117 -156 312 156 39
Lokale productiegebonden toeslag
(incl. kosten alliantievorming)
Prestatiecontract/convenantskorting 1.604 1.299 2.903 1.337 377 1.713 -1.190
Samenwerkingsverbanden 423 0 423 339 0 339 -84
Klinische genetica 6.832 0 6.832 6.885 0 6.885 53
Totaal overig 8.703 1.572 10.275 8.405 689 9.093 -1.182
Totaal aanvaardbare
kosten boekjaar 269.741 8.333 278.074 289.040 6.404 295.443 17.369
170
VI. B
ijlagen
Bijlage 6 Wet Openbaarmaking uit Publieke middelen gefinancierde Topinkomens (WOPT)
In het kader van het Aanwijzingsbesluit WOPT van 21 augustus 2006 volgt hieronder een overzicht van de
inkomensbestanddelen van personeel in loondienst, het gemiddeld ministers-salaris overstijgend (2005 € 158.000,
2006 € 171.000).
Uitkeringen in verband met het beëindigen van het dienstverband zijn in 2005 en 2006 niet verstrekt.
Functienaam Duur Belastbaar Voorzieningen ten
dienstverband loon (in €) behoeve van
in verslagjaar beloningen
betaalbaar op
termijn, inclusief
pensioenbijdragen
(in €)
In dienst In dienst
vanaf tot 2006 2005 2006 2005
Academisch medisch specialist 01-01 31-12 206.328 189.902 51.852 48.508
Academisch medisch specialist 01-01 31-12 202.899 192.424 49.617 56.669
Academisch medisch specialist 01-01 31-12 190.522 166.356 48.572 52.095
Academisch medisch specialist 01-01 31-12 189.936 185.360 47.217 50.706
Academisch medisch specialist 01-01 31-12 196.724 150.088 39.126 57.300
Academisch medisch specialist 01-01 31-12 182.424 178.529 45.086 48.409
Academisch medisch specialist 01-01 31-12 179.339 174.084 44.487 50.449
Academisch medisch specialist 01-01 31-12 176.969 165.620 45.367 65.991
Academisch medisch specialist 01-01 31-12 176.712 171.070 44.455 48.510
Academisch medisch specialist 01-01 31-12 175.566 171.230 43.653 46.591
Academisch medisch specialist 01-01 31-12 182.330 136.479 36.839 34.767
Academisch medisch specialist 01-01 31-12 173.515 162.653 42.991 46.146
Academisch medisch specialist 01-01 31-12 172.897 117.643 42.549 35.876
Academisch medisch specialist 01-01 31-12 172.406 167.867 42.253 45.022
Raad van bestuur 01-01 31-12 172.824 162.316 41.697 43.265
Academisch medisch specialist 01-01 31-12 169.664 166.103 41.991 44.733
Academisch medisch specialist 01-01 31-12 161.870 153.277 39.889 41.553
Academisch medisch specialist 01-01 31-12 161.798 152.965 39.499 40.904
Raad van bestuur 01-01 31-12 162.797 149.865 37.615 38.993
Academisch medisch specialist 01-01 31-12 160.506 157.000 39.324 41.830
Academisch medisch specialist 01-01 31-12 160.197 150.251 39.244 40.904
Academisch medisch specialist 01-01 01-12 164.891 144.865 34.107 39.250
Academisch medisch specialist 01-01 31-12 157.838 155.966 40.819 38.903
Academisch medisch specialist 01-01 31-12 159.347 155.352 39.002 41.654
Academisch medisch specialist 01-01 31-12 159.922 148.979 38.393 39.962
Academisch medisch specialist 01-01 31-12 156.507 154.390 40.089 40.235
Academisch medisch specialist 01-01 31-12 157.043 146.851 39.499 41.818
Raad van bestuur 01-01 31-12 158.615 146.943 37.615 38.993
Academisch medisch specialist 01-01 31-12 156.133 152.215 39.114 41.615
Academisch medisch specialist 01-01 31-12 156.232 152.409 38.393 40.769
vervolg tabel op pagina 172
171
VI. B
ijlagen
Functienaam Duur Belastbaar Voorzieningen ten
dienstverband loon (in €) behoeve van
in verslagjaar beloningen
betaalbaar op
termijn, inclusief
pensioenbijdragen
(in €)
In dienst In dienst
vanaf tot 2006 2005 2006 2005
Academisch medisch specialist 01-01 31-12 157.437 135.423 35.958 44.893
Academisch medisch specialist 01-01 31-12 153.662 149.574 37.943 40.320
Academisch medisch specialist 01-01 31-12 153.181 149.538 38.393 40.983
Academisch medisch specialist 01-01 31-12 152.661 145.945 37.618 38.531
Academisch medisch specialist 01-01 31-12 154.194 140.924 35.874 37.156
Academisch medisch specialist 01-01 31-12 153.980 142.404 35.874 38.243
Academisch medisch specialist 01-01 31-12 152.144 144.418 37.345 38.531
Academisch medisch specialist 01-01 31-12 151.856 143.897 37.345 38.531
Academisch medisch specialist 01-01 31-12 150.940 147.330 36.762 39.238
Academisch medisch specialist 01-01 31-12 150.738 142.945 35.958 38.336
Academisch medisch specialist 01-01 31-12 149.523 139.828 36.497 42.525
Academisch medisch specialist 01-01 31-12 149.111 146.171 36.734 34.070
Academisch medisch specialist 01-01 31-12 148.527 45.389 37.219 13.282
Academisch medisch specialist 01-01 31-12 148.889 142.302 36.569 37.084
Academisch medisch specialist 01-01 31-12 148.076 142.573 35.559 36.141
Academisch medisch specialist 01-01 31-12 146.689 141.571 36.398 37.053
Academisch medisch specialist 01-01 31-12 147.238 143.646 35.780 38.105
Academisch medisch specialist 01-01 31-12 146.574 138.422 35.631 36.642
Academisch medisch specialist 01-01 31-12 148.444 135.592 33.711 35.882
Academisch medisch specialist 01-01 31-12 149.271 127.853 32.863 33.132
Academisch medisch specialist 01-01 31-12 145.881 142.177 35.780 37.891
Academisch medisch specialist 01-01 31-12 145.449 141.743 35.686 37.793
Academisch medisch specialist 01-01 31-12 145.391 141.887 35.635 38.049
Academisch medisch specialist 01-01 31-12 144.618 140.501 35.780 37.891
Academisch medisch specialist 01-01 31-12 144.874 140.778 35.408 37.487
Academisch medisch specialist 01-01 31-12 146.747 132.574 33.168 34.700
Academisch medisch specialist 01-01 31-12 144.531 140.989 35.216 37.518
Academisch medisch specialist 01-01 31-12 142.890 138.908 35.780 37.891
Academisch medisch specialist 01-01 31-12 143.249 139.524 35.384 37.986
Academisch medisch specialist 01-01 31-12 141.052 146.626 36.509 34.157
Academisch medisch specialist 01-01 31-12 143.788 133.156 33.619 36.555
Academisch medisch specialist 01-01 31-12 140.955 136.883 35.258 37.302
Academisch medisch specialist 01-01 31-12 144.657 122.878 31.415 31.783
Academisch medisch specialist 01-01 31-12 140.433 135.773 34.474 38.785
Academisch medisch specialist 01-01 31-12 140.333 136.625 33.903 34.374
Academisch medisch specialist 01-01 31-12 141.040 130.260 33.072 34.767
vervolg tabel op pagina 173
172
VI. B
ijlagen
Functienaam Duur Belastbaar Voorzieningen ten
dienstverband loon (in €) behoeve van
in verslagjaar beloningen
betaalbaar op
termijn, inclusief
pensioenbijdragen
(in €)
In dienst In dienst
vanaf tot 2006 2005 2006 2005
Academisch medisch specialist 01-01 31-12 141.387 127.934 31.928 33.697
Academisch medisch specialist 01-01 31-12 136.232 117.784 36.948 36.954
Academisch medisch specialist 01-01 31-12 138.686 134.511 34.474 36.451
Academisch medisch specialist 01-01 31-12 138.861 135.773 33.619 35.545
Academisch medisch specialist 01-01 31-12 138.257 117.806 33.717 28.440
Academisch medisch specialist 01-01 31-12 138.308 134.949 33.664 35.610
Academisch medisch specialist 01-01 31-12 137.958 134.753 33.619 35.759
Academisch medisch specialist 01-01 31-12 137.958 134.827 33.619 35.759
Academisch medisch specialist 01-01 31-12 138.233 134.036 33.168 34.700
Motivatie:
Voor een groot aantal medisch specialisten geldt de garantieregeling 1999 in verband met de beëindiging van de eigen praktijk.
Voor een kleiner aantal is de concurrentiepositie van vrij gevestigde medisch specialisten van doorslaggevende invloed.
Voor leden van de raad van bestuur is de concurrentiepositie ten opzichte van overige zorginstellingen en marktsector bepalend.
173
VI. B
ijlagen
174
VI. B
ijlagen
Bijlage 7
Basisset Prestatie-indicatoren 2006
Inhoudsopgave VUmc
I. Indicatoren
I.1 Decubites (doorliggen)
I.2 Bloedtransfusies
I.3 Medicatieveiligheid
I.4 Zorg-ICT
I.5 Postoperatieve wondinfectieregistratie
I.6 Complicatieregistratie
l.7 Pijn na een operatie
l.8 Volume van risicovolle interventies
l.9 Galwegletsel na cholecystectomie
l.10 Ongeplande heroperaties
l.11 Afgezegde operaties
l.12 Intensive care volwassenen en kinderen
l.13 Zwangerschap
l.14 Diabetes mellitus (suikerziekte)
l.15 Hartfalen
l.16 Acuut myocardinfart (AMI, hartinfarct)
l.17 CVA (hersenbloeding)
l.18 Heupfractuur
l.19 Mammatumor (borstkanker)
l.20 Cataract (staar) complicatieregistratie
l.21 Postoperatieve opnameduur na blindedarmoperatie bij kinderen tot 15 jaar
ll. NVZ-indicatoren
Kwaliteitsborging en kwaliteitssystemen
Il.1 Accreditatie
Incidenten patiëntenzorg (MIP, FONA)
ll.2 Incidenten patiëntenzorg (MIP, FONA)
Financiële positie
ll.3 Financiële positie
Parameters ten behoeve van verantwoording, sturing en benchmarking
ll.4.1.1 Patiënttevredenheid
ll.4.1.2 Klachten
Organisatie & kwaliteit
ll.4.2.1 Wachttijden
ll.4.2.2 Risico-inventarisatie
Organisatie en randvoorwaarden
ll.4.3.1 Welbevinden medewerkers
ll.4.3.2 Milieubelasting
Onderwijs, opleiden en onderzoek
ll.4.4.1 Onderwijs en opleidingen
ll.4.4.2 Onderzoek
175
VI. B
ijlagen
Inleiding
Hierna wordt per prestatie-indicator een korte omschrijving van de gevraagde indicator gegeven. Vervolgens staan de
gegevens van VUmc vermeld. De toelichting op de prestatie-indicatoren is in eerste aanzet geschreven als toelichting
voor de Inspectie en bevat daardoor veel medische terminologie.
I. Indicatoren
I.1 Decubites (doorliggen)
I.1.1 Decubitesregistratie
a) Beschikt u over een systematische decubitesregistratie?
b) Registreert u volgens het LPOD-systeem (Landelijk Prevalentie Onderzoek Decubites)?
c) Worden de resultaten van de registratie aantoonbaar gebruikt in beslissingen van het management?
VUmc houdt jaarlijks een prevalentie-onderzoek naar decubites. VUmc beschikt over een decubitesregistratie, waarbij
het LPOD-protocol wordt gevolgd. Alleen de patiënten die bij de wond- en decubites-verpleegkundigen zijn aange-
meld, worden in de registratie opgenomen. In het kader van het landelijke kwaliteitsprogramma ‘Sneller Beter’, waar-
aan VUmc sinds 2004 deelneemt, zijn zorgeenheden bezig met decubites-verbeterprojecten. Op de intensive care (IC)
wordt continu de decubitesscore in Metavision (een elektronisch patiëntendossier) geregistreerd. Op sommige ver-
pleegafdelingen registreert men via een eigen systeem op papier. VUmc heeft twee decubitesconsulenten in dienst en
op alle zorgeenheden is een decubitescontactpersoon aangesteld. De gegevens uit het registratiesysteem zijn gekop-
peld aan Focus (een onderdeel van het ziekenhuisinformatiesysteem) en stimuleren het management en andere
belanghebbenden om te reageren met verbeterprojecten. Hierdoor zijn onder andere op de IC nieuwe anti-decubites-
materialen aangeschaft. Voor patiënten is er een informatiefolder over het voorkomen (preventie) van decubites
beschikbaar.
Kenmerken van de systematische VUmc-decubitesregistratie: Aanwezig Afwezig
Aanwezigheid van één of meer decubitesconsulenten Ja
Het houden van regelmatige puntprevalentiemetingen bij alle opgenomen patiënten Ja
in het gehele ziekenhuis (die voor meting in aanmerking komen)
Het bijhouden van een incidentieregistratie bij één of meer specifieke patiëntengroepen Ja, bij intensive
care en heup-
operatiepatiënten
De aanwezigheid van een commissie of werkgroep die het decubitesbeleid op basis Ja
van deze registraties waar nodig bijstelt
Overige, namelijk: Deelname aan
Sneller Beter,
2e ronde
176
VI. B
ijlagen
I.1.2 Puntprevalentie decubites ziekenhuisbreed
Wat is de prevalentie van decubites (graad 2 t/m 4) bij alle in het ziekenhuis opgenomen (klinische) patiënten gemeten
op een vast tijdstip in 2006 (puntprevalentie)?
In 2006 werd de prevalentie van decubites op 4 april gemeten. Van de 321 volgens LPOD-protocol (en -gegevens) in
aanmerking komende patiënten, werden bij 24 patiënten nieuwe graad 2 t/m 4 wonden vastgesteld. Dus de wond-
puntprevalentie bedraagt 7,5%. Het totaal opgenomen aantal patiënten op 4 april 2006 bedroeg 356. Patiënten wer-
den onderzocht door de decubitescontactpersoon van de zorgeenheid.
I.1.3 Decubitesincidentie bij een homogene patiëntenpopulatie
Wat is de incidentie van decubites (graad 1 t/m 4) in het ziekenhuis ontstaan bij patiënten opgenomen voor een totale
heupvervanging van 1 januari t/m 31 december?
Volgens ons eigen registratiesysteem werd in 2006 bij 2 van de 136 patiënten met een totale heupvervanging decubi-
tes vastgesteld. De incidentie bedraagt derhalve 1,5%. Het betrof beide keren een graad 1 decubites.
I.2 Bloedtransfusies
I.2.1 Hemovigilantiebeleid
Hemovigilantie is het registreren van complicaties als gevolg van transfusies van bloedproducten.
a) Rapporteert u alle transfusiereactie-gerelateerde bijwerkingen aan het transfusielaboratorium?
b) Rapporteert u alle transfusiefouten aan de MIP-(FONA-)commissie?
c) Heeft u van TRIP (Transfusie Reacties in Patiënten) Landelijk HemovigilantieBureau een verklaring van deelname
aan TRIP ontvangen?
VUmc kent een vastgelegd beleid voor de kwaliteitsbewaking van de bloedtransfusieketen. Dit beleid houdt onder
andere in dat alle transfusiegerelateerde bijwerkingen aan de bloedtransfusiedienst worden gemeld en dat de hemovi-
gilantiemedewerker van de dienst, na analyse, de transfusiereacties rapporteert aan TRIP (voor landelijke registratie).
VUmc heeft een verklaring van deelname ontvangen. Verder worden alle transfusiefouten gerapporteerd in de MIP-regi-
stratie (Melding Incidenten Patiëntenzorg). Het VUmc-hemovigilantiebeleid bestaat dus uit het systematisch monitoren
van bijwerkingen en nadelige incidenten in de gehele transfusieketen van donor tot patiënt en daarnaast uit alles wat
kan bijdragen aan een veiliger en efficiënter gebruik van bloedproducten. Voor patiënten en belanghebbenden is een
uitgebreide informatiebrochure over transfusie en bloedproducten beschikbaar (http://www.hematologie.nl).
I.2.2 Transfusiereacties graad 3 en 4
Wat is het percentage transfusiereacties (alleen graad 3 en 4) in het afgelopen jaar (graad 3 is direct levensbedrei-
gend en graad 4 betreft een dodelijke afloop)?
In 2006 zijn in totaal 24.452 eenheden getransfundeerd. Er was driemaal sprake van een graad 3 of 4 reactie. Het percen-
tage transfusiereacties per getransfundeerde eenheid bedraagt derhalve 0,012%. Deze gegevens zijn beschikbaar in ZIS,
TRIP en een eigen registratiesysteem. VUmc vindt het aantal reacties per getransfundeerde patiënt geen zinvolle indicator.
Het percentage graad 1 reacties per getransfundeerde eenheid bedraagt 0,094% en voor graad 2 reacties 0,016%.
177
VI. B
ijlagen
I.3 MedicatieveiligheidI.3.1 Beschikbaarheid gegevens over voorgeschreven en verstrekte medicatie tijdens het patiëntencontact
a) Zijn gegevens over in het ziekenhuis (klinisch en poliklinisch) voorgeschreven medicatie elektronisch beschikbaar
op de polikliniek en verpleegafdelingen, in de ziekenhuisapotheek en buiten het ziekenhuis? En in welke fase van
het medicatieproces is de informatie vastgelegd?
b) Zijn gegevens over extramuraal voorgeschreven medicatie elektronisch beschikbaar op de polikliniek en verpleegaf-
delingen en in de ziekenhuisapotheek? En in welke fase van het medicatieproces is de informatie vastgelegd?
Klinisch voorgeschreven medicatie is elektronisch beschikbaar op alle polispreekkamers, op alle zorgeenheden en in
de ziekenhuisapotheek, maar niet buiten het ziekenhuis. Deze informatie is bij het voorschrijven vastgelegd.
Poliklinisch voorgeschreven medicatie is niet elektronisch beschikbaar op de polispreekkamers, op de zorgeenheden,
in de ziekenhuisapotheek of buiten het ziekenhuis. In 2004 is wel een start gemaakt met het elektronisch beschik-
baar maken van de cytostaticakuren voor hematologiepatiënten die zijn opgenomen voor een dagbehandeling.
Extramuraal voorgeschreven medicatie is niet elektronisch beschikbaar op de polispreekkamers of zorgeenheden.
Wel zijn de extramurale medicatiegegevens in de ziekenhuisapotheek bekend. Deze komen via een fax of elektro-
nisch via OZIS binnen bij het apotheekservicepunt. Hiervan wordt een uitdraai voor de opnamestatus gemaakt. Deze
informatie is dus bekend bij de medicatie-anamnese en het voorschrijven in de kliniek. Voor de regio Amsterdam is
dit geautomatiseerd. De informatie wordt dus tijdens uitgifte vastgelegd.
VUmc werkt met een (in ontwikkeling zijnd) elektronisch patiëntendossier, waarin Medicator als elektronisch voor-
schrijfsysteem wordt gebruikt. Dit wordt toegepast op de verpleegafdelingen en de dagbehandeling. Het betreft een
elektronisch overzicht van de voorgeschreven medicatie, de toediening wordt handmatig geregistreerd. Op de inten-
sive care wordt de toediening wel elektronisch vastgelegd.
I.4. Zorg-ICT
I.4.1 Beschikbaarheid van elektronische gegevens en procesondersteunende ICT
a) Hoe is de beschikbaarheid van elektronische gegevens op de polikliniek en op de afdeling (bij voorkeur op de
patiëntenkamers) voor administratieve basisgegevens, laboratoriumgegevens, correspondentie vanuit het zieken-
huis, radiologieverslagen, bacteriologieverslagen, medicatiegegevens, pathologieverslagen, operatieverslagen en
beelden? Het betreft hier het inzien (opvragen) van gegevens.
b) Hoe is de beschikbaarheid van procesondersteunende ICT op de polikliniek en op de afdeling (bij voorkeur op de
patiëntenkamers) voor elektronische registratie van medische en/of verpleegkundige intake, medische en/of ver-
pleegkundige decursus, elektronische verslaglegging voor overige zorgverleners, ordercommunicatie (het invoeren
van orders en teruggerapporteerd krijgen van uitslagen/resultaten), orderlijsten, elektronische planningsystemen,
enzovoort? Het gaat hier om het actief elektronisch registreren van informatie of orders, ondersteuning bij het
berekenen van medicatie- en voedingsschema’s en het elektronisch plannen van afspraken.
178
VI. B
ijlagen
4.a) beschikbaarheid van elektronische gegevens op de polikliniek en op de afdeling/zorgeenheid.
Beschikbaarheid van: Op polikliniek Op afdeling
Administratieve basisgegevens Ja Ja
Laboratoriumgegevens Ja Ja
Correspondentie vanuit VUmc Ja Ja
Radiologieverslagen Ja Ja
Bacteriologieverslagen Ja Ja
PA-verslagen Ja Ja
Medicatiegegevens Gedeeltelijk (voor zover het
klinische gegevens betreft van
een opname binnen VUmc) Ja
Operatieverslagen Ja Ja
Beelden (X-foto’s, CT, MRI, etc.) Ja Ja
Diagnosegegevens Ja Ja
Landelijke medische registratiegegevens Ja Ja
EEG-uitslagen, ECHO, EMG, EP, DOP, MEG Ja Ja
Temperatuurlijst + vochtbalans Ja Ja
Longdossier chemotherapie Gedeeltelijk Gedeeltelijk
(Inw. Gen.)
Elektronisch diëtetiek dossier Ja Ja
4b) beschikbaarheid van procesondersteunende ICT op de polikliniek en op de afdeling.
Beschikbaarheid van: Op polikliniek Op afdeling
Elektronische medische intake Nee Gedeeltelijk:
long-, diabetes- en
diëtetiek dossier
Elektronische verpleegkundige intake Nee Ja
Elektronische verpleegkundige decursus Nee Ja
Elektronische medische decursus Nee Gedeeltelijk (IC)
Elektronische afsprakenplanningsystemen Nee Nee
Multidisciplinair patiënttraject-planning-systeem Nee Nee
Ordercommunicatie voor lab Nee Nee
Ordercommunicatie voor medicatie Nee Ja
Ondersteuning bij het voorschrijven Nee Ja
Ordercommunicatie voor klinische medicatie Ja Ja
Ordercommunicatie voor poliklinische medicatie Nee Nee
Ordercommunicatie voor radiologie Nee Nee
Ordercommunicatie m.b.v. geprotocolleerde ordersets Nee Nee
Ordercommunicatie voor overige zorgdiensten Nee Nee
Elektronische bewaking van het behandeltraject Nee Gedeeltelijk (IC)
Ja = voor iedereen beschikbaar
Nee = deze functie is niet geautomatiseerd beschikbaar
Gedeeltelijk = aangegeven is op welke afdeling deze functie beschikbaar is.
179
VI. B
ijlagen
I.5 Postoperatieve wondinfectieregistratie
I.5.1 Surveillance van postoperatieve wondinfecties VUmc
a. Surveilleert het ziekenhuis postoperatieve wondinfecties? Ja
b. Doet het ziekenhuis mee aan een landelijk surveillancesysteem naar dit soort infecties? Ja
c. Gebruikt het ziekenhuis voor de definiëring van dit soort infecties de criteria van de CDC/WIP
(Centre of disease Control/Werkgroep InfectiePreventie)? Ja
d. In welke vorm vindt de surveillance plaats? In de vorm van incidentie- en prevalentie-onderzoek
en middels bacteriologie-uitslagen
e. Zijn er interventies gepleegd? Ja
f. En hebben deze tot het gewenste resultaat geleid? nog onvoldoende
Het aantal deurbewegingen tijdens een operatie op de operatiekamer was te hoog. Door verhuizing naar een ander
complex kon een nieuwe meting nog niet plaatsvinden. Het toedienen van de antibioticaprofylaxe is nog niet opti-
maal. Dit wordt een kwaliteitsindicator bij de afdeling anesthesiologie.
In VUmc is doelbewust gekozen voor "surveillance by objective" en niet voor ziekenhuisbrede surveillance. Een derge-
lijke aanpak wordt onder andere door CDC (Centers of Disease Control) uit Atlanta aanbevolen, omdat dit de meest
kosten-effectieve vorm van surveillance is. Dit betekent dat de incidentie van wondinfecties projectgewijs wordt gere-
gistreerd in het kader van specifieke vraagstellingen. Inmiddels is een Sneller Beter project gestart met de verdere
ontwikkeling van een postoperatieve wondinfectieregistratie.
I.6 Complicatieregistratie
I.6.1 Complicatieregistratie
Welke specialismen/disciplines in uw ziekenhuis werkten het afgelopen jaar met een eigen en/of landelijke complica-
tieregistratie?
Van de 33 door IGZ genoemde specialismen/disciplines hanteren er 25 (76%) een eigen (11) en/of landelijk (14) com-
plicatieregistratiesysteem. Deze specialismen zijn: algemene heelkunde, anesthesiologie, cardiochirurgie, cardiologie,
gynaecologie, hematologie, intensive care, keel-, neus- en oorheelkunde, kindergeneeskunde, klinische chemie, klini-
sche pathologie, longziekten, maag-, darm- en leverziekten, medische microbiologie, neonatologie, neurochirurgie,
neurologie, oogheelkunde, orthopedie, plastische chirurgie, radiologie, radiotherapie, revalidatiegeneeskunde, urolo-
gie, vaatchirurgie en verloskunde.
Alle 13 in VUmc aanwezige snijdende specialismen (inclusief kinderchirurgie en mondziekten en kaakchirurgie, speci-
alismen die niet door IGZ worden genoemd) hebben een complicatieregistratiesysteem (100%). Voor de niet-snijdende
specialismen is registratie moeilijker, omdat niet altijd duidelijk is wat als een complicatie kan worden bestempeld.
Ook zijn veel beroepsverenigingen nog bezig om complicaties te definiëren en registratiesystemen te bouwen, waar-
door het lastiger is om volgens een landelijk format complicaties te registreren. Vrijwel elke afdeling houdt teambe-
sprekingen waarbij complicaties en complexe situaties aan de orde komen.
180
VI. B
ijlagen
I.7 Pijn na een operatie
I.7.1 Pijnmeting bij postoperatieve patiënten
a) Heeft u de beschikking over een ziekenhuisbreed pijnprotocol?
b) Heeft u de beschikking over een acute pijnservice?
De postoperatieve pijnbestrijding wordt op dit moment gerealiseerd door de acute pijnservice en tijdens diensturen
door de dienstdoend anesthesioloog en dienstdoend arts-assistent anesthesiologie. In het kader van Sneller Beter is
de acute pijnservice verder ontwikkeld.
Op de kort verblijf-afdeling heeft een doorbraakproject plaats gevonden, die nu op alle zorgeenheden wordt doorge-
voerd. Hierbij is ondersteuning aanwezig van physician assistents in opleiding. De verpleegkundigen op alle chirurgi-
sche afdelingen worden geschoold in het doen van pijnmetingen waarbij ervaringen van verpleegkundigen chroni-
sche pijnbestrijding worden gebruikt. Verder beschikt het ziekenhuis over diverse uitgebreide pijnprotocollen voor
verschillende patiëntengroepen (o.a. na een operatie bij kinderen, tijdens de bevalling, bij de oudere patiënt). In
december 2006 was sprake van een ziekenhuisbreed pijnprotocol voor de postoperatieve patiënt.
De VUmc-pijnpoli is eerder door de Nederlandse Patiënten Consumenten Federatie geselecteerd geweest als innova-
tief voorbeeld ("best practice") van goede zorgpraktijk in de curatieve sector.
Kenmerken Acute Pijnservice in VUmc Ja Nee In ontwikkeling
Multidisciplinair samenwerken van verpleegkundigen,
specialistisch verpleegkundige, snijdend specialist en
anesthesioloog X
Gebruik systematische pijnscore 1e
24 uur postoperatief X
Gebruik systematische pijnscore na 1e
24 uur postoperatief X
Gebruikte pijnscore Ja, VAS
Sedatiescore (Ramsey) X
Aanwezigheid gestandaardiseerde pijnbestrijdingsmethode X
Aanwezigheid pijnverpleegkundige X
Continue scholing alle betrokken disciplines op gebied van
postoperatieve pijnbehandeling X
Patiëntenvoorlichting over pijn X
24-uurs beschikbaarheiddiensten voor pijnbestrijding X
Beschikbaar van pijnbestrijding voor alle postoperatieve patiënten
in het ziekenhuis X
VAS = Visual Analoge Score
I.7.2.
Doet uw ziekenhuis gestandaardiseerde pijnmetingen bij postoperatieve patiënten? Hierbij wordt onderscheid gemaakt
tussen de direct postoperatieve fase en de fase na overplaatsing naar een verpleegafdeling.
Het percentage gestandaardiseerde pijnmetingen bij postoperatieve patiënten is niet voor het gehele verslagjaar
bekend. Een pilot op een verpleegafdeling bij 229 patiënten geeft een percentage van 43% met een VAS-score kleiner
dan 4. Dit is gemeten voor invoering van het pijnprotocol.
Op de uitslaapkamer vindt wel bij elke patiënt een pijnmeting en sedatiescore plaats, deze worden echter nog niet
centraal geregistreerd.
181
VI. B
ijlagen
I.7.3. Percentage patiënten met een pijnscore van 4 of minder in de eerste 72 uur na een operatie
Wat is het percentage patiënten dat in de eerste 72 uur na een operatie gemiddeld een acceptabele pijnscore aangeeft?
Vooralsnog onbekend, zie I.7.2.
I.8. Volume van risicovolle interventies
I.8.1 Volume van aneurysma van de abdominale aorta (verwijding van de buikaorta) operaties
Wat is het aantal patiënten waarbij het afgelopen jaar een aneurysma van de buikaorta (AAA) is geopereerd in uw
ziekenhuis?
In 2006 zijn in VUmc 102 patiënten aan een AAA geopereerd.
I.8.2 Volume oesophaguscardiaresecties (slokdarm-maag-verwijdering)
Wat is het aantal patiënten waarbij het afgelopen jaar een oesophaguscardiaresectie is uitgevoerd in uw ziekenhuis?
In 2006 zijn in VUmc 13 oesophaguscardiaresecties uitgevoerd.
I.9 Galwegletsel na cholecystectomie (galblaasverwijdering)
Wat is het percentage galwegletsel na een cholecystectomie?
Bij de 119 patiënten die in 2006 een galblaasverwijdering ondergingen, werd eenmaal een galwegletsel gezien (dit is
0,84%).
I.10 Ongeplande heroperaties
I.10.1 Ongeplande heroperaties bij colorectale (dikkedarm) operaties
Wat is bij patiënten van 18 jaar en ouder het percentage ongeplande heroperaties bij colorectale operaties met uitzon-
dering van de appendix?
In 2006 vond in VUmc 317 maal een colorectale operatie plaats. Bij 27 patiënten moest binnen 30 dagen 34 maal
ongepland opnieuw worden geopereerd. Het percentage heroperaties bedraagt daarmee 10,7%.
I.10.2.S Heroperaties na een hernia inguinalis (liesbreuk, S = optionele indicator)
Wat is in 2006 het percentage heroperaties na een hernia inguinalis?
In 2006 zijn 110 patiënten aan een hernia inguinalis geopereerd. Zevenmaal vond een heroperatie plaats. Het percen-
tage heroperaties bedraagt dus 6,4%. Heroperaties vonden echter plaats bij patiënten die niet in VUmc aan de oor-
spronkelijke hernia waren geopereerd maar elders.
182
VI. B
ijlagen
I.11 Afgezegde operaties
I.11.1 Percentage afgezegde operaties binnen 24 uur voor een geplande electieve (niet-acute) operatie
Wat is het percentage afgezegde operaties binnen 24 uur voor geplande operatie, verdeeld naar afgezegd ‘door het
ziekenhuis’ en afgezegd ‘door de patiënt’?
Het totaal aantal electieve (geplande, niet-acute) operaties bedroeg 11.519. Dit aantal is hoger dan in 2005 omdat nu
ook de operaties in dagbehandeling zijn meegeteld. Hiervan bedraagt het aantal ‘door het ziekenhuis’ afgezegde
operaties 546 (4,7%) en ‘door de patiënt’ 86 (0,7%).
I.12 Intensive care volwassenen en kinderen
I.12.1, 2 en 3 Level-indeling van de IC en aantal intensivisten
a. Aan welk level voldoet uw IC-afdeling en is dit level bij visitatie bevestigd?
b. Wat is het totaal aantal formatieplaatsen (fte’s) intensivisten beschikbaar voor de IC-afdeling?
De IC-volwassenen (ICV) is een gemengde IC (IC-level III) waar alle categorieën patiënten zijn opgenomen: patiënten
met interne aandoeningen en chirurgische patiënten, inclusief neurochirurgie en cardiopulmonale chirurgie. Op de ICV
is 24 uur per dag en 7 dagen per week een intensivist beschikbaar. Overdag is de intensivist 7 dagen per week aanwe-
zig. De afdeling ICV is in 2004 gevisiteerd in het kader van de opleiding tot intensivist. De afdeling voldoet aan alle
kwaliteitseisen, hetgeen resulteerde in een verlenging van de opleidingsbevoegdheid voor de periode van 5 jaar.
De IC-kinderen is eveneens een level-III-IC, wat bij visitatie is bevestigd.
Voor volwassenen bedraagt het aantal fte’s voor 28 beademings level III intensive care bedden én 9 medium care
bedden 10,8. Voor de kinderen bedraagt het aantal fte’s 4,3.
I.12.4 Totaal aantal opname- en beademingsdagen op een IC-afdeling
Wat is het totale aantal beademings- en behandeldagen verdeeld naar cardiochirurgische (a) en niet-cardiochirurgische
volwassenen (b) en kinderen (c) in verhouding tot het totale aantal beademings- en opnamedagen op de IC-afdeling?
In VUmc zijn in 2006 in totaal 1.500 opnames op de IC-volwassenen gerealiseerd, waarvan 609 cardiochirurgische
opnames. Het totaal aantal verpleegdagen was 9.438, waarvan 2.431 dagen ten behoeve van cardiochirurgische
patiënten. Het aantal beademingsdagen is vrijwel identiek aan het aantal ligdagen, aangezien de afdeling IC-volwas-
senen beschikt over een medium care, waar niet-beademde patiënten kunnen worden opgenomen. Patiënten die niet
beademd worden, liggen slechts bij hoge uitzondering op de intensive care. Bij deze omschrijving wordt beade-
mingsdag gedefinieerd als beademing op enig moment van de dag.
De gemiddelde ligduur van patiënten op de ICV was 5,3 dagen, met een standaard deviatie van 5,8 dagen. De media-
ne ligduur was 1 dag.
Het aantal beademingsdagen per fte intensivist gedefinieerd als het aantal beademingsdagen dat één fte intensivist
medische verantwoordelijkheid draagt voor de beademing kan worden geschat op 1.000 tot 1.500. Deze gevraagde
indicator is volgens VUmc een minder goede parameter aangezien iedere beademde patiënt dagelijks door meerdere
intensivisten wordt beoordeeld.
Van belang is te vermelden dat in 2006 ten opzichte van 2005 een belangrijke toename van het aantal verpleegdagen
heeft plaatsgevonden.
183
VI. B
ijlagen
De mortaliteit op een IC is afhankelijk van de ernst van de ziekte van de patiënten en de aard van de ziekte. Hoe zie-
ker een patiënt is, hoe groter de kans dat hij overlijdt. Om mortaliteit af te zetten tegen de ernst van de ziekte is de
internationaal geaccepteerde standardized mortality rate (SMR) beschikbaar. Daarbij worden de patiënten onderver-
deeld in ernst van de ziekte, weergegeven als APACHE II score (hoe hoger de score, hoe zieker) en diagnosecategorie.
Een SMR van 1,0 duidt op een mortaliteit zoals verwacht mag worden op een IC. Een SMR groter dan 1,0 duidt op een
hogere sterfte dan verwacht mag worden op grond van de literatuur, terwijl een SMR kleiner dan 1,0 duidt op een
hogere overleving op de betreffende IC.
Op de IC van VU medisch centrum is voor alle categorieën van ernst van ziekte de SMR lager dan 1,0 (zie onderstaan-
de tabel). Er zitten beperkingen aan het gebruik van de scores en SMR. Hierover heeft de afdeling ICV van VUmc ook
uitgebreid gepubliceerd in internationale wetenschappelijke tijdschriften als The Lancet en Intensive Care Medicine.
Maar aangezien al vele jaren de SMR kleiner is dan 1,0 kan wel worden aangenomen dat de opnieuw uitstekende
getallen van dit jaar niet berusten op een toevalsbevinding. Ter illustratie: in 2006 zijn géén patiënten overleden met
een APACHE II score onder de 11 bij opname op de afdeling ICV. Voor mortaliteitsgegevens naar EURO-score en CABG
versus klepchirurgie wordt verwezen naar de gegevens van de afdeling cardiochirurgie.
APACHE II SMR IC niet SMR cardio- SMR IC
cardio-chirurgie chirurgie totaal
0 - 10 0,13 0,22 0,19
11 - 24 0,79 0,30 0,64
25 - 32 0,80 0,85 0,80
> 32 0,69 0,79 0,70
De afdeling intensive care kinderen levert het complete pakket patiëntenzorg, onderwijs en onderzoek. Alleen voor
de cardiopulmonale chirurgie bestaat een samenwerkingsovereenkomst met het Leids Universitair Medisch Centrum
(LUMC), alwaar de kinderen dan ook worden geopereerd. Op de VUmc intensive care kinderen is een erkende capaci-
teit van 9 bedden. De afdeling steunt vakinhoudelijk op de afdelingen kindergeneeskunde en anesthesiologie maar is
organisatorisch ondergebracht bij de zorgeenheid kindergeneeskunde.
In 2006 bedroeg het totaal aantal behandel- en beademingsdagen op de afdeling intensive care kinderen respectieve-
lijk 2.746 en 1.269. Het percentage beademingsdagen van het totaal aantal behandeldagen op de IC voor kinderen
bedraagt derhalve 46,2%.
I.13 Zwangerschap
I.13.1 Het percentage uitgevoerde bevallingen met een keizersnede in verhouding tot het verwachte
percentage (VOKS-percentiel)
a) Is er sprake van een perinatologisch centrum in VUmc?
b) Wat is het totaal aantal bevallingen onder leiding van een gynaecoloog
c) Wat is het VOKS-percentiel (Verloskundige Onderlinge KwaliteitsSpiegeling) voor primaire en secundaire keizer-
sneden bij een voldragen zwangerschap (37 tot 42 weken)?
In VUmc is sprake van een perinatologisch centrum en derdelijns perinatale zorg. Het totaal aantal bevallingen in
VUmc bedroeg 1.647 (waarvan 1.490 onder leiding van een gynaecoloog). De VOKS-percentielen zijn op het moment
van voorbereiding van dit jaarverslag nog niet door Prismant vrijgegeven.
184
VI. B
ijlagen
I.14 Diabetes mellitus (suikerziekte)
I.14.1 Geïntegreerde diabeteszorg
Is er in VUmc sprake van geïntegreerde diabeteszorg?
Ja, in VUmc is sprake van geïntegreerde diabeteszorg, maar er vindt geen regionale registratie plaats. Van de met
diabetes mellitus bekende patiënten die in VUmc poliklinisch of klinisch worden behandeld, worden standaard de
(controle) bloedbepalingen in het laboratorium van VUmc bepaald. Deze en andere uitslagen van onderzoeken ver-
richt in VUmc, zijn voor alle betrokken specialisten in VUmc via het ziekenhuisregistratiesysteem zichtbaar.
Het regionale huisartsenlaboratorium is buiten VUmc gesitueerd, dit betreft het ATAL in Amstelveen. Aldaar werkt
parttime een internist-endocrinoloog van de afdeling endocrinologie van VUmc. Er zijn tevens duidelijke verwijsaf-
spraken met huisartsen gemaakt, met een minimale wachttijd. Ook is er een goede wederzijdse communicatie d.m.v.
telefoon, fax en elektronische patiëntenbrieven. VUmc beschikt over een diabetescentrum (www.diabetescentrum.nl).
Er is een wekelijks multidisciplinair diabetesteam-overleg, er zijn zwangerenspreekuren (multidisciplinair spreekuur
met diabetoloog, diabetesverpleegkundige, medisch psycholoog en diëtist) en er zijn multidisciplinaire
(internist/endocrinoloog, diabetesverpleegkundige, diëtist en doktersassistente) jaarconsulten, met specifieke aan-
dacht voor educatie, complicatiescreening (voet- en oogonderzoek) en kwaliteit van leven. Bovendien vindt elk kwar-
taal een multidisciplinair overleg plaats met de oogartsen. De diabetesverpleegkundigen zijn de case-managers op de
polikliniek. De eerstelijns-diabeteszorg wordt gecoördineerd vanuit de afdeling huisartsgeneeskunde met als doel de
transmurale samenwerking met VUmc te versterken.
I.14.2 Gemiddelde HbA1C - waarde bij diabetes type I en II.
Wat is de gemiddelde HbA1c-waarde bij patiënten met diabetes type 1 en 2 voor 2006?
Voor de HbA1c-waarden (een maat voor het effect van de behandeling) is VUmc uitgegaan van patiënten met DM type
1 en DM type 2, die patiënt zijn op de poli inwendige geneeskunde en poli endocrinologie. De zwangere patiënten
zijn geëxcludeerd. Bij diabetes type 1 patiënten is het gemiddelde HbA1c 7,92%, bij diabetes type 2 patiënten 7,59%
(normaalwaarde voor mensen zonder DM: 4,0 – 6,0%).
I.14.3 Tweejaarlijkse oogheelkundige controle bij diabetes
Is bekend hoeveel bij de internist bekende patiënten met diabetes onder oogheelkundige controle staan?
Van de 2.033 patiënten die bekend zijn bij de afdelingen inwendige geneeskunde en endocrinologie zijn er 838 voor
controle op de poli oogheelkunde geweest. Daarnaast zijn er nog bij 215 andere patiënten op genoemde afdelingen
fundusfoto’s gemaakt. Dit betekent dat 51,8% van de DM-patiënten oogheelkundig is gecontroleerd. Dit komt goed
overeen met de landelijke richtlijn die de aanbeveling doet dat DM-patiënten eenmaal per 2 jaar dienen te worden
gecontroleerd (dit in tegenstelling tot het uitgangspunt van IGZ die een jaarlijkse controle de norm vindt). Bovendien
worden vele patiënten ook nog gezien door een oogarts elders.
185
VI. B
ijlagen
I.15 Hartfalen
I.15.1 Hartfalenpoli
Beschikt uw ziekenhuis over een hartfalenpoli?
VUmc beschikt over een goed georganiseerde, uitstekend functionerende hartfalen poli. Patiënten worden door
VUmc-cardiologen verwezen naar de hartfalenpoli. Ook sturen verwijzers uit andere centra patiënten door voor een
screening ten behoeve van cardiale resynchronisatietherapie.
Alle faciliteiten (indicatoren) behoudens thuisbezoek zijn aanwezig. Hartfalen-verpleegkundigen doen dagelijks zelf-
standig spreekuur en bespreken ieder dag de patiënten met een superviserend cardioloog. Er is een dagelijks telefo-
nisch spreekuur en patiënten kunnen zonodig altijd binnen 24 uur door de hartfalen-verpleegkundigen worden
gezien.
Er bestaat een goede samenwerking met de afdeling fysiotherapie. Patiënten krijgen na een systematische evaluatie
een op maat gesneden trainingsprogramma aangeboden. Het multidisciplinair overleg en programma voor verdere
begeleiding wordt momenteel verder ontwikkeld. Het programma wordt toegespitst op de problematiek die patiënten
met hartfalen ervaren. Belangrijk aspect is om patiënten ook op de langere termijn gemotiveerd te houden voor de
leefregels en therapietrouw.
Een belangrijke activiteit die in dit verband wordt gestart zijn maandelijks terugkerende hartfalenvoorlichtingsbijeen-
komsten. Hierbij is ook de afdeling maatschappelijk werk van VUmc nauw betrokken. De eerste bijeenkomst staat
gepland voor begin april 2007.
Binnen een jaar is het de bedoeling om een hartfalen unit (HFU) te starten. Op deze HFU kunnen patiënten intermitte-
rend en voor korte duur (maximaal 24 uur) worden opgenomen voor (dag-)behandeling middels bijvoorbeeld intrave-
neuze medicatie. Door deze mogelijkheid tot dag-nachtbehandeling kunnen meer langdurige klinische opnames wor-
den voorkomen. Daarnaast biedt de HFU de mogelijkheid tot het verrichten van snelle, geïntegreerde diagnostiek
inclusief invasief onderzoek. Hierdoor kan de duur tot het stellen van de definitieve diagnose worden bekort, zodat
eerder met adequate behandeling kan worden gestart waarmee langdurige opnames worden vermeden. Bovendien
anticipeert een HFU op het groeiend arsenaal aan geavanceerde therapeutische mogelijkheden voor de behandeling
van hartfalen, zoals mechanische ondersteuning van de pompfunctie middels een left ventricular assist device (LVAD)
en stamceltherapie.
Screening en geïntegreerd onderzoek (one-stop-shop) op verzoek van de eerstelijnzorg is (vooralsnog) niet mogelijk
op de hartfalenpoli van VUmc. Een van de oorzaken hiervoor is de exponentiele groei van het aantal patiënten die
vanuit de 2e lijn bij de hartfalenpoli terecht komen.
Een tweede reden is dat de huidige populatie hartfalenpatiënten zich in toenemende mate presenteert met meer uit-
gebreide en complexe problematiek waardoor de vraag naar zorg en begeleiding en daarmee de werkdruk, sterk toe-
neemt.
186
VI. B
ijlagen
187
VI. B
ijlagen
De kenmerken van onze poli zijn:
Status
A Nazorg
Medische controle binnen 1 maand na ontslag Ja
Huisbezoek door hartfalenverpleegkundige binnen 2 weken na ontslag Nee
Vaste momenten van herevaluatie met de patiënt Ja
Laagdrempelige mogelijkheid voor patiënt tot telefonisch contact met contactpersoon
(=hartfalenverpleegkundige) Ja
Verpleegkundig spreekuur Ja
B Snelle signalering van verslechtering
Waarschuwen door de patiënt zelf als toestand achteruit gaat (patiënt weet wanneer dit het geval is) Ja
Patiënt krijgt ontslagbrief mee met medische en verpleegkundige informatie Ja
Goede afspraak wie voor patiënt bereikbaar is (naam en telefoonnummer) Ja
C Welk programma gebruikt u om life style changes te registreren/monitoren?
Voorlichtingsmateriaal van de Hartstichting Ja
Eigen voorlichtingsmateriaal Ja
D Coördinatie van zorg: wie is hiervoor verantwoordelijk
Cardioloog Ja
Hartfalenverpleegkundige Ja
I.15.2 Heropname voor hartfalen
Wat is in 2006 het percentage heropnames voor hartfalen binnen 12 weken na ontslag, gescheiden voor patiënten jon-
ger dan 75 jaar en patiënten van 75 jaar en ouder?
Het totaal aantal opgenomen patiënten met hoofddiagnose hartfalen bedroeg 207 (123 mannen en 84 vrouwen). Het
totaal aantal binnen 12 weken heropgenomen personen bedroeg 7 (3,4%).
Het totaal aantal opgenomen personen jonger dan 75 jaar bedroeg 110. Bij 5 personen (4,5%) was dit een heropname.
Het aantal opgenomen patiënten van 75 jaar of ouder bedroeg 97, waarvan 2 patiënten (2,1%) een heropname binnen
12 weken. Als heropnames zijn ook gerekend de dagbehandelingen en overplaatsingen naar een ander ziekenhuis.
Heropname
Leeftijd ≤ 12 weken > 12 weken
< 75 jaar (n = 110 pt.) 5 pt. (4,5%)* 1 pt. (0,9%)
≥ 75 jaar (n = 97 pt.) 2 pt. (2,1%) 5 pt. (5,2%)
*1 pt. 2x binnen 12 weken heropname
VI. B
ijlagen
I.16 Acuut myocardinfarct (AMI, hartinfarct)
I.16.I 30-daagse mortaliteit of ziekenhuissterfte na opname voor een AMI
Wat is het percentage patiënten dat in de eerste 30 dagen na opname met de diagnose AMI is overleden, ongeacht de
oorzaak van het overlijden? De vraag is uitgesplitst naar leeftijd (jonger dan 65 jaar en 65 jaar en ouder). Indien
gegevens over sterfte binnen 30 dagen niet beschikbaar zijn, kan de rapportage worden vervangen door ziekenhuis-
sterfte.
De zogenaamde ziekenhuissterfte bedroeg in 2006 voor patiënten jonger dan 65 jaar 4,6% (3 van de 65 patiënten)
en voor 65 jarigen en ouder 4,9% (3 van de 61 patiënten). Patiënten die zijn gedotterd en daarna zijn overgeplaatst
naar een ander ziekenhuis zijn niet meegeteld.
VUmc fungeert in de zorgketen voor de acute hartinfarctpatiënt als dottercentrum voor belangrijke delen van de
regio Amsterdam, Kennemerland en Zaanstreek. VUmc maakt daarbij onderdeel uit van het zogeheten
Amsterdamproject, waarin ook het AMC en het OLVG als dotterkliniek participeren. Dit project is operationeel sinds
begin 2004 en dient ter bekorting van de wachttijd van een acute hartinfarctpatiënt voor de dotterprocedure. De
ambulancedienst faxt direct na aankomst bij een patiënt een ECG via GSM-techniek naar de hartbewaking van VUmc
en vrijwel direct kan worden vernomen of een patiënt naar de dotterkamer kan worden vervoerd. Hiermee wordt een
aanzienlijke tijdswinst geboekt en kunnen infarctpatiënten zeer snel worden gedotterd. Dit heeft een directe en gun-
stige invloed op de overleving.
Vooralsnog ontbreken de 30- en 90-daagse mortaliteitscijfers van patiënten die in ons ziekenhuis zijn opgenomen
met een acuut hartinfarct. VUmc werkt aan de ontwikkeling van een prospectief registratiesysteem waarin de 30-
daagse mortaliteit van alle patiënten die in VUmc worden opgenomen met een acuut myocardinfarct, wordt geno-
teerd. Hierbij gaat het om registratie van álle patiënten die in de acute fase van het hartinfarct in ons ziekenhuis zijn
behandeld, dus ook van de patiënten die na de dotterbehandeling direct worden doorverwezen naar een andere kli-
niek.
I.17 CVA (hersenbloeding)
I.17.1 Stroke service / stroke unit
Beschikt uw ziekenhuis over een strokeservice en/of stroke-unit?
Ja, VUmc beschikt over beide. De strokeservice bestaat uit:
• Een poliklinisch traject (TIA-service en -protocol, duplex-onderzoek). Dit traject is in het kader van het proces
Herinrichting binnen “Sneller Beter” opnieuw gerorganiseerd. Doel is dat patiënten binnen 24 uur na een TIA wor-
den gezien, dat de aanvullende diagnostiek binnen 72 uur is afgerond en dat patiënten die in aanmerking komen
voor carotisendarterectomie binnen 2 weken worden geopereerd. Inmiddels is dit grotendeels gerealiseerd. Het
poliklinische traject dient nog te worden geïntensiveerd.
• Een ziekenhuis-stroke-unit (ZSU): 4 CVA-bedden. De afdeling neurologie beschikt over een observatiezaal van 8
bedden, waarvan er 4 ter beschikking zijn als stroke-unit. De formatie is hierop berekend. Ook aan andere voor-
waarden zoals monitorbewaking is voldaan. Trombolyse wordt volgens protocol uitgevoerd en de capaciteit wordt
7 x 24 uur per week gegarandeerd.
• Een verpleeghuis-stroke-unit (VSU): 6 bedden voor klinische revalidatie in verpleeghuis St. Jacob.
• Een revalidatie-stroke-unit in het Revalidatiecentrum Amsterdam (RCA) en Thuiszorg Amsterdam.
188
VI. B
ijlagen
Elementen van VUmc-Stroke Service
Schriftelijk vastgelegde afspraken over samenwerking binnen de keten met:
• Huisartsen nee
• Ambulance ja
• Verpleeghuizen ja
• Revalidatiecentra ja
• Thuiszorginstellingen ja
• Patiëntenverenigingen nee
• Verzekeraars ja
• anders, nl.
Schriftelijk vastgelegde afspraken over:
• Criteria voor opname in vervolginstellingen ja
• Maximale ligduur in het ziekenhuis ja
• Beschikbaarheid bedden ja
• Opnamegaranties ja
• Aanwezigheid van Stroke unit ja
Elementen van VUmc-Stroke Unit
• Opnamegarantie ja
• Multidisciplinaire behandeling volgens protocol ja
• Behandeldoelen opgesteld voor stoornis, beperking, handicap, cognitie en communicatie ja
• Specifiek geschoolde medewerkers ja
Aantallen
Aantal gelabelde bedden 6
Aantal bedden met bewakingsmogelijkheden 6
Aantal bedden voor trombolyse 1
I.17.2 Mortaliteit binnen 7 dagen na opname voor een CVA (hersenbloeding)
Wat is het percentage patiënten dat in de eerste 7 dagen na opname met de diagnose CVA is overleden, ongeacht de
oorzaak van het overlijden? De vraag is uitgesplitst naar leeftijd (jonger dan 65 jaar en 65 jaar en ouder) en etiologie
(ischemisch CVA (herseninfarct) en hemorrhagisch CVA (hersenbloeding)).
De sterfte na een ischemisch CVA onder patiënten jonger dan 65 jaar bedraagt 3,8% (2 van 53 patiënten) en onder
65 jaar en ouder 7,4% (10 van 135 patiënten). De sterfte na een hemorrhagisch CVA onder patiënten jonger dan 65
jaar bedraagt 8,1% (3 van 37 patiënten) en onder 65 jaar en ouder 19,7% (15 van 76 patiënten).
189
VI. B
ijlagen
I.18 Heupfractuur
I.18.1 Percentage patiënten met een heupfractuur dat binnen een kalenderdag is geopereerd
Wat is het percentage patiënten van 65 jaar of ouder met een heupfractuur dat in het afgelopen jaar binnen één
kalenderdag na presentatie is geopereerd, verdeeld naar ASA-klasse (een maat voor de ernst van bijkomende aandoe-
ningen)?
Door de invoering van een aantal verbeteringen, bedraagt in het 4e kwartaal van 2006 het percentage patiënten met
een heupfractuur van 65 jaar en ouder dat binnen één kalenderdag is geopereerd 89,3%. Voor geheel 2006 bedraagt
dit percentage 75,2% (124 van de 165). Uitgesplitst naar ASA-klasse bedraagt het percentage 79,5% (66 van de 83
patiënten) voor ASA 1-2 en 68,9% (42 van de 61 patiënten) voor ASA 3-5. Van 21 patiënten is de ASA-klasse niet
bekend, hierbij bedraagt het percentage geopereerden 76,2%.
I.19 Mammatumor (borstkanker)
I.19.1 Mammapoli
Beschikt uw ziekenhuis over een mammapoli en hoe heeft u dat vormgegeven?
Ja, VUmc beschikt over een mammapoli sinds 1 mei 2004. De poli is volgens de normen van het CBO georganiseerd
in een multidisciplinaire benadering:
1. Alle patiënten hadden een toegangstijd van maximaal 7 werkdagen.
2. Diagnostisch onderzoek gebeurde bij alle patiënten op één dag.
3. De diagnose van onderzoek werd in bijna alle gevallen binnen 5 werkdagen met de patiënt besproken. Bij twij-
fel over de voorlopige diagnose vond aanvullend onderzoek plaats. De uitslag van het aanvullend onderzoek
werd ook binnen 5 werkdagen met patiënt besproken.
4. Wanneer er sprake is van een kwaadaardige tumor is er in de meeste gevallen een mammacareverpleegkundige
aanwezig.
5. Alle nieuwe patiënten zijn besproken op het multidisciplinair overleg (MDO).
6. De uitslag van onderzoek was altijd compleet op het MDO.
7. De wachtlijst voor operatie dreigde soms langer te worden dan 2 weken. Deze toegangstijd wordt voortdurend
gevolgd en zo nodig bijgesteld door de oncologisch chirurg.
8. Alle operatiepatiënten zijn besproken op het MDO.
Onderdelen van de zorg om de patiënt met een mammatumor In VUmc
De informatie naar de patiënt is helder. ja, er zijn o.a. informatiefolders beschikbaar en e.e.a.
wordt uitgebreid mondeling toegelicht.
De zorg is afgestemd op de behoefte van de patiënt. ja, voor zover mogelijk en in belang van patiënt
Het kunnen versnellen van tripeldiagnostiek. de tripeldiagnostiek wordt toegepast. De uitslag van
de pathologische anatomie kan na 4 dagen bekend
zijn.
Mogelijkheid om de toegangstijd tot een operatie te verkorten. voor de mamma-patiënten zijn slots ingebouwd op
het OK-programma. Echter, wanneer het aanbod van
mammapatiënten groter is dan het aantal gereserveer-
de slots, is het moeilijk de toegangstijd binnen 2
weken te houden.
190
VI. B
ijlagen
Onderdelen van de zorg om de patiënt met een mammatumor In VUmc
Elke casus wordt ingebracht in een preoperatieve multidisciplinaire Ja, elke patiënt wordt besproken in de multi-
bespreking. Deze bespreking is wekelijks. disciplinaire bespreking, die wekelijks plaatsvindt.
Het mammateam bestaat uit een chirurgoncoloog, patholoog, radioloog, ja
internistoncoloog, radiotherapeutoncoloog en een mammacare–
verpleegkundige.
De leden van het team hebben aantoonbaar ervaring met aandoeningen ja
van de mamma.
Veelal is er sprake van een gezamenlijk spreekuur. ja
Patiënt met verontrustende symptomen wordt verwezen naar patiënten met een mamma-afwijking worden
gespecialiseerd mammachirurg. altijd gezien door een oncologisch chirurg.
Alle onderzoeken tijdens één bezoek aan het ziekenhuis ja, alle onderzoeken vinden op één dag plaats.
Bij diagnose maligniteit vindt 2e afspraak plaats met mammaverpleeg- bij diagnose maligniteit is bijna altijd een mamma
kundige en specialist van het mammateam. care-verpleegkundige beschikbaar voor aanvullende
informatie op dezelfde dag of op een nader te bepa-
len tijdstip.
Diagnose maligniteit wordt nooit telefonisch meegedeeld. de diagnose maligniteit wordt alleen tijdens een poli-
bezoek meegedeeld.
De communicatie over de diagnostiek en behandeling intern en naar Ja, maar de snelheid kan altijd beter
extern is optimaal.
Gebruikelijk aantal dagen tussen eerste contact en diagnostiek. eerste polibezoek en diagnostiek is meestal op
dezelfde dag. Uitslag van diagnostiek binnen 5 werk-
dagen.
I.19.2 Diagnose binnen 5 dagen
Wat is het percentage dat binnen 5 werkdagen na het eerste policonsult voor verdenking op borstkanker een uitslag
goedaardig of kwaadaardig heeft gekregen?
In 2006 waren alle (voorlopige) diagnosen binnen 5 werkdagen bekend. Bij onzekere uitkomst van het onderzoek was
de diagnose binnen 5 werkdagen na het aanvullend onderzoek bekend. Het is niet bekend hoeveel patiënten in 2005
aanvullend onderzoek nodig hadden na de eerste diagnostiek. Omdat álle patiënten binnen 5 werkdagen op de poli
terugkwamen om te worden geïnformeerd over de (voorlopige) diagnose wordt 100% aangegeven. Het percentage dat
werkelijk na 5 werkdagen de definitieve uitslag heeft gekregen, is op dit moment niet bekend.
I.20 Cataract (staar) complicatieregistratie
Houdt u bij cataractoperaties een complicatieregistratie bij?
Ja, de afdeling oogheelkunde hanteert twee systemen voor de registratie van complicaties:
1. het “Breebaart”-systeem. Dit is een in Nederland ontworpen systeem voor de complicatieregistratie dat uitge-
breid landelijk wordt gehanteerd en toegankelijk is via de website van het Nederlands Oogheelkundig gezel-
schap. Alle cataractoperaties die worden verricht in VUmc worden hierin ingevoerd, inclusief de complicaties.
2. de afdeling oogheelkunde van VUmc participeert in een internationaal registratiesysteem, dat is ingevoerd in de
Europese Unie. Dit systeem omvat de cataractoperaties in meerdere klinieken in meerdere Europese landen.
Steekproefgewijs wordt een registratie gedurende één of twee maanden per jaar gehouden. Voor VUmc was dit de
maand oktober. Complicatieregistratie is daar één aspect van. ‘Benchmarking’ is het doel van dit Europees-systeem.
191
VI. B
ijlagen
I.21 Postoperatieve opnameduur na een blindedarmoperatie bij kinderen tot 15 jaar
Wat is de gemiddelde, minimale, maximale en mediane opnameduur na een blindedarmoperatie bij kinderen tot 15
jaar?
In 2006 werden in VUmc 16 patiënten jonger dan 15 jaar wegens een acute ontsteking van de blindedarm geope-
reerd. De gemiddelde ligduur bedroeg 6,8 dagen (minimum 2 en maximum 32 dagen). De mediane opnameduur
bedroeg 3,5 dagen. Vanwege de topreferentiefunctie van VUmc worden vaak kinderen doorverwezen met een perfo-
ratie hetgeen de opnameduur nadelig beïnvloedt.
II NVZ-indicatoren
II.1 Kwaliteitsborging en kwaliteitssystemen
II.1.1 Accreditatie
Aan welke vormen van accreditatie en certificering neemt uw ziekenhuis deel?
Het VUmc-kwaliteitsbeleid is in toenemende mate geïntegreerd in de planning- en controlcyclus en betreft alle kernta-
ken van het academisch centrum: onderzoek, opleiding en patiëntenzorg. De, ook binnen NIAZ bekende, verbetercy-
clus wordt als motor gebruikt voor verbetering en vernieuwing. Met name voor de patiëntenzorg kan de NIAZ
Kwaliteitsnorm Zorginstelling een goede aanvulling zijn op ons kwaliteitsbeleid. In 2004 is een tijdspad uitgezet om
op verschillende niveaus integrale kwaliteitssystemen in te voeren en uit te bouwen. De accreditatiesystematiek van
het NIAZ maakt daar onderdeel van uit. Begin 2008 hoopt VUmc de NIAZ-accreditatie aan te vragen.
In het verleden heeft ons ziekenhuis actief geparticipeerd in de ontwikkeling van PACE (de voorloper van NIAZ), en
vele afdelingen plukken daar nog steeds de vruchten van. In 1999 zijn de afdelingen klinische chemie en haematolo-
gisch laboratorium CCKL-geaccrediteerd. In de laatste 5 jaar zijn ten aanzien van de patiëntenzorg en medische
ondersteuning de volgende afdelingen geaccrediteerd: medische microbiologie en infectiepreventie, klinische patho-
logie, sectie cytogenetica (afd. klinische genetica en antropogenetica) en de ziekenhuisapotheek (alle CCKL). De dialy-
seafdeling is HKZ-gecertificeerd.
De Amstel Academie is CEDEO-erkend (Centrum voor documentatie en informatie over bedrijfsexterne opleidingen).
De bachelor- en masteropleiding van de geneeskunde-opleiding zijn in 2006 geaccrediteerd door de Nederlands
Vlaamse Accreditatie Organisatie. De afdeling oogheelkunde is geaccrediteerd door de European Board of
Ophthalmology, de longfunctieafdeling door de Nederlandse Longfunctiekring (van het NVALT), kinderchirurgie door
de European Board of Pediatric Surgery, de accountantsdienst door Ernst & Young, accountants, de dienst Arbo en
Milieu door Certificatie-Arbodiensten, de METc is geaccrediteerd door de Nederlandse vereniging van Medisch
Ethische Toetsingscommissies en de onderzoekinstituten door internationale visitatiecommissies volgens het
Standard Evaluation Protocol. Het Radionuclidencentrum heeft in 2006 de GMP-producentenvergunning verworven.
De afdeling hematologie heeft de visitatie voor de JACIE-accreditatie met goed gevolg achter de rug en wacht op de
uitreiking van het certificaat. De afdeling radiotherapie heeft op 15 maart 2007 jongstleden de afdelingsspecifieke-
accreditatie van het NIAZ ontvangen. De afdeling IVF is in voorbereiding op een CCKL-accreditatie. De meeste afdelin-
gen maken nu gebruik van kwaliteitsdocumenten op basis van de NIAZ-systematiek.
Naast deze initiatieven worden vanzelfsprekend alle medisch afdelingen gevisiteerd in het kader van de opleidingsbe-
voegdheid en meerdere afdelingen hebben deelgenomen aan een kwaliteitsvisitatie van hun beroepsvereniging
(namelijk anesthesiologie, dialyseafdeling, intensive care, kindergeneeskunde, klinische genetica en antropogenetica,
longziekten, medische microbiologie en infectiepreventie, mondziekten en kaakchirurgie, nucleaire geneeskunde,
oogheelkunde, pathologie, radiotherapie, reumatologie en ziekenhuisapotheek).
192
VI. B
ijlagen
II. 2 Incidenten patiëntenzorg (MIP, FONA)
II.2.1 Incidenten patiëntenzorg (MIP, FONA)
Wat is het totaal van het aantal incidenten dat centraal is gemeld en hoeveel procent hiervan heeft geleid tot maatre-
gelen?
In 2006 zijn in VUmc in de patiëntenzorg 316 (bijna)incidenten gemeld. Maatregelen naar aanleiding van voorgeko-
men incidenten worden op verschillende niveaus in de organisatie genomen. In eerste instantie worden maatregelen,
waar mogelijk, getroffen op afdelingsniveau. Dit betreft het grootste deel van de maatregelen. Hiervan vindt op cen-
traal niveau géén registratie plaats. Wel wordt bekeken in hoeverre deze maatregelen ook relevant zijn voor andere
afdelingen. In 2005 is de meldingscommissie gestart met de implementatie van een nieuwe werkwijze namelijk het
decentraal behandelen van (bijna)incidenten in de patiëntenzorg. Hiervoor is aansluiting gevonden bij het VIM-project
(= Veilig Incidenten Melden) van Sneller Beter (zie elders in dit jaarverslag).
Daar waar de gepresenteerde problematiek afdelingsoverstijgend en/of van zeer ernstige aard is, worden maatrege-
len op cluster- of centrumniveau getroffen.
II.3 Financiële positie
II.3.1 Budgetgrootte
Wat is in het verslagjaar het productiegebonden gedeelte van het externe budget, inclusief het totale B-segment maar
exclusief de loonkosten voor medisch specialisten?
Zie elders in dit jaarverslag
II.4 Parameters ten behoeve van verantwoording, sturing en bench-marking
II.4.1 Patiënttevredenheid
II.4.1.1 Patiënttevredenheidsmetingen
Onderzoekt u systematisch de tevredenheid van patiënten betreffende de zorgverlening?
a. continu bij alle patiënten van het ziekenhuis
b. jaarlijks bij een cohort of steekproef van alle patiënten
c. systematisch, maar alleen bij specifieke afdelingen
Patiënttevredenheid is in VUmc één van de vier kwaliteitsthema’s, naast patiëntenlogistiek, patiëntveiligheid en pro-
fessionele kwaliteit. De centrumbrede coördinatiegroep patiënttevredenheid benadrukt het belang van het patiënten-
perspectief en stimuleert afdelingen hiervoor activiteiten te ondernemen.
VUmc participeert iedere twee jaar in het landelijk patiënttevredenheidsonderzoek van de NFU (Nederlandse Federatie
van Universitair Medische centra). De eerste meting heeft plaatsgevonden in het najaar van 2003. Eind 2005 is de
tweede meting verricht. Hiervoor zijn ruim 10.000 VUmc-patiënten aangeschreven. Medio 2006 zijn de resultaten
bekend gemaakt. VUmc scoorde in totaal 19 best practices. In 2003 had VUmc nog slechts 3 best practices.
Veel afdelingen houden ook zelf patiënttevredenheidsenquêtes bij hun patiënten, waarbij afdelingsspecifieke factoren
worden onderzocht.
In aansluiting op Sneller Beter pijler 3 is VUmc aan het onderzoeken of zij overgaat tot invoering van een ziekenhuis-
breed elektronisch continu meetsysteem voor patiëntenfeedback. Afdelingen kunnen hier gebruik van maken en hun
eigen vragenlijst samenstellen.
Ook is met name binnen de Sneller Beter projecten patiëntenparticipatie geïntroduceerd, waarbij uitdrukkelijk aan-
193
VI. B
ijlagen
dacht wordt gegeven aan het patiëntenperspectief. Een aantal afdelingen is enthousiast geraakt door het instrument
van spiegelgesprekken met patiënten en is voornemens deze jaarlijks te herhalen.
Tot slot heeft in 2006 een evaluatie onder VUmc klagers plaatsgevonden over de klachtenprocedure, die tot een aan-
tal verbeteringen heeft geleid.
II.4.1.2 Klachten
a. Absoluut aantal klachten, ingediend bij de Klachtencommissie
b. Relatieve aantal: absoluut aantal per gewogen patiënteenheid
c. Percentage van a. dat is gegrond verklaard
d. Percentage van c. dat heeft geleid tot maatregelen
e. Aantal klachten dat niet via de Klachtencommissie is binnengekomen
In 2006 heeft VUmc 289 schriftelijke klachten van of namens patiënten ontvangen. Het percentage klachten per
gewogen patiënteneenheid (zie hiervoor de toelichting bij ‘milieubelasting’) is 0,055%. Van de 289 schriftelijk inge-
diende klachten zijn er 255 in de bemiddelingsprocedure opgenomen. De Klachtencommissie heeft op verzoek van
klagers 34 klachten (antwoord op a.) in behandeling genomen (dit is 0,007% per gewogen patiënteneenheid, (het ant-
woord op vraag b.). Deze klachten waren afkomstig van 12 verschillende klagers. Over 27 klachten heeft de klachten-
commissie in 2006 uitspraak gedaan (de overige zijn in 2007 behandeld). Zeven klachten (25,9%) zijn gegrond ver-
klaard.
Naar aanleiding van ingekomen klachten zijn in 2006 o.a. de volgende maatregelen genomen:
• een protocol voor toediening van klysma’s is opgesteld, met o.a. aandacht voor de wensen van de individuele
patiënt;
• voorafgaand aan een operatie wordt voortaan het te gebruiken sponsmateriaal geregistreerd;
• naar aanleiding van een ontplofte batterij van een Tens-apparaat zijn alle niet-oplaadbare batterijen uit de roula-
tie genomen;
• om ongewenste interactie van medicatie te voorkomen, staat een afdeling eigen gebruik van medicatie niet meer
toe;
• er wordt op een zorgafdeling één verantwoordelijk verpleegkundige aangewezen, die de zorg rond een patiënt
coördineert en aanspreekpunt is voor patiënt en familie;
• er wordt op de kinderafdeling in het verpleegplan duidelijke afspraken vastgelegd over de verdeling van de zorg
tussen de familie van een patiënt en de verpleging; tevens krijgen de patiënt en diens familie een welkomstbrief,
waarin de namen van de zaalarts, de medisch specialist en de supervisor en de leidinggevende verpleegkundige
staan vermeld;
• op de zorgeenheid is een procedure afgesproken die de bereikbaarheid van een consulterend arts moet vergro-
ten.
194
VI. B
ijlagen
II.4.2 Organisatie & Kwaliteit
II.4.2.1 Wachttijden VUmc
a. Publiceert u minstens eens per maand gemakkelijk toegankelijke publieksgegevens
(bijvoorbeeld op Internet) over wachttijden? Ja
b. Zo ja, welk percentage van de aandoeningen waarvoor Treeknormen bestaan, betreft dit? 100%*
c. In welke mate participeert U in het nationale wachttijdenoverzicht dat de NVZ onderhoudt? **
I. Poliklinisch: n.v.t. **
II. Dagbehandeling: n.v.t. **
III. Klinisch: n.v.t. **
* betreft in ieder geval 100% van de specialismen waarvoor Treeknormen bestaan.
** de NVZ is per januari 2005 gestopt met het nationale wachttijdenoverzicht.
II.4.2.2 Risico-inventarisatie
a. Voert u tenminste elke 2 jaar een risico-inventarisatie uit (of wordt dit door een externe instantie uitgevoerd)?
b. Wordt deze analyse, al dan niet door een externe instantie (bijvoorbeeld uw schade-verzekeraar), in vergelijken-
de zin beoordeeld en leidt dit tot concrete conclusies c.q. aanbevelingen?
c. Rapporteert u over dit onderwerp in uw jaarverslag of elders?
VUmc is één van de 5 pilot-ziekenhuizen die in 2006 in afstemming met haar schadeverzekeraar, is gestart met het
ontwerpen van een risico-inventarisatie. Daartoe zijn ook VUmc-gegevens aangeleverd.
Verder heeft VUmc in 2005 en 2006 deelgenomen aan het programma Patiëntveiligheid in Nederland (in samenwer-
king met het EMGO-instituut van VUmc en NIVEL). Hierbij wordt het optreden van (vermijdbare) incidenten systema-
tisch en vrijwel ziekenhuisbreed onderzocht. Bovendien is er in het kader van medicatieveiligheid een risico-analyse
verricht om de meest risicovolle momenten te inventariseren. Daarnaast nam VUmc ook in 2006 deel aan het project
Sneller Beter. In dit project worden op afdelingen veiligheidscommissies geïnstalleerd in het kader van Veilig Incident
Melden. Deze veiligheidscommissies brengen direct advies uit aan het management van de afdeling. In het kader van
Sneller Beter worden verder rond bepaalde thema’s (bijvoorbeeld postoperatieve wondinfecties en decubites) systema-
tische metingen uitgevoerd, die de risico’s op bepaalde incidenten in kaart brengen. Deze gegevens worden extern
vergeleken met de andere ziekenhuizen die in Sneller Beter participeren. Bovendien kent VUmc een nauwgezette archi-
vering van schriftelijk gemelde klachten en MIP-meldingen, waarover elders in het jaarverslag wordt gerapporteerd.
II.4.3 Organisatie & randvoorwaarden
II.4.3.1 Welbevinden medewerkers
a. Verzuimpercentage
b. Verlooppercentage
c. WAO-instroom
a. het verzuimpercentage (verzuim < 1 jaar) bedraagt 4,0%, 0,7% is minimaal 1 jaar ziek en 1,0% is arbeidsonge-
schikt wegens zwangerschap en bevalling;
b. het verlooppercentage bedraagt 13,0% (uitstroom exclusief Flexpool);
c. de WAO-instroom bedraagt 0,0% (geen nieuwe instroom wegens WIA);
de WIA-instroom bedraagt 0,12%.
195
VI. B
ijlagen
II.4.3.2 Milieubelasting
a. Totaal energieverbruik: in euro/gewogen patiënteenheden
b. Totaal afvalproductie in kg/gewogen patiënteenheden waarvan Specifiek Ziekenhuisafval in kg/gewogen patiënt-
eenheden
In 2006 gaf VUmc voor het energieverbruik 10,96 euro per gewogen patiënteneenheid uit. Het energieverbruik per
vloeroppervlakte bedroeg voor aardgas 20,47 m3 per m2 en voor elektriciteit 98,18 kWh per m2. De totale afvalpro-
ductie bedroeg 2,76 kg per gewogen patiënteneenheid, waarvan 0,16 kg specifiek ziekenhuisafval per gewogen
patiënteneenheid.
De term ‘gewogen patiënteneenheid’ is een productie-eenheid die wordt gebruikt in algemene ziekenhuizen. Een uni-
versitair medisch centrum als VUmc kent naast de patiëntenzorg ook onderwijs en onderzoek, meer dan een alge-
meen ziekenhuis. Hoeveel van de gemeten afvalproductie en energiekosten het gevolg is van deze twee laatste werk-
zaamheden is onbekend. De cijfers van VUmc kunnen daarom afwijken van die van algemene ziekenhuizen. Ook kun-
nen de cijfers afwijken van die van andere academische ziekenhuizen, wanneer de energiekosten en de afvalproductie
daar wel kunnen worden toegewezen aan patiëntenzorg, onderwijs en onderzoek. Verder wordt de interpretatie van
de cijfers gecompliceerd door het feit dat VUmc bestaat uit het ziekenhuis en de medische faculteit. De afvalproduc-
tie en de energiekosten van deze laatste instelling (denk aan vakgroepen als anatomie en fysiologie), is niet meege-
nomen in bovenstaande cijfers.
Aanvullend is dit jaar opnieuw het energieverbruik per vloeroppervlakte als prestatie-indicator opgenomen. Dit geeft
een beter inzicht in de werkelijke energie- of milieuprestatie van VUmc dan het energieverbruik in euro’s.
II.4.4 Onderwijs, opleidingen en onderzoek
II.4.4.1 Onderwijs & opleidingen
Vraagstelling Situatie VUmc
a. Participeert u in het klinisch onderwijs aan studenten geneeskunde
(co-schappen)? Ja
Zo ja, hoeveel co-assistenten, gemiddeld over 52 weken/jaar,
betreft dit? 250
b. Participeert u in het klinisch onderwijs aan hogeschoolstudenten
verpleegkunde (HBO-V)? Ja
Zo ja, hoeveel studenten I. duaal 10, gemiddeld over 52 weken/jaar
II. anderszins 27, gemiddeld over 52 weken/jaar
c. Participeert u in het klinisch onderwijs aan leerlingen van het
middelbaar beroepsonderwijs verpleegk. (MBO-V)?
I. duaal 14, gemiddeld over 52 weken/jaar
II. anderszins 21, gemiddeld over 52 weken/jaar
196
VI. B
ijlagen
Vraagstelling Situatie VUmc
d. Hoeveel plaatsen voor assistenten geneeskundigen in opleiding (aios ) Per 31 december 2006 telt de Onderwijs- en
heeft u? Opleidingsregio (OOR) van VUmc 681 aios.
Hiervan zijn 542 aios werkzaam binnen het samen-
werkingsverband OZON van VUmc (309 aios) en part-
nerziekenhuizen (233 aios). Naast de aanstellingen
binnen OZON zijn er nog 139 aios werkzaam in zoge-
heten zelfstandige opleidingen.
e. Hoeveel studenten in het kader van de verpleegkundige vervolg-
opleidingen (LRVV) hebt u? 78
f. Hoeveel OK-assistenten hebt u in opleiding? 21
g. Hoeveel anesthesieassistenten hebt u in opleiding? 15
II.4.4.2 Onderzoek
Vraagstelling Situatie VUmc
a. Neemt u deel aan klinisch vergelijkend wetenschappelijk onderzoek? Ja
b. Zo ja, Hoeveel clinical trials betreft dit (aantal lopende trials op
31 december jl.)
Fase III: 34
Fase IV: 3
Het aantal lopende trials betreft vermoedelijk een
onderschatting daar volledige registratie van gegevens
als beoogde en definitieve start- en einddatum sedert
januari 2003 plaatsvindt.
c. Functioneert (exclusief voor) uw ziekenhuis een METC? Ja
d. Zijn aan uw ziekenhuis (part time) hoogleraren betrokken bij
geneeskundig wetenschappelijk onderzoek? Ja
e. Publiceert u over de wetenschappelijke productie in uw jaarverslag? Ja
197
VI. B
ijlagen
Jaarverslag 2006
Colofon
uitgave
VU medisch centrum ©
Postbus 7057
1001 MB Amsterdam
bezoekadres
De Boelelaan 1117
Amsterdam
Telefoon (0)20 444 4444
Fax (0)20 444 4645
redactie
Projectgroep Jaarverslag
vormgeving en druk
Roto Smeets GrafiServices Utrecht
fotografie
AVC, VUmc
Digidaan
mei 2007
198
VI. B
ijlagen
2006
VU
med
isch cen
trum
jaarverslag 2
00
6
jaarverslag
vormgeving Roto Smeets GrafiServices, Utrecht