Op het water

17
Op het water Mattheüs 14:22-34

Transcript of Op het water

Op het water

Mattheüs 14:22-34

Het koninkrijk 4:13-7:29 verkondigdDe Koning 8:1-16:20

De Koning 16:21-20:34 verworpenHet koninkrijk 21:1-26:35

Mattheüs:Zie! Uw Koning! (Zacharia 9:9)

wonder = teken;teken heeft be-teken-is

Mozes en Jozua deden tekenen, profetische heenwijzingen naar Hem die komen zou

Wonder = teken;teken heeft be-teken-is

Elia en Elisa deden wonderen, die tekenen waren verwijzen naar Hem, die komen zou

22. En meteen noodzaakte Jezus Zijn discipelen in het schip te stappen en voor Hem uit te varen naar de overkant, terwijl Hij de menigte weg zou sturen.

het schip – o.a. beeld van een mens (Hb: ani)

23. En toen Hij de menigte weggestuurd had, klom Hij de berg op

klom Hij de berg op: beeld van Zijn verhoging

berg = hoogte(n) heerschappij, verhoging bv: Moria

23. En toen Hij de menigte weggestuurd had, klom Hij de berg op om er in afzondering te bidden.

Hij bidt:

wat wij zouden bidden overeenkomstig met wat moet zijn, weten wij nietRomeinen 8:26,27,34

23. Toen de avond kwam, was Hij daar alleen.

het werd avond…Hij was daar alleen..-spreekt met Vader-

24. Het schip was al vele stadia weg van het land en werd gepijnigd door de golven, want ze hadden de wind tegen.

schip in nood – wind was tegen

wind (kracht) leringentegen: in-in plaats vanEfeziërs 4:14

25. Maar in de vierde nachtwake kwam Jezus naar hen toe, wandelend over de zee.

de 4e nachtwake:3-6 uur ‘s nachts

26. En toen de discipelen Hem over de zee zagen lopen, raakten zij in verwarring en zeiden: Het is een fantoom! En zij schreeuwden van angst.

Fantoom: effect van iets/iemand zichtbaar worden

27. Maar meteen sprak Jezus hen aan en zei: Heb goede moed, Ik ben het; vreest niet.

Ik ben het; vreest niet

28. Petrus antwoordde Hem en zei: Heer, als U het bent, geef mij dan bevel over het water naar U toe te komen.

29. Hij zei: Kom! En Petrus klom uit het schip en wandelt op het water om bij Jezus te komen.

wandelen bij storm met Hem

30. Maar toen hij op de sterke wind lette, werd hij bevreesd, en toen hij begon te zinken, riep hij: Heer, red mij!

Petrus keek naar deomstandigheden in plaats van de Heer vrees, angst zinken

Jezus stak meteen Zijn hand uit, greep hem vast en zei tegen hem: Kleingelovige, waarom heb je getwijfeld? Mattheüs 14:31

Kleingelovige = weinig geloof:

Mattheüs 6:30 – kijkt niet naar Gods zorgMattheüs 8:26 - heeft vreesMattheüs 14:31 – kijkt niet naar de Heer – twijfelMattheüs 16:8 – heeft redeneringen

32. En toen zij in het schip geklommen waren, ging de wind liggen.

door Hem rust en kalmte

in stilheid en vertrouwen zal je sterkte zijn - Jesaja 30:15

33. Zij die in het schip waren, kwamen Hem aanbidden en zeiden: Waarlijk, U bent de Zoon van God!

beeld van het gelovige Israël na de grote verdrukking in het aardse koninkrijk.