Nederlands in de opleiding MBO niveau 2, 3 en 4 Inhoudsopgave - … · 2020. 7. 9. · Variva...

29
Nederlands in de opleiding MBO niveau 2, 3 en 4 Inhoudsopgave: pagina: 1. Inleiding 1 2. Schema Nederlands in de opleiding 2 3. Begrippenlijst en taalverzorging 3 3.1 Toets begrippenlijst en taalverzorging 3 3.2 Afname 3 3.3 Beoordeling 3 3.4 Scoreoverzicht 4 4. Luisteren 5 4.1 Toets Nederlands vaardigheid luisteren 5 4.2 Afname 5 4.3 Beoordeling 5 4.4 Scoreoverzicht 5 5. Lezen 6 5.1 Toets Taalvaardigheid Lezen 6 5.2 Afname 6 5.3 Beoordeling 6 5.4 Scoreoverzicht luisteren en lezen 7 6. Spreken en gesprekken 8 Bijlage 1, beoordelingsprotocol spreken/gesprekken 9 Bijlage 2, informatie voor de student 11 Bijlage 3, informatie voor de docent 12 Bijlage 4, informatie voor de beoordelaar 13 7. Schrijven 14 7.1 Toets schrijven generiek 14 7.2 Afname 14 7.3 Beoordeling 14 8. Schrijven beroepsgericht 15 8.1 Beoordelingsprotocol schrijven generiek 15 8.2 Normering en cesuur 15 8.3 Afname 15 Bijlage 5, beoordelingsprotocol schrijven beroepsgericht 16 9. Spreken en gesprek geroepsgericht MBO niveau4 20 9.1 Beoordelingsprotocol 25 Bijlage 6, beoordelingsprotocol spreken/gesprekken beroepsgericht 26

Transcript of Nederlands in de opleiding MBO niveau 2, 3 en 4 Inhoudsopgave - … · 2020. 7. 9. · Variva...

  • Nederlands in de opleiding MBO niveau 2, 3 en 4

    Inhoudsopgave: pagina:

    1. Inleiding 1

    2. Schema Nederlands in de opleiding 2

    3. Begrippenlijst en taalverzorging 3

    3.1 Toets begrippenlijst en taalverzorging 3

    3.2 Afname 3

    3.3 Beoordeling 3

    3.4 Scoreoverzicht 4

    4. Luisteren 5

    4.1 Toets Nederlands vaardigheid luisteren 5

    4.2 Afname 5

    4.3 Beoordeling 5

    4.4 Scoreoverzicht 5

    5. Lezen 6

    5.1 Toets Taalvaardigheid Lezen 6

    5.2 Afname 6

    5.3 Beoordeling 6

    5.4 Scoreoverzicht luisteren en lezen 7

    6. Spreken en gesprekken 8

    Bijlage 1, beoordelingsprotocol spreken/gesprekken 9 Bijlage 2, informatie voor de student 11 Bijlage 3, informatie voor de docent 12 Bijlage 4, informatie voor de beoordelaar 13

    7. Schrijven 14

    7.1 Toets schrijven generiek 14

    7.2 Afname 14

    7.3 Beoordeling 14

    8. Schrijven beroepsgericht 15

    8.1 Beoordelingsprotocol schrijven generiek 15

    8.2 Normering en cesuur 15

    8.3 Afname 15

    Bijlage 5, beoordelingsprotocol schrijven beroepsgericht 16

    9. Spreken en gesprek geroepsgericht MBO niveau4 20

    9.1 Beoordelingsprotocol 25

    Bijlage 6, beoordelingsprotocol spreken/gesprekken beroepsgericht 26

  • 1. Inleiding

    Analoog het kwalificatiedossier maakt Nederlands onlosmakelijk deel uit van het beroepsgerichte deel. Toetsing van Nederlands gebeurt dus zowel beroeps specifiek als generiek. Door deze combinatie wordt recht gedaan aan het kwalificatiedossier en de eisen die hierin voor het beroep aan de functie worden gesteld. Deze eisen zijn verder uitgewerkt in het servicedocument taal en rekenen (Calibris) welke tevens in de toetsing zijn opgenomen.

    De student wordt geïnformeerd over de uitslag door het examenbureau. Tevens wordt hiervan aantekening gedaan in de studiemodule (mijn gegevens student).

    Met ingang van september 2014 is sprake van centrale examinering Nederlands lezen en luisteren, de overige onderdelen Nederlands worden met zgn. instellingsexamen afgenomen.

    Het eindcijfer Nederlands wordt voor 50% vastgesteld door het resultaat van het centrale examen Lezen en Luisteren en voor de overige 50% voor de onderdelen spreken, gesprekken en schrijven en taalverzorging. In dit document wordt eerst voor het generieke deel aangeven op welke wijze wordt getoetst, en op welke wijze het punt wordt berekend. Dit punt wordt op je resultatenlijst, behorende bij je diploma, opgenomen. In de opleiding maak je opdrachten en wordt ook in het beroepsgerichte deel je schrijfvaardigheid beoordeeld. In dit document tref je ook de verantwoording hiervan aan. Tot slot is tevens opgenomen de presentatie die je verzorgt als je een niveau 4 opleiding volgt. Dit valt onder zowel de generieke toetsing als het beroepsgerichte deel. Dit betekent dus voor niveau 4 (3F) dat je twee punten krijgt voor Nederlands mondeling, spreken en gesprekken. Van deze punten wordt een gemiddelde berekend, het resultaat mondeling wordt voor 50% vastgesteld door de procedure als opgenomen in hoofdstuk 6 en voor 50% vastgesteld door de procedure als opgenomen in hoofdstuk 10. Dit document is van toepassing op alle studenten die starten per september 2014. Voor studenten die eerder gestart zijn is dit document tevens van toepassing met uitzondeling van het onderdeel schrijven. Voor oude cohorten is alleen het cijfer voor de taalverzorgingstoets bepalend voor het cijfer schrijven. Omwille de duidelijkheid van documenten in de studiemodule vervangt dit document de eerdere versie 2013/2014. Deze is op te vragen bij het examensecretariaat. Mocht je nog vragen hebben neem dan contact op met het examensecretariaat.

    Variva Opleidingen, September 2014 1

  • E X A M E N C O M M I S S I E

    beoor- deling

    beoor- deling

    beoor- deling

    beoor- deling

    beoor- deling

    1. Schema Nederlands in de opleiding Onderwijsassistent

    LEZEN

    LUISTEREN

    SCHRIJVEN

    TAALVER-

    ZORGING

    SPREKEN / GESPEK

    Afname

    beoor- deling

    MBO – 4 (3F) Cito

    Centrale examinering

    MBO – 2 en 3 (2F) Toolkit TOA

    Schrijven

    MBO – 4 (3F)

    MBO – 2 en 3 (2F) Toolkit TOA

    BegrippenlijstenTaalverzorging

    MBO – 4 (3F)

    MBO – 2 en 3 (2F) Toolkit TOA

    MBO 4 (3F)

    MBO 3 (2F) MBO 2 (2F)

    Variva toetsen

    MBO 4 (3F)

    MBO 3 (2F) MBO 2 (2F)

    Variva toetsen

  • Voor alle opleidingen op MBO niveau 2 en 3 is Nederlands niveau 2F van toepassing.

    Voor alle opleidingen op MBO niveau 4 is Nederlands niveau 3F van toepassing.

    3. Begrippenlijst en taalverzorging

    Dit aspect wordt geëxamineerd door middel van de toets TOA /Toolkit Onderwijs (Bureau ICE)

    De student ontvangt een toetsformulier waarop is aangegeven: a. naam student b. datum c. examennummer d. inloginstructie (gebruikersnaam / wachtwoord / code) e. handtekening kandidaat voor afname

    De docent verstuurt het proces verbaal ingevuld en ondertekend naar het examenbureau tezamen met het toetsformulier. Het resultaat voor toetsing wordt opgenomen in de studiemodule. Deze is (via inlogdeel van de website) altijd in te zien.

    3.1 Toets Begrippenlijst en taalverzorging

    Methode: TOA Toolkit

    Inloggen via: http://toa.toets.nl Vul de code, kandidaatnummer en wachtwoord ( wordt verstrekt)

    - elke toets bestaat uit verschillende leesteksten. Er moeten in totaal 25 vragen worden beantwoord.

    - de maximale toetstijd bedraagt 30 minuten per toets - de kandidaat mag geen woordenboek gebruiken

    Vooraf wordt instructie gegeven voor de vragen: “‘Bij dit onderdeel is sprake van meerkeuze vragen, open vragen en luisteropdrachten.’

    De toets begint met mondelinge uitleg. Dit doen we om te controleren of de kandidaat begrijpt: • hoe meerkeuzevragen werken (ook antwoord op twee mogelijkheden) • hoe hij zijn gekozen antwoord kan veranderen • hoe hij naar een volgende vraag kan (en weer terug) • hoe de luisteropdracht werkt (controleren koptelefoon e.d.) • hoe de open opdrachten zijn vormgegeven (bijv. typen van tekst). Er wordt ook gecontroleerd of de kandidaat het principe van scrollen met een scrollbalk begrijpt.

    Ook wordt de printversie verstrekt: Instructie Toets Taalverzorging voor de kandidaat

    3.2 Afname

    De toets is volledig digitaal. De kandidaat kan achter de computer de toets maken en zijn score wordt automatisch berekend. De kandidaat is op de hoogte van de maximale toetstijd. Afname vindt plaats in een ruimte voorzien van voldoende computers en zodanig opgesteld dat de kandidaat niet op andere monitoren kan kijken.

    3.3 Beoordeling

    De computer bepaalt automatisch de toetsscore. De kandidaat krijgt als uitslag een scoreoverzicht met aantallen goed en score in procenten, behorend bij de toets die hij heeft gemaakt. We toetsen niveau 2F of 3F. Om betreffend niveau te behalen dienen tenminste 20 vragen goed te zijn beantwoord. Als de kandidaat te laag scoort, kan hij herkansen.

    http://toa.toets.nl/

  • 3.4. Scoreoverzicht begrippenlijst en taalverzorging:

    % gevolg:

    100 25 Geslaagd, cijfer 10

    98 24 Geslaagd, cijfer 9

    96 23 Geslaagd, cijfer 8

    93 22 Geslaagd, cijfer 7

    91 21 Geslaagd, cijfer 6

    89 20 Geslaagd, cijfer 6

  • 4. Luisteren

    De toets Nederlands luisteren valt onder centrale examinering voor MBO niveau 4. Zie hiervoor het document: “Centrale examinering Nederlands” Voor MBO niveau 2 en 3 geldt onderstaand procedure:

    Het aspect luisteren wordt geëxamineerd door middel van de toets TOA /Toolkit Onderwijs (Bureau ICE) op niveau 2F.

    De student ontvangt een toetsformulier waarop is aangegeven: a. naam student b. datum c. examennummer d. inloginstructie (gebruikersnaam / wachtwoord / code) e. handtekening kandidaat voor afname

    De docent verstuurt het proces verbaal ingevuld en ondertekend naar het examenbureau tezamen met het toetsformulier. Het resultaat voor toetsing wordt opgenomen in de studiemodule. Deze is (via inlogdeel van de website) altijd in te zien.

    4.1 Toets Nederlands vaardigheid luisteren

    Methode: TOA Toolkit

    Inloggen via: http://toa.toets.nl Vul de code, kandidaatnummer en wachtwoord ( wordt verstrekt)

    - het onderdeel luisteren bestaat uit meerkeuzen vragen. - De maximale toetstijd bedraagt 45 minuten per toets (20 vragen) - De kandidaat mag geen woordenboek gebruiken

    Vooraf wordt instructie gegeven voor de meerkeuzen vragen: ‘Bij het onderdeel luisteren zijn alle opgaven meerkeuzevragen. Lees eerst de vraag en luister dan naar de tekst. Bedenk dan het antwoord op de vraag. Kies daarna het antwoord dat het meest lijkt op het antwoord dat je zelf al bedacht had. Je kunt bij elke opgave maar één antwoord kiezen. Dat antwoord kun je aanklikken. Als je het antwoord wilt veranderen, klik je gewoon een ander antwoord aan. Zorg wel dat je verder gaat en niet te lang nadenkt over één vraag.’

    De luistertoets begint met een voorbeeldvraag. Deze maken we samen met de kandidaat om te controleren of hij begrijpt: • hoe meerkeuzevragen werken • hoe hij zijn gekozen antwoord kan veranderen • hoe hij naar een volgende vraag kan (en weer terug) • hoe hij de tekst nog een keer kan beluisteren (ook werking koptelefoon) • hoe hij de vraag en de antwoorden nog een keer kan beluisteren

    4.2 Afname

    De luistertoetsen zijn volledig digitaal. De kandidaat kan achter de computer de luistertoets maken en zijn score wordt automatisch berekend. De kandidaat is op de hoogte van de maximale toetstijd. Afname vindt plaats in een ruimte voorzien van voldoende computers en zodanig opgesteld dat de kandidaat niet op andere monitoren kan kijken.

    4.3 Beoordeling

    De computer bepaalt automatisch de toetsscore. De kandidaat krijgt als uitslag een scoreoverzicht met aantallen goed en score in procenten, behorend bij de toets die hij heeft gemaakt. We toetsen niveau 3F. Om dit niveau te behalen dienen tenminste 20 vragen goed te zijn beantwoord. Als de kandidaat te laag scoort, kan hij herkansen.

    4.4 Overzicht toetsing luisteren Zie 5.4 Scoreoverzicht luisteren en lezen algemeen

    http://toa.toets.nl/

  • 5. Lezen De toets Nederlands luisteren valt onder centrale examinering voor MBO niveau 4. Zie hiervoor het document: “Centrale examinering Nederlands” Voor MBO niveau 2 en 3 geldt onderstaand procedure: Het aspect lezen wordt geëxamineerd door middel van de toets TOA /Toolkit Onderwijs (Bureau ICE) op niveau 2F. Na het maken van de toets ontvangt de student direct de uitslag van de aanwezige docent. De student ontvangt een toetsformulier waarop is aangegeven: - naam student - datum - examennummer - inloginstructie (gebruikersnaam / wachtwoord / code) - handtekening kandidaat voor afname De docent verstuurt het proces verbaal ingevuld en ondertekend naar het examenbureau tezamen met het toetsformulier. Het resultaat voor toetsing wordt opgenomen in de studiemodule. Deze is (via inlogdeel van de website) altijd in te zien. 5.1 Toets Taalvaardigheid Lezen Methode: TOA Toolkit Inloggen via: http://toa.toets.nl Vul de code, kandidaatnummer en wachtwoord (wordt verstrekt) - elke toets bestaat uit verschillende leesteksten. Er moeten in totaal 20 meerkeuzen vragen worden beantwoord. - de maximale toetstijd bedraagt 50 minuten per toets - de kandidaat mag geen woordenboek gebruiken Vooraf wordt instructie gegeven voor de meerkeuzen vragen: “‘Bij het onderdeel lezen zijn alle opgaven meerkeuzevragen. Lees eerst de vraag. Lees daarna de tekst en bedenk het antwoord op de vraag. Kies daarna het antwoord dat het meest lijkt op het antwoord dat je zelf al bedacht had. Je kunt bij elke opgave maar één antwoord kiezen. Dat antwoord klik je aan. Als je het antwoord wilt veranderen, klik je gewoon een ander antwoord aan. Zorg wel dat je verder gaat en niet te lang nadenkt over één vraag.’ De leestoets begint met een voorbeeldvraag. Deze maken we samen met de kandidaat om te controleren of hij begrijpt: • hoe meerkeuzevragen werken • hoe hij zijn gekozen antwoord kan veranderen • hoe hij naar een volgende vraag kan (en weer terug) Er wordt ook gecontroleerd of de kandidaat het principe van scrollen met een scrollbalk begrijpt. 5.2 Afname De leestoetsen zijn volledig digitaal. De kandidaat kan achter de computer de leestoets maken en zijn score wordt automatisch berekend. De kandidaat is op de hoogte van de maximale toetstijd. De kandidaat is op de hoogte van de maximale toetstijd. Afname vindt plaats in een ruimte voorzien van voldoende computers en zodanig opgesteld dat de kandidaat niet op andere monitoren kan kijken. 5.3 Beoordeling De computer bepaalt automatisch de toetsscore. De kandidaat krijgt als uitslag een scoreoverzicht met aantallen goed en score in procenten, behorend bij de toets die hij heeft gemaakt. We toetsen niveau 3F. Om dit niveau te behalen dienen tenminste 26 vragen goed te zijn beantwoord. Als de kandidaat te laag scoort, kan hij herkansen. 6

  • 5.4 Scoreoverzicht toetsing luisteren en lezen:

    15,66 cijfer 5 14 cijfer 5 13 cijfer 4 12 cijfer 4 11 cijfer 3 10 cijfer 3

  • 6. Spreken / Gesprekken

    De student wordt geëxamineerd op het houden van een monoloog met de docent.

    Voorafgaand aan het dialoog krijgt de student de opdracht waarmee hij/zij zich kan voorbereiden. Hij/zij zal argumenten moeten kunnen noemen voor- of tegen een bepaald standpunt, of voor- en nadelen van diverse opties. De docent zal hier dan ook kritische vragen over stellen.

    Het dialoog van de student duurt tenminste 20 minuten. 10 minuten voorbereiding en 10 minuten voor het examen.

    6.1 Beoordelingsprotocol

    Beoordeling van de gespreksvaardigheid van de student, wordt gedaan door de docent. De docent legt dit vast in het beoordelingsprotocol “gesprekken” (zie bijlage 1). Voor zowel het onderdeel spreken als gesprekken wordt een apart beoordelingsprotocol ingevuld.

    De dialoog van de van de student, wordt opgenomen, de video-opname is een bewijslast van het gesprek.

    Indien sprake is van een negatieve afwijking wordt overlegd met een tweede docent. Beide docenten hebben voor 50% inspraak in de uiteindelijke beoordeling. Beide docenten moeten het met elkaar eens zijn om de uiteindelijke beoordeling vast te stellen. Indien dit niet het geval is blijft de laagste score van toepassing.

    6.2 Normering en cesuur

    De indicatoren in het beoordelingsprotocol “gesprekken” wegen even zwaar. De reden hiervoor is dat er sprake is van een onderlinge relatie. Indien aan een van de omschrijvingen niet wordt voldaan, behorend bij tenminste het niveau, kan het uiteindelijke niveau niet worden vastgesteld op 2F of 3F maar op een lager niveau. In een dergelijke situatie wordt het eindniveau vastgesteld op de laagst gescoorde indicator.

    Voor de cesuur geldt derhalve dat aan alle indicatoren moet zijn voldaan op niveau 2F (MBO niveau 2 en 3) of 3F (MBO niveau 4).

    6.3 Afname

    De afname vindt plaats in een klaslokaal.

    Vooraf krijgt de student de opdracht. Hierop staat beschreven wat het onderwerp is van de monoloog. Daarnaast staat beschreven wat de student ter sprake moet brengen tijdens het gesprek. De student bereidt het gesprek voor doormiddel van het doornemen van de opdracht.

    De docent bekijkt vooraf de informatie voor de docent. Hierop staan richtlijnen van het gesprek. Er staat precies beschreven wat de docent dient te zeggen. Echter mag hiervan worden afgeweken indien de basis van het gesprek hetzelfde blijft. (zie bijlage 2, 3 en 4)

    Bij calamiteiten mag het gesprek eenmalig herhaald worden. De docent bepaalt wanneer sprake is van een calamiteit en noteert dit op de achterzijde van het beoordelingsprotocol. De video-opname mag niet worden gewist.

    8

  • Bijlage 1: Boordelingsprotocol spreken / gesprekken

    1 pnt 2pnt 3 pnt 4 pnt 5 pnt

    Coherentie: Totaal 15 punten te behalen.

    1. Gebruikt veel voorkomende voegwoorden, gebruikt ook minder voorkomende voegwoorden, zoals ‘terwijl’, ‘totdat’.

    Nooit Soms Meestal Vaak Altijd

    2. Gebruikt eenvoudige verwijs- woorden, maar ook complexere verwijswoorden, zoals ‘daarop’, ‘ervan’.

    3. Brengt op correcte wijze opbouw aan met eenvoudige en complexere strategieën.

    Nooit

    Nooit

    Soms

    Soms

    Meestal

    Meestal

    Vaak

    Vaak

    Altijd

    Altijd

    Woordenschat Totaal 5 punten te behalen.

    4. Drukt zich uit met zeer gevarieerde woordenschat. Zet deze in om herhaling te voorkomen.

    Nooit Soms Meestal Vaak Altijd

    Toon en register: Totaal 5 punten te behalen.

    5. Gebruikt de juiste toon en het juiste register voor de ontvanger van de tekst

    Nooit Soms Meestal Vaak Altijd

    interactie Totaal 5 punten te behalen.

    6. Kan de vragen zonder moeite beantwoorden en neemt het initiatief tot het gaande houden van de communicatie

    Nooit Soms Meestal Vaak Altijd

    Grammaticale correctheid: Totaal 40 punten te behalen.

    7. De leerling maakt afwisselen gebruik van korte en lange zinnen.

    Nooit Soms Meestal Vaak Altijd

    8. De woordvolgorde in hoofdzinnen zijn correct.

    9. Maakt bijzinnen en de woordvolgorde is correct

    Nooit

    Nooit

    Soms

    Soms

    Meestal

    Meestal

    Vaak

    Vaak

    Altijd

    Altijd

  • 10. Past correct inversie toe Nooit Soms Meestal Vaak Altijd

    11. De werkwoordsvormen zijn correct. Behalve bij weinig voorkomende werkwoorden.

    12. De leerling vormt meervoud van zelfstandig naamwoorden en zorgt voor congruentie tussen onderwerp en persoonsvorm.

    13. De leerling gebruikt lidwoorden waar nodig is.

    14. De leerling gebruikt voorzetsels in veelvoorkomende en minder voorkomende combinaties.

    Nooit

    Nooit

    Nooit

    Nooit

    Soms

    Soms

    Soms

    Soms

    Meestal

    Meestal

    Meestal

    Meestal

    Vaak

    Vaak

    Vaak

    Vaak

    Altijd

    Altijd

    Altijd

    Altijd

    Uitspraak Totaal 5 punten te behalen.

    15. Er is geen moeite nodig om uitingen te verstaan.

    Nooit Soms Meestal Vaak Altijd

    Vloeiendheid: Totaal 5 punten te behalen.

    16. De leerling drukt zich vloeiend uit.

    Nooit Soms Meestal Vaak Altijd

    Spreken becijfering 3F

    - Totaal te behalen punten is 80. - cesuur: 80% voldoende aantal punten is 60-64 - 60-64 punten is een voldoende cijfer 6 indien: - niet gescoord is in de eerste kolom (1 pnt) - niet meer dan driemaal is gescoord in de tweede kolom (2 pnt)

    Spreken becijfering 2F

    - Totaal te behalen punten is 80. - cesuur: 60% voldoende aantal punten is 50-54 - 50-54 punten is een voldoende cijfer 6 indien: - niet meer dan driemaal is gescoord in de eerste kolom (1 pnt)

    punten < 30 30-34 35-39 40-44 45-49 50-54 55-59 60-64 65-69 70-74 75-79 80 cijfer 3F 1 1 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 cijfer 2F 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 10 10

    Toelichting ‘meestal’ = grotendeels, in meer dan 50% van de voorkomende situaties ‘vaak’ = nagenoeg geheel, in meer dan 80% van de voorkomende situaties

    10

  • Bijlage 2

    Informatie voor de student:

    Algemene informatie Nederlands spreken en gesprekken:

    Naam student MBO niveau 2/3/4

    Vaardigheid Spreken en gesprekken Taalniveau 2F (niveau 2 3n 3) 3F (niveau 4)

    Datum examen Tijdstip examen

    Locatie Duur Voor spreken en gesprekken ieder: 10 minuten voorbereiden 10 minuten examen

    Toetstaken Spreken en gesprekken Hulpmiddelen De opdracht die de student vooraf krijgt. Spreken: (zie bijlage 9.1) Gesprekken: (zie bijlage 10.1)

    Op te leveren Een monoloog

    Maximaal te halen score

    80 punten voor spreken 80 punten voor gesprekken (vijf-punts beoordelingsformulier)

    Minimaal te behalen score om te slagen

    2F: 50-54 punten voor spreken 2F: 50-54 punten voor gesprekken 3F: 60 – 64 punten voor spreken 3F: 60 – 64 punten voor gesprekken (zie bijlage 4)

    Uitslag / herkansing

    Je krijgt de uitslag van dit examen binnen 10 werkdagen. Je hebt recht op één herkansing in de eerstvolgende examenweek.

    beoordeling Zie beoordelingsdocument (zie bijlage 4)

    informatie ter voorbereiding van zowel het examen spreken als gesprekken:

    - Je legt dit examen alleen af. - Je hebt 10 minuten om het examen voor te bereiden. - Bekijk de afbeelding van de opdracht goed. - Je mag de opdracht tijdens het examen gebruiken als geheugensteuntje. - Lees de opdracht goed door, maar ga het niet tot in detail voorbereiden. - Tijdens het examen zal de docent jouw gesprekspartner zijn en ingaan op wat jij zegt.

    11

  • Bijlage 3

    Informatie voor de docent voor zowel het examen spreken als gesprekken:

    Algemeen In dit examen wordt het onderdeel spreken afgenomen en beoordeeld.

    Rol Jij hebt als docent de rol van gesprekspartner. Voor ieder onderwerp is uitgeschreven wat de richtlijnen zijn voor de docent. Lees deze vooraf goed door. Jij neemt het examen af, geeft instructies aan de student en zorgt ervoor dat het examen goed verloopt. Jij bent als docent bevoegd om in te grijpen bij ongeregeldheden.

    Locatie Een rustige afsluitbare ruimte.

    Eisen inrichting lokaal Een tafel en twee stoelen. Waar de docent en de student aan kunnen zitten. Tevens dient er plaats te zijn voor een camera, deze zal zo gepositioneerd moeten worden zodat de docent en de student in beeld zijn en duidelijk te verstaan zijn.

    Duur Voor zowel spreken als gesprekken: 10 minuten voorbereidingstijd. 10 minuten examentijd.

    Benodigd materiaal De opdracht voor de student, zodat de student deze vooraf kan inzien. De leidraad voor de docent en het beoordelingsformulier.

    Toegestane hulpmiddelen De opdracht voor de student Voor spreken Voor gesprekken

    Taalgebruik Voor 3F: Spreek op 3F niveau, let daarbij op de volgende aspecten: varieer in woordgebruik, maak niet te simpele zinnen en laat horen dat je over een goede intonatie en uitspraak beschikt. Voor 2F: Spreek op 2F niveau, let daarbij op de volgende aspecten: varieer in woordgebruik. Maak niet te moeilijke zinnen en laat horen dat je over een goede intonatie en uitspraak beschikt.

    Aandachtspunten Informeer of de student de opdracht begrijpt. Als de student iets niet heeft begrepen, kun je dit in je eigen woorden herformuleren. Ook kun je wijzen naar de afbeeldingen. Het doel van de instructie is ervoor te zorgen dat de kandidaat begrijpt wat hij moet doen.

    Jij mag tijdens de uitvoering van de opdracht geen hulp bieden.

    Je mag geen gesloten vragen stellen.

    12

  • Bijlage 4

    Informatie voor de beoordelaar voor zowel het examen spreken als gesprekken:

    Eisen beoordelaar Om dit examen te kunnen beoordelen moet je aantoonbaar competent zijn als beoordelaar Nederlands.

    Duur Het examen spreken duur 20 minuten. 10 minuten voorbereidingstijd voor de student. 10 minuten afname. Het examen gesprekken duur 20 minuten. 10 minuten voorbereidingstijd voor de student. 10 minuten afname.

    Voorbereiding beoordelaar Je neemt de onderwerpen van het examen door, zowel die van de docent als die van de student. Houd bij de afname rekening met de studie van de student. Neem een onderwerp wat raakvlakken heeft met de studie van de student.

    Benodigd materiaal voor de beoordelaar

    Beoordelingsformulier (zie bijlage 1)

    Informatie voor de docent en opdracht voor de student

    Beoordeling De beoordelaar beoordeelt conform het beoordelingsformulier.

    Uitslag / herkansing De student krijgt de uitslag van dit examen binnen 10 werkdagen. De student heeft recht op 1 herkansing in de eerstvolgende examenweek.

    13

  • 7. Schrijven

    Dit aspect wordt geëxamineerd door middel van de toets TOA /Toolkit Onderwijs (Bureau ICE)

    De student ontvangt een toetsformulier waarop is aangegeven: a. naam student b. datum c. examennummer d. inloginstructie (gebruikersnaam / wachtwoord / code) e. handtekening kandidaat voor afname

    De docent verstuurt het proces verbaal ingevuld en ondertekend naar het examenbureau tezamen met het toetsformulier. Het resultaat voor toetsing wordt opgenomen in de studiemodule. Deze is (via inlogdeel van de website) altijd in te zien.

    7.1Toets Schrijven

    Methode: TOA Toolkit

    Inloggen via: http://toa.toets.nl Vul de code, kandidaatnummer en wachtwoord ( wordt verstrekt)

    - elke toets bestaat uit verschillende leesteksten. Er moeten in totaal 3 open opdrachten (2F) of 4 open opdrachten (4F) worden beantwoord.

    - de maximale toetstijd bedraagt 60 minuten per toets - de kandidaat mag geen woordenboek gebruiken

    Vooraf wordt instructie gegeven voor de vragen: “‘Je krijgt zo een aantal opdrachten. Bij die opdrachten staat wat je moet doen. Je moet alle opdrachten maken.’

    De toets begint met mondelinge uitleg. Dit doen we om te controleren of de kandidaat begrijpt: • hoe opdrachten werken (gebruik toetsenbord) • hoe hij zijn gekozen antwoord kan veranderen • hoe hij naar een volgende vraag kan (en weer terug) • hoe de luisteropdracht werkt (controleren koptelefoon e.d.) • hoe de open opdrachten zijn vormgegeven (bijv. typen van tekst). Er wordt ook gecontroleerd of de kandidaat het principe van scrollen met een scrollbalk begrijpt.

    Ook wordt de printversie verstrekt: Instructie Toets Taalverzorging voor de kandidaat

    7.2 Afname

    De toets is volledig digitaal. De kandidaat kan achter de computer de toets maken. De kandidaat is op de hoogte van de maximale toetstijd. Afname vindt plaats in een ruimte voorzien van voldoende computers en zodanig opgesteld dat de kandidaat niet op andere monitoren kan kijken.

    7.3 Beoordeling

    De docent Nederlands bepaalt de toets score. De score wordt vastgesteld op basis van beoordeling van de onderdelen afstemming op doel, samenhang, woordgebruik en woordenschat, afstemming op publiek, spelling, interpunctie en grammatica en, tot slot, leesbaarheid. De kandidaat krijgt als uitslag een scoreoverzicht met aantallen goed en score in procenten, behorend bij de toets die hij heeft gemaakt. We toetsen niveau 2F of 3F. De kandidaat dienst tenminste de schrijftoets af te sluiten met het cijfer 6. Als de kandidaat te laag scoort, kan hij herkansen. 14

    http://toa.toets.nl/

  • 8. Schrijven beroepsgericht

    Het aspect schrijven wordt in de BPV opdrachten uitgevoerd en getoetst aan alle competenties. De

    student maakt hiertoe: -rapportageverslagen -observatieverslagen -logboekverslagen -onderzoeksverslagen -reflectieverslagen -eventueel andere verslagen in vrije vorm

    Specifiek wordt hieraan uitvoering gegeven in tenminste 20 BPV-opdrachten De opdrachten zijn op bekwaamheidsniveau.

    De student stelt een portfolio samen en selecteert, organiseert en interpreteert gegevens hiervoor. Het portfolio is voorwaardelijk voor deelname aan de PVB en de PVB kan, bij een onvoldoende portfolio, leiden tot zakken hiervoor. Dit impliceert dat ook de schrijfvaardigheden van de student worden beoordeeld. Hetzelfde geldt voor de BPV- en portfolio-opdrachten. Deze zijn voorwaardelijk voor deelname aan de PVB en de student heeft hiermee aangetoond in staat te zijn tot het schrijven van teksten waarin alle elementen van het referentieniveau Nederlands (2F of 3F) aan bod komen.

    Authenticiteit De student maakt alle opdrachten zelfstandig. Het werken hieraan wordt vormgegeven tijdens de lessen en tijdens de BPV. De BPV beoordeelt deze o.a. bij competentie J (Formuleren en rapporteren). De opleiding beoordeelt deze cf. de cesuur voor BVP-opdrachten. Genoemde elementen garanderen de authenticiteit. Alle materiaal betreffende een periode van tenminste een jaar (BPV-opdrachten, portfolio-opdrachten en het portfolio) van de student, wordt beoordeeld door een (extern) docent Nederlands. Hiervoor is het beoordelingsprotocol “schrijven” van toepassing.

    8.1 Beoordelingsprotocol

    De beoordelingen van beide aspecten worden aan de examencommissie doorgegeven door middel van het beoordelingsprotocol “Schrijven” (bijlage 5). Er wordt geen cijfer toegekend aan de schrijfvaardigheid, er dient wel te worden voldaan aan het vereiste niveau. De (extern) docent geeft de uitslag door aan het examenbureau Het resultaat wordt opgenomen in de studiemodule.

    8.2 Normering en cesuur De indicatoren in het beoordelingsprotocol “Schrijven” wegen even zwaar. De reden hiervoor is dat er sprake is van een onderlinge relatie. Indien aan een van de omschrijvingen niet wordt voldaan, behorend bij tenminste het niveau 3F, kan het uiteindelijke niveau niet worden vastgesteld op 3F maar op een lager niveau. In een dergelijke situatie wordt het eindniveau vastgesteld op de laagst gescoorde indicator. Voor de cesuur geldt derhalve dat aan alle indicatoren moet zijn voldaan op niveau 2F of 3F (MBO niveau 2 en 3 2F, MBO niveau 4 3F). Indien op een van de onderdelen de student hoger scoort blijft het eindniveau vastgesteld op 2F of 3F. Immers voor niveaubepaling moeten alle vier indicatoren identiek zijn beoordeeld. Het eindniveau kan alleen worden vastgesteld op 2F of 3F indien bij de beoordeling alle indicatoren 2F of 3F scoren.

    Afname: is in deze procedure niet van toepassing (vindt extern plaats na inleveren materiaal en door verantwoording BPV-opdrachten). 15

  • Bijlage 5: Beoordelingsprotocol schrijven

    Naam: Studentnummer: Datum: Examennummer: Beoordeeld door: 1) 2* Grondslag beoordeling (omschrijving materiaal, bijv. portfolio, bpv-opdracht)

    Niveau 1F Niveau 2F Niveau 3F Niveau 4F

    Algemene omschrijving

    Kan korte eenvoudige teksten schrijven over alledaagse onderwerpen of over onderwerpen uit de leefwereld.

    Kan samenhangende teksten schrijven met een eenvoudige, lineaire opbouw, over uiteenlopende vertrouwde onderwerpen uit de (beroeps)opleiding en van maatschappelijke aard.

    Kan gedetailleerde teksten schrijven over onderwerpen uit de (beroeps)opleiding en van maatschappelijke aard, waarin informatie en argumenten uit verschillende bronnen bijeengevoegd en beoordeeld worden,

    Kan goed gestructureerde teksten schrijven over allerlei onderwerpen uit de (beroeps)opleiding en van maatschappelijke aard. Kan relevante kwesties benadrukken, standpunten uitgebreid uitwerken en ondersteunen met redenen en voorbeelden.

    Taken 1. Correspondentie

    Kan een briefje, kaart of e-mail schrijven om informatie te vragen, iemand te bedanken, te feliciteren, uit te nodigen e.d.

    Kan e-mails of informele brieven schrijven en daarbij meningen en gevoelens uitdrukken. Kan met behulp van standaardformuleringen eenvoudige zakelijke brieven produceren en schriftelijke verzoeken opstellen.

    Kan adequate brieven en e-mails schrijven, gevoelens genuanceerd uitdrukken en een standpunt beargumenteren.

    Kan zich duidelijk en precies uitdrukken in persoonlijke correspondentie en daarbij flexibel en effectief gebruik maken van de taal, inclusief gevoelens en toespelingen. Kan met gemak complexe zakelijke correspondentie afhandelen.

    Waardering: 2. Formulieren invullen, berichten, advertenties en aantekeningen

    Kan een kort bericht, een boodschap met eenvoudige informatie schrijven. Kan eenvoudige standaardformulieren invullen. Kan aantekeningen maken en overzichtelijk weergeven.

    Kan notities, berichten en instructies schrijven waarin eenvoudige informatie van onmiddellijke relevantie voor vrienden, docenten en anderen wordt overgebracht. Kan een advertentie opstellen om bijvoorbeeld spullen te verkopen. Kan aantekeningen maken tijdens een uitleg of les.

    Kan over allerlei onderwerpen belangrijkste informatie noteren en doorgeven. Kan aantekeningen maken van een helder gestructureerd verhaal.

    Kan berichten schrijven waarin informatie van belang voor derden overgebracht wordt en waarbij belangrijke punten begrijpelijk overkomen. Kan tijdens een les of voordracht over een onderwerp op zijn interessegebied gedetailleerde aantekeningen maken en de informatie zo nauwkeurig en waarheidsgetrouw vastleggen dat de informatie ook voor anderen gebruikt kan worden.

    Waardering:

    * 2e

    beoordeling vindt plaats indien beoordelaar een second opinion wenst. 16

  • VERVOLG: Beoordelingsprotocol schrijven 3. Verslagen, werkstukken, samenvattingen, artikelen

    Kan een verslag en of een werkstuk schrijven en daarbij stukjes informatie uit verscheidene bronnen samenvatten.

    Kan verslagen en werkstukken schrijven met behulp van een stramien en daarbij informatieve uit verscheidene bronnen samenvoegen. Kan onderhoudende teksten schrijven en overtuigen met argumenten. Kan een collage, een krant of muurkrant maken.

    Kan uiteenzettende beschouwende en betogende teksten schrijven. Kan vanuit een vraagstelling een verslag, werkstuk of artikel schrijven waarbij een argument wordt uitgewerkt en daarbij redenen aangeven voor of tegen een bepaalde mening en de voor- en nadelen van verschillende keuzes uitleggen. Kan informatie uit verschillende bronnen in één tekst synthetiseren.

    Kan verslagen, werkstukken en artikelen schrijven over complexe onderwerpen en relevante punten daarin benadrukken met gebruik- making van verscheidene bronnen. Kan teksten schrijven met een uiteenzettend, beschouwend of betogend karakter waarin verbanden worden gelegd tussen afzonderlijke onderwerpen. Kan in een betoog standpunten vrij uitvoerig uitwerken (zie voor verdere omschrijving doc)

    Waardering: 4. Vrij schrijven Kan eigen ideeën, ervaringen,

    gebeurtenissen en fantasieën opschrijven in een verhaal. In een informatieve tekst of in een gedicht.

    Zie omschrijving 1F Zie omschrijving 1F Zie omschrijving 1F

    Waardering: Kenmerken van de taakuitvoering Samenhang De informatie is zodanig geordend,

    dat de lezer de gedachtegang gemakkelijk kan volgen en het schrijfdoel bereikt wordt. De meeste bekende voegwoorden (en, maar, want, omdat) zijn correct gebruikt, met andere voegwoorden komen nog fouten voor. Fouten met verwijswoorden komen voor. Samenhang in de tekst en binnen samengestelde zinnen is niet altijd duidelijk.

    Gebruikt veelvoorkomende verbindingswoorden (als, hoewel) correct. De tekst bevat een volgorde; inleiding, kern en slot. Kan alinea’s maken en inhoudelijke verbanden expliciet aangeven. Maakt soms nog onduidelijke verwijzingen en fouten in de structuur van de tekst.

    De gedachtegang is in grote lijnen logisch en consequent met hier en daar een niet hinderlijk zijspoor. Relaties als oorzaak en gevolg, voor- en nadelen, overeenkomst en vergelijking, zijn duidelijk aan- gegeven. Verband tussen zinnen en zinsdelen in samengestelde zinnen is over het algemeen goed aangegeven door het gebruik van juiste verwijs- en verbindings- woorden. Alinea’s zijn verbonden tot een coherent betoog.

    Geeft een complexe gedachtegang goed en helder weer. Geeft duidelijk aan wat de hoofdzaken zijn en wat ondersteunend is in het betoog. Geeft relevante argumenten voor het betoog inzichtelijk weer. Verwijzingen in de tekst zijn correct. Lange, meervoudige samengestelde zinnen zijn goed te begrijpen.

    Waardering: Afstemming op doel

    n.v.t. Kan in teksten met een eenvoudige lineaire structuur trouw blijven aan het doel van het schrijfproduct.

    Kan verschillende schrijfdoelen hanteren en in een tekst combineren: informatie vragen en geven, meningen geven, overtuigen, tot handelen aanzetten. Kan opbouw van de tekst aan het doel van de tekst aanpassen.

    Zie 3F

    Waardering: 17 z.o.z.

  • VERVOLG: Beoordelingsprotocol schrijven

    Afstemming op publiek

    Gebruikt basisconventies bij een formele brief: Geachte/Beste en Hoogachtend/Met vriendelijke groet. Kan formeel en informeel taalgebruik hanteren.

    Past het woordgebruik en toon aan het publiek aan.

    Kan schrijven voor zowel publiek uit de eigen omgeving als voor een algemeens lezerspubliek (bijvoorbeeld instanties, media).

    Past register consequent toe: het taalgebruik past binnen de gegeven situatie en is consistent in toon, doel, genre.

    Kan schrijven voor zowel publiek uit de eigen omgeving als voor een algemeen lezerspubliek (bijvoorbeeld instanties, media). Kan verschillende registers hanteren en heeft geen moeite om het register aan te passen aan de situatie en het publiek. Kan schrijven in een persoonlijke stijl die past bij een beoogde lezer.

    Waardering: Woordgebruik en woordenschat

    Gebruikt voornamelijk frequent voorkomende woorden.

    Varieert het woordgebruik, fouten met idiomatische uitdrukkingen komen nog voor.

    Brengt variatie in woordgebruik aan om herhaling te voorkomen . Woordkeuze is meestal adequaat, er wordt slechts een enkele fout gemaakt.

    Er zijn geen merkbare beperkingen in het woordgebruik. Het woordgebruik is rijk en zeer gevarieerd.

    Waardering: Spelling, interpunctie en grammatica

    Redelijk accuraat gebruik van eenvoudige zinsconstructies.

    Vertroont een redelijke grammaticale beheersing.

    Toont een betrekkelijk grote beheersing van de grammatica. Incidentele vergissingen, niet- stelselmatige fouten en kleine onvolkomenheden in zinsstructuur kunnen nog voorkomen.

    Handhaaft consequent een hoge mate van grammaticale correctheid, fouten zijn zeldzaam.

    Leesbaarheid Kan een titel gebruiken. Voorziet een brief op de gebruikelijke plaats van datering, adressering, aanhef en ondertekening. Besteedt aandacht aan de opmaak van de tekst (handschrift, bladspiegel, eventueel bekende elementen en kleur).

    Gebruikt titel en tekstkopjes. Heeft bij langere teksten (meer dan twee A4) ondersteuning nodig bij aanbrengen van de lay-out.

    Geeft een heldere structuur aan de tekst, gebruikt witregels, marges en kopjes. Geeft in een langere tekst een indeling in paragrafen. Stemt de lay-out af op doel en publiek.

    Lay-out en paragraafindeling zijn bewust en consequent toegepast om het begrip bij de lezer te ondersteunen.

    Waardering: 18

    z.o.z.

  • Schrijven

    Motivatie:

    Naam: Handtekening beoordelaar: datum:

    Indien second opinion is gewenst s.v.p. onderstaand reden motiveren (van second opinion zal apart verslag worden gedaan)

    Checklist examenbureau

    0 1e ontvangst 0 registratie studiemodule 0 examendossier

    Dit formulier altijd toesturen aan het examensecretariaat van Variva Opleidingen 19

  • 9. Spreken en gesprek, beroep specifiek.

    Als onderwijsassistent of pedagogisch werker niveau 4 is het thema “Gespreksvaardigheid” een “must” om in de dagelijkse uitvoering van de functie te beheersen. Feitelijk is hiermee invulling gegeven aan (een onderdeel van) de examinering, de dagelijkse beroepspraktijk, vertaald en beoordeeld in BPV- opdrachten. De student wordt daarnaast geëxamineerd op basis van een presentatie die hij/zij verzorgt. De presentatie gaat over het eigen leerproces en eigen reflectie op de werkprocessen. Dit onderdeel is alleen van toepassing voor MBO niveau 4 (Onderwijsassistent, Gespecialiseerd medewerker kinderopvang en Jeugdzorg). Dit onderdeel bepaalt voor 50% je cijfer spreken / gesprekken.

    Door middel van een presentatie laat je zien dat je beschikt over een beheersingsniveau taal: Spreekvaardigheid 3F (zie toelichting en beoordelingsprotocol) Gespreksvaardigheid 3F (zie toelichting en beoordelingsprotocol)

    Je wordt geëxamineerd op basis van een presentatie die je verzorgt. De presentatie gaat over je eigen leerproces en eigen reflectie op de werkprocessen. Een en ander zoals opgenomen in BPV-opdracht 22 Onderwijsassistent, of opdracht 17B Pedagogisch Werk Jeugdzorg, of opdracht 6PW4 voor de gespecialiseerd medewerker kinderopvang. Voorafgaand de presentatie heb je deze voorbereid waarin je argumenten kunt noemen voor- of tegen een bepaald standpunt, of voor- en nadelen van diverse opties. Hier mogen vragen over worden gesteld door de toehoorders waarop je op adequate wijze in kan gaan. Je neemt in je presentie op: - een stelling in op basis waarvan discussie over het vakgebied plaatsvindt. Deze stelling is erg belangrijk; de stelling moet de toehoorders “prikkelen” en “uitdagen”. De stelling mag dus best overtrokken of aangedikt zijn! Dit is zelfs goed omdat je anders het risico loopt dat weinig reactie volgt tijdens of na je presentatie. Een stelling (voorbeeld) zou kunnen zijn: “alle leerlingen willen altijd leren”

    Je presentatie verzorg je over je eigen reflectie op de onderwerpen pedagogiek en didactiek.

    De presentatie duurt tenminste 10 minuten (beoordeling “spreken”) De discussie duurt tenminste 10 minuten (beoordeling “gesprekken”)

    Je presentatie is een monoloog, maar als jij dat wil mag je er voor kiezen dat tijdens je presentatie vragen worden gesteld door de toehoorders. Je mag er ook voor kiezen dat dit gebeurt na je presentatie. Je treft hierna ook informatie aan op welke wijze je een goede presentatie kunt verzorgen.

    Tijdens, of als afsluiting van je presentatie volgt je stelling. Bij de discussie ga je met de toehoorders in gesprek over:

    - je presentatie - je ingebrachte stelling

    Je zorgt ervoor dat jij de discussie opent, leidt en afsluit.

    Je presentatie en de discussie worden beoordeeld door de aanwezige docent op niveau van taal. Je taalvaardigheid “spreken” en “Gesprekken voeren” wordt beoordeeld door de docent op basis van het beoordelingsprotocol “Spreken” en “Gesprekken voeren”. Alle indicatoren moeten tenminste het niveau 3F scoren. Het cijfer wordt bepaald aan de hand van het beoordelingsprotocol (bijlage 1) als opgenomen op blz. 9 en 10 voor niveau 3F. De uitslag van je beoordeling ontvang je uiterlijk 10 werkdagen na uitvoering en wordt opgenomen in de studiemodule. Een presentatie mag je altijd eenmalig herkansen in een examenronde.

  • INHOUD VAN DE PRESENTATIE

    Doel Stel vooraf duidelijk het doel van de presentatie vast.

    - Moeten je toehoorders iets onthouden? - Moeten ze iets weten? - Moeten ze iets vinden? - Moeten ze iets doen?

    Natuurlijk kan een presentatie ook meerdere doelen tegelijk dienen. Maar je moet ervoor waken dat je niet te veel wil bereiken.

    De titel

    De titel van de speech moet uitnodigen tot luisteren. Hij moet interesse wekken. Verder mag de titel niet al te lang zijn en hij moet overeenstemmen met het thema van het betoog. Voorbeelden van titels voor deze presentatie zijn.

    - Niets leren zonder reflecteren, of - Leerwinst door reflecteren

    OPBOUW VAN DE PRESENTATIE

    Uiteraard kunt je je luisteraars niet lastig vallen met een ongeordende hoeveelheid informatie. Je moet dus een glasheldere structuur in de voordracht aanbrengen. De opbouw van een informatieve speech wordt vrijwel altijd bepaald door het aankondigen, behandelen en samenvatten van informatie. Dit leidt tot een indeling in inleiding-middendeel-slot. Een veel gehanteerde tijdsverhouding is: inleiding 10% - middengedeelte 80% - slot 10%. Opmerking

    Een gevaar bij voordrachten waaraan een schriftelijk verslag ten grondslag ligt zoals je reflectieverslag, is dat de volgorde van dat verslag automatisch als volgorde voor de voordracht wordt gehanteerd. Dit is niet altijd ideaal. Ga ervan uit dat de luisteraars in grote lijnen je verslag kennen, zij hebben zelf immers ook gereflecteerd! Meestal is het beter dat je je concentreert op de belangrijkste aspecten, op de opvallende zaken, op de conclusies en aanbevelingen. Behandel in je presentatie niet meer dan 3 à 5 hoofdpunten.

    DE INLEIDING

    - De inleiding van elk betoog hoort de interesse van de toehoorders te wekken. - Spreker en luisteraars moeten aan elkaar wennen. Neem daarom genoeg tijd voor je inleiding. - In een informatief betoog is het erg belangrijk dat je je toehoorders een overzicht biedt van wat

    gaat komen. Kondig duidelijk aan wat je gaat behandelen in welke volgorde. Geef ook een verantwoording waarom je iets niet behandelt.

    - Kondig ook de procedurele zaken aan, zoals de duur van je voordracht, eventuele demonstraties, ruimte voor vragen / discussie etc.

    Mogelijke openingstechnieken

    Er zijn verschillende invalshoeken om je inleiding aantrekkelijk te maken. Mogelijkheden zijn: - het belang van het onderwerp: je eigen belang of dat van de leerling of school - de actualiteit van het onderwerp, of juist de tijdloosheid; - de relatie sprekeronderwerp: je vertrouwdheid, je knowhow, ervaring, achtergrond, mening of

    standpunt of houding t.o.v. de stof; je mondelinge en/of schriftelijke bronnen; - het doel van je tekst. Wat wil je met je voordracht bereiken, welk doel stel je jezelf? informeren of

    overtuigen? Of wil je de toehoorders je standpunt ten aanzien van iets geven? Probeer je bij je voorbereiding eens in één zin voor jezelf te formuleren wat dit doel is.

    21

  • De openingszin

    Erg belangrijk is de openingszin. Deze moet je goed voorbereiden. Voorkom echter dat die zin overduidelijk 'opgelezen' overkomt. De zin moet spontaan klinken. De zin is bij voorkeur origineel en heeft betrekking op het onderwerp of het publiek. Pas op voor stereotypen als: Ik wil met u (of jullie) behandelen.... Het onderwerp van vandaag is .....

    HET MIDDENGEDEELTE

    In het middengedeelte komt de kern van je betoog. In dit gedeelte vindt de meeste informatieoverdracht plaats. Om ervoor te zorgen dat je luisteraars de grote lijn kunnen vasthouden, moet je bij het overgaan op een nieuw onderdeel van je betoog gebruik maken van een tussentijdse samenvatting.

    - voorbeeld: "We hebben hiermee alle voordelen van werken met leerlingen gehoord".

    - voorbeeld: "De 5 voordelen van werken met leerlingen zijn dus: ....., waarvan de ..... en de ..... de belangrijkste zijn…".

    - voorbeeld: "Samenvattend kunnen we dus zeggen ....." De mate waarin je tussentijdse samenvattingen toepast, is afhankelijk van de diepgang, de onderverdeling en de tijdsduur. Ook de visualisering op het bord speelt hierbij een rol. Bedenk echter altijd dat je gebruik maakt van een vorm van communicatie die een zwaar beroep doet op het geheugen van jouw ontvangers. Laat daarom nooit na dat geheugen wat te helpen daar waar je denkt dat dat nodig zou zijn. En neem daarvoor de tijd.

    HET SLOT

    Wat zou je bereiken, wat moest het effect van je presentatie zijn? Voor het afrondend effect kun je bijvoorbeeld teruggrijpen naar een vraag die je in de inleiding hebt opgeworpen. Deze kun je nu herhalen en definitief beantwoorden.

    Mogelijkheden

    Er zijn verschillende mogelijkheden om je betoog af te ronden. - samenvatting:

    Je hebt in het middengedeelte al gebruik gemaakt van tussentijdse samenvattingen. Mogelijk bieden deze een ingang tot een algemene, afsluitende samenvatting.

    - toekomstvisie/prognose, zo mogelijk met eigen mening - conclusie/aanbevelingen/tips, bij voorkeur ook visualiseren op bord

    Openingszin van de samenvatting Je kunt via signaalwoorden slot aankondigen: ik ga nu afronden, samenvattend kan men zeggen .... (pas op voor clichés).

    Slotzin

    Voor de slotzin - de allerlaatste zin van je betoog - geldt hetzelfde als voor de openingszin van de tekst. Ook deze zin is vaak van belang voor het welslagen van jouw presentatie: het is namelijk het laatste wat je publiek van je hoort en je kunt daarmee een niet uit te wissen indruk achterlaten in de hoofden van je toehoorders! Deze zin kun je dus beter zorgvuldig voorbereiden. Let op het risico dat hij 'opgelezen' overkomt. De overgang naar de komende vragen kan en moet niet in de slotzin verwerkt worden. Wacht in ieder geval even op mogelijke vragen tot je ziet dat de toehoorders klaar zijn met denken en/of schrijven.

    Veel voorkomende fouten

    - Het slot wordt door luisteraars als abrupt ervaren. - Een ander uiterste: nieuwe gegevens worden aangedragen.

    22

  • BEANTWOORDEN VAN VRAGEN

    Bij het hanteren van dit onderdeel van je optreden komt het zeker niet alleen op kennis aan, maar vooral ook op tact, inlevingsvermogen, humor, vermogen te relativeren. De beantwoording duurt soms even lang, soms zelfs langer dan de eigenlijke speech. Natuurlijk heeft de spreker getracht antwoorden op mogelijke vragen te bedenken, maar het blijft improviseren. Enkele tips voor de beantwoording van vragen:

    - Laat de vragensteller uitspreken. Nadat hij een flinke tijd naar jou geluisterd heeft, zou het wel zeer onbeleefd zijn hem in de rede te vallen nu hij aan het woord is. Bovendien lopen vragen soms anders af dan je bij de start vermoedde. Rustig wachten geeft je ook extra bedenktijd.

    - Vat de vraag samen of parafraseer hem en check zo of je de vraag juist heeft begrepen. - Laat de vragensteller in zijn waarde. Ga geen welles-nietes debat aan. Beaam datgene waarmee

    je het eens bent en ga dan tactvol over op wat je meent dat anders is. - Geef antwoord op de gestelde vraag, niet op de vraag die je denkt of hoopt te horen. Controleer

    of de vragensteller tevreden is met jouw reactie. - Kijk naar je hele publiek om vragers op te merken. Vermijd onderonsjes vooraan. - Als er geen vragen meer komen, sluit dan je optreden af met een enkele afrondende zin. Bij

    voorkeur niet de stereotypen: 'Dit was het dan.' - Geef niet zodanig lange antwoorden dat het publiek bang wordt meer vragen te stellen.

    PERSOONLIJKE PRESENTATIE Meer dan de helft (60 à 80%) van de overtuigingskracht van je verhaal is te danken aan jouw persoonlijke presentatie. Dit houdt in:

    - je stemgebruik: articulatie, intonatie, tempo, volume - je taalgebruik: algemeen Nederlands, woordkeus, vaktaal - je houding: dynamisch, rechtop, contact met publiek - je gebaren: functioneel, ter ondersteuning - je mimiek: levendigheid, enthousiasme, overtuiging

    Jouw deskundigheid en overtuigingskracht worden voor het grootste gedeelte bepaald door wat je met bovengenoemde aspecten uitdrukt. Kortom: je uitstraling is zeer bepalend voor jouw geloofwaardigheid. Heel wat mensen schrikken terug voor spreken in het openbaar. De mate van gespannenheid varieert per persoon. De een voelt de spanning stijgen naarmate de presentatie nadert, maar merkt dat de spanning al snel na de opening afneemt of zelfs verdwijnt, omdat alles goed gaat. De ander krijgt er slapeloze nachten van. Sommigen slagen erin hun hele leven - met allerlei smoesjes - deze angstwekkende gebeurtenis te omzeilen.

    Er is geen enkele reden om dergelijke gevoelens niet serieus te nemen. Maar er is ook geen reden om te veronderstellen dat het je niet gaat lukken. In de opleiding hebben we immers al veel geoefend! Als je erg opziet tegen je aanstaande optreden kunnen de onderstaande tips je wellicht van dienst zijn.

    * Zorg ervoor dat je ruimschoots voor het begin van de presentatie klaar bent met de voorbereidingen; dat geeft je de gelegenheid enigszins tot rust te komen.

    * Zorg ervoor dat je inhoudelijk zo goed mogelijk bent voorbereid. Dat levert je een belangrijk overwicht op waardoor je de rust krijgt die nodig is voor een aansprekende presentatie.

    Overigens kun je voor ogen houden dat je toehoorders vrijwel nooit iets merken van wat voor jezelf overduidelijk schijnt: vreemd-verwrongen stem, trillende ledematen e.d.

    * Denk eraan dat je bij een presentatie geen tweede kans krijgt om een eerste indruk te maken. Zorg dus ervoor dat je verzorgd verschijnt. De term 'verzorgd' wil in dit geval zeggen: gekleed in overeenstemming met de verwachtingen van je publiek.

    * Kijk je publiek aan. De beste presentaties zijn die waarbij er een 'dialoog' ontstaat tussen de spreker en het publiek. Als de spreker alleen maar zijn kennis etaleert, heeft dat weinig nut.

    * Let scherp op de reacties, zodat je zo nodig: - je spreektempo kunt opvoeren of vertragen;

    23

  • - een gedeelte van de stof kunt herhalen; - kunt reageren op een vraag (indien je tussentijds hiertoe de mogelijkheid wilt bieden).

    * Als je opeens niet meer weet hoe je verder moet gaan, herhaal dan gerust de laatste zin, of gelast een tussentijdse samenvatting van de hoofdpunten in; beide manieren brengen je in het juiste spoor terug.

    * Durf pauzes te nemen. Pauzes lijken voor jou langer dan voor de toehoorders. * Bijna iedereen gaat over de gestelde tijd heen. Vaak hebt je veel te veel voorbereid. Zorg ervoor dat je

    de presentatie probleemloos kunt inkorten.

    GEBRUIK VAN POWERPOINT en BEAMER Het is mogelijk dat je voor je presentatie gebruik maakt van een PowerPoint presentatie / beamer (of ander hulpmiddel). Het hoeft niet maar mag wel. Aan jou de keuze. Indien je gebruik maakt van een PowerPoint presentatie / beamer onderstaand enkele nuttige tips:

    Vóór de presentatie 1 Neem altijd ruim de tijd om de apparatuur op te stellen en in te stellen. 2 Plaats het scherm zo mogelijk midden voor de werkwand en de projector daar recht voor. 3 Plaats het scherm zo hoog dat iedereen in de ruimte een onbelemmerd zicht heeft. Controleer altijd

    vooraf het zicht op het scherm vanuit alle hoeken van de ruimte.

    Tijdens de presentatie 1 Houdt de projector tijdens de presentatie steeds bedrijfsklaar onder handbereik. 2 Gebruik voor het aanwijzen het pijltje dat bij PowerPoint aan de muis ‘hangt’ 3 Kijk zo min mogelijk achterom naar het scherm; wijs niet iets aan op het scherm, maar bij

    voorkeur de muis bij PowerPoint.

    Het maken van een PowerPoint presentatie Je bereikt het beste resultaat als je erop let dat:

    1 geen enkele regel meer dan 6 woorden bevat; 2 één scherm niet meer dan 10 regels tekst bevat; 3 de beelden of trefwoorden de gesproken tekst aanvullen, dus geen volledige zinnen; 4 de beelden of trefwoorden eenvoudig zijn;

    5 PowerPoint biedt de mogelijkheid van diverse achtergronden en invoegbare afbeeldingen. Maak er geen kermis van; zorg dat alles rustig overkomt bij de toeschouwer en laat de afbeeldingen functioneel zijn.

    Gespreksvaardigheid presentatie

    Het aspect gespreksvaardigheid wordt in de BPV opdrachten uitgevoerd en beoordeeld op basis van de diverse competenties, specifiek:

    E Samenwerken en overleggen J Formuleren en rapporteren K Vakdeskundigheid toepassen Specifiek is hieraan uitvoering gegeven en zijn deze onderdelen o.a. beoordeeld in de diverse opdrachten, in het document “toelichting beoordeling BPV” is per opleiding opgenomen in welke opdrachten de competenties van toepassing zijn. De opdrachten zijn op bekwaamheidsniveau. De competentie gespreksvaardigheid wordt hierdoor in de BPV beoordeeld (beoordelingsformulieren BPV). Verslag / rapportage wordt door de opleiding beoordeeld. Gespreksvaardigheden is overigens een aspect dat in de opleiding verankerd is. Vrijwel elke les verzorgen studenten presentaties. Voorafgaand de presentatie heeft de student deze voorbereid waarin hij/zij argumenten kan noemen voor- of tegen een bepaald standpunt, of voor- en nadelen van diverse opties. Hier mogen vragen over worden gesteld waarop de student op adequate wijze in kan gaan. De student neemt daarnaast in de presentie op:

  • - een stelling op basis waarvan discussie over het vakgebied plaatsvindt. Student laat hierin zien dat hij/zij alternatieve voorstellen kan doen en beoordelen, hypothesen kan stellen en beoordelen. De presentatie van de student duurt tenminste 10 minuten (beoordeling “spreken”) De discussie duurt tenminste 10 minuten (beoordeling “gesprekken”) De

    presentatie maakt onderdeel uit van BPV-opdracht 22 en is als bijlage toegevoegd.

    9.1 Beoordelingsprotocol

    Beoordeling van de presentatie van de student, en zijn gespreksvaardigheid, wordt beoordeeld door de docent. De docent legt dit vast in het beoordelingsprotocol “Gesprekken voeren” (zie bijlage 6). De docent geeft de uitslag door aan het examenbureau. Beoordeling van de presentatie van de student, en zijn gespreksvaardigheid, wordt tevens beoordeeld door een docent Nederlands. Grondslag hiervoor is de video-opname van de presentatie.

    De (extern) docent Nederlands kan de beoordeling van de docent inzien (beoordelingsprotocol “Gesprekken voeren” ) en kan op basis hiervan de beoordeling:

    1) bevestigen (en motiveren) In deze situaties staat de beoordeling vast

    2) ontkennen (en motiveren) In deze situatie kan de beoordeling positief afwijken (bijv. 3F i.pl.v. 2F), of Negatief afwijken (bijv. 2F i.pl.v. 3F).

    25

  • Bijlage 6 Beoordelingsprotocol spreken en gesprekken

    Naam: Studentnummer: Datum: Examennr. spreken: Beoordeeld door: Examennr. gesprek: Beoordeeld door: 3)* Grondslag beoordeling (omschrijving materiaal, bijv. video, portfolio, bpv-opdracht): Presentatie en stelling.

    Zie voor toelichting begrippen het document “Nederlands in de opleiding Onderwijsassistent”

    SPREKEN Niveau 1F Niveau 2F Niveau 3F Niveau 4F

    Algemene omschrijving

    Waardering: taken 1 Een monoloog houden

    Waardering: kenmerken van de taakuitvoering 1 Samenhang

    Waardering: 2 Afstemming op doel

    Waardering: 3 Afstemming op publiek

    Waardering: 4 Woordgebruik en woordenschat

    Waardering: 5 Vloeiendheid, verstaanbaarheid en grammaticale beheersing

    Waardering:

    GESPREKKEN Niveau 1F Niveau 2F Niveau 3F Niveau 4F

    Algemene omschrijving gesprekken

    Waardering: taken 1 Deelnemen aan discussie en overleg

    Waardering: 2 Informatie uitwisselen

    Waardering: kenmerken van de taakuitvoering 1 Beurten nemen en bijdragen aan samenhang

    Waardering: 2 Afstemming op doel

    Waardering: 3 Afstemming op de gesprekspartner

    Waardering: 4 Woordgebruik en woordenschat

    Waardering: 5 Vloeiendheid, verstaanbaarheid en grammaticale beheersing

    Waardering:

    Spreken:

    26

    Motivatie 1e beoordelaar:

  • Spreken:

    Gesprekken:

    Gesprekken:

    Dit formulier altijd toesturen aan het examensecretariaat van Variva Opleidingen. 27

    Motivatie 2e beoordelaar:

    Motivatie 1e beoordelaar:

    Motivatie 2e beoordelaar: