Leven. Overleven. Herleven.
Transcript of Leven. Overleven. Herleven.
Nuttige instrumentenMichel Foucault en de wereld van de Victoriaanse gevangene
Januari 2012OS-3: Criminal MindsPaul Graas - 3498468
Paul Graas – 3498468 – OS-3: Criminal Minds
If you have seen the golden lustre of the spring sun shining
without, and heard the voices of the birds telling their love of
liberty in a very spasm of melody, and then felt the unquenchable
thirst that comes upon the soul to be out in the open air, then you
may perhaps be able to appreciate the subtle agony that must be
endured by men in separate confinement – men too, who are
perhaps the most self-willed of all God’s creatures, and
consequently likely to feel any restraint tenfold more irksome
than we; and who, therefore, can only fret and chafe under their
terrible imprisonment, even as the tameless hyæna may be seen at
the best-garden for ever fretting and chafing its cage.
(Henry Mayhew & John Binny, The Criminal Prisons of London and Scenes
of Prison Life)
3
Paul Graas – 3498468 – OS-3: Criminal Minds
Hoofdstukindeling
1. Inleiding 5
2. Een gevangenis in het Victoriaanse tijdperk 10
2.1. De architectuur van een gevangenis 10
2.2. De gevangeniscel 12
3. De dagelijkse routine 15
3.1. De arbeid en de vrije tijd 15
3.2. Het gevangenisreglement en de omgang met superieuren 19
4. De gezondheid van de gevangene 25
4.1. Het lichaam: het dieet en de ziektes 26
4.2. De geest: de kapelaan en de kapel 28
5. Conclusie: het nut van Foucaults theorie voor het Victoriaanse gevangenisleven 31
Bibliografie 33
4
Paul Graas – 3498468 – OS-3: Criminal Minds
1. Inleiding
De geschiedenis van de strafvervolging begon pas echt een belangrijk onderzoeksveld te worden
gedurende de jaren ’70 van de vorige eeuw. De belangstelling voor straffen en gevangenissen hing
samen met de snelle opkomst van de sociale geschiedschrijving en de belangstelling voor de
organisatie van de maatschappij. In dit kader ontstond een grote nieuwsgierigheid voor het
dagelijks leven van de ‘gewone’ mensen, zoals eenvoudige arbeiders, vrouwen en minderheden, en
voor de sociale groepen die afweken van de maatschappij, voornamelijk criminelen. Waarom
kregen deze afgestoten mensen zo een belangrijke rol in het wetenschappelijk onderzoek? Emile
Durkheim, één van de grondleggers van de moderne sociologie, beweerde dat de geschiedenis van
de afwijkende mens een manier was om de geschiedenis van de normale mens te begrijpen. En
vanuit het perspectief van de criminologie: de geschiedenis van de strafvervolging is een manier om
de geschiedenis van de sociale instituties te begrijpen.1
De interpretatie van de geschiedenis van de strafvervolging is niet eenzijdig. Vooral de
snelle opkomst en ontwikkeling van de gevangenis als meest gebruikte straf in de Westerse wereld
heeft voor een intens academisch debat gezorgd. De gevangenis kende een radicale ontwikkeling
eind achttiende en begin negentiende eeuw. Hoe kwam dat? Wat waren de achterliggende
intenties? Tot de jaren zeventig van de vorige eeuw hadden de zogenaamde “orthodoxe” of “Whig”
historici de belangrijkste mening op dit gebied. Historici zoals Sidney Webb en Beatrice Webb, John
Roger Scott Whiting en Eric Stockdale verklaarden deze verandering en ontwikkeling in het
strafrecht in termen van humanitaire en welwillende vooruitgang. Bloederige folteringen en
lichamelijke straffen in de vorm van publieke spektakels werden langzamerhand vervangen door
schone, hygiënische en meer geordende gevangenissen die de meest gebruikte straf werden voor
criminelen. 23
Op deze “humanitaire” gedachte kwam een felle tegenreactie vanuit de “revisionistische”
denkschool, onder andere vertegenwoordigt door academici als Michel Foucault, Michael Ignatieff
en David Rothman.4 Zij verklaren deze veranderingen in het kader van de kunde van de gevangenis
1 Norval Morris & David J. Rothman (ed.), The Oxford History of the Prison (Oxford-New York, 1995), viii.2 Zie: E. Stockdale, A Study of Bedford Prison, 1660-1877 (Londen, 1977); S. Webb & B. Webb, English Prisons under Local Government (Londen, 1963); J.R.S. Whiting, Prison Reform in Gloucestershire, 1776-1820 (Londen, 1975).3 Yvonne Jewkes & Helen Johnston (ed.), Prison Readings: a Critical Introduction to Prisons and Imprisonment (Cullompton, 2006), 4.4 Zie: M. Foucault, Discipline and Punish – The Birth of Prison (Londen 1977); M. Ignatieff, A Just Measure of Pain: the Penitentiary in the Industrial Revolution 1750-1850 (Basingstoke 1978); D. Rothman, The Discovery of the Asylum: Social Order and Disorder in the New Republic (Boston 1971).
5
Paul Graas – 3498468 – OS-3: Criminal Minds
om mensen te controleren en reguleren. Het is niet zozeer een betere maar een andere manier van
strafvervolging, alleen is deze laatste efficiënter en vooral machtiger. De revisionisten zijn vooral
gefocust op macht en machtrelaties, economische redenen en de belangen van de hoge
bourgeoisie.5
Michel Foucault heeft in het bijzonder zijn stempel gelegd op de geschiedenis van de
criminologie met zijn werk Surveiller et Punir - Naissance de la prison. Foucault ziet de gevangenis
als de vertegenwoordigende institutie van de industriële maatschappij en de uiterste realisatie van
de moderne staat.6 Strafvervolging wordt niet meer gekenmerkt door het folteren van het lichaam,
maar door een totale controle over de persoon – over zijn lichaam en ziel; over zijn vrijheid. In dit
kader beweerde de Franse denker dat het gevangenisschap, sinds begin negentiende eeuw, twee
aspecten omvatte: de ontbering van de vrijheid en de technische transformatie van individuen.7 Het
doel hiervan is volgens Foucault dat: ‘the body becomes a useful force’. En dit gebeurt alleen: ‘if it is
both a productive body and a subjected body.’8 En zoals de gevangenis een totale controle heeft
over de gevangene, zo heeft de moderne maatschappij, door middel van instituties als scholen,
ziekenhuizen en fabrieken, een totale controle over de burgers, aldus Foucault.9
Foucaults werk is een inspiratiebron geweest voor veel academici op dit gebied. Surveiller et
Punir heeft een duidelijke koers aangegeven die door velen werd gevolgd in de studie van de
strafvervolging. Niettemin is er ook kritiek op zijn werk geweest. Jan Goldstein, bijvoorbeeld, duidt
aan dat Foucaults analyse van de geschiedenis van de gevangenis zeer abstract is en dat hij geen
vaste structuur weet te geven aan de concrete en specifieke feiten die de historici hebben
weergegeven. Zijn werk neigt meer naar een metageschiedenis.10 James Garganis heeft geschreven
dat: ‘Foucault moves elliptically, using historical material to demonstrate his sociological
generalizations.’11 En Pieter Spierenburg bekritiseerd zijn gebrek aan een historische methodologie,
aangezien Foucault niet met primaire bronnen uit archieven werkte maar met geprinte teksten.12
5 Yvonne Jewkes & Helen Johnston (ed.), Prison Readings: a Critical Introduction to Prisons and Imprisonment, 4.6 Norval Morris & David J. Rothman (ed.), The Oxford History of the Prison, viii.7 Michel Foucault, Discipline and Punish – The Birth of Prison, 233.8 Michel Foucault, Discipline and Punish, 26.9 Recensie van Louise I. Shelley van ‘Discipline and Punish’, in: American Journal of Sociology, vol. 84, no. 6 (Mei 1979), 1508-1510: http://www.jstor.org/stable/277792310 Recensie van Jan Goldstein van ‘Discipline and Punish’, in: The Journal of Modern History, vol. 51, no. 1 (Maart 1979), 116-118: http://www.jstor.org/stable/1877879.11 Recensie van James Farganis van ‘Discipline and Punish’, in: Theory and Society, vol. 10, no. 5 (September 1981), 741-745: http://www.jstor.org/stable/657134.12 Barry Godfrey & Paul Lawrence, Crime and Justice, 1750-1950 (Cullompton, 2005), 79.
6
Paul Graas – 3498468 – OS-3: Criminal Minds
Een ander kritiekpunt is de anonimiteit van de macht in zijn werk. Foucaults werk is een
geschiedenis zonder belangrijke personages – een anonieme geschiedenis, een geschiedenis gevuld
met duistere krachten die boven de mensen staan.13 Uiteindelijk zijn degenen die macht- en
controlefuncties hebben in de gevangenis – zoals de bewakers, de kapelaan of de directeur -
georganiseerd in een enorm ‘machinenetwerk’. Foucault beweert dit letterlijk: ‘the power in the
hierarchized surveillance (…) functions like a piece of machinery (…). It is the apparatus as a whole
that produces ‘power’ and distributes individuals in this permanent and continuous field.’14
Foucault ziet in elk gebeuren een achterliggende machtsintentie. Mijn inziens verklaart hij
dit door voornamelijk de geschiedenis van bovenaf te bekijken, in de zin dat hij op de geschiedenis
neerkijkt en machtstructuren en –discoursen ziet die fungeren in de maatschappij. Het doel van
mijn onderzoek is om zijn theorie te testen aan de hand van een studie naar het leven in de
gevangenis gedurende de negentiende eeuw, in het bijzonder gedurende het Victoriaanse tijdperk
(1831-1901). Het perspectief van mijn studie is van onderaf. Het is niet zozeer mijn intentie om de
algemene organisatie van gevangenissen te bestuderen dan wel het concrete dagelijkse leven. Ik wil
binnen de wereld van een Victoriaanse gevangene treden. Ik wil afstand nemen van de anonieme
geschiedenis van Foucault en ik wil kijken hoe concrete personen naar de wereld om zich heen
keken, naar de discipline en controle die hen werd opgelegd.
Zoals al eerder naar voren kwam, beweerde Foucault dat de gevangenis als doel heeft een
totale controle over personen te hebben, om de crimineel tot een productief en onderworpen
individu te transformeren. Daarvoor is het noodzakelijk om een totale controle te hebben over de
gevangene; dat de crimineel het gevoel heeft dat hij in een zogenaamde Panopticon-wereld leeft, dat
hij continu geobserveerd wordt en dat hij zich gedwongen voelt om zich aan een totale discipline te
houden.15 Niettemin is er geen enkele gevangenis exact volgens Jeremy Benthams Panopticon
gebouwd in Victoriaans Engeland. Daarnaast is het de vraag of een gevangene in de praktijk
werkelijk zo gecontroleerd werd en onderworpen moest worden (en of dat überhaupt wel mogelijk
was).
13 Recensie van Jan Goldstein van ‘Discipline and Punish’.14 Michel Foucault, Discipline and Punish, 177.15 De theorie van de gevangenis als Panopticon is door Jeremy Bentham uitgevonden (1843). Het belangrijkste effect van de Panopticon is volgens Foucault dat: ‘Each individual (…) is seen, but he does not see; he is the object of information, never a subject in communication (…) the Panopticon induce in the inmate a state of conscious and permanent visibility that assures the automatic functioning of power (…) the inmate will constantly have before his eyes the tall outline of the central tower from which he his spied upon (…) the inmate must never know whether he is being looked at any one moment; but he must be sure that he may always be so (…).’ Michel Foucault, Discipline and Punish, 201. Voor meer informatie over de Panopticon zie: Ibidem, 200-202 en Jeremy Bentham, The Panopticon Writings (Londen, 1995).
7
Paul Graas – 3498468 – OS-3: Criminal Minds
Er zijn verschillende redenen dat ik mijn onderzoek richt op het gevangenisleven in het
Victoriaanse Engeland: De eerste is simpelweg omdat de belangrijkste
strafvervolginghervormingen in Engeland begonnen. De Britten waren op juridisch vlak de pioniers
van veel veranderingen wat betreft gevangenissen. De tweede reden is dat Foucaults werk
voornamelijk gebaseerd is op de Franse gevangenis, en vanuit die studie generaliserende conclusies
trekt over de hele Westerse wereld. Victoriaans Engeland is een ander land, met een eigenaardige
mentaliteit en moraliteit. Vandaar dat een grondige kijk naar de Britse gevangenis kan helpen om
Foucaults theorie in een breder kader te bekijken.
Het is niet mijn bedoeling om Foucaults theorie om te draaien of af te wijzen, dan wel om
deze te nuanceren aan de hand van de historische gegevens over persoonlijke ervaringen van
criminelen en de mensen die macht over hen hadden. In plaats van de geschiedenis te gebruiken
voor een sociologische theorie wil ik zijn sociologische conclusies controleren aan de hand van
concrete historische feiten en persoonlijke ervaringen. In dit kader denk ik dat de humanitaire visie
van de orthodoxe denkers wel een kern van waarheid bevat.
De nuancering van de orthodoxe denkers aan de ene kant, en de revisionistische denkers
aan de andere kant, is goed samengevat in het idee van een ‘nieuwe humanitaire gevoelen’, dat door
historici Annemieke Drenth en Francisca de Haan ontwikkeld is. Aan de ene kant steunen zij op het
machtsconcept van Foucault voor hun studie naar Victoriaanse vrouwengevangenissen, maar aan
de andere kant leggen ze ook de nadruk op de protestantse hernieuwing die gedurende eind
achttiende en begin negentiende eeuw plaatsvond in Engeland en het Europees vasteland. Het
humanitaire gevoelen haalde zijn kracht uit een invloedrijk geloofsysteem gebaseerd op
naastenliefde. 16
Het onderzoek is verdeeld in drie delen: het eerste deel is gericht op de architectuur van de
gevangenis: hoe zag de plaats eruit waar de gevangene leefde? Over welke voorzieningen beschikte
hij? Ik wil erachter komen in hoeverre de architectuur van de gevangenis geschikt was voor een
totale controle over het individu. Dit deel kan veel bijdragen aan het onderzoek aangezien de
revisionistische academici, en in het bijzonder Foucault, alle gevangenissen in eenzelfde kader
bestuderen.17
Het tweede deel is gefocust op de dagelijkse routine: wat voor soort werk moesten de
gevangenen doen? Hadden de gevangenen een ‘sociaal’ leven? Hadden ze vrije tijd? En hoe was hun
omgang met de regels en de bewakers? Het derde deel is gericht op de gezondheid van de
gevangene, zowel lichamelijk als geestelijk. In dit opzicht wil ik bestuderen of er werkelijk
16 Annemieke Drenth en Francisca de Haan, The Rise of Caring Power (Amsterdam 2000), 17.17 Yvonne Jewkes & Helen Johnston, Prison Readings: a Critical Introduction to Prisons and Imprisonment, 4.
8
Paul Graas – 3498468 – OS-3: Criminal Minds
veranderingen plaats vonden in het leven van de gevangene, zoals een geestelijke bekering, of dat
het juist dramatischer afliep met de crimineel vanwege ziektes, depressies of pogingen tot
zelfmoord.
In hoeverre is de gevangene na zijn verblijf in de gevangenis werkelijk getransformeerd in
een (Foucaultiaans) nuttig en onderworpen individu? Wat zijn de consequenties geweest van al
deze aspecten: de materiële voorzieningen, de dagelijkse routine en de gezondheid, eenmaal dat de
gevangene is vrijgelaten? Uiteindelijk wil ik erachter komen of Foucaults theorie over de opkomst
en ontwikkeling van de gevangenissen in de Westerse wereld werkelijk van toepassing is, in dit
geval op de Engelse negentiende-eeuwse gevangenissen.
9
Paul Graas – 3498468 – OS-3: Criminal Minds
2. Een gevangenis in het Victoriaanse tijdperk
De Brit John Howard (1726-1790) was de hervormer die ervoor zorgde dat de gevangenissen
compleet van gezicht veranderden in de achttiende eeuw. Howard - een sobere, gedisciplineerde en
zeer religieuze man volgens zijn biografen - schrok van de inhumane condities van de
gevangenissen van zijn tijd en besloot er iets aan te doen. Dick Witfield beweert dat Howard zonder
twijfel een zeer humane en barmhartige insteek had en zich niet bewoog door achterliggende
machtsintenties: ‘He saw the pains of imprisonment and used truth as the agent of change, not from
any intellectual theory or ideology but through a sense of compassion for other human beings. ’18
Randall McGowen beweert zelfs dat Howard de gevangenissen beschouwde als de antithese van de
christelijke naastenliefde.19 Zijn persoon is een weerspiegeling van de ‘nieuwe humanitaire
gevoeligheid’ die volgens Drenth en De Haan toentertijd plaats vond.
Zijn vele reizen om de condities van de Europese gevangenissen te bestuderen, zijn
invloedrijke interventies in de Britse politiek en zijn werk: The State of the Prisons in England and
Wales, with preliminary observations and an account of some foreign prisons (1777), droegen
aanzienlijk bij aan de oprichting van nieuwe gevangenisinstituties die gebaseerd waren op betere
hygiëne en voorzieningen, de classificatie van gevangenen en een sterke discipline gebaseerd op
werkroutine en roosters.20 Deze hervormingen hadden natuurlijkerwijze primair betrekking op de
configuratie van de gebouwen zelf.
In dit hoofdstuk worden twee aspecten van de architectuur behandeld: de algemene
architectuur van de Britse gevangenissen en specifieker de gevangeniscel. Sommige belangrijke
onderdelen – zoals de kapel, de eetkamer of de werkplekken buiten de gevangeniscel – komen aan
bod in andere hoofdstukken.
2.1. De architectuur van een gevangenis
Norman Johnston spreekt over drie soorten modellen van gevangenisgebouwen: het cirkelvormige,
het rechthoekige en het stervormige model. Het stervormige model werd het meest gebruikt in
Engeland vanaf 1790.21
18 Dick Witfield, ‘John Howard. A Biographical Note’, in: Dick Witfield (ed.), The State of the Prisons – 200 Years on (Londen, 2002), 188.19 Randall McGowen, ‘The Well-Ordered Prison’, in: Norval Morris & David J. Rothman (ed.), The Oxford History of the Prison, 87.20 Yvonne Jewkes & Helen Johnston, Prison Readings, 13.21 Norman Johnston, The Human Cage: A Brief History of Prison Architecture (New York, 1973), 17.
10
Paul Graas – 3498468 – OS-3: Criminal Minds
Vóór de jaren tachtig en negentig van de achttiende eeuw, waren er niet genoeg materiële
en financiële middelen om gevangenissen te bouwen zoals die hedendaags bekend zijn: grote,
veilige en sobere gebouwen. Dit werd wel mogelijk dankzij de industriële en wetenschappelijke
revolutie die in deze tijd in Engeland ontstond. In dit kader was het massale structurele gebruik van
ijzer zonder twijfel de belangrijkste bijdrage. IJzer kon gebruikt worden voor tralies, deuren,
deurstijlen en zelfs muren en vloeren.
In het negentiende-eeuwse Londen en omgeving bestonden er drie belangrijke
gevangenissen voor criminelen (‘convict prisons’)22: Model Prison (beter bekend als Pentonvile
Prison), Female Convict Prison (van Brixton) en Millbank Prison.23 Een korte beschrijving van deze
gevangenissen zal helpen om een concreter beeld te krijgen van de gevangenisarchitectuur.
Pentonville Prison (in noordelijk gedeelte van het centrum van London) is de meest
gekopieerde gevangenis in de wereld. Architecten uit veel Europese landen kregen de opdracht van
hun vorsten om deze gevangenis te bestuderen. De gevangenis werd gebouwd in 1842. Het werd
gemodelleerd naar het ‘stilte’-systeem en was oorspronkelijk bedoeld voor veroordeelde mensen
die vervoerd moesten worden naar Australië.24 Pentonville is een stervormig gebouw dat vier
vleugels heeft die verbonden zijn aan een centraal gebouw. De vleugels zijn gebouwd in de vorm
van een waaier, met een hoek van zestig graden tussen elke vleugel.25 Het interieur van elke vleugel
of ‘corridor’ telt 130 cellen die verdeeld zijn in drie verdiepingen (‘galerijen’). Elke galerij telt ook
veertig andere kamers die bedoeld zijn voor gescheiden opsluiting.26
De Female Convict Prison van Brixton (zuidelijke voorstad van Londen) werd in 1820
gebouwd als een huis van bewaring. Midden negentiende eeuw was het een van de strengste,
armste en onhygiënische gevangenissen van Londen.27 Het wordt beschouwd als de oudste
22 Henrey Mayhew, een gevangenisdeskundige en schrijver die gedurende de tweede helft van de negentiende eeuw leefde, maakt een onderscheid tussen gevangenissen voor misdadigers na hun veroordeling en gevangenissen voor misdadigers vóór hun veroordeling. Binnen de eerste soort gevangenissen maakt hij nog een onderscheid tussen “Convict” Prisons (langdurende straffen) en “Correctional” Prisons (kortdurende straffen). Zie: Henry Mayhew & John Binny, The Criminal Prisons of London and Scenes of Prison Life (Londen, 1862), 82-83. Dit onderzoek is gefocust op “Convict” Prisons, aangezien langdurende verblijven beter de effecten van een gevangenis laten zien. Binnen de convict prisons vallen ook de hulks (oude boten waar de gevangenen tijdelijk bleven en zwaar werk moesten doen). Deze zullen echter niet behandeld worden.23 Het is belangrijk om aan te wijzen dat het woord ‘gevangenis’ in dit onderzoek een vertaling is van ‘prison’ en niet van ‘jail’. ‘Jail’ kan vertaald worden als ‘huis van bewaring’ (de plaats waar de gevangenen bleven voordat ze veroordeeld werden). Deze onderscheiding werd gemaakt in de Verenigde Staten, en is uiteindelijk overgenomen door andere Engelstalige landen. Zie: Norval Morris & David J. Rothman (ed.), The Oxford History of the Prison, ix.24 Norman Johnston, The Human Cage: A Brief History of Prison Architecture, 34.25 Mitchel P. Roth, Prisons and Prison Systems. A Global Encyclopedia (Londen, 2006), 207.26 Henry Mayhew & John Binny, The Criminal Prisons of London and Scenes of Prison Life, 116.27 Mitchel P. Roth, Prisons and Prison Systems. A Global Encyclopedia, 45.
11
Paul Graas – 3498468 – OS-3: Criminal Minds
gevangenis van Londen die nu nog in gebruikt is. De gevangenis had in de negentiende eeuw een
capaciteit voor 175 gevangenen. Niettemin leefden er volgens sommigen meer dan 200 of zelfs
meer 300 gevangenen. Het gebouw had de vorm van een maansikkel, met het huis van de
gouverneur in het centrum, waardoor hij een uitzicht had op alle gebouwen en terreinen.
Gedurende de jaren vijftig van de negentiende eeuw werden nieuwe vleugels toegevoegd, en
werden de installaties verbeterd.28
‘A monunent of ugliness’: zo beschreven Webb en Webb de Millbank Prison.29 Deze
gevangenis (gelegen aan de noordelijke kant van de Thames) werd gebouwd in 1816 naar het
model van het ‘stilte’-systeem. Het was de eerste poging van de Britse autoriteiten om een
gevangenissysteem te ontwikkelen voordat Pentonville Prison verscheen. Opmerkelijk was dat
Jeremy Bentham de opdracht kreeg om deze gevangenis te ontwerpen. Het ideale Panopticon-
gevangenis kon tot stand komen. Niettemin, vanwege de verandering van locatie en de
tekortkomingen van het gebouw zelf, kwam uiteindelijk een gevangenis tot stand die weliswaar
beïnvloed was door de Panopticon-stijl in concrete onderdelen, maar duidelijk op een andere
manier werd gebouwd in zijn geheel.30 Het gebouw heeft de vorm van een zeshoekige ster,
omsingeld door een achthoekige muur. De gevangenis was omringd door waterkanalen. Elke punt
van de ster werd gebouwd in de vorm van een vijfhoek. De bewakers konden vanuit een toren op
elk van deze vijfhoeken, alle gevangenen controleren. De corridors waren ca. drie mijlen lang en er
waren ongeveer duizend cellen beschikbaar.31
2.2. De gevangeniscel
Tot de negentiende eeuw waren de gevangeniscellen van de meeste gevangenissen alleen bedoeld
om te slapen. Sommige Victoriaanse gevangenissen in Engeland hadden deze insteek nog steeds,
zoals Middlesex House of Correction (Coldbath Fields). Niettemin werd de individuele cel steeds
populairder in deze periode.
“Alleen met God en met een gewond geweten.” Met dit motto werden de meeste
gevangeniscellen gebouwd in het negentiende-eeuwse Engeland. Isolement was dan ook een
typisch kenmerk van de Britse gevangenissen als deze worden vergeleken met andere landen. In dit
kader geeft Foucault een interessant perspectief aan op Britse gevangeniscellen. Hij beweert dat de
28 Henry Mayhew & John Binny, The Criminal Prisons of London and Scenes of Prison Life, 174.29 Webb & B. Webb, English Prisons under Local Government. Geciteerd door: Giles Playfair, The Punitive Obsession. An unvarnished History of the English Prison System (Londen, 1971), 30.30 Peter McRorie Higgins, ‘The Scurvy Scandal at Milbank Penitentiary: A Reassessment’ in Medical History n. 50 (2006), 515.31 Mitchel P. Roth, Prisons and Prison Systems, 177-178.
12
Paul Graas – 3498468 – OS-3: Criminal Minds
configuratie van en de gedachte achter de gevangeniscellen hun oorsprong kenden in de
middeleeuwse kloostercellen.32 Deze katholieke traditie werd toegepast in een protestantse
maatschappij: ‘the cell (…) becomes in this protestant society the instrument by which one may
reconstitute both homo oeconomicus and the religious conscience.’ Het was materieel rendabel
omdat de gevangene daar moest werken. Het was geestelijk rendabel omdat hij in die eenzaamheid
geconfronteerd moest worden met zichzelf en met God. De gevangenis, en concreter de cel, was
volgens Foucault de ‘ruimte tussen twee werelden’, de misdaadwereld en de terugkeer naar het
goede pad.33
Hoe zag een cel eruit? Frederick Brocklehurst, iemand die toentertijd in de gevangenis zat,
beschreef zijn oude cel als volgt: ‘Imagine to yourself a whitewashed cube 7 feet by 13, with a
barred window of ground glass at one end, and a black painted door at the other, and you can form
some idea of the dimensions and appearance of a prison cell.’34 Naast een bed (of een houten
plank)35 was er vaak een kleine houten tafel en een kastje met enkele boeken, zoals de Bijbel,
gebedenboeken, etc. Daarnaast waren er nog enkele praktische dingen te vinden, zoals een emmer,
een bord, een lepel en een vork en een stuk zeep. De deur was eerst van hout en later van
ijzertralies. Aan de andere kant was er een klein raampje te vinden. Aan de muur hingen een
gevangenisreglement, de mededelingen voor de gevangenen, het voedseldieet, en een klein
krijtbord.36
De twee dingen die de gevangenen het meest ergerden waren de duisternis en het
controlegevoel dat over hen heerste binnen de cel. Over de duisternis: de raam van de cel was klein
en liet amper licht binnenkomen. Soms had het raam niet eens de functie om licht binnen te laten
komen. Een gevangene uit Portland schreef: ‘daylight never entered except through the aperture
under the door’. Natuurlijk varieerde de situatie afhankelijk van de gevangenis en van de cellen. Zo
schrijft een gevangene uit Dartmoor: ‘the limited illumination came via a narrow window of thick
rough plate glass which gave onto the interior of the prison’. Het zou ook misleidend zijn om te
denken dat alle gevangenen het zo slecht hadden: in Millbank, bijvoorbeeld, waren er ook cellen die
32 De benedictijnse methode van ora et labora werd door veel kloosters gebruikt. Ora (bidt), houdt in dat de monnik de wereld verlaat om een hechte relatie met God op te bouwen en labora (werk), dat hij zich de rest van de tijd bezig houdt met eenvoudig werk dat tegelijkertijd als financieel hulpmiddel gebruikt kon worden voor het onderhoud van het klooster. De gelijkheid met de gevangenissen is overduidelijk.33 Michel Foucault, Discipline and Punish, 122-123.34 Geciteerd in: Philip Prieslty, Victorian Prison Lives: English Prison Biography, 1830-1914 (Londen 1985), 29.35 De cellen van de meeste gevangenissen voor langdurende straffen hadden een bed. Niettemin waren er sommige, net zoals de meeste gevangenissen voor kortdurende straffen en de huizen van bewaring, die simpelweg een houten plank aanboden om op te slapen. Zie: Philip Prieslty, Victorian Prison Lives: English Prison Biography, 1830-1914, 32.36 Henry Mayhew & John Binny, The Criminal Prisons of London and Scenes of Prison Life, 248. Philip Prieslty, Victorian Prison Lives, 32-33.
13
Paul Graas – 3498468 – OS-3: Criminal Minds
meer licht hadden doordat elke cel een gasbrander had.37 En er zijn ook verschillen tussen mannen-
en vrouwengevangenissen. De individuele cellen van de vrouwengevangenis van Brixton zagen wel
redelijk veel zonlicht binnenkomen.38
Er moet wel opgemerkt worden dat de isolatie en eenzaamheid in de cellen – onafhankelijk
van de voorzieningen waarover deze beschikten – positief werd gezien door sommige gevangenen.
Bijvoorbeeld, kapitein Hansbrow, die in die tijd veel gevangenisexperimenten heeft gedaan,
beweerde dat sommige gevangenen die geïsoleerd werden vanwege vechtpartijen en ruzies hem
uiteindelijk dankte voor de celisolatie en de lange tijd dat ze hadden voor zelfreflectie. Hij merkte
zelfs op in zijn eigen tijdschrift dat de gevangenen bevorderden in gezondheid en hun uiterlijk
dankzij de isolatie.39
Er zijn zeer opmerkelijke gegevens over het controlegevoel dat veel gevangenen ervoeren.
Iedereen die door de gang liep, kon alles zien wat de gevangene deed in zijn cel door te kijken door
een klein kijkgat, zowel wanneer die aan het werken was als wanneer hij sliep. In sommige
gevangenissen werden de kijkgaten zeer realistisch geschilderd of zelfs ingesneden; inclusief pupil,
iris en oogwimpers. Wat was het effect hiervan? Een gevangene vertelt: ‘no matter how you would
place yourself in your cell, standing, sitting, or lying down, that cursed eye seemed to follow you.’40
Het gebrek aan licht en de aanwezigheid van controle van ‘het oog’ intensiveerde de twee
essentiële componenten van de cel. Ten eerste de geestelijke component, aangezien de gevangene
in die kille duisternis meer geconfronteerd raakte met zichzelf en met God en ten tweede de
economische component, omdat de gevangene minder afleiding had en continu onder controle
dacht te zijn. Weliswaar is er in Engeland nooit een Panopticon-gevangenis gebouwd zoals
ontworpen door Bentham, maar er zijn veel componenten, zoals de vijfhoekige gebouwen en het
kijkgat van de cellen die zeker beïnvloed zijn geweest door het achterliggende machts- en controle
idee van zijn gevangenisontwerp.
37 Citaten uit: Philip Priestly, Victorian Prison Lives, 29.38 Henry Mayhew & John Binny, The Criminal Prisons of London and Scenes of Prison Life, 180-181.39 Margaret E. DeLacy, ‘Grinding men good? Lancashire’s prisons at mid-century’, in: Yvonne Jewkes & Helen Johnston (ed.), Prison Readings, 42.40 Philip Priestly, Victorian Prison Lives, 30.
14
Paul Graas – 3498468 – OS-3: Criminal Minds
3. De dagelijkse routine
Foucault noemt de interne onderdrukking- en strafmechanismes van een gevangenis ‘een
despotische discipline’.41 In zijn werk citeert hij het volgende fragment van C. Lucas:
In prison the government may dispose of the liberty of the person and of the time of the
prisoner from then on. One can imagine the power of the education, which (…) determines
the use of time, the time-table, this education, which, in short, takes possession of man as a
whole, of all the physical and moral faculties that are in him and of the lime: in which he is
himself.42
Foucault steunt op deze bewering van Lucas om aan te duiden hoe zwaar de gevangenisstraf kan
zijn. In de inleiding van dit onderzoek kwam al naar voren dat er met de opkomst van de
gevangenissen een verschuiving plaats vond van de straf van het lichaam naar de straf van de ziel.43
Het is dus de ziel die volgens Foucault gefolterd wordt.
Het doel van dit hoofdstuk is om de dagelijkse routine van de gevangene te bestuderen: zijn
tijdschema, zijn werk, zijn vrije tijd en zijn sociale leven. In hoeverre was er sprake van een
‘despotische discipline’? Was het “Panopticon”-oog 24 uur per dag aan het gluren? Had de
gevangene tijd ‘voor zichzelf’, tijd om in alle rust zijn eigen dingen te doen? Ook komt er aandacht
voor het gevangenisreglement en de omgang met superieuren. Dit laatste kan veel zeggen over het
bestaan van een ‘nieuwe humanitaire gevoeligheid’ waarover in de inleiding al werd gesproken.
3.1. Het dagelijks rooster: arbeid en vrije tijd
De gevangenen moesten tussen vijf en zes uur ‘s ochtends opstaan: in Chatham Convict Prison om
5:30 uur, in Parkhurst om 5:10 uur, en in Dartmoor om 5:00 uur. Opmerkelijk is dat de tijd om op te
staan in Pentonville, Millbank en Cold Bath Fields pas om 6:00 uur was. Volgens het normale
dagelijkse schema hadden de gevangenen ongeveer tien minuten om hun gezicht te wassen, de cel
schoon te maken en naar het toilet te gaan. Ex-gevangenen van Pentonville beweren dat ze daarna
het beddengoed in de vorm van een appeltaart moesten oprollen. Dit kon, volgens het getuigenis
van One-who-has-sufferred, van vijftien minuten tot maximaal een uur duren, afhankelijk van de
41 Michel Foucault, Discipline and Punish, 236.42 C. Lucas, De la réforme des prisons (1836), 123-124. Geciteerd door: Michel Foucault, Discipline and Punish, 236.43 Ibidem, 233.
15
Paul Graas – 3498468 – OS-3: Criminal Minds
ervaring van de gevangene.44 In Pentonville moesten ze tot 6:30 uur de gevangenis schoonmaken en
van 6:30 tot 7:00 uur een half uur werken. In Millbank hadden ze vóór het ontbijt de taak om
pompen rond te draaien.45 Na het ontbijt moesten ze in de meeste gevangenissen gaan werken.
Soms moesten ze eerst de ochtenddienst in de kapel bijwonen en de dagelijkse lichamelijke
oefeningen doen. Ondanks deze kleine verschillen, laat dit alles zien hoe actief en gedisciplineerd de
gevangenen bezig waren vanaf de eerste minuut van de dag.
Foucault duidt aan dat de arbeid en de isolatie de middelen per uitstek waren voor de
transformatie van de gevangene: ‘penal labour must be seen as the very machinery that transforms
the violent, agitated, unreflective convict into a part that plays its role with perfect regularity (…). If
the work of the prison has an economic effect, it is by producing individuals mechanized according
to the general norms of an industrial society.’46 Hij citeert ook L. Faucher, die beweert dat een
“machine”-maatschappij de behoefte heeft aan zuivere mechanische hervormingsmiddelen.47 De
praktijk in de Victoriaanse gevangenissen laat echter niet alleen een machtsmachine zien die de
gevangenen in ‘nuttige instrumenten’ weet te veranderen.
Er moet niet vergeten worden dat de arbeid in gevangenissen niet een uitvinding van het
industriële tijdperk is. In zijn boek: ‘The State of the Prisons’, duidt John Howard aan dat er
verschillende gevangenissen waren die al werkplaatsen bezaten. Gevangenisarbeid was al sinds
ongeveer 1750 aanwezig, en hoogstwaarschijnlijk kwam het al naar voren sinds begin achttiende
eeuw in Engeland.48 Wat ook blijkt uit deze bronnen is dat het doel om het individu in industriële
machines te veranderen vaak niet mogelijk was, en soms zelfs te ver ging.
De tredmolen was de zware arbeid per uitstek, vooral in gevangenissen voor kortdurende
straffen. De Tredmolen werd bepleit door de ‘Society for the Improvement of Prison Discipline’
(SIPD), gesticht in 1816. Het succes van dit mechanisme lag volgens de SIPD in het feit dat het
gebruikt kon worden door ongeschoolde gevangenen en dat het ook de functie kon hebben van
lichamelijke oefening. De tredmolen, een molen die in beweging werd gebracht door op een rad te
staan, werd geïntroduceerd in de jaren twintig van de negentiende eeuw. In 1824 hadden maar liefs
44 Philip Priestly, Victorian Prison Lives, 83. Giles Playfair beweert dat de gevangenen in Millbank al om 5:30 moesten opstaan. Zie: Giles Playfair, The Punitive Obsession. An unvarnished History of the English Prison System, 32.45 Over Pentonville, zie: Henry Mayhew & John Binny, The Criminal Prisons of London and Scenes of Prison Life, 127-128. Over Millbank, zie: Giles Playfair, The Punitive Obsession, 32.46 Michel Foucault, Discipline and Punish, 240-242.47 L. Faucher, De la réforme de prisons (1838), 64. Geciteerd door: Michel Foucault, Discipline and Punish, 242.48 Voorbeelden van gevangenissen waar de gevangenen moesten werken zijn Newport Prison, Prison of the Franchise, Prison of Hinkley en County Bridewell Prison. Zie: John Howard, The State of the Prisons in England and Wales with Preliminary Observations, and an Account of some Foreign Prisons (tweehonderdjarige uitgave, Londen, 1977), 71, 267, 279, 447.
16
Paul Graas – 3498468 – OS-3: Criminal Minds
vijfenveertig gevangenissen dit mechanisme ingevoerd.49 De gevangenen moesten soms uren lang
aanzienlijke afstanden naar boven lopen. Sommigen hielden het niet vol en raakten bewusteloos, of
barstten na afloop wanhopig in tranen uit.50 Het was niet raar dat gevangenen deden alsof ze ziek
waren, om van deze kwelling te kunnen ontsnappen.51 Mayhew en Binny waren zeer kritisch over
de functie van de tredmolen. Zij, als onderzoekers van die tijd, dachten dat deze machines nutteloos
waren, aangezien de tredmolen de capaciteiten van de gevangene verminderde en soms zelfs
vernietigde:
Surely, when we read of such self-tormenting deceptions as the above, we need no better
proof of the inefficacy of these degrading penal instruments, which have been disguised
under the name of industrial machines. How is it possible that a youth should, on being
liberated, seek to earn his living by toil, when his prison experience has filled him with such a
dread of it, that he will prefer no slight amount of self-imposed pain to the performance of his
daily task at “grinding the wind” (…). To tread the wheel, [is] an employment which is enough
to make him avoid all labour to the end of his days.52
Als we de tredmolen vanuit een Foucaultiaans perspectief bekijken, dan zou die een ideaal
instrument moeten zijn voor de transformatie van het individu in een nuttig instrument voor de
industriële maatschappij. Dit was ook het doel van de gevangenisautoriteiten, volgens Mayhew en
Binny. De praktijk was echter heel anders: ‘the authorities themselves are well aware that the
labour has at least a tendency to induce severe illness; and yet this is considered by some wiseacres
to be the best means of teaching men the beauty and utility of industry.’53
Er moet echter niet vergeten worden dat de tredmolen zeker niet de belangrijkste arbeid
was in alle Victoriaanse gevangenissen. Andere klussen of beroepen hadden ook een grote rol.
Touwpluizen was typisch werk in gevangenissen voor langdurende straffen, aldus Millbank en
Pentonville. Het kon werkelijk een marteling zijn voor de gevangene. Het was een frustrerende
ervaring aangezien het onmogelijk was om aan de dagelijkse vereisten te voldoen. One-who-has-
tried-them, een ex-gevangene, zei hierover het volgende: ‘the strands of the rope had to be pulled
49 Randall McGowen, ‘The Well-Ordered Prison’, in: Norval Morris & David J. Rothman (ed.), The Oxford History of the Prison, 96-97.50 Philip Priestly, Victorian Prison Lives, 127-128. Priestly geeft ook de afstand aan die gelopen moest worden in verschillende gevangenissen. De afstanden liggen tussen 6.000 (York) en 19.400 voet (Salford’s New Bailey, in de zomerperiode).51 Henry Mayhew & John Binny, The Criminal Prisons of London, 303-306.52 Ibidem, 305.53 Henry Mayhew & John Binny, The Criminal Prisons of London, 306.
17
Paul Graas – 3498468 – OS-3: Criminal Minds
apart thill they were fine as silk (…). But though I tugged and dragged and tried with all my strength
to get the stuff abroad, I could make nothing of it.’ 54 Soms werden gevangenen gechanteerd met het
eten als ze hun dagelijkse hoeveelheid touwen niet hadden gepluisd.55 Opmerkelijk van het
touwenpluizen is dat het al in de achttiende eeuw bestond in sommige gevangenissen. Het was dus
niet een uitvinding van de ‘industriële’ negentiende-eeuwse gevangenis.56
Touwpluizen was een ideale arbeid voor gevangenissen die het gescheiden systeem
hanteerden. Er werden touwen in de cel gegooid en de gevangene moest in stilte en eenzaamheid
aan de slag gaan. Millbank en Pentonville hanteerden het gescheiden systeem voor de meeste
gevangenen. In 1854 waren er 523 gevangenen in Pentonville, waarvan 87 procent (456 mannen)
gescheiden arbeid deden en het andere 13 procent (67 mannen) samenwerkten in kleine groepen.57
Er werden natuurlijk ook nuttige beroepen uitgeoefend; sommige gevangenen maakten
kleren, anderen schoenen, en weer anderen hielpen in de bakkerij of in de keuken van de
gevangenis. Mayhew en Binny beweren dat voor veel gevangenen het dagelijks werk niet als een
straf werd beschouwd, maar als een verlossing.58 Het bleek dat een aantal gevangenen ook talent
hadden en vaardigheden konden ontwikkelden voor sommige beroepen: ‘it’s astonishing the
quickness that some men display at learning their trades.’59
Nog een laatste idee over de gevangenisarbeid is dat de gescheiden arbeid (zoals in alle
eenzaamheid touwen pluizen in ieders cel) alleen negen maanden duurde. Na deze periode werden
de gevangenen die een langere straf hadden, gestuurd naar een “public work”-gevangenis. De
geletterde en lichamelijk-zwakkere gevangenen konden andere lichtere arbeid doen.60 Om “nuttige
instrumenten” te creëren moest er dus ook een balans komen, ook al lukte dit niet altijd in de
praktijk.
Wat het “sociale leven” en de vrije tijd betreft: veel bronnen refereren er amper naar, of
doen dat tenminste niet expliciet. Als het dagelijks rooster van een gevangenis in 1880 en een
andere in 1980 worden vergeleken met elkaar, dan kan er zeker geconcludeerd worden dat de
54 One-who-was-tried-them, Her Majesty’s Prisons and their Effects and Defects… (Londen, 1881), 258 & 275. Geciteerd door: Philip Priestly, Victorian Prison Lives, 121.55 Ibidem.56 Bijvoorbeeld, in County Bridewell Prison, in Middlewich, moesten de meeste gevangenen touwen pluizen. Zie: John Howard, The State of the Prisons in England and Wales with Preliminary Observations, and an Account of some Foreign Prisons, 447.57 Henry Mayhew & John Binny, The Criminal Prisons of London, 153.58 ‘There are some men, however, who are so naturally averse to all kinds of employment, that they would rather lie down like pigs than be put to any labour.’ Henry Mayhew & John Binny, The Criminal Prisons of London, 153.59 Ibidem, 155.60 Sean McConville, ‘The Victorian Prison’, in Norval Morris & David J. Rothman (ed.), The Oxford History of the Prison, 164.
18
Paul Graas – 3498468 – OS-3: Criminal Minds
eenzaamheid één van de belangrijkste kenmerken van de Victoriaanse gevangenissen was. Een
gevangene in een Engelse “public work”-gevangenis uit 1870 besteedde 1,45 uur per dag aan
scholing, brieven schrijven, hygiëne en dergelijke. Daarna had hij ongeveer een uur ‘vrije tijd’ in zijn
cel, met de deur gesloten. De rest van de dag was hij aan het werk, aan het bidden of lichamelijke
oefeningen aan het doen.61 Een gevangene die in 1970 in Maidstone gevangen zat, kon soms meer
dan zes uur per dag besteden aan bezoek dat hij eventueel kreeg en aan sporten, gezamenlijke
activiteiten, televisiekijken, boeken lezen, etc.62
Opmerkelijk is dat er amper gerefereerd wordt naar het bezoek dat de gevangenen
eventueel kregen van hun familie. Het blijkt dat het uitzonderlijk was of gewoonweg niet van
toepassing in de Victoriaanse gevangenisgedachte. In sommige gevangenissen bleek het wel
mogelijk te zijn. Een ex-gevangene duidde aan dat de gevangenen de eerste twee jaar elke zes
maanden één brief kon schrijven en één keer bezoek konden ontvangen. Na het tweede jaar, elke
vier maanden, en weer na twee jaar, elke drie maanden.63 Het bleek dus dat de gevangenen
werkelijk geen sociaal leven hadden, met als uitzondering de gesprekken en contacten die ze
hadden via de officieren en de relatie met andere gevangenen buiten de wet om.
3.2. Het gevangenisreglement en de omgang met superieuren
‘That no one may be able to plead ignorance of the Rules, one copy of them shall be given to
every prisoner, and another hung up in his room; and they shall be read publicly every
Sunday morning after the Divine Service. It is ordered that the disobedient be punished; and
that encouragement be given to the dutiful and diligent.’64
Dit fragment van Howards State of Prison laat duidelijk de insteek achter het gevangenisreglement
zien. Foucault zou het totaal mee eens zijn met deze intentie. Volgens de Fransman zijn de
gevangenisregels de incarnatie van de macht van de negentiende-eeuwse instituties. Als het doel
van de vroegmoderne strafvervolging gericht was op de aantoning van de slechte daad van een
persoon (lichamelijke straf) en de macht van de absolute monarch (wie de individuen als zijn
eigendom beschouwde), dan was de opzet achter de negentiende-eeuwse strafvervolging gericht op
61 Giles Playfair, The Punitive Obsession, 127-128.62 Dick Witfield, ‘Maidstone Prison, England’, in Dick Witfield (ed.), The State of the Prisons, 20.63 One-who-has-endured-it, Five Years Penal Servitude by… (Londen, 1877), 84. Geciteerd door Philip Priestly, Victorian Prison Lives, 198.64 John Howard, The State of the Prisons in England and Wales with Preliminary Observations, 113.
19
Paul Graas – 3498468 – OS-3: Criminal Minds
de transformatie van het individu en de aantoning van de macht van de instituties.65 Het blijkt dus
dat zowel een humanitaire insteek als een insteek vanuit de institutionele macht (als Foucaults
gedachte zo samengevat mag worden) op dit vlak niet noodzakelijkerwijze hoeven te botsen.
Uiteindelijk zouden de autoriteiten volgens de humanitaire orthodoxe denkers ook het individu
willen bekeren.
Voor Foucault was het gevangenisreglement de eerste stap voor deze transformatie, zoals
de volgende citaten doen blijken: ‘work on the prisoner’s must be carried out as often as possible
(…). On first entering the prison, the prisoner will be read the regulations…’66 ‘The regulation
imposed by power is at the same time the law of construction of the operation.67 Maar, droeg het
Victoriaans gevangenisreglement werkelijk bij aan de transformatie (of bekering) van het individu?
In hoeverre oefende het een effect uit op de gevangene?
De kapitein Donald Shaw refereert in zijn werk naar een van de gevangenisreglementen die
gehandhaafd werden in de gevangenissen van Londen en andere Britse gevangenissen gedurende
het Victoriaanse tijdperk. De kapitein, die destijds gevangenzat in Millbank, vertelde het volgende
over dit reglement:
The following notice is one of the half-dozen that hang up in every cell — all of which I shall
produce hereafter. They can hardly be considered as light reading, or such as one would
select unless absolutely compelled; nevertheless, they afforded me a certain amount of
occupation by learning them by heart during the many solitary hours I spent hereafter.68
Dit reglement is gericht op het gedrag, de rechten en de plichten van de gevangenen. Zo staat er
bijvoorbeeld dat de gevangenen geen lawaai mogen maken, niet onrespectvol mogen zijn tegen hun
superieuren en dat ze straf krijgen als ze hun cellen beschadigen. Ook staat er dat ze het recht
hebben om de gouverneur of het Bezoekcomité te spreken als ze dat nodig vinden. Niettemin,
waren er twee factoren die deze regels nogal problematisch maakten.
Ten eerste waren er te veel regels waar de gevangenen zich aan moesten houden. In
Millbank, werden de regels aan de nieuwe gevangenen voorgelezen, net na hun ontvangst. Een
gevangene beweerde dat het drie kwartier duurde voordat de officier alle regels had voorgelezen:
65 Michel Foucault, Discipline and Punish, 7-9. Zie ook: Barry Godfrey & Paul Lawrence, Crime and Justice, 1750-1950, 78.66 Michel Foucault, Discipline and Punish, 125.67 Ibidem, 153.68Kapitein Donald Shaw, Eighteen Months Imprisonment (With a Remission), (Londen, 1883): http://www.archive.org/details/cu31%924031%279775.
20
Paul Graas – 3498468 – OS-3: Criminal Minds
‘by the time he had got to the last rule I had forgotten all the others, with the exception that whilst
almost every rule contained a punishment clause, I could not remember one that referred to a
reward.’69 Het was gewoonweg te veel voor de gevangenen om alle regels goed te kennen.
Ten tweede konden deze reglementen op verschillende manieren worden geïnterpreteerd.
Zie bijvoorbeeld regel nummer twee van het net genoemde reglement: ‘they shall preserve silence,
and are not to cause annoyance or disturbance by making unnecessary noise.’ Wanneer maakt een
gevangene onnodig geluiden? Als hij niest omdat hij verkouden is? Als hij zucht vanwege de
eenzaamheid? Als hij gaapt omdat hij vermoeid is? In veel gevallen leiden dit soort regels en diens
uitvoering tot frustratie onder gevangenen, zoals het volgende commentaar goed weerspiegelt:
‘some rules are made with no other object than to be broken, so that an excuse may be found for
inflicting additional punishment.’70 Het bijzondere van deze opmerking is dat die niet door een
gevangene, maar door een officier werd gezegd. Personen van beide kanten – gevangenen en
officieren – dachten vaak hetzelfde over de regels.
De primaire bronnen laten ook zien dat het in veel gevallen nogal hopeloos ging. Als er
bijvoorbeeld wordt gekeken naar sommige overtredingen die naar voren komen in het register van
het Tuchthuis van Northallerton dan komen er voorbeelden naar voren die nogal een minutieuze en
overdreven toepassing van het reglement weerspiegelden; een gevangene die iemand opzij duwt,
gebaren maakt en continu om zich heenkijkt, werd gestraft, net zoals een gevangene die zijn neus
snuit op een ongeschikte plaats. Weer een andere gevangene werd bestraft omdat hij te lang op het
toilet zat.71 De toepassing van sommige straffen waren af en toe om alle moed kwijt te raken.
De vraag die al snel aan de orde komt is dan: wat was eigenlijk de functie van al die talloze
regels? Wat wilden de gevangenisautoriteiten eigenlijk bereiken met dit reglement? Een
Foucaultiaans perspectief kan deze vraagstukken verduidelijken. Als de intentie van de
Victoriaanse gevangenisautoriteiten gericht was op de transformatie van de gevangene in een
‘nuttig’ individu, dan verheldert dit de vraag achter de pretenties van het “minutieus” en
“overdreven” gevangenisreglement. De strenge regels waren onderdeel van een breed geheel,
gevormd door de continue observatie, de surveillance en de registratie en opname van gevangenen.
En dit was weer essentieel voor de verzameling en centralisatie van een grote hoeveelheid kennis
en informatie over elke gevangene.72 De gevangenen moesten het gevoel krijgen dat ze continu in de
69 Bill Sykes (pseud.), Prison Life and Prison Poetry, vol. 1 (Londen, 1881), 137. Geciteerd door: Philip Priestly, Victorian Prison Lifes, 23.70 Robert Sherard, The Life Oscar Wilde (Londen, 1906), 354. Geciteerd door: Philip Priestly, Victorian Prison Lives, 197. De gevangenisbewaker heette Martin.71 Ibidem.72 Recensie over Michel Foucault, Surveiller et Punir; Naissance de la prison van Massimo Sargiacomo, in Journal of Management & Governance (september 2008). Online versie:
21
Paul Graas – 3498468 – OS-3: Criminal Minds
gaten gehouden werden; dat ze in een Panopticon-wereld leefden, dat elke ademhaling opgenomen
werd en dat een verkeerde beweging slechte consequenties kon hebben. Het gevangenisreglement
was hier dus een onderdeel van.
Een gevangenisreglement is het product van de macht in de brede zin van het woord. Het
past goed in de theorie van Foucault aangezien het de macht van de instituties weerspiegeld.
Niettemin moet aangeduid worden dat het reglement – een anonieme vorm van macht – niet als
synoniem staat voor discipline of autoriteit. Het is maar een onderdeel hiervan. Er moet niet
vergeten worden dat het reglement zeer afhankelijk is van de gevangenisofficieren zelf en hoe zij
keken naar, en omgingen met de gevangenen. Hier komen we niet zozeer bij de macht van
instituties terecht, maar bij de wil van concrete personen.
Het is duidelijk geworden dat er een zekere overeenkomst kan bestaan over de
interpretatie van de gevangeniswetten. Dit is echter niet het geval bij de gevangenisofficieren. Waar
liggen de verschillen tussen de humanitaire en de Foucaultiaanse visie? Foucaults visie op de macht
in de gevangenis is al meerdere malen naar voren gekomen. Volgens hem hebben de
gevangenisbewakers geen macht en invloed ‘vanuit henzelf’ – laten wij het persoonlijke macht
noemen – maar fungeert hun macht als een deel van een machinenetwerk. Ze zijn een onderdeel
van een groot anoniem netwerk dat op alle niveaus machtrelaties kent: ‘ it is the apparatus as a
whole that produces 'power' and distributes individuals in this permanent and continuous field.’73
Dit perspectief zou op veel vlakken frontaal botsen met een perspectief vanuit de
persoonlijke macht; een macht die gevoelens, medelijden en barmhartigheid kent, een macht die op
veel vlakken niet anoniem fungeert. Het al veel geciteerde ‘nieuwe humanitaire gevoelen’
belichaamt deze gedachte. John Howard moedigde toentertijd al zo’n insteek aan. De eerste
verbetering voor gevangenissen die hij in 1777 voorstelde, was gerelateerd aan de
gevangenisofficieren: ‘the first care must be to find a good man for a Goaler; one that is honest,
active, and humane.’74
Zoals al eerder werd aangeduid, is een van de zwaktepunten van Foucault zijn beperkte
gebruik van primaire bronnen. Het zijn juist deze bronnen die laten zien dat de omgang tussen
bewakers en gevangenen niet altijd even formeel en wettelijk – ofwel institutioneel – was, zoals
later zal blijken.
De voorbeeldfunctie van de bewaker was van essentieel belang in het Victoriaanse
gedachtegoed. Niet alleen Howard en de gevangeniskapelanen waren hiervan overtuigd, maar ook
http://www.springerlink.com.proxy.library.uu.nl/content/h4014w676h37157w/fulltext.html (januari 2009)73 Michel Foucault, Discipline and Punish, 177.74 John Howard, The State of the Prisons in England and Wales with Preliminary Observations, 49.
22
Paul Graas – 3498468 – OS-3: Criminal Minds
andere hervormers, zoals de figuren van Elizabeth Fry and Josephine Butler heel goed
weerspiegelen. Elizabeth Fry benadrukte bijvoorbeeld de macht van het voorbeeld.75
Deugdzaamheid, natuurlijke sympathie en openheid voor religieuze ervaringen zijn dingen die de
bewakers – net zoals het ander personeel van de gevangenis – moesten uitstralen volgens haar.76 De
bewakers moesten op die manier bijdragen aan de morele bekering en de transformatie van het
individu.
De omgang tussen officieren en gevangenen kende twee extremen; officieren die
genadeloos en overdreven kieskeurig omgingen met de strafvervolging en anderen die zeer mild
waren of zelfs de gevangenen hielpen om een comfortabeler leven te leiden. Een gevaar dat een
officier liep was dat hij teveel persoonlijk contact had met concrete gevangenen en dat hij
sympathie voor ze zou voelen of zelfs een zekere vorm van vriendschap. Dat risico moest natuurlijk
door alle mogelijke middelen vermeden worden. Het Carnarvon Inquiry dat door de gouverneur van
Bristol, Gardner geheten, werd gedaan, liet expliciet weten dat geen enkele officier op minder dan
zes voet afstand van een gevangene mocht zijn, en dat de officieren hiervoor gestraft konden
worden.77
De praktijk liet zien dat er een grotere neiging was naar de genadeloze dan naar de
barmhartige omgang. Wat interessant is in dit kader zijn de motieven achter de omgangsvorm.
Stuart Wood, een ex-bewaker, zei dat de bewakers wreed en onmenselijk waren omdat het systeem
zelf wreedheid en onmenselijkheid van de officieren vereiste: ‘they were themselves subject to a
code of rules every bit as strict as those they had to enforce. They were not only forbidden to talk to
prisoners, they were not even permitted to hold conversations with one another whilst on duty.’ 78
Wat ook opmerkelijk is, is dat de kille aanpak en discipline niet alleen betrekking had op de
gevangenen, maar ook op de officieren zelf. Mayhew en Binny merken bijvoorbeeld op dat twee
subofficieren een boete kregen in het tuchthuis van Coldbath Fields omdat ze in slaap vielen tijdens
een preek in de kapel.79
Achter de ‘barmhartigheid’ van de officieren schuilden vaak verborgen belangen. In veel
gevallen was er sprake van corruptie, voornamelijk door mee te werken aan het smokkelen van
tabak of voedsel. In andere gevallen ging het simpelweg om de veiligheid van de officier zelf, die
75 Oorspronkelijk: the power of example. Zie Annemieke Drenth en Francisca de Haan, The Rise of Caring Power, 18.76 Elisabeth Fry, Observations on the Visiting, Superintending, and Government, of Female Prisoners (Londen, 1827). Geciteerd door: Annemieke Drenth en Francisca de Haan, The Rise of Caring Power, 18.77 Carnarvon Committee, (Bristol, 1863), 331. Geciteerd door: Philip Priestly, Victorian Prison Lifes, 255.78 Stuart Wood, Shades of the Prison House (Londen, 1932), 42. Geciteerd door Philip Priestly, Victorian Prison Lifes,79 Henry Mayhew & John Binny, The Criminal Prisons of London and Scenes of Prison Life, 338.
23
Paul Graas – 3498468 – OS-3: Criminal Minds
geen problemen wilde hebben met de gevangenen omdat deze soms zeer gewelddadig of
bedreigend konden zijn. Dit was voornamelijk het geval bij nieuwe bewakers, die jong en naïef
waren en na enkele afschrikkende toestanden de zaak rustiger en flexibeler aanpakten, aldus
sommige ex-gevangenen.80
Een bijzonder geval is de relatie tussen de bewaker Thomas Martin, van de gevangenis van
Reading, en de beroemde schrijver Oscar Wilde, die gedurende de jaren negentig van de
negentiende eeuw daar gevangen zat vanwege enkele homoseksuele schandalen. Beiden
bewonderden elkaar. Martin was een voorbeeld van een bewaker die van nature barmhartig was,
en het niet kon verdragen om gevangenen onnodig te zien lijden. Zo maakte hij een keer, tegen de
regels in, de toiletpot van een gevangene schoon omdat deze aan diarree leed en de stank daarvan,
voor de gevangene zelf, onverdraaglijk was geworden. Ook aan Wilde heeft hij gunsten verleend
omdat deze bijvoorbeeld ziek was. Aan de andere kant was Martin de schrijver ook zeer dankbaar
voor zijn vriendschap, zoals hij vele jaren later in een brief schrijft: ‘I have thought of you always;
scarcely one single that has passed since then that I have not thought of you – you who were at once
my prisoner and my friend.’81
In de figuur van de Victoriaanse bewaker zien we zowel een institutionele als een
persoonlijke kant naar voren komen. Veel bewakers belichaamden de wreedheid en
onmenselijkheid van het systeem alsof hun gedrag niet in hun eigen handen lag. De primaire
bronnen laten echter zien dat er veel uitzonderingen waren, en dat zowel de humanitaire insteek
als het eigenbelang hierin een zeer belangrijke rol speelde.
80 Philip Priestly, Victorian Prison Lifes, 256-259, 261-262. De Penal Servitude Comission van 1879 wist van 240 casussen tussen 1977 en 1878 waarin gevangenen met tabak hadden gesmokkeld.81 Robert H. Sherard, The Life of Oscar Wilde, (Londen, 1906), 363. Geciteerd door Philip Priestly, Victorian Prison Lifes, 265.
24
Paul Graas – 3498468 – OS-3: Criminal Minds
4. De gezondheid van de gevangene
Een van de belangrijkste kritiekpunten van John Howard in The State of the Prisons is het gebrek
aan gezondheid, hygiëne en morele zorg in de gevangenissen. Hij duidt het als volgt aan:
Many [prisoners] who went in healthy, are in a few months changed to dejected objects. Some
are seen pining under diseases, “sick and in prison;” (…) I must not say to the cruelty, but I will
say to the inattention, of sheriffs, and gentleman in the commission of the peace.
The cause of this distress is, that may prisons are scantily supplied, and some almost totally
unprovided with the necessaries of life.82
Daarna beschrijft hij het gebrek aan voedsel, de slechte kwaliteit van het water en de lucht, het
ontbreken aan riolering, de slechte bedden en de koortsepidemieën. Uiteindelijk bekritiseerd hij
het gebrek aan moraliteit in de gevangenissen:
And petty offenders who are committed to Bridewell for a year or two, and spend that time,
not in hard labour, but in idleness and wicked company, generally grow desperate, and come
out fitted, for the perpetration of any villainy. How directly contrary [is] this to the intention
of our laws with regard to these offenders; which certainly is to correct and reform them!83
Twee essentiële aspecten van het Victoriaans gedachtegoed werden volgens Howard totaal
verwaarloosd in zijn tijd (tweede helft van de achttiende eeuw), namelijk: de transformatie van een
crimineel in een nuttig individu voor de industriële maatschappij en de moreelreligieuze bekering
van de persoon. De strafrechtelijke hervormingen aan het einde van de achttiende eeuw zorgden
zonder twijfel voor een radicale ommekeer in de aanpak van deze problemen (de gezondheid van
het lichaam en van de ziel).
Michel Foucault beschouwt de gevangenis als een sociale institutie die tracht afwijkende
personen (criminelen) te transformeren in nuttige instrumenten voor de maatschappij.84 Volgens
hem is de klinische kennis over de gevangene een essentieel doel van de gevangenis: the prisons
must be conceived as places for the formation of clinical knowledge about the convicts.’85
82 John Howard, The State of the Prisons, 7.83 Ibidem, 20-21.84 Michel Foucault, Discipline and Punish, 26.85 Ibidem, 249.
25
Paul Graas – 3498468 – OS-3: Criminal Minds
Transformatie kan in deze context synoniem staan voor genezing. En de gevangenis als “geestelijk”
ziekenhuis. De wijze waarop genezen kan worden is door kennis op te doen over de gevangene zelf,
aangezien kennis voor macht staat, en de macht dit doel kan bereiken.86
De transformatie (of genezing) van het individu – op zowel lichamelijk als op geestelijk vlak
– heeft wel enkele noodzakelijke voorwaarden. De gevangene moet bijvoorbeeld niet alleen
psychologisch maar ook lichamelijk in staat zijn om na zijn gevangenisverblijf de maatschappij te
dienen als rechtschapen burger. Er is al opgemerkt dat de gevangenisarbeid niet altijd dit positieve
effect had, en dat het zelfs sterke negatieve effecten kon hebben.
Foucault besteedt niet veel aandacht in zijn werk aan ziektes, hygiënische condities en
morele gezondheid in de gevangenis. Niettemin is dit essentieel om te ontdekken in hoeverre de
transformatie van het individu hiermee geconfronteerd werd en of dit doel werkelijk verwezenlijkt
kon worden.
4.1. Het lichaam: het dieet en de ziektes
Midden in de negentiende eeuw ontstond er een debat in de Britse regering rondom de voeding en
andere voorzieningen van gevangenen. De meningen waren verdeeld. Aan de ene kant zeiden de
humanitaire denkers dat de gevangenen genoeg eten moesten krijgen zodat ze na hun verblijf in de
gevangenis in staat waren om op eervolle wijze te werken. Anders zouden ze uiteindelijk toch weer
in het criminele circuit terecht komen. Hier tegenover stonden de zogenaamde ‘administrators’. Zei
beweerden dat “crime should not appear to pay”. De voorzieningen in de gevangenis – inclusief het
voedsel – mochten niet beter zijn dan het standaard van de burgers met het laagste inkomen en die
wel op een eerlijke manier hun brood probeerden te verdienen. Anders zou de criminaliteit sowieso
stijgen onder de arme bevolking, aangezien de gevangenis niet een afschrikkend effect zou hebben,
maar juist als remedie tegen armoede en hongersnood beschouwd zou worden.87
Hoe waren de voedzame omstandigheden rondom de tweede helft van de negentiende
eeuw? Henry Mayhew beschrijft het dieet in verschillende gevangenissen op nauwkeurige wijze.
Van tevoren moet aangeduid worden dat het dieet afhankelijk was van de soort gevangene
(gevangenen die zwaar werk deden of niet, gevangenen die voor een korte tijd of voor een lange tijd
zaten in de gevangenis, etc.) en van de soort gevangenis (een gevangenis, een huis van bewaring,
86 ‘There are moral diseases, as well as breakdowns in health, where the treatment depends on the site and direction of the illness' (L. Faucher, De la réforme de prisons, 6). This involves two essential mechanisms. It must be possible to hold the prisoner under permanent observation; every report that can be made about him must be recorded and computed.’ Michel Foucault, Discipline and Punish, 249.87 Kenneth J. Carpenter, ‘Nutritional Studies on Victorian Prisons’ in Journal of Nutrition n. 136 (2006), 1.
26
Paul Graas – 3498468 – OS-3: Criminal Minds
een penitentiaire inrichting of een tuchthuis). Er waren natuurlijk ook verschillen tussen
vrouwengevangenissen en gevangenissen voor mannen.88
Het wekelijkse dieet van een standaard gevangene in Millbank rond 1840 was: 5 kilo brood;
0,6 kilo vlees; 0,1 kilo kaas; 6,25 kilo pap; 2,56 liter groentesoep; 2,27 kilo aardappelen en 1 kilo
uien.89 In andere gevangenissen, zoals County en Borough, kregen de gevangenen minder te eten,
maar de verschillen zijn niet groot.90 In bijna alle gevangenissen werd voor het ontbijt rond de 0,35
liter cacao gegeven en in Pentonville kregen de gevangenen ook een stuk van iets dat op een cake
leek, terwijl er in andere gevangenissen gewoon brood gegeten werd.91
Het humormagazine Punch citeerde in 1850 een fragment van een gevangenencontract,
waarin stond dat het vlees van goede ossen of kalveren moest zijn, en het brood van de beste tarwe.
De schrijver concludeerde nogal sarcastisch dat de gevangenen voedsel van veel kwaliteit moesten
krijgen en niet het dieet van een arme en eerlijke arbeider, zodat ze het kwade in henzelf beetje bij
beetje konden weghalen.92 Deze blik op het gevangenisdieet is een opmerkelijk fenomeen,
aangezien de werkelijkheid heel anders was.
Voor veel gevangenen was het voedsel een reden om de moed kwijt te raken in de
gevangenis. De pap werd bijvoorbeeld als volgt beschreven: ‘a bad unpalatable gruel (…). It had the
consistency of “stickphast” paste [and it was] thick enough to stand a spoon in.’ Deze commentaren
werden bevestigd door het Gladstone Committee Report: ‘the stirabout appears to be distasteful to a
large proportion of prisoners that very much of it is rejected.’93 Het bleek ook, bijvoorbeeld, dat de
gevangenen soms voor weken lang verrotte aardappelen kregen, of dat de helft gewoonweg niet te
eten was.94 Het vlees werd door sommigen zelfs beschouwd als een straf op zichzelf. Dit leidde soms
tot extreemwanhopige situaties; sommige gevangenen aten insecten, wormen, slakken of kikkers
die ze in hun cel of buiten vonden en anderen aten het papier dat bedoeld was voor het toilet. 95
Het gebrekkige en ongezond dieet van veel gevangenen leidde tot veel ziektegevallen. Het
duidelijkste geval hiervan vond plaats in de gevangenis van Millbank. In 1823 vond hier het
zogenaamde Scurvy Scandal (“Scheurbuikschandaal” of “Avitaminoseschandaal”) plaats. In 1822
besloot de hoofdarts van de gevangenis, Dr. Copland Hutchinson, om de rantsoenen te verlagen
88 Zie Henry Mayhew & John Binny, The Criminal Prisons of London and Scenes of Prison Life, 129-135, 214-16, 261-262, 346-352.89 Kenneth J. Carpenter, ‘Nutritional Studies on Victorian Prisons’, 2.90 Philip Priestly, Victorian Prison Lifes, 150.91 Henry Mayhew & John Binny, The Criminal Prisons of London and Scenes of Prison Life, 130.92 Kenneth J. Carpenter, ‘Nutritional Studies on Victorian Prisons’, 3.93 Philip Priestly, Victorian Prison Lifes, 151. Andere gevangenen zeiden dat de manier waarop melk en cacao werd opgediend, “monstrous” en “wicked” was. Zie: Giles Playfair, The Punitive Obsession, 124.94 Ibidem, 152.95 Ibidem
27
Paul Graas – 3498468 – OS-3: Criminal Minds
voor de gevangenen. De reden hiervoor was dat hij dacht dat de vele stoornissen die de laatste tijd
plaatsvonden in Millbank – zoals woede- en depressieaanvallen en zelfmoordpogingen – hun
oorzaak hadden in de overvloed aan voedsel.96 Vanaf zijn besluit werd er amper vlees gegeven en
het aantal aardappelen werd flink gerantsoeneerd. Gedurende het volgende jaar werd bijna de helft
van alle gevangenen (ongeveer 400 van de 860 mannen in totaal) ziek. 97 Volgens sommige auteurs
vielen er zelfs rond de dertig doden.98 Het klassieke dieet werd weer ingevoerd, en het aantal zieken
daalde.
Los van grote epidemieën, waren er ook sommige ziektes die continu voorkwamen in de
gevangenis. Sommige voornamelijk vanwege het dieet, zoals diarree en constipatie, andere ziektes
vanwege de gebrekkige hygiëne, zoals aambeien, en andere ziektes vanwege de kou en de
vochtigheid: dyspepsie (slechte spijsvertering), spit en keelontsteking.99
De gezondheid in de Victoriaanse gevangenis is een confronterend onderwerp. Het blijkt dat
het dieet, de medische zorg en de hygiëne meer in het kader van een lichamelijke straf dan in een
kader van de transformatie van de ziel bekeken moet worden. Verklaringen van revisionistische en
humanitaire denkers schieten wat dit aspect van het gevangenisleven betreft in ieder geval tekort.
4.2. De geest: de kapelaan en de kapel
De geestelijke gezondheid was van essentieel belang in een Victoriaanse gevangenis. Er zou
beweerd kunnen worden, als er gekeken wordt naar de primaire bronnen, dat de lichamelijke
gezondheid een middel van secundair belang was, terwijl de morele gezondheid een doel op
zichzelf was. Niet alleen omdat er vanuit een sterk christelijk perspectief naar de crimineel werd
gekeken, maar ook omdat dit noodzakelijk was voor de re-integratie van de gevangene in de
maatschappij.
Elke gevangenis had een kapelaan; meestal een anglicaanse priester, soms een katholieke
priester. De eerwaardige John Clay schreef een verslag over de gevangenis in 1846. Hij betreurde de
schadelijke moraliteit in de gevangenis en de slechte invloed die de gevangenen op elkaar hebben.
Gevangenen waren volgens deze kapelaan zelfs slechter geworden na hun gevangenisschap: ‘for
more than twenty years I have seen a House of Correction operating as a seminary of sin, and
wherever the association of prisoners is permitted, there the work of corruption is still going on!’100
96 Giles Playfair, The Punitive Obsession, 34.97 Kenneth J. Carpenter, ‘Nutritional Studies on Victorian Prisons’, 1.98 Peter McRorie Higgins, ‘The Scurvy Scandal at Milbank Penitentiary: A Reassessment’, 513.99 Philip Priestly, Victorian Prison Lifes, 171-172.100 Walter Lowe Clay, ‘The prison chaplain: Memoirs of Reverend John Clay’, in Yvonne Jewkes & Helen Johnston (ed.), Prison Readings, 22.
28
Paul Graas – 3498468 – OS-3: Criminal Minds
De kapelanen hebben veel invloed gehad op de invoering van het stiltesysteem. Het motief
hiervoor is al naar voren gekomen: de vereniging van gevangenen leed tot corruptie en slechte
invloed. ‘His vicious education [that of the young criminals] (…) was completed in Gaol. (…) He
became a local centre and agent of demoralization. (…) He gathered round him a gang of idle or
neglected lads who (…) soon became active in crime…’101 Het stiltesysteem droeg inderdaad bij aan
de vermindering van corruptie en de “bekering” van veel gevangenen.102 De gevangenen werden
niet alleen apart gehouden van de maatschappij, maar ook van elk sociaal wezen dat niet een
kapelaan of een officier was.
Vanaf eind achttiende eeuw werd de figuur van de kapelaan geïnstitutionaliseerd. Er werd
ingesteld dat er één per gevangenis moest zijn, met een vast salaris. Zijn taak was om wekelijks een
preek te geven en de dagelijkse gebeden te leiden.103 Ook konden gevangenen naar zijn kantoor
komen om met hem te spreken. En de meeste kapelanen bezochten regelmatig de ziekenboegen en
de gevangenen met zware straffen.104
De reacties van de gevangenen waren verschillend. Intellectuelen zoals Oscar Wilde zeiden
dat de kapelaan nutteloos was. Ze zouden volgens hem onpersoonlijk en geautomatiseerd met de
gevangenen omgaan. Anderen werden diep geraakt en barstten in tranen uit van spijt en berouw.105
De meeste gevangenen waren niet tevreden met hun kapelanen. De indruk die de persoonlijke
getuigenissen scheppen, is dat de gevangenen niet zozeer tegen de figuur van de kapelaan waren,
maar dat het meer om persoonlijke frustraties ging. Een bewijs hiervan is dat er ook positieve
ervaringen zijn van gevangenen, die zelfs na vele jaren na hun gevangenschap goed konden
herinneren hoeveel goede en hartelijke daden de gevangeniskapelaan met hen had gehad. 106 Er
moet wel aangeduid worden dat sommige gevangenen heel vroom en onderdanig deden om een
goede indruk te scheppen, aangezien de kapelaan invloed kon hebben in de vermindering van
gevangenisstraffen. Sommige bewakers vertelden dat er gevangenen waren die op hun knieën
vielen als ze de kapelaan in de gang hoorden, en snel deden alsof ze vurig aan het bidden waren.107
De figuur van de kapelaan is intrinsiek verbonden aan de gevangeniskapel. De volgende
beschrijving van One-who-was-tried-them, van de gevangenis van Pentonville, geeft een goed beeld
van hoe een kapel eruit zag:
101 Walter Lowe Clay, ‘The prison chaplain: Memoirs of Reverend John Clay’, 22.102 Walter Lowe Clay, ‘The prison chaplain: Memoirs of Reverend John Clay’, 23.103 Randall McGowen, ‘The Well-Ordered Prison’, 86.104 Philip Priestly, Victorian Prison Lifes, 97.105 Ibidem, 100-101.106 Ibidem, 114-115.107 Henry Mayhew & John Binny, The Criminal Prisons of London and Scenes of Prison Life, 169.
29
Paul Graas – 3498468 – OS-3: Criminal Minds
The chapel was arranged in rows of upright coffins, each tier raised some two feet higher
than the one in front, like the pit of a theatre , thus allowing the prisoners to see the chaplain,
governor and chief warder, who were placed in a sort of gallery facing them, but quite
preventing their seeing each other, or indeed looking anywhere but straight to their front.108
De kapel was een goede weerspiegeling van het stiltesysteem. De stilte was indrukwekkend volgens
bezoekers; de gevangenen gingen zonder een woord te zeggen automatisch naar hun plaats. 109
Tegelijkertijd vindt er een paradoxale situatie plaats: Henry Mayhew vertelt dat hij nog nooit zo
luidt een “Amen” had gehoord als in de gevangeniskapel van Cold Bath Fields. Mayhew schrijft dat
de gevangenen werkelijk genoten van de gebeden. Onafhankelijk van de religieuze insteek, is de
reden hiervan overduidelijk; het waren momenten dat de gevangenen zich ‘verlost’ voelden van het
strenge stiltesysteem.110 Dus de toepassing van het stiltesysteem en de verlossing ervan vonden
eigenlijk plaats op eenzelfde plek.
Concluderend, is het interessant om op te merken dat de bedoelingen van de autoriteiten op
het geestelijk vlak voor een aanzienlijk deel vallen te verklaren vanuit een Foucaultiaans
perspectief. Ook is zijn klinische invalshoek toepasbaar. De al geciteerde kapelaan John Clay,
beweerde dit zelfs letterlijk in zijn verslag:
‘If it be true… that a reformatory prison should be regarded as a moral hospital, what ought to
be the treatment of the patients? The question may be answered when their symptoms are
understood; when it is ascertained that gross ignorance has to be enlightened; that hard
hearts have to be softened; that the sparks of humanity and conscience have to be fanned by
the breath of kindness and that the dormant principle of religion has to be called into life by
the earnest and judicious use of those means of grace which a merciful Providence places
within a prisoner’s reach.111
108 One-who-has-tried-them, Her Majesty’s Prisons and their Effects and Defects by… (Londen, 1881), 50. Geciteerd door Philip Priestly, Victorian Prison Lifes, 92.109 Henry Mayhew & John Binny, The Criminal Prisons of London and Scenes of Prison Life, 162.110 Ibidem, 320.111 Walter Lowe Clay, The Prison Chaplain, 335. Geciteerd door Philip Priestly, Victorian Prison Lifes, 99.
30
Paul Graas – 3498468 – OS-3: Criminal Minds
5. Conclusie: het nut van Foucaults theorie voor het Victoriaanse
gevangenisleven
Sommige gevangenen hebben veel geleden, maar zijn na hun vrijlating heel dankbaar geweest, en
beweren dat ze een andere – rechtschapen en eerlijke – persoon zijn geworden, ofwel, in Foucaults
woorden, dat ze getransformeerd zijn in een nuttig individu.112 Foucaults theorie is zeer van
toepassing om de ontwikkeling van deze gevangenen te begrijpen. Niettemin zijn er ook
gevangenen die na hun verblijf ofwel terugkeerden naar hun oude – criminele – leven, ofwel niet
wisten wát ze moesten doen, en vrijwel kansloos door het leven gingen. Heel opmerkelijk – maar
niet uniek – is de reactie van de ex-gevangene John Lee:
I had neither courage nor confidence sufficient to enable me to act alone. I think I would have
seen happier if, instead of the kind plain-clothes officer who accompanied me, a uniformed
warder had walked behind me and said: ‘Lee! go to the station!’ and ‘Lee! get your ticket!’ I
missed the ‘Come here!’ and ‘Go there!’ existence of prison. In plain language I wanted to be
ordered about. 113
Michel Foucaults theorie is onmisbaar om de rol van de instituties te begrijpen in de negentiende-
eeuwse maatschappij. Zijn theorie over de gevangenisneming van lichaam en ziel, de transformatie
van het afwijkende individu en de machtsrelatie op de verschillende niveaus van de maatschappij
heeft aanzienlijk veel bijgedragen aan de academische wereld. Dit is te zien in de configuratie van
de gevangeniscel, het overdreven drukke en nauwkeurige dagelijks rooster, of in de figuur van de
gevangeniskapelaan. Niettemin, zoals het vorige citaat laat zien, schiet zijn alomvattende theorie
over misdaad en strafvervolging soms tekort.
Foucault heeft, mijn inziens, drie belangrijke tekortkomingen, als er naar deze studie over
het Victoriaanse gevangenisleven gekeken wordt. Ten eerste, en dit wordt ondersteund door het
werk van Pieter Spierenburg, heeft Foucault een gebrek aan een goede historische methodologie, en
dan vooral een zwak gebruik van primaire bronnen.114 Dit is duidelijk te zien in de figuren van de
gevangenisbewakers en in de zware arbeid die gevangenen moesten verrichten. Naar mijn mening
kan de revisionistische theorie sommige concrete gebeurtenissen en fenomenen gewoonweg niet
112 Michel Foucault, Discipline and Punish, 26.113 John Lee, The Man They Could Not Hang. The Life Story of John Lee (Londen, zonder datum), 103.114 Barry Godfrey & Paul Lawrence, Crime and Justice, 1750-1950 (Cullompton, 2005), 79.
31
Paul Graas – 3498468 – OS-3: Criminal Minds
verklaren, zoals ook de dramatische voeding- en hygiënecondities van de Britse negentiende-
eeuwse gevangenissen laat zien. Terwijl het op theoretisch vlak wel klopte, bestonden er in de
praktijk te grote uitzonderingen die afweken van hun benadering. De geschiedenis dient niet
gebruikt te worden om sociologische theorieën te bewijzen. Maar juist andersom: het zijn de
historische feiten die de sociologische theorie moeten opbouwen.115
Ten tweede is het duidelijk geworden in deze studie dat de geografie, de cultuur en de
mentaliteit van een concreet land in een concreet tijdperk voor grote verschillen kan zorgen. Een
voorbeeld is het ‘nieuwe humanitaire gevoelen’ waar Drenth en De Haan over schreven. Het is de
vraag of de christelijke charitatieve vernieuwing, belichaamd door John Howard en andere Britse
humanitaire denkers, plaatsvond in heel West-Europa. Foucault besteedt vooral aandacht aan het
Franse gevangenissysteem, en trekt hieruit algemeen geldende conclusies. Dit kan behoorlijk
riskant zijn.
Ook al is er niet expliciet naar verwezen in deze studie, houden de algemeen geldende
conclusies van Foucault ook geen rekening met vrouwengevangenissen. Hij, net zoals andere
revisionistische academici, geeft amper aandacht aan vrouwengevangenissen.116 Dit is een
belangrijk zwaktepunt, aangezien er veel contrasten waren in verband met de discipline, de straffen
en de relaties tussen gevangenen en autoriteiten. Een vergelijkende studie over Victoriaanse
vrouwengevangenissen en gevangenissen voor mannen vanuit een Foucaultiaans perspectief
vereist een aparte studie. Hopelijk wordt hier aandacht aan gegeven in de toekomst.
Als laatste, en naar mijn mening het belangrijkste, is Foucault’s theorie te anoniem.117
Wederom, zijn institutionele aanpak is zeer belangrijk voor de geschiedenis van de strafvervolging,
maar, zoals Drenth en De Haan al aanduidden, moet niet vergeten worden dat de rol van concrete
individuen en de religieuze of culturele idealen die hen bewogen ook essentieel zijn om de opkomst
en ontwikkeling van het Westerse gevangenissysteem te begrijpen.118
115 Zie de recensie van James Farganis van ‘Discipline and Punish’.116 Yvonne Jewkes & Helen Johnston, Prison Readings, 4.117 Zie de recensie van Jan Goldstein van ‘Discipline and Punish’.118 Annemieke Drenth en Francisca de Haan, The Rise of Caring Power, 17.
32
Paul Graas – 3498468 – OS-3: Criminal Minds
Bibliografie
BENTHAM, Jeremy, The Panopticon Writings (Londen, 1995)
CARPENTER, Kenneth J., ‘Nutritional Studies on Victorian Prisons’ in Journal of Nutrition n. 136
(2006), 1-8
DRENTH, Annemieke en HAAN, Francisca de, The Rise of Caring Power (Amsterdam 2000)
FARGANIS, James, recensie van ‘Discipline and Punish’, in: Theory and Society, vol. 10, no. 5
(September 1981), 741-745: http://www.jstor.org/stable/657134.
FOUCAULT, Michel, Discipline and Punish: the Birth of Prison (New York, 1977)
GODFREY, Barry & Lawrence, Paul, Crime and Justice, 1750-1950 (Cullompton, 2005)
GOLDSTEIN, Jan, recensie van ‘Discipline and Punish’, in: The Journal of Modern History, vol. 51, no.
1 (Maart 1979), 116-118: http://www.jstor.org/stable/1877879.
HOWARD, John, The State of the Prisons in England and Wales with Preliminary Observations, and an
Account of some Foreign Prisons (tweehonderdjarige uitgave, Londen, 1977)
JEWKES, Yvonne & JOHNSTON, Helen, Prison Readings: a Critical Introduction to Prisons and
Imprisonment (Cullompton, 2006)
JOHNSTON, Norman, The Human Cage: A Brief History of Prison Architecture (New York, 1973)
MAYHEW, Henry & BINNY, John, The Criminal Prisons of London and Scenes of Prison Life (Londen,
1862)
MCRORIE Higgins, Peter, ‘The Scurvy Scandal at Milbank Penitentiary: A Reassessment’ in Medical
History n. 50 (2006), 513-534
MORRIS, Norval & ROTHMAN, David J. (ed.), The Oxford History of the Prison (Oxford-New York,
1995)
PLAYFAIR, Giles, The Punitive Obession. An unvarnished History of the English Prison System
(Londen, 1971)
PRIESTLY, Philip, Victorian Prison Lives: English Prison Biography, 1830-1914 (Londen, 1985).
ROTH, Mitchel P., Prisons and Prison Systems. A Global Encyclopedia (Londen, 2006)
SHELLEY, Louise I., recensie van ‘Discipline and Punish’, in: American Journal of Sociology, vol. 84,
no. 6 (Mei 1979), 1508-1510: http://www.jstor.org/stable/2777923
WITFIELD, Dick (ed.), The State of the Prisons – 200 Years on (Londen, 2002)
Aantal woorden: 12.018 (exclusief hoofdstukindeling en begincitaat, inclusief voetnoten en
bibliografie).
33