Jeugd van het nieuwe Europa
Transcript of Jeugd van het nieuwe Europa
Jeugd van het nieuwe Europa De Nationale Jeugdstorm bij de eenwording en ineenstorting
van het Europees Jeugdverbond, 1940-1945
Masterscriptie Geschiedenis van de Internationale Betrekkingen Faculteit der Geesteswetenschappen
Universiteit van Amsterdam
Auteur: Ramses Andreas Oomen
Studentnummer: 10088849
E-mail: [email protected]
Begeleider: dr. F.D. Knegt
Tweede lezer: dr. M.J. Föllmer
Datum van voltooiing: 01-07-2016
2
Afbeelding titelpagina: ansichtkaart ter promotie van de stichtingsbijeenkomst van het
Europees Jeugdverbond te Wenen in 1942.
Bron: ‘Gruendungstagung des Europaeischen Jugendverbandes Wien 1942’, Themenportal
Europäische Geschichte (2012), http://www.europa.clio-
online.de/site/lang__de/ItemID__560/mid__11373/40208215/default.aspx (geraadpleegd op 1
juli 2016).
3
Inhoudsopgave
Lijst van afkortingen . . . . . . . . 5
Lijst van figuren . . . . . . . . . 6
Inleiding . . . . . . . . . . 8
Fascisme zonder grenzen? . . . . . . . . 8
Transnationalisme en de ‘cultural turn’ . . . . . . 13
De Nationaal-Socialistische Beweging en de Nationale Jeugdstorm . . 16
Het Europees Jeugdverbond . . . . . . . 18
Operationalisering . . . . . . . . . 20
Hoofdstuk 1. Eerste internationale contacten, 1940-1941 . . . 23
Van het interbellum naar de Tweede Wereldoorlog . . . . 23
Tussen Diets en Groot-Germaans . . . . . . . 25
Vakantiekampen in Duitsland . . . . . . . 30
Kadercursussen bij de Reichsjugendführerschule te Potsdam . . . 32
Hoofdstuk 2. Opmaat naar een pan-Europese organisatie, 1941-1942 . . 37
Beginnende multilaterale samenwerking . . . . . . 37
Winterkampfspiele in Garmisch-Partenkirchen . . . . . 39
Van Geelkerken, Axmann en Quispel in Nederland . . . . 41
Sommerkampfspiele in Breslau . . . . . . . 44
Kulturkundgebungen der europäischen Jugend: de cultuurmanifestatie te Weimar 46
Manifestazioni culturali della Gioventù europea: de cultuurmanifestatie te Florence 52
Hoofdstuk 3. Grondlegging van het Europees Jeugdverbond, 1942 . . 56
Conflicterende Europa-idealen . . . . . . . 56
Roosevelt en de International Student Assembly . . . . . 60
De stichtingsbijeenkomst te Wenen . . . . . . 64
Europese Jeugdsportkampioenschappen in Milaan . . . . 74
4
Hoofdstuk 4. Groot-Germaanse transformatie, 1943-1944 . . . 80
Van Europees naar Germaans . . . . . . . 80
‘Jeugd wordt weerbaar!’ Germaanse weersportkampen . . . . 86
‘Oostland roept!’ Germaanse Landdienst . . . . . . 93
‘Sluim’rend vuur ontwaak!’ Germaanse zonnewendefeesten . . . 98
Hoofdstuk 5. Ondergang van het nieuwe Europa, 1944-1945 . . . 101
Jeugdleidersbijeenkomsten in Normandië en Kopenhagen . . . 101
Inlijving bij de Germanische Jugend . . . . . . 104
Epiloog: Jeugdstormers tijdens de laatste oorlogsmaanden . . . 108
Conclusie . . . . . . . . . . 111
Internationale blikverruiming . . . . . . . 111
Relatie tot buitenlandse jeugdbewegingen . . . . . 113
Competentie- en concurrentiestrijd . . . . . . 115
Fascisme en Europees denken . . . . . . . 117
Fascisme als transnationaal fenomeen . . . . . . 121
Bronnen- en literatuurlijst . . . . . . . . 123
Afkortingen . . . . . . . . . 123
Archieven . . . . . . . . . . 123
Periodieken . . . . . . . . . 125
Literatuur en overige gedrukte bronnen tot en met 1945 . . . . 128
Literatuur en overige gedrukte bronnen na 1945 . . . . . 129
Audiovisuele bronnen . . . . . . . . 134
Samenvatting . . . . . . . . . . 135
English summary . . . . . . . . . 136
5
Lijst van afkortingen
BDM Bund Deutscher Mädel
DeVlag Deutsch-Vlämische Arbeitsgemeinschaft
EU Europese Unie
FdJ Frente de Juventudes
FDR Franklin Delano Roosevelt
GIL Gioventù Italiana del Littorio
GJ Germanische Jugend
HJ Hitlerjugend
HJV Hitlerjeugd Vlaanderen
ISA International Student Assembly
JL Jeunesse Légionnaire
JR Jeunesse Rexiste
ML Mişcarea Legionară
MP Mocidade Portuguesa
NJHC Nederlandse Jeugdherberg Centrale
NJS Nationale Jeugdstorm
NOC Nederlandsche Oost Compagnie
NSB Nationaal-Socialistische Beweging
NSDAP Nationalsozialistische Deutsche Arbeiterpartei
NSJV Nationaal-Socialistische Jeugd Vlaanderen
NSSF Nationaal-Socialistisch Studentenfront
NSU Nationalsocialistisk Ungdom
NSUF Nasjonal Samlings Ungdomsfylking
NSVO Nationaal-Socialistische Vrouwenorganisatie
ONB Opera Nazionale Balilla
SF Sección Femenina
SS Schutzstaffel
Verdinaso Verbond van Dietsche Nationaal Solidaristen
VNV Vlaams Nationaal Verbond
WE-Lagern Wehrertüchtigungslagern
6
Lijst van figuren
Figuur 1 Jeugdleidersbijeenkomst te Garmisch-Partenkirchen . . 42
Figuur 2 Spotprent ‘Kokadorus Roosevelt’ . . . . . 63
Figuur 3 Ondertekening stichtingsakte door Van Geelkerken en Stang . 69
Figuur 4 Affiche Europees jeugdcongres Wenen 1942 . . . 73
Figuur 5 Kameraadschapsmiddag te Milaan . . . . . 77
Figuur 6 Openingsplechtigheid van de sportevenementen te Milaan . . 77
Figuur 7 Affiche weersportkampen I . . . . . . 89
Figuur 8 Affiche weersportkampen II . . . . . . 89
Figuur 9 Affiche Landdienst I . . . . . . . 96
Figuur 10 Affiche Landdienst II . . . . . . . 96
7
Wees dapper, word Stormer,
Stormer en strijder voor Nederland,
Voor Germanje’s eer, voor Europa’s weer
Sluit je aan, blijf niet staan aan den huizenkant.
Wees dapper, word Stormer
Alles voor Leider en Vaderland,
Stroop de mouwen op, hijsch de vlag in top,
Met den Jeugdstorm klim in ’t want! 1
1 ‘Propaganda marschlied voor den Nat. Jeugdstorm. Wees dapper, word Stormer! Tekst en muziek van Max
Blokzijl. Bewerking Frans Vink’, De Stormmeeuw 9 (1943) afl. 0, 300.
8
Inleiding
Fascisme zonder grenzen?
Wat is fascisme? Deze bondige, maar uiterst complexe vraag houdt historici, politicologen en
andere onderzoekers sinds de opkomst van het fenomeen in de jaren twintig tot de dag van
vandaag bezig. Hoewel een kleine honderd jaar na Mussolini’s machtsovername in 1922 op
dit gebied belangrijke progressie is geboekt, wordt men uit het publieke debat van
tegenwoordig vaak niet veel wijzer. In augustus 2006 wierp de toenmalige president van de
Verenigde Staten George Bush de term ‘Islamofascism’ op als vijand van het Westen.2
Antiglobalisten en anti-Amerikaanse groeperingen stelden daarentegen het beleid van Bush
op een lijn met fascisme.3 Martin Bosma, Tweede Kamerlid voor de Partij voor de Vrijheid,
suggereert door Hitler als een linkse socialist te kenschetsen dat huidige linkse partijen in het
Nederlandse politieke bestel in nationaalsocialistische traditie staan.4 Rob Riemen, essayist en
oprichter-directeur van het Nexus Instituut, duidt op zijn beurt juist de partij van Bosma en
diens leider Geert Wilders als ‘het prototype van hedendaags fascisme’.5 Tijdens een
antivluchtelingendemonstratie in Amsterdam in februari 2016 stond de islamkritische
protestbeweging Pegida letterlijk en figuurlijk lijnrecht tegenover een groep van veelal
linksgeoriënteerde tegendemonstranten. Aantijgingen over vermeende fascistische
karaktertrekken vlogen over en weer; Pegida-aanhangers werden voor nazi’s uitgemaakt
(onder meer door Rutger Groot Wassink, fractieleider van GroenLinks in Amsterdam), terwijl
de tegendemonstranten met termen als ‘linkse fascisten’, ‘NSB’ers’ en ‘landverraders’ om de
oren werden geslagen.6 De lijst met voorbeelden is lang.
Los van de vraag of deze uitlatingen en stellingnames al dan niet hout snijden staat
voorop dat het debat over de aard van fascisme in toenemende mate wordt vervuild door
2 Roger Griffin, ‘What fascism is not and is. Thoughts on the re-inflation of a concept’, Fascism 2 (2013) afl. 2,
259-261, aldaar 260-261. 3 Robin te Slaa en Edwin Klijn, De NSB. Ontstaan en opkomst van de Nationaal-Socialistische Beweging, 1931-
1935 (Amsterdam 2009), 23-24. 4 Martin Bosma, De schijn-élite van de valse munters. Drees, extreem rechts, de sixties, nuttige idioten, Groep
Wilders en ik (Amsterdam 2010), 245-266. 5 Rob Riemen, De eeuwige terugkeer van het fascisme (Amsterdam 2010), 59. 6 ‘Pegida-demonstratie verloopt onrustig’, Het Parool, 6 februari 2016, http://www.parool.nl/amsterdam/pegida-
demonstratie-verloopt-onrustig~a4239795/ (geraadpleegd op 1 juli 2016). De clash tussen de twee groepen en de
scheldpartijen die hiermee gepaard gingen komen goed naar voren in een korte reportage over de
(tegen)demonstratie door weblog GeenStijl. ‘GSTV. Warzone Amsterdam!’,
https://www.youtube.com/watch?v=LIWcRaASKsg (geraadpleegd op 1 juli 2016).
9
uitspraken die niet of onvoldoende historisch onderbouwd zijn. De term fascisme is in de
publieke discussie verworden tot een containerbegrip en een krachtig scheldwoord, waarmee
alles wat als politiek verwerpelijk of abject wordt gezien gemakkelijk kan worden weggezet.7
Dergelijke tendensen zijn onwenselijk; zij doen geen recht aan al het wetenschappelijk
onderzoek dat decennialang intensief is verricht.
Hoe moet fascisme dan wel worden geduid? Een goed beginpunt wordt gevormd door
onder de loep te nemen welk beeld aanhangers van het historische fascisme van zichzelf
hadden. De Nationaal-Socialistische Beweging (NSB) is een uitstekend voorbeeld. In februari
van het jaar 1933, ruim een jaar na de oprichting van de beweging, trad de NSB naar buiten
met de publicatie Brochure nr. 3 Nationaal-socialistische (fascistische) staatsleer, waarin de
ideologische grondslagen en de politieke doctrine van de beweging als volgt uit de doeken
werden gedaan.
Of onze beweging “nationaal-socialistisch” of “fascistisch” héét, is in wezen
onverschillig. Het gaat niet om de vlag, maar om de lading; niet om den naam, maar
om de beginselen. Wij imiteeren niet het Duitsche Nationaal-Socialisme (we zijn b.v.
niet anti-semietisch), en we importeeren niet kant en klaar het Italiaansche fascisme
(we zweren b.v. geen eed van trouw aan een “duce”), maar we streven er naar de
groote beginselen en de hervormingsgedachten, die beide bewegingen gemeen
hebben, - voorzoover deze kunnen leiden tot een krachtigen Nederlandschen staat, - in
Nederlandschen, d.w.z. in onzen eigen nationalen geest te verwerkelijken.8
Emile Verviers, gepromoveerd econoom en een prominente NSB’er, lichtte de brochure toe
door te stellen dat de ideologie van de NSB deel uitmaakte van een Europese internationale
beweging, maar tegelijkertijd bezield werd door een sterk nationalistisch sentiment.
Niettegenstaande het transnationale karakter van de fascistische ideologie moest dan ook niet
uit het oog worden verloren dat het ging om ‘nationaal fascisme, dat is fascisme, zich
vormend naar den eigen aard van die natie’.9
Het beeld van de NSB van fascisme als een internationaal fenomeen dat zich binnen
elke natie op een andere manier manifesteert sluit nauw aan op het wetenschappelijke debat
omtrent fascisme dat al tijdens het interbellum vorm begon te krijgen, maar in grote mate na
de Tweede Wereldoorlog opbloeide. Tijdens de jaren dertig werd het debat gedomineerd door
7 De historicus Robin te Slaa constateert dit evenzeer. Zijn boek Is Wilders een fascist? is onder meer een reactie
op deze tendens. Te Slaa probeert hierin aan te tonen dat vergelijkingen tussen Geert Wilders en fascisme mank
gaan als de geschiedenis en ideologische kern van het fenomeen nader worden onderzocht. Ook zijn nieuwste
boek, dat enkele weken na voltooiing van deze scriptie uitkomt en dientengevolge niet geraadpleegd kan worden,
lijkt hierop een aansluiting te vormen. Zie: Robin te Slaa, Is Wilders een fascist? (Amsterdam 2012). Robin te
Slaa, Wat is fascisme? Oorsprong en ideologie (Amsterdam 2016). 8 S.A. van Lunteren, Brochure nr. 3 Nationaal-socialistische (fascistische) staatsleer (Utrecht 1933), 4. 9 ‘Toelichting op de beginselen der N.S.B.’, Volk en Vaderland, 13 januari 1934, 5.
10
marxistische onderzoekers die zich tevens als eersten waagden aan een algemene theorie over
fascisme. Georgi Dimitrov, de eerste communistische leider van Bulgarije, stelde in lijn met
andere marxistische vakgenoten dat fascisme de laatste fase van de kapitalistische
heerschappij had ingeluid, hetgeen werd onderbouwd door te wijzen op de intensieve
samenwerking tussen fascisten en grote bedrijven.10 In zijn theorievorming over fascisme
wees Dimitrov er eveneens op dat fascistische bewegingen uit verschillende landen sterke
overeenkomsten vertoonden (nazi-Duitsland werd bijvoorbeeld steevast als fascistisch, en dus
niet als nationaalsocialistisch, bestempeld), maar tegelijkertijd in elk land verschillende
vormen aannamen.
De Tweede Wereldoorlog zorgde voor een omslag in het wetenschappelijke debat.
Niet-marxistische onderzoekers, die in het wetenschappelijke veld ten opzichte van hun
marxistische tegenhangers aanzienlijk meer in de melk te brokkelen hadden gekregen,
begonnen de fascistische ideologie in deze periode hoofdzakelijk te duiden als een ‘anti-
ideologie’. Fascisten werden als louter reactionair beschouwd; zij zouden zich alleen maar
verzetten tegen zaken zonder concrete oplossingen aan te dragen. Een van de gevolgen
hiervan was dat historici en andere onderzoekers zich blindstaarden op het
ultranationalistische karakter van fascisme, waarmee men internationale contacten en
connecties tussen fascisten veelal links liet liggen. Deze gedachtes werden versterkt met de
introductie van de term ‘totalitarisme’, die onder meer aan populariteit won door Hannah
Arendt.11 Onder invloed van het koudeoorlogsdenken werden communisme en fascisme
hierbij onder een noemer gebracht. De culturele aspecten van fascisme werden verwaarloosd
om een scherpe scheidslijn te kunnen trekken tussen het Westerse liberalisme en wat werd
beschouwd als de totalitaire ideologieën.12
Vanaf de jaren zestig begon een aantal onderzoekers zich evenwel te verzetten tegen
deze tunnelvisie met betrekking tot ‘negatieve’ elementen en ultranationalisme. Ernst Nolte
definieerde fascisme in zijn alom geprezen werk Der Faschismus in seiner Epoche uitsluitend
aan de hand van reactionaire kenmerken (anticommunisme, antiliberalisme, antikapitalisme
en antibourgeoisie) maar voegde daar in een later werk ‘positieve’ elementen aan toe zoals het
leidersprincipe.13 Walter Laqueur en George L. Mosse stelden in hun boek International
10 Georgi Dimitrov, Against fascism and war. Report before the Seventh World Congress of the Communist
International, 1935 (Sofia 1982), 8-9, 14-15. 11 Hannah Arendt, The origins of totalitarianism (New York 1951). 12 Floris Daniël Knegt, A new order for France and Europe? Bertrand de Jouvenel and Alfred Fabre-Luce
between liberalism, fascism and Europeanism (1930-1954) (Florence 2015), 3. 13 Ernst Nolte, Der Faschismus in seiner Epoche. Die Action française, der italienische Faschismus, der
Nationalsozialismus (München 1963). Ernst Nolte, Die faschistischen Bewegungen. Die Krise des liberalen
11
fascism, 1920-1945 dat de definiëring van fascisme louter aan de hand van ‘negatieve’
karakteristieken problematisch was. Daaraan voegden zij toe dat een blikverruiming binnen
toekomstig onderzoek noodzakelijk was door niet alleen de nadruk te leggen op verschillen
tussen fascistische bewegingen maar bovenal te belichten wat hen bond.14 Vergelijkbare
geluiden werden ten gehore gebracht door Eugen Weber, Renzo de Felice en Juan J. Linz.15
In de jaren zestig en zeventig laaide een nieuwe discussie op over het al dan niet
bestaan van ‘generic fascism’, een algemene (generieke) theorie over fascisme. Nieuwe
onderzoeken uit deze periode die zich niet blindstaarden op het traditioneel onderzochte
Duitsland en Italië, maar daarentegen kleinere Europese landen en gebieden buiten Europa in
ogenschouw namen, waren oorspronkelijk gericht op het realiseren van consensus. In
werkelijkheid legden zij het veelzijdige en complexe karakter van fascisme dusdanig bloot,
dat het tot aan het eind van de jaren zeventig onder onderzoekers bon ton werd om het begrip
fascisme enkel te verbinden met Mussolini’s Italië of in het uiterste geval zelfs volledig te
verwerpen.16 Het onderzoeksgebied leek hiermee af te stevenen op een situatie waarin het
fenomeen fascisme enkel onderzocht zou kunnen worden aan de hand van een paar
ongerelateerde bewegingen. Hiermee zou de bestudering van (internationaal) fascisme zich op
een doodlopend spoor hebben bevonden.
Tot een einde van de term fascisme zou het echter niet komen. De jaren tachtig en
negentig brachten een nieuwe lichting onderzoekers voort, waaronder Roger Griffin, Stanley
G. Payne, Michael Mann en Roger Eatwell, die een hernieuwde interesse toonde in ideeën
over een generiek fascisme. Zij onderscheidden zich van hun voorgangers die zich hadden
gewaagd aan een algemeen model van fascisme door op zoek te gaan naar de ideologische
kern van het fenomeen, ook wel aangeduid als het ‘fascist minimum’.17 Payne zette zijn
betoog voor ‘generic fascism’ kracht bij door een eenduidige definitie18 van het fenomeen te
System und die Entwicklung der Faschismen (München 1968), 385. Roger Griffin ed., International fascism.
Theories, causes and the new consensus (New York 1998), 47-48. 14 Walter Laqueur en George L. Mosse ed., International fascism, 1920-1945 (New York 1966), 4. 15 Eugen Weber, Varieties of fascism. Doctrines of revolution in the twentieth century (Princeton 1964). Renzo
de Felice, Interpretations of fascism (Cambridge 1977). Juan J. Linz, ‘Some notes toward a comparative study of
fascism in sociological historical perspective’ in: Walter Laqueur ed., Fascism. A reader’s guide. Analyses,
interpretations, bibliography (Berkeley 1976), 2-103. 16 Constantin Iordachi, ‘Comparative fascist studies. An introduction’ in: Constantin Iordachi ed., Comparative
fascist studies. New perspectives (Londen 2010), 1-50, aldaar 14-15. 17 Roger Eatwell, ‘On defining the ‘fascist minimum’. The centrality of ideology’, Journal of Political
Ideologies 1 (1996) afl. 3, 303-319. 18 Payne’s volledige definitie luidt: ‘Fascism is a form of revolutionary ultra-nationalism for national rebirth that
is based on primarily vitalist philosophy, is structured on extreme elitism, mass mobilization, and the
Führerprinzip, positively values violence as end as well as means and tends to normatize war and/or the military
virtues.’ Stanley G. Payne, ‘The concept of fascism’ in: Stein Ugelvik Larson e.a. ed., Who were the fascists?
Social roots of European fascists (Bergen 1980), 14-25, aldaar 14.
12
geven, alhoewel hij benadrukte dat deze enkel tot doel had om de historische uniciteit van het
fascisme aan te tonen. Zowel het idee dat fascisme onder een generiek fenomeen kon worden
geschaard, als de opvatting dat alle varianten van fascisme verschillend waren werden
verworpen door Payne.19
Bouwend op onder meer de gedachtegang van Payne trad Griffin begin jaren negentig
als nieuwe speler binnen het onderzoeksveld naar voren als een groot voorstander van het idee
van generiek fascisme. In zijn boek The nature of fascism stelde Griffin de weg vrij te maken
voor een in zijn ogen broodnodige ‘new consensus’, die aan de hand van zijn definitie20,
gebaseerd op de fascistische ideologische kern ofwel het ‘fascist minimum’, gerealiseerd kon
worden. Griffins betoog is gecentreerd rondom de stellingname dat het fascisme een politieke
ideologie was, waarvan de kern wordt gevormd door de wedergeboorte van populistisch
ultranationalisme, die verschillende permutaties kent afhankelijk van de nationale context.
Hoewel de impact van Griffins ideeën op het wetenschappelijke debat groot was en hij uit
meerdere hoeken bijval kreeg, leek zijn overtuiging dat een nieuwe consensus was bereikt niet
erg steekhoudend. Onder anderen Robert Paxton, Laqueur en Mann uitten stevige kritiek op
de ideeën van Griffin.21 Anderen zoals Kevin Passmore, Eatwell en Payne schaarden zich
slechts ten dele achter de theorie van Griffin door de fundamenten te steunen, maar de
definitie als onvolledig of deels onjuist te bestempelen.22
In het debat dat zich vanaf 2000 voltrok bleef de discussie over een generiek fascisme
zich op het scherpst van de snede continueren. De twee meest recente handboeken, The
Oxford handbook of fascism en Comparative fascist studies geredigeerd door respectievelijk
R.J.B. Bosworth en Constantin Iordachi, zijn hiervoor exemplarisch. In zekere zin kunnen de
twee werken als elkaars tegenhanger worden beschouwd; waar Bosworth fascistische
theorievorming stevig bekritiseert en benadrukt dat de sociale en politieke context centraal
dient te staan, besteedt Iordachi een groot gedeelte van zijn boek aan ideeën over ‘generic
fascism’ met een sterke nadruk op theorieën.23 Bosworth uit zijn irritatie over onderzoekers
die menen de geschiedenis van ‘het fascisme’ te kunnen onderzoeken, omdat zij het fenomeen
19 Stanley G. Payne, Fascism. Comparison and definition (Madison 1980), 195. 20 Griffins volledige definitie luidt: ‘Fascism is a genus of political ideology whose mythic core in its various
permutations is a palingenetic form of populist ultra-nationalism.’ Roger Griffin, The nature of fascism (Londen
1991), 26. 21 Robert O. Paxton, The anatomy of fascism (Londen 2004), 219. Walter Laqueur, Fascism. Past, present, future
(New York 1996), 9. Michael Mann, Fascists (New York 2004), 12. 22 Kevin Passmore, Fascism. A very short introduction (Oxford 2002), 25. Eatwell, ‘On defining the ‘fascist
minimum’’, 303-319. Stanley G. Payne, A history of fascism, 1914-1945 (Madison 1995), 5. 23 R.J.B. Bosworth, ‘Introduction’ in: R.J.B. Bosworth ed., The Oxford handbook of fascism (Oxford 2010), 1-7,
aldaar 5-6. Iordachi, ‘Comparative fascist studies’, 2-3.
13
hiermee onterecht zouden afdoen als iets wat in een paar regels benoemd kan worden.24
Hierop opende Griffin in een recensie de tegenaanval door te stellen dat Bosworths handboek
een raamwerk ontbeert waarin de contouren van het fascisme worden geschetst. Griffin draait
vervolgens niet om de hete brij heen over wat de gevolgen daarvan zouden zijn. De
aanstelling van Bosworth als ‘the Duce of OUP’s ambitious project [The Oxford handbook of
fascism, RO] is like asking a vegan restaurateur to head a team of cooks preparing a medieval
banquet where spits rotate slowly, laden with basted pigs and lambs’.25 De ironie wil dat
Griffin met deze kritiek de door hem zo stevig gepropageerde ‘new consensus’ zelf lijkt te
ondermijnen.
Transnationalisme en de ‘cultural turn’
Hoewel de discussie over een generiek fascisme bij lange na nog niet lijkt te zijn uitgedoofd,
doen er zich tegelijkertijd nieuwe ontwikkelingen binnen het onderzoeksgebied voor. De
‘cultural turn’ heeft zich doen gelden als een gewichtige trend, in de eerste plaats binnen het
gehele vakgebied geschiedenis van de internationale betrekkingen als reactie op de
traditioneel sterke nadruk op diplomatieke geschiedenis, ook wel getypeerd als ‘what one
clerk said to another clerk’.26 Binnen het onderzoeksgebied fascisme was het Mosse die al in
de jaren zeventig de ‘cultural turn’ introduceerde, maar het zou nog meer dan twee decennia
duren voordat andere onderzoekers zich hierbij aan begonnen te sluiten.27
Op een aantal punten valt de invloed van de ‘cultural turn’ binnen het
onderzoeksgebied fascisme op te merken. Aandacht voor de positie van de vrouw binnen de
fascistische ideologie en fascistische bewegingen kent vooral sinds de eeuwwisseling een
grote toename. Onderzoeken van Victoria de Grazia, Kathleen Richmond, Kevin Passmore,
Anna Maria Sigmund, Julie V. Gottlieb en Zonneke Matthée staan aan de basis hiervan.28
Daarenboven is er een toenemende belangstelling te bemerken voor niet-westerse fascistische
24 Bosworth, ‘Introduction’, 5. 25 Roger Griffin, ‘The Oxford handbook of fascism (book review)’, The English Historical Review 124 (2009)
afl. 511, 1535-1539, aldaar 1536. 26 David Reynolds, ‘International history, the cultural turn and the diplomatic twitch’, Cultural and Social
History 3 (2006) afl. 1, 75-91, aldaar 76. 27 Stanley G. Payne, ‘George L. Mosse and Walter Laqueur on the history of fascism’, Journal of Contemporary
History 50 (2015) afl. 4, 750-767, aldaar 758. 28 Victoria de Grazia, How fascism ruled women. Italy, 1922-1945 (Berkeley 1992). Kathleen Richmond, Women
and Spanish fascism. The women’s section of the Falange, 1934-1959 (Londen 2003). Kevin Passmore, Women,
gender and fascism in Europe, 1919-1945 (Manchester 2003). Anna Maria Sigmund, Women of the Third Reich
(Richmond Hill 2000). Julie V. Gottlieb, Feminine fascism. Women in Britain’s fascist movement, 1923-1945
(Londen 2000). Zonneke Matthée, Voor volk en vaderland. Vrouwen in de NSB 1931-1948 (Amsterdam 2007).
Zonneke Matthée, Verzwegen levens. Vrouwen uit een fout gezin (Schoorl 2013).
14
bewegingen en regimes, hetgeen een uiting is van de trend om geschiedenis vanuit een
mondiaal perspectief te schrijven. Hoewel de eerste werken over fascisme in Argentinië,
Brazilië, Chili, Japan en Zuid-Afrika alsook Centraal- en Oost-Europa reeds stammen uit de
jaren zeventig, worden de niet-westerse gebieden vooral recentelijk steeds actiever betrokken
bij het creëren van nieuwe inzichten. Volgens Constantin Iordachi zijn fascistische
bewegingen en regimes uit Oost-Europa in het verleden niet goed op waarde geschat, doordat
ze onder invloed van het koudeoorlogsdenken voortdurend langs de westerse meetlat werden
gelegd. De gevolgen, hoofdzakelijk een discutabele nadruk op wat Oost-Europese fascisten
zouden ‘missen’ ten opzichte van hun West-Europese tegenhangers, zouden met de
hernieuwde aandacht voor niet-westerse gebieden in de toekomst voorkomen moeten worden,
aldus Iordachi.29
Naast aandacht voor Oost-Europa als terra incognita pleit Iordachi evenzeer voor de
bewerkstelliging van nieuwe methodologische fundamenten waar comparatief onderzoek naar
fascisme op zou moeten rusten. In lijn met andere onderzoekers draagt hij hiervoor
transnationalisme aan, een nieuw perspectief dat binnen het onderzoeksgebied fascisme
(evenals daarbuiten) vooral de laatste tien à vijftien jaar opgeld heeft gedaan.30 De betekenis
van het begrip transnationaal komt niet altijd even helder naar voren, daar historici niet zelden
verzuimen er een duidelijke definitie aan toe te kennen. Waar definities wel aan de
oppervlakte treden zijn bovendien verschillen te vinden. Ten eerste kan transnationale
geschiedenis gecontrasteerd worden met internationale geschiedenis, waarbij de eerste vorm
van geschiedschrijving zich richt op onconventionele grensoverschrijdingen en agency,
terwijl de tweede meer de nadruk legt op statische nationale entiteiten en structures.31 Ten
tweede kan transnationale geschiedenis afgezet worden tegen vergelijkende geschiedenis.
Transnationalisme onderscheidt zich hierbij door fenomenen die boven nationale grenzen
uitstijgen te onderwerpen aan een vergelijking in tegenstelling tot de traditionele focus op
29 Constantin Iordachi, ‘Introduction. Fascism in interwar East Central and Southeastern Europe. Toward a new
transnational research agenda’, East Central Europe 37 (2010) afl. 2-3, 161-213, aldaar 161, 164. Constantin
Iordachi, ‘Debate. Fascism in East Central and Southeastern Europe. Mainstream fascism or ‘mutant’
phenomenon?’, East Central Europe 37 (2010) afl. 2-3, 331-333. 30 Iordachi, ‘Introduction. Fascism in interwar East Central and Southeastern Europe’, 195. Vooral de laatste
jaren wordt transnationaal fascisme steeds frequenter onder de aandacht gebracht. Op de Freie Universität Berlin
vond tussen 19 en 21 juni 2014 een conferentie geheel in het teken van transnationaal fascisme plaats:
Alessandro Salvador, ‘Fascism without borders. Transnational connections and co-operation between
movements and regimes in Europe from 1918 to 1945’, Fascism 3 (2014) afl. 2, 153-161. Het tweede nummer
uit 2013 van het tijdschrift Fascism. Journal of Comparative Fascist Studies is een ‘special issue’ over
transnationaal fascisme: Fascism 2 (2013) afl. 2,
http://booksandjournals.brillonline.com/content/journals/22116257/2/2 (geraadpleegd op 1 juli 2016). 31 Patricia Clavin, ‘Defining transnationalism’, Contemporary European History 14 (2005) afl. 4, 421-439,
aldaar 422-423.
15
vergelijkingen tussen naties.32 Ten derde ligt histoire croisée in het verlengde van
transnationale geschiedschrijving. Deze nieuw opgeworpen onderzoeksmethode van Michael
Werner en Bénédicte Zimmermann beroept zich op het belang van zelfreflectie bij de
onderzoeker, waarbij vooraf vastgestelde entiteiten zoals nationale grenzen zoveel mogelijk
los dienen te worden gelaten.33
De transnationale benadering van fascisme richt zich in grote mate op het
spanningsveld tussen nationalisme en internationalisme. Onderzoekers die fascisme vanuit
een transnationale hoek benaderen erkennen dat ultranationalisme aan de kern raakt van het
fenomeen, maar gaan er evenzeer vanuit dat fascisten zichzelf als onderdeel zagen van een
overkoepelende transnationale beweging. Volgens de Duitse historicus Arnd Bauerkämper
creëerde deze schijnbaar paradoxale combinatie van ultranationalisme en transnationalisme
een situatie waarin intensieve samenwerking tussen fascisten constant gepaard ging met
botsingen, veroorzaakt door tegenstrijdige nationalistische belangen. Fascistisch
ultranationalisme en transnationalisme sluiten elkaar dan ook niet uit, maar bestaan naast
elkaar en vullen elkaar aan.34 Bauerkämper stelt dat dit duidelijk wordt wanneer de relaties
tussen de kleinere fascistische bewegingen in Europa en de grote broers in nazi-Duitsland en
fascistisch Italië voor het voetlicht worden gebracht. Een beweging als de NSB keek
voortdurend ter inspiratie naar de nationaalsocialistische en fascistische vakbroeders in
Duitsland en Italië, maar was tegelijkertijd selectief in het overnemen van elementen om niet
over te komen als een regelrechte kopie, alsmede om de eigen nationale belangen na te
kunnen blijven streven.
Met Bauerkämpers ideeën als leidraad heeft onderzoek dat het concept van
transnationaal fascisme omarmt sinds 2010 een enorme opmars gemaakt. Fascistische en
fascistoïde bewegingen uit onder meer Letland, Rusland, Kroatië, Japan, de Elzas, Spanje,
Oostenrijk en Groot-Brittannië worden hierin als casestudy’s aangegrepen om de
transnationaliteit van het fenomeen aan te tonen.35 Naast deze ruime aandacht voor kleinere
32 Gerd-Rainer Horn en Padraic Kenney, Transnational moments of change. Europe 1945, 1968, 1989 (Lanham
2004), x-xi. 33 Michael Werner en Bénédicte Zimmermann, ‘Beyond comparison. Histoire croisée and the challenge of
reflexivity’, History and Theory 45 (2006) afl. 1, 30-50. Peter van Dam, ‘Vervlochten geschiedenis. Hoe histoire
croisée de natiestaat bedwingt’, Tijdschrift voor Geschiedenis 125 (2012) afl. 1, 96-109, aldaar 103-106. 34 Arnd Bauerkämper, ‘Transnational fascism. Cross-border relations between regimes and movements in
Europe, 1922-1939’, East Central Europe 37 (2010) afl. 2-3, 214-246, aldaar 214-216. Arnd Bauerkämper,
‘Ambiguities of transnationalism. Fascism in Europe between pan-Europeanism and ultra-nationalism, 1919-39’,
German Historical Institute London Bulletin 29 (2007) afl. 2, 43-67, aldaar 43-45. 35 Jordan Kuck, ‘Renewed Latvia. A case study of the transnational fascism model’, Fascism 2 (2013) afl. 2,
183-204. Susanne Hohler, ‘Russian fascism in exile. A historical and phenomenological perspective on
transnational fascism’, Fascism 2 (2013) afl. 2, 121-140. Rory Yeomans, ‘The adventures of an Ustasha Youth
16
fascistische bewegingen en hun transnationale connecties wordt transnationaal fascisme
evenzeer gekenschetst door het centraal stellen van ‘non-state actors’. Waar traditioneel de
politieke leiding de kern van het onderzoek vormt, richten onderzoekers zich steeds vaker op
de internationale interacties van fascistische intellectuelen, schrijvers, journalisten,
jeugdbewegingen en vrouwenorganisaties.36 De transnationale perspectiefverschuiving binnen
het onderzoeksgebied fascisme toont zodoende aan dat het fenomeen complexer en
veelzijdiger is dan voorheen door onderzoekers werd aangenomen.
De Nationaal-Socialistische Beweging en de Nationale Jeugdstorm
De NSB en haar leider Anton Mussert (door de strenge inachtneming van het Führerprinzip
ook wel aangeduid met de titel Leider) worden door Bauerkämper terecht aangehaald als
excellente onderwerpen voor onderzoek naar transnationaal fascisme.37 Het eerder
aangehaalde programmapunt uit Brochure nr. 3 is een mooi voorbeeld van de aanhoudende
ideologische tweespalt waar de NSB mee te kampen had. Als leider van de beweging
ontkwam ook Mussert hier niet aan. Pierre Henri Ritter, die reeds in 1934 een boek
publiceerde over Mussert, beschreef de denkbeelden van de Leider als volgt: ‘Nederlandsch
denken houdt, volgens Mussert, Europeesch denken in zich bevat. Maar een Europeesch
denken dat niet de vervloeiing der naties achter de lijmpotten der conferenties, maar den
opbouw der naties tot doelstelling heeft.’38 Samenwerking tussen fascisten uit geheel Europa
stond dus aan de basis van Musserts denken, zolang elke natie zich onafhankelijk zou kunnen
ontwikkelen zonder annexatiepogingen van buitenaf te hoeven duchten.
leader in the Adriatic. Transnational fascism and the travel polemics of Dragutin Gjurić’, Journal of Tourism
History 6 (2014) afl. 2-3, 158-173. Daniel Hedinger, ‘Universal fascism and its global legacy. Italy’s and Japan
entangled history in the early 1930s’, Fascism 2 (2013) afl. 2, 141-160. Samuel Huston Goodfellow, ‘Fascism as
a transnational movement. The case of inter-war Alsace’, Contemporary European History 22 (2013) afl. 1, 87-
106. Óscar Rodríguez Barreira, ‘The many heads of the hydra. Local parafascism in Spain and Europe, 1936-50’,
Journal of Contemporary History 49 (2014) afl. 4, 702-726. Julie Thorpe, ‘Austrofascism. Revisiting the
‘authoritarian state’ 40 years on’, Journal of Contemporary History 45 (2010) afl. 2, 315-343. Salvatore Garau,
‘The internationalisation of Italian Fascism in the face of German national socialism, and its impact on the
British Union of Fascists’, Politics, Religion & Ideology 15 (2014) afl. 1, 45-63. 36 Alberto Spektorowski, ‘Fascism and post-national Europe. Drieu La Rochelle and Alain de Benoist’, Theory,
Culture & Society 1 (2016) afl. 33, 115-138. Knegt, A new order for France and Europe?. Elizabeth Harvey,
‘International networks and cross-border cooperation. National socialist women and the vision of a ‘New Order’
in Europe’, Politics, Religion & Ideology 13 (2012) afl. 2, 141-158. Alessio Ponzio, Shaping the new man. Youth
training regimes in Fascist Italy and Nazi Germany (Madison 2015). Mikkel Kirkebæk, Beredt for Danmark.
Nationalsocialistisk Ungdom 1932-1945 (Kopenhagen 2004). Dorien Styven, ‘Wie de jeugd heeft, heeft de
toekomst! De verduitsing van de Hitlerjeugd Vlaanderen’, Bijdragen tot de Eigentijdse Geschiedenis
(1930/1960) 23 (2011), 161-210. Katharina Schmebs, ‘Fascist youth organizations and propaganda in a
transnational perspective. Balilla and Gioventù italiana del Littorio all’estero in Argentina (1922-1955)’, Amnis
(2013) afl. 12. 37 Bauerkämper, ‘Transnational Fascism’, 233, 235-236. 38 Pierre Henri Ritter, Over Mussert (Baarn 1934), 48.
17
In de meest recente secundaire literatuur over de NSB zijn internationale en
transnationale perspectieven steevast terug te vinden. In een onderzoek naar de relatie tussen
enerzijds de NSB, de Belgische Rexisten en de Franse Parti Populaire Français en anderzijds
nazi-Duitsland tijdens de Tweede Wereldoorlog betoogt Robert Grunert dat al deze vier
partijen een supranationale Europese organisatie van fascistische snit voor ogen hadden, maar
hier tegelijkertijd verschillende invullingen aan gaven waardoor breuken ontstonden in de
onderlinge relaties.39 Dietrich Orlow behandelt in meerdere publicaties uitvoerig de
internationale contacten tussen de NSB en nazi-Duitsland tijdens de jaren dertig. Hij stelt dat
de NSB middels internationale samenwerking tot een Europese Volksgemeinschaft, door
Mussert veelal aangeduid als het ‘nieuwe Europa’, wilde komen, maar naarmate de jaren
dertig vorderden steeds gedesillusioneerder raakte door het agressieve beleid van de nazi’s,
waaronder de moord op de Oostenrijkse dictator Engelbert Dollfuss en de Kristallnacht.40 De
ambigue verstandhouding tussen enerzijds de NSB en Mussert en anderzijds hooggeplaatste
nazi’s en gewichtige organisaties binnen nazi-Duitsland raakt evenzeer de kern bij recente
publicaties van Jennifer L. Foray en Emerson Vermaat. Waar Foray deze dubbelzinnige
verhoudingen naar voren laat komen aan de hand van de imperialistische idealen van de NSB,
maakt Vermaat zijn casus hard door de ongemakkelijke relatie tussen Mussert en de
Schutzstaffel (SS) bloot te leggen.41 Tot slot rest nog het titanenwerk (een kleine duizend
pagina’s) over de beginjaren van de NSB van Robin te Slaa en Edwin Klijn, waarin
transnationale connecties geregeld aan de oppervlakte treden.42
Hoewel bovenstaande werken de essentiële basis vormen voor gedegen onderzoek
naar het transnationale karakter van de NSB, richt het merendeel zich evenwel op de politieke
leiding en andere invloedrijke NSB’ers. Zodoende rijst de vraag of de dubbelzinnige
betrekkingen tussen fascistische bewegingen tevens uitwerkingen hadden op bijvoorbeeld
nevenbewegingen zoals het Nationaal-Socialistisch Studentenfront (NSSF), de Nationaal-
Socialistische Vrouwenorganisatie (NSVO) en de Nationale Jeugdstorm (NJS). Voor de
Jeugdstorm, die (officieus) dienst deed als de jeugdbeweging van de NSB, lijkt dit het geval te
39 Robert Grunert, Der Europagedanke westeuropäischer faschistischer Bewegungen 1940-1945 (Paderborn
2012), 9-23. 40 Dietrich Orlow, The lure of fascism in Western Europe. German Nazis, Dutch and French fascists, 1933-1939
(New York 2009), 62, 87, 121-122, 147. Dietrich Orlow, ‘A difficult relationship of unequal relatives. The
Dutch NSB and Nazi Germany, 1933-1940’, European History Quarterly 29 (1999) afl. 3, 349-380, aldaar 366.
Dietrich Orlow, ‘Fascists among themselves. Some observations on West European politics in the 1930s’,
European Review 11 (2003) afl. 3, 245-266. 41 Jennifer L. Foray, ‘An old empire in a new order. The global designs of the Dutch Nazi Party, 1931-1942’,
European History Quarterly 43 (2013) afl. 1, 27-52. Jennifer L. Foray, Visions of empire in the Nazi-occupied
Netherlands (Cambridge 2012). Emerson Vermaat, Anton Mussert en zijn conflict met de SS (Soesterberg 2011). 42 Zie onder meer: Te Slaa en Klijn, De NSB, 483, 591-593, 784.
18
zijn. Zo opent het zakboek van de NJS uit 1943 met ‘het werk van den Jeugdstorm en van de
groote idealen, die niet alleen de jeugd van Nederland, maar de jeugd van geheel Europa
bezielen’. In een later segment wordt vervolgd door te wijzen op het belang van
verbondenheid tussen de Noord- en West-Europese jeugd, ‘welke kameraadschap straks een
der sterkste pijlers zal zijn van het nieuwe Europa’.43 De vraag is hoe de NJS Europese
samenwerking voor zich zag en hoe succesvol deze samenwerking met andere fascistische
jeugdbewegingen geschiedde.
Historisch onderzoek naar de Nationale Jeugdstorm is schaars; slechts twee artikelen
van David Barnouw en Piet de Rooy weiden uit over de opkomst en ontwikkeling van de
jeugdbeweging.44 Naast deze publicaties bestaat het veld van secundair bronnenmateriaal
uitsluitend uit een handjevol ongepubliceerde doctoraalscripties.45 Deze historische
onderzoeken richten zich hoofdzakelijk op de ontwikkeling van de NJS binnen de
Nederlandse grenzen zonder lang stil te staan bij de transnationale connecties en interacties
die de jeugdbeweging onderhield. Slechts sporadisch schemert het internationale karakter van
de NJS door. Zo komt bij Barnouw de invloed van de Hitlerjugend (HJ) en de Bund
Deutscher Mädel (BDM) op de Jeugdstorm aan bod. Bart Engelen en Renée Kwak schenken
in hun doctoraalscripties aandacht aan respectievelijk de plaats van de Jeugdstorm in de
plannen van nazi-Duitsland voor een Nieuwe Europese Orde en ‘de paradox van de
vaderlandsliefde’, waarmee Kwak stelt dat Nederlands nationalisme voor een deel van de
Jeugdstormers niet viel te rijmen met de nazi-ideologie.46 Enkele voorzichtige pogingen om
het internationale en transnationale karakter van de Jeugdstorm naar voren te laten treden zijn
dus reeds ondernomen, maar van volledige exploratie van het onderwerp is geenszins sprake.
Het Europees Jeugdverbond
Het gebrek aan aandacht voor het internationalisme van de Jeugdstorm is niet terecht. Tijdens
43 Frits Barkhuis en Jan Schuurman, Jeugdstorm zakboek (Utrecht 1943), 2, 36. 44 David Barnouw, ‘Wie de jeugd heeft, heeft de toekomst’, Fibula 31 (1990) afl. 3, 4-10. Piet de Rooy, ‘‘Jeugd
is een argloos, overmoedig spel.’ De jeugdbewegingstraditie in de Nationale Jeugdstorm’, Acco (1988), 94-108. 45 Renée Kwak, ‘De Nationale Jeugdstorm. De noodlottige belangenstrijd om de jeugd 1934-1945’,
doctoraalscriptie FHKW Rotterdam 1988. Bart Engelen, ‘“In godsvertrouwen alles voor het vaderland.” De
radicalisering van de Nationale Jeugdstorm, 1934-1945’, doctoraalscriptie vaderlandse geschiedenis
Rijksuniversiteit Leiden 1988. Margriet Kat en Lisbeth van Hoek, ‘Op marsch met de NSB. Een onderzoek naar
de tijdschriften De Stormmeeuw en De Stormvlag van de Nationale Jeugdstorm’, doctoraalscriptie geschiedenis
Vrije Universiteit Amsterdam 1986. Hans Malschaert, ‘Opvoeding, sport en fascisme’, doctoraalscriptie
wijsgerige en historische pedagogiek Rijksuniversiteit Utrecht 1985. Maria Driessen, ‘Slechts onderdeel, hoewel
onmisbaar. Meisjes en vrouwen bij de Nationale Jeugdstorm en de Nationaal-Socialistische Vrouwenorganisatie
in Nederland 1934-1945’, doctoraalscriptie geschiedenis Koninklijke Universiteit Nijmegen 1983. 46 Barnouw, ‘Wie de jeugd heeft’, 8-9. Engelen, ‘“In godsvertrouwen alles voor het vaderland”’, 21-29. Kwak,
‘De Nationale Jeugdstorm’, 133-135.
19
de Tweede Wereldoorlog kenmerkte de NJS zich als een beweging met een evidente
grensoverschrijdende blik. Om het transnationale en Europese wezen van de Jeugdstorm te
kunnen staven is het Europees Jeugdverbond bij uitstek een geschikt onderwerp om aan
onderzoek te onderwerpen. Deze jeugdassociatie werd in 1942 te Wenen officieel opgericht
op initiatief van de Hitlerjugend en de Italiaanse jeugdbeweging Gioventù Italiana del Littorio
(GIL) tijdens een congres waarin delegaties van veertien verschillende fascistische
jeugdbewegingen participeerden. De Jeugdstorm was hier een van. In het kader van het
Europees Jeugdverbond werden velerlei internationale evenementen georganiseerd,
waaronder sportwedstrijden, cultuurmanifestaties, weerbaarheidstrainingen en agrarische
opleidingen. Tijdens dergelijke bijeenkomsten kwamen Jeugdstormers veelvuldig in contact
met jeugdbewegingen uit geheel Europa, waaruit zowel nieuwe samenwerkingsverbanden als
onderlinge vetes voortkwamen.
Evenals bij de Jeugdstorm is onderzoek naar het Europees Jeugdverbond niet in
overvloed aanwezig. De belangrijkste boeken en artikelen zijn bovendien Duitstalig. In zijn
vuistdikke werk Totale Erziehung für den totalen Krieg over de geschiedenis van de
Hitlerjugend doet Michael Buddrus relatief kort, maar op zeer gedegen wijze verslag van de
opmaat naar, de stichting en de nasleep van het Europees Jeugdverbond. Buddrus’ nadruk ligt
op de leidende figuren binnen de HJ, die blijkens zijn onderzoek alles in het werk stelden om
de Duitse en Europese jeugd klaar te stomen voor de oorlog.47 Harald Oelrich is een auteur
die zich interesseert voor sportgeschiedenis, waarmee zijn analyse van het Europees
Jeugdverbond in “Sportgeltung – Weltgeltung” zich overwegend richt op de wisselwerking
tussen sport en politiek.48 Een welkome aanvulling op het meer breed opgezette onderzoek
van Buddrus en Oelrich zijn artikelen van de hand van Toni Morant i Ariño en Christoph
Kühberger, die meer de diepte in gaan door in te inzoomen op respectievelijk deelname van
de Spaanse falangistische jeugdbeweging en conflicterende visies op Europa onder de
verschillende Duitse organisaties en hun leiders.49 Tot slot wordt het enige noemenswaardige
Engelstalige onderzoek naar het jeugdverbond geleverd door Alessio Ponzio. In een van de
47 Michael Buddrus, Totale Erziehung für den totalen Krieg. Hitlerjugend und nationalsozialistische
Jugendpolitik (München 2003), 787-802. 48 Harald Oelrich, “Sportgeltung – Weltgeltung”. Sport im Spannungsfeld der deutsch-italienischen Außenpolitik
von 1918 bis 1945 (Munster 2003), 534-566. 49 Toni Morant i Ariño, ‘Die Gründung des “Europäischen Jugendverbandes” und die Frauen- und
Jugendorganisationen der Falange (Wien, September 1942)’, Themenportal Europäische Geschichte (2012), 1-9.
Christoph Kühberger, ‘Europa als “Strahlenbündel nationaler Kräfte.” Zur Konzeption und Legitimation einer
europäischen Zusammenarbeit auf der Gründungsfeierlichkeit des “Europäischen Jugendverbandes” 1942’,
Journal of European Integration History 15 (2009) afl. 2, 11-28.
20
hoofdstukken van Shaping the new man neemt hij de jeugdassociatie onder de loep aan de
hand van de dubbelzinnige relatie tussen de HJ en de GIL.50
Ofschoon de secundaire literatuur een helder licht werpt op de opkomst en ondergang
van het Europees Jeugdverbond, delen alle genoemde werken de beperking de gang van zaken
hoofdzakelijk vanuit Duits perspectief te beschrijven. Ponzio betrekt weliswaar de Italiaanse
jeugdbeweging bij zijn onderzoek, maar ook zijn Duitse invalshoek is onmiskenbaar
aanwezig. Morant i Ariño benadert het jeugdverbond als enige vanuit Spaans perspectief,
maar zijn artikel is tamelijk summier en dientengevolge weinig toereikend. Verreweg de
meeste aandacht gaat in de reeds bestaande literatuur dan ook uit naar de Duitse en Italiaanse
organisatoren, terwijl kleinere jeugdbewegingen zoals de NJS slechts in een enkele
opsomming de revue passeren. Andersom is in de literatuur over de Jeugdstorm de aandacht
voor het Europees Jeugdverbond evenzeer gering. Barnouw en De Rooy noemen de
jeugdassociatie in het geheel niet; Kwak en Engelen behandelen het onderwerp tussen neus en
lippen door.51 Over Jeugdstormdeelname aan het Europees Jeugdverbond is zodoende nog zo
goed als niets bekend.
Operationalisering
Dit onderzoek beoogt een onderzoeksleemte op te vullen door ervaringen van zowel leiders
als reguliere leden van de Nationale Jeugdstorm binnen het Europees Jeugdverbond te
bestuderen. Bij de uitvoering hiervan neem ik ten eerste de stelling in dat fascisme een
internationaal fenomeen was dat zich vormde aan de hand van de nationale context waaruit
het ontsprongen was. Hiermee wordt grotendeels aangesloten bij de ideeën over een generiek
fascisme die door onder meer Griffin, Payne, Eatwell en Passmore (en tot op zekere hoogte
zelfs Dimitrov) zijn verkondigd. Ondanks hun onderlinge verschillen van inzicht worden deze
onderzoekers in een adem genoemd, omdat zij allen wijzen op de combinatie van
internationalisme en nationale context als de hoeksteen van het fenomeen fascisme. Ten
tweede wordt door mij de stelling ingenomen dat fascisme zich op transnationale wijze
manifesteerde. In lijn met Bauerkämper en Iordachi wordt het idee omarmd dat fascisten
intensief samenwerkten op internationaal vlak, maar tegelijkertijd voortdurend met elkaar op
ramkoers lagen door tegenstrijdige nationale belangen. Niet alleen gold dit voor de politieke
leiding van fascistische bewegingen, maar evenzeer voor niet-statelijke actoren zoals
50 Ponzio, Shaping the new man, 178-198. 51 Kwak, ‘De Nationale Jeugdstorm’, 181-183. Engelen, ‘“In godsvertrouwen alles voor het vaderland”’, 26.
21
schrijvers, activisten, journalisten en intellectuelen alsook nevenbewegingen zoals studenten-,
vrouwen- en jeugdorganisaties.
Met het oog op deze stellingnames en het feit dat een wezenlijk gedeelte van deze
inleiding gewijd is aan theorieën dient te worden benadrukt dat het een historisch, en dus geen
politicologisch, onderzoek betreft. Politicologen en historici hebben in het verleden niet
zelden hun neus opgehaald voor elkaars werkwijze; binnen politicologie ligt traditioneel de
nadruk op theoretische debatten, terwijl de geschiedwetenschap zich liever inlaat met
empirisch onderzoek. In reactie hierop pleitte Duco Hellema ervoor om af te stappen van
zowel de ‘theoretische orthodoxie’ bij politicologen als de opvatting onder historici dat ‘de
feiten voor zich spreken’. Onderzoek binnen het vakgebied (geschiedenis van de)
internationale betrekkingen zou zich idealiter op het snijvlak van de sociale wetenschappen en
de geschiedwetenschap moeten ontwikkelen.52 Ik onderschrijf Hellema’s pleidooi. A priori
kennis van theorieën over fascisme is onontbeerlijk voor een afdoend onderzoek. Nochtans
worden deze theoretische modellen uitsluitend aangewend als hulpmiddel om historische
gebeurtenissen in hun unieke karakter te kunnen verklaren.
Met deze uitgangspunten in het achterhoofd wordt de probleemstelling van dit
onderzoek als volgt gevormd: wat voor samenwerkingsverbanden en conflicten vloeiden er
voort uit participatie van de Nationale Jeugdstorm in de opmaat naar, de stichting en de
nasleep van het Europees Jeugdverbond gedurende de periode 1940-1945? Als aanvangspunt
wordt voor 1940 gekozen omdat de Jeugdstorm zich in de vooroorlogse jaren kenmerkte als
een beweging die gebukt ging onder interne strubbelingen, actief werd tegengewerkt door de
Nederlandse overheid en zich steevast presenteerde als een apolitieke organisatie.53 Het
gevolg was dat het leggen van internationale contacten tamelijk moeizaam verliep, hetgeen
evenmin werd bevorderd door de meerdere ontbindingen die de beweging meemaakte. Het
uitbreken van de Tweede Wereldoorlog en daarmee de bezetting van Nederland gaf de relatie
met andere fascistische jeugdbewegingen een enorme boost. 1945 is een voor de hand liggend
eindpunt. Het verlies van de oorlog betekende tevens het einde van zowel het Europees
Jeugdverbond als de Jeugdstorm.
Dit onderzoek valt in vijf chronologisch opgebouwde hoofdstukken uiteen. Het eerste
hoofdstuk is niet concreet toegespitst op het Europees Jeugdverbond, maar is vooral inleidend
52 Duco Hellema, ‘Inleiding. Internationale betrekkingen in historisch perspectief’ in: Jacco Pekelder e.a. ed., De
wereld volgens Nederland. Nederlandse buitenlandse politiek in historisch perspectief (Amsterdam 2015), 11-
22, aldaar 12-13, 21-22. 53 Kwak, ‘De Nationale Jeugdstorm’, 55-82.
22
van aard. De transitie van het interbellum naar de Tweede Wereldoorlog en de strijd tussen
het Dietse en Groot-Germaanse kamp worden ter introductie van de NJS aangehaald, alvorens
Duitse vakantiekampen en kadercursussen voor het voetlicht zullen worden gebracht als de
essentiële wegbereiders van internationale samenwerking. In hoofdstuk twee staan de eerste
multilaterale sportevenementen en cultuurmanifestaties centraal die de opmaat vormden naar
een pan-Europese organisatie. Als hoofdonderwerp behelst hoofdstuk drie de daadwerkelijke
grondlegging van het Europees Jeugdverbond en alle gewichtige gebeurtenissen die hier
omheen plaatsvonden. Hoofdstuk vier richt zich op de nasleep van het jeugdverbond, dat niet
lang na de oprichtingsbijeenkomst in de jaren 1943 en 1944 aan een Groot-Germaanse
transformatie onderhevig was. Tot slot behandelt het vijfde hoofdstuk de laatste
stuiptrekkingen van het Europees Jeugdverbond, die het einde markeerden van de
jeugdassociatie en het fascistische ideaal van een nieuw Europa.
23
1
Eerste internationale contacten, 1940-1941
Van het interbellum naar de Tweede Wereldoorlog
Op 27 september 1934 zag de Nationale Jeugdstorm onder aanvoering van Cornelis van
Geelkerken, de plaatsvervangend leider van de NSB die als hoogste baas van de Jeugdstorm
werd aangeduid met de titel hoofdstormer, het levenslicht.54 De oprichting van de
jeugdbeweging ging gepaard met grootse idealen. In lijn met de kernpunten van de NSB (en
fascistische bewegingen in het algemeen) werd in het beginsel uitgeweid over het
Nederlandse volk als een organisch geheel, dat zou moeten worden ondergebracht in een
hechte volksgemeenschap. Om deze volksgemeenschap te kunnen verwezenlijken had de
jeugdbeweging het doel om de gehele Nederlandse jeugd voor zich te winnen door een
apolitiek en nationalistisch beleid uit te dragen. Aanhoudende aantijgingen over de vermeende
ideologische verwantschap met de NSB en nazi-Duitsland werden derhalve stellig
weggewoven. De Jeugdstorm wilde voor de dag komen als een open organisatie die niet
louter gefixeerd was op NSB-kinderen. Daarenboven stelde de NJS reeds in 1935 dat men
‘noch uiterlijk, noch innerlijk een nabootsing van de Hitlerjeugd [wil] zijn. De N.J.S. beweegt
zich niet op politiek terrein.’55 Met deze instelling bood het doen en laten van de Jeugdstorm
in haar beginjaren geen plaats voor transnationale interactie en Europees denken.
Alle ambitieuze doelstellingen ten spijt ging de Jeugdstorm een turbulente jaren dertig
vol wanordelijkheden en tegenspoed tegemoet. De NJS kwam meermaals in aanraking met
politie en justitie, hetgeen een uniformverbod in 1935, een verbod voor ambtenaren om lid te
worden van de jeugdbeweging in 1939 alsook de twee ontbindingen die de beweging
meemaakte in 1936 en 1940 tot gevolg had.56 Krampachtig werd gepoogd om het imago van
54 Over de exacte oprichtingsdatum is onduidelijkheid. In januari 1934 had Van Geelkerken al van Mussert
vernomen dat er een nationaalsocialistische jeugdbeweging in het leven moest worden geroepen. In februari
berichtte Van Geelkerken over een aanstaande jeugdbeweging, waardoor er al enkele kleine groepjes ontstonden
zonder een overkoepelende landelijke organisatie. Op 1 mei gaf Mussert Van Geelkerken officieel de opdracht
om een nationale jeugdbeweging op te richten. Begin 1943 bepaalde Van Geelkerken dat de Jeugdstorm zelf 27
september 1934 diende aan te houden, omdat op die dag de eerste inschrijfformulieren waren ingevuld. Deze dag
kreeg de naam ‘de dag van den Ouden Jeugdstorm’. Zie: Kwak, ‘De Nationale Jeugdstorm’, 36-39. ‘Bevel van
den Hoofdstormer nr. 3/43, 3.2.1943’, NIOD, Amsterdam, Archief 123 Nationaal-Socialistische Beweging, inv.
nr. 1154. 55 ‘Wat anderen van ons zeggen!’, De Stormmeeuw 1 (1935) afl. 25, 3. 56 Barnouw, ‘Wie de jeugd heeft’, 5-7. De Rooy, ‘‘Jeugd is een argloos, overmoedig spel’’, 97-98.
24
NSB-jeugd en Hitlerjugendimitator weg te poetsen, maar veelal zonder succes. Met Van
Geelkerken als hoofdstormer en andere NSB-leden die hoge functies binnen de Jeugdstorm
bekleedden was het vermeende apolitieke karakter van de jeugdbeweging allesbehalve
geloofwaardig. Als hier de interne strubbelingen tussen leden van de politieke leiding van de
Jeugdstorm bij worden opgeteld is het niet verwonderlijk dat het ledenaantal op het
hoogtepunt in 1935 niet hoger uitkwam dan 2500.57
Meerdere ontbindingen, actieve tegenwerking door de overheid en onderlinge
geschillen maakten dat de politieke leiding haar handen vol had aan de vorming en
ontwikkeling van de Jeugdstorm in Nederland. Als officieuze moederbeweging onderhield de
NSB tijdens het interbellum actief internationale contacten met voornamelijk fascistisch Italië
en nazi-Duitsland, waarvan de fundering werd gevormd door gemeenschappelijke idealen
zoals verwerping van de democratie, implementatie van het corporatisme als leidend
economisch model en een actief propagandabeleid.58 Gelijksoortige internationale contacten
waren tijdens de jaren dertig nog niet weggelegd voor de Jeugdstorm, hoewel een enkele
voorzichtige poging wel werd ondernomen. In 1938 nam Wim Heubel, hopman van de
afdeling Hilversum, zelfstandig het initiatief om met een Jeugdstormdelegatie de Hitlerjugend
in Westfalen een bezoek te brengen. Het betrof een zomerkamp waarin de Jeugdstormers
lering zouden kunnen trekken uit de activiteiten en ideeën van de HJ.59 Tot een ontmoeting
tussen de twee fascistische jeugdbewegingen zou het evenwel niet komen. Toen Van
Geelkerken lucht kreeg van Heubels plannen verbood hij hem het bezoek plaats te laten
vinden onder de vlag van de Jeugdstorm, waarschijnlijk omdat de hoofdstormer nog altijd uit
alle macht probeerde zijn jeugdbeweging te presenteren als een apolitieke organisatie.60
De voortdurende druk van de overheid op de Jeugdstorm om zich te distantiëren van
de NSB en de nationaalsocialistische ideologie hing als een molensteen om de nek van
hoofdstormer Van Geelkerken en Leider Mussert, hetgeen uiteindelijk leidde tot de
ontbinding van de beweging op 24 februari 1940. Waar het interbellum de jeugdbeweging
niet erg gunstig gezind was geweest, bleek de bezetting van Nederland daarentegen een
vruchtbare voedingsbodem voor de ontwikkeling van de Jeugdstorm, zowel binnen Nederland
als in internationaal opzicht. Op 23 oktober 1940 werd met toestemming vanuit nazi-
57 ‘De eerste velddag’, De Stormmeeuw 1 (1935) afl. 16, 4. Of dit ledenaantal klopt is moeilijk na te gaan.
Maarten van Doorn stelt dat de Jeugdstorm er uit propagandistisch oogpunt een handje van had om het
ledenaantal aan te dikken. Zie: Maarten van Doorn, ‘De Nationale Jeugdstorm in Holland’, Holland. Regionaal-
historisch Tijdschrift, 10 (1978), 41-56. 58 Orlow, The lure of fascism in Western Europe, 60. 59 ‘Bezoek aan de Hitler Jeugd in Westphalen’, De Stormmeeuw 4 (1938) afl. 9, 16. 60 Engelen, ‘“In godsvertrouwen alles voor het vaderland”’, 14.
25
Duitsland door Mussert en Van Geelkerken de Jeugdstorm heropgericht.61 Als enige
toegestane jeugdbeweging kreeg de Jeugdstorm hiermee het voorrecht de gehele Nederlandse
jeugd te organiseren. Bovenal hoefde men de schijn van een apolitieke beweging niet langer
op te houden; met steun van de nazistische bezetter kon de nationaalsocialistische leer
openlijk worden omarmd.
Met dit monopolie op de jeugd steeg het ledenaantal van de jeugdbeweging in rap
tempo tot aan circa 12000 op het hoogtepunt in januari 1942 (hoewel men binnen de
Jeugdstorm naar eigen zegge uitkwam op 18000).62 De Jeugdstorm begon actieve bilaterale
betrekkingen te onderhouden met de Hitlerjugend en participeerde daarenboven in
multilaterale jeugdorganisaties en jeugdevenementen. Tijdens de Tweede Wereldoorlog
ontwikkelde de NJS dan ook het idee deel uit te maken van een transnationale beweging,
hetgeen werd uitgedragen door onder meer te wijzen op de ideologische verwantschap met de
Hitlerjugend alsook het ideaal van het ‘nieuwe Europa’ waarin fascisten uit alle Europese
naties met elkaar samenwerkten. Tegelijkertijd werd de Jeugdstorm aan de lopende band
geconfronteerd met de expansionistische drang van de nazi’s, waardoor conflicten met de
Hitlerjugend en de SS onvermijdelijk waren. De periode 1940-1945 stond voor de Jeugdstorm
derhalve in het teken van zowel internationale en Europese samenwerking als ideologische
rivaliteit met verschillende Duitse instanties.
Tussen Diets en Groot-Germaans
De ambigue verhouding tussen de Jeugdstorm en de Hitlerjugend was een weerspiegeling van
de ongemakkelijke verstandhouding tussen de NSB en nazi-Duitsland. Musserts
oorspronkelijke afkeer van antisemitisme, de vervolging van de kerken en de Groot-
Germaanse gedachte waren zowel tijdens het interbellum als de Tweede Wereldoorlog reden
voor conflicten met Hitler en de SS.63 Hoewel het voor Mussert vechten tegen de bierkaai was
en hij zelden echte successen boekte, weigerde de Leider af te wijken van zijn Dietse idealen,
waarbij Nederland en Vlaanderen zich zouden verenigen in een Groot-Nederland, en bleef hij
zich inzetten voor het behoud van de Nederlandse koloniën.64
De botsingen met de Duitse bezetter maakten dat het eveneens begon te gisten binnen
61 ‘Afschrift stichtingsacte van de Stichting “NATIONALE JEUGDSTORM” 23 October 1940’, NIOD,
Amsterdam, Archief 123 Nationaal-Socialistische Beweging, inv. nr. 1130. 62 ‘Proces-verbaal relaterende het verhoor van getuigen contra: Cornelis van Geelkerken’, NA-CABR, Den
Haag, inv. nr. 27IV, deeldossier BR.v.C 101/50, 19. Barnouw, ‘Wie de jeugd heeft’, 9. 63 Vermaat, Anton Mussert, 149-180. 64 Foray, ‘An old empire in a new order’, 45-46.
26
de NSB-gelederen, hetgeen resulteerde in een tweekampenstrijd tussen enerzijds Dietsgezinde
aanhangers van Mussert en anderzijds ‘volkse’ nazigezinden die een op raciale motieven
gestoeld Groot-Germaans rijk voor ogen hadden. Van Geelkerken was tot de germanisering
en radicalisering van de Jeugdstorm in 1944 een groot voorvechter van het Dietse ideaal.65
Lijnrecht tegenover hem en Mussert stond Meinoud Marinus Rost van Tonningen, sinds 1936
lid van de NSB met een prominente carrière bij de Volkenbond te Wenen achter de rug, die
het boegbeeld werd van het ‘volkse’ kamp. Rost van Tonningen had tijdens zijn tijd in
Oostenrijk goede contacten opgebouwd met niemand minder dan Heinrich Himmler, de
Reichsführer-SS (leider van de SS). Hij beschouwde zichzelf als Himmlers vertrouweling in
Nederland, wat ongetwijfeld bijdroeg aan het beeld dat van hem geschetst werd als de
belichaming van de SS-ideologie in Nederland.66 Hoewel Rost van Tonningen een prominent
NSB’er was die zich met hart en ziel inzette voor de beweging, joeg hij Mussert menigmaal
tegen zich in het harnas door onder meer te stellen dat de Dietse cultuur Germaans van aard
was en dat Nederlanders van origine West-Duitsers zouden zijn.67 Zo stonden niet alleen de
verhoudingen tussen Mussert en nazi-Duitsland op scherp, maar rommelde het ook geregeld
binnen de NSB zelf.
Op vrijwel alle terreinen waar de NSB haar invloed deed gelden ontstond een
competentiestrijd tussen het Dietse en het volkse kamp, zo ook als het ging om de rol van de
jeugd. Het feit dat Van Geelkerken met de Jeugdstorm politiek geen kleur durfde te bekennen
werd onder de volksen slecht ontvangen. De politieke punten die bovendien wel doorsijpelden
hadden een overwegend Diets karakter, waardoor de ontwikkeling van de NJS met nog
grotere argwaan werd aanschouwd. De druppel die voor de volksen uiteindelijk de emmer
deed overlopen was het besluit dat in 1939 door Van Geelkerken werd genomen om het NSB-
lidmaatschap en het NJS-lidmaatschap onverenigbaar te maken.68 De hoofdstormer had zich
hiertoe genoodzaakt gezien omdat de Jeugdstorm in september 1938 verboden was geworden
voor ambtenaren. Door lidmaatschap van de NSB en NJS onverenigbaar te maken hoopte hij
dat het verbod werd teruggedraaid. Bovendien was het een poging om meer
aantrekkingskracht uit te oefenen op jeugd uit gezinnen die geen lid waren van de NSB.
65 Bart van der Boom, Kees van Geelkerken, de rechterhand van Mussert (Utrecht 1990), 68-85. 66 Frits Boterman, Duitse daders. De jodenvervolging en de nazificatie van Nederland (1940-1945) (Amsterdam
2015), 218. Meinoud Marinus Rost van Tonningen (ingeleid en uitgegeven door David Barnouw),
Correspondentie van Mr. M. M. Rost van Tonningen. Deel II mei 1942 – mei 1945 (Zutphen 1993), 4. 67 Ronald Havenaar, De NSB tussen nationalisme en ‘volkse’ solidariteit. De vooroorlogse ideologie van de
Nationaal-Socialistische Beweging in Nederland (Den Haag 1983), 120-121. 68 David Barnouw, Van NIVO tot Reichsschule. Nationaal-Socialistische onderwijsinstellingen in Nederland;
Nederlandse meisjes in Duitse vakantiekampen, zomer 1940 (Den Haag 1981), 68. De Rooy, ‘‘Jeugd is een
argloos, overmoedig spel’’, 98.
27
In reactie op deze lidmaatschapskwestie besloot de gefrustreerde Rost van Tonningen
samen met Henk Feldmeijer, een prominente vertegenwoordiger van het volkse kamp die
vanaf september 1940 leiding zou geven aan de Nederlandse SS, een nieuwe jeugdbeweging
onder de naam Mussertgarde op te richten die dienst zou moeten doen als de volkse
tegenhanger van de Dietse en te weinig politiek georiënteerde Jeugdstorm. Vanuit deze nieuw
opgerichte Mussertgarde werd frontaal de aanval geopend op de leiding van de Jeugdstorm
die door onverstandige beslissingen geen goede koers zou varen. Zo werd de NJS onder meer
getypeerd als ‘een vereeniging met een kwade politieke reuk, welke behalve haar inderdaad
goede liederen, niets strijdvaardigs heeft’.69 In tegenstelling tot deze ‘kwade reuk’ zou binnen
de Mussertgarde een onmiskenbare nationaalsocialistische wind gaan waaien: ‘Het doel van
de organisatie zal zijn het winnen van de Nederlandsche jeugd voor het Nationaal-socialisme
en het opvoeden van haar leden tot nationaal-socialistische Nederlanders.’70
Ongeveer een half jaar nadat de Mussertgarde in het leven was geroepen werd de
Jeugdstorm begin 1940 voor de tweede keer ontbonden. Het gat dat hiermee ontstond werd
door de volksen met beide handen aangegrepen om vat te krijgen op een nieuw gevormde
jeugdorganisatie genaamd Blauwvoet, die vooral aantrekkingskracht genoot onder ex-
Jeugdstormers die de Mussertgarde als te militaristisch ervoeren. Blauwvoet was net als de
Mussertgarde niettemin een op Groot-Germaanse leest geschoeide jeugdbeweging. Al bij de
oprichting van de jeugdbeweging werd dit duidelijk gemaakt door de leidster van de Haagse
afdeling Lien van Eck die erop wees dat ‘met ervaring vanuit Duitschland een nieuwe
organisatie [wordt] gebouwd’.71 Met de inmenging van Rost van Tonningen stonden de
Groot-Germaanse intenties van Blauwvoet al helemaal buiten kijf. In een brief aan Mussert
prees Rost van Tonningen de oprichting van Blauwvoet door Van Eck, waarbij hij
tegelijkertijd geen goed woord over had voor de Jeugdstorm onder leiding van Van
Geelkerken. Exemplarisch voor de competitie tussen het Dietse en het volkse kamp was het
voorstel dat Rost van Tonningen aan Mussert deed.
Zou het nu niet mogelijk zijn om de zaak zoo te regelen, dat de heeren van Geelkerken
en zijn medewerkers eerst eens bewezen dat zij tot iets in staat zijn en dat men Den
Haag onder een autonome leiding stelt en zich vrijelijk als Blauwvoet laat
69 ‘Jeugdbeweging en Nationaal-socialisme’, NIOD, Amsterdam, Archief 123 Nationaal-Socialistische
Beweging, inv. nr. 1350, 3. 70 Ibidem. 71 ‘Verslag Lien van Eck 30 juli 1940 Den Haag’, NIOD, Amsterdam, Archief 169 Rost van Tonningen, M.M.,
inv. nr. 627.
28
ontwikkelen. Dan zal het zonder twijfel blijken, welke organisatie de beste is en aan
wie de leiding toekomt.72
Tot een overname van Blauwvoet als de grootste fascistische jeugdbeweging zou het evenwel
niet komen. De van origine Haagse jeugdbeweging zou onder een nieuwe naam (Nationaal-
Socialistische Jeugd) weliswaar afdelingen in heel Nederland krijgen, maar moest het
desondanks op den duur afleggen tegen de Jeugdstorm. Het nazigezinde karakter van het
volkse kamp ten spijt verkoos Arthur Seyss-Inquart, die als Reichskommissar für die besetzten
niederländischen Gebiete grotendeels de scepter zwaaide in bezet Nederland, de Jeugdstorm
boven Blauwvoet en de Mussertgarde.73 De toenemende macht van Mussert en Van
Geelkerken zorgde ervoor dat leden van Blauwvoet in grote mate werden opgeslokt door de
Jeugdstorm. De Mussertgarde ging over in de door Feldmeijer geleide Nederlandse SS, ‘het
Grootgermaanse koekoeksjong in het nest van de NSB’, van waaruit de SS-ideologie van de
volksen gepropageerd kon blijven worden.74
Met de aanvang van de oorlog werden internationale interacties tevens bepalend voor
de strijd om de jeugd tussen de Dietsgezinden en de volksen. Voor Van Geelkerken was een
hechte band tussen de Jeugdstorm en de Hitlerjugend van onmiskenbaar belang. Omdat het
Dietse ideaal niet uit het oog mocht worden verloren, flirtte de Jeugdstorm echter eveneens
met Vlaamse jeugdbewegingen zoals Jongdinaso, de aanverwante jeugdbeweging van het
Verbond van Dietsche Nationaal Solidaristen (Verdinaso) onder leiding van Joris van
Severen, en de in 1941 opgerichte Vlaamse eenheidsjeugdbeweging Nationaal-Socialistische
Jeugd Vlaanderen (NSJV). Daarenboven werden met de Nederlandse tak van het Verdinaso
en Jongdinaso actieve betrekkingen onderhouden. Op 9 november 1940 ging Verdinaso
Nederland op in de NSB, waarna werd besloten om samen nauwe samenwerking met het
Verdinaso in België aan te gaan door onder meer permanente vertegenwoordigers uit te
wisselen. Door Ernst Voorhoeve, de leider van Verdinaso Nederland, werd de fusie alsook de
samenwerking met Verdinaso België getypeerd als een ‘bepalend element’ in de
‘noodzakelijke Noord-West-Europeesche en Europeesche samenwerking’.75 Jongdinaso
72 ‘M.M. Rost van Tonningen aan A.A. Mussert, Leiden 24 juni 1940’ in: Meinoud Marinus Rost van Tonningen
(ingeleid en uitgegeven door E. Fraenkel-Verkade in samenwerking met A.J. van der Leeuw), Correspondentie
van Mr. M. M. Rost van Tonningen. Deel 1 1921 - mei 1942 (Den Haag 1967), 365-366. 73 Engelen, ‘“In godsvertrouwen alles voor het vaderland”’, 18. Rost van Tonningen e.a., Correspondentie van
Mr. M. M. Rost van Tonningen. Deel 1, 129. 74 Loe de Jong, Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog deel 6 juli ’42 – mei ’43 (Den Haag
1975), 407. 75 ‘Document I-3-D-I, rede van Ernst Voorhoeve Utrecht 31 October 1940’, NIOD, Amsterdam, Archief 168a
Verbond van Dietse Nationaal-Solidaristen (Verdinaso) en Verbond der Nederlanders, inv. nr. 140.
29
Nederland en de Jeugdstorm bundelden eveneens de krachten, hoewel samenwerking vrijwel
uitsluitend tot uiting kwam bij plechtige aangelegenheden zoals de herdenking van de moord
op Van Severen.76
In 1941 werden alle Vlaamse jeugdbewegingen onder bevel van de nazistische
bezetter ondergebracht in de NSJV als overkoepelende eenheidsjeugdbeweging. Contact
tussen de Jeugdstorm en Jongdinaso België maakte dientengevolge plaats voor toenadering tot
de NSJV. Van de eerste cultuurweek van de NSJV werd in De Stormmeeuw, het
tweewekelijkse en later maandelijkse orgaan van de Jeugdstorm, uitvoerig verslag gedaan.
Uitspraken van Edgar Lehembre, leider van de NSJV met een diepgaande Dietse passie,
werden hierin breed uitgemeten. De aanwezige jeugd werd onder andere opgeroepen ‘’t
levende contact [te] krijgen met heel onze Dietsche cultuur’ en in de nabije toekomst moest
van start worden gegaan met het ‘scheppen van den nieuwen Dietsche mensch’. Vanuit de
Jeugdstorm werd lovend op de cultuurweek en de woorden van Lehembre gereageerd: ‘Het
Dietsche Volk ziet weer een toekomst, waarin het zich als een volwaardig lid der
Germaansche gemeenschap kan ontplooien als in de schoonste oogenblikken van zijn
roemrijk verleden.’77 Het in een adem noemen van het Dietse volk en de Germaanse
gemeenschap geeft goed aan hoe de Jeugdstorm constant laveerde tussen haar eigen Dietse
idealen enerzijds en loyaliteit aan nazi-Duitsland met diens op raciale denkbeelden gestoelde
leer anderzijds.
De toenadering van de Jeugdstorm tot Vlaamse jeugdbewegingen in de strijd voor
Groot-Nederlandse en Dietse idealen was Rost van Tonningen en zijn volkse confraters een
doorn in het oog. Zij lieten Dietsgezinde jeugdbewegingen het liefst links liggen om de
aandacht volledig te kunnen vestigen op dat wat in hun ogen van belang was: nazificatie van
de Jeugdstorm met het model van de Hitlerjugend als leidraad. Met de heroprichting van de
NJS en de ondergang van Blauwvoet en de Mussertgarde was de eerste slag om de jeugd in
Nederland door de volksen verloren. De Tweede Wereldoorlog en de bezetting van Nederland
maakte echter mogelijk dat zij hun radicaliseringspraktijken door konden zetten met behulp
van nieuwe internationale contacten, hoofdzakelijk met nazi-Duitsland. Enkele
vakantiekampen en kadercursussen die tijdens de zomer van 1940 in Duitsland werden
georganiseerd waren daar een eerste uitvloeisel van.
76 ‘Overdracht van de Jongdinaso-wimpel aan Hoofdstormer Van Geelkerken’, Het Nationale Dagblad, 17 mei
1941, 3. 77 ‘De stem van Vlaanderen. De N.S.J.V. marcheert! De eerste kultuurweek der N.S.J.V.’, De Stormmeeuw 8
(1942) afl. 6, 165-166.
30
Vakantiekampen in Duitsland
De keuze van de Duitse bezetter om zich ten nadele van Blauwvoet en de Mussertgarde achter
de Jeugdstorm te scharen kwam pas rond september 1940, een paar maanden na de capitulatie
van Nederland, volledig tot uiting. Dientengevolge hadden Blauwvoet en haar volkse leiders
de zomermaanden van 1940 tot hun beschikking om enkele tientallen van hun leden, vrijwel
uitsluitend ex-Jeugdstormers die zich na september wederom zouden voegen bij de NJS, voor
ideologische vorming onder te brengen in Duitse vakantiekampen en scholen bij de
Hitlerjugend. Zij werden daarbij vergezeld door jongeren van de NJS, de NSVO en de
Nederlandse padvinderij, daar Van Geelkerken in deze periode nog niet de macht had hier een
stokje voor te steken.78 De organisatie van de bezoeken aan de Hitlerjugend lag grotendeels in
handen van Wim Heubel, die zoals eerder aangestipt reeds in 1938 had getracht een bezoek te
brengen aan de HJ in Westfalen, en zijn zus Florrie Heubel, die in december 1940 in het
huwelijk zou treden met Rost van Tonningen.79 Beide Heubels waren net als Rost van
Tonningen en Feldmeijer grote voorvechters van de SS-ideologie en het Groot-Germaanse
ideaal. Zij hadden zich derhalve uitsluitend voor de vakantiekampen en scholen in Duitsland
ingezet in de hoop dat de aanwezige Nederlandse jeugd genazificeerd zou worden.
De gezamenlijke kampen tussen Nederlandse en Duitse jongeren, waar jongens en
meisjes van elkaar gescheiden waren, vonden in augustus en september 1940 op meerdere
locaties in Duitsland plaats, waaronder Thüringen, Mecklenburg, Stolberg, Gräfenthal, Jena,
Camburg en Gehren.80 Van 4 tot en met 28 augustus gingen ongeveer 200 meisjes van de
Jeugdstorm en Blauwvoet naar jeugdkampen in Thüringen en Mecklenburg die onder leiding
stonden van de Bund Deutscher Mädel (BDM), de meisjestak van de Hitlerjugend. De
kampen hadden een dubbele lading; sport, zang en ontspanning gaven de meisjes een
vakantiegevoel, maar politieke beïnvloeding was nooit ver weg. In de meeste gevallen konden
de Nederlandse en Duitse meisjes het op politiek gebied goed met elkaar vinden.
Kameraadschap was onder de meisjes een veel gebezigd woord om de verbintenis tussen de
NJS en de BDM aan te duiden, hetgeen tot uiting kwam in een gedeelde interesse voor de
nazistische rassentheorie, het ‘nieuwe Duitsland’ en de rol van de nationaalsocialistische
vrouw.81 Zo beschreef Toet Boersma, een van de meisjes die naar Mecklenburg ging, de
78 Barnouw, Van NIVO tot Reichsschule, 93. 79 Kwak, ‘De Nationale Jeugdstorm’, 95. 80 Voornamelijk Thüringen en Mecklenburg waren populaire bestemmingen. Van Stolberg, Gräfenthal, Jena,
Camburg en Gehren zijn enkele verslagen bewaard gebleven, maar lang niet zoveel als van Thüringen en
Mecklenburg. Zie verslagen van Jeugdstormers uit het NIOD-archief van Rost van Tonningen. NIOD,
Amsterdam, Archief 169 Rost van Tonningen, M.M., inv. nrs. 1086-1087, 1089-1092. 81 Barnouw, Van NIVO tot Reichsschule, 74-78.
31
bespreking van rassentheorieën als ‘geweldig interessant, vooral omdat de meesten van ons er
nog zo goed als niets van weten, luisteren we met grote aandacht.’82 Voor Liesel Hocke, die
een vakantiekamp in Thüringen had bezocht, was het zo’n ‘unvergeßliche Zeit’ geweest dat
ze zich meteen wilde aanmelden voor de Arbeitsdienst in Duitsland.83
Er waren evenwel ook spanningen te bemerken die exemplarisch waren voor de strijd
die Mussert zich dikwijls genoodzaakt zag te voeren tegen zijn nazistische oosterburen. Zo
werden de Jeugdstormsters naar goed BDM-gebruik geacht de traditionele NSB-begroeting
‘Hou-Zee’ te verruilen voor ‘Heil Hitler’. Sommige meisjes geraakten hierdoor in een
innerlijke tweestrijd, die in een enkel geval werd beslecht door trouw te blijven aan de zaken
die men gewoon was binnen de Jeugdstorm en de NSB. Na lang wikken en wegen besloten zij
tegen de wensen van de BDM in uitsluitend ‘Hou-Zee’ als begroeting te praktiseren. Ook
vanuit de BDM werd getwijfeld aan de ideologische verbondenheid tussen de Nederlandse en
Duitse nationaalsocialistes. De meisjesafdeling van de HJ had niet het gevoel dat het Groot-
Germaanse ideaal erg leefde bij de aanwezige Jeugdstormsters.84
In Mecklenburg bevond zich tevens een door de Hitlerjugend geleid vakantiekamp
voor jongens waar enkele Jeugdstormers voor waren uitgenodigd. Evenals bij het
meisjeskamp verliep het contact tussen Jeugdstormers en HJ’ers niet altijd even soepel. Een
Jeugdstomer met de achternaam Gerritsen stelde dat hij heel goed kon inzien waarom iedere
Duitser in het kamp een vurig nationaalsocialist was door de centrale positie die in de
ideologie werd toegekend aan de jeugd en de arbeiders, maar dat hij zich desondanks niet op
zijn gemak voelde door de anti-Nederlandse houding van enkele Duitse jongens. Na de hele
dag te hebben gereisd om een bezoek te brengen aan een Gebietsführerschule ervoer Gerritsen
dat zijn reiscompanen van de Hitlerjugend hem ‘met een gemeen lachje’ toebeten dat hij en de
rest van de Nederlanders wel vermoeid zouden zijn. Een ander Hitlerjugendlid waarschuwde
dat er niet te veel contact moest worden gezocht met de Jeugdstormers, want ‘Feind bleibt
Feind!’85
Naast dit soort kleine pesterijen vielen de ideologische grondslagen van het nazisme
evenmin in goede aarde bij de Jeugdstormers. Toen de gouwleider van Mecklenburg in een
toespraak refereerde aan het belang van een Germaanse unie stelde Gerritsen in reactie hierop
82 ‘14 Dagen in Mecklenburg’, NIOD, Amsterdam, Archief 169 Rost van Tonningen, M.M., inv. nr. 1091, IV. 83 ‘Brief einder Niederländerin an die Führerin des Obergaues Thüringen’, NIOD, Amsterdam, Archief 169 Rost
van Tonningen, M.M., inv. nr. 1089. 84 Barnouw, Van NIVO tot Reichsschule, 78, 108. 85 ‘Dagboek, bijgehouden tijdens mijn tocht door Duitschland’, NIOD, Amsterdam, Archief 169 Rost van
Tonningen, M.M., inv. nr. 1085, 82595, 82598.
32
dat hij niet geloofde dat ‘een en ander eigenlijk wel doordringt tot de hier verzamelde jeugd
en jeugdleiders uit Holland (voor het meerendeel N.J.S.ers)’.86 Enkele dagen later bood Henk
Vollmüller, een adjudant van Wim Heubel, de aanwezige Jeugdstormers aan om zich aan te
sluiten bij de SS. De meerderheid, waaronder Gerritsen, wees het aanbod direct af, omdat zij
niets voelden voor de Groot-Germaanse ideologie en zich daarenboven irriteerden aan de
voortdurende kleinering van Nederland, dat door Hitlerjugenddocenten steevast betiteld werd
als ‘das Ländchen’.87 De Groot-Germaanse gedachte deed dus slechts mondjesmaat opgeld
onder de Jeugdstormers in de vakantiekampen van Mecklenburg en Thüringen, tot frustratie
van de Heubels.
Kadercursussen bij de Reichsjugendführerschule te Potsdam
De vakantiekampen in Thüringen en Mecklenburg waren ondanks de continue politieke
beïnvloeding vanuit de Hitlerjugend en de BDM nog tamelijk speels van aard geweest. Een
stuk serieuzer ging het er aan toe bij de 1. Lehrgang für niederländische Jugendführer vom 3.
– 13. August 1940 die plaatshad op de Reichsjugendführerschule in Potsdam, waarbij rond de
50 Jeugdstormleiders en leidsters aanwezig waren. Naast sport en zang stond het programma
van deze tiendaagse kadercursus bol van de propagandistische films, scholing en toespraken,
waarin de Groot-Germaanse ideologie nadrukkelijk naar voren werd geschoven.88 Florrie en
Wim Heubel hadden van Potsdam dan ook verreweg de meeste verwachtingen.
De Hitlerjugend bood de aanwezige Jeugdstormers niet bepaald een lichtzinnig
programma. Met toespraken van Hauptbannführer Theo Stadler en Gebietsführer Günter
Kaufmann stond de tweede dag meteen al in het teken van Groot-Germaanse beïnvloeding.
Refererend aan het magnum opus van Oswald Spengler stelde Stadler: ‘Onze jeugd van heden
en van de toekomst heeft het lot van het Germaansche Europa in handen. Wie dit niet ziet zal
der Untergang des Abendslandes beslist zien voltrekken.’89 Stadler verkondigde hiermee een
populaire gedachte onder fascisten dat het Europese continent zich aan de rand van de afgrond
bevond en alleen kon worden gered door fascistische, en in dit geval specifiek nazistische,
heerschappij.90 De toon van Kaufmanns vertoog was minstens zo straf als die van Stadler. De
86 ‘Dagboek, bijgehouden tijdens mijn tocht door Duitschland’, NIOD, Amsterdam, Archief 169 Rost van
Tonningen, M.M., inv. nr. 1085, 82594. 87 Ibidem, 82596. 88 ‘Dienstplan für Sonnabend, den 3. August 1940 (1. Tag)’ tot en met ‘Dienstplan für Dienstag, den 13. August
1940 (10. Tag)’, NIOD, Amsterdam, Archief 169 Rost van Tonningen, M.M., inv. nr. 1084, 82600-82612. 89 ‘Verslag Führerschule Potsdam door M.K.’, NIOD, Amsterdam, Archief 169 Rost van Tonningen, M.M., inv.
nr. 1085, 1. 90 Spenglers ideeën over Europa als een beschaving in verval waren een inspiratiebron voor niemand minder dan
Mussolini die geloofde dat Europa en de wereld onderworpen werden aan een beschavingscrisis van waaruit een
33
Nederlandse afscheiding van Duitsland tijdens de Tachtigjarige Oorlog beschouwde hij als
een desastreuze vergissing, maar ook Engeland en Frankrijk troffen blaam door hun
voortdurende pogingen om op een schisma aan te sturen tussen Nederland en Duitsland.
Kaufmann wond vervolgens geen doekjes om hetgeen er diende te gebeuren met Nederland in
de toekomst.
Nederland behoort geografisch gezien tot de eenheid van Duitschland … door het
Nationaal Socialisma [sic] (met als voorbereiding Bismarck met zijn bekroning in
Adolf Hitler) zullen Nederland en Duitschland elkaar weer in bloedverbondenheid
leren terugvinden. Hierbij moeten de kleine verschillen opzij gezet worden en moet
uitsluitend het bloed, de “Gesinnung” en het hart spreken.91
Kaufmann stelde verder dat de versmelting van Nederland met het Duitse rijk geen
onderdrukking betekende, maar vergeleken moest worden met de Italiaanse eenwording van
de Lombardische republiek en de vrije Italiaanse steden. Het ‘Nieuwe Europa’ dat in het
verlengde van deze Germaanse samenwerking zou liggen zou een ‘Grosz Deutsch Raum’
worden.92
Ook na de eerste twee dagen werden Groot-Germaanse gedachten nog in grote mate
op de aanwezige Jeugdstormleiders en leidsters afgevuurd. Andere thema’s die veelvuldig aan
bod kwamen waren rassenkunde en de doelstellingen van de Hitlerjugend. De houding van de
aanwezige Jeugdstormers ten opzichte van de besproken thema’s was over het algemeen
positief, hoewel niet alles voor zoete koek werd geslikt. Uit verslagen van NJS’ers treedt
zowel een uitgesproken enthousiasme als een kritische houding en onbegrip aan de
oppervlakte jegens het voorgestelde Groot-Germaanse rijk en een nieuw Europa dat gevormd
moest worden aan de hand van rassentheorieën.
De avond die op de toespraken van Stadler en Kaufmann volgde werd door de
Hitlerjugend aangewend om de Jeugdstormers in alle vrijheid hun moeilijkheden kenbaar te
laten maken. Een van de Jeugdstormers was niet bijster positief over deze bijeenkomst.
Toch was de avond niet vruchtbaar, omdat bij de meesten verschillende noodzakelijke
begrippen ontbreken als: Rasverbondenheid, Germanentum, Deutsche Raum, Grosz
nieuwe beschaving zou ontstaan die de teloorgang van Engeland en Frankrijk alsook de opkomst van Duitsland,
Japan, Rusland en Italië tot gevolg zou hebben. Ook enkele invloedrijke nazi-ideologen zoals Carl Schmitt, Hans
Frank en Robert Ley spreidden aan de hand van Spengler enkele doemscenario’s met betrekking tot Europa
tentoon, waarbij de nazi’s harmonie en orde zouden brengen op een continent dat gestort was in chaos. Zie:
Roger Griffin, ‘Europe for the Europeans. Fascist myths of the European New Order 1922-1992’ in: Matthew
Feldman ed., A fascist century. Essays by Roger Griffin (Basingstoke 2008), 132-180, aldaar 139-140, 153. 91 ‘Verslag Führerschule Potsdam door M.K.’, NIOD, Amsterdam, Archief 169 Rost van Tonningen, M.M., inv.
nr. 1085, 2-3. 92 Ibidem.
34
Deutsche Reich, Grosz Germanisches Reich. Noodzakelijk is deze begrippen eerste
enigermate bij te brengen, daar verder de lezingen van geen of zeer weinig nut zijn.93
Naast de ingewikkelde rassenterminologie maakten enkele Jeugdstomers ook hun moeite
kenbaar met het oog op religie. Toen dr. Wolfried Vernunft in zijn toespraak stelde dat het
Nederlandse calvinisme en het Duitse lutheranisme de twee naties door de decennia heen
alleen maar verder uit elkaar hadden gedreven en dientengevolge geen plek meer moesten
innemen in het nieuwe Europa, maakten deze Jeugdstormers kenbaar dat dit voor hen een
moeilijk punt was. Vernunft probeerde hen gerust te stellen door op te merken dat Hitler door
het Duitse volk niet werd gezien als een god, maar wel als de persoon ‘die aan het Duitsche
volk het geloof in Duitschland en het geloof in de waarde van het leven heeft teruggegeven’.94
Zijn verdere visie op de plaats van religie in een Groot-Germaans rijk wordt vervolgens niet
verhelderd, maar vanuit de Jeugdstormers werd nogmaals duidelijk gemaakt dat zij de
aanvallen van de Hitlerjugend op religie en de kerk als problematisch ervoeren.
Enig onbegrip en kritische punten daargelaten beleefde de NJS de kadercursus in
Potsdam overwegend positief. In een artikel in Het Nationale Dagblad, een blad dat werd
uitgegeven door de NSB, blikte een van de aanwezige Jeugdstormers met veel plezier terug
op de scholing die men had genoten in Potsdam. Geheel in lijn met de uitlatingen van de
Hitlerjugend stelde deze Jeugdstomer dat hij gelooft dat Duitsland altijd goedwillig zal zijn
met betrekking tot Nederland, zolang ook de Nederlanders van goede wil blijven: ‘Germania
sammelt ihre Kinder. Het ligt aan de kinderen, wat voor plaats ze in het Groot-Germaansche
geheel zullen innemen.’95 Ook het standpunt van de HJ met betrekking tot religie werd niet
als problematisch ervaren. Dat de kerk zich geen machtspositie mag aanmatigen stond voor
deze Jeugdstormer buiten kijf, aangezien een nieuwe religie ‘zal moeten groeien uit de diepte
van de volksziel zelf’.96
Ook Wim en Florrie Heubel, Rost van Tonningen en Juul op ten Noort, die als mede-
oprichter van de NSVO tot doel had om meisjesleden richting de SS-ideologie te laten
radicaliseren, waren razend enthousiast over de kadercursussen in Potsdam. Wim Heubel nam
na afloop een vijftiental Jeugdstormers onder zijn hoede, de zogeheten ‘groep Heubel’, die in
Potsdam gewonnen was voor de Groot-Germaanse zaak.97 Deze Jeugdstormers werden door
93 ‘Verslag Führerschule Potsdam door M.K.’, NIOD, Amsterdam, Archief 169 Rost van Tonningen, M.M., inv.
nr. 1085, 4. 94 Ibidem, 6. 95 ‘Indrukken van de Reichsjugendführerschule te Potsdam’, Het Nationale Dagblad, 28 augustus 1940, 2. 96 Ibidem. 97 Kwak, ‘De Nationale Jeugdstorm’, 95.
35
de volksen aangemerkt als de meest veelbelovende leden die de NJS in de toekomst aan de
hand van Groot-Germaanse beginselen zouden moeten leiden. Als adjudant van Wim Heubel
wierp Vollmüller zichzelf in de strijd om de groep Heubel een diepgaandere opleiding bij de
Hitlerjugend te bezorgen, in de hoop dat zij de verplichting zouden voelen de Nederlandse
jeugd ‘hetzelfde ideaal en doel te geven welke de Duitsche jeugd bezielt’.98 Ook bij
Vollmüller weerklonk de Groot-Germaanse gedachte door zijn stellingname dat er geen
verschil moest worden aangemerkt tussen de Nederlandse bevolking en die van het Derde
Rijk.
De plannen van Vollmüller voor de groep Heubel werden evenwel niet door iedereen
binnen de NSB geapprecieerd. Mussert en Van Geelkerken waren geschrokken door de
volhardende pogingen van de volksen om de Jeugdstorm op de Reichsjugendfüherschule te
nazificeren. Toen een paar weken na de kadercurssusen in Potsdam enkele honderden
Jeugdstormers naar de vakantiekampen in Thüringen en Mecklenburg vertrokken, verweet
Mussert Wim en Florrie Heubel in een brief ‘dat ze de kinderen naar Duitschland gesleept
hadden’.99 Om de Jeugdstorm in nationale NSB-zin te ontwikkelen hadden Mussert en Van
Geelkerken dan ook het gevoel dat een afwachtende en coöperatieve houding niet meer
gewenst was. Nadat Seyss-Inquart op 23 september het Dietse kamp de controle over de
Jeugdstorm had gegeven, namen de Leider en de hoofdstormer direct maatregelen. In het
vervolg zouden zij beslissen welke Jeugdstormers naar welke kampen en scholen zouden
gaan. Daarnaast werden de volksen zo goed als maar kon buitenspel gezet. Het doen en laten
van Rost van Tonningen werd nauwlettend in de gaten gehouden, Juul op ten Noort werd
ontheven uit haar functies en tot genoegen van Mussert hadden Wim en Florrie Heubel
zichzelf aan de kant gezet door respectievelijk een SS-opleiding in München te volgen en met
Rost van Tonningen in het huwelijk te treden (Florrie Rost van Tonningen-Heubel mocht als
gehuwde vrouw namelijk geen belangrijke positie meer bekleden).100
In de periode na september 1940 zouden er voor Jeugdstormers nog steeds
kadercursussen op de Reichsjugendführerschule te Potsdam en Gebietsführerschulen
verspreid over Duitsland worden georganiseerd; weliswaar niet langer onder leiding van het
volkse kamp maar onder streng toeziend oog van hoofdstormer Van Geelkerken. Daar een
eigen kaderschool met opgeleide Jeugdstormleiders in Nederland nog ontbrak, vertrokken in
98 ‘Verslag dd. 24 september 1940’, NIOD, Amsterdam, Archief 169 Rost van Tonningen, M.M., inv. nr. 636. 99 ‘Notitie van M.M. Rost van Tonningen’ in: Rost van Tonningen e.a., Correspondentie van Mr. M. M. Rost van
Tonningen. Deel 1, 397. 100 Barnouw, Van NIVO tot Reichsschule, 88.
36
maart en april 1941 een jongens- en een meisjesgroep van ieder 50 leden naar
Gebietsführerschulen in Geldern (voor de meisjes) en Mühlheim an der Ruhr (voor de
jongens). Het aanknopen van ‘kameraadschappelijke banden’ met de HJ en de BDM stond
voor Van Geelkerken nog steeds centraal, maar de Groot-Germaanse gedachte mocht niet ten
koste van het Dietse ideaal op de voorgrond treden. De spanningen die hiermee gemoeid
gingen werden naar buiten gebracht als ‘gezonde Duitsch-Nederlandsche rivaliteit [die] het
nut van de opleiding verhoogt’.101 Het geeft goed weer hoe Van Geelkerken continu aan het
balanceren was tussen het opkomen voor de eigen Nederlandse belangen en het tonen van
loyaliteit aan zijn nazistische metgezellen.
In maart en mei 1941 vetrokken nieuwe groepen Jeugdstormers eveneens richting
Potsdam. Uit het reisverslag van een anonieme NJS’er blijkt dat er in tegenstelling tot eerdere
kadercursussen inderdaad meer ruimte werd geboden voor de Nederlandse geschiedenis en
cultuur, alhoewel over een toekomstig Dietsland met geen woord gerept werd door de
Hitlerjugend.102 In dit verslag komt evenwel eveneens naar voren dat nazistische beïnvloeding
onmogelijk te voorkomen was door Van Geelkerken. Naast (en waarschijnlijk door) Groot-
Germaanse scholing ontwikkelden steeds meer opgeleide Jeugdstormers een romantisch beeld
van de oorlog die nazi-Duitsland voerde, waardoor aansluiting bij de Waffen-SS of de
Wehrmacht voor velen een aantrekkelijke optie werd. De anonieme Jeugdstormer van het
reisverslag voelde zich hier weliswaar niet toe aangetrokken, maar liet zijn waardering voor
de kadercursus niettemin blijken door deze te beschrijven als ‘zeer interessant, prettig en
leerzaam’.103 De afsluiting van zijn journaal met zowel ‘Hou-Zee’ als ‘Heil Hitler’ geeft de
dubbele loyaliteit die veel Jeugdstormers ervoeren goed weer. Velen die met hem een
kadercursus in Potsdam of een vakantiekamp elders in Duitsland hadden meegemaakt
kwamen in de knel tussen Nederlands nationalisme en de Duitse Groot-Germaanse idee. De
dubbelzinnige betrekkingen met de Hitlerjugend die hier een gevolg van waren speelden
tevens de rest van de Tweede Wereldoorlog een gewichtige rol in het ideaal van de
Jeugdstorm van een nieuw Europa.
101 ‘De Jeugdstorm op de Führerschule’, De Stormmeeuw 7 (1941) afl. 3, 70. 102 ‘Journaal! Onze reis naar Potsdam’, NIOD, Amsterdam, Archief 244 Europese dagboeken en
egodocumenten, inv. nr. 987, 4. 103 Ibidem, 18-19.
37
2
Opmaat naar een pan-Europese organisatie, 1941-1942
Beginnende multilaterale samenwerking
In het vorige hoofdstuk is betoogd dat de eerste internationale contacten die de Jeugdstorm in
de jaren 1940-1941 had gelegd hoofdzakelijk bilateraal van aard alsook primair gericht op de
Hitlerjugend en de Bund Deutscher Mädel waren. Zij werden vormgegeven door
vakantiekampen en kadercursussen in Duitsland, die overigens ook na 1941 georganiseerd
bleven worden met regelmatige aanwezigheid van Jeugdstormdelegaties.104 Nochtans begon
de NJS in deze periode haar blikveld te verruimen. Ofschoon de bilaterale betrekkingen met
de HJ en de BDM gedurende de gehele Tweede Wereldoorlog een hoge prioriteit hadden,
nam de Jeugdstorm in 1941 voor het eerst deel aan multilaterale bijeenkomsten, die weliswaar
onder leiding stonden van de Hitlerjugend, maar waar eveneens relaties met fascistische
jeugdbewegingen uit alle hoeken van Europa werden gevormd en waar de fundamenten voor
het ideaal van een nieuw Europa tot een geheel werden gesmeed. Cultuurmanifestaties,
winter- en zomerspelen brachten deze jeugdbewegingen samen ter voorbereiding op de
vorming van een politieke pan-Europese jeugdorganisatie van fascistische snit. In samenhang
met de NSB en Mussert, die het idee van een nieuw Europa actief propageerden105, nam de
Jeugdstorm gaarne deel aan deze eerste multilaterale jeugdevenementen. Toch werden de
uitkomsten hiervan niet altijd als louter positief ervaren; enthousiasme voor Europese
samenwerking maakte geregeld plaats voor onzekerheid met betrekking tot de intenties van de
Hitlerjugend, die als organisator haar invloed onmiskenbaar deed gelden.
De dubbelzinnige betrekkingen tussen de NSB en nazi-Duitsland alsook tussen de
Jeugdstorm en de Hitlerjugend waren geen unieke fenomenen. Overal in Europa waar
104 Naarmate de Tweede Wereldoorlog vorderde en de Hitlerjugend steeds meer grip op de Jeugdstorm kreeg,
werden vakantiekampen en kadercursussen steeds frequenter georganiseerd op meerdere plekken in Duitsland. In
Potsdam werden in ieder geval tot eind 1943 gezamenlijke kampen tussen de HJ en de Jeugdstorm
georganiseerd. ‘Brief van Quispel aan Van Geelkerken betreffende de kaderschool in Potsdam, 17.8.1942’,
NIOD, Amsterdam, Archief 123 Nationaal-Socialistische Beweging, inv. nr. 1142. ‘De Stormmeeuw’, Het
Nationale Dagblad, 9 oktober 1942, 4. ‘Duitsche sportgroet’, Het Nationale Dagblad, 2 december 1943, 2. 105 Met het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog begon Mussert aan de hand van publicaties, toespraken en
nota’s zijn ideeën over het ‘nieuwe Europa’ veelvuldig uit de doeken te doen. Enkele voorbeelden hiervan zijn:
Anton Mussert, Die Aufgabe der Niederlande im neuen Europa (z.p. 1940). Anton Mussert, Über den
niederländischen Staat in dem neuen Europa. Von dem Leider der NSB gehaltene Rede (Utrecht 1942). Anton
Mussert, Over den Nederlandschen staat in het nieuwe Europa. Mussert sprak op den Goudsberg op 31 juli 1942
(Antwerpen 1942). Zie ook: Grunert, Der Europagedanke, 87-97.
38
fascisten met elkaar van doen hadden wisselden coöperatie en botsende belangen elkaar af.
De twee bewegingen die de meeste macht naar zich toe hadden weten te trekken, het
Italiaanse fascisme onder leiding van Mussolini en het Duitse nationaalsocialisme van Hitler,
zijn hiervoor exemplarisch. Vanaf 1922 tot aan 1933 drukte Mussolini onder het mom van een
‘universeel fascisme’106 zijn stempel op buitenlandse fascistische bewegingen, waaronder de
NSB, maar na een aantal jaren als pupil van Italië gediend te hebben nam Hitler rond 1935 de
rol van fascistische leermeester voor de kleinere bewegingen over.107 Alhoewel het belang
van de gesloten alliantie met Italië immer onderkend werd, schroomden de nazi’s tijdens de
Tweede Wereldoorlog niet om met hun overweldigende militaire macht ten koste van hun
Italiaanse partner het voortouw te nemen.
De competitieve samenwerking die zich tussen de twee grootmachten had gevormd
kwam op uiteenlopende manieren tot uitdrukking, onder meer in de betrekkingen tussen de
Hitlerjugend en de Italiaanse jeugdbeweging GIL, die in 1937 de Opera Nazionale Balilla
(ONB) had opgevolgd als hoofdorganisatie om de jeugd te fascistiseren. Reeds in 1940 was
door de leiders van de HJ en GIL overeengekomen dat er een Europese jeugdassociatie tot
stand moest komen, waarvan de basis werd gevormd door internationale parades,
cultuurmanifestaties, sportwedstrijden en jubilea. Ondanks dat de internationale
bijeenkomsten in het teken stonden van fascistische kameraadschap, wendden zowel de GIL
als de HJ dit soort evenementen primair uit eigenbelang aan met als doel hun invloed op de
kleinere fascistische bewegingen te vergroten.
Rond oktober 1940 werd met de opmaat naar een pan-Europese jeugdorganisatie
aangevangen toen Mussolini een militaire parade, bestaande uit jongeren van de GIL, in
Padua organiseerde, waarvoor een delegatie van de Hitlerjugend alsook jeugdbewegingen uit
Spanje, Hongarije, Bulgarije en Roemenië waren uitgenodigd. Met het inzicht dat de
Hitlerjugend een stevige grip op de Europese jeugd begon te krijgen poogde de GIL met de
militaire parade haar relaties tot de aanwezige jeugdbewegingen te versterken. Tegelijkertijd
106 In The Doctrine of Fascism, die voor het eerst in 1932 in het Italiaans onder de naam La dottrina del fascismo
werd uitgegeven, bracht Mussolini (hoewel in werkelijkheid geschreven door de Italiaanse filosoof Giovanni
Gentile) zijn ideeën over een universeel fascisme voor het eerst middels een publicatie tot uiting: ‘Today I hold
that Fascism as an idea, a doctrine, a realization, is universal; it is Italian in its particular institutions, but it is
universal in the spirit, nor could it be otherwise. The spirit is universal by reason of its nature. Therefore anyone
may foresee a Fascist Europe. Drawing inspiration for her institutions from the doctrine and practice of Fascism;
Europe, in other words, giving a Fascist turn to the solution of problems which beset the modern State, the
Twentieth Century State which is very different from the States existing before 1789, and the States formed
immediately after. Today Fascism fills universal requirements.’ Geciteerd uit: Benito Mussolini, Fascism.
Doctrine and institutions (Rome 1935), appendix (2). 107 Bauerkämper, ‘Transnational fascism’, 218, 225, 230. Bauerkämper, ‘Ambiguities of transnationalism’, 48,
55, 58.
39
spaarde de HJ echter kosten noch moeite om zelf in de kijker te lopen ten nadele van haar
Italiaanse confraters. Een veteranengroep HJ’ers met gloednieuwe uniformen moest in Padua
duidelijk maken dat nazi-Duitsland de dominante factor zou zijn in het toekomstige Europees
Jeugdverbond. Een gelijksoortig machtsgevecht werd een paar weken later in Boekarest
gevoerd tijdens het dertienjarig jubileum van de Roemeense fascistische beweging Mişcarea
Legionară (ML), beter bekend als de IJzeren Garde. De aanverwante jeugdbeweging van de
ML had voor de festiviteiten zowel de HJ als de GIL uitgenodigd, nadat minister Sidorovice
als leider van de Roemeense fascistische jeugd eerder de bijeenkomst in Padua had
bijgewoond en voor besprekingen met de Hitlerjugend in Berlijn was geweest.108
Hoewel de Duitse en Italiaanse jeugdbewegingen elkaar nog steeds beschouwden als
bondgenoten, leek concurrentie geleidelijk aan de overhand te krijgen ten koste van
coöperatie. Deze ontwikkeling zette zich door met de komst van internationale sport- en
cultuurevenementen in de periode 1941-1942, die de aanloop naar het Europees Jeugdverbond
vormden. Door actieve participatie aan deze bijeenkomsten ontkwam ook de Jeugdstorm niet
aan dergelijke vriendschappelijke banden die dikwijls onderlinge competitie en venijn
voortbrachten.
Winterkampfspiele in Garmisch-Partenkirchen
Bij de militaire parade in Padua en de jubileumviering in Boekarest was de voorkeur
uitgegaan naar Oost- en Zuid-Europese jeugdbewegingen, waarmee de Jeugdstorm
automatisch buiten beschouwing was gebleven. Aan de eerste grote internationale
jeugdbijeenkomsten die hierop volgden nam de NJS daarentegen wel deel, waarna de
Nederlandse jeugdbeweging een vast deel uit begon te maken van de totstandkoming van het
Europees Jeugdverbond. Tussen 26 februari en 2 maart 1941 vonden de zesde
Winterkampfspiele van de Hitlerjugend in Garmisch-Partenkirchen plaats; de eerste
noemenswaardige internationale bijeenkomst waar fascistische jeugddelegaties uit Nederland,
Denemarken, Finland, Italië, Japan, Joegoslavië, Portugal, Roemenië, Slowakije, Spanje,
Hongarije, Bulgarije en Noorwegen op uitnodiging van de HJ bij aanwezig waren. De
winterspelen werden georganiseerd onder het mom van vriendschappelijke sportwedstrijden,
maar werden in werkelijkheid hoofdzakelijk aangewend om de politieke grondslagen te
leggen voor het Europees Jeugdverbond.109 Onder leiding van Baldur von Schirach,
voormalig leider van de HJ die sinds 1940 de titels van rijksstadhouder en gouwleider van
108 Ponzio, Shaping the new man, 178-180. ‘Van het jeugdfront!’, De Stormmeeuw 6 (1940) afl. 4, 8. 109 Oelrich, “Sportgeltung – Weltgeltung”, 536.
40
Wenen droeg, en Reichsjugendführer Artur Axmann, die de leidersfunctie van de HJ op 8
augustus 1940 van Von Schirach had overgenomen, werd door de leiders van de aanwezige
jeugdbewegingen, waaronder Van Geelkerken, overeengekomen dat de winterspelen in
Garmisch-Partenkirchen slechts de eerste in een reeks van ontmoetingen tussen Europese
jeugdbewegingen zouden zijn.
De bijeenkomst in Garmisch-Partenkirchen was niet zonder slag of stoot geweest.
Axmann en Von Schirach, die zich al geruimere tijd hadden ingezet voor een Europese
jeugdbijeenkomst, waren bij het organiseren van de winterspelen op grote weerstand gestuit
bij Joseph Goebbels en Joachim von Ribbentrop, twee hooggeplaatste nazi’s die de functies
van respectievelijk minister van Propaganda en minister van Buitenlandse Zaken bekleedden.
Goebbels en Von Ribbentrop waren geenszins gecharmeerd van de pogingen van Axmann en
Von Schirach om af te wijken van de Groot-Germaanse en annexionistische lijn die was
uitgezet. Samen met de leiding van de SS probeerden zij de totstandkoming van een Europees
verbond, waarin naast Germaanse ook de minder hoog geachte ‘Slavische’ en ‘Romaanse’
jeugd vertegenwoordigd was, te verhinderen om de Groot-Germaanse ideologie te kunnen
blijven propageren.110 Een tweede knelpunt voor de ministers en de SS lag in het federale
karakter van de Europese bijeenkomsten. Gelijkheid en nationale soevereiniteit waren de
motto’s die Von Schirach uitdroeg tijdens Europese bijeenkomsten zoals die in Garmisch-
Partenkirchen. Dit leidde tot frustratie bij Goebbels en Von Ribbentrop die geenszins van plan
waren om de ijzeren greep die nazi-Duitsland op buitenlandse fascistische bewegingen had
ook maar enigszins los te laten.111 De eerste Europese jeugdbijeenkomst in Garmisch-
Partenkirchen ging dan ook gepaard met een hevige competentiestrijd, die in eerste instantie
beslecht werd in het voordeel van Von Schirach en Axmann.
Van Geelkerken en zijn Jeugdstorm konden zich uiterst goed vinden in het Europees
Jeugdverbond zoals dat door de Hitlerjugend geschetst werd tijdens de winterspelen. Onder
meer de toespraak van Rudolf Hess, de toenmalig plaatsvervanger van Hitler, waarin werd
gewezen op de importantie van de verscheidenheid aan Europese volkeren en hun
jeugdbewegingen alsook de verbondenheid van de Europese jeugd viel in goede aarde.112 De
toezeggingen van Von Schirach aan de kleinere fascistische bewegingen met betrekking tot
gelijkwaardige samenwerking en nationale soevereiniteit waren voor Van Geelkerken en het
110 Buddrus, Totale Erziehung für den totalen Krieg, 787. 111 Michael Gehler, ‘Introduction’, Journal of European Integration History 15 (2009) afl. 2, 5-10, aldaar 5.
Kühberger, ‘Europa als “Strahlenbündel nationaler Kräfte”’, 11-28. 112 ‘Rudolf Hess begroet de Europeesche jeugd. Strijd om de toekomst van Europa en zijn beschaving’, Het
Nationale Dagblad, 1 maart 1941, 1.
41
Dietsgezinde kamp binnen de NSB tevens van groot belang. Bij de hoofdstormer vatte de
gedachte post dat een Groot-Nederland met een verenigde Nederlandse en Vlaamse jeugd
onder dezelfde fascistische paraplu in het verschiet lag. In een interview met Het Nationale
Dagblad sprak hij derhalve zijn bewondering uit voor de houding en discipline van de
Hitlerjugend, die ten voorbeeld zouden moeten dienen voor de Jeugdstorm. Verwantschap
met andere jeugdbewegingen alsook een Europees samenhorigheidsgevoel werden evenzeer
kenbaar gemaakt.
Het is geen loos gezegde, als ik u verzeker dat wij allen vol geestdrift zijn over alles
wat we hier in Garmisch-Partenkirchen zien en beleven. Voor alles heeft men een
prachtig bewijs van de kameraadschap der landen onderling gekregen. De hoofdindruk
die ik van de Europeesche samenkomsten heb, is: “Wij verstaan elkaar.” Wij voelen
dat wij de jeugd van het nieuwe Europa zijn. Dit bewustzijn, dat wel alle landen met
geestdrift bezield [sic], zullen we verder aankweeken.113
Met Von Schirach die het Duitse annexionisme van Goebbels, Von Ribbentrop en de SS op
een afstand hield waren de zesde Winterkampfspiele in Garmisch-Partenkirchen een politiek
succes voor Van Geelkerken. Deze eerste noemenswaardige internationale bijeenkomst van
fascistische jeugdbewegingen, afkomstig uit alle hoeken van Europa, was voor de NSB en de
Jeugdstorm veelbelovend.
Van Geelkerken, Axmann en Quispel in Nederland
Volgend op Garmisch-Partenkirchen bracht Axmann twee maanden later in mei een bezoek
aan Nederland om de banden aan te halen met Van Geelkerken en de Jeugdstorm. Hoewel de
uitnodiging van de kant van de hoofdstormer was gekomen, kwam de ontmoeting ook de
Hitlerjugend in het geheel niet ongelegen. In dezelfde maand was Axmann met Galeazzo
Ciano, de minister van Buitenlandse Zaken van Italië, en Mussolini officieel overeengekomen
om een antibolsjewistische Europese jeugdorganisatie, die uiteindelijk zou uitmonden in het
Europees Jeugdverbond, in het leven te roepen.114 Van het bezoek aan Nederland maakte
Axmann dankbaar gebruik door een charmeoffensief te starten, gericht op een soepel verloop
van de totstandkoming van deze Europese organisatie. De eerste stappen hiervoor waren
weliswaar reeds gezet in Garmisch-Partenkirchen, maar concrete plannen en vaststaande
besluiten waren nog niet genomen. Nu er een overeenkomst met Italië op tafel lag probeerde
113 ‘Vaandeldrager van het nieuwe Europa. Jeugd van verschillende landen tegast bij de Duitsche jeugd’, Het
Nationale Dagblad, 7 maart 1941, NIOD, Amsterdam, Archief KA II Knipselcollectie uit het archief van de
NSB over zaken, inv. nr. 1321. 114 Artur Axmann, Das kann doch nicht das Ende sein. Hitlers letzter Reichsjugendführer erinnert sich
(Schnellbach 1995), 272-274.
42
Figuur 1.115
‘Europeesche Jeugdleiders in kameraadschap bijeen te Garmisch-
Partenkirchen. Links naast onzen Hoofdstormer de Reichsjugendführer
Arthur Axmann. Daarnaast staat de Jeugdleider van Italië, Serena.’
Axmann tevens de andere fascistische jeugdbewegingen van Garmisch-Partenkirchen mee te
krijgen in zijn plannen.
Mocht Van Geelkerken na Garmisch-Partenkirchen nog niet overtuigd zijn geweest,
dan maakte Axmanns bezoek zeker het verschil. De hoofdstormer was enorm gecharmeerd
van de bewierokende woorden die de Reichsjugendführer sprak over intensivering van de
relatie tussen de Hitlerjugend en de Jeugdstorm.116 Daarnaast maakte de leider van de
Befehlsstelle Niederlande der Hitlerjugend Hermann Lindenburger een goede indruk door te
benadrukken dat het de HJ er niet om te doen was ‘een klakkelooze copie van het Duitsche
voorbeeld in Nederland te krijgen’.117 In het nieuwe Europa zouden de Duitse en de
Nederlandse jeugdbewegingen autonoom en met wederzijds respect handelen. De uitspraken
van Lindenburger vonden hun weerklank tijdens een rede van Axmann in het concertgebouw
voor de Amsterdamse afdeling van de Jeugdstorm. Als Germaanse jeugd hadden de leden van
115 ‘Foto’s archief’, De Stormmeeuw 7 (1941) afl. 5, 103. 116 ‘De jeugd van twee Germaansche volkeren’, Het Nationale Dagblad, 9 mei 1941, NIOD, Amsterdam,
Archief KA II Knipselcollectie uit het archief van de NSB over zaken, inv. nr. 1321. 117 ‘De Nederlandse en de Duitsche jeugd’, Dordtsch Dagblad, 28 mei 1941, NIOD, Amsterdam, Archief KA II
Knipselcollectie uit het archief van de NSB over zaken, inv. nr. 1321.
43
de Jeugdstorm en de HJ corresponderende idealen, die werden omschreven als ‘nationaal
zelfbewustzijn in het kader van de lots- en bloedsverbondenheid’.118 Het idee van een
Europese jeugdassociatie alsook het ideaal van een nieuw Europa dat door Lindenburger en
Axmann in Nederland werd gepropageerd kon derhalve op grote belangstelling rekenen van
Van Geelkerken.
Waar de Hitlerjugend zich coöperatief leek op te stellen, ondervond de hoofdstormer
voor zijn Europese idealen hinder vanuit zijn eigen jeugdbeweging. De in april benoemde
stafleider Casparus Quispel, die met zijn promotie na Van Geelkerken de hoogste
vertegenwoordiger van de Jeugdstorm was geworden, voerde actief campagne om
Jeugdstormers over te halen zich aan te sluiten bij de Duitse strijdmachten aan het Oostfront
of om zich op een andere manier in te zetten voor de oorlog ‘om mede te helpen het
Bolsjewisme de nek te breken’.119 Quispel speelde hiermee in op een steeds groter wordende
groep binnen de Jeugdstorm die als soldaat wilde deelnemen aan de oorlog, maar hierin werd
tegengewerkt door Van Geelkerken en Mussert uit vrees voor Groot-Germaanse beïnvloeding.
Toen het Quispel in de zomer van 1941 was gelukt een aantal Jeugdstormleiders om zich heen
te verzamelen om te vertrekken naar het Oostfront, werd hen op het laatste moment door Van
Geelkerken verboden om te gaan.120 De hoofdstormer hoopte hiermee te voorkomen dat de
Hitlerjugend en de SS de Jeugdstorm geleidelijk aan zouden uithollen om de stormers en
stormsters vervolgens te gebruiken voor hun eigen hegemoniale idealen.
Niet lang na Van Geelkerkens afwijzing volgde een uitnodiging van de Hitlerjugend
voor de eerste internationale Reichskulturtagung in Weimar tussen 12 en 17 juni, waaraan de
Jeugdstorm besloot deel te nemen. De afgevaardigden werden geleid door Lien van Eck, die
na haar eerdere Groot-Germaanse escapades met Rost van Tonningen bij Blauwvoet
overgestapt was naar het Dietse kamp, maar ook door Quispel, die als stafleider door Van
Geelkerken moeilijk ervan weerhouden kon worden aanwezig te zijn. Na de winterspelen in
Garmisch-Partenkirchen was Weimar het eerste Europese evenement waarbij fascistische
jeugdleiders uit tien verschillende landen aanwezig waren. De bijeenkomst werd gevolgd door
een bezoek aan Berlijn, alwaar Van Eck en Quispel besprekingen over de toekomst van de
Europese jeugd voerden met leiders van de HJ en de BDM, alsmede de overige aanwezige
118 ‘De jeugd van Nieuw Europa marcheert!’, De Stormmeeuw 7 (1941) afl. 5, 97. 119 ‘Uittreksel van streekorder nr. 74’, NIOD, Amsterdam, Archief 123 Nationaal-Socialistische Beweging, inv.
nr. 1159. 120 ‘Proces-verbaal Casparus Quispel, 1e getuige Cornelis van Geelkerken’, NA-CABR, Den Haag, inv. nr.
57332, 2. Kwak, ‘De Nationale Jeugdstorm’, 146-148.
44
jeugdleiders.121 Waar Van Eck het Dietse ideaal ferm verdedigde, maakten de besprekingen
bij Quispel een steeds gepassioneerder Groot-Germaans gevoel los. Na zijn terugkomst kwam
hij meermaals in aanvaring met Van Geelkerken over welke lijn er met de Jeugdstorm
uitgezet moest worden, alvorens hij uiteindelijk toestemming verkreeg om naar Duitsland te
vertrekken voor een opleiding van een jaar bij de SS. Van Geelkerkens probleem was hiermee
tijdelijk opgelost, maar het feit bleef dat de neuzen binnen de Jeugdstorm met betrekking tot
het Europese ideaal niet dezelfde kant op stonden. Met het verstrijken van de tijd zou deze
ontwikkeling zich alleen maar verder doorzetten.
Sommerkampfspiele in Breslau
Met het succes van Garmisch-Partenkirchen werd na het bezoek van Axmann aan Nederland
door de Hitlerjugend in augustus besloten om de vijfde Sommerkampfspiele in Breslau
evenzeer open te stellen voor buitenlandse jeugdbewegingen. Aanwezig waren dezelfde
veertien jeugdbewegingen die zich tijdens de winterspelen hadden geconformeerd aan een
toekomstig Europese jeugdassociatie. Evenals bij de winterspelen stonden de zomerspelen
naast sport evengoed in het teken van politieke besprekingen, onder meer tussen Axmanns
gemachtigde vertegenwoordiger Helmut Möckel en de leiders van de aanwezige
jeugdbewegingen.122 Door Von Schirach werd de bijeenkomst in Breslau wederom
gepresenteerd als een Europees samenwerkingsverband dat gestoeld was op gelijkheid en
wederzijds respect. In zijn openingsspeech beklemtoonde hij zaken als kameraadschap,
gemeenschappelijke waarden en de lotsgemeenschap van de Europese jeugd.
Wir, meine Kameraden, wir verstehen uns. Unsere Sprache ist vielleicht verschieden,
aber unsere Herzen schlagen im selben Takt. Gemeinsame Ideale verbinden uns. […]
Wir sind Brüder und Schwestern im Kampf um die Freiheit des europäischen Geistes
gegen den Terror des Bolschewismus und gegen die Macht des Goldes. Für diese
Ideale marschieren wir und kämpfen wir. […] Hier in Breslau verstehen wir auch, daß
der Streit der eigenen Völker Europas untereinander einmal wesenslos sein wird vor
der Gemeinschaft, Einigkeit und Verbundenheit jenes kommenden Europas, das wir in
der Jugend heute schon bekennen.123
In het NSB-blad Volk en Vaderland werd de ervaring van de 38 aanwezige stormers en
stormsters net als in Garmisch-Partenkirchen als ronduit positief opgetekend. De toespraak
van Von Schirach werd omschreven als iets dat in alle harten van de jeugd leefde, waarna de
121 ‘De staf op stap’, De Stormmeeuw 7 (1941) afl. 7, 155. 122 ‘Jeugdleidersbesprekingen te Breslau’, Het Nationale Dagblad, 28 augustus 1941, 5. 123 Geciteerd in: Morant i Ariño, ‘Die Gründung des “Europäischen Jugendverbandes”’, 4.
45
Hitlerjugend en de Duitse jongeren werden aangeprezen als leermeesters voor de Jeugdstorm
en andere fascistische jeugdbewegingen. Ook de eigen prestaties in Breslau werden niet
ongemoeid gelaten. De meisjes hadden de Nederlandse eer hoog gehouden door twee eerste
prijzen, twee tweede prijzen en een derde prijs in de wacht te slepen.124 Vooral bij het
zwemmen behaalden de Jeugdstormers successen; op alle andere onderdelen moesten ze hun
meerdere erkennen in voornamelijk de Hitlerjugendjongens en BDM-meisjes.
Naast het succes van de sportwedstrijden werden er tevens nieuwe internationale
contacten gelegd. Een van de aanwezige Jeugdstormers beschreef in een dagboekverslag de
eerste ontmoeting met de Kroaten en Bulgaren, met wie insignes werden uitgewisseld, alsook
de NSJV, waarbij volgens hem direct sprake was van een ‘algeheele verbroedering’.125 Door
een misverstand werd niet de Vlaamse, maar de Belgische vlag gehesen ter begroeting van de
Vlaamse jeugd, hetgeen na protest van zowel de Jeugdstorm als de NSJV door de Duitse
gastheer gecorrigeerd werd door de Dietse oranje-blanje-bleu vlag als vervanger te gebruiken.
Later in de week tijdens een van de laatste avonden werd met de dertig Vlaamse aanwezigen
een kameraadschapsavond georganiseerd, waarop Dietse liederen werden gezongen en het
ideaal van een Groot-Nederland werd besproken. Als extra motivatie hadden Lehembre en
Van Geelkerken, die zelf niet aanwezig konden zijn door andere verplichtingen, hun vrouwen
op de festiviteiten afgestuurd om het Dietse ideaal onder de jongeren nog vuriger te doen
opleven.126 De ideeën van gelijkwaardigheid en wederzijds respect die door Von Schirach
waren uitgedragen werden door de Jeugdstorm met beide handen aangegrepen om naar de
Hitlerjugend toe te trekken zonder het Dietse ideaal, en daarmee versmelting van de Vlaamse
en Nederlandse jeugdbewegingen, uit het oog te verliezen. Daarenboven geraakten de
Jeugdstormers in contact met vertegenwoordigers uit Finland, Italië en Spanje, waarmee nog
niet eerder samenwerkingsverbanden waren onderhouden.127
Bij de positieve uitingen van de Jeugdstorm over Breslau kunnen evenwel
kanttekeningen worden geplaatst. Ezio Mizzan, de Italiaanse afgevaardigde tijdens de
zomerspelen, weidde in een verslag uit over de verstandhoudingen tussen de GIL en de HJ,
waarbij ook de relaties met de andere aanwezige jeugdbewegingen ter sprake kwamen.
Volgens hem werd de omgang tussen de Duitse en Italiaanse jeugd gekenmerkt door
124 ‘Jeugd-olympiade. Sportdagen in Breslau’, Volk en Vaderland, 12 september 1941, NIOD, Amsterdam,
Archief KA II Knipselcollectie uit het archief van de NSB over zaken, inv. nr. 1321. 125 ‘De Jeugdstorm in Breslau. In het front van de Europeesche jeugd’, De Stormmeeuw 7 (1941) afl. 9, 194-195. 126 ‘De Jeugdstorm in Breslau. Het dagboek vervolgd en … besloten’, De Stormmeeuw 7 (1941) afl. 10, 223-224. 127 ‘Europa’s jeugd te Breslau bijeen. Nieuw kameraadschap, waaruit eenmaal het Nieuwe Europa zal
opbloeien’, Het Nationale Dagblad, 2 september 1941, NIOD, Amsterdam, Archief KA II Knipselcollectie uit
het archief van de NSB over zaken, inv. nr. 1321.
46
kameraadschap, voortbouwend op het eerdere besluit dat was genomen door Axmann en
Ciano om een antibolsjewistisch front in de vorm van een Europese jeugdassociatie in het
leven te roepen. De relatie van de GIL en de HJ tot de kleinere jeugdbewegingen, waaronder
de Jeugdstorm, typeerde Mizzan daarentegen als ongemakkelijk.128 In plaats van vertrouwen
en vriendschappelijkheid zou er bij de genodigde bewegingen veeleer sprake zijn geweest van
angst en twijfel, veroorzaakt door het onvoorspelbare handelen van nazi-Duitsland. De
Hitlerjugend trad weliswaar naar voren als confraterbeweging in de strijd tegen het oosterse
bolsjewisme en het westerse kapitalisme, maar ontpopte zich tegelijkertijd als onderdeel van
een annexionistische grootmacht die een land als Nederland in een ijzeren greep had.
De discrepantie tussen het verslag van Mizzan en de berichtgeving vanuit de
Jeugdstorm is exemplarisch voor de verhoudingen tussen de NJS en de HJ. Van Geelkerken
zette zich met volle overtuiging in voor Europese samenwerking, maar was er tegelijkertijd
immer op beducht geen Nederlands-nationalistische speerpunten die door de NSB werden
uitgedragen prijs te geven. Op het eerste gezicht leek de hoofdstormer niettemin een goede
bondgenoot in de Hitlerjugend te hebben gevonden wat betreft de vorming van een Europese
jeugdassociatie. Voortbordurend op Von Schirachs toezeggingen van gelijkwaardigheid en
wederzijds respect bracht Axmann begin 1942 opnieuw een bezoek aan Van Geelkerken
alsook aan de leiders van de jeugdbewegingen van België, Noorwegen, Slowakije,
Denemarken, Bulgarije, Hongarije en Roemenië.129 Van Geelkerken werd op het hart gedrukt
dat het toekomstige jeugdverbond louter zou worden opgericht om het Russische bolsjewisme
en het westerse kapitalisme te overwinnen. Van knechting van de kleinere jeugdbewegingen
zou geenszins sprake zijn, aangezien elke natie onder meer zijn eigen onderwijsbeleid zou
kunnen blijven bepalen. Daarnaast stelde Axmann een leidinggevende functie voor Van
Geelkerken en de andere jeugdleiders binnen het op te richten Europees Jeugdverbond in het
vooruitzicht. Uitwerking van deze punten zou enkele maanden later geschieden op de
eerstvolgende internationale bijeenkomsten: de cultuurmanifestaties in Weimar en Florence.
Kulturkundgebungen der europäischen Jugend: de cultuurmanifestatie te Weimar
De bijeenkomsten in Garmisch-Partenkirchen en Breslau alsook de persoonlijke ontmoetingen
met Axmann hadden Van Geelkerken overtuigd dat een Europese samenwerkingsconstructie,
waarin de Jeugdstorm vrij was om haar eigen koers te varen, een reëel toekomstbeeld vormde.
Begin 1942 begon Europese samenwerking dan ook een vast deel uit te maken van het
128 Ponzio, Shaping the new man, 181. 129 Buddrus, Totale Erziehung für den totalen Krieg, 789-790.
47
politieke beleid dat de Jeugdstorm uitdroeg, hetgeen onder meer zichtbaar werd door de
artikelen over het ‘nieuwe Europa’ die opgeld deden in De Stormmeeuw. In het aprilnummer
werd de verjaardag van Hitler aangegrepen om het ‘jonge Duitsland’ aan te prijzen, waarbij
de hoop werd uitgesproken dat ook het ‘stille Nederland het nieuwe geluid verstaat, en niet
alleen verstaat, maar ook den Führer op den zwaren weg naar Nieuw-Europa volgt’.130 Dit
artikel zette de toon voor latere nummers waarin ruime aandacht werd geschonken aan de
verbintenis met andere fascistische jeugdbewegingen.
In het bijzonder werd er belangstelling getoond voor de verbintenis met de NSJV in
Vlaanderen. Het Dietse ideaal werd zowel door Van Geelkerken als NSJV-leider Lehembre
niet in contradictie beschouwd met de plannen van de Hitlerjugend voor een Europees
samenwerkingsverbond, hetgeen door NSJV-stafoverste Leo Poppe in het meinummer van De
Stormmeeuw nogmaals met klem werd benadrukt.
Tegen de Dietsche opvoeding onzer jeugd bij den Nederlandschen Jeugdstorm en bij
de N.S.J.V. zijn door de Hitler-Jugend-organisatie, waarmede de jeugdformaties uit
Noord en Zuid ten innigste samenwerken, nimmer de minste aanmerkingen of
bezwaren naar voren gebracht. Het Dietsche grondbeginsel heeft de samenwerking
met de Duitsche jeugd niet in de geringste mate in den weg gestaan. Juist de erkenning
van de trouw aan elkanders Volk ontneemt deze samenwerking alle achterdocht en elk
wantrouwen.131
Ofschoon de Hitlerjugend zich inderdaad goedwillend leek op te stellen met betrekking tot de
onafhankelijkheid van de Jeugdstorm en de NSJV, is het zeer twijfelachtig of de versmelting
van de Nederlandse en Vlaamse jeugdbewegingen als een wenselijk idee werd beschouwd.
Op 27 juni 1942, slechts enkele dagen nadat de cultuurmanifestaties in Weimar en Florence
tot een einde waren gekomen, besprak Hitler in een tête-à-tête met de Reichspressechef van de
Nationalsozialistische Deutsche Arbeiterpartei (NSDAP) Otto Dietrich een brief van Léon
Degrelle, de leider van de Waalse fascistische beweging Rex, waarin hij zijn ongenoegen uitte
over de slechte behandeling van Rexisten door de Vlaamse fascisten. In zijn reactie
onderkende Hitler de interne Belgische strijd tussen Vlamingen en Walen, maar aansluiting
van Vlaanderen bij Nederland zou hij nooit toelaten omdat dit niet strookte met de Groot-
Germaanse gedachte.132 Het is niet aannemelijk dat de Hitlerjugend van deze lijn afweek.
Evenwel belette het de Jeugdstorm niet om ook in latere nummers het idee van een nieuw
Europa voortdurend te gebruiken om toenadering te zoeken tot de NSJV, de verbondenheid
130 ‘Bij den verjaardag van den Führer’, De Stormmeeuw 8 (1942) afl. 4, 97. 131 ‘De jeugd van het Nieuwe Europa’, De Stormmeeuw 8 (1942) afl. 5, 137. 132 Adolf Hitler (vertaald door Norman Cameron en R.H. Stevens, geïntroduceerd door H.R. Trevor-Roper),
Hitler’s table talk 1941-1944 (Londen 1953), 536-537.
48
tussen Nederland en Vlaanderen te propageren en daarmee het Dietse ideaal te verdedigen.133
De houding van Poppe lijkt te getuigen van een zekere mate van naïviteit bij de Nederlandse
en Vlaamse jeugdbewegingen, hoewel het niet onwaarschijnlijk is dat dergelijke uitspraken
werden gedaan omdat er simpelweg geen alternatief voor handen was.
Het bezoek van Axmann had dus een opleving van het idee van een nieuw Europa
binnen de Jeugdstorm tot gevolg, maar was bovenal gericht op promotie van de
Kulturkundgebungen der europäischen Jugend, een cultuurmanifestatie in Weimar en
Florence onder auspiciën van de HJ en de GIL. Met hun roemrijk cultureel verleden was de
keuze voor deze twee steden niet geheel toevallig. Naar Axmanns eigen bewoordingen ‘[ging
es] von der Stadt Goethes und Schillers in die Stadt von Dante und Michelangelo’, hetgeen
ook De Stormmeeuw niet onbesproken liet gaan.134 Begin mei 1942 kreeg Hauptbannführer
Lindenburger vanuit de Reichsjugendführung in Duitsland de mededeling dat met deelname
van de kleinere jeugdbewegingen aan de cultuurmanifestaties in Weimar en Florence rekening
diende te worden gehouden.135 Bannführer Wilhelm Voss van de Hitlerjugend in Nederland
kreeg hiermee de taak op zich om een groep Jeugdstormers en Jeugdstormleiders samen te
stellen alsook de reis naar Weimar en Florence te organiseren. Uiteindelijk vertrok een groep
van twaalf Jeugdstormers onder leiding van algemeen meisjesleidster Van Eck en
opperstamheer Hans-Armin Hasewinkel, hoofd van de afdeling Organisatie, richting
Duitsland. Zij gaven tevens leiding aan de groep van negen Jeugdstormers die aansluitend op
Weimar de Nederlandse delegatie in Florence vormde.136
Van 18 tot en met 23 juni vond in Weimar het tweede internationale cultuurevenement
plaats waaraan jeugddelegaties uit veertien verschillende landen deelnamen, gericht op
tentoonstellingen en wedstrijden alsook discussies over educatie, kunst en cultuur. Door de
GIL en de HJ werd de bijeenkomst gepresenteerd als een mogelijkheid om van elkaars cultuur
te leren, maar bovenal werd van de gelegenheid gebruikt gemaakt om te hameren op de
grootsheid van de Duitse en Italiaanse beschavingen, ook wel uitgedragen als Romanitá en
133 Zie onder meer: ‘De stem van Vlaanderen. De N.S.J.V. marcheert! De eerste kultuurweek der N.S.J.V.’, De
Stormmeeuw 8 (1942) afl. 6, 165-166. ‘Uit de Zuidelijke Nederlanden. Sport & kultuur’, De Stormmeeuw 8
(1942) afl. 7, 322-324. 134 Axmann, Das kann doch nicht das Ende sein, 294. ‘Weimar’, De Stormmeeuw 8 (1942) afl. 7, 231.
‘Florence’, De Stormmeeuw 8 (1942) afl. 7, 237. 135 ‘Brief van Bannführer Jürgens aan Hauptbannführer Lindenburger betreffende Kulturkundgebung Weimar-
Florenz, 6 mei 1942’ en ‘Brief van Bannführer Jürgens aan Hauptbannführer Lindenburger betreffende
Kulturkundgebungen der Europäischen Jugend Weimar-Florenz, 7 mei 1942’, NIOD, Amsterdam, Archief 088
Arbeitsbereich der NSDAP in den Niederlanden, inv. nr. 407. 136 ‘Brief van Bannführer Voss aan Bannführer Wessely, 26 mei 1942’ en ‘Brief van Bannführer Voss aan het
Italiaanse consulaat in Den Haag betreffende de heenreis naar Florence, 17 juni 1942’, NIOD, Amsterdam,
Archief 088 Arbeitsbereich der NSDAP in den Niederlanden, inv. nr. 407.
49
Deutschtum, als de culturele kern van het aanstaande fascistische Europa.137 De jarenlange
hegemonie van de Britten en de Fransen op het Europese continent was op sterven na dood;
Duitsland en Italië waren de nieuwe grootmachten in Europa, aldus de GIL en de HJ. De
focus lag evenwel niet geheel uitsluitend op Duitse en Italiaanse culturele suprematie.
Evengoed ging de aandacht uit naar een gemeenschappelijke Europese cultuur die in het
verlengde werd beschouwd van een Europees continent waar fascisten reeds op politiek en
militair gebied nader tot elkaar waren gekomen. Met gedeelde specifiek Europese waarden
zouden alle Europese fascistische jeugdbewegingen op elkaar aangewezen zijn om samen te
werken.138
De positie van Axmann en de Hitlerjugend stemde Van Geelkerken en de Jeugdstorm
wederom tevreden. Zo stelde Axmann onder meer dat de bijeenkomst in Weimar en het
toekomstige Europees Jeugdverbond ‘niet voornemens [is] den aangesloten landen ook maar
een enkele regeling op te leggen of bepaalde opvoedingssystemen op te dringen’.139 De
Jeugdstorm zou haar eigen doelstellingen kunnen uitdragen afhankelijk van de aard van het
Nederlandse volk, zonder te hoeven vrezen voor belemmeringen van buitenaf. Over de
Jeugdstorm zelf liet Axmann zich bovendien uiterst positief uit. De jeugd in Nederland
maakte een goede indruk door haar ‘veelzijdige ontplooiing’, waarmee hij onder meer doelde
op de participatie van enkele Jeugdstormgroepen in de Germaanse Landdienst in het oosten
van Duitsland.140
De NJS paste derhalve uitstekend in de doelstellingen die Axmann voor Weimar had
gesteld. Ten eerste diende Weimar de voorloper te zijn van het Europees Jeugdverbond dat
enkele maanden later zou moeten worden opgericht in Wenen. Ten tweede moesten Weimar
en later het jeugdverbond in Wenen dienen als locaties waar ervaringen tussen
jeugdorganisaties konden worden uitgewisseld. Het delen van ideeën, plannen en meningen
vond in Weimar plaats in georganiseerde Arbeitsgemeinschaften (werkgemeenschappen in de
vorm van discussiegroepen), die waren verdeeld in vijf categorieën: Musik (muziek),
Jugendschrifftum (boeken), Jugendpresse (pers), Theater (theater) en Rundfunk (radio).141 Elk
van de vijf discussiegroepen deed na overleg met andere jeugdbewegingen een voorstel ter
137 Ponzio, Shaping the new man, 183-184. 138 ‘Das erste Kulturtreffen der europäischen Jugend Weimar – Florenz 1942’, NIOD, Amsterdam, Archief 123
Nationaal-Socialistische Beweging, inv. nr. 1187, 1. 139 ‘Gesprek met den Rijksjeugdleider Arthur Axmann’, Algemeen Handelsblad, 23 juni 1942, NIOD,
Amsterdam, Archief KA I Knipselcollectie uit het archief van de NSB over personen, inv. nr. 2707. 140 Ibidem. 141 ‘Brief van opperstamheer A. Joh. Reinders aan de Nederlandsche Radio Omroep, 13 mei 1942‘, NA-CABR,
Den Haag, inv. nr. 55711. ‘Kulturkundgebungen der europäischen Jugend Weimar-Florenz 18. bis 30. Juni
1942’, NIOD, Amsterdam, Archief 088 Arbeitsbereich der NSDAP in den Niederlanden, inv. nr. 407.
50
versteviging van het Europees Jeugdverbond. Ideeën die werden aangedragen varieerden van
een centrum voor Europese muziek, vertalingen van de meest belangrijke Europese
jeugdboeken en uitwisseling van propagandamateriaal tot het verzamelen van oude Europese
theaterstukken en de ontwikkeling van radio als een propagandamedium gericht op de
Europese jeugd.142 Op het eerste gezicht leken de vijf Arbeitsgemeinschaften vooral
samenwerking tussen jeugdbewegingen te bevorderen; ongelijke verhoudingen tot de
Hitlerjugend staken niet de kop op.
De uitgebreide verslagen over Weimar in De Stormmeeuw en Volk en Vaderland
getuigden van een groot enthousiasme bij de Jeugdstorm voor de cultuurmanifestatie.
Europese samenwerking en nationale onafhankelijkheid waren de kernbegrippen die voor
zowel de Jeugdstorm als de NSB niet los van elkaar gezien mochten worden. In de optiek van
Mussert en Van Geelkerken onderschreef de bijeenkomst in Weimar hun wereldbeeld.
De gelijkheid van idealen en strijd heeft de jeugd tot elkaar gebracht. Wanneer deze
jeugd elkaar ontmoet ziet zij in de verschillende uniformen en in de verschillende
symbolen de nationale verscheidenheid. Maar boven deze verscheidenheid voelt zij
zich één: dé jeugd van Europa met een machtig gemeenschappelijk ideaal, met het
allesoverheerschende gevoel van zonder elkaar niets, maar met elkaar alles te zijn!143
In tegenstelling tot de algemene denktrant in nazi-Duitsland, die zich hoofdzakelijk richtte op
Germaanse superioriteit, werd evenzeer aangestuurd op het belang van de eenheid van de
Romaanse jeugd die samen met de geünificeerde Germaanse jeugd het Europese continent
moest gaan leiden in de toekomst. Dit punt lag in lijn met de ordening van Europa zoals die
werd uitgedragen door de NSB en Mussert, die eerder in een nota aan Hitler tevergeefs had
getracht een Germaanse statenbond onder leiding van Duitsland en een Romaanse statenbond
onder aanvoering van Italië aan te prijzen.144 Ofschoon Hitler niets moest hebben van een
Romaanse statenbond, werd het idee in Weimar niet onmiddellijk door de Hitlerjugend
afgeschoten om de Italianen enigszins gerust te stellen.
Naast de vijf Arbeitsgemeinschaften, die gericht waren op discussie en het uitwisselen
van ervaringen, werden er door Axmann en Obergebietsführer Schlösser tevens
tentoonstellingen en wedstrijden georganiseerd tussen de verschillende jeugdbewegingen aan
de hand van drie categorieën: ‘Das deutsche und das europäische Jugendbuch’, ‘Die
142 Ponzio, Shaping the new man, 184. 143 ‘Weimar’, De Stormmeeuw 8 (1942) afl. 7, 232. 144 Anton Mussert en Johan Herman Carp (ingeleid door Adolf Emile Cohen), Vijf nota’s van Mussert aan Hitler
over de samenwerking van Duitschland en Nederland in een bond van Germaansche volkeren 1940-1944 (Den
Haag 1947), 19.
51
Jugendpresse in Europa’ en ‘Die Musikarbeit der Hitler-Jugend’.145 Ondanks dat de exposities
en wedstrijden gepresenteerd werden als verbroederend en pan-Europees, vielen verreweg de
meeste prijzen in handen van de HJ en de GIL om over de suprematie van de asmogendheden
geen misverstanden te laten bestaan. Evenwel verzilverde ook de Jeugdstorm in de categorie
jongens- en meisjesverhalen een eerste prijs met het kinderboek ‘Paddeltje, de scheepsjongen
van De Ruyter’, hetgeen vol trots werd uitgemeten in Volk en Vaderland.146 Op de HJ en de
Spaanse jeugddelegatie werd bovendien indruk gemaakt door een Drentse volksdansgroep die
met de genodigde Jeugdstormers was meegereisd.
Zowel de discussiegroepen als de wedstrijden brachten de Jeugdstorm in direct contact
met andere fascistische jeugdbewegingen, waaronder de Nationalsocialistisk Ungdom (NSU)
uit Denemarken, Nasjonal Samlings Ungdomsfylking (NSUF) uit Noorwegen, Frente de
Juventudes (FdJ) uit Spanje en de Dietse zuiderburen van de NSJV. Met de Noorse jongeren,
die bewonderend omschreven werden als ‘prachtige Germaansche typen’, werd verreweg de
meeste tijd gespendeerd, onder andere met het zingen van liederen. Een van de Jeugdstormers
ontving zelfs als afscheidscadeau een boek van Vidkun Quisling, leider van de Nasjonal
Samling die als moederpartij van de NSUF fungeerde, waarin de Noorse jongeren de gesloten
vriendschapsband bezegelden met de woorden: ‘Ter herinnering aan de as Nederland-
Noorwegen.’147 Leider van de NSUF Axel Stang bekrachtigde de boodschap van zijn
jongeren door in een interview met genoegen vast te stellen ‘welke oprechte
vriendschapsbanden de Noorsche jeugd en de jeugd uit de Nederlanden verbinden’.148 In
samenwerking met de Spaanse jongeren werd een kameraadschapsavond georganiseerd die in
het teken stond van muziek, dans en het zingen van liederen. Hoewel er bij de Jeugdstormers
enige irritatie ontstond over het gebrek aan discipline en rust bij hun Spaanse metgezellen,
zorgden het gezamenlijk zingen van Jeugdstormliederen voor een gemoedelijke avond die op
vriendschappelijke voet werd afgesloten. Contact tussen de Jeugdstorm en de NSU kwam
vooral tot stand in het hotel dat werd gedeeld door de twee jeugdbewegingen, maar ook
middels een interview met Hans Jensen, leider van de NSU, dat in De Stormmeeuw
verscheen.149 De band tussen de NSU en de Jeugdstorm werd versterkt door het gelijksoortige
145 ‘Das erste Kulturtreffen der europäischen Jugend Weimar – Florenz 1942’, NIOD, Amsterdam, Archief 123
Nationaal-Socialistische Beweging, inv. nr. 1187, 3. 146 ‘De Jeugdstorm op de bijeenkomst der Europeesche jeugd te Weimar en Florence’, Volk en Vaderland, 10 juli
1942, 6. 147 ‘Weimar’, De Stormmeeuw 8 (1942) afl. 7, 234. 148 ‘De jeugd onder het zonnekruis. Gesprek met minister Axel Stang, Noorsch jeugdleider’, De Stormmeeuw 8
(1942) afl. 7, 265. 149 ‘De Deensche jeugd maakt front. Gesprek met jeugdleider Hans Jensen, leider der NSU’, De Stormmeeuw 8
(1942) afl. 7, 266. ‘Weimar’, De Stormmeeuw 8 (1942) afl. 7, 235.
52
lot dat hen ten deel viel. Als fascistische jeugdbeweging uit een kleine natie aangrenzend aan
nazi-Duitsland stond ook de NSU tijdens de bijeenkomsten in Weimar en Florence met
gemengde gevoelens tegenover de Hitlerjugend.150
Tot slot werd tevens met de Vlaamse jeugd, waar uit Diets oogpunt de grootste
verbondenheid mee werd gevoeld, opgetrokken en Dietse liederen gezongen. Hoewel de
toekomst van de Vlamingen uit de NSJV bij het nazistische Groot-Germaanse geheel werd
gelegd, werd tegelijkertijd benadrukt dat deze weg louter kon worden bewandeld als de
eenwording van ‘alle man van Neerlands stam’ een feit was geworden.151 Het gaf wederom de
positie van Van Geelkerken en de Jeugdstorm goed weer. Met de succesvolle bijeenkomst in
Weimar stond de hoofdstormer weliswaar op goede voet met Axmann, maar hij diende nog
altijd rekening te houden met de machtspositie van de Hitlerjugend die rond deze tijd ook in
Nederland steeds meer aan invloed begon te winnen. Enkele onzekerheden daargelaten keek
de Jeugdstorm evenwel terug op een succesvolle bijeenkomst waar nieuwe contacten waren
aangeknoopt en waar het ideaal van een nieuw Europa weer een stapje dichterbij leek te zijn
gekomen.
Manifestazioni culturali della Gioventù europea: de cultuurmanifestatie te Florence
Aansluitend op Weimar verbleven de veertien jeugdbewegingen voor het Italiaanse gedeelte
van de cultuurmanifestatie tussen 25 en 28 juni in Florence, waarna de bijeenkomst op 29 en
30 juni werd afgesloten in Siena en Rome. De afsluiting in Italië was bedoeld als
tegemoetkoming van de Hitlerjugend aan de GIL, die zich ontevreden had getoond met de
centraalstelling van de HJ bij de sportevenementen in Garmisch-Partenkirchen en Breslau
alsook de cultuurmanifestatie van een jaar eerder die zich beperkt had tot Weimar. Dit jaar
moest een ‘cultuurbrug’ tussen Weimar en Florence de Italiaanse fascisten weer prestige
geven. Het was daarnaast een uitgelezen mogelijkheid om de zwakke machtspositie die men
tegenover nazi-Duitsland had te verhullen.152 De Hitlerjugend stemde in om haar Italiaanse
bondgenoot, die rond 1942 weliswaar zwak maar eveneens onmisbaar was in de strijd die aan
het front werd gevoerd, niet tegen zich in het harnas te jagen. De Italianen maakten hiervan
dankbaar gebruik. Tegenover de militaire superioriteit van de nazistische alliantiepartner
poogde de GIL de culturele suprematie van Italië te propageren door onder meer te stellen dat
Duitsland weliswaar de oorlog op militair gebied zou winnen, maar dat alleen Italië het
150 Kirkebæk, Beredt for Danmark, 216-217. 151 ‘Weimar’, De Stormmeeuw 8 (1942) afl. 7, 236. 152 Oelrich, “Sportgeltung – Weltgeltung”, 542.
53
nieuwe Europa op cultureel en spiritueel gebied kon leiden. Vooral jonge Italiaanse
intellectuelen zagen de Tweede Wereldoorlog als het moment suprême om de Italiaanse
culturele dominantie in Europa te verwerkelijken, hetgeen geregeld tot ergernis leidde bij
naziminister van Propaganda Goebbels.153 Cultuurmanifestaties zoals in Weimar en Florence
werden hiervoor met beide handen aangegrepen.
Van de vijf discussiegroepen die het programma van Weimar hadden ingevuld bleven
radio en theater over om nader te bespreken in Florence met als extra toevoeging de categorie
film. Als tegenhanger van de drie jeugdboekwedstrijden in Weimar werden vier
filmwedstrijden georganiseerd in de categorieën speelfilm, documentaire, cultuurfilm en
smalfilm, waarbinnen het thema jeugd centraal stond.154 Wederom vielen de meeste eerste
prijzen in handen van de Hitlerjugend (speelfilm en documentaire) en de GIL (cultuurfilm)
om duidelijk te maken wie de culturele leiding gaf en zou geven aan het huidige en
toekomstige Europa. De eerste prijs in de resterende categorie smalfilm werd evenwel
toebedeeld aan de Jeugdstorm met de eerste propagandafilm van oud-Jongdinasolid Holle
Kleinstra en Hasewinkel, nog voor deze in Nederland vertoond was.155 Naast vier
filmwedstrijden werden voor de beste schilderijen ook prijzen uitgereikt in de vorm van een
stipendium waarmee kostenvrij een jeugdopleiding in Italië kon worden genoten. De
bijeenkomst in Florence werd afgesloten met een concert van de GIL in de beroemde Boboli-
tuinen waarbij rond de 2400 fascistische jongeren uit alle uithoeken van Europa aanwezig
waren.
Net als in Weimar verbeterde de Jeugdstorm in Florence de vriendschappelijke banden
met enkele kleine buitenlandse jeugdbewegingen, alhoewel de NJS zich evenzeer mengde in
de competitieve samenwerking tussen de HJ en GIL. Aldo Vidussoni, leider van de GIL,
maakte in zijn openingsspeech van de mogelijkheid gebruik om de Italiaanse cultuur en de
Duce als de eerste fascist ooit op te hemelen met het doel zijn nazistische partners te kennen
te geven dat het Italiaanse fascisme een leidende culturele rol vervulde.156 Het verslag van een
Jeugdstormleider over de ervaringen van de Jeugdstormers in Florence getuigt van enige
bewondering voor de Italiaanse cultuur, maar bood tegelijkertijd ruimte voor kritiek op onder
meer de structuur en rangorde van de GIL. Waar de hogere rangen binnen de Italiaanse
153 Ruth Ben-Ghiat, Fascist modernities. Italy, 1922-1945 (Berkeley 2001), 178-180. Ruth Ben-Ghiat, Italian
fascism’s empire cinema (Bloomington 2015), 219-220. 154 ‘Das erste Kulturtreffen der europäischen Jugend Weimar – Florenz 1942’, NIOD, Amsterdam, Archief 123
Nationaal-Socialistische Beweging, inv. nr. 1187, 7-8. 155 ‘De Jeugdstorm op de bijeenkomst der Europeesche jeugd te Weimar en Florence’, Volk en Vaderland, 10 juli
1942, 6. 156 Ponzio, Shaping the new man, 185.
54
jeugdbeweging louter werden toebedeeld aan volwassen beroepsofficieren, werd de leiding
binnen de HJ gevormd door adolescenten uit de eigen gelederen. Dientengevolge waren er
tijdens de discussiegroep radio ‘vurige disputen’ ontstaan over wie de leiding moest geven
aan de samenstelling van de radioprogramma’s. Was toezicht van bovenaf door volwassenen
het meest geschikte alternatief of diende het motto ‘voor de jeugd, door de jeugd’ te worden
aangehouden? De Jeugdstorm koos openlijk voor het model van de Hitlerjugend, waarmee
een tweedeling werd gemaakt tussen ‘jong Germaansch Europa’ als typisch
nationaalsocialistisch en ‘jong Romaansch Europa’ als fascistisch.157 Zo werd de bijeenkomst
in Florence nu eens beschouwd als een hecht Europees bolwerk (fascisme en
nationaalsocialisme onder dezelfde noemer) en werd er dan weer een duidelijk onderscheid
gemaakt tussen Germaans en Romaans (differentiërend tussen fascisme en
nationaalsocialisme). Deze inconsistenties onderstrepen de lastige situatie waarin de
Jeugdstorm verkeerde, laverend tussen nationale belangen, Europese idealen en loyaliteit aan
nazi-Duitsland.
Nadat de cultuurfestiviteiten in Florence waren afgesloten, vond de afronding van de
bijeenkomst in Italië plaats in Siena, waar een paardenrace werd bijgewoond, en in Rome,
waar in het Palazzo Chigi een concert werd gegeven door de Italiaanse en Duitse jeugd.
Möckel en Ciano sloten het geheel af met toespraken over de successen die in Weimar en
Florence waren geboekt alsook het nader te stichten Europees Jeugdverbond in Wenen.158 In
Siena en Rome versterkte de Jeugdstorm de vriendschappelijke banden die eerder in Weimar
waren opgebloeid. Met de Hongaarse jongeren werd de Czardas gedanst; met de Noren werd
een verbondenheid gevoeld uit Germaans oogpunt, maar evenzeer omdat de bezetting van
Noorwegen door de nazi’s op bepaalde vlakken vergelijkbaar was met de situatie in
Nederland; met het oog op de ‘charmante’ Spaanse jongeren vroeg men zich af hoe
Nederlandse opstandelingen ooit in de Tachtigjarige Oorlog verzeild hadden kunnen raken
met het Spaanse Rijk; en tot slot werd het contact met jongeren uit Vlaanderen beschouwd als
‘mede de belangrijkste belevenissen van die Italiëreis’.159
De cultuurevenementen in Weimar en Florence, en eerder de winter- en zomerspelen
in Garmisch-Partenkirchen en Breslau, behoorden tot de eerste grootschalige transnationale
157 ‘Florence’, De Stormmeeuw 8 (1942) afl. 7, 238. 158 ‘Weimar-Florenz. Zum Abschluß des europäischen Jugendtreffens’, Völkischer Beobachter, 5 juli 1942,
NIOD, Amsterdam, Archief KA II Knipselcollectie uit het archief van de NSB over zaken, inv. nr. 922. ‘Das
erste Kulturtreffen der europäischen Jugend Weimar – Florenz 1942’, NIOD, Amsterdam, Archief 123
Nationaal-Socialistische Beweging, inv. nr. 1187, 8-9. 159 ‘Florence’, De Stormmeeuw 8 (1942) afl. 7, 239-240.
55
interacties van de Jeugdstorm. Op meerdere fronten werden contacten gelegd. Ten eerste
werden kleinere jeugdbewegingen zoals de NJS geforceerd onderdeel van de ongemakkelijke
samenwerking tussen de HJ en de GIL, waarbij de Jeugdstorm zich niet zelden genoodzaakt
zag de kant van de eerste te kiezen. Ten tweede werden er nieuwe vriendschappelijke banden
gevormd met jeugdbewegingen als de NSU, de NSUF, de NSJV en het FdJ waarmee de hoop
op een Europees samenwerkingsverband met respect voor nationale soevereiniteit gedeeld
werd. Ten derde waren er de immer gespannen verhoudingen met de Hitlerjugend. Hoewel de
HJ tijdens de eerste multilaterale bijeenkomsten een vriendelijk gezicht had getoond, baarde
vooral de situatie in Nederland Van Geelkerken en zijn kompanen binnen de Jeugdstorm
zorgen. Quispel, die eerder een opleiding van een jaar bij de Waffen-SS had genoten, was
begin 1942 volledig gewonnen voor de Groot-Germaanse gedachte. De stafleider speelde
derhalve zowel de Hitlerjugend als de SS geregeld in de kaart bij de werving van
Jeugdstormers voor het Oostfront dan wel de HJ-gelederen, tot grote frustratie van Van
Geelkerken. In maart en april 1942 werden honderden Jeugdstormers op slinkse wijze naar
SS-scholen in Ellecom en HJ-opleidingskampen in Duitsland overgeplaatst, alwaar hen de
nazistische leer werd ingeprent. Daarnaast ontstond er in augustus 1942 een belangenstrijd
tussen Van Geelkerken en Quispel die de Jeugdstorm aan de hand van respectievelijk Dietse
en Groot-Germaanse idealen wilden leiden.160 Zodoende hadden de eerste multilaterale
ontmoetingen het Europese gevoel bij de Jeugdstorm aangewakkerd, maar was er
tegelijkertijd onzekerheid over waar een toekomstige Europese jeugdassociatie de NJS zou
leiden.
160 Kwak, ‘De Nationale Jeugdstorm’, 150, 160-162.
56
3
Grondlegging van het Europees Jeugdverbond, 1942
Conflicterende Europa-idealen
Na de afronding van de manifestaties in Weimar en Florence restte enkel nog de kers op de
taart die de verbintenis tussen de fascistische jeugd uit alle hoeken van Europa zou bezegelen:
de stichting van het Europees Jeugdverbond in Wenen. De zomer van 1942 had zich reeds
bewezen als een vruchtbare periode voor de ontwikkeling van pan-Europese idealen. In het
kielzog van de militaire successen van nazi-Duitsland, en het beeld van fascistische
hegemonie dat hiermee gepaard ging, maakte de opmaat naar het Europees Jeugdverbond dat
ideevorming over Europa als eenheid opgeld begon te doen, zowel bij Hitler en Mussolini als
onder de kleinere fascistische mededingers. Ironisch genoeg leken ideeën over Europese
samenwerking fascisten evenwel veeleer uit elkaar te drijven dan nader tot elkaar te brengen.
Een aantal van Duitslands bondgenoten drong er bij Hitler op aan om een duidelijk plan
gepresenteerd te krijgen voor het toekomstige Europa onder nazistische heerschappij. Onder
anderen Mussert en Quisling waren er na twee jaar bezetting op gebrand te weten waar hun
loyaliteit hen precies bracht.161 Ondanks zijn nota’s aan Hitler met plannen voor een
Germaanse statenbond, ving de NSB-leider bot. De Führer zag het niet in zijn belang
toezeggingen te doen. Bovendien was er binnen nazi-Duitsland geenszins overeenstemming
over de invulling van de Nieuwe Orde; onder de verschillende naziorganen heersten
conflicterende Europa-idealen.
De vorming van het Europees Jeugdverbond gaf helder weer welke verschillende
visies er op Europa leefden bij nationaalsocialisten in Duitsland en Nederland. Al sinds de
eerste grote bijeenkomst in Garmisch-Partenkirchen werd de Hitlerjugend in haar idealen voor
internationale samenwerking tussen jeugdbewegingen actief tegengewerkt door prominente
nazi’s als Goebbels, Von Ribbentrop en Himmler. Ook Martin Bormann, de machtigste man
binnen de NSDAP en privésecretaris van Hitler, keerde zich in de aanloop naar het Europees
Jeugdverbond tegen de organisatie door deze spottend te betitelen als ‘Baldurs Kinderfest’.162
Met de daadwerkelijke stichting van een jeugdverbond in het verschiet laaide deze
161 Mark Mazower, Hitler’s empire. Nazi rule in occupied Europe (Londen 2008), 356. 162 Jochen von Lang, Der Sekretär. Martin Bormann. Der Mann, der Hitler beherrschte (Stuttgart 1977), 256.
57
competentiestrijd des te feller op. SS-leider Himmler, voor wie samenwerking tussen
Germaanse, Romaanse en Slavische jeugd een doorn in het oog was, had er eerder bij
Axmann op aangedrongen het Europees Jeugdverbond om te vormen tot een
Großgermanischer Jugendverband. De Belgische, Deense, Nederlandse en Noorse
jeugdbewegingen die hiervan deel moesten gaan uitmaken dienden daarnaast samen te
smelten in een nieuw op te richten Germaanse tak van de Hitlerjugend als overkoepelende
jeugdbeweging.163 De plannen van Himmler en zijn SS stonden haaks op hetgeen Axmann en
Von Schirach voor ogen hadden. Wijzend op de Germaanse Landdienst164, het paradepaardje
van de SS waarbij jongeren uit de Germaanse landen de nieuw verworven Lebensraum
koloniseerden door te werken als boer, stelden zij dat germanisering reeds op andere vlakken
bereikt was. Het toekomstige jeugdverbond zou heel Europa omvatten.
Naast de SS werd de HJ aan de vooravond van de oprichtingsvergadering tevens
tegengewerkt door Von Ribbentrop en Goebbels. Als minister van Buitenlandse Zaken
wendde Von Ribbentrop zijn macht aan om Hitlerjugendleden de benodigde papieren voor de
reis naar Venetië, waar het jeugdverbond oorspronkelijk zou worden gesticht, te weigeren.
Von Schirach zag zich derhalve genoodzaakt het hele evenement te verplaatsten naar Wenen,
waar hij als Gauleiter enig tegenwicht kon bieden.165 Als extra statement verklaarde Von
Ribbentrop deelname van buitenlandse diplomaten aan het congres daarenboven als
ongewenst.166 Hij weigerde een delegatie van het ministerie van Buitenlandse Zaken af te
laten reizen naar Wenen, waardoor ook Mussolini en Ciano hun aanwezigheid introkken om
zich met het oog op een intern naziconflict zoveel mogelijk op de vlakte te houden.167
Evenals Von Ribbentrop was ook Goebbels fel gekant tegen het jeugdverbond.
Wijzend op de militaire successen die in 1942 werden geboekt op het Europese continent, in
de Sovjet-Unie en in Noord-Afrika was het in zijn optiek niet in Duitslands belang concessies
te doen aan de rest van Europa. Pas nadat de oorlog gewonnen zou zijn, kon op de ordening
van het nieuwe fascistische Europa worden ingegaan. Waar Von Ribbentrop zijn ministerpost
gebruikte voor het blokkeren van visa, beïnvloedde Goebbels als minister van Propaganda de
Duitse pers, wat tot gevolg had dat het jeugdverbond in Duitsland vrijwel niet verslagen werd,
163 Buddrus, Totale Erziehung für den totalen Krieg, 790. 164 Voor de Jeugdstorm en de Germaanse Landdienst zie hoofdstuk vier. 165 Jürgen Reulecke, ‘“Baldurs Kinderfest” oder: Die Gründung des Europäischen Jugendverbandes in Wien am
14.09.1942’ in: Franz-Josef Jelich en Stefan Goch ed., Geschichte als Last und Chance. Festschrift für Bernd
Faulenbach (Essen 2003), 315-323, aldaar 317. 166 Michael Wortmann, Baldur von Schirach, Hitlers Jugendführer (Keulen 1982), 211. 167 Jochen von Lang en Claus Sibyll, Der Hitler-Junge. Baldur von Schirach. Der Mann, der Deutschlands
Jugend erzog (Hamburg 1988), 324.
58
terwijl het in de rest van Europa grote belangstelling genoot.168 Tijdens een geheime
conferentie met Duitse journalisten op 16 september, twee dagen na de openingsceremonie
van het Europees Jeugdverbond, maakte de Propagandaminister zijn afkeer van het Europa-
ideaal van de Hitlerjugend onmiskenbaar duidelijk.
Der Minister [Goebbels, RO] polemisiert sehr scharf gegen das Gerede vom “Neuen
Europa”. Er halte es nicht für richtig, wenn heute von unserer Seite aus so ein Lärm
um dieses Thema gemacht würde. Es wird uns in der Welt niemand glauben, daß wir
nur für ein neues Europa kämpfen würden, ohne dabei materielle Interessen zu haben.
Von dem Deutschen allgemein würde man es noch glauben, daß er nur für eine Idee
kämpfe, aber von den Nazis wisse man, daß sie einen Kampf um Öl und Getreide und
eine materielle Besserstellung unseres Volkes führen würden und nicht einem
Phantom nachrennten.169
Als laatste protestactie weigerde Goebbels na afloop van de bijeenkomst in Wenen, die door
hem honend getypeerd werd als een ‘Jugendkirmes’, de besluiten die aldaar waren genomen
te registreren.170
De situatie in Nederland was niet veel gemoedelijker. De onenigheid over het
Europees Jeugdverbond tussen de Hitlerjugend en de SS verplaatste zich naar de bezette
landen, waardoor bijvoorbeeld Wilhelm Blomquist, aanhanger van Axmann en als
Gebietsführer van de HJ gestationeerd in Nederland, actief werd tegengewerkt door de SS-
leiding.171 Met dit strijdtoneel op Nederlands grondgebied mengde ook Rost van Tonningen
zich in het conflict. Toen Blomquist enkele maanden later in november benoemd werd tot
Chef der Befehlsstelle Niederlande der Reichsjugendführung liet Rost van Tonningen middels
zijn secretaris weten niet aanwezig te zullen zijn.172 Als medestander van de SS werd het
Europa-ideaal van de Hitlerjugend geenszins door hem onderschreven. Op 6 juni 1942 was hij
daarentegen met zijn eigen plan voor de Nederlandse nationaalsocialistische jeugd naar voren
getreden door de Nederlandsche Oost Compagnie (NOC) in het leven te roepen. Met het
verlies van Nederlands-Indië aan Japan moest deze organisatie zorgen voor Lebensraum in de
Baltische staten en Oekraïne, waarmee Nederland verzekerd zou zijn van een plek in het
nieuwe Europa.173 Het toekomstige Europa stond voor Rost van Tonningen dan ook in het
168 Hannsjoachim W. Koch, The Hitler Youth. Origins and development, 1922-1945 (Londen 1975), 235. 169 Willi Alfred Boelcke ed., “Wollt Ihr den totalen Krieg?” Die geheimen Goebbels-Konferenzen 1939-1943
(Stuttgart 1967), 281-282. 170 Oelrich, “Sportgeltung – Weltgeltung”, 547-548. 171 Buddrus, Totale Erziehung für den totalen Krieg, 790. 172 ‘Brief van B. Serné aan Bannführer Voss, 20 november 1942’, NIOD, Amsterdam, Archief 169 Rost van
Tonningen, M.M., inv. nr. 303. 173 Meinoud Marinus Rost van Tonningen, Bericht von Dr. M. M. Rost van Tonningen, Präsident des
Aufsichtrates der Nederlandsche Oost Compagnie N.V., gegründet am 6. Juni 1942 in Den Haag, über die
59
teken van kolonisatie van het ‘Oostland’ door de Nederlandse jeugd via de NOC;
gelijkwaardige samenwerking in een jeugdverbond had hierin geen plaats.
In hetzelfde Groot-Germaanse kamp als Rost van Tonningen zat Quispel, wiens
diensttijd in Duitsland in juni was afgelopen. Tijdens zijn strijd aan het Oostfront was hij
dermate genazificeerd dat hij zoals eerder aangestipt bij terugkomst actief Jeugdstormers
begon te werven voor zijn visie op het nieuwe Europa. Uit zijn frontdagboek blijkt dat enkele
maanden eerder in maart de volkse gedachte reeds had postgevat bij Quispel: ‘Eindelijk maak
ik werkelijk deel uit van de verdedigers van onze Europeesche, van onze Germaansche
kultuur en volksgemeenschap.’174 Teruggekeerd naar Nederland begon hij zich vol
overtuiging in te zetten voor gezamenlijke participatie van de Germaanse jeugd aan het front
tegen het communisme. In een interview met Quispel bemerkte een Jeugdstormer dat een jaar
van oorlog de stafleider had veranderd.
Maar als ik naar hem [Quispel, RO] luister, dan merk ik toch allerlei veranderingen in
zijn wezen. Zijn taal is kort en krachtig … de taal der soldaten, die elk overtollig
geklets verafschuwen. Hij duldt ook geen tegenspraak. Wat hij zegt moet gedaan
worden, direct. Ook in zijn gebaren herkennen wij den soldaat, die een harde
leerschool heeft doorloopen, de leerschool der Waffen SS, die hij als gewoon SS-
Schütze heeft gediend.175
Strijden aan het Oostfront en het nieuwe Europa waren voor Quispel niet langer los van elkaar
te zien: ‘De frontsoldaten en de jeugd verzekeren Neerlands plaats in de nieuwe Germaansche
samenleving, in het nieuwe Europa!’176 Zijn oproep aan Jeugdstormers om te vechten tegen
het communisme leek aanvankelijk succesvol. Een grote groep was gefrustreerd met de
afhoudende politiek van Van Geelkerken, die maar mondjesmaat jongeren toestond te
vertrekken naar het Oostfront, waardoor zij veeleer opkeken naar Hitler en het Duitse rijk dan
naar Mussert en de hoofdstormer.177
Ondanks dat Groot-Germaanse geluiden steeds luider doorklonken, bleef het ideaal
van een onafhankelijke Jeugdstorm binnen een pan-Europees samenwerkingsverband van
fascistische jeugdbewegingen de leidraad in het buitenlandbeleid. Hoewel met de Europa-
bisherige und zukünftige geplante Aufbau-Arbeit der Nederlandsche Oost Compagnie N. V. in den besetzten
Ostgebieten (Den Haag 1943). Rost van Tonningen en Barnouw, Correspondentie van Mr. M. M. Rost van
Tonningen. Deel II, 10-12, 34. 174 ‘Dossier Casparus Quispel dagboek, 31 maart 1942’, NA-CABR, Den Haag, inv. nr. 175I, deeldossier BR.v.C
365/49. 175 ‘Onze plicht aan het thuisfront. Gesprek met den stafleider, opperbanheer Quispel’, De Stormmeeuw 8 (1942)
afl. 7, 228. 176 Ibidem, 269. 177 Kwak, ‘De Nationale Jeugdstorm’, 179.
60
idealen van Rost van Tonningen en Quispel een Groot-Germaanse rebellie een steeds
realistischer scenario leek te vormen, had de Dietse Van Geelkerken met steun van Seyss-
Inquart nog altijd het laatste woord. De hoofdstormer kon ten tijde van de oprichting van het
Europees Jeugdverbond de volksen binnen de Jeugdstorm bovendien zonder al te veel
problemen het hoofd bieden. Het merendeel van de NJS-leiding was in die tijd nog altijd sterk
Diets georiënteerd.178
Het fascistische Europa-ideaal was aldus een rekbaar begrip. Aan de vooravond van de
oprichting van het Europees Jeugdverbond gaven alle partijen onder het mom van fascistische
eenheid hun eigen invulling aan de toekomst van het Europese continent. Niet alleen werkte
dit competentiestrijd binnen de eigen gelederen in de hand, maar ook de verhoudingen tussen
de Jeugdstorm enerzijds en de Hitlerjugend en de SS anderzijds kwamen hierdoor onder druk
te staan. Ofschoon het jeugdverbond door de HJ werd gepresenteerd als een ‘Strahlenbündel
nationaler Kräfte’, moet niet onverlet worden gelaten dat Von Schirach en Axmann met het
oog op de leidersrol die nazi-Duitsland in Europa vervulde continu begerig waren naar een
stukje van de taart.179 Hiervoor werd een eventuele uitbreiding van de macht over
jeugdbewegingen uit de bezette gebieden, zoals de Jeugdstorm in Nederland, niet
geschroomd.
Roosevelt en de International Student Assembly
Niettegenstaande de botsende Europa-idealen was onderlinge rivaliteit niet het enige dat
speelde. Met de oprichting van een Amerikaanse tegenhanger van het fascistische
jeugdverbond diende zich een gemeenschappelijke vijand aan die de verschillende partijen
binnen de Jeugdstorm en nazi-Duitsland weer enigszins nader tot elkaar bracht. Op 2
september 1942, twee weken voor de oprichting van het Europees Jeugdverbond in Wenen,
zag de International Student Assembly (ISA) het levenslicht in Washington D.C., waarvoor
circa vierhonderd studenten en professoren uit 53 verschillende landen, waaronder Nederland,
waren bijeengekomen om vanuit een antifascistisch oogpunt te discussiëren over zaken als
democratie, nationalisme en kolonialisme.180 Een dag na de opening richtte de president van
de Verenigde Staten, Franklin Delano Roosevelt (FDR), zich in een toespraak tot de
178 Nanno Klaas Charles Arie in ’t Veld, De SS en Nederland. Documenten uit SS-archieven 1935-1945 (Den
Haag 1976), 425. 179 ‘Rede des Reichsleiters Baldur von Schirach anlässlich des Europäischen Jugendkongress am 14. September
1942 im Gauhaus zu Wien’, NIOD, Amsterdam, Archief 123 Nationaal-Socialistische Beweging, inv. nr. 1187,
17. Kühberger, ‘Europa als “Strahlenbündel nationaler Kräfte”’, 14. 180 Eugene G. Schwartz, American students organize. Founding the National Student Association after World
War II. An anthology and source book (Westport, Connecticut 2006), 16-17, 36.
61
aanwezigen. Met een wereldwijde radio-uitzending in 31 verschillende talen was Roosevelts
oratie echter bovenal gericht aan de jeugd die zich binnen de fascistische invloedssfeer
bevond.
This fact is becoming clearer every day to the young people of Europe, where the
Nazis are trying to create youth organizations built on the Nazi pattern. It is not a
pattern devised by youth for youth. It is a pattern devised by Hitler and imposed upon
youth by a form of mental forcible feeding – a diet of false facts, distortions, and
prohibitions – all backed up by the guns of the Gestapo. If you have any doubt as to
what the decent youth of Europe think about the false promises the Axis masters make
to the young people of the world, look to the brave young men of France and all the
occupied countries who prefer to face the firing squads rather than a lifetime of
slavery and degradation under Hitler.181
FDR eindigde zijn rede in optimisme over een uiteindelijke geallieerde overwinning, die
weliswaar zwaarbevochten zou worden. De vechtlust die van Noorwegen en Nederland tot
aan Servië en Griekenland heerste zou er voor zorgen dat Hitlers Nieuwe Orde te gronde werd
gericht.
Een reactie van de Hitlerjugend op ISA en Roosevelt liet niet lang op zich wachten.
Op 4 september, een dag na de toespraak van FDR, gebruikte Von Schirach de
Reichsrundfunk om de Amerikaanse president van repliek te dienen, zowel in het Duits als in
het Engels om zoveel mogelijk publiek aan te kunnen spreken. De gouwleider van Wenen
opende met de oprichting van ISA die volgens hem was aangekondigd met een hele hoop
‘hullahbalooh’ (‘Trara’ in de Duitse versie), alvorens hij frontaal de aanval opende op
Roosevelt. Als president van de Verenigde Staten werd FDR persoonlijk verantwoordelijk
gehouden voor het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog en de miljoenen doden die
dientengevolge waren gevallen. Daarenboven zou hij nooit enige aantrekkingskracht op de
jeugd kunnen uitoefenen, aangezien de Europese jongeren hun lot reeds bezegeld hadden in
bloed. Bovendien had Roosevelt geen recht om aanspraak te maken op de Europese jeugd,
omdat zijn eigen Amerikaanse jongeren sinds de aanvang van de oorlog totaal waren
losgeslagen en een moreel kompas volledig ontbeerden. Von Schirach eindigde met een
vooruitblik op het te stichten Europees Jeugdverbond. Elk land zou vrijwillig een
jeugddelegatie laten afreizen naar Wenen, alwaar de klemtoon zou komen te liggen op het
jeugd-leidt-jeugd principe, sociale gerechtigheid en kameraadschap, waarmee de
soevereiniteit van zelfs de kleinste landen gewaarborgd zou zijn: ‘Wir Europäer glauben an
181 Franklin D. Roosevelt, The public papers and addresses of Franklin D. Roosevelt. 1942 volume. Humanity on
the defensive (Ann Arbor, Michigan 2005), 349.
62
die Völker, Sie, Herr Roosevelt, glauben an die westliche Hemisphäre.’182 Het belang van een
Europese jeugdassociatie waarbinnen elk lid onafhankelijk te werk zou kunnen gaan werd nog
altijd onderstreept door de Hitlerjugend.
In navolging van Von Schirachs vertoog gaf de Jeugdstorm rugdekking aan het
jeugdverbond en de fascistische moraal. In De Stormmeeuw werd Roosevelt verweten dat zijn
Amerikaanse jeugd, die in deplorabele staat zou verkeren, met de aanhoudende
amerikanisering de Nederlandse jongeren lamlendig had gemaakt. Derhalve diende FDR de
Europese jeugd met rust te laten, daar hij geen idee had van ‘wat goed en recht is’.
Alliantiegenoten Churchill en Stalin werden evenmin ongemoeid gelaten. De universiteiten
van Eton, Oxford en Cambridge werden gehekeld om hun ‘plutocratische inslag’; de
Russische jeugd werd toegedicht dat zij enkel roofde, stal en zwierf, ‘opgejaagd en dagelijks
met den dood bedreigd, omdat Rusland nu eenmaal het “kinderparadijs” is’. Als voorbeeld
van hoe het wel moest werd gewezen op de bijeenkomst in Weimar, waar de aanwezige jeugd
haar gemeenschappelijke Europese cultuurgoed had leren kennen. Daarnaast werd er
vooruitgeblikt op het congres in Wenen, dat de Europese jeugd wel een goede toekomst zou
bieden in tegenstelling tot de ‘loze beloftes’ van FDR. 183
Het Nationale Dagblad behandelde Roosevelts rede evenzeer uitvoerig. Binnen een
dag werd FDR in een uitgebreid artikel verguisd om zijn handreiking aan de Europese jeugd,
de Amerikaanse alliantie met de Sovjet-Unie en de ‘democratische demagogie’ van de
Verenigde Staten die Nederland en de rest van Europa niets anders te bieden hadden dan
ellende.184 In de berichtgeving die een dag later volgde werd gewezen op de rol van de
Nederlandse jeugd in de ‘nieuwe tijd’ die de ‘Eeuw van Europa’ zou inluiden. Van Roosevelts
ideaalbeeld met betrekking tot de Europese jeugd werd geen spaan heel gelaten.
Aan vage in de wolken hangende idealen, aan luchtkasteelen als een ware
wereldbeschaving, hecht de [Europese] jeugd niet veel. […] Zij wenschen deze
luchtkasteelen niet binnen te stappen, blijven liever met de beide beenen op den grond
staan, gelooven niet in een joodsche veramerikaniseerde hot-jazz-wereldbeschaving
met dansende negerinnen en jankende saxafoons, met vrouwenbataljons voor
gemobiliseerde soldaten.185
Het nieuwe Europa diende niet aan de hand van Roosevelts ‘luchtkastelen’ te worden
182 Baldur von Schirach en Franklin D. Roosevelt, Wem gehört die Jugend? Roosevelt spricht, Von Schirach
antwortet. Auftakt zum Europäischen Jugendkongress (Wenen 1942), 11, 18, 21-27. 183 ‘Roosevelt en de jeugd’, De Stormmeeuw 8 (1942) afl. 7, 275. 184 ‘Democratische demagogie. Roosevelt sprak tot de jeugd’, Het Nationale Dagblad, 4 september 1942, 2. 185 ‘Ware wereldbeschaving. Europa’s jeugd heeft van Roosevelt niets te leeren’, Het Nationale Dagblad, 5
september 1942, 1.
63
opgebouwd, maar op grond van de ideeën die op de aanstaande bijeenkomsten in Wenen en
Milaan ten gehore zouden worden gebracht. Volk en Vaderland reageerde primair op
Roosevelts uitlating over een nieuwe maatschappelijke orde die door de Amerikanen, Britten
en Russen zou worden opgebouwd als het fascisme was verslagen. Om zijn
ongeloofwaardigheid te onderlijnen werd een vergelijking getrokken tussen FDR en ‘een
kaalhoofdige kapper [die] een onfeilbaar haargroeimiddel aanbeveelt’.186 Een spotprent van
een halve pagina lang waarin ‘Kokadorus Roosevelt’ (refererend aan de bekende joodse
marktkoopman Meyer Linnewiel die schuil ging onder de bijnaam Kokadorus) de Europese
jeugd Amerikaanse doosjes vitaminen aanbiedt, voorzien van een etiket met een davidster,
moest duidelijk maken dat de Jeugdstorm en haar Europese zusterbewegingen de leiding van
Duitsland en de Hitlerjugend diende te blijven volgen. Dergelijke propaganda lag in lijn met
eerdere oproepen van de NSB en Mussert, die hierin nazi-Duitsland volgden, waarin werd
opgeroepen om wat werd beschouwd als het verderfelijke kapitalisme en de plutocratie van de
Verenigde Staten te bestrijden.187
Figuur 2.188 ‘Hier heb ik iets voor de Europeesche jeugd! Dat is geen zwendel, dat is geen humbug, dat is de
nieuwste vinding! Het toppunt der beschaving! Judavitaminen U.S.A.!!’
186 ‘De kale kapper’, Volk en Vaderland, 11 september 1942, 3. 187 Mussert, Over den Nederlandschen staat in het nieuwe Europa, 3, 7. 188 ‘Kokadorus Roosevelt’, Volk en Vaderland, 11 september 1942, 3.
64
Ook na ISA en het jeugdcongres in Wenen poogden de Amerikanen een tegengeluid te
laten weerklinken bij de Nederlandse jeugd. Begin 1943 werd het plan ontwikkeld om
luchtpamfletten met een Nederlandse vertaling van Roosevelts toespraak te verspreiden op
Nederlands grondgebied, zoals in 1941 reeds was gedaan met eerdere radioredes van de
Amerikaanse president.189 Ofschoon de pamfletten met Roosevelts ISA-oratie al waren
gedrukt, werd uiteindelijk om onduidelijke redenen besloten dat deze niet verder verspreid
zouden worden.190 Evengoed was het onwaarschijnlijk dat de woorden van de Amerikaanse
president, net als de radio-uitzending op 3 september, veel impact zouden hebben gehad op de
Nederlandse nationaalsocialistische jeugd. Met alle voorbereidingen die voor de bijeenkomst
in Wenen waren getroffen stonden zij klaar om deze overkoepelende organisatie van de
Europese jeugd tot een geheel te smeden. Roosevelt en ISA konden daar tamelijk weinig aan
veranderen.
De stichtingsbijeenkomst te Wenen
Met tegenstand vanuit zowel de eigen nazigelederen als van buitenaf door Roosevelt, maar
evenzeer met steun van jeugdbewegingen uit geheel Europa, waaronder de Jeugdstorm, was
op 14 september 1942 het moment voor de Hitlerjugend eindelijk daar. In het Gauhaus te
Wenen, waar het voormalige Oostenrijkse parlement voor de Anschluss zetelde, werd het
Europees Jeugdverbond officieel opgericht. Voor veel fascisten was de grondlegging het
bewijs dat de fascistische ideologie nationale grenzen ontsteeg. Een anonieme auteur
beschreef het jeugdverbond op een ansichtkaart, waarop de afbeelding die op het titelblad van
deze scriptie prijkt evenzeer te vinden was en waarvan er meerdere in omloop waren, aan de
hand van de onderstaande metaforische boodschap, bedoeld ter promotie van de
stichtingsbijeenkomst.
Eine Europakarte, welche durch keinerlei staatliche Grenzen definiert ist. Ein
säulenähnlicher Stamm, der genau in ihrer Mitte geradlinig wächst, dessen Wurzeln
sich aber quer durch den europäischen Kontinent erstrecken. Eine Baumkrone
schließlich, welche zwischen ihren Blättern eine kugelförmige, soeben gekeimte
Frucht hält, die das zu symbolisieren scheint, was unmittelbar als Titel angeführt ist:
die “Gruendungstagung des Europaeischen Jugendverbandes Wien 1942”.191
189 Zie onder meer: ‘Tekst radiorede President Roosevelt’, NIOD, Amsterdam, Archief 560 Luchtpamfletten, inv.
nr. 12. ‘Roosevelt drijft Hitler in het nauw’, NIOD, Amsterdam, Archief 560 Luchtpamfletten, inv. nr. 20. ‘De
Gijzelaars, Verklaringen van Churchill en Roosevelt’, NIOD, Amsterdam, Archief 560 Luchtpamfletten, inv. nr.
23. 190 ‘Een boodschap tot de jeugd, van President Roosevelt’, NIOD, Amsterdam, Archief 560 Luchtpamfletten,
inv. nr. 58. 191 Morant i Ariño, ‘Die Gründung des “Europäischen Jugendverbandes”’, 1. De ansichtkaart met tekst bevindt
zich in het privébezit van Toni Morant i Ariño.
65
Het was een beeld waar zowel de Hitlerjugend als de Jeugdstorm zich zeker tot aangetrokken
hadden gevoeld: het jeugdverbond als een bloeiende boom, haar wortels reikend tot aan de
verste uithoeken van het continent met haar stam in het centrum van Europa. De worteltoppen
die strekten van Noorwegen tot aan Bulgarije, van Finland tot aan Spanje behoorden tot een
en dezelfde boomstam, Europa’s middelpunt Wenen.
Tussen 14 en 18 september kwamen in totaal veertien fascistische jeugdbewegingen
bijeen in de rijksgouw Wenen voor de stichtingsbijeenkomst van het Europees Jeugdverbond,
dat veertig miljoen jongeren tussen de tien en twintig jaar zou omvatten.192 Onder aanvoering
van Van Geelkerken nam de Jeugdstorm deel aan dit jeugdcongres samen met de HJ (onder
leiding van Axmann, Von Schirach en Jutta Rüdiger), de GIL (Vidussoni en Penelope Testa),
de NSUF (Stang), de NSJV (Lehembre), de NSU (Jensen), het FdJ (Pilar Primo de Rivera en
José Antonio Elola), de overkoepelende associatie van soldatenjongens en padvindersjeugd
uit Finland (Propst Verneri Loohivouri), de Jeunesse Rexiste (JR) uit Wallonië (Roger
Duthermes), Brannik uit Bulgarije (Stefan Kletschkoff), de Ustaša-jeugd uit Kroatië (Ivan
Oršanić), Educatie Premelitara uit Roemenië (generaal Iliescu), de Hlinka-jeugd uit Slowakije
(Alois Macek) en de Levente-jeugd uit Hongarije (Vitez Alois Beldy).193 Naast voltallige
jeugddelegaties waren er ook individuele jeugdvertegenwoordigers aanwezig uit Estland,
Letland, Tsjechië, Japan, Portugal en Frankrijk.194
Enkele weken voor het congres had Bannführer Voss via Quispel aan Van Geelkerken
laten weten dat een groep van twintig Jeugdstormers diende te worden samengesteld,
bestaande uit de hoofdstormer, zijn adjudant, zeventien vertegenwoordigers voor de
verschillende Arbeitsgemeinschaften en twee extra deelnemers.195 Naast Van Geelkerken
stonden aan het hoofd van de Nederlandse delegatie stafleider Quispel, meisjesleidster Van
Eck, opperstamheer Hasewinkel, banheer Gottlieb Adriaan van Dieren, opperbanheer Jan
Wolfgang Gerlings, opperstamheer Abraham Johan Reinders, schout Martin Jansen,
192 Door de Jeugdstorm wordt over vijftien landen gesproken. De verlate aansluiting van Portugal wordt hiervoor
aangehaald, maar bovenal worden Vlaanderen en Wallonië met het oog op het Dietse ideaal steevast als twee
separate landen aangeduid. Zie onder meer: ‘Weenen. De oprichting van het Europeesch jeugdverbond’, De
Stormmeeuw 8 (1942) afl. 7, 316. ‘Stichting van het verbond van Europeesche jeugdorganisatie’s, op 14
herfstmaand 1942’, NIOD, Amsterdam, Archief 123 Nationaal-Socialistische Beweging, inv. nr. 1187. 193 ‘Stichting van het verbond van Europeesche jeugdorganisatie’s, op 14 herfstmaand 1942’, NIOD,
Amsterdam, Archief 123 Nationaal-Socialistische Beweging, inv. nr. 1187. ‘Eröffnung durch den Reichsleiter
von Schirach’, NIOD, Amsterdam, Archief 123 Nationaal-Socialistische Bewegeging, inv. nr. 1187. Buddrus,
Totale Erziehung für den totalen Krieg, 790. 194 Axmann, Das kann doch nicht das Ende sein, 300. 195 ‘Brief van opperbanheer C. Quispel aan hoofdstormer C. van Geelkerken, 17.8.1942’, NIOD, Amsterdam,
Archief 123 Nationaal-Socialistische Beweging, inv. nr. 1142.
66
bestuurslid van het Dietsch Studenten Verbond Hielke Hielkema, streekleider Henri Charles
Nije en Robert van Genechten als hoofd van de afdeling Vorming der Beweging.196
In uiterst feestelijke sfeer werden Van Geelkerken en de zijnen met fanfares begroet
tijdens de eerste dag van het jeugdcongres. Daarenboven heette Von Schirach de aanwezige
jeugdbewegingen een warm welkom met zijn openingsrede, waarin antidemocratische,
antisemitische, antibolsjewistische en anti-Amerikaanse stellingnames verenigd werden met
Europese samenhorigheid en nationale onafhankelijkheid.
Können Sie sich vorstellen, dass ein Italiener, ein Ungar, ein Rumäne, ein Finne, ein
Slowake, ein Kroate anders denkt? Ist nicht für uns alle – und ich meine damit alle
Nationen, die uns die Ehre geben, sich heute hier zu versammeln, das Bewusstein [sic]
der Zugehörigkeit zur eigenen völkischen Gemeinschaft so stark, das wir es geradezu
als Ehrenpflicht ansehen würden, gemeinsam mit den anderen Menschenunseres
Volkes Glück und Leid zu teilen, auch wenn wir dafür ein Anwaltsbüro oder eine
Fabrik in der Fremde aufgeben müssen? Wir sind eben durch unseren nationalen
Charaketa [sic] bestimmt. […] Die Aufgabe des europäischen Jugendverbandes ist die
Festigung und Stärkung des Bewusstseins der europäischen Zusammengehörigkeit in
der jungen Generation unseres Kontinents. Als Ausdruck der neuen Ordnung ist der
europäische Jugendverband eine Arbeitsgemeinschaft von Nationalselbständigen und
volksbewussten Jugendorganisationen. Dieser Charakter des europäischen
Jugendverbandes schliesst jede Einmischung in die inneren Verhältnisse der
Jugendorganisationen eines Landes aus. […] Europa ist mehr als ein Kontinent.
Europa ist ein heiliges Wahrzeichen der Menschheit (starker Beifall).197
Ondanks de joviale stemming was de bijeenkomst bewust sober ingericht door de
Hitlerjugend. ‘Het congres danst niet’ kopte Het Nationale Dagblad, waarmee werd verwezen
naar het ontbreken van dansvoorstellingen zoals die van de Drentse dansgroep enkele
maanden eerder in Weimar. Met de intensiteit van de oorlog had de HJ ten doel om de
bijeenkomst in Wenen de uitstraling van een werkcongres te geven, niet van een vijfdaags
feest. Dit betekende evenwel niet dat het binnen het programma geheel aan ontspannende
activiteiten ontbrak. Zo woonde de Jeugdstorm een balletvoorstelling onder muzikale
begeleiding van de Wiener Philharmoniker in de Weense Staatsopera bij, alvorens men in de
Nationale Bibliotheek bij de tentoonstelling ‘Documenten der Europeesche historie’ een
uitgebreide geschiedenisles kreeg voorgeschoteld. Daarnaast bracht de Jeugdstormdelegatie
een bezoek aan het stadhuis, de paleizen Hofburg en Schönbrunn alsook de nabij gelegen
plaatsjes Baden bei Wien en Gumpoldskirchen. Van Geelkerken en Gerlings bezochten
196 ‘De jeugd van Europa vereenigd. Verbond van jeugdorganisaties te Weenen opgericht. Veertig millioen
Europeesche jongeren’, Het Nationale Dagblad, 15 september 1942, 1. 197 ‘Rede des Reichsleiters Baldur von Schirach anlässlich des Europäischen Jugendkongress am 14. September
1942 im Gauhaus zu Wien’, NIOD, Amsterdam, Archief 123 Nationaal-Socialistische Beweging, inv. nr. 1187,
6, 16, 19.
67
bovendien enkele gewonde Nederlanders die als vrijwilligers aan het Oostfront hadden
gestreden in de divisies Wiking, Germania en Westland, alsmede het Legioen Nederland.198
Naast Weense bezienswaardigheden was binnen het programma van de vijfdaagse
bijeenkomst door de Hitlerjugend bovenal tijd ingeraamd voor het doen van zaken. Evenals
bij de eerder georganiseerde sport- en cultuurevenementen zagen Axmann en Von Schirach
zichzelf erbij gebaat het Europees Jeugdverbond onder het mom van fascistische eenheid aan
de man te brengen als een organisatie waarbij elke jeugdbeweging gelijkwaardige rechten
had, terwijl in werkelijkheid de HJ achter de schermen aan de touwtjes trok. Uit de
organisatiestructuur die Von Schirach tijdens zijn openingstoespraak uit de doeken deed zijn
deze intenties enigszins op te maken. Aan het hoofd stonden Axmann en Vidussoni met als
ere-presidenten Von Schirach en Renato Ricci, voormalig leider van de ONB die sterke
nazisympathieën koesterde, die aan elke jeugdbeweging een Arbeitsgemeinschaft
toebedeelden.199 Naast de kleinere jeugdbewegingen die ieder de leiding van een van deze
werkgemeenschappen op zich namen, werden er twee toegewezen aan de HJ (Sport onder
Hans von Tschammer en Bauten und Fahrten onder Möckel) en de GIL (Presse, Film,
Rundfunk onder Selani en Führererziehung onder Bonamici). Bovendien werd de
werkgemeenschap Weibliche Jugend, gericht op de educatie en training van jonge Europese
vrouwen, vertegenwoordigd door BDM-leidster Rüdiger, Pilar Primo de Rivera als hoofd van
de Sección Femenina (SF), de vrouwelijke tak van Falange, en Testa namens de Italianen.200
Deze indeling toont aan dat Duitsland en Italië er geen misverstand over lieten bestaan
wie de leidende rol in het Europees Jeugdverbond vervulden, terwijl de schijn van
gelijkwaardige samenwerking wel werd opgehouden door de kleinere jeugdbewegingen een
zekere mate van verantwoordelijkheid te geven. Daarenboven was Italië in werkelijkheid een
zwakke vlagvoerder. Hoewel Von Schirach er net als bij eerdere Europese
jeugdbijeenkomsten alle belang bij had om zijn Italiaanse confraters naar voren te schuiven
198 ‘Het congres danst niet. Hotelcommandanten voorbeelden van jeugdopvoeding’, Het Nationale Dagblad, 17
september 1942, 1. ‘De jeugd van Europa vereenigd! Veertig millioen Europeesche jongeren met één ideaal.
Grootsche taak voor den Jeugdstorm’, De Stormmeeuw 8 (1942) afl. 7, 275. ‘Weenen. De oprichting van het
Europeesch jeugdverbond’, De Stormmeeuw 8 (1942) afl. 7, 316-317. Een kort beeldfragment van de opening
van het Europees Jeugdverbond: ‘Founding of the European Youth Association in Vienna, 1942’,
https://www.youtube.com/watch?v=ivStXsAia4k (geraadpleegd op 1 juli 2016). 199 ‘Eine neue Waffe in den Kämpfen dieses Krieges. Der Europäische Jugendverband in Wien gegründet.
Schirach und Ricci als Ehrenpräsidenten, Axmann und Vidussoni die Präsidenten des Verbandes’, Völkischer
Beobachter, 16 september 1942, NIOD, Amsterdam, Archief KA II Knipselcollectie uit het archief van de NSB
over zaken, inv. nr. 922. 200 ‘Eröffnung durch den Reichsleiter von Schirach’, NIOD, Amsterdam, Archief 123 Nationaal-Socialistische
Bewegeging, inv. nr. 1187, 4. Toni Morant i Ariño, ‘‘Falange’s female comrades [and] their German and Italian
sisters’. Cross-border affinities between women’s fascist organizations, 1936-1945’ in: Eveline Buchheim e.a.
ed., Under fire. Women and World War II, 19-36, aldaar 28. Oelrich, “Sportgeltung – Weltgeltung”, 545.
68
als een gelijkwaardige bondgenoot, beschouwde hij het Europees Jeugdverbond als zijn eigen
creatie. Het presidentschap van de GIL was dan ook niets meer dan een concessie om de
Italiaanse moraal hoog te houden; de werkelijke macht lag in handen van de Hitlerjugend.201
De dominantie van de HJ werd bij vlagen ook door de Jeugdstorm gevoeld.
Uit een Jeugdstormverslag van de oprichtingsvergadering op 14 september komt naar voren
dat de leiders van de verschillende Arbeitsgemeinschaften enkel met toestemming van
Axmann en Vidussoni zonder Italiaans-Duits toezicht afzonderlijke besprekingen konden
voeren. Toch leek de Jeugdstorm op het eerste gezicht maar weinig oog te hebben voor het
overheersende karakter van de Hitlerjugend. Bij de oprichting werd het Europees
Jeugdverbond omschreven als ‘een zinnebeeld van een nieuwe en betere orde’, waarbij
‘iedere jeugdorganisatie dezelfde rechten [heeft] of het aantal leden klein of groot is’. Louter
in gemeenschappelijk overleg met de kleinere jeugdbewegingen zouden de (ere-)presidenten
van de HJ en GIL tot besluiten komen.202 Het vertrouwen in het jeugdverbond en de
aanwezige fascistische jeugdbewegingen werd bekrachtigd door Van Geelkerken. Nadat Von
Schirach in zijn openingsoratie de verschillende werkgemeenschappen en de bijbehorende
jeugdbewegingen officieel had aangekondigd, werd aan elke jeugdleider kort het woord
gegeven. In zijn toespraak benadrukte de hoofdstormer de gedeelde Europese geschiedenis en
de Nederlandse loyaliteit aan het kersverse jeugdverbond.
Die niederländische Jugend steht im Bewusstsein einer europäischen Vergangenheit
bereit, ihre neuen Aufgaben, wenn Europa in Zukunft sie ruft, anzutreten. Mit
Begeisterung bringe ich dem Europäischen Jugendkongress die Kunde, dass die
Jugend in den Niederlanden es als eine hohe Ehre Ansicht, sich mit der Jugend aller
europäischen Nationen für ein grosse, mächtiges, einiges Europa einzusetzen, dessen
Ehre die Arbeit ist (Starker Beifall).203
Nadat Van Geelkerken en de overige jeugdleiders zich in hun redes hadden geconformeerd
aan het Europese jeugdproject, werd de daad meteen bij het woord gevoegd. Tegelijk met
NSUF-leider Stang ondertekende de hoofdstormer de stichtingsakte van het Europees
Jeugdverbond, waarmee het Jeugdstormlidmaatschap officieel was ingeluid.
In Von Schirachs verdeling was de werkgemeenschap Kultur und Kunst Van
Geelkerken en zijn NJS ten deel gevallen, hetgeen werd aangehaald als bewijs dat ‘men in het
201 Ponzio, Shaping the new man, 190. 202 ‘Stichting van het verbond van Europeesche jeugdorganisatie’s, op 14 herfstmaand 1942’, NIOD,
Amsterdam, Archief 123 Nationaal-Socialistische Beweging, inv. nr. 1187. 203 ‘Eröffnung durch den Reichsleiter von Schirach’, NIOD, Amsterdam, Archief 123 Nationaal-Socialistische
Bewegeging, inv. nr. 1187, 9.
69
Figuur 3.204
‘Hoofdstormer Van Geelkerken teekent te Weenen het protocol van den Europeeschen Jeugdbond.
Naast hem de Noorsche minister Stang.’
buitenland hoog tegen Nederland opziet’ aangezien cultuur ‘de handteekening van een volk
en van een land is’. De benoeming was puur een formaliteit; reeds een kleine maand eerder
had Quispel de hoofdstormer op de hoogte gebracht van de indeling van het Europees
Jeugdverbond en de voorbereidingen die dientengevolge moesten worden getroffen.205
Ofschoon na afloop door de Jeugdstorm zelf benadrukt werd dat Van Geelkerken uitstekend
leiding had gegeven, vormde zijn werkgemeenschap bij uitstek het platvorm waarop
hoofdzakelijk verschillen tussen de aanwezige jeugdvertegenwoordigers aan de oppervlakte
traden. Een verscheidenheid aan culturen, zich uitend in taal, temperament en zienswijze op
bepaalde problemen, maakte het vinden van een gemeenschappelijk doel van de Europese
jeugd niet gemakkelijk voor de NJS en haar leider.206 Evengoed kwamen de verschillende
jeugdbewegingen tot een gezamenlijke besluit. Tijdens de bespreking van de resultaten van
alle werkgemeenschappen werd door Van Geelkerken het voorstel gedaan om de
cultuurmanifestaties in Weimar en Florence jaarlijks te laten terugkeren alsook nieuwe
gelijksoortige evenementen op touw te zetten om zowel de gedeelde Europese culturele
204 ‘Jong Europa klopt aan Neerlands deur. Het Weensche congres en Nederlands taak’, Het Nationale Dagblad,
23 september 1942, NIOD, Amsterdam, Archief KA II Knipselcollectie uit het archief van de NSB over zaken,
inv. nr. 922. 205 ‘Brief van opperbanheer C. Quispel aan hoofdstormer C. van Geelkerken -2-, 17.8.1942’, NIOD, Amsterdam,
Archief 123 Nationaal-Socialistische Beweging, inv. nr. 1142. 206 ‘Weenen. De oprichting van het Europeesch jeugdverbond’, De Stormmeeuw 8 (1942) afl. 7, 314.
70
waarden als de nationale verscheidenheid bij de jeugd in te prenten.207
Naast het organiseren en leiden van de Arbeitsgemeinschaft Kultur und Kunst namen
de aanwezige Jeugdstormers tevens actief deel aan het uitwisselen van ervaringen alsook het
voeren van discussies en het houden van brainstormsessies in de overige
werkgemeenschappen. In de groep Ethische Erziehung onder leiding van de Finse jeugdleider
Loohivouri kwam Jeugdstormer Hielke Hielkema in aanraking met jeugdvertegenwoordigers
uit Duitsland, Hongarije, Slowakije, Italië, Spanje, Roemenië en Kroatië om een plan te
ontwikkelen voor toekomstige ideologische scholing van de Europese jeugd. Hielkema
beklemtoonde dat ideeën met betrekking tot ethische opvoeding niet gevormd moesten
worden aan de hand van de ‘barbarij van het bolsjewisme en het intellectualisme van de
liberalistisch-democratische periode’, maar op grond van de ‘natuurlijke levensdrang van het
volk’. Verder namen in zijn betoog karaktervorming en persoonlijkheid een prominente rol in,
waar zowel cultuur als militaire strijd van grote betekenis voor werden geacht: ‘De opvoeder
moet in zich dragen het wezen van den soldaat en den dichter – de gestalten, die op de
toekomst van de volkeren van Europa hun stempel drukken.’208
Europees bewustzijn en Europese cultuur waren thema’s die net als bij Hielkema bij
elke spreker steevast de rode draad vormden. Elke jeugdbeweging poogde echter invloed op
de werkgemeenschap uit te oefenen door zaken die voor hen belangrijk waren aan te kaarten.
Loohivouri en zijn Italiaanse vakgenoot Ehio Crescimbeni spraken over zedelijkheid,
Oberbannführer Griesmayer benadrukte gemeenschapsbewustzijn, de Slowaakse
vertegenwoordiger Štefan Polakovič onderstreepte verdieping van kennis over landen en
volkeren, terwijl familiale waarden belangrijk waren voor de Roemeense, Kroatische en
Spaanse afgevaardigden. Hoewel de debatten die hieruit voortvloeiden ‘enkele malen in een
Babylonische spraakverwarring [dreigden] te ontaarden’, werden deze ondanks enkele kleine
meningsverschillen bovenal gekenmerkt door levendigheid en optimisme over het nieuwe
Europa. In een poging iedereen tevreden te stellen werd uiteindelijk het leeuwendeel van de
opgeworpen thema’s meegenomen in de resolutie die Loohivouri aan het eind van het congres
in Wenen zou voordragen aan de aanwezige jeugd en hun leiders. Het geloof in God, familiale
waarden, het volk en het vaderland alsook begrippen als eer, arbeid en vrijheid waren allen
207 Ponzio, Shaping the new man, 192. 208 ‘Arbeidsgemeenschap “ETHISCHE ERZIEHUNG”’, NIOD, Amsterdam, Archief 123 Nationaal-
Socialistische Beweging, inv. nr. 1187, 3.
71
verankerd in de doelstellingen van de werkgemeenschap Ethische Erziehung.209 Ter afsluiting
werd overeengekomen dat elke jeugdbeweging onderzoek zou verrichten naar de toepassing
van ethische opvoeding op de eigen nationale jeugd, alvorens men in de zomer van 1943
elkaar wederom zou ontmoeten in Helsinki voor een nieuwe bespreking.210
Aan de overige werkgemeenschappen participeerde de Jeugdstorm evenzeer actief.
Van Dieren, gemachtigde van de Nederlandse Jeugdherberg Centrale (NJHC) en leider van de
Jeugdherbergafdeling van de Jeugdstorm, pleitte in de werkgemeenschap Bauten und Fahrten
voor de stichting van een Europese jeugdherbergcentrale, een plan dat werd aangenomen door
de overige jeugddelegaties en enige tijd later ook daadwerkelijk werd gerealiseerd. In
Vormilitärische Ertüchtigung maakte Gerlings zich hard voor de vrijheid van elke
jeugdbeweging om zelf haar eigen militaire vooropleiding te organiseren, alhoewel regelmatig
internationaal contact hierover voort moest blijven duren. Hij haalde vooral de banden aan
met de Italiaanse GIL-afgevaardigden, waarmee werd overeengekomen dat drie
Jeugdstormleiders een opleiding van een jaar zouden gaan volgen in Italië om daarop
aansluitend een rondreis door Europa te maken. Tot slot liet Hasewinkel een lang gekoesterde
Jeugdstormwens tot uiting komen binnen de werkgemeenschap Sport, waarin onder meer de
komende winterspelen aan Italië en de zomerspelen (wederom) aan Breslau werden
toegekend, door goedkeuring te ontvangen voor het opnemen van schaatsen in het programma
van toekomstige sportevenementen.211 Op de laatste dag van het congres werden de
uitkomsten van alle Arbeitsgemeinschaften door hun toegewezen jeugdleiders in een
volgepakt Gauhaus gepresenteerd.
Ofschoon elke Jeugdstormer zich in zijn toebedeelde werkgemeenschap inzette voor
de belangen van de beweging, ontstonden er interne problemen door de verschillende
invullingen die hieraan werden gegeven door volgelingen van het Dietse en Groot-Germaanse
kamp. Van Dieren, die bekend stond als een fel NSB’er, zou zijn Weense prestaties en
ervaringen gebruiken om een wit voetje te halen bij Rost van Tonningen door onder het mom
van het idee van het nieuwe Europa te pogen de NJHC bij de Jeugdstorm onder te brengen om
de Nederlandse jeugd in nationaalsocialistische (en vooral nazistische) zin te laten
radicaliseren.212 Hij bouwde hiermee voort op eerdere plannen die in Garmisch-Partenkirchen
209 ‘Slotzitting Europeesch jeugdcongres. Resolutie van arbeidsgemeenschap etische opvoeding’, Het Nationale
Dagblad, 19 september 1942, NIOD, Amsterdam, Archief KA II Knipselcollectie uit het archief van de NSB
over zaken, inv. nr. 922. 210 ‘Arbeidsgemeenschap “ETHISCHE ERZIEHUNG”’, NIOD, Amsterdam, Archief 123 Nationaal-
Socialistische Beweging, inv. nr. 1187, 1-4. 211 ‘Weenen. De oprichting van het Europeesch jeugdverbond’, De Stormmeeuw (1942) afl. 7, 315-316. 212 Rost van Tonningen en Barnouw, Correspondentie van Mr. M. M. Rost van Tonningen. Deel II, 96.
72
waren gesmeed door Groot-Germaansgezinde Jeugdstormers om binnen de NJHC een
nationaalsocialistische wind te laten waaien.213 Gerlings’ intenties stonden haaks op die van
Van Dieren. Getrouwd met een nicht van Mussert was hij als aanhanger van het Dietse ideaal
door Van Geelkerken met de taak opgezadeld om Jeugdstormers uit het vaarwater van de SS
te houden. Gerlings voerde uit principe geen onderhandelingen met de Hitlerjugend tijdens
het Europees Jeugdverbond, daar hij werd bezield door een anti-Duits sentiment. Door Van
Geelkerken werd hij zodoende voorgedragen als lid van de Jeugdstormdelegatie bij de
evenementen in Breslau, Wenen en Milaan om als vertrouwenspersoon van de hoofdstormer
een oogje in het zijl te houden met betrekking tot mogelijke nazificatiepogingen van Duitse en
Groot-Germaanse zijde. Dit leverde een nieuw competentiegeschil op tussen Gerlings en
Quispel, die beiden in de gunst probeerden te geraken bij de hoofdstormer om hun positie
binnen de Jeugdstorm te verstevigen. Vooral Quispel voelde zich hierbij niet gesterkt en
dikwijls gepasseerd, aangezien Van Geelkerken menigmaal ten faveure van Gerlings
beslissingen nam.214 Samen met andere Groot-Germaansgeoriënteerden zoals Van Dieren
verhardde Quispel zijn strijd dan ook tegenover Van Geelkerken, Gerlings en andere Dietse
vertegenwoordigers.
Buiten de Arbeitsgemeinschaften om, die zowel internationale contactvorming als
competentiestrijd in de hand werkten, kwamen Jeugdstormers eveneens in aanraking met de
Europese jeugd. In de wandelgangen werd toenadering gezocht tot vertegenwoordigers van de
verschillende aanwezige jeugdbewegingen om van alle veertien, exclusief de Waalse JR en
inclusief de Portugese jeugdbeweging Mocidade Portuguesa (MP), een verslag op te stellen
waarin de geschiedenis, ontwikkeling en gemeenschappelijke fascistische waarden
beschreven werden.215 Daarnaast maakten Van Geelkerken en Lehembre gretig van de situatie
gebruik om het Dietse ideaal te propageren. Evenals bij de zomerspelen in Breslau werd er in
Wenen een kameraadschapsavond georganiseerd voor Nederlanders en Vlamingen, waarbij
de hoofdstormer door zijn eigen jeugdbeweging werd toegedicht de aanwezige Jeugdstormers
en NSJV’ers ‘een stuk Nederland in hun hart [te hebben gegeven]’.216 Lehembre beschreef
zijn kameraadschappelijke gevoelens door te wijzen op een ontmoeting in zijn hotel tussen
Van Geelkerken en enkele NSJV’ers, ‘die onmiddellijk in houding vlogen’ en blij waren een
213 ‘Proces-verbaal, in zake tegen G.A. v. Dieren, nummer 907/’47, 1e getuige Johan Bolman’, NA-CABR, Den
Haag, inv. nr. 62877. 214 ‘Proces-verbaal Jan Wolfgang Gerlings, 1e getuige Cornelis van Geelkerken, 2e getuige Johann Heinrich
Hasewinkel, 5e getuige Casparus Quispel’, NA-CABR, Den Haag, inv. nr. 57332, 2-4, 6. 215 ‘Stichting van het verbond van Europeesche jeugdorganisatie’s, op 14 herfstmaand 1942’, NIOD,
Amsterdam, Archief 123 Nationaal-Socialistische Beweging, inv. nr. 1187. 216 ‘Weenen. De oprichting van het Europeesch jeugdverbond’, De Stormmeeuw 8 (1942) afl. 7, 317.
73
gesprek te kunnen voeren met een medestander van het Dietse ideaal.217 Jan D’Haese,
departementsleider van de NSJV en onderdeel van de Vlaamse jeugddelegatie in Wenen,
beklemtoonde evenzeer de verbintenis en de ‘volkskracht’ tussen wat hij beschouwde als
Noord- en Zuid-Nederland in het nieuwe Europa.
De N.S.J.V. en de Jeugdstorm beseffen dat ze moeten meewerken aan de grootmaking
van Europa. Zij weten, dat zij hun rol te vervullen hebben in het Germaansche
kompleks met zijn leider Adolf Hitler. Maar zij weten bovendien dat dit alles slechts
te bereiken is door de trouw aan het eigen volk.218
D’Haeses uitspraak is tevens tekenend voor de onzekerheid die er heerste onder de kleinere
fascistische jeugdbewegingen, ook al lieten zij daar naar buiten toe zo min mogelijk van
merken. Trouw aan het eigen volk, samenwerking tussen de NSJV en de Jeugdstorm vanuit
Diets oogpunt, het belang van een Germaanse unie onder aanvoering van Hitler en een
fascistisch Europa-ideaal worden allemaal tegelijkertijd aangehaald. Hoewel de Jeugdstorm
en de NSJV ongetwijfeld uitgekristalliseerde ideeën hadden over mogelijke manieren om deze
vier idealen te verenigen, geeft het vooral aan dat zij constant in een spagaat zaten tussen
nationalistische idealen en trouw aan de Führer.
Figuur 4.219
217 ‘Indrukken van een kongres (II). De Europeesche jeugd vereenigd’, Volk en Staat, 7 oktober 1942, NIOD,
Amsterdam, Archief KA II Knipselcollectie uit het archief van de NSB over zaken, inv. nr. 922. 218 ‘De Europeesche jeugd treedt aan’, Volk en Staat, 21 september 1942, NIOD, Amsterdam, Archief KA II
Knipselcollectie uit het archief van de NSB over zaken, inv. nr. 922. 219 Bron is niet langer beschikbaar.
74
Onzekerheid bij de Jeugdstorm over de toekomst was niet heel verwonderlijk. Het
Duitse idee van een Europese Nieuwe Orde was ten tijde van het congres te Wenen nog altijd
vaag en rekbaar, waarmee pan-Europese manifestaties als het Europees Jeugdverbond niets
meer waren dan onderdelen van Gleichschaltung en propaganda, gericht op de coöperatie van
fascistische vazallen.220 De Hitlerjugend had nooit de intentie gehad om enige werkelijke
macht uit handen te geven. Uitspraken van opperbanheer Gerlings suggereren dat de
Jeugdstormleiding niet geheel in het ongewisse was over hetgeen er achter het masker van de
HJ schuilde: ‘Ik dacht dat indien de jeugd van Europa met elkaar zou samengaan er vanzelf
een beter bewoond Europa zou komen. Ik heb reeds vlug gemerkt en wel bij het Jeugdcongres
te Wenen, dat mijn gedachte een utopie was.’221 Toch bleef de Jeugdstorm zich in het spoor
van de Hitlerjugend begeven. Het leek alsof de enige optie die men had gericht was op het
zich conformeren aan dan wel manoeuvreren om de lijn die de HJ uitzette.
Europese Jeugdsportkampioenschappen in Milaan
Direct aansluitend op de stichtingsbijeenkomst van het Europees Jeugdverbond in Wenen
verbleef een groep van tachtig Jeugdstormers tussen 19 en 29 september in Milaan ter
gelegenheid van de Europese Jeugdsportkampioenschappen, die als vervolg dienden op de
zomerspelen in Breslau uit het voorgaande jaar. Aan het sportevenement hadden vijftien
verschillende jeugdbewegingen deel; dezelfde uit Wenen samen met een groep Portugezen
van de MP. Reeds een ruime maand eerder had de Jeugdstorm de voorbereidingen voor de
Italiaanse sportfestiviteiten getroffen. Met Mussert, Van Geelkerken en Rijkscommissaris
Seyss-Inquart in het publiek waren op 8 en 9 augustus in Deventer de eerste landelijke
Jeugdstormkampioenschappen gehouden, waarvan de winnaars de Nederlandse delegatie in
Milaan zouden vormen. De Leider en de hoofdstormer deelden onder meer de medailles en
wisselbekers uit aan de winnaars, waarna door beiden tevens een korte toespraak werd
gehouden over de toekomst van Europa en de te verwachten sportwedstrijden in Milaan.222
Meer dan een week later op 18 augustus hadden in Amsterdam de landelijke
zwemwedstrijden plaatsgevonden, die duidelijk moesten maken welke zwemploeg een maand
later naar Italië zou afreizen.223 Nadat bekend was geworden welke Jeugdstormers mochten
deelnemen aan de Europese Jeugdsportkampioenschappen, nam Hasewinkel de
220 Griffin, ‘Europe for the Europeans’, 152. 221 ‘Uitspraak. Inzake Jan Wolfgang Gerlings, dossier no. 2560’, NA-NBI, Den Haag, inv. nr. 79909, 4. 222 Z.a., Jeugdstormkampioenschappen 1942. Deventer 8 en 9 oogstmaand (Utrecht 1942). ‘De eerste
Jeugdstormkampioenen bekend. Op grootscheepse wijze werden in Deventer de eerste landelijke
Jeugdstormkampioenschappen gehouden’, De Stormmeeuw 8 (1942) afl. 7, 258-263. 223 ‘Zwemwedstrijden van den “Nationale Jeugdstorm”’, De Stormmeeuw 8 (1942) afl. 7, 264.
75
verantwoordelijkheid voor de bijbehorende organisatorische taken op zich. Via
briefcorrespondentie (in het Italiaans) met de GIL zette hij zich namens de Jeugdstorm in voor
onder meer het af laten reizen van een journalist, een fotograaf en supporters (‘amici
sportivi’), alsmede de organisatie van de reis zelf.224 Terwijl Hasewinkel zich in overleg met
de GIL bekommerde om het organisatorische aspect, begonnen de winnaars van de landelijke
Jeugdstormkampioenschappen in Deventer aan een zesweeks trainingskamp in de
jeugdherberg te Rhijnauwen (voor de jongens) en de kaderschool te Blaricum (voor de
meisjes) om volledig voorbereid naar Milaan te kunnen afreizen.225
Na het voorgaande jaar in Breslau als laatste gearriveerd te zijn, werden de
Jeugdstormers na een zorgvuldige voorbereiding dit keer als eerste door de GIL verwelkomd
in Milaan, de geboorteplek van het fascisme waar Mussolini in 1919 zijn Fasci italiani di
combattimento in het leven had geroepen. Omdat de officiële opening van de sportwedstrijden
nog vijf dagen op zich liet wachten, brachten Van Geelkerken en zijn delegatie hun tijd door
met een stadsverkenning van Milaan, een dagtocht naar het Comomeer, een bezoek aan een
vliegtuigfabriek van Caproni alwaar de burgemeester van Milaan een toespraak hield, een
voorstelling in het Teatro Manzoni Milano opgevoerd door een meisjesgroep van de GIL en
tot slot een gezamenlijke kameraadschapsmiddag met alle aanwezige jeugdbewegingen in het
Castello Sforzesco een dag voor aanvang van de sportfestiviteiten.226 Op 24 september vond
na een minuut stilte voor de gevallen soldaten in de oorlog de opening van de Europese
Jeugdsportkampioenschappen plaats met een toespraak van vicecommandant van de GIL
Bonamici, die eerder in Wenen leiding had gegeven aan de werkgemeenschap
Führererziehung. Vol trots meette de Jeugdstorm breed de successen uit tijdens de eerste
sportwedstrijden van Cobi Koster, die derde werd op de tweehonderd meter borstslag, en
Leen Gerritsen, die eveneens derde werd in de halve finale van de honderd meter vrije slag.
De Nederlandse prestaties vielen evenwel in het niet bij de jongens en meisjes van de
Hitlerjugend en de GIL die, toepasselijk voor hun politieke dominantie, net als in Garmisch-
Partenkirchen en Breslau met afstand de eerste en tweede plek in de verschillende
sportcategorieën bemachtigden.227
224 ‘Brief van opperstamheer H.A. Hasewinkel aan Comando Generale della G.I.L., 13.8.1942’, NIOD,
Amsterdam, Archief 123 Nationaal-Socialistische Beweging, inv. nr. 1142. 225 ‘Jeugdstormflitsen. De training voor Milaan’, De Stormmeeuw 8 (1942) afl. 7, 297. 226 ‘Indrukken uit Milaan. Feest van levensvreugde en kameraadschap’, Het Nationale Dagblad, 2 oktober 1942,
3. 227 ‘Jeugdstorm uit Milaan teruggekeerd. Geestdriftige verhalen’, Het Nationale Dagblad, 1 oktober 1942, 3.
‘Indrukken uit Milaan. Het verloop van de jeugdlandwedstrijden’, Het Nationale Dagblad, 3 oktober 1942, 6.
76
Hoewel er vanuit de Jeugdstorm eerbied werd getoond voor de sportprestaties en
gastvrijheid van de GIL, werd tegelijkertijd met een toon die op een raciaal
superioriteitsgevoel duidt gesproken over de verschillen tussen de Italianen en de volkeren die
tot de Germaanse stam werden gerekend. Steevast werden de Italianen en hun Romaanse
‘stamgenoten’ getypeerd als geestdriftig, luidruchtig, overoptimistisch en ongeorganiseerd
tegenover de Jeugdstorm die als Germaanse jeugd er een ingetogen, georganiseerde en sobere
mentaliteit op na zou houden.
Kenmerkend voor de Italiaansche mentaliteit, die zoo veel afwijkt van onze
noordelijke mentaliteit, was het feit, dat zij maar niet konden begrijpen, dat het kader
van den Jeugdstorm in de half tweede, half derde klasse wagon, die ons van München
naar Milaan had gebracht, derde klasse had gereisd ….228
Andere punten van kritiek op de ‘Italiaanse mentaliteit’ hadden betrekking op slordige
uniformen met losse knopen, beloftes die niet werden nagekomen en het ‘temperamentvolle’
muziekkorps, die allemaal in scherp contrast zouden staan met de strakke organisatie van de
Hitlerjugend en de andere Germaanse jeugdbewegingen. Contact tussen de Jeugdstorm en
andere jeugdbewegingen bleek überhaupt niet altijd vlekkeloos te verlopen. De Babylonische
spraakverwarring waar Hielkema in Wenen reeds mee te maken had gekregen speelde ook
geregeld in Milaan de communicatie tussen fascistische jongeren parten, hetgeen met de
nodige moeite werd opgelost door een mengelmoes van Duits, Frans, Engels en Italiaans te
spreken.229
In vergelijking met het zakelijke karakter van de stichtingsbijeenkomst in Wenen was
Milaan een stuk speelser van aard, waardoor het sportfestijn, ondanks enkele onderlinge
botsingen en belemmeringen, de aanwezige jeugd een uitgelezen mogelijkheid bood voor het
leggen van internationale contacten. Toen de jongens en meisjes van de HJ, de BDM, Frente
de Juventudes, Brannik en de Ustaša-jeugd waren gearriveerd, raakten de Jeugdstormers
direct met hen in gesprek en wisselden ter bezegeling van de vriendschapsband draagtekens
uit. Daarnaast vergezelde een groepje GIL-leden de Jeugdstorm tijdens de dagtocht naar het
Comomeer, waarbij onder meer werd geconverseerd over het koningshuis in Italië en
Nederland.230 Het summum werd echter bereikt op de laatste wedstrijddag die werd afgesloten
met de welbekende kameraadschapsavond, georganiseerd op initiatief van de Jeugdstorm met
228 ‘De Jeugdstorm in Milaan’, De Stormmeeuw 8 (1942) afl. 7, 307. 229 Ibidem, 309, 312. ‘Jeugdstorm bezichtigt Milaan. Nieuwe vriendschapsbanden zijn gelegd’, Het Nationale
Dagblad, 30 september 1942, 3. 230 ‘De Jeugdstorm in Milaan’, De Stormmeeuw 8 (1942) afl. 7, 308-310.
77
Figuur 5.231 ‘De kameraadschapsmiddag bracht een overvloed van zang en muziek.’
Figuur 6.232
‘De openingsplechtigheid. De nationale vlaggen gaan omhoog.’
231 ‘De Jeugdstorm in Milaan’, De Stormmeeuw 8 (1942) afl. 7, 312 232 ‘De Jeugdstorm in Milaan II’, De Stormmeeuw 8 (1942) afl. 8, 339.
78
deze keer niet alleen de Vlaamse NSJV maar eveneens de Waalse JR. Eerder in de week
tijdens de openingsceremonie had de Jeugdstorm met tegenzin aanvaard dat de Belgische in
plaats van de Vlaamse vlag was gehesen en dat het Nederlandse rood-wit-blauw in plaats van
het Groot-Nederlandse oranje-blanje-bleu aan de vlaggenstok wapperde. De
kameraadschapsavond met de Vlamingen en de Walen werd zodoende aangegrepen om het
Dietse ideaal alsnog te kunnen propageren. Verreweg de meeste aandacht ging uit naar de
relatie tussen de Jeugdstorm en de NSJV, die onder meer opbloeide door contacten tussen
meisjesleidster Van Eck en haar Vlaamse evenknie Jet Claassens, alsook door een toespraak
van Van Geelkerken. Tot de Walen werd eveneens toenadering gezocht, zij het weliswaar met
zichtbare moeite. Hoewel de JR als van ‘germaanschen bloede’ werd omschreven, kon de
Jeugdstorm het niet laten op te merken hoe ‘geromaniseerd’ de Walen eigenlijk wel niet
waren.233
Het is opmerkelijk dat de Jeugdstorm de Waalse jeugd betrok bij de Germaanse idee.
In de nota’s die Mussert tussen 1940 en 1944 aan Hitler stuurde over een Germaanse
statenbond werd door de Leider over eventuele Waalse aansluiting met geen woord gerept.
Enkel in zijn laatste nota’s van eind 1944 komt Wallonië voor als onderdeel van het
Bourgondische (en dus niet het Germaanse) volk.234 Een verklaring hiervoor kan worden
gevonden bij de ideeën van Hitler, die eerder de Walen toestemming had gegeven om aan te
treden binnen de Waffen-SS. Enkele maanden voor Milaan had de Führer tevens aan een klein
groepje getrouwen te kennen gegeven dat Wallonië en Noord-Frankrijk in zijn optiek in het
verleden onterecht waren weggekaapt van Duitsland en dientengevolge deel moesten
uitmaken van het Groot-Germaanse rijk.235 De positieve houding van de Jeugdstorm
tegenover de JR was dan ook veeleer uit loyaliteit aan nazi-Duitsland, dan vanuit de eigen
overtuiging die sterk gekleurd was door de Groot-Nederlandse gedachte.
De dominantie van Hitler en nazi-Duitsland was evenzeer te bemerken in de
betrekkingen tussen de Jeugdstorm en de Hitlerjugend. Ofschoon de NJS wederom nieuwe
contacten had gelegd en oude vriendschapsbanden had onderhouden, werd Milaan evenals
Wenen overschaduwd door overwicht vanuit de HJ. Uit een verslag van de Italiaanse minister
van Volkscultuur komt naar voren dat de Duitsers tijdens de Europese
233 ‘De Jeugdstorm in Milaan II’, De Stormmeeuw 8 (1942) afl. 8, 339, 343. 234 In Musserts nota van 1940 komen alleen Duitsers, Nederlanders (waar Vlamingen ook toe werden gerekend),
Zweden, Noren, Denen en Zwitsers in aanmerking voor de Germaanse statenbond. In een brochure uit datzelfde
jaar worden daar de Engelsen aan toegevoegd. Mussert en Carp, Vijf nota’s van Mussert aan Hitler, 19, 103-108.
Anton Mussert, Nederland en de Germaansche statenbond (Leiden 1940), 5. 235 Hitler e.a., Hitler’s table talk, 460.
79
Jeugdsportkampioenschappen voor het eerst hun ware gezicht hadden laten zien door het
gedrag van de delegaties uit de kleinere landen stevig te bekritiseren. Volgens de minister was
de Hitlerjugend van mening dat zij, inclusief fascistisch Italië, hun plek in het nieuwe Europa
niet kenden en derhalve ten minste voor twintig jaar onder militaire controle moesten komen
te staan van nazi-Duitsland.236 Aan deze felle houding van de HJ werd ook Van Geelkerken
reeds snel blootgesteld. Enkele maanden na de sportfestiviteiten in Italië kreeg de
hoofdstormer een uitnodiging van de leider van de Levente-jeugd Beldy, die hij in Wenen en
Milaan had leren kennen, waarin hem werd gevraagd zo spoedig mogelijk af te reizen naar
Hongarije voor een tête-à-tête. Mussert was van opvatting dat Van Geelkerken onder alle
omstandigheden om de tafel moest gaan zitten met de anti-Duitse Beldy om enige wind uit de
zeilen te kunnen nemen van organisaties als de SS en de HJ.237 Deze hadden in de ogen van
de Leider in Nederland en binnen het Europees Jeugdverbond te veel macht naar zich toe
getrokken ten nadele van de NSB en haar aanverwante organisaties. Op het laatste moment
besloot Van Geelkerken evenwel in Nederland te blijven. De Generalkommissar zur
besonderen Verwendung in Nederland Fritz Schmidt, die op relatief goede voet stond met
Mussert en de hoofdstormer, had hem gewaarschuwd dat de verschillende Duitse instanties
zouden samenwerken om hem het leven te ontnemen als hij in Hongarije een persoonlijke
jeugdleidersontmoeting zou hebben met Beldy.238
Om de dominantie van de HJ binnen het Europees Jeugdverbond alsook over de
jeugdbewegingen kenbaar te maken werden aldus geen halve maatregelen genomen.
Naarmate de oorlog vorderde begon de Hitlerjugend achter de façade van Europese
samenhorigheid en nationale soevereiniteit haar masker geleidelijk aan af te werpen. Ten
grondslag hieraan lag een perspectiefverschuiving binnen het Europees Jeugdverbond van
Europees naar Germaans, die voor de rest van de Tweede Wereldoorlog bepalend zou zijn
voor het karakter van de prille jeugdassociatie.
236 Ponzio, Shaping the new man, 194-195. 237 ‘Notitie van Berger voor Himmler, Berlin, den 9. Februar 1943’ in: In ’t veld, De SS en Nederland, 954. 238 Van der Boom, Kees van Geelkerken, 56.
80
4
Groot-Germaanse transformatie, 1943-1944
Van Europees naar Germaans
De eerste maanden na de stichting van het Europees Jeugdverbond en de festiviteiten rondom
de Europese Jeugdsportkampioenschappen was er onder de Hitlerjugend en de GIL alsook het
merendeel van de kleinere jeugdbewegingen een heersend optimisme te bemerken over
toekomstige Europese samenwerking. In lijn met de doelstellingen die in Wenen waren
vastgelegd maakten enkele jeugdleiders direct plannen om de Arbeitsgemeinschaften waar zij
leiding aan gaven op eigen initiatief te continueren. In oktober 1942 vond in Rome een
bijeenkomst plaats van de werkgemeenschap Presse, Film, Rundfunk met aan het hoofd
Selani en Bonamici als vertegenwoordigers van de GIL. Namens de Jeugdstorm nam
persafdelingsmedewerker H.A. Goedhart deel aan de besprekingen die hij kenschetste als een
‘recht hartelijke kameraadschap’ waar met de belangen van elke aanwezige jeugdbeweging
rekening werd gehouden. Tot de uitkomsten, waar Goedhart en de overige Europese
jeugdleiders na een meerdaagse conferentie op waren uitgekomen, behoorde de oprichting
van een Europees tijdschrift getiteld ‘Nieuw Europa’ dat om de twee maanden moest
uitkomen in alle Europese talen. Daarnaast kwam men tot een uitwisselingsovereenkomst van
radioprogramma’s en films, waarmee in Nederland ook Duits-, Italiaans- en Spaanstalig
radio- en filmmateriaal zou worden vertoond.239
In navolging van de besprekingen in Rome werd twee maanden later in december door
FdJ-leider Elola een tweede bijeenkomst van zijn werkgemeenschap Jugend und Familie
georganiseerd in Madrid, weliswaar in afwezigheid van de Jeugdstorm. Het zou de laatste
werkgemeenschapsbijeenkomst zijn die in directe verbinding stond met het Europees
Jeugdverbond. Een conferentie die gepland was in Oslo in februari 1943 werd op het laatste
moment afgelast.240 Plannen vanuit de Hongaarse Levente-jeugd om een internationale
werkvergadering te organiseren met als thema ‘versterking van de weerbaarheid van de
Europese jeugd’ werden positief door Axmann en de HJ ontvangen, maar uiteindelijk niet in
239 ‘Brieven van opperbanheer J.W. Gerlings aan Max Blokzijl, 5 en 6 Slachtmaand 1942’, NA-CABR, Den
Haag, inv. nr. 57332. ‘Jeugdstormflitsen. Het Europeesche Jeugdverbond. Bijeenkomst werkgemeenschap “Pers
en Propaganda”’, De Stormmeeuw 8 (1942) afl. 8, 392. ‘Het Europeesche Jeugdverbond. Eerste congres van de
werkgemeenschap pers, film en radio te Rome’, Het Nationale Dagblad, 6 november 1942, 2. 240 Morant i Ariño, ‘Die Gründung des “Europäischen Jugendverbandes”’, 7.
81
praktijk gebracht. Hetzelfde gold voor de vervolgbijeenkomsten van het Europees
Jeugdverbond en de Europese Jeugdsportkampioenschappen. Als co-organisator kreeg de GIL
het voorrecht om het Europees jeugdcongres van 1943 voor haar rekening te nemen in Rome
of een andere Italiaanse stad, waarna het voorzitterschap elk jaar onder de overige leden zou
rouleren. Met het einde van de sportactiviteiten in Milaan werd door de HJ en de GIL
aangekondigd dat er in 1943 nieuwe winter- en zomerspelen in het verschiet lagen op
respectievelijk Italiaans (Cortina d’Ampezzo) en Duits (Breslau) grondgebied. In het daarop
volgende jaar zouden de Levente-jeugd en het FdJ deze sportevenementen in Hongarije en
Spanje op touw zetten.241 Niettegenstaande deze ambitieuze plannen werden geen van de
geplande evenementen gerealiseerd. Wenen en Milaan waren de laatste grootschalige
Europese jeugdmanifestaties waar honderden jongeren van een vijftiental verschillende
jeugdbewegingen zich met fascistisch elan zouden inzetten voor het ideaal van een nieuw
Europa.
Aan de basis van de afgelastingen van deze vervolgbijeenkomsten stond de
toenemende intensiteit van de oorlog aan het Oostfront. Het verlies van de slag om Stalingrad
begin 1943, wat tegenwoordig ook wel wordt beschouwd als het keerpunt in de Tweede
Wereldoorlog, was een enorme klap in het gezicht van nazi-Duitsland en haar bondgenoten.
In reactie op de met de dag verslechterende situatie drong Hitler er bij zijn nazistische
vazallen op aan om organisaties met een Europese of internationale inslag links te laten
liggen, doelend op onder meer het Europees Jeugdverbond. Nog altijd had de Führer er het
volste vertrouwen in dat Duitsland de oorlog zou winnen, waarmee bezetting van Europese
staten door de Wehrmacht door hem werd geprefereerd boven semigelijkwaardige
internationale samenwerking met nazigezinde bewegingen.242 Na het debacle van Stalingrad
blaakte evenwel niet iedereen van zelfvertrouwen. Goebbels instrueerde de pers geen melding
meer te maken van het verwerven van Lebensraum in Oost-Europa, maar daarentegen het
belang van de Oost-Europese landen in de strijd tegen het bolsjewisme te beklemtonen.243 In
maart 1943 opperde Von Ribbentrop het plan om een Europese confederatie in het leven te
roepen waarin nazi-Duitsland de soevereiniteit van de kleinere landen zou respecteren, opdat
de angst bij fascistische bondgenoten om als nazisatellietstaten te eindigen hiermee kon
241 Oelrich, “Sportgeltung – Weltgeltung”, 561-562. ‘Jeugdstorm bezichtigt Milaan. Nieuwe vriendschapsbanden
zijn gelegd’, Het Nationale Dagblad, 30 september 1942, 3. ‘De jeugd van Europa vereenigd! Veertig millioen
Europeesche jongeren met één ideaal. Grootsche taak voor den Jeugdstorm’, De Stormmeeuw 8 (1942) afl. 7,
276. 242 Mazower, Hitler’s empire, 356-357. 243 Boelcke, “Wollt Ihr den totalen Krieg?”, 336-339.
82
worden weggenomen.244 Hitler moest van dit soort plannen echter niets weten; het waren
volgens hem tekenen van zwakte.
De nasleep van Stalingrad had grote gevolgen voor het Europees Jeugdverbond. Naast
het voorlopig uitstellen van bijeenkomsten dreigde het hele bestaan van de recent opgerichte
jeugdassociatie in gevaar te komen. De grote afkeer die zowel Hitler als Goebbels en Von
Ribbentrop voor een dergelijke jeugdorganisatie voelden maakte dat de Hitlerjugend zich
primair ging richten op de bilaterale betrekkingen met buitenlandse jeugdbewegingen. Na
Goebbels’ befaamde rede waarin hij opriep tot een totale oorlog kwam het HJ-beleid
grotendeels in het teken te staan van mobilisatie van de Europese jeugd voor de oorlog aan het
Oostfront, waardoor alle bijeenkomsten van het Europees Jeugdverbond werden opgeschort.
De eerste besprekingen over de toekomst van een Europese jeugdassociatie tussen de leiders
van de HJ en de GIL kwamen pas in maart 1943 weer op gang. Terwijl de GIL aanstuurde op
het treffen van de eerste voorbereidingen voor het tweede jeugdcongres in Rome voor de
aankomende herfst, maakte HJ-Oberbannführer Heinz Schmidt kenbaar dat de keuze hiertoe
niet in handen van de Italianen lag.
Es ist eine Entscheidung der deutschen Politik, ob eine europäische Veranstaltung in
Italien in der augenblicklichen politischen Situation durchgeführt [werden könne].
[…] [Es sei fraglich] ob der Wunsch des Generalsekretärs der Faschistischen Partei
und Generalkommandanten der GIL in seiner Eigenschaft als Präsident des
Europäischen Jugendverbandes zu erfüllen ist.245
Schmidts uitlatingen laten geen misverstand bestaan over de eenzijdige dominantie van de
Hitlerjugend in zowel de bilaterale betrekkingen met de GIL als de multilaterale betrekkingen
via de Europese evenementen. Zonder aansturing van de kant van de nazi’s was het Europees
Jeugdverbond op sterven na dood.
Hoewel de situatie in maart 1943 er allerminst rooskleurig uitzag, gaf het
jeugdverbond nog niet de pijp aan Maarten. Enkele maanden eerder had Axmann bij de
opening van het halfjaarlijkse filmevenement van de HJ het Europees Jeugdverbond naar zich
toe getrokken om de strijd aan het Oostfront en de Germaanse Landdienst aan te prijzen.246
Toen in juli 1943 het Italiaanse regime door de geallieerden ten val was gebracht, stond het de
Hitlerjugend helemaal vrij om zonder schroom haar ware gezicht te laten zien. Het Europees
244 Michael Salewski, ‘National Socialist Ideas on Europe’ in: Walter Lipgens ed., Documents on the history of
European integration, vol. 1. Continental plans for European union, 1939-1945 (Berlijn 1985), 37-178, aldaar
51, 122-132. 245 Geciteerd in: Buddrus, Totale Erziehung für den totalen Krieg, 796. 246 Artur Axmann en Joseph Goebbels, Die deutsche Jugend im Kriege. Zur Eröffnung der Hitlerjugend-
Filmstunden 1942/43 (Berlijn 1943), 3-6.
83
Jeugdverbond werd door Axmann en Von Schirach gekaapt en in samenwerking met de SS
omgevormd tot een organisatie van Germaanse snit, hoewel de originele naam gehandhaafd
bleef.247 Ofschoon de Hitlerjugend Duitse alleenheerschappij ongetwijfeld prefereerde boven
een partnerschap met de GIL, is het niettemin opmerkelijk dat Europese idealen binnen een
relatief korte tijd overboord werden gegooid voor een Germaanse blikvernauwing. Gerhard
Stroink, een Nederlandse vrijwilliger binnen de Waffen-SS die tegen het einde van de oorlog
tevens actief was binnen de Jeugdstorm, weet deze Germaanse omwenteling aan de
toenemende macht van de SS waar de HJ in 1943 niet langer omheen kon.
Zo geraakte ook de H.J. geheel onder invloed van de SS, zodat de HJ tenslotte als een
Jeugdorganisatie van de SS kon worden beschouwd. Als gevolg daarvan begon de H.J.
zich (evenals de SS) meer en meer te interesseren voor de z.g. Germaanse landen.248
Himmler leek de Hitlerjugend inderdaad sterk in zijn greep te hebben. Onder zijn invloed
begon de op raciale motieven gestoelde leer van de nazi’s een vaste pijler te vormen binnen
het Europees Jeugdverbond. Hiermee kwam de nadruk hoofdzakelijk te liggen op nazificatie
van de jeugd uit de Germaanse landen, die superieur werd gesteld boven de jeugd uit de
Romaanse en Slavische gebieden. Internationale jeugdbijeenkomsten zetten zich
dientengevolge voort in de vorm van Germaanse weersportkampen, de Germaanse Landdienst
en Germaanse zonnewendefeesten waar jongeren uit Duitsland, Nederland, Vlaanderen,
Wallonië, Denemarken, Noorwegen, Estland en Letland bijeenkwamen om zich in te zetten
voor een toekomstig Groot-Germaans rijk.249 Het Europees Jeugdverbond kende een
opleving, maar was drastisch van karakter veranderd; Europese samenwerkingsaspiraties
hadden plaats moeten maken voor Germaanse superioriteitsdenkbeelden.
De ideologie binnen de Jeugdstorm werd het eerste jaar na het congres in Wenen en de
sportwedstrijden in Milaan nog gevormd aan de hand van pan-Europese idealen en de Groot-
Nederlandse gedachte. Rond het najaar van 1942 werden in De Stormmeeuw met regelmaat
uitgebreide artikelen gewijd aan de geschiedenis van en ideologische verbondenheid met
buitenlandse jeugdbewegingen, waaronder de NSJV, de NSU, de NSUF alsook de Finse en
247 Ponzio, Shaping the new man, 196. 248 ‘Proces-verbaal, onderzoek door Willem Marinus Schats en Cornelis Antonius Werkhoven betreffende de
politieke ontwikkeling van de Jeugdstorm, 2e getuige Gerhard Stroink’, NA-CABR, Den Haag, inv. nr. 175I,
deeldossier BR.v.C 365/49, 9. 249 Torsten Schaar, ‘Zu auslandspolitischen Aktivitäten der Reichsjugendführung während des zweiten
Weltkrieges unter besonderer Berücksichtigung der Gründung des Europäischen Jugendverbandes‘,
Jugendgeschichte 1 (1990) afl. 13, 42-53, aldaar 50.
84
Spaanse vrouwenbewegingen (Lotta Svärd en de SF).250 Tot aan oktober 1943 bleven
dergelijke internationaal georiënteerde verslagen verschijnen in het Jeugdstormblad, waarbij
de aangehaalde jeugdbewegingen varieerden van Germaanse stamgenoten zoals de Noorse
NSUF en de Zweedse Nordisk Ungdom tot Europese fascistische medestanders zoals de
Portugese MP en de Slowaakse Hlinka-jeugd.251 De Stormvlag, een Jeugdstormblad dat in
1941 was opgericht om de Nederlandse jeugd die geen lid was van de beweging warm te
maken voor het nationaalsocialisme, vertoonde een gelijksoortig beeld. Tot het einde van
1943 was de thematiek van de artikelen uit dit blad hoofdzakelijk gecentreerd rondom trouw
aan de Leider, het Nederlandse volk, de plek van Nederland in het nieuwe Europa en
Europese solidariteit (hoewel het Dietse ideaal weliswaar maar mondjesmaat aan de
oppervlakte trad).252 Propagandamateriaal uit hetzelfde jaar waarin de familie Flink vertelt
over activiteiten van de Jeugdstorm is daarnaast uiterst nationalistisch van aard. Vorming
binnen de Jeugdstorm wordt hierin gepresenteerd als een mogelijkheid om te leren ‘wat je
allemaal moet doen om een goed Nederlander te zijn’, waarbij de zinspreuk ‘in
Godsvertrouwen alles voor het Vaderland’ prominent naar voren treedt.253 De term Germaans
valt hier expliciet niet.
Nadat Rost van Tonningen, Wim Heubel en Florrie Heubel in de zomer van 1940 een
mislukte poging hadden ondernomen om de Groot-Germaanse gedachte bij de Jeugdstorm
ingeprent te krijgen, bleef de jeugdbeweging enkele jaren gevrijwaard van een hevige
competentiestrijd tussen het volkse en het Dietse kamp, die op andere fronten nog geregeld
met elkaar in de clinch lagen.254 Meer had de NJS te duchten van de Befehlsstelle Niederlande
der Hitlerjugend, wiens leider Blomquist tegen de afspraken met de NSB in actief
Jeugdstormers ronselde voor de Hitlerjugend, onder meer via de Reichsschule in Valkenburg.
Toch bleef ook de invloed van de HJ in Nederland rond 1942 en 1943 redelijk beperkt, zeker
250 ‘De stem van Vlaanderen. De N.S.J.V. marcheert! De eerste kultuurweek der N.S.J.V.’, De Stormmeeuw 8
(1942) afl. 6, 165-166. ‘De jeugd van het nieuwe Europa. Pilar Primo de Rivera de leidster van de vrouwelijke
Spaansche jeugd!’, De Stormmeeuw 8 (1942) afl. 7, 214, 216. ‘De jeugd onder het zonnekruis. Gesprek met
minister Axel Stang, Noorsch jeugdleider’, De Stormmeeuw 8 (1942) afl. 7, 265-266. ‘De Deensche jeugd maakt
front. Gesprek met jeugdleider Hans Jensen, leider der NSU’, De Stormmeeuw 8 (1942) afl. 7, 266-267. ‘De
jeugd van het Nieuwe Europa. Ungsveitfører Jarl Berge vertelt over: de Noorsche jeugdbeweging’, De
Stormmeeuw 8 (1942) afl. 7, 278-280. ‘De Finsche Lotta’s’, De Stormmeeuw 8 (1942) afl. 8, 382-383. 251 ‘De toekomst van Noorwegen’, De Stormmeeuw 9 (1943) afl. 5, 120-121. ‘Een half millioen jonge
Portugeezen in groen hemd. Wat de Centrum-Instructeur Luiz de Magalhaes Adao ons over Salazar’s jongeren
vertelde’, De Stormmeeuw 9 (1943) afl. 6, 138-139. ‘Het jonge Zweden schaart zich onder de garve’, De
Stormmeeuw 9 (1943) afl. 8, 188-189. ‘De meisjes van de Slowaaksche Hlinka-jeugd’, De Stormmeeuw 9 (1943)
afl. 10, 252-253. 252 Kat en Van Hoek, ‘Op marsch met de NSB’, 79-80. 253 Z.a., Wim en Zus Flink in den Jeugdstorm (z.p. 1943). Z.a., Hier zijn Wim, Jan, Marie, Zus en Keesje Flink
(z.p. 1943). 254 Vermaat, Anton Mussert, 149-180.
85
in vergelijking met de Hitlerjugend Flandern die in België wel degelijk voet aan de grond wist
te krijgen.255 Pas tegen het einde van 1943 en begin 1944 begonnen Groot-Germaanse en
nazistische invloeden echt zichtbaar te worden binnen de Jeugdstorm. Enkele
stafmedewerkers van de NJS die aan het begin van de Tweede Wereldoorlog een uitgesproken
Diets standpunt hadden ingenomen waren in deze periode onder invloed van de Hitlerjugend
en de SS volledig gewonnen voor de Groot-Germaanse zaak. Waar De Stormvlag eerder nog
hoofdzakelijk Nederlands-nationalistische en pan-Europese berichten had verkondigd, kwam
het blad begin 1944 geleidelijk aan in het teken te staan van de Führer, de rassenleer en het
Groot-Germaanse rijk.256 Naarmate de oorlog voortduurde begon de Jeugdstorm steeds verder
te nazificeren.
Hoewel een direct conflict tussen Van Geelkerken en Quispel voor september 1944
uitbleef, zorgde de germanisering van de Jeugdstorm eind 1943 en begin 1944 voor een
merkwaardige situatie. Het uitgedragen beeld van de NJS werd enerzijds gekleurd door Dietse
idealen, trouw aan de Leider en opoffering voor het vaderland, maar anderzijds eveneens door
de Groot-Germaanse gedachte, de Führer als hoogste leider en rassendenkbeelden.
Exemplarisch hiervoor is het Jeugdstormzakboek, waarin alle bovengenoemde zaken
herhaaldelijk naast elkaar naar voren treden als waren zij onderdelen van een eenduidige
idee.257 Het Dietse en het Groot-Germaanse kamp leken elkaar in deze periode in balans te
houden. Van Geelkerken was op papier nog altijd de onbetwiste leider van de Jeugdstorm,
maar door zijn opvallende afwezigheid binnen de beweging wist Quispel langzaam maar
zeker de aandacht op zich te vestigen als de werkelijke vlagvoerder van de NJS. Hoewel de
stafleider geenszins op een lijn zat met het Dietse kamp in zijn strijd voor germanisering van
de Jeugdstorm, voelde hij zich door onder meer de Germaanse omwenteling van het Europees
Jeugdverbond gesterkt. In de Germaanse weersportkampen en de Germaanse Landdienst, die
actief werden gesteund door Axmann en de HJ, participeerden meermaals
Jeugdstormdelegaties, alwaar deze in contact kwamen met de jeugd uit de overige Germaanse
landen. Bij deelname aan deze evenementen lag germanisering, radicalisering en nazificatie
255 ‘Proces-verbaal, onderzoek door Willem Marinus Schats en Cornelis Antonius Werkhoven betreffende de
politieke ontwikkeling van de Jeugdstorm, 2e getuige Gerhard Stroink’, NA-CABR, Den Haag, inv. nr. 175I,
deeldossier BR.v.C 365/49, 9. Stroink weidt hier in een getuigenis van na de oorlog over uit. Zo stelt hij dat de
Deutsch-Vlämische Arbeitsgemeinschaft, een organisatie in handen van de SS, ten koste van het Vlaams
Nationaal Verbond (VNV) sterk aan invloed had gewonnen in Vlaanderen. ‘Aldaar ging men dan ook over tot
oprichting van de z.g. Hajot Flandern.’ De Nederlandse situatie was volgens Stroink niet vergelijkbaar. ‘In
Nederland had de Hajot vrijwel geen successen.’ Voor de Hitlerjugend in Vlaanderen zie ook: Styven, ‘Wie de
jeugd heeft, heeft de toekomst!’, 161-210. 256 In ’t Veld, De SS en Nederland, 425-426. 257 Barkhuis en Schuurman, Jeugdstorm zakboek, 4-9, 16, 61-65.
86
van de Nederlandse jeugd immer op de loer, hetgeen door Quispel zonder meer werd
toegejuicht.
‘Jeugd wordt weerbaar!’ Germaanse weersportkampen
In het kader van het Europees Jeugdverbond werden in 1943 en 1944 onder aanvoering van de
HJ meerdere Germaanse weersportkampen op touw gezet, waarin middels een zogeheten
‘weerbaarheidstraining’ gepoogd werd de jeugd uit de Germaanse landen te nazificeren.
Hoewel het aantal kampen in deze periode een sterke toename kende, stamden de eerste
bijeenkomsten al van voor de germanisering van het Europees Jeugdverbond. Reeds in 1942
waren in samenwerking met de SS de eerste Wehrertüchtigungslagern (afgekort WE-Lagern),
de Duitse benaming voor de weersportkampen, in het leven geroepen door de Hitlerjugend
met het doel Duitse jongens tussen de veertien en achttien jaar oud een paramilitaire training
te bieden om hen vervolgens in te lijven bij de Waffen-SS voor de strijd aan het front.258 In
april 1942 werd het eerste weersportkamp geopend in Sauerberg bij Kaub am Rhein, waarna
in rap tempo nieuwe WE-Lagern werden opgebouwd. Anderhalf jaar later in december 1943
waren er 226 kampen in gebruik, waar zowel Duitse als andere Germaanse jongeren in enkele
weken tijd de ideologische grondslagen van het nationaalsocialisme voorgeschoteld kregen en
klaargestoomd werden voor de oorlog.259
Een van de directe acties die de Reichsjugendführung ondernam naar aanleiding van
de germanisering van het Europees Jeugdverbond was de oprichting van drie extra
weersportkampen in Westerwald bij Stegekopf, Thüringen bij Heiligenstadt en Kärnten bij
Seeblick in maart 1943. Deze Germaanse weersportkampen waren in tegenstelling tot de
normale weersportkampen speciaal bedoeld voor de jeugd uit de omringende Germaanse
landen, waartoe Estland en Letland in eerste instantie nog niet werden gerekend.260 De
Nederlandse, Vlaamse, Waalse, Deense en Noorse jeugdleiders hadden enkele maanden voor
de opening de taak op zich gekregen de jeugd uit hun landen warm te maken voor de kampen.
Voor de eerste trainingen in maart deed Quispel via zijn streekleiders enkele oproepen aan
zowel Jeugdstormers als potentieel geïnteresseerde niet-leden om zich aan te melden, hetgeen
succesvol bleek. Er was al snel een dusdanig overschot aan gegadigden dat besloten werd om
een tweede groep uit te zenden, waarna de rest genoegen moest nemen met een wachtlijst.
258 Hans Holzträger, Die Wehrertüchtigungslager der Hitler-Jugend, 1942-1945. Ein Dokumentarbericht
(Ippesheim 1991), 17-20, 77-78. 259 Buddrus, Totale Erziehung für den totalen Krieg, 211. 260 Kurt Mehner, Die Waffen-SS und Polizei, 1939-1945. Führung und Truppe (Norderstedt 1995), 75.
‘Wehrertüchtigungslager germanischer Jugend’, Deutsche Zeitung in den Niederlanden, 5 maart 1943, 1.
87
Uiteindelijk bestond de eerste Nederlandse lichting die begin maart naar de weersportkampen
werd gestuurd uit zestig jongens, waarvan er dertig in Thüringen en dertig in Kärnten
eindigden. Voor de toekomst werd binnen de leiding van de Jeugdstorm gestreefd naar een
maandelijkse uitzending van een zestigtal jongens tussen de zestien en achttien jaar oud.261
Over het paramilitaire programma van de Germaanse weersportkampen, dat naast
skiën en zwemmen bovenal invulling kreeg door schiet- en veldoefeningen, werd van Duitse
zijde niet geheimzinnig gedaan. Ideologische beïnvloeding vanuit nazistisch oogpunt en
werving door de Waffen-SS werden evenmin onder stoelen of banken gestoken, hoewel de
manier waarop dit gebeurde bewust niet altijd even duidelijk werd gemaakt.262 Om hun
doelen te bereiken schroomden de HJ en de SS namelijk niet om de aanwezige jongeren
zwaar onder druk te zetten.
Werbung für die Waffen-SS in der ersten Woche gar nicht, ab 2. Woche langsam
zunehmend. Zum Schluss muss es erscheinen, als ob jeder, der den Kampf für das
germanische Reich ausweicht, feige ist. […] Es liegt in der Hand des Lagerführers 160
begeisterte Propagandisten [een weersportkamp telde circa 160 deelnemers, RO] für
den germanischen Reichsgedanken in die Ländern zurückgehen zu lassen.263
Hoewel de ronselpraktijken van de HJ en de SS binnen de weersportkampen volledig
indruisten tegen de belangen van het Dietse kamp, werd door de Jeugdstorm onder Van
Geelkerken hierop geen actie ondernomen. Volgens Jeugdstormer Cornelis Schröder, die na
de oorlog over de weersportkampen enkele verklaringen gaf, was de NJS zelfs niet in het
ongewisse over de werkelijke intenties die door de Duitsers werden gekoesterd.
261 ‘Stafmededeling van C. Quispel nr. 6/43, 11.2.43’, NIOD, Amsterdam, Archief 123 Nationaal-Socialistische
Beweging, inv. nr. 1162. ‘Staforder van C. Quispel nr. 5/43, 27.1.43’, NIOD, Amsterdam, Archief 123
Nationaal-Socialistische Beweging, inv. nr. 1156. ‘Weersportkampen een groot succes. Iedere maand 180
Nederlandsche jongens naar Duitschland’, Het Nationale Dagblad, 6 maart 1943, 2. ‘Germaansche jeugd in
weersportkampen. De jeugd is weerbaar wanneer zij bewust weet te leven’, Het Nationale Dagblad, 17 april
1943, 1. ‘Keuring Weersportkampen’, Het Nationale Dagblad, 5 september 1944, 1. Het Polygoon
bioscoopjournaal zond in 1944 een kort beeldfragment uit van een van de weersportkampen: ‘Weersportkamp
Hitlerjugend – 1944’, http://www.dailymotion.com/video/x2ry218 (geraadpleegd op 1 juli 2016). 262 In de aflevering ‘De Hitlerjeugd haalt het’ uit de befaamde serie van de Vlaamse onderzoeksjournalist
Maurice de Wilde over het Belgische collaboratieverleden wordt een kort segment gewijd aan de Germaanse
weersportkampen. In een interview van De Wilde met een anonieme oud-Waffen-SS’er die leiding gaf aan een
van de WE-Lagern geeft de laatste te kennen dat van werving door de Waffen-SS geen geheim werd gemaakt.
‘Die jongentjes, die naar de Wehrertüchtigungslagern of naar die weerbaarheidskampen kwamen, kwamen om
een opleiding te hebben om Waffen-SS soldaat te worden. Het was niet ergens een opzet dat wij verdoken
hielden. Dat werd in het programma duidelijk gezegd.’ Maurice de Wilde, De Jeugdcollaboratie 2. De
Hitlerjeugd haalt het, https://www.youtube.com/watch?v=0IadvtOC0fk (geraadpleegd op 1 juli 2016), 53:13-
59:16. 263 ‘Richtlinien für die weltanschauliche Schulung und Behandlung der germanischen Freiwilligen in den WE-
Lagern “German. Jugend”, den 19. März 1943’, NIOD, Amsterdam, Archief 088 Arbeitsbereich der NSDAP in
den Niederlanden, inv. nr. 408.
88
Over de Weersportkampen kan ik U het volgende mededelen: Deze kampen waren in
tegenstelling tot de verplichte Jeugdstormleergangen, geheel vrijwillig. Wel werd er
door de leiding der Jeugdstorm grote propaganda gemaakt en werden er mooie
voorspiegelingen gedaan. Had men zo’n weersportkamp bezocht, dan werd op het
eind van de leergang propaganda voor het front en de Waffen SS gemaakt. Ik weet
pertinent, dat er in verschillende van deze kampen pressie op de jongens is
uitgeoefend om dienst te nemen in een of ander Duits legeronderdeel. Er schijnen zelfs
jongens met de grootste moeite hiervan teruggekomen te zijn. De Jeugdstormleiding
was hiervan volkomen op de hoogte.264
In de eerste jaren van de Tweede Wereldoorlog hadden Van Geelkerken en zijn Dietse
medestanders zonder meer hun beklag gedaan over dergelijke pressietactieken van de kant
van de nazi’s. De germanisering van de NJS had echter ook z’n uitwerking op de
hoofdstormer gehad. Naarmate de oorlog voortduurde werd hij steeds dieper het Groot-
Germaanse kamp ingezogen, waarmee tegelijkertijd zijn Dietse passie vervaagde.265 Op een
stafbespreking van de Jeugdstorm in april 1944 stelde Van Geelkerken zelfs dat het Dietse
ideaal niet langer gepropageerd diende te worden. ‘[Zij die dit wel doen] zie ik als vijanden’,
aldus de hoofdstormer die met zijn uitspraak op enthousiasme van de Jeugdstormstaf kon
rekenen.266 Dat men binnen de Jeugdstormleiding coöperatief tegenover het uitgedragen
beleid van de HJ en de SS stond is dan ook exemplarisch voor de Groot-Germaanse
transformatie die binnen de Jeugdstorm in 1943 en 1944 plaatsvond.
Met de Germaanse weersportkampen waren de internationale contacten van de
Jeugdstorm beperkt tot de HJ, de NSU, de NSUF, de nieuw gevormde Jeunesse Légionnaire
(JL) als Waalse eenheidsjeugdbeweging267 en de NSJV, wiens deelname na augustus 1943
stopte en werd opgevangen door de Deutsch-Vlämische Arbeitsgemeinschaft (DeVlag) en de
Hitlerjeugd Vlaanderen (HJV).268 De eerste bijeenkomsten in maart 1943 stonden voor de
NJS niet meer in het teken van Europese solidariteit of Dietse verbondenheid met de
264 ‘Proces-verbaal, onderzoek door Willem Marinus Schats en Cornelis Antonius Werkhoven betreffende de
politieke ontwikkeling van de Jeugdstorm, 6e getuige Cornelis Hendrik Schröder’, NA-CABR, Den Haag, inv.
nr. 175I, deeldossier BR.v.C 365/49, 27. 265 ‘Schematisch overzicht achtergronden Nationale Jeugdstorm’, NA-CABR, Den Haag, inv. nr. 57332, 4. 266 Van der Boom, Kees van Geelkerken, 71-72. 267 De Jeunesse Rexiste was voor 1940 de meest invloedrijke jeugdbeweging in Wallonië, maar had tijdens de
oorlog concurrentie te duchten gekregen van nieuwe organisaties zoals de Jeunesse Romane en de Jeunesse
Wallone. In maart en april 1943 kwamen deze jeugdorganisaties en enkele andere splinterbewegingen tezamen
voor onderhandelingen, waarin werd besloten om de krachten te bundelen in een Waalse eenheidsjeugdbeweging
die de naam Jeunesse Légionnaire kreeg. Zie: Eddy de Bruyne, Léon Degrelle et la Légion Wallonie. La fin
d’une légende (Luik 2013). Eddy de Bruyne, Moi, Führer des Wallons! (Luik 2012). 268 Tijdens de zomer van 1943 was het VNV, de moederbeweging van de NSJV, in hevige aanvaring geraakt met
de nazistische bezetter. Uit onvrede over de alsmaar toenemende macht van de SS-gezinde DeVlag en pogingen
van Duitse zijde om de NSJV te nazificeren werd op 14 augustus besloten om alle samenwerking met de SS en
de Hitlerjugend te staken. Het gevolg was dat de NSJV niet meer deelnam aan HJ-initiatieven binnen het
Europees Jeugdverbond, zoals de Germaanse weersportkampen en de Germaanse Landdienst. Hiervoor in de
plaats begonnen de DeVlag en de in oktober opgerichte Hitlerjeugd Vlaanderen (niet te verwarren met de
89
Figuur 7 en 8.269
Vlamingen, maar waren uitsluitend gericht op ‘de kameraadschap tusschen de Noord- en
West-Europeesche jeugd, welke kameraadschap straks een der sterkste pijlers zal zijn van het
nieuwe Europa’.270 Ondanks een sterke terugdringing van het aantal deelnemende
jeugdbewegingen bleef taal een probleem voor het leggen van internationale contacten. Met
Frans-, Nederlands-, Noors-, Duits- en Deenssprekende jongeren trachtte de Hitlerjugend
hiervoor een oplossing te bieden door het Duits zo goed als maar lukte als lingua franca aan te
houden. Daarnaast zette de Hitlerjugend tolken in die de gedoceerde vakken, die geheel in het
Duits waren, met de niet-Duitssprekende jeugd bespraken in hun eigen taal. Onderlinge
communicatie tussen jongeren uit de verschillende landen bleef evenwel een heikel punt. In
enkele kampbrieven van Jeugdstormers werd te kennen gegeven dat men dikwijls grote
Hitlerjugend Flandern, de Vlaamse evenknie van de Befehlsstelle Niederlande der Hitlerjugend) nieuwe
Vlaamse jeugddelegaties te leveren. Zie: Styven, ‘Wie de jeugd heeft, heeft de toekomst!’, 165, 170, 176. 269 ‘Weersportkampen. Denen, Duitsers, Nederlanders, Noren, Vlamingen, Walen, één in weersportkampen’,
http://www.geheugenvannederland.nl/?/zoom/index/&language=nl&i=http%3A%2F%2Fresolver.kb.nl%2Fresol
ve%3Furn%3Durn%3Agvn%3ANIOD01%3AAF0224%26size%3Dlarge (geraadpleegd op 1 juli 2016).
‘Weersportkampen. Inlichtingen Koningslaan 9. Utrecht. Aanmeldingen en inlichtingen’,
http://www.geheugenvannederland.nl/?/zoom/index/&language=nl&i=http%3A%2F%2Fresolver.kb.nl%2Fresol
ve%3Furn%3Durn%3Agvn%3ANIOD01%3AAF0717%26size%3Dlarge (geraadpleegd op 1 juli 2016). 270 Barkhuis en Schuurman, Jeugdstorm zakboek, 36.
90
moeite had om elkaar te verstaan.271
Ofschoon het bij de start van de kampen door onder meer de taalbarrières ietwat
onwennig aanvoelde voor de NJS’ers, vonden zij al gauw hun draai. De Heimabende,
waarvan er in elk vierweeks kamp circa acht werden georganiseerd, waren door de
Hitlerjugend speciaal in het leven geroepen om de aanwezige jeugd uit de verschillende
Germaanse landen nader tot elkaar te laten komen. Elk van deze avonden stond in het teken
van een specifiek land. De Nederlandse delegatie gebruikte de haar toegewezen schaaravond,
de Nederlandse term die werd gebruikt voor Heimabende, om te vertellen over de
geschiedenis van Nederland en de Jeugdstorm, maar ook over de huidige strijd die
Nederlanders zowel op eigen bodem als aan het Oostfront voerden. De Noren en de Denen
vulden hun avonden grotendeels met traditionele volksdansen en liederen. Uit een
Jeugdstormverslag komt naar voren dat de schaaravond van de Vlamingen in het bijzonder in
de belangstelling stond bij de Nederlanders.
Zoo geestdriftig als hun leider over den Vlaamschen strijd heeft verteld en zijn groep
de Vlaamsche liederen zong! Wij waren er allemaal van onder den indruk, ook de
jongens, die het gesprokene niet zoo goed konden volgen. Stoere en fiere kerels zijn
die Vlamingen. […] Veel heb ik met deze jongens gesproken en ik heb groote
bewondering voor ze gekregen.272
Door de Jeugdstorm werden deze avondlijke bijeenkomsten opgevoerd als ‘het beste bewijs,
dat er van de zijde van de Duitsche leiding allerminst aan gedacht wordt het nationale
zelfbewustzijn der jongens te onderdrukken’.273 Het tegendeel was evenwel waar. Vanuit de
leiding van de HJ en de SS was aan de verschillende Lagerführer expliciet instructie gegeven
om termen als het ‘Nederlandse volk’ of de ‘Nederlandse natie’ te mijden. Enkel mocht er
worden gesproken van een ‘land’ of ‘bevolking’ en alleen in de context van het Germaanse
volk en het Duitse rijk.274 De Jeugdstorm werd door de Hitlerjugend dan ook sterk belet in
haar nationalistische idealen, ook al deden zij het tegenovergestelde voorkomen.
Hoewel de HJ de teugels strak in handen hield, traden spanningen tussen
271 ‘Brieven die ons bereikten…’, Kampbrief van de deelnemers aan de Weersportkampen (1944) afl. 2. ‘Onze
jeugd treedt aan!’, De Stormvlag 3 (1944) afl. 22, 6. ‘Germaansche jeugd bouwt aan de toekomst! Bezoek aan
een weersportkamp’, De Stormmeeuw 9 (1943) afl. 5, 115. ‘Richtlinien für die weltanschauliche Schulung und
Behandlung der germanischen Freiwilligen in den WE-Lagern “German. Jugend”, den 19. März 1943’, NIOD,
Amsterdam, Archief 088 Arbeitsbereich der NSDAP in den Niederlanden, inv. nr. 408. 272 Frits Barkhuis en J.H. Hasewinkel, Wat Frits vertelde… Zóó zijn de weersportkampen! (Utrecht z.j.), 19. 273 ‘Germaansche jeugd in weersportkampen. De jeugd is weerbaar wanneer zij bewust weet te leven’, Het
Nationale Dagblad, 17 april 1943, 1. 274 ‘Richtlinien für die weltanschauliche Schulung und Behandlung der germanischen Freiwilligen in den WE-
Lagern “German. Jugend”, den 19. März 1943’, NIOD, Amsterdam, Archief 088 Arbeitsbereich der NSDAP in
den Niederlanden, inv. nr. 408.
91
nationalistische en Groot-Germaanse idealen op allerlei verschillende manieren nog altijd
voortdurend naar voren. Enerzijds werd het pan-Germaanse karakter van de WE-Lagern
benadrukt door iedereen hetzelfde uniform te geven, waarmee onderlinge nationale
verschillen zoveel mogelijk naar de achtergrond werden gedrukt. Anderzijds werden
nationalistische gevoelens aangewakkerd door bijvoorbeeld de kamers te vernoemen naar
belangrijke historische figuren. Zo droegen de Nederlandse kamers de naam van de Geuzen
en Admiraal de Ruyter, terwijl de Denen, Vlamingen en Walen hun kamers vernoemden naar
een gesneuvelde jeugdleider uit hun jeugdbeweging en de Noren voor de toepasselijke naam
‘Wiking’ kozen.275 De Jeugdstorm zelf poogde nationalistische en Groot-Germaanse ideeën te
verenigen.
Maar als je zoo sprak met de jongens uit de andere landen en je hoorde hoe ze
allemaal in hun land strijden voor hetzelfde ideaal: de toekomst van hun vaderland,
dan voelde je toch iets in je hart. En dan ga je ook iets meer begrijpen van den
Jeugdstorm. Wat zij willen, willen zij werkelijk niet alléén. Nee, dat willen de Noren
in Noorwegen en de Denen in Denemarken. En wat al die jongens willen heeft de
Duitsche jeugd al bereikt en ik kan mij best begrijpen, dat er voor de Jeugdstormers,
met het voorbeeld van de Duitsche jeugd voor oogen, geen enkele twijfel kan bestaan
aan het bereiken van hun doel.276
Dit soort idealen, waarbij elke jeugdbeweging binnen een pan-Germaans
samenwerkingsverbond de ruimte kreeg om zich nationaal en soeverein te ontwikkelen,
strookten evenwel niet met de visie van de HJ en de SS. Hier en daar lieten zij de teugels
vieren om hun Germaanse vazallen enigszins gerust te stellen, maar hun werkelijke
annexionistische intenties werden nimmer uit het oog verloren.
Na de eerste bijeenkomsten in maart 1943 bleven de Germaanse weersportkampen een
vaste waarde in het gegermaniseerde Europees Jeugdverbond. Met de vele Nederlandse
aanmeldingen bleef ook de Jeugdstorm elke maand met nieuwe delegaties vertegenwoordigd.
Vanuit de Germanische Leitstelle in Den Haag, een SS-organisatie die aan het hoofd stond
van de rekrutering van Nederlandse vrijwilligers voor de Waffen-SS, werd positief gereageerd
op de Nederlandse inzet voor de weersportkampen: ‘Die Zusammenarbeit mit dem Nationalen
Jeugdstorm auf diesem Gebiet is eine wirklich erfreuliche.’277 De lovende woorden vanuit de
SS waren tekenend voor de Germaanse omwenteling die eind 1943 en begin 1944 binnen de
Jeugdstorm te bemerken was. Nationaal bewustzijn was tijdens de eerste weersportkampen
275 Barkhuis en Hasewinkel, Wat Frits vertelde, 6-9. 276 Ibidem, 8. 277 ‘Notitie van de Germanische Leitstelle, Berlin, den 12. Oktober’ in: In ’t Veld, De SS en Nederland, 1233.
92
nog een belangrijk thema voor de Jeugdstorm; een jaar later waren dergelijke geluiden
volledig naar de achtergrond verdrongen. Sinds het voorjaar van 1944 lag het doel van de
weersportkampen volledig in lijn met de grondbeginselen zoals die werden uitgedragen door
de HJ en de SS.
In dit kamp, dat als overgang gedacht is, komen voor het eerst alle Germaansche
stammen bijeen om door gemeenschappelijke sport, niet alleen de Duitsche taal te
leeren, maar ook met de opvattingen van het nationaalsocialisme en van de SS, in het
bijzonder de oude Germaansche deugden van trouw en eer, gehoorzaamheid en
hardheid, strijdgeest en kameraadschap vertrouwd te raken en zich in te leven in de
strijdgemeenschap der vrijwilligers, die met hun onverbrekelijke en
onvoorwaardelijke trouw achter den Führer en zijn idee staan. Wie zwak is, kan weer
naar huis gaan.278
In verslagen van de Jeugdstorm over de weersportkampen uit 1944 was het Dietse ideaal in
geen velden of wegen meer te bekennen. Hoewel dit deels te wijten was aan ontwikkelingen
binnen de beweging zelf, hadden de HJ en de SS hierin tevens een vinger in de pap gehad
door Dietse idealen tijdens de WE-Lagern actief tegen te werken: ‘Diese Tendenz ist sehr
gefährlich. Debatten darüber sind abzulehnen.’ Waar toenadering tussen Vlamingen en
Nederlanders scherp in gaten werd gehouden, poogden de HJ en de SS de betrekkingen tussen
de Waalse JL-jeugd en de overige jeugdbewegingen juist te doen opleven. Dit verliep niet
altijd even gemakkelijk, wat ook door de Hitlerjugend zelf werd onderkend: ‘Die Wallonen
sind zu stützen, ohne sie zu bevorzugen, da sie im allgemeinen von den übrigen germanischen
Ländern nicht als Germanen anerkannt werden.’279 Hoewel de Jeugdstorm deed voorkomen
alsof men de JL als een volwaardig onderdeel van de Germaanse stam en de onderlinge
samenhorigheid erkende, beschouwde men de ‘geromaniseerde’ jeugd uit Wallonië in
werkelijkheid als een vreemde eend in de bijt. Louter uit loyaliteit aan nazi-Duitsland werden
de Walen binnen de Germaanse gelederen geaccepteerd, zij het met enige moeite en onbegrip.
Typisch voor de situatie was het bondige antwoord van Het Nationale Dagblad op een
lezersvraag hoe er binnen het blad werd gedacht over deelname van de Waalse jeugd aan de
weersportkampen: ‘Ook wij hebben ons hierover verbaasd.’280 De geringe aandacht die de JL
in vergelijking met de overige jeugdbewegingen genoot in propaganda-uitingen van de NJS
278 ‘Van de gemeenschap der Waffen-SS’, Kampbrief van de deelnemers aan de Weersportkampen (z.j.) z.a. 279 ‘Richtlinien für die weltanschauliche Schulung und Behandlung der germanischen Freiwilligen in den WE-
Lagern “German. Jugend”, den 19. März 1943’, NIOD, Amsterdam, Archief 088 Arbeitsbereich der NSDAP in
den Niederlanden, inv. nr. 408. 280 ‘Een jaar weersportkampen’, De Stormmeeuw 10 (1944) afl. 2-3, 55-59. ‘Bezoek aan een weersportkamp’, De
Stormmeeuw 10 (1944) afl. 7, 186. ‘Vragen staat vrij. 288. De Walen’, Het Nationale Dagblad, 10 september
1943, 3.
93
verraadt eveneens een lichte weerzin tegenover de Walen.
Tot aan het eind van de Tweede Wereldoorlog zou de organisatie van de
weersportkampen zich gestaag continueren. In opdracht van Gebietsführer Blomquist kregen
Jeugdstormers en andere Nederlandse nazigezinde jongeren tegen het einde van 1944 met
regelmaat een oproepkaart toegestuurd om zich aan te melden voor een weersportkamp.281
Om het ‘saamhoorigheidsgevoel nog te verstevigen’ werd door het aanmeldingsbureau voor
de Germaanse weersportkampen een blad opgericht, waar jongens die een kamp hadden
geattendeerd via ingezonden brieven hun verhaal konden doen, foto’s konden opsturen of een
oproep konden plaatsen om de contactgegevens te bemachtigen van iemand waarmee een
vriendschappelijke band was gesmeed. Om de verbondenheid van het Germaanse ras voorop
te stellen werd tevens de mogelijkheid geboden om correspondentie aan te gaan met jongeren
uit de andere Germaanse landen.282 Dergelijke initiatieven vanuit de Jeugdstorm vonden niet
zelden weerklank bij hun fascistische bondgenoten in de buitenlandse Germaanse
jeugdbewegingen, zoals bijvoorbeeld de NSU. Hoewel de Deense jeugdbeweging
hoofdzakelijk Scandinavische en Deens-Duitse samenwerking voorstond, bood het partijblad
Stormfanen via de rubriek ‘Korrespondance mellem Germanere’ (correspondentie tussen
Germanen), die later omgedoopt werd tot ‘Brevhjørnet’ (de brievenhoek), aan haar leden de
mogelijkheid om in correspondentie te geraken met Nederlanders binnen de NJS en andere
Germaanse jongeren.283 Binnen bewegingen als de Jeugdstorm en de NSU werd dan ook de
mogelijkheid gecreëerd om internationale contacten die in de weersportkampen werden
aangeknoopt zelfs na afloop te onderhouden. Naarmate de oorlogssituatie nijpender werd voor
nazi-Duitsland en haar fascistische vazallen, werd het echter steeds moeilijker om dit contact
levend te houden.
‘Oostland roept!’ Germaanse Landdienst
Gelijktijdig met de Germaanse weersportkampen werden groepen Jeugdstormers samen met
jongeren uit Vlaanderen, Wallonië, Noorwegen, Denemarken, Estland en Letland opgeroepen
om deel te nemen aan de Germaanse Landdienst in verschillende gebieden verspreid over
Oost-Europa, alwaar zij een agrarische opleiding als ‘weerboer’ kregen aangeboden. De
oprichting van de Landdienst dateerde al van voor de oprichting van het Europees
281 ‘Einberufungsbefehl!’, NIOD, Amsterdam, Archief 088 Arbeitsbereich der NSDAP in den Niederlanden, inv.
nr. 687. 282 ‘Beste kameraad!’, Kampbrief van de deelnemers aan de Weersportkampen (z.j.) z.a. ‘De kampbrief
komt…!’, Kampbrief van de deelnemers aan de Weersportkampen (1944) afl. 2. 283 Kirkebæk, Beredt for Danmark, 223-224.
94
Jeugdverbond. De HJ-afdeling had haar wortels in de Artamanenbeweging, een in 1924
opgerichte Duitse agrarische organisatie die gecentreerd was rondom het idee van Blut und
Boden.284 De leiding, waar onder anderen niemand minder dan Himmler toe behoorde, toonde
tijdens de jaren twintig en dertig dientengevolge grote affectie voor het nationaalsocialistische
gedachtegoed, waarmee de beweging in 1934 op initiatief van Axmann en Von Schirach
opging in de Hitlerjugend onder de naam Landdienst. Na de eerste acht jaar van haar bestaan
Hitlerjugendjongens en BDM-meisjes een agrarische opleiding te hebben geboden, werd de
Landdienst in juli 1942 door Axmann tevens opengesteld voor jongeren uit de omringende
Germaanse landen.285
De Jeugdstorm was bij de eerste Germaanse Landdienstkampen in 1942 goed
vertegenwoordigd. Al in maart had opperbanheer Gerlings de streekleiders van de NJS met de
taak belast om begin april actief propaganda te bedrijven voor de Landdienst bij zowel ouders
als hun kinderen. Enkele weken later kwam er ook een officiële oproep van Van Geelkerken
en de Befehlsstelle Niederlande der Hitlerjugend aan de Jeugdstormleden om zich aan te
melden. Naast reguliere leden was er tevens behoefte aan aanmeldingen van enkele
jeugdleiders, die na een ‘strenge medische en rassenkundige keuring’ de Nederlandse
jongeren in de Landdienstkampen zouden begeleiden.286 Eenmaal aangemeld werden de
Jeugdstormers verdeeld over elf verschillende kampen in de rijksgouw Danzig-West-Pruisen.
De zeven jongenskampen waren gestationeerd in Tiegenhof, Niederzehren, Grosz Weide,
Roggenhausen, Weiszenberg, Grosz Partenschin en Amthal; de vier meisjeskampen in
Thiergart, Neuteich, Sauden en Flötenau.287 Elk onderkomen herbergde vijftien tot dertig
Nederlandse jongeren van tussen de veertien en zeventien jaar oud. Hun gezamenlijke doel
was in het kader van ‘de nieuwe orde van Europa’ de nieuw verworven levensruimte in Oost-
Europa te koloniseren als boer(in). Aansluitend op een twee- tot vierjarige opleiding dienden
de jongens twee jaar dienst te nemen in de Waffen-SS; de meisjes werden in deze periode
geacht zich via de landbouwhuishoudschool of als hulp in de huishouding op een boerderij
284 Michael H. Kater, ‘Die Artamanen. Völkische Jugend in der Weimarer Republik’, Historische Zeitschrift 3
(1971) afl. 213, 577-638, aldaar 599-600. 285 Albert Müller, Landdienst der Hitler-Jugend (Amsterdam 1942), 10-13. Nationale Jeugdstorm, Germaansche
landdienst (z.p. 1944), 10-11, 13-14. Germaansche Landdienst, Oostland roept! Nederlandsche jeugd in den
Germaanschen landdienst (Danzig 1942). 286 ‘Extra staforder van J.W. Gerlings betreffende Landdienst-Lager, 27 Lentemaand 1942’, NIOD, Amsterdam,
Archief 123 Nationaal-Socialistische Beweging, inv. nr. 1155. ‘Vrijwilligers-aanmeldingscentrale voor de
Germaansche Landdienst, Den Haag 15-6-1942’, NIOD, Amsterdam, Archief 123 Nationaal-Socialistische
Beweging, inv. nr. 1149. ‘Oproep van Hans Broekhuis aan de Asp. Leiders van de Nederlandsche Vrijwilligers
in den Germaanschen Landdienst, Utrecht 19 Herfstmaand 1942’, NIOD, Amsterdam, Archief 123 Nationaal-
Socialistische Beweging, inv. nr. 1149. 287 ‘Adressen’, De Oostlandpost 1 (1942) afl. 1.
95
voor te bereiden op het huwelijk en gezinsleven.288 Evenals in de weersportkampen was
Groot-Germaanse beïnvloeding van de Nederlandse jeugd binnen de Landdienst dan ook
schering en inslag.
Ofschoon het karakter van de kampen gedurende de oorlog grofweg hetzelfde bleef,
vond er met de germanisering van het Europees Jeugdverbond een intensivering binnen de
Landdienst plaats. Axmann had voor ogen ‘den Einfluß auf die germanische Jugend so
geltend zu machen, daß sie den Auftrag des Schicksals, vor allem auf unseren Kontinent
sieht’. Het aantal Landdienstkampen werd derhalve opgeschroefd en met enige regelmaat
door Axmann persoonlijk geïnspecteerd tijdens enkele bezoeken in maart en juli 1943.289 In
januari van dat jaar waren reeds vierhonderd Jeugdstormleden officieel uitgeleide gedaan in
Amsterdam op de Dam met een toespraak van Bannführer Voss en stafleider Quispel. Dit
soort afscheidsmomenten, waar zowel oude Landdienstvrijwilligers die met verlof in
Nederland waren geweest als nieuwe lichtingen werden uitgezwaaid, bleven onder toeziend
oog van de Jeugdstormleiding tot aan het einde van 1944 geregeld plaatsvinden.290
In tegenstelling tot de weersportkampen die een smeltkroes van nationaliteiten
herbergden werden de verschillende jeugdbewegingen binnen de Landdienst van elkaar
gescheiden. Onder begeleiding van een Jeugdstormleider werd de vrijetijdsbesteding van de
jeugd dan ook hoofdzakelijk ingevuld met traditionele Jeugdstormvorming, spel, sport en
zang. De Deense, Noorse en Vlaamse jongeren vertoefden gescheiden van elkaar in de nabij
gelegen rijksgouw Wartheland, alwaar zij in de eigen taal en binnen de eigen jeugdbeweging
de opleiding tot weerboer volgden.291 Ondanks dat de Landdienstkampen naar nationaliteit
waren gerangschikt, kwam de Nederlandse jeugd zo nu en dan toch in directe aanraking met
jongeren uit de overige deelnemende Germaanse landen. Eind september 1943 werd het
meisjeskamp Flötenau verplaatst naar Krastuden, waardoor de stormsters met meisjes van de
BDM, de NSUF en de HJV in een gezamenlijk kamp terecht kwamen. In een brief aan de
Landdienstpost, een maandelijks blad dat in het leven was geroepen voor
Landdienstvrijwilligers om onder andere via ingestuurde brieven ervaringen met elkaar te
288 ‘Voorschriften voor de toetreding in den Landdienst van de Oostvrijwilligers der Nederlandsche Jeugd’,
NIOD, Amsterdam, Archief 249-0261 Dossier – Germaansche Landdienst, inv. nr. a1. ‘Circulaire Germaansche
Landdienst’, NIOD, Amsterdam, Archief 249-0261 Dossier – Germaansche Landdienst, inv. nr. a2. 289 Schaar, ‘Zu auslandspolitischen Aktivitäten der Reichsjugendführung’, 50. 290 ‘Vertrek vrijwilligers van den Germaanschen Landdienst. Officieel afscheid op den Dam’, Het Nationale
Dagblad, 12 januari 1943, 3. ‘Germaansche Landdienst voor Nederland! Landdienstvrijwilligers met verlof’,
Volk en Vaderland, 28 mei 1943, 6. ‘Vertrek Landdienstvrijwilligers te Utrecht’, De Stormmeeuw 9 (1943) afl. 7,
167. ‘De voorschiftingskampen van den Germaanschen Landdienst’, De Stormmeeuw 10 (1944) afl. 7, 203. 291 ‘Bij Neerlands jongste vrijwilligers. Een bezoek aan den Germaanschen Landdienst’, Volk en Vaderland, 3
september 1943, 5. ‘Een dag kampleven in den Germaanschen Landdienst’, Landdienstpost 1 (1944) afl. 1.
96
Figuur 9 en 10.292
delen, liet een van deze Jeugdstormsters blijken zich ietwat onwennig te voelen in een
dergelijk internationaal gezelschap. Toen zij zich echter na verloop van tijd op haar gemak
begon te voelen, ontstond er alsnog een kameraadschapsgevoel met de andere buitenlandse
meisjes door tijdens gezamenlijke bijeenkomsten naar elkaars landen en jeugdbewegingen te
vragen.293
Vergelijkbare momenten van internationale interactie traden menigmaal aan de
oppervlakte. In de eerste week van juni 1944 kwamen alle Landdienstmeisjes van de
Jeugdstorm bijeen in Gotenhafen voor een afscheidsleergang samen met de BDM en enkele
Landdienstführers vanuit de HJ. Overdag hielden de Jeugdstormsters en BDM-leden
onderlinge sportwedstrijden met de Reichssportwettkampf als bekroning, alvorens de avonden
292 ‘Kom ook in den Germaanschen landdienst’,
http://www.geheugenvannederland.nl/?/zoom/index/&language=nl&i=http%3A%2F%2Fresolver.kb.nl%2Fresol
ve%3Furn%3Durn%3Agvn%3ANIOD01%3AAF0376%26count%3D2%26details (geraadpleegd op 1 juli
2016). ‘Jeugd Germaansche landdienst’,
http://www.geheugenvannederland.nl/?/zoom/index/&language=nl&i=http%3A%2F%2Fresolver.kb.nl%2Fresol
ve%3Furn%3Durn%3Agvn%3ANIOD01%3AAF0378%26size%3Dlarge (geraadpleegd op 1 juli 2016). 293 ‘Krastuden’, Landdienstpost 1 (1944) afl. 1. ‘Van onze vrijwilligsters. Kamp Krastuden’, De Stormmeeuw 10
(1944) afl. 1, 20.
97
de Duits-Nederlandse band bij de meisjes deed versterken door de opvoering van Duitse
sprookjesvoorstellingen alsook het gezamenlijk zingen van liederen en gedichten.294
Dergelijke kameraadschapsmiddagen en avonden waren geen bijzonderheid. Een anonieme
Jeugdstormer, die tot februari 1943 leiding gaf aan een Landdienstkamp voor
Jeugdstormjongens in Grosz Rosainen, beschrijft in zijn dagboek hoe hij geregeld afreisde
naar andere kampen alwaar hij onder meer een kameraadschapsmiddag tussen de Jeugdstorm
en de BDM meemaakte. Zijn verdere ervaringen duiden op geregelde contacten met de jeugd
uit de Germaanse landen. Zo legde hij de heenreis naar zijn kamp af samen met een Vlaamse
jeugddelegatie, woonde hij met zijn Landdienstkamp de officiële installatie bij van een
achttienjarige Duitser in de NSDAP en onderhield hij briefcontact met een Vlaming.295
Dietse verbondenheid tussen Jeugdstomers en NSJV’ers was tijdens de eerste
Germaanse Landdienstkampen in 1943 nog niet geheel weggevaagd. Bijeenkomsten in Posen,
een standaard tussenstop waar de gehele Germaanse jeugd samenkwam voordat zij zich in
groepen opsplitsten en hun weg vervolgden naar de verschillende kampen, boden de
Nederlandse en Vlaamse jeugd een uitgelezen mogelijkheid om met Groot-Nederlandse
bezieling de banden aan te halen. Hoewel de redes die Axmann in Posen gebruikelijk hield ter
uitgeleiding van de Germaanse jeugddelegaties hoofdzakelijk gericht waren op Germaanse
bloedverbondenheid, wendden de NJS en haar Vlaamse evenknie de samenkomsten aan om
de lotsverbondenheid van de ‘Noordelijke en Zuidelijke Nederlanden’ te propageren.296 De
germanisering van de Jeugdstorm en het Europees Jeugdverbond maakte dat
Landdienstvrijwilligers in de loop van 1944 aan dergelijke geluiden echter niet meer werden
blootgesteld. De officiële partijlijn werd langzaam maar zeker dat het Dietse ideaal moest
worden beschouwd als onderdeel van een ongewenste compromispolitiek. De lijn die door
Hitler werd uitgezet diende in al zijn facetten te worden omarmd, zoals in de Landdienstpost
werd verkondigd.
Zoo bijvoorbeeld de meening, dat het nationaal-socialisme hier in ons land aangepast
dient te worden aan de verhoudingen in ons volk. Er is geen Nederlandsch-, Duitsch-,
Deensch-, of Noorsch nationaal-socialisme. Er is maar één nationaal-socialisme voor
alle germaansche volken en dat is het nationaal-socialisme van den Führer. In deze
historische dagen gevoelen wij ons, als jonge germanen hechter dan ooit met hem
verbonden.297
294 ‘Gotenhafen’, Landdienstpost 1 (1944) afl. 4. 295 ‘Dagboek S M, W.F. van, deel 4, 10 juli, 26 augustus, 27 september en 11 oktober 1942’, NIOD, Amsterdam,
Archief 244 Europese dagboeken en egodocumenten, inv. nr. 1055. 296 ‘Germaansche jeugd opgenomen in den Landdienst’, De Stormmeeuw 9 (1943) afl. 8, 187. 297 ‘Bij de redding van den Führer’, Landdienstpost 1 (1944) afl. 4.
98
De Jeugdstormers waren tegen het einde van de oorlog enkel nog in de Landdienst om als
weerboer het Groot-Germaanse rijk te dienen samen met hun Vlaamse, Waalse, Noorse en
Deense pendanten. Voor Nederlands-nationalisme was geen ruimte meer.
‘Sluim’rend vuur ontwaak!’ Germaanse zonnewendefeesten
Fysieke inspanning in de vorm van sport, frontstrijd en agrarische arbeid vormden de kern van
het HJ-beleid dat gericht was op nazificatie van de jeugd uit de omringende Germaanse
landen. Een gezonde lichamelijke gesteldheid maakte immers hoofdonderdeel uit van de op
raciale motieven gestoelde leer van de nazi’s. Echter net als in de aanloop naar het Europees
Jeugdverbond, toen cultuurmanifestaties in Weimar en Florence een gelijkwaardig aanzien
genoten ten opzichte van sportevenementen zoals de winter- en zomerspelen, vormden
cultuurevenementen in de ogen van de HJ en de SS een onmisbare schakel bij de
germanisering van het jeugdverbond en de deelhebbende jeugdbewegingen. Met die gedachte
werd op 21 juni 1944 in Mariënburg het Germaanse midzomerzonnewendefeest
georganiseerd waar jeugddelegaties uit Nederland, Vlaanderen, Wallonië, Duitsland,
Denemarken, Noorwegen, Estland en Letland in participeerden.298 De midzomer- en
midwinterzonnewendefeesten, in Nederland ook wel bekend als het Joelfeest, waren aloude
Germaanse jaargetijdefeesten die de Hitlerjugend van stal haalde en naar eigen
nationaalsocialistische zin omsmeedde om samenhorigheid onder de Germaanse
jeugdbewegingen aan te wakkeren. In naam van hun gemeenschappelijke voorouders zouden
de Germaanse jongeren zich tijdens deze feestelijke bijeenkomst kunnen bezinnen op hetgeen
werd beschouwd als de ware Germaanse grondbeginselen zoals rasbewustzijn en offerzin.299
De zonnewendefeesten waren geen vreemd begrip onder Nederlandse
nationaalsocialisten. Tijdens de Tweede Wereldoorlog voerde men vanuit de NSB met steun
van nazi-Duitsland een theaterbeleid dat erop gericht was het Nederlandse toneel in
nationaalsocialistische sfeer te beïnvloeden. Toneel kreeg een opvoedende taak voor de
Nederlandse jeugd toebedeeld, waarmee men vieringen van de Germaanse jaargetijden, zoals
onder andere de zonnewendefeesten, op de planken bracht.300 Deze nieuwe toneelvorm die het
‘cultisch spel’ gedoopt werd had tot doel het kameraadschapsgevoel onder
nationaalsocialisten te versterken en hen het gevoel te geven dat zij aan de voorhoede stonden
van de Nieuwe Orde. Naast toneelvoorstellingen werden de zonnewendefeesten als Germaans
298 Ponzio, Shaping the new man, 197. 299 Oelrich, “Sportgeltung – Weltgeltung”, 557. 300 Boterman, Duitse daders, 267-268.
99
culturele traditie gepromoot door 21 juni en 21 december, de dagen van de midzomer- en
midwinterzonnewende, als feestdagen aan de kalender toe te voegen.301
Met de germanisering van het Europees Jeugdverbond kwam de Hitlerjugend in 1944
tot het besluit om de viering van de zonnewendefeesten groots aan te pakken. Reeds enkele
dagen voor de viering op 21 juni in Mariënburg arriveerde de Jeugdstormdelegatie, bestaande
uit zowel jongens als meisjes afkomstig uit de Landdienst, de weersportkampen en uit
Nederland zelf. De eerste dagen stonden in het teken van het in orde brengen van de tenten,
het hijsen van de nationale vlaggen en grootscheepse gezamenlijke maaltijden. ’s Avonds
begaven alle jongeren zich naar het centrum van Mariënburg waar het gezamenlijk zingen van
liederen werd afgewisseld door afzonderlijke liederen van de verschillende jeugdbewegingen.
De dag van de zonnewende werd ingeluid met fanfares, alvorens Reichsjugendführer Axmann
het woord tot de aanwezige jeugddelegaties richtte. Het zonnewendefeest werd afgesloten
rondom een groot kampvuur waar elke jeugdbeweging haar eigen vuurspreuk uitsprak en een
fakkel op het vuur gooide. Ter bezegeling van ‘den wil der jeugd één te zijn’ werden de
Hitlerjugendliederen ‘Nur der Freiheit gehört unser Leben’ en het ‘Fahnenlied’ gezamenlijk
gezongen.302
Net als in de weersportkampen en de Landdienst waren tekenen van Germaanse
eenheid en nationale verscheidenheid naast elkaar te bemerken. Iedere jeugdbeweging was
vertegenwoordigd met het eigen uniform en de eigen jeugdbewegingsvlaggen, maar
Hitlerjugenddominantie trad prominent naar voren door de voortrekkersrol die de Duitsers
zichzelf toebedeelden. De Jeugdstorm liet zich in met beiden. Ondanks de germanisering van
de NJS bleef de jeugdbeweging oog houden voor nationale verschillen. ‘Daar staan zij: de
lange, zwijgzame Noren, de stoere Denen, de gestaalde, geharde Duitschers, de trotsche
Vlamen, de levendige Wallonen, de beproefde Letten en Esten.’ Groot-Germaanse gedachtes
bleven echter de boventoon voeren. ‘Germaansche eenheid: was zij ooit tastbaarder en méér
werkelijkheid, dan in dit kamp?’303 Door Axmann werd het midzomerzonnewendefeest
hoofdzakelijk aangewend om zieltjes te winnen voor de oorlog, waarin nazi-Duitsland steeds
meer aan de verliezende hand was. Tijdens zijn toespraak aan de aanwezige jeugd stond het
gevaar van de oprukkende bolsjewistische machten voor de toekomst van de Germaanse
landen duidelijk in het middelpunt.304
301 Ad van der Logt, Het theater van de nieuwe orde. Een onderzoek naar het drama van Nederlandse
nationaalsocialisten (Amsterdam 2008), 375, 441. 302 ‘Germanje’s jeugd viert het zonnewendefeest’, De Stormmeeuw 10 (1944) afl. 7, 178-179. 303 Ibidem, 177-180. 304 Schaar, ‘Zu auslandspolitischen Aktivitäten der Reichsjugendführung’, 51.
100
Gelijktijdig met de festiviteiten in Mariënburg waren in het openluchttheater
Frankendael in Amsterdam circa 350 leden van de Jeugdstorm, de Hitlerjugend en de BDM
samengekomen om ‘als teeken der Germaansche solidariteit het zonnewendevuur te
ontsteken’.305 Onder de genodigden waren onder meer Van Geelkerken, Quispel, Van Eck,
Blomquist en Gebietsmädelführerin Hagemensen alsook enkele vertegenwoordigers van de
NSB en de NSDAP. Een Jeugdstormkoor van tamboers en hoornblazers verwelkomden de
aanwezigen met het Nederlandse zonnewendelied, waarna vertegenwoordigers van zowel de
NJS als de HJ met het uitspreken van ieders vuurspreuk samen een vuur ontstaken als teken
van Germaanse solidariteit.306 Blomquist en Van Geelkerken hielden na de plechtigheden
ieder een rede. De Gebietsführer greep de mogelijkheid vooral aan om het belang van de
strijd aan het Oostfront, ‘het onvergankelijke Germaansche Rijk’ en het onvoorwaardelijke
geloof in Hitler voorop te stellen. De van oorsprong zo Dietsgeoriënteerde Van Geelkerken
deed in zijn toespraak niet onder voor de nazistische retoriek van de Hitlerjugend.
Antisemitische en raciaal gemotiveerde uitspraken vormden de kern van zijn pleidooi, terwijl
vaderlandsliefde en de Dietse idee in geen velden of wegen te bekennen waren. Het
zonnewendefeest in Amsterdam werd daarenboven besloten met ‘een Sieg-Heil op den
Führer’; voor trouw aan Leider Mussert en de traditionele Jeugdstormbegroeting ‘Hou-Zee’
was geen plek meer.307
De zonnewendevieringen te Mariënburg en Amsterdam behoorden tot de laatste
grootschalige bijeenkomsten die in het kader van het Europees Jeugdverbond werden
georganiseerd en waar jeugddelegaties uit meerdere landen bij vertegenwoordigd waren.
Twee weken eerder op 6 juni waren de geallieerden van start gegaan met Operatie Overlord,
waar de invasie van Normandië het bekendste onderdeel van is, waarna ook de Landdienst- en
weersportkampen geleidelijk aan werden teruggeschroefd. Het zou evenwel nog tot het
voorjaar van 1945 duren voordat de teloorgang van de Europese, en sedert 1943 in principe
Germaanse, jeugdorganisatie compleet was. Het was in deze periode dat het Europees
Jeugdverbond haar laatste stuiptrekkingen vertoonde.
305 ‘Het zonnewendevuur brandde in Amsterdam’, De Stormmeeuw 10 (1944) afl. 7, 181. 306 ‘Gemeenschappelijke zonnewendeviering van Jeugdstorm, H.J. en B.D.M.’, Het Nationale Dagblad, 22 juni
1944, 3. 307 ‘Viering van het Zonnewendefeest te Amsterdam. Toespraken van Gebietsführer Blomquist en Hoofdstormer
Van Geelkerken’, Haarlemsche Courant, 22 juni 1944, 3.
101
5
Ondergang van het nieuwe Europa, 1944-1945
Jeugdleidersbijeenkomsten in Normandië en Kopenhagen
Binnen het gegermaniseerde Europees Jeugdverbond bleven tot aan het eind van 1944 en het
voorjaar van 1945 nieuwe nationaalsocialistischgezinde jeugdgroepen uit de Germaanse
landen afreizen naar weersport- en Landdienstkampen. Hoewel nazificatiepogingen vanuit de
Hitlerjugend en ronselpraktijken door de Waffen-SS reeds bij de eerste Germaanse kampen in
1942 en 1943 veelal zonder maskering hun intrede hadden gedaan, intensiveerde de situatie in
het najaar van 1944. De in deze periode snel oprukkende geallieerde legers zetten Axmann
ertoe aan drastische maatregelen te nemen. Met het oog op een gebrek aan mankracht in de
Wehrmacht en de Waffen-SS wendde de Reichsjugendführer al zijn macht aan om de
aangesloten jeugdbewegingen bij het Europees Jeugdverbond volledig binnen de
invloedssfeer van de HJ te krijgen, opdat de Germaanse jeugd kon worden ingezet aan het
front.308 Sportevenementen, cultuurmanifestaties, opleidingen en festiviteiten waren van
ondergeschikt belang geworden; binnen het jeugdverbond moest alles om oorlogsinzet gaan
draaien.
In hoofdstuk drie is kort aangestipt dat ten tijde van de grondlegging van het Europees
Jeugdverbond frontstrijd door Jeugdstormers gevoelig lag binnen de NJS-leiding. Quispel
spaarde na zijn tijd aan het Oostfront kosten noch moeite om Jeugdstormvrijwilligers voor de
oorlog uitgezonden te krijgen, terwijl Van Geelkerken zich tegen dergelijke acties ferm
verzette uit vrees voor Groot-Germaanse indoctrinatie van de Nederlandse jeugd. Ofschoon
Van Geelkerken zich nooit volledig zou bekeren tot de Groot-Germaanse gedachte of de Blut
und Boden-ideologie, schikte hij zich naarmate de oorlog vorderde wel naar de nieuwe
verhoudingen.309 In september 1943 verplichtte hij alle mannelijke Jeugdstormers vanaf
zeventien jaar dienst te nemen in de nieuwe opgerichte Landstorm, een Nederlandse afdeling
van de Waffen-SS.310 Enkele maanden later aan het begin van 1944 was de
concessiegezindheid van de hoofdstormer ten opzichte van de Hitlerjugend dusdanig groot dat
de Jeugdstorm langzaam maar zeker in de handen van Axmann en de zijnen werd gedreven.
308 Schaar, ‘Zu auslandspolitischen Aktivitäten der Reichsjugendführung’, 51-52. 309 Van der Boom, Kees van Geelkerken, 63. 310 ‘Bevel Hoofdstormer inzake dienstneming Landstorm, 6-9-1943’, NA-CABR, Den Haag, inv. nr. 57332.
102
Op 14 en 15 april 1944 brachten Van Geelkerken en NSUF-leider Stang op
uitnodiging van de Reichsjugendführung een bezoek aan de 12. SS-Panzer-Division
‘Hitlerjugend’, die op dat moment gestationeerd was in Normandië. Germaanse
jeugdparticipatie in HJ-initiatieven als de weersportkampen en de Landdienst was voor
Axmann een goed begin geweest, maar met het oog op nijpende oorlogssituatie niet langer
voldoende. Ook een organisatie als de Landstorm voldeed niet volledig aan de verwachtingen.
De Reichsjugendführer had Van Geelkerken en Stang dan ook bij hem in Frankrijk laten
komen om de twee jeugdleiders ertoe te bewegen akkoord te gaan met de oprichting van een
vrijwilligersbataljon bestaande uit Jeugdstormers en NSUF-leden. Dit bataljon zou een
volwaardig onderdeel gaan uitmaken van de SS-divisie ‘Hitlerjugend’, waarmee volgens
Axmann nauwere samenwerking, zowel op militair als politiek gebied, tussen de HJ en de
Germaanse jeugdbewegingen zou worden gerealiseerd.311 Hoewel geen duidelijkheid is over
hetgeen Van Geelkerken, Stang en Axmann precies met elkaar hadden afgesproken, had de
hoofdstormer volgens zijn eigen verklaringen weinig toezeggingen gedaan aan de
Hitlerjugend en de SS.
Op uitnodiging van de Reichs Jugend Führer Axmann, heb ik in het voorjaar 1944 met de
Noorse jeugdleider Stang een bezoek gebracht aan de Hajotdivisie van de Waffen SS in Noord
Frankrijk. Bij deze gelegenheid heeft Axmann mij gevraagd, of ik het niet op prijs zou stellen,
wanneer in deze Hajot divisie een bataljon van mijn Jeugdstorm zou worden opgenomen. […]
Mijn persoonlijke opvatting over het voorstel van Axmann was, dat ik niet wilde medewerken
om jongens voor de Waffen SS te leveren, zodat ik hierin, gesterkt door de uitspraak van
Mussert [tegen SS-inmenging], het gehele voorstel slepende heb gehouden.312
Ofschoon Van Geelkerken inderdaad niet bekend stond als iemand die een groot voorstander
was van indiensttreding van Jeugdstormers binnen de Waffen-SS, strookt zijn verhaal niet met
dat van de Duitsers en enkele NJS-kaderleden die beweerden dat er wel degelijk een
overeenkomst was gesloten met betrekking tot de oprichting van een vrijwilligersbataljon.313
Uit een getuigenis van Jeugdstormer Johann Hasewinkel (niet te verwarren met zijn broer
Hans-Armin Hasewinkel) blijkt dat Quispel als voorvechter van het Groot-Germaanse ideaal
in ieder geval uiterst positief tegenover een dergelijk initiatief stond.
Van de plannen tot oprichting van een jeugdstormbataljon in de Divisie Hitler Jugend,
hoorde ik van Quispel voor het eerst in April of Mei 1944 tijdens de bruiloft van mijn
311 In ’t Veld, De SS en Nederland, 428, 1316. 312 ‘Proces-verbaal, onderzoek door Willem Marinus Schats en Cornelis Antonius Werkhoven betreffende de
politieke ontwikkeling van de Jeugdstorm, 1e getuige Cornelis van Geelkerken’, NA-CABR, Den Haag, inv. nr.
175I, deeldossier BR.v.C 365/49, 5. 313 Engelen, ‘“In godsvertrouwen alles voor het vaderland”’, 42.
103
broer. Hij sprak ongeveer als volgt tot mij: Zou het niet fijn zijn, als de Jeugdstorm in
de Division Hitler Jugend een heel bataljon zou opstellen, want onze roem is dan voor
eeuwig gevestigd. De Noren, Denen en Vlamingen zijn vast niet in staat om ook maar
een compagnie te formeren.314
Ondanks dat Van Geelkerken een steeds grotere affiniteit begon te tonen voor de Groot-
Germaanse idee, tekent zich een tegenstelling af tussen de nog altijd relatief gematigde
hoofdstormer en de radicale stafleider Quispel.
Hoewel het niet een onrealistische gedachte is dat Van Geelkerken onder druk van
Axmann wel degelijk enkele toezeggingen heeft gedaan in Normandië, werd tot aan het einde
van de zomer in 1944 in ieder geval nog niet overgegaan tot de oprichting van een
Jeugdstormbataljon in de SS-divisie ‘Hitlerjugend’. Nochtans kunnen Quispels enthousiaste
uitspraken tegenover Hasewinkel achteraf worden beschouwd als een teken aan de wand.
Nadat de stafleider lucht had gekregen van de besprekingen tussen Van Geelkerken, Stang en
Axmann stelde hij alles in het werk om van een vrijwilligersbataljon bestaande uit
Jeugdstormers werkelijkheid te maken. Een mogelijkheid daartoe diende zich begin
september aan toen op initiatief van de Hitlerjugend een bespreking van Germaanse
jeugdleiders in Kopenhagen plaatsvond. Samen met vertegenwoordigers van de HJ, de NSUF,
de NSU, de HJV en de JL kwam Quispel namens de NJS tussen 2 en 5 september bijeen om
de toekomstige rol van de Germaanse jeugdbewegingen in de oorlog te bespreken. Tijdens de
bijeenkomst bleek al snel dat Van Geelkerken zich in zijn eigen voet had geschoten door
aanwezigheid bij de bijeenkomst af te schuiven op zijn stafleider. Reeds een maand voor
Kopenhagen had Axmann een Europees manifest opgesteld, waarin de ‘germanische Jugend’
onvoorwaardelijke trouw aan de Führer zou zweren.315 Het voornaamste punt betrof
daarenboven inzet voor de totale oorlog. Met ondertekening van het verdrag zegden de
aanwezigen toe ‘die Maßnahmen des totalen Kriegseinsatzes der Hitler-Jugend mit allen
Kräften durch unsere Jugendorganisationen zu unterstützen’.316 Toen deze resolutie aan
Quispel werd voorgelegd twijfelde hij geen moment. Samen met de overige jeugdleiders
ondertekende de stafleider het manifest, waarmee de Jeugdstorm en de overige Germaanse
jeugdbewegingen in grote mate waren overgeleverd aan de Hitlerjugend. Van Geelkerken had
een grote inschattingsfout gemaakt door Quispel als NJS-vertegenwoordiger naar
314 ‘Proces-verbaal Casparus Quispel, 3e getuige Johann Heinrich Hasewinkel’, NA-CABR, Den Haag, inv. nr.
175I, deeldossier BR.v.C 365/49, 4. 315 Buddrus, Totale Erziehung für den totalen Krieg, 802. 316 Otto Stollberg, ‘Die Bewegung’, Das Archiv. Nachschlagewerk für Politik, Wirtschaft, Kultur (1944) afl. 126,
453.
104
Kopenhagen te sturen. De toekomstplannen van de hoofdstormer met betrekking tot de
Jeugdstorm strookten geenszins met de opgeworpen resolutie.
Naast officiële verklaringen trachtte Quispel de vorming van een Jeugdstormbataljon
in een stroomversnelling te doen geraken door in de wandelgangen de noodzaak van een
Nederlandse jeugdvrijwilligersafdeling in de Waffen-SS bij de Hitlerjugend te bepleiten. Hij
kwam hierbij in contact met HJ-Bannführer en SS-officier Werner Kiessling die aan het hoofd
stond van de Germanische Jugend (GJ), een onderafdeling van de Hitlerjugend die tijdens de
oorlog was opgericht om de verbondenheid tussen de Germaanse jeugd te bevorderen. Nadat
Kiessling van Quispels hunkering naar een Jeugdstormbataljon in de SS-divisie
‘Hitlerjugend’ kennis had genomen, maakte hij tegenover de stafleider bekend dat een
dergelijk vrijwilligersbataljon er wat hem betreft zo snel mogelijk moest komen.317 Bovendien
zou de NJS samen met de overige Germaanse jeugdbewegingen worden opgenomen in zijn
GJ. Voor Quispel was de bijeenkomst van jeugdleiders in Kopenhagen uiterst vruchtbaar
geweest.
Inlijving bij de Germanische Jugend
De Germanische Jugend had reeds een paar jaar eerder tijdens de cultuurmanifestatie in
Weimar in 1942 als onderafdeling van de Hitlerjugend het levenslicht gezien. Met de blik op
een toekomstig Europees Jeugdverbond moest deze organisatie voor een sterke band tussen de
Germaanse jeugdbewegingen binnen een overkoepelend Europees geheel zorgen.318 Na de
germanisering van het jeugdverbond, en daarmee het wegvallen van het Europees wezen,
bestond de taak van de GJ er voornamelijk uit zich te ontfermen over de toelating van de
Germaanse jeugd tot de weersportkampen. Kiessling gaf hierbij openlijk te kennen dat hij
inlijving van de nationale jeugdbewegingen bij de GJ voor ogen had.319 Zijn invloed in 1943
en 1944 was daarvoor evenwel nog te beperkt; door de grote macht van lokale Gebietsführer,
zoals Blomquist in Nederland, had de organisatie tot aan augustus 1944 weinig om het lijf.320
Door de voorbereidingen op Kopenhagen kwam hier verandering in. Met het plan om de
oorlogsinzet van de jeugd uit Nederland, Vlaanderen, Wallonië, Denemarken, Noorwegen,
317 In ’t Veld, De SS en Nederland, 428-429. 318 ‘Proces-verbaal, onderzoek door Willem Marinus Schats en Cornelis Antonius Werkhoven betreffende de
politieke ontwikkeling van de Jeugdstorm, 14e getuige Ernst Zilver’, NA-CABR, Den Haag, inv. nr. 175I,
deeldossier BR.v.C 365/49, 39. 319 ‘Soldatenbetreuung Germanische Jugend, Berlin im Oktober 1943, Werner Kießling’, NIOD, Amsterdam,
Archief 215 Collectie Duitse instellingen buiten Nederland (CDI), inv. nr. 67q, 6. 320 ‘Proces-verbaal Casparus Quispel, 8e getuige Willem van Veen’, NA-CABR, Den Haag, inv. nr. 175I,
deeldossier BR.v.C 365/49, 21-22.
105
Estland, Letland en zelfs Zwitserland te intensiveren werd de GJ door Axmann de ruimte
geboden.321 Onder aanvoering van Kiessling ontpopte de Germanische Jugend zich in deze
periode als een overkoepelende jeugdorganisatie waar alle Germaanse jeugdbewegingen
uiteindelijk in zouden moeten opgaan, volledig gecentreerd rondom de voorbereiding van
jongeren voor de oorlog.
Terwijl Quispel en Kiessling in Kopenhagen de blauwdrukken aan het tekenen waren
voor een Jeugdstormbataljon en een hernieuwde GJ, verslechterde de situatie in Nederland
drastisch voor de NJS. Op 5 september, de laatste dag van de bijeenkomst, bereikten berichten
over een spoedige bevrijding door de geallieerden het Nederlandse volk. Hoewel na verloop
van tijd bleek dat de geruchten omtrent een aanstaande bevrijding van heel Nederland
ongegrond waren, werd de grond voor veel Nederlandse nationaalsocialisten en collaborateurs
te heet onder de voeten. Uit angst voor bijltjesdag vluchtten zij en masse naar Duitsland en het
noorden van Nederland. Deze dag, die de geschiedenis in zou gaan als Dolle Dinsdag, was
evenzeer de aanleiding voor een onherroepelijke tweespalt binnen de Jeugdstorm tussen Van
Geelkerken en Quispel.322
Teruggekeerd uit Kopenhagen stelde Quispel samen met zijn Groot-Germaanse
kompaan Hasewinkel alles in het werk om met het oog op de naderende geallieerde legers en
de ontstane hysterie onder nationaalsocialistische Nederlanders de beloftes die aan de
Hitlerjugend waren gedaan te vervullen. Na een stafvergadering werd in samenhang met
Wilhelm Voss, die Blomquist had opgevolgd als Gebietsführer, gedrieën afgesproken dat het
stafkwartier van de Jeugdstorm zou worden ondergebracht bij de Befehlsstelle Niederlande
der Hitlerjugend in Nijmegen.323 Met uitvoering van dit plan zou de Hitlerjugend in feite
volledige controle krijgen over de Jeugdstorm. Tot een Duitse overname, waar Van
Geelkerken geenszins van en mee gediend was, kwam het evengoed niet. Toen de
hoofdstormer lucht kreeg van de plannen van Quispel en Hasewinkel kwam het tot een
frontale botsing. Na een onstuimige woordenwisseling wist Van Geelkerken uiteindelijk een
stokje voor de plannen van zijn stafleider te steken door Quispel en Hasewinkel te royeren als
Jeugdstormlid.324 Het was een drastische maatregel van de hoofdstormer, die zijn voormalige
NJS-kompanen hiermee bovendien maar kortstondig buitenspel zette. Door het besluit werden
Quispel en Hasewinkel in de handen van Kiessling gedreven, die hen in Duitsland goed kon
321 Oelrich, “Sportgeltung – Weltgeltung”, 557-558. 322 Engelen, ‘“In godsvertrouwen alles voor het vaderland”’, 44-46. 323 In ’t Veld, De SS en Nederland, 430. 324 ‘Duistere samenzwering’, Volk en Vaderland, 13 oktober 1944, 1.
106
gebruiken voor de oprichting van een Jeugdstormbataljon en verdere ontwikkeling van de GJ.
Er ontstonden aldus twee verschillende Jeugdstormorganisaties: de oude onder leiding van
Van Geelkerken in Nederland en een nieuwe onder aanvoering van Quispel en Hasewinkel in
Duitsland.325
Ofschoon Van Geelkerken met ruggensteun van Mussert de nieuwe Jeugdstorm in
Duitsland op alle mogelijke manieren probeerde tegen te werken, was zijn invloed over de
Nederlandse grenzen te gering. Op 28 en 29 december hadden Quispel en Hasewinkel
negenentwintig vooraanstaande Jeugdstormleiders om zich heen verzameld in Duitsland om
zich officieel te conformeren aan een vrijwilligersbataljon en de GJ. Tegelijkertijd werd in de
sterkste bewoordingen afstand genomen van de Jeugdstorm in Nederland en haar leider.
[Wir waren] überzeugt, dass es met [sic] der Entwicklung in Nationale Jeugdstorm so
nicht weiterginge. Diese Überzeugung fand ihre Begründung in einer langen
Vorgeschichte und machte es uns zur Pflicht, auf der Reichsjugendführung zu
erklären, dass wir Van Geelkerken nicht langer als Hoofdstormer anerkennen konnten.
Die derzeitige unübersichtliche Lage machte es notwendig, abzusehen von einem
öffentlichen lossagen von Van Geelkerken und uns zu beschränken auf die positiven
Massnahmen, welche unserer Jugend einem neuen Weg eröffnen sollten.326
Hoewel de naam Jeugdstorm gehandhaafd bleef, verdween de kernsymboliek die de identiteit
van de jeugdbeweging jarenlang had gewaarborgd. Reeds enkele weken eerder was in het
blad Storm, dat onder auspiciën stond van de Germaanse SS in Nederland (de naam die de
Nederlandse SS in 1942 had aangenomen), aangekondigd dat het meeuwenuniform werd
verruild voor een bruinhemdenuniform van de Hitlerjugend, om de linkerarm een
hakenkruisband werd gestroopt en onderaan de linkermouw een armband werd aangebracht
met de tekst ‘Germanische Jugend’.327
Met deze officiële afsplitsing van Quispel en zijn volgelingen mengde Rost van
Tonningen zich eveneens in de machtsstrijd om de Nederlandse jeugd. In een voorpagina-
artikel in De Waag, een blad dat zich in het vaarwater van de Germaanse SS in Nederland
begaf, brak hij een lans voor de Jeugdstorm in Duitsland, een vrijwilligersbataljon binnen de
divisie ‘Hitlerjugend’ en de Germanische Jugend.328 In een briefwisseling met Seyss-Inquart
had Rost van Tonningen daarnaast geen goed woord over voor Mussert, terwijl hij de
325 Kwak, ‘De Nationale Jeugdstorm’, 206-208. 326 ‘Planung für den politischen Weg der niederländischen Jugend‘, NIOD, Amsterdam, Archief 118
Departement van Bijzondere Economische Zaken, inv. nr. 2207. 327 ‘Eindelijk een daad’, Storm, 1 december 1944. ‘Proces-verbaal Casparus Quispel, verklaring Casparus
Quispel’, NA-CABR, Den Haag, inv. nr. 57332, 12-13. 328 ‘Nederland voor de keuze. Door Mr. M. M. Rost van Tonningen’, De Waag, 1 december 1944, 1.
107
ontwikkelingen binnen de Jeugdstorm onder leiding van Quispel prees. ‘Ich habe mich gefreut
über die revolutionäre Kraft unsrer Jugend und dieses vom Herzen kommende
Führerbekenntnis der niederländischen Jugend.’329 In samenwerking met Rost van Tonningen
ondersteunde de hoofdredacteur van De Waag W. Goedhuys begin 1945 het plan een
Germanische Jugend in Nederland (ook wel Germanische Hitlerjugend Nederland genoemd)
in het leven te roepen, hetgeen de höherer SS- und Polizeiführer Hanns Rauter zich eerder ten
doel had gesteld.330 Hiermee leek ook de Jeugdstorm in Nederland ten dode opgeschreven.
Tot de oprichting van een GJ in Nederland kwam het uiteindelijk niet. Op bevel van
Seyss-Inquart, die tijdens de chaos van de laatste oorlogsmaanden voor Nederland een
politieke volmacht van Hitler had gekregen, was het vanaf 16 maart 1945 zowel ambtenaren
als Duitse instanties verboden steun te verlenen aan de oprichting van een Germanische
Jugend. Documentatie over de motivering hierachter ontbreekt, maar het heeft er de schijn
van dat Seyss-Inquart in een poging om toenadering te zoeken tot de geallieerden volledig
wilde breken met de meest radicale elementen binnen het nazisme, waar hoofdzakelijk de SS
en al haar aanverwante organisaties toe werden gerekend.331 Een Jeugdstormbataljon lijkt
uiteindelijk evenmin van de grond te zijn gekomen. Hoewel Kiessling de mond vol had van
de oprichting van meerdere vrijwilligersbataljons bestaande uit de jeugd uit alle Germaanse
landen, bleek uiteindelijk dat de SS-leiding hiermee helemaal niet was gediend.
Jeugdstormvrijwilligers waren vanzelfsprekend welkom, maar werden bij voorkeur ingedeeld
in reeds bestaande bataljons waar andere Nederlanders in streden.332
De GJ in Duitsland kwam onder leiding van Kiessling en in samenwerking met
Quispel en Hasewinkel evenmin goed van de grond, alhoewel de drie jeugdleiders honderden
Nederlandse jongeren die naar Duitsland waren gevlucht wel onder zware druk wisten over te
halen om zich aan te sluiten bij de Waffen-SS. Aangesloten bij de GJ waren eveneens
gevluchte jeugdleiders uit Wallonië en Vlaanderen die met Kiesslings steun alles in het werk
stelden om onder het mom van Germaanse eenheid de Belgische jeugd actief bij de oorlog te
betrekken. Begin april 1945 werd dientengevolge nog een SS-vrijwilligersbataljon
Hitlerjugend Flanderns opgericht (hoewel over de vrijwilligheid dus nogal valt te twisten) als
onderdeel van de Vlaamse Waffen-SS-eenheid Langemarck, waarin Vlaamse jongeren tot aan
329 ‘M.M. Rost van Tonningen aan A. Seyss-Inquart, Deventer den 30. Dez. 1944’ in: Rost van Tonningen en
Barnouw, Correspondentie van Mr. M. M. Rost van Tonningen. Deel II, 547. 330 ‘Brief van dr. W. Goedhuys aan Sturmbannführer Fahrenholz, 23 maart 1945’, NIOD, Amsterdam, Archief
118 Departement van Bijzondere Economische Zaken, inv. nr. 2207. Schaar, ‘Zu auslandspolitischen Aktivitäten
der Reichsjugendführung’, 51. 331 In ’t Veld, De SS en Nederland, 436, 1473. 332 Kwak, ‘De Nationale Jeugdstorm’, 219-222.
108
de Duitse capitulatie strijd leverden tegen de geallieerde legers. Onder pressie van de
Hitlerjugend en hun eigen nationale leiders ondersteunden duizenden jongeren, soms niet
ouder dan vijftien jaar, uit Nederland, Vlaanderen, Wallonië, Denemarken, Estland, Letland
en Litouwen de Duitse strijdmachten tot het bittere eind.333 De Germanische Jugend poogde
in alle consternatie van de laatste oorlogsmaanden nog een structuur te bieden voor de
oorlogsinzet van de Germaanse jeugd, maar stierf uiteindelijk een roemloze dood voordat de
organisatie echt iets had kunnen betekenen.
Epiloog: Jeugdstormers tijdens de laatste oorlogsmaanden
De bijeenkomsten in Normandië en Kopenhagen, de plannen voor een Jeugdstormbataljon en
de aansluiting van Quispel en zijn Groot-Germaanse getrouwen bij de GJ waren de laatste
uitvloeiselen van een ineenstortend Europees Jeugdverbond, dat reeds vrijwel direct na de
oprichtingsbijeenkomst in Wenen in 1942 langzaam aan het afbrokkelen was. Naast
onderlinge spanningen en een continue concurrentiestrijd tussen fascisten en hun
verschillende jeugdbewegingen maakten geopolitieke en militaire ontwikkelingen dat een
dergelijke jeugdassociatie geen schijn van kans maakte. De verloren slag om Stalingrad, de
val van Mussolini’s regime en de gebeurtenissen rond Dolle Dinsdag waren stuk voor stuk
nagels aan de doodskist van het Europees Jeugdverbond.
Van Geelkerken was tijdens de laatste oorlogsmaanden een ongeleid projectiel, wiens
loyaliteit om opportunistische redenen voortdurend verschoof. Nadat Quispel hem rond Dolle
Dinsdag een dolkstoot in de rug had gegeven, kwam het eind 1944 eveneens tot een breuk met
Mussert, de man met wie hij dertien jaar eerder de NSB was begonnen. In 1945 was de
hoofdstormer overgeleverd aan Rauter, die zich enkel nog om hem bekommerde om leden
van de Landstorm en de Landwacht, twee van de weinige organisaties waar Van Geelkerken
nog enige invloed op kon uitoefenen, onder volledige controle van de SS te krijgen.334
Quispel was tot het einde van de oorlog in de ban van een op te richten Jeugdstormbataljon.
Samen met enkele andere rebellerende Jeugdstormfunctionarissen toog hij af naar de SS-
Junkerschule in Bad Tölz om met Kiessling en zijn GJ dit plan te realiseren. Zoals reeds
aangestipt kwam de oprichting van een dergelijke vrijwilligerseenheid niet van de grond.
Quispel bleef in Bad Tölz tot april 1945 zijn idealen najagen.335
333 Torsten Schaar, ‘Die Reichsjugendführung der NSDAP im totalen Krieg – August 1944 bis Mai 1945’ in:
Ingo Koch ed., Deutsche Jugend zwischen Krieg und Frieden 1944-1946 (Rostock 1993), 49-59, aldaar 54. 334 Van der Boom, Kees van Geelkerken, 83. 335 In ’t Veld, De SS en Nederland, 438.
109
Tijdens de laatste oorlogsmaanden waren de WE-Lagern een veelgebruikt middel om
de gevluchte nationaalsocialistischgezinde jeugd uit Nederland, Vlaanderen, Wallonië,
Noorwegen en Denemarken zo goed als maar kon te indoctrineren en klaar te stomen voor de
oorlog. Jeugdstormer Laurentius Guldie verklaarde na de oorlog met driehonderd jongens
tussen de vijftien en eenentwintig jaar naar een weersportkamp aan de Italiaanse grens te zijn
overgebracht, alwaar zij in HJ-uniform met hakenkruisband een paramilitaire opleiding
dienden te volgen. Na enkele weken training werd de jongeren aangeboden zich aan te melden
bij de Waffen-SS, hetgeen ondanks zware pressietactieken door de meesten geweigerd werd.
Quispel nam hier evenwel geen genoegen mee toen hij niet veel later een bezoek bracht aan
het kamp.
[Quispel] zeide tegen de jongens, dat nu Duitschland ons en onze Ouders in
bescherming had genomen, het onze plicht was om in dienst te treden bij de S.S.,
Luftwaffe of Germanische landdienst. Hij is hier herhaaldelijk op teruggekomen; hij
zeide ons, dat de S.S. een keurkorps was en dat wij het als een eer moesten rekenen
om daarbij in dienst te gaan.336
Guldies verhaal wordt bevestigd door andere Jeugdstormers die hetzelfde weersportkamp
hadden geattendeerd.337 Ook aan andere WE-Lagern, zoals in Kärnten en Eger, bracht Quispel
bezoeken met dezelfde doelstelling voor ogen. Een van de slogans waarmee de stafleider
probeerde in te spelen op het schuldgevoel van de Nederlandse jeugd droeg de boodschap in
zich dat de Nederlandse jongens in Duitsland ‘gelijke rechten, maar dan ook gelijke plichten’
hadden.338 Een andere methode die door de HJ en de SS werd gehanteerd was om de
weigeraars steevast als ‘feige’ neer te zetten om hen vervolgens met strafexercitie en een
harde behandeling het leven zuur te maken. De hoop was dat zij zich hierdoor alsnog zouden
voegen bij de Duitse strijdkrachten.339
De spanningen tussen Jeugdstormers en nazi’s alsook tussen NJS’ers onderling
kwamen tegen het einde van de oorlog herkenbaarder dan ooit naar voren. Quispel had na zijn
Groot-Germaanse rebellie gehoopt dat de gevluchte Jeugdstormers in Duitsland gemakkelijk
te paaien waren voor de oorlog. Ofschoon er inderdaad genoeg nazigezinden tussenzaten die
pal achter de stafleider en zijn ideeën stonden, was er tevens een grote groep NSB’ers en
336 ‘Proces-verbaal Casparus Quispel, 5e getuige Laurentius Fredericus Guldie’, NA-CABR, Den Haag, inv. nr.
175I, deeldossier BR.v.C 365/49, 6-7. 337 ‘Proces-verbaal, onderzoek door Willem Marinus Schats en Cornelis Antonius Werkhoven betreffende de
politieke ontwikkeling van de Jeugdstorm, 9e getuige Lodewijk Johan Overman en 10e getuige Jacobus van de
Wakker’, NA-CABR, Den Haag, inv. nr. 175I, deeldossier BR.v.C 365/49, 29-30. 338 ‘Proces-verbaal Casparus Quispel, 8e getuige Willem van Veen’, NA-CABR, Den Haag, inv. nr. 175I,
deeldossier BR.v.C 365/49, 21-22. 339 Chris van der Heijden, Kinderen van foute ouders. Hun verhaal (Amsterdam 2014), 78-79.
110
NJS’ers die in lijn met Mussert nog altijd een Nederlands-nationalistisch streven omarmde.
Deze ouders en hun kinderen wilden vaak onder geen beding participeren in de oorlog.
Exemplarisch voor deze tegenstelling is een opgetekende ervaring van E.L. Boudesteijn, die
als Jeugdstormer in 1945 in een weersportkamp in Seeboden terecht kwam.
We worden op een dag bijeen geroepen in de grote eetzaal, waarin ook een podium
was. Toen we allemaal plaats genomen hadden, kwamen 3 of 4 Jeugdstormleiders
binnen en gingen op het podium staan. Eén van hen nam het woord. Wat hij te
vertellen had kwam op het volgende neer. Vanaf dit moment moest wij vergeten dat
wij Hollanders waren. We waren namelijk opgenomen in het grote Duitse Rijk en
moesten daar trots op zijn. Ook moesten we bereid zijn daarvoor te vechten. Omdat
wij dus Duitsers waren geworden moesten wij bij het einde van de bijeenkomst gaan
staan en het Duitse volkslied zingen. 165 jongens van 14 tot 17 jaar bleven zitten. En u
kunt het geloven of niet, maar ik ben gaan staan en ik ben gaan zingen: Waar de
blanke top der duinen, schitterend in de zonnegloed, waar de Noordzee vriendelijk
bruisend, Neerlands smalle kust begroet, juich ik langs het vlakke strand (2x) Ik heb u
lief mijn NEDERLAND (2x) 165 jongens waren gaan staan en hebben met mij dit lied
gezongen terwijl bij velen de tranen over de wangen liepen. Waarom juist dit lied? Ik
weet het niet, misschien had ik de moed niet voor het Wilhelmus of wilde ik niet van
Duitse-bloed zijn. Dit schoot me blijkbaar zomaar te binnen. De SS lieten zich niet
meer zien en de Jeugdstormleiders zijn het kamp uitgevlucht, nagekogeld met
stenen.340
De Jeugdstorm was geëindigd waar het haar internationale avonturen aan het begin van de
oorlog was begonnen: in de Duitse kampen onder invloed van de Hitlerjugend. Met een
tweedeling tussen Dietsgezinden en Groot-Germaansgeoriënteerden laveerde de NJS
gedurende de gehele oorlog tussen nationalistische idealen en loyaliteit aan nazi-Duitsland.
De laatste oorlogsmaanden vormden hier geen uitzondering op.
340 E.L. Boudesteijn, ‘Memoires’, NA-Verhalenarchief, http://www.gahetna.nl/het-verhalenarchief/memoires
(geraadpleegd op 1 juli 2016).
111
Conclusie
Internationale blikverruiming
In de kern heeft dit onderzoek getracht aan te tonen dat de Jeugdstorm in de periode 1940-
1945 over een veel ruimere internationale oriëntatie beschikte dan de reeds bestaande
literatuur over de jeugdbeweging doet vermoeden. De belangrijkste secundaire literatuur over
de NJS, artikelen van de hand van De Rooy en Barnouw alsook de doctoraalscripties van
Kwak en Engelen, richt zich hoofdzakelijk op ontwikkelingen in Nederland. Hoewel in deze
werken door de Duitse bezetting niet valt te ontkomen aan een zekere internationale inslag,
komt deze uiterst beperkt naar voren en heeft daarenboven vrijwel uitsluitend betrekking op
de Hitlerjugend en nazi-Duitsland. Participatie van de Jeugdstorm aan het Europees
Jeugdverbond laat zien dat de jeugdbeweging verder keek dan de eigen landsgrenzen en de
nazistische bezetter.
Met het oog op internationale interacties en connecties van de Jeugdstorm tekent zich
een scherp contrast af tussen het interbellum en de Tweede Wereldoorlog. Het prille bestaan
van de NJS tijdens de jaren dertig kenmerkte zich door conflicten met de overheid en
onderlinge vetes, hetgeen de jeugdbeweging op enkele verboden kwam te staan en meerdere
ontbindingen tot gevolg had. Om problemen te voorkomen ondernam hoofdstormer Van
Geelkerken verwoede pogingen om zijn jeugdbeweging te onttrekken aan het imago van
NSB- en nazi-jeugd door een politiek kleurloos en nationalistisch beleid uit te dragen.
Internationale contactleggingen en Europees denken waren in deze periode voor de
Jeugdstorm derhalve nog niet weggelegd; binnen de leiding had men de handen vol aan de
ontwikkeling van de jeugdbeweging in Nederland.
De Duitse bezetting van Nederland vormde een omslagpunt. Vooral nazigerichte
NSB’ers en NSVO’ers als Rost van Tonningen, Juul op ten Noort, Wim Heubel en Florrie
Heubel zagen de machtsovername van nazi-Duitsland als een uitgelezen mogelijkheid om de
bilaterale betrekkingen tussen enerzijds de Jeugdstorm en anderzijds de Hitlerjugend en de
BDM te verstevigen. Via vakantiekampen verspreid over Duitsland voor reguliere leden en
kadercursussen bij de Reichsjugendführerschule te Potsdam voor jeugdleiders brachten zij de
Nederlandse en Duitse jeugd met elkaar in contact. Nadat Seyss-Inquart in september 1940 de
volledige controle over de Jeugdstorm aan Van Geelkerken en zijn Dietse getrouwen had
112
gegeven, bleef de organisatie van dergelijke Nederlands-Duitse kampen zich in 1941 onder
toeziend oog van de hoofdstormer gestaag continueren.
1941 was tevens het jaar dat de Jeugdstorm zich niet alleen via bilaterale, maar ook
multilaterale kanalen begon in te zetten. In de aanloop naar een pan-Europese organisatie van
fascistische snit werden meerdere sport- en cultuurevenementen door de HJ en de GIL
georganiseerd om de verbondenheid tussen fascistische jeugdbewegingen aan te wakkeren en
bovenal de eigen invloed op de Europese jeugd te verankeren. De winter- en zomerspelen in
Garmisch-Partenkirchen en Breslau waren de eerste grootschalige bijeenkomsten waar de NJS
zich samen met jeugddelegaties van veertien verschillende organisaties met fascistische
geestdrift inzette voor het ideaal van een nieuw Europa. Een combinatie van sport en cultuur
vormde de ruggengraat van fascistische samenwerking. Eind juni 1942 vonden
dientengevolge de cultuurmanifestaties in Weimar en Florence plaats, waar eveneens veertien
verschillende jeugdbewegingen bij vertegenwoordigd waren. De stichting van het Europees
Jeugdverbond in Wenen en de daaropvolgende Europese Jeugdsportkampioenschappen in
Milaan vormden het summum van internationale samenwerking. Als grondlegger van de
jeugdassociatie spiegelde Von Schirach de aanwezige jeugd en hun leiders een Europese
associatie voor waarbinnen elke natie onafhankelijk en op gelijke voet in samenwerking met
elkaar zou treden. De Jeugdstorm nam gaarne deel aan dergelijke evenementen; het ideaal van
een nieuw Europa leefde in deze periode sterk binnen de beweging.
Tussen het begin van de oorlog en de stichtingsbijeenkomst te Wenen werd het
internationalisme van de Jeugdstorm dus steeds verder uitgebouwd. Door de met de dag
verslechterende oorlogssituatie vanaf 1943 kwam hier een eind aan en slonken de
internationale interacties zelfs. Volgend op de lijn die de Hitlerjugend in het kader van het
Europees Jeugdverbond had uitgezet stond de Jeugdstorm in de jaren 1943-1944 enkel nog in
contact met jeugdbewegingen die binnen de Germaanse leefruimte vielen, waartoe op het
hoogtepunt naast Duitsland en Nederland tevens Denemarken, Noorwegen, Vlaanderen,
Wallonië, Estland en Letland werden gerekend. Ofschoon Europese eenheidsidealen niet
volledig verdwenen, kregen alle georganiseerde evenementen het stempel Germaans op zich
gedrukt. Via de weersportkampen, Landdienst en zonnewendefeesten geraakten
Jeugdstormers in contact met buitenlandse jongeren uit de overige Germaanse gebieden. Tot
aan het einde van de oorlog bleef een dergelijke Germaanse oriëntatie de hoofdmoot van het
buitenlandbeleid van de NJS. Bijeenkomsten in Normandië en Kopenhagen alsook de
toenadering tot de Germanische Jugend dienen hiervoor ten voorbeeld, maar
vertegenwoordigen tevens een ineenstortend Europees Jeugdverbond waarbij de Jeugdstorm
113
hoofdzakelijk was toegewezen op de bilaterale verhouding met de Hitlerjugend. Daarmee kan
worden gesteld dat de Jeugdstorm tegen het einde van de oorlog weer terug was op de basis
van waaruit men in 1940 voorzichtig was begonnen.
Relatie tot buitenlandse jeugdbewegingen
In bilateraal en multilateraal opzicht was de Hitlerjugend gedurende de gehele Tweede
Wereldoorlog zowel de meest gewichtige als meest gewantrouwde bondgenoot van de
Jeugdstorm. In de zomer van 1940 was de NJS een onervaren jeugdbeweging die in haar
Duitse tegenhanger een leermeester zag. De vakantiekampen en kadercursussen boden een
mogelijkheid ervaring op te doen en dienden bovendien als katalysator voor
samenhorigheidsgevoelens tussen de Nederlandse en Duitse jeugd. Egodocumenten en
verslagen schetsen een beeld van onderlinge nationaalsocialistische solidariteit, die onder
meer werd aangewakkerd door gedeelde interesses in zaken als rassenleer en het ‘nieuwe
Duitsland’. Uit aanverwante archiefstukken blijkt evenwel evenzeer dat onderlinge botsingen
geen zeldzame gebeurtenissen waren. Vooral de nationalistische en Dietsgezinde
Jeugdstormers bleken grote moeite te hebben met de verwerping van religie, de kleinering van
Nederland en de vervanging van Jeugdstorm- door Hitlerjugendgebruiken. Coöperatie en
conflicten gingen hand in hand.
Deze competitieve samenwerking tussen de NJS en de HJ bleef in de aanloop naar, bij
de stichting en in de nasleep van het Europees Jeugdverbond prominent op de voorgrond
treden. Axmanns en Von Schirachs toezeggingen tijdens de internationale evenementen van
1941 en 1942 met betrekking tot gelijkwaardige Europese samenwerking waarin elke
jeugdbeweging vrij zou kunnen manoeuvreren werden door Van Geelkerken en zijn
Jeugdstorm uiterst positief ontvangen. De Hitlerjugend werd als de meest vooraanstaande
partner gezien in een toekomstig Europees samenwerkingsverbond tegen wat werd
beschouwd als de decadentie van de kapitalisten uit het westen en het rode bolsjewistische
gevaar uit het oosten. De verhoudingen tussen de NJS en HJ waren echter geenszins
evenwichtig te noemen. Alleen al de organisatiestructuur van het Europees Jeugdverbond,
waarin alle voorzittersfuncties aan de HJ en de GIL waren toebedeeld en de
Arbeitsgemeinschaften onevenredig waren verdeeld, duidt op een strak geregisseerde
Hitlerjugenddominantie. Daarenboven versterken verslagen van GIL-afgevaardigden zoals
Mizzan en de Italiaanse minister van Volkscultuur het beeld van een kleine jeugdbeweging als
de Jeugdstorm die op gespannen voet stond met haar grotere broer in Duitsland.
114
Het gegermaniseerde Europees Jeugdverbond en de daarmee gepaard gaande
germanisering van de Jeugdstorm maakten dat men binnen de NJS-leiding steeds meer
toenadering begon te zoeken tot nazi-Duitsland en de Groot-Germaanse idee. Met de
weersportkampen, Landdienst en zonnewendefeesten intensiveerde de relatie tussen de twee
jeugdbewegingen, alhoewel onderlinge spanningen nog steeds geregeld voorkwamen. Zo
werden de wervingsmethodes van de Waffen-SS in de verschillende kampen oogluikend
toegelaten, terwijl men via onder meer de Heimabende de illusie in stand hield dat nationale
identiteitsontwikkeling niet werd tegengewerkt. Na de tweesplitsing binnen de NJS begin
september 1944 beloofden Quispel en de zijnen volledige loyaliteit aan de Hitlerjugend. De
verhoudingen tussen enerzijds Mussert en Van Geelkerken en anderzijds de HJ waren
hierdoor gespannen, hoewel de hoofdstormer in de chaos van de laatste oorlogsmaanden
wederom toenadering zocht tot de Duitse jeugdorganisatie en SS-gerelateerde elementen.
Waar de banden met de oosterburen van de HJ werden aangehaald om diens
leiderspositie in Europa, stond de verbintenis met de Vlaamse zuiderburen van de NSJV, en
tot op zekere hoogte tevens Jongdinaso en de HJV, vanuit Diets oogpunt centraal. Van
Geelkerken en NSJV-leider Lehembre waren beiden voor het grootste gedeelte van de oorlog
ferme voorvechters van een Groot-Nederland. Als vertegenwoordigers van ‘Noord- en Zuid-
Nederland’ zochten de twee jeugdleiders op de verschillende bijeenkomsten omtrent het
Europees Jeugdverbond elkaar dan ook actief op. Kameraadschapsavonden tussen de
Nederlandse en Vlaamse jongeren, zoals in Breslau, Wenen en Milaan werden georganiseerd,
waren hiervan de meest in het oog springende uitwerkingen. Daarnaast zochten de twee
jeugdbewegingen toenadering tot elkaar via gezamenlijke cultuurweken, het zingen van
Dietse liederen en besprekingen van het ideaal van een Groot-Nederland. Deze ‘speciale’
band werd met de germanisering van het Europees Jeugdverbond geleidelijk aan naar de
achtergrond verdrongen. In 1943 schemerde het Dietse ideaal en solidariteit met de
Vlamingen tijdens de weersport- en Landdienstkampen nog enigszins door, maar vanaf 1944
werden vanuit de Groot-Germaanse gedachte alle Germaanse jongeren op een lijn gesteld.
Ofschoon een goede relatie tot de HJ en de NSJV in het buitenlandbeleid van de
Jeugdstorm duidelijk voorop stond, werden andere jeugdbewegingen geenszins buiten
beschouwing gelaten. Germaanse ‘stamgenoten’ uit de Deense NSU en de Noorse NSUF
werden kameraadschappelijk bejegend, daar zij als bloedverwanten werden beschouwd maar
niet onwaarschijnlijk evenzeer omdat zij als jeugdbeweging van een klein bezet land in
dezelfde positie als de NJS verkeerden. Opvallend is dat tevens regelmatig werd opgetrokken
met de Spaanse jeugd uit het FdJ, aangezien Spanje niet een land was waarmee een directe
115
historische verbondenheid werd gevoeld. Hoewel de verhoudingen tot Romaanse
jeugdbewegingen als het FdJ, maar bijvoorbeeld ook de Italiaanse GIL, in de regel als positief
werden ervaren, valt te bemerken dat rassendenkbeelden binnen de Jeugdstorm de relatie
beïnvloedde. Romaanse jeugdbewegingen werden niet zelden getypeerd als geestdriftig en
ongeorganiseerd, terwijl de NJS als Germaanse jeugdbeweging er naar eigen zeggen een
ingetogen en sobere mentaliteit op nahield. Aansluitend op deze denktrant werden de Waalse
JR en JL met de nodige moeite aanvaard als Germaanse jeugd, daar zij werden beschouwd als
van origine sterk geromaniseerde jeugdbewegingen.
Competentie- en concurrentiestrijd
De relatie van de Jeugdstorm tot buitenlandse jeugdbewegingen werd onder meer beïnvloed
door de interne tweespalt die binnen de beweging heerste. Evenals bij de verschillende Duitse
instanties en invloedrijke individuen het geval was, werd er binnen de NJS een aanhoudende
strijd om bevoegdheden gevoerd waarbij het Nederlands-nationalistisch Dietsgeoriënteerde en
nazigezinde Groot-Germaanse kamp elkaar de loef probeerden af te steken. Naast deze interne
competentiestrijd was de Jeugdstorm tevens in een concurrentiestrijd verwikkeld met
hoofdzakelijk de Hitlerjugend. Met de competentiestrijd kreeg de Jeugdstorm reeds voor de
bezetting te maken toen Rost van Tonningen, Feldmeijer en Van Eck via organisaties als
Blauwvoet en de Mussertgarde de NJS-jeugd in Groot-Germaans opzicht trachtten te
radicaliseren. Toen dergelijke pogingen samen met de nazificatiepraktijken in de Duitse
vakantiekampen en bij de kadercursussen niet succesvol bleken, bleef de Jeugdstorm enkele
jaren gevrijwaard van een hevige competentiestrijd. Door zijn Groot-Germaanse bekering in
1942 kwam Quispel weliswaar menigmaal overhoop te liggen met Van Geelkerken over inzet
van Jeugdstormers aan het Oostfront, maar van echte concurrentie kon wederom pas vanaf
1944 gesproken worden. Toen in september van dat jaar de Jeugdstorm door Quispel
praktisch volledig onder controle van de Hitlerjugend werd gesteld, ontstond er een
onherstelbare breuk tussen enerzijds Van Geelkerken die met rugdekking van Mussert meer
nationalistisch was ingesteld en anderzijds zijn stafleider die versmelting van de NJS met de
HJ openlijk voorstond.
Een gelijksoortige competentiestrijd vond plaats tussen de verschillende naziorganen
en hun leiders. Hoewel Axmann en Von Schirach zich binnen het Europees Jeugdverbond een
dominante rol toematen, waren zij tegelijkertijd van mening dat een handreiking aan de
kleinere jeugdbewegingen uit geheel Europa in hun voordeel was. Himmler en zijn SS
verafschuwden het Europese karakter van het jeugdverbond dat hiermee gepaard ging,
116
aangezien de superieur geachte Germaanse jeugd hierin schouder aan schouder kwam te staan
met de ‘minderwaardige’ Romaanse en Slavische jongeren. De Reichsführer-SS probeerde
Axmann tot inkeer te laten komen door de oprichting van een overkoepelende
jeugdorganisatie voor jongeren uit de Germaanse landen voor te stellen, hetgeen pas tegen het
einde van de oorlog met Kiesslings GJ succesvol bleek. Een vooraanstaand NSDAP’er als
Bormann alsook prominente ministers als Goebbels en Von Ribbentrop waren evenmin te
paaien voor een jeugdverbond op Europees niveau. Niettegenstaande het virulente
antisemitisme en de uitgesproken rassenhaat die in lijn met de SS door hen werden geuit lagen
hier voornamelijk annexionistische motieven aan ten grondslag. Ten tijde van de stichting van
het Europees jeugdverbond achtten Bormann, Goebbels en Von Ribbentrop het niet in het
belang van nazi-Duitsland om toezeggingen te doen aan de kleinere fascistische mededingers.
Zij moesten in ieder geval voor het restant van de oorlog strak onder controle worden
gehouden; pas daarna kon men hun plek in het nieuwe Europa vaststellen. Na het debacle
rondom de verloren slag om Stalingrad bonden Goebbels en Von Ribbentrop evenwel
enigszins in, opdat met een meer inschikkelijke houding in potentie meer steun kon worden
verkregen van de kleinere fascistische bewegingen en hun jeugdafdelingen.
Via het Europees Jeugdverbond ontbrak het tot grofweg het laatste jaar van de oorlog
aan een verhitte concurrentiestrijd tussen de Jeugdstorm en de Hitlerjugend om de
Nederlandse jeugd, hoewel onderliggende spanningen de relatie medebepaalden. De NJS-
leiding was immer beducht op de annexionistische insteek van haar Duitse evenknie, maar het
lukte de Befehlsstelle Niederlande der Hitlerjugend niet om voet aan de grond te krijgen zoals
bijvoorbeeld wel in Vlaanderen was klaargespeeld. Pas met Quispels Groot-Germaanse
rebellie in 1944 kreeg de Hitlerjugend via de GJ echt vat op een grote groep Nederlandse
jongeren, zij het voor slechts enkele luttele maanden. De concurrentiestrijd die de Jeugdstorm
tijdens de oorlog ervoer was derhalve geen exacte weerspiegeling van de situatie binnen de
NSB. Mussert onderhield zowel tijdens het interbellum als de Tweede Wereldoorlog een
aanhoudend ambigue relatie tot de verschillende Duitse instanties, die in de regel wel degelijk
de macht naar zich toe wisten te trekken.341 Waar daarenboven een frontale botsing tussen de
verschillende kampen binnen de NJS tussen het einde van 1940 en september 1944 uitbleef,
trad deze binnen de NSB wel aan de oppervlakte. Op meerdere fronten kwamen
Dietsgezinden als Mussert en Van Geelkerken op ramkoers te liggen met volksen als Rost van
341 Havenaar, De NSB tussen nationalisme en ‘volkse’ solidariteit, 147-155. Orlow, ‘A difficult relationship of
unequal relatives’, 349-380. Boterman, Duitse daders, 218-224.
117
Tonningen, Feldmeijer en Tobie Goedewaagen.342 Niettegenstaande deze onderlinge
verschillen valt desalniettemin te bemerken dat de grote lijnen van de richtingenstrijd binnen
de NSB doorechode naar de Jeugdstorm. Controle over de Nederlandse jeugd stond bij zowel
het Dietse als Groot-Germaanse kamp in de belangstelling. Actoren die een leidende rol
hadden in de concurrentieslag om de NJS poogden dikwijls tevens hun invloed te doen gelden
binnen de NSB.
De onderlinge competentiestrijd met betrekking tot het Europees Jeugdverbond tussen
de Hitlerjugend, de SS en invloedrijke nazi’s als Goebbels, Von Ribbentrop en Bormann kan
worden omlijnd met de door Ian Kershaw opgeworpen notie van ‘working towards the
Führer’. Kershaw duidt hiermee de concurrentie tussen Duitse instellingen en individuen als
pogingen om in de gunst te geraken bij de Führer, die als ‘charismatische autoriteit’ (in
contrast met Stalin als ‘bureaucratische autoriteit’) de enige bron van politieke legitimiteit
was. Hitler was geenszins een ‘weak dictator’, maar wel een ‘lazy dictator’; terwijl de Führer
zich stortte op het buitenlandbeleid en militaire aangelegenheden, liet hij het dagelijkse
bestuur van Duitsland over aan anderen. In het debat over de oorzaak van de Holocaust tussen
intentionalisten, die stellen dat Hitler een ‘strong dictator’ was met de teugels strak in handen
en met een vooropgezet plan voor ogen, en structuralisten, die menen dat Hitler als ‘weak
dictator’ een instrument was van zijn eigen ambtenarenapparaat, pleit Kershaw dan ook voor
een synthese tussen de twee scholen.343 Dat er met het oog op het Europees Jeugdverbond een
hevige competentiestrijd woedde staat buiten kijf. Over de mogelijkheid dat de verschillende
afdelingen en individuen hiermee anticipeerden op de wil van de Führer kan door de
beperktheid van dit onderzoek geen uitsluitsel worden gegeven, maar het vormt zeker geen
onrealistisch scenario.
Fascisme en Europees denken
Conflicterende Europa-idealen, die hoofdzakelijk in hoofdstuk drie voor het voetlicht zijn
gebracht, lagen in het verlengde van de competentie- en concurrentiestrijd die zowel binnen
als tussen de Jeugdstorm en de verschillende naziorganen speelden. Onder het mom van
fascistische eenheid deden ideeën over het nieuwe Europa of een Nieuwe Orde onder
342 David Barnouw, Rost van Tonningen. Fout tot het bittere eind (Zutphen 2014), 116-123. Bas Kromhout, De
voorman. Henk Feldmeijer en de Nederlandse SS (Amsterdam 2012), 187-216. Benien van Berkel, Tobie
Goedewaagen (1895-1980). Een onverbeterlijke nationaalsocialist (Amsterdam 2013), 251-257. Boterman,
Duitse daders, 225-226. 343 Ian Kershaw, The Nazi dictatorship. Problems and perspectives of interpretation (Londen 2000), 69-92. Ian
Kershaw, Hitler. 1889-1936. Hubris (Londen 1998), 527-591. Ian Kershaw, ‘‘Working towards the Führer.’
Reflections on the nature of the Hitler dictatorship’, Contemporary European History 2 (1993) afl. 2, 103-118.
118
fascisten opgeld, maar werden tegelijkertijd op tal van manieren naar believen ingevuld. Zo
was Musserts nieuwe Europa gestoeld op het idee van een Germaanse statenbond, waarbinnen
nazi-Duitsland het voortouw zou nemen maar elke natie zich soeverein zou kunnen
ontwikkelen. Naast medestanders stuitte Mussert evenwel ook op genoeg leden binnen zijn
eigen NSB, voornamelijk de volksen, die zijn Europa-ideaal niet onderschreven. Zelfs binnen
dezelfde beweging konden Europese eenheidsidealen sterk uiteenlopen.
De eenwording van het Europees Jeugdverbond dient te worden ingekaderd in het
Europees eenheidsstreven onder fascisten. De plannen met betrekking tot het jeugdverbond
van Musserts Dietse getrouw Van Geelkerken sloten nauw aan op de ideeën van de Leider
omtrent een te vormen statenbond. Van Geelkerken zag het Europees Jeugdverbond als een
mogelijkheid voor zijn Nederlandse jeugdbeweging om onder Duits leiderschap
gelijkwaardige en onafhankelijke Europese samenwerking aan te gaan, net als Mussert op
nationaal niveau poogde te realiseren. Het Groot-Germaanse kamp binnen de NJS had echter
geheel andere plannen. Rost van Tonningen had met de NOC voor ogen om van Europa een
Groot-Germaanse rassengemeenschap te maken. Als voormalig Oostfronter stond Europese
eenheid voor Quispel in het teken van gezamenlijke frontinzet door de Europese jeugd. Het
belang van een Europees Jeugdverbond zoals in Wenen was gesticht werd door beiden dan
ook niet onderstreept. Visies van de kant van de nazi’s op het Europees Jeugdverbond en
Europa zijn reeds kort aangekaart. In de eerste jaren van de oorlog betrok de Hitlerjugend
naast de Germaanse ook de Romaanse en Slavische jeugd om tot een Europees geheel te
komen. De radicale rassendenkbeelden van de SS maakten dat Himmler zich enkel wilde
toespitsen op de Germaanse jongeren in een toekomstig Europees Jeugdverbond. Ook
Bormann, Von Ribbentrop en Goebbels waren gekant tegen de HJ-plannen, maar deden dat
vooral om Duitse dominantie op het Europese continent zeker te kunnen stellen.
Het fascistische Europa-ideaal was aldus een rekbaar begrip. Onder het mom van
fascistische eenheid gaven alle partijen hun eigen invulling aan de toekomst van het Europese
continent. Een vraag die deze elasticiteit oproept handelt over een eventuele continuïteit van
Europees denken, dat in het interbellum zijn intrede deed en dwars door de Tweede
Wereldoorlog heenliep naar de jaren vijftig waarin de Europese Gemeenschap voor Kolen en
Staal, de eerste supranationale gemeenschap die ruim vier decennia later zou uitmonden in de
Europese Unie (EU), tot stand kwam. Europese eenheid, een begrip dat voor velerlei uitleg
vatbaar was, werd weliswaar zowel voor als na de oorlog gezien als een kernvoorwaarde voor
een welvarende oorlogsvrije toekomst. Bijna op de kop af vier jaar na de oprichting van het
Europees Jeugdverbond pleitte Churchill in zijn ‘speech to the academic youth’ in Zurich
119
ervoor ‘to re-create the European Family, or as much of it as we can, and to provide it with a
structure under which it can dwell in peace, in safety and in freedom’.344 Voortbordurend op
Churchills rede verscheen in maart 1947 in de Frankfurter Hefte een artikel met de titel ‘An
Europa und die deutsche Jugend’. In 1948 vonden in München meerdere internationale
jeugdbijeenkomsten plaats; in 1951 werd op initiatief van Duitse en Franse jongeren een
‘Europäische Jugendkampagne’ op touw gezet.345 Vormde dit en ander naoorlogs Europees
denken een frisse start of lag het in het verlengde van eerdere ideevorming uit de jaren dertig
en veertig?
De jurist, publicist en uitgesproken criticaster van de EU Thierry Baudet ziet een
onmiskenbaar verband tussen de EU en Hitlers nazi-Duitsland. Volgens Baudet waren
fascisten en nationaalsocialisten niet strikt nationaal gericht: ‘Hun megalomane ideeën waren
veeleer imperialismen dan ‘nationalismen’.’ Dit imperialisme is iets wat de EU en het
nazisme volgens hem gemeen hebben, waarmee Baudet waarschuwend een sterke link legt
tussen vooroorlogs en naoorlogs Europees denken.346 De excentrieke oud-burgemeester van
Londen Boris Johnson vertolkte in mei 2016 een gelijksoortig geluid door in de campagne
voor een Brexit, een Britse uitreding uit de EU, een vergelijking te trekken tussen Hitler-
Duitsland en de EU. Johnson verdedigde zijn stellingname door te betogen dat het idee van
een machtige superstaat bij beiden aan de kern van het beleid zou raken.347
De historicus Robin de Bruin ziet eveneens continuïteiten in het Europees denken van
de jaren dertig en veertig en de naoorlogse periode, maar keert zich tegen de opgeworpen
visies van Baudet en Johnson. De Bruin stelt dat Europese eenheidsplannen van Duitse zijde
niets meer waren dan een rookgordijn om uitbuiting van de bezette gebieden en satellietstaten
te verbloemen. Hitler was geen Europeaan, hoewel sommigen prominente nazifiguren wel als
dusdanig getypeerd konden worden. Onder hen, en ook bij enkele NSB’ers, leefden ideeën
over Europese samenwerking sterk. Volgens De Bruin schiep Hitlers Europese Nieuwe Orde
dan ook de ‘voorwaarden voor de naoorlogse Europese integratie door de zwakte van de
nationale staten aan te tonen, maar was er geen wegbereider van’.348 De visie van de Britse
344 Winston Churchill, ‘Mr. Winston Churchill speaking in Zurich 19th September 1946’, The Churchill Society
London, http://www.churchill-society-london.org.uk/astonish.html (geraadpleegd op 1 juli 2016). 345 Reulecke, ‘“Baldurs Kinderfest”’, 322-323. 346 Thierry Baudet, De aanval op de natiestaat (Amsterdam 2012), 221, 277-278. Zie ook de discussie tussen
Baudet en Rob Riemen in het tv-programma Buitenhof. Buitenhof, 6 maart 2016,
http://www.vpro.nl/buitenhof/speel.VPWON_1250224.html (geraadpleegd op 1 juli 2016). 347 ‘Boris Johnson: The EU wants a superstate, just as Hitler did’, The Telegraph, 15 mei 2016,
http://www.telegraph.co.uk/news/2016/05/14/boris-johnson-the-eu-wants-a-superstate-just-as-hitler-did/
(geraadpleegd op 1 juli 2016). 348 Robin de Bruin, Elastisch Europa. De integratie van Europa en de Nederlandse politiek, 1947-1968
(Amsterdam 2014), 55-59.
120
historicus Mark Mazower correspondeert met die van De Bruin. Volgens Mazower praatte
Hitler wel Europees, maar lag zijn toewijding louter bij Duitsland. Met de blik op Europese
integratie stelt hij dat de Nieuwe Orde van de nazi’s niettemin een belangrijke rol heeft
gespeeld in het naoorlogse Europeanisme. ‘No political order begins from nothing. And
postwar Europe – so keen to proclaim its break with the past – was bound to it in more ways
than it liked to admit.’349
De ontwikkelingen rondom het Europees Jeugdverbond passen in het beeld dat door
De Bruin en Mazower wordt geschetst betreffende Hitlers plannen voor Europa. Onder
aanvoering van Axmann en Von Schirach presenteerde de Hitlerjugend de jeugdassociatie als
een Europees samenhorigheidsproject tegen de bolsjewieken uit het oosten en de kapitalisten
uit het westen. Alleen via multilaterale samenwerking zou de jeugd van het nieuwe Europa
een toekomst hebben. Retoriek van een dergelijk kaliber kwam echter geenszins overeen met
de werkelijkheid. Achter de façade van Europese solidariteit en nationale soevereiniteit
poogde de HJ voortdurend de positie van de Italiaanse co-organisator GIL en de kleinere
jeugdbewegingen te doen wankelen. Het Europees Jeugdverbond was zodoende een
schijnvertoning, maar kan als onderdeel van het nieuwe Europa en de Nieuwe Orde niettemin
van invloed worden beschouwd op het naoorlogse Europees denken. Zowel onder
Nederlandse als Duitse nationaalsocialisten leefden Europese eenheidsideeën met de jeugd als
uitgangspunt sterk. Dat de eerdergenoemde Europese jeugdprojecten van na de oorlog
expliciet uit afkeer van het nazisme in het leven werden geroepen neemt niet weg dat de
kernvoorwaarden voor dergelijke Europese samenwerking waren ontleend aan een periode en
een ideologie waar men juist zo graag mee wilde breken.
Het ‘elastische Europa’ dat De Bruin aanhaalt, en de titel van zijn boek vormt,
vertoont tot slot gelijkenissen met de gang van zaken omtrent het Europees Jeugdverbond.
Met deze term probeert De Bruin aan te geven dat verschillende bloedgroepen binnen de grote
politieke partijen in het naoorlogse Nederland een geïntegreerd Europa gebruikten om
gewichtige elementen uit de eigen ideologie te kunnen verwezenlijken.350 Ofschoon
fascistische en democratische Europa-idealen op tal van vlakken van elkaar verschilden,
gebeurde bij de totstandkoming en ontwikkeling van het Europees Jeugdverbond in wezen
hetzelfde. Fascisten gebruikten het jeugdverbond, en daarmee gepaard het idee van een nieuw
Europa, om hun eigen nationalistische belangen of ideologische hersenspinsels gerealiseerd te
krijgen. Ook het fascistische Europa-ideaal was elastisch.
349 Mazower, Hitler’s empire, 553-575. 350 De Bruin, Elastisch Europa, 21.
121
Fascisme als transnationaal fenomeen
Gezamenlijk tonen internationale blikverruiming, uiteenlopende buitenlandse contacten,
onderlinge concurrentie en Europees denken aan dat de Jeugdstorm over de grenzen van
Nederland heen keek en zich daarbij niet enkel toespitste op de Hitlerjugend. Middels de
evenementen die onder de vlag van het Europees Jeugdverbond werden georganiseerd
beschouwde de NJS zich als onderdeel van een transnationale grensoverschrijdende
beweging, waarin een gemeenschappelijke lotsbestemming werd gedeeld met fascistische
jeugdbewegingen uit alle uithoeken van Europa. Zowel het sterk ingebakken Dietse ideaal als
het idee onderdeel uit te maken van de Germaanse gemeenschap leverden evenwel conflicten
op met enkele van diezelfde jeugdorganisaties. Ultranationalisme en transnationalisme waren
voor de Jeugdstorm tijdens het Europees Jeugdverbond dan ook twee kanten van dezelfde
medaille; coöperatie en conflict bestonden naast elkaar en vulden elkaar aan.
Ter introductie van het concept van transnationaal fascisme zijn de ideeën van
Bauerkämper en Iordachi in de inleiding van deze scriptie kort aangehaald. Dit onderzoek
vormt een aansluiting op hun originele en verfrissende kijk op fascisme. Daaraan moet
weliswaar worden toegevoegd dat de periodisering die beide auteurs hanteren niet pertinent
als vaststaande afbakening hoeft te gelden. Zowel Bauerkämper als Iordachi beperken zich tot
een bespreking van de interbellaire jaren, zonder overigens de Tweede Wereldoorlog en de
naoorlogse periode geheel onbenoemd te laten.351 Hoewel de aanvang en het einde van de
oorlog grote gevolgen hadden voor de onderlinge betrekkingen tussen fascisten, dienen deze
niet beschouwd te worden als scherpe onbeweeglijke scheidslijnen. In The lure of fascism in
Western Europe stelt Orlow dat met het begin van de oorlog de nazi’s het masker volledig
hadden afgeworpen en Europese eenheidsidealen dientengevolge in de modder vastliepen.352
Dit was geenszins het geval. Juist dóór de bezetting van Nederland leefden pan-Europese en
pan-Germaanse idealen binnen de Jeugdstorm op, van waaruit deelname aan en multilaterale
samenwerking binnen het Europees Jeugdverbond een feit werd. Evenals het interbellum
moet tevens de Tweede Wereldoorlog derhalve worden gezien als een periode waarin
transnationale samenwerking, hand in hand met tegenstrijdige nationalistische belangen, op
uiteenlopende vlakken tussen fascisten hoogtij vierde.
Deelname van de Jeugdstorm aan het Europees Jeugdverbond is te duiden als een
klein maar exemplarisch radertje in fascistische netwerkvorming en de Tweede Wereldoorlog.
351 Bauerkämper, ‘Transnational Fascism’, 235-236, 238-239. Iordachi, ‘Introduction. Fascism in interwar East
Central and Southeastern Europe’, 163. 352 Orlow, The lure of fascism in Western Europe, 6, 14-15, 154-156.
122
Als onderdeel van een groter geheel maakt het duidelijk dat fascisme een veelzijdiger en
complexer fenomeen was dan voorheen werd aangenomen. De transnationaliteit van fascisme
is via onderzoek met jeugdbewegingen en internationale congressen als hoofdonderwerp
reeds enigszins verhelderd door onderzoekers als Elizabeth Harvey en Katharina Schmebs.353
Er ligt op dit gebied evenwel nog veel potentieel. Ook NSB-nevenorganisaties als de NSVO
en het NSSF, alsmede een invloedrijk en internationaal gerichte NSB’er als Max Blokzijl
kunnen binnen een transnationaal kader mogelijk interessant zijn om aan onderzoek te
onderwerpen.354 Bovendien werd op Duitse instigatie naast het Europees Jeugdverbond tot
meerdere Europese organisaties van fascistisch signatuur het initiatief genomen, waaronder de
Europäische Schriftsteller-Vereinigung (een Europese unie van schrijvers als tegenhanger van
de PEN-club) en de Internationales Frauentreffen (een internationale bijeenkomst van
fascistische vrouwenbewegingen als tegenreactie op het liberale feminisme).355 Ook hier
liggen mogelijkerwijs nieuwe kansen. De Jeugdstorm en het Europees Jeugdverbond hebben
nieuwe bouwstenen geleverd om de transnationaliteit van fascisme te staven. Toekomstig
onderzoek dat op een transnationale fundering rust zal het mogelijk maken om een nog
stevigere grip te verkrijgen op het glibberige fenomeen dat fascisme heet.
353 Harvey, ‘International networks and cross-border cooperation’, 141-158. Schmebs, ‘Fascist youth
organizations and propaganda in a transnational perspective’. 354 Eerdere werken over deze onderwerpen hinten op een internationalisme, waarvan uitdieping in toekomstig
onderzoek wellicht interessant kan zijn. Zie: Matthée, Voor volk en vaderland, 132-135. Machlien Vlasblom,
‘Het Nationaal-Socialistisch Studentenfront. ‘Grensoverschrijdend?’’, masterscriptie Holocaust en
Genocidestudies Universiteit van Amsterdam 2009, 55-79. René Kok, Max Blokzijl. Stem van het nationaal-
socialisme (Amsterdam 1988), 11-29. 355 Helmut Peitsch, ‘Der Londoner Kongress des internationalen Verbandes der Schriftsteller PEN (Poets,
Essayists, Novelists) im September 1941’, Themenportal Europäische Geschichte (2014), 1-7, aldaar 6. Ben-
Ghiat, Fascist modernities, 179. Morant i Ariño, ‘‘Falange’s female comrades [and] their German and Italian
sisters’’, 28. Harvey, ‘International networks and cross-border cooperation’, 141-158.
123
Bronnen- en literatuurlijst
Afkortingen
CABR Centraal Archief Bijzondere Rechtspleging
Inv. nr. Inventarisnummer
NA Nationaal Archief
NBI Nederlands Beheersinstituut
NIOD Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie
Archieven
NA-CABR (Den Haag)
Dossier Gottlieb Adriaan van Dieren
Inv. nr. 62877.
Dossier Cornelis van Geelkerken
Inv. nr. 27IV, deeldossier BR.v.C 101/50.
Dossier Jan Wolfgang Gerlings
Inv. nr. 57332.
Dossier Casparus Quispel
Inv. nr. 175I, deeldossier Br.v.C. 365/49.
Dossier Abraham Johannes Reinders
Inv. nr. 55711.
NA-NBI (Den Haag)
Dossier Jan Wolfgang Gerlings
Inv. nr. 79909.
NA-Verhalenarchief (online)
Boudesteijn, E.L., ‘Memoires’, http://www.gahetna.nl/het-verhalenarchief/memoires,
(geraadpleegd op 1 juli 2016).
NIOD (Amsterdam)
Archief 088 Arbeitsbereich der NSDAP in den Niederlanden
Inv. nr. 407.
Inv. nr. 408.
Inv. nr. 687.
Archief 118 Departement van Bijzondere Economische Zaken
Inv. nr. 2207.
124
Archief 123 Nationaal-Socialistische Beweging
Inv. nr. 1130.
Inv. nr. 1142.
Inv. nr. 1149.
Inv. nr. 1154.
Inv. nr. 1155.
Inv. nr. 1156.
Inv. nr. 1159.
Inv. nr. 1162.
Inv. nr. 1187.
Inv. nr. 1350.
Archief 168a Verbond van Dietse Nationaal-Solidaristen (Verdinaso) en Verbond der
Nederlanders
Inv. nr. 140.
Archief 169 Rost van Tonningen, M.M.
Inv. nr. 303 .
Inv. nr. 627.
Inv. nr. 636.
Inv. nr. 1084.
Inv. nr. 1085.
Inv. nr. 1086.
Inv. nr. 1087.
Inv. nr. 1089.
Inv. nr. 1090.
Inv. nr. 1091.
Inv. nr. 1092.
Archief 215 Collectie Duitse instellingen buiten Nederland (CDI)
Inv. nr. 67q.
Archief 244 Europese dagboeken en egodocumenten
Inv. nr. 987.
Inv. nr. 1055.
Archief 249-0261 Dossier – Germaansche Landdienst
Inv. nr. a1.
Inv. nr. a2.
Inv. nr. a3.
Archief 249-0266 Dossier – Germaansche Weersportkampen
Inv. nr. a1.
Archief 560 Luchtpamfletten
Inv. nr. 12.
Inv. nr. 20.
Inv. nr. 23.
Inv. nr. 58.
125
Archief KA I Knipselcollectie uit het archief van de NSB over personen
Inv. nr. 2707.
Archief KA II Knipselcollectie uit het archief van de NSB over zaken
Inv. nr. 922.
Inv. nr. 1321.
Periodieken
Algemeen Handelsblad
23 juni 1942, ‘Gesprek met den Rijksjeugdleider Arthur Axmann’.
Deutsche Zeitung in den Niederlanden
5 maart 1943, ‘Wehrertüchtigungslager germanischer Jugend’.
Dordtsch Dagblad
28 mei 1941, ‘De Nederlandse en de Duitsche jeugd’.
Haarlemsche Courant
22 juni 1944, ‘Viering van het Zonnewendefeest te Amsterdam. Toespraken van
Gebietsführer Blomquist en Hoofdstormer Van Geelkerken’.
Kampbrief van de deelnemers aan de Weersportkampen
(1944) afl. 2, ‘Brieven die ons bereikten…’.
(1944) afl. 2, ‘De kampbrief komt…!’.
(z.j.) z.a., ‘Beste kameraad!’.
(z.j.) z.a., ‘Van de gemeenschap der Waffen-SS’.
Landdienstpost
1 (1944) afl. 1, ‘Een dag kampleven in den Germaanschen Landdienst’.
1 (1944) afl. 1, ‘Krastuden’.
1 (1944) afl. 4, ‘Bij de redding van den Führer’.
1 (1944) afl. 4, ‘Gotenhafen’.
Het Nationale Dagblad
28 augustus 1940, ‘Indrukken van de Reichsjugendführerschule te Potsdam’.
1 maart 1941, ‘Rudolf Hess begroet de Europeesche jeugd. Strijd om de toekomst van
Europa en zijn beschaving’.
7 maart 1941, ‘Vaandeldrager van het nieuwe Europa. Jeugd van verschillende landen
tegast bij de Duitsche jeugd’.
9 mei 1941, ‘De jeugd van twee Germaansche volkeren’.
17 mei 1941, ‘Overdracht van de Jongdinaso-wimpel aan Hoofdstormer Van
Geelkerken’.
28 augustus 1941, ‘Jeugdleidersbesprekingen te Breslau’.
2 september 1941, ‘Europa’s jeugd te Breslau bijeen. Nieuw kameraadschap, waaruit
eenmaal het Nieuwe Europa zal opbloeien’.
4 september 1942, ‘Democratische demagogie. Roosevelt sprak tot de jeugd’.
5 september 1942, ‘Ware wereldbeschaving. Europa’s jeugd heeft van Roosevelt niets
te leeren’.
126
15 september 1942, ‘De jeugd van Europa vereenigd. Verbond van jeugdorganisaties
te Weenen opgericht. Veertig millioen Europeesche jongeren’.
17 september 1942, ‘Het congres danst niet. Hotelcommandanten voorbeelden van
jeugdopvoeding’.
19 september 1942, ‘Slotzitting Europeesch jeugdcongres. Resolutie van
arbeidsgemeenschap etische opvoeding’.
23 september 1942, ‘Jong Europa klopt aan Neerlands deur. Het Weensche congres en
Nederlands taak’.
30 september 1942, ‘Jeugdstorm bezichtigt Milaan. Nieuwe vriendschapsbanden zijn
gelegd’.
1 oktober 1942, ‘Jeugdstorm uit Milaan teruggekeerd. Geestdriftige verhalen’.
2 oktober 1942, ‘Indrukken uit Milaan. Feest van levensvreugde en kameraadschap’.
3 oktober 1942, ‘Indrukken uit Milaan. Het verloop van de jeugdlandwedstrijden’.
9 oktober 1942, ‘De Stormmeeuw’.
6 november 1942, ‘Het Europeesche Jeugdverbond. Eerste congres van de
werkgemeenschap pers, film en radio te Rome’.
12 januari 1943, ‘Vertrek vrijwilligers van den Germaanschen Landdienst. Officieel
afscheid op den Dam’.
6 maart 1943, ‘Weersportkampen een groot succes. Iedere maand 180 Nederlandsche
jongens naar Duitschland’.
17 april 1943, ‘Germaansche jeugd in weersportkampen. De jeugd is weerbaar
wanneer zij bewust weet te leven’.
10 september 1943, ‘Vragen staat vrij. 288. De Walen’.
2 december 1943, ‘Duitsche sportgroet’.
22 juni 1944, ‘Gemeenschappelijke zonnewendeviering van Jeugdstorm, H.J. en
B.D.M.’.
5 september 1944, ‘Keuring Weersportkampen’.
De Oostlandpost
1 (1942) afl. 1, ‘Adressen’.
Het Parool
6 februari 2016, ‘Pegida-demonstratie verloopt onrustig’.
Storm
1 december 1944, ‘Eindelijk een daad’.
De Stormmeeuw
1 (1935) afl. 16, ‘De eerste velddag’.
1 (1935) afl. 25, ‘Wat anderen van ons zeggen!’.
4 (1938) afl. 9, ‘Bezoek aan de Hitler Jeugd in Westphalen’.
6 (1940) afl. 4, ‘Van het jeugdfront!’.
7 (1941) afl. 3, ‘De Jeugdstorm op de Führerschule’.
7 (1941) afl. 5, ‘De jeugd van Nieuw Europa marcheert!’.
7 (1941) afl. 5, ‘Foto’s archief’.
7 (1941) afl. 7, ‘De staf op stap’.
7 (1941) afl. 9, ‘De Jeugdstorm in Breslau. In het front van de Europeesche jeugd’.
7 (1941) afl. 10, ‘De Jeugdstorm in Breslau. Het dagboek vervolgd en … besloten’.
8 (1942) afl. 4, ‘Bij den verjaardag van den Führer’.
8 (1942) afl. 5, ‘De jeugd van het Nieuwe Europa’.
127
8 (1942) afl. 6, ‘De stem van Vlaanderen. De N.S.J.V. marcheert! De eerste
kultuurweek der N.S.J.V.’.
8 (1942) afl. 7, ‘De Deensche jeugd maakt front. Gesprek met jeugdleider Hans
Jensen, leider der NSU’.
8 (1942) afl. 7, ‘De eerste Jeugdstormkampioenen bekend. Op grootscheepse wijze
werden in Deventer de eerste landelijke Jeugdstormkampioenschappen gehouden’.
8 (1942) afl. 7, ‘De jeugd onder het zonnekruis. Gesprek met minister Axel Stang,
Noorsch jeugdleider’.
8 (1942) afl. 7, ‘De jeugd van Europa vereenigd! Veertig millioen Europeesche
jongeren met één ideaal. Grootsche taak voor den Jeugdstorm’.
8 (1942) afl. 7, ‘De jeugd van het nieuwe Europa. Pilar Primo de Rivera de leidster
van de vrouwelijke Spaansche jeugd!’.
8 (1942) afl. 7, ‘De jeugd van het Nieuwe Europa. Ungsveitfører Jarl Berge vertelt
over: de Noorsche jeugdbeweging’.
8 (1942) afl. 7, ‘De Jeugdstorm in Milaan’.
8 (1942) afl. 7, ‘Florence’.
8 (1942) afl. 7, ‘Jeugdstormflitsen. De training voor Milaan’.
8 (1942) afl. 7, ‘Onze plicht aan het thuisfront. Gesprek met den stafleider,
opperbanheer Quispel’.
8 (1942) afl. 7, ‘Roosevelt en de jeugd’.
8 (1942) afl. 7, ‘Uit de Zuidelijke Nederlanden. Sport & kultuur’.
8 (1942) afl. 7, ‘Weenen. De oprichting van het Europeesch jeugdverbond’.
8 (1942) afl. 7, ‘Weimar’.
8 (1942) afl. 7, ‘Zwemwedstrijden van den “Nationale Jeugdstorm”’.
8 (1942) afl. 8, ‘De Finsche Lotta’s’.
8 (1942) afl. 8, ‘De Jeugdstorm in Milaan II’.
8 (1942) afl. 8, ‘Jeugdstormflitsen. Het Europeesche Jeugdverbond. Bijeenkomst
werkgemeenschap “Pers en Propaganda”’.
9 (1943) afl. 0, ‘Propaganda marschlied voor den Nat. Jeugdstorm. Wees dapper, word
Stormer! Tekst en muziek van Max Blokzijl. Bewerking Frans Vink’.
9 (1943) afl. 5, ‘De toekomst van Noorwegen’.
9 (1943) afl. 5, ‘Germaansche jeugd bouwt aan de toekomst! Bezoek aan een
weersportkamp’. 9 (1943) afl. 6, ‘Een half millioen jonge Portugeezen in groen hemd. Wat de Centrum-
Instructeur Luiz de Magalhaes Adao ons over Salazar’s jongeren vertelde’.
9 (1943) afl. 7, ‘Vertrek Landdienstvrijwilligers te Utrecht’.
9 (1943) afl. 8, ‘Het jonge Zweden schaart zich onder de garve’.
9 (1943) afl. 8, ‘Germaansche jeugd opgenomen in den Landdienst’.
9 (1943) afl. 10, ‘De meisjes van de Slowaaksche Hlinka-jeugd’.
10 (1944) afl. 1, ‘Van onze vrijwilligsters. Kamp Krastuden’.
10 (1944) afl. 2-3, ‘Een jaar weersportkampen’.
10 (1944) afl. 7, ‘Bezoek aan een weersportkamp’. 10 (1944) afl. 7, ‘De voorschiftingskampen van den Germaanschen Landdienst’.
10 (1944) afl. 7, ‘Germanje’s jeugd viert het zonnewendefeest’.
10 (1944) afl. 7, ‘Het zonnewendevuur brandde in Amsterdam’.
De Stormvlag
3 (1944) afl. 22, ‘Onze jeugd treedt aan!’.
The Telegraph
128
15 mei 2016, ‘Boris Johnson: The EU wants a superstate just as Hitler did’.
Volk en Staat
21 september 1942, ‘De Europeesche jeugd treedt aan’.
7 oktober 1942, ‘Indrukken van een kongres (II). De Europeesche jeugd vereenigd’.
Volk en Vaderland
13 januari 1934, ‘Toelichting op de beginselen der N.S.B.’.
21 september 1941, ‘Jeugd-olympiade. Sportdagen in Breslau’.
10 juli 1942, ‘De Jeugdstorm op de bijeenkomst der Europeesche jeugd te Weimar en
Florence’.
11 september 1942, ‘De kale kapper’.
11 september 1942, ‘Kokadorus Roosevelt’.
28 mei 1943, ‘Germaansche Landdienst voor Nederland! Landdienstvrijwilligers met
verlof’.
3 september 1943, ‘Bij Neerlands jongste vrijwilligers. Een bezoek aan den
Germaanschen Landdienst’.
13 oktober 1944, ‘Duistere samenzwering’.
Völkischer Beobachter
5 juli 1942, ‘Weimar-Florenz. Zum Abschluß des europäischen Jugendtreffens’.
16 september 1942, ‘Eine neue Waffe in den Kämpfen dieses Krieges. Der
Europäische Jugendverband in Wien gegründet. Schirach und Ricci als
Ehrenpräsidenten, Axmann und Vidussoni die Präsidenten des Verbandes’.
De Waag
1 december 1944, ‘Nederland voor de keuze. Door Mr. M. M. Rost van Tonningen’.
Literatuur en overige gedrukte bronnen tot en met 1945
Axmann, Artur en Joseph Goebbels, Die deutsche Jugend im Kriege. Zur Eröffnung der
Hitlerjugend-Filmstunden 1942/43 (Berlijn 1943).
Barkhuis, Frits en Jan Schuurman, Jeugdstorm zakboek (Utrecht 1943).
Barkhuis, Frits en J.H. Hasewinkel, Wat Frits vertelde… Zóó zijn de weersportkampen!
(Utrecht z.j.).
Germaansche Landdienst, Oostland roept! Nederlandsche jeugd in den Germaanschen
landdienst (Danzig 1942).
Lunteren, S.A. van, Brochure nr. 3 Nationaal-socialistische (fascistische) staatsleer (Utrecht
1933).
Mussert, Anton, Die Aufgabe der Niederlande im neuen Europa (z.p. 1940).
Mussert, Anton, Nederland en de Germaansche statenbond (Leiden 1940).
Mussert, Anton, Over den Nederlandschen staat in het nieuwe Europa. Mussert sprak op den
Goudsberg op 31 juli 1942 (Antwerpen 1942).
Mussert, Anton, Über den niederländischen Staat in dem neuen Europa. Von dem Leider der
NSB gehaltene Rede (Utrecht 1942).
Mussolini, Benito, Fascism. Doctrine and institutions (Rome 1935).
Müller, Albert, Landdienst der Hitler-Jugend (Amsterdam 1942).
Nationale Jeugdstorm, Germaansche landdienst (z.p. 1944).
Ritter, Pierre Henri, Over Mussert (Baarn 1934).
129
Rost van Tonningen, Meinoud Marinus, Bericht von Dr. M. M. Rost van Tonningen,
Präsident des Aufsichtrates der Nederlandsche Oost Compagnie N.V., gegründet am 6.
Juni 1942 in Den Haag, über die bisherige und zukünftige geplante Aufbau-Arbeit der
Nederlandsche Oost Compagnie N. V. in den besetzten Ostgebieten (Den Haag 1943).
Schirach, Baldur von en Franklin D. Roosevelt, Wem gehört die Jugend? Roosevelt spricht,
Von Schirach antwortet. Auftakt zum Europäischen Jugendkongress (Wenen 1942).
Stollberg, Otto, ‘Die Bewegung’, Das Archiv. Nachschlagewerk für Politik, Wirtschaft,
Kultur (1944) afl. 126, 452-453.
Z.a., Hier zijn Wim, Jan, Marie, Zus en Keesje Flink (z.p. 1943).
Z.a., Jeugdstormkampioenschappen 1942. Deventer 8 en 9 oogstmaand (Utrecht 1942).
Z.a., Wim en Zus Flink in den Jeugdstorm (z.p. 1943).
Literatuur en overige gedrukte bronnen na 1945
Arendt, Hannah, The origins of totalitarianism (New York 1951).
Axmann, Artur, Das kann doch nicht das Ende sein. Hitlers letzter Reichsjugendführer
erinnert sich (Schnellbach 1995).
Barnouw, David, Rost van Tonningen. Fout tot het bittere eind (Zutphen 2014).
Barnouw, David, Van NIVO tot Reichsschule. Nationaal-Socialistische onderwijsinstellingen
in Nederland; Nederlandse meisjes in Duitse vakantiekampen, zomer 1940 (Den Haag
1981).
Barnouw, David, ‘Wie de jeugd heeft, heeft de toekomst’, Fibula 31 (1990) afl. 3, 4-10.
Barreira, Óscar Rodríguez, ‘The many heads of the hydra. Local parafascism in Spain and
Europe, 1936-50’, Journal of Contemporary History 49 (2014) afl. 4, 702-726.
Baudet, Thierry, De aanval op de natiestaat (Amsterdam 2012).
Bauerkämper, Arnd, ‘Ambiguities of transnationalism. Fascism in Europe between pan-
Europeanism and ultra-nationalism, 1919-39’, German Historical Institute London Bulletin
29 (2007) afl. 2, 43-67.
Bauerkämper, Arnd, ‘Transnational fascism. Cross-border relations between regimes and
movements in Europe, 1922-1939’, East Central Europe 37 (2010) afl. 2-3, 214-246.
Ben-Ghiat, Ruth, Fascist modernities. Italy, 1922-1945 (Berkeley 2001).
Ben-Ghiat, Ruth, Italian fascism’s empire cinema (Bloomington 2015).
Berkel, Benien van, Tobie Goedewaagen (1895-1980). Een onverbeterlijke nationaalsocialist
(Amsterdam 2013).
Boelcke, Willi Alfred ed., “Wollt Ihr den totalen Krieg?” Die geheimen Goebbels-
Konferenzen 1939-1943 (Stuttgart 1967).
Boom, Bart van der, Kees van Geelkerken, de rechterhand van Mussert (Utrecht 1990).
Bosma, Martin, De schijn-élite van de valse munters. Drees, extreem rechts, de sixties, nuttige
idioten, Groep Wilders en ik (Amsterdam 2010).
Bosworth, R.J.B., ‘Introduction’ in: R.J.B. Bosworth ed., The Oxford handbook of fascism
(Oxford 2010), 1-7.
Boterman, Frits, Duitse daders. De jodenvervolging en de nazificatie van Nederland (1940-
1945) (Amsterdam 2015).
Bruin, Robin de, Elastisch Europa. De integratie van Europa en de Nederlandse politiek,
1947-1968 (Amsterdam 2014).
Bruyne, Eddy de, Léon Degrelle et la Légion Wallonie. La fin d’une légende (Luik 2013).
Bruyne, Eddy de, Moi, Führer des Wallons! (Luik 2012).
Buddrus, Michael, Totale Erziehung für den totalen Krieg. Hitlerjugend und
nationalsozialistische Jugendpolitik (München 2003).
130
Churchill, Winston, ‘Mr. Winston Churchill speaking in Zurich 19th September 1946’, The
Churchill Society London, http://www.churchill-society-london.org.uk/astonish.html
(geraadpleegd op 1 juli 2016).
Clavin, Patricia, ‘Defining transnationalism’, Contemporary European History 14 (2005) afl.
4, 421-439.
Dam, Peter van, ‘Vervlochten geschiedenis. Hoe histoire croisée de natiestaat bedwingt’,
Tijdschrift voor Geschiedenis 125 (2012) afl. 1, 96-109.
Dimitrov, Georgi, Against fascism and war. Report before the Seventh World Congress of the
Communist International, 1935 (Sofia 1982).
Doorn, Maarten van, ‘De Nationale Jeugdstorm in Holland’, Holland. Regionaal-historisch
Tijdschrift, 10 (1978), 41-56.
Driessen, Maria, ‘Slechts onderdeel, hoewel onmisbaar. Meisjes en vrouwen bij de Nationale
Jeugdstorm en de Nationaal-Socialistische Vrouwenorganisatie in Nederland 1934-1945’,
doctoraalscriptie geschiedenis Koninklijke Universiteit Nijmegen 1983.
Eatwell, Roger, ‘On defining the ‘fascist minimum’. The centrality of ideology’, Journal of
Political Ideologies 1 (1996) afl. 3, 303-319.
Engelen, Bart, ‘“In godsvertrouwen alles voor het vaderland.” De radicalisering van de
Nationale Jeugdstorm, 1934-1945’, doctoraalscriptie vaderlandse geschiedenis
Rijksuniversiteit Leiden 1988.
Felice, Renzo de, Interpretations of fascism (Cambridge 1977).
Foray, Jennifer L., ‘An old empire in a new order. The global designs of the Dutch Nazi
Party, 1931-1942’, European History Quarterly 43 (2013) afl. 1, 27-52.
Foray, Jennifer L., Visions of empire in the Nazi-occupied Netherlands (Cambridge 2012).
Garau, Salvatore, ‘The internationalisation of Italian Fascism in the face of German national
socialism, and its impact on the British Union of Fascists’, Politics, Religion & Ideology
15 (2014) afl. 1, 45-63.
Gehler, Michael, ‘Introduction’, Journal of European Integration History 15 (2009) afl. 2, 5-
10.
Goodfellow, Samuel Huston, ‘Fascism as a transnational movement. The case of inter-war
Alsace’, Contemporary European History 22 (2013) afl. 1, 87-106.
Gottlieb, Julie V., Feminine fascism. Women in Britain’s fascist movement, 1923-1945
(Londen 2000).
Grazia, Victoria de, How fascism ruled women. Italy, 1922-1945 (Berkeley 1992).
Griffin, Roger, ‘Europe for the Europeans. Fascist myths of the European New Order 1922-
1992’ in: Matthew Feldman ed., A fascist century. Essays by Roger Griffin (Basingstoke
2008), 132-180.
Griffin, Roger, The nature of fascism (Londen 1991).
Griffin, Roger, ‘The Oxford handbook of fascism (book review)’, The English Historical
Review 124 (2009) afl. 511, 1535-1539.
Griffin, Roger, ‘What fascism is not and is. Thoughts on the re-inflation of a concept’,
Fascism 2 (2013) afl. 2, 259-261.
Griffin, Roger ed., International fascism. Theories, causes and the new consensus (New York
1998).
Grunert, Robert, Der Europagedanke westeuropäischer faschistischer Bewegungen 1940-
1945 (Paderborn 2012).
Harvey, Elizabeth, ‘International networks and cross-border cooperation. National socialist
women and the vision of a ‘New Order’ in Europe’, Politics, Religion & Ideology 13
(2012) afl. 2, 141-158.
Havenaar, Ronald, De NSB tussen nationalisme en ‘volkse’ solidariteit. De vooroorlogse
ideologie van de Nationaal-Socialistische Beweging in Nederland (Den Haag 1983).
131
Hedinger, Daniel, ‘Universal fascism and its global legacy. Italy’s and Japan entangled
history in the early 1930s’, Fascism 2 (2013) afl. 2, 141-160.
Heijden, Chris van der, Kinderen van foute ouders. Hun verhaal (Amsterdam 2014).
Hellema, Duco, ‘Inleiding. Internationale betrekkingen in historisch perspectief’ in: Jacco
Pekelder e.a. ed., De wereld volgens Nederland. Nederlandse buitenlandse politiek in
historisch perspectief (Amsterdam 2015), 11-22.
Hitler, Adolf (vertaald door Norman Cameron en R.H. Stevens, geïntroduceerd door H.R.
Trevor-Roper), Hitler’s table talk 1941-1944 (Londen 1953).
Hohler, Susanne, ‘Russian fascism in exile. A historical and phenomenological perspective on
transnational fascism’, Fascism 2 (2013) afl. 2, 121-140.
Holzträger, Hans, Die Wehrertüchtigungslager der Hitler-Jugend, 1942-1945. Ein
Dokumentarbericht (Ippesheim 1991).
Horn, Gerd-Rainer en Padraic Kenney, Transnational moments of change. Europe 1945,
1968, 1989 (Lanham 2004).
Iordachi, Constantin, ‘Comparative fascist studies. An introduction’ in: Constantin Iordachi
ed., Comparative fascist studies. New perspectives (Londen 2010), 1-50.
Iordachi, Constantin, ‘Debate. Fascism in East Central and Southeastern Europe. Mainstream
fascism or ‘mutant’ phenomenon?’, East Central Europe 37 (2010) afl. 2-3, 331-333.
Iordachi, Constantin, ‘Introduction. Fascism in interwar East Central and Southeastern
Europe. Toward a new transnational research agenda’, East Central Europe 37 (2010) afl.
2-3, 161-213.
Jong, Loe de, Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog deel 6 juli ’42 –
mei ’43 (Den Haag 1975).
Kat, Margriet en Lisbeth van Hoek, ‘Op marsch met de NSB. Een onderzoek naar de
tijdschriften De Stormmeeuw en De Stormvlag van de Nationale Jeugdstorm’,
doctoraalscriptie geschiedenis Vrije Universiteit Amsterdam 1986.
Kater, Michael H., ‘Die Artamanen. Völkische Jugend in der Weimarer Republik’,
Historische Zeitschrift 3 (1971) afl. 213, 577-638.
Kershaw, Ian, Hitler. 1889-1936. Hubris (Londen 1998).
Kershaw, Ian, The Nazi dictatorship. Problems and perspectives of interpretation (Londen
2000).
Kershaw, Ian, ‘‘Working towards the Führer.’ Reflections on the nature of the Hitler
dictatorship’, Contemporary European History 2 (1993) afl. 2, 103-118.
Kirkebæk, Mikkel, Beredt for Danmark. Nationalsocialistisk Ungdom 1932-1945
(Kopenhagen 2004).
Knegt, Floris Daniël, A new order for France and Europe? Bertrand de Jouvenel and Alfred
Fabre-Luce between liberalism, fascism and Europeanism (1930-1954) (Florence 2015).
Koch, Hannsjoachim W., The Hitler Youth. Origins and development, 1922-1945 (Londen
1975).
Kok, René, Max Blokzijl. Stem van het nationaal-socialisme (Amsterdam 1988).
Kromhout, Bas, De voorman. Henk Feldmeijer en de Nederlandse SS (Amsterdam 2012).
Kuck, Jordan, ‘Renewed Latvia. A case study of the transnational fascism model’, Fascism 2
(2013) afl. 2, 183-204.
Kühberger, Christoph, ‘Europa als “Strahlenbündel nationaler Kräfte.” Zur Konzeption und
Legitimation einer europäischen Zusammenarbeit auf der Gründungsfeierlichkeit des
“Europäischen Jugendverbandes” 1942’, Journal of European Integration History 15
(2009) afl. 2, 11-28.
Kwak, Renée, ‘De Nationale Jeugdstorm. De noodlottige belangenstrijd om de jeugd 1934-
1945’, doctoraalscriptie FHKW Rotterdam 1988.
Lang, Jochen von, Der Sekretär. Martin Bormann. Der Mann, der Hitler beherrschte
132
(Stuttgart 1977).
Lang, Jochen von en Claus Sibyll, Der Hitler-Junge. Baldur von Schirach. Der Mann, der
Deutschlands Jugend erzog (Hamburg 1988).
Laqueur, Walter, Fascism. Past, present, future (New York 1996).
Laqueur, Walter en George L. Mosse ed., International fascism, 1920-1945 (New York
1966).
Linz, Juan J., ‘Some notes toward a comparative study of fascism in sociological historical
perspective’ in: Walter Laqueur ed., Fascism. A reader’s guide. Analyses, interpretations,
bibliography (Berkeley 1976), 2-103.
Logt, Ad van der, Het theater van de nieuwe orde. Een onderzoek naar het drama van
Nederlandse nationaalsocialisten (Amsterdam 2008).
Malschaert, Hans, ‘Opvoeding, sport en fascisme’, doctoraalscriptie wijsgerige en historische
pedagogiek Rijksuniversiteit Utrecht 1985.
Mann, Michael, Fascists (New York 2004).
Matthée, Zonneke, Verzwegen levens. Vrouwen uit een fout gezin (Schoorl 2013).
Matthée, Zonneke, Voor volk en vaderland. Vrouwen in de NSB 1931-1948 (Amsterdam
2007).
Mazower, Mark, Hitler’s empire. Nazi rule in occupied Europe (Londen 2008).
Mehner, Kurt, Die Waffen-SS und Polizei, 1939-1945. Führung und Truppe (Norderstedt
1995).
Morant i Ariño, Toni, ‘Die Gründung des “Europäischen Jugendverbandes” und die Frauen-
und Jugendorganisationen der Falange (Wien, September 1942)’, Themenportal
Europäische Geschichte (2012), 1-9.
Morant i Ariño, Toni, ‘‘Falange’s female comrades [and] their German and Italian sisters’.
Cross-border affinities between women’s fascist organizations, 1936-1945’ in: Eveline
Buchheim e.a. ed., Under fire. Women and World War II, 19-36.
Mussert, Anton en Johan Herman Carp (ingeleid door Adolf Emile Cohen), Vijf nota’s van
Mussert aan Hitler over de samenwerking van Duitschland en Nederland in een bond van
Germaansche volkeren 1940-1944 (Den Haag 1947).
Nolte, Ernst, Der Faschismus in seiner Epoche. Die Action française, der italienische
Faschismus, der Nationalsozialismus (München 1963).
Nolte, Ernst, Die faschistischen Bewegungen. Die Krise des liberalen System und die
Entwicklung der Faschismen (München 1968).
Oelrich, Harald, “Sportgeltung – Weltgeltung”. Sport im Spannungsfeld der deutsch-
italienischen Außenpolitik von 1918 bis 1945 (Munster 2003).
Orlow, Dietrich, ‘A difficult relationship of unequal relatives. The Dutch NSB and Nazi
Germany, 1933-1940’, European History Quarterly 29 (1999) afl. 3, 349-380.
Orlow, Dietrich, ‘Fascists among themselves. Some observations on West European politics
in the 1930s’, European Review 11 (2003) afl. 3, 245-266.
Orlow, Dietrich, The lure of fascism in Western Europe. German Nazis, Dutch and French
fascists, 1933-1939 (New York 2009).
Passmore, Kevin, Fascism. A very short introduction (Oxford 2002).
Passmore, Kevin, Women, gender and fascism in Europe, 1919-1945 (Manchester 2003).
Paxton, Robert O., The anatomy of fascism (Londen 2004).
Payne, Stanley G., A history of fascism, 1914-1945 (Madison 1995).
Payne, Stanley G., Fascism. Comparison and definition (Madison 1980).
Payne, Stanley G., ‘George L. Mosse and Walter Laqueur on the history of fascism’, Journal
of Contemporary History 50 (2015) afl. 4, 750-767.
Payne, Stanley G., ‘The concept of fascism’ in: Stein Ugelvik Larson e.a. ed., Who were the
fascists? Social roots of European fascists (Bergen 1980), 14-25.
133
Peitsch, Helmut, ‘Der Londoner Kongress des internationalen Verbandes der Schriftsteller
PEN (Poets, Essayists, Novelists) im September 1941’, Themenportal Europäische
Geschichte (2014), 1-7.
Ponzio, Alessio, Shaping the new man. Youth training regimes in Fascist Italy and Nazi
Germany (Madison 2015).
Reulecke, Jürgen, ‘“Baldurs Kinderfest” oder: Die Gründung des Europäischen
Jugendverbandes in Wien am 14.09.1942’ in: Franz-Josef Jelich en Stefan Goch ed.,
Geschichte als Last und Chance. Festschrift für Bernd Faulenbach (Essen 2003), 315-323.
Reynolds, David, ‘International history, the cultural turn and the diplomatic twitch’, Cultural
and Social History 3 (2006) afl. 1, 75-91.
Richmond, Kathleen, Women and Spanish fascism. The women’s section of the Falange,
1934-1959 (Londen 2003).
Riemen, Rob, De eeuwige terugkeer van het fascisme (Amsterdam 2010).
Roosevelt, Franklin D., The public papers and addresses of Franklin D. Roosevelt. 1942
volume. Humanity on the defensive (Ann Arbor, Michigan 2005).
Rooy, Piet de, ‘‘Jeugd is een argloos, overmoedig spel.’ De jeugdbewegingstraditie in de
Nationale Jeugdstorm’, Acco (1988), 94-108.
Rost van Tonningen, Meinoud Marinus (ingeleid en uitgegeven door David Barnouw),
Correspondentie van Mr. M. M. Rost van Tonningen. Deel II mei 1942 – mei 1945
(Zutphen 1993).
Rost van Tonningen, Meinoud Marinus (ingeleid en uitgegeven door E. Fraenkel-Verkade in
samenwerking met A.J. van der Leeuw), Correspondentie van Mr. M. M. Rost van
Tonningen. Deel 1 1921 - mei 1942 (Den Haag 1967).
Salewski, Michael, ‘National Socialist Ideas on Europe’ in: Walter Lipgens ed., Documents
on the history of European integration, vol. 1. Continental plans for European union,
1939-1945 (Berlijn 1985), 37-178.
Salvador, Alessandro, ‘Fascism without borders. Transnational connections and co-operation
between movements and regimes in Europe from 1918 to 1945’, Fascism 3 (2014) afl. 2,
153-161.
Schaar, Torsten, ‘Die Reichsjugendführung der NSDAP im totalen Krieg – August 1944 bis
Mai 1945’ in: Ingo Koch ed., Deutsche Jugend zwischen Krieg und Frieden 1944-1946
(Rostock 1993), 49-59.
Schaar, Torsten, ‘Zu auslandspolitischen Aktivitäten der Reichsjugendführung während des
zweiten Weltkrieges unter besonderer Berücksichtigung der Gründung des Europäischen
Jugendverbandes‘, Jugendgeschichte 1 (1990) afl. 13, 42-53.
Schmebs, Katharina, ‘Fascist youth organizations and propaganda in a transnational
perspective. Balilla and Gioventù italiana del Littorio all’estero in Argentina (1922-
1955)’, Amnis (2013) afl. 12.
Schwartz, Eugene G., American students organize. Founding the National Student
Association after World War II. An anthology and source book (Westport, Connecticut
2006).
Sigmund, Anna Maria, Women of the Third Reich (Richmond Hill 2000).
Slaa, Robin te, Is Wilders een fascist? (Amsterdam 2012).
Slaa, Robin te, Wat is fascisme? Oorsprong en ideologie (Amsterdam 2016).
Slaa, Robin te en Edwin Klijn, De NSB. Ontstaan en opkomst van de Nationaal-Socialistische
Beweging, 1931-1935 (Amsterdam 2009).
Spektorowski, Alberto, ‘Fascism and post-national Europe. Drieu La Rochelle and Alain de
Benoist’, Theory, Culture & Society 1 (2016) afl. 33, 115-138.
Styven, Dorien, ‘Wie de jeugd heeft, heeft de toekomst! De verduitsing van de Hitlerjeugd
Vlaanderen’, Bijdragen tot de Eigentijdse Geschiedenis (1930/1960) 23 (2011), 161-210.
134
Thorpe, Julie, ‘Austrofascism. Revisiting the ‘authoritarian state’ 40 years on’, Journal of
Contemporary History 45 (2010) afl. 2, 315-343.
Veld, Nanno Klaas Charles Arie in ’t, De SS en Nederland. Documenten uit SS-archieven
1935-1945 (Den Haag 1976).
Vermaat, Emerson, Anton Mussert en zijn conflict met de SS (Soesterberg 2011).
Vlasblom, Machlien, ‘Het Nationaal-Socialistisch Studentenfront. ‘Grensoverschrijdend?’’,
masterscriptie Holocaust en Genocidestudies Universiteit van Amsterdam 2009.
Weber, Eugen, Varieties of fascism. Doctrines of revolution in the twentieth century
(Princeton 1964).
Werner, Michael en Bénédicte Zimmermann, ‘Beyond comparison. Histoire croisée and the
challenge of reflexivity’, History and Theory 45 (2006) afl. 1, 30-50.
Wortmann, Michael, Baldur von Schirach, Hitlers Jugendführer (Keulen 1982).
Yeomans, Rory, ‘The adventures of an Ustasha Youth leader in the Adriatic. Transnational
fascism and the travel polemics of Dragutin Gjurić’, Journal of Tourism History 6 (2014)
afl. 2-3, 158-173.
Audiovisuele bronnen
Wilde, Maurice de, De Jeugdcollaboratie 2. De Hitlerjeugd haalt het,
https://www.youtube.com/watch?v=0IadvtOC0fk (geraadpleegd op 1 juli 2016).
Buitenhof, 6 maart 2016, http://www.vpro.nl/buitenhof/speel.VPWON_1250224.html
(geraadpleegd op 1 juli 2016).
‘Founding of the European Youth Association in Vienna, 1942’,
https://www.youtube.com/watch?v=ivStXsAia4k (geraadpleegd op 1 juli 2016).
‘GSTV. Warzone Amsterdam!’, https://www.youtube.com/watch?v=LIWcRaASKsg
(geraadpleegd op 1 juli 2016).
‘Weersportkamp Hitlerjugend – 1944’, http://www.dailymotion.com/video/x2ry218
(geraadpleegd op 1 juli 2016).
135
Samenvatting
Deze scriptie beoogt de ervaringen van leiders en reguliere leden van de Nationale
Jeugdstorm, de grootste fascistische jeugdbeweging in Nederland tijdens de Tweede
Wereldoorlog, tijdens de opmaat naar, de stichting en de nasleep van het Europees
Jeugdverbond te analyseren. Waar ongeregeldheden en tegenspoed tijdens het interbellum de
Jeugdstorm noopten zich te richten op de eigen ontwikkeling in Nederland, bood de Tweede
Wereldoorlog mogelijkheden tot het leggen van actieve internationale contacten. In eerste
instantie vloeiden hier hoofdzakelijk bilaterale interacties met de Hitlerjugend uit voort, maar
vanaf 1941 werden tevens de eerste multilaterale jeugdevenementen op touw gezet die de
essentiële wegbereiders waren van de stichting van het Europees Jeugdverbond te Wenen in
1942. Niet lang na de oprichtingsbijeenkomst devalueerde de jeugdassociatie tot een
organisatie van Germaanse snit, waarna het jeugdverbond steeds minder om het lijf had
naarmate de oorlogssituatie verslechterde.
Voortbordurend op recent onderzoek naar de transnationale dimensies van fascistische
bewegingen betoog ik aan de hand van de ontwikkeling van het Europees Jeugdverbond dat
de Jeugdstorm zichzelf als onderdeel beschouwde van een grensoverschrijdende beweging,
waarin een gemeenschappelijke lotsbestemming werd gedeeld met fascistische
jeugdbewegingen uit geheel Europa. Tegelijkertijd maakten ultranationalistische idealen,
voornamelijk van een Groot-Nederland, dat de Jeugdstorm haar eigen ideologie duidde als
een nationale variant van het fascisme. Deze schijnbaar paradoxale combinatie van
transnationalisme en ultranationalisme zorgde ervoor dat samenwerkingsaspiraties in het
kader van het Europees Jeugdverbond constant gepaard gingen met conflicten, veroorzaakt
door tegenstrijdige nationalistische belangen. Een dergelijke competitieve samenwerking
vond hoofdzakelijk plaats met de Hitlerjugend, maar contacten werden evenzeer aangeknoopt
met jeugdbewegingen uit bijvoorbeeld Vlaanderen, Wallonië, Denemarken, Noorwegen,
Spanje en Italië. Het continue schipperen tussen nationalistische belangen, Europese idealen
en trouw aan nazi-Duitsland werd daarnaast bemoeilijkt door botsingen binnen de eigen
gelederen. Evenals onder de verschillende Duitse instanties en invloedrijke individuen niet
ongewoon was, vond binnen de Jeugdstorm een verwoede competentiestrijd plaats tussen het
Groot-Nederlandse (‘Dietse’) en Groot-Germaanse (‘volkse’) kamp die over de plek van de
Nederlandse jeugd in het nieuwe Europa drastisch van inzicht verschilden.
136
English summary
This thesis sets out to analyse the experiences of leaders and regular members of the
Nationale Jeugdstorm, the largest fascist youth movement in the Netherlands during the
Second World War, concerning the prelude to, the foundation and the aftermath of the
European Youth Association. While irregularities and adversity during the interwar period
forced the Jeugdstorm to focus on its development within the Netherlands, the Second World
War proved to be fertile ground for establishing international contacts. Initially bilateral
interactions with the Hitlerjugend derived from this, but from 1941 onwards the first
multilateral youth events were being organized as well which served as the essential
trailblazers for the founding of the European Youth Association in Vienna in 1942. Not long
after this founding meeting the association devolved into a Germanic organization, whereafter
it slowly crumbled away as the war situation deteriorated.
Following recent research on the transnational dimensions of fascist movements, I
argue that on the basis of the development of the European Youth Association the Jeugdstorm
understood itself as part of a cross-border movement, in which a common fate was shared
with fascist youth movements from all over Europe. At the same time, ultra-nationalist ideals,
mainly that of a Greater Netherlands, made that the Dutch youth movement interpreted its
own ideology as a national variant of fascism. This ostensibly paradoxical combination of
transnationalism and ultra-nationalism caused endeavours to cooperate within the framework
of the European Youth Association to go hand in hand with conflicts due to contradictory
nationalistic interests. Such competitive cooperation emerged primarily with regard to the
Hitlerjugend, although active cross-border relationships with youth movements from e.g.
Flanders, Wallonia, Denmark, Norway, Spain and Italy were established as well. Moreover,
the continuous attempts to manoeuvre between nationalistic interests, European ideals and
loyalty to Nazi Germany were complicated even more by frictions within the own ranks. Just
as was common among the different Nazi departments and influential individuals, a fierce
battle for competence took place within the Jeugdstorm between adherents of a Greater
Netherlands (‘Dietsers’) and a Greater Germanic Reich (‘volksen’), whose visions on the
place of the Dutch youth in a new fascist Europe differed drastically.