jaarverslag 2013 - VLEP · Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) op 12 april 1999 bekrachtigd. De...
Transcript of jaarverslag 2013 - VLEP · Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) op 12 april 1999 bekrachtigd. De...
jaarverslag
Stichting Prepensionering Vleeswaren- en Gemaksvoedingindustrie
2013
jaarverslag2013
01
Samenvatting
02
Stichting Prepensionering Vleeswaren- en Gemaksvoedingindustrie
Postbus 116, 9700 AC GroningenTelefoon: (088) 0084070Internet: www.vlep.nlE-mail: [email protected]
BestuurDe heer J.M. van BeekDe heer J.E. KlijnDe heer R.P. van der KruijkDe heer B.J. OdinkDe heer B.J. PostDe heer J.P.G.M. TrepelsDe heer J.W. Wevers
DeelnemersraadMevrouw J. van Bragt De heer F. van Diepen De heer O.A.H. Mars De heer P. Peters De heer R.C.J. Sevenstern
GeschillencommissieDe heer A.A.M. BroosDe heer W. van den BeuckenDe heer A.Th.M van HulstDe heer D.A.J. KampDe heer N. RuiterDe heer A.W. van Vliet
VerantwoordingsorgaanVacature werkgeversDe heer Van Diepen De heer P. Peters
VisitatiecommissieDe heer J. BuiterMevrouw A. EikenboomMevrouw J. Thole
UitvoeringsorganisatiePensioenbeheerSyntrus Achmea Pensioenbeheer N.V., te De Meern.
VermogensbeheerRobeco Institutional Asset Management B.V., te Rotterdam.
Adviserend actuarisSyntrus Achmea Pensioenbeheer N.V., te De Meern, mevrouw L. Roodenburg AAGSyntrus Achmea Pensioenbeheer N.V., te De Meern, de heer W. Peeters AAG
Externe adviseurSprenkels & Verschuren, te Amsterdam, de heer F. Verschuren AAG
Adviseur vermogensbeheerSprenkels & Verschuren, te Amsterdam, de heer M. Euverman AAG
Certificerend actuarisAon Hewitt, te Rotterdam, de heer A.G.M. den Hartogh AAG
03
Externe accountantKPMG Accountants N.V., te De Meern, de heer A.J.H. Reijns RA
Compliance officerKPMG Advisory N.V., te Amstelveen, de heer M. van Rossum
04
Ontwikkelingen
Het jaar 2013 was een relatief rustig jaar voor het fonds. De financiële positie van het fonds is goed. De komende jaren verricht het pensioenfonds haar laatste prepensioenuitkeringen aan deelnemers geboren voor 1950. Er vindt geen instroom van nieuwe deelnemers plaats en er wordt geen premie meer geïnd voor het fonds.
In 2013 is de Algemene Ouderdomswet (AOW) gewijzigd. De AOW-leeftijd wordt stapsgewijs verhoogd van 65 jaar naar 67 jaar. Hierdoor ontstaat er een inkomensgat bij mensen met vut, prepensioen of vroegpensioen. Cao-partijen hebben besloten om geen rol te spelen bij het invullen van dit inkomensgat. Eerder hebben sociale partners besloten om wel een compensatie te bieden voor het inkomensgat dat was ontstaan doordat sinds april 2012 de AOW niet langer ingaat op de eerste van de maand waarin iemand 65 jaar wordt, maar pas op de 65ste verjaardag.
Een uitgebreider overzicht van de ontwikkelingen binnen het fonds komen aan bod in hoofdstuk 2.
Financieel beleid
Om aan de doelstelling van het fonds te voldoen moeten er voldoende activa worden gevormd om toekomstige pensioenuitgaven te kunnen dekken. Het bestuur hanteert daarbij de volgende beleidsinstrumenten: • het premiebeleid; • het toeslagen- of indexatiebeleid; • het beleggingsbeleid; • de pensioenregeling.
De pensioenregeling is een uitkeringsovereenkomst die wordt gefinancierd met een doorsneepremie. Het jaar 2011 was het jaar waarin er voor het laatst premie werd geïnd binnen het pensioenfonds. Vanaf 2010 zijn er geen actieve deelnemers meer in het fonds aanwezig.Als de financiële middelen van het fonds het toelaten, streeft het bestuur ernaar om jaarlijks de pensioenrechten van de gewezen deelnemers en gepensioneerden aan te passen aan de stijging van de CBS-consumentenprijsindexcijfer, alle huishoudens afgeleid. Eind 2013 waren er voldoende financiële middelen aanwezig om de pensioenrechten en de pensioenaanspraken te verhogen per 1 januari 2014. Er bestaat geen recht op toeslagverlening en er is dus geen zekerheid of en in hoeverre het fonds in de toekomst een toeslag kan verlenen. Het fonds reserveert namelijk geen gelden voor toekomstige toeslagen.
In hoofdstuk 3 wordt nader op het financieel beleid ingegaan.
Uitvoering van de pensioenregeling
Het pensioenreglement van het fonds is in 2013 aangepast. In hoofdstuk 4 kunt u meer lezen over de pensioenregeling en de wijzigingen.
Oordeel visitatiecommissie
Het bestuur heeft in 2013 een visitatie uit laten voeren. De visitatiecommissie heeft het bestuursbeleid onder de loep genomen en hierover gerapporteerd aan het bestuur.
De bevindingen van de visitatiecommissie vindt u in hoofdstuk 5.
Oordeel verantwoordingsorgaan
Het oordeel van het verantwoordingsorgaan ten aanzien van het gevoerde beleid in 2012 treft u aan in hoofdstuk 6.
Verslag deelnemersraad
Het verslag van de deelnemersraad treft u aan in hoofdstuk 7.
05
Jaarrekening
In hoofdstuk 8 presenteert het bestuur van de Stichting Prepensionering Vleeswaren- en Gemaksvoedingindustrie de jaarrekening. In de eerste paragrafen vindt u de jaarrekening. In de paragrafen 9.3 en 9.4 volgen de verklaringen van de certificerend actuaris en accountant van het fonds.
Kerncijfers
In bijlage 1 treft u het meerjarenoverzicht aan van de financiële gegevens.
06
07
Voorwoord
08
Geachte lezer,
Het doet ons genoegen u bijgaand het jaarverslag over 2013 aan te kunnen bieden.
Namens het bestuur van het pensioenfonds willen wij u graag informeren over de werkzaamheden, het beleid en de pensioenontwikkelingen van het fonds in het jaar 2013. Het jaarverslag geeft u tevens inzicht in de financiële situatie van het fonds. Dit jaarverslag is opgesteld in overeenstemming met de richtlijnen voor de jaarverslaggeving en de wensen van de gebruikers.
De deelnemersraad heeft in 2013 adviezen gegeven alvorens het bestuur tot een besluit kwam. Het bestuur heeft deze adviezen ter harte genomen en in alle gevallen overgenomen.
Wij vertrouwen erop dat de informatie in het verslag u een goed beeld geeft van het fonds.
Tot slot bedanken wij iedereen die in het verslagjaar heeft bijgedragen aan het goed functioneren van het fonds.
Met vriendelijke groet,namens het bestuur,
J.M. van Beek J.E. Klijn Werkgeversvoorzitter Werknemersvoorzitter
De Meern, 19 juni 2014
09
Inhoud
10
1 Het fonds 131.1 Inleiding 141.2 Over het fonds 14 1.2.1 Naam en vestigingsplaats 14 1.2.2 Doelstelling 14 1.2.3 Samenwerkende organisaties 14 1.2.4 Externe partijen 151.3 Het bestuur 16 1.3.1 Samenstelling 16 1.3.2 Vergaderdata, studiedagen en overige bijeenkomsten 16 1.3.3 Voorzittersoverleg 16 1.3.4 Bestuurlijke commissies 171.4 De visitatiecommissie 181.5 Het verantwoordingsorgaan 181.6 De deelnemersraad 191.7 De geschillencommissie 191.8 Uitbesteding 20
2 Ontwikkelingen 212.1 Ontwikkelingen financiële positie 222.2 Wet- en regelgeving 22 2.2.1 Verhoging AOW en beperking fiscale grenzen 22 2.2.2 Governance kwaliteitsverbetering bestuur pensioenfondsen 22 2.2.3 Overige ontwikkelingen 232.3 Goed pensioenfondsbestuur 232.4 Communicatie 252.5 Toezichthouder AFM en DNB 25 2.5.1 Autoriteit Financiële Markten (AFM) 25 2.5.2 De Nederlandsche Bank (DNB) 25
3 Financieel beleid 273.1 Inleiding 283.2 Premie 283.3 Toeslag 283.4 Kosten uitvoering pensioenbeheer 283.5 Pensioenvermogen en voorzieningen 293.6 Actuariële analyse 30 3.6.1 Saldo van baten en lasten 30 3.6.2 Uitkomsten van de solvabiliteitstoets 31 3.6.3 Oordeel van de waarmerkend actuaris over de financiële positie 313.7 Beleggingen 31 3.7.1 Algemene inleiding 31 3.7.2 Financiële markten 32 3.7.3 Gevoerd Beleggingsbeleid 2013 32 3.7.4 Vooruitzichten 343.8 Kosten vermogensbeheer 363.9 Risicoparagraaf 37 3.9.1 Risico en beheersing/beleid 37 3.9.2 Beleggingsrisico’s 37 3.9.3 Actuariële risico’s 383.10 Toekomstparagraaf 38
4 Uitvoering van de pensioenregeling 394.1 Inleiding 404.2 De pensioenregeling 404.3 Wijzigingen statuten en reglementen 40 4.3.1 Statuten 40
4.3.2 Pensioenreglement 40 4.3.3 Uitvoeringsreglement 404.4 Slotopmerkingen 41
5 Visitatiecommissie 435.1 Reactie bestuur 445.2 Reactie verantwoordingsorgaan 44
6 Verantwoordingsorgaan 456.1 Oordeel 2013 46 6.1.1 Algemeen 46 6.1.2 Bevindingen ten aanzien van het gevoerde beleid in 2013 46 6.1.3 Oordeel 47 6.1.4 Aanbevelingen 476.2 Reactie bestuur 48
7 Deelnemersraad 497.1 Ontwikkelingen en adviezen 50 7.1.1 Vergaderingen 50 7.1.2 Adviezen 50 7.1.3 Statuten en reglementen 50 7.1.4 ABTN 51 7.1.5 Toeslag 51 7.1.6 Goed pensioenfondsbestuur 51 7.1.7 Overige onderwerpen 517.2 Bevindingen ten aanzien van het jaarverslag en de jaarrekening 2013 51 7.2.1 Advies 51
8 Jaarrekening 538.1 Balans per 31 december 548.2 Staat van baten en lasten 558.3 Kasstroomoverzicht 568.4 Algemene toelichting 57 8.4.1 Inleiding 57 8.4.2 Overeenstemmingsverklaring 57 8.4.3 Algemene grondslagen 57 8.4.4 Specifieke grondslagen 58 8.4.5 Grondslagen voor de resultaatbepaling 60 8.4.6 Grondslagen kasstroomoverzicht 618.5 Toelichting op de Balans 62 8.5.1 Beleggingen voor risico fonds 62 8.5.2 Vorderingen en overlopende activa 64 8.5.3 Overige activa 65 8.5.4 Stichtingskapitaal en reserves 65 8.5.5 Technische voorzieningen 66 8.5.6 Overige schulden en overlopende passiva 68 8.5.7 Risicobeheer 68 8.5.8 Niet in de balans opgenomen activa en verplichtingen 748.6 Toelichting op de staat van baten en lasten 75 8.6.1 Premiebijdragen (van werknemers en werkgevers) 75 8.6.2 Beleggingsresultaten risico fonds 75 8.6.3 Overige baten 76 8.6.4 Pensioenuitkeringen 76 8.6.5 Pensioenuitvoeringskosten 76 8.6.6 Pensioenopbouw 77 8.6.7 Indexering en overige toeslagen 77 8.6.8 Rentetoevoeging 77
11
8.6.9 Onttrekking pensioenuitkeringen en pensioenuitvoeringskosten 78 8.6.10 Wijziging marktrente 78 8.6.11 Wijziging overige actuariële uitgangspunten 78 8.6.12 Overige mutatie voorziening pensioenverplichtingen 78 8.6.13 Overige lasten 79 8.6.14 Belastingen 79 8.6.15 Vaststelling van de jaarrekening door het bestuur 79
9 Overige gegevens 819.1 Statutaire regeling omtrent de bestemming van het saldo van baten en lasten 829.2 Gebeurtenissen na balansdatum 829.3 Actuariële verklaring 839.4 Controleverklaring van de onafhankelijke accountant 84
Bijlagen 85Bijlage 1 Meerjarenoverzicht 86Bijlage 2 Begrippenlijst 88
12
13
1 Het fonds
14
1.1 Inleiding
Stichting Prepensionering Vleeswaren- en Gemaksvoedingindustrie heeft verschillende organen, zoals het bestuur, diverse commissies, de deelnemersraad en het verantwoordingsorgaan. Daarnaast is een aantal externe partijen intensief bij het fonds betrokken. In dit hoofdstuk stelt het fonds de bestuursorganen en externe partijen voor. Allereerst volgen de doelstelling en een aantal algemene gegevens van het fonds.
1.2 Over het fonds
1.2.1 Naam en vestigingsplaats
Stichting Prepensionering Vleeswarenindustrie is per 1 januari 1999 in het leven geroepen op initiatief van een vertegenwoordiging uit de bedrijfstak Vleeswarenindustrie en is statutair gevestigd te ’s-Gravenhage. De verplichte deelname is door het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) op 12 april 1999 bekrachtigd. De Gemaksvoedingindustrie heeft zich per 1 januari 2002 bij de stichting aangesloten en de Pluimveeverwerkende Industrie per 1 januari 2003.
Na de aansluiting van de Gemaksvoedingindustrie is de naam van de stichting gewijzigd in Stichting Prepensionering Vleeswaren- en Gemaksvoedingindustrie.
Het pensioenfonds staat ingeschreven bij de Kamer van Koophandel onder nummer 27173336. De laatste statutenwijziging vond plaats op 28 oktober 2013.
1.2.2 Doelstelling
Doel van de stichting is het doen van prepensioenuitkeringen aan werknemers in de Vleeswarenindustrie, de Gemaksvoeding-industrie en de Pluimveeverwerkende Industrie die daar volgens het pensioenreglement aanspraak op kunnen maken.
Bij een volledige deelnametijd van veertig jaar bedraagt de prepensioenuitkering 80% van het gemiddeld verdiende salaris. Het prepensioen gaat in op 62-jarige leeftijd en wordt uitgekeerd tot de 65-jarige leeftijd van de deelnemer. De uitkering kan uitgesteld worden tot 85% van het werkelijke salaris is bereikt.
Met de volgende stichtingen is wederkerigheid afgesproken: • Stichting Vrijwillig Uittreden Slagersbedrijf (STIVUS); • Stichting Vrijwillig Uittreden Vleeswarenindustrie en Gemaksvoedingindustrie (VUV); • Stichting Vrijwillig Uittreden voor de Vleesgroothandel en voor de Groothandel in Slachtafvallen en Darmen (VUVLEGRO).
1.2.3 Samenwerkende organisaties
Het bestuur benoemt op voordracht van de hieronder genoemde organisaties een lid van het bestuur en/ of de deelnemersraad.
De werkgeversverenigingen die partij zijn bij de Cao’s van respectievelijk de Vleeswarenindustrie, de Gemaksvoedingindustrie en de Pluimveeverwerkende Industrie zijn:
1. De Vereniging voor de Nederlandse Vleeswarenindustrie te Zoetermeer en de Vereniging van Nederlandse Baconfabrikanten, te Zoetermeer (VNV/VNB);
Postbus 64 2700 AB Zoetermeer telefoonnummer: (079) 363 49 20 website: www.vleeswarenindustrie.eu
2. De Algemene Kokswaren- en Snackproducenten Vereniging, te Zoetermeer (AKSV); Postbus 64 2700 AB Zoetermeer telefoonnummer: (079) 363 49 19 website: www.aksv.nl
15
3. Vereniging van de Nederlandse Pluimveeverwerkende Industrie, te Houten (Nepluvi). Postbus 331 3990 GC Houten telefoonnummer: (030) 635 52 52 website: www.nepluvi.nl
De werknemersverenigingen die partij zijn bij de Cao’s van de Vleeswarenindustrie, de Gemaksvoedingindustrie, de Versvlees- en vleesbewerkende industrie en de Pluimveeverwerkende Industrie zijn:
1. FNV Bondgenoten, te Utrecht; Postbus 9208 3506 GE Utrecht telefoonnummer: (0900) 96 90 website: www.fnvbondgenoten.nl
2. CNV Vakmensen, te Utrecht; Postbus 2525 3500 GM Utrecht telefoonnummer: (030) 751 10 07 website: www.cnvvakmensen.nl
3. De Unie Vakbond voor Industrie en Dienstverlening (De Unie), te Culemborg. Postbus 400 4100 AK Culemborg telefoonnummer: (0345) 851 851 website: www.unie.nl
1.2.4 Externe partijen
Het fonds werkt samen met de volgende externe partijen.
UitvoeringsorganisatieSyntrus Achmea Pensioenbeheer N.V., te De Meern.
VermogensbeheerRobeco Institutional Asset Management B.V, te Rotterdam.
Adviserend actuarisSyntrus Achmea Pensioenbeheer N.V., te De Meern, mevrouw L. Roodenburg AAGSyntrus Achmea Pensioenbeheer N.V., te De Meern, de heer W. Peeters AAG
Externe adviseurSprenkels & Verschuren, te Amsterdam, de heer F. Verschuren AAG
Adviseur vermogensbeheerSprenkels & Verschuren, te Amsterdam, de heer M. Euverman AAG
Certificerend actuarisAon Hewitt, te Rotterdam, de heer A.G.M. den Hartogh AAG
Externe accountantKPMG Accountants N.V., te De Meern, de heer A.J.H. Reijns RA
Compliance officerKPMG Advisory N.V., te Amstelveen, de heer M. van Rossum
16
1.3 Het bestuur
1.3.1 Samenstelling
Het paritaire bestuur is op 31 december 2013 als volgt samengesteld:
Leden werkgevers Benoemd tot Plaatsvervanger OrganisatieDe heer J.M. van Beek 1 januari 2018 H. Bolink VNV/VNB
De heer R.P. van der Kruijk 1 januari 2017 VNV/VNB
De heer B.J. Post 1 januari 2015 J. Koeyvoets AKSV
De heer B.J. Odink 1 januari 2016 P.C. Vesseur Nepluvi
Leden werknemers Benoemd tot OrganisatieDe heer J.E. Klijn 1 januari 2016 FNV Bondgenoten
De heer J.W. Wevers 1 januari 2017 CNV Vakmensen
De heer J.P.G.M. Trepels 1 januari 2015 De Unie
Vacature 1 januari 2018 FNV Bondgenoten
In 2013 was de heer J.E. Klijn voorzitter van het fonds. De heer J.M. van Beek was gedurende het verslagjaar plaatsvervangend voorzitter.
In 2013 hebben zich de volgende wijzigingen voorgedaan in de samenstelling van het bestuur: • De heer E. Dijkstra en de heer F.A. van de Veen zijn afgetreden als plaatsvervangend bestuurslid.
1.3.2 Vergaderdata, studiedagen en overige bijeenkomsten
Het bestuur heeft in 2013 6 keer vergaderd. De vergaderingen vonden respectievelijk plaats op 14 januari, 28 maart, 13 juni, 20 juni, 26 september en 28 november.
1.3.3 Voorzittersoverleg
Het voorzittersoverleg van het fonds bestaat uit de werkgeversvoorzitter van het bestuur de heer Van Beek en de werknemersvoorzitter de heer Klijn. Het voorzittersoverleg vindt minimaal vier keer per jaar plaats of zoveel vaker als nodig is.
Het voorzittersoverleg is op 31 december 2013 als volgt samengesteld:
LedenDe heer J.M. van Beek
De heer J.E. Klijn
17
1.3.4 Bestuurlijke commissies
In verband met toenemende complexiteit en de vele taken van het bestuur heeft het fonds een aantal bestuurlijke commissies ingesteld. Deze commissies doen voorbereidend werk in kwesties waarover het bestuur een besluit moet nemen. Zij kunnen in de voorbereidingsfase dieper ingaan op de achtergronden en consequenties van te nemen beleidsbeslissingen. Tevens kan voor verdere uitvoering van besluiten een specifiek mandaat aan de commissies worden verleend. De leden van de bestuurlijke commissies kunnen zich laten bijstaan door externe deskundigen. De commissies zijn altijd paritair samengesteld.
In 2013 waren de volgende bestuurlijke commissies werkzaam:
BeleggingscommissieDe beleggingscommissie ziet toe op en adviseert het bestuur over het beleggingsbeleid en de uitbesteding daarvan. De beleggingscommissie bestaat uit drie leden van het bestuur.
Deze commissie vergadert minimaal vijf keer per jaar. In 2013 is de beleggingscommissie bijeengekomen op 15 januari, 5 maart, 30 mei, 3 september, 17 september, 12 november en 28 november.
De heer M. Euverman (Sprenkels & Verschuren) is aangesteld als onafhankelijk adviseur van de beleggingscommissie.
De beleggingscommissie is op 31 december 2013 als volgt samengesteld:
LedenDe heer J.M. van Beek
De heer J.E. Klijn
De heer J.P.G.M. Trepels
AuditcommissieDe auditcommissie ziet toe op risicomanagement en de dienstverlening van de uitvoeringsorganisatie. Met ingang van 2014 is de auditcommissie ook nauwer betrokken bij het jaarwerk.In 2013 is de auditcommissie bijeengekomen op 20 februari, 30 mei, 10 september en 5 november.
De Auditcommissie is op 31 december 2013 als volgt samengesteld:
LedenDe heer J.M. van Beek
De heer R.P. van der Kruijk
De heer J.P.G.M. Trepels
CommunicatiecommissieDe communicatiecommissie houdt zich bezig met de voorbereiding van de besluitvorming van het bestuur over communicatiebeleid en de inzet van communicatiemiddelen. De communicatiecommissie bestaat uit leden van het bestuur en een lid van de deelnemersraad. De communicatiecommissie vergadert op de momenten dat dit nodig wordt geacht, maar tenminste vier keer per jaar. In 2013 is de communicatiecommissie bijeengekomen op 10 januari, 21 mei, 10 september en 5 november.
De communicatiecommissie is op 31 december 2013 als volgt samengesteld:
LedenDe heer J.M. van Beek
De heer R.P. van der Kruijk
De heer P. Peters
De heer B.J. Post
18
1.4 De visitatiecommissie
Het bestuur draagt zorg voor de organisatie van een transparant intern toezicht. Het intern toezicht, in de vorm van een visitatiecommissie, heeft betrekking op het kritisch bezien van het functioneren van het bestuur van het pensioenfonds door onafhankelijke deskundigen. De taak van de visitatiecommissie is om na te gaan of het bestuur op de juiste wijze heeft bestuurd en daarbij zijn aandacht aan alle relevante risico’s heeft besteed.
Het pensioenfonds is verplicht eens in de drie jaar een visitatie uit te laten voeren. Het bestuur heeft besloten de visitatieopdracht te verstrekken aan Basis & Beleid. In 2013 heeft de visitatiecommissie een visitatie uitgevoerd. De resultaten daarvan zijn in het bestuur besproken.
De visitatiecommissie is als volgt samengesteld:
LedenDe heer J. Buiter
Mevrouw A. Eikenboom
Mevrouw J. Thole
1.5 Het verantwoordingsorgaan
Het verantwoordingsorgaan bestaat uit drie leden: één deelnemer, één gepensioneerde en één werkgever. De leden worden benoemd door de volgende organisaties: • CNV Vakmensen • De Unie • Werkgeversorganisaties
Het verantwoordingsorgaan is op 31 december 2013 als volgt samengesteld:
Leden werkgevers Benoemd tot Plaatsvervanger OrganisatieDe heer F. van Diepen Werknemer 13 augustus 2014 FNV Bondgenoten
De heer P. Peters Gepensioneerde 13 augustus 2014 De Unie
Vacature Werkgever
In 2013 is de heer F. van Diepen aangetreden als lid van het Verantwoordingsorgaan. De heer P. Peters is benoemd tot voorzitter van het verantwoordingsorgaan. Het verantwoordingsorgaan vergaderde in 2013 op 28 mei.
19
1.6 De deelnemersraad
De deelnemersraad bestaat uit acht leden: zeven deelnemers en één gepensioneerde. De leden worden benoemd door de volgende organisaties: • FNV Bondgenoten (FNV) • De Unie, vakbond voor Industrie en Dienstverlening (De Unie) • CNV Vakmensen (CNV)
De deelnemersraad is op 31 december 2013 als volgt samengesteld:
Leden deelnemers Benoemd tot Organisatie
J. van Bragt 15 augustus 2014 FNV Bondgenoten
F. van Diepen 15 augustus 2014 FNV Bondgenoten
O.A.H. Mars 15 augustus 2014 FNV Bondgenoten
R.C.J. Sevenstern 15 augustus 2014 FNV Bondgenoten
Vacature De Unie
Vacature CNV Vakmensen
Vacature CNV Vakmensen
Leden gepensioneerden Benoemd tot OrganisatieP. Peters 15 augustus 2014 De Unie
In 2013 heeft de deelnemersraad met verdriet afscheid moeten nemen van haar voorzitter, de heer J.J.M. Kuipers. De heer J.J.M. Kuipers is in oktober 2013 op 54-jarige leeftijd overleden. De heer J.J.M. Kuipers was tevens lid van de communicatiecommissie en het verantwoordingsorgaan. De heer Sevenstern is benoemd als voorzitter van de deelnemersraad.
De deelnemersraad heeft in 2013 vijf keer vergaderd. De vergaderingen vonden plaats op 26 maart, 28 mei, 18 juni, 24 september en 26 november. Daarnaast heeft de deelnemersraad vijf keer samen met de voorzitters en een delegatie van het bestuur vergaderd. Deze vergaderingen vonden plaats op 14 januari, 28 maart, 20 juni, 26 september en 28 november.
1.7 De geschillencommissie
Gezamenlijke geschillencommissieHet pensioenfonds heeft met een aantal andere pensioenfondsen een groep personen benoemd waaruit de geschillencommissie kan worden samengesteld. Als secretaris van de geschillencommissie treedt op een via Brunel Nederland B.V. aan te wijzen jurist. De secretaris stelt in voorkomende gevallen de geschillencommissie samen uit onderstaande groep personen en informeert het bestuur van het pensioenfonds hierover. De geschillencommissie is benoemd tot 31 december 2015.
De geschillencommissie heeft tot taak het bestuur te adviseren over geschillen tussen de deelnemer en het pensioenfonds over de uitvoering van de pensioenregeling wegens een individuele beslissing die het bestuur jegens de belanghebbende heeft genomen. In 2013 is de geschillencommissie inzake één geschil bij elkaar gekomen. Het geschil is later ingetrokken door de indiener. De commissie heeft geen uitspraak gedaan.
De geschillencommissie is op 31 december 2013 als volgt samengesteld:
LedenDe heer A.A.M. Broos
De heer W. van den Beucken
De heer A.Th.M van Hulst
De heer D.A.J. Kamp
De heer N. Ruiter
De heer A.W. van Vliet
20
1.8 Uitbesteding
Het bestuur heeft de uitvoering van het pensioenbeheer uitbesteed aan Syntrus Achmea Pensioenbeheer N.V. (hierna: Syntrus Achmea). Het bestuur heeft het vermogensbeheer uitbesteed aan Robeco Institutional Asset Management B.V. Het bestuur heeft deze bedrijven gemandateerd voor de hieraan verbonden werkzaamheden.
De contractuele afspraken tussen het pensioenfonds en Syntrus Achmea zijn vastgelegd in een beheerovereenkomst. Bij deze tweepartijenovereenkomst zijn het pensioenfonds en Syntrus Achmea partij. Nadere afspraken over de kwaliteit van de dienstverlening zijn vastgelegd in een aparte dienstverleningsovereenkomst (DVO) voor pensioenbeheer. De overeenkomst biedt de mogelijkheid om de bestaande dienstverlening tussentijds aan te passen of nieuwe diensten toe te voegen. Het bestuur en de uitvoerder leggen eventuele nieuwe afspraken altijd contractueel vast. In 2011 is de nieuwe dienstverleningsovereenkomst bekrachtigd. Syntrus Achmea heeft in 2013 elk kwartaal aan het bestuur gerapporteerd over de DVO-afspraken over het pensioenbeheer.
21
2 Ontwikkelingen
22
2.1 Ontwikkelingen financiële positie
De dekkingsgraad is eind 2013 gestegen tot 253,5% (2012: 197,5%).
Toeslag in 2013Eind 2013 waren er voldoende financiële middelen aanwezig om de pensioenrechten en de pensioenaanspraken te verhogen per 1 januari 2014.
Z-scoreDe z-score wordt ieder jaar berekend en laat het verschil zien tussen het behaalde rendement van het pensioenfonds en het rendement van de benchmark. Als het pensioenfonds met haar beleggingen precies de benchmark volgt, dan is er geen afwijking. Veel pensioenfondsen proberen echter een betere score te behalen dan de benchmark. Dit brengt echter ook het risico van een afwijking in negatieve zin met zich mee. Wijkt het pensioenfonds over een periode van vijf jaren te veel in negatieve zin af van de benchmark, dan kunnen werkgevers, gedurende een jaar, vragen om vrijstelling van deelname aan het pensioenfonds. De z-score 2013 bedraagt -0,02. De cumulatieve z-score tot en met 2013 is 3,11. Het fonds voldoet met deze score aan de gestelde normen.
CrisisplanSinds 2012 beschikt het fonds over een crisisplan. Hierin staat beschreven welke situaties het fonds als crisissituaties ziet. Daarnaast beschrijft het crisisplan hoe het bestuur handelt indien een crisissituatie zich voordoet. In 2013 heeft het bestuur het crisisplan verder aangescherpt op basis van de richtlijnen die DNB en AFM hiervoor in oktober 2012 hebben afgegeven.
2.2 Wet- en regelgeving
2.2.1 Verhoging AOW en beperking fiscale grenzen
AOW-leeftijd in stappen omhoogDe AOW-leeftijd gaat in stappen omhoog naar 67 jaar. Dit is al in wetgeving vastgelegd. Een versnelling van de verhoging van de AOW-leeftijd tot 67 jaar in 2021 is de gecombineerde uitkomst van afspraken uit het Herfstakkoord en het Regeerakkoord van oktober 2012. De indiening van het wetsvoorstel voor versnelde verhoging van de AOW-leeftijd staat voor maart 2014 gepland.
De stapsgewijze verhoging van de AOW-leeftijd betekent een inkomensgat voor mensen met vut, prepensioen of vroegpensioen. Met ingang van april 2012 was er al een inkomensgat vanwege het feit dat de AOW-uitkering niet langer ingaat op de eerste dag van de maand waarin iemand 65 jaar wordt, maar op de 65ste verjaardag. Sociale partners binnen de sectoren van het fonds hebben in 2012 besloten om een compensatie te bieden voor het inkomensgat dat ontstaan is door de verschuiving van het ingangsmoment naar de 65ste verjaardag. Sociale partners hebben besloten om geen compensatie te bieden voor het inkomensgat dat ontstaat door de stapsgewijze verhoging van de AOW-leeftijd.
2.2.2 Governance kwaliteitsverbetering bestuur pensioenfondsen
Wet versterking bestuur pensioenfondsenDe Wet versterking bestuur pensioenfondsen is een integrale herziening van de governance en medezeggenschap bij pensioenfondsen. De wet moet leiden tot verbetering van de kwaliteit van het pensioenfondsbestuur. De wet is van kracht vanaf 9 augustus 2013. De bepalingen over het verantwoorden van beleggingsbeleid en over geschiktheid en tijdsbeslag waren meteen van kracht. Ook verwante wijzigingen traden in werking. Zo zijn in het Besluit FTK regels over het beloningsbeleid vastgelegd en in het Besluit uitvoering PW regels over geschiktheid, betrouwbaarheid en tijdsbeslag.
Een deel van de wet wordt van kracht vanaf 1 juli 2014, wanneer de nieuwe bestuursmodellen gaan gelden. Een pensioenfonds kan kiezen uit vijf bestuursmodellen: het paritaire bestuursmodel, het paritair gemengd bestuursmodel, het omgekeerd gemengd bestuursmodel, het onafhankelijk gemengd bestuursmodel en het onafhankelijk bestuursmodel. De paritaire modellen kennen een verantwoordingsorgaan (VO), waarin de deelnemers en pensioengerechtigden naar evenredigheid zijn vertegenwoordigd. Naar keuze kan de werkgever worden vertegenwoordigd. De onafhankelijke modellen kennen een belanghebbendenorgaan (BO), waarin de drie geledingen zijn vertegenwoordigd.
Het bestuur heeft gekozen voor het paritaire model. Deze keuze is hoofdzakelijk gebaseerd op de wens om de invloed en betrokkenheid van de achterban te behouden. De deelnemersraad en het verantwoordingsorgaan hebben positief geadviseerd over de keuze voor het paritaire model.
23
Het bestuur bestaat vanaf 1 juli 2014 uit acht bestuursleden, vier voorgedragen vanuit werkgeverszijde, drie voorgedragen vanuit werknemerszijde en één vertegenwoordiger van pensioengerechtigden. De vertegenwoordiger van pensioengerechtigden wordt door middel van verkiezingen gekozen. Het nieuw in te richten verantwoordingsorgaan bestaat uit vijf leden: één lid vertegenwoordigt de werkgevers, drie leden vertegenwoordigen de werknemers en één lid vertegenwoordigt de pensioengerechtigden. Daarnaast wordt een Raad van Toezicht ingericht met drie onafhankelijke personen. Na een gezamenlijke selectieprocedure door bestuur en verantwoordingsorgaan, zal het verantwoordingsorgaan een bindende voordracht doen voor de drie leden.
Code Pensioenfondsen De Code Pensioenfondsen van de Pensioenfederatie en de STAR bevat normen voor het gedrag van bestuurders, interne toezichthouders en belanghebbenden in de verantwoordingsfunctie. Daarnaast zijn overkoepelende thema’s opgenomen, die gaan zowel over het eigen functioneren van het fonds als van dienstverleners. Het bestuur heeft alle normen uit de Code pensioenfondsen geïnventariseerd en besteedt daar waar nodig in 2014 aandacht aan het implementeren van de normen.
2.2.3 Overige ontwikkelingen
CommunicatieBij de start van het nieuwe pensioenstelsel komen nieuwe regels voor communicatie. Op basis van de resultaten van de evaluatie van de informatiebepalingen en de resultaten van het project pensioencommunicatie, worden de informatiebepalingen in de pensioenwetgeving aangepast. De ingangsdatum is 1 januari 2015.
Staatssecretaris Klijnsma publiceerde 29 november 2013 een consultatiedocument over het wetsvoorstel Pensioencommunicatie. Hierin staat dat er meer ruimte komt voor digitale vormen van communicatie. Het consultatiedocument verkort de termijn waarbinnen een startbrief moet worden verzonden naar twee maanden. Volgens het consultatiedocument moeten pensioenregelingen voortaan op een aantal onderdelen onderling vergelijkbaar zijn. Het UPO vermeldt voortaan alleen de verworven pensioenaanspraken. Het pensioenregister wordt uitgebreider en geeft een indicatie van het totale pensioeninkomen op AOW-datum. De consultatie liep af op 17 januari 2014. Onbekend is wanneer het wetsvoorstel bij de Tweede Kamer wordt ingediend. Daarna moeten nog verschillende uitvoeringsregelingen worden opgesteld.
Invoering SEPA/IBANSEPA staat voor Single Euro Payments Area. SEPA is het initiatief van de Europese Unie en gezamenlijke Europese banken tot harmonisatie van het betalingsverkeer in euro’s binnen Europa. Hierdoor wijzigt onder andere het huidige bankrekeningnummer in een IBAN-nummer. Uiterlijk op 1 februari 2014 moet iedereen in Nederland zijn overgestapt op de nieuwe standaarden. De grote pensioenfondsen moesten al op 1 juli 2013 overgestapt zijn. DNB was van mening dat alle pensioenfondsen op 1 november 2013 klaar moesten zijn met de SEPA migratie. De pensioenadministratiesystemen die Syntrus Achmea gebruikt bij de uitvoering voor het fonds voldeden hieraan.
2.3 Goed pensioenfondsbestuur
In 2005 publiceerde de STAR de “Principes voor goed Pensioenfondsbestuur”. Deze principes bieden kaders voor zorgvuldig bestuur, intern toezicht, verantwoording, deskundigheid, openheid en communicatie. Sinds 2007 zijn de Principes voor goed pensioenfondsbestuur van de STAR verankerd in de Pensioenwet. De Pensioenfederatie en de STAR ontwikkelden in 2013 gezamenlijk een Code Pensioenfondsen in het kader van het wetsvoorstel Versterking bestuur pensioenfondsen. De Code komt voor pensioenfondsen in de plaats van de Principes voor goed pensioenfondsbestuur en is op 1 januari 2014 in werking getreden. De Code gaat in op het besturen van een pensioenfonds, het intern toezicht daarop en over het afleggen van verantwoording over wat het pensioenfonds doet en wat een pensioenfonds gepland en gerealiseerd heeft. De Code staat niet op zichzelf, maar maakt deel uit van het volledige stelsel van bestaande wet- en regelgeving, aanbevelingen, convenanten en codes van de Pensioenfederatie en de STAR. Geschiktheid bestuurdersHet bestuur hecht er groot belang aan dat het pensioenfonds op deskundige wijze wordt bestuurd. Ook geeft het bestuur zich rekenschap van de eisen die de Pensioenwet, de Wet versterking bestuur pensioenfondsen en de Beleidsregel geschiktheid 2012 stellen aan de geschiktheid van de bestuurders. Het bestuur van het pensioenfonds heeft een deskundigheidsplan waarin de kaders van het toetsen en bevorderen van de collectieve- en individuele geschiktheid van de bestuursleden zijn geschetst. In 2014 wordt het deskundigheidsplan omgezet in een geschiktheidsplan. Het bestuur gaat daarbij uit van de Handreiking geschikt pensioenfondsbestuur van de Pensioenfederatie. In 2013 hebben de bestuursleden specifieke pensioenopleidingen gevolgd op basis van het opleidingsplan. Er zijn geregeld bestuurleden aanwezig bij themabijeenkomsten van de Pensioenfederatie, DNB, de Autoriteit Financiële Markten (AFM) en andere partijen zoals Robeco en Syntrus Achmea.
24
Het bestuur hanteert een algemeen functieprofiel waar toekomstige kandidaten voor het bestuur aan moeten voldoen. Wanneer er binnen het bestuur een vacature ontstaat, wordt het algemene functieprofiel aangepast met de eisen die gesteld worden aan de specifieke functie die vacant is. Dit functieprofiel wordt aan de afvaardigende organisatie verstuurd. Zo zorgt het bestuur ervoor dat een pensioenfondsbestuurder vanaf de eerste dag aan alle deskundigheidseisen voldoet.
ZelfevaluatieBesturen moeten een procedure vaststellen voor een periodieke zelfevaluatie. Het gaat daarbij om het functioneren van het bestuur als geheel en van de individuele bestuursleden afzonderlijk. Doel van de zelfevaluatie is de kwaliteit van het bestuur te bewaken en/of te verbeteren. De meest recente zelfevaluatie heeft plaatsgevonden op 30 maart 2012 in de vorm van een workshop. Elk bestuurslid heeft een vragenlijst ingevuld over de samenstelling en bekwaamheden van het bestuur, de vergaderingen van het bestuur, andere organen van het bestuur (deelnemersraad/verantwoordingsorgaan), de klachten- en geschillenprocedure, de commissies van het bestuur, de beoordeling van de bestuursleden individueel, de algehele effectiviteit van het bestuur en het intern toezicht. Over de uitkomsten heeft het bestuur intensief met elkaar gesproken. Er is een aantal acties benoemd. Eind 2013 zijn alle acties afgerond. In 2014 wordt een volgende zelfevaluatie uitgevoerd.
Het bestuur is risicobewust Het bestuur van een pensioenfonds is uiteindelijk voor alles verantwoordelijk. Het fondsbestuur is daarom risicobewust, heeft kennis van zaken en een voortdurende kritische houding.
In 2012 is de auditcommissie aan de slag gegaan met een voorstel voor het bestuur om het risicomanagement verder te professionaliseren. Het bestuur heeft eind 2013 een workshop gevolgd met als doel inventarisatie, vaststelling van de status en de ambities met betrekking tot het risicomanagement en uitwerking, inrichting en governance van het toekomstig risicomanagement. Begin 2014 wordt het risicomanagement verder uitgewerkt door de auditcommissie.
Intern toezichtHet intern toezicht is vormgegeven via een visitatiecommissie. De visitatiecommissie bestaat uit drie onafhankelijke, deskundige personen. De visitatiecommissie heeft als opdracht om eens per drie jaar het functioneren van (het bestuur van) het pensioenfonds kritisch te bezien. De leden zijn op geen enkele wijze betrokken bij het functioneren van het fonds. De leden van de visitatiecommissie dienen te beschikken over meerjarige bestuurlijke ervaring en dienen in staat te zijn het functioneren van het bestuur te beoordelen.
Het pensioenfonds is verplicht eens in de drie jaar een visitatie uit te laten voeren. In 2013 heeft een visitatie plaats gevonden. De resultaten van de visitatie zijn door de commissie in een rapport aan het bestuur gepresenteerd. De belangrijkste uitkomsten uit het rapport zijn opgenomen in hoofdstuk 5.
IntegriteitbeleidDe Pensioenwet verplicht het bestuur een integriteitbeleid te voeren. Het gaat om een risicobeleid, waarbij integriteitrisico’s en ook andere risico’s in kaart worden gebracht.
Gedragscode Het doel van de gedragscode is het stellen van regels en richtlijnen voor bestuursleden. Deze regels moeten belangenconflicten tussen het fonds en betrokkenen in privé voorkomen. Daarnaast regelen zij hoe bestuursleden moeten omgaan met vertrouwelijke informatie van het pensioenfonds. De gedragscode bevordert de transparantie en zorgt ervoor dat alle betrokkenen, ook voor hun eigen bescherming, duidelijk weten wat wel en niet geoorloofd is. Elk bestuurslid verklaart schriftelijk de gedragscode te zullen naleven. De compliance officer, KPMG Advisory, bewaakt de correcte naleving van de gedragscode door alle betrokkenen jaarlijks een vragenlijst te verstrekken en te rapporteren over de naleving.
Wet- en regelgevingHet bestuur ziet toe op de naleving van wet- en regelgeving door het fonds. Het bestuur is niet bekend met overtredingen van wet- en regelgeving.
25
2.4 Communicatie
Het bestuur van het fonds heeft als taak de pensioenregeling goed uit te voeren. Minstens zo belangrijk is het om dat beleid op een goede manier uit te dragen. Een fonds heeft er belang bij om alle betrokkenen op heldere wijze te informeren over het gevoerde beleid, de financiële situatie, pensioenontwikkelingen en de gevolgen hiervan voor het individuele pensioen. Goede communicatie is essentieel. Niet voor niets legde de overheid specifieke communicatieregels vast in de Pensioenwet: pensioenfondsen moeten tijdig, begrijpelijk en duidelijk naar hun doelgroepen communiceren. Deelnemers en gepensioneerden hebben immers zelf ook recht op heldere informatie over hun pensioen.
Communicatie in 2013Het fonds heeft naast de gebruikelijke communicatie-uitingen geen aanvullende communicatie verricht in 2013.
2.5 Toezichthouder AFM en DNB
2.5.1 Autoriteit Financiële Markten (AFM)
De AFM is als toezichthouder belast met het bevorderen van een zorgvuldige financiële dienstverlening aan consumenten. Hieronder valt het bewaken van de informatie die pensioenfondsen verschaffen ten aanzien van juistheid en begrijpelijkheid en het vaststellen van spelregels over de wijze waarop pensioencommunicatie dient plaats te vinden.
Voor AFM stonden in 2013 onder andere de toezichtthema’s ‘Productaanbieders stellen het belang van de klant centraal’ en ‘Pensioenen worden transparant en passend’ op de agenda. Binnen deze thema’s voerden ze verschillende onderzoeken uit naar de juistheid van informatie. Zo besteedden ze aandacht aan: • kortingsinformatie; • de aansluiting op het pensioenregister; • kostenefficiënte, nuttige, veilige en begrijpelijke pensioenproducten; de juistheid van gecommuniceerde aanspraken; • informatie rondom de transitie naar een nieuw pensioencontract; • aan deelnemers verstrekte informatie over risico’s.
In 2013 heeft er geen contact plaatsgevonden tussen AFM en het fonds.
2.5.2 De Nederlandsche Bank (DNB)
DNB is als toezichthouder belast met het prudentieel toezicht. Dit toezicht richt zich op de financiële soliditeit van financiële ondernemingen. Doel is bij te dragen aan de stabiliteit van de financiële sector. Het fonds legt structureel alle wijzigingen in statuten, reglementen, actuariële en bedrijftechnische nota (ABTN) en de jaarstukken aan DNB voor. Tevens legt het pensioenfonds jaarlijks uiterlijk 30 juni het jaarverslag en de daarbij behorende verslagstaten ter beoordeling aan DNB voor. Elke maand en elk kwartaal rapporteert het pensioenfonds aan DNB over haar financiële positie inclusief de dekkingsgraad. Tot slot worden benoemingen van bestuursleden vooraf ter toetsing aan DNB voorgelegd.
Contact met DNB In het verslagjaar heeft DNB het pensioenfonds geen bezoek gebracht. Er zijn geen dwangsommen of boetes opgelegd aan het pensioenfonds. Ook heeft DNB geen aanwijzingen gegeven, geen bewindvoerder aangesteld of bevoegdheidsuitoefening van organen van het pensioenfonds gebonden aan toestemming. Van DNB heeft het pensioenfonds in 2013 verschillende brieven ontvangen inzake op dat moment actuele thema’s voor pensioenfondsen. Het fonds heeft in januari 2013 deelgenomen aan het themaonderzoek naar risicobeheersing bij gesloten pensioenfondsen. Daarnaast is het fonds geselecteerd om aan het themaonderzoek ‘artikel 5 Pw’ deel te nemen. Dit onderzoek was aanleiding voor het fonds om een aanscherping van het pensioenreglement door te voeren (zie ook hoofdstuk 4).
Het fonds heeft in 2013 contact gehad met DNB over de gerapporteerde beleggingskosten. DNB twijfelde aan de juistheid van de ingediende rapportage. Na overleg tussen het fonds en DNB is in januari 2014 vastgesteld dat de rapportage juist was en er geen herrapportage plaats hoefde te vinden.
26
27
3 Financieel beleid
28
3.1 Inleiding
Het fonds wil aan zijn in paragraaf 1.2.2 omschreven doelstelling voldoen. Het is dus belangrijk dat het over voldoende geld beschikt, zodat er altijd genoeg middelen zijn om (toekomstige) uitkeringen te kunnen betalen. Het bestuur gebruikt hiervoor de beleidsinstrumenten premiebeleid, toeslagenbeleid, beleggingsbeleid en de pensioenregeling.
In dit hoofdstuk komen de eerste drie instrumenten aan de orde. Na het premie- en toeslagenbeleid geeft het bestuur inzicht in de voorzieningen en reserves. Na de actuariële analyse volgt een uitleg over het beleggingsbeleid. De pensioenregeling komt aan bod in hoofdstuk 4.
3.2 Premie
2011 was het laatste jaar waarin er premie is geheven voor het pensioenfonds. Vanaf 2012 wordt de financiële positie van het fonds geleidelijk afgebouwd omdat er tegenover de uitkeringen geen inkomsten uit premie staan.
3.3 Toeslag
Het bestuur van het pensioenfonds beoordeelt jaarlijks of de financiële middelen toereikend zijn om de opgebouwde pensioen-aanspraken en de ingegane pensioenen te verhogen. Deze toeslag op het pensioen is voorwaardelijk. Er is geen recht op toeslag en er bestaat geen zekerheid of en in hoeverre er in de toekomst toeslag zal plaatsvinden. Er zijn geen gelden gereserveerd voor toeslagen. Eind 2013 waren er voldoende financiële middelen aanwezig om de pensioenrechten en de pensioenaanspraken te verhogen per 1 januari 2014 met 0,9%.
3.4 Kosten uitvoering pensioenbeheer
Het bestuur maakt voor de uitvoering van de regeling diverse kosten.
De kosten van pensioenbeheer bedragen voor 2013: EUR 460.000. Omdat het fonds geen actieve deelnemers meer heeft, kan er geen berekening worden gemaakt van de gemiddelde kosten per deelnemer en gepensioneerde.In paragraaf 8.6.5 van de jaarrekening worden deze kosten nader gespecificeerd.
Het bedrag aan uitvoeringskosten voor het pensioenbeheer bestaat uit:
Administratiekosten EUR 418.000Kosten bestuur en financieel beheer EUR 42.000Totaal EUR 460.000
Hieronder volgt een korte toelichting bij deze kosten.
AdministratiekostenDe administratiekosten betreffen kosten die worden gemaakt voor deelnemer- en pensioengerechtigden. Deze kosten hebben betrekking op alle werkzaamheden die in de pensioenadministratie moeten worden verricht om de aanspraken juist te administreren en de deelnemer volledig te informeren. Denk hierbij aan de pensioentoekenningen, betalen uitkeringen, verwerken waardeoverdrachten, afkoop, helpdesk, communicatie met deelnemers/gepensioneerden. Daarnaast zijn er werkgeverskosten die betrekking hebben op de activiteiten die voortvloeien uit de contacten met de werkgever. Het gaat om kosten voor de aanlevering en verwerking van de werknemergegevens, de aanmaak van premienota’s en de premie-incasso, helpdesk werkgever, communicatie met werkgever. Hierbij horen ook de kosten voor het aansluiten van nieuwe werkgevers.
Kosten bestuur en financieel beheerDe kosten van bestuur en financieel beheer hebben betrekking op kosten verbonden aan het besturen van het fonds en op de adviseurs (beiden exclusief beleggingscommissie). Ook vallen hieronder de kosten verbonden aan het toezicht van DNB, AFM, contributie VB, actuaris, accountant, financieel beheer en juridische kosten.
29
3.5 Pensioenvermogen en voorzieningen
Samenvatting van de financiële positie van het fonds en ontwikkelingen gedurende het jaar:
Pensioenvermogen Technische voorzieningen Dekkingsgraad
(Bedragen x EUR 1.000) EUR EUR %
Stand per 1 januari 2013 41.966 21.250 197,5%Beleggingsresultaten 1.274 62 5,4%
Premiebijdragen -137 -14 -0,5%Uitkeringen -6.523 -6.465 42,2%
Wijziging markrente 0 -279 2,6%Wijziging actuariële uitgangspunten 0 0 0,0%
Overige -726 -412 6,3%
Stand per 31 december 2013 35.854 14.142 253,5%
Onder de 1e tabel: De dekkingsgraad van het fonds is afgelopen boekjaar toegenomen van 197,5% naar 253,5%. De dekkingsgraad is net als ultimo 2012 hoger dan de minimaal vereiste dekkingsgraad.
Het saldo van baten en lasten kan in actuarieel opzicht als volgt worden geanalyseerd:
2013 2012
(Bedragen x EUR 1.000) EUR EUR
Premieresultaat -452 -967
Interestresultaat 1.491 3.459
Overig resultaat -44 -1.753
995 739
De dekkingsgraad ultimo jaar (op basis van de jaarrekening) heeft zich de afgelopen jaren als volgt ontwikkeld:
2013 2012 2011 2010 2009
Dekkingsgraad ultimo 253,5% 197,5% 168,4% 170,3% 190,0%
Gemiddelde interest van verplichtingen 2,5% 2,1% 2,6% 3,3% 3,5%
De vereiste dekkingsgraad zoals die voortvloeit uit de solvabiliteitsvoorschriften volgens de Pensioenwet bedraagt 108,3%. Ultimo 2013 is derhalve sprake van een toereikende solvabiliteit.
30
3.6 Actuariële analyse
3.6.1 Saldo van baten en lasten
De actuariële analyse van het saldo van baten en lasten kan als volgt worden weergegeven:
2013 2012
(Bedragen x EUR 1.000) EUR EUR
PremieresultaatPremiebijdragen -137 230
Pensioenopbouw 14 -900
Onttrekking uit VPV voor pensioenuitvoeringskosten 129 185
Pensioenuitvoeringskosten -458 -482
-452 -967
Interestresultaat
Beleggingsresultaten 1.274 4.945
Rentetoevoeging voorziening pensioenverplichtingen -62 -363
Wijziging marktrente 279 -1.123
1.491 3.459
Overig resultaatResultaat op waardeoverdrachten (saldo overdacht van rechten) 0 0
Resultaat op kanssystemen (overige wijzigingen) 366 232
Resultaat op uitkeringen -58 -228
Indexering en overige toeslagen -83 -271
Wijziging overige actuariële uitgangspunten 0 18
Overige baten -1 0
Wijziging herverzekeringsdeel technische voorzieningen 0 0
Overige lasten -268 -1.504
-44 -1.753
Totaal saldo van baten en lasten 995 739
31
3.6.2 Uitkomsten van de solvabiliteitstoets
De vermogenspositie van het pensioenfonds kan worden gekarakteriseerd als toereikend. Voor de berekening van het vereiste eigen vermogen wordt gebruik gemaakt van het standaard model van DNB.
3.6.3 Oordeel van de waarmerkend actuaris over de financiële positie
De technische voorzieningen zijn, overeenkomstig de beschreven berekeningsregels en uitgangspunten, als geheel bezien, toereikend vastgesteld.
Gemeten naar de wettelijke maatstaf is ten aanzien van de verplichtingen, aangegaan tot balansdatum, sprake van een toereikende solvabiliteit.
3.7 Beleggingen
3.7.1 Algemene inleiding
Het jaar 2013 was voor de wereldeconomie een weerbarstig jaar, waarin zich een duidelijkere divergentie aftekende tussen ontwikkelde landen en opkomende markten. Waar de Verenigde Staten, Europa en Japan duidelijk een versnelling lieten zien, zakte het groeitempo van de opkomende markten juist terug. Het was ook een jaar waarin de Westerse landen de afbouw van de schuldenlast in de publieke- en private sector in trager tempo continueerden. De periferie van de Eurozone liet de eerste signalen van herstel zien na de door de Trojka (ECB, IMF en EC) opgelegde stringente bezuinigingen en structurele hervormingen.
De sleutelrol in de huidige macro-economische constellatie bleek wederom weggelegd voor centrale banken. De centrale bank van Japan was in 2013 nadrukkelijk aanwezig met haar kwantitatieve verruiming, gericht op een (succesvol gebleken) verzwakking van de yen. De Fed kondigde juist de afbouw van haar onconventionele maatregelen aan. De ECB verkreeg een nieuw mandaat als supranationale toezichthouder in de nog te vormen Europese bankenunie en verlaagde in november onverwachts de rente in een poging de disinflatoire trend in de Eurozone een halt toe te roepen. Het aanhoudend ruimhartige monetaire beleid van centrale banken, en de Fed in het bijzonder, vertaalde zich in 2013 meer nadrukkelijk dan in voorgaande jaren in stijgende huizenprijzen, beurskoersen en aantrekkende industriële activiteit. Lagere energieprijzen gaven rugwind, mede als gevolg van een vlucht in oliewinning in de Verenigde Staten door de exploitatie van schaliegas- en teerzandvelden. Gunstige inflatiecijfers ondersteunden tevens een strategie van een ruim monetair beleid.
In het voorjaar van 2013 werd het herstel in de VS meer zichtbaar, hetgeen zich vertaalde in een geleidelijk oplopende reële kapitaalmarktrente. De kapitaalmarktrente steeg echter pas beduidend in reactie op een uitspraak van Fed president Bernanke, die op 22 mei voor het eerste doelde op de start van de afbouw van kwantitatieve verruiming, mogelijk in de nazomer van 2013. Uiteindelijk liet de feitelijke aankondiging van de graduele afbouw (‘ tapering’) langer op zich wachten dan de markten op basis van Bernanke’s uitspraak in mei anticipeerden. Een besluit tot afbouw in september werd onverwachts uitgesteld, mede vanwege de zorgwekkende politieke patstelling in Washington over de begroting, automatische bezuinigingen en verhoging van het schuldplafond. Republikeinen en Democraten wisten uiteindelijk geen compromis te bereiken over ‘Obamacare’, wat in oktober uitmondde in een 16- daagse gedeeltelijke sluiting van de overheid. De economische gevolgen van het politieke onvermogen bleken echter beperkt waardoor er uiteindelijk in december toch een besluit van de Fed kwam om in januari 2014 te starten met het verminderen van de maandelijkse obligatie-aankopen van USD 85 miljard naar USD 75 miljard.
De stijgende kapitaalmarktrente in de VS bleef niet zonder gevolgen voor opkomende markten. Het verbeterde groeiperspectief in ontwikkelde markten zorgde voor een sterke kapitaaluitstroom uit de meer liquide opkomende markten richting ontwikkelde markten. Dit had tot gevolg dat de valuta’s van opkomende markten een sterke depreciatie kenden ten opzichte van de dollar. Naast de ontvankelijkheid voor kapitaaluitstroom bleek tevens dat het onderliggend herstel van opkomende markten broos was. Problemen aan de aanbodzijde van de economieën (inflexibele arbeidsmarkt (Zuid-Afrika), achterstallige infrastructuur (India en Brazilië) en politieke instabiliteit stonden een groeiversnelling in de weg. China liet hervormingsbereidheid zien in het Derde Partijberaad. Xi Jingping, de in 2012 verkozen president van China, kondigde onder andere maatregelen aan om overinvestering tegen te gaan en de transitie van een exportgerichte economie naar een meer consumptiegerichte infrastructuur te begeleiden. Tegelijkertijd gaven de Chinese monetaire autoriteiten meer verkrappende signalen af in de geldmarkt om excessieve kredietverlening van Chinese banken tegen te gaan. Het Chinese beleid geeft gaandeweg steeds meer blijk van aandacht voor kwaliteit van de economische structuur in plaats van kwantiteitsgerichte groei.
32
3.7.2 Financiële markten
2013 was een sterk jaar voor de wereldwijde aandelenmarkten met een totaalrendement van 17,5% voor de MSCI Wereldindex gemeten in euro’s. Deze rendementsontwikkeling werd vooral gedragen door ontwikkelde aandelenmarkten. Opkomende markten bleven met een negatief rendement van 6,9% in euro’s beduidend achter. Opvallend was dat de winstontwikkeling achterbleef bij de koersbeweging waardoor waarderingen van aandelen verder zijn opgelopen. De koersontwikkeling werd gedreven door optimisme over het herstel in de VS en de Eurozone, het ruime monetaire beleid en de succesvolle start van Abenomics, het nieuwe economische beleid van Japan. Tevens was een verbetering in het sentiment ten aanzien van risicovolle activa waarneembaar.
De verminderde risico aversie in de financiële markten als gevolg van verbeterende groeivooruitzichten vertaalde zich in een mager jaar voor vastrentende waarden. Zo bedroeg het rendement op de wereldwijde staatsobligaties in euro minus 0,5%. Het jaar 2013 was dan ook een jaar waarin veilig geachte staatsobligaties beduidend achterbleven bij de rendementen van risicovolle activa. Het verlies bleef nog enigszins beperkt door het onverwachte uitstel van de afbouw van kwantitatieve verruiming in de nazomer en vriendelijke inflatiecijfers, waardoor de rente weer daalde en prijzen van staatsobligaties in reactie hierop opveerden. Ook hoogwaardige bedrijfsobligaties doken nipt in het rood met een jaarrendement van -0,1%, waarbij de vergoeding voor kredietrisico een steeds beperktere buffer bood tegen de stijgende kapitaalmarktrente. Niet alle vastrentende waarden stonden in dezelfde mate bloot aan de stijging van de rente. De combinatie van beneden trendmatige groei en gematigde inflatie bleek een gunstige omgeving voor hoogrentende bedrijfsobligaties. De voortschrijdende daling in het aantal faillissementen van emittenten zorgde voor verdere compressie van de gevraagde vergoeding voor kredietrisico, hetgeen de negatieve invloed van de stijgende kapitaalmarktrente op de marktwaarde van deze schuldtitels mitigeerde. Het rendement van wereldwijde hoogrentende bedrijfsobligaties kwam uit op 6,2%. De relatief hoge rentegevoeligheid van onroerend goed ten opzichte van aandelen zorgde ervoor dat onroerend goed binnen het risicovolle activa segment duidelijk achterbleef met een rendement van minus 0,9% voor de wereldwijde index. Obligaties van opkomende markten genoteerd in lokale valuta kenden een uitermate moeizaam jaar door twee elkaar versterkende krachtenvelden. Enerzijds werd de markt verrast door de stijging in de kapitaalmarktrente in de VS wat leidde tot een kapitaalsuitstroom uit opkomende markten met een sterke depreciatie van de valuta’s tot gevolg. Anderzijds bleek uit de vertraging van het groeitempo van opkomende markten het onderliggende gebrek aan structurele hervormingen waardoor gevraagde vergoedingen voor kredietrisico’s over het jaar opliepen. Met name de valuta ontwikkeling zorgde uiteindelijk voor een negatief rendement van minus 9,0% voor obligaties van opkomende markten in lokale valuta (in USD, unhedged).
Grondstoffen lieten in 2013 een daling in de onderlinge correlaties zien waaruit blijkt dat de individuele prijsbeweging steeds meer gedreven wordt door grondstof-specifieke vraag- en aanbod factoren en in steeds mindere mate door overkoepelende factoren als de macro-economische ontwikkeling en de zoektocht naar rendement als gevolg van overtollige liquiditeit in het financiële systeem. Hoewel de brede DJUBS grondstoffen index aan het eind van 2013 minus 9,25% lager stond, zag de subcategorie olie juist een stijging van 6,0%.
De euro bleef gedurende 2013 sterk met een beweging van plus 4,1% ten opzichte van de dollar. Hoewel het renteverschil met de VS zich juist ten gunste van de dollar ontwikkelde, domineerden andere marktkrachten. Het hoge overschot op de lopende rekening van de Eurozone, netto kapitaalinstroom, relatief mildere inflatiecijfers én de minder accommoderende houding van de ECB in vergelijking met de FED domineerden per saldo de sterkere stijging in de nominale rente in de VS ten opzichte van de Eurozone.
3.7.3 Gevoerd Beleggingsbeleid 2013
AlgemeenGedurende 2013 is de strategische beleggingsmix een aantal malen onderwerp van discussie geweest. Het zwaartepunt van de verplichtingen ligt in de komende 3 jaar. De conclusie blijft dat de zogenaamde 80 – 20 mix prudent blijft en past bij de doelstellingen en de risicohouding van het fonds, gegeven de (beperkte) beleggingshorizon. Deze strategische beleggingsmix is nader ingevuld met verschillende beleggingscategorieën.
In 2013 is het volgende in de strategische normportefeuille veranderd:1. Aan de allocatie naar investment-grade obligaties is een kasallocatie toegevoegd.2. De benchmark van het beursgenoteerd vastgoed is gewijzigd naar een Europese benchmark.3. Het mandaat voor Staatsobligaties is gewijzigd naar een mandaat met uitsluitend Euro AAA landen.De totale portefeuille behaalde in 2013 een rendement van 3,9%. Het rendement van de normportefeuille bedroeg over dezelfde periode 4,0%. De portefeuille bleef hiermee 0,1%-punt achter bij de normportefeuille.
Aandelen De aandelenportefeuille presteerde 0,1% beter dan de benchmark, te weten 17,2% vs 17,1%. Obligaties Het rendement op de obligatieportefeuille bedroeg 0,8%, wat een gelijk resultaat is aan dat van de relevante benchmark.
33
Overige beleggingen De portefeuille beursgenoteerd vastgoed behaalde in 2013 een rendement van 10,4% terwijl de relevante benchmark een rendement van 12,7% behaalde.
Strategische Normportefeuille en Benchmark
Asset Class Benchmark Strategische normEuro Obligaties Euro-Staat BC Euro Treasury AAA Bond Index 64.0%
Euro-Credits BC Euro Corporate Bond Index 16.0%
Totaal vastrentende waarden 80.0%
Aandelen Wereld MSCI World Net Total Return Index 15.75%
Aandelen Emerging Markets MSCI Emerging Markets Net Total Return Index 2.25%
Totaal Aandelen 18.0%
Beursgenoteerd OG FTSE EPRA/NAREIT Developed Europe Index 2.0%
Totaal OG 2.0%
Totaal Zakelijke Waarden 20.0%
Totaal Portefeuille 100.0%
Z-scoresDe z-score wordt ieder jaar vastgesteld en geeft in een getal weer hoe het fonds heeft gepresteerd ten opzichte van de gehanteerde normportefeuille. De formule voor de z-score is als volgt.
(Rf – kj) – (Rn – 0,15%)z-score =
Ej
Om de z-score te berekenen, wordt het feitelijke rendement van het fonds (Rf) gecorrigeerd voor de beleggingskosten (kj). Het rendement van de normportefeuille (Rn) wordt, nadat het is gecorrigeerd voor de normbeleggingskosten van 0,15%, in mindering gebracht op het feitelijke fondsrendement. Vervolgens wordt een correctie voor het genomen risico gemaakt. Dit gebeurt door het verschil te delen door een getal voor rendementsspreiding (Ej). Het getal voor de rendementsspreiding is gebaseerd op het percentage zakelijke waarden en het percentage vastrentende waarden dat is vastgelegd in de normportefeuille.
Wanneer de z-score van een bedrijfstakpensioenfonds over een periode van vijf jaar onder de vastgestelde norm (0,00) uitkomt, staat het aangesloten bedrijven onder bepaalde voorwaarden vrij een alternatief te zoeken voor het verplicht gestelde bedrijfstakpensioenfonds in hun branche. De belangrijkste voorwaarde is een ten minste gelijkwaardige pensioenregeling. Voorts kunnen kosten door de stichting aan de uittredende werkgever in rekening worden gebracht in verband met verzekeringstechnisch nadeel en de behandeling van het vrijstellingsverzoek.
Tabel z-scores 2009 - 2013
Jaar z-score
2009 1,18
2010 2,85
2011 0,49
2012 -0,22
2013 -0,02
De formule voor de performance toets = z(j-5) + z(j-4) + z(j-3)+ z(j-2)+ z(j-1)
+ 1.28 ≥ 0 √ 5
Performancetoets 2009 – 2013: 3,11
34
Voor het bepalen van de performancetoets worden de z-scores over een periode van 5 jaar opgeteld en gedeeld door de wortel van vijf. De performancetoets dient bij een verplichtgesteld bedrijfstakpensioenfonds hoger uit te komen dan -1,28. Omdat het communicatietechnisch duidelijker is dat de uitkomst van de performancetoets nul of hoger moet zijn, is besloten om bij de uitkomst van de performancetoets 1,28 op te tellen. Bij een negatief resultaat van de performancetoets (p-toets < 0) vervalt de verplichtstelling en mogen ondernemingen ervoor kiezen om hun pensioenregeling elders onder te brengen.
Totale waarde per beleggingscategorie
2013 2012
(x € 1.000) EUR EUR
Asset categorie
Vastgoed 574 1.108
Aandelen 7.391 7.448
Vastrentende waarde 27.756 34.342
Overige beleggingen - -
Totaal 35.721 42.898
3.7.4 Vooruitzichten
Onderstaande figuur laat een vereenvoudigd beeld zien van mogelijke economische scenario’s. De integraal vermogensbeheerder onderscheid drie scenario’s. Een basisscenario, een negatief scenario en een positief scenario. Het basisscenario is er één van een benedentrendmatige groei. Blijvende monetaire stimulering, beperkte fiscale tegenwind in combinatie met een inhaalvraag in investeringen en consumptie vormen de basis voor dit scenario. Het scenario is waarschijnlijker (65%) dan het traditionele herstel uit de crisis (25%), wat samengaat met een sterke economische groei. De belangrijkste reden hiervoor is dat structurele hervormingen naar verwachtingen onvoldoende zijn en dat het fiscaal klimaat ook de komend jaar te veel onzekerheid biedt. De kans op een terugval naar een recessie achten wij het kleinst (10%). Deze terugval kan zeker niet worden uitgesloten gezien het politieke klimaat en de fiscale uitdagingen. Ten opzichte van het vorige beleggingsplan hebben wij de kans op een recessie verlaagd (25% Ò 10%) en de kans op een traditioneel herstel verhoogd (10% Ò 25%).
Structurele problemen Cyclisch herstel
Recessie (10%) Benedentrendmatige groei (65%) Tradiotioneel herstel (25%)
Belangrijke kenmerken/ triggers voor bovenstaande scenario’s zijn:
Basisscenario (65%): Beneden trendmatige groei • Groei positief, geen versnelling meer en lager dan trendmatig • Deleveragingsproces nog bezig • Bezuinigingen overheden belemmeren groei in Europa en de VS • Extreem ruim monetair beleid in de ontwikkelde wereld om de economische groei te bevorderen • Euroland moddert door, ECB doet “al het noodzakelijke”
Pessimistisch scenario (10%): Recessie • Geopolitieke crisis bijvoorbeeld door escalatie conflict Iran, Chinese zee of Korea • Ernstige escalatie eurocrisis • Aantal overheden dat schuldsanering toepast, groeit • Groei valt tegen door bezuinigingen • Extreem ruim monetair beleid • Deflatie serieus gevaar
Optimistisch scenario (25%): Traditioneel herstel • Door sterke, zelfversterkende groei verdwijnen structurele problemen naar achtergrond • Bedrijven zetten geld aan het werk (investeren) • Banengroei komt op gang • Langzame normalisering van het monetaire beleid
35
AandelenIn tegenstelling tot emerging markets hebben developed aandelen geen sterke correctie laten zien. Aandelenmarkten zijn nog gericht op het positieve nieuws wat wel bleek uit de reactie op het uitstel van tapering. Het besluit tot uitstel werd in de aandelenmarkten weliswaar met een stevige rally beloond, maar hoelang die juichstemming blijft is de vraag. Het feit dat het besluit als een totale verrassing kwam, komt de voorspelbaarheid van het toekomstige beleid per saldo niet ten goede, waarmee extra onzekerheid is gecreëerd. De markt blijft hierdoor ook de komende maanden sterk gevoelig voor de publicatie van macrocijfers, waarbij het bovendien de vraag is wat de Fed nog kan doen als de kapitaalmarktrente onverhoopt weer verder op gaat lopen: meer obligaties kopen?
Aan de andere kant ziet het fonds een wereldeconomie die zich herstelt en de verwachting dat dit herstel kan aanhouden, is op zich ondersteunend voor de winstgevendheid van aandelen. De keerzijde van de medaille is hierbij dat sterkere groei ook tot een stijging van de kapitaalmarktrente kan leiden, waarbij de onvoorspelbare beleidsreactie van de Fed als een boemerang kan terugkeren. Ook de (lichte) overwaardering van aandelen is een argument dat kan duiden op de kwetsbaarheid van aandelen. Dat gezegd hebbende, zelfs als tapering wordt ingezet, is de zoektocht naar rendement nog steeds onverminderd van kracht, waarbij de risico-rendement afweging van aandelen gunstig afsteekt tegen de meeste andere beleggingscategorieën.
Indirect onroerend goedBeursgenoteerd vastgoed is een sub-sector van de brede aandelenmarkt. De sector kan in bepaalde perioden een eigen dynamiek hebben. Zo ontvouwde de (veronderstelde) hoge rentegevoeligheid van de sector zich in de periode rond de tapering discussie. Vastgoed kreeg het eerst relatief zwaar te verduren, maar veerde daarna weer op.
De ontwikkeling en vooruitzichten van vastgoed verschillen sterk per regio en per kwaliteit. Zeker in Europa heeft kwalitatief minder hoogwaardig vastgoed (locatie etc.) het zwaar te verduren. Dit komt terug in de waardering. REITs zijn ten opzichte van de eigen NAV-historie goedkoper geworden, maar vooral in Japan nog aan de dure kant. Als de vastgoedsector echter wordt vergeleken met aandelen, dan is de sector relatief duur, met name in de VS. Aziatisch vastgoed is daarentegen goedkoper, evenals Europa.
In onderstaande tabel ziet u de visie vertaald in de verwachtingen voor de rendementen van de beleggingscategorieën voor achtereenvolgend de lange termijn, de komende vijf jaar en voor 2014.
Verwachtingen financiële markten voor lange termijn, komende vijf jaar en voor 2014
2014
Onconditioneel lange termijn* 2014-2018 Recessie Lage groei
Traditioneel herstel
Kans 10% 65% 25%
Inflatie 3.00% 2.00% - - = +
AAA staatsobligaties 4.50% 0.50% + = - -
Bedrijfsobligaties – IG 5.25% 1.50% - + =
Bedrijfsobligaties – HY 6.25% 3.50% - - + +
Emerging market debt 6.00% 3.50% - - + +
Aandelen 8.00% 6.75% - - = ++
Aandelen Emerging 8.50% 7.25% - - = ++
Grondstoffen 4.00% 4.25% - - = ++
* De onconditionele langtermijnprognose is het rendement dat een beleggingscategorie op voorhand gemiddeld zou moeten maken op de hele lange termijn, los van vertrek- of eindpunt. Deze ramingen zijn gebaseerd op de inzichten van Robeco.Per macro-economisch scenario wordt aangegeven wat het effect is van een scenario op de voorkeur voor een beleggingscategorie.
Voor 2014 werkt Robeco met drie economische scenario’s: recessie, lage groei en traditioneel herstel. In de tabel staat voor elk scenario de waarschijnlijkheid en het verwachte rendement in 2014 t.o.v. de rendementsverwachting voor de gehele periode. Zo verwacht Robeco voor High Yield in de periode 2014 – 2018 een gemiddeld rendement van 3,5%. In een omgeving van lage groei of traditioneel herstel verwacht Robeco voor deze categorie méér dan 3,5% rendement in 2014.
36
3.8 Kosten vermogensbeheer
In april 2011 bracht de Autoriteit Financiële Markten (AFM) het rapport “Kosten pensioenfondsen verdienen meer aandacht” uit. Hierin wordt gepleit voor een helder en transparant inzicht in de kosten die pensioenfondsen maken. In deze rapportage is onder andere aandacht voor kosten op het gebied van vermogensbeheer.
De Pensioenfederatie heeft dit concreet gemaakt in november 2011 in de vorm van ‘aanbevelingen over het afleggen van verantwoording over de kosten’. In dit jaarverslag over 2013 zijn deze aanbevelingen gevolgd. Vanaf 2012 worden de gemaakte kosten, zoals hieronder opgenomen ook aan de toezichthouder (DNB) gerapporteerd.
Totale kostenDe totale kosten over 2013 bedragen EUR 185 duizend. Uitgedrukt in een percentage van het gemiddeld belegd vermogen zijn de kosten 0,48% (2012: 0,67%). Hiervan zijn de geschatte transactiekosten 0,19% (2012: 0,35%) van het gemiddeld belegd vermogen.
De kosten van de uitvoering van het vermogensbeheer zijn te onderscheiden naar de volgende kostencomponenten (x €1.000):
2013 2012
Kosten portefeuillebeheer
• Beheerkosten 91 103
• Prestatievergoeding 8 -
• Overige kosten 11 45
Totale kosten portefeuillebeheer 110 148
Transactiekosten 75 162
Totale kosten vermogensbeheer 185 310
BeheerkostenDe beheerkosten bestaan onder andere uit de gemaakte kosten van: • Het bestuur gerelateerd aan het monitoren van de beleggingen, • Het fiduciair beheer, het portefeuillebeheer en de prestatieafhankelijke vergoeding; • De externe beleggingsadviseur.
Overige kostenOverige kosten zijn onder andere de kosten die zijn gemaakt voor het verantwoord beleggen beleid. Hieronder valt corporate governance, screening en uitsluiting van posities op basis van dit beleid.
TransactiekostenDe transactiekosten zijn de kosten die gemaakt worden om de effectentransactie tot stand te brengen en uit te voeren. Deze kosten zijn veelal op basis van een schatting tot stand gekomen, omdat er bijvoorbeeld bij transacties in de categorie vastrentende waarden niet separaat kosten in rekening worden gebracht, maar deze uiten zich in het verschil tussen de bied- en laat-spread. Daarnaast is het bij participatie in beleggingsfondsen niet exact te bepalen welke kosten er zijn gemaakt, daarvoor is er een schatting gemaakt van de omloopsnelheid in de portefeuille en op basis van gemiddelde transactie kosten in de markt zijn de kosten bij benadering bepaald.
De kosten in voorgaande tabel omvatten naast de kosten, zoals gerapporteerd in de jaarrekening dus ook een uitsplitsing ‘onzichtbare kosten’ voor beheer van onderliggende beleggingsfondsen, waarvan kosten zijn verwerkt in het beleggingsrendement en de schatting van kosten van de individuele transacties. In de jaarrekening worden alleen (directe) kosten getoond die het fonds op factuurbasis betaalt aan de tegenpartijen, waardoor deze cijfers niet aansluiten. Het doel van deze tabel is om extra inzicht te verschaffen in lijn met het rapport van de AFM en de Pensioenfederatie.
De totale geschatte kosten die het fonds maakt, een bedrag van ongeveer EUR 185 duizend, zijn noodzakelijk voor het goede beheer van het pensioen. Het bestuur realiseert zich dat dit bedrag veel geld is. Het bestuur is kostenbewust en waarmogelijk worden besparingen gerealiseerd of uitgaven beperkt. Het bestuur constateert dat de kosten voor governance en toezicht oplopen.
37
3.9 Risicoparagraaf
3.9.1 Risico en beheersing/beleid
Het bestuur heeft haar beleid verwoord in de actuariële en bedrijfstechnische (ABTN). Algemene leidraad voor het uitvoeren van haar beheertaken is risicomijdend operationeel management. Onderstaand treft u de risico´s die het bestuur met prioriteit heeft aangepakt: • Beleggingsrisico’s; • Actuariële risico’s en; • Renterisico.
Het bestuur beschikt over een aantal beleidsinstrumenten ten behoeve van het beheersen van deze risico’s. Deze beleidsinstrumenten betreffen: • Beleggingsbeleid; • Premiebeleid en; • Indexatiebeleid.
De keuze en toepassing van beleidsinstrumenten vindt plaats na uitvoerige analyses ten aanzien van te verwachten ontwikkelingen van de verplichtingen en de financiële markten. De beleggingsrichtlijnen geven normen en limieten aan waarbinnen de uitvoering van het beleggingsbeleid moet plaatsvinden. Ze zijn gericht op het beheersen van de volgende belangrijkste (beleggings)risico’s. Bij de uitvoering van het beleggingsbeleid kan gebruik worden gemaakt van derivaten.
3.9.2 Beleggingsrisico’s
Het beleggingsbeleid is opgesteld in het licht van de geldende Pensioenwet en de daarin opgenomen eisen betreffende de kostendekkende premie, het toeslagbeleid en het (minimaal) vereist eigen vermogen. In het beleggingsbeleid is sprake van een grotere spreiding over de verschillende beleggingscategorieën en regio’s. Per beleggingscategorie is een strategische weging aangegeven evenals de bandbreedtes die benut kunnen worden. Het risico wordt inzichtelijk gemaakt door het meten van een aantal risico parameters:1. Tracking error. Met tracking error wordt bedoeld de mate waarin het resultaat op de beleggingen afwijkt van het
benchmarkrendement dat als ijkpunt voor de performance geldt. De gemeten tracking error over 2013 kwam uit op 1,3%. 2. Volatiliteit van waarde van de beleggingen ten opzicht van de omvang van de verplichtingen. Feitelijk wordt hier de
bewegelijkheid van de dekkingsgraad gemeten. Ultimo december 2013 bedroeg de dekkingsgraad volatiliteit circa 12,1%. Daarnaast wordt ook gekeken naar de componenten die deze volatiliteit veroorzaken.
RenterisicoDe verplichtingen van een pensioenfonds worden gewaardeerd tegen een daartoe door de toezichthouder bepaalde rentetermijnstructuur. De beleggingen worden gewaardeerd tegen de marktwaarde. De mate waarin verplichtingen en beleggingen reageren op rentebewegingen wordt rentegevoeligheid genoemd. Omdat verplichtingen en bezittingen niet dezelfde rentegevoeligheid hebben, heeft een verandering van rentestanden direct gevolg voor de dekkingsgraad van het fonds. Dat wordt het renterisico genoemd. Dit renterisico wordt beheerst door het daartoe opgestelde beleid en wordt nauw gevolgd door het bestuur. Bij de bepaling van het beleggingsbeleid weegt het bestuur zorgvuldig de voordelen (meer zekerheid) en nadelen (minder rendement) van meer of minder duration matching af ten opzichte van alternatieve strategieën. Sinds september 2012 moeten de verplichtingen worden gewaardeerd tegen de Ultimate Forward Rate (UFR). De invoering van de UFR heeft de rentegevoeligheid van de verplichtingen met circa 20% verlaagd. Het bestuur heeft echter besloten om, vanwege de lage rentegevoeligheid van het fonds, geen wijzigingen in het beleid door te voeren.
Aandelen- en onroerend goed risicoDit is voornamelijk het koersrisico bij de beleggingen in de verschillende onroerend goed- en aandelenmarkten. Door dit risico te lopen wordt op de lange termijn naar verwachting een extra rendement gehaald dat het pensioenfonds gebruikt om aan haar doelstellingen te voldoen. Dit risico wordt beheerst doordat in de uitvoering wordt gezorgd voor een goede selectie van aandelen en spreiding over regio’s en sectoren.
Inflatierisico Het risico dat inflatie de waarde van de beleggingen aantast (in termen van koopkracht).
Tegenpartij-/kredietrisicoHet risico dat de tegenpartij niet (meer) aan zijn verplichtingen kan voldoen, bijvoorbeeld door liquiditeits- of solvabiliteits-problemen. Om dit risico te beheersen worden de tegenpartijen nauwgezet geselecteerd. Daarnaast worden transacties over meerdere aanbieders gespreid en wordt in sommige gevallen onderpand vereist.
38
LiquiditeitsrisicoHet risico dat een belegging niet tijdig tegen een redelijke prijs kan worden geliquideerd. Ook dit risico wordt beheerst doordat het fonds de beleggingsportefeuille op zo’n manier opzet dat het naar verwachting aan de liquiditeitsbehoefte van het pensioenfonds kan voldoen. Daarom is bijvoorbeeld een groot deel van de portefeuille belegd in effecten die worden verhandeld op openbare gereguleerde markten. Ook zijn eisen gesteld aan de minimale marktkapitalisatie van effecten.
ValutarisicoHet risico dat wisselkoersschommelingen de waarde van een belegging beïnvloeden. Dit risico is voor het pensioenfonds beperkt. Het grootste gedeelte van de beleggingsportefeuille is namelijk belegd in euro’s genoteerde waarden.
Operationele risico’sHet pensioenfonds beheerst operationele risico’s zoveel mogelijk door eisen te stellen aan haar dienstverleners. Daarbij kan worden gedacht aan regels voor procuratie, functiescheiding, Chinese walls enzovoort.
3.9.3 Actuariële risico’s
Door toepassing van de prognosetafels AG 2012-2062 met adequate correcties voor ervaringssterfte wordt rekening gehouden met in de toekomst verwachte verbetering van de overlevingskansen (langleven risico). Overige relevante actuariële risico’s waar rekening mee wordt gehouden zijn het overlijdensrisico (kortleven risico) en het arbeidsongeschiktheidsrisico.
Het beleid van het fonds is om niet te herverzekeren.
3.10 Toekomstparagraaf
Bestuur onderzoekt mogelijkheid tot liquidatieIn 2014 verricht het fonds de laatste prepensioenuitkeringen aan deelnemers geboren voor 1950. Het bestuur is voornemens om het komende jaar de mogelijkheid tot liquidatie van de stichting nader te onderzoeken.
39
4 Uitvoering van de pensioenregeling
40
4.1 Inleiding
Dit hoofdstuk geeft een overzicht van de belangrijkste kenmerken van de pensioenregeling van het fonds. Daarnaast komen de wijzigingen in statuten en reglementen die in 2013 zijn doorgevoerd aan de orde.
4.2 De pensioenregeling
PensioensysteemHet pensioensysteem is een zogenaamde middelloonregeling. De pensioenuitkering is gebaseerd op het salaris dat gemiddeld verdiend wordt.
ToetredingsleeftijdEen werknemer die in dienst is bij een werkgever die is aangesloten bij het pensioenfonds, neemt verplicht deel aan de pensioenregeling. De deelname gaat in op de eerste dag van de maand waarin de werknemer 20 jaar wordt. Het fonds is een gesloten fonds, er treden geen nieuwe deelnemers meer toe.
PensioenleeftijdDe normale prepensioenleeftijd is 62 jaar; het is mogelijk de ingangsdatum van het prepensioen te vervroegen tot op zijn vroegst 58 jaar.
PensioengrondslagAls pensioengrondslag geldt het pensioengevend loon.
Opbouwpercentage prepensioenElk jaar wordt 2% van de pensioengrondslag opgebouwd aan prepensioen.
Premie2011 was het laatste jaar waarin er premie is geheven voor het pensioenfonds. Vanaf 2012 wordt de financiële positie van het fonds geleidelijk afgebouwd omdat er tegenover de uitkeringen geen inkomsten uit premie staan.
4.3 Wijzigingen statuten en reglementen
Het uitvoeringsreglement, de statuten en het pensioenreglement zijn aangepast in 2013.
4.3.1 Statuten
Op 28 oktober 2013 zijn de statuten voor het laatst bekrachtigd in een notariële akte. Daarmee zijn de in 2012 doorgevoerde wijzigingen bekrachtigd in de statuten. In 2013 zijn er geen verdere wijzigingen in de statuten aangebracht.
4.3.2 Pensioenreglement
Het pensioenreglement is in 2013 als volgt gewijzigd.
Flexibiliserings- en afkoopfactorenIn het pensioenreglement zijn nieuwe flexibiliserings- en afkoopfactoren opgenomen. Aanleiding voor de wijziging waren de nieuwe prognosetafels 2012 - 2062 van het AG.
Strijdigheid met artikel 5 PwBij het themaonderzoek van DNB naar naleving van artikel 5 van de Pensioenwet heeft het fonds een kleine strijdigheid ontdekt. Dit is aangepast zodat het reglement voldoet aan artikel 5 van de Pensioenwet.
4.3.3 Uitvoeringsreglement
Het uitvoeringsreglement van het fonds is in 2013 gewijzigd. In het uitvoeringsreglement is het artikel geschrapt waarin was vastgelegd dat er rente wordt verrekend tussen het eind van het betreffende kalenderjaar en de datum van de eindafrekening.
41
4.4 Slotopmerkingen
Hierna is het verslag opgenomen van het verantwoordingsorgaan en de deelnemersraad. Na deze rapportages volgt de jaarrekening waarin de financiële gegevens over het boekjaar 2013 staan vermeld.
Tot slot danken wij iedereen die in het verslagjaar heeft bijgedragen aan het goed functioneren van de stichting.
De Meern, 19 juni 2014Stichting Prepensionering Vleeswaren- en Gemaksvoedingindustrie
De heer J.M. van Beek De heer J.E. Klijn Werkgeversvoorzitter Werknemersvoorzitter
42
43
5 Visitatiecommissie
44
Het bestuur van de Stichting Prepensionering Vleeswaren- en Gemaksvoedingindustrie. heeft in het kader van intern toezicht in het 2013 een visitatie laten uitvoeren door de samenwerkende bureaus Basis & Beleid Organisatieadviseurs B.V. en PMA Consult. De visitatiecommissie bestaat uit Jaco Buiter, Antoinetta Eikenboom en Jet Thole.
De principes voor goed pensioenfondsbestuur, zoals geformuleerd door de Stichting van de Arbeid, vormen het uitgangspunt voor het werk van de visitatiecommissie. Volgens deze principes dient de visitatiecommissie zich een oordeel te vormen over het functioneren van (het bestuur van) het prepensioenfonds vanuit de volgende aspecten: • de beleids- en bestuursprocedures en –processen, • de checks en balances binnen het fonds, • de wijze waarop het fonds wordt aangestuurd, • de wijze waarop door het bestuur wordt omgegaan met de risico’s op de langere termijn.
Het bestuur heeft gekozen voor een visitatietraject waarbij op basis van documenten een analyse in de breedte is gedaan. Daarnaast is een aantal visitatiegesprekken gevoerd ter verdieping en aanvulling op de documentenanalyse. De bevindingen, conclusies en aanbevelingen van de visitatiecommissie zijn neergelegd in een rapport en besproken met het bestuur.
Hoofdlijnen van het visitatierapport • Het bestuur heeft een structuur met een dagelijks bestuur en een aantal commissies. De taken en bevoegdheden van deze
commissies liggen niet vast. De visitatiecommissie adviseert het bestuur hiertoe reglementen op te stellen en waar van toepassing ook de mandatering(en) vast te leggen. Daarnaast adviseert de visitatiecommissie om te streven naar een betere spreiding van alle bestuursleden over de commissies. Het bestuur gaat op planmatige wijze om met deskundigheidsbevordering en voert periodiek een zelfevaluatie uit.
• Het bestuur werkt in goede harmonie samen. In de verslaglegging van vergaderingen zou beter kunnen worden aangeven op basis van welke argumenten een besluit is genomen. Ook dient het bestuur alert te zijn op vermenging van de besluitvorming voor de pensioenfondsen PPVGI en VLEP.
• De deelnemersraad en het verantwoordingsorgaan beschikken over goede faciliteiten om hun rol in te kunnen vullen. Wel kan de deelnemersraad, bijvoorbeeld door het formuleren van een eigen agenda, nog een slag maken om daadwerkelijk een volwaardige gesprekspartner voor het bestuur te zijn. Het is positief dat leden van de deelnemersraad deel uitmaken van de communicatiecommissie.
• Het bestuur maakt voor de uitvoering en advisering voor het bestuur gebruik van externe partijen, waarbij relatief veel van deze zaken bij één partij zijn belegd. De visitatiecommissie wijst het bestuur op het aantal adviseurs, het mogelijke risico van afhankelijkheid en de kosten die aan inschakelen van deze adviseurs en partijen zijn verbonden. De visitatiecommissie adviseert het bestuur om kritisch te kijken naar de inrichting van de verschillende vormen van advisering. Daarnaast ontbreekt een algemeen uitbestedingsbeleid en zijn geen objectieve criteria vastgelegd op basis waarvan de verschillende dienstverleners worden beoordeeld.
• Er is in 2011 met een uitgebreide risicoanalyse een goede basis gelegd voor het risicomanagement. Recentelijk heeft het bestuur het risicomanagement en de follow up van de risicoanalyse bij de auditcommissie neergelegd. Het verdient aanbeveling om deze commissie in de bestuursvergaderingen terugkoppeling te laten geven over de nadere invulling van het risicomanagement.
5.1 Reactie bestuur
In de vergadering van 26 september 2013 is het rapport van de visitatiecommissie besproken. Het bestuur heeft zich positief uitgesproken over het rapport en heeft de aanbevelingen opgenomen op de agenda van het bestuur. Het bestuur dankt de visitatiecommissie voor haar inzet en haar waardevolle bevindingen, conclusies en aanbevelingen.
5.2 Reactie verantwoordingsorgaan
Het verantwoordingsorgaan heeft kennis genomen van het oordeel van de visitatiecommissie. Het verantwoordingsorgaan heeft geconstateerd dat het bestuur van het fonds zich de aanbevelingen van de visitatiecommissie ter harte heeft genomen. Het verantwoordingsorgaan is van mening dat het bestuur van het fonds hiermee haar verantwoordelijkheid neemt.
45
6 Verantwoordingsorgaan
46
6.1 Oordeel 2013
6.1.1 Algemeen
Op basis van de Principes voor goed pensioenfondsbestuur (Pension Fund Governance) van de Stichting van de Arbeid heeft het bestuur de werkwijze van het verantwoordingsorgaan in een reglement vastgelegd. Er zijn afspraken gemaakt over welke informatie het verantwoordingsorgaan ontvangt, de frequentie van het overleg met het bestuur en de te behandelen onderwerpen.
Het bestuur legt verantwoording af aan het verantwoordingsorgaan over het beleid en de wijze waarop het is uitgevoerd. Tevens legt het bestuur verantwoording af over de naleving van de principes voor goed pensioenfondsbestuur zoals vastgesteld door de Stichting van de Arbeid op 16 december 2005.
Het verantwoordingsorgaan heeft de bevoegdheid een oordeel te geven over het handelen van het bestuur, over het door het bestuur uitgevoerde beleid, alsmede over beleidskeuzes voor de toekomst. Het verantwoordingsorgaan legt zijn oordeel ten minste één maal per jaar schriftelijk vast. Dit oordeel wordt, samen met de reactie van het bestuur daarop, opgenomen in het jaarverslag.
Het bestuur is verplicht het advies van het verantwoordingsorgaan te vragen alvorens een besluit te nemen op de hiernavolgende onderwerpen: • Het wijzigen van het beleid ten aanzien van het verantwoordingsorgaan; • De vorm, inrichting en samenstelling van het interne toezicht; • Het vaststellen en wijzigen van een interne klachten- en geschillenprocedure; • Het vaststellen en wijzigen van het communicatie- en voorlichtingsbeleid.
Het verantwoordingsorgaan heeft in het kader van haar taakuitoefening kennis genomen van het jaarverslag en de jaarrekening 2013, de statuten en reglementen, de ABTN en van de notulen van de bestuursvergaderingen van het fonds van 2013.
Het verantwoordingsorgaan heeft geen gebruik gemaakt van haar recht op overleg met de externe actuaris en externe accountant. Het verantwoordingsorgaan heeft wel een deskundige uitgenodigd voor de beoordeling van de jaarrekening 2013.
6.1.2 Bevindingen ten aanzien van het gevoerde beleid in 2013
Wetgeving en reglementenHet bestuur houdt zich op een correcte wijze aan de geldende wet- en regelgeving, de reglementen en de statuten van het pensioenfonds. Het verantwoordingsorgaan heeft ten aanzien van de doorvoering van wijzigingen in reglementen en het beleid van het fonds geen opmerkingen of bevindingen.
Premiebeleid en financiële positie van het fondsHet verantwoordingsorgaan is van mening dat het bestuur ervoor heeft gezorgd dat door risicospreiding de schade van de financiële crisis binnen de perken is gebleven. Het jaar 2011 was het laatste jaar waarin er premie is geheven voor het pensioenfonds. Vanaf 2012 wordt de financiële positie van het fonds geleidelijk afgebouwd omdat er tegenover de uitkeringen geen inkomsten uit premie staan. Het verantwoordingsorgaan adviseert het bestuur de financiële positie te blijven monitoren.
ToeslagbeleidPer 1 januari 2014 zijn toeslagen toegekend conform het vastgestelde beleid. Het verantwoordingsorgaan is van mening dat het bestuur hier zorgvuldig mee omgaat.
Goed PensioenfondsbestuurHet verantwoordingsorgaan is van mening dat het bestuur zich goed heeft ingespannen om de principes van goed pensioenfondsbestuur uit te voeren. Het bestuur vindt deskundigheid een belangrijk onderwerp en houdt zichzelf scherp door opleidingen te volgen. In 2013 is een visitatie uitgevoerd. Het bestuur is hier zorgvuldig mee omgegaan en is gestart met het opvolgen van de aanbevelingen uit het rapport van de visitatiecommissie. Het verantwoordingsorgaan stelt vast dat het bestuur open en prettig met het verantwoordingsorgaan en de deelnemersraad communiceert en het verantwoordingsorgaan voorziet in alle benodigde of gewenste informatie, ondersteuning en opleidingen.
Ten aanzien van de overige principes heeft het verantwoordingsorgaan geen opmerkingen.
47
Wet Versterking Bestuur PensioenfondsenHet bestuur heeft gekozen voor het paritaire model. Het verantwoordingsorgaan is door het bestuur op zorgvuldige wijze betrokken bij het besluitvormingsproces en heeft positief geadviseerd ten aanzien van de gemaakte keuzes. Het verantwoordingsorgaan adviseert het bestuur voldoende aandacht te besteden aan de implementatie van het paritaire bestuursmodel.
Het verantwoordingsorgaan realiseert zich dat haar huidige rol op 30 juni 2014 ophoudt te bestaan. Met ingang van 1 juli 2014 wordt een nieuw verantwoordingsorgaan aangesteld conform de vereisten van de Wet Versterking Bestuur Pensioenfondsen.
CommunicatiebeleidHet bestuur communiceert op heldere en open wijze met de gepensioneerden, werkgevers en gewezen deelnemers. Het verantwoordingsorgaan is positief ten aanzien van het beleid van het fonds om in eenvoudige taal te communiceren. De website wordt goed ingezet als centraal medium om te communiceren
BeleggingsbeleidHet verantwoordingsorgaan is van mening dat het gekozen en uitgevoerde beleggingsbeleid de risico’s heeft beperkt, maar niet volledig heeft uitgesloten. Risico’s worden op verantwoorde wijze gespreid en het bestuur zet de nodige deskundigheid in op het gebied van beleggingen. Het verantwoordingsorgaan adviseert het bestuur om het beleggingsbeleid voldoende aandacht te schenken vanwege de korte beleggingshorizon van het fonds.
RisicobeleidHet verantwoordingsorgaan constateert dat het bestuur onderzoek heeft gedaan naar en beleid heeft geformuleerd ten aanzien van de risico’s waar het pensioenfonds nu en in de toekomst mee te maken kan krijgen. Het verantwoordingsorgaan heeft kennis genomen van het feit dat het bestuur in 2013 opnieuw een workshop heeft gevolgd in het kader van het risicomanagement en het risicomanagement ook in 2014 op de agenda heeft staan.
Toekomst van het fondsHet bestuur is voornemens om het komende jaar de mogelijkheid tot liquidatie van de stichting nader te onderzoeken. Het verantwoordingsorgaan is van mening dat dit, gelet op de afnemende omvang van het fonds, een verstandige zet is. Het verantwoordingsorgaan adviseert het bestuur om hierbij zorgvuldig te werk te gaan en de belangen van alle betrokken partijen evenwichtig te behartigen.
6.1.3 Oordeel
Op grond van het voorgaande komt het verantwoordingsorgaan tot het volgende oordeel.Het verantwoordingsorgaan van Stichting Prepensionering Vleeswaren- en Gemaksvoedingindustrie is van oordeel dat: • Het bestuur afdoende informatie aan het verantwoordingsorgaan heeft verstrekt om zich een oordeel te vormen; • Het handelen van het bestuur in 2013 in overeenstemming is geweest met de statuten en reglementen; • Het bestuur in 2013 een consistent beleid heeft gevoerd, waarbij de belangen van alle betrokkenen afgewogen en geborgd zijn; • Het bestuur op basis van de in 2013 beschikbare informatie, logische beleidskeuzes voor de toekomst heeft gemaakt.
6.1.4 Aanbevelingen
Het verantwoordingsorgaan heeft de volgende aanbevelingen aan het bestuur: • Het beleggingsbeleid, gezien de relatief korte horizon van het fonds, verdient de aandacht; • De financiële positie van het fonds goed blijven monitoren; • Voldoende aandacht besteden aan de implementatie van het paritaire bestuursmodel; • Aandacht besteden aan de aanbevelingen van de visitatiecommissie, de accountant en de certificerend actuaris; • Zorgvuldig onderzoek doen naar de mogelijkheid tot liquidatie waarbij alle belangen zorgvuldig worden afgewogen.
De Meern, 22 mei 2014Namens het verantwoordingsorgaan van de Stichting Prepensionering Vleeswaren- en Gemaksvoedingindustrie
De heer F. van Diepen De heer P. Peters
48
6.2 Reactie bestuur
Aangezien het verantwoordingsorgaan van oordeel is dat het handelen van het bestuur in 2013 in overeenstemming is geweest met de statuten en reglementen, het bestuur in 2013 een consistent beleid heeft gevoerd, waarbij de belangen van alle betrokkenen afgewogen en geborgd zijn, en het bestuur gedegen en logische beleidskeuzes voor de toekomst heeft gemaakt, heeft het bestuur geen opmerkingen over het oordeel.
Het bestuur bedankt het verantwoordingsorgaan voor zijn aandacht en aanbevelingen. Het bestuur heeft alle aanbevelingen van het verantwoordingsorgaan overgenomen.
De Meern, 19 juni 2014Stichting Prepensionering Vleeswaren- en Gemaksvoedingindustrie
De heer J.M. van Beek De heer J.E. Klijn Werkgeversvoorzitter Werknemersvoorzitter
49
7 Deelnemersraad
50
De deelnemersraad is in 2013 intensief betrokken geweest bij de besluitvorming en advisering over een groot aantal onderwerpen. De uitvoeringsorganisatie zijn bij alle vergaderingen van de deelnemersraad aanwezig geweest om de adviesaanvragen toe te lichten en te rapporteren over de uitvoering van de pensioenregeling. Een afvaardiging van het bestuur heeft de deelnemersraad na afloop van de bestuursvergadering geïnformeerd over de genomen besluiten.
In dit hoofdstuk wordt verslag gedaan van de onderwerpen waarover de deelnemersraad het bestuur in 2013 heeft geadviseerd.
7.1 Ontwikkelingen en adviezen
7.1.1 Vergaderingen
De deelnemersraad bestaat uit 5 werknemers en 1 gepensioneerde.
De deelnemersraad adviseert het bestuur desgevraagd of uit eigen beweging over aangelegenheden die het fonds betreffen. De deelnemersraad adviseert in ieder geval over elk voorgenomen besluit van het bestuur tot bijvoorbeeld statuten- en reglementswijzigingen, vaststelling jaarverslag, vaststelling actuariële en bedrijfstechnische nota (ABTN), het toeslagbeleid en het verlenen van de jaarlijkse toeslagen.
Naast het adviesrecht heeft de deelnemersraad in bepaalde omstandigheden beroepsrecht, bijvoorbeeld wanneer het bestuur een advies van de deelnemersraad niet opvolgt.
De deelnemersraad heeft in 2013 vijf keer vergaderd, daarnaast heeft de deelnemersraad vijf keer samen met de voorzitters van het bestuur vergaderd.
In 2013 heeft de deelnemersraad met verdriet afscheid moeten nemen van haar voorzitter, de heer J.J.M. Kuipers. De heer J.J.M. Kuipers is in oktober 2013 op 54-jarige leeftijd overleden. De heer J.J.M. Kuipers was tevens lid van de communicatiecommissie en het verantwoordingsorgaan.
De heer Sevenstern is benoemd als nieuwe voorzitter van de deelnemersraad.
7.1.2 Adviezen
De deelnemersraad heeft het bestuur onder andere geadviseerd met betrekking tot de volgende onderwerpen: • Het jaarverslag 2012; • Wijzigingen in de statuten; • Wijzigingen in het pensioenreglement; • De toeslagen per 1 januari 2014; • Wet Versterking Bestuur Pensioenfondsen; • De ABTN.
In alle gevallen is de deelnemersraad overgegaan tot het geven van een positief advies aan het bestuur.
Naast de advisering heeft de deelnemersraad zich over diverse actuele onderwerpen laten informeren. De deelnemersraad heeft veel informatie ontvangen over de onderwerpen waarover de werkgroep zich in 2013 heeft gebogen.
7.1.3 Statuten en reglementen
De statuten van het fonds zijn in 2013 niet gewijzigd.
In 2013 is een aantal wijzigingen in de reglementen doorgevoerd. De deelnemersraad heeft in 2013 geadviseerd om de volgende voorgestelde wijzigingen vast te stellen: • Flexibiliserings- en afkoopfactoren; • Strijdigheid met artikel 5 Pw.
In het uitvoeringsreglement is een aantal wijzigingen doorgevoerd. De deelnemersraad heeft ingestemd met de wijziging inzake rente op facturen.
51
7.1.4 ABTN
De Actuariële en bedrijfstechnische nota van een pensioenfonds beschrijft de financiële opzet van het pensioenfonds en de grondslagen waarop deze financiële opzet berust. Als bijlage bij de ABTN is het crisisplan opgenomen. In 2013 heeft de deelnemersraad het bestuur positief geadviseerd over wijzigingen gericht op het actualiseren van de ABTN.
7.1.5 Toeslag
Het pensioenfonds streeft er naar de ingegane pensioenen en de premievrije pensioenrechten (gewezen deelnemers) jaarlijks aan te passen aan de ontwikkeling van de afgeleide CBS-consumentenprijsindex. Eind 2013 waren er voldoende financiële middelen aanwezig om de pensioenrechten en de pensioenaanspraken te verhogen per 1 januari 2013. De deelnemersraad heeft positief geadviseerd ten aanzien van de toeslag van 0,9%.
7.1.6 Goed pensioenfondsbestuur
In 2013 heeft het pensioenfonds aandacht besteed aan deskundigheidsbevordering. De deelnemersraad heeft met instemming kennis genomen van het feit dat de bestuursleden specifieke pensioenopleidingen gevolgd hebben op basis van het opleidingsplan. Er zijn geregeld bestuurleden aanwezig bij themabijeenkomsten van de Pensioenfederatie, DNB, de Autoriteit Financiële Markten (AFM) en andere partijen zoals Robeco en Syntrus Achmea.
7.1.7 Overige onderwerpen
Zonder uitputtend te zijn heeft het bestuur de deelnemersraad in 2013 verder nog geïnformeerd over de volgende onderwerpen waarvan de deelnemersraad met instemming heeft kennisgenomen: • De normportefeuille van het pensioenfonds; • Wet Versterking Bestuur Pensioenfondsen.
De deelnemersraad realiseert zich dat, als gevolg van de wet Versterking Bestuur Pensioenfondsen, de deelnemersraad wordt opgeheven per 30 juni 2014. Tot en met dat moment zet de deelnemersraad zich onverminderd in voor het belang van de deelnemers van het fonds.
7.2 Bevindingen ten aanzien van het jaarverslag en de jaarrekening 2013
De deelnemersraad is van mening dat het jaarverslag een volledig en correct beeld over het fonds in 2013 geeft.
7.2.1 Advies
De deelnemersraad adviseert positief aan het bestuur ten aanzien van de vaststelling van het jaarverslag 2013.Aanvullend is de deelnemersraad van mening dat het bestuur in 2013 het fonds op goede wijze heeft geleid en beheerd. De deelnemersraad adviseert het beleid te continueren.
Geadviseerd wordt de ontwikkelingen in de financiële wereld nauwgezet te blijven volgen en daarop waar mogelijk te anticiperen.
De deelnemersraad bedankt het bestuur voor de constructieve en transparante manier van samenwerking.
De Meern, 22 mei 2014
De heer R.C.J. SevensternVoorzitter
52
53
8 Jaarrekening
54
In dit hoofdstuk presenteert het bestuur van de Stichting Prepensionering Vleeswaren- en Gemaksvoedingindustrie statutair gevestigd te ‘s-Gravenhage de jaarrekening over boekjaar 2013 eindigend op 31 december 2013. In hoofdstuk 9 Overige gegevens volgen de verklaringen van de certificerend actuaris en van de accountant van het pensioenfonds. De in dit hoofdstuk vermelde bedragen zijn in duizenden euro’s, tenzij anders is aangegeven.
8.1 Balans per 31 december
(Na voorgestelde bestemming van het saldo van baten en lasten)
Toelichting*) 2013 2012
(x € 1.000) EUR EUR
Activa
Vastgoedbeleggingen 574 1.108
Aandelen 7.391 7.448
Vastrentende waarden 27.756 34.342
Beleggingen voor risico fonds 8.5.1 35.721 42.898
Vorderingen en overlopende activa 8.5.2 26 212
Overige activa 8.5.3 564 569
36.311 43.679
PassivaStichtingskapitaal en reserves 8.5.4 21.712 20.717
Technische voorzieningen 8.5.5 14.142 21.250
Overige schulden en overlopende passiva 8.5.6 457 1.712
36.311 43.679
*) De nummering verwijst naar de toelichting
Dekkingsgraad op basis van FTK (in %) 8.5.4 % %
Nominaal 253,5 197,5
55
8.2 Staat van baten en lasten
Toelichting 2013 2012
(x € 1.000) EUR EUR
Baten
Premiebijdragen (van werkgevers en werknemers) 8.6.1 -137 230
Beleggingsresultaten risico fonds 8.6.2 1.274 4.943
Overige baten 8.6.3 12 2
1.149 5.175
LastenPensioenuitkeringen 8.6.4 6.602 10.388
Pensioenuitvoeringskosten 8.6.5 460 482
Mutatie technische voorzieningen:
· Pensioenopbouw 8.6.6 -14 900
· Indexering en overige toeslagen 8.6.7 83 271
· Rentetoevoeging 8.6.8 62 363
· Onttrekking voor pensioenuitkeringen en pensioenuitvoeringskosten 8.6.9 -6.594 -10.345
· Wijziging marktrente 8.6.10 -279 1.123
· Wijziging overige actuariële uitgangspunten 8.6.11 - -18
· Overige mutatie voorziening pensioenverplichtingen 8.6.12 -366 -232
-7.108 -7.938
Overige lasten 8.6.13 200 1.504
154 4.436
Saldo van baten en lasten 995 739
56
Samenvatting van de actuariële analyse
2013 2012
(x € 1.000) EUR EUR
Premieresultaat -452 -968
Interestresultaat 1.491 3.459
Overig resultaat -44 -1.752
Saldo van baten en lasten 995 739
Bestemming van het saldo van baten en lasten
2013 2012
(x € 1.000) EUR EUR
Algemene reserve 1.748 -1.189
Bestemmingsreserve uitvoeringskosten -753 1.928
Saldo van baten en lasten 995 739
8.3 Kasstroomoverzicht
2013 2012
(x € 1.000) EUR EUR
Kasstroom uit pensioenactiviteiten
Ontvangen premies 62 281
Betaalde pensioenuitkeringen -6.690 -10.481
Betaalde pensioenuitvoeringskosten -1.829 -686
Totaal kasstroom uit pensioenactiviteiten -8.457 -10.886
Kasstroom uit beleggingsactiviteiten
Verkopen en aflossingen van beleggingen 41.193 83.156
Ontvangen directe beleggingsopbrengsten 1.122 1.766
Aankopen beleggingen -34.587 -74.375
Betaalde kosten van vermogensbeheer -55 -43
Totaal kasstroom uit beleggingsactiviteiten 7.673 10.504
Mutatie liquide middelen -784 -382
Stand liquide middelen per 1 januari 1.441 1.823
Stand liquide middelen per 31 december *) 657 1.441
*) De liquide middelen zijn als volgt opgebouwd: - deel opgenomen onder de Beleggingen voor risico fonds 93 872
- overige liquide middelen (opgenomen onder de Overige activa) 564 569
657 1.441
57
8.4 Algemene toelichting
8.4.1 Inleiding
Het doel van Stichting Prepensionering vleeswaren- en gemaksvoedingindustrie, statutair gevestigd te ’s-Gravenhage (hierna “het fonds”) is het doen van prepensioenuitkeringen aan werknemers in de Vleeswarenindustrie, de Gemaksvoedingindustrie en de Pluimveeverwerkende industrie die daar volgens het pensioenreglement aanspraak op kunnen maken.
8.4.2 Overeenstemmingsverklaring
De Jaarrekening is opgesteld in overeenstemming met de wettelijke bepalingen zoals deze zijn opgenomen in Titel 9 Boek 2 BW en met inachtneming van de Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving. De bedragen opgenomen in de jaarrekening zijn vermeld in duizenden euro’s, tenzij anders is aangegeven.
Het bestuur heeft op 5 juni 2014 de jaarrekening opgemaakt.
8.4.3 Algemene grondslagen
Opname van een actief of een verplichtingEen actief wordt in de balans opgenomen wanneer het waarschijnlijk is dat de toekomstige economische voordelen naar het pensioenfonds zullen toevloeien en de waarde daarvan betrouwbaar kan worden vastgesteld. Een verplichting wordt in de balans opgenomen wanneer het waarschijnlijk is dat de afwikkeling daarvan gepaard zal gaan met een uitstroom van middelen en de omvang van het bedrag daarvan betrouwbaar kan worden vastgesteld.
Verantwoording van baten en lastenBaten worden in de staat van baten en lasten opgenomen wanneer een vermeerdering van het economisch potentieel, samenhangend met een vermeerdering van een actief of een vermindering van een verplichting, heeft plaatsgevonden, waarvan de omvang betrouwbaar kan worden vastgesteld. Lasten worden verwerkt wanneer een vermindering van het economisch potentieel, samenhangend met een vermindering van een actief of een vermeerdering van een verplichting, heeft plaatsgevonden, waarvan de omvang betrouwbaar kan worden vastgesteld.
Indien een transactie ertoe leidt dat nagenoeg alle of alle toekomstige economische voordelen en alle of nagenoeg alle risico’s met betrekking tot een actief of een verplichting aan een derde zijn overgedragen, wordt het actief of de verplichting niet langer in de balans opgenomen. Verder worden activa en verplichtingen niet meer in de balans opgenomen vanaf het tijdstip waarop niet meer wordt voldaan aan de voorwaarden van waarschijnlijkheid van de toekomstige economische voordelen en betrouwbaarheid van de bepaling van de waarde. Dit betekent dat transacties worden verwerkt op handelsdatum en niet op afwikkelingsdatum. Als gevolg hiervan kan sprake zijn van een post “nog af te wikkelen transacties”. Deze post kan zowel een actief als een passief zijn.
Saldering van een actief en een verplichtingEen financieel actief en een financiële verplichting worden gesaldeerd als nettobedrag in de balans opgenomen indien sprake is van een wettelijke of contractuele bevoegdheid om het actief en de verplichting gesaldeerd en gelijktijdig af te wikkelen en bovendien de intentie bestaat om de posten op deze wijze af te wikkelen. De met de gesaldeerd opgenomen financiële activa en financiële verplichtingen samenhangende rentebaten en rentelasten worden eveneens gesaldeerd opgenomen.
Schattingen en veronderstellingenDe opstelling van de jaarrekening in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 BW vereist dat het bestuur oordelen vormt en schattingen en veronderstellingen maakt die van invloed zijn op de toepassing van grondslagen en de gerapporteerde waarde van activa en verplichtingen, en van baten en lasten.De schattingen en onderliggende veronderstellingen worden voortdurend beoordeeld. Herzieningen van schattingen worden opgenomen in de periode waarin de schatting wordt herzien, en in toekomstige perioden waarvoor de herziening gevolgen heeft.
Verwerking van waardeveranderingen van beleggingenEr wordt onderscheid gemaakt tussen gerealiseerde en ongerealiseerde waardeveranderingen van beleggingen. Alle waardeveranderingen van beleggingen, inclusief transactiekosten, provisies, valutakoersverschillen e.d., worden als beleggingsopbrengsten in de staat van baten en lasten opgenomen.
58
Vreemde valutaActiva en verplichtingen in vreemde valuta worden omgerekend naar euro’s tegen de koers per balansdatum. Deze waardering is onderdeel van de waardering tegen reële waarde. Baten en lasten voortvloeiende uit transacties in vreemde valuta’s worden omgerekend tegen de koers per transactiedatum. Alle valutakoersverschillen zijn verwerkt in de staat van baten en lasten.
31 december 2013 gemiddeld 2013 31 december 2012 gemiddeld 2012
EUR EUR EUR EUR
CHF 1,23 1,23 1,21 1,21
DKK 7,46 7,46 7,46 7,45
GBP 0,83 0,85 0,81 0,82
JPY 144,83 129,67 114,00 110,63
NOK 8,36 7,81 7,34 7,54
SEK 8,85 8,65 8,58 8,78
USD 1,38 1,33 1,32 1,31
8.4.4 Specifieke grondslagen
BeleggingenAlgemeenDe beleggingen worden gewaardeerd op reële waarde. Participaties in beleggingspools en -instellingen die gespecialiseerd zijn in een bepaald soort beleggingen worden gerubriceerd en gewaardeerd volgens de grondslagen voor die onderliggende beleggingen (look-through benadering).
Vorderingen en schulden uit beleggingen welke samenhangen met een specifieke beleggingscategorie worden onder beleggingsdebiteuren dan wel -crediteuren opgenomen in de betreffende beleggingscategorie.
VastgoedbeleggingenBeursgenoteerde vastgoedfondsen worden gewaardeerd tegen de reële waarde, zijnde de beurskoers per balansdatum. Niet-beursgenoteerde beleggingen in vastgoedfondsen worden gewaardeerd op het aandeel in de reële waarde van de onderliggende beleggingen. Indien de waarderingsgrondslagen van vastgoedfondsen afwijken van de waarderingsgrondslagen van het pensioenfonds, wordt de waardering zo mogelijk aangepast aan de waarderingsgrondslagen van het pensioenfonds.
AandelenBeursgenoteerde aandelen en participaties in beursgenoteerde beleggingsinstellingen zijn gewaardeerd op reële waarde. De reële waarde is de beursnotering per balansdatum. De reële waarde van niet beursgenoteerde participaties is bepaald op basis van de laatst bekende intrinsieke waarde. Dit is het aandeel in het zichtbare eigen vermogen.
Vastrentende waarden Beursgenoteerde vastrentende waarden en participaties in beursgenoteerde beleggingsinstellingen zijn gewaardeerd op reële waarde. De reële waarde is de per balansdatum geldende beurskoers.Niet beursgenoteerde vastrentende waarden worden gewaardeerd tegen reële waarde. Deze waarde wordt bepaald door de te ontvangen kasstromen (rente, aflossingen en verwachte boeterente bij vervroegde aflossingen) contant te maken op basis van geldende marktrente, waarin opgenomen een opslag voor debiteurenrisico en liquiditeitsrisico. Deposito’s en vorderingen op banken worden gewaardeerd op verkrijgingsprijs.
Vorderingen en overlopende activaVorderingen en overlopende activa worden bij de eerste verwerking gewaardeerd op reële waarde. Na de eerste verwerking worden vorderingen gewaardeerd op geamortiseerde kostprijs (gelijk aan de nominale waarde indien geen sprake is van transactiekosten) onder aftrek van eventuele bijzondere waardeverminderingen, indien sprake is van oninbaarheid.
Overige activaOnder meer worden hieronder de liquide middelen opgenomen voor zover dit banktegoeden betreft welke onmiddellijk opeisbaar zijn. Liquide middelen worden gewaardeerd tegen nominale waarde. Zij worden onderscheiden van tegoeden in verband met beleggingstransacties. Liquide middelen uit hoofde van beleggingstransacties worden gepresenteerd onder de beleggingen.
59
Stichtingskapitaal en reservesAlgemeenStichtingskapitaal en reserves worden bepaald door het bedrag dat resteert nadat alle actiefposten en posten van het vreemd vermogen, inclusief de voorziening pensioenverplichtingen voor risico van het pensioenfonds en risico deelnemers en overige technische voorzieningen, volgens de van toepassing zijnde waarderingsgrondslagen in de balans zijn opgenomen.
In de toelichting wordt opgenomen het krachtens de Pensioenwet minimaal vereiste eigen vermogen volgens de in het Besluit Financieel ToetsingsKader (FTK) voorgeschreven berekeningsmethodiek als het surplusvermogen.De statutaire reserves en de overige wettelijke reserves die het pensioenfonds conform artikel 2:389 en artikel 2:390 BW vormt, blijken op grond van artikel 2:373 lid 1 BW afzonderlijk uit de toelichting bij balans.
Het fonds kent de volgende reserves: • Algemene reserve; • Bestemmingsreserve toekomstige uitvoeringskosten
Algemene reserveDe Algemene Reserve is bedoeld om alle niet-beleggingsrisico’s op te vangen. Dit betreft onder andere operationele risico’s, inflatierisico en actuariële risico’s. Deze algemene reserve wordt gevoed door het resultaat, nadat de beleggingsreserve op het juiste niveau is gebracht.
Bestemmingsreserve toekomstige uitvoeringskostenDe Bestemmingsreserve toekomstige uitvoeringskosten is bedoeld om toekomstige uitvoeringskosten uit te financieren. Tot en met 2011 werden de kosten grotendeels gefinancierd vanuit de premie. Vanaf 2012 is er geen premiebetaling meer en worden de kosten grotendeels gefinancierd uit deze reserve.
BeleggingsreserveDe Beleggingsreserve is bedoeld om koersdalingen in de beleggingsportefeuille op te kunnen vangen. Deze reserve is gelijk aan het vereist eigen vermogen uit de Pensioenwet, verminderd met het minimaal vereiste eigen vermogen. Het minimaal vereiste eigen vermogen is namelijk een onderdeel van de algemene reserve.
Technische voorziening
Voorziening pensioenverplichtingen voor risico fondsDe voorziening pensioenverplichtingen voor risico fonds wordt gewaardeerd op reële waarde. De reële waarde wordt bepaald op basis van de contante waarde van de beste inschatting van toekomstige kasstromen die samenhangen met de op balansdatum onvoorwaardelijke pensioenverplichtingen. Onvoorwaardelijke pensioenverplichtingen zijn de opgebouwde nominale aanspraken en de onvoorwaardelijke (toeslag)toezeggingen.
De contante waarde wordt bepaald met gebruikmaking van de door DNB gepubliceerde rentetermijnstructuur. Vanaf 2012 betreft dit de rentetermijnstructuur op basis van een driemaandsgemiddelde met toepassing van de Ultimate Forward Rate. Het hanteren van de UFR houdt in dat voor ver in de toekomst liggende verplichtingen (20 jaar tot 60 jaar) een aangepaste rentecurve (ultimo 2013 hogere rente) wordt gehanteerd. Voor verplichtingen korter dan 20 jaar geldt de rentetermijnstructuur op basis van een driemaandsgemiddelde.
Bij de berekening van de voorziening pensioenverplichtingen voor risico fonds is uitgegaan van het op de balansdatum geldende pensioenreglement en van de over de verstreken deelnemersjaren verworven aanspraken. Jaarlijks wordt door het bestuur besloten of de opgebouwde pensioenaanspraken worden geïndexeerd. Alle per balansdatum bestaande toeslagbesluiten (ook voor toeslagbesluiten na balansdatum voor zover sprake is van ex ante condities) zijn in de berekening begrepen.
Bij de bepaling van de actuariële uitgangspunten wordt uitgegaan van voor de toezichthouder acceptabele grondslagen, waarbij rekening wordt gehouden met de voorzienbare trend in overlevingskansen.
De berekeningen zijn uitgevoerd op basis van de volgende actuariële grondslagen en veronderstellingen per 31 december 2013: • Overlevingstafels: AG prognosetafels 2012-2062, waarbij de sterftekansen zijn vermenigvuldigd met een leeftijdsafhankelijke
factor die zijn gebaseerd op de ervaringssterfte van het pensioenfonds. • Kostenopslag ter grootte van 2% van de technische voorziening in verband met toekomstige administratie- en excassokosten. • Niet opgevraagd pensioen: Voor prepensioen vanaf de ingangsdatum dat nog niet is ingegaan omdat de deelnemer onvindbaar is
of niet reageert wordt de reservering de eerste drie jaar nadat de deelnemer de ingangsdatum heeft bereikt volledig in stand gehouden.
Overige schulden en overlopende passivaOverige schulden en overlopende passiva worden bij de eerste verwerking gewaardeerd op reële waarde. Na de eerste verwerking worden schulden gewaardeerd op geamortiseerde kostprijs (gelijk aan de nominale waarde indien geen sprake is van transactiekosten).
60
DekkingsgraadDe (nominale) dekkingsgraad van het pensioenfonds wordt berekend door op balansdatum het balanstotaal minus de kortlopende schulden te delen op de technische voorzieningen zoals opgenomen in de balans.Bij het berekenen van de reële dekkingsgraad van het pensioenfonds wordt ten behoeve van deze berekening de voorziening pensioenverplichtingen herrekend rekening houdend met de verwachte loon- en prijsinflatie.
8.4.5 Grondslagen voor de resultaatbepaling
AlgemeenBaten en lasten worden toegerekend aan het boekjaar waarop deze betrekking hebben. De in de staat van baten en lasten opgenomen posten zijn in belangrijke mate gerelateerd aan de in de balans gehanteerde waarderingsgrondslagen voor beleggingen en de voorzieningen pensioenverplichtingen. Zowel gerealiseerde als ongerealiseerde resultaten worden rechtstreeks verantwoord in het resultaat.
Premiebijdragen risico fondsOnder premiebijdragen van werkgevers en werknemers wordt verstaan de aan derden in rekening gebrachte c.q. te brengen bedragen voor de in het verslagjaar verzekerde pensioenen onder aftrek van kortingen. Premies zijn toegerekend aan de periode waarop ze betrekking hebben.
Beleggingsresultaten risico fonds(In)directe beleggingsresultaten zijn toegerekend aan de periode waarop ze betrekking hebben.
Indirecte beleggingsopbrengstenOnder de indirecte beleggingsopbrengsten worden verstaan de gerealiseerde en ongerealiseerde waardeveranderingen en valutaresultaten. In de jaarrekening wordt onderscheid gemaakt tussen gerealiseerde en ongerealiseerde waardeveranderingen van beleggingen. Alle waardeveranderingen van beleggingen, inclusief valutakoersverschillen, worden als indirecte beleggingsopbrengsten in de staat van baten en lasten opgenomen. Aankoopkosten zijn verwerkt in de reële waarde van de beleggingen. Verkoopkosten worden verantwoord als onderdeel van de gerealiseerde herwaarderingen.
Directe beleggingsopbrengstenOnder de directe beleggingsopbrengsten wordt in dit verband verstaan rentebaten en -lasten, dividenden, huuropbrengsten en soortgelijke opbrengsten.
Dividend wordt verantwoord op het moment van betaalbaarstelling.
Kosten van vermogensbeheerOnder kosten van vermogensbeheer worden de externe en de daaraan toegerekende interne kosten verstaan. Exploitatiekosten van onroerende zaken in exploitatie zijn in de kosten van vermogensbeheer opgenomen.
Verrekening van kostenMet de directe en indirecte beleggingsopbrengsten zijn verrekend de aan de opbrengsten gerelateerde transactiekosten, provisies, valutaverschillen e.d.
PensioenuitkeringenDe pensioenuitkeringen betreffen de aan deelnemers uitgekeerde bedragen inclusief afkopen. De pensioenuitkeringen zijn berekend op actuariële grondslagen en toegerekend aan het verslagjaar waarop zij betrekking hebben.
PensioenuitvoeringskostenDe pensioenuitvoeringskosten zijn toegerekend aan de periode waarop ze betrekking hebben.
Mutatie technische voorzieningen
PensioenopbouwDe pensioenopbouw is de contante waarde van de pensioenaanspraken die toegekend zijn in het boekjaar.
Rentetoevoeging technische voorzieningDe pensioenverplichtingen worden contant gemaakt tegen de nominale marktrente op basis van de door DNB gepubliceerde rentetermijnstructuur. De interesttoevoeging wordt tegen de rekenrente primo berekend over de beginstand en de mutaties gedurende het jaar.
61
Onttrekking uit technische voorziening voor pensioenuitkeringenVerwachte toekomstige pensioenuitkeringen worden vooraf actuarieel berekend en opgenomen in de technische voorziening. De onder dit hoofd opgenomen afname van de voorziening betreft het bedrag dat vrijkomt ten behoeve van de financiering van de pensioenen in de verslagperiode.
Wijziging marktrenteJaarlijks wordt per 31 december de reële waarde van de technische voorzieningen herrekend door toepassing van de actuele rentetermijnstructuur. Het effect van de verandering van de rentetermijnstructuur wordt verantwoord onder het hoofd wijziging marktrente.
Overige baten en lastenDe overige baten en lasten worden opgenomen voor de aan het verslagjaar toe te rekenen bedragen.
8.4.6 Grondslagen kasstroomoverzicht
Het kasstroomoverzicht is conform de directe methode opgesteld. Alle ontvangsten en uitgaven worden hierbij als zodanig gepresenteerd. Er wordt onderscheid gemaakt tussen kasstromen uit pensioenuitvoeringsactiviteiten en beleggingsactiviteiten.
62
8.5 Toelichting op de Balans
8.5.1 Beleggingen voor risico fonds
Overzicht totale waarde per beleggingscategorie
Vastgoed- Aandelen Vastrentende Totaal
Ultimo 2013 beleggingen waarden
(x € 1.000) EUR EUR EUR EUR
Belegde waarden in betreffendebeleggingscategorie 574 7.359 27.149 35.082
Beleggingsdebiteuren - 32 514 546
Liquide middelen - - 93 93
Stand per 31 december 2013 574 7.391 27.756 35.721
Vastgoed- Aandelen Vastrentende Totaal
Ultimo 2012 beleggingen waarden
(x € 1.000) EUR EUR EUR EUR
Belegde waarden in betreffendebeleggingscategorie 1.108 7.415 32.732 41.255
Beleggingsdebiteuren - 33 738 771
Liquide middelen - - 872 872
Stand per 31 december 2012 1.108 7.448 34.342 42.898
Verloopoverzicht van belegde waarden per beleggingscategorie
Vastgoed- Aandelen Vastrentende Totaal
Ultimo 2013 beleggingen waarden
(x € 1.000) EUR EUR EUR EUR
Stand per 1 januari 2013 1.108 7.415 32.732 41.255
Aankopen / verstrekkingen - 349 34.238 34.587
Verkopen / aflossingen -539 -1.676 -38.908 -41.123
Overige mutaties - 79 -150 -71
Gerealiseerde herwaardering 244 489 1.262 1.995
Ongerealiseerde herwaardering -239 703 -2.025 -1.561
Stand per 31 december 2013 574 7.359 27.149 35.082
Vastgoed- Aandelen Vastrentende Totaal
Ultimo 2012 beleggingen waarden
(x € 1.000) EUR EUR EUR EUR
Stand per 1 januari 2012 853 9.229 36.514 46.596
Aankopen / verstrekkingen - - 74.375 74.375
Verkopen / aflossingen - -3.052 -76.705 -79.757
Overige mutaties - 119 -3.518 -3.399
Gerealiseerde herwaardering - 54 897 951
Ongerealiseerde herwaardering 255 1.065 1.169 2.489
Stand per 31 december 2012 1.108 7.415 32.732 41.255
63
Reële waardeSchattingen en oordelenAfgezien van de beleggingsvorderingen en -schulden zijn de beleggingen van het pensioenfonds gewaardeerd tegen reële waarde per balansdatum. Het is over het algemeen mogelijk en gebruikelijk om de reële waarde binnen een aanvaardbare bandbreedte van schattingen vast te stellen. De boekwaarde van alle activa en de financiële verplichtingen op balansdatum benadert de reële waarde.
Voor de beleggingen van het pensioenfonds kan gebruik worden gemaakt van marktnoteringen. Op basis van de boekwaarde kan het volgende onderscheid worden gemaakt:
Marktnoteringen MarktnoteringenWaarderings-
modellen- Totaal
direct afgeleid en technieken(x € 1.000) EUR EUR EUR EUR
Actief per 31 december 2013
Vastgoedbeleggingen 574 - - 574
Aandelen - 7.359 - 7.359
Vastrentende waarden 21.365 5.784 - 27.149
21.939 13.143 - 35.082
Actief per 31 december 2012
Vastgoedbeleggingen 1.108 - - 1.108
Aandelen - 7.415 - 7.415
Vastrentende waarden 32.732 - - 32.732
33.840 7.415 - 41.255
Belegde waarden in vastgoed
2013 2012
(x € 1.000) EUR EUR
Indirect vastgoed 574 1.108
Stand per 31 december 574 1.108
Belegde waarden in aandelen
2013 2012
(x € 1.000) EUR EUR
Direct beursgenoteerde aandelen - 1.046
Indirect aandelenbeleggingsfondsen:
• Aandelenbeleggingsfondsen 7.359 6.369
Stand per 31 december 7.359 7.415
Er kunnen effecten worden uitgeleend waarvoor het fonds een leenvergoeding ontvangt. Ultimo 2013 zijn geen effecten uitgeleend. Per 31 december 2012 zijn stukken uitgeleend ter waarde van EUR 141. Om het risico van insolvabiliteit van de betreffende tegenpartij te beperken, is door de inlener een collateral afgegeven waarin een overwaarde is inbegrepen, ultimo 2012 bedroeg deze 5% Alle beleggingscategorieën behalve liquide middelen worden geaccepteerd als overwaarde.
64
Belegde waarden in vastrentende waarden
2013 2012
(x € 1.000) EUR EUR
Directe vastrentende waardenbelegingen:
Staatsobligaties 21.365 24.492
Bedrijfsobligaties (credits) - 7.718
Hypotheken - 522
21.365 32.732
Indirecte vastrentende waardenbeleggingen:
Obligatiebeleggingsfondsen 5.784 -
Stand per 31 december 27.149 32.732
Beleggingsdebiteuren
2013 2012
(x € 1.000) EUR EUR
Te vorderen bedragen uit hoofde van:• dividend- en couponbelasting 32 32
• interest 514 739
Stand per 31 december 546 771
8.5.2 Vorderingen en overlopende activa
Specificatie vorderingen en overlopende activa
2013 2012
(x € 1.000) EUR EUR
Vordering op werkgevers 23 211 Vordering op deelnemers 3 1
Stand per 31 december 26 212
Bij de waardering van vorderingen wordt rekening gehouden met het risico van oninbaarheid door hiervoor een voorziening in aftrek te brengen op het saldo van de uitstaande vorderingen. Voor gelijksoortige posten met gelijksoortige risico’s wordt gezamenlijk een schatting gemaakt van verliezen en risico’s op balansdatum. Deze systematiek om de voorziening vast te stellen wordt gerekend tot de statische methode.
Alle vorderingen hebben een resterende looptijd van korter dan één jaar.
Nadere specificatie ‘Vorderingen op werkgevers’
2013 2012
(x € 1.000) EUR EUR
Werkgevers 147 347
Voorziening dubieuze debiteuren -124 -136
Stand per 31 december 23 211
In 2013 is een bedrag van € 12 onttrokken aan de voorziening (2012: toevoeging € 33). Er werd een bedrag van € 0 aan premies over voorgaande jaren als oninbaar afgeschreven (2012: € 29).
65
8.5.3 Overige activa
2013 2012
(x € 1.000) EUR EUR
Liquide middelen 564 569
Stand per 31 december 564 569
Onder de liquide middelen worden opgenomen die kasmiddelen en tegoeden op bankrekeningen die onmiddellijk dan wel op korte termijn opeisbaar zijn. Er zijn geen kredietfaciliteiten van toepassing.
8.5.4 Stichtingskapitaal en reserves
Mutatieoverzicht eigen vermogen
Stichtings- Algemene Bestemmings- Totaal kapitaal reserve reserve kosten
(x € 1.000) EUR EUR EUR EUR
Stand per 31 december 2012 0 18.789 1.928 20.717
Uit bestemming saldo van baten en lasten - 1.748 -753 995
Stand per 31 december 2013 0 20.537 1.175 21.712
Stichtings- Algemene Bestemmings- Totaal kapitaal reserve reserve kosten
(x € 1.000) EUR EUR EUR EUR
Stand per 31 december 2011 0 19.978 - 19.978
Uit bestemming saldo van baten en lasten - -1.189 1.928 739
Stand per 31 december 2012 0 18.789 1.928 20.717
Algemene reserveIngevolge de overeengekomen methode van toerekening van het eigen vermogen aan de in het fonds participerende bedrijfstakken is de volgende verdeling opgesteld:
Vleeswaren Industrie
EUR
Gemaksvoeding- Industrie
EUR
Pluimveeverwer- kende Industrie
EUR
Totaal
EUR
Stand per 1 januari 9.320 5.693 3.776 18.789
Overgangsregeling Vleeswaren -195 - - -195
Interest 302 184 122 608
Overige 600 214 521 1.335
Stand per 31 december 2013 10.027 6.091 4.419 20.537
Bestemmingsreserve toekomstige uitvoeringskostenMet ingang van 2012 zijn er geen premieinkomsten meer voor het fonds. Voor de financiering van de toekomstige uitvoeringskosten (excl. excassokosten) is een bestemmingsreserve gevormd. Daarbij is een inschatting gemaakt van de verwachte uitvoeringskosten van het pensioenfonds.
66
Solvabiliteit
31 december 2013 31 december 2012(x € 1.000) EUR % EUR %
Aanwezig vermogen 35.854 253,5 41.967 197,5
Af: technische voorzieningen op FTK-waardering 14.142 100,0 21.250 100,0
Eigen vermogen 21.712 153,5 20.717 97,5
Af: vereist eigen vermogen 1.178 8,3 1.731 8,1
Vrij vermogen 20.534 145,2 18.986 89,4
Minimaal vereist eigen vermogen 566 4,0 850 4,0
Dekkingsgraad 253,5 197,5
Voor het bepalen van het vereist eigen vermogen (de solvabiliteitstoets) maakt het fonds gebruik van het standaardmodel. Het bestuur acht het gebruik van het standaardmodel passend voor de risico’s van het fonds. De uitkomsten van de solvabiliteitstoets zijn opgenomen onder toelichting 8.5.7 Risicobeheer.
De dekkingsgraad is als volgt berekend: (Totale activa -/- schulden) / Technische voorzieningen * 100%.
Het pensioenfonds bevindt zich in een situatie van toereikende solvabiliteit.
8.5.5 Technische voorzieningen
Specificatie voorziening pensioenverplichtingen voor risico fonds
2013 2012
(x € 1.000) EUR EUR
Basisregeling 14.142 21.250
Stand per 31 december 14.142 21.250
Mutatieoverzicht voorziening pensioenverplichtingen voor risico fonds
2013 2012
(x € 1.000) EUR EUR
Stand per 1 januari 21.250 29.188
Pensioenopbouw -14 900
Indexering en overige toeslagen 83 271
Rentetoevoegingen 62 363 Onttrekking voor pensioenuitkeringen en
pensioenuitvoeringskosten -6.594 -10.345
Wijziging marktrente -279 1.123
Wijziging overige actuariële uitgangspunten - -18
Overige mutatie voorziening pensioenverplichtingen -366 -232
Stand per 31 december 14.142 21.250
Voor een toelichting op de verschillende posten wordt verwezen naar de toelichting op de verschillende posten uit de staat van baten lasten.
67
Specificatie voorziening pensioenverplichtingen voor risico fonds
2013 2012
(x € 1.000) EUR EUR
Pensioengerechtigden 11.381 12.285
Gewezen deelnemers 2.484 8.554
Netto pensioenverplichtingen 13.865 20.839
Toekomstige kosten uitvoering pensioenregeling 277 411
Stand per 31 december 14.142 21.250
Naar hun aard hebben de technische voorzieningen in het algemeen een langlopend karakter.
Korte beschrijving van de pensioenregelingDe pensioenregeling kan worden gekenmerkt als een middelloonregeling met een pensioenleeftijd van 62 jaar. Tot en met 2010 werd jaarlijks een aanspraak op prepensioen opgebouwd van 2% van de in dat jaar geldende pensioengevend loon. Deelname aan de regeling was voorheen verplicht vanaf de leeftijd van 20 jaar, dan wel vanaf de datum van indiensttreding bij een werkgever in de bedrijfstak.
ToeslagverleningHet bestuur beslist jaarlijks of en in hoeverre de ingegane pensioenen en de opgebouwde pensioenaanspraken verhoogd worden door middel van het verlenen van een toeslag. Een toeslag wordt alleen verleend voor zover de beschikbare financiële middelen van het fonds dit naar het oordeel van het bestuur toelaten.
Het pensioenfonds probeert het (opgebouwd) pensioen te verhogen met de ontwikkeling van de CBS-consumentenprijsindex afgeleid voor de gepensioneerden en werknemers, die niet meer bij het fonds pensioen opbouwen en met de gemiddelde verhoging van de CAO-lonen in de drie bedrijfstakken voor de actieve werknemers.
Het pensioenfonds heeft geen geld gereserveerd of een extra premie gevraagd om het (opgebouwd) pensioen in de toekomst te verhogen.
Deelnemers kunnen geen rechten ontlenen aan de verhoging van dit jaar en de verwachtingen voor de komende jaren.
In de afgelopen vijf jaren is het (opgebouwd) pensioen als volgt verhoogd:
Jaar Actieve deelnemers Gewezen deelnemers/pensioengerechtigden
2013 n.v.t. 0,90%2012 n.v.t. 2,00%2011 n.v.t. 2,30%
2010 n.v.t. 1,40%
2009 1,42% 0,40%
68
8.5.6 Overige schulden en overlopende passiva
Specificatie overige schulden en overlopende passiva
2013 2011
(x € 1.000) EUR EUR
Belastingen en premies sociale verzekeringen 156 244 Overige schulden 301 1.468
Stand per 31 december 457 1.712
Alle schulden hebben een resterende looptijd van korter dan één jaar.
8.5.7 Risicobeheer
SolvabiliteitsrisicoHet pensioenfonds wordt bij het beheer van de pensioenverplichtingen en de financiering daarvan geconfronteerd met risico’s. De belangrijkste doelstelling van het pensioenfonds is het nakomen van de pensioentoezeggingen. Voor het realiseren van deze doelstelling wordt gestreefd naar een toereikende solvabiliteit op basis van de reële waarde van de pensioenverplichtingen.
Het belangrijkste risico voor het pensioenfonds betreft het solvabiliteitsrisico, ofwel het risico dat het pensioenfonds niet beschikt over voldoende vermogen ter dekking van de pensioenverplichtingen. De solvabiliteit wordt gemeten zowel op basis van algemeen geldende normen als ook naar de specifieke normen welke door de toezichthouder worden opgelegd. Indien de solvabiliteit van het pensioenfonds zich negatief ontwikkelt, bestaat het risico dat het pensioenfonds de premie voor de onderneming en deelnemers moet verhogen en het risico dat er geen ruimte beschikbaar is voor een eventuele toeslag van opgebouwde pensioenrechten. In het uiterste geval kan het noodzakelijk zijn dat het pensioenfonds verworven pensioenaanspraken en pensioenrechten moet verminderen.
Het surplus op FTK-grondslagen is als volgt:
31 december 2013 31 december 2012(x € 1.000) EUR EUR EUR EUR
Technische voorzieningen (FTK-waardering) 14.142 21.250
Buffers:
S1 Renterisico 89 397
S2 Risico zakelijke waarden 849 1.162
S3 Valutarisico 559 634
S5 Kredietrisico 16 355
S6 Verzekeringstechnisch risico 492 666
S10 Actief beheer risico 172 238
Diversificatie-effect -999 -1.721
Totaal S (vereiste buffers) 1.178 1.731
Vereist vermogen (artikel 132 Pensioenwet) 15.320 22.981
Aanwezig vermogen (totaal activa - schulden) 35.854 41.967
Surplus 20.534 18.986
Bij de berekening van de buffers past het pensioenfonds het standaard model van DNB toe, waarbij uitgegaan wordt van het vereist vermogen in evenwichtsituatie, gebaseerd op de strategische asset mix. Het bestuur heeft op 29 november 2012 besloten dat het liquiditeitsrisico, concentratierisico en operationeel risico marginaal wordt geacht en bij de berekening van het eigen vermogen op nihil wordt gesteld.
69
Beleid en risicobeheerHet bestuur beschikt over een aantal beleidsinstrumenten ten behoeve van het beheersen van deze risico’s. Deze beleids-instrumenten betreffen: • beleggingsbeleid • toeslagbeleid.
De keuze en toepassing van beleidsinstrumenten vindt plaats na uitvoerige analyses ten aanzien van te verwachten ontwikkelingen van de verplichtingen en de financiële markten. Daarbij wordt onder meer gebruikgemaakt van ALM-studies. Een ALM-studie is een analyse van de structuur van de pensioenverplichtingen en van verschillende beleggingsstrategieën en de ontwikkeling daarvan in diverse economische scenario’s.De uitkomsten van deze analyses vinden hun weerslag in jaarlijks door het bestuur vast te stellen beleggingsrichtlijnen als basis voor het uit te voeren beleggingsbeleid. De beleggingsrichtlijnen geven normen en limieten aan waarbinnen de uitvoering van het beleggingsbeleid moet plaatsvinden. Ze zijn gericht op het beheersen van de volgende belangrijkste (beleggings)risico’s. Bij de uitvoering van het beleggingsbeleid wordt gebruik gemaakt van derivaten.
Marktrisico’s (S1 – S4)Het marktrisico omvat het renterisico, het prijs(koers)risico en het valutarisico. Marktrisico omvat de mogelijkheden voor winst of verlies en door een verandering van marktfactoren. Marktfactoren kunnen bijvoorbeeld marktprijzen zijn van aandelen, grondstoffen, vastgoed en private equity (prijsrisico), maar ook valutakoersen (valutarisico) of rentes (renterisico).
De strategie van het pensioenfonds met betrekking tot het beleggingsrisico wordt bepaald door de beleggingsdoelstellingen. Het marktrisico wordt op dagelijkse basis beheerst in overeenstemming met de aanwezige beleidskaders en richtlijnen. De overallmarktposities worden periodiek gerapporteerd aan het bestuur.
De mate waarin de beleggingsportefeuille van het pensioenfonds gevoelig is voor het prijs- en renterisico is in de volgende alinea weergegeven, vervolgens worden de risico’s die het pensioenfonds loopt nader toegelicht.
Renterisico (S1)Het renterisico is het risico dat de waarden van de portefeuille vastrentende waarden en de pensioenverplichtingen wijzigen als gevolg van veranderingen in de marktrente.
De rentegevoeligheid kan worden gemeten door middel van de duration. De duration geeft aan hoeveel procent bij benadering de reële waarde van een belegging of verplichting verandert bij een parallelle verschuiving van de rentecurve. Een hoge duration geeft een hoge gevoeligheid voor veranderingen in de rente weer.
Waarde balanspost Duration Duration31 december 2013 31 december 2013 31 december 2012
(x € 1.000) EUR
Vastrentende waarden (voor derivaten) 27.149 6,00 6,00
Vastrentende waarden (na derivaten) 27.149 6,12 8,08
Duration van de technische voorzieningen 14.142 10,53 8,08
Op balansdatum is de duration van de beleggingen aanzienlijk korter dan de duration van de verplichtingen. Er is derhalve sprake van een zogenaamde “duration-mismatch”. Dit betekent dat bij een rentestijging de waarde van beleggingen minder snel daalt dan de waarde verplichtingen (bij toepassing van de actuele marktrentestructuur) daalt, de dekkingsgraad zal stijgen. Bij een rentedaling zal de waarde van de beleggingen minder snel stijgen dan de waarde van de verplichtingen, waardoor de dekkingsgraad daalt.
Het beleid van het pensioenfonds is gericht op het verkleinen van de “duration-mismatch”. Dit wordt gerealiseerd door het kopen van meer langlopende obligaties in plaats van aandelen (aandelen hebben per definitie een duration van nul).
De samenstelling van de vastrentende waarden naar looptijd is als volgt:
31 december 2013 31 december 2012(x € 1.000) EUR % EUR %
Resterende looptijd < 1 jaar 418 1,5 708 2,2
Resterende looptijd > 1 en < 5 jaar 15.886 58,5 14.733 45,0
Resterende looptijd > 5 jaar 10.845 40,0 17.291 52,8
27.149 100 32.732 100
70
Gevoeligheidsanalyse In onderstaande tabel wordt de gevoeligheid van de dekkingsgraad getoond voor waardeveranderingen van de aandelenbeleggingen en voor verschuivingen van de rente. In het midden van de tabel staat de huidige dekkingsgraad van 253,5%.
r zakelijke waarden
-30% -20% -10% 0% 10% 20% 30%
r re
nte
-1,50% 219,6% 223,9% 282,2% 232,5% 236,7% 241,0% 245,3%
-1,00% 225,9% 230,4% 234,9% 239,5% 244,0% 248,6% 253,1%
-0,50% 232,1% 236,9% 241,7% 246,5% 251,3% 256,1% 260,9%
0,00% 238,3% 243,4% 248,4% 253,5% 258,6% 263,6% 268,7%
0,50% 244,4% 249,8% 255,1% 260,5% 265,8% 271,1% 276,5%
1,00% 250,5% 256,1% 261,8% 267,4% 273,0% 278,6% 284,2%
1,50% 256,5% 262,4% 268,3% 274,2% 280,1% 286,0% 291,9%
PrijsrisicoPrijsrisico is het risico van waardewijzigingen door de ontwikkeling van marktprijzen, die wordt veroorzaakt door factoren gerelateerd aan een individuele belegging, de uitgevende instelling of generieke factoren. Omdat alle beleggingen worden gewaardeerd tegen reële waarde waarbij waardewijzigingen onmiddellijk in het saldo van baten en lasten worden verwerkt, zijn alle wijzigingen in marktomstandigheden direct zichtbaar in het beleggingsresultaat. Het prijsrisico wordt gemitigeerd door diversificatie.
Een nadere detaillering van de segmentatie van de vastgoedbeleggingen naar aard van het vastgoed is als volgt:
31 december 2013 31 december 2012(x € 1.000) EUR % EUR %
Kantoren 69 12,0 1.108 100,0
Winkels 459 80,8 - 0,0
Overige bedrijfsgebouwen 46 8,0 - 0,0
574 100 1.108 100
De segmentatie van vastgoed naar regio is als volgt:
31 december 2013 31 december 2012(x € 1.000) EUR % EUR %
Nederland 46 8,0 35 3,2
Andere EU-landen 528 92,0 1.073 96,8
574 100 1.108 100
71
De segmentatie van de aandelenportefeuille naar sectoren is als volgt:
31 december 2013 31 december 2012(x € 1.000) EUR % EUR %
Energie 756 10,3 736 9,9
Basismaterialen 401 5,4 546 7,4
Industrie en Dienstverlening 722 9,8 603 8,1
Consumenten 1.679 22,8 1.620 21,8
Farmacie & Gezondheidszorg 820 11,1 719 9,7
Financiële Dienstverlening 1.513 20,6 1.211 16,3
Informatietechnologie 1.014 13,8 844 11,4
Telecom 304 4,1 315 4,2
Nutsbedrijven 131 1,8 120 1,6
Overig 19 0,3 701 9,6
7.359 100 7.415 100
De segmentatie van de aandelenportefeuille naar regio is als volgt:
31 december 2013 31 december 2012(x € 1.000) EUR % EUR %
Nederland 296 4,0 300 3,9
Andere EU-landen 1.565 21,3 618 8,4
Europa (niet EU-landen) 5.498 74,7 6.497 87,7
7.359 100 7.415 100
Valutarisico (S3)Het valutarisico wordt in onderstaande tabel weergegeven.
31 december 31 december2013 2012
EUR EUR EUR EURvóór valuta netto netto
(x € 1.000) derivaten positie (na) positie (na)
EUR 29.349 -142 29.207 36.943
CHF 399 -135 264 251
GBP 760 -116 644 613
JPY 493 124 617 495
USD 4.057 -173 3.884 3.398
NOK 108 -100 8 55
Overige 588 509 1.097 1.143
35.754 -33 35.721 42.898
Kredietrisico (S5)Kredietrisico is het risico van financiële verliezen voor het pensioenfonds als gevolg van faillissement of betalingsonmacht van tegenpartijen waarop het pensioenfonds (potentiële) vorderingen heeft. Hierbij kan onder meer worden gedacht aan partijen die obligatieleningen uitgeven, banken waar deposito’s worden geplaatst, marktpartijen waarmee Over The Counter (OTC)-derivatenposities worden aangegaan en aan bijvoorbeeld herverzekeraars.
Een voor beleggingsactiviteiten specifiek onderdeel van kredietrisico is het settlementrisico. Dit heeft betrekking op het risico dat partijen waarmee het pensioenfonds transacties is aangegaan niet meer in staat zijn hun tegenprestatie te verrichten waardoor het pensioenfonds financiële verliezen lijdt.
72
Beheersing vindt plaats door het stellen van limieten aan tegenpartijen op totaalniveau, dat wil zeggen met inachtneming van alle posities die een tegenpartij heeft jegens het pensioenfonds; het vragen van extra zekerheden zoals onderpand en dergelijke bij hypothecaire geldleningen en het uitlenen van effecten; het hanteren van prudente verstrekkingnormen bij hypothecaire geldleningen. Ter afdekking van het settlementrisico wordt door het pensioenfonds enkel belegd in markten waar een voldoende betrouwbaar clearing- en settlementsysteem functioneert. Voordat in nieuwe markten wordt belegd, wordt eerst onderzoek gedaan naar de waarborgen op dit gebied.
In de onderstaande tabel wordt de verdeling van de vastrentende waarden naar sector weergegeven:
2013 2012
(x € 1.000) EUR EUR
Overheidsinstellingen 21.538 24.492
Financiële instellingen 597 4.788
Handel en industriële bedrijven 1.360 1.976
Nutsbedrijven 626 936
Andere instellingen 3.028 540
27.149 32.732
De verdeling van vastrentende waarden naar regio is weergegeven in onderstaande tabel:
2013 2012
(x € 1.000) EUR EUR
Mature markets 27.149 32.732
27.149 32.732
Beleggingen waarvan de uitgevende partij is gevestigd in Azië (exclusief Japan), Latijns Amerika of Rusland worden gerekend tot de regio ‘Emerging Markets’.
Beleggingen uit de beleggingsportefeuille waarvan van uitgevende partijen in overige landen zijn gevestigd, worden gerekend tot beleggingen in ‘Mature markets’.
Ten aanzien van de kredietwaardigheid van de debiteuren van de vastrentende portefeuille wordt het volgende overzicht gegeven:
31 december 2013 31 december 2012(x € 1.000) EUR % EUR %
AAA 21.953 80,9 9.683 29,6
AA 315 1,2 9.222 28,2
A 2.104 7,7 3.972 12,1
BBB 2.367 8,7 9.814 30,0
BB 236 0,9 41 0,1
B 7 0,0 - 0,0
Lower than B 34 0,1 - 0,0
Not rated 133 0,5 - 0,0
27.149 100 32.732 100
Verzekeringtechnische risico (S6)LanglevenrisicoLanglevenrisico is het risico dat deelnemers langer blijven leven dan gemiddeld verondersteld wordt bij de bepaling van de technische voorziening. Als gevolg hiervan volstaat de opbouw van het pensioenvermogen niet voor de uitkering van de pensioenverplichting.
73
Liquiditeitsrisico (S7)Liquiditeitsrisico is het risico dat beleggingen niet tijdig en/of niet tegen een aanvaardbare prijs kunnen worden omgezet in liquide middelen. Hierdoor kan het pensioenfonds op korte termijn niet aan zijn verplichtingen voldoen. Waar de overige risicocomponenten vooral de langere termijn betreffen (solvabiliteit), gaat het hierbij om de kortere termijn. Dit risico wordt beheerst door in het strategische en tactische beleggingsbeleid voldoende ruimte aan te houden voor de liquiditeitsposities. Er wordt eveneens rekening gehouden met de directe beleggingsopbrengsten en andere inkomsten zoals premies. Inzake het liquiditeitsrisico wordt vermeld dat het pensioenfonds in haar beleggingsportefeuille over voldoende obligaties beschikt die onmiddellijk zonder waardeverlies te gelde kunnen worden gemaakt om eventuele onvoorziene uitstroom van geldmiddelen te financieren.
Concentratierisico (S8)Grote posten zijn aan te duiden als een vorm van concentratierisico. Om te bepalen welke posten hieronder vallen, moeten per beleggingscategorie alle instrumenten met dezelfde debiteur worden gesommeerd. Als grote post wordt aangemerkt elke post die meer dan 2% van het balanstotaal uitmaakt. Concentratierisico is gemeten naar concentratie van een land of bij een tegenpartij.
Dit betreft per 31 december 2013 de volgende posten (percentage ten opzichte van het balanstotaal ultimo 2013 respectievelijk ultimo 2012):
31 december 2013 31 december 2012(x € 1.000) EUR % EUR %
ObligatiesNederland 4.991 14% 3.614 8%
België - 0% 2.066 5%
Duitsland 12.556 35% 6.668 16%
Italië - 0% 7.162 17%
Frankrijk - 0% 7.894 18%
Oostenrijk 3.144 9% - 0%
Finland 1.154 3% - 0%
21.845 27.404
In het algemeen geldt dat concentratierisico kan optreden als een adequate spreiding van activa en passiva ontbreekt. Concentratierisico’s kunnen optreden bij een concentratie van de portefeuille in regio’s, economische sectoren of tegenpartijen. Een portefeuille van beleggingen die sterk sectorgebonden is, kan door deze sectorconcentratie een verhoogd risico lopen. Indien aandelen in dezelfde sector worden aangehouden is sprake van een cumulatief concentratierisico.
Bij de bepaling van het vereist vermogen past het pensioenfonds het standaardmodel van de DNB toe. In dat model wordt het concentratierisico vooralsnog op nihil gesteld.
Overige niet-financiële risico’s
Actief beheer risico (S10)Onder actief beheer worden afwijkende posities in portefeuilles verstaan die worden ingenomen ten opzichte van de strategische portefeuilles. De mate van actief beheer wordt doorgaans bepaald aan de hand van de tracking error. De tracking error meet de mate van afwijking tussen het rendement van een beleggingsportefeuille en het rendement op een benchmarkportefeuille. Een lagere tracking error impliceert dat het feitelijke rendement dicht bij de gekozen benchmark ligt, terwijl een hoge tracking error aangeeft dat het rendement duidelijk van een benchmark afwijkt. Een hogere tracking error impliceert daarmee een hogere mate van actief risico.Het VEV voor actief beheer wordt bepaald als het maximale verlies door actief beheer dat met een waarschijnlijkheid van 2,5% zal optreden. Dit verlies wordt bepaald met behulp van de (ex-ante) tracking error. In de berekening van de impact van actief beheer op het VEV worden ook de betreffende kosten expliciet meegenomen.
SysteemrisicoSysteemrisico betreft het risico dat het mondiale financiële systeem (de internationale markten) niet langer naar behoren functioneert waardoor beleggingen van het pensioenfonds niet langer verhandelbaar zijn en zelfs, al dan niet tijdelijk, hun waarde kunnen verliezen. Net als voor andere marktpartijen, is dit risico voor het pensioenfonds niet beheersbaar.
74
8.5.8 Niet in de balans opgenomen activa en verplichtingen
Langlopende contractuele verplichtingenHet pensioenfonds heeft per 1 januari 2010 een uitbestedingovereenkomst afgesloten met Syntrus Achmea Pensioenbeheer N.V. met een onbepaalde looptijd. De overeenkomst is tussentijds opzegbaar. Met het bestuur zijn afspraken gemaakt over de vergoedingensystematiek. Het fonds heeft een overeenkomst van vermogensbeheer gesloten met Robeco Institutional Asset Management B.V. met een onbepaalde looptijd. Met het bestuur zijn afspraken gemaakt over de vergoedingensystematiek. Deze systematiek bestaat uit variabele componenten die afhankelijk zijn van het belegde vermogen en rendement.
Voorwaardelijke verplichtingenPer jaareinde lopen er geen juridische procedures tegen het pensioenfonds en heeft het pensioenfonds tevens geen juridische procedures aangespannen tegenover derden.
Verstrekte zekerheden en garantiesEr zijn geen zekerheden en garanties verstrekt.
75
8.6 Toelichting op de staat van baten en lasten
8.6.1 Premiebijdragen (van werkgevers en werknemers)
2013 2012
(x € 1.000) EUR EUR
Werkgevers- en werknemersgedeelte -137 116
Excedent - 99
Vrijwillige voortzetting - 15
-137 230
Met ingang van 2012 wordt er door het fonds geen premie meer geheven.De in 2013 en 2012 verantwoorde premie betreft naverrekeningen over de jaren 2011 en eerder.Aangezien er over 2012 en 2013 geen premie is berekend, is er geen kostendekkende premie berekend.
8.6.2 Beleggingsresultaten risico fonds
Directe Indirecte Kosten van Totaalbeleggings- beleggings- vermogensbeheer
2013 opbrengsten opbrengsten(x € 1.000) EUR EUR EUR EUR
Vastgoedbeleggingen 32 5 -1 36
Aandelen 92 1.192 -11 1.273
Vastrentende waarden 772 -763 -41 -32
Overige beleggingen - -3 - -3
896 431 -53 1.274
Directe Indirecte Kosten van Totaalbeleggings- beleggings- vermogensbeheer
2012 opbrengsten opbrengsten(x € 1.000) EUR EUR EUR EUR
Vastgoedbeleggingen - 255 -1 254
Aandelen 187 1.119 -8 1.298
Vastrentende waarden 1.355 2.066 -34 3.387
Overige beleggingen 3 1 - 4
1.545 3.441 -43 4.943
De kosten van vermogensbeheer bedragen in 2013 € 53 (2012: € 43). Transactiekosten zijn onderdeel van de aan- en verkooptransacties van beleggingen. Deze zijn eveneens onderdeel van de indirecte beleggingsopbrengsten en bedragen over 2013 € 75 (2012: € 162).
76
8.6.3 Overige baten
2013 2012
(x € 1.000) EUR EUR
Mutatie voorziening dubieuze debiteuren 12 -
Interest - 2
12 2
8.6.4 Pensioenuitkeringen
2013 2012
(x € 1.000) EUR EUR
Prepensioen 104 7.301
Toeslagregeling 6.493 3.045
Afkopen 5 42
6.602 10.388
De post Afkopen betreft de afkoop van pensioenen die lager zijn dan € 451,22 (2012: € 438,44) per jaar (de afkoopgrens) overeenkomstig de Pensioenwet (artikel 66).
8.6.5 Pensioenuitvoeringskosten
2013 2012
(x € 1.000) EUR EUR
Bestuurskosten - 4
Administratiekostenvergoeding 418 413
Controle- en advieskosten (excl. accountantskosten) 16 26
Accountantskosten 22 24
Contributies en bijdragen 4 15
460 482
Bezoldiging bestuurdersDe transacties met bestuurders hebben betrekking op de vergoedingen voor de werkzaamheden verband houdende met de bestuurs- en commissievergaderingen. De vergoedingen bestaan uit vacatiegeld, vergoeding van reis- en verblijfkosten, overige kosten bestuur en overige bestuurskosten 2013: € nihil (2012: € 4).
Afgezien hiervan zijn geen bezoldigingen toegekend.
77
Honoraria accountant
EUR EUR EUR (x € 1.000) Accountant Overig netwerk Totaal
2013
Controle van de jaarrekening 22 - 22
Andere controlewerkzaamheden - - -
Fiscale advisering - - -
Andere niet-controle diensten - - -
22 - 22
2012
Controle van de jaarrekening 24 - 24
Andere controlewerkzaamheden - - -
Fiscale advisering - - -
Andere niet-controle diensten - - -
24 - 24
Aantal personeelsledenBij het fonds zijn geen werknemers in dienst. De pensioenuitvoering is volledig uitbesteed aan Syntrus Achmea Pensioenbeheer N.V.
8.6.6 Pensioenopbouw
Onder pensioenopbouw is opgenomen de actuarieel berekende waarde van de diensttijdopbouw. Dit is het effect op de voorziening pensioenverplichtingen van de in het verslagjaar opgebouwde nominale rechten ouderdomspensioen en nabestaandenpensioen. Verder is hierin begrepen het effect van de individuele salarisontwikkeling.
8.6.7 Indexering en overige toeslagen
In de staat van baten en lasten is de last uit hoofde van indexering en overige toeslagen welke aan het verslagjaar moet worden toegerekend verantwoord.
Het pensioenfonds streeft ernaar de opgebouwde pensioenrechten van de actieve deelnemers jaarlijks aan te passen aan de gemiddelde loonontwikkeling volgens de CAO van de drie bedrijfstakken. De toeslagverlening heeft een voorwaardelijk karakter. Dit betekent dat geen recht op toeslagen bestaat en dat het niet zeker is of en in hoeverre in de toekomst toeslagverlening kan plaatsvinden. Een eventuele achterstand in de toeslagverlening kan in principe worden ingehaald.
Het pensioenfonds streeft er tevens naar de ingegane pensioenen en de premievrije pensioenrechten (gewezen deelnemers) jaarlijks aan te passen aan de ontwikkeling van de CBS-consumentenprijsindex afgeleid. Ook deze toeslagverlening heeft een voorwaardelijk karakter. De toeslagverlening is maximaal gelijk aan het rendement, ook als de prijsstijging hoger is.
In onderstaande tabel is de gerealiseerde indexatie weergegeven:
DeelnemerscategorieIndexatie 2013
%Indexatie 2012
%Indexatie 2011
%
Pensioengerechtigden Realisatie 0,9 2,0 2,3
Gewezen deelnemers Realisatie 0,9 2,0 2,3
8.6.8 Rentetoevoeging
De pensioenverplichtingen zijn opgerent met 0,351% (2012: 1,544%), zijnde € 62 (2012: € 363).
Het rentepercentage is afgeleid van de éénjaarsrente uit de rentetermijnstructuur per begin van het boekjaar zoals gepubliceerd door DNB.
78
8.6.9 Onttrekking voor pensioenuitkeringen en pensioenuitvoeringskosten
Verwachte toekomstige pensioenuitkeringen worden vooraf actuarieel berekend en opgenomen in de voorziening pensioenverplichtingen. De onder dit hoofd opgenomen afname van de voorziening betreft het bedrag dat vrijkomt ten behoeve van de financiering van de verwachte pensioenuitkeringen in de verslagperiode.Toekomstige pensioenuitvoeringskosten (in het bijzonder excassokosten) worden vooraf actuarieel berekend en opgenomen in de voorziening pensioenverplichtingen. De onder dit hoofd opgenomen afname van de voorziening betreft het bedrag dat vrijkomt ten behoeve van de financiering van de verwachte uitvoeringskosten in de verslagperiode.
8.6.10 Wijziging marktrente
Jaarlijks wordt per 31 december de reële waarde van de technische voorzieningen herrekend door toepassing van de actuele rentetermijnstructuur. Het effect van de verandering van de rentetermijnstructuur wordt verantwoord onder het hoofd wijziging marktrente.
8.6.11 Wijziging overige actuariële uitgangspunten
De actuariële grondslagen en/of methoden worden periodiek beoordeeld en mogelijk herzien ten behoeve van de berekening van de actuele waarde van de pensioenverplichtingen. Hierbij wordt gebruik gemaakt van interne en externe actuariële deskundigheid. Dit betreft onder meer de vergelijking van veronderstellingen ten aanzien sterfte, langleven, arbeidsongeschiktheid met werkelijke waarnemingen voor zowel de gehele bevolking als specifiek voor de populatie van het pensioenfonds.De vaststelling van de toereikendheid van de voorziening voor pensioenverplichtingen is een inherent onzeker proces, waarbij gebruik wordt gemaakt van schattingen en oordelen door het bestuur van het pensioenfonds. Het effect van deze wijzigingen wordt verantwoord in het resultaat op het moment dat de actuariële uitgangspunten worden herzien.
Vanaf boekjaar 2012 is de grondslag voor overlevingskansen gebaseerd op de Prognosetafel 2012-2062 van het Actuarieel Genootschap (AG). De AG-Prognosetafel 2012-2062 houdt rekening met de voorzienbare trend in overlevingskansen van de gehele Nederlandse bevolking. De algemene sterftekansen die volgen uit de tafel worden voor het fonds gecorrigeerd in verband met ervaringssterfte.
8.6.12 Overige mutatie voorziening pensioenverplichtingen
2013 2012
(x € 1.000) EUR EUR
Kanssystemen
Sterfte 54 -123
Mutaties -420 -109
Totaal kanssystemen -366 -232
Totaal -366 -232
79
8.6.13 Overige lasten
2013 2012
(x € 1.000) EUR EUR
Dotatie voorziening dubieuze debiteuren - 33
Interest 2 -
Koopsom overgangsregeling Vleeswaren 194 1.464
Andere lasten 4 7
200 1.504
In het kader van de overgangsregeling Vleeswaren is in 2013 een bedrag van EUR 0,2 mln (2012: 1,5 mln). overgeheveld naar Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor Vlees, Vleeswaren, Gemaksvoeding en Pluimveevlees.
8.6.14 Belastingen
De activiteiten van het pensioenfonds zijn vrijgesteld van belastingheffing in het kader van de vennootschapsbelasting.
8.6.15 Vaststelling van de jaarrekening door het bestuur
Het Bestuur van de Stichting Prepensionering Vleeswaren- en Gemaksvoedingindustrie heeft de jaarrekening 2013 vastgesteld in de vergadering van 19 juni 2014.
De Meern, 19 juni 2014
J.M. van Beek J.E. KlijnWerkgeversvoorzitter Werknemersvoorzitter
80
81
9 Overige gegevens
82
9.1 Statutaire regeling omtrent de bestemming van het saldo van baten en lasten
Ten aanzien van de bestemming van het saldo van baten en lasten is geen bepaling opgenomen in de statuten van het fonds. De bestemming is nader uitgewerkt in de ABTN.
Het voorstel resultaatbestemming 2013 is opgenomen in de paragraaf van de staat van baten en lasten in de jaarrekening.
9.2 Gebeurtenissen na balansdatum
Er hebben zich verder geen relevante gebeurtenissen na balansdatum voorgedaan.
83
9.3 Actuariële verklaring
OpdrachtDoor Stichting Prepensionering Vleeswaren- en Gemaksvoedingindustrie te ‘s-Gravenhage is aan Aon Consulting Nederland cv de opdracht verleend tot het afgeven van een actuariële verklaring als bedoeld in de Pensioenwet over het boekjaar 2013.
GegevensDe gegevens waarop mijn onderzoek is gebaseerd, zijn verstrekt door en tot stand gekomen onder de verantwoordelijkheid van het bestuur van het pensioenfonds. Voor de toetsing van de fondsmiddelen en voor de beoordeling van de vermogenspositie heb ik mij gebaseerd op de financiële gegevens die ten grondslag liggen aan de jaarrekening. De accountant van het pensioenfonds heeft mij geïnformeerd over zijn bevindingen ten aanzien van de betrouwbaarheid (materiële juistheid en volledigheid) van de basisgegevens en de overige uitgangspunten die voor mijn oordeel van belang zijn.
WerkzaamhedenTer uitvoering van de opdracht heb ik onderzocht of is voldaan aan de artikelen 126 tot en met 140 van de Pensioenwet. De door het pensioenfonds verstrekte administratieve basisgegevens zijn zodanig dat ik die gegevens als uitgangspunt van de door mij beoordeelde berekeningen heb aanvaard.
Als onderdeel van de werkzaamheden voor de opdracht: • heb ik ondermeer onderzocht of de technische voorzieningen, het minimaal vereist eigen vermogen en het vereist eigen
vermogen toereikend zijn vastgesteld, en • heb ik mij een oordeel gevormd over de vermogenspositie van het pensioenfonds.
Mijn onderzoek heb ik zodanig uitgevoerd, dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de resultaten geen onjuistheden van materieel belang bevatten. Ik heb mij een oordeel gevormd over de waarschijnlijkheid waarmee het pensioenfonds de tot balansdatum aangegane verplichtingen kan nakomen, mede in aanmerking nemend het financieel beleid van het pensioenfonds. De beschreven werkzaamheden en de uitvoering daarvan zijn in overeenstemming met de binnen het Koninklijk Actuarieel Genootschap geldende normen en gebruiken, en vormen naar mijn mening een deugdelijke grondslag voor mijn oordeel.
OordeelDe technische voorzieningen zijn, overeenkomstig de beschreven berekeningsregels en uitgangspunten, als geheel bezien, toereikend vastgesteld.
Gemeten naar de wettelijke maatstaf is ten aanzien van de verplichtingen, aangegaan tot balansdatum, sprake van een toereikende solvabiliteit. Met inachtneming van het voorafgaande heb ik mij ervan overtuigd dat is voldaan aan de artikelen 126 tot en met 140 van de Pensioenwet.
De vermogenspositie van Stichting Prepensionering Vleeswaren- en Gemaksvoedingindustrie is naar mijn mening goed. Daarbij is in aanmerking genomen dat de mogelijkheden tot het realiseren van de beoogde toeslagen toereikend zijn.
Rotterdam, 19 juni 2014
Drs. A.G.M. den Hartogh, AAG verbonden aan Aon Consulting Nederland cv
84
9.4 Controleverklaring van de onafhankelijke accountant
Aan: het Bestuur van Stichting Prepensionering Vleeswaren- en Gemaksvoedingindustrie
Verklaring betreffende de jaarrekening Wij hebben de in dit rapport opgenomen jaarrekening over 2013 van Stichting Prepensionering Vleeswaren- en Gemaksvoedingsindustrie te ‘s-Gravenhage gecontroleerd. Deze jaarrekening bestaat uit balans per 31 december 2013 en de staat van baten en lasten over 2013 met de toelichting, waarin zijn opgenomen een overzicht van de gehanteerde grondslagen voor financiële verslaggeving en andere toelichtingen.
Verantwoordelijkheid van het bestuurHet bestuur van de stichting is verantwoordelijk voor het opmaken van de jaarrekening die het vermogen en het resultaat getrouw dient weer te geven, alsmede voor het opstellen van het jaarverslag, beide in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 van het in Nederland geldende Burgerlijk Wetboek (BW). Het bestuur is tevens verantwoordelijk voor een zodanige interne beheersing als het noodzakelijk acht om het opmaken van de jaarrekening mogelijk te maken zonder afwijkingen van materieel belang als gevolg van fraude of fouten.
Verantwoordelijkheid van de accountant Onze verantwoordelijkheid is het geven van een oordeel over de jaarrekening op basis van onze controle. Wij hebben onze controle verricht in overeenstemming met Nederlands recht, waaronder de Nederlandse controlestandaarden. Dit vereist dat wij voldoen aan de voor ons geldende ethische voorschriften en dat wij onze controle zodanig plannen en uitvoeren dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de jaarrekening geen afwijkingen van materieel belang bevat.
Een controle omvat het uitvoeren van werkzaamheden ter verkrijging van controle-informatie over de bedragen en de toelichtingen in de jaarrekening. De geselecteerde werkzaamheden zijn afhankelijk van de door de accountant toegepaste oordeelsvorming, met inbegrip van het inschatten van de risico’s dat de jaarrekening een afwijking van materieel belang bevat als gevolg van fraude of fouten. Bij het maken van deze risico-inschattingen neemt de accountant de interne beheersing in aanmerking die relevant is voor het opmaken van de jaarrekening en voor het getrouwe beeld daarvan, gericht op het inrichten van controlewerkzaamheden die passend zijn in de omstandigheden. Deze risico-inschattingen hebben echter niet tot doel een oordeel tot uitdrukking te brengen over de effectiviteit van de interne beheersing van de stichting. Een controle omvat tevens het evalueren van de geschiktheid van de gebruikte grondslagen voor financiële verslaggeving en van de redelijkheid van de door het bestuur van de stichting gemaakte schattingen, alsmede een evaluatie van het algehele beeld van de jaarrekening.
Wij zijn van mening dat de door ons verkregen controle-informatie voldoende en geschikt is om een onderbouwing voor ons oordeel te bieden.
Oordeel Naar ons oordeel geeft de jaarrekening een getrouw beeld van de grootte en samenstelling van het vermogen van Stichting Prepensionering Vleeswaren- en Gemaksvoedingsindustrie per 31 december 2013 en van het resultaat over 2013 in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 BW.
Verklaring betreffende overige bij of krachtens de wet gestelde eisenIngevolge artikel 2:393 lid 5 onder e en f BW vermelden wij dat ons geen tekortkomingen zijn gebleken naar aanleiding van het onderzoek of het jaarverslag, voor zover wij dat kunnen beoordelen, overeenkomstig Titel 9 Boek 2 BW is opgesteld, en of de in artikel 2:392 lid 1 onder b tot en met h BW vereiste gegevens zijn toegevoegd. Tevens vermelden wij dat het jaarverslag, voor zover wij dat kunnen beoordelen, verenigbaar is met de jaarrekening zoals vereist in artikel 2:391 lid 4 BW.
Utrecht, 19 juni 2014 KPMG Accountants N.V.
A.J.H. Reijns RA
85
Bijlagen
86
Bijlage 1 Meerjarenoverzicht
Financiële gegevens
Aantallen en percentages
2013 2012 2011 2010 2009Aangesloten werkgevers 469 467 453 446 461
Actieve deelnemers 0 0 0 0 0Gewezen deelnemers (slapers) 3.425 3.510 3.604 3.829 4.108
Gepensioneerden 299 470 600 592 545In verslagjaar in voorziening verwerkte toeslag op pensioen
en pensioenaanspraken (%)Deelnemers n.v.t. n.v.t. n.v.t. n.v.t. 1,42
Gepensioneerden en slapers 0,90 2,00 2,30 1,40 0,40
Vermogenssituatie en solvabiliteit
(Bedragen x EUR 1.000) 2013 2012 2011 2010 2009Kapitaal en reserves 21.712 20.717 19.977 22.053 30.509
Technische voorzieningen 14.142 21.250 29.188 31.354 33.893
Aanwezige dekkingsgraad (%) 253,5 197,5 168,4 170,3 190,0
Vereiste dekkingsgraad (%) 108,3 108,1 107,1 109,7 108
Gemiddelde rekenrente (%) 2,5 2,1 2,6 3,3 3,5
Pensioenuitvoering
(Bedragen x EUR 1.000) 2013 2012 2011 2010 2009Feitelijke premie -137 230 8.847 9.605 9.034
Feitelijke premie Vleeswaren (%) 0 0 1,2 1,2 1,2
Feitelijke premie Gemaksvoeding (%) 0 0 3,5 3,5 3,5
Feitelijke premie Pluimvee (%) 0 0 3,5 3,5 3,5
Kostendekkende premie 0 0 9.054 9.881 9.037
Pensioenuitvoeringskosten 460 482 723 693 775
Uitkeringen 6.602 10.333 12.624 12.875 12.871
Beleggingsportefeuille
(Bedragen x EUR 1.000) 2013 2012 2011 2010 2009Beleggingen 35.721 42.898 49.026 52.785 63.642
Vastgoedbeleggingen 574 1.108 853 873 999
Aandelen 7.391 7.448 9.259 10.734 12.415
Vastrentende waarden 27.756 34.342 38.907 41.109 48.954
Derivaten - - - -5 -5
Overige beleggingen - - 7 74 1.279
Beleggingsperformance
2013 2012 2011 2010 2009Beleggingsrendement (%) 3,28 11,3 1,66 5,92 10,36
Benchmark (%) 3,34 11,6 1,19 3,05 9,20
Z-score -0,02 -0,22 0,49 2,85 1,18
87
Verloopoverzicht deelnemers
Actieven Slapers
Arbeids-onge-
schiktenGepensio-
neerd TotaalStand per 1 januari 2013 - 3.510 - 470 3.980
Van slaper naar actief - - - - -Van actief naar slaper - - - - -
Arbeidsongeschiktheid - - - - -Revalidering - - - - -
Pensionering - -58 - - -58Toetreding - 1 - 52 53Overlijden - -5 - -3 -8
Waardeoverdracht - - - - -
Afkoop emigratie / klein pensioen - - - - -
Beëindiging tijdelijke uitkering - - - -220 -220Overige oorzaken - -23 - - -23
Stand per 31 december 2013 - 3.425 - 299 3.724
88
Bijlage 2 Begrippenlijst
ABTN (Actuariële en bedrijfstechnische nota)Pensioenfondsen dienen te werken volgens een ABTN. Hierin zijn de financiële opzet van een pensioenfonds en de grondslagen waarop deze berust, gemotiveerd omschreven.
ALM (Asset Liability Management)Een methode om modelmatig de samenstelling van de strategische beleggingsportefeuille te bepalen, rekening houdend met de pensioenverplichtingen.
APP (Actuariële Principes Pensioenfondsen)Regelgeving omtrent de financiering van pensioenen, wordt gevolgd door nFTK.
BenchmarkVergelijkingsmaatstaf. Representatieve herbeleggingsindex waartegen de prestaties van een beleggingsportefeuille worden afgezet.
Corporate GovernanceGoed ondernemerschap; onder andere integer en transparant handelen door het bestuur, alsmede goed toezicht hierop. Ook het afleggen van verantwoording over het uitgevoerde beleid en het toezicht hierop valt eronder.
DekkingsgraadDe waarde van het pensioenvermogen uitgedrukt als percentage van de waarde van de pensioenverplichtingen. De dekkingsgraad wordt als graadmeter beschouwd voor de mate van zekerheid dat de toegezegde pensioenen ook daadwerkelijk kunnen worden uitbetaald.
DepositoTegoed bij een bankinstelling, waarover eerst na verloop van een overeengekomen tijdsduur (maximaal 2 jaar) kan worden beschikt.
DerivaatFinancieel contract waarvan de waarde is afgeleid van een andere (onderliggende) waarde, zoals een aandeel, obligatie of grondstof. Bijvoorbeeld: futures, swaps.
DurationGewogen gemiddelde looptijd van een lening. Maatstaf om de prijsgevoeligheid van de lening te bepalen voor renteveranderingen.
FranchiseVrijgesteld bedrag. Over dit deel van het pensioengevend loon worden geen aanspraken opgebouwd. FTK (Financieel Toetsingskader)Stelsel van De Nederlandsche Bank voor in de toekomst te hanteren waarderingsmethoden.
High YieldHoogrenderende obligaties, uitgegeven door ondernemingen met een lage kredietwaardigheid.
OutperformanceEr wordt een beter resultaat behaald dan de benchmark.
RekenrenteFictief rendementspercentage dat het belegde vermogen in de toekomst wordt geacht op te brengen.
RentedekkingFinancieringsvorm waarin de betaalde premies gelijk zijn aan de contante waarde van de aanspraak die in dat jaar begint.
SolvabiliteitHet vermogen dat op langere termijn aanwezig moet zijn om de verplichtingen te kunnen nakomen.
STAR (Stichting van de Arbeid)Een landelijk overlegorgaan van de centrale organisaties van zowel werkgevers als werknemers in Nederland.
SterftegrondslagBerekeningsmethode gebaseerd op een statisch overzicht van sterftekansen per leeftijd van een bepaalde groep personen.
89
SwapRuil van het rendement op een vastgestelde referentiewaarde tegen een variabele rente gedurende een vastgestelde looptijd.
SwaptionEen swap waarbij de eigenaar van de swaption het recht heeft, maar niet de verplichting, om een swap tegen vooraf bepaalde voorwaarden af te sluiten op of binnen een bepaald tijdstip.
UnderperformanceEr wordt een slechter resultaat behaald dan de benchmark.
Vastrentende waarden Beleggingssoort waarover in beginsel een vaste rentevergoeding en een vaste looptijd geldt, zoals obligaties, onderhandse leningen en hypotheken.
VPV (Voorziening Pensioen Verplichtingen)De passiva van het pensioenfonds, gelijk aan de waarde van de pensioenverplichtingen.
VrijstellingVrijstelling van de verplichte deelneming aan de pensioenregeling van het bedrijfstakpensioenfonds.
Waardeoverdracht Het naar een andere pensioenregeling overdragen van de waarde van een tot zeker moment opgebouwde pensioenaanspraak, in het geval de deelnemer verandert van werkgever of verzekeraar.
Z-scoreMate waarin het werkelijke rendement van een pensioenfonds afwijkt van het rendement van de door het bestuur vastgestelde normportefeuille.
90
91
92
7429
5 07
2014
ja
ar
ve
rs
la
g 2
01
3�
Stichting Prepensionering Vleesw
aren- en Gem
aksvoedingindustrie
Stichting Prepensionering Vleeswaren- en GemaksvoedingindustriePostbus 116, 9700 AV GroningenTelefoon 088 008 4070www.vlep.nl