Het gebruik van private militaire ondernemingen in...
-
Upload
duongthuan -
Category
Documents
-
view
220 -
download
1
Transcript of Het gebruik van private militaire ondernemingen in...
Het gebruik van private militaire ondernemingen in conflictgevoelige Het gebruik van private militaire ondernemingen in conflictgevoelige Het gebruik van private militaire ondernemingen in conflictgevoelige Het gebruik van private militaire ondernemingen in conflictgevoelige
gebiedengebiedengebiedengebieden
Masterproef neergelegd tot het behalen van de graad van Master in de criminologische wetenschappen
door (20055624) Adriaense Daphne
Academiejaar 2009-2010
Promotor: Commissarissen: Prof. Dr. Marc Cools Lic. Stefanie Van der Burght Lic. Jelle Janssens
iii
Verklaring inzake toegankelijkheid van de
masterproef criminologische wetenschappen
Ondergetekende,
Adriaense Daphne (20055624)
geeft hierbij aan derden,
zijnde andere personen dan de promotor (en eventuele co-promotor), de commissarissen
of leden van de examencommissie van de master in de criminologische wetenschappen,
de toelating
om deze masterproef in te zien, deze geheel of gedeeltelijk te kopiëren of er, indien
beschikbaar, een elektronische kopie van te bekomen, waarbij deze derden er uiteraard
slechts zullen kunnen naar verwijzen of uit citeren mits zij correct en volledig de bron
vermelden.
Deze verklaring wordt in zoveel exemplaren opgemaakt als het aantal exemplaren waarin
de masterproef moet worden ingediend, en dient in elk van die exemplaren ingebonden
onmiddellijk na het titelblad.
Datum: ……………………………………..
Handtekening: ……………………………
v
TrefwoordenTrefwoordenTrefwoordenTrefwoorden
Private militaire ondernemingen
Neokolonialisme
Verenigde Staten
Filipijnen
ii
WWWWoord voorafoord voorafoord voorafoord vooraf
Deze masterproef kwam tot stand in het kader van het behalen van het diploma Master
in de criminologische wetenschappen aan de Universiteit Gent.
Hierbij wil ik mijn dank laten uitgaan naar mijn promotor, Prof. Marc Cools, die mijn
onderwerp wist bij te sturen toen ik het even niet meer wist, en voor zijn begrip voor mijn
afwezigheid gezien ik in het kader van een andere opleiding een half jaar stage heb
gelopen in de Filipijnen. Ook Prof. Renato Cruz De Castro, professor internationale
studies aan de De La Salle Universiteit van Manila, wordt bedankt voor zijn antwoorden
en ophelderingen, en Louie Punzalan van de University of San Carlos in Cebu, voor zijn
hulpvolle assistentie en doorverwijzingen.
Daarnaast wil ik alle personen bedanken die mij hebben geholpen en bijgestaan hebben
tijdens mijn buitenlandse stage, toen ik deze scriptie trachtte te schrijven, in het
bijzonder Lore Moijson, mijn internationale steun en toeverlaat. Speciale dank gaat ook
uit naar de steun vanuit het thuisfront, de medewerkers van Dalayunan en mijn ouders
voor hun geduld en het mogelijk maken van het voorbije jaar. Tot slot gaan mijn
gedachten uit naar mijn voormalige klasgenoten en vrolijke vrienden van de Pollepel die
gezorgd hebben voor een onvergetelijke vier jaar. Bedankt aan iedereen, en aan Jef De
Belser.
iii
INHOUDSOPGAVEINHOUDSOPGAVEINHOUDSOPGAVEINHOUDSOPGAVE
TrefwoordenTrefwoordenTrefwoordenTrefwoorden ............................................................................................................................... v
Woord voorafWoord voorafWoord voorafWoord vooraf ............................................................................................................................. ii
INHOUDSOPGAVEINHOUDSOPGAVEINHOUDSOPGAVEINHOUDSOPGAVE .....................................................................................................................iii
Lijst van gebruikte afkortingenLijst van gebruikte afkortingenLijst van gebruikte afkortingenLijst van gebruikte afkortingen................................................................................................. v
Lijst van figuren en tabellenLijst van figuren en tabellenLijst van figuren en tabellenLijst van figuren en tabellen ...................................................................................................vii
HOOFDSTUK 1: PRIVATEHOOFDSTUK 1: PRIVATEHOOFDSTUK 1: PRIVATEHOOFDSTUK 1: PRIVATE MILITAIRE ONDERNEMI MILITAIRE ONDERNEMI MILITAIRE ONDERNEMI MILITAIRE ONDERNEMINGENNGENNGENNGEN ........................................................................................................................................................................................................................ 6666
1. Wat zijn PMC’s?1. Wat zijn PMC’s?1. Wat zijn PMC’s?1. Wat zijn PMC’s?..................................................................................................................... 6
2. Kunnen PMC’s gelijkgesteld worden met huurlingen?2. Kunnen PMC’s gelijkgesteld worden met huurlingen?2. Kunnen PMC’s gelijkgesteld worden met huurlingen?2. Kunnen PMC’s gelijkgesteld worden met huurlingen? ...................................................... 7
2.1. Op basis van internationaal recht ................................................................................ 7
2.2. Op basis van de literatuur............................................................................................. 9
3. Classificatie en onderscheid3. Classificatie en onderscheid3. Classificatie en onderscheid3. Classificatie en onderscheid .............................................................................................. 11
3.1. PMSC’s: Private military companies & private security companies ........................ 11
3.2. Categorisatie: ‘Tip of the spear’ typologie ................................................................ 12
3.2.1. Support PMC’s...................................................................................................... 13
3.2.2. Consultant PMC’s ................................................................................................. 14
3.2.3. Provider PMC’s ..................................................................................................... 14
4. Cliënteel4. Cliënteel4. Cliënteel4. Cliënteel ............................................................................................................................... 15
4.1. Het diverse spectrum aan afnemers ......................................................................... 15
4.2. Toekomstperspectief: de privatisering van humanitaire hulpverlening .................. 17
5. De private militaire industrie5. De private militaire industrie5. De private militaire industrie5. De private militaire industrie.............................................................................................. 18
5.1. Ontstaan en opkomst.................................................................................................. 18
5.2. Het pleidooi voor regulering........................................................................................ 20
5.3. Uitdagingen en mogelijkheden voor de sector.......................................................... 27
5.3.1. Uitdagingen........................................................................................................... 27
5.3.2. Mogelijkheden: een model voor regulering........................................................ 30
4. Besluit4. Besluit4. Besluit4. Besluit .................................................................................................................................. 31
HOOFDHOOFDHOOFDHOOFDSTUK 2: PMC’S EN NEOSTUK 2: PMC’S EN NEOSTUK 2: PMC’S EN NEOSTUK 2: PMC’S EN NEOKOLONIALISMEKOLONIALISMEKOLONIALISMEKOLONIALISME.................................................................................................................................................................................................................................................................... 32323232
1. Het neokoloniaal concept1. Het neokoloniaal concept1. Het neokoloniaal concept1. Het neokoloniaal concept................................................................................................... 33
1.1. Wat is neokolonialisme? ............................................................................................. 33
1.2. PMC’s en neokolonialisme.......................................................................................... 34
1.3. Conceptuele definitie .................................................................................................. 35
iv
2. Toetsing van de werking van2. Toetsing van de werking van2. Toetsing van de werking van2. Toetsing van de werking van PMC’s aan de operationele definitie van neokolonialisme PMC’s aan de operationele definitie van neokolonialisme PMC’s aan de operationele definitie van neokolonialisme PMC’s aan de operationele definitie van neokolonialisme
.................................................................................................................................................. 38
2.1. Criterium 1: Neokolonialisme op basis van controle en inmenging ........................ 38
2.1.1. PMC’s in het kader van ‘militair keynesianisme’, ‘imperial overstretching’ en de ‘global war on terror’(GWOT) ..................................................................................... 38
2.1.2. PMC’s in conflictgevoelige gebieden creëren ‘diffusion of control’ ................. 39
2.2. Criterium 2: Neokolonialisme op basis van exploitatie ............................................ 40
2.2.1. Militaire exploitatie als inherent kenmerk van PMC’s ....................................... 40
2.2.2. Belangenvermenging ........................................................................................... 41
2.2.3. Economische exploitatie...................................................................................... 42
3. Besluit3. Besluit3. Besluit3. Besluit .................................................................................................................................. 43
HOOFDSTUK 3: DE ROL HOOFDSTUK 3: DE ROL HOOFDSTUK 3: DE ROL HOOFDSTUK 3: DE ROL VAN PMC’S IN DE NEOKVAN PMC’S IN DE NEOKVAN PMC’S IN DE NEOKVAN PMC’S IN DE NEOKOLONIALE RELATIE TUSOLONIALE RELATIE TUSOLONIALE RELATIE TUSOLONIALE RELATIE TUSSEN DE SEN DE SEN DE SEN DE VERENIGDE STATEN EN VERENIGDE STATEN EN VERENIGDE STATEN EN VERENIGDE STATEN EN DE FILIPIJNENDE FILIPIJNENDE FILIPIJNENDE FILIPIJNEN .................................................................................................................................................................................................................................................................................................................... 45454545
1. De1. De1. De1. De relatie tussen de VS en de Filipijnen relatie tussen de VS en de Filipijnen relatie tussen de VS en de Filipijnen relatie tussen de VS en de Filipijnen ........................................................................... 45
1.1. (Neo)koloniale geschiedenis....................................................................................... 45
1.1.1. Amerikaanse periode ........................................................................................... 46
1.1.2. Militaire relatie na de onafhankelijkheid............................................................ 47
1.1.3. Neokolonialisme?................................................................................................. 49
2. He2. He2. He2. Het PMCt PMCt PMCt PMC----landschap in de Filipijnenlandschap in de Filipijnenlandschap in de Filipijnenlandschap in de Filipijnen ................................................................................... 50
2.1. PMC’s in Zuidoost-Azië ................................................................................................ 50
2.2. PMC’s in de Filipijnen .................................................................................................. 51
2.2.1. Een overzicht ........................................................................................................ 51
2.2.2. Werving in de Filipijnen........................................................................................ 53
3. Toetsing aan de neokoloniale cri3. Toetsing aan de neokoloniale cri3. Toetsing aan de neokoloniale cri3. Toetsing aan de neokoloniale criteriateriateriateria ............................................................................... 55
3.1. Criterium 1: Neokolonialisme op basis van controle ................................................ 55
3.1.1. PMC’s ter ondersteuning van ‘imperial overstretching’ .................................... 55
3.2. Criterium 2: Neokolonialisme op basis van exploitatie ............................................ 56
3.2.1. Werving van Filipijnse werknemers als ‘resource drain’ ................................... 56
3.2.2. PMSC’s in de mijnbouw ....................................................................................... 59
4. Besluit4. Besluit4. Besluit4. Besluit .................................................................................................................................. 60
ALGEMEEN BESLUIALGEMEEN BESLUIALGEMEEN BESLUIALGEMEEN BESLUITTTT............................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................ 61616161
BIBLIOGRAFIEBIBLIOGRAFIEBIBLIOGRAFIEBIBLIOGRAFIE .................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................... 63636363
v
Lijst van gebruikte afkortingenLijst van gebruikte afkortingenLijst van gebruikte afkortingenLijst van gebruikte afkortingen
AFP Armed Forces of the Philippines
ASEAN Association of Southeast Asian Nations
CAFGU Citizen Armed Force Geographical Unit
CPA Coalitional Provisional Authority
CRG Control Risks Group
CSAFP Chief of Staff of the Armed Forces of the Philippines
CTU Corporate Training Unlimited
CVO Civilian Volunteer Organization
DILG Department of Interior and Local Government
DoD Department of Defense
EO Executive Outcomes
GWOT Global war on terror
IMET International Military Education and Training
IMF Internationaal Monetair Fonds
IPOA International Peace Operations Associations
JSOTF-P Joint Special Operations Task Force - Philippines
KBR Kellog Brown & Root
LGU Local Government Unit
MDT Mutual Defense Treaty
MEJA Military Extraterritorial Jurisdiction Act
MILF Moro Islamic Liberation Front
MLSA Mutual Logistics Support Agreement
NCR National Capital Region
NGO Niet-gouvernementele organisatie
NPA New People’s Army
PMC Private military company
PMSC Private military and security companies
PNP Philippine National Police
PSC Private security company
SOFA Status of Forces Agreement
TCN Third Country National
UCMJ Uniform Code of Military Justice
vi
VFA Visiting Forces Agreement
VK Verenigd Koninkrijk
VN Verenigde Naties
VS Verenigde Staten
WB Wereldbank
WHO Wereldhandelsorganisatie
vii
Lijst van figuren en tabellenLijst van figuren en tabellenLijst van figuren en tabellenLijst van figuren en tabellen
Figuur 1: Onderscheid PMC’s / PSC’s op basis van hun dienstverlening (p. 8)
Figuur 2: ‘Tip of the Spear’ (p. 9)
Figuur 3: Overzicht van PMC-diensten en gebruikers (p. 13)
1
INLEIDINGINLEIDINGINLEIDINGINLEIDING
Volgens recente cijfers bedragen de militaire uitgaven in de Verenigde Staten, momenteel
5,4% van het 14,6 triljoen bedragend bruto binnenlands product.1 Het ‘militair
Keynesianisme’, ‘imperial overstretching’ en de ‘global war on terror’ van de VS hebben
een militair-industrieel complex gecreëerd buiten alle proportie. Een onmiskenbare factor
in deze evolutie zijn private militaire ondernemingen. De private militaire industrie heeft
een cruciale rol gespeeld in de totstandkoming van het hedendaags Amerikaans
imperialisme.
De voorbije jaren en vooral sinds de gebeurtenissen van 11 september 2001 en de
oorlog in Irak, is het fenomeen van de ‘Private Military Companies’ (PMC’s) zeer sterk in
de schijnwerpers geplaatst. Dit kan ook moeilijk anders gezien de explosieve toename in
het gebruik van PMC’s en de media aandacht die uitging naar de private militaire
industrie in het kader van enkele opzienbarende schandalen. De schokkende incidenten
in Fallujah en de Abu Ghraïb gevangenis2 zorgden ervoor dat het gebruik van PMC’s
zwaar onder vuur kwam te liggen.
Ironisch genoeg verwierven PMC’s hun slechte reputatie van brutaliteit en neokoloniale
exploitatie door hun betrokkenheid in het dekoloniseringsproces tijdens de jaren ’60 en
’70. De betwijfelbare reputatie die PMC’s hebben opgebouwd, heeft gezorgd voor een
internationaal debat rond het gebruik en de regulering van deze bedrijven. Desondanks is
er een globale trend waar te nemen waarin individuen, bedrijven, staten en internationale
organisaties steeds meer beroep doen op militaire diensten die worden aangeboden door
1 FUGAZY, D., ‘Defense industry mergers stay aloft’, Investment Dealer’s Digest, 2010, 1.
2 MATHIEU, F. en DEARDEN, N., ‘Corporate mercenaries: The threat of private military & security
companies’, Review of African Political Economy, 2007, 751.
2
private bedrijven.3 Gezien de evolutie in de privatisering van oorlogsvoering ziet het er
niet naar uit dat deze trend nog achteruit zal gaan.4
Er zijn vele oorzaken aan te duiden voor de toename in het gebruik van PMC’s in
conflictgebieden, maar in dit onderzoek wordt de vraag opgeworpen welke onderliggende
factoren een rol spelen in deze evolutie. Vandaag de dag onderhouden grootmachten
zoals de Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk een zeer belangrijke rol in
internationale conflictbeheersing en vredeshandhaving. Daarbij maken ze steeds meer
gebruik van partners zoals PMC’s omdat hun eigen legereenheden niet meer overal ter
wereld aanwezig kunnen zijn. We kunnen dit fenomeen benoemen als ‘imperial
overstretching’.5 Vroeger werden humanitaire redenen aangegeven voor het uitvoeren
van militaire interventies (het redden van mensenlevens in Rwanda, Joegoslavië,…). Na
9/11 werd de ‘war on terror’ echter, vooral door de VS, aangegrepen als nieuw argument
voor militaire tussenkomsten. De echte beweegreden voor militaire interventies is echter
steeds dezelfde, namelijk imperialisme. Militaire interventie is de nieuwe en goedkopere
vorm van economisch kolonialisme geworden.6
In deze masterproef zullen we dan ook onderzoeken of en hoe PMC’s een rol spelen in
het neokoloniaal proces van imperial overstretching, en welke uitingen van
neokolonialisme we in de werking van PMC’s kunnen vaststellen.
3 SINGER, P.W., Corporate warriors: The rise of the privatized military industry, 2003, London, Cornell
University Press, p. 18. 4 DE WOLF, A.H., ‘Wordt oorlog geprivatiseerd? Het inzetten van particuliere militaire bedrijven in Irak
in het licht van internationaal recht en de rechten van de mens’, Nederlands Juristenblad, 2004, 1687-
1695. 5 COOLS, M. En VERBEIREN, K., ‘Private military companies of militaire privé-ondernemingen: oude
huurlingen of nieuwe loot aan de boom van de private veiligheidszorg?’, Private Veiligheid, 2005, 32-
33. 6 VANDERMEERSCH, R. (08/05/2007) ‘Militarisme en kapitalisme gaan hand in hand’ [WWW]. e-MO:
http://www.mo.be/index.php?id=71&tx_ttnews[tt_news]=101&cHash=41ced97de7 [13/03/10]
3
De centrale probleemstelling luidt dan ook als volgt:
Op welke manier zijn private militaire ondernemingen die actief zijn in conOp welke manier zijn private militaire ondernemingen die actief zijn in conOp welke manier zijn private militaire ondernemingen die actief zijn in conOp welke manier zijn private militaire ondernemingen die actief zijn in conflictgevoelige flictgevoelige flictgevoelige flictgevoelige
gebieden een uiting van neokolonialisme?gebieden een uiting van neokolonialisme?gebieden een uiting van neokolonialisme?gebieden een uiting van neokolonialisme?
De probleemstelling kan worden opgedeeld in de volgende deelvragen:
1. Wat zijn PMC’s?
2. Wat is neokolonialisme?
3. Welke factoren van neokolonialisme zijn terug te vinden in de werking van PMC’s
in conflictgevoelige gebieden?
4. Zijn deze factoren ook terug te vinden in een voorbeeld uit de praktijk, namelijk de
relatie tussen de VS en de Filipijnen?
Aangezien neokolonialisme een zeer omvattend begrip is, en deze masterproef de relatie
tussen PMC’s en neokolonialisme onderzoekt, zullen we op basis van een uitgebreide
literatuurstudie de werking van PMC’s in conflictgebieden te toetsen aan andere
begrippen die in de literatuur naar voren worden geschoven als kenmerkend om van
neokolonialisme te kunnen spreken.
Op basis van de conceptuele definities van neokolonialisme die in deze studie naar voor
worden geschoven, worden twee criteria gedistilleerd om een operationele definitie op te
stellen van wat er in deze masterproef onder neokoloniale betrekkingen wordt verstaan.
Vervolgens worden vaststellingen uit de literatuur naar voor gebracht en getoetst aan
deze criteria. Op basis daarvan zal dan vastgesteld worden of PMC’s inderdaad een uiting
zijn van hedendaags neokolonialisme, en op welke manieren dit zich dan uit.
Tot slot onderwerpen we dan een concreet voorbeeld aan de toets, om te kijken of ook
hier wel of geen uiting van neokolonialisme is vast te stellen bij de werking van PMC’s.
We bekijken hier de neokoloniale relatie tussen de VS en de Filipijnen, en de rol die
PMC’s hier in spelen.
Het opzet van deze masterproef is niet om ethische bezwaren op te werpen tegen
hedendaagse neokoloniale processen, maar wel om vragen op te roepen omtrent de
legitimiteit van de wereldwijde interventie en inmenging van grootmachten, en de rol die
PMC’s spelen in deze processen.
4
In het eerste hoofdstuk schetsen we het kader van de private militaire industrie. Hierin
wordt het begrip PMC’s afgebakend van gelijkaardige begrippen zoals huurlingen en
PSC’s. We schetsen het ontstaan en de evoluties in de industrie, en onderscheiden de
verschillende soorten PMC’s en hun klanten. Daarnaast wordt ingegaan op het
internationale pleidooi voor regulering, de implicaties van het gebrek aan wetgeving,
toezicht en controle, bestaande nationale en internationale wetgeving, en de uitdagingen
en mogelijkheden die zich stellen in de sector.
In het tweede hoofdstuk wordt de theorie van het neokolonialisme geschetst. We
bekijken enkele neokoloniale theorieën uit de literatuur en schetsen een conceptuele
definitie van het begrip. Vervolgens wordt deze definitie geoperationaliseerd tot twee
bruikbare criteria die kunnen dienen als toetsingsinstrument. Daarna wordt op basis van
deze criteria op zoek gegaan naar overeenkomsten tussen neokolonialisme en de
werking van PMC’s. Op basis van de bevindingen wordt dan vastgesteld of PMC’s nu al
dan niet (on)rechtstreeks bijdragen tot het neokoloniaal discours, en welke rol zij hier dan
in spelen.
Tot slot worden in het laatste hoofdstuk de bevindingen uit hoofdstuk 2 op de proef
gesteld door een voorbeeld uit de praktijk nader te bekijken. Het voorbeeld in kwestie is
de neokoloniale relatie tussen de VS en de Filipijnen. Eerst wordt de (neo)koloniale
voorgeschiedenis tussen de twee landen onder de loep genomen, waarbij de focus ligt op
de militaire relatie tussen deze twee landen. Daarna wordt een overzicht geschetst van
het PMC-landschap in de Filipijnen, waarbij wordt ingegaan op de rol die PMC’s spelen in
de relatie tussen de twee landen. Vervolgens worden ook de activiteiten van PMC’s in de
Filipijnen getoetst aan de operationele criteria uit hoofdstuk 2. Op basis hiervan worden
dan vastgesteld of we effectief kunnen spreken van een neokoloniale bijdrage van
PMC’s.
De beperkingen van dit onderzoek zitten hem in de moeilijkheid van het neokoloniaal
concept. Het is algemeen bekend dat neokolonialisme een vaag en ruim begrip is, dat
weinig tastbaar is. Daarom wordt het begrip zo goed mogelijk geoperationaliseerd, maar
dit betekent dat de resultaten van het onderzoek vatbaar zijn voor interpretatie. Een
andere beperkende factor van het onderzoek is het gebrek aan transparantie binnen de
5
private militaire sector. Dit zorgt ervoor dat er weinig betrouwbare informatie over te
vinden is, en de informatie die echt van belang is, is meestal niet openbaar verkrijgbaar.
Daarom is er zo veel mogelijk gebruik gemaakt van bronnen met een zo hoog mogelijk
betrouwbaarheidsgehalte. Toch opereert de sector grotendeels in de schaduw en is de
informatie die in deze studie wordt aangegeven waarschijnlijk nooit helemaal volledig.
Toch kan het een eerste aanzet geven voor verder onderzoek in dit domein.
6
HOOFDSTUK 1: PRIVATE MILITAIRE ONDERNEMINGENHOOFDSTUK 1: PRIVATE MILITAIRE ONDERNEMINGENHOOFDSTUK 1: PRIVATE MILITAIRE ONDERNEMINGENHOOFDSTUK 1: PRIVATE MILITAIRE ONDERNEMINGEN
1111. Wat zijn PMC’s?. Wat zijn PMC’s?. Wat zijn PMC’s?. Wat zijn PMC’s?
Een omvattende definitie van de term PMC’s verwijst meestal naar ’een private
onderneming, met een lucratief doel, die diensten aanbiedt die traditioneel gesproken
worden geassocieerd met militaire aspecten en de veiligheid van een staat’.7
Private militaire ondernemingen of ‘private military companies’ (PMC’s) zijn dus bedrijven
die gespecialiseerde diensten aanbieden op het gebied van oorlog en conflicten, zoals
gevechtsoperaties, strategische planning, inlichtingenverzameling, operationele en
logistieke ondersteuning, training, strategische verwerving en onderhoud.8
Deze definitie is zeer ruim en omvat zeer uiteenlopende vormen van dienstverlening,
gaande van onderhoudswerk tot eigenlijke gevechtsoperaties. In de literatuur zijn er
allerlei positief en negatief geconnoteerde definities van het begrip te vinden. Dit gebrek
aan eenduidige definitie zit hem vooral in het gebrek aan een juridische definiëring. Het
komt er op neer dat PMC’s onder andere taken uitvoeren die tot het kerntakenpakket van
het leger behoren, waardoor ze het onderwerp zijn van veel controverse.
7 HOLMQVIST, C., “Private military and security companies – An analytical overview”, Proceedings of
the Bruges Colloquium, Private Military/Security Companies Operating in Situations of Armed Conflict,
Collegium, 2007, 11. 8 X (2006) ‘Private Military Companies’ [WWW]. Geneva Centre for the Democratic Control of Armed
Forces: http://www.dcaf.ch/publications/kms/details.cfm?lng=en&id=18412&nav1=5 [14/03/2010]
7
2. Kunnen PMC’s gelijkgesteld worden met huurlingen?2. Kunnen PMC’s gelijkgesteld worden met huurlingen?2. Kunnen PMC’s gelijkgesteld worden met huurlingen?2. Kunnen PMC’s gelijkgesteld worden met huurlingen?
2.1. 2.1. 2.1. 2.1. Op basis van internationaal rechtOp basis van internationaal rechtOp basis van internationaal rechtOp basis van internationaal recht
Als we spreken over PMC’s spreken we over private actoren die militaire taken op zich
nemen. Het eerste associatief begrip dat hierbij wordt opgeroepen is ‘huurlingen’.
Omwille van hun overeenkomsten met huurlingen, zijn PMC’s onderwerp van veel kritiek.
Toch wordt een onderscheid gemaakt tussen huurlingen en PMC’s. In ieder geval komen
PMC’s niet overeen met de juridische definitie die in internationale wetgeving aan
huurlingen wordt gegeven. De twee belangrijkste bronnen van internationaal recht geven
beiden een cumulatieve opsomming van voorwaarden aan die vereist zijn om van
huurlingen te kunnen spreken.
Artikel 1 van het internationaal verdrag tegen de aanwerving, het inzetten, de financiering
en de opleiding van huurlingen stelt dat9:
1. Een huurling iedere persoon is die:
a. in eigen land of in een vreemd land speciaal wordt aangeworven om te
strijden in een gewapend conflict;
b. aan de vijandelijkheden deelneemt hoofdzakelijk met het oog op het
verkrijgen van persoonlijk voordeel en aan wie daadwerkelijk, door of
namens een partij in het conflict, een materiële vergoeding is beloofd
welke aanzienlijk hoger ligt dan die beloofd of betaald aan strijders met
een soortgelijke rang of functie in de strijdkrachten van die partij;
c. noch onderdaan is van een partij in het conflict, noch verblijft op het
grondgebied gecontroleerd door een partij in het conflict;
d. geen lid is van de strijdkrachten van een van de partijen in het conflict; en
e. niet door een andere Staat dan een partij in het conflict met een officiële
opdracht is belast in de hoedanigheid van lid van de strijdkrachten van
bedoelde Staat.
2. Een huurling is ook iedere persoon die, in elke andere situatie:
9 Art. 1 Internationaal verdrag tegen de aanwerving, het inzetten, de financiering en de opleiding van
de huurlingen
8
a. in eigen land of in een vreemd land speciaal wordt aangeworven om deel
te nemen aan een door overleg tot stand gekomen gewelddaad die ertoe
strekt:
i. een regering omver te werpen of op enige andere wijze de
grondwettelijke orde van een Staat te schenden; of
ii. de territoriale integriteit van een Staat te schenden;
b. aan een dergelijke daad deelneemt hoofdzakelijk met het oog op het
verkrijgen van aanzienlijk persoonlijk voordeel en die ertoe wordt aangezet
te handelen door de belofte of de betaling van een materiële vergoeding;
c. geen onderdaan is van, noch verblijft op het grondgebied van de Staat
waartegen de daad is gericht;
d. niet door een Staat met een officiële opdracht is belast; en
e. geen lid is van de strijdkrachten van de Staat op het grondgebied waarvan
de daad heeft plaatsgehad.
Artikel 47 van het eerste aanvullend protocol bij de Conventie van Genève van 1949 is
vrijwel gelijk aan dit artikel, maar bevat de tweede paragraaf niet.10
Op basis van deze voorwaarden kunnen PMC’s dus makkelijk het label van huurlingen
ontwijken. Ten eerste worden PMC’s niet ingezet om regeringen omver te werpen, maar
juist om deze te ondersteunen. Daarnaast nemen de meeste PMC’s niet deel aan de
eigenlijke gevechten, maar beperken ze zich tot logistieke ondersteuning en bewakings-
en beveiligingsopdrachten. Werknemers van PMC’s kunnen ook tijdelijk lid worden van
het leger van een contracterend land, waardoor ze ook niet meer voldoen aan de
cumulatieve vereisten van een huurling.11
10
Art. 47 Aanvullend protocol bij de Conventies van Genève (Protocol I) 11
DE WOLF, A.H., ‘Wordt oorlog geprivatiseerd? Het inzetten van particuliere militaire bedrijven in
Irak in het licht van internationaal recht en de rechten van de mens’, Nederlands Juristenblad, 2004,
1689.
9
2.2. 2.2. 2.2. 2.2. Op basis van de literatuurOp basis van de literatuurOp basis van de literatuurOp basis van de literatuur
Het internationaal recht buiten beschouwing gelaten, zijn er nog tal van andere redenen
waarom PMC’s niet als huurlingen kunnen beschouwd worden. Singer definieert het
begrip ‘huurlingen’ aan de hand van 7 essentiële kenmerken 12:
1) Een huurling is een buitenlander, en dus geen burger of inwoner van de staat
waarvoor hij/zij strijdt.
2) Een huurling is onafhankelijk en is niet (op lange termijn) geïntegreerd in een
nationale strijdmacht. Hij is louter contractueel gebonden aan zijn werkgever.
3) Een huurling is gemotiveerd door een individuele korte-termijn economische
belonging, en niet door politieke of religieuze doelen.
4) De aanwerving van huurlingen gebeurt op indirecte en omslachtige wijzen, om
wettelijke vervolging te vermijden.
5) Huurlingen zijn meestal tijdelijk en ad-hoc georganiseerde groepen van individuele
soldaten.
6) Huurlingen ontbreken aan voorafgaande organisatie en concentreren zich louter op
hun dienstenverlening als strijdkracht voor aparte cliënten.
Op basis van deze en andere feitelijke en juridische gronden, kunnen PMC’s dus duidelijk
onderscheiden worden van het conceptueel begrip van de huurlingen. Singer maakt dit
onderscheid op basis van zes basisgronden13:
1. Organisatie:
In tegenstelling tot huurlingen hebben PMC’s een vooraf georganiseerde
bedrijfsstructuur. Ze werken volgens bedrijfsprincipes, en hebben een vast
bestuur en investeerders waardoor ze kunnen concurreren en overleven op de
globale markt.
2. Motivatie:
PMC’s worden gedreven door zakelijke winst, en niet door individueel
winstoogmerk. Werknemers hebben geen aantoonbaar persoonlijk belang in het
12
SINGER, P.W., Corporate Warriors: the rise of the privatized military industry, Cornell University
Press, New York, 2003, p.43. 13
Ibid., 44-47.
10
conflict.14 Het gaat hem hier om het bedrijf, en niet om de individuele persoon.
Processen, relaties en de impact op het conflict zijn inherent verschillend van de
werking van huurlingen.
3. Open markt:
PMC’s en huurlingen zijn werkzaam in een andere arena. PMC’s zijn legale,
openbare entiteiten waarden ze hun diensten openlijk kunnen aanbieden op de
open markt. Dit staat in schril contrast met huurlingen die zich niet konden
profileren en zich buiten het zicht van de openbare arena moesten bewegen.
4. Diensten:
De PMC’s van vandaag bieden een brede waaier van diensten aan dan huurlingen.
Hierdoor hebben ze ook een zeer uitgebreid en divers klantenbestand. De meeste
PMC’s nemen niet rechtstreeks deel aan het gewapend conflict.15 Ze bieden
eerder diensten buiten de tactische sfeer aan zoals training, logistiek en
ondersteuning. Daarnaast bestaat er in tegenstelling tot huurlingen ook een
contract tussen de PMC en de klant die hen inzet.16
5. Werving:
PMC’s hanteren publieke en gespecialiseerde wervingsmethoden, anders dan
huurlingen die werden gezocht op de zwarte markt of mond tot mond werden
gerekruteerd. Potentiële werknemers worden professioneel gescreend om
optimale efficiëntie en effectiviteit te bekomen. Daarnaast is er uiteraard ook
sprake van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde duur tussen de individuele
werknemer en de PMC.17
6. Financieel-economische vervlochtenheid:
PMC’s zijn financieel-economisch verwoven met allerlei bredere bedrijfsstructuren
in verschillende sectoren.18 Veel PMC’s zijn dochterondernemingen van
14
COOLS, M. & VERBEIREN, K., ‘Private military companies’ of ‘militaire privé-ondernemingen’, oude
huurlingen of nieuwe loot aan de boom van de private veiligheidszorg?, Private veiligheid, 2005, 32. 15
Ibid., 32. 16
Ibid, 32. 17
Ibid, 33. 18
Ibid., 32.
11
multinationals of maken deel uit van grotere financiële conglomeraten.19 Deze
banden met de internationale bedrijfswereld en financiële markten bieden nieuw
draagvlak voor legitimiteit en opportuniteit voor PMC’s.
Zowel voorstanders als de meeste critici zijn het er dus algemeen over eens dat PMC’s en
huurlingen niet over dezelfde kam gescheerd kunnen worden. Ook in de omstreden’
Green Paper’ van het Britse Ministerie van Buitenlandse zaken komt Minister Straw tot
de conclusie dat deze PMC’s niet snel als gewone huurlingen kunnen worden
aangemerkt. Zelfs Enrique Ballesteros, voormalig VN speciale rapporteur inzake
huurlingen, die bekend stond als een scherpe tegenstander van PMC’s, erkende impliciet
het onderscheid tussen deze bedrijven en huurlingen.20
3. Classificatie en onderscheid3. Classificatie en onderscheid3. Classificatie en onderscheid3. Classificatie en onderscheid
3.1. 3.1. 3.1. 3.1. PMSC’s: Private military companies & private security companiesPMSC’s: Private military companies & private security companiesPMSC’s: Private military companies & private security companiesPMSC’s: Private military companies & private security companies
PMC’s worden vaak samen met PSC’s (‘private security companies’) onder dezelfde
noemer gezet (PMSC’s of ‘private military and security companies’). Hoewel er een
onderscheid is tussen de twee, blijkt dit in de praktijk nogal vaag. Het onderscheid tussen
PMC’s en PSC’s wordt vaak als offensief/defensief voorgesteld. Maar dit onderscheid is
eerder misleidend dan veelzeggend. In theorie zouden PSC’s dan meestal ongewapend
zijn en zich meer bezighouden met beschermingsopdrachten dan opdrachten die een
militaire impact kunnen hebben. Dit onderscheid in de praktijk niet houdbaar, aangezien
de activiteiten van veel PMC’s en PSC’s de neiging hebben om elkaar te overlappen en
omdat bepaalde activiteiten zeer vage scheidingslijnen hebben.21 Wie zal zeggen
wanneer een bewakings- of beveiligingsopdracht voor een militaire opdrachtgever in een
conflictgebied overgaat in een activiteit van militair belang? Veel PMC’s en PSC’s zijn in
19
SINGER, P., 'Corporate warriors: The rise and ramifications of the privatized military industry',
International Security, 2001, 192. 20
DE WOLF, A.H., ‘Wordt oorlog geprivatiseerd? Het inzetten van particuliere militaire bedrijven in
Irak in het licht van internationaal recht en de rechten van de mens’, Nederlands Juristenblad, 2004,
1689. 21
HOLMQVIST, C., Private Security Companies: The Case for Regulation, SIPRI Policy Paper No. 9,
2005, 5-6.
12
de praktijk dan ook betrokken bij bewakings- en beveiligingsopdrachten, zowel als bij
militaire opdrachten. Onderstaande tabel maakt een grof onderscheid, maar zoals
gezegd worden PMSC’s eerder gedefinieerd door wat ze doen dan door hun benaming.
Figuur 1: Onderscheid PMC’s / PSC’s op basis van dienstverlening
(Bron: GUMEDZE, 2008)
3.2. Categorisatie: ‘Tip of the spear’ typologie3.2. Categorisatie: ‘Tip of the spear’ typologie3.2. Categorisatie: ‘Tip of the spear’ typologie3.2. Categorisatie: ‘Tip of the spear’ typologie 22222222
Om een zicht te krijgen op de diversiteit aan ondernemingen binnen de private militaire
industrie, is het best om te kijken naar de brede waaier van diensten die ze aanbieden.
Volgens deze ‘speerpunttypologie’23 worden PMC’s gecategoriseerd volgens het soort
diensten dat ze aanbieden, en hun niveau van betrokkenheid bij het conflict. Op basis
van deze kenmerken worden drie types van PMC’s onderscheiden: ‘military support
firms’, ‘military consultant firms’, en ‘military provider firms’. Onderstaande figuur maakt
22
SINGER, P.W., Corporate Warriors: The Rise of the Privatized Military Industry, Ithaca, Cornell
University Press, 2003, 91. 23
COOLS, M. en VERBEIREN, K., ‘Private military companies of militaire privé-ondernemingen: oude
huurlingen of nieuwe loot aan de boom van de private veiligheidszorg?’, Private Veiligheid, 2005, 32-
33.
13
deze indeling duidelijk. De speer vertegenwoordigt de nabijheid tot het terrein en de rol
die deze PMC’s spelen in het slagen van een operatie.
Figuur 2: ‘Tip of the Spear’ typologie
(Bron: SINGER, 2003)
3.2.1. Support PMC’s
Support PMC’s of ‘military support firms’ zijn de minst controversiële sector van de
private militaire industrie, omdat ze het verst verwijderd zijn van de eigenlijke militaire
strijd. Support PMC’s bieden vooral ondersteunende militaire diensten aan zoals
logistiek, transport, inlichtingen, en technische ondersteuning. Ze specialiseren zich met
andere woorden in ‘secundaire taken’, die niet tot de militaire kerntaken behoren. Deze
sector is dan ook niet verwonderlijk de grootste van de drie, met de meeste subsectoren
en de grootste omzet. Omdat support PMC’s de minste gelijkenis vertonen met de
traditionele interpretatie van ‘huurlingen’, zijn ze minder ophefmakend en krijgen ze
minder aandacht vanuit de academische wereld. Toch zijn de diensten die zij aanbieden
14
vaak van cruciaal militair belang voor het slagen van een missie.24 Of zoals men het in
militaire kringen vaak stelt: "Amateurs talk about tactics, generals talk about logistics”.
3.2.2. Consultant PMC’s
Consultant PMC’s of ‘military consulting firms’ bevinden zich op een hoger niveau van
militaire betrokkenheid dan support PMC’s. Tot hun diensten behoren vooral
adviesverlening en trainingen. Ze maken strategische, operationele en organisatorische
analyses, en bieden trainingen voor gewapende strijdkrachten. Men kan stellen dat deze
bedrijven contracten kunnen aangaan op elk niveau, behalve op het strijdtoneel zelf. Dit
is het fundamentele verschil dat hen onderscheidt van provider PMC’s.25 Hun inbreng
focust zich dus vooral op het verbeteren van de performantie en strategie. Het is dan ook
niet verwonderlijk dat een aantal firma’s ervoor kiezen om over te schakelen van provider
PMC tot consultant PMC, omwille van de grotere legitimiteit en de hogere winstmarges in
de consultancy sector.26
3.2.3. Provider PMC’s
De laatste en meest ophefmakende sector is die van de provider PMC’s of ‘military
provider firms’. Zij bevinden zich aan de top van de speer en dus in het heetst van de
strijd. Provider PMC’s specialiseren zich in de tactische omgeving van een operatie door
rechtstreeks deel te nemen aan de gevechten. Hun aangepaste diensten gaan van het
voorzien van (extra) mankracht, tot het bieden van specialisten op het terrein, tot het
uitvoeren van rechtstreeks commando over de strijders op het veld. Deze bedrijven
ondersteunen de kernactiviteit van hun militaire cliënt op het implementatieniveau.
Klanten die beroep doen op provider PMC’s hebben dan ook meestal een probleem met
een relatief lage militaire capaciteit of bekwaamheid, en worden geconfronteerd met een
onmiddellijke dreiging.27 Omwille van hun rechtstreekse betrokkenheid op het slagveld,
vertonen deze PMC’s het meeste gelijkenis met het huurlingenconcept, waardoor ze veel
wind vangen.
24
SINGER, P.W., Corporate Warriors: The Rise of the Privatized Military Industry, 97. 25
Ibid., 95-96. 26
Ibid., 97. 27
Ibid., 92-93.
15
4. 4. 4. 4. CliënteelCliënteelCliënteelCliënteel
4.1. Het diverse spectrum aan afnemers4.1. Het diverse spectrum aan afnemers4.1. Het diverse spectrum aan afnemers4.1. Het diverse spectrum aan afnemers
Door hun uitgebreide dienstenaanbod op de verschillende niveaus van het strijdtoneel,
heeft de private militaire industrie een zeer ruim en divers klantenbestand. Hoewel PMC’s
vooral werken voor nationale overheden (of departementen), intergouvernementele
organisaties zoals de VN, andere bedrijven, en niet-gouvernementele organisaties
(NGO’s), zijn ze ook al gecontracteerd door dictaturen, rebellengroeperingen, drugskartels
en, voor de gebeurtenissen op 11 september 2001, tenminste twee jihad-groepen die
gelinkt waren aan Al Qaeda.28
VN-contracten met PMC’s zijn een gevoelig onderwerp, gezien de scherpe kritiek die ze in
het verleden heeft uitgesproken over deze bedrijven, tot op de dag van vandaag.
Contracten met de VN gaan meestal vooral over logistieke steun in vredesoperaties, maar
ook discrete taken zoals ontmijning etc. De organisatie heeft echter geen vast beleid rond
het gebruik van dergelijke PMSC’s.29 Recent zijn ze echter ook overgestapt op de private
militaire industrie voor de bescherming van VN-personeel op het terrein. De VN heeft via
IDG Security Ltd. Recent 169 Nepalese Gurkhas gecontracteerd voor de uitbreiding van
de VN-operaties in Afghanistan. VN Secretaris-generaal Ban Ki-Moon heeft recent ook
bevestigd dat zijn organisatie zich naar de private veiligheidsindustrie aan het keren,
vooral in gevaarlijke operaties zoals Somalië en Afghanistan.30
Internationale NGO’s maken veelal in de humanitaire sector vaak gebruik van PMC’s voor
de bescherming van hun werknemers op het terrein tegen aanvallen of kidnappings. Dit
brengt vaak zijn eigen moeilijkheden met zich mee omdat NGO’s meestal een zo neutraal
mogelijke positie tegenover de burgerbevolking zoeken te behouden. De inherente
dualiteit in de relatie tussen NGO’s en PMC’s is dan ook onderwerp van veel controverse.
28
SINGER, P.W., ‘Outsourcing War’, Foreign Affairs, 2005, 123. 29
HOLMQVIST, C., ‘Private military and security companies: An analytical overview’, Collegium, 2007,
12-13. 30
LYNCH, C. (17/01/2010) ‘UN embraces private military contractors’ [WWW]. Foreign Policy:
http://turtlebay.foreignpolicy.com/posts/2010/01/17/un_embraces_private_military_contractors
[07/05/10]
16
PMC’s die hun diensten aanbieden bij andere ondernemingen, veelal multinationals,
krijgen vaak opdrachten in de extractieve sector. Dit is in het kader van deze masterproef
een belangrijk aspect van het hoegenaamde neokolonialisme dat is terug te vinden in de
werking van PMC’s. PMC’s die actief zijn in gebieden waar grondstofcontrole een centrale
rol speelt in het conflict wekken, niet geheel onterecht, nogal eens achterdocht en kritiek
op.31 Maar hier wordt later in de studie dieper op ingegaan.
Figuur 3: Overzicht van PMC-diensten en gebruikers
Activities and servicesActivities and servicesActivities and servicesActivities and services ExaExaExaExamples of companies:mples of companies:mples of companies:mples of companies: Main users of services:Main users of services:Main users of services:Main users of services: provided:provided:provided:provided: Combat and operational Executive outcomes, support Governments support Sandline International, IDAS,
Gurkha Security Guards. Military advice and training DSL, MPRI, Silver Shadow, Governments Levdan, Vinnel, BDM Arms procurement Executive outcomes, Sandline Governments
International, Levdan Intelligence Gathering Control Risk Group, Kroll, Governments,
Saladin, DynCorp Multinational companies
Security and crime – DSL, Lifeguard, Group 4, Multinational companies prevention services Control Risk Group, Gurkha Humanitarian agencies Security Guards, Gray security,
Coin Security Logistical Support Brown and Root, DynCorp, Pacific Peacekeeping org. Architecs and engineers ( PAE) Humanitarian agencies
( Bron: DAMIEN, 2000)
31
HOLMQVIST, C., ‘Private military and security companies: An analytical overview’, Collegium, 2007,
12-13.
17
4.2. 4.2. 4.2. 4.2. Toekomstperspectief: Toekomstperspectief: Toekomstperspectief: Toekomstperspectief: de privatisering van de privatisering van de privatisering van de privatisering van humanitaire hulpverleninghumanitaire hulpverleninghumanitaire hulpverleninghumanitaire hulpverlening
Toekomstgericht kunnen we stellen dat PMC’s zich meer en meer richting humanitaire
hulp- en vredesmissies aan het profileren zijn.32 Dit is niet evident aangezien hun
reputatie als ‘soldiers of fortune’. Daarom investeren PMC’s zoals Blackwater/Xe
miljoenen dollars in imagoveranderingen en in materieel, vliegtuigen en helikopters voor
humanitaire interventies en vredesmissies.
De reden hiervoor is simpele bedrijfseconomie. Een PMC kan niet zoals een leger haar
werknemers op non-actief zetten in vredestijd. Ze beschikt immers niet over het geld om
deze troepen te onderhouden. Daarom zoeken firma’s zoals Blackwater/Xe naar nieuwe
activiteiten buiten hun traditionele veiligheidsopdrachten, zoals vredesmissies en
humanitaire taken, bijvoorbeeld bij NGO’s.
Dat PMC’s zich richten op humanitaire hulpverleningsmissies zoals bijvoorbeeld bij
rampen was ook duidelijk zichtbaar toen de International Peace Operations Associations
(IPOA) enkele uren na de grote aardbevingsramp in Haïti van januari een statement
maakte op haar website:
“Tengevolge van de tragische gebeurtenissen in Haïti zijn enkele IPOA-leden
beschikbaar en bereid om een waaier aan essentiële diensten aan te bieden aan de
slachtoffers van de aardbeving”
Ook na orkaan Katrina sloeg de private veiligheidsindustrie zijn grote slag. Blackwater/Xe
sloot toen voor meer dan 70 miljoen dollar aan contracten met het Amerikaans ministerie
voor binnenlandse zaken.33 Na orkaan Katrina is Blackwater/Xe zich echt op
binnenlandse operaties beginnen richten. Volgens Scahill heeft dit alles te maken met de
enorme fondsen van het Department for Homeland Security, dat aan een sneltreinvaart
wordt geprivatiseerd. Volgens hem wil Blackwater/Xe hulp bij catastrofes gebruiken als
achterpoortje om bij het ministerie binnen te raken.
32
VAUX, T., SEIPLE, C., NAKANO, G. en VAN BRABANT, K., Humanitarian action and private
security companies: opening the debate, Londen, International Alert, 2002, 34 p. 33
X (22/01/2010) ‘Veiligheidsfirma’s richten blik op Haïti’ [WWW]. e-MO:
http://www.mo.be/index.php?id=63&tx_uwnews_pi2[art_id]=27278&cHash=c1f30f93ee [13/03/10]
18
Uiteraard worden PMC’s in humanitaire missies niet overal even positief onthaald. Terwijl
ze zichzelf profileren als organisaties met veel ervaring in conflictgebieden, stellen critici
dat ze juist niet over de goede expertise beschikken. Vredeshandhaving is immers een
heel ander concept dan beveiliging e.d.34 Daarnaast werkt ook de inherente tegenstelling
tussen private bedrijven en vredesmissies hen tegen. Een succesvolle vredesmissie
wordt kan zo snel mogelijk beëindigd worden, maar een PMC heeft er net alle belang bij
om het contract zo lang mogelijk te rekken.35
5. De private militaire i5. De private militaire i5. De private militaire i5. De private militaire industriendustriendustriendustrie
5.1. 5.1. 5.1. 5.1. Ontstaan en opkomst Ontstaan en opkomst Ontstaan en opkomst Ontstaan en opkomst
Begin jaren ’90 zorgde het einde van de Koude Oorlog voor een reeks ingrijpende
veranderingen die zich gelijktijdig ontwikkelden, en die hun invloed onder andere op het
vlak van oorlogsvoering lieten voelen.36
Ten eerste was er de kloof in de veiligheidsmarkt in de jaren ‘90. De complementaire
relatie van de massale militaire demobilisatie na de Koude Oorlog, en het ontstaan van
nieuwe conflicten en oorlogsgebieden in zwakkere staten, zorgde voor veranderingen in
de militaire markt.37 De demobilisatie na de Koude Oorlog zorgde er voor dat de
internationale veiligheidsmarkt werd overspoeld door zowel wapens als getrainde
militairen, wat een stijging in het aanbod tot gevolg had.38 Daarnaast leidde de nieuwe
wereldorde het uitbreken van allerlei nieuwe conflicten. Deze toename van
conflictgebieden zorgde voor een stijging van de vraag naar militaire interventie. De
combinatie van deze twee factoren creëerde dus mogelijkheden voor PMC’s, die vaak
ondersteunende activiteiten bieden in deze gebieden.39
34
KRAHMANN, E., ‘Security governance and the private military industry in Europe and North
America’, Conflict, security & development, 2005, 255. 35
X (20/12/2007) ‘Amerikaanse huurlingen lonken naar VN’ [WWW]. e-MO:
http://www.mo.be/index.php?id=63&tx_uwnews_pi2[art_id]=19923&cHash=dab53835ed [13/03/10] 36
COOLS, M. & VERBEIREN, K., l.c., 32. 37
SINGER, P.W., Corporate Warriors: The Rise of the Privatized Military Industry, 40-53. 38
HOWE, H., Ambiguous Order: Military Forces in African States, Boulder, Lynne Rienner Publishers,
2001, 79-80. 39
COOLS, M. & VERBEIREN, K., l.c., 32.
19
Het einde van de Koude Oorlog creëerde aanvankelijk ook hoge internationale
verwachtingen ten aanzien van de samenwerking tussen de leden van de
Veiligheidsraad, en de rol die de Verenigde Naties zou spelen op vlak van internationale
vrede en veiligheid. Hierdoor nam het aantal internationale vredesoperaties toe,
waardoor de opkomende private militaire industrie plaats kreeg om te groeien.
Operationele ontgoochelingen in Bosnië, Somalië en Rwanda leidden echter tot de
terugschroeving van VN interventies. Doordat de grootmachten weinig bereidheid
toonden om in te grijpen in veel van deze conflictgebieden, zag de private sector zijn kans
en vulde het gat in de markt.40
Daarnaast was er de transformatie van de oorlogsvoering zelf. Private firma’s begonnen
zich meer en meer te specialiseren in militaire technologie. Door deze technologische
vooruitgang op vlak van wapens, bezitten kleine groepen vandaag de dag aanzienlijke
vuurkracht. Daarbij komt dat technische vooruitgang betekent dat PMC’s meer en meer
verantwoordelijk worden voor het onderhoud van ingewikkelde wapensystemen en ICT,
onder meer in operationele gebieden. 41
Ook kwam tijdens de jaren ’90 de grote doorbraak van de privatisering. De gedachtegang
hierachter was dat alle traditionele overheidstaken die uitbesteed konden worden, dus
ook militaire taken, veel efficiënter en effectiever zouden gebeuren.42 Vooral de VS nam
hierbij het voortouw, waar defensie tussen 1994 en 2002 meer dan 3000 contracten ter
waarde van zo’n 300 biljoen dollar aanging met Amerikaanse PMC’s.43
Verder was er de kloof tussen politieke ambities en militaire mogelijkheden. De stijging in
militaire inzet in expeditionaire crisismanagement operaties44 (Cambodja, Bosnië-
Herzegovina, Kosovo, Ethopië, Irak, Afghanistan, …) in landen waar de infrastructuur en
de steun van het gastland te wensen overlaat, vereisen vaak bijkomende logistieke
40
SINGER, P.W., Corporate Warriors: The Rise of the Privatized Military Industry, 59. 41
X, Employing private military companies: a question of responsability, Den Haag, Advisory Council
on International Affairs, 2007, 8. 42
PATISSON, J., Just war and the privatization of military force, Ethics & International Affairs, 2008,
143-162. 43
SINGER, P.W., Corporate Warriors: The Rise of the Privatized Military Industry, 66-69. 44
Militaire operaties die op relatief grote afstand van de thuisbasis worden uitgeoefend door een
militaire strijdkracht die grotendeels logistiek zelfvoorzienend is.
20
ondersteuning.45 De militaire industrie heeft door deze confrontatie met nieuwe taken
zoals humanitaire en militaire interventie in intrastatelijke conflicten, zowel als door de
aanzienlijke besparingen die ze heeft ondergaan, een radicale transformatie ondergaan,
zowel in grootte als in structuur. Daarbij hebben de huidige expeditionaire operaties
nieuwe vereisten en tekortkomingen gecreëerd, vooral op gebied van logistieke en
technische ondersteuning. PMC’s zijn een belangrijke oplossing voor dit probleem.46
Een andere zeer belangrijke factor is de dominante rol die de Verenigde Staten en het
Verenigd Koninkrijk uitvoeren in het beheersen van conflicten. Deze wereldmachten en
hun legers zijn niet meer in staat om overal ter wereld controle uit te oefenen, waardoor
ze meer en meer beroep gaan doen op bondgenootschappen en allerlei partners,
waaronder de private militaire sector. Dit fenomeen van overexpansie wordt meestal
benoemd als ‘imperial overstretching’ 47 en wordt later uitgebreider besproken.
Volgens Singer is militaire uitbesteding voor de VS een verslaving geworden, en bevindt
ze zich in een neerwaartse spiraal. Vaak worden patronen van incidenten door publieke
en private belanghebbers beschreven als zijnde louter anomalieën. Ze stellen PMC’s voor
als ‘deel van de totale strijdkracht’ of beweren dat we geen andere keuze hebben. Maar
dit zijn de ontkenningen van dealers en verslaafden. Enkel een open en eerlijke
interventie, een stap terug van de afgrond van overuitbesteding, kan de vicieuze cirkel
van de Amerikaanse veiligheid doorbreken.48
5.2. 5.2. 5.2. 5.2. Het pleidooi voor reguleringHet pleidooi voor reguleringHet pleidooi voor reguleringHet pleidooi voor regulering
5.2.1. Internationaal recht
Zoals eerder aangehaald is een van de meest prominente bezwaren tegen het gebruik
van PMC’s het feit dat het de sector quasi volledig ontbreekt aan toepasbare regelgeving.
Er bestaan wel internationale rechtsregels die betrekking hebben op huurlingen. Daar
eerder al werd aangetoond dat PMC’s en huurlingen intrinsiek verschillende kenmerken
45
X (2007) ‘Contractor Support to Operations’ in NATO Logistics Handbook [WWW]. NATO:
http://www.nato.int/docu/logi-en/logistics_hndbk_2007-en.pdf [23/03/10] 46
X, Employing private military companies: a question of responsability, Den Haag, Advisory Council
on International Affairs, 2007, 8. 47
COOLS, M. & VERBEIREN, K., l.c. 32 – 33. 48
SINGER, P.W., ‘Can't Win with 'Em, Can't Go To War without 'Em: Private Military Contractors and
Counterinsurgency’, Foreign Policy Paper Series, 2007, 19.
21
vertonen, zijn regels met betrekking tot huurlingen niet toepasbaar op PMC’s. Als
belangrijkste dragers van internationaal recht op dit gebied worden opgesomd:
� Haagse regels inzake oorlogsrecht (1907)
� Conventies van Genève (1949)
� Art. 47 van het eerste additioneel protocol van de Conventies van Genève (1977)
� Het internationaal verdrag tegen de aanwerving, het inzetten, de financiering en de
opleiding van huurlingen (1989)
� Conventie voor de eliminatie van huurlingen in Afrika (1977)
� Montreux document (2008)
De Haagse regels inzake oorlogsrecht en de Conventies van Genève verbieden het
gebruik van huurlingen of private ondersteuning van militaire strijdkrachten niet, maar
verbindt hen enkel om zich te houden aan het humanitair oorlogsrecht.49
Ook art. 47 van het eerste additioneel protocol, dat in 1977 werd toegevoegd aan de
Conventies van Genève, houdt geen verbod op huurlingen in, maar onderscheid hen
enkel van de reguliere militaire strijdkrachten door hen de status van krijgsgevangen te
ontnemen. Het was pas in 1989 met het internationaal verdrag tegen de aanwerving, het
inzetten, de financiering en de opleiding van huurlingen (dat pas in 2001 in werking is
getreden), dat er een verbod op huurlingen kwam.
Maar zoals eerder gesteld, voldoen PMC’s niet aan de cumulatieve opsomming van
voorwaarden waaraan huurlingen moeten voldoen, dus is de bestaande regelgeving niet
op hen toepasbaar. Daarnaast stelt zich echter een nog groter probleem. Zowel de
Verenigde Staten als het Verenigd Koninkrijk, de twee landen met de meeste PMC’s,
hebben beide verdragen niet ondertekend. Het is bovendien nog maar de vraag of de
bepalingen inzake huurlingen zoals behandeld in beide verdragen, een weerspiegeling
zijn van het internationaal gewoonterecht.50
Momenteel zijn er dus geen internationale rechtsregels die de activiteiten van PMC’s
trachten te controleren. Er kan enkel op enkele ‘soft law’ instrumenten gerekend worden.
49
DOSWALD-BECK, L., ‘Private military companies under international humanitarian law’, in From
mercenaries to market: the rise and regulation of private military companies, CHESTERMAN, S. en
LEHNARDT, C., (eds.), Oxford, Oxford University Press, 2007, 115-116. 50
DE WOLF, A.H., l.c., 2004, 1689.
22
In 2003 heeft de VN Mensenrechten Subcommissie bijvoorbeeld een resolutie
aangenomen met enkele normen omtrent de verantwoordelijkheid van PMC’s. Volgens
deze resolutie dienen bedrijven zich te onthouden van mensenrechtenschendingen en
schendingen van het internationaal humanitair oorlogsrecht51:
“Transnational corporations and other business enterprises shall not engage in
nor benefit from war crimes, crimes against humanity, genocide, torture, forced
disappearance, forced or cumpulsory labour, hostage-taking, extrajudicial,
summary or arbitrary executions, other violations of humanitarian law and other
international crimes against the human person as defined by international law, in
particular human rights and humanitarian law.”
“Security Arrangements for transnational corporations and other business
enterprises shall observe international human rights norms as well as the laws
and professional standards of the country or countries in which they operate.”
Uiteraard is deze resolutie niet bindend, doch is het een duidelijk signaal van de
internationale bezorgdheid voor de nood aan regulering.
Nog zo’n soft law instrument is het ‘Montreux Document on Pertinent International Legal
Obligations and Good Practices for States related to Operations of Private Military and
Security Companies during Armed Conflict’52 dat werd opgesteld in 2008. Op zich kunnen
we dit beschouwen als een positieve evolutie, aangezien het hier gaat om het eerste
internationaal document dat zich specifiek richt tot PMSC’s. Maar nadere analyse
verraadt hier al snel dat het gaat om oude wijn in nieuwe kannen. Het Montreux
Document bestaat uit twee delen. Het eerste deel herhaalt enkel de bestaande wettelijke
verplichtingen van natiestaten in verband met het gebruik van PMSC’s. En het tweede
deel bevat een opsomming van ‘good practices’ op het gebied van PMSC’s.53 Het
Montreux Document biedt dus zelf geen nieuwe wetgeving, maar is eerder benadrukking
die uitgaat van de internationale gemeenschap, over het feit dat het internationaal
51
X (z.d.) ‘Norms on the responsibilities of transnational corporations and other business enterprises
with regard to human rights’ [WWW]. Verenigde Naties:
http://www.unhchr.ch/huridocda/huridoca.nsf/%28Symbol%29/E.CN.4.Sub.2.2003.12.Rev.2.En
[21/05/2010] 52
Montreux Document on Pertinent International Legal Obligations and Good Practices for States
related to Operations of Private Military and Security Companies during Armed Conflict 53
MAYER, D., ‘Peaceful Warriors: Private Military Security Companies and the Quest for Stable
Societies’, Journal of Business Ethics, 2010, 394-395.
23
humanitair recht wel degelijk van toepassing is op PMSC’s en dat zij zich hier dus aan
moeten houden. Het gaat hier dus opnieuw om een niet-bindend instrument. Het
document is voorlopig ondertekend door 22 staten, waaronder de VS, het VK en Zuid-
Afrika, de belangrijkste gebruikers en exporteurs van PMSC’s. België heeft het document
echter nog niet ondertekend.54
We zien hier dus dezelfde houding als in de voorbije decennia. Er wordt internationaal
gepleit voor regulering maar staten tonen enkel hun ‘goodwill’ door het opstellen van
documenten die gemaakt zijn om de internationale gemeenschap te sussen, maar die
eigenlijk weinig echte verandering brengen in het landschap. Het internationaal recht is
hopeloos verouderd en het ziet er niet naar uit dat er in de nabije toekomst bindende
internationale rechtsregels op til zijn. Veel mensen kijken daarom ook met hoop naar
nationale wetgevingen als oplossing.
5.2.2. Nationale wetgeving
Op het nationaal niveau vinden we in bepaalde landen wel regelgeving die controle
uitoefent op de werking en activitieiten van PMC’s. We geven hier een kort overzicht van
de belangrijkste nationale regulering, namelijk die van Zuid-Afrika, de VS en het VK.
1) Zuid-Afrika Zuid-Afrika is het enige land met een land met een behoorlijke wetgeving rond PMC’s. De
Zuid-Afrikaanse wet verbiedt huurlingenactiviteiten en zelf militaire bijstand zoals training
en advies, is niet toegestaan zonder goedkeuring van de overheid.55 De Zuid-Afrikaanse
wet biedt ook een veel ruimere interpretatie van huurlingenactiviteiten dan de
internationale definities, die zich enkel focussen op militaire conflicten. Zo wordt
‘buitenlandse militaire bijstand’ in de Zuid-Afrikaanse wetgeving veel breder gedefinieerd
met inbegrip van een aantal activiteiten waar PMC’s zich vaak mee bezig houden, zoals
advies en training, logistieke steun, medische diensten, en alle andere acties die militaire
belangen zouden kunnen bevorderen.56 Daarnaast wordt een meer traditionele en
simpele definitie van huurlingen gebruikt, in tegenstelling tot de moeilijke, cumulatieve
54
X (z.d.) ‘The Montreux Document on private military and security companies’ [WWW]. Confédération
Suisse: http://www.eda.admin.ch/eda/en/home/topics/intla/humlaw/pse/psechi.html [17/05/2010] 55
KINSEY, C., Corporate Soldiers and International Security: The Rise of Private Military Companies,
New York, Routledge, 2006, 50-51. 56
§ 1(iii ) Regulation of Foreign Military Assistance Act 15 of 1998 (South-Africa)
24
definities van de internationale wetgeving. In de Zuid-Afrikaanse wetgeving worden
huurlingenactiviteiten omschreven als ‘directe participatie als strijder in een gewapend
conflict, met als doel private winst’.57
2) Verenigde Staten
Ook de Verenigde Staten heeft regelgeving die van toepassing is op PMC’s. De Arms
Export Control Act regelt de uitvoer van militaire diensten en wapenleveranties door
Amerikaanse bedrijven. De International Traffic in Arms Regulations zorgen ervoor dat
Amerikaanse bedrijven verplicht zijn om licenties aan te vragen bij de State Department
Office of Defense Trade Controls voordat ze militaire diensten of producten mogen
verlenen aan het buitenland. En de Foreign Assistance Act verbiedt het verlenen van
assistentie aan landen met een geschiedenis van mensenrechtenschending.
In de VS dienen PMC’s die zaken willen doen met andere regeringen eerst toestemming
te vragen aan het State Department, het Department of Defense (DOD) en het
Amerikaanse Huis van Afgevaardigden bij contracten rond wapenleveranties. Volgens
Singer hoeven contracten onder de 50 miljoen dollar echter niet eens verplicht te worden
aangemeld bij het Amerikaanse Huis van Afgevaardigden.Hij merkt hier ook over op dat
deze procedure niet uniform wordt toegepast en dat er geen follow-up bestaat om te
controleren wat er met de contracten gebeurt.58
Daarnaast heeft de VS in 2007 zijn Uniform Code of Military Justice (UCMJ) herzien, zodat
deze voortaan niet enkel meer alleen van toepassing is op militaire strijdkrachten, maar
ook op private burgers die hen vergezellen. 59
Voor deze uitbreiding konden PMC’s in dienst van het Amerikaans leger enkel
verantwoordelijk gesteld worden op basis van de Military Extraterritorial Jurisdiction Act
(MEJA) van 2000. Hierbij moet worden opgemerkt dat zowel de MEJA als de uitgebreide
UCMJ nog steeds enkel van toepassing zijn op personeel in dienst van het DoD, en dus
niet op contractanten in dienst van andere overheidsinstanties zoals de U.S. State
57
§ 1(iv) Regulation of Foreign Military Assistance Act 15 of 1998 (South-Africa) 58
SINGER, P.W., ‘War, Profits and the Vacuum of Law: Privatized Military Firms and International
Law’, Columbia Journal of Transnational Law, 2004, 539. 59
PERLAK, J.R., ‘The Military Extraterritorial Jurisdiction Act of 2000: Implications for Contractor
Personnel’, Military Law Review, 2001,108.
25
Department. 60 Wallwork merkt hierover op dat veel PMC’s aansprakelijkheid op basis
van de MEJA vermijden door zich te laten aannemen door andere overheidsinstanties
dan het DoD.61
Tot slot heeft de VS de mogelijkheid om Amerikaanse burgers in dienst van PMC’s te
vervolgen op basis van de UCMJ en de MEJA. Maar ook hier signaleert Singer de moeilijke
afdwingbaarheid die wordt veroorzaakt door gebrek aan controle en toezicht op de
naleving van deze regels. De bevoegdheid van de VS om te vervolgen strekt zich niet
altijd tot buitenlandse werknemers in Irak. Tot aan het Status of Forces Agreement
(SOFA) waren buitenlanders die werkzaam waren voor aannemers zelfs immuun voor
Irakese wetgeving, omwille van de Coalitional Provisional Authority (CPA) Order 17, die
betekende dat een buitenlander die werkzaam was voor een PMC ontoerekenbaar waren
voor zowel Amerikaanse als Irakese wetgeving. De VS is ook niet bevoegd voor volledig
buitenlandse bedrijven en is beperkt tot het verbreken van de contractuele
overeenkomst.
In de VS kunnen we stellen dat het probleem hem niet zozeer zit in het gebrek aan
regelgeving, maar in het gebrek aan afdwingbaarheid van deze regels. Zo lang er geen
controle of toezicht wordt uitgeoefend op de naleving ervan, staan we even ver van huis.
3) Verenigd Koninkrijk
In het Verenigd Koninkrijk bestaat enkel wetgeving voor het controleren van bewakings-
en beveiligingsdiensten.62 Hoewel deze wet bedoeld is voor het nationaal niveau, kunnen
er wel elementen uit gehaald worden Hoewel deze wet bedoeld is voor het reguleren van
bewakings- en beveiligingsbedrijven op nationaal niveau, kan zij richtsnoeren bieden voor
het reguleren van de activiteiten van particuliere militaire bedrijven die zich voornamelijk
richten op het bieden van veiligheid en bewaking in het buitenland.
Nationale pogingen tot regulering zijn dus een goed begin, maar de meeste PMC’s
hebben zuster- of dochterondernemingen, of maken deel uit van internationale
60
SCHEIMER, M., ‘Separating Private Military Companies from Illegal Mercenaries in International
Law: Proposing an International Convention for Legitimate Military and Security Support that Reflects
Custumary International Law’, American University International Law Review, 2009, 620. 61 WALLWORK, R.D., Operational Implications of Private Military Companies in the GWOT, (z.pl.),
Fort Leavenworth School of Advanced Military Studies, 2005, 54. 62
Private Security Industry Act 2001 (UK)
26
bedrijfsconcerns. Gezien de internationale context waarin PMC’s werkzaam zijn zal
nationale wetgeving dus niet volstaan voor afdwingbaarheid. 63 Sommige landen hebben
geen regels, andere wel, maar die zijn enkel toepasbaar op PMC’s die daar gevestigd zijn.
Als ze gestoord worden in hun activiteiten verhuizen ze gewoon. Toen Zuid-Afrika controle
wou opleggen aan EO heeft de firma zichzelf gewoon ontbonden om in andere landen
onder nieuwe namen op te duiken.64
Er is dus nood aan ernstige, bindende internationale wetgeving, toezicht en controle. Het
uitbesteden van intrinsieke kerntaken van de overheid is te belangrijk om zo lang
ongereguleerd te laten. Ook de trend van privatisering van internationale humanitaire en
vredesmissies heeft nood aan internationale regulering.65
Waarom blijft ernstige wetgeving zo lang uit? Sommige critici wijzen op het politiek nut
van PMC’s, waardoor politici moeilijke of onpopulaire maatregelen van zich af kunnen
schuiven door ze uit te besteden aan private bedrijven.66
63
DE WOLF, A.H., ‘Wordt oorlog geprivatiseerd? Het inzetten van particuliere militaire bedrijven in
Irak in het licht van internationaal recht en de rechten van de mens’, Nederlands Juristen Blad, 2004,
1690. 64
RONSE, T. (z.d.) ‘Kunnen we nee zeggen tegen de geprivatiseerde oorlog? Interview met P.W.
Singer’ [WWW]. De Groene Amsterdammer: http://www.groene.nl/2003/34/kunnen-we-nee-zeggen-
tegen-de-geprivatiseerde-oorlog [12/02/10]. 65
ADAMS, T., ’The new mercenaries and the privatization of conflict’, Parameters, 1999, 111. 66
SINGER, P.W., ‘Can't Win with 'Em, Can't Go To War without 'Em: Private Military Contractors and
Counterinsurgency’, Foreign Policy Paper Series, 2007, 21 p.
27
5.5.5.5.3. Uitdagingen en mogelijkheden voor de sector3. Uitdagingen en mogelijkheden voor de sector3. Uitdagingen en mogelijkheden voor de sector3. Uitdagingen en mogelijkheden voor de sector
5.3.1. Uitdagingen
We kunnen stellen dat de private militaire industrie zich zo snel heeft ontwikkeld, dat ze
de zorgvuldige overweging van haar eigen implicaties achter zich heeft gelaten, met als
resultaat een gebrek aan een duidelijk en werkzaam publiek beleid. De kwesties die deze
problemen oproepen zijn van diverse aard. De problemen die hier gesignaleerd worden
houden hoofdzakelijk verband met de traditionele veronderstelling dat de staat het
monopolie op geweld bezit.67 Er zijn significante variaties op dit thema afhankelijk van de
context waarin PMC’s werkzaam zijn. In sommige instanties is het gebruik van PMC’s
gerelateerd aan de zwakheid van de staat of gebrek aan een werkzame staatsinstituties.
In andere contexten kunnen sterke staten opzettelijk ervoor kiezen om PMC’s te
gebruiken omdat ze deze zien als een handige manier om hun reguliere krachten te
‘boosten’ en gebruik te maken van de beschikbare middelen voorhanden.68 De
uitdagingen voor de private militaire industrie die we hier bespreken zijn accountability,
sustainability en legitimiteit.
� ‘Accountability’
Het gebrek aan ‘accountability’ of aansprakelijkheid is misschien wel de meest
fundamentele uitdaging die wordt gesteld aan de industrie. Het gaat hier om
aansprakelijkheid op basis van wettelijke, zowel als contractuele verplichtingen.
Internationaal humanitair recht geldt wel voor individuen, maar maakt geen melding
van PMSC’s. Onder internationale wet geldt internationale humanitaire wetgeving voor
individuen, maar geen melding maakt van de wettelijkheid en dergelijke van PMSC’s.
Het belangrijkste aspect in dit probleem is het gebrek aan afdwingbaarheid van
aansprakelijkheid. Gezien de geglobaliseerde context waarin de industrie werkzaam
is, is overzicht en afdwingbaarheid van toepasbare wetgeving zeer moeilijk te
67
CHAPMAN, J., ‘The private security phenomenon: policy implications and issues’, Security &
Defence Agenda, Brussel, 2006, 27. 68
HOLMQVIST, C., “Private military and security companies – An analytical overview”, Proceedings of
the Bruges Colloquium, Private Military/Security Companies Operating in Situations of Armed Conflict,
Collegium No.36, 2007, p.14.
28
bereiken. Dit is belangrijk om in het achterhoofd te houden bij het bespreken van
verdere mogelijkheden voor regulering.69
Het probleem van contractuele aansprakelijkheid bevindt zich op een ander domein.
Zelfs als mandaten of ‘rules of engagement’ duidelijker worden vastgelegd dan
vandaag de dag de realiteit is, Het probleem van het verzekeren van contractuele
aansprakelijkheid wijst naar een andere dimensie: zelfs als ‘mandates’ of ‘rules of
engagement’ duidelijker worden vastgelegd dan in de huidige realiteit, is het
belangrijk om te erkennen dat PMC’s hun daden laten bepalen door zakelijke
belangen, en kunnen afwijken van taken die voor hen financieel niet meer nuttig
zijn.70
Het belangrijkste aspect van het gebrek aan accountability zit hem in het gebrek aan
toezicht en controle. Daarom wordt in veel pleidooien voor regulering van de sector
verwezen naar het nut van het oprichten van een internationaal
� Legitimiteit
De legitimiteitskwestie komt in essentie neer op het feit dat PMC’s eerder
commerciële dan politieke entiteiten zijn. Ze opereren in eerste instantie vanuit
commerciële belangen, eerder dan vanuit politieke overwegingen, maar toch voeren
ze inherent politieke taken uit. Waar halen zij dan hun legitimiteit voor het uitvoeren
van zulke taken? Dit legitimiteitsprobleem kan getemperd worden door nauwe
relaties tussen PMC en contracterende overheid, maar in gevallen waar geen sprake
is van zulke nauwe banden, is er beduidend minder sprake deze informele controle.
Daarnaast is het reguleren de bedrijven zelf slechts een enkel aspect van het verhaal.
Ook cliënten van PMC’s moeten hierin hun verantwoordelijkheid opnemen. Het
implementeren van een veiligheidsbeleid is nooit volledig vrij van politieke
interpretatie, en het is belangrijk voor dat politieke actoren erkennen dat het gebruik
van private firma’s voor gevoelige taken kan leiden tot een verlies van controle.
De kwestie van apolitieke actoren die politiek gevoelige taken uitvoeren werpt ook
bredere vragen op over hoe de private sector gebruikt wordt, en hoe ze zich verhoudt
69
KRAHMANN, E., ‘Security governance and the private military industry in Europe and North
America’, Conflict, security & development, 2005, 257-261. 70
HOLMQVIST, C., “Private military and security companies – An analytical overview”, Proceedings of
the Bruges Colloquium, Private Military/Security Companies Operating in Situations of Armed Conflict,
Collegium No.36, 2007, p.14-15.
29
tot de instituties van de staat waarin ze werkzaam is. Er zijn reeds waarschuwingen
geweest over veiligheidsvoorziening in zwakke staten. Als PMC’s gebruikt worden voor
het creëren van beginnende instituties in een zwakke staat, ontstaat er en inherente
spanning in dat land die juist ten koste gaat van deze staatstinstituties in plaats van
ze te ondersteunen.71 Avant spreekt in dit geval over de ‘diffusie van controle’72, een
begrip dat verderop besproken wordt.
� Sustainability
De duurzaamheid van huidig militair veiligheidsbeleid is problematisch, omdat dit in
essentie ook zo is bij elke andere beleidsimplementatie. Er stellen zich altijd
praktische bezwaren tegen het beleid, zoals in dit geval bijvoorbeeld het probleem
van werving en training van personeel binnen de industrie. In de ergste gevallen
worden voormalige overtreders van humanitair of oorlogsrecht aangenomen door
PMC’s. Daarnaast stelt zich ook het communicatieprobleem tussen het reguliere leger
en de private veiligheidsindustrie, die elkaar’s rollen niet begrijpen. Zwakke
communicatie en verwarring over de hoedanigheid van PMC werknemers die
opereren in dezelfde arena (zoals Irak en Afghanistan) heeft in het verleden zelfs al
geleid tot vuurgevechten tussen reguliere krachten en PMC’s.73
Terwijl de meeste van deze problemen een gevolg zijn van de shift van ‘overheidsbestuur’
naar gewoon ‘bestuur’ na de Koude Oorlog, kunnen nieuwe bestuursmodellen ook helpen
om deze problemen aan te spreken.74 Het gaat hierbij ook voornamelijk om de
mogelijkheden in regulering.
71
HOLMQVIST, C., “Private military and security companies – An analytical overview”, Proceedings of
the Bruges Colloquium, Private Military/Security Companies Operating in Situations of Armed Conflict,
Collegium No.36, 2007, p.15. 72
AVANT, D.D., The market for force: The consequences of privatizing security, Cambridge,
Cambridge University Press, 2005, 98. 73
HOLMQVIST, C., “Private military and security companies – An analytical overview”, Proceedings of
the Bruges Colloquium, Private Military/Security Companies Operating in Situations of Armed Conflict,
Collegium No.36, 2007, p.15-16. 74
KRAHMANN, E., ‘Security governance and the private military industry in Europe and North
America’, Conflict, security & development, 2005, 261.
30
5.3.2. Mogelijkheden: een model voor regulering
Veel theoretici pleiten voor zelfregulering van de industrie, maar anderen pleiten dan
weer voor het creëren van een bindende internationale conventie over PMSC’s die de
internationale gewoontes zou kunnen ondersteunen en zou kunnen dienen als baseline
voor nationale standaarden. Deze conventie zou dan wel best aan enkele cruciale
voorwaarden voldoen:
▪ De conventie moet alle directe en indirecte vormen van zowel de private militaire
industrie als de private veiligheidsindustrie omvatten:
▪ De conventie moet expliciet benadrukken dat PMC’s gebonden zijn aan de regels
van het oorlogsrecht, humanitaire wetgeving en internationaal strafrecht.
▪ De conventie moet registratie- en licentieverplichtingen vastleggen opdat PMC’s
aanspraak kunnen maken op een zekere legitimiteit.
▪ De VS moet als belangrijkste speler op vlak van PMC’s een leidende rol vervullen in
het creëren van een PMC conventie, om het de legitimiteit en de spoedige
implementatie te geven die het verdient.
▪ Nieuwe nationale wetgeving moet worden afgestemd worden op het nieuwe
internationaal kader.
Aangezien het grootste probleem van huidige wetgeving het gebrek aan afdwingbaarheid
is, pleiten analytici dan ook voor de oprichting van een internationaal orgaan dat bevoegd
is voor registratie en licenties, en dat toezicht kan uitoefenen over PMC’s.75
75
SCHEIMER, M., ‘Separating Private Military Companies from Illegal Mercenaries in International
Law: Proposing an International Convention for Legitimate Military and Security Support that Reflects
Custumary International Law’, American University International Law Review, 2009, 609-646.
31
4. Besluit4. Besluit4. Besluit4. Besluit
De internationale industrie rond de voorziening van militaire- en veiligheidsdiensten is op
dit moment voor een groot deel ongereguleerd. Hoewel er toepasbare wetgeving is, zijn er
aanzienlijke problemen in het verzekeren van uitvoerbare controle over de industrie. Er is
nog veel werk te verrichten op dit gebied, zowel door individuele staten die private
militaire- en veiligheidsdiensten uitvoeren, als door internationale organisaties zoals de
VN, de Afrikaanse Unie en de Europese Unie.
Daarnaast is er een nood aan controle en monitoring. Regulering zal een internationale
dimensie vereisen, waar nationale en regionale middelen gecomplementeerd worden
door zelfregulering langs de kant van de industrie zelf en zijn niet-statelijke cliënten.
Hierbij is het belangrijk om te erkennen dat een van de belangrijkste uitdagingen voor de
regulering juist het politieke nut van PMC’s is. Staten willen de industrie misschien niet
aan de noodzakelijkheid van nauwkeurig onderzoek onderwerpen. Daarom is het
opstarten van een internationaal proces richting regulering, waarbij zowel exporterende
als ontvangende overheden en populaties in kaart moeten worden gebracht, een
bijzondere uitdaging. Het systematiseren van informatie over de industrie zal zeker
bijdragen tot meer controle.76
Wat men ook mag denken over de industrie en zijn werking, het is duidelijk dat het
onaangesproken laten van de kwestie contraproductief is. Barrières aan de dialoog
beginnen echter af te brokkelen, wat een belangrijke stap is richting een meer
constructief debat over regulering. Toch is het belangrijk om te beseffen dat sommige
uitdagingen aangesproken kunnen worden door betere regulering en controle, maar
anderen niet. Er moet realistisch gebleven worden over het feit dat regulering geen
wondermiddel is en dat het gebruik van PMSC’s het veiligheidslandschap drastisch
verandert. Zelfs al zou het mogelijk zijn om te controleren wie PMC’s inhuurt en waar, en
welke diensten ze leveren, dan nog zijn er onvermijdelijke implicaties aan deze keuze
verbonden.
76
HOLMQVIST, C., “Private military and security companies – An analytical overview”, Proceedings of
the Bruges Colloquium, Private Military/Security Companies Operating in Situations of Armed Conflict,
Collegium No.36, 2007, p.15-16.
32
HOOFDSTUK 2: PMC’S EN NEOKOLONIALISMEHOOFDSTUK 2: PMC’S EN NEOKOLONIALISMEHOOFDSTUK 2: PMC’S EN NEOKOLONIALISMEHOOFDSTUK 2: PMC’S EN NEOKOLONIALISME
Volgens Horvath zijn de begrippen ‘kolonialisme’ en ‘neokolonialisme’ termen die tot op
vandaag de dag, ondanks de enorme hoeveelheid literatuur die erover bestaat, nog
steeds ongedefinieerd blijven. In zijn analyse van het koloniaal begrip, wijst Horvath op
het gebruik van flexibiliteit in de definiëring ervan. Definities en classificaties dienen
volgens hem om nieuwe bevindingen te ondersteunen. Daarom is het belangrijk om
voldoende flexibiliteit te hanteren in deze begrippen, zodat het mogelijk is om ze te
gebruiken in zo veel mogelijk verschillende contexten. Daarnaast signaleert hij ook dat er
in de meeste literatuur een ultraconservatieve houding wordt aangenomen ten aanzien
van koloniaal gerelateerde begrippen zoals imperialisme, semikolonialisme en
neokolonialisme. Volgens Horvath zijn bepaalde koloniale concepten zo nauw verwant
dat ze beschouwd kunnen worden als synoniemen. Hij pleit er dan ook voor om deze
begrippen liberaal te gebruiken en zich niet te laten beperken door semantiek, wat enkel
meer verwarring creëert. 77
Aangezien neokolonialisme een zeer omvattend begrip is, en deze masterproef de relatie
tussen PMC’s en neokolonialisme onderzoekt, zullen we dit verband proberen aan te
tonen door de werking van PMC’s in conflictgebieden te toetsen aan andere begrippen en
criteria die in de literatuur naar voren worden geschoven als kenmerkend om van
neokolonialisme te kunnen spreken.
Vervolgens zullen we de werking van PMC’s toetsen aan deze criteria, door voorbeelden
aan te halen waarin deze criteria duidelijk naar voren komen, om te concluderen op
welke manier PMC’s nu wel of niet bijdragen tot het neokoloniaal discours.
77
HORVATH, R.J., ‘A Definition of Colonialism’, Current Anthropology, 1972, 51-53.
33
1. 1. 1. 1. Het neokoloniaal concept Het neokoloniaal concept Het neokoloniaal concept Het neokoloniaal concept
1.1. 1.1. 1.1. 1.1. Wat is neokolonialisme?Wat is neokolonialisme?Wat is neokolonialisme?Wat is neokolonialisme?
‘Neokolonialisme’ is een vaag en omvangrijk begrip, waarover verschillende
perspectieven en uiteenlopende meningen bestaan. Het is dus niet verwonderlijk dat
definities ervan sterk kunnen verschillen. Toch is het belangrijk om te bepalen welke
definitie gebruikt zal worden in deze uiteenzetting.
Neokolonialisme is de term die door neokoloniale theoretici en aanhangers wordt
gebruikt voor de betrokkenheid van zogenaamde ontwikkelde landen in de
ontwikkelingswereld. Theoretici van het neokolonialisme argumenteren dat bestaande of
vroegere internationale economische regelingen die werden gecreëerd door voormalige
koloniale machten, werden en nog steeds worden gebruikt om controle over hun
voormalige kolonies, zwakkere staten of ‘failed states’78 te behouden na de koloniale
onafhankelijkheidsbeweging in de periode na de Tweede Wereldoorlog.
De term neokolonialisme kan zowel betekenis hebben op huidig daadwerkelijk
kolonialisme waarbij sommige landen buitenlandse gebieden en hun bevolking blijven
beheren, in overtreding van VN resoluties, zowel als kritiek op de betrokkenheid van
moderne kapitalistische bedrijven in landen die voormalige kolonies zijn.
Neokoloniale critici stellen dat multinationals nog steeds de rijkdommen van voormalige
koloniale staten uitbuiten, en dat deze economische controle die inherent is aan
neokolonialisme, nauw verwant is aan het klassieke Europese kolonialisme van de 16de
tot de 20ste eeuw.79
In een bredere opvatting verwijst de term neokolonialisme simpelweg naar de
betrokkenheid van machthebbende landen en transnationale economische instituties in
78
MC INTYRE, A. en WEISS, T., ‘Weak governments in search of strength: Africa’s experience of
mercenaries and private military companies’ in From mercenaries to market: the rise and regulation of
private military companies, CHESTERMAN, S. en LEHNARDT, C., (eds.), Oxford, Oxford University
Press, 2007, 68-70. 79
SPARKE, M., ‘American empire and globalisation: postcolonial speculations on neocolonial enframing’, Singapore Journal of Tropical Geography, 2003, 4-5.
34
de zaken van minder machtige landen. In deze zin impliceert neokolonialisme een vorm
van hedendaags economisch imperialisme, waarbij machtige landen zich gedragen als
koloniale grootmachten van imperialisme, en dat dit gedrag vergelijkbaar is met
kolonialisme in een postkoloniale wereld. Maar in plaats van directe militair-politieke
controle, gebruiken neokoloniale machten financieel en handelsbeleid om minder
machtige landen te domineren.80
Uiteraard omvat de neokoloniale theorie controversiële standpunten die veel kritiek
oogsten. Volgens tegenstanders is het concept louter een poging om Afrikaanse
problematieken af te schuiven op het kolonialisme, en negeert het belangrijkere factoren
waar de onafhankelijke Afrikaanse overheden mee hebben af te handelen zoals
corruptie, inefficiëntie en protectionisme. Critici redeneren dat deze problemen, en niet
een systematisch proces van externe exploitatie, de ware oorzaak zijn van de slechte
prestatie van Afrikaanse economieën sinds de onafhankelijkheid.
Anderen geloven dan weer wel in de persistentie van neokolonialisme, zij het in een licht
andere vorm. Zij zien transnationale corporaties, zoals petroleum- en mijnbouwbedrijven,
en internationale organisaties zoals het Internationaal Monetair Fonds (IMF), de
Wereldbank (WB) en de Wereldhandelsorganisatie (WHO) als de verantwoordelijken voor
een groot deel van de neokoloniale invloed in Afrikaanse landen in de 21ste eeuw. De
activiteiten van deze corporaties en organisaties overstijgen de grenzen en macht van de
traditionele natiestaat, waardoor het moeilijk is om over interregionale relaties te praten
in termen van paradigma’s zoals het verenigde Noorden (Europa, Canada en de VS) en
het onderontwikkelde en wanhopige Zuiden (Afrika, Azië en Latijns-Amerika).81
1.2. 1.2. 1.2. 1.2. PMC’s en neokolonialismePMC’s en neokolonialismePMC’s en neokolonialismePMC’s en neokolonialisme
Singer citeert Enrique Ballesteros (voormalig VN Speciaal Rapporteur inzake huurlingen)
in zijn bezorgdheid om de opkomst van een vorm van ‘multinationaal neokolonialisme
van de 21ste eeuw’. Volgens Singer wimpelen PMC’s neokoloniale aantijgingen vaak af
80
SNYDER, J., ‘Imperial Temptations’, National Interest, 2003, 29-30. 81
SPARKE, M., ‘American empire and globalisation: postcolonial speculations on neocolonial enframing’,
Singapore Journal of Tropical Geography, 2003, 4-5.
35
door te stellen dat ze door de legitieme regering van het gastland zijn uitgenodigd. Singer
trekt hier echter de parallel door naar het imperialisme van de 19de eeuw, dat ook
dikwijls begon wanneer een zwakke heerser de oorspronkelijke interventie zelf had
gevraagd.82
Gezien de ruimheid van het neokoloniaal concept zijn er talrijke invullingen van mogelijk.
We bekijken in deze studie enkel de interpretatie die we in het kader van dit onderwerp
voor ogen hadden. In het belang van het onderzoek bekijken we enkele conceptuele
definities naderbij, die in het kader van deze studie het best te operationaliseren zijn.
1.3. 1.3. 1.3. 1.3. Conceptuele definitieConceptuele definitieConceptuele definitieConceptuele definitie
Rodney en Amin combineerden de Marxistisch – Leninistische concept van kolonialisme
als een fase in het kapitalisme, met het concept van onderontwikkeling om hun concept
van neokolonialisme neer te zetten. Nkrumah noemde neokolonialisme in dit opzicht ‘de
laatste fase van het imperialisme’.83
Horvath gaat uit van de algemene stelling dat (neo)kolonialisme een vorm is van
overheersing, waarbij:
▪ individuen of groepen controle uitoefenen over het territorium en/of gedrag van
andere individuen of groepen; en/of
▪ sprake is van een vorm van exploitatie, met nadruk op economische factoren,
zoals terug vinden in Marxistische – Leninistische literatuur; en/of
▪ een cultuurveranderlijk proces plaatsvindt (Dit aspect van neokolonialisme wordt
vooral bestudeerd vanuit de antropologie en de literatuurwetenschappen, en staat
over het algemeen meer bekend als ‘postkolonialisme’).
Deze verschillende uitgangspunten maken allemaal deel uit van het neokoloniaal
concept en hoeven dus niet tegenstrijdig te zijn. Het ene sluit het andere niet uit. 84
82
SINGER, P.W., Corporate Warriors: The Rise of the Privatized Military Industry, Ithaca, Cornell
University Press, 2003, 188. 83
NKRUMAH, K., Neo-colonialism: The last stage of imperialism, London, Thomas Nelson & Sons,
1965, 6. 84
HORVATH, R.J., ‘A Definition of Colonialism’, Current Anthropology, 1972, 46.
36
Shalom definieert neokolonialisme als ‘een alliantie tussen de leidende klasse of klassen
van twee onafhankelijke naties, die bijdraagt tot hun mogelijkheid om een dominante
positie te behouden over de rest van de bevolking van de zwakste van de twee naties’.85
85
SHALOM, S., The United States and the Philippines: A Study of Neo-Colonialism, Philadelphia,
Institute for the Study of Human Issues, 1981, 14.
37
1.4. Operationele definitie1.4. Operationele definitie1.4. Operationele definitie1.4. Operationele definitie
Uiteraard is het neokoloniaal concept zeer en biedt het weinig empirisch tastbare
kenmerken. Daarom wordt getracht om een meer bruikbare definitie van neokolonialisme
te bepalen. Op basis van deze theoretische omschrijvingen van het begrip, wordt in deze
masterproef een operationele definitie vastgelegd met criteria die uit deze conceptuele
definities naar voor komen. In het kader van deze studie zullen we dus stellen dat:
PMC’s bijdragen aan het neokoloniaal discours als er sprake is van een of meer van de
volgende breed interpreteerbare criteria:
▪ PMC’s dragen rechtstreeks of onrechtstreeks bij tot controle controle controle controle of inmenging in de
conflictgevoelige gebieden waar ze werkzaam zijn;
▪ PMC’s dragen bij tot een vorm van exploitatieexploitatieexploitatieexploitatie van de conflictgevoelige gebieden
waarin ze werkzaam zijn;
Op basis van deze criteria wordt getracht om te bepalen of de activiteiten van PMC’s een
uiting zijn van neokolonialisme. We zullen deze criteria naderbij bekijken, en toelichten
van welke aspecten en/of implicaties van de private militaire industrie duidelijk gesteld
kan worden dat zij aan de criteria voldoen.
38
2. Toetsing van de werking van PMC’s aan de operationele definitie v2. Toetsing van de werking van PMC’s aan de operationele definitie v2. Toetsing van de werking van PMC’s aan de operationele definitie v2. Toetsing van de werking van PMC’s aan de operationele definitie van neokolonialismean neokolonialismean neokolonialismean neokolonialisme
2.1. 2.1. 2.1. 2.1. Criterium 1: Neokolonialisme op basis van controle en inmengingCriterium 1: Neokolonialisme op basis van controle en inmengingCriterium 1: Neokolonialisme op basis van controle en inmengingCriterium 1: Neokolonialisme op basis van controle en inmenging
2.1.1. PMC’s in het kader van ‘militair keynesianisme’, ‘imperial overstretching’ en de
‘global war on terror’(GWOT)
Volgens de theorie van het ‘militair keynesianisme’ kan gesteld worden dat hedendaags
militarisme rechtstreeks in verband staat met de kapitalistische maatschappij in de VS.86
Militair Keynesianisme is een economisch overheidsbeleid waarbij een overheid grote
delen van zijn uitgaven besteedt aan het leger, in een poging om de economische groei te
verhogen.87 Vaak gebruikte voorbeelden zijn het beleid van Duitsland in de jaren ’30 en
de Verenigde Staten in de jaren ’80 en 2000, hoewel hieromtrent veel debat bestaat.
Noam Chomsky verwijst naar de huidige implementatie van militair keynesianisme in de
Verenigde Staten als ‘het Pentagon systeem’.88
Vroeger gaven de VS en andere grootmachten humanitaire redenen aan om hun militaire
interventies te rechtvaardigen. Sinds 2001 werden deze humanitaire motieven echter
vervangen door de ‘global war on terror’ (GWOT).89 De oorlog tegen terreur werd door de
VS gretig aangegrepen als nieuw argument voor militaire tussenkomsten.90
Het is moeilijk om de exacte beweegredenen van het militair interventionisme van de VS
uit elkaar te houden. Soms gebeurt het om politieke of imperialistische belangen en
andere keren spelen er economische motieven zoals onderschreven door het militair
keynesianisme.91 In feite zijn deze twee begrippen ook zeer verweven en sterk
contextafhankelijk. Maar in beide gevallen vervullen PMC’s een belangrijke rol. We
verduidelijken:
86
GARRET-PELTIER, H., “Is military keynesianism the solution?”, Dollars & Sense, 2010, 7. 87
NITZAN, J. en BICHLER, S., ‘Cheap Wars’, The Economy of the Occupation. A Socioeconomic
Bulletin, 2006, 1-3. 88
CHOMSKY, N., ‘The Pentagon System’, Z Magazine, 1993, 1-2. 89
DEVINE, J., ‘Economic consequences of the war against terrorism”, Canadian Dimension, 2001, 38-
41. 90
VANDERMEERSCH, R. (08/05/2007) ‘Militarisme en kapitalisme gaan hand in hand’ [WWW]. e-
MO: http://www.mo.be/index.php?id=71&tx_ttnews[tt_news]=101&cHash=41ced97de7 [13/03/10] 91
HABERKERN, E., ‘Prophets of the ‘permanent war economy’’, Monthly Review: An Independent
Socialist Magazine, 2009, 62-63.
39
Het proces van ‘imperial overstretching’ wordt enkel mogelijk gemaakt door private
uitbestedingsprocessen. De Amerikaanse overheid beschikt immers zelfs niet over
genoeg manschappen om zijn imperialistische drang te vervullen. PMC’s zijn met andere
woorden een essentiële voorwaarde voor hedendaags Amerikaans imperialisme en
leveren zo een essentiële bijdrage aan de instandhouding van de Amerikaanse
werelddominantie. In het geval van ‘militair keynesianisme’ dragen PMC’s bij tot de
rechtstreekse uitbuiting van conflictgebieden om zo de Amerikaanse economie in stand
te houden. In die zin zijn militaire interventies de nieuwe en goedkopere vorm van
economisch kolonialisme.92
In beide gevallen kunnen we dus zeggen dat PMC’s een duidelijke uiting zijn van
neokolonialisme.
2.1.2. PMC’s in conflictgevoelige gebieden creëren ‘diffusion of control’
Avant stelt in haar institutionele analyse dat zwakke staten vaan niet in staat zijn om de
gevolgen van militaire privatisering aan te kunnen. Ze spreekt in dit geval van de ‘diffusie
van controle’ en geeft als voorbeeld van dit diffusie-effect het optreden van Executive
Outcomes (EO) in Sierra Leone. Toen de overheid in 1995 EO inhuurde om de RUF
rebellen te bestrijden, werd haar macht tijdelijk versterkt. In enkele weken werden de
rebellen verdreven uit Freetown en werden de diamantmijnen heroverd. Maar toen het
contract met EO (en later met Sandline opnieuw) was beëindigd, rukten de rebellen
opnieuw op en leek de staat haar controle van de staat over het geweld nog meer
geërodeerd te zijn dan daarvoor. Macht en controle was gediffundeerd naar de PMC’s
terwijl zij invloed uitoefenden over belangrijke politieke beslissingen.
Daarnaast zorgde het diffusie-effect van de militaire uitbesteding ook voor een
versterking van de lokale strijdkrachten zoals de Kamajor milities, die door EO werden
getraind en ingezet. De trouw van de Kamajor lag echter niet bij de overheid, maar bij
hun etnische ‘chiefs’, waardoor het contract met EO voor verdere toekomstige
uitdagingen in de staatsheropbouw gezorgd.
92
CYPHER, J., ‘From military keynesianism to global-neoliberal militarism’, Monthly Review: An
Independent Socialist Magazine, 2007, 37-55.
40
Politieke controle en invloed verspreidde zich via het diffusie-effect ook naar de
buitenlandse mijnbouwondernemingen die de militaire operaties gefinancierd hadden, en
die naderhand lucratieve concessies in de wacht sleepten.
Hoewel EO en Sandline dus werden ingehuurd om de belangen van Sierra Leone te
dienen, wekt het feit dat beide contracten werden verzekerd door private firma’s met de
belofte van toekomstige mijnopbrengsten ernstige vragen op over hun uiteindelijke
doelstelling.93
Volgens de ‘diffusie van controle’ theorie leidt het optreden van PMC’s in
conflictgebieden meer tot instabiliteit dan iets anders.94 We kunnen dus stellen dat het
diffusie-effect dat PMC’s voortbrengen een vorm is van controle of inmenging in de staat
waar ze werkzaam zijn. Daarnaast draagt de diffusie van controle ook bij tot de
afhankelijkheid van de staat, die na het inhuren van een PMC voor het oplossen van een
conflict, nog minder in staat is om het probleem zelf te adresseren.
2.2. 2.2. 2.2. 2.2. Criterium 2: Neokolonialisme op basis van exploitatieCriterium 2: Neokolonialisme op basis van exploitatieCriterium 2: Neokolonialisme op basis van exploitatieCriterium 2: Neokolonialisme op basis van exploitatie
Om beperkingen te vermijden wordt het begrip exploitatie niet overspecifiek gedefinieerd.
We vermelden voor alle duidelijkheid wel dat het gaat om de ruime maar traditionele
interpretatie van het begrip ‘exploitatie’. In het kader van deze studie gaat het dus vooral
om de vraag of PMC’s zich schuldig maken of bijdragen aan economische en/of andere
vormen van uitbuiting.
2.2.1. Militaire exploitatie als inherent kenmerk van PMC’s
PMC’s zijn private actoren die belast worden met het uitvoeren van publieke opdrachten.
De inherente tegenstelling tussen private bedrijven en publieke belangen is dat PMC’s in
de eerste plaats werken vanuit een winstoogmerk, en dus geen publieke belangen voor
93
AVANT, D.D., The market for force: The consequences of privatizing security, Cambridge,
Cambridge University Press, 2005, 98. 94
ANING, E., ’Africa’s security in the new millennium: State or mercenary induced stability?’,
Conflict Trends, 2000, 32.
41
ogen hebben.95 Op basisniveau kan dus gesteld worden dat hoe meer contracten PMC’s
in de wacht kunnen slepen, hoe meer winst er gemaakt kan worden. In deze zin kunnen
we stellen dat PMC’s zich schuldig maken aan het zeer negatief geconnoteerde ‘war
profiteering’. PMC’s hebben met andere woorden belang bij het instandhouden van het
conflict.
Om het simpel te stellen verdienen PMC’s dus hun brood op de kap van conflictgebieden
en oorlogseconomieën. En deze situeren zich meestal in zwakke staten die gevoelig zijn
voor conflicten, en die het ontbreekt aan eigen militaire kracht of professionalisme om
zelf de strijd tegen het conflict aan te gaan. PMC’s maken zich dus simpelweg door hun
bestaan schuldig aan militaire exploitatie van zwakkere staten. Het is de essentie van
hun wezen.
2.2.2. Belangenvermenging
Door de eerder besproken financieel-economische verwevenheid96 van PMC’s wordt er
ook vaak gewezen naar politici die zich schuldig maken aan oorlogsuitbuiting. Een
bekend voorbeeld dat in dit kader vaak wordt aangehaald is dat van voormalig
Amerikaans Vice-President Dick Cheney en zijn banden met Halliburton, het
megaconglomeraat waar de PMC Kellog Brown & Root (KBR) deel van uitmaakt. Cheney
werd beschuldigd van ‘war profiteering’97 omwille van de rol die hij speelde bij enkele
belangrijke contracten die Kellog Brown & Root in de wacht wist te slepen in het kader
van de Amerikaanse oorlog in Irak.98 Tijdens zijn vice-presidentschap gingen niet minder
dan 2700 van de 3000 private militaire contracten van de oorlog in Irak uit naar KBR, de
PMC waar Cheney in het bestuur zetelde.99
95
DAVIS, J., Fortune’s Warriors, Vancouver, Douglas & McIntyre, 2002, 74.
96
COOLS, M. en VERBEIREN, K., ‘Private military companies of militaire privé-ondernemingen: oude
huurlingen of nieuwe loot aan de boom van de private veiligheidszorg?’, Private Veiligheid, 2005, 32-
33. 97
PETERSON, L. (28/10/2002) ’Privatizing Combat, the New World Order’ [WWW]. International
Consortium of Investigative Journalism: http://www.publicintegrity.org/bow/report.aspx?aid=148
[02/07/10] 98
NORDSTROM, C., Shadows of war: Violence, power, and international profiteering in the twenty-
first century, Berkeley, University of California Press, 2004, 84. 99
PETERSON, L. (28/10/2002) ’Privatizing Combat, the New World Order’ [WWW]. International
Consortium of Investigative Journalism:
http://www.publicintegrity.org/bow/report.aspx?aid=148 [02/07/10]
42
2.2.3. Economische exploitatie
Het klassieke beeld van PMC’s in neokoloniale context is dat ze betrokken zijn in de
economische exploitatie van gebieden waarin ze actief zijn. Dit is niet verrassend,
aangezien conflicten in zwakkere staten vaak worden veroorzaakt door zijn
bodemrijkheid en de aanspraak die iedereen er op maakt. Vooral de vroege PMC’s zoals
EO en Sandline worden van dit soort praktijken beschuldigd. Hun contracten met de
overheid van Sierra Leone werden ondersteund door private bedrijven met belangen in
de mijnbouwsector en uitbetaald in mijnbouwconcessies.100
Ook hier kunnen we de focus leggen op de vervlochtenheid van PMC’s met de rest van de
zakenwereld. Het gaat hier bijvoorbeeld om beveiligingsopdrachten van grondstofrijke
gebieden, waarbij de PMC door de contracterende overheid uitbetaald wordt in
concessies, die zij dan doorgeven aan zusterbedrijven die hierin betrokken zijn.101
Door de internationale kritiek die er kwam op deze neokoloniale verwikkelingen, werden
andere PMC’s gewaarschuwd. EO kwam zwaar onder vuur te liggen was niet in staat zijn
reputatie te herstellen, waardoor het bedrijf ophield met bestaan. Het stigma van
‘harteloze PMC’ is blijkbaar bad for business en moeilijk kwijt te raken. Daarom zijn
PMC’s zich de dag van vandaag bewust van deze risico’s, en worden dit soort zaken
zorgvuldig uit de publieke belangstelling gehouden. PMC’s houden zichzelf zoveel
mogelijk buiten de media. Zelfs op hun websites proberen ze zichzelf zo open en
professioneel mogelijk voor te stellen, maar geven ze geen ‘echte’ informatie vrij over hun
operaties. Dit gebrek aan transparantie binnen de sector is ook een van de redenen voor
de internationale wantrouw en kritiek die PMC’s over zich heen krijgen. Uitbesteden van
militaire taken ligt sowieso gevoelig, omdat de staat het monopolie op geweld bezit.
Daarom is het van groot belang dat er van buitenaf inzicht in de sector mogelijk is. Dit zou
in ieder geval sterk bijdragen tot de geloofwaardigheid en legitimiteit van de sector.
100
FRANCIS, D., ’Mercenary intervention in Sierra Leone: providing national security or international
exploitation?’, Third World Quarterly, 1999, 319-325. 101
AVANT, D.D., The market for force: The consequences of privatizing security, Cambridge,
Cambridge University Press, 2005, 98.
43
Er wordt in de literatuur nogal eens geïmpliceerd dat de aanwezigheid van PMC’s in
zwakke staten de vorm aanneemt van ‘grondstof enclaves’ waarin machtige
multinationals die gesteund worden door sterk bewapende PMC’s de natuurlijke
rijkdommen van een land plunderen, met weinig of geen aandacht voor de noden of
belangen van de staat in kwestie. 102
Het ‘ideale voorbeeld’ van grondstof enclaves die volledig afgesneden zijn van
buitenstaande economische en politieke structuren, is echter moeilijk te vinden.103 De
meeste enclaves staan in een complexe relatie met het gastland en zijn militaire en
veiligheidskrachten. Bijvoorbeeld in Angola, Sierra Leone en Nigeria, drie landen die vaak
besproken worden als ‘enclave’ economieën, werken private veiligheidsactoren samen
met publieke veiligheidsactoren. Het is dan met andere woorden niet zozeer dat privaat
kapitaal en het gebruik van geweld tegen het publieke belang wordt gebruikt, maar
eerder dat de belangen van de overheid zeer nauw verbonden is met, en zelfs afhankelijk
is van, de ontginning van grondstoffen door privaat buitenlands kapitaal.104
3. Besluit3. Besluit3. Besluit3. Besluit
Op basis van de criteria van de operationele definitie van neokolonialisme, kunnen zeer
duidelijke en onmiskenbare signalen van neokolonialisme worden vastgesteld in de
werking van PMC’s in conflictgebieden.
Ten eerste blijkt dat neokolonialisme niet alleen inherent vervlochten is met het concept
van de private militaire onderneming, maar dat de industrie zich in het verleden ook al
heeft schuldig gemaakt aan vormen van neokolonialisme ‘pur sang’ door mee te werken
in de economische uitbuiting van zwakkere staten. Daarnaast maakt de financieel-
economische vervlochtenheid van de industrie dat er vaak sprake is van
belangenvermenging en ‘war profiteering’.
102
ABRAHAMSEN, R. & WILLIAMS, M.C., ‘Selling security: Assessing the impact of military
privatization’, Review of International Politcal Economy, 2008, 140. 103
Ibid., 141. 104
SPARKE, M., ‘American empire and globalisation: postcolonial speculations on neocolonial enframing’, Singapore Journal of Tropical Geography, 2003, 3-5.
44
We kunnen in elk geval stellen dat vooral op het criterium ‘controle/inmenging’ inherent
deel uitmaakt van de redenen waarom PMC’s worden gecontracteerd. Het gaat hem hier
dus meer om de instandhouding van machtsrelaties en afhankelijkheid (‘dependency
theory’). Het criterium ‘exploitatie’ uit zich nog altijd sterk in de werking van PMC’s, maar
is er niet zo intrinsiek mee vervlochten dan met het vorige.
Op basis van beide criteria kunne we dus zeggen dat het gebruik van PMC’s in
conflictgebieden een uiting is van neokolonialisme.
45
HOOFDSTUK 3: DE ROL VAN PMC’S IN DE NEOKOLONIALE RELATIE TUSSEN DE HOOFDSTUK 3: DE ROL VAN PMC’S IN DE NEOKOLONIALE RELATIE TUSSEN DE HOOFDSTUK 3: DE ROL VAN PMC’S IN DE NEOKOLONIALE RELATIE TUSSEN DE HOOFDSTUK 3: DE ROL VAN PMC’S IN DE NEOKOLONIALE RELATIE TUSSEN DE
VERENIGDE STATEN EN DE FILIPIJNENVERENIGDE STATEN EN DE FILIPIJNENVERENIGDE STATEN EN DE FILIPIJNENVERENIGDE STATEN EN DE FILIPIJNEN
1. De relatie tussen de VS en de F1. De relatie tussen de VS en de F1. De relatie tussen de VS en de F1. De relatie tussen de VS en de Filipijnenilipijnenilipijnenilipijnen
"When I next realized that the Philippines had dropped into our laps I confess I did not know what to
do with them... And one night late it came to me this way...
That we could not give them back to Spain - that would be cowardly and dishonorable;
that we could not turn them over to France and Germany - our commercial rivals in the Orient - that
would be bad business and discreditable;
that we not leave them to themselves - they are unfit for self-government - and they would soon have
anarchy and misrule over there worse than Spain's wars; and
that there was nothing left for us to do but to take them all, and to educate the Filipinos, and uplift and
civilize and Christianize them, and by God's grace do the very best we could by them, as our fellow-
men for whom Christ also died."
- U.S. President William McKinley, 1898 -
Dit citaat illustreert het begin van de langdurige (neo)koloniale relatie tussen de
Verenigde Staten en de Filipijnen, die we naderbij zullen bekijken. De unieke relatie
tussen deze twee landen geeft ons de kans om de neokoloniale rol van PMC’s na te
gaan.
1.1. (Neo)koloniale geschiedenis1.1. (Neo)koloniale geschiedenis1.1. (Neo)koloniale geschiedenis1.1. (Neo)koloniale geschiedenis
De geschiedenis van de Filipijnen wordt meestal opgedeeld in 4 periodes105:
� De prekoloniale periode (tot 1521)
� De Spaanse periode (1521 – 1898)
� De Amerikaanse periode (1898 – 1946)
� De onafhankelijke periode (1946 - heden)
105
POMEROY, W., American neo-colonialism: It’s emergence in the philippines and Asia, New York,
International Publishers, 1970, 4..
46
1.1.1. Amerikaanse periode
De Spaanse overheersing van de Filipijnse archipel duurde van 1521 tot 1898 en werd
gekenmerkt door talrijke opstanden. Ze kwam pas tot een einde op 1 mei 1898, toen
Amerikaanse troepen de Spaanse vloot versloegen in Manila Bay, in het kader van de
Spaans-Amerikaanse Oorlog. Op 12 juni 1898 verklaarde de Filipijnse generaal Aguinaldo
de Filipijnse onafhankelijkheid.
Dit was echter buiten de VS gerekend. Spanje stond de eilanden af aan de VS onder het
Verdrag van Parijs op 10 december 1898, dat de Spaans-Amerikaanse Oorlog
beëindigde. Een verzetsoorlog tegen het Amerikaanse bewind brak uit in 1899, en kostte
het leven aan tienduizenden Filipino’s en duizenden Amerikanen. Deze periode staat
bekend als de Filipijns-Amerikaanse Oorlog, die duurde van 1898 tot 1902, toen
generaal Aguinaldo werd gevangengenomen en trouw zwoer aan de VS. Hierop stierf het
verzet stilaan uit totdat het conflict eindigde met een vredesverklaring op 4 juli 1902. Het
gewapend verzet bleef echter sporadisch actief tot 1913, vooral onder de moslims in de
omgeving van Mindanao en Sulu.106
De Amerikaanse bezetting van de Filipijnen werd destijds voorgesteld als tijdelijk en
richtte zich op de ontwikkeling van instituties die de uiteindelijke oprichting van een vrije
en democratische overheid zouden toelaten. De eerste wetgevende vergadering werd
verkozen in 1907 en een bikamerale legislatuur, grotendeels onder Filipijnse controle,
werd opgericht. Een civiele dienst werd gevormd en gradueel overgenomen door de
Filipino’s, die tegen het einde van de Eerste Wereldoorlog effectief de macht hadden
verworven.107
In 1935 werd de Filipijnen een zelfbesturend gemenebest. Manuel Quezon werd
verkozen als president van de nieuwe overheid, die werd ontworpen om het land voor te
bereiden op onafhankelijkheid na een tienjarige transitieperiode. Japan viel echter aan,
en in mei 1942 moesten de Amerikaanse troepen in de Filipijnen zich overgeven aan de
Japanners, waardoor het eiland onder Japanse controle viel. Tijdens de bezetting verzette
106
SHALOM, S., The United States and the Philippines: A study of neo-colonialism, Philadelphia,
Institute for the Study of Human Issues, 1981, 32. 107
POMEROY, W., American neo-colonialism: It’s emergence in the philippines and Asia, New York,
International Publishers, 1970, 20-22.
47
duizenden Filipino’s zich in een lopende guerillacampagne tegen de Japanse
bezetters.108
Op 20 oktober 1944 begon de oorlog om de Filipijnen opnieuw toen Amerikaanse
troepen landen op de kust van Leyte. Filipino’s en Amerikanen streden samen totdat de
Japanse troepen zich overgaven op 1 september 1945. Veel van Manila was vernietigd
en naar schatting verloren een miljoen Filipino’s het leven in de oorlog.109
Door de Japanse bezetting, de guerilla oorlogsvoering die erop volgde, en de gevechten
richting bevrijding, liep het land grote schade op en een complete organisatorische
instorting. Ondanks de geschokte staat waarin het land zich bevond, besloten de VS en
de Filipijnen om toch door te gaan met de plannen voor onafhankelijkheid. Op 4 juli 1946
werden de Filipijnse eilanden de onafhankelijke Republiek van de Filipijnen. 110
1.1.2. Militaire relatie na de onafhankelijkheid
In 1944 toen de Pacifische Oorlog naderde, besloot de VS Japan te gebruiken als
afspringbasis voor de Amerikaanse legermacht in de Zuid-Aziatische regio. In 1946
adopteerde de Truman administratie de aanbevelingen uit het Dodds Report, namelijk
dat Japan ontwikkeld zou worden als belangrijkste industriële macht in de regio, en dat
landen zoals de Filipijnen best behouden werden voor grondstofeconomieën die zouden
dienen voor de vereisten van de Japanse industrie, aangezien Japan zelf zo goed als geen
natuurlijke rijkdommen bezat. Recto beschreef dit als ‘Amerca’s anti-industrialization
policy for the Philippines’. 111
Onder de Roxas administratie werd in 1947 een pact afgesloten dat de VS recht gaf op
het huren van Filipijnse militaire bases. De overeenkomst bepaalde ook dat het Filipijns
leger geadviseerd, getraind en uitgerust zou worden door de U.W. Military Advisory Group.
In navolging van de Military Bases Agreement van 1947, onderhield en gebruikte de VS
108
POMEROY, W., An American made tragedy: neo-colonialism and dictatorship in the Philippines,
New York, International Publishers, 1974, 18. 109
SHALOM, S., The United States and the Philippines: A study of neo-colonialism, Philadelphia,
Institute for the Study of Human Issues, 1981, 29. 110
POMEROY, W., American neo-colonialism: It’s emergence in the philippines and Asia, New York,
International Publishers, 1970, 17-22. 111
SPARKE, M., ‘American empire and globalisation: postcolonial speculations on neocolonial
enframing’, Singapore Journal of Tropical Geography, 2003, 3-7.
48
tot 1992 grote inrichtingen op de Clark Air Base, Subic Bay Naval Complex en
verschillende kleinere inrichtingen in de Filipijnen. 112
Na de Koude Oorlog waren de strategische wederzijdse belangen in de relatie
afgenomen. In september van 1991 verwierp de Filipijnse senaat het verdrag, en
ondanks verdere pogingen om de situatie te redden, waren de twee landen niet meer in
staat om tot een overeenkomst te komen. Als gevolg hiervan liet de Filipijnse overheid in
december 1991 weten aan de VS dat ze een jaar zouden krijgen om hun terugtrekking te
vervolledigen. De terugtrekking verliep vlot en de laatste Amerikaanse troepen vertrokken
op 24 november 1992. De Filipijnse overheid heeft sindsdien de voormalige militaire
bases omgevormd voor commercieel gebruik, met Subic Bay als voorbeeldmodel.113
Eind jaren ’90 werden de banden echter weer aangespannen, met het zicht op nieuwe
externe dreigingen. De Filipijnen zijn niet meer zozeer van economisch belang voor de VS,
hoewel zij toch de grootste investeerder blijven van het land. Toch behoudt het land een
strategische functie als offshore outpost in de ‘Global War on Terror’ en als militair
bolwerk tegen de opkomst van China. Sindsdien zijn de relaties tussen de VS en de
Filipijnen er dus weer op vooruit gegaan, met een belangrijke focus op economische en
commerciële banden, terwijl de veiligheidsdimensie ook nog steeds van groot belang is.
Amerikaanse investeringen blijven een belangrijke rol spelen in de Filipijnse economie,
terwijl een sterke veiligheidsrelatie berust op het US-Philippines Mutual Defense Treaty
(MDT). In 1998 kwam de Visiting Forces Agreement (VFA) tot stand, die de weg vrijmaakte
voor de stijgende militaire samenwerking onder het MDT, en die in werking treedde op 1
juni 1999.114
De jaarlijkse Balikatan bilaterale militaire oefeningen dragen rechtstreeks bij tot de
pogingen van de Filipijnse troepen om de terroristische bewegingen Abu Sayyaf en
Jemaah Islamiyah uit te schakelen, en om ontwikkeling te brengen in gebieden die in het
verleden sterk geplaagd werden door terrorisme, vooral Basilan en Jolo. Het gaat niet
alleen om gecombineerde militaire training maar ook om civiel-militaire zaken en
112
DE CASTRO, R.P., ‘The revitalized Philippine-US security relations: A ghost from the Cold War or
an alliance for the 21st century?’, Asian Survey, 2003, 982-985.
113 DE CASTRO, R.P., ‘The revitalized Philippine-US security relations: A ghost from the Cold War or
an alliance for the 21st century?’, Asian Survey, 2003, 982-985.
114 QUIMPO, N.P;, ‘Ologarchic Patrimonialism, Bossism, Electoral Clientelism, and Contested
Democracy in the Philippines’, Comparative Politics, 2005, 231-235.
49
humanitaire projecten. Het International Military Education and Training (IMET)
programma is het grootste in de Pacifische Oceaan en het derde grootste in de wereld, en
een Mutual Logistics Support Agreement (MLSA) werd ondertekend in 2002. Gelijkaardig
heeft ook de samenwerking op vlak van rechtshandhaving nieuwe hoogten bereikt.
Amerikaanse en Filipijnse politiediensten hebben samengewerkt in aanklachten tegen
terroristen, het implementeren van het uitleveringsverdrag, en het trainen van duizenden
Filipijnse politieagenten. Er is een Senior Law Enforcement Advisor die de PNP helpt met
hun Transformation Program.115
Voormalig president Arroyo heeft de nauwe vriendschap tussen de Filipijnen en de VS
herhaaldelijk benadrukt, alsook haar verlangen om de bilaterale banden nog nauwer aan
te halen. President Arroyo verleende sterke steun aan de GWOT. In 2003 werd de
Filipijnen door de VS aangewezen als ‘Major Non-NATO Ally’. Ook in 2003 trad de
Filipijnen toe tot de selecte groep van landen die alle 12 van de UN-counterterrorism
conventies geratificeerd hebben.
1.1.3. Neokolonialisme?
Pomeroy gebruikt Lenin’s analyse van imperialisme en de oorzaken ervan, en zoekt in de
Filipijnen een verklaring voor de schijnbaar ongewone opkomst van de VS als
imperialistische wereldheerser, ondanks hun minimale deelname in de rechtstreekse
kolonisering. Hij stelt vast dat Amerika de Filipijnen hebben buitgemaakt en de inheemse
agrarische revolutie vernietigde om een basis te bekomen voor deelname in de Chinese
markt. Pomeroy beschrijft hoe de bitterheid van het Filipijnse volk, het racisme van de
Amerikanen op het eiland, en de egoïstische machinering van diverse industriële,
landbouwkundige en arbeidsbelangen op het thuisfront de intensieve exploitatie van het
eiland als kolonie verhinderde. Toen de Chinese markt niet aan de verwachtingen bleek
te voldoen, werd het bezit over de Filipijnen een riskante onderneming temidden van de
groeiende machtsrivalen in het Verre Oosten. Doordat veel antikolonialisten
tegenstanders waren van het Amerikaanse bestuur van de Filipijnen, maar voorstanders
waren om Latijns-Amerika financieel en commercieel schatplichtig te maken, werd Cuba
het nieuwe model van een land dat kon geëxploiteerd worden zonder kosten. Technisch
115
DE CASTRO, R.P., ‘The revitalized Philippine-US security relations: A ghost from the Cold War or
an alliance for the 21st century?’, Asian Survey, 2003, 982-985.
50
gezien was het land onafhankelijk, maar in feite sterk afhankelijk. Volgens Pomeroy ligt
hierin de oorsprong van Amerika’s neokolonialisme; hun agressieoorlogen in Korea en
Vietnam, hun onderdrukking van nationale bevrijdingsbewegingen doorheen Azië en hun
economische kolonisatie van de ontwikkelingswereld.116
Shalom toont aan hoe de VS na de Tweede Wereldoorlog verderging met het voeden en
onderhouden van de corrupte en ondemocratische elite, in ruil voor steun aan
Amerikaanse strategische en economische belangen.117
2. Het PMC2. Het PMC2. Het PMC2. Het PMC----landschap in de Filipijnenlandschap in de Filipijnenlandschap in de Filipijnenlandschap in de Filipijnen
2.1. PMC’s in Zuidoost2.1. PMC’s in Zuidoost2.1. PMC’s in Zuidoost2.1. PMC’s in Zuidoost----AziëAziëAziëAzië
De literatuur rond PMC’s in Zuidoost-Azië is schaars. Dit is gedeeltelijk omdat er slechts
een handvol activiteiten in de regio worden uitgevoerd door (buitenlandse) PMC’s, en
deze zijn algemeen gesteld relatief onschuldig, in de zin dat ze geen uitbesteding van de
militaire kernfuncties van het reguliere leger inhouden. Het gaat dus vooral om support
en consultant activiteiten, zoals adviesverlening, training en logistieke ondersteuning.118
Daarnaast wordt wel vastgesteld dat deze regio zeer populair blijkt bij PMC’s voor
wervingsactiviteiten.119
Er wordt dus in de literatuur wel melding gemaakt van PMC-activiteit in Zuidoost-Azië,
maar de beschikbare bronnen zijn vrij schaars. Daarnaast zijn staatsbronnen omtrent
deze materie vaak moeilijk te bekomen, aangezien de meeste overheden niet graag te
koop lopen met het feit dat ze PMC’s inhuren om hun strijdkrachten op te leiden e.d. Ook
116
POMEROY, W., American Neo-Colonialism: It’s Emergence in the Philippines and Asia, New York,
International Publishers, 1970, 255 p. 117
SHALOM, S., The United States and the Philippines: A Study of Neo-Colonialism, Philadelphia,
Institute for the Study of Human Issues, 1981, 302 p.
118
CHALK, P., Grey-Area Phenomena in Southeast Asia: Piracy, Drug Trafficking, and Political
Terrorism, Canberra, Strategic and Defense Studies Centre, Australian National University, 1997, 7-
11. 119
BENNET, J.R. (13/11/2009) ‘The Politics of Private Force in the Philippines’ [WWW]. International
Relations and Security Network:
http://www.isn.ethz.ch/isn/Current-Affairs/Security-Watch/Detail/?lng=en&id=109531 [21/02/2010].
51
lokale PMC’s die zich bezighouden met binnenlandse veiligheidsactiviteiten bestaan in
deze regio, maar zijn zo goed als ongedocumenteerd.
Het merendeel van de private veiligheidsactiviteiten in Zuidoost-Azië gaat om maritieme
beveiliging. Overheidsautoriteiten zijn vaak niet in staat om problemen in de maritieme
veiligheid aan te pakken. Daarom hebben veel PMSC’s zich op deze sector gericht. De
meest voorkomende diensten die PMSC’s in Zuidoost-Azië aanbieden gaan dan ook van
bescherming van goederen, havens, onderwatergoederen, offshore engergie installaties,
commerciële scheepvaart, visgronden en –boten, cruiseschepen, sleepboten en
marinevaartuigen die buitenlandse havens bezoeken. Het ziet er naar uit dat PMSC’s ook
in de toekomst van aanzienlijk belang zullen blijven in de maritieme veiligheid. Sinds
1992 zijn er uitgebreide samenwerkingspogingen geweest om de maritieme veiligheid in
Zuidoost-Azië te verbeteren. De Association of Southeast Asian Nations (ASEAN) heeft
hierin een leidende rol gespeeld. ASEAN pleitte in 2003 nog voor een verhoogde
samenwerking om een “maritieme veiligheidsgemeenschap” te creëren om piraterij,
terrorisme en andere transnationale misdaden in de regio te bestrijden. De initiatieven en
inspanningen van ASEAN blijven echter beperkt door hun non-interventiebeleid in
binnenlandse zaken. Hierdoor blijft de regio een aantrekkingspunt voor PMSC’s die de
kloof in het beleid maar al te graag opvullen. 120
2.2. PMC’s in de Filipijnen2.2. PMC’s in de Filipijnen2.2. PMC’s in de Filipijnen2.2. PMC’s in de Filipijnen
2.2.1. Een overzicht
Hier volgt een kort overzicht van de belangrijkste/bekendste PMC’s die werkzaam zijn
(geweest) in de Filipijnen:
▪ Control Risks Group
▪ Grayworks Security
▪ ArmorGroup International
▪ DynCorp International
▪ Sayeret Group
120
LISS, C., ‘Losing control? The privatisation of anti-piracy services in Southeast Asia’, Australian
Journal on International Affairs, 2009, 390-403.
52
▪ CTU Consulting
Control Risks Group (CRG) voorziet vooral veiligheidsplanning op mijnbouwsites voor
mijnbouwbedrijven die bedreigd worden door lokale leden van de islamitische
rebellenbeweging New People’s Army (NPA).121
Sayeret Group International is een Amerikaanse consultant PMC die zich specialiseert in
adviesverlening, conflictresolutie en trainingsprogramma’s voor politie- en legerdiensten.
In 2002 voorzag Sayeret trainingen voor de Philippine National Police (PNP). 122
Andere PMC’s die werkzaam zijn voor de Filipijnse overheid zijn het Britse ArmorGroup
International en het Amerikaanse DynCorp International, als ondersteunende
onderneming van de Amerikaanse militaire operaties in de Filipijnen.
Ook de Filipijnse PMC Grayworks Security voorziet militaire training aan regeringstroepen,
biedt trainingen aan de provinciale politie in North Cotabato123. en doet
beschermingsopdrachten voor een aantal grote bedrijven, waaronder DOLE.124 Deze
firma gebruikt ‘formers’ uit het Canadese leger en politiediensten als adviseurs in de
strijd tegen gewapende groeperingen MILF, Abu Sayyaf en Jemaah Islamayah in
Mindanao. Zo heeft Pentagon, een deelgroepering van het MILF, aanvallen uitgevoerd op
de Dole plantage en probeerden ze de regionale directeur van Dole te ontvoeren. In 2000
gingen Filipijnse troepen en een Grayworks trainer op een missie naar Jolo Island
(Mindanao) op zoek naar Abu Sayyaf nadat 21 buitenlandse toeristen gegijzeld waren.
Het onduidelijk of het de Filipijnse overheid was die Grayworks hiervoor contacteerde, of
de overheden van de gijzelaars.125
Recentelijk deden geruchten de ronde dat Blackwater/Xe Filipijnse strijdkrachten aan het
trainen was op een geleaste Amerikaanse marinebasis in Subic, ondanks de firma’s
121
Combating terrorism and its implications for the security sector, WINKLER, T.H., EBNOTHER,
A.H., en HANSSON, M.B., (eds.), Geneva, DCAF & Swedish National Defence College, 2005, 216. 122
X (z.e.) ‘Introduction’ [WWW]. Sayeret Group: http://www.sayeretgroup.org/new%20intro.html
[23/07/2010] 123
Combating terrorism and its implications for the security sector, WINKLER, T.H., EBNOTHER,
A.H., en HANSSON, M.B., (eds.), Geneva, DCAF & Swedish National Defence College, 2005, 216. 124
SINGER, P.W., Corporate Warriors: The Rise of the Privatized Military Industry, Ithaca, Cornell
University Press, 2003, 13. 125
PUGLIESE, D. (14/11/2005) ‘Philippines: Canadian Trains Police for a Deadly Beat’ [WWW]. The
Ottawa Citizen: http://www.corpwatch.org/article.php?id=12784 [18/03/2010]
53
aankondiging in 2007 dat ze haar plannen voor de basis geschrapt had. Geen van deze
geruchten werden bevestigd door de onderneming.126
Minder bekend is de Amerikaanse PMC Corporate Training Unlimited (CTU Consulting),
die een gespecialiseerde en hoogst geavanceerde wapentrainingsfaciliteit hebben in de
omgeving van Manila. De Clark Eagle Range bevindt zich op de voormalige Amerikaanse
luchtmachtbasis (Clark Airbase) en wordt gebruikt voor trainingen door CTU.127 Op basis
van hun website is het onduidelijk of het gaat om trainingen van CTU personeel voor
missies of activiteiten in Irak, of om het rekruteren van Filipino’s voor zulke operaties.
CTU Consulting is sinds 2003 als PMC operationeel in Irak en voorziet vooral persoonlijke
beveiligingsopdrachten aan topmanagers van KBR.128
2.2.2. Werving in de Filipijnen
In de Filipijnen werken meer mensen in de private militaire- en veiligheidsindustrie dan bij
de politie- en legerdiensten.129 Veel PMSC’s hebben zich de laatste jaren naar de
Filipijnen gekeerd als wervingspool voor potentiële werknemers. Hiervoor zijn
verschillende redenen. Ten eerste vereisen contracten van het US State Department dat
PMSC’s ‘third country nationals’ (TCN’s) moeten inhuren. Daarnaast is de Filipijnen reeds
langdurig een gevestigde bondgenoot van de VS. Bovendien is de goedkope arbeid in de
Filipijnen een niet te miskennen factor. In 2006 rekruteerde Triple Canopy nog ongeveer
300 voormalige Filipijnse soldaten voor hun operaties in Irak, ondanks het
overheidsverbod van 2004. Volgens hun website heeft Triple Canopy nog steeds een
kantoor in Manila.130
126
BENNET, J.R. (13/11/2009) ‘The Politics of Private Force in the Philippines’ [WWW]. International Relations and Security Network: http://www.isn.ethz.ch/isn/Current-Affairs/Security-Watch/Detail/?lng=en&id=109531 [21/02/2010] 127
X (z.d.) ‘Clark Eagle Range Philippines’ [WWW]. http://www.clarkeagles.com.ph/about-us.htm [15/04/10] 128
X (z.d.) ‘Iraq Operations’ [WWW]. Corporate Training Unlimited:
http://www.ctuconsulting.com/iraq.php [15/04/10] 129
Combating terrorism and its implications for the security sector, WINKLER, T.H., EBNOTHER,
A.H., en HANSSON, M.B., (eds.), Geneva, DCAF & Swedish National Defence College, 2005, 206. 130
BENNET, J.R. (13/11/2009) ‘The Politics of Private Force in the Philippines’ [WWW]. International
Relations and Security Network:
http://www.isn.ethz.ch/isn/Current-Affairs/Security-Watch/Detail/?lng=en&id=109531 [21/02/2010]
54
Volgens Renato Cruz De Castro (professor internationale studies aan de De La Salle
University of Manila) gingen de Filipino’s die werden gerekruteerd door Blackwater naar
Irak op eigen capaciteit, waren de meeste van hen voormalig Filipijns leger- of
politiepersoneel dat hun banden met de Filipijnse overheid heeft verbroken, en werkt het
merendeel van hen als privaat veiligheidspersoneel dat niet betrokken is in de
Amerikaanse counterinsurgency operaties in Irak.131
De rekrutering van PMC-werknemers in de Filipijnen wordt in het volgende hoofdstuk
verder besproken, in het kader van zijn neokoloniale implicaties.
131
Schriftelijk interview met R.C. DE CASTRO, Professor International Studies De La Salle University
of Manila, 4 juni 2010.
55
3. Toetsing aan de neokoloniale criteria3. Toetsing aan de neokoloniale criteria3. Toetsing aan de neokoloniale criteria3. Toetsing aan de neokoloniale criteria
3.1. Criterium 1: Neokolonialisme op basis van controle3.1. Criterium 1: Neokolonialisme op basis van controle3.1. Criterium 1: Neokolonialisme op basis van controle3.1. Criterium 1: Neokolonialisme op basis van controle
3.1.1. PMC’s ter ondersteuning van ‘imperial overstretching’
In het kader van de GWOT verhoogde de VS in 2002 de Amerikaanse aanwezigheid op de
Filipijnen. Het Amerikaans leger is er sindsdien op ‘low-key advisory mission’ om de
Filipijnse overheid te steunen in hun strijd tegen gewapende rebellenbewegingen in het
zuiden van Mindanao. De JSOTF-P (Joint Special Operations Task Force – Philippines) zou
tijdelijk in een strikt adviserende en assisterende non-combat rol aanezig zijn in het
land.132
In september 2009 ontstond er wat opschudding in de Filipijnen toen Filipijnse politici
zich plots voor een voldongen feit bevonden. In het kader van de JSOTF-P ontving
DynCorp van de US Naval Facilities Engineering Command 16 miljoen dollar om “alle
arbeid, toezicht Hoewel Dyncorp meer dan 16 miljoen dollar ontving van de US Naval
Facilities Engineering Command, Pacific om “alle arbeid, toezicht, management,
hulpmiddelen, materialen, uitrustingen, faciliteiten, transport, ingenieurswerk, en andere
items die noodzakelijk zijn om ondersteuning te bieden aan de JSOTF-P”.133
Filipijnse politici vroegen zich af waarom DynCorp volledige controle had over een
militaire basis die zelfs voor Filipijnse toegang gesloten was, en impliceerde dat hoewel
de Filipijnse overheid zelf de bijstand van het Amerikaans leger gevraagd had, dat er
geen aanwijzingen waren dat die relatie de aanwezigheid van een private aannemer met
zich mee zou brengen. Sommige Filipijnse politici omschrijven DynCorp als een louche
132
BENNET, J.R. (13/11/2009) ‘The Politics of Private Force in the Philippines’ [WWW]. International
Relations and Security Network:
http://www.isn.ethz.ch/isn/Current-Affairs/Security-Watch/Detail/?lng=en&id=109531 [21/02/2010] 133
X (02/03/2008) ‘Dyncorp Awarded $16.3 Million For Philippines Operations Support Services’
[WWW]. APN:
http://www.aprodex.com/dyncorp-awarded--16-3-million-for-philippines-operations-support-services-
340-n.aspx
56
onderneming die rechtstreeks betrokken is geweest bij grote schandalen, misdaden, en
schendingen van mensenrechten.134
Ongeacht de Filipijnse reactie, als het Amerikaanse militair apparaat het niet belangrijk
genoeg vond om de Filipijnse overheid in te lichten over het feit dat ze verschillende
militaire taken ging uitbesteden aan een private onderneming, wat zegt dit dan over de
manier waarop het Amerikaans leger zijn relatie ziet met PMC’s?
In elk geval zien we hier ook duidelijk dat de VS PMC’s gebruikt om haar controle over de
Filipijnen, die van economisch en strategisch belang is voor de VS, te behouden.
3.2. Criterium 2: Neokolonialisme op basis van exploitatie3.2. Criterium 2: Neokolonialisme op basis van exploitatie3.2. Criterium 2: Neokolonialisme op basis van exploitatie3.2. Criterium 2: Neokolonialisme op basis van exploitatie
3.2.1. Werving van Filipijnse werknemers als ‘resource drain’
De leden van Filipijnse politie en leger staan hoog op de wervingslijst van PMC’s. Werving
van Filipijnse werknemers is voor PMC’s interessant om verschillende redenen. Ten
eerste is de Filipijnen een ontwikkelingsland. De beschikbare middelen van de PNP en de
AFP zijn dus beperkt, wat zich vertaalt in lage lonen en een slechte uitrusting. Deze
factoren maken leden van de PNP en AFP vatbaar voor private rekrutering. Een generaal
in de AFP of een directeur-generaal in de PNP heeft een maandelijks loon van Php
37,500 (US$806.50), terwijl een gewone soldaat in de AFP of een politieagent in de PNP
maandelijks Php 10,808 (US$232.43) ontvangt. De laagste positie in de AFP is die van
kandidaat soldaat, met een maandelijks salaris van Php 8,630 (US$185.591). Dus is het
economisch gezien heel logisch voor hen om aanbiedingen van PMSC’s te aanvaarden en
te werken op locaties die ze even gevaarlijk beschouwen als thuis. Daarbij is de uitrusting
en de wapens die ze ontvangen als PMSC personeel vaak veel betrouwbaarder en van
hogere kwaliteit dan deze die ze krijgen van hun eigen overheid. Erynis International biedt
134
HERNANDEZ, K. (2010) ‘Pirates in the Sea: Private military and security company activities in
Southeast Asia’ [WWW]. ASN: http://www.africansecuritynetwork.org/documents/asia.html
[14/06/2010].
57
Filipino’s bijvoorbeeld een salaris van 3000 dollar per maand om veiligheid te voorzien in
de omgeving van de Baghdad Green Zone.135
Een andere belangrijke factor in dit aspect is de hoge werkloosheidsgraad in de
Filipijnen. In januari 2009 werd het werkloosheidscijfer door de Philippine Labor Force
Survey geschat op 7,7%, met de hoogste werkloosheidsaantallen in de National Capital
Region (NCR) met 14%. Van de werklozen waren 64,1% mannen en 35,9% vrouwen.
Volgens de survey waren 49,2% van de werklozen 15-24 jaar oud, en 30,3% waren 25-34
jaar oud. Daarnaast waren 32,7% van de werklozengroep mensen met een middelbaar
diploma, 22,2% mensen met een hogere opleiding en 18,3% met een universitair
diploma. Dit betekent dat een zeer groot deel van de werkloze bevolking aan het
demografisch profiel voldoet waarop PMSC’s zich richten voor rekrutering.
Een belangrijke implicatie van de rekrutering van Filipijnse ‘formers’, is het dalende
aantal soldaten in de nationale strijdkrachten. In een land waar langdurige opstanden
één van de belangrijkste problemen blijft, zijn de afnemende troepen een groot probleem
voor de stabiliteit en overleving van de staat.136
Economische omstandigheden hebben het voor internationaal werkzame PMC’s
makkelijk gemaakt om personeelsleden te werven in landen zoals de Filipijnen. Terwijl
deze activiteiten gezien kunnen worden als de normale wervingsactiviteiten van een
multinationale onderneming, is het soort van werk en de potentiële misdrijven (zoals
mensenrechtenschendingen) die uit dit soort werk zouden kunnen voortvloeien van groot
belang voor het wervingsland.
Rekrutering van leden van de AFP en de PNP heeft echter ernstige implicaties op de
Filipijnse aanpak van oorlog, bestuur en veiligheidsrelaties. De Filipijnen wordt nog
steeds geconfronteerd met langdurige opstanden, die de reguliere troepen van de AFP
135
HERNANDEZ, K. (2010) ‘Pirates in the Sea: Private military and security company activities in
Southeast Asia’ [WWW]. ASN: http://www.africansecuritynetwork.org/documents/asia.html
[14/06/2010].
136
HERNANDEZ, K. (2010) ‘Pirates in the Sea: Private military and security company activities in
Southeast Asia’ [WWW]. ASN: http://www.africansecuritynetwork.org/documents/asia.html
[14/06/2010].
58
totnogtoe niet afdoende hebben kunnen aanpakken. De rekrutering van de vaste leden
van de geüniformeerde diensten door PMCs verergert dit probleem. Om dit probleem aan
te spreken, heeft de overheid gewapende groeperingen opgericht die de ruimte innemen
tussen reguliere strijdkrachten en private gewapende groeperingen. Deze hulptroepen,
zoals de Citizen Armed Force Geographical Units (CAFGU’s) en de Civilian Volunteer
Organizations (CVO’s) zijn uitgevaardigd door de staat en worden dus beschouwd als een
verlenging van de Filipijnse gewapende troepen. Deze hulptroepen zijn echter minder
gedisciplineerd en minder goed opgeleid dan de reguliere strijdkrachten. Daarnaast zijn
leden van deze groepen ook vatbaar voor rekrutering door privaat georganiseerde
gewapende groeperingen of private legers van lokale krijgsheren (‘warlords’) zoals de
Ampatuan clan in Maguindanao. Als de rekrutering door PMSC’s doorgaat, zal het aantal
AFP personeel blijven afnemen en zullen deze ongetrainde ‘vervangers’ die gewapend
zijn met inferieure uitrustingen overblijven om strijd tegen de opstandelingen aan te
gaan.137 Alzo zal de AFP geconfronteerd worden met ernstige problemen met betrekking
tot efficiëntie en effectiviteit van missies/operaties en schendingen van mensenrechten.
Aangezien deze groepen bedoeld worden voor verdediging van bepaalde gebieden,
worden andere, niet-statelijke belangen (vooral die van de Local Government Unit (LGU)
waar ze aan worden toegewezen of van de private bedrijven in de omgeving van waar ze
dienen) gepromoot zelfs als ze tegenstrijdig zijn met het overheidsbeleid.138
Een recent voorbeeld is de politiek gemotiveerde ‘Maguindanao massacre’ waarbij 47
doden vielen. Het private leger dat verantwoordelijk is voor de uitvoering van deze
moordpartij behoorde tot de Ampatuans, een van de plaatselijke warlord families, en
bestond uit private lijfwachten zowel als sommige leden van de PNP, CVO’s en CAFGU’s
die werden toegewezen aan het gebied. Als de leden van de reguliere strijdkrachten
belangen beginnen verdedigen die niet die van de staat zijn, hoe kan de Chief of Staff of
the Armed Forces of the Philippines (CSAFP) of een regionale bevelhebber van een
137
DE CASTRO, R.P., ‘The revitalized Philippine-US security relations: A ghost from the Cold War or
an alliance for the 21st century?’, Asian Survey, 2003, 982-985.
138
HERNANDEZ, K. (2010) ‘Pirates in the Sea: Private military and security company activities in
Southeast Asia’ [WWW]. ASN: http://www.africansecuritynetwork.org/documents/asia.html
[14/06/2010].
59
bepaalde eenheid dan effectief de opstandproblemen aanpakken, als de “vijand” hun
eigen leden of leden van de PNP omvat?139
Concluderend kunnen we hier dus met andere woorden spreken van de exploitatie
human resources. PMC’s maken gebruik van de Filipijnen als ontwikkelingsland door het
te gebruiken als wervingspool voor goedkope werknemers, waardoor de binnenlandse
veiligheidssituatie er op achteruitgaat.
3.2.2. PMSC’s in de mijnbouw
De Filipijnen is een van de hoogst gemineraliseerde landen ter wereld, met onontgonnen
minerale rijkdommen die geschat worden op 840 biljoen dollar. De Filipijnse koper, goud
en chromaatafzettingen zijn bij de grootste van de wereld. Verder is er ook een grote
rijkdom aan nikkel, zilver, kool, zwavel, klei, kalksteen, marmer, silica, fosfaat en zijn er
natuurlijke gasreserves te vinden. Ondanks zijn rijkdom aan mineralen is de Filipijnse
mijnbouwindustrie maar een fractie van wat ze was in de jaren ’70 en ’80. Lage
metaalprijzen, hoge productiekosten en gebrek aan investeringen in infrastructuur
hebben bijgedragen tot deze teloorgang. In 2004 werd de grondwettelijkheid van de
Mining Act van 1995 door het hooggerechtshof weer van kracht. Deze wet laat
buitenlandse bedrijven toe om te investeren in grootschalige verkenning, ontwikkeling en
gebruik van mineralen, olie en gas. 140 Deze bedrijven doen vaak beroep op PMC’s om
mijnbouwsites e.d. te beschermen tegen rebellenbewegingen e.d. In dit opzicht
signaleren we Control Risks Group en Grayworks Security, die zich beiden ophouden met
zulke activiteiten.141
De Filipijnse rijkdom aan grondstoffen kan een belangrijke aantrek zijn voor PMC’s met
het oog op de exploitatie van deze grondstoffen. In de literatuur werd echter geen
informatie gevonden ter ondersteuning van deze veronderstelling. Dit kan betekenen dat
PMC’s zich niet schuldig maken aan exploitatie binnen de mijnbouwsector.
139
X (z.d.) ‘The politics of privat force in the Philippines’ [WWW]. ISN:
http://www.isn.ethz.ch/isn/Current-Affairs/Securit-Watch/Detail/Ing=en&id=109531
140 X (z.d.) ‘Philippines Background’ [WWW]. U.S. Department of State:
http://www.state.gov/r/pa/ei/bgn/2794.htm 141
SINGER, P.W., Corporate Warriors: The Rise of the Privatized Military Industry, 16.
60
Meer waarschijnlijk is echter dat door het gebrek aan transparantie en betrouwbare
informatie over de sector geen informatie over zulke betrekkingen te vinden is in
openbare bronnen. PMC’s lopen hier nu eenmaal niet mee te koop.
In ander voorbeelden kan het bestaan van economische exploitatie door PMC’s worden
aangetoond.142 In het voorbeeld van PMC’s in de Filipijnen vinden we echter geen
ondersteuning voor deze veronderstelling.
4. Besluit4. Besluit4. Besluit4. Besluit
De relatie tussen de VS en de Filipijnen wordt tot op heden bepaald door hun koloniale
voorgeschiedenis. Deze relatie is sterk afhankelijk van het niveau van wederzijds
voordeel dat beide landen er uit kunnen halen.
Momenteel gebruikt de VS de global war on terror als beweegreden voor zijn militaire
aanwezigheid op de Filipijnen. Dit doen ze uit imperialistiche, strategische en
economische beweegredenen. De Filipijnen haalt op haar beurt voordeel uit de relatie
doordat de militaire hulp die zij ontvangen en de economische voordelen de militaire
aanwezigheid met zich meebrengt. Doch wordt de aanwezigheid van PMC’s in het kader
van de militaire samenwerking niet goed onthaald op de Filipijnen, die zich niet
geassocieerd willen voelen met de negatieve kritiek die de private militaire
ondernemingen met zich meebrengen.
In het kader van deze studie kunnen we concluderend zeggen dat ook in de (militaire)
relatie tussen de VS en de Filipijnen PMC’s het neokolonialisme ondersteunen. Langs de
ene kant omdat zij er inherent mee vervlochten zijn, en langs de andere kant omdat ze
misbruik maken van de omstandigheden in zwakke of conflictgevoelige staten om er
winst of voordeel uit te halen, onder meer door het werven van goedkope werknemers.
142
AVANT, D.D., The market for force: The consequences of privatizing security, Cambridge, Cambridge
University Press, 2005, 96-99.
61
ALGEMEEN BESLUITALGEMEEN BESLUITALGEMEEN BESLUITALGEMEEN BESLUIT
De internationale industrie rond de voorziening van militaire- en veiligheidsdiensten is op
dit moment voor een groot deel ongereguleerd. Hoewel er toepasbare wetgeving is, zijn er
aanzienlijke problemen in het verzekeren van uitvoerbare controle over de industrie. Er is
nog veel werk te verrichten op dit gebied, zowel door individuele staten die private
militaire- en veiligheidsdiensten uitvoeren, als door internationale organisaties zoals de
VN, de Afrikaanse Unie en de Europese Unie.
Daarnaast is er een nood aan controle en monitoring. Regulering zal een internationale
dimensie vereisen, waar nationale en regionale middelen gecomplementeerd worden
door zelfregulering langs de kant van de industrie zelf en zijn niet-statelijke cliënten.
Hierbij is het belangrijk om te erkennen dat een van de belangrijkste uitdagingen voor de
regulering juist het politieke nut van PMC’s is. Staten willen de industrie misschien niet
aan de noodzakelijkheid van nauwkeurig onderzoek onderwerpen. Daarom is het
opstarten van een internationaal proces richting regulering, waarbij zowel exporterende
als ontvangende overheden en populaties in kaart moeten worden gebracht, een
bijzondere uitdaging.
Er moet echter wel realistisch gebleven worden over het feit dat regulering geen
wondermiddel is en dat het gebruik van PMSC’s, ongereguleerd of gereguleerd, het
veiligheidslandschap drastisch verandert. Ze draagt onder andere bij tot de neokoloniale
invloed van grootmachten in de hedendaagse wereld.
Op basis van de criteria van de operationele definitie, kunnen zeer duidelijke en
onmiskenbare signalen van neokolonialisme worden vastgesteld in de werking van PMC’s
in conflictgebieden.
Ten eerste blijkt dat neokolonialisme niet alleen inherent vervlochten is met het concept
van de private militaire onderneming, maar ook dat de industrie zich in het verleden ook
al heeft schuldig gemaakt aan vormen van neokolonialisme ‘pur sang’ door mee te
werken in de economische uitbuiting van zwakkere staten.
62
Ook is er een sterk verband tussen het gebruik van PMC’s en militaire processen zoals
imperial overstretching, militair keynesianisme en de global war on terror. Deze
begrippen zijn sterk verwoven en oefenen belangrijke neokoloniale invloed uit.
Momenteel gebruikt de VS de global war on terror als beweegreden voor zijn militaire
aanwezigheid op de Filipijnen. Dit doen ze uit imperialistiche, strategische en
economische beweegredenen. De Filipijnen haalt op haar beurt voordeel uit de relatie
doordat de militaire hulp die zij ontvangen en de economische voordelen de militaire
aanwezigheid met zich meebrengt. Doch wordt de aanwezigheid van PMC’s in het kader
van de militaire samenwerking niet goed onthaald op de Filipijnen, die zich niet
geassocieerd willen voelen met de negatieve kritiek die de private militaire
ondernemingen met zich meebrengen.
Concluderend kunnen we in deze masterproef dus stellen dat ook in de (militaire) relatie
tussen de VS en de Filipijnen PMC’s het neokolonialisme ondersteunen. Langs de ene
kant omdat zij er inherent mee vervlochten zijn, en langs de andere kant omdat ze
misbruik maken van de omstandigheden in zwakke of conflictgevoelige staten om er
winst of voordeel uit te halen, onder meer door het werven van goedkope werknemers.
PMC’s in conflictgevoelige gebieden zijn dus een duidelijke uiting van hedendaags
neokolonialisme.
63
BIBLIOGRAFIEBLIOGRAFIEBLIOGRAFIEBLIOGRAFIE
ABRAHAMSEN, R. & WILLIAMS, M.C., ‘Selling security: Assessing the impact of military
privatization’, Review of International Politcal Economy, 2008, 131-146.
ANING, E., ’Africa’s security in the new millennium: State or mercenary induced stability?’,
Conflict Trends, 2000, 30-32.
AVANT, D.D., The market for force: The consequences of privatizing security, Cambridge,
Cambridge University Press, 2005, 310 p.
BENNET, J.R. (13/11/2009) ‘The Politics of Private Force in the Philippines’ [WWW].
International Relations and Security Network:
http://www.isn.ethz.ch/isn/Current-Affairs/Security-Watch/Detail/?lng=en&id=109531
[21/02/2010]
BIJLEVELD, C., Methoden en technieken van onderzoek in de criminologie, Den Haag,
Boom juridische uitgevers, 2005, 316 p.
CHAPMAN, J., ‘The private security phenomenon: policy implications and issues’, Security
& Defence Agenda, Brussel, 2006, 21-40.
CHOMSKY, N., ‘The Pentagon System’, Z Magazine, 1993, 24-43.
Combating terrorism and its implications for the security sector, WINKLER, T.H.,
EBNOTHER, A.H., en HANSSON, M.B., (eds.), Geneva, DCAF & Swedish National Defence
College, 2005, 248 p.
COOLS, M. en VERBEIREN, K., ‘Private military companies of militaire privé-
ondernemingen: oude huurlingen of nieuwe loot aan de boom van de private
veiligheidszorg?’, Private Veiligheid, 2005, 32-33.
64
COOLS, M., ‘De criminoloog en de private veiligheidszorg’, in Criminologie. De
wetenschap, de mens, VANDERBORGHT, J., (ed.), Brussel, Politea, 2000, 203-216.
COOLS, M., (2007), ‘De huurlingen en de criminele ‘non-statutory forces’ in het
criminologisch laboratorium’, in Criminologie: tussen kritiek en realisme, ELIAERTS, C.,
(ed.), Brussel, VubPress, 79-102.
CYPHER, J., ‘From military keynesianism to global-neoliberal militarism’, Monthly Review:
An Independent Socialist Magazine, 2007, 37-55.
DAMIEN, L., The privatization of security and peacebuilding: a framework for action,
London, International Alert, 2000, 36 p.
DAVIS, J., Fortune’s Warriors, Vancouver, Douglas & McIntyre, 2002, 228 p.
DEVINE, J., ‘Economic consequences of the war against terrorism”, Canadian Dimension,
2001, 38-41.
DE CASTRO, R.P., ‘The revitalized Philippine-US security relations: A ghost from the Cold
War or an alliance for the 21st century?’, Asian Survey, 2003, 982-985.
971-988.
DE WOLF, A.H., ‘Wordt oorlog geprivatiseerd? Het inzetten van particuliere militaire
bedrijven in Irak in het licht van internationaal recht en de rechten van de mens’,
Nederlands Juristenblad, 2004, 1687-1695.
DOSWALD-BECK, L., ‘Private military companies under international humanitarian law’, in
From mercenaries to market: the rise and regulation of private military companies,
CHESTERMAN, S. en LEHNARDT, C., (eds.), Oxford, Oxford University Press, 2007, 115-
116.
Elimination of mercenarism in Africa: a need for a new continental approach, GUMEDZE,
S., (ed.), Cape Town, Institute for Security Studies, 2008, 227 p.
65
FRANCIS, D., ’Mercenary intervention in Sierra Leone: providing national security or
international exploitation?’, Third World Quarterly, 1999, 319-338.
FUGAZY, D., ‘Defense industry mergers stay aloft’, Investment Dealer’s Digest, 2010, 1-
19.
GARRET-PELTIER, H., “Is military keynesianism the solution?”, Dollars & Sense, 2010, 7.
HABERKERN, E., ‘Prophets of the ‘permanent war economy’’, Monthly Review: An
Independent Socialist Magazine, 2009, 62-63.
HERNANDEZ, K. (2010) ‘Pirates in the Sea: Private military and security company
activities in Southeast Asia’ [WWW]. ASN:
http://www.africansecuritynetwork.org/documents/asia.html [14/06/2010].
HOLMQVIST, C., ‘Private military and security companies: An analytical overview’,
Collegium, No. 36 (Private military/security companies operating in situations of
armed conflict), 2007, 11-16.
HOLMQVIST, C., Private Security Companies: The Case for Regulation, SIPRI Policy Paper
No. 9, Stockholm, 2005, 60 p.
HORVATH, R.J., ‘A Definition of Colonialism’, Current Anthropology, 1972, 45-57.
KINSEY, C., Corporate Soldiers and International Security: The Rise of Private Military
Companies, New York, Routledge, 2006, 196 p.
KRAHMANN, E., ‘Security governance and the private military industry in Europe and
North-America’, Conflict, Security & Development, 2005, 247-269.
LISS, C., ‘Losing control? The privatisation of anti-piracy services in Southeast Asia’,
Australian Journal on International Affairs, 2009, 390-403.
66
LYNCH, C. (17/01/2010) ‘UN embraces private military contractors’ [WWW]. Foreign
Policy:
http://turtlebay.foreignpolicy.com/posts/2010/01/17/un_embraces_private_military_co
ntractors [07/05/10]
MANN, C. en STEWART, F., Internet communication and qualitative research: A handbook
for researching online, London, Sage, 2000, 258 p.
MATHIEU, F. en DEARDEN, N., ‘Corporate mercenaries: The threat of private military &
security companies’, Review of African Political Economy, 2007, 744-753.
MAYER, D., ‘Peaceful Warriors: Private Military Security Companies and the Quest for
Stable Societies’, Journal of Business Ethics, 2010, 387-401.
MC INTYRE, A. en WEISS, T., ‘Weak governments in search of strength: Africa’s
experience of mercenaries and private military companies’ in From mercenaries to
market: the rise and regulation of private military companies, CHESTERMAN, S. en
LEHNARDT, C., (eds.), Oxford, Oxford University Press, 2007, 67-82.
NITZAN, J. en BICHLER, S., ‘Cheap Wars’, The Economy of the Occupation. A
Socioeconomic Bulletin, 2006, 1-3.
NKRUMAH, K., Neo-colonialism: The last stage of imperialism, London, Thomas Nelson &
Sons, 1965, 204 p.
NORDSTROM, C., Shadows of war: Violence, power, and international profiteering in the
twenty-first century, Berkeley, University of California Press, 2004, 310 p.
PATISSON, J., Just war and the privatization of military force, Ethics & International
Affairs, 2008, 143-162.
PERLAK, J.R., ‘The Military Extraterritorial Jurisdiction Act of 2000: Implications for
Contractor Personnel’, Military Law Review, 2001, 91-140.
67
PETERSON, L. (28/10/2002) ’Privatizing Combat, the New World Order’ [WWW].
International Consortium of Investigative Journalism:
http://www.publicintegrity.org/bow/report.aspx?aid=148 [02/07/10]
POMEROY, W., American neo-colonialism: It’s emergence in the philippines and Asia,
New York, International Publishers, 1970, 255 p.
POMEROY, W., An American made tragedy: neo-colonialism and dictatorship in the
Philippines, New York, International Publishers, 1974, 190 p.
PUGLIESE, D. (14/11/2005) ‘Philippines: Canadian Trains Police for a Deadly Beat’
[WWW]. The Ottawa Citizen: http://www.corpwatch.org/article.php?id=12784
[18/03/2010]
QUIMPO, N.P;, ‘Ologarchic Patrimonialism, Bossism, Electoral Clientelism, and Contested
Democracy in the Philippines’, Comparative Politics, 2005, 229-250.
RONSE, T. (z.d.) ‘Kunnen we nee zeggen tegen de geprivatiseerde oorlog? Interview met
P.W. Singer’ [WWW]. De Groene Amsterdammer:
http://www.groene.nl/2003/34/kunnen-we-nee-zeggen-tegen-de-geprivatiseerde-oorlog
[12/02/10].
SCHEIMER, M., ‘Separating Private Military Companies from Illegal Mercenaries in
International Law: Proposing an International Convention for Legitimate Military and
Security Support that Reflects Custumary International Law’, American University
International Law Review, 2009, 609-646.
SHALOM, S., The United States and the Philippines: A Study of Neo-Colonialism,
Philadelphia, Institute for the Study of Human Issues, 1981, 302 p.
SILVERMAN, D., Doing qualitative research, London, Sage, 2000, 316 p.
SINGER, P.W., ‘Can't Win with 'Em, Can't Go To War without 'Em: Private Military
Contractors and Counterinsurgency’, Foreign Policy Paper Series, 2007, 21 p.
68
SINGER, P.W., Corporate Warriors: The Rise of the Privatized Military Industry, Ithaca,
Cornell University Press, 2003, 333 p.
SINGER, P.W., 'Corporate warriors: The rise and ramifications of the privatized military
industry', International Security, 2001, 186-220.
SINGER, P.W., ‘Outsourcing War’, Foreign Affairs, 2005, 119-132.
SINGER, P.W., ‘War, Profits and the Vacuum of Law: Privatized Military Firms and
International Law’, Columbia Journal of Transnational Law, 2004, 521-550.
SNYDER, J., ‘Imperial Temptations’, National Interest, 2003, 29-30
SPARKE, M., ‘American empire and globalisation: postcolonial speculations on
neocolonial enframing’, Singapore Journal of Tropical Geography, 2003, 3-19.
VANDERMEERSCH, R. (08/05/2007) ‘Militarisme en kapitalisme gaan hand in hand’
[WWW]. e-MO:
http://www.mo.be/index.php?id=71&tx_ttnews[tt_news]=101&cHash=41ced97de7
[13/03/10]
VAUX, T., SEIPLE, C., NAKANO, G. en VAN BRABANT, K., Humanitarian action and private
security companies: opening the debate, Londen, International Alert, 2002, 34 p.
WALLWORK, R.D., Operational Implications of Private Military Companies in the GWOT,
(z.pl.), Fort Leavenworth School of Advanced Military Studies, 2005, 76 p.
X (20/12/2007) ‘Amerikaanse huurlingen lonken naar VN’ [WWW]. e-MO:
http://www.mo.be/index.php?id=63&tx_uwnews_pi2[art_id]=19923&cHash=dab53835
ed [13/03/10]
69
X (27/09/2007) ‘Belgische huurlingen: de nieuwe generatie’ [WWW]. e-MO:
http://www.mo.be/index.php?id=348&tx_uwnews_pi2[art_id]=19691&cHash=ea467f50
fe [13/03/10]
X (z.d.) ‘Clark Eagle Range Philippines’ [WWW]. Corporate Training Unlimited:
http://www.clarkeagles.com.ph/about-us.htm [15/04/10]
X (2007) ‘Contractor Support to Operations’ in NATO Logistics Handbook [WWW]. NATO:
http://www.nato.int/docu/logi-en/logistics_hndbk_2007-en.pdf [23/03/10]
X (02/03/2008) ‘Dyncorp Awarded $16.3 Million For Philippines Operations Support
Services’ [WWW]. APN:
http://www.aprodex.com/dyncorp-awarded--16-3-million-for-philippines-operations-
support-services-340-n.aspx [22/06/10].
X, Employing private military companies: a question of responsability, Den Haag, Advisory
Council on International Affairs, 2007, 44 p.
X (2006) ‘Private Military Companies’ [WWW]. Geneva Centre for the Democratic Control
of Armed Forces:
http://www.dcaf.ch/publications/kms/details.cfm?lng=en&id=18412&nav1=5
[14/03/2010]
X (z.d.) ‘Iraq Operations’ [WWW]. Corporate Training Unlimited:
http://www.ctuconsulting.com/iraq.php [15/04/10]
X (z.d.) ‘ Montreux document in international humanitarian law’ [WWW]. Confédération
Suisse:
http://www.eda.admin.ch/eda/en/home/topics/intla/humlaw/pse/psechi.html
[17/05/2010]
X (z.d.) ‘Philippines Background’ [WWW]. U.S. Department of State:
http://www.state.gov/r/pa/ei/bgn/2794.htm [09/05/2010].
70
X (z.d.) ‘The politics of privat force in the Philippines’ [WWW]. ISN:
http://www.isn.ethz.ch/isn/Current-Affairs/Securit-Watch/Detail/Ing=en&id=109531
[23/06/2010].
X (22/01/2010) ‘Veilighedsfirma’s richten blik op Haïti’ [WWW]. e-MO:
http://www.mo.be/index.php?id=63&tx_uwnews_pi2[art_id]=27278&cHash=c1f30f93e
e [13/03/10]
Belangrijkste regelgevende documenten:Belangrijkste regelgevende documenten:Belangrijkste regelgevende documenten:Belangrijkste regelgevende documenten:
▪ Haagse regels inzake oorlogsrecht (1907)
▪ Regulation of Foreign Military Assistance Act 15 of 1998 (South-Africa)
▪ Conventies van Genève (1949)
▪ Art. 47 Aanvullend protocol bij de Conventies van Genève (Protocol I) (1977)
▪ Conventie voor de eliminatie van huurlingen in Afrika (1977)
▪ Het internationaal verdrag tegen de aanwerving, het inzetten, de financiering en
de opleiding van huurlingen (1989)
▪ Montreux document on Pertinent International Legal Obligations and Good
Practices for States related to Operations of Private Military and Security
Companies during Armad Conflict (2008)