Faculteitsblad Ruimtelijke Wetenschappen Jaargang 40 ...€¦ · Groningen: een geografie van de...

36
Faculteitsblad Ruimtelijke Wetenschappen Jaargang 40 / nummer 0 / oktober 2008 Girugten Eerstejaarsnummer Groningen een geografie van de stad Planologische geschiedenis van Groningen Overzicht artikelen afgelopen jaargang

Transcript of Faculteitsblad Ruimtelijke Wetenschappen Jaargang 40 ...€¦ · Groningen: een geografie van de...

Page 1: Faculteitsblad Ruimtelijke Wetenschappen Jaargang 40 ...€¦ · Groningen: een geografie van de stad Inge de Vries & Wietske Wilts 12 Een planologische geschiedenis van Groningen

Faculteitsblad Ruimtelijke Wetenschappen Jaargang 40 / nummer 0 / oktober 2008

Girugten

EerstejaarsnummerGroningen een geografie van de stadPlanologische geschiedenis van GroningenOverzicht artikelen afgelopen jaargang

Page 2: Faculteitsblad Ruimtelijke Wetenschappen Jaargang 40 ...€¦ · Groningen: een geografie van de stad Inge de Vries & Wietske Wilts 12 Een planologische geschiedenis van Groningen

ColofonGirugten is het onafhankelijk faculteitsblad van de Faculteit Ruimtelijke Wetenschappen, Rijksuniversiteit Groningen

EindredactieWietske Wilts (Hoofdredacteur)Mathieu Drolinga (Vormgeving)

RedactieNiels van BeurdenBart BooijArianne DannenbergFloris van der LingenGuido RoegholtMarjolein VerheijenClaire VernèdeInge de VriesJurjen Zuijdendorp

DrukDrukkerij de Bie, Groningen

Oplage175 stuks

[email protected]

Websitewww.girugten.nl

PostadresPostbus 8009700 AV Groningen

De eindredactie behoudt zich het recht voor zonder opgaaf van redenen artikelen in te korten, dan wel te weigeren.

GirugtenJaargang 40, nummer 0, eerstejaarsnummer 2008

redactioneelVoor je ligt de speciale eerstejaars-editie van het faculteitsblad Girug-ten. Met dit nummer willen wij, als redactie, jou laten kennismaken met allerhande zaken die spelen op de faculteit, met jullie docenten, met de studentenorganisaties aan de Faculteit Ruimtelijke Wetenschap-pen, en natuurlijk met Girugten. Ook wordt de stad Groningen in een geografisch en een planologisch licht geplaatst, want het is natuurlijk belang-rijk het één en ander te weten over je (nieuwe) studentenstad, zeker als student geografie of planologie! Daarnaast hebben we een selectie gemaakt van de beste artikelen die het afgelopen jaar in Girugten zijn verschenen, je vindt ze vanaf bladzijde 19. Aan het eind vind je nog een verslag van het eerstejaarskamp te Appelscha, ook is de rubriek ‘Op de bank van…’ speciaal voor dit nummer toegespitst op een eerstejaars, en ook de Top 5, te vinden op de achterkant, gaat over eerstejaarsvakken.Ben je nou na het lezen van dit num-mer enthousiast geworden, kan je een beetje schrijven en redigeren, en lijkt je het leuk om met een en-thousiaste groep medestudenten vijf á zes keer per jaar een blad in elkaar te zetten? Meld je dan aan voor de redactie door een mailtje te sturen naar [email protected]. Voor nadere informatie kan je ook altijd mailen of kijken op www.girugten.nl, maar je kunt natuurlijk ook gewoon één van ons aanspreken op de faculteit!

Veel leesplezier,Wietske Wilts

Page 3: Faculteitsblad Ruimtelijke Wetenschappen Jaargang 40 ...€¦ · Groningen: een geografie van de stad Inge de Vries & Wietske Wilts 12 Een planologische geschiedenis van Groningen

Girugten 4Wist-je-dat

Jurjen Zuijdendorp 5

Docenten 6

Studieadviseur / Student-lid FB 8

Pro Geo 10

Geo Promotion 11Groningen: een geografie van de stad

Inge de Vries & Wietske Wilts 12Een planologische geschiedenis van Groningen

Mathieu Drolinga

Serving the planet: De geografie van bierJoep Westerveld

Het nieuwe Rotterdam CentraalGuido Roegholt

16

19

23Niet rood of groen, maar Lila

Gert de Roo 25De grote nutteloze werken

Tom van der Meulen 27De oorsprong van de Olympische Spelen

Wietske Wilts 30

Verslag Appelscha 2008 32Op de bank van... Nynke Pranger

Jurjen Zuijdendorp 34

Inhoud

12. Groningen: een geografie van de stad

16. Een planologische geschiedenis van Groningen

32. Verslag Appelscha 2008

Uitgelicht

Eerstejaarsnummer 2008

Ibn Battuta 9

Top 5 Marjolein Verheijen 36

Overzicht van artikelen uit de afgelopen jaargang

Page 4: Faculteitsblad Ruimtelijke Wetenschappen Jaargang 40 ...€¦ · Groningen: een geografie van de stad Inge de Vries & Wietske Wilts 12 Een planologische geschiedenis van Groningen

4 girugten eerstejaarsnummer 2008

Zoals jullie hopelijk nu al weten, is Girugten het onafhankelijke faculteitsblad van de Faculteit Ruimtelijke Wetenschappen in Groningen. Voor jullie ligt nu het speciale eerstejaarsnummer. Om jullie kennis te laten maken met ons blad, hebben we de beste artikelen van de afgelopen jaargang geselecteerd. Om een beetje wegwijs te raken op de faculteit worden de studieadviseur, het student-lid van het Faculteitsbestuur, en de studentenorganisaties (Geo Promotion, Girugten, Ibn Battuta en Pro Geo) van onze faculteit voorgesteld. De stad zul je beter leren kennen in een geografisch en een planologisch artikel over de stad Groningen.

Girugten verschijnt vijf tot zes keer per jaar, en heeft altijd een ruimtelijk wetenschappelijk georiënteerd thema. Aan de hand hiervan worden diverse thema-artikelen gepubliceerd, daarnaast zijn er nog enkele vaste rubrieken die niet per se themagerelateerd hoeven te zijn. Zo hebben we bijvoorbeeld de rubriek ‘Uit het buitenland’, waarin een student van onze faculteit, die vanwege zijn studie in het buitenland verblijft, een ander land en een andere cultuur in het licht zet en zijn/haar ervaringen aldaar beschrijft. In de ‘Top 5’ wordt een vijftal interessante ruimtelijke verschijnselen op volgorde gezet, terwijl in ‘Alles is Geografie’ de geografie van een niet-ruimtelijk verschijnsel aan de orde wordt gesteld. In elke editie van Girugten wordt ook het onderzoek van een student (of medewerker) van onze faculteit belicht, en in ‘Op de bank van…’ wordt een interview afgenomen met iemand die een functie bekleedt bij onze faculteit (in dit nummer wordt echter een eerstejaars student geïnterviewd).

Ben je na het lezen van dit blad zo geïnteresseerd geworden, en zou je zelf ook wel artikelen willen (én kunnen) schrijven of redigeren, stuur dan een mailtje aan [email protected] of spreek één van de redactieleden aan. Voor meer informatie kun je altijd mailen.

De redactie bestaat momenteel uit de volgende studenten:

Arianne Dannenberg Jurjen Zuijdendorp

Bart Booij Marjolein Verheijen

Claire Vernède Mathieu Drolinga (hoofd layout)

Floris van der Lingen Niels van Beurden

Guido Roegholt Wietske Wilts (hoofdredactrice)

Inge de Vries Jij?

Girugten

Page 5: Faculteitsblad Ruimtelijke Wetenschappen Jaargang 40 ...€¦ · Groningen: een geografie van de stad Inge de Vries & Wietske Wilts 12 Een planologische geschiedenis van Groningen

5girugten eerstejaarsnummer 2008

Als eerstejaarsstudent krijg je in de eerste weken een hele hoop informatie over je heen. Om het beeld compleet te maken hebben we hier een aantal feitjes en weetjes voor je op een rij gezet.

Wist je bijvoorbeeld dat:

de Rijksuniversiteit geopend werd op 23 augustus 1614 en de één na oudste (nog bestaande) universiteit van Nederland is.• de RuG de eerste vrouwelijke student had• de RuG qua grootte de derde universiteit van Nederland is• GIRUGten staat voor Geografisch Instituut Rijks Universiteit Groningen• voor de eerstejaars studenten deze extra editie wordt uitgebracht • Girugten zes maal per jaar met een themanummer verschijnt • het volgend nummer over de Verenigde Staten gaat• de RuG 523,7 miljoen omzet per jaar draait • er 23.780 studenten studeren aan de RuG• koffie in de Ibn-kamer slechts 10 cent kost • dit dus 25 cent goedkoper is dan de koffie in de kantine• Girugten dit jaar 40 jaar bestaat en dat dit gevierd wordt met een jubileumnummer• onze faculteitsvereniging Ibn Battuta is• Ibn Batutta verder heeft gereisd dan Marco Polo• bijna alle colleges gegeven worden in WSN-gebouw en het Zernikegebouw• de Girugten altijd op zoek is naar extra mensen• de kortste route naar de koffiekamer vanuit de Blauwe zaal via de zijdeur is in het WSN-gebouw• onze faculteit zestig jaar bestaat• het interimgebouw inmiddels permanent is• de faculteit net een nieuw gebouw heeft• er in de toekomst een wereldkaart op dit gebouw moet verschijnen•

Wist-je-dat

-do

or Ju

rjen

Zu

ijde

nd

orp

-

Page 6: Faculteitsblad Ruimtelijke Wetenschappen Jaargang 40 ...€¦ · Groningen: een geografie van de stad Inge de Vries & Wietske Wilts 12 Een planologische geschiedenis van Groningen

6 girugten eerstejaarsnummer 2008

Docenten

De docenten van onze faculteit; een aantal zul je er vast al zijn tegen gekomen tijdens de introductiedagen, tijdens het college, of op het Zerniketerrein. Is een docent een rasechte Groninger en is hij al jaren aan de faculteit verbonden, of is een docent pas net nieuw in de stad, het Noorden, of in het vak…, op deze pagina’s worden alle docenten die colleges geven in het eerste jaar aan je voorgesteld. Je vindt hier de belangrijkste informatie over hun vakken, functies, projecten en onderzoeken, maar ook over hun (vroegere) carrière en hun afkomst. Doe er je voordeel mee, en verwerk (stiekem) deze persoonlijke informatie in één van je werkstukken. Wie weet maak je dan een goede beurt, want het zal een beetje geograaf niet koud laten als hij zijn geboorteplaats of iets dergelijks voorbij ziet komen…

Drs. H.C. DiederiksChris Diederiks heeft na zijn middelbare school in Emmeloord net als jullie gekozen voor een studie aan de Faculteit Ruimtelijke Wetenschappen. Na zijn afstuderen (zijn scriptie ging over de effecten van de vergrijzing op de toeristische sector) heeft hij de Lerarenopleiding Aardrijkskunde gedaan. Vervolgens heeft hij een aantal jaren op verschillende middelbare scholen gewerkt totdat hij

de kans kreeg om aan de slag te gaan als docent in de bacheloropleiding SG&P. Diederiks houdt erg van Groningen, en heeft dan ook al in veel delen van de stad gewoond. Zijn vrije tijd besteedt hij graag aan reizen. De meeste SG&P’ers zullen al met hem te maken hebben gehad bij Algemene Sociale Geografie en tijdens de busrit naar Appelscha. De TP’ers zullen dat krijgen tijdens het practicum Fysische Geografie in Annen. Verder zullen de SG&P’ers hem in het eerste jaar ook tegenkomen bij Wetenschappelijk rapporteren, Werkvelden en China. Het bevalt hem erg goed om bij zulke uiteenlopende vakken betrokken te zijn.

Dr. J.R. BeaumontJustin Beaumont werd in 1973 in Welwyn Garden City, Groot-Brittannië geboren. Hij is docent en onderzoeker aan de afdeling Planologie van onze faculteit. Hij geeft in het eerste jaar het vak Stadsgeografie 1 samen met dhr. Ike. Hij doet onderzoek naar stadsbestuur en politiek in relatie tot sociale en ruimtelijke rechtvaardiging in steden. Recente activiteiten richten zich op FBO’s (‘faith-

based organizations) en ‘exclusion’ in Europese steden in een breder perspectief van theoretische en filosofische discussies over steden in post-seculiere samenlevingen. Beaumont helpt ook mee een internationale multidisciplinaire conferentie te organiseren getiteld ‘Religion, Politics and the Postsecular City’, die half november in Groningen gehouden zal worden.

Dr. P.D. GrootePeter Groote werd in 1962 geboren in het Friese Oosterwolde, maar groeide op in Stadskanaal, in de Groninger veenkoloniën. Hij studeerde in 1988 aan onze eigen faculteit af in de regionale geografie op een afstudeeronderzoek naar de stedelijke planning in Lahore, Pakistan. Na zijn afstuderen verhuisde hij binnen het WSN-gebouw naar de Economische Faculteit, waar hij in 1995

zijn dissertatie over investeringen in infrastructuur in de negentiende eeuw verdedigde. Vanaf 1996 is hij weer terug op het oude nest, waar hij vooral cursussen culturele en politieke geografie verzorgt. Toch kruipt het bloed nog steeds waar het niet gaan kan, zodat hij nog steeds graag bijklust in de cultuurhistorie en de economische geschiedenis. In het eerste jaar heeft hij samen met prof. dr. Huigen het vak Culturele Geografie.

Dr. A.E. BrouwerAleid Brouwer is per 1 september begonnen als universitair docent bij de basiseenheid Economische Geografie. Zij zal in het eerste jaar Economische Geografie 1: bedrijf & regio verzorgen, samen met dhr. Sijtsma. Daarnaast zal zij ook Wetenschappelijk Rapporteren geven en in latere jaren kun je haar krijgen voor je Bachelor- of Masterthesis. Haar

onderzoek richt zich onder andere op FDI (Foreign Direct Investment), internationale (re)locatie, bedrijfsheterogeniteit en gedragseconomie. Brouwer is in 2005 gepromoveerd in de Ruimtelijke Wetenschappen op een bedrijfs-demografische onderwerp en aansluitend werkte zij als universitair docent bij de vakgroep International Economics & Business, ook bij de RuG. In haar vrije tijd bemoeit zij zich met provinciale politiek en wijk-ontwikkeling.

Prof. dr. P.P.P. HuigenPaulus Petrus Philippus Huigen is hoogleraar Algemene Sociale Geografie, in het bijzonder de Regionale Geografie. Hij geeft jullie het vak Culturele Geografie, samen met dr. Groote. Huigen is geboren en getogen in het midden van het land, en behaalde in 1979 zijn doctoraalbul Sociale Geografie in Utrecht. Hier promoveerde hij in 1986 op onderzoek naar bereikbaarheid in

Zuidwest Friesland. Hij werkte als docent aan de Faculteit Ruimtelijke Wetenschappen te Utrecht tot 1995. Toen nam hij het besluit om het in Groninger te proberen, aangezien Noord-Nederland al geruime tijd trok. De specialiteit van Huigen was plattelands-geografie, inmiddels heeft hij zich op het terrein van de Culturele Geografie begeven.

Page 7: Faculteitsblad Ruimtelijke Wetenschappen Jaargang 40 ...€¦ · Groningen: een geografie van de stad Inge de Vries & Wietske Wilts 12 Een planologische geschiedenis van Groningen

7girugten eerstejaarsnummer 2008

Prof. dr. I. HutterInge Hutter werd in 1959 geboren in het Drentse Oosterhesselen. In 1988 studeerde ze af in Niet-westerse Demografie aan de RuG en in de Culturele Antropologie aan de Universiteit van Utrecht. Ze verrichtte veldwerk in Kameroen. Haar proefschrift verdedigde ze in 1994, met onderzoek naar de gezondheid van moeder en kind in India. Begin negentiger jaren verrichtte

ze daartoe veldwerk van twee jaar in Dharwad, een kleine stad in de staat Karnataka. Tijdens de daaropvolgende jaren was ze werkzaam als post-doc onderzoeker en universitair hoofddocent bij de Basiseenheid Demografie. India werd (en wordt) nog vele malen aangedaan: voor onderzoek, colleges en het vertalen van een onderzoek naar een voorlichtingscampagne. Naast India werden ook Bangladesh en Zuid-Afrika regelmatig bezocht. Deze internationale oriëntatie vindt zij terug bij de Basiseenheid Demografie, door de aanwezigheid van vele buitenlandse master-studenten, promovendi en post-doc onderzoekers. In het eerste jaar verzorgt zij het vak Demografie 1.

Dr. ir. E.W. MeijlesErik Meijles geeft aan het eind van het eerste jaar het vak Fysische Geografie en Omgeving, inclusief de excursie veldwerk die daarbij hoort. Hij werkt sinds een paar jaar op onze faculteit, en hoort thuis in de basiseenheid Culturele Geografie. Ook houdt hij zich veel bezig met GIS (Geografisch Informatie Systemen). Daarnaast runt hij een project over waterbeheer in het stroomgebied

van de Drentse Aa. Voordat hij bij onze faculteit kwam werken, is hij verbonden geweest aan het Van Hall Instituut, de agrarische hogeschool van Noord-Nederland.

Prof. dr. ir. P. IkePaul Ike werd in 1949 in Groningen geboren. Na het behalen van het HBS-B diploma aan het Heymans-lyceum in Groningen, ging hij Weg- en Waterbouwkunde studeren aan de HTS, eveneens in zijn geboortestad. Na zijn dienstplicht is hij naar Delft vertrokken om Civiele Techniek te gaan studeren aan de Technische Universiteit aldaar. Hij studeerde af in de richting Civiele

Planologie, Verkeerskunde en Verkeersbouwkunde. Na zijn afstuderen heeft hij drie jaar als onderzoeker aan de TH in Delft gewerkt. Vervolgens is hij als docent en onderzoeker bij de faculteit komen werken, aanvankelijk op het gebied van de milieuplanning. Later heeft hij zich meer gericht op de planning van infrastructurele ontgrondingen. Hij promoveerde op het onderwerp ‘de planning van ontgrondingen’. Hij is thans bijzonder hoogleraar in de Technische Planologie. In het eerste jaar zullen jullie hem tegenkomen bij de vakken Bouwrijpmaken, Bouwtechniek, Atelier 2 en het vak Stadsgeografie & Planologie. Hij is de opleidingsdirecteur voor de bachelor SG&P en de bachelor TP.

Prof. dr. P.H. PellenbargHet jaar is 1947 als in Harlingen Pieter Hendrik Pellenbarg wordt geboren. Hij studeerde Geografie in Groningen en rondde deze studie in 1971 af. Zijn begeleider was hierbij Professor Tamsma. Meteen na zijn afstuderen trad Pellenbarg in dienst bij onze faculteit. In 1990 werd hij hoogleraar. Hij heeft zich voornamelijk bezig gehouden met Economische Geografie (onderwijs en onderzoek) en dan in

het bijzonder onderzoek naar bedrijfslocatiekeuze, bedrijfsmobiliteit en imago’s van plaatsen en regio’s. Los daarvan was hij o.a. lid van de Wadden Advies Raad en is hij bestuurslid van het Groninger Universiteits Fonds en co-editor van het tijdschrift European Spatial Research & Policy. In september 2008 is Pellenbarg decaan geworden; hij is dus de ‘baas’ van de faculteit. Eerder was hij dat ook al van 1994-1998.

Dr. W.J. MeesterWilhelm Josef Meester werd in 1953 in Heerenveen geboren en groeide op in Akkrum. Hij studeerde aan onze eigen faculteit, toen nog Geografisch Instituut geheten, en werkt er sinds 1983. Vanaf het begin heeft hij zich hier bezig gehouden met onderzoek, in het bijzonder naar imago’s van vestigingsplaatsen. Later is het onderwijs er als taak bijgekomen. Jullie zullen hem tegenkomen bij het vak Statistiek 1.

Msc. M. van der PersMarieke van der Pers studeerde in 2007 af aan onze faculteit. Zij heeft de Research Master Regional Studies gedaan waarbinnen zij zich gespecialiseerd heeft in de demografie. Haar scriptie schreef ze op het NIDI en ging over het gebruik van gezondheidsdiensten omtrent de zwangerschap en bevalling van zowel ontheemde als niet ontheemde vrouwen in Sri Lanka. Sinds

januari dit jaar is zij promovendus aan de afdeling demografie. Met haar promotieonderzoek wil zij inzicht krijgen in de functie van reproductief gedrag in het omgaan met het langdurig ontheemd zijn. Je komt Marieke van der Pers tegen bij het eerstejaarsvak Demografie 1, dat zij samen met prof. dr. Hutter verzorgt.

Page 8: Faculteitsblad Ruimtelijke Wetenschappen Jaargang 40 ...€¦ · Groningen: een geografie van de stad Inge de Vries & Wietske Wilts 12 Een planologische geschiedenis van Groningen

8 girugten eerstejaarsnummer 2008

Studieadviseur Student-lid FBZoals ik tijdens mijn praatje op de introductiedagen al zei, is mijn belangrijkste taak aanspreekpunt te zijn voor alle mogelijke vragen, twijfels, keuzes en problemen die betrekking hebben op de studie. Voor de duidelijkheid wil ik nog benadrukken dat alles vertrouwelijk is. Je kunt erop rekenen dat wat er in mijn kamer (0.18) besproken wordt, niet verder komt. Dit klinkt dramatischer dan het in feite is, want over het algemeen spreek ik met studenten over prozaïsche onderwerpen als bijvoorbeeld:

Wat moet ik met dit formulier?Wat kan ik met de studie?Is er nog voorlichtingsmateriaal beschikbaar voor mijn oude school?Hoe zit het met de prestatiebeurs?Zijn er ook cursussen om te leren studeren?Welke keuzevakken zal ik kiezen?Ik heb tijd over, wat nu?Is de Geografie/TP wel een goede keuze voor mij?Ik heb Pfeiffer, wat nu?Waarom haal ik vijven en geen zessen?Kan ik midden in het jaar een weekje op vakantie?

Sinds kort is er trouwens een zeer handige digitale vraagbaak gekomen: www.rug.nl/hoezithet. Deze site van het Studenten Service Centrum van de RUG geeft antwoord op allerlei vragen met betrekking tot inschrijving, geldzaken, studiebegeleiding, ICT-zaken, en vele andere onderwerpen. Zelf zoek ik hier ook vaak iets op!Natuurlijk zijn er ook minder prozaïsche zaken. Er kunnen zich soms vervelende situaties voordoen die de studie beïnvloeden. Het advies in zulke omstandigheden is altijd: neem even contact op, pak de telefoon. Verder is het zo geregeld dat je de eerste melding van studievertraging ten gevolge van ziekte of persoonlijke omstandigheden bij mij als facultaire studieadviseur moet doen. Zolang die vertraging niet groter wordt dan 15 ECTS kun je het bij die melding laten. Als de vertraging groter wordt, is overleg met de studentendecaan noodzakelijk. Maar dat bespreken we dan wel. Je moet wel binnen een maand na het ontstaan van de eerste vertraging aan de bel trekken!Tot nu toe schreef ik over onderwerpen waarbij het initiatief van de student uitgaat. Dat kan door bij mij langs te komen tijdens het open inloopspreekuur (woensdag van 9.00 tot 12.00 uur), op afspraak (dinsdag, woensdagmiddag en donderdag) of door op te bellen of te mailen (050-3633906, [email protected]).Daarnaast neem ik in bepaalde gevallen zelf het initiatief en roep ik studenten op. Zo nodig ik in de maanden december en april eerstejaars met minder goede studieresultaten uit om te komen praten. We bespreken dan de situatie en kijken bijvoorbeeld of er aan de studiemethode gesleuteld kan worden. Een andere aanleiding kan zijn de vraag om mee te helpen bij voorlichtingsdagen, studiebeurzen, ouderdag en andere evenementen.Aan het eind van het eerste jaar moet de faculteit aan iedere eerstejaars een wettelijk verplicht advies over het al dan niet voortzetten van de studie uitbrengen. Daaraan verbind ik dan vervolgens de mogelijkheid tot het met mij bespreken van dat advies.

Tot slot van dit stukje nog twee opmerkingen:1. Aarzel niet om met vragen langs te komen.2. Een goede en heel plezierige studietijd gewenst!

Deliaan Muntinga

Elk jaar wordt er door de faculteitsraad een student voorgedragen die een adviserende functie vervult binnen het Faculteitsbestuur (FB). Het student-lid zorgt ervoor dat ook op het hoogste niveau binnen de faculteit de studenten worden vertegenwoordigd. Taken van het student-lid zijn onder andere het wekelijks bijwonen van de bestuursvergaderingen, overleggen met student-leden van andere faculteit en overleggen met de verschillende studentenorganisaties binnen de Faculteit Ruimtelijke Wetenschappen. Dit jaar is Maartje Beltman adviserend student-lid. Zij coördineert ook het mentorensysteem, zodat alle eerstejaarsstudenten onder leiding van ouderejaars mentoren worden begeleid bij het studeren.

Als je vragen hebt over zaken die spelen op de faculteit kun je altijd contact opnemen met Maartje door een e-mail te sturen naar [email protected].

Page 9: Faculteitsblad Ruimtelijke Wetenschappen Jaargang 40 ...€¦ · Groningen: een geografie van de stad Inge de Vries & Wietske Wilts 12 Een planologische geschiedenis van Groningen

9girugten eerstejaarsnummer 2008

Ibn Battuta, wat een gekke naam! Waar staat dat I.B.N. voor? En hoe spreek je het eigenlijk uit? Dit zijn allemaal vragen die ik mijzelf af vroeg toen ik voor het eerst van de faculteitsvereniging der Ruimtelijke Wetenschappen hoorde. Ibn Battuta, je zegt Ibbun Baattoettaa, is de naam van een Marokkaanse ontdekkingsreiziger, die in de veertiende eeuw op zijn kameel 120.000 kilometer heeft afgelegd en hij is een van de grondleggers van de geografie. Eigenlijk heet hij Abdullah Mohammed ibn Abdullah ibn Mohammed ibn Ibrahim al-Lawati ibn Battuta. Maar dat is een beetje te lang, en daarom is onze vereniging Ibn Battuta gedoopt. Ibn is geen afkorting, maar het betekent “zoon van”, zoon van Battuta dus.

Ibn Battuta, de faculteitsvereniging, organiseert leuke, studiegerelateerde en gezellige activiteiten. Zo heb je al gehoord van het kennismakingweekend in Appelscha, het wadlopen, het voetbaltoernooi en de borrels, maar Ibn Battuta doet nog veel meer! Dit allemaal met behulp van actieve leden die in een commissie zitten en mooie activiteiten organiseren. Zo zijn er afgelopen jaar erg interessante lezingen geweest over etnische minderheden in Nieuw-Zeeland en een debatlezing over milieuproblematiek. Ook dit jaar staan er weer veel lezingen op de agenda, bijvoorbeeld een lezing over de geschiedenis van onze faculteit. Er zijn veel dagexcursies, naar de Suikerunie, naar de aanleg van de N34, of naar de Hooghoudtfabriek. Maar er zijn ook meerdaagse excursies, bijvoorbeeld een weekend naar het Ruhrgebied, of de tiendaagse buitenlandse excursie, dit jaar naar Zuid-Oost Europa. De liftwedstrijd naar Frankfurt, de Korte Buitenlandse Excursie en Schierweekend zijn ook gezellige weekendjes weg. EGEA organiseert uitwisselingen met geografiestudenten in andere steden in Euopa. Ook zijn er wat minder studiegerelateerde activiteiten, zoals een pokertoernooi, beklimming van de Martinitoren (wat iedereen die in Groningen woont toch een keer gedaan moet hebben), de wintersportreis, het volleybaltoernooi, de Batavierenrace (een studenten estafette-loop tussen de universiteit van nijmegen en de universiteit van Twente), barbecues, en natuurlijk de borrels en feesten. Elke drie weken is er op dinsdagavond een borrel in café ’t Pleidooi. Het is altijd erg gezellig en drinken is er voor een gereduceerd tarief.

Ibn Battuta heeft ook zijn eigen huiskamer op het Zerniketerrein, hier kun je elke dag een lekkere bak koffie of thee halen, en tussen 10 en 15 uur is er altijd iemand van het bestuur aanwezig. Dus heb je een vraag, of gewoon zin in een gezellig praatje en een bak koffie, kom eens langs!

Van links naar rechts:Herman Nienhuis - Commissaris Externe BetrekkingenAnoek van Eck - SecretarisPeter van der Ven - VoorzitterGuido Roegholt - PenningmeesterHanneke Onland - Commissaris Interne BetrekkingenBas van der Swaluw - Vice-voorzitter

Ibn Battuta

Page 10: Faculteitsblad Ruimtelijke Wetenschappen Jaargang 40 ...€¦ · Groningen: een geografie van de stad Inge de Vries & Wietske Wilts 12 Een planologische geschiedenis van Groningen

10 girugten eerstejaarsnummer 2008

Beste eerstejaars,

Jullie zijn alweer een maand bezig met je nieuwe studie en hebben kennis gemaakt met het Groningse studentenleven. Je hoeft je niet meer ziek te melden als je te brak bent om je bed uit te komen en er hangt geen rector aan de lijn als je niet komt opdagen bij colleges. Toch wil ik jullie op je hart drukken dat het belangrijk is colleges te volgen. Ondanks dat colleges niet verplicht zijn en ze misschien zelfs soms niet interessant kunnen zijn, bieden ze structuur en houvast bij het studeren. Je zult zelfs zien dat je voor sommige vakken geen eens of bijna niet hoeft te studeren als je alle colleges volgt!

Maar nu genoeg wijze (maar gemeende) woorden, laten we ‘to the point’ komen. Ik schrijf dit stukje namens de Stichting Pro Geo. Gelukkig zullen velen van jullie inmiddels weten wat Pro Geo is en misschien zelfs weten wie het bestuur van Pro Geo vormen. Toch wil ik van deze gelegenheid gebruik maken om nog eens duidelijk te maken wat Pro Geo doet.

Pro Geo is een stichting die opkomt voor de belangen van de studenten aan de Faculteit Ruimtelijke Wetenschappen. Het bestuur van Pro Geo wordt gevormd door de studentleden van de Faculiteitsraad, waarvoor elk jaar in de maand mei verkiezingen worden gehouden. Naast een stukje klachten afhandeling zorgt Pro Geo ook voor de invulling van de verschillende inspraakorganen binnen de FRW, zoals de opleidingscommissies.

Je kunt dus met al je onderwijs gerelateerde klachten, opmerkingen en vragen terecht bij Pro Geo. Dit kan via www.progeo.nl, [email protected] of de klachtenbox naast de Pro Geo-kamer (Interimgebouw 131), maar je kunt ons natuurlijk ook gewoon persoonlijk aanspreken.

Met vriendelijke groet,

Tom van der MeerCommissaris OC’s Pro Geo 08/09

Van links naar rechtsPenningmeester: Vincent BakkerSecretaris: Anne VrouweVoorzitter: Marten MiddeldorpVice-voorzitter: Corien KuiperCommissaris OC’s: Tom van der Meer

Pro Geo

Page 11: Faculteitsblad Ruimtelijke Wetenschappen Jaargang 40 ...€¦ · Groningen: een geografie van de stad Inge de Vries & Wietske Wilts 12 Een planologische geschiedenis van Groningen

11girugten eerstejaarsnummer 2008

Stichting Geo Promotion is een studentenorganisatie van de faculteit Ruimtelijke Wetenschappen die elk jaar een congres organiseert over een geografisch of planologisch relevant thema. Zo ging ons congres van het afgelopen jaar over de toekomstige krimp van de bevolking in het noorden en welke kansen en bedreigingen dit geeft.

In februari 2009 zal Geo Promotion wederom een congres organiseren. Het congres staat ditmaal in het teken van bedrijventerreinen, waarbij het aspect herstructurering een bijzondere plaats zal innemen. Bedrijventerreinen zijn in de Nederlandse ruimtelijke ordening al geruime tijd onderwerp van discussie.De problematiek omtrent bedrijventerreinen is dan ook divers. De ruimtelijke kwaliteit en het beheer is veelal ondermaats waardoor bedrijfsruimte als belegging niet populair is. Door lage grondprijzen ontbreekt daarnaast een echte marktwerking. Van een integrale regionale afstemming voor wat betreft de planning is bovendien vaak geen sprake. Tenslotte brengt herstructurering van verouderde terreinen financiële, organisatorische en juridische obstakels met zich mee, hetgeen de ontwikkeling van nieuwe terreinen in de hand werkt. Dit gegeven is vervolgens weer strijdig met de principes van zorgvuldig ruimtegebruik. De problematiek lijkt al met al op een vicieuze cirkel.

Wanneer je ons congres bezoekt, kom je behalve andere studenten ook docenten en mensen uit het bedrijfsleven tegen. Met elkaar ga je dieper in op het thema door middel van sprekers, discussies en verschillende workshoprondes. Hierdoor krijg je een beter beeld van hoe het er in de praktijk aan toe gaat, waardoor je de vele theorieën die je gaat leren aan onze faculteit van een bredere context kunt voorzien.

We hopen jou dan ook op ons congres in februari terug te zien.

Van links naar rechtsBoven:Arnoud van der Wijk - Commissaris ExternJorrit Sennema - PenningmeesterMathieu Drolinga - Commissaris Intern/PROnder:Elsje Effting - Vice-voorzitterSamantha van der Sluis - VoorzitterArend Nolles - Secretaris

Page 12: Faculteitsblad Ruimtelijke Wetenschappen Jaargang 40 ...€¦ · Groningen: een geografie van de stad Inge de Vries & Wietske Wilts 12 Een planologische geschiedenis van Groningen

Eerstejaarsnummer 2008

girugten eerstejaarsnummer 200812

Groningen een geografie van de stad

Page 13: Faculteitsblad Ruimtelijke Wetenschappen Jaargang 40 ...€¦ · Groningen: een geografie van de stad Inge de Vries & Wietske Wilts 12 Een planologische geschiedenis van Groningen

13girugten eerstejaarsnummer 2008

ook van meening mogen verschillen, daarover zijn beiden, daarover is ieder die de stad wel eens vanuit het Hoofdstation is binnengekomen, het eens, dat Groningen een wat men noemt, mooi entree heeft: dat het echt een grootsteedschen indruk maakt, wanneer men van gezegd station de stad in wandelt.’ Hieruit blijkt dat de inwoners, met de komst van het nieuwe station, Groningen als echte grote stad gingen zien. De spoorwegverbindingen zijn honderd jaar na dato nooit veranderd. In de jaren zestig van de vorige eeuw werd het station gemoderniseerd, waarbij het plafond verlaagd werd. In 1999 werd het station volledig gerestaureerd en in zijn oorspronkelijke staat hersteld. Zo werd het prachtige plafond van de hal weer zichtbaar. In het voorjaar van 2007 werd het Stadsbalkon met halfondergrondse fietsenstalling officieel geopend.

Groninger Museum: Tegenover het station staat het Groninger Museum. Dit gebouw stamt uit 1994 en is ontworpen door meerdere architecten. Met de komst van het museum werd gelijk een ‘brug geslagen’ tussen het centrum en het station. In de postmodernistische bouwwerken, die deels onder water liggen, is kunst te zien van onder meer van het beroemde Groninger schildersgenootschap ‘De Ploeg’, ook zijn er wisselende exposities van kunstenaars uit binnen- en buitenland te bezichtigen.

Academiegebouw: Het hoofdgebouw van de Rijksuniversiteit Groningen is te vinden in het centrum van de stad: het Academiegebouw. Met de oprichting van de universiteit in 1614 werd ook het eerste Academiegebouw voltrokken. Vanwege de slechte staat werd het afgebroken en in 1850 werd een tweede gebouw opgeleverd. In 1906 brandde dit gebouw af en in 1909 bouwde men het huidige Academiegebouw. Vorig jaar is het gebouw van een grondige renovatie voorzien. Studenten van onder andere Letteren en Wijsbegeerte hebben nog college in het Academiegebouw. Studenten van andere faculteiten ontvangen hier hun bul en zullen er wellicht eens komen voor een lezing.

Gasunie: Als je vanuit westelijke richting via de snelweg de stad binnen komt rijden valt je oog automatisch op een markant gebouw. De ‘apenrots’, zoals het achttien verdiepingen tellende gebouw ook wel wordt genoemd, is het hoofdkantoor van de Nederlandse Gasunie. Het gebouw is een voorbeeld van organische architectuur. Gebouwen in deze stijl worden zo vormgegeven dat het voor de gebruikers als een tweede huid voelt. Er zijn nauwelijks rechte hoeken en lijnen te vinden, de hoeken hebben een natuurlijke scherpte en de gangen meanderen door het gebouw. In 2007 kwam het Gasuniegebouw als beste uit de bus bij een verkiezing in Trouw over het mooiste gebouw van Nederland.

HistorieDe oudste vermelding (Groeninga) van de stad Groningen komt uit 1040, maar men is er door middel van de C14-methode achtergekomen dat deze plaats al sinds ongeveer 4000 voor Christus bewoond wordt. Permanente bewoning geschiedde echter pas sinds de derde eeuw na Christus. Wat eerst een esdorpje was op de noordelijkste uitloper van de Hondsrug, werd in de middeleeuwen een belangrijke handelsplaats. Groningen was ook een Hanzestad, dat betekent dat de stad deel uitmaakte van een handelsverbond tussen belangrijke steden in onder meer Duitsland, Polen, Scandinavië en de Baltische Staten. Groningen had uitzonderlijk veel macht over de gehele provincie, de Ommelanden. De stad kende haar hoogtijdagen in de vijftiende eeuw, toen ook grote delen van Friesland onder Gronings gezag vielen en de toen 127 meter hoge Martinitoren werd gebouwd.In 1671 werd Groningen bezet door Bernhard von Galen, de bisschop van Münster. Een jaar daarna, op 28 augustus trok deze zich terug en was Groningen weer vrij. Deze dag wordt nog elk jaar gevierd als ‘Gronings Ontzet’, ook wel Bommen Berend genoemd. Door oorlogsbombardementen is er veel verloren gegaan in de stad. In de vijftiger jaren is er relatief gezien weinig bijgebouwd. Dit werd in de jaren zestig, zeventig en tachtig ruimschoots ingehaald. In deze periode zijn de wijken Selwerd, Paddepoel, Vinkhuizen, Beijum en Lewenborg gebouwd.

Bekende gebouwenMartinitoren: Wie aan Groningen denkt, is met zijn gedachten gelijk bij de Martinitoren. Vanaf de dertiende eeuw hebben er twee torens op deze plaats aan de Grote Markt gestaan, die beide door blikseminslag zijn verwoest. De huidige Martinitoren stamt uit de tweede helft van de vijftiende eeuw, is 96,8 meter hoog en telt 370 treden. Oorspronkelijk was de toren in gebruik als uitkijktoren, onder andere om in de gaten te houden of er ergens brand was in de stad. Wie boven op de Martinitoren staat heeft een goed uitzicht over stad en ommeland, en bij helder weer is zelfs de vuurtoren van Schiermonnikoog te zien. De Eerstejaarscommissie van Ibn Battuta organiseert elk jaar, bij goed weer, een excursie naar deze Groninger ‘landmark’. Hierbij worden interessante wetenswaardigheden verteld over de toren en haar klokken.

Der Aa-kerk: Evenals de Martinitoren is de Der Aa-kerk een middeleeuwse kerk. Deze richtte zich rond die tijd op vissers en schippers die in de Westerhaven aanmeerden. Ook deze kerk is geteisterd door blikseminslag en vernielingen tijdens oorlogen. 1710 was een berucht jaar voor deze kerk. Toen op de Martinitoren de burgemeester van Frankfurt werd rondgeleid en geïnformeerd werd over de omliggende gebouwen, waaronder de toren van de Der Aa-kerk, bleek deze plotsklaps te zijn ingestort.

Korenbeurs: Aangrenzend aan de Der Aa-kerk bevindt zich aan de Vismarkt de Korenbeurs, waar vanaf eind achttiende eeuw tot ver in de jaren tachtig van de vorige eeuw graan verhandeld werd. Daarna heeft het gebouw even dienst gedaan als sporthal. Tegenwoordig is er een filiaal van Albert Heijn gevestigd, dat met name door studenten gewaardeerd wordt vanwege de ruime openingstijden.

Centraal Station: In 1896 werd het huidige Centraal Station van Groningen, naar een ontwerp van de architect Gosschalk, geopend. In een artikel uit het Nieuwsblad van het Noorden van 17 april 1896, een dag na de opening van het station, werd het volgende geschreven: ‘Op welk punt Groningen betreffende een Groninger en een niet Groninger

-do

or In

ge

de

Vrie

s & W

ietsk

e W

ilts-

Page 14: Faculteitsblad Ruimtelijke Wetenschappen Jaargang 40 ...€¦ · Groningen: een geografie van de stad Inge de Vries & Wietske Wilts 12 Een planologische geschiedenis van Groningen

Eerstejaarsnummer 2008

girugten eerstejaarsnummer 200814

Euroborg: In het Oosten van de stad wordt een nieuw bedrijventerrein ontwikkeld. Vervallen gebouwen worden opgevijzeld en er komen nieuwe hypermoderne gebouwen bij. Ook kreeg FC Groningen hier een nieuw onderkomen, namelijk in het Euroborg stadion. Het Euroborgcomplex wordt ook voor commerciële en educatieve doeleinden gebruikt. Zo bevindt zich hier onder andere een filiaal van supermarktketen Jumbo en een vestiging van het Noorderpoortcollege. Ook is er de grootste bioscoop van het Noorden gevestigd; de MustSee. In het stadion is plaats voor 22.500 mensen.

Universiteitsbibliotheek: Tegenover het Academiegebouw staat sinds 1987 het gebouw van de Universiteitsbibliotheek. Hier bevinden zich de belangrijkste collecties naslagwerken en ander studiemateriaal. Tijdens tentamenperiodes zit de UB stampvol met gestreste studenten.

Bekende plaatsenGrote Markt: De Grote Markt wordt door velen beschouwd als het centrum van Groningen. Vanaf 1200 wordt het plein gebruikt als handelsplaats. Tegenwoordig is er meerdere dagen per week markt. Lang heeft dit plein als één van de mooiste van Nederland te boek gestaan, maar na een bombardement in de Tweede Wereldoorlog zijn grote delen van het plein verwoest. Enkel de Zuidzijde van de Grote Markt stond nog overeind. Dit deel vormt nu samen met de omliggende straten het belangrijkste uitgaanscentrum van Groningen. Aan de Grote Markt staat ook het stadhuis van Groningen.

Vismarkt: Even ten Westen van de Grote Markt ligt de Vismarkt, die nog bijna helemaal in oorspronkelijke staat is. De naam duidt al aan wat voor handel hier werd gedreven. De Vismarkt was waarschijnlijk als centraal plein van de stad bedoeld. Ook hier is meerdere dagen per week markt, er wordt voornamelijk groente en fruit verkocht. De markt wordt door velen meer gewaardeerd dan de Grote Markt vanwege de historische gebouwen.

Herestraat : De hoofdwinkelstraat van Groningen is de Herestraat. Bijna alle bekende winkelketens, voornamelijk op het gebied van kleding en schoenen, hebben hier een vestiging. De straat loopt op in noordelijke richting. Velen verklaren dit door een uitloper van de Hondsrug, maar er wordt ook beweerd dat deze hoogte gekomen is doordat er vroeger veel afval op deze plaats gestort werd.

Noorderplantsoen: Op de plek waar vroeger de stadswallen stonden ligt nu het veel bezochte Noorderplantsoen. Sinds de Vestingwet van 1874 hoeft de stad zich niet meer te verdedigen en kon het gebied in gebruik worden genomen als recreatieve groenvoorziening. De hoogteverschillen zijn nog goed te zien. Vooral het gras rondom de vijver in het midden van het plantsoen is erg geliefd onder studenten om buiten te zitten in de zomer. Ook wordt dit als ideale plek voor hardlopers gezien. Elk jaar vindt in de laatste weken van augustus het tiendaagse Noorderzonfestival plaats waarbij theatergroepen, bandjes en andere kunstenaars uit binnen- en buitenland worden aangetrokken om hun kunsten te vertonen. Het festival wordt mede gerund door honderden vrijwilligers.

Stadspark: Minder bekend is misschien het Stadspark, dat aan de Zuidwestkant van de stad ligt. Dit park met lange brede lanen is aangelegd in het begin van de twintigste eeuw en is ontworpen door landschapsarchitect door Leonard Springer. Door de grote omvang lijkt het park ietwat onherbergzaam. Diverse sportverenigingen vinden er hun onderkomen. Ook is er een drafbaan. Tijdens het Gronings Ontzet op 28 augustus vindt hier elk jaar een grootse vuurwerkshow plaats.

Hoornse plas: Aan de zuidrand van de stad, overigens gelegen in de provincie Drenthe, is de Hoornse Plas. Dit is een kunstmatig aangelegde recreatieplas, die op zonnige, warme dagen veel stadjers en studenten trekt. Er zijn grote ligweiden en je kunt er zwemmen.

Verborgen plaatsen: hofjes en gasthuizenVan bovenstaande plaatsen heeft iedereen natuurlijk wel eens gehoord. Nog veel interessanter zijn soms de verborgen hoekjes die de stad kent. In Groningen heb je bijvoorbeeld een kleine dertig hofjes die vermoedelijk bij lang niet iedereen bekend zijn. De oplettende kijker merkt misschien af een toe een poort aan de straatkant op. Hierachter bevindt zich altijd een hofje of gasthuis. Al in de 12e eeuw werden de eerste gasthuizen gesticht, meestal voor reizigers, maar ook voor zieken of armen. De hofjes werden gesticht uit liefdadigheid, door de kerk of rijke burgers. In veel hofjes stond dan ook een kerk. Vanaf de 16e eeuw waren ze bedoeld om ouderen, vooral vrouwen, een dak boven het hoofd te bieden. De bekendste gasthuizen in Groningen zijn het Pelstergasthuis, ook wel het Heilige Geestgasthuis, en het Pepergasthuis.

De voormalige noordwandvan de Grote Markt

Page 15: Faculteitsblad Ruimtelijke Wetenschappen Jaargang 40 ...€¦ · Groningen: een geografie van de stad Inge de Vries & Wietske Wilts 12 Een planologische geschiedenis van Groningen

15girugten eerstejaarsnummer 2008

Pelstergasthuis: Het Pelstergasthuis, dat uit 1267 stamt, bevindt zich zoals de naam al doet vermoeden in de Pelsterstraat, vroeger de Heilige Geeststraat. Het bijzondere aan dit hofje is dat er nog een waterpomp staat, één van de weinige van de stad Groningen. Ook staat er de enige middeleeuwse kerk van de stad die haar oorspronkelijke grootte heeft behouden. (De Martini- en Aa-kerk waren destijds ongeveer even groot als het Pelsterkerkje!) Er staan nu nog veertig huurhuizen in het hofje, dat onder zelfstandig beheer staat. De beheerder selecteert de bewoners. Studenten en gezinnen mogen hier bijvoorbeeld niet wonen.

Pepergasthuis: Het uit 1405 stammende gasthuis was oorspronkelijk bestemd voor pelgrims die op een relikwie van Johannes de Doper in de Martinikerk afkwamen een tijdelijk onderdak in de stadte bieden.. Het hofje wordt ook wel St. Geertruidsgasthuis genoemd, naar de beschermheilige van reizigers; Gertrudis van Nijvel. Mensen die gek waren, ook wel dollen genoemd, werden hier geherbergd. Op zondag konden zij tegen betaling worden bezichtigd. In de loop van de jaren is het gasthuis steeds verder uitgebreid. Er staan nu 28 woningen, en woningbouwvereniging IN onderhoudt het gasthuis.

Middengasthuis: Het Middengasthuis ligt aan de Kleine Rozenstraat in de Hortusbuurt. In tegenstelling tot de meeste hofjes is dit gasthuis pas aan het einde van de negentiende eeuw gebouwd. Het hofje is gebouwd voor fatsoenlijke, hervormde handwerkslieden en dienstboden. Het complex telt ruim twintig ‘woonkamers’ van ieder twintig vierkante meter en een conciërgewoning. Vanwege het grote succes werd er in hetzelfde jaar een tweede gasthuis gebouwd aan de Grote Leliestraat. De bewoners van dit gasthuis zijn over het algemeen wat jonger dan in de andere gasthuizen.

Verborgen steegjes en stratenEvenals binnenplaatsjes zijn in Groningen ook veel onbekende straten te vinden, die wél de moeite waard zijn om eens te bezoeken. Ten Oosten van het station ligt de Brandenburgerbuurt. Deze buurt herbergt een klein aantal straten die zeer idyllisch zijn en bijna dorps van karakter. Vooral de Kleine Brandenburger- en de Kleine Sofiastraat zijn zeer fraai. De aanblik is erg lieflijk door de kleine arbeiderswoninkjes. Dit buurtje is te bereiken via de villastraat het Zuiderpark. Tussen het Damsterdiep en het Schuitendiep liggen vele smalle steegjes. Deze buurt heette vroeger de Schutenschuversbuurt, vernoemd naar de arbeiders die zich met de schuiten die langs voeren bemoeiden. Je hebt er de Brouwersgang, die evenals de Vosgang naar de toenmalige brouwerij De Rode Vos leidde. In de buurt van het Zuiderdiep zijn verschillende steegjes die vernoemd zijn naar de beroepen die er vroeger uitgevoerd werden, zoals de Blekersgang. In de Visserstraat heb je nog een heel curieuze straatnaam, namelijk de Pot- en Pannengang. Deze is helaas niet te bezoeken want het is particulier eigendom.

Bronnen:Dijkstra, J. en Akkerman, H. (1999), Groningen Hoofdstation Centraal, •Groningen: REGIO-PROjekt UitgeversOverdiep, Dr. G. (1965), Wandeling door oud Groningen, •Groningen: Stedelijke V.V.V. GroningenNeurdenburg, Dr. E. (1946), De historische schoonheid van Groningen, •Amsterdam: Albert de LangeInternetkrant over de cultuur en historie van Groningen (2008), •www.grunn.nl, laatst bezocht op 16-09-‘08

De poort van het pepergasthuis, tegenover café ‘t Pleidooi in de Peperstraat

De vijver in het Noorderplantsoen

Page 16: Faculteitsblad Ruimtelijke Wetenschappen Jaargang 40 ...€¦ · Groningen: een geografie van de stad Inge de Vries & Wietske Wilts 12 Een planologische geschiedenis van Groningen

Eerstejaarsnummer 2008

girugten eerstejaarsnummer 200816

Het ontstaan van GroningenHet gebied rond de huidige stad Groningen was al ver voor onze jaartelling bewoond. De oudste (bekende) vermelding van de stad stamt uit 1040, maar archeologische vondsten hebben aangetoond dat de stad al sinds de derde eeuw na Christus onafgebroken bewoond wordt. Groningen was in deze tijd een Drents brinkdorp en lag op de uitlopers van de hondsrug. Groningen werd in de middeleeuwen een belangrijke handelsplaats, mede door de ligging op de grens tussen Drenthe en Friesland (de provincie Groningen bestond nog niet). In de loop van de middeleeuwen ontwikkelde Groningen zich tot een vestingstad, die op het hoogtepunt van haar macht het grootste deel van de huidige provincies Groningen en Friesland onder haar invloed had. De volledige stad lag toen binnen wat nu de diepenring rond het centrum is.Tot het einde van de middeleeuwen kan er nog nauwelijks gesproken worden van ruimtelijke ordening. Zo ontbreekt een regelmatig stratenpatroon en is de bebouwing onregelmatig. Hier is echter weinig meer van te zien, door eeuwen van nieuwbouw en herontwikkeling van de binnenstad. Het enige wat in de middeleeuwse stad door de overheid gepland werd waren de publieke werken, zoals pleinen, markten en overheidsgebouwen.

De gouden eeuwDe periode na de middeleeuwen ging in Nederland gepaard met grote economische groei en steeds verder gaande arbeidsspecialisatie. Dit zorgde voor een groeiende verstedelijking van het land. Ook in Groningen zijn de invloeden hiervan terug te zien. In de zeventiende eeuw werd de stad te klein voor al haar inwoners en tussen 1607 en 1624 werd een grote stadsuitleg uitgevoerd, die het oppervlakte van de stad verdubbelde. Dit nieuwe gebied omvat de Hortusbuurt ten noorden van het centrum en aan de oostelijke kant het gebied tussen de diepenring en de Oostersingel. In figuur 1 is duidelijk te zien dat deze uitbreiding gepland is. Het heeft een duidelijk regelmatig stratenpatroon en duidelijk afgebakende kavels. Dergelijke geordende stadsuitbreidingen hadden tot doel om de stad aantrekkelijker en ordelijker te maken en nieuwe inwoners aan te trekken. Achteraf gezien is deze grote stadsuitleg misschien wel wat te voorbarig geweest, aangezien het tot in de negentiende eeuw heeft geduurd voordat hij helemaal volgebouwd was.

De negentiende eeuwIn de loop van de negentiende eeuw werd echter duidelijk dat de vestingwerken, door de explosieve groei van de stad Groningen, een grote belemmering voor de uitbreiding van de stad vormden. Er waren in die tijd al verschillende bouwwerken buiten de vesting gebouwd, zoals het spoorwegstation en ook wel wat woningbouw. In 1874 kreeg de stad toestemming van het Rijk om de vestingwerken te ontmantelen. Na de ontmanteling van de vestingwerken werd de stad heringericht. Het ging hierbij vooral om de aanleg van groenvoorzieningen, pleinen, havens en de bouw van woningen voor de rijke inwoners. In deze tijd is ook het Noorderplantsoen aangelegd, op de rand van de toenmalige stad. De armere bevolking moest maar een plek vinden buiten de voormalige vestingwerken.De woningen voor de armere bevolking in deze tijd zijn voor het grootste deel ontstaan zonder grote inmenging van de gemeente. Het waren vooral particuliere ondernemers die de woningbouw op zich namen. Zij bouwden grote hoeveelheden, kwalitatief slechte, woningen, waarvoor woekerhuren werden gevraagd. Dit type wijken wordt ook wel aangeduid met revolutiebouw. De grote uitbreidingen uit deze tijd zijn de Oosterpoort, de Hunze en het begin van de Korreweg.

een planologische geschiedenis vanGroningen

Dat de ontwikkelingen in de planologie niet stil hebben gestaan is duidelijk te zien om ons heen. De doelstellingen en idealen die ten grondslag liggen aan de planning van steden zijn in de loop van de tijd behoorlijk aan verandering onderhevig geweest. Dit heeft in sterke mate een effect gehad op de gebouwde leefomgeving. In dit artikel zullen een aantal van deze veranderingen besproken worden aan de hand van de geschiedenis van de ruimtelijke ordening van de stad Groningen.

Figuur 1: De grote stadsuitleg van de zeventiende eeuw. Het noorden bevindt zich aan de linkerkant van de kaart.

-do

or

Ma

thie

u D

roli

ng

a-

Page 17: Faculteitsblad Ruimtelijke Wetenschappen Jaargang 40 ...€¦ · Groningen: een geografie van de stad Inge de Vries & Wietske Wilts 12 Een planologische geschiedenis van Groningen

17girugten eerstejaarsnummer 2008

In een tegenreactie op de revolutiebouw werden in de stad drie woningbouwverenigingen opgericht. Zij begonnen met bouwen in de Badstratenbuurt, de Noorderplantsoenbuurt en het zuidelijke deel van de Schildersbuurt. Deze verenigingen waren echter beperkt in hun mogelijkheden, doordat ze afhankelijk waren van een kleine groep welgestelde mensen. Dit zorgde ervoor dat veel van de initiatieven weer werden overgenomen door particuliere ondernemingen.

De WoningwetRond de eeuwwisseling zag de overheid in, dat ingegrepen moest worden in de ontwikkelingen op het gebied van ruimtelijke ordening en woningbouw. Op 22 juni 1901 werd daarvoor de Woningwet aangenomen. Deze wet, die op 1 augustus 1902 in werking trad, had als doel om de bouw van goede woningen te bouwen en de gemeenschapsvorming en schoonheid van steden te bevorderen. Deze wet is te zien als het eerste gestructureerde ingrijpen van de overheid in de ruimtelijke ordening. Belangrijke regelgeving van de wet omvat onder anderen het invoeren van bouwvergunningen, die verplicht werden voor alle nieuwbouw. Hieraan waren de bouwverordeningen gekoppeld, waarin voorschriften stonden waaraan nieuwe bouwwerken moesten voldoen. Ook konden eigenaren van woningen worden verplicht om bepaalde verbeteringen uit te voeren. Verder werd het voor gemeenten eenvoudiger om woningen en grond te onteigenen voor de uitbreiding van steden. In de eerste decennia van de twintigste eeuw bleef particuliere woningbouw kwantitatief de grootste speler op de woningmarkt, maar vooral na 1910 werden de lokale overheden en woningbouwverengingen op kwalitatief gebied bepalend voor de ruimtelijke ordening.In de eerste decennia van de twintigste eeuw groeide de stad Groningen explosief. Zo werd een aantal grote waterbouwkundige werken aangelegd, zoals het Gorechtkanaal, het Oosterhamrikkanaal en het van Starkenborghkanaal. Ook werd in deze periode onder leiding van landschapsarchitect Leonard Springer het Stadspark aangelegd. Nieuwe wijken en buurten uit deze periode zijn: de Hoogte, Indische Buurt, Concordiabuurt, Grunobuurt, Oosterpark, Zeeheldenbuurt, Korrewegwijk, Oranjebuurt, Helpman en Kostverloren.Als je tegenwoordig in deze buurten kijkt, kun je een aantal gemeenschappelijke kenmerken terugvinden. Zo vind je over het algemeen een redelijk regelmatig stratenpatroon. Deze straten zijn allemaal vrij smal en duidelijk ingericht op andere verkeerseisen dan de nieuwbouwwijken van latere jaren. Verder zijn de woningen vrij klein. Ook valt op dat in deze wijken nauwelijks openbaar groen aanwezig is. In latere jaren, en vooral de afgelopen twintig jaar zijn veel van de wijken (gedeeltelijk) herontwikkeld, om te blijven voldoen aan de geldende leefbaarheideisen.

WederopbouwTijdens de Tweede Wereldoorlog werden geen nieuwe woningen gebouwd. In combinatie met de geboortegolf direct na de oorlog zorgde dit voor een grote woningnood in Nederland (en ook in Groningen). In de periode na de Tweede Wereldoorlog zijn een aantal ontwikkelingen aan te wijzen die een grote invloed hebben gehad op de ruimtelijke ordening in Nederland. Ten eerste het ontstaan van de verzorgingsstaat. Dit leidde tot verregaande ingrepen in de samenleving van de overheid om de onvolkomenheden van marktwerking tegen te gaan. (Rationele) planning en ordening werden gezien als dé instrumenten voor economisch herstel en de rechtvaardige verdeling van middelen. Verder is het economisch herstel, gestimuleerd door de Marshallhulp, van grote invloed. Ten slotte heeft ook de sterke groei van de mobiliteit na de oorlog een bepalende rol gespeeld in de ruimtelijke ordening.In de jaren vijftig en zestig is Groningen aan de zuidkant aanzienlijk uitgebreid met de wijken Corpus den Hoorn en De Wijert. Deze wijken kenmerkten zich door een grote concentratie sociale woningbouw, met een afwisseling van portiekwoningen en eengezinswoningen.Vanaf de jaren zestig heeft de ruimtelijk ordening een aantal grote

veranderingen doorgemaakt. Zo verschoof de nadruk in de planning van rationeel-technisch naar een alomvattende planning. Ook de Eerste en Tweede Nota’s Ruimtelijke Ordening (respectievelijk 1960 en 1966) hebben een grote rol gespeeld in de naoorlogse ontwikkeling van Nederland. Het belangrijkste beleid dat hieruit voortkwam was de ontwikkeling van het groeikernen concept. Uitgangspunt van dit concept is de verstedelijking van kernen slechts op bepaalde plaatsen toe te staan, zodat andere kernen hun landschappelijkheid konden blijven behouden. Verder moesten de groeikernen de ongecontroleerde bevolkingsgroei van de grote steden opvangen. Dit werd ook wel ‘gebundelde deconcentratie’ genoemd.Groningen was één van deze groeikernen. Aangezien Groningen de enige groeikern van het Noorden was, moest een groot deel van de verstedelijking van het Noorden in de stad plaatsvinden. In deze tijd zijn dan ook de meeste grote uitbreidingswijken in het Noorden en het Oosten gebouwd. Eind jaren zestig en begin jaren zeventig waren dit de wijken Selwerd, Vinkhuizen en Paddepoel. Wat bij deze wijken vooral opvalt zijn de strakke patronen die in de wijken te vinden zijn. Dit zorgt er voor dat grote delen van de wijken op elkaar lijken en daardoor nogal saai overkomen. Verder worden ze gekenmerkt door een afwisseling van eengezinswoningen met allemaal een eigen tuin en flats (zie figuur 2). Voor deze wijken geldt dat de echte hoogbouw geconcentreerd is aan de randen van de wijk. In Selwerd en Paddepoel zijn door de hele wijk heen lage flats (drie à vier woonlagen) te vinden. Wat verder opvallend is voor de wijken uit deze periode zijn de kleine eilandjes met openbaar groen, die door de hele wijk heen te vinden zijn. Deze wijken zijn ook duidelijk ingericht op de groeiende (auto)mobiliteit met grote hoeveelheden parkeerplaatsen en ruime straten.In de jaren zeventig ontstond er een grote belangstelling voor het wonen in het groen. Hier zijn de wijken Lewenborg en Beijum uit deze tijd duidelijke voorbeelden van. Zij zijn voor een deel gebaseerd op het tuinstadmodel, dat al in 1898 door Ebenezer Howard werd ontwikkeld. De kern van dit concept bestond uit kleine gemeenschappen, waarin de beste eigenschappen van de stad en het platteland werden gecombineerd. Dit houdt (in de praktijk) vooral in dat de wijken die hierop gebaseerd zijn, beschikken over een redelijk hoog voorzieningenniveau. Andere kenmerken zijn de grote hoeveelheden groen en de kronkelende straatjes en organische patronen. Een groot nadeel van deze wijken is wel dat ze soms nogal onoverzichtelijk zijn en je er makkelijk verdwaalt.Een andere belangrijke ingreep in de ruimtelijke ordening van de stad, die nog steeds merkbaar is, is het Verkeerscirculatieplan. Dit plan, mede ontworpen door Jacques Wallage en Max van den Berg, werd in 1977 ingevoerd. De doelstelling was om het centrum van de stad autoluw te maken. Hiervoor werd de binnenstad in vier zones ingedeeld, waartussen geen rechtstreeks autoverkeer mogelijk is. Dit is nog steeds duidelijk te merken aan alle eenrichtingsverkeerwegen in en rond het centrum en is ook nog steeds een doorn in het oog van vele automobilisten.

Figuur 2: De wijk Vinkhuizen kenmerkt zich door een combinatie van woonvormen.

Page 18: Faculteitsblad Ruimtelijke Wetenschappen Jaargang 40 ...€¦ · Groningen: een geografie van de stad Inge de Vries & Wietske Wilts 12 Een planologische geschiedenis van Groningen

Eerstejaarsnummer 2008

girugten eerstejaarsnummer 200818

Vierde Nota Ruimtelijke OrdeningVanaf het begin van de jaren tachtig werd het groeikernenbeleid langzamerhand losgelaten. Dit werd mede veroorzaakt door een aantal negatieve effecten die dit beleid met zich meebracht. Zo zorgde het ontstaan van groeikernen vlakbij de grote steden voor een grote migratie van vooral de rijkere bevolkingsgroepen naar deze kernen. Dit zorgde er enerzijds voor dat er grote stromen pendelaars ontstonden tussen de kernen en de grote steden, met alle fileproblematiek die dat met zich meebracht. Bovendien zorgde het ervoor dat het voortbestaan van sommige stedelijke voorzieningen onder druk kwamen te staan.In de loop van de jaren tachtig werd het groeikernenbeleid daarom vervangen door het streven naar een intensiever ruimtegebruik binnen bestaande bebouwde gebieden, de zogenaamde ‘compacte-stad-gedachte’. Met de komst van de Vierde Nota Ruimtelijke Ordening (1988) werd het beleid meer gericht op marktwerking en de ontwikkeling van gebieden en steden met een hoge economische potentie. Hier is een duidelijke verschuiving te zien in de manier van denken; niet langer werd er alleen gekeken naar de problemen, maar naar de kansen en sterke punten.Later kwam hier de Vierde Nota Ruimtelijke Ordening Extra (Vinex) bij. Uitgangspunt van de Vinex was het versterken van het stedelijke karakter van de grotere steden door grote uitbreidingswijken aan de randen van deze steden aan te leggen. Doordat deze uitbreidingen aan de randen van bestaande steden plaatvonden, werden de bestaande stedelijke functies versterkt. Een nadeel is vaak dan wel weer dat de Vinex-wijken zelf nauwelijks voorzieningen hebben. Vanaf de jaren tachtig komt zowel nationaal als gemeentelijk beleid steeds meer aandacht voor de regio. Het doel hiervan is het versterken van de kwaliteiten van verschillende gebieden in de regio. Ook moet het plannen van de ruimtelijke ordening vanuit de regio ervoor zorgen dat de plannen van de verschillende lagere overheden op elkaar aansluiten. Voor de gemeente Groningen is de Regio Assen-Groningen (zie figuur 3) van groot belang. De wijk Ter Borch is voortgekomen uit deze Regiovisie. Deze wijk ligt tegen de stad aan op het grondgebied van de gemeente Tynaarlo. Dit is een typisch voorbeeld van dit soort regionale samenwerking, waarbij de ene gemeente bouwt voor de uitbreiding van een stad die in een andere gemeente ligt. Nog niet zo lang geleden zou een dergelijke samenwerking volledig onmogelijk zijn geweest.Voor wat betreft de ruimtelijke ordening van de verschillende wijken van de laatste twintig jaar kan worden opgemerkt dat de interne structuur van deze wijken vrij afwisselend is. Verschillende woonvormen worden gecombineerd en verschillende structuren bestaan naast elkaar. In bijna alle nieuwe wijken ligt er een grote nadruk op de aanwezigheid van openbaar groen en over het algemeen is het ruimtegebruik niet erg intensief. In de wijk Ter Borgh bijvoorbeeld worden ‘wonen aan het water’ (in de Waterwijk) en ‘wonen in het groen’ (in de Tuinwijk) met elkaar gecombineerd. Ook de nieuwe wijk De Linie, in het Europapark, heeft een dergelijke combinatie van water en groen. Hier valt verder op, dat het type woningen uiteenloopt van vrijstaande (suburbane) eengezinswoningen tot typisch stedelijke appartementencomplexen. Andere wijken die in de laatste twintig jaar gebouwd zijn, of in planning zijn, zijn onder anderen: Rietdiep, Gravenburg, de Held en de Ruischerwaard. Zoals de voorgaande twee voorbeelden kenmerken ook deze wijken zich door een combinatie van structuren en woonvormen.

Huidige situatieDe hierboven beschreven ontwikkeling is uiteraard niet compleet. In de afgelopen decennia zijn in grote delen van de stad grote herstructureringsprojecten ondernomen. Dit zorgt ervoor dat een deel van de oude structuren, die kenmerkend zijn voor de periode waarin de wijken zijn gepland, verdwenen zijn. Een duidelijk voorbeeld hiervan is een groot deel van het winkelgebied van de binnenstad, dat in de loop van de jaren zo vaak onder handen is genomen, dat de middeleeuwse structuren verdwenen zijn. Voor degenen die wat verder kijken is ook hier toch nog veel interessants terug te vinden.

ConclusieTer conclusie van dit artikel zou ik iedereen aan willen raden om zich eens te verdiepen in de plannen die in de loop van de tijd door de gemeente gemaakt zijn. Deze plannen zullen altijd moeten worden bekeken met de op dat moment geldende nationale opvattingen over ruimtelijke ordening in het achterhoofd. Dit geeft al een aardig idee van de doorwerking van de doorwerking van nationale plannen in gemeentelijke plannen en de uitwerking op de grond. Een dergelijke studie kan natuurlijk niet compleet zijn zonder ook eens door de wijken zelf te lopen en te zien wat voor effecten de verschillende planconcepten in de praktijk hebben. Plannen kunnen er namelijk op papier heel mooi uitzien, maar het blikveld van de planoloog wil zich nog wel eens beperken tot alleen kaarten en beelden van bovenaf, terwijl het doel van de plannen natuurlijk is om een prettige leefomgeving op de grond te creëren. Alleen door de effecten van de plannen in de werkelijke leefomgeving te bestuderen kan een compleet beeld verkregen worden.

Bronnen:Cammen, H. van der, Klerk, L. de (2003), Ruimtelijke Ordening: van •Grachtengordel tot Vinex-wijk. Utrecht: Het Spectrum.Gemeente Groningen (1986), Structuurplan Groningen 1986. Groningen: •Gemeente Groningen.Gemeente Groningen (1996), De stad van straks: Groningen in 2005. •Groningen: Gemeente Groningen.nl.wikipedia.org, bezocht op 16-09-2008.•www.hetverhaalvangroningen.nl, bezocht op 17-09-2008•www.grunn.nl, bezocht op 16-09-2008.•

Figuur 3: Overzichtskaart van de Regio Groningen-Assen.

Page 19: Faculteitsblad Ruimtelijke Wetenschappen Jaargang 40 ...€¦ · Groningen: een geografie van de stad Inge de Vries & Wietske Wilts 12 Een planologische geschiedenis van Groningen

19girugten eerstejaarsnummer 2008

Om een goed inzicht te krijgen in de geografie van het bier is het verstandig om te beginnen bij het begin, het ontstaan van bier. Dat is meteen lastig, want niemand weet precies wanneer en door wie de drank is uitgevonden. Wel is bekend dat bier zo oud is als de beschaving. Zo dronken de oude Egyptenaren al graag een pilsje tussen het bouwen van hun piramides door, en dat is minder ver van de waarheid dan je misschien zou verwachten. De steenhouwers van de piramiden werden namelijk (onder andere) betaald met bier. Dit noemde men “kash”, dit woord kennen we in het Engels nog steeds als “cash”. Sommige antropologen, zoals de Amerikaan Alan James, denken zelfs dat bier heeft geholpen bij het ontstaan van beschaving. Toen volkeren uit de oudheid beseften dat ze brood en bier konden maken uit tarwe, hielden ze volgens hem op met rondtrekken en gingen ze zich op vaste plaatsen vestigen om graan te verbouwen. Het is ook waarschijnlijk dat bier ontstaan is uit brooddeeg. Een plausibele verklaring is dat men nat brooddeeg buiten liet rijzen, het zetmeel werd vervolgens door natuurlijke enzymische werking omgezet in suikers, en die suikers werden daarna door wilde, in de lucht zwevende gisten omgezet in alcohol. De kennis van het brouwen verspreidde zich van de Egyptenaren via Israël naar Griekenland en Italië. In het Romeinse rijk werd volop bier gemaakt, ondanks het feit dat wijn populairder was. Via de Romeinen kwam de kunst van het brouwen terecht bij de Germanen en zo werd het langzaam aan over heel Europa verspreid. In de middeleeuwen leek het bier nog steeds totaal niet op de drank die je tegenwoordig in de kroeg kunt bestellen. Hop was bijvoorbeeld nog niet in beeld als smaakmaker en daardoor werd alles van boomschors tot aan tijm en rauwe eieren gebruikt als smaakmaker. Pas aan het eind van de middeleeuwen gebruikten de meeste brouwers hop. Dit gebeurde nadat men had ontdekt dat het ten eerste goed smaakte en ten tweede de houdbaarheid van de drank verlengde.Het gerstenat had in die tijd een totaal andere functie dan vandaag. Waar men nu vooral ’s avonds drinkt in het café of ’s zondags in de sportkantine, dronk men vroeger de hele dag door. Dit had er mee te maken dat het water niet veilig was om te drinken. Je kon dus maar beter alcoholische dranken drinken, die hadden vaak een antisceptische werking en het water was gekookt. (Dat je ook simpelweg water kon koken had men in die tijd nog niet in de gaten.) Omdat fruit snel bedierf en je graan beter kon bewaren werd bier, meer dan wijn, de drank van het volk. Omdat het gemaakt werd van een vitaminerijke pap, maakte het de mensen tevreden. Het spoelde hun lever en nieren uit en hield hart- en huidaandoeningen op afstand. Samen met brood was bier een belangrijk deel van het basisvoedsel.Het duurde maarliefst tot de 19e eeuw tot het bier een beetje begon te lijken op dat van tegenwoordig. Heel belangrijk was het werk van Louis Pasteur. Tijdens zijn “Etudes sur la bière” bekeek hij het bier tijdens het brouwproces onder de microscoop en wist zo de vergisting te verklaren. Daarbij ontdekte hij dat je door middel van verhitting bepaalde bacteriën kon doden en daarmee de houdbaarheid flink kon verlengen. Dit proces kennen we als pasteuriseren. De tweede belangrijke uitvinding kwam uit de Carlsberg-fabriek in Denemarken. Hier had men een gist ontwikkeld dat veel minder gevoelig was voor besmetting dan het dan toe gebruikte gist. Hierdoor kon het brouwproces veel beter beheerst worden. Een

derde belangrijke uitvinding kwam van een Nederlander genaamd Linde. Hij bedacht in 1880 een koelmachine waardoor men ook in de zomer laaggistende bieren kon produceren.Met de bovenstaande uitvindingen werd het mogelijk om brouwprocessen te standaardiseren. Dat betekende ook dat in veel landen en regio’s een eigen bierstijl werd ontwikkeld. Verschillen in biercultuur lieten zich steeds duidelijker zien. Voordat hier verder op ingegaan wordt is het handig om eerst heel beknopt de kunst van het brouwen te beschrijven. Dit is onder andere nodig om inzicht te krijgen in de grondstoffen die worden gebruikt en ook om het verschil tussen hoog- en laaggistend bier te begrijpen.Het basisprincipe van bier maken is al jarenlang hetzelfde. Je neemt een bepaalde hoeveelheid gerst. Van deze gerst maak je mout. Dit is in feite niets anders dan het gedeeltelijk laten ontkiemen van de gerstkorrels nadat ze in water geweekt zijn. Tijdens het vermouten worden de eiwitten in de gerstkorrel omgezet in enzymen. Die enzymen zorgen ervoor dat het zetmeel in de gerstkorrel oplosbaar wordt. Na de vermouting wordt de mout gedroogd, geroosterd en vermalen. Deze behandelde mout wordt vervolgens met water verwerkt tot een soort papje. Als je dit papje genoeg verhit en daarna filtert blijft er een vloeistof over, die wort heet. Aan deze wort voeg je hop toe, de hop is een belangrijk onderdeel want dit geeft het bier zijn bittere smaak. De wort en de hop worden gekookt tot er een bepaalde concentratie suiker in de vloeistof zit. Alles wat nu nog rest is het filteren van de vloeistof en het laten rijpen/gisten. Het gisten van bier kan op drie manieren. De oudste manier is het spontaan laten gisten van bier. Bij deze methode voeg je geen gist toe maar maak je gebruik van micro-organismen die in de lucht rondzweven, zij besmetten het bier en zorgen zo voor vergisting. Een bekende biersoort van spontane gisting is de Belgische lambiek, een bier dat gemaakt wordt met kersen of frambozen. De tweede gistingsmethode is de hoge gisting. Hooggegist bier ontstaat na toevoeging van gist. De hoofdgisting vindt plaats onder relatief hoge temperaturen. Het bier dankt zijn naam aan het feit dat tijdens de hoofdgisting het gist boven op het bier komt te drijven. Na de hoofdgisting volgt de nagisting op het vat of op de fles. Voorbeelden van hooggegist bier zijn witbier en trappistenbier. Bier van lage gisting is ontstaan toen men ontdekte dat gekoeld bier niet zuur werd. Een bijkomend voordeel was dat het gist onder koele temperaturen naar de bodem zakte waardoor de drank helderder werd. Bij lage gisting wordt het bier na de hoofdgisting gelagerd. Dat wil zeggen dat het niet narijpt in de fles, maar dat het nog enkele weken narijpt in een gekoeld vat waarna het klaar is voor consumptie. Pilsener is de bekendste vorm van laaggistend bier.Dit is niet alleen het geval in Nederland, over de hele wereld wordt steeds meer pils gedronken. Neem Engeland, een land van tradities, waar men sinds jaar en dag zweert bij hooggistende ales en bitters. Zelfs hier nemen de lagers (zoals zij het noemen) inmiddels de helft van de nationale bierverkoop voor hun rekening. De wereldwijde handel in deze laaggistende bieren is in handen van een aantal internationale giganten zoals Heineken en Budweiser. Je kunt wel stellen dat ook in de bierwereld de globalisatie heeft toegeslagen. Ook het brouwproces zelf is nauwelijks nog een lokale aangelegenheid. Grolsch wordt bijvoorbeeld gebrouwen uit een mengsel van gerst uit Engeland, Frankrijk, Duitsland

Serving the planetDe geografie van bier

Herman Finkers zit aan een tafeltje en kijkt verwonderd naar een glas bier; Een versgetapt glas goudgeel vocht met een twee vingers dikke schuimkraag onderin. “Wat is dit Wilfried?” vraagt hij zijn jongere broer, die het glas zojuist voor hem neer heeft gezet. Wilfried kijkt Herman eens aan en antwoord droogjes: “Australisch bier”… Zo zie je maar weer: Geografie is overal en bier is ook overal. De hoogste tijd om de twee eens te combineren en een blik te werpen op de geografie van het bier.

-do

or Jo

ep

We

sterve

ld-

Dit artikel is afkomstig uit:Jaargang 39, nummer 1Oktober 2007

‘eten & drinken’

Page 20: Faculteitsblad Ruimtelijke Wetenschappen Jaargang 40 ...€¦ · Groningen: een geografie van de stad Inge de Vries & Wietske Wilts 12 Een planologische geschiedenis van Groningen

Eerstejaarsnummer 2008

girugten eerstejaarsnummer 200820

en (toch nog) Nederland. De hop die de brouwers gebruiken komt uit Hallertau (Duitsland) en Saaz (Tsjechië). Het enige wat nog wel uit de regio komt is het water. Dat maakt trouwens niet veel uit, want met de huidige technieken kun je zelfs van zeewater heel redelijk bier brouwen. Gelukkig blijft er, ondanks deze internationale ontwikkelingen, plaats voor lokale eigenaardigheden. Deze contrasten zijn het grootst in Europa. Aan de hand van de meest vooraanstaande bierlanden uit dit continent is het dan eindelijk tijd om in te gaan op de lokale verschillen in de biercultuur.

DuitslandNoem eens drie dingen die je te binnen schieten bij Duitsland. Wedden dat bier er één van is? En terecht. In weinig landen is het bier zo diep geworteld in de cultuur van het volk als bij onze oosterburen. Ze nemen het brouwen van bier zo serieus dat er nog steeds wordt vastgehouden aan het Reinheitsgebot. Dit is een warenwet die stamt uit de 16e eeuw (!), hierin wordt voorgeschreven dat bier uit niets anders mag bestaan dan water, gerst, hop en gist. In Duitsland wordt dit helemaal niet raar gevonden, integendeel. Een mooi voorbeeld hiervan is de situatie in 1987. In dat jaar deed het Europese hof een uitspraak waarin het Reinheitsgebot werd afgedaan als een beperking van de handel. Buitenlandse bierbrouwers konden op die manier namelijk geen bier exporteren naar Duitsland, terwijl het omgekeerde wel kon. Ondanks deze uitspraak heeft buitenlands bier nooit echt voet aan de grond gekregen in Duitsland. Dit was mede te danken aan een campagne over “chemi-bier, waarin buitenlands bier werd afgeschilderd als bier van inferieure kwaliteit, gebrouwen met chemicaliën. In Duitsland worden voornamelijk laaggistende bieren gemaakt. Dat wil niet zeggen dat er weinig variatie is tussen de bieren. In Duitsland is de smaak van bier erg regionaal bepaald. Rondom München heb je bijvoorbeeld keuze uit “helles” en “dunkels”. Dortmunder export is minder droog dan een Münchener helles, maar weer minder bitter

dan een Noordelijke pilsener. Dan heb je nog de Kölsch, een soort bovengistende pilseners uit Keulen, de stad met de meeste brouwerijen van de wereld. Tot slot is ook het bokbier afkomstig uit Duitsland. Bock is namelijk een verbastering van de plaatsnaam Einbeck, waar men begon met het brouwen van deze biersoort. De lijst met lokale Duitse bieren kan nog wel even doorgaan. Het is je tijdens een vakantie in Duitsland vast al wel eens opgevallen dat bijna elke kroeg het lokale bier op de tap heeft. Het zegt veel over de benadering van Duitsers van bier. Duitsers zijn trots op hun bier, zowel binnen als buiten de landsgrenzen hoort bier bij hun identiteit.

BelgiëIn België is de smaak van bier minder geografisch bepaald dan in Duitsland. Toch blinkt het land uit in verscheidenheid, zeker gezien de grootte van het land. In België wordt veel pilsener gedronken, met als bekendste merken Jupiler en Stella Artois. Deze pilseners worden wereldwijd verkocht en hebben een goede naam. Toch staat België vooral

Tsjechië 156,91. Ierland 131,12. Duitsland 115,83. Australië 109,94. Oostenrijk 108,35. Verenigd Koninkrijk 99,06. België 93,07. Denemarken 89,98. Finland 85,09. Luxemburg 84,410.

15. Nederland 79,0Top 10 bierdrinkende landen (2004). Jaarlijkse consumptie

per hoofd van de bevolking in liters.

Page 21: Faculteitsblad Ruimtelijke Wetenschappen Jaargang 40 ...€¦ · Groningen: een geografie van de stad Inge de Vries & Wietske Wilts 12 Een planologische geschiedenis van Groningen

21girugten eerstejaarsnummer 2008

bekend om zijn speciaalbieren zoals Lambiek, trappistenbier en abdijbier. Lambiek is een bier van natuurlijke gisting, vaak wordt het, zoals eerder vermeld, gemengd met frambozen of kersen waardoor het bier een zoete smaak krijgt. Trappistenbier is een verzamelnaam voor bieren die in kloosters worden gebrouwen. Deze bieren verschillen nogal van kleur en smaak, maar over het algemeen betreft het zwaardere biersoorten, zowel qua smaak als qua alcohol. Trappistenbier is vernoemd naar een orde monniken die vroeger in Frankrijk woonden. De trappisten hadden een sobere leefstijl, ze leefden van lokale producten en maakten hun eigen wijnlikeur. Tijdens de Franse revolutie werden de monniken weggepest uit Frankrijk en trokken ze noordwaarts richting de lage landen. Vanwege het klimaat van hun nieuwe omgeving zat het maken van wijnlikeur er niet meer in, de druiven wilden er niet groeien. Daarom gingen de trappisten zich toeleggen op het maken van bier. Tegenwoordig zijn er nog vijf trappistenkloosters in België en één in Nederland. Hoe het trappistenbier gemaakt wordt is strikt geheim. De monniken hebben weliswaar ontheffing van de paus gekregen om te praten, over de ingrediënten zwijgen ze nog steeds als het graf. Wel is vrij zeker dat tijdens het brouwen kandijsuiker wordt toegevoegd om de bieren op smaak te brengen. De meeste Duitsers zullen hun neus ophalen voor dergelijke toevoegingen aan het bier, de rest van de wereld mag blij zijn dat het reinheitsgebot niet in België geldt. Anders had bijvoorbeeld een glas Westmalle nooit zoals gesmaakt als nu. Naast trappistenbier is er ook abdijbier, in feite zijn ze hetzelfde. Het enige verschil is dat een abdijbier wordt gebrouwen door commerciële brouwers, met goedkeuring van monniken. Een trappistenbier wordt nog steeds door de monniken zelf gebrouwen.

NederlandWat verscheidenheid betreft steekt Nederland schraal af bij haar buurlanden. In Duitsland heeft elke zichzelf respecterende plaats zijn eigen biersoort. In Belgie heeft een beetje café naast pilsener nog minstens drie speciaalbieren op de tap. In Nederland is de biermarkt verdeeld tussen een aantal grote brouwerijen. Die brouwen ook nog allemaal min of meer hetzelfde bier, namelijk een lichte variant op de Tsjechische pilsener. Die lichte pilseners vallen wel goed in de smaak over de gehele wereld. Nederlands bier, in het bijzonder Heineken, is overal op de wereld te koop. Het is zelfs aannemelijk dat het verschil in biercultuur tussen Nederland en België kan worden verklaard uit de grotere exportgerichtheid van Nederlandse brouwers. Aan het begin van de vorige eeuw waren de brouwerijen in Nederland en België ongeveer van gelijke grootte. Het enige verschil was dat er in België bijna vijf keer zoveel brouwerijen waren. In die tijd werd er overal voornamelijk hooggistend bier gebrouwen. In de loop van de eeuw groeide de vraag naar laaggistend bier (pils). Laaggistend bier was geschikter voor massaproductie. Je had er dure apparaten voor nodig en als je die eenmaal had kon je veel meer produceren omdat het minder arbeidsintensief was. In Nederland was het voor deze grotere brouwers makkelijker om hun bier aan de man te brengen omdat er minder concurrerende brouwerijen waren. Hierdoor hadden ze een groter afzetgebied. Heineken heeft bijvoorbeeld zijn eerste groeistuipen te danken aan Noord-Nederland. Door het geringe aantal brouwerijen in deze regio was het voor hen eenvoudig om zich een plaats in de noordelijke biermarkt te verwerven. De keerzijde van dit alles was dat veel kleine brouwerijen weggeconcurreerd werden door de grote brouwerijen. Ook in België deed zich een dergelijke ontwikkeling voor, met een paar verschillen. Ten eerste werden ook in België kleine bedrijfjes weggeconcurreerd door groeiende bedrijven. Omdat het land zoveel brouwerijen had, bleef er toch een groot aantal brouwerijen over. Ten tweede bleef in België de vraag naar hooggistend bier meer bestaan dan in Nederland. Aan de vooravond van de tweede wereldoorlog was het aandeel van hooggistende bieren in Nederland nog maar zeer beperkt, terwijl in België bijna de helft van de bierproductie hooggistend was. Ten derde bleven Belgische brouwers zich richten op de landelijke

biermarkt terwijl men in Nederland op een gegeven moment druk aan het exporteren sloeg. Waarom de Nederlanders gingen exporteren en de Belgen niet is niet precies te zeggen. Het is wel zo dat hierdoor de Nederlandse biermarkt meer en meer werd gedomineerd door een handvol grote bedrijven, terwijl in België meer ruimte voor verscheidenheid bleef. De laatste jaren is in Nederland trouwens sprake van een heropleving van het speciaalbier, variërend van de traditionele herfstbok via zomerse witbieren naar nieuwkomers als rosébier. Ondanks alles blijft Nederland een land waar vooral pils wordt gedronken.

TsjechiëEen ander land waar voornamelijk pils wordt gedronken is Tsjechië. Daar is een goede reden voor, Tsjechië is namelijk het land waar de pilsener is uitgevonden. Deze biersoort vond zijn oorsprong in de stad Plzeň, gelegen zo’n honded kilometer ten zuidwesten van Praag. Hier werd in de 19e eeuw een nieuwe brouwer aangenomen, Josef Grol uit het Duitse brouwstadje Vilshofen in Beieren. Hij kreeg de baan omdat hij een expert was in de toen nieuwe methode van koude vergisting. De reputatie van het bier in Plzeň was in die tijd bedroevend. De coöperatie van herbergiers had dringend een goed bier nodig om concurrentie te bieden aan de donkere bieren uit Beieren, die de stad dreigden te overspoelen (figuurlijk gezien). In die tijd vond Josef het nieuwe bier uit. De helderheid, de gouden kleur en de smaak deed de mensen versteld staan. Al gauw werd het bier in heel Europa bekend. Elke dag reed er een trein van Plzeň naar Wenen om de mensen aldaar te voorzien van pilsener. Ook in Parijs werd het een modedrank. Naar Duitse gewoonte werd het bier uit Plzeň pilsener genoemd, net zoals het bier uit Budweis (České Budějovice in het Tsjechisch) Budweiser werd genoemd. Er is nog geprobeerd door de mensen uit Plzeň (de pilsenaars of zoiets) om de naam pilsener te claimen voor het bier uit hun stad, maar het was al te laat. Op de Britse eilanden na was heel Europa al druk bezig om de drank te imiteren.Pils is nog steeds bijna de enige biersoort die gedronken wordt in Tsjechië. ’s Lands bier staat dan ook internationaal bekend om zijn goede kwaliteit. Dit komt omdat zowel de gerst als de hop als het water van eigen bodem alledrie erg geschikt zijn om bier mee te maken. De hop rond de stad Žatec, beter bekend onder de Duitse naam Saaz, is zelfs wereldberoemd om zijn milde aroma. De kwaliteit van de Tsjechische pils zie je terug in de lokale bierconsumptie. Tsjechen drinken gemiddeld het meeste liter bier per hoofd van de bevolking van de hele wereld.

Page 22: Faculteitsblad Ruimtelijke Wetenschappen Jaargang 40 ...€¦ · Groningen: een geografie van de stad Inge de Vries & Wietske Wilts 12 Een planologische geschiedenis van Groningen

Eerstejaarsnummer 2008

girugten eerstejaarsnummer 200822

EngelandEngelsen zijn dol op historie en tradities. Zo wijkt ook de plaatselijke biercultuur nogal af van die van de rest van Europa. Waar men op het vasteland voor het grootste deel is overgestapt op bieren van koude gisting, drinkt men op de Britse eilanden nog steeds vooral hooggistende bieren. Ook aan de andere kant van de Noordzee is tegenwoordig sprake van een opkomst van pils, maar nog altijd voeren typisch Engelse biersoorten als ales en bitters hier de boventoon. Deze bieren worden bij voorkeur genuttigd in het “public house” oftewel de pub. Het bier wordt gedronken uit pints, vaak geserveerd op kamertemperatuur. Het feit dat de Engelsen nooit overgestapt zijn op het lageren van bier heeft een reden. In de 19e eeuw was het Britse imperium op zijn hoogtepunt. De Britse brouwers hadden zodoende een enorme afzetmarkt voor hun bieren. Hierdoor zagen ze niet de noodzaak om over te stappen op de nieuwe methode van koude vergisting.Een ale is in Engeland eigenlijk een verzamelnaam voor alle bieren van hoge gisting. Daartegenover staan de lagers die alle bieren van lage gisting representeren. Ales worden vaak bereid met geroosterde gerst, hierdoor krijgen de bieren een donkere kleur. Er zijn vele varianten op de ale, zo heb je brown ales, mild ales, cream ales en old ales. De bekendste en meest gedronken variant is de de pale ale (bitter genoemd). Bitters zijn bieren die stammen uit de koloniale tijd, ze werden onder andere gebrouwen voor de Indiase markt. De naam bitter komt voort uit het feit dat er voor de drank ongeveer twee keer zoveel hop werd gebruikt als voor normale bieren. Hierdoor kreeg het een diep bittere smaak. In de India pale ale werd zelfs zo veel hop verwerkt dat sommige mensen er van gingen hallucineren. Deze export bitters bevatten ook meer alcohol dan gebruikelijk. Door de hop en de alcohol bleef de drank langer goed en kon het zeereizen van drie maanden of langer overleven. De bitters die je nu in Engeland koopt hebben meestal niet meer zo’n hoog alcoholpercentage. Bitter zijn ze nog altijd wel, en daarmee nog altijd een van ’s lands populairste bieren.

IerlandIerland is net als Tsjechië een klein land dat de wereld een overal bekende biersoort heeft geschonken. De Tsjechen hebben pils, de Ieren hebben Guinness. Guinness is een biersoort die bekend staat als ‘stout’. In het grootste deel van Ierland hoef je bij het bestellen van een pint Guinness de merknaam dan ook niet eens te noemen maar kun je volstaan met het bestellen van een stout. De stout is eigenlijk afkomstig uit Engeland. Voordat men daar begon met het brouwen van bitters, dronk men volop porters, dit waren donkerbruine of zwarte bieren. De sterkste variant van de porter stond bekend als stout. In Groot Brittannië nam de vraag naar stouts af met de opkomst van de bitter, in Ierland was dat niet het geval. Tot op de dag van vandaag is stout de populairste biersoort van Ierland. Het is inmiddels zo verweven in de Ierse cultuur dat het nationale symbool, de harp, plaats heeft genomen in het logo van Guinness.

Ook in de rest van de wereld wordt bier gebrouwen en gedronken. Deze beschouwing is dan ook niet compleet, maar om niet te eindigen met een encyclopedie-achtig artikel van tien pagina’s is het verstandig om het hier bij te laten. Daarnaast is het zo dat veel van het bier dat in de rest van de wereld geproduceerd wordt is gebaseerd op vooral Tsjechische, Duitse en Engelse dorstlessers. Bovendien is het na deze zes landen wel duidelijk dat er ondanks alle internationalisering nog steeds ruimte is voor lokale bierculturen. Dat is waarschijnlijk maar goed ook. Dus: Als je volgende keer in de kroeg staat, bestel dan eens wat anders dan een amsterdammertje. Denk even terug aan dit artikel, volg je geografische hart en verdiep je eens in een andere cultuur. Je zult er geen spijt van krijgen. Proost!

Page 23: Faculteitsblad Ruimtelijke Wetenschappen Jaargang 40 ...€¦ · Groningen: een geografie van de stad Inge de Vries & Wietske Wilts 12 Een planologische geschiedenis van Groningen

23girugten eerstejaarsnummer 2008

HistorieHet huidige Centraal Station ligt al ongeveer anderhalve eeuw op zijn huidige locatie. Daarvoor bestonden er vier stations elders in de stad waar treinen uit de verschillende richtingen eindigden, het station Delftse Poort kon worden beschouwd als het meest centrale station. Na de Tweede Wereldoorlog is er pas echt een Centraal Station gebouwd, slechts een klein stuk verwijderd van het platgebombardeerde station Delftse Poort; het schijnt slechts enkele tientallen meters verplaatst te zijn. Bij de oplevering van het nieuwe station werden nog niet alle lijnen aangesloten. Tot 1953 eindigden de treinen uit de richting Utrecht nog op station Maas. Sinds 1953 worden de treinen via station Noord met een grote boog via Blijdorp naar het Centraal Station geleid. Station Hofplein, dat tot op heden schuin achter het huidig station ligt werd een eindpunt.

Het oude stationsgebouwDe architect van het ontwerp van stationsgebouw zoals het er nu nog staat was Sybold van Ravesteyn. In eerste instantie wilde hij een groots en imposant gebouw neerzetten, maar de Nederlanse Spoorwegen (NS) zag dat helemaal niet zitten, het moest een functioneel en laag gebouw worden. Dit conflict is in die tijd vrij hoog opgelopen. Toch wilde de architect het doen voorkomen alsof er toch een hoger gebouw stond dan wat het in werkelijkheid was. Hij bracht vier lagen met ramen aan zodat het lijkt alsof het uit vier verdiepingen bestaat omdat je even zoveel rijen met ramen ziet. Maar in werkelijkheid zijn het slechts twee etages, een knap trucje van de architect. Boven de stationshal bevindt zich kantoorruimte van de NS. Tegenwoordig kan het gebouw de reizigers nauwelijks nog verwerken. Op een dag maken ongeveer 110.000 reizigers gebruik van het station, een zeer sterke groei wordt voorspeld. Mede door de komst van de HSL-Zuid en RandstadRail zal het reizigersaantal dat het station per dag moet verwerken in 2025 naar waarschijnlijkheid toenemen tot boven de 300.000 per dag. Mede door de smalle centrale hal is het op drukke tijdstippen zo druk dat er opstoppingen ontstaan. Men wist dus dat er iets moest gebeuren om dit groeiend aantal reizigers goed te kunnen verwerken.

Het nieuwe gebouwOm tot een nieuw station te komen heeft de gemeente Rotterdam vele architecten of combinaties van bureaus opdracht gegeven voor een ontwerp. Uiteindelijk hebben zich 48 kandidaten ingeschreven voor deze opdracht. Eind 2005 kwam Team CS als winnaar uit de bus. Deze

combinatie bestaat uit gerenommeerde architectenbureaus die onder andere het nieuwe Rijksmuseum en luchthaven Schiphol op hun naam hebben staan. Het nieuwe station wordt een groots vervoersknooppunt waarbij alle vervoersstromen overzichtelijk op elkaar zijn afgestemd. Een station dat de reiziger ruimte geeft om snel naar een ander vervoermiddel over te stappen. De nieuwe openbaar vervoer terminal geeft hier gezicht aan. In deze nieuwe openbaar vervoer terminal lopen de hal, de reizigerspassage en de perrons in elkaar over. In het nieuwe gebouw wordt de tunnel naar de perrons aan beide zijden verruimd, de nieuwe tunnel zal ongeveer drie keer zo breed worden dan de huidige. Alle winkels en kaartverkoop zijn nu geconcentreerd in de centrale hal. Dit zorgt ook voor opstoppingen in de spits. Daarom is gekozen om de winkeltjes onder te brengen aan beide zijden van de tunnel naar de perrons. Zo ontstaat er veel ruimte in de centrale hal, dat de doorstroming zeer zal bevorderen. De hele centrale hal krijgt een zeer ruimtelijk karakter. Mede door het gebruik van veel glas ontstaat een heel open geheel. De bedoeling is ook dat deze hal een echte entree tot de stad wordt. Waar het gebouw nu ophoudt aan de rand van het plein voor het station zal de nieuwe stationshal bijna reiken tot aan het Weena. Waar nu de perrons een gesloten karakter hebben krijgen deze een zeer open uitstraling. Per perron zal geen overkapping meer zijn, maar een grote glazen overkapping zal alle perrons overspannen. Over de perrons komt een grote loopbrug waardoor men niet alleen via de tunnel de perrons kan bereiken maar ook bovenlangs. Zo wordt druk weggenomen waarmee de capaciteit aanzienlijk vergroot zal worden. Het nieuwe gebouw krijgt er ook een functie bij: het zal dienen als een verbinding tussen de Provenierswijk aan de noordzijde en het centrum aan de zuidzijde van het station. Nu is er nauwelijks sprake van een verbinding, het huidig gebouw ligt met de rug duidelijk naar de noordzijde. Door het nieuwe gebouw zal er een open verbinding ontstaan.

Het nieuwe vervoersknooppuntIn de nieuwe situatie zullen trein, bus, tram, metro, RandstadRail, taxi en fiets op een uitstekende manier worden gecombineerd. Nu liggen de verschillende manieren van openbaar en eigen vervoer nog te ver van elkaar of buiten gewoon lastig ten opzichte van elkaar. Om het plein te bereiken moest de trambaan bijvoorbeeld worden overgestoken wat soms gevaarlijke situaties met zich mee bracht. Het busstation krijgt de vorm van een perroneiland ten westen van het stationsplein met perrons voor de lijnbussen en een aparte halte voor internationale busverbindingen. Vanaf het reizigerseiland loopt men gemakkelijk het busstation op en vindt de haltes aan weerszijden. De bussen zullen samen met het bestemmingsverkeer in een lus rond dit reizigerseiland rijden. In de toekomst zullen ook touringcars niet meer het station aandoen maar hun halte aan de rand van de stad krijgen. Een van de ingangen van de metro zal zich vlakbij het busstation bevinden, hier vindt de reiziger de aansluiting op RandstadRail: de snelle verbinding tussen Rotterdam en Den Haag via onder andere Berkel en Rodenrijs en Zoetermeer. De tram zal ook een plaatselijk rondje rijden ten oosten van het stationsplein, zo wordt busverkeer en tramverkeer goed gescheiden. De definitieve tramhaltes zullen voor het imposante gebouw van Nationale Nederlanden komen. Zoals bij veel stations is de lage capaciteit van de fietsenstalling bij Rotterdam Centraal een groot probleem. Overal worden fietsen neergezet

Het reizigersverkeer in de openbaar vervoer sector is de laatste jaren zeer sterk gestegen. Daarmee komen steeds vaker openbaar vervoersknooppunten bovendrijven die de reizigersstroom nauwelijks nog kan verwerken. Het huidig stationsgebied in Rotterdam is zo’n voorbeeld, het kan het huidige reizigersaanbod niet meer goed aan. Het nieuwe Rotterdam Centraal is dan ook onderdeel van de Nieuwe Sleutelprojecten van het Rijk. Komende jaren wordt zeer veel geïnvesteerd in het opknappen en daarmee ook capaciteit vergroten van grote

stations. De bedoeling is om dit soort knooppunten een internationale uitstraling te geven. Het hele stationsplein zal een metamorfose ondergaan. De gemeente Rotterdam grijpt dit project aan om ook de omgeving rondom het stationsplein grondig te herontwikkelen.

Het nieuwe Rotterdam Centraal

-do

or G

uid

o R

oe

gh

olt-

Dit artikel is afkomstig uit:Jaargang 39, nummer 2December 2007

‘Rotterdam’

Page 24: Faculteitsblad Ruimtelijke Wetenschappen Jaargang 40 ...€¦ · Groningen: een geografie van de stad Inge de Vries & Wietske Wilts 12 Een planologische geschiedenis van Groningen

Eerstejaarsnummer 2008

girugten eerstejaarsnummer 200824

waar het nog maar kan. Ook nu met de bouw worden de plekken om fietsen kwijt te kunnen steeds beperkter. Niet alleen de openbare fietsenstalling zit aan de bovengrens van zijn capaciteiten, ook de bewaakte stalling kan het aanbod bijna niet meer aan. Dit heeft ook veel te maken met alle bouwwerkzaamheden. Als oplossing is gekozen voor een ondergrondse stalling, een prima oplossing gelet op het feit dat het stationsplein zijn open karakter dient te behouden en de ruimte nu eenmaal beperkt is. Deze stalling zal aan de westzijde van het plein zijn plek onder de grond vinden. De ingang bevindt zich dan ook voor het Groot Handelsgebouw. Het autoverkeer wat zich nu over het Weena voortbeweegt zal over een paar jaar volledig ondergronds verdwijnen. Momenteel is men druk aan de gang om een vernieuwde bredere verkeerstunnel te realiseren. Hiermee wordt bereikt dat voetgangers vanuit de stationshal deze weg niet meer hoeven te kruisen, de entree tot de stad wordt hiermee alleen maar eenvoudiger.

De bouwVanzelfsprekend kan het station tijdens de bouw geen dag dicht. Duizenden reizigers worden dan getroffen. Daarom is het van het grootste belang dat de reizigersstromen door kunnen gaan terwijl de bouw plaats vindt. Daarom is ook gekozen om voor de sloop van het huidig gebouw een tijdelijk station te bouwen. Dit neemt alle functies over van de huidige stationshal. Daarnaast wordt de tunnel die nu als fietstunnel dient omgebouwd tot een tijdelijk reizigerstunnel. Zo kan over een tijdje de sloop van het huidig gebouw beginnen zonder dat de reiziger er al te veel last van zal ondervinden. Niet alleen de bouw van een nieuw stationsgebouw brengt de nodige voorbereidingen met zich mee, ook de bouw van het nieuwe metrostation waar ook RandstadRail op aangesloten zal worden geeft de nodige problemen. Zo moet tijdens de bouw de metro gewoon kunnen blijven rijden. Om goed te kunnen werken is in eerste instantie een droge bouwput nodig. Doorgaans gebeurt dit met het slaan van diepwanden die vervolgens worden gevuld met beton waarna de put kan worden drooggelegd. Dit gaf alleen een probleem aan de kant van de Delftse Poort. De aanwezigheid van het gebouw van Nationale Nederlanden stond de diepwanden in de weg. Daarom is gekozen voor een zeer interessante techniek: de vriestechniek. Hiermee wordt een halve cirkel rondom het oude metrostation met een doorsnede van ongeveer twee meter bevroren om zodoende alsnog een droge bouwput te kunnen verkrijgen. Per dag zijn maarliefst zes vrachtwagens met vloeibare stikstof nodig om dit proces in gang te houden. De bouw van het nieuwe metrostation bied ook de kans aan archeologen om een kijkje te nemen onder de grond en daar wellicht zeer interessante ontdekkingen te doen. Tot op heden zijn zeer waardevolle vondsten gedaan die meer informatie geven over de leefwijze van mensen tot soms wel duizenden jaren geleden. Van gebruiksvoorwerpen tot resten van kleding zijn tot nu toe gevonden. Ook bij werkzaamheden aan de perrons zijn tot nu toe interessante

vondsten gedaan. Hier werden (resten van) werktuigen aangetroffen.

Verdere ontwikkeling stationsgebiedHet is de gemeente Rotterdam er alles aan gelegen om de metamorfose van het stationsgebied aan te grijpen om het stationsgebied echt tot het visitekaartje van stad te maken. In de visie van gemeente wordt het stationsgebied zelfs vergeleken met de woonkamer van de stad. De centrale hal moet als een voordeur worden beschouwd. Daarom wordt niet alleen de infrastructuur onder handen genomen, ook rondom het gebied zijn de plannen groots. Waar het gebied eerst een saai en kleurloos gebied was waar men zo snel mogelijk weg wilde zijn moet het zich ontwikkelen tot een kleurrijke en levendige entree tot de stad. Aan de oostzijde van het gebied waar zich nu het oude postkantoor bevindt zijn sinds kort kleine ondernemers gehuisvest die de kans krijgen hun eigen onderneming op poten te zetten. Over een paar jaar wanneer het postkantoor herontwikkeld zal worden, (het gaat dus tegen de vlakte en er komt een nieuw gebouw voor in de plaats) zullen zij hun nieuwe plekje krijgen. Tot die tijd zitten zij gehuisvest in het oude postkantoor. Met de hele herontwikkeling wil de gemeente investeerders lokken en daarmee ook gelijk aan te tonen dat het zeer gunstig is om een bedrijf midden in het centrum te vestigen. Bijgedachte is ook om zo het reizen naar de werkplek met het openbaar vervoer te stimuleren. Daarnaast wil de gemeente door deze herontwikkeling een nieuwe route bloot leggen richting de binnenstad. Waar de Delftse Poort een nauw en donker straatje is, moet het een aantrekkelijke route worden. Dit wil de gemeente bereiken door de oude panden te herontwikkelen en er bijvoorbeeld op straatniveau winkeltjes en horeca te vestigen. Zo wordt het niet alleen aantrekkelijk om via de Kruisplein en Westersingel naar de stad te lopen, de bekende noord-zuid verbinding, maar dan opent ook een route oost-west die via de Delftsestraat en de Schiekade richting stadshart loopt. De nu bekende route via onder andere het Kruisplein wordt in de nieuwe situatie bereikbaar vanaf het stationsplein zonder een weg te hoeven kruisen; het Weena zal namelijk volledig in een tunnel verdwijnen. Zo kan men vanuit de nieuwe stationshal vrij het centrum in wandelen. Aan het Kruisplein, wat verderop overgaat in de Westersingel, grenzen veel straatjes met hoge cultuurwaarde. Zo moet deze route zich gaan presenteren als de ‘Culturele as van Rotterdam’. De hele herontwikkeling van het gebied rondom het stationsplein zal pas in gang worden gezet nadat de nieuwe stationshal opgeleverd is, anders zou logistiek een onwerkbare situatie ontstaan. Het volledige stationsgebied zou door zoveel bouwwerkzaamheden tegelijk dichtslibben. De gemeente Rotterdam verwacht dat het hele project rond 2013 is afgerond. Dan moet hét visitekaartje van de stad een feit zijn, iets waar de gemeente nu al bijzonder trots op is.

De huidige stand van zakenMomenteel zijn alle werkzaamheden in volle gang, een deel hiervan is zelfs al voltooid zoals bijvoorbeeld de realisatie van het tijdelijk treinstation aan de westzijde van het stationsplein. De komende tijd zal er veel gaan gebeuren, officieel is het doek al gevallen voor het oude stationsgebouw maar eind dit jaar zal ook feitelijk de sloophamer erin gaan. Reizigers ondervinden wel last van de werkzaamheden maar dit wordt deels ook beperkt door een goed herkenbare metro-ingang en de ombouw van de fietstunnel die onder de sporen doorloopt tot reizigerstunnel. Volgens de planning moet het project stationsplein met zijn imposante centrale reizigershal in 2010 klaar zijn. Als het goed is functioneert de HSL-Zuid en RandstadRail al een tijdje naar behoren. Rotterdam heeft er dan qua infrastructuur een pronkstuk erbij.

Page 25: Faculteitsblad Ruimtelijke Wetenschappen Jaargang 40 ...€¦ · Groningen: een geografie van de stad Inge de Vries & Wietske Wilts 12 Een planologische geschiedenis van Groningen

25girugten eerstejaarsnummer 2008

Lila en het verdriet van het Noorden13 april 2004 was het moment van een bijzondere opvoering, met als podium de Fraeylemaborg in Slochteren. De vier Landelijke Planbureaus waren uitgenodigd om te praten over de ontwikkeling van Groningen, beschouwd in het licht van landelijke en internationale trends. Ook de auteur dezes was van de partij om de uitvoering te zien verworden tot een tragedie. Hoe de planbureaus ook naar Groningen keken – het meest stellig hierin was Paul Schnabel van het Sociaal Cultureel Planbureau – het zou nooit en te nimmer opstoten in de vaart der volkeren, hoe actief ook de Groningers de handen uit de mouwen wilden steken. Deze teleurstelling werd de opmaat tot een vervolg in kleine kring, op 8 juni 2004. De auteur dezes mocht andermaal aanschuiven, om een reactie te geven op de verschillende voorstellen, waarin Groningen – contrair de voorstelling van zaken van de landelijke planbureaus – een aantrekkelijk toekomstperspectief wordt geboden. Al discussiërend werd het enkelen duidelijk dat monofunctionele en megalomane functies in Noord-Nederland ondanks veel geloof in de goede zaak en dito beloften over de goede afloop, nimmer geslaagd zijn. Zie de leegte van de Eemshaven, de tragiek van het International Business Park Fryslân, Eelde Airport Groningen… Wanneer daar de terugtrekkende landbouw aan toe wordt gevoegd, lijkt het beeld dat de planbureaus schetsten compleet.

Er is een krachtige denkinspanning voor nodig om te zien wat hier gaande is: Het argument van de planbureaus is gebaseerd op de economie van de Razende Randstad, en klassiek ruimtelijke ontwikkelingspatronen. Wonen volgt werk, dus dient er werk gecreëerd te worden wil ook de functie wonen zich kunnen ontwikkelen. Het is echter maar zeer de vraag of dit klassieke perspectief voor Groningen en Noord-Nederland van waarde is. Meer perspectief lijkt de stelling ‘werk volgt wonen’ te bieden. Deze benadering nodigt uit woonlandschappen te creëren die ook voor ‘draagkrachtigen’ van buiten de Noordelijke regio interessant kunnen zijn. Dit, omdat het Noorden een aantrekkelijk alternatief is voor snel duurder wordende Mediterrane woonlocaties, of omdat hier concepten worden ontwikkeld, bijvoorbeeld ‘wonen en zorg-combinaties’, die hun eigen wervingskracht hebben. Nog een stap verder in deze redenering is het perspectief ‘wonen is werk’, waarbij wonen als een volwaardige economische functie wordt gezien. Het gaat dan niet om wonen in de zoveelste Vinex-locatie. Nee, wonen volgens dit perspectief betekent de in de regio verankerde economie van alles wat met wonen van doen heeft, zoals het omarmen van de economie van productdiversificatie in het wonen, een ruim aanbod in diverse woontypen, de ontwikkeling van woonlandschappen, versterken

Niet rood of groen, maar Lilaeen ruimtelijk-economisch alternatief

In dit betoog gaan we in op het belang van regiospecifieke kansen en ontwikkelingen. Enerzijds is de regio in korte tijd relevant geworden als bestuurlijk niveau waarop planologische en economische besluiten vallen. Anderzijds zien we dat landelijke programma’s (ieder z’n Vinexwijk e.d.) en planologische dogma’s (de

compacte stad boven alles) snel aan het eroderen zijn. Regio’s zullen als gevolg hiervan hun eigen (gebiedseigen) kansen moeten bezien tegen het licht van ruimtelijk-economische ontwikkelingen. Tegenover de algemeen gehanteerde planologische kleuren Rood en Groen wordt de kleur Lila geplaatst. Lila is het acroniem voor ‘Living in Leisure-rich Areas’. Waar Groen staat voor een landbouweconomie en Rood een plaats biedt voor industrie en diensten, stellen we Lila voor als alternatief voor een woon-, landschap- en leisure-economie. Lila kleurt – zo stellen wij - een economie van Rust en Ruimte. Het is een economie die bijvoorbeeld in Noord-Nederland een regio-eigen aanvulling kan zijn voor de Razende Randstad-economie.

-do

or G

ert d

e R

oo

-Dit artikel is afkomstig uit:Jaargang 39, nummer 3Februari 2008

‘Krimp en Ruimte:Kansen voor het Noorden?’

Figuur 1: Waddenzee

Page 26: Faculteitsblad Ruimtelijke Wetenschappen Jaargang 40 ...€¦ · Groningen: een geografie van de stad Inge de Vries & Wietske Wilts 12 Een planologische geschiedenis van Groningen

Eerstejaarsnummer 2008

girugten eerstejaarsnummer 200826

van een aantrekkelijke omgeving en promotie van de regio als woonregio. Met voorstellen als bijvoorbeeld ‘landelijk wonen’ en ‘landgoederen’ wordt het landelijk gebied opengebroken voor de woningmarkt. Het dogma ‘scheiding van stad en land’, de ‘raison d’être’ van de Nederlandse planoloog, wordt ter ziele gedragen als exponent van de in het Noorden niet passende Razende Randstad-economie.

Lila en de planologie van de contramalHet belang van deze differentiatie wordt gevangen in een ander concept, die van de mal-contramal. Deze gedachte is een in het Noorden geboren concept en presenteert de kernzones en het omliggende landelijke gebied van Noord-Nederland als de mal en de contramal. Met de mal-contramal-gedachte wordt de complementariteit van gebieden en regio’s verwoord, die zo mogelijk op alle punten elkaars keerzijde zijn. Ze zijn als ‘jin en jang’, en zullen op de wijze waarop ze elkaar aanvullen en versterken beoordeeld moeten worden. Dit idee is een streep door aloude en klassieke kern-periferie-concepten, zoals voorgesteld door Von Thünen, Alonso en anderen. Wanneer we de mal definiëren als sterk geconcentreerde, hoogdynamische interactie, zien we deze ingebed in en gesteund door de contramal, als een relatief stabiele leefomgeving, met een sterke, eigen identiteit. Vergelijk een stadcentrum met z’n omliggende woonwijken. Het centrum kan economisch niet bestaan zonder deze wijken en wijken zouden zonder centrum onleefbaar zijn.

Deze exercitie is uit te voeren op landelijk en op regionaal niveau: er is te spreken van een aantal ‘contramallen’, waaronder de grootste en lila-gekleurde contramal: Noord-Nederland. De contramal van Noord-Nederland heeft alle potentie om internationale faam te verwerven – als we die tenminste willen zien. Het Waddengebied, de eilanden, terpenlandschappen, vestingsplaatsen van weleer, havens en vaarwegen, meren en plassen, boslandschappen en heidevelden… Let wel, het gaat hier niet om het Noorden de vertrutting aan te praten, in de ‘hollyhobby’ sfeer te trekken, of er Anton Pieck op los te laten. Deze bijdrage is bij uitstek bedoeld om te laten zien dat niets minder waar is. Dat het gaat om gebiedseigen kwaliteiten die ter hand zouden moeten worden genomen voor regionale ontwikkeling. Niet om een oubollig imago te koesteren, maar juist om met kracht te innoveren, te investeren en de economie die dit alles moet dragen te intensiveren. Aan deze intensivering dient evenwel richting te worden gegeven – de koers die wij voorstellen is Lila.

Lila en de regioDat de gevolgde redenering realiteitswaarde heeft kunnen we laten zien met figuur 2. Deze figuur geeft een ontwikkeling weer die zich in stilte aan het voltrekken is. Op dit moment wordt 350 miljoen Euro in de Friese Meren gestoken, om rond het thema water impulsen te geven aan landschap en leisure. Iets ten westen van de Meren ligt Marum, dat inmiddels buitengaats rond het thema water een woon-, landschap- en leisure-economie heeft ontwikkeld. Leeuwarden heeft met z’n jongste uitleglocatie Zuidlanden ook ingezet op wonen, landschap en leisure. Zuidelijker zien we Lelystad met plannen om rond het thema water een woon- en landschapeconomie mogelijk te maken. Almere spant de kroon wanneer het gaat om de meest drastische voorstellen – zo ongeveer drie maal IJburg zal aan Almere worden toegevoegd, indien het mag bouwen in het Markermeer. En dan IJburg zelf – het is reeds een realiteit. Zo wordt een Leisure-as zichtbaar van Leeuwarden tot IJburg, waarbij rond het thema water een woon-, landschap- en leisure-economie tot ontwikkeling wordt gebracht. Nu gebeurt dit nog ad hoc en ieder voor zich. Met Lila willen we juist de onderlinge synergie van deze projecten onderstrepen!

Hiermee wordt niet de armoede of achterstand van de regio het uitgangspunt van handelen, maar worden regionale kwaliteiten onderstreept die op eigen en unieke wijze complementair zijn aan die

van de Randstad. Lila betreft geen extensivering van de noordelijke economie, maar een andere, evenzeer intensieve economie, met een geheel eigen dynamiek en krachtenspel. Aldus worden met de kleur Lila de nationale planbureaus van repliek gediend, op hun stellige, maar teleurstellende reflectie op Groningse (en in het verlengde daarvan – Noord-Nederlandse) kansen ruimtelijk en economisch voortgang te boeken. Met Lila presenteren we een omvattend concept, dat als handvat of kristallisatiepunt kan dienen voor strategische visievorming en een motief voor verdere regionale samenwerking.

Literatuur:Groenendijk, J. (1994), ‘Regionalisering van bestuur: drie soorten provincies op •komst,In:Geografie,Vol.3,nr.5,p.8-14.Hendriks, F. en Th.A.J. Toonen (1995), ‘The rise and fall of the Rijnmond •authority: experiment with metro government in the Netherlands’, In: L.J. Sharpe (red.) The government of world cities, Wiley and Sons, Chichester.Hermans, W.E. en G. de Roo (2006) Lila en de Planologie van de Contramal; •De ruimtelijk-economische ontwikkeling van Noord-Nederland krijgt een eigen kleur, In Boekvorm, Assen.IPO (Interprovinciaal overleg) (2003) Regionale structuurvisies; Advies over •inhoud, proces en uitvoering van regionale structuurvisies, Den Haag.SNN (Samenwerkingsverband Noord-Nederland) (1997) Kompas voor het •Noorden, Groningen.Vries. J. de en B. Wissink (2005), ‘De regio. Redactioneel’, In: Stedebouw & •Ruimtelijke Ordening, Vol. 86, nr. 2, p. 6-9.

Figuur 2. De Leeuwarden-IJburg Leisure As (Lila)

Page 27: Faculteitsblad Ruimtelijke Wetenschappen Jaargang 40 ...€¦ · Groningen: een geografie van de stad Inge de Vries & Wietske Wilts 12 Een planologische geschiedenis van Groningen

27girugten eerstejaarsnummer 2008

Dit artikel is afkomstig uit:Jaargang 39, nummer 4April 2008

‘België’

De grote nutteloze werken

Page 28: Faculteitsblad Ruimtelijke Wetenschappen Jaargang 40 ...€¦ · Groningen: een geografie van de stad Inge de Vries & Wietske Wilts 12 Een planologische geschiedenis van Groningen

Eerstejaarsnummer 2008

girugten eerstejaarsnummer 200828

Het is verleidelijk een paar van de beschreven projecten wat nader te bekijken. Om de verbinding tussen Hasselt en Eindhoven wat op te krikken zijn alvast een aantal bruggen en viaducten in het landschap geplaatst, vooruitlopend op een ooit aan te leggen tweebaansweg: de A24 (let op: een tweebaansweg kan vier of meer rijstroken tellen). Of die er ooit komt is twijfelachtig. Bij het heen en weer schuiven van het geplande tracé ter hoogte van Hechtel-Eksel (oost en west variant) werd eerst een gezin in 1977 uit zijn nieuwe zelfgebouwde woning te Wijgmaal gezet. Toen het vervangende huis klaar was had de A24 hen achtervolgd: de westvariant kreeg alsnog de voorkeur. Een nieuwe onteigening hangt hun boven het hoofd, aldus De Coninck in 1993. Zo moddert de planning niet alleen in beton voort maar ook in ellende van bewoners die de pech hadden op een (wel zeer) uitgelezen plek te wonen. Pro-actieve planning heeft zijn beperkingen.

Planning is een breed begrip. Heb je eenmaal een tunnel aangelegd voor een railverbinding, dan moeten de voertuigen natuurlijk daar wel in passen. Bij de pre-metro (ondergrondse tram) van Brussel ging dat mis. De tunnel was gebouwd voor rijtuigen van 2,20 meter breed. De uiteindelijke tram, een product van BN en Acec-Alsthom, was 2,30 meter breed. Daarbij was de gelegenheidscombinatie BN-Acec-Alsthom ingegeven door, wat in België zo mooi heet, communautaire overwegingen. Overwegingen dus die te maken hebben met de verhouding Vlaanderen-Wallonië. Aanvankelijk dongen de bedrijven afzonderlijk of met andere partners mee op de inschrijving van de trams. Bij de specificaties was de maximale breedte wel opgegeven. Maar processen hebben nu eenmaal een eigen dynamiek.

Voor technisch planologen, maar ook voor elke toerist die is geïnteresseerd in sluizen en kanalen is het hellend vlak van Ronquières een must. Het ligt er al weer een tijdje, sinds 1968, en de aanleg werd gepland in een tijd dat België ten zuiden van Brussel nog veel scheepsverkeer genereerde. De voor spitsen (standaard binnenvaartschepen van ca. 350 ton) toegankelijke vaarwegen waren niet meer passend. Opwaardering tot een capaciteit van 1350 tonners betekende een wezenlijke schaalvergroting. Groot is het hellend vlak inderdaad. Twee bakken met water, eventueel gevuld met schepen, overwinnen een hoogteverschil van zeventig meter. Het begrip waterverplaatsing krijgt duidelijk inhoud, ook bij het binnenvaren van een bak. Bedenk dat ongeacht de aanwezigheid van schepen in de bak de massa van de bakken constant is. Het ziet er erg indrukwekkend uit met al die wielen en contragewichten. Maar het gebruik is minimaal. Het hellend vlak is ook een mooi voorbeeld van communautaire pariteit. Een evenredigheid van investeringen in Vlaanderen en Wallonië, ongeacht de werkelijke behoefte, maar wel voortkomend uit afspraken inzake een rechtvaardige verdeling van middelen. Overigens is met de federalisering van België dit principe van communautaire pariteit niet meer van toepassing. Het project werd ook geacht toeristen te trekken. Een paar zijn er altijd wel te vinden en ook is er enige horeca tot ontwikkeling gekomen. Daar heb ik eens een zeer sterk met knoflook doordesemde aioli genuttigd waar de Franse douane na vele tientallen kilometers rijden nog van terugdeinsde toen hij zijn hoofd in mijn eend stak.

Wegen hebben onderhoud nodig. De Boudewijnautosnelweg tussen Antwerpen en Luik is een van de oudste autosnelwegen van België,

aangelegd in de jaren vijftig. Naar de mode van die tijd met betonplaten, die ondanks hun robuuste voorkomen na verloop van tijd de neiging hebben te verzakken en te breken, mede door het sterk toegenomen verkeer. Verbetering van de weg vond plaats door de betonlaag te verbrijzelen en te gebruiken als fundament voor een nieuwe asfaltlaag. Gevolg: de weg komt omhoog en viaducten worden te laag. Men had de keuze om het loffelijk procedé van hergebruik van bouwmaterialen bij de onderdoorgang van viaducten achterwege te laten, maar die keuze is niet gemaakt: de viaducten zijn afgebroken en opnieuw opgebouwd.

Groningen heeft zijn smeerpijp, België ook. Tussen Tessenderloo en Antwerpen loopt er een. Tessenderloo is een plaatsje in de Kempen dat het in de economisch geografische literatuur vroeger goed heeft gedaan als voorbeeld van een economische groeipool, toen na het wegvallen van de werkgelegenheid in de mijnbouw bulkchemie nog een veelbelovende industriële activiteit leek. De smeerpijp, langs het Albertkanaal, is bedoeld voor de afvoer van afvalstoffen van de chemische industrie. Alvorens die in de Schelde te storten is het goed het afvalwater te reinigen. Helaas: aan het eind van de smeerpijp staat een installatie die uitsluitend geschikt is voor het reinigen van huishoudelijk afvalwater…

In 1993 verscheen bij uitgeverij Kritak in Leuven een van mijn favoriete planologische boeken: ‘Blijvende blunders; de grote nutteloze werken’, geschreven door Douglas de Coninck. Het verhaalt van een aantal projecten in België die slechts voor de helft of daaromtrent zijn gerealiseerd, of als ze wel het geluk hadden te worden voltooid, vervolgens niet echt in een behoefte voorzagen. Onbenutte tunnels, spookbruggen, geïsoleerd in het landschap staande viaducten, ongebruikte metrostations en zelfs een stuk duwvaartkanaal bij Antwerpen onder de snelweg naar Breda bij St. Job in ’t Goor zijn voorbeelden van de vijftig beschreven projecten. Op de achterflap wordt gesproken van een nutteloos rijkspatrimonium, een terminologie die de projecten weer acceptabel maakt voor het utilitair ingestelde geweten. Gebrek aan onmiddellijk nut wordt gecompenseerd door opneming in het erfgoed met een eigen waarde. Zo is het boek uiteindelijk een toeristische gids voor wie in nutteloze werken het ongewilde artistieke aspect kan herkennen, aldus de achterflap.

-do

or

Tom

va

n d

er

Me

ule

n-

Page 29: Faculteitsblad Ruimtelijke Wetenschappen Jaargang 40 ...€¦ · Groningen: een geografie van de stad Inge de Vries & Wietske Wilts 12 Een planologische geschiedenis van Groningen

29girugten eerstejaarsnummer 2008

Het centrale plein van Luik is de Place St. Lambert. Luik als grootste Waalse stad wil een metro, die dan ook de Place St. Lambert moet aandoen. De Coninck (pag. 33) beschrijft het bouwproces als volgt: “In het midden van het plein werd een waanzinnig grote put gegraven en daar werden duizenden tonnen beton en metaal in gekieperd. [ …] Het vermoeden dat hier zonder enige coördinatie werd gewerkt, werd in de ogen van veel omwonenden bevestigd toen ze zagen hoe aannemers her en der pas opgetrokken muren prompt weer gingen slopen. “Kleine bijsturingen van het oorspronkelijke project” luidde het bij het ministerie van verkeerswezen.” Uiteindelijk stopten de werkzaamheden in 1980, waarbij zes (!) plannenmakers betrokken waren, die elkaar de schuld gaven. Het ontbrak aan een bouwheer, volgens een zaakgelastigd architect.

Zo gaat het boek nog een hele tijd door. Een ongebruikte metro in Charleroi, viaducten met hellingen die als skibaan worden gebruikt, krimpend gipsafval te Zelzate bedoeld als basis voor viaducten maar als zodanig niet te gebruiken, een middenberm van 40 meter breed tussen Antwerpen en Brussel (je weet nooit waar die goed voor zou kunnen zijn) en vooral veel nutteloze viaducten en bruggen. Het is een lust het boek te lezen en te bedenken wat er in de planning allemaal mis kan gaan.

Erg gemakkelijk is het, hier een typisch staaltje Belgische planning in te zien. Terecht of ten onrechte, België heeft op dat gebied niet een beste naam. Oud collega Jochem de Vries noemt in zijn proefschrift als een typisch kenmerk van de planning in België de vanzelfsprekendheid waarmee de burger in dat land er alles aan doet om aan overheidsregelgeving te ontsnappen. Dat is daar een volkssport. Die wordt, zoals De Coninck laat zien, met overgave door lokale en regionale bestuurders-politici beoefend, waarbij enig cliëntelisme niet wordt geschuwd. Maar uit bovenstaande voorbeelden is al duidelijk geworden dat, institutioneel gezien, de verhouding Vlaanderen-Wallonië ook het een en ander heeft bijgedragen aan de zogenaamde ongewilde artistieke aspecten.

Daarbij, Nederland begint als planningsparadijs steeds meer op België te lijken. Wildgroei van bedrijventerreinen langs snelwegen zijn beslist niet meer een Belgische specialiteit. Ongecontroleerde initiatieven brengen het land tot een staat waarvan met name de ontwikkelaars zeggen dat “we dat zo met zijn allen hebben gewild.” Dat is dus de overheid, vooral bij tegenvallende resultaten. Successen komen op het conto van visionair ondernemerschap. Naast de overheid als kop van Jut is de andere constante in het vastgoedontwikkelaarsvocabulaire het grenzeloos vertrouwen in de toekomst: vanaf nu gaat alles beter, resultaten in het verleden zijn garantie voor afwezigheid ervan in de toekomst. Een en ander werd weer eens met verve ten gehore gebracht bij het afscheidssymposion van prof Ed Nozeman op 21 februari jl. Van de daar gepropageerde nieuwe hype, belevingslandschappen, hebben Tracy Metz (het Belevium!), Willem van Toorn en Theo Baart al het nodige laten zien. Maar hiermee zijn we wat afgedwaald van de nutteloze werken.

Onjuist is het ook te veronderstellen dat er in Nederland geen nutteloze werken zouden zijn. Planning disasters zijn van alle landen, alle tijden en alle schaalniveaus. De A4 van Rijswijk naar de Beneluxtunnel, het Prins Bernhard viaduct in Den Haag, de Eemshaven, al komen daar de laatste tijd positieve berichten van (let ook eens op de proportionering van de Eemshavenweg: viaducten zijn gebouwd op vier rijstroken, bosschages camoufleren de gaten onder de viaducten). Daarnaast het Goudriaankanaal van Durgerdam door Marken (!) ter vermijding van de ondiepten van Pampus, een kavel langs de Hornstermeerweg tussen de rotonde van Joure tot voorbij Vegelinsoord die vooruitliep op een tweebaansautoweg richting Leeuwarden (aansluiting bij Akkrum) en het IBF te Heerenveen. Het zijn evenzoveel voorschotten op de toekomst die niet datgene bracht waar men op speculeerde.

Natuurlijk kan na verloop van tijd alles ten goede keren. Misschien komt er nog een tijd dat men er als verkeersdeelnemer van overtuigd raakt dat de IJtunnel in Amsterdam of de Kiltunnel in Dordrecht in een behoefte voorziet. Als student beschouwde ik ook de ringspoorbaandijk van Amsterdam als een nutteloos zanddepot, al lag het niemand in de weg. Inmiddels wordt de spoorbaan goed gebruikt. En het Gorechtkanaal is een mooie waterpartij.

Tenslotte. Het is nog niet zo gemakkelijk te bepalen wat een nutteloos werk is. Wat is de periode die verlopen moet zijn om van een mislukking te spreken? Zijn sommige projecten meer verwijtbaar dan andere? Zo ja, waar zoek je dan het criterium? In de te optimistische gebruiksprognose, de onnozelheid waarmee bestuurders zich van alles op de mouw laten spelden, of de persoonlijke ambitie van wethouders om na een bestuursperiode de wereld een piramide na te laten? Genoeg vragen om eens voor te gaan zitten!

Bronnen:Coninck, D. de (1993), Blijvende blunders. De grote nutteloze werken. Leuven: •KritakMetz, T. (2002), Pret!. Leisure en landschap. Rotterdam: NAI uitgevers.•Toorn, W. van (2007), Project Nederland. Met een beeldessay van Theo Baart. •Amsterdam: Augustus. Valk, A. van der, en R. van Leeuwen (2000), Sporen van het verleden in •de Amsterdamse verkaveling. Amsterdam: Amsterdamse Raad voor de Monumentenzorg / De Balie. Vries, J. de (2002), Grenzen verkend. Internationalisering van de ruimtelijke •planning in de Benelux. Delft: Delft University Press.

Page 30: Faculteitsblad Ruimtelijke Wetenschappen Jaargang 40 ...€¦ · Groningen: een geografie van de stad Inge de Vries & Wietske Wilts 12 Een planologische geschiedenis van Groningen

Eerstejaarsnummer 2008

girugten eerstejaarsnummer 200830

OlympiaOlympia is oorspronkelijk de heilige plaats waar Kronos (de god van de tijd), en Gaia (moeder aarde) vereerd werden. Hier werden ook sportwedstrijden gehouden ter ere van Zeus (de belangrijkste god van de Grieken). Olympia ligt in het district Elis, in het zuidwesten van Griekenland, nabij de kust. Dankzij een relatief vlak landschap was het er uitermate geschikt om allerlei sporten te beoefenen. Olympia is echter nooit een echte stad geweest, het was meer een verzameling van tempels, beelden en zuilengalerijen met enkele officiële gebouwen. Sinds 776 voor Christus werden hier elke vier jaar de Olympische Spelen georganiseerd. Dit duurde voort tot in 393 na Christus (in het jaar nul werden de Spelen één jaar opgeschoven,) toen de tot het christendom bekeerde Romeinse keizer Theodosius het afschafte omdat het een heidens gebeuren zou zijn. In de achttiende eeuw groeide de belangstelling voor de Griekse oudheid onder Duitse, Franse en Engelse kunsthistorici en archeologen. Bij het afgraven van het terrein rond Olympia kwamen allerlei beelden tevoorschijn. Op een internationaal congres in Parijs werd later besloten de Olympische Spelen opnieuw op te richten, en zo vonden in 1896 de eerste moderne Spelen plaats in de Griekse hoofdstad Athene.

De SpelenDe klassieke Olympische sporten waren heel anders dan de moderne. Tegenwoordig heeft men het altijd over ‘meedoen is belangrijker dan winnen’, de Grieken zouden je uitgelachen hebben als je dergelijke woorden in de mond nam. In de Griekse oudheid ging het enkel om het winnen, wat als geschenk van de goden werd gezien. Er werd puur voor eigen succes gegaan, teamsporten werden dan ook niet beoefend. Als je verloor, of, nog erger, de regels overtrad, kon je rekenen op een flinke straf van de goden. Feitelijk was het een godsdienstig festival met sporten ter ere van Zeus.

De Olympische Spelen hadden, in tegenstelling tot kleinere lokale Spelen, een panhelleens karakter; het gebeuren trok atleten en publiek vanuit heel Griekenland. Ondanks dat de Griekse steden autonoom waren, kon er door de Spelen wel een groot nationaal gevoel gekweekt worden. De Spelen vonden altijd plaats tijdens de tweede of de derde volle maan in de zomer, dus half augustus of half september. Indien er op dat moment ergens in het land een oorlog heerste, werden het sportfestival niet zoals drie maal bij de moderne Spelen is voorgekomen, afgelast. Juist precies

Al sinds de Griekse geschiedschrijver Homeros wordt er in de Griekse literatuur van het fenomeen sport gesproken. Homeros leefde in de achtste eeuw voor Christus, en beschrijft in de Ilias en de Odyssee gebeurtenissen uit de periode rond 1200 voor Christus. Als we Homeros mogen geloven – het is niet bekend of zijn beschrijvingen op waarheid berusten – vonden er toen al wagenraces plaats en beoefende men discuswerpen, boksen en worstelen. In deze tijd was de dood van een dierbare of het bezoek van gasten reden tot een potje boksen of worstelen, later pas organiseerde men echte sportwedstrijden, onder andere in de buurt van Olympia. De lijsten van overwinnaars gaan terug tot in 776 voor Christus, en dit jaar staat dan ook officieel te boek als het beginjaar van de Olympische Spelen.

-do

or

Wie

tsk

e W

ilts

-

De oorsprong van de Olympische Spelen

Dit artikel is afkomstig uit:Jaargang 39, nummer 5Juli 2008

‘Olympische Spelen’

Page 31: Faculteitsblad Ruimtelijke Wetenschappen Jaargang 40 ...€¦ · Groningen: een geografie van de stad Inge de Vries & Wietske Wilts 12 Een planologische geschiedenis van Groningen

31girugten eerstejaarsnummer 2008

het omgekeerde gebeurde: er werd een aantal maanden van tevoren door herauten (bodes) door het gebied rondom Elis een wapenstilstand afgekondigd zodat de Spelen ongestoord door konden gaan en de atleten en de toeschouwers de weg naar Olympia veilig konden afleggen.

De Spelen waren alleen toegankelijk voor Griekse mannen die ingeschreven stonden. Wat betreft toeschouwers kon men elke keer rekenen op zo’n 45.000 mensen. Rondom het sporten was er ook nog van alles te beleven. Met filosofen, kunstenaars, redenaars, zangers en prostituees had het veel weg van een soort jaarmarkt of een klassieke kermis. Toeschouwers sliepen in tenten of in de open lucht, en voedsel werd verschaft door de kooplieden die ook naar het festival waren gekomen en hun waren hier uitstalden.Het programmaOm de Spelen te laten plaatsvinden was veel voorbereiding nodig. Maanden van tevoren begon men met het in orde maken van de sportbanen en –velden, en ook de gebouwen kregen een flinke opknapbeurt. Zoals hierboven vermeld is, werd in alle Griekse steden aangekondigd dat de oorlog gestaakt werd, dat de atleten naar Elis konden komen, en dat ook de toeschouwers en andere gegadigden zich weer konden voorbereiden op de tocht richting Olympia. Een maand van tevoren werden alle atleten in Elis verwacht. Hier werden zij gekeurd op afkomst, en zij werden aan een intensief trainingsschema onderworpen. Ook moesten zij zich houden aan een strikt dieet. Er vond tevens een selectie plaats, zonder pardon konden ongeschikte kandidaten weer naar huis gestuurd worden. Ondertussen was al het publiek ook naar Olympia gekomen. Twee dagen voordat de Spelen van start gingen, vertrok de stoet van atleten vanuit Elis om de zestig kilometer lange tocht naar Olympia te voet af te leggen. Als deze stoet aangekomen was, werd er een groot offer gebracht aan Zeus, alvorens met de wedstrijden de beginnen.

Tot en de vijfde eeuw voor Christus duurden de Spelen slechts één dag, daarna werd dit verlengd tot vijf dagen. Naast de sportwedstrijden traden ook de filosofen en redenaars op. Onder supervisie van de Hellanodikai (de jury) werden er allerlei sporten beoefend zoals wagen- en paardenraces, hardlopen, boksen, worstelen. De meeste sporten werden naakt beoefend, mede doordat de Spelen ook een soort viering aan het menselijk lichaam waren. De atleten werden voor de wedstrijd ingesmeerd met olijfolie, zo bleef de huid soepel en werd er een aantrekkelijke aanblik gegeven voor het publiek. Bij overtreding van de regels kon een deelnemer een geldboete of een flink pak slaag verwachten, of hij werd uitgesloten van verdere deelname aan de Spelen. De wagenraces waren het meest spectaculaire onderdeel, en werden gehouden in een zogeheten hippodroom. Het opvallende is dat bij een overwinning niet de wagenmenner de prijs kreeg, maar de eigenaren

van het paard. Vanwege de hoge prijzen van paarden en wagens was dit voornamelijk een sport voor de adel, zij konden hierdoor tevens hun rijkdom en macht goed tentoonspreiden.

Het pentatlon (de vijfkamp) was een erg belangrijk onderdeel en bestond uit discuswerpen, speerwerpen, verspringen, hardlopen en worstelen. In welke volgorde deze sporten beoefend werden, en hoe bepaald werd wie de uiteindelijke winnaar was, is niet bekend. Verspringen gebeurde op een bijzondere wijze, namelijk met gewichten van steen in beide handen. Hardlopen was de oudste sport, en volgens sommige verhalen was dit tijdens de vroegste Spelen ook de enige sport die beoefend werd. Er werden geen echte records bijgehouden, men had natuurlijk nog geen nauwkeurige meetapparatuur. Wat alleen telde was de overwinning, niet de tijd en de afstand. In 520 voor Christus werd de hoplitodromos ingevoerd, dit was een hardloopwedstrijd waarbij de deelnemers een wapenuitrusting droegen. Het laatste onderdeel van het pentatlon was altijd worstelen, hierbij was degene die zijn tegenstander driemaal gevloerd had de winnaar.

Omdat het pankration het spannendste onderdeel was, werd het altijd tot het laatst van de Spelen bewaard. Bij dit onderdeel werden verschillende types van worstelen beoefend, zoals rechtopworstelen en grondworstelen.

De prijsuitreikingHet hoogste wat je als atleet kon bereiken in de Griekse oudheid was een Olympische overwinning. Iedere winnaar van een onderdeel kreeg een tak van de heilige olijfboom die in Olympia stond. Dit was een zeer bijzonder geschenk omdat de takken van deze boom precies symmetrisch schenen te groeien. Ook kregen de winnaars een luxueus diner aangeboden, en waren er de hele avond feesten. Als de atleten weer terug in hun eigen steden kwamen, konden ze rekenen op eeuwige roem en altijd gratis voedsel en andere privileges. Het kwam ook soms voor dat er een standbeeld werd opgericht in hun vaderstad voor deze winnende atleten.

Bronnen:Hupperts et al. (1989), De Olympische Spelen, sport en opvoeding in de Griekse •oudheid, Leeuwarden: Eisma B.V.Swaddling, J. (1980), The Ancient Olympic Games, London: British Museum •Publications Ltd.Ancient Olympics (2004), http://ancientolympics.arts.kuleuven.be/index.•html, bezocht op 03-06-’08.De Gryse, B. (1982), De Spelen van Zeus, Brussel: Elsevier.•

Page 32: Faculteitsblad Ruimtelijke Wetenschappen Jaargang 40 ...€¦ · Groningen: een geografie van de stad Inge de Vries & Wietske Wilts 12 Een planologische geschiedenis van Groningen

32 girugten eerstejaarsnummer 2008

In het laatste weekend van augustus stond het introductieweekend van onze faculteitsvereniging weer op het programma. Nadat iedereen op de facultaire introductie en de eerste borrel van het jaar al een beetje kennis had gemaakt was het nu tijd voor de echte kennismaking. Na een bustocht verzorgd door de faculteit kwamen alle eerstejaars vol enthousiasme rond vijf uur aan in Appelscha waar het bestuur en ouderejaars studenten al klaar zaten om de eerstejaars te ontvangen

Nadat ze een slaapplek had gevonden in de kampeerboerderij Nijsingh kon iedereen aanschuiven voor een heerlijke maaltijd klaargemaakt door het oud-bestuur. Na een goddelijk diner van rijst, kip met kerrie en paprika volgde de eerste echte kennismaking, een half uurtje speeddaten waar verschillende onderwerpen de revue passeerden.

Verslag Appelscha 2008

Na deze leuke kennismaking was het tijd voor de jaarlijks terugkerende bosspelen. In het donker gingen de groepen eerstejaars langs verschillende spelen die onder toezicht stonden van de ouderejaars die mee waren op dit introductiekamp. Nadat iedereen zich in het bos uitgeleefd had, was het tijd om terug te gaan naar de kampeerboerderij en hier vervolgens nog door te feesten tot in de kleine uurtjes. Op zaterdag ochtend werd iedereen weer om 8 uur gewekt voor een heerlijk stukje ochtendgymnastiek. Fijner wakker worden kan haast niet! Nadat iedereen wakker was en had ontbeten was het tijd voor een fietstocht langs veel interessante, studiegerelateerde, spots rondom Appelscha. Na de fietstocht stond de jaarlijkse spellenmiddag weer op het programma met onder andere het altijd spannende perzik sjoelen, meelhappen en de bierestafette.

Op zaterdagavond wordt volgens de traditie de bonte avond gehouden, met toneelstukjes en vrolijke liederen. Na erg veel leuke stukjes van de eerstejaarsstudenten en commissies was het tijd om de avond af sluiten en de nieuwe dag te beginnen met een spetterend feest Zoals de zaterdagavond altijd een feestavond genoemd wordt, is de zondagochtend traditioneel een dagdeel dat gekenmerkt wordt door kleine ogen, slaperige blikken en veel slenteren. Kortom ideaal voor een gezellig potje midgetgolf! Nadat de zintuigen weer een beetje aangescherpt waren door deze bloedstollende sport was het tijd voor een lunch op de kampeerboerderij. Nadat iedereen er weer helemaal tegenaan kon was het tijd om op te ruimen, in te pakken en terug naar Groningen te fietsen.

Page 33: Faculteitsblad Ruimtelijke Wetenschappen Jaargang 40 ...€¦ · Groningen: een geografie van de stad Inge de Vries & Wietske Wilts 12 Een planologische geschiedenis van Groningen

33girugten eerstejaarsnummer 2008

Page 34: Faculteitsblad Ruimtelijke Wetenschappen Jaargang 40 ...€¦ · Groningen: een geografie van de stad Inge de Vries & Wietske Wilts 12 Een planologische geschiedenis van Groningen

34 girugten eerstejaarsnummer 2008

Op de bank van...

Op de bank van Nynke Pranger, een korte introductieHoi! Ik ben Nynke Pranger, 18 jaar en ik ben geboren in Dronrijp, een klein plaatsje in de buurt van Leeuwarden. Ik heb op het Comeniuscollege gezeten, maar dit is niet erg bekend denk ik. Mijn hobby is tennis maar momenteel doe ik het wat minder maar ik ben van plan om het weer op te pakken bij de ACLO. Ik heb nu een ACLO-kaart en dat is toch wel erg ideaal. Verder ga ik graag op stap en computeren doe ik ook graag.

We zitten op een blauwe bank, kun je er wat meer over vertellen?We zitten op een blauwe slaapbank van Ikea, erg makkelijk want je kan er ook op zitten. De bank kun je zelfs uitschuiven tot een tweepersoonsbed, maar ik heb er helaas nog geen matras voor die groot genoeg is. Ik heb de slaapbank gekregen van mijn ouders omdat ik op kamers ben gegaan in Groningen.

Bevalt het om student te zijn?Ja, erg goed! Ik vind de overgang tussen VWO en de universiteit wel meevallen. We hebben eigenlijk alleen maar hoorcolleges en we moeten zelf aantekeningen maken. Nestor vind ik wel handig want je kunt alles van de colleges makkelijk terugvinden. We moeten wel meer boeken lezen en aangezien ik ze pas net gekregen heb, moet ik nog flink wat inhalen. Normaal ben je gewend aan Nederlandse boeken maar nu is bijvoorbeeld Knox & Marston in het engels, dat is wel even wennen.

Waarom de studie Sociale Geografie en Planologie?Ik wilde eerst rechten gaan studeren maar voordat ik dat had besloten ben ik gaan kijken naar andere studies die aangeboden werden. De studies SG&P en TP leek me ook interessant, ik heb toen de informatieboekjes besteld. Uiteindelijk heb ik gekozen voor SG&P en dat bevalt me prima tot zover. Culturele Geografie is erg leuk maar de computercursus is wel even doorbijten.

Nynke in de toekomst?Nog geen idee eigenlijk. Dit jaar ben ik van plan om mijn P te halen en misschien wil ik nog wat commissiewerk gaan doen, dat lijkt me erg gezellig. Maar wat ik na de studie wil gaan doen – geen idee. De studie is erg breed dus ik kom er vanzelf wel achter wat mij ligt.

In de rubriek ‘Op de bank van…’ komen personen aan het woord die werkzaam zijn binnen de faculteit. Er gebeurt vaak meer aan onze faculteit dan de gemiddelde lezer zal vermoeden. Daarom een nadere kennismaking met de functies en de personen die hier invulling aan geven. Vanaf 1 september studeert Nynke Pranger Sociale Geografie en Planologie aan onze faculteit en in deze eerstejaarseditie zitten we bij haar op de bank

Nynke Pranger

-do

or

Jurj

en

Zu

ijd

en

do

rp-

Page 35: Faculteitsblad Ruimtelijke Wetenschappen Jaargang 40 ...€¦ · Groningen: een geografie van de stad Inge de Vries & Wietske Wilts 12 Een planologische geschiedenis van Groningen

35girugten eerstejaarsnummer 2008

Volgende keer...

Het volgende nummer met als thema:

‘Verenigde Staten’

verschijnt begin november

Deadline aanleveren kopij:

15 oktober

Page 36: Faculteitsblad Ruimtelijke Wetenschappen Jaargang 40 ...€¦ · Groningen: een geografie van de stad Inge de Vries & Wietske Wilts 12 Een planologische geschiedenis van Groningen

De Top 5Sociale Geografie & Planologie

Culturele Geografie 1 is overduidelijk het favoriete eerstejaarsvak. Het vak, gegeven door dr. P.D. Groote en prof.dr. P.P.P. Huigen, gaat in op 1. de basisbegrippen en basisideeën van de Culturele Geografie. Er wordt onder andere aandacht geschonken aan de relatie tussen de mens en de (fysieke) omgeving en de relaties tussen politiek, bevolking en ruimte. Ook komen begrippen als globalisering en lokalisering aan bod. Culturele geografie 1, ook wel: cultgeo, wordt gegeven in semester 1a en is een leuk begin van de studie, aldus vele SG&P-studenten.

China: een geografisch perspectief. De naam geeft het al aan: het vak richt zich op het land China en wel vanuit een geografisch perspectief. 2. Verschillende aspecten van China zullen worden behandeld. Hierbij kan gedacht worden aan: rurale gebieden, steden, demografie, binnenlandspolitiek, historie, economie en internationale positie. De colleges, in semester 2a, staan onder leiding van drs. H.C. Diederiks, maar ook zullen veel gastdocenten aan het woord komen. Dit vak heeft een welverdiende tweede plaats.

Fysische Geografie en omgeving geeft een goed overzicht van de verschillende deelgebieden binnen de fysische geografie. Dr.ir E. Meijles 3. zal het klimaat, de geologie, geomorfologie, bodemkunde, hydrologie, ecologie en het milieu op thematische wijze behandelen. Ook wordt ingegaan op de relatie tussen de fysische gesteldheid en het menselijk gebruik van de aarde. Hierbij wordt vooral diep ingegaan op de fysische gesteldheid van Nederland en de processen die daarbij een rol spelen. Dit komt terug tijdens het bijbehorend practicum fysische geografie aan het eind van het jaar. Het is voor zowel SG&P- en TP-studenten een verplicht én gewaardeerd vak.

Stadsgeografie 1 en Planologie 1 belandt bij de SG&P-studenten op een nette vierde plaats. Dit, redelijk pittige, vak geeft een introductie op de 4. ruimtelijke ordening en planologie. Prof.dr.ir P. Ike houdt zich bezig met de planologische kant van het verhaal en gaat hoofdzakelijk in op het strategische niveau in de planologie. Dr. J.R. Beaumont behandelt de belangrijkste stadsgeografische theorieën voor het begrijpen van stedelijke patronen en veranderingsprocessen. Dit samen geeft een goede indruk van de (stedelijke) planologie.

Demografie 1: Bevolking en Ontwikkeling. De relatie tussen bevolkingsontwikkelingen en economisch/sociaal-culturele ontwikkelingen komt 5. bij dit vak aan bod. Urbanisatie is dan ook een thema dat centraal staat tijdens de collegereeks van Msc. M. van der Pers en prof.dr. I Hutter. Verder wordt inzicht gegeven in de dynamiek van bevolking en ontwikkeling en een overzicht van de demografische trends en demografische indicatoren. Dit vak behaalt bij de SG&P-studenten nog net een vijfde plaats. TP-studenten, voor wie het ook verplicht is, waarderen het wat minder.

Technische PlanologieEconomische Geografie: bedrijf en regio staat op de eerste plaats van 1. deze top 5. Dit favoriete vak onder de TP-studenten, echter ook verplicht voor SG&P-studenen, geeft een eerste kennismaking met de economische geografie en wordt gegeven door dr. A. Brouwer en dr. F.J. Sijtsma. De relatie tussen economische verschijnselen en de plaatsen/gebieden waar deze zich voordoen staat centraal. De ‘klassieke’ vestigingsplaatstheorieën van o.a. Christaller, Von Thünen en Weber vormen samen met een aantal regionaal-economische ontwikkelingstheorieën de inhoud van deze collegereeks in semester 1b.

Bouwrijpmaken wordt door vele mensen als een ‘typisch TP-vak’ gezien. Een mooie tweede plaats voor dit vak, waarbij het draait om de 2. afstemming van de plaats van te bouwen objecten op de bodemgesteldheid en de waterhuishouding. In relatie hiermee behandeld prof.dr.ir. P. Ike technieken voor het geschikt maken van de bodem en de waterhuishouding voor de te bouwen objecten, het zogenaamde bouwrijpmaken van een gebied. Er kan hierbij gedacht worden aan funderingen, manieren van ophogen en ontwatering (drainage). De colleges zullen gegeven worden in semester 1a.

Bouwtechniek gaat in op de bouwtechnische basiskennis van de gebouwde omgeving. De essentiële beginselen van de sterkteleer en de 3. daarvoor benodigde materialenkennis worden behandeld in een extra lange collegereeks. Prof.dr.ir. P. Ike geeft dit vak namelijk in semester 1b én 2a. Verder worden de principes van de stijfheidsberekeningen van constructies behandeld. Dit komt terug in het bij dit vak horende practicum. Tijdens de werkcolleges van Atelier 2 gaan studenten zelf aan het rekenen met een brugconstructie. Erg technisch, veel rekenen, maar al met al wordt dit vak als positief ervaren; een mooie derde plek dus.

Fysische Geografie en omgeving geeft een goed overzicht van de verschillende deelgebieden binnen de fysische geografie. Dr.ir E Meijles 4. zal het klimaat, de geologie, geomorfologie, bodemkunde, hydrologie, ecologie en het milieu op thematische wijze behandelen. Ook wordt ingegaan op de relatie tussen de fysische gesteldheid en het menselijk gebruik van de aarde. Hierbij wordt vooral diep ingegaan op de fysische gesteldheid van Nederland en de processen die daarbij een rol spelen. Dit komt terug tijdens het bijbehorend practicum fysische geografie aan het eind van het jaar. Het is voor zowel SG&P- en TP-studenten een verplicht, en gewaardeerd vak.

Stadsgeografie 1 en Planologie 1 geeft een introductie op de ruimtelijke ordening en planologie. Prof.dr.ir P. Ike houdt zich bezig met de 5. planologische kant van het verhaal en gaat hoofdzakelijk in op het strategische niveau in de planologie. Dr. J.R. Beaumont behandelt de belangrijkste stadsgeografische theoriën voor het begrijpen van stedelijke patronen en veranderingsprocessen. Dit samen geeft een goede indruk van de (stedelijke) planologie. Dit, redelijk pittige, vak eindigt bij de TP-studenten iets minder hoog; op een laatste, vijfde, plaats.

-do

or

Ma

rjo

lein

Ve

rhe

ije

n-

Leukste eerstejaarsvakken