ENTER GENT - Beleidsverklaring sociaal-artistieke werkveld

4
Beleidsverklaring vanuit het sociaalartistieke werkveld Beleidsdebat ENTERfestival dinsdag 20 maart 2012 Geachte Mevrouw De Minister en beste beleidsmakers, De sociaalartistieke organisaties en projecten zijn bijzonder verheugd dat u hier aanwezig bent vandaag en bereid bent te debatteren over de waarde van kunst en cultuur in het algemeen en de toegevoegde waarde van sociaalartistiek werk in het bijzonder. Om het debat voornamelijk wat dit laatste betreft te stofferen, schreven we een beleidsverklaring die zegt waar het op staat. Een taak die door sommigen met plezier aan drie vrouwen werd gegeven. De specifieke meerwaarde van sociaalartistiek werk in maatschappelijk opzicht is zeer eenvoudig. Sociaalartistiek werk heeft een meerwaarde als methodiek en als beweging. Als methodiek is de meerwaarde dat mensen worden aangesproken op hun verbeelding en hun talenten. Vanuit dit methodisch perspectief kunnen we met een boutade stellen dat sociaalartistiek werk de kunst maximaal uitbuit, ze dient immers niet ter verheerlijking van zichzelf, wel tot het creëren van een meer sociaal rechtvaardige wereld. Maar naast inzetbaar ‘instrument’ is kunst voor sociaalartistiek werk ook de arena zelf waarbinnen een sociale strijd wordt uitgevochten om erkenning en symbolen. Dit is de betekenis van sociaalartistiek werk of ‘community arts’ als internationale beweging, een beweging met als maatschappelijke meerwaarde dat ze opkomt voor de symbolen en leefwerelden van groepen mensen die geen kans maken in de middenklasseblanke wereld van de kunsten. Sociaalartistiek werk als beweging dus is kind van de sociale strijd, maar verplaatst deze strijd naar de kunsten en verrijkt zodoende de kunstenwereld zelf. Kortom, we willen het beleidsmatig kader allerminst in vraag stellen, maar we stellen ons wel de vraag ‘mag het iets meer zijn?’. En met iets ‘meer’ bedoelen we: meer beleidsvisie, meer symbolische erkenning door het beleid, en meer subsidies. We stellen immers vast dat sociaalartistiek werk nagenoeg niet vernoemd wordt in de beleidsnota en de beleidsbrieven cultuur, en al evenmin in tal van zijdelingse beleidsdocumenten zoals de recente nota ‘Groeien in cultuur’. En dit terwijl heel wat sociaalartistieke werkingen, al dan niet erkend met subsidies, opereren op de brug tussen kunsteducatie en kunstcreatie. In het Kunstendecreet heeft sociaalartistiek werk wél een plek, maar laten we eerlijk zijn groot is die plek niet. De beperkte beleidsvisie en de schrale subsidies hebben verstrekkende gevolgen: er is nagenoeg geen documentering van en onderzoek naar sociaalartistiek werk mogelijk, we kunnen onvoldoende professionaliseren als werkveld, en we missen al jaren de boot van internationale uitwisseling met community arts netwerken op Europese en wereldschaal. Vlaanderen is voor sociaalartistiek werk géén topregio. Als we al een ranking hebben, dan zal Standard & Poor’s deze ongetwijfeld verlagen zodra ze onze situatie grondig onder de loep nemen. Tot zover de probleemschets, en voor de duidelijkheid: de situatie is ernstig, maar niet hopeloos. We hopen op betere tijden, op meer visie en op een betere afstemming tussen beleidsretoriek en beleidspraktijk. En hoe zien we deze hoop dan? Wat is belangrijk voor de toekomst van de sociaal artistieke praktijk? Ten eerste pleiten we voor de erkenning van het fundamentele belang van het artistieke perspectief binnen sociaalartistiek werk. Er is al heel wat geschreven en vanavond ook reeds gezegd over de kracht van verbeelding. Beuys 1 zag in creativiteit het fundament van de mens dat hem tot een autonoom en vrij wezen maakt. Hij benadrukte de noodzaak van het ontwikkelen van 1 De Kesel, M. (1994). Een academie voor creatieve verrijzenis. In: De Witte Raaf, editie 50.

description

Beleidsverklaring nav ENTER GENT 2012

Transcript of ENTER GENT - Beleidsverklaring sociaal-artistieke werkveld

Page 1: ENTER GENT - Beleidsverklaring sociaal-artistieke werkveld

Beleidsverklaring  vanuit  het  sociaal-­‐artistieke  werkveld  Beleidsdebat  ENTER-­‐festival  dinsdag  20  maart  2012      Geachte  Mevrouw  De  Minister  en  beste  beleidsmakers,    De   sociaal-­‐artistieke   organisaties   en   projecten   zijn   bijzonder   verheugd   dat   u   hier   aanwezig   bent  vandaag  en  bereid  bent  te  debatteren  over  de  waarde  van  kunst  en  cultuur   in  het  algemeen  en  de  toegevoegde  waarde  van  sociaal-­‐artistiek  werk  in  het  bijzonder.  Om  het  debat  voornamelijk  wat  dit  laatste  betreft  te  stofferen,  schreven  we  een  beleidsverklaring  die  zegt  waar  het  op  staat.  Een  taak  die  door  sommigen  met  plezier  aan  drie  vrouwen  werd  gegeven.        De  specifieke  meerwaarde  van  sociaal-­‐artistiek  werk  in  maatschappelijk  opzicht  is  zeer  eenvoudig.  Sociaal-­‐artistiek   werk   heeft   een  meerwaarde   als  methodiek   en   als   beweging.  Als  methodiek   is   de  meerwaarde   dat   mensen   worden   aangesproken   op   hun   verbeelding   en   hun   talenten.   Vanuit   dit  methodisch   perspectief   kunnen   we   met   een   boutade   stellen   dat   sociaal-­‐artistiek   werk   de   kunst  maximaal  uitbuit,   ze  dient   immers  niet   ter   verheerlijking   van   zichzelf,  wel   tot  het   creëren   van  een  meer  sociaal  rechtvaardige  wereld.  Maar  naast   inzetbaar   ‘instrument’   is  kunst  voor  sociaal-­‐artistiek  werk  ook  de  arena  zelf  waarbinnen  een  sociale  strijd  wordt  uitgevochten  om  erkenning  en  symbolen.  Dit   is   de  betekenis   van   sociaal-­‐artistiek  werk  of   ‘community   arts’   als   internationale   beweging,   een  beweging  met  als  maatschappelijke  meerwaarde  dat  ze  opkomt  voor  de  symbolen  en  leefwerelden  van   groepen   mensen   die   geen   kans   maken   in   de   middenklasse-­‐blanke   wereld   van   de   kunsten.  Sociaal-­‐artistiek  werk  als  beweging  dus  is  kind  van  de  sociale  strijd,  maar  verplaatst  deze  strijd  naar  de  kunsten  en  verrijkt  zodoende  de  kunstenwereld  zelf.      Kortom,  we  willen   het   beleidsmatig   kader   allerminst   in   vraag   stellen,  maar  we   stellen   ons  wel   de  vraag   ‘mag   het   iets   meer   zijn?’.   En   met   iets   ‘meer’   bedoelen   we:   meer   beleidsvisie,   meer  symbolische  erkenning  door  het  beleid,  en  meer  subsidies.    We  stellen  immers  vast  dat  sociaal-­‐artistiek  werk  nagenoeg  niet  vernoemd  wordt   in  de  beleidsnota  en   de   beleidsbrieven   cultuur,   en   al   evenmin   in   tal   van   zijdelingse   beleidsdocumenten   zoals   de  recente   nota   ‘Groeien   in   cultuur’.   En   dit   terwijl   heel   wat   sociaal-­‐artistieke   werkingen,   al   dan   niet  erkend   met   subsidies,   opereren   op   de   brug   tussen   kunsteducatie   en   kunstcreatie.   In   het  Kunstendecreet  heeft  sociaal-­‐artistiek  werk  wél  een  plek,  maar  -­‐laten  we  eerlijk  zijn-­‐  groot  is  die  plek  niet.   De   beperkte   beleidsvisie   en   de   schrale   subsidies   hebben   verstrekkende   gevolgen:   er   is  nagenoeg   geen   documentering   van   en   onderzoek   naar   sociaal-­‐artistiek  werk  mogelijk,   we   kunnen  onvoldoende   professionaliseren   als   werkveld,   en   we   missen   al   jaren   de   boot   van   internationale  uitwisseling   met   community   arts   netwerken   op   Europese   en   wereldschaal.   Vlaanderen   is   voor  sociaal-­‐artistiek  werk  géén  topregio.  Als  we  al  een  ranking  hebben,  dan  zal  Standard  &  Poor’s  deze  ongetwijfeld  verlagen  zodra  ze  onze  situatie  grondig  onder  de  loep  nemen.      Tot  zover  de  probleemschets,  en  voor  de  duidelijkheid:  de  situatie  is  ernstig,  maar  niet  hopeloos.  We  hopen   op   betere   tijden,   op   meer   visie   en   op   een   betere   afstemming   tussen   beleidsretoriek   en  beleidspraktijk.  En  hoe  zien  we  deze  hoop  dan?  Wat   is  belangrijk  voor  de  toekomst  van  de  sociaal-­‐artistieke  praktijk?      Ten   eerste   pleiten   we   voor   de   erkenning   van   het   fundamentele   belang   van   het   artistieke  perspectief   binnen   sociaal-­‐artistiek   werk.     Er   is   al   heel   wat   geschreven   en   vanavond   ook   reeds  gezegd   over   de   kracht   van   verbeelding.   Beuys1  zag   in   creativiteit   het   fundament   van   de  mens   dat  hem  tot  een  autonoom  en  vrij  wezen  maakt.  Hij  benadrukte  de  noodzaak  van  het  ontwikkelen  van  

                                                                                                               1  De  Kesel,  M.  (1994).  Een  academie  voor  creatieve  verrijzenis.  In:  De  Witte  Raaf,  editie  50.  

Page 2: ENTER GENT - Beleidsverklaring sociaal-artistieke werkveld

een  creatieve   samenleving  en  het  belang  van  collectieve  werk-­‐  en   leerruimtes  waarin  mensen  hun  creatieve  kracht  kunnen  ontdekken  en  zo  hun  wereld  en  hun  leven  herscheppen  en  herdenken.    Dit  sluit  perfect  aan  bij  de  visie  van  Schiller2,  waarin  de  esthetisch  spelende  mens  als  oplossing  werd  gezien  voor  het  falen  van  onze  samenleving  –in  zijn  tijd  de  context  van  de  Franse  revolutie,  maar  zijn  visie   boet   vandaag   niet   in   aan   relevantie.   We   leven   in   een   tijd   van   nuttigheidsdenken,  effectmetingen,   strategische   planningen   en   een   grote   resultaatsgerichtheid   in   alles   wat   we   doen.  Maar  dit  teleologische  ingenieursdenken  zal  het  niet  halen  van  de  complexiteit  van  de  samenleving,  waarin  zeer  veel  factoren  onvoorspelbaar  zijn.  Het  artistieke  perspectief  kan  hier  voor  een  essentieel  tegengewicht  zorgen,  en  de  veerkracht  van  zowel  burger  als  samenleving  vergroten.    En   laat   dit   net   het   doel   zijn   van   de   sociaal-­‐artistieke   praktijk.   Het   geeft   een   stem   aan   kwetsbare  burgers,   via   een   niet-­‐talige   vorm.   Hun   perspectief   en   leefwereld   is   tot   op   heden  ondervertegenwoordigd   in   de   kunsten,   en   daarom   is   het   essentieel   dat   sociaal-­‐artistiek  werk   deel  uitmaakt  van  het  kunstenveld:  omdat  het  de  kunsten  verrijkt,  diverser  maakt,  en  dus  bijdraagt  aan  hun   maatschappelijke   legitimering.     Daarmee   is   niet   gezegd   dat   enkel   sociaal-­‐artistiek   werk   deze  verantwoordelijkheid   draagt,   maar   wel   dat   sociaal-­‐artistiek   werk   de   hele   kunstensector   kan  inspireren  om  meer  duurzame  verbindingen  aan  te  gaan  met  de  samenleving  in  haar  complexiteit.      Ten  tweede  pleiten  we  voor  de  erkenning  van  de   inbedding  van  sociaal-­‐artistiek  werk  binnen  een  brede   sociale   strijd   en   emancipatiebeweging.   Er  werd   vandaag   reeds  op   gewezen  dat   de   sociaal-­‐artistieke  praktijken  ontstaan  zijn  vanuit  een  reactie  vanwege  een  middenveld  ten  aanzien  van  een  doorgeschoten   autonoom   kunstenveld,   en   deel   moeten   blijven   van   de   geschiedenis   van   de  emancipatiebewegingen.  Dit   onderschrijven  we,   en   hier   valt   zelfs  meer   over   te   zeggen:   toen   deze  artistieke   praktijken   vanaf   de   jaren   ’90   opgang   maakten,   had   dit   ook   alles   te   maken   met   een  verzanding   van   het   geprofessionaliseerde   sociaal-­‐culturele   werkveld   dat   met   haar  geïnstitutionaliseerde  werkvormen   langzaam  aan  verdween  als  motor   in  de   radicale  bevraging  van  en   de   actieve   strijd   rond   nieuwe   sociale,   economische,   ecologische,   territoriale   en   politieke  uitdagingen   van   de   21e   eeuw.   De   sociaal-­‐artistieke   spelers   zijn   allen   bewogen   door   een   diep  verlangen  van  transformatie  van  de  samenleving,  richting  meer  gelijkheid  en  duurzaamheid.  Ze  doen  dit,   in   tegenstelling   tot   de   sociaal-­‐culturele   spelers,   vertrekkend   vanuit   een   doorgedreven  confrontatie  met   de   samenleving   in   haar   diversiteit   en   complexiteit,   en   zonder   de   ambitie   om  die  complexiteit  te  reduceren.    In   veel   sociaal-­‐artistieke   projecten   is   het   opzetten   van   collectieve   en   participatieve   processen   dan  ook   een   cruciaal   gegeven,   aangezien   ze   verplichten  om   samen  met   anderen   te   definiëren  wat   dat  gedeelde   project   precies   inhoudt,   om   confrontaties   aan   te   gaan   doorheen   het   verschil   in  achtergronden,   referenties,   competenties,  meningen   en   zienswijzen,   om  over   de   eigen   grenzen   te  gaan  en  gedeelde  oplossingen  te  verbeelden.  Geen  gemakkelijke  zaak,  want  het  gaat  in  deze  ook  om  het   ontleren   van   een   doorgedreven   individualisme   en   het   doorbreken   van   heersende   dominante  machtsposities.  Deze  processen  hebben  de  ambitie  om  daadwerkelijke  transformatieprocessen  te  zijn.  Het  gaat  niet  om  representatiekunst,  noch  om  sociaal-­‐culturele  animatie.  Wel  om  kunstpraktijken  die  gesitueerd  zijn,  die  vanuit  een  leefplek  of  een  concrete  situatie  of  groep  vertrekken.  De  complexe  realiteit  van  het   leven   maakt   inherent   deel   uit   van   het   creatieproces   en   het   artistieke   resultaat.   De   sociaal-­‐artistieke   praktijken   gaan   bijgevolg   graag   op   zoek   naar   verbindingen,   transversaliteit   en  samenwerking.    Ten  derde  en  aansluitend   is  het  van   fundamenteel  belang  dat  sociaal-­‐artistieke  werkingen   erkend  worden   in   hun   politieke   betekenis,   in   de  mens   –   en  maatschappijbeelden   die   ze   via   hun   praktijk  uitdragen.  Een  eerste  belangrijk  punt  hierin   is  dat  sociaal-­‐artistieke  werkingen  opkomen  voor  meer  kansen  tot  kunstparticipatie  voor  de  meest  kwetsbare  mensen  in  onze  samenleving,  maar  uiteraard  gaat   dit   samen   met   het   bestrijden   van   structurele   uitsluitingsmechanismen   die   interfereren   met                                                                                                                  2  Schiller,  F.  (2009).  Brieven  over  de  esthetische  opvoeding  van  de  mens.  

Page 3: ENTER GENT - Beleidsverklaring sociaal-artistieke werkveld

ongelijke  kansen  op  kunstbeleving  en  -­‐creatie.  Het  zou  maar  wat  pervers  zijn   indien  we  een  cesuur  zouden   leggen   tussen   ons   engagement   voor   kwetsbare   mensen   inzake   kunst   en   cultuur,   en   het  opkomen   voor   betere   kansen   inzake   onderwijs,   tewerkstelling,   huisvesting,   en   andere   sociale  domeinen.  We  herinneren  er  dan  ook  graag  aan  dat  “het  recht  op  cultuur”  een  sociaal  grondrecht  is  en  in  die  zin  niet  op  zichzelf  staat,  maar  ingebed  is  in  een  bredere  maatschappij-­‐organisatie.    Aansluitend   is   het   evident   dat   sociaal-­‐artistieke   werkingen   vaak   verbindingen   leggen   tussen  verschillende  beleidssectoren  –  tussen  cultuur  en  onderwijs,  welzijn,  sociale  economie,  enzoverder.  En  dit  moeten  ze  kunnen  doen,  ook  wanneer  ze  betoelaagd  worden  vanuit  het  Kunstendecreet.   In  het   verleden   kwam  het  wel   eens   voor   dat   een   sociaal-­‐artistiek   project  werd   afgekeurd   omdat   het  niet  enkel  sociaal-­‐artistiek  maar  ook  sociaal-­‐economisch  is.  Waarom  kan  er  vanuit  een  kunstenkader  niet  meervoudig  gedacht  worden?  Een  project  kan  op  de  beide  sectoren  scoren,  en  mag  niet   in  de  ene  sector  afgekeurd  worden  omdat  het  ook  wat  heeft  van  de  andere  sector.      Ten  vierde  is  de  vraag  hoe  we  voorgaande  punten    graag  vertaald    zien  in  het  Vlaams  cultuurbeleid.  Want  we  zijn  hoopvol:  op  elk  potje  past  een  dekseltje.  Voor  het  sociaal-­‐artistieke  werkveld  is  dat  het  Kunstendecreet.  En  daar  zijn  we  blij  mee.  Want  het  is  een  heldere  keuze  om  de  kunsten  diverser  te  maken.  Het  laat  toe  om  als  sociaal-­‐artistieke  organisatie  een  structurele  en  professionele  werking  uit  te  bouwen  en  hoog  in  te  zetten  op  artistieke  kwaliteit.    Maar   dit   dekseltje   van   het   Kunstendecreet   klemt   toch   enigszins.   In   de   eerste   plaats   omdat   de  drempel  om  structureel  erkend   te  worden  én   te  blijven  als   sociaal-­‐artistieke  werking  hoog   is.  Men  moet  heel  wat  planlast   torsen  om  zich  staande  te  houden  binnen  het  Kunstendecreet,  wat  op  zich  een  redelijke  eis  is,  maar  deze  dossiers  mogen  niet  de  enige  toetssteen  zijn  voor  de  beoordeling.  Een  dossier   is   de   spiegel   van   een  praktijk,   in   deze   volgorde,   en   dus   zou  de   relevantie   van   een   sociaal-­‐artistieke   werking   prioriteit   moeten   krijgen   op   de   uitmuntendheid   van   een   dossier.   Ook   zou   het  vruchtbaar  zijn  voor  de  sociaal-­‐artistieke  praktijk  mochten  adviezen  gebaseerd  zijn  op  expertise  én  een  constructieve  houding:  we  verwachten  van  een  beoordelingscommissie  dat  ze  het  werkveld  kent  en   zich   opstelt   als   pleitbezorger   ervan.   Op   die   manier   voelen   organisaties   zich   erkend   en  ondersteund,  en  krijgen  goesting  om  het  beter  te  doen.      Een   tweede   heikel   punt   zijn   de   beperkte   middelen   voor   sociaal-­‐artistiek   werk   binnen   het  Kunstendecreet.   In  2010  vertegenwoordigde  de  sociaal-­‐artistieke  sector  3%  van  de  totale  subsidies  binnen   het   Kunstendecreet:   12   structurele   werkingen   worden   erkend   voor   een   totaalbedrag   van  2.855.000  euro,  8  projecten  krijgen  in  totaal  168.000  euro.    Om  dit  even  in  perspectief  te  plaatsen:  een  hele  subsector  krijgt  ongeveer  evenveel  middelen  als  de  jaarwerking  van  Musical  van  Vlaanderen  of  het  Concertgebouw   in  Brugge.  Dit   is  dus  peanuts,   zeker   in   tijden  waarin  de  beleidsretoriek  met  betrekking  tot  kunst  bulkt  van  termen  als  ‘maatschappelijke  inbedding’,  ‘participatie’,  ‘samenwerking  met  andere  sectoren’,  en  ‘diversiteit  van  het  aanbod’.    Is  het  immers  niet  vooral  in  die  praktijken  die  volgens  de  heersende  marklogic  a’s  niet  rendabel  zijn  maar  een  hoge  maatschappelijke  meerwaarde  creëren  dat  een  overheid  met  haar  subsidiebeleid  moet  tussenkomen?        Ten   derde   vinden   we   het   belangrijk   dat   de  meervoudigheid   van   sociaal-­‐artistiek   werk   als   praktijk  behouden   blijft:   het   Kunstendecreet   is   in   deze   maar   één   perspectief   van   de   vele.   Vanuit   deze  meervoudigheid  is  afstemming  wenselijk  tussen  sociaal-­‐artistiek  werk  binnen  het  Kunstendecreet  en  de   sociaal-­‐artistieke   projecten   binnen   het   Participatiedecreet.   De   praktijk   leert   dat   hier   een  ‘watervalsysteem’  werkzaam  is,  wat  niet  bevorderlijk  is  voor  de  eigen  kracht  van  beide  insteken.  Ook  kan  sociaal-­‐artistiek  werk  nog  aan  kracht  winnen  binnen  de  decreten  van  het  Lokaal  Cultuurbeleid,  Erfgoed  en  Amateurkunsten.    En  zoals  reeds  aangegeven  pleiten  we  er  ook  met  klem  voor  dat  vanuit  het   cultuurbeleid   in   het   algemeen   en   vanuit   de   kunsten   in   het   bijzonder,   sectoroverschrijdend  gedacht  en  gewerkt  wordt   richting   sectoren  als   sociale  economie,   integratie,  onderwijs   en  welzijn.  Zeker   vanuit   de   positie   van   kansengroepen   is   dit   absoluut   noodzakelijk,   en   het  wordt  met   de   dag  urgenter.    

Page 4: ENTER GENT - Beleidsverklaring sociaal-artistieke werkveld

 Samengevat,  wij  pleiten  ervoor  dat  de  grote  diversiteit  aan  sociaal-­‐artistieke  praktijken  vandaag,  en  de  inspanningen  die  hier  gebeuren  om  kunst  en  cultuur  divers  en  toegankelijk  te  maken,  volwaardig  erkend  en  ondersteund  worden  door  de  overheid.  Door  het  sociaal-­‐artistieke  te  benoemen  in  de  beleidsdocumenten.  Door  meer  ademruimte  te  creëren  binnen  het  Kunstendecreet.  Door  constructief  en  transversaal  na  te  denken  over  aanvullende  maatregelen  binnen  cultuur  en  andere  sectoren.  En  door  documentatie,  onderzoek  en  ondersteuning  te  voorzien  voor  deze  sector  zodat  Vlaanderen  internationaal  meetelt  op  dit  gebied.    Net  in  tijden  van  besparing  vragen  wij  de  Minister  om  sterke  keuzes  te  maken  en  die  te  vertalen  naar  de  praktijk.      Dankuwel.      Auteurs:  Veerle  De  Schrijver  (Platform-­‐K),  Myriam  Stoffen  (Zinneke),  An  De  bisschop  (Dēmos)  en  An  Van  den  Bergh  (Dēmos)