drir de maaseikenaarEen cultureel tijdschrift interesseert zich niet alleen voor de...

70
driemaandelijks contactblad JAARGANG XLI 1 de maaseikenaar 2010

Transcript of drir de maaseikenaarEen cultureel tijdschrift interesseert zich niet alleen voor de...

Page 1: drir de maaseikenaarEen cultureel tijdschrift interesseert zich niet alleen voor de geestesweten-schappen - letteren, geschiedenis en kunst - , maar ook voor de uitzonderlijke, opvallende

driemaandelijks contactblad JAARGANG XLI

1

de maaseikenaar2010

Page 2: drir de maaseikenaarEen cultureel tijdschrift interesseert zich niet alleen voor de geestesweten-schappen - letteren, geschiedenis en kunst - , maar ook voor de uitzonderlijke, opvallende

CoverFoto: Roger MaesLayout: Studio Segers

inho

ud

1. Woord vooraf (H. Hendrix)2. Maaseikenaren publiceren (J. Bergers)5. Bij de omslag: Maaseik door de Fransen

versterkt 1672 (M. Boonen)9. Het Maeseycker Weekblad van 8 juni 1912

(L. Bleukx)11. Thérèse de Dillmont, kunstenares met draad

en naald (Th. Godelaine)13. Hondenbelasting in 1833 (M. Cuyx)16. Nooit één minuut spijt gehad –

De Maasvaarders (F. Hungenaert)21. 3000 Kilometer op zonne-energie

(F. Hungenaert)23. Pieter Kunnen (1976 – 1947), pastoordeken

van Maaseik, een zeer verdienstelijke geschiedschrijver (J. Gerits)

27. Nog een grenswachter (T. Van Wijck)28. Nog uver de urselinne (D. Evers)30. Dirick Hamers (1601 – 1672), een

Maaseikenaar in de protestantse diaspora (R. Driessen)

41. Maaseikenaren in de wereld: Annick Delporte-Pex (W. Corstjens)

43. Een Ginkgo biloba in Hotel Agnetenklooster (W. Corstjens)

46. Dènke en veule van de Maaslenjer zit in zi-jn spruuëke en gezègkdes – vervolg (Th. Kees)

56. Mezeiker Carnevalsleedsje 2010 (T. en B. Verhulst)

57. Toponymisch praatje: de Krewaet (M. Boonen)

59. Documentatiecentrum Maaseik (W. Corstjens)

60. Vernieuwde bieb met zelfbedieningsbalies (K. De Greeve)

62. De Kon. Harmonie Concordia (Th. Godelaine)

63. Alles van waarde is weerloos (M. Leduc)65. Steunabonnementen 2010 (J. Golsteyn)67. Maaseiker spreekwoorden, zegswijzen en

gezegden (T. Van Wijck)68. Een Maaseiker museum, meer dan een

eeuw geleden (M. Boonen)

Page 3: drir de maaseikenaarEen cultureel tijdschrift interesseert zich niet alleen voor de geestesweten-schappen - letteren, geschiedenis en kunst - , maar ook voor de uitzonderlijke, opvallende

1

Abonnementen verkrijgbaar door storting op nr. 001-0678921-94 t.n.v. De Maaseikenaar, Maaseik, met vermelding: abonnement 2010 (of: geschenkabonnement 2010 voor ... naam + adres).Abonnementsprijs voor het ganse jaar: België: € 12, overige landen € 16 en € 20 rest van de wereld.Een steunabonnement kan vanaf € 25.

Fortis: 001-0678921-94 Argenta: 979-5791810-42IBAN: BE87 0010 6789 2194 IBAN: BE81 9795 7918 1042BIC: GEBABEBB BIC: ARSPBE22

Abonnees worden verzocht hun eventuele adreswijziging mee te delen aan ons redactielid John Golsteyn, Verloren Kost 86, 3680 Maaseik, € 089-565758, ofe-mail: [email protected]

Iedere auteur blijft verantwoordelijk voor het door hem ingestuurde artikel.Geen uittreksel, afdruk of overname uit “De Maaseikenaar” mag geschieden zonder bronvermelding.

Teksten voor volgende editie vóór 1 maart 2010 aanTony Van Wijck, Maastrichtersteenweg 11, 3680 Maaseik ([email protected]).

Medewerkers

Luc BleukxKarla De GreeveRaymond DriessenDanny EversJan GeritsFranky HungenaertTheo KeesMarcel LeducT. en B. Verhulst

Redactie

Harry BeendersJaak BergersMartin BoonenWim CorstjensMarcel CuyxJohn GolsteynThérèse Hendrickx-GodelaineHerman HendrixRik NulensKoen SmitsTony Van WijckJacqueline Wolfs-Godermans

Verantwoordelijke uitgever:Tony Van Wijck, Maastrichtersteenweg 11, B-3680 MAASEIK

Bezoek onze vernieuwde website www.demaaseikenaar.be en blijf op de hoogte van de laatste aanpassingen en aanvullingen.

Page 4: drir de maaseikenaarEen cultureel tijdschrift interesseert zich niet alleen voor de geestesweten-schappen - letteren, geschiedenis en kunst - , maar ook voor de uitzonderlijke, opvallende

En “kroeënekrane”, wèt ge ’t nog ?En “Ingeland is gesloeëte.”Waat höbbe wieë dèk ore lankzoe spulentaer genoeëte.Veer maesjes dówden ein vwatuurmèt e pupke in ein dieëke,en langs miech sting m’n awdste broormèt kwaartsjes krap te stieëke.

Alien waas ma en Zjaak waas pa,hun kiensje hèdde Baer.We maakde mellewater klaormèt eine babbelaer.En Tjeu, dae al get groeëter waas,pertang nen toffe knuur,dae dieëg in ’t water bi-j de pompein emfelke kerbuur.

En bi-j Verlaak, dao kochte weget kieërse in ein tówt;en mèt de pitte sjoeëte wegewuuën zoe vuur ós ówt.En ujvesjete in ein kówl,of mèt e raad goeën reipe,of ki-jke wi-j de sjieëresli-jpde messe sting te sli-jpe.

Op stelte loupe dieëge we,ei paar vuur twintig frang;en belleketrèk en rujtsjetik,dèk ore naostegang.En heukske lónke… woe’s den ti-jd ?En es ’t gevroeëren haw,zag ma : “Hi-j dooch d’n klumpkes aanden pakste geine kaw.

Iech zaag de maesjes käördsje sprèngeof spuuële mèt ‘ne bal;ze zónge den in ’t Frans van un-deux-trois, kie-è-la-bal.Soldäötsje spuuële waas ton ouchal geine flawwe kul :we sjoeëte hónderd maeter wujdmèt oze katteprul.

Waem koch sóms bi-j Meri-jke Sjauwsneet van det ingels zawt ?Of haet bi-j Anna Dówve sómsgein zjupkes weggeklawd ?En nistels bi-j het keizerke,gewuuën vuur ei paar cent.

1Herman Hendrix

Woord vooraf

De Maaseikenaar, jaargang XL, 2010, nr. 1

Nu ons landje deze maand de eerstepresident van Europa mag leveren, voelik me min of meer verplicht om dit“woord vooraf” te beginnen met eenhaiku.Met ‘de Berlijnse muur’ in mijnachterhoofd en met ’Kopenhagen‘ voorde deur, met als hoofdgedachte ’deopwarming van de aarde‘, hoor ikHerman Van Rompuy al zeggen:

“Door de opwarmingmoest de koude oorlog erwel aan geloven.”

Maar in plaats van naar de toekomst tekijken, heb ik meer de behoefte om metu, beste lezer, nog eens terug te blikkennaar het verleden…

Zègk minse, wèt ge ’t nog ?

Herinnert g’uch nog potpottedao oppe kalle plaats ?En wi-j we oppe kówle van Spitzginge ri-jje oppe sjaats ?En wi-j we sjodde oppe mertmèt sjrik vuur de pelisse,en wi-j de paerd waerde beslagebi-j Helmes in de smisse.

Page 5: drir de maaseikenaarEen cultureel tijdschrift interesseert zich niet alleen voor de geestesweten-schappen - letteren, geschiedenis en kunst - , maar ook voor de uitzonderlijke, opvallende

De Maaseikenaar, jaargang XL, 2010, nr. 1

2

We woeëre mèt nen habbekratsof minder nog kontent.

Now lieëst ge “De Mezeikenaer”en veult de nostalgie,geli-jk ouch tón ge kieëkt nao deMezeiker Rapsodie.Gieë wilt nateurlek ’t volgend jaorweer ein abonnement.

Stort rap mer 12 euro of…twelfhónderd eurocent!

En uiteraard, van de ganse redactie,een heel gelukkig Nieuwjaar.

Een cultureel tijdschrift interesseert zichniet alleen voor de geestesweten-schappen - letteren, geschiedenis enkunst - , maar ook voor de uitzonderlijke,opvallende prestaties op het gebied vande exacte wetenschappen. Een goedvoorbeeld van zo een prestatie werdgeleverd door onze stadsgenoot JosKlaps, ook bekend als ex-trainer vanvolleybalclub Noliko Maaseik en van denationale ploeg. Jos ontwikkelde zich inde loop der jaren tot een

Jaak Bergers

Maaseikenarenpubliceren…

Page 6: drir de maaseikenaarEen cultureel tijdschrift interesseert zich niet alleen voor de geestesweten-schappen - letteren, geschiedenis en kunst - , maar ook voor de uitzonderlijke, opvallende

wetenschappelijke autoriteit op het vlakvan de remtechnologie van auto’s envrachtwagens. Hij publiceerdeinternationaal in Engelstalige,gespecialiseerde wetenschappelijkeautotijdschriften en boeken. In 1999doctoreerde hij aan de universiteit vanBradford in Engeland en werd erbenoemd als wetenschappelijkonderzoeker en tevens als lesgever endat is hij nog steeds. Voordien werkte hijvoor Ford Europa als wetenschappelijkonderzoeker in Genk, Lommel(testbanen), de Verenigde Staten,Canada, Rusland en Taiwan. Inseptember 2009 was hij, samen metprofessor en decaan Andrew Day van deuniversiteit van Bradford, medeauteurvan het standaardwerk ‘Braking of RoadVehicles‘ over de nieuwste evoluties in deremtechnologie en aanverwanteproblemen. Het boek gaat over deontwikkeling en theoretische modellenvan remsystemen en over de resultatenvan allerhande testen o.a. vantoekomstige verbeteringen tot 2016. Hetremsysteem is nog altijd één van debelangrijkste veiligheidsaspecten van deauto, vandaar dat hun basisopdracht isde ontwikkeling van remmen en hetzoeken naar altijd weer betere, veiligereprestaties. Het boek van 546 bladzijdenis vooral bedoeld voor de academici enspecialisten uit de automobielsector. Alde theoretische projecten werdenuitvoerig beschreven en geverifieerd optestbanen en in gespecialiseerde labo’s inEuropa en Amerika. Er is eenvoortdurende evolutie in de nieuwstetechnieken van rempedaal tot wiel, dietelkens weer opgang maken. Remmenzijn van levensbelang voor de chauffeur.Soms worden futuristische ideeën ergsnel courante werkelijkheid.

**

Onze medewerker Martin Boonen blijftgraven in het lokale verleden. Onlangsverscheen zijn zoveelste historischestudie over ’Misdaad en straf‘ in de 17de

en 18de eeuw in Maaseik, een uitgavevan de ‘Werkgroep DocumentatieMaaseik‘. Hij behandelt erin decriminaliteit en het strafrecht gedurendehet ancien régime in onze Maasstad.Achtereenvolgens worden besproken: delage en de hoge justitie, de politionelemacht, de rechtsgang, destrafuitvoering, de terechtstellingen, degerechtsplaats, misdaden en misdrijven,handelingen van de Maaseikerschepenbank en de criminaliteit in de17de en 18de eeuw. In zijn besluitschrijft Martin Boonen dat de justitiëlemacht in het ancien régime volledig inde handen lag van de bezittende klasse,die het recht gebruikte tot beschermingvan eigen bezit. Diefstal werd daaromuiterst streng gestraft en de oorzaak vancrimineel gedrag lag volgens hettoenmalige establishment in deaangeboren zedeloosheid en de slechteinborst van het lagere volk. Daarom wasde essentie van de straf in die tijd

3

De Maaseikenaar, jaargang XL, 2010, nr. 1

Page 7: drir de maaseikenaarEen cultureel tijdschrift interesseert zich niet alleen voor de geestesweten-schappen - letteren, geschiedenis en kunst - , maar ook voor de uitzonderlijke, opvallende

keurige en praktische kleurendrukgidsuit. E.H. Roger Janssen en ThérèseHendrickx-Godelaine schreven deteksten, respectievelijk ‘Het ontstaan vande Orde van het Heilig Kruis’ en eenbeschrijving van de kerk. Voor de velefoto’s en de vormgeving zorgde WimCorstjens. Deze verzorgde brochurewordt verdeeld bij geleide bezoeken enis vooral praktisch opgevat. Derestauratie van deze mooie rococokerkstartte op 17 april 2001 met hetindienen van dossiers, de buiten-restauratie werd beëindigd in 2004 ende binnen-restauratie op 5 oktober2008, knap en deskundig restauratie-werk, waardoor deze mooie kerk herreesin haar oude glorie.

4

De Maaseikenaar, jaargang XL, 2010, nr. 1

gebaseerd op het principe het volk metpolitioneel geweld te tonen wie over demacht beschikte. De strafuitvoeringmoest ook zo openbaar mogelijk en metindruk makend ceremonieel geschieden.De hedendaagse criminologie zoekt deoorzaak van misdadig gedrag in socialegegevens zoals armoede, uitbuiting enfrustratie. Inhumane tortuur enbarbaarse lijfstraffen werden afgeschaft.De rechtspraak werd gecentraliseerd ende plaatselijke rechtbanken behoordeneindelijk tot het verleden. De scheidingder machten na de Franse revolutie werdin alle democratische landen een feit eneen juryrechtspraak verving hetoverwicht van het establishment in hetjuridisch gebeuren. Eerst in 1996 werdde doodstraf in België afgeschaft. Wijergeren ons soms aan bepaalderechtstoestanden elders in de wereld,zeker in de ontwikkelingslanden. Latenwij hopen dat de geschiedenis zich ookdaar herhaalt.Als bijlage vindt u op de laatste 20bladzijden een korte inleiding overscheldwoorden en een repertorium vanMaaseiker scheldwoorden inrechtsdocumenten uit de 17de en 18deeeuw die verwijzen naar misdadigheid,hekserij, zedeloos gedrag, maar ooksociale scheldwoorden, enkele originelevoorbeelden en scheldwoorden,ontstaan onder Franse invloeden.Afsluitend is er ook nog een uitvoerigebibliografie.Dit boekwerk kost €12,50 en wordtverkocht bij de ‘WerkgroepDocumentatiecentrum Maaseik’ (nieuwlokaal, Kleine Kerkstraat 30A, 3680Maaseik).

***

De Kruisherenkerk in de Bosstraat is eenwezenlijk onderdeel van het Maaseikercultureel erfgoed en wordt regelmatiggekozen uit het ruime aanbod van deGidsenbond Maaseik voor een geleidbezoek. Die bond gaf in samenwerkingmet de Kruisheren van Maaseik een

Page 8: drir de maaseikenaarEen cultureel tijdschrift interesseert zich niet alleen voor de geestesweten-schappen - letteren, geschiedenis en kunst - , maar ook voor de uitzonderlijke, opvallende

deken wou het schilderij graag aan destad afstaan, op voorwaarde dat dezehet vakkundig zou laten reinigen eneventueel restaureren. In degemeenteraadszitting van 20 aprilverklaarde de stad zich hiermee akkoorden thans vormt dit hoogst belangrijkepaneel één der topstukken van hetStedelijk Museum. Het is vooraliconografisch belangrijk omdat het onseen exact beeld toont van hettoenmalige Maaseik met zijn straten enzijn gebouwen.

Vroegere auteurs die het paneelbeschreven hebben, stelden echter dathet belang van de afbeelding niet mochtoverschat worden. Waarschijnlijk, zoponeerden zij, gaf het eerder een beeldvan de door de Fransen ’geplande‘fortificaties, een plan dat echter nooitwerd uitgevoerd. Zo schreef kanunnikCoenen: “Men mag zich afvragen welkede documentale waarde is der kaart vanMaeseyck”.Toch zijn wij er persoonlijk van overtuigdde scepsis tegenover de historische

5Martin Boonen

Bij de omslag:Maaseik door deFransen versterkt1672

De Maaseikenaar, jaargang XL, 2010, nr. 1

Al heel wat jaren wordt de prachtigeomslag van ons tijdschrift ontworpen doormevr. Rita Segers-Westhovens aan de handvan foto’s van de heer Roger Maes, tweeartistiek begaafde Maaseikenaren. Dit jaarwordt de omslag gesierd door een foto dieenige uitleg vergt. De foto op de cover,zoals men dit tegenwoordig noemt, stelt debronzen maquette voor van het door hetFranse leger versterkte Maaseik in 1672.Dit prachtige werk werd in de loop vanvorig jaar vervaardigd door de Limburgsekunstenares Julia Berger in opdracht van deserviceclub Kiwanis Maaseik. Hetkunstwerk zal binnenkort officieel geplaatstworden. Mevrouw Berger is in Maaseikgeen onbekende, want zij vervaardigdeook het beeld ‘De Knapkoeker’ dat deBosstaat al enkele jaren siert.De redactie van ‘De Maaseikenaar’oordeelde het gepast bij de afbeeldingenige toelichting te verschaffen.

In 1854 nam de toenmalige deken vanMaaseik contact op met het stadsbestuurom mee te delen dat de kerk in het bezitwas van een schilderij op paneel, waaropde plattegrond van de stad wasafgebeeld met de fortificaties, door hetFranse leger in 1672 opgeworpen. De

Page 9: drir de maaseikenaarEen cultureel tijdschrift interesseert zich niet alleen voor de geestesweten-schappen - letteren, geschiedenis en kunst - , maar ook voor de uitzonderlijke, opvallende

betrouwbaarheid van het schilderij tekunnen weerleggen. De enormeversterkingen hebben tussen 1672 en1675 wel degelijk bestaan.Een eerste bevestiging verschaft ons debeschrijving van een tijdgenoot. In zijn in1675 te Amsterdam verschenen boek ’’tVerwierd Europa‘ vertelt meester PetrusValckeniers het volgende: “Hier op quamder maarschalck de Turenne de stadt inhaestigheyt visiteren en gaf by syn vertreckvan daer aen twee gedeputeerden uyt demagistraet op hare clachten geen anderantwoord als: ’t Moet nu soo wesen, dekoning wil hier een magasijn bouwen en deplaets fortificeren”. Dezelfde Valckeniersvertelt dat nog dezelfde dag enkeleFranse ingenieurs arriveerden en plannentekenden om de stad vakkundig teversterken met zeven bolwerken en een“citadelle” en aan de overkant van deMaas op Gelderse bodem een“drykant fort te leggen”. En de schrijvergaat verder: “Van dese bolwerken werden2 na de Maaskant geordineert, één aan deBos poort, twee omtrent de Ecker poort, enéén aan de Veegbaan”.

Daarnaast zijn er ook heel wat lokaleplaatsnamen uit die tijd, die aantonendat de versterkingen inderdaad bestaanhebben. Zo luidt de kadastrale naamvoor het terrein tussen de noordelijkestadswal en de Bosbeek nog steeds “Inde Werken”, een naam die verwijst naarde werkzaamheden die er in 1672plaatsvonden.Er is het hydroniem “de Tabbeek” voorde waterloop die van de Bosbeek naar destadsgrachten liep. Die Tapbeek was eendoor de Fransen kunstmatig aangelegdebeek om de grachten rond de bastionsvan water te voorzien. Verder zijn er heelwat toponiemen, sommige thans nietmeer in gebruik, zoals de niet te situerenveldnaam “De Franse kuilen”, de nogsteeds officiële kadastrale naam“Schansberg” voor het bruggenhoofdaan de overkant van de Maas inRoosteren, of de vroegere naam “bastionChamilly”, genoemd naar decommandant van het Franse garnizoenin Maaseik.Ten slotte zijn er een aantal archivalischegegevens, te veel om te vermelden, dieaantonen dat de versterkingen zoals

6

De Maaseikenaar, jaargang XL, 2010, nr. 1

Page 10: drir de maaseikenaarEen cultureel tijdschrift interesseert zich niet alleen voor de geestesweten-schappen - letteren, geschiedenis en kunst - , maar ook voor de uitzonderlijke, opvallende

weergegeven op het schilderij weldegelijk bestaan hebben.

Gebastioneerd MaaseikEen bespreking van de Maaseikerversterkingen vraagt enige toelichting.De uitvinding van het buskruit stelde eeneinde aan een manier van oorlogvoerendie eeuwenlang opgeld had gemaakt enzorgde voor een omwenteling in hetfortificatiesysteem. Bescherming doorhoge, maar zwakke stadsmuren tegenhet geschut voldeed niet langer endaarom werden de muren verlaagd envervangen of versterkt door brede vanaarde opgeworpen wallen, waartegeneen kanonsbal niet veel vermocht. Devroegere muurtorens, ook eengemakkelijk doelwit voor het geschut,

werden vervangen door ‘rondelen’,halfhoge bouwsels in de muren, opennaar de zijde van de stad.

Belangrijker in de ontwikkeling van devestingbouw was het zogenaamdebastion, een vijfhoekige uitbouw van demuur of van de wal. Zulk bastion boodhet grote voordeel dat er geenonbestreken ruimten voor de murenoverbleven, temeer omdat de bastionszo ver van elkaar werden gebouwd alshet draagvermogen van de toenmaligehandvuurwapens.

Eén van de wiskundigen die aan de basislag van het gebastioneerd systeem wasde Vlaming Simon Stevin. Na hemwerden er verscheidene verbeteringenen aanpassingen aangebracht, onderandere door de Franse genieofficier,maarschalk Sébastien de Vauban, die denoodzaak inzag van een tweedeverdedigingslijn bestaande uit allerleivoorwerken.Wie het Maaseiker plan aandachtig

7

De Maaseikenaar, jaargang XL, 2010, nr. 1

Ontwikkeling van muurtoren tot bastion,volgens Simon Stevin

Sébastien de Vauban

Page 11: drir de maaseikenaarEen cultureel tijdschrift interesseert zich niet alleen voor de geestesweten-schappen - letteren, geschiedenis en kunst - , maar ook voor de uitzonderlijke, opvallende

De Maaseikenaar, jaargang XL, 2010, nr. 1

8

Ook rondom dit bruggenhoofd lag eengracht, die door Maaswater kon wordengevuld.Het gehele stelsel van bastions engrachten rondom de stad werd tenslotteomringd door een aarden wal met hetglacis van een gedekte weg.

De aanleg van al deze werken vlakbuiten de wallen van de stad was eenramp voor de bevolking, want daarbevonden zich de moestuinen en deboomgaarden die de burgers voor eengedeelte van hun voedsel voorzagen.Maar al deze tuinen werden door deFranse genietroepen volledig vernield bijhet graven van de nieuwe grachten enbij het opwerpen van de bastions.De verwijzingen naar deze vernielingenin de archivalische bronnen zijn zo talrijkdat niemand kan twijfelen aan deuitvoering van de werken.

Het einde van de fortificatiesIn maart 1675, na 4 jaar bezetting,verlieten de Franse legers Maaseik. Hundoel was bereikt, want Maastricht was naeen gruwelijke strijd ingenomen. Hunopdracht was volbracht en er werd vredegesloten. Maar het vertrek van de Fransebezetters verliep niet zonder gevolgenvoor onze stad.Op 4 maart arriveerde een groep van2.000 Franse soldaten in de stad, die deversterkingen begonnen te slopen endaarbij de stadsmuren en poortenondermijnden en vernielden. Drie van devier poorten werden opgeblazen, alleende Bospoort bleef nog overeind.Terzelfder tijd maakten 21 mijnen deoude stadsmuren met de grond gelijk,terwijl van de eens zo imposantefortificaties met hun bastions en redoutesgeen spoor meer te bekennen viel.

Voor meer informatie over de Fransebezetting van 1672-1675 en over defortificaties verwijzen wij naar hetthemanummer ’De Maaseiker Wallen‘,dat wij publiceerden in ‘DeMaaseikenaar’, 1985, nr. 2-3.

bekijkt, zal vaststellen dat de versterkinginderdaad door de ideeën van deVauban beïnvloed zijn. Maar dat dewerken hier ter plaatse onder zijnpersoonlijke en hoogedele leidinghebben plaatsgevonden, is een mooieveronderstelling, maar ook niet meer.

De Franse fortificatiesWat gebeurde er nu in Maaseik in 1672,toen het Franse leger van Louis XIV destad had bezet? Rondom de bestaandestadswallen werd een brede grachtgegraven waarin verscheidenevoorwerken werden opgericht. Vlak voorde Bleumerpoort bouwde men een groothoornwerk, terwijl voor de anderestadspoorten halve manen werdengebouwd. Op gelijke afstand van elkaarverschenen voor de bestaande wallentwee bastions en nog eens drie halvemanen, terwijl de ruimten ertussenbeschermd werden door enkele redoutesen fausses brayes. Een redoute waseigenlijk een soort terras in de gracht,gelegen voor de bolwerken en de wal,terwijl een fausse braye best kanomschreven worden als een eenvoudig,rechthoekig gesloten veldwerk,doorgaans in steen opgebouwd.Rondom deze gordel van bastions werdeen stervormige aarden walopgeworpen, waardoor de gehelevesting een onregelmatig veelhoekiggrondplan kreeg. Deze wal was op zijnbeurt omringd door een smallere gracht,die samen met de brede door eeningenieus systeem van sluizen in eenminimum van tijd met water van deBosbeek kon worden gevuld. Op dezewijze kon zelfs het hele gebied tussen deEikerpoort en de Maas onder waterworden gezet.Vlak tegenover de Bleumerpoort, op deandere Maasoever en dus op Geldersgrondgebied, bouwden de Fransen eenenorm hoornwerk. Het geheel fungeerdeals bruggenhoofd ter bescherming vande pontonbrug die de Fransenaanlegden om vanuit Maaseik hunaanval op Maastricht in te zetten.

Page 12: drir de maaseikenaarEen cultureel tijdschrift interesseert zich niet alleen voor de geestesweten-schappen - letteren, geschiedenis en kunst - , maar ook voor de uitzonderlijke, opvallende

De pagina’s 1 en 2 worden nagenoegvolledig in beslag genomen door deverkiezingsuitslagen en de daarbijbehorende commentaren. Op 2 juni1912 werden nationale verkiezingengehouden en die worden in dit nummeruitvoerig toegelicht. Hieruit blijkt danook duidelijk de politieke voorkeur van“Het Maeseycker Weekblad”, want hetbloklettert op de voorpagina:“Schitterende zegepraal der KatholiekePartij”. Die partij werd in hetarrondissement Tongeren-Maaseikaangevoerd door een zekere Helleputte,voor de huidige bewoners van onze stadzeker geen vreemde, want je kan er nietnaast kijken als je Maaseik via deBospoort binnenrijdt. In het kantonMaaseik, dat toen bestond uit de huidigefusiegemeente Kinrooi, de stad Maaseik,en de vroegere gemeentes Neeroeteren,Elen, Rotem en Dilsen, kreeg Helleputtewelgeteld 44 naamstemmen op eentotaal van 5 433 geldige stemmen. Maarhij woonde dan ook in Leuven en niet inMaaseik, en zal als zodanig weinigvoeling hebben gehad met de lokalebevolking.

Merkwaardig is het taalgebruik in deberichtgeving. Ik citeer: “M. Neven,liberaal, is gevallen”, “De liberaal Petersis buiten gekegeld”. De overwinning vande Katholieke Partij wordt met enigleedvermaak afgeschilderd als eendebacle voor het kartel van liberalen ensocialisten. Hierna volgt onverkort eengedeelte van het hoofdartikel datbetrekking heeft op Limburg.

9Luc Bleukx

Het MaeseyckerWeekbladvan 8 juni 1912

De Maaseikenaar, jaargang XL, 2010, nr. 1

Bij het sorteren van de papieren uit denalatenschap van mijn ouders ontdekteik een exemplaar van “Het MaeseyckerWeekblad” van 8 juni 1912. Op devoorpagina wordt trots gemeld dat “HetMaeseycker Weekblad” het bestingelichte weekblad is en dat het delaatste nieuwstijdingen geeft van Maas-en Kempenland en van “gansch” hetland. Dat het verspreidingsgebied zichuitstrekte buiten Maaseik staat buitenkijf, want mijn grootouders warengeabonneerd op dit weekblad enwoonden in Sint-Huibrechts-Lille in het“Kempenland”.Waarom dit exemplaar zo zorgvuldigwerd bewaard, heb ik niet kunnenachterhalen. Ik heb in het vier pagina’stellende, op groot krantenpapiergedrukte weekblad niets kunnenterugvinden dat ook maar enig verbandheeft met mijn familie. De pagina’s 3 en4 zijn volledig gevuld met reclame en“Aankondigingen” waarmede dan vooralbedoeld worden openbare verkopen en“te koop advertenties” van het niveaudat we thans aantreffen in de“Knapkook”. Zo kunt u bij G. Jegers inNeeroeteren, Tramhalte, een goedetrekhond, groot ras, 1 jaar oud, kopen.

Page 13: drir de maaseikenaarEen cultureel tijdschrift interesseert zich niet alleen voor de geestesweten-schappen - letteren, geschiedenis en kunst - , maar ook voor de uitzonderlijke, opvallende

Limburg boven!

Triomf! Triomf! Triomf! Een electrische schok deed gansch het katholieke landen bijzonder gansch Limburg van vreugde opspringen, toen verleden Zondag avonden nacht, de mare der overwinning zich verspreidde.

Met ongekende geestdrift weerklonk het overal: “Zij zullen haar niet hebbende schoone ziel van ’t kind” en “Calotten boven, Calotten boven, Calotten boven al”.

Alle oogenblikken kwamen berichten, en ieder bericht vermeldde eeneoverwinning, elk oogenblik steeg de vreugde, de geestdrift.

Neven is er uit!Peters is gevallen!

Gansch Limburg katholiek! Groote meerderheid in het land!Bravo, bravo, bravo! Limburg boven, Limburg boven al! Twee vlekken

kleefden op Limburg’s vaandel, die twee vlekken zijn uitgewischt, gansch uitgewischt,en heerlijk in reine glorie, wappert ons vaandel, ons katholiek vaandel.

Wie had zulk een triomf kunnen verhopen.In Limburg, ja, hoopte men. Maar was het geen vermetele hoop? Werd in

het verleden kiezing in het arrondissement Tongeren-Maeseyck geen geus gekozenvoor een der drie Kamerzetels? En was het zoo ook niet in het arrondissement Hasselt-St-Truiden, waar de geus daarbij nog zoo’n groot getal stemmen over had! Was dekans voor de Tongerschen geus thans niet veel schooner, omdat er nu vier zetels tevergeven waren en deze dus maar een vijfde der stemmen moest behalen, waar hijvroeger een vierde moest hebben. En toch, en Neven en Peten hebben in het zandgebeten, en toch hebben al de katholieke kandidaten van Limburg getriomfeerd!

Waarlijk die zege is prachtig en het is niet te verwonderen dat een jubelendegeestdrift zich over Limburg meester maakt.

De oogen der Limburgers zijn nu open gegaan!... Zij hebben nu goed gezien,dat de liberale kandidaten echte geuzen waren. Staken dezen nu ook weerbehoedzaam hun blauw vaandel in den zak, het kon niet meer baten. Zij hadden inden loop der vier verloopen jaren te veel bewijzen gegeven van hun echt, verregaandliberalismus, van hunne vermomdheid met het socialismus.

Tot zover “Het Maeseycker Weekblad” van 8 juni 1912.

De Maaseikenaar, jaargang XL, 2010, nr. 1

10

Page 14: drir de maaseikenaarEen cultureel tijdschrift interesseert zich niet alleen voor de geestesweten-schappen - letteren, geschiedenis en kunst - , maar ook voor de uitzonderlijke, opvallende

Maaseikenaar jg. XL (2009) nr. 3), kreegI. Kraewinkels van de WerkgroepDocumentatie van de heer RobertBeckers uit Maaseik een merkwaardigboek ter inzage, dat toebehoorde aanzijn moeder, mevrouw Jozef Beckers-Calsius (1910-1977).

Het betreft een “Encyclopédie desouvrages de dames” door Thérèse deDillmont, gedrukt in Parijs in 1886. Hetboek zou vertaald worden in het Engels,Italiaans, Spaans, Duits en zelfs Russischen werd verkocht in 17 landen. Delaatste herdruk dateert van 2000.

Wie was nu deze dame? Theresa MariaJosefa Dillman von Dillmont werd in1846 in Wenen geboren als telg van eenadellijk geslacht. Op 10-jarige leeftijdoverleed haar vader en haar opvoedingwerd voortgezet in een kloosterschoolwaar “het werken met naald en draad”tot de belangrijkste dagelijkse takenbehoorde.

De meeste dames van middelbare leeftijdkennen vast nog allemaal het DMC –

11Thérèse Hendrickx-GodelaineFoto’s Rik Nulens

Thérèse deDillmont,kunstenares metnaald en draad

De Maaseikenaar, jaargang XL, 2010, nr. 1

In verband met het artikel over demerklappen vervaardigd in hetpensionaat van de zusters ursulinen (De

Frontpagina uit de originele uitgave

Page 15: drir de maaseikenaarEen cultureel tijdschrift interesseert zich niet alleen voor de geestesweten-schappen - letteren, geschiedenis en kunst - , maar ook voor de uitzonderlijke, opvallende

borduurschool in de buurt van Mulhousemet de steun van DMC.

Het motto van DMC luidt: TENUI FILOMAGNUM TEXITUR OPUS, wat zoveelbetekent als: Met een dunne draadwordt een groot werk geweven.

Met dank aan de heer Robert Beckers,aandachtige lezer van De Maaseikenaar,waardoor dit verhaal ontstond.

Bronnen:T. de Dillmont, Encyclopédie des ouvrages dedames, Bibliothèque D.M.C.,Paris, sd, ca. 800 pp., ill.http://www.dmc-usa.comhttp://www.thiriez.org

Thérèse de Dillmont

De Maaseikenaar, jaargang XL, 2010, nr. 1

12

gemerceriseerd borduurgaren - nu nogsteeds verkrijgbaar in handwerkwinkels.

Toevallig stak er in het boek eenbladzijde van een artikel uit eendamesblad uit 1996, getiteld “250 jaarDMC”.

De textielfabriek waaruit later DMContstond, werd al in 1746 opgericht inMulhouse in de Franse Elzas door JeanHenri Dollfus, een kunstenaar, Jean–Jacques Schmalzer, een financier, enSamuel Koechlin, een koopman.Gedurende jaren zouden ze een bedrijfleiden waar katoenen stoffen, ingevoerduit India (vandaar de naam “indiennes”),werden geverfd, met eigen ontwerpenbedrukt en doorverkocht in diverseEuropese landen.Op het einde van de 18de eeuw namDaniël Dollfus, een neef van de stichter,het bedrijf over. Rond 1800, toen de in-en uitvoer van goederen bemoeilijktwerd door de politieke gebeurtenissen inFrankrijk, ging de firma zich toeleggenop spinnen en weven en groeide al heelsnel uit tot een immens complex. In1800 huwde Dollfus met Anne MarieMieg en gaf hij de nieuwe naam Dollfus– Mieg – en Cie. of DMC aan de firma.Het bedrijf werd altijd maar groter. In1841 startte DMC met het vervaardigenvan katoenen naai- en borduurgaren datgemerceriseerd werd. Dit proces werdmogelijk gemaakt door de uitvinding vaneen machine die katoenen draad m.b.v.chemische stoffen even glanzend konmaken als zijde. Hiermee werd al snelwereldfaam verworven, mede door hetwinnen van gouden medailles op deinternationale tentoonstellingen van1851 in Londen en in 1878 in Parijs.

Het is tijdens deze tentoonstelling datJean Dollfus, kleinzoon van de stichter,de toen 32-jarige Thérèse de Dillmontleerde kennen en ze samen eenvennootschap oprichtten. Zij was toen allid van de borduuracademie van keizerinMaria Theresia en stichtte een

Page 16: drir de maaseikenaarEen cultureel tijdschrift interesseert zich niet alleen voor de geestesweten-schappen - letteren, geschiedenis en kunst - , maar ook voor de uitzonderlijke, opvallende

daar vastgesteld dat er aan inkomstenwaren 13.907,80 gulden en ½ cent enaan uitgaven 10.189,99 gulden en ½cent. Er was dus een batig saldo van3.717,81 gulden. Op een nieuwe briefvan de Brouckère, waarin deze vroeg ofdat saldo wel in geld, “en monnaie”,aanwezig was, antwoordde deburgemeester bevestigend.

Helaas, toen kwamen de Hollanders!Inderdaad, hoewel de grotemogendheden een wapenstilstandhadden opgelegd, viel generaalBernhard von Sachsen-Weimar op 24november met een leger van 7 000 manMaaseik binnen om de inwoners testraffen voor hun “muiterij”. De soldatenplunderden naar hartelust en devolgende dag eisten ze ook nog 60karren op om hun buit te vervoeren.Sachsen-Weimar zelf nam de inhoud vande stadskas mee, 3.760,81 gulden.

13Marcel Cuyx

12+Hondenbelastingin 1833

De Maaseikenaar, jaargang XL, 2010, nr. 1

1830 was het jaar van de Belgischerevolutie: het koninkrijk derNederlanden, 15 jaar tevorenopgericht door de grotemogendheden van die tijd, stortte alseen kaartenhuisje in elkaar. Maaseikspeelde een niet onbelangrijke rol indat gebeuren, zoals we vroeger alverteld hebben1. Maar zoals hetdikwijls gaat, bracht de revolutieMaaseik niet alleen roem en eer, maarook minder aangename zaken, zoalsnieuwe belastingen.

Begin oktober 1830 werd Henri deBrouckère benoemd tot commissaire dugouvernement provisoire de la Belgiquevan het arrondissement Roermond. Hijwas tevoren procureur in Roermondmaar einde september liep hij over naarde nieuwe Belgische regering2. Dekersverse commissaris toog dadelijk aanhet werk en zo kwam het dat op 30oktober 1830 het gemeentebestuur vanMaaseik de opdracht kreeg een proces-verbaal op te maken “betreffende detoestand van de gemeentekas”. Tweedagen later al antwoordde burgemeesterVlecken; hij was met de schepenen naarde stadsontvanger Moers gegaan en had

Generaal Bernhard von Sachsen-Weimar:hij ging aan de haal met de gemeentekas

Page 17: drir de maaseikenaarEen cultureel tijdschrift interesseert zich niet alleen voor de geestesweten-schappen - letteren, geschiedenis en kunst - , maar ook voor de uitzonderlijke, opvallende

De Maaseikenaren waren nog niet goedbekomen van deze emoties of Belgischetroepen streken neer in hun stad, o.a. debrigade van generaal Mellinet. Hoeweldie soldaten niet plunderden, moestenze toch kost en inwoning krijgen. Ditkomen en gaan van troepen duurde tothet voorjaar van 1831.En zo kreeg het gemeentebestuur temaken met een klassiek probleem: geengeld in kas!Maar zoals we allemaal weten, vindt eenflink gemeentebestuur voor dergelijkprobleem dadelijk een oplossing: nieuwebelastingen! Op 20 december 1831 washet zover: er werd een belasting gehevenop honden! Omdat nieuwe belastingenniet gaarne werden toegestaan door dehogere overheid, gebruikte degemeenteraad een handig trucje. Diebelasting diende niet om de kas tevullen, dat beweerde althans degemeenteraad, maar voor het openbaar

welzijn “gezien het menigvuldig aantalhonden en onder andere gevaarlijkedoorlopende de straten dezer stad…overwegende dat de ervaring heeft doenzien hoe gevaarlijk het is geweest in hetvoorgaande jaar…”. De Maaseikenaarzou 1 gulden per jaar per hond moetenbetalen; “schaapshonden” waren gratis.Overtredingen werden gestraft met eenboete van 1 tot 3 gulden; wieonvermogend was en de boete dus nietkon betalen, kreeg 1 dag gevangenis.

Het gemeenteraadsbesluit werd naar deprovinciale deputatie gestuurd enblijkbaar ging men in Hasselt nietakkoord, want een goede maand later,30 januari, stond het punt weer op dedagorde van de gemeenteraad. Hettarief steeg! Voor één hond, om het evenwelke: 1 gulden per jaar, voor de tweedehond: 2 gulden, voor de derde hond: 3gulden. Voor windhonden betaalde men8 gulden, voor de tweede 12 gulden envanaf de derde 15 gulden. Honden dieuitsluitend door schaapherders werdengebruikt en honden die behoeftigeblinden begeleidden, waren gratis.De boete voor valse of onnauwkeurigedeclaratie bedroeg 3 tot 7 gulden.Dit besluit werd weer naar de deputatiegestuurd en vandaar naar de ministervan binnenlandse zaken, die het moestvoorleggen aan de koning. Maar deminister was niet enthousiast over hetinitiatief van de Maaseiksegemeenteraad. En hij was absoluut geenfan van windhonden: het warenluxehonden, niet geschikt om deeigenaar of de woonst te verdedigen enze waren ook nog schadelijk, want zewerden gebruikt om te stropen!3 Dusmoesten zulke honden extra belastworden. Ook jachthonden, zowellopende als staande, zouden meermoeten belast worden dan waakhonden.Tenslotte vroeg de minister aan degouverneur om zich ervan tevergewissen of de nieuwe belasting geenaanleiding zou geven tot klachten, wantin vele gemeenten was die

14

De Maaseikenaar, jaargang XL, 2010, nr. 1

Burgemeester Vlecken: hij moest de kasvullen.

Page 18: drir de maaseikenaarEen cultureel tijdschrift interesseert zich niet alleen voor de geestesweten-schappen - letteren, geschiedenis en kunst - , maar ook voor de uitzonderlijke, opvallende

hondenbelasting afgeschaft!4 Maar demotivering door de Maaseiksegemeenteraad, dat het niet ging omgeld maar om het openbaar welzijn,haalde het.Koning Leopold I ondertekende op 13mei 1832 een besluit, waarbij hij aan hetgemeentebestuur van Maaseik detoelating gaf om een belasting te heffenop het bezit van honden “overwegendedat de voorgestelde maatregel voorvoorwerp heeft om de zeer menigvuldigeaangroei van honden te beletten en deongevallen die kunnen volgen tegen tegaan”.

Maaseik mocht voor één windhond van8 tot 16 gulden per jaar vragen, voor detweede windhond van 12 tot 25 guldenper jaar; voor andere honden moest menveel minder betalen: voor de eerste 2,11gulden per jaar, voor twee honden 6,04gulden per jaar. Honden die dienden tot“het hoeden der dieren” of om blindente begeleiden waren gratis.

Hoewel de Maaseikenaren nog maarsinds drie jaar Belg waren, hadden zetoch al een even grote afkeer van hetbetalen van belastingen als hun nazatenvan tegenwoordig en waren ze evencreatief in hun aangiften. Toen in 1833voor de eerste maal die belasting werdgeheven, viel de opbrengst danig tegen:234,22 gulden! Er werd slechts eenhonderdtal honden aangegeven, met de“zeer menigvuldige aangroei vanhonden” viel het dus nogal mee. Alsmen de aangiften moet geloven, hadniemand meer dan één hond enwindhonden bestonden plots niet meerin Maaseik.Maar het gemeentebestuur hield hetbeen stijf en bleef de hondenbelastinginnen, opbrengst of geen opbrengst, enwel van 1833 tot 2008. Pas toen kwamde gemeenteraad tot het besef dat dekosten van het innen van de belastinghoger waren dan de opbrengst.Eind goed al goed, maar één vraag blijftbestaan: als de Hollanders in 1830 nietaan de haal waren gegaan met degemeentekas, hadden dehondenliefhebbers van Maaseik dan ooithondentaks moeten betalen

1 De Maaseikenaar XXXVI, 1-42 Henri de Brouckère (1801-1891) verliet Roermond

op 1 februari 1831. Hij maakte carrière in depolitiek en was eerste minister van 1852 tot 1855.Zijn broer Charles was o.a. burgemeester vanBrussel.

3 “Ce sont juste des animaux de luxe, nullementpropres à la défense de l’homme ou deshabitations; ils sont d’ailleurs nuisibles en ce qu’ilsfavorisent le braconnage et causent beaucoup dedommage aux récoltes“

i4 “Mais il serait bien de vous assurer, Monsieur leGouverneur, que la taxe proposée ne donnera lieu àaucune plainte, attendu que dans plusieursprovinces diverses communes ont demandé qu’ellefût abolie“.

15

De Maaseikenaar, jaargang XL, 2010, nr. 1

En zo verdween de windhond in Maaseik

Page 19: drir de maaseikenaarEen cultureel tijdschrift interesseert zich niet alleen voor de geestesweten-schappen - letteren, geschiedenis en kunst - , maar ook voor de uitzonderlijke, opvallende

peddelende Maaseikenaren op de Maasen maakte er een mooie reportage van.Ook de kranten volgden: ‘Eerst vondiedereen ons idioten, nadien waren weplots helden’, reageert Hugo nuchter.Toen de twee op 5 augustus in Maaseikkwamen, was er niet alleen eenontvangstcomité met fanfare; ook hethalve college van Burgemeester enSchepenen was present en Hugo en Wielkregen beiden als erkenning eenmedaille van de Stad Maaseik. Intussenkwamen hun belevenissen ook op hetNederlandse L1, wat hen, eens de grensover, ook daar tot ware volksheldenmaakte. Op 13 augustus staken de tweeonder escorte het Hollands Diep over enzat de expeditie erop. Toen we Hugovoor een gesprek belden, zat hij terug inzijn oude, vertrouwde kantoor van 4 op5 te kampen met ontwennings-verschijnselen, zoals hij het zelf noemde:‘Het is toch eigenaardig: ik zit hier aljaren in dit kantoor en ineens komt hetme, na de Maasafvaart, heel vreemdvoor.’

De fascinatie van Hugo voor de Maasgaat héél ver terug: ‘Als kind woonde ikin het huis van mijn ouders langs deMaas en vanuit mijn kamer had ik eenmooi uitzicht op de rivier. En dat gaatiets met je doen: je raakt er doorafgeleid, je gaat er zelfs over filosoferen.’

Franky HungenaertFoto’s Wim Corstjens en Roger Maes

16

‘Nooit een minuutspijt gehad …’Hugo Hoedemakers en Wiel Borkelmanspeddelen de hele Maas af!

De Maaseikenaar, jaargang XL, 2010, nr. 1

Wie heeft nooit jongensdromen gehad?Wie heeft nooit de ambitie gehad om‘echt’ op avontuur te trekken ofexpedities te ondernemen? HugoHoedemakers, 57 intussen, wél. ‘Hetgevaar met jongensdromen is dat je heelvlug in de cafépraat blijft hangen’, aldusHugo, ‘maar dit jaar heb ik hetgepresteerd.’

JongensdroomHet begon met een onschuldige foto:twee volwassen mannen staan alskoorknapen op de oever bij een rodekajak terwijl een jonge priester de bootzegent. Het was een mooie foto enhelemaal niet geënsceneerd: de priester,Tom Corstjens, was echt, de boot ook ende twee volwassen mannen uiteraardook. Hugo Hoedemakers en WielBorkelmans vertrokken in bijna volslagenanonimiteit op 16 juli naar Frankrijk enlieten er op 17 juli hun kajak te water.Doel: de hele Maas afpeddelen totRotterdam. Het duo had intussengezorgd voor een website(www.hobomaasafvaart.be) en blogdeniedere dag hun belevenissen. Dat zorgdevoor een ware mediastorm: na tweeweken traceerde TV Limburg de twee

Page 20: drir de maaseikenaarEen cultureel tijdschrift interesseert zich niet alleen voor de geestesweten-schappen - letteren, geschiedenis en kunst - , maar ook voor de uitzonderlijke, opvallende

En de jonge Hugo had sowieso iets metreisverhalen: ‘Ik las graag boeken overmensen die met hun roeiboot de oceaanoverstaken. Op een dag vond ik in deboekenkast van mijn vader het boek‘Dodemansvallei, een speurtocht in hetonbekende Canada’. Dat was eenvertaling van ‘Dangerous River’, het boekwaarin de Britse auteur Raymond MurrayPatterson (1898 - 1984) beschrijft hoe hijde Nahanni-rivier afpeddelde. Ik wastoen een jongen van pakweg 15-16 jaaren het boek maakte een enorme indrukop mij. Later heb ik het overigens zelfgekocht en verscheidene keren herlezen.Hetzelfde boek een paar keer herlezen isabsoluut niet mijn gewoonte.’ Zogroeide bij Hugo stilaan het verlangenom de Maas af te varen: ‘Ik had helemaalgeen ervaring of zo; hooguit had ik metde scouts van Maaseik een paar vlotten-en kanotochten gemaakt.’ Bij de scoutswas Hugo leider van Wiel Borkelmans,die een zevental jaar jonger was: ‘Ik konaltijd heel goed opschieten met Wiel enik sprak hem over mijn plannen, wantvan meet af aan had ik me voorgenomenom die tocht niet alleen te maken maarmet twee, ook al omdat het nietgemakkelijk is om een Canadese kano tebesturen. Wiel had er wel oren naar. Ikliep een paar keer met hem deKennedymars (een 80 kilometer langevoettocht tussen Sittard en Maaseik) en zo

leerde ik wat ik aan hem had. Want jegaat natuurlijk niet met om het even wieeen maand lang minstens tien uur perdag zitten peddelen. Daarvoor moet jemekaar echt goed kennen.’

Canadese kanoRuim anderhalf jaar geleden werd gestartmet de voorbereidingen: ‘De eersteopdracht was om een kano te kopen. Infebruari 2008 begon ik het internet af tezoeken maar we kenden er eigenlijk nietveel van, wél genoeg om door tehebben dat je op internet vooral derommel vindt die anderen willenverkopen. Het was ook moeilijk: wepraatten er met mensen over eniedereen zei weer wat anders.’ Tochvond Hugo via het internet een echtedeskundige: ‘Die man, 65 intussen, hadenorm veel ervaring met het varen ineen kajak. We zijn hem uiteindelijk ookgaan opzoeken. Toen hij onze plannengehoord had, wees hij ons de perfectekano aan. Hij was niet goedkoop, maarhij had gelijk: als je aan zo’nonderneming begint, moet je in deeerste plaats echt goed materieelhebben: niet alleen de boot zelf maarook de peddels, een karretje om de bootuit het water te halen en, niet tevergeten,,waterdichte tonnen en zakkenom je spullen in te bewaren.’ Intussenhadden Hugo en Wiel besloten om hunexpeditie de naam HOBO (HO vanHoedemakers en BO van Borkelmans)mee te geven en hadden ze ook de LionsClub afdeling Maasland aangesproken:‘We wilden niet alleen maar varen om tevaren maar er ergens een goed doel aankoppelen. Dat werd dan SightFirst, eenorganisatie die blinden en slechtziendenhelpt.’

Uiteindelijk was het zover en werd deCanadese kano op vrijdag 17 juli inNeufchateau te water gelaten; deMaasafvaart ‘van bron tot monding’, dieuiteindelijk 831 kilometer lang zou zijnen 27 dagen zou duren, wasbegonnen…

17

De Maaseikenaar, jaargang XL, 2010, nr. 1

Page 21: drir de maaseikenaarEen cultureel tijdschrift interesseert zich niet alleen voor de geestesweten-schappen - letteren, geschiedenis en kunst - , maar ook voor de uitzonderlijke, opvallende

Elke dag bloggen

In zijn waterdichte ton had Hugo ookeen minilaptop zitten metrandapparatuur. Op die manier zou hijoveral ontvangst hebben en iedere dag

een verslag naar de website kunnendoorsturen: ‘Ik heb vaak rare plaatsenmoeten zoeken, zoals bijv. het toilet opeen camping, maar ik moet zeggen, hetis me iedere dag gelukt.’ Al vraagt menzich af waar Hugo nog de moedvandaan haalde om, na een dagpeddelen, ’s avonds een tekst in tetikken.Dat vraagt natuurlijk een beetjediscipline: terwijl je aan het peddelenbent, heb je eigenlijk wel tijd om na tedenken waarover je het ’s avonds in jetekst zal hebben. Maar inderdaad, ikmoest wel iedere avond, vaak tegenmiddernacht, de tekst intikken.’ Binnende kortste keren echter wist men inMaaseik dat Wiel en Hugo hunbelevenissen iedere dag op het netgooiden en werd de website drukbezocht. De studentikoze, ludieke envaak ronduit hilarische stijl waarin hetduo over zijn belevenissen vertelde, wasdaar uiteraard niet vreemd aan, getuigehet fragment dat we hier hebbenovergenomen.

18

De Maaseikenaar, jaargang XL, 2010, nr. 1

‘Toen we een man naar buiten zagenkomen en wij hem de weg vroegen,beschouwde hij dat blijkbaar als eenoorlogsverklaring en schold hij ons uitin een soort Kannibaals waarvan wealleen het woord ”privé” verstonden.Er kwam net geen speer aan te pas.Beleefd zeiden we merci, draaiden onsom, terwijl we ondertussen dealternatieve gebruiksmogelijkheden vanonze peddels bespraken.Terug aan de barrage, toch wel zo’n vijfmeter hoog, ben ik voorzichtig door hetwater over de stenen naar benedengegaan, en heeft Wiel met een koord deboot zachtjes naar beneden gevierd,een techniek die wij vandaag nog zo’nvijfmaal zouden toepassen.’

Page 22: drir de maaseikenaarEen cultureel tijdschrift interesseert zich niet alleen voor de geestesweten-schappen - letteren, geschiedenis en kunst - , maar ook voor de uitzonderlijke, opvallende

Maar in die teksten voelt de aandachtigelezer ook wel aan dat het toch een zwaretocht is geweest. Heeft Hugo nooit bijzichzelf gedacht: waar ben ik aanbegonnen? ‘Nooit! Ik heb echt niet éénminuut spijt gehad, integendeel, mijnverwachtingen voor deze tocht warenhooggespannen en toch is het nogmooier geworden dan ik mij hadvoorgesteld. Dat komt natuurlijk ook welomdat we wat geluk hebben gehad: hetwas vaak mooi weer. Zeker in het beginvan onze tocht, op de wilde Maas, wasdat mooi meegenomen; als het regent,staat het peil van de Maas een stukhoger en wordt peddelen ook heel watmoeilijker.’ Hugo en Wiel leerdenoverigens snel: niet alleen peddelenmaar ook barrages nemen, sluizenenzovoort. ‘We zijn dus één keer kopjeonder gegaan door een verkeerdmanoeuvre. Wiel is één keer in het watergevallen en ikzelf ook. We mogen duszeker niet klagen!’ Indrukwekkend vindtHugo de evolutie tijdens zo’n 27 dagendurende tocht: ‘We zijn begonnen opeen kleine rivier met rondom ons kleineboten en door kleine sluizen, om netgeen vier weken later te eindigen in hetHollands Diep, waar we tussen decontainerreuzen een oversteek van 2,5kilometer hebben gemaakt. Endaartussenin groei je zelf stilaan mee metde Maas die breder en machtiger wordt.Dat is indrukwekkend, al ben ik blij datwe onszelf niet altijd bezig zagen!’ VooralHugo, de natuurliefhebber die ook weleens in zijn eentje lange trektochtendoor de Ardennen maakt, kwam aan zijntrekken: ‘Ieder landschap is anders. Zelfsde landschappen in Nederland, die, invergelijking met de Ardennen, natuurlijkheel ‘plat’ zijn, hebben voor mij toch eenbepaalde charme.’

Eindelijk toch een avontuur …Intussen ligt de tocht alweer een paarweken achter de rug. Toch zijn Hugo enWiel nog steeds veelbesproken figuren:‘Dat we zoveel aandacht zouden trekken,hadden we eigenlijk zelf nooit verwacht.

Aanvankelijk wilde ik er zelfs helemaalgéén ruchtbaarheid aan geven; je magimmers niet vergeten dat je bij zoiets ookflink op je bek kunt gaan! Maar toenbleek dat we voor het goede doelzouden varen om op die maniersponsorgeld in te zamelen, moesten wehet wél bekendmaken. Maar zelf hebbenwe nooit gedacht dat het zo’n impactzou hebben. Weet je, toen we aan hetvaren waren, kwam er om de hoek eenCanadese kano aangevaren, die er bijnaals de onze uitzag. Daarin zat eenNederlands koppel dat al Nederlandrond gevaren had en toenstroomopwaarts naar Nancy peddelde.Die mensen waren zomaar eventjes viermaanden onderweg. En dat zonder deminste aandacht!’ 19

De Maaseikenaar, jaargang XL, 2010, nr. 1

Page 23: drir de maaseikenaarEen cultureel tijdschrift interesseert zich niet alleen voor de geestesweten-schappen - letteren, geschiedenis en kunst - , maar ook voor de uitzonderlijke, opvallende

Heeft Wiel nog plannen voor detoekomst? ‘Om te beginnen zijn we ditnog aan het afronden; we denken eraanom al onze blogteksten in een boekje opte nemen met foto’s en watkanttekeningen. We hebben ook al heelwat uitnodigingen om lezingen te gevenop zak. En zoiets kan je natuurlijk ookniet ieder jaar doen, daarvoor is het tespeciaal.Maar ik zou liegen als ik zou zeggen datik niet alweer op iets nieuws zat tebroeden…’

Met dit mooie citaat eindigt hetavontuur van Wiel en Hugo: ‘Als mensenmij nu aanspreken, hebben ze het weleens over ons ‘avontuur’ of onze‘expeditie’, precies dat waar ik als kindaltijd van gedroomd heb. Het is eruiteindelijk toch van gekomen!’

De volledige belevenissen met heel watmooie foto’s, kunt u nog altijd lezen opwww.hobomaasafvaart.be. Hun actievoor het goede doel bracht intussenmaar liefst 10.563 euro op!

20

De Maaseikenaar, jaargang XL, 2010, nr. 1

Laag scheren meeuwen over de zee, ze buitelen door de lucht, stijgen op en dalen

weer om uit te rusten op de golven.

De Maas heeft haar doel bereikt: uitstromen in de zee.

Daar zal het water verdampen en opstijgen in wolken.

De westenwind, die hier zo thuis is, voert de wolken naar het land.

Het gaat regenen, ook in Bassigny.

Het water voedt de bron; de kringloop is gesloten.

(uit ”Moeder Maas” van Margriet van Stratum)

Page 24: drir de maaseikenaarEen cultureel tijdschrift interesseert zich niet alleen voor de geestesweten-schappen - letteren, geschiedenis en kunst - , maar ook voor de uitzonderlijke, opvallende

hij historische publicaties na, maar ookandere Limburgse steden en dorpengenoten zijn belangstelling. Deresultaten van het historisch onderzoekliet hij geregeld verschijnen in detijdschriften “L’ancien Pays de Looz”,“Limburg”, “Het oude Land van Loon” enzelfs in het letterkundig tijdschrift“Dietsche Warande en Belfort”. PieterGerard Kubben werd op 24 april 1876geboren te Vroenhoven, als zoon vanJoannes Petrus Kubben (Geleen 12januari 1849 – Vroenhoven 25 juni 1915)en van Maria Ida Meertens (Vroenhoven21 oktober 1854 – 18 augustus 1916).De ouders gaven aan hun kinderen eenverzorgde en diepchristelijke opvoeding,zodat drie zonen en drie dochters vooreen geestelijke staat kozen. Na hetbeëindigen van de klassieke humaniora,wenste ook Pieter diocesane priester teworden. Zijn wijsgerige vorming genoothij aan het kleinseminarie te Sint-Truiden,zijn theologische opleiding aan hetgrootseminarie te Luik, waar hij op 6oktober 1896 zijn intrede deed. Op 17december 1898 werd hij te Luik totsubdiaken en op 27 mei 1899 tot diakengewijd. Mgr. Victor Joseph Doutreloux(1837-1901) wijdde hem op 22 april1900 tot priester. In 1899, nog vóór zijnpriesterwijding, was hij al, zoals toenmeermaals gebruikelijk was, tot leraarbenoemd aan het Sint-Michielscollege teBree, dat in 1881 als een diocesaneinstelling voor middelbaar onderwijs wasopgericht. Aanvankelijk zou hij er de taakvan prefect hebben vervuld, maar vanaf1905 onderwees hij wiskunde,wetenschappen en de Engelse taal. Tot1915 bleef hij als leerkracht aan datcollege verbonden (2). In dat jaar werdhij tot pastoor benoemd in Opglabbeek,waar hij Franciscus Leva (1849-1918),die in Althoeselt op rust ging, opvolgde(3). Van 1917 tot 1927 was hijpastoordeken van Maaseik en van 1927tot aan zijn overlijden fungeerde hij alspastoordeken van Sint-Truiden. Wegenszijn stoutmoedige vaderlandslievendepredikatie in zijn parochiekerk werd hij

23Lic. Jan Gerits

Pieter Kubben(1876-1947),pastoordeken vanMaaseik, eenverdienstelijkegeschiedschrijver

De Maaseikenaar, jaargang XL, 2010, nr. 1

Onder de geestelijken, die in de 19de-20ste eeuw als pastoordeken vanMaaseik fungeerden, neemt PieterKubben ontegensprekelijk eenopmerkelijke plaats in. Hij was niet alleeneen toegewijde leraar enparochiepriester, doch hij onderscheiddezich ook als een verdienstelijkebeoefenaar van de plaatselijkegeschiedenis (1). Over alle gemeentenwaar hij als priester werkzaam was, liet

Page 25: drir de maaseikenaarEen cultureel tijdschrift interesseert zich niet alleen voor de geestesweten-schappen - letteren, geschiedenis en kunst - , maar ook voor de uitzonderlijke, opvallende

tijdens de Tweede Wereldoorlog door deDuitse bezetter enige tijd onderhuisarrest geplaatst. Vanwege zijnopmerkelijke verdiensten als leraar en alszielzorger werd hij in 1937 toterekanunnik van de Luikse kathedraalaangesteld. Deken Pieter Gerard Kubbenoverleed te Sint-Truiden op 17 december1947 en werd er ook begraven.

Pieter Kubben alsgeschiedschrijverPieter Kubben had een opmerkelijkebelangstelling voor de plaatselijkegeschiedenis. Hij was een belezen manen beschikte over een uitgebreidebibliotheek. Zijn historische interessekwam tot uiting in de verschillendeplaatsen, waar hij als leraar en alszielzorger verbleef. De vroegstepublicaties van zijn hand dateren uit detijd, toen hij als leerkracht verbondenwas aan het Sint-Michielscollege te Bree.In zijn vrije ogenblikken maakte hij erkennis met het historisch archief van diealoude Loonse stad, dat toen nog in het

stadhuis en in de pastorie werd bewaarden voor priester-leraar Pieter Kubben dusvrij gemakkelijk toegankelijk was.Op verzoek van dr. Alfred Hansay (1871-1951), conservator van het rijksarchief teHasselt (1903-1936), publiceerde hij in“L’ancien Pays de Looz”, het belangrijkstehistorisch tijdschrift dat Limburg toen rijkwas, een inventaris van het parochiale envan het gemeentelijke archief van Bree,met een lijst van regesten van veertigoorkonden (15de-17de eeuw). Dieuitgave paste volkomen in het kader vanhet werkplan van het provincialecomité, dat op 20 november 1908 teHasselt was opgericht. Tot die werkgroepbehoorden ridder Camille de Borman(1837-1922), als voorzitter, priesterPolydor Daniëls (1845-1944), alsondervoorzitter, dr. Alfred Hansay enpriester Jan-Berchmans Paquay (1878-1936), als secretarissen. De bedoelingvan de commissie was dearchiefbestanden van steden en dorpen,de zogenaamde “petites archives”, op tesporen, te inventariseren en voor hethistorisch onderzoek te ontsluiten. Hetinitiatief daartoe was uitgegaan van dr.Louis-Prosper Gachard (1800-1885),algemene rijksarchivaris te Brussel, envan dr. Henri Van Neuss (1835-1907),stadsarchivaris en vervolgensrijksarchivaris te Hasselt, die in deperiode 1875-1884 verscheidenedienstnota’s met richtlijnen in datverband hadden uitgevaardigd (4). Depublicatie van Pieter Kubben pastevolkomen in het werkschema van decommissie. De inventaris van dekerkelijke en gemeentelijkearchiefbestanden van Bree was dan ookbijzonder welkom. In 1909 wijddeKubben in hetzelfde tijdschrift eveneenseen artikel aan de blijde inkomst van deprinsbisschoppen van Luik in de stadBree. Zijn verblijf als collegeleraar te Breewas op het vlak van het historischonderzoek een bijzonder vruchtbare tijd.Hij nam heel wat aantekeningen, die hijlater in artikels voor het tijdschrift“Limburg” verwerkte, namelijk over het

24

De Maaseikenaar, jaargang XL, 2010, nr. 1

Page 26: drir de maaseikenaarEen cultureel tijdschrift interesseert zich niet alleen voor de geestesweten-schappen - letteren, geschiedenis en kunst - , maar ook voor de uitzonderlijke, opvallende

lager onderwijs te Bree tijdens het“ancien régime” (in 1938), over Gerardusde Taxis, stichter van hetaugustijnenklooster met Latijnse schoolte Bree (in 1939) en over deburgemeesters van Bree in de periode1447-1795 (in 1946-1947). De lateregeschiedschrijvers van Bree, priester JaakDreesen (Reppel 1905 – Bocholt 1961)en kanunnik S.F. Maes (Bree 1901 –Heverlee 1983), vonden in de publicatiesvan P. Kubben heel wat inlichtingen voorhun tweedelige monografie en maaktener dankbaar gebruik van. Ook als pastoorvan Opglabbeek verdiepte P. Kubbenzich in het historisch verleden van datKempens dorp. De resultaten van zijnonderzoek liet hij echter pas in 1922 inhet tijdschrift “Limburg” verschijnen,toen hij reeds als pastoor-deken inMaaseik verbleef. In die tijd wijdde hijook drie artikelen aan onderwerpenbetreffende Maaseik. Voor het tijdschrift“Dietsche Warande en Belfort” schreef hijin 1920 een bijdrage over defamilienaam van de gebroeders Jan enHubert van Eyck. Hij mengde zicheveneens in de wetenschappelijkediscussie, die toen werd gevoerd rondhet “De aanbidding van het Lam Gods”,het meesterwerk van de gebroeders VanEyck, en publiceerde daarover een artikelin “Limburg” (5). In hetzelfde tijdschriftwijdde hij in 1928 ook een artikel aanhet “Agnus Dei” van Maaseik. Tijdens zijnverblijf in Maaseik toonde deken Kubbeneveneens belangstelling voor Opoeteren,één van de parochies die tot hetdecanaat Maaseik behoren. In deparochiale Sint-Dionysiuskerk werd hijgeboeid door een grafsteen van defamilie de Borman. Bovendien deed hijhistorisch onderzoek naar de figuur vanJan Coperdraet van Opoeteren. Hijpubliceerde zijn bevindingen in 1941-1942, weeral in het tijdschrift “Limburg”.Als pastoordeken van Sint-Truiden vondhij een nieuw onderzoeksterrein. Hijbestudeerde de lotgevallen van deplaatselijke benedictijnenabdij vanaf deopheffing van het klooster tot aan de

oprichting van het kleinseminarie in deverlaten conventsgebouwen. Het is deenige historische publicatie, die hij aaneen Sint-Truidens onderwerp wijdde.Ook dat artikel liet hij opnemen in hettijdschrift “Limburg”. P. Kubben toondeook belangstelling voor twee kalenders,die in de 15de eeuw voor de kerk vanGroot-Gelmen werden aangelegd.Tussen de kalenderdagen, waarop

telkens de vereerde heiligen wordenvermeld, was er plaats voor hetinschrijven van jaargetijden en anderekerkelijke stichtingen. Het artikel werdpostuum in “Het oude Land van Loon”uitgegeven, als een “laatste hulde aandeze verdienstelijke priester”.

Gewetensvol auteur vanverdienstelijk geschiedkundig werkHoewel kanunnik Pieter Kubben geenuniversitaire vakopleiding had genoten,maakte hij door zijn degelijk werk tochnaam als een gewetensvolle enobjectieve geschiedschrijver. In Bree enin de drie parochies, waar hijrespectievelijk als leraar en als zielzorgerwerkzaam was, verzamelde hij hetaanwezige archiefmateriaal dat hij wildebestuderen, inventariseerde de stukkenen onderzocht dan de documenten diezijn belangstelling genoten. Hij hield zichaan de tekst van de bronnen en wasbehoorlijk vertrouwd met de bestaandeliteratuur die over de gekozenonderwerpen reeds was verschenen.Door eigenstudie en vanuit deleespraktijk had hij zich uitstekendbekwaamd in de paleografie en in de

25

De Maaseikenaar, jaargang XL, 2010, nr. 1

Page 27: drir de maaseikenaarEen cultureel tijdschrift interesseert zich niet alleen voor de geestesweten-schappen - letteren, geschiedenis en kunst - , maar ook voor de uitzonderlijke, opvallende

Historische publicaties van kanunnik P.G. Kubben- Oorkonden der gemeente Bree, te Bree bewaard, in:L’ancien Pays de Looz, XII, 1908, nr. 11-12, p. 63-65;XIII, 1909, nr. 4, p. 19-23.- Blijde Inkomst der prins-bisschoppen van Luik te Bree, in:L’ancien Pays de Looz, XIII, 1909, nr. 6, p. 33-38.- Rond den familienaam der gebroeders van Eyck, in:Dietsche Warande en Belfort, II, 1920, p. 303-309.- De aanbidding van het Lam, in: Limburg, II, 1920-1921,p. 122-127.- Meiaparos, in: Limburg, III, 1921-1922, p. 22-24.- Op-Glabbeek, in: Limburg, III, 1921-1922, p. 127-133.- Het Agnus Dei van Maeseyck, in: Limburg, IX, 1927-1928, p. 229-233.- Het lager onderwijs te Bree voor 1795, in: Limburg, XIX,1937-1938, p. 214-223.- Gerardus de Taxis van Bree, in: Limburg, XXI, 1939-1940, p. 1-5, 27-33.- Tongeren door O.L.Vrouw van vernieling gespaard in1469, in: Limburg, XXI, 1939-1940, p. 81.- De grafsteen der familie de Borman in de kerk vanOpoeteren, in: Limburg, XXIII, 1941-1942, p. 91-93.- Jan Coperdraet van Opoeteren, in: Limburg, XXIII, 1941-1942, p. 209-215, 233-237.- Lotgevallen der abdij van St.-Truiden van de FranscheOmwenteling af tot aan de inrichting van het KleinSeminarie, in: Het oude Land van Loon, I, 1946, p. 27-35, 53-62.- De burgemeesters van Bree van 1447 tot 1795, in:Limburg, XXVI, 1946-1947, p. 10-19, 21-33, 91-93.- De Kalendaria van Groot-Gelmen, in: Het oude Land vanLoon, III, 1948, p. 1-8.

Eindnoten

(1) M. BUSSELS, In memoriam. Hoogeerw. Heer Kan.P. Kubben, in: Het oude Land van Loon, II, 1947,p. 160-161. Met dank aan Eerw. Heer Fr. Meessen,adjunct-archivaris van het bisdom Luik, voor hetbezorgen van aanvullende informatie.

(2) Sint-Michielscollege Bree. Gedenkboek, 1881-1981,Bree, 1981, p. [58].

(3) J. MOLEMANS en J. MERTENS, Opglabbeek, een rijkverleden, Opglabbeek, 1984, p. 117.

(4) A. HANSAY, Les petites archives dans le Limbourg, in:L’ancien Pays de Looz, XII, 1908, p. 63.

(5) Over die discussie kan men lezen: A. REMANS,Limburgers over Van Eyck, in: Het oude Land vanLoon, IX, 1954, p. 180-191.

De Maaseikenaar, jaargang XL, 2010, nr. 1

26

historische hulpwetenschappen, dienormaal bij de inventarisatie, de analyseen de beoordeling van archiefstukkenvan pas komen. Zijn ambtsbezighedenlieten hem echter niet toe uitgebreidonderzoekswerk te verrichten enomvangrijke historische werken tepubliceren, hoewel hij dergelijke studieszeker aankon. Daarom beperkte hij zichtot goed omlijnde onderwerpen uit deplaatselijke geschiedenis, die hij dan ookgrondig belichtte. Uiteraard hebben depastorale bezigheden hem ook niet devereiste tijd gegeven om geregeldopzoekingen te verrichten en aan dehand van die informatie meer teschrijven en te publiceren. Het aantalartikels dat hij liet verschijnen, is beperkt,maar zij waren de neerslag van ernstigarchiefonderzoek en van degelijkstudiewerk. Daarom zijn degeschiedkundige bijdragen die hijpubliceerde, zonder meer betrouwbaar.Zij groeiden telkens uit tot waardevollebouwstenen voor verder historischonderzoek. Klaarblijkelijk stelde hij hogeeisen aan zichzelf én aan zijn literaireproductie. Hij was zeker geenveelschrijver. Zijn overlijden op 71-jarigeleeftijd maakte plots een einde aan zijnbedrijvigheid als geschiedschrijver, wanthij beschikte ongetwijfeld nog over heelwat aantekeningen, die tot historischepublicaties konden uitgroeien.

Met dank aan mevrouw Maria Meertens,dochter van Maria-Helena Kubben,zuster van deken Kubben en aan de heerMarcel Bastiaens uit Vroenhoven, lid vanhet Geschied- en OudheidkundigGenootschap Riemst.

Page 28: drir de maaseikenaarEen cultureel tijdschrift interesseert zich niet alleen voor de geestesweten-schappen - letteren, geschiedenis en kunst - , maar ook voor de uitzonderlijke, opvallende

6 september 1915 geboren in Maaseik-Gremelslo, namelijk op de boerderij ‘DeSnelle Wind’. Hij was getrouwd metTrees Vanhoef. Hij sneuvelde op de eerstedag van de oorlog op 10 mei 1940 inRosmeer. Zijn weduwe Trees huwde latermet de Maaseiker haarkapper RenéLangers.

27Tony Van Wijck

Nog eengrenswachter

De Maaseikenaar, jaargang XL, 2010, nr. 1

De lijst van de Maaseiker grenswachtersis nog niet volledig. Men meldde ons teraanvulling dat ook een zekere PierreAlbert Cornelissen tot deze elitegroepbehoorde. Albert Cornelissen werd op

RechtzettingMathieu Daemen

In het vorig nummer van‘De Maaseikenaar”, in het artikel“Veldwachterperikelen”, p. 173, is ereen fout geslopen. In de 4de kol.Aan de linkerkant 5de regel, staatverkeerdelijk ‘Willem werd geboren….’. Dit moet zijn: ‘Pieter werdgeboren ….’

Page 29: drir de maaseikenaarEen cultureel tijdschrift interesseert zich niet alleen voor de geestesweten-schappen - letteren, geschiedenis en kunst - , maar ook voor de uitzonderlijke, opvallende

krujshieër. Koffie, stujdie en “prière dusoir”, di-j doorde zoe lang tot wehuurde: “Saint Roch, priez pour nous,Saint Donat, priez pour nous”. Detwoeëre de lèste, eine tieëge de pest, denangere tieëge de raozerni-j (geluif iech).Di-j höbben ós toch waal goodbesjermd, want iech höb noeëjt het einof ’t anger mètgemaak.

In oktoeëber, alle daag nao ’t lof eineganse noster (dit waas den ieërstemaonsj van Maria). Rond Allerheiligeremmelde we de litteni-j van alle heiligenaaf en daonao e gebéd vuur “de zielenvan het vagevuur”. In december lieërdewe de kieërstleedsjes vuur te zènge in denachmès. Ein van ós moch den hetkiensje Jezus drage tot aan de krib. Wehawwe e wit klèdsje aan mèt ene gouweboeërd en ei paar vaere vlugels. Dri-jmèsse móste we bi-jwoeëne, eingezónge en twieë angere, zoe mer hawfgevolgd, want we wachde mèt ongedöldop de werme krujdewi-jn dae we kraegein de refter, mèt e spikkelaasiemenke.Ónger den twieëden trimester woeëredri-j daag “rogaties” (?). Den wandeldewe in precessie rónd de bóngerd óm 7ore ’s mörges. We baejde den vuur “devruchten der aarde”: 10 weesgegroetjesgevolgd doeër het refrein: “Rorate caelidesuper et nubes pluant justum! “. Tegli-jkerti-jd plökde we de slekke di-j wevónge op de sjoeën getóbde buxusstrujklangs de wieëg. Buxusse di-j later ouchzörgde vuur de pelmkes opPalmezondig.Nao Paose, in mei, opnów “maand vanMaria”, den móste we ‘ne roeëzekransbieëje aan de grot.E bitsje vuur Pènkstere waas ’t ti-jd vuuroos ieërste kemujnie. Mèt e stök of vi-jfkraege we tón “retraite” (ein van demènnige retraite di-j iech later nog mochmètmake). Es vuurbereiding op daegroeëten daag: dri-j daag “onderricht” inde “congregatie” in ein groeëte speciaalkamer (tieëgenuver de groeëte refter)mèt Slivvevrouwebeelde, getkandelabers en e paar steul. Di-j kamer

Danny Higgins – Evers (85 j.)28

Nog uver deurselinne!

De Maaseikenaar, jaargang XL, 2010, nr. 1

Bi-j het lieëze van al de herinneringe aan’t pensionaat verwóndert het miech detnemes ech de opmerking maakde det aloos aktiviteite de rituele van “onzemoeder de Heilige Kerk” volgde!In 1930 – iech waas tón 6 jaor ieërstestujdijaor – begos het al ’s mörges opden “dortoir”, es mère Angèle belde, endierék: Au nom du Père et du Fils et duSaint Esprit, gevolg doeër ’n reeksanropinge en schietgebeden, di-j wieëmóste mèt opzegke, óngerbroeëkedoeër: “Allons mes enfants, je n’entendrien”. Hawf in slaop probeerde we mèt tedoon tot we nao de mès van 7 oreginge…. Allein ’s vri-jdigs koste we somsein mès misse, es we vreug nao ’t badginge in de kelderinstallaasies. Daonao:de refter, woe we weer effe móste bieëjeieër we de stapel boeëteramme kosteaanvalle di-j op de taofel stinge. Den naode klas: e gebedsje vuur te beginne. ’sMiddigs in de refter, opnów … en zoeëtot het lof van 5 ore.’s Vri-jdigs waas ouch “de gelegenheidtot biechten” nao 4 ore. ‘s Wènsjers inde dónkel kepél, mèt e paar magerkieërse hi-j en dao, veulde iech miechhieël en al neet geïnspireerd óm tegoeën beechte bi-j einen akelige

Page 30: drir de maaseikenaarEen cultureel tijdschrift interesseert zich niet alleen voor de geestesweten-schappen - letteren, geschiedenis en kunst - , maar ook voor de uitzonderlijke, opvallende

waas vuur ós wi-j ein geheimesjówlplaats woe wieë allein in mochte.En waat höbbe we dao gelieërd? Hetritueel van de kemujnie nateurlik, mervuur de res? Allein det mèt Pènkstereveurtónge versjaene boeëve elk van deapostele, di-j oppins alle tale kostesprieëke.Eine kieër per jaor móste we nao dekepél, in ri-jje, ein vuur ein op dekemujniebank kniele en den waerde weuverlieëze terwi-jl we twieë gekrujsdebrannende kieërse vas heele. Det waasvuur de heilige Klara, di-j ós mos“behoeden van blindheid”.Di-j haef hetden ouch weer good gedoeën, wantnemes van ós is blènsj gewoeëre.

Den dörden trimester was zjus einherhoeëling van alle dageleksegodsdeensoefeninge: bieëje, mès, lof,kepél …. En iech vraog miech soms aafwoeëróm nemes van ós nao ’t kloeësteris gegange. Warsji-jnlek det we hetkommunotaer lieëve te good en vankortbi-j bekieëken hawwe.Allein de grammatika, aardrijkskunde,geschiedenis, rieëkene, enz. zeen ós bi-jgeblieëve, ’t gehieël zwömmend in einelichte wasem van wierouk, godsdeens,hemel, enz. Wasem dae ós nogverzieëkert det we toch good waerdegroeët gebrach en ein gooi “educatie”kraege, waat we nów ouch mogegewoeëre zeen, nao zoeväöl jaor.

29

De Maaseikenaar, jaargang XL, 2010, nr. 1

Uit het archief van het Documentatiecentrum Maaseik

Page 31: drir de maaseikenaarEen cultureel tijdschrift interesseert zich niet alleen voor de geestesweten-schappen - letteren, geschiedenis en kunst - , maar ook voor de uitzonderlijke, opvallende

kapittel van Sint-Lambertus ommaatregelen “omdat de ketterijtoeneemt in Maaseik, Hasselt enTongeren” en die worden naar alle schijnook genomen. Hoeveel Maaslanderstussen 1580 en 1600 hun geboortestreekverlaten, is zelfs niet bij benadering vastte stellen. Uit Maaseik zijn enkele zeerfragmentarische gegevens gekend. Stalsvertelt het op zijn manier: ”1593.Werden wederom te Maaseik veleCalvinisten en Anabaptisten ontdekt, aanwelken eenen tijd gesteld werd op welkezij de geloofsbelijdenis doen moesten ende ketterij afzweren, enige deden debelijdenis, andere vertrokken. 1596.Werden er zes en dertig inwoners welkeals ketters aangezien werden uit Maaseikgebannen.” De jezuïeten houden hetzelfs op 30 protestantse families die datjaar dit lot treft, in dat geval een nogmerkelijk grotere bevolkingsgroep. Eenjaar later, in 1597, treedt de officiaal inLuik op tegen een Maaseiker burger,Mathias Molen(v)elt (?), verdacht vandenigrerende opmerkingen over dehostie. De pastoor van Maaseik komtechter tussen in zijn voordeel, waardoorde veroordeling alsnog wordtherroepen.2

Een niet onbelangrijk gedeelte van deMaaseiker ballingen strijkt neer in hetGulikse Sittard. Sittard zal in aanmerkingzijn gekomen omdat het een (relatief)brandpunt is van reformatorischeactiviteiten en rond die tijd eenprotestantse gemeenschap van zo’n 500zielen telt. Volgens een natuurlijk nietneutraal getuige als Frederik AdolfReuter, pastoor van Sittard en landdekenvan Susteren, overleden in 1651, warener vroeger geen autochtone protestantenin Sittard, maar stamde een grootgedeelte, verdreven door prins-bisschopGerard van Groesbeek van Luik, uitplaatsen als Maaseik, Thorn, Grathem,Wessem en Hasselt. De eerstegereformeerde godsdienstoefening zoudan in 1609 gehouden zijn in eenschuur, beschikbaar gesteld door

Ramond Driessen30

DIRICK HAMER(S),ca. 1601-ca. 1672,een Maaseikenaarin de protestantsediaspora*

De Maaseikenaar, jaargang XL, 2010, nr. 1

Over duur en omvang van deprotestantse hervorming in Maaseik enomgeving is slechts weinig bekend. Datkomt onder andere ook omdat de Kerktijdens en na de triomferende katholiekecontrareformatie haar uiterste best heeftgedaan de herinnering aan deoorspronkelijk autochtone protestantenzo grondig mogelijk uit het collectievegeheugen te doen verdwijnen. Rond1600 is iedereen die gebleven is,tenminste in naam en naar de uiterlijkeschijn, verplicht katholiek. Wie tochprotestant wil blijven, heeft geen andereoptie dan zijn geboortegrond te verlatennaar voor hem welwillender oorden.1

De Tachtigjarige Oorlog, die ook in onzestreken begonnen is als eenburgeroorlog, verliest door het vertrekvan de protestanten en de “bekering”van de blijvers zijn karakter vanburgeroorlog. Het opstandige Maaseikkeert op niet al te ongunstigevoorwaarden relatief snel terug onderhet gezag van de prins-bisschop, maarhet blijft desondanks nog jarenlang eenhaard van protestantisme. Zelfs nog in1590, meer dan een decennium na deonderwerping van de stad, vraagt het

Page 32: drir de maaseikenaarEen cultureel tijdschrift interesseert zich niet alleen voor de geestesweten-schappen - letteren, geschiedenis en kunst - , maar ook voor de uitzonderlijke, opvallende

Anthonius Bartman(s), zelf uit Maaseikverjaagd. Pothast geeft het relaas vaneen “afvallige monnik”, Dirk geheten,die in 1609 in Sittard de calvinistischegemeenschap animeert en ook buiten destadspoorten zijn aanhang “mit seinenbewaffneten Anhängern” wil verbreden, alis men daar niet overal op gesteld. Hetblijkt te gaan om Theodoor Horden,predikant van 1609 tot aan zijn dood in1613, stichter van een bloeiendeprotestantse school en tevens onderandere bedienaar van de gemeenteGrevenbicht. De ongestoordeuitoefening van de protestantsegodsdienst is echter kort daarna ook inSittard niet meer mogelijk, al verdwijntde gemeente nooit helemaal.

Van de protestantse gemeenschap zijntwee oude lijsten van lidmaten bewaard,die elkaar gedeeltelijk overlappen en dielopen van 1592 tot 1637. Bij enkelen isde plaats van herkomst aan hun naamtoegevoegd, met meer dan éénBartman(s) of Specken(s), afkomstig uitMaaseik. De naamdragers Hamers, vanwie zeker tenminste sommigen uitMaaseik afkomstig zijn, blijken eveneensgoed vertegenwoordigd, nochtanszonder enige verwijzing naar een plaatsvan herkomst. Wij vinden er zelfs eenDijrck Hamers, lidmaat in 1594 en duseen andere dan de latere predikant.Maar onder 1603 komt voor: “Trincken,Marten Hamers Fraw”, dat zou wel eensde moeder van Dirick kunnen zijn en,elders op de lijst maar zonder jaartal,gezien de volgorde niet onmogelijk in dejaren 1630: “Marten Hamers”. Is dat alssterfdatum bedoeld, maar dat weten wijniet, dan is de kans niet denkbeeldig dathet vader Marten Hamers betreft.3

Ook al ontdekken wij zo af en toe deuiteindelijke verblijfplaats van een kleinaantal van de protestantse vertrekkers,dan houdt daarmee meestal iedereverdere informatie op. Een enkelebanneling stijgt uit boven het gewoel eninformeert ons over zijn reiswegen en

lotgevallen, al is hij juist daarommisschien toch niet zo bruikbaar alsnorm. Zo iemand is predikant DirickHamer(s), de “held” van dit verhaal. Veelinformatie krijgen wij van hemzelf,omdat hij de auteur is van een werk metde voor die tijd typisch lange titel:“Historia persecutionum injustarum. Dat is:Kort ende waerachtigh historisch verhaelvan de ongehoorde Proceduyren ende daerop gevolghde Proces Crimineel”,uitgegeven te Pilsum (Groningen) in1660. Zoals de titel aangeeft, verdedigthij zich erin tegen aantijgingen en deelteveneens iets mee over zijn levensloop.4

Hij is naar eigen zeggen rond 1601geboren in Wurfeld als zoon vanMartinus Hamers en CatharinaMoubachs en kleinzoon van PetrusHamers en Mechel Moubachs. Hetlevenslicht ziet hij waarschijnlijk opHingelershof. Hingelershof is al langerfamiliebezit. In 1612 bijvoorbeeldverkoopt Cornelis Hamers zijn kindsdeelvan de hoeve aan (zijn broer) MartenHamers, de vader van Dirick, en dat voor500 gulden. Wanneer de familie driedecennia later definitief afstand doet vanHingelershof - wij komen erop terug - ,dan kan men uit die akte waarschijnlijkconcluderen dat Cornelis en Marten nogeen broer en een zus hebben, dieeveneens rechten kunnen doen gelden.Klein en/of van weinig waarde is dehoeve zeker niet. In de 17de eeuw is zijin het bezit van de notabele familie Vander Heijden en voldoende waard om alsborg te dienen voor een lening van 3000gulden, bestemd voor Daniël Van derHeijden, die zich voorbereidt op hetpriesterschap. Uit 1717 kennen wij detoenmalige oppervlakte: in opdracht vande “gemeente” Wurfeld wordt het goeddan opgemeten: het bedraagt 11bunder 1 vrecht 72 roeden 4 voet. Totop de dag van vandaag heeft de sitehaar naam bewaard en tot middenvorige eeuw is zij als landbouwbedrijfuitgebaat. In het begin van de jaren1980 is het gebouw ingrijpend

31

De Maaseikenaar, jaargang XL, 2010, nr. 1

Page 33: drir de maaseikenaarEen cultureel tijdschrift interesseert zich niet alleen voor de geestesweten-schappen - letteren, geschiedenis en kunst - , maar ook voor de uitzonderlijke, opvallende

gerestaureerd, zodat, in de woorden vanPoukens, “de oude glorie weer herleeft”.5

Wanneer de familie Hamers uit Maaseiknaar Sittard vertrekt, is niet gekend,mogelijk niet vóór 1612, hoewel er, zoalsgezien, ook een andere aanwijzingbestaat. Men kan bovendien vermoedendat het niet helemaal van harte gebeurt.Waarom immers zou Marten deouderlijke hoeve aankopen, indien hetde bedoeling is Wurfeld en/of Maaseikdefinitief te verlaten?

Vader Hamers, overtuigd van het nut vanverdere studies, stuurt zoon Dirick naarhet bekende gymnasium in Harderwijk.Hij bestudeert er drie jaar de oude talen.Vervolgens, in 1622, vinden wij hemterug aan de universiteit te Franeker inFriesland. Vervolgens trekt hij naarSteinfort waar hij zich gedurendeanderhalf jaar voorbereidt op hetpredikambt. Daarna voorziet hij eentijdlang in zijn levensonderhoud doorkinderen van vooraanstaanden teonderwijzen en schrijft hij traktaten overwijsgerige en theologische onderwerpen.

32

De Maaseikenaar, jaargang XL, 2010, nr. 1

Hingelershof

Hingelershof huidigetoestand(foto Wim Corstjens)

Page 34: drir de maaseikenaarEen cultureel tijdschrift interesseert zich niet alleen voor de geestesweten-schappen - letteren, geschiedenis en kunst - , maar ook voor de uitzonderlijke, opvallende

In 1624 is hij (even) terug in Sittard enzet dan zijn studies in Franeker opnieuwverder. In april 1626 slaagt hij in DenHaag in zijn examens en krijgt deofficiële toelating om als predikant op tetreden. In 1626 - 1627 is hij in Londen,waar hij zich verder bekwaamt. Volgensde archieven van de bekende DutchChurch in Austin Friars, de kerk van deuit de Lage Landen gevluchteprotestanten, preekt hij er af en toe. In1627 vertrekt hij als onderwijzer van eenjonge edelman naar Frankrijk en verblijftin Genève, Sedan en Rouen, bekendesteden in de geschiedenis van hetcalvinisme.

In 1628 volgt zijn aanstelling alspredikant in Oosterbeek bij Arnhem. In1631 treedt hij in Arnhem in het huwelijkmet Mechteld van Elswijck, weduwe vanHuijbrecht van Raij, en laat in Harderwijkzijn boek “Toetsteen der Waerheijt”drukken.

Voorjaar 1632 maakt het Staatse legeronder aanvoering van Frederik Hendrikzich op voor wat later de“Maasveldtocht” zal heten. De tochtwordt uiteindelijk succesvol afgeslotenmet de verovering van Maastricht, eenbelangrijke mijlpaal in de verderegeschiedenis van het Maasdal. Maar,zeker in de optiek van Frederik Hendrik,gaat het in breder perspectief veeleer omeen bevrijding van het Zuiden vanSpaanse onderdrukking, vandaar ook bijde start van de campagne de publicatievan het bekende manifest waarbij debevolking wordt opgeroepen zich bij deStaatse actie aan te sluiten en waarbijhaar wordt toegezegd - een opmerkelijknovum - dat “de publijcke exercitie van deRoomsche catholijcke Religie” mogelijk zalblijven. Frederik Hendrik en de Staten-Generaal stellen zich heel wat voor vande overkomst naar Staatse zijde van deSpaanse legeraanvoerder Hendrick vanden Bergh, een neef van FrederikHendrik en onder andere heer vanStevensweert.6

Het tot dan Spaanse Overkwartier vanGelderland, met steden als Venlo,Roermond en Straelen, evenals trouwenshet Gulikse Sittard, vallen in 1632 binnende kortste keren in handen van hetStaatse leger. Nu is de vrije uitoefeningvan “de Roomsche catholijcke Religie”voorafgaandelijk al wel toegezegd, maarde drie Gelderse steden beloven bij decapitulatieovereenkomst eveneens elkeen kerk beschikbaar te stellen “daer innedie vande gereformeerde religie haerengodtzdienst publickelijck sullen exerceren”.In een eerste voorlopig stadium wordendaarom drie Gelderse predikanten elknaar één van de veroverde stedenuitgezonden. Naar Straelen,tegenwoordig even over de Duitse grensmaar in de buurt van Roermond, wordtafgevaardigd… “Theodoor Hamer,predikant te Oosterbeek”.

De motivatie is er blijkbaar, want waar debeide andere aangeschrevenen pas op24 juni uit Arnhem vertrekken en op 1juli in Roermond arriveren, heeftdominee Hamer zich bij een afdelingruiterij gevoegd, die op 21 juni inStraelen aankomt. Jenniskens noemthem een begenadigd briefschrijver, watmaakt dat wij behoorlijk goed op dehoogte gehouden worden van deactiviteiten die hij in het Gelderse stadjeontplooit. Dat beperkt zich voorlopig totniets anders dan zijn verwoede, eerderpathetische pogingen om er een voor degereformeerde eredienst geschiktgebouw te vinden. Want de bestuurders(en in het algemeen de ganse bevolkingvan Straelen) zijn intussen gepokt engemazeld in het contrareformatorischekatholicisme van het Concilie van Trente.Men pleegt dus uitgebreid obstructie endat geeft aanleiding tot in latere ogenhilarische taferelen.7

Het begint er al mee dat de dominee zijnzoektocht enkel kan ondernemen in hetgezelschap van garnizoenscommandantJohan van Eck. Zonder hem erbij riskeerthij naar eigen inschatting zijn leven. De

33

De Maaseikenaar, jaargang XL, 2010, nr. 1

Page 35: drir de maaseikenaarEen cultureel tijdschrift interesseert zich niet alleen voor de geestesweten-schappen - letteren, geschiedenis en kunst - , maar ook voor de uitzonderlijke, opvallende

eerste locatie die de magistraat hemaanwijst, is een oud, vervallen en veel teklein huisje, niet eens eigendom van destad. Van andermans eigendom is hetgoed geven, smaalt Hamers. Volgendbezoek geldt de refter van hetbegijnenklooster van Sint-Agnes, maarde pater rector van de begijntjes wil erniet van weten. Ten slotte raken domineeen magistraat het eens over de school,gelegen bij de grote kerk. Op 27 junipreekt dominee Hamers er, maar hetgebouw blijkt ten enenmale ongeschikt,“so dompich en heet” als het er is. Dus ziter de volgende zondag, 4 juli, nietsanders op dan van op de pui van hetstadhuis de verzamelde gelovigen, 400in aantal, voor te gaan. Zelf vermoedt

Hamers er trouwens niet enkelgeloofsgenoten, maar ook een grootaantal nieuwsgierigen tussen. Uit deomgeving van Straelen zijn bovendieneen groep boeren komen opdagen, diehij niet verwacht een volgende keer nogterug te zien. De commandant van hetnabije, Spaans gebleven stadje Gelderheeft immers stante pede iedereenvogelvrij verklaard die het nog waagteen gereformeerde dienst te bezoeken.Volgens Hamers laten ook de pastoor enzijn handlangers zich niet onbetuigd.Katholieken die zijn preken volgen,worden met brandstichting bedreigd. Depastoor heeft nog een ander machtigwapen bij de hand: hij levert attestenvan roomse rechtzinnigheid af en zonder

dergelijk attest kanmen geen paspoortkrijgen om ingebieden onderSpaans gezag tereizen, iets wat ookHamers vooronwerkbaar houdt ineen grensstreek.

In een volgende briefzwakt Hamers deaantijgingen tegende pastoor een flinkstuk af: hij heeftgeen bedreigingengeuit, maar enkeleen aantalrustverstoorders uitde dienst van dedomineemeegetroond naarhet kerkgebouw. Dedominee preekt dezondag erna terug inopenlucht, maarhoopt dat de grotekerk door beideeredienstengezamenlijk zalkunnen gebruiktworden. Dat“simultaneum” is

34

De Maaseikenaar, jaargang XL, 2010, nr. 1

Page 36: drir de maaseikenaarEen cultureel tijdschrift interesseert zich niet alleen voor de geestesweten-schappen - letteren, geschiedenis en kunst - , maar ook voor de uitzonderlijke, opvallende

trouwens een schikking die in veleLimburgse kerken onder Staats gezagwordt gepratikeerd.8

Zijn gemeente loopt al vlug terug totniet meer dan een twintigtalautochtonen, maar de diensten vindenvoortaan toch binnen plaats, in hetstadhuis. Dat blijft ook in de volgendejaren zo, wat in 1634 de gereformeerdeklacht ontlokt dat zij daar “bij faute vaneen klocke met den trommelslach als toteen comedie ’t samengeroepen” worden.Hamers is dan reeds lang niet meer inStraelen. Eind augustus 1632 al is hijterug in Oosterbeek en wordt hij inStraelen vervangen door de predikantAndreas Lodder.De perceptie van de Staatse troepen inde ogen van de plaatselijke bevolking –Straelen is absoluut geen uitzondering -is immers op geen stukken na zo positiefals men dat vanuit het Noorden(oorspronkelijk) verwacht. Nochtansvaardigt Frederik Hendrik aan het beginvan de veldtocht een vaker geciteerdeproclamatie uit, bedoeld om van dieplaatselijke bevolking goodwill enmedewerking te verkrijgen. Het manifestvan zijn neef Hendrick van den Bergh, deheer van Stevensweert, die synchroonnaar het Staatse kamp oversteekt, isdaarop een aanvulling, maar heeft geenpositieve gevolgen. Aan Den Haag wordtal vlug ontgoocheld gemeld “dat dentoeloop van graef Hendrick van den Berchsoo groot (niet) valt als wij haddengemeent”. De slotzin in het werk van DeCauwer luidt dan ook: “De gewestenbenoorden en bezuiden de grens waren,ondanks alle gelijkenissen, de gedeeldegeschiedenis en zelfs de perceptie van detijdgenoten, een andere wereldgeworden”. Over die perceptie “vanbrede lagen van zowel bevolking alsbestuurders” schrijft hij nochtanseveneens, met enige voorbeelden, dat“meer dan een halve eeuw na hetuitbreken van de Opstand… het conflictvoor hen in essentie een burgeroorlogbleef.” Uit de recente studie van

Rodríguez Perez blijkt dat ook in Spaansebronnen die perceptie alsmaar groeit. Zijschrijft: “Na de hervatting van de oorlogkunnen we spreken van een duidelijkterminologisch onderscheid tussen debewoners van de Republiek en die vande gehoorzame provinciën”, tussen“Holandeses” en “Flamencos”.9

Voortaan zijn de grenzen tussenNoorderlingen en Zuiderlingenduidelijker getrokken, terwijl militantekatholieken en protestanten hunrespectieve geestelijke (en geografische)territoria met precisie hebbengemarkeerd en er in zaken vangodsdienst voor tussenvormen of uitstelvan keuze geen plaats meer is. Debevolking in het Zuiden ervaart voortaanin grote meerderheid het Staatse legerals “anders”. Een voorbeeld uit Maaseik:in 1634 schampert Johan Vosbergen “datmen die geusen met hunnen geweer well in

35

De Maaseikenaar, jaargang XL, 2010, nr. 1

Page 37: drir de maaseikenaarEen cultureel tijdschrift interesseert zich niet alleen voor de geestesweten-schappen - letteren, geschiedenis en kunst - , maar ook voor de uitzonderlijke, opvallende

(de stad) liet & niet die koninxen”.Vosbergen identificeert zich dus eerdermet de Spaanse “koninxen” dan met deStaatse “geusen”, twee in gelijke mate“buitenlandse” legers. Die identificatiezal zo goed als zeker met de gelijkegodsdienst te maken hebben. Nog zoeen speldenprik met dezelfdeachtergrond in 1645: wanneer deStaten-Generaal aan de stad Maaseikvragen om “een eerlijcke plaetse, totbegravenisse van dood lichaemenhaerlieden officieren, alhier… passerende”,consulteert de magistraat deken enpastoor die “diese saecke hun niet enhebben willen aennemen”. Er zit nietsanders op dan Den Haag zo beleefdmogelijk te laten weten dat de“gepretendeerde sepulture buijten onsemacht is”.10

Na zijn teleurstellende ervaringen inStraelen keert dominee Hamers terugnaar Nijmegen. Vanaf 1636 is hij inRijnberg, nu in Duitsland, in het ambt.De vesting Rijnberg - Rijnberk, doortijdgenoten wel eens “de hoer van deoorlog” genoemd, omdat ze zo dikwijlsvan bezetter verandert, is van eminentstrategische betekenis. Sinds 1633 legerter een Staats garnizoen. Het lijkt nietonmogelijk dat Dirick Hamers eerder indat verband zijn functie uitoefent dandat hij te maken heeft met de zielzorgvoor de plaatselijke bevolking. Hij krijgtnochtans de lovende quotatie mee dathij “het ijs daer gebroken heeft, de bruggegeleijt en de bedde gespreijt, daer sijnesuccessores droog voets sullen over gaenende gemackelijck slapen”.11

Zijn ouders zijn beiden ten laatste in ofvóór 1635 overleden, maar pas in 1641verkoopt hij samen met de anderegerechtigden Hingelershof. Het goed isop dat tijdstip belast met een lening enmet enkele erfdienstbaarheden, maarbrengt desondanks 2000 gulden op. Hetheeft er alle schijn van dat de verkopersprotestant zijn en daarom henwelgezinder oorden hebben opgezocht:

Heinsberg en Geilenkirchen in het Landvan Gulik, Maastricht en Rijnberg in demacht van de Staten-Generaal. Terwijl devolmachten uit Heinsberg enGeilenkirchen in het Duits zijn opgesteld- vanzelfsprekend - is de Rijnbergsevolmacht in het Nederlands. Eénverkoper, in 1641 in Maastricht, vindenwij terug op één van de beidelidmatenlijsten van1608 van de Sittardsehervormde gemeente: “Gossen Werens,Peter Hamers Eidem”(schoonzoon). Enindien die laatste “opa” Peter Hamers is,dan is Gossen een aangetrouwde oomvan de dominee.12

Kort daarop, sedert 1643, bedientHamers de kerk van het GroningseHuizinge, waar de familie Coenders deborg Fraam bezit. De familie isoorspronkelijk afkomstig uit de stadGroningen, maar speelt in de GroningerOmmelanden een voorname rol enwordt, waarschijnlijk door haarfamilierelaties binnen die kringen, al vanin de 16de eeuw als adellijk beschouwd.Bernhard (Berend) Coenders van Helpenis midden 17de eeuw zelfs het breinachter de plannen tot oprichting van eenechte, officiële ridderschap, al komt vandeze mooie plannen tenslotte nietsterecht. Samen met andere jonkers is hijaandeelhouder van de OmmelanderCompagnie die zich bezighoudt metvervening op grote schaal. Dat isevenmin een onverdeeld succes. Afbreukaan macht en invloed van deCoendersen doet dit echter niet.13

Zijn aanstelling in Huizinge danktHamers aan zijn vriendschap met debegever, dezelfde Bernhard (Berend)Coenders van Helpen. Of “danken”, optermijn gezien, de goede omschrijvingis? Tussen de beide heren ontstaatnamelijk een onverzoenlijke vete, dieeindigt met de “val” van domineeHamers in 1657. Coenders klaagt hemaan wegens valsemunterij en wanneermen dan weet dat hij in de zaak tevensals rechter optreedt… Hamers vlucht

36

De Maaseikenaar, jaargang XL, 2010, nr. 1

Page 38: drir de maaseikenaarEen cultureel tijdschrift interesseert zich niet alleen voor de geestesweten-schappen - letteren, geschiedenis en kunst - , maar ook voor de uitzonderlijke, opvallende

halsoverkop naar Emden in Oost -Friesland (Duitsland), van oudsher eentoevluchtsoord voor hervormden uit deLage Landen.14

Coenders beweert dat de predikant valsemunten (flabbers) heeft geslagen en zeuitgegeven voor goed Gronings geld.Hamers houdt bij hoog en bij laag vol dathet goede en gangbare duiten zijn, diehij een half jaar eerder in de buurt vanSittard heeft ontvangen als korting opeen schuldvordering. Een attest van degraaf van Gronsveld dat de echtheid vande munten bevestigt, komt te laat en istrouwens niet helemaal ontlastend. Hijbevestigt erin dat hij inderdaad(proef)munten heeft laten slaan, maardat hij met de aanmaak is gestopt omdater twijfel ontstond over dedeugdelijkheid. Hamers is intussen bijverstek veroordeeld tot de doodstraf enverbeurdverklaring van zijn goederen,wordt in Emden gevangengenomen enin Groningen in de gevangenisopgesloten. Hij zit daar geketend enzonder vuur of licht de ganse winter1658-1659, maar werkt onverdroten aanzijn verdediging en verkrijgt deheropening van zijn proces. Aan eentweede, meer positieve attestatie vanGronsveld kan hij nog een derdetoevoegen, afkomstig uit het graafschapRekem. Frederijck Frederijcx en ClaudePertat, muntmeesters van de graaf,attesteren erin dat in Rekem koperenmunten geslagen zijn met daarop deafkorting FRICIR van ”FerdinandusRomani Imperii Comes in Recheim”.Coenders - nog steeds enige (!) rechter,beroep onmogelijk - past de aanklachtaan tot een lichtere versie en zorgt vooreen nieuwe veroordeling: verbanning uitde Groninger Ommelanden en feitelijkesekwestratie van het hele bezit. Noggeeft Hamers het niet op en uit dezeperiode dateert de (eerste) uitgave vanzijn eerder vernoemde verweerschrift,zonder resultaat, want Coenders isbinnen zijn territorium een machtige heeren heeft relaties op geschikte plaatsen.

Zoals te verwachten, zijn in verband metde schuldvraag in dit geding naderhandtegengestelde standpunten ingenomenen/of nuanceringen aangebracht.Helemaal zeker van zijn stuk is Timmers,die in “De Nedermaas” een stukpubliceert onder de provocerende titel“Een valsche munter uit de XVIIe eeuw”.Wat men er verder ook van mogevinden, de hardnekkigheid bij zijnpogingen om zijn naam van smetten tezuiveren, strekt Hamers - allicht“mondiger” dan de meeste van zijntijdgenoten - zeker niet tot oneer.Archivalia in de schepenbank van hetgraafschap Rekem die zijn onschuldbewijzen, geven meteen de verklaringvoor zijn niet aflatende inzet, waarmeevaststaat dat Timmers foute conclusiestrekt en veel te voorbarig is met delaatste zin die zijn betoog uit 1936afsluit: “En daarmede sluit zich hetgordijn der vergetelheid over deze tragi -comedie”.15

Op 30 juli 1658 worden de Rekemerschepenen gegrepen door het verzoekvan een zekere “Otto Switsters” omHartoch Joude onder ede teondervragen. Deze Otto blijkt later“Suijtser” te heten en de schoonzoon tezijn van Dirick Hamers of tenminste deechtgenoot van diens stiefdochter.16

In onze streken moeten de Joden het indie tijd nog stellen zonder achternaam,waardoor wij enkel weten dat het omeen Jood gaat die Hartoch heet en inRekem verblijft. Gelukkig voor deonderzoeker wonen er slechts eenbeperkt aantal Joodse families in Rekem,zodat na onderzoek in hetschepenbankarchief vaststaat dat deze“Hartoch” er de enige met die naam is.Hij blijkt in schapen en in slachtvlees tehandelen en allerminst te bedeesd omuitgebreid te ruziën met zijn christelijkeburen of hen desnoods in rechte aan tespreken. Suijtser wil Hartoch horenbevestigen of ontkennen dat hij om eenschuld van 600 gulden Maastrichterkoers af te lossen, “aen eenen persoen

37

De Maaseikenaar, jaargang XL, 2010, nr. 1

Page 39: drir de maaseikenaarEen cultureel tijdschrift interesseert zich niet alleen voor de geestesweten-schappen - letteren, geschiedenis en kunst - , maar ook voor de uitzonderlijke, opvallende

met naeme Dierijck Hamer” ongeveer 300pond Rekemse duiten (“op een sijde mettwee leuwen end op dander zijde met deletteren f. RICIR geprent”) heeft geteld,geld in mei 1657 in Luik door Gerart Putaan Johan Libergen toegezonden voorrekening van genoemde Hamer.17

Volgens de schoonzoon bezit hijbovendien een schriftelijke verklaring vaneen Amsterdamse koopman dat Hartochhem eveneens met dergelijke muntenheeft betaald en dat ook die ervanovertuigd was dat het om goed Rekemergeld ging, dat Hartoch bovendien “alhierbinnen Recheim heeft verhandelt int grosende met sacken”. Meer dan éénRekemer bestuurder, onder anderemuntmeester Frederijck Frederijcx, komtverklaren dat Hartoch hem (en de graafpersoonlijk) regelmatig aan zijn hoofd iskomen zeuren dat in Gronsveld wélmunten worden geslagen die de graaf inRekem weigert aan te maken, omdat hijdaartoe naar eigen zeggen toelatingnodig heeft van de Westfaalse Kreis.Hartoch heeft bovendien in Maastricht inhet openbaar verklaard dat deGronsvelder munten uit Rekem komen.Begin september verbiedt de drossaardhem en een andere Jood die Jacob heet,op een boete van 100 goudguldenhandel te drijven met “Gronsvelderstuijvers, schillingen ende andere muntenmet cruijsse ende leewen”, omdat zijverward worden met in Rekem geslagenmunten, “maer veel minder in aloijeweerdigh”. Half september wordtHartoch “apprehensibel” (aan te houden)verklaard. Hij geeft een gedetailleerdeopsomming van de manier waarop hij inhet bezit van het Gronsvelder geld isgekomen, deels in Gronsveld zelf, deelsin Rekem. Een deel komt van een Jood,“Markus – Marcques”, die in Gronsveldwoont, en dat deel heeft hij er ter plaatsevoor een stuk “met die kaerte verspelt”.Een deel heeft hij teruggegeven omdathij vond dat ze niet gemaakt waren zoalshet hoort. Hartoch ondertekent zijnverklaring “met Heijbreesche letteren”. Hij

stelt Jaspar Cupers aan tot zijn“procureur” (zaakwaarnemer-verdediger) en die doet zijn best -beproefde tactiek - om de zaak op delange baan te schuiven. Maar helaas, hetnet sluit zich rondom Hartoch, die op 2november schuld bekent “ende knielendeter arden heeft genaden begeert”. Dedrossaard vraagt de doodstraf, maar deschepenen veroordelen hem genadig toteen halve dag “aende kaecke(schandpaal) inden halsbandt gesloten,anderen ten exempel”, en tot betaling vande gerechtskosten, wat in feite neerkomtop confiscatie van zijn bezit. De totalegerechtskosten bedragen 252 ½ gulden,waaronder 10 stuiver per dag voor debode om Hartoch 63 dagen te bewaken.De openbare verkoop van deaangeslagen roerende goederen brengt73 gulden 9 stuiver op. Of men inGroningen ooit op de hoogte is geraakt?

Van enig eerherstel voor Hamers blijktimmers niets. Omdat hij ook alspredikant wordt afgezet, moet hij zichrond 1660 een inkomen verschaffen alslakenhandelaar in het dorp Pilsum, 15kilometer van Groningen. Het lijkt eropalsof hij in de jaren 1660 afwisselend inPilsum en in Amsterdam verblijft. Eenlaatste teken van leven dateert uit 1672in Pilsum.

Vergeleken met wat dominee Hamersdoormaakt, komt Hartoch Jude zonder alte veel kleerscheuren uit de hele affaire,vooral omdat hij naar allewaarschijnlijkheid niet aan zijn proefstuktoe is en bovendien nog hardleers is ook.In 1660 wordt de schepenen van Rekemom inlichtingen gevraagd door de“fursteligen Paderbornsche fiscus”. Die wilhet fijne weten over een tocht naarDusseldorf, die Hartoch met zijn zoonMendelen en met Rekemnaar ThijsStuevels in 1659 “in companie” heeftondernomen. Zij hebben in Orsoij in hetland van Kleef schulden ingevorderd enin Dusseldorf rundvee verhandeld meteen naamgenoot Hartoch uit Mulheim

38

De Maaseikenaar, jaargang XL, 2010, nr. 1

Page 40: drir de maaseikenaarEen cultureel tijdschrift interesseert zich niet alleen voor de geestesweten-schappen - letteren, geschiedenis en kunst - , maar ook voor de uitzonderlijke, opvallende

bij Keulen. Het geld dat bij dietransacties circuleert, zou bij geruchtemogelijk vals geweest zijn en dat trachtmen vanuit Paderborn uit te vissen. Thijsen Mendelen weten natuurlijk nergensvan. Met de Gronsvelder munt schijnt in1662 eveneens het een en ander aan dehand te zijn. Jan Vanderhallen en RoelLenssen uit het graafschap Rekemverklaren, op verzoek van zekeremuntmeester Lafarque, in Gronsveld eenaantal proefmunten te hebben geslagenmet materiaal dat die hen terbeschikking stelde en waarvan zij dekwaliteit niet kenden. Maar, “bevindendedat die selve niet wel deugde & dat dieselve materije sich niet en wilde laetenregeren als sijlver”, en omdat zijwaarschijnlijk onraad hebben geroken,maar dat zeggen zij er niet bij, zijn zij uitGronsveld naar huis vertrokken. Lafarqueheeft hun onkosten vergoed en heeftvervolgens nog geprobeerd hen teweerhouden, maar zonder resultaat,waarna hij teruggegaan is “al vloeckende,maer niet wetende in wat maniere, als nietverstaende, sijne spraecke is Welsch”. Hierhangt onmiskenbaar een geur vanvalsemunterij rond.18

Nog een laatste korte bedenking inverband met de positie van de Joden inhet graafschap Rekem: er wordt doorsommigen wel eens een verband gelegdtussen de demonisatie van de Joden ende alomtegenwoordige heksenwaan. Eénvan de laatste grote heksenprocessenlangs de Maas heeft nu precies in Rekemplaatsgevonden, een halve eeuw vóórHartoch Jude er in de problemen raakt.Hartoch in het bijzonder, en de kleinejoodse gemeenschap in het algemeen,zijn er meer dan behoorlijk in degemeenschap geïntegreerd en beslistgeen burgers van de tweede rang. Alsdat al iets bewijst: zij maken uitgebreid,zonder complexen en klaarblijkelijk opvoet van gelijkheid, ruzie met hunchristelijke buren, desgevallend tot vóórde rechtbank en nergens blijkt dat zijzouden onderworpen zijn aan wettelijke

beperkingen. Maar niet alles kan:christenen tot “zonde” of tot afval vanhun geloof aanzetten wordt nietgetolereerd. In 1667 wordt “Elias Joede”aangeklaagd omdat hij twee christelijkevrouwspersonen op een zondag voorhem heeft de was laten doen, “totvuijtlagginge onses geloeff & schandaelvan dese gemeijnte”. Bovendien heeft hijhen in de vasten gespijsd “met sorten vanvleijs, strijdende wel expresselijck tegensonse geboeden der heijliger kercke”. Dustoch een antisemitische schandvlek opde Rekemer idylle? De klacht is wélingediend door de echtgenote van“Hartoch Joede Jacobsoen”! Of Rekem denorm is voor Maaslandseverdraagzaamheid is daarmee nietbewezen, maar verder onderzoek is hierzeker gewenst.19

* Dit is een voor “De Maaseikenaar”geschreven bewerking van gegevens,opgenomen in “Emundt van Oeteren,canonick tot Thorn”, een geschiedenisvan de streek rond Maaseik in de 16de-17de eeuw, met vele nooit eerdergepubliceerde gegevens. U vindt er eenmeer uitgebreide bespreking vanReformatie en Contrareformatie dan inhet bestek van dit artikel mogelijk is.

39

De Maaseikenaar, jaargang XL, 2010, nr. 1

Page 41: drir de maaseikenaarEen cultureel tijdschrift interesseert zich niet alleen voor de geestesweten-schappen - letteren, geschiedenis en kunst - , maar ook voor de uitzonderlijke, opvallende

NOTEN1. A. DUKE, Reformation and Revolt in the LowCountries, Londen, 1990, blz. IX.2. Zie de artikels opgenomen in C. B. WELS,[eindred.], Vaderlands verleden in Veelvoud. Deel I,16e–18e eeuw, Den Haag, 1980; Over hetkarakter van die burgeroorlog: H. VAN NIEROP,Het verraad van het Noorderkwartier. Oorlog,terreur en recht in de Nederlandse Opstand,Amsterdam, 1999; J.F.J. STALS, Beschrijving vanden vervaarlijken, en vijandelijken inval derPruisissche soldaten in volle vredenstijd binnen destad Maeseyck in het jaar 1740, Maaseik, 1841,anastatische herdruk, 1987, blz. 78; LRA,Conclusions capitulaires du chapitre de Saint-Lambert à Liège, 9; B. MERSCH, Jezuïetenpatersuit Maastricht en de herkerstening van Maaseik,1588 – 1598, in: Pro Augustino amico. Eenvriendenbundel aangeboden aan Guus Janssen bijzijn vijftigste verjaardag, Sittard, 2007, blz. 129 –135.3. A.M.P.P. JANSSEN, Katholiek versus protestant inSittard 1609–1648, Sittard, 1998, passim; B.A.POTHAST, Kurze Chronik von Sittard, von 900 bis1755, Sittard, 1891, herdruk, 1975, blz. 17;Meer biografische bijzonderheden: W. SANGERS& A.H. SIMONIS, Er ligt een eiland in de Maas.Geschiedenis van Stevensweert en Ohé – en - Laak,Echt, 1955, blz. 277–278 en 420; Zie ook: P.B.N.VAN LUYN, Stadt Sittardt, een grensoverschrijdendverleden, Sittard, 1993, blz. 121–122.4. Voor wat volgt, zie o.a.: M.J.A.H.SCHRIJNEMAKERS, De Sittardenaar Dirk Hamerten onrechte van valsmunterij beschuldigd enternauwernood aan de doodstraf ontsnapt(1657–1659), in Historisch Jaarboek voor het Landvan Zwentibold, jg. 8, 1987, blz. 45–77; T.J.VERSELEWEL DE WITT HAMER, Een procescrimineel: bijdrage tot een biografische schets vande predikant Diederik Hamer, in De NederlandscheLeeuw, jg. 119, 2002, kol. 2–23.5. De verkoop van Hingelershof: HRA, Maaseik,Schepenbank, Gichten, 6, 32r°; De meting: HRA,Maaseik, BMH, 155, 21 januari 1717; J.POUKENS, Hengelershof, in De Maaseikenaar, jg.26, 1995, blz. 62–63.6. Een goed overzicht van de krijgsverrichtingenin het Maasdal: H.H.E. WOUTERS, Het LimburgseMaasdal gedurende de Tachtigjarige – en deDertigjarige Oorlog. Met inleiding en vervolg 1543– 1663, in: Limburgs verleden. Geschiedenis vanNederlands Limburg tot 1815, Heerlen, 1967, blz.265 – 411.7. Ook voor wat volgt: A.H. JENNISKENS, Deinvoering van de gereformeerde religie in hetOverkwartier van Gelderland 1632-1633, blz. 137– 153, in: Van der Nyersen upwaert, een bundelopstellen over Limburgse geschiedenis aangebodenaan drs. M.K.J. Smeets bij zijn afscheid alsRijksarchivaris in Limburg, Maastricht, 1981.8. Zie bijvoorbeeld: W.A.J. MUNIER, De beginfasevan het z.g. simultaneum in de kerk van de H.H.Nicolaas en Barbara te Valkenburg (1632-1687),Valkenburg, 1985.

9. M. CLOET, De gevolgen van de scheiding derNederlanden op religieus, cultureel en mentaalgebied, van circa 1600 tot 1650, in J.CRAEYBECKX, F. DAELEMANS & F.G.SCHEELINGS, [red.], 1585: op gescheiden wegen,Leuven, 1988, blz. 53-77; P. DE CAUWER, Tranenvan bloed. Het beleg van ‘s - Hertogenbosch en deoorlog in de Nederlanden, 1629, Amsterdam,2007. Y. RODRIGUEZ PEREZ, De TachtigjarigeOorlog in Spaanse ogen. De Nederlanden inSpaanse historische en literaire teksten (circa 1548–1673), z. p., 2005, blz. 158–159 en 212–213.10. MaSA, 20. Magistrale Rollen, 1633 – 1634,28. Magistrale Rollen, 1644 – 1646.11. Voor Rijnberg: zie b.v.: H.H.E. WOUTERS,Grensland en bruggehoofd. Historische studies metbetrekking tot het Limburgse Maasdal en, meer inhet bijzonder, de stad Maastricht, Assen, 1970,passim.12. HRA, Maaseik, Schepenbank, Gichten, 13, 10april 1641.13. H. FEENSTRA, Adel in de Ommelanden.Hoofdelingen, Jonkers en Eigenerfders van de latemiddeleeuwen tot de negentiende eeuw,Groningen, 1988, blz. 54-55, 67, 145.14. R. VAN ROOSBROECK, Emigranten:Nederlandse vluchtelingen in Duitsland, 1550 –1600, Leuven, 1968; A. PETTEGREE, Emden andthe Dutch Revolt: exile and the development ofreformed protestantism, Oxford, 1992.15. J.J.M. TIMMERS, Een valsche munter in deXVIIe eeuw, in De Nedermaas, jg. 14, 1936–1937,blz. 47–50.16. HRA, Graafschap Rekem, 332, Rollen, 1658 –1662, 853, Proces tegen Hartoch Joude wegensvalsmunterij, 1658.17. M. HENDRICKX, De munten van Rekem, inLimburg, jg. 48, 1969, blz. 136–138; M.HENDRICKX & A. CLAASSEN, Muntplaatsen enmuntheren in beide Limburgen, in Limburg, jg. 51,1972, blz. 227–237.18. HRA, Rekem, Graafschap, 216, Stukken vaneen verhoor door de schepenen op aanvraag vande Paderbornse fiscus over schulden van HartochJude, 1660, 508, François Guizwardin uitGronsveld contra de muntmeester Lafarcque overonregelmatigheden in de munt, 1662.19. Een overzicht en bibliografie: J.C.G.M.JANSEN, Continuïteit en discontinuïteit in de Joodsegeschiedenis. Het Limburgse voorbeeld, in SSEGL,jg. 20, 1975, blz. 57–88; J.C.G.M. JANSEN, e.a.,Joods Beek. Een geschiedenis van drie eeuwen joodsleven in een Limburgse plattelandsgemeente, Beek,1991; G. VENNER, Salmon Wolff. Een jood teThorn in het midden van de zestiende eeuw, in: DeMaasgouw 110, 1991, 122 – 143; Th. COUN, Soewel over de rycken als over d’ armen. Nieuw lichtop Maaslandse heksenprocessen (1601–1626), inLimburg–Het Oude Land van Loon, jg. 78, 1999,blz. 97–144; HRA, Rekem, Graafschap, 883,Proces tegen Elias Joude wegens zondagswerk,1667.

40

De Maaseikenaar, jaargang XL, 2010, nr. 1

Page 42: drir de maaseikenaarEen cultureel tijdschrift interesseert zich niet alleen voor de geestesweten-schappen - letteren, geschiedenis en kunst - , maar ook voor de uitzonderlijke, opvallende

“Ik las over zijn inzet voor de Harlindis enRelindisommegang. Ik herinnerde mij als10-jarige vaag dat er merkwaardigekostuums bij een praalwagen met taferelenover het leven van H.H. Harlindis enRelindis behoorden. Het waren een soortvan grote borden op scharnierenvastgemaakt die wij vasthielden met eenlint? Wij droegen allemaalhelmen/maskers, een soort van mijters,met gaten om te kunnen zien. Gevaarlijkals een wesp binnenvloog! Zij waren indezelfde kleuren (rood/geel) geschilderd alsde kostuums. Het is jammer dat Jan Peetersnooit die erkenning heeft gehad inMaaseik, die hij eigenlijk heeft verdiend“.Annick is geboren in Maaseik op 8 juni1962 en volgde er lager en secundair

Rijksonderwijs. Na haar studies aan deRijksnormaalschool in Tongeren enAntwerpen huwde zij met Peter Delporteen woont sinds 1986 in Tunesië.Na enkele tentoonstellingen in haarnieuwe thuisland exposeerde Annick van17 augustus tot 16 oktober 2009 “In deWandelgangen“ van de TextielfabriekenVan Puijenbroek in Goirle-Tilburg.

Zij vindt haar inspiratie aan de kust enhet binnenland van Tunesië. Maar zijgaat ook de confrontatie aan met degeschiedenis en vergeten gebruiken. Zois er bijvoorbeeld de naïeve berberkunstmet zijn tal van symbolen. Sommigesymbolen bestaan al eeuwen en zijnverweven met tradities en beschavingen.Zij ziet symbolen blijven, somsveranderen en soms nieuwe bijkomen.

41Wim Corstjens

Maaseikenaren inde wereld: AnnickDelporte-Pex

De Maaseikenaar, jaargang XL, 2010, nr. 1

Wij ontvingen een e-mail uit Tunesië vanAnnick Delporte-Pex.Zij schrijft dat zij via het internet over deMaaseiker kunstenaar Jan Peeters (+25-01-2000) heeft gelezen. Zij kende Jan enzijn collega’s Tjeu Corstjens en RikStrijckers van de nieuw opgerichte“tekenschool” in het pand “DeVerkeerde Wereld” in de Bosstraat.

Page 43: drir de maaseikenaarEen cultureel tijdschrift interesseert zich niet alleen voor de geestesweten-schappen - letteren, geschiedenis en kunst - , maar ook voor de uitzonderlijke, opvallende

”Symboles”

De Maaseikenaar, jaargang XL, 2010, nr. 1

42

Meestal zijn ze gewoon van vorm maarblijven betekenisvol en stemmen totnadenken. Zij maakt dit zichtbaar doorhet gebruik van felle kleuren,geometrische vormen en symbolen.

Page 44: drir de maaseikenaarEen cultureel tijdschrift interesseert zich niet alleen voor de geestesweten-schappen - letteren, geschiedenis en kunst - , maar ook voor de uitzonderlijke, opvallende

er enkele oude taxusbomen en eenreusachtige Ginkgo biloba. Deze boomgroeit grillig, onregelmatig en is eenlevend fossiel, nagenoeg onveranderdsinds de tijd van de dinosauriërs. Deginkgo zit qua soort tussen eennaaldboom en een loofboom in; het isechter geen van beide. De plant behoortnamelijk tot een aparte orde vannaaktzadigen2.

43Wim Corstjens

Een Ginkgo bilobain HotelAgnetenklooster

De Maaseikenaar, jaargang XL, 2010, nr. 1

Enkele jaren geleden startte het VlaamsInstituut voor het Onroerend Erfgoed1

met een nieuw initiatief om bomen enstruiken met een erfgoedwaarde in kaartte brengen. Dit werd via de krantenonder de aandacht gebracht. In Maaseikis eind 2005 alvast één merkwaardigeboom opgegeven: een Ginkgo biloba inHotel Agnetenklooster aan deSionstraat.

Daar werd in 1245 het Agnetenkloostergesticht. Het linnen, laken en fluweel datde zusters weefden en sponnen, wasvermaard. In 1482 ging het klooster invlammen op, maar het werd tussen1486 en 1530 heropgebouwd. Na deFranse Revolutie bleven enkel deinfirmerie en enkele bijgebouwenovereind. De tiendenschuur staat er nogen het ziekenhuisgebouw is in de jaren1960 grondig gerenoveerd doorerenotaris Robert Indekeu (1934-2005).Zijn dochter Patricia opende er recenteen “Bed & Breakfast“, HotelAgnetenklooster genoemd. Zij heeft erprachtige kamers ingericht met uitzichtop een schitterende tuin waaronder zichnog altijd de oudste resten van hetAgnetenklooster bevinden. Nu pronken

Blad van de ginkgo

De tuin rond 1900?

De huidige tuin van Hotel Agnetenklooster

Page 45: drir de maaseikenaarEen cultureel tijdschrift interesseert zich niet alleen voor de geestesweten-schappen - letteren, geschiedenis en kunst - , maar ook voor de uitzonderlijke, opvallende

44

De Maaseikenaar, jaargang XL, 2010, nr. 1

In juni 2009 nam de heer Bart Geyskensvan het Agentschap RuimtelijkeOrdening Onroerend ErfgoedVlaanderen contact met ons op om eenonderzoek ter plaatse te doen.Ziehier zijn bevindingen van 30september 2009:“Het verhaal gaat dat de boom 350 jarenof meer oud zou zijn. Echter blijkt uitverschillende bronnen dat de Ginkgo bilobarond 1730 naar Europa werd gebracht.Naar verluidt zou de oudste en diksteEuropese boom in het Vlaams-BrabantseGeetbets (ge)staan (hebben) en omstreeks1730 aangeplant zijn. In Utrecht staat ookeen ginkgo die in 1730 geplant zou zijn,maar waarschijnlijker is dat deze omstreeks1760 is geplant, omdat in 1787 wordtvermeld dat de boom op dat moment 4 mhoog was.De boom in Geetbets meet (mat) eenomtrek van 489 cm, die in Utrecht 400cm. De huidige Belgische kampioen staatin Nijvel en meet 530 cm omtrek.De boom in Maaseik heeft een omtrek vanongeveer 330 cm. Zijn ouderdom is dusonduidelijk.De inventaris van de Belgische

Dendrologische Vereniging bevat een kleinetwintig ginkgo’s van ongeveer 330 cmomtrek en meer tegenover een tachtigtalbomen van kleinere omtrek.

In Vlaams-Brabant komen diverse ginkgo’svoor met stamomtrekken van meer dan400 cm, behorend tot de oudste generatieaanplantingen van deze soort. Opmerkelijkis dat de bomen van deze oudste generatiein de regio Leuven-Tienen-Diest steeds invoormalige kerkelijke goederen wordenaangetroffen.De boom in Maaseik is gelegen op hetterrein van het voormaligeAgnetenklooster. Gezien de onduidelijkeouderdom van de boom is echter evenminduidelijk of hij ook werkelijk werdaangeplant ten tijde van het klooster. Ditklooster werd immers opgeheven in 1797en in 1799 verkocht. Er werd een militaireinfirmerie in opgericht, die nogfunctioneerde in de Nederlandse tijd enverdween bij de Belgischeonafhankelijkheid. Rond 1840 was alvasteen groot deel van de gebouwen,waaronder de kerk, verdwenen.Afgaand op een plan van G. Daniels uit

Page 46: drir de maaseikenaarEen cultureel tijdschrift interesseert zich niet alleen voor de geestesweten-schappen - letteren, geschiedenis en kunst - , maar ook voor de uitzonderlijke, opvallende

“Maaseik: Architectuur en Historie” (1974)zou de boom in de nabijheid van deingang van de kerk kunnen gestaanhebben, voor zover hij ten minste ouder isdan 1797.Het zou interessant zijn te weten of deboom ook werkelijk uit de tijd van hetklooster zou kunnen dateren. Mogelijkbeschikt men toch nog over gegevens diedit zouden kunnen verduidelijken,bijvoorbeeld over verfraaiingswerken ofintegendeel afbraakwerken uit de periodevoor en na de Franse tijd (1760-1840).In het genoemde boek van G. Daniels enW. Sangers is bijvoorbeeld ook sprake vantwee kronieken die handelen over degebeurtenissen in het convent en tevensover Maaseik en omgeving, en die in deKoninklijke Bibliotheek van Brussel bewaardworden.

Enkele weken later, toen de herfst wasingetreden, kon Patricia ons melden dathet om een vrouwelijke boom gaat. Devruchten die de boom draagt, geveninderdaad een onaangename geur af

indien je deze vruchten plet (ranzigeboter). Dit is dus eigenlijk uitzonderlijkvoor deze regio, daar eerder demannelijke bomen werden ingevoerdomwille van deze geur.Patricia heeft intussen ook de toelatinggegeven om de boom te laten opnemenin de inventaris van de BelgischeDendrologische Vereniging.

1 Het Vlaams instituut voor het OnroerendErfgoed (VIOE) is de wetenschappelijke instelling,binnen het beleidsdomein RWO van de VlaamseOverheid, die ons onroerend erfgoed onderzoekten inventariseert en de resultaten daarvanontsluit. Het onderzoek van het VIOE vormt dewetenschappelijke basis voor het erfgoedbeleidvan de Vlaamse overheid. De inventarisatie is ergekomen vanuit de grote bezorgdheid om hetbedreigde autochtone genenmateriaal voor detoekomst te redden.

2 De naaktzadigen is een groep planten die teomschrijven is als alle zaadplanten behalve debedektzadigen. De exacte verhoudingen tussende diverse naaktzadigen onderling en met debedektzadigen is onderwerp van onderzoek endiscussie (Wikipedia).

45

De Maaseikenaar, jaargang XL, 2010, nr. 1

Aangeplante ginkgo’s zijn meestal mannelijk. De (vrouwelijke) vruchten verspreidenimmers een onaangename geur. Het verschil tussen beide geslachten is alleen te zienwanneer de boom in bloei staat.”

Page 47: drir de maaseikenaarEen cultureel tijdschrift interesseert zich niet alleen voor de geestesweten-schappen - letteren, geschiedenis en kunst - , maar ook voor de uitzonderlijke, opvallende

Det bewi-js allein mer det ‘ne Maaslenjertoch gei ketsje is óm zónger hawse aante pakke en det hae zich de mèlk dusneet zoor luuët maake. Toch zieëker es-tedet ketjse aan z’ne start zits te trèkke.

Jao, ‘ne lieëventige mins zujt dèk mieëaaf es e kepot verke. Is het waer good,den douge de minse neet. Want daotórt tiech get rónd in de waereld. Minsgenaoje nog aan tów. Gelökkig höbs-teminse, en det zeen toch de meiste, di-jdiech in de wieëze laote en diech duslaote gewieëre. Di-j kri-jge het goddankneet in hunne kop óm zich mèt di-jlieëve te meuje.Mer de höbs ter ouch di-j – óm ins ’nferm ówtdrökking te gebrujke – diech dezeik good law kónne maake. Di-j kónnehet gewuuën neet laote óm uuëveralhun naas tösse te stieëke. En diech bi-jelk stepke dets-te verkieërd zèts, in tepieëpere waat ze der van dènke. Dendèksten ti-jd zeen det aw memme, awzaege mein iech, en sji-jnheiligelówzeköp di-j zelf ówt hun hieël pensneet douge. Djuuë toch, dao verrèks-tevan. Kónne di-j diech get lappe, denzulle ze het neet laote. Minse aafvangeof ze ambeteere en trenseneere, det isdi-j hun lös en hun lieëve. Es di-j merkónne sjamfówtere, sjampe en zwetse.En minse achterein zètte nateurlek.

En toch hoofs-te dao, es-te het goodaanpaks, neet uuëver te lemmenteere ofte näöle. Woeëróm zous-te ligke ri-jjerewi-j e lènjeblaad vuur zoe’ne zawwel?Want mieë es get lulkook is det neet.Nae, es-te e bitsje ónger diech ówt bès,luuëts-te diech neet nekke of ówtpótse

Theo Kees46

Dènke en veule vande Maaslenjer zit inz’n spruuëke engezègkdes6. AFFRÓNTE EN VERWI-JTE(veerde aaflevering)

De Maaseikenaar, jaargang XL, 2010, nr. 1

In ‘Een politiek testament’ sjri-jf LeoTindemans det er tösse 1500 en 1940 ’ndikke vi-jfhónderd velsjslaeg zeenówtgevochte op ’t gróndgebeed vanwaat nów Belsj is. Jónges toch, en detvuur e lensje det oppe kaart mer ‘nespangekop groeët is. Ouch vandaagzeen der genóg lenj woe het neet plujs isen woe waopegekletter neet van de lochis. En sjoeëns det we eigelek de peshöbbe aan rujzing en gestuik, is het ouchop persoeënlek vlak sóms oeërlog tösseminse. ‘ne Sjamp of e verwi-jt, dèkuuëver get kattendrek of ’n sjaeligheid,kónne al genóg zeen óm zoe’noeërlogske te doon losbarste en vuur‘nen houp trammelant te zörge.De vraog wi-j we dae lorejas of dae sjujfeldi-j ós ’n gooj loor höbbe gedrèjjd, denaas ówtsnówve, en wi-j we zelf uuëverget zwakigheid ówt oos vel kónnesprènge, is het vuuërwerp van oosperpoeës. Mögkepissers – woordenvittersin het AN – di-j zich kónne sjangerneereuuëver wäörd en ówtdrökkinge di-j ebitsje aan de platte kant zeen, kan iechgerös stèlle. Di-j zulle namelek good aanhun trèkke kómme. In oos modertaal,toch ’n volkstaal bi-j ówtstek, drèjje weder nów einmaol gein deukskes rónd.

hawse

Page 48: drir de maaseikenaarEen cultureel tijdschrift interesseert zich niet alleen voor de geestesweten-schappen - letteren, geschiedenis en kunst - , maar ook voor de uitzonderlijke, opvallende

doeër det soeërt paljasse, valsnek ofastrante vaege. Det sprik van eiges. Degeis tiech toch neet laote tówbakke –nae, neet lètterlek – doeër d’n ieërste debèste mottige mówleman of ónnoeëzelekwakel, zoe stökske bemeujal wèt gewaal.‘Kóm mer aaf, iech lös tiech’ of ‘Louppisse, jóng’ is het bèste waats-te kónszègke es ter eine get te prottekolle haet.Daomèt kóns-te geli-jk wèlken astranteraekel of zoore pekelhieëring toch effeuuëver z’ne strank gieëve of zelfs van zepaerd blikseme. En op d’n slóffe onnog.Wieëre wieë dus aangevalle, den hoovewieë dao neet turrelut van te wieëre.

Lök det neet, den höbbe wieë nog ‘neväöl bieëteren taktiek óm zoe’nenapekloeët, pardon … zoe’nen tip, hetmunsje te snoore. Zjus wi-j bi-j deoeësterse gevechsporte – van sport kan‘ne mins väöl lieëre – goeën wieë d’naanval van dae kwatsjkop verzwaake enóntzenuwe. Zeet gieë leefhöbber vankarate, taekwondo of kung-fu, den wètgieë det het dao dróm geit d’n attak aafte sloeën en van e naodeil e vuurdeil temake.En zjus wi-j wieë bi-j de volley de bal degrónd neet laote raake, zoe gieëve wieëdae bal gehak dus neet de kans ós mètz’n vówl tóng te blameere.De slaag aafwieërere wi-j bi-j het bókseof de stoeët pareere wi-j bi-j het sjerme isoos meneer van wirke. Zónger uch ligkeaaf te jakkere, gaef gieë det stökskegesjieëte e pak op z’nen dónder of opz’n bloeëte kónt, es gieë det leever doot.

In oos perpoeës uuëver ‘affrónte enverwi-jte’ zeen we nów beland bi-j ’ntwieëde hoofstök. In ’t ieërste lujk, in devuuërige dri-j aafleveringe dus, höbbewieë gezieën wi-j we het aan boeërd

lègke es wieë zelf ’n torpedookeaafsjeete. Aprosdoketon, toneelkespuuële, ironie, jense, beeldende taal,suggestie en het ekskuus-vuuraaf zeen dezieëve soeërte spréngstóf woemèts-tezoe bumke of zoe prozjectieël kónsvölle. Of óm het get lekkerder te zègke,waat de zujvere sjóklaat is vuur deprelinne, is det de fóndao van affrónteen verwi-jte. En daomèt kóns-te denemes get zawt in z’n vot jage (1).Det mer óm eur geheuge op te frisse.Den zeet gieë trök bi-j de lès.

Laot miech nów, óm d’n draod trök opte pakke, e paar vuuërbeelde gieëve vanwi-j wieë kónne vuurkómme det d’n eineof d’n angere pissige stuiker ós te kakkezèt (2).Pak ins, gieë woeënt op de bówte. Engieë zeet van het prinsiep det ‘nen hoeëfneet is óm in te wirke mer waal deentóm van te geneete. Terwi-jl det gieë op‘ne zaochte zoeëmeraovend e lekkervèske op het veur lègkt en aan e veerdeduuëvelke zit te lebbere, is dae mins bi-juch nieëve, daen Tjen, vuur dezoeëväölste kieër dit jaor de hègke aanhet sjieëre, het graas aan hetmillimaetere en de lujskes ein vuur einvan de blaedsjes aan het plökke. En es-ter di-j allemaol in e zwieëgelduuëskehaet opgesloeëte, geit er, zeiknaat vande zweit en gewaopend mèt ’n sjóffel,op zeuk nao e speer ónkrówd det twieëoore gelieëje nog neet waasówtgekómme. Nae, gieë gaot het neetgluive, mer dao ligk nog gei struuëspeersjeif. En het sjoeënste is, es dae hetgraas gemèjjd haet, den geit dae zieëkertieën menujte op z’ne bówk ligke ómmèt de verreki-jker de gazao aaf tespäöre. Ligk ter örges e speerke sjeif of

47

De Maaseikenaar, jaargang XL, 2010, nr. 1

’ne slófE zwieëgelduuëske

Page 49: drir de maaseikenaarEen cultureel tijdschrift interesseert zich niet alleen voor de geestesweten-schappen - letteren, geschiedenis en kunst - , maar ook voor de uitzonderlijke, opvallende

stik ter toch nog hi-j of dao get boeëvedi-j biljaartaofel ówt, den zujs-te dae daomèt z’n graassjieër nao tów renne, zjuswi-j eine dae zich op de hónderd maeteraan het vuurbereije is. Jao, mèt zoezeikske kan ‘ne normale mins geinkómpassie höbbe. Nae, den zeet gieëtoch ‘ne gelökkige mins. Wi-j gieë deboel laot wèjje, dao zult gieë neet gawmeug van wieëre. Ouch wi-j bi-j uch deneetele tot in de rein (3) in het zäödstoeën en wi-j gieë de tek van eurloufbuim gemekkelek tieën maeter laotuuëverhange bi-j de naobers. Den höbbedi-j minse ouch get sjeem in de zoeëmer,is eur redenering. En den hoof daebuurman onneet zoeväöl benzin teverkloeëte, want önger zoe loufdaakgreujt alles toch get minder rap. Jao, detwi-js toch allemaol op de meisbeminneleke trèkke in eur karakter. Enzoe’ne wiljen hoeëf, det is toch zujverleefde vuur de nateur. Nae, gieë zoudthet neet in eure kop hoeële, wi-j daesjoeënen Tjèn, óm zoe’n erm lujskes vanhunvri-jheid te berouve en in zoe’nónnuuëzel klein duuëske op te slówte,waat trouwes e vergri-jp is tieënge deWèt op de Deerebesjerming. Want di-jbieësjes goeën – dao hoofs-te neet aante twi-jfele – bènne de korste kieëreklawstrofobisse gedraginge vertoeëne.

Op e gegieëve momènt kump dethieërsjap van bi-j uch nieëve – ’t isnaojaor en de blaedsjes zeen aan hetvalle – bi-j uch opgeloupe mèt e gezichdet op ónwaer stuit. En nog vuur det ermieë haet gezag es ‘Di-j blajer …’, pakgieë het uuëver en zègkt gieë : ‘Beginmiech nów neet uuëver di-j blajer, héTjèn. Want iech rujkdi-jnen aosem al. Wi-jväöl jaor is detnów al des-te miech rónd dezen ti-jdbegins te mieëme uuëver di-j ónnuuëzelblaedsjes? De wèts toch det iech tiechdao alti-jd bi-j help (Gieë bedoelt eigelekhelpe ki-jke). Kóm bènne, den drènkewieë der eine, want iech höb zjus ’n goojfles oeëpe getrokke.’

Zoe kóns-te dus het veurke blösse vuurdet het gebrand haet. Waat we dus neetdoon, is de lónt in het krówt goeëje.Want duis-te det waal, en zègks-tebevuuërbeeld : ‘Tjen, zaniker, waat bès-tiech vuur ‘nen achterleke! Wèts-tiechden neet des tiech van di-j blajer mósaafbli-jve? Di-j hawte de voch in degrónd, gieëve het ónkrówd gein kans enleevere onnog gratis kómpos.Ieëzelskop, diech bès nog lómper es di-jsjäöp hi-j achter in de stal. En maaktiech nów van me gelaeg aaf mèt degenäöl en de lewèjt, of iech laot den

hónd los. Want diech bès ‘nen dikkegrawwelaer en ‘ne krubbebi-jter. En ligkde nateur zoe neet te vermassekreere,amateurke. Zumper! Of zeuks-te mesji-jnrujzing? Ónnuuëzele vreutelaer. Waatbès-tiech vuur ’n ków van ‘ne mins?Gank, en laot tiech ins naoki-jke, wantbi-j diech zit gein ein sjrówf mieë vas.’Jao, den höbt gieë het ouchuuëvergepak, mer neet op de goojmeneer. Den is neet dae naober ‘ne vi-jze of ‘ne vale, den zeet gieë det. Denstuit strak de pelis bi-j uch vuur de duuër,of geit Tjèn z’ne septisse pöt zjus laegtrèkke es gieë weer ins vleiske aan hetroeëstere zeet. En den zulle di-jsjaopekortelètsjes neet nao lemke merieërder nao ‘ne stinkbók smake. Nae,gieë mót e vuuërbeeld numme aan ‘nentaekwondomeister dae neet zoezieër mèt

48

De Maaseikenaar, jaargang XL, 2010, nr. 1

E gelaeg

Page 50: drir de maaseikenaarEen cultureel tijdschrift interesseert zich niet alleen voor de geestesweten-schappen - letteren, geschiedenis en kunst - , maar ook voor de uitzonderlijke, opvallende

ówterlek geweld mer mèt ’n gooj ‘ki’, ‘ninnerleke krach, te werk geit.

’n Anger vuuërbeeld. Gieë zeet ‘nemeister en gieë gaeft al jaore wiskundein ’n sjoeël in de Kempe. En nog alti-jdstaot gieë vuur di-j maesjes en jónges ofwént het eur eige kènjer woeëre, mètdezelfden i-jver en mèt ieëveväöl geisdrif.Zit gieë op ‘ne vi-jze kieër eine te pakkein eure stamkafee. Kump dao zoe ’nebaer van ‘ne mins bènne.

Vlujg daen oeëlifant rech op uch aaf. Enbegint uch dae dao ówt te sji-jte. Zoehel det de vibrasies van z’n stöm deglazer op den toog zoe óngevieër kepotdoon sprènge. Nae, dao kri-jg gieë geiwoeërd tösse. Waat dae bullebak uchkump inprènte? Det gieë het höbtaangedörf ’n groeëte luuëge oppe‘bulletin’ van Treeske, z’n hoeëgbegaafde dochter, te sjri-jve, namelekdet ze neet mèt zou kónne en in deverkieërde richting zou zitte. En detvuuërige jaore noeëts emes zoe getgezag haw. En det ze allein mer goods tevertèlle hawwe. Tieënge zoe’ne baviaanzeet gieë nateurlek neet opgewasse. Engieë stap het aaf zónger e woeërd tezègke. Nae, tieënge ’n groeëtmówl en‘nen oeëve kóns-te neet gape. Dao wiltgieë neet flaw uuëver doon. Dao zeetgieë mèt e gesjèld stekske eiversgegange. Thóws gekómme, zeet gieëdalik, nog mèt de start tösse de bein, inbèd gekroeëpe. En d’n hieële nach haetdae brieësende lieëw doeër eure kopgeraos.

Sangerendaags kómp gieë oppe sjoeël.Stuit d’n direkteur uch al, mèt ‘ne kopwi-j ‘nen deur, op te wachte. Is dethangbówkverke mèt ze gezich wi-j emómbakkes óngertösse uuëver uchonnog van z’ne zjef goeën gieëve bi-jeure baas. Waat vuur uch raej genóg isóm mèt de póppers te zitte, want di-jpersonaliteit, di-j persoeënlekheid, haetter ’n hensje van weg óm awwers nao demónd te kalle, waat allewi-jl tochówtzunjerlek is, of neet? Höbs-te zoe’nebaas en kri-jgs-te mèt e kènsj of mèt z’nawwers get aan der hand, den mós-te,ouch es te rech in d’n sjoon stuis, algood van d’n tóngreem gesnieëje zeenen al gooj pepeere höbbe, óm neet vówlte valle.En nog vuur det baaske van uch goodz’ne mónd haet oeëpegedoeën en denaam van dae rare kieërel, daenhuuëtemetuuët, haet laote valle, haokgieë in en zègkt gieë: ‘Lówster, direkteur,iech wil uch neet vuur de kop sprènge,mer waat de vos neet wèt, det zal daenieëzel waal weite. Dae vader, dae lujg wi-j ’n gezèt. En det kan iech bewi-jze mèt epuuënhensje. Want es eine z’n pieëregezieën haet mèt det kènsj, det Treeske,den bèn iech het. Vuur det maesje höbiech genóg m’n kónt aafgedrèjjd. Merjéh, het zeen de slechste vröchte neet,woe-aan de mispels knage, neetwaordirekteur (4). En in het persoeënlekdosseer van deze modellieërling stuittrouwes det Treeske achter ’n hègk isgroeëtgebrach. Det Treeske niks duit eskómplemènte maake en ederein d’ndikke drèjje. Det Treeske ze munsje op ’naenjevot gegruffeld is en det het ’n bletsjis. Det Treeske ’n pritskónt is en edereinop z’ne kop sjit. Det dit juffrouwke alti-jd mer zit te póngele, ‘ne sjravelaer is enzich ederen daag zit te bieëje vuur slaeg.

49

De Maaseikenaar, jaargang XL, 2010, nr. 1

’ne baer van‘ne mins

E mómbakkes

Page 51: drir de maaseikenaarEen cultureel tijdschrift interesseert zich niet alleen voor de geestesweten-schappen - letteren, geschiedenis en kunst - , maar ook voor de uitzonderlijke, opvallende

Det oos Treeske allerlei teure veil haet endet het nów ins gein oeëre haet. En denstuit ter nog in roeëj dröklètters detTreeske oppe verkieërde bös zit en ’nanger richting ówt mót. En wieë ri-jje hi-joppe sjoeël – det is toch oos spruuëk – epaerd z’ne rögk zoe al neet kepot, hédirekteur. Wèt gieë nów genóg,direkteur? Of mót iech nog ’n hawfeurke wujjer goeën? Jao, iech weit waaldet ‘ne boum mèt eine slaag neet vilt endet jónk beer mót giste, mer iech dènkwaal det dit vuuëgelke hi-j neet opgeit.Nae, direkteur, iech bèn mesji-jn nog ebitjse van d’n awwe stempel. En det iechde kènjer kort wil hawte, is ouch zjus.Want laot ze meister en ze sji-jte diechop di-jne kop. Mer gieë wèt, ‘nen awwevos maak waal rechte voeëre. En wi-jm’n kènjer trèk, zoe haet men ze. EnTreeske kan der onniks aan doon det hetin ‘ne bos is opgegreujd. Det eppelkesmaak ech nao de boum. En iech weitneet waat dae pa vuur teure veil haet,mer iech gaon miech ouch nów geinboeënestake oppe kop laote sjerp make.Het waas bieëter det dae mins z’ndochter aventów ins aafdruuëgde, wi-jvreuger. Tón kraeg dit soeërt spitsespuuëk nów en den ’n watsj óm deoeëre. En det hólp (5)’.

Nów, gieë begri-jp waat iech wil zègke.Doeër menieër d’n direkteur gein kans tegieëve tieënge uch ówt te vleege, haetuch dae onneet in de graaf kónne ri-jje.

Want dae stóng dao of wént er doeër ’nmispel, waat zègk iech, doeër ’nwoeërspel (6) gestoeëke waas. Het waastrouwes sjik óm te zeen wi-js-te despanning van dae ze gezich zoeëgsaafgli-jje. Det doêg dènke aan ’nopgebloeëze verkesblaos, num miechneet kwaolek, aan ‘ne roeëjekèrmesballon, dae laeglöp. En jao, dethöbt gieë good aangepak. Op ’nfatsównleke meneer ouch. Wi-j bi-j hetsjerme zeet gieë snel en slum te werkgegange. En mèt ‘nen houp treffershöbt gieë euren direkteur ówtgesjakeldzónger det gieë häöm in het zand höbtdoon bi-jte. Of óm het mèt ‘n angerbeeld ówt de sport te zègke. Wi-j bi-jhet bókse is dae mins doeër eure ‘knock-down’ ówtgetèld, sjoeëns det dae dalikweer trök rech krabbelt. Dae snap det erde matsj verloeëre haet. Tieënge zoe’ntreffers haet dae gei verwaer. Gieë hawteigelek avekaot mótte wieëre. Wi-j gieëeur wäörd wi-j pi-jle op dae mins aafsjeet(7) en dae eur kwaojigheid doot veule.Det wuuërt kawt zónger bloeëze.

Mer nów stèl effe det dae baas van uchde kans haw gekrieëge óm beginne tekwaake wi-j ‘ne graafkwakkert. Denhawt gieë eur gif mesji-jn neet óngerkóntrol kónne hawte naodet dae di-jdówzend volt di-j der dae nach ónger z’nhersepan haw opgeslage, uuëver uchhaw kónne ówtblikseme. Den hawt gieëal te lichelek groeëf gesjöt in stèllinggebrach en alle dujvels losgelaote. Dethaw den kónne klinke wi-j, iech zègkmer get : ‘Het is neet ómdet gieë doeër’n gooj krówkar dao op dae stool zeetterechgekómme, det gieë het rech höbt

50

De Maaseikenaar, jaargang XL, 2010, nr. 1

De graaf langs de wieëg

“n krówkar mètbleumkes

Page 52: drir de maaseikenaarEen cultureel tijdschrift interesseert zich niet alleen voor de geestesweten-schappen - letteren, geschiedenis en kunst - , maar ook voor de uitzonderlijke, opvallende

óm miech hi-j zoe ligke ówt te sji-jte, hémenieër. Want gieë kónt uch nogal opri-jte. Waat zeet gieë vuur ‘ne gifsji-jter? Envan de zaak Treeske höbt gieë geine balverstand. Es opveujer hawt gieë uch allang ins mótte bevraoge of woeërt gieëins mótte goeën ki-jke in het dosseer vandet kènsj. Den hoofde iech hi-j nów neetvan m’nen tak te maake uuëver uch enuuëver dae fantas, daenoperèttegeneraol, van gisteraovend.’”

Jao, den maag uch dae sjrieëflieëlek van‘ne pa al danig op eure maag ligke, mètzoe’nen ówtval zult gieë daen direkteurvan uch z’ne lieëver neet doon sjödde.Want nów veult dae mins zich wi-j erènsj tösse de paerd. Det neum iechneet get stoum aaflaote, det is dezeiktón oeëpetrèkke, waat toch neetech het werk is van ‘ne meister, dachiech.Den höbt gieë, óm het ins metNooteboom te zègke, de geheimekannibaal dae zich op de zómpigeboeëjem van eur zieël sjujl hilt, effe naoboeëve gehaold. Den höbt gieë eurebaas, ouch al is het den ‘nen drifkop, denek ómgedrèjjd, óm neet te zègke gelinsj(8). Wi-j in de judo höbt gieë den zoeóngevieër de ‘shime-waza’, deverwörging, tówgepas. En det is alhieëlemaol neet de opdrach van ‘nemattematicus.Nae, den is het stökke bieëter det gieëvuur ‘ne geargumenteerden aanpak höbtgekoeëze. Daomèt kóns-te degroeëtsten dikkop mèt gemaakómbloeëze of toch minstes e pówpke

laote rujke. Sjoeën van uch trouwes detgieë eur kollega’s ówt de wènsj hawt eneuren direkteur neet trop wi-js det di-jlorejasse nog leever in hun bóks sji-jte esuuëver Treeske ouch mer ei slech woeërdlos te laote. Want ówt bangsji-jteri-j vuurdaen opgebloeëze kloeëtzak van ‘ne pakónne di-j sjówerikke hun ei nateurlekneet kwi-jt.

Nog ’n dörde situatie. Gieë zeet effe inde vieërtig en same mèt Liske, ’n hieëltof vrouwke, höbt gieë twieë kènjer.Gieë zeet ‘ne kepabele mins en ein vaneur eigensjappe is det gieë gemekkelek‘nen tempeleer ónger de taofel zoudtkónne drènke. Haet di-j sjoeënmodervan uch – en det is zoe al geingemekkeleke – uch toch waal mèt eurezate kop in de graaf zeen ligkegisterenach nao det beerfieës. Want mètal di-j bieësjes vuur eur ouge waas uchtoch waal het leech ówtgegange zieëker.Kump di-j sjoeënmoder van uch smörgesonnog aan de bel hange. Nateurlek ómuch, want gieë kènt det intösse, ins goodde oeëre te wasse. En nog vuur ze goodbènne is, zègkt gieë : ‘Jao, maake, daohöb iech ’n groeëte fout gemaak, gluifiech. Te hel gewirk gistere en geine fao(fond) gelag vuur iech vertrok. En gieëwèt ouch, maake, det iech al hieël langmèt ‘nen druuëgen hoos zit en miechdaoróm zoe nów en den tegooj de kaelmót smieëre. Mer kóm bènne, maake,want de kènjer höbbe nog gein vi-jfmenujte gelieëje nog nao uch gevraog.’

Déh, det höbt gieë in gooj baane geleijd.Gieë neump det lestig mins dri-j kieëre‘maake’ en doeër het gesprek op häörkleinkènjer te brènge, höbt gieënateurlek vuur ‘ne perfecte

51

De Maaseikenaar, jaargang XL, 2010, nr. 1

Zich de kael smieëre

de zeiktón oeëpetrèkke

Page 53: drir de maaseikenaarEen cultureel tijdschrift interesseert zich niet alleen voor de geestesweten-schappen - letteren, geschiedenis en kunst - , maar ook voor de uitzonderlijke, opvallende

bliksemaafleijer gezörg. Den höbt gieëmèt e sji-jngevech, waat ze bi-j de karatede ‘kata’ neume, gezörg det deónwaersbuj uuëverdraef.Woeërt gieë intieëngendeil ówt eurkramme gesjoeëte en get ówt eur bottebeginne te sloeën wi-j : ‘Jéh, Meri-j, esgieë gekómme zeet óm miech weer insmèt de smik te gieëve, den bol het meraaf. Want waat kan iech traan doon detze miech uuëveral zitte te trakteere? Enwi-j dèk kump det vuur det iech ophand en poeët eivers mót krówpe? Noggein vi-jf kieëre per jaor. Want op ‘nendoeër-de-wieëksen aovend slaon iechnog gein twintig pinte in m’ne gieëles.

Nae, di-j minse di-j ze èlken aovendpówpzaat in bèd mótte stieëke, detneum iech zówpkuj. En laot het uchgezag zeen, gieë zeet ’n echte zeikdieëmgewoeëre. Aw wi-jver, zoor beer, wèt gewaal (9). Of höbt gieë azi-jn gedrónke?Want gieë zeet zoe zoor es ‘nen hèngsen e vaat zoor beer bi-jjein. Het waasmesji-jn neet slech es gieë der zelf ouchaventów e paar zoudt ómstoeëte. Denwoeërt gieë mesji-jn neet zoe’nówtgedruuëgde zoorprówm. Bah, ómd’ne sjoeënzoeën, zoe’ne gooje kloeëtvan ‘ne mins, dae es ter stik van d’ndoeërs, zich saoves röstig e glaeske geitdrènke, zoe aaf te vange.’

Nae, det waas neet slum van uch. Daohöbt gieë väöl kepot gemaak. Want gieëzeet nateurlek ‘nen drankórgel vanformaat. En opgelos höbt gieë niks. Aaneur zaatlapperi-j is niks verangerd en derelasie mèt eur sjoeënmoder is waar-sji-jnlek vuur langen ti-jd nao de kloeëte.

En den laot iech miech nog óngerkeuldówt. Den höbt gieë mèt de goshi-waza,‘nen heupwórp dus van de judoka, eursjoeënmoder op d’n tatami gesmak.Kónklu-jzie? Bi-jt vuurdets-te gebieëtewuuërs, mer bi-jt noeëts emes destroeëts aaf. Det is ozen taktiek. Of ómhet mèt anger wäörd, e bitsje minderdeftig te zègke, wuuërs-te aangevalle,pak daen hónd den bi-j z’n kladdere,vuurdet er diech nao de stroeëts kanvleege.

Tot hi-j tów höbbe wieë het in ’n ieërstesjapitter gad uuëver de zieëve soeërtemenujsie woes-te mèt kóns vlamme opdae lieëleke bók of daen drómmedarisdae diech get in de waeg haet gelag.Vandaag höbbe wieë gezieën wi-js-te, es-te mer fenistig genóg bès, mètómzichtigheid mer neet zónger bi-jbedoelinge, geli-jk wèlke zaniker kónsówtsjakele zónger det er diech de oeërevan de kop haet gezaeg. Of óm het inlegerterme te zègke, neet wachte det ze

diech ówt desjötterspötsjehöbbegesjoeëte, merdaliktrökvlamme.En dao höbs-

te geine bazoeka of gesjöt van groeëtkali-jber vuur nuuëdig.E mósjkesgewieërke is al good.Hoeële wieë de karabi-jn mèt ‘hagel vanein’, groeëte böl vuur op roeëd of zwartwilsj zeen det, den noeëts ówt dewaopekamer? Toch, mer zelje. Uuëver devraog wi-j en wennieë we det in oossjoeën en ri-jk Mezeikers doon, wou iechhet volgende kieër nog effekes höbbe in’n vi-jfde en lèste aaflevering róndaffrónte en verwi-jte.

Intösse ins get angere kal. Angers dènkgieë nog ‘Dae mins haet zieëker aan allesen ederein het zoor’. Nae, iech mós

52

De Maaseikenaar, jaargang XL, 2010, nr. 1

op hand en poeët

sjötterspötsje

Page 54: drir de maaseikenaarEen cultureel tijdschrift interesseert zich niet alleen voor de geestesweten-schappen - letteren, geschiedenis en kunst - , maar ook voor de uitzonderlijke, opvallende

inins aan Alice Nahon (10) dènke, aanhäör dörde ‘avondliedeke’, ouch ómdetdi-j hi-j dèk haet róndgeloupe. Iech zègkdet neet es antiklimaks of óm ’nendómper op de zaak te zètte. En daohoofs-te ouch gein sji-jtli-jster of ‘neblikken dominee, ‘ne sti-jvenhèngsteboor vri-j vertaald, vuur te zeen.Det kan helpe óm ‘ne mins neet naer tesabele of de grónd in te boeëre. Iechhoof di-j verze hi-j neet naer te sjri-jve,want gieë kènt di-j, wi-j ederein, vanbówte. Het kump trop naer des-te tochvuural nao d’n eige mós ki-jke en edereinin z’n waerde mós laote. Zoelangs-tedet neet inzu-js, höbs-te van het wónjervan het lieëve niks begrieëpe. En es tertieëngenuuëver uch zelf nog ins emesget te mekkere of te lemmenteere haet,den hoof uch daovuur de bóks neethieëlegans ówt te valle. Dènk den,ómdet het zoe’n sjoeën ówtdrökking is,herhaol iech ze nog ins : het zeen deslechste vröchte neet woe-aan demispels knaage.

1. In oos jeug sjrókke sómmigegroeëtgróndbezitters en angerkestieëlhieëre der neet vuur trök – detwaas toch de kal – óm de petroeënevan hun jaagsgewieër mèt zawt op tevölle. Kwoeëms-te op hunneneigendóm óm bevuuërbeeld ’n haeskeof e kni-jnke in ’n ströp te doon loupe,den loêps-te het gevaor des-te ’npoeërsie zawt in d’n echtelste kraegs.Van d’nen drang óm te struipe woeërs-te den vuur alti-jd genieëze. Want iechhoof neet te zègke des-te dao geweldigvan gings fluite.Ouch mèt e verwi-jt of ’n affrónt kóns-te emes bepaolde gedraginge aaflieëre.Det is hi-j bedoeld. ’Emes zawt in z’nvot jage’ li-jk e bitsje op ’emes pieëperin ze gaat struije’, mer det beteikentnateurlek ’emes tot get mieë i-jveraanzètte’. De prakti-jk óm emes mètzawt te besjeete, kwoeëm nateurlekzoe ówtzunjerlek vuur det het neet tot’n vaste ówtdrökking is gekómme. Deóngelöksvuuëgelkes di-j het zawt in

hun batse ze werk höbbe veule doon,zulle det mesji-jn jaomer vènge. Wantden zou dit soeërt prakti-jke ouch nównog bekènd zeen.

2. Veule wieë ós in oos krujs getas, denhöbbe wieë ’n arsenaol aan sjeldwäördter oozer besjikking óm daen arroganteflujmekop ins good van antwoeërd tedeene. In óngevieër alle tale in dewaereld hawte di-j vuur e groeët stökverband mèt ‘het urogenitale’ – wehöbbe det al ins benaodrök – waat van’n verhieëve sti-jl of allooij nateurlekgeine bli-jk guuëf. Bès-te e bitsjepruuëts aangelag, en zieëker es-te ‘nezedelekheidsapostel bès, waat edereinze good rech is, den zuls-te het mèt detsoeërt vokabulaer meujlek höbbe. In‘nen teks rónd verwi-jte en affróntekóns-te det woeërdesjatfragmèntnateurlek neet weglaote. De mós hetintieëngendeil zjus aanboeëre. Het isummers e wirkelek bestanddeil van devolkstaal. Zjus wi-j pieëper mèt z’nesjerpe, heite smaak het ieëte krujjt, zoekónne sjeldwäörd d’n taal get pittigermaake en d’n ówtlaotinge ferm getkrach bi-jzètte. Waat neet ówtslut des-te ouch in oos dialec ieëve goodverhieëve kóns dènke en sprieëke.

3. De ‘rein’ is de grens tösse twieë stökkegrónd of velsj. Reinstein, ónger de vormvan ‘nen dikke klaw of e stök blawwestein, waerde op de heuk van hetperseel ingegrave. Stèlselmaotiggebuuërde det van tón hi-jkadastermieëtinge zeen ówtgeveurd,van nao de Fransen ti-jd dus. Ómdetde boore tösse twieë veljer dèk estökske grónd, óngevieër ’n voeër breid,oeëpe loête, goeëjde ze dao stein,puine en anger ónkrówd. Den woeëreze dao van aaf. Het boorewormkrówd,reinevaar geneump, det dao waeljiggreujde, maakde de grens ouch primaherkènbaar. Vandaag markeere minsedi-j grens gaer mèt buimkes, hègke,draod en meurkes. En landmieëterszètte nog alti-jd reinstein. Toch

53

De Maaseikenaar, jaargang XL, 2010, nr. 1

Page 55: drir de maaseikenaarEen cultureel tijdschrift interesseert zich niet alleen voor de geestesweten-schappen - letteren, geschiedenis en kunst - , maar ook voor de uitzonderlijke, opvallende

sprieëke we gemekkeleker uuëver ’tgesjeid es uuëver de rein.De gooje naam van waem good z’nbès duit en hel wirk, wuuërt dèk doeërkwaodsprieëkeri-j aangetas, ’nwaorheid wi-j ’n ków nateurlek. Allerleiniksnötte en zjalówze buk kónne hetnamelek neet verdrage des-te ouch mer’n hawf maeterke ówt het ri-jke löps.Di-j beginne den dalik op tiech tevlamme. Bès- te zelf het mikpunt vandet soeërt oelewappers, den kóns-tediech optrèkke aan de gedachte‘middelmaot seert de straot’. Want det‘seere’ mót gie nateurlek verstoeën es‘óntseere’.

5. E wezelek kènmerk van ’n volkstaal isdet ze ri-jk is aan beeldendeówtdrökkinge. Móst gieë dao nog neetvan uuëvertujg zeen, lieës den de lèstetwuntig regels nog ins oppernów.

6. Het Mezeiker woeërd vuur wèsp ismispel.’n Woeërspel, ’n paerdewoeërs of ’npaerdewèsp is waat we in het A.N. ‘’npaardenhorzel’ neume, mer den in debeteikenis van ‘hoornaar’. Anger wäördvuur hoornaar zeen ‘horzel’ en‘hoorntje’. De woeërspel is de groeëtstesoeërt, tot 3,5 cm, ónger de mispels, enhaet ‘nen angel tot 3,7 mm. Deweitensjappeleke naam van ditprachtig mer neet óngevaorlek insec isvespa crabro. De naam‘moeërdenaerswèsp’ is gebaseerd op demeneer woe-op ’n woeërspel op angerinsecte jaag maak en di-j nao bènnespäölt. Geleef slachtoffer van dewoeërspel is de speksjruuër, e getawwer woeërd vuur libel.

7. Het gezègkde ‘Pi-jle op emes aafsjeete’,det we ouch in het Mezeikers gebrujke,is van oeërspróng bi-jbels. In Psalmen,38 lieëze we: “Diep zijn uw pijlen in mijgedrongen.“In Job 6, 4 stuit : ”Depijlen van de Ontzagwekkende stekenin mij.“ En in Deut(eronomium) 32:23: ”Mijn pijlen zal Ik op hen

verschieten.“ ’t Is alti-jd intresant ómte weite woe Abraham de mósterd haetgehaold. En gieë wèt, spruuëke zeenneet allein de ‘wi-jsbegeerte’ van hetvolk, mer ouch het zawt van de taal.

8. Charles Lynch (1736-1796) en WilliamLynch (1742-1820), alle twieë ówtVirginia, vónge det es de luj raozentigwoeëre uuëver waat emes verkieërdgedoeën haw, ze dae persoeën zóngergerechtelek óngerzeuk eigenhenjig eneigemechtig mochte aafmaake. Vandao kump het A.N.-woeërd ‘lynchen’.Zoe zeen der minse ómwille van dekleur van hun vel gelinsj.

9. Det wuuërt gezag mèt betrèkking tothet versji-jnsel det vrouwluj mèt awwerwieëre, nateurlek lang neet allemaol,minder aangenaam trèkke goeënvertoeëne. Of dao get van klop, laotiech aan eure persoeënlekenervaringswaereld uuëver. Want iechzou ze op ‘ne vi-jze kieër neet gaeruuëver mi-jne rögkestrank kri-jge.

10.Alice Nahon (1896-1933) waas ’nAntwerpse dichteres. Sjraef ówterstsumpele en kènjerlek geveulige versjes,zónger ówtgesproeëke lètterkundigebeteikenis. Ómdet häör gedichte deminse raakde, waas Alice Nahon naoGuido Gezelle de meis gelieëzedichteres. Van ‘Vondelingskes’ (23drökke), ‘Op zachte vooizekens’ (21drökke), ‘Schaduw’ en het postuuëme‘Maart-April’ (allebeij 14 drökke),waerde same 210 000 eksemplaareverkoch. Doeër häör relasie mèt ’nMezeikse femi-jlie is ze hi-j nateurlekgein ónbekènde.

11. In oos jeug sjrókke sómmigegroeëtgróndbezitters en angerkestieëlhieëre der neet vuur trök – detwaas toch de kal – óm de petroeënevan hun jaagsgewieër mèt zawt op tevölle. Kwoeëms-te op hunneneigendóm óm bevuuërbeeld ’n haeskeof e kni-jnke in ’n ströp te doon loupe,

54

De Maaseikenaar, jaargang XL, 2010, nr. 1

Page 56: drir de maaseikenaarEen cultureel tijdschrift interesseert zich niet alleen voor de geestesweten-schappen - letteren, geschiedenis en kunst - , maar ook voor de uitzonderlijke, opvallende

den loêps-te het gevaor des-te ’npoeërsie zawt in d’n echtelste kraegs.Van d’nen drang óm te struipe woeërs-te den vuur alti-jd genieëze. Want iechhoof neet te zègke des-te dao geweldigvan gings fluite.Ouch mèt e verwi-jt of ’n affrónt kóns-te emes bepaolde gedraginge aaflieëre.Det is hi-j bedoeld. “Emes zawt in z’nvot jage’ li-jk e bitsje op ‘emes pieëperin ze gaat struije’, mer det beteikentnateurlek ‘emes tot get mieë i-jveraanzètte.” De prakti-jk óm emes mètzawt te besjeete, kwoeëm nateurlekzoe ówtzunjerlek vuur det het neet tot’n vaste ówtdrökking is gekómme. Deóngelöksvuuëgelkes di-j het zawt inhun batse ze werk höbbe veule doon,zulle det mesji-jn jaomer vènje. Wantden zou dit soeërt prakti-jke ouch nównog bekènd zeen.

12. Veule wieë ós in oos krujs getas, denhöbbe wieë ’n arsenaol aan sjeldwäördter oozer besjikking óm daen arroganteflujmekop ins good van antwoeërd tedeene. In óngevieër alle tale in dewaereld hawte di-j vuur e groeët stökverband mèt ‘het urogenitale’ – wehöbbe det al ins benaodrök – waat van’n verhieëve sti-jl of allooij nateurlekgeine bli-jk guuëf. Bès-te e bitsjepruuëts aangelag, en zieëker es-te ‘nezedelekheidsapostel bès, waat edereinze good rech is, den zuls-te het mèt detsoeërt vokabulaer meujlek höbbe. In‘nen teks rónd verwi-jte en affróntekóns-te det woeërdesjatfragmèntnateurlek neet weglaote. De mós hetintieëngendeil zjus aanboeëre. Het isummers e wirkelek bestanddeil van devolkstaal. Zjus wi-j pieëper mèt z’nesjerpe, heite smaak het ieëte krujjt, zoekónne sjeldwäörd d’n taal get pittigermaake en d’n ówtlaotinge ferm getkrach bi-jzètte. Waat neet ówtslut des-te ouch in oos dialec ieëve goodverhieëve kóns dènke en sprieëke.

13.De ‘rein’ is de grens tösse twieë stökkegrónd of velsj. Reinstein, ónger de vorm

van ‘nen dikke klaw of e stök blawwestein, waerde op de heuk van hetperseel ingegrave. Stèlselmaotiggebuuërde det van tón hi-jkadastermieëtinge zeen ówtgeveurd,van nao de Fransen ti-jd dus. Ómdet deboore tösse twieë veljer dèk e stökskegrónd, óngevieër ’n voeër breid, oeëpeloête, goeëjde ze dao stein, puine enanger ónkrówd. Den woeëre ze daovan aaf. Het boorewormkrówd,reinevaar geneump, det dao waeljiggreujde, maakde de grens ouch primaherkènbaar. Vandaag markeere minsedi-j grens gaer mèt buimkes, hègke,draod en meurkes. En landmieëterszètte nog alti-jd reinstein. Tochsprieëke we gemekkeleker uuëver ’tgesjeid es uuëver de rein.

14.De gooje naam van waem good z’nbès duit en hel wirk, wuuërt dèk doeërkwaodsprieëkeri-j aangetas, ’nwaorheid wi-j ’n ków nateurlek. Allerleiniksnötte en zjalówze buk kónne hetnamelek neet verdrage des-te ouch mer’n hawf maeterke ówt het ri-jke löps.Di-j beginne den dalik op tiech tevlamme. Bès- te zelf het mikpunt vandet soeërt oelewappers, den kóns-tediech optrèkke aan de gedachte‘middelmaot seert de straot’. Want det‘seere’ mót gie nateurlek verstoeën es‘óntseere’.

15. E wezelek kènmerk van ’n volkstaal isdet ze ri-jk is aan beeldendeówtdrökkinge. Móst gieë dao nog neetvan uuëvertujg zeen, lieës den de lèstetwuntig regels nog ins oppernów.

16.Het Mezeiker woeërd vuur wèsp ismispel.’n Woeërspel, ’n paerdewoeërs of ’npaerdewèsp is waat we in het A.N. ‘’npaardenhorzel’ neume, mer den in debeteikenis van ‘hoornaar’. Anger wäördvuur hoornaar zeen ‘horzel’ en‘hoorntje’. De woeërspel is de groeëtstesoeërt, tot 3,5 cm, ónger de mispels, enhaet ‘nen angel tot 3,7 mm. De

55

De Maaseikenaar, jaargang XL, 2010, nr. 1

Page 57: drir de maaseikenaarEen cultureel tijdschrift interesseert zich niet alleen voor de geestesweten-schappen - letteren, geschiedenis en kunst - , maar ook voor de uitzonderlijke, opvallende

insecte jaag maak en di-j nao bènnespäölt. Geleef slachtoffer van dewoeërspel is de speksjruuër, e getawwer woeërd vuur libel.

T. en M. Bart Verhulst

56

Mezeikercarnevalleedsje2010Mèt carneval, den gaon iech ówt

De Maaseikenaar, jaargang XL, 2010, nr. 1

Iech bèn ene boor, iech kweek get poeër en ouch get selderIech höb de petatte vuur de wènter in de kelderMer mèt carneval laot iech de poeër de poeër,En den zak iech tot de vreuge eurkes doeër! (2x)

En zeuk iech nao m’n naas, dan huuër iech mi-jne baas:

Sjat, diech mós nog sjróbbe goeën!Sjat, diech lieëts den aafwas stoeën!Sjat, brèng miech det li-jvend hi-jNao de wasseri-j, nao de wasseri-j (2x)

Iech bèn ene boor, iech kweek get poeër en ouch get selderIech höb de petatte vuur de wènter in de kelderMer mèt carneval laot iech de poeër de poeër,En den zak iech tot de vreuge eurkes doeër! (2x)

En zeuk iech nao m’n patsj, den zaet di-j dikke pratsjSjat, diech mós nog mèlke goeën!Sjat, diech lieëts di-j krówkar stoeën!Sjat, nów brèng di-j melk weg,Anders wueërt ze slech, anders wueërt ze slech (2x)

Sjat, diech mós nog sjróbbe goeën!Sjat, diech lieëts den aafwas stoeën!Sjat, brèng miech det li-jvend hi-jNao de wasseri-j, nao de wasseri-j (2x)

Iech bèn ene boor, iech kweek get poeër en ouch get selderIech höb de petatte vuur de wènter in de kelderMer mèt carneval laot iech de poeër de poeër,En den zak iech tot de vreuge eurkes doeër! (2x) H. Wammes

weitensjappeleke naam van ditprachtig mer neet óngevaorlek insec isvespa crabro. De naam‘moeërdenaerswèsp’ is gebaseerd op demeneer woe-op ’n woeërspel op anger

Page 58: drir de maaseikenaarEen cultureel tijdschrift interesseert zich niet alleen voor de geestesweten-schappen - letteren, geschiedenis en kunst - , maar ook voor de uitzonderlijke, opvallende

Meeuwen, beiden woonachtig in deBleumerstraat, aan oud-burgemeesterLambertus Nagels en diens echtgenoteBarbara Gertrudis Lomans een stuk landgelegen in het Bleumerveld in Aldeneik.Het betreffende perceel grensde tennoorden aan de Papenkuilen en wasvolgens de maten van die tijd 107roeden en 9 vrechten groot en vrij vanalle lasten, behalve de dijkschat vanjaarlijks 45 stuivers per roede. Diedijkschat was een vorm van belasting diealle eigenaars van gronden bij de Maasverplicht waren te betalen voor hetonderhoud van de dijken. De koopprijsvan het stuk land bedroeg 247 guldenen 10 stuivers.Tot daar de zakelijke inhoud van de akte.Maar het mysterie schuilt in de naamDen Kerwaet waarmee het perceel erinwordt aangeduid. Waar komt zulkkoeterwaals in godesnaam vandaan? Hetantwoord op deze vraag is een verhaalop zich. De naam is namelijk van heelver naar Aldeneik overgewaaid, en weluit Oost-Europa, uit Kroatië om precieste zijn. Een inwoner van dat verre Kroatiëis een Kroaat; het is dat woord dat in het18de-eeuwse Aldeneik verbasterd werdtot Kerwaet, en aldaar verheven tot deeer der veldnamen.

Rest nog de vraag hoe zulk Slavischwoord hier in Maaseik aan de vredigeoever van de Maas wortel kon schieten.

57Martin BoonenFoto: Wim Corstjens

ToponymischpraatjeDe Kerwaet, eenraadselachtigeveldnaam inAldeneik

De Maaseikenaar, jaargang XL, 2010, nr. 1

Bij de meeste veldnamen ondervindt deonderzoeker niet veel moeilijkheden omze te verklaren. Namen als hetKleinveldje, Achter Olmen, of de Sint-Jansloperbemden spreken voor zichzelf.Soms stoot men echter op een naam dieniet zo vanzelfsprekend is.Het was bij het lezen van een notariëleakte van 1784 dat we een hoogstmysterieuze benaming lazen.Volledigheidshalve volgt hier de inhoudvan het document. In datzelfde jaarverkopen dokter Joes Franciscus Eyckholten zijn ’ehegeliefde‘ Anna Gertrudis Van

Wandelgebied in Aldeneik

Page 59: drir de maaseikenaarEen cultureel tijdschrift interesseert zich niet alleen voor de geestesweten-schappen - letteren, geschiedenis en kunst - , maar ook voor de uitzonderlijke, opvallende

Voor dit probleem biedt de bewogengeschiedenis van het Maasland deoplossing. Einde 17de en begin 18deeeuw, gedurende de haast permanenteoorlogen van de Franse koning LodewijkXIV en de Nederlandse Republiek,werden onze streken regelmatig onderde voet gelopen door Franse ofHollandse troepen. In het leger van deFranse Zonnekoning dienden niet alleenFranse soldaten, maar ook een regimenthuurlingen uit het Oost-EuropeseKroatië.Het regiment was opgericht door baronFranc von der Trenck en het was eenafdeling van dit regiment, datgedurende die oorlogsjaren haarkampement had opgeslagen in Aldeneik.Zo maken de Magistrale Rollen vanMaaseik in de zomer van 1748 gewagvan Kroaten en Pandoeren op de wallenvan de stad. Kroatische soldaten werdeninderdaad ook wel Pandoeren ofoorspronkelijk Banduren genoemd. Dezelaatste naam is verwant met hetMiddeleeuws-Latijnse ‘banderius’, d.i. ‘hijdie onder een vaandel dient’. Ook hetwoord pandoer heeft in onze taal zijnsporen nagelaten. Zo duidt het woordthans een soort kaartspel aan, eenvreedzame activiteit mag je aannemen.Maar de Zuid-Nederlandse uitdrukking‘iemand een pandoering geven’, toontnog steeds aan dat die Kroaten ofPandoeren allesbehalve zachtaardigekerels waren.

De ongewenste aanwezigheid van dezestoere krijgers moet de mensen vanAldeneik jarenlang zijn bijgebleven,waardoor de plaats waar ze ooitkampeerden in de herinnering bleef enin de volksmond bleef voortleven. Eersttoen het gebied in de 20ste eeuw doorde kiezelwinning aan de Maas inAldeneik volledig werd uitgebaggerd,verdwenen heel wat vruchtbare percelenen met hen ook die oude namen als dePapenkuilen of de Kerwaet, namen dieons vaak een boeiend verhaal blijken tevertellen.

En toch, op een heel ander terreinhebben die Kroatische huurlingen in hetFrans en vandaar ook in onze taal hunsporen nagelaten. Die Kroaten warennamelijk herkenbaar aan een typisch,zeer opvallend element in hun uniform,namelijk een soort stropdas, eengestropte halsdoek Dit vestimentairdetail was zo opvallend dat vanaf 1651heel wat gegoede Parijse snobs ditgingen imiteren door het dragen vaneen smal gesneden weefsel rond de halsgeknoopt. Men noemde het, ere wie eretoekomt, een ‘krowate‘, een woord datlater zou evolueren tot het Fransecravate. Vermits Parijs toen al, lang voorChanel of Dior, de mode dicteerde ingeheel West-Europa, bestaat het woordnog steeds. Want ook in Aldeneik dragende mannen een kravat zonder erbij tedenken welke last die Kroatischehuurlingen hun eeuwen geledenbezorgd hebben.

58

De Maaseikenaar, jaargang XL, 2010, nr. 1

Page 60: drir de maaseikenaarEen cultureel tijdschrift interesseert zich niet alleen voor de geestesweten-schappen - letteren, geschiedenis en kunst - , maar ook voor de uitzonderlijke, opvallende

Wim Corstjens

Documentatie-centrum Maaseik

De Maaseikenaar, jaargang XL, 2010, nr. 1

+32 89 61 34 00http://sites.google.com/site/[email protected]

Op 16 en 17 november verhuisde de werkgroep met hebben en houden naar denieuwe locatie Kleine Kerkstraat nr. 30, bus 1. Na zijn stichting op 15 april 1986 inDe Posthoorn, was het documentatiecentrum achtereenvolgens gevestigd in deHepperstraat (Den Soeten Naam Jesus), in de bibliotheek aan de Bleumerstraat en inhet Koetshuis aan de Eikerstraat.

Ter gelegenheid van deze herlocatie zal er, voor genodigden, een officiële openingplaats hebben op vrijdag 22 januari om 17.00 uur. Op zondag 24 januari ontvangende leden van de werkgroep alle geïnteresseerden op het nieuwe adres van 10.00 uurtot 12.00 uur en van 13.30 uur tot 17.00 uur. U kunt er kennis maken met onzeheemkundige activiteiten.

59

Page 61: drir de maaseikenaarEen cultureel tijdschrift interesseert zich niet alleen voor de geestesweten-schappen - letteren, geschiedenis en kunst - , maar ook voor de uitzonderlijke, opvallende

‘net terug-kast’. Alle materialen die daarstaan, kan men meteen weer ontlenen.In de buurt van de zelfbedieningsbaliesbevindt zich een nieuweklantenservicebalie, waar personeelaanwezig is om bezoekers van dienst tezijn met vragen over lidmaatschap enuitleningen, het aanvragen en afhalenvan reservaties of interbibliothecaireaanvragen, inhoudelijke vragen overcollecties, aanmeldingen voorinternetgebruik, enz.. Er werden ooktwee nieuwe infopunten voorzien in dejeugdafdeling en in de vernieuwdeleeszaal.

De bieb was 5 dagen gesloten om hetnieuwe systeem te installeren enuitgebreid te testen. Meteen werd vandeze gelegenheid gebruikgemaakt omook de indeling van de bibliotheek eenrestyling te geven.Beneden bevindt zich de vroegerevolwassenenafdeling, waar iedereen nuterechtkan voor het ontlenen eninleveren van alle materialen. Je treft erde volgende collecties aan: allefictieboeken, luisterboeken en

Karla De Greeve60

Vernieuwde biebmetzelfbedieningsbaliesin Maaseik

De Maaseikenaar, jaargang XL, 2010, nr. 1

Sinds zaterdag 19 december beschikt debieb van Maaseik over 4 zelfbedienings-balies. Bibliotheekgebruikers lenen hunmaterialen nu volledig zelfstandig uit viaéén van deze balies. Betalingengebeuren met behulp van eenbetaalautomaat. De bediening van dezelfbedieningsbalies is heel eenvoudig.Een hierbij horende nieuwigheid is de Schepen Mia Reeskens en Christiane Neys

Page 62: drir de maaseikenaarEen cultureel tijdschrift interesseert zich niet alleen voor de geestesweten-schappen - letteren, geschiedenis en kunst - , maar ook voor de uitzonderlijke, opvallende

informatieve materialen voorvolwassenen, adolescentenboeken,speelfilms en televisieseries op dvd,stripverhalen en graphic novels.

Verder kunnen de bezoekers ergebruikmaken van 5 internetcomputersen 3 computers om de catalogus teraadplegen. Ook de klantenservicebaliebevindt zich in deze ruimte.In de jeugdafdeling, die ook op hetgelijkvloers gevestigd is, staan allematerialen voor kinderen tot 12 jaar bijelkaar, met uitzondering van destripverhalen. Nieuw is de mooiingerichte peuterhoek aan de ingang.De eerste verdieping werd volledigvernieuwd. De vroegere vergaderzaal

werd omgevormd tot eenmuziekafdeling. Hier bevindt zich nietalleen de uitgebreide cd-collectie, maarook dvd’s en een aantal boeken. Devroegere AVM-afdeling doet nu dienst alsleeszaal, maar je zou het ook eenbelevingsruimte kunnen noemen.Bezoekers kunnen hier namelijk in allerust dagelijks één of meer van de zevenkranten lezen, tijdschriften raadplegen of

muziek beluisteren. Nieuw is dat mendaarbij ook kan genieten van een kopjekoffie of thee.Doordat de klassieke uitleenactiviteitenwegvallen, krijgt het personeel meer tijdom bezoekers die dat wensen van dienstte zijn. Informatiebemiddeling op maatkrijgt vorm, net als acties voordoelgroepen, en last but not least,uitbreiding van de openingsuren wordtmogelijk zonder dat daarvoor extrapersoneel nodig is! Om te beginnenheeft de jeugdafdeling vanaf nu geenafwijkende openingsuren meer. Voordie afdeling geldt dus nu al eenuitbreiding met 14 extraopeningsuren.

Een fotoverslag van de opening (plus allevoorbereidingen) vind je via defotopagina van de bieb:http://picasaweb.google.be/BibliotheekMaaseik

(Deze bibliotheekvernieuwing vindt plaats metondersteuning van het Provinciebestuur Limburg en vanhet Provinciaal Steunpunt voor Limburgse Bibliotheken)

61

De Maaseikenaar, jaargang XL, 2010, nr. 1

Onze medewerker Martin op ‘t Roodt

Page 63: drir de maaseikenaarEen cultureel tijdschrift interesseert zich niet alleen voor de geestesweten-schappen - letteren, geschiedenis en kunst - , maar ook voor de uitzonderlijke, opvallende

commissie en van de werkende leden.We lezen er ook het inventaris van deinstrumenten en de namen van de ledendie ze mochten bespelen. Het gaat overeen 50-tal van 13 verschillende soortenblaas- en slaginstrumenten.Vanaf 13 februari 1921 worden demaandelijkse bestuursvergaderingengenoteerd met vermelding van deaanwezige leden, evenals de nodigeregelingen voor concerten (op de kiosk),bals (in de stadszaal ), kermissen (metoptocht) en repetities (in het clublokaal).Er worden ook ‘reizen’ ondernomen naarKessenich, Aldeneik en Stockhem. Hetledental groeit.In 1936 wordt deelgenomen aan eensolistenprijskamp. En ja: een jong lidbehaalt een 1ste prijs. Dat moet gevierdworden.Hier en daar worden er al gedrukteuitnodigingen, bekendmakingen enlidkaarten in het register geplakt. Denieuwe tijd is in aantocht.Uiteindelijk wordt het register afgeslotenop 2 november 1939. Toch zijn er nog injuni ’40, september ’44 en februari ’45enkele zuinige afrekeningen vermeld. Deoorlog is gelukkig bijna voorbij!Nadien werd waarschijnlijk een nieuwregister aangelegd.De Werkgroep Documentatie zal ditoude document met zorg bewaren enwenst de Koninklijke HarmonieConcordia nog heel veel actieve jaren inMaaseik.

Thérèse Hendrickx-Godelaine62

De KoninklijkeHarmonieConcordia

De Maaseikenaar, jaargang XL, 2010, nr. 1

Alle rechtgeaarde Maaseikenaren kennende Koninklijke Harmonie Concordia engelijktijdig ook de heer Henri Verlaak,sinds jaar en dag debewonderenswaardige, gedrevenvoorzitter van deze bloeiendevereniging.De Werkgroep Documentatie heeft nueen register in bewaring gekregen datdoor de harmonie in gebruik werdgenomen in januari 1921. Hierin werdenvanaf die datum de “Standregels derKoninklijke Harmonie Concordia teMaeseyck” zorgvuldig neergeschreven inhet keurig handschrift dat iedereen inhet begin van de 20ste eeuw op schoolleerde.Volgens dit register werd de Concordiain 1883 gesticht (“koninklijk “werd zepas op 13-8-1912) en kocht ze in 1884het vaandel dat nu nog fier wordtmeegedragen bij vrolijke of plechtigegelegenheden.Het doel van de vereniging, de rechtenen plichten van ereleden en werkendeleden werden, naast naamlijsten, ookmet zorg genoteerd en ondertekenddoor toenmalig voorzitter de heerJacques Peeters, gevolgd door 39handtekeningen van de leden van de

Page 64: drir de maaseikenaarEen cultureel tijdschrift interesseert zich niet alleen voor de geestesweten-schappen - letteren, geschiedenis en kunst - , maar ook voor de uitzonderlijke, opvallende

liggen van de dingen en het leven.Slechts in een benadering ‘hier en nu’van alles wat is, ligt de enigemogelijkheid om waarde te geven aanons bestaan. Maar dan volgen de zinnen:

alles van waarde is weerlooswordt van aanraakbaarheid rijken aan alles gelijk

als het hart van de tijdals het hart van de tijd

Alles wat waardevol is, kan zich nietweren of verdedigen, is teder enwankelbaar, maar wordt rijk dooraanraakbaarheid. Die beweging verrijkthet leven en geeft het glans, onder éénvoorwaarde: indien we alles maarbewust beleven in het hier en nu. Datkan de betekenis van de twee laatsteregels zijn.

Ik wil het vers “alles van waarde isweerloos” nu uit zijn context losmakenen Parmenides verder laten prakkiserenover de zin van het zijn. Dan ontstaat demogelijkheid om de inhoud in deafgeleide betekenis toe te passen openkele versteende monumenten in hetMaasland. Achtereenvolgens bekijk ik deWillibrorduskapel, de oude scheepskadeen enkele beeldhouwwerken.

De Willibrorduskapel

63Marcel Leduc

Alles van waardeis weerloos

De Maaseikenaar, jaargang XL, 2010, nr. 1

De titel van dit artikel komt uit hetgedicht “De zeer oude zingt“ vanLucebert, gepubliceerd in de bundelVerzamelde Gedichten uit 1974. InNederland is de versregel zo populair dathij intussen bijna tot de categorie van degemeenplaatsen behoort. Te pas en teonpas wordt het zinnetje dan ook alscliché – zelfs als reclameslogan -geciteerd.Lucebert formuleert het bijna aan heteind van een gedicht waarin hijvermoedelijk een ode brengt aan dedenkbeelden van de Griekse filosoofParmenides uit de vijfde eeuwvoor onze tijdrekening, metrecht en reden dus ‘de zeeroude’ genoemd. Deze wijsgeerbeschrijft met een scherp inzichtzijn visie op de werkelijkheid,waarin hij onverbiddelijk wijst ophet hemelsbreed verschil tussende schijn en het wezen van alleswat bestaat. Lucebertparafraseert die gedachten enverwerkt ze in het eerstegedeelte van zijn gedicht.We kunnen nooit zeker weten,zo beweert de dichter, waar deoorsprong en de toekomst

Page 65: drir de maaseikenaarEen cultureel tijdschrift interesseert zich niet alleen voor de geestesweten-schappen - letteren, geschiedenis en kunst - , maar ook voor de uitzonderlijke, opvallende

Deze kapel ligt in Aldeneik, niet zo ververwijderd van de parochiekerk Sint-Anna. Ze werd gebouwd in opdrachtvan het kapittel van kanunniken rond1680. Een jaar later volgde de inwijdingter ere van de heiligen Harlindis enRelindis en Sint-Antoniusvan Padua. De culturelewaarde van de kapel zal weldoor niemand in twijfelworden getrokken. Toch hebik het gebouwtje in dedecennia dat ik doorAldeneik wandel en fiets,steeds verder zienafbrokkelen. Alles vanwaarde is weerloos. Eenkleine stand van zaken: deglasramen van de kapelzitten op verscheideneplaatsen vol met gaten,zodat wind en regen vrij spelkrijgen, de leien bovenophet afdakje van de voordeur lijken iedermoment naar beneden te vallen en dedakrand rafelt steeds verder af. Devoordeur rot traag maar zeker weg. Ditcultureel erfgoed zal men zonder twijfelstraks een kaduke kapel kunnen noemen.Op het informatiebord aan derechterkant van de ingang wordtvermeld dat de kapel beschermd werdop 8 december 2000. Verder staat erzwart op wit geschreven: ”Onlangsbesliste het stadsbestuur om eenrestauratiedossier voor deze kapel op testarten”. Dat bijwoord van tijd onlangskan ik ongeveer concretiseren eninvullen, het was namelijk in 2002. Weeter eigenlijk iemand hoeveel bladzijdendat dossier intussen telt, en waar en inwelke toestand het zich bevindt?Misschien is de tijd aangebroken – het isimmers nog niet te laat - om eens methéél veel aandacht én ondernemingszinnaar de kapel te kijken. De huidigeminister van cultuur, Joke Schauvliege,zal de stedelijke overheid zeker niettegenspreken. Ze heeft in haarbeleidsplan een rubriek ‘bewaring enontsluiting van het erfgoed’

opgenomen. Misschien kan de scleroseaan de kapel met vereende handen dangestopt worden. Want alles van waarde isweerloos.

De oude scheepskade

Ik kan me nog vaag herinneren dat deoude scheepskade aan Labaer met veeltromgeroffel opnieuw werd ingehuldigdaan het eind van de jaren 1980. De StadMaaseik kon immers opnieuw eentoeristisch ankerpunt aan haar mooie lijsttoevoegen. Het is bovendien een plekwaar men naar hartenlust kan fabulerenen dromen. Er zouden in de 18de eeuwschepen uit verre oorden hebbenaangemeerd; het lossen en laden van degoederen zorgde voor een boeiend levenrond de kade en jonge mannen uit destad kozen voor een beroep als schipper.Maar niet te vergeten, langs die kadewerden scheepsbeschuiten – Maaseikerknapkoek! – aan boord gebracht. Dieverhalen mogen dan misschien historischniet correct zijn, ze werken wel in op defantasie. Net zoals mythen en legendenbehoren volksverhalen tot het collectievegeheugen van een gemeenschap. VoorMaaseik is dat de site van de oudescheepskade. Wie wil luisteren en kijken,hoort en ziet in dat stille gebiedschippers tieren, hijsen en vloeken.Daarom is die oude scheepskadewaardevol. Dat moeten ook de

64

De Maaseikenaar, jaargang XL, 2010, nr. 1

Page 66: drir de maaseikenaarEen cultureel tijdschrift interesseert zich niet alleen voor de geestesweten-schappen - letteren, geschiedenis en kunst - , maar ook voor de uitzonderlijke, opvallende

verschillende overheden hebbengedacht. Want op een roestig stalenplaatje, ergens tot verleden jaar tussenhet onkruid opgesteld maar intussenspoorloos verdwenen, stond genoteerd:”Aanlegkade aan de oude Maasoever,gebouwd in het begin van de 18deeeuw, gerestaureerd in 1988 op initiatiefvan de werkgroep voorstadskernvernieuwing Leefstadskern insamenwerking met de Stad Maaseik metsteun van de Koning Boudewijstichtingen de Nationale Loterij”.

Wie nu gaat kijken naar de oudescheepskade treft er een grote rotzooiaan. Onkruid tiert welig, hier en daarbrokkelen de muur en trappen af, dekaai ligt er unheimlich bij. Eens te meer:alles van waarde is weerloos. Misschienwordt het tijd om de kade in ere teherstellen en zelfs op te nemen in eentoeristisch project. Ik neem aan dat erheel wat geld geïnvesteerd is in derenovatie van 1988 en dat men anderebedoelingen had dan de site na verloopvan tijd te laten verkommeren. Mij lijkthet zinvol om opnieuw creatief na tedenken hoe de scheepskade een plaatskan krijgen in de rijke geschiedenis vanMaaseik. Het is immers een lieu demémoire die moet gekoesterd worden.Alles van waarde is weerloos.

Beeldhouwkunst

Op het gebied van hedendaagse kunstheeft het Maasland geen grote traditie.Het gebeurt niet zo vaak dat deoverheden een mogelijkheid in de regiocreëren voor kunstenaars om hunartistieke kijk op mens en maatschappijtentoon te stellen. Een van deuitzonderingen was het projectBeeldhouwen aan de Maas uit 2005. Toenkregen acht kunstenaars de kans om eenbeeld te vormen uit een blok ruw arduin.Onder het goedkeurend oog van eennieuwsgierig publiek en echtekunstkenners hakten en polijstten debeeldhouwers op het binnenplein vanNuchelenhof onverwachte vormen uitgrillige steen. Drie organisaties sloegende handen in elkaar voor de realisatievan het evenement: Leader+ vzw, degemeentelijke overheid en de verenigingOntwikkeling Binnenstad Maaseik. Zijinvesteerden er samen flink wat geld enmoeite in. Iedereen die een beetje bij hetproject betrokken was, had deovertuiging dat hier eindelijk eenvoorzichtig begin was gemaakt met deerkenning van kunst in het Maasland.Kijkers lieten meer dan hun goedkeuringblijken over de mogelijkheid die zekregen om kunstenaars live aan het werkte zien, met andere woorden eenwaardevol project. Maar wat is erintussen met de beeldhouwwerkengebeurd? Wandelend door de regio stelik vast dat sommige kunstwerken

plompverloren in het landstaan. Ik geef eenvoorbeeld: het werkMonoliet van LambertRocour staat in een strookniemandsland langs deKoningin Fabiolalaantegenover hetkoopcentrum. Ik verwed ermijn hoofd op dat slechtseen kleine minderheid vanwandelaars het werk zietstaan. Het is bovendienbijna onmogelijk om evenrustig te kijken of tegenieten van het kunstwerk.

65

De Maaseikenaar, jaargang XL, 2010, nr. 1

Page 67: drir de maaseikenaarEen cultureel tijdschrift interesseert zich niet alleen voor de geestesweten-schappen - letteren, geschiedenis en kunst - , maar ook voor de uitzonderlijke, opvallende

De Maaseikenaar, jaargang XL, 2010, nr. 1

66

Steunabonnementen 2010John Golsteyn

Onderstaande abonnees gaven ons eenextra financieel duwtje in de rug door hetnemen van een steunabonnement,waarvoor onze hartelijke dank.

Jos Henckens – AsMaria Vandesande – MSKMaria Purnot – MSKPatrick Boes – MSKMichel Van Lishout – TongerenRosvelds-Dillen – HerentGerarts-Billen – MSKHubert Vanminsel – MSKJos Hermans – GaurainDr. Pijls – MSKEdgard De Paepe – ZedelgemCornelis Mastenbroek – MSKJaak Van Dinter – MSKBleukx-Slangen – MSKH. Daniëls – MSKJaak Van Esser – OphovenBrasserie De Beurs – MSKOpsteyn-Crijns – MSKSimons-Creemers – ElenGerard-Claessens – MSKMenten M. – MSKDaniëls-Bockland – LeuvenGerard Bongaerts – DilsenKarel Vanbergen – MSKRaedschelders-Gielen – MSKVonk-Davelois – MSKMadeleine Coolen – MSKTeuwen-Poukens – MSKJaak Hoedemakers – MSKJo Segers – MSKEvrard Voorpijls – MSKJef Croonenberghs – AlsembergJo Wieers – GenkJean Schouterden – LeuvenDeupoor-Verheyen – MSKPieter Berghs – MSKElisa Nelissen – DiestHinoul-Bieseman – GenkA. Pieters – MSKSimons-Peeters – MSKSlootmakers-Devisé – MSKAgnes Vanthoor – LeuvenFrans Croonenberghs – UkkelP. Disco – MSKJ. Heemels – MSKJo Segers – MSKEvrard Voorpijls – MSKErik Martens – MSKPatrick Beenders – MSKM. Moors - Berchem

Wordt vervolgd

Tweede geval: het werk Kubus inbladmotief van Veerle Achten is aan dekerk van Aldeneik geplaatst vlaktegenover een woonhuis. Wie het werkvanop enige afstand wil bekijken moetnolens volens de achtergrond van hethuis mee bekijken. Bovendien staat heelvaak een zware zitbank voor hetbeeldhouwwerk, blijkbaar sleuren enslepen toeristen het lompe ding gewoonvoor de Kubus. En om het kunstzinnigbeeld compleet te maken: op tweemeter afstand staat een vuilbak dietijdens de zomer doorgaans meer danvol zit. Ach, ik zocht de kunst, maarvond de chaos! Eens te meer geldt hierook het adagium: alles van waarde isweerloos. Over de andere kunstwerkenspreek ik me niet uit, ik herinner me vaagdat ze over het Maasland zijn verspreid.Het is ook niet de bedoeling om eenexhaustieve lijst te maken van allemalheuren op cultureel gebied, maarsimpelweg even te roepen dat hetwaardevolle en weerloze in Maaseikmoet behoed worden voor deondergang.

Coda

Op zondag 1 februari 2009 presenteerdeYasmine in de Ancienne Belgique haarnieuwe cd. Als laatste song kwam “Dezeer oude zingt” van Lucebert aan bod.Het gedicht werd op muziek gezet doorJo Mahieu.

Alles van waarde is weerloos...Maaseik, 14 november 2009

Page 68: drir de maaseikenaarEen cultureel tijdschrift interesseert zich niet alleen voor de geestesweten-schappen - letteren, geschiedenis en kunst - , maar ook voor de uitzonderlijke, opvallende

in hun kónt tèlle. (= Je verwachtingenniet te hoog stellen.)

11.Dao geis-te kloeëteri-j mèt kri-jge.(= Dat vraagt om moeilijkheden.)

12.Dae póchel haet het ergste achter derögk. (sadistische opmerking)

13.Det laps-te miech geinen twieëdekieër. (= Wees voorzichtig, want nuben ik verwittigd.)

14.Dao hilt hae zi-jn naas vuur op.(= Daar staat hij afkerig tegenover.)

15. Frans kalle mèt haor op. (= Zeerslecht Frans spreken.)

16.Di-j haet dieëme wi-j nen dikkentieën. (= Zij is een goedezoogmoeder.)

17. Iech gaon miech de mówl neettraetere. (= Niet luisteren naar eendieetadvies.)

18.De waereld drèjt óm gelsj en einvrouwevot. (uitleg overbodig)

19.Waem zi-jn kónt wegguuëf kan doeërzi-jn rubbe sji-jte. (= Wie teveelweggeeft zal het zich gaanbeklagen.)

20.Det is zjus zjendermezweit. (= Dat ismaar slappe koffie.)

21.Het zeen de dikste verkes di-j ówtd’angere hunnen troeëg vrieëte.(= Rijke mensen zijn nog het meestinhalig.)

67Tony Van Wijck

Maaseikerspreekwoorden,zegswijzen engezegden

De Maaseikenaar, jaargang XL, 2010, nr. 1

Dialects do not belong to a language,they ‘are’ a language

Giuseppe Francescato (1922 - )

1. Het kiensje haet eine kilogeproffeteerd. (= Het kind is een kiloaangekomen.)

2. Dae aan angermans duur lówstert,huurt dèk eige sjan.(= Binnenshuiswordt meestal ongeremdgesproken.)

3. Dae haet ein mówl wi-j ein hujske.(= Hij heeft een stinkende adem.Ook: Hij vertelt vieze praat.)

4. Iech gaon nao mi-jnen tram. (= Ik gaslapen.)

5. Dae is neet op zi-jn tóng gevalle.(= Die is rad van tong.)

6. Hae is bènne …. es-er de duur tówduit. (= Hij is niet zo rijk als hij zichvoordoet.)

7. Ermooj en verdreet zeen te verdrage… waelj en juuk neet. (uitlegoverbodig)

8. Di-j femi-jlie haet zich doeëd gedeild.(= Geprocedeerd in de erfenis tot erniets meer overbleef.)

9. Det brik miech de nak. (= Dat wordtme fataal.)

10.De moogs bi-j de hinne de eier neet

Page 69: drir de maaseikenaarEen cultureel tijdschrift interesseert zich niet alleen voor de geestesweten-schappen - letteren, geschiedenis en kunst - , maar ook voor de uitzonderlijke, opvallende

(= Van een arme sukkelaar kun jeniets nemen.)

29.Det geit neet: det brik miech de nak.(= Dat wordt me fataal.)

30.Kees toch mer eier vuur di-j gelsj.(= Vraag maar waar je recht op hebt.)

31.Dao stieëke ze diech ein sjauw vuur.(= Dit zullen ze je beletten te doen.)

32.Dao sjeet iech kop en kont aan in.(= Daar verlies ik aan.)

33.Ze höbben häöm laote valle wi-j ‘nebrik. (= Ze hebben zich niet meer omhem bekommerd.)

34.Hae is lómp geboeëre, zot geweegen niks bi-jgelieërd. (= Hij is nietslimmer.)

35.Dae bezeikt diech wó-ste bi-j steis.(= Die is zo geslepen als een vos.)

De Maaseikenaar, jaargang XL, 2010, nr. 1

68

22. Laot diech neet in di-jn kaarte ki-jke.(= Maak je plannen niet te vroegbekend.)

23.Ki-jk ins of-ste er gei gieëtsje invungs. (= Zoek eens naar eenmogelijke oplossing.)

24. Eine gooje boor haet e vèt wi-jf en emager paerd. (= De vrouw eet goeden het paard werkt hard.)

25.Dao zeen zake di-j aan ‘t leechkómme es het dónkel wieërt. (= Dewaarheid komt uiteindelijk toch uit.)

26.Hae is neet kepot te kri-jge. (= Hij isonvermoeibaar.)

27.Di-j hun han in onsjöld wasse, vaegeze dèks aan diech aaf. (= Dadersbetichten vaak onschuldigen.)

28.De kóns geine kwakkert plówme.

Een Maaseikermuseum meer daneen eeuw geleden

Martin Boonen

In ons vorig nummer was er sprake vande geslaagde renovatie van onsStadsmuseum aan de Markt. De lezingvan architect Erik Martens bij de openingvan het vernieuwde pand werd daarbijafgedrukt. Enkele weken later lazen wetoevallig in één van de zeldzame,bewaard gebleven exemplaren van “DeMaas- en Kempenbode” , 26 oktober1902, het hoogst merkwaardige artikeltjedat we hier in de oorspronkelijke spellinglaten volgen:

“Onze stad heeft een onherstelbaar verliesgeleden…Een zijner merkwaardigste gebouwen,hetwelk, vooral sedert ruim een jaar eenebijzondere vermaardheid had gekregen, ismaandagnacht met veel gedruischingestort, namelijk het Museum, buiten deBoschpoort links, dicht bij de Boschbeek.Niets had deze ramp doen voorzien, wanttwee dagen van te voren, was nog eendeskundige van Brussel ter plaatsegeweest, steeds vol bewondering voor denschat aan antiquiteiten, die in deverschillige salons kwistig tentoon gespreidlagen. En als iedereen wellicht zal begrijpenis de aangerichte schade voor ’t oogenbliknog niet te schatten.”

Tot zover de “Maas-en Kempenbode”.Een Maaseiker museum honderd jaargeleden, we hadden er nooit iets overgehoord of gelezen en tot hiertoe heeftons zoekwerk ernaar niets opgebracht.We mogen veronderstellen dat hetondergebracht was in het vroegere“Molenhuis” vlak achter de Bosmolen,langs de Weertersteenweg. Maar weblijven verder zoeken naar meerinformatie over dit eerste Maaseikermuseum.

Page 70: drir de maaseikenaarEen cultureel tijdschrift interesseert zich niet alleen voor de geestesweten-schappen - letteren, geschiedenis en kunst - , maar ook voor de uitzonderlijke, opvallende

Op de cover van de huidige jaargang een foto van de in brons gegoten maquette naar het plan van de Franse fortificaties van Maaseik (1672-1675). Het kunstwerk, vervaardigd door mevrouw Julia Berger in opdracht van Kiwanis Maaseik en gefinancierd door de opbrengst van het jaarlijkse ’Hartbufkes Preuve‘, zal eerstdaags op het Muntplein bij de Kloosterbempden geplaatst worden.