Dossier 'Werk armoede weg' 2010

123
WERK ARMOEDE WEG ! CAMPAGNE WELZIJNSZORG vzw 2010 DOSSIER

description

Het dossier ‘Werk armoede weg’ is helemaal opgebouwd rond het paspoort en het CV van mensen van buitenlandse herkomst en werknemers zonder papieren. Ideaal voor wie meer achtergrond zoekt over de knelpunten op de huidige arbeidsmarkt voor deze groepen. Het dossier bevat ook levendige getuigenissen en enkele concrete beleidsmaatregelen.

Transcript of Dossier 'Werk armoede weg' 2010

Page 1: Dossier 'Werk armoede weg' 2010

WERK ARMOEDE WEG !CAMPAGNE WELZIJNSZORG vzw 2010

DOSSIER

WelzijnszorgHuidevettersstraat 1651000 BrusselT 02 502 55 75E [email protected]

BrusselHuidevettersstraat 1651000 BrusselT 02 213 04 73E [email protected]

West-Vlaanderen Sint-Jorisstraat 138800 RoeselareT 051 26 08 08 E [email protected]

Vlaams-Brabant/MechelenVarkensstraat 6 2800 MechelenT 015 29 84 58E [email protected]

Limburg Tulpinstraat 75 3500 HasseltT 011 24 90 20E [email protected]

Oost-VlaanderenSint Salvatorstraat 309000 GentT 09 269 23 40E [email protected]

Antwerpen Rolwagenstraat 732018 AntwerpenT 03 217 24 90E [email protected]

NA

TIO

NA

AL

RE

GIO

NA

LE D

IEN

ST

EN

en sociale uitsluiting

van de bestrijding van armoede

2010Europees Jaar

Sluitingsdag: Maandag + Weekend

Openingsuren: 10u tot 12u30 en 13u30 tot 16u30

Page 2: Dossier 'Werk armoede weg' 2010
Page 3: Dossier 'Werk armoede weg' 2010

DOSSIER WERk ARmOEDE WEg

Campagne 2010 Welzijnszorg vzw

Page 4: Dossier 'Werk armoede weg' 2010

RedactieBert D’honDt

Foto’sLisa Van Damme

ontweRp Joost Bert

citatenProJecten WeLziJnszorg

or.c.a.

dRukPoot Printers

d/2010/9620/1

V.u.WeLziJnszorg VzW

DaniëLLe coLsouL

huiDeVettersstraat 165

1000 BrusseL

Met dank aanWelzijnsschakels VzW, Vlaams aBVV, acLVB,

acV, unizo, or.c.a., internationaal comité,

minderhedenforum, mozaïek mechelen,

de collega’s bij Welzijnszorg

pRijs: € 10

aRtikelcode: Wzz-2010-2001

[email protected]

Voorstelling partners

Voorwoord

terugblik campagne 2009 – link campagne 2010

Het paspoort en cV Van etniscH-culturele minderHeden

1. mensen van buitenlandse origine op de arbeidsmarkt: paspoortInleidend verhaal1.1. Paspoort

1.1.1. Naam1.1.2. Voornaam1.1.3. Woonplaats1.1.4. Geboorteplaats1.1.5. Nationaliteit1.1.6. Geboortedatum

2. curriculum VitaeInleidend verhaal2.1. Werkervaring

2.1.1. Ondervertegenwoordigd op de arbeidsmarkt

2.1.2. Geboorteland verwant met werkzaamheidsgraad

2.1.3. Etnisch-culturele minderheden sterker getroffen door de crisis

Colofon inhoud

INHOUD

2

4

7

8

9

10

10

12

13

14

15

15

17

26

27

29

29

30

30

Gedrukt op 100 % gerecycleerd offset FSC-papier

Page 5: Dossier 'Werk armoede weg' 2010

2.1.4. Ondernemers uit etnisch-culturele minderheden

2.2. Verwacht loon2.3. Gevolgde opleidingen

2.3.1. Onderwijs2.3.2. Talenkennis: Nederlands geen

moedertaal2.3.3. Behaalde diploma’s2.3.4. Andere competenties2.3.5. Gevolgde (beroeps)

opleidingen2.3.6. Taalondersteuning2.3.7. Vorming op de werkvloer

2.4. Gender m/v2.5. Sociaal-culturele troeven

2.5.1. Eigen netwerken als sterkte2.5.2. Perspectieven en rolmodellen2.5.3. Uitsluiting, armoede en

discriminatie liggen dicht bij elkaar

2.6. Extra troeven of extra drempels

3. krachtig en krachtgericht beleid Inleidend verhaal3.1. Een gelijkaardig cv, een integraal en

krachtgericht armoedebeleid3.1.1. Integraal3.1.2. Krachtgericht3.1.3. Gelijkekansenbeleid versterken

3.2. Talenten versterken en erkennen3.2.1. Onderwijs: door gelijke kansen

te versterken, werken aan gelijke uitkomsten

3.2.2. Taalachterstand gericht wegwerken

3.2.3. Juiste taalvereisten stellen3.2.4. Diploma’s erkennen

3.2.5. Competenties erkennen: het ervaringsbewijs

3.3. Toeleiding naar de arbeidsmarkt: werken aan een maatpak

3.4. Activeren van de arbeidsmarkt3.4.1. Werken bij de overheid3.4.2. Werken in de private sector

en de non-profit3.4.3. Een eigen zaak

3.5. Sociaal kapitaal versterken

4. in de schaduw, maar wel op onze arbeidsmarkt: paspoort van de clandestiene arbeidsmigrantInleidende citaten4.1. Naam: Migrant4.2. Nationaliteit: Wereldburger4.3. Beroep: Clandestiene arbeider4.4. Werkplaats: onzeker

4.4.1. Waar werken?4.4.2. Welke zijn de rechten van een

clandestiene werknemer?4.4.3. Wat kan je doen met die

rechten?4.4.4. Wat als rechten niet

gerespecteerd worden?4.5. Woonplaats: onzeker4.6. Werk maken van arbeidsrechten

4.6.1. Taskforce4.6.2. Veilig loket

Huishoudpersoneel: een verhaal apart

5. politieke eisen

inhoud

3

30

32

38

38

40

45

45

46

47

47

47

49

49

50

50

52

62

63

64

64

65

65

65

65

69

70

72

74

75

76

76

78

82

83

94

95

96

98

100

102

102

103

104

106

107

107

108

108

109

114

Page 6: Dossier 'Werk armoede weg' 2010

acVAlgemeen Christelijk Vakverbond

Het ACV is een sterke vakbond op de werkplaats en heeft

een goed uitgebouwde dienstverlening in de buurt van ie-

ders woonplaats. Werknemers met of zonder werk kunnen

bij het ACV terecht voor advies en hulp rond hun rechten

op sociale bescherming, werk of inkomen.

Het ACV verdedigt een brede groep werknemers (arbei-

ders, bedienden, kaderleden, uit de privé- en openbare

sector, werknemers in onzekere statuten, werklozen…) met

elk hun eigen belangen en verlangens. In zijn belangenver-

dediging legt het ACV bijzondere nadruk op kwaliteitsvolle

arbeid, op arbeidsparticipatie en een billijk inkomen voor

iedereen.

Met gerichte initiatieven en een aangepast aanbod van

diensten organiseert het ACV syndicaal werk waarbij nieuw-

komers op onze arbeidsmarkt ondersteund en betrokken

worden. Hun netwerkorganisaties kunnen rekenen op

ondersteuning en advies om misbruik van de onmachtposi-

tie van deze werknemers en discriminatie te bestrijden.

Het ACV wil samen met andere organisaties en mensen

een opbouwende tegenmacht zijn om armoede in de

samenleving uit te sluiten. Hierbij is werk een belangrijke

hefboom. Werk maken van werk om armoede uit te sluiten

is het motto!

ACV

Haachtsesteenweg 579, 1030 BRUSSEL

Tel. 02/246 31 11

Fax. 02/246 30 10

www.acv-online.be

abVVAlgemeen Belgisch Vakverbond

Een sterke vakbond is broodnodig, ook om armoede te be-

strijden. Het Vlaams ABVV maakt van armoedebestrijding

een prioritair actiepunt voor de komende vier jaar. Onder

meer door leden beter te informeren over de armoederi-

sico’s van bepaalde loopbaankeuzes.

Het ABVV streeft naar een humane samenleving. Een

samenleving die solidariteit, rechtvaardigheid, gelijkheid

en democratie als basis neemt - en niet concurrentie en

individualisme. Een samenleving met optimale zorg en

kansen voor werkenden en werklozen, jongeren en (brug)

gepensioneerden, mannen en vrouwen, gezonde en zieke

mensen …

Daarom strijden ze tegen de sluipende afbraak van de

sociale verworvenheden, tegen werkloosheid, armoede,

sociale uitsluiting, bestaansonzekerheid … En voor o.m.

hogere brutolonen, welvaartsvaste uitkeringen en een

kwalitatieve leef- en werkomgeving voor iedereen.

Het ABVV heeft een netwerk van kantoren waar men ter-

echt kan voor een brede waaier aan dienstverlening, advies,

bijstand en acties.

ABVV

Hoogstraat 42, 1000 Brussel

Tel. 02 506 82 11

Fax 02 512 36 86

www.vlaamsabvv.be

partners

4

Page 7: Dossier 'Werk armoede weg' 2010

aclVbLiberale Vakbond

De ACLVB is een erkende vakbond die de belangen en de

rechten verdedigt van alle werknemers en mensen met

een uitkering. Met een netwerk van secretariaten over het

hele land is de ACLVB een organisatie op mensenmaat,

waar elk lid als persoon en niet als dossiernummer wordt

behandeld.

De ACLVB is tevens een erkende uitbetalingsinstelling van

werkloosheidsuitkeringen en begeleidt werkzoekenden in

hun zoektocht naar een nieuwe job. Verder staat de liberale

vakbond haar leden bij via vorming, informatievoorziening

en juridische bijstand.

De ACLVB is een sociaal, liberale en politiek onafhankelijke

vakbeweging waar vrijheid, verantwoordelijkheid en solida-

riteit de fundamenten vormen.

Nationaal secretariaat

Koning Albertlaan 95, 9000 GENT

Tel. 09/222 57 51

Fax. 09/221 04 74

E-mail: [email protected]

Maatschappelijke zetel

Poincarélaan 72-74, 1070 BRUSSEL

Tel. 02/558 51 50

Fax. 02/558 51 51

E-mail: [email protected]

www.aclvb.be

uniZo

de Unie van Zelfstandige Ondernemers

UNIZO behartigt de belangen van zelfstandigen, KMO’s

en vrije beroepen. Deze groep is heel divers: van eenper-

soonsbedrijfjes tot groei-KMO’s in ambachten, industrie,

handel, diensten, vrije beroepen, lokaal, regionaal of

internationaal actief, starters, groeiers met of zonder

medewerkers. Ze nemen vaak in familieverband persoonlijk

en financieel een aanzienlijk risico. Geen winst betekent

geen loon en dus stoppen of failliet gaan. Ruim 20% van de

zelfstandigen is arm of worstelt met ernstige financiële en

sociale problemen. UNIZO ziet het als haar maatschap-

pelijke taak om ondernemers in moeilijkheden op te

vangen en werkt ook voor ‘arme’ zelfstandigen. Samen met

haar sociaal verzekeringsfonds Zenito werd ‘Tussenstap’

opgericht, gespecialiseerd in het begeleiden van gefailleer-

den of van ondernemers in moeilijkheden.

De meeste werkgevers in kleine bedrijven hebben een per-

soonlijke band met hun medewerkers. UNIZO begeleidt de

KMO-werkgevers om op een passende manier om te gaan

met hun medewerkers.

UNIZO - Unie van Zelfstandige Ondernemers

Spastraat 8

1000 Brussel

T 078/35 39 39

E-mail: [email protected]  

www.unizo.be www.tussenstap.be

partners

5

Page 8: Dossier 'Werk armoede weg' 2010

partners

internationaal comité

Het Internationaal Comité is een sociaal-culturele verenig-

ing die lokale zelforganisaties van allochtonen overkoepelt

en ondersteunt. Die ondersteuning bestaat uit het

verstevigen en versterken van vrijwilligers en de werking

van de lokale verenigingen in brede zin. Daarnaast werkt

het Comité aan de integratie van mensen (allochtoon én

autochtoon) in een interculturele en warme samenleving,

met gelijke kansen en een waardig leven voor iedereen.

Internationaal Comité vzw

Mgr. Broekxplein 6, 3500 HASSELT

Tel. 011 29 09 17

Fax. 011 22 99 14

www.internationaalcomite.be

welzijnsschakels vzw

Welzijnsschakels verenigt groepen van vrijwilligers. Mensen

met en zonder armoede-ervaring ontmoeten elkaar in

deze groepen. Deze groepen willen mensen die uitgesloten

worden meer kansen bieden. Welzijnsschakels ondersteunt

deze groepen.

Het is belangrijk dat mensen met en zonder armoede-

ervaring elkaar echt ontmoeten. Dat gebeurt bij Welzijns-

schakels op verschillende manieren: door persoonlijke

contacten, door activiteiten in groep, door samen te gaan

praten met maatschappelijke diensten zoals ocmw’s,

scholen, ziekenfondsen, huisdokter…

Welzijnsschakels wil steeds nieuwe mensen bereiken en

betrekken bij de activiteiten.

Welzijnsschakels werkt samen met andere organisaties om

meer mensen meer kansen te geven.

Welzijnsschakels vzw

Huidevettersstraat 165

1000 Brussel

T 02/502.55.75

www.welzijnsschakels.be

6

Page 9: Dossier 'Werk armoede weg' 2010

Beste lezer,

Voor u ligt het achtergronddossier bij de Welzijnszorgcampagne van 2010, het tweede campagnejaar ‘Werk

armoede weg!”. In dit dossier gaan we dieper in op de drempels tot de arbeidsmarkt die mensen uit etnisch-

culturele minderheden ondervinden.

Toen Welzijnszorg in 2009 de toegang tot de arbeidsmarkt onder de loep nam, bleek dat mensen van buiten-

landse herkomst de meeste drempels moesten overwinnen op weg naar een goede job. Het gevolg hiervan is te

zien op de arbeidsmarkt: de werkzaamheidsgraad van mensen die buiten Europa geboren zijn, ligt 25% lager. De

gevolgen van de recente crisis wegen dubbel zo zwaar op mensen van buitenlandse herkomst.

De moeilijke toegang tot de arbeidsmarkt voor etnisch-culturele minderheden resulteert in armoedecijfers die

iedereen met een sociaal gevoel doen huiveren. 48% van de mensen afkomstig van buiten de EU leeft in armoede!

In dit dossier trachten we de drempels te beschrijven die mensen ondervinden op hun zoektocht naar een goede

baan. Dit doen we aan de hand van hun paspoort en curriculum vitae. Het viel onmiddellijk op dat de meeste

drempels voor mensen uit etnisch-culturele minderheden overeenkomen met de drempels die autochtone mensen

in armoede ook ondervinden: een gemiddeld lagere scholing, slechtere huisvesting, gezondheidsproblemen,

moeilijker toegankelijke diensten, gebrek aan zelfvertrouwen, culturele verschillen, taalmoeilijkheden … Daarbij

komen nog bijzondere uitsluitingsmechanismen gekoppeld aan migratiepatronen, discriminatie op basis van

afkomst … De inhoud van het vorige campagnedossier is dan ook de moeite waard om nog eens te herlezen.

Welzijnszorg wil ook niet voorbijgaan aan een belangrijke groep mensen die in onze samenleving leven en

werken, maar niet in de cijfers voorkomen: de clandestiene arbeidsmigranten. Deze mensen zijn naar hier ge-

komen als vluchteling, asielzoeker of economische migrant. Zij hebben vaak geen toelating om te werken of

al helemaal geen toelating om hier te verblijven. Mensen zonder papieren leven en werken hier vaak in zeer

precaire omstandigheden. Aangezien ze geen toelating hebben om officieel te werken, zoeken zij hun heil in

het informele circuit. Zelfs de rechten die ze hebben, worden daarbij geschonden. Uitbuiting en diepe armoede

zijn het gevolg. We bekijken welke hun rechten zijn en hoe we deze in de toekomst beter kunnen garanderen.

Tenslotte geven we tijdens het Europees jaar ter bestrijding van armoede en sociale uitsluiting ook ruimte aan

de EU. Wat gebeurt daar ter bestrijding van de armoede? Of wat gebeurt er niet? Is Europa ook een Europa voor

de 16% armen die in de unie leven?

Beste lezer, misschien bent u vrijwilliger, actief bij één van onze campagnepartners, werkzaam in een project

met mensen in armoede of met etnisch-culturele minderheden? Misschien bent u politiek actief in uw ge-

meente, in Vlaanderen of Brussel, België of Europa? Wij hopen dat u iets heeft aan het lezen van dit dossier, en

we zijn zeker dat u uw steentje kan bijdragen om armoede weg te werken.

Veel leesplezier,

Bert D’hondt

Voorwoord

7

Page 10: Dossier 'Werk armoede weg' 2010

inleiding

De campagne ‘Werk armoede weg!’ loopt over twee jaar. In 2009 voerden we samen

met onze partners een eerste campagne. Tijdens deze campagne gingen we dieper

in op de problemen die mensen in armoede ondervinden om aan een goede baan te

geraken en een leefbaar inkomen te verwerven.

De weg naar de arbeidsmarkt met begeleiding en opleiding, de sociale economie, de

verschillende statuten waarin kansengroepen terecht komen, armoede bij zelfstandi-

gen … kwamen aan bod tijdens deze campagne.

Daarnaast moesten we jammer genoeg vaststellen dat heel wat mensen in financiële

armoede terechtkomen. Veel van de vervangingsinkomens en uitkeringen liggen im-

mers onder de armoedegrens. Hoewel het hebben van betaald werk een belangrijke

hefboom is uit de armoede, is ook nog 4% van de werkende bevolking arm.

De campagne was echter nog niet afgelopen. We merkten dat de afkomst van

mensen één van de belangrijkste drempels is op de arbeidsmarkt. Mensen uit

etnisch-culturele minderheden ondervinden dezelfde drempels als de autochtone be-

volking en worden geconfronteerd met nog bijkomende moeilijkheden om hun plaats

te vinden op de arbeidsmarkt.

Ook de groep van de clandestiene arbeiders verdient onze aandacht. De uitsluiting en

armoede bij deze groep is zeer hoog. Door het ontbreken van de juiste documenten,

ondervinden zij geen drempels, maar vaak gesloten deuren op hun weg naar een goede

baan.

Welzijnszorg kan niet voorbijgaan aan deze groepen. Daarom willen we in dit tweede

campagnejaar dieper ingaan op de problemen die deze mensen ondervinden.

We blijven ook verder werken aan de drempels die we vorig jaar vaststelden en de

beleidseisen die we toen naar voor schoven. Het garanderen van waardig werk en een

leefbaar inkomen voor iedereen, blijft een opdracht voor onze organisatie en onze

partners.

* Wie het dossier ‘Werk armoede weg!’ uit 2009 wil bestellen kan dit via

www.welzijnszorg.be.

werk armoede weg: een twee-jarige campagne

8

Page 11: Dossier 'Werk armoede weg' 2010

In dit dossier vind je een beschrijving van de situatie van etnisch-culturele minder-

heden op de arbeidsmarkt. Daarnaast gaan we dieper in op enkele drempels tot de

arbeidsmarkt die etnisch-culturele minderheden ondervinden.

We kozen ervoor om dit geheel op te hangen aan twee documenten, die voor deze

groep van groot belang zijn bij hun zoektocht naar een goede baan: het paspoort en

het curriculum vitae (cv).

Het paspoort staat symbool voor de buitenlandse herkomst van henzelf, hun ouders of

grootouders. Hoewel veel mensen uit etnisch-culturele minderheden zelf ook de Bel-

gische nationaliteit hebben, ondervinden zij wel nog de achterstelling op de arbeids-

markt en in de samenleving.

Het cv, waar je als sollicitant een persoonlijk lijstje maakt van je opleidingen,

vaardigheden en talenten, is als het ware je voorstellingsdocument naar mogelijke

werkgevers. De drempels die etnisch-culturele minderheden ondervinden op de

arbeidsmarkt hebben gevolgen voor het cv. Een lagere scholing, beperktere talenken-

nis, niet-erkende competenties of minder werkervaringen zijn allemaal drempels die

in de weg staan bij een sollicitatie. Deze drempels zijn meestal niet het gevolg van

persoonlijke keuzes, maar van maatschappelijke factoren.

Om het cv van mensen uit etnisch-culturele minderheden beter te waarderen doen we

ook voorstellen voor een krachtig en krachtgericht beleid. We moeten mensen meer

kansen geven om hun talenten te tonen en in te zetten op de arbeidsmarkt.

We bekijken tenslotte ook het paspoort van de clandestiene arbeidsmigrant. Dit

is geen Belgisch paspoort. Het niet beschikken over de juiste documenten en

toelatingen creëert voor vele migranten een uitsluiting van de reguliere ‘witte’

arbeidsmarkt. De gevolgen zijn niet enkel een leven in de clandestiniteit maar

ook een strijd om te overleven in de informele ‘zwarte’ economie.

In hun paspoort lees je de gevolgen hiervan: een leven in armoede en een

grote kans op zware misbruiken. Nochtans hebben ook deze mensen rechten, ook

arbeidsrechten. Ze kunnen deze rechten vaak niet uitoefenen. In hun paspoort gaan

we dieper in op die rechten en op de manieren waarop de samenleving deze beter kan

garanderen.

inleiding

Het paspoort en curriculum vitae van de etnisch-culturele minderheden

9

Page 12: Dossier 'Werk armoede weg' 2010

“Mijn grootvader kwam naar België na een reclame-

campagne in zijn dorp. Blijkbaar kon je in België

goed geld verdienen als je hard wou werken. Het

plan was simpel, hij zou een vijftal jaar in België

werken en dan terugkeren naar huis. Mijn groot-

moeder zorgde ondertussen voor m’n vader die

net geboren was. Met het geld dat m’n grootvader

opstuurde gingen ze daarna een eigen huisje bouwen

en een stuk land kopen …

Het werd anders. Het beloofde werk was er. Alleen

kon mijn grootvader lang niet zoveel opsturen als

hij dacht. Het leven in België was dan wel een pak

luxueuzer, maar ook veel duurder. Wat kon hij

doen? In ons land was er weinig mogelijkheid op een

beter leven, in België was het volgens zijn brieven

wel beter. Na vijf jaar was er nog geen sprake van

een mooie spaarpot en m’n grootvader miste zijn

gezin. Mijn grootvader nam een drastisch besluit.

M’n vader en m’n grootmoeder moesten naar België

komen. Een klein huisje huren zou wel lukken.

Mijn grootmoeder vertelt nog altijd verhalen van

toen. Hoe ze aankwam in België, de dingen die ze

hier voor het eerst zag. De drukke straten, de vele

auto’s, zelfs toen al. Maar ze vertelt ook over de

eenzaamheid. M’n grootvader was overdag aan het

werk. M’n vader moest verplicht naar school en zij

zat thuis. In haar straat woonden toen nog geen

landgenoten. Ze sprak helemaal geen Nederlands en

kende slechts een paar woorden Frans. Niemand om

mee te praten, niemand om thee mee te drinken.

Mensen van buiten-landse origine op de arbeidsmarkt.

Hoofdstuk 1

10

Page 13: Dossier 'Werk armoede weg' 2010

11

Mijn grootouders konden hun leven beginnen op-

bouwen. Een tijd later verhuisden ze naar een groter

huis. Mijn vader begon aan zijn middelbare school.

Hij ging voor metaalbewerking. Een studie met zek-

erheid in België: de metallurgie, de auto-industrie…

Op z’n zestiende kon hij dan ook direct aan de slag

en niet veel later trouwde hij met m’n moeder. M’n

moeder had hij ontmoet op vakantie bij de familie

van m’n grootouders. Een dochter uit een bevriende

familie van het dorp. Ze kwam naar België, ze

trouwden, ik werd geboren, daarna m’n twee zussen.

We woonden eerst bij m’n grootouders, ik herinner

me het nog. Toen m’n jongste zus erbij kwam, werd

het toch te krap. M’n ouders vonden een huisje in

dezelfde wijk.

Toen ging het mis. De fabriek waar m’n vader

werkte, stopte ermee. Zowat de helft van de wijk

werkte daar en heel wat van m’n vaders vrienden en

kennissen. Het was raar. Ze hadden altijd gezegd dat

een beroep leren zekerheid gaf, zeker in de metaal.

Na al die jaren was dat niet meer zo. Er was geen

werk meer in onze streek. Toch niet voor ons, zei

m’n vader. Keer op keer liep een sollicitatie op niets

uit. Hij had een te laag diploma. Voor de weinige

jobs in de metaal hadden ze nu wel jongeren die

langer gestudeerd hadden en minder kosten aan de

baas. Of ze zeiden dat hij niet goed Nederlands kon.

Niemand had daar ooit problemen van gemaakt

daarvoor. Ze verstonden elkaar op het werk, perfect

was het niet, maar dat leek nergens voor nodig.

Nu plots wel.”

inleidend verhaal

Ho

ofd

st

uk

1

11

Page 14: Dossier 'Werk armoede weg' 2010

1.1. naam

Over wie gaat het hier eigenlijk? Wie is wie in ons

land? Dit lijkt op het eerste gezicht geen moeilijk

vraagstuk. Toch is dit heel wat ingewikkelder dan we

denken. Men zou de nationaliteit kunnen gebruiken

als afbakening. Dat is veruit de meest eenvoudige

manier om deze groep af te bakenen. Het is ook

meetbaar, deze gegevens zijn beschikbaar op basis

van het bevolkingsregister. Toch vallen hele grote

groepen, met onmiskenbaar een buitenlandse

herkomst, niet onder deze definitie. We maken ver-

der duidelijk dat de consequenties van een buiten-

landse herkomst op veel meer factoren inwerken

dan enkel de nationaliteit.

‘Mensen van buitenlandse origine’ is zowat de meest

algemene en minst beladen term. We definiëren dit

hier als iemand die geboren is buiten België of de

nationaliteit van een ander land bezit. Ook als de

ouders aan bovenstaande criteria voldoen spreken

we over een persoon van buitenlandse herkomst.1

Deze afbakening is arbitrair. Dit is vooral noodza-

kelijk om bepaalde cijfers te bepalen en onderzoek

mogelijk te maken.

De definitie van ‘allochtonen’ is ruimer, maar is

moeilijker meetbaar. Iemand wordt allochtoon

genoemd op basis van volgende criteria2:

• migratienaarBelgië

• migratieverledenvanoudersofgrootoudersofover-grootouders

• nationaliteit

• geboorteplaats

• juridischverblijfsstatuut(asielzoeker,vluchteling,gezinshereniging,regularisatie)

• taal

• vreemdklinkendenaam

• huidskleur

• godsdienstoflevensbeschouwing

• cultureleeigenheid

In dit dossier gebruiken we meestal het begrip

12

Page 15: Dossier 'Werk armoede weg' 2010

Ho

ofd

st

uk

13

1‘etnisch-culturele minderheden’. Dit omvat iedereen met een andere etnisch-culturele

achtergrond.

Naast deze begrippen worden er zowel in wetten, decreten, teksten als in het dagelijkse

leven andere termen gebruikt: migranten, nieuwe Vlamingen, buitenlanders, vreem-

delingen … Aangezien voor sommige cijfers een andere definitie wordt gehanteerd,

proberen we verder dan ook om duidelijk aan te geven welke definitie gebruikt is.

Zo heeft Vesoc (Vlaams Economisch en Sociaal Overlegcomité) een eigen definitie ont-

wikkeld die ook meetbaar is met de gegevens die de Vlaamse overheidsdiensten zoals

VDAB ter beschikking hebben.

1.2. Voornaam

De naam die we aan mensen in onze samenleving geven is niet vrijblijvend. We ge-

bruiken begrippen immers om onze gevoelens of waardering voor een bepaalde groep

weer te geven, in positieve, maar ook in negatieve zin.

De naam die we geven aan mensen in onze omgeving houdt in die zin ook onmid-

dellijk een soort voornaam in. Het klinkt heel anders als je spreekt over ‘mensen van

buitenlandse herkomst’ dan wanneer je het hebt over ‘vreemden’ of ‘buitenlanders’.

Iedereen kent waarschijnlijk een heel arsenaal neerbuigende, verwijtende of ronduit

racistische termen waarmee mensen van een andere herkomst benoemd worden.

Telkens de juiste woordenschat vinden, is niet eenvoudig. Mensen in armoede of

personen met een handicap kennen dit fenomeen ook. Vaak verschuiven de gehan-

teerde begrippen door de jaren heen. Dit ligt soms gevoelig bij de betrokkenen of bij

mensen die dicht bij de betrokkenen staan. Een fout gebruik van begrippen is vaak

ongewild. Niettemin worden ronduit beledigende termen meestal gebruikt om mensen

doelgericht te raken.

1.3. woonplaats

Mensen van vreemde origine die een woonplaats in België zoeken, verspreiden zich

niet evenredig over het grondgebied. Los van de methode die je gebruikt om hun aan-

wezigheid te meten (nationaliteit, afkomst) zie je toch enkele grote lijnen.

Mensen van buitenlandse herkomst zijn veel sterker vertegenwoordigd in de steden.

Brussel spant de kroon, de andere centrumsteden volgen op korte afstand.

De grensstreek heeft een hoger percentage mensen van buitenlandse herkomst. Vooral

Nederlanders vestigen zich daar.

In Limburg wonen procentueel meer mensen van buitenlandse herkomst.

Op figuur 1 zie je de procentuele verdeling van de bevolking per gemeente met een

vreemde nationaliteit. Wanneer we naar alle mensen met een buitenlandse herkomst

kijken, stijgen vanzelfsprekend de percentages. Dat geeft ook een vollediger beeld van

de concrete situatie.

Page 16: Dossier 'Werk armoede weg' 2010

14

Zoals al gezegd is het niet eenvoudig om te meten wie van buitenlandse herkomst is.

In een recent onderzoek ontwikkelden de KU Leuven en socioloog Jan Hertogen een

formule op basis van de nationaliteitsgegevens, de migratiecijfers en de naturalisa-

ties sinds 1945.3 Zo berekenden ze het aantal personen van vreemde herkomst tot op

gemeentelijk niveau. Daarnaast is er ook een onderscheid gemaakt tussen mensen die

van binnen of buiten de EU migreerden.

Figuur 2 geeft een overzicht per provincie en per gewest. Met de hier gebruikte formu-

le, kunnen we stellen dat 1 op 5 mensen in België (deels) van buitenlandse herkomst is.

In Brussel is dit maar liefst 67.9%, in Vlaanderen 13.3%.

De spreiding over het grondgebied is zeer ongelijk. Daarnaast valt op dat de meeste

mensen van vreemde herkomst in ons land van binnen de EU afkomstig zijn. Zo zijn de

‘oude Belgen’

ToTaal vreemde afkomsT

afkomsT uiT eu

afkomsT BuiTen

eu

vluchTelingen-afkomsT

België 78.4% 21.6% 12.3% 8.9% 0.4%

Vlaanderen 86.7% 13.3% 6.8% 6.2% 0.3%

Wallonië 77.5% 22.5% 16.2% 6.0% 0.4%

Brussel 32.1% 67.9% 32.1% 34.7% 1.1%

Figuur 1:

Aandeel bevolking van

vreemde nationaliteit

per gemeente

Bron: Studiedienst van de Vlaamse regering, Vrind 2009, Vlaamse regionale indicatoren, 2009, p. 39.

Figuur 2:

Woonplaats van

mensen van vreemde

origine per regio.

www.npdata.be

Page 17: Dossier 'Werk armoede weg' 2010

Ho

ofd

st

uk

15

1Italiaanse migranten sterk vertegenwoordigd in Limburg en is er een grote Nederlandse

populatie in de grensgemeenten.

1.4. geboorteplaats

Van waar komen de etnisch-culturele minderheden in België? Hier is het belangrijk

om het verschil te zien tussen enerzijds de grote groep die hier geboren is (tweede,

derde of vierde generatie) en anderzijds mensen met een recente migratiegeschiedenis

(eerste generatie). Bij deze laatste groep is er trouwens een groot deel dat maar tijdelijk

in België verblijft. Denk maar aan alle expats4 in Brussel, diplomatiek personeel …

Hetzelfde geldt voor seizoenarbeiders, die slechts enkele maanden in ons land komen

werken of een deel van de mensen die met een arbeidskaart B5 tijdelijk in knelpuntbe-

roepen actief zijn, maar nooit de ambitie hebben om zich hier definitief te vestigen.

Voor de verdere generaties, afstammend van migranten, is ons land, België hun ge-

boorteland. Of het voor hen ook een thuisland is, lijkt minder duidelijk.

Ondanks de problemen die ze bij het opgroeien in België ondervinden, ondanks de

achterstand op de arbeidsmarkt en het verhoogde armoederisico, is België, Vlaanderen

of Brussel wel het referentiekader voor deze groep. Zij vergelijken zichzelf en hun

(maatschappelijke) positie met die van hun leeftijdsgenoten. Hierdoor merken ze vaak

veel sterker dan hun ouders of grootouders, de achterstelling en de armoede die hen en

hun gemeenschap treft.

Bij de eerste generatie migranten is het referentiekader wel hun geboorteplaats.

Hierdoor (h)erkennen ze minder de problematiek van sociale uitsluiting en armoede.

Het was meestal veel slechter op de plaats van herkomst, er was nog grotere armoede,

er waren conflicten of oorlogen, men liep fysiek gevaar… De gevolgen van de armoede-

situatie hier zijn er echter wel. In dit dossier leggen we de focus op de arbeidsmarkt en

zullen we merken dat er op dat vlak heel wat werk aan de winkel is. Dit geldt ook op

vele andere levensdomeinen. Het web van de armoede is voor deze groep niet zozeer

verschillend, maar misschien wel nog verstikkender.

1.5. nationaliteit

Wie zijn nu de etnisch-culturele minderheden in België? Welke nationaliteit hebben

ze? We zagen eerder al dat in België bijna tweederde van de mensen van vreemde

herkomst hun origine binnen de EU hebben. Hier vinden we de grote groepen Neder-

landers, Italianen, Fransen …

Van buiten de EU hebben vooral migranten uit Marokko, Turkije en Congo zich in ons

land gevestigd.

De recente migratiestromen tonen een verschuiving. Zo zijn er drie keer meer Polen

dan Turken geïmmigreerd naar België in 2007. Ook de instroom uit andere nieuwe EU-

lidstaten is gestegen, zoals te zien op figuur 4.

Page 18: Dossier 'Werk armoede weg' 2010

16

Nationaliteit is niet noodzakelijk iets voor het leven. In België kan men op basis van

bepaalde procedures een aanvraag doen om de Belgische nationaliteit te verwerven.

Dit kan als een teken van integratie beschouwd worden, maar biedt daarnaast ook heel

wat administratieve voordelen, bijvoorbeeld om te reizen binnen of buiten de E U.

Fran

krijk

Maro

kko

Italië

Nede

rland

Turk

ije

Duits

land

Cong

o

Polen

Span

je

Portu

gal

Roem

enië

Alge

rije

Vere

nigde

Stat

en

China

Griek

enlan

d

India

Groo

t-Br

ittan

18 000

0

36 000

54 000

72 000

90 000

108 000

126 000

144 000

162 000

180 000

Geboorteland Nationaliteit

2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007

Totaal 68.599 77.572 82.637 81.890 85.370 90.337 96.290 146.409

België 11.320 11.610 12.423 13.113 12.932 12.950 12.857 36.483

EU 27 32.451 34.916 35.139 35.185 39.362 44.500 49.573 57.973

Nederland 7.178 8.167 8.403 8.546 8.789 10.109 11.488 11.370

Frankrijk 8.108 8.039 8.134 8.187 9.520 10.377 11.570 12.269

Italië 2.600 2.439 2.310 2.293 2.301 2.459 2.613 2.708

Polen 1.132 2.929 2.427 2.085 3.481 4.815 6.694 9.393

Roemenië 650 966 996 998 1.438 2.322 3.059 5.491

Bulgarije 269 425 474 498 706 853 797 2.623

Turkije 2.815 2.987 3.874 3.831 3.237 3.389 2.999 3.180

Marokko 5.667 7.072 8.495 8.438 8.014 7.106 7.488 7.831

Congo 822 1.413 1.313 1.133 1.143 1.106 1.068 1.181

Figuur 3:

Vergelijking van de

populatie in België

volgens nationa-

liteit en geboorte-

land op 01/01/08

volgens Rijksregis-

ter AD SEI.6

Figuur 4:

Uitreksel: immigratie

in België, per natio-

naliteit.7

Page 19: Dossier 'Werk armoede weg' 2010

Ho

ofd

st

uk

17

1

1.6. geboortedatum

België heeft net als vele andere landen in Europa te kampen met een vergrijzings-

problematiek. Dat we alsmaar langer leven, is uiteraard goed. Langer leven betekent

echter ook dat we langer zorg nodig hebben of dat we langer van een pensioen kunnen

“Ik wil hier blijven met mijn gezin, een normaal leven leiden. Met meer zekerheid. Vooral meer zekerheid voor mijn kinderen.”

get

uig

enis

600 600400 400200 2000

0-4

10-14

20-24

30-34

40-44

50-54

60-65

70-74

80-84

90-94

MAN VROUW

Figuur 5:

Leeftijdspiramide

van de allochtone

bevolking (grijs)

in vergelijking met

de autochtone

bevolking (wit) in

België in 2005.9

Page 20: Dossier 'Werk armoede weg' 2010

18

genieten.

Die pensioenen moeten betaald worden. Voor het wettelijk pensioen (de eerste

pijler) gebeurt dit in ons systeem door de werkende generatie. Migratie, maar ook

de jongere samenstelling van de allochtone bevolking, maakt deel uit van het

recept om de vergrijzing te kunnen financieren. Onderzoek wees echter uit dat

ook de etnisch-culturele bevolking vergrijst.

Op figuur 5 zie je duidelijk dat bij etnisch-culturele minderheden de leeftijds-

categorie tussen 15 en 65 jaar het sterkst vertegenwoordigd is. Bij de ouderen

en de jongeren zien we het tegenovergesteld beeld. Hoewel het beeld verschilt

naargelang het land van herkomst, is er ook een vergrijzing op komst bij etnisch-

culturele minderheden in België.

Bij de autochtone bevolking is de groep op arbeidsactieve leeftijd (15-65) kleiner.

De vergrijzing is al duidelijk te zien. Meer mensen zijn boven de 65 jaar.

In 2005 zat er 69% van de etnisch-culturele bevolking in de leeftijdscategorie van

15 tot 65 jaar, de arbeidsactieve leeftijdscategorie.10 Het belang van een duur-

zame baan en een leefbaar inkomen voor deze groep en voor de hele allochtone

gemeenschap valt nauwelijks te onderschatten. Vanuit deze gegevens kunnen

we onze stelling vanuit de Welzijnszorgcampagne van 2009 herhalen. Een goede

baan is een zeer belangrijk instrument om uit de armoede te blijven. Een waar-

dige baan, met de juiste begeleiding en omkadering kan ook een hefboom zijn om

uit de armoede te ontsnappen.

“Het is mooi in België dat oude mensen nog

sterk zijn. Ze kunnen nog veel aan culturele

activiteiten doen. Als ik papieren krijg dan

zal ik doorgaan met sociale activiteiten.”

get

uig

enis

Page 21: Dossier 'Werk armoede weg' 2010

België maakt deel uit van de europese unie. Toen de

eu ontstond in de jaren ’50, had men net de tweede

wereldoorlog achter de rug. het nationalisme had in

europa geleid tot een oorlog met miljoenen slachtoffers.

het idee werd opgevat om de toen cruciale sectoren van

steenkool en staal gemeenschappelijk te organiseren.

van 1950 tot nu heeft de eu een hele evolutie doorge-

maakt. niet enkel is ze van de zes oorspronkelijke leden,

uitgegroeid tot een groep van 27 lidstaten, de bevoegd-

heden zijn in de loop der jaren sterk uitgebreid.

europa heeft een grote impact op de regelgeving in

ons land en op ons dagelijks leven. misschien wel het

meest zichtbare gevolg van de eu is onze munt, de

euro. Wie de nieuwsberichten een beetje volgt, hoort

‘europa’ regelmatig vermelden: België wordt een half

jaar voorzitter van de unie, ze komen samen in Brus-

sel of een nieuwe maatregel waar we ons aan moeten

aanpassen is afgekondigd. als men niet zo enthousiast is

over zo’n beslissing, dan wordt europa nogal gemakkelijk

als zondebok gebruikt. als men wel enthousiast is, zal

het voorgesteld worden als een eigen idee. vaak gaat

het in beide gevallen over het uitvoeren van europese

regelgeving op nationaal niveau.

Toch is de kritiek die je zeer vaak hoort: “europa is niet

sociaal. europa gaat over vrijhandel, muntunie, concur-

rentie, deregulering… europa is een economische unie,

geen unie van de mensen.”

Zoals vaak ligt de waarheid ergens in het midden.

europa heeft inderdaad veel meer te zeggen over

bepaalde sectoren, vooral economische. over meer so-

ciale thema’s zoals sociale zekerheid, onderwijs, cultuur,

gezondheidszorg … hebben de lidstaten nog veel onaf-

hankelijkheid. europa heeft natuurlijk ook enkel maar de

bevoegdheden die de lidstaten aan europa willen geven.

Toch moet de sociale agenda, ook binnen de bevoegd-

heden die de unie wel heeft, belangrijker worden.

europa: een economische unie?

europa

Ho

ofd

st

uk

1

19

Page 22: Dossier 'Werk armoede weg' 2010

De opening van grenzen en het vrije verkeer van diensten

en personen in de EU op 1 mei 2004 wekte een nieuwe mi-

gratiegolf op va nuit Polen naar West-Europa. De opening

van grenzen en het vrije verkeer van diensten en perso-

nen in de EU op 1 mei 2004 wekte een nieuwe migratiegolf

op vanuit Polen naar West-Europa.

vaststellingen

De arbeidsmigrant uit Polen die in de bouwsector in België

werkt, is moeilijk onder één noemer te plaatsen. De mi-

grant is als een kameleon. Hij is gedwongen zich aan te

passen om te overleven in de jungle van de arbeidsmarkt.

De arbeidsmigrant werkt vooral zonder statuut. Welke

wettelijke mogelijkheden zijn er?

Werken als werknemer voor een Belgisch bedrijf of als

werknemer voor een Pools bedrijf (detachering) is een

mogelijkheid. Ze kunnen zich als zelfstandige naar Bel-

gisch recht of als zelfstandige naar Pools recht vestigen

(detachering). Binnen deze statuten komt nog zeer dik-

wijls een graduele uitbuiting voor. De gelukzoeker weet

dikwijls zelf niet in welke arbeidsrechtelijke situatie hij

zich bevindt.

De overtredingen gaan over de arbeidsduur, toepassing

van de minimumlonen, loon voor overuren, de wetge-

ving op betaalde feestdagen, inbreuken op de wet welzijn

(medisch onderzoek, arbeidskledij, PBM (Persoonlijke Be-

schermingsmiddelen)) en de betaling van verplaatsings-

kosten.

De migranten zijn zeer mobiel in België en Europa. Ze

maken ook regelmatig de verplaatsing terug naar Polen.

Een deel van de Poolse bouwvakkers zijn Europese ar-

beidsnomaden en werken in meerdere Europese landen.

Tenslotte stelt men vast dat een aantal migranten bewust

kiest voor zwartwerk in België en geen belastingen wenst

te betalen in België of Polen. De opening van grenzen en

het vrije verkeer van personen in de EU sinds 1 mei 2009

lijkt geen grote migratiegolven richting België vanuit Polen

met zich mee te brengen.

Poolshoogte

Op de bijeenkomsten met vakbondsafgevaardigden uit

de bouwsector in Antwerpen werden de meldingen van

vreemde arbeidskrachten op werven frequenter. De

vakbondsafgevaardigden werken meestal voor grote

bouwbedrijven die ruwbouwwerken uitvoeren. Voor de

afwerking wordt dikwijls beroep gedaan op onderaan-

nemers. Het is vooral in de onderaanneming dat de Polen

verschenen op de werven. De komst van de Polen viel

ook samen met veel werk in de renovatiesector. De Polen

kwamen meestal langs de achterdeur België binnen. In de

renovatiepanden werken zij met de voordeur op slot.

De communicatie was niet mogelijk tussen de vakbonds-

afgevaardigden en de vreemde vogels op de werven.

Hier en daar was er schuchtere toenadering wanneer

een afgevaardigde een flyer uitdeelde met enkele zin-

nen in het Pools gesteld. ‘Uwaga!’ (Let op!) luidde de titel.

“Je hebt recht op een minimumloon in België. Sta op uw

rechten. Neem contact op met de vakbond.”

Het waren Poolse vrouwen die verder de weg wezen. Het

netwerk van de Poolse gemeenschap in Brussel en Ant-

werpen werd in kaart gebracht: de verschillende kerken,

poolshoogte - acV Vakbondswerking voor poolse arbeidsmigranten

20

Page 23: Dossier 'Werk armoede weg' 2010

tientallen winkels, busmaatschappijen, scholen, oud-

strijdersverenigingen, consulaten en Poolse cafés. De

informatie van de vakbond werd in deze verenigingen in

duizenden exemplaren verdeeld.

Voor het vertalen en tolken werd beroep gedaan op en-

kele Poolse vrijwilligers. Het zijn vooral hoger opgeleide

vrouwen die als ervaringsdeskundige hun landgenoten

willen helpen. Zo ontstaat de stuurgroep ‘Poolshoogte’.

Na twee informatievergaderingen die bijgewoond werden

door honderden Poolse mannen, vrouwen en kinderen is

de Poolse tsunami niet meer te stuiten.

Op maandagmorgen wordt nu ook dienstverlening

georganiseerd in de Poolse taal. Elke week is een andere

vrijwilliger aanwezig uit de stuurgroep om te tolken. Er

worden regelmatig collectieve infosessies georganiseerd

bij de Polen op hun verblijfplaatsen. 15 Polen verblijven

in een rijhuisje met plastic tuinstoelen in de woonkamer

en met gordijnen vastgenageld aan de raamkozijnen. Dit

vormt het decor voor de bijeenkomsten met de nieuwe

leden en de tolken.

De Polen die in dienst genomen worden door Belgische

werkgevers sluiten massaal aan bij de vakbond. Het be-

drag van het lidgeld is voor de meeste Polen geen belem-

mering voor aansluiting.

De grootste uitbuiting gebeurt met de arbeidsnomaden

die nieuw zijn op de arbeidsmarkt en voor alles afhankelijk

zijn van malafide arbeidsbemiddelaars. Dikwijls dienen de

betrokkenen nog overtuigd te worden om een klacht neer

te leggen.

De werknemers die werken in detachering kan de vak-

bond moeilijker bereiken en hen dus ook minder be-

scherming bieden. Deze werknemers blijven in dienst

van de buitenlandse werkgever. De Belgische loon- en

arbeidsvoorwaarden dienen wel gerespecteerd te

worden terwijl de sociale zekerheidsbijdragen in het

herkomstland dienen betaald te worden.

uitdaging voor de organisatie

Het ACV heeft meer dan 4.000 leden uit Oost-Europa

aangesloten sinds 2007. Voor de dienstverlening werd

een Poolse adviseur aangesteld. Het blijft een uitdaging

om aan de hoge verwachtingen van de nieuwkomers te

voldoen.

De dienstverlening naar de Polen kan ook een aanzet

zijn om gelijkaardige acties op te zetten naar arbeids-

migranten van andere nationaliteiten.

Het is en blijft een moeilijke oefening om het evenwicht

te vinden tussen de deuren openzetten voor nieuwe

burgers en de grenzen van dienstverlening van de vak-

bondsorganisatie bewaken.

In dit kader kan de vraag gesteld worden of de opvang

en integratie door dienstverlening niet ruimer kan

bekeken worden. De vakbond worstelt vrij snel met

zijn eigen grenzen. Een gecoördineerde aanpak met de

mutualiteit en andere takken uit de arbeidersbeweging

dringt zich op.

De aantrekkingskracht en de legitimiteit van de arbeiders-

beweging wordt mede bepaald en afgemeten door de

inzet voor de zwakste in de maatschappij en dit is al lang

niet meer alleen de Belgische arbeider en arbeidster.

poolshoogte - acV Vakbondswerking voor poolse arbeidsmigranten

Ho

ofd

st

uk

1

21

Page 24: Dossier 'Werk armoede weg' 2010

22

In Vlaanderen en Brussel werken 13 organisaties en

sociale bewegingen tot 2017 samen rond zes doelen:

gezondheid, inkomen, arbeid, wonen, onderwijs

en samenleven. Deze doelen moeten stuk voor stuk

bereikt worden tegen 2017.

Om inzichtelijk te maken of het beleid op vlak van

gezondheid, arbeid, inkomen, wonen, onderwijs en

samenleving toereikend is, is er de ‘Armoedebaro-

meter’. Die barometer zal tot en met 2017 de evolutie

van het beleid tot op de voet volgen.

In april 2010 werd de Armoedebarometer voor de

tweede keer geactualiseerd. Helaas geeft hij donkere

wolken aan boven mensen in armoede. Moet daarbij

gezegd dat de volle impact van de crisis in deze

barometer nog niet zichtbaar is. Deze zal zich

ongetwijfeld verder manifesteren. Globaal geeft

de barometer aan dat er weerom geen structurele

vooruitgang is geboekt in de strijd tegen armoede.

Op verschillende domeinen neemt de financiële

druk toe en dit in twee betekenissen: voor wie het

financieel moeilijk heeft, wordt het nog moeilijker,

en een steeds grotere groep kampt met financiële

problemen.

Daar waar ‘arbeid‘ in 2009 het enige lichtpuntje was,

kan er nu enkel negatief nieuws gemeld worden.

Vanaf de tweede helft van 2008 is de werkloosheid

opnieuw beginnen stijgen, en het aantal werklozen

lag in 2009 elke maand gemiddeld 20% hoger dan in

2008. Algemeen wordt aangenomen dat de werk-

loosheid zal blijven toenemen. De berichten over

bedrijfssluitingen dwingen te hopen op beterschap

in een verre toekomst. De cijfers voor 2008 geven aan

dat het aantal gezinnen in Vlaanderen waar niemand

werkt, stabiliseert.

Het percentage kinderen in een gezin waar niemand

een inkomen uit werk heeft, stijgt licht tot 5,9%, het

aandeel volwassenen daalt nog licht tot 7,9%.

De gemiddelde werkloosheidsgraad in 2008 daalde

tegenover 2007, ook voor de meeste kansengroepen.

Men moet nu investeren in een heropleving van de

economie, om dan opnieuw kansen op de arbeids-

markt voor iedereen te kunnen nastreven.

6 doelstellingen voor minder armoede:gezondheid: een halvering van de gezondheidsgelijk-heid tussen arm en rijk.

arbeid: een halvering van het aantal gezinnen waar niemand werkt.

inkomen: voor elk gezin, ongeacht de samenstelling, minstens een inkomen dat de europese armoededrempel bereikt.

Wonen: een toename van het aantal goede en betaalbare huurwoningen met 150.000 eenheden, waarvan minstens de helft sociale woningen zijn.

ondewijs: een daling tot 3% van laaggeletterdheid en laaggecijferdheid bij jongeren, in alle onderwijsvormen en voor alle jongeren-groepen.

samenleven: mensen in armoede verbreden hun netwerken.

decenniumdoelen 2017: samen armoede wegwerken

Page 25: Dossier 'Werk armoede weg' 2010

Voetnoten

1 Vranken e.a., De kleur van armoede, armoede

bij personen van buitenlandse herkomst, Leuven:

Acco, p. 19.

2 Lexicon Vlaams Minderhedencentrum op www.

vmc.be.

3 De methodologie en de cijfers zijn terug te

vinden op www.npdata.be

4 Expat: iemand die gedurende lange tijd in het

buitenland verblijft in opdracht van zijn interna-

tionaal opererende werkgever.

5 Zie p. 101.

6 Centrum voor gelijkheid van kansen en racis-

mebestrijding, Jaarverslag 2009, p. 64.

7 Centrum voor gelijkheid van kansen en racis-

mebestrijding, Jaarverslag 2009, p. 21-22.

8 Idem, p. 93.

9 Eggerickx, Bahri, Perrin, Internationale migra-

tiebewegingen en allochtone bevolkingsgroepen,

Statistische en demografische gegevens. Initiatief

Charles Ullens, p. 14.

10 Idem, p. 15.

23

Ho

ofd

st

uk

1

Page 26: Dossier 'Werk armoede weg' 2010

werkvormm vzw

club ned

Werkvormm ontwikkelt methodieken en projecten

om werkzoekenden of mensen met een grote afstand

tot de arbeidsmarkt te bereiken, te activeren, te

oriënteren, te vormen, op te leiden, werkervaring te

bezorgen, te ondersteunen op psychosociaal vlak

enz. naast kansen tot opleiding en werkervaring om

terug op de reguliere arbeidsmarkt aan de slag te kun-

nen, biedt Werkvormm 25 arbeidsplaatsen in de sociale

economie en een eigen sociaal uitzendkantoor.

er zijn zo’n 100 doelgroepmedewerkers aan de slag,

naast 24 bedienden en 18 vrijwilligers als nT2-les-

gevers (nederlands tweede taal) en cultuurverken-

ners. veel van de deelnemers zijn immers allochtone

nieuwkomers die de weg naar de Belgische arbeids-

markt zoeken.

‘club ned’ past binnen het taalbeleid van Werkvormm.

Zo’n 60 % van de deelnemers van Werkvormm volgt

immers een opleiding nederlands. club ned is een

fysieke ruimte voor en door de deelnemers van de

Werkvormm-projecten waar zij tijdens hun pauze

op een vrijblijvende manier hun taalkennis kunnen

verbeteren. het is een ontspanningsruimte die zij zelf

inrichten en toerusten en waar ze vervolgens op hun

eigen manier en tempo hun taalvaardigheid kunnen

bijwerken onder begeleiding van de nT2-vrijwilligers.

Werkvormm vzw

Madrasstraat 38, 2030 Antwerpen

www.werkvormm.be

proJect

24

Page 27: Dossier 'Werk armoede weg' 2010

Ho

ofd

st

uk

1

25

© W

elzi

jnsz

org

vzw

- L

isa

Van

Dam

me

Page 28: Dossier 'Werk armoede weg' 2010

Hoofdstuk 2

26

Page 29: Dossier 'Werk armoede weg' 2010

Mijn vader zat een hele tijd zonder werk. Ik had ondertussen het einde van de lagere

school bereikt. Mijn resultaten waren niet zo goed. Rekenen deed ik wel graag, maar ik

was zeker geen uitblinker.

Het was ook wel moeilijk. M’n vader deed enkele korte interims, vaak in ploegen en ’s

nachts. M’n moeder had het moeilijk om mijn huiswerk te begrijpen en me hierbij te

helpen. Als ik zag wat sommige anderen allemaal klaar hadden bij een spreekbeurt,

werd ik soms jaloers. Dat hadden ze zeker niet alleen gemaakt, ik wel.

Mijn lerares zei mij dat ik naar 1B moest omdat ik niet zou meekunnen in 1A. Ik had

te veel achterstand opgelopen. Als ik mijn best zou doen, kon ik daarna nog kiezen

voor TSO, zei ze, elektromechanica of zoiets. Mijn vrienden overtuigden mij om mee

naar het beroeps te gaan. Zo kon ik een vak leren. In onze wijk zag je bovendien dat

de meeste jongeren na hun schooltijd toch geen werk vonden, ook niet als ze een goed

diploma haalden. Er waren wel uitzonderingen, maar de meesten deden hetzelfde als

m’n vader. Veel korte jobs.

Een tante van mij, die onlangs naar België was gekomen, had wel gestudeerd. Zij had

een diploma. Ze dacht dan ook direct een baan te vinden in België. Toen bleek dat haar

diploma hier niet telde. Momenteel zoekt ze nog steeds werk. Ze heeft wel al eens met

dienstencheques gewerkt, maar ze zou toch veel liever iets doen dat in de lijn ligt van

haar diploma, iets dat ze graag doet.

Op school geraakte ik met gemak door de eerste jaren. Soms verveelde ik me en begon

ik de leraar te pesten. Leuk vonden ze dat niet en ik verzamelde zo heel wat nota’s in

m’n agenda.

Er waren ook vakken die ik echt graag deed. De resultaten waren er dan ook naar.

Maar op het einde wijst men vooral naar je slechte punten. Wat goed is lijkt minder be-

langrijk. En bovendien zorgde mijn ‘probleemgedrag’ dat ik een paar keren van school

moest veranderen en mijn vrienden dus kwijtspeelde. Op den duur was er geen school

meer in de buurt waar ik naartoe kon. Ik wou ook liever aan de slag gaan, werken en

geld verdienen. Had ik daarvoor wel een diploma nodig? Op het CLB wezen ze me op

het leercontract. Zo kon ik beginnen werken en moest ik maar af en toe naar school.

inleidend verhaal

27

Ho

ofd

st

uk

2

Page 30: Dossier 'Werk armoede weg' 2010

28

2.1. werkervaring

2.1.1. ondervertegenwoordigd op de arbeidsmarkt

mei 2010 % mei 2009 verschil

Niet-Werkende Werkzoekenden 195.722 100,0% 186.005 +5,2%

Werkloosheidsgraad

Totaal 6,75% 6,49% +0,26

Mannen 6,47% 6,19% +0,28

Vrouwen 7,09% 6,86% +0,23

Kenmerken Niet-Werkende Werkzoekenden (NWWZ)

Categorie WZUA 154.889 79,1% 150.344 +3,0%

Schoolverlaters 8.643 4,4% 8.277 +4,4%

Vrij ingeschreven 16.581 8,5% 14.569 +13,8%

Andere 15.609 8,0% 12.815 +21,8%

Geslacht Mannen 102.617 52,4% 97.493 +5,3%

Vrouwen 93.105 47,6% 88.512 +5,2

Leeftijd ‹ 25 jaar 37.315 19,1% 35.602 +4,8%

25 tot 50 jaar 106.610 54,5% 102.215 +4,3%

›= 50 jaar 51.797 26,5% 48.188 +7,5%

Studieniveau Laaggeschoold 102.755 52,5% 99.314 +3,5%

Middengeschoold 65.187 33,3% 61.897 +5,3%

Hooggeschoold 27.780 14,2% 24.794 +12,0%

Werkloosheidsduur ‹ 1 jaar 107.457 54,9% 111.085 -3,3%

1 tot 2 jaar 37.823 19,3% 28.788 31,4%

›= 2jaar 50.442 25,8% 46.132 +9,3

Nationaliteit Niet-EU 18.690 9,5% 16.463 +13,5%

Origine Allochtonen 45.910 23,5% 41.463 +10,7

Beroep Arbeiders 112.418 57,4% 108.520 +3,6%

Bedienden 80.304 42,6% 77.485 +7,5%

Arbeidsgehandicapten 29.427 15,0% 30.269 -2,8%

Figuur 6

Kerngetallen

werkloosheid

Vlaanderen mei

2010.

Bron: VDAB-Arvastat.

Page 31: Dossier 'Werk armoede weg' 2010

Ho

ofd

st

uk

29

2

“Etnisch-culturele minderheden blijven sterk ondervertegenwoordigd op de arbeids-

markt. In de werkzoekendengroep zijn ze dan weer oververtegenwoordigd.”1

Dat merkten we op in onze campagne van vorig jaar. Het is weinig waarschijnlijk dat

de situatie het laatste jaar gunstig geëvolueerd is De crisis slaat hard toe en dat zie je

ook in de cijfers.

De werkloosheid is op een jaar tijd toegenomen met meer dan 5%. Bij etnisch-culturele

minderheden is er een stijging met 10,7%. Meer dan het dubbele! Dit brengt hun aan-

deel in de totale werkloosheid op 23,5%, daar waar het in mei 2009 nog 22,3% was.

Naast een algemene verslechtering van de situatie op de arbeidsmarkt, kan je

besluiten dat de etnisch-culturele minderheden hard getroffen zijn door de crisis.

Dit terwijl ze ook al voor de crisis sterk oververtegenwoordigd waren in de werkloos-

heidsstatistieken. In mei 2008 waren er 32.344 niet-werkende werkzoekende alloch-

tonen ingeschreven bij VDAB. Twee jaar later zijn dit er 45.910.

In maart 2009 deed VDAB een onderzoek naar de positie van etnisch-culturele minder-

heden op de arbeidsmarkt. De eerste concrete gevolgen van de crisis waren toen

voelbaar. We geven hier kort de evoluties weer die toen geschetst werden. Op basis

van figuur 6, waarin we zien dat de werkloosheid bij etnisch-culturele minderheden

dubbel zo snel toeneemt als die bij autochtonen, lijken deze conclusies in 2010 enkel

versterkt.

0%

mannen

5%

10%

15%

20%

25%

30%

35%

vrouwen totaal

4,8 % 5,8 % 5,2 %

11,7 %14,2 % 12,8 %

27,2 %29,4 %

28,1 %

Figuur 7

Werkloosheids-

graad naar origine,

Vlaams gewest

20093

Bron: VDAB en FOD Economie - Algemene Directie - Statistiek - bewerking VDAB Studiedienst

Page 32: Dossier 'Werk armoede weg' 2010

30

2.1.2. geboorteland verwant met werkzaamheidsgraad4

De werkzaamheidsgraad is het hoogst bij wie in België geboren is (67,3%). Dit neemt af

voor mensen geboren in een ander EU-land (61,8%). Voor wie buiten de EU geboren is,

zonder Belgische nationaliteit, is de werkzaamheidsgraad slechts 43,9%.5

Vlaanderen is een slechte leerling in de Europese klas. De kloof tussen de werkzaam-

heid bij Belgen en mensen met een andere nationaliteit is in Vlaanderen 24,7 procent-

punt. Het Europese gemiddelde is 7,2 procentpunt. De tewerkstellingskloof tussen

autochtonen en allochtonen is in Vlaanderen drie keer zo groot als het EU-gemiddelde.

2.1.3. etnisch-culturele sterker getroffen door de crisis

Werkzoekenden uit een etnisch-culturele minderheid zijn gemiddeld iets lager ge-

schoold dan autochtone werkzoekenden. Ten gevolge van het eerste jaar van de crisis

(maart 2008-maart 2009) zijn zij veel harder getroffen. Zo steeg het aantal laaggeschool-

de werkzoekenden uit een etnisch-culturele minderheid op een jaar tijd met 22,5%

(autochtonen +16,7%). Bij de middengroep bedroeg de stijging respectievelijk 29,4% en

20,7%, bij de hooggeschoolden 19,9% tegenover 13,6%.6

Verontrustend is hier ook de vaststelling dat het verschil in scholing groter is bij de

schoolverlaters. Hierover verder in dit dossier meer.

2.1.4. ondernemers uit etnisch-culturele minderheden

Niet enkel bij de werknemers is er een lagere participatie van etnisch-culturele minder-

heden. 7,5% van de ondernemers is geboren in het buitenland, 3,5% komt van buiten

de EU. Dat er een kleiner aantal zelfstandigen van buitenlandse afkomst is, wordt het

meest duidelijk bij een vergelijking met de totale bevolking op arbeidsleeftijd (15-65

jaar). 8,4% van de beroepsbevolking is actief als zelfstandige. Bij de personen geboren

buiten de EU is dit slechts 5,7%. Migranten die van een ander land uit de EU komen,

zijn dan weer ondernemender. 9,2% van hen is actief als zelfstandige.7

Net als bij werknemers is er ook bij zelfstandigen moeilijk te meten wat het

precieze aandeel is van etnisch-culturele minderheden aangezien men enkel over

de nationaliteitsgegevens beschikt. Unizo voerde in 2008 een onderzoek naar de

positie van ondernemers met een vreemde nationaliteit in België. Daaruit blijkt dat

er meer ondernemers zijn met een buitenlandse nationaliteit, maar evenzeer dat hun

positie vaak minder sterk is, waardoor er meer vroegtijdige stopzettingen zijn van hun

zaak. Hun voornaamste vaststellingen kan je hier lezen.8

Ook Tussenstap ondervindt dat er steeds meer ondernemers uit etnisch-culturele

minderheden een beroep doen op hun diensten. Het is goed dat ook deze groep

ondernemers de weg vindt naar professionele hulp wanneer zij in moeilijkheden

komen. Anderzijds is dit ook een signaal van de kwetsbare situatie waarin veel van

deze ondernemers verkeren.

Page 33: Dossier 'Werk armoede weg' 2010

Ho

ofd

st

uk

31

2

Veel cijfers over de toestand van de arbeidsmarkt in

Vlaanderen zijn afkomstig van VDAB. In dit dossier

zal je regelmatig cijfers van VDAB-Arvastat vinden. Zij

baseren hun definitie op die van VESOC:

Iemand is allochtoon als hij geen nationaliteit heeft

van één van de landen uit de Europese Economische

Ruimte (EER=EU+Europese vrijhandelsorganisatie)

of indien minstens één ouder of minstens twee groot-

ouders een nationaliteit hebben van buiten de EER .

Aangezien VDAB geen toegang heeft tot de national-

iteitsgegevens van ouders of grootouders, baseren

zij zich enkel op de huidige en voorgaande national-

iteit van de werkzoekende. Op die manier zijn wel de

‘nieuwe Belgen’ in de cijfers opgenomen.2

Deze definitie sluit echter wel enkele groepen uit die

onder onze eerdere definitie van allochtonen vallen.

Zo zijn alle allochtonen van Europese origine niet in-

begrepen in de cijfers, net als jongeren van allochtone

origine die van bij de geboorte de Belgische national-

iteit hebben. De derde generatie van de etnisch-cul-

turele minderheden kan men zo zeer moeilijk meten

en opnemen in statistieken. De cijfers vormen aldus

steeds een onderschatting.

kiezen voor een eigen zaak kan een goede keuze

zijn voor de eigen tewerkstelling en eventueel die

van anderen. een goede voorbereiding is daartoe

een noodzaak. unizo-starterservice geeft daarover

advies (www.starterservice.be). maar deze keuze

blijft altijd een risico. door diverse interne en

externe omstandigheden kan het behoorlijk mis

lopen, tot en met het faillissement. mislukken is

voor elke zelfstandige zowel financieel als sociaal

zwaar. om zelfstandigen in zware moeilijkheden op

te vangen is er onder meer Tussenstap, een project

van  unizo en het sociaal verzekeringsfonds voor

zelfstandigen Zenito. experten en ervaringsdeskun-

digen

zorgen er voor advies en opvang voor zelfstandigen

in moeilijkheden en bijzonder voor gefailleerden.

info: www.tussenstap.be

Naast Tussenstap kan je als zelfstandige in moeilijkheden

ook terecht bij Efrem vzw. www.efrem.be.9

Landbouwers kunnen terecht bij ‘Boeren op een kruis-

punt’, zie www.boerenopeenkruispunt.be.

allochtonen, Vdab definitie:

tussenstap ondersteunt ondernemers in zwaar weer.

Page 34: Dossier 'Werk armoede weg' 2010

32

2.2. Verwacht loon

Armoede is een veelkoppig monster. Een belangrijk aspect is vanzelfsprekend het

inkomen van de mensen. Meestal wordt er voor wat betreft het inkomen de Europese

armoedegrens gehanteerd. Hiervoor neemt men 60% van het mediaan inkomen van

een land. Deze grens ligt voor België in 2010 op € 899 voor een alleenstaande en € 1.888

voor een koppel met twee kinderen. 15% van de mensen in België leeft onder deze

grens.

Werk is een belangrijk instrument om armoede te bestrijden. Je kan jezelf verder

bekwamen, je hebt sociale contacten, uitdagingen … Maar werk levert ook een

inkomen op. Hoewel ongeveer 4% van de werkende bevolking in armoede leeft, de

zogenaamde werkende armen, is het hebben van een betaalde, duurzame baan een

buffer tegen armoede.10

De achterstelling van etnisch-culturele minderheden op de arbeidsmarkt heeft gevol-

gen voor hun armoederisico. Welzijnszorg vroeg in 2009 om de uitkeringen en de

vervangingsinkomens in ons land op te trekken tot boven de Europese armoedegrens.

• Het aantal niet-Belgische zelfstandigen neemt elk jaar

toe en bereikte eind 2006 7,07% van het totaal aantal

zelfstandigen in België.

• Bijna 70% van de niet-Belgische ondernemers in België

zijn ‘oude Europeanen’. Het aandeel nieuwe Europeanen

steeg van 3 tot 14%.

• De verhouding zelfstandigen/totale actieve bevolking is

veel hoger bij de nieuwe Europeanen dan bij de Belgen.

• In het Brussels Hoofdstedelijk Gewest is 27% van alle

zelfstandigen van niet-Belgische nationaliteit.

• De nieuwe Europeanen vestigen zich voornamelijk in het

Brussels Hoofdstedelijk Gewest (63%). In Vlaanderen is

Antwerpen de grootste aantrekkingspool voor niet-Bel-

gische zelfstandigen. Ook in Limburg is een groot aantal

niet-Belgische zelfstandigen.

• Een groot aantal personen van bepaalde nationaliteits-

groepen concentreert de activiteiten in bepaalde sec-

toren: 70% van de Maghrebijnen en Turken in de handel,

60% nieuwe Europeanen in de nijverheid (bouw).

• Het gemiddelde inkomen van de nieuwe Europeanen ligt

lager dan dat van de Belgen en de andere niet-Belgen.

De inkomensongelijkheid binnen de groep van nieuwe

Europese zelfstandigen is kleiner.

• De helft van de starters in het Brussels Hoofdstedelijk

Gewest is van niet-Belgische nationaliteit.

• De helft van de Belgische starters is jonger dan 35 jaar.

Bij de Maghrebijnen, Turken en nieuwe Europeanen

loopt dat aantal op tot 70%.

• Er zijn minder vrouwelijke zelfstandige ondernemers bij

de niet-Belgische groepen, dan bij de Belgen.

• 91% van de stoppers onder de nieuwe Europeanen is

geen 3 jaar actief geweest. 11% van het totaal stopt voor

het 4e jaar. Bij de Belgen is dat 1%!

Vaststellingen over ondernemers uit etnisch-culturele minderheden:

Page 35: Dossier 'Werk armoede weg' 2010

Ho

ofd

st

uk

33

2Dit is spijtig genoeg nog niet verwezenlijkt. We blijven deze eis herhalen.

Wie geen betaalde job bezit, heeft immers een verhoogd armoederisico.

2.2.1. inkomenspositie: slecht!

Het totale armoederisico in ons land bedraagt 15%. Hierin zijn grote verschillen merk-

baar: werklozen, gepensioneerden, invaliden, alleenstaanden, laaggeschoolden, vrou-

wen, alleenstaande ouders en kinderen hebben bijvoorbeeld hogere armoederisico’s.11

Het grootste risico is echter de herkomst.

De armoederisicopercentages zijn ongelijk verdeeld. Het Centrum Sociaal Beleid (CSB)

deed een onderzoek naar de inkomenspositie van mensen van allochtone herkomst in

België op basis van de EU-Silc enquête van 2005.

Herkomst Armoederisico

Belgen geboren in België 12%

Belgen geboren in ander EU-land 10%

Belgen geboren in niet EU-land 35%

Vreemdelingen met EU-nationaliteit 16%

Vreemdelingen met niet EU-nationaliteit 48%

Allen 14%

Ook Oases, de onderzoeksgroep van de Universiteit Antwerpen die jaarlijks het ‘Jaar-

boek armoede en sociale uitsluiting’ publiceert, deed onderzoek naar deze problema-

tiek. Zij gebruikten de cijfers uit onder meer de Belgische gezondheidsenquête.

Armoedegrens 60% mediaan %

Personen van Belgische herkomst 10,16

Personen van Europese herkomst 14,99

Personen van niet-Europese herkomst 29,85

Personen van Turkse herkomst 58,94

Personen van Marokkaanse herkomst 55,56

Personen van Italiaanse herkomst 21,49

Totale bevolking 12,66

De cijfers wijzen grotendeels in dezelfde richting. Het verschil kan verklaard worden

door het verschil in jaartal van de onderzoekscijfers enerzijds en de verschillende bron-

nen die men gebruikt anderzijds. Als we het jaartal bekijken, dan lijkt het erop dat er

een verslechtering van de situatie is.

Figuur 8

Armoederisico

voor vijf bevolk-

ingsgroepen in

België op basis

van equivalent

beschikbaar

jaarinkomen

2005.12

Figuur 9

Armoede vol-

gens regio van

herkomst, België

2001.13

Page 36: Dossier 'Werk armoede weg' 2010

34

Wat echter uit beide cijfers blijkt: de situatie is zeer slecht. Bijna de helft van de

mensen afkomstig van buiten de EU valt onder de armoedegrens. Voor mensen van

Turkse en Marokkaanse origine loopt dit op tot ruim boven de 50%. De zogenaamde

‘gekleurde armoede’ in ons land is dus zeer groot.

Later in dit dossier zullen we verder ingaan op enkele belangrijke factoren die meespe-

len in deze achterstelling. Zo vallen er ook grote percentages van deze groep onder

andere risicofactoren, zoals een lage scholing en de achterstelling op de arbeidsmarkt.

België doet het ook slecht in vergelijking met andere landen van de EU.

Voor migranten van buiten de EU zijn we met voorsprong het slechtst scorende land.

Niet enkel het percentage, maar ook het verschil tussen mensen met een Belgische of

een andere nationaliteit is het grootste van de hele unie.

Armoede in ons land is een zeer groot probleem, als we deze effectief willen bestrijden

moeten we extra gerichte aandacht geven aan het bestrijden van gekleurde armoede,

ook op de arbeidsmarkt. Zo’n inspanningen hebben enkel kans op slagen als de

etnisch-culturele minderheden, het (sociaal-economische) middenveld en de beleids-

makers samenwerken.

De afstand tot de arbeidsmarkt kleiner maken, is absoluut noodzakelijk. Maar tegelijk

moeten de kansen op die arbeidsmarkt groter worden. Uit onderzoek blijkt dat in de

groep van werklozen 64,5% werkervaring heeft. Bij etnisch-culturele minderheden met

Belgische nationaliteit is dit licht hoger met 65,4%, personen van buiten de EU halen

60,7%. De verschillen hier zijn opvallend klein, zeker in vergelijking met de werk-

loosheidscijfers. Duurzame jobs lijken moeilijker beschikbaar voor etnisch-culturele

minderheden.15

In de bijstandsuitkering is het verschil wel zeer groot. Hier hebben 54,8% van de auto-

chtone Belgen werkervaring, bij niet-EU’ers is dit slechts 29,4%. Tweederde heeft dus

een zeer grote afstand tot de arbeidsmarkt en moet het stellen met een leefloon dat

0

10

20

30

40

50

60

DK EE PT NO AT IE GR FI IT SE ES FR LU BE

EU burger

niet EU burger

gastland

Figuur 10

Armoederisico EU

en niet EU-mi-

granten, Europese

Unie 2004.14

Page 37: Dossier 'Werk armoede weg' 2010

Ho

ofd

st

uk

35

2ver onder de armoedegrens ligt. Dit inkomen is veel te laag om menswaardig van te

kunnen leven. De instrumenten die bestaan om mensen met een leefloon op een juiste

manier aan een duurzame baan te helpen en hen te begeleiden bij welzijnsproblemen

schieten duidelijk tekort.

Page 38: Dossier 'Werk armoede weg' 2010

‘Bijblijven’ is ontstaan uit de zorg van de vakbonden om

de dienstverlening naar werkzoekenden uit te breiden.

Acties en initiatieven om werkzoekenden actief bena-

deren en hen te overtuigen om mee te werken aan een

proces dat hen opnieuw aan een job kan helpen, zonder

aan trajectbegeleiding te doen.

Het ruime opleidingslandschap van VDAB en derden

en de trajectbegeleidingsdiensten zijn voor de kansen-

groepen vaak ondoorgrondelijk. Door samen met

werkzoekenden het opleidingsaanbod te bekijken en hen

toe te leiden naar de voor hen meest geschikte vorming

of werkervaring, wil ‘Bijblijven’ hierin verandering brengen.

Het takenpakket van een bijblijfconsulent is zeer ruim

en zowel individueel als collectief. Individueel kunnen

mensen concrete antwoorden krijgen op hun vragen.

Collectief prikkelt men mensen om deel te nemen aan

een opleiding of om werk te zoeken. Op die manier willen

de bijblijfconsulenten de bestaande drempels verlagen

en de informatieleemtes opvullen.

De collectieve info die de bijblijfconsulenten verzorgt,

kan over verschillende onderwerpen gaan. Elk onderwerp

over het zoeken naar werk kan aan bod komen.

Terwijl de acties de ene keer op een specifieke doel-

groep gericht zijn: jongeren, allochtonen, 45+’ers …

staan andere acties open voor elke werkzoekende. Bij de

organisatie van collectieve acties is het belangrijk om de

infomomenten zo goed mogelijk op de doelgroep af te

stemmen. Enkele voorbeelden:

In november werd er in de regio Gent een voetbaltoer-

nooi georganiseerd in samenwerking met het jeugdhuis

Kaarderij. Tussen de wedstrijden door werden de jongeren

geïnformeerd over thema’s zoals bijblijven, jongeren en

activering.

In Dendermonde werd een computerklasje opgezet

voor mensen die moeilijkheden ondervinden om met

de computer te werken. Hierbij kwamen er thema’s aan

bod zoals ‘Waar kan ik werk vinden op het internet?’, ‘Hoe

maak ik mijn CV?’ …

Niet alleen tijdens collectieve info, maar ook bij de indi-

viduele begeleiding kunnen mensen heel wat informatie

krijgen om hun zoektocht naar werk te vereenvoudigen:

‘Levenslang leren’ verhoogt de kansen op tewerkstelling.

Leren kan je op allerlei manieren, maar als je een oplei-

ding zoekt, vind je die niet altijd even gemakkelijk. Voor de

werkzoekende is het niet vanzelfsprekend om de juiste

informatie te vinden. Een van de opdrachten bestaat

erin om werkzoekenden toe te leiden naar een geschikte

opleiding.

Startbanen, activa, PWA … het is slechts een greep uit de

tewerkstellingsmaatregelen. Vaak weten werkzoekenden

niet dat zij in aanmerking komen voor een bepaalde

maatregel. Ook informatie over tewerkstellings-

maatregelen kan je bij de bijblijfconsulent krijgen.

Het schrijven van een overtuigend cv of sollicitatiebrief is

lang niet voor iedereen vanzelfsprekend. Bij de bijblijf-

consulent kunnen werkzoekenden terecht voor heel wat

sollicitatietips.

De bijblijfwerking wordt georganiseerd door ACV, ABVV

en ACLVB. Voor meer informatie kan je contact opne-

men met de vakbonden.

bijblijfwerking naar minister Vandeurzen

Op 12 mei zakte de Limburgse ACV-Bijblijfconsulent

Mustafa Harraq af naar het kabinet van minister van

Welzijn Jo Vandeurzen. Een gesprek tussen beiden over

de moeilijke instroom van allochtonen in en de uitstroom

bijblijfwerking Tekst: met dank aan ACV

36

Page 39: Dossier 'Werk armoede weg' 2010

van autochtonen uit de zorgsector, was de aanleiding tot

deze ontmoeting. “Ik wees de minister op de frustrerende

situatie die is ontstaan. Allochtonen die ondanks de nodige

inspanningen en ervaring maar niet aan de bak geraken in

de zorgsector terwijl heel wat autochtonen door de hoge

werkdruk de sector moeten verlaten. Om mijn verhaal

kracht bij te zetten, ben ik met enkele mensen naar de

minister getrokken. Mensen die elke dag met deze gang

van zaken geconfronteerd worden en van op de eerste rij

kunnen getuigen,” aldus Mustafa.

ervaring

Zo is er Tuba Bilge. In Turkije heeft ze zeven jaar als ver-

pleegkundige in de operatiezaal gestaan. In België blijkt

haar diploma en ervaring geen waarde te hebben. Wil ze

in de zorgsector aan de slag, dan moet ze van nul af aan

opnieuw beginnen. Gevolg is dat Tuba nu aan produc-

tiearbeid doet. Ook Senoussi Amal werkt in de productie

terwijl ze graag in de zorgsector zou willen werken. Ze

heeft twee jaar ervaring opgedaan bij ISIS (buurtdienst

met o.a. huishoudhulp) maar de VDAB ontraadde haar

op basis van testen en gesprekken om verder te gaan

in deze sector. Hetzelfde overkwam Nebahat Derin.

Jarenlang verzorgde ze haar schoonmoeder die kanker

had. Wat dat betreft, had ze al heel wat ervaring. En ook

haar Nederlands is quasi perfect. Toch werd ook haar

een opleiding in de zorgsector afgeraden. Vormde haar

hoofddoek een probleem? Ze had nochtans aangegeven

geen probleem te hebben om deze af te nemen tijdens

haar werk. Ook Malika Outferdine is sinds jaar en dag op

zoek naar een verzorgende job maar ondanks alle ins-

panningen wil niemand haar vast aanwerven. Vaak heeft

ze het gevoel dat ze een tijdje mag opdraven wanneer

het druk is maar eens de kalmte terugkeert, wordt ze

weer afgedankt.

Beperkt

Melissa Schraepen krijgt als loopbaanbegeleidster bij

Vokans beide partijen over de vloer. “Enerzijds heb je de

mensen die vandaag in de zorgsector tewerkgesteld zijn.

Vele van hen zijn opgebrand wegens de hoge werkdruk

en het zware werk. Probleem is dat de sector voor deze

mensen niet echt een oplossing achter de hand heeft.

Voor aangepast werk komen zij vaak niet in aanmerking

omdat zij niet aan de voorwaarden voldoen om van hun

huidige job over te gaan naar die aangepast job. Meestal

verlaten zij noodgedwongen de sector. Anderszijds

merken we dat andere mensen het ontzettend lastig

wordt gemaakt om in die zorgsector aan de slag te

geraken. Velen getuigen dat het enorm moeilijk is om een

job te combineren met studies, in de mate dat ze al een

opleiding vinden want de plaatsen zijn veelal beperkt.”

ogen

De zorgsector komt zo in een impasse terecht. Binnen

een aantal jaren gaan we handen tekort komen, in de

mate dat dit nu niet reeds het geval is. Er zijn heel veel

allochtonen die graag in deze sector willen werken maar

ze krijgen de kans niet,” vertelt Mustafa. Bij de minister

getuigden ook Nadia Harraq uit de gehandicaptensector

en Latifa Harraq en Abotay Hikmet van Stebo (Limburgs

project actief op 4 domeinen: buurtopbouwwerk, wonen,

ondernemen en tewerkstelling). Zij stellen alles in het

werk om mensen gericht door te sturen en te begelei-

den naar een job die ze werkelijk willen uitoefenen maar

steevast komen de mensen van een kale reis thuis.

“Ik hoop dat deze getuigenissen de minister de ogen

geopend hebben. Het wordt tijd dat het één en ander

verandert of de rekening zal ons allen gepresenteerd

worden,” aldus Mustafa.

(artikel: Visie regio Limburg, 21 mei 2010)

37

Ho

ofd

st

uk

2

Page 40: Dossier 'Werk armoede weg' 2010

38

2.3. gevolgde opleidingen

2.3.1. onderwijs

Een goede opleiding is belangrijk voor je kansen op de arbeidsmarkt. Laaggeschool-

den16 hebben minder kansen op de arbeidsmarkt en een grotere kans op een leven in

armoede. Op figuur 6 kan je zien dat de werkloosheidspopulatie in Vlaanderen voor

meer dan 52% uit laaggeschoolden bestaat. Het armoederisico bij laaggeschoolden is in

Vlaanderen 19,4% (tegenover 10,9% over de hele Vlaamse bevolking en 4% bij hoogge-

schoolden). Voor België is het armoederisico bij laaggeschoolden 23% (tegenover 15,2%

voor de hele bevolking).17

Een lage scholing is dus een belangrijke risicofactor voor werkloosheid en armoede.

Figuur 11 toont duidelijk dat het percentage laaggeschoolden hoger ligt bij mensen

met een andere nationaliteit. 56,6% van de personen afkomstig van buiten de EU is

laaggeschoold. Bij Europese burgers is dit 52,9% en bij Belgen 46,4%.

Belangrijk om op te merken is dat het hier gaat over alle volwassenen. Oudere genera-

ties hadden vaker een lagere scholing. Daarom is dit percentage voor alle groepen ei-

genlijk zeer hoog. Daarnaast zijn er sterke regionale verschillen, zeker bij de Europese

burgers. Dit heeft te maken met wie deze groepen zijn. In Wallonië vind je heel wat

laaggeschoolden uit de migratiegolven uit Zuid-Europa, terwijl in Brussel dan weer

meer hooggeschoolde Europese diplomaten verblijven.19

Een deel van het verschil valt te verklaren door te kijken naar de grote migratiegol-

ven. Zo was men in de vorige eeuw op zoek naar arbeidskrachten voor bijvoorbeeld de

Figuur 11

Aandeel van

personen met

een laag onder-

wijsniveau binnen

de volwassen

bevolking volgens

nationaliteit en

regio.18

0%Belgen EU (15) Niet-EU (15)

10%

20%

30%

40%

50%

60%

70%

Brussel Vlaanderen Wallonië België

Page 41: Dossier 'Werk armoede weg' 2010

Ho

ofd

st

uk

39

2steenkoolmijnen of andere handenarbeid. Hiervoor richtte men zich in de migratie-

landen op laaggeschoolden.

Het PISA-onderzoek (Programma voor Internationale Studentenbeoordeling) van de

OESO (Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling) toont echter

aan dat het niet enkel de eerste generatie migranten is die slecht scoort. Ook hun kin-

deren scoren gevoelig slechter op bijvoorbeeld leestesten.

Dit heeft in de eerste plaats te maken met de sterke invloed van de sociaal-econo-

mische thuissituatie op de onderwijsresultaten. Deze is in Vlaanderen en Brussel bij de

hoogste van de OESO.20 Armoede en sociale achterstelling hebben een sterke negatieve

invloed op de schoolresultaten van de leerlingen. Het grote armoederisico bij etnisch-

culturele minderheden heeft dus negatieve gevolgen op het studieniveau van jongeren,

ook van de tweede of derde generatie.

Daarnaast heeft ook de thuistaal en het geboorteland een invloed. Dit geldt zowel voor

jongeren wiens ouders niet in België geboren zijn, als voor jongeren die zelf in het

buitenland geboren zijn.

Opvallend is wel dat voor wetenschappen de eerste groep zelfs beter scoort dan de

tweede. De thuistaal is een andere belangrijke factor. Een andere thuistaal dan de

onderwijstaal heeft een negatieve invloed op de studieresultaten. Dit geldt overigens

ook voor leerlingen die thuis enkel een dialect spreken.21

De leerachterstand begint al in het kleuteronderwijs en zet zich verder in het lager

en secundair onderwijs. In het kleuteronderwijs, dat wettelijk niet verplicht is, zijn

kleuters van andere nationaliteiten ondervertegenwoordigd.22

Het belang van kleuteronderwijs voor de latere schoolloopbaan is groot. Promotie van

het kleuteronderwijs in de allochtone gemeenschap moet verdergezet worden. De

natuurlijke reflex van veel moeders, namelijk dat ze zelf de beste garantie zijn op de

beste opvoeding van hun kind, moet gekaderd worden binnen het Vlaamse onder-

wijsmodel. Vanzelfsprekend zijn ouders zeer belangrijk voor de opvoeding. Ze zijn

dat evenzeer binnen het pedagogisch model van de scholen. De kleuters thuishouden

zolang het wettelijk kan, is echter een verkeerde reflex. Het kleuteronderwijs is geen

kinderopvang. Het bereidt de kinderen echt voor op de verdere schoolloopbaan en

leert hen al vaardigheden die later nuttig zullen zijn. Ook wanneer Nederlands niet

de thuistaal is, biedt het kleuteronderwijs een kennismaking met het Nederlands op

jonge leeftijd.

De ongelijke uitkomsten in het onderwijs zetten zich verder door in de lagere school.

Op het einde hiervan kampt 48% van de leerlingen met een vreemde nationaliteit

met minstens één jaar achterstand. Bij leerlingen met de Belgische nationaliteit is dit

slechts 13%.23

Na zes jaar secundair onderwijs loopt de achterstand nog verder op. 73% van de leerlin-

gen met buitenlandse nationaliteit heeft dan minimum 1 jaar achterstand. Leerlingen

met de Belgische nationaliteit scoren met 32% meer dan dubbel zo goed.24

Volgens het onderzoek van de VUB ‘Wit krijt schrijft beter’25 begint tussen de 25 en 50

% van de jongeren van Marokkaanse en Turkse herkomst in de B-stroom. In het 3de

jaar bevindt 40 tot 70% van de jongeren zich in het BSO.

Dit alles resulteert in een lager diploma of het ontbreken van een diploma voor veel

Page 42: Dossier 'Werk armoede weg' 2010

40

leerlingen met etnisch-culturele roots. Gezien het belang van kwalificaties op onze

huidige arbeidsmarkt en de link tussen scholingsgraad en armoede, is dit één van de

belangrijkste drempels die we moeten slopen.

Het is duidelijk dat de goede praktijken en aanzetten tot verbetering, die we verder in

dit dossier voorstellen, een samenspel zullen zijn van de onderwijswereld, werknem-

ers- en werkgeversorganisaties en de etnisch-culturele minderheden.

2.3.2. Talenkennis: nederlands, geen moedertaal

In Vlaanderen spreekt men Nederlands. Samen met onze buren uit Nederland is dit

zowat de enige plaats ter wereld waar men deze taal spreekt. Dit betekent dat bijna

iedereen die van elders afkomstig is, geen Nederlands als moedertaal heeft. Brussel

heeft als tweetalige hoofdstad van België ook Frans als officiële taal. Frans wordt door

bepaalde groepen migranten wel gesproken. Vaak is dit niet hun moedertaal, maar de

tweede of derde taal. Ook als men in Brussel woont, is het een troef om het Nederlands

te beheersen. Het helpt om een baan te vinden in Brussel of in de rand.

Veel etnisch-culturele minderheden in ons land zijn meertalig. Dit zou een troef kun-

nen zijn op de arbeidsmarkt. De cijfers bewijzen echter het tegendeel.

Nederlands is bijna nooit de moedertaal en vaak ook niet de thuistaal. Op zich hoeft

dit geen probleem te zijn. Het is perfect mogelijk om meertalig te zijn. Toch betekent

dit in de praktijk vaak een taalachterstand voor etnisch-culturele minderheden wat

betreft het Nederlands.

Bij de grote migratiegolven uit de 20ste eeuw was taal geen belangrijk onderwerp. Men

was immers in eerste instantie op zoek naar (tijdelijke) werkkrachten. Zowel de Bel-

gische overheid als de migranten zelf, voelden niet de behoefte om intensief taalonder-

wijs op te zetten voor nieuwkomers.

Op de werkvloer ontstond er soms zelfs een soort tussentaal waarbij invloeden uit het

Nederlands, Frans, Italiaans… gebruikt werden. Men verstond elkaar met een beperkte

woordenschat.

De maatschappij veranderde echter. Migranten bleven hier. De tewerkstelling werd

variabeler en talenkennis werd belangrijker, zowel bij de zoektocht naar een job als in

het maatschappelijk leven.

“In het vijfde jaar van mijn verblijf hier,

had ik een vriendenkring tussen Russisch

sprekenden opgebouwd. Dat heeft me ge-

holpen om mijn Nederlands te leren.”

get

uig

enis

Page 43: Dossier 'Werk armoede weg' 2010

Ho

ofd

st

uk

41

2Een belangrijk deel van het taalbeleid zit in het onderwijs. Een goede taalbeheersing is

belangrijk voor de resultaten op school en later op de arbeidsmarkt en in de samen-

leving. Taal is de manier om je uit te drukken, om leerstof op te nemen en te kunnen

duidelijk maken dat je die beheerst. Welzijnszorg besteedde tijdens de campagne van

2007 ‘Wij tekenen voor de toekomst’ uitgebreid aandacht aan het taalprobleem.

Om taalachterstand aan te pakken, moet je het armoedeprobleem aanpakken. Dit geldt

voor personen van elke herkomst. Opnieuw moeten we vaststellen dat vele problemen

van kansarme etnisch-culturele minderheden helemaal niet zo verschillend zijn van

de problemen die mensen in armoede hier allemaal ondervinden.

Werken aan onderwijs is werken op lange termijn. Daarmee los je het huidige probleem

niet op. Etnisch-culturele minderheden op beroepsactieve leeftijd ondervinden last van

hun taalachterstand bij het zoeken naar een goede baan. Ook nieuwkomers die in ons

land komen door bijvoorbeeld een huwelijk of als vluchteling moeten kansen krijgen

om de taal te leren. Dit wordt gekoppeld aan het concept ‘inburgering’. Naast de taal, is

ook kennis over maatschappelijke structuren en mogelijkheden nuttig. Om je plaats te

vinden op de arbeidsmarkt moet je de taal kennen, maar ook weten wat de werkwinkel

is, wat de VDAB of Actiris doen …

‘wij tekenen voor de toekomst’: nog steeds!26

Als de taal uit het gezin goed aansluit bij de taal die op school gebruikt wordt, nemen de kansen toe om goed

mee te kunnen.

Kansarme leerlingen hebben thuis een andere cultuur en ander taalgebruik dan op school. Dit verhoogt de

kansen op een taalachterstand en een leerachterstand.

Bij allochtone kansarme leerlingen wordt thuis een andere taal gesproken. De thuistaal is dus helemaal anders

dan de schooltaal, ook in de moedertaal is het taalgebruik meestal minder rijk. De socio-economische afkomst

blijkt zelfs belangrijker dan de vreemde thuistaal. Uit onderzoek blijkt immers dat kinderen die opgroeien met

een andere thuistaal, maar in een kansrijk gezin uit de midden- of hogere klasse, wel goed meekunnen op

school. De taalvaardigheid die ze aanleren kunnen ze ook gebruiken voor andere talen.

Het verhaal van kansarmoede is vaak zeer gelijkend. Gezinnen kopen geen boeken voor hun kinderen en gaan

zelden of nooit naar de bibliotheek. Bij Turkse en Marokkaanse gezinnen gaat dit over de helft van de gezinnen.

Page 44: Dossier 'Werk armoede weg' 2010

Het Vlaams inburgeringsbeleid richt zich op meerder-

jarige migranten die zich in Vlaanderen of Brussel komen

vestigen. Ook Belgen die niet in België geboren zijn en van

wie minstens één van de ouders niet in België geboren is,

kunnen een inburgeringstraject volgen.

Al deze mensen hebben recht op een inburgeringstra-

ject. Sommigen zijn ook verplicht het te volgen. Inwoners

van andere EU-landen hoeven geen inburgeringstraject

te volgen.

Het inburgeringstraject bestaat uit twee delen:

Het primair inburgeringstraject, met een cursus

maatschappelijke oriëntatie, een basiscursus Neder-

lands, een loopbaanoriëntatie en een individuele

trajectbegeleiding. Dit wordt gegeven door één van de

onthaalbureaus in Vlaanderen.

Het secundair inburgeringstraject, dit traject

start na het primair traject afhankelijk van de keuzes

die daarin gemaakt worden. Het secundair traject kan

bestaan uit verdere studies, het zoeken naar werk, het

volgen van beroepsopleidingen, een traject naar een

baan of zelfstandige zaak, vervolgcursussen Nederlands

… Het secundair traject volg je bij reguliere instellingen

zoals VDAB, volwassenenonderwijs …

goede resultaten maar voor ver-betering vatbaar

Het HIVA van de KU Leuven voerde een studie uit

naar de impact van het Vlaams inburgeringsbeleid. De

inburgeraars zelf zijn tevreden over het aanbod en

over wat ze leren tijdens hun traject. Ook blijkt uit de

resultaten dat het volgen van een traject zin heeft.

Zeker het eerste jaar bouwen inburgeraars een kennis-

voorsprong op tegenover zij die geen traject volgen.

De kansen op de arbeidsmarkt stijgen na het behalen van

een attest van inburgering. Wie een traject beëindigde

heeft meer kans op werk. Het zou natuurlijk ook kunnen

dat zij die het meeste kans maken op de arbeidsmarkt,

ook het vaakst een traject volgen.

Toch is er nog ruimte voor verbetering. Zo bereikt men

tot nog toe slechts 57% van de mogelijke doelgroep.

Daarnaast zijn er ook nog steeds 35% uitvallers bij het

volgen van een traject.27

Om het bereik en de effectiviteit te verbeteren stel-

len de onderzoekers voor om o.a. de promotie op

te drijven, gerichter te maken en meer overtuigend.

Daarnaast moet men ook de oorzaken voor de uitval

bestrijden. Hier vermelden de onderzoeker expliciet

het gebrek aan toegankelijke kinderopvang. Daarnaast

is ook het vinden van werk een reden om te stoppen

met het traject. Bij gebrek aan vervangingsinkomen is dit

vaak een economische noodzaak voor de betrokkenen.

Op lange termijn verkleint het afhaken hun kansen op

de arbeidsmarkt. Een korter avondaanbod zou kunnen

inspelen op de noden van deze groep.28

Vlaams inburgeringsbeleid

42

Page 45: Dossier 'Werk armoede weg' 2010

Ho

ofd

st

uk

43

2

Opmerkelijk is dat het inburgeringsbeleid in Vlaanderen verplicht is voor bepaalde

groepen, terwijl er in Brussel enkel een aanbod is. We weten dat de migratieproblema-

tiek in Brussel veel groter is, tegelijk is de situatie op de arbeidsmarkt veel slechter en

de armoede veel hoger, zeker bij de etnisch-culturele bevolking in Brussel. Talenkennis,

ook van het Nederlands, kan een hefboom zijn voor deze groepen.

Talenkennis alleen lost het niet op. Er moeten ook banen beschikbaar zijn. Als we

opnieuw naar Brussel kijken, waar de armoedecijfers zeer hoog liggen, dan is er een

structureel tekort aan banen voor een eerder laaggeschoold publiek. Taal kan van hulp

zijn om in de Brusselse rand aan de slag te kunnen, maar ook dat is onvoldoende om

de situatie sterk te verbeteren, laat staan op te lossen.

Talenkennis wordt als vereiste ook misbruikt. Een meer pragmatische benadering is

nodig. Voor veel jobs hoef je niet perfect twee- of drietalig te zijn. Het is belangrijk dat

er bij de werkgevers en bij de overheid (een grote werkgever), werk gemaakt wordt van

vacatures die gebaseerd zijn op de competenties die nodig zijn voor de job. Hetzelfde

geldt voor de beroepsopleidingen.

Mensen die voldoende Nederlands kennen om te functioneren op de werkvloer en ook

de andere gewenste competenties hebben, mogen niet afgerekend worden op bijvoor-

beeld enkele taalfouten in een sollicitatiebrief. Ook hier moeten we opmerken dat dit

verhaal vaak bij autochtonen in armoede meespeelt.

Samengevat kunnen we de volgende pistes onderscheiden om de talenkennis van

mensen te verbeteren en beter te benutten:

Een groter bewustzijn creëren bij de anderstalige gemeenschap om de taal te leren

maar ook verder te ontwikkelen en door te geven aan volgende generaties.

Nog grotere inspanning doen in het onderwijs om de taalachterstand en de invloed

daarvan weg te werken.

Verder verfijnen, diversifiëren en beschikbaar maken van het aanbod.

Realistische vereisten stellen wat betreft taalkennis in het kader van een vacature.

“Toen ik naar België kwam ben ik terug gaan

studeren, Nederlandse les. En ook computer.

Dan werk gaan zoeken en gaan werken.”get

uig

enis

Page 46: Dossier 'Werk armoede weg' 2010

44

Brussels onthaal nieuwkomers: Bon

Ook in Brussel voorziet men vanuit de Vlaamse gemeen-

schap inburgeringscursussen. Deze zijn op dezelfde

manier opgebouwd als in Vlaanderen. Toch zijn er ook

verschilpunten. Zo is er in Brussel geen verplichting. Dit

komt omdat er geen gelijkaardige cursussen bestaan langs

Franstalige kant en men het publiek geen keuze tussen één

van beide talen kan geven. Er zijn langs Franstalige kant wel

heel wat organisaties die bijvoorbeeld cursussen Frans

geven. Voor het onderdeel loopbaanoriëntatie werkt BON

samen met verschillende partners: Actiris, VDAB en Tracé

Brussel.

Bij BON bereiken ze dus enkel vrijwillige cursisten. In 2009

sloten 1.608 mensen een inburgeringscontract af bij BON.

Daarvan haalden er 625 hun inburgeringsattest.29

Afhakers hebben vaak een legitieme reden, zoals het

vinden van werk of problemen met kinderopvang. De

combinatie met de cursus is dan moeilijk. BON geeft hierbij

aan dat ook een vroegtijdig stopgezet traject een positief

eindresultaat kan hebben, zoals wanneer iemand een

goede baan vindt.

BON opereert in een ander kader dan de Vlaamse onthaal-

bureaus. Niet alleen is de bevolking in Brussel veel meer

verscheiden, men voert ook promotie op andere mani-

eren. Zo werft men nieuwe cursisten met mond aan mond

reclame of promotie op markten. Dat het merendeel van

de cursisten op aanraden van kennissen een cursus volgt,

betekent dat hij ook door de deelnemers als zinvol wordt

ervaren. Ook proberen ze gericht bepaalde groepen aan te

spreken. Dit kan door promotie voor een cursus maat-

schappelijke oriëntatie in een bepaalde taal of door het

specifiek aanspreken van een concrete doelgroep zoals

ouders van schoolgaande kinderen.

In Brussel krijgen nieuwkomers niet automatisch een

aanbod van de gemeente waar ze zich vestigen. Hierdoor

worden veel mensen niet bereikt of krijgen ze onjuiste of

onvolledige informatie over inburgering. Hoewel een inbur-

geringscursus op zich niet alle problemen oplost, kan het

voor nieuwkomers wel een middel zijn om de samenleving

en zijn diensten te leren kennen, om een taal te leren en om

de eerste stappen naar een goede ban te zetten.

Een sluitend aanbod op gewestelijk niveau met medewerking

van beide taalgemeenschappen zou hierin een eerste grote

stap zijn.

Meer info: www.bon.be.

HRM-coach is een voor kleine en middelgrote

ondernemingen door UNIZO ontwikkeld werkinstrument.

Het gaat om zeer prakische checklists voor een goed en

divers personeelbeleid door de KMO-werkgever.

Alle aspecten daarvan komen aan bod, zowel voor online

gebruik als via fiches in een handige bewaarmap. Eén en

ander wordt ook gekoppeld aan workshops, een e-zone en

ervaringsuitwisseling. Ook individuele begeleiding is mogelijk.

De HRM-coach is zeer prakisch en realistisch opgevat

en werd samengesteld door experten en door ervaren

KMO-werkgevers.  Naast items zoals geschikt personeel

recruteren, compententiebeleid, leren op de werkvloer, zijn

er ook checklist over diversiteit op de werkvloer,werken met

allochtone medewerkers en omgaan met discriminerende

klanten.

Met de HRM-coach tracht men de KMO-werkgever zowel

de vorming te geven als de instrumenten beschikbaar te

stellen om van diversiteit een troef te maken binnen zijn

bedrijf.

Info: www.hrmcoach.be

uniZo – hrm-coach (Human Resources Management): diversiteit, een troef op de werkvloer.

Page 47: Dossier 'Werk armoede weg' 2010

Ho

ofd

st

uk

45

2

2.3.3. Behaalde diploma’s

We stelden al vast dat het aantal laaggeschoolden hoger is bij etnisch-culturele minderheden. We mogen niet

de fout maken om deze groep gelijk te stellen aan laaggeschoolden. Niet alleen zijn er mensen die hier opgroe-

ien, die wel succesvol zijn in het onderwijs en een diploma halen. Er zijn ook migranten die in het bezit zijn

van een diploma, maar hier vaststellen dat hun diploma niet erkend wordt.

Ook als het diploma erkend wordt, betekent dit niet dat men gemakkelijk een job vindt op maat van zijn

diploma en capaciteiten. Men ondervindt nog drempels op de arbeidsmarkt, ondermeer de taal maar ook

een ‘onbekend is onbemind’ aanvoelen bij het zoeken naar werk. Mogelijke werkgevers twijfelen soms aan de

capaciteiten van de kandidaat in kwestie. Anderzijds zijn werkgevers er wel van overtuigd dat elk talent benut

moet worden. De vertrouwdheid met de instrumenten die beschikbaar zijn, is nog onvoldoende aanwezig en

ook de erkenningsinstrumenten zelf kunnen nog verfijnd worden.

2.3.4. andere competenties

Op je cv staan niet enkel je diploma’s, ook andere competenties hebben hier hun plaats: engagementen in

verenigingen, vaardigheden bij vorige jobs …

Dat diploma’s in ons land nog een zeer grote waarde hebben, in de private sector, maar zeker bij de overheid,

is een algemeen gegeven. Het niet hebben van een bepaald diploma is vaak een reden om niet in aanmerking

te komen voor een baan, terwijl je misschien wel over alle nodige capaciteiten beschikt.

Dit probleem wordt nog versterkt bij het deel van de bevolking dat tot een etnisch-culturele minderheid

behoort. Nieuwkomers kunnen wel verwijzen naar capaciteiten die ze leerden bij vorige werkervaringen maar

zowel de vorige werkgever als het uitgevoerde werk zijn hier meestal ongekend.

Dit geldt ook voor zelfstandige ondernemers afkomstig uit het buitenland. Beroepscategorieën, bijvoorbeeld in

de bouw, zijn beschermd. Men moet kunnen bewijzen dat men hiervoor geschoold is. Op zich is dit geen loze

maatregel. Als je een vakman vraagt, wil je dat die zijn vak kent. Het probleem stelt zich wanneer die vakman

wel zijn vak kent, dit ook bewezen heeft in zijn land van herkomst, maar hier geen erkenning krijgt. Daardoor

moet men zich bij vestiging in ons land beperken tot de niet-gereglementeerde activiteiten. Deze zijn vaak

minder interessant. Het gaat dan om het uitvoeren van voorbereidende werken in de bouw. In de horeca gaat

het over het uitbaten van een snackbar in plaats van een restaurant.30

Elk talent ten volle benutten is goed voor onze economie en goed voor de persoonlijke ontwikkeling van de

mensen in kwestie. Om jezelf te ontplooien maakt iedereen graag gebruik van zijn talenten. Of je nu een

academische opleiding hebt of bijvoorbeeld een goede houtbewerker bent, in beide gevallen wil je ook na

“Om hier op de universiteit te werken moest

ik de taal kennen, en mijn diploma laten erk-

ennen. Mijn diploma is hier minder waard.”get

uig

enis

Page 48: Dossier 'Werk armoede weg' 2010

46

aankomst hier dat talent benutten. Het concept ‘passende betrekking’ moet ook kunnen

gelden voor migranten.

De competenties van mensen, de zogenaamde elders verworven competenties, laten

erkennen en kunnen gebruiken om een betere baan te vinden of een eigen zaak te be-

ginnen moet vlotter kunnen. In het volgende deel suggereren we enkele krachtgerichte

benaderingen hiervoor.

2.3.5. gevolgde (beroeps)opleidingen

Niet iedereen heeft een diploma of zit met een diploma dat niet erkend kan worden.

Andere diploma’s zijn in de loop der jaren hun waarde verloren op de arbeidsmarkt of

bieden zeer weinig jobkansen. De beroepsopleidingen kunnen mensen bijscholen en

herscholen zodat hun kansen op de arbeidsmarkt opnieuw stijgen.

Tijdens de campagne van 2009 gaven we de knelpunten aan op het vlak van beroepsoplei-

dingen. Je kan deze nalezen in het dossier.31

Dezelfde opmerkingen gelden voor etnisch-culturele minderheden in onze samenleving.

Hoe beter op maat de opleiding is, hoe meer kans op slagen. Hier kunnen specifiek de

drempels aanwezig met betrekking tot talenkennis aangepakt worden.

get

uig

enis

“Als journalist kan mijn man hier niet werken.

Ik begrijp dat omwille van de taal. Hij werkt nu

als bediende in een opleidingscentrum van

de VDAB en in de kringloopwinkel. Hij heeft

bij de VDAB een website en ook vertalin-

gen gemaakt. Hij kent talen: Pools, Russich,

Oekraïens. Dat brengt wel extra inkomsten

naar kringloopwinkel, want nu komen veel

Poolse mensen naar de winkel omdat er

iemand Pools spreekt.

Hij is nodig, dat is belangrijk.”

Page 49: Dossier 'Werk armoede weg' 2010

Ho

ofd

st

uk

47

22.3.6. Taalondersteuning

VDAB voorziet ook schakelpakketten Nederlands. Hiervoor geldt hetzelfde als voor

de NT2 lessen (Nederlands tweede taal): het niveau en het tempo zijn vaak niet divers

genoeg om te voldoen aan de wensen van de cursisten. Ook voor de uitbreiding van

Nederlands op de opleidingsvloer (NODO) zou de VDAB zijn inspanningen moeten

kunnen verder zetten. Zo kan men zowel tijdens als naast de opleiding zijn talenkennis

bijscholen. Opleiding op de opleidingsvloer heeft hetzelfde voordeel als een opleiding

op de werkvloer: je kan zeer bruikbare, praktisch gerichte taalkennis bijbrengen.

2.3.7. vorming op de werkvloer

Niet enkel werkzoekenden zijn gebaat met een opleiding. Ook werknemers kunnen

zich zo verder bekwamen. Vorig jaar pleitten we ook hier voor een gerichte uitbreiding

voor laaggeschoolden. Dat hier zeker rekening moet gehouden worden met allochto-

nen staat buiten kijf.

2.4. gender m/v

De positie op de arbeidsmarkt van etnisch-culturele minderheden is niet goed. We

gaven al de armoederisicocijfers, cijfers over scholingsgraad en werkloosheidscijfers.

We kennen ook uit onze campagne van vorig jaar de gendercomponent. Vrouwen heb-

ben een groter armoederisico dan mannen. Vrouwen die als alleenstaande ouder een

gezin moeten opvoeden, komen nog vaker in een armoedespiraal terecht.32

In het kader van het gelijkekansenbeleid in Vlaanderen, heeft men de armoedepro-

blematiek bij Turkse en Marokkaanse vrouwen verkend.33

Bij autochtone vrouwen lag de activiteitsgraad (totaal aantal arbeidskrachten, actief

en werkzoekend in de totale bevolking tussen 15 en 64 jaar) op het moment van het

onderzoek op 58%. Voor Turkse en Marokkaanse vrouwen is dit slechts 21%. De werk-

zaamheidsgraad (het aantal werkenden van de bevolking tussen 15-64 jaar) vertoont

nog een groter verschil: 54% tegenover 11%. Het grote verschil deed de onderzoekers

ook vermoeden dat de werkloosheidscijfers sterk verschilden. Terwijl bij autochtone

vrouwen 7% werkloos was, bleek dit 47% te zijn voor Turkse en Marokkaanse vrou-

wen.34

Het stopt niet bij hoge werkloosheidscijfers. Turkse en Marokkaanse vrouwen die wel

aan het werk zijn, blijken net als hun mannen meestal tewerkgesteld te zijn in de

minst gewaardeerde sectoren van de arbeidsmarkt.35

Men onderzocht ook het opleidingsniveau. Cijfers gebaseerd op de volkstelling van

1991 gaven een eerste beeld. 37,8% van de Turkse vrouwen heeft geen diploma lager

onderwijs. Het merendeel van de Marokkaanse vrouwen kreeg geen onderwijs. Slechts

5% van de Turkse vrouwen had een diploma secundair onderwijs. Bij Marokkaanse

vrouwen lag dit met 14,2% iets hoger. Men heeft geen recente cijfers die kunnen

Page 50: Dossier 'Werk armoede weg' 2010

48

opgesplitst worden naar geslacht en herkomst. De recentere cijfers die wel beschikbaar

zijn, bevestigen echter het globale beeld van laaggeschooldheid.36

Dit onderzoek toont de nood aan tot verder onderzoek, om zo de evolutie te kunnen

meten. Hopelijk is de situatie tegenover 1991 toch een beetje verbeterd. We weten

dat meisjes het over het algemeen beter doen tijdens hun studies, dit geldt ook voor

meisjes met etnisch-culturele roots.

Anderzijds toont dit ook het belang aan van een gedifferentieerd aanbod in taalcur-

sussen, trajectbegeleiding en opleidingen. Opnieuw zien we de gelijkenissen met de

situatie van mensen in armoede van autochtone afkomst. Ook zij kunnen soms niet

volgen tijdens opleidingen, omdat ze de essentiële basiskennis missen, moeite hebben

met lezen en schrijven of wat meer tijd nodig hebben om leerstof op te nemen.

De onderzoekers interviewden een hele groep Turkse en Marokkaanse vrouwen, om te

peilen wie er achter die cijfers schuilgaat en wat hun dromen en verwachtingen zijn.

Deze vrouwen zijn vaak moeders. De zorg voor hun kinderen is voor hen het allerbe-

langrijkste. Voor zichzelf zien ze vaak niet echt een grote ‘vooruitgang’ in het leven. Ze

willen echter dat hun kinderen het beter hebben.37

Dit is bijna identiek aan wat autochtone mensen in armoede vertelden als aanzet voor

de campagne ‘Werk armoede weg’ van 2009.38

Voor hun kinderen hechten ze dan ook veel belang aan een goede scholing en een

beter inkomen. Voor hun eigen leven zijn ze eerder pessimistisch.

De stappen die ze proberen vooruit te zetten, worden vaak ondernomen met steun van

hun sociaal netwerk. Dit netwerk blijkt echter weinig positieve invloed uit te oefenen

wanneer het gaat over arbeidsmarkt en opleiding. Er zijn ook voorbeelden waar het

sociaal netwerk geen steun geeft. Werk en opleiding zorgen voor meer autonomie,

dit wordt niet altijd als waardevol gezien door hun sociaal netwerk. Zo stootten de

onderzoekers op verhalen van vrouwelijke nieuwkomers die na hun huwelijk met een

persoon uit een etnisch-culturele minderheid hier, mede door de schoonfamilie wer-

den belemmerd om opleidingen te volgen en werk te zoeken.

Het is zeker niet altijd een bewust blokkeren. De hulpmiddelen om de weg te vinden

naar diensten in de maatschappij die als hefboom kunnen fungeren zijn niet altijd

aanwezig in het sociaal netwerk. Maar ook hier is de situatie van nieuwkomers zeer

kwetsbaar. Hun enige kennis over de sociale structuren in ons land krijgen ze via de

echtgenoot en de (schoon)familie. Wanneer er daar een conflictsituatie ontstaat, valt

men alleen en zit men zonder enige hulp.39

Het onderzoek pleit ten slotte ook voor een andere manier van activeren. Gezin en

werk lopen als twee rode draden doorheen het onderzoek. De zorg voor het gezin is

dan vaak een belemmering naar werk. Dit geldt enkel als werk gelijkgesteld wordt aan

loonarbeid. De onderzoekers vragen om ook aandacht te hebben voor andere vormen

van activering. Hierbij kan zorgarbeid binnen en buiten het gezin even waardevol zijn.

Zowel voor de samenleving als voor de persoon in kwestie.40

Een ander activeringsbeleid is nodig om armoede doeltreffend te bestrijden.41

Page 51: Dossier 'Werk armoede weg' 2010

Ho

ofd

st

uk

49

22.5. sociaal-culturele troeven

2.5.1. eigen netwerken als sterkte?

Hoe geraakt men aan werk? Daarvoor zijn verschillende manieren. Een beroep doen op

de werkwinkel, de WIS-computer gebruiken, een interimkantoor bezoeken, de kranten

uitpluizen naar vacatures, een cv sturen naar bedrijven in de streek … zijn de meest

gekende mogelijkheden.

Heel wat mensen vinden een gepaste job, omdat iemand hen vertelde dat er een

vacature was. Ook in de selectie speelt het soms mee dat je iemand kent die in het

bedrijf werkt. Dit is niet zomaar vriendjespolitiek. Het is veeleer normaal dat je als

werkzoekende je netwerk inschakelt, net zoals je dat doet als werkgever. Wanneer een

werkgever getipt wordt over een mogelijke kandidaat door één van zijn werknemers,

liggen de verwachtingen t.a.v. deze kandidaat al helemaal anders.

Deze courante praktijk is een mooie illustratie van het belang van sociale netwerken.

In dit geval van sociale netwerken van mensen die zelf aan de slag zijn, of mensen die

een bedrijf hebben.

Ook voor andere arbeidsmarktgerelateerde zaken is een ruim en divers netwerk interes-

sant. Er zijn in ons land veel mogelijkheden voor ondersteuning of hulp. Alleen zijn ze

soms moeilijk te vinden. Als je mensen kent die thuis zijn in een bepaald domein, is

dat de gemakkelijkste manier om zelf je weg te vinden.

Verenigingen kunnen hier een belangrijke rol opnemen. Dit kan zowel via zelforganisa-

ties als door deelname aan de rest van het verenigingsleven. Eigen aan verenigingen is

dat ze kansen op ontmoeting creëren, maar ook een instrument zijn om bijvoorbeeld

vorming of dienstverlening te organiseren.

“Ik voel een morele plicht. Als iemand hulp

nodig heeft moet ik iets doen. Tolken deed ik

gratis, ook al had ik op dat moment betaald

werk. Dan liet ik dat vallen. Dat heeft mijn

structuur kapot gemaakt. Vroeger had ik wel

veel structuur.”

get

uig

enis

Page 52: Dossier 'Werk armoede weg' 2010

50

2.5.2. Perspectieven en rolmodellen

Motivatie om te studeren, om te solliciteren, om carrière te maken … is gebaat met

perspectieven. Eén van de problemen die opduikt bij generatiearmoede is net dat

gebrek aan een perspectief. Hetzelfde fenomeen duikt nu op bij kansarmen uit etnisch-

culturele minderheden. In sommige wijken, zeker in grootsteden als Brussel, is er een

torenhoge werkloosheid. Jongeren zien hun broers of zussen die een diploma halen in

de werkloosheid belanden. Ook hun ouders vinden zeer moeilijk een baan.

Het ontbreken van een beeld van een mooie toekomst weegt op de verschillende genera-

ties. De gevolgen zijn jammer genoeg al meer in de aandacht en de media gekomen

dan de oorzaken. Criminaliteit, vandalisme … zijn het hoogst in net die wijken waar

ook de werkloosheid het hoogst is, waar het perspectief ontbreekt. De creatie van jobs

en speciale aandacht om te rekruteren bij de moeilijkst te bereiken groepen is hoogst-

nodig om hier opnieuw perspectief te brengen.

Ook rolmodellen kunnen helpen. Vaak worden sportlui of andere beroemdheden

gezien als rolmodel. Dat mag natuurlijk, maar een realistisch perspectief is dat niet. Je

kan ook rolmodellen zoeken en promoten die meer haalbaar zijn. Zo heeft men in de

stad Gent vastgesteld dat slechts een laag percentage Turken en Maghrebijnen werkt in

de social profit. Hier is er nochtans een breed spectrum aan openstaande jobs, ook voor

laaggeschoolden. Ook in de opleidingen voor deze sector zijn weinig studenten met

etnisch-culturele roots. Daarom vroeg men aan personen met een etnisch-culturele

achtergrond, die wel in deze sector actief zijn, om hun verhaal te vertellen. Met een

campagne, gericht naar scholieren uit de laatste jaren van het secundair onderwijs en

hun ouders, proberen ze in Gent meer mensen warm te maken voor die banen. Een

goed voorbeeld van rolmodellen die een realistisch beeld geven op een reële baan.

Onbekend is onbemind. Dit mes snijdt langs twee kanten. Onzekerheid of angst

blokkeren soms de kansen op duurzame tewerkstelling. Wie ‘anders’ is valt daardoor

soms uit de boot, terwijl dit juist een extra troef kan zijn.

2.5.3. uitsluiting, armoede en discriminatie liggen dicht bij elkaar

Etnisch-culturele minderheden worden vaak als één grote groep gezien. Hun proble-

men, hun kansen, hun verenigingen … worden opgebouwd rond hun herkomst. Een

aantal dingen zijn ook meer eigen aan herkomst. Dit is ook niet steeds een slechte

zaak. Ook Belgen in het buitenland verenigen zich rond het feit dat ze Belg zijn. Om sa-

men te koken, een echt Belgisch feest te houden, nog eens hun moedertaal te kunnen

spreken …

Enkel focussen op de verschillen en niet de gelijkenissen zien, geeft een te beperkte

visie. Welzijnszorg is een armoedebestrijdingsorganisatie. Oorspronkelijk kozen we er-

voor om het thema van etnisch-culturele minderheden op de arbeidsmarkt te behande-

len omwille van de harde cijfers. Wanneer 50% van de mensen afkomstig van buiten de

EU in armoede leeft, dan moeten we ook aandacht besteden aan deze groep mensen.

Page 53: Dossier 'Werk armoede weg' 2010

Ho

ofd

st

uk

51

2

Als de toegang tot de arbeidsmarkt het moeilijkst is voor deze groep, dan moeten we

onderzoeken welke drempels er zijn.

We vallen niet uit de lucht, maar zijn toch een beetje verbaasd om vast te stellen dat de

problemen van uitsluiting en de drempels tot de arbeidsmarkt grotendeels gelijklo-

pen. Er zijn accentverschillen. Er is soms een xenofobe reflex bij mensen, taal is een

grotere kwestie… Globaal genomen zijn de gelijkenissen tussen wat Welzijnszorg en de

armoedesector omschrijven als het web van armoede en wat etnisch-culturele mind-

erheden en hun verenigingen aan uitsluiting ondervinden, zeer gelijk. Er is bij beide

groepen een taalachterstand. Opleidingen zijn niet altijd op maat. Er is een gebrek

aan goede huisvesting. Een slechte gezondheid zorgt voor andere moeilijkheden. De

onderwijsresultaten zijn gemiddeld slechter. Mensen vinden moeilijker een sterk gedif-

ferentieerd sociaal netwerk, men wordt soms enkel op het uiterlijk beoordeeld, men

wordt in een hokje gestopt …

Niet alle etnisch-culturele minderheden ondervinden deze armoedeproblematiek,

gelukkig maar. Hun middenklasse heeft vaak ook nog te kampen met discriminatie

en racisme, maar kan daar grotendeels op eigen kracht een tegengewicht bieden. De

meest kwetsbaren kunnen dit niet of onvoldoende en dit heeft zeker niet alleen te

maken met het gegeven dat zij, hun ouders of grootouders van buitenlandse origine

zijn.

Met deze campagne willen we alvast een stap in de goede richting zetten. Samenwerking

tussen de armoedebestrijdingssector, werknemers- en werkgeversorganisaties en organi-

saties van etnisch-culturele minderheden is noodzakelijk om kennis uit te wisselen, om

goede praktijken over te nemen en om te beseffen dat, ondanks accentverschillen, de

kern van de problematiek niet zo anders is.

“Als de dokter mij een voorschrift geeft, moet

ik eerst zelf betalen. Daarna betaalt het OCMW

terug. Maar ik heb geen geld om zelf te betalen,

ik kan niet voorschieten.

Het gaat ook alleen om dringende medische

zaken. En ik kan de medicamenten niet

betalen.”

get

uig

enis

Page 54: Dossier 'Werk armoede weg' 2010

52

2.6. extra troeven of extra drempels?

Mensen uit een etnisch-culturele minderheid ondervinden heel wat drempels tot de ar-

beidsmarkt. Deze groep maakt de samenleving en de werkvloer ook kleurrijker en meer

divers. Dit kan een rijkdom zijn. In de praktijk is dit te vaak nog een grote drempel.

Een vreemde naam, een andere kleur, een andere godsdienst, een raar accent … zor-

gen er nog steeds voor dat men niet verder kijkt dan dat, en dat de kansen van deze

mensen ontnomen worden. Discriminatie bestaat soms onbewust, soms zeer bewust,

soms impliciet in regeltjes, soms zeer expliciet, soms bij collega’s, soms bij werkgevers,

soms bij klanten, soms bij de overheid. Discriminatie is een bijkomende drempel die

mensen van buitenlandse origine moeten nemen op weg naar een duurzame job of op

weg uit de armoede.

Expliciete discriminatie moet aangepakt worden. Een werkgever die pertinent weigert

om mensen van een andere origine in dienst te nemen, collega’s die weigeren om met

Grensland is een beklijvende documentaire van

Samenlevingsopbouw West-Vlaanderen die sociale

uitsluiting en langdurige werkloosheid in het licht

plaatst van het huidig activeringsbeleid. Grens-

land plaatst vraagtekens bij de manier waarop de

maatschappij met armoede omgaat. Armoede is

begrensd zijn. Hoe verder je afdaalt, des te meer

grenzen zich opwerpen. Ze beletten om opnieuw

een plaats te krijgen in de maatschappij en in het

bijzonder op de arbeidsmarkt.

De documentaire volgt het leven van vijf person-

ages in een sociale woonwijk, met het buurthuis als

centrale spil. Aan de hand van deze vijf verhalen,

wordt een eerlijk en veelzijdig beeld geschetst van

het complexe probleem van armoede en kwetsbare

groepen op de arbeidsmarkt in Vlaanderen vandaag.

Ook wordt duidelijk wat buurtwerk en buurtdiensten

in het leven van mensen kunnen betekenen.

De dvd Grensland omvat niet alleen de documen-

taire, maar ook, geheel volgens de wetmatigheden

van de hedendaagse audiovisuele markt, een aantal

extra’s: wetenschappelijke en politieke duiding door

Caroline Coopers (algemeen secretaris Vlaams

ABVV), Ann Vermorgen (nationaal secretaris ACV),

Philippe Muyters (toenmalig gedelegeerd bestuurder

van VOKA en huidig minister van Werk), Fons Leroy

(gedelegeerd bestuurder VDAB), Ides Nicaise (HIVA –

KULeuven) en Carmen Mathijssen (programmacoör-

dinator maatschappelijke projecten Cera).

Daarnaast is er ook een infobrochure en diverse

gespreksformules beschikbaar om de nabespreking

in groep van deze film te ondersteunen (36 blz.).

Het geheel is te koop bij Samenlevingsopbouw

Vlaanderen, via 02 201 05 65 of www.samenleving-

sopbouw.be voor € 20 (+ € 5 verzendingskosten)

of kan gehuurd worden bij Bevrijdingsfilms, via 016

23 29 35 of www.bevrijdingsfilms.be.

grensland

Page 55: Dossier 'Werk armoede weg' 2010

Ho

ofd

st

uk

53

2een ‘allochtoon’ samen te werken, of voortdurend racistische opmerkingen maken,

mogelijke klanten die diensten van een ‘allochtone’ zelfstandige weigeren, hoewel hij

de beste prijs/kwaliteit levert … Deze praktijken kunnen niet.

Er zijn enkele voorbeelden bekend die heel wat aandacht kregen in de media, waar-

door dit thema bij het grote publiek komt. We mogen niet vergeten dat er nog veel

discriminatie is die minder mediageniek is.

De meeste lacunes in de wetgeving zijn de laatste jaren gedicht. Dit zowel op Vlaams,

Brussels als federaal niveau. Dit is een goede eerste stap. Deze rechten kunnen uit-

oefenen is de volgende stap die moet genomen worden.42

Sommige drempels zitten vervat in de regelgeving zelf. Zeker bij de overheid zijn hier

voorbeelden van terug te vinden. Zo is er de nationaliteitsvereiste voor het statutair

personeel van de Vlaamse en federale overheid en ook de lokale besturen passen dit

toe. Enkel mensen met een EU-nationaliteit komen in aanmerking voor een statutaire

functie. Mensen van buiten de EU kunnen wel aan de slag als contractuele kracht,

maar botsen in hun carrière bij de overheid op deze regelgeving.

De overheid roept zelf op om talenten te benutten en zet bedrijven aan om een di-

versiteitsbeleid te voeren. In een globaliserende wereld zou het afschaffen van zulke

regels een goede stap zijn.

Een andere drempel, die de laatste jaren een onderwerp van discussie was, zijn de

kledingvoorschriften. Hoewel de discussie eigenlijk ruimer gaat, gaat dit meestal over

de hoofddoek. De reden hiervoor is de neutraliteit. Dit vond ingang bij delen van de

overheid en wordt overgenomen in sommige private bedrijven.

Deze discussie is eigenlijk vrij nieuw in ons land. België heeft veeleer een traditie van

‘actief pluralisme’43 dan van ‘laïciteit’44. In onze samenleving zijn veel maatschappelijke

spelers ontstaan vanuit een bepaalde ideologie. Welzijnszorg is daar één van, maar ook

de werknemers- en werkgeversorganisaties en vele anderen behoren of behoorden tot

een bepaalde ideologie. Net de diversiteit van ideologieën en levensbeschouwingen

zorgt binnen ons systeem voor een zekere keuzevrijheid die ontstaat door een ‘actief

pluralisme’.

In deze discussie spelen ook de vrouwenrechten een rol. Als vrouwen het recht hebben

om een hoofddoek te dragen, moeten ze ook het recht hebben om de hoofddoek niet

te dragen, zonder voor één van beide keuzes door wie dan ook als minderwaardig

beschouwd te worden.

We moeten ons echter de vraag stellen wat het belangrijkste is. Een schijn van neutral-

iteit en bescherming van vrouwenrechten enerzijds, of het openstellen van bepaalde

jobs voor soms kwetsbare vrouwen uit een etnisch-culturele minderheid. Hierbij

maken we graag de volgende bemerking: als we effectief te maken hebben met

vrouwen die in een sterke afhankelijkheidspositie zitten tegenover hun echtgenoot

of familie, welke oplossing helpt hen dan het meest vooruit in hun weg naar meer

autonomie en naar een duurzame baan? Doen we dit met een algemeen verbod of

door hen kansen te geven op de arbeidsmarkt?

Page 56: Dossier 'Werk armoede weg' 2010

Het vrij verkeer is binnen de Eu-ropese unie een van de hoekstenen

van de Europese integratie. Het vrij verkeer van kapitaal, goederen, diensten en personen maakt deel uit van de Europese interne markt

die men nastreeft. Die interne markt nam de grenzen tussen de lidstaten weg voor alle economische produc-

tiefactoren. Dit geldt ook voor de factor arbeid. Werknemers en zelf-standigen kunnen zo in een andere lidstaat werken en verblijven. Bij het

verdrag van Maastricht werd ook een ‘Europees burgerschap’ ingevoerd.

Dit betekent dat onderdanen uit één van de lidstaten in principe vrij kunnen reizen en verblijven in een

andere lidstaat, los van het feit of ze economisch actief zijn.45

europa

54

© W

elzi

jnsz

org

vzw

- L

isa

Van

Dam

me

Page 57: Dossier 'Werk armoede weg' 2010

Ho

ofd

st

uk

2

Het vrij verkeer van mensen is niet absoluut. Zo is er wel

bepaald dat ook werkzoekenden werk mogen zoeken in

een andere lidstaat. Hun verblijfsrecht is beperkt tot de

periode dat ze effectief werk zoeken en kans maken om

werk te vinden.46

Het vrij verkeer van werknemers vanuit de lidstaten

Roemenië en Bulgarije is in België onderworpen aan

een overgangsmaatregel. Zo kunnen zij voorlopig tot

eind 2011 geen gebruik maken van deze regeling.

Voor mensen die economisch niet actief zijn, is er een

periode van drie maanden, waarbij men zonder enig

probleem kan verblijven in een ander land. Wie langer

dan drie maanden in een andere lidstaat wil verblijven,

moet kunnen bewijzen dat hij genoeg financiële midde-

len heeft om te voorkomen dat men ten laste komt van

de sociale bijstandsregeling van het gastland.47

Ook mensen met een nationaliteit van een land buiten

de EU, kunnen gebruik maken van dit vrij verkeer. Ze

moeten dan wel 5 jaar legaal verblijven in een lidstaat van

de EU en kunnen bewijzen dat ze over voldoende regel-

matige inkomsten beschikken, ook als ze werknemer of

zelfstandige zijn. Dit laatste is niet het geval voor onder-

danen van een EU-land.48

Mensen met een laag inkomen hebben binnen de EU

kans om te migreren en ergens anders te proberen een

goede baan te vinden, dit geldt voor werknemers en zelf-

standigen. Voor wie niet (meer) economisch actief is,

zijn er echter wel beperkingen. Voor deze groep mensen

in armoede geldt het vrij verkeer niet.49

armoedebestrijding in europa

2010 is uitgeroepen tot Europees jaar ter bestrijding van

de armoede en sociale uitsluiting. Hieruit kunnen we

afleiden dat Europa wel degelijk bezig is met de thema-

tiek. Maar is dit meer dan een oefening in schone schijn?

Probeert Europa meer te doen dan een campagne op te

zetten?

In de eerste decennia waren de voorlopers van de EU

niet bezig met armoedebestrijding. Pas in de jaren ’70

werden er schuchtere pogingen ondernomen. Drie pro-

gramma’s ter bestrijding van de armoede volgden elkaar

op. Verder dan de subsidiëring van experimentele pro-

jecten kwam men niet. Wel werd er erkend dat armoede

een multidimensionaal probleem is. Hoewel de best

meetbare factor het inkomen is, spelen er andere as-

pecten een even grote rol in de armoedeproblematiek.

Het verzet van vele lidstaten tegen een programma met

grotere gevolgen voor het eigen beleid, zorgde ervoor

dat er geen vierde Europees programma kwam.50

Pas in 1997 stelde de EU een Europese sociale doelstel-

ling, met het verdrag van Maastricht en daaropvolgend

het verdrag van Amsterdam. Sindsdien heeft de unie (via

de Europese Commissie) een basis om verder te gaan

dan enkel het subsidiëren van enkele experimenten.51

europa

Vrij verkeer van kapitaal,

goederen, diensten en personen in de eu

55

Page 58: Dossier 'Werk armoede weg' 2010

welzijnsschakel sint-niklaas

Het woord nemen over tewerkstelling

Welzijnsschakels sint-niklaas bouwt aan een bond-

genootschap met mensen in armoede. de werking is

gebaseerd op 4 pijlers: ontmoeting - vorming - cul-

turele participatie - actie. het opzet is via actieve par-

ticipatie van de doelgroep armoede te bestrijden. dat

doen ze niet alleen als Welzijnsschakel, maar ook als

erkende vereniging Waar armen het Woord nemen.

“Wij bereiken mensen die om de één of andere reden

moeten rondkomen met een klein budget. het betreft

hier mensen met een vervangingsinkomen zoals werk-

loosheidsuitkering, leefloon, invaliditeitsuitkering. ook

gezinnen met een beroepsinkomen maar met een

schuldenproblematiek kunnen in onze vereniging te-

recht. het gaat hierbij zowel om volwassenen, jonger-

en als kinderen. momenteel bereiken we een 300-tal

gezinnen, autochtone en allochtone families, waarvan

een 80-tal personen regelmatig het ontmoetingsmo-

ment bezoeken.”

vanuit ontmoetingsmomenten met bezoekers van

de sociale kruidenier ontstond het idee om een the-

mawerking rond tewerkstelling te realiseren. dit ge-

beurt binnen een groter kader van de springplank (een

sociale kruidenier) en Welzijnsschakel sint-niklaas.

Tijdens de openingsuren van de sociale kruidenier is er

steeds gelegenheid tot ontmoeting in de ontmoeting-

sruimte. hier is plaats voor een tas koffie, een babbel,

een (dringende) vraag ...

met de sociale kruidenier bereiken ze mensen die om de

één of andere reden moeten rondkomen met een laag

budget. deze mensen betrekken ze ook in de volledige

themawerking, van bij het uitdenken van het thema tot

het uiteindelijk formuleren van de eis naar het beleid.

de voorbereidingen, onderzoek van het thema, de

enquêtes, de contacten met de Werkwinkel, vdaB

en vakbonden lopen al sinds september 2009. vanaf

maart 2010 wordt er actief samengekomen door een

groep mensen. de bedoeling is om in eerste instantie

mensen met een beperkt inkomen, die moeilijkheden

hebben met werk vinden of met belangrijke opmerkin-

gen, bemerkingen rond werk, tewerkstelling, pensioen

... samen te groeperen.

van in het begin is dit een traject dat samen met de

deelnemende mensen wordt afgelegd om uiteindelijk

met concrete punten naar het beleid te kunnen stap-

pen. mensen leren op de computer werken, met inter-

net werken, op de website van de vdaB zoeken, stap-

pen zetten en plaatsen kennen waar ze een job kunnen

vinden.

deze themawerking wordt niet alleen door de

groepswerker, maar ook actief door vrijwilligers gedra-

gen en voorbereid. en ze blijven niet enkel plaatselijk

werken, maar sluiten ook aan bij de overleggroep van

het vlaams netwerk in Brussel.

Welzijnsschakel Sint-Niklaas

Ankerstraat 83, 9100 Sint-Niklaas

www.despringplank-sintniklaas.be

proJect

56

Page 59: Dossier 'Werk armoede weg' 2010

57

Ho

ofd

st

uk

2

© W

elzi

jnsz

org

vzw

- L

isa

Van

Dam

me

Page 60: Dossier 'Werk armoede weg' 2010

Vereniging waar arme allochtonen het woord nemen

de sociale dienst voor vreemdelingen in oostende

werd in 1982 op initiatief van enkele leden van de ve-

renigde Protestantse kerk van België opgericht. Zoals

de naam suggereert, ging het in de eerste plaats om

individuele sociale dienstverlening. nu formuleert de

sociale dienst vreemdelingen haar missie als volgt:

het bevorderen van een samenleven in diversiteit.

dit gebeurt door:

• deallochtonenin/alsgroepteversterkenindeuitbouwvaneeneigenmulticultureelsociaalweefselofnet-werkenhetverhogenvanhunsocialevaardigheden;

• dediversiteitzichtbaartemakeninonzemaatschap-pij:deallochtoontoontzijnleefwereld,cultuur…;

• hetstimulerenvandeelnamevanallochtonenaanhetmaatschappelijkleven,dienstenenvoorzieningen.

in 1990 werd de dienst erkend als een lokaal integra-

tie centrum (lic) door het ministerie van Welzijn en

gezin. haar opdracht bestond uit het creëren van de

voorwaarden opdat vreemdelingen als volwaardige

burgers zouden kunnen deelnemen aan het maat-

schappelijk leven en het stimuleren van een harmo-

nieus samenleven van autochtonen en allochtonen.

met de nieuwe structuur van de minderhedensector

(decreet dd. 28 april 1998) werd de sociale dienst

vreemdelingen (sdv) een lokaal steunpunt (2000-

2002) van het Provinciaal integratiecentrum en een

regionaal onthaalbureau (2001-2004) voor nieuw-

komers. naast de allochtonen en de vluchtelingen

was er ook aandacht voor vreemdelingen die zonder

wettig verblijfsstatuut in België wonen. ook de woon-

wagenbewoners behoorden tot de doelgroep.

met het stadsbestuur van oostende werd in 2004

een samenwerkingsovereenkomst afgesloten om het

stedelijke minderhedenbeleidsplan en de beleidsplan-

nen in het kader van het stedenfonds te helpen uitvo-

eren. deze overeenkomst voor de periode 2004-2007

werd hernieuwd en verlengd tot einde 2013.

ook het vlaams subsidieagentschap voor Werk en

sociale economie hernieuwde de sdv-erkenning als

werkervaringspromotor voor doelgroepwerknemers

2009-2013.

ondertussen is de sociale dienst vreemdelingen in

2008 door het vlaams netwerk erkend als ‘vereniging

waar armen het woord nemen’. gekleurde armoede is

hier het thema.

momenteel realiseert de sociale dienst vreemdelin-

gen haar missie ‘het multicultureel samenleven bev-

orderen’ door een projectmatige werking. kansen om

zich te verenigen en aansluiting te vinden bij de oos-

tendse samenleving staan daarin centraal, naast het

bevorderen van de kansen op de arbeidsmarkt, door

het ter beschikking stellen van een computerklas, het

werken aan de gelijkwaardigheid van buitenlandse

diploma’s om de capaciteiten van mensen van allo-

chtone herkomst ten volle te kunnen inzetten in onze

samenleving, en een werkervaringsproject.

Sociale Dienst voor Vreemdelingen vzw

Sint-Catharinapolderstraat 18, 8400 Oostende

www.sdv.be

proJect

sociale dienst voor Vreemdelingen vzw

58

Page 61: Dossier 'Werk armoede weg' 2010

59

Ho

ofd

st

uk

2

© W

elzi

jnsz

org

vzw

- L

isa

Van

Dam

me

Page 62: Dossier 'Werk armoede weg' 2010

1 Welzijnszorg, Dossier Werk armoede weg, 2009,

p. 70.

2 VDAB, Kansengroepen in kaart, Allochtonen op

de Vlaamse arbeidsmarkt, maart 2009, p. 3.

3 VDAB, Kansengroepen in kaart, Allochtonen op

de Vlaamse arbeidsmarkt, maart 2009, p. 6.

4 Het aantal mensen dat aan de slag is tegenover

de totale bevolking op arbeidsleeftijd (15-64 jaar)

5 Idem 12, p. 4.

6 Idem, p. 11.

7 SERV, Advies: Ondernemerschap bij personen

van allochtone afkomst en personen met een

handicap. Juni 2010, p. 12.

8 Unizo studiedienst, Niet-Belgische ondernemers

in België, maart 2008.

9 Welzijnszorg, Dossier Werk armoede weg, 2009,

p. 94-95.

10 Welzijnszorg, Dossier Werk armoede weg, 2009,

p. 126.

11 Idem, p. 116-119

12 Corluy V. en Verbist G., Inkomen en diversiteit:

onderzoek naar de inkomenspositie van migrant-

en in België. CSB berichten, mei 2010, p. 7.

13 Vranken e.a., De kleur van armoede, armoede

bij personen van buitenlandse herkomst. Acco

Leuven/Voorburg, 2007, p. 26.

14 Corluy V. en Verbist G., Inkomen en diversiteit:

onderzoek naar de inkomenspositie van migrant-

en in België. CSB berichten, mei 2010, p. 9.

15 Idem, p. 11.

16 Laaggeschoolden zijn mensen die maximum een

diploma lager secundair onderwijs hebben.

17 Vranken, e.a., Armoede en sociale uitsluiting,

2009, Acco Leuven, p. 308.

18 Lelie, P., Van Dam, R., Nationaal actieplan Sociale

uitsluiting, indicatoren 2005-2006, Brussel, p.

103.

19 Vranken, e.a., De kleur van armoede, armoede

bij personen van buitenlandse herkomst, Leuven,

Acco, p. 31-32.

20 De Meyer, I., Wetenschappelijke vaardigheden

voor de toekomst, de eerste resultaten van Pisa

2006, Gent 2007, p.59.

21 Idem

22 Vranken, e.a., Armoede en sociale uitsluiting,

2009, Acco Leuven, p. 346.

23 VRIND-2008, p. 144.

24 Idem

25 Nils Duquet ea, TOR groep VUB, (2006), ‘Wit

krijt schrijft beter’, berekeningen op basis van de

SONAR–databank.

26 Welzijnszorg, Onderwijsdossier Wij tekenen

voor de toekomst, 2007, p. 94.

27 De Cuyper, Lamberts en Pauwels, De efficiëntie

en impact van het Vlaamse inburgeringsbeleid

geëvalueerd, synthese. Hiva, januari 2010, p. 4-11.

28 Idem, p.11-12.

29 BON jaarverslag 2009, p. 36.

30 Unizo studiedienst, Niet-Belgische ondernemers

in België, maart 2008, p. 35.

31 Welzijnszorg, Dossier Werk armoede weg, 2009,

p. 44-50.

32 Idem, p. 117-119.

33 Krols, Van Robaeys en Vranken (red.), Gelijke

Voetnoten

60

Page 63: Dossier 'Werk armoede weg' 2010

kansen voor morgen, een verkenning van armoede

bij Turkse en Marokkaanse vrouwen in Vlaander-

en, Acco Leuven /Voorburg, 2008.

34 Idem, p. 18.

35 Idem.

36 Idem, p. 18-19.

37 Krols, Van Robaeys en Vranken (red.), Geli-

jke kansen voor morgen, een verkenning van

armoede bij Turkse en Marokkaanse vrouwen in

Vlaanderen, Acco Leuven /Voorburg, 2008, p. 82.

38 Welzijnszorg, Dossier Werk armoede weg, 2009,

p. 107.

39 Krols, Van Robaeys en Vranken (red.), Geli-

jke kansen voor morgen, een verkenning van

armoede bij Turkse en Marokkaanse vrouwen in

Vlaanderen, Acco Leuven /Voorburg, 2008, p. 83.

40 Idem

41 Welzijnszorg, Dossier Werk armoede weg, 2009,

p. 21.

42 Minderhedenforum, Meer en beter werk voor

etnisch-culturele minderheden, aanbevelingen

Minderhedenforum, 2de editie, februari 2010, p.

16.

43 Actief pluralisme: Pluralisme is een systeem dat

verschillende levensbeschouwingen, culturen

en politieke voorkeuren naast elkaar erkent.

Deze verschillende voorkeuren hebben het recht

om te bestaan en om invloed uit te oefenen op

de politieke beleids- en besluitvorming. Actief

pluralisme houdt het niet enkel bij respect voor

andere visies maar overstijgt die neutraliteit om

de diversiteit in de samenleving zichtbaar te

maken. Deze activering zorgt voor dialoog tussen

verschillende opvattingen en dat werkt verbindend.

44 Laïciteit: Laïciteit zou het beste omschreven

kunnen worden als een systeem met een politieke

ruimte waar godsdienst een pure privéaangele-

genheid is. Alles wat met de overheid te maken

heeft, is absoluut neutraal ten aanzien van

geloofsovertuigingen en -uitingen.

45 Vranken e.a. (red.), Arm Europa, over armoede en

armoedebestrijding op het Europees niveau. Acco,

2009. p. 49.

46 Idem, p. 52.

47 Idem, p. 53-54.

48 Idem, p. 56-57.

49 Idem, p. 63.

50 Idem, p. 22.

51 Idem.

61

Ho

ofd

st

uk

2

Page 64: Dossier 'Werk armoede weg' 2010

Hoofdstuk 3

62

Krachtig en krachtgericht beleid

Tot hiertoe bekeken we het paspoort en het cv van kansarmen met et-nisch-culturele roots. We stootten op heel wat drempels die de toegang in onze samenleving en tot onze arbeidsmarkt bemoeilijken. Wij willen sociale uitsluiting, discriminatie en armoede bestrijden in onze samen-leving. Daarvoor is het niet voldoende om de drempels te (h)erkennen, daarvoor moeten drempels gesloopt worden zodat het cv er aantrekkelijker gaat uitzien.

Page 65: Dossier 'Werk armoede weg' 2010

Dat leercontract dat ze me gaven viel eigenlijk

nog mee. Ik werkte bij een klein aannemersbe-

drijfje. Mijn baas, André, een man van in de

vijftig, was in het begin niet echt enthousiast. Hij

zei me dat hij het niet zo had voor buitenlanders.

Hij werkte hard en betaalde belastingen en de

staat gaf het allemaal weg aan die buitenlanders.

Na een paar weken samen op pad te zijn, begon

ik hem over mijn familie te vertellen. André

snapte wel wat wij hadden meegemaakt. Hij zei

dan ook dat hij nu niet mijn vader bedoelde als

hij het had over profiteurs. Ik vertelde hem dat

ongeveer onze hele straat in dat geval was. “Ja…”

zei hij.

Het was leuk werken. Zo’n eenmanszaak neemt

allerlei klussen aan. De ene dag zaten we op het

dak, de volgende dag in een badkamer. Weer een

dag later een garage metselen… Zo leer je snel

nieuwe dingen. André werkte alleen, meestal met

een gast op leercontract: echt personeel dat was

te duur.

André begon me ook te verdedigen als klanten

raar keken als ik binnenkwam. Eén keer was er

zelfs een man die niet wou dat ik in zijn huis

werkte. André zei hem toen dat het ofwel met mij

was, ofwel niet. Dat vond ik wel sjiek van hem.

Ik vond het dan ook jammer toen m’n leer-

contract afliep. André ook denk ik. Ik kreeg als

afscheid een mooie werkbak met materiaal. André

kon me niet in dienst houden, daarvoor was zijn

zaak niet groot genoeg. Ik moest dus werk gaan

zoeken.

Gemakkelijk was anders. Ik ondervond nu wat

m’n vader ook had meegemaakt, terwijl ik wel

een diploma had en een stiel kon. Soms kreeg ik

zelfs geen antwoord bij een sollicitatie en van het

interimkantoor hoorde ik ook niet veel. Ik hing

maar wat rond, op het plein in de buurt, in het

jeugdhuis of gewoon thuis. Het duurde maanden!

Op een dag werd er in het jeugdhuis een soort

beurs gehouden. Daar zat ook een arbeidsbemid-

delaar. Ik vertelde wat ik kon en wat ik al al-

lemaal had geprobeerd om een baan te vinden.

Hij begreep me en vertelde dat het voor veel

gasten zoals ik moeilijk was, maar dat hij wel

kon helpen om me in contact te brengen met

werkgevers die mensen zochten. Ik moest ook

vertellen wat ik wou doen. Daarna spraken we

af om elkaar elke week te zien. Als er iets was

mocht ik ook bellen of sms’en.

Na een maand had hij goed nieuws. Ik kon voor

een half jaar beginnen bij een aannemer, werk

dat ik graag deed. Als ik goed was, kon ik mis-

schien langer blijven met een vast contract. Ik

hoopte dat ik een paar jaar hard kon werken,

overuren en zo. Binnen een paar jaar zelf begin-

nen, met iemand op leercontract, daar droomde

ik van!

inleidend verhaal

63

Ho

ofd

st

uk

3

Page 66: Dossier 'Werk armoede weg' 2010

64

3.1. een gelijkaardig cv, een integraal en krachtgericht armoedebeleid

Uit de analyse van de verschillende drempels tot de arbeidsmarkt, blijkt heel sterk dat

het hier gaat over mensen in armoede. De problemen die ze ondervinden zijn proble-

men die mensen in armoede ondervinden. Daarnaast ondervinden etnisch-culturele

minderheden extra drempels. Deze maken het voor hen nog moeilijker om hun plaats

te vinden op de arbeidsmarkt en in de samenleving. Toch zijn al deze drempels te

benoemen als drempels van armoede en sociale uitsluiting. Deze bestrijd je met een

integraal en een krachtgericht beleid.

3.1.1. integraal

Armoede speelt zich af op alle levensdomeinen. Wij leggen hier de focus op het thema

arbeid, maar automatisch merk je dat ook opleiding, sociale netwerken, onderwijs …

een zeer grote rol spelen in de toegang tot de arbeidsmarkt. Dan hebben we het nog

niet gehad over de gevolgen van een slechte gezondheid voor je positie op de arbeids-

markt. Daarvoor verwijzen we naar de Welzijnszorgcampagne uit 2008 ‘Armoede

schaadt de gezondheid’.

Een integraal beleid houdt rekening met het web van armoede dat zich uitstrekt over al

deze levensdomeinen. Een integraal beleid wordt zo gevoerd dat armoedebestrijdings-

maatregelen rekening houden met andere levensdomeinen (dus ook met de verschil-

lende bevoegdheidsverdelingen wat betreft de beleidsdomeinen).

Uit onze analyse blijkt dat een integraal armoedebeleid zich ook moet richten op de

groep kansarmen met etnisch-culturele roots.

“Ik vind dat erg. Het is niet normaal. Als je in het

wit werkt verdien je altijd meer. Je hebt een beter

pensioen, vakantiegeld, dertiende maand, je kan

een lening krijgen …

Zwart werk is om te overleven, niets anders.

Welke gezonde mens wil nu in het zwart werken en

niet in het wit? Terwijl je hier een leven wil opbou-

wen? Dat zijn geen normale omstandigheden.”

get

uig

enis

Page 67: Dossier 'Werk armoede weg' 2010

Ho

ofd

st

uk

65

33.1.2. krachtgericht

Tijdens het eerste campagnejaar ‘Werk armoede weg’ hebben we veel aandacht besteed

aan de empowerende of krachtgerichte benadering van activeringstrajecten. Deze

krachtgerichte benadering willen we verder doortrekken. De talenten en de dromen

van etnisch-culturele minderheden zijn aanwezig. Een krachtgericht beleid probeert

deze talenten en dromen ten volle te benutten.1

3.1.3. gelijkekansenbeleid versterken

Het gelijkekansenbeleid heeft tot doel om ongelijkheden weg te werken waar speci-

fieke groepen mee kampen zoals etnisch-culturele minderheden, vrouwen of personen

met een handicap. Hierdoor kan extra ingezet worden op specifieke acties voor een

welbepaalde doelgroep, bijvoorbeeld de mobiliteit van vrouwen uit etnisch-culturele

minderheden versterken door aangepaste rijlessen te geven. Of bijvoorbeeld door extra

informatie te geven over specifieke diensten zoals kinderopvang, arbeidsbegeleiding,

beroepsopleidingen …

Tegelijk moet het gelijkekansenbeleid opletten met de specificiteit van bepaalde initia-

tieven. De link met het armoedebeleid moet versterkt worden. Gelijkekansenbeleid is

niet hetzelfde als armoedebeleid, maar vaak blijkt na een analyse van het probleem de

gelijkenis zeer groot.

Zowel bij beleidsmakers als bij het maatschappelijk middenveld moeten er meer

dwarsverbindingen komen tussen beiden.

De zwakke punten van de arbeidsmarkt in zijn huidige samenstelling, de drempels om

je plaats te vinden op de arbeidsmarkt en de lacunes in het cv van mensen in armoede,

autochtonen en allochtoon, moeten we samen aanpakken.

3.2. talenten versterken en erkennen

3.2.1. onderwijs: door gelijke kansen te versterken, werk-en aan gelijke uitkomsten

De kansen van mensen op de arbeidsmarkt versterken, begint van bij de geboorte. Een

succesvolle schoolloopbaan, een goed diploma en het gevoel erbij te horen verhogen de

kansen op de arbeidsmarkt.

Geen diploma hebben daarentegen of een diploma waarmee je moeilijk terechtkan op

de arbeidsmarkt is een grote drempel. Zonder diploma het onderwijs verlaten, is bijna

een rechtstreeks ticket naar een carrière in armoede.

We stellen vast dat het aantal uitvallers bij leerlingen die afkomstig zijn uit etnisch-

culturele minderheden in het onderwijs zeer hoog is. We moeten die uitval in ons

onderwijs terugdringen.

Welzijnszorg lanceerde in de onderwijscampagne in 2007 verschillende aanbevelingen2:

Page 68: Dossier 'Werk armoede weg' 2010

66

Werken aan een school zonder uitsluiting: Hier-

voor moet er eerst en vooral aandacht zijn voor de

diversiteit op school. Ook de betrokkenheid van die

diverse groepen bij het schoolgebeuren is essentieel.

Scholieren van verschillende herkomst moeten mee

participeren aan het schoolbeleid. Hetzelfde geldt

voor de ouders. De betrokkenheid van de ouders en

organisaties is een verrijking voor de school en kan

(ongewilde) discriminatie vermijden.

Een brede interculturele school: De betrokkenheid

van de gemeenschap rond de school bij het school-

gebeuren is van groot belang. Ouders uit etnisch-

culturele minderheden zijn niet altijd goed op de

hoogte van het schoolgebeuren. Via laagdrempelige

initiatieven kunnen zij de school beter leren ken-

nen.

Aandacht voor taalachterstand bij leerlingen en

ouders. Taal is zeer belangrijk met het oog op

succes tijdens de studies en later op de arbeids-

markt. Taaltoetsen bij de leerlingen kunnen tijdig

taalachterstand aan het licht brengen. Een passend

taalbeleid in de school moet deze trachten weg te

werken. Zo vermindert enerzijds de taalachterstand

en kan anderzijds het falen op andere vakgebieden

onderkend worden. Taalachterstand bij de ouders

wegwerken is ook belangrijk om hun betrokkenheid

bij het schoolgebeuren te garanderen. Hier komen

we later op terug.

Vooroordelen bestrijden: Nog steeds zien we dat

leerlingen te maken krijgen met vooroordelen. Soms

bepalen die vooroordelen mee de schoolcarrière van

leerlingen. Ze worden gewezen op de punten waar

ze minder goed in zijn of een achterstand in hebben.

Ook de structuur van het secundair onderwijs zorgt

mee voor een watervaleffect. Zo komen leerlingen

terecht in een studierichting die niet passend is en

de motivatie naar beneden haalt. Een oriënterende

eerste graad, waarin gewerkt kan worden aan het

wegwerken van achterstanden en het voorstellen

van de verschillende studieopties nadien, kan meer

leerlingen op de juiste plaats doen terechtkomen.©

Wel

zijn

szor

g vz

w -

Layl

a Ae

rts

Page 69: Dossier 'Werk armoede weg' 2010

mythes over taalachterstand en onderwijs doorprikt

67

Taal is zeer belangrijk, op de arbeidsmarkt en in het

onderwijs. Toch wordt de problematiek in het onder-

wijs vaak vanuit een soort buikgevoel benaderd. Dat

buikgevoel geeft de gebrekkige kennis van het Neder-

lands aan als de (enige) reden van leerachterstand. Dat

buikgevoel geeft ook aan dat de beste oplossing om

een betere talenkennis te krijgen, altijd en overal in de

school Nederlands moet gebruikt worden. Volgens een

groep van academici van de Vlaamse universiteiten

en het Minderhedenforum is dat buikgevoel fout. Ze

hebben er ook wetenschappelijke en doorslaggevende

argumenten voor.

mythe 1: “Het nederlands wordt het best geleerd aan de hand van een taalbad.”Dit model schakelt de thuistaal van de leerling uit in het

hele onderwijsproces. Leerlingen worden ondergedom-

peld in de Nederlandse taal. De thuistaal spreken is op

school vaak verboden en wordt ook bestraft.

Dit model gebruiken we al jaren en toch is de onderwijs-

achterstand van anderstalige leerlingen in ons land

schrijnend hoog. Hoe komt het dan dat iedereen dit

model nog steeds als zaligmakend beschouwt? Er is

ook geen enkel wetenschappelijk onderzoek dat dit zou

staven. De academici stellen ook dat dit taalbad ingaat

tegen een zeer belangrijke voorwaarde tot een succes-

volle schoolloopbaan: je thuisvoelen op school.

mythe 2: “Het spreken van de thuistaal belemmert de kennis van het nederlands.”Ook voor deze stelling is er geen wetenschappelijke

basis, integendeel. Zowel Vlaams onderzoek als meer

dan 150 internationale studies tonen aan dat het goed

beheersen van de thuistaal een positief effect heeft op

het leren van een tweede taal. Meer talen kennen heeft

zelfs een positieve invloed op wiskunderesultaten.

De kennis van de thuistaal vormt dus helemaal geen

belemmering voor sociale integratie, het biedt extra

kansen tot het overkomen van leerachterstanden.

Het Minderhedenforum stelt hierbij dat de juiste kennis

van de thuistaal vaak ontoereikend is. Ouders hebben

niet altijd de vaardigheden voor het goed aanleren van

de eigen taal. Men leert enkel spreektaal, niet noodza-

kelijk grammaticale regels of een uitgebreid vocabu-

larium.

mythe 3: “anderstalige leerlingen presteren enkel slechter omwille van hun taalachterstand.”Het is een feit dat leerlingen met een andere thuistaal

gemiddeld slechter presteren in het onderwijs. Maar

daaraan verbinden dat taalachterstand de ultieme

verklaring is, klopt niet. Men stimuleert hiermee een

zogenaamd deficitdenken: de gebreken van de doel-

groep worden als eenzijdige verklaring gegeven voor

de achterstand, daardoor wordt die groep al vooraf

beschouwd als gebrekkige leerlingen.

Met deze mythe stapt men mee in het individueel

schuldmodel. De achterstand is te danken aan de

gebrekkige kennis van de leerling. Hierdoor ‘vergeet’

men de andere factoren zoals onderwijssegregatie,

armoede, slechte huisvesting, weinig kansen op de

arbeidsmarkt …

België scoort niet enkel slecht als het over de schoolre-

sultaten gaat van anderstalige leerlingen, we scoren ook

zeer slecht als we de relatie bekijken tussen de socio-

economische thuissituatie en de schoolresultaten.

meertalig onderwijs als alternatief?Als we weten dat de voorgaande mythes doorprikt zijn,

wat houdt ons dan nog tegen om meertalig onderwijs

(een deel van de lessen in de thuistaal) te organiseren?

Er zijn twee grote argumenten die men gebruikt tegen

een invoering van meertalig onderwijs.

De eerste is een ideologische reden. Men wil in zijn taal-

gebied enkel onderwijs aanbieden in de eigen taal, zelfs

als wetenschappelijk vastgesteld wordt dat meertalig

Ho

ofd

st

uk

3

Page 70: Dossier 'Werk armoede weg' 2010

onderwijs voor de hele gemeenschap voordelig is. De

academici stellen terecht de vraag waarom interna-

tionale scholen dan wel het Engels als voertaal mogen

hanteren? Zijn dat andere ‘allochtonen’? Ook wordt

meertaligheid door iedereen altijd als een voordeel

beschouwd, de meertaligheid van Vlamingen wordt als

troef gezien. Geldt dit dan niet voor de meertaligheid

van etnisch-culturele minderheden?

Een tweede grote reden waarom men tegen meertalig

onderwijs is de praktische organisatie. Daar wijzen de

onderzoekers echter op de voorbeelden uit bijvoor-

beeld de Scandinavische landen. Daar kan je ook in

het Turks, Arabisch of Russisch lessen krijgen. Zelfs

Koerdisch of Perzisch zijn daar als taal opgenomen in

het tweetalig onderwijs. In Zweden kan men (vanaf vijf

leerlingen per school) tweetalig onderwijs genieten.

Meer dan de helft van de anderstalige leerlingen krijgt er

tweetalig onderwijs.

In de Scandinavische landen bestaat er bijna geen kloof

tussen allochtone en autochtone leerlingen in het onder-

wijs. Moeten we daarom niet eindelijk eens verder durven

gaan dan wat het buikgevoel is in de samenleving?

Naast de hierboven opgelijste mythes speelt de fac-

tor betrokkenheid bij onderwijs ook een sterke rol.

De wisselwerking tussen wat thuis gebeurd en op

school is belangrijk. Meertalig onderwijs kan een grote

meerwaarde bieden doordat de ouders een zekerheid

hebben dat hun taal en cultuur niet verloren gaat, met

andere woorden dat er respect is voor het beleven van

verschillende culturen. Als leerlingen en ouders zich zo

beter thuis voelen op school, versterkt dit de band met

het onderwijs en de onderwijsinstelling. Dit zorgt voor

een betere dialoog, meer kansen op een succesvolle

schoolloopbaan en meer kansen op de arbeidsmarkt.

Zowel de jongere, de ouders als de onderwijsinstelling

moeten de ingesteldheid hebben om goed met deze

meertaligheid om te gaan. Goede afspraken over meer-

taligheid zorgen dat dit enkel maar een win-win situatie

kan zijn.

Deze tekst is gebaseerd op de tekst “Gok Van Pascal:

mythes over taalachterstand”3 en op de teksten van het

Minderhedenforum over meertalig onderwijs.

68

Page 71: Dossier 'Werk armoede weg' 2010

Ho

ofd

st

uk

69

3

3.3. taalachterstand gericht wegwerken

De kennis van de taal is cruciaal voor het functioneren in de samenleving. Zeker bij

kansarme groepen is dit belangrijk. Met een voldoende kennis van de taal verhogen

de kansen in het onderwijs en op de arbeidsmarkt. Taal is ook belangrijk om je weg te

vinden in allerlei sociale diensten of om te begrijpen welke brieven of formulieren je

toegezonden krijgt en moet invullen.

Taalachterstand wegwerken begint bij een duidelijke communicatie. Welzijnszorg

stelde de voorbije campagnes telkens vast dat zeer veel officiële communicatie op een

onbegrijpelijke manier is opgesteld. Niet enkel voor mensen met een andere moeder-

taal. Een betere en duidelijkere communicatie zorgt ervoor dat mensen zich beter be-

wust zijn van hun situatie, van eventuele rechten die ze hebben of van de voorwaarden

en gevolgen van bepaalde acties. Alle mensen uit kansengroepen, en de bevolking in

het geheel, worden hier beter van. Het heeft weinig zin dat mensen bijvoorbeeld een

inburgeringscursus volgen om nadien vast te stellen dat ze nog steeds niet kunnen

begrijpen wat officiële instanties hen toesturen.

Grote groepen nieuwkomers moeten in Vlaanderen verplicht een inburgeringstraject

volgen. Zo’n verplichting hoeft niet negatief te zijn. Als mensen tevreden zijn met wat

ze leren, zal dit door hen als een positief aanbod gezien worden. Voor grote groepen is

dit nu al zo.

Om dit aanbod zo passend mogelijk te maken moet het volgen van die lessen, verplicht

of niet, nuttig zijn. Uitleg over de structuren in ons land, de rol van VDAB, RVA, vak-

bonden, mutualiteiten, OCMW … en praktisch gericht taalonderwijs heeft zeker zijn

nut.

Taalonderwijs in een inburgeringscursus of in een NT2 traject moet voldoende

gediversifieerd zijn. Mensen die werken moeten dit ’s avonds of in het weekend

kunnen volgen. Ook moet het programma aangepast zijn aan het niveau van de

“Ze vertelden mij dat 2,5 jaar de geschikte leeftijd

was voor een kind om naar school te gaan. Na

drie jaar tussen gesloten muren te leven, kreeg ik

dan contacten via de school van mijn kind.

Na één jaar, was mijn Nederlands voldoende.

Dan begon ik vrijwilligerswerk te doen.”

get

uig

enis

Page 72: Dossier 'Werk armoede weg' 2010

70

ingeschrevenen. Iemand die analfabeet is, moet een aangepast programma kunnen

volgen, zonder eerst op een lange wachtlijst te moeten staan.. Hetzelfde geldt voor een

hooggeschoolde en de niveaus ertussen.

Bijscholing moet zijn praktisch nut bewijzen, op die manier wordt er ook mondeling

reclame gemaakt. Dit is niet eenvoudig. Vlamingen spreken zelf vaak geen ‘algemeen

Nederlands’, maar een bepaald dialect. Dit kan voor frustratie zorgen bij mensen die

een cursus volgen en merken dat ze in de plaatselijke winkel, op het werk, voor de

schoolpoort of op café geen woord verstaan van wat er gezegd wordt. Zeer praktijkgerich-

te bijscholing kan hier van nut zijn.

De op de arbeidsmarkt toegespitste taalcursussen zijn zeer nuttig. Werknemers en

zelfstandige ondernemers kunnen zo, naast een algemene taalkennis, ook een bepaald

jargon leren. Zo zullen bijvoorbeeld termen uit het bedrijfsbeheer niet zomaar op een

algemene cursus gegeven worden, terwijl een (kandidaat) ondernemer dit wel nodig

heeft.

De opleiding ‘Nederlands op de werkvloer’ van VDAB wordt te weinig gebruikt.

Nochtans is dit zeer individueel en doelgericht. Deze opleiding zou zeker bij de KMO’s

nog beter ingang kunnen vinden. Hiervoor is extra promotie nodig. De Vlaamse over-

heid moet zorgen dat voldoende capaciteit beschikbaar is. Samen met de werkgevers-

en werknemersorganisaties moet gezocht worden hoe deze opleiding beter ingang kan

vinden op de werkvloer.4

De sectorfondsen die in sommige sectoren bestaan, financieren soms volledig, soms

gedeeltelijk de kosten voor taalopleiding en –vorming. Een eenvormigere manier van

aanpak tussen de sectoren en fondsen zou de verdere promotie van deze initiatieven

kunnen verbeteren.5

3.3.1. Juiste taalvereisten stellen

De taalkennis stimuleren is één zaak. Een andere zaak is het juist stellen van vereisten,

verwachtingen en regelgeving. De combinatie van beiden zorgt voor een krachtgericht

taalbeleid.

Niet iedereen heeft een even grote taalgevoeligheid en leert even snel een nieuwe taal

aan. Het zou ook onrealistisch zijn om bijvoorbeeld van nieuwkomers te verwachten

dat zij na een NT2-cursus vloeiend en zonder fouten Nederlands spreken en schrijven.

In het Vlaamse onderwijs krijgt men al van in de lagere school les Frans maar je kan

niet zeggen dat alle Vlamingen die uit het secundair onderwijs komen tweetalig zijn.

“Klachten over een gebrek aan talenkennis

bij Brusselse werklozen is meestal een alibi

om bepaalde groepen links te laten liggen.”

(Prof. Em. Albert Martens, KUL, De Morgen 22/05/07)

get

uig

enis

Page 73: Dossier 'Werk armoede weg' 2010

Taalbeleid voor bedrijven: over-zicht van het aanbod6

VDABNederlands op de Werkvloer (NODW)NODW is een opleiding gericht op werknemers. De

opleiding bestaat sinds begin jaren negentig en is

geëvolueerd van een groepsgericht naar een meer

individuele taalcoaching.

Inhoudelijk gaat het over functionele taalondersteuning

op de werkvloer, gericht op een bepaalde werkpost of

-omgeving. Het betreft enkele tientallen uren taalonder-

steuning. Een taalinstructeur maakt eerst een analyse

van de specifieke taalnoden van de anderstalige werk-

nemers om daarna een korte en intensieve cursus op

maat aan te bieden.

De cursisten krijgen geen lessen over algemeen Ne-

derlands, maar leren de taal die ze nodig hebben in de

specifieke situatie van hun werk.

Bedrijven kunnen gebruik maken van verschillende

subsidiemogelijkheden om de kosten te compenseren

zoals sectorfondsen, KMO-portefeuille, kredietlijnen

en subsidies in het kader van hetzij diversiteitsplannen,

hetzij raamovereenkomsten met VDAB.

Voor 2008 bereikte men 1.632 cursisten.. Deze kwamen

uit 161 bedrijven.

Individuele Beroepsopleiding met Taalonder-stening (IBO-T)De individuele beroepsopleiding (IBO) is een opleiding

waarbij een cursist op de werkplek wordt getraind. De

opleiding duurt tussen 1 en 6 maanden. Het bedrijf

betaalt geen loon, enkel een productiviteitspremie en

de verplaatsingskosten. Na deze opleiding is het bedrijf

verplicht om de cursist aan te werven met een contract

voor onbepaalde duur. Een IBO is mogelijk voor alle

werkgevers uit de private of openbare sector en vzw’s.

Er bestaan drie varianten van de IBO, één daarvan is de

individuele beroepsopleiding met taalondersteuning.

De IBO-T werd begin 2008 gelanceerd. Het is gratis

en is bedoeld voor werkzoekenden in IBO. De IBO-T is

mogelijk als:

• alleen de taal een hinderpaal is om te functioneren op

de werkvloer

• naast de taal ook andere technische competenties

verder moeten ontwikkeld worden tijdens de IBO

• Bij deze opleiding leert de cursist de nodige tech-

nische kennis terwijl een taalcoach zich op het

taalaspect toespitst. In 2008 volgden 51 cursisten

een IBO-T.

Communicatiemodule HELP - Hoe efficiënt luis-teren en praten met anderstaligen?De HELP-module is een praktische communicatieve

module voor Nederlandstalige werknemers. Het taal-

gebruik op de werkvloer wordt in kaart gebracht. Het

doel is dat Nederlandstalige werknemers efficiënter en

duidelijker kunnen communiceren met hun anderstalige

collega’s. Om dit te realiseren worden taakafspraken

binnen de werknemersgroep gemaakt.

Huis van het Nederlands De centrale taak van de Huizen van het Nederlands is

de coördinatie van de intake, het testen en de oriënter-

ing van kandidaat-cursisten naar het meest gepaste

aanbod Nederlands als tweede taal. Dit kan zijn in het

kader van het inburgeringsdecreet, het inwerkingsde-

creet, de Vlaamse wooncode of voor andere personen

die interesse hebben om Nederlands te leren.

Een aantal Huizen van het Nederlands (stad Antwer-

pen, provincie Antwerpen, Vlaams-Brabant en Brussel)

beschikken sinds 2008 over een aanbod voor bedrijven

rond taalbeleid. Het Huis van het Nederlands in de stad

Antwerpen ontwikkelde een aantal instrumenten voor

het voeren van een taalbeleid in bedrijven en organisa-

ties. Deze instrumenten worden door de andere Huizen

gebruikt, al dan niet aangevuld met eigen methodieken.

Klare taal rendeert Klare taal rendeert is een 9 stappenplan dat werkgevers

naar de invoering van een taalbeleid leidt. Dit instru-

ment legt de focus niet enkel op de taalkennis van de

anderstalige werknemer, maar betrekt vier niveaus:

de anderstalige werknemer, Nederlandssprekende

werknemers, de werkplek, de leidinggevenden en het

management.

71

Ho

ofd

st

uk

3

Page 74: Dossier 'Werk armoede weg' 2010

72

Het is normaal dat er in vacatures een bepaalde kennis van het Nederlands gevraagd

wordt. Niet enkel voor het uitoefenen van de job, maar ook om communicatie met

collega’s en leidinggevenden te kunnen voeren of om de veiligheid op de werkvloer te

kunnen garanderen. Het vereiste taalniveau moet wel in overeenstemming gebracht

worden met de functie.7

3.3.2. diploma’s erkennen

Een diploma is een grote troef op de arbeidsmarkt. We vermeldden in dit dossier al dat

de scholingsgraad van etnisch-culturele minderheden gemiddeld lager ligt, zeker bij

de groep die hier niet geboren is. Dit heeft onder meer te maken met de jobs waarvoor

men naar hier migreerde en waarvoor vaak geen diploma nodig was.

Gemiddeld lager, betekent natuurlijk niet dat er hier geen hoger geschoolde migranten

hun plaats op de arbeidsmarkt zoeken. Een diploma vanuit het buitenland is echter

niet automatisch geldig in ons land. Dit geldt trouwens ook in andere landen en houdt

een bepaalde controle in om ervoor te zorgen dat mensen wel degelijk bekwaam zijn

voor wat ze beweren. Een ander aspect is dat opleidingen en competenties gekoppeld

aan een diploma sterk kunnen verschillen van land tot land.

Mensen willen graag hun talenten en vaardigheden gebruiken. Ook onze bedrijven

willen zoveel mogelijk talent kunnen benutten. Een toegankelijke erkenning van

diploma’s en in het buitenland verworven vaardigheden cruciaal.

Wie hier een diploma uit het buitenland wil laten erkennen kan terecht bij NARIC

(National Academic Recognition and Information Center). Dit is een organisatie die

binnen de EER de erkenning van buitenlandse diploma’s regelt.

“Hier wordt een hoog diploma van ergens anders laag

ingeschat. Het is te begrijpen als het bijvoorbeeld over

een journalist gaat, de taal heb je nodig om dat goed te

doen. Maar een dokter van elders, die moet hier vanaf

het tweede jaar opnieuw beginnen. Het menselijk li-

chaam is overal hetzelfde. Iemand met een doctoraat,

met veel waarde in Rusland, kan hier niet eens als ge-

wone laborant werken.”

get

uig

enis

Page 75: Dossier 'Werk armoede weg' 2010

Ho

ofd

st

uk

73

3

Bij NARIC - Vlaanderen kunt u terecht voor:

• de gelijkwaardigheid van buitenlandse diploma’s en getuigschriften basisonderwijs

• de gelijkwaardigheid van buitenlandse diploma’s secundair onderwijs

• de academische gelijkwaardigheidserkenning van buitenlandse diploma’s hoger onderwijs

• de gelijkwaardigheidserkenning van buitenlandse diploma’s volwassenenonderwijs

• de professionele erkenning van een buitenlands diploma

• de niveaubepaling van een buitenlands diploma

• de erkenning van een Vlaams diploma in het buitenland

• een verklarend attest voor diploma’s behaald in Franstalig België

• Meer info: http://www.ond.vlaanderen.be/NARIC/

De werking van NARIC heeft al voor verbetering en meer eenvormigheid gezorgd met

betrekking tot de diploma-erkenning. Toch moet men nog knelpunten wegwerken. Zo

worden de gestelde termijnen niet altijd gehaald en duurt het soms te lang voor men

een erkenning krijgt. Aangezien het hier gaat om werknemers en zelfstandigen in

precaire situaties moet deze termijn zo kort mogelijk gehouden worden.

Wat meer is, NARIC eist heel wat officiële papieren om een diploma te erkennen. Zo

moet men onder meer enkele kopieën van zijn diploma in de originele taal én een

beëdigde vertaling opsturen. Hetzelfde geldt voor het originele studieprogramma en

voor het eindwerk (scriptie, thesis).

Beëdigde vertalingen zijn zeer duur. Zeker wanneer het om een eindwerk gaat, wordt

de kostprijs veel te hoog voor een grote groep mensen. Daarnaast is het helemaal niet

evident om al deze documenten ter beschikking te hebben. Het opvragen van een di-

ploma of eindwerk bij de schoolinstelling in het land van herkomst is vaak onmogelijk.

Voor veel migranten is het niet evident om al deze documenten ter beschikking te

hebben.

Daarnaast kan er ook nog een verbetering komen in de nazorg. Wanneer een diploma

niet erkend wordt, zou de doorverwijzing naar een testcentrum voor een ervaringsbe-

wijs of naar een bijkomende opleiding vlotter moeten verlopen.8

“Ik zoek ander werk. Ik wou graag willen

blijven lesgeven. In mijn vereniging kan ik

dat, maar vrijwillig. Dat is niet hetzelfde, ik

krijg geen loon, maar het kost me wel tijd en

inspanning. Maar ik doe dat graag, ik kan mij

daar in vinden.“

get

uig

enis

Page 76: Dossier 'Werk armoede weg' 2010

74

Voortaan kan iemand zijn kwaliteiten zwart op

wit aantonen, dankzij het ervaringsbewijs. Voor

verschillende beroepen worden alle belangrijke

vaardigheden op een rijtje gezet. In een gesprek en

een praktische proef moet men aantonen dat men

die vaardigheden wel degelijk onder de knie heeft.

Als men slaagt, krijgt men het ervaringsbewijs, een

officieel bewijs van bekwaamheid. Met het ervar-

ingsbewijs staat men sterker op de arbeidsmarkt.

Het ervaringsbewijs bestaat al voor verschillende

beroepen. Er worden voortdurend nieuwe beroepen

aan de lijst toegevoegd. De volledige lijst vind je op

www.ervaringsbewijs.be

3.3.3. competenties erkennen: het ervaringsbewijs

Mensen kunnen kennis opdoen door ervaring. Deze praktijkkennis is vaak zeer bruik-

baar op de arbeidsmarkt. Vaardigheden die je onder de knie hebt, zijn een belangrijke

troef bij de zoektocht naar werk.

Dit bewijzen is voor niemand evident, zeker niet als migrant. Je kan immers moeilijker

aantonen dat je effectief die ervaring opgedaan hebt. Om ervaring beter te waarderen

en officieel te kunnen bewijzen, is er het systeem van het ervaringsbewijs. Hiervoor

worden je kennis en vaardigheden getest in een officieel testcentrum van de Vlaamse

overheid.

Vandaag kennen nog te weinig werkgevers uit de privésector het ervaringsbewijs. Erger

is het gesteld bij de overheid die het ervaringsbewijs als officieel attest in de praktijk

nog niet erkent.

Voor kandidaat-ondernemers blijft het eveneens moeilijk om hun beroepskwalificaties

te laten erkennen. Zo moeten ze noodgedwongen op zoek naar andere mogelijkheden,

zoals de inschrijving als ‘Zelfstandig helper’ of een samenwerking onder de vorm

van een vennootschap. Dit kan een goede (tijdelijke) oplossing zijn maar er zijn ook

nadelen aan verbonden. Je creëert immers een vorm van afhankelijkheid om je beroep

te kunnen uitoefenen.10

met het ervaringsbewijs bewijs je dat je goed bent in je werk!9

Page 77: Dossier 'Werk armoede weg' 2010

Ho

ofd

st

uk

75

3

3.4. toeleiding naar de arbeidsmarkt: werken aan een maatpak

Tijdens het eerste jaar van de ‘Werk armoede weg’ - campagne, besteedden we uitge-

breid aandacht aan de toeleiding naar de arbeidsmarkt. De verschillende tewerkstel-

lingsinitiatieven kwamen aan bod. Deze initiatieven blijven geldig, met hun kansen en

tekortkomingen, zoals vorig jaar beschreven.11 Dat ook etnisch-culturele minderheden

zo veel mogelijk kansen moeten krijgen op een passende job staat buiten kijf.

De reguliere en sociale economie moeten hier allebei hun rol spelen.

Om een passende baan te vinden is een goede arbeidsbemidddeling nodig. Mensen

in armoede hebben vaak een problematiek die veel verder gaat dan enkel het domein

werk. Aangezien we vaststellen dat de armoedeproblematiek bij etnisch-culturele

minderheden zeer groot is en nog versterkt wordt door andere uitsluitingsmechanis-

men, zal ook hier een aangepaste begeleiding nodig zijn.

De werk-welzijnstrajecten, die na de campagne in 2009 ontwikkeld worden, moeten

ook etnisch-culturele minderheden bereiken. Onze visie op deze trajectwerking vind je

ook terug in het dossier van het eerste campagnejaar.12

Etnisch-culturele organisaties als tussenpersoon: Work-Up

Het Work-Up project van het Minderhedenforum heeft een belangrijk activeringsluik.

Alle actoren beseffen immers goed dat de toeleiding naar een duurzame baan absoluut

noodzakelijk is om enerzijds de kloof met de arbeidsmarkt te dichten en anderzijds

geen nieuwe categorie werkende armen te doen ontstaan.

“Ik wil nuttig zijn voor de maatschappij.

Bijna acht jaar ben ik in België. Ik volgde een

opleiding bij een CVO (centrum voor vol-

wassenenonderwijs). Ik haalde daar een

diploma Nederlands. Ook bij de VDAB heb

ik computerlessen gevolgd.”

get

uig

enis

Page 78: Dossier 'Werk armoede weg' 2010

76

3.5. activeren van de arbeidsmarkt

Een goed arbeidsmarktbeleid maakt werk van zowel de vraag- als de aanbodzijde op de

arbeidsmarkt. Een voldoende aanbod van kwalitatieve en duurzame jobs is een abso-

lute voorwaarde om mensen toe te kunnen leiden naar de arbeidsmarkt.

Etnisch-culturele minderheden ondervinden veel last van het ‘First in, First out’

principe. Ze stromen als laatste in op de arbeidsmarkt en zijn in economisch minder

gunstige tijden het eerste slachtoffer.

Ook bij ondernemers zie je een gelijkaardig effect. Hoewel er vrij veel kandidaten en

starters zijn onder de etnisch-culturele minderheden, zijn er ook veel die voor de op-

start of in de eerste jaren na de opstart hun plannen moeten stopzetten. Wat valt hier

aan te doen?

3.5.1. Werken bij de overheid14

De overheid is een zeer grote werkgever. De overheid zou ook het goede voorbeeld

moeten geven met een divers en intercultureel personeelsbeleid. Toch moeten we

vaststellen dat dit (nog) niet het geval is. Bij de Vlaamse overheid werkten in 2008

amper 1,8% mensen van niet-EU achtergrond. Bij de federale overheid, waar men enkel

nationaliteitsgegevens hanteert komt men op 0,5% ambtenaren van buiten de EU. Bin-

nen de grote steden (die elk een andere definitie hanteren om dit te meten) komt men

tussen de 2 en 8%. Onze ambtenaren zijn dus allesbehalve divers.15

Men kan hieraan werken op twee manieren. Ten eerste moet men in het aanwervings-

beleid meer aandacht hebben voor etnisch-culturele minderheden. Ten tweede dient

men de discriminaties die veroorzaakt worden door de aanwervingsreglementen weg

te werken.

Zo moet je, voor statutaire functies, een nationaliteit hebben van binnen de EU, anders

“Om mijn arbeidskaart B te krijgen, speelde mijn chef een grote rol. Hij

schreef een brief aan het ministerie van arbeid, over mij en dat ik als spe-

cialist nodig ben op de dienst.

Er kwam een speciale commissie uit Brussel om te kijken, of het waar is

dat mij nodig hebben. Heel de dag liep die persoon achter mij aan. Hij

noteerde hoeveel keer ik geroepen werd en nodig was.

Ik was heel zenuwachtig.

Daarna volgde een gesprek met die persoon, die nadien een verslag maakte.

Een paar dagen nadien hoorde ik positief nieuws. Ik kreeg een arbeidskaart. Ik

begon daar te werken als halftijdse contactueel, dat doe ik nog steeds.”

get

uig

enis

Page 79: Dossier 'Werk armoede weg' 2010

Ho

ofd

st

uk

77

3

De etnisch-culturele verenigingen zetten binnen het

project Work-Up activeringsconsulenten in die werk-

zoekenden activeren. Ze bereiken werkzoekenden

uit etnisch-culturele minderheden die kampen met

een grote afstand tot de arbeidsmarkt. Het gaat

om werkzoekenden die weinig vertrouwen hebben

in de reguliere diensten, die de zoektocht naar een

job al deels opgegeven hebben of niet de geschikte

kanalen naar werk en opleiding kennen.

De activeringsconsulenten van Work-Up werken

samen met de VDAB. Ze zijn actief in Mechelen,

het Waasland, Vlaams-Brabant, Gent, Limburg en

Antwerpen stad. Ze streven naar een arbeidsbemid-

deling op maat van elke werkzoekende die niet

zelfstandig aan de slag raakt. Deze werking wordt

gerealiseerd met de steun van de Vlaamse minister

van werk.

Naar Vlaams voorbeeld heeft Brussel een proef-

project met één consulent, die werkzoekenden pri-

oritair toeleidt naar ‘Tracé Brussel’. Het inschakeling-

sproject wordt gedragen door het Brussels Platform,

een samenwerkingsverband van 43 Brusselse

zelforganisaties. Ze willen zo iets doen aan de werk-

loosheid in het Hoofdstedelijk Gewest. Dit initiatief

wordt gerealiseerd met de steun van de Brusselse

minister van beroepsopleiding.

Een uniek begeleidingsmodelDe activeringsconsulenten slagen erin om het

vertrouwen van deze werkzoekenden te winnen. Ze

trekken naar jeugdhuizen, gebedshuizen, verenigin-

gen, bij de persoon thuis en nemen voldoende tijd

om een face to face gesprek te voeren. Door hun

culturele affiniteit is de kloof tussen de consulent

en de werkzoekende minder groot. Voor nogal

wat werkzoekenden is dit een goede basis voor

het ontwikkelen van een vertrouwensrelatie. De

activeringsconsulenten treden niet straffend op en

zijn nagenoeg permanent paraat. De werkzoekenden

kunnen hen bijna 24u/24u bereiken. Ook zijn de

consulenten vaak gekend in de regio waarin ze actief

zijn. Ze treden op als brugfiguur tussen de werk-

zoekende en de reguliere diensten. Het Work-Up

project levert de VDAB niet alleen extra cliënten

op. De activeringsconsulenten nemen de lessen

uit het vindplaatsgericht werken terug mee naar de

VDAB. Deze kennisoverdracht draagt er op termijn

toe bij dat de kloof tussen de VDAB-consulent en de

werkzoekende enigszins verkleint en dat de VDAB

interculturaliseert.

ResultatenJaarlijks activeren de consulenten van Work-Up een

750-tal werkzoekenden. Gemiddeld heeft een con-

sulent enkele honderden intake- en begeleidingsge-

sprekken per jaar. Tijdens zo’n begeleidingsmoment

neemt de consulent vacatures en opleidingsvoors-

tellen door met de werkzoekenden. De consulenten

bereiken vooral werkzoekenden van Turkse (28%)

en Maghrebijnse (46%) origine. Daarnaast bereiken

ze ook heel wat werkzoekenden van Afrikaanse en

Oost-Europese origine. Uit de cijfers van 2008 blijkt

verder dat de activeringsconsulenten vooral jonge

werkzoekenden bereiken (-25 jarigen 32%). Maar ook

de groep van 26-35 jarigen (33%) vindt de weg naar

de verenigingen van etnisch-culturele minderheden.

Wat het opleidingsniveau betreft, heeft het grootste

deel van de bereikte werkzoekenden dat in België

school liep geen diploma van de derde graad (35%).

Dit hoeft niet te verwonderen. Maar liefst 62,3% van

alle werkzoekenden van Maghrebijnse en Turkse

afkomst heeft geen diploma secundair onderwijs.

Toch zoeken ook heel wat werkzoekenden met een

diploma secundair onderwijs (12%) de activerings-

consulent op. Opvallend is ook het aantal werk-

zoekenden met een buitenlands diploma (15%).

Meer weten over Work-Up? Surf naar http://www.

minderhedenforum.be/2contact/contactactivering-

sconsulent.htm

Je kan daar bij de publicaties de brochure ‘Meer en

beter werk’ downloaden.

activering van werkzoekenden in work-up project13

Page 80: Dossier 'Werk armoede weg' 2010

78

kom je niet in aanmerking. Ook de strenge diplomavoorwaarden zijn een rem op

diversiteit. Bij de overheid worden andere manieren om je vaardigheden en kennis te

bewijzen nog veel te weinig gebruikt. Wetende dat mensen in armoede vaak geen of

een zeer laag diploma hebben en dat de buitenlandse herkomst soms de oorzaak is van

een niet erkend diploma, is dit een serieuze drempel.

Zolang de dwingende regelgeving over taal, nationaliteit en vooral diploma’s overeind

blijft, zal een afspiegeling van de maatschappij in de ambtenarij toekomstmuziek

blijven. Daarom is er een verdere aanpassing nodig van de federale regelgeving (het

zogenaamde APKB of Algemene Principes Koninklijk Besluit, dat de algemene regels

van het personeelsstatuut bij de overheid vastlegt) waarin de diplomavereisten voor

de verschillende niveaus expliciet zijn opgenomen. Dit APKB dwingt de functies bij de

overheid in een diplomagericht keurslijf. Om vast benoemd te worden voor een functie

bij de federale overheid moet je een Europese nationaliteit hebben. Om de nationali-

teitsvereiste voor statutaire functies af te schaffen op Vlaams en federaal niveau is

een wijziging van artikel 10 van de grondwet nodig.

Ook de uitbouw van een competentiegerichte werving bij de overheid door middel

van een ruime waaier aan EVC (eerder verworven competenties)-praktijken is nodig.

Buitenlands geschoolden die (nog) niet beschikken over een gelijkgesteld diploma

hoger onderwijs moeten toch kunnen deelnemen aan wervingsexamens voor hoog-

geschoolde functies. Een zogenaamd attest van niveaugelijkwaardigheid kan een

instapkaart worden voor federale wervingsexamens. Ook de federale overheid moet

ervaringsbewijzen erkennen. En voor bepaalde functies moeten wervingsdiensten uit-

zonderingen kunnen toestaan zodat ze kunnen peilen naar de nodige vaardigheden

via functiespecifieke examens. Ook als de kandidaat niet het nodige diploma heeft.

Met name voor functies waarvoor enkel middelbaar onderwijs is vereist, is dit een

interessante piste. De instapkaart van Selor voor functiespecifieke examens kan een

oplossing bieden, op voorwaarde dat de toepassing ervan fors uitgebreid wordt.

De overheid doet nochtans pogingen om de culturele diversiteit te vergroten. Zo heeft

de Vlaamse overheid een streefcijfer opgelegd. Tegen 2015 moeten de diensten van de

Vlaamse overheid 4% mensen van niet-Europese origine in dienst hebben.

Dat de overheid zich hiermee duidelijke doelstellingen aanmeet is een goede zaak.

Wel is 4% een vrij laag cijfer. Om een betere afspiegeling van de samenleving te zijn,

moeten ze dit cijfer optrekken. Daarnaast is het belangrijk dat de overheid streefcijfers

instelt voor de hogere functies. Dit om de diversiteit op dat niveau in de praktijk te

brengen. Dat kan een sneeuwbaleffect veroorzaken in de betrokken diensten. Leiding-

gevenden van een andere origine kunnen een rolmodel zijn voor andere ambtenaren

van een etnisch-culturele minderheid.

3.5.2.Werken in de private sector en de non-profit

De andere grote groep werkgevers in ons land is actief in de private sector en de non-

profit. Ook hier zijn nog steeds te weinig etnisch-culturele minderheden actief. We

Page 81: Dossier 'Werk armoede weg' 2010

79

De sociale partners en de organisaties van etnisch-cul-

turele minderheden hebben met de Vlaamse overheid

een akkoord over Evenredige Arbeidsdeelname en

Diversiteit.

Dat akkoord voorziet dat er sinds 2003 in alle Vlaamse

provincies diversiteitsconsulenten actief zijn binnen de

vakbonden. Zij zijn er in de eerste plaats om vakbonds-

afgevaardigden en militanten te helpen met alles wat

met diversiteit te maken heeft. Die ondersteuning

bestaat uit 4 complementaire pijlers:

• de interne sensibilisering

• het vormen of collectief informeren van vakbonds-

afgevaardigden

• het ondersteunen van vakbondsafgevaardigden in

bedrijven en organisaties

• de sectorale acties.

Concreet werken de diversiteitsconsulenten aan een

beter personeelsbeleid, beter voor de kansengroepen

en beter voor alle werknemers. Soms was dat naar

aanleiding van een diversiteitsplan in het bedrijf, soms

op vraag van de vakbondsafgevaardigden.

De diversiteitsconsulenten staan ten dienste van het

vakbondsnetwerk van vakbondsafgevaardigden en

-secretarissen.

Er zijn geen toverformules en de oplossingen hangen

af van de grootte van het bedrijf of de organisatie, van

de sector en van de jobs die aangeboden worden. Toch

zijn er vaak gelijkaardige denkpistes voor verschillende

bedrijven. Voor elk onderdeel van het personeelsbeleid

bestaat er een denkpiste die ruimte laat voor meer

diversiteit.

Wat te doen voor wie een diverse werkvloer wil?

• rekruteer buiten de geijkte kanalen Let erop dat vacatures correct opgesteld en breed

verspreid worden. Dring aan op realistische en

duidelijke eisen waaraan nieuwkomers moeten

voldoen.

• selecteer cultuurneutraal• Volwaardig onthaalbeleid

Zorg dat iedereen een goed onthaal krijgt. Streef

naar een spreiding van het onthaal. Essentiële

informatie moet op de eerste werkdag gegeven

worden. Hou het praktisch. Maak duidelijke af-

spraken over wie welke taken opneemt en voorzie

hiervoor voldoende tijd.

• nultolerantie tegen racisme Geef individuele gevallen rond pesten, conflicten

enzovoort de nodige aandacht. Maar graaf ook

dieper; racisme en uitsluiting vragen om structurele

oplossingen. We denken dan aan procedures, een

vertrouwenspersoon, en een non-discriminatie-

clausule.

• interculturele verlofregelingen Ieders noden en mogelijkheden zijn verschillend.

Het Suikerfeest is voor moslims even belangrijk als

Kerstmis voor Christenen. Spreek dus duidelijke en

eerlijke regels af voor iedereen.

• open communicatie Pleit voor een taal- en communicatiebeleid: zorg

dat interne informatie iedereen bereikt. Dit kan

door een nieuwsbrief, infoborden, intranet. Heb

ook aandacht voor het taalgebruik zodat iedereen

de informatie begrijpt. Pictogrammen, eenvoudige

en duidelijke taal kunnen hierbij helpen.

Dit alles is enkel mogelijk in een klimaat van gezond

sociaal overleg.

Voor concrete ondersteuning neem je best contact

met een diversiteitsconsulent van de vakbond.

Tekst: Met dank aan het Vlaams ABVV

Meer informatie:

www.vlaams.abvv.be/diversiteitswerking

http://www.acv-online.be/het_acv/ACV_diversiteit/Default.asp

http://www.aclvbdiversiteit.centerall.com/

diversiteitswerking van de vakbonden

Ho

ofd

st

uk

3

Page 82: Dossier 'Werk armoede weg' 2010

80

beschreven hiervoor al de drempels tot de arbeidsmarkt voor deze mensen en reikten

oplossingen aan.

Ook de werkgevers zelf moeten meewerken aan een evenredige deelname aan de

arbeidsmarkt van kansengroepen. In principe is een werkgever altijd op zoek naar de

persoon met de beste competenties en talenten voor een openstaande functie. Toch

lijkt dit geen garantie voor de tewerkstelling van etnisch-culturele minderheden. Zo

gaat er talent verloren.

De rekruteringskanalen en selectieprocedures die algemeen in gebruik zijn, houden

vaak te weinig rekening met de competenties van etnisch-culturele minderheden.

Daarnaast leven er, meestal onbewuste vooroordelen.

Dit wil niet zeggen dat er een complete stilstand is. Verschillende sectoren en bedrijven

boekten de laatste jaren vooruitgang. Alleen is het zoals bij de overheden: nog niet

voldoende.

Binnen de private sector en de werkgeversorganisaties ontwikkelde men instrumenten

om de aandacht voor diversiteit te verhogen in ondernemingen. Een bedrijf kan een

diversiteitsplan opstellen. Hierin moeten concrete acties staan om het bedrijf of de

organisatie open te stellen voor mensen van diverse achtergrond. Na de campagne van

vorig jaar is er binnen deze plannen trouwens ook meer aandacht voor de armoede-

problematiek. Concrete acties kunnen zeer divers zijn. Zo kan men onder meer oplei-

dingen Nederlands op de werkvloer organiseren, een competentiebeleid ontwikkelen,

stagiairs uit kansengroepen inschakelen, training voor leidinggevenden organiseren,

de medewerkers uit kansengroepen coachen …

De diversiteitsplannen krijgen subsidiëring vanuit de Vlaamse overheid. Op die manier

worden bedrijven gestimuleerd om zo’n plan op te stellen en concrete acties uit te

voeren. Afhankelijk van de vorm van het diversiteitsplan, kunnen deze de helft of

tweederde van de totale kostprijs bedragen.16

“Voor een opleiding zoals een cursus

boekhouden moeten sommige mensen

betalen, anderen niet. Mensen zonder

papieren moeten wel betalen. Elke module

kost € 60 voor de cursus en € 22 voor de

boeken. Dat is € 82, elke 2,5 maanden! Dat

kan je toch niet betalen in die situatie.”

get

uig

enis

Page 83: Dossier 'Werk armoede weg' 2010

Ho

ofd

st

uk

81

3

ondernemers met etnisch-cul-turele roots thuis bij uniZo.

Allochtone ondernemers hebben de neiging

in eigen kring te blijven. Anderzijds blijven de

ondernemersorganisaties te ‘wit’. Daarom koos

UNIZO voor een pragmatische aanpak. Zo is een

samenwerkingsovereenkomst gesloten met al-

lochtone ondernemersorganisaties en is er tegelijk

een UNIZO-aanbod voor begeleiding van (start-

ende) allochtone ondernemers. Op deze manier

probeert men ondernemers uit etnisch-culturele

minderheden de mogelijkheden en valkuilen van het

ondernemerschap te leren kennen en zo de risico’s

op vroegtijdige stopzetting te verlagen.

Meer info: www.unizo.be

ondernemen werkt: Werkzoekenden kiezen voor eigen zaak.

Ondernemen werkt is een UNIZO-project samen

met VDAB, Syntra en het sociaal verzekeringsfonds

Zenito. Het is erop gericht werkzoekenden met

ambitie voor een eigen zaak, zo goed mogelijk te be-

geleiden naar een succesvolle start. De VDAB stuurt

de betrokken kandidaten door naar UNIZO.

Meer info: www.ondernemenwerkt.be

Jobkanaal  is een project van de Vlaamse werkgever-

sorganisaties UNIZO, VOKA, VKW en VERSO met de

steun van de Vlaamse overheid en in samenwerk-

ing met de VDAB. 

De Jobkanaalconsulenten bezoeken de betrokken

werkgevers met de vraag om een vacature een

tijdlang open te houden voor mensen uit kansen-

groepen: ouderen, arbeidsgehandicapten en alloch-

tonen. Bovendien loopt nu een onderzoek naar

de mogelijkheden om het project uit te breiden naar

laaggeschoolden en personen in armoede. Sinds

eind 2006  brachten de consulenten 7.343 un-

ieke bezoeken aan bedrijven voor een sensibilisa-

tie en informatiegesprek. Inmiddels werden ruim

5.000 personen uit de kansengroepen aan een job

geholpen. 75 % daarvan komen uit etnisch-culturele

minderheden.

Meer info: www.jobkanaal.be

Jobkanaal: Werkgevers geven kansen aan diversiteit

Page 84: Dossier 'Werk armoede weg' 2010

82

Ondanks de ondersteuning door de overheid en de promotie die gevoerd wordt, zijn er

nog onvoldoende bedrijven met een diversiteitsplan. Volgens de Vlaamse Lissabonrap-

portering 2008 in het kader van de Lissabonstrategie van de EU, had slechts 8% van de

bedrijven met meer dan 10 werknemers een diversiteitsplan afgesloten.

Dit cijfer moet zeker en vast omhoog. Hiervoor kan men verschillende pistes combin-

eren:

Binnen het sociaal overleg onderzoeken welke de drempels zijn voor bedrijven.

Een promotieplan diversiteit voeren, gericht op grote bedrijven en KMO’s in Vlaan-

deren.

Een diversiteitsclausule bij overheidsopdrachten invoeren. Hierdoor kan de overheid

aan bedrijven die overheidsopdrachten uitvoeren, vragen om een diversiteitsplan voor

te leggen. Men hoeft hiervoor geen bedrijven uit te sluiten die dit nog niet hebben,

maar men kan hen vragen er alsnog werk van te maken.

Een duurzaam subsidiebeleid in de social-profit voeren. Hiermee kan de overheid van

grote instellingen zoals ziekenhuizen en rusthuizen vragen om een actief diversiteits-

beleid te voeren.17

3.6. een eigen zaak

Heel wat etnisch-culturele minderheden beginnen een eigen zaak. Er is zeker een

ondernemersgeest aanwezig. De ondernemersgeest aanwakkeren en de mogelijkheden

bieden om uit te groeien tot een succesvolle starter, moeten de speerpunten zijn van

een gunstig ondernemersklimaat voor etnisch-culturele minderheden.

Toch blijkt uit onderzoek van Unizo dat er knelpunten zijn18:

Er is een groot aantal stoppers, reeds na korte tijd.

Er is een grote concentratie van bepaalde nationaliteiten in bepaalde sectoren.

De inkomsten zijn vaak lager dan het gemiddelde.

“Nu heb ik een verblijfsvergunning en een

arbeidskaart. Nu ben ik aan het zoeken wat

ik verder wil doen: die opleiding maatschap-

pelijke oriëntatie of samen met mijn vrouw

iets zelfstandig doen. Het is ook moeilijk om

dat nu in te vullen, na tien jaar niet te mogen

werken.”

get

uig

enis

Page 85: Dossier 'Werk armoede weg' 2010

Ho

ofd

st

uk

83

3Mogelijke oorzaken zijn de gebrekkige kennis en voorbereiding bij de opstart voor een

zaak. Dit is ook niet zo eenvoudig. De regelgeving is vaak ingewikkeld.

Een goede dienstverlening naar ondernemers met etnisch-culturele roots is dus zeker

nodig. Anders dreigen faillisementen of een permanent tekort aan inkomsten ook deze

groep in de armoede te duwen.

Unizo deed op basis van hun onderzoek dan ook enkele aanbevelingen om de slaag-

kansen van ondernemers uit etnisch-culturele minderheden te verhogen:19

Een aangepast onthaal en op maat gesneden dienstverlening.

Duidelijke informatie over diploma-erkenning en elders verworven competenties.

Vertragingen in de aanvraag van het zelfstandigenstatuut vermijden door onder meer

de wachtlijsten voor inschrijving in het vreemdelingenregister weg te werken.

3.7. sociaal kapitaal versterken

De netwerken van mensen in armoede versterken is een belangrijke doelstelling in het

kader van de armoedebestrijding. Het is ook één van de Decenniumdoelen 2017.20

Het is eveneens noodzakelijk om de netwerken van etnisch-culturele minderheden

te versterken en zo de armoede bij deze groep terug te dringen. De kansen op zelf-

ontplooiing en de weerbaarheid van mensen wordt zo versterkt en heeft een posi-

tieve invloed op hen en hun gemeenschap.

Het dichte familiale netwerk zorgt enerzijds voor ondersteuning, anderzijds kan het

ook verstikkend werken.21 Wanneer men zich niet houdt aan de geldende waarden en

normen en uit dit netwerk dreigt te vallen, mag men niet zonder steun achterblijven.

Binnen de lokale gemeenschap, de buurt, heeft men heel wat contacten. Vaak zijn

dit homogeen samengestelde buurten, waar achterstelling een algemeen gegeven

is. Net zoals autochtone armen heeft men wel contacten met de buren, maar is dit

netwerk niet sterk genoeg om elkaar te ondersteunen om uit die situatie te geraken.

Binnen de arme wijken trekt men zich daarenboven terug in een subgemeenschap met

dezelfde etnische achtergrond, hetgeen de kracht van het netwerk op dit niveau verder

verkleint.22

Men vormt ook een gemeenschapsnetwerk. Binnen de eigen godsdienst, eigen ve-

renigingen, eigen cultuur … Dit zorgt voor een zekere mate van sociale bescherming.

Sommige van die netwerken hebben zelf eigen sociale voorzieningen ontwikkeld.23

Er zijn echter grenzen aan deze netwerkvorm. Men moet zich conformeren bin-

nen de gemeenschap om een beroep te doen op die solidariteit. Daarnaast zijn deze

netwerken ook gebaseerd op wederkerigheid, wat voor iemand in armoede uiteraard

lastig is. Je kan zelf weinig bijdragen tot de solidariteit, maar bent steeds de vragende

partij. Ten slotte sluit zo’n netwerk soms ook af van de rest van de samenleving. Zo

zie je bijvoorbeeld dat binnen een gemeenschap een bepaalde sector zeer populair is,

zij het als zelfstandige zij het als werknemer of dat men met een grote groep binnen

hetzelfde bedrijf werkt. Maar het heeft ook andere, meer negatieve gevolgen. Zo zorgt

een sterk gemeenschapsnetwerk mogelijk voor een slechtere kennis van de taal van

het gastland.24 Als je voortdurend terechtkan bij mensen met dezelfde moedertaal, is

de nood om een andere taal aan te leren veel kleiner. Dit hangt trouwens ook samen

Page 86: Dossier 'Werk armoede weg' 2010

84

met de territoriale netwerken, waar je soms zeer ho-

mogene buurten ziet ontstaan, met eigen winkels,

eigen cafés …

Hoe kan je deze netwerken dan verder versterken?

Je hoeft daarom de bestaande netwerken niet af te

breken, je moet ze meer openheid geven en kansen

bieden om andere netwerken op te bouwen. Het is

immers logisch dat mensen zich verenigen op basis

van gemeenschappelijke kenmerken zoals cultuur

of afkomst. Net in deze verenigingen kan men wel

verdere stappen zetten.

Met deze campagne zet Welzijnszorg zelf ook voor-

zichtige stappen vooruit. De contacten tussen ons en

de partners en tussen de partners onderling, zorgen

voor nieuwe netwerken op verenigingsniveau.

Wanneer lokale verenigingen van het Internationaal

Comité met deze campagne aan de slag gaan, kunnen

ze hun contacten met bijvoorbeeld de vakbonden

versterken. Zo kan ook de dienstverlening van de

vakbond op dat lokale niveau beter bekendgemaakt

worden en beter aangepast aan de noden die vanuit

het middenveld van de etnisch-culturele minderh-

eden naar voor komen.

Een ander voorbeeld is het Work-Up project van het

Minderhedenforum. Zelforganisaties die samen met

VDAB en andere diensten de toegang tot de arbeids-

markt verbeteren en knelpunten signaleren aan

het beleid. Het is geen pasklare oplossing voor het

tewerkstellings- en armoedeprobleem, maar het is

wel een stap in de juiste richting.

Het is ook belangrijk dat Welzijnszorg en de ar-

moedesector de focus durven leggen op een groep

mensen in armoede waarmee we minder bekend

zijn. Een groep die ook zijn problemen niet steeds

omschrijft als een armoedesituatie.

Onze referentiekaders en achtergronden zijn niet

altijd hetzelfde, maar als we een analyse maken

van de problemen, komen we wel op dezelfde

factoren die tot sociale uitsluiting leiden. Of we dit

dan ‘Armoede’ noemen of ‘Sociale uitsluiting’ of

‘Discriminatie’, is eigenlijk minder van belang. Wel

belangrijk is om samen naar oplossingen te zoeken.

Page 87: Dossier 'Werk armoede weg' 2010

Misschien had het te maken met

het nieuwe millennium en een soort

optimisme dat ermee samenhing.

Maar in 2000 werd op de Europese

top in Lissabon een ambitieus plan

opgesteld: ‘De Lissabonstrategie’.

Met deze strategie zou de armoede

in 2010 gebannen zijn uit de EU.

We zijn nu in 2010 en kunnen met

zekerheid besluiten: het is mislukt!

Er leven in Europa nog 80 miljoen

mensen in armoede, dat is 16% van

de Europese bevolking.

Lissabon wilde van Europa ‘de meest dynamische en

competitieve kenniseconomie ter wereld maken, met

meer en betere jobs en meer sociale cohesie.’

Om deze ambitie waar te maken ontwikkelde men de

‘Open coördinatiemethode’ (OCM). In deze methode

beperkt de Europese commissie zich tot het coördi-

neren, initiëren en promoten van uitwisseling tussen

de lidstaten. De volledige verantwoordelijkheid voor de

armoedebestrijding zelf, ligt bij de individuele lidstaten.

Elke lidstaat moest via ’Nationale plannen Sociale

Inclusie’ hun eigen indicatoren en acties opstellen.

Aangezien er bij de evaluatie geen controle kwam van

onafhankelijke experten, bleef een kritische analyse van

het gevoerde beleid uit.25

Na enkele jaren evalueerde men de Lissabondoelstel-

lingen en stelde men vast dat de doelstellingen niet

zouden gehaald worden. Daarom kwam men in 2005

met de herziene versie van de strategie. De doelstelling

‘sociale insluiting’ werd geschrapt om meer nadruk te

kunnen leggen op actieve insluiting. Ook de evaluatie

van de Nationale actieplannen bleef mager. Het ‘Joint

report’ van de Europese Commissie beperkte zich

verder tot aanbevelingen en richtlijnen.26

Ides Nicaise, hoofddocent aan de KU Leuven en

onafhankelijk expert bij de Europese commissie inzake

Sociale Inclusie, maakte de volgende analyse over de

mislukking van de Lissabonstrategie:27

Er zijn factoren die de slaagkansen kleiner maakten

waar de EU weinig vat op had of moeilijk snel kon op

europa

de lissabonstrategie: armoede uitroeien tegen 2010

85

Ho

ofd

st

uk

3

Page 88: Dossier 'Werk armoede weg' 2010

reageren, zoals de economische crisissen van 2001 en

2008. Ook de vergrijzing, migratie en stijging van eenou-

dergezinnen hebben een invloed op de armoedecijfers.

Ook het EU beleid zelf heeft bijgedragen aan de

toenemende ongelijkheid en bestaansonzekerheid.

De uitbreiding van de unie heeft gezorgd voor meer

armoede, ook in de nieuwe lidstaten zelf. Bij de toe-

treding van nieuwe leden is er een zwaar overwicht

van de economische prioriteiten ten overstaan van de

sociale prioriteiten.

De dienstenrichtlijn heeft ervoor gezorgd dat een

aantal sectoren geprivatiseerd zijn. Onder meer de

energievoorzieningen. Er valt veel te zeggen over deze

liberalisering, maar als we ons concentreren op de

situatie voor mensen in armoede, dan kunnen we enkel

hogere prijzen (voor particulieren en bedrijven), niet

gewaarborgde diensten en de uitsluiting van zwakkere

klanten vaststellen.

De Lissabonstrategie zelf had het zowel over een

competitieve economie, als over sociale cohesie. Dat is

op zich al een moeilijke combinatie, maar het uitblijven

van enige uitleg over hoe beiden gecombineerd werden,

zorgde voor een lineaire benadering. Kenniseconomie

zorgt voor een competitieve economie, dus meer

economische groei. Daardoor zou er meer tewerkstel-

ling komen en dus minder armoede. Zo een redenering

bevat wel een aantal tegenstellingen. Wat doe je met

laaggeschoolden in een kenniseconomie? Hoe slaag

je erin om iedereen aan boord te houden? Wordt de

ongelijkheid niet eerder aangemoedigd en ontstaat op

die manier meer armoede?

Meer mensen aan een goede baan helpen, met een

voldoende inkomen is een goede zaak. Als men ar-

moedebestrijding echter gelijkstelt met het activeren

van mensen in armoede, slaat men de bal mis. Voor

België geldt dat tweederde van de mensen in armoede

niet kunnen geactiveerd worden wegens hun leeftijd,

handicap … In België is ook een vijfde van de mensen

in armoede aan de slag. België telt ook nog een relatief

laag aantal werkende armen tegenover andere lidstat-

en. Een multidimensionaal probleem heeft behoefte aan

multidimensionale oplossingen. Daarnaast mag men wel

streven naar een kenniseconomie, maar dit doen zonder

rekening te houden met de grote groep mensen die niet

meekunnen, zal de armoede niet verlagen.

Het resultaat na 10 jaar Lissabonstrategie is dan ook

allerminst een uitroeiing van de armoede in de EU.

Integendeel, er is zelfs een lichte stijging tegenover het

jaar 2000.

eu 2020: nieuwe kans voor armoedebestrijding?

Na het aflopen van de Lissabonstrategie plant de

EU opnieuw een project op langere termijn. De EU

2020-strategie zet de grote lijnen en doelstellingen uit

voor de komende 10 jaar.

Op het ogenblik van het schrijven van dit dossier is men

nog volop bezig om de concrete doelstellingen van de

EU 2020-strategie te bepalen. Dat dit zo lang op zich

laat wachten is mee een gevolg van de economische

en financiële crisis, waardoor de agenda van enkele

Europese raden veranderde. Het is echter ook te wijten

aan het klimaat binnen de EU. Men heeft net onder-

vonden dat de terugslag van een financiële crisis zeer

sterk weegt op de economie en de werkgelegenheid.

Terwijl men in Lissabon eerder hoopvol en optimistisch

gestemd was, zit men nu met een kater van de crisis.

De Europese commissie deed in maart 2010 een voors-

tel voor de toekomstige EU 2020 doelstellingen:28

De participatiegraad (graad van deelname aan de

arbeidsmarkt) van de bevolking in de leeftijdsgroep van

20-64 jaar van de huidige 69% omhoogdrijven tot ten

minste 75%.

3% van het bbp (bruto binnenlands product) in O&O

(onderzoek en ontwikkeling) investeren, met name door

de voorwaarden voor O&O investeringen voor de par-

ticuliere sector te verbeteren, en een nieuwe indicator

te ontwikkelen om innovatie te meten.

Emissie van broeikasgassen met ten minste 20% ver-

minderen ten opzichte van 1990, of met 30% als de om-

standigheden dat toelaten. Het aandeel van hernieuw-

bare energie in ons energieverbruik opvoeren tot 20%, en

onze energie-efficiëntie met 20% verbeteren.

Het percentage vroegtijdige schoolverlaters van 15% ter-

ugbrengen tot 10% en het percentage van de bevolking in

de leeftijdsgroep van 30-34 jaar met een diploma hoger

onderwijs doen stijgen van 31% tot ten minste 40%.

Het aantal Europeanen dat onder de nationale armoe-

degrens leeft met 25% verminderen, zodat 20 miljoen

mensen een uitweg uit de armoede wordt geboden.

86

Page 89: Dossier 'Werk armoede weg' 2010

We kunnen alvast constateren dat men er niet langer

van droomt om armoede in de EU uit te roeien. De

doelstelling mist daarom een stuk ambitie, zelfs als we

deze halen zijn er in de EU nog 60 miljoen armen over!

Wel leek het positief dat er ook een doelstelling over

de uitval in het onderwijs kwam. Dit is op iets langere

termijn ook een deel van de armoedebestrijding, net

als levenslang leren. In zijn bijdrage aan het boek “Arm

Europa” verwijst professor Nicaise naar de analyse van

Gros en Roth (2008). In die analyse over de toekomst

na de Lissabonstrategie stellen zij dat de lagere werk-

zaamheidsgraad in Europa niet zozeer te wijten is aan

een rigide arbeidsmarkt maar wel aan een veel groter

aantal laaggeschoolden.29

Het is dan ook zeer jammer dat net over de doelstel-

lingen rond armoedebestrijding en rond onderwijs zeer

moeilijk overeenstemming bereikt is tussen de lidstat-

en. Zo heeft men in de conclusies van de EU-top van 17

juni 2010, waar men uiteindelijk de twee doelstellingen

goedkeurde, bij beiden een voetnoot moeten plaatsen.

Voor onderwijs is er dan wel een algemene doelstel-

ling voor de 27 landen, men vermeldt uitdrukkelijk dat

de lidstaten bevoegd zijn om hun eigen streefcijfers te

bepalen en te implementeren.

Voor armoedebestrijding houdt men vast aan het

terugdringen van de armoede met 20 miljoen personen,

maar de lidstaten mogen kiezen uit drie mogelijke indi-

catoren: armoederisico, materiële deprivatie (wanneer

een gezin niet voldoende middelen heeft om te voldoen

aan de basisbehoeften) of werkloze huishoudens.30

We moeten hopen op heel wat ambitieuze lidstaten

om de onderwijsdoelstelling te halen. Hier heeft België

zelf ook heel wat werk te doen. De vrijblijvendheid is

echter zeer groot. Wat betreft de armoedereductie,

kwam men op de proppen met een compromis met

veel risico. Om maar een voorbeeld te geven: een land

kan meehelpen aan deze doelstelling door een hoog

aantal werkloze huishoudens te vervangen door een

hoog aantal huishoudens met werkende armen. Op dat

moment zal men goed scoren op de indicator ‘werkloze

huishoudens’. Dat het armoederisico hierdoor niet

daalt doet niet ter zake… Voorlopig is het Europees jaar

voor de bestrijding van armoede en sociale uitsluiting

allerminst geslaagd.

87

Ho

ofd

st

uk

3

Page 90: Dossier 'Werk armoede weg' 2010

‘goesting krijgen in het leven’

in elk mens schuilt een wonder. maar soms hebben

mensen dat wonder wel héél diep weggestoken.

gekwetst en getekend door het leven. educar wil

langdurig werklozen terug ‘goesting’ doen krijgen in

het leven, en zo ook terug werk helpen vinden.

velen voelen zich uitgerangeerd, en hebben hun

geloof en vertrouwen in anderen, in de samenleving

én in zichzelf verloren. educar probeert een belang-

rijk stuk van de weg te gaan met hen, binnen het kader

van een werkervaringsproject. officieel is de bedoe-

ling daarvan: terug werk vinden. maar voor educar is

werk vinden maar een onderdeel van wat er nodig is.

de ‘goesting’ is eigenlijk veel belangrijker. als die er is,

zijn mensen veel meer gemotiveerd om ook terug werk

te zoeken en zich daar ook echt voor in te zetten. en

dan is de kans ook veel groter dat ze dat werk ook gaan

houden. maar vooral ook dat ze gelukkiger mensen zul-

len worden.

kennis en kunde zijn belangrijk in dit proces. het geeft

meer zelfvertrouwen en zelfwaardegevoel als je merkt

dat je bijleert, dat je competentie stijgt op de terreinen

waarin je je professionele toekomst wil uitbouwen.

ondertussen helpen en ondersteunen we onze deel-

nemers ook in het oplossen of opkuisen van de im-

mense privéproblemen waarmee velen onder hen

opgezadeld zitten. na een meestal korte crisisinter-

ventie door onze sociaal begeleidster schakelt educar

over op een langzaam leerproces: zelf de weg vinden in

de administratieve doolhof om problemen vóór te zijn.

ook dát doet zelfvertrouwen groeien.

ervaring opdoen binnen een concrete werksituatie:

idem dito. samenwerken met collega’s, afspraken na-

komen, veilig en zorgzaam leren werken, probleem-

oplossend leren denken, constructief met spanningen

en conflicten leren omgaan, verantwoordelijkheid op-

nemen, het maakt allemaal deel uit van een proces van

verwerven van arbeidsattitudes die belangrijk zijn voor

later, maar die tegelijk ook invloed hebben op wie je nu

bent en hoe je je voelt in relatie tot anderen.

het voorbije jaar zette educar daarin nog een stap verd-

er: meer inspraak en participatie van de deelnemers bij

het werk. elke 14 dagen zitten we met iedereen samen

in een algemene raad. vragen en problemen worden

hier gezamenlijk besproken en opgelost. Ze worden au

sérieux genomen en dat heeft een grote impact op de

algemene werksfeer. hun prestaties zijn niet meer zo

vrijblijvend en alsmaar meer wordt het duidelijk dat ze

zelf de sleutel van hun toekomst in handen hebben.

mensen worden uitgedaagd om niet alleen te kijken

naar het aandeel van anderen, maar ook naar hun eigen

mogelijke inbreng, hun eigen verantwoordelijkheid, hun

eigen kracht.

in dit project wordt op zoek gegaan naar concrete en

werkbare formules op vlak van inspraak en participatie

• die leiden tot een inzicht en gevoel bij de deelnemers

dat zij zélf individueel en als groep verantwoordelijk

zijn voor hun lot en voor hun toekomst,

• én voldoende rekening houden met de moeilijk-

heidsgraad van de doelgroep (risico op misbruik),

• én voldoende rekening houden met de diversiteit

van de doelgroep: gebrekkig nederlands, lage schol-

ing, culturele verschillen in normen en waarden (bv.

“een man hoort niet te kuisen”),

• en tot slot voldoende rekening houden met het

feit dat de deelnemers nadien in het klassieke

bedrijfsleven terechtkomen en daar dus op voor-

bereid moeten zijn.

in educar, een leerwerkbedrijf, nemen 52 voltijdse

equivalenten op jaarbasis deel aan het werkervaring-

sproject. dat betekent dat er elk kalenderjaar zo’n 70

proJect

educar vzw

88

Page 91: Dossier 'Werk armoede weg' 2010

verschillende individuen aan de slag zijn. in een statuut

zoals WeP-Plus, gesco-WeP-Plus of art.60 werken

langdurig werklozen één (of twee) jaar aan het verwer-

ven van een nieuwe plek op de arbeidsmarkt. dat doen

ze, afhankelijk van hun mogelijkheden en interesse,

door het slopen en recupereren van tweedehand-

sonderdelen van auto’s en computers, het herstellen

van buitenspiegels van bussen van de lijn, en admini-

stratieve taken. Tweederde van deze mensen is van al-

lochtone herkomst en zoekt via deze weg een toegang

tot de arbeidsmarkt.

educar vzw

Bredabaan 109, 2170 merksem

www.educar.be

89

Ho

ofd

st

uk

3

© W

elzi

jnsz

org

vzw

- L

isa

Van

Dam

me

Page 92: Dossier 'Werk armoede weg' 2010

Zelf jobs creëren

Het jarenlang werken met kansengroepen leidde tot de

vaststelling dat een gedeelte van de werkzoekenden

omwille van redenen als verminderde draagkracht ten

gevolge van financiële en/of sociale problemen, ger-

inge mobiliteit, het ontbreken van mogelijkheden voor

kinderopvang, geringe flexibiliteit enz. nooit aan de slag

zullen geraken op de gewone arbeidsmarkt. De enige

mogelijkheid om deze mensen een echte tewerkstel-

lingskans en een leefbaar inkomen te garanderen, is het

creëren van jobs in de sociale economie.

De belangrijkste doelstelling van Spectrum vzw is duur-

zame tewerkstelling creëren voor kansengroepen in het

kader van de lokale sociale economie. Om die doelstel-

ling te realiseren, zet Spectrum op verschillende plekken

in het arrondissement Halle-Vilvoorde ofwel zelf tew-

erkstellingsprojecten op, ofwel stappen we in een struc-

turele samenwerking met lokale partners.

Zo hebben we

• de strijk- en retoucheateliers in Dilbeek, Beersel,

Buizingen en Londerzeel (start 2010);

• de strijkophaaldienst in Londerzeel (start 2010);

• het sociaal restaurant ‘Comida’ op dinsdag en don-

derdag in Halle-Buizingen;

• de uitbating van de vergader- en feestzaal voor paro-

chiale verenigingen, allochtonenverenigingen, vzw’s

en provincie …;

• de uitbouw van een ontmoetingsruimte voor kan-

sarme jongeren in Centrum Lindegroen in Buizingen;

• de klusjesdienst voor kansengroepen in samenwerking

met het OCMW Londerzeel - Grimbergen – Beersel.

“Ik heb twee kinderen met een handicap. Mijn kinderen gaan naar een speciale school en worden dagelijks met een busje opgehaald en teruggebracht. Ik moet met hen ook regelmatig naar het ziekenhuis voor test-en en zo. Ik heb heel lang gezocht naar werk, maar een job duurde nooit lang of de uren waren niet te combi-neren met de opvang aan de bus van mijn kinderen. Ik kwam vaak te laat en dan werd ik weer ontslagen. De strijkwinkel heeft mij gevraagd welke uren mijn kin-deren op school waren en ik vrij was om te werken. Zij maakten op basis van deze uren mijn werkrooster.”

“Ik ben een Congolese alleenstaande moeder. Koken is mijn passie. Via het project Comida kon ik aan de slag als art.60 en haalde een attest als hulpkok”.

“Ik was klant in de strijkwinkel van Buizingen. Vorige jaar rond Pasen verloor ik mijn vrouw. Om niet alleen te moeten eten, ging ik naar het dienstencentrum OCMW in Halle-centrum. Maar hier kwam ik niemand tegen van de eigen buurt. Nu ga ik in Buizingen naar ‘Comi-da’, hier heb ik mijn babbeltje en kom mensen tegen die ik ken. De gasten die in ‘Comida’ werken staan ook altijd klaar voor een gesprekje en vragen hoe het met me is”.

Het sociale restaurant ‘Comida’ verenigt verschillende

doelstellingen: een ontmoetingsplaats voor senioren

en een betaalbare en gezonde voorziening waardoor

deze mensen langer zelfstandig kunnen blijven wonen.

Tegelijkertijd kunnen er langdurig werkloze mensen aan

de slag om zich een nieuwe kans op de arbeidsmarkt toe

te eigenen.

proJect

spectrum vzw

90

Page 93: Dossier 'Werk armoede weg' 2010

Ho

ofd

st

uk

3

91

© W

elzi

jnsz

org

vzw

- L

isa

Van

Dam

me

Page 94: Dossier 'Werk armoede weg' 2010

1 Steensens, K., Demeyer, B., Van Regenmortel,

T. Conceptnota empowerment en activering in

armoedesituaties. Leuven, Hiva KU-Leuven. –

Welzijnszorg, dossier Werk armoede weg, 2009,

p.40-41.

2 Welzijnszorg, Onderwijsdossier ‘Wij tekenen

voor de toekomst’, 2007, p. 160-161.

3 http://www.sociologie.ugent.be/gokvanpascal.pdf

4 Minderhedenforum, Meer en beter werk voor

etnisch-culturele minderheden, aanbevelingen

Minderhedenforum, 2de editie, februari 2010, p.

38-39.

5 Minderhedenforum, Taalbeleid voor bedrijven,

rapport, p. 5.

6 Minderhedenforum, Taalbeleid voor bedrijven,

rapport.

7 Idem, p.18.

8 Minderhedenforum, Meer en beter werk voor

etnisch-culturele minderheden, aanbevelingen

Minderhedenforum, 2de editie, februari 2010, p.

36.

9 www.ervaringsbewijs.be

10 Unizo studiedienst, Niet-Belgische ondernemers

in België, maart 2008, p. 35.

11 Welzijnszorg, Dossier Werk armoede weg, 2009,

p. 74-93.

12 Idem, p. 36-44 en p. 138-140.

13 Minderhedenforum, Meer en beter werk voor

etnisch-culturele minderheden, acties Minderh-

edenforum, 2de editie, februari 2010, p. 8-9.

14 Idem, aanbevelingen p. 20-21.

15 Idem, p. 18.

16 Brochure ‘Diversiteit werkt’, Vlaamse overheid

WSE.

17 Idem, p. 26.

18 Unizo studiedienst, Niet-Belgische ondernemers

in België, maart 2008, p. 34.

19 Idem, p. 24-25

20 www.decenniumdoelen.be

21 Vranken e.a., De kleur van armoede, armoede

bij personen van buitenlandse herkomst. Acco

Leuven/Voorburg, 2007, p. 102.

22 Idem.

23 Idem, p. 103.

24 Idem.

25 Idem, p. 23-24.

26 Idem, p. 23-25.

27 Nicaise, I., 2010, Europees jaar voor de ar-

moedebestrijding, tekst studiedag Caritas Hulp-

betoon 11 maart 2010.

28 Europese Commissie, Mededeling van de com-

missie Europa 2020, een strategie voor slimme,

duurzame en inclusieve groei, Brussel, maart

2010, p. 35.

29 Vranken e.a. (red.), Arm Europa, over armoede

en armoedebestrijding op het Europees niveau.

Acco, 2009. p. 235.

30 Secretariaat-generaal van de Raad, Europese raad

17 juni 2010, begeleidende nota, p. 12.

Voetnoten

92

Page 95: Dossier 'Werk armoede weg' 2010

Ho

ofd

st

uk

93

3

© W

elzi

jnsz

org

vzw

- L

isa

Van

Dam

me

Page 96: Dossier 'Werk armoede weg' 2010

Van school naar werk, zoeken naar werk. Ik heb met veel aandacht ge-

luisterd naar het verhaal. Maar voor mij is het helemaal anders gelopen.

Ik studeer Nederlands en werk in het zwart. Het is een driehoek, een

cirkel die draait in drie richtingen.

Ik kan niet in het wit werken omwille van mijn statuut. Ik heb geen verblijfs-

vergunning. Ik hoop, heb veel hoop. Ik vind het hier goed, mooi. En wil

graag blijven. Of het zal lukken om te werken en te genieten, weet ik niet ,

je hebt veel elementen niet in handen.

Hoofdstuk 4

in de schaduw, maar wel op onze arbeids-markt:

paspoort van de clandestiene arbeidsmigrant

94

Page 97: Dossier 'Werk armoede weg' 2010

Wacht je op erkenning?

Ja, wachten.

Ondertussen heb je geen inkomen?

Nee, geen dopgeld.

En ben je verplicht om in het zwart te werken?

Ja. Ik hoop, ik ben aan ‘t wachten om iets beter te krijgen.

Om te genieten van het leven. Om geen schrik te hebben om te werken.

Ik werk als poetsvrouw.

Wat ben je aan ‘t leren?

Taal, Nederlandse les. Ik zou graag iets verder leren.

Heb je school gelopen in je land van herkomst?

Ik heb daar gestudeerd, maar kon niet langer verder studeren. Ik droom

ervan om iets in de gastronomie te doen. Of als verpleegster te werken.

Hier is een tekort aan verpleging. Jij zou dat willen doen?

Er zijn wel wensen, maar wat kan ik doen?

Dat geeft spanningen in het hart.

Het is niet makkelijk maar ik hoop dat het zal lukken. Ik voel me beter

sinds ik hier ben. Ik heb veel sympathie voor deze maatschappij.

inleidende citaten

Ho

ofd

st

uk

4

95

Page 98: Dossier 'Werk armoede weg' 2010

96

4.1. Naam: migrant

Het zijn niet enkel de Europese grenzen die vervagen. De wereld globaliseert, mensen

bewegen zich steeds meer over de wereld. Ondanks die globalisatie is het niet zo dat de

ongelijkheid in de wereld daalt. Ook blijven er her en der zware conflicten.

De mens migreert al van bij z’n ontstaan naar andere contreien. Op zoek naar een

beter klimaat, vruchtbaar land, velden om het vee te laten grazen, nieuwe grondstof-

fen … Kortom, mensen zijn op zoek naar een betere plaats om te leven. Ook in de 21ste

eeuw is die migratie niet gestopt. Door de vervoersmiddelen die er bestaan, kan men

zich verplaatsen over de hele wereld.

Migratie is op zich geen probleem. De conflicten in bepaalde gebieden, de ongelijke

verdeling van de rijkdom of de groeiende klimaatproblemen, zorgen er echter voor dat

migratie vooral van zuid naar noord loopt. Het is aan onze samenleving om hiermee

om te gaan en ervoor te zorgen dat migratie op een gecontroleerde manier kan ge-

beuren en de integratie in het land van bestemming goed verloopt. Als we de situatie

in ons land bekijken, dan kunnen we vaststellen dat migratie een belangrijk thema is

in onze samenleving en dat daar door een deel van de samenleving ook een probleem

in wordt gezien.

Migranten worden verkeerdelijk beschouwd als een homogene groep. Dit terwijl de

afkomst, het statuut, de reden van de migratie en de toekomstplannen zeer sterk

verschillen.

De realiteit voor de migranten is wel degelijk zeer verschillend. In het land van bestem-

ming komen ze terecht in een bepaald statuut. (zie kaderstuk)

Binnen de EU kennen we ook interne migratie. Het vrij verkeer van mensen is in

principe overal in de EU van toepassing (uitzonderingen voor België: Roemenië en

Bulgarije). Hier merken we op dat we heel wat EU-migranten hebben in ons land.

Bijvoorbeeld personen die door de EU in Brussel tewerkgesteld zijn, maar evenzeer de

talrijke Nederlanders die in ons land gevestigd zijn. Opvallend aan deze groepen is dat

niemand de migratieproblemen met hen associeert. Is dit omdat ze doorgaans een

zeer kapitaalkrachtige groep zijn?

Andere EU-migranten, vaak uit de nieuwe Oost-Europese lidstaten, maar ook uit het

zuiden van Europa, ondervinden in ons land dezelfde moeilijkheden als migranten die

van buiten de EU komen, hoewel ze vaak wel over de nodige papieren beschikken.

Het onderscheid tussen een wettig en onwettig verblijf is niet altijd eenvoudig of een-

duidig te maken. Ook de rechten van mensen die hier (tijdelijk) wettig verblijven zijn

niet steeds hetzelfde.

Er zijn wel bepaalde grondrechten waar iedereen in principe een beroep op kan doen.

Zo is er het recht op opvang, het recht op dringende medische zorgen of het recht op

onderwijs voor kinderen zonder wettig verblijf.

Sommige van deze rechten worden in België vrij goed gegarandeerd. Andere, denk

Page 99: Dossier 'Werk armoede weg' 2010

Ho

ofd

st

uk

4

97

Mensen zonder wettig verblijf: mensen die geen

toelating hebben om op ons grondgebied te verblijven,

maar dat toch doen. Dit is een erg heterogene groep

mensen, die op heel verschillende manieren in zo’n

statuut terecht kunnen komen. Andere termen die je

soms hoort voor ‘mensen zonder wettig verblijf’ zijn:

‘mensen zonder papieren’, ‘illegalen’, ‘clandestiene

migranten’ …

Arbeidsmigranten: mensen die migreren met het doel

om te werken. Worden ook wel ‘economische migranten’

genoemd. Officieel is er in België nog steeds een

migratiestop voor buitenlandse werknemers, maar er

zijn erg veel uitzonderingen. Voor buitenlandse zelf-

standigen gelden andere regels. Voor laaggeschoolde

migranten uit niet-EU-landen zijn de mogelijkheden om

naar België te komen om er legaal te werken, uitermate

beperkt.

Asielzoekers: mensen die het statuut van erkend

politiek vluchteling hebben aangevraagd, maar het ant-

woord nog afwachten. Asielzoekers hebben een legaal

verblijf. Sinds kort mogen asielzoekers weer werken als

ze na zes maanden procedure nog geen antwoord kre-

gen. Dat is een tijdje niet zo geweest, tussen eind 2006

(hervorming asielprocedure) en 12/01/2010 (nieuwe

regels voor werk van asielzoekers).

Vluchtelingen: als de aanvraag van een asielzoeker

wordt goedgekeurd, krijgt hij het statuut van ‘politiek

vluchteling’. Dat statuut is gebaseerd op de Conventie

van Genève van 1951 en wordt toegekend aan mensen

die persoonlijk vervolging vrezen in hun land van

herkomst. Vluchtelingen hebben een verblijfsvergun-

ning van onbepaalde duur en mogen werken onder

dezelfde voorwaarden als Belgen.

Mensen met een statuut van subsidiaire bescherming:

dit wordt toegekend aan asielzoekers die niet kunnen

bewijzen dat ze persoonlijk vervolging vrezen, maar van

wie wel wordt aangenomen dat ze niet veilig kunnen

terugkeren naar hun land van herkomst, bijvoorbeeld

omdat daar oorlog woedt of omdat ze behoren tot een

bepaalde minderheid die wordt gediscrimineerd. Dit

statuut bestaat nog maar sinds de hervorming van de

asielprocedure in 2006. Ze krijgen een verblijfsvergun-

ning van 1 jaar, verlengbaar, die na 5 jaar permanent kan

worden. Zolang de verblijfsvergunning niet permanent

is, hebben ze een toelating nodig om te werken (zie

verder), die vervalt van zodra de verblijfsvergunning

vervalt.

Geregulariseerde migranten: dit zijn mensen die niet

in aanmerking komen voor de bij wet vastgelegde

verblijfstatuten, maar om uitzonderlijke redenen toch

een verblijfsvergunning krijgen. Bijvoorbeeld omdat ze

ernstig ziek zijn en in hun land van herkomst niet de ge-

paste verzorging kunnen krijgen, omdat ze al jarenlang

wachten op het antwoord op hun asielprocedure, of om

andere ‘humanitaire redenen’. Wat die humanitaire re-

denen precies zijn, wordt geval per geval beslist door de

minister. Migrantenorganisaties vragen al jarenlang om

wettelijke criteria, die aanvragers van een regularisatie

meer rechtszekerheid zouden geven. Mensen die een

regularisatie aanvragen, blijven in onwettig verblijf tot ze

een positief antwoord krijgen. In die periode mogen ze

niet werken en kunnen ze nog steeds het land uitgezet

worden.

De laatste jaren krijgen geregulariseerde migranten vaak

eerst een verblijfsvergunning van beperkte duur, die

verlengbaar is. Zolang hun vergunning niet permanent

is, hebben ook zij een toelating nodig om te werken.

Naast deze statuten zijn er nog andere mogelijk-

heden om legaal in België te verblijven, bijvoorbeeld

via gezinshereniging (o.a.. huwelijk), als student ... Al

deze statuten hebben hun eigen regels in verband met

tewerkstelling. Studenten krijgen bv. een arbeidskaart

C voor maximum 20 uur per week (studentenarbeid),

gezinsherenigers moeten een arbeidskaart hebben

gedurende de procedure tenzij ze gezinshereniging

vragen met een Belg of een EU-burger …

Tekst: OR.C.A.

Page 100: Dossier 'Werk armoede weg' 2010

98

maar aan de opvangcrisis, zorgen op regelmatige basis voor grote moeilijkheden en

zelfs internationale veroordelingen.

Welzijnszorg concentreert zich in deze campagne op de arbeidsmarkt. Heel wat van

de mensen die hier in een procedure zitten of zonder wettig verblijf leven, zijn ook

actief op de arbeidsmarkt, meestal in de informele, clandestiene economie. De groep

clandestiene arbeiders moet voortdurend vechten om te overleven. Ze hebben niets

om op terug te vallen behalve de inkomsten uit arbeid. Geen werk hebben betekent au-

tomatisch een leven in diepe armoede. Wie wel werkt, verkeert in een precaire positie

en is allerminst zeker van een leefbaar loon. Daarnaast is er de voortdurende vrees om

betrapt te worden en de grote kans op misbruik.

Wie meer wil weten over het vreemdelingenbeleid in België kan terecht op volgende websites:

Vlaams Minderhedencentrum: www.vmc.be – www.vreemdelingenrecht.be

Vluchtelingenwerk Vlaanderen: www.vluchtelingenwerk.be

Medimmigrant (gezondheidszorg): www.medimmigrant.be

4.2. nationaliteit: wereldburger

De migratie van mensen uit de rest van de wereld is een vaststaand feit. Zolang de

ongelijkheid in de wereld zo groot is, zolang er conflicten zijn, zolang de kloof tussen

arm en rijk zo groot is, zullen mensen migreren op zoek naar veiligheid en een betere

toekomst.

In België hebben we sinds de jaren zeventig een migratiestop. Georganiseerde mi-

gratie, zoals in de decennia voor de migratiestop, werd beëindigd. Dit wil echter niet

zeggen dat er geen migranten meer toekomen in ons land. Gezinshereniging, studenten

of asielzoekers kunnen nog steeds wettelijk in ons land toekomen. Sommigen kunnen

hier permanent blijven, anderen blijven na hun procedure clandestien in het land.

Recent zijn er mogelijkheden gekomen om voor zogenaamde knelpuntberoepen,

mensen met een arbeidskaart B naar hier te halen.

Tenzij je dus op vraag van een werkgever in België komt werken, kan je niet om econo-

mische redenen ons land binnenkomen. Althans niet op wettelijke basis. De realiteit

laat zien dat mensen zich hierdoor niet laten tegenhouden en vaak een verblijf in

de clandestiniteit verkiezen boven een terugkeer naar het land van herkomst. Die

clandestiniteit staat meestal gelijk met een leven in armoede, in mensonwaardige

omstandigheden.

Ook mensen met een illegaal verblijf hebben rechten. Deze grondrechten zijn afkomstig

uit de mensenrechten, internationaal arbeidsrecht en Belgische regelgeving. Eigenlijk

zijn het rechten die je als wereldburger hebt en die ervoor moeten zorgen dat de ergste

mensonwaardige situaties vermeden worden.

Deze rechten kunnen uitoefenen is een heel ander verhaal. Omwille van de clandes-

tiene verblijfssituatie, de gebrekkige kennis van de regelgeving, dreigementen en een

voortdurend leven in angst, blijven deze rechten vaak dode letter. Welzijnszorg en haar

Page 101: Dossier 'Werk armoede weg' 2010

Ho

ofd

st

uk

99

4campagnepartners gaan uit van de realiteit dat deze mensen hier zijn en werken. Er

moet een beleid gevoerd worden dat deze mensen hun rechten kan garanderen. Dat er

daarnaast een efficiënt asiel- en migratiebeleid moet gevoerd worden, staat niet ter dis-

cussie. De manier waarop dit moet gebeuren, zou ons te ver leiden in deze campagne.

mozaïek mechelen

Mozaïek is een vereniging van en voor asielzoekers en erkende vluchtelingen. Ze or-

ganiseren laagdrempelige ontmoetingsactiviteiten voor deze mensen. Daarnaast gaat

Mozaïek ook vaak getuigen in scholen en in verschillende workshops over hoe het leven

van een asielzoeker of vluchteling is.

De leden van mozaïek vinden ook bij elkaar ondersteuning, zowel bij persoonlijke als

bij administratieve problemen. De complexe situatie waarin hun doelgroep leeft, leidt

soms tot schrijnende omstandigheden.

Mozaïek krijgt vaak te maken met problemen in verband met werk. Om de knelpunten

die elk van hen in het dagelijkse leven ervaart in kaart te brengen, besloten zij in sa-

menwerking met Cedes, een vormingsbeweging die organisaties ondersteunt om de

armoedekloof te overbruggen, een traject op te zetten. Dit traject begon met het vertel-

len van hun eigen verhalen en resulteerde in een lijst met knelpunten.

Welzijnszorg was blij om gebruik te kunnen maken van deze knelpuntenlijst. Op deze

manier kregen we namelijk een inbreng vanuit de doelgroep zelf. Samen met Mozaïek en

onze partners willen we deze knelpunten tijdens onze campagne aankaarten en zoeken

naar structurele oplossingen.

“Ik ben geen vluchtelinge, ik behoor tot de cate-

gorie nieuwkomers. Ik kon niet werken met mijn

statuut, mijn man wel.

Alleen mijn man had een vergoeding voor zijn

job. Hier werkte hij als journalist. We hadden

niets meer dan zijn inkomen. We hadden geen

verzekering, geen mutualiteit. Alleen een ver-

gunning om hier te verblijven.”

get

uig

enis

Page 102: Dossier 'Werk armoede weg' 2010

100

4.3. beroep: clandestiene arbeider

De vreemdelingenwetgeving in België is zeer ingewikkeld. Mensen komen hier terecht

in een verschillend statuut en veranderen tijdens hun verblijf vaak ook nog van

statuut. Daarbij komen dan telkens andere rechten en plichten kijken. Men mag wel of

niet werken.

Wie geen permanente verblijfsvergunning heeft in ons land of een ander EU-land,

heeft een extra vergunning nodig om te mogen werken. Met zo een vergunning kan

men legaal werken.

Wie geen toelating kan krijgen, moet het stellen met de opvang die men krijgt als men

nog in bepaalde procedures zit. In het geval van onwettig verblijf moet men andere

manieren zoeken om te overleven en komt men in het clandestiene, zwarte arbeidscir-

cuit terecht.

Gemiddelde1994-1995

Gemiddelde1997-1998

Gemiddelde1999-2000

Gemiddelde2001-2002

Gemiddelde2002-2003

Griekenland 28,6 29,0 28,7 28,5 28,3

Italië 26,0 27,3 27,1 27,0 26,2

Spanje 22,4 23,1 22,7 22,5 22,3

Portugal 22,1 23,1 22,7 22,5 22,3

België 21,5 22,5 22,2 22,0 21,5

Zweden 19,5 19,9 19,2 19,1 18,7

Noorwegen 18,2 19,6 19,1 19,0 18,7

Finland 18,2 18,9 18,1 18,0 17,6

Denemarken 17,8 18,3 18,0 17,9 17,5

Duitsland 13,5 14,9 16,0 16,3 16,8

Ierland 15,4 16,2 15,9 15,7 15,5

Canada 14,8 16,2 16,0 15,8 15,4

Frankrijk 15,5 14,9 15,2 15,0 14,8

Australië 13,5 14,0 14,3 14,1 13,8

Nederland 13,7 13,5 13,1 13,0 12,8

Nieuw-Zeeland 11,3 11,9 12,8 12,6 12,4

België heeft een relatief grote schaduweconomie. Deze bestaat niet enkel uit de

tewerkstelling van clandestiene arbeidsmigranten, ook het zwartwerk door andere

groepen zit hierin vervat. Toch zien onderzoekers in deze cijfers een teken dat er in

Figuur 13

De grootte van

de schaduweco-

nomie als % van

het GDP.

Page 103: Dossier 'Werk armoede weg' 2010

Ho

ofd

st

uk

101

4ons land vrij veel clandestiene arbeidsmigranten verblijven.2

Men schat dat er in ons land zo’n 110.000 mensen leven zonder wettig verblijf. Daarvan

is een groot deel actief in de clandestiene arbeid.

types toelating om te werken

De arbeidskaart B wordt toegekend aan mensen

die naar hier komen om te werken. Ze wordt aan-

gevraagd door de werkgever. De verblijfsvergunning

van deze werknemers is alleen geldig zolang hun

arbeidskaart geldig is, en de kaart is enkel geldig voor

de werkgever die ze heeft aangevraagd en de job

waarvoor ze is toegekend. Met een arbeidskaart B

kan de werknemer dus niet veranderen van job of

werkgever. Hij heeft ook geen recht op werkloos-

heidsuitkeringen of een inschrijving en begeleiding

naar werk bij de VDAB/ACTIRIS/FOREM.

De arbeidskaart C wordt toegekend aan bepaalde

categorieën buitenlanders met een verblijfsver-

gunning van beperkte duur. Ze geldt enkel als ze

vergezeld wordt van een geldige verblijfsvergunning.

De arbeidskaart C wordt aangevraagd door de werk-

nemers zelf. Ze is geldig voor eender welke job en

werkgever. Een werknemer met een arbeidskaart C

die zijn werk verliest, kan dus wel uitkeringen krijgen

en zich inschrijven bij de VDAB/ACTIRIS/FOREM als

werkzoekende.

De beroepskaart wordt toegekend aan zelfstan-

digen van buiten de EU die niet in het bezit zijn

van een permanente verblijfsvergunning. Ze kan

aangevraagd worden vanuit het buitenland, voor

wie hierheen wil komen met het doel een zelfstan-

dige activiteit uit te oefenen. De aanvraag kan ook

in België gebeuren door mensen die al een tijdelijke

verblijfsvergunning hebben, bijvoorbeeld mensen

die via een regularisatie een verlengbare verblijfsver-

gunning van beperkte duur kregen.

Een diplomatieke identiteitskaart wordt uitgereikt aan

diplomatiek personeel en geeft hen de mogelijkheid

om hun functie uit te oefenen. Ook huishoudper-

soneel van diplomaten kan deze vergunning krijgen.

Diplomatiek huishoudpersoneel is erg afhankelijk

van de werkgever, er is dan ook heel wat misbruik.

Door de diplomatieke onschendbaarheid van de

werkgevers is het bovendien erg moeilijk om daar

iets tegen te ondernemen.

Andere toelatingen:

Een arbeidsvergunning vergezelt een arbeidskaart

B, en is de toelating die een werkgever krijgt om een

buitenlandse werknemer aan te werven.

Een arbeidskaart A is een toelating die werknemers

kunnen aanvragen als ze 2, 3 of 4 jaar (naargelang

hun situatie) hebben gewerkt met een arbeidskaart

B. Deze kaart laat hen toe om van werkgever te

veranderen en is permanent verlengbaar. Ze wordt

nog nauwelijks toegekend, omdat deze mensen

het recht krijgen om zich permanent te vestigen en

daarna geen arbeidskaart meer nodig hebben.

Tekst: OR.C.A.

De situatie is niet altijd eenduidig. Zo kan iemand die

clandestien in het land is, toch ‘wit’ werken. Zowel

zelfstandigen als werknemers kunnen in sommige

gevallen wel ingeschreven zijn bij de sociale zeker-

heid. Je hebt dan wel een rijksregisternummer en

SIS-kaart, je krijgt recht op kinderbijslag, aansluiting

bij een ziekenfonds en pensioen. Een werkloos-

heidsvergoeding kan je echter niet krijgen zonder

verblijfsvergunning en je loopt kans op een uitwijzing

bij controle.

Deze situatie is meestal het gevolg van een verandering

in je verblijfsstatuut.

clandestien werk ≠ zwartwerk�

Page 104: Dossier 'Werk armoede weg' 2010

102

4.4. werkplaats: onzeker

4.4.1. Waar werken?

Er is een markt voor clandestiene arbeid. In figuur 13 konden we vaststellen dat ruim

een vijfde van onze economie zich afspeelt in het informele circuit. En dit in ver-

schillende sectoren, zowel bij werknemers, zelfstandigen als bij huishoudpersoneel

(zie kaderstuk). De werkgever van clandestiene arbeid kan een bedrijf hebben of een

particulier zijn.

Voor de werkgever zijn er ‘voordelen’ aan het werken met clandestiene arbeiders.

• Deze mensen zijn bereid tot alle soorten werk. Voor vuil of zwaar werk, werk in ongezonde omstandigheden of op moeilijke uren, doet men een beroep op clandestiene arbeiders. Zij hebben immers weinig keuze.

• Deze mensen verkeren in een zwakke positie. Aangezien ze onwettig in het land verblijven, hebben ze angst om misbruik aan te kaarten. Ze zitten in een afhankelijkheidspositie. Daarom zijn de kansen op misbruik in allerlei vormen zeer groot.

• Er zijn minder belangenverdedigers voor deze groep arbeiders. Ze kunnen zich moeilijk organiseren en de kennis van deze groep over hun rechten is beperkt. Ze zijn voor veel informatie afhankelijk van andere clandestiene arbeiders of van de werkgever zelf.

• De kostprijs is laag. Zoals bij ander zwartwerk, wordt er geen sociale zekerheid betaald. Ook zal het loon, als het al betaald wordt, laag zijn. Op deze manier doe je aan oneerlijke concurrentie tegenover bonafide werkgevers en zelfstandigen. Aangezien de kostprijs veel lager ligt, zullen zij de concurrentie moeilijk aankunnen.

Het is niet zo dat een werkgever niet op de hoogte is van de situatie van de clandes-

tiene arbeider. Of het nu een particulier is die klussen in huis laat uitvoeren door

“Ik werk bij een familie. Ik poets, maak eten, breng de kin-

deren naar school … Ze betalen 5 of 4 euro per uur. Ze

betalen niet veel. Die mensen schreeuwden als ze het niet

goed vonden. Je moet het accepteren. Want ik heb geen

papieren. Ik heb geen keuze.

Ik ben gestopt met het werk. Voor sommige anderen werk ik

nog hier en daar, poetsen en zo. Die mensen zijn wel anders.

Die zijn vriendelijker.”

get

uig

enis

Page 105: Dossier 'Werk armoede weg' 2010

Ho

ofd

st

uk

103

4clandestiene migranten aan een zeer lage prijs, of een bedrijfsleider die wil werken

met zeer flexibele en zeer goedkope arbeidskrachten, men is op de hoogte dat dit niet

toegestaan is.

Het is ook niet zo dat iedereen die hen werk verschaft hen ook uitbuit. Er blijft dan wel

de sociale fraude en het gegeven van zwartwerk. Clandestiene arbeiders zijn op zoek

naar werk om te overleven. Als iemand hen werk verschaft en zo aan een inkomen

helpt, welk oordeel kan je dan vellen?

Clandestiene arbeid houdt een groot risico in op misbruik voor de werknemers in

kwestie. Ook de samenleving loopt veel inkomsten mis, die ze bij legale arbeid zou

ontvangen. Tenslotte is er ook de grote groep bonafide werkgevers. Zij ondervinden

oneerlijke concurrentie van de misbruikers en krijgen zelf een slechte naam door hun

oneerlijke concurrenten.

Zolang er in de regelgeving geen stappen vooruit worden gezet, zal deze situatie blijven

duren. Het beheersen van deze situatie en het tegengaan van misbruiken moeten dan

de eerste prioriteiten zijn.

4.4.2. Welke zijn de rechten van een clandestiene werkne-mer?4

Werknemers kunnen niet gestraft worden omdat ze clandestien werken. Aangezien ze

geen recht hebben op een werkloosheidsvergoeding, kunnen ze deze ook niet ver-

liezen. De werkgever kan wel bestraft worden als hij mensen clandestien tewerkstelt.

Ook als andere misbruiken bewezen worden (bijvoorbeeld mensenhandel) kan dit

leiden tot zware straffen.

Wel kan een clandestiene werknemer, als hij betrapt wordt zonder papieren, het land

uitgestuurd worden. Voor deze mensen is dat veruit de zwaarste straf.

recht op loon• Erisaltijdhetrechtophetwettelijkminimumloon.

• Hetloonmoetopregelmatigetijdstippenpersoonlijkbetaaldwordenaandewerknemer(cash,storting,cheque).

• Iedereenmoetzelfmogenbeslissenwatmenmetzijnloondoet.

• Betalinginnaturaismogelijk,maargebondenaanstrengeregels.

Een deel van de transportkosten van en naar het werk moet betaald worden door de

werkgever. Het niet hebben van een verblijfsvergunning, werkvergunning of bank-

rekening is geen reden om geen loon uit te betalen.

recht op veilig werk

De werkgever moet zorgen voor een gezonde en veilige werksituatie en vergoeding na

een arbeidsongeval.

Bij een arbeidsongeval moet de verzekering de medische kosten betalen. Ook de

uitkering tijdens het ziekteverlof als gevolg van het ongeval geldt voor clandestiene

arbeiders. Bij permanente arbeidsongeschiktheid, blijft deze uitkering lopen.

Page 106: Dossier 'Werk armoede weg' 2010

104

Ook wie zelf een ongeval veroorzaakt door een persoonlijke fout, moet vergoed worden.

Als het ongeval opzettelijk werd veroorzaakt, geldt dit niet. Ook voor clandestiene werk-

nemers moet de werkgever een verzekering tegen arbeidsongevallen afsluiten. Voor wie

toch niet verzekerd is, komt het Fonds voor arbeidsongevallen tussen. Zij zullen de ko-

sten doorrekenen aan de werkgever. Ook de werknemer zelf kan aangifte doen van een

arbeidsongeval indien de werkgever weigert om dit te doen. Via het recht op dringende

medische hulp kunnen de zorgen betaald worden bij betwisting of in afwachting van

een uitbetaling.

andere rechten• Eenclandestienewerknemermagnietzomaarontslagenworden.Ditkanenkelbijeen

zwarefoutofmethetinachtnemenvandeopzeggingstermijn.Ontslagomwillevaneenzwangerschapofbevallingisverboden,netzoalseenontslagomwillevanhetlidmaat-schapvaneenvakbond.

• Iedereenheeftrechtopregelmatigewerktijden.Dewerktijdisdezelfdealsvooranderewerknemers:eenbeperktaantalurenwerkperweekenperdag,rechtopeenrustdag,rechtopfeestdagenenrechtoppauzestijdenshetwerk.Erzijn,zoalsopzoveelregels,ookhieruitzonderingen,bijvoorbeeldvoorhuishoudpersoneel.

• Thuisblijvenomwillevanziekteistoegelaten,uiteraardmeteenbewijsvaneendokter.Hetrechtoploonisookhetzelfdealsbijanderewerknemers.Deregelshiervoorzijnverschil-lend,afhankelijkvanhetwerkdatmendoet.

• Zwangerevrouwenmogennietontslagenwordenomdiereden,maarzemogenookgeenoverurenmaken,geenbepaaldesoortengevaarlijkwerkenzehebbenbovendienrechtopmoederschapsverlof.

• Discriminatieopbasisvanhuidskleur,nationaliteit,geslachtofseksuelegeaardheidisverboden.

• Ermaggeengeweldtegeneenwerknemergebruiktworden.Ookgeenpsychischgewelddoorpesterijen,dreigementenofafpersing.Seksueleintimidatieofmisbruikiseveneensstrafbaar.

Hoewel er bepaalde rechten zijn waar clandestiene arbeiders geen beroep op kunnen

doen, zoals een werkloosheidsverzekering, hebben ze op papier heel wat rechten. Vaak

lopen deze rechten gelijk met deze van andere werknemers.

4.4.3. Wat kan je doen met die rechten?5

Rechten hebben is een noodzakelijke eerste stap om misbruik te vermijden. Rechten

kunnen uitoefenen is een tweede noodzakelijke stap. OR.C.A. geeft in zijn rechtengids

belangrijke tips voor werknemers zonder papieren. Deze rechtengids is een handig

instrument. Hij is opgesteld in vier talen, zodat heel wat clandestiene arbeiders zelf

kunnen lezen wat hun rechten zijn en wat ze kunnen doen om deze te garanderen.

Daarnaast is hij beschikbaar voor iedereen die actief is in de hulpverlening, bij de

vakbonden, bij werkgeversorganisaties of in een lokale organisatie of werkgroep. De

Page 107: Dossier 'Werk armoede weg' 2010

Ho

ofd

st

uk

105

4

rechtengids kan als basis dienen voor iedereen die in contact komt met clandestiene

arbeiders. De gids is er niet op gericht om van al deze mensen specialisten in ar-

beidsrecht te maken, maar het kan wel een eerste toets zijn. De adressenlijst in de gids

moet de weg openen naar gespecialiseerde diensten die dit verder kunnen opnemen.

vooraf goede afspraken in een contract gietenWanneer iemand werkt voor een werkgever in ruil voor een loon, dan is er sprake van een

contract. Ook als dit enkel een mondeling contract is, gelden dezelfde rechten. Uiteraard

is het zeer moeilijk om een mondelinge overeenkomst te bewijzen. Daarom is een

schriftelijk contract altijd aan te raden. Een schriftelijk contract moet ondertekend

worden door beide partijen en de werknemer heeft recht op een kopie.

“Ik heb een regularisatie aangevraagd, maar

het is moeilijk. En nu zit ik zonder inkomen.

Ik heb enkele vrienden die ik soms help,

maar het blijft moeilijk. Je moet eten. Maar

je hebt angst zonder papieren. Als je politie

ziet ben je bang.

Ondanks dit, moet je positief zijn. En zo ben

ik vrijwilliger. Ik geef soms Franse les. Zo kan

ik nuttig zijn voor de maatschappij. Maar het

is soms moeilijk. Enkele mensen geven me

soms geld, want ik moet een woonplaats

huren. Ik wil graag werken. Maar ik ben oud,

ik ben 64 jaar. Er is twee jaar geleden, een

goeie job gevonden voor mij. Maar de baas

kon mij de job niet geven omdat ik geen

papieren had.”

get

uig

enis

Page 108: Dossier 'Werk armoede weg' 2010

106

Veel hangt af van de relatie tussen de werknemer en de werkgever. Als deze goed is,

kan er gesproken worden over de afspraken en de rechten die gelden voor de werkne-

mer. De kans dat deze gerespecteerd worden is dan ook groter.

Als er echter van bij de start van de arbeidsovereenkomst een sfeer van misbruik en

uitbuiting hangt, zal het veel moeilijker zijn om rechten te laten naleven en afspraken

op papier te zetten. In dat geval is het nuttig om zoveel mogelijk bewijzen bij te

houden. Alles wat op papier staat, mensen die eventueel kunnen en willen getuigen,

namen van betrokkenen …

Eerlijkheid is een noodzaak. Het gebruik van een valse naam of de naam van iemand

anders is strafbaar. Ook bewijzen die daaraan gelinkt zijn worden zo ongeldig. Vanzelf-

sprekend zijn strafbare handelingen om bepaalde bewijzen te verzamelen verboden.

4.4.4. Wat als rechten niet gerespecteerd worden?

Ondanks mogelijke afspraken kan het nog altijd mislopen. Hoewel clandestiene arbei-

ders in een kwetsbare positie zitten, kunnen ze verschillende middelen gebruiken om

toch nog te krijgen waar ze recht op hebben.

Zelf onderhandelenEen eerste stap kan een gesprek zijn met de werkgever. Soms kan het hierbij helpen om

dit samen met een collega te doen. Soms werkt dit. Als het echter om zwaar misbruik

gaat, is dit waarschijnlijk geen goed idee en kan men beter weggaan en andere stappen

ondernemen.

hulp vragenEen clandestiene arbeider zit in een kwetsbare positie. Het werk en het bijhorende

inkomen is onontbeerlijk. Daarnaast is er ook het risico op betrapping door de inspec-

tie. Daarom kan het aangewezen zijn om de hulp te krijgen van iemand met papieren,

die niet in een dergelijke afhankelijkheidspostie zit. Niet enkel is er dan een getuige,

vaak kan ook de bemiddeling door zo’n tussenpersoon resultaat opleveren.

een klacht indienen bij de sociale inspectieDe sociale inspectie heeft als taak om de rechten van werknemers te beschermen. Als

je arbeidsrechten niet worden nageleefd zijn zij in principe het aanspreekpunt. Eerder

dan bijvoorbeeld de politie. De sociale inspectie moet echter ook controles uitoefenen

op clandestiene arbeid en deze bestrijden. Daarom hebben veel clandestiene arbeiders

angst om een beroep te doen op de sociale inspectie. Toch kan de sociale inspectie een

hulp zijn.

naar de rechtbank stappenDit kan na een controle van de sociale inspectie. Als de inspectie misbruik vastgesteld

heeft, kan men zowel het achterstallig loon, als een eventuele schadevergoeding eisen.

Hiervoor moet de betrokkene zich burgerlijke partij stellen. Dit kan best via een advo-

caat of via de vakbond. Men kan ook zelf naar een rechtbank stappen als het gerecht

Page 109: Dossier 'Werk armoede weg' 2010

Ho

ofd

st

uk

107

4

dit niet gedaan heeft na een klacht. Ook hier geldt dat zoveel mogelijk bewijzen nodig

zijn en dat de hulp van een organisatie of iemand met papieren een grote steun kan

zijn. Naar de rechtbank stappen is een grote stap. Professioneel advies is aan te raden. In

tegenstelling tot de bemiddeling bij de werkgever, is dit niet iets waar een geëngageerde

collega of vrijwillger uit een organisatie, een clandestiene arbeider mee kan helpen.

4.5. woonplaats: onzeker

De gevolgen van een clandestien verblijf zijn groot. Ze hebben impact op elk aspect van

het dagelijks leven. De onzekerheid die ermee gepaard gaat, maakt mensen erg vatbaar

voor valse beloften en valse hoop. De harde realiteit maakt hen erg kwetsbaar voor

misbruik door malafide personen. Dit zijn niet enkel mogelijke werkgevers, maar even-

goed een huisbaas. Eigenlijk kan iedereen met wie men in contact komt een mogelijk

gevaar betekenen. Een controle van de politie of een inspectiedienst is voldoende om je

leven helemaal om te gooien en uitgewezen te worden.

Een kortere en efficiënte asielprocedure, een duidelijkere reglementering voor bepaalde

verblijfsvergunningen en een legale toegang tot arbeidsmigratie kunnen mee zorgen

voor een deel van de oplossing en voor meer duidelijkheid voor de mensen in kwestie.

Dat het soms zolang duurt voordat er een definitieve beslissing komt over verblijfs-

recht en mensen die ondertussen wel steun krijgen, maar niet mogen werken, heeft

ook gevolgen voor de toekomst. Iemand die enkele jaren van de arbeidsmarkt is,

heeft meer moeite om opnieuw zijn plaats te vinden op de arbeidsmarkt. Een betere,

tijdelijke regeling, kan hier een oplossing bieden.

4.6. werk maken van arbeidsrechten

Om de situatie van clandestiene arbeidsmigranten te verbeteren kan men concrete ac-

ties ondernemen, zonder dat hiervoor het hele vreemdelingenbeleid omgegooid moet

hoe onderzoekt de sociale in-spectie een klacht?6

Een (clandestiene) werknemer dient een klacht in.

Als de klacht ernstig is, zal de inspectie deze onder-

zoeken. De klachten zijn vertrouwelijk en zonder

uitdrukkelijke toestemming zal men dus zijn naam

geheim houden. Bij de sociale inspectie kan men ook

anoniem klacht indienen.

De inspectie voert zelf een controle uit op de werk-

plaats. Wanneer ze stuiten op werknemers zonder

papieren, dan wordt de politie en de dienst vreem-

delingenzaken (DVZ) ingelicht. Zo’n controle kan ook

een gevolg zijn van een klacht door een werknemer.

Als het onderzoek uitwijst dat er wetsovertredingen

zijn, kan de inspectie stappen ondernemen:

Een voorstel om de fout te herstellen, bijvoorbeeld

door de achterstallige lonen uit te betalen.

De zaak doorgeven aan de rechtbank.

Als de rechtbank niet overgaat tot vervolging, kan

men nog een administratieve boete opleggen.

Page 110: Dossier 'Werk armoede weg' 2010

108

worden, maatregelen die ervoor zorgen dat deze mensen misbruiken beter kunnen

aanklagen. De Europese richtlijn die bestaat om de clandestiene arbeid aan te pakken,

voorziet ook in de mogelijkheid voor werknemers om klacht in te dienen tegen een

werkgever. Om dit in de praktijk te brengen in ons land kunnen er in eerste instantie

twee maatregelen genomen worden.

4.6.1. Taskforce

Werknemers zonder papieren zijn erg kwetsbaar omwille van hun status, de informele

werksituaties waarin ze zich bevinden en het feit dat ze juridische procedures en soms

zelf de taal niet kennen. We merken dat er nauwelijks werknemers zonder papieren

zijn die hun rechten doen gelden in geval van loondiefstal, arbeidsongevallen en

dergelijke meer.

Wij vragen dat de relevante inspectiediensten in samenwerking met de arbeidsaudi-

toraten een taskforce oprichten. Deze taskforce onderzoekt hoe tijdens controles en bij

klachten van werknemers, arbeidsrechten van werknemers zonder papieren effectief

kunnen beschermd worden en beter afdwingbaar gemaakt worden. De bevindingen

van deze taskforce moeten op een transparante manier beschikbaar gemaakt worden

en leiden tot effectieve aanbevelingen. Zo’n taskforce kan ervoor zorgen dat er

werkbare procedures en samenwerkingsverbanden ontstaan tussen de verschillende

betrokken diensten.

De sociale inspectie speelt nu een dubbele rol. Enerzijds controleren ze of er goede

werkomstandigheden zijn en moeten ze misbruik, ook van clandestiene arbeiders,

aanpakken. Anderzijds controleren zij of er geen clandestiene arbeiders aan de slag

zijn. Deze dubbele functie zorgt ervoor dat de meest kwetsbare groep, die ze enerzijds

moeten beschermen tegen misbruik, anderzijds ook door hen moet opgespoord worden.

Clandestiene arbeiders willen niet teruggestuurd worden, daarom zullen zij in de

huidige situatie ook bang zijn om misbruiken aan te klagen bij dezelfde dienst.

4.6.2.veilig loket

Werknemers zonder papieren die een klacht indienen tegen hun werkgever bij een ar-

beidsinspecteur, moeten een garantie krijgen dat ze dit in alle veiligheid kunnen doen,

zonder dat hun onwettig verblijf gemeld wordt aan de Dienst Vreemdelingenzaken als

gevolg van deze klacht. Wij vragen dat deze mogelijkheid, een ‘veilig loket’ officieel

wordt bevestigd én gepromoot door de relevante inspectiediensten. Ook de organisa-

ties die met mensen zonder papieren werken kunnen dit verder promoten.

Vermits heel wat werknemers zonder papieren niet vertrouwd zijn met de inspectie-

diensten en bij ernstige problemen eerst contact opnemen met de politie, vragen we

dat de praktijk waarbij vreemdelingen in onwettig verblijf de bescherming van de

politie inroepen, niet worden gearresteerd maar enkel een ‘Bevel om het Grondge-

bied te Verlaten’ meekrijgen. En dat dit wordt vastgelegd in een regel. Politiediensten

zouden bovendien verplicht moeten worden om de Dienst Vreemdelingenzaken volledig

op de hoogte te stellen van de klacht die aan de oorsprong lag van het aantreffen van

een persoon zonder wettig verblijf, zodat DVZ een gepast antwoord kan geven.

Page 111: Dossier 'Werk armoede weg' 2010

“Wanneer je hier aankomt, kom je al met de mentaliteit

van in een ‘lagere sector’ te werken. Je spreekt de taal niet,

je bent niet legaal. Toch is het een schok want het blijkt

niet te zijn zoals je het had voorgesteld, de mensen stel-

len je teleur. Als ik kon kiezen zou ik niet in ménage (sic.)

werken, want ik heb in Brazilië een opleiding gevolgd, en

ik wil graag verder scholing volgen in een andere studie-

richting. Als ik geen opleiding zou gevolgd hebben dan

zou ik zonder problemen werken als huishoudster.”

Mariza, Braziliaanse huishoudster zonder papieren, Brussel, 2009.

“Hier kies je niet zelf, je wordt gekozen. Er zijn er velen die

willen werken dus jij wordt uitgekozen en niet andersom.”

Bea, Braziliaanse huishoudster, Brussel, 2009.

OR.C.A. stelde vast dat sinds haar ontstaan, een deel

van de klachten die binnenkwamen afkomstig waren

van huishoudpersoneel, een speciale groep werkne-

mers.

Huishoudhulp is populair vandaag. Via het systeem

van dienstencheques heeft men ervoor gezorgd dat

huishoudhulp op een goedkopere manier binnen het

legale circuit kan uitgevoerd worden.7

Bij de klachten ging het meestal over voltijds huishoud-

personeel, hieronder worden werknemers verstaan

(meestal vrouwen) die voltijds bij één werkgever werken.

Zij zitten in een heel kwetsbare positie. Over het alge-

meen hebben zij een zeer nauwe, soms emotionele

band met de werkgever. Ze voelen zich bijna een

deel van de familie. Soms wonen ze ook in bij hun

werkgever, wat de band nog nauwer maakt. Vooral bij

huishoudpersoneel van buitenlandse origine leidt dit

tot een meer geïsoleerd bestaan, buiten de Belgische

samenleving.8

Huishoudpersoneel is hier onder verschillende stat-

uten aanwezig:

dienstboden: Dit is een derde statuut in ons land,

naast de meer gekende arbeiders- en bediendenstat-

uten. Het gaat om een verouderd statuut. Dit statuut

dateert uit de tijd dat gegoede families vaker inwon-

end personeel hadden. Een dienstbode wordt als volgt

omschreven: “Een werknemer die zich verbindt tegen

loon onder het gezag van een werkgever, in hoofdzaak

huishoudelijke handenarbeid te verrichten in verband

met de huishouding van de werkgever of van zijn gezin.”

Hun statuut is vrij slecht. Zo zitten hun loonvoor-

waarden op het absolute minimumloon en is er geen

beperking op het aantal overuren. Zelfs hun sociale

zekerheid is niet eenduidig. Bepaalde groepen dienst-

boden hebben zelfs geen recht op betaald verlof,

zwangerschapsverlof, invaliditeitsuitkering ingeval

van arbeidsziekten … 9

dienstencheques: Dit systeem biedt een goed legaal

alternatief voor een aantal uur per week hulp in het

huishouden. Voor voltijdse of halftijdse huishoud-

hulp biedt dit echter geen oplossing.10

PWa (plaatselijk werkgelegenheidsagentschap): De

plaats die de PWA’ers hadden bij poetshulp is bijna

volledig vervangen door de dienstencheques.11

au Pairs: Deze regeling is bedoeld voor buitenlandse

studenten, die voor maximaal twee jaar bij een gezin

inwonen. In ruil voor hulp in het huishouden en kin-

deropvang krijgen ze kost en inwoon en zakgeld. Dit

systeem bestaat om buitenlandse studenten de kans

te geven hun culturele horizon te verruimen. Het zijn

geen werknemers. Hoewel de wetgeving al strenger

geworden is, blijven er veel misbruiken. Gezinnen

gebruiken deze regeling om in de feiten aan zeer

goedkope kinderopvang en huishoudhulp te gerak-

en. Inspectiediensten hebben het zeer moeilijk om

misbruik aan te tonen. Aangezien de gezinnen geen

werkgevers zijn, hebben ze ook geen toegang tot de

Huishoudpersoneel: een verhaal apart Ho

ofd

st

uk

4

109

Page 112: Dossier 'Werk armoede weg' 2010

woning om controles uit te voeren.12

huishoudpersoneel in de rand van de arbeidsmarkt

Huisbedienden zijn werknemers in de rand van de ar-

beidsmarkt. Sommigen werken in het zwart, anderen

hoeven niet geregistreerd te worden of hebben zelfs

niet het statuut van werknemer. Binnen de legale

statuten is er bovendien zo’n grote versnippering

dat het bijna onmogelijk is om betere statuten af te

dwingen. De noden en problemen blijven, net als het

huishoudpersoneel zelf, vaak tussen de vier muren

van het huis waarin ze werken.

Welzijnszorg sluit zich aan bij het pleidooi om het

dienstbodenstatuut af te schaffen. Ook OR.C.A. en

noord-zuid organisaties zoals Wereldsolidariteit

pleiten hiervoor. Ook internationaal is dit namelijk

een schrijnende problematiek. Onder meer de “Waar-

dig Werk” campagne van de noord-zuid bewegingen

en de voortdurende aandacht van zuster Jeanne Devos

voor deze groep, brachten dit probleem onder de aan-

dacht.

Tijdens de discussies over de gelijkschakeling van de

statuten van arbeiders en bedienden, mag deze groep

niet vergeten worden.

arbeidskaart B als tewerkstellings-kans en afhankelijkheidsdocument13

Huishoudpersoneel afkomstig uit het buitenland,

kan in België tewerkgesteld worden met een Ar-

beidskaart B. In principe behoren dienstboden niet

tot een knelpuntberoep waarvoor men automatisch

arbeidskaarten B uitreikt. Toch kunnen er uitzonder-

ingen worden toegestaan waardoor er wel degelijk

heel wat huishoudpersoneel werkt onder dat regime.

Eigen aan de arbeidskaart B is dat ze gekoppeld is

aan een specifieke werkgever. Naast de andere afhan-

kelijkheidsbanden van huishoudpersoneel, is dit een

extra factor. Als je immers je baan verliest, moet je

terug naar het land van herkomst. Het is niet mogelijk

om dan een andere legale job te vinden, ook niet bij

een andere werkgever die huishoudpersoneel zoekt.

Bij misbruik heb je, hoewel je legaal werkt, dezelfde

keuze als clandestiene arbeiders: klacht indienen en

terugkeren naar het land van herkomst of het mis-

bruik ondergaan.

Een oplossing hier zou zijn dat de arbeidskaart B aan

een bepaalde sector gekoppeld wordt in plaats van

aan een werkgever. Zo zouden de huishoudsters in

kwestie bij misbruik kunnen op zoek gaan naar een

andere werkgever, met goede bedoelingen.

diplomatiek personeel14

Buitenlands personeel dat als dienstbode werkt bij

diplomaten, hebben geen arbeidskaart nodig. Zij kri-

jgen een diplomatiek paspoort. In de praktijk kan dit

hetzelfde gevolg hebben als de arbeidskaart B. Je wet-

tig verblijf hangt af van je werkgever. Omdat dit per-

soneel vaak rechtstreeks vanuit het buitenland komt,

spreken ze de taal niet en kennen ze hun rechten in

België onvoldoende.

Een kans om deze informatie te verspreiden is de

dienst Protocol van het Ministerie van Binnenlandse

Zaken. Diplomatiek personeel, ook het huishoudper-

soneel, moet hier immers persoonlijk zijn diploma-

tiek paspoort afhalen. Onderzoek van OR.C.A. wees

uit dat sommige huishoudsters een beroep deden op

deze dienst om moeilijkheden aan te klagen.

De overheid staat niet te springen om controles uit

te oefenen bij diplomatiek personeel. Dit onder meer

om de relaties met andere landen niet te verstoren.

Toch blijkt uit de praktijk dat er heel wat misbruik

is. Mensonwaardige behandelingen kunnen niet, ook

niet bij diplomaten.

huishoudsters zonder papieren15

Zoals bij andere clandestiene arbeiders, is het ook

voor clandestiene huishoudsters bijna onmogelijk

om hun rechten te laten gelden. Dat ze zeer sterk ver-

bonden zijn met de werkgever, maakt het hen in deze

110

Page 113: Dossier 'Werk armoede weg' 2010

situatie nog moeilijker.

Huishoudsters zonder papieren kiezen vaak zelf

voor een inwonend statuut. Zo moeten ze zelf geen

huisvesting meer zoeken. De kans op betrapping is

ook veel kleiner. Hierdoor vergroot hun afhankelijk-

heidsstatus nog.

Ook werkgevers beperken zelf de bewegingsvrijheid

van hun huishoudpersoneel. Ze weten dat er hoge

boetes staan op het tewerkstellen van mensen zonder

papieren.

De zeer grote afhankelijkheid van deze groep huishoud-

sters maakt de kans op misbruik groter. De zwaarste

misbruiken die bij OR.C.A. worden gemeld, komen dan

ook uit deze groep huishoudsters.

Het volledige dossier over huishoudpersoneel kan je vinden

op de website van OR.C.A. www.orcasite.be

naar een europees minimum-inkomen

Binnen Europa heeft men de armoederisicogrens

vastgelegd. Deze grens wordt in ons land, net als in

andere landen, gebruikt om de inkomensarmoede te

meten. Ook Welzijnszorg gebruikt deze grens.

Op dit ogenblik ligt deze op € 899 voor een alleen-

staande en € 1.888 voor een koppel met twee kinderen.

Volgens de recentste cijfers (die nog geen rekening

houden met de crisis) leeft in België 15% van de

mensen onder deze grens, in Europa is dit gemid-

deld 16%.

De armoederisicogrens wordt jaarlijks herberekend

en bedraagt 60% van het mediaan inkomen. Deze

berekening heeft als nadeel dat je niet vertrekt

van wat mensen nodig hebben om te overleven

(zoals een budgetstandaard16), maar uitgaat van wat

mensen in het land verdienen. Het voordeel is dat

er eenzelfde berekening is voor alle landen van de

EU en dat het bedrag verschilt van land tot land,

afhankelijk van het mediaan inkomen.

Wil men in Europa echt werk maken van de strijd

tegen (inkomens)armoede, dan zou men een

Europese richtlijn kunnen uitvaardigen waarin

men de landen verplicht om hun lonen en uitker-

ingen minimaal boven deze armoederisicogrens te

halen. Op 6 mei 2009 heeft het Europees parlement

hierover een resolutie goedgekeurd. Wij pleiten dat

hiervoor bindende afspraken binnen de EU komen.

Deze Europese aanpak zou niet alleen de Belgische

overheid verplichten om dit eindelijk door te voeren,

het zou ook een stap zijn naar een socialer Europa.

Nu zijn er landen waar er geen minimumloon is,

noch een minimale inkomensbescherming. Dat is

op zich al een schande op dit rijk continent, maar

zorgt er ook voor dat mensen gedwongen worden te

migreren binnen de unie, op zoek naar een betere

toekomst. Daarnaast zorgt dit voor een asociale

concurrentie waar noch de mensen, noch onze be-

drijven beter van worden.

111

Ho

ofd

st

uk

4europa

Page 114: Dossier 'Werk armoede weg' 2010

elke werknemer heeft rechten!

de organisatie voor clandestiene arbeidsmigranten

(or.c.a.) werd opgericht in 2003. op dat moment

was de werksituatie van mensen zonder papieren

nog maar heel weinig gekend. Werknemers zonder

papieren – of ‘clandestiene arbeidsmigranten’ -

vonden maar zelden hun weg naar instanties die hun

arbeidsrechten zouden kunnen verdedigen, zoals de

vakbonden. nochtans was het wel duidelijk dat de

meeste mensen zonder papieren op de één of andere

manier werkten, voor het overgrote deel in het zwart.

Zij hebben immers geen andere mogelijkheid om te

overleven en hun gezin te voeden.

opzoekwerk wees uit dat ook werknemers zonder

papieren in België over heel wat arbeidsrechten

beschikken. maar omdat ze hun rechten niet ken-

nen, omdat ze bang zijn om uitgewezen te worden,

of omdat ze weinig alternatieven hebben om in hun

levensonderhoud te voorzien, worden die rechten

niet in de praktijk gebracht. or.c.a. wil daar verander-

ing in brengen. Zij informeren zowel de werknemers

als degenen die hen begeleiden over hun rechten en

staan hen bij wanneer ze die rechten willen afdwin-

gen. or.c.a. brengt het perspectief van werknemers

zonder papieren op tafel telkens er wordt gesproken

over ‘illegale arbeid’, ‘arbeidsmigratie’, en andere hete

hangijzers.

dat doet or.c.a. door te informeren via publica-

ties, de website, vormingen voor verschillende

doelgroepen … ; met een, bereikbare helpdesk voor

werknemers zonder papieren, hun begeleiders en alle

geïnteresseerden voor advies bij concrete problemen

of voor algemene informatie rond het onderwerp.

or.c.a. sensibiliseert ook relevante actoren (over-

heidsdiensten, middenveldorganisaties …) en het

grote publiek en doet waar mogelijk aan beleidswerk

om de rechtspositie van werknemers zonder papieren

te verbeteren en om te zoeken naar alternatieven

voor hun clandestiene positie.

de kracht van or.c.a is de samenwerking met

belangrijke andere spelers in het veld van migratie

en regularisatie. Zo is er een intense samenwerking

met de vakbonden (acv en aBvv), en daarnaast ook

met het forum asiel en migraties, caW’s, Brusselse

Welzijnsraad, centra hulp aan slachtoffers mensen-

handel, Welzijnszorg, noord-Zuidbeweging, migran-

tenorganisaties, unizo, katholieke gemeenschappen

van buitenlandse oorsprong … ook op beleidsniveau

wordt goed samengewerkt met inspectiediensten

arbeid en arbeidsauditoraten.

in 2009 begeleidde or.c.a. 307 individuele hulpvrag-

ers van 51 verschillende nationaliteiten. op de website

werden daarbovenop nog eens 1.300 unieke bezoek-

ers geregistreerd en 200 cursisten volgden de cursus

maatschappelijke oriëntatie voor mensen zonder

wettig verblijf (een initiatief in samenwerking met vzw

link=Brussel).

OR.C.A. vzw

Gaucheretstraat 164, 1030 Brussel

www.orcasite.be

proJect

or.c.a. vzw

112

Page 115: Dossier 'Werk armoede weg' 2010

113

Ho

ofd

st

uk

4

© W

elzi

jnsz

org

vzw

- L

isa

Van

Dam

me

Page 116: Dossier 'Werk armoede weg' 2010

Voetnoten

1 Engbersen G, Van Meeteren, M., Van San, M. Zonder papieren, over de positie van irreguliere migranten en

de rol van het vreemdelingenbeleid in België, Acco/Voorburg, Leuven, 2008, p. 11.

2 Idem.

3 OR.C.A., Werknemers zonder papieren: een rechtengids. 2009, p.6.

4 Idem, p. 8-16.

5 Idem, p. 16-24.

6 Idem, p. 19-20

7 Welzijnszorg, Dossier Werk armoede weg, 2009, p. 77-79.

8 OR.C.A., Huishoudpersoneel: door een andere bril bekeken, Brussel, 2010, p. 6.

9 Idem, p. 12-13.

10 Idem, p. 15.

11 Welzijnszorg, Dossier Werk armoede weg, 2009, p. 75-76.

12 OR.C.A., Huishoudpersoneel: door een andere bril bekeken, Brussel, 2010, p. 12-17.

13 Idem, p. 24-25.

14 Idem, p. 29-30.

15 Idem, p. 33-35

16 Welzijnszorg, Dossier Werk armoede weg, 2009, p. 127-129.

114

Page 117: Dossier 'Werk armoede weg' 2010

on

Ze

eis

en

politieke eisen

115

Page 118: Dossier 'Werk armoede weg' 2010

116

De overheden in ons land zijn een belangrijke

werkgever. Zij moeten als werkgever streven naar

sociale inclusie van kansengroepen in hun person-

eelsbeleid. Daarnaast is de overheid ook betrokken

partij als subsidieverstrekker in de social-profit en

als opdrachtgever bij overheidsopdrachten. Ook

hier kunnen zij sociale inclusie van kansengroepen

stimuleren.

Hiervoor vragen wij dat de verschillende overheden

sociale criteria opnemen als bijzondere uitvoerings-

voorwaarde bij overheidsopdrachten. De overheid

kan zo de uitvoerder van een overheidsopdracht

vragen om hun diversiteitsbeleid voor te leggen of

een engagement te nemen om dit op korte termijn

te ontwikkelen. Samen met de sociale partners

moet de overheid onderzoeken hoe de integratie

van diversiteitsplannen in bedrijven kan verbeterd

worden, rekening houdend met de grootte en de

sector.

Binnen een duurzame subsidiëring in de social-prof-

it moet de overheid eveneens sociale criteria vragen

aan de verschillende organisaties en instellingen.

Het Work-Up project zet activeringsconsulenten

in die zich specifiek richten tot werkzoekenden

van etnisch-culturele minderheden met een grote

afstand tot de arbeidsmarkt.

De consulenten werken vindplaatsgericht, laagdrem-

pelig en op maat. Door hun culturele affiniteit is

de kloof tussen de consulent en de werkzoekende

minder groot. Op deze manier slagen ze erin om het

vertrouwen te krijgen van de werkzoekende die an-

ders weinig vertrouwen stelt in arbeidsbemiddeling.

De consulenten werken via de etnisch-culturele

verenigingen, maar in nauw verband met VDAB. Op

deze manier zorgen zij voor een betere instroom

van deze groep binnen de VDAB werking. Daarnaast

nemen zij hun ervaring ook mee binnen overleg in

VDAB. Deze methodiek werkt en past in een maat-

pak gerichte aanpak van kansengroepen.

Wij vragen dat deze methodiek uitgebreid wordt

zodat alle regio’s in Vlaanderen bereikt worden. Ook

in Brussel, waar momenteel slecht 1 consulent ac-

tief is, dient een structurele uitbreiding doorgevoerd

te worden om de specifieke hoofdstedelijke situatie

aan te kunnen.

Deze consulenten moeten goede vorming krijgen

over de armoedeproblematiek en in staat zijn om

werkzoekenden toe te leiden naar zowel een baan

als werknemer of een traject naar zelfstandig

ondernemerschap.

Invoeren van sociale criteria in overheidsop-drachten

De inzet van Work-Up methodiek uitbreiden tot een volledige dekking van Vlaanderen en Brussel

1 2

Page 119: Dossier 'Werk armoede weg' 2010

on

Ze

eis

en

117

Mensen zonder papieren die in ons land in de clan-

destiniteit leven en werken hebben ook bepaalde

rechten. De mensenrechten gelden voor iedereen,

ongeacht hun verblijfsstatus. Ook binnen het ar-

beidsrecht zijn er zo’n grondrechten. Zo heb je recht

op een minimumloon, op vakantie en feestdagen,

respect voor de werktijden… Dit geldt ook als je

zwartwerkt en als je niet over de juiste verblijf- of

werkdocumenten beschikt.

Het probleem zit hem echter in de uitvoering van

deze rechten. Bij misbruik weet men vaak niet waar

men terecht kan of heeft men schrik om bijvoor-

beeld de politie te contacteren.

De misbruiken die bestaan moeten aangepakt

worden. Zware misbruiken resulteren in grove uit-

buiting, psychische dreigementen, fysiek geweld en

soms zelfs levensgevaar.

Wij pleiten voor de invoering van een veilig loket

om dergelijke misbruiken anoniem te melden.

Dit loket kan in de praktijk verschillende vormen

aannemen. Samen met de betrokken diensten moet

bekeken worden hoe men een laagdrempelig en

bereikbaar meldpunt kan installeren waar clan-

destiene arbeidsmigranten terecht kunnen (fysiek,

telefonisch, elektronisch …)

Zowel clandestiene werknemers als clandestiene

zelfstandigen kunnen hier dit misbruik melden,

zonder het gevaar te lopen om zelf gearresteerd

te worden. De malafide werkgevers die hieraan

meedoen, om de bonafide concurrenten uit de

markt te duwen, kunnen zo ook in de praktijk

aangepakt worden. Daarnaast zijn particulieren die

clandestien huishoudpersoneel tewerkstellen, of

zeer goedkope klussen willen laten uitvoeren ten

koste van iemand in een uiterst zwakke positie, niet

meer in staat om dit te doen met als belangrijkste

wapen de chantage van de clandestiniteit.

Dit veilig loket beantwoordt aan een realiteit in alle

westerse landen. De asiel- en migratieproblematiek

en de arbeidsmigratie verdienen een beter beleid.

Mensen in nood en de noden van onze arbeidsmarkt

moeten in dit beleid verzoend worden. Clandesti-

niteit zal nooit helemaal verdwijnen maar kan wel

teruggedrongen worden.

We vragen ook dat de betrokken inspectiediensten

een ‘taskforce’ oprichten om de gevoerde inspec-

ties te herbekijken. De controle op onaanvaardbare

werkomstandigheden en de controle op verblijf,

zouden gescheiden moeten worden. Minimaal

moeten aparte procedures voorzien worden voor

schendingen tegen de arbeidswetgeving en in-

breuken tegen de verblijfswetgeving.

Een operationeel veilig loket voor clandestiene arbeiders.

3

Page 120: Dossier 'Werk armoede weg' 2010

In 2009 vroegen we aan de Belgische overheid om

de uitkeringen en de vervangingsinkomens op te

trekken tot boven de armoedegrens. We herhalen

deze vraag, maar voegen er een extra dimensie aan

toe.

Binnen de EU heeft men 2010 uitgeroepen tot

Europees jaar ter bestrijding van armoede en

sociale uitsluiting. Het is dan ook onbegrijpelijk

en onaanvaardbaar dat er in de EU landen zijn

zonder minimumbescherming en vele andere waar

deze minimumbescherming niet voldoet, zoals in

België. In een integrale armoedebestrijding is een

voldoende inkomen cruciaal.

Wij pleiten voor een Europese richtlijn die de

lidstaten dwingt om een minimuminkomen te real-

iseren boven de Europese armoedegrens. Deze grens

verschilt van land tot land (=60% van het mediaan

inkomen van dat land) zodat ook de inspanningen

die nodig zijn op maat van elk land zijn. Dit in een

Europees kader aannemen heeft heel wat voorde-

len: de sociale bescherming stijgt in de hele unie,

onze bedrijven hun concurrentiepositie verbetert

en de loonhandicap tegenover sommige andere

landen neemt af. Deze richtlijn moet mee aan de

basis liggen voor een concreet en integraal Europ-

ees armoedebeleid binnen de EU2020 strategie. De

Belgische overheid moet tijdens het voorzitterschap

in de tweede helft van 2010, maar ook erna, een

leidende kracht zijn in een Europees armoedebeleid.

118

Een Europees minimum-inkomen voor elk land in de EU, boven de armoede-grens.

4

Page 121: Dossier 'Werk armoede weg' 2010

on

Ze

eis

en

119

Page 122: Dossier 'Werk armoede weg' 2010
Page 123: Dossier 'Werk armoede weg' 2010

WERK ARMOEDE WEG !CAMPAGNE WELZIJNSZORG vzw 2010

DOSSIER

WelzijnszorgHuidevettersstraat 1651000 BrusselT 02 502 55 75E [email protected]

BrusselHuidevettersstraat 1651000 BrusselT 02 213 04 73E [email protected]

West-Vlaanderen Sint-Jorisstraat 138800 RoeselareT 051 26 08 08 E [email protected]

Vlaams-Brabant/MechelenVarkensstraat 6 2800 MechelenT 015 29 84 58E [email protected]

Limburg Tulpinstraat 75 3500 HasseltT 011 24 90 20E [email protected]

Oost-VlaanderenSint Salvatorstraat 309000 GentT 09 269 23 40E [email protected]

Antwerpen Rolwagenstraat 732018 AntwerpenT 03 217 24 90E [email protected]

NA

TIO

NA

AL

RE

GIO

NA

LE D

IEN

ST

EN

en sociale uitsluiting

van de bestrijding van armoede

2010Europees Jaar

Sluitingsdag: Maandag + Weekend

Openingsuren: 10u tot 12u30 en 13u30 tot 16u30