Beleggingsproducten op maat de concrete aanpak van ING · exclusiviteitsovereenkomst tussen ING en...
-
Upload
hoangtuyen -
Category
Documents
-
view
217 -
download
0
Transcript of Beleggingsproducten op maat de concrete aanpak van ING · exclusiviteitsovereenkomst tussen ING en...
MAGAZINE PUBLIC SECTOR & SOCIAL PROFIT
Wordt de lokalefiscaliteit bedreigd?
Rusthuizen: een sectormet veel toekomst
Betalingskanalenvoor elk wat wils
Ziekenhuizeneen financiële partner dieuw sector kent en meedenkt
ING ten dienste van lokale ontvangers
Beleggingsproducten op maatde concrete aanpak van ING
inhoud
Beste lezer,
Aangemoedigd door het bijzonder goed onthaal van het eerste nummer van ING Institutioneel,
verschijnt deze editie een stuk vroeger dan gepland. We zijn onze institutionele cliënten dan
ook bijzonder dankbaar voor hun interesse in onze specifieke benadering van hun sector.
ING blijft meer dan ooit investeren in innovatieve producten en bijkomende medewerkers om
de institutionele cliënten nog beter te bedienen. Op het vlak van producten heeft na Wallonië
ook Vlaanderen onlangs het licht op groen gezet voor ING (L) Liquid, het enige geldmarktfonds
waarin o.a. openbare besturen kunnen beleggen. Verder heeft de Commissie voor het Bank-,
Financie- en Assurantiewezen in april 2006 het Tak 26 product ‘Safe Invest’ van ING Insurance goedgekeurd.
ING investeert ook in extra mankracht. Omdat we met u willen nagaan hoe we uw activa- en
liquiditeitenpositie kunnen optimaliseren, rekening houdend met uw behoeften en het wettelijke kader,
hebben wij specialisten gevormd, de Asset & Liquidity Advisors. Zij werken samen met u een optimale
productmix op korte en langere termijn uit, al dan niet onder de vorm van een mandaat.
Onze vastberadenheid om door te groeien in de institutionele markt wordt onder meer geïllustreerd door de
exclusiviteitsovereenkomst tussen ING en de VLO (Vlaamse Lokale Ontvangers) voor de ondersteuning van al
hun vormingsactiviteiten. In dit nummer laten we ook Jan Leroy van de Vereniging van Vlaamse Steden en
Gemeenten aan het woord over de problematiek van de lokale fiscaliteit, gevolgd door de opinie van fiscaal
expert Willy Huber.
Institutionele cliënten worden vaak geconfronteerd met omvangrijke betaalstromen. Daarom is de efficiëntie
van de kanalen en de operationele verwerking in de backoffice van de bank een must. Als grootste
betalingsinstelling van de Benelux heeft ING voor elk type van organisatie een betalingssysteem dat perfect
tegemoetkomt aan zijn specifieke noden en behoeften. Bovendien heeft ING de strategische beslissing
genomen om zwaar te investeren in de backofficesystemen, zodat ING klaar staat voor de Single Euro
Payments Area (SEPA).
In dit nummer zoomen we ook in op de specifieke problematiek van ziekenhuizen en rusthuizen, twee
sectoren waarin de laatste jaren sterk wordt geïnvesteerd. Als financiële instelling met ambitie in die sectoren,
werken wij voortdurend onze kennis bij van die sterk gespecialiseerde en gereglementeerde markt.
Prettige lectuur,
Lode Van den Bergh
Head of Institutional Banking
Redactiecomité:G. Busseniers
G. De Brabanter M.-F. Holemans
A. JanssensJ. Lievens
V. MannebackPh. PicronP. WalkiersA. Willocx
Hoofdredacteur:L. Van den Bergh
Medewerkers aan de redactie van dit nummer:G. De Brabanter
L. DevroyeR. d’Udekem d’Acoz
W. HuberJ. Leroy
Th. MissantG. SaelensM. Smets
F. Van de CasteeleK. Verkinderen
V. Willen
Ondertekende artikels vallen onder de verantwoordelijkheid van de auteur.
ING Institutioneel 02/2006
ING Institutional [email protected]
Het reproduceren van teksten uit dit tijdschrift is
toegestaan mits bronvermelding.Foto’s, lay-out en illustraties zijn eigendom van Publitec.Alle rechten voorbehouden.
Elke briefwisseling moet worden gericht aan INGMevr. V. Thielemans
Marnixlaan 24 - 1000 BrusselTel.: 02-547 77 34 - Fax: 02-547 31 19
E-mail:[email protected]
Realisatie:Publitec-MarkCom nv
1702 Groot-BijgaardenTel. 02-482 36 46 - Fax 02-482 36 47
ING Institutioneel est également édité en français.
V.U.: A. BiebuyckSint-Michielswarande 60
1040 Brussel
ING België NV Marnixlaan 24 - B-1000 Brussel
RPR BrusselBTW BE 0403.200.393
BIC (SWIFT): BBRUBEBBRekening: 310-9156027-89
(IBAN: BE45 3109 1560 2789)
2
LOKALE BESTURENWordt de lokale fiscaliteit bedreigd? 3
RUSTHUIZENEen sector met veel toekomst 6
ASSET & LIQUIDITY MANAGEMENTBeleggingsproducten op maat: de concrete aanpak van ING 8
PAYMENTS & CASHMANAGEMENTBetalingskanalen: voor elk wat wils 11
ZIEKENHUIZENEen financiële partner die uw sector kent en meedenkt 12
INITIATIEVENING ten dienste van lokale ontvangers 14
FINANCIEEL NIEUWS 15
editoriaal
In 2002 haalden de Vlaamse gemeenten ge-
middeld 47% van hun gewone inkomsten uit belastin-
gen. In Wallonië is dat 38%, omdat Waalse gemeenten
relatief meer middelen van de gewestelijke overheid
krijgen. Nederlandse gemeenten zijn gemiddeld een
stuk groter dan de Belgische en beschikken over meer
bevoegdheden, maar halen slechts 8% van hun inkom-
sten uit belastingen. In de Scandinavische landen
schommelt het cijfer tussen 40 en 60%.
Het belang van de lokale fiscaliteitUitgedrukt in percentage van het BBP, scoren de
Belgische gemeenten echter laag in vergelijking met
het buitenland. Het aandeel van de lokale fiscaliteit in
de totale belastingen is laag in België. Dat neemt niet
weg dat lokale belastingen een belangrijke inkomsten-
bron zijn voor onze gemeenten. Jan Leroy,
Stafmedewerker Gemeente- en OCMW-Financiën bij
de VVSG: “Het is belangrijk dat er een maximale over-
eenstemming is tussen degene die bepaalt, de kiezer
dus, degene die de gemeentelijke diensten geniet, en
degene die betaalt, de belastingbetalende burger of
onderneming. Hoe groter de overlapping, hoe beter
het systeem. Ten tweede rijst er een allocatieprobleem.
Het is voor een centrale overheid veel moeilijker om de
middelen op een correcte manier te verdelen, omdat
de verdeelcriteria gebaseerd zijn op een compromis.
Naarmate je het genereren van de inkomsten dichter
brengt bij de bron waar ze worden geïnvesteerd, ver-
betert het systeem. Bovendien neemt de krediet-
waardigheid van een gemeente toe naarmate ze meer
middelen uit belastingen kan halen. Gemeenten die de
fiscale touwtjes meer zelf in handen hebben, kunnen
bijkomende belastingen heffen als ze dringend midde-
len nodig hebben. Als ze afhankelijk zijn van subsidies,
beslist een derde partij over de toekenning van extra
middelen, waardoor ze bij de ratingbureaus lager sco-
ren op het vlak van kredietwaardigheid.”
Een gemeente kan via belastingfinanciering ook
gemakkelijker een eigen beleid voeren. Veronderstel
dat ze 50% van haar inkomsten uit belastingen haalt.
Als ze haar uitgaven met 10% wil verhogen, moet ze
20% meer belastingen heffen. Als belastingen maar
20% van de inkomsten dekken, moet ze de fiscale druk
met 50% opdrijven om dezelfde meeruitgaven te dek-
ken. “Naar de belastingbetaler toe is dat nagenoeg
onhaalbaar”, zegt Jan Leroy. “Hij moet de helft meer
betalen voor een relatief kleine uitbreiding van de
dienstverlening. Tot slot zet lokale fiscaliteit aan tot
3
lokale besturen
Wordt de lokale fiscaliteit bedreigd?
Volgens de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG) gaat het niet zogoed met de fiscale autonomie van de Belgische gemeenten. Beslissingen van decentrale overheden hebben regelmatig een negatief effect op de gemeentelijke
inkomsten, en het alomtegenwoordige anti-belastingsdiscours voorspelt niets goedsvoor het aangekondigde fiscale pact tussen de Vlaamse overheid en de gemeenten.
zuinigheid. Centraal verdeelde middelen leiden tot ver-
spilling, want alles moet op. Als de gemeente zelf moet
aankloppen bij de belastingbetaler, zal ze eerst twee
keer nadenken.”
Voorwaarden voor een goedelokale fiscaliteit
In het ideale geval mogen gemeentebelastingen
enkel het eigen beleid financieren. De opgelegde taken
dienen ze met andere middelen te betalen, zoals sub-
sidies. Helaas leggen de centrale overheden gemeen-
ten regelmatig extra uitgaven op, waardoor die doel-
stelling in het gedrang komt. Ten tweede bestaat er
een grote fiscale ongelijkheid tussen de gemeenten.
De opbrengst van één procent aanvullende personen-
belasting per inwoner is voor de armste gemeente in
Vlaanderen (19,53 euro) drie keer kleiner dan voor de
rijkste (55,36 euro). Als we de opbrengst van 100
opcentiemen onroerende voorheffing per inwoner
nemen, is de verhouding een op acht! Jan Leroy: “Die
fiscale kloof wordt door het gemeentefonds wel
gedeeltelijk gecompenseerd, maar onvoldoende. Het is
ook onverantwoord dat de federale overheid wegens
puur budgettaire redenen de inkohiering van de perso-
nenbelasting zo lang mogelijk naar voren schuift,
waardoor een vlotte doorstorting van de aanvullende
personenbelasting naar de gemeenten onmogelijk is.
Voor de onroerende voorheffing bestaat wel een goed
werkend voorschottensysteem.”
Voor een degelijke lokale fiscaliteit zijn ingrepen in
de fiscale basis door de centrale overheden uit den
boze. Jan Leroy: “Gemeenten fietsen mee op de regle-
mentering die van toepassing is op de basisbelasting.
Een belastingverlaging op federaal niveau betekent
ook minder (aanvullende) belastingen voor de
gemeenten.”
Lokale fiscaliteit onder vuurDe centrale overheden leggen de gemeentes als-
maar meer fiscale beperkingen op. Een van de meest
opvallende maatregelen is de bestraffing bij ‘onwense-
lijke’ aanslagvoeten. In dat verband loopt de aanpak in
beide gewesten uiteen. Het Vlaamse decreet op het
gemeentefonds bepaalt dat gemeenten minstens 5%
aanvullende personenbelasting en minimaal 700
opcentiemen moeten heffen. Komen ze die minima
niet na, dan krijgen ze minder toelagen. In Wallonië
geldt dan weer een ‘Paix fiscale’ die de gemeenten
maximumtarieven oplegt!
De centrale overheden knabbelen ook systematisch
aan de fiscale basis. Jan Leroy: “Er liggen verschillende
wetsvoorstellen klaar die de gemeente-inkomsten tref-
fen: een korting op de onroerende voorheffing van
energievriendelijke woningen, de afschaffing van de
onroerende voorheffing op cultuur- en sportinfrastruc-
tuur… Het is gemakkelijk geschenken te geven die
door anderen worden betaald. 75% van de onroeren-
de voorheffing komt immers de gemeenten ten goede.
Verder zijn er tal van vonnissen en arresten die de
gemeentelijke fiscaliteit inperken en komen forfaitaire
belastingen steeds meer onder vuur te staan.”
Tot slot heerst een algemeen klimaat tegen
belastingen. Er is een grote druk vanuit de bedrijfs-
wereld voor de afschaffing van allerhande lokale
belastingen. Het denigrerende begrip ‘pestbelasting’,
gelanceerd in 2004, is vandaag alom ingeburgerd en
viseert vooral de lokale belastingen. Alsof gemeenten
belastingen heffen om burgers of bedrijven te ‘pes-
ten’…
Kan in die context het aangekondigde fiscale pact
iets anders betekenen dan een zware inperking, zo niet
de afschaffing van de gemeentelijke fiscaliteit? Jan
Leroy: “De VVSG vraagt de herbevestiging van de fis-
caliteit als essentieel onderdeel van de lokale financie-
ring. Dat werd ook expliciet bepaald in het bestuurs-
akkoord van 2003 tussen de Vlaamse regering en de
lokale besturen. Daarnaast is de juridische vrijwaring
van de lokale fiscale basis essentieel. Misschien moe-
ten bij wet of decreet extra fiscale mogelijkheden wor-
den gecreëerd om de gemeentelijke fiscale zekerheid
te vergroten. We hebben geen bezwaar tegen een
modernisering van het systeem van de onroerende
voorheffing, bijvoorbeeld via diversificatie van de
opcentiemen volgens wijken. Opcentiemen op de ven-
nootschapsbelasting vinden we een minder goed idee,
omdat vennootschappen dan zullen ‘uitwijken’ naar
gemeenten met de laagste opcentiemen. Een gemeen-
telijk aandeel in de vennootschapsbelasting is een
beter alternatief. Tot slot hopen we op een vruchtbaar
debat tussen de gemeenten en de Vlaamse overheid
om tot een fiscaal pact te komen dat leidt tot een ver-
betering van de lokale fiscaliteit, niet een verdere
inperking!”
4
Jan Leroy,
Stafmedewerker Gemeente- en
OCMW-Financiën bij de VVSG
5
Voor een betere communicatietussen de diverse overheden
Willy Huber: “Het is inderdaad zo dat de hogere
overheden vaak extra taken en uitgaven opleggen aan
de gemeenten. De kosten daarvan eenvoudig door-
schuiven naar de burger lijkt mij geen correcte handel-
wijze. Ik pleit daarom veeleer voor een betere commu-
nicatie tussen de diverse overheden om samen een
bevredigende oplossing uit te werken. Jan Leroy wijst
terecht op het feit dat de hogere overheden ook beslis-
singen nemen die de gemeentelijke inkomsten treffen.
Die situatie heeft echter nog een ander aspect. Er
lopen heel wat procedures in verband met de onroe-
rende voorheffing tegen het Vlaamse Gewest of in ver-
band met de personenbelasting tegen de Belgische
staat. Gemeenten hebben ten aanzien van dergelijke
betwistingen een belang, nu zij recht hebben op de
opcentiemen op de onroerende voorheffing en op de
aanvullende gemeentebelasting. Probleem is dat
gemeenten vaak niet eens op de hoogte zijn van die
betwistingen, laat staan dat zij er als belanghebbende
in tussenkomen. Ook op dat vlak zouden er betere
afspraken kunnen komen tussen de diverse overhe-
den.”
Inkomsten afstemmen op het beleid
Willy Huber: “Volgens de VVSG kunnen gemeen-
ten via belastingen een beter beleid voeren. Jan Leroy
pleit voor zoveel mogelijk fiscale autonomie en vrij-
heid. De vraag is echter of je gemeentelijke belastin-
gen niet beter beperkt tot materies waarvoor gemeen-
ten specifiek bevoegd zijn. Ik denk niet dat een
gemeente haar beleid verbetert naarmate ze meer
belastingen kan innen, wel als ze haar belastingen
afstemt op het beleid waarvoor ze bevoegd is. Ik denk
bijvoorbeeld aan belastingen op leegstand, verkrot-
ting, onbebouwde percelen, gebruik van het openbaar
domein... Beleidsmatig kan men zich vragen stellen bij
‘algemene’ gemeentebelastingen op bijvoorbeeld
motoren, exploitaties of automaten. Dergelijke taksen
hebben op zich niets met een beleid te maken, maar
dienen alleen om financiële middelen te verwerven. Er
bestaan zelfs diverse gemeentebelastingen op tewerk-
gesteld personeel! Ik denk dat je in sommige gevallen,
wanneer niet van pestbelastingen, minstens van
beleidsmatig contraproductieve belastingen kan spre-
ken…”
Over de gemeentelijke fiscaleautonomie
Willy Huber: “In het Waalse Gewest vaardigt de
minister van Binnenlandse Aangelegenheden jaarlijks
een circulaire uit met budgettaire aanbevelingen,
onder andere aangaande de lokale fiscaliteit. De
minister somt op wat niet mag, geeft de algemene
beginselen weer waarmee de gemeenten rekening
moeten houden, noemt een aantal belastingen die vol-
gens hem niet kunnen, ook al zijn ze wettelijk niet ver-
boden, en schrijft andere minima en maxima voor. De
VVSG lijkt gekant tegen een dergelijke inmenging en
lijkt voorstander van de fiscale autonomie op zijn
ruimst. De ervaring leert evenwel dat heel wat
gemeenten rechtszekerheid door middel van een ster-
kere leidraad en strakkere normen zouden verkiezen
boven ruime maar onzekere fiscale mogelijkheden. Er
lopen immers tal van rechtszaken die betrekking heb-
ben op betwiste lokale belastingen omdat het wette-
lijke kader te vaag is, soms met desastreuze gevolgen
voor de gemeentefinanciën. Vaak komt daar heel wat
juridische ‘spitstechnologie’ bij te pas, waartegen klei-
nere gemeenten, waar de secretaris of ontvanger er
alleen voor staat, niet opgewassen zijn. Duidelijke en
onderbouwde richtlijnen van wat kan en wat niet kan,
zouden bijgevolg wel degelijk aangewezen kunnen
zijn.” ■
De mening van de fiscalist
Willy Huber, vennoot van
het fiscaal advocatenkantoor
Dauginet & Co
We legden de mening van de VVSG voor aan Willy Huber, vennootvan het fiscaal advocatenkantoor Dauginet & Co.
Willy Huber adviseert en begeleidt lokale overheden en behartigtde belangen van zowel overheden als belastingplichtigen.
De sector van de ouderenzorg zal de komende
jaren een sterke groei kennen. In 2000 telde België 1,8
miljoen inwoners tussen 60 en 80 jaar; 376.000 waren
ouder dan 80. Naar verwachting zouden die aantallen
tegen 2050 respectievelijk oplopen tot 2,4 en 1,1 mil-
joen! Die demografische ontwikkeling veroorzaakt
nieuwe tendensen in de sector en beïnvloedt tevens
het overheidsbeleid.
Van thuiszorg en serviceflat naarhet rusthuis
Frank Van de Casteele: “De nood aan ouderen-
voorzieningen neemt zienderogen toe, maar ook de
houding tegenover het ouder worden verandert.
Thuiszorg en serviceflats worden sterker gepromoot,
terwijl bejaarden pas in de eindfase van hun leven in
een rusthuis belanden. De bouw van woon- en zorg-
centra met zowel serviceflats als rusthuizen zit dan
ook in de lift. Binnen de rusthuizen is er, afhankelijk
van de zorgbehoeften van de patiënt, een onderscheid
tussen rustoordbedden (ROB) en rust- en verzorgings-
bedden (RVT), waarbij de RVT-bedden meer subsidies
krijgen. De overheid wenst immers dat de minder
zware zorgprofielen minder snel in een rusthuis
terechtkomen door het stimuleren van de thuiszorg en
serviceflats.”
De strenge reglementering en de overheidspro-
grammering op basis van de demografische ontwikke-
ling maken wildgroei in de sector onmogelijk. Drie
hoofdspelers zijn werkzaam op de markt: de Caritas-
zuil beheerst ongeveer 45 à 50%, de OCMW’s en
gemeenten zijn goed voor ca. 30%, terwijl commercië-
le initiatieven de rest voor hun rekening nemen, maar
hun aandeel is stijgende.
Schaalvergroting en concentratieFrank Van de Casteele: “De specifieke regelgeving,
de vrij strenge overheidscontrole en de financierings-
modaliteiten hebben gezorgd voor een duidelijke pro-
fessionalisering in de sector. Kleine rusthuizen met tien
tot dertig bedden zijn niet meer rendabel en verdwij-
nen uit de markt, of worden overgenomen door grote-
re spelers. Door die concentratiebeweging beheren
zowel congregaties, OCMW’s als commerciële rusthui-
zen een steeds groter aantal bedden en verkrijgen zo
een optimale spreiding van de vaste kosten. ING
gelooft dat de toekomst vooral is weggelegd voor gro-
tere rusthuizen vanaf 90 bedden en voor serviceflats
die verbonden zijn aan een rusthuis. Zodra een
bejaarde in zijn serviceflat te hulpbehoevend wordt,
kan hij gemakkelijk doorstromen naar het rusthuis.
Diensten die aangeboden worden in een rusthuis kun-
nen facultatief ook aangeboden worden in service-
flats.”
Ook op het vlak van de financiering tekenen zich
nieuwe tendensen af. Frank Van de Casteele: “Naast
de klassieke financiering merken we dat initiatief-
nemers steeds meer op zoek gaan naar alternatieve
6
rusthuizen
Een sector met veeltoekomst
De sector van de rusthuizen en verzorgingsinstellingen is volop in beweging.Schaalvergroting, professionalisering, wijzigingen in het wettelijke kader en in het
subsidiebeleid zijn maar enkele belangrijke tendensen. Frank Van de Casteele,National Manager Social Profit ING, volgt de sector op de voet.
Frank Van de Casteele, National
Manager Social Profit ING
financieringsvormen. Daarbij kan zowel een beroep
gedaan worden op de bank als op de toekomstige
bewoners. Een tendens is dat mensen die van plan zijn
later naar een serviceflat te verhuizen, nu al bij de
financiering van het project worden betrokken. Ze kun-
nen intekenen op een door de initiatiefnemers uitge-
geven obligatielening (vaak met een looptijd van der-
tig jaar) die hen een woonrecht geeft. De overheid
ondernam enkele jaren geleden een soortgelijk initia-
tief via een bevakformule. Verder wordt ING ook
geconsulteerd bij allerhande overnameprojecten, en
wil de bank bijdragen tot een verdere groei van de sec-
tor via alternatieve financieringsformules. Als onderne-
mingsbank denkt ING proactief mee met de ‘onderne-
mers’ achter de rusthuizen.”
De opmars van commerciëlerusthuizen
Frank Van de Casteele: “De belangrijkste markt-
ontwikkeling situeert zich op het vlak van de commer-
ciële rusthuizen. Grote buitenlandse investeringsgroe-
pen uit onder andere Nederland en Frankrijk nemen
Belgische rusthuizen over, terwijl privé-investeerders
hun krachten bundelen om een verdere groei te verze-
keren. Een andere ontwikkeling is de opsplitsing tus-
sen investeerder en uitbater. De kostprijs om een rust-
huis op te starten is zeer hoog; voor een nieuw project
moet u rekenen op een kostprijs van 50.000 tot 70.000
euro per bed. Een rusthuis met 100 bedden kost de
investeerder al gauw 6 tot 7 miljoen euro. Voor de
financiering van een dergelijk project met een klassie-
ke banklening, dient hij 20 tot 25% eigen middelen te
voorzien, wat vaak niet evident is. Een aantal kapitaal-
krachtige spelers kunnen echter een oplossing bieden.
Zo merken we dat er samenwerking ontstaat tussen
partners gespecialiseerd in vastgoed en mensen die
ervaring hebben met de exploitatie van rusthuizen.
Daarbij draagt de vastgoedpartner de investerings-
kosten en verhuurt het rusthuis vervolgens aan de
exploitant.”
Criteria bij de beoordeling van eenfinancieringsdossier
Hoe wordt een kredietdossier voor een rusthuis bij
ING beoordeeld? Frank Van de Casteele: “Rusthuizen
vormen een stabiele sector met kleinere bedrijfsrisico’s
dan traditionele ondernemingen. Naast de financiële
toestand van de investeerder hechten we vooral
belang aan de kwaliteiten en de ervaring van het
management. De kunst is om een sociale ingesteldheid
te combineren met bedrijfseconomische talenten. Ook
de bouwkost is een doorslaggevende factor, want die
wordt gedurende een lange periode meegesleept.Vaak
komt een rusthuis na verloop van tijd in financiële
moeilijkheden omdat de oorspronkelijke bouwkost te
hoog was. Uiteraard is die kost afhankelijk van de lig-
ging en de graad van comfort, maar wij zijn van
mening dat 60.000 euro per bed haalbaar is. Een ande-
re belangrijke factor is de schuldgraad per bed, die niet
te zwaar mag doorwegen op de exploitatie. We bestu-
deren ook de financiële plannen, gaan na of de prog-
noses realistisch zijn, en nemen op die basis de uitein-
delijke beslissing.”
Wijziging in het Vlaamsesubsidiebeleid
In het verleden konden de pure non-profitinitiatie-
ven (zoals de Caritas-vzw’s) voor subsidiëring aan-
kloppen bij het Vlaams Infrastructuurfonds voor
Persoonsgebonden Aangelegenheden (VIPA). Het VIPA
subsidieerde 60% van de investeringskosten tot een
welbepaald plafond, terwijl de overige 40% werd ont-
leend met een waarborg van de Vlaamse Gemeen-
schap. Gezien de hoge investeringskosten bleek het
beschikbare budget ontoereikend om alle noden te
dekken, waardoor de Vlaamse regering recentelijk een
nieuw decreet uitvaardigde dat een spreiding van de
subsidieregeling in de tijd vooropstelt. Het is wel nog
wachten op de uitvoeringsbesluiten. Frank Van de
Casteele: “De investeerder zal zijn project financieren
via een banklening, gewaarborgd door de Vlaamse
overheid. De aflossing van de lening wordt vervolgens
gesubsidieerd door het VIPA. Op die manier zal de
Vlaamse overheid meer projecten kunnen ondersteu-
nen dan vandaag het geval is. ING staat in elk geval
klaar met aangepaste financieringsformules om de
noodzakelijke groei van de sector te ondersteunen.” ■
7
Als ondernemingsbankdenkt ING proactief meemet de ‘ondernemers’achter de rusthuizen.
Die unieke aanpak maakt het mogelijk om de
cliënt een volledig aangepast productengamma aan te
bieden dat beantwoordt aan zijn specifieke behoeften.
Bij ING is de ‘oplossing op maat’ geen cliché, maar het
gevolg van ervaring, vakkennis en interne organisatie.
Om u een kijkje achter de schermen te gunnen, brach-
ten we vertegenwoordigers bijeen van de drie entitei-
ten die in het proces betrokken zijn: Martine Smets, IS
Project Management ING Financial Markets, Kris
Verkinderen, Relationship Manager Institutional
Clients ING Investment Management en Thomas
Missant, Asset & Liquidity Advisor Regio Oost-
Vlaanderen.
Vertrekken vanuit de specifiekebehoeften Hoe verlopen de contacten
op het terrein, en wat is de link met
de productleveranciers?
Thomas Missant: “Per regio zijn er minstens twee
relatiebeheerders die exclusief werken voor institutio-
nele cliënten. In Oost-Vlaanderen krijgen ze daarbij de
steun van een plaatselijke beleggingsspecialist, die
nauw in contact staat met de marktenzaal van ING en
ING Investment Management (ING IM). De meeste
regio’s zijn op die manier georganiseerd en gezien het
succes ervan, zal die formule binnenkort uitgerold wor-
den over heel België. Mijn taak is adviseren, opvolgen,
contacten leggen, proactief optreden en voorstellen
formuleren in samenwerking met de productleveran-
ciers. Belangrijk in onze benadering is dat wij nooit
producten opdringen, maar altijd vertrekken vanuit de
specifieke cliëntenbehoeften. Eens we een duidelijk
beeld hebben van wat de cliënt wenst, neem ik contact
op met de marktenzaal, met ING IM of met beide, om
hem het best mogelijke productenarsenaal te kunnen
voorleggen. Op die manier maken we ook een duide-
lijke mix tussen het liquiditeitenbeheer op korte ter-
mijn en het assetbeheer op langere termijn.”
Martine Smets: “Het grote verschil met het retail-
gebeuren is dat onze cliënten professionele beleggers
zijn. Daarom beginnen we altijd met een gedetailleerd
onderzoek naar zijn concrete behoeften. Heeft hij nood
aan een bepaald beleggingsproduct, aan een uitvoe-
rend beheer voor zijn portefeuille, aan een herziening
van zijn globale portefeuille enzovoort? Vanuit die con-
crete beleggingsbehoeften werken we een oplossing
op maat uit.”
Twee complementaireproductleveranciers Wat is het verschil tussen de marktenzaal
en ING IM?
Thomas Missant: “De cliënt krijgt uiteraard een
globaal ING-voorstel aangeboden. Voor hem maakt
het niet zoveel uit vanwaar de producten afkomstig
zijn. Maar juist het feit dat wij beide entiteiten aan-
spreken om tot een optimaal voorstel te komen, is een
factor waarin ING zich onderscheidt van andere finan-
ciële instellingen. Die samenwerking verloopt overi-
gens zeer snel. Onze meest recente deal was binnen
twee dagen beklonken.”
8
Beleggingsproducten op maatde concrete aanpak van ING
asset & liquidity management
Het succes van ING op het vlak van vermogens- enliquiditeitenbeheer vloeit voort uit een naadlozesamenwerking tussen lokale relatiebeheerders en
beleggingsspecialisten enerzijds, en de experts van demarktenzaal en ING Investment Management anderzijds.
Thomas Missant, Asset &
Liquidity Advisor Regio
Oost-Vlaanderen en
Martine Smets, IS Project
Management ING Financial
Markets
Martine Smets: “De meest courante beleggings-
producten zoals klassieke deposito’s, de business
account en schatkistcertificaten worden lokaal gere-
geld. De marktenzaal of ING Financial Markets ont-
fermt zich over de complexere gestructureerde beleg-
gingsproducten, zowel op korte als op lange termijn.
De cliënt kiest daarbij de looptijd van de belegging, de
onderliggende referentie (een rente, wisselkoers of
aandelen) en al dan niet een gewaarborgd rendement.
Hoe groter het risico dat hij bereid is te nemen, hoe
hoger het potentiële rendement. Maar hij geniet altijd
kapitaalbescherming. Aangezien het producten van
eigen makelij betreft, is de liquiditeit ervan verzekerd.
De cliënt kan op elk moment en zonder bijkomende
kosten het beleggingsproduct verkopen tegen markt-
condities. Vaak werken we ook constructies op maat
uit voor cliënten die aan kapitaalafbouw doen en bij-
voorbeeld jaarlijks een deel van hun kapitaal willen
teruggestort krijgen. Al onze voorstellen brengen we
vervolgens over aan de plaatselijke beleggingsspecia-
list of relatiebeheerder, die ze op zijn beurt bespreekt
met de cliënt. Voor zeer complexe producten gaan we
samen op bezoek bij de cliënt.”
Kris Verkinderen: “De basisactiviteit van ING IM is
vermogensbeheer. Het betreft vooral het beheer van
fondsen, obligaties en aandelen. Op vraag van de
cliënt kunnen er in het beheer ook gestructureerde
producten worden opgenomen. ING IM is een afzon-
derlijke juridische entiteit en zoekt in de markt naar
producten die het best beantwoorden aan de behoefte
van de cliënt. ING Bank is één van haar productlever-
anciers. Daarnaast worden er nog allerhande beleg-
gingsfondsen aangeboden, waaronder geldmarktfond-
sen. De divisie Institutional Clients Belgium (ICB) is een
speciale divisie binnen ING IM die zich specifiek toe-
legt op het portefeuillebeheer van institutionele cliën-
ten. In principe gaat het om beleggingen met een lan-
gere looptijd, al dan niet met kapitaalbescherming.”
Wat zijn de respectievelijke beheerstaken?
Martine Smets: “De marktenzaal doet aan advise-
rend beheer. Dat betekent dat wij de cliënt geregeld
beleggingsvoorstellen doen in functie van de marktop-
portuniteiten. Wij houden hem op de hoogte van zijn
beleggingen en naargelang hun prestaties stellen wij
voor om eventueel over te stappen naar een beter pro-
duct, bijvoorbeeld om de winsten te verzilveren als het
product bijzonder goed gepresteerd heeft, of omge-
keerd, eruit te stappen als het minder goed gaat. Maar
de cliënt neemt zelf de uiteindelijke beslissing van wat
er dient te gebeuren”.
Kris Verkinderen: “ING IM doet aan discretionair
beheer, waarbij we op basis van het risicoprofiel van de
cliënt en binnen de afgesproken krijtlijnen de porte-
feuille beheren. Na een grondig onderzoek van zijn
behoeften (looptijd, risicoprofiel…), stellen we samen
met de cliënt een werkkader op punt. Binnen dat kader
beslist ING IM, naargelang de marktevoluties en
-opportuniteiten, autonoom over de te volgen investe-
ringsstrategie en over welke producten aangekocht of
verkocht zullen worden.”
Verlopen die contacten met de cliënt
rechtstreeks, of via de plaatselijke
relatiebeheerder?
Thomas Missant: “De relatiebeheerder is de eer-
stelijnscontactpersoon. ING IM geeft naargelang de
wens van de cliënt om de 3, 6 of 12 maanden een uit-
gebreide rapportering over de portefeuille, met uitleg
over de prestaties en vooruitzichten, gekaderd in een
economisch perspectief.”
Kris Verkinderen: “Grote organisaties hebben
meestal een eigen financieel directeur of beleggings-
verantwoordelijke met wie we rechtstreeks in contact
staan voor de beleggingsportefeuille, maar voor de
andere financiële aspecten zoals verzekeringen en kre-
dieten blijft de relatiebeheerder het aanspreekpunt.”
Kan een financieel verantwoordelijke zelf
ingrijpen in de samenstelling van de
portefeuille?
Kris Verkinderen: “We kunnen die mogelijkheid
contractueel voorzien, maar we proberen dat toch te
vermijden omdat het complicaties veroorzaakt in onze
strategie. Vooraleer we van start gaan met het porte-
feuillebeheer, hebben we een grondig gesprek over
wat de cliënt precies wenst: de verhouding aande-
len/obligaties, welke effecten wel en welke niet enzo-
voort. De limieten worden bijgevolg contractueel vast-
gelegd en binnen dat kader zorgen wij voor een dyna-
misch beheer van de portefeuille.We bepalen een alge-
mene beleggingsstrategie op basis van de beste
marktopportuniteiten, en voeren die door in al onze
discretionaire mandaten, rekening houdend met de
contractuele beperkingen. Maar als de cliënt niet
Kris Verkinderen,
Relationship Manager
Institutional Clients ING
Investment Management
9
Bij ING is de ‘oplossingop maat’ geen cliché,maar het gevolg vanervaring, vakkennis eninterne organisatie.
akkoord gaat met de gevolgde strategie, is dat
bespreekbaar en bestaat de mogelijkheid om hem
inspraak te geven.”
Martine Smets: “Wij zien er altijd zeer aandachtig
op toe dat de cliënt zijn beleggingen zoveel mogelijk
diversifieert en niet al zijn eieren in hetzelfde mandje
legt. Als hij bijvoorbeeld te veel beleggingsproducten
heeft die speculeren op een renteverhoging, verliest hij
op alle fronten als de rente zou dalen. Daarom zullen
we hem adviseren om voor een deel van zijn beleggin-
gen bijvoorbeeld een wisselkoers- of aandelenindex
als onderliggende te nemen.”
ING maakt het verschilHoe verschilt de aanpak van ING met die
van andere banken?
Thomas Missant: “Veel financiële instellingen ver-
trekken vanuit het product. Wij peilen eerst naar de
wensen van de cliënt en brengen die over naar de
marktenzaal en ING IM. Daar worden oplossingen uit-
gewerkt die tegemoetkomen aan de behoeften van de
cliënt. Hij krijgt dus diverse mogelijkheden aangebo-
den waaruit hij kan kiezen.”
Martine Smets: “Een ander belangrijk onderscheid
is dat ING gestructureerde producten in eigen huis
maakt, waardoor we al vanaf 2 miljoen euro op maat
kunnen werken. Bij de meeste concurrenten is dat pas
mogelijk vanaf veel hogere bedragen. ING organiseert
ook regelmatig poolings. Institutionele cliënten kunnen
zich vanaf 50.0000 euro inschrijven tot een vooropge-
stelde datum. Op die dag leggen wij de condities vast en
nemen opnieuw contact op om te checken of ze ermee
akkoord gaan. Geven ze hun fiat, dan kunnen ze mee-
genieten van het rendement van een gestructureerd
product dat normaal gezien alleen voorbehouden is aan
cliënten met een beleggingskapitaal van minstens 2 mil-
joen euro. Tot slot zijn de meeste banken gefocust op
ofwel gestructureerde producten, ofwel producten van
Investment Management, terwijl ING beide aanbiedt.”
Kris Verkinderen: “De producten van de markten-
zaal en ING IM vullen elkaar aan. Zo krijgt de cliënt
een keuze uit een ruimer en meer gediversifieerd pro-
ductengamma. Om u een voorbeeld te geven: een
cliënt wenst een kortetermijnbelegging om te zetten
naar een belegging met een langere looptijd. Wij
maken een presentatie die doorgaans begint met een
klassiek geldmarktfonds, en langzaam overloopt naar
diverse gestructureerde producten met verschillende
looptijden. De cliënt krijgt aldus een ruim gamma
investeringsmogelijkheden gepresenteerd, en kan van
daaruit zijn keuze verder bepalen. Zo komen we tot
een steeds scherper beeld van zijn wensen en doen we
meer gerichte voorstellen.”
Is er een verschil in aanpak tussen
institutionele cliënten en ondernemingen?
Kris Verkinderen: “Bij institutionele cliënten zijn er
doorgaans meer mensen betrokken in het beslissings-
proces, waardoor het langzamer verloopt dan in een
privé-onderneming. We onderhandelen vaak met
iemand die de boodschap op zijn beurt moet voorleg-
gen aan een comité. Voorts werken institutionele
cliënten meestal in een specifiek wettelijk kader (kapi-
taalgarantie) en fiscaal stelsel (rechtspersonenbelas-
ting, vrijstelling van roerende voorheffing…).”
Martine Smets: “Het is belangrijk dat we die tus-
senpersoon zo goed mogelijk briefen zodat hij op de
hoogte is van alle details en de voorstellen zo correct
mogelijk kan overbrengen naar zijn directie of bevoeg-
de comité. De portefeuillebeheerder van ING gaat vaak
zelf naar een raad van bestuur of andere vergadering
om de nodige uitleg te geven.”
Thomas Missant: “Veel institutionele cliënten zijn
ook onderworpen aan allerhande reglementeringen.
Zo hebben gemeenteontvangers alleen beslissingsbe-
voegdheid over beleggingen op minder dan een jaar.
Voor langere looptijden hebben ze de goedkeuring
nodig van de gemeenteraad. Meestal werken ze enkel
met kapitaalgegarandeerde producten zoals deposito’s
en schatkistcertificaten, maar voortaan kunnen
Vlaamse gemeenten ook instappen in ING (L) Liquid,
het enige geldmarktfonds waarvoor de overheid het
licht op groen heeft gezet.” (in Wallonië was dat al
eerder het geval nvdr.) ■
10
Met de komst van SEPA (Single Euro Payments
Area) zal het verschil tussen binnenlandse en Europese
betalingen in euro op termijn volledig verdwijnen. Die
ontwikkeling heeft verregaande gevolgen op zowel de
clearingsystemen als de banken in Europa.
Veroniek Willen, Sr PCM Sales Manager bij ING: “SEPA
zal een Europese volume-gedreven markt creëren
waarin grensoverschrijdende betalingen op dezelfde
manier en tegen hetzelfde tarief zullen worden behan-
deld als binnenlandse. Momenteel gebeurt de verreke-
ning van die laatste betalingsstromen tussen de ban-
ken via ‘nationale’ clearingsystemen zoals UCV
(Uitwisselingscentrum en Verrekening) in België. SEPA
zal aanleiding geven tot de ontwikkeling van Europese
clearingsystemen, betalingsproducten en -stan-
daarden.”
Een strategische keuzeBanken moeten daarom hun betalingssystemen en
-kanalen aanpassen aan de nieuwe Europese stan-
daarden. Dat vergt echter zware investeringen,
waardoor een aantal banken (een deel van) hun beta-
lingsverkeer noodgedwongen zullen uitbesteden.
Veroniek Willen: “ING wil als geïntegreerde financiële
instelling het betalingsverkeer zelf aanbieden. ING is
de grootste betalingsinstelling in de Benelux. Door die
zeer sterke positie zijn onze systemen perfect in staat
om grote volumes te verwerken. ING zal de komende
jaren grote investeringen doen in de backoffice-
systemen om ook in de toekomst dezelfde hoge service
te kunnen garanderen als vandaag.”
Een betalingskanaal, aangepast aanuw behoeften
Naast een snelle, efficiënte en betrouwbare infra-
structuur, stelt ING ook elektronische bankkanalen ter
beschikking die aangepast zijn aan de specifieke
behoeften van elke cliënt, van de kleinste vzw tot de
grootste rijksdienst. Voor zeer kleine betalingsbehoef-
ten is er Home’Bank Plus, een gebruiksvriendelijk e-
bankingkanaal met een ruime waaier basisdiensten.
Grotere institutionele cliënten kunnen gebruikmaken
van de diensten van Telelink@Isabel, speciaal ontwor-
pen ten behoeve van ondernemingen en institutione-
len. Veroniek Willen: “Een groot voordeel van Telelink
is dat u transactiebestanden naadloos kunt importeren
en exporteren naar uw boekhoudpakket of ERP-
systeem (Enterprise Resource Planning).”
Voor de echt grote betalers zoals rijksdiensten, zieken-
fondsen, vakbonden… stelt ING bulkkanalen ter
beschikking die snel en veilig grote bestanden recht-
streeks doorsturen naar de bank. Bovendien kunnen ze
optimaal geïntegreerd worden in ERP-pakketten en
boekhoudsystemen. Zo kunnen ondernemingen kosten
besparen door hun interne processen te automatiseren
en beter te beheersen. Veroniek Willen: “Voor derge-
lijke betalingskanalen stellen we een projectteam
samen dat uw betalingsbehoeften nauwgezet analy-
seert en de beste oplossing voorstelt. De mogelijkhe-
den zijn FTP (File Transfer Protocol) en SWIFT MA-CUG
(Member Administered-Closed User Group). Bij FTP
wordt een directe link gelegd tussen de bank en de
onderneming of instelling. Bij SWIFT MA-CUG wordt
het SWIFT-netwerk gebruikt om bestanden uit te
wisselen.”
Daarnaast biedt ING een aantal bijkomende dien-
sten aan met hoge toegevoegde waarde, zoals ING
Reporting +. IR+ is een uiterst geavanceerd financieel
beheersinstrument dat betalingsstromen tot in het
kleinste detail registreert, uitgebreide analyses moge-
lijk maakt en uitgerust is met een forecasting module
waarmee u ook zicht krijgt op de toekomstige liquidi-
teitspositie van uw organisatie. ■
Veroniek Willen,
Senior PCM Sales Manager bij ING
11
payments & cashmanagement
Betalingskanalenvoor elk wat wils
ING staat bijzonder sterk op het vlak van betalingsverkeer enheeft voor elk type van organisatie een betalingssysteem dat
perfect tegemoetkomt aan zijn specifieke noden en behoeften.
Naast een snelle,efficiënte enbetrouwbareinfrastructuur, stelt INGook elektronische bank-kanalen ter beschikkingdie aangepast zijn aande specifieke behoeftenvan elke cliënt.
ING heeft een structuurop touw gezet, speciaalten behoeve van deziekenhuissector, metrelatiebeheerders oplokaal vlak en eencentrale ondersteuningvanuit Brussel.
Precies op dat vlak heeft ING in de afgelopen jaren
een belangrijke expertise ontwikkeld. ING heeft een
structuur op touw gezet, speciaal ten behoeve van de
ziekenhuissector, met relatiebeheerders op lokaal vlak
en een centrale ondersteuning vanuit Brussel, geleid
door Frank Van de Casteele: “Ons businessmodel is
gebouwd rond de combinatie van sectorkennis, onze
lokale aanwezigheid en het optimaal gebruiken van
onze troeven als ondernemingsbank. ING heeft immers
heel wat kennis ontwikkeld die we ook ten dienste
stellen van institutionele cliënten. Ik denk onder meer
aan onze uitgebreide ervaring in de verwerking van
betaalstromen en de daaraan gekoppelde rapporte-
ringmodule Reporting+ (zie elders in dit nummer). We
stellen ziekenhuizen een volledige financiële dienstver-
lening voor die aangepast is aan hun specifieke
behoeften. Wegens historische redenen zijn veel zie-
kenhuizen cliënt bij twee andere grootbanken, maar
ING stelt zich op als challenger in de markt. Zo bieden
we ziekenhuizen kredieten aan tegen zeer aantrekke-
lijke voorwaarden, met het oog op het opbouwen van
een constructieve samenwerking in de toekomst.”
Complexe financieringDe Bazel II-normen zijn positief voor de krediet-
verlening aan ziekenhuizen. De sector geniet immers
een lager kredietrisico dan ondernemingen, waardoor
banken minder eigen middelen moeten opzijleggen
voor hun financiering.
Frank Van de Casteele: “Ziekenhuizen hebben
twee belangrijke bronnen van inkomsten: een budget
van financiële middelen en een deel van de artsenho-
noraria. Het budget van financiële middelen is een
jaarlijkse overheidsdotatie die bepaald wordt aan de
hand van een aantal parameters en in twaalfden wordt
uitbetaald. Dat systeem werd ingevoerd op 1 juli 2002.
Het is een complex systeem dat vooral gebaseerd is op
een verantwoorde activiteit. Het budget van financiële
middelen dekt alles wat de hospitalisatie aangaat; de
rest wordt via een verdeelsleutel onrechtstreeks gefi-
nancierd door zelfstandige artsen die een deel van hun
honorarium afstaan. Een goede verstandhouding tus-
sen het ziekenhuis en de artsen is dan ook een belang-
rijk criterium bij een kredietaanvraag, naast een
gezonde financiële situatie. Toch denken we dat,
gezien de overheidscontrole en het feit dat een groot
deel van de inkomsten van de overheid komt, de kre-
dietrisico’s eerder beperkt zijn.”
Belangrijke tendensenDe ziekenhuissector heeft zich gestabiliseerd na
de grote fusiegolf van enkele jaren geleden, die aan-
leiding gaf tot een belangrijke concentratie in de sec-
tor. We onderscheiden drie types ziekenhuizen in
België: de openbare, de universitaire en de privé-zie-
kenhuizen. Vooral in de laatste twee staat ING bijzon-
der sterk. Er zijn ook duidelijke regionale verschillen:
in Vlaanderen wordt de sector vooral gedomineerd
door (katholieke) privé-ziekenhuizen, terwijl zieken-
huizen in Wallonië vooral worden uitgebaat door
intercommunale verenigingen. De financiële cijfers
zijn in de voorbije jaren ontegensprekelijk verbeterd,
ook in Wallonië. Daar voorzag het plan Tonus een her-
kapitalisatie van de gemeenten en intercommunales
die ook de ziekenhuissector ten goede is gekomen.
Frank Van de Casteele: “Voor ING betreft het dan
ook een zeer belangrijke en stabiele sector, die boven-
dien zeer investeringsgebonden is. Kennis van de sec-
tor staat dan ook centraal in onze dienstverlening,
zowel op het vlak van ingewikkelde betaalstromen,
optimale beleggingsmogelijkheden op korte, middel-
lange en lange termijn, als diverse financieringsmoge-
lijkheden.”
12
ziekenhuizen
Een financiële partner die uwsector kent en meedenkt
De ziekenhuissector heeft in de afgelopen jaren een belangrijke metamorfoseondergaan, vooral op het vlak van financiering. De sector wordt tevens gekenmerktdoor zeer grote betaalstromen en investeringsbudgetten. Voor een optimalisering
van hun kredieten, betaalstromen en beleggingen hebben ziekenhuizen daarom eenfinanciële partner nodig die de specifieke noden van hun sector begrijpt.
13
Universitaire ziekenhuizen Saint-Luc enING: een relatie op drie niveaus
Financiële stromen die jaarlijks een miljard euro
benaderen, 5.000 werknemers, 1.000 klassieke
hospitaalbedden en 100 dagbedden, 450.000
raadplegingen en 52.000 spoedgevallen per jaar…
de Cliniques universitaires Saint-Luc, een vzw die
ressorteert onder de UCL, wordt beheerd als een
grote onderneming. Financieel directeur Gauthier
Saelens schetst de instelling in grote lijnen en
beschrijft de relaties op korte en lange termijn tussen
Saint-Luc en ING.
“De Cliniques universitaires Saint-Luc is na
Volkswagen Vorst de grootste privéwerkgever op één
site in Brussel. Het ziekenhuis speelt dan ook een
belangrijke rol in het economische leven en wordt
gekenmerkt door belangrijke financiële stromen. De
uitbatingkosten bestaan vooral uit lonen en
aankopen, de exploitatiemiddelen komen van het
budget van financiële middelen (BFM) en de
honoraria. Het bijzondere van onze sector is dat hij
onderworpen is aan opgelegde verkoopprijzen (op de
specifieke vereisten na, respecteren de universitaire
ziekenhuizen de tarieven van het RIZIV) en het verbod
op elke vorm van publiciteit. De enige manier waarop
we verder kunnen uitbreiden, is door de kosten zeer
strikt te beheren en grote volumes te realiseren. Dat
laatste is te danken aan onze reputatie die de
grenzen ruim overschrijdt. Onze uitstekende artsen,
die de verplichte bekwaamheden op het vlak van
zorgverstrekking, onderzoek en onderwijs verenigen,
genieten op tal van domeinen een sterke reputatie, in
het bijzonder wat betreft transplantaties,
reageerbuisbevruchting, hartchirurgie en
kankerbehandeling.”
Op alle niveaus van de organisatie moet het
universitair ziekenhuis kunnen rekenen op een
financiële partner die vertrouwd is met de
eigenheden van de sector en die producten en
diensten aanbiedt die tegemoetkomen aan de
verschillende behoeften. Gauthier Saelens: “We
hebben al lang een uitstekende verhouding met ING,
ook in onze dagelijkse contacten. Om een voorbeeld
te geven: ING is momenteel cofinancier van onze
bouwplannen, voor een bedrag van 20 miljoen euro.
De stortingen van patiënten en bepaalde
mutualiteiten verlopen via ING-rekeningen. Voor onze
operationele werking gebruiken we Isabel, en doen
een beroep op de diensten van ING Business Branch
Ariane. In 2004 werd onze relatie bekroond met de
inplanting van een ING-kantoor binnen het
ziekenhuis, dat ten dienste staat van het personeel en
de patiënten. Op institutioneel vlak is het contact met
de relatiebeheerder doorslaggevend, want het is
belangrijk dat hij ons begrijpt. Hij behandelt ons als
een echte onderneming en toont bovendien interesse
voor de ziekenhuissector, in al zijn complexiteit en
met al zijn specificaties.” ■
Gauthier Saelens,
financieel directeur
Cliniques universitaires
Saint-Luc
14
Na de ontbinding van de Koninklijke Federatie van
gemeente- en OCMW-ontvangers ten gevolge van de
laatste staatshervorming, werd op 7 mei 2004 de VLO
opgericht. De vereniging heeft onder meer als doel de
beroepsbelangen van lokale ontvangers te verdedigen,
maar ook haar leden te informeren, te adviseren en te
vormen. Voor dat laatste werd een exclusiviteitsover-
eenkomst afgesloten met ING, die optreedt als partner
bij alle vormingsinitiatieven.
Studiedagen ‘Overheidsopdrachten:waar de ontvanger tussenkomt’
Gert De Brabanter, National Manager Public
Sector: “Op 10 en 17 maart, en op 9 en 16 juni 2006
organiseerde de VLO in samenwerking met ING in
Brugge, Gent, Antwerpen en Leuven, telkens een oplei-
ding over overheidsopdrachten, op maat van de ont-
vanger. Het initiatief was een gevolg van de toene-
mende vraag om de cursus “Wet op de overheidsop-
drachten” uit het Turbo-programma voor beginnende
ontvangers ook open te stellen voor de meer ervaren
collega’s.”
Marc De Caster, gewestelijk ontvanger en expert in
overheidsopdrachten, was lesgever van dienst. De
deelnemers kregen bovendien een uitgebreide syllabus
en ruim de gelegenheid om vragen te stellen en erva-
ringen uit te wisselen.
Eerste studiedag van de VLOGert De Brabanter: “Op 19 mei 2006 hield de VLO
haar eerste studiedag in Brussel in het Marnixgebouw
van ING, die hoofdsponsor was van het evenement.
Een geslaagde bijeenkomst die op de belangstelling
kon rekenen van ruim 230 deelnemers.”
Na de statutaire algemene vergadering onder leiding
van VLO-voorzitter Cathy Brouckaert volgde de studie-
dag. Luc Vandewalle, voorzitter van ING België, en Ivo
Henrix, voorzitter van de werkgroep vorming van de
VLO, verwelkomden de genodigden.
Het eerste studiegedeelte werd ingeleid door Guy
Tegenbos, redacteur bij De Standaard en Vivant-voor-
zitter Roland Duchâtelet die de visies en tendensen bij
de lokale besturen kritisch onder de loep namen. Na de
lunch volgde een uiteenzetting over “Participatie en
verzelfstandiging in het Vlaamse Gemeentedecreet’
door Wim Rasschaert, advocaat Laga. Johan De
Cooman en Patrick Delanoeye, respectievelijk bestuur-
der en senior consultant bij BDO, onderzochten hoe de
interne controle op een realistische en praktisch werk-
bare wijze kan worden aangepakt, terwijl Mark
Suykens, directeur van de VVSG (Vereniging van
Vlaamse Steden en Gemeenten) sprak over integriteit
en deontologie. Daarnaast was ook nog plaats voor
een ludiek en zeer gesmaakt intermezzo, opgeluisterd
door Kurt Defrancq die een stukje uit de monoloog
‘Caveman’ ten beste gaf. ■
initiatieven
ING ten dienste van lokale ontvangersDe vzw VLO (Vlaamse Lokale Ontvangers) heeft een exclusiviteitsovereenkomst
afgesloten met ING voor de ondersteuning van al haar vormingsactiviteiten.Een kort overzicht van de eerste gezamenlijke activiteiten.
VLO-studiedag van 19 mei 2006
Gert De Brabanter, National
Manager Public Sector bij ING
Studiedag overheidsopdrachten
in het ING Business Centre
Brugge op 10 maart 2006
15
Vlaamse overheid geeft haar zegenaan ING (L) Liquid
Goed nieuws op het beleggersfront. In navolging
van Wallonië kunnen nu ook Vlaamse steden en
gemeenten beleggen in ING (L) Liquid, het geldmarkt-
fonds van ING. Dat laat Vlaams minister van
Binnenlands Bestuur, Stedenbeleid, Wonen en
Inburgering Marino Keulen weten in een brief aan ING
van 28 maart 2006. Daarmee is ING (L) Liquid het
enige geldmarktfonds dat die goedkeuring krijgt.
ING (L) Liquid is een geldmarktfonds dat perfect
tegemoetkomt aan het dagelijkse cashbeheer van
institutionele cliënten, zoals sociale secretariaten,
maar ook steden en gemeenten. ING (L) Liquid biedt
immers een aantrekkelijk rendement zonder de liqui-
diteit en kapitaalstabiliteit aan te tasten. U hoeft geen
beurstaks te betalen, de inkomsten zijn in de meeste
gevallen belastingvrij en de dagelijkse in- en uitstap-
mogelijkheid biedt een maximale flexibiliteit.
“Ondanks het feit dat voor dit beleggingsfonds geen
enkele formele garantie is ingebouwd om de liquiditeit
te verzekeren en het ingeschreven kapitaal te bescher-
men, wordt de kredietwaardigheid ervan zeer hoog
ingeschat door de twee grootste ratingagentschappen
op wereldvlak, Standard & Poor’s en Moody’s. De toe-
kenning van een AAA-rating aan het fonds impliceert
dat het aan strikte investeringsrichtlijnen, beperkingen
en diversificatieregels voldoet en een optimaal niveau
van bescherming van het geïnvesteerde kapitaal en de
interesten nastreeft. Ik meen daarom goedkeuring te
kunnen verlenen aan het door u voorgestelde product
als beleggingsinstrument op korte termijn voor lokale
besturen”, aldus de minister. ■
CBFA keurt Safe Invest goedDe Commissie voor het Bank-, Financie- en
Assurantiewezen (CBFA) heeft het licht op groen gezet
voor Safe Invest van ING Insurance. Safe Invest is een
Tak-26 beleggingsproduct met een gewaarborgd ren-
dement, verhoogd met een winstdeelname, maar zon-
der verzekerd risico. Het is uitstekend geschikt voor
institutionele cliënten met een risicoavers beleggings-
profiel die beschikken over voldoende financiële reser-
ves die ze op middellange termijn niet nodig hebben
en op een veilige manier willen beleggen. De minima-
le inleg bedraagt 100.000 euro. Safe Invest biedt
beleggers een gewaarborgde interestvoet, afhankelijk
van de looptijd: 3% op 4 jaar, 3,20% op 6 jaar en
3,30% op 8 jaar (26-06-2006). Zowel de gewaarborg-
de interest als de bonus worden gekapitaliseerd, zodat
de uitkering pas op einddatum gebeurt. Voor vzw’s en
andere rechtspersonen wordt een roerende voorhef-
fing afgehouden. ■
Community Account: een voordelige zichtrekening,speciaal voor openbare besturen
De thesauriepositie van steden en gemeenten,
OCMW’s, intercommunales… kent vaak een grillig ver-
loop. Soms hebben ze een korte periode heel wat geld
op hun rekening, een andere keer kampen ze met een
nijpend (tijdelijk) tekort. Liever dan meteen een lucra-
tieve belegging te deblokkeren met alle gevolgen van
dien, kunnen ze beter gedurende een aantal dagen een
beroep doen op kasfaciliteiten. Een dure grap? Niet als
ze over een Community Account bij ING beschikken.
De Community Account is een zichtrekening met een
daaraan gekoppeld kaskrediet, speciaal in het leven
geroepen om de thesauriepositie van openbare bestu-
ren te optimaliseren. Positieve rekeningsaldi worden
beloond met een interest, gebaseerd op de marktren-
tevoet (Euribor min een marge). Duikt de rekening een
aantal dagen in het rood, dan rekent ING een vergoe-
ding aan, eveneens gebaseerd op de marktrente
(Euribor plus een marge). In beide gevallen biedt ING
zeer scherpe tarieven aan die de concurrentie ver in de
schaduw stellen. ■
financieel nieuws