100422 04b 3 Financiële verhoudingen, bijlage 3 · 2010-09-24 · “Krimp en Groei” en het...

68
Vergadering van het bestuur van de vereniging IPO op 22 april 2010 agendapunt 4b, bijlage 3 Rapportage Commissie Verdeelaspecten Provinciefonds 31 maart 2010 Beheerst Verdelen Ing. i 2010 PS2010-5 PS29/9

Transcript of 100422 04b 3 Financiële verhoudingen, bijlage 3 · 2010-09-24 · “Krimp en Groei” en het...

Page 1: 100422 04b 3 Financiële verhoudingen, bijlage 3 · 2010-09-24 · “Krimp en Groei” en het Provinciefonds. 1.3.2 Tijdshorizon De provinciale financiën zijn in 1998 voor het laatst

Vergadering van het bestuur van de vereniging IPO op 22 april 2010 agendapunt 4b, bijlage 3

Rapportage Commissie Verdeelaspecten Provinciefonds 31 maart 2010

Beheerst Verdelen

Ing. 3 juni 2010PS2010-5082010-004197PS29/9

Page 2: 100422 04b 3 Financiële verhoudingen, bijlage 3 · 2010-09-24 · “Krimp en Groei” en het Provinciefonds. 1.3.2 Tijdshorizon De provinciale financiën zijn in 1998 voor het laatst

Beheerst Verdelen

Inhoud

Voorwoord 1

1 Inleiding 2 1.1 Voorgeschiedenis 2 1.2 Doelstelling 2 1.3 Afbakening van het onderzoek 3 1.3.1 Scope 3 1.3.2 Tijdshorizon 3 1.4 Werkwijze 4 1.4.1 Opbouw van het onderzoek 4 1.4.2 Gebruik bronnen en gegevens 4

2 Observaties provinciale financiën 6 2.1 Bekostiging taken provincies 6 2.1.1 Complexe geldstromen 6 2.1.2 Relatieve omvang en doel geldstromen 8 2.1.3 Voorkeursvolgorde bekostiging taken 9 2.2 Samenhang: Motorrijtuigenbelasting, Overige Eigen Middelen en

Provinciefonds 10 2.2.1 Inkomsten uit opcenten Motorrijtuigenbelasting 11 2.2.2 Inkomsten uit Overige eigen Middelen 12 2.2.3 Inkomsten uitkering Provinciefonds 14 2.3 Algemene taken van provincies 15 2.4 Verdeelmodel Provinciefonds 16 2.4.1 Clusters en criteria 16 2.4.2 Uitgaven provincies 17 2.4.3 Toetsing genormeerde uitgavenijkpunten voor verdeling aan patroon

gemiddelde werkelijke uitgaven 18

3 Mogelijkheden tot verbetering 20 3.1 Beperken van de verwarring rondom nevenafspraken en overige

geldstromen 20 3.2 Bevorderen van transparantie en wegnemen onverklaarbare verschillen 20 3.3 Werken aan een afgewogen en rechtvaardige verevening 21 3.3.1 Overwegingen 21

Page 3: 100422 04b 3 Financiële verhoudingen, bijlage 3 · 2010-09-24 · “Krimp en Groei” en het Provinciefonds. 1.3.2 Tijdshorizon De provinciale financiën zijn in 1998 voor het laatst

Beheerst Verdelen

3.3.2 Uitwerking verevening 21 3.3.3 Motivatie voor de keuze voor 80% 23 3.4 Plegen van groot onderhoud aan de verdeling van het Provinciefonds 23

4 Overige onderwerpen 25 4.1 Derde aspiratieniveau van Goedhart 25 4.2 De Motorrijtuigenbelasting 26 4.3 Krimp en Groei 26

Bijlage 1 28

Bijlage 2 31

Bijlage 3 32

Bijlage 4 34

ANNEX

Om niet verkregen 7 Ontvangen bijdragen van derden 9 Investeringen in de openbare ruimte met een maatschappelijk nut 10 Deelnemingen inclusief gemeenschappelijke regelingen 12 Voorzieningen 14 Verwerking 14 Arbeidskostengerelateerde verplichtingen 15

Page 4: 100422 04b 3 Financiële verhoudingen, bijlage 3 · 2010-09-24 · “Krimp en Groei” en het Provinciefonds. 1.3.2 Tijdshorizon De provinciale financiën zijn in 1998 voor het laatst

Beheerst Verdelen

1Voorwoord

De verdeling van het Provinciefonds staat al enige tijd in de belangstel-

ling. Na een rapport van de Raad voor de Financiële Verhoudingen (RFV)

en een kritische tegenbeschouwing van de commissie Boorsma, is door

het Interprovinciaal Overleg (IPO) een nieuwe commissie in het leven

geroepen om onderzoek te doen naar de verdeling van het Provincie-

fonds.

Het vraagstuk van verdeling is complex en beladen. De commissie is zich

ervan bewust dat rondom het vraagstuk veel verwachtingen leven die niet

allemaal op korte termijn zijn in te lossen.

De commissie heeft in een vergadering op 15 januari 2010 haar conclu-

sies en aanbevelingen gerapporteerd aan het IPO bestuur. Het IPO is ver-

volgens met deze aanbevelingen aan de slag gegaan. Dit rapport is een

weergave van het in januari gegeven advies.

Den Haag maart 2010

Saskia J. Stuiveling

Ans van den Berg

Kees van Paridon

Page 5: 100422 04b 3 Financiële verhoudingen, bijlage 3 · 2010-09-24 · “Krimp en Groei” en het Provinciefonds. 1.3.2 Tijdshorizon De provinciale financiën zijn in 1998 voor het laatst

Beheerst Verdelen

21 Inleiding

1.1 Voorgeschiedenis

De Raad voor de Financiële Verhoudingen heeft in maart 2009 een advies

gepubliceerd met de titel “Naar een herijking van de financiële verhou-

ding tussen rijk en provincies”. Het Interprovinciaal Overleg reageerde

verdeeld op dit rapport en stelde een commissie, bestaande uit de hoog-

leraren Boorsma, Van Helden en Van Leeuwen in om het advies te beoor-

delen. De provincie Noord Brabant vroeg een commissie onder voorzitter-

schap van J.G.A. van Mierlo om een advies waarin met name aan de

positie van de provincie Noord Brabant aandacht werd besteed. De

nieuwe rapporten brachten geen uitsluitsel over de door het IPO te volgen

koers. Het IPO is vervolgens met het Ministerie van Binnenlandse Zaken

en Koninkrijksrelaties (BZK) overeen gekomen dat de provincies met een

gezamenlijk verdelingsvoorstel zouden komen vóór 1 januari 2010.

Het bestuur van het IPO vroeg in haar vergadering van 25 juni 2009 om

instelling van een nieuwe onafhankelijke commissie. Als voorzitter van de

commissie Verdeelaspecten werd drs. Saskia J. Stuiveling, president van

de Algemene Rekenkamer gevraagd. De commissie bestond daarnaast uit

A. van den Berg, oud-voorzitter van de Raad voor de Financiële Verhou-

dingen en C.W.A.M. van Paridon, hoogleraar economie aan de Erasmus

Universiteit Rotterdam.

1.2 Doelstelling

Het doel van de commissie is om de provincies in staat te stellen met

ingang van 2012 tot een verdeling van het Provinciefonds te komen die

recht doet aan de uitgangspunten van de Financiële Verhoudingswet en

die een stabiele basis is voor verdere ontwikkeling van de provinciale

financiële kaders.

Page 6: 100422 04b 3 Financiële verhoudingen, bijlage 3 · 2010-09-24 · “Krimp en Groei” en het Provinciefonds. 1.3.2 Tijdshorizon De provinciale financiën zijn in 1998 voor het laatst

Beheerst Verdelen

31.3 Afbakening van het onderzoek

1.3.1 Scope

De commissie heeft de volgende zaken onderzocht:

1. De mogelijke oorzaken van financiële verschillen die niet te verklaren

zijn vanuit een verschil in takenpakket van de provincies of vanuit

beleidsmatige of financiële risico’s.

2. Analyse van geldstromen naar provincies.

3. De verevening van Overige Eigen Middelen.

4. De verdeling van het Provinciefonds.

De commissie heeft conform het verzoek van het IPO gezocht naar een

advies dat ook op langere termijn houdbaar is, en dat kan rekenen op

zoveel mogelijk draagvlak. Eerdere onderzoeken van de Raad voor de

Financiële Verhoudingen en de Commissie Boorsma zijn als aangrijpings-

punt gebruikt. De commissie is bij haar beschouwingen uitgegaan van de

bestaande wettelijke kaders. Het volume van het Provinciefonds is buiten

beschouwing gelaten1.

De commissie heeft aandacht besteed aan het vermogen om een ‘gelijk-

waardige voorzieningencapaciteit bij gelijke belastingdruk’ te realiseren

zoals verwoord in het derde aspiratieniveau van Goedhart2.

De commissie heeft naar aanleiding van onder andere vragen van indivi-

duele IPO leden tentatief gekeken naar een mogelijke relatie tussen

“Krimp en Groei” en het Provinciefonds.

1.3.2 Tijdshorizon

De provinciale financiën zijn in 1998 voor het laatst grondig geanaly-

seerd, daarna was er sprake van marginale aanpassingen van het vast-

gestelde kader. De commissie heeft waar mogelijk een horizon van tien

jaar genomen. Met het oog op de vergelijkbaarheid en betrouwbaarheid

van gegevens moest soms een kortere periode gekozen worden, namelijk

2004-20083 , Waar een vergelijking met andere adviezen noodzakelijk

was, is het jaar 2007 als scharnierpunt gebruikt.

1 In november 2009 besteedde het IPO zelf aandacht aan de vermogenspositie van provincies met een verdiepingsslag.

Zie hiervoor ‘Bevindingen Verdiepingsslag”, IPO, Den Haag, november 2009.

2 C. Goedhart, ‘Een theoretisch kader voor inkomstenverwerving door lagere overheden’, in N.C.M. van Niekerk (red.),

Macht en middelen in de verhouding Rijk – lagere overheden. Den Haag 1982: Instituut voor Onderzoek van

Overheidsuitgaven

3 Aanpassingen in het boekhoudsysteem van het BBV zorgen voor een breuk in 2004. In sommige gevallen zin eerdere

cijfers niet meer op uniforme wijze te reconstrueren.

Page 7: 100422 04b 3 Financiële verhoudingen, bijlage 3 · 2010-09-24 · “Krimp en Groei” en het Provinciefonds. 1.3.2 Tijdshorizon De provinciale financiën zijn in 1998 voor het laatst

Beheerst Verdelen

4

1.4 Werkwijze

1.4.1 Opbouw van het onderzoek

In september 2009 is gestart met bronnenonderzoek (zie bijlage 3: lijst

geraadpleegde literatuur). Tevens heeft de commissie in deze fase

gesproken met specialisten (zie bijlage 2: Overzicht geraadpleegde per-

sonen).

Naast de provinciale jaarrekeningen heeft de commissie materiaal van

onder andere het Ministerie van BZK en het Ministerie van Financiën ver-

zameld4. Op basis van de vergelijkbaar gemaakte jaarrekeningen en het

overige materiaal heeft de commissie in november en december 2009 een

analyse gemaakt. De provincies hebben hier individueel, van het voor hun

eigen provincie bewerkte cijfermateriaal, kennis kunnen nemen. Het IPO-

bestuur en financiële ambtelijk apparaat van het IPO en de provincies zijn

tussentijds eveneens geïnformeerd over aanpak en voortgang. Na overleg

met het IPO heeft de commissie 15 januari 2010 het IPO bestuur door

middel van een uitgebreide presentatie op de hoogte gesteld van de uit-

komsten van het onderzoek en het ontwerp van het verevening- en het

verdelingsvoorstel. Deze presentatie wordt verwoord in dit rapport.

1.4.2 Gebruik bronnen en gegevens

Om te komen tot een goed voorstel voor verdeling is vergelijkbaarheid

van de provinciale financiën één van de vereisten. De commissie heeft als

primaire bron gekozen voor de provinciale jaarrekeningen. Al snel bleek,

vele goede initiatieven van bijvoorbeeld het Centraal Bureau voor de Sta-

tistiek (CBS)5 en het Ministerie van BZK ten spijt6, het bestaande mate-

riaal onvoldoende aangrijpingspunten te bieden om een verantwoorde

onderlinge vergelijking tussen provincies op enig moment, of een verge-

lijking over een langere periode, mogelijk te maken. Zo bestaan er ver-

schillen tussen provincies bij het activeren en afschrijven van groepen

activa, zijn deelnemingen door provincies op verschillende wijze in kaart

gebracht en bestaan verschillen in de behandeling van voorzieningen. Het

4 Belangrijk hierbij is het rapport van de derde werkgroepevaluatie normeringssystematiek gemeente- en provinciefonds,

“Evaluatie normeringsystematiek gemeente- en provinciefonds”, Den Haag oktober 2006. De commissie verdeelaspecten

vindt het systeem redelijk adequaat, maar acht onderhoud zeer noodzakelijk. Zie ook Boorsma p.10.

5 Met de uitgebreide jaarlijkse gegevensverzameling over provincies

6 Met de jaarlijkse publicatie Interprovinciale Vergelijkingen

Page 8: 100422 04b 3 Financiële verhoudingen, bijlage 3 · 2010-09-24 · “Krimp en Groei” en het Provinciefonds. 1.3.2 Tijdshorizon De provinciale financiën zijn in 1998 voor het laatst

Beheerst Verdelen

5Besluit Begroting en Verantwoording Provincies en Gemeenten (BBV7) is

niet primair ingericht op vergelijkbaarheid tussen provincies onderling.

Het BBV laat de provincies keuzevrijheid bij toepassing van de verslag-

leggingregels. Die vrijheid heeft gevolgen voor de vergelijkbaarheid. Ze

geeft aanleiding tot grote -overigens volkomen rechtmatige- verschillen in

aanpak en verslaglegging van aspecten die voor de analyses van de

commissie wezenlijk zijn (zie hiervoor ook paragraaf 2.1.1).

De commissie heeft een eigen kader, “de leesbril” ontworpen om tot een

analyse op hoofdpunten (80-20 regel) van de jaarrekeningen en advies

over het verdeelsysteem te komen. De commissie heeft hierbij gebruik

gemaakt van externe ondersteuning: een team van Deloitte Accountants

heeft in oktober en november 2009 onder verantwoordelijkheid van de

commissie de jaarrekeningen uit de periode 1998-2008 van de provincies

vergelijkbaar gemaakt8.

Om een cijfermatige vergelijking met het RFV-rapport en de contra

expertise van de commissie Boorsma mogelijk te maken is daarnaast de

hulp ingeroepen van de heer drs. B. Steiner, consultant.

7 Besluit van 17 januari 2003, houdende de voorschriften voor de begroting- en verantwoordingsdocumenten,

uitvoeringsinformatie en informatie voor derden van provincies en gemeenten (Besluit begroting en verantwoording

provincies en gemeenten, BBV)

8 Zie hiervoor: Annex Financiële vergelijkbaarheid van provincies.

Page 9: 100422 04b 3 Financiële verhoudingen, bijlage 3 · 2010-09-24 · “Krimp en Groei” en het Provinciefonds. 1.3.2 Tijdshorizon De provinciale financiën zijn in 1998 voor het laatst

Beheerst Verdelen

62 Observaties provinciale financiën

2.1 Bekostiging taken provincies

2.1.1 Complexe geldstromen

Afbeelding 1: Geldstromen voor provincies

Geldstromen voor provincies

Burgers

Limburg

Pro

vinc

ieon

tvan

gste

nB

etal

ende

orga

nisa

ties

Doe

l/ca

tego

rie

OCenW

EU-gelden ISpecifieke uitkeringen(o.a. Jeugdzorg, verkeer en vervoer,ILG)

LNVVenW

MRB

EuropeseCommissie Financiën SZW JenGJustitie

Bedrijven

VROM BZK

Provincie-fonds

Ein

d-ge

brui

kers

Instellingen

Noord HollandOEM

Inkomsten

OEMNoord Brabant

Gelderland

FrieslandZuid HollandFlevoland

GroningenZeeland

OverijsselOverijssel

Drenthe Utrecht

FES

Totaalbeeld

De provinciale financiën zijn complex en ze hebben de afgelopen jaren

ingrijpende veranderingen ondergaan. Zowel het takenpakket als de

financieringsmogelijkheden van provincies werden breder en namen in

omvang toe. De algemene en specifieke geldstromen lopen mede hierdoor

vaker door elkaar, worden vaker gecombineerd met geldstromen van

andere overheden, en komen samen in projecten of lopen langs routes

waarbij het moeilijk is om eenduidigheid, vergelijkbaarheid en transpa-

rantie te bewaren. Het wekt in dat perspectief geen verbazing dat er veel

verwarring en misverstanden rondom de financiële positie van de provin-

cies bestaan.

De verschillen in cijfers tussen de provincies zijn verder te verklaren uit

de verschillende manieren, waarop de provincies in de afgelopen jaren de

verslaggevingregels van het BBV hebben toegepast. Op basis hiervan zijn

Page 10: 100422 04b 3 Financiële verhoudingen, bijlage 3 · 2010-09-24 · “Krimp en Groei” en het Provinciefonds. 1.3.2 Tijdshorizon De provinciale financiën zijn in 1998 voor het laatst

Beheerst Verdelen

7de beschikbare gegevens moeilijk te herleiden tot uniforme en vergelijk-

bare informatie.

De verschillen in cijfers slaan ook neer in gegevens van BZK en CBS. Het

is lastig gebleken een betrouwbare vergelijking te maken op basis van de

bestaande datasets.

Ook rondom het Provinciefonds bestaat onduidelijkheid. De verdeling van

het Provinciefonds heeft te lijden onder achterstallig onderhoud. Basisgege-

vens zijn niet actueel, en verdeelmaatstaven en daarop gebaseerde verdeel-

sleutels en (verhoudingen tussen) ijkpunten zijn niet voldoende aangepast.

Daarmee komt de verdeling van middelen soms los te staan van veranderin-

gen in de taakstelling of veranderingen in de fysieke omgeving.

Helderheid over de verhouding tussen taak en geld ontbreekt soms door

de veelheid van nevenafspraken rondom beleid. Er treedt vermenging op

van EU, rijks-, provincie-, en gemeentetaken door samenwerkingsverban-

den in vele vormen. Geldstromen en taken worden gecombineerd in pro-

jecten, langer lopende investeringen en reserveringen, en elke provincie

doet dit weer op een eigen manier.

De provincies verschillen eveneens sterk in omgang met de verslagge-

vingregels voor vermogenspositie van deelnemingen, gemeenschappelijke

regelingen, etc. Het totaalbeeld is ook hier verwarrend en kan mede

leiden tot misverstanden omtrent de financiële positie van provincies.

Taak provincie en bekostiging

De provincies zijn vanuit een eigen autonome staatsrechtelijke positie

verantwoordelijk voor een breed takenpakket, waar een breed spectrum

aan financieringsmogelijkheden voor geschapen is. Volgens het IPO is de

afgelopen jaren scheefheid in de financiële mogelijkheden van provincies

ontstaan, een scheefheid die “niet eenduidig te verklaren is vanuit een

verschil in takenpakket of vanuit beleidsmatige en financiële risico’s.

Door die scheefheid wordt wellicht onvoldoende recht gedaan aan de uit-

gangspunten van de financiële verhoudingen, zoals die zijn neergelegd in

de Financiële Verhoudingswet”9. Het ontwarren en duiden van de geld-

stromen naar provincies is een eerste vereiste om tot een verdeelmodel

van het Provinciefonds te komen. In de volgende paragraaf wordt hier

aandacht aan besteed.

9 Zie ook: Raad voor de Financiële Verhoudingen: “Tien jaar financiële Verhoudingen”, Den Haag, oktober 2007,

Page 11: 100422 04b 3 Financiële verhoudingen, bijlage 3 · 2010-09-24 · “Krimp en Groei” en het Provinciefonds. 1.3.2 Tijdshorizon De provinciale financiën zijn in 1998 voor het laatst

Beheerst Verdelen

82.1.2 Relatieve omvang en doel geldstromen

Afbeelding 2: Globale indicatie inkomsten provincies en relatieve positie

Provinciefonds (gegevens Ministerie van BZK, bewerking commissie)

1

2

3

4

5

6

7

8

9

10

1999

2000

2001

2002

2003

2004

2005

2006

2007

2008

baten in € m

ln Specifieke uitkeringen

Overige eigen middelen

Heffingen en rechten

Opbrengst MRB

Uitkering provinciefonds

De commissie heeft de gegevens over een periode van tien jaar geanaly-

seerd.

Het financiële belang van het Provinciefonds is relatief beperkt, en is in

de loop der jaren kleiner geworden. Andere financieringsbronnen, zoals

specifieke uitkeringen en inkomsten uit eigen vermogen, hebben een

grotere plaats gekregen. Daarnaast beschikken de provincies over mid-

delen uit de provinciale opcenten op de Motorrijtuigenbelasting (MRB).

Een grote en belangrijke geldstroom is de bekostiging van specifieke

taken door specifieke uitkeringen en projectgelden.

Ontwikkeling specifieke middelen

De ontwikkeling van inkomsten uit specifieke uitkeringen komt in grote

lijnen overeen met de ontwikkeling van wetgeving en van taken. Het

takenpakket van, en de financiering via specifieke middelen aan de

provincies, is uitgebreid met onder andere Brokx-nat (1991), en Brokx-

droog (1992). De laatste tien jaar zijn daar als grote dossiers Jeugdzorg

(1994/95) en ILG (2007)10 bijgekomen. Daarnaast hebben de provincies

veel milieutaken en zeer uiteenlopende (vaak tijdelijke) projecten. De

kernregels voor toekenning van taken zijn: “Decentraal tenzij” en “Geld

volgt taak”. Voor nieuwe taken werden en worden meestal specifieke uit-

10 Zie hiervoor: inventarisatie provinciale budgetten binnen en buiten ILG. Onderzoeksrapportage t.b.v. het

Interprovinciaal Overleg. Den Haag, PricewaterhouseCoopers, 2 april 2009.

Page 12: 100422 04b 3 Financiële verhoudingen, bijlage 3 · 2010-09-24 · “Krimp en Groei” en het Provinciefonds. 1.3.2 Tijdshorizon De provinciale financiën zijn in 1998 voor het laatst

Beheerst Verdelen

9keringen of projectgelden toegekend. De provincies financieren daarnaast

vaak bij uit eigen middelen11.

Bij het opstellen van het gevraagde advies over het Provinciefonds richt

de commissie zich op algemene uitkeringen voor algemene taken12 en laat

de specifieke uitkeringen buiten beschouwing.

Ontwikkeling algemene middelen

De algemene uitkering uit het Provinciefonds is bestemd voor algemene

taken. Deze middelen zijn bedoeld voor taakuitoefening van provincies

zonder dat de middelen geoormerkt zijn voor specifieke (project) uitga-

ven.

De grootste groei binnen de algemene geldstroom is te zien bij overige

eigen middelen. Dit is hoofdzakelijk te danken aan de gestegen inkomsten

uit dividenden en de verkoopopbrengsten van aandelen in energie-

bedrijven.

2.1.3 Voorkeursvolgorde bekostiging taken

De door het Ministerie van BZK gehanteerde voorkeursvolgorde voor

bekostiging van taken van decentrale overheden is als volgt:

1. Bekostiging door prijzen en tarieven (bij provincies heffingen en

rechten).

2. Bekostiging uit belastingen (bij provincies opcenten Motorrijtuigen-

belasting).

3. Bekostiging uit (Overige) Eigen Middelen.

4. Bekostiging uit een algemene, ongebonden uitkering (Provinciefonds).

5. Bekostiging uit een specifieke uitkering (Specifieke uitkeringen en

(project)subsidies.

In beginsel houdt dit mechanisme in dat de provincies hun wettelijke alge-

mene taken allereerst bekostigen uit belastingen (heffingen en rechten en de

opcenten uit de Motorrijtuigenbelasting) en uit de Overige Eigen Middelen

(OEM).en vervolgens pas uit de algemene uitkering van het provincie-

fonds13. Specifieke taken worden uit specifieke uitkeringen betaald. Deze

11 Zie hiervoor o.a. het rapport “Bijdrage provincies aan rijksdoelen 2007–2013”, IPO, Den Haag, mei 2009, p. 15. In

dit rapport wordt de totale bijdragen aan rijksdoelen door provincies in de periode 2007–2013 op ruim 900 miljoen per

jaar geschat.

12 De commissie richt zich op algemene middelen. Specifieke uitkeringen zijn juist bedoeld om specifieke problemen op

specifieke locaties aan te pakken en geven dus per definitie verschil. Europese geldstromen en FES gelden zijn meestal

gevat in een (regionaal) programma- of projectkader.

13 Artikel 7 van de Financiële Verhoudingswet luidt: “De verdeling over de provincies en gemeenten van het voor de

algemene uitkeringen beschikbare bedrag houdt rekening met de verschillen tussen de provincies onderling en de

gemeenten onderling in het vermogen tot het voorzien in eigen inkomsten en met de verschillen in noodzakelijke

uitgaven.”

Page 13: 100422 04b 3 Financiële verhoudingen, bijlage 3 · 2010-09-24 · “Krimp en Groei” en het Provinciefonds. 1.3.2 Tijdshorizon De provinciale financiën zijn in 1998 voor het laatst

Beheerst Verdelen

10voorkeursvolgorde is algemeen erkend, maar in de praktijk, bijvoorbeeld

bij cofinanciering, ontstaan mengvormen of wordt ervan afgeweken.

Boorsma stelt dat de voorkeursvolgorde slechts ‘Conventional Wisdom’ is

en plaatst kanttekeningen14 De commissie Verdeelaspecten ziet, vanwege

de complexiteit van de provinciale financiën (zie paragraaf 2.1.1) de

waarde van een ordening en houdt de voorkeursvolgorde aan.

2.2 Samenhang: Motorrijtuigenbelasting, Overige Eigen Middelen en Provinciefonds

Er bestaat voor financiering van algemene taken een directe relatie tus-

sen de belastinginkomsten (opcenten Motorrijtuigenbelasting), Overige

Eigen Middelen en Provinciefonds. Heffingen en rechten horen hier for-

meel bij, maar het betreft hier een verwaarloosbare inkomstenbron. De

commissie heeft deze daarom verder buiten beschouwing gelaten. Er is

vanuit de wet en het verdeelmodel geen directe samenhang met andere

financiële stromen.

De opcenten Motorrijtuigenbelasting, (Overige) Eigen Middelen en de

inkomsten uit het Provinciefonds staan, vanwege de onderlinge samen-

hang en de algemene bestemming, in de volgende paragrafen centraal.

14 Boorsma 2009, p.10-11

Page 14: 100422 04b 3 Financiële verhoudingen, bijlage 3 · 2010-09-24 · “Krimp en Groei” en het Provinciefonds. 1.3.2 Tijdshorizon De provinciale financiën zijn in 1998 voor het laatst

Beheerst Verdelen

112.2.1 Inkomsten uit opcenten Motorrijtuigenbelasting

Afbeelding 3: Ontwikkeling MRB per provincie, 1998-2008.

(Bron: Ministerie van BZK, begrotingen, bewerking commissie)

0

200

400

600

800

1000

1200

1400

1600

1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009

in  €

 mln

Groningen

Friesland

Drenthe

Overijssel

Gelderland

Utrecht

Noord‐Holland

Zuid‐Holland

Zeeland

Noord‐Brabant

Limburg

Flevoland

De inkomsten uit de Motorrijtuigenbelasting zijn tussen 1998 en 2009

met gemiddeld 7% per jaar gestegen. De stijging wordt hoofdzakelijk

veroorzaakt door het gestegen aantal auto’s en het gestegen gemiddelde

gewicht van de voertuigen. Daarnaast hebben provincies op basis van

eigen beleid de opcenten uit de MRB verhoogd. Het maximale tarief dat

de provincies mogen hanteren wordt jaarlijks door de staatssecretaris van

Financiën vastgesteld15. De provincies heffen onder het maximale tarief.

Het verschil tussen het werkelijke tarief en het vastgestelde maximaal

door de provincies te heffen tarief wordt de belastingcapaciteit genoemd

en wordt -ook door de commissie- gezien als potentieel buffervermogen.

De Motorrijtuigenbelasting wordt ook als ijkpunt voor de verdeling van

uitkering uit het Provinciefonds gebruikt. Het ijkpunt is sinds 1998 niet

meer aangepast en is gebaseerd op de opbrengsten uit de provinciale

opcenten MRB in 1995. Gezien de actualisering van de overige ijkpunten

en de algemene regels voor omgang met belastingen en heffingen zou dit

wel moeten gebeuren16. In principe werd het ijkpunt MRB vastgezet om

beïnvloedbaarheid en/of al te grote fluctuaties te voorkomen. Er zijn geen

andere redenen. Het betekent dus niet dat er daarna geen onderhoud

15 Provincies heffen opcenten

Provincies heffen provinciale opcenten op de hoofdsom van de motorrijtuigenbelasting van de in de provincie wonende of

gevestigde houders van personenauto’s en motorrijwielen (Provinciewet, art. 222, lid 1).

Het aantal opcenten bedraagt voor de belastingtijdvakken die na 31 maart 1997 aanvangen ten hoogste 66,4

(Provinciewet, art. 222, lid 2).

Dit maximale aantal opcenten wordt jaarlijks aangepast aan de hand van het vierjaarlijks voortschrijdend gemiddelde

van de gerealiseerde nominale ontwikkeling van het nationaal inkomen. De Minister van Financiën bepaalt jaarlijks het

aantal opcenten dat de provincies ten hoogste kunnen heffen. (Provinciewet, art. 222, lid 4). 16 Gesprek met oud staatssecretaris financiën 1994-2000 dr. W. Vermeend

Page 15: 100422 04b 3 Financiële verhoudingen, bijlage 3 · 2010-09-24 · “Krimp en Groei” en het Provinciefonds. 1.3.2 Tijdshorizon De provinciale financiën zijn in 1998 voor het laatst

Beheerst Verdelen

12meer gepleegd hoeft te worden. Juist onderhoud van de ijkpunten draagt

bij aan duurzaamheid van het systeem. Periodiek onderhoud is ook bij het

ijkpunt MRB noodzakelijk.

2.2.2 Inkomsten uit Overige eigen Middelen17

De Overige Eigen Middelen vormen een restcategorie. De voornaamste

componenten van de OEM zijn inkomsten uit grondexploitatie, leningen,

beleggingen, deelnemingen etc. De samenstelling, omvang en ontwikke-

ling van de OEM verschillen per provincie sterk. Dat is zeker de laatste

jaren het geval. Oorzaken hiervan zijn de ontwikkelingen in de dividend-

uitkeringen van deelnemingen en de opbrengsten uit de verkoop van

aandelen in energiemaatschappijen die deels eigendom zijn van provin-

cies (zie afbeelding 4a en 4b.) De ongelijkheid die hierdoor ontstaat,

heeft niet alleen gevolgen voor de inkomsten uit vermogen, maar ook

voor de wijze waarop de provinciale taken kunnen worden uitgevoerd (het

effect van “insnoeren en uitbuiken”) en de mogelijkheid om op te treden

als cofinancier of op de behoefte om vreemd vermogen aan te trekken.

17 Bij dit hoofdstuk is hoofdzakelijk gebruik gemaakt van RFV en Cebeon gegevens. Reden hiervoor is dat deze

gegevensset in 2009 is afgestemd met de provincies en dat steekproefsgewijze berekeningen van de commissie vrijwel

samenvielen met de door RFV/Cebeon gebruikte gegevens. De commissie roept de provincies op om -ook voor andere

doeleinden- zo snel mogelijk een ‘leesbril’ voor de inkomstenkant te ontwerpen.

Page 16: 100422 04b 3 Financiële verhoudingen, bijlage 3 · 2010-09-24 · “Krimp en Groei” en het Provinciefonds. 1.3.2 Tijdshorizon De provinciale financiën zijn in 1998 voor het laatst

Beheerst Verdelen

13Afbeelding 4a: belangrijkste inkomsten uit structurele dividenden

(bron: provinciale jaarverslagen 1999-2008, bewerking commissie)

0

50

100

150

200

250

300

350

400

450

1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007

Structurele dividenden in  € m

ln

Afbeelding 4b: belangrijkste inkomsten uit verkoopopbrengsten en

incidentele dividenden

(bron: provinciale jaarverslagen 1999-2008, bewerking commissie)

Figuur 2. Belangrijkste inkomsten uit verkoopopbrengsten en incidentele dividenden

Overijssel Overijssel Overijssel Overijssel Overijssel

OverijsselOverijssel

Overijssel

Gelderland Gelderland Gelderland Gelderland Gelderland Gelderland

Gelderland Gelderland

Gelderland

Utrecht

Utrecht Utrecht Utrecht

Utrecht

Utrecht

Utrecht

Utrecht

Utrecht

Noord‐Holland Noord‐Holland

Noord‐Holland

Noord‐Holland

Noord‐Holland

Noord‐HollandNoord‐Holland

Noord‐HollandZuid‐Holland

Zuid‐Holland Zuid‐Holland

Zuid‐HollandZuid‐Holland

Noord‐Brabant

Noord‐Brabant

Noord‐Brabant

Noord‐Brabant

Noord‐Brabant

Noord‐BrabantNoord‐Brabant

Noord‐Brabant

Noord‐Brabant

0

100

200

300

400

500

600

700

1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007

in €

  mln

.

Overige provincies

Noord‐Brabant

Zuid‐Holland

Noord‐Holland

Utrecht

Gelderland

Overijssel

De inkomsten uit structurele dividenden laten een gestage groei zien. De

incidentele dividenden en verkoopopbrengsten geven een minder even-

wichtig beeld. Het aandelenbezit is op basis van historische ontwikke-

lingen niet gelijkmatig verdeeld. Een aantal provincies heeft in de afgelo-

pen jaren al gekozen voor verkoop. De betreffende provincies zijn ver-

schillend omgegaan met de verkregen middelen. Door verkregen midde-

len uit het verkopen van energiemaatschappijen en het uitkeren van hoge

dividenden in deze sector zijn de OEM inkomsten de laatste

jaren verder uit balans geraakt. De ongelijkheid zal de komende jaren

groter worden als de verkoop van de energiemaatschappijen NUON en

Essent (2009) wordt afgewikkeld. Naar verwachting zullen vooral bij de

Page 17: 100422 04b 3 Financiële verhoudingen, bijlage 3 · 2010-09-24 · “Krimp en Groei” en het Provinciefonds. 1.3.2 Tijdshorizon De provinciale financiën zijn in 1998 voor het laatst

Beheerst Verdelen

14provincies Noord-Brabant en Gelderland de OEM inkomsten sterk stijgen.

In de toekomst zijn nog andere fluctuaties mogelijk.

De stijging van de waarde van energieaandelen lijkt overigens ook

anderszins een uitzondering. Wanneer we deze component buiten

beschouwing laten, vertonen de inkomsten uit OEM een veel gelijkmatiger

beeld over de twaalf provincies. Dergelijke inkomstenverschillen uit de

OEM –en in het bijzonder uit sommige onderdelen van de OEM- konden

bij het ontwerp van het huidige verdeelsysteem niet voorzien worden.

2.2.3 Inkomsten uitkering Provinciefonds

De inkomsten uit het Provinciefonds geven over de periode van 1999 tot

2008 het volgende beeld:

Afbeelding 5: Inkomsten uit Provinciefonds 1999-2008

(bron: jaarrekeningbestanden (bijv. R2008), BZK, bewerking commissie)

200

400

600

800

1.000

1.200

1.400

1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008

in € m

ln

Groningen

Fries land

Drenthe  

Overi jssel

Gelderland

Utrecht

Noord‐Hol land

Zuid‐Hol land

Noord‐Brabant

Zeeland

Limburg

Flevoland

* De daling van ca. 130 miljoen Euro in 2004 is te verklaren uit invoering

van het BTW compensatiefonds18. Het Provinciefonds laat verder over de

periode 1998-2008 een gestage groei zien

De uitkering uit het Provinciefonds wordt bepaald door ijkpunten en ver-

deelmaatstaven die binnen de clusters gehanteerd worden (zie paragraaf

2.4.1). Op de ijkbedragen van de clusters is gemiddeld circa

11% in mindering gebracht in verband met de aanname dat een deel van

de normatieve uitgavenijkpunten gedekt wordt uit de Overige Eigen

Middelen19.

De verdeling wordt (gedeeltelijk) aangepast aan eventuele

(taak)veranderingen door de beheerder van het Provinciefonds. Deze

18 Bron mei circulaire 2005 Ministerie van BZK

19 Niet de werkelijke, onderling sterk verschillende bedragen

Page 18: 100422 04b 3 Financiële verhoudingen, bijlage 3 · 2010-09-24 · “Krimp en Groei” en het Provinciefonds. 1.3.2 Tijdshorizon De provinciale financiën zijn in 1998 voor het laatst

Beheerst Verdelen

15aanpassingen worden, samen met gegevens over de omvang van het

Provinciefonds periodiek door het Ministerie van BZK door middel van

circulaires kenbaar gemaakt.

Voor wat betreft de verdeling van de beschikbare financiële middelen is

het Periodiek Onderhoudsrapport (POR) een belangrijke indicator. Daarin

wordt jaarlijks door de fondsbeheerders bijgehouden of de verdeling nog

adequaat is, dat wil zeggen of deze, binnen bepaalde marges nog aansluit

bij de daadwerkelijke benodigde uitgaven van de provincies zoals blijkt

uit de begrotingen20. Ondanks dit mechanisme is achterstallig onderhoud

opgetreden. Een vergelijking van de genormeerde uitgavenijkpunten met

de werkelijke uitgaven van provincies toont verschillen, die bij het perio-

dieke onderhoud onvoldoende zijn aan de orde zijn gekomen (zie hiervoor

paragraaf 2.4.2).

2.3 Algemene taken van provincies

De algemene uitkering van het Provinciefonds is bestemd voor de bekos-

tiging van de wettelijke algemene taken van de provincies.

De taken van provincies liggen op meer fysieke terreinen als ruimtelijke

ordening, infrastructuur, water en milieu, verkeer en vervoer en op het

terrein van bestuur en voorzieningen.

In het rapport ‘Ruimte, Regie en Rekenschap’ doet de Gemengde commis-

sie decentralisatie voor provincies (Commissie Lodders) in 2008 voorstel-

len op vijf beleidsterreinen (wonen/VROM/WWI, werken/EZ, platteland en

cultuur/LNV en OCW, mobiliteit/V&W en bestuur/BZK) voorstellen om ta-

ken die nu nog door de Rijksoverheid worden uitgevoerd te decentralise-

ren naar de provincies.

Uitgangspunt hierbij is dat de rol van de provincies in de regio wordt ver-

stevigd, er minder bestuurlijke drukte is en de provincies zich meer fo-

cussen op hun kerntaken21. De commissie Verdeelaspecten volgt deze

taakindeling.

20 De commissie zoekt voor onderhoud van de kostenoriëntatie liever aansluiting bij de jaarrekeningen dat wil

zeggen het werkelijke uitgavenniveau, en niet bij de begrotingen.

21 Bron:website Ministerie BZK –november 2009, http://www.minbzk.nl/actueel/111074/nieuw

Page 19: 100422 04b 3 Financiële verhoudingen, bijlage 3 · 2010-09-24 · “Krimp en Groei” en het Provinciefonds. 1.3.2 Tijdshorizon De provinciale financiën zijn in 1998 voor het laatst

Beheerst Verdelen

162.4 Verdeelmodel Provinciefonds

De verdeling van de algemene uitkering uit het Provinciefonds wordt be-

paald door verdeelmaatstaven in de vorm van inkomstenijkpunten -als

hiervoor besproken voor de opcenten MRB en de omvang van de OEM- en

van uitgavenijkpunten per cluster van provinciale taken.

Afbeelding 6: samenhang MRB, OEM en Provinciefonds, gebaseerd op

circulaires Ministerie van BZK, genoemde getallen niveau 2007

2.4.1 Clusters en criteria

Verdeling over clusters: de provinciale taken zijn gegroepeerd in vijf

clusters: bestuur, infrastructuur, water en milieu, ruimte, en voorzienin-

gen. Deze clusters zijn weer onderverdeeld in categorieën. De verdeling

van het Provinciefonds verloopt via maatstaven die verbonden zijn aan de

clusters. Dat leidt tot een bruto uitkeringsbasis.

Omdat de voorkeursvolgorde wordt aangehouden wordt eerst de op basis

van het inkomstenijkpunt genormeerde opbrengst van de opcenten

Motorrijtuigenbelasting afgetrokken. Het resultaat daarvan is de netto

uitkeringsbasis.

De uitkering van het Provinciefonds wordt gerelateerd aan de netto uit-

keringsbasis door middel van de uitkeringsfactor. Na verrekening van de

bestuurlijke correctie en de integratie-uitkering resulteert de uitkering per

provincie uit het Provinciefonds.

In de huidige verdeling van het Provinciefonds spelen de Overige Eigen

Middelen maar een beperkte rol (zie paragraaf 2.2.3), in de bekostiging

=omvang algemene uitkering  (€ 1.245 mln)

netto gecorrigeerde rijksuitgaven

accres=

totaal uitkeringen provinciefonds (€ 1.320 mln.)‐

integratie‐uitkeringen (€ 74 mln)

uitkeringsfactor (1,817932)

verdeling algemene uitkering (€ 1.245 mln)

bestuurlijke correctie 1998 (per saldo nihil)

integratie‐uitkeringen (€ 74 mln)

totaal uitkeringen provinciefonds (€ 1.320 mln.)

+/‐

+

=

verdeling bedragen per eenheid over de clusters

fysieke gegevens in eenheden

bruto‐uitkeringsbasis (€ 1.203 mln)

opbrengst motorrijtuigenbelasting (€ 518 mln)

netto‐uitkeringsbasis (€ 684 mln)

x

=

‐ 

=

Page 20: 100422 04b 3 Financiële verhoudingen, bijlage 3 · 2010-09-24 · “Krimp en Groei” en het Provinciefonds. 1.3.2 Tijdshorizon De provinciale financiën zijn in 1998 voor het laatst

Beheerst Verdelen

17van algemene taken volgens de voorkeursvolgorde is een zwaardere rol

weggelegd (zie paragraaf 2.1.3).

2.4.2 Uitgaven provincies

Afbeelding 7: netto uitgaven totaal alle provincies (met leesbril)

(bron: Deloitte)

De uitgaven van de provincies laten een gestage groei zien. Vooral sinds

2007 stijgen de netto lasten. De commissie zoekt de verklaring hiervoor

in algemene prijsstijgingen, het zich uitbreidende takenpakket, decentra-

lisering van rijkstaken, cofinanciering en het aantrekken van projecten en

taken door de provincies zelf.

0

500

1.000

1.500

2.000

2.500

3.000

3.500

2004 2005 2006 2007 2008

netto‐lasten

 in  €

 mln

Cluster Bestuur

Cluster Infrastructuur

Cluster Water en Milieu

Cluster Ruimte

Cluster Voorzieningen

Page 21: 100422 04b 3 Financiële verhoudingen, bijlage 3 · 2010-09-24 · “Krimp en Groei” en het Provinciefonds. 1.3.2 Tijdshorizon De provinciale financiën zijn in 1998 voor het laatst

Beheerst Verdelen

182.4.3 Toetsing genormeerde uitgavenijkpunten voor verdeling aan

patroon gemiddelde werkelijke uitgaven

Afbeelding 8: globale vergelijking c.q. ijking van de genormeerde kosten-

ijkpunten van de huidige verdeling (links), ten opzichte van het voorstel

de RFV (midden) zonder de volumemutaties en ten opzichte van de wer-

kelijke gemiddelde netto-uitgaven 2004-2008.

(bron: Deloitte)

24,2% 23,6% 22,7%

17,8% 17,9% 23,7%

11,9% 15,8%17,4%

36,4% 33,0% 25,5%

9,7% 9,7% 10,6%

0%

10%

20%

30%

40%

50%

60%

70%

80%

90%

100%

huidigverdeelmodel  2007

Rfv zonder volume‐mutaties

werkelijke netto‐uitgaven 2004‐2008

gemiddeld

Bestuur

Infrastructuur

Water enMi l ieuRuimte

Voorzieningen

De commissie heeft een analyse gemaakt van de werkelijke uitgaven

van provincies en deze uitgaven vergeleken met het niveau van de

genormeerde uitgavenijkpunten op basis waarvan de algemene

uitkering mede wordt verdeeld over de provincies in het huidige ver-

deelsysteem. Bij de uitgaven is gekozen voor een gemiddelde over

de twaalf provincies gedurende vijf jaar, bij het verdeelsysteem is als

basis het wettelijk kader en de septembercirculaire 2007 genomen.

Daarbij worden verschillen zichtbaar die naar de mening van de

commissie een nadere analyse en mogelijk een aanpassing van de

verdeling van het Provinciefonds noodzakelijk maken.

Er is een grote ruimte ontstaan tussen de relatieve verhouding van de

ijkpunten per cluster en de werkelijke uitgaven van de provincies gemid-

deld over de laatste vijf jaren.

Het is de vraag of de normatieve ijkpunten de kostenoriëntatie in

voldoende mate hebben gevolgd. Deze vraag baseert de commissie

op het grote verschil tussen de relatieve positie van de ijkwaarde ten

opzichte van de gemiddelde werkelijke netto uitgaven van de geza-

menlijke provincies (met verwerking van de “leesbril”) binnen een

aantal clusters over de laatste vijf jaren (2004-2008). De clusters

water en milieu, infrastructuur en ruimte lopen het meest uit de pas.

De verschillen zijn zowel relatief als absoluut groot.

Ook de RFV was deze mening toegedaan, en komt in haar advies

Page 22: 100422 04b 3 Financiële verhoudingen, bijlage 3 · 2010-09-24 · “Krimp en Groei” en het Provinciefonds. 1.3.2 Tijdshorizon De provinciale financiën zijn in 1998 voor het laatst

Beheerst Verdelen

19-naast aanpassingen in de verdeelmaatstaven en de gewichten daar-

van- tot aanpassingen van uitgavenijkpunten van de clusters. Op

basis van een analyse van de (grote) mutaties in de ijkpunten in de

afgelopen jaren komt de RFV tot haar “beleidsmatige correcties”22.

Voor de eigen berekeningen van zowel het verevenen van de Overige

Eigen Middelen (zie paragraaf 3.3) als voor de verdeling van het Provin-

ciefonds zelf heeft de commissie de nieuwe verdeelmaatstaven en de

daarbij behorende gewichten van de RFV gebruikt23. Motivatie hiervoor is

dat de RFV zich al beweegt in de door de commissie gewenste richting.

Nader onderzoek en verdere analyse door BZK en de provincies zelf zijn

hier noodzakelijk.

22 Zie advies RFV maart 2009, p. 9.

23 RFV maart 2009 p 51- 82

Page 23: 100422 04b 3 Financiële verhoudingen, bijlage 3 · 2010-09-24 · “Krimp en Groei” en het Provinciefonds. 1.3.2 Tijdshorizon De provinciale financiën zijn in 1998 voor het laatst

Beheerst Verdelen

203 Mogelijkheden tot verbetering

3.1 Beperken van de verwarring rondom neven-afspraken en overige geldstromen

Het Provinciefonds is bedoeld ter financiering van de algemene taken van

de provincies. De mogelijke problemen met de andere geldstromen naar

provincies en naar andere overheden zouden in het bredere kader van de

totale bestuurlijke en financiële verhouding tussen de overheden met het

kabinet besproken moeten worden en los moeten staan van deze verde-

lingsdiscussie. De ‘nevenafspraken’ moeten transparant gemaakt worden

en ook de financiële consequenties moeten helder en uniform in kaart

worden gebracht.

3.2 Bevorderen van transparantie en wegnemen onverklaarbare verschillen

De door de commissie gebruikte leesbril heeft een betere vergelijking tus-

sen provinciale jaarrekeningen onderling mogelijk gemaakt. De provincies

zouden, vooral vanuit het belang om een goede discussie over de juiste

onderwerpen te kunnen voeren, vergelijkbaarheid aan inkomsten- en

uitgavenzijde in de toekomst structureel moeten borgen door het over-

nemen en uitwerken van de leesbril of het invoeren van een systeem met

dezelfde functie. Een eerste stap tot vergelijkbaarheid zou het werken

aan gelijke behandeling van alle categorieën activa kunnen zijn. Het in-

stellen van een activaregister door alle provincies kan daarbij een be-

langrijk hulpmiddel zijn. De commissie merkt op dat transparantie over

de activa iets anders is dan het rijk rekenen van de provincies. Tegenover

het bezit van de activa staan namelijk de (grote) lasten die bezit van der-

gelijke activa nu eenmaal met zich meebrengt. Ook hier heeft werken aan

uniformiteit en transparantie grote voordelen. Voor iedereen, zowel voor

de burgers als voor de bestuurders uit de verschillende lagen, wordt hel-

der gemaakt waar de provinciale verantwoordelijkheden liggen en hoe

daar mee om wordt gegaan. Een “leesbril” die een permanente vergelij-

king mogelijk maakt is absoluut noodzakelijk. De commissie beveelt aan

om binnen vijf jaar naar een dergelijke vergelijkingssysteem te groeien.

Page 24: 100422 04b 3 Financiële verhoudingen, bijlage 3 · 2010-09-24 · “Krimp en Groei” en het Provinciefonds. 1.3.2 Tijdshorizon De provinciale financiën zijn in 1998 voor het laatst

Beheerst Verdelen

213.3 Werken aan een afgewogen en rechtvaardige verevening

3.3.1 Overwegingen

De commissie heeft kennisgenomen van recente ontwikkelingen rondom

het Provinciefonds en van het advies van de RFV en de kanttekeningen

daarbij van de commissie Boorsma. De commissie is van mening dat de

toename van de Overige Eigen Middelen niet mag leiden tot al te grote

ongelijkheid van de financiële mogelijkheden van provincies, zie ook

artikel 7 van de Financiële Verhoudingswet. De commissie kiest evenals

de RFV en de commissie Boorsma voor verevening, omdat een vereve-

ning volgens de commissie bijdraagt tot stabiliteit en toekomstbestendigheid

van de financiële verhoudingen tussen de provincies.

3.3.2 Uitwerking verevening

De commissie gaat bij uit van verevening in vier stappen.

Stap 1: Zorg voor eenduidigheid

Definieer de verschillende OEM componenten voor de twaalf provincies

op uniforme wijze. Onder OEM vallen inkomsten als rente, dividend, ver-

koopopbrengsten en andere inkomsten.

Stap 2: Splits de te VeRevenen OEM componenten (VROEM) af

A: De commissie maakt voor de afgelopen 10 jaar onderscheid tussen

de structurele dividenden en de incidentele dividenden en winsten uit de

verkopen van aandelen. De commissie brengt een vermogensrendement

over de incidentele dividenden en winsten ter verevening in bij de

VROEM.

De commissie ziet hierbij overigens geen reden het verschil tussen

structureel en incidenteel dividend blijvend te handhaven. Wat betreft

toekomstige inkomsten zou één categorie “dividend” op zo kort moge-

lijke termijn moeten volstaan.

B: De eerder verkregen winsten uit verkoop en incidenteel dividend uit

voorgaande jaren worden vastgesteld. Daarbij speelt geen rol of de ver-

kregen middelen door de provincies inmiddels zijn uitgegeven of niet.

C: Over het aldus bepaalde vermogen uit incidentele winsten uit aan-

delen per provincie wordt een forfaitair rendement vastgesteld. Het gaat

daarbij momenteel om een forfaitair rendement van 4,42% per jaar.

Deze rekenrente is gebaseerd op een vastgesteld gemiddelde in het

verleden. De bedragen worden opgerent (dat wil zeggen doorgerekend

naar het jaar van verdeling) In de toekomst kan hiervoor een percen-

Page 25: 100422 04b 3 Financiële verhoudingen, bijlage 3 · 2010-09-24 · “Krimp en Groei” en het Provinciefonds. 1.3.2 Tijdshorizon De provinciale financiën zijn in 1998 voor het laatst

Beheerst Verdelen

22tage worden vastgesteld dat in overeenstemming is met het reëel te

verwachten langjarig rendement op het vermogen. Het percentage heeft

een directe invloed op de omvang van het te verevenen bedrag.

Stap 3: Bepaal het te verevenen bedrag en het percentage voor de

verevening van de VROEM

Als voor alle provincies de VROEM bepaald is wordt vanuit het gemid-

delde verevend. De commissie beveelt aan als percentage van vereve-

ning 80% van het verschil ten opzichte van het gemiddelde te nemen.

Stap 4: Bepaal de verdeelmaatstaf voor de verevening van de VROEM over de

provincies (voor de te verdelen VROEM) naar rato van de uitgavenijkpunten

van het Provinciefonds.

De commissie adviseert de verevening van het verschil tussen de aldus per

provincie berekende VROEM en de gemiddelde VROEM van alle provincies te

samen, plaats te laten vinden naar rato van de “uitgavenijkpunten” zoals die

voor de verdeling van de algemene uitkering van het betreffende jaar gelden.

De berekening van de uitkering uit het Provinciefonds per provincie wordt dan

vastgesteld door de bijtelling dan wel de aftrek van het te verevenen

VROEM-bedrag bij de berekende algemene uitkering (zijnde de netto-

uitkeringsbasis maal de uitkeringsfactor). Zie het schema in paragraaf 2.4.

De bijtellingen en de af te trekken bedragen zijn tezamen nul.

Dit voorstel leidt tot het volgende beeld:

Afbeelding 9: verevening per provincie; cijfers, bewerking commissie

Vereveningsbedragen in EUR mln per provincie

‐50 ‐30 ‐10 10 30 50 70

Noord‐BrabantGelderland

OverijsselLimburgZeeland

Groningen

UtrechtNoord‐Holland

FryslânDrenthe

FlevolandZuid‐Holland

vereveningsbedragen in EUR mln per provincie

Page 26: 100422 04b 3 Financiële verhoudingen, bijlage 3 · 2010-09-24 · “Krimp en Groei” en het Provinciefonds. 1.3.2 Tijdshorizon De provinciale financiën zijn in 1998 voor het laatst

Beheerst Verdelen

233.3.3 Motivatie voor de keuze voor 80%

Het voorgestelde percentage van 80% is ook gekozen omdat de commissie

recht wil doen aan mogelijke eigen invloed van de provincies op onder-

nemingskoers en dividendpolitiek, zowel bij de energiemaatschappijen als bij

andere ondernemingen en deelnemingen van provincies. De belangrijkste

motivatie voor 80% is echter dat de commissie het belang ziet van een

‘incentive’ om dit vermogen goed te beheren en om transparant te zijn over

de opbrengsten. De commissie heeft bij de overwegingen betrokken dat voor

gemeenten de belastingcapaciteit ter zake van woningen voor 80% in de

verdeelmaatstaf wordt betrokken24.

3.4 Plegen van groot onderhoud aan de verdeling van het Provinciefonds

De verdeelmaatstaven van het Provinciefonds zijn in 1998 tot stand ge-

komen. Op het verdeelsysteem is sindsdien onvoldoende onderhoud

gepleegd

De commissie volgt de redenering van de RFV dat dit verdeelsysteem als

zodanig niet hoeft te worden vervangen door een ander. Onderhoud en

aanpassingen zouden moeten volstaan. De commissie ziet enkele voor-

stellen van de RFV als een stap in de gewenste richting. In aansluiting op

opmerkingen van de commissie Boorsma, is ook deze commissie van

mening dat de wijzigingen grondig onderbouwd en toetsbaar moeten zijn.

Transparante, vergelijkbare en actuele gegevens zijn noodzakelijk voor

een goede verdeling.

De commissie beveelt aan om op korte termijn achterstallig onderhoud te

plegen door analyse van de omvang en het relatieve gewicht van de ijk-

punten, en op grond hiervan tot een herijking van de normatieve kosten-

ijkpunten te komen. Nagegaan moet worden in hoeverre sprake is van

kostenontwikkelingen die onvoldoende zijn gevolgd in de normatieve

kostenniveaus, of dat er sprake is van eigen beleidsmatige keuzen van

provincies wat betreft hun uitgavenniveau. Concreet beveelt de commis-

sie aan de clusters ruimte, water en milieu en infrastructuur te herijken.

Hier kan een voortschrijdend vijfjaarlijks provinciaal gemiddelde als indi-

cator van mogelijke scheefgroei worden gebruikt (zie afbeelding 8).

De commissie hecht aan objectieve criteria en ziet bovenstaande aan-

beveling niet als het verlaten van de objectiviteit en kostenoriëntatie van

het systeem. Ook de mate van beïnvloedbaarheid is verwaarloosbaar als

24 Financiële Verhoudings Wet, artikel 8, lid 2: De belastingcapaciteit ter zake van woningen, bedoeld in

tabel B onder a, wordt slechts voor 80% in de verdeelmaatstaf betrokken. De belastingcapaciteit ter zake van

niet-woningen wordt slechts voor 70% in de verdeelmaatstaf betrokken

Page 27: 100422 04b 3 Financiële verhoudingen, bijlage 3 · 2010-09-24 · “Krimp en Groei” en het Provinciefonds. 1.3.2 Tijdshorizon De provinciale financiën zijn in 1998 voor het laatst

Beheerst Verdelen

24actualiteit, transparantie en vergelijkbaarheid van onderliggende gege-

vens gewaarborgd zijn. De werking van de verdeling wordt juist versterkt

door het periodiek “ijken van de ijkpunten”.

Belangrijk!

Als de verdeling van de algemene uitkering via de uitgavenijkpunten van

de clusters en of de verdeelcriteria binnen de clusters wordt aangepast,

veranderd ook de onttrekking / aanwending van het uit te keren bedrag

van het Provinciefonds. Immers het advies van de commissie is om de

verrekening van te verevenen sommen plaats te laten vinden op basis

van deze verdeelcriteria voor het Provinciefonds.

Page 28: 100422 04b 3 Financiële verhoudingen, bijlage 3 · 2010-09-24 · “Krimp en Groei” en het Provinciefonds. 1.3.2 Tijdshorizon De provinciale financiën zijn in 1998 voor het laatst

Beheerst Verdelen

254 Overige onderwerpen

4.1 Derde aspiratieniveau van Goedhart

Bij taakuitoefening en bekostiging komt vrijwel direct de vraag naar het derde

aspiratieniveau van Goedhart aan de orde. De commissie heeft zich evenals

andere onderzoekers over deze vraag gebogen. Ze legt uitsluitend een direct

verband met het Provinciefonds. De verdeelcriteria van het Provinciefonds zijn

gerelateerd aan provincietaken. Indien het Provinciefonds goed onderhouden

wordt en goed functioneert, bestaat op dat gebied de beste garantie voor het

‘bedienen’ van het aspiratieniveau van Goedhart.

De commissie betrekt zoals eerder gesteld in haar overwegingen niet ge-

meentelijke voorzieningen, specifieke uitkeringen en andere (vaak project-

gebonden) geldstromen. Het Provinciefonds moet in zichzelf consistent zijn.

De commissie neemt waar dat het bezit van een eigen vermogen en een

daaruit voortvloeiende stabiele inkomstenbron de mogelijkheid vergroot

om sneller en uitgebreider invulling te geven aan de provinciale taken

waarvoor de algemene uitkering bestemd is. Ook cofinanciering met be-

trekking tot taken van andere overheden wordt eenvoudiger25. Dit ver-

schijnsel kan verschillen veroorzaken bij het invulling geven aan het

derde aspiratieniveau van Goedhart, te weten het kunnen realiseren van

een gelijkwaardig voorzieningenniveau bij een gelijke belastingdruk.

De commissie sluit aan bij artikel 7 van de Financiële verhoudingswet waarin

staat dat “De verdeling over de provincies en gemeenten van het voor de

algemene uitkeringen beschikbare bedrag rekening houdt met de ver-

schillen tussen de provincies onderling en de gemeenten onderling in het

vermogen tot het voorzien in eigen inkomsten en met de verschillen in

noodzakelijke uitgaven”.

25 Zie hiervoor o.a. het rapport “Bijdrage provincies aan rijksdoelen 2007 – 2013”, IPO, Den Haag, mei 2009,

p. 15. In dit rapport wordt de totale bijdragen aan rijksdoelen door provincies in de periode 2007–2013 op

ruim 900 miljoen per jaar geschat.

Page 29: 100422 04b 3 Financiële verhoudingen, bijlage 3 · 2010-09-24 · “Krimp en Groei” en het Provinciefonds. 1.3.2 Tijdshorizon De provinciale financiën zijn in 1998 voor het laatst

Beheerst Verdelen

264.2 De Motorrijtuigenbelasting

De Motorrijtuigenbelasting, en daarmee de geldstroom uit opcenten zal

naar verwachting op termijn verdwijnen. In november 2009 kwam dit

proces in een stroomversnelling door de aankondiging van de versnelde

invoer van het rekeningrijden. Inmiddels lijkt de rust rondom dit dossier

enigszins wedergekeerd. De commissie ziet het voorstellen van een ver-

vanging van deze belasting als een taak voor het Ministerie van BZK, het

Ministerie van Financiën en de provincies zelf. De commissie heeft ken-

nisgenomen van verschillende initiatieven van de provincies om tot in-

ventarisatie en uitwerking van verschillende mogelijkheden te komen26.

De commissie ziet in navolging van de RFV en de commissie Boorsma

reden om het ijkpunt MRB in ieder geval te actualiseren. Nu de MRB ver-

moedelijk niet op zeer korte termijn wordt afgeschaft is het van belang

dat een correct ijkpunt wordt gehanteerd. De RFV ging hierbij uit van een

technische rekenveronderstelling, de commissie Boorsma ziet mogelijkhe-

den in de wettelijke kaders en vergelijking met de omgang met de

Onroerend Zaak Belasting in het Gemeentefonds.

Gezien de ontwikkeling van de provinciale financiën en de actualisering

van de overige ijkpunten acht de commissie het reëel om het Ministerie

van BZK het inkomstenijkpunt MRB te laten verhogen tot het niveau

waarbij dit ijkpunt in een actuelere verhouding komt ten opzichte van het

totaalbedrag van de bruto uitkeringsbasis (totaal van uitgavenijkpunten

van de clusters).

4.3 Krimp en Groei

De commissie heeft kennisgenomen van ontwikkelingen op het gebied van

krimp (bijvoorbeeld in delen van Limburg, Zeeland en Groningen) en

groei (bijvoorbeeld de schaalsprong van Almere). De commissie heeft

voor een analyse van de gevolgen van krimp de recente rapporten van

het TopTeam (Dijkstal en Mans) gehanteerd27. Volgens de commissie Ver-

deelaspecten zal de onvermijdelijk optredende krimp in delen van het

land de taken die gefinancierd worden vanuit het Provinciefonds voor-

alsnog nauwelijks raken. Mogelijke knelpunten worden ondervangen door

specifieke uitkeringen en vallen hoofdzakelijk binnen het takenpakket van

(samenwerkende) gemeenten (bijvoorbeeld meer ouderen betekent meer

zorg). Een optie voor de korte termijn is het Provinciefonds minder

26 Zie hiervoor onder andere: P. Wilms, J. de Lint., “Staalkaart Proviniale Belastingen” APE, Den Haag, 2008.

Vergaderstuk bij IPO werkconferentie 29 januari 2009.

27 TopTeam Krimp, H.F. Dijkstal en J.H. Mans, Krimp als structureel probleem, rapportage 1.2 en 3, Den

Haag, september–november 2009.

Page 30: 100422 04b 3 Financiële verhoudingen, bijlage 3 · 2010-09-24 · “Krimp en Groei” en het Provinciefonds. 1.3.2 Tijdshorizon De provinciale financiën zijn in 1998 voor het laatst

Beheerst Verdelen

27inwonergevoelig te maken. Andere ontwikkelingen, bijvoorbeeld op het

terrein van de woningmarkt, hebben een lange adem en laten pas over 10

jaar gevolgen zien. De provincies hebben in veel gevallen al bestaand

beleid of voldoende tijd om beleid te ontwikkelen en passende financie-

ring te zoeken. De commissie constateert dat rijk, provincies en

gemeenten hier al mee bezig zijn28.

Bij een groeiende bevolking geldt hetzelfde principe. Een groeiende be-

volking stelt investeringseisen aan zowel gemeenten als provincies, en

daar zijn de bestaande systemen op ingericht. Groei wordt op korte ter-

mijn hoofdzakelijk gedekt door specifieke uitkeringen of door andere

bronnen. Bij snelle groei kan frictie ontstaan (bijvoorbeeld omdat flink

geïnvesteerd moet worden nog voordat de inwoners er zijn). Het Provin-

ciefonds biedt geen oplossing voor de korte termijn. Ook hier zouden wel-

licht minder inwonergevoeligheid en een zwaarder accent op onderdelen

waar grote structurele investeringen worden gevraagd de financiële druk

kunnen verminderen. Op lange termijn bestaat voldoende ruimte om,

onder andere met het Provinciefonds, actief op de nieuwe situatie te anti-

ciperen29. Het is vooral ook aan de provincies zelf om hier op afgewogen

wijze invulling aan te geven.

28 Zie hiervoor bijvoorbeeld het interbestuurlijk actieplan bevolkingsdaling “Krimpen met Kwaliteit”, Ministerie

BZK, IPO en VNG, Den Haag, november 2009.

29 Zie hiervoor o.a. rapport: “Financiële positie van Flevoland zonder en met schaalsprong”, CEBEON, 1

oktober 2009

Page 31: 100422 04b 3 Financiële verhoudingen, bijlage 3 · 2010-09-24 · “Krimp en Groei” en het Provinciefonds. 1.3.2 Tijdshorizon De provinciale financiën zijn in 1998 voor het laatst

Beheerst Verdelen

28Bijlage 1

Adviesaanvraag aan onafhankelijke commissie verdeelaspecten Provinciefonds

In opdracht van het IPO heeft een commissie van deskundige hoogleraren

een contra-expertise uitgevoerd op het RFV-onderzoek naar de financiële

verhouding tussen rijk en provincies. Kernpunt van het advies van de

contra-expertise is dat het RFV-advies nuttige aanzetten voor een herij-

king van de omvang en verdeling van het Provinciefonds bevat, maar

zeker niet meer dan dat. Een verdiepingsslag over de omvang van het

Provinciefonds is noodzakelijk. Voor de herijking van de omvang zullen

fondsbeheerders en IPO indringend overleg voeren. Hiertoe is een apart

traject uitgezet.

Met betrekking tot de verdeling binden de provincies zich aan de afspraak

dat zij vóór 1 januari 2010 een gezamenlijk voorstel doen aan de staats-

secretaris van BZK.

Er wordt een onafhankelijke commissie ingesteld. De samenstelling en

werkwijze van de commissie zal moeten leiden tot een evenwichtig en

zwaarwegend advies aan het bestuur van het IPO en de colleges van

Gedeputeerde Staten. Het advies is gebaseerd op bestuurlijk draagvlak,

zodanig dat het advies naar de inschatting van de commissie voor alle

provincies bestuurlijk aanvaardbaar is.

Met het kabinet is inmiddels afgesproken “dat het IPO in overleg met de

Fondsbeheerders een voorstel zal voorbereiden voor herziening van het

verdeelmodel Provinciefonds dat uiterlijk 1 januari 2010 gereed zal zijn.

De fondsbeheerders zullen dit voorstel toetsen. Het nieuwe verdeelmodel

zal uiterlijk 1 januari 2012 door het kabinet worden geïmplementeerd.” In

bestuurlijk overleg zal de staatssecretaris van BZK tussentijds over de

voortgang worden geïnformeerd.

Page 32: 100422 04b 3 Financiële verhoudingen, bijlage 3 · 2010-09-24 · “Krimp en Groei” en het Provinciefonds. 1.3.2 Tijdshorizon De provinciale financiën zijn in 1998 voor het laatst

Beheerst Verdelen

29Inhoud advies

Er is sprake van scheefheid in de financiële mogelijkheden van provincies,

die niet eenduidig te verklaren is vanuit een verschil in takenpakket van

de provincies of vanuit beleidsmatige of financiële risico’s. Daarmee wordt

onvoldoende recht gedaan aan de uitgangspunten van de Financiële ver-

houdingswet.

Aan de commissie wordt gevraagd een advies op te stellen hoe met in-

gang van 2012 tot een verdeling van het Provinciefonds kan worden

gekomen die recht doet aan de uitgangspunten van de Financiële verhou-

dingswet. Voor de commissie bieden het advies van de RFV, dat niet door

het IPO wordt onderschreven en de contra-expertise van de commissie

Boorsma aangrijpingspunten.

De volgende aspecten dienen daarbij te worden betrokken:

• Het derde aspiratieniveau van Goedhart waarmee wordt beoogd dat

de provincies over een gelijkwaardig voorzieningencapaciteit kunnen

beschikken bij gelijke belastingdruk, waarbij rekening wordt gehou-

den met verschillen in objectieve kostenfactoren. Dit uitgangspunt –

dat ook is verankerd in de Financiële verhoudingswet30 – moet ook

gelden voor de nieuwe verdeling. Daarbij wordt nagegaan op welke

wijze rekening dient te worden gehouden met de overige eigen mid-

delen en met de belastingcapaciteit. Ook wordt nagegaan in hoeverre

voorzieningen van andere overheden en specifieke uitkeringen hierin

moeten worden verdisconteerd.

• De verdeelmaatstaven. De commissie gaat na of de door de RFV voor-

gestelde verdeelmaatstaven voldoen aan de uitgangspunten en eisen

van de Financiële verhoudingswet en komt -indien nodig- met aange-

paste voorstellen.

De commissie kan gebruik maken van notities die werkgroepen van de

BOAG Middelen hebben opgesteld over de OEM, de belastingen en de ver-

deelmaatstaven.

Samenstelling

De opdracht aan de commissie om een voor alle provincies bestuurlijk

aanvaardbaar advies uit te brengen, stelt zware eisen aan de samen-

stelling van de commissie. De leden dienen zwaargewichten te zijn met

een gedegen kennis van de bestuurlijke en financiële verhoudingen en

30 Artikel 7 van de Financiële verhoudingswet luidt: “De verdeling over de provincies en gemeenten van het

voor de algemene uitkeringen beschikbare bedrag houdt rekening met de verschillen tussen de provincies

onderling en de gemeenten onderling in het vermogen tot het voorzien in eigen inkomsten en met de

verschillen in noodzakelijke uitgaven.”

Page 33: 100422 04b 3 Financiële verhoudingen, bijlage 3 · 2010-09-24 · “Krimp en Groei” en het Provinciefonds. 1.3.2 Tijdshorizon De provinciale financiën zijn in 1998 voor het laatst

Beheerst Verdelen

30ervaring in het openbaar bestuur. Een onderzoeksbureau dat ervaring

heeft met het onderhoud van het Provinciefonds of Gemeentefonds, zal

voor ondersteuning zorgen.

Begeleiding

De BOAG Middelen fungeert als klankbord voor bespreking van de voort-

gang van de werkzaamheden van de commissie. Het Ministerie van BZK

wordt voor de besprekingen van de klankbordgroep uitgenodigd.

De commissie bespreekt de voortgang in bestuurlijke werkconferenties

aansluitend aan de vergaderingen van het IPO bestuur op 10 september

en 19 november en voorafgaande aan de vergadering van het IPO bestuur

van 10 december 2009. Deze besprekingen zijn voor de commissie een

toetsmoment voor de bestuurlijke aanvaardbaarheid van de te ontwikke-

len voorstellen. De commissie heeft hierin haar eigen verantwoordelijk-

heid. De colleges van Gedeputeerde Staten zullen zelf zorg dragen voor

de terugkoppeling naar Provinciale Staten. Het IPO continueert de regel-

matige uitgave van de Nieuwsbrief Financiën voor leden van Provinciale

Staten.

Planning

De commissie start op 1 juli 2009 met zijn werkzaamheden. Het eind-

rapport dient op 15 december 2009 te zijn afgerond. Het IPO zal het

voorstel van de commissie uiterlijk 31 december 2009 aan de staats-

secretaris van BZK aanbieden.

Page 34: 100422 04b 3 Financiële verhoudingen, bijlage 3 · 2010-09-24 · “Krimp en Groei” en het Provinciefonds. 1.3.2 Tijdshorizon De provinciale financiën zijn in 1998 voor het laatst

Beheerst Verdelen

31Bijlage 2

Geraadpleegde personen

Drs. G. Beukema Interprovinciaal Overleg

Drs. M. Bruijs CEBEON

J. Franssen Interprovinciaal Overleg

Drs. D. van der Heijden Ministerie BZK

Dr. P. Huigsloot CEBEON

Mr. G. van Nijendaal Raad voor de Financiële Verhoudingen

Drs. J. Nijenhuis Ministerie BZK

Dr. W. Vermeend Staatsecretaris Financiën 1994-2000

Drs. S. de Vries Centraal Bureau voor de Statistiek

Drs. P.Wilms APE onderzoek en advies

Drs. B. Steiner Steiner Advies

Drs. D. van Tongeren Centraal Bureau voor de Statistiek

Drs. O. IJsselstein Ministerie BZK

De directeuren middelen van de provincies (Leden BOAG middelen)

Page 35: 100422 04b 3 Financiële verhoudingen, bijlage 3 · 2010-09-24 · “Krimp en Groei” en het Provinciefonds. 1.3.2 Tijdshorizon De provinciale financiën zijn in 1998 voor het laatst

Beheerst Verdelen

32Bijlage 3

Literatuur

Rapporten:

Boorsma, P.B., Van Helden, G.J., Van Leeuwen, L. : De Toekomst van de

Financiële Verhouding tussen Rijk en provincies, Den Haag, mei 2009

CEBEON: “Financiële positie van Flevoland zonder en met schaalsprong”, ,

oktober 2009

CEBEON, Onderzoek omvang en verdeling provinciefonds, Den Haag,

maart 2009

Gemengde commissie decentraliseringsvoorstellen provincies; Ruimte,

regie en rekenschap, Den Haag, maart 2008

Goedhart, C. ‘Een theoretisch kader voor inkomstenverwerving door lagere

overheden’, in N.C.M. van Niekerk (red.), Macht en middelen in de verhou-

ding Rijk – lagere overheden. Den Haag 1982: Instituut voor Onderzoek van

Overheidsuitgaven IPO, ‘Bevindingen Verdiepingsslag”,Den Haag, november 2009.

IPO: Bijdrage provincies aan rijksdoelen 2007 – 2013 , Den Haag, mei

2009,

IPO: inventarisatie provinciale budgetten binnen en buiten ILG. Onderzoeks-

rapportage t.b.v. het Interprovinciaal Overleg. Den Haag,

PricewaterhouseCoopers, 2 april 2009.

IPO, Werkconferentie 29 januari 2009, P. Wilms, J. de Lint., “Staalkaart

Provinciale Belastingen” APE, Den Haag, 2008.

Mierlo, van, Noord-Brabant en de herijkjng van het provinciefonds, april

2009 Ministerie van BZK: Circulaires provinciefonds 1999 - 2008

Ministerie van BZK, IPO en VNG; interbestuurlijk actieplan bevolkingsdaling

“Krimpen met Kwaliteit”, Den Haag, november 2009.

Ministerie van BZK: ‘Interprovinciale Vergelijkingen”, jaarlijkse publicatie

Ministerie van Financiën: “Evaluatie normeringsystematiek gemeente- en

provinciefonds”, Den Haag oktober 2006.

Raad voor de Financiële Verhoudingen: Tien jaar financiële Verhoudingen,

Den Haag, oktober 2007

Raad voor de financië’le verhoudingen: Naar een herijking van de

financiële verhouding tussen Rijk en provincies, Den Haag, maart 2009

Page 36: 100422 04b 3 Financiële verhoudingen, bijlage 3 · 2010-09-24 · “Krimp en Groei” en het Provinciefonds. 1.3.2 Tijdshorizon De provinciale financiën zijn in 1998 voor het laatst

Beheerst Verdelen

33TopTeam Krimp, H.F. Dijkstal en J.H. Mans, Krimp als structureel probleem,

rapportage 1.2 en 3, Den Haag, september – november 2009.

Periodieke rapportages:

Provinciale jaarrekeningen 1998-2008

Tweede Kamer: PERIODIEK ONDERHOUDSRAPPORT PROVINCIEFONDS

(jaarlijkse bijlage bij de provinciefondsbegroting)

Wet- en regelgeving:

Besluit van 17 januari 2003, houdende de voorschriften voor de

begroting- en verantwoordingsdocumenten, uitvoeringsinformatie en

informatie voor derden van provincies en gemeenten (Besluit begroting

en verantwoording provincies en gemeenten, BBV)

Wet van 21 oktober 1996, houdende regels inzake de financiële verhou-

ding tussen het Rijk en de gemeenten (Financiële-verhoudingswet)

Wet van 10 september 1992, houdende nieuwe bepalingen met betrek-

king tot provincies (provinciewet)

Page 37: 100422 04b 3 Financiële verhoudingen, bijlage 3 · 2010-09-24 · “Krimp en Groei” en het Provinciefonds. 1.3.2 Tijdshorizon De provinciale financiën zijn in 1998 voor het laatst

Beheerst Verdelen

34Bijlage 4

Tabellen

Toelichting bij tabellen:

De commissie heeft uitgebreide cijfermatige onderbouwing gebruikt om

tot haar conclusies te komen. Het betreft:

• de ‘leesbril” informatie zoals aan de individuele provincies toegezon-

den is (met correcties door provincies);

• een nadere analyse van- en een vergelijking met de RFV gegevens;

• bewerkingen en gevoeligheidsanalyses voor de berekening van de

effecten van mutaties van het vereveningspercentage, de forfaitaire

rente, etc;

• overige tabellen.

Een gedeelte van deze ‘werk’ tabellen is al digitaal overgedragen aan IPO

en provincies. Daarmee was de informatie meestal direct geschikt voor

het inlezen in bestanden en verder gebruik. De commissie stelt alle

onderliggende bestanden digitaal beschikbaar aan het IPO.

In deze sectie zijn alleen de tabellen opgenomen die direct ondersteunend

zijn aan tekst en afbeeldingen in het rapport.

Page 38: 100422 04b 3 Financiële verhoudingen, bijlage 3 · 2010-09-24 · “Krimp en Groei” en het Provinciefonds. 1.3.2 Tijdshorizon De provinciale financiën zijn in 1998 voor het laatst

Beheerst Verdelen

35I Tabel bij afbeelding 2: Globale indicatie inkomsten provincies en

relatieve positie provinciefonds (1999-2008)

II Tabel bij afbeelding 3: Ontwikkeling MRB per provincie, 1998-2008

III Tabel bij afbeelding 4a: belangrijkste inkomsten uit structurele

dividenden

IV Tabel bij afbeelding 4b: Belangrijkste inkomsten uit verkoop-

opbrengsten en incidentele dividenden

V Tabel bij 4c: gecombineerd effect 4a en 4b

VI Tabel bij afbeelding 5: Inkomsten uit provinciefonds 1999-2008

VII Tabel bij afbeelding 7: Netto uitgaven alle provincies 2004 - 2008

VIII Tabel bij afbeelding 8: Globale vergelijking huidige verdeling,

voorstel Rfv en werkelijke uitgaven

IX Tabel rekenmodel commissie

Page 39: 100422 04b 3 Financiële verhoudingen, bijlage 3 · 2010-09-24 · “Krimp en Groei” en het Provinciefonds. 1.3.2 Tijdshorizon De provinciale financiën zijn in 1998 voor het laatst

Beheerst Verdelen

0

Tabel I Bij afbeelding 2: Globale indicatie inkomsten provincies en relatieve positie provinciefonds (1999-2008) (Bron: Ministerie van BZK, bewerking commissie)

1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 Uitkering provincie-fonds

827.785

940.879

1.019.194

1.082.689

1.135.519

992.946

1.007.714

1.084.772

1.130.189

1.208.800

Opbrengst MRB

671.347

714.105

760.245

812.728

874.808

982.035

1.062.475

1.108.405

1.215.969

1.332.501

Heffingen en rechten

21.400

26.935

41.113

46.408

27.941

56.473

37.435

32.114

31.453

23.379 Overige eigen middelen

1.089.936

1.012.540

1.318.407

1.264.443

1.659.442

1.923.669

2.253.007

2.601.231

3.910.220

3.529.475

Specifieke uitkeringen

1.100.403

1.129.877

1.285.857

1.382.743

1.439.776

1.688.281

1.672.292

1.845.975

2.559.434

2.414.102

Totaal 3.710.870 3.824.336 4.424.817 4.589.011 5.137.486 5.643.404 6.032.922 6.672.496 8.847.265

8.508.258

Page 40: 100422 04b 3 Financiële verhoudingen, bijlage 3 · 2010-09-24 · “Krimp en Groei” en het Provinciefonds. 1.3.2 Tijdshorizon De provinciale financiën zijn in 1998 voor het laatst

Beheerst Verdelen

1

Tabel II Bij afbeelding 3: Ontwikkeling MRB per provincie, 1998-2008. (Bron: Ministerie van BZK, begrotingen, bewerking commissie) Opbrengsten opcenten motorrijtuigenbelastingen

1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 Groningen 18,2 18,7 21,4 23,9 26,6 29,3 31,6 35,9 38 40,3 41,9 44,3 Friesland 18,2 19,4 20,9 22,8 24,7 30,1 32,1 37 41,1 44,1 50,4 54 Drenthe 19 19,1 20,9 22,9 25,1 27,6 29,6 32,6 35,8 38 42,7 44,4 Overijssel 39,8 42,8 47,4 54,3 57,8 62,2 67 70,9 77 80,7 82,3 86,6 Gelderland 72 76,7 83,8 92,9 101,5 111,6 116,5 141,2 148,3 157,7 168 172 Utrecht 43,1 47,7 54 60,1 64,8 72,7 79,8 83,3 92,1 94,4 99,5 103,8 Noord-Holland 86 87,4 89 90,6 90,2 90,9 111,5 114,7 121,7 153,1 165,7 188 Zuid-Holland 121,2 122,3 135,1 147 158,6 169,6 201,9 220,6 221,7 228,1 280,2 304 Zeeland 14,9 15,7 17,1 18,6 20,2 21,8 23,2 24,4 26,1 26,6 28,5 30 Noord-Brabant 97,2 101,7 111,5 119 134,7 152,8 165,4 169,5 177,3 187,4 195,5 205,1 Limburg 39,6 41,6 45,5 50,3 54,3 59,4 66,9 73,4 80,4 87 91,9 96,5 Flevoland 8,8 8,4 11,1 12,7 14,7 17,5 20,4 23 34,5 36,3 43 47,5 Nederland 577,8 601,6 657,7 715,1 773,2 845,5 945,9 1026,5 1094 1173,7 1289,6 1376,2 aantal auto's 5,00 5,17 5,28 5,41 5,53 5,61 5,65 5,71 5,78 5,86 5,98

Page 41: 100422 04b 3 Financiële verhoudingen, bijlage 3 · 2010-09-24 · “Krimp en Groei” en het Provinciefonds. 1.3.2 Tijdshorizon De provinciale financiën zijn in 1998 voor het laatst

Beheerst Verdelen

2

Tabel III Bij afbeelding 4a: belangrijkste inkomsten uit structurele dividenden

(Bron: provinciale jaarverslagen 1999-2008, bewerking commissie)

Provinciale inkomsten uit nuts-bedrijven 2007

x € 1000

jaar structureel

1999 57.909

2000 113.829

2001 177.163

2002 210.241

2003 173.948

2004 232.827

2005 269.271

2006 410.134

2007 425.496

Page 42: 100422 04b 3 Financiële verhoudingen, bijlage 3 · 2010-09-24 · “Krimp en Groei” en het Provinciefonds. 1.3.2 Tijdshorizon De provinciale financiën zijn in 1998 voor het laatst

Beheerst Verdelen

3

Tabel IV Bij afbeelding 4b: Belangrijkste inkomsten uit verkoopopbrengsten en incidentele dividenden (bron: provinciale jaarverslagen 1999-2008, bewerking commissie)

1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007

Overijssel 225 75.600 25.142 184.938

Gelderland 106.426 66.120

Utrecht 147.932 301.975 82.000

Noord-Holland 298.530 106.148 107.205 13.415

Zuid-Holland 100.739 5.145 70.035 7.073 6.655

Noord-Brabant 26.786 26.235 303.447Overige provincies 1.157 17 6 2.077 905

Page 43: 100422 04b 3 Financiële verhoudingen, bijlage 3 · 2010-09-24 · “Krimp en Groei” en het Provinciefonds. 1.3.2 Tijdshorizon De provinciale financiën zijn in 1998 voor het laatst

Beheerst Verdelen

4

Tabel V Bij afbeelding 4c: gecombineerd effect 4a en 4b (bron: provinciale jaarverslagen 1999-2008, bewerking commissie)

Provinciale inkomsten uit nutsbedrijven

Overijssel Gelderland Utrecht Noord-Holland

Zuid-Holland

Noord-Brabant

Overige provincies

Incidentele dividenden en verkoopopbreng-sten

Structurele dividenden

1999 147.932 1.157 149.089 57.909

2000 298.530 100.739 17 399.286 113.829

2001 106.148 5.145 111.293 177.163

2002 26.786 26.786 210.241

2003 301.975 70.035 372.010 173.948

2004 225 107.205 107.430 232.827

2005 75.600 6 75.606 269.271

2006 25.142 106.426 7.073 26.235 2.077 166.953 410.134

2007 184.938 66.120 82.000 13.415 6.655 303.447 905 657.480 425.496

Page 44: 100422 04b 3 Financiële verhoudingen, bijlage 3 · 2010-09-24 · “Krimp en Groei” en het Provinciefonds. 1.3.2 Tijdshorizon De provinciale financiën zijn in 1998 voor het laatst

Beheerst Verdelen

5

Tabel VI Bij afbeelding 5: Inkomsten uit Provinciefonds 1999-2008 (bron; jaarrekeningbestanden, bewerking commissie)

1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008

Groningen

55

62

65

72

73

68

70

76

79

83

Friesland

66

73

79

83

87

79

83

92

95

99

Drenthe

46

51

55

58

61

56

58

64

67

71

Overijssel

80

89

94

100

105

92

91

88

92

98

Gelderland

108

125

136

142

151

130

135

163

167

177

Utrecht

46

50

54

56

59

51

51

55

59

63 Noord-Holland

83

99

108

117

125

106

108

117

122

131

Zuid-Holland

114

133

149

157

161

142

134

137

148

162

Zeeland

51

55

59

63

66

60

61

67

69

74 Noord-Brabant

83

97

103

111

117

96

100

100

107

118

Limburg

57

65

69

74

79

67

70

76

78

84

Flevoland

38

43

47

50

52

47

47

51

47

48

Totaal

2.827

2.941

3.020

3.085

3.139

2.997

3.013

3.091

3.137

3.217

Page 45: 100422 04b 3 Financiële verhoudingen, bijlage 3 · 2010-09-24 · “Krimp en Groei” en het Provinciefonds. 1.3.2 Tijdshorizon De provinciale financiën zijn in 1998 voor het laatst

Beheerst Verdelen

6

Tabel VII Bij afbeelding 7: Netto uitgaven alle provincies 2004 - 2008 (met leesbril, bron Deloitte)

2004 2005 2006 2007 2008

Cluster Bestuur 225 259 259 302 291

Cluster Infrastructuur 630 636 551 766 842

Cluster Water en

Milieu 471 316 387 521 486

Cluster Ruimte 557 528 572 624 707

Cluster Voorzieningen 490 525 604 642 607

Totaal 2.373 2.266 2.374 2.855 2.932

Page 46: 100422 04b 3 Financiële verhoudingen, bijlage 3 · 2010-09-24 · “Krimp en Groei” en het Provinciefonds. 1.3.2 Tijdshorizon De provinciale financiën zijn in 1998 voor het laatst

Beheerst Verdelen

7

Tabel VIII

Bij afbeelding 8: Globale vergelijking c.q. ijking van de genormeerde kostenijkpunten van de huidige

verdeling (links), ten opzichte van het voorstel de RFV (midden) zonder de volumemutaties en ten

opzicht van. de werkelijke gemiddelde netto-uitgaven 2004-2008.

(bron: Deloitte)

Huidig verdeelmodel

2007

RFV zonder volume-

mutaties

Werkelijke netto-

uitgaven 2004-2008

gemiddeld

Bestuur 9,7% 9,7% 10,6%

Infrastructuur 36,4% 33,0% 25,5%

Water en Milieu 11,9% 15,8% 17,4%

Ruimte 17,8% 17,9% 23,7%

Voorzieningen 24,2% 23,6% 22,7%

100,0% 100,0% 100,0%

Page 47: 100422 04b 3 Financiële verhoudingen, bijlage 3 · 2010-09-24 · “Krimp en Groei” en het Provinciefonds. 1.3.2 Tijdshorizon De provinciale financiën zijn in 1998 voor het laatst

Beheerst Verdelen

8

Tabel IX Rekenmodel commissie

provincie =4,42% van (2) = (1) + (3) =(1)/uitgaven =(2)/uitgaven =(3)/uitgaven =(4)/uitgaven

totaal totaal totaal totaal

bedragen x €

1000

uitgaven-

niveau 2007

met

wijzigingen

beleid

structureel

dividend 2007

incidenteel

dividend en

verkoop-

sommen

1998/2007

verondersteld

4,42% over

incidenteel &

verkoop

totaal

verondersteld

structureel

rendement op

vermogen

structureel

dividend 2007

incidenteel

dividend en

verkoop-

sommen

1998/2007

verondersteld

4,42% over

incidenteel &

verkoop

totaal

verondersteld

structureel

rendement op

vermogen

bedrag in

€ mln.

bedrag in

€ mln.

bedrag in

€ mln.

bedrag in

€ mln.

in €/uitgaven in €/uitgaven in €/uitgaven in €/uitgaven

10 Noord-Brabant 316.505

92 364 16 108 290 1.150 51 341 5 Gelderland 340.329

97 177 8 105 286 521 23 309 4 Overijssel 225.579

56 294 13 69 248 1.303 58 305 7 Noord-Holland 344.334

34 677 30 64 98 1.967 87 185 11 Limburg 179.946

48 160 7 55 267 891 39 306 9 Zeeland 129.868

35 0 0 35 272 0 0 272 6 Utrecht 168.132

1 650 29 29 3 3.867 171 174 2 Fryslân 188.756

28 18 1 29 148 95 4 153 1 Groningen 150.716

24 55 2 26 158 363 16 174 8 Zuid-Holland 415.365

1 240 11 12 3 579 26 28 3 Drenthe 132.269

8 23 1 9 63 171 8 71 12 Flevoland 112.434

1 3 0 1 12 29 1 13

12 provincies 2.704.233 425 2.662 118 543 157 984 44 201

Page 48: 100422 04b 3 Financiële verhoudingen, bijlage 3 · 2010-09-24 · “Krimp en Groei” en het Provinciefonds. 1.3.2 Tijdshorizon De provinciale financiën zijn in 1998 voor het laatst

Beheerst Verdelen

9

provincie =(9) x uitgaven =(10) x uitgaven =(11) x uitgaven

totaal totaal (14)=(12)+(13)

bedragen x €

1000

uitgaven-

niveau 2007

met

wijzigingen

beleid

totaal

verondersteld

structureel

rendement op

vermogen

verevening

(berekend als %

van verschil met

gemiddelde)

veronderstelde

inkomsten na

verevening

Totaal

verondersteld

structureel

rendement op

vermogen

verevening heeft

plaatsgevonden

naar ijkpunten

veronderstelde

inkomsten na

verevening naar

ijkpunten

in €/uitgaven in €/uitgaven in €/uitgaven bedrag in

€ mln.

bedrag in

€ mln.

bedrag in

€ mln.

10 Noord-Brabant 316.505 341 -112 229 108 -35 72

5 Gelderland 340.329 309 -86 222 105 -29 76

4 Overijssel 225.579 305 -83 222 69 -19 50

7 Noord-Holland 344.334 185 12 198 64 4 68

11 Limburg 179.946 306 -84 222 55 -15 40

9 Zeeland 129.868 272 -57 215 35 -7 28

6 Utrecht 168.132 174 21 196 29 4 33

2 Fryslân 188.756 153 39 191 29 7 36

1 Groningen 150.716 174 21 195 26 3 29

8 Zuid-Holland 415.365 28 138 166 12 57 69

3 Drenthe 132.269 71 104 175 9 14 23

12 Flevoland 112.434 13 150 163 1 17 18

12 provincies 2.704.233 201 0 201 543 0 543

Page 49: 100422 04b 3 Financiële verhoudingen, bijlage 3 · 2010-09-24 · “Krimp en Groei” en het Provinciefonds. 1.3.2 Tijdshorizon De provinciale financiën zijn in 1998 voor het laatst

Beheerst Verdelen

0Annex Financiële vergelijkbaarheid van provincies 1 Inleiding

Dit rapport geeft aanbevelingen voor het verbeteren van de vergelijk-

baarheid van de financiële positie en prestaties van provincies. Het eerste

hoofdstuk geeft een uiteenzetting van de verslaggevingregels die provin-

cies toepassen bij de opstelling van hun jaarrekening. Provincies hebben

de laatste decennia successievelijk de volgende verslaggevingsvoor-

schriften toegepast: CV85 (1985-1994), CV95 (1995-2003) en BBV

(2004-heden). CV is een afkorting van Comptabiliteitsvoorschriften. Deze

uiteenzetting is gericht op die aspecten die relevant zijn voor het zuivere

beeld van de financiële positie (activa en passiva) en financiële prestaties

(baten en lasten). Dit betreft de aspecten van verwerking (‘recognition’:

worden bezittingen en schulden op de balans van de provincie opgeno-

men) en waardering (‘measurement’: tegen welke waarde).

Provincies volgen bij het opstellen van hun jaarrekening het Besluit

Begroting en Verantwoording provincies en gemeenten (BBV), vastgesteld

door de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (2003).

Het BBV geeft specifieke verslagleggingsvoorschriften voor provincies

waarin een aantal bepalingen uit Titel 9, Boek 2 Burgerlijk Wetboek is

overgenomen.

2 Primaire doelstellingen van de verslaggevingsvoorschriften van

provincies

Dit hoofdstuk geeft aan wat de primaire doelstellingen van deze verslag-

gevingsvoorschriften volgens het BBV zijn en in welke mate deze verslag-

gevingsvoorschriften beogen een zuiver beeld te geven van de financiële

positie en prestaties.

Het BBV onderkent de volgende vereisten die aan de financiële gegevens

in begroting en jaarrekening gesteld worden. Het gaat hierbij om vijf

primaire doelstellingen:

1. transparantie

2. toerekenen

3. voorzichtigheid

4. rechtmatigheid

5. getrouw beeld

Page 50: 100422 04b 3 Financiële verhoudingen, bijlage 3 · 2010-09-24 · “Krimp en Groei” en het Provinciefonds. 1.3.2 Tijdshorizon De provinciale financiën zijn in 1998 voor het laatst

Beheerst Verdelen

1Transparantie

Aan alle gebruikers van de begroting en de jaarrekening, Provinciale

Dtaten voorop, dient een zo helder mogelijk inzicht te worden verschaft.

Transparantie is een enigszins abstract vereiste; het wordt aan de hand

van zes, hieronder beschreven, begrippen nader geduid. Gezamenlijk

geven ze invulling aan de totstandkoming van transparantie.

Begrijpelijkheid

De begroting en jaarrekening moeten zo begrijpelijk mogelijk worden op-

gesteld. Dit geldt zowel voor de tekst als voor de cijfers. Het is echter

onvermijdelijk dat een bepaalde basiskennis van begrotingen en jaarre-

keningen nodig is voor het daadwerkelijk begrijpen van de documenten.

Voor gebruikers die een redelijke kennis hebben van begrotingen en

jaarrekeningen dienen de documenten dan ook eenvoudig te begrijpen te

zijn. Dat vereist dat de documenten inzichtelijk en overzichtelijk worden

opgesteld en ingedeeld, dat voldoende informatie is opgenomen en dat de

informatie goed is gegroepeerd en zo nodig samengevoegd. Voorkomen

moet worden dat een minder begrijpelijke of niet volledige presentatie in

de begroting of jaarrekening wordt gerepareerd in de toelichting. Ook

mag relevante informatie niet worden weggelaten met als argument de

moeilijkheidsgraad van het onderwerp.

Stelselmatigheidsvereiste (bestendige gedragslijn)

Het stelselmatigheidsvereiste houdt in dat de provincie zoveel mogelijk

van het ene op het andere jaar dezelfde grondslagen gebruikt bijvoor-

beeld voor waardering en resultaatbepaling. Alleen als er gegronde rede-

nen zijn mag de wijze van waarderen en afschrijven worden veranderd.

Dergelijke wijzigingen dienen altijd te worden toegelicht.

Tevens geldt dat de indeling van de begroting en de jaarstukken identiek

is. Indien de indeling van de begroting, de meerjarenraming, de jaarstuk-

ken, de productenraming en de productenrealisatie afwijkt van die van

het voorafgaande begrotingsjaar worden in de toelichting de verschillen

aangegeven en worden de redenen die tot de afwijking hebben geleid uit-

eengezet (BBV, artikel 4).

Het BBV kent een aantal beleidsvrije elementen zoals de mogelijkheid om

investeringen met uitsluitend maatschappelijk nut in de openbare ruimte

al dan niet te activeren. Daar waar beleidsvrijheid bestaat, dienen heldere

keuzes te worden gemaakt. Die keuzes dienen tot uitdrukking te komen

in de, in de jaarrekening op te nemen, uiteenzetting omtrent gehanteerde

grondslagen voor waardering en resultaatbepaling. Deze grondslagen die-

nen consistent te worden toegepast. Dit betekent dat er slechts om ge-

gronde redenen van mag worden afgeweken.

Page 51: 100422 04b 3 Financiële verhoudingen, bijlage 3 · 2010-09-24 · “Krimp en Groei” en het Provinciefonds. 1.3.2 Tijdshorizon De provinciale financiën zijn in 1998 voor het laatst

Beheerst Verdelen

2Tot een wijziging van grondslagen moet worden overgegaan indien de

regelgeving dat vereist of indien de wijziging leidt tot een verbetering van

het inzicht dat de jaarrekening geeft.

Grondslagenvereiste

Het grondslagenvereiste houdt in dat er in de begroting en jaarrekening

wordt aangegeven wat de achterliggende principes zijn. Gebruikers die-

nen te worden geïnformeerd over:

• de grondslagen voor inrichting, presentatie en calculatie van de

begroting en de jaarrekening;

• de grondslagen voor de waardering en resultaatbepaling die worden

toegepast;

• de wijzigingen in die grondslagen;

• de invloed van die wijzigingen.

Gebruikers worden zo in staat gesteld verschillen tussen de verschillende

jaren binnen die provincies te onderzoeken.

De BBV-artikelen zelf stellen slechts in beperkte mate expliciet de eis dat

grondslagen van waardering en resultaatbepaling adequaat moeten wor-

den uiteengezet. Op basis van de ‘Uitgangspunten’ is dat overigens wel

noodzakelijk, wil aan het transparantievereiste kunnen worden voldaan.

Die omstandigheid mag echter niet leiden tot het beperken van de in de

jaarrekening op te nemen uiteenzetting.

Relevantie

Voldoende informatie is een vereiste voor transparantie. Informatie kan

echter ook te uitgebreid zijn. Informatie dient daarom een bepaalde nut-

tigheid of relevantie te hebben. De relevantie is afhankelijk van de aard,

de omvang en de invloed daarvan. De informatie moet ten minste gaan

over lasten, baten, bezittingen, schulden, vermogensbestanddelen, rech-

ten en verplichtingen die een bepaalde omvang of impact hebben. Te veel

informatie over onbelangrijke zaken zal al gauw een nadelig effect heb-

ben op de begrijpelijkheid en daarmee het inzicht. In sommige gevallen is

uitsluitend de aard van de zaak zelf waarover informatie wordt verstrekt

bepalend voor de conclusie dat deze relevant is.

Er is soms een teveel aan informatie om redenen van ‘zekerheid’. Te veel

informatie is echter nooit functioneel.

Materialiteit

Of informatie relevant is hangt onder andere af van de materialiteit van

de informatie. Het vereiste van materialiteit hangt dus nauw samen met

het vereiste van relevantie. Informatie is materieel indien het weglaten of

het onjuist weergeven daarvan beslissingen van gebruikers (met name de

Provinciale staten), die worden genomen op basis van die informatie,

Page 52: 100422 04b 3 Financiële verhoudingen, bijlage 3 · 2010-09-24 · “Krimp en Groei” en het Provinciefonds. 1.3.2 Tijdshorizon De provinciale financiën zijn in 1998 voor het laatst

Beheerst Verdelen

3zouden kunnen beïnvloeden. Materialiteit is vooral gerelateerd aan om-

vang van bedragen.

Betrouwbaarheid

Om bruikbaar te zijn, moet informatie betrouwbaar zijn. Informatie is be-

trouwbaar wanneer zij vrij is van wezenlijke onjuistheden en vooroorde-

len. Ook moet worden voorkomen dat onjuiste suggesties worden gewekt.

Dit vereiste geldt uiteraard voor de cijfers zelf, maar evenzeer voor toe-

lichtende teksten in de begroting en de jaarstukken. De toelichtende

teksten moeten mede het juiste beeld scheppen. Informatie dient zo te

worden weergegeven dat misvatting of misleiding wordt voorkomen.

Toerekenen

Toerekenen is inherent aan de toepassing van een stelsel van baten en

lasten. Gevolgen van gebeurtenissen worden in de jaarrekening verwerkt

in de periode waarin zij zich voordoen of waarop zij betrekking hebben

(en niet wanneer geldmiddelen worden ontvangen of betaald).

Voorzichtigheid

Bij het opstellen van de begroting en de jaarrekening doen zich altijd on-

zekerheden voor. Bij de begroting gaat het om ramingen die per definitie

een zekere mate van onzekerheid zullen kennen. Maar ook bij de jaarre-

kening is er sprake van onzekerheid.

Zo is de levensduur van gebouwen onzeker en kunnen er twijfels bestaan

over de inbaarheid van vorderingen. Onzekerheden nopen tot voorzichtig-

heid bij het opstellen van begrotingsramingen en de aannamen die

onderdeel van de jaarrekening zijn. Het voorzichtigheidsvereiste houdt

onder meer in dat voorziene verliezen en risico’s die hun oorsprong vin-

den voor het einde van het begrotingsjaar in acht moeten worden geno-

men als zij vóór het opmaken van de jaarrekening bekend zijn. Baten c.q.

winsten worden daarentegen pas in de jaarrekening verwerkt als zij gere-

aliseerd zijn. Het is dus niet toegestaan om vooruit te lopen op toekom-

stige positieve resultaten. In dit verband wordt ook wel gesproken over

het realisatiebeginsel. Het realisatiebeginsel is dus een onderdeel van het

voorzichtigheidsbeginsel.

Het voorzichtigheidsbeginsel laat het echter niet toe overdreven voorzie-

ningen te creëren voor onzekerheden. Dit zou ten koste gaan van het ge-

trouwe beeld. Over aard en omvang van onzekerheden dient overigens

wel informatie te worden verstrekt.

Page 53: 100422 04b 3 Financiële verhoudingen, bijlage 3 · 2010-09-24 · “Krimp en Groei” en het Provinciefonds. 1.3.2 Tijdshorizon De provinciale financiën zijn in 1998 voor het laatst

Beheerst Verdelen

4Rechtmatigheid

Omdat provincies publieke gelden besteden is het van vitaal belang dat

de baten, lasten en vermogensmutaties rechtmatig tot stand komen.

Omdat de baten, lasten en balansmutaties in de jaarrekening voorvloeien

uit diverse financiële beheershandelingen (zoals het beslissen tot het toe-

kennen van een subsidie, het betalen van rekeningen, het opleggen van

een belastingaanslag) staan deze handelingen centraal; de handelingen

moeten gebeuren volgens de regels die gelden. Een subsidie mag bijvoor-

beeld alleen worden toegekend als er een subsidieregeling of besluit is en

als de aanvraag voldoet aan de eisen zoals gesteld in deze regeling of dit

besluit. Voorts moeten alle handelingen worden vastgelegd in de admini-

stratie; het moet traceerbaar zijn welke subsidies zijn toegekend, wan-

neer betalingen hebben plaatsgevonden enzovoorts. Verder moeten alle

financiële beheershandelingen niet alleen voldoen aan specifieke regels

(bijvoorbeeld de subsidievoorschriften) maar moeten zij ook in overeen-

stemming zijn met financiële regels. Het gaat daarbij met name om de

financiële verordening en de controleverordening van de provincie maar

ook om de bepalingen in de Provinciewet en het BBV. Ten slotte maar ze-

ker niet in de laatste plaats, dienen de financiële handelingen te passen

binnen de door de Provinciale Staten geautoriseerde begroting. In de be-

groting zijn de maxima voor de lasten per programma vermeld die door

de provinciale staten zijn vastgesteld. Dit betekent dat het van belang is

dat bedragen op het juiste programma worden geboekt en dat maxima

niet worden overschreden zonder daartoe strekkende autorisatie van de

provinciale staten.

Getrouw beeld

De begroting, de meerjarenraming, de jaarstukken, de productenraming

en de productenrealisatie geven volgens normen, die voor provincies als

aanvaardbaar worden beschouwd, een zodanig inzicht dat een verant-

woord oordeel kan worden gevormd over de financiële positie en over de

baten en lasten. In het bijzonder de provinciale staten moeten in staat

zijn zich een zodanig oordeel te vormen (BBV, artikel 3, lid 1).

De jaarstukken, de productenrealisatie en de toelichtingen geven ge-

trouw, duidelijk en stelselmatig de baten en lasten van het begrotingsjaar

alsmede het saldo ervan, weer. De jaarrekening geeft tevens een ge-

trouw, duidelijk en stelselmatig inzicht in de financiële positie aan het

einde van het begrotingsjaar (BBV, artikel 3, lid 3).

Een getrouw beeld is een centrale term in de accountantsverklaring. Dit

vereiste richt zich op de jaarrekening. Het vereiste betekent dat een ge-

trouwe weergave wordt gegeven van de financiële positie en resultaten

van een provincie. Het vereiste kan worden gezien als een afgeleide. In-

dien wordt voldaan aan de onderdelen die bij transparantie worden

Page 54: 100422 04b 3 Financiële verhoudingen, bijlage 3 · 2010-09-24 · “Krimp en Groei” en het Provinciefonds. 1.3.2 Tijdshorizon De provinciale financiën zijn in 1998 voor het laatst

Beheerst Verdelen

5genoemd dan is er bij toepassing van het BBV sprake van een getrouw

beeld. Een getrouw beeld is een term die een overlap heeft met recht-

matigheid. Toch is er een onderscheid. Getrouw beeld heeft ook te maken

met inschattingen en de manier van toerekenen. Zo is het denkbaar dat

niet geautoriseerde bedragen op zich terecht in de jaarrekening worden

opgenomen. Deze bedragen zijn dan niet rechtmatig maar schaden het

getrouwe beeld niet.

3 Vergelijkbaarheid

Dit hoofdstuk gaat na in welke mate de verslaggevingsregels in het BBV

gericht zijn op vergelijkbaarheid van de financiële positie en prestaties

van provincies. Vergelijkbaarheid betreft zowel de vergelijkbaarheid in de

tijd als de vergelijkbaarheid tussen de provincies onderling. De bronnen

van onvergelijkbaarheid zullen worden geïdentificeerd.

Van verslaggevingsonderwerpen die onder het BBV tot onderlinge onver-

gelijkbaarheid leiden, geeft dit hoofdstuk aan hoe deze onder het

-meer op vergelijkbaarheid gerichte- IPSAS (International Public Sector

Accounting Standards) worden behandeld. Het volgende hoofdstuk gaat

met verwijzing naar IPSAS na in welke mate de financiële positie en

prestaties onder het BBV vergelijkbaar zijn en wat de invloed van regel-

geving daarop is.

BBV

Vergelijkbaarheid in de tijd is in het BBV geborgd door het stelselmatig-

heidsvereiste (bestendige gedragslijn): het stelselmatigheidsvereiste

houdt in dat de provincie zoveel mogelijk van het ene op het andere jaar

dezelfde grondslagen gebruikt bijvoorbeeld voor waardering en resultaat-

bepaling en –bestemming. Alleen als er gegronde redenen zijn mag de

wijze van waarderen en afschrijven worden veranderd. Dergelijke wijzi-

gingen dienen altijd te worden toegelicht en gemotiveerd.

Vergelijkbaarheid tussen de provincies onderling is echter niet een van de

primaire doelstellingen van het BBV. Het BBV kent dan ook een aantal

bepalingen die provincies onderling aan de hand van begroting of jaar-

rekening financieel niet zonder meer vergelijkbaar maken. Deze bronnen

van onvergelijkbaarheid in het BBV worden geanalyseerd in het volgende

hoofdstuk.

Het BBV vermeldt ten aanzien van vergelijkbaarheid nog het volgende:

‘Een ontwikkeling die meespeelt bij dit nieuwe besluit is de toegenomen

informatiebehoefte van met name externe partijen. Redenen voor de toe-

genomen informatiebehoefte zijn de steeds complexer wordende maat-

schappij en de uitbreidingen van het takenpakket van provincies. Deze

Page 55: 100422 04b 3 Financiële verhoudingen, bijlage 3 · 2010-09-24 · “Krimp en Groei” en het Provinciefonds. 1.3.2 Tijdshorizon De provinciale financiën zijn in 1998 voor het laatst

Beheerst Verdelen

6ontwikkelingen hebben onder andere invloed op de taak van de toezicht-

houder. Daarnaast heeft ook de Europese Unie informatiebehoeften, bij-

voorbeeld vanwege de eisen die aan de openbare financiën worden ge-

steld. Bovendien hebben provincies ook zelf de behoefte aan vergelijkin-

gen met andere provincies. Het is belangrijk aan al deze informatie-

behoeften te voldoen. Echter de altijd al bestaande frictie tussen infor-

matiebehoeften van derden en de vergelijkbaarheid enerzijds en de

sturingsmogelijkheden van provincies anderzijds zal drastisch worden

vergroot indien aan de informatiebehoefte van de diverse partijen nog

steeds zou worden voldaan via één begrotingsdocument of één jaarreke-

ning/jaarverslag. De toenemende informatiebehoefte is een extra reden

waarom het principe ‘iedere doelgroep zijn eigen informatie/documenten’

juist nu wordt geïntroduceerd.

Het BBV kent daarom naast de jaarrekening de zgn. ‘informatie voor der-

den’ (IV3). De verwerkings- en waarderingsgrondslagen daarvan zijn niet

anders dan die van de jaarrekening. De presentatie van baten en lasten is

echter wel gestandaardiseerd. Vandaar dat het onderzoek van baten en

lasten vooral gericht is op de informatie voor derden. Ook de jaarlijks

door het Ministerie van BZK opgestelde ‘De Provinciale financiën 2009,

een interprovinciale vergelijking (IPV)’ ontleent daaraan de informatie

omtrent baten en lasten.

Bij de totstandkoming van het verslaggevingsstelsel voor Nederlandse

provincies en gemeenten, het Besluit Begroting en Verantwoording pro-

vincies en gemeenten, waren de internationale standaarden voor de

financiële verslaggeving door organisaties in de publieke sector, de Inter-

national Public Sector Accounting Standards (International Public Sector

Accounting Standards Board, 2006), nog niet gereed. De ontwikkeling van

de IPSAS is nu zover gevorderd dat er inmiddels een compleet stelsel van

internationaal geharmoniseerde standaarden voor financiële verslagge-

ving door organisaties in de publieke sector bestaat.

IPSAS

Voor IPSAS is vergelijkbaarheid tussen overheden onderling wel een van

de primaire doelstellingen: “The four principal qualitative characteristics

are understandability, relevance, reliability and comparability.”

De International Public Sector Accounting Standards Board (IPSASB) is

een onafhankelijk orgaan dat onder auspiciën van de International

Federation of Accountants financiële verslaggevingsregels voor de pu-

blieke sector opstelt. Daarbij richt de IPSASB zich op nationale, regionale

en plaatselijke overheden en andere overheidsinstellingen. Het doel is het

ontwikkelen van standaarden voor financiële verslaggeving van hoge

kwaliteit die leiden tot transparante en vergelijkbare informatie in de voor

algemene doeleinden bestemde jaarrekening. Zie verder www.ipsasb.org.

Page 56: 100422 04b 3 Financiële verhoudingen, bijlage 3 · 2010-09-24 · “Krimp en Groei” en het Provinciefonds. 1.3.2 Tijdshorizon De provinciale financiën zijn in 1998 voor het laatst

Beheerst Verdelen

7

4 Standaardisering van de verslaggevingsregels - opstellen van

‘leesbril’

Dit hoofdstuk gaat na hoe provincies hun financiële positie (activa en

passiva) en prestaties (baten en lasten) verantwoorden en welke verbe-

tering en harmonisatie daarin mogelijk is, waarbij getoetst wordt aan de

internationale verslaggevingsstelsels voor de publieke sector, de IPSAS

(International Public Sector Accounting Standards).

Opstellen van ‘leesbril’ voor een zuiverder bepaling van de financiële

positie en prestaties van provincies. Deze leesbril bestaat uit een stelsel

standaarden die bij een consistente toepassing door provincies leiden tot

een optimale vergelijkbaarheid. Toepassing van deze standaarden leidt

tot correcties op de beschikbare financiële informatie waardoor de verge-

lijkbaarheid wordt vergroot.

Hierbij komen vragen aan de orde als: welke bezittingen en schulden

moeten op de ‘benchmark’-balans van provincies en de toelichting daarop

worden opgenomen en tegen welke waarde? Welke baten en lasten

moeten op de ‘benchmark’-staat van baten en lasten van provincies en de

toelichting daarop worden opgenomen en tegen welke waarde?

Vele verslaggevingsregels in het Besluit Begroting en Verantwoording

voor provincies en gemeenten (BBV) zijn in overeenstemming met de

International Public Sector Accounting Standards (IPSAS). Deze paragraaf

geeft een inventarisatie van de voorschriften in het –niet op vergelijk-

baarheid gerichte– Besluit Begroting en Verantwoording voor provincies

en gemeenten (BBV) die een bron van onvergelijkbaarheid kunnen vor-

men tussen provincies. Daarbij wordt aangegeven hoe de behandeling is

volgens de wel op onderlinge vergelijkbaarheid gerichte International

Public Sector Accounting Standards (IPSAS).

Materiële vaste activa

Om vergelijkbaarheid van de jaarrekeningen te bevorderen is het activa-

register van belang. Het activaregister is een lijst van alle materiële vaste

activa, zoals grond, gebouwen, auto's, inventaris en ICT-apparatuur. Van

alle materiële vaste activa zijn gegevens opgenomen, zoals (voor zover

van toepassing) locatie, serienummer, verwachte levensduur, aanschaf-

waarde, boekwaarde, verwachte residuwaarde, WOZ-waarde en verze-

kerde waarde. Alle activa staan vermeld in het activaregister, ook indien

deze volledig zijn afgeschreven.

Om niet verkregen

Behandeling volgens BBV

Page 57: 100422 04b 3 Financiële verhoudingen, bijlage 3 · 2010-09-24 · “Krimp en Groei” en het Provinciefonds. 1.3.2 Tijdshorizon De provinciale financiën zijn in 1998 voor het laatst

Beheerst Verdelen

8Materiële vaste activa worden onder het BBV gewaardeerd op basis van

de verkrijgings- of vervaardigingsprijs (BBV, art. 63). Als activa om niet

zijn verkregen dan vindt onder het BBV waardering plaats tegen nihil

(BBV, art. 63).

Behandeling volgens IPSAS

Onder IPSAS is niet alleen waardering tegen de kostprijs, verminderd met

eventuele geaccumuleerde afschrijvingen en eventuele geaccumuleerde

bijzondere waardeverminderingsverliezen toegestaan, maar ook waarde-

ring tegen reële waarde (IPSAS 17.42). Voor activa die om niet of nage-

noeg om niet zijn verkregen, dient onder IPSAS als kostprijs gehanteerd

te worden de reële waarde (marktwaarde) op het moment van verkrijgen

(IPSAS 17.27).

Onvergelijkbaarheid

Provincies die om niet verkregen materiële vaste activa bezitten hebben

een groter vermogen dan andere provincies en dit groter vermogen komt

niet in de jaarrekening tot uitdrukking. Het vermogen van deze provincies

wordt dus te laag voorgesteld.

Inventarisatie om niet verkregen materiële vaste activa

Overdracht natte waterstaatswerken

In 1988 heeft de minister van Verkeer en Waterstaat de Stuurgroep

Decentralisatie Beheer van Natte Waterstaatswerken (Stuurgroep Brokx-

nat) ingesteld. Het eindrapport van de stuurgroep bevat een indicatieve

lijst van waterstaatswerken die volgens de uitgangspunten niet tot

essentieel Rijksbeheer behoren en dus in principe voor overdracht in

aanmerking komen. Het eindrapport bevat bovendien de uitgangspunten

en beginselen die bij de overdracht gehanteerd zullen worden. Het eind-

rapport is in 1993 aangevuld waarbij de belangrijkste aanvulling de pre-

cieze vaststelling betrof van de gewenningsbijdrage bij overdracht van

waterschapseigen taken.

Het decentralisatieproces is gebaseerd op open onderhandelingen per

waterstaatswerk tussen het Rijk en de overnemende partij. Bij overeen-

stemming wordt het resultaat van onderhandeling in een overeenkomst

tussen betrokken overheden vastgelegd. De formele overdracht geschiedt

op gemeenschappelijke voordracht van de ministers van Verkeer en

Waterstaat en van Financiën via Koninklijk Besluit.

Het waterstaatswerk is/wordt veelal om niet overgedragen. Daarnaast

zijn/worden aanvullende afspraken gemaakt voor de vergoeding door het

Rijk van achterstallig onderhoud en voor het beheer (gedurende een na-

der te bepalen periode).

Het betreft hier investeringen in de openbare ruimte met maatschappelijk

nut.

Wet Herverdeling Wegenbeheer

Page 58: 100422 04b 3 Financiële verhoudingen, bijlage 3 · 2010-09-24 · “Krimp en Groei” en het Provinciefonds. 1.3.2 Tijdshorizon De provinciale financiën zijn in 1998 voor het laatst

Beheerst Verdelen

9Op 4 november 1992 is de Wet Herverdeling Wegenbeheer (WHW) in

werking getreden, op 1 januari 1993 gevolgd door een herordening van

het wegennet over de vier wegbeherende overheden: Rijk, provincies,

gemeenten en waterschappen.

Met de herverdeling van het wegenbeheer werd enerzijds een meer her-

kenbare, logische en evenwichtiger verdeling van taken en verantwoorde-

lijkheden tussen wegbeheerders in Nederland beoogd. Daarnaast maakte

de herverdeling van het wegenbeheer mogelijk dat het stelsel van speci-

fieke uitkeringen, die door het Rijk op basis van de Wet Uitkeringen

Wegen werden verschaft, kwam te vervallen. De daardoor vrijgekomen

ruimte in de algemene middelen van het rijk werd geheel gebruikt voor

een vergroting van het Provinciefonds en het Gemeentefonds ten behoeve

van het wegbeheer. Voorts werden extra middelen aan beide fondsen

toegevoegd, onder andere in samenhang met het in beheer overgaan van

door het rijk beheerde wegen naar provincies en gemeenten.

De wegen zijn om niet overgedragen.

Het betreft hier investeringen in de openbare ruimte met maatschappelijk

nut.

Materiële vaste activa met economisch nut

Er zijn op basis van de beschikbare gegevens geen indicaties dat provin-

cies omvangrijke materiële vaste activa met economisch nut om niet ont-

vangen.

Voorgestelde behandeling volgens de leesbril in de toekomst

Voor activa die om niet of nagenoeg om niet zijn verkregen, dient als

kostprijs gehanteerd te worden de reële waarde (marktwaarde) op het

moment van verkrijgen.

Voorgestelde behandeling volgens de leesbril 2008 en eerder

Aangezien provincies geen omvangrijke materiële vaste activa met eco-

nomisch nut om niet ontvangen, luidt het voorstel hiervoor geen aanpas-

sing te doen.

De behandeling voor het gehele complex van investeringen in de open-

bare ruimte met maatschappelijk nut is beschreven in paragraaf 4.1.3.

Ontvangen bijdragen van derden

Behandeling volgens BBV

Bijdragen van derden die in directe relatie staan met een actief mogen

onder het BBV op de waardering daarvan in mindering worden gebracht

(BBV, art. 62, lid 2).

Page 59: 100422 04b 3 Financiële verhoudingen, bijlage 3 · 2010-09-24 · “Krimp en Groei” en het Provinciefonds. 1.3.2 Tijdshorizon De provinciale financiën zijn in 1998 voor het laatst

Beheerst Verdelen

10Behandeling volgens IPSAS

IPSAS staat dit niet toe. Als aan de ontvangen bijdrage van derden geen

conditie (aanwenden als vereist door derden of anders terugbetalen) is

verbonden, dan dient deze meteen als bate te worden verantwoord. Als

aan de ontvangen bijdrage van derden wel een conditie is verbonden, dan

dient een schuld te worden opgenomen en dient de bijdrage van derden

als bate te worden verantwoord naar rato van de mate waarin aan de

conditie is voldaan (IPSAS 23.44).

Onvergelijkbaarheid

Provincies die ontvangen bijdragen van derden in mindering brengen op

materiële vaste activa tonen een lager vermogen in de jaarrekening,

terwijl hun vermogen in feite even hoog is als provincies die evenveel bij-

dragen van derden ontvangen, maar deze niet in mindering brengen op

materiële vaste activa. Het vermogen van deze provincies wordt dus lager

voorgesteld dan van andere provincies.

Voorgestelde behandeling volgens de leesbril in de toekomst

Het voorstel luidt ontvangen bijdragen van derden conform internationale

regels voortaan niet meer in mindering te brengen op het actief.

Voorgestelde behandeling volgens de leesbril 2008 en eerder

Om de financiële positie van provincies vergelijkbaar te maken, worden

de in mindering gebrachte ontvangen bijdragen van derden teruggeteld.

Investeringen in de openbare ruimte met een maatschappelijk nut

Behandeling volgens BBV

Voor investeringen die niet verhandelbaar zijn en niet kunnen bijdragen

aan het genereren van middelen (‘investeringen in de openbare ruimte

met een maatschappelijk nut’) geldt in het BBV een uitzondering. De uit-

zondering houdt in dat het niet verplicht is deze investeringen te active-

ren (BBV, art. 59, lid 4), er extra -bijvoorbeeld resultaatafhankelijk- op

mag worden afgeschreven (BBV, art. 64, lid 4) en bestemmingsreserves

er -via de resultaatbestemming- op mogen worden afgeboekt (BBV, art.

62 lid 3). Activering van deze uitgaven heeft volgens het BBV niet de

voorkeur en indien wel geactiveerd is, dienen deze activa zo snel mogelijk

te worden afgeschreven.

Behandeling volgens IPSAS

Volgens internationale verslaggevingsregels worden deze investeringen,

zoals in infrastructurele activa, behandeld op dezelfde wijze als alle an-

dere materiële vaste activa. Op deze materiële vaste activa mag dan ook

niet resultaatafhankelijk worden afgeschreven en er mogen geen be-

stemmingsreserves op worden afgeboekt, waardoor optimale onderlinge

vergelijkbaarheid wordt bewerkstelligd.

Onvergelijkbaarheid

Slechts twee provincies maken gebruik van de mogelijkheid om investe-

ringen in de openbare ruimte met een maatschappelijk nut niet te acti-

Page 60: 100422 04b 3 Financiële verhoudingen, bijlage 3 · 2010-09-24 · “Krimp en Groei” en het Provinciefonds. 1.3.2 Tijdshorizon De provinciale financiën zijn in 1998 voor het laatst

Beheerst Verdelen

11veren. Hierdoor zijn de jaarrekeningen van deze twee provincies op dit

punt onvergelijkbaar met die van de andere provincies. De provincie

Zeeland brengt de aankoop en vervaardiging van alle activa met een

maatschappelijk nut ten laste van de exploitatie. De provincie Utrecht

ook, echter met uitzondering van de beschoeiingen aan provinciale wa-

terwegen.

De overige provincies maken volgens de jaarrekening 2008 (in eerdere

jaren is dat soms anders geweest) geen gebruik van de mogelijkheid ver-

vroegd af te schrijven op deze investeringen. Zo schrijft Drenthe bruggen

en viaducten af in 90 jaar en sluizen in 100 jaar. Wel brengen sommige

provincies reserves in mindering op deze investeringen.

Voorgestelde behandeling volgens de leesbril in de toekomst

Provincies nemen de verplichting op zich hun activaregister binnen 3 jaar

te completeren en actualiseren.

De eerstkomende 5 jaar worden de activa gewaardeerd op de (eventueel

gewogen) lengte van landwegen en waterwegen per provincie vermenig-

vuldigd met een geschatte afgeschreven vervangingswaarde per kilometer

landweg en waterweg. Hierbij worden grote kunstwerken als grote slui-

zen, bruggen en tunnels apart gewaardeerd op afgeschreven vervan-

gingswaarde. Een voorbeeld is de Zeelandbrug, die in eigendom en

beheer is van de provincie Zeeland.

Na 5 jaar worden de activa gewaardeerd op de afgeschreven vervan-

gingswaarde. In Australië en Nieuw-Zeeland is deze waardering bij over-

heden gebruikelijk.

Voorgestelde behandeling volgens de leesbril 2008 en eerder

De activa worden gewaardeerd op de (eventueel gewogen) lengte van

landwegen en waterwegen per provincie vermenigvuldigd met een ge-

schatte afgeschreven vervangingswaarde per kilometer landweg en

waterweg.

Bij deze benadering wordt geen rekening gehouden met:

• omstandigheden die landwegen en waterwegen in de ene provincie

gemiddeld duurder maken dan in de andere provincie, en

• andere investeringen in de openbare ruimte met een maatschappelijk

nut (zoals parken)

Activa met cultuurhistorische waarde

BBV

Kunstvoorwerpen met een cultuur-historische waarde worden onder het

BBV niet geactiveerd. Het BBV stelt daarvan: ‘Activeren van deze voor-

werpen zou de balans te zeer opblazen, zonder dat dit tot extra inzicht

leidt.’

Page 61: 100422 04b 3 Financiële verhoudingen, bijlage 3 · 2010-09-24 · “Krimp en Groei” en het Provinciefonds. 1.3.2 Tijdshorizon De provinciale financiën zijn in 1998 voor het laatst

Beheerst Verdelen

12IPSAS

IPSAS 17 vereist noch verbiedt het opnemen van activa met cultuurhisto-

rische waarde die voldoen aan de definitie en verwerkingscriteria van

materiële vaste activa. Een entiteit die activa met cultuurhistorische

waarde opneemt dient met betrekking tot die activa te voldoen aan de

informatievereisten van IPSAS 17 en kan, maar is niet verplicht, te vol-

doen aan de waarderingsvoorschriften van IPSAS 17.

Onvergelijkbaarheid volgens BBV

Sommige provincies zijn in het bezit van activa met cultuurhistorische

waarde die niet uit de balans blijken, waardoor het vermogen te laag

wordt voorgesteld. Voorbeeld: de Zeeuwse wandtapijten die de strijd van

de Zeeuwen tegen de Spanjaarden in de Tachtigjarige Oorlog in beeld

brengen.

Voorgestelde behandeling volgens de leesbril in de toekomst

Waardering op nihil.

Voorgestelde behandeling volgens de leesbril 2008 en eerder

Idem.

Deelnemingen inclusief gemeenschappelijke regelingen

Behandeling volgens BBV

Deelnemingen worden gewaardeerd tegen verkrijgingsprijs (BBV, art. 63)

of lagere marktwaarde (BBV, art. 65, lid 2). Dit geldt ook indien de pro-

vincie invloed van betekenis heeft op de deelneming of feitelijk beleids-

bepalend is.

Behandeling volgens IPSAS

Onder internationale regels wordt de equity method toegepast: deel-

nemingen waarop de provincie invloed van betekenis heeft worden bij

eerste opneming tegen kostprijs gewaardeerd. De waardering wordt ver-

volgens in die zin aangepast dat rekening wordt gehouden met de wijzi-

ging van het aandeel van de provincie in het nettovermogen van de deel-

neming. De winst of het verlies van de provincie (die wordt opgenomen in

haar baten- en lastenrekening) omvat haar aandeel in de winst of het

verlies van de deelneming. Indien de provincie de deelneming bezit met

het oogmerk deze op korte termijn te vervreemden, waardeert zij de

deelneming tegen kostprijs.

Onvergelijkbaarheid volgens BBV

Energiebedrijven vormen de belangrijkste deelnemingen van provincies.

Provincies activeren de deelnemingen in energiebedrijven voor de verkrij-

gingsprijs terwijl de reële waarde van de deelnemingen van provincie tot

provincie sterk verschilt. Deze wijze van verslaggeving heeft in het verle-

den altijd een belangrijke bijdrage geleverd aan de onvergelijkbaarheid

van de eigenvermogenposities van provincies volgens de jaarrekening.

Met de verkoop van de aandelen NUON en Essent in 2009 komt hierin

echter verandering. Omdat hiermee de stille reserves zijn gerealiseerd

Page 62: 100422 04b 3 Financiële verhoudingen, bijlage 3 · 2010-09-24 · “Krimp en Groei” en het Provinciefonds. 1.3.2 Tijdshorizon De provinciale financiën zijn in 1998 voor het laatst

Beheerst Verdelen

13geeft de balans per 31 december 2009 een veel beter beeld van het eigen

vermogen van provincies dan voorheen. De lens is nu opeens scherp ge-

steld. De provincie Zeeland bezit wel nog de aandelen van Delta Nuts-

bedrijven.

Provincies bezitten nog diverse andere deelnemingen, zoals watermaat-

schappijen. De wet staat vooralsnog niet toe dat deze worden vervreemd,

maar de vermogenspositie kan door dit bezit van provincie tot provincie

wel verschillen, ook al komt dat in de balans niet tot uitdrukking, omdat

ze worden gewaardeerd op de verkrijgingsprijs.

Voorgestelde behandeling volgens de leesbril in de toekomst

Het voorstel luidt deelnemingen bij eerste opneming te waarderen tegen

kostprijs en vervolgens aan te passen met de wijziging van het aandeel

van de provincie in het nettovermogen van de deelneming. Dit geldt ook

voor gemeenschappelijke regelingen, rekening houdend met de bepalin-

gen in de overeenkomst ten aanzien van activa en passiva van de ge-

meenschappelijke regeling. In het eigen vermogen laten zien welk deel

beklemd is in deelnemingen.

Voorgestelde behandeling volgens de leesbril 2008 en eerder

Idem.

Bijdragen aan activa in eigendom van derden

Behandeling volgens BBV

Bijdragen aan activa in eigendom van derden kunnen onder het BBV als

financieel vast actief worden geactiveerd, indien aan alle volgende voor-

waarden is voldaan:

• er sprake is van een investering door een derde;

• de investering bijdraagt aan de publieke taak;

• de derde zich heeft verplicht tot het daadwerkelijk investeren op een

wijze zoals is overeengekomen; en

• de bijdrage kan worden teruggevorderd indien de derde in gebreke

blijft of de provincie anders recht heeft op de activa (BBV, art. 61).

Behandeling volgens IPSAS

Volgens internationale verslaggevingsregels worden dergelijke bijdragen

als last genomen en slechts als ‘voorwaardelijke activa’ in de toelichting

vermeld indien het waarschijnlijk is (kans meer dan 50%) dat de bijdrage

zal worden teruggevorderd of de provincie recht doet gelden op de activa.

Voorwaardelijke activa worden niet op de balans opgenomen. Activering

vindt pas plaats als het vrijwel zeker is dat de bijdrage zal worden terug-

gevorderd of de provincie recht doet gelden op de activa die samenhan-

gen met de investering.

Onvergelijkbaarheid

Tien van de twaalf provincies activeren bijdragen aan activa in eigendom

van derden; alleen de provincies Overijssel en Zeeland niet. Een moge-

Page 63: 100422 04b 3 Financiële verhoudingen, bijlage 3 · 2010-09-24 · “Krimp en Groei” en het Provinciefonds. 1.3.2 Tijdshorizon De provinciale financiën zijn in 1998 voor het laatst

Beheerst Verdelen

14lijke verklaring is dat Overijssel en Zeeland geen bijdragen verstrekken

aan activa in eigendom van derden of daarvoor geldleningen, garanties of

andere subsidies verstrekken in plaats van bijdragen aan activa.

Waarschijnlijker verklaring is dat zij deze bijdragen wel geven, maar niet

activeren. Gezien de variatie in geactiveerde bijdragen bij de andere

provincies (van ca. € 250.000 bij Flevoland en Groningen tot € 184 mln.

bij Noord-Brabant) leidt dit verschil in verslaggeving tot onvergelijkbaar-

heid van de eigenvermogenpositie van deze twee provincies met de an-

dere tien. Bij toepassing van dezelfde verslaggevingsregels als de andere

provincies zou het eigen vermogen van Overijssel en Zeeland hoger zijn

dan zoals nu getoond in de jaarrekening.

Voorgestelde behandeling volgens de leesbril in de toekomst

Het voorstel luidt om bijdragen aan activa in eigendom van derden con-

form internationale regels niet te activeren. Bij provincies die bijdragen

aan activa in eigendom van derden wel hebben geactiveerd, worden deze

op nihil gesteld.

Voorgestelde behandeling volgens de leesbril 2008 en eerder

Idem.

Voorzieningen

Verwerking

Behandeling volgens BBV

Onder het BBV worden voorzieningen gevormd wegens verplichtingen en

verliezen waarvan de omvang op de balansdatum onzeker is, doch rede-

lijkerwijs te schatten en voor op de balansdatum bestaande risico's ter

zake van bepaalde te verwachten verplichtingen of verliezen waarvan de

omvang redelijkerwijs is te schatten (BBV, art. 44, lid 1 onder a en b).

Voor zover een reorganisatie bijvoorbeeld leidt tot verplichtingen, waar-

van de omvang nog onzeker is, maar redelijkerwijs te schatten is, dient

voor de volle waarde van deze verplichtingen een voorziening gevormd te

worden op het moment dat deze verplichtingen ontstaan (Vragen- en

antwoordenrubriek Commissie BBV, deel 8, vraag 2). In 2007 is het BBV

op dit punt gewijzigd: middelen van derden waarvan de bestemming ge-

bonden is, wordt niet meer als voorziening maar als overlopende passiva

opgenomen.

Behandeling volgens IPSAS

Onder IPSAS mogen voorzieningen echter slechts worden opgenomen

voor bestaande rechtens afdwingbare en bestaande feitelijke verplichtin-

gen die waarschijnlijk zullen worden afgewikkeld (IPSAS 19.22). De

voorwaardelijke verplichtingen die niet aan deze passiveringscriteria vol-

doen worden in de toelichting opgenomen, tenzij de verwachte kans op

uitstroom van middelen zeer klein is (IPSAS 19.100).

Page 64: 100422 04b 3 Financiële verhoudingen, bijlage 3 · 2010-09-24 · “Krimp en Groei” en het Provinciefonds. 1.3.2 Tijdshorizon De provinciale financiën zijn in 1998 voor het laatst

Beheerst Verdelen

15Onvergelijkbaarheid

Sommige provincies kennen veel hogere voorzieningen dan andere van-

wege verschil in waardering van voorzieningen. Uit de risicoparagraaf,

een verplicht onderdeel van de jaarstukken van een provincie, blijkt een

zeer divers beeld ten aanzien van de risico-inschattingen en garantstel-

lingen door provincies.

Voorgestelde behandeling volgens de leesbril in de toekomst

Voorzieningen worden slechts opgenomen voor bestaande rechtens af-

dwingbare en bestaande feitelijke verplichtingen die waarschijnlijk zullen

worden afgewikkeld.

Voorgestelde behandeling volgens de leesbril 2008 en eerder

Idem.

Kostenegalisatievoorziening

Behandeling volgens BBV

In het BBV is het vormen van een voorziening toegestaan indien de voor-

ziening strekt tot gelijkmatige verdeling van lasten over een aantal be-

grotingsjaren mits het maken van die kosten zijn oorsprong mede vindt in

het begrotingsjaar of een voorafgaand begrotingsjaar (BBV, art. 44, lid 1

onder c).

Behandeling volgens IPSAS

In IPSAS is opgenomen dat voorzieningen niet worden gevormd voor

egalisatie van kosten (IPSAS 19.22). Als aan bepaalde criteria is voldaan

mogen de kosten van bijvoorbeeld een grote inspectie of revisie worden

geactiveerd als component van een materiaal vast actief (IPSAS 17.25).

Onvergelijkbaarheid

Provincies die een kostenegalisatievoorziening tonen een lager vermogen

dan andere provincies die geen kostenegalisatievoorziening vormen.

Voorgestelde behandeling volgens de leesbril in de toekomst

Om provincies onderling beter vergelijkbaar te maken worden kosten-

egalisatievoorzieningen op nihil gesteld.

Voorgestelde behandeling volgens de leesbril 2008 en eerder

Idem.

Arbeidskostengerelateerde verplichtingen

Behandeling volgens BBV

Onder het BBV wordt voor jaarlijks terugkerende arbeidskostengerela-

teerde verplichtingen van vergelijkbaar volume geen voorziening en geen

overlopende post opgenomen (BBV, art. 44, lid 3). Voorbeelden van

arbeidskostengerelateerde verplichtingen zijn vakantiegeld, vakantie-

dagen, pensioen- en wachtgeldverplichtingen. Wel dienen verplichtingen

waarvan het bedrag anders dan trendmatig toeneemt of afneemt als

voorzieningen te worden opgenomen, bijvoorbeeld wachtgeldver-

plichtingen bij personele krimp. Voor het bepalen of er bij arbeidskosten-

Page 65: 100422 04b 3 Financiële verhoudingen, bijlage 3 · 2010-09-24 · “Krimp en Groei” en het Provinciefonds. 1.3.2 Tijdshorizon De provinciale financiën zijn in 1998 voor het laatst

Beheerst Verdelen

16gerelateerde verplichtingen sprake is van een vergelijkbaar volume is als

uitgangspunt te kiezen voor een tijdsperiode van 4 jaar (Vragen- en ant-

woordenrubriek Commissie BBV, deel 3, vragen 2 en 10).

Behandeling volgens IPSAS

In de IPSAS standaard ‘Employee Benefits’ is opgenomen dat voor ar-

beidskostengerelateerde verplichtingen een schuld moet worden gepassi-

veerd (IPSAS 25).

Onvergelijkbaarheid

Sommige provincies kennen mogelijk een ander samenstelling van het

werknemersbestand (bijvoorbeeld gemiddeld ouder) waardoor zij in de

toekomst hogere pensioenpremies dienen af te dragen op grond van ver-

streken dienstjaren (backservice) dan andere provincies. Voor deze back-

service wordt geen voorziening opgenomen.

Voorgestelde behandeling volgens de leesbril in de toekomst

Omdat het ABP geen gegevens beschikbaar stelt per overheid is geen

betrouwbare informatie beschikbaar om hiervoor een aanpassing uit te

voeren. Voor vakantiegeld en vakantiedagen wordt een besluit genomen

om bij alle provincies of bij geen van de provincies een schuld op te ne-

men.

Voorgestelde behandeling volgens de leesbril 2008 en eerder

Geen aanpassing.

5 Sortering van uitgaven naar Commissie Lodders en criteria

Provinciefonds

Uitgangspunt bij het opstellen van de leesbril is de sortering van uitgaven

naar: • de activiteiten van provincies volgens het rapport Ruimte, Regie en

Rekenschap van de Commissie Lodders, en

• de huidige criteria voor de verdeling van het Provinciefonds (junicirculaire

Provinciefonds 2009 d.d. 23 juni 2009, Ministerie van BZK).

Aanbevolen wordt de sortering van de uitgaven naar de activiteiten vol-

gens de Commissie Lodders in beeld te brengen als aangegeven in

tabel 1.

Page 66: 100422 04b 3 Financiële verhoudingen, bijlage 3 · 2010-09-24 · “Krimp en Groei” en het Provinciefonds. 1.3.2 Tijdshorizon De provinciale financiën zijn in 1998 voor het laatst

Beheerst Verdelen

17 Tabel 1. Activiteiten provincies volgens Commissie Lodders

primaire taken

provincies

andere taken,

niet primair taak

voor provincies

functie 1.0 Provinciale Staten x

functie 1.1 Gedeputeerde Staten x

functie 1.2 Kabinetszaken x

functie 1.3 Bestuurlijke organisatie x

functie 1.4 Financieel toezicht x

functie 1.5 Uitv. ov. wettelijke regelingen x

functie 1.6 Overige zaken algemeen bestuur x

functie 1.7 Overige baten/lasten alg. bestuur x

Totalen hoofdfunctie 1 Algemeen Bestuur

functie 2.0 Openbare orde en veiligh. alg. x

functie 2.1 Openbare orde en veiligheid x

functie 2.2 Ov. beschermende maatregelen x

Totalen hoofdfunctie 2 Openb.orde/veiligheid

functie 3.0 Verkeer en vervoer, algemeen x

functie 3.1 Landwegen x

functie 3.2 Boot- en veerdiensten x

functie 3.3 Waterwegen x

functie 3.4 Vervoer x

Totalen hoofdfunctie 3 Verkeer en vervoer

functie 4.0 Waterhuishouding, algemeen x

functie 4.1 Waterschapsaangelegenheden x

functie 4.2 Waterkeringen x

functie 4.3 Kwantitatief beh. oppervlaktewater x

functie 4.4 Kwantitatief beheer grondwater x

functie 4.5 Landaanwinning x

Totalen hoofdfunctie 4 Waterhuishouding

functie 5.0 Milieubeheer, algemeen x

functie 5.1 Kwalitatief beheer oppervlaktewater x

functie 5.2 Kwalitatief beh. grondwater/bodem x

functie 5.3 Bestrijding luchtverontreiniging x

functie 5.4 Bestrijding geluidhinder x

functie 5.5 Vergunningverlening en handhaving x

functie 5.6 Ontgrondingen x

Totalen hoofdfunctie 5 Milieubeheer

Page 67: 100422 04b 3 Financiële verhoudingen, bijlage 3 · 2010-09-24 · “Krimp en Groei” en het Provinciefonds. 1.3.2 Tijdshorizon De provinciale financiën zijn in 1998 voor het laatst

Beheerst Verdelen

18

primaire taken

provincies

andere functies,

niet primair een

rol voor de

provincie

functie 6.0 Recreatie en natuur, algemeen x

functie 6.1 Recreatie x

functie 6.2 Natuur x

Totalen hoofdfunctie 6 Recreatie en natuur

functie 7.0 Alg. economische aangelegenheden x

functie 7.1 Bevordering econ. activiteiten x

functie 7.2 Nutsvoorzieningen x

functie 7.3 Agrarische aangelegenheden x

Totalen hoofdfunctie 7 Econ. en agr. zaken

functie 8.0 Welzijn, algemeen x

functie 8.1 Educatie x

functie 8.2 Lichamelijke vorming en sport x

functie 8.3 Kunst en oudheidkunde x

functie 8.4 Soc.-cultureel werk en ontwikkeling x

functie 8.5 Maatschappelijke voorzieningen x

functie 8.6 Volksgezondheid x

functie 8.7 Ouderenzorg x

functie 8.8 Jeugdhulpverlening x

Totalen hoofdfunctie 8 Welzijn

functie 9.0 Ruimt.ord. en volkshuisv. algemeen x

functie 9.1 Ruimtelijke ordening x

functie 9.2 Volkshuisvesting x

functie 9.3 Stedelijke vernieuwing x

Totalen hoofdfunctie 9 Ruimt.ord. en volksh.

Literatuur

Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (2003), Besluit

Begroting en Verantwoording voor provincies en gemeenten van 17

januari 2003, Den Haag. Zie www.commissiebbv.nl.

De gehele tekst van de IPSAS-standaarden en alle overige publicaties van

de IPSASB kunnen gratis worden gedownload van de website

www.ipsasb.org.

Page 68: 100422 04b 3 Financiële verhoudingen, bijlage 3 · 2010-09-24 · “Krimp en Groei” en het Provinciefonds. 1.3.2 Tijdshorizon De provinciale financiën zijn in 1998 voor het laatst

Beheerst Verdelen

19