VLAAMS VERBOND VAN HET KATHOLIEK SECUNDAIR …ond.vvkso-ict.com/leerplannen/doc/Restaurantbedrijf...

Post on 07-Feb-2018

236 views 1 download

Transcript of VLAAMS VERBOND VAN HET KATHOLIEK SECUNDAIR …ond.vvkso-ict.com/leerplannen/doc/Restaurantbedrijf...

Brussel - Licap: D/1995/0279/025 - september 1995

VLAAMS VERBOND VAN HET KATHOLIEKSECUNDAIR ONDERWIJS

Guimardstraat 1 - 1040 BRUSSEL

LEERPLAN SECUNDAIR ONDERWIJS

RESTAURANTBEDRIJF EN DRANKENKENNIS

3de graad BSO3de leerjaar

LESSENTABEL

RESTAURANTBEDRIJF EN DRANKENKENNIS BSO

1 Basisvorming 12

1.1 Volledig gemeenschappelijk gedeelte 8

AV Godsdienst 2AV Lichamelijke opvoeding 2AV Maatschappelijke vorming 2AV Nederlands 2OF 4AV Project algemene vakken 4

1.2 Beperkt gemeenschappelijk gedeelte 4Te kiezen uit:

AV Duits (E) (x) 1 of 2AV Engels (E) (x) 1 of 2AV Frans (E) (x) 1 of 2AV Maatschappelijke vorming (*) 1 of 2AV Nederlands 1 of 2AV Plastische opvoeding 1 of 2AV Project algemene vakken (**) 2 of 4AV Wiskunde 1 of 2

2 Studierichting (fundamenteel gedeelte) 20

PV Praktijk/Stages Hotel (x) 12PV Stages Hotel (x) 2TV Hotel 6

Organisatie en beheer (x) 3Wijn- en drankenkennis (x) 3

3 Complementair gedeelte: maximum 4

- Te kiezen uit de vakken en/of de specialiteiten opgesomd in het Besluit van de Vlaamse Executieve van5 juni 1989 tot vaststelling van de algemene vakken, de kunstvakken, de technische vakken en de prak-tische vakken.

AV Duits/ 2•AV EngelsAV Frans 2•

(*) Maatschappelijke vorming in het beperkt gemeenschappelijk gedeelte kan enkel gecombineerdworden met Maatschappelijke vorming uit het volledig gemeenschappelijk gedeelte.

(**) Project algemene vakken in het beperkt gemeenschappelijk gedeelte kan enkel gecombineerdworden met Project algemene vakken uit het volledig gemeenschappelijk gedeelte.

(E) Voor het bereiken van het studieprofiel 'Restaurantbedrijf en drankenkennis BSO' is hetnoodzakelijk binnen het beperkt gemeenschappelijk gedeelte te opteren voor AV Duits (1 uur), AV Engels (1 uur) en AV Frans (2 uur).

(x) Voor deze vakken is het leerplan in deze brochure opgenomen.(•) Staat voor uitbreiding van het aantal lesuren voorzien in de basisvorming of in het

studierichtingsgedeelte.

INHOUD

AV DUITS Restaurantbedrijf en drankenkennis BSO 3de leerjaar van de 3de graad

blz.

1 BEGINSITUATIE . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4

2 INLEIDING BIJ HET LEERPLAN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4

3 ALGEMENE DOELSTELLING . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4

4 CONCRETE DOELSTELLINGEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4

5 LEERINHOUDEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 45.1 Basis: lezen - luisteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 45.2 Basis: spreken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 55.3 Uitbreiding . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5

6 METHODOLOGISCHE WENKEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5

7 EVALUATIE . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6

8 BIBLIOGRAFIE . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6

4

AV Duits 1 u./w.

1 BEGINSITUATIE

De leerlingen die in het 3de leerjaar van de 3de graad BSO het vak Duits aangeboden krijgen via het be-perkt gemeenschappelijk gedeelte van de lessentabel, hebben een zeer gevarieerd schoolverleden. Ze heb-ben vrijwel allemaal nog geen of nauwelijks Duits geleerd.Deze algemene heterogeniteit laat zich uiteraard gevoelen in de klasgroep.

2 INLEIDING BIJ HET LEERPLAN

Uit de beginsituatie blijkt duidelijk dat er voor Duits vrij grote verschillen kunnen bestaan tussen de leer-lingen. Het leerplan moet open en beperkt zijn.De leraar zal, vertrekkend vanuit het leerplan, een op de klasgroep betrokken werkplan opstellen.

3 ALGEMENE DOELSTELLING

De leerlingen inleiden in drie aspecten van het communicatieve Duits: lezen, luisteren en spreken.

Hierbij is de interpretatievaardigheid prioritair: voorrang wordt gegeven aan het begrijpen van wat wordtgezegd of geschreven.

Op de tweede plaats komt het verstaanbaar overbrengen van een mondelinge boodschap, op een eenvou-dige, niet-complexe wijze.

4 CONCRETE DOELSTELLINGEN

- De leerlingen kunnen eenvoudige aankondigingen en mededelingen uit dagelijkse situaties luisterenden lezend begrijpen.

- De leerlingen kunnen zich mondeling kort in eenvoudige dagelijkse situaties uitdrukken.

5 LEERINHOUDEN

5.1 Basis: lezen - luisteren

De leerlingen lezen of beluisteren korte teksten op een eenvoudig en concreet niveau en passen hieropgevarieerde lees- en luistertechnieken toe (globaal, gericht, gedetailleerd ...) die ze zich al vroeger, inandere vakken, hebben eigen gemaakt.Naast deze zeer algemene teksten lezen en beluisteren ze ook enkele eenvoudige teksten die betrekkinghebben op hun specifieke studierichting: reserveren, iets bestellen, afrekenen.Ze beschikken daarvoor over een beperkte lexicale en syntactische basis (zie 5.2), en doen anderzijds hunvoordeel met de verwantschap tussen Duits en Nederlands.Ze werken ook enkele malen met een eenvoudig vertaalwoordenboek.

5

5.2 Basis: spreken

De leerinhoud voor het realiseren van spreken bestaat uit:- basiswoordenschat en idioom- eenvoudige zinspatronen

De basiswoordenschat heeft betrekking op eenvoudige, dagelijkse situaties, zoals:- iemand begroeten- zichzelf voorstellen- getallen (in functie van geld, tijd, hoeveelheden)- het uur- een afspraak maken- de familieleden- dagelijkse bezigheden thuis- wonen- de tuin- maaltijden- boodschappen doen- vrienden- feestjes- vakantie- verkeer (verkeersmiddelen, de weg vragen/wijzen)- de dokter- kleding- het weer- ...- basisterminologie eigen aan de specifieke studierichting: dranken, eenvoudige restaurantbegrippen.

De eenvoudige zinspatronen betreffen de meest elementaire vormen van- een mededeling- een vraag- een ontkenning

5.3 Uitbreiding

Voor klasgroepen en/of individuele leerlingen die vanuit hun voorkennis of interesse meer aankunnen, ofdie een tweede lesuur hebben, kan de leraar:- het vlot communicatief gebruik opvoeren- de eenvoudige zinspatronen geleidelijk aan complexer maken- de taalsituaties uitdiepen- eenvoudige, zelfstandige opdrachten laten verwerken- ...

6 METHODOLOGISCHE WENKEN

6.1 Dit onderwijs Duits is gebaseerd op concrete situaties. Concrete situaties moet men begrijpenals taalvelden uit het dagelijkse leven die zoveel mogelijk auditief en visueel in de klas worden binnenge-bracht.

Dia's en video's van Inter Nationes die taalvelden uitbeelden, kunnen taalbegrip en taalgebruik ondersteu-nen.

6

Tekstmateriaal uit de reclame, uit aankondigingen in krant of weekbladen, uit de muziekwereld, uit com-puterspelletjes ... bevat dikwijls dankbare leerstof.

6.2 Naast het auditief en visueel aanbieden van leerstof, is de wet van de herhaling zeer belang-rijk. Woordenschat en eenvoudige zinspatronen zullen geregeld herhalend of met één lichte transfer op-nieuw worden aangeboden en herhaald.

7 EVALUATIE

Evaluatie in het 3de leerjaar van de 3de graad binnen het vak Duits heeft volgende functies en kenmerken.

Eerst dient evaluatie om inzicht te verwerven in de vorderingen van de leerlingen. Met dit inzicht kan deleraar snel hulp bieden waar nodig en/of betere leerlingen volgens eigen tempo begeleiden. Tevens krijgtde leraar informatie die nodig is om de volgende leerfasen aan te vatten.

De leerling moet aan de evaluatie gegevens over zijn vorderingen overhouden.

Gezien de erg heterogene beginsituatie binnen de klasgroep is het logisch dat de evaluatievorm verschil-lend kan zijn voor verschillende leerlingen. Evaluatie heeft immers de bedoeling vorderingen te metenvanaf de startfase tot de evaluatiemomenten tijdens het schooljaar.

Tevens dient de leraar er attent voor te zijn dat de leerplandoelen voor dit leerjaar op de eerste plaats hetbegrijpen van mondelinge en schriftelijke talige boodschappen omvat, op de tweede plaats de mondelingetaalproduktie. De evaluatievorm zal er dus op gericht zijn de vorderingen voor deze doelen te meten.

Wellicht is hier de gespreide evaluatie te verkiezen boven evaluatie binnen proefwerkenreeksen.

8 BIBLIOGRAFIE

In deze bibliografie bieden de opgesomde werken theoretische achtergrond en inspirerende hulp bij deverschillende onderdelen van het leerplan.

Ze zijn sterk aan te bevelen als leidraad bij de lesvoorbereidingen en bij het opstellen van eigen cursusma-teriaal. Deze lijst biedt een ruime keuze, maar is geenszins exhaustief.

8.1 Lexica

Der große Duden in 10 Bänden. Bibliographisches Institut, Mannheim.

Zeer nuttig voor de leraar zijn:- Band 3: Bildwörterbuch - Band 6: Aussprachewörterbuch - Band 9: Sprachliche Zweifelsfälle - Band 10: Bedeutungswörterbuch

Duden Schülerlexikon. Bibliographisches Institut, Mannheim.

Meyers Kinderlexikon. Bibliographisches Institut, Mannheim.

7

STEEVENS, J.P., VICTOOR, A., Was ist das? Modernes deutsches Bildwörterbuch. Die Keure,Brugge.

WAHRIG, G., Deutsches Wörterbuch. Bertelsmann Lexikon-Verlag, Gütersloh.

8.2 Grammatik: Lehr- und Übungsbücher

BUSSE, J., Mir oder mich? Verlag für Deutsch, München.

DREYER, H., SCHMITT, R., Lehr-und Übungsbuch der deutschen Grammatik. Verlag für Deutsch,München.

ENGELS, A., VAN STRATEN, A.H., Der Übungsmeister. Wolters-Noordhoff, Groningen.

EPPERT, F., Grammatik lernen und verstehen. Ernst Klett, Stuttgart.

GRIESBACH, H., Das Sprachheft 1. Max Hueber, München.

HEREMANS, T., Kurze deutsche Grammatik. Wolters, Leuven.

KARS, J., HÄUSSERMANN, U., Grundgrammatik Deutsch. Diesterweg, Frankfurt am Main.

KIEFT, P., Deutsche Sprachlehre. Thieme, Zutphen.

POSTMA, W.K., Hochdeutsche Sprachlehre. Wolters-Noordhoff, Groningen.

SCHAUS, R., Abgestufte Übungen zur deutschen Grammatik. De Sikkel, Malle.

SCHEELE, J., Die Quelle der Grammatik. Thieme, Zutphen.

STEVERINCK, A.J., Fertig... Los. Grammatik. Thieme, Zutphen.

VANACKER, M., TIMPERMAN, T., Beknopte Duitse spraakkunst voor Nederlandstaligen. DNB/Pelckmans, Kapellen.

VANACKER, M., TIMPERMAN, T., Duitse Spraakkunst voor Nederlandstaligen.DNB/Pelckmans, Kapellen.

VANACKER, M., TIMPERMAN, T., Duitse spraakkunstoefeningen voor het secundair onderwijs.DNB/Pelckmans, Kapellen.

VANACKER, M., TIMPERMAN, T., Übungen zur deutschen Grammatik. DNB/Pelckmans, Kapellen.

VAN DE POEL, J., VAN DE POEL, K., Mini-Grammatik Deutsch. De Sikkel, Malle.

VAN VISSCHEL, A., Deutsche Übungshefte 1, 2, 3. De Sikkel, Malle.

VICTOOR, A., SNAUWAERT, J., Duitse Basisgrammatica. Die Keure, Brugge.

WENDT, H.F., Langenscheidts Kurzgrammatik Deutsch. Langenscheidt, Berlin.

8

8.3 Landeskunde

GRIESBACH, H., Aktuell und interessant. Die deutschsprachigen Länder. Leseheft mit Übungen. MaxHueber, München.

SCHMID, G.F., Kleine Deutschlandkunde. Ein erdkundlicher Überblick. Ernst Klett, Stuttgart.

Themen unserer Zeit. DNB/Pelckmans, Kapellen. • Krieg und Frieden• Die Presse• Familienleben• Sport und Spiel• Jugend

Tatsachen über Deutschland (te verkrijgen in het Goethe-Institut, Belliardstraat, Brussel).

Het materiaal van Inter Nationes: per school of per instituut kan één set van de geluidsbanden, diamateri-aal, tekst- en werkboeken kosteloos worden besteld. Het jaarprogramma dient, met stempel van deschool, aangevraagd te worden bij: Inter Nationes, Audiovisuelle Medien, Kennedyallee 91-103, D-5300Bonn 2.

Een keuze uit het rijke aanbod aan Landeskunde-materiaal:• Audiovisuelles Ergänzungsmaterial zur Landeskunde der Bundesrepublik Deutschland.• Wer kommt mit? Eine Reise durch die Bundesrepublik.• Zehnmal Landeskunde der Bundesrepublik Deutschland.• Themen aus dem Alltag der Bundesrepublik Deutschland.• Das Land, in dem wir leben. Zur Gegenwartskunde der Bundesrepublik Deutschland.• Was wird aus unserer Stadt?• Deutschlandspiel. Das Spiel, mit dem man spielend die Bundesrepublik Deutschland entdeckt.• Das Münchenspiel.

Materialien zur Landeskunde, (te verkrijgen via Goethe-Institut, München, Referat 42, Lenbachplatz 3,D-8 München 2):• Schule und Freizeit (Text- und Arbeitsbuch)• Werbung und Anzeigen (Textbuch)• Wahl und Presse (Textbuch und Glossar)• Ausländische Jugendliche (Text- und Arbeitsbuch)• Videomateriaal en didactiseringen.

8.4 Spreekvaardigheid

ALTEMÖLLER, E.M., Fragespiele für den Unterricht zur Förderung der spontanen mündlichen Aus-drucksfähigkeit. Ernst Klett, Stuttgart.

BARBERIS, P., BRUNO, E., Deutsch im Hotel (1 + 2). Max Hueber, München.

COHEN, U., OSTERLOH, K.-H., Zimmer frei. Deutsch in Hotel und Restaurant. Langenscheidt,Berlin.

DREKE, M., LIND, W., Wechselspiel. Sprechanlässe für die Partnerarbeit im kommunikativen Deut-schunterricht. Langenscheidt, Berlin.

EPPERT, F., Material zum Konversationsunterricht. Max Hueber, Ismaning/München.

9

GÖBEL, R., Lernen mit Spielen. Lernspiele für den Unterricht mit ausländischen Arbeitern. Pädagogi-sche Arbeitsstelle des Deutschen Volkshochschul-Verbandes, Frankfurt-Bonn.

HÄUBLEIN, G. e.a., Telefonieren - Schriftliche Mitteilungen. Ein Programm zur Erweiterung derAusdrucksfähigkeit im Deutschen. Langenscheidt, Berlin.

LOHFERT, W., SCHERLING, Th., Wörter, Bilder, Situationen. Langenscheidt, Berlin.

LOHFERT, W., Kommunikative Spiele für Deutsch als Fremdsprache. Max Hueber, Ismaning/München.

MÜLLER, H., Deutsch mit Phantasie. Max Hueber, Ismaning/München.

RENAUD, R., SPANS, B., Sprechen Sie mit! Ernst Klett, Stuttgart.

SPIER, A., Mit Spielen Deutsch lernen. Scriptor, Kronberg.

ZIELINSKI, W.D., Papa, Charly hat gesagt. Langenscheidt, Berlin.

Materiaal van Inter Nationes:

Was möchten Sie wissen?Themen aus dem Alltag der Bundesrepublik Deutschland.Ich bin neugierig, wie alles funktioniert ...Sprechintentionen, Modelle 4Sprechsituationen aus dem Alltag, 2. Teil, Modelle 5Themen und Meinungen im Für und Wider, Modelle 6.

Materiaal van het Goethe-Institut:

CHARPENTIER, M. e.a., Bild als Sprechanlaß. Kunstbild.BRANDI, M.L. e.a., Bild als Sprechanlaß. Sprechende Fotos.DAUVILLIER, Chr., Im Sprachunterricht spielen. Aber ja!LAVEAU, I., Bild als Sprechanlaß. Werbeanzeigen, 1988.

8.5 Leesvaardigheid en Literatuur

BOSCHMA, N., VAN EUNEN, K. e.a., Lesen, na und? Ein literarisches Arbeitsbuch für die erstenJahre Deutsch. Langenscheidt, Berlin.

BRANDI, M.-L., STRAUß, D., Training des Leseverstehens mit Hilfe von Sachtexten. Goethe-Institut,München.

Bulkboek. Knippenberg, Utrecht.

FRENZEL, E., en H.A., Daten deutscher Dichtung. Abriß der deutschen Literaturgeschichte, Band 1 &2. dtv, München, 1983.

HÄUSSERMANN, U., Literaturkurs Deutsch. Diesterweg, Frankfurt am Main, 1987.

HAJNY, P.F., WIRBELAUER, H., Lesekurs Deutsch. Eine Einführung in die Texterschließung.Langenscheidt, Berlin.HELMLING, B., WACKWITZ, G., Literatur im Deutschunterricht am Beispiel von narrativen Texten.Goethe-Institut, München.

HERRMAN, K., HÄUSSERMANN, U., KAMINSKI, D., Literarische Texte in der Unterrichtspraxis.1. Seminarbericht; 2. Eine Beispielsammlung; 3. Übungsformen. Goethe-Institut, München.

KAST, B., Jugendliteratur im kommunikativen Deutschunterricht. Langenscheidt, Berlin.

10

KAST, B., Literatur im Unterricht. Methodisch-didaktische Vorschläge für den Lehrer. Goethe-Institut,München.

LAVEAU, I., Sach- und Fachtexte im Unterricht. Methodisch-didaktische Vorschläge für den Lehrer.Goethe-Institut, München.

NOWE, J., Sand, nicht Öl. Geschichte der deutschsprachigen Literatur der Gegenwart. Acco, Leuven,1990.

TIESEMA, H.D., Der rote Faden. Sechzig Zusammenfassungen vielgelesener Werke aus der deutschenLiteratur. Van Walraven, Apeldoorn.

WERR, C., Literatur zum Anfassen. Hueber, München, 1987.

WIEMER, R.O., Bundesdeutsch. Lyrik zur Sache Grammatik. Hammer, Wuppertal, 1974.

WUCHERPFENNING, W., Geschichte der deutschen Literatur. Von den Anfängen bis zur Gegenwart.Klett, Stuttgart, 1986.

8.6 Didactiek en methodiek

BALDEGGER, M., Kontaktschwelle Deutsch als Fremdsprache. Langenscheidt, Berlin.

Computergestützter Fremdsprachenunterricht, Langenscheidt-Redaktion. Langenscheidt, Berlin.

DUHAMEL, R., ETIENNE, F., Didactiek van het Duits. Van In, Lier.

HEYD, G., Deutsch lehren. Grundwissen für den Unterricht in Deutsch als Fremdsprache. Diesterweg,Frankfurt Main, 1990.

NEUNER, G., e.a., Übungstypologie zum kommunikativen Deutschunterricht. Langenscheidt, Berlin.

SHEILS, J., Communication in the modern languages classroom. Council for Cultural Co-operation,Council of Europa, Strasbourg.

STRAUSS, D., Didaktik und Methodik Deutsch als Fremdsprache. Langenscheidt, Berlin.

8.7 Computerprogramma's

CALIS, Duke University, Durham, N.C., USA

PARADISE, Uitgeverij Van In, Grote Markt 39, 2500 Lier

PUNCH, HPC Gent

11

SUPERBRIEFE, Didacta, de Meureslaan 94, 1150 Brussel

TELEX, Wolters Leuven, Blijde-Inkomststraat 50, 3000 Leuven

TEXTARBEITER, Max Hueber Verlag, Ismaning

TEXTSPEICHER DEUTSCH, C.C. Buchner, Postfach 1269, D-8600-Bamberg

WORTMEISTER, Didascalia, Universiteitsplein 1, 2610 Antwerpen

Programma's van CODE#WARE, Code# vzw, Bosuil 80/47, 2100 Deurne-Antwerpen

Programma's van SCALA, KU-Leuven, Fac. Wijsbegeerte en Letteren, Blijde-Inkomststraat 21B, 3000Leuven

Programma's van WIDA SOFTWARE Ltd, 2 Nicholas Gardens, London W5 5HY

8.8 Tijdschriften

Als achtergrond voor de leraar:

Deutsch als Fremdsprache. Herder Institut, Lumumbastraße 4, D-7022, Leipzig.

Praxis Deutsch. Friedrich Verlag, Postfach 100150, D-3016 Seelze 6.

Zielsprache Deutsch. Max Hueber Verlag, Max-Hueber-Straße 4, D-8045 München.

Sirene. Zeitschrift für Literatur. Wolters-Noordhoff, Postbus 58, 9700 MB Groningen.

Levende Talen. Bureau van de Vereniging van Leraren in Levende Talen, Postbus 5148, 1007 ACAmsterdam.

Werkmap voor taal- en literatuuronderwijs. Werkgroepen voor Taal- en Literatuuronderwijs, Blijde-Inkomststraat 21, 3000 Leuven.

Tijdschriften met teksten voor de leerlingen:

Langenscheidts Sprachillustrierte, Langenscheidt, Berlin.

Juma, Das Jugendmagazin, Frankfurter Straße 128, D-5000 Köln 80.

Scala, Deutsche Ausgabe.

Tijdschriften van Mary Glasgow Publications: das Rad, Schuß, der Roller.

8.9 Nuttige adressen

Deutsche Bibliothek, Goethe-Institut, Belliardstraat 58, 1040 Brussel, tel. (02)230 39 70.

Inter Nationes, D-5300 Bonn 2 (Bad Godesberg), Kennedyallee 91-103.

Ambassade van de BRD, Tervurenlaan 190, 1050 Brussel.

12

Consulaat-Generaal der Bondsrepubliek, De Keyserlei 5 A7, 2000 Antwerpen.

Redaktion Forum DAF, Max Hueber Verlag, Max-Hueber-Stra$e 4, D 8045 Ismaning.

Duitse Dienst voor Toerisme, A. De Boeckstraat 54-56, 1140 Brussel-Evere.

Rat der Deutschen Kulturgemeinschaft, Kaperberg 8, 4700 Eupen.

Toeristische Dienst Zwitserland, Koningstraat 75, 1000 Brussel.

Toeristische Dienst Oostenrijk, Louisalaan 106, 1050 Brussel.

INHOUD

AV ENGELS Restaurantbedrijf en drankenkennis BSO 3de leerjaar van de 3de graad

blz.

1 BEGINSITUATIE . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4

2 INLEIDING BIJ HET LEERPLAN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4

3 ALGEMENE DOELSTELLINGEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5

4 ALGEMENE METHODOLOGISCHE WENKEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5

5 SPECIFIEKE DOELSTELLINGEN, LEERINHOUDEN ENMETHODOLOGISCHE WENKEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6

6 TAALSITUATIES EN WOORDVELDEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 9

7 EVALUATIE . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 9

8 LITERATUURLIJST . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 10

4

AV Engels 1 u./w.

1 BEGINSITUATIE

De leerlingen die deze specialisatiejaren BSO uit het domein Voeding-hotel aanvatten, zijn doorgaans vrijgoed gemotiveerd. Zij wensen zich immers in hun domein verder te specialiseren en/of het diplomasecundair onderwijs te behalen.

Daardoor is de groep enerzijds homogeen: alle leerlingen zijn immers gericht op een gelijkaardige be-roepskwalificatie. Maar anderzijds kan het verschil in het beheersingsniveau van de Engelse taal tochweer erg groot zijn ten gevolge van de typische leerlingenkenmerken in het beroepssecundair onderwijs,en ten gevolge van verschillen in de vooropleiding.

Het is dus wenselijk dat de leraar een beeld krijgt van de verworvenheden voor Engels bij het begin vanhet specialisatiejaar. Een niveautoets, gebaseerd op het leerplan van de 3de graad, is dus wenselijk.

2 INLEIDING BIJ HET LEERPLAN

2.1 Een open leerplan

Uit de beginsituatie blijkt dat de voorkennis van de Engelse taal voor de verschillende leerlingen afzon-derlijk en/of voor de groep leerlingen op zich nogal erg kan verschillen.Het kan dus niet anders dan dat dit leerplan voldoende open is. In wat volgt zijn per taalvaardigheid dedoelstellingen en de leerinhouden aangegeven die de leerlingen moeten bereiken, maar beide blijven alsgevolg van de beginsituatie behoorlijk algemeen.

Welke doelen les na les moeten worden bereikt, zal concreet vorm krijgen in het werkplan van de onder-wijsgevenden.

2.2 Van leerplan tot werkplan

Een leerplan is geen werkplan. Er is niet uit af te leiden wat er les na les in de klas moet gebeuren. Menmoet het leerplan eerder zien als een baken waarop het didactisch handelen met leerlingen moet wordenafgestemd.

Ook een methode, zoals die door de educatieve uitgevers wordt aangeboden, is geen werkplan. Methodesworden wel vaak als zodanig voorgesteld. Maar ze kunnen onvoldoende rekening houden met de eigenaard en mogelijkheden van de verschillende leerlingen.

Daarom moeten leraars zelf hun werkplan opstellen. Zij vertrekken daarbij van het leerplan en houdenverder rekening met factoren als: de leerling zelf (cf. beginsituatie), de beschikbare uitrusting, de socio-culturele omgeving van de school enz.

Het verdient aanbeveling dat leraars zich met collega's over hun werkplannen beraden. De leraar van hetspecialisatiejaar zal zich zeker informeren over de leerinhouden en het bereikte niveau ervan van hetonderliggende leerjaar.De concrete werkplannen zullen tenslotte voldoende differentiatie voorzien ten einde elke leerling volgenseigen mogelijkheden zo ver mogelijk te laten vorderen.

5

2.3 Vreemde-talenonderricht in BSO

De behoeften bij het onderricht van een vreemde taal in het BSO manifesteert zich uitsluitend op hetterrein van de taalvaardigheid.

Met taalvaardigheid wordt bedoeld de vaardigheid om de taal te gebruiken, om boodschappen te versturenen te interpreteren. Taalvaardigheid staat als dusdanig tegenover taalkennis, kennis over taal die niet perdefinitie toegepast kan worden.

Binnen deze taalvaardigheid is de interpretatievaardigheid prioritair; het gaat om het begrijpen van watwordt gezegd of geschreven.

Op de tweede plaats komt de taalproduktie. Het gaat om het verstaanbaar overbrengen van een bood-schap, op een eenvoudige, niet-complexe wijze.

3 ALGEMENE DOELSTELLINGEN

3.1 De studie van het Engels in de specialisatiejaren waarvoor dit leerplan bedoeld is, richt zichin de eerste plaats op het kunnen functioneren van de leerlingen in hun voorspelbare beroepssituaties.

De mate waarin de afgestudeerden als zelfstandigen of als uitvoerenden in het beroepsleven zullen functio-neren, is erg afhankelijk van de plaats waarin ze tewerk worden gesteld, en van de bekwaamheid van elkindividu afzonderlijk.De leraar zal in het na te streven beheersingsniveau zich steeds bewust zijn van het eigen profiel en deeigen mogelijkheden van de leerlingen in het beroepssecundair onderwijs.

3.2 Op de tweede plaats is de studie van de Engelse taal erop gericht de beheersing van eenalgemene omgangstaal te onderhouden en op te voeren zodat de leerlingen in situaties buiten de engeberoepssfeer, b.v. als reiziger, als burger in een groeiend Europa, ... , in eenvoudige situaties kan steu-nen op een vreemde taal.

3.3 Communicatieve doelstellingen hebben voorrang op doelstellingen geformuleerd binnen degrammaticale component.

3.4 De karakteristieke methode bij het aanleren van een vreemde taal maakt het vak Engelsbijzonder geschikt om belangrijke attitudes te helpen vormen, zoals communicatiebereidheid, openheid,spreekdurf, spreekbereidheid en begrip voor andermans pogingen tot communicatie.

3.5 De doelstellingen in het BSO zijn overwegend concreet en praktisch. Er wordt geen recht-streekse intellectuele vorming beoogd via inzichtelijke, abstraherende taalverwerving. De incidenteleintellectuele vorming wordt nochtans niet uitgesloten. Ze kan voorwerp uitmaken van uitbreidingsdoel-stellingen.

4 ALGEMENE METHODOLOGISCHE WENKEN

4.1 De leraar houdt het volume van de aangeboden leerinhouden beperkt. Hij/zij neemt demogelijkheden van de klasgroep hierbij in acht zonder afbreuk te doen aan de specifieke doelstellingen enleerinhouden.

4.2 De methodologische aanpak in het BSO verschilt grondig van die in het TSO/ASO. In hetBSO zet men kleine leerstappen, leert men via taalmodellen, ontdekt men geleidelijk regelmatigheden,vermijdt men zoveel mogelijk omslachtige grammaticale terminologie ...

6

4.3 De verschillende taalvaardigheden moeten in de lessen zoveel mogelijk geïntegreerd voorko-men, hoewel in de les de aandacht sterker kan uitgaan naar één of meer vaardigheden of taalaspecten.

5 SPECIFIEKE DOELSTELLINGEN, LEERINHOUDEN EN METHODOLOGISCHEWENKEN

5.1 Luisteren

5.1.1 DOELSTELLINGEN

De leerlingen kunnen:- mondeling verstrekte, eenvoudige beroepsgerichte informatie, mededelingen of gesprekken begrijpen

en hierover rapporteren;- mondeling aangebrachte inhouden van algemene aard in hun globaliteit begrijpen.

5.1.2 LEERINHOUDEN

- Luisteroefeningen in functie van begrijpen en/of uitvoeren; deze oefeningen omvatten zowel algemeneals beroepsgerichte elementen.B.v.:• telefoongesprekken• opdrachten vanwege werkgever• ...• mondelinge mededelingen aan het publiek (station, luchthaven, manifestaties ... )• mondelinge inlichtingen van algemene aard (openbaar vervoer, theaterbezoek ... )

5.1.3 METHODOLOGISCHE WENKEN

- Door middel van auditieve boodschappen, telefoongesprekken, interviews, dialogen, ... ingesprokenop cassette door 'native speakers' kunnen leerlingen vertrouwd gemaakt worden met het natuurlijkespreekritme en de juiste intonatie.

- De leraar zal bij het aanbieden van luisteroefeningen vooraf duidelijk bepalen wat van de leerlingenverwacht wordt. Ze bepaalt met andere woorden welke deeldoelstellingen worden nagestreefd (b.v.intonatie bij tag-questions; wennen aan het spreekritme van 'native speakers'; gericht of globaal be-grijpen ... ).In functie daarvan kiest ze de aard van de luisteroefeningen en/of -opdrachten, bepaalt ze de lengte enmoeilijkheidsgraad ervan en de frequentie nodig om de deeldoelstellingen te bereiken.

- Een cassetterecorder of bandopnemer gebruiken is absoluut nodig.

5.2 Spreken

5.2.1 DOELSTELLINGEN

De leerlingen kunnen:- een goede uitspraak en intonatie hanteren;- een eenvoudig gesprek voeren in functie van te verwachten beroepssituaties;- zich in eenvoudige algemene situaties (b.v. als reiziger) uitdrukken.

7

5.2.2 LEERINHOUDEN

Telefoneren:- de telefoon opnemen en zichzelf, het bedrijf, de instelling, de dienst, ... kenbaar maken;- spellen van een naam of een adres;- gesprekken aanvragen;- doorverbinden;- eenvoudige gegevens opvragen;- op eenvoudige vragen antwoorden.

Rapporteren aan Engelstalige gasten

Een afspraak maken/annuleren

Onthalen:- begroeten;- vragen wat men zoekt, welke dienst men wenst, met wie men wenst te spreken ...;- informeren naar afspraken (b.v. een reservatie ... );- informatie verstrekken (b.v. in verband met toerisme, aanwijzen van het station, de bushalte, de apo-

theek ... );- laten plaatsnemen, doen wachten, drank en/of lectuur aanbieden ... ;- begeleiden, doorverwijzen.

Vragen naar gegevens en documenten:- persoonsgegevens (naam, adres, leeftijd, beroep, werkgever ... );- medische gegevens (bloedgroep, allergieën ... );- documenten (identiteitskaart, ziekenboekje ... ).

Afrekenen:- een prijs of een totaal opgeven;- een rekening verduidelijken, narekenen;- de betaalwijze aanduiden (speciën, cheque, overschrijvingen ... );- vragen om gepast geld ...

Op reis:- aankopen doen;- zich behelpen in hotel of eethuizen;- de weg vragen/wijzen;- een reisbureau contacteren;- een hotel reserveren;- ...

5.2.3 METHODOLOGISCHE WENKEN

Aangezien de communicatieve doelstellingen voorrang hebben, zorgt de leraar ervoor dat de leerlingenzoveel als mogelijk de gelegenheid krijgen de mondelinge taalvaardigheid te oefenen. De leerinhoudenvereisen trouwens veelvuldig oefenen. De leraar zal daartoe:- in elke les, spreken aan bod laten komen ('pair work' is hier sterk aanbevolen);- steunen op aangeleerde modelzinnen binnen bepaalde gesprekssituaties;- variatie brengen in de oefeningen (b.v. via rollenspel);- voorrang geven aan veelvuldig kort oefenen;- systematisch, volgens het vorderen van de leerlingen, de moeilijkheidsgraad verhogen;- geregeld een cassetterecorder/bandopnemer gebruiken.

8

5.3 Lezen

5.3.1 DOELSTELLINGEN

De leerlingen kunnen:- eenvoudig tekstmateriaal hardop lezen in functie van het verbeteren van de uitspraak, de intonatie, het

spreekritme en het verhogen van de spreekdurf;- schriftelijke verstrekte, eenvoudige beroepsgerichte inhouden en informatie begrijpen;- schriftelijk verstrekte inhouden van algemene aard in hun globaliteit begrijpen.

5.3.2 LEERINHOUDEN

- Hardop lezen in functie van bepaalde deeldoelstellingen.- In teksten met beroepsgerichte inhouden/informatie (brieven, telefaxberichten ... ) de hoofdzaken

aanduiden.- Van eenvoudige teksten van algemene aard de globale inhoud weergeven (basis: in het Nederlands,

uitbreiding: in het Engels).

5.3.3 METHODOLOGISCHE WENKEN

- Het tekstmateriaal blijft ook in het specialisatiejaar eenvoudig van bouw, van woordenschat, vanzinsconstructie, en beperkt in lengte.Het tekstmateriaal met beroepsgerichte inhouden zal zo getrouw mogelijk aanleunen bij de realiteit;aanknopen bij de stages van de leerlingen in het hotelwezen is aan te bevelen.

- Men zal afwisseling voorzien in de tekstsoorten: verhalende teksten, zakelijke teksten, kranteartikels,advertenties, liedteksten ...

- Het tekstmateriaal kan uitstekend aan worden gewend om concentrisch te werken, dit wil zeggen dat deandere taalvaardigheden gekoppeld worden aan de aangeboden teksten.

5.4 Schrijven

5.4.1 DOELSTELLINGEN

De leerlingen kunnen:- met opgegeven kernwoorden een eenvoudige beroepsgerichte tekst (brief, telefaxbericht ... ) aan de

hand van een model opstellen;- een memorandum in het Engels opstellen naar aanleiding van b.v. een telefoongesprek;- een eenvoudige vertrouwelijke brief schrijven;- de basisgrammatica toepassen in de produktieve taalopdrachten.

5.4.2 LEERINHOUDEN

- Eenvoudige beroepsgerichte teksten aan de hand van modellen.- Memoranda.- De vertrouwelijke brief.- Basisgrammatica.

Grammatica staat steeds in functie van een correcter taalgebruik en is als dusdanig geen doel op zich.De consequenties van deze stelling zijn:• dat grammaticale leerinhouden zich aanbieden bij het oefenen van communicatieve vaardigheden; de

grammaticale ondersteuning wordt doorgaans geïntegreerd aangebracht, soms beperkt systematisch;

9

• dat de leerlingen de grammatica die ze aangeboden krijgen moeten kunnen toepassen. Ze moetengeen regels kunnen formuleren en geen moeilijke Engelse grammaticale terminologie kunnen ge-bruiken;

• dat bij de evaluatie 'grammatica op zich' onbelangrijk is.

5.4.3 METHODOLOGISCHE WENKEN

Voor de beroepsgerichte schrijfopdrachten zal de leraar zich informeren over en aansluiten bij de op-drachten die de leerlingen krijgen in de stageplaatsen die ze vanuit de school aangewezen krijgen. Zo zalde noodzakelijke aansluiting van de opleiding op school bij het hotelwezen in de regio de beste kansenkrijgen.

6 TAALSITUATIES EN WOORDVELDEN

De leerplandoelen en de leerinhouden worden nagestreefd binnen een aantal taalsituaties met de eraanverbonden woordvelden.

Bij de algemene doelstellingen werd erop gewezen dat de studie van het Engels zich richt op zowel hetbevorderen van de algemene omgangstaal als op de beheersing van beroepsgerichte kennis en vaardighe-den.

De taalsituaties en de eraan verbonden woordvelden in het specialisatiejaar zullen dan ook betrekkinghebben op enerzijds meer algemene domeinen en anderzijds op voorspelbare beroepssituaties.

E Niet-exhaustieve lijst van beroepsgerichte taalsituaties:- herhaling en verdieping van vorige leerjaren;- de taalsituaties vermeld onder 5.2.2 bij 'spreken'.

E Niet-exhaustieve lijst van algemene taalsituaties:- uitbreiding en verdieping van taalsituaties van vorige leerjaren;- werken en werkloosheid;- het nieuws;- muziek;- verkeersveiligheid;- ...

7 EVALUATIE

Evaluatie is geen doel op zich. Ze hoort thuis in een didactisch kader. Zo moet het duidelijk zijn dat debeginsituatie van de leerlingen, de doelstellingen, de leerinhouden en de leersituatie bepalend zijn voorwat en hoe dient te worden geëvalueerd.

Hieruit volgt dat evaluatie een middel is om:- de leraar inzicht te geven in de vorderingen van de leerlingen voor het vak Engels. Zo kan hij/zij snel

hulp bieden waar nodig of betere leerlingen uitbreidingsleerstof aanbieden;- de leerlingen en de ouders te informeren over de vorderingen;- besluiten te nemen in verband met de volgende leerfasen. De vorderingen van de leerlingen voor

Engels zullen mede bepalen hoe de leraar, rekening houdend met het leerplan, de volgende leerfaseaanvat, verwerkt en weer evalueert.

10

De evaluatie is bij voorkeur een permanente evaluatie. In functie van de doelstellingen in dit leerplanmoeten de vier taalvaardigheden daarin aan bod komen (b.v. de spreekvaardigheid kan niet schriftelijkworden getoetst). Deze evaluatiegegevens leiden tot een verantwoorde globale eindbeoordeling.

8 LITERATUURLIJST

- CANDLIN, C.N., The communicative teaching of English, Principles and an exercise typology,London, Longman, 1981.

- GAIRNS, R., REDMAN, S., Working with words. A guide to teaching and learning vocabulary,Cambridge, Cambridge University Press, 1986.

- HOWARD-WILLIAMS, D., Word games with English, London, Heinemann Educational Books,1986.

- LITTLEWOOD, W., Communicative Language teaching, an introduction, Cambridge, CambridgeUniversity Press, 1982.

- LIVINGSTONE, C., Role play in language learning, London, Longman, 1983.

- PORCHER, L., Interrogation sur les besoins langagiers en contextes scolaires, Strassbourg, Conseilde l'Europe, 1985.

- SHEILS, J., Communication in the modern languages classroom, Strassbourg, Council for Culturalco-operation, 1988.

INHOUD

AV FRANS Restaurantbedrijf en drankenkennis BSO 3de leerjaar van de 3de graad

blz.

1 BEGINSITUATIE . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4

2 DOELSTELLINGEN EN LEERINHOUDEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 42.1 Gespreksvaardigheid . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 42.2 Luistervaardigheid . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 82.3 Leesvaardigheid . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 92.4 Schrijfvaardigheid . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 9

3 METHODOLOGISCHE WENKEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 103.1 Motivatie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 103.2 Gespreksvaardigheid . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 103.3 Luistervaardigheid . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 113.4 Leesvaardigheid . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 123.5 Schrijfvaardigheid . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 133.6 Woordenschat . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 13

4 EVALUATIE . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 134.1 Evalueren zoals men heeft geoefend . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 134.2 Gespreide evaluatie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 14

5 BIBLIOGRAFIE . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 15

4

2 u./w.AV Frans

1 BEGINSITUATIE

Tijdens de voorbije twee leerjaren volgden de leerlingen het 1ste en 2de leerjaar van de 3de graad'Hotel', 'Hotel-keuken' of 'Hotel-restaurant', met 2 u./w. Frans.

Zij hebben reeds geoefend om:- rechtstreekse en telefonische gesprekken te voeren in functie van directe behoeften in Horeca-bedrijven

(receptie, zaaldienst, keuken, traiteur en catering);- praktische gegevens te zoeken en te begrijpen in documenten als recepturen, toeristische documentatie,

publiciteit enzovoort; ze hebben ook geleerd eenvoudige geschreven boodschappen in de leefomgevingte begrijpen, zoals openings- en sluitingstijden, richtlijnen, dienstregelingen enzovoort;

- tenslotte hebben zij geleerd spijskaarten en courante mededelingen foutloos te schrijven.

Het verdere curriculumDe leerlingen worden tewerkgesteld in de Horeca-sector. Ondanks hun specialisatie kunnen zij ingezetworden in al de diensten waarvoor zij in het 1ste en 2de leerjaar van de 3de graad opgeleid werden(receptie, zaaldienst, keuken, traiteur en catering). De leerlingen van de studierichting 'Restaurantbedrijfen drankenkennis' kunnen eveneens werk vinden in wijn- en drankenhandels.

2 DOELSTELLINGEN EN LEERINHOUDEN

VoorafDe specificatie van de leerinhouden stemt overeen met deze van het leerplan van het 1ste en 2de leerjaarvan de 3de graad. Enkel de rubriek 2.1.1.5 (Kopen en verkopen in een drankenwinkel) werd toege-voegd ten behoeve van de leerlingen van de studierichting 'Restaurantbedrijf en drankenkennis'.

Bij het begin van het schooljaar zal de leraar mogelijke hiaten opsporen in de vooropleiding van zijnleerlingen, onder meer via overleg met zijn voorgangers tijdens de voorbije twee jaren. Alleszins moet detaalbeheersing binnen de belangrijkste gebruikssituaties geconsolideerd worden.

2.1 Gespreksvaardigheid

De leerlingen gebruiken het Frans als communicatiemiddel in een aantal veel voorkomende gesprekssitu-aties. Dat betekent concreet dat zij, als initiatiefnemer of als benaderde persoon, gebruikers van het Frans(moedertaalsprekers en andere) te woord staan tijdens rechtstreekse en telefonische contacten diebetrekking hebben op:- voornamelijk de uitoefening van het beroep (contacten met klanten en externe diensten);- eigen behoeften;- de alledaagse omgang in het sociale leven.

Om deze doelstellingen te realiseren zijn een aantal inzichten, attitudes en vaardigheden belangrijk, waar-onder:- blijk geven van een klantgerichte instelling; luisterbereidheid;- zich op formele wijze uitdrukken; de beleefdheidsvormen toepassen;- zich doelmatig op het gesprek voorbereiden door de voorkennis te mobiliseren (zie 2.2 Luistervaar-

digheid);

5

- het gebrek aan kennis van het Frans of een slechte verstaanbaarheid oordeelkundig compenseren(compensatie- en ontwijkingsstrategieën):• zeggen dat men niet goed Frans spreekt, iets niet begrijpt;• iets (doen) spellen;• om herhaling vragen, trager en uitdrukkelijker (doen) herhalen;• vragen hoe iets heet in het Frans, onbekende begrippen (doen) omschrijven, moeilijke formuleringen

omzeilen;• belangrijke punten herhalen of op verschillende manieren (doen) omschrijven om misverstand uit te

sluiten;• zich zo nodig beperken tot het louter benoemen van voorwerpen, handelingen ...;• gebruik maken van woorden en uitdrukkingen in een (andere) taal die de gesprekspartner verstaat;• een oordeelkundig beroep doen op niet-verbale expressiemiddelen: gebaren (knikken, wijzen ...),

gelaatsuitdrukkingen, vragen dat de persoon iets toont of tekent, zelf iets tonen of tekenen;• indien nodig, een derde om hulp vragen.

Bij het bepalen van de nuttige gesprekssituaties, hun concrete invulling en het vastleggen van prioriteiten,houdt men rekening met de adviezen van de leraren bedrijfsgerichte vakken en met de stage-ervaringenvan de leerlingen.

De volgende opsomming van gesprekssituaties is RICHTINGGEVEND.

2.1.1 UITOEFENING VAN HET BEROEP

2.1.1.1 Receptie

Onthalen- Een bezoeker aan de receptie begroeten, afscheid nemen.- Sleutel, gastenfiche, eventueel een badge overhandigen en er uitleg over geven.- De uren van de maaltijden meedelen, de eetzaal en andere ruimten wijzen.- Begeleiden naar de kamer/suite, zeggen dat men de bagage zal overnemen.- ...

Telefoneren; een interne telefooncentrale bedienen- Zich melden, doorverbinden, vragen of men even wil wachten, dat de persoon er niet is, een gesprek

aankondigen, zeggen dat men zal terug telefoneren, het gesprek beëindigen enzovoort.- ...

Reserveringen boeken en afspraken maken- Een reservering boeken.- Informatie verstrekken met betrekking tot de gewenste reservering: beschikbare kamers, accommoda-

ties, vol- en halfpension, prijs, eventueel ligging en bereikbaarheid.- Afspreken om iemand te wekken.- ...

Inlichtingen verstrekkenMen kan dit doen aan de hand van folders, brochures, toeristische gidsen, stadsplannen, uurregelings-tabellen, administratieve formulieren enzovoort. De inlichtingen kunnen onder andere betrekking hebbenop de volgende domeinen.

- Persoons- en administratieve gegevens: naam, adres, BTW-nummer enzovoort.- Diensten: winkels, openbaar vervoer, bank, geneesheer, kerkdiensten ...- Openbaar vervoer.- Toeristische informatie: bezienswaardigheden, evenementen, musea, ontspanningsgelegenheden ...- Een programma: dagindeling, excursie- of reisplan ...- Het gebruik van telefoon, telefax, radio- en TV-apparatuur ...- ...

Behandeling van problemen en klachtenBij voorbeeld: een kraan functioneert niet, er zijn onvoldoende kleerhangers, de accomodatie komt nietovereen met de reservatie, de klant wenst een andere kamer enz.).

6

- Vragen naar gegevens voor identificatie: nummer van de kamer, naam ...- Zeggen dat men zal komen zien, iemand zal sturen, een oplossing zal trachten te vinden ...- Een oplossing voorstellen.- ...

Iets verkopen, afrekenen- Ansichtkaarten, postzegels, toeristische informatie enzovoort.- Afrekenen, geld wisselen, reischeques ontvangen ...- ...

Courante boodschappen overbrengen- Zeggen dat iemand getelefoneerd heeft, doen terug telefoneren.- Een bezoek aankondigen.- ...

2.1.1.2 Zaaldienst

Onthalen- Begroeten.- Informeren naar reservatie, het aantal personen.- Vestiairedienst.- De klanten naar hun plaats begeleiden.- Eventueel zeggen dat men een tafel klaar zet.- ...

Bedienen- De spijs- en/of de drankenkaart aanbieden.- Het dagmenu voorstellen.- Gerechten en bereidingen kort toelichten.- Adviseren met betrekking tot de samenstelling van een menu, de keuze van dranken. (Bijzondere

aandacht voor wijnen, biersoorten en kazen.)- Iets aanbieden (la maison/le patron vous offre l'apéritif!).- Informeren of men tevreden is, nog iets verlangt.- ...

Afscheid nemen- Gepast reageren op gelukwensen of klachten.- De rekening aanbieden en afrekenen.- Vestiairedienst.- ...

2.1.1.3 Keukendienst

Eventueel een bestelling telefoneren.

2.1.1.4 Traiteursdienst en catering

Zich melden- Zeggen wie men is of namens wie men komt/telefoneert en voor welke opdracht; eventueel informeren

naar de opdracht.- ...

Afspraken- Met de klant:

• tijdstip en plaats van de te leveren dienst;• de verwachte dienst: feestmaal, lunch, receptie, barbecue ... Eventueel toe te leveren personeel.• toe te leveren produkten (b.v. de wijnen worden door de klant geleverd, de traiteur zorgt voor de

spijskaarten), accommodaties (meubels, tafellinnen, versiering ...).• modaliteiten van de levering (b.v. de verpakking, catering).• ...

- Met de eigenaar van een zaal of ruimte:

7

• accommodaties, beschikbaarheid, zich iets laten wijzen;• ...

Adviseren- De keuze van het menu en de dranken.- Indien de klant erom verzoekt, aanbevelingen met betrekking tot de organisatie: feestzaal, bloemen,

disc-jockey enzovoort.- De nazorg, bijvoorbeeld het bewaren en opwarmen van gerechten.

2.1.1.5 Kopen en verkopen in een drankenwinkel

- Vragen wat de klant wenst, de koopwens nader doen omschrijven; artikels aanwijzen, bijvoorbeeld ineen ander deel van de winkel; zeggen wat men nog heeft/dat men het gevraagde niet heeft/dat men hetzal bestellen enzovoort.

- Een klant leiden doorheen de winkel, via allerlei presentaties.- Een klant begeleiden in zijn keuze: informeren naar smaak, bedoeling, prijscategorie; artikels voor-

stellen, vergelijken, koopargumenten vermelden (verhouding prijs/kwaliteit, speciale aanbiedingen,kortingen enz.); eigenschappen, bewaringsvoorschriften vermelden.

- Afrekenen:• de betaalwijze aanduiden (in speciën, cheque, overschrijving, elektronisch betaalmiddel ...);• vragen om gepast geld, pasmunt teruggeven;• een cheque doen vervolledigen (handtekening, nummer van de garantiekaart ...), vragen om de

garantiekaart;• een rekening verduidelijken, narekenen ...

2.1.2 SITUATIES IN HET PRIVE-LEVEN (uitbreiding)

Garage, tankstation, pechdienst- Vragen naar/om courante produkten en diensten: benzine, olie, antivriesmiddel, een smeerbeurt,

bandendruk controleren enzovoort.- Vragen naar een garage, naar de ligging; signaleren waar men staat.- ...

8

Geneesheer, ziekenhuis- Vragen naar een geneesheer of een ziekenhuis.- Pijn, koorts, duizeligheid en dergelijke signaleren.- Instructies begrijpen in verband met het innemen van geneesmiddelen (hoeveelheid, frequentie ...), een

verwijzing naar ..., administratieve formaliteiten.- Eigen medische informatie meedelen: bloedgroep, allergieën (b.v. voor penicilline).- ...

Ongeval- Vragen of/zeggen dat er gekwetsten zijn.- Om hulp vragen; vragen dat iemand telefoneert naar een dokter, naar de politie, naar de pechdienst.- Een minnelijke schikking voorstellen; zeggen dat men de tussenkomst wenst van de politie.- Een aangifteformulier (doen) invullen en mee ondertekenen.- Vragen naar getuigen, iemand vragen om te willen getuigen.- ...

Politie- Aangifte doen van diefstal, van verlies.- Een boete betalen.- ...

2.2 Luistervaardigheid

De leerlingen zijn vertrouwd met courante opdrachten en instructies. Zij begrijpen ze zodat zij in staatzijn ze nauwkeurig uit te voeren.

Zij zijn ook voldoende vertrouwd met het Franse klank- en schriftbeeld om gegevens die zij eventueel nietverstaan op herkenbare wijze te noteren.

Overigens worden de doelen voor de luistervaardigheid geïntegreerd in deze voor de gespreksvaardigheid(zie 2.1).

Om de doelstellingen te realiseren zijn een aantal inzichten, attitudes en vaardigheden belangrijk, waar-onder:- gericht luisteren (zich richten op wat men wil vernemen);- zich richten op wat men begrijpt: zich niet laten afleiden door wat men niet heeft verstaan of begrepen;- rekening houden met de talige en niet-talige context (b.v. de omstandigheden, de betrokken personen,

wat juist gezegd werd);- de voorkennis mobiliseren: eigen voorkennis met betrekking tot het doel van een bezoek, het onder-

werp van een gesprek, te verwachten aandachtspunten en dergelijke;- intonatiepatronen interpreteren (b.v. vraagtoon, gebiedende toon, ongeduld, verwondering, ongeloof);- ...

Met het oog op een representatieve variatie van relevante tekstsoorten, maakt men een oordeelkundigekeuze uit:- gesprekken die aanleunen bij situaties in de sfeer van horeca, toerisme en recreatie;- boodschappen op een automatisch antwoordapparaat;- mededelingen, onder andere informatie via luidsprekers of intercom in het station, de luchthaven, een

handelsbeurs en dergelijke;- zeer eenvoudige TV- en radio-uitzendingen of -berichten met betrekking tot keuken en toerisme;- ...

2.3 Leesvaardigheid

De leerlingen lezen en begrijpen diverse specialistische documenten op doelgerichte wijze. Dat houdt in:- Herkennen of een gegeven tekst relevant is voor de gezochte informatie.- De gezochte informatie situeren in de tekst.- Deze informatie begrijpen.- Er de gepaste conclusies uit trekken in functie van zijn opdracht (informatie verstrekken aan een klant,

een brief beantwoorden, documenten klasseren enz.).

9

Zij lezen (de volgende lijst is richtinggevend):

Geschreven boodschappen in het dagelijks levenBijvoorbeeld:- borden, wegwijzers, opschriften in de woonomgeving, in warenhuizen, langs de wegen enzovoort;- mededelingen aan het publiek: bezoekuren, uurregelingstabellen van het openbaar vervoer en dergelij-

ke;- instructies in telefooncellen, bij geld- en parkeerautomaten enzovoort;- ...

Teksten voor het beroepBijvoorbeeld:- menu's, wijnkaarten, berichten aan de klanten enzovoort;- toeristische brochures en publiciteit, advertenties;- brieven, faxen, telexberichten;- informatiebrochures met betrekking tot produkten, toestellen, gebruiksvoorwerpen, uitrusting ...;- gebruiksaanwijzingen, plaatsingsvoorschriften enzovoort;- ...

Normaal kan men ervan uitgaan dat het lezen van recepturen voldoende aan bod komt in de lessen praktijkKeuken. Moest dit niet het geval zijn, dan dient dient voor deze doelstelling de nodige tijd vrijgemaakt teworden in de lessen Frans. Overleg met de betrokken leraar is vanzelfsprekend.

2.4 Schrijfvaardigheid

Enkele eenvoudige briefmodellen (uitbreiding), stereotiepe mededelingen of formules aanpassen aan veelvoorkomende behoeften. De volgende opsomming is RICHTINGGEVEND.

Zakelijke brieven en documenten als:- vraag naar inlichtingen, offerte, folder en dergelijke;- een begeleidende brief bij het versturen van documentatie, factuur enzovoort;- een bestelling plaatsen (eventueel bevestigen);- rekening, factuur;- rappelbrief;- ...

Wijnkaarten, menu's

Mededelingen, boodschappen, berichten aan klanten en bezoekers

Men moet de leerlingen alleszins de ingesteldheid bijbrengen hun belangrijke geschriften te laten nalezenop taalcorrectheid.

3 METHODOLOGISCHE WENKEN

3.1 Motivatie

Men moet de motivering van de leerlingen in het oog houden, onder andere door rekening te houden methun leefwereld, hun leerstijl en mogelijkheden.

- De lessen Frans moeten in de eerste plaats "doe-lessen" zijn. De leerlingen oefenen al doende bepaal-de vaardigheden in en verwerven daardoor de nodige kennis.• Ze krijgen zoveel mogelijk reële taken of opdrachten waarmee ze ook in het beroep of in het privé-

leven kunnen te maken krijgen.• Bij gespreksvaardigheid ligt de nadruk op het aanwenden van eenvoudige, formule-achtige uit-

drukkingen die nuttig zijn voor de dagelijkse omgang.• Men waardeert het reeds als een prestatie als ze zich op efficiënte wijze kunnen uitdrukken. Hen

vaak laten proberen heeft meer leer-effect dan aanhoudend verbeteren.• Theoretische behandeling van de leerstof is te vermijden, tenzij occasioneel, kort en eenvoudig.

10

- Er moet voldoende variatie zijn in de lesactiviteiten en in de referentiële syllabus. Beroepsgerichtedocumenten kunnen bijvoorbeeld afwisselen met zeer korte, eenvoudige leesstukjes waarvan de inhoudals nieuw, boeiend of ontspannend overkomt.

- Via stages en vakantiejobs (mogelijk ook via ervaringen thuis), krijgen de leerlingen een steeds beterekijk op hun toekomstig beroep. Men tracht rekening te houden met hun constructieve opmerkingen,vragen en mogelijke wensen.

3.2 Gespreksvaardigheid

Om de gespreksvaardigheid te oefenen zal men meestal gebruik maken van modeldialogen. Belangrijkekenmerken van een goede modeldialoog zijn de duidelijkheid en vanzelfsprekendheid van het scenario enhet authentiek taalgebruik.

- Een duidelijk en vanzelfsprekend scenarioHet verhaal moet op evidente wijze aanleunen bij de praktijk. Het mag geen moeilijkheden opleverenom te memoriseren, maar moet integendeel zelf een geheugensteun zijn.Het moet de aangeboden taaluitingen verbinden met een geëigende en goed identificeerbare context,zodat nadien een analoge context het gepaste taalgebruik als het ware automatisch oproept.Modeldialogen zijn best vrij kort, tenzij men ze kan opsplitsen in duidelijk te onderscheiden delen.

- Authentiek taalgebruikModeldialogen moeten echte, (zeer) eenvoudige en gebruikelijke spreektaal aanbieden.Het taalmateriaal wordt aangewend in eerste instantie in functie van een efficiënte boodschap en nietvan lexicale of grammaticale verruiming. Bijkomende woordenschat die men noodzakelijk acht, wordtbest nadien aangeboden en geoefend.Men legt de klemtoon op formule-achtige uitdrukkingen en vermijdt zo mogelijk het gebruik van sa-mengestelde zinnen.

Om een modeldialoog te laten memoriseren moeten de nodige tussenstappen voorzien worden, zonder datmen daarom in tijdverlies vervalt. Dit zijn mogelijke tussenstappen.

- De dialoog voorstructureren en globaal beluisteren.

- De dialoog nogmaals beluisteren en volgen in de tekst.

- Eventueel de vertaling aanbieden.

- De leerlingen zeggen de replieken na met aandacht voor uitspraak, ritme en intonatie.

- Verwerkingsoefeningen (invul-, combinatie-, vertaaloefeningen, enz.) die de leerlingen moeten ver-trouwd maken met de nieuwe uitdrukkingen en met bepaalde vormelijke aspecten van de dialoog (b.v.de woordorde in de zin); deze oefeningen moeten zoveel mogelijk aanleunen bij de geoefende tekst.

- De dialoog memoriseren; als tussenstap kan men hem laten spelen met behulp van teksten waar dereplieken van een personage zijn vervangen door hun vertaling, een beknopte aanduiding of een teke-ning; de leerlingen kunnen elkaar corrigeren.

- Transferoefeningen op onderdelen van de dialoog of op de dialoog als geheel, via situationele variaties:deze etappe is belangrijk daar ze de integratie van de nieuwe taalelementen in het semantisch- oflange-termijngeheugen bevordert; het louter memoriseren van de modeldialogen heeft enkel invloed ophet kort geheugen.

Indien de leerlingen zelf bij wijze van toepassing een dialoog moeten bouwen of als men ze laat oefenen"op overlevingsniveau", zorgt men voor een nauwkeurige beschrijving van de personages, de situatie en,zo nodig, het verloop van het gesprek (de setting). Daarbij kan men ze de nodige woordenschat enuitdrukkingen ter beschikking stellen. Dit kan door middel van "rollenkaarten" (cue-cards), zodat ze ingroepjes aan een opdracht kunnen werken en, nadien, de opdrachten uitwisselen. Men kan ze ook latengebruik maken van hun thematische steekkaarten.

3.3 Luistervaardigheid

11

Indien men een tekst laat beluisteren en daarna vragen stelt over de inhoud, controleert men de leerlingenhooguit op tekstbegrip. Men moet zich bewust zijn dat een dergelijke activiteit er weinig toe bijdraagt omde luistervaardigheid te ontwikkelen. Taalvaardigheid ontwikkelen impliceert dat men niet alleen bouwtaan de parate kennis (woorden en structuren), maar ook aan attitudes en de beheersing van strategieën.

In de realiteit moet men zelden een boodschap totaal onvoorbereid verwerken. De betekenis dringt tot onsdoor in een context van omstandigheden, aansluitende verwachtingen en opgeroepen voorkennis.BijvoorbeeldIk sta in een station, mijn trein heeft blijkbaar vertraging (omstandigheden). Via het omroepsysteem zalwellicht worden meegedeeld hoeveel die vertraging beloopt; de boodschap zal in de omringende drukteslecht verstaanbaar zijn (verwachtingen). Men zal eerst de herkomst, dan de bestemming van de treinvermelden; de melding van de vertraging zal ingeleid worden door het woord "retard" (voorkennis).Aldus kan ik mij concentreren op het omroepen van twee namen (b.v. Bruxelles-Mons), daarna op deklanken (r)e(t)a(rd) die de verwachte duurmelding inleiden.

Een luisteroefening kan dus uit de volgende tussenstappen bestaan.

- Aanbieden van de context: de betrokken personen, de omgeving, feiten of gebeurtenissen die aanlei-ding geven tot de boodschap enz.

- Luisterverwachtingen formuleren: wie zal wat zeggen of vragen? in welke volgorde? - wijzen op desystematiek of "topics" in een aantal type-boodschappen (telefoneren, een afspraak maken, afrekenenenz.) - eventueel de verwachte vragen/uitspraken en hun volgorde schriftelijk vastleggen (in de moe-dertaal).

- Gekende woorden en uitdrukkingen activeren; ongekende woorden en uitdrukkingen aanbieden enverwerken in de mate dat zij essentieel zijn voor de boodschap.

- De boodschap in haar geheel (of opgesplitst in zinvolle onderdelen) beluisteren, met aandacht voor deovereenkomsten/afwijkingen met de luisterverwachtingen.

De lesactiviteiten kunnen verder verlopen in een gespreksoefening. Ze kunnen echter ook gepland wor-den als losstaande activiteit.

Gesproken taal onderscheidt zich doorgaans van de schrijftaal door een grotere redundantie ofovertolligheid: herhalingen, zelfcorrecties, uitweidingen, dubbelzeggingen, aarzelingen, stopwoorden.Dit verschijnsel heeft als gevolg dat de informatiedichtheid niet te groot wordt en dat de luisteraar extratijd heeft om de informatie te verwerken.Bij het opnemen van gesprekken op (video)cassette houden de materiaalontwikkelaars best rekening metdeze redundantie. Indien de leraar zelf de tekst expressief voorleest in de klas, mag hij ook best ietsherhalen of parafraseren.

3.4 Leesvaardigheid

Veel van wat hierboven gezegd werd over de luistervaardigheid geldt ook voor de leesvaardigheid.

Men moet de leerlingen alleszins doen afstappen van lineaire lectuur, maar ze gericht leren lezen. Zemoeten zich met andere woorden leren richten op wat ze willen vernemen. Ook moet men ze leren reke-ning houden met de lay-out, de context en begeleidende afbeeldingen.

Hier volgen mogelijke tussenstappen bij een leesoefening.

- De context aanbieden waarin de geschreven boodschap voorkomt of dient ontcijferd te worden.Bijvoorbeeld• Tijdens je vakantie in Wallonië heb je geld nodig. Dit zijn de meldingen op het scherm van de

geldautomaat.• Dit zijn opschriften in een warenhuis. Je zoekt ...

Men kan ook de leerlingen zelf laten zoeken naar de context.Bijvoorbeeld• Waar hoort dit opschrift of deze melding thuis?

12

• Naar welke aanleiding denk je dat deze folder werd toegestuurd?

- Leesverwachtingen formuleren:• Welke informatie heb je nodig? Waar kan je ze vinden? In welke volgorde zou jij ze formuleren?• Wijzen op de systematiek of "topics" in teksten als installatievoorschriften en dergelijke.• De leerlingen zelf, in het Nederlands, een begeleidende tekst laten schrijven bij foto's of prijslijsten.

- Gekende woorden en uitdrukkingen activeren; ongekende woorden en uitdrukkingen aanbieden enverwerken in de mate dat zij belangrijk zijn.

- De tekst lezen, met aandacht voor de overeenkomsten/afwijkingen met de leesverwachtingen.

- Iets opzoeken in een woordenlijst of een eenvoudig vertaalwoordenboek; om niet in lineaire lectuur tevervallen leert men de leerlingen dit slechts te doen als het strict noodzakelijk is.

- Eventueel de vertaling aanbieden.

3.5 Schrijfvaardigheid

- Vermits als enige doelstelling voor de schrijfvaardigheid geldt dat de leerlingen menu's en couranteboodschappen moeten kunnen schrijven, is het dictee een aangewezen oefenvorm.

• Het voorbereid dictee: de leraar overloopt de modeltekst samen met de leerlingen en wijst op schrijf-problemen (orthographe d'usage, orthographe grammaticale); dit is een belangrijke oefenvorm,omdat een leerling die veel schrijffouten maakt, vaak niet goed heeft leren kijken en onge-concentreerd over de moeilijkheden heen leest.

• Het invuldictee: het gaat hier om een gerichte schrijfoefening; men kan de aandacht toespitsen opmoeilijke woorden (b.v. dubbele medeklinkers, accenten ...) of op morfologische aspecten (b.v. deovereenkomst van het adjectief, van het voltooid deelwoord ...).

- Schrijfactiviteiten kunnen de assimilatie ondersteunen. Het kan interessant zijn sommige hogervermeldetussenstappen (b.v. het aanvullen van de dialoog) schriftelijk te laten gebeuren. Ook het kopiëren vanzinnen en uitdrukkingen kan nuttig zijn om nieuw taalmateriaal te fixeren. Men mag echter nietvergeten dat de lesactiviteiten uiteindelijk moeten uitmonden op spreekvaardigheid en receptievevaardigheden.

3.6 Woordenschat

Woorden doet men studeren in de context van nuttige zinnen en praktische wendingen.

4 EVALUATIE

4.1 Evalueren zoals men heeft geoefend

Bij het evalueren van de communicatieve vaardigheden dienen de vier vaardigheidsdomeinen (lezen,luisteren, spreken en schrijven) aan de orde te komen. Bij de cijferverdeling houdt men rekening met deonderlinge belangrijkheid van deze vaardigheden zowel als met de aandacht die er tijdens de voorbijeperiode aan besteed werd. Aanvaardbare verhoudingen zijn bijvoorbeeld:

• gespreksvaardigheid: tussen 45 en 55 %;• luistervaardigheid: tussen 15 en 25 %;• leesvaardigheid: tussen 25 en 35 %;• schrijfvaardigheid: tussen 5 en 15 %.

Men evalueert uiteraard met geëigende middelen.

4.1.1 SPREEKVAARDIGHEID

De gespreksproef gebeurt mondeling.

13

Indien de opdrachten verwijzen naar veel voorkomende situaties en indien ze nauw aansluiten bij ge-sprekken die tijdens het schooljaar geoefend werden, wordt er uitdrukkelijk rekening gehouden met detaalcorrectheid.

Voor opdrachten waarbij men de leerlingen confronteert met minder vertrouwde situaties, en waarbij zijook gebruik dienen te maken van compensatie- en ontwijkingstechnieken, worden voornamelijk de doel-treffendheid van het taalgebruik en de spreekdurf in rekening gebracht.

De leerlingen krijgen een "rollenkaart", met zo nodig ook een aantal nuttige woorden en uitdrukkingen.Na een korte voorbereidingstijd voeren ze de dialoog twee aan twee of met de leraar.

Positieve evaluatie is belangrijk. De score wordt niet bepaald door een optelsom van de gemaakte fouten.Zonder daarom slordig taalgebruik te belonen, kan men ook bij variaties op transactionele gesprekkenrekening houden met het feit dat de leerlingen zich niet beperken tot het reproduceren van van buitengeleerde formules (la prime au risque).

4.1.2 LUISTER- EN LEESVAARDIGHEID

Bij luister- en leestoetsen biedt men zo nodig de context aan evenals ongekende woorden en uitdrukkingendie essentieel zijn om de boodschap te begrijpen.

Om de leesvaardigheid te toetsen laat men de leerlingen de nodige tijd om de gevraagde informatie rustigop te zoeken in de aangeboden documenten. Men mag zich niet systematisch beperken tot evaluatie vanhet gedetailleerd tekstbegrip (detailidentificatie). Ook de andere leerplandoelstellingen moeten regelmatigaan de orde komen. Toetsvormen als "vrai-faux-vragen", meerkeuzevragen of "cloze-toetsen" (een"gatentekst" vervolledigen) liggen dan niet altijd voor de hand.

Indien men de luister- en de leesvaardigheid wil meten via het beantwoorden van open vragen of hetvervolledigen van een "grille de lecture" of "grille d'écoute", kan men opteren om deze opdrachten telaten uitvoeren in de moedertaal. Het feit dat een leerling de gepaste onderdelen kopieert, geeft immersgeen garantie dat hij ze ook correct begrijpt. Voor een valide evaluatie van de receptieve vaardighedenzouden de leerlingen idealiter geen enkele hinder of beperking mogen ondervinden om hun inzicht tebewijzen.

4.1.3 SCHRIJFVAARDIGHEID

De evaluatie van de schrijfvaardigheid is slechts relevant indien zij gebeurt aan de hand van opdrachtendie rechtstreeks verband houden met het aanpassen van zakelijke briefmodellen en het formuleren vanfrequente mededelingen en berichten.

Schriftelijk te beantwoorden vragen over tekstinhouden en dergelijke, kunnen dus niet dienen om dedoelstellingen met betrekking tot de schrijfvaardigheid te meten.

4.1.4 GEBRUIK VAN HULPMIDDELEN

Een realistische toetsing van de lees- en de schrijfvaardigheid (b.v. door nieuwe authentieke teksten telezen, brieven aan te passen) impliceert dat men de leerlingen laat gebruik maken van de normaal be-schikbare hulpmiddelen (woordenboeken, modelbrieven) en de diverse toetsonderdelen laat verlopenbinnen redelijke, vooraf bepaalde tijdslimieten.

4.2 Gespreide evaluatie

Evaluatie betekent meer dan alleen maar cijfers op een rapport. Ze is een belangrijk onderdeel van hetleerproces. Ze laat toe na te gaan of en in welke mate de doelstellingen werden bereikt en wat nog moetgeremedieerd worden. Voor de leerlingen betekent ze hoofdzakelijk waardering van de gepresteerdeinspanningen: ze is een belangrijke motiverende factor.

Gespreide evaluatie is hier dus volledig op haar plaats. De evaluatie kan direct aansluiten bij sommigelesactiviteiten, echter liefst in afspraak met de leerlingen: een voortdurende druk is immers niet bevor-derlijk voor optimale oefenresultaten.

14

Wat het toetsen van de gespreksvaardigheid betreft, kunnen de verschillende leerlingen in de loop van hettrimester voldoende aan bod komen om een gefundeerde evaluatie mogelijk te maken.

Gespreide evaluatie kan probleemloos gecombineerd worden met evaluatie binnen de traditionele exa-menperiodes en met de geïntegreerde proef. De traditionele examenbeurten kunnen onder andere de gele-genheid bieden om belangrijke leerstof te herhalen en om de leerplandoelstellingen aan bod te laten komendie in de loop van het trimester niet of onvoldoende konden geëvalueerd worden.

Het is echter logisch dat, op het einde van de opleiding, de op dat ogenblik bereikte taalvaardigheid inbelangrijke mate de totale score bepaalt. De geïntegreerde proef biedt daarvoor een uitstekend evaluatie-kader.

5 BIBLIOGRAFIE

5.1 Didactiek en algemene problematiek van het vreemde-talenonderwijs

- Center for Applied Linguistics, From Classroom to Workplace. New York, Prentice Hall Regents.(suggesties voor taalleraars in beroepsklassen).

- COSTE, D., COURTILLON, J. et al., Un niveau-seuil. Strasbourg, Hatier, 1976.

- COUMOU, W., MICHORIUS, J. et al., Over de drempel naar sociale redzaamheid. Omschrijvingvan een drempelniveau en een niveau sociale redzaamheid ten behoeve van het onderwijs van hetNederlands als tweede taal aan volwassen buitenlanders. Utrecht, Nederlands Centrum Buitenlanders,1987.

- KOSTER, MATTER, Vreemde talen leren en onderwijzen. Groningen, Wolters-Noordhoff, 1983.

- RICHTERICH, R., SCHERER, Communication orale et apprentissage des langues. Paris, Hachette,coll. F.

- SHEILS, J., Communication in the modern languages classroom. Strasbourg, Council for CulturalCo-operation, 1988.(talrijke uitgewerkte lesvoorbeelden in verschillende talen)

- VAN DER VOORT, P.J., MOL, H., Basisdidactiek voor het onderwijs in de moderne vreemde talen.Groningen: Wolters-Noordhoff, 1989. ISBN 90-0159599-5.

5.2 Woordenboeken

- AL, B.P.F. et al., Van Dale groot woordenboek Frans-Nederlands, Nederlands-Frans. 2 vol.Utrecht/Antwerpen, Van Dale Lexicografie, 1983-1985.

- BOGAARDS, P. et al., Van Dale Handwoordenboek Frans-Nederlands, Nederlands-Frans. 2 vol.Utrecht/Antwerpen, Van Dale Lexicografie.

- HERCKENRATH, C., DORY, A., Wolters' sterwoordenboek Nederlands-Frans, Frans-Nederlands.2 vol. Groningen, Wolters-Noordhoff.

15

5.3 Lerarendocumentatie

Taal- en reisgidsen zijn er van diverse uitgeverijen: Cosmos, Berlitz, American-express ... DeCosmos-taalgidsen horen tot de meest uitgebreide. Men vindt ze in de boekhandels.

Verder

- BIZOUARD, C., Téléphoner, accueillir. Lyon, Chronique sociale, 1987.

- BRUCHET, J., Voyage à Villers. Entraînement à l'expression orale. Paris, Larousse, 1987. Metaudiocassette.Modeldialogen met luisteroefening, rollenspel, fixatie- en transferoefeningen, "mots et expressionsutiles"; met audiocassette. Dagelijkse gebruikstaal. Alles speelt zich af op een eiland waar menvakantie geboekt heeft.

- CHAMBERLAIN, A., STEELE, R., Guide pratique de la communication. 100 actes de communica-tion - 56 dialogues. Paris, Didier, 1985. Met audiocassette.

- CICUREL, F., PEDOYA, E., PORQUIER, R., Communiquer en français. Actes de parole et prati-ques de conversation. Paris, Hatier, 1987. Met audiocassette.

- COURTILLON, J., DE SALINS, G.-D., Libre échange. Paris, Didier, 1990.

- DANY, M., Le français de l'hôtellerie et du tourisme. Paris, Hachette, 1986. Met audiocassette.

- EGGERMONT, J.L., HOEKSTRA, S., Parlons français. Situations de communication. Thieme,1987. Met audiocassette.Dialogen en rollenspellen, communicatieve werkvormen voor integratie. Enkel spreekvaardigheid.Voor beginners.

- OTMAN, G., La rue est à nous. Paris, Hatier/Crédif.(Communicatie uitgaande van handwijzers, uithangborden enz.).

- PEARCE, M.R., ELLIS, D.L., French Sign Language. London, Harrap, 1975.(foto's van taal op borden en opschriften langs de straat)

- VAN ARKEL, T., A bientôt (3 delen). Amsterdam, Intertaal, 1990. Spreektaal rond situaties enthema's als kennismaken, naar café gaan, hobby's en interesse, levensmiddelen kopen enz. Voorvolwassen beginners en "faux débutants". Met cassettes.

- VERMEULEN-SMIT, A., WIJGH, I., DE HONDT, H., Ça va? Utrecht, Stichting Teleac, 1986.Met audio- en videocassettes.

- VIGNER, G., Savoir-vivre en France. Paris, Hachette.(begroeten, telefoneren, zich voorstellen ...)

Men kan ook nuttige inspiratie vinden in leerboeken voor andere vreemde talen.

- ADAMSON, D., International Hotel English. Communicating with the international traveller. Pren-tice Hall International English Language Teaching, 1989.

- KEANE, L., International Restaurant English. Communicating with the international traveller.Prentice Hall International English Language Teaching, 1990.

- REICHENAUER, C., e.a., English for Tourism. Nederlandse bewerking van Wilma Brüll- vanKlinken. Intertaal, 1990.ISBN: 90-70-885-603.Authentieke dialogen, teksten en opdrachten.

- YATES, C.St.J., 1) May I help you? 2) Check In. Cassell, English in Tourism, 1991. ISBN: 0-304-33003-5 en 0-304-33004-3. Met tekst van de tapes.

16

Tijdschriften

- Werkmap voor Taal- en Literatuuronderwijs. Werkverband Taal- en Literatuuronderwijs, Vliebergh-Senciecentrum, Leuven.Publiceert onder andere bijdragen en lesmateriaal van de werkgroep "Taal in TSO en BSO" (zie 5.5Nuttige adressen).

5.4 Evaluatie

- BOLTON, S., Evaluation de la compétence communicative en langue étrangère. Paris, Didier, 1987.

- DE JONG, W.N., Andere eindtermen, andere toetsen?, in Levende Talen, mei/juni 1992, blz. 163-167.

- TAGLIANTE, Ch., L'évaluation, Techniques de classe. CLE International, 1991.

- VALETTE, R.M., Le test en langue étrangère: guide pratique. Paris, 1975.

5.5 Nuttige adressen

- BELC, Bureau pour l'enseignement de la langue et de la civilisation françaises à l'étranger. 9, rueLhomond, 75005 Paris. Tél.: (1)47 07 42 73.

- Bureau de coopération linguistique et éducative de l'Ambassade de France, Sint-Jacobsnieuwstraat 50,9000 Gent. Tél.: (091)25 25 29.

- Centre d'Animation en Langues.36, Boulevard Anspach, 1000 Bruxelles. Tél.: (02)217 46 04.

- Centre national de documentation pédagogique. Rue d'Ulm 29, 75230 Paris Cedex 05.Tél.: (1)46 34 90 00.

- Centre régional de documentation pédagogique. Rue Jean Bart 3, 59018 Lille Cedex.Tél.: 20 57 63 88.

- Didactische films, audiovisuele middelen en bijschoolse activiteiten. Handelskaai 7, 1000 Brussel.Tel.: (02) 217 41 90.

- Médiathèque de la Communauté Française de Belgique, asbl.• 18, place E. Flagey, 1050 Bruxelles. Tél.: (02)640 38 15.• 17, place du XX-août, 4000 Liège. Tél.: (041)23 36 67.

- Représentation du tourisme français en Belgique. Avenue de la Toison d'or 21, 1060 Bruxelles.

17

- SNCF, Service des relations publiques. 88, rue Saint-Lazare, 75436 Paris Cedex 09.Tél.: 00-33-(1)42 85 60 00.

- Werkgroep "Taal in TSO en BSO". KULeuven, Permanente Vorming, Werkverband voor Taal- enLiteratuuronderwijs (Vliebergh-Senciecentrum: afdeling Moderne Talen).• Goethals, M., Blijde-Inkomststraat 21, 3000 Leuven. Tel.: (016)28 47 64.• Bodeux, P., Javanastraat 100, 3680 Maaseik. Tel.: (089)56 52 58.

INHOUD

PV + TV Restaurantbedrijf en drankenkennis BSO 3de leerjaar van de 3de graad

blz.

1 ALGEMENE VISIE OP DE SPECIALISATIEJAREN IN DE STRUCTUUR SECUNDAIR ONDERWIJS 1989 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4

2 STUDIEPROFIEL 'RESTAURANTBEDRIJF EN DRANKENKENNIS BSO' . . . . . 6

3 BEGINSITUATIE . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7

4 ALGEMENE DOELSTELLINGEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7

5 ALGEMENE METHODOLOGISCHE WENKEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 8

6 RELATIE MET DE GEINTEGREERDE PROEF . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 9

7 LEERINHOUDEN, LEERPLANDOELSTELLINGEN ENMETHODOLOGISCHE WENKEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 9

PV Praktijk/Stages Hotel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 10PV Stages Hotel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 10

TV Hotel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 17Organisatie en beheer

TV Hotel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 22Wijn- en drankenkennis

8 EVALUATIE . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 29

9 BIBLIOGRAFIE . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 29

4

1 ALGEMENE VISIE OP DE SPECIALISATIEJAREN IN DE STRUCTUURSECUNDAIR ONDERWIJS 1989

1.1 Inleiding

Tijdens het schooljaar 1994-1995 bereikte de eenheidsstructuur het 2de leerjaar van de 3de graad. Destudierichtingen BSO kregen in de 3de graad een geactualiseerde of een vernieuwde inhoud. Vanzelf-sprekend hebben inhoudelijke aanpassingen aan de 3de graad gevolgen voor de op de 3de graad aanslui-tende specialisatiejaren.In de sectoriële commissies van de VLOR werd nagegaan in welke mate het aanbod van specialisatiejarenmoest worden aangepast, rekening houdend met de hieronder vermelde en op het BSO gefocuste visie-tekst. Dat resulteerde in een reeks adviezen voor schrapping, naamwijziging, actualisering en toevoegingvan 3de leerjaren van de 3de graad.

1.2 Het concept van 3de leerjaren van de 3de graad BSO

1.2.1 SPECIALISATIEJAREN BSO

Specialisatiejaren BSO zijn een verdieping van een bepaald onderdeel van de leerstof van de 3de graad.Zij hebben een rechtstreekse koppeling naar tewerkstelling in bedrijven of instellingen. Zij bouwen zoalsde specialisatiejaren TSO voort op de kennis die de leerlingen verworven hebben in de 3de graad. Despecialisatiejaren kunnen wel vrij eng of vrij breed zijn. (We passen de definitie van specialisatiejarenTSO dus ook toe op specialisatiejaren BSO.)

De link naar tewerkstelling heeft belangrijke kwalitatieve consequenties. Die hogere kwaliteitseisenpassen trouwens in een maatschappelijke tendens om in algemene zin hogere opleidingsvereisten te stellen.De 3de leerjaren van de 3de graad kunnen in een aantal sectoren een middel zijn om daaraan te-gemoet te komen.

Door het volgen van een 3de leerjaar van de 3de graad (en de erin opgenomen stages of andersoortigeaanwezigheid in bedrijven) hebben de afgestudeerden een grotere kans op tewerkstelling of krijgen zijgrotere troeven op de arbeidsmarkt.

Specialisatie is een rekbaar begrip. De specificiteit zal gedeeltelijk afhankelijk zijn van de betreffende(deel-)sector. De kwalitatieve invulling van 3de leerjaren van de 3de graad moet geregeld door de sec-torcommissies worden geëvalueerd. De hoge kwaliteitseisen vragen op hun beurt adequate uitrusting engoed voorbereide lesgevers.

Men moet hieruit afleiden dat de specialisatiejaren niet voorbereiden op het hoger onderwijs. Ze hebbendus als doelpubliek "finalisten van het secundair onderwijs". Dit belet niet dat een leerling toch de smaakvoor het hoger onderwijs in zo'n jaar zou te pakken krijgen. Een belangrijke doelstelling, zo niet debelangrijkste, is in ieder geval jonge mensen een betere instap in de tewerkstellingswereld verzekeren.

Negatief kunnen we het zo stellen: de specialisatiejaren kunnen geen heroriënteringsfunctie hebben. Ditlaatste veronderstelt immers dat de leerlingen in dit leerjaar met een ander beroepsprofiel zouden kennismaken. Deze leerjaren kunnen ook geen actualiseringsfunctie hebben in opgedane kennis. Het zouongerijmd zijn verouderde technieken te gebruiken in de 2de en de 3de graad om in het 3de leerjaar vande 3de graad dan alle nieuwe technologieën aan te leren. Zowel de heroriëntering als de actualiseringhoren normalerwijze thuis in het gewone deeltijds volwassenenonderwijs of onderwijs voor sociale pro-motie.

5

Specialisatiejaren kunnen tenslotte ook geen vervolmakingsfunctie vervullen. Hierdoor zouden we erken-nen dat de eigenlijke studieduur van het secundair onderwijs zeven leerjaren omvat. Dit mag nooit debedoeling zijn. De vormingscyclus moet "afgerond" zijn op het einde van het 2de leerjaar van de 3degraad.

De specialisatiejaren BSO hebben echter ook nog een andere functie. Deze leerjaren leiden ook tot hetdiploma van secundair onderwijs. Men zou in een bepaalde visie kunnen zeggen dat de studieduur in hetBSO zeven leerjaren bedraagt. Hierbij zou dan kunnen aansluiten dat de 3de leerjaren van de 3de graadin het BSO pure vervolmakingsjaren zijn of de gewone afronding van een vormingscyclus. In die visiezou de eis van de regelgever daarbij heel zinvol zijn: de jongeren moeten een bepaald aantal uren alge-mene vakken horend tot de basisvorming volgen, willen ze een diploma behalen. Er bestaat tenslotte eenvrij algemene consensus vandaag om inderdaad de leerlingen aan te moedigen dit 3de leerjaar te volgen.Het gevaar is immers niet denkbeeldig dat het precies de BSO-jongeren zijn die morgen als eerste moetenaanschuiven bij allerlei vormingsinstanties om zich bij of om te scholen.

Toch wordt tot op vandaag ook in het BSO het 2de leerjaar van de 3de graad algemeen erkend als eeneindjaar. Zo wordt de geïntegreerde proef ook in dit leerjaar georganiseerd.

De regelgever heeft ook gesteld dat in 3de leerjaren van de 3de graad BSO die ingericht worden alsspecialisatiejaren het diploma kan worden uitgereikt. Er is dus geen echte reden voorhanden om te stellendat deze specialisatiejaren anders zouden zijn dan de andere specialisatiejaren. Het begrip specialisatiemoet eenduidig blijven. In deze zin kan het hierboven beschreven concept ook op de specialisatiejarenBSO zonder meer verder toegepast worden. Dit sluit niet uit dat de specifieke vorming die menbijkomend verwerft, samen met het diploma, in uitzonderlijke gevallen als een voorwaarde tot de uitoefe-ning van een bepaald beroep zou gesteld worden.

Ons land investeert veel in onderwijs. De inspanningen die men in het begin van de jaren '80 geleverdheeft om de leerlingen van het TSO en het BSO via derde graden tot een diploma te brengen, kunnen nooitgenoeg geprezen worden. Vroeger bestonden er immers veel studierichtingen enkel op lager secundairniveau, namelijk de A3- en A4-opleidingen.Specialisatiejaren TSO en BSO vinden hun bestaansrecht in de verhoogde kansen op tewerkstelling. De3de leerjaren van de 3de graad BSO krijgen via de mogelijkheid tot diplomering een heel belangrijketoegevoegde waarde. De gemeenschap investeert in een doelgroep die in onze maatschappij zeker niet totde meest weerbaren behoort. Vanzelfsprekend kan de gemeenschap een kader opleggen waardoor er opeen verantwoorde wijze met deze 3de leerjaren van de 3de graad omgesprongen wordt.

1.2.2 SAMENWERKING MET DE SOCIALE PARTNERS

Uit de omschrijving van de specialisatiejaren TSO en BSO hierboven is zo af te leiden dat de opleidingrealiteitsnabij hoort te zijn, dat de opbouw van een nieuw specialisatiejaar in nauw overleg dient te ge-beuren met de sociale partners. Er valt in dit verband een behartenswaardige tendens waar te nemen omde betrokkenheid van onderwijsverstrekkers, overheid en sociale partners vast te leggen in een convenant.In ieder geval moet het mogelijk zijn met de sociale partners tot hechte samenwerkingsverbanden tekomen, moeten meer projectmatige co-financieringsprojecten gerealiseerd kunnen worden.

De samenwerking met de sociale partners heeft voor de specialisatiejaren belangrijke gevolgen:

- de klemtoon komt veel meer dan vroeger te liggen op "specialisatie". Dit zal enerzijds de kwaliteitvan deze 3de leerjaren van de 3de graad opvoeren;

6

- de klemtoon ligt ook uitdrukkelijk op de tewerkstelling. Dit wil zeggen dat deze specialisatiejarenrealiteitsnabij moeten uitgewerkt worden in samenwerking met bedrijven en instellingen. Deze samen-werking mag zich niet beperken tot de technische, praktische of kunstvakken, maar ook de algemenevakken moeten meer dan vroeger ook in dit teken staan;

- op basis van de band met tewerkstelling en het realiteitsnabij leren zal reëel contact met bedrijven eninstellingen in de regel meer dan wenselijk zijn. Dit kan zich onder meer vertalen in kort- en langlo-pende stages. Er kan worden overwogen voor bepaalde jaren formules van alternerend leren tebekijken, van opleidingen in duale vorm. Dat vereist dan wel een uitstekende begeleiding, ook oppedagogisch-didactisch vlak, op de werkvloer;

- tot op heden werd de idee van een spreiding in de tijd van specialisatiejaren nog niet gerealiseerd. Alsde vrijgekomen tijd wordt ingevuld met regulier werk (en verloning) kan deze mogelijkheid over-wogen worden. Als werksituatie en studies bij elkaar aansluiten, komt men tot een goede constructie.Na het beëindigen van het specialisatiejaar (b.v. twee jaar) zou de jongere mogen verwachten aan eenfull-time job te geraken. (Hier komt men dicht bij het domein van het deeltijds volwassenenonderwijs,zeker als men ook een modulaire opvatting van specialisatiejaren zou overwegen. Hierover moet alleoverleg nog plaatsvinden.)

Tot hier de visietekst van de VLOR Afdeling TSO-BSO.

2 STUDIEPROFIEL 'RESTAURANTBEDRIJF EN DRANKENKENNIS BSO'

2.1 Eigenheid

In dit leerjaar komen de volgende aspecten aan bod:- stijlvolle bediening van gerechten en dranken met aandacht voor de etiquette in al zijn vormen;- nadruk op handvaardigheidstechnieken zoals bereiden en versnijden aan tafel met dagverse seizoens-

produkten;- speciale aandacht voor Bar Americain, wijnadvies, digestieven en after-dinners drinks, koffie en thee;- eveneens gaat een speciale aandacht naar gastenontvangst en -behandeling (klachtenverwerking,

telegesprekken, noties van personeelsbeleid ...);- integraal gastheerschap;- verruimende cursus: bier- en wijnsoorten, kaas en koffiecultuur;

het beheer en de verkoop van dranken is een specialiteit die onder andere in de hotel- en restaurantwe-reld tot een specifieke functie heeft geleid (sommelier).

Voor de zogenaamde theoretische en algemene vakken is er een duidelijke toegevoegde waarde doorverdieping van de kennis in functie van het beoogde profiel zoals: foodcost berekenen met behulp vaninformatica, prijsbewust leren aankopen, leiding geven, motiveren van personeel, reclame voeren, aan-scherpen van verantwoordelijkheidsgevoel en werken in teamverband.

2.2 Specialisatie

Dit 3de leerjaar diept onderdelen van de leerstof van de 3de graad uit.

2.3 Realiteitsnabijheid

De realiteitsnabijheid wordt voornamelijk bereikt door:- een ruim stagepakket;- specifiek uitgekozen werkbezoeken;- specifieke oriëntering van de praktijklessen op school naar de eisen die gesteld worden in de horeca-

sector.

7

3 BEGINSITUATIE

Leerlingen die een 3de leerjaar van de 3de graad volgen zijn volwassenen die ook als zodanig willenbehandeld worden. Tijdens de voorbije jaren hebben zij enige ervaring in het horecawezen verworven.

De toegang tot het 3de leerjaar van de 3de graad 'Restaurant- en drankenkennis BSO' is voorbehoudenaan de leerlingen die in de 3de graad de studierichting Hotel hebben gevolgd. Dit houdt in dat zij reedseen basiskennis hebben verworven van de diverse aspecten van het restaurantbedrijf. Bovendien hebbenzij ook reeds enige uren wijn- en drankenkennis gehad in het 1ste en 2de leerjaar van de 3de graad.De stijlvolle bediening van gerechten en dranken evenals de handvaardigheidstechnieken en versnijdingenaan tafel en in het restaurant zijn voor de leerlingen die een polyvalente opleiding hebben gevolgd gekendeleerstof en behoren reeds tot hun praktijkervaring.De leraar kan naargelang van de samenstelling van de leerlingengroep in mindere of meerdere mate totenige interne differentiatie moeten overgaan.

De meeste leerlingen hebben vooral belangstelling voor de beroepsgerichte vakken; de theoretischealgemene vorming ligt hen minder. Zij verwachten dan ook dat wordt tegemoet gekomen aan hun inte-resse èn aan hun eerder beperkt vermogen om het zuivere cognitieve op een 'traditionele' wijze te ver-werken.

Het diploma dat kan gehaald worden geeft aan de 'late roepingen' de kans om nog verdere studies aan tevatten. Het profiel dat men mag verwachten is dat van jongeren die weten wat ze willen, namelijk zichspecialiseren en bekwamen in een bepaald vakgebied.

De motivatie van deze leerlingen kan dan ook maar gaande worden gehouden in de mate dat ze zien dathet 3de leerjaar van de 3de graad werkelijk praktisch gericht is. De theorie van het vak zelf, maar ook dealgemene vakken zullen vooral in functie van de praktische oefeningen staan.

De heterogeniteit van de klasgroep zal ook leiden tot diversificatie in het leerplan en in de methodologie.

4 ALGEMENE DOELSTELLINGEN

Het 3de leerjaar van de 3de graad 'Restaurant- en drankenkennis BSO' wil in een specifiek aspect van hethorecabedrijf meer gedetailleerd bestuderen en in de praktijk brengen.

Naast de doelstellingen opgesomd in de VLOR-tekst wil het specialisatiejaar 'Restaurant en drankenkennisBSO' jonge mensen opleiden tot deskundigen die in staat zijn tot leidinggeven tot op een zeker niveau:doen uitvoeren, maar ook organiseren en in eerste lijn beheren. De afgestudeerde is in staat leiding tegeven aan een (beperkte) groep personeelsleden in de dagelijkse praktijk. Bovendien kan hij/zij door deervaringsgerichte kennis van de dagelijkse praktijk de bedrijfsleider inzicht geven in en advies verstrekkenover de organisatorische en bedrijfseconomische aspecten van de betrokken afdeling van het bedrijf.

Hiertoe moet de afgestudeerde aan de hierna volgende eisen voldoen.- Voldoende kennis van het Nederlands en basiskennis van vreemde talen die hem/haar in staat stellen

schriftelijke onderrichtingen snel en juist te begrijpen en die een vlotte omgang met klanten, mede-werkers en bedrijfspersoneel mogelijk maken (zie de basisvorming);

- theoretisch en praktisch inzicht verwerven in de organisatie en het beheer;- theoretische en praktische kennis met betrekking tot de diverse soorten produkten waarmee wordt

gewerkt;- praktische kennis over de vaardigheid in het reilen en zeilen van het betrokken vakgebied;- verantwoordelijkheid kunnen nemen;

8

- een kritische belangstelling aan de dag kunnen leggen ten overstaan van nieuwe technieken, appara-tuur, basisgrondstoffen;

- assertief sociaal gedrag kunnen betonen: kunnen luisteren maar ook kunnen argumenteren.

Bovenstaande doelstellingen impliceren dat in het 3de leerjaar van de 3de graad ook ruime aandacht moetbesteed worden aan persoonlijkheids- en waardenvorming, zeker in deze harde sector, die snel, efficiënten prijsbewust werken insluit, die aandacht vraagt voor veiligheid en hygiëne, die waarde hecht aan ordeen stiptheid en waar men het belang moet inzien van stijl en voorkomendheid zonder daarbij de eigen per-soonlijkheid uit het oog te verliezen.

Het 3de leerjaar van de 3de graad 'Restaurant- en drankenkennis BSO' wil jonge mensen opleiden tot eenvakbekwame, verantwoordelijke en plichtbewuste 'sommelier'.Dit veronderstelt ook een degelijke basiskennis van de culinair-gastronomische aspecten van het restau-rantbedrijf. Men mag ervan uitgaan dat deze basiskennis in de 3de graad verworven is. Dit heeft danvoornamelijk betrekking op de kennis van de belangrijkste gerechten, de basiskennis van menuleer enbediening.

In het 3de leerjaar van de 3de graad wordt deze kennis uitgebreid en gespecialiseerd naar volgendecomponenten:

1) Kennis van dranken en wijnen met het oog op advies- in functie van de klant- in functie van de bedrijfsleidingE met betrekking tot het opstellen van wijn- en drankenkaartE met betrekking tot een bedrijfseconomisch verantwoorde organisatie en beheer van de wijn- en

drankenkelderE met betrekking tot organisatie van de wijnen en dranken in het restaurant.

2) Kennis van bediening van dranken en wijnen- met betrekking tot het harmonieus samengaan van dranken/wijnen en gerechten- met betrekking tot het begeleiden en adviseren van het bedienend personeel (ipso facto de bediening

zelf kunnen uitvoeren)

3) Basiskennis met betrekking tot de principes van een goed beheer en organisatie

5 ALGEMENE METHODOLOGISCHE WENKEN

De theoretische inzichten worden doorheen de praktijklessen verweven. De vakkennis van de leerlingenmag zich immers niet beperken tot technieken en vaardigheden zonder theoretische onderbouw. In depraktijk dient steeds te worden verwezen naar de theorie. Anderzijds moet theorie zonder praktischeoefeningen en toepassingen worden vermeden.Indien een zelfde leraar zowel de theoretische als de praktische vakken geeft, dient hij zich steeds bewustte zijn van de verbondenheid tussen theorie en praktijk. Indien verschillende leraars de technische enpraktische vakken geven, dienen zij uiteraard zeer nauw samen te werken: jaarplanning, voorbereiding,praktische uitwerking en evaluatie dienen op elkaar te zijn afgestemd en moeten op elkaar inspelen.

De motivatie van de leerlingen wordt gaande gehouden in praktijk- en realiteitsgerichte situaties. Hetsamenkomen van leerlingen met hun eigen geaardheid veronderstelt een regelmatig gebruik en toepassingvan differentiatie, duidelijke demonstratie, heldere toelichtingen en vooral van nauwkeurig omschrevenoefenopdrachten.

9

In de theoretische, maar zeker ook in de praktische vakken zal aandacht worden gegeven aan zelfstandigwerk, zin voor initiatief en verantwoordelijkheid, aandacht voor orde, netheid, veilig en hygiënischwerken. Naast de efficiënte uitvoering moet ook steeds meer aandacht kunnen worden gegeven aanpersoonlijke inbreng en creativiteit. Dit zijn geen doelen op zich. Deze aspecten moeten bijdragen tot depersoonlijkheidsvorming en de vakbekwaamheid van de betrokken leerlingen.

Belangrijk is ook de capaciteit van de leerlingen om het eigen werkstuk, het tot stand gekomen produkt ende wijze waarop dit gerealiseerd is te beoordelen. Proces- en produktevaluatie is niet alleen een zaak vande leraar! Samen met de leraar moet de leerling in het 3de leerjaar van de 3de graad in staat zijn om zijneigen werkwijze en handelen en het resultaat ervan te kunnen beoordelen, verantwoorden en verklaren.Op basis van deze bevindingen moet hij in staat zijn, zijn werk in de toekomst bij te sturen en teverbeteren.

De leraar zal vooral de rol spelen van begeleider en inspirator die de leerlingen de nodige leerstof aanreikten hen helpt en steunt bij de verwerking ervan. De leraar is niet de 'alwetende' maar de stimulerendekracht die initieert, stuurt en bijstuurt. De leraar biedt het kader aan, de structuur waarbinnen deleerlingen, alleen of in groepsverband, dienen te werken en te leren.

Stages vormen een uitstekende methode om de leerling in het beroep te introduceren Buiten de 2 uurverplichte stage kiest iedere school binnen de eigen mogelijkheden en binnen het eigen onderwijsprojectvoor de inrichting van stages. Het is duidelijk dat deze steeds moeten beantwoorden aan de wettelijkgeldende voorschriften terzake.

6 RELATIE MET DE GEINTEGREERDE PROEF

De wettelijke en reglementaire basis voor de geïntegreerde proef is te vinden in:- het besluit van de Vlaamse Executieve van 13 maart 1991 betreffende de organisatie van het voltijds

secundair onderwijs;- de ministeriële omzendbrief SOZ(91)7 van 3 mei 1991 met betrekking tot de structuur en de organisatie

van het voltijds secundair onderwijs.

Het VVKSO, Guimardstraat 1, 1040 Brussel, publiceerde in verband met de geïntegreerde proef reedsvolgende uitgaven:- mededeling van 6 mei 1994 betreffende "De geïntegreerde proef" (Kl.50.01.03);- mededeling van 22 november 1994 betreffende "De geïntegreerde proef - aanvulling vademecum"

(Kl.50.01.03).

Voor de 3de leerjaren van de 3de graad zal later een speciale publikatie volgen. Toch moet men bij detoepassing van de leerplannen tijd voorzien voor een zinvol opgebouwde proef.

Verder verwijzen we naar de Algemene Pedagogische Reglementering (Kl. 62) en naar de mededeling van16 november 1994 over "De voorwaarden voor een diploma van secundair onderwijs in het 3de leerjaar(= specialisatiejaar) van de 3de graad BSO (Kl. 50.01.03).

7 LEERINHOUDEN, LEERPLANDOELSTELLEN EN METHODOLOGISCHE WEN-KEN

10

PV Praktijk/Stages Hotel 12 u./w.

PV Stages Hotel 2 u./w.

1 BEGINSITUATIE

In de 3de graad BSO 'Hotel' hebben de leerlingen in het 1ste en in het 2de leerjaar telkens 16 u./w.Praktijk en Stage gekregen.

2 DOELSTELLINGEN

De doelstellingen en leerinhouden Praktijk zijn grotendeels een toepassing en/of uitbreiding van de leer-inhouden van de technische vakken. Het is evident dat enige theoretische kennis nodig is om in depraktijk op een verantwoorde wijze te kunnen werken.Bovendien geeft een voldoende theoretische basiskennis - zoals steeds - meer inzicht om een geschikteoplossing te vinden voor gestelde problemen.

2.1 Algemene doelstellingen

- De algemene regels van de degustatie kennen en kunnen toepassen.- Principes van aanpassing van wijnen aan gerechten kunnen noemen en 'ontdekken'.- Kenmerken en smaakeigenschappen van witte wijnen kunnen noemen en kunnen herkennen.- De functie van de witte wijnen in een menu door kleur en smaakeigenschappen kunnen noemen en kun-

nen toepassen.- De functie van de rode wijnen in een menu door kleur en smaakeigenschappen kunnen noemen en kun-

nen toepassen.- Idem voor rosé wijnen (U).- Specifieke toepassingen in een klassiek menuschema.- Toepassingen bij welbepaalde gerechten.

Degustatie: in de praktijk toe te passen op de belangrijkste besproken dranken en wijnen; hierbij moetende leerlingen kunnen rekening houden met de organoleptische aspecten en een degustatiefiche kunneninvullen.

2.2 Leerplandoelstellingen

Als minimumdoelstellingen/inhouden worden vooropgesteld:

1) De belangrijkste Franse wijnen/wijngebieden kunnen herkennen naar fles, etiket, uitzicht, kleur, geur,smaak. Deze wijnen kunnen beoordelen en kunnen combineren met de gepaste gerechten. Uiteraardgaat het hier om wijnen en streken die ook in de technische vakken aan bod (kunnen) komen.

2) Idem 1) maar toegepast op een aantal niet-Franse wijnen naar keuze, op voorwaarde dat ze representa-tief zijn.

3) Degustatie van de belangrijkste alcoholische dranken zoals ze voorkomen in de technische vakken, metname eaux de vie, cognac, armagnac, calvados, graandistillaten, whisky, enkele likeuren, belangrijkstebieren, de meest voorkomende aperitieven en cocktails.

11

4) Het dagelijks beheer van een wijn- en drankenkelder kunnen uitvoeren en kunnen verantwoorden,rekening houdend met de te gebruiken documenten en de bedrijfseconomische wetmatigheden (prijsbe-wust, efficiënt werken). Hierbij komen volgende aspecten aan bod:- inkoop in functie van behoeften, prijs-kwaliteit, bewaarmogelijkheden en -capaciteit- ontvangst, controle, stockering en uitgifte van de goederen- inventaris (en statistiek) kunnen opmaken, lezen en interpreteren.

5) De bar van een restaurant kunnen beheren met name de dagvoorraad kunnen bepalen en beheren, debar efficiënt kunnen organiseren en inrichten, bestellingen ontvangen en uitvoeren, rekeningen opma-ken, dagontvangst en dagverbruik kunnen opmaken.

6) De verschillende dranken op de juiste wijze kunnen serveren.

7) Een drankenkaart kunnen opstellen, rekening houdend met de aard van de zaak, de aard van het menu,de aard van de gerechtenkaart, de prijzen.

8) De algemene omgangsvormen en voorschriften van etiquette kunnen toepassen.

9) Gasten op de gepaste wijze kunnen ontvangen en adviseren.

3 LEERINHOUDEN

De hierboven vermelde algemene doelstellingen (met inbegrip van de doelstellingen die verwijzen naar desamenhang tussen wijnen en gerechten) moeten toegepast worden op de hierna volgende leerinhouden.

3.1 Wijnen

De onderdelen gemerkt met (U) worden niet als basiskennis beschouwd.

1) CHAMPAGNE

- Herkenning van verschillende types champagne- Classificatie- Eigenschappen- Degustatie

2) BOURGOGNE

- Herkenning van types en variëteiten- Degustatie van chardonnay- Degustatie van pinot noir- Degustatie van alligoté

3) ELZAS

- Herkenning van de belangrijkste wijntypes- Degustatie

4) LOIRE

- Herkenning van de belangrijkste wijntypes• AOC• VDQS van Pays Nantais, Anjou Saumur, Touraine, Nivernais,

12

- Degustatie

5) LANGUEDOC

- Herkenning van de belangrijkste wijntypes• Banuyuls• Rivesaltes• Muscat de Rivesaltes

- Degustatie

6) JURA EN SAVOIE

- Herkenning van de belangrijkste wijntypes- Degustatie

7) PROVENCE

- Herkenning van de belangrijkste wijntypes- Degustatie

8) ZUIDWESTEN VAN FRANKRIJK

- Herkenning van de belangrijkste wijntypes- Degustatie

9) BORDEAUX

- Herkenning van de belangrijkste wijnstreken- Degustatie

10) SPANJE (U)

- Herkenning van de belangrijkste wijntypes- Degustatie van de belangrijkste wijnhuizen (inclusief sherry)

11) ITALIE

- Hekenning van de belangrijkste wijntypes- Degustatie van de belangrijkste wijnhuizen

• Piemonte• Toscanië

12) DUITSLAND

- Herkenning van de belangrijkste wijntypes- Degustatie van de belangrijkste wijnhuizen

13) LUXEMBURG (U)

- Herkenning van de belangrijkste wijntypes- Degustatie van de belangrijkste wijnhuizen

13

14) PORTUGAL (U)

- Herkenning van de belangrijkste wijntypes- Degustatie van de belangrijkste wijnhuizen (inclusief porto)

15) CALIFORNIE (U)

- Herkenning van de belangrijkste wijnhuizen/wijnstreken- Een vergelijking met de Europese wijnen- Degustatie

16) CHILI (U)

- Een vergelijking met de Europese wijnen- Degustatie

17) DEGUSTATIE VAN MINDER GEKENDE WIJNTYPES/-STREKEN

18) APERITIEFWIJNEN

- Herkenning van de belangrijkste soorten- Degustatie van:

• porto• sherry

3.2 Alcoholische dranken

Hier worden beoogd- herkenning- smaak- gebruik en toepassingen- eventueel onderlinge vergelijking (U)

1) EAUX DE VIE

2) COGNAC

3) ARMAGNAC

4) WITTE VRUCHTENALCOHOL

5) CALVADOS

6) GRAANDISTILLATEN

7) AQUAVIT

8) WODKA

9) WHISKY

- Schotland- Ierland

14

- Verenigde Staten- eventueel de belangrijkste onderlinge verschillen (U)

10) LIKEUREN

Soorten:- kruidenlikeuren, bijvoorbeeld chartreuse, benedictine, elixir d'Anvers ...- likeuren op basis van zaden en planten zoals anijs, munt ...- likeuren op fruitbasis zoals cassis, marashino ...- eventueel een onderlinge vergelijking (U).

11) BIEREN

- Herkenning en servering van belangrijkste soorten met hoge gisting en lage gisting- Degustatie

12) COCKTAILS

- Herkenning van de meest voorkomende cocktails- Bereiding en servering van de meest voorkomende cocktails- Degustatie

13) NIEUWE TECHNIEKEN EN TENDENSEN

3.3 Niet-alcoholische dranken

1) KOFFIE

- Koffiezetten• algemene regels• filters, verantwoording en toepassing van het gebruik van de belangrijkste soorten• toepassing: CONA, ESPRESSO

2) THEE EN ALTERNATIEVEN (U)

3) WATERS EN FRISDRANKEN

3.4 Harmonie wijnen en gerechten

- Basisprincipes• aperitieven: bij voorkeur bitter• witte wijn: bij vissoorten• rode wijn: bij vlees• digestieven

- SpecifiëringBijvoorbeeld• rode bordeaux --> rood vlees• lichte bordeaux/streekwijn --> wit vlees• bourgogne --> wildgerechten• droge witte wijn --> visgerechten• zoete witte wijn --> desserten, specifieke gerechten

15

- OnverenigbaarhedenBijvoorbeeld• zoete witte wijn en droge witte wijn binnen eenzelfde menu moeten worden aangepast• ganzelever en tongreepjes

3.5 Degustatie

- Organoleptische analyse• geur (bouquet, geurbank ...)• kleur (herkomst en ouderdomsbepaling ...)• smaak (van proeven tot afdronk)• onderling verband en wisselwerking

- Degustatiefiche: bevindingen van de organoleptische analyse uitdrukken op een puntenschaal

4 METHODOLOGISCHE WENKEN

4.1 Algemeen

Dat Stage en Praktijk een grote rol zullen spelen èn een belangrijk deel zullen uitmaken van de geïnte-greerde proef, spreekt vanzelf. Voor de planning en uitwerking van deze geïntegreerde proef verwijzenwe naar het "Vademecum" dat voor het 3de leerjaar van de 3de graad zal moeten worden aangevuld metspecifieke bepalingen.De zelfwerkzaamheid, de interesse, de leergierigheid van de leerling zal worden aangemoedigd en bevor-derd door het aanleggen van documentatiemappen die zowel behandelde als nieuwe onderwerpen aan-brengen.

Doorheen de lessen zal steeds voldoende aandacht worden besteed aan orde, veiligheid en hygiëne, crea-tiviteit en persoonlijkheid, samenwerking, vlotheid in de omgang, aanpassingsvermogen en verantwoor-delijkheidszin.

Zowel de beroepsgerichte als de persoonlijkheidsgerichte evaluatie dient continu te gebeuren. De leerlingmoet weten dat de ontwikkeling van zijn sociale vaardigheden van uitzonderlijk belang is en dat zijnverantwoordelijkheidszin samenhangt met zijn zin voor orde, veiligheid, hygiëne van zichzelf en van dewerkplaatsen. Wil de leerling slagen in zijn loopbaan, dan moet zijn werktempo opgedreven worden enzijn aandacht voor afwerking scherp zijn.

4.2 Specifieke aandachtspunten

De stage heeft als uiteindelijk doel de leerling in te schakelen in het dagelijks reilen en zeilen van eenrestaurant met specifieke aandacht voor de bar en de wijn- en drankenkelder en gedeeltelijk in wijnhandelsof bij wijnproducenten.De stagiair mag dus zeker niet worden beschouwd als een aanvullende hulp voor een welbepaald onder-deel. Weliswaar kunnen aan de stagiair ook routineopdrachten worden toevertrouwd, doch hij/zij zalvooral geconfronteerd moeten worden met en ingeschakeld worden in het totale gebeuren van het hotelmet specifieke aandacht voor de bar en de wijn- en drankenkelder.

4.3 Organisatorische en pedagogische aspecten

Zie hiervoor de stage-omzendbrief van 10 juli 1991 [SOZ(91)15].

16

4.3.1 DE PRAKTISCHE ORGANISATIE VAN DE STAGE

- De stagebegeleider is verantwoordelijk voor de organisatie en het verloop van de stage.- De stage vindt plaats in een hotel met specifieke aandacht voor de bar en de wijn- en drankenkelder of

gedeeltelijk in een wijnhandel of bij een wijnproducent.- De school legt zelf het aantal uren stage met een minimum van 2 u./w.. De stage-uren kunnen weke-

lijks ingericht worden (alternerende stage) of gegroepeerd tot één of meer periodes van lange duur(blokstage). De leerplancommissie beveelt evenwel een blokstage aan.

4.3.2 DE VOORBEREIDING VAN DE STAGE

- De stage wordt zó gekozen dat kan worden voldaan aan de hiervoor volgende voorwaarden.• De stageplaats moet voorzien in een ruim aanbod van activiteiten, zodat een grote verscheidenheid

aan vaktechnische leerdoelen kan worden gerealiseerd.• De stageplaats moet voldoende gelegenheid bieden om de stagiair te beoordelen op zijn/haar om-

gang met mensen en zijn/haar houding tegenover het beroep.• De stage mag niet worden gelopen bij familie van leraren of leerlingen, tot en met de tweede graad.

- De stage moet zorgvuldig worden voorbereid. Allereerst zal men zich ervan overtuigen dat de stage-plaats voldoende leerling-gezind is. In de tweede plaats zal men ook de stagementor moeten over-tuigen van de pedagogische aspecten van zijn taak. Hij zal voldoende verantwoordelijkheidszin heb-ben. Zijn humanitaire instelling zal in grote mate bijdragen tot een vlot en zinvol verloop van de stage.De stagementor zal door de stagebegeleider worden ingelicht over de theoretische en praktische doel-stellingen van de opleiding van de leerling. Ook een aantal aspecten van de persoonlijkheid van destagiair worden meegedeeld, al dient men hier uiterst omzichtig te werk te gaan. De stagedoelen ten-slotte moeten vooraf met de stagementor worden besproken.

- Uiteraard moet ook de leerling op de stage worden voorbereid. De zin en de doelstellingen van destage moeten hem worden meegedeeld en uiteengezet. Ook is het nuttig dat de stagiair zich vooraf opde hoogte stelt van de praktisch-organisatorische aspecten van het bedrijf of het restaurant waar hij/zijstage zal lopen.

- Een stage-overeenkomst wordt opgemaakt volgens de wettelijke bepalingen. Eventueel kunnen ook deconcrete stagedoelen in de overeenkomst worden opgenomen.

17

TV HotelOrganisatie en beheer

3 u./w.

1 BEGINSITUATIE

In Toegepaste economie (1-0 u.) en Bedrijfsbeheer (1-2 u.) van het 1ste en het 2de leerjaar van de 3degraad BSO 'Hotel' zijn benevens de vereiste leerstof voor de vestigingswet ook de belangrijkste specifiekehotelreglementeringen toegelicht.

2 DOELSTELLINGEN

- De diverse werkzaamheden in receptie, bar, magazijnen, wijn- en drankenkelder adequaat kunnenorganiseren en uitvoeren.

- De aan te wenden installaties en het groot en klein materieel op de juiste wijze kunnen gebruiken enonderhouden.

- Klanten en leveranciers op een verantwoorde wijze kunnen ontvangen en adviseren.

- De dagontvangst kunnen opstellen, berekenen en kunnen verantwoorden.

- De noodzakelijke aankopen kunnen bepalen in functie van behoeften, prijs- en kwaliteitsverhouding,stockeringscapaciteit.

- De diverse voorraadruimten kunnen organiseren en de goederen op een verantwoorde wijze kunnenstockeren.

- De volledige cyclus 'ontvangst-opslag-distributie van goederen' kunnen uitvoeren, met inachtname vande administratieve verplichtingen, met name de controle bij ontvangst, inschrijving, tussentijdse con-trole, dagkelder, inventaris en statistiek.

- De belangrijkste veiligheids- en onderhoudsaspecten kennen en kunnen toepassen, zowel wat ruimtenals materieel betreft.

- Gebruik kunnen maken van moderne technieken en apparatuur, zoals computer, telefax ...

- De diverse taken volledig kunnen uitvoeren met zin voor verantwoordelijkheid, orde en nauwkeurig-heid, zin voor organisatie, bereidheid tot samenwerking.

- De belangrijkste organisatievormen kennen en de essentiële verschillen kunnen verwoorden.

- Elementair inzicht verwerven in de financieel-economische situatie van het bedrijfsonderdeel, ten eindede directie hierover te kunnen inlichten en zich te kunnen verantwoorden.

- De voorwaarden voor een rationele werkorganisatie kennen en kunnen toepassen in functie van eeneconomisch-verantwoorde organisatie en werking.

- De voorwaarden en werkwijzen voor een verantwoord en optimaal aankoop- en verkoopbeleid kennenen kunnen verklaren en toepassen.

18

- De noodzaak inzien van een goed peroneelsbeleid en de belangrijkste voorwaarden hiertoe kennen enkunnen toepassen.

- De elementaire regels van budgettering, aankoop, verkoop, voorraadbeheer en dergelijke vlot kunnentoepassen.

- Zin tonen voor samenwerking, creativiteit, soepelheid, openheid en initiatief. Verantwoordelijkheidkunnen en willen dragen.

3 LEERINHOUDEN

3.1 Inkoop

- Inkopen van:• wijnen (rood, wit, champagne, mousserende wijnen ...)• bieren• niet-alcoholische dranken (waters, fruitsappen, limonades en frisdranken, warme dranken ...)• alcoholische dranken (likeuren en gedistilleerd ...)wijzen van inkoop: rechtstreeks en contactueeldistributie

- Bepaling van behoeften- Prijs-kwaliteitsverhouding- Leveringstermijnen en -hoeveelheden- Bewaarmogelijkheden en -capaciteit- Aanbiedingen

3.2 Het bewaren van dranken

- De bewaarplaatsen en het bewaren• bereikbaarheid en situering in het geheel• gebruikte materialen: constructie, rekken en kasten• verlichting• verluchting• temperatuur• vochtigheid• capaciteit• wijze van stockeren• veiligheid• hygiëne en onderhoud• onverenigbaarheden

- Voorwaarden waaraan een wijnkelder moet voldoen- Voorwaarden waaraan een dagkelder moet voldoen

3.3 Het beheren van de voorraad

- Algemeenheden in verband met een goed stockbeheer- Informatica en stockbeheer- Ontvangst en controle

• kwaliteit• kwantiteit• prijs• te gebruiken documenten (bestelbon, factuur, leveringsbon)

19

- Het stockeren• verdeling• inschrijving• tussentijdse controle• dagkelder• te gebruiken documenten

- Uitgifte• ontvangst bestelbons• uitgifte• in- en uitschrijven

3.4 Bartechnologie

- Het opstellen van een wijn- en drankenkaart- Algemeenheden en onderverdeling- Het inschatten van verschillende beperkingen- Praktische uitvoering- Algemene inrichting en uitrusting van de bar- Eisen van een goed barbeheerder- Het dagelijks beheer van de bar

• dagvoorraad• organisatie en inrichting• ontvangst bestelling• bereiding en uitvoering• rekening• dagverbruik• dagontvangst• prijzenpolitiek

- Studie van het goed tappen en schenken van bier• de debietinstallatie• de koelinstallatie• theorie van de drukberekening• storingen bij verkeerd gebruik• te gebruiken glazen• het proeven

- De service van de wijn• bepaling van de juiste temperatuur (chambreren ...)• het decanteren• het ontkurken• te gebruiken glazen• het schenken

- De service van alcoholische dranken• de glazen• de presentatie• het proeven

- De cocktails• ingrediënten• materiaal en glazen• bereiding en presentatie• de service• het proeven

- De dienst van de niet-alcoholische dranken (koffie, waters, frisdranken ...)

20

3.5 Onthaal en public relations

- Algemene omgangsvormen en voorschriften van etiquette• gasten ontvangen• gast zijn• aan tafel• uitgaan• verkeer en reizen• officiële gelegenheden

- Communicatiemiddelen: technieken en media• brochures, folders ...• bijeenkomsten, recepties, voordrachten ...• pers, radio, TV ...• foto en film• geleide bezoeken• service-verstrekkingen

- Reclame en publiciteit

3.6 Algemene begrippen van bedrijfsorganisatie

- Doel van een organisatie• formele en informele organisatie• organisatiestructuren

- Het management• het organogram• taak- en functiebeschrijving• taak- en functieverdeling• bevoegdheden en verantwoordelijkheden• differentiatie in leiding en uitvoering

- Arbeids- en methodestudie• organisatie van voorbereiding, produktie en uitvoering• kwaliteitscontrole• zelfcontrole• onderhoud

- Budgetbeheersing: bewust zijn van• de noodzaak van budgettering• principes van prijszetting• soorten kosten. begrippen van kostprijs - verkoopprijs

- Het starten van een eigen zaak (U)

3.7 Personeelsbeleid (U)

- Planning• recrutering• sollicitatie• vorming en opleiding

- Beleid• motivering• overleg• beoordelingstechnieken• beloningstechnieken• teamwork• taakverdeling

21

• rotatie en taakverrijking- Interne verhoudingen

• algemene begrippen• observatie en communicatie• problemen en conflicten• omgang met directie, management, medewerkers, ondergeschikten, klanten en leveranciers

- Sociale wetgeving• contract• arbeidsreglementering• principes van sociale zekerheid• de vakbond• occasioneel personeel

4 METHODOLOGISCHE WENKEN

Er is een nauwe samenwerking noodzakelijk tussen de leraars die Praktijk/Stages en Wijn- en dranken-kennis geven. Bij voorkeur worden beide vakken door een zelfde leraar gegeven zodat overlappingenvermeden worden.

22

TV HotelWijn- en drankenkennis

3 u./w.

1 BEGINSITUATIE

In Toegepaste wetenschappen van het 1ste en het 2de leerjaar van de 3de graad BSO 'Hotel' (2 u./w.) isde theoretische basis aangeleerd betreffende het verantwoord bereiden en bedienen van diverse gerechten,drankenkennis en warenkennis.

2 DOELSTELLINGEN

- De belangrijkste wijngebieden/wijnen kennen met betrekking tot:• een korte historische situering,• de geografische situering,• de klimatologische omstandigheden voor zover deze een invloed hebben op de smaak en de kwaliteit

van de wijn,• de principes van vinificatie,• de bodemgesteldheid in de mate dat dit belangrijk is voor de ontwikkeling, de smaak en de kwaliteit

van de wijn,• de indeling, de klassering, de wetgeving en de reglementering,• de typische kenmerken van de betrokken streek,• de degustatie van een aantal wijnen, met name bespreking van kleur, geur, smaak.

- Een eenvoudige vergelijking kunnen maken tussen grote wijngebieden, landen en soorten.

- De belangrijkste alcoholische dranken en hun specifieke kenmerken kunnen noemen.

- Voor de meest voorkomende dranken het produktieproces kunnen verwoorden, met name voor cognac,armagnac, calvados, jenever, whisky, koffie ...

- De belangrijkste regels met betrekking tot samenhang van wijnen en gerechten kunnen opnoemen enkunnen toepassen, ook in praktische oefeningen (b.v. kaas en wijn ...).

3 LEERINHOUDEN

Voorafgaande opmerking

Bij iedere belangrijke wijnstreek moeten de leerlingen- een korte historiek kunnen verwoorden- op kaart geografisch kunnen situeren- klimaat- en bodemomstandigheden kunnen verwoorden en de relatie met de kwaliteit/smaak van de

wijn kunnen verwoorden- de belangrijkste soorten/wijnhuizen/kastelen kunnen noemen- in grote lijnen het produktieproces kunnen verwoorden, met name

• soorten druiven• pluk• verwerking• vinificatie• het bewaren/verouderen• het bottelen

23

• de etiketten- de belangrijkste regels inzake classificatie en reglementering kunnen noemen- de belangrijkste kenmerken kunnen noemen

(U) Het behandelen van een aantal gegevens (onder meer toeristische gegevens) die typisch zijn voor destreek en die bijdragen tot een goed begrip en kunnen inspelen op de interesse van de leerlingen.

3.1 Wijnen

1) CHAMPAGNE

- rol van het CIVC (U)

2) BOURGOGNE

- druivestokken- wijnkundige onderverdeling- de wijnstokken- types en variëteiten- voortplanting ziekte- chardonnay kenmerken over de wereld- pinot noir kenmerken over de wereld- aligoté/gamay

3) ELZAS

- AOC- grand cru- VT- SGN- de wijnhuizen

4) LOIRE

- gebruikte druiverassen en hun kenmerken- AOC- VDQS van Pays Nantais, Anjou Saumur, Touraine, Nivernais ...

5) LANGUEDOC

- verschillen AOC/VDQS- VDN- Banuyuls- Rivesaltes- Muscat de Rivesaltes

6) JURA EN SAVOIE

7) PROVENCE

- AOC- specifieke AOC- Bandol en Palette

24

8) ZUIDWESTEN VAN FRANKRIJK

- druiverassen- eigenschappen AOC

9) BORDEAUX

- moderne technieken vinificatie- voornaamste AOC/kastelen- classificatie 1855 versus Parker (U)- prijzenevolutie (U)

10) SPANJE

- druivesoorten- wijntypes- Spaanse wijnhuizen (U)- sherry

11) ITALIE

- reglementering- streekindeling- Piemonte- Toscanië

12) DUITSLAND (U)

- indeling- reglementering

13) LUXEMBURG (U)

14) CHILI (U)

15) CALIFORNIE (U)

- druiverassen- wijnstreken- wijnhuizen- vergelijking Europese wijnen

16) ZUID-AFRIKA (U)

17) ROEMENIE (U)

18) MINDER GEKENDE WIJNLANDEN EN -STREKEN

25

3.2 Alcoholische dranken

Voorafgaande opmerking

Voor de hieronder vermelde dranken dienen de leerlingen- bondig het produktieproces te kunnen verwoorden- de belangrijkste voorschriften inzake reglementering, classificatie en etikettering kunnen verwoorden- de belangrijkste kenmerken inzake smaak, kleur en geur kunnen verwoorden- de belangrijkste voorwaarden inzake aankoop, stockeren, bewaren en verkoop kunnen verwoorden- de belangrijkste gebruiksmogelijkheden en toepassingen alsook de juiste serveerwijzen kunnen ver-

woorden

1) APERITIEFWIJNEN

- porto- sherry

2) EAUX DE VIE

- onderverdeling- het verbeteren

• verouderen op hout• verouderen in glas

- het distilleren• de alambic• de continudistillatie

3) COGNAC

- verdeling van de wijngaard- factoren die de kwaliteit van de wijn bepalen- het wijnmaken- het distilleren- het verouderen (inclusief wettelijke bepalingen)- reglementering betreffende commercialisering- rechten in verband met herkomstbenaming- ouderdom van cognac bij het op flessen trekken- wettelijke ouderdom van cognac- wettelijke ouderdomsvermeldingen bij cognac

4) ARMAGNAC

- ligging en verdeling van de wijngaard- factoren die de kwaliteit van de wijn bepalen- het wijnmaken- het distilleren- het verouderen- de handel- de herkomstbenaming- de kenschetsing

26

5) WITTE VRUCHTENALCOHOL

- omschrijving- het maken van de basis

• de gisting van pitvruchten• macereren van suikerarme vruchten

- het distilleren- het verouderen- soorten

6) CALVADOS

- onderverdeling- appellation d'origine contrôlée- appellation d'origine réglementée- reglementering- het maken van cider- het distilleren- het verouderen- de handel

7) GRAANDISTILLATEN

- het maken van jenever- enkele begrippen

• graan• alcohol• ethanol• gisten• enzymes

- produktiestadia• het mouten: doelstelling en proces• het malen• het beslaan• het gisten: doelstelling, proces en theoretische benadering• het distilleren

E ruwbrand of flegmaE fijnstokenE moutwijnE korenwijnE jeneverE oude jeneverE jonge jenever

- accijnzen- het drinken- vruchtenjenevers- Belgische jenevers

8) AQUAVIT (U)

9) WODKA (U)

27

10) WHISKY

Schotland:- moutwhisky (malt whisky)- graanwhisky (grain whisky)- het verouderen- het assembleren- wettelijke bescherming van scotch whisky- de wet van 1988

de Highlands (U)- in het westen- in het noorden- Islay, Campbeltown, Lowlands- hoe een maltwhisky drinken- hoe whisky proeven

Ierland:- Noord-Ierland- de republiek- belangrijkste verschillen met Schotse whisky

Verenigde Staten (U)- het maken- belangrijkste types

• bourbon• whiskey• de vermelding corn (U)• rye whiskey (U)• straight whiskey (U)• blended (U)• bottled in bond (U)• light (U)

11) DE LIKEUREN

- samenstelling- fabricatie

• maceratie• digereren• percolatie• distillatie

- soorten• kruidenlikeuren zoals chartreuse, benedictine, elixir d'Anvers ...• likeuren op basis van zaden en planten zoals anijs, munt ...• likeuren op fruitbasis zoals cassis, marashino ...

12) ANDERE ALCOHOLISCHE DRANKEN ZOALS TEQUILA, RHUM ...

13) BIEREN

- grote indeling• hoge gisting

28

• lage gisting- het produktieproces

• de grondstoffen• het brouwen• het gisten• het lageren• het filteren• het bottelen• de distributie• de commercialisering

- classificatie en etikettering op basis van• gistsoort• consumptie• densiteit en alcoholgehalte

14) COCKTAILS (U)

3.3 Niet-alcoholische dranken

1) KOFFIE

- geschiedenis- etymologie- van koffieplant tot handelsklare boon

• de plant• van bloem tot bes• de oogst en het plukken• de koffiefamilies

- belang, soorten en geografische aspecten• arabica• robusta

- van handelsklare boon tot gebrande boon• de exporteur• de importeur• de koffiebrander

- het branden- het malen- koffie en koffiecultuur

• algemene regels (bij diverse gelegenheden zoals ontbijt ...)• filters: belangrijkste soorten• bijzondere vormen: CONA, ESPRESSO, smaken en sterkte

2) THEE

- theeproducerende landen- kwaliteiten- smaken- alternatieve theesoorten

3) WATERS EN FRISDRANKEN

29

8 EVALUATIE

Uiteraard ligt de evaluatie in het verlengde van de doelstellingen en leerinhouden van de opleiding.Daarom worden niet alleen de cognitieve elementen in de beoordeling betrokken. Ook de vereiste attitu-des en motorische vaardigheden dienen in de beoordeling een rol te spelen.

Bovendien moet gesteld worden dat de evaluatie niet het einddoel is. Evaluatie is ook een middel in hetleerproces. Daarom wordt gepleit voor een permanente evaluatie die leraars, leerlingen en ouders eenkijk geeft op de vorderingen en de leemten. Op deze wijze kan positief gestimuleerd en gemotiveerdworden. Natuurlijk zal op een bepaald ogenblik een eindbeoordeling moeten worden gemaakt, dochtussentijdse evaluaties zullen bestaande tekorten en leemten trachten aan te wijzen en weg te werken.

De evaluatie mag niet alleen betrekking hebben op het 'eindprodukt' maar moet ook de wijze van ver-werking en uitvoering beoordelen (procesevaluatie).

9 BIBLIOGRAFIE

- ADRIANSENS, K. e.a., Het wijnalfabet. Deurne, 1995.

- Bedrijfseconomie in de Horeca. Zoetermeer.

- Belgisch tijdschrift voor wijn en gedistilleerd. Nijvel.

- Dictionnaire du vin. Boulogne-sur-Seine, 1988.

- FERET, C., Bordeaux et ses vins. Bordeaux, 1982.

- Guide Hachette de vins de France.

- KEMP, S., Decanters. London.

- Leerboekenserie voor het gastheerschap. Zoetermeer.* Drankenkennis I en II* Gastheer als verkoper I en II* Omgaan met gasten* Horecamarketing.

- Le monde merveilleux du café.

- Les vins et eaux-de-vie d'appellation d'origine.

- Le vin et les vins au restaurant. Paris.

- NAVARRE, C., L'oenologie. Paris, 1988.

- Omgaan met gasten.

- PEYNAUD, E., Le goût du vin. Paris, 1980.

- Vins de pays de France. Paris.

- Vins et vignobles de France. Paris, 1988.