Post on 11-Feb-2022
De 80-jarige mevrouw Versluys heeft een week geleden door
een val haar heup gebroken. Ze is een dag later geopereerd en
heeft een nieuwe heup gekregen. Inmiddels is ze overgeplaatst
naar het revalidatiecentrum, waar ze een programma van fysio-
therapie en hulp bij ADL zal volgen.
Op de vierde dag weigert mevrouw Versluys haar bed uit te
komen. Ze heeft veel pijn en wil niet op het zieke been staan.
‘Vandaag blijf ik in bed!’, zegt ze. In het revalidatieschema staat
dat ze vandaag onder de douche gaat en met de rolstoel naar de
oefenzaal gaat om te lopen.
Wat is jouw reactie en wat ga je doen?
In dit hoofdstuk lees je hoe je kunt zorgen voor een gezonde hou-
ding en beweging bij jezelf en bij je cliënt. Veel mensen hebben
problemen met bewegen en verplaatsen, en hebben hierbij hulp en
zelfs behandeling nodig, bijvoorbeeld van een fysiotherapeut. Er
zijn gelukkig veel hulpmiddelen beschikbaar die ondersteunen bij
het lopen en verplaatsen. Bewegen en verplaatsen wordt ook wel
mobiliteit genoemd.
Houding en beweging
Houding is een manier waarop iemand staat, zit of ligt. Rechtop en
ontspannen zitten op een stoel en rechtop staan als je in de rij voor
de kassa staat zijn goed voor de houding. Scheef en onderuitgezakt
hangen in een bank of slapen op een doorgezakte matras zijn slecht
voor de houding. Je kunt er lichamelijke klachten door krijgen, zo-
als pijn en stijfheid, en ook vermoeid en prikkelbaar door raken.
3 Zorg voor houding , beweging en
mobiliteit
3.1
50 h e l p e n b i j p e r s o o n l i j k e v e r z o r g i n g / a d l
Als je gezond bent beweeg je de hele dag: lopen, bukken, opstaan,
draaien, klimmen, fi etsen... Als je beperkt bent in je bewegingen,
als de beweging pijn doet of moeilijk gaat (bijvoorbeeld als je ‘door
je rug bent gegaan’ tijdens het tillen van een cliënt), zul je die bewe-
ging steeds minder maken. Daardoor word je steeds afhankelijker
van hulpmiddelen, pijnstillers of van andere personen. Sommige
mensen komen zelfs hun bed niet meer uit. Dit kun je voorkomen
door te oefenen, iedere dag weer je activiteiten te doen, eventueel
met hulpmiddelen en het innemen van pijnstillers. Je voelt je ook
prettiger als je mobiel bent, het geeft je een gevoel van onafhanke-
lijkheid.
Iemands uiterlijk, zijn lichaamstaal, zijn houding en beweging la-
ten zien hoe iemand zich voelt, bijvoorbeeld of hij openstaat voor
een praatje of juist met rust gelaten wil worden. Met beweging, bij-
voorbeeld door te zwaaien of de arm om iemand heen te slaan, is
het mogelijk contact te maken met anderen. Mobiliteit is dus van
belang voor het sociale leven van de mens.
Welke mensen hebben moeite met bewegen?
!! ! Oudere mensen (die minder bewegen) zijn minder veerkrachtig
door slijtage: hun gewrichten worden stijver en ze hebben meer
pijn, bijvoorbeeld veel voetklachten (fi guur 3.1).
!! ! Lichamelijk zieke mensen , onder andere met verstuikingen, kneuzin-
gen, botbreuken of neurologische uitvalsverschijnselen.
!! ! Psychisch zieke mensen met depressiviteit en eenzaamheid hebben
minder zin om te bewegen.
!! ! Mensen met een lichamelijke beperking : bijvoorbeeld met (aangebo-
ren) afwijkingen zoals spasmen, afwijkingen aan de ledematen
(bijvoorbeeld een been missen), verlammingen of slechtziend-
heid.
De (werk)omgeving van de mens bepaalt ook hoe hij zich kan be-
wegen: een kantoormedewerker zit veel achter zijn bureau, een
bouwvakker heeft zwaar lichamelijk werk, een kind in een drukke
stad kan niet op straat spelen. Bij mensen die in de zorg werken zie
je vaak rug- en schouderklachten ontstaan als ze veel zwaar werk
doen en daarbij de cliënt niet op de juiste wijze (kunnen) verplaat-
sen.
513 z o r g v o o r h o u d i n g , b e w e g i n g e n m o b i l i t e i t
Ook in de kinderopvang kunnen lichamelijke klachten ontstaan als
gevolg van het werk, bijvoorbeeld door het vaak tillen van peuters.
Voorbeelden
Je werkt vandaag bij drie cliënten thuis, die zich moeilijk zelf-
standig kunnen verplaatsen.
Figuur 3.1 Oudere mensen zijn minder veerkrachtig door slijtage.
52 h e l p e n b i j p e r s o o n l i j k e v e r z o r g i n g / a d l
!! ! Jantine is een verstandelijk gehandicapt meisje van 15 jaar. Je
moet haar op bed wassen, ze is zwaar en ze draait moeilijk.
!! ! Meneer De Waal is erg kortademig. Je moet hem ondersteunen
bij het lopen van het bed naar de douche en dan naar de stoel.
!! ! Klaas moet na een motorongeluk opnieuw leren lopen met
een hoge rollator. Je moet hem schuiven en trekken naar de
rand van zijn bed.
Het is voor jouw lichaam dus een zware ochtend. Je hebt last
van een lichte pijn in je onderrug. Wat doe je om toch je eigen
gezondheid te bewaken? Wat vind je dat er nodig is om deze
cliënten goed te kunnen verplaatsen?
Om de houding en beweging te verbeteren is oefening van de spie-
ren belangrijk. Dus iedere dag bewegen en overbelasting vermijden,
maar ook goede voeding met vitamine D en kalk zijn belangrijk.
Verplaatsen of transfer
Wanneer een cliënt zich niet zelfstandig kan verplaatsen, moet je
bedenken dat er toch altijd sprake moet zijn van een samenspel en
vertrouwen: goed contact met de cliënt is echt noodzakelijk. Zorg
dat je vertrouwen uitstraalt. Om op de juiste manier cliënten te kun-
nen helpen met verplaatsen is het nodig dat je goed op de hoogte
bent van de technieken en hulpmiddelen die je kunt gebruiken om
verantwoord te tillen en verplaatsen (zie fi guur 3.2 en even verderop
tabel 3.1).
Het woord transfer wordt ook veel gebruikt voor verplaatsen.
Voorbeelden
Je helpt Klaas uit bed. Hij schuift met jouw hulp naar de rand
van het bed. Je zet de rollator voor hem neer en gaat naast hem
staan. Je kijkt hem aan en zegt: ‘Ik tel tot 3 en dan staat u op en
pakt de rollator vast’.
Je telt 1, 2, 3 en je wilt hem naar voren trekken. Klaas blijft ech-
ter zitten en beweegt zich niet. ‘Ik durf niet’, zegt hij.
Wat doe je nu?
3.2
533 z o r g v o o r h o u d i n g , b e w e g i n g e n m o b i l i t e i t
Als je een peuter op de aankleedtafel gaat verschonen, kun je
zorgen voor een opstapje of trapje, zodat het kind er zelf op
kan klimmen. Dat scheelt weer een tilhandeling.
Tips bij tillen en verplaatsen
!! ! Zorg dat je goed op de hoogte bent van de verschillende tiltech-
nieken: hiervoor zijn aparte trainingen nodig (op school en in de
praktijk, bijvoorbeeld door de ergocoach of de tilspecialist in een
team). Deze trainingen worden regelmatig (in de praktijk) her-
haald. Volg ook bijscholingen als deze je worden aangeboden.
!! ! Vermijd onnodig tillen.
!! ! Maak gebruik van hulpmiddelen als de papegaai, tillift of draai-
schijf.
!! ! Bedenk vooraf hoe je een bepaalde handeling gaat aanpakken:
welke techniek gebruik je, doe je het alleen of met assistentie,
wat is het juiste aangrijpingspunt voor de handeling, is er vol-
doende werkruimte, wat is de juiste werkhoogte?
!! ! Deel de handeling op in kleine, minder belastende handgrepen
en pas de juiste handsetting toe: uitnodigend (verbaal), een open
hand, leidend (non-verbaal) en niet sturend of knijpend.
!! ! Denk aan een juiste tilhouding en beweging:
− rechte rug;
− spreidstand of schredestand van je voeten;
− nooit draaien met een belaste rug;
spreidbeugel
hydraulische pomp
ketting
ruggordel
zitgordel
a b
Figuur 3.2 Transferhulpmiddelen.
54 h e l p e n b i j p e r s o o n l i j k e v e r z o r g i n g / a d l
− vanuit de knieën en de heup tillen en daarbij het gewicht tij-
dens de transfer verplaatsen;
− kijk naar voren;
− houd de schouders laag;
Figuur 3.2c Transferhulpmiddelen.Bron 3.2c: Tiltechniek B.V.
553 z o r g v o o r h o u d i n g , b e w e g i n g e n m o b i l i t e i t
− gebruik de juiste spieren: vanuit benen en heupen de bewe-
ging overbrengen naar de romp en armen; de transfer niet op
spierkracht uitvoeren;
− adem rustig door;
− til de cliënt zo dicht mogelijk bij je eigen lichaam;
− tel om de beweging tegelijk met je partner te starten.
Hulpmiddelen
Er zijn hulpmiddelen voor het verplaatsen van de cliënt in bed, van
bed naar stoel en naar lopen, en voor het lopen zelf (tabel 3.1).
Figuur 3.3 Help de benen verschuiven naar de zijkant van het bed. Hulp bij
het gaan zitten op een stoel.
ba
Transfer Hulpmiddelen Aandachtspunten Tips
In en uit
bed
! draaischijf
! tillift
! papegaai
De draaischijf en
actieve lift kunnen
alleen worden gebruikt
als er nog een sta-func-
tie is.
! Let op het opla-
den van de bat-
terijen/accu.
! Er zijn speciale
banden voor
het douchen.
Tabel 3.1 Transferoverzicht voor cliënten die niet zelfstandig transfers kunnen
maken.
3.3
56 h e l p e n b i j p e r s o o n l i j k e v e r z o r g i n g / a d l
Voor het verplaatsen in bed kun je gebruikmaken van een steekla-
ken of een glijzijl of glijlaken (bij wisselligging).
Voor het verplaatsen van bed naar stoel en omgekeerd kun je ge-
bruikmaken van:
!! ! een draaischijf : de cliënt staat op de draaischijf − je draait de
draaischijf een kwartslag als je de cliënt van bed naar de stoel wilt
verplaatsen;
!! ! een tillift : deze gebruik je bij een zware tilhandeling als de cliënt
niet (voldoende) actief kan meewerken aan het verplaatsen.
Er zijn verschillende soorten tilliften:
− actieve tillift : de cliënt kan meewerken. Hij kan op minimaal
één been (een beetje) steunen. De cliënt kan staan door mid-
del van een band achter de rug die hem omhoogtrekt;
− passieve tillift : de cliënt hoeft niet zelf mee te werken. De tillift
tilt de cliënt op met banden en slings of matten, waardoor de
cliënt veilig en comfortabel wordt verplaatst.
Afhankelijk van de aandoening zijn er voor het ondersteunen bij het
lopen één of twee helpenden nodig. Je steunt de cliënt altijd aan de
aangedane zijde. Dit kun je doen door de arm van de cliënt te on-
dersteunen: zijn onderarm ligt dan op jouw onderarm.
Er zijn veel loophulpmiddelen in de handel: krukken, looprekken,
rollators, rolstoelen en de scootmobiel (fi guur 3.4). Het hulpmid-
del dat de cliënt gebruikt is afhankelijk van verschillende factoren,
Transfer Hulpmiddelen Aandachtspunten Tips
In en uit
de stoel
! draaischijf
! tillift
Soms kun je tillen en
verplaatsen zonder een
hulpmiddel te gebrui-
ken, als de cliënt zelf
kan staan en kan mee-
bewegen.
Let op schuiven:
te veel schuiven
veroorzaakt decu-
bitus.
Verplaat-
sen
! rolstoel
! trippelstoel
! rollator
! krukken
Je gebruikt een trip-
pelstoel alleen als de
cliënt zijn voeten kan
gebruiken.
Controleer vooraf
of de cliënt goed
met het hulpmid-
del kan werken.
Draaien in
bed
! glijzijl/glijla-
ken
! steeklaken
! bedrekken aan
bed
! papegaai
Bedrekken zijn handig
als de cliënt zichzelf
goed kan vasthouden.
Werk bij zware en
moeilijk draaibare
cliënten met z’n
tweeën om zo je
rug te sparen.
573 z o r g v o o r h o u d i n g , b e w e g i n g e n m o b i l i t e i t
bijvoorbeeld of hij helemaal niet kan lopen of nog wel een klein
stukje kan lopen. Sommige cliënten kunnen binnen wel lopen,
maar gebruiken buitenshuis een rolstoel of scootmobiel.
Tips
!! ! Als de cliënt langere tijd bedrust heeft gehad, moet het mobilise-
ren langzaam en onder begeleiding worden opgebouwd: de eer-
ste keer moet je de cliënt laten bengelen op de rand van zijn bed.
!! ! Wees altijd alert op vallen en struikelen.
!! ! Hulpmiddelen die onder de AWBZ (Algemene Wet Bijzondere
Ziektekosten) vallen, kunnen het eerste halfjaar gratis worden
geleend. Daarna moet de vergoeding van hulpmiddelen worden
aangevraagd bij de zorgverzekeraar.
!! ! Veel hulpmiddelen kun je huren bij thuiszorgwinkels: handig als
je ze tijdelijk nodig hebt.
Figuur 3.4 Hulpmiddelen bij het lopen.