Menging koop- en sociale huurwoningen in woonblokken€¦ · Menging koop- en sociale huurwoningen...

39
1 Menging koop- en sociale huurwoningen in woonblokken Een onderzoek naar de beleefde aspecten van menging door bewoners Door: Raymond Frederiks, Student BSc Sociale Geografie & Planologie UvA Al s onderdeel van onderzoeksstag e bij de Amsterdamse Federatie van Woningcorporaties (AFWC)

Transcript of Menging koop- en sociale huurwoningen in woonblokken€¦ · Menging koop- en sociale huurwoningen...

  • 1

    Menging koop- en sociale

    huurwoningen in woonblokken

    Een onderzoek naar de beleefde aspecten van menging door bewoners

    Door: Raymond Frederiks, Student BSc Sociale Geografie & Planologie UvA

    Als onderdeel van onderzoeksstage bij de Amsterdamse Federatie

    van Woningcorporaties (AFWC)

  • 2

  • 3

    Inhoudsopgave 1: Introductie ............................................................................................................................. .. 4

    2: Theoretisch kader ..................................................................................................................... 7

    2.1: Effecten van menging ................................................................................................................... 7

    2.2: Buurtrelaties en samenleven ....................................................................................................... 8

    3: Onderzoeksopzet.................................................................................................................... 11

    3.1 Deelvragen................................................................................................................................... 11

    3.2 Gemengd wonen en eigendom ................................................................................................... 12

    3.2: Toepassing en beperkingen methoden van onderzoek ............................................................. 13

    3.4: Spreiding en motivering casussen .............................................................................................. 14

    4: Casussen ............................................................................................................................. ... 16

    4.1: De Amsterdamse woningmarkt in beeld.................................................................................... 16

    4.2 Overzicht VvE’s ............................................................................................................................ 18

    4.2.1: Casus Voorsteven .................................................................................................................... 19

    4.2.2: Casus IJburg blok 47CD............................................................................................................ 20

    4.2.3: Casus Lutma ............................................................................................................................ 21

    4.2.4: Casus Hertspieghelweg ........................................................................................................... 22

    4.2.5: Casus Kattenburg..................................................................................................................... 23

    5: Tevredenheid over Samenleven .............................................................................................. 25

    5.1: Contact tussen bewoners ........................................................................................................... 25

    5:2 Overlast ....................................................................................................................................... 26

    5.3: Verantwoordelijkheid................................................................................................................. 28

    6: Overleg en participatie binnen VvE ......................................................................................... 30

    6.1 Participatie .................................................................................................................................. 30

    6.2: Aanpak corporatiemedewerkers VvE ......................................................................................... 31

    7: Conclusie en aanbevelingen .................................................................................................... 34

    Waarom menging? ........................................................................................................................ 34

    Wat zijn de ervaringen over menging op blokniveau na de verkoop van huurwoningen? ........... 34

    Hoe verloopt het overleg binnen de VvE in gemengde woonblokken met betrekking tot de

    casussen?....................................................................................................................................... 36

    Bronnenlijst ............................................................................................................................... 38

  • 4

    1: Introductie

    “Door het, sinds de jaren tachtig door

    corporaties, systematisch mengen van

    toegevoegde woningen en het differentiëren in

    geherstructureerde wijken, is er geen sprake

    van problematische segregatie in de

    volkshuisvesting.” (De Vernieuwde Stad, 2014)

    Deze zin volgde uit de reactie van ‘De

    Vernieuwde Stad’, een platform van

    grootstedelijke woningcorporaties, op het

    ingediende wetsvoorstel tot de herziening van

    de woningwet. Het mengen van sociale huur-

    en koopwoningen, ook differentiatie van de

    woningvoorraad genoemd, is al enige tijd

    onderdeel van beleid op de Nederlandse

    woningmarkt. Met name de grote steden is dit

    van toepassing, waarbij deze mix in

    verschillende vormen en maten tot uiting

    komt. Het aanbieden van een gemengd

    woningaanbod bij nieuwbouwcomplexen is

    bijvoorbeeld een mengingsvorm, maar ook de

    verkoop van sociale huurwoningen leidt tot

    menging. Over de implementatie van deze

    mengingsvorm bestaat discussie, vooral over

    de sociale en economische gevolgen van

    menging voor de buurt.

    Op het grootstedelijk schaalniveau wordt

    differentiatie in de woningvoorraad vooral

    aangevoerd als middel om de diversiteit en

    daarmee de sociaaleconomische achterstand

    van buurtbewoners te voorkomen. Hierbij

    worden extreme vormen van ongelijkheid,

    zoals de vorming van ‘banlieus’ in Parijs, in

    ieder geval gedeeltelijk voorkomen (RIGO,

    2011). In deze context is menging bedoeld om

    sociaaleconomische verschillen tussen

    buurten aanzienlijk te verminderen.

    In de onderstaande afbeelding wordt duidelijk

    in hoeverre buurten in Amsterdam, waar dit

    onderzoek als casus zal worden gebruikt,

    tegenwoordig gemengd zijn naar eigendom.

    Daarbij is het aantal lichtgekleurde buurten,

    dus gemengde wijken, flink gestegen ten

    opzichte van de oude situatie.

    Figuur 1: Menging buurten in Amsterdam (Bron: AFWC, 2013)

    Naar de effecten van menging op het

    schaalniveau van buurten is na analyse

    gebleken dat daar al een aantal onderzoeken

    gedaan zijn op dat gebied. Recentelijk kwam

    onderzoeker Barend Wind (2014) tot de

    conclusie in de studie ‘Verkoop van

    corporatiewoningen en de gevolgen voor het

    buurtkapitaal’ dat de verkoop van

    corporatiewoningen weinig tot geen invloed

    heeft op het buurtkapitaal. Het buurtkapitaal

    werd in deze studie omschreven als een

    ‘hulpbron die ontstaat uit de externe effecten

    van interactie tussen mensen binnen een

    eenzelfde geografische context, en de status

    die buitenstaanders daar aan toekennen’.

    Volgens de studie van Van Ham (2014) is het

    effect van sociale stijging, de mate waarin

    daarnaast niet bewezen. Maar op een lager

    schaalniveau, namelijk op dat van

    woonblokken, is er nog steeds ruimte voor

    onderzoek. Eigenaren en huurders zijn daar

    door elkaar gemengd, terwijl zij mogelijk een

    andere sociaaleconomische achtergrond

    hebben.

    Bewoners binnen woonblokken ondervinden

    direct de gevolgen van menging als

    beleidsvorm. Het onderzoek dat is uitgevoerd

    met betrekking tot menging focust zich

    voornamelijk op statistische en demografische

  • 5

    effecten van menging. Maar hoe bewoners

    menging feitelijk ervaren en of dit aansluit bij

    hun woonwensen is vaak nog onduidelijk. Om

    daar op in te springen zal er in dit onderzoek

    door middel van kwalitatieve methoden van

    onderzoek en het afnemen van

    semigestructureerde interviews, gekeken

    worden hoe menging wordt ervaren door

    zowel sociale huurders als eigenaren. Zo kan

    er op exploratieve wijze een beeld worden

    geschetst van de manier waarop bewoners

    differentiatie van de woningvoorraad op

    complexniveau waarderen. Verspreid over

    meerdere case studies ontstaat daardoor een

    beeld van hoe menging binnen Amsterdam

    binnen woonblokken wordt ‘beleefd’. De

    vraag die daarin van belang is, is in welke

    mate menging van invloed is op de

    leefbaarheid voor de bewoners binnen het

    woonblok. Welke verschillen zien zij, en wat

    vinden zij van hun medebewoners?

    Naast de mogelijke invloed van de verkoop van

    sociale huurwoningen op het samenleven

    ontstaat er met de verkoop van huurwoningen

    nog een ander effect op complexniveau. Met

    de toestroom van eigenaren, is er op

    complexniveau een wettelijke verplichting tot

    het oprichten van een Vereniging van

    Eigenaars (VvE). Het beheer is in een

    gemengd complex geregeld binnen de VvE.

    Daarbij hebben de woningcorporaties als

    grooteigenaar van meerdere appartementen

    en particuliere eigenaren zeggenschap. In dit

    geval veranderd de positie van de huurders,

    omdat ze in hun wensen niet meer alleen met

    de corporatie te maken hebben, maar ook

    met de VvE. Deze is nu immers

    eindverantwoordelijk, en de vraag is in welke

    mate huurders dan nog invloed hebben op de

    beslissingen die gemaakt worden, en in welke

    mate zij kunnen participeren in de VvE.

    Op zowel het organisatorische als op het

    gebied van samenleven treden er op

    complexniveau door de verkoop van

    huurwoningen veranderingen op. Dit

    onderzoek onderscheidt zich ten opzichte van

    de literatuur die al bestaat over menging dus

    op twee aspecten. Het eerste aspect is het

    schaalniveau, waar in plaats van de effecten

    van menging voor de buurt, nu de gevolgen op

    blokniveau centraal staan. Daarnaast ligt de

    focus niet op het evalueren van de

    veronderstelde theoretische effecten van

    menging, maar op de praktische aspecten. Dit

    onderzoek laat de gevolgen van menging door

    de ogen van bewoners zien, in plaats van door

    de ogen van beleidsmakers. Centraal staat dan

    hoe bewoners in de praktijk menging ervaren.

    Het doel van dit onderzoek is om bewoners,

    woningcorporaties en beleidsmakers inzicht te

    bieden waar differentiatie in de

    woningvoorraad door middel van de verkoop

    van huurwoningen toe heeft geleid. Door

    middel van het spreiden van casussen over

    verschillende buurten en corporaties in

    Amsterdam wordt er in dit onderzoek voor

    gezorgd dat er een zo algemeen mogelijk

    beeld ontstaat. In dit onderzoek is gekozen

    voor een stapsgewijze aanpak. Het begint met

    relevante theorieën over menging en

    samenleven. Vervolgens zal de

    onderzoeksopzet toegelicht worden, waarna

    de casusselectie verder wordt toegelicht en

    individueel besproken. Tot slot worden de

    onderzoeksresultaten gepresenteerd, en

    volgen aanbevelingen over de wijze waarop

    woningcorporaties omgaan met het overleg

    tussen bewoners in de VvE.

    Zoals gezegd in de introductie ligt de focus op

    de ervaringen van bewoners met betrekking

    tot samenleven en de wijze hoe een VvE

    functioneert binnen gemengde complexen. De

    hoofdvraag luidt dan als volgt:

    “Hoe ervaren zowel huurders als eigenaren

    menging binnen woonblokken, die ontstaat

    als gevolg van de verkoop van

  • 6

    huurwoningen, met betrekking tot

    tevredenheid over samenleven en beheer?”

    Voordat op exploratieve wijze duidelijk wordt

    gemaakt wat de gevolgen zijn van de verkoop

    van huurwoningen, wordt er in dit onderzoek

    ook beknopt gekeken naar de motieven achter

    deze verkoop . Deze motieven zullen

    terugkomen in het theorieonderzoek, waarbij

    er gekeken wordt naar de meer algemene

    doelen en effecten van menging door middel

    van de verkoop van sociale huurwoningen.

    Niet elke corporatie hanteert dezelfde doelen

    bij het mengen binnen woonblokken. Bij het

    verder inzoomen op de casussen zal nog

    nadrukkelijker terugkomen hoedanig er per

    complex verkocht is. Verder ga inzoomen op

    de cases zal ik deze verder evalueren. De

    eerste deelvraag luidt dan als volgt:

    “Waarom wordt er gekozen voor het mengen

    van sociale huur- en koopwoningen binnen

    woonblokken door middel van de verkoop van

    huurwoningen?”

    De tweede deelvraag spitst zich toe op de

    ervaringen van bewoners over hun woonblok,

    en hoe men hun woonblok beleefd. “Wat zijn

    de ervaringen van eigenaren en huurders met

    betrekking tot mengen van koop en huur

    binnen hun woonblok?” Deze worden weer

    uitgesplitst in de volgende componenten:

    “Hoe waarderen huurders/eigenaren hun

    woonblok, zowel fysiek als sociaal?” en

    vervolgens “In hoeverre heeft menging

    volgens huurders/eigenaren invloed op deze

    waardering?”

    Daarna ga ik kijken op welke manier het

    overleg binnen de VvE wordt vormgegeven

    per VvE. De tweede deelvraag is dan de

    volgende: “Hoe verloopt het overleg binnen de

    VvE in gemengde woonblokken met betrekking

    tot de casussen?” Deze splits ik uit in de

    volgende vragen:

    “Hoe kijken bewoners, zowel

    eigenaren als huurders tegen

    participatie aan in de VvE?”

    “Hoe pakken woningcorporaties het

    overleg binnen de VvE aan?”

    “Welke modellen van

    huurdersparticipatie worden er

    toegepast per VvE?”

  • 7

    2: Theoretisch kader

    2.1: Effecten van menging In de literatuur over menging van koop- en

    huurwoningen zijn een aantal (mogelijke)

    effecten benoemd die het gevolg zijn van deze

    beleidsmaatregel. Deze effecten zijn mogelijk

    ook zichtbaar op blokniveau. Sociale,

    economische en demografische effecten

    kunnen het resultaat zijn.

    2.1.1: Sociale effecten van menging

    Aan de keuze voor differentiatie als

    beleidsmaatregel liggen ook sociale motieven

    ten grondslag. Vermeende effecten die

    menging van koop- en sociale huurwoningen

    zou moeten opleveren kennen een

    sociaaleconomisch en een sociaal cultureel

    aspect (Dingemans et al, 2009) Onder het

    sociaaleconomische gedeelte wordt vooral de

    beperkte kans op sociale stijging verstaan.

    Deze effecten worden buurteffecten

    genoemd. Een eenzijdig samengestelde buurt

    met veel kansarmen leidt mogelijk tot minder

    kansen bij het vinden van werk en beperking

    van de persoonlijke ontwikkeling (Ouwehand,

    2006). Het schaalniveau waarop hier wordt

    gekeken is vooral naar buurten ten opzichte

    van het stedelijk gemiddelde (RIGO, 1997).

    Het onderzoeken en vaststellen in hoeverre de

    buurt invloed heeft op sociale stijging is in de

    praktijk lastig. Vaak wordt ook de causaliteit

    omgedraaid. Een buurt heeft niet per se een

    effect op het inkomen, maar het vestigen in

    een buurt wordt beïnvloed door

    inkomensmogelijkheden (CPB, 2011). Het is

    daarom lastig vast te stellen of het mengen

    van buurten significante effecten kan hebben

    op sociale stijging van een woonblok.

    Desalniettemin wordt door differentiatie

    kansarme bewoners de kans geboden om

    tussen hogere inkomens te wonen (VROM,

    2000). Daarnaast is deze vorm van mengen op

    basis van eigendom wel een middel om

    middeninkomens te faciliteren. Daarmee kan

    de sociale compositie van een buurt worden

    beïnvloed (Boterman & Van Gent, 2013).

    Daarnaast is de sociaal-culturele invalshoek

    een veelgenoemd aspect van ruimtelijke

    differentiatie. Centrale begrippen zijn daarbij

    de woonomgeving, sociale samenhang,

    gevoelens van sociale veiligheid, afwijkend

    gedrag, criminaliteit en tevredenheid (VROM,

    2000). Daarbij gaat het met betrekking tot

    differentiatie of menging dan wel scheiding

    zorgt voor overlast. Het gaat er hierbij om in

    hoeverre verschillen in de

    bevolkingssamenstelling, in mijn onderzoek

    vooral op schaalniveau van het woonblok, al

    kan leiden tot sociale problematiek en

    leefbaarheidsproblemen.

    Het meten van de leefbaarheid is een

    gehanteerde maatstaaf om deze invalshoek te

    onderzoeken (RIGO, 1997). Hierbij wordt ook

    onderscheid gemaakt tussen leefstijlgroepen.

    Hierbij ontstaat ook het risico dat

    verschillende leefstijlgroepen elkaar niet

    begrijpen. Veel eigenaren in oudere

    complexen bemerken snel de voor- en

    nadelen van de fysieke omgeving van de

    woning, maar de minder tastbare sociale

    omstandigheden zijn bij aanvang onbekend

    (Koopman, 2010).

    2.1.2: Economische effecten van menging

    De ruimtelijk-economische effecten van

    menging zijn vaak het gevolg van maatregelen

    om de economische waarde van een buurt op

    te vijzelen. Het mengen van koop- en

    huurwoningen in buurten die minder populair

    zijn in de grootstedelijke omgeving komen tot

    stand door middel van de verkoop van sociale

    huurwoningen. De doelgroep die hierbij wordt

    gehanteerd zijn de sociale stijgers in de buurt,

    voormalige huurders die verder gaan in hun

    wooncarrière (Koopman, 2010).

    De waardering van een buurt kan door het

    vasthouden van deze stijgers vergroot

    worden, maar het effect op de prijsvorming

  • 8

    blijft in buurten met een mindere reputatie

    minimaal, omdat de schaarste van een

    woningtype bepalend is voor de prijs

    (Koopman, 2010). Echter blijft het aantrekken

    van gezinnen, middeninkomens en

    welgestelde senioren prioriteit, omdat dit ten

    goede komt aan de economische draagkracht

    van het gebied (VROM, 2000).

    2.1.3: Demografische effecten van

    menging

    Strategieën om koop en huurwoningen met

    elkaar te mixen leiden ook tot veranderingen

    in bevolkingssamenstelling van de buurt.

    Eigenaren hebben vaak een andere

    sociaaleconomische achtergrond. Door

    sommige wetenschappers wordt de verkoop

    van corporatiebezit als beleidsvorm gezien als

    een verkapte strategie ten behoeve van

    ‘gentrification’ (Lees, 2008). Dit zou ook leiden

    tot verplaatsing van sociale huur uit

    aantrekkelijke locaties.

    De aankoop van sociale huurwoningen door

    individuele huishoudens is niet alleen van

    invloed op de sociale compositie van een

    buurt. Het kopen van een woning is ook een

    keuze van een individueel huishouden waarbij

    ook factoren zoals etniciteit, leeftijd en woon

    carrière van invloed zijn. In buurten met een

    grote vraag naar woningen is de verkoop van

    huurwoningen vaak een oorzaak van

    gentrification, terwijl dit in buurten met

    beperkte vraag kan leiden tot vermindering

    van status van de buurt. Vanuit beleidsmakers

    is de verkoop van sociale huurwoningen

    vanuit een aantal discoursen aangedragen.

    Het stimuleren van eigenaarschap, stedelijke

    vernieuwing en het benutten van de ‘value

    gap’, het gat tussen de huidige en potentiële

    waarde van vastgoed, zijn vaak genoemd.

    (Boterman & Van Gent, 2013). De

    gezinssamenstelling is door de verkoop van

    huurwoningen veranderd. Daarnaast is de

    diversiteit van de bevolking in sommige

    buurten in Amsterdam toegenomen, terwijl in

    andere buurten de samenstelling juist

    homogeen is geworden.

    2.2: Buurtrelaties en samenleven Voordat in dit onderzoek zal worden

    ingezoomd op het aspect van samenleven bij

    gemengde buurten complexen, volgt er nu

    eerst een overzicht van bestaande literatuur

    over samenleven in de buurt en op

    blokniveau.

    2.2.1: Sociale samenhang en publieke

    familiariteit

    Volgens het Sociaal Cultureel Planbureau

    (2009) zijn de relaties die men met hun buren

    hebben in Nederland over het algemeen erg

    zwak. Er zijn daarbij een viertal voorwaarden

    gesteld die bepalend zijn voor

    gemeenschapsvorming in de buurt.

    1. Er moet gelegenheid zijn elkaar te

    ontmoeten

    2. Er moet sociaal kapitaal aanwezig zijn,

    men moet weten dat een ander iets

    kan bieden

    3. Er moet sprake zijn van wederzijdse

    afhankelijkheid

    4. Er moet sprake zijn van een beperkt

    aantal alternatieven voor contact ten

    opzichte van de buren

    De conclusie die het SCP trekt is dat

    hoogopgeleiden minder behoefte hebben aan

    gemeenschapsvorming in de buurt, omdat zij

    sterkere bindingen op bijvoorbeeld het werk

    ervaren. Homogeniteit qua inkomen werkt

    daarnaast bevorderlijk op de

    gemeenschapsvorming, terwijl grote

    verschillen in inkomen dit kan tegenwerken.

    Een beperkt gemeenschapsgevoel leidt niet

    per se tot verloedering maar kan wel leiden

    tot beperkte sociale controle, waardoor de

    bereidheid tot ingrijpen verminderd.

    Blokland (2009) beargumenteert dit, door te

    stellen dat in buurten waar de publieke

    familiariteit gering is, men niet weet wat ze

  • 9

    van elkaar kunnen verwachten. Deze

    onzekerheid maakt een buurt extra

    kwetsbaar, omdat het opbouwen van

    onderling vertrouwen tussen bewoners die

    elkaar niet kennen lastiger is. Het ontbreken

    van goede informatie over de buurtbewoners

    werkt dan ook vaak stereotyperingen en

    wij/zij denken in de hand. Op deze manier kan

    publieke familiariteit als een voorwaarde voor

    prettig en veilig samenleven genoemd

    worden. Daarentegen komt in het onderzoek

    van Blokland naar voren dat ook juist afstand

    en publieke anonimiteit ervaren kan worden

    als prettig. In de onderstaande figuur zijn de

    dimensies van publieke familiariteit zichtbaar.

    Figuur 2: Dimensies publieke familiariteit (Bron: Blokland, 2009)

    Daarbij zijn twee dimensies van belang bij

    publieke familiariteit. Enerzijds de mate van

    toegang tot de ruimte, verdeeld in publieke of

    meer private ontmoetingsplekken. De andere

    dimensie heeft betrekking op de mate waarin

    we informatie geven of verstrekken (Blokland,

    2009). Daarbij is het de vraag of het contact

    tussen bewoners anoniem en oppervlakkig is

    of juist intiem.

    2.2.2: Woningbezit en sociaal kapitaal

    Verhuizingen zijn voor bepaalde groepen

    direct gerelateerd aan een toename of

    afname van financiële bronnen ten opzichte

    van de woonsituatie daarvoor (Wittebrood &

    Permentier, 2011). Zo verhuist men

    bijvoorbeeld van een huur- naar een

    koopwoning, omdat men de financiële

    middelen heeft vergaard om een huis te

    kunnen kopen. In wijken die in 2007 door

    toenmalig minister Vogelaar werden

    aangemerkt als krachtwijken, is duidelijk dat

    de bewoners die vertrekken een uit die wijken

    relatief vooruitgaan wat betreft woonsituatie

    en inkomen.

    Wanneer middenklasse gezinnen zich

    vestigen in een van deze aandachtswijken, is

    dat veelal omdat de woon-werk afstand

    relatief beperkt is, en de prijs-kwaliteit

    verhouding gunstig is ten opzichte van de

    overige wijken. Wittebrood & Permentier

    (2011) concluderen dat het sociale leven van

    deze bewoners zich veelal afspeelt buiten

    deze wijken, afgezien van contacten met

    buren via de VvE. Vaak is de behoefte tot

    contact met buren ook beperkt in verband

    met een drukke leefstijl.

    Daarentegen zijn er ook groepen bewoners die

    meer binding hebben met hun leefomgeving

    dan anderen. Dit zijn vaak autochtone

    bewoners die al langere tijd in de buurt wonen

    in naoorlogse wijken. Deze bewoners hebben

    een netwerk in de buurt, veelal via

    bewonersorganisaties zoals een

    huurdersvereniging of een

    bewonerscommissie. Daarnaast zijn het ook

    veelal niet-westerse migranten met contacten

    in de buurt, dat zich echter veelal beperkt tot

    de eigen etniciteit (Wittebrood & Permentier,

    2011). Bij de verkoop van sociale huurwoningen in

    deze krachtwijken, stijgt ook de sociale

    cohesie volgens dit onderzoek. Dit omdat

    men, zo wordt verondersteld, meer wil

    investeren in hun eigen leefomgeving.

    Daarnaast heeft het een gunstig effect op de

  • 10

    veiligheidsbeleving en criminaliteit. Deze

    veronderstelde positieve effecten worden

    door menig aantal andere wetenschappers

    echter niet gedeeld. Zo zijn er enerzijds

    auteurs die benadrukken dat nieuwe

    bewoners stabiliteit brengen, terwijl andere

    auteurs stellen dat de oorspronkelijke

    bewoners nauwelijks profiteren (Wind, 2015).

    Naast het gunstige effect van de verkoop van

    woningen in krachtwijken op de sociale

    cohesie, wordt in het onderzoek van Veldboer

    et al. (2011), ook geconcludeerd dat het

    verruimen van het koopaanbod in Amsterdam

    ook gunstige effecten heeft voor het

    buurtvertrouwen in zowel vooroorlogse

    gentrification gebieden als naoorlogse

    stedelijke vernieuwingswijken. Het

    buurtvertrouwen is gedefinieerd als een

    optelsom van tevredenheid, de mate waarin

    men zich thuis, de sociale omgang in de buurt

    en het oordeel over de betrokkenheid van

    bewoners. Hier heeft het aanbrengen van

    meer diversiteit in woningen en daarmee

    bewoners tot positieve veranderingen geleid.

    Dit staat dan weer haaks op de theorie van

    Robert Putnam (2007), die stelt dat een

    grotere mate van diversiteit in bijvoorbeeld

    inkomen juist niet bevorderlijk is voor de

    sociale samenhang in de buurt. Hipp & Perrin

    (2009) ondersteunen dit beeld door te stellen

    dat grote verschillen in inkomen, leeftijd en de

    aanwezigheid van kinderen leidt tot een

    vermindering van bindingen in de buurt. Wat

    het aanbrengen van een gedifferentieerd

    woningaanbod door de verkoop van sociale

    huurwoningen betekent bestaat dan in de

    wetenschap dus voldoende discussie.

  • 11

    3: Onderzoeksopzet

    3.1 Deelvragen

    Deelvraag 1

    In dit onderzoek zal er gebruik worden

    gemaakt van kwalitatieve methoden van

    onderzoek. Het doel is om op exploratieve

    wijze in kaart brengen hoe het mengen van

    koop- en sociale huurwoningen door

    bewoners wordt beleefd. De eerste deelvraag

    is vrij algemeen, en is in de theorie al aan bod

    gekomen.

    “Waarom wordt er gekozen voor het mengen

    van sociale huur- en koopwoningen binnen

    woonblokken?”

    Wel zal er nog meer gekeken naar de

    motivatie van de woningcorporaties per

    casus, en dan waarom zij verkopen.

    Beleidsdocumenten waarin deze beleidskeuze

    wordt toegelicht zijn daarbij belangrijke data.

    Daarnaast kunnen interviews dit

    ondersteunen als er onduidelijkheden of

    beperkingen zijn in de beschikbare data. De

    eerste deelvraag is dus toegespitst op waarom

    er gemengd wordt.

    Deelvraag 2

    In de tweede deelvraag komen de meningen

    van bewoners van gemengde complexen over

    het samenleven aan bod. Door middel van

    interviews onder bewoners, zowel huur als

    koop, moet een compleet beeld ontstaan van

    de beleving van deze mengingsvorm. Deze

    deelvraag luidt als volgt:

    “Wat zijn de ervaringen van eigenaren en

    huurders met betrekking tot mengen van koop

    en huur binnen hun woonblok?”

    Bij deze deelvraag zal gebruik worden

    gemaakt van een thematische

    analysemethode. Deze analysemethode is

    voor dit onderzoek geschikt, omdat deze

    methode de betekenis die bewoners geven

    aan samenleven in gemengde complexen

    overzichtelijk naar voren brengt. Het sterkste

    punt van deze methode is dat het de

    kwalitatieve data in dit onderzoek

    vergelijkbaar en overzichtelijk maakt. Overlast,

    contact en verantwoordelijkheid zijn de

    thema’s die behandeld worden, en in tabellen

    zullen deze variabelen die van invloed zijn op

    de tevredenheid in de buurt naast elkaar

    gelegd en vergeleken worden.

    Hieronder is een conceptueel model gegeven.

    In deze deelvraag wordt vooral de relatie

    onderzocht tussen een veranderde

    samenstelling van een woonblok na verkoop,

    en de invloed daarvan op het samenleven.

    Deze vraag spitst zich dus toe op de pijl tussen

    De effecten van de verkoop van sociale

    huurwoningen op blokniveau is een gefaseerd

    proces. Het volgende model geeft de

    conceptuele relatie :

    Verkoop corporatiewoningen

    Samenstelling woonblok

    Tevredenheid samenleven

    Figuur 3.1: Conceptueel model

    Verondersteld wordt dat de verkoop van

    corporatiewoningen leidt tot een andere

    demografische samenstelling van een

    woonblok. Na de verkoop van woningen

    vestigen zich andere huishoudens in het

    betreffende woonblok. Dit leidt aannemelijk

    tot veranderingen in samenleven. Alhoewel de

    dataverzameling in deze deelvraag gericht is

    op de laatste fase, is het niet zo dat slechts de

    tevredenheid onderzocht wordt. Door de

    cases zo goed mogelijk te beschrijven met

    betrekking tot de samenstelling van de buurt

    waarin het blok gelegen is, houdt dit

  • 12

    onderzoek ook rekening met locatie

    afhankelijke variabelen die van invloed zijn op

    het samenleven.

    Deelvraag 3

    De derde deelvraag spitst zich toe op het

    overleg binnen de VvE. Door middel van

    kwalitatieve interviews uit te zetten met

    corporatiemedewerkers en VvE besturen zal in

    dit onderzoek duidelijk worden hoe het

    overleg en beheer van de onderzochte

    gemengde complexen vorm is gegeven. Deze

    data die hiermee verzameld wordt, wordt

    gebruikt om de actoren per casus in beeld te

    brengen. Daarbij staat de mate van invloed en

    belang van actoren die betrokken zijn bij

    gemengde complexen centraal. Dit heeft

    betrekking op de derde deelvraag:

    “Hoe verloopt het overleg binnen de VvE in

    gemengde woonblokken met betrekking tot de

    casussen?”

    Daarbij worden gebiedsbeheerders, dan wel

    VvE coördinatoren van woningcorporaties

    geïnterviewd die de eigenaarsrol in de VvE

    vertolken in de algemene ledenvergadering

    van de VvE zelf. Door middel van een

    actorenanalyse wordt per casus in beeld

    gebracht hoe deze actoren functioneren, en

    hoe de betrokken woningcorporaties het

    overleg binnen de VvE aanpakken. Als basis is

    het volgende model gegeven:

    verenigd zijn. De woningcorporatie behartigt

    als grooteigenaar de belangen van hun

    huurders in de VvE. Daarom is er geen directe

    verbinding tussen de huurders en de VvE. Wel

    zijn er verschillende methoden te bedenken

    waarin huurders directer inspraak in de VvE

    hebben. In de huidige context is duidelijk dat

    er vraag is naar meer experimentele vormen

    van betrokkenheid van huurders in de VvE. In

    de Amsterdamse Samenwerkingsafspraken

    tussen de Huurdersvereniging Amsterdam, de

    Amsterdamse woningcorporaties en de

    Gemeente Amsterdam wordt

    huurdersvertegenwoordiging in de VvE

    genoemd als pilot waarbij er wordt

    toegewerkt naar volwaardig partnerschap

    tussen bewoners (AFWC, 2015)

    3.2 Gemengd wonen en eigendom Als een corporatie overgaat tot de verkoop

    van sociale huurwoningen binnen een

    complex vindt er een overgang plaats naar het

    appartementsrecht, waardoor een corporatie

    niet meer volledig eigenaar is, maar gedeeld

    eigenaar als lid van de Vereniging van

    Eigenaren (VvE). De VvE beslist onder andere

    over de instandhouding en het onderhoud in

    het gebouw, de manier waarop men met

    elkaar omgaat en het netjes houden van

    gemeenschappelijke ruimtes. Bij complexen

    waarin de eigendomssituatie gemengd is

    behartigt de corporatie de belangen van zijn

    huurders in de VvE.

    Particuliere eigenaren

    Corporatie

    VvE

    Sociale

    huurders

    Deze situatie kan ook tot problemen leiden. In

    sommige gevallen stellen huurders opgemerkt

    te hebben dat de corporatie alleen hun eigen

    financiële belangen behartigt. Dit leidt ertoe

    dat er onder de huurders vraag bestaat naar

    modellen waar zij kunnen meebeslissen

    (NUL20, 2011). Daarnaast worden vanuit de

    kant van particuliere eigenaren de Figuur 3.2: Actorenscan

    De VvE is een vereniging waarbij alle

    eigenaren van een deel van het complex

    woningcorporaties verweten misbruik te

    maken van hun meerderheidsbelang in de

    VvE, en dan specifiek in complexen waar de

    corporatie nog relatief gezien eigenaar is van

  • 13

    een hoog percentage van de woningen (NVM,

    Z.J.).

    Verder zijn er behalve problemen met

    betrekking tot de eigendomssituatie ook

    algemene problemen die worden gesignaleerd

    in gemengde woonblokken (WSWonen, Z.J.):

    Gebrekkige communicatie tussen

    huurders, corporatie en eigenaren

    Geen contact tussen eigenaren en

    huurders

    Verschil in waardering voor belang

    leefbaarheid

    Verschil in waardering voor belang

    onderhoud

    Complicaties op juridisch gebied:

    Appartementsrecht versus huurrecht

    Dubbelrol corporaties: Zowel

    functioneren als eigenaar als stem van

    huurders

    Huurders maken zich zorgen over het beheer

    als de corporatie het meerderheidsbelang

    verliest (WSWONEN, Z.J.). De mate van

    menging is daarom mede bepalend voor de

    manier waarop corporaties huurders de

    vrijheid geven om mee te beslissen in plaats

    van meepraten. Er zijn drie modellen

    genoemd waarin de mate van inspraak van

    huurders in de VvE kan worden geregeld. Het

    eerste model betrekt zich op scheiding van

    eigenaren en huurders. De

    bewonerscommissie overlegt met de

    verhuurder, en deze draagt de voorstellen die

    daar werden aangedragen voor aan de VvE.

    Dit is dus het meest basale voorbeeld, welke

    al eerder ter sprake is gekomen.

    Bij het tweede model is er sprake van een

    adviescommissie, dan wel

    bewonerscommissie, waar zowel huurders als

    eigenaren in zitten. Deze brengt niet-bindend

    advies uit aan de VvE. Bij het derde model

    hebben huurders mandaat van de verhuurder

    om namens hen te beslissen in de VvE. Dit kan

    betrekking hebben op alle besluiten maar ook

    op bepaalde besluiten, zoals over leefbaarheid

    (WSWonen, Z.J.)

    3.3: Toepassing en beperkingen

    methoden van onderzoek Dit onderzoek is dus als volgt gestructureerd:

    Er zal gebruik worden gemaakt van

    kwalitatieve methoden van onderzoek. Dit

    omdat de betekenis die bewoners zelf geven

    aan het samenleven hetgeen is dat

    onderzocht wordt. Per casus is de richtlijn om

    ten minste twee huurders en tenminste twee

    particuliere eigenaren te interviewen. Dit om

    te voorkomen dat er een eenzijdig beeld

    ontstaat per casus. Het is mogelijk dat

    respondenten onderling, zij het eveneens

    eigenaar of huurder, een hele andere mening

    over het samenleven zijn toegedaan. Door

    middel van de narratieve analysemethode

    zullen de interviews geanalyseerd worden. De

    afhankelijke variabele is in dit geval

    tevredenheid over samenleven, waarop de

    onafhankelijke variabelen de intensiteit van

    het contact, de mate van

    verantwoordelijkheid die bewoners nemen en

    de mate van overlast bepalend zijn.

    Met de interviews zullen in ieder geval een

    aantal thema’s afgewerkt worden. Aan de

    bewoners worden een aantal vragen

    voorgelegd wat zij vinden van het samenleven

    in het complex, gesplitst in de eerder

    genoemde variabelen. Door in de interviews

    te kijken naar in hoeverre bewoners

    samenleven in verband brengen met

    eigendom, is het mogelijk om een beeld te

    scheppen van hoe deze mengingsvorm wordt

    beleefd door bewoners. Daarnaast zijn er per

    buurt factoren die van invloed zijn op het

    prettig samenleven. Door te kijken naar

    meerdere complexen over meerdere buurten

    is het daarom makkelijker om rekening te

    houden met lokale factoren die van invloed

    zijn op prettig samenleven.

  • 14

    Deze kwalitatieve methoden leveren echter

    wel beperkingen op. Omdat dit onderzoek

    exploratief van aard is, is het lastig om

    repliceerbaarheid na te streven. Voor aanvang

    van dit onderzoek bestond er nog weinig grip

    op welke variabelen van invloed zijn. Hierdoor

    wordt slechts een beeld geschetst van hoe

    menging beleefd en ervaren wordt door

    bewoners. De externe validiteit komt door

    deze onderzoeksmethode ook in het geding.

    Het is lastig deze resultaten te generaliseren,

    omdat de beleving van menging op

    complexniveau enorm kan verschillen. Zo

    kunnen in naburig gelegen complexen totaal

    andere resultaten mogelijk zijn. Door het

    aantal van vijf casussen wordt hier al enigszins

    rekening mee gehouden. Echter is het ook niet

    het doel om generaliserende uitspraken te

    doen, maar eerder om te ontdekken wat er

    speelt onder bewoners als het gaat om

    mengen van koop- en huurwoningen.

    Het is verleidelijk om als onderzoeker

    generaliserende uitspraken te willen doen. In

    dit onderzoek zal dat juist niet gebeuren. Wel

    zal hier per casus benoemd worden wat er op

    is gevallen, in hoeverre menging van invloed is

    op samenleven en in hoeverre de buurt en de

    corporatie daarin een rol heeft gespeeld. Ook

    zullen de stappen die genomen zijn zo

    nauwkeurig mogelijk beschreven worden,

    zodat duidelijk wordt waarom en welke

    bewoners en VvE experts zijn geïnterviewd.

    3.4: Spreiding en motivering

    casussen Bij de casusselectie is gekeken naar een

    diverse selectie van cases, verspreid over

    verschillende buurten en over verschillende

    woningcorporaties. Dit omdat de

    bevolkingssamenstelling en dus de

    achtergrond van de koper kan verschillen per

    buurt en dus per wooncomplex. Dit bleek ook

    uit het onderzoek van Boterman & Van Gent

    (2014), die opmerkten dat de verkoop van

    sociale huurwoningen in sommige buurten tot

    diversiteit qua bewoners heeft geleid, maar in

    sommige buurten weer tot homogeniteit. Het

    zou dus kunnen dat er daardoor in

    verschillende buurten andere effecten zijn te

    signaleren dan in anderen. Om te kijken in

    hoeverre locatie een rol kan spelen in de

    beleving van gemengde woonblokken wordt

    in dit onderzoek de samenstelling van de

    buurt daarom toegelicht. .

    Daarnaast is gekozen voor verschillende

    woningcorporaties, omdat woningcorporaties

    vooral in het VvE vraagstuk verschillend

    kunnen handelen. Zo kan het bijvoorbeeld

    voorkomen dat de ene corporatie huurders

    meer stem geeft in een VvE dan anderen. Om

    zoveel mogelijk begrip te krijgen van

    variabelen die meespelen in de manier

    waarop menging beleefd wordt, wordt

    daarom een breed aantal corporaties en

    buurten gehanteerd.

    De woningcorporaties die meewerken met dit

    onderzoek, respectievelijk De Alliantie, De

    Key, Rochdale, Stadgenoot en Ymere, waren

    vrij zelf complexen aan te dragen die zich

    lenen voor onderzoek. In dit onderzoek zullen

    daarom geen conclusies getrokken worden

    over goed dan wel minder goed beleid van

    een corporatie ten opzichte van de anderen.

    Dit omdat sommige corporaties de voorkeur

    geven aan het onderzoeken van positieve

    voorbeelden, terwijl anderen behoefte

    hebben aan een evaluatie van complexen

    waar bekend is dat er minder goed wordt

    samengeleefd.

    In de onderstaande tabel is te zien welke cases

    worden gehanteerd in het onderzoek. De

    eerste voorwaarde is een minimum van 50

    woningen per VvE. Dit omdat het aannemelijk

    is dat grotere VvE’s een meer algemeen beeld

    scheppen van menging dan kleine VvE’s.

    Daarnaast moet er sprake zijn van minimaal

    30% particuliere eigenaren dan wel huurders

  • 15

    per VvE complex. Een significant

    mengingspercentage is noodzakelijk omdat

    gevolgen van menging voor bewoners minder

    snel op zullen vallen met een klein percentage

    gemengde voorraad.

    Een laatste voorwaarde is dat de complexen

    gemengd zijn als gevolg van de verkoop van

    sociale huurwoningen. Desalniettemin wordt

    in dit onderzoek een afwijkende case

    meegenomen. De VvE op IJburg was bij

    aanvang al gemengd. Dit omdat dan bekeken

    kan worden in hoe een bij aanvang gemengd

    complex kan verschillen ten opzichte van de

    andere cases.

  • 16

    4: Casussen

    4.1: De Amsterdamse

    woningmarkt in beeld In de afgelopen decennia heeft de

    Amsterdamse woningmarkt de trend van

    liberalisering op de woningmarkt gevolgd.

    Door de verkoop van sociale huurwoningen en

    stedelijke vernieuwingsstrategieën met

    betrekking tot het mengen van koop- en

    sociale huurwoningen op nieuwbouwlocaties

    ontstaat een steeds gemengder aanbod op de

    Amsterdamse woningmarkt. De meest recente

    cijfers laten de volgende verdeling zien:

    3000

    2500

    2000

    1500

    1000

    500

    0

    Verkoop sociale huurwoningen in Amsterdam

    Verkopen in aantal

    Eigendom Stad

    Koop 113694 (28%)

    Sociale Huur 181882 (46%) Particuliere huur 102989 (26%)

    Totaal 398565 (100%) Tabel 4.1: Eigendom in Amsterdam Bron: O+S Gemeente Amsterdam, 2014

    In het convenant verkoop en splitsing sociale

    huurwoningen is bepaald in welke mate

    corporaties zijn bevoegd huurwoningen te

    verkopen. 10 jaar geleden, in 2004, lag het

    aandeel sociale huurwoningen op 53% van de

    totale woningvoorraad, en in 2009 lag het

    aantal op 49% van de totale voorraad.

    (Gemeente Amsterdam, 2004 & 2009). In 10

    jaar tijd is er dus een relatieve afname van 7%

    te meten. In de onderstaande grafiek is de

    ontwikkeling van de woningvoorraad in

    Amsterdam te zien.

    Deze ontwikkeling, namelijk afname van de

    sociale huurvoorraad, is er een die parallel

    loopt aan de verkoop van sociale

    huurwoningen.

    Grafiek 1: Verkoop sociale huurwoningen in Amsterdam (Bron: AFWC, 2015)

    Geregeld stijgt het aantal verkopen per jaar

    tot boven de 2000 VHE’s per jaar. Het

    uitgangspunt is dat dit in de toekomst terug

    wordt gedrongen naar maximaal 2000

    verkopen per jaar, zo blijkt uit de

    samenwerkingsafspraken tussen de

    Huurdersvereniging Amsterdam, de

    Amsterdamse woningcorporaties en de

    Gemeente Amsterdam (AFWC, 2015).

    Gezamenlijk zullen er door de corporaties nog

    1200 woningen per jaar bijgebouwd worden in

    de sociale voorraad.

    In deze samenwerkingsafspraken wordt

    gepleit voor een behoud van 35% aan sociale

    woningbouw per buurt, om het beleid dat

    gericht is op gemengde wijken in stand te

    houden. Toch kan er omwille van de

    leefbaarheid in de buurt over worden gegaan

    tot verdere verkoop en liberalisatie van

    sociale huurwoningen. Het aantal verkopen

    zet zich echter wel voort, en de afspraak is dat

    de sociale huurvoorraad per 1 januari 2019

    ten minste 162.000 woningen bedraagt. De

    trend naar een toenemend aantal gemengde

    VvE’s zet zich in Amsterdam voort, en

    daarmee wordt de behoefte naar passend

    beleid omtrent gemengde VvE’s niet minder

    groot.

  • 17

    Wat betreft ontwikkelingen in de

    woningvoorraad op buurtniveau zijn er veel

    verschillen op buurtniveau. Het ligt in de lijn

    der verwachting dat er het meeste woningen

    worden verkocht in buurten die onderhevig

    zijn aan een grote vraag van buitenaf,

    voornamelijk buurten binnen de ring die erg in

    trek zijn bij hoogopgeleide professionals. Deze

    verwachting is echter niet op Amsterdam van

    toepassing. Vanaf 1998 is er een aantal van

    23824 woningen verkocht aan particulieren in

    de gemeente Amsterdam (AFWC, 2015). Echter

    is het stadsdeel Noord waar over deze periode

    de meeste woningen zijn verkocht (5038),

    gevolgd door stadsdeel West (4786) en

    stadsdeel Zuid-Oost (3796).

    Deze variatie kan mede het gevolg zijn van

    stedelijke vernieuwingsstrategieën. In het

    wijkactieplan kansrijk Amsterdam Noord

    (2007) wordt er bijvoorbeeld ingezet op de

    verkoop van sociale huurwoningen met als

    doel de leefbaarheid en veiligheid te

    verbeteren. De mate waarin en waar

    woningcorporaties mogen verkopen is ook

    middels de convenant Splitsen en Verkoop

    Sociale Huurwoningen 2011-2020 (2011)

    geregeld.

    Figuur 4.1: Marktgebieden in Amsterdam (Bron: Gemeente Amsterdam, 2011)

    Op de bovenstaande kaart is Amsterdam

    verdeeld in een drietal marktgebieden. Daarbij

    worden er restricties opgelegd per

    marktgebied in hoeverre er nog verkocht mag

    worden. Voor marktgebied 1 is bijvoorbeeld

    bepaald dat er minder verkocht mag worden.

    Volgens deze afspraken is het echter wel een

    doelstelling om in een aantal buurten

    hierbinnen meer differentiatie aan te brengen.

    De Diamantbuurt en Oostelijke Eilanden en

    Kadijken, waarbinnen beiden te onderzoeken

    VvE’s gelegen zijn, zijn daar voorbeelden van.

    In de volgende paragraaf wordt meer

    informatie over de VvE’s gegeven, onder

    andere op welke locatie deze VvE’s gelegen

    zijn.

  • 18

    4.2 Overzicht VvE’s

    Complex Corporatie Stadsdeel Buurt Aantal woningen

    % verkocht Huurders/eigenaren

    VvE Voorsteven

    Stadgenoot Noord Banne-Buiksloot 331 41% 195/136

    VvE IJburg blok 47CD

    Ymere Oost IJburg 95 36% 60/35

    VvE Lutma De Alliantie Zuid Diamantbuurt 163 56% 72/91

    VvE Hertspieghel weg

    Rochdale West Bos en Lommer 181 40% 111/70

    VvE Kattenburg

    De Key Centrum Oostelijke Eilanden en Kadijken

    380 31% 263/117

    Tabel 4.2: Overzicht cases

    Figuur 4.2: Locaties cases Bron: Eigen productie

  • 19

    (In aantal woningen)

    Banne- Buikslot

    Stadsdeel Noord

    Stad

    Koop 1475 (26%)

    11114 (28%)

    113694 (28%)

    Sociale Huur

    3924 26613 181882 (69%) (66%) (46%)

    Particuliere huur

    304 (5%)

    2437 (6%)

    102989 (26%)

    Totaal 5703 40164 398565 (100%) (100%) (100%)

    4.2.1: Casus Voorsteven De VvE Voorsteven is een complex van

    Stadgenoot, gelegen in de buurt Banne

    Buiksloot, gedeelte Banne Noord. Dit complex

    werd in 1977 opgeleverd en bestond

    toentertijd uitsluitend uit sociale

    woningbouw. De Banne is de laatste decennia

    onderdeel geweest van stedelijke

    vernieuwingsstrategieën. De strategie voor

    deze buurt is uiteengezet in Het Wijkactieplan

    Kansrijk Amsterdam Noord (2007). Dit omdat

    de buurt zichtbaar verloederde, en de

    bevolkingssamenstelling erg homogeen was

    met voornamelijk allochtone en oudere

    bewoners. Dit heeft geleid tot sloop van

    sociale huurwoningen en nieuwbouw,

    waarvan een aandeel van 30% sociale

    huurwoningen zijn. (Platform 31, Z.J.) Verder

    zijn woningcorporaties in deze buurt

    overgegaan tot de verkoop van sociale

    huurwoningen.

    Figuur 4.3: Voorsteven

    De doelen die hierbij werden aangedragen

    waren het verbeteren van de

    sociaaleconomische positie van de bewoners

    en het versterken van de buurtbinding, In

    deze buurt is menging naast een middel voor

    corporaties om geld te genereren voor

    herstructurering vooral een middel bij

    stedelijke vernieuwing. Ten opzichte van

    vroeger is de verdeling koop/huur in de Banne

    Noord minder eenzijdig sociale huur, al ligt het

    aandeel wel ver boven het stedelijk

    gemiddelde.

    Tabel 4.3a: Verdeling Eigendom Voorsteven (Bron: O+S 2014)

    Het aandeel koopwoningen was in 2013

    bijvoorbeeld 28%, het aandeel sociale huur

    67% en het aandeel particuliere huur 5% (WiA,

    2013). Ten opzichte van het gemiddelde in

    Amsterdam, namelijk 46% sociale huur, is dit

    een groot aandeel sociale huurwoningen.

    Stadsdeel Noord en de Banne Noord worden

    gekenmerkt als autochtone volksbuurten.

    Deze buurten kennen volgens een recent

    onderzoek van Open Society Foundations

    (2014) een hoge mate van buurtbinding, en

    een arbeidersmentaliteit. Daarnaast

    kenmerken veel buurten in stadsdeel Noord

    met een grote groep autochtone bewoners

    met een groot onderling

    gemeenschapsgevoel.

    Banne-

    Buiksloot Stadsdeel Stad

    Samenleven tussen groepen

    6,8 6,8 7

    Betrokkenheid 6,0 6,2 6,3

    Overlast (subjectief)

    7,7 7,4 7,3

    Tabel 4.3b: Tevredenheidscijfers op buurtniveau (Bron: AFWC, 2013)

    Tegelijkertijd is er echter een afkeer

    geconstateerd van ‘nieuwkomers’, zijnde

    migranten van niet-westerse afkomst als

    ‘yuppen’. “Nou je hebt hier twee soorten kopers, de

    eerste om het oneerbiedige woord te

    gebruiken: allochtonen, omdat het redelijk

    goedkope woningen zijn, en je hebt

  • 20

    Nederlandse kopers, en vanuit Nederlandse

    kopers zie je wel dat zij het als hun eigendom

    zien. Die staan veel eerder op de bres, terwijl

    de allochtone kopers veel minder in die

    richting zitten.”

    In dit complex is het dus niet vanzelfsprekend

    dat de eigenaren die zijn gekomen in een

    hogere inkomensgroep zitten. De respondent

    van de Huurdersvereniging Banne II zei

    daarover het volgende:

    “Diegene die hier komen wonen zijn over het

    algemeen niet de meest draagkrachtige

    mensen. Als je een woning kan kopen tussen

    de 150.000-175.000 euro, dan heb je een

    redelijk inkomen, maar het is niet het hoge

    segment. Dus de mensen die kopen hierzo, die

    hebben over het algemeen een modaal salaris

    gemiddeld genomen. Wat je wel ziet is een

    instroom van Turkse mensen. Daarin zie je

    veranderingen, dat er vooral Turkse mensen

    zijn komen wonen. Meer dan Marokkanen.”

    Zo blijkt dat in deze VvE de verkoop van de

    woning direct wordt gerelateerd aan afkomst.

    De rapportagecijfers die men toekent aan de

    woningen in de Banne Noord verschillen bijna

    niet van het stedelijk gemiddelde.

    4.2.2: Casus IJburg blok 47CD IJburg is een van de laatste grootschalig geplande stadsuitbreidingen in Amsterdam.

    Deze wijk werd circa eind jaren ’90 gepland en

    even later volgden de eerste woningen. Een

    deel van IJburg is de laatste jaren op een

    negatieve manier in het nieuws gekomen.

    Onder bewoners van complexen met

    gemengd koop- en sociale huurwoningen

    werd vooral een onprettig woonklimaat

    geconstateerd. Er werd met name geklaagd

    over hangjeugd, vernieling en overlast van de

    openbare ruimte, intimidatie en inbraken

    (RIGO, 2009)

    Figuur 4.3: IJburg Blok 47CD

    IJburg-Zuid is ten opzichte van de stad

    Amsterdam een buurt met een gematigd

    aantal sociale huurwoningen, mede omdat

    deze wijk opgezet is met veel ruimte voor

    ruimere gezinswoningen. Ten opzichte van het

    Amsterdamse gemiddelde is het nog steeds

    een wijk met een gering aandeel

    sociale huurwoningen.

    IJburg Zuid

    Stadsdeel Oost

    Stad

    Koop 1013 (41%)

    17457 (30%)

    113694 (28%)

    Sociale huur

    1027 29187 181882 (41%) (50%) (46%)

    Particuliere huur

    459 (18%)

    11937 (20%)

    102989 (26%)

    Totaal 2499 58581 398565 (100%) (100%) (100%)

    Tabel 4.4a: Verdeling Eigendom IJburg (Bron: O+S 2014)

    IJburg Stadsdeel Stad

    Samenleven tussen groepen

    7,1 7 7

    Betrokkenheid 6,8 6,4 6,3

    Overlast (subjectief)

    7,8 7,4 7,3

    Tabel 4.4b: Tevredenheidscijfers op buurtniveau (Bron: AFWC, 2013)

    Het betreffende complex, IJburg blok 47CD, is

    een complex waar geklaagd wordt over

    hangjeugd, vernieling en overlast. Ten

    opzichte van de andere complexen vormt dit

    complex een uitzondering. Bij zijn oplevering

    in 2007 was dit complex al gemengd sociale

    huur en koopwoningen. In het in 2009

  • 21

    omschreven rapport van RIGO, het

    woonklimaat op IJburg, werd al eens het

    volgende omschreven:

    “De menging tot op blokniveau heeft er op

    IJburg toe geleid dat in sommige blokken een

    veelheid aan soorten bewoners, met

    uiteenlopende sociaal-economische status,

    culturen en leefstijlen op elkaars lip woont en

    elkaar niet kan ontlopen, zonder dat ze daar

    expliciet voor hebben gekozen”

    In dit complex is een verdeling van koop en

    huurwoningen dus niet tot stand gekomen

    door middel van verkoop van huurwoningen.

    De verhouding, 60 huurders om 35 eigenaren,

    stond dus van te voren ongeveer vast. Volgens

    het VvE bestuur was het aanvankelijk de

    bedoeling dat deze verhouding anders zou

    zijn:

    “In dit complex zou het verschil koop en huur

    veel minder groot zijn. Nu is het 35% koop,

    maar dat zou dus veel dichterbij elkaar

    moeten zitten.”

    4.2.3: Casus Lutma De VvE Lutma is een complex gelegen in de

    Diamantbuurt. Deze buurt werd in de jaren 20

    gebouwd in de Amsterdamse Schoolstijl. Deze

    buurt kent wat betreft de woningvoorraad

    een uitschieter naar boven, met een aandeel

    van 76% corporatiewoningen. Dit ligt ver

    boven het gemiddelde van het stadsdeel, dat

    op 30% ligt.

    Diamantbuurt Stadsdeel

    Zuid Stad

    Koop 547 (11%)

    21967 (29%)

    113694 (28%)

    Sociale Huur

    3395 22680 181882 (75%) (29%) (46%)

    Particuliere huur

    609 (14%)

    32387 (42%)

    102989 (26%)

    Totaal 4551 77034 398565 (100%) (100%) (100%)

    Tabel 4.5a: Verdeling Eigendom Lutma (Bron: O+S 2014)

    Ten opzichte van het stedelijk gemiddelde en

    met name het gemiddelde in het stadsdeel

    Zuid is de Diamantbuurt in veel opzichten een

    uitschieter. In de onderstaande afbeelding is

    rechts onderin een concentratie van

    corporatiebezit te zien. Deze concentratie van

    complexen vallen in de Diamantbuurt.

    Figuur 4.4: Lutmastraat

    Figuur 4.5: Locatie sociale woningbouw Diamantbuurt (Bron: AFWC, 2012)

    Naast het feit dat dit gebied een hoge

    concentratie van sociale huurwoningen kent,

    vindt er langzamerhand een transitie plaats

    door de verkoop van sociale huurwoningen.

    Ten opzichte van Stadsdeel Amsterdam Zuid

    kent de Diamantbuurt een groot aantal

    minima gezinnen. Gemiddeld genomen zijn de

    bewoners ook minder tevreden over hun

    buurt dan het gemiddelde in Zuid, ondanks

    dat deze tevredenheid in de afgelopen jaren

    wel flink is toegenomen (AFWC, 2013)

  • 22

    Landlust Stadsdeel Stad

    Samenleven tussen groepen

    6,3 6,9 7

    Betrokkenheid 5,6 6,2 6,3

    Overlast (subjectief)

    6,8 7,1 7,3

    Landlust Stadsdeel West

    Stad

    Koop 2198 (23%)

    19773 (27%)

    113694 (28%)

    Sociale Huur

    4580 31595 181882 (50%) (43%) (46%)

    Particuliere huur

    2419 (27%)

    22732 (30%)

    102989 (26%)

    Totaal 9197 74100 398565 (100%) (100%) (100%)

    Diamantbuurt Stadsdeel Stad

    Samenleven tussen groepen

    6,8 7,2 7

    Betrokkenheid 6,1 6,4 6,3

    Overlast

    (subjectief)

    6,7 7,2 7,3

    Tabel 4.5b: Tevredenheidscijfers op buurtniveau (Bron: AFWC, 2013)

    Verder is het objectieve, dus de gemeten

    veiligheid, toegenomen in de Diamantbuurt.

    Desalniettemin wordt er nog steeds veel

    overlast van jongeren ervaren (Gemeente

    Amsterdam, 2014). Over de bewoners zei een

    respondent die in dit complex een woning

    gekocht heeft het volgende:

    “Enerzijds juich ik het toe dat kopers

    investeren in hun woning en daarmee het

    complex een upgrade geven, anderzijds houd

    ik van de bonte verzameling mensen hier,

    mensen met verschillende sociale

    achtergronden door elkaar.”

    4.2.4: Casus Hertspieghelweg De VvE Hertspieghelweg is een complex van

    woningbouwvereniging Rochdale, gelegen in

    de wijk Landlust, in Amsterdam West. De wijk

    werd eind jaren 30 gebouwd, en was

    onderdeel van het Amsterdams Uitbreidings

    Plan (AUP) dat eind jaren 30 van kracht werd.

    Het aandeel sociale huurwoningen in deze

    wijk ligt vrij dichtbij het stedelijk gemiddelde.

    Het aandeel sociale huurwoningen is in deze

    wijk 50%.

    Tabel 4.6b: Tevredenheidscijfers op buurtniveau (Bron: AFWC, 2013) De buurt Landlust wordt ten opzichte van de

    stad en stadsdeel relatief laag beoordeeld.

    Vooral de mate van betrokkenheid van

    bewoners valt tegen ten opzichte van de rest.

    Toch, zo blijkt uit interviews, is het

    samenleven tussen bewoners niet onplezierig.

    Over de bewoners zei een van de eigenaren

    het volgende:

    “Ik weet niet hoe het vroeger hier was, maar ik

    heb slechte verhalen gehoord over deze buurt.

    Ik denk wel dat als je verkoopt je wel meer een

    mix krijgt. Niet meer alleen allochtone

    huurders, zeg maar.”

    Daarnaast zei de coördinator VvE’s van

    Rochdale het volgende over het complex: “De tolerantie is daar wel heel goed. Maar in

    westerpark bijvoorbeeld heb je meer wrijving.

    Hier accepteren ze het Turkse gezinnetje.”

    Landlust is, zo blijkt uit cijfers wat betreft

    leefbaarheid, een buurt met een reputatie.

    Men weet dan ook eerder dat men koopt in

    een buurt met risico’s. Dat trekt aan de

    andere kant mensen aan die durven te

    investeren in dergelijke buurten.

    Tabel 4.6a: Eigendom Landlust (Bron: O+S 2014)

  • 23

    Figuur 4.6: Hertspieghelweg

    4.2.5: Casus Kattenburg Vergeleken met de rest van Stadsdeel

    Centrum kent de buurt Oostelijke Eilanden en

    Kadijken ook een relatief groot aandeel sociale

    huurwoningen. Het aandeel van sociale

    huurwoningen in deze buurt is echter wel

    aanzienlijk afgenomen. In 2004 was dit

    aandeel 75%, in 2009 was dit aandeel 66% van

    de totale voorraad in de buurt (O+S

    Amsterdam, 2009), en in 2014 was dit aandeel

    gedaald naar 60% (O+S Amsterdam, 2014),

    waardoor er in 10 jaar tijd een afname van

    15%. Desalniettemin is deze buurt ten

    opzichte van het stadsdeel Centrum een grote

    uitschieter. Net als de Diamantbuurt kent deze

    buurt een zeer hoog percentage sociale huur

    ten opzichte van het Stadsdeel.

    Oostelijke

    Eilanden en Kadijken

    Stadsdeel Centrum

    Stad

    Koop 1877 (27%)

    14847 (29%)

    113694 (28%)

    Sociale Huur

    4145 15522 181882 (60%) (31%) (46%)

    Particuliere huur

    880 (13%)

    19961 (40%)

    102989 (26%)

    Totaal 6902 50330 398565 (100%) (100%) (100%)

    Figuur 4.7a: Eigendom Oostelijke Eilanden & Kadijken (Bron: OIS 2014)

    Oostelijke Eilanden en

    Kadijken

    Stadsdeel Stad

    Samenleven tussen groepen

    7,1 7,3 7

    Betrokkenheid 6,7 6,6 6,3

    Overlast (subjectief)

    7,6 7,3 7,3

    Tabel 4.7b: Tevredenheidscijfers op buurtniveau (Bron: AFWC, 2013) Deze daling in de sociale huurvoorraad heeft in

    deze buurt geleid tot de nodige weerstand.

    Initiatiefgroep ‘Stop de Uitverkoop’ is het

    resultaat van een langere periode van verkoop

    van sociale huurwoningen. Zij willen de wijk

    toegankelijk houden voor diverse

    doelgroepen. Daarbij moet volgens deze

    actiegroep 50% van de totale voorraad sociale

    huur blijven. Ook moet er een wijkaanpak

    komen in plaats van verdeling op basis van

    marktgebieden.

    Figuur 4.7: Kattenburgerstraat

    Ten opzichte van het bewogen en drukke

    centrum van Amsterdam is deze wijk dan ook

    in veel opzichten een uitzondering. Deze

    buurt, en dan specifiek Kattenburg, wordt

    gekenmerkt als een wijk met een

    arbeidersachtergrond. De respondent van De

    Key omschreef Kattenburg als volgt:

    “En die huurders, Kattenburg heeft dan een

    arbeidersachtergrond, een dorp in een grote

    stad, de Kattenburger, die mensen kwamen

    vroeger hun eiland niet af. Dat is natuurlijk

    volstrekt aan het verdwijnen omdat wij

    verkopen.”

  • 24

    Kattenburg kent dus een aanzienlijk aandeel

    van mensen met een historie in de buurt. De

    respondent en tevens voorzitster van

    bewonerscomité Kattenburg omschreef dat

    als volgt:

    “Er wonen hier gewoon heel vele ouwe

    getrouwe Kattenburgers die vroeger strijd

    hebben gevoerd tegen hoge huren. Daar heb ik

    zelf ook aan meegedaan. Maar die zijn hier

    geboren, getogen en gaan ook dood hier.”

  • 25

    Sam

    enle

    ven

    5: Tevredenheid over Samenleven Aan de hand van de analysemethode die in

    hoofdstuk 3 is besproken zal ik nu per thema,

    welke uitvoerig zijn teruggekomen inde

    gesprekken, laten zien wat de respondenten

    zeggen over het samenleven in gemengde

    complexen. De thema’s die uitvoerig zijn

    teruggekomen in de gesprekken zijn de

    intensiteit van het contact, overlast, de mate

    van verantwoordelijkheid en participatie.

    Daarbij is tevredenheid over samenleven de

    onafhankelijke variabele, die beïnvloed wordt

    door contact, overlast en betrokkenheid.

    De participatie heeft zijn weerslag op

    deelname in de VvE, en heeft daardoor geen

    betrekking op samenleven. Bij de uitspraken

    van zowel de eigenaren als huurders kijk ik

    naar wat men over elkaar én over zichzelf zegt

    met betrekking tot deze thema’s. Het

    volgende schema geeft weer hoe de thema’s

    zich tot elkaar verhouden.

    Contact

    Betrokkenheid

    Overlast

    Figuur 5.1: Variabelen bij samenleven

    5.1: Contact tussen bewoners De intensiteit van het contact tussen de buren

    is een variabele die voor bewoners een rol kan

    spelen in de algehele tevredenheid over

    samenleven. In de praktijk is het lastig

    veranderingen in de intensiteit van het

    contact toe te schrijven aan een meer

    gemengde samenstelling van koop- en

    huurwoningen. In de onderstaande tabel zijn

    de uitspraken zichtbaar van zowel particuliere

    eigenaren als huurders, en hoe zij daarmee de

    intensiteit van het contact beleven.

    Contact Particuliere eigenaren (Sociale) Huurders

    Voorsteven “Ik begin op m’n eigen trap, daar zijn huurders en kopers en die kunnen goed met elkaar door een deur. Maakt weinig uit of het nou een huurder of koper is.”

    “Bij sommige is dat wel het geval dat er minder wordt samengeleefd. Je kan wel zeggen naar verhouding is het intensiever dan elders.”

    IJburg “Wij als kopers kennen elkaar wel “De kinderen spelen veel met iets beter, omdat we ook elkaar.” vergaderen”

    “Sommige mensen groet ik bewust “Nu gaat het iets beter, maar vanaf niet.” het begin was het een groot drama”

    Lutma “Mijn contact met directe buren is frequent en oppervlakkig...Over het algemeen hebben mensen het druk met werk, kinderen en studie, waardoor er weinig behoefte is aan intensief contact met buren.”

    “Het is wel rustiger geworden, vroeger was het vaker rumoerig op de gangen.”

    Hertspieghelweg “Groeten doen we wel, maar verder “Ik heb wel contact met mensen in niet op de koffie. Daarvoor zijn we de buurt, maar niet veel met de denk ik te verschillend.” buren.”

    Kattenburg “Contact is er wel hoor, alleen heeft iedereen het gewoon druk. Met

    “Er is wel contact, maar de kopers zijn vaak drukke gezinnen met

  • 26

    Tabel 5.1: Thema Intensiteit contact

    sommige mensen heb je daarnaast meer dan met anderen”. “Sfeer is prettig. Huurders zijn wat terughoudend in contact”

    kinderen, dus daar heb je wat minder intensief contact mee. Niet iedereen begrijpt dat.”

    “Jonge mensen werken tegenwoordig alle twee. De meeste vrouwen vroeger werkten hier niet. Dus die gingen stoepjes schoonmaken dus als je dat niet deed werd je er op gewezen. Nu nog steeds wel. En van de kopers, werken ze alle twee. Dus hebben ze ook minder contact met de oude Kattenburgers. Dus je krijgt er een soort vervreemding. Ik heb er zelf geen last van. Het is maar net hoe je zelf in elkaar zit.”

    Wat in de bovenstaande tabel opvalt is dat

    veel van de respondenten de intensiteit van

    het contact niet in verband brengen met een

    gemengd woningaanbod. Wel merken

    huurders, die over het algemeen al langer

    woonachtig zijn in de complexen Lutma en

    Kattenburg, dat het contact voor hun gevoel

    minder is geworden sinds er woningen zijn

    verkocht. Dat heeft te maken met wijzigingen

    in de bevolkingssamenstelling. Zo verdwijnen

    op Kattenburg de échte Kattenburgers, die er

    ‘geboren worden en ook doodgaan’. De

    volgende zaken komen naar voren wat betreft

    contact in gemengde complexen:

    1. Door huurders wordt het contact als

    minder intensief ervaren naarmate er

    particuliere eigenaren bijkomen

    2. Eigenaren hebben minder behoefte

    aan contact met de buren

    3. Het contact tussen huurders en

    particuliere eigenaren is beperkt.

    4. Waar veel initiatief wordt genomen

    door bewoners zelf, wordt het contact

    op complexniveau dan weer goed

    beoordeeld.

    5:2 Overlast Voor de ervaringen over het samenleven

    tussen bewoners binnen woonblokken is de

    mate van overlast mede bepalend in de

    beoordeling van samenleven door de

    bewoners. Bij deze variabele kijk ik in welke

    mate bewoners overlast ervaren en in welke

    mate zij dat toeschrijven aan het mengen van

    koop en sociale huurwoningen.

    In de onderstaande tabel zijn de citaten

    weergegeven met betrekking tot overlast op

    complexniveau. Overlast wordt hier breed

    genomen. Aangezien overlast door elke

    bewoner anders kan worden ervaren, wordt in

    dit gedeelte alles meegenomen wat bewoners

    zelf als overlastgevend ervaren.

    Overlast Particuliere eigenaar (Sociale) Huurder

    Voorsteven “Er lopen wat asocialen in de buurt. Dat heeft niet met huur of koop te maken hoor.”

    “Er heeft hier laatst wel een liquidatie plaatsgevonden, dat heeft de spanningen wel even verhoogd”

    IJburg 47CD “Er zijn zeker wat incidenten “Het zijn van die etters die hier geweest vanuit bewoners. problemen veroorzaken. Dan

  • 27

    Bedrijgingen etc. Kinderen van moet je eens kijken, die jochies sociale huurders zijn dat vooral. zijn vaak nog geen ouder dan Het zijn jongens van tussen de 12 15,16.” en 19. En daar hebben ze geen

    grip op.”

    Lutma “De overlast van luidruchtige studenten is wat toegenomen.”

    “Binnen maak je niet heel veel mee. Ik heb geen last van mijn buren. Soms heb je wel in de buurt wat problemen.”

    Hertspieghelweg “Je hebt wel wat Marokkaanse “Sommige van die nieuwe jongens die hier rondhangen. Dat stelletjes klagen veel. Die zijn niet zijn wel de huurders vaak”. heel veel gewend denk ik dan.”

    Kattenburg “Er zijn groepjes hangjongeren in de portieken. Meestal kinderen van huurders uit andere blokken met dezelfde sleutel. Gebruik van wiet en urineren in de portieken is een probleem.”

    “Dat hangt ook af van hoe mensen het zelf zien. De ene vindt voetballende kinderen in de tuin al overlast. Ik vind dat zelf totaal geen probleem.”

    “Sommige mensen vergeten dat ze vroeger zelf ook op straat speelden en domme dingen deden”.

    Tabel 5.2: Mate van overlast

    Wat opvalt is dat als er sprake is van overlast,

    er vanuit de groep particuliere eigenaren van

    de VvE’s Kattenburg, Hertspieghelweg en

    IJburg vaker wordt gesproken over huurders,

    en dan met name over kinderen van huurders.

    Dat is vooral gerelateerd aan hangjongeren in

    de portieken die overlast geven. In de VvE

    Lutma en Voorsteven wordt er over het

    algemeen minder overlast ervaren. Dat heeft

    bij de VvE Voorsteven te maken met de

    sociale controle in de buurt. Men kan elkaar

    aanspreken, en weet elkaar te vinden als er

    echt problemen zijn. In het kader van

    bekendheid met de buurt van de bewoners

    levert het intensieve contact tussen bewoners

    duidelijk voordeel op. Dat staat haaks op de

    Lutmastraat, waar het contact minder

    intensief is, maar waar weinig overlast wordt

    ervaren.

    Daarnaast wordt er vanuit huurdersperspectief

    over het algemeen generiek gesproken wat

    betreft overlast, en schrijven zij dat niet toe

    aan particuliere eigenaren of andere huurders.

    In de Hertspieghelweg en Kattenburg wordt

    door de

    huurders benoemd dat overlast door de

    andere groep anders wordt ervaren dan door

    hunzelf. Bij de VvE Lutma en Voorsteven

    wordt er verder op portiekniveau weinig

    overlast ervaren. Dit kan te maken hebben

    met gewenning en bekendheid met de buurt.

    Op de Hertspieghelweg en Kattenburg zijn de

    particuliere eigenaren die zijn geïnterviewd

    eigenaren van buitenaf, dus geen zittende

    huurders. Wat voor bepaalde bewoners als

    normaal wordt beschouwd, kan voor andere

    bewoners ervaren worden als overlastgevend.

    Verschillen tussen eigenaren en huurders

    bestaan dan ook vooral uit situaties waarbij de

    ene groep iets als overlast ziet, de ander als

    normaal beschouwt. De probleemgezinnen op

    IJburg die door de eigenaren worden genoemd

    en de asocialen in Voorsteven zijn dan ook

    terug te voeren op individuen die bepaald

    gedrag als normaal beschouwen, en daarbij

    significant afwijken van de rest, dan wel

    particuliere eigenaar of huurder. De volgende

    zaken

    komen naar voren wat betreft overlast:

  • 28

    1. Bij overlast wijzen eigenaren naar 3. Sociale controle belangrijk voor

    huurders, huurders zijn generiek in

    hun oordeel

    2. Verschil in opvatting wat overlast

    inhoudt en wat niet

    complexen die kwetsbaar zijn voor

    overlast

    5.3: Verantwoordelijkheid De mate van verantwoordelijkheid dat men

    neemt is vooral op complexniveau een

    bepalende factor in het samenleven. Simpele

    voorbeelden van verantwoordelijkheid nemen

    is bijvoorbeeld het trappenhuis vegen,

    overlastgevende jongeren aanspreken of

    bijvoorbeeld het correct stallen van de fiets.

    Verantwoordelijkheid wordt dan als volgt

    gedefinieerd: De mate waarop men op eigen

    initiatief zorg draagt voor zowel de fysieke als

    de sociale eigenschappen van het

    wooncomplex.

    Verantwoordelijkheid Particuliere eigenaar (Sociale) Huurder

    Voorsteven “Maar als je naar huurders kijkt. Maar de oude huurders hebben zoiets van, de woningbouwvereniging moet het voor ons regelen. Terwijl de trend nu een beetje is dat je zelf verantwoordelijkheid moet nemen.”

    “Vroeger maakten gewoon zelf alles schoon, met een schoonmaakrooster en alles. Nu hebben vooral die gezinnen daar geen zin meer in.”

    IJburg 47CD “Van de huurders zie je heel “Ik wil wel wat doen. Ik wil het weinig initiatief. Voor ons voelt ook goed hebben hier. Maar wat het echt alsof we er alleen moet ik doen dan?” voorstaan.”

    Lutma “Dat is mijns inziens echt afhankelijk van de persoon en zijn of haar achtergrond en niet van of de bewoner een huurder of eigenaar is. Er zijn eigenaren die hun woning keurig onderhouden, en eigenaren die rommel maken. Dat geldt ook voor de huurders.”

    “Soms heb ik wel het gevoel dat ik meer doe dan de rest. Gewoon de boel netjes houden.”

    Hertspieghelweg “We hebben hier afgesproken dat we de binnenkant gezamenlijk schoon en veilig houden, dus geen troep op de gang of hangen.”

    Kattenburg “De kopers zijn vaak sociaal betrokken en men zet zich in voor goed onderhoud. Huurders weten niet altijd de weg te vinden om actie te ondernemen.”

    “Ten opzichte van vroeger maken mensen minder de trappen schoon bijvoorbeeld.”

    Tabel 5.3: Mate van verantwoordelijkheid

    De mate waarin verantwoordelijkheid wordt

    genomen is op verschillende vlakken

    verschillend. Allereerst is het belangrijk tussen

    huurders onderscheid te maken, tussen de

    ‘nieuwe’ huurders en de huurders van de

    ‘oude stempel’. Onder de laatste categorie

    vallen de huurders die gewend zijn dat de

    corporatie het onderhoud regelt. Daarentegen

  • 29

    is deze groep wel gewend om bijvoorbeeld 2. Voor de particuliere eigenaren

    zelf het eigen trappenhuis te vegen en schoon

    te houden.

    De mate van verantwoordelijkheid heeft

    daarnaast voor eigenaren een andere

    betekenis dan voor huurders. Waar

    particuliere eigenaren vallen onder het

    appartementsrecht en dus direct eigenaar zijn

    van het complex en daar verantwoordelijkheid

    voor dragen, blijft theoretisch gezien de

    verantwoordelijkheid van de huurder beperkt

    tot de eigen woning waarvoor het via het

    huurrecht een maandelijkse huursom voor

    betaalt.

    Uit de interviews komt naar voren dat vanuit

    de kant van de sociale huurders

    verantwoordelijkheid het in ieder geval

    schoonhouden en aanspreken van

    medebewoners omvat. Dit komt vooral omdat

    traditioneel gezien huurders niet

    verantwoordelijk zijn en verantwoordelijkheid

    kennen buiten deze taken. Daarentegen zijn

    particuliere eigenaren in complexwoningen

    direct verantwoordelijk middels de VvE, en het

    is daarom niet merkwaardig dat deze op dat

    gebied meer verantwoordelijkheid nemen.

    Door diezelfde particuliere eigenaren wordt in

    het geval van IJburg, Voorsteven en

    Kattenburg door de eigenaren benoemd dat

    huurders zich vaak niet geneigd voelen om

    initiatief te nemen op bijvoorbeeld gebied van

    onderhoud en beheer. Hier lijkt een zekere

    mismatch te ontstaan qua verwachtingen,

    tussen aan de ene kant de eigenaren en aan de

    andere kant de huurders. Opgesomd valt het

    volgende op aan de citaten:

    1. Verantwoordelijkheid nemen

    betekent voor de huurders

    schoonmaken en netjes houden van

    het complex

    betekent verantwoordelijkheid nemen

    zorgen voor het goed onderhouden

    van het gebouw

    3. Verschil in benadering zorgt voor

    mismatch in verwachtingen wat

    betreft verantwoordelijkheid

  • 30

    6: Overleg en participatie

    binnen VvE Naast de meningen van bewoners over de

    mate van participatie is het uiteindelijk de

    woningcorporatie die in grote lijnen bepaalt in

    hoeverre hun huurders participeren, hoe en

    door wie het onderhoud wordt uitgevoerd. In

    de samenwerkingsafspraken tussen de

    gemeente Amsterdam, de Huurdersvereniging

    Amsterdam en de Amsterdamse

    woningcorporaties (2015), is afgesproken dat

    de positie van huurders binnen deze

    complexen verbeterd gaat worden. Bij wijze

    van pilot zal geëxperimenteerd worden hoe

    dat vormgegeven kan worden. Om te kijken

    hoe het overleg op dit moment ik elkaar zit

    geven de volgende vragen sturing:

    “Hoe kijken bewoners, zowel

    eigenaren als huurders tegen

    participatie aan in de VvE?”

    “Hoe pakken woningcorporaties het

    overleg binnen de VvE aan?”

    “Welke modellen van

    huurdersparticipatie worden er

    toegepast per VvE?

    6.1 Participatie

    Participatie Particuliere eigenaar (Sociale) Huurder

    Voorsteven “Maar dat interesseert de huurders niet, die zijn al blij dat ze een huis hebben.”

    “We hebben binding met Stadgenoot, en niet het VvE bestuur.”

    “Het zou anders zijn als Stadgenoot de huurders een mandaat zou geven.”

    IJburg 47CD “Er is geen huurdersparticipatie “Ik woon hier goed, maar als wij en we weten ook echt niet of ze mee mogen praten willen we dat daar behoefte aan hebben. Want best” van hun kant horen we vrij weinig.”

    Lutma “Persoonlijk zou ik het positief vinden als actieve huurders een adviserende rol krijgen in de VvE. Op dit moment worden de huurders in de VvE nog vertegenwoordigd door de gebiedscoördinator van De Alliantie.”

    “Het is anders dan vroeger. Nu bepalen ineens kopers dingen. Het zou wel prettig zijn als we meer op de hoogte gehouden worden.”

    Hertspieghelweg “Het gaat goed zoals het nu gaat. Ik denk niet dat huurders betrekken in de VvE heel veel verschil gaat maken.”

    Kattenburg “Zij zijn vertegenwoordigd in een huurderscommissie. Zij mogen meepraten, maar enkel meebeslissen over de tuin. Het is ook goed zoals dat nu is.”

    “Niet iedereen is even betrokken. Maar wij zijn wel als comité wel heel actief. Ik denk dat wij wel een verschil hebben gemaakt de laatste tijd.”

    “Wij zijn als commissie daar wel heel actief in. De rest van de groep huurders iets minder”

  • 31

    Tabel 6.1: Meningen bewoners over participatie

    Hoe het overleg kan verlopen binnen de VvE is

    in paragraaf 3.3 al gedeeltelijk naar voren

    gekomen. Er zijn verschillende modellen

    denkbaar, vooral in de mate waarop huurders

    kunnen participeren in de VvE en invloed kan

    uitoefenen. In principe heeft de huurder geen

    toegang tot de VvE. Onder dit kopje wordt

    verder verkend in hoeverre huurders de wil

    hebben om te participeren, in hoeverre

    eigenaren participeren in dit overleg, en hoe

    beiden tegen elkaar aankijken.

    In alle cases overheerst bij de groep

    particuliere eigenaren vooral veel

    voorzichtigheid. Het effect van betrekken van

    huurders in het overleg bij een VvE is vaak

    onduidelijk en men weet niet wat ze van

    elkaar kunnen verwachten. In de VvE

    Kattenburg is de dialoog tussen de

    bewonerscommissie en de VvE ten opzichte

    van de andere cases een uitzondering wat

    betreft huurdersparticipatie. In dit geval mag

    de BC samen met de vertegenwoordiging van

    de grooteigenaar meepraten in de VvE.

    Daarnaast heeft de bewonerscommissie het

    recht om mee te beslissen over de

    gemeenschappelijke binnentuin.

    In vier van de vijf gevallen participeren

    huurders niet of nauwelijks in de VvE. In het

    geval van de VvE Voorsteven is er wel direct

    contact tussen de voorzitter van de

    huurdersvereniging en het VvE bestuur. Het

    contact verloopt in dit geval via de voorzitter

    van de huurdersvereniging. Daarnaast is de

    voorzitter van de VvE een voormalig huurder,

    en kent men elkaar al langer.

    1. Eigenaren zijn voorzichtig als het gaat

    om huurdersparticipatie in de VvE

    “We trekken ook samen met kopers op tegen de plannen hier in de buurt. Als er wat grotere problemen zijn helpen we elkaar. We zijn wel naar elkaar toegegroeid”.

    2. Huurders zijn over het algemeen

    terughoudend als het gaat om

    participatie in de VvE

    3. Beide kanten kunnen zich het beste

    vinden in een milde vorm van

    participatie (meepraten).

    4. Participatie van huurders heeft geleid

    tot toenadering bewoners 6.2: Aanpak

    corporatiemedewerkers VvE Het overleg en beleid binnen de VvE wordt

    door corporatiemedewerkers op verschillende

    wijze en ook per VvE verschillend toegepast.

    De positie van de corporatie in dit overleg is in

    de praktijk ook onduidelijk en lastig, omdat zij

    te maken hebben met verschillende posities

    en belangen (Nijenhof, 2012). In formele zin

    beslist de corporatie in een gemengd complex

    niet meer alleen over investeringen in het

    gebouw. Een corporatie heeft dan in een

    gemengd complex zowel rekening te houden

    met de wensen van de huurders als de

    particuliere eigenaren.

    Hoe het besturen en onderhouden van

    gemengde complexen beter vormgegeven kan

    worden bestaat tot op heden discussie. Wat

    betreft participatie van huurders binnen de

    VvE hangt de aanpak ook af van de VvE op

    zich. Per casus is uitgezocht hoe het overleg in

    de totaliteit is vormgegeven.

  • 32

    Aanpak huurdersparticipatie

    Corporatiemedewerker (Gebiedsbeheerder/VvE Coördinator)

    Voorsteven “Ik koppel het niet per se aan aantallen, maar meer aan deskundigheid en kunde van de bewoners. Dus je hebt een zekere participatieladder. Sommige informeer je, en sommige laat je meebeslissen.”

    IJburg 47CD “Ik blijf nog altijd de contactpersoon voor de huurders richting de VvE. Huurders worden niet uitgenodigd tijdens de vergaderingen, omdat zij niet het recht hebben om besluiten te nemen. De verantwoordelijkheid die ik aan de huurders geef is om bij mij de punten die goed of niet goed gaan in het complex, bij mij te melden.”

    Lutma “Dat is een traject dat al gaande is om te kijken of huurders meer invloed kunnen krijgen in de VvE. Dat gaat van een rol als toehoorder tot een mandaat. En dan kijken we tot waar dat mandaat rijkt. Dus niet wat planmatig onderhoud betreft maar wel zaken die bijvoorbeeld met leefbaarheid te maken hebben. Dat is iets wat we eigenlijk al heel lang doen. Dus als de VvE aangeeft dat er een regelement wordt opgesteld dan gaan we kijken of we bewoners daarbij kunnen betrekken. Voor dit complex geldt dit niet.”

    Hertspieghelweg “Huurders willen op de hoogte worden gebracht wat er in de VvE gebeurt, eigenaren willen weten hoe de corporatie optreed richting de huurders. Maar in Zuid-Oost zit je vaak met de beheerder alleen in de vergadering. Daar interesseert niemand zich iets. En in de binnenstad kom je spijkers op laag water tegen. Dan denk je, jongen, dat je daar over klaagt”.

    “Wij als coördinatoren zorgen dat de vertaling van de wensen van de huurder in de VvE plaatsvindt. Het meeste doen we uit ons hoofd, want we kennen onze huurders.”

    Kattenburg “Ik zeg: ik ga op een aantal punten het stemrecht overplaatsen. Wat de Key blijft doen, is begroting, jaarrekening en onderhoud. Waar ik hun over ga laten stemmen, schoonmaken en tuinonderhoud. In feite berekenen we dat door in de servicekosten. En als onderwerp leefbaarheid bijgegeven. Dus sinds 2 jaar zitten ze nu bij de ledenvergadering. En die eigenaren vonden het eigenlijk wel een goed idee.”

    Tabel 6.2: Aanpak corporatiemedewerkers huurdersparticipatie

    Er is per corporatie en per

    corporatiemedewerker onderscheid te maken

    hoe men omgaat met inspraak in de VvE, ten

    opzichte van de vroegere situatie. Het overleg

    is in de basis zo geregeld als in paragraaf 3.2.

    De corporatie brengt de eisen van de huurders

    in het bestuur van de VvE. Conform de wet

    overleg huurder verhuurder is deze vorm van

    participatie geregeld. Dit is de meest basale

    vorm.

    In het geval van IJburg en Hertspieghelweg

    wordt er gebruik gemaakt van dit model. De

    wensen van de huurder worden meegenomen

    door de coördinatoren. De coördinatoren van

    Rochdale communiceren met de Sociaal

    Beheerder, die de wensen van de huurders in

    kaart brengt (Interview T. De Visser, 2015). De

    gebiedsbeheerder van IJmere neemt de

    wensen van de huurder mee in de

    vergadering, de huurders hebben daarbij

    inspraak in de VvE. Wel proberen beide

    corporaties de formele

    huurdersvertegenwoordiging, dus

    bewonerscommissies, bij het overleg te

    betrekken. Rochdale probeert huurders

    middels brochures zoveel mogelijk te

    informeren over de mogelijkheden binnen

    gemengde complexen

  • 33

    Ten opzichte van deze top-down gerichte

    manieren van beheer en overleg in gemengde

    complexen, staan de manieren hoe

    Stadgenoot en de Key het overleg binnen de

    VvE vormgeeft hier anders tegenover. Bij deze

    corporaties is in de betrokken cases

    geëxperimenteerd met inspraak van huurders.

    In beide gevallen mag een

    vertegenwoordiging van huurders meepraten

    in de VvE. Ook de Alliantie experimenteert

    met pilots om huurders meer inspraak te

    geven. In het geval van de Lutmastraat bleef

    dat beperkt tot het meepraten over het

    trappenhuis.

    De mate van inspraak van huurders is echter

    wel afhankelijk geweest van de capaciteiten

    van de huurders en de VvE. De eigenaren

    moeten daarbij enige invloed van huurders in

    hun vergadering tolereren. Ook moeten ze

    daarnaast toes