Download - Veeri iendaagsch Blad vo^ Vrouw. · „Een vrouw met f 0.80 is meer waard dan een man met f 1.—" Voor zulke logica waren de hersenen van enkele vrouwen — edoch ook van enkele

Transcript
  • jaargang 9- QX00nsi»ag 3 0 Odohw \

    W. DRUCKER en Th. P. B HAVER;

    Vrouw.

    Abonnementsprijs per 8 maanden f 0.75 Voor België, 't ovorigo Buitenland en Ned.-Indië „ 1.02» Afzonderlijke Nummers „ 0.05

    Bureau van Redactie en Administratie: S a r p h a t i p a r k 6 1 ,

    AMSTERDAM.

    AdvcrtentiÜn per regel f 0.15 Groote letters naar plaatruimte. Boekaankondigingen per regel „ 0.10

    en 4,3 maal. Aanvragen en betrekkingen „ 0.05

    I N H O U D : Aiiisit-r* vroede vaderen* Zwanger meisje, zwangere vrouw. Binnen de Grenzen. Uit den Vreemde. Vergaderingen. Ingezonden. Literatuur. Feuilleton: Echte vrouwen. Advertentiën.

    JïmshYs bttaüite tmitettem Daar was eens een land welks bewoners — de toon-

    aangevende vooral — prat waren op hun vrijheidsliefde en hun zucht naar recht. Dat land telde vele steden en dorpen; eene van die steden, n.1. de hoofdstad des rijks, stond aan den spits van vooruitgang en beschaving. In 's Lands vergaderzaal vloeiden slechts wijze woorden over de lippen der in hoogheid gezetenen, der uitverkorenen des volks; in de plechtige samenkomsten van de vroede vaderen, aan wie door dorps- of stadsbewoners de belangen der gemeente waren opgedragen, vernam men niets dan ernst, hoogen ernst en alle besluiten getuigden van diep-gevoelde rechtvaardigheid, rechtvaardigheid tegenover grooten en kleinen, rijken en armen. En desalniettemin waren er in dat heerlijke land, wiens gezaghebbers zóó in-eerlijk waren, zóó strikt-reehtvaardig, zóó ridders „sans peur et sans reproche" nog tal van ontevredenen. Die akelig-ontevreden menschen! die wezens, welke nu immer en altijd begeeren, dat de zaken juist zoo zullen worden ingericht, als zij het zich voorstellen en die steeds mop-peren, wanneer men maar een haarbreed afwijkt! En bij die ontevredenen bevonden zich ook vrouwen, verbeeldt j e ! vrouwen, die in heur enge hersenen nu maar heelemaal niet konden opnemen het denkbeeld door de meeste dier vroede mannen verkondigd op telkens varieerende wijzen: „Een vrouw met f 0.80 is meer waard dan een man met f 1.—" Voor zulke logica waren de hersenen van enkele vrouwen — edoch ook van enkele mannen — gesloten. Hoe is het mogelijk, zou je zoo zeggen!

    Die vrouwen •— 't waren er niet velen, gelukkig voor de rust des lands — maakten zich boos over, of liever ergerden zich aan elk waar of vermeend onrecht, haar of enkelen harer zusteren aangedaan. Maar de wijze mannen stoorden zich niet aan heur alarmkreten en voelden zich

    gerugsteund door de uitingen van andere vrouwen, welke hunne daden hoogolijk prezen of door het zwijgen van nog grooter aantal; deze laatsten waren de brave, do echte vrouwen, die gezeten aan de voeten des mans, gaarne zijn lessen en vermaningen aanhoorden, zijn berispingen en kastijdingen ontvingen, gelijk het betaamde. Maar ook voelden zij zich gerugsteund door de groote massa mannen, in wiens geest zij spraken en uit wier handen zij hadden ontvangen de opdracht om voor aller belangen te zorgen. Zij, deze mannen, hadden hun echter slechts die opdracht gegeven voor eenige jaren en konden haar al of niet vernieuwen, al naar gelang de taak meer of minder naar hun zin was volbracht. Was het wonder dan, dat, waar die mannen vormden de gemeenschap, waarin de vrouwen vervulden bijna allen een zwijgende rol, de vroede vaderen slechts rekening hielden met de begeerten der eersten ?

    Dat ideaal-land zorgde natuurlijk ook voor goed onder-wijs ; liet niets onbeproefd om de onderwijzers voor het nuttige werk, dat zij zich ten taak hadden gekozen, ruim te bezoldigen, wist de gaven van den man als van de vrouw ten bate van dat onderwijs te benutten en wees ieder hunner de juiste plaats aan, waar zij behoorden te staan. Er waren zelfs enkele bewoners in dat land, die beweerden, dat de buren een voorbeeld aan „ons" konden nemen, aangezien elders het onderwijs in minder goeden staat verkeerde. En toch waren niet allen tevreden, vooral niet de onderwijzers en de onderwijzeressen! De eer-sten gedachtig de leuze: „Eendracht maakt macht" vormden een bond. Zoo nu en dan — doch een witte raaf gelijk — werd ook eens een onderwijzeres gezien tusschen de heeren-collega's op de vergaderingen van dien bond, want zij, de onderwijzeressen, waren te deftige luiden om ontevreden te zijn. Toch waarde het duiveltje der ontevredenheid rond in de gelederen van hen, aan wie de zorg voor de „hoop des vaderlands" was toever-trouwd. En het vergiftigde al maar meer zieltjes, zelfs vrouwenzieltjes, zoodat het niet langer meer een ongewoon verschijnsel was, als men vrouwen zag te midden der protesteerenden. Dat gaf me dikwijls een geredeneer, gediscussieer, gedisputeer zonder einde, want de ontevre-denheid der onderwijzeressen was nog grooter dan die der onderwijzers. En deze laatsten ? Wel, de meesten waren

  • 122 E V O L U T I E .

    ook toegedaan de leer: „Een vrouw met f 0.80 is meer waard dan een man met f 1,—" en daar konden nu die pretentieuze onderwijzeressen maar niet bij met haar bekrompen verstand.

    Ten laatste ging het verschil van meening zoo hoog, dat de onderwijzeressen weg liepen en zich in eigen bond vereenigden om zelven naar behooren heur belangen te kunnen behartigen. Dit deed velen der mannen nadenken en langzamerhand werd het hun duidelijk, dat hun kracht werd gebroken, als er twee groepen bestonden, die misschien wel eens elkander zouden tegenwerken. In het corps werd toen meer en 'meer merkbaar een streven naar gelijke waardeering van gelijken arbeid, waardoor de vrouwen zich iets sterker tot den Bond voelden aangetrokken. Daarbij kwam nog, dat de opflikkering van verontwaar-diging bij de weggeloopen onderwijzeressen geen immer brandend vuur bleek te zijn. Zij schaamden zich over heur brutale daad; zij trachten die weer gedeeltelijk goed te maken door zoo maar niet iedere ontevredene toe te laten, zij werden weder echte, brave, zoete vrouwen, dames liever, want dat waren zij en zoo noemden zij zich.

    En aldus gebeurde het in die vooruitstrevende hoofd-stad van dat recht-lievende land, dat na tal van verzoek-schriften, door dien Bond van onderwijzers gericht aan den Raad van vroede vaderen, deze laatsten kwamen tot het inzicht, dat de bakens moesten worden verzet, aange-zien het getij was verloopen. En de wijsten onder die wijzen zetten zich aan den arbeid, en kwamen voor den dag met een geheel reorganisatie-plan van de salarissen. Al hun gepeins, al hun gepraktiseer kon echter nog niet allen tevreden stellen. Dat duiveltje scheen maar niet verjaagd te kunnen wórden. Dit plan huldigde het „gelijk loon voor gelijken arbeid", eischte voor de jeugd der hoofdstad de best onderlegde krachten. Wat wilde men meer ?

    Toch waren er al weer van die zwartgallige menschjes, welke, omdat zij nu zelven niet zouden plukken de vruch-ten van het uitgestrooide gelijkheidszaadje, dat mooie plan afkeurden. Een enkele, die volstrekt geen belang had bij welke organisatie ook, behoorde mede tot de ontevre-denen, doch wat wisten zij, die leeken, daarvan V Tevreden waren de vroeger mopperende, uit den Bond van mannen weggeloopen onderwijzeressen; de loftrompet staken zij over dit gewrocht der wijzen. Immers zij behoorden tot de categorie dergenen, die gelijken arbeid mochten ver-richtten en dus ook gelijk loon zouden erlangen als heur mannelijke vakgenooten. Wat deerde het haar of daar waren andore nietelingen, goed genoeg om aan de prole-tariërskinderen les te geven ; of deze, heur zusters, veel lager werden bezoldigd, omdat een deel van het terrein voor haar gesloten bleef?

    En de raad van wijzen zelf? Ook geen algemeene instemming; edoch hier viel iets kluchtigs waar te nemen. Grondde zich bij de belanghebbenden de ontevredenheid op het niet-consequent-toepassen der vooropgeschoven stelling, hier werd de stelling zelf aangetast, niet ont-zenuwd, doch zonder betoog verworpen en een andere daarvoor in de plaats gegeven. Het „gelijk loon voor gelijken arbeid" werd door verschillende der wijze mannen beschouwd als uit den booze en omgezet in : „Loon naar behoefte". Aangezien nu deze mannen van oordeel waren, dat de mannen-maag meer behoeften heeft dan de vrou-

    wen-dito, dat de man moet kunnen rooken, oen potje bier drinken — al is hij geen kroeglooper — een vrouw moet kunnen onderhouden — hetzij in het huwelijk met nog eenige kinderen er bij hetzij daarbuiten telkenmale voor een kortstondige poos —• pleitten zij voor „hooger loon aan de mannen". Daarmee sloegen zij twee vliegen in één klap. Zij verdedigden het prestige van den man en z\j beliefden hen, die het in hunne macht hadden hen al of niet weder op het kussen te brengen.

    Hoe is het mogelijk, dat in dienzelfden Raad nog mannen te vinden waren, welke andere taal deden hooren dan dezen ?

    Hoort hoe ongeëvenaard-wijze woorden deze mannen spraken: „De stelling „gelijk loon voor gelijken arbeid" is oud en afgeleefd. Wij moeten hooghouden het „loon naar behoefte", en dan moet immers de man meer ver-dienen dan de vrouw, want hij is met f 1.— nog niet zoo ver te brengen als zij met f 0.80. Als de Raad die verouderde stelling huldigt, dan moeten alle vrouwen straks hooger worden bezoldigd. Ik zou dan ook gaarne al was liet maar om te plagen, amendementen in dien geest indienen. Gij, die medegaat met de voorstellers, doet zulks öf uit „charmanterigheid",' öf uit „attaches" voor de kringen, waaruit de onderwijzeressen voorkomen." Zoo sprak de alwijze, die zich noemde Hertog, de man, die kende de roerselen des harten van zijn evenmensch, de man, die goed scheen te weten welke waren de behoeften zijner broeders en deze aanwakkerde, de man, die wist wat was „charmantorigheid'' en die het onderhouden van vrouwen beschouwde als het prerogatief van den man.

    En een ander alwetende, waardige evenknie van den genoemden Hertog, afstammende waarschijnlijk van een over-oud geslacht — zijn naam althans klonk zoo Romeinsch, zoo iets als Saterius — verstond de kunst om der vrouwen gedachten te lezen. Immers: „Het meisje kiest de school niet om carrière te maken; haar visioen is een lokaal met eigen kinderen, daartoe haar noodig geen geld, doch een man die haar dat geld bezorgt door zijn werken. Zij zegent het uur, dat zij de school kan verlaten, en deze „demeure chaste et pure" kan verruilen tegen een andere, een eigen." (Do ernstige man voegde er niet bij, of die andere was „inchaste et impure".) En velen, de meesten van die naar hem luisterden, barstten uit in lachen bij deze vergelijking. Misschien begrepen dezen hem goed, al te goed en zag hun starend oog evenals dat van Saterius zelf, de onderwijzers zoekende te voldoen aan hun behoeften, hetzij in huiselijk, hetzij in bui ten-huiselijk verkeer.

    En er was een derde, een godenzoon, als te'n minste de goden afstammelingen hebben, met doodgewone, alle-daagsche namen, namen die met de werkelijkheid in strijd zijn, want de bedoelde groote geest heette Berg en was bijna een dwerg. Toch moet hij een godenzoon geweest zijn, want hij sprak orakeltaal. Hij behoorde tot een der partijen destijds in dat land genoemd: de voortuitstrevende. In het program zijner partij kwam als eerste punt voor: algeheele politieke gelijkheid van de beide sexen. Aange-zien hij nu in de partij niet was een duisterling, doch een kind des lichts, hechtte hij er waarde aan zijn ge-loofsbelijdenis voorop te stellen en orakelde aldus: „Wel ben ik voor de uitbreiding der politieke en economische rechten der vrouw, doch ik onderschrijf niet maatregelen

  • E V O L U T I E . 123

    van gelijkheid, die inderdaad leiden tot ongelijkheid. Want in deze maatschappij mag men de waarde-schatting niet uit het oog verliezen. Als men de onderwijzeres gelijk loon geeft als den onderwijzer, geeft men practisch haar meer dan hem, want zij komt met minder toe."

    Hoe gelukkig voor bedoeld land, dat het had zijn geschiedschrijvers, zoodat de namen van deze, zijn groote zonen aan de vergetelheid werden onttrokken. Er spraken meerderen nog in den geest van deze drie, doch minder krachtig, zoodat men hen kon beschouwen als de zielen der oppositie-partij in den Raad.

    Want er was ook' nog een andere strooming merk-baar, welke zich uitte geheel in den geest als door de voorstellers van het reorganisatie-plan werd bedoeld. Maar dat waren natuurlijk de conservatieven, de behouds-mannen. Daaronder eenigen, die eigenlijk de vrouw liever geheel in huis zagen blijven, op het terrein, waar zij thuis behoort, het terrein waar de arbeid niet in geld wordt omgezet. Eenmaal echter haar daarbuiten latende arbei-den, eischte voor dezen de consequentie van den werk-gever, dat hij dien arbeid gelijkelijk loonde. Anderen zegenden het feit, dat de vrouw was getreden buiten het enge grondgebied, dat vroeger was het hare, en konden zich de toepassing der stelling: „Loon naar behoeften" niet indenken, zonder in te grijpen in het particuliere leven.

    Armen van geest! Bekrompenen van verstand ! Mee-warig glimlachten de vroede verdedigers van het „Loon naar behoeften". Niet in het particuliere leven heeft men onbescheiden zich te mengen; men vrage slechts naar de behoeften eener categorie. En nu staat het immers als een paal boven water, dat een onderwijzer zorgen heeft en een onderwijzeres niet. Hij is immers gehuwd en zoo hij niet gehuwd is, nu dan had hij het toch kunnen zijn, en . . . en . . . heeft hij toch in ieder geval voor het

    F E U I L L E T O N .

    Kcrjfc "Vrouwen. Tooneelspfel in 8 bedrijven, door Mevr. Anno E. Edgren (uit hét Zweeilscli.)

    8) Mevr. Bark. Wij moeten William laten komen. Berta. Ik zal een paar woorden schrijven; (schrijft en leest hard-

    op) „je moet hier komen, zoo spoedig mogelijk. Wij hebben belangrijk nieuws van Lizzie." (sluit de enveloppe en schrijft het adres). Hij komt natuurlijk, (staat op, pakt eenige vellen papier te zamen, die zij te voren uit haar kamer had medegenomen). Ik zal den brief laten bezorgen (kust haar moeder). Ik kom gauw terug. Mocht vader onderwijl opstaan, geef hem dan een of ander ontwijkend antwoord. Ik zal den storm natuurlijk met hem uitvechten — ik wil de verant-woordelijkheid alleen dragen, (snel weg).

    Bark. (opent de deur links). Is Berta weg? Dat is goed, daar wachtte ik op. (Treedt in geklecde jas en pantoffels binnen). Ik ben niets op een scène met mejuffrouw mijn dochter gesteld. Waar was je van ochtend toch zoo vroeg druk mee'? Ik meende do stem van Berta's vriend te hooren, — dien klerk in de bank — dien vervelenden vent, dien ik niet kan uitstaan. Moest hij ook in onze geldzaken ge-moeid worden ? Wat beteckonde dat alles ?

    Mevr. Bark. Beste man, ik vind mijnheer Lundberg werkelijk een aardig mensch — en weet je — ik geloof, dat hij verliefd is op Berta.

    Bark. Verliefd op Berta! Dat is een eigenaardige smaak! Nu ja, het is te zeggen —• Berta is een knappe meid, natuurlijk, — maar zij is zoo onvrouwelijk. Ik zou haar niet voor vrouw willen hebben, dat is zeker. Maar hij is een goede partij voor Berta, want hij is

    gemis van een eigondoms-vrouw wat anders noodig in ruil. Ieder individu uit die categorie moet daarvoor dus een paar honderd gulden 'sjaars moer verdienen. Daarom zullen wij de vrouwen geven als maxi mum-salaris f 1200 ; enkelen harer mogen in de gelegenheid worden gesteld om het te brengen tot ƒ 1300, doch de heeren moeten allen kunnen halen ƒ1500; en als zij dan werkelijk gaan trou-wen, dan zullen wij hun nog eens f 100 extra geven, omdat de wetten des lands voorschrijven, dat de gehuwde onderwijzer vergoeding moet hebben voor huishuur."

    En de oppositie won het, wol niet met groote meer-derheid, maar toch kon zij roepen: „Victorie!"

    De vrouwen echter waren ver van tevreden ; doch zij waren ook niet zoo vooruitstrevend als de godenzoon Berg, noch kenden zoo goed haar eigen gedachten als de alwetende Saterius; evenmin wisten zij iets af van de behoeften harer broeders gelijk do wijze Hertog.

    Zij hadden dan ook slechts zwakjes geprotesteerd; enkelen harer waren wel zoo brutaal geweest den Raad te wijzen op de volgens haar in het plan voorkomende inconsequenties, ja hadden zelfs den dwazen eisch gesteld van in alle opzichten de onderwijzeres gelijke kans te geven als den onderwijzer, maar dat waren van die excen-trieke vrouwen — de groote hoop noemde ze ultra-modernen, gelijkheid-schreeuwsters a outrance. En wie zou nu in een land, geregeerd door voorzichtigheid en wijsheid, naar de stem van zulke betweetsters luisteren ? Zij waren im-mers niet eens belanghebbenden ? Waar hadden ze zich dan mee te moeien ?

    Dat anderen, de onderwijzeressen zelven, zich wendden tot de regeerders was nog eenigermate te verdedigen. Maar toch, wat had men zich eigenlijk ook te storen aan dezen? De vrouwen hadden immers geen kiesbillet, zij vermochten dus geen greintje invloed uit te oefenen en konden de leden bij een volgende verkiezing toch niet

    een buitengewoon knappe kerel. Ik heb wol eens meer aan hem ge-dacht, maar hij is zoo arm als een kerkrot on bovendien heeft hij een heclo familie te onderhouden. Denk je dat hij zal kunnen trouwen '?

    Mevr. Bark. Ik veronderstel, dat hij een beter plaats zal kunnen krijgen, met een hooger salaris. Iedereen zegt, dat hij zoo knap is.

    Bark. Ja, buitengewoon knap. Heeft hij haar al gevraagd'? Mevr. Bark. Ik geloof het zeker. Maar Berta schijnt liet niet

    met zich zelf eens te zijn. Bark. Is de meid gek? Het is waarachtig een geluk, dat iemand

    haar hebben wil. Je zult haar toch wel verhinderen een stomme streek te doen V

    Mevr. Bark. Berta volgt haar eigen zin ! Bark. Ja, dat weet ik, spreek er mij niet van! Ik begrijp niet

    hoe ze zoo geworden 'n — en dat met een moeder, zoo echt vrouwe-lijk, als jij. Maar zij is, net als ik zeg, een tweede taatc Malia! Ik hoop zij zal zich nog wel bedenken. En nu. mijn wijfje, wees nu eens lief en breng mij snel dat recu voor de obligaties.

    Mevr. Bark. Maar manlief, wij zitten op het oogenblik in groote moeilijkheden. Als je eens wist wie daar in Berta's kamer zit — zit te huilen — huilen, dat je het hart breekt.

    Bark. Wat wil je zeggen ? Mevr. Bark. Onze arme Lizzie. Zij kwam gisteravond Iaat. Haar

    man verwachtte haar niet — en zoo ontdekte zij — vreeselijk, — verschrikkelijk — zoo'n ontdekking.

    Bark. Ontdekking! Wat beteekent da t? Mevr. Bark. De bitterste ontdekking die een vrouw kan doen.

    William heeft haar vergeten gedurende zijn verblijf hier in de stad, en heeft eerlooze connectie aangeknoopt. Het arme kind is heelemaal wanhopig.

    Bark. Och kom, dat vergeet ze gauw genoeg. Maar het is ver-duiveld schandelijk van William — en — op mijn woord, — ik zal

  • 124 E V O L U T I E .

    „wippen". En dan, hoe verwaand, dat zij meenden even goed als de mannen geschikt te zijn om de hoogere klas-sen te onderwijzen! Neen, neen, dien kleinen kleuters zoo'n beetje elementaire kennis aan te brengen, dat was juist een geschikt werkje voor haar, die de school toch maar beschouwen als een afwachtingsverblijf, een passan-tenhuis. 't Was eigenlijk, als men er goed in kwam, om je aan te ergeren, dat die vrouwtjes zooveel zelfdunk hadden. Ze meenden het zelf misschien niet eens zoo heel diep; althans bij die twee protesten bleef het. En toch was de gelegenheid zoo schoon geweest!

    De onderwijzers-bond, die dankbaar was voor de verbetering welke velen zijner leden te wachten stond, doch niet voldaan omdat er nog oen groep onbedeelden overbleef, liet het — uit solidariteit voor deze onbedeel-den — niet bij één protest. Naast het zenden van een adres, beproefde hij nog een ander middel. Hij belegde een vergadering, half openbaar, half huishoudelijk. Uit-genoodigd waren daarbij, behalve de leden en de pers, de gezaghebbenden, de mannen die weldra zouden hebben te be-slissen over het plan. Enkelen hunner waren gekomen om te hooren hoe de onderwijzers oordeelden over de voorstellen, die zij zouden hebben aan te nemen, te amendeeren of te ver-werpen.

    In een lange rede besprak een van de woordvoerders der onderwijzers de grieven, welke nog werden gevoeld. Doch de onderwijzeressen deden haar licht niet schijnen, want zij schitterden door afwezigheid of zwegen uit bescheidenheid, gelijk het fatsoenlijken vrouwen betaamt.

    De mannen des gezags hadden dus eenige reden om die twee uitingen van ontevredenheid, speciaal uit de vrouwenwereld, niet al te hoog op te nemen, te meer daar zij, die het volgens hen konden weten, de voor eenige jaren uit den Bond weggeloopen onderwijzeressen, thans zoo erg waren ingenomen met de plannen. Die dames

    hem eens onder handen nemen; — maar wat een nonsens om daar zooveel gedoe over te maken; — William is een vroolijke vent — ik hond juist van dat soort, — maar 't is een schavuit.

    Mevr. Bark. Lizzie zegt. dat ze hem niet meer wil zien. Bark. Gt t ! wat een onzin! Wie zal haar dan onderhouden,

    denkt ze? — Maar laat ons over Lizzie maar eens een anderen keer spreken; ik zal wel eens met William praten en dan zal die kibbel-partij }j;auw uit zijn, dat verzeker ik je; maar ik heb nu haast; breng mij nu gauw de papieren.

    Mevr. Bark. Wil je niet eerst even naar Lizzie gaan? Bark. Ja, ja — ik zou haar liever willen zien als ik op het

    punt sta uit te gaan (nadert de deur rechts). Schreit zij, zeg j e ? Merr. Bark. Ja, zij schreit en is geheel van streek! Bark. (keert zieh snel om). Wel, dan is het misschien beter

    dat ik haar met rust laat. In tranen — ik bedank je — ik ben veel te weekhartig. Ik kon nooit een vrouw zien huilen, weet je wel. En bovendien . . . . ik bel) haast.

    Merr. Bark. Maar zij zal misschien kalmer worden, als jij eens met haar spreekt.

    Bark. Neen, zeg ik! ! Ik wil haar niet schreiende zien — die William is toch een brutale kerel.

    Mevr. Bark. Kleine Willie is ook hier. Bark. (teeder lachend) Eh, is de kleine schelm hier ook? Merr. Bark. Wil ik hem roepen? (gaat naar de deur). Bark. Neen, neen, ik heb immers geen tijd. Is hij gegroeid? Ik

    heb geen tijd! Ik heb Borg beloofd van ochtend vroeg met het geld te komen. Als ik het niet doe, dan gaat die domkop nog spektakel maken, daar ben ik zeker van.

    Mevr. Bark. (angstig) Manlief — denk toch eens aan de kinde-ren — mogen wij hen de laatste cent ontnemen en laten hen niets als armoede achter ?

    echter hadden zich misrekend, want de oppositie in den Raad beschouwde haar toch ook maar als . . . vrouwen.

    Gelukkig, zult ge zeggen, lezer en lezeres, dat „daar eens was een land" enz., dat zulke geschiedenissen behooren tot het grijs verleden.

    Pardon, ge vergist u. 't Is kersversch; 't is heden-daagsche historie, waarvan het laatste bedrijf is afgespeeld in de Raadzaal van Amsterdam, op 23 en 24 October van het eerste jaar der 20stc eeuw.

    J2\vangei{ meisje, zwangere vrouw. Door de ant ichambre zoo iets van Moyen age, den salon

    zoowat Louis XV, de eetzaal Henri II, trad ik in de huiskamer g e n r e Louis XVI.

    De familie zat rondom mijn vriendin Geneviève) zelve liggende op een chaise longue. Zij droeg een tailleurcostuum van grijs laken; het eerst wat opviel was haa r enorme buik, tot berstens toe rekkende de stof.

    In het voor het overige duistere vertrek stond vlak bij Geneviève op een klein tafeltje een lamp, welks licht viel juist en alleenlijk op den buik der jonge vrouw. Binnenkomende zag ik niets dan dien buik, geaureoleerd, een altaar gelijk. Eenige oogen-blikken later eerst onderscheidde ik ook mama, zoomende wollen luiers, en den echtgenoot, juist toeslaande het boek waaruit hij had voorgelezen, getiteld: Raad aan jonge moeders.

    Je komt nog een beetje te vroeg, zei Geneviève. Nog een paa r dagen en mijn luiermand is kant en klaar. Wil je haa r eens zien?

    Natuurlijk antwoordde ik: O, gaarne. Toen, als bij afspraak verdwenen mama en echtgenoot om

    eenige oogenblikken daarna terug te keeren, beladen met een groote doos.

    Voor mij kanten en linten, meest rosé ; een luiermand, wazig en teer : bavetjes, geborduurd en omruchet; schoentjes, mollig en donzig, een mousselinen jurk, keurigjes geborduurd au plumetis; een berg lu iers ; brassières , de mouwtjes uitgespreid, stijf, dood.

    Het zal niet zijn zoo heel, heel erg ongelukkig, mijn klein kindje, zegt Geneviève.

    Bark. (driftig) Zoo, zoo, ïïëgfn je weer! Hebben wij dat van nacht niet reeds besproken ? Ik zal je één ding zeggen, mijn beste, — ik ben een goede kerel, — niemand zal dat tegenspreken, — maar elke goedheid heeft zijn grenzen; je weet dat ik haast heb; irriteer mij dus niet. Geef mij nu direct wat ik je gevraagd heb! Ik houd er niet van om dikke woorden te gebruiken, maar je zult er mij nog toe dwingen door je koppigheid.

    Mevr. Bark. (zinkt machteloos in haar stoel). Doe met mij wat je wilt, maar het geld kan ik je niet geven. Ik heb het niet meer, ik heb het weggegeven.

    Bark. (schudt haar heen en weer). Weggegeven! IJl je, ben je krankzinnig geworden! Mijn geld weggegeven!

    Mevr. Bark. Niet jou geld, het mijne — Bark. Mijn geld, zeg ik j e ! Je bent mijn vrouw, en alles wat

    je bezit, is het mijne. Wat heb je met mijn geld gedaan? Spreek! Mevr. Bark. (herstelt zich en zegt moedig). Ik heb mijn geld aan

    Berta gegeven door een wettig contract, waarbij Lundberg getuige was. Bark. Aan Berta! — Oh, die Berta! — daar is ze mij verant-

    woording voor schuldig! (schudt zijn vuist in groote woede). Het is in elk geval een onwettige handeling, waar ik geen notitie van zal nemen! Een vrouw bezit niets wat niet gelijkertijd haar man toe-behoort.

    Mevr. Bark. Ik zou denken, dat mijnheer Lundberg het beter weet. Bark. Zou je denken ? Nu dan zeg ik dat het schandelijke wetten

    zijn, die zulke handelingen veroorloven — het is werkelijk te brutaal! Een vrouw zou het recht hehben zonder toestemming van haar man te handelen? — nu zie je eens, waar die geëmancipeerde ideeën van de vrouwen toe leiden! Het huwelijksleven en de familiebanden totaal verbreken, want wat beteekent huwelijksleven, als de vrouw recht heeft op die manier op eigen houtje te handelen?

    {Wordt vervolgd).

  • EVOLUTIE. 125

    Met iets van bitterheid denk ik aan die ontelbare kinderen die hebben noch kanten, noch linten, noch bordunrsel.

    Kijk nu meteen eens de wieg, het toiletje. Ik heb nu nog te bewonderen een elegant wiegje, alles rein,

    wit, met een dekbedje van rosé satin, dan een poppentoilet, hoog als mijne hand, met alle mogelijke en onmogelijke toilet-artikelen, tot zelfs een miriiscule kamerpotje toe.

    De meid bracht thee, op nieuw vormt zich een kringetje om den buik, den geheiligden buik. Lekker verwarmd door de calorifère, met rondomme de zacht-wasemende geur van boterkoek, komt over het gezelschap een glans van gelukzaligheid.

    D e meid brengt een nieuw schaaltje koekjes. Ik merk o p : — J e hebt een ander kamermeis je?

    — Ik was wel verplicht Maria weg te zenden. Zij was zwanger. — Kon ze niet meer voort? — Integendeel, ze werk te als een slaaf. — Maar! W a a r o m dan . . . . ? Ach, maar ! Houdt men dan in zijn dienst een zwangere meid! . . .

    Zoodra ik heb gemerk t wat e r aan het handje was, heb ik h a a r natuurlijk op straat gezet. De buik van die meid degouteerde me. — En Geneviève, trotschelijk, met rondslaand oog, houdt haar kopje op haar gehuwden buik.

    Helder weerklinkt de huisschel. — Dat zal de min zijn, roept Geneviève.

    Met op haar arm haar kleintje treedt de min binnen. Ver-anderd is plots de atmosfeer der kamer ; weggedwarreld is het mollig-zoete door leelijkheid en smart.

    Zij was een Bretonsche met doek en kap, klein, onooglijk, met kort lijfje, nog verkort door den wijduitstaanden, groven rok, vas tgemaakt op het midden van den rug, afhangende tot half de geregen lomp-plompe schoenen.

    Links, bleu zet zij zich ten halve op een stoel; nedergeslagen zijn de oogen.

    He t is de moeder van Geneviève, die, hoogst ernstig, de bril op den neus, aanvangt het onderzoek.

    Hoe heet u ? — Marie-Anne Kerlec. — Hoe oud is u ? — Twee-en-twintig jaar. Zij heft het hoofd op. Men geeft .haar minstens dertig. Een

    sjovel gezicht, mager , geel, bezaaid met vlekken zooals hebben enkele oude lieden, een groote mond met hier en daar een gele tand, en, om nog te verleelijkcn deze trieste leelijkheid, oogen van kleurloos-grijs, ronddwarlend bang-angstig, zonder ooghaartjes en zonder wenkbrauwen. Een weinig scheef, het hoofd gedoken in < de schouders, was zij het beeld van een, gewoon slagen op te vangen. Haa r ziende, voelde men, dat klappen en armoede, gebrek aan genegenheid zoowel als gebrek aan voedsel, haa r hadden gemaakt wat zij was : een droef-rachitische jonge vrouw.

    Op nieuw begon het verhoor. — Is het uw eerste kind? — Ja, Mevrouw. — U is niet ge t rouwd?

    — Neen, Mevrouw. — Geen spoor van schaamte ; altijd dezelfde toon, onverschillig, stomp-klankloos.

    Ik vroeg mij af door welk onbegrijpbaar noodlot moeder was geworden dit wezen, zóó leelijk, zóó onbevallig. W a s zij verleid geworden door haar patroon in een oogenblik van dierlijkheid, of wel was zij eenvoudig weg misbruikt door dezen of genen dronken jongen hier of daar aan den kant van een sloot.

    Mama, majestueus, vervolgde: — U woont bij uw familie in? — J a . . . . mijn familie heeft mij echter het huis uitgezet. Ik

    ben naar Parijs gekomen om mijn kost te verdienen. — Hoeveel vraagt u? — Zest ig francs. — Zestig francs! riepen gelijktijdig en Geneviève èn haa r

    moeder. — Maar voor zooveel heeft men een getrouwde vrouw. Ongehuwden krijgen maa r vijf-en-veertig.

    Ietwat scherp zegt de Bretonsche — Vijf-en-veertig francs! Onmogelijk! Dertig francs moet ik geven voor mijn k i n d . . . . u weet onder de nieuwe wet is het uitbesteden duurder.

    — O ja, zegt Geneviève, de nieuwe wet, die verplicht tot he t den kinderen geven van vrouwen-melk.

    — Bedenkt eens, Mevrouw, dertig francs, resten zouden mij er dan nog slechts vijftien.

    — Komaan, vijftig francs, maar dan ook geen stuiver meer ; u is maar een ongehuwde.

    —Ja, een ongehuwde, herhaalde een doffe echo gelijk Geneviève. Het kind begon te huilen. De Bretonsche beproefde het te

    kalmeeren, wiegde het in heur armen, sprak het toe in haa r bretonsch. Eensklaps verhe lderde dat zoo passieve monster-masker door teederheid, door pass ie ; groote tranen ontsprongen heur oogen en zij sn ik te : — O, het doet mij zoo'n pijn, als hij schreeuwt.

    A c h ! Die dierlijke, revol tante onrechtvaardigheid de r wei-voldane bourgeoisie die in s tede van te schenken meer medelijden, meer steun, meer geld aan deze verlatenen, zonder man, zonder familie om haar te helpen, in heel deze ellende slechts ziet een pecuniëel voordeeltje.

    Het bruist in mij op, alles in mij sidder-lijdt; eindelijk roept ik uit bruusk, verontwaardigd: — W a a r o m nu eigenlijk minder betaald aan een ongelukkige, die niemand heeft om haar te steunen?

    — Uit gewoonte ! Men geeft nu eenmaal ongehuwden minder dan gehuwden, repliceert kalmpjes Geneviève.

    En ik weder — Gehuwd of ongehuwd, het is een moeder . Edoch Geneviève luistert niet meer. Zij dingt, stelt vast de

    voorwaarden en . . . . en sluit den koop. TONY D'ULMÉS.

    Sinncn de $rcnsen. Op Zondag 24 Nov. zal te Amsterdam in „Ons Huis" het derde

    Onderwijs-Congres worden gehouden van wege het Landelijk Onderwijs-Comité. Reeds is vrij groot het aantal vereenigingen, dat zich heeft aangesloten hij het L. 0 . C'., doch lang niet algemeen genoeg is de belang-stelling. Particulieren zijn slechts in geringen getale te vinden op de ledenlijst. Bij de vereenigingen missen wij er ook nog vele, wier namen wij daar gaarne vermeld zagen, 't Is waar, dat er heel wat veieenigingen zijn voor wie f5 .— contributie wat bezwarend is, en dat de kosten van een afgevaardigde er nog veel minder op kan over-schieten, doch daarom bestaat do mogelijkheid om zich met andere te groepceren. Verschillende vereenigingen, ieder op zich zelve de daar-aan verbonden kosten niet kunnende bestrijden en voor dit doel zich tot een groep hebbende verbonden, worden op het Congres als een vereeniging beschouwd. Zij betalen dus gezamenlijk de f 5.—, oven-eens de reis- en verblijfkosten van hun afgevaardigde, kunnen van deze(n) allen verslag ontvaDgen, zoodat de leden toch op de hoogte kunnen gebracht worden en — wat zeker voor do zaak veel beteekent — zij hebben niet door afwezigheid geschitterd, doch aan het streven van het L. O. C. kracht bijgezet, dit moreel gesteund, al konden zij zulks niet in hooge mate financieel.

    Konden daartoe ook niet eens zich combineeren eenige afdeelingen van de Ver.'v. Vrouwenkiesrecht, die niet te ver van elkander liggen V De Vereeniging zelve is aangesloten, doch de afdeelingen kunnen zulks — indien de opvatting der leden en de kas het gedoogt — even goed doen. Men kan zich nog als lid opgeven en de contributie zenden — vóór 16 November — aan den heer J. A. Bergmeijer, Corn. de Witstr. l i c te Dordrecht. Voor particulieren is het lidmaatschap f2.50. Heel, heel weinig vrouwen hebben zich tot dusver gemeld; dat nog velen komen !

    Het comité heeft de goede gewoonte slechts één hoofdgerecht ter tafel te brengen, ten einde de kwaal te vermijden, waaraan bijna alle congressen sukkelen: overlading. Ditmaal is de hoofdschotel: „Het herhalingsonderwijs" ; in te leiden door den heer K. de Vries, den heer dr. A. Borgmann, beiden van Enschede en Mevr. Haver van Amsterdam.

    De te verdedigen stellingen luiden als volgt: 1. Op het leggen van den breedon basis van alzijdige oefe-

    ning en algemeeue ontwikkeling door de lagere school dient een opleiding te volgen met het oog op ieders bijzondere be-stemming.

    2. Nu de huidige lagere school haar taak niet naar belmoren kan volbrengen, moet herhalingsonderwijs niet alleen speciale vakopleiding bedoelen, maar heeft het ook in het tekort der lagere school te voorzien.

    3. Voor dat deel der jeugdige bevolking, dat zelfs na het geheel doorloopen der lagere school, in geen bepaald vak of beroep zijn bestaan kan vinden is een bijzondere beroepsopleiding van minder belang dan wel een voortgezet onderricht, dat vooral bedoelt algemeene ontwikkeling en versterking der moraliteit.

    4. Hen, die in een bepaald vak of beroep hun bestaan trachten te vinden, moet het herhalingsonderwijs voorbereiden tot het beoefenen van dat vak of beroep.

    5. Het herhalingsonderwijs biode het meisje evengoed als den jongen veelzijdige gelegenheid om do ontwikkeling, door de lagere school aangebracht, te vermeerderen.

    6. Jongens en meisjes belmoren, zooveel mogelijk, ge-zamenlijk deel te nemen aan het herhalingsonderwijs.

    De beide laatste vooral mogen toch waarlijk wel de belangstel-ling opwekken van vele vrouwen.

  • 126 EVOLUTIE .

    Eindelijk dan ontvingen dfl leden der Vrijzinnig-democratische Vereeniging te Amsterdam het „Werkprogram" en de „Statuten" dier vereeniging. Ook wij, want wij waren tegenwoordig den eersten avond dat de initiatiefnemers tot het oprichten van zulk een vereeniging de gelijkgezinden hadden opgeroepen. Dien avond weid het werkprogram besproken. De statuten-bespreking bleef bewaard tot den volgenden keer; wij konden daaibij niet aanwezig zijn, zoodat het resultaat daarvan ons tot heden onbekend bleef. Wel vernamen wij, dat een der voor-gestelde artikelen, met hetwelk wij ons niet konden veieenigen, onver-anderd v/as gebleven, doch zekerheid daaromtrent hadden wij niet.

    Thans hebben wij die zekerheid wel on wijl dat artikel voor de vrouw nog al van belang is en ons — volgens onze persoonlijke opvatting — dwingt tot bedanken voor het lidmaatschap, willen wij dit art. even releveeren. Het is art. 3, al. 2 :

    „De leden verbinden zich bij verkiezingen direct noch indirect (wij cursiveeren) candidaten te steunen, die gesteld zijn tegenover de candidaten der vereeniging."

    De partij a's zoodanig mag men het niet kwalijk nemen, dat zij van haar leden cischt stipte gehoorzaamheid, bevordering van de ver-kiezing der partij-candidalen, geen steun-bezorging aan de tegencandi-daten. Wij nemen het den Heeren Vrijz. Dein. dan ook niet kwalijk; zij moeten het echter ons niet euvel duiden, wij deze clausule voor de vrouwen onaannemelijk vinden. Immers, elke vrouw, die lid is en blijft van deze Vrijz. Dern. Ver. verkoopt aan die partij alle andere ver-eenigingen, waarvan zij lid is. Als toch bij eenige voorkomende ver-kiezing in Amsterdam — om bij dezelfde plaats te blijven — de afdeeling Amsterdam van de Vereeniging voor Vrouwenkiesrecht een candidaat zal aanbevelen, kunnen de leden der Vrijz. Dem. Ver. altijd komen te staan voor een dilemma.

    Wat heeft in de eerste, in de eenige plaats de Ver. v. Vr. kiest: zich af te vragen*? „Is de candidaat een eerlijk voorstander van onze zaak?" Nu kan het geval zich vooidoen, dat een niet-viijz. dem. voor Vrouwenkiesrecht warmer, betrouwbaarder verdediger geacht kan worden dau de door de Vrijz. Dem. Ver. gestolde, want in de andere politieke partijen zijn ook voorstdnders te vinden, terwijl integendeel lang niet alle vrijz. dem. geacht kunnen worden dit te zijn.

    Men kome ons niet aandragen met het eerste punt van hun werkprogram:

    „Grondwetsherziening ten einde te komen tot : a. Algemeen kiesrecht voor mannen en vrouwen en verkies-

    baarheid van de vrouw voor de vertegenwoordigende lichamen enz. Zoo iets hebben de Soc. Dem. ook in hun program; overbekend

    is het, hoe weinig dezen daarvoor voelen en hoeveel minder nog zij ervoor doen; en met daden alleen kunnen wij verder komen. Dat heel-mooi-vinden van deze clausule in het program, dat er-mee-geuren zonder stappen te doen tot verwezenlijking, dat zóó-mooi-vinden dat men nog jaieu en jaren het erin hoopt te kunnen laten staan, heeft de verstandige vrouwen juist verre gehouden van deze partij. Wel hadden wij vermoed dat uit deze opgedane ervaiing de vormers eener nieuwe partij hadden geleerd, doch reeds bewezen ons enkele staaltjes uit de verkiezingen, dat ook hier niet allen moedig genoeg zijn om het goed' recht der vrouw tot kiesgerechtigd" en verkiesbaar-zijn te bepleiten. Het is dus lang niet onmogelijk dat voor de Ver. v. Vrouwenkiesr. of voor de Vrije Vrouwenver., indien deze. zich eens voor bepaalde candidaten ging interesseeren, een ander dan de door de Vrijz. Dem. Ver. gestelde candidaat te prefereeren was. Wat zou dan daarvan het gevolg wezen'? Dat de leden der Ver. v. Vr. kiesr. die tevens zijn aangesloten bij de Vrijz. Dem. Ver. uit de eerste zouden moeten ti eden of door de laatste geroyeerd worden. Want : direct noch indirect mag men den tegen-candidaat steunen.

    Trouwens ook in andere vereenigingen dan in die der vrouwen loopt men dit gevaar. Nemen wij b.v. den Bond van Onderwijzers, die natuuilijk, waar hij zich mengt in de verkiezingen, den candidaten steeds zal hebben te vragen naar hun gevoelens over de positie der onderwijzers on de verschillende ouderwijs-quaestiën. Kan men zich niet voerstellen, dat de reeks van verschillende vragen, door dezen Bond den candidaten voorgelegd, meer in den geest der onderwijzers zal worden beantwoord, b.v. door dezen of genen sociaal-democraat dan door den gecandideerden viijz. dem.'? Zoo dit mocht het geval zijn is de Bond verplicht den eersten te steunen en wacht den Vrijz.-Dem. onderwijzers royement van hun politieke partij, want zij hebben indirect hun niet-partijgenoot geholpen.

    Men meene niet, dat wij overdrijven. Immers zoo iets is bijna reeds afgespeeld bij de jongste verkiezing. Toen toch stonden in district V o.a. tegenover elkander de heeren Ketelaar en Tak. Daar stonden in een moeilijk parket de Soc. Dem. onderwijzers. De onder-wijsman, de Bonds-voorzitter... tegenover hun partijgenoot! De man, die reeds voor dat district zitting had gehad, in zijn vorige zittings-periode zich zeker niet onbetuigd had gelaten en de belangen die hij speciaal kon en moest verdedigen niet had vergeten . . . tegenover hun pai tijgenoot! De man, die, zoo al niet een wiskundig-zokere kans hebbende, in ieder geval er veel dichter bij stond dan de andere, maar die was . . . hun partijgenoot! Ten einde raad, na wikken en wegen, bij deze zoo moeilijke keus besloot de Soc. Dem. Ond. Ver. tot ont-ho iding. Zelfs dit passief-blijven bezorgde dezen Heeren een duchtige J rep imande van de zijde des veldheers uit het Soc. Dem. Kamp, welke ( reprimande lot heel wat geschrijf en een ietwat hoofd-in-den-schoot- i leggerij aanleiding gaf. I

    't Is mogelijk, dat partij-discipline zulks wenschelijk, ja noodzake- ( lijk maakt, maar ons brengt zulk een discipline wat al te erg de be- ( langen der vrouwen in gevaar, 'daarom hebben wij ons lidmaatschap t opgezegd en behooren dus weder, voor zoover aangaat de politieke i mannen-partijen, tot de zoogenaamde „wilden". Wij herhalen wat wij 1

    3 reeds zoo vaak hebben gezegd: „De vrouwenbeweging moet eigen i' bedding blijven behouden, mag niet komen in het zog van eenige 1 politieke partij. In ons isolement ligt onze kracht."

    1 Om de weekkalender voor 1902, uitgegeven door de Vereeniging 1 ter behartiging van de belangen der Vrouw in wijder kringen bekend 1 te maken, tevens om overbodig geschrijf en veel portkojten te voor-

    komen, moge het volgend bericht dienen: De weekkalen Ier is a 75 ets. verkrijgbaar: te Amsterdam bij Mevrouw van 1'uuren—Huys, Commelinstraat 22; Mevrouw Versluys—Poelman, 2e Oosterparkstraat

    ' 221, Mevrouw Th. P. B. Haver, Ruyschstraat 119; Leesmuseum voor ' Dames. In Den Haag bij: Mevrouw Kunst—Heynneman, Weimar-I straat 91 ;Movr. Gallé, Prins Hendrikstraat 20; Mevr. Hissing, Stephen-

    sonstraat 33; Mevr. Lambreehtsen, Obrechtstraat 80; bij „de Wekker ' 1 Zeestraat; Leesmuseum voor Dames, Noordeinde, en verder in alle 1 plaatsen, waar eene afdeeling van Vrouwenkiesrecht gevestigd is, bij

    de Secretares. i

    In den A'damschen Raad is voorgesteld, of liever zal worden voorgesteld : verlaging van het telephoon-tarief. Tevens zijn geè'fteureerd de klachten der abonnés over niet juist, niet spoedig, soms in het

    '- geheel niet aansluiten Bij die gelegenheid wees de heer Kamerlingh ' Onnes op het schandelijke van de salariöering der telephonisten, waar-

    van 37 op de 70 verdienen nog geen f300 per jaar en dat terwijl de Stad uit het zaakje haalt ƒ 100.000 'sjaars. Als een particulier zoo handelde, zei de heer K. O , zou men zeggen, dat hij in praktijk bracht het „sweating-systeem", zijn affaire was een smerige boel. De Wet-houder Heemskerk vond zich te hoog om te antwoorden op zulk een taal, vooraf echter was alreeds door hem georeerd, dat het personeel is in juiste verhouding met het aantal abonnés en het loon is vol-doende, verre overtreft het door de Bell-maatschappij uitbetaalde.

    /' 5.50 per week voldoende ! Zou men lui die zoo iets debiteeren niet moeien veroordeelen om al was het maar voor een half jaar eens te leven van die zoo voldoende som. De heer Heemskerk is echter een man en, en, en de telephoniste een vrouw, dat scheelt item zoo-veel. Een vrouw leeft nu eenmaal van den wind, en als zij dit niet kan, moet zij het maar leeren. Eigenaardig klinkt hier nu wel naast het oude liedje, dat als het vermogen is naar de haaien, dit is opge-maakt door de vrouw, doch consequentie moet je nu eenmaal maar niet zoeken bij de heeren.

    Dat de heer Heemskerk f5.50 per week voor een vrouw vindt een voldoend salaris, trouwens zeer begrijpbaar. Elke met hoofd- of met hand geld verdienende vrouw hem een gruwel. Hem do vrouw louter geslachtsdier, slechts recht hebbende op voedsel en dekking door haar geslachtsdeelen. Daarom dan ook zal hij het drijven en drijven daarheen, dat de in gemeente-dienst zijnde vrouw steeds ontvangt zoo, zoo weinig, dat zij wel verplicht is, ttots haar werken, in te roepen de hulp van mijnheer die of' mijnheer die.

    Als wij het wel hebben ageert de heer H. tegen de prostitutie. Punt 1 daarvoor opzijn program: Laat de vrouw verdienen zoo weinig mogelijk. ,

    Als gevolg van de in 1898 te 's-Gravenhage tijdens do Tentoon-slelling van Vrouwenarbeid gehouden Congressen 'hebben de Utrechtsche Handelsvereeniying en de Oranjebond v. Orde, afd. Utrecht, een enquête ingesteld naar de loonen der naaislers te Utrecht. Het rapport daai-omtrent is verschenen ; conclusie daarvan:

    „De toestand der vrouwen en meisje?, die in het mode- en naaistersvak haar brood moeten verdieneD, is ongunstig te noemen, vooral wegens het te lage loon.

    „Wel heeft het onderzoek van het comité zich slechts kun-nen uitstrekken tot die ondernemingen, welke eigenaars of bestuuiders niet hebbon geschroomd de hun aangeboden vragen-lijst in te vullen, maar het vermoeden ligt voor de hand dat de patronessen en patroons, die geweigerd hebben inlichtingen te geven, geen gunstiger mededeelingen dan hunne niet licht-schuwe vakgenooten hadden te doen.

    „Het comité meent derhalve aan de waarheid niet te kort te doen, wanneer het den toestand der werksters over het alge-meen ongunstig noemt.

    „Het is toch gemakkelijk in te zien dat een twintigjarig meisje, wier arbeid met f 4 per week wordt betaald — en hoe velen hebbon minder! — daarvan zeer armelijk kan levea.''

    Waaraan wordt toegevoegd : „Wel is waar wordt voor velen haier dit bezwaar gedeelte-

    lijk weggenomen, omdat zij deel blijven uitmaken van het gezin in de ouderlijke woning, waar het door haar verdiende loon strekt tot stijving van de algemeene inkomsten. •

    Maar er zijn er ook, die dit voorrecht missen en geheel op zich zelve staan. Voor dezen is het schier onmogelijk zich van een zoo gering loon de noodzakelijkste levensbehoeften te verschaffen."

    Wat van doen heeft eigenlijk, dit aanhangsel met de quaêstie ? De vraag is, moet zijn : wat komt iemand toe voor den door hem of haar gepresteerden arbeid, niet : wat voor inkomen heeft hij of zij buiten-af. Door dit te sleepen binnen het loontenein, raken wij voorzeker, bovenal voor de vrouw, op een allerhobbeligsten weg. De A' damsche Gemeenteraad in zijn jongst onderwijs - besluit heeft gestuurd naar . die kust en gezegd met enkele fabrikanten : Allez, pour vous il y a toujouis ii gagner quelque chose. Op den duur echter zullen zelfs deze vroede mannen moeten lavoeren. Het betalen naar behoeften, of liever het bepalen van iemands behoeften en het daarna hem (haar) alsdan

  • EVOLUTIE. 127 beloonen is in den kern te gek om los te loopen. Stellen wij eens, dat de respectieve kleedermakers zeiden tot de wijze vaderen: deze pantalon, vervaardigd door eeir gehuwd man, kost f 20.— ; deze dito-dito, gefabriceerd door een ongehuwd man, f 18.— en deze andere, één van kleur, stof en snit, gemaakt door een vrouw, f 14.—, wat zouden dan wel zeggen deHeerenV Zouden zij den tailleur niet aanzien voor gek, den tailleur die toch slechts in toepassing bracht hun aller-nieuwst, puik, hoog-eerlijk systeem. Edoch, met al hun menseben-fokkersmanie zouden zij toch, wij zijn daar zeker van, grijpen naar den pantalon van f 14.—•

    De berekening van het in huis zijn bij die of bij die is geen maatstaf, het gemiddelde loon dat echter al evenmin. Te hopen is, dat het Bureau r. Vrouwenarbeid ons na eenigen tijd kan verschaffen zoodanige gegevens, dat met juistheid valt te constateeren het loon der naaisters, waardoor men zou kunnen komen tot een loonregeling, met daarnaast een leerling-stelsel, waai door de nauwbegiunendc niet langer kan worden ingedeeld onder de werksters, wat ten gevolge moet hebben, dat elke enquête is een onzuivere.

    Vaak heeft men ons toegevoegd, dat een afzonderlijk orgaan voor de bespreking der vrouwenbelangen een overbodige weelde was, omdat al de daarin voorkomende artikelen even goed in andere bladen, tijd-schriften on organen konden worden geplaatst. En als wij dan ant-woordden, dat het woord van en over de vrouw alleen dan geherbergd wordt, wanneer onze persbroeders de zekerheid hebben, dat het geschrevene toch wereldkundig wordt gemaakt en dat het bestaan van een of'meer bladen voor de vrouwenkwestie deze zekerheid waarborgt, dan is er wel eens geschouderschokt en geredeneeid: „Nu gebeurt dat niet moer; vroeger ja, maar t h a n s ! ' Toch blijven wij bij ons beweren, dat men nog, o zoo gaarne de stem der viouwen dooft.

    Dat dit beweren geen hersenschim is, bleek nog onlangs. Een ] onderwijzeres, na de vacantie thuis k .mende, was onaangenaam verrast I door de voorstellen van B. en W. in zake de ondcrwijzers-salarieering. I Zij achtte het haar plicht daartegen te protesteeren, schreef een artikeltje en bood dit als ingezonden stuk aan het Alg. Handelsblad. De redactie weigeide de plaatsing daarvan — ofschoon een lang onder-houd was voorafgegaan — op grond van haar onbillijke beooidoeling van het vooistel, want zij (de redactie) was juist van meeuing, dat do vrouwen bij het onderwijs hieidoor zeer goed behandeld werden. Systeem vau het Alg. Handelsblad schijnt dus te zijn: „In een inge-zoiiden stuk mag alleen onze meening worden vertolkt." Maar hoe maakt deze redactie het dan als de eene inzender met den ander polemiseert? Polemiek is toch niet uitgesloten in deze courant?

    Wij zien in dit weigeren slechts één motief: „zucht om te doof-potten", want de reden kan niet gelegen hebben in beperkte ruimte, daarvoor was het komkommertijd j noch in het aanhoudend op het-zelfde aanbeeld slaan, want er was nog haast niets over de zaak gesebreven. Eerst later heeft het Alg. Band. kolommen na kolommen over die niet-onbillijke regeling gevuld. Immers in Aug. schreef bedoelde onderwijzeres haar stukje; 29 Aug. is gedateord het bericht van niet-plaatsing. In September stuurde de Vrije Vrouwenvereeniging haaradres (nu was publiciteit toch niet meer te keeren) en daarop volgden de artikelen van X., J. W. Gerhard, W. A. W. Moll e. a.

    Moraal voor de vrouwen: Steunt de organen, die uwe belangen bespreken, houdt er op na een eigen p. is en een eigen beweging, opdat u niet de pas worde afgesneden tot uiting van eigen opinie.

    Onderstaande adressen zijn verzonden: Aan

    den Baad der Gemeente Amsterdam. Edelachtbare Jleeren !

    Ondergetcekenden, Bestuurderessen der Vrije Vrouwenvereeniging, bij deze voldoende aan een opdracht der huishoudelijke vergadering, door genoemde veieeniging gehouden op 2 October I.I., geven haar instemming te kennen met het principe in zake wijkverpleging, neer-gelegd in het vooistel door den directeur van den Gemeentelijken Geneeskundigen dienst aan L'w CoÜege gedaan, en verzoeken U diens-volgens wijkveipleegsters aan te stellen, opdat de on- en minvenno-genden, hetzij gratis, hetzij tegen een geringe vergoeding kunnen profitceren van den vooruitgang op het gebied der verpleegkunde.

    Achtend, (w. g.) W. DKUCKEB, pres. Th. P. B. HAVEE, Secr.

    M E M O R I E V A N T O E L I C H T I N G . Adressanten zijn van oordeel dat in vele gevallen, waarbij opname

    in de gasthuizen niet noodzakelijk is, het werk van den medicus tot op zekere hoogte wordt vernietigd, doordat èn onwetendheid èn eigenzinnigheid èn onmacht zeer veel schade aanrichten zoowel voor de(n) zieke zelf als voor de omgeving.

    Hoezeer ook valt te appiecieeren het werk van verplegers en verpleegsters van verschillende religieuse gezindten, alsmede dat van de Amsterdamsche Wijkverpleging, een feit is het, dat hunne krachten vaak zeer te kort schieten, ja dat geheele wijken van Amsterdam totaal van hulp zijn vei stoken.

    Het staat bij adressanten vast, dat bij goede, tijdige verpleging in huis meermalen de thans onvermijdbare opname in de gasthuizen zal worden voorkomen, zoodat de aldaar beschikbare plaatsen geheel kunnen woidon ingenomen door de niet in huis te behandelen patien-ten. Voorts zal de arts, door do verpleegster beter op de hoogte kunnen worden gehouden dan door de gezinsleden en heeft hij tevens in haar een waarborg dat zijn raad stipt wordt opgevolgd, beide fac-toren die in zijn taak hem machtig s eunen, en waardoor dus de volksgezondheid zal worden bevorderd. j

    Aan den Gemeenteraad van 's Gravenhage.

    Ondergeteekenden, allen ingezetenen van 's Gravenhage en Scheve-ningen, daartoe aangezocht door de alhier gevestigde afdeoling van den Nederlandschen Vrouwenbond tot Verhooging van het Zedelijk Bewustzijn (erkend bij Koninklijk Besluit van 7 October 1886 no. 15) naderen eerbiedig Uwe Edelachtbare Vergadering, inet het bescheiden doch dringend verzoek,

    lo dat de erkenning der huizen van ontucht, onder welken vorm ook, worde opgeheven, en afdoende maatregelen worden genomen om het bestaan van zulke huizeu en van alle plaatsen waar uit winstbe-jag tot het plegen van ontucht gelegenheid wordt gegeven, onmogelijk te maken ;

    2e dat de openbare uiting van onzedelijkheid, op welke wijze ook, op de straat en de stiaatzijde der huizen, winkels enz., wode tegengegaan.

    Ondergeteekenden herinneren tot staving van hun verzoek, aan Raadsbesluiten in andere steden in bovenbedoelden zin, o.a. te Am-hem 28 Mei jl. met 17 stemmen tegen 8, en te Dordrecht 24 Aug. j.1. met 13 stemmen tegen 2 ; alsmede aan de verklaring van den Com-missaris van Politie te Utrecht, dat de zedelijke toestand aldaar, sedert het verbod van publieke huizen in 1890, niet verergeid is.

    Voorts wijzen ondergeteekenden op de dagelijksche ergernissen, die, ook na de afschaffing van het sanitair toezicht, nog steeds ge-gegeven worden, het gevoel der eerzame burgers kwetsen en hen be-lemmeren in hun eeilijk bedrijf, op de bestendige aansporing tot on-zedelijkheid, die een erkend en toegelaten huis van ontucht op jonge-liedcn van beiderlei kunne uitoefent, op den nasleep van blanke-slavinnenhandel, verdachte huizen, en straatprostitutie, die overal met de erkenning door de Overheid van sommige huizen van ontucht samengaat.

    Om al welke redenen, die nog veimeerdeid zouden kunnen wor-den, adressantin Uwen Raad eerbiedig verzoeken, op hunne aanvraag goedgunstig te willen beschikken,

    't Welk doende, enz. Het Afdeelingsbestuur voornoemd:

    (wasget.) voor ' s -Gravenhage . Jonkvr. A. VAN BOGENDOBP. Pret. Mevr. GIJ8BERTIHODENPIJL V. HÓDEN-Mevr. ,11 l:KMi:i.lKl;, geb. BBESSLEIt, PIJL, Rel). WTTKWAAI.I, v. WICKKNBÜEOH.

    Ie Keer. Mej. W. J. ÏH'YMAKR VAN TWIST, Mevr. DE FREMERY, gel). IIISSKH. ge Secr.

    voor Scheveningen. Mevr. LEE, geb MAAS. Mevr. HOOGENKAAD, geb. VAKKKVISSEB.

    Het Hoofdbestuur van] bovengenoemden Bond ondersteunt met allen aandrang bovenstaand verzoekschrift. Het heeft in 1895 de af-schaffing van het sanitair toezicht, die vernedering voor elke viouw, met dankbare voldoening begroet, en hoopt dat Usv Kaad thans de kroon op Iret werk zal willen zetten, door elke gelegenheid tot pleging van ontucht, uit winstbejag verstrekt, te weren.

    Namens het Hoofdbestuur voornoemd: (w.g.) Douairière KLEROK, geb. VAN HOGENDOEP.

    Mevr. BEELAERTS VAN BLOKLAND, geb. KNEPPELIIOUT VAN STEBKENBUBO.

    Aan Burgemeester en Wethouders van Rotterdam.

    WelEdel Achtbare Jleeren, De Vereeniging ter Behartiging r. d. Belangen der Vrouw, goed-

    gekeurd bij Kon. Besl. van 3 Eebr. 1896, gezien hebbende, dat door Üw College op de begrooting van 1902 is uitgetrokken eene som van ƒ 35000 voor eene drijvende z\vem- en badinrichting aan den Linker Maasoever,

    verzoekt U dringend bij het bouwen daarvan rekening te willen houden, met de belangen dor vrouwen en meisjes en dus voor haar een gedeelte der inrichting te willen afzonderen en gedurende den geheelen zwemtijd voor haar beschikbaar te stellen. Het is toch dezen en den vorigen zomer voldoende gebleken, dat de viouwen en meisjes even gaarne een veifrisschend bad nemen als de mannen en jongens en dat daartoe de aangeboden gelegenheid aan de Baan geheel en al onvoldoende is.

    ' t Welk doende, enz. (was get.) Namens de „Vereen, ter Beh. v. d. Bel. der vrouw''

    A. DOBIIE, Pres. M. RUHB, Secr.

    Het Nationaal Bureau van Vrouwenarbeid, dat na volbrachte installatie 1 November e. k. in eigen lokaliteit (Jacob van der Does-straat 08 Den Haag) zijn werkzaamheden officieel gaat beginnen, verzoekt ons het volgende te willen meedeelen :

    Een der eerste bemoeiingen, waarvan do uitvoering reeds is vast-gesteld, is hot openen van een cursus over coöperatie, uitgaande van het Bureau en te houden door Mevr. C. P. v. Asperen v. d. Velde, die haar opleiding genoot aan de opleidings-lnrichting voor Socialen Arbeid te Amsterdam. Do cursus, die in hoofdzaak op de praktijk gericht zal zijn, bedoelt een algemeen overzicht te geven van de geschiedenis der coöperatie en zal verder do eischen behandelen aan hare torpassing verbonden. De ^h 10 besprekingen zullen plaats hebben in het Bureau, Jacob v. d. Doesstraat 08, om de 14 dagen Dinsdagsavonds van 8'/;.—9'/j uur te beginnen Dinsdag 10 December. Het Bureau wenscht. om deelname voor iedere belangstellende mogelijk te maken, de te heffen contributie zeer laag te stellen, hoofdzakelijk slechts tot dekking

  • 128 E V O L U T I E

    van de kosten voor vuur en licht; hot hoopt die contributie nader vast te stellen in oveileg met de deelneemsteis. Aanmelding aan het Bureau, schriftelijk, liefst vóór 15 November.

    De Directie van het Bureau wenscht verder hier uiting te geven aan haar erkentelijkheid voor de welwillende wijze waarop pers en autoriteiten de voorbereidende "werkzaamheden leeds steunden.

    Aan cenige der grootste dag- en weekbladen, benovens aan de vier vrouwenbladen en aan verschillende vakbladen, werd door het Bureau een gratis abonnement aangevraagd. Nog kwamen niet alle antwoorden in, maar reeds werden verscheiden toezeggingen ontvangen, terwijl alle bladen, die antwoord zonden, zich bereid verklaarden de berichten, van het Bureau uitgaande, op te nemen.

    De heeren Inspecteurs van den Arbeid, daartoe aangezocht, stonden de respectieve arbeids-verslagen hunner inspectie aan het Bureau af en toonden gelijke welwillendheid als voor de Tentoonstelling van Vrouwenarbeid ook in de beantwoording van enkele gestelde vragen. Niet minder hulpvaardig bleken verschillende andere autoriteiten op ander arbeidsgebied, aan wie reeds bij herhaling vrij uitvoerige inlichtingen werden gevraagd, die ten zeerste gewenscht en noodig waren ten einde voorloopig althans eenigermate te kunnen voldoen aan de talrijke vragen om advies, tot het Bureau gericht. Want behalve de rnim 80 aanvragen van den meest uiteenloopenden aard, om directe plaatsing of praktische hulp (ingevolge punt 2 f, bijlage II Bureau-plan), die tot ons kwamen, werd een begin van uitvoering gegeven aan een 12tal bemoeiingen van meer omvangrijk karakter; enkele daarvan betreffen een op aanvraag ingesteld onderzoek omtrent beroeps-opleiding voor tuinbouw, massage en heilgymnastiek, kunst nijverheid, schei- en natuurkundige vakken; verder een vraag om steun van eene uitvindstor, met het doel zich de voordeelen harer uitvinding verzekerd te zien: een poging tot het verkrijgen van verwarming der vertrekken van closet-bewaarsters in enke'e stations onzer groote steden; een onderzoek naar 'loon en arbeidstoestanden iu een onzer groote con-fectie-zaken van witte goederen, op verzoek van een consument, die haar uitzet slechts wenscht gemaakt te zien ia een zaak. waar voor deugdelijkheid dier voorwaarden kan worden ingestaan.

    Uit het voorgaande blijkt voldoende, dat de meest uitgebreide hulp het Bureau van noode is. Evenmin behoeft aangetoond, dat dergelijke opgaven geen haastwerk mogen of kunnen zijn; gestreefd wordt naar strenge inachtneming van het: elk zijn beurt, naar volgorde der aanvragen.

    Een beroep op de hulp der Nederlandsche vrouwen zal spoedig van het Bureau uitgaan ; in de eerste plaats zullen Plaatselijke Comité's en correspondenten der Tentoonstelling opnieuw worden aangezocht tot dadelijken steun, — eigenaardig is het, hierbij te kunnen vermelden, dat Wageningen reeds de vorming van een dergelijk Comité berichtte, nog vóór de ofticiëelo aanvrage het bereikte.

    In de Bureau-lokalen, waar geregeld do werkzaamheden nu plaats hebben, stelt de Directie zich voor, wekelijks twee spreektijden te houden en wel: Maandagsmiddags van 3—5 en Donderdagsavonds van 6'—10 uur.

    5̂ Nog ontvangen voor de oude Israëlitische onderwijzeres door ^ *> * tusschenkomst van De Vrouw f 10.—

    T̂ if den 'Vreemde. Onder de in Frankrijk uitgereikte brevetten komen onder

    meer voor die aan Mme Holaubert: automatisch schrijftoestel; die aan Mme Morozowa: geperfectioneerd instrument ter onderzoek van de matrice; die aan Mme Hart: ornement ter vaststeking van hoeden, mutsen, coiffures.

    Een Bostonsche architecte, Ida Anna Kyan van Massachussets haalt telkens, dan eens den eersten, dan den tweeden prijs bij het uitschrijven van teekeningen voor sanatoriums. Gebouwd heeft zij reeds een open markt en een sanatorium, waarover alom wordt geroepen wat aangaat het aestetische en het hygiënische. Twee architecten, de dames Hands en Gannon, te New-York, hebben zich geassocieerd voor het bouwen van villa's eerste klasse aan het strand van New-Yersey; in bouw hebben zij voorts ook burger-woonhuizen. Geleverd is door haar reeds een ziekenhuis te San-Francisco en een paleis dat doet denken aan dat te Livadia. Mrs Wagner, een andere architecte, bouwt vooral scholen en kerken, alsook het Palais de la Femme op de Tentoonstelling te Atlanta.

    Ingebonden. Mevrouiv.

    Met groote verontwaardiging las ik de feiten, opgesomd in het artikel van Mevrouw J. Natuurlijk zal de schrijfster worden aangevallen en daarom wil ik dadelijk dit konstateeren:

    Tweemaal was ik in „Huis en Haard", ééns om deze inrichting te zien in verband met een kennis die er zich wilde vestigen, ééns om de direktrice te bezoeken in mijne kwaliteit van lid v/h. Vrouwenkiesrecht-komitee. Het dienstmeisje zag er slonzig uit, de eetzaal ongezellig en rommelig. Een der kamertjes die Mevr. X ons wilde laten zien was afgesloten, eerst na herhaald kloppen en vermanen deden de twee dienstboden die er in bleken te zijn, open!! Er lagen doeken hier en daar en het geheel maakte inderdaad den indruk van totaal onverzorgd. Het biljart naast de eetkamer lag vol rommel.

    Het verschil tusschen deze inrichting en de in Parijs bestaande, welke men tot voorbeeld nam, is groot. Daar kwam ik ook on-verwachts, alles was er keurig. (Zie Belang en Recht No. 2 ' e n de prijzen niet hooger. De kamertjes daar waren oneindig aan-trekkelijker dan in H. en H. 2e verd. vóór, die Mevr. J. niet ten onrechte als dienstbodenkamertjes van de minste soort kwalificeert.

    Meenende hiermede aan een plicht te hebben voldaan, hoog-achtend

    W. W. F.-D.

    üiieijafuur. Kraamvrouw en Kind. Uit het

    Duitsch vertaald door dr. A. tiorter. Uitgave Masereeuw en Bouten, R'dam. Prijs 51) ets.

    Kraamvrouw en Kind is een van die vele maar nog niet genoegzaam ver-Bpreide populaire werkjes, waarin der jonge moeder, en haar die het misschien eenmaal worden zal, wordt geleerd, wat noodig heeft het kind, wat noodig heeft zij zelve. Als bewijs dat dit onderricht voorzeker niet onnoodig is, leidt de schrijver zijn werkje in met dat deel der Duitsche statistiek, waaruit valt te putten het sterftecijfer der kraam vrouwen, dat bedraagt — gerekend de directe en Indirecte gevallen — 8000 per jaar, of wel gedurende de laatste eeuw 750.000, meer dus dan er mannen vielen in den oorlog. Dit verbazend sterfte-cijfer vindt, vol-

    .gens den schrijver, dr. Ziegelroth, in deze volgeling van dr. Lohmann, zijn oor-sprong in onze onnatuurlijke levenswijze, in onze hoog opgevijzelde verloskunde. Ruw, maar waar noemt hij de uiting van GusserOW, de bekende lïerlijnscho ver-loskundige: » . . . . met het oog op de vele operatie* en onderzoekingen, waardoor de gevaren by de bevallingen aanmerkelijk vergroot worden, zon het nog beter zijn dat er in 't geheel geen verloskunde bestond." Gesanctioneerd wordt zeker dit beweren door het