SCHOOLPLAN
KENNEMER COLLEGE BEROEPSGERICHT
2014-2019
Door : J.G.M. Mossel Datum : september 2014
Inhoudsopgave
1. Inleiding ………………………………………………………………………………………. 1
2. Onderwijsvisie Kennemer College Beroepsgericht ……………………………………… 2
2.1. Onderwijskundige ontwikkelingen Kennemer College Beroepsgericht …………... 2
2.1.1. Vernieuwing van het VMBO 2016 ………………………………………………. 4
2.2. Waarom doorontwikkeling? …………………………………………………………… 5
2.2.1. Doelstelling met gepersonaliseerd leren (wat willen we bereiken?) ………… 6
2.2.2. Uitgangspunten bij het doorontwikkelen naar gepersonaliseerd leren………. 7
2.2.3. De bouwstenen van onze doorontwikkeling naar gepersonaliseerd leren…... 8
3. GAP analyse van het huidig onderwijs naar gepersonaliseerd leren ………………… 10
3.1. GAP analyse Beroepsgericht ………………………………………………………… 10
3.2. Reflectie op vervolgstappen …………………………………………………………. 11
4. Plan van aanpak ……………………………………………………………………………. 13
5. Human Resource Management (HRM) ………………………………………………….. 14
5.1. De gesprekkencyclus …………………………………………………………………. 14
5.2. De functiemix …………………………………………………………………………… 14
5.3. Scholing ………………………………………………………………………………… 14
5.4. Begeleiding docenten ………………………………………………………………… 15
6. Kwaliteitsbeleid …………………………………………………………………………….. 15
6.1. Gesprekken vaksectie / directie ……………………………………………………… 15
6.2. Leerlingenraad ………………………………………………………………………… 15
6.3. Klankbordgroepen ouders en leerlingen ……………………………………………. 16
6.4. Tevredenheidsenquêtes ouders en leerlingen …………………………………….. 16
6.5. Vensters voor verantwoording ………………………………………………………. 16
7. Zorg en leerlingbegeleiding ………………………………………………….................... 16
8. Burgerschap ………………………………………………………………………………… 16
8.1. Rol van burgerschap ………………………………………………………………….. 16
8.2. Drie domeinen …………………………………………………………………………. 17
8.3. Burgerschapsvorming in school ……………………………………………………... 17
8.4. MaS …………………………………………………………………………………….. 17
8.5. Projecten ……………………………………………………………………………….. 17
8.6. Zsap uren …………………………………………………………………………….. 17
8.7. SoVa ……………………………………………………………………………………. 17
9. ICT ……………………………………………………………………………………………. 18
Bijlage 1: GAP analyse Kennemer College Beroepsgericht …………………………………
Bijlage 2: SOP (Schoolondersteuningsplan) …………………………………………………..
Beleidsvoornemens opleiding Beroepsgericht 2014-2019
1
Inleiding In deze nota beschrijven wij de doorontwikkeling die de Opleiding Beroepsgericht de komende vijf jaar tot stand wil brengen. Deze doorontwikkeling is het logische vervolg op ons vorig schoolplan “Kennemer College Beroepsgericht 2009-2013”. Uitgangspunten blijven het strategisch beleidsplan van het SVOK, de tevredenheidsonderzoeken, het convenant Beter Presteren, de kaders vanuit de prestatiebox en onze eigen ambities.
Het Kennemer College Beroepsgericht is vanaf 2009 actief bezig geweest, binnen de kaders van de notitie ”KoersKeuze Advies” met het motto “de leerling centraal”. Veel van onze daarin beschreven ambities hebben wij kunnen waarmaken en mede daardoor zijn wij er in geslaagd om de voor ons negatieve ontwikkeling v.w.b. het aantal leerlingen om te buigen in een positieve. Een toename van het aantal aanmeldingen van 176 in 2009 naar 247 in 2014. De invoering van o.a. talenturen, remediale band, vakcolleges Techniek en Mens & Dienstverlenen en het programma SDV (zie voor meer informatie hoofdstuk 2), heeft ervoor gezorgd dat wij nu de wind goed in de zeilen hebben. Deze invoering maakt dat ons onderwijs steeds meer bij de leerbehoefte, leertempo en leerstijl van onze leerlingen is komen te staan. Ontwikkelingen die stuk voor stuk puzzelstukjes vormen van meer op de persoon toegesneden onderwijs en waar onze leerlingen positief op reageren. (Zie ons laatste inspectierapport.) Om onze onderwijsambities ook in de toekomst uitvoerbaar en betaalbaar te houden, hebben wij het voornemen om ons onderwijs door te ontwikkelen naar een integraal model van gepersonaliseerd leren, waarin alle onderdelen van het onderwijs elkaar nog meer versterken en de randvoorwaarden stevig verankerd zullen zijn. Opgemerkt dient te worden dat wij ons in dit proces laten inspireren door de mogelijkheid die “de vernieuwing van het VMBO” ons geeft in het aanbod van ons beroepsonderwijs en door het model van Kunskapsskolan. Op termijn streven we naar een eigen integrale aanpak van gepersonaliseerd leren - onderwijs waarin het leren van de leerling echt centraal staat. We beginnen met de beschrijving van ons onderwijskundig beleid (missie/visie) op hoofdlijnen. In hoofdstuk 2 worden de gerealiseerde ontwikkelingen binnen het Kennemer College Beroepsgericht beschreven, volgt er een korte typering van de toekomstige VMBO vernieuwing en een beschrijving van de bouwstenen van een integraal model van gepersonaliseerd leren. Op basis van onze eigen doelstellingen wordt inzichtelijk welke bestaande bouwstenen beter verankerd moeten worden en welke onderwijskundige bouwstenen nieuw toegevoegd gaan worden. Vervolgens wordt op hoofdlijnen aangegeven wat het MT voor ogen heeft om doorontwikkeling richting gepersonaliseerd leren verder te implementeren. Daarnaast zullen in de aansluitende hoofdstukken ook het personeels-, kwaliteits- en zorgbeleid van de opleiding en burgerschap aan de orde komen.
Beleidsvoornemens opleiding Beroepsgericht 2014-2019
2
2. De onderwijsvisie van het Kennemer College Beroepsgericht
Wij hebben een duidelijke missie: ”Wij willen werken vanuit een positief mensbeeld en een sociale grondhouding. Wij willen een kwaliteitsschool zijn, die sterk beroepsgericht is en werkt aan de talentontwikkeling van onze leerlingen”. Daarnaast hebben wij een duidelijke visie op het soort onderwijs dat gegeven moet worden om de hierboven genoemde ambities te kunnen vormgeven. Wij willen positief over onze leerlingen denken en praten en hiernaar handelen. Onze leerlingen zijn doeners, spontaan, direct, praktisch en daarmee onze vaklui in de dop. Wij moeten inspelen op hun behoeften om hun beloften waar te maken. Daarom willen wij die kwaliteitsschool zijn, beroepsgericht met oog voor talent. Kwaliteitsschool Als opleiding willen wij het beste uit onze leerlingen halen. Deze kwaliteit houdt in: duidelijke eisen stellen, goede didactiek en begeleiding met aandacht voor verschillen, aansprekende vakgerichte leerstof, praktische taal- en rekenontwikkeling, objectieve toetsing en goede feedback aan leerlingen en ouders. Het uitgangspunt is het leerproces van de leerling. Beroepsgericht Vakmensen willen mooi werk afleveren. Ze verstaan hun vak. Of het nu gaat om het metselen van een schuur, het bereiden van een 3-gangendiner of het verzorgen van een zieke. Met de juiste mentaliteit, kennis en vaardigheden kunnen ze er veel liefde in leggen. Wij beginnen in het eerste leerjaar aan de beroepsoriëntatie. Leerlingen leren de eigen interesses en capaciteiten ontdekken en werken aan de juiste competenties. Dit houdt in dat wij werk maken van LOB en de doorlopende leerlijnen in samenwerking met het mbo. Wij hebben ons aanbod uitgebreid met het profiel sport, dienstverlening en veiligheid om een bredere groep leerlingen te kunnen aanspreken. Talentontwikkeling Elk kind heeft talenten. Bij onze leerlingen gaat het voornamelijk om vaardigheden zoals o.a. zingen, dansen, tekenen, knutselen, sport, digitale techniek, klussen of algemene zorgzaamheid. Wij willen de leerlingen stimuleren om hun talenten binnen het curriculum van de school en ook bij buitenschoolse activiteiten te gebruiken Door deze stimulans krijgen de leerlingen zelfvertrouwen. Samen werken aan talentontwikkeling vergroot de betrokkenheid van leerlingen bij de school. 2.1. Onderwijskundige ontwikkelingen Kennemer College Beroepsgericht Onze opleiding is ‘een opleiding die kansen biedt’. Wij geven onderwijs, gericht op een specifieke doelgroep en toegesneden op het type leerling dat daarbij past. Iedere leerling krijgt goed onderwijs en professionele aandacht. Ons onderwijs gaat uit van de verschillen tussen leerlingen en speelt optimaal in op recente onderwijsvernieuwingen. (zie Schoolprofiel in Strategisch Meerjarenplan SVOK). De leerling staat centraal binnen de kaders van het curriculum en de maatschappelijke opdracht van de school. Bij de vormgeving van het onderwijs maakt de school graag gebruik van moderne communicatiemiddelen. Wij stellen ons eveneens ten doel leerlingen kennis te laten maken met kunst en cultuur. Daarnaast streven wij ernaar zoveel mogelijk gebruik te maken van hun eigen creativiteit. Om aan bovenstaande doelstellingen gestalte te geven, werken wij voortdurend aan optimalisatie van het onderwijs.
Beleidsvoornemens opleiding Beroepsgericht 2014-2019
3
Onze opleiding kent een teamstructuur en is samengesteld uit vijf teams: team leerjaar 1, team leerjaar 2, team sector Economie, team sector Techniek en het team van de sector Zorg en Welzijn. Elk team, van ongeveer 20 docenten, wordt aangestuurd door een teamleider. De dagelijkse leiding van de opleiding berust bij de opleidingsdirecteur en de vijf teamleiders. Per team volgt een korte opsomming van de gerealiseerde doelen. * Teams leerjaar 1 en leerjaar 2:
- Invoering van de talenturen om tegemoet te komen aan de talenten van onze leerlingen en deze verder uit te bouwen.
- Remediale band (taal- en rekenbeleid). Gerichte aanpak om geconstateerde tekorten op taal- en rekengebied te verkleinen.
- Nieuwe opzet Praktische Sector Oriëntatie (PSO); om de leerlingen nog beter voor te bereiden op hun beroepskeuze.
- Samenwerking met de basisscholen (project IJzersterk); om een betere doorlopende leerlijn voor onze toekomstige leerlingen te creëren.
- Opzet nieuw leerlingvolgsysteem met erkende toetsen; om de vorderingen beter te kunnen monitoren en zodoende optimaal te kunnen inspelen op de leervraag van onze leerlingen.
- Opzet niveaudifferentiatie (BB, KB en TL); om nog beter in te spelen op eventuele niveauverschillen tussen leerlingen en het maximale uit de individuele leerling te kunnen halen.
- Symbioseklas: Samenwerking met het speciaal basisonderwijs, waarbij leerlingen een aantal lessen meedraaien op onze opleiding. Door determinatie krijgen we een duidelijk beeld van de leerling. Belangrijk bij het kiezen van een passend vervolg in het voortgezet onderwijs. Beroepsgericht of Praktijk?
- Schakelklas Praktijkonderwijs / Beroepsonderwijs LWOO; ingesteld voor zwakke leerlingen die een volledig beroepsgericht vakkenpakket niet aan kunnen. Zij volgen het merendeel van hun curriculum op de praktijkschool.
- “Pesten op school” structureel aangepakt (alsook het cyberpesten). - Video-onderwijs n.a.v. het project “leerlingen voor leerlingen”, geïmplementeerd in
het reguliere aanbod, om daardoor meer recht te doen aan de meer visueel ingestelde leerling.
* Team sector Economie:
- Project in één lesruimte (Projectiel). Een onderwijssysteem gebaseerd op uitgangspunten van gepersonaliseerd leren voor de gehele sector. Het betreft hier leerjaar 3 en 4. - Vakoverstijgende projecten. - Mavo+. - Examens doen op een hoger niveau. Er worden extra vakken aangeboden buiten
het reguliere programma om, o.a. Spaans, biologie, NASK. - Digitalisering (ELO+PF). - Opzet afdeling SDV (sport, dienstverlening en veiligheid). - Opzetten Leerwerktraject. - Positive behaviour support (PBS).
* Team sector Zorg & Welzijn
- Ontwikkeling van het Vakcollege Mens en Dienstverlenen. - Leerwerktraject en een nauwere samenwerking met het Praktijkonderwijs; om zodoende leerlingen van het Praktijkonderwijs meer de gelegenheid te bieden om diplomagericht te kunnen werken. - Structureel overleg met het NOVA over het Vakcollege en invoering van warme overdracht.
Beleidsvoornemens opleiding Beroepsgericht 2014-2019
4
- Een klein aantal leerlingen volgt in een basisklas een vak op kaderniveau. - Individuele lintstage en stage van twee weken. Horeca - Aanbod van de leerstof wordt beter aangepast aan niveau/capaciteit en tempo van de leerling. - Verdieping van lesstof. - Keuze in lesstof. - Stimulering voor verzwaring van niveau. - Structureel overleg met het NOVA over warme overdracht - Mavo+.
* Team sector Techniek/ISK - Invoering nieuwe organisatiestructuur (techniek breed). - Invoering Vakcollege Techniek evt. aansluiting mogelijk met THBO. - Invoering Vakcollege GL. - Invoering Metalelektro en installatietechniek. - Verbinding met de mavo: Mavo+ en THBO. - Verbinding met Praktijkonderwijs: Leerwerktraject. - Verbinding o.a. door het onderdeel stage met het bedrijfsleven. - Differentiatie (aanleg/capaciteit). - Leerlingen werken vooral zelfstandig aan individuele opdrachten. - Mogelijkheid om buiten lestijd in de praktijkruimtes te werken. - Extra vak buiten de sector op beroepsgericht- of Mavo. - Intensief gebruik van de ELO. - Techniek extra: Doe-middagen met basisscholen, Kartteam, First Electro League Sunriders.
*Opleidingsbreed:
- Invoering Schoolwacht (in het kader van verantwoordelijk zijn voor jezelf, anderen en de omgeving
- Taal- en rekenbeleid - Kopklas - Veiligheid op school - Trajectklas i.p.v. NABOB - Opzet nieuwe zorgstructuur met bijbehorende procedures / protocollen - Opzet lintstage met bedrijven
Met deze invoering zijn wij er in geslaagd om onze doelen (vastgelegd in ons
schoolplan 2009-2013) optimaal gerealiseerd te krijgen.
2.1.1. Vernieuwing van het VMBO 2016
Ruim dertig afdelingsprogramma’s worden in 2016 vervangen door tien profielen bestaande uit een profiel en keuzedelen. Deze profielen maken het nog meer mogelijk onderwijs op maat van de leerling aan te bieden en optimale leerlijnen naar het mbo vorm te geven. De keuzedelen maken verdere verkenning, verdieping en combinaties met logische varianten mogelijk. Profielen zijn verplichte onderdelen in tegenstelling tot de keuzedelen die een aanvulling vormen.
De vernieuwing van het vmbo verplicht ons het huidige aanbod van lesprogramma’s, de inrichting van de praktijklokalen, kennis en scholing van
Beleidsvoornemens opleiding Beroepsgericht 2014-2019
5
docenten, het maken van een lesrooster en de samenstelling van de teams goed te bekijken en daarin keuzes te maken.
De grootste verandering is de keuze die de leerling kan maken uit het aanbod van profielen en keuze delen. Als school behoren wij te bepalen welke profielen en keuzedelen dat kunnen zijn. In alle teams worden de profielen en keuzedelen besproken om zo tot een relevant aanbod van beroepsgericht onderwijs te komen. Afgesproken is dat een keuze past bij het gekozen profiel, het aansluit op het aanbod van de ROC opleidingen in de regio en kansen biedt op regionale arbeidsmarkt.
Consequenties praktijklokalen
De huidige apparatuur van de afdelingen is niet altijd toereikend om de nieuwe programma’s aan te bieden. Naast de aanschaf van de ontbrekende apparatuur zullen aanpassingen van de praktijklokalen noodzakelijk zijn om de leerlingen optimaal te kunnen blijven bedienen.
De gebruikelijke procedure zal hierbij worden gevolgd. . 2.2. Waarom doorontwikkeling
Wij willen doorgroeien van de huidige fase waarin de ‘leerling centraal staat binnen de kaders van onze huidige organisatie’ naar de volgende fase waarin de ‘leerling centraal staat en leidend is voor de organisatie en de bedrijfsvoering’. Aanleiding: De gerealiseerde doelen (zie 2.1) hebben er ook voor gezorgd dat leerlingen nu al vragen om méér en nieuwe mogelijkheden in hun leerontwikkeling en leerroutes. Zij geven aan meer mogelijkheden te willen om hun onderwijs te verzwaren: bij de verzwaarde routes willen ze op verschillende niveaus afsluiten of in een extra vak examen doen.
Zij vragen meer lestijd voor vakken die ze moeilijk vinden. Ze leveren dan tijd in op de vakken waar ze minder moeite mee hebben.
“Passend Onderwijs” is dit schooljaar(2014-2015) ingevoerd. Het verplicht de docenten en het management maatwerk te leveren voor zorgleerlingen.
De vraag om het beschikbaar stellen van onze praktijkruimtes voor de leerlingen van de THBO-route, Praktijkonderwijs, symbiosegroepen en basisscholen maakt de organisatie van het onderwijs steeds complexer.
Nu kunnen wij nog veel verzoeken om faciliteiten flexibel in te zetten honoreren. Maar zoals al eerder is geconstateerd komt de organisatie en de uitvoering van het onderwijsproces, met ons huidige klassikale en frontale instructieonderwijs, inmiddels steeds sterker onder druk en dreigt op korte termijn zelfs onuitvoerbaar te worden. Onze school wil zich houden aan zijn visie. Om docenten in staat te stellen ruimte en aandacht te geven aan de leerlingen, is een aanpassing van de bedrijfsvoering o.i. dus noodzakelijk.
Een volgende stap naar een situatie waarin de onderwijskundige visie, de organisatie en de bedrijfsvoering elkaar versterken, is hierin cruciaal.
Wij moeten aan een aantal randvoorwaarden voldoen om toekomstige ontwikkelingen binnen de school vorm te kunnen geven. We willen vasthouden aan de visie dat leerlingen bij ons optimale kansen krijgen.
Beleidsvoornemens opleiding Beroepsgericht 2014-2019
6
Om deze visie en onze ambities waar te kunnen maken, kiezen we voor een meer integraal model van gepersonaliseerd leren. Uit deze keuze vloeit ook een versterking van de samenwerking binnen onderdelen van de organisatie voort.
2.2.1. Doelstelling gepersonaliseerd leren? Onze visie vertaalt zich in maatwerk. We zijn een school waar de leerling zich gekend, gewaardeerd en veilig voelt. Daarbij hoort talenten herkennen en gericht ontwikkelen. We richten ons met ons onderwijs op leeropbrengsten en goede doorstroom/uitstroomresultaten, met het oog op kansen in de maatschappij.
De huidige onderwijsresultaten zijn goed; slagingspercentages, rendementen en percentages van voortijdig schoolverlaten voldoen ruimschoots aan de eisen die het Ministerie van Onderwijs stelt. Maar kijken we naar het succes van de leerlingen in het vervolgonderwijs en de verzwaarde eisen die men stelt aan Taal- en Rekenonderwijs, dan valt er nog winst te behalen. Wanneer we de leerlingen eigenaar maken van hun eigen leerproces, neemt het leerplezier toe. Ook daar zit ruimte voor ontwikkeling en verbetering. Het optimaliseren van het onderwijs om nog beter aan te sluiten bij de behoeften van de individuele leerling (zie 2.1).
Onderstaand tekstvak toont drie verschillende onderwijsmodellen;
Onze huidige onderwijsontwikkelingen bevinden zich vooral op het niveau van
geïndividualiseerd en gedifferentieerd leren. Daarmee kunnen we onvoldoende voorzien
in de leerbehoeften van de leerlingen en hebben wij de grenzen van het haalbare
bereikt.
Volgens Sander Dekker staatssecretaris van OCW, is goed onderwijs gebaat bij een
ambitieuze cultuur, waarin prestaties worden gestimuleerd, gewaardeerd en beloond. In
zijn kamerbrief schrijft hij: “Wil Nederland zich internationaal met de top kunnen meten, dan moeten we blijven investeren in kennis en
vaardigheden. Dat begint op school, op jonge leeftijd met het motiveren van onze leerlingen om hun grenzen te blijven
verleggen. Ongeacht wat ze willen worden – arts of automonteur, manager of metselaar, professor of profvoetballer.
Toptalenten komen we tegen op alle niveaus. Niet alleen in het basisonderwijs of op het vwo, maar ook op de havo en
het vmbo zitten leerlingen met uitzonderlijke kwaliteiten. Deze talenten moeten we koesteren en bevorderen. Onze
beste leerlingen krijgen nu niet altijd de kansen die ze verdienen. Het is tijd dit fundamenteel te veranderen. (….) Het
lukt alleen als alle partijen zich hiervoor inzetten en hun verantwoordelijkheid nemen. Als bestuurders bereid zijn om te
blijven zoeken naar slimme oplossingen in onderwijsaanbod, ook over de grenzen van sectoren heen. Als leraren en
ouders hun leerlingen en kinderen blijven motiveren, ook als ze al een 7 halen. Als leerlingen bereid zijn om de lat
hoger te leggen dan bij een voldoende. Als ook het bedrijfsleven en gemeenten kijken hoe zij kunnen bijdragen aan het
bieden van uitdagend onderwijs”.
Geïndividualiseerd leren: de manier van leren is voor de hele klas gelijk. De leraar zorg voor extra ondersteuning voor de individuele leerling die behoefte heeft aan een andere vorm van instructie binnen de groep. Voor diegene worden ook aanpassingen gedaan in de te behalen doelen. Gedifferentieerd leren: de leraar geeft instructie aan groepen leerlingen waarbij de instructie en gebruikte materialen zijn aangepast op de leerbehoefte van de verschillende groepen. Leerdoelen zijn voor deze groepen wel gelijk. Gepersonaliseerd leren: leerling heeft hierbinnen zelf de ruimte om het leren te sturen, verbindt het leren met eigen interesses/talenten, leerling heeft eigen verantwoordelijkheid in het leren en ontwikkelt bijv. ook vaardigheden om geschikte hulpmiddelen te kiezen die het leren vergroten. Alles diplomagericht en waarbij de monitoring etc. van het leerproces van de leerling bij de docent komt te liggen.
Beleidsvoornemens opleiding Beroepsgericht 2014-2019
7
Ook minister Bussemaker van OCW pleit ervoor dat instellingen zelf bepalen wat de
gewenste onderwijskwaliteit moet zijn en voorziet een groei naar ‘flip the system’.
Recent zei ze daarover het volgende in de kamer: "Niet meer inspectie en OCW bepalen het onderwijs, maar de docenten moeten zelf het initiatief en de ruimte nemen
om het onderwijs te bepalen. Er is veel meer ruimte dan soms gedacht wordt!”.
De Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) stelt in zijn nieuwe advies
aan het kabinet ‘Naar een lerende economie. Investeren in het verdienvermogen van
Nederland’ dat het onderwijs radicaal anders moet teneinde de welvaart van Nederland
te behouden. Onderwijsinstellingen behoeven een stevige kwaliteitsimpuls, omdat hun
niveau achter dreigt te gaan lopen bij dat van het onderwijs in andere landen. Deze
voorbeelden tonen dat ook de politieke en maatschappelijk denkrichting gaat naar het
verder benutten van individuele talenten in het onderwijs. Wij zijn er van overtuigd dat
het doorgroeien naar gepersonaliseerd onderwijs dé oplossing biedt om haar ambities te
realiseren.
In de volgende paragraaf wordt het concept gepersonaliseerd leren nader getypeerd.
Met de doorontwikkeling naar gepersonaliseerd onderwijs beogen wij concreet:
- Haar leerlingen optimaal voor te bereiden op het vervolgonderwijs en het succesvol
functioneren in de maatschappij, door leerlingen te leren doelen te stellen, keuzes te
maken en de regie over hun ontwikkeling te nemen. Op die manier ontwikkelt de
leerling zich completer en is de aansluiting naar vervolgopleiding en maatschappij
beter;
- Haar leerlingen individueel maatwerk te bieden, passend bij hun mogelijkheden,
wensen en leerstrategie;
- Haar leerlingen meer verantwoording te geven over het eigen leren, ingebed in een
strakke, heldere structuur, waardoor keuzes van leerlingen leiden tot optimale
successen aangaande diplomering en vervolgopleiding.
Verwachte gunstige neveneffecten hiervan zijn dat:
- De uitval van leerlingen en docenten nog meer vermindert door de verhoging van het
leer- en werkplezier;
- Er zich minder incidenten voor zullen doen, aangezien leerlingen eerder leren zelf
verantwoordelijkheid te nemen en keuzes te maken;
- Leerlingen een hoger cognitief en sociaal-emotioneel eindniveau bereiken;
- De aantrekkingskracht van het Kennemer College Beroepsgericht voor leerlingen en
ouders groter wordt.
2.2.2. Uitgangspunten bij het doorontwikkelen naar gepersonaliseerd leren
Bij het door ontwikkelen hanteren wij de volgende uitgangspunten:
1. De onderwijskundige visie en uitgangspunten zijn voor alle teams in de opleiding
gelijk.
2. Hoe gepersonaliseerd leren voor de vijf teams precies ingevuld en georganiseerd
wordt, hoeft niet gelijk te zijn. Immers, we gaan uit van de behoefte van de leerling .
Vanzelfsprekend verschillen de eisen en kaders van het onderwijs binnen de
Beleidsvoornemens opleiding Beroepsgericht 2014-2019
8
sectoren (bijv. niveaueisen). Waar zinvol en mogelijk, zal van elkaars ervaring en
mogelijkheden geleerd en geprofiteerd worden. Het gekozen uitgangspunt “de
leerling staat centraal” en de toegepaste bouwstenen zijn gelijk.
3. Elk team zit in een eigen fase en doorloopt zijn eigen ontwikkeltraject. Het plan van
aanpak moet hier ruimte aan geven. Alleen op die manier kan de opleiding een
lerende organisatie zijn.
4. Bij de keuze voor doorontwikkelen van ons onderwijs, hoort een andere wijze van
organisatie. De leerling is verantwoordelijk voor het eigen leerproces en de docent is
als coach een sturende factor. Docenten kunnen met gepersonaliseerd leren terug
naar de kern van hun vak: het begeleiden van leerlingen in hun leerproces en het
overdragen van hun (kern)vak.
2.2.3. De bouwstenen van onze doorontwikkeling naar gepersonaliseerd leren
Het management van het Kennemer College VMBO/PRO is voor gepersonaliseerd leren
in contact gekomen met het Zweedse model Kunskapsskolan. De onderwijskundige
uitgangspunten van dit model komen overeen met die van ons. Wij hebben ons laten
inspireren door het model van Kunskapsskolan om voort te bouwen op de gaande
ontwikkelingen en te komen tot een eigen integrale aanpak en invulling van
gepersonaliseerd leren. Eigen ervaringen binnen de school zijn de basis en het leren van
de leerling is het startpunt.
Het leren van de leerling
Het onderwijs sluit zoveel mogelijk aan bij de unieke ambities en behoeften van de
leerling. Bij iedere leerling wordt een persoonlijke leerstrategie opgesteld waarin lange
termijn doelen zijn benoemd. De docent geeft zowel instructie als ondersteuning aan de
leerlingen.
De docent helpt leerlingen bij hun lange- en kortetermijn doelen en bespreekt wekelijks de
voortgang. Het lesmateriaal, de leeromgeving en het curriculum zijn afgestemd op de
student om deze zo optimaal mogelijk te laten leren!
Bouwstenen van gepersonaliseerd leren
1. Persoonlijke doelen en leerstrategie: Bij de start van het onderwijs worden
langetermijndoelen opgesteld en wordt het startniveau van de leerling bepaald. Op
basis daarvan wordt een persoonlijke leerstrategie bepaald.
2. Coaching: Studenten worden ondersteund door een persoonlijke coach, die iedere
week minimaal 15 minuten samen met een student een voortgangsgesprek voert. Het
doel van de coaching momenten is om de leerling zo optimaal mogelijk te
ondersteunen bij zijn/haar leerproces. Er staan de docenten verschillende tools voor
coaching ter beschikking; persoonlijke coachingssessies, een logboek,
ontwikkelgesprekken, een individueel studieplan en het educational documentation
system (EDS).
3. Docentrollen: Docenten geven les in een specifiek vak en begeleiden daarnaast een
vaste groep leerlingen als studiecoach. Elke docent is pedagogisch en didactisch
onderlegd en een professioneel volwassene (‘general teacher’).
Beleidsvoornemens opleiding Beroepsgericht 2014-2019
9
4. Curriculum: Alle vakken worden verdeeld over stapsgewijze lessen of thematische
blokken. Zowel inhoud als beoordeling van lesstof is afgestemd op vooraf opgestelde
kwalificatie-eisen.. De stapsgewijze opbouw van het curriculum bevorderd het leren in
eigen tempo en het studeren op eigen niveau.
Op deze manier kan een ‘snelle’ leerling snel door de lesstof heen lopen, terwijl een
‘langzame’ leerling de kans krijgt om extra tijd te besteden aan het vak.
5. Persoonlijk tijdschema en werkvormen: Iedere student heeft een persoonlijk tijdschema
dat bepaalt hoe deze student tijd gaat besteden aan de hand van persoonlijke
leerdoelen en een leerstrategie. De leerling bepaalt samen met de coach welke
activiteiten (workshop, seminar, lab, coaching, hoorcolleges, communicatiesessies,
etc.) relevant zijn om de persoonlijke leerdoelen te halen. De geplande activiteiten en
de resultaten worden door de leerling bijgehouden in een persoonlijk logboek.
6. Leerportaal: In The Learning Portal vinden leerlingen lessen, persoonlijke doelen,
opdrachten, leerteksten, afbeeldingen, links en verder alles wat met leren te maken
heeft. Het portaal is een belangrijk middel bij het gepersonaliseerd leren. Het geeft de
leerlingen een breed aanbod (?) waar ze zelf uit kunnen kiezen. Het leerportaal is een
cloud-oplossing en daardoor op iedere plek en op ieder moment beschikbaar. In de les,
op het schoolplein en ook thuis, kan op The Learning Portal worden ingelogd.. Voor de
docenten is het leerportaal een ondersteuning om met/voor leerlingen de juiste
werkvormen en inhoud te kiezen.
7. Ruimte en faciliteiten: De leeromgeving is specifiek ontworpen om bepaalde doelen
haalbaar te maken. Te denken valt aan stilteruimtes, overlegruimtes en
instructieruimtes.
NB: Gepersonaliseerd leren is niet hetzelfde als “Iederwijs” of andere vormen van
vernieuwingsonderwijs. De manier waarop we met Gepersonaliseerd Leren de lesstof
aanbieden, verschilt wel wezenlijk van de klassikale en frontale wijze waarop dat nu
geschiedt. Leerlingen worden eigenaar van het eigen leerproces.
Zij dragen daar de verantwoordelijkheid voor en werken zelfstandig aan hun persoonlijke doelen. Deze vorm van ‘vrijheid in gebondenheid’ gedijt bij een duidelijke structuur van bouwstenen. De school bepaald het aanbod en biedt faciliteiten, de leerlingen bepalen, met ondersteuning van hun coach, daarbinnen hun eigen weg en de docenten begeleiden en beoordelen.
Synergie en onderlinge samenhang
Binnen deze integrale aanpak, versterken en sterker nog faciliteren de verschillende bouwstenen elkaar. Een goed ontworpen en trapsgewijs curriculum en een goed gevuld leerportaal zijn cruciaal voor de overige bouwstenen. Dit is het fundament onder de persoonlijke leerdoelen en leerstrategieën. Het vormt de menukaart waaruit de leerling met ondersteuning van de coach kan kiezen.
Het aanwezig zijn van goede en dekkende leermaterialen in het leerportaal bespaart de docent veel tijd en energie in het voorbereiden van lessituaties. Mede hierdoor verwerft de docent de tijd die ingezet wordt voor de individuele coaching van leerlingen en verwerft de organisatie ruimte om e.e.a. anders te organiseren.
Beleidsvoornemens opleiding Beroepsgericht 2014-2019
10
3. GAP analyse van het huidig onderwijs en de doorontwikkeling naar
gepersonaliseerd leren
In het vorige hoofdstuk zijn de gaande onderwijskundige ontwikkelingen van de opleiding
getypeerd en scherper neergezet. De opleiding groeit door van een fase waarin de “leerling
centraal staat binnen de kaders van onze huidige organisatie” naar een volgende fase
waarin de “leerling centraal staat en leidend is voor de organisatie en bedrijfsvoering”.
In dit hoofdstuk gaan we dieper in op de huidige situatie en de gewenste situatie van de
onderwijskundige en organisatorische kanten van het onderwijs. Hiermee wordt een eerste
globale GAP analyse gemaakt. Een dergelijke analyse geeft input voor de te nemen
vervolgacties.
3.1. GAP analyse van de opleiding
In bijlage 2 is van de opleiding een overzicht gemaakt van de huidige situatie per
bouwsteen van het concept gepersonaliseerd leren. Daarin worden steeds de huidige
ontwikkelingen getypeerd, ervaringen en knelpunten belicht en de ambitie voor de
toekomst weergegeven. De input hiervoor komt uit diverse (beleids)documenten en van
de opleiding. Hieronder volgt eerst een korte samenvatting.
Nota bene: Er wordt een globaal en generiek beeld geschetst. Dit doet per definitie
onvoldoende recht aan diverse initiatieven en docenten.
De opleiding bestaat uit 5 teams (2 onderbouw, 3 bovenbouw). Elk team bevindt zich in
een andere situatie en fase van ontwikkeling. Een eenduidig beeld is dan ook lastig te
geven.
Binnen de sectoren Techniek, Zorg en Welzijn, Horeca en Economie wordt op
verschillende manieren gewerkt aan het zelfstandiger werken van de leerling en het
modulair opbouwen van het onderwijs. De Vakcolleges Techniek en Mens en
Dienstverlenen naast Projectiel, de Trajectklas en de Internationale schakelklassen en de
kopklas, lopen daarin voorop. Echt versnellen of vertragen op onderdelen is nog niet
mogelijk: dit loopt vast op de huidige onderwijsstructuur en organisatie. Wel doen een
groot aantal leerlingen extra vakken naast de verplichte vakken.
Docenten zijn goed gericht op de relatie met de leerling: er vindt veel coaching plaats
maar vooral in klassenverband. Daardoor is deze nog onvoldoende effectief en niet
doelgericht op het leren van de individuele leerling. De lessen zijn goed ingevuld en de
docenten houden daarbij rekening met de niveauverschillen tussen de leerlingen.(zie
laatste inspectierapport). Echter de huidige onderwijskundige ontwikkelingen, zijn nog
onvoldoende goed met elkaar verbonden en geïnternaliseerd bij docenten en organisatie.
Hierdoor gaat het samenspel van bouwstenen stroef. Het zijn immers optimalisaties
binnen de huidige structuur en daar is de rek uit. Alles is nog roostergericht en daarmee
staat de leerling nog niet centraal genoeg. In Projectiel, de internationale schakelklassen,
kopklas en zeer zeker in de Trajectklas wordt het onderwijs wel enigszins
gepersonaliseerd vormgegeven. In de laatst genoemde klas kan het hele jaar in en
uitgestroomd worden en kan er dus per leerling een aanpak bepaald worden.
Beleidsvoornemens opleiding Beroepsgericht 2014-2019
11
Visueel weergegeven
Hieronder hebben wij het verschil tussen de huidige en gewenste situatie gescoord op
een vijfpuntsschaal, per bouwsteen van gepersonaliseerd leren.
Legenda:
1. = Ontbreekt/nog geen visievorming gestart/nog geen ervaring mee opgedaan
2. = Gestart met visievorming/gestart met ervaring opdoen of experimenten
3. = Visie is ontwikkeld en de invulling wordt ontworpen en ontwikkeld
4. = Visie is vastgesteld in goede samenhang met andere bouwstenen, de invulling is
ontworpen en wordt uitgevoerd voor 1e keer.
5. = Gewenste eindsituatie is volledig geïmplementeerd en wordt geëvalueerd.
3.2. Reflectie op vervolgstappen
Binnen onze opleiding neemt de intrinsieke prikkel en ambitie toe om te komen tot een
vorm van gepersonaliseerd onderwijs. Zeven bouwstenen zijn daarin essentieel: mits
deze goed ontwikkeld zijn in onderlinge samenhang, zal het leiden tot een integrale en
efficiënte aanpak. Voor de teams, als in het geheel, geldt dat er nog veel doordacht en
ontwikkeld zal worden. Deze paragraaf gaat in op enkele achterliggende overwegingen.
0
1
2
3
4
5
Persoonlijkedoelen en
leerstrategieën
Coaching
Curriculumtrapsgewijs
Docent rollenPersoonlijkerooster en
werkvormen
Learning portal
Ruimte/faciliteiten
Gepersonaliseerd leren
KC PRO/LWOO
KC Beroepsgericht
KC Mavo
Beleidsvoornemens opleiding Beroepsgericht 2014-2019
12
In par. 2.3 zijn enkele uitgangspunten benoemd voor het doorontwikkelen richting
gepersonaliseerd onderwijs. Bij het vormgeven daarvan is het volgende van belang:
1. Het hebben van een leerportaal met goede content is een hefboom om de tijd en
ruimte te creëren voor docenten om zich te focussen op hun kerntaken
(kernvakdocent, coach en pedagoog). De aanwezigheid van een goed gevuld
leerportaal ontzorgt en faciliteert de docent (lesvoorbereidingen kosten minder tijd).
Het leerportaal maakt het mogelijk om met leerlingen eigen leerroutes en een eigen
tempo af te spreken, het leerportaal maakt het ook mogelijk om de ontwikkeling van
de leerling te toetsen en te monitoren. Daarmee is het leerportaal een cruciaal
element om te komen tot het vormgeven van een stapsgewijs curriculum en het
bepalen van leerroutes en persoonlijke roosters van leerlingen. Hiermee geeft het ook
zicht op de gewenste docentrollen per thema. Het leerportaal met goede content
draagt als het ware het gepersonaliseerd onderwijs als een fundament. Het geeft
zowel structuur aan de inhoud als aan het systeem. In het plan van aanpak dient hier
dan ook expliciet rekening mee te worden gehouden.
2. Aangezien de zeven bouwstenen van gepersonaliseerd leren samen tot synergie
leiden, is het van belang dat de opleiding goed verankerd dat er een integraal
onderwijsconcept (pedagogische didactische visie en uitgangspunten) per team
uitgewerkt wordt en dat deze concepten van de vijf teams goed onderling
samenhangen. Leerlingen worden uitgedaagd tot en beloond voor hogere resultaten.
3. Voor het daadwerkelijk internaliseren van gepersonaliseerd leren binnen de
opleiding, is het van belang dat iedere docent steeds duidelijk voor ogen houdt
waarom we dit willen (zie h.2). Wat betekent dit voor leerlingen en wat beogen we
ermee? Ondanks het feit dat gepersonaliseerd leren voortbouwt op al gaande
ontwikkelingen en ambities, is het in de kern toch een paradigmashift (of het anders
gaan denken over onderwijs) voor docenten die van invloed is op hun primaire
onderwijstaak (van ‘rooster centraal’ naar ‘leerproces centraal’). Onderwijs is en blijft
mensenwerk. Versterking van de kwaliteit van het onderwijs kan niet losgezien worden
van het versterken van de docenten en het MT. In de kern staan in het denken en
handelen van de docenten nog de exameneisen en het rooster centraal omdat dit de
huidige kaders vormen. Met het centraal zetten van de leerling, moeten docenten ook
de slag maken om de leerlingen meer vertrouwen en respect te geven. Anders blijft
het gepersonaliseerd leren een lege huls of een truck en mist het zijn elan en effect
voor zowel leerling als docent. De omslag in denken en doen zal meerdere jaren tijd
vergen.
4. Elke team zit in een eigen fase en doorloopt zijn eigen ontwikkeltraject. Het plan
van aanpak moet hier ruimte aan geven. Alleen op die manier kan de opleiding een
lerende organisatie zijn waarin van elkaar en van externe ontwikkelingen geleerd
wordt.
4. Plan aanpak
Beleidsvoornemens opleiding Beroepsgericht 2014-2019
13
Met dit Plan van Aanpak nemen wij het initiatief en de verantwoordelijkheid om te komen tot
gepersonaliseerd onderwijs, door te kiezen voor een andere wijze van organisatie van het
onderwijs. Hierdoor komt de druk die nu momenteel meekomt met het centraal stellen van de
leerling niet meer bij de docent te liggen. Docenten moeten zowel in het ontwikkelen van
gepersonaliseerd leren als in de uiteindelijke uitvoering terug naar de kern van hun vak: het
begeleiden van leerlingen in hun leerproces en het overdragen van hun (kern)vak.
Wij volgen hierin een organische ontwikkel- en implementatiestrategie, d.w.z. door
docenten te stimuleren en ondersteunen om in hun professionaliteit de juiste initiatieven te
nemen. Nieuwe initiatieven mogen op de werkvloer ontstaan en ideeën verkend worden. Het
invoeren van gepersonaliseerd leren is een complex geheel aangezien vrijwel alle aspecten
van het onderwijs en de onderwijsorganisatie erdoor geraakt worden. Ondanks de grote
mate van flexibilisering die het biedt in de onderwijsuitvoering, liggen er degelijke
uitgangspunten en structuren aan ten grondslag, die onderling afgestemd zijn. Het
doorontwikkelen en daadwerkelijk realiseren van gepersonaliseerd leren vergt dan ook een
aanpak met goede structuur, onderlinge afstemming en de nodige checks en balances.
Vandaar dat wij kiezen voor een projectmatige aanpak. Binnen de deelfasen en
projectactiviteiten is er ruimte voor visievorming, pilots en ontwikkeling. Door dit te
combineren met een stevige PDCA-cyclus, wordt verankerd dat alle projectactiviteiten tot
een expliciet resultaat leiden en daarmee input vormen voor de volgende ontwikkelstappen
en – waar nodig - tussenliggende besluitvorming. Naast de aandacht die er binnen een
onderwijsinstelling van nature is voor de inhoud, dwingt projectmatig werken om expliciet
aandacht te hebben voor het proces. Op die manier wordt zo effectief mogelijk (samen)
gewerkt, optimaal kennis gedeeld en kennis vermenigvuldigd.
Bij deze projectmatige aanpak zullen alle teams de hierna genoemde fases doorlopen:
1.Orientatie en ambitievorming
2. Voorbereiding ontwikkeling naar gepersonaliseerd leren
3. Werkgroepen en pilots gepersonaliseerd leren
4. Implementatie gepersonaliseerd leren
5. Uitvoering en evaluatie gepersonaliseerd leren
Nb. Waarbij vermeldt dient te worden dat de huidige onderwijskundige ontwikkelingen en
nieuwe initiatieven, worden gecheckt op geschiktheid binnen de kaders van
gepersonaliseerd leren.
Beleidsvoornemens opleiding Beroepsgericht 2014-2019
14
5. Human Resource Management (HRM)
5.1. De gesprekkencyclus Voor de professionalisering van het personeel maken we gebruik van een aantal instrumenten. Vanaf het schooljaar 2010-2011 is de gesprekkencyclus ingezet. Individuele gesprekken met collega’s, om vast te stellen wat hun persoonlijk ontwikkelingsplan (POP) is en om te kijken hoe ze dat plan, eventueel met behulp van scholing en coaching gaan vormgeven, maar ook om te kijken hoe iemand functioneert. In het schooljaar 2011-2012 is de gesprekkencyclus als pilot gelinkt aan de competentiemonitor, een softwareprogramma dat er voor zorgt dat afspraken van docenten via de mail gemaakt kunnen worden en dat verslagen vervolgens in het portfolio van de docent worden opgeslagen. Uiteindelijk zal dit totale dossier het bekwaamheidsdossier gaan vormen. Vanaf 2012-2013 is de competentiemonitor een vast instrument dat gebruikt wordt bij het plannen van de gesprekken, het uitzetten van enquêtes bij leerlingen en collega’s, en bij beoordeling door de leidinggevende. Aan het eind van 2012-2013 heeft ieder personeelslid een POP-gesprek en voortgangsgesprek gehad. Het POP ligt vast in het dossier van het desbetreffende personeelslid en hieraan worden acties gekoppeld op het gebied van scholing, coaching of andere vormen van professionalisering. Aan het eind van schooljaar 2013-2014 zal met iedereen een evaluatiegesprek hebben plaatsgevonden. Tijdens en na het traject zal de gesprekkencyclus geëvalueerd worden. Daar waar noodzakelijk zal de cyclus bijgesteld worden. 5.2. De functiemix Vanaf het schooljaar 2010 zijn we gestart met de functiemix. De functiemix is door het SVOK ingezet om een kwaliteitsslag te maken. Excellente docenten hebben vanaf dat schooljaar kunnen solliciteren naar een LC-functie. De criteria en de procedure van de functiemix is vastgesteld in een procedure door het CMT en de MR/GMR. Inmiddels zijn er 5 rondes geweest. Met behulp van de gesprekkencyclus wordt gekeken of de docent die in een LC-schaal benoemd is nog steeds de werkzaamheden uitvoert die bij een LC-schaal horen. Ook in dit geval kan scholing of coaching een middel zijn om de collega’s verder te ondersteunen in zijn/ haar professionalisering. In 2014-2015 zal er afhankelijk van de middelen opnieuw een ronde plaatsvinden. 5.3. Scholing Scholing moet bijdragen aan het doorontwikkelen van de opleiding naar gepersonaliseerd leren. Scholing wordt ingezet om de deskundigheid van het personeel (OOP, OP, MT en directie) continue te blijven ontwikkelen. Hierbij maken we een onderscheid in scholing die gerelateerd is aan de ontwikkeling van het onderwijs binnen de school en individuele deskundigheidsbevordering. Het aanbod van en de investering in scholing wordt getoetst aan de hand van twee gegevens: - De door school vastgestelde doelen. Deze doelen staan geformuleerd in de diverse
beleidsplannen van het SVOK, KC-breed, KC- vierhoek en de opleiding KC-Beroepsgericht.
- De behoefte van de medewerkers, geïnventariseerd in de gesprekkencyclus en verwoord in de POPs. In het overzicht van het scholingsplan hebben we een onderverdeling van onderwerpen gemaakt waardoor duidelijk wordt hoe de scholingsgelden worden ingezet. Het gaat om de volgende onderwerpen: - Organisatie - Kwaliteit - Onderwijsvernieuwingen en -ontwikkelingen - Onderwijs (vak gerelateerd)
Beleidsvoornemens opleiding Beroepsgericht 2014-2019
15
- ICT - (leerlingen)Zorg
Naast de gelden van de lerarenbeurs zullen ook de scholingsgelden die de school al op reguliere basis in de bekostiging heeft opgenomen en de gelden vanuit de prestatiebox worden ingezet om de kwaliteit van de docenten en het management team te verbeteren.
5.4. Begeleiding docenten Sinds 2009-2010 zijn we gestart om de beginnende docenten professionele begeleiding aan te bieden door het DOT team (Docenten-Ondersteunings-Team) en externe coaches. Behalve beginnende docenten hebben we gemerkt dat er inmiddels ook groepen docenten zijn die behoefte hebben om met elkaar ervaringen uit te wisselen. Een aantal keer per jaar wordt er een intervisie bijeenkomst georganiseerd. Nieuw in het geheel zijn de externe coaches die we zo nu en dan invliegen om te kijken of we docenten die daar behoefte aan hebben kunnen ondersteunen bij het klassenmanagement en hun pedagogisch didactische aanpak.
6. Kwaliteitsbeleid In het kader van kwaliteitsverbetering in het onderwijs worden de scholen verplicht opbrengstgericht te gaan werken. We laten dat bij elk proces naar voren komen door te werken met de PDCA-cyclus (Plan-Do-Control-Act). Om de onderwijsontwikkelingen goed te kunnen evalueren zullen we ook gebruik gaan maken van klankbordgroepen samengesteld uit ouders en leerlingen.
6.1. Gesprekken vaksectie/directie Elk jaar zal er een gesprek plaatsvinden met de vaksectie waarin de resultaten van het vak besproken worden. Het gaat in dit geval om de resultaten in alle leerjaren en specifiek over de eindexamenresultaten. De cijfers behaald op het SE en het CSE zullen met elkaar vergeleken worden of er niet een te groot gat zit tussen beide. De cijfers zullen ook vergeleken worden met de landelijke gemiddelden. Als blijkt dat er een te groot verschil zit tussen de cijfers of er wordt “onder” gepresteerd zal aan de vakgroep gevraagd worden een analyse te maken en een plan van aanpak te schrijven hoe de vaksectie denkt deze problematiek aan te pakken. Mocht het zo zijn dat de resultaten van een vak dusdanig afwijken in een jaar dat er een problematische situatie dreigt te ontstaan, dan zal de cyclus geïntensiveerd worden. Dat kan betekenen naar 1x per jaar of mogelijk frequenter. Dit zal afhankelijk zijn van de problematiek. De plannen van aanpak zullen geëvalueerd worden en daar waar nodig bijgesteld. 6.2. Leerlingenraad In het schooljaar 2014-2015 zal er een volwaardige leerlingenraad worden opgericht. Doel: de leerlingen betrekken bij het onderwijsproces en de algemene gang van zaken op school, om de kwaliteit van het onderwijs te vergroten. Hoe: vanuit ieder leerjaar zullen er 2 of 3 leerlingen het leerjaar vertegenwoordigen. Er zullen twee collega’s zijn die de leerlingenraad ondersteunen. De leerlingen kunnen zelf gesprekonderwerpen inbrengen of kunnen hun mening geven over de gespreksonderwerpen die door de collega’s worden ingebracht. 3x per jaar zal de directie met de leerlingen een gezamenlijke lunch gebruiken om met de leerlingen van gedachte te wisselen en te kijken hoe zij de inbreng van de leerlingen kan verwezenlijken. Resultaat: 1ste stap: Leerlingen enthousiasmeren en het gevoel geven dat zij zelf invloed kunnen uitoefen op hun eigen leerproces. Mogelijk leerling enthousiasmeren om ook plaats te nemen in de MR. 2e stap: leerlingen vinden het vanzelfsprekend dat zij als gesprekspartner fungeren voor het MT en invloed kunnen uitoefenen op het onderwijsproces.
Beleidsvoornemens opleiding Beroepsgericht 2014-2019
16
Evaluatie: Aan het eind van ieder jaar zal er een evaluatieverslag gevraagd worden van de leerlingenraad die tijdens de laatste lunch met de directie besproken wordt. Dit om te kijken of alle partijen tevreden zijn over de werking van de leerlingenraad en daar waar mogelijk bij te stellen. 6.3. Klankbordgroepen ouders en leerlingen Doel: de onderwijskundige doorontwikkeling richting gepersonaliseerd leren met ouders en leerlingen te monitoren om daar waar nodig bij te stellen en zodoende optimaal te ontwikkelen. Hoe: er zal een klankbordgroep worden samengesteld. De verantwoordelijke projectleider zal na ieder periode het proces evalueren. Behalve inhoudelijk zal ook gekeken worden naar het pedagogisch didactische klimaat. Resultaat: de resultaten van de evaluatie zullen verwerkt worden in het bijstellen en aanscherpen van de doorontwikkeling. 6.4. Tevredenheidsenquêtes ouders en leerlingen Om het jaar wordt er een tevredenheidsenquête afgenomen onder de ouders en de leerlingen. Doel: Inzicht krijgen in waar de ouders en leerlingen wel en niet tevreden over zijn. Resultaat: de goede zaken borgen en de slechte zaken uitzetten in een plan van aanpak om tot verbetering te komen. Evaluatie: de evaluatie zal in principe plaatsvinden aan de hand van de eerstvolgende tevredenheidsenquête. Deze zorgt er voor dat we inzicht krijgen of het plan van aanpak heeft gewerkt. Zo ja, borgen van de resultaten. Niet, het plan van aanpak bijstellen. 6.5. Vensters voor verantwoording De resultaten uit de vensters voor verantwoording zullen ieder jaar tijdens het MT-strandoverleg onderwerp van gesprek zijn om te kijken of we nieuwe doelen moeten stellen, doelen moeten bijstellen, kijken hoe we presteren t.o.v. andere scholen in de regio, en kijken hoe we de resultaten vanuit vensters kunnen verbeteren of borgen.
7. Zorg en leerlingbegeleiding Het zorgbeleid op de opleiding is vormgegeven in het schoolondersteuningsplan (SOP). De zorgcoördinator is verantwoordelijk voor de uitvoering en de sturing van dit beleid. (Zie bijlage 3). Per 1-8-2014 is de start van “Passend Onderwijs”. De gevolgen daarvan zullen nauwkeurig worden gevolgd. Essentieel blijft om de leerling goed onderwijs te geven zodat er minder zorg nodig is. 8. Burgerschap Scholen zijn wettelijk verplicht aandacht te besteden aan actief burgerschap en sociale integratie. Om actief burgerschap en sociale integratie te realiseren, is het volgens de inspectie van belang dat scholen zélf een visie ontwikkelen. Welke planmatige aanpak hanteert de school om actief burgerschap te stimuleren, welke concrete doelen streeft de school na?
8.1. Rol van burgerschap Burgerschapsvorming brengt jonge burgers (want dat zijn leerlingen immers!) de basiskennis, vaardigheden en houding bij die nodig zijn om een actieve rol te kunnen spelen in de eigen leefomgeving en in de samenleving. Ze maken kennis met begrippen als democratie, grond- en mensenrechten, duurzame ontwikkeling, conflicthantering, sociale verantwoordelijkheid, gelijkwaardigheid en het omgaan met maatschappelijke diversiteit. Die kennis komt niet alleen uit het boekje, maar wordt ook geleerd door te oefenen in de praktijk.
Beleidsvoornemens opleiding Beroepsgericht 2014-2019
17
8.2 Drie domeinen
Bij burgerschapsvorming staan drie domeinen centraal:
democratie - kennis over de democratische rechtstaat en politieke besluitvorming; democratisch handelen en de maatschappelijke basiswaarden
participatie - kennis over de basiswaarden en mogelijkheden voor inspraak en vaardigheden en houdingen die nodig zijn om op school en in de samenleving actief mee te kunnen doen
identiteit - verkennen van de eigen identiteit en die van anderen; voor welke (levensbeschouwelijke) waarden sta ik en hoe maak ik die waar
8.3 Burgerschapsvorming in school Op school geven wij op allerlei manieren vorm aan burgerschapsvorming en sociale integratie. Een deel daarvan is geïntegreerd in het lesgeven zelf. Zaken als meningsvorming, sociale verantwoordelijkheid, gelijkwaardigheid en het omgaan met verschillen, conflicthantering, etc. kunnen niet los gezien worden van het lesgeven. Daarnaast zijn er vakken die specifiek wat meer aandacht geven aan zaken als democratie, grond- en mensenrechten, duurzame ontwikkeling, seksualiteit, etc. Met name de vakken maatschappijleer, geschiedenis, aardrijkskunde, biologie en techniek zullen aandacht besteden aan deze onderwerpen. Andere activiteiten waarin burgerschapsvorming en sociale integratie naar voren komen zijn:
Maatschappelijke en Beroeps Stage Projecten Zsap uren Sociale Vaardigheidstraining
8.4 De MaS De Maatschappelijk Stage (MaS) vervult een belangrijke rol als het gaat om een praktische invulling van Burgerschap. De leerlingen komen d.m.v. verschillende projecten (leerjaar 1 en 2) en individuele stages (leerjaar 3) in aanraking met het fenomeen vrijwilligerswerk.
8.5 Projecten Tijdens deze projecten in leerjaar 3 wordt er onder meer aandacht besteed aan de volgende onderwerpen: seksuele diversiteit, verkeersveiligheid en de gevolgen van alcohol in het verkeer (Verkeersschool), respect en taalgebruik (Bond tegen het vloeken), sociale vaardigheid (JIP), veilig vrijen (GGD), normen en waarde en gevolgen van acties (bureau Halt). 8.6 De Zsap uren Deze lessen zijn opgezet om de leerlingen te laten ontdekken welke kwaliteiten zij bezitten. Zo leren zij zichzelf beter kennen en kunnen van daaruit ook betere keuzes maken voor de toekomst. De lessen geven de leerlingen zicht op hun kwaliteiten die zij in zichzelf kunnen ontdekken en geven hen ook zicht in welke richting hun interesse het meest uitgaat. 8.7 SoVa Voor leerlingen die specifiek aandacht nodig hebben om sociaal sterker te worden om zich in een groep beter te kunnen bewegen bieden we als school sociale vaardigheidstraining aan.
Beleidsvoornemens opleiding Beroepsgericht 2014-2019
18
9. ICT ICT is geen doel op zich, maar een middel geïntegreerd in het onderwijsproces. Als het gaat om onze ambitie met ICT dan willen we de komende jaren ICT zo ontwikkelen dat we deze optimaal kunnen inzetten om: - Differentiatie in het onderwijs te optimaliseren - Uitdagende werkvormen vorm te geven - De vorderingen en de ontwikkeling van het onderwijsproces optimaal te kunnen volgen - In te kunnen spelen op de maatschappelijke ontwikkelingen
Beleidsvoornemens opleiding Beroepsgericht 2014-2019
Bijlage 1: GAP-analyse Kennemer College Beroepsgericht Beroepsgericht: Het onderwijskundig beleid moet aansluiten op de specifieke leerlingkenmerken (uitgewerkt in de beleidsvoornemens). Op basis daarvan streeft Beroepsgericht ernaar: de ontwikkeling van de leerling centraal te stellen door hem/haar zijn eigen talenten te helpen herkennen en te ontwikkelen; door te werken met een portfolio als tool voor reflectie, en door zorg op maat te bieden m.b.v. handelingsplannen. Het onderwijs moet motiverend zijn. Het moet contextrijk en betekenisvol zijn, gerelateerd aan de verschillende werkvelden. In het onderwijs wordt veel structuur geboden door korte instructiemomenten. Basis uitgangspunt is al jaren ‘eenheid in verscheidenheid’. Binnen bepaalde bestuurlijke kaders (onderwijs op maat, kansen bieden en leerling centraal) hebben de vijf teams van beroepsgericht onder leiding hun teamleider elk een eigen onderwijskundige ontwikkeling doorgemaakt. De ontwikkelingsfase van het team en de onderwijskundige aanpak verschilt dan ook bij elk team. Bron: o.a. Beleidsvoornemens Opleiding Beroepsgericht 2009-2013.
Bouwsteen * incl. score stand van zaken op vijfpuntsschaal tussen (…)
Relevante invulling/ontwikkeling(en) Knelpunt(en) Next step/ambitie
1. Persoonlijke doelen en leerstrategie (intake) GAP score:
In diverse teams en diverse vormen worden doelen gesteld met de leerling. Maar deze doelen zijn in de praktijk nog niet echt sturend voor de onderwijsactiviteiten waaraan de leerling deelneemt. En de resultaten op de gestelde doelen worden nog onvoldoende geëvalueerd. ZSAP uren Gesprekkencyclus
- De PDCA cirkel wordt op alle lagen van de organisatie nog niet rond gemaakt. En dus ook niet in de bepaling, uitvoering, sturing van het leerproces.
- Er ontbreken nog echt goede tools voor het bepalen en evalueren van leerdoelen en strategie en het voeren van gesprekken.
In alle teams versterken van het vaststellen van individuele leerdoelen die sturend zijn voor het onderwijsproces. Dit vergt ontwerpen en ontwikkelen van goede tools en het proces.
2. Coaching GAP score:
Docenten zijn gericht op het opbouwen van een relatie met de leerling. Hierin kan coaching op leerproces en welbevinden een plek krijgen. Groot deel van de docenten is echter van mening dat dit in klassenverband vormgegeven kan worden. Daardoor komt doelgerichte individuele coaching onvoldoende tot ontwikkeling. In de onderbouw worden rond de keuzewerktijd door de mentor portfoliogesprekken met leerlingen gevoerd. Ook bij Vakcollege Techniek en Vakcollege Zorg en Welzijn en bij Projectiel wordt gewerkt met portfolio en portfolio gesprekken.
- Docenten moeten het belang van individuele coaching en het zelf stellen van leerdoelen door de leerling gaan inzien.
- Er ontbreken nog echt goede tools voor coaching en bepalen van leerdoelen en strategie (zie 1)
- Frequentie portfoliogesprekken??
Ontwikkelen visie op coaching binnen het onderwijs, scholen van docenten in individuele coaching op leerproces en aanbieden van concrete tools.
3. Docentrollen (kernvak, studiecoach, pedagoog)
- Kernvakdocent: docenten zijn didactisch goed en kunnen inspelen op diverse leerstijlen en behoeften
Bij de meeste teams geldt dat de visie en aanpak van de bij 4 genoemde
- Beter uitwerken onderwijskundige concept (geënt
Beleidsvoornemens opleiding Beroepsgericht 2014-2019
GAP score:
- Studiecoach: zie punt 2 - Pedagoog: docenten zijn goede pedagogen maar
hebben hun eigen stijl en aanpak. Voor leerlingen is het niet altijd transparant wat bij wie wel/niet mag.
ontwikkelingen en de daarbij behorende rollen van de docent nog niet voldoende geïnternaliseerd zijn. Daardoor wordt de onderlinge samenhang onvoldoende doorgrond en bewaakt.
op gepersonaliseerd leren) en de rollen van docenten
- Waar nodig, scholen van docenten en ontwikkelen tools.
- Verhelderen van een gezamenlijk pedagogische aanpak (bijv. omgaan met huisregels)
4. Curriculum (trapsgewijs en flexibel) GAP score:
- Alle teams zijn bezig met het herdefiniëren van het onderscheid tussen basis- en kaderleerling en meerdere opstroommogelijkheden.
- In het algemeen is een volgen van een individueel tempo en ontwikkeling nog niet mogelijk. Diverse vakdocenten zijn in staat dit binnen hun klasverbanden te organiseren. Daarnaast zijn er in de meeste teams relevante ontwikkelingen, te weten:
- 2 Onderbouwteams: invoering keuzewerktijd in leerjaren 1 en 2. In eerste jaar oriënteert de leerling zich op diverse beroepsvakken, in het 2
e jaar gaat de
leerling zich verder specialiseren (herkennen van talenten). In het kiezen en specialiseren wordt de leerling begeleid door een mentor in portfoliogesprekken. Tevens is er in de onderbouw een extra begeleidingsband gecreëerd.
- Vakcollege Techniek (bovenbouw): het klassenverband wordt losgelaten, basis en kader leerlingen zitten door elkaar. Er wordt gewerkt met een modulaire aanpak binnen een Techniekbrede aanpak. Daarnaast wordt een gemengde leerweg ontworpen zodat leerlingen kunnen excelleren.
- Vakcollege Zorg en Welzijn (bovenbouw): - Horeca (bovenbouw): wordt gewerkt aan
leermiddelen waarmee zelfstandig werken beter mogelijk is en klassenmanagement aangepast kan worden.
- Projectiel: doordat een paar essentiële pijlers nog niet voldoende uitgewerkt zijn komt de aanpak nog niet goed uit de verf. Echt versnellen of vertragen op onderdelen is nog niet mogelijk. Door praktische uitvoeringsproblemen dreigt een negatief beeld te ontstaan.
- De genoemde initiatieven lopen tegen de muren op van huidige onderwijsstructuur en beschikbare middelen. De ontwikkelde concepten kunnen alleen met kleine groepen leerlingen uitgevoerd worden, maar dit is niet betaalbaar op termijn. Vandaar dat een volgende stap nodig is.
- Frequentie portfoliogesprekken?
- De modellen van alle 5 teams zouden geëvalueerd moeten worden aan de hand van de 7 bouwstenen van gepersonaliseerd leren. Dit biedt een analyse van aangrijpingspunten voor verbetering en het formuleren van een eigen invulling van gepersonaliseerd leren.
- Projectiel: verbeteren van bepaalde pijlers (heldere afspraken, klassenmanagement, coaching, leerstof)
Beleidsvoornemens opleiding Beroepsgericht 2014-2019
- Projectiel (Economie bovenbouw): alle praktijk en theorielessen worden in 2 geschakelde ruimtes vormgegeven. Het leren wordt gestuurd d.m.v. praktijkopdrachten. Leerlingen hebben weektaken waarmee ze individueel of in kleine groepjes aan de slag gaan. Ze kunnen zelf bepalen wanneer ze met welke opdracht aan de gang gaan. Een kleine groep docenten begeleid de leerlingen.
- PSO: Praktische sectororiëntatie (PSO) heeft als doel de basisvorming praktisch in te richten en leerlingen te helpen bij het maken van een sectorkeuze. Het programma is een oriëntatie op het onderwijs in alle sectoren. In het programma staat het doen centraal. Leerlingen zijn praktisch bezig en proeven aan de vaardigheden die nodig zijn om het onderwijs in de verschillende sectoren in de bovenbouw succesvol te kunnen volgen.
- Internationale schakelklassen: voor speciale internationale doelgroepen zijn er schakelklassen waarin het hele jaar in en uitgestroomd kan worden. Er is veel aandacht voor Nederlandse taalontwikkeling en niveaubepaling.
- Nabob: (Na bezinnen opnieuw beginnen) korte time-out groep voor leerlingen met problemen waar ze een nieuwe start kunnen maken.
- Mavo+: leerlingen vanuit mavo+ traject komen bij Beroepsgericht hun praktijkvak volgen in leerjaar 3.
5. Persoonlijk tijdschema en werkvormen GAP score:
Bij een aantal teams (Horeca, Vakcollege Techniek) wordt er met de leerling een individueel rooster gemaakt.
Nog niet alle teams zijn zo ver in denken en doen.
Eigen best practices onderling uitwisselen en teams stimuleren om te komen tot een eigen invulling van gepersonaliseerd leren.
Beleidsvoornemens opleiding Beroepsgericht 2014-2019
6. Leerportaal met content GAP score:
Ontbreekt, maar is cruciaal voor het slagen van een doorontwikkeling richting gepersonaliseerd leren. Er is in alle opleidingen gestart met een ELO, maar de content en mogelijkheden zijn onvoldoende
Lang niet elke docent is in staat om goed lesmateriaal te ontwikkelen. En dat willen we ook niet van hen verwachten. Het moet er echter wel komen.
Een goed functionerend leerportaal met kwalitatief goede lesmaterialen voor alle vakken, met een variantie aan werkvormen en inhoudelijke niveaus.
7. Ruimte en faciliteiten GAP score:
Lokalen en gangen zijn nog onvoldoende transparant. Waar er wel transparante muren zijn hebben docenten de neiging deze weer af te plakken. Het lokalenplan en de inrichting wordt momenteel al aangepast waardoor de ruimte flexibeler benut kan worden (diverse werkvormen, diverse groepsgroottes) en tevens transparanter wordt.
Er is onvoldoende diversiteit in type leer/samenwerkingsplekken. De centrale gangen bieden hiervoor echter redelijk veel ruimte, het lijkt relatief makkelijk aan te passen.
Muren verwijderen of vervangen door glazen (schuif)wanden en ramen. Verwijderen van posters e.d. op transparante wanden.
Bijlage 2:
Schoolondersteuningsprofiel
Samenwerkingsverband Voortgezet Onderwijs Midden Kennemerland
Door: S.Z. Kloosterman
Datum: juli 2013
6
Inhoud
Inleiding ............................................................................................................................. 7
1.1 Algemene visie van de school .................................................................................. 5
1.2 Algemene Missie van de school ................................................................................ 5
2. Onderwijsprofiel ........................................................................................................... 8
2.1 Positionering binnen het Samenwerkingsverband ........................................................... 8
3. Passend Onderwijs Nu .................................................................................................. 15
3.1. De leerling .............................................................................................................. 15
3.2. Onderwijslijnen ........................................................................................................ 16
3.2.1 Inrichting van het onderwijs ................................................................................. 11
3.3 Onderwijsconcept .................................................................................................... 271
3.3.1 Karakterisering van de school ............................................................................... 21
3.3.2 pedagogisch klimaat ............................................................................................ 22
3.3.3 Het onderwijs en de begeleiding ............................................................................ 23
3.3.4 Leerlingpopulatie ................................................................................................. 24
3.3.5 ondersteuning en werkwijze….…………………………………………………………………………………………25
3.3.6 De Trajectvoorziening .......................................................................................... 27
3.4. Algemene Ondersteuningsstructuur; Inzet en middelen….………………………………………………..
404
3.4.1. Interne Onderwijs Ondersteuningsstructuur ......................................................... 404
3.4.2 Ondersteuningsvoorzieningen op vijf domeinen ..................................................... 469
3.4.3 Instroom- en uitstroomgegevens ........................................................................... 40
Leerling populatie ...................................................................................................... 479
4. Passend onderwijs in de Toekomst ................................................................................. 44
4.1. Visie en ambitie passend onderwijs korte termijn ..................................................... 44
4.2 Benodigde kennis en vaardigheden ......................................................................... 45
4.3 Benodigde organisatie en voorzieningen .................................................................. 46
4.4 Visie en ambitie passend onderwijs lange termijn ..................................................... 46
4.5 Expertisedeling ..................................................................................................... 47
4.6 Benodigde organisatie en voorzieningen binnen het SWV ........................................... 47
4.7 De samenwerking met andere instanties ..................................................................... 48
4.7.1. Zorgadviesteam ....................................................................................... 568
5 Kwaliteitskader en continuïteit ..................................................................................... 569
7
Inleiding
Basisondersteuning in het Voortgezet onderwijs
Dit document bevat het Onderwijs Ondersteuningsprofiel van het Kennemer Beroepsgericht. Het
Kennemer Beroepsgericht is een voortgezet onderwijsvoorziening voor leerlingen in de leeftijd van
12 tot 16 jaar.
In het kader van de Wet op het Passend Onderwijs wordt van iedere school verwacht dat zij een
schoolondersteuningsprofiel opstelt. Passend onderwijs voor ieder kind betekent vooral: uitgaan
van onderwijsbehoeften van leerlingen en positief omgaan met verschillen. Hoe dit wordt
vormgegeven en gerealiseerd verschilt per school.
Het schoolondersteuningsprofiel levert een bijdrage aan de omslag van het denken in
kindkenmerken naar het denken in onderwijsbehoeften. In de oude systematiek werd geld
vrijgemaakt als een stoornis kon worden vastgesteld bij een leerling; dat gaf een prikkel om
indicaties aan te vragen. In de nieuwe systematiek wordt geld vrijgemaakt voor het beantwoorden
van onderwijsbehoeften. Dat geeft een prikkel om het onderwijsaanbod voor specifieke
onderwijsbehoeften in kaart te brengen.
Voor het schoolondersteuningsprofiel zijn gegevens verzameld die betrekking hebben op de
mogelijkheden van de school om passend onderwijs te realiseren. De gegevens zijn verzameld door
middel van gesprekken, enquêtes en documentanalyses. Het gaat bijvoorbeeld om de
deskundigheid in het team, de aanwezige faciliteiten, de voorzieningen waarover de school beschikt
en externe deskundigen met wie de school samenwerkt. De ondersteuning die de school kan
bieden is te beschrijven op twee niveaus: basisondersteuning en extra ondersteuning.
Basisondersteuning omvat vier aspecten:
Basiskwaliteit (dit verwijst naar de minimale onderwijskwaliteit die de Inspectie van het
onderwijs meet door middel van het toezichtkader, scholen die onder basistoezicht van de
Inspectie van het onderwijs vallen hebben hun basiskwaliteit op orde).
Preventieve en lichte curatieve interventies (zoals een aanbod voor leerlingen met
motivatieproblemen, of een aanpak voor het voorkomen van gedragsproblemen).
Onderwijsondersteuningsstructuur (onder andere de manier waarop de school de
ondersteuning heeft georganiseerd en met andere organisaties en specialisten samenwerkt).
Planmatig werken (onder andere de manier waarop de school onderzoekt welke
onderwijsbehoefte leerlingen hebben, daarop een passend onderwijsaanbod organiseert en dat
evalueert).
Het samenwerkingsverband stelt vast wat het niveau van de basisondersteuning is waaraan alle
deelnemende scholen voldoen. Dit betekent niet dat alle scholen de basisondersteuning op dezelfde
manier inrichten.
8
De extra ondersteuning geeft de activiteiten van de school weer die de basisondersteuning
overstijgen. De extra ondersteuning wordt georganiseerd in de vorm van arrangementen. Deze
arrangementen zijn antwoorden op ondersteuningsvragen van leerlingen.
Wij vermijden het woord ‘zorg’ zoveel mogelijk, omdat de taak van de school primair het geven
van onderwijs is. Iedere leerling heeft bepaalde onderwijsbehoeften, verschillen zijn er altijd en
voor een groot deel inpasbaar in het onderwijs.
In dit schoolondersteuningsprofiel geven wij aan in hoeverre onze school op dit moment al passend
onderwijs biedt, d.w.z. rekening houdt met (verschillen) in onderwijsbehoeften. Daarbij gaan we
uit van een niveau van basisondersteuning dat past bij de expertise en de faciliteiten die onze
school heeft.
In hoofdstuk 1 wordt aangegeven wat onze visie en ambities aangaande passend onderwijs zijn
en wat wij nodig hebben om deze in samenwerking met de reguliere VO scholen in het
samenwerkingsverband te realiseren.
In hoofdstuk 2 wordt het Onderwijsprofiel van onze school en onze positionering binnen het
Samenwerkingsverband VO Midden Kennemerland 2704 omschreven.
In hoofdstuk 3 komt aan de orde op welke wijze de school op dit moment passend onderwijs
biedt voor de huidige leerlingen. Hierbij komt de karakterisering, leerling-populatie en
uitstroomprofiel van de school aan de orde. Tevens wordt er uitleg gegeven over de inzet en
middelen die ervoor zorgen dat de interne ondersteuningsstructuur geborgd is.
In hoofdstuk 4 wordt de visie van de school t.a.v. passend onderwijs in de toekomst, zowel op de
korte als op langere termijn beschreven. Wij geven aan waar de school naar toe wil en wat
daarvoor nodig is.
In hoofdstuk 5 wordt beschreven hoe het kwaliteitskader en de continuïteit binnen de school
benaderd worden.
Door de invoering van Passend Onderwijs zullen de bijlagen die de onderlegger vormen bij het
opgestelde School Ondersteuningsprofiel, de komende maanden nog tekstueel worden bijgesteld.
Ook zullen er nog nieuwe producten ontwikkeld worden, welke de komend jaren verwerkt worden
binnen het School Ondersteuningsprofiel. Indien u geïnteresseerd bent in de bijlagen horend bij het
School Ondersteuningsprofiel dan kunt u deze opvragen bij het secretariaat van de school:
Kennemer Beroepsgericht
adres Van Riemsdijklaan 103
Postcode+ plaats 1965 BE Heemskerk
Telefoon/fax Tel (0251) 241944, fax 0251 251806
email [email protected]
directie Opleidingsdirecteur: Dhr. H. Mossel
9
Hoofdstuk 1 VISIE EN MISSIE
1.1 Algemene visie van de school
Het Kennemer Beroepsgericht wil een school zijn:
Welke de sfeer uitademt een positief schoolklimaat te hebben. De beoordeling van ‘de
sfeer’ beïnvloedt in belangrijke mate de schoolkeuze van een leerling. De opleiding
Beroepsgericht wil de volgende sfeer uitstralen:
o De ontwikkeling van de leerling staat centraal:
o Leerlingenparticipatie vinden we belangrijk; de leerling wordt gekend en zijn/haar eigen
ontwikkeling staat centraal;
o De school is met de leerling op zoek naar zijn/haar talenten en is primair gericht op wat
de leerling kan;
o De leerling leert vooral door te doen en maakt ook al in de onderbouw uitgebreid
kennis met de beroepsvakken.
o Leren en lachen zijn twee kanten van dezelfde medaille.
o Bij ons ben je veilig:
o Structuur is belangrijk;
o Als het mis gaat zijn we er, want de leerling staat centraal en doet er toe.
Waar ouders merken dat de school hen echt belangrijk vindt. De school:
o luistert naar hun mening en doet daar ook iets mee;
o wil hen intensief betrekken bij de ontwikkeling van hun kind. Dit doet zij d.m.v.
presentatieavonden, voortgangsgesprekken, webportal, afstemmingsgesprekken;
o wil met hen op een zorgvuldige manier communiceren; tijdige en volledige informatie.
Die zorgt voor een optimale aansluiting op het primair onderwijs.
1.2 Algemene Missie van de school
Het leven van een kind speelt zich af in verschillende leefgebieden, die nauw met elkaar verbonden
zijn: het gezin, de familie, de school, vrienden, de buurt. Vraagstukken rondom ontwikkeling van
10
kinderen beperken zich meestal niet tot school of thuis. Het is daarom belangrijk dat een kind
benaderd en ondersteund wordt vanuit een samenhangend geheel. Het vertrekpunt is één visie,
die de diverse leefgebieden omvat, met een gelijktijdig en goed afgestemde begeleiding van de
leerling op school maar ook binnen het gezin/leefwereld. Op die manier is de kans op succes vele
malen groter. Een integraal aanbod vraagt om een intensieve samenwerking met externe
(keten)partners. Hierbij zijn vertrouwen in elkaars expertise, het benutten van elkaars kennis en
vakmanschap en ondersteuning waar nodig, de sleutelwoorden. Ook het willen vertrouwen op de
eigen kracht van kinderen, ouders en hun netwerk is hierbij van groot belang.
Het Kennemer College heeft een duidelijke missie: “het opleiden van leerlingen tot goed
ontwikkelde, zelfbewuste wereldburgers met een diploma op hun niveau, die in staat zijn een
bijdrage te leveren aan de verdere opbouw en verbetering van de maatschappij waarin wij leven”.
Daarnaast heeft de school een duidelijke visie op het soort onderwijs dat gegeven moet worden om
de hierboven genoemde (missie)doelstellingen te kunnen realiseren. In de nota ‘Uitwerking
Koerskeuze Advies’, die in 2009 is uitgebracht, wordt deze visie in algemene termen beschreven en
deze wordt als uitgangspunt gebruikt.
Binnen het Kennemer College dient de ontwikkeling van de leerling centraal te staan. De
school wil daarom onderwijs op maat geven.
1. In het verlengde daarvan dienen de voor elke opleiding specifieke leerling-kenmerken
richtinggevend te zijn voor het onderwijs dat in deze opleiding wordt gegeven.
Bovendien wil de school dat leerlingen zich gekend, gewaardeerd en veilig voelen.
2. De school biedt in de tweede plaats een uitdagende leeromgeving (contextrijk en
motiverend.) Ook sluit het onderwijs goed aan bij het basisonderwijs, vervolgonderwijs
en de arbeidsmarkt (doorlopende leerwegen en civiel effect).
3. Leerlingen moeten in de derde plaats in de gelegenheid zijn hun eigen specifieke
talenten te herkennen (reflecteren op eigen gedrag en mogelijkheden) en deze
gericht te ontwikkelen.
4. Voorgaande ‘visie’ op onderwijs, moet leiden tot uitstekende leeropbrengsten,
doorstroom-en uitstroomresultaten. Ook wil de school dat leerlingen en hun ouders zich
daardoor betrokken voelen bij de eigen opleiding en daar tevreden over zijn.
Doelen die wij onszelf stellen zijn:
Dat de ontwikkeling van de leerling in de eerste plaats meer centraal komt te staan.
Dat het onderwijs in de tweede plaats motiveert en goed aansluit bij de leerstijlen en
behoeften van onze leerlingen.
o dit gebeurt door het onderwijsaanbod in toenemende mate contextrijk en betekenisvol
te maken;
o didactisch op een flexibele manier te werken;
o veel structuur te bieden;
o binnen het curriculum begeleidingsbanden op te nemen waardoor leerlingen extra
ondersteuning kunnen krijgen in die vakken en onderwerpen waar zij minder goed in
11
zijn en zich anderzijds kunnen verdiepen/verrijken in vakken waar zij talent voor
hebben;
o de leerlingen zodanig te groeperen (onderwijs organisatie) dat beter recht gedaan kan
worden aan hun mogelijkheden: in het eerste leerjaar aparte lwoo/basis, basis/kader
en kader/mavo groepen;
o in de onderbouw naast de algemene vmbo-stroom ook andere stromen aan te bieden:
het vakcollege/technisch college en mogelijk ook het zorgcollege.
Dat het onderwijs in de derde plaats de leerling op een goede manier voorbereidt op het
vervolgonderwijs (de bovenbouw van onze eigen opleiding en het MBO)
Door het bovenstaande willen wij het onderwijskundig totaalaanbod (ons profiel) aantrekkelijk maken voor leerlingen en hun ouders. Dit profiel moet zich bovendien in positieve zin onderscheiden van de bij ons omringende scholen.
De pedagogische visie zegt vooral iets over de manier waarop wij onze doelen willen bereiken. Zij
zegt iets over de manier waarop leerlingen zich ontwikkelen en hoe wij daarop kunnen aansluiten
en de best passende ondersteuning kunnen bieden. Zij zegt iets over de rechten van kinderen en
hoe wij deze willen waarborgen. Leerlingen kunnen zich alleen ten volle ontwikkelen als:
zij zich veilig voelen;
zij structuur en duidelijkheid krijgen;
wij hen positief benaderen en behandelen;
wij hen de ruimte geven zichzelf te zijn en eigen initiatieven leren te ontplooien;
wij hen stimuleren om op een positieve manier met elkaar om te gaan;
wij goed analyseren op welk punt in hun ontwikkeling zij zijn en daarop aansluiten;
wij dit in samenwerking en gezamenlijkheid met de ouders en ketenpartners doen.
Hoe: Ontwikkeling en innovatie van het onderwijs
De onderliggende vraag bij ontwikkelingen en veranderingen in het onderwijs is altijd: “Waarom doen we wat we doen?” Het antwoord op die vraag komt voort vanuit de visie dat we onze leerlingen optimaal willen voorbereiden op hun vervolgopleidingen zodat zij daarna succesvol kunnen doorstromen in het vervolgonderwijs of de maatschappij. Daarbij zullen wij naast onze ambitie, om deze trajecten zo goed mogelijk te realiseren, ook rekening moeten houden met de maatschappelijke ontwikkelingen
en de nieuwe eisen die van ons gevraagd worden van het Ministerie uit.
Als school willen wij ons onderscheiden/profileren door uitdagende trajecten aan te bieden. Dit willen wij realiseren door:
in het aanbod van met name de onderbouw talentherkenning, talentontwikkeling en
de beroepsvakken een herkenbare en belangrijke plaats te laten innemen:
o De leerling krijgt de eerste twee leerjaren in de vorm van keuzewerktijd (band in het
rooster) een breed en aantrekkelijk aanbod waaruit door de leerling een keuze gemaakt
moet worden. Na een periode van brede oriëntatie (in het eerste leerjaar) wordt in het
12
tweede leerjaar gekozen voor specialisatie in die richting waar de leerling talent voor
heeft of affiniteit bij voelt.
o De leerling intensief te begeleiden bij de verdere ontwikkeling van zijn talenten. Daarbij
wordt gebruik gemaakt van een portfolio en portfoliogesprekken. Deze gesprekken
worden bijvoorbeeld gevoerd in het kader van keuzewerktijd: waar ben ik goed in,
waar wil ik mij verder in ontwikkelen en wat moet ik dus kiezen.
o PSO (praktische sector organisatie) een belangrijke rol te laten spelen in de onderbouw
(vooral in het tweede leerjaar). Dit houdt in dat leerlingen op bezoek gaan op locaties,
gastsprekers op school presentaties houden en de leerlingen tijdens de lessen aan de
slag gaan met beroepen en beroepsoriëntatie. Hierbij wordt gebruik gemaakt van de
directe nabijheid van de beroepsvakken. Ook in dit verband wordt het portfoliogesprek
ingezet.
o In de onderbouw van de opleiding Beroepsgericht de beroepsvakken (ook buiten PSO
om) al een duidelijke rol te laten spelen binnen het curriculum. Het vakcollege en
mogelijk het zorgcollege worden bovendien ingevoerd naast de reguliere vmbo-stroom.
in het aanbod van met name de bovenbouw (de afdelingen Z&W, Horeca, Techniek en
Economie) de volgende punten goed naar voren te laten komen:
o We leiden vooral op voor vakmanschap;
o We zorgen aantoonbaar voor een goede aansluiting met het MBO (doorlopende
leerlijnen);
o De organisatie van de lessen is zodanig dat leerlingen op maat les krijgen;
o De werkvelden van het beroepsvak staan ook binnen de avo-vakken centraal:
betekenisvol, praktijkgericht leren is dus een belangrijk onderdeel van ons profiel;
o Wij bieden naast smalle programma’s als dat in het belang is van de leerling ook brede
programma’s aan (techniekbreed, zorg en welzijn breed) en werken daarnaast waar
nodig sector overstijgend: bijvoorbeeld Horeca met modulen Toerisme.
ons niveau van betrouwbaarheid hoog te leggen. Wanneer ouders met hun kinderen
een school voor Voortgezet Onderwijs uitkiezen, is de betrouwbaarheid van een school
vooral voor ouders één van de belangrijkste beslissingsfactoren: wordt er goed voor mijn
kind gezorgd, krijgt hij alle mogelijke kansen en wordt hij goed en tijdig opgevangen als
het onverhoopt mis dreigt te gaan?
o De school biedt daarom zorg op maat met o.a. goede en bruikbare handelingsplannen
die goed worden toegepast en waarover met de leerling en de ouders goed en tijdig
wordt gecommuniceerd. Het portfolio en de bijpassende begeleidingsgesprekken
worden hierbij ingezet;
o De school biedt zorgvuldige, klantgerichte communicatie met ouders en leerlingen;
o De resultaten van de leerling doen op dit moment zeker niet onder voor andere scholen
met een VMBO-onderbouw. Dit pluspunt van onze school willen we verankeren;
o Ouders worden direct betrokken bij de ontwikkeling van hun kind. Bij gesprekken over
het portfolio worden bijvoorbeeld niet alleen de leerling maar ook de ouders betrokken
(leerlingen voeren een portfoliogesprek met hun ouders in aanwezigheid van de
mentor);
13
De ontwikkeling en innovatie van onze aangeboden trajecten vragen van ons als school verder na
te denken over het pedagogisch didactisch klimaat en over de manier waarop wij al deze leerwegen
willen realiseren en organiseren. Dit heeft ons de volgende opdracht doen formuleren:
“Stel de ontwikkeling van de leerling centraal en ga van daaruit kijken of het huidige rooster, de
huidige leermiddelen en het huidige pedagogisch didactische klimaat nog wel optimaal zijn om ons
onderwijs verder vorm te geven.“
Onze ambitie zal een plek moeten krijgen naast de nieuwe eisen vanuit het Ministerie, die onder
meer zijn verwoord in het convenant Beter Presteren, de wet op Passend Onderwijs en de
ontwikkelingen op het gebied van Taal en Rekenonderwijs. Ook deze nieuwe eisen zorgen er voor
dat we ons onderwijs verder moeten ontwikkelen.
In het convenant Beter Presteren worden bijvoorbeeld eisen gesteld aan:
opbrengstgericht werken
de professionalisering van docenten en schoolleiding
Beter Presteren
een ambitieuze leercultuur
het aanbieden van gedifferentieerd onderwijs
Het Kennemer Beroepsgericht wil haar onderwijskundige visie en missie realiseren, door docenten
en het team verantwoordelijk te laten zijn voor het onderwijs en de begeleiding van onze
leerlingen. Door het lerend vermogen dat in deze aanpak besloten ligt, verdiepen de docenten hun
professionaliteit en hun innovatief vermogen.
Keuzes met betrekking tot financiën en noodzakelijke randvoorwaarden, zoals bijvoorbeeld scholing
en de leeromgeving, worden gebaseerd op het onderwijskundig beleid.
2. Onderwijsprofiel
2.1 Positionering binnen het Samenwerkingsverband
Het Kennemer Beroepsgericht maakt deel uit van het Kennemer College. Onder het Kennemer
College vallen de Kennemer Praktijkschool en LWOO, het Kennemer Beroepsgericht, de Kennemer
MAVO en het Kennemer HAVO/VWO. Binnen het Kennemer College is de laatste jaren steeds meer
ingezet op het ontwikkelen van een sterk onderwijsconcept en het willen zijn van een lerende
organisatie. Bij de ontwikkeling van concepten binnen het pedagogisch-didactisch klimaat, wordt er
ingezet op het delen van expertise tussen de locaties van het Kennemer College. De laatste twee
jaar wordt er op managementniveau gewerkt aan het implementeren van een gemeenschappelijk
pedagogisch-didactisch klimaat binnen de locaties van het Kennemer College.
“Het Kennemer College, de school die kansen biedt”
Het Kennemer College is een school voor voortgezet onderwijs met een volledig onderwijsaanbod
van praktijkonderwijs tot en met gymnasium. Al onze opleidingen bieden onderwijs, gericht op een
specifieke doelgroep en toegesneden op het type leerling dat daarbij hoort. We willen iedere
leerling goed onderwijs bieden én de aandacht geven die hij/zij verdient; onderwijs dat uitgaat van
14
de verschillen tussen leerlingen. Bovendien spelen we optimaal in op de recente vernieuwingen in
het onderwijs.
Kleinschalig met de voordelen van een grote school
Iedere opleiding binnen het Kennemer College heeft een eigen gebouw. Leerlingen van de
verschillende opleidingen hebben zo hun eigen plek en hun eigen sfeer. De leerling verdwijnt niet
in de massa, maar heeft een overzichtelijke school waarin hij zich prettig en veilig kan voelen. We
hebben aandacht voor de individuele leerling en geven extra zorg waar nodig. Daarnaast is er veel
ruimte voor persoonlijke ontwikkeling.
Door de intensieve samenwerking tussen de opleidingen onder de paraplu van het Kennemer
College én het volledige aanbod van onderwijsmogelijkheden, is veranderen van opleiding dus heel
goed mogelijk, waardoor wij ervoor kunnen zorgen dat iedere leerling het soort onderwijs krijgt dat
bij hem/haar past. Ook extern streven wij naar een naadloze aansluiting, om zo de leerling naar
succes in vervolgonderwijs en samenleving te begeleiden.
Het Kennemer College: in beweging, toekomstgericht en maatschappelijk betrokken
Onze school staat midden in de maatschappij, waarbij we ons onderwijs continu afstemmen op
ontwikkelingen in de samenleving. We zijn actief in de regio en onderhouden goede contacten met
het verenigingsleven in de omgeving, het bedrijfsleven, het basisonderwijs en het
vervolgonderwijs.
Het Kennemer College is innovatief: voortdurend gericht op verbetering van de resultaten en de
kwaliteit van het onderwijsproces. Daarbij is er grote aandacht voor de informatietechnologie en
het computergebruik in de lessen.
Het Kennemer College doet veel aan culturele en kunstzinnige vorming (met de mogelijkheid
examen te doen in de creatieve vakken), kent veel buitenschoolse activiteiten, heeft een breed
sportaanbod en besteedt veel aandacht aan goede loopbaanoriëntatie. Binnen de sector economie
is tevens de afdeling SDV (Sport, Dienstverlening en Veiligheid) ingevoerd.
Een school om trots op te zijn
De afgelopen drie jaar zijn wij er in geslaagd om de voor ons negatieve ontwikkeling voor wat
betreft het aantal leerlingen om te buigen in een positieve ontwikkeling door goed en voor
leerlingen aantrekkelijk onderwijs te geven. Dit zien we terug in een toename van het aantal
aanmeldingen van 176 in 2009 naar 247 in 2011. Op dit moment telt de school 903 leerlingen en
54 ISK-leerlingen. De invoering van o.a. talenturen, remediale band, vakcolleges Techniek en Zorg
en de invoering van SDV heeft ervoor gezorgd dat wij nu de wind goed in de zeilen hebben. Om
dat vast te houden zal de onderwijskundige inrichting van onze opleiding van hoge kwaliteit
moeten blijven: pedagogisch-didactisch en programmatisch.
In samenhang daarmee zetten wij in op het ‘betrouwbaarheidsgehalte’ van de school op een hoog
niveau te tillen: met goede doorstroom- en uitstroomresultaten, goede leerlingenzorg en goede
communicatie met de ouders met name als er zorgen omtrent de leerling is. Dit blijven
basisvoorwaarden om voldoende leerlingen naar onze school te trekken. Daarnaast wil onze school
zich ook op een voor de klant aantrekkelijke manier blijven onderscheiden van de ons omringende
scholen.
15
We streven naar goede resultaten: onze leerlingen proberen het beste uit zichzelf te halen, waarbij
de school de randvoorwaarden schept die nodig zijn om minstens het niveau te halen dat binnen
hun vermogen ligt. Hierbij gaan wij uit van de verschillen tussen leerlingen. Om dit alles te
ondersteunen beschikt onze school over professionele medewerkers met hart voor de leerling,
goede onderwijsfaciliteiten en een passend begeleidingssysteem.
Het Kennemer Beroepsgericht heeft zich de laatste jaren steeds meer gericht op het willen zijn van
een brede onderwijsvoorziening binnen het Samenwerkingsverband VO Midden Kennemerland.
Steeds meer leerlingen met een specifieke ondersteuningsvraag vinden hun weg naar het
Kennemer Beroepsgericht. Er is specifieke expertise en ondersteuning binnen de school aanwezig
om leerlingen met een specifieke ondersteuningsvraag te willen en kunnen begeleiden.
Het interne zorgteam, bestaande uit een zorgcoördinator, een orthopedagoog, een GZ-psycholoog,
een schoolmaatschappelijk werker, leerlingbegeleiders, de trajectbegeleider en de teamleiders is
ter ondersteuning van dit aanbod actief. Daarnaast heeft de school een dyslexiecoach, een sociale
vaardigheidstrainer, een faalangstreductietrainer en een Rots en Water-trainer in huis.
Het Kennemer Beroepsgericht wil zich de komende jaren nog verder ontwikkelen in het zijn van
een school waar alle leerlingen onderwijs kunnen volgen, ook als dit maatwerk behoeft.
Onze school staat open voor leerlingen en ouders van verschillende overtuiging en levensvisie en
wil daarmee een afspiegeling zijn van de samenleving. Met recht kunnen we zeggen dat het
Kennemer College een school in beweging is, maatschappelijk betrokken en toekomstgericht. Een
school om trots op te zijn!
Kennemer College en SVOK
Het Kennemer College is een van de scholen van de Stichting voor Voortgezet Onderwijs
Kennemerland (SVOK). De andere scholen zijn het Bonhoeffer College en het Jac.P. Thijsse College
te Castricum. De stichting stelt zich ten doel voortgezet onderwijs te verzorgen op algemeen
bijzondere grondslag. Dat houdt in algemene toegankelijkheid en gelijkwaardigheid van alle
levensbeschouwelijke overtuigingen en maatschappelijke stromingen.
3. Passend Onderwijs Nu
3.1. De leerling Voor de opleiding Beroepsgericht staan er twee uitgangspunten voorop:
• We willen de leerlingen optimale voorbereiding bieden op het vervolgonderwijs of arbeid;
• We willen de leerlingen de kans bieden zich persoonlijk te ontwikkelen.
In de nota Uitwerking Koerskeuze Advies staat dat elke opleiding binnen de school het
onderwijskundige beleid nauwkeurig dient af te stemmen op die kenmerken van de leerlingen die
onderwijskundig van belang zijn. Belangrijk daarbij is, is de vraag: ‘Met welke leerling-kenmerken
moeten wij rekening houden bij het formuleren van ons onderwijskundig beleid?’
Het Centrum voor Innovatie (Hiteq) levert ons daar informatie over. Tevens hebben wij onze
docenten daar ook bevraagd. Onderstaande definitie baseert zich op beide informatiebronnen:
16
Onze leerlingen:
hebben vaak moeite met lezen (vooral begrijpend lezen) en geven vaak ook de
voorkeur aan beeld boven tekst;
hebben in het verlengde van het voorgaande in meerderheid een voorkeur voor niet-
tekstueel leren, ze willen vooral leren door te doen;
hebben moeite met het omgaan met grote hoeveelheden informatie;
hebben moeite met het beoordelen van de toepasbaarheid en de relevantie van de
lesstof;
hebben moeite met het combineren van taken;
hebben behoefte aan structuur en (stapsgewijze) instructie;
zijn onbekend met de inhoud van opleidingen en banen; met name als het gaat om
techniek;
kiezen liefst een opleiding waarmee zoveel mogelijk opties open blijven;
zijn betrokken bij- en willen iets doen aan problemen dicht bij huis en binnen het eigen
sociale netwerk;
willen een aardige, toegankelijke docent met goede, didactische vaardigheden en
vakkennis;
zijn in grote lijnen tevreden over de school waar ze op zitten, maar zouden wel meer
persoonlijk contact en persoonlijke aandacht willen.
Dit betekent dat wij op school niet alleen bezig zijn met het overbrengen van vakkennis, maar dat
we de leerlingen ook leren: samen te werken, te presenteren, zelfstandig te werken, onderzoek te
doen, te werken met een planner, etc.
Behalve het onderwijsinhoudelijke aspect vinden wij het ook belangrijk dat de leerling zich als
persoon kan ontwikkelen. Dat hij/zij in staat wordt gesteld om zijn/haar talenten te laten zien.
We willen er alles aan doen om het maximale uit onze leerlingen te halen.
3.2. Onderwijslijnen
3.2.1. Inrichting van het onderwijs
Toelating
De opleiding Beroepsgericht is een school voor vmbo (voorbereidend middelbaar
beroepsonderwijs). Leerlingen die van de basisschool het advies basisberoepsgerichte (bb) of
kaderberoepsgerichte leerweg (kb) hebben gekregen, worden tot de brugklas van het
Beroepsgericht toegelaten. Tevens heeft het Beroepsgericht twee vakcolleges nl. Techniek en Mens
& Dienstverlening en een speciale kader<>mavobrugklas.
17
Tevens heeft het Beroepsgericht ook speciale opleidingen, namelijk het Vakcollege Techniek, het
Vakcollege Mens & Dienstverlening en de schakelklas Kader/Mavo. Voor leerlingen die meer
aankunnen, maar ook graag praktisch bezig zijn is er nu ook het Vakcollege Techniek GL
(Gemengde Leerweg).
Zoals de naam kader/mavo al aangeeft, worden tot deze brugklas die leerlingen toegelaten van wie
bij het begin van de cursus niet duidelijk is welke van beide onderwijssoorten voor hen het meest
geschikt is. Aan het einde van het cursusjaar wordt besloten of de leerling doorstroomt naar het
tweede leerjaar van de mavo of dat hij/zij meer gebaat is bij een vervolg in het vmbo-
beroepsgericht.
Test
Nog vóór de zomervakantie worden alle aangemelde leerlingen met een advies vmbo-
beroepsgericht getest om te kunnen bepalen wie van hen in aanmerking komen voor de faciliteiten
die het leerwegondersteunend onderwijs (lwoo) biedt (uitgezonderd natuurlijk die leerlingen die
deze testen al op de basisschool hebben gedaan) Het gaat hierbij om de volgende testen:
• Intelligentieonderzoek
• Drempelonderzoek taal en rekenen
• Prestatiemotivatie onderzoek.
De basisberoepsgerichte leerweg (bb)
Deze leerweg is bedoeld voor leerlingen die graag praktisch bezig zijn, die de behoefte hebben aan
praktijk (doe-vakken) en niet te veel en te moeilijke theorie (leervakken) willen volgen. Een groot
deel van de vmbo-leerlingen zal voor deze leerweg in aanmerking komen. Doorleren in het
middelbaar beroepsonderwijs is mogelijk op instapniveau 2, welke je verder opleidt tot praktisch
uitvoerende beroepen.
De kaderberoepsgerichte leerweg (kb)
Deze leerweg is bedoeld voor leerlingen die graag praktisch bezig zijn. Voor deze leerlingen is het
echter geen bezwaar als de theorievakken moeilijker en ingewikkelder zijn. Wanneer een leerling
deze leerweg wil volgen, moeten de schoolresultaten meer dan gemiddeld zijn. Doorleren in het
mbo is mogelijk op instapniveau 3 of 4, de vak- en middenkaderopleidingen.
Het leerwegondersteunend onderwijs (lwoo)
Er zijn altijd leerlingen die extra hulp en ondersteuning nodig hebben. Het vmbo doet er alles aan
om zoveel mogelijk leerlingen binnen boord te houden en intensief te begeleiden op weg naar een
diploma. Om dit te bereiken hebben wij het leerwegondersteunend onderwijs (lwoo). Het is een
begeleidingsroute voor leerlingen en dus geen aanduiding van een niveau.
Wat is leerwegondersteunend onderwijs nu precies? Daar is geen eenduidig antwoord op te geven.
Het kan variëren van bijlessen, huiswerkbegeleiding en trainingen tot intensieve en langdurige
begeleiding en/of plaatsing in een kleinere groep. Om voor leerwegondersteunend onderwijs in
aanmerking te komen moeten deze leerlingen uitgebreid getest worden. De Regionale
Verwijzingcommissie Noordwest (RVC NWH-VO) beoordeelt of een aanvraag voor lwoo terecht is.
18
Alleen met een beschikking van deze commissie is LeerWeg Ondersteunend Onderwijs voor deze
leerlingen mogelijk.
De onderbouw (eerste twee leerjaren)
De leerlingen van het VMBO volgen de eerste twee jaren een groot aantal vakken, waarbij gezorgd
wordt voor een goede afwisseling tussen praktijk en theorie. De mentor besteed veel aandacht aan
leren studeren, zelfstandig en samenwerkend, en tal van andere zaken die van leerlingen in het
huidige voortgezet onderwijs wordt verwacht.
Vanaf het 1e leerjaar wordt veel zorg besteed aan de voorbereiding op de afdelingskeuze of beter
gezegd: de keuze voor de leerwegen en afdelingen in de bovenbouw. Om de leerlingen hierbij te
ondersteunen, volgen ze het keuzebegeleidingprogramma. De lessen horend bij dit programma zijn
bedoeld om leerlingen inzicht te geven in hun eigenschappen, mogelijkheden en belangstelling.
Daarnaast ontvangen de leerlingen informatie en advies over vervolgopleidingen en beroepen.
Tijdens het project Praktische Sector Oriëntatie maken de leerlingen kennis met de afdelingen van
de bovenbouw. Deze lessen worden verzorgd door de leerkrachten van de bovenbouw. Verder
worden alle leerlingen in dit leerjaar getest op beroepeninteresse. De resultaten van deze test en
de schoolprestaties en de belangstelling van de leerling, vormen de basis van het leerroute-advies
dat aan het einde van het tweede leerjaar wordt gegeven. De leerlingen die geplaatst worden in de
basisberoepsgerichte leerweg met lwoo krijgen een onderwijsaanbod dat beter bij hen past. Deze
aanpassing vertaalt zich in een wat lager tempo, een afwijkende lessentabel en kleinere klassen.
Determinatie (leerjaar 2)
Dit houdt in dat er bepaald wordt welke sector, afdeling en leerweg voor welke leerling het meest
geschikt is. In leerjaar 2 wordt er door het hele jaar heen niet alleen gekeken naar cijfers, maar
ook naar vaardigheden, aanleg en interesses. Dit gebeurt op allerlei manieren, onder meer door
toetsen, observaties, praktische sector oriëntatie, evenals door belangstelling- en aanlegtesten.
Hiermee hopen we dan samen met de ouders een zorgvuldige, passende keuze voor de bovenbouw
te kunnen maken.
Vakcollege techniek
Deze VMBO-MBO opleiding is speciaal bedoeld voor jongens en meisjes die geïnteresseerd zijn in
techniek en later in een technisch beroep willen gaan werken. In 6 jaar worden de leerlingen
opgeleid tot een vakman of vakvrouw waarna zij het Kennemer Vakcollege verlaten met een MBO
diploma en een baan. De baan wordt gegarandeerd door een landelijke organisatie, het Vakgilde
genaamd. De eerste 3 jaar staan in het teken van een brede oriëntatie binnen de techniek en
technische beroepen.
Het Vakcollege werkt in leerjaar 1 en 2 gedifferentieerd. De leerlingen krijgen lesstof op hun niveau
aangeboden. Dit biedt mogelijkheden voor leerlingen om zich te bewijzen en te groeien. Aan het
eind van de 2e klas vindt determinatie plaats om vast te stellen op welk niveau de leerlingen in het
3e leerjaar starten. Het 3e leerjaar wordt afgesloten met het landelijk VMBO praktijkexamen
techniekbreed.
In het 4e leerjaar specialiseren de leerlingen zich in een van de studierichtingen van het MBO en
aan het eind van de 4e klas doen zij het landelijk VMBO examen in de theorievakken. Door deze
unieke constructie is er sprake van tijdswinst en verlaat de leerling na 6 jaar onze school met een
MBO niveau 2 of 3 diploma en een baan.
Samengevat:
• er is een brede oriëntatie op de techniek en beroepen in de techniek; • in het 1e leerjaar veel praktijk en “doe” opdrachten; • eind 4e leerjaar heeft de leerling een VMBO diploma;
19
• de leerling verlaat het Kennemer Vakcollege met een MBO diploma en een baan;
• de opleiding duurt 6 jaar.
Gemengde Leerweg
In de technieksector is er op alle niveaus een groeiende behoefte aan jongeren. Vandaar dat het
Kennemer College de leerlingen van het vakcollege de mogelijkheid biedt om op GL-niveau uit te
stromen. GL staat voor gemengde leerweg en is bedoeld voor leerlingen die theoretisch meer
aankunnen maar ook graag praktisch bezig zijn. Het niveau van de theorievakken is gelijk aan
mavo-niveau (TL). De GL-leerlingen doen examen in 5 theorievakken en een beroepsvak, waar
mavoleerlingen examen doen in 6 theorievakken. De lessentabel is zo ingericht dat dit niet of
nauwelijks ten koste gaat van het aantal praktische lessen techniek. In het 3e leerjaar komt het 5e
vak er bij, in het Vakcollege is dit Nask-2 (Scheikunde).
Vakcollege Mens & Dienstverlening
In schooljaar 2012/2013 is het Kennemer College beroepsgericht gestart met een leerroute die bij
uitstek geschikt is voor leerlingen, die al weten dat zij later ‘iets met mensen’ willen doen.
Gedurende een doorlopende vmbo/mbo-leerlijn kunnen zij hun talenten ontwikkelen in de richting
van zorg, welzijn of dienstverlening. Binnen deze sectoren zijn er heel veel verschillende beroepen.
Zo kan de jongere later werken met bijvoorbeeld zieken, met kinderen, gehandicapten, jongeren of
met ouderen. Het Vakcollege leidt de leerling ook op voor beroepen in de maatschappelijke zorg en
welzijn. Kortom: werk waarin je veel met mensen te maken krijgt.
De eerste drie jaar van de opleiding leert de leerling veel van het vak Mens & Dienstverlening. Je
leert dan wat de belangrijkste kanten zijn van werken met mensen. Daarnaast wordt les gegeven
in: Nederlands, Engels, wiskunde, biologie, lichamelijke opvoeding, aardrijkskunde/geschiedenis en
muziek. In de volgende jaren leert de leerling steeds meer van de beroepen die het beste bij
hem/haar passen. De leerling loopt stage en doet veel praktijkervaring op. Als de leerling klaar is
met de opleiding heeft hij/zij een diploma op vmbo en mbo-niveau op zak. Door deze unieke
constructie is er sprake van tijdswinst en verlaat de leerling na 5 of 6 jaar (afhankelijk van het
niveau) onze school met twee diploma’s en mogelijk een baan.
Het Vakcollege Mens & Dienstverlening helpt de leerling om een echte topper te worden, die klaar
is voor een mooie carrière in de sector Mens & Dienstverlening!
De bovenbouw (leerjaren 3 en 4)
De bovenbouw kent twee leerwegen: basisberoepsgericht en kaderberoepsgericht, verdeeld over 3
sectoren met 7 afdelingen. Na de twee brugjaren kiest de leerling een afdeling en krijgt een
bindend advies mee voor de leerweg. Dit advies is gebaseerd op allerlei toetsingen, overleg met de
leerling en ouders/verzorgers en uitgebreide kennismaking met de mogelijkheden in de
bovenbouw. In beide leerwegen kunnen leerlingen met een lwoo-indicatie voorkomen.
Sector techniek:
o afdeling TECHNIEK BREED
Sector economie:
o afdeling ADMINISTRATIE
o afdeling MODE & COMMERCIE
o afdeling HANDEL & VERKOOP
20
o afdeling SPORT&DIENSTVERLENING&VEILIGHEID
o afdeling HORECA
Sector Zorg en Welzijn:
o afdeling ZORG EN WELZIJN BREED
Internationale Schakelklassen (ISK)
De ISK staat voor de eerste opvang bij onderwijs aan anderstaligen. De leeftijd varieert van 12 tot
18 jaar. Deze leerlingen beheersen het Nederlands een beetje of helemaal niet. Zij zijn nog niet in
staat een vorm van regulier onderwijs in Nederland te volgen.
Ook leerlingen van buitenlandse afkomst, geplaatst in een reguliere basisschool, waarvan blijkt dat
ze het Nederlands niet voldoende beheersen om het reguliere vervolgonderwijs te volgen, kunnen
in de ISK worden opgenomen. Dit gebeurt in overleg met de ouders en de basisschool. Doel van
het ISK onderwijs is:
• het zodanig aanleren van de Nederlandse taal, dat de leerlingen daarna kunnen instromen in
het vervolgonderwijs;
• kennismaken met de Nederlandse samenleving.
De ISK is ingedeeld in groepen:
• ISK- I, de instroomgroep. • ISK- D, de doorstroomgroep • ISK- U en ISK- V zijn de uitstroomgroepen.
In het schooljaar 2013-2014 volgen er 54 leerlingen een lesprogramma binnen de ISK. Het is de
bedoeling dat de leerlingen na 2 jaar door kunnen stromen naar een vorm van vervolgonderwijs.
Dat kan zijn: Praktijkonderwijs, VMBO, MAVO, HAVO, MBO of vormen van hoger onderwijs. Welk
onderwijs het wordt, is afhankelijk van hun leeftijd en niveau.
ZSAP-UREN (Talentlessen)
ZSAP staat voor Zelfstandig, Samenwerken, Actief en Presteren.
Het idee achter deze lessen is het ontdekken en ontwikkelen van talent bij de leerling op
verschillende gebieden.
Deze gebieden zijn:
• Sport
• Kunst
• Mens en Natuur
21
Aan het begin van het schooljaar maken de leerlingen, door middel van presentaties, kennis met
deze drie gebieden. Vervolgens kiezen ze twee gebieden die ze willen volgen. Deze twee gebieden
volgen ze ieder een half jaar. Tijdens een dergelijk half jaar volgen ze verschillende lessen en
workshops over onderwerpen van het gebied. Ieder gekozen gebied dient met een voldoende te
worden afgesloten. De leerling volgt deze lessen dus niet in klassenverband maar wordt ingedeeld
naar zijn/haar eigen interesse.
Extra ondersteuning binnen het onderwijs
Faalangst-reductietraining
Sommige leerlingen presteren onder druk veel minder dan ze eigenlijk zouden kunnen. Angst voor
mislukken tijdens een proefwerk speelt soms een negatieve rol. Een deskundige geeft trainingen
aan leerlingen om met meer zelfvertrouwen en onder druk te presteren.
Sociale vaardigheden (Sova) training
Sociale vaardigheden zijn vaardigheden die van belang zijn in de omgang met anderen, zoals: hoe
maak je op een goede manier contact met je leeftijdsgenoten, hoe ga je om met kritiek, of op
welke goede manier los je een ruzie op?
Voor leerlingen bestaat de mogelijkheid om extra ondersteuning te krijgen door middel van een
sovatraining in een klein groepje. Mevrouw van Nieuwenhuijzen geeft deze trainingen.
KennemerPunten
Om de leerlingen nog meer bij de school te betrekken, kennen we het systeem van
KennemerPunten. Iedere leerling kan per leerjaar 5 Kennemerpunten scoren. Hiermee laat de
leerling zien wat hij/zij behalve de studie nog meer kan presteren en waar wellicht de talenten van
de leerling liggen.
KennemerPunten kunnen verdiend worden door b.v.:
• meedoen aan de Schoolwacht • rondleidingen te geven aan leerlingen en ouders • mee te werken aan de Open Dag/schoolfeesten • deel te nemen aan de leerlingenraad • elkaar les te geven in het vak waar de leerling goed in is.
Er zijn tal van mogelijkheden om te laten zien over welke talenten de leerling beschikt. Een leerling
kan oneindig veel meer dan lessen volgen en een diploma halen. Wij zijn benieuwd naar hun
inbreng in de school. De ervaring die zij opdoen kunnen ze ook nog verwerken in een portfolio
map.
Sportevenementen
Voor ieder leerjaar organiseert de sectie lichamelijke opvoeding, interne toernooien waarbij een
bepaalde sport centraal staat. Ook is er rond de Kerst een schoolvoetbaltoernooi, waarvoor een
groot aantal scholen uit deze regio zich jaarlijks inschrijft.
Culturele activiteiten
In de loop van het jaar selecteren we passende theaterproducties of excursies naar een museum.
22
3.2.2. Impuls Leerwegen
De volgende leerlijnen zijn uitgewerkt voor de afdelingen van de Opleiding Beroepsgericht:
- onderbouw,
- het team Techniek,
- het team Zorg en Welzijn (+ Horeca)
- het team Economie.
Bij de ontwikkeling van de leerlijnen wordt gewerkt met teamplannen en in het verlengde daarvan
projectplannen. Binnen die opgestelde plannen wordt antwoord gegeven op de volgende vragen:
Inhoudelijke vragen: - Wat zijn, rekening houdend met de beleidsvoornemens, de sterke en zwakke
kanten van het betreffende team en waarop moet dus de nadruk (prioriteit) gelegd
worden als het gaat om verbetering van het onderwijskundig concept, de
leerlingenzorg en de bijpassende personele ontwikkeling?
- Waar moet het betreffende team vooral aandacht aan besteden om als team een
bijdrage te kunnen leveren aan het wervend vermogen van de totale opleiding:
naar welk wervend en onderscheidend profiel wordt in dit team toegewerkt met in
achtneming van de koers die in de koersnota is gezet?
- Hoe kan het betreffende team inhoudelijk goed onderwijs geven, een wervend en
onderscheidend profiel tot stand brengen en tegelijkertijd (als dat in de betreffende
afdeling aan de orde is) de kosten (meer) in overeenstemming brengen met de
inkomsten?
Procesmatige vragen: - Waar moeten de verschillende teams precies aan werken: welke resultaten moeten
wanneer behaald worden?;
- Hoe brengen we de betreffende ontwikkeling (het betreffende resultaat) het meest
effectief tot stand?
Onderbouw De inrichting van de onderbouw richt zich op de volgende vernieuwde inhoud:
Een technische stroom in leerjaar 1 en 2 (Vakcollege) naast de algemene vmbo-stroom.
Daarmee wordt recht gedaan aan het principe van onderwijs op maat, wordt aangesloten
bij de behoefte van veel leerlingen om ook in de onderbouw meer praktijkgericht te leren
en vergroot de opleiding haar wervend vermogen.
Het werken met Keuzewerktijd (een blok van twee per week) in leerjaar 1 en 2. Het gaat
hierbij om de volgende groepen activiteiten: sport, dans/drama, beeldende vakken/muziek,
theatertechniek, ICT en aansprekende projecten binnen de beroepsvakken
o In het eerste leerjaar kan de leerling nog aan verschillende onderdelen deelnemen.
23
o In het tweede leerjaar gaat de leerling zich verder specialiseren (herkennen van
affiniteiten/talenten: wat kan ik goed en waar wil ik me verder in verdiepen/beteren?).
De leerling wordt bij het kiezen en specialiseren begeleid door de mentor. Dit
onderwerp komt aan de orde in de ‘portfoliogesprekken’ die de mentor met de leerling
voert.
Het werken met portfolio’s en portfoliogesprekken. Vanaf het eerste leerjaar wordt de
leerling stapje voor stapje vertrouwd gemaakt met zelfbeoordeling (op leer- en
ontwikkellijnen), gesprekken met de mentor daarover (beoordeling door de mentor en het
bereiken van consensus), het leveren van ‘bewijzen’ voor de ontwikkeling op de
verschillende ‘lijnen’, het op een eenvoudige manier opstellen van een Persoonlijk
Verbeterplan, gesprekken over het portfolio en de verbeterplannen met de ouders, e.d.
De opbouw van het portfolio wordt nauw gerelateerd aan:
- Het gedrag dat leerlingen laten zien tijdens de uren keuzewerktijd (reflectie
op het bezit van bepaalde kerncompetenties);
- De keuzes die leerlingen maken i.v.m. keuzewerktijd;
- De keuzes die leerlingen maken i.v.m. de begeleidingsband;
- Prestaties van leerlingen binnen de vakken;
- Het LOB/PSO-traject.
Om goede portfoliogesprekken te kunnen voeren wordt een tweede mentoruur ingevoerd
voor individuele gesprekken.
Extra vakinhoudelijke begeleiding buiten de reguliere lessen om (buiten het rooster van 32
uur). Er is een begeleidingband ingevoerd voor leerjaar 1 en 2 binnen de verplichte 32
lesuren. Voor de onderbouw worden daarmee kosten meer in overeenstemming gebracht
met de inkomsten. Omdat aan de wettelijk voorgeschreven onderwijstijd voldaan moet
worden moeten de begeleidingsuren door alle leerlingen gevolgd worden. De
begeleidingsband wordt dan ook uitgebreid met verdiepingsuren.
Extra uren voor reken- en taalonderwijs in leerjaar 1. Veel vmbo-leerlingen (met name de
leerlingen met een LWOO-indicatie) hebben grote achterstanden opgebouwd op het gebied
van rekenen en Nederlandse taal. Andere leerlingen hebben problemen met taal en/of
rekenen i.v.m. specifieke leerstoornissen. Veel leerlingen van onze opleiding hebben
daardoor moeite met ‘begrijpend lezen’. Dit tekort werkt weer door in de resultaten van
veel andere vakken. Omdat de problemen op het vlak van taal en rekenen van leerling tot
leerling verschillen, is een individuele aanpak noodzakelijk. De keuze voor een aanpak met
docentondersteunende ICT wordt binnen de school ingezet.
Het intensiveren van Praktische Sector Oriëntatie (PSO) als onderdeel van Loopbaan
Begeleiding (LOB). Deze intensivering zal vooral plaats vinden in het tweede leerjaar. De
Opleiding Beroepsgericht maakt duidelijk dat zij heel veel belang hecht aan een op ruime
ervaring gestoelde studie/beroepskeuze. Portfoliogesprekken maken een integraal
onderdeel uit van het LOB/PSO traject.
Veel van onze leerlingen zijn gebaat bij meer praktijkgericht werken en leren (levensechte
leercontexten en meer mogelijkheden voor leren door te doen). De invoering van het
24
Vakcollege zal voor een bepaalde groep leerlingen in deze behoefte voorzien. Daarnaast
wordt ten behoeve van de algemene vmbo-stroom gekozen voor ten minste 4 uur les in het
beroepsvak van zijn of haar keuze. Die keuze is gebaseerd op een intensief PSO/LOB-
traject.
Aan het einde van het tweede leerjaar kiest de leerling definitief voor een beroepsvak.
De sector Techniek (Bovenbouw) De inrichting van de bovenbouw Techniek richt zich op de volgende vernieuwde inhoud:
Met Techniek-breed kan uitstel van beroepskeuze optimaal (volledig op individuele maat)
tot stand gebracht worden. Bovendien kunnen leerlingen met dit programma, indien
gewenst, breder worden opgeleid.
Het beroepsvak neemt een centrale plaats in binnen de opleiding waardoor binnen de avo-
vakken meer contextrijk gewerkt wordt. Leerlingen kunnen beter leren door te doen en
levensechter en meer gemotiveerd leren.
Het werken met portfolio’s en portfoliogesprekken. Hierdoor krijgen leerlingen meer zicht
op de eigen vakspecifieke en inter-persoonlijke competenties. Zij leren ontwikkelplannen
voor zichzelf op te stellen en worden beter voorbereid op het MBO. Binnen het
vervolgonderwijs is werken met eigen ontwikkelingsplannen en competentiegericht en
competentiebewust leren en werken namelijk een belangrijk doel.
De sector Horeca (Bovenbouw) De inrichting van de bovenbouw Horeca richt zich op de volgende vernieuwde inhoud:
Het beroepsvak een centrale plaats laten innemen binnen de opleiding Horeca.
Leerlingen leren meer zelfstandig werken: het ontwikkelen/invoeren van leermiddelen
waarmee (begeleid) zelfstandig werken voor leerlingen beter mogelijk is. Het
klassenmanagement is hier op aangepast.
Vaktheorie en Vakpraktijk is geïntegreerd.
Het werken met portfolio’s en portfoliogesprekken. Het tot stand brengen van een
koppeling tussen het werken met portfolio’s en een leerlingvolgsysteem wordt verder
geborgd.
De sector Zorg en Welzijn (Bovenbouw) De inrichting van de bovenbouw Zorg en Welzijn richt zich op de volgende vernieuwde inhoud:
Het beroepsvak neemt een centrale plaats in binnen de opleiding waardoor er binnen de
avo-vakken meer contextrijk gewerkt wordt en leerlingen beter en meer gemotiveerd leren
en werken.
Het werken met portfolio’s en portfoliogesprekken waardoor de leerling meer zicht krijgt op
de eigen vakspecifieke en inter-persoonlijke competenties. De leerling leert
ontwikkelplannen voor zich zelf op te stellen en in het verlengde daarvan beter wordt
voorbereid op het MBO waarin werken met eigen ontwikkelplannen en competentiegericht
en competentiebewust leren een belangrijk doel is.
Betere begeleiding tot stand brengen van docenten en mentoren waar het gaat om het
toepassen van handelingsplannen.
25
Economie: de afdeling Handel & Verkoop en Mode & Commercie (Bovenbouw) De inrichting van de bovenbouw Handel & Verkoop en Mode richt zich op de volgende vernieuwde inhoud:
Alle leerlingen die handel & verkoop of mode & commercie doen werken voor alle vakken in
hetzelfde lokaal.
Er wordt gewerkt met een weektaak. De leerlingen bepalen zelf wanneer ze met welke
opdracht aan het werk gaan.
De opdrachten zijn vakoverstijgend en tellen vaak bij meer dan één vak mee.
De leerlingen worden begeleid door een kleine groep docenten.
De praktijkvakken staan centraal en geven voor een belangrijk deel richting aan de inhoud
van de avo-vakken.
Het leren wordt sterk gestuurd d.m.v. praktijkopdrachten (individueel en voor groepen).
Leerlingen leren reflecteren op het eigen leren door middel van portfoliogebruik en
portfoliogesprekken. Hiermee zicht krijgen op de eigen toekomstmogelijkheden en
interesses.
Ouders worden meer betrokken bij de ontwikkeling van hun kind.
De afdeling Administratie
Binnen deze afdeling wordt het project “Oefenfirma KC Korporate” uitgevoerd. Dit project wordt
gedurende een aantal jaren gedraaid en is ieder jaar meer praktijkgericht gemaakt. De leerlingen
werken in een simulatieprogramma aan onderdelen zoals Inkoop, Verkoop, Magazijnbeheer en
Personeelsadministratie. De oefenfirma maakt deel uit van het simulatieprogramma Simsoft,
waarbij de aangesloten scholen een branche toegewezen krijgen. Het Kennemer College heeft in dit
verband een sportgroothandel.
Het gaat om de volgende kernpunten:
De lessituatie lijkt op een sportfirma (beroepskleding met eigen logo, werkoverleg met
vergadertafel, ontslagprocedures).
Het beroepsvak heeft een centrale plaats binnen de opleiding, waardoor er binnen de avo-
vakken meer contextrijk gewerkt wordt. Hierdoor kunnen de leerlingen gemotiveerd leren
en werken.
De praktische uitvoering van de jaarlijkse deelname aan de Internationale Beurs voor
Oefenfirma’s staat centraal binnen het 4e leerjaar als leidraad voor het Beroepsvak.
De handelingsopdracht aan het eind van het 4e leerjaar is vakoverstijgend.
Leerlingen leren reflecteren op het eigen leren door middel van portfoliogebruik en
portfoliogesprekken. Hiermee zicht krijgen op de eigen toekomstmogelijkheden en
interesses.
Het voeren van functioneringsgesprekken in het kader van een beroepshouding. Dit is
nodig voor het werken op een administratiekantoor van een sportfirma.
26
Maatregelen referentiekaders en de examens
Eind december 2012 is de voortgangsrapportage implementatie referentiekader taal en rekenen
gepubliceerd met daarin de actuele stand van zaken van de referentieniveaus Nederlandse taal en
rekenen. Hieronder een korte samenvatting van de stand van zaken.
Maatregel 1: Nederlands
Voor invoering van de referentieniveaus Nederlandse taal worden de volgende maatregelen
genomen:
Voortgezet Onderwijs:
Na invoering van de referentieniveaus zullen diverse centrale examens Nederlands een hogere
moeilijkheidsgraad kennen. CVE heeft in 2012 – 2013 aan scholen duidelijk gemaakt hoe dit er
precies uitziet.
Om scholen voldoende gelegenheid te bieden om leerlingen hierop voor te bereiden, zal invoering
in 2014 – 2015 plaatsvinden. Wel krijgt het examen Nederlands vooraf aan 2014 – 2015 een
stevige positie in de slaag – zakregeling. Dit geldt vanaf het huidige schooljaar al voor het HAVO en
het VWO en vanaf 2013 – 2014 voor het VMBO.
De kernvakkenregel HAVO en VWO omvat de vakken Nederlands, Engels en wiskunde. In het
VMBO mogen de leerlingen vanaf 2013 – 2014 niet lager scoren dan een vijf voor Nederlands.
Maatregel 2: Rekenen Voortgezet Onderwijs:
Invoering rekentoets vanaf 2013-2014, maar:
o resultaat pas vanaf 2015-2016 deel van slaag-/zakregeling; o het cijfer wordt wel vanaf 2013-2014 op de cijferlijst opgenomen.
Schematisch in beeld voor het VMBO
2013 - 2014 2014 - 2015 2015 - 2016
Invoering van de
rekentoets. Rekenen
nog geen onderdeel
van de uitslagregeling.
Cijfer komt op de
resultatenlijst.
Aanscherping
uitslagregel vmbo
eindcijfer Nederlands.
Afstemming van de
examens Nederlands
op de
referentieniveaus.
Rekenen wordt
onderdeel van de
slaag- /zakregeling
Toegestane verblijfsduur binnen het VMBO
27
Per augustus 2011 is de vijfjarenmaatregel afgeschaft. Dit heeft invloed op het beleid op
doubleren, doorstroom en bevordering.
Doubleren:
In principe niet doubleren in de brugklas.
Tweemaal doublure in hetzelfde leerjaar is niet toegestaan.
Geen doublure in twee opeenvolgende jaren.
3.3 Onderwijsconcept
3.3.1 Karakterisering van de school
Het Kennemer Beroepsgericht sluit aan bij de uitgangsprincipes van het model van Marzano. Het
model van Marzano1 gaat uit van een kader van ons orthodidactisch en pedagogisch handelen.
1.
28
Volgens het model van Marzano heeft de leerkracht de grootste invloed op de ontwikkeling van de
leerling. Een goede leerkracht beschikt over veel didactische strategieën, plus de kennis wanneer
deze strategieën het beste kunnen worden ingezet.
Het Kennemer Beroepsgericht hecht daarom waarde aan de ontwikkeling van de expertise van haar
docenten. Dit wordt vormgegeven door o.a. deelname van de leerkrachten aan interne en externe
individuele- of teamscholing. Daarnaast vindt op teamniveau gerichte coaching en ondersteuning
van de leerkrachten plaats. Verderop in het profiel wordt ingegaan op de expertiseontwikkeling van
het team van het Kennemer Beroepsgericht.
In het schooljaar 2012-2013 heeft het Kennemer College zich georiënteerd op het werken met een
nieuwe Methodiek. Het “Personalised Learning”. Deze methodiek werkt vanuit de volgende
grondslag:
Bronnen• Curriculum
• Learning Portal
• De leraar
• Tijd
• Ruimte
“Personalised Learning” gaat uit van het onderwijsconcept:
Starten met de individuele leerling:
o Behoeften
o Ambities
o Leerdoelen
Lange termijn doelen opknippen in semesterdoelen en weekdoelen.
De student kiest daar zijn/haar leerstrategie op.
Het Kennemer Beroepsgericht wil de komende jaren aansluiten bij de basisprincipes van het
“Personalised Learning”. De school schept hiermee een pedagogisch klimaat waarin tieners zich in
een leeromgeving bevinden die hen een veilige setting biedt waardoor zij tot optimale ontplooiing
kunnen komen.
29
Het model ondersteunt de richting voor het pedagogisch klimaat in de school. Er wordt onderscheid
gemaakt tussen het persoonsgebonden handelen van de docent (dat bij de persoonlijkheid hoort en
te maken heeft met intuïtie, uitstraling e.d.) en het professionele handelen van de docent. Dit
vormt de basis voor de algemene aanpak en het klimaat in de klas. Voor die leerlingen die dit nodig
hebben, wordt binnen het interne zorgteam een individuele (gedrags) aanpak afgesproken en
vastgelegd in het IHP.
3.3.2. Pedagogisch Klimaat
Huidige Ondersteuning:
De onderwijskundige aanpak van een school is volgens ons van een niet te onderschatten invloed
op de omvang en de aard van de verschillende ondersteuningsvragen die binnen een school
voorkomen. Ook de mogelijkheid om goed en tijdig zorgvragen van leerlingen te signaleren en om
uitvoering te geven aan op maat gesneden (ortho)pedagogische begeleidingsplannen, staat of valt
met de manier waarop de docent en de school het onderwijskundige proces hebben ingericht.
Het onderwijsconcept van de opleiding Beroepsgericht van het Kennemer College is er op gericht
om:
- Leerlingen op maat les te geven: naar tempo, naar niveau en naar leerstijl;
- binnen een afdeling de nadruk te leggen op die leerstijl die gemiddeld het beste aansluit bij
de behoefte van de leerling (bijvoorbeeld leren door te doen);
- Leerlingen te motiveren: door contextrijk te werken en door de kwaliteiten van leerlingen
als vertrekpunt te nemen voor hun verdere ontwikkeling (in plaats van de focussen op die
dingen die leerlingen niet beheersen);
- Leerlingen over zich zelf na te laten denken: over de effectiviteit van hun leren, over de
ontwikkeling van hun persoonlijke kwaliteiten, over hun ambities en mogelijkheden;
- Het gevoel te geven dat ze er toe doen, de moeite waard zijn en dus ook door de school
verantwoordelijk kunnen worden gehouden voor de effecten van hun gedrag.
De school verwacht dat binnen een dergelijke onderwijskundige omgeving leerlingen minder zorg
nodig zullen hebben. Het onderwijsconcept werkt, verwacht men, preventief.
De school verwacht ook dat deze onderwijskundige omgeving docenten beter in staat stelt naar
individuele leerlingen te kijken en op maat die begeleiding te bieden die zij nodig hebben (de
curatieve werking van het onderwijsconcept).
3.3.3. Het onderwijs en de begeleiding
Burgerschap/Maatschappelijke Stage (MaS)
Burgerschapsvorming brengt jonge burgers de basiskennis, vaardigheden en houding bij, die nodig
zijn om een actieve rol te kunnen spelen in de eigen leefomgeving en in de samenleving. Op het
Kennemer College geven wij daar (mede) inhoud aan door middel van de Maatschappelijke Stage.
Dit houdt in, dat jongeren vrijwilligerswerk doen tijdens hun middelbare schoolperiode. Dat is goed
voor anderen, maar ook voor de persoonlijke ontwikkeling van onze leerlingen.
30
Het vrijwilligerswerk vindt plaats in de non-profitsector: bij een vrijwilligersorganisatie, vereniging,
instelling of maatschappelijke organisatie.
Leerlingen maken tijdens hun stageperiode kennis met een kant van de maatschappij, waar ze
anders misschien niet mee in aanraking zouden zijn gekomen. Ze verbreden hun horizon en
leveren een zinvolle bijdrage aan de samenleving. Aangezien de Maatschappelijke Stage een
wettelijke verplichting is voor alle middelbare scholieren is het ook een onderdeel van het rapport.
Het niet voldoen aan de MaS-kwalificaties kan ervoor zorgen dat een leerling niet overgaat.
Drie domeinen Bij burgerschapsvorming staan drie domeinen centraal:
democratie - kennis over de democratische rechtstaat en politieke besluitvorming;
democratisch handelen en de maatschappelijke basiswaarden;
participatie - kennis over de basiswaarden en mogelijkheden voor inspraak en
vaardigheden en houdingen die nodig zijn om op school en in de samenleving actief mee te
kunnen doen;
identiteit - verkennen van de eigen identiteit en die van anderen; voor welke
(levensbeschouwelijke) waarden sta ik en hoe maak ik die waar.
Burgerschapsvorming in school Op school geven wij op allerlei manieren vorm aan burgerschapsvorming en sociale integratie. Een deel daarvan is geïntegreerd in het lesgeven zelf. Zaken als meningsvorming, sociale verantwoordelijkheid, gelijkwaardigheid en het omgaan met verschillen, conflicthantering, etc., kunnen niet los gezien worden van het lesgeven. Daarnaast zijn er vakken die specifiek wat meer aandacht geven aan zaken als democratie, grond-
en mensenrechten, duurzame ontwikkeling, seksualiteit, etc. Met name de vakken maatschappijleer, geschiedenis, aardrijkskunde, biologie en techniek zullen aandacht besteden aan deze onderwerpen.
De belangrijkste eigenschappen van een maatschappelijke stage zijn:
- dat de leerling zelf iets doet;
- dat de activiteiten bijdragen aan een maatschappelijk doel;
- dat het werk onbetaald is;
- dat het geen beroepsstage is;
- dat er een veilig pedagogisch klimaat heerst.
Iedere stageplek die aan deze eigenschappen voldoet, is in beginsel een ‘goede’ stageplek.
3.3.4. Leerling-populatie
Het Kennemer Beroepsgericht telt ongeveer 957 leerlingen. Leerlingen van verschillende
leerjaren en richtingen hebben hun eigen plek en hun eigen sfeer. De leerling verdwijnt niet in de
massa, maar heeft een overzichtelijke school waarin hij zich prettig en veilig kan voelen. We
hebben aandacht voor de individuele leerling en geven extra zorg waar nodig. Daarnaast is er
veel ruimte voor persoonlijke ontwikkeling van de leerlingen.
Overzicht leerlingen met een Rugzak/LGF-beschikking:
31
Aantal Cluster 1 Cluster 2 Cluster 3 Cluster 4
0 3 1 7
Leerlinggebonden financiering (de Rugzak)
Rugzakje Kinderen met een handicap/beperking die een positieve indicatie hebben van de Commissie voor
Indicatiestelling, krijgen een persoonsgebonden voorziening, het zogenaamde ‘rugzakje’,
waarmee zij in principe kunnen worden opgevangen in het reguliere onderwijs. Wij overleggen
met ouders die hun kind op deze manier op onze school geplaatst zouden willen zien. Ouders
dienen dus altijd melding te maken van het rugzakje wanneer deze al bestaat of
aangevraagd is. Aan de hand van een aantal onderwijskundige en praktische vragen wordt
bekeken of de school een eventuele plaatsing kan waarmaken. Via ambulante begeleiding
(extern) in samenspraak met school/ouders wordt de leerling dan nauwlettend gevolgd en
begeleid. De officiële plaatsingsprocedure van deze leerlingen is te vinden op de website van de
SVOK: www.svok.nl.
In de toekomst vervallen de Rugzakken en krijgen leerlingen met een specifieke ondersteuningsvraag een door het Samenwerkingsverband afgegeven arrangement. Dit arrangement wordt door de scholen van het Samenwerkingsverband ondersteund.
De begeleiding: Binnen het Kennemer College zit de rugzakleerling in een gewone klas en volgt net als andere leerlingen het dagelijkse rooster. Wij stellen ons tot doel deze leerlingen d.m.v. een
duidelijke structuur en aanvullende individuele begeleiding zodanig te ondersteunen, dat zij (leren) functioneren binnen de sociale reguliere context van de school. Leerlingen met een cluster-3 beschikking volgen soms een aangepast rooster. Tevens kunnen zij gebruik maken van de faciliteiten en ondersteuning vanuit de NABOB. Elke nieuwe rugzakleerling krijgt een intern begeleider (IB’er) die hem/haar gedurende
zijn/haar hele schoolloopbaan op het Kennemer College begeleidt en ondersteunt. De intern
begeleiders worden ondersteund door de ambulant begeleiders van het REC. De inhoud van de individuele begeleiding en ondersteuning van de leerling met LGF is afgestemd op de adviezen van de ambulant begeleider van het REC (indien de leerling al een rugzakje heeft bij aanmelding), de hulpvraag van de leerling en de ouders. Tijdens een intakegesprek zet de zorgcoördinator de eerste hulpvragen en persoonlijke informatie over de leerling samen met ouders op een rijtje. De zorgcoördinator informeert schriftelijk vooraf
de lesgevende collega’s over de nieuwe rugzakleerlingen. Natuurlijk hebben brugklassers even de tijd nodig om te wennen aan hun nieuwe school/omgeving. Wanneer duidelijk is aan welke hulp de leerling nog meer behoefte heeft, schrijft de interne begeleider een handelingsplan waarin staat wie waarvoor verantwoordelijk is. Ouders ondertekenen het handelingsplan.
Voor het einde van het schooljaar wordt de begeleiding geëvalueerd. Indien blijkt dat de begeleiding tussentijds niet goed werkt zal deze, indien mogelijk, aangepast worden. Ouders zijn vaak de eersten die signaleren dat hun kind niet lekker draait op school. Indien de
leerling goed gaat en minder of een minder intensieve vorm van ondersteuning nodig heeft wordt dat ook aangepast. In de schooljaren na de brugklas, zal bij de LGF/LWO –leerlingen aan het begin van elk het
schooljaar de zorgbehoefte opnieuw geïnventariseerd worden en in een handelingsplan vertaald
worden.
32
Overzicht inzet personeel t.b.v. de Rugzak begeleiding:
Personeel Orthopedagoog
1,76+0,80 Mentor
0,80 Zorgcoördinator
0,29 Schoolmaatschappelijk werk
0,40 Leerlingbegeleiders
3.3.5 Niveaus van ondersteuning en werkwijze:
We gaan ervan uit dat alle docenten een zeker basisniveau hebben t.a.v. de aanpak van sociaal-
emotionele problematiek. De school stelt eisen aan de professionaliteit van de docenten en
mentoren wat betreft remediale hulp op vakinhoudelijk gebied en hulp bij sociaal-emotionele
problematiek. Daar waar nodig vindt er (bij)scholing voor de docenten plaats. De eerste fase van
ondersteuning wordt door onze docenten vooral binnen de klassensituatie geboden. De
mentor/afdelingsleiders met ondersteuning van leden van het zorgteam, organiseren, volgen en
evalueren dit eerste niveau van hulp en ondersteuning. Mocht deze hulp niet toereikend zijn dan
zorgt de docent, de mentor of de afdelingsleider ervoor dat de leerling wordt aangemeld bij het
zorgteam. Het zorgteam overlegt vervolgens welke stappen noodzakelijk zijn. Er wordt onderzocht
of we experts in huis hebben die de leerling verder kan begeleiden of dat gezocht moet worden
naar experts buiten de organisatie.
Het uiteindelijke doel van ondersteuningsinterventies vanuit het gezichtspunt van de school bezien,
is leerlingen beter in de les te laten functioneren (leertechnisch en gedragsmatig). De slaagkans
van deze interventies hangt daarom voor een groot deel af van het pedogische-didactische gedrag
(handelingsrepertoire) dat lesgevenden kunnen en willen inzetten en van de inzet van de
betreffende leerling om zijn/haar functioneren te willen verbeteren.
Echter de school onderkent ook dat docenten geen specialisten zijn op het gebied van zorg.
Bovendien wordt een verandering van deze situatie ook niet nagestreefd: docenten hebben hun
handen meer dan vol aan de verdere ontwikkeling van hun onderwijskundige en vakspecifieke
kennis en vaardigheden, aan de ontwikkeling van het onderwijs op sectie- en teamniveau en aan
het lesgeven aan leerlingen met zeer verschillende mogelijkheden binnen het betreffende
vakgebied.
De school wil hierbij aansluiten door te werken met zorgspecialisten en deze specialisten voor een
belangrijk deel in dienst te stellen van de lesgevende. Gelet op de primaire taak van de
docent/mentor zal er bovendien sprake moeten zijn van een uiterst effectieve dienstverlening: niet
alleen goed, maar ook efficiënt. De school zet in op enerzijds de mentor een centrale,
coördinerende rol te laten vervullen, maar anderzijds de mentor daarbij goed te laten
ondersteunen door zorgspecialisten (met name de zorgcoördinator).
Niveaus van ondersteuning en soorten ondersteuning
Binnen de school worden drie verschillende ondersteuning/zorgtaken onderscheiden:
33
- de coördinatie van de zorg/ondersteuning: binnen de school door de mentoren en
zorgcoördinator en tussen de school en externe zorgverleners door de zorgcoördinator;
- het ondersteunen van het handelen van de lesgever: door de zorgspecialisten van de
school of in bijzondere gevallen door externe zorgverleners;
- de begeleiding van de leerling zelf: door de lesgever/mentor en/of door de
schoolspecialist(en) of een externe zorgverlener.
Genoemde ondersteuning/zorgtaken zijn op de oplossing van zeer uiteenlopende problemen
gericht:
- op het vlak van leermoeilijkheden: we onderscheiden leerstoornissen, leerproblemen en
leerachterstanden;
- op het vlak van te lage begaafdheid;
- op het vlak van sociaal emotionele problematiek en gedrag.
De hierboven onderscheiden ondersteuningstaken (coördineren, ondersteunen van personeel en
begeleiden van leerlingen) binnen de school dienen zodanig verricht te worden dat de hierboven
genoemde drie soorten zorg (probleemsoorten):
- worden gesignaleerd;
- gediagnosticeerd;
- planmatig worden aangepakt via een handelings-/begeleidingsplan dat:
o goed wordt uitgevoerd.
o geëvalueerd en bijgesteld wordt als dat nodig is.
Op het niveau van de zorgcoördinatie moet men bovendien in staat zijn om goed te onderkennen
wat de school zelf op het vlak van ondersteuning kan bieden en welke zorg door deskundigen van
buiten de school verricht moet worden. Goede kennis van de eigen mogelijkheden en vooral van de
beperkingen is essentieel als het gaat om het geven van kwalitatief hoogwaardige ondersteuning
en zorg.
Goede ondersteuning kan ook bestaan uit goed onderbouwde en tijdige doorverwijzing naar andere
vormen van onderwijs. Waar de school, ook met behulp van externe zorgspecialisten, niet langer in
staat is leerlingen die ontwikkeling door te laten maken die passend is voor de betreffende
schoolsoort, is de leerling en de schoolomgeving gebaat bij verantwoorde doorverwijzing en
plaatsing.
Doorverwijzing naar een andere vorm van onderwijs kan alleen plaats vinden als de
ouders/verzorgers bereid zijn hun kind samen met de school in een passend ander traject te
plaatsen. In uiterste gevallen zal de school moeten overgaan tot gedwongen plaatsing elders,
uiteraard met in achtneming van de wettelijke vereisten die horen bij een verwijderingprocedure.
In beide situaties wordt sinds 2012 overleg gepleegd met Onderwijs Schakelloket van het
Samenwerkingsverband.
We hanteren drie niveaus van zorg en ondersteuning binnen de school:
34
1. de eerstelijns zorg: de zorg die door lesgevenden en de mentor wordt geboden;
2. de tweedelijns zorg: de zorgtaken die worden verricht door zorgspecialisten van de school;
3. de derdelijns zorg: de zorgtaken die door externe deskundigen worden verricht waaronder:
o De zorg op het niveau van het samenwerkingsverband;
o De zorg buiten het samenwerkingsverband.
Het is van groot belang om van jaar tot jaar op beleidsniveau vast te stellen welke zorg via de
tweedelijn (eigen zorgspecialisten) en welke via de derdelijn (zorgspecialisten van buiten) wordt
geboden. Met andere woorden hoe ver moet, kan en wil de school gaan met het bieden van zorg
door eigen functionarissen.
3.3.6. De Trajectvoorziening Inleiding
Gezien de ontwikkelingen van Passend Onderwijs wordt er de komende jaren een extra inzet
gevraagd van scholen. Alle scholen van het Samenwerkingsverband Voortgezet Onderwijs Midden
Kennemerland werken dan ook aan een goed functionerende ondersteuningsstructuur. Deze
ondersteuning bestaat uit preventief signaleren en handelen, coaching van medewerkers,
deskundigheidsbevordering en de interne trajectvoorziening en heeft als doel leerlingen zoveel
mogelijk binnenboord te houden. Er is gekozen voor de naam trajectvoorziening omdat te allen
tijde duidelijk moet blijven dat de leerling op weg is naar zijn of haar einddoel, namelijk het
behalen van een diploma.
Het Kennemer College Beroepsgericht is sinds september 2013 gestart met de binnenschoolse
trajectvoorziening, van waaruit leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften de nodige
ondersteuning krijgen. Naast de leerlingen kunnen ook de docententeams, de ouders en het
onderwijsondersteunende personeel met hun hulpvragen terecht in de voorziening, teneinde
ondersteuning en handelingsaanwijzingen te krijgen. De trajectvoorziening fungeert dus ook als
intern expertisecentrum met betrekking tot pedagogisch-didactisch handelen.
De trajectvoorziening is een specifiek arrangement binnen de ondersteuningsstructuur en heeft een
wettelijk kader. Leerlingen volgen een op hun onderwijsbehoeften afgestemd traject dat zoveel
mogelijk van korte duur is, echter kan doorlopen met een maximum van 2 jaar. Het streven is dat
leerlingen in de meeste gevallen zoveel mogelijk blijven deelnemen aan de reguliere lessen en
binnen de voorziening de ondersteuning krijgen die ze nodig hebben om het onderwijsleerproces zo
optimaal mogelijk te laten verlopen.
Er is binnen het Kennemer College Beroepsgericht gekozen voor een trajectvoorziening met een
ambulant en flexibel karakter. De trajectbegeleider (leerlingbegeleider) is een vast gezicht en
organiseert het dagelijks reilen en zeilen binnen de voorziening. Dit gebeurt onder leiding van de
zorgcoördinator (ZC). Als blijkt dat het ondersteuningsaanbod niet toereikend is, kan er in overleg
met het interne zorgteam verder gekeken worden naar een zwaarder ondersteuningstraject.
Samenwerking tussen nu nog Regionaal Expertise Centrum (REC) en de trajectgroep
Momenteel werkt de ambulant begeleider nog samen met de trajectbegeleider (TB) en maakt deze
35
dus ook deel uit van de trajectvoorziening. De begeleiding van de leerling en zijn ouders en de
coaching van docenten blijft op deze manier gegarandeerd. In de huidige situatie bedient de
ambulant begeleider echter nog enkel de leerlingen met een LGF, maar met de invoer van Passend
Onderwijs verdwijnt deze vorm van financiering en zal de school op een andere wijze de
opgebouwde expertise borgen. Er zal gekeken worden bij de bezetting van de trajectvoorziening
hoe deze expertise voor alle leerlingen binnen de voorziening maximaal ingezet kan worden.
Doelgroep
Zowel de oude geïndiceerde leerlingen als de leerlingen met een specifieke ondersteuningsbehoefte
komen in aanmerking om gebruik te maken van de trajectvoorziening. Onder laatstgenoemden
vallen de leerlingen die gedrag laten zien dat om extra ondersteuning vraagt, maar in bepaalde
situaties of periodes binnen de reguliere lessen niet te realiseren is.
Op basis van observatie binnen de trajectvoorziening, kan het interne zorgteam (kernteam)
besluiten dat de geboden hulp niet afdoende is en dat een bepaalde leerling in aanmerking zou
moeten komen voor een zwaarder arrangement. In afwachting van dit arrangement, kan de
leerling begeleiding ontvangen binnen de trajectvoorziening. De definitieve kaders van de
doelgroep voor de Trajectvoorziening worden de komende periode nog uitgewerkt in het Kaderplan
Trajectvoorziening.
Doel
Vroegtijdige signalering;
Voorkomen van afstroom of uitval van leerlingen vanwege gedrags- en / of sociaal-
emotionele problematiek;
Planmatig en oplossingsgericht werken;
Werken met één handelingsplan;
Begeleiden van leerlingen met een rugzakje die aangewezen zijn op opvang buiten de klas;
Aanvullende didactische en / of sociaal-emotionele ondersteuning van leerlingen met LWO,
die niet voldoende profiteren van het extra aanbod dat hen in de klas geboden wordt;
Ondersteuning van docenten in de omgang met leerlingen met een extra
ondersteuningsbehoefte;
Ondersteuning ouders en vergroten van betrokkenheid;
Expertise delen;
Ondersteuning op maat.
De TB werkt nauw samen met de mentoren, andere collega’s en nu nog de AB’er vanuit het REC en
heeft regelmatig contact met de ZC / orthopedagoog, waardoor er ervaring en kennis uitgewisseld
kan worden. Als de trajectgroep op bepaalde momenten in de week niet bezet is zal/kan de TB
begeleidingsgesprekken voeren, met docenten de aanpak van deelnemende leerlingen bespreken,
etc.
De trajectgroep als onderdeel van het gehele zorgaanbod van de school
Stap 1: signalering
Een medewerker signaleert, bespreekt dit vervolgens met de mentor van een leerling en deze
onderneemt een aantal acties, zoals extra mentorgesprekken, een oudergesprek, ondersteuning
conflictoplossing, etc. Indien nodig schakelt de mentor de teamleider in. Als de zorgen blijven
bestaan, dan wordt dit met de leerling en zijn of haar ouders besproken en wordt er door de
teamleider (eventueel samen met de ZC) een plan van aanpak opgesteld en geëvalueerd. De reeds
gezette stappen moeten terug te vinden zijn in Magister en de verantwoordelijkheid hiervoor ligt bij
36
de mentor. In het geval van crisis, dient de teamleider direct ingeschakeld te worden. Het maakt
daarbij niet uit of er sprake is van crisis in de thuissituatie of op school. De teamleider kan dan
vervolgens schoolmaatschappelijk werk, de ZC / orthopedagoog of leerlingbegeleiding inschakelen.
Stap 2: het interne zorgteam of kernteam en het RASTT
Als het plan van aanpak na evaluatie onvoldoende effect blijkt te sorteren, moet de mentor de
leerling in overleg met de teamleider aanmelden voor het zorgteam. Binnen het interne
zorgoverleg of kernteam (ZC, orthopedagoog, teamleiders, leerlingbegeleiders waaronder de TB,
schoolmaatschappelijk werk en eventueel de CJG-coach) wordt de leerling besproken en wordt
bepaald wat de ondersteuningsbehoefte van de leerling, school en de ouders is. Zo kan besloten
worden dat de leerling in de trajectgroep geplaatst wordt. Afhankelijk van de uitkomst wordt het
handelingsplan opgemaakt, bijgehouden en geëvalueerd. Voor dit overleg kunnen, met
toestemming van ouders, ook andere externe ketenpartners uitgenodigd worden zoals leerplicht,
schoolarts, etc. Als de geboden ondersteuning ingezet vanuit het interne zorgteam, niet afdoende
blijkt, als school in handelingsverlegenheid dreigt te raken of advies wil inwinnen, kan de leerling
met toestemming van ouders aangemeld worden bij het RASTT (Regionaal Advies en Schakel
ToetsingsTeam). Op basis van de output van het kernteam wordt een advies gegeven zodat school
(eventueel met ondersteuning van het RASTT) weer verder aan de slag kan met een leerling of op
zoek kan naar een arrangement op maat binnen de Tussenvoorzieningen van het SWV
(SamenWerkingsVerband). Ook kan bijvoorbeeld al een toekomstig vervolgtraject besproken
worden om wachttijden (thuiszitten) zoveel mogelijk te voorkomen.
Werkwijze
Aantal plaatsbare leerlingen
De trajectgroep zal ongeveer 20 tot 30 leerlingen kunnen begeleiden. In het vaste lokaal van de
trajectgroep zullen dan ook voldoende werkplekken gerealiseerd worden.
Visie en uitgangspunt
Een belangrijk uitgangspunt van de trajectgroep is dat leerlingen met de extra ondersteuning
voldoende kunnen functioneren binnen de reguliere klassen. Als de extra ondersteuning tijdens
bepaalde lessen niet voldoende geboden kan worden, dan kan men besluiten dat de leerling op die
momenten in de trajectvoorziening terecht kan. De duur van zulke maatregelen dienen tot een
minimum beperkt te worden. Verder kan in het handelingsplan van een leerling vastgelegd worden
dat een trajectgroepleerling voor langere tijd (maximaal twee jaar) gebruik kan maken van
‘bepaalde’ ondersteuningsmogelijkheden van de trajectgroep zoals bijvoorbeeld elke dag daar,
voorafgaand aan de lessen, de dag starten en er verblijven tijdens de pauzes. Leerlingen die in
afwachting zijn van een zwaarder ondersteuningstraject kunnen volledig opgenomen worden in de
trajectvoorziening, tenzij dit leidt tot een onveilig klimaat voor de anderen. Belangrijk is verder dat
alles in kleine stapjes gebeurt en dat er dus niet teveel ineens wordt gevraagd van een leerling. Elk
klein succesje telt. Ook is het van groot belang dat de terugkeer van leerlingen die een tijdje, om
wat voor reden dan ook, een aantal reguliere lessen niet hebben kunnen volgen, gefaseerd
gebeurt. Zowel de betreffende leerling als zijn of haar klasgenoten en docenten moeten voorbereid
worden. Er kan hierbij ook gekeken worden naar een maatje voor de terugkerende leerling.
Aanmeld- en intakeprocedure
Alle leerlingen die worden aangemeld bij de trajectvoorziening dienen een handelingsplan,
opgesteld door de mentor, te hebben en moeten door hem of haar met de teamleider besproken
zijn. De mentor dient vervolgens het aanmeldformulier van de voorziening in te vullen en dit in te
dienen bij de TB en de ZC. De ZC beslist of de leerling wordt toegelaten tot de trajectvoorziening.
37
Leerlingen die tijdelijk niet kunnen deelnemen aan een of meer van de reguliere lessen, omdat
niet voldoende tegemoet gekomen kan worden aan de extra ondersteuningsbehoeften, dienen
altijd aangemeld te worden bij het interne zorgteam (kernteam). Van daaruit wordt dan besloten of
een leerling wordt toegelaten tot de trajectvoorziening. Het is bij de aanmeld- en intakeprocedure
van groot belang dat opnieuw gekeken wordt naar het (toelatings-)dossier van de leerling, ook om
te kijken of bepaalde problematiek zich al eerder heeft geopenbaard. Op het aanmeldformulier van
de trajectvoorziening moet door de leerling duidelijk aangegeven worden wat hij of zij zelf wil
bereiken binnen de trajectgroep en wat allemaal al goed gaat. Na aanmelding wordt met de
leerling en zijn of haar ouders/verzorgers een intakegesprek gevoerd door de TB die ondersteund
wordt door de teamleider, de mentor. Indien nodig, schuift de ZC/orthopedagoog ook aan. De
mentor maakt een gespreksverslag en vermeldt vervolgens in het handelingsplan op welke wijze
de leerling gebruik gaat maken van de trajectgroep. Binnen dit plan zijn vaak ook al afspraken
gemaakt over het vervolgtraject van een leerling, mocht de extra ondersteuning niet voldoende
baat hebben.
Dossieropbouw
De vaste bezetting van de trajectvoorziening houdt een dagelijks logboek bij. Het Ontwikkelings
Perspectief Plan (OPP) en de gespreksverslagen worden steeds ingevoerd in Magister (met
autorisatie voor ZC, leerlingbegeleiding, SMW’er, teamleider en directie). De begeleiding wordt
regelmatig geëvalueerd en wordt waar nodig bijgesteld (wijzigingen aanpassen in het OPP).
Openingstijden en bezetting trajectgroep
De trajectgroep is vijf dagen open en elke ochtend is de TB vanaf 08:00 uur en tot en met het 3e
lesuur, inclusief de pauze, aanwezig. Zij wordt daarbij ondersteund door een onderwijsassistent.
Alle dagen van het 4e t/m het 7e lesuur (15:00 uur), de middagpauze inbegrepen, zijn er
vakdocenten aanwezig die een aantal basisvakken zullen aanbieden (Nederlands, wiskunde /
rekenen en Engels). Van maandag t/m woensdag is de trajectgroep open tot 15:50 uur. Donderdag
en vrijdag sluit deze om 15:00 uur. Verder wordt dagelijks een dagafsluiting verzorgd door de
vakdocenten, de TG of de onderwijsassistent. De AB’er vanuit het REC maakt, zoals eerder al
vermeld werd, ook deel uit van de trajectgroep en in de toekomst zal een Trajectbegeleider met
specifieke expertise eventueel voor een of meer uren ingeroosterd worden. De bezetting van de
trajectgroep bestaat dus uit een aantal vakdocenten, een onderwijsassistent, de TB en een TB met
specifieke expertise. De mentor blijft het aanspreekpunt voor ouders.
Mogelijkheden trajectgroep
Een aantal leerlingen zal de dag altijd collectief vóór het eerste lesuur om 08:00 uur starten.
Binnen dit kwartier kan samen met de leerlingen gekeken worden naar het huiswerk van de vorige
dag, of de spullen in orde zijn en of de dagplanning duidelijk is (bv. roosterwijzigingen,
voorbereiden op onverwachtse gebeurtenissen, etc.). Ook kunnen leerlingen, mits dit bij de mentor
niet kan2, na de lessen bij de trajectgroep terecht om hun huiswerk te maken en te organiseren of
om het verloop van de dag te bespreken. Tijdens tussenuren kunnen leerlingen er komen werken
en ook leerlingen die tijdens de pauzes rust nodig hebben zijn welkom. Verder kunnen er toetsen
worden gemaakt. Mocht het gedurende de dag nodig zijn, dan kunnen deelnemende leerlingen
terugvallen op de trajectgroep voor extra ondersteuning en begeleiding. Er kan dan een gesprek
gevoerd worden of een time-out worden genomen. Dit laatste is geen straf, maar een middel dat
ingezet kan worden om tot rust te komen. Als dit in het OPP is vastgelegd, kan de leerling in de
klas zelf tegen de docent zeggen dat hij een time-out nodig heeft. Dit initiatief kan echter ook
vanuit de docent komen. De TB houdt ook individuele begeleidingsgesprekken met de leerlingen en
de onderwerpen zijn problematieksafhankelijk. Er kunnen ook afspraken gemaakt worden over
medicatie die leerlingen bij de trajectgroep komen ophalen en innemen (afgesloten kluisje / laatje).
Tijdens de vaklessen kunnen leerlingen terecht bij de trajectgroep indien dit nodig is voor de rust
2 Het is van belang dat er goed gekeken wordt naar welke hulp door de mentor zelf geboden kan worden op het gebied van
huiswerk, planning en motivatie.
38
van de leerling, zijn of haar klasgenoten en de docent. Dit gebeurt uiteraard in overleg met alle
betrokken partijen. De leerling kan daar dan aan het werk voor het betreffende vak. Een
hulpmiddel wat eventueel zou kunnen worden ingezet is de time timer. Dit is een apparaat om het
begrip tijd te leren en om het efficiënt gebruik van tijd te bevorderen. Ook moedigt het middel aan
tot zelfstandigheid en doet het de concentratie van leerlingen toenemen.
Deskundigheidsbevordering
De TB, TB met specifieke expertise, ZC of de orthopedagoog kan collega’s informeren over een
bepaalde leerling die op welke manier dan ook gebruik maakt van de trajectvoorziening. Ook kan
er een stukje deskundigheidsbevordering verzorgd worden (psycho-educatie,
handelingsaanwijzingen, literatuurtips, etc.). De trajectgroep is er dus niet enkel voor leerlingen
met een extra onderwijsbehoefte, maar biedt ook ondersteuning aan de docenten, het
onderwijsondersteunende personeel en de ouders.
Aanvullend ondersteuningsaanbod
Het Kennemer College Beroepsgericht biedt ook 2 tot 3 keer per jaar sociale vaardigheidstrainingen
en faalangstreductietrainingen aan die buiten de trajectgroep worden georganiseerd, maar waar de
leerlingen wel voor opgegeven kunnen worden. Ook dit wordt vastgelegd in het handelingsplan.
Verder is er een Rots en Water trainer (weerbaarheids- en antipestprogramma) in huis en zijn er
twee dyslexiecoaches aanwezig op school. In het vaste lokaal van de trajectvoorziening zijn ook de
gesproken toetsen, boeken en andere materialen voor dyslectici aanwezig. De orthopedagoog kan
ingeschakeld worden voor een klasobservatie naar aanleiding van een vraag van de docent,
teamleider en/of TB. Alle leerlingen die deelnemen aan de trajectvoorziening worden regelmatig
besproken en kunnen indien nodig aangemeld worden voor het interne zorgteamoverleg. Van
daaruit kan ook besloten worden om de schoolmaatschappelijk werker of de orthopedagoog in te
schakelen voor gesprekken en/of verwijzing naar externe hulpverlening.
Plaatsing trajectgroep is geen strafmaatregel
Een trajectvoorziening heeft nadrukkelijk niet de functie van uitstuurlokaal (118). De trajectgroep
is in principe ook niet bedoeld als opvang voor geschorste leerlingen (de TB heeft geen straffende
rol). Echter dit is in uitzonderlijke gevallen bespreekbaar. Ook kan door de trajectgroep eventueel
meegedacht worden met een zinvolle invulling van een interne schorsing.
Taakverdeling trajectvoorziening (TV)
Zorgcoördinator (ZC)/orthopedagoog:
Stuurt trajectvoorziening (TV) aan;
Verantwoordelijk voor het beleid binnen TV;
Voorzitterschap toelatingscommissie en leerlingbespreking binnen TV;
Deskundigheidsbevordering;
Verantwoordelijk voor (her)indicaties;
Ondersteunt bij het opstellen van handelingsplannen;
Observaties op aanvraag.
Trajectbegeleider (TB):
Ondersteunt ZC bij (her)indicaties;
Informeert en ondersteunt mentoren / docententeam;
Terugrapportage over het verloop / ontwikkelingen aan ZC;
Deelname aan leerlingbespreking binnen TV;
Scholing;
Draagt zorg voor de uitvoering van het handelingsplan binnen de TV;
39
Directe begeleiding leerlingen:
Volgt leerling bij de schoolse taken en biedt ondersteuning bij huiswerkplanning en –
organisatie;
Opvang leerlingen, aanwezig tijdens pauzes, surveillance bij toetsen;
Volgt en bespreekt de leerling: behaalde cijfers en aanwezigheid;
Signaleert tijdig onderwijsbelemmeringen;
Begeleidt leerling op vergroten sociale competentie en emotionele ontwikkeling;
Doet aanbevelingen voor oplossingen vanuit het perspectief van de stoornis;
Schept een veilig en prettig klimaat.
Trajectbegeleider met specifieke expertise (nu nog Ambulant begeleider REC):
Heeft een adviserende rol ten aanzien van toelating;
Zitting in leerlingbespreking TV;
Deskundigheidsbevordering;
Adviseert de TV m.b.t. begeleiding en aanpassen van handelingsplan (OPP);
Het schrijven van de handelingsplannen van de rugzakleerlingen;
Voert communicatie met ZC;
Coördineert de voorbereiding voor een TLV (toelaatbaarheidsverklaring);
Heeft een actieve rol bij het doorplaatsen van leerlingen naar vervolgonderwijs;
Adviseert inhoudelijk bij nieuwe aanvragen voor indicaties;
Neemt op verzoek deel aan evaluatiegesprekken.
Mentortaken m.b.t. leerling van de trajectgroep:
Schrijft handelingsplan (OPP) en draagt zorg voor de uitvoering ervan;
Vult aanmeldingsformulier kernteam in;
Vult aanmeldingsformulier TV in;
Verwerking informatie in Magister;
Draagt zorg voor introductie leerling in TG;
Gesprekspartner bij oudergesprekken;
Geeft signalen door;
Stelt het handelingsplan (OPP) op;
Draagt zorg voor de uitvoering van het handelingsplan (OPP);
Verspreidt handelingsaanwijzingen (docententeam);
Onderhoudt contact met TV;
Mentor (docenten) zorgen ervoor dat er voldoende werk voor de leerling wordt
aangeleverd.
Specifieke expertise binnen de school:
40
Dyslexie; De school geeft extra aandacht en daar waar nodig specifieke begeleiding aan
leerlingen met dyslexie. De lesstof is afgestemd op de taalachterstand. En er wordt
gewerkt met een dyslexiekaart.
Onderwijsinhoudelijke ondersteuning; Op school wordt gewerkt met een IHP (Individueel
handelingsplan). Op verschillende niveaus binnen de school wordt aandacht besteed aan
leerlingen met specifieke ondersteuningsvragen. Er is een goed gefaciliteerd zorgteam
binnen de school actief. De school heeft zelf uren schoolmaatschappelijk werk ingekocht en
heeft een orthopedagoog in dienst.
Sociaal-emotionele ondersteuning; sommige leerlingen hebben sociaal-emotionele
problemen en/ of een laag zelfbeeld. Sociale vaardigheden worden aangeleerd en geoefend
tijdens de reguliere lestijden, in workshops en/ of in specifieke sovatrainingen.
Leerlingen kunnen een gesprek aangaan met de mentor/leerlingcoach, en bij specifieke
ondersteuningsvragen kan de orthopedagoog of schoolmaatschappelijk werker
ingeschakeld worden. Wanneer de ondersteuningsvraag om zeer gespecialiseerde hulp
vraagt, kunnen leerlingen (of hun ouders/ verzorgers) door de leden van interne Zorgteam
of door de leden van het ZAT (zorg advies team) in contact komen met externen.
3.4. Algemene Ondersteuningsstructuur; Inzet en middelen
Het Kennemer Beroepsgericht vertrekt vanuit de basisprincipes van het Handelings Gericht
werken.
3.4.1. Interne Onderwijs Ondersteuningsstructuur
Medische Ontwikkeling
Cognitieve Functie Ontwikkeling:
Sociaal emotionele ontwikkeling
Thuissituatie en leefomgeving
41
Veel van onze leerlingen hebben op de een of andere manier ondersteuning nodig. Dit kan zijn op
het gebied van leren of op sociaal-emotioneel gebied. De inhoud en organisatie van het onderwijs
is er op gericht dat deze hulp zoveel mogelijk geïntegreerd plaats vindt. In die zin wordt de
opvatting gehuldigd: “De beste zorg is goed lesgeven”. Op basis van het groeps-of klassenprofiel
wordt door het team het handelingsplan voor die groep of klas opgesteld en vastgesteld, waarbij
rekening wordt gehouden met wat leerlingen geleerd hebben op de basisschool. Competente
docenten zijn in staat een breed pedagogisch-didactisch handelingsrepertoire in te zetten. Een
heldere instructie, aandacht voor de hulpvraag van de leerling, een veilig leerklimaat scheppen,
leerlingen de kans geven zich in hun eigen tempo te ontwikkelen, zorgen voor dat de meeste
leerlingen optimaal profiteren van het onderwijsaanbod. Gezien de keuze om meer samen
verantwoordelijk te zijn voor het lesgeven, kan ook beter gebruik gemaakt worden van de
verschillen in talent van docenten binnen een team.
De school verwacht dat binnen haar onderwijskundige omgeving, leerlingen minder zorg nodig
zullen hebben. Het onderwijsconcept werkt, verwacht men, preventief. De school verwacht ook dat
deze onderwijskundige omgeving docenten beter in staat stelt naar individuele leerlingen te kijken
en op maat die begeleiding te bieden die zij nodig hebben. Dit is de curatieve werking van het
onderwijsconcept.
Iedere docent is verantwoordelijk voor de inhoud van het onderwijs. Echter, een belangrijke
meerwaarde van het Kennemer Beroepsgericht is dat stevig ingezet wordt op de rol van de mentor.
Daarnaast kan gebruik gemaakt worden van onderwijsondersteunende medewerkers.
Zorg en determinatie
Leerlingen die op een voor hen te laag of te hoog niveau moeten functioneren laten in het
algemeen meer problemen zien: problemen op het vlak van het leren en in het verlengde daarvan
ook op het sociaal-emotionele vlak, waaronder problemen met de motivatie.
Het voorgaande geldt mogelijk ook voor die leerlingen die niet kiezen voor een bij hen passende
afdeling of geschikt vakkenpakket.
De kwaliteit van de interne determinatie en de interne school-en beroepskeuzebegeleiding is
volgens de school dan ook mede bepalend voor de aard en de omvang van de
zorgvraag/ondersteuningsvraag in de school.
Ondersteuning in de les en daarbuiten
Binnen onze school staat de ontwikkeling van leerlingen centraal. Daarbij staan verwerving van
kennis, van vaardigheden, van inzichten, van persoonlijke kwaliteiten en van persoonlijke en
normatieve vorming in het algemeen, centraal. Deze ontwikkeling vindt vooral plaats binnen de les.
Waar deze ontwikkeling van bepaalde leerlingen in meer of mindere mate stagneert en wordt
gesignaleerd is sprake van een ondersteuningsvraag. Hierbij gaan wij op zoek naar wat de oorzaak
(diagnosevraag) is van deze stagnatie en welke oplossing geboden kan worden. Deze vragen
worden bijna altijd als eerste gesteld door de docent, het lesgevende team en de mentor.
Het uiteindelijke doel van ondersteunings-interventies vanuit het gezichtspunt van de school
bezien, is leerlingen beter in de les te laten functioneren (leertechnisch en gedragsmatig). De
slaagkans van deze interventies hangt daarom voor een groot deel af van het pedogische-
didactische gedrag (handelingsrepertoire) dat lesgevenden kunnen en willen inzetten en van de
inzet van de zorgleerlingen om zijn/haar functioneren te willen verbeteren
42
Gelet op het voorgaande worden door de school eisen gesteld aan de professionaliteit van de
docenten en mentoren wat betreft remediale hulp op vakinhoudelijk gebied en hulp bij sociaal-
emotionele problematiek. Desgewenst vindt op dat vlak (bij)scholing plaats.
Tegelijkertijd wordt onderkend dat docenten geen specialisten zijn op het gebied van zorg.
Bovendien wordt een verandering van deze situatie ook niet door de school nagestreefd. Docenten
dienen zich te richten op de verdere ontwikkeling van hun onderwijskundige en vakspecifieke
kennis en vaardigheden, aan de ontwikkeling van het onderwijs op sectie- en teamniveau en aan
het lesgeven aan leerlingen met zeer verschillende mogelijkheden binnen het betreffende
vakgebied.
De school wil hieraan tegemoet komen door de inzet van ondersteuningsspecialisten en deze
specialisten voor een belangrijk deel ten dienste te stellen van het lesgevende team. Gelet op de
primaire taak van de docent/mentor zal er bovendien sprake moeten zijn van een uiterst effectieve
dienstverlening. Het moet niet alleen goed zijn, maar ook efficiënt.
De school gaat uit van de mentor met een centrale, coördinerende rol waarbij hij/zij goed
ondersteund wordt door specialisten (met name de zorgcoördinator). Bij bijtijds signaleren kunnen
problemen voor een groot gedeelte in deze eerste lijn worden opgelost. Dus daar waar de
bestaande onderwijsvorm niet toereikend is, kan onderwijsondersteunende begeleiding ingezet
worden, om de te realiseren onderwijsdoelen te behalen.
Veiligheid
Op onze school vinden we het belangrijk dat iedereen zich veilig voelt. Alleen in een veilige
omgeving komen leerlingen voldoende tot leren en kunnen leerkrachten zich bezig houden met het
overdragen van kennis en vaardigheden aan de leerlingen. Wij vinden dat veiligheid het beste
geboden kan worden door preventief te werken aan (gevoelens van) veiligheid.
We hebben daarom gekozen voor:
het werken met zoveel mogelijk kleine groepen;
de leerling meer invloed op zijn eigen leren/ ontwikkeling te geven;
veel gespreksmomenten met de leerling (mentorgesprekken, handelingsplangesprekken en
volgend jaar portfoliogesprekken);
uitgebreide toelatingsprocedure met als doel een goed beeld te krijgen van de
mogelijkheden en beperkingen van de leerling; het verslag van de toelatingscommissie is
de eerste aanzet tot het individueel handelingsplan van de leerling; in het
toelatingsgesprek met de ouders komen verwachtingen mbt de toekomst aan de orde
ruimte in het onderwijsprogramma te maken voor diverse leerstijlen;
i.v.m. met snelle signalering/ ondersteuning leerkrachten/ onderzoek/crisisinterventie en
verwijzing naar hulpverlening het aanstellen van een orthopedagoog (voor vier dagen per
week) en schoolmaatschappelijk werker.
De ondersteuningstructuur (zorg) op school neemt een steeds belangrijkere positie in. Dit komt voort
uit de steeds groter wordende hulpvraag van leerlingen/ouders/docenten.
Hoe is de ondersteuning georganiseerd?:
1e niveau: mentoren en docenten
43
2e niveau schoolspecialisten/zorgspecialisten; faalangst-reductietrainer, orthopedagoog,
leerlingbegeleider, counselor etc.
3e niveau: externe deskundigen; leden van het Zorgadviesteam zoals GGZ, GGD,
gemeenteambtenaar etc.
De zorgcoördinator is in deze de verbinding tussen de verschillende lijnen. Gezamenlijk met de
andere leden van het zorgteam is hij/zij de initiator waar het gaat om vorm en inhoud te geven
aan de zorg en zorgverbreding in de school.
Eerste niveau: mentor
De mentor is de begeleider van leerlingen. De mentoren hebben binnen de begeleidingstructuur
een spilfunctie. Hun aandeel is vooral gericht op het signaleren, volgen en begeleiden van de
leerlingen ten aanzien van schoolprestaties, sociaal-emotioneel welbevinden, verzuim en
lichamelijke gezondheid. Mentoren onderhouden intensief contact met hun klas en zijn zodoende in
staat hulpvragen tijdig te signaleren.
De mentoren begeleiden het totale leerproces. Leerlingen worden uitgedaagd om
verantwoordelijkheid te nemen voor hun eigen leerproces en te communiceren over hun
ontwikkeling. Zij worden aangemoedigd hun ontwikkeling mede te bepalen.
Tweede niveau: de specialisten
Afhankelijk van de ondersteuningsvraag van de leerling wordt een plan gemaakt voor aanvullende
begeleiding, die extra wordt ingezet op school. De school kent de volgende mogelijkheden:
individuele afspraken met een leerling, extra ondersteuning van een leerlingbegeleider, extra
begeleiding van de mentor, gesprekken met de orthopedagoog of maatschappelijk werker op
school, deelname aan één van de aangeboden trainingen, deelname aan de Trajectvoorziening,
verwijzing naar externe hulpverlening.
De inzet van de volgende interne specialisten:
Functie:
Leerlingbegeleiders/counselors
Remedial teachers
teamleiders
diverse trainers (sova, faalangst)
schoolmaatschappelijk werker
orthopedagoog
zorgcoördinator
vertrouwenspersonen
44
De leerlingbegeleiders verzorgen in principe de inhoud van de individuele begeleiding en
ondersteuning van de leerling met LGF. Deze is afgestemd op de adviezen van de ambulant
begeleider van het REC (indien de leerling al een rugzakje heeft bij aanmelding), de hulpvraag van de leerling en de ouders. Tijdens een intakegesprek zet de zorgcoördinator de eerste hulpvragen en persoonlijke informatie over de leerling samen met ouders op een rijtje. De zorgcoördinator informeert schriftelijk vooraf de lesgevende collega’s over de nieuwe rugzakleerlingen. De teamleiders signaleren en ondernemen actie bij vastlopende ontwikkeling van leerlingen,
onderhouden de contacten met de diverse leerplichtambtenaren, organiseren twee keer per jaar de
IHP besprekingen, geven sturing aan de onderwijsontwikkelingen van hun teams en geven vorm
aan het personeelsbeleid van hun teams.
De zorgcoördinator is voor de teamleider de eerst aangesprokene als het gaat om de inhoud en
organisatie van de individuele leerling zorg. Tevens begeleidt en coacht de zorgcoördinator binnen
de leerlingenzorg de docenten van de verdieping in de verkenning van de problematiek van de
leerling en deze te vertalen naar handelingsaanzetten. Indien er vragen zijn over intelligentie,
aandacht, geheugen, werktempo, beroepskeuze of de sociaal-emotionele ontwikkeling van de
leerling, dan geeft de orthopedagoog adviezen en doet zo nodig aanvullend onderzoek.
Zie verder de taakomschrijving van de orthopedagoog
De orthopedagoog coördineert de werkzaamheden in het kader van de leerlingbegeleiding en
begeleidingsactiviteiten. Ze levert een bijdrage aan de beleidsontwikkeling en kwaliteit van de
leerlingbegeleiding en ondersteuningsactiviteiten. De orthopedagoog kan aanvullend onderzoek
doen en geeft ook begeleiding aan leerlingen, wanneer de ondersteuningsvraag de expertise van
de overige disciplines overstijgt. Wanneer dit gebeurt, hangt af van de afspraken die binnen het
zorgteam worden gemaakt.
De maatschappelijk werker begeleidt ouders/verzorgers en leerlingen, zowel samen als apart,
voornamelijk op het gebied van de gezinsproblematiek en/of bij problemen met de leerling zelf. Als
het nodig mocht zijn, verwijst de maatschappelijk werker naar een hulpverlenende instantie.
De vertrouwenspersonen zijn aanspreekpunt voor leerlingen die te maken hebben met pesten,
geweld, discriminatie en/ of seksuele intimidatie.
Het Interne Zorgteam:
Eenmaal per week komen de zorgcoördinator, schoolmaatschappelijk werk, schoolpsycholoog,
leerlingbegeleiders en betrokken leden van het MT bijeen om zorgleerlingen te bespreken. Dit zijn met name de leerlingen met een sociaal/emotionele problematiek. Deze disciplines vormen samen het interne Zorgteam. Het Zorgteam is verantwoordelijk voor de toelating van Rugzakleerlingen, crisis interventies, de
kwaliteit van de IHP besprekingen en de kwaliteit van de IHP’s. Afhankelijk van de ondersteuningsvraag van de leerling wordt een individueel handelingsplan gemaakt voor aanvullende begeleiding, die extra wordt ingezet op school.
Meer concreet vervult het zorgteam de volgende taken:
Het bespreken van leerlingen die vanuit de eerste lijn in samenspraak met de betreffende
zorgcoördinator door de mentor worden ingebracht (zie boven onder stap 3): formuleren
45
van de zorgvraag, opstellen van het begeleidingsplan, taakverdeling, ondersteunen van de
eerste lijn waar het gaat om de uitvoering.
De mentor is de spil van de leerlingbegeleiding. Daarom betrekt het zorgteam deze altijd
bij de aanmelding van een leerling bij het zorgteam.
Indien nodig raadplegen en inzetten van de derdelijn, het Samenwerkingsverband en
instellingen daarbuiten.
Contacten onderhouden met andere leden van het Samenwerkingsverband.
Vervullen van de loketfunctie: vraagbaak zijn voor mentoren/docenten die een snel
antwoord willen op een niet zo complex zorgprobleem.
Volgen van bestaande handelingsplannen.
Evalueren van effecten van handelingsplannen.
Archiefvorming via notulen.
Beleidsontwikkeling op het vlak van de zorg.
Het adviseren bij de opzet, nadere invulling en gebruik van het leerlingvolgsysteem.
De scholingsvragen of wensen van docenten en zorgspecialisten expliciet
maken,(managementteam) beoordelen en waar gewenst omzetten in scholingsbeleid.
Aanvraag verzorgen van het zorgbudget.
Derde niveau: de externe deskundigen
GGD/de Schoolarts
De leerplichtambtenaar
Opvoedpoli
Lijn5
Lucertis
Centrum voor Jeugd en Gezin
RIAGG
Het derde niveau van ondersteuning wordt ingeschakeld wanneer de ondersteuningsvraag
complexer van aard is. De leerling wordt via de teamleider door de zorgcoördinator ingebracht in
het Zorg Advies Team (ZAT)/Kernteam. Ook kunnen externen t.w. de schoolarts of de
leerplichtambtenaar ter bespreking een leerling inbrengen. Nadat de problematiek in kaart is
gebracht (evt. door aanvullend onderzoek) wordt een geïntegreerd aanbod van ondersteuning
gedaan, die flexibel en snel wordt ingezet. Het nieuwe ZAT/Kernteam komt 1 keer per 2 weken bij
elkaar. Met het oog op de toekomstige functie van het pre-arrangeren voor de trajectvoorziening
zal het nieuwe ZAT in een nieuwe structuur worden vormgegeven, waarbij de jeugdhulpverlening
aan de voorkant aan de school verbonden wordt. De school is het centrum van waaruit de
46
ondersteuning/hulpverlening wordt georganiseerd. Indien afstemming nodig is, wordt een leerling
in het toekomstige ‘klein ZAT’/Kernteam besproken.
Daarnaast is een vorm van begeleiding die buiten de school plaatsvindt en wordt verstrekt door
externe hulpverleningsinstanties als Bureau Jeugdzorg, Riagg, Lijn 5, Lucertis e.a. De
verantwoordelijkheid m.b.t. de voortgang ligt bij deze vorm van begeleiding bij de
ouder(s)/verzorger(s) van de leerling. De school geeft aan behoefte te hebben aan vroegtijdig en
snel handelen van externe hulpverleners wanneer ondersteuningsvragen van leerlingen externe
hulp behoeven. Wachtlijsten zijn momenteel erg lang waardoor hulp soms te laat komt en situaties
escaleren.
3.4.2 Ondersteuningsvoorzieningen op vijf domeinen
Binnen de school zijn de voorzieningen rondom vijf domeinen vormgegeven en
georganiseerd. Deze domeinen zijn.
1. Hoeveelheid aandacht
2. Onderwijsmateriaal
3. Fysieke omgeving
4. Expertise
5. Verwevenheid andere instanties
Ad.1. Is omschreven bij de wijze waarop de ondersteuningstructuur is vormgegeven.
Ad.2. Het Kennemer Beroepsgericht beschikt naast de reguliere methodieken en lesmaterialen
over aanvullende onderwijsmaterialen met speciale pedagogisch/psychologische kenmerken.
Deze ondersteunen bij:
o Dyslexiebegeleiding
o Werkhouding-en concentratieproblemen
o Begeleiding van leerlingen met een clusterindicatie.
Ad.3. In de school zijn de volgende ruimtes beschikbaar:
o Centrale hal als ontmoetingsplek met centrale informatiebalie met toezicht
o Ruime lokalen.
o Verschillende hoeken waar leerlingen met behoefte aan rust in de pauze gebruik van
kunnen maken.
o NABOB-ruimte
o Een invalidentoilet
o Lift
o Brede doorgangen
47
Het schoolgebouw:
Het schoolgebouw is ruim en overzichtelijk gebouwd en ingericht. Er zijn ruime klaslokalen
op verschillende verdiepingen gesitueerd. Tevens kan in de pauze gebruik gemaakt worden
van de buitenfaciliteiten die naast de school liggen. Tevens is er beschikking over een
sportzaal en sportvelden die ook naast de school liggen.
Voor verzorging en begeleiding:
Indien een leerling met een handicap wordt toegeleid naar de praktijkschool gebeurt dit
altijd i.s.m. Heliomare.
Ad.4. De expertise die wij binnen het Kennemer Beroepsgericht in zetten, is beschreven onder het
hoofdstuk ‘ondersteuningsstructuur’.
Ad.5. De verwevenheid met externe instanties is groot. Het Kennemer Beroepsgericht heeft als
uitgangspunt dat we niet alleen naar de “leerling” kijken op didactisch gebied maar tevens
aandacht hebben voor de jongere binnen zijn/haar omgeving/leefwereld. Indien zich daar
ontwikkelingen voordoen die de ontwikkeling van de leerling bedreigen willen wij gericht samen
werken met andere instanties en disciplines. Dit doen wij bij voorkeur vraaggestuurd. In de
hierboven beschreven ondersteuningsstructuur is beschreven met welke instanties wij
samenwerken.
3.4.3 Instroom-en uitstroomgegevens:
Leerling populatie
Het percentage en aantal leerlingen waarvoor de school extra bekostiging krijgt, in vergelijking met
de landelijke cijfers wordt onderstaand weergegeven. Het gaat om leerlingen met
leerwegondersteuning (lwoo), leerplusarrangementen (lpa), leerlingen uit
armoedeprobleemcumulatiegebieden (apc) en leerlingen met leerlinggebonden financiering (lgf of
rugzakje). In de onderstaande grafieken worden de trends getoond over de afgelopen schooljaren,
vergeleken met de landelijke trends. Tot slot wordt het aantal en percentage Lwoo leerlingen en
het aantal en percentage leerlingen afkomstig uit een apc-gebied naast elkaar gezet.
Lwoo en APC leerlingen 2012-2013:
Aantal Percentage
School Landelijk School Landelijk
Lwoo leerlingen 511 162 51,3 % 45,5 %
Apc leerlingen 138 107 13,9 % 30,0 %
Lgf leerlingen 2012-2013
School Landelijk School Landelijk
0 2 0,0 % 0,8 %
Lpa leerlingen 2010-2011
School Landelijk School Landelijk
0 83 0,0 % 21,7 %
48
Doorstroom:
Doorstroom bovenbouw 2010-2011
49
Bestemming in het vervolgonderwijs
2010-2011 | vmbo-b
Landelijk gemiddelde
Onbekend
MBO
VO
50
2010-2011 | vmbo-k
Landelijk gemiddelde
Onbekend
MBO
Slagingspercentages:
Drie meest recente schooljaren
Slaagpercentage 2011-2012
Onderwijssoort Plus
Aantal deelnemers
Aantal geslaagden
Percentage geslaagden
vmbo-b 95 89 93,7 %
vmbo-k 65 56 86,2 %
Slaagpercentage per sector/profiel 2011-2012
51
Aantal
deelnemers Aantal
geslaagden Percentage geslaagden
vmbo-b 95 89 93,7 %
Economie (EC) 46 44 95,7 %
Techniek (TE) 28 24 85,7 %
Zorg en Welzijn (ZW) 21 21 100,0 %
vmbo-k 65 56 86,2 %
Economie (EC) 35 28 80,0 %
Techniek (TE) 16 15 93,8 %
Zorg en Welzijn (ZW) 14 13 92,9 %
4. Passend onderwijs in de Toekomst
In dit hoofdstuk beschrijven wij de visie van onze school ten aanzien van passend onderwijs op de
korte en langere termijn vanuit de huidige situatie. Wij geven aan waar de school naar toe wil en
wat daarvoor nodig is.
4.1. Visie en ambitie passend onderwijs korte termijn
Primair staat de ambitie de interne kwaliteit van het Kennemer Beroepsgericht op een nog hoger
plan te krijgen. Het Kennemer Beroepsgericht heeft binnen het meerjaren beleidsplan van 2009-
2015 daarom ingezet op verdere ontwikkeling en verfijning van het schoolconcept; de verdere
professionalisering van het team en deel te nemen aan goodpractise-initiatieven in de
samenwerking met andere organisaties.
Ambitie:
Het Kennemer Beroepsgericht heeft haar ambitie uitgesproken om in het kader van Passend
Onderwijs zich naast haar huidige populatie te willen richten op het bieden van maatwerktrajecten
aan leerlingen die in verschillende fasen van hun schoolloopbaan verschillende
ondersteuningsbehoefte hebben. Het Kennemer Beroepsgericht wil zich de komende jaren samen
met de andere twee locaties van de Vierhoek van het Kennemercollege, focussen op het maken
van een vertaalslag van het ‘Personalised Learning’ naar het onderwijs binnen de Beroepsgerichte
opleiding. Dit vraagt een herstructurering van het onderwijs maar ook het inzetten op de
expertiseontwikkeling van het team van het Kennemer Beroepsgericht.
Het Kennemer Beroepsgericht heeft de ambitie uitgesproken om nog meer in te zetten op een
onderwijsaanbod en onderwijsomgeving waarin verschillen van- en tussen leerling integraal
onderdeel zijn. Dit maakt dat maatwerk mogelijk moet zijn en dat er gedacht en gewerkt wordt
vanuit mogelijkheden en kansen voor leerlingen. Om die reden zet het Kennemer Beroepsgericht
het schooljaar 2013-2014 in op het volgende goodpractise-initiatief:
1. Mix-Klas (PRO-LWO-klas) is een initiatief tussen de KPS en het Kennemer
Beroepsgericht. Hierbij wordt een gericht programma geboden aan leerlingen van leerjaar
52
1 van zowel het Kennemer Praktijkschool (KPS) als KC Beroepsgericht welke hen meer
kans geeft op doorstroom binnen het VMBO. Tevens heeft het als neveneffect dat docenten
van Beroepsgericht via co-teaching met docenten van de KPS, betrokken raken bij de
gewenste pedagogische aanpak voor een goede transitie van leerlingen binnen het VMBO.
Inzet: Twee leermeesters als koppel voor de mix-klas. Hierbij gaat het om 1 leermeester
vanuit het KPS en 1 leermeester vanuit het KC Beroeps. Tevens zijn er diverse docenten
vanuit beide locaties betrokken bij het onderwijsprogramma aan de leerlingen van de mix-
klas.
PRO/LWOO-klas
De PrO/LWOO-klas is een klas waarin leerlingen voorbereid worden op een doorstroom naar
minimaal MBO (niveau 1) of toewerken naar een diploma. Dit kan binnen een leerwerktraject of
een reguliere klas op basis- of kaderniveau.
Voor wie is deze klas bedoeld?
Leerlingen die nog niet toe zijn aan plaatsing op basis + LWO, maar wel kunnen groeien.
Leerlingen die worden overvraagd, doordat er te veel vakken zijn.
Leerlingen die sociaal-emotioneel niet kunnen functioneren binnen een grote school.
Leerlingen met gestapelde problematiek .
Wat is nodig om deze leerlingen goed te kunnen begeleiden en ze te laten ontwikkelen
naar een diploma of doorstromen naar (minimaal) niveau 1 van het MBO?
Een samenwerking tussen de Praktijkschool (en LWOO) en het Beroepsgericht, waarin
getracht wordt een mix te vinden tussen beide vormen van onderwijs (ontdekkend leren
met aanpassingen);
Werken naar een diploma zonder afgeremd te worden door lessentabellen en methodes;
Gebruik maken van de sterke kanten van beide scholen.
Vanuit het beroepsgericht zijn er docenten die op het PRO KeuzeWerkTijd-lessen (KWT-lessen) of
workshops geven. Deze lessen worden steeds begeleid door een docent van de Praktijkschool.
Informatieavond en oudercontact
Aan het begin van het schooljaar wordt er een informatieavond georganiseerd. Daarnaast vindt
twee keer per jaar een individueel ontwikkelingsgesprek met mentoren, ouders en leerlingen
plaats. De twee vaste mentoren, één van de locatie Beroepsgericht en één van de locatie
Praktijkschool en LWOO, onderhouden verder een nauw contact met ouders.
Evaluatie
53
Twee keer per jaar is in aanwezigheid van de teamleiders van beide locaties, beide mentoren,
betrokken docenten en de orthopedagoog een evaluatiemoment waarop alle leerlingen uit de
mixklas worden besproken. Tijdens het schooljaar kunnen de leerlingen laten zien waar hun
mogelijkheden liggen en aan het einde van het schooljaar wordt besloten of een leerling uitstroomt
richting het Praktijkonderwijs of richting het VMBO Beroepsgericht.
Het Kennemer Beroepsgericht zal in schooljaar 2013-2014 in zetten op het inrichten van een
trajectvoorziening ten behoeve van de ondersteuning en begeleiding van leerlingen die in de
toekomst een onderwijsarrangement toegewezen hebben gekregen. Dit houdt in dat de huidige
NABOB onder de loep wordt genomen en geherstructureerd wordt tot een trajectvoorziening zoals
deze gedefinieerd is in het kader van Passend Onderwijs.
4.2 Benodigde kennis en vaardigheden
Het team van het Kennemer Beroepsgericht staat voor veiligheid en kwaliteit.
Structurele scholing op het gebied van gedrag, de sociaal-emotionele ontwikkeling, handelings-en
ontwikkelingsgericht, vakspecifieke kennis en de rol van de mentor, zorgen voor bekwame
teamleden. Met elkaar wil het team een breed spectrum aan expertise binnen de school borgen.
Scholing van personeelsleden sluit aan bij het kunnen bieden van het gewenste aanbod aan
leerlingen en is tevens gericht op het ondersteunen van de sociaal emotionele ontwikkeling van
leerlingen. Ook wordt ingezet op scholing ten behoeve van het orthodidactisch/pedagogisch
handelen.
Het Kennemer Beroepsgericht maakt voor de komende jaren een scholingsplan gericht op het
Personalised Learning; handelingsgericht en ontwikkelingsgericht werken. Hierbij wordt ook
aandacht besteed aan vroegtijdig signaleren en preventief handelen.
De docenten zijn zich meer bewust geworden in het zelf nemen van verantwoordelijkheid m.b.t.
het voldoen aan de onderwijsbehoeften van de leerlingen en het eigenaarschap. De
orthopedagogen en teamleiders rondom de leerlingzorg ondersteunen de docenten hierbij.
Het werken met Individuele Handelingsplannen wordt volgens de principes van het handelings
gericht werken opgesteld en geëvalueerd. Daarnaast zet de school in op het maken van alle
teamleden tot specialist op de volgende gebieden:
het stellen van realistische doelen
het hebben van hoge verwachtingen
pedagogische kwaliteit
lesinhoud
De docenten zijn zich meer bewust geworden in het zelf nemen van verantwoordelijkheid m.b.t.
het voldoen aan de onderwijsbehoeften van de leerlingen en het eigenaarschap.
4.3 Benodigde organisatie en voorzieningen
Om te kunnen voldoen aan de kwaliteitseisen van Inspectie is het nodig dat:
we voldoen aan de zorgplicht en participeren binnen de SWV-en;
het schoolondersteuningsprofiel herkenbaar is, en zorgt voor aanvullende arrangementen
en/of trajectbegeleidingen;
54
er arrangementenkaarten worden ontwikkeld waarmee de docenten de leerlingen een bij
hun Individueel Handelinsplan passend onderwijsaanbod kunnen bieden;
het Individueel Handelingsplan en Groepsplan verder geïntegreerd wordt binnen ons
onderwijs;
er blijvend aandacht is voor het verder bekwamen en professionaliseren van de teamleden.
er voldoende bekostiging blijft/is voor individuele trajecten voor leerlingen en de scholing
van personeel hierop.
er goede afspraken met het Samenwerkingsverband, Gemeenten en hulpverlening worden
gemaakt over leerlingen die een groot verzuimrisico met zich meedragen en daardoor geen
plek vinden binnen het VO. Hiervoor wordt geen bekostiging ontvangen en is het de vraag
hoe de ondersteuning bekostigd en ingericht wordt.
4.4 Visie en ambitie passend onderwijs lange termijn
Samenwerking regulier VO en VSO
Het Kennemer Beroepsgericht is in ontwikkeling. Dit is met name te zien aan het
onderwijscurriculum dat zich richt op een brede doelgroep van leerlingen waaronder ook leerlingen
met een onderwijs ondersteuningsvraag. Het is de ambitie om in samenwerking met het VSO
passend onderwijs in onze school echt te borgen.
Aanpak aanval op VSV (Thuiszitters)
Het Kennemer Beroepsgericht zet in op het krijgen en hebben van duidelijk beeld van haar
‘thuiszitters’/VSV doelgroep. Er wordt ingezet op een gerichte aanpak om uitval te voorkomen en
het lukt veelal door de gerichte inzet van de eigen specialisten, een leerling weer in het
onderwijsproces te krijgen. Waar dat niet voldoende lukt, wordt ingezet op een gerichte
samenwerking met de Plusvoorziening van het SWV en de ketenpartners om de leerling weer toe te
leiden tot een traject tot passende dagbesteding, hulpverlening, dan wel een vervolg
onderwijssetting of arbeidsplek.
Wij zetten tevens in op het preventief sturen op en het vroegtijdig signaleren van
ondersteuningsbehoeften van leerlingen bij de overgang van P.O. naar V.O. In de toekomst zal
gewerkt worden met een heldere procedure van intake tussen P.O. en V.O. Dit om te voorkomen
dat leerlingen met een bedekte problematiek en hulpvraag instromen en gedurende hun eerste
schooljaar vastlopen of dreigen vast te lopen.
55
4.5 Expertisedeling
Met name de ontwikkeling van arrangementen en de doorgaande lijn met de toekomstige
Ondersteuningsvoorzieningen van het SWV, verdient in de komende periode aandacht. Op basis
van de schoolondersteuningsprofielen van de scholen in het Samenwerkingsverband en de eerdere
analyses van de thuiszittersproblematiek, zal worden vastgesteld aan welke arrangementen
behoefte is en welke kennis en vaardigheden hiervoor nodig zijn. We willen bij het omgaan met
verschillen en het beiden van onderwijsarrangementen gebruik maken van de expertise van de
Kennemer Praktijkschool en het VSO. Door deze ontwikkeling kan de expertise binnen de school
ondersteund worden bij het ontwikkelen en uitvoeren van deze arrangementen. Daar waar nodig
investeert het Kennemer Beroepsgericht in de ontwikkeling van noodzakelijke maar niet aanwezige
kennis.
4.6 Benodigde organisatie en voorzieningen binnen het SWV
Op basis van de ambities van het Kennemer Beroepsgericht en de door de scholen van het
Samenwerkingsverband geformuleerde behoeften, zijn voor de komende periode een aantal
organisatorische aandachtspunten van belang:
De relatie tussen het Zorgteam van de school en het RASTT (Regionaal Advies Schakel
Toetsing Team) van het Samenwerkingsverband te definiëren als het gaat om het
complementair werken in het kader van arrangeren.
Samenwerking en organisatie met de Voortgezet Onderwijs scholen van het
samenwerkingsverband verder uitbreiden en versterken waar het gaat om een
ondersteuningsaanbod voor leerlingen met een specifieke ondersteuningsbehoefte.
Intensivering van de samenwerking met de VSO voorzieningen voor leerlingen met ernstige
gedragsproblematiek in het Samenwerkingsverband, met name waar het gaat om het
ontwikkelen van een ondersteuningsaanbod voor leerlingen met een zeer specifieke
ondersteuningsvraag en ondersteuningsbehoefte. Hierbij gaat het om leerlingen met:
o Ernstige psychiatrische problematiek
o Ernstige verslavingsproblematiek
o Ernstige agressieproblematiek
4.7 De samenwerking met andere instanties
nooit Nu en dan regelmatig vaak
‘Eigen’ SMW x ZT/lkr
Bureau Jeugdzorg x ZT
GGD x ZT
GGZ x ZT
REC AB x ZT
Gemeente:
ketenzorg
X ZT
Brijder x ZT
Leerplicht x ZT
Politie x TL
* Lkr. = leerkracht, ZT= Zorgteam; TL=teamleider
56
Leerplicht heeft spreekuur
4.7.1. Zorgadviesteam
Binnen het ZAT/Kernteam wordt zorggedragen voor afstemming met externe hulpverleners. Vaste
vertegenwoordigers zijn: zorgcoördinator (tevens orthopedagoog), CJG-coach, SMW en in de
buitenring leerplicht, jeugdarts, wijkteam politie. De samenstelling is afhankelijk van de betrokken
externe professionals binnen het dossier van de leerling.
Gezien de toekomstige taakstelling van het ‘nieuwe ZAT’ binnen de scholen, wordt in het schooljaar
2013-2014 door alle scholen van het SWV VO Midden Kennemerland meegedraaid in een ‘pilot voor
iedere jongere een passend aanbod en professionalisering van het ZAT’. Met de uitkomsten van
deze pilot wordt de toekomstige vormgeving van het ZAT bepaald en verder uitgewerkt. De
uitgangspunten voor de vormgeving van het nieuwe ZAT richt zich op:
een klein compact signalerings-en begeleidingsteam binnen de school en met integratie van
de CJG-coach. Deze onderhoudt de contacten met de buitenschil van de hulpverlening en is
tevens de case-manager van de casus op het gebied van de hulpverlening.
Preventief en snel kunnen werken.
Indicatieloos kunnen werken en opschalen.
Pre-arrangeren voor arrangementen op schoolniveau
5 Kwaliteitskader en continuïteit
Om de kwaliteit en continuïteit te borgen wordt op de volgende onderwerpen ingezet:
LAKS-enquete: jaarlijks wordt onder alle leerlingen en ouders een enquête uitgezet. Deze
richt zich op:
o Een vergelijking met landelijke cijfers en met het verloop van de ontwikkeling in
relatie tot voorgaande jaren.
o Het bespreken van de resultaten met de diverse doelgroepen.
Het werken met kerndoelen welke in het schoolplan 2009-2015 zijn opgenomen.
57
De uitstroommonitor.
Medewerkers tevredenheidonderzoek.
Het cyclisch voeren van gesprekken met personeel op basis van o.a. de
competentiemonitor.
Top Related