Samenvatting: boek "Praktisch Staatsrecht", Y.M. Visscher
Staatsrecht (Hogeschool Leiden)
Verspreiden niet toegestaan | Gedownload door Nayrone Pentury ([email protected])
lOMoARcPSD
www.studentsonly.nl Voor de beste uittreksels! 2
Inhoudsopgave
Hoofdstuk 1 De Nederlandse staat en zijn inwoners 3
Hoofdstuk 2 Grondrechten in Nederland 7
Hoofdstuk 3 Organisatie van de Nederlandse staat & het Koninkrijk 9
Hoofdstuk 4 Regering en parlement 11
Hoofdstuk 5 Wet- en regelgeving 17
Verspreiden niet toegestaan | Gedownload door Nayrone Pentury ([email protected])
lOMoARcPSD
www.studentsonly.nl Voor de beste uittreksels! 3
Hoofdstuk 1 De Nederlandse staat en zijn inwoners
Kenmerken staat: een gebied is een staat als er een gemeenschap is van mensen op een
bepaald grondgebied, waarover een organisatie het hoogste gezag uitoefent.
Grondgebied: territorium, grenzen; zijn in een verdrag met buurlanden vastgelegd. Grens
NL<->D :1815.
Gemeenschap: wordt gevormd door mensen die daarbij horen vanwege hun afstamming of
die op eigen verzoek de nationaliteit van de staat hebben gekregen.
Gezag: het hoogste gezag van de staat is bedoeld om recht te scheppen en orde en recht te
handhaven. Om te voorkomen dat burgers voor eigen rechter gaan spelen, mag alleen het
hoogste gezag van de staat geweld gebruiken.
Het woord staat heeft 2 betekenissen: 1) land, grondgebied met bevolking. 2) het gezag in de
staat; overheid. De staat is soeverein; een zelfstandige en ondeelbare eenheid.
Erkenning van een staat is een 4e kenmerk van een staat. De staat (overheid) zorgt voor
bescherming van de burgers door de landsgrenzen te verdedigen en de orde te handhaven en
zorgt ervoor dat het algemeen belang wordt gediend; datgene wat in het belang is van de
meeste burgers en van de hele staat. Taken van de overheid: wetgever, staat besturen en
rechtspraak. Het hoogste gezag in Nederland is verspreid over verschillende organen van de
staat. Staat <-> burgers: publiekrecht. Burgers <-> burgers: privaatrecht.
Staatsrecht: de manier waarop de inrichting van de staat en het optreden van de overheid zijn
georganiseerd en de grondrechten van de burgers.
Bestuursrecht: de manier waarop de overheid de samenleving bestuurt.
Het Koninkrijk der Nederlanden (KdNL)
Ontstaan in de 17e (gouden) eeuw. Nederland en andere Europese landen veroverden
gebieden in de wereld die rijk waren aan grondstoffen. Nederlandse koloniën: Nederlands
Indië (1945 onafhankelijk), Suriname (1975 onafhankelijk) en de Nederlandse Antillen:
Aruba, Bonaire, Curaçao, Saba, Sint Eustatius en Sint Maarten. Aruba werd in 1986
zelfstandig, maar hoort nog steeds bij het KdNL. Het KdNL is nu een staatsrechtelijk
samenwerkingsverband tussen 3 landen: Nederland, de Antillen en Aruba.
De staatsrechtelijke verhoudingen tussen die 3 landen zijn vastgelegd in het Statuut voor het
Koninkrijk der Nederlanden; afspraken over onderlinge verhoudingen en de samenwerking.
Wetten die van toepassing zijn in het hele Koninkrijk: rijkswetten.
Verspreiden niet toegestaan | Gedownload door Nayrone Pentury ([email protected])
lOMoARcPSD
www.studentsonly.nl Voor de beste uittreksels! 4
Rechtsgevolgen van het Nederlanderschap
- Vrije toegang tot Nederland, Nederlanders kunnen nooit worden uitgezet.
- Het Wetboek van Strafrecht is van toepassing op Nederlanders die buiten het Koninkrijk
bepaalde misdrijven hebben gepleegd. Deze wet heeft exterritoriale werking.
- Nederlanders worden niet aan andere staten uitgeleverd als niet zeker is dat zij na hun
veroordeling hun straf mogen uitzitten in Nederland.
- Nederlanders die in het buitenland gevangen worden genomen hebben diplomatieke
bescherming; vertegenwoordigers van Nederland zullen zich ervoor inzetten dat zij in het
buitenland goed worden behandeld. Proberen om Nederlanders hier de straf te laten
uitzitten.
- Nederlanders vallen op grond van het personeel statuut in de Wet algemene bepalingen
ook in het buitenland onder het Nederlands erfrecht en het personen- en familierecht.
Bijvoorbeeld een huwelijk dat hier gesloten is, is in het buitenland ook geldig.
- Actief en passief kiesrecht.
- Sommige openbare functies kunnen alleen door Nederlanders worden vervuld, zoals die
van burgemeester en rechter.
- Nederlanders kunnen aanspraak maken op voorzieningen of uitkeringen zoals bijstand,
kinderbijslag en huurtoeslag.
Verspreiden niet toegestaan | Gedownload door Nayrone Pentury ([email protected])
lOMoARcPSD
www.studentsonly.nl Voor de beste uittreksels! 5
Vreemdeling: iemand die de Nederlandse nationaliteit niet bezit. Vreemdelingen hebben
alleen het laatste recht als zij rechtmatig in Nederland verblijven.
Het Nederlanderschap wordt doorgegeven door de ouders. Ook kinderen van de 3e generatie,
waarvan de ouders hier in Nederland zijn geboren, maar de grootouders ergens anders en
hierheen zijn verhuist, krijgen de Nederlandse nationaliteit. Dat geldt ook voor minderjarigen
die geadopteerd worden door een Nederlander.
Niet-Nederlandse jongeren van 18 tot 25 die sinds hun geboorte in Nederland hebben
gewoond, kunnen Nederlander worden door een optieverklaring af te leggen op het
gemeentehuis in hun woonplaats.
De RWN verbiedt het verlies van het Nederlanderschap als de Nederlander daardoor geen
enkele nationaliteit meer heeft.
Identificatieplicht: paspoort/ID, rijbewijs, vreemdelingendocumenten. Geldt voor iedereen in
Nederland vanaf 14 jaar.
Nederland vormt samen met 26 andere staten de EU. EU-Verdrag: burgers uit EU-landen
mogen zich vrij door Europa bewegen.
Een vreemdeling in Nederland heeft een andere rechtspositie dan een Nederlander. Voor
vreemdelingen geldt het koppelingsbeginsel. Een vreemdeling die niet rechtmatig in
Nederland verblijft, kan geen aanspraak maken op de toekenning van verstrekkingen,
voorzieningen en uitkeringen. Voor de toegang tot Nederland en voor een korter of langer
verblijf gelden voor vreemdelingen speciale regels.
Geen toegang tot Nederland in de volgende gevallen: geen geldig identiteitsbewijs, gevaar
voor de openbare orde en veiligheid, of als je geen geld hebt voor verblijf en terugreis.
Voor een kort verblijf als toerist, zaken, familiebezoek of ziekenhuisopnamen moet de
vreemdeling in zijn eigen land een visum aanvragen bij de Nederlandse ambassade.
Ambassade: stukje Nederlands grondgebied in het buitenland, waar de Nederlandse
staatsmacht geldt.
Visum: hiermee verleent Nederland toestemming aan een vreemdeling om gedurende korte
tijd in Nederland te blijven. De vrije termijn is max. 3 maanden, voor een langer verblijf moet
de vreemdeling op de Nederlandse ambassade een machtiging tot voorlopig verblijf
aanvragen. Daarna kan in Nederland een verblijfsvergunning regulier worden aangevraagd.
Voor burgers van andere staten van de EU gelden minder strenge regels voor toegang en
verblijf in Nederland. Geen visumplicht, vrije termijn is 6 maanden, en het is makkelijker om
een langer verblijf aan te vragen dan voor reguliere vreemdelingen.
Er zijn ook vreemdelingen die hun toevlucht (asiel) zoeken tot Nederland vanwege een
bedreigende situatie of slechte economie in hun eigen land. Voor deze asielzoekers gelden
andere toegangsregels dan voor reguliere vreemdelingen. Asielzoekers moeten een
verblijfsvergunning asiel aanvragen in een Nederlands aanmeldcentrum. In een 48-
uursprocedure wordt de asielzoeker verteld of zijn verzoek om een rechtmatig verblijf in
Nederland kans van slagen heeft.
De asielzoekers met een grote kans op een verblijfsvergunning mogen daarna een definitieve
beslissing van de overheid afwachten in een opvangcentrum of asielzoekerscentrum. De
asielzoeker die een gegronde vrees heeft dat hij in zijn eigen land niet veilig is wordt in het
Vluchtelingenverdrag van Genève uit 1951 als vluchteling beschouwd. Art. 13
Vreemdelingenwet: een verblijfsvergunning wordt alleen in specifieke gevallen uit dit artikel
verleend.
Vreemdelingen die zijn uitgeprocedeerd verblijven illegaal in Nederland en kunnen worden
uitgezet. Asielzoeker zonder identiteitsbewijs: probleem; staat waartoe zij behoren erkent hen
niet meer als staatsburger. Deze mensen zitten dan zonder verblijfsrecht op staat of in een
Nederlands uitzetcentrum.
Verspreiden niet toegestaan | Gedownload door Nayrone Pentury ([email protected])
lOMoARcPSD
www.studentsonly.nl Voor de beste uittreksels! 6
Vreemdelingen met een verblijfsvergunning voor langere tijd moeten inburgeren volgens de
Wet Inburgering. Is het examen na een aantal pogingen niet gehaald: voor onbepaalde tijd
geen verblijfsvergunning en een boete.
De invloed van de overheid is niet absoluut, maar word begrensd door fundamentele rechten
van de burgers; grondrechten. De overheid moet deze rechten respecteren en mag hierop
alleen inbreuk maken als dat wettelijk is bepaald. De regels hiervoor en de grondrechten zelf
zijn vastgelegd in internationale verdragen en in de Grondwet.
Iedereen die rechtmatig in een staat verblijft, mag zich binnen die staat vrij bewegen en de
staat verlaten wanneer hij dat wil. Dat grondrecht is vastgelegd in art. 14 van het
Internationaal Verdrag inzake Burgerrechten en Politieke Rechten -> het BUPO, en in art. 2
van het Vierde Protocol bij het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de
Mens -> EVRM.
Het recht op gelijke behandeling is ook een belangrijk grondrecht; art. 1 Gw, art. 15 EVRM
en art. 2 BUPO.
Zonder paspoort: je kan je dan niet legitimeren, dus je bewegingsvrijheid is beperkt. Art. 18
Paspoortwet: innemen van een paspoort mag wanneer wordt gevreesd dat de houder, die
voorwaardelijk is veroordeeld, het land zal verlaten om zijn straf te ontlopen.
Bronnen van staatsrecht
De rechtsregels die het staatsgezag en de organisatie van de staat vastleggen worden
constitutie of staatsregeling genoemd. De Nederlandse constitutie is te vinden in de
Grondwet, het Statuut voor het Koninkrijk, in verdragen en in gewoonterecht.
(Organieke) wetten en besluiten, reglementen: Als de Gw bepaalt dat iets nader geregeld moet
worden in een wet in formele zin, is dat een organieke wet.
Raad van State: orgaan dat o.a. juridische adviezen geeft aan de Nederlandse overheid.
Verdragen en Europese richtlijnen: bijvoorbeeld het EU-Verdrag, het Verdrag van Schengen,
het Vluchtelingenverdrag, het EVRM en het BUPO. De regels in die verdragen die
rechtsreeks van toepassing zijn in Nederland, zijn bronnen van het Nederlands staatsrecht.
Verspreiden niet toegestaan | Gedownload door Nayrone Pentury ([email protected])
lOMoARcPSD
www.studentsonly.nl Voor de beste uittreksels! 7
Hoofdstuk 2 Grondrechten in Nederland
Overheid biedt burgers veiligheid, bescherming en zorg. Mensenrechten: grondrechten,
onvervreemdbaar; ze kunnen niet aan een ander worden overgedragen. Na het Statuut is de
Grondwet de hoogste wet in het Koninkrijk der Nederlanden.
Klassieke grondrechten: waarborgen de vrijheden van de burgers die de overheid zoveel
mogelijk moet respecteren, daardoor wordt voor de burgers een staatsvrije sfeer gewaarborgd.
Dergelijke grondrechten zijn waarborgnormen en worden ook wel vrijheidsrechten genoemd.
Sociale grondrechten: vormen een opdracht voor de overheid om ervoor te zorgen dat er
sociale gerechtigheid heerst in de samenleving en dat iedere burger kan beschikken over
voldoende gezondheidszorg, onderwijs en inkomen zodat hij zichzelf kan ontplooien. Deze
grondrechten zijn instructienormen.
Verenigde Naties: groep landen, Algemene Vergadering van de VN heeft in het Handvest van
de Verenigde Naties uitgesproken ‘het vertrouwen te bevestigen in de fundamentele rechten
van de mens, in de waardigheid en de waarde en waardigheid van de menselijke persoon en in
gelijke rechten voor mannen en vrouwen.’
Universele Verklaring van de Rechten van de Mens: lidstaten van de VN geven hierin aan dat
zij de mensenrechten erkennen als grondslag voor vrijheid, gerechtigheid en vrede in de
wereld en dat zij ernaar zullen handelen.
Werking van de grondrechten
Verticale werking: tussen de overheid en de burger.
Klassieke grondrechten: onthouding van bemoeienis van de overheid, Sociale grondrechten:
de overheid moet actief ingrijpen. Horizontale werking: burgers <-> burgers.
Burgers moeten elkaars grondrechten respecteren. De vrijheidsrechten in het EVRM en
BUPO (verboden en geboden) zijn voor iedereen bindend. Ze zijn self-executing: hebben een
rechtstreekse werking, sociale grondrechten hebben dat niet. Geschil over grondrechten:
Nederlandse rechters spreken hun oordeel uit, als er een grondrecht in het EVRM in het
geding is kan de zaak ook nog voorgelegd worden aan de speciale Europese rechter voor
geschillen over mensenrechten: het Europese Hof voor de rechten van de mens (EHRM).
Botsing van grondrechten: Bijvoorbeeld vrijheid van meningsuiting vs. verbod op
discriminatie.
Vrijheid van meningsuiting kan in een arbeidsovereenkomst beperkt worden; geen
bedrijfsinfo naar buiten brengen.
Sommige grondrechten gelden alleen voor mensen met een Nederlandse nationaliteit, dat zijn
burgerschapsrechten.
Voorwaarden voor het beperken van grondrechten door de overheid:
1) De beperking/bevoegdheid om te beperken moet worden vastgelegd in een wet in
formele zin of in een lagere regeling die daarop is gebaseerd.
2) De mogelijkheid om grondrechten te beperken moet worden vastgelegd in de Gw.
3) De beperking dient ter bescherming van een bepaald doel dat in de Gw is aangegeven.
4) (soms) De beperking moet noodzakelijk zin in een democratische samenleving.
Klassieke grondrechten
Recht op gelijke behandeling (art. 1 Gw, art. 14 EVRM, art. 26 BUPO): gelijke gevallen
moeten gelijk behandeld worden. Discriminatie op welke grond dan ook is niet toegestaan,
zowel horizontaal als verticaal.
Directe discriminatie: rechtstreeks gericht tegen een persoon of een groep personen.
Verspreiden niet toegestaan | Gedownload door Nayrone Pentury ([email protected])
lOMoARcPSD
www.studentsonly.nl Voor de beste uittreksels! 8
Indirecte discriminatie: niet direct op een persoon of groep gericht, maar deze persoon of
groep kan wel nadeel ondervinden van het gemaakte onderscheid.
Positieve discriminatie: voorkeursbehandeling, is soms toegestaan. Voorwaarde: het doel dat
daarmee gediend wordt is noodzakelijk en staat in redelijke verhouding tot het nadeel dat
anderen van de discriminatie ondervinden.
Recht om in Nederlandse overheidsdienst benoemd te kunnen worden (art. 3 Gw).
Recht om in het Koninkrijk der Nederlanden te zijn en het land te verlaten ( art. 2 Gw, art. 2
van het Vierde Protocol bij het EVRM, art. 12 lid 1 BUPO).
Kiesrecht (art. 4 Gw): Actief kiesrecht: recht om te stemmen op leden van de Tweede Kamer,
Provinciale Staten en de gemeenteraad.
Passief kiesrecht: zichzelf verkiesbaar stellen als lid van een van deze organen, vreemdelingen
krijgen dit grondrecht na 5 jaar rechtmatig verblijf in Nederland, passief kiesrecht krijgen zij
alleen voor de gemeenteraad. Iemand die voor een strafbaar feit is veroordeeld: kiesrecht kan
worden ontnomen.
Recht van petitie (art. 5 Gw): iedereen kan met een verzoekschrift een orgaan dat of persoon
die de overheid vertegenwoordigt vragen om actie te ondernemen.
Vrijheid van godsdienst en levensovertuiging (art. 6 Gw, art. 9 EVRM, art. 18 BUPO).
Vrijheid van meningsuiting (art. 7 Gw, art. 10 EVRM, art. 19 BUPO).
Vrijheid van vereniging (art. 8 Gw, art. 11 EVRM, art. 22 BUPO).
Recht tot vergadering en betoging (art. 9 Gw, art. 11 EVRM, art. 21 BUPO).
Recht op privacy (art. 10 Gw, art. 8 EVRM, art. 17 BUPO).
Huisrecht (art. 12 Gw, art. 8 EVRM, art. 17 BUPO): beschermt de burger tegen ongeoorloofd
binnentreden van een ambtenaar in zijn woning.
Recht op eigendom (art. 14 Gw, art. 1 Eerste Protocol bij het EVRM).
Recht op toegang tot de rechter (art. 17 Gw, art. 6 EVRM, art. 14 BUPO).
Recht op rechtsbijstand (art. 18 Gw, art. 6 lid 3 EVRM, art. 14 lid 3 BUPO).
Sociale grondrechten: burgers kunnen zich niet direct beroepen op sociale grondrechten, maar
deze instructienormen vormen een opdracht aan de overheid om burgers in staat te stellen
zichzelf te ontplooien. Bijvoorbeeld werkgelegenheid, goede arbeidsomstandigheden, recht
op sociale zekerheid, goed leefmilieu, gezondheidszorg, woongelegenheid,
ontplooiingsmogelijkheden enz.
Sociale grondrechten hebben geen rechtstreekse werking, behalve het stakingsrecht (art. 6 lid
4 ESH).
Naleving grondrechten
Een geschil over grondrechten kan worden voorgelegd aan de nationale rechter, na het
oordeel hiervan is pas een beroep op een buitenlandse rechter mogelijk.
Verspreiden niet toegestaan | Gedownload door Nayrone Pentury ([email protected])
lOMoARcPSD
www.studentsonly.nl Voor de beste uittreksels! 9
Hoofdstuk 3 Organisatie van de Nederlandse staat & het Koninkrijk
Statenbond wordt gedecentraliseerde eenheidsstaat
De samenwerking tussen Nederland, de Nederlandse Antillen en Aruba is vrijwillig.
Onderlinge afspraken zijn vastgelegd in een staatsregeling/constitutie: het Statuut. Het
Nederlandse staatshoofd is ook het staatshoofd van de Antillen en Aruba. Het Koninkrijk
heeft ook eigen organen zoals de Raad van Ministers van het Koninkrijk en de Raad van State
van het Koninkrijk.
Verzameling staten die samen een geheel vormen: bondsstaat, federatie: bijvoorbeeld de VS,
Duitsland of België. Een groot verschil met de Nederlandse Statenbond is dat de deelstaten in
een bondsstaat hun zelfstandigheid en hun staatsmacht grotendeels afstaan aan een centraal
gezag, de federale regering.
Tweede verschil met statenbond: bevoegdheidsverdeling tussen de deelstaten en het federaal
gezag. Deze wordt in een bondsstaat niet in een verdrag vastgelegd, maar in een constitutie.
Een onafhankelijke federale rechterlijke instantie waakt ervoor dat de Gw zowel door het
federale gezag als door de deelstaten eenduidig wordt geïnterpreteerd.
Eenheidsstaat: concentratie van de staatsmacht ligt bij een centraal gezag, dat de eenheid
bewaakt van de staat die uit onzelfstandige delen bestaat. Bijvoorbeeld Frankrijk,
verschillende departementen maken deel uit van de republiek en de macht is geconcentreerd
bij de Franse president en de centrale regering.
Gedecentraliseerde eenheidsstaat
Nederland is vanaf het moment dat het Koninkrijk der Nederlanden werd vastgelegd in de
Gw, een gedecentraliseerde eenheidsstaat.
Provincies, gemeenten en waterschappen vormen het openbaar bestuur voor het decentrale
grondgebied of taakgebied waarvoor zij zijn ingesteld. Daarnaast kan de Wet openbare
lichamen voor beroep en bedrijf en andere openbare lichamen instellen om op decentraal
niveau overheidstaken uit te voeren. Bijvoorbeeld de Nederlandse Orde van Advocaten;
publiekrechtelijke beroepsorganisatie die zorg draagt voor de kwaliteit van advocaten. De
centrale overheid handhaaft de eenheid van de staat door toezicht te houden op lagere
overheden en door wettelijke kaders te stellen voor de uitvoering van de taken.
Democratische rechtsstaat
Nachtwakersstaat: vroeger hoefde de overheid alleen te zorgen voor rust, veiligheid en orde,
en hoefde ze alleen in te grijpen in nood. Daarna kwam de sociale verzorgingsstaat, de
overheid moest zodanig ingrijpen in het sociaaleconomische leven dat voor alle burgers een
menswaardig bestaan was gegarandeerd. Vanaf de 21e eeuw laat de overheid steeds meer over
aan particulier initiatief, de sociale verzorgingsstaat wordt langzaam afgebroken. Nederland is
een democratische rechtsstaat -> verdeling van de macht binnen de staat. Burgers hebben
invloed op de overheid en de overheid is aan regels gebonden.
Kenmerken van een democratische rechtsstaat
- De overheid mag slechts optreden op grond van algemene regels die democratisch tot
stand zijn gekomen (legaliteitsbeginsel).
- Een onafhankelijke rechter biedt burgers bescherming tegen overheidsoptreden dat
willekeurig is of op een andere manier in strijd is met het recht.
- De macht van de overheid is gespreid over verschillende organen of personen in de staat.
- Burgers hebben fundamentele rechten die de overheid moet eerbiedigen.
Verspreiden niet toegestaan | Gedownload door Nayrone Pentury ([email protected])
lOMoARcPSD
www.studentsonly.nl Voor de beste uittreksels! 10
Eerbiediging van grondrechten, onafhankelijke rechtspraak, spreiding van de overheidsmacht
en het legaliteitsbeginsel zijn de grondslagen van een democratische rechtsstaat.
Burgers in Nederland zijn vertegenwoordigd in de Staten-Generaal. De Staten-Generaal
vaardigt samen met de regering als formele wetgever wetten uit. Regering en lagere
overheden voeren die wetten uit als openbaar bestuur en zijn zelf ook daaraan gebonden.
Legaliteitsbeginsel: elk publiekrechtelijk optreden van de overheid moet een basis hebben in
wetten die (mede) door de volksvertegenwoordiging tot stand zijn gekomen, ook de overheid
moet zich dus houden aan het recht.
Legaliteitsbeginsel van het strafrecht: strafvordering heeft alleen plaats op de wijze bij de wet
voorzien: de overheid mag alleen iemand vervolgen en straffen als de formele wetgever dit in
de wet heeft vastgelegd.
Trias politica
Een van de kenmerken van een democratische rechtsstaat is spreiding van de overheidsmacht
over verschillende organen of personen in de staat. De leer van de machtenscheiding/trias
politica: misbruik van macht kan worden voorkomen door scheiding van de wetgevende,
uitvoerende en rechterlijke macht. In Nederland wordt dit voor een deel toegepast:
- Wetgeving komt in Nederland op centraal niveau niet alleen tot stand door de
volksvertegenwoordiging, maar door de Staten-Generaal en de regering gezamenlijk.
- In sommige gevallen hebben ook ministers een eigen regelgevende bevoegdheid.
- Ook op decentraal niveau kunnen organen die wetten uitvoeren, zelf nadere regels
vaststellen in de vorm van verordeningen.
- De uitvoerende macht (regering) kan ook alleen, dus zonder medewerking van de
volksvertegenwoordiging, regels vaststellen, in de vorm van een Koninklijk Besluit, dat
door de Koning wordt ondertekend.
De gewone rechterlijke macht in Nederland bestaat uit 3 rechterlijke instanties: de rechtbank,
het gerechtshof en de Hoge Raad. Die 3 houden zich uitsluiten bezig met rechtspraak.
Daarnaast zijn er enkele speciale rechterlijke instanties die niet tot de rechterlijke macht
behoren en die rechtspreken in bestuursrechtelijke geschillen.
Nederland is een constitutionele monarchie: een koninkrijk dat is vastgelegd in een
staatsregeling.
Koningschap
De koning vormt samen met de ministers de regering (Kroon). Het koningschap is erfelijk, de
opvolger is het oudste kind van de koning. De koning moet het koningschap aanvaarden en
tegenover de regering en de volksvertegenwoordiging een eed afleggen om het Statuut voor
het Koninkrijk en de Gw steeds te zullen onderhouden en handhaven en de vrijheid en rechten
van alle ingezetenen te zullen beschermen. Koning is onschendbaar, ministers zijn
verantwoordelijk.
Verspreiden niet toegestaan | Gedownload door Nayrone Pentury ([email protected])
lOMoARcPSD
www.studentsonly.nl Voor de beste uittreksels! 11
Hoofdstuk 4 Regering en parlement
Regering en volksvertegenwoordiging op centraal niveau in Nederland werken samen bij
wetgeving en bestuur, daarvoor is wederzijds vertrouwen nodig. De regering heeft een
sturende rol in het geheel, Kamerleden controleren de ministers, ministers vormen samen met
de staatssecretarissen (onderministers) het kabinet.
Grondwetsherziening in 1848: de volledige ministeriële verantwoordelijkheid werd in 1848 in
de Gw vastgelegd. De positie van de volksvertegenwoordiging werd versterkt door de
invoering van een direct kiesrecht voor leden van de Tweede Kamer. De Staten-Generaal
kregen meer mogelijkheden om controle uit te oefenen op de regering. De
volksvertegenwoordiging kreeg het recht om een minister of staatssecretaris ter
verantwoording te roepen door in een van de Kamers vragen te stellen (recht van
interpellatie). De Tweede Kamer kreeg de mogelijkheid om zelf een parlementair onderzoek
te laten uitvoeren (recht van enquête) en om wetsvoorstellen van de regering te wijzigen
(recht van amendement).
In art. 64 Gw werd de regel van de Kamerontbinding vastgelegd; de ontbindingsregel.
Volgens deze regel kan de regering bij een onoverbrugbaar conflict, waardoor de regering het
vertrouwen in het parlement heeft verloren, de Eerste of Tweede Kamer ontbinden en nieuwe
verkiezingen uitschrijven, dat mag slechts 1x voor hetzelfde feit.
De staatsrechtelijke relatie tussen de regering en de Staten-Generaal is niet nauwkeurig
vastgelegd in een constitutionele regelgeving. Zij geven hun onderlinge verhouding ook vorm
volgens het idee van de trias politica met behulp van ongeschreven rechtsregels. De
vertrouwensregel is de belangrijkste daarvan. Die houdt in dat een minister, staatssecretaris of
het hele kabinet zijn ontslag behoort aan te bieden als een van de Kamers het vertrouwen in
hem/hen verliest door bijvoorbeeld het beleid af te keuren.
De kern van het parlementaire stelsel is dat (onder)ministers het vertrouwen nodig hebben van
de meerderheid van het parlement en dat omgekeerd, de meerderheid in allebei de Kamers het
vertrouwen moeten hebben van de (onder)ministers. De regering en de
volksvertegenwoordiging zijn tot elkaar veroordeeld, waarbij de volksvertegenwoordiging als
(mede)wetgever de uitvoering door de regering controleert.
Wordt het vertrouwen opgezegd, dan moeten de (onder)ministers of 1 van hen hun ontslag
aanbieden en aftreden volgens het gewoonterecht, of kan de regering een van de Kamers
ontbinden, daarna kunnen nieuwe verkiezingen worden uitgeschreven.
Vicepremier: plaatsvervanger van de minister-president.
Motie van wantrouwen: mededeling van een meerderheid van de Kamer dat men ernstige
kritiek heeft op het gevoerde beleid van 1 of meer ministers, die ministers moeten uit zichzelf
vertrekken.
Kiesstelsel
In 1917 werd in de Gw actief en passief kiesrecht ingevoerd voor alle mannen, en voor
vrouwen in 1922. Volgens art. 54 Gw: leden van de Tweede Kamer worden rechtsreeks
gekozen door Nederlanders die 18 zijn, niet van het kiesrecht zijn uitgesloten of
handelingsonbekwaam zijn wegens geestelijke stoornis.
Een lid van de Tweede Kamer kan niet ook lid zijn van de Eerste Kamer. Een minister of
staatssecretaris kan niet ook Kamerlid zijn. Ook een rechter of de Nationale ombudsman kan
geen Kamerlid zijn.
In Nederland geldt sinds 1917 het stelsel van de evenredige vertegenwoordiging met lijsten.
Politieke partijen moeten zich door de Kiesraad laten inschrijven in het kiesregister. Daarna
stellen ze zelf hun lijst met kandidaten samen. De kandidaat met de meeste voorkeur wordt als
lijsttrekker bovenaan gezet. Partijen kunnen ook gezamenlijk een lijst opstellen;
Verspreiden niet toegestaan | Gedownload door Nayrone Pentury ([email protected])
lOMoARcPSD
www.studentsonly.nl Voor de beste uittreksels! 12
lijstverbinding. Vaak worden bekende personen onderaan de lijst gezet als lijstduwer om
stemmen te winnen. Alle geldige stemmen worden bij elkaar opgeteld en gedeeld door het
aantal Kamerzetels. Voor de Tweede Kamer zijn dit er 150, de uitkomst is de kiesdeler. Voor
elke politieke partij geldt de kiesdrempel, een partij verwerft pas een zetel als de kiesdeler is
gehaald. Het aantal keer dat de kiesdeler is gehaald, is het aantal zetels.
Reststemmen: stemmen en zetels die na aftrek van de behaalde kiesdelers overblijven, worden
bij de Tweede Kamer verkiezingen en Provinciale Staten-verkiezingen verdeeld volgens het
systeem van de grootste gemiddelden. Hiervoor worden de resterende Kamerzetels per lijst
opgeteld bij de behaalde zetels. Daarna wordt berekend wat het gemiddelde aantal stemmen
voor die lijst per zetel is en krijgen de partijen met de hoogste gemiddelden 1 of meer
restzetels.
Bij de gemeenteraad gebeurt dit volgens het systeem van de grootste overschotten. De
restzetels worden dan toegekend aan partijen naar verhouding van het aantal reststemmen. De
behaalde Kamerzetels zullen worden bezet door de kandidaten op de kieslijst, van boven naar
beneden gekozen. Een kandidaat die lager op de lijst staat en 25% of meer van de kiesdeler
aan voorkeursstemmen heeft gehaald (voorkeursdrempel), heeft voorrang op degenen die
hoger op de lijst staan. De gekozen Kamerleden vormen na aanvaarding van hun
Kamerlidmaatschap per lijst een fractie in de Tweede Kamer.
In het districtenstelsel gaan de reststemmen verloren. Nu hebben kleine partijen meer kans.
Regeerakkoord: doelen die de regering wil realiseren.
Komt er een nieuw Kamerlid, dan onderzoekt de Kamer zijn geloofsbrief; de kennisgeving
van de Kiesraad dat hij op wettige wijze is gekozen. Het nieuw benoemde Kamerlid moet
verklaren welke openbare functies hij bekleedt, zodat de Kamer kan nagaan of hij een functie
bekleedt die niet verenigbaar is met het Kamerlidmaatschap. Bij de aanvaarding van het
Kamerlidmaatschap moet het nieuw benoemde Kamerlid een eed afleggen of plechtig beloven
dat hij trouw zal zijn aan de Gw en zijn ambt trouw zal vervullen.
Elk toegelaten Kamerlid heeft een kiezersmandaat, de kiezer heeft hem tot Kamerlid gekozen
en op grond daarvan mag hij in beginsel 4 jaar het Kamerlidmaatschap uitoefenen. Dat kan hij
ook blijven doen als hij vanwege een onoplosbaar conflict met zijn eigen partij, uit de
Kamerfractie zou worden gezet. Een Kamerlid kan ook overstappen naar een andere partij. De
Gw staat niet toe dat een Kamerlid dat aan de vereisten voor het Kamerlidmaatschap voldoet,
wordt teruggeroepen, behalve als de Kamer wordt ontbonden. Een Kamerlid kan wel zelf zijn
ontslag aanbieden als hij zijn eigen positie onhoudbaar vindt.
Kamerleden zijn net als ministers en staatssecretarissen, parlementair onschendbaar.
De koning en het kabinet (ministers en staatssecretarissen) vormen samen de regering/Kroon.
Regeringsleden, behalve de Koning, worden ook wel bewindslieden genoemd. Ministers
vormen samen de ministerraad, die wordt voorgezeten door de minister-president/premier. De
meeste ministers staan aan het hoofd van een ministerie of departement.
Ministeries zijn rijksdiensten die een bepaalde overheidstaak uitvoeren. Sommige ministers
hebben geen eigen ministerie, alleen een overheidstaak. Deze ministers zonder portefeuille
maken gebruik van ambtenaren van een ministerie dat zich met een verwant beleidsgebied
bezig houdt. Ministers worden bijgestaan door een staatssecretaris en kunnen zich incidenteel
door hem of haar laten vervangen in de ministerraad. Ministers en staatssecretarissen worden
bij Koninklijk Besluit benoemd en ontslagen. De benoeming van het kabinet en de
taakverdeling tussen de ministers vinden plaats na de Tweede Kamer-verkiezingen. De
Koning heeft hierbij een belangrijke zelfstandige rol.
Verspreiden niet toegestaan | Gedownload door Nayrone Pentury ([email protected])
lOMoARcPSD
www.studentsonly.nl Voor de beste uittreksels! 13
Kabinetsformatie gaat meestal als volgt:
- Koning vraagt advies over de vorming van een nieuw kabinet aan de voorzitters van de
zittende Eerste en Tweede Kamer en aan de nieuw gekozen fractievoorzitters. De
vicevoorzitter van de Raad van State wordt om advies gevraagd, de Koning is zelf
voorzitter.
- De Koning benoemt een informateur. Deze voert gesprekken met de voorzitters van de
verschillende nieuw gekozen fracties. Daarbij doet de informateur onderzoek naar de
mogelijkheden om een coalitie te vormen; samenwerkingsverband van een aantal fracties
uit de Tweede Kamer in de regering. Hij onderzoekt ook of de coalitie tot een
regeerakkoord kan komen, hierin formuleren de regeringspartijen de gezamenlijke
doelen, het regeringsbeleid, die zij de komende 4 jaar willen bereiken.
- Als er voldoende mogelijkheden zijn om een eensgezind kabinet te vormen dat kan
rekenen op de steun van een meerderheid van de volksvertegenwoordiging, dan benoemt
de koning een formateur. Dat is vaak de toekomstige minister-president die de puntjes op
de i zet, een kabinet formeert en het regeerakkoord vastlegt. Als de politieke situatie
meteen al duidelijk is na het inwinnen van de 1e adviezen, kan de Koning ook direct een
formateur benoemen. De fracties in de Tweede Kamer van de partijen in het nieuwe
kabinet heten regeringspartijen, de overige fracties worden oppositiepartijen genoemd.
- De informateur en formateur brengen regelmatig verslag uit aan de Koning over het
onderzoek en de formatie.
- Na formulering van het regeerakkoord worden in overleg met de fractievoorzitters de
ministersposten verdeeld over de fracties die samen het nieuwe kabinet vormen.
- Is de formatie geslaagd, dan zoekt elke fractie eigen kabinetsleden, bijvoorbeeld nieuw
gekozen Kamerleden, deze laten dan hun Kamerzetel achter voor de volgende
partijgenoot op de kieslijst.
- Nieuwe kabinetsleden worden bij Koninklijk Besluit benoemd. Vervolgens presenteert
het nieuwe kabinet zich aan de Tweede Kamer met zijn eerste regeringsverklaring, die
door de minister-president wordt afgelegd.
Zodra een zittend kabinet zijn ontslag aanbiedt aan de Koning, is het demissionair; aftredend.
Tijdens het vormen van het nieuwe kabinet zijn de zittende ministers dus demissionair, zij
voeren dan het oude regeerakkoord uit.
Ministerraad: vergadert en besluit over het algemene regeringsbeleid en bevordert de eenheid
van dat beleid. Dat gebeurt elke vrijdag onder leiding van de minister-president achter
gesloten deuren. De werkwijze van de ministerraad wordt geregeld in het Reglement van orde
voor de ministerraad.
Regering: kan als (mede)wetgever wetsvoorstellen indienen. Wetten moeten uiteindelijk door
de regering worden bekrachtigd. De regering heeft ook een zelfstandige regelgevende
bevoegdheid: het nemen van een Koninklijk Besluit in de vorm van een Algemene Maatregel
van Bestuur. De regering kan ook Koninklijke Besluiten nemen die geen regels bevatten; o.a.
benoemingsbesluiten voor Kamerleden, ministers en staatssecretarissen. Ook kan met een
Koninklijk Besluit in het kader van het toezicht een lager overheidsorgaan worden vernietigd;
vernietigingsbesluit.
Ministers: geven leiding aan hun ministerie en zijn in veel gevallen wettelijk bevoegd om
zelfstandig regels uit te vaardigen. Ze zijn individueel verantwoordelijk voor hun eigen beleid
en gezamenlijk voor het regeringsbeleid. Ze hebben politieke en strafrechtelijke
verantwoordelijkheid voor daden van de koning en andere leden van het Koninklijk Huis. De
minister is volgens art. 68 Gw verantwoording verschuldigd aan beide Kamers, behalve
wanneer het belang van de staat zich daartegen verzet. De minister draagt ook politieke en
strafrechtelijke verantwoordelijkheid voor het optreden van zijn ambtenaren.
Verspreiden niet toegestaan | Gedownload door Nayrone Pentury ([email protected])
lOMoARcPSD
www.studentsonly.nl Voor de beste uittreksels! 14
De minister is van zijn ambtenaren afhankelijk voor het geven van de juiste informatie aan het
parlement, daarom worden ambtenaren ook wel de 4e macht genoemd.
Staatssecretarissen/onderministers: hiervoor geldt ongeveer hetzelfde als voor ministers,
alleen hebben zij alleen een raadgevende stem in de ministerraad als zij daar de minister
vertegenwoordigen. Een staatssecretaris kan namens een minister het contraseign zetten.
Koning: onschendbaar, ministers zijn verantwoordelijk. Vanwege die ministeriële
verantwoordelijkheid voor de daden van de koning kunnen toespraken enz. van Beatrix
worden gecensureerd. De koning heeft geen zelfstandige bevoegdheden, behalve bij de
kabinetsformatie.
Dualisme en monisme
Regering en volksvertegenwoordiging hebben een zelfstandige en gelijkwaardige positie,
uitgangspunt is dat beide organen bij hun samenwerking handelen volgens hun eigen
taakopdracht; het (gematigd) dualisme. In de praktijk: het komt steeds meer voor dat de
regeringsfracties in het kabinet achter de schermen besluiten en compromissen voorbereiden,
met hun fracties in de Tweede Kamer, dan is er sprake van monisme.
Koninkrijksregering: de ministerraad bestaat uit de Nederlandse ministerraad en de
Gevolmachtigde Minister van de Koninkrijkseilanden. De Gevolmachtigde Minister neemt
alleen deel aan de vergaderingen van het kabinet als daar een koninkrijksaangelegenheid aan
de orde komt die zijn eigen land betreft.
Het parlement: wetgevende taak en taak om de regering te controleren bij uitvoering van
wetten en andere bestuurlijke taken.
Tweede Kamer
150 leden, rechtsreeks gekozen door Nederlanders met kiesrecht. De zittingsduur is 4 jaar of
korter als de Tweede Kamer wordt ontbonden door de regering, of als zij zelf ontslag
aanbiedt. De Tweede Kamer is bevoegd om haar eigen werkzaamheden te regelen ->
onderzoek van geloofsbrieven, benoeming van voorzitters, stemmen over een voorstel, enz.
Het stemmen over een voorstel gebeurt door specialisten die namens de fractie deelnemen aan
Kamervergaderingen. Bij het stemmen moet het quorum (meer dan de helft van de
Kamerleden) aanwezig zijn.
De vergadering van de Tweede Kamer en commissievergaderingen zijn openbaar. Verslagen
worden opgenomen in de Handelingen van de TK en samen met andere Kamerstukken
gepubliceerd op internet. Kamerleden kunnen ook moties indienen. Motie: schriftelijk
voorstel waarin een minister wordt gevraagd om een uitspraak te doen of waarin het standpunt
van de Kamer over een bepaalde kwestie is verwoord. Een motie wordt na de beraadslaging in
stemming gebracht, waarna de Kamer haar kan aannemen en uitvoeren; aan de minister
bekendmaken of verwerpen.
Voor haar taak als (mede)wetgever heeft de TK 3 belangrijke rechten:
1) Recht van initiatief
2) Recht van amendement
3) Budgetrecht
Recht van initiatief (art. 82 lid 3, art. 86 Gw): wetsvoorstellen worden in veel gevallen bij de
TK ingediend door 1 of meer ministers maar de TK kan dit ook zelf doen. Zo’n wetsvoorstel
wordt initiatiefwetsvoorstel genoemd en kan zolang het nog niet aangenomen is, door de TK
weer worden ingetrokken.
Recht van amendement (art. 84 Gw): TK kan een ingediend wetsvoorstel wijzigen. Dit
gebeurt door het amendement (wijziging) voor te leggen aan de indieners van het
wetsvoorstel. TK heeft dan 4 mogelijkheden; het wetsvoorstel ongewijzigd aannemen,
Verspreiden niet toegestaan | Gedownload door Nayrone Pentury ([email protected])
lOMoARcPSD
www.studentsonly.nl Voor de beste uittreksels! 15
terugsturen naar de indiener met het verzoek tot wijzigen, het voorstel zelf wijzigen of het
voorstel verwerpen.
Budgetrecht (art 105 Gw): dit is een formele wet waarin de regering vastlegt waaraan zij het
beschikbare geld wil uitgeven en hoe de middelen hiervoor verworven worden. Hiermee kan
de TK invloed uitoefenen op het beleid, want zonder goedgekeurde begroting kunnen
ministers hun beleid niet uitvoeren. De Rijksbegroting wordt elk jaar op Prinsjesdag
ingediend bij de Staten-Generaal, met toelichting (Miljoenennota), en daarna per departement
behandeld in het parlement.
Voor haar controlerende taak heeft de Tweede Kamer 3 rechten:
1) Vragenrecht
2) Recht van interpellatie
3) Recht van enquête
Vragenrecht (art. 68 Gw): Kamerleden kunnen mondeling of schriftelijk vragen stellen aan
ministers of staatssecretarissen.
Recht van interpellatie: in een geval met haast kan een Kamerlid na toestemming van de
Kamermeerderheid een minister of staatssecretaris oproepen en hem met een motie vragen om
een uitspraak te doen. Deze is dan verplicht om voor de Kamer te verschijnen, door de motie
wordt hij gedwongen om stelling te nemen. Als dit geweigerd wordt, moet de TK reageren.
Recht van enquête: als de TK een grondig onderzoek wil dan kan een parlementaire
enquêtecommissie van Kamerleden worden gevormd, die iedereen kan ondervragen in het
belang van het onderzoek. Men is verplicht om te verschijnen en vragen te beantwoorden.
De Eerste Kamer
De rol bij de samenstelling van de regering en het regelen van de eigen werkzaamheden, is bij
de Eerste Kamer (van oudsher Senaat) ongeveer hetzelfde als die van de Tweede Kamer.
Hiervoor geldt het Reglement van Orde van de Eerste Kamer. Ook in de EK kunnen moties
worden ingediend, zijn er vaste en tijdelijke commissies en wordt er gestemd over
voorstellen. Maar de leden van de EK worden indirect gekozen door de
volksvertegenwoordigers bij de provincie, de leden van de Provinciale Staten. Dit gebeurt
onafhankelijk van de TK-verkiezingen elke 4 jaar, tenzij de regering ook de EK tussentijds
ontbindt. De EK telt 75 leden. Bij de wetgeving heeft de EK een meer bescheiden rol dan de
TK. De EK kan niet zelf wetsvoorstellen indienen of een ingediend wetsvoorstel wijzigen. De
EK kan een wetsvoorstel alleen aannemen of verwerpen (vetorecht).
Bij ernstige bezwaren tegen een onderdeel van een wetsvoorstel kan de EK de minister met
een zogeheten novelle stimuleren om daarin een wijziging door te voeren. De EK heeft het
budgetrecht en de mogelijkheid om een minister of staatssecretaris op het matje te roepen met
het vragenrecht, het recht van interpellatie en het recht van enquête. De EK toetst op een
zorgvuldige manier de totstandkoming en controleert de inhoud van wetten en daarmee de
constitutionele kwaliteit en rechtmatigheid ervan.
Adviescolleges: De Gw heeft speciale Hoge Colleges van Staat aangewezen, zodat de
regering en parlement hun wetgevende en bestuurlijke taken goed kunnen uitoefenen. Dit zijn
de Raad van State, de Algemene Rekenkamer, de Nationale ombudsman en vaste
adviescolleges.
De Raad van State: de RvS bestond al als adviescollege tijdens de Republiek der Zeven
Verenigde Nederlanden. De RvS treedt ook op als adviesorgaan voor de regering en wordt
gehoord over voorstellen van wet en ontwerpen van algemene maatregelen van bestuur en
over voorstellen tot goedkeuring van verdragen door de Staten-Generaal. De adviezen spelen
een belangrijke rol bij de bespreking van wetsvoorstellen in het parlement. Een andere
belangrijke taak van de RvS is het rechtspreken bij bestuurlijke geschillen, door de afdeling
Bestuursrechtspraak. De Koning is de voorzitter van de RvS, maar heeft geen stem. De
Verspreiden niet toegestaan | Gedownload door Nayrone Pentury ([email protected])
lOMoARcPSD
www.studentsonly.nl Voor de beste uittreksels! 16
afdelingen van de RvS behandelen de voorstellen van de verschillende ministeries, waarna de
voltallige Raad onder leiding van de vicevoorzitter hierover beraadslaagt. Om hun
onafhankelijkheid te waarborgen worden de leden van de RvS bij Koninklijk Besluit voor het
leven benoemd en wordt hun salaris bij wet vastgesteld.
De Algemene Rekenkamer: De Gw draagt de Algemene Rekenkamer op om te controleren of
de uitgaven van de rijksoverheid in overeenstemming zijn met de goedgekeurde begroting
(rechtmatigheid) en of de bedragen werkelijk zijn uitgegeven aan de doelen waarvoor ze
bestemd waren (doelmatigheid).
Nationale ombudsman: De Wet Nationale ombudsman bepaalt dat de Nationale ombudsman
onderzoek doet naar gedragingen van bestuursorganen. De Nationale ombudsman wordt voor
6 jaar benoemd door de Tweede Kamer. Een onderzoek wordt meestal verricht naar
aanleiding van een klacht, maar de Nationale ombudsman kan ook uit eigen beweging een
onderzoek instellen naar de manier waarop een bestuursorgaan of een ambtenaar zich in een
bepaalde aangelegenheid heeft gedragen. De Nationale ombudsman mag geen oordeel geven
over regelgeving of beleid en kan een klacht pas behandelen als de klager geen andere
rechtsbeschermingsmogelijkheden, zoals bezwaar en beroep, ten dienste staan. De uitspraken
van de Nationale ombudsman zijn niet bindend, maar hebben door de openbaarheid ervan
gezag en stimuleren de overheid om zich te gedragen zoals het in een rechtsstaat behoort.
Vaste en tijdelijke adviescolleges: de wetgever kan voor een bepaald doel vaste colleges
instellen die de overheid adviseren op het gebied van wetgeving en bestuur. Bijvoorbeeld de
Sociaaleconomische Raad, de Kiesraad, de Raad voor de rechtspraak of de Onderwijsraad.
Verspreiden niet toegestaan | Gedownload door Nayrone Pentury ([email protected])
lOMoARcPSD
www.studentsonly.nl Voor de beste uittreksels! 17
Hoofdstuk 5 Wet- en regelgeving
Wetten in formele en materiële zin:
Een wet die wordt gemaakt door de formele wetgever, de regering en de Staten-Generaal,
wordt een wet in formele zin genoemd. In formele zin duidt op de herkomst van de wet. In de
naam van een wet in formele zin komt het woord ‘wet’ voor. Niet alle wetten in formele zin
bevatten regels, zoals begrotingswetten en toestemmingswetten.
Besluiten van de formele wetgever en van andere regelgevende organen in en buiten
Nederland, die wel algemeen verbindende voorschriften bevatten, worden wetten in materiële
zin genoemd. Materiële zin heeft betrekking op de inhoud van het besluit, namelijk de
algemeen verbindende voorschriften. Dat zijn regels die gelden voor iedereen in de
omstandigheden waarvoor de regelgever ze heeft bedoeld. Een lagere regeling mag niet in
strijd zijn met een hogere regeling. Vaak bevat een hogere regeling de juridische hoofdlijnen
en worden deze in een lagere regeling nader uitgewerkt.
Procedure van een wetsvoorstel dat is ingediend door de regering:
- Minister schrijft nota met zijn ideeën en legt deze voor aan organisaties die in de praktijk
met deze wet te maken zullen krijgen.
- Wetsvoorstel wordt voorbereid op het ministerie.
- Ministerraad beraadslaagt over het wetsvoorstel.
- Wetsvoorstel gaat voor kwaliteitscontrole naar Raad van State, wetsvoorstel kan
aangepast worden
- Voorstel wordt met Memorie van Toelichting aangeboden aan koningin Beatrix.
- Zij voegt aan het wetsvoorstel een Koninklijke Boodschap toe, waarbij de reden van het
wetsvoorstel wordt aangegeven.
- Wetsvoorstel wordt nu ingediend bij de TK, hier wordt het eerst besproken in een
commissie van Kamerleden met kennis van zaken over het onderwerp van het
wetsvoorstel.
- Kamercommissie wint advies in bij betrokken organisaties en legt vragen voor aan de
minister, deze beantwoordt ze in een Memorie van Antwoord en brengt eventuele
wijzigingen aan in het wetsvoorstel.
- Samen met het eindverslag van de Kamercommissie gaat het wetsvoorstel naar de TK,
waar het in een openbare behandeling wordt besproken. De Kamerleden kunnen
amendementen indienen en deze in stemming laten brengen. Het wetsvoorstel is
gewijzigd als een Kamermeerderheid het amendement aanvaardt.
- Zodra de TK het wetsvoorstel heeft aangenomen, zendt zij het naar de EK. Deze
heroverweegt en toetst de kwaliteit van het wetsontwerp. De EK kan geen wijzigingen in
het wetsvoorstel aanbrengen en kan het dus slechts aannemen of verwerpen. Bij
zwaarwegende bezwaren is het soms wel mogelijk om met een novelle een kleine
wijziging in het wetsvoorstel aan te laten brengen.
- Wanneer de EK het wetsvoorstel heeft aangenomen, gaat het naar de Koning. Deze
ondertekent de wet (seign) waarna ook de minister die het voorstel heeft ingediend en de
minister van Justitie, die verantwoordelijk is voor wetgeving in het algemeen, het
wetsvoorstel mede ondertekenen (contraseign).
- Door deze bekrachtiging wordt het wetsvoorstel tot wet verheven en kan het worden
afgekondigd (bekendgemaakt) in het Staatsblad. Het Staatsblad is een speciale uitgave
van het KdNL, waarin wetten en AmvB’s worden afgekondigd. De wet treedt in werking
op de datum die in de wet of in een Koninklijk Besluit wordt genoemd, of anders op de
eerste dag van de tweede maand na de datum waarop de wet is bekendgemaakt.
Verspreiden niet toegestaan | Gedownload door Nayrone Pentury ([email protected])
lOMoARcPSD
www.studentsonly.nl Voor de beste uittreksels! 18
Procedure van een wetsvoorstel ingediend door de Tweede Kamer
- Initiatiefwetsvoorstel wordt, na overleg met vertegenwoordigers van degenen voor wie de
wet is bedoeld en bijvoorbeeld met leden van een Kamercommissie, voorbereid door een
of meer Kamerleden en eventueel voor advies voorgelegd aan de Raad van State.
- Wetsvoorstel wordt aanhangig gemaakt (=ingediend) bij de voorzitter van de TK. Deze
stuurt het naar de Raad van State voor advies, waarna de TK erover beraadslaagt.
- De behandeling van het wetsvoorstel kan ertoe leiden dat de TK het verwerpt of dat de
indiener het weer intrekt.
- Zodra het wetsvoorstel is aangenomen zendt de voorzitter het naar de EK. Ook daar
verdedigt de initiatiefnemer zijn wetsvoorstel en wordt het onderzocht door een
Kamercommissie, die de daarbij betrokken personen en organisaties, maar ook ministers
kan horen.
- Wanneer de EK het initiatiefwetsvoorstel heeft aangenomen, dan stuurt zij dit naar de
regering met het verzoek om het te bekrachtigen. Vanaf dat moment loopt de procedure
verder zoals bij een wetsvoorstel dat door een minister is ingediend.
Procedure voor de Grondwet en begrotingswetten
De Gw bevat nadere bepalingen voor het wijzigen van de Gw zelf en voor het vaststellen van
begrotingswetten.
Begrotingswetten: in een begrotingswet wordt een minister gemachtigd om de beschikbare
gelden uit te geven zoals ze zijn begroot, deze wetten bevatten geen algemeen verbindende
regels.
Bij de Rijksbegroting is sprake van een cyclus met 4 fasen:
Fase 1: deze fase waarin de Rijksbegroting wordt voorbereid, begint in oktober als de minister
van Financiën elk ministerie een begrotingsaanschrijving stuurt met aanwijzingen. In februari
sturen de ministeries hun beleidsplannen aan de minister, die reageert daar in april op met een
Kaderbrief, waarin hij de financieel-economische (on)mogelijkheden voor de begroting
beschrijft. De maand daarop bespreekt de ministerraad de Kaderbrief, waarbij wordt bekeken
of de plannen van de ministeries passen binnen het regeerakkoord, waarna alle ministeries een
totaaloverzicht ontvangen. Deze zenden in juni hun ontwerpbegrotingen naar de minister van
Financiën, die daarbij de Miljoenennota voegt.
De Miljoenennota is een algemene toelichting op de inkomsten en uitgaven en op de
financiële haalbaarheid van de plannen, gelet op de lopende begroting en de verwachte
economische situatie voor de komende 4 jaar. In augustus stelt de regering de
ontwerpbegrotingen vast en stuurt deze voor advies naar de Raad van State. Op Prinsjesdag,
de derde dinsdag in september, biedt de minister van Financiën de begrotingsvoorstellen,
gebundeld in de Rijksbegroting met de Miljoenennota, aan de Staten-Generaal aan.
Fase 2: tijdens de Algemene Politieke Beschouwingen die daarop volgen, verdedigt de
minister-president de plannen op de begroting en stellen de fractievoorzitters in de Tweede
Kamer hierover kritische vragen.
Daarna volgen de Algemene Financiële Beschouwingen door de financiële specialisten in de
Kamers en de minister van Financiën. Pas dan zijn de begrotingsvoorstellen klaar voor de
beraadslaging in de Kamers. Ondertussen heeft de minister van Financiën ter uitvoering van
de vorige Rijksbegroting de Voorjaarsnota en Najaarsnota naar het parlement gestuurd en
daarin de noodzakelijke wijzigingen aangegeven voor de lopende begroting. Dit zijn, samen
met de Miljoenennota, de belangrijke gegevens voor de Staten-Generaal in fase 2: de
behandeling van de wetsvoorstellen van de Rijksbegroting. De TK kan dan gebruikmaken van
haar recht van amendement. Een Kamerlid moet, als hij een bepaalde uitgavenpost wil
verhogen, aangeven waar het benodigde budget vandaan moet komen.
Verspreiden niet toegestaan | Gedownload door Nayrone Pentury ([email protected])
lOMoARcPSD
www.studentsonly.nl Voor de beste uittreksels! 19
Fase 3: de vaststelling van alle begrotingswetten neemt een paar maanden in beslag. Per 1
januari kan elke minister beginnen met de uitvoering van zijn begroting, ook al is deze nog
niet vastgesteld, tot een bedrag van 4/12 van zijn begroting die in het jaar daarvoor is
vastgesteld. In deze fase rapporteren de ministeries maandelijks hun voortgang aan de
minister van Financiën. Verder informeert de minister van Financiën het parlement met de
Voorjaarsnota, de Miljoenennota en de Najaarsnota over de stand van zaken van de begroting
en de wijzigingen daarin.
Fase 4: dit is de verantwoordingsfase, hierin stuurt de minister van Financiën de Voorlopige
Rekening naar het parlement, met daarin de voorlopige stand van zaken van de gerealiseerde
bedragen. Verder stellen alle ministeries een jaarverslag op, dat in maart wordt gecontroleerd
door accountants.
De goedkeuring hiervan volgt in april door de Algemene Rekenkamer. Op de derde woensdag
in mei is het Verantwoordingsdag, dan leggen de ministers aan de Staten-Generaal
verantwoording af over het realiseren van hun begroting. Als blijkt dat dit goed is gebeurd,
dan volgt voor de ministers in juni in de Slotwet décharge, dat wil zeggen dat een minister
wordt ontslagen van de verplichtingen die verbonden waren aan het uitvoeren van de
begroting voor zijn ministerie, die de Staten-Generaal in de Begrotingswet had vastgelegd.
Delegatie van regelgeving: de formele wetgever kan het stellen van regels ook delegeren;
overdragen aan de regering of een minister of aan decentrale overheidsorganen. De regels
worden dan vastgelegd in een Algemene Maatregel van Bestuur, een ministeriële regeling of
een verordening. De Gw bepaalt of delegatie is toegestaan, dat is zichtbaar in de formulering.
Wordt in de Gw de term ‘bij de wet’ gebruikt, dan is delegatie niet toegestaan en kan alleen
de formele wetgever het onderwerp regelen in een wet in formele zin. Wordt in de Gw een
vorm van het werkwoord regelen of van het woord regel gebruikt, dan is delegatie wel
toegestaan. Dit is ook zo als de Gw de woorden ‘krachtens de wet’ gebruikt. De formele
wetgever kan dan in een wet aangeven dat een lager overheidsorgaan zelfstandig regels kan
opstellen.
Verspreiden niet toegestaan | Gedownload door Nayrone Pentury ([email protected])
lOMoARcPSD
www.studentsonly.nl Voor de beste uittreksels! 20
De Gw kan het ook aan de wetgever zelf overlaten of deze zijn regelgevende bevoegdheid wil
delegeren. In dat geval wordt de term ‘bij of krachtens de wet’ gebruikt.
Ook zonder dat de formele wetgever zijn regelgevende bevoegdheid heeft gedelegeerd, kan de
regering (art. 89 Gw) zelfstandig Algemene Maatregelen van Bestuur vaststellen. Overtreding
van regels in een zelfstandige AMvB kan niet in diezelfde AMvB strafbaar worden gesteld,
dit kan alleen de formele wetgever doen.
Een AMvB komt tot stand nadat de ministerraad over het voorstel heeft beraadslaagd en de
Raad van State advies erover heeft uitgebracht. De Koning en de verantwoordelijke minister
ondertekenen de AMvB, daarna wordt deze gepubliceerd in het Staatsblad.
Het overheidsorgaan kan de bevoegdheid tot regelgeving die een hoger orgaan aan hem heeft
gedelegeerd, soms weer overdragen aan een lager overheidsorgaan; subdelegatie. Dit moet
dan wel in de wet worden aangegeven met een van de formuleringen zoals bij delegatie.
Burgerparticipatie: referendum: gebeurt om de parlementaire democratie op landelijk niveau
te versterken. Dit is een volksraadpleging, waarbij de burger op een bepaald voorstel met
ja/nee of voor/tegen kan reageren.
Burgerinitiatief: burgers kunnen bij de TK een eigen uitgewerkt voorstel indienen om
regelgeving tot stand te brengen, te verbeteren of af te schaffen.
Verspreiden niet toegestaan | Gedownload door Nayrone Pentury ([email protected])
lOMoARcPSD
www.studentsonly.nl Voor de beste uittreksels! 2
Inhoudsopgave
Hoofdstuk 6 Bestuur en beleid 3
Hoofdstuk 6 Decentralisatie 6
Hoofdstuk 7 Rechtsbescherming en rechtspraak 9
Hoofdstuk 8 Volkenrecht en Europees gemeenschapsrecht 15
Verspreiden niet toegestaan | Gedownload door Nayrone Pentury ([email protected])
lOMoARcPSD
www.studentsonly.nl Voor de beste uittreksels! 3
Hoofdstuk 6 Bestuur en beleid
Bestuur, bestuurstaak en bestuursrecht
Bestuur omvat behalve landsverdediging, binnenlandse veiligheid, financiën en economische
zaken ook de zorg voor de werkgelegenheid, sociale zekerheid en bestaanszekerheid, milieu,
volksgezondheid, woongelegenheid, onderwijs en cultuur. Al deze dingen vormen een
verantwoordelijkheid van de overheid.
Onder bestuur valt ook het maken van beleid; dit is het streven om met bepaalde middelen
binnen zekere tijd een bepaald doel te bereiken. Ook hoort bij bestuur het sturen van gedrag
van burgers met financiële en andere prikkels en het monitoren (volgen en vastleggen) van de
behaalde resultaten van het bestuur.
De verschillende bestuurstaken op centraal niveau zijn verdeeld over de ministers en
staatssecretarissen, die ieder een ministerie met ambtenaren onder hun hoede hebben om de
taken uit te voeren. Wanneer de overheid bestuurstaken uitvoert spreken we van openbaar
bestuur. Organen van het openbaar bestuur met bestuursbevoegdheden zijn bestuursorganen.
Sinds 1984 zijn in de Awb algemene regels van bestuursrecht bijeengebracht. Het
bestuursrecht regelt de organisatie van het openbaar bestuur, het verlenen van
bestuursbevoegdheden en de juridische bescherming voor de burger tegen het optreden van
het openbaar bestuur.
Verschillende ministeries hebben verschillende bestuurstaken. Ministeries: Ministerie van
Defensie, Ministerie van Buitenlandse Zaken (BuZa), Ministerie van Binnenlandse Zaken en
Koninkrijksrelaties (BZK), Ministerie van Justitie, Ministerie van Financiën, Ministerie van
Economische Zaken (EZ), Ministerie van Algemene Zaken (AZ), Ministerie van
Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu (VROM), Programmaminister voor
Wonen, Wijken en Integratie, Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV),
Ministerie van Verkeer en Waterstaat (V&W), Ministerie van Onderwijs, Cultuur en
Wetenschap (OCW), Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW), Ministerie
van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS).
Organisatie van het openbaar bestuur
Bestuursorganen en bestuursbevoegdheid: bestuursorgaan: een orgaan van een rechtspersoon
die krachtens publiekrecht is ingesteld of een ander persoon of college, met enig openbaar
gezag bekleed.
a-organen: de organen van openbare lichamen en zelfstandige publiekrechtelijke
rechtspersonen die krachtens publiekrecht zijn ingesteld.
Zbo: zelfstandige publiekrechtelijke rechtspersonen.
b-organen: andere personen of colleges met openbaar gezag bekleed.
Bestuursorganen kunnen op grond van hun bestuursbevoegdheden besluiten nemen die voor
burgers rechten of plichten doen ontstaan en waartegen meestal bezwaar en beroep mogelijk
is. Bestuursorganen zijn gebonden aan de speciale regels van bestuursrecht die voor een groot
deel zijn vastgelegd in de Awb.
B-organen zijn alleen bestuursorganen wanneer zij gebruikmaken van hun publiekrechtelijke
bevoegdheden bij de hun toevertrouwde publiekrechtelijke taak, en zijn dus alleen dan
gebonden aan deze bestuursrechtelijke regels.
De centrale overheid kent een aantal a-organen: deze worden bij de wet aangewezen als
bestuursorgaan van de staat en voeren op centraal niveau bestuurstaken uit. Deze
bestuursorganen staan wel onder gezag van een minister of staatssecretaris. Bijv. de
inspecteur der directe belastingen en de inspecteur van het staatstoezicht op de
volksgezondheid. Door het aanwijzen van deze ambten voor een bepaalde bestuurstaak,
kunnen deze taken op centraal niveau worden gespreid, dit heet deconcentratie.
Verspreiden niet toegestaan | Gedownload door Nayrone Pentury ([email protected])
lOMoARcPSD
www.studentsonly.nl Voor de beste uittreksels! 4
Geen bestuursorgaan: formele wetgever, S-G, onafhankelijke rechtspraakorganen, RvS en de
Nationale ombudsman, omdat deze vooral wetgevende en rechtsprekende taken hebben.
Bestuursorganen van de EU: Europese Commissie en Raad van Ministers.
Hoofdactiviteit van het openbaar bestuur is besluiten nemen, besluit: schriftelijke beslissing
van een bestuursorgaan die een publiekrechtelijke rechtshandeling inhoudt; een handeling van
de overheid die gericht is op een rechtsgevolg.
Bestuursorganen kunnen hun bestuursbevoegdheden op verschillende manieren krijgen:
- Een wet in formele zin of een lagere regeling kan aan een bestuursorgaan een bepaalde,
nog niet eerder toegekende bevoegdheid toekennen; attributie.
- De wet kan toestaan dat een dergelijke bestuursbevoegdheid door het ene bestuursorgaan
aan het andere wordt overgedragen; delegatie.
- Mandaat: daarbij draagt een bestuursorgaan de uitvoering van zijn bestuursbevoegdheid,
maakt niet uit hoe deze is verkregen, op aan een persoon of college.
Gemandateerde besluiten gelden als een besluit van de opdrachtgever/mandaatgever. De
bevoegdheid en de verantwoordelijkheid blijven bij mandaat dus bij de opdrachtgever en
degene die de bestuursbevoegdheid in zijn naam uitvoert moet hierover verantwoording
afleggen aan de mandaatgever.
- Een bestuursorgaan kan een bevoegdheid die aan hem gedelegeerd is, weer overdragen
aan een lager orgaan; subdelegatie.
Gebonden bevoegdheid: hierbij bestaat in beginsel geen beleidsvrijheid. Hiervan is sprake als
de wet, die de bevoegdheid toekent om een besluit te nemen, ook aangeeft hoe een besluit in
een bepaalde situatie moet luiden. Vrije/discretionaire bevoegdheid: hierbij laat de wet een
bestuursorgaan vrij om per geval onderscheid te maken.
Verspreiden niet toegestaan | Gedownload door Nayrone Pentury ([email protected])
lOMoARcPSD
www.studentsonly.nl Voor de beste uittreksels! 5
Besluiten van bestuursorganen
Besluit van algemene strekking (BAS): bevat voorschriften die in het algemeen gelden in een
bepaalde situatie.
Beschikking: geldt alleen voor een individueel geval.
In het bestuursrecht zijn er 4 soorten BAS: algemeen verbindende voorschriften,
beleidsregels, plannen en overige besluiten van algemene strekking.
Algemene verbindende voorschriften (avv): regels die algemeen en herhaaldelijk op
(rechts)personen of zaken van toepassing zijn. Een bestuursorgaan kan deze alleen vaststellen
als de Gw hem hiertoe de bevoegdheid verleent. Bijv. Bouwbesluit, dat wordt vastgesteld
door de gemeenteraad.
Beleidsregels zijn eigen regels die een bestuursorgaan kan opstellen voor het gebruik van zijn
discretionaire bestuursbevoegdheid. Beleidsregels hebben betrekking op de afweging van
belangen, de vaststelling van feiten of de uitleg van wettelijke voorschriften. Verschillende
benamingen: leidraad, richtlijn, handleiding, kadernota of beleidsnota.
Plannen zijn voornemens en ideeën om een bepaald doel te realiseren. Sommige plannen zijn
wel op rechtsgevolg gericht en worden dan door de wet als besluit aangemerkt, zoals bij een
bestemmingsplan. In zo’n besluit worden de bestemming en het gebruik van de grond
vastgelegd.
Beschikkingen: bijv. subsidiebesluiten, er kunnen verplichtingen in een beschikking worden
opgelegd, of een vergunning om een bepaalde activiteit te verrichten, een ontheffing om iets
te doen wat normaal niet is toegestaan of bijv. een belastingaanslag. Tegen een beschikking
en tegen sommige andere besluiten kan degene die hierdoor rechtstreeks in zijn belang wordt
getroffen beroep instellen bij de rechtbank en daaraan voorafgaand bezwaar maken bij het
bestuursorgaan dat het besluit heeft genomen.
Verspreiden niet toegestaan | Gedownload door Nayrone Pentury ([email protected])
lOMoARcPSD
www.studentsonly.nl Voor de beste uittreksels! 6
Hoofdstuk 6 Decentralisatie
De spreiding van regelgeving en bestuur over openbare lichamen wordt decentralisatie
genoemd.
Twee doelen: 1) Voorkomen dat de macht zich concentreert bij een bepaald overheidsorgaan.
2) De organen van decentrale openbare lichamen zijn hierdoor beter in staat om in te spelen
op de omstandigheden en belangen van een bepaald gebied, de bepaalde functie of de
betreffende bedrijfs- of beroepssector.
Provincies: de Provinciewet geeft nadere regels voor de inrichting van de provincies, de
provinciale organen en hun algemene regelgevende en bestuurlijke taken.
Het bestuur van een provincie bestaat uit Provinciale Staten, Gedeputeerde Staten en de
commissaris van de Koning. Provinciale Staten vormen het algemeen bestuur en
vertegenwoordigen de hele bevolking van de provincie.
De commissaris van de Koning is voorzitter van de PS en de GS.
PS hebben alle bestuursbevoegdheden die niet aan GS of aan de commissaris van de Koning
zijn toegekend.
PS zijn bevoegd tot het vaststellen van provinciale verordeningen. De statenleden hebben het
recht van initiatief, amendement en interpellatie. De PS-leden hebben ook het recht om een
onderzoek in te stellen naar het bestuur door GS en de commissaris van de Koning. GS
bereiden de besluiten van PS voor en voeren deze uit.
De PS hebben de bevoegdheid om de leden van de EK te kiezen. Waterschappen worden door
PS ingesteld en opgeheven.
Taken en bevoegdheden van de GS volgens de Provinciewet
- Beslissen bij geschillen over besluiten van bestuursorganen in de provincie.
- Het houden van toezicht op gemeentebesturen en op besturen van waterschappen.
- Het houden van toezicht op provinciale waterstaatswerken.
- Bemiddelen bij geschillen tussen bepaalde openbare lichamen in de provincie.
De commissaris van de Koning moet erop toezien dat de participatie van burgers goed
verloopt. Over de kwaliteit van de provinciale dienstverlening brengt hij jaarlijks een
burgerjaarverslag uit. Voor hem geldt ook de Ambtsinstructie van de regering. Hierin is zijn
spilfunctie uitgewerkt met betrekking tot de samenwerking tussen rijksambtenaren en de
besturen van decentrale overheden, bij gemeenteoverschrijdende calamiteiten en onlusten en
als adviseur van de regering inzake de benoeming van de korpschef van de politie.
Elke provincie moet beschikken over een eigen rekenkamer of rekenkamerfunctie die de
doelmatigheid, doeltreffendheid en rechtmatigheid van het door het gemeentebestuur
gevoerde bestuur onderzoekt.
Gemeenten
De inrichting van gemeenten lijkt veel op die van provincies. Het bestuur van de gemeente
bestaat uit de gemeenteraad, het college van B&W en de burgemeester. De gemeenteraad
vormt het algemeen bestuur en vertegenwoordigt de bevolking van de gemeente. De leden
van de gemeenteraad worden rechtstreeks door en uit het volk gekozen, volgens het stelsel
van evenredige vertegenwoordiging.
Ook de gemeenteraad wordt elke 4 jaar gekozen en kan niet tussentijds worden ontbonden.
De gemeenteraad benoemt de wethouders, die samen met de burgemeester als college van
B&W het dagelijks bestuur vormen. Wethouders zijn geen lid van de gemeenteraad en
kunnen ook van buiten de raad afkomstig zijn.
Verspreiden niet toegestaan | Gedownload door Nayrone Pentury ([email protected])
lOMoARcPSD
www.studentsonly.nl Voor de beste uittreksels! 7
De burgemeester is voorzitter van de gemeenteraad en van het college van B&W. Hij wordt
voor 6 jaar door de regering benoemd, na aanbevelingen van een gemeentelijke
vertrouwenscommissie.
De gemeenteraadsverkiezingen zijn openbaar en raadsleden stemmen zonder last, zij kunnen
op verschillende manieren stemmen en ook hier is een quorum nodig. De raad kan hun
geheimhouding opleggen en zij zijn onschendbaar voor datgene wat zij in de vergadering
zeggen of daaraan schriftelijk berichten.
Voor het college van B&W geldt hetzelfde, behalve dat de vergaderingen in beginsel niet
openbaar zijn.
Wethouders leggen individueel en als college van B&W verantwoording af aan de raad over
het door hen gevoerde bestuur en moeten daartoe alle noodzakelijke inlichtingen verschaffen.
De gemeenteraad heeft alle bestuursbevoegdheden die niet aan het College of aan de
burgemeester zijn toegekend. Een wethouder die niet meer voldoet aan de eisen van zijn
ambt, moet ontslag nemen, als de raad het vertrouwen in de wethouder heeft verloren, dan kan
deze hem of haar zelf ontslaan.
De burgemeester bewaakt de totstandkoming en uitvoering van het gemeentebeleid en zorgt
voor een goede samenwerking van de gemeente met andere gemeenten en overheden. Hij
vertegenwoordigt de gemeente in en buiten rechte. De burgemeester legt verantwoording af
aan de gemeenteraad over het door hem gevoerde bestuur.
Financiën van de gemeente:
De uitgaven van de gemeente worden gedekt door inkomsten uit de gemeentelijke belastingen
en door algemene en doeluitkeringen van het Rijk in het gemeentefonds.
De raad stelt de gemeentebegroting en de gemeentelijke belastingen vast.
Het college beheert de gemeentelijke financiën en legt hierover aan de raad verantwoording
af. Elke gemeente moet een eigen rekenkamer of rekenkamerfunctie hebben die de
doelmatigheid, doeltreffendheid en rechtmatigheid van het door het gemeentebestuur
gevoerde bestuur onderzoekt.
Waterschappen
Het instellen en opheffen van een waterschap gebeurt door de PS, die ook de taken en de
inrichting en de samenstelling van het waterschapsbestuur regelt.
26 waterschappen: elk ingesteld voor een bepaald gebied en hebben een algemeen bestuur,
dagelijks bestuur en een voorzitter/dijkgraaf.
Het algemeen bestuur bestaat uit personen die een bepaalde categorie belanghebbenden in het
gebied van het waterschap vertegenwoordigen, zoals eigenaren en gebruikers van wateren,
percelen, woningen en andere gebouwen. Afhankelijk van de grootte van hun belang hebben
zij meer zeggenschap en betalen zij meer waterschapsbelasting.
De bestuursleden worden voor 4 jaar gekozen, o.a. door degenen die belasting zijn
verschuldigd aan het waterschap.
Het algemeen bestuur kiest uit zijn leden de leden van het dagelijks bestuur, de dijkgraaf
wordt voor 6 jaar bij Koninklijk Besluit benoemd. De dijkgraaf vertegenwoordigt het
waterschap in en buiten rechte en is verplicht om verantwoording af te leggen aan het
algemeen bestuur over het door hem gevoerde bestuur.
De uitgaven van waterschappen worden gedaan uit de opbrengsten van belastingen,
aangevuld met uitkeringen door het Rijk of door de provincie die het waterschap heeft
ingesteld.
Verspreiden niet toegestaan | Gedownload door Nayrone Pentury ([email protected])
lOMoARcPSD
www.studentsonly.nl Voor de beste uittreksels! 8
Gemeenschappelijke regelingen
Decentrale openbare lichamen hebben de mogelijkheid om zelf, met het oog op een
gezamenlijk belang, een nieuw openbaar lichaam in te stellen met een eigen bestuur.
Aan het nieuwe openbaar lichaam, de plusregio, kunnen gemeenten hun regelgevende en
bestuurlijke bevoegdheden overdragen.
SER: Sociaal-Economische Raad. Bestaat uit een algemeen bestuur, met daaruit benoemd
dagelijks bestuur en een bij Koninklijk Besluit benoemde voorzitter. SER-leden zijn
vertegenwoordigers van werkgevers, werknemers en leden die door de regering worden
benoemd; Kroonleden. De SER is de belangrijkste adviseur voor sociaaleconomische
aangelegenheden en om de werkzaamheid van het bedrijfsleven te bevorderen en de belangen
van ondernemingen en werknemers te behartigen.
Bedrijfschap: een het algemeen belang dienende bedrijfsuitoefening om de ondernemingen
waarvoor zij is ingesteld, te bevorderen en ook het gemeenschappelijk belang van die
ondernemingen en van de daarbij betrokken personen te behartigen. Productschappen en
bedrijfschappen zijn bevoegd om voor dit doel algemeen verbindende voorschriften vast te
stellen op het eigen beleidsterrein.
Decentralisatie en de eenheid van de staat
Door decentralisatie kan concentratie van macht worden voorkomen. Om de eenheid van de
staat te bewaren heeft de overheid 2 instrumenten: verdeling van taken in autonomie en
medebewind, en het toezicht op decentrale organen.
Decentrale besturen kunnen autonoom (geheel zelfstandig) hun eigen beleid, doel en
middelen bepalen; autonomie.
De wetgever kan van provincies en gemeenten verlangen dat zij hun regelgevende en
bestuurlijke bevoegdheden gebruiken om wetten en beleid van andere overheidsorganen uit te
voeren; medebewind.
Lagere overheden moeten zich bij hun regelgeving en bestuur beperken tot hun eigen
huishouding of taak en mogen geen besluiten nemen die in strijd zijn met hetgeen op hoger
niveau is geregeld of besloten. De hogere regelingen of besluiten vormen de bovengrens;
autonome bevoegdheden slechts aanvullend.
De verordenende bevoegdheid van provincies en gemeenten is beperkt tot het belang van de
provincie/gemeente; dergelijke regelingen mogen dus niet gericht zijn op de aantasting van de
bijzondere belangen; privésfeer van burgers.
Bepalingen in provinciale en gemeentelijke verordeningen, waarvan dezelfde inhoud later
wordt geregeld in een wet of AMvB, vervallen dus automatisch. De verordenende
bevoegdheid kan worden gedelegeerd.
Een gemeente die structureel tekorten heeft en niet meer kan voldoen aan haar financiële
verplichtingen, kan van het Rijk een aanvullende uitkering krijgen, de gemeente krijgt de
artikel 12-status en staat dan onder streng toezicht van de ministers van Binnenlandse Zaken
en van Financiën.
Verspreiden niet toegestaan | Gedownload door Nayrone Pentury ([email protected])
lOMoARcPSD
www.studentsonly.nl Voor de beste uittreksels! 9
Hoofdstuk 7 Rechtsbescherming en rechtspraak
Personen en rechtspersonen moeten zich kunnen verweren tegen de overheid en tegen inbreuk
op hun rechten door andere (rechts)personen. De mogelijkheid om dit met juridische
middelen te doen heet rechtsbescherming.
De bezwaarprocedure is een vorm van rechtsbescherming vooraf, dus voordat een oordeel van
de rechter wordt gevraagd. Deze voorprocedure vindt plaats bij het bestuursorgaan dat het
besluit heeft genomen en is o.a. bedoeld om het bestuursorgaan nog eens goed te laten
nadenken over zijn besluit. Administratief beroep: rechtsbescherming vooraf. Hierbij wordt
beroep gedaan op een ander, meestal hoger, bestuursorgaan om het besluit van het lagere
bestuursorgaan te heroverwegen.
Beginselen van behoorlijke rechtspraak:
! Alleen de rechterlijke macht mag een vrijheidsstraf opleggen.
! De rechterlijke macht, als 3e van de 3 machten uit de trias politica, is onafhankelijk.
Leden worden voor het leven benoemd.
! De rechter mag zich niet inhoudelijk bemoeien met zaken die tot het bestuur/formele
wetgever behoren.
! De rechter mag bij de beoordeling van een geschil niet op de stoel van het bestuur of de
wetgever gaan zitten.
! Het rechterlijke oordeel wordt in de uitspraak als eensluidend geopenbaard. Bij
ingewikkelde zaken geven meerdere rechters samen een oordeel. Wat er tussen de
rechters is besproken blijft binnenskamers; geheim van de raadkamer.
! Rechtspraak vindt altijd in 2 instanties plaats; na de uitspraak van de rechter is er altijd
nog een 2e, hogere rechter die de zaak opnieuw kan behandelen.
! Rechterlijke uitspraken zijn net als de terechtzittingen openbaar en het oordeel van de
rechter is gemotiveerd; met redenen omkleed.
De rechtbank behandelt in eerste aanleg het civielrechtelijke of strafrechtelijke geschil en
spreekt een vonnis uit. Het geschil kan daarna in hoger beroep nogmaals ter beoordeling aan
het Gerechtshof worden voorgelegd, dat hierop arrest wijst. De Hoge Raad kan als hoogste
Nederlandse rechter bij de rechterlijke macht in cassatie de uitspraak van een lagere rechter
vernietigen door arrest te wijzen.
Gronden voor cassatie: schending van het recht, bijv. een lagere rechter heeft een regel niet
juist uitgelegd, verzuim van vormen; onjuiste toepassing van procedurevoorschriften zoals het
weglaten van motivering.
De HR beoordeelt dus alleen of de lagere rechter het recht en de vormvereisten juist heeft
toegepast. Over de feiten zelf mag de HR in cassatie geen oordeel geven. Is er volgens de HR
geen grond voor cassatie, dan verwerpt hij het beroep.
Administratieve/bestuursrechtspraak vindt dus plaats bij de rechterlijke macht en bij de
administratieve gerechten. Dit zijn de Centrale Raad van de Beroep, het College van Beroep
voor het Bedrijfsleven, en de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. De
administratieve gerechten behoren niet tot de rechterlijke macht, maar hun rechters zijn wel
rechters.
Bestuursrechtelijke geschillen, behalve die gaan over ruimtelijke ordening of milieu, worden
in eerste aanleg berecht door de rechtbank en in hoger beroep door de administratieve
gerechten.
De wetgever kan ook gerechten voor tuchtrechtspraak instellen. Tuchtrecht/disciplinair recht
is bedoeld om bepaalde categorieën beroepsbeoefenaars te straffen wanneer zij hun beroep
niet naar behoren uitoefenen.
Verspreiden niet toegestaan | Gedownload door Nayrone Pentury ([email protected])
lOMoARcPSD
www.studentsonly.nl Voor de beste uittreksels! 10
In andere delen van het KdNL wordt in eerste aanleg recht gesproken door de Gerechten van
Eerste Aanleg van de NL Antillen en Aruba. Het hoger beroep wordt behandeld door het
Gemeenschappelijk Hof van Justitie.
De HR der Nederlanden is aangewezen als cassatierechter voor burgerlijke en strafzaken in
het hele Koninkrijk.
Het OM is als ambt binnen de rechterlijke macht belast met de opsporing en vervolging van
strafbare feiten, die door de strafrechter worden berecht en met de tenuitvoerlegging van
strafvonnissen. De minister van Justitie is verantwoordelijk voor de organisatie en het
functioneren van de OM.
Rechters zijn lid van de rechterlijke macht en worden voor het leven, tot hun 70e, benoemd bij
Koninklijk Besluit. Hun rechtspositie en salaris zijn vastgelegd in de wet, waardoor hun
onafhankelijkheid is gewaarborgd.
Binnen de rechterlijke macht wordt toezicht gehouden op de ambtsuitoefening door rechters,
maar zij zijn aan niemand verantwoording verschuldigd over de inhoud van hun rechterlijke
oordelen.
Lagere rechters zijn ook niet gebonden aan uitspraken van hogere rechters. Rechters moeten
ook onpartijdig zijn. Als de onpartijdigheid van een rechter in twijfel wordt getrokken, kan
verzocht worden om de rechter te wraken.
De wrakingskamer beoordeelt dan eerst de (on)partijdigheid van de rechter voordat de zaak
verder wordt behandeld.
Internationaal recht: de EVRM waarborgt de toegang tot een onafhankelijke en onpartijdige
rechter. Volgens het Europees Hof voor de Rechten van de Mens is van onafhankelijkheid
sprake als de rechter vrij en ongedwongen kan oordelen en zijn uitspraak alleen kan worden
gewijzigd door een andere onafhankelijke, rechtsprekende instantie.
Leden van de rechtbanken en gerechtshoven worden benoemd op een voordracht door het
bestuur van 3 personen, die door tussenkomst van de Raad voor de rechtspraak aan de
regering wordt aangeboden.
De leden van de HR worden benoemd uit een door de HR zelf aanbevolen en door de TK
opgemaakte voordracht van 3 personen.
Aan rechtspraak kunnen ook personen deelnemen die geen rechter zijn, maar wel
specialistische kennis hebben over een bepaald gebied; lekenrechters.
Openbaar Ministerie: De minister van Justitie kan als verantwoordelijk minister algemene en
bijzondere aanwijzingen geven voor de taakuitoefening van het OM. De minister kan en mag
geen invloed uitoefenen op de individuele berechting van strafbare feiten.
Ook bij de HR is een parket met P-G’s en plaatsvervangende A-G’s, onder leiding van de
procureur-generaal bij de HR.
De P-G bij de HR geeft de raadsheren een openbaar juridisch advies voor het wijzen van een
arrest. Daarnaast kan hij, als partijen dit zelf niet doen, cassatie instellen ‘in het belang der
wet’; als het voor de eenheid van het recht van belang is dat de HR een duidelijk oordeel geeft
over een onduidelijkheid in een onherroepelijk vonnis of arrest van een lagere rechter.
Als het OM van mening is dat strafvervolging niet in het algemeen belang is, dan kan het
afzien van vervolging en wordt de zaak geseponeerd; opportuniteitsbeginsel.
Administratieve gerechten: er zijn drie administratieve gerechten: de Afdeling
bestuursrechtspraak van de RvS, de Centrale Raad van Beroep en het College van Beroep
voor het bedrijfsleven.
Het beroep tegen de meeste bestuursrechtelijke besluiten wordt behandeld bij de sector
bestuursrecht van de rechtbank. De administratieve gerechten behandelen in veel gevallen het
hoger beroep bij bestuursrechtelijke geschillen. De Afdeling Bestuursrechtspraak van de RvS
(ABRvS) is de algemene bestuursrechter voor het hoger beroep, behalve voor geschillen waar
Verspreiden niet toegestaan | Gedownload door Nayrone Pentury ([email protected])
lOMoARcPSD
www.studentsonly.nl Voor de beste uittreksels! 11
de Centrale Raad voor Beroep (CRvB) of het College van Beroep voor het bedrijfsleven
(CBB) de hogerberoepsrechter is.
De CRvB behandelt het hoger beroep tegen besluit m.b.t. ambtenaren en sociale zekerheid.
Het CBB behandelt het hoger beroep tegen besluiten die in de bijlage bij de Wbbo worden
genoemd, zoals op basis van de Mededingingswet. Sommige geschillen worden in eerste, en
vanwege het ontbreken van een hogere bestuursrechter ook de enige, aanleg door de ABRvS
behandeld. Dit geldt voor het beroep tegen besluiten op het gebied van milieu en ruimtelijke
ordening.
Het CBB behandelt in eerste en enige aanleg het beroep tegen besluiten of handelingen van
openbare lichamen voor bedrijf en beroep.
Tuchtrechtspraak
Tuchtrecht heeft als doel de kwaliteit van de beroepsuitoefening te toetsen en zo een waarborg
te bieden aan degenen die nadeel kunnen ondervinden van on(des)kundige
beroepsbeoefenaars.
Uitspraken van het EHRM werken direct door in het Nederlandse recht. De rechtspraak van
het Hof van Justitie van de Europese gemeenschappen ook.
Burgers kunnen bij de nationale rechter een beroep doen op bepalingen van Europees recht
die direct van toepassing zijn in de Europese lidstaten. Om te voorkomen dat de verschillende
nationale rechters het Europese recht verschillend uitleggen of toepassen, kan de rechter van
een lidstaat aan het HvJEG vragen om daarover een prejudiciële beslissing te geven.
De Nederlandse rechter die in hoogste instantie rechtspreekt is hiertoe verplicht. De
Nederlandse rechter schorst de zaak totdat het HvJEG heeft aangegeven hoe de bepaling moet
worden uitgelegd. De prejudiciële beslissing van het HvJEG is bindend en de Nederlandse
rechter moet zich hier dus aan houden als hij de zaak verder afhandelt.
Aan het HvJEG is ook het Gerecht van Eerste Aanleg verbonden. Deze Europese rechter is
o.a. bevoegd om op verzoek van een (rechts)persoon een oordeel te geven over de
rechtmatigheid van een besluit dat een orgaan van de EU heeft genomen of dat heeft
nagelaten.
Voordat een rechter over een geschil oordeelt, toetst hij of hij hiertoe bevoegd is/competent is.
Absolute competentie: de bevoegdheid van een bepaald soort gerecht. De rechtbank is in
eerste aanleg absoluut competent om te oordelen over bestuursrechtelijke geschillen,
strafrechtelijke geschillen en privaatrechtelijke geschillen.
Het gerechtshof is in hoger beroep absoluut competent in civiele zaken en strafzaken. Bij
bestuursrechtelijke geschillen zijn de administratieve gerechten absoluut competent in hoger
beroep.
Relatieve competentie: betreft de vraag aan welke van de rechtbanken, gerechtshoven en
administratieve gerechten een bepaald geschil moet worden voorgelegd.
Bij de berechting van een geschil toetst de rechter aan het geschreven en ongeschreven recht.
Wetten en regelingen mogen niet in strijd zijn met hogere nationale of internationale
regelingen.
De rechter toetst ook de strijdigheid van pseudowetgeving zoals beleidsregels. Deze zijn van
lagere orde dan wet- en regelgeving en kunnen makkelijker opzij gezet worden.
De rechter mag een wet in formele zin niet toetsen aan de Gw, want wetgeving in formele zin
is exclusief voorbehouden aan de formele wetgever. Daarbij hoort ook de taak om te
controleren of een wetsontwerp niet in strijd is met de Gw.
Bij de toetsing interpreteert de rechter de wet- en regelgeving en past deze toe op het geschil.
Omdat niet elke situatie hetzelfde is en de wetgever niet alles tot in detail kan regelen,
hanteren rechters verschillende methoden om de wet te interpreteren.
Grammaticale interpretatie: hierbij vat de rechter de tekst letterlijk op.
Verspreiden niet toegestaan | Gedownload door Nayrone Pentury ([email protected])
lOMoARcPSD
www.studentsonly.nl Voor de beste uittreksels! 12
Teleologische interpretatie: hierbij kijkt de rechter naar het doel waarop een wetsvoorschrift
zich richt.
Wetshistorische interpretatie: hierbij gaat de rechter na hoe de wetgever een bepaalde regel bij
de totstandkoming van de wet precies heeft bedoeld.
Burgerlijk procesrecht: BPR.
Het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering bevat de regels van het procesrecht bij
geschillen tussen (rechts)personen.
Partijautonomie: partijen kunnen zelf besluiten of zij hun geschil aan de rechter willen
voorleggen en ze moeten zelf bewijzen aandragen om de rechter te kunnen overtuigen. De
rechter is lijdelijk en wacht af wat de partijen aan hem voorleggen. Dit gebeurt in een
dagvaarding of in een verzoekschrift.
Dagvaarding: meestal door de advocaat van de eiser opgestelde en door een deurwaarder
betekende (persoonlijk uitgereikte) oproep aan de gedaagde om op een bepaalde dag en op
een bepaald tijdstip voor de rechter te verschijnen. De dagvaarding bevat o.a. een concrete
omschrijving van het geschil en de conclusie van eis; dat wat er geëist wordt. De rechtbank in
de woonplaats van de gedaagde is relatief competent.
De lijdelijkheid van de burgerlijke rechter komt ook tot uitdrukking in het feit dat in het
burgerlijk proces de formele waarheid geldt. Feiten die door geen van de partijen worden
betwist, mag de rechter voor waar aannemen.
Bij de burgerlijke rechter geldt een verplichte procesvertegenwoordiging, behalve bij de
sector kanton. Partijen kunnen daar dus zonder advocaat procederen. De zaak wordt
aanhangig gemaakt bij de rechtbank door deze in te schrijven op de rol. Dit is een lijst met
zaken die worden behandeld op een rolzitting, waar partijen hun schriftelijke stukken ten
overstaan van de rolrechter uitwisselen. De eiser moet zijn conclusie van eis met bewijzen
onderbouwen.
De gedaagde kan op de eis reageren met zijn conclusie van antwoord. In deze schriftelijke
reactie vermeldt hij zijn verweer en eventueel tegenbewijs. De eiser kan hierop reageren met
een conclusie van repliek en eventueel een tegeneis indienen; eis in reconventie, waarna de
gedaagde weer kan reageren met een conclusie van dupliek.
De rechter kan ook getuigen oproepen. Zij zijn meestal verplicht om getuigenis af te leggen.
Na de conclusiewisseling kunnen de advocaten nog pleidooien houden, maar meestal volgt er
een comparitie van partijen, waarbij de rechter probeert om partijen tot een schikking te
bewegen. Lukt dit, dan legt de griffier bij de rechtbank de uitkomst vast in een proces-verbaal
en is de zaak afgelopen. Mislukt een schikking, dan wijst de rechter vonnis. Dit is een
schriftelijke bevestiging van de rechten en plichten van partijen, die de in het gelijk gestelde
partij een executoriale titel geeft. Daarmee kan hij het vonnis (laten) executeren; uitvoeren
door een deurwaarder, maar pas wanneer alle rechtsmiddelen voor de partij die ongelijk heeft
gekregen zijn uitgeput. Deze kan namelijk nog in hoger beroep en cassatie, behalve wanneer
de vordering lager is dan €1750.
Een gedaagde die niet voor de rechter verschijnt, kan door de rechter bij verstek worden
veroordeeld. Tegen dit verstekvonnis kan hij verzet aantekenen, maar cassatie is dan
uitgesloten. De eiser kan het instellen van beroep of verzet voorkomen door in zijn conclusie
van eis te vorderen dat de rechter het vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaart, waardoor het
onmiddellijk ten uitvoer kan worden gelegd.
Soms, bijv. bij zaken over alimentatie, echtscheiding, faillissement of ontbinding van een
contract, wordt de procedure niet ingeleid met een dagvaarding maar met een verzoekschrift.
De rechter wordt in deze gevallen concreet verzocht om bepaalde rechter of plichten voor
iemand vast te stellen.
Partijen in een verzoekschriftprocedure heten verzoeker en verweerder, de stukken worden
verzoekschrift en verweerschrift genoemd.
Verspreiden niet toegestaan | Gedownload door Nayrone Pentury ([email protected])
lOMoARcPSD
www.studentsonly.nl Voor de beste uittreksels! 13
De rechter in de woonplaats van de verzoeker is relatief competent. De uitspraak van de
rechter in een verzoekschriftprocedure wordt een beschikking genoemd. Ook tegen een
beschikking kan hoger beroep en cassatie worden ingesteld.
Voor zaken met een spoedeisend belang bestaat er in het burgerlijk procesrecht de
mogelijkheid om in een kort geding een voorlopige voorziening te vragen bij de
voorzieningenrechter. Dit is de president van de rechtbank, die meteen een voorlopige
uitspraak doet.
Procesvertegenwoordiging is in kort geding niet verplicht. Ook tegen een uitspraak in kort
geding kan hoger beroep en cassatie worden ingesteld. Omdat dit een voorlopige uitspraak is,
kunnen partijen na het kort geding evt. nog de bodemprocedure volgen.
De burgerlijke rechter is soms bevoegd om bestuursrechtelijke geschillen met de overheid te
berechten; bij feitelijke handelingen van een bestuursorgaan en bij besluiten waartegen beroep
op de bestuursrechter is uitgesloten. Ook iemand die schade lijdt door een onrechtmatig
besluit van de overheid, kan bij de burgerlijke rechter een vordering instellen.
De onrechtmatigheid en schuld van het bestuursorgaan staan vast als de bestuursrechter het
besluit heeft vernietigd. In kort geding kan een snel oordeel van de burgerlijke rechter worden
gevraagd als er geen procedure bij de bestuursrechter loopt.
Strafprocesrecht: heeft betrekking op de opsporing en vervolging van strafbare feiten door het
OM en is te vinden in het Wetboek van Strafvordering.
‘Nulla poena sine lege’-beginsel: ‘geen feit is strafbaar dan uit kracht van een daaraan
voorafgegane wettelijke strafbepaling’. Iemand kan dus alleen worden vervolgd als wat hij
heeft misdaan als strafbaar feit in de wet is vastgelegd.
In het strafprocesrecht geldt het beginsel ‘ne bis in idem’: houdt in dat iemand niet 2 keer
wegens hetzelfde vergrijp kan worden vervolgd.
Als het OM dit toch doet dan zal de strafrechter het OM niet-ontvankelijk verklaren waarmee
de strafzaak eindigt.
Relatief competent in strafzaken is de rechtbank in de plaats waar het strafbare feit is
gepleegd. Een verdachte kan zelf een advocaat kiezen voor zijn verdediging of krijgt een
raadsman toegewezen of mag zelf de verdediging voeren.
Het OM spoort de strafbare feiten op en heeft vergaande bevoegdheden om gegevens te
achterhalen die hiervoor van belang kunnen zijn.
Bestuursprocesrecht: regelt de toetsing door de bestuursrechter van de rechtmatigheid van
besluiten van bestuursorganen.
In het bestuursprocesrecht geldt geen verplichte procesvertegenwoordiging, zodat appellant
en verweerder tijdens de zitting zelf het woord kunnen voeren. De bestuursrechter leidt actief
het rechtsproces en hoort beide partijen. Hij kan de rechtsgronden en de feiten aanvullen en
kan zo een al te ongelijke verhouding tussen de burger en het bestuursorgaan voorkomen.
De bestuursrechter toetst alleen de rechtmatigheid van het besluit, waarbij hij onder andere
beoordeelt of het bestuursorgaan de algemene beginselen van behoorlijk bestuur heeft
nageleefd.
Tenzij de wet toetsing ex nunc (naar het heden) voorschrijft, toetst de bestuursrechter ex tunc;
naar het moment waarop het besluit werd genomen. De rechter houdt dus geen rekening met
nieuwe feiten en omstandigheden die, na de heroverweging van het besluit door het
bestuursorgaan, bekend zijn geworden.
Bij een geschil over een vrije bestuursbevoegdheid toetst de bestuursrechter marginaal; hij
gaat alleen na of er sprake is van een zodanige onevenwichtige belangenafweging dat het
bestuursorgaan niet in redelijkheid tot het betreffende besluit had kunnen komen.
De bestuursrechter kan een besluit geheel of gedeeltelijk vernietigen, de rechtsgevolgen ervan
geheel of gedeeltelijk in stand laten, het bestuursorgaan opdragen een nieuw besluit te nemen
of zelf in de zaak voorzien.
Verspreiden niet toegestaan | Gedownload door Nayrone Pentury ([email protected])
lOMoARcPSD
www.studentsonly.nl Voor de beste uittreksels! 14
Bestuursrechtelijke voorprocedures: bezwaar en administratief beroep zijn voorzieningen bij
het openbaar bestuur, waarbij een bestuursorgaan het genomen besluit moet heroverwegen.
Bezwaar: verplicht voor degene die tegen een besluit beroep kan instellen op een
administratieve rechter, om daartegen eerst bezwaar te maken.
Het bezwaarschrift wordt ingediend bij het bestuursorgaan dat het besluit heeft genomen. De
belanghebbende dwingt het bestuursorgaan hiermee om het besluit te heroverwegen en ex
nunc te toetsen op rechtmatigheid en doelmatigheid. Het bestuursorgaan kan zich hierbij laten
adviseren door een onafhankelijke bezwaarschriftencommissie.
Het bestuursorgaan krijgt in de bezwaarprocedure de kans om alle gegevens nog een keer te
onderzoeken en gemaakte fouten te herstellen. Aan de belanghebbende wordt
rechtsbescherming geboden, aangezien het bestuursorgaan in een redelijk informele procedure
ook de doelmatigheid van het primaire besluit heroverweegt.
Tijdens de bezwaarprocedure kunnen alle feiten en argumenten op tafel komen, zodat de
rechter in beroep snel tot de kern van de zaak kan doordringen. Tegen de beslissing op het
bezwaarschrift kan beroep worden ingesteld bij de rechtbank.
Als het bestuursorgaan ermee instemt dan kan de bezwaarprocedure ook worden overgeslagen
en kan direct beroep worden ingesteld bij de administratieve rechter.
Voor veel besluiten op het gebied van ruimtelijke ordening en milieu moet het bestuursorgaan
de openbare voorbereidingsprocedure volgen. Dit betekent dat het bestuursorgaan eerst een
ontwerp van het besluit bekend moet maken en dat belanghebbenden hierover hun zienswijze
naar voren kunnen brengen. De belanghebbende die een spoedeisend belang heeft in de
bezwaarfase kan een voorlopige voorziening vragen bij de rechtbank.
Administratief beroep: de wetgever kan administratief beroep openstellen voor
bestuursrechtelijke geschillen. Heeft hetzelfde doel als een bezwaarprocedure. Het
administratief beroep moet worden ingediend bij een ander, meestal hoger bestuursorgaan dan
het orgaan dat het besluit heeft genomen, dit bestuursorgaan beoordeelt de rechtmatigheid en
de doelmatigheid van het primaire besluit en neemt dan zelf een nieuw besluit, waartegen
beroep kan worden ingesteld bij de rechtbank.
Niet-rechterlijke geschilbescherming: de Nationale ombudsman behandelt klachten van
burgers tegen de overheid.
Mediation: hieraan nemen de strijdende partijen vrijwillig deel. De mediator is een soort
bemiddelaar, begeleidt en ondersteunt partijen bij het vinden van een voor allen bevredigende
oplossing van het conflict.
Verspreiden niet toegestaan | Gedownload door Nayrone Pentury ([email protected])
lOMoARcPSD
www.studentsonly.nl Voor de beste uittreksels! 15
Hoofdstuk 8 Volkenrecht en Europees gemeenschapsrecht
Volkenrecht en verdragenrecht: Volkenrecht is het recht dat tussen staten geldt. Is gericht op
de erkenning en waarborging van de soevereiniteit van staten en hun onderlinge
samenwerking en op het waarborgen van rechten van burgers.
Staten kunnen onderling nieuw recht maken door het sluiten van verdragen; schriftelijke
overeenkomsten waarin staten afspraken vastleggen die betrekking hebben op de staten zelf of
op de (rechts)personen in hun staat. Verdragenrecht is de belangrijkste bron van het
volkenrecht en omvat al het recht in verdragen.
Een verdrag kan ook betrekking hebben op de oprichting, samenstelling en bevoegdheid van
een internationale organisatie. Staat de organisatie alleen de samenwerking tussen regeringen
ten dienste en kunnen de staten niet tegen hun zin gebonden worden aan besluiten daarvan,
dan is er sprake van een intergouvernementele organisatie., bijv. de Europese Conventie en de
NAVO.
Wanneer staten aan een internationale organisatie hun zeggenschap en bevoegdheden
overdragen, dan is het een supranationale organisatie, bijv. de EU en de VN. Nederland heeft
met verschillende landen uitleveringsverdragen. Hierin zijn afspraken vastgelegd over
wanneer en hoe personen die een strafbaar feit hebben gepleegd, zullen worden uitgeleverd
aan hun eigen land om daar berecht te worden/ hun straf uit te zitten.
Een verdrag tussen 2 staten is een bilateraal verdrag. Als er meer staten bij een verdrag
betrokken zijn dan is het een multilateraal verdrag. Het is mogelijk om als staat toe te treden
tot een verdrag dat al bestaat.
Totstandkoming verdrag: Regeringen hebben hierbij de belangrijkste rol. De nationale
parlementen kunnen een verdrag alleen in zijn geheel afkeuren of goedkeuren.
Nederland is pas aan een verdrag gebonden als de S-G dit heeft goedgekeurd, tenzij dit niet
vereist is. 4 mogelijkheden voor het verkrijgen van goedkeuring:
- Goedkeuring is niet vereist. Dit geldt voor minder belangrijke of geheime verdragen.
- Stilzwijgende goedkeuring. Een verdrag is stilzwijgend goedgekeurd als niet 20% van de
Kamerleden binnen 30 dagen na de sluiting van het verdrag vraagt om goedkeuring
daarvan.
- Uitdrukkelijke goedkeuring. Hiervoor moet de regering een wetsvoorstel tot goedkeuring
indienen.
- Goedkeuring met gekwalificeerde (tweederde) meerderheid. Dit is vereist als de
bepalingen in een verdrag afwijken van de Gw.
Door de goedkeuring van het verdrag worden de deelnemende staten verdragsluitende staten.
Als de goedkeuring is verkregen, kunnen de regeringen van de verdragsluitende staten het
verdrag bekrachtigen/ratificeren. Hiermee verklaart de verdragsluitende staat aan de andere
partijen bij het verdrag dat de staat zich volkenrechtelijk gebonden acht.
Verdragen die rechtstreeks werkende (self-executing) regels bevatten zijn net als
internationale verordeningen en rechtstreeks werkende richtlijnen, bronnen van Nederlands
staatsrecht. Deze zijn namelijk van hoger niveau dan de wet- en regelgeving in Nederland en
kunnen de nationale regels beperken of opzijzetten.
Burgers kunnen direct bij de Nederlandse rechter een beroep doen op rechtstreeks werkende
internationale regels. De rechter is verplicht om nationale regels die hiermee in strijd zijn
buiten toepassing te laten.
Intergouvernementele organisaties: Verenigde naties: na de Tweede Wereldoorlog hebben 50
landen in New York de VN opgericht met als belangrijkste doel de vrede en veiligheid in de
wereld te bewaren en om toe te zien op de naleving van mensenrechten.
Verspreiden niet toegestaan | Gedownload door Nayrone Pentury ([email protected])
lOMoARcPSD
www.studentsonly.nl Voor de beste uittreksels! 16
Het Handvest van de VN is het oprichtingsverdrag dat ook dient als een soort Gw voor de
VN. Alle VN-leden zijn daaraan gebonden. Andere organen van de VN: de Algemene
Vergadering, de Economische en Sociale Raad en het Internationaal Gerechtshof.
Algemene Vergadering: in de AV hebben alle VN-leden een stem. De besluiten van de AV
heten resoluties, zijn adviserend en niet bindend voor de lidstaten.
Veiligheidsraad: bij de oprichting van de VN is aan 5 landen een permanente zetel in de Vr
toegekend: VS, Rusland, China, Verenigd Koninkrijk en Frankrijk. De overige 10 zetels
worden telkens voor 2 jaar bezet door de andere leden van de VN. Besluiten van de Vr
moeten met een meerderheid van de stemmen worden genomen. De resoluties zijn bindend
voor alle VN-leden.
Sinds 2002 in Den Haag: Internationaal Strafhof, op basis van het Statuut van Rome. Dit
strafhof is in tegenstelling tot de tribunalen van de VN, een onafhankelijk en permanent hof
dat zich richt op het vervolgen van genocide (volkerenmoord), misdaden tegen de
menselijkheid en oorlogsmisdrijven waar ook ter wereld. Het instituut is opgericht op
voordracht van de VN maar is geen orgaan van de VN.
Internationaal gerechtshof: het IGH wordt ook wel Internationaal Hof van Justitie genoemd.
Zetelt in het Vredespaleis in Den Haag en beslecht sinds de oprichting van de VN geschillen
tussen de VN-leden op basis van arbitrage; door een scheidsgerecht.
Economische en Sociale Raad: de VN heeft vele gespecialiseerde hulporganisaties die
wereldwijd werkzaam zijn op allerlei gebieden zoals het Internationaal Monetair Fonds, de
Wereldbank, Unicef en de Wereldgezondheidsorganisatie. Deze organisaties staan onder
leiding van de Economische en Sociale Raad van de VN.
NAVO: de Noord-Atlantische Verdragsorganisatie is enkele jaren na WOII opgericht door
Europese staten, de VS en Canada om op militair gebied intensief samen te werken. De
NAVO is bedoeld om de veiligheid van de lidstaten te verzekeren en het grondgebied van alle
lidstaten te beschermen.
Raad van Europa:vrijwel alle Europese landen zijn lid van de Raad van Europa, is iets anders
dan de Europese Raad en de Raad van Ministers van de EU. De Raad van Europa is de oudste
intergouvernementele organisatie in Europa, is opgericht ter verdediging van de
mensenrechten, de parlementaire democratie en de rechtsstaat in Europa. De Raad van Europa
is vooral gericht op politieke eenwording.
Het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens (EVRM) vormt de basis
voor de Raad van Europa. Het EHRM in Straatsburg is als orgaan van de Raad van Europa
verantwoordelijk voor de rechtspraak met betrekking tot het EVRM. Landen die toetreden tot
de EU zijn automatisch lid van de Raad van Europa.
Europese Unie: is gericht op het realiseren van een supranationale rechtsorde binnen Europa.
6 Europese landen hebben besloten om het verdeelde Europa tot een eenheid te smeden. Doel:
economieën en samenlevingen zo integreren, dat conflicten tussen staten zouden uitblijven.
EU gegrond op 3 zaken: de voortzetting van de EG met haar instellingen en verdragen en 2
aanvullende terreinen waarop de lidstaten met elkaar samenwerken. Dit zijn het
gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid en de samenwerking in strafzaken door
politie en justitie -> 3 pijlers van de EU.
Alleen de eerste pijler heeft een supranationaal karakter, want de lidstaten zijn gebonden aan
de besluiten van de supranationale instellingen. Bij de andere 2 pijlers is de samenwerking
intergouvernementeel.
Instellingen van de EU:
Europees Parlement: burgers van de EU-lidstaten zijn vertegenwoordigd door de rechtsreeks
gekozen leden in het Europees Parlement; enige internationaal gekozen parlement ter wereld.
De lidstaten geven zelf op nationaal niveau de verkiezingen voor het Europees Parlement
vorm.
Verspreiden niet toegestaan | Gedownload door Nayrone Pentury ([email protected])
lOMoARcPSD
www.studentsonly.nl Voor de beste uittreksels! 17
Raad van Ministers: de Raad (van Ministers van de Europese Unie) bestaat uit ministers van
de lidstaten, welke ministers dat zijn is afhankelijk van het onderwerp aan de orde is.
Europese Commissie: in de (Europese) Commissie hebben leden zitting die door de
regeringen van de lidstaten worden benoemd, maar als EU-commissaris onafhankelijk zijn.
De Commissie is het dagelijks bestuur van de EU en bereidt besluiten van de Raad voor.
Hof van Justitie van de EG: belangrijkste taak van het HvJEG is het zorgen voor de eenheid
van het recht op Europees niveau. Burgers en staten kunnen bij het HvJEG een klacht
indienen tegen een lidstaat die zich niet houdt aan het gemeenschapsrecht.
Europese Rekenkamer: de Europese Rekenkamer controleert of de budgetten door de
instellingen van de EU volgens de vastgestelde begroting worden besteed.
Europese Raad: is een permanent overleg van regeringsleiders en presidenten van de EU-
lidstaten en de voorzitter van de Europese Commissie, die een aantal keren per jaar bij elkaar
komen. De Europese Raad stelt de politieke richting van de EU vast en kan besluiten om een
intergouvernementele conferentie te houden ter voorbereiding van een verdrag.
Besluiten van de EU: verordeningen, richtlijnen, beschikkingen, aanbevelingen.
Het EG-Verdrag bepaalt zelf bij welke besluiten de samenwerkingsprocedure of de
codecisieprocedure moet worden gevolgd. Binnen de EU geldt voor wat betreft de uitvoering
van de supranationale bevoegdheden ‘subsidiariteit’: instellingen van de EU moeten zich niet
bemoeien met zaken die op nationaal bestuurlijk niveau geregeld of uitgevoerd kunnen
worden. De Europese Gw is een verdrag waarin de lidstaten van de EU basisregels hebben
vastgelegd, zoals grondrechten van Europese burgers en bevoegdheden voor de instellingen
van de EU. De Europese Gw heeft voorrang op het recht van de lidstaten.
Verspreiden niet toegestaan | Gedownload door Nayrone Pentury ([email protected])
lOMoARcPSD
Top Related