Adviesverlening en begeleiding
Ruimtelijke ordening
December 2016 (ontheffingsaanvraag)
Projectnr. IL: 506.033
MER-dossiernr.: SCRPL16242
RUP EENVORMIGE ENTITEITEN
PLAN-MER SCREENINGSNOTA
(deel I – tekstbundel)
Screeningsnota planMER-plicht “RUP Eénvormige entiteiten” (deel I: tekstbundel)
december 2016 2/48
Gemeente Bekkevoort
RUP EENVORMIGE ENTITEITEN
Onderzoek naar plan-MER-plicht
Verzoek tot raadpleging
Initiatiefnemer:
Gemeente Bekkevoort
Eugeen Coolstraat 17
3640 Bekkevoort
Uitvoering:
Interleuven
Brouwersstraat 6
3000 Leuven
DEEL I: TEKSTBUNDEL
Screeningsnota planMER-plicht “RUP Eénvormige entiteiten” (deel I: tekstbundel)
december 2016 3/48
INHOUDSOPGAVE
1. INLEIDING ............................................................................................................ 5 1.1. Beknopte historiek en beschrijving van het plan .................................................... 5 1.2. Bepaling van de planMER-plicht ........................................................................... 6
2. RUIMTELIJKE SITUERING VAN HET PLAN ................................................................... 7
2.1. Situering van de gemeente Bekkevoort ................................................................ 7
2.2. Situering en afbakening van de deelplannen ......................................................... 7 2.2.1. Deelplan Witteweg-Meutelstraat..................................................................... 7
2.2.2. Deelplan Tiensebaan .................................................................................... 7
2.3. Bestaande ruimtelijke context ............................................................................. 8
2.3.1. Deelplan Witteweg-Meutelstraat..................................................................... 8
2.3.2. Deelplan Tiensebaan ................................................................................... 13
3. PLANNINGSCONTEXT ............................................................................................. 14 3.1. Relatie met het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen ............................................. 14 3.2. Relatie met het Ruimtelijk Structuurplan Vlaams-Brabant ...................................... 14
3.3. Relatie met het Gemeentelijk Ruimtelijk Structuurplan .......................................... 15 4. BESCHRIJVING REFERENTIESITUATIE & EFFECTEN PER MILIEUDISCIPLINE ................... 17
4.1. Gewestplan ..................................................................................................... 17 4.1.1. Deelplan Witteweg-Meutelstraat.................................................................... 17
4.1.2. Deelplan Tiensebaan ................................................................................... 17 4.2. Bodem ........................................................................................................... 17
4.2.1. Deelplan Witteweg-Meutelstraat.................................................................... 17 4.2.2. Deelplan Tiensebaan ................................................................................... 18
4.3. Water: oppervlakte- en grondwater .................................................................... 20
4.3.1. Deelplan Witteweg-Meutelstraat.................................................................... 20 4.3.2. Deelplan Tiensebaan ................................................................................... 21
4.4. Fauna, flora en biodiversiteit .............................................................................. 23 4.4.1. Deelplan Witteweg-Meutelstraat.................................................................... 23
4.4.2. Deelplan Tiensebaan ................................................................................... 24 4.5. Ruimtelijke ordening ......................................................................................... 25
4.5.1. Deelplan Witteweg-Meutelstraat.................................................................... 25 4.5.2. Deelplan Tiensebaan ................................................................................... 26
4.6. Landschapsatlas, cultureel erfgoed en archeologie ................................................ 27
4.6.1. Deelplan Witteweg-Meutelstraat.................................................................... 27
4.6.2. Deelplan Tiensebaan ................................................................................... 28
4.7. Lucht en klimaat .............................................................................................. 29
4.7.1. Deelplan Witteweg-Meutelstraat.................................................................... 29 4.7.2. Deelplan Tiensebaan ................................................................................... 30
4.8. Licht, geluid en geur ......................................................................................... 31
4.8.1. Deelplan Witteweg ...................................................................................... 31
4.8.2. Deelplan Tiensebaan ................................................................................... 31
4.9. Gezondheid en veiligheid van de mens ................................................................ 31 4.9.1. Deelplan Witteweg-Meutelstraat.................................................................... 31
4.9.2. Deelplan Tiensebaan ................................................................................... 32 4.10. Mobiliteit ....................................................................................................... 32
4.10.1. Deelplan Witteweg-Meutelstraat .................................................................. 32
4.10.2. Deelplan Tiensebaan ................................................................................. 33
5. ANNEX / AANVULLINGEN EN CONCLUSIES N.A.V. ADVIESRONDE ................................. 34 5.1. Overzicht, samenvatting en eventuele behandeling van de ontvangen adviezen ........ 34
5.1.1. Advies provincie Vlaams-Brabant .................................................................. 34
Screeningsnota planMER-plicht “RUP Eénvormige entiteiten” (deel I: tekstbundel)
december 2016 4/48
5.1.2. Advies Agentschap Natuur en Bos ................................................................. 34
5.1.3. Advies Departement Landbouw & Visserij ....................................................... 35 5.1.4. Advies Agentschap Onroerend Erfgoed ........................................................... 35 5.1.5. Advies Agentschap Wonen-Vlaanderen ........................................................... 35
5.2. Eindconclusie ................................................................................................... 36 BIJLAGE 1: ONTVANGEN ADVIEZEN ............................................................................. 37
BIJLAGE 2 : BRONVERMELDING GEBRUIKTE KAARTLAGEN .............................................. 45
Screeningsnota planMER-plicht “RUP Eénvormige entiteiten” (deel I: tekstbundel)
december 2016 5/48
1. INLEIDING
1.1. Beknopte historiek en beschrijving van het plan
De gemeente Bekkevoort wil met dit Ruimtelijk Uitvoeringsplan (RUP) een planologische
oplossing bieden aan het verschil in mogelijkheden tussen zonevreemde woningen onderling
teneinde een éénvormige context binnen het deelplan te kunnen behouden en versterken.
Doorheen de tijd heeft er zich binnen de beide deelplannen een toestand ontwikkeld met
verschillende gewestplanbestemmingen, verkavelingsvergunningen met allerlei
stedenbouwkundige voorschriften en dus andere mogelijkheden. In het deelplan van de
Witteweg hebben, ondanks een gelijkaardig ruimtelijke voorkomen van de woningen, de
woningen toch verschillende mogelijkheden. Zonevreemde woningen in agrarisch gebied (niet
kwetsbaar gebied) hebben ruimere basisrechten dan zonevreemde woningen in natuurgebied
(=ruimtelijk kwetsbaar gebied). De woningen in een verkaveling in natuurgebied hebben dan
weer wel ruime mogelijkheden.
Bovendien werd aangetoond dat binnen het deelplan de bestemming als natuurgebied, wat als
ruimtelijk kwetsbaar gebied wordt beschouwd, achterhaald is. Desondanks houdt de huidige
wetgeving met deze nuancering geen rekening met tot gevolg dat de zonevreemde woningen
in het natuurgebied minder mogelijkheden hebben dan de nabij gelegen, soms aangrenzende,
zonevreemde woningen in agrarisch gebied terwijl er in realiteit nauwelijks verschil is in
“kwetsbaarheid”.
Het deelplan van de Tiensebaan heeft zich doorheen de jaren ontwikkeld als twee halfopen
bebouwingen, weliswaar niet conform de afgeleverde stedenbouwkundige vergunning
(vergunning voor ééngezinswoning). Nochtans past de typologie van een halfopen bebouwing
zich perfect in binnen het woonlint van de Tiensebaan. Bijkomend aspect hier is dat het
parket de overtreding geseponeerd heeft (en dus gedoogd wordt) en er een juridische
onzekerheid is ontstaan voor de huidige bewoners van het goed.
Met voorliggend RUP wenst de gemeente binnen twee ruimtelijk eenvormige entiteiten de
juridisch onzekerheid op te lossen om zo de eenvormigheid te behouden en een ruimtelijk
aanvaardbare ontwikkeling mogelijk te maken op maat van en passend binnen de lokale
ruimtelijke context. Om de noodzaak van dit RUP aan te tonen, werd een uitgebreide
voorstudie opgemaakt die o.a. een beeld schetst van de bestaande situatie en de relatie met
het GRS. Ook andere relevante planningsinstrumenten, evenals een eerste aanzet tot
mogelijke afbakening en invulling zijn in deze voorstudie opgenomen.
Om na te gaan of een dergelijk RUP past binnen de visie en planningsinstrumenten van de
hogere overheden, werd in februari 2015 een eerste ontwerpversie van de voorstudie
besproken met de provincie Vlaams-Brabant en Ruimte Vlaanderen. Zowel de provincie als
Ruimte Vlaanderen erkende de problematiek van de éénvormige entiteiten en gingen akkoord
om – gezien de ruimtelijke context – een gelijke rechtszekerheid na te streven, mits rekening
wordt gehouden met enkele randvoorwaarden en aandachtspunten.
De sites worden afgetoetst aan het ruimtelijk afwegingskader voor bestaande grotendeels
vergunde/vergund geachte constructies dat werd opgenomen in het GRS1. Hierbij werd
gesteld dat de ontwikkelingsmogelijkheden max. tot gelijkstelling met niet kwetsbare
gebieden gaan.
- In het deelplan Witteweg-Meutelstraat worden de percelen met woningen in
natuurgebied van een overdruk “parkgebied” voorzien en de geldende verkavelingen
1 Pagina 123-125, GRS Bekkevoort.
Screeningsnota planMER-plicht “RUP Eénvormige entiteiten” (deel I: tekstbundel)
december 2016 6/48
worden opgeheven. De woningen verkrijgen de basisrechten voor zonevreemde
woningen in parkgebied zoals bepaald in de VCRO. Er wordt geen verruiming van de
basisrechten voorzien.
- In het deelplan Tiensebaan wordt de betreffende verkaveling opgeheven, de
bestaande bebouwde toestand wordt bestendigd en de agrarische bestemming blijft
behouden. Beide woningen verkrijgen de basisrechten zoals deze zijn vermeld in de
VCRO. De ontwikkelingsmogelijkheden van de woningen nummers 46A en 46B worden
zo gelijkvormig aan elkaar en aan die van de zonevreemde woningen op de
aangrenzende percelen in agrarisch gebied.
De plangebieden worden van een overdruk voorzien, de gewestplanbestemmingen blijven
behouden.
1.2. Bepaling van de planMER-plicht
Met de goedkeuring van het besluit betreffende de milieueffectrapportage over plannen en
programma’s door de Vlaamse Regering op 12 oktober 2007, moet de initiatiefnemer van een
plan met – mogelijk – aanzienlijke milieueffecten, zoals bijvoorbeeld ruimtelijke
uitvoeringsplannen, deze milieueffecten en eventuele alternatieven in kaart brengen.
Voorliggend RUP valt niet onder de projecten die volgens artikel 36ter2 van het decreet
natuurbehoud een passende beoordeling vereisen.
Het RUP vormt het kader voor de toekenning van een vergunning bij reeds bebouwde
percelen, weliswaar in een zonevreemde toestand. Echter vallen dergelijke aanvragen niet
onder de opsomming in bijlage I, II of III van het project-m.e.r.-besluit van 10 december
2004.
Het uitvoeringsplan is ver gelegen van een grens met een buurland en de afstand tot het
Waalse Gewest bedraagt minstens 20 km en tot het Brussels Hoofdstedelijk Gewest 25 km.
Aangezien er geen significante milieueffecten worden verwacht in de onmiddellijke omgeving
van het voorgenomen plan en gezien de afstand tot de grenzen, en het feit dat er geen
directe relaties zijn van het Deelplan met gebieden aan de overzijde van de grens, wordt
aangenomen dat er zich geen bijkomende grensoverschrijdende effecten kunnen voordoen.
Aangezien:
- geen passende beoordeling vereist is;
- het RUP het kader vormt voor de toekenning van een vergunning voor een project niet
opgesomd in bijlage I, II of III van het project-m.e.r.-besluit van 10 december 2004;
- er geen grensoverschrijdende effecten zijn;
wordt eerst enkel een screening of ‘onderzoek tot m.e.r.’ uitgevoerd om het vermoeden dat er
geen significante milieueffecten zijn te onderzoeken.
2 Artikel 36ter van het decreet Natuurbehoud bepaalt dat ieder plan dat – afzonderlijk of in combinatie met één of meerdere
bestaande of voorgestelde activiteiten, plannen of programma’s – een betekenisvolle aantasting van de natuurlijke kenmerken
van een als speciale beschermingszone te beschouwen gebied (in toepassing van de vogel- en habitatrichtlijn) kan veroorzaken,
dient te worden onderworpen aan een passende beoordeling.
Screeningsnota planMER-plicht “RUP Eénvormige entiteiten” (deel I: tekstbundel)
december 2016 7/48
2. RUIMTELIJKE SITUERING VAN HET PLAN
2.1. Situering van de gemeente Bekkevoort
De gemeente Bekkevoort is één van de meest landelijke gemeenten van het Hageland.
Bekkevoort, Assent en Molenbeek vormen de drie deelgemeenten van Bekkevoort is. Met haar
6.070 (bron: StatBel – d.d. 01/10/2013) inwoners is Bekkevoort één van de kleinste
gemeenten van Vlaams-Brabant. Gelegen tussen de steden Diest, Leuven, Scherpenheuvel-
Zichem, Aarschot en Tienen is Bekkevoort een dorp met vele landbouwactiviteiten en
fruitteelt. Bekkevoort is met haar oppervlakte van 3.717ha een typisch landelijke gemeente.
De open ruimte is nog aanzienlijk en heeft vrij goed kunnen weerstaan aan de ruimtelijke
druk op het platteland. Deze open ruimte wordt vooral ingenomen door akkers, fruitteelt en
weilanden. Bekkevoort kent een goede ontsluiting door de aanwezigheid van de E314, de
Staatsbaan of N2 (Leuven-Diest) en de Provinciebaan (N29) die de gemeente doorkruisen.
Toegevoegd kaartmateriaal (planMER Screeningsnota - deel II: kaartenbundel):
Kaart 1: situering gemeente Bekkevoort
2.2. Situering en afbakening van de deelplannen
2.2.1. Deelplan Witteweg-Meutelstraat
Dit deelplan situeert zich ten noordwesten van de kern van de deelgemeente Bekkevoort,
nabij de grens met de gemeente Tielt-Winge. Beide straten vormen een uitloper van de
bebouwingsconcentratie langsheen de Staatsbaan richting het open landschap ten noorden
van de kern van Bekkevoort (ter hoogte van de autosnelweg E-314).
Afbakening van het deelplan
De voorgestelde afbakening werd bekomen na overleg met de provincie en Ruimte
Vlaanderen. Hierbij werd bewust gekozen om de afbakening te beperken tot een minimum
aantal percelen rekening houdende met het nastreven van een éénvormigheid en het
afwegingskader dat werd bepaald in het GRS.
De contour van het deelplan wordt beperkt tot de percelen met een woning in natuurgebied,
dus ook de woningen in een verkaveling in natuurgebied. Voor deze woningen wordt de
verkaveling opgeheven.
2.2.2. Deelplan Tiensebaan
Dit deelplan is gesitueerd in de deelgemeente Molenbeek-Wersbeek, nabij het kruispunt van
de Meenselstraat en de Tiensebaan. De bebouwing langsheen deze wegen kenmerkt zich als
typisch verspreide lintbebouwing met achterliggend een groot open landschap hoofdzakelijk in
gebruik door landbouwactiviteiten.
Afbakening van het deelplan
Vanuit de specifieke ruimtelijke en juridische context wordt de afbakening van dit deelplan
beperkt tot de percelen van woning nr. 46A en 46B, zijnde de percelen gelegen in een
zonevreemde verkaveling.
Door het opheffen van de betreffende verkaveling en beide woningen de basisrechten voor
zonevreemde woningen zoals bepaald in de VCRO verkrijgen past het deelplan zich juridisch
beter in binnen de bestaande ruimtelijke context.
Toegevoegd kaartmateriaal (planMER Screeningsnota - deel II: kaartenbundel):
Kaart 2: situering deelplannen op niveau gemeente Bekkevoort
Kaart 3: situering deelplannen op niveau deelgemeente
Screeningsnota planMER-plicht “RUP Eénvormige entiteiten” (deel I: tekstbundel)
december 2016 8/48
2.3. Bestaande ruimtelijke context
2.3.1. Deelplan Witteweg-Meutelstraat
De Witteweg-Meutelstraat kenmerkt zich, als uitloper van de kernbebouwing van Bekkevoort,
als een klassiek woonlint. Eengezinswoningen vormen dan ook de belangrijkste functie zowel
binnen de entiteit als in de nabije omgeving. Ter hoogte van het kruispunt Witteweg-Oude
Leuvensebaan is een voetbalterrein gelegen. Ter hoogte van het kruispunt Oude Tiensebaan-
Oude Leuvensebaan is het verpleeghuis Hof Ter Heyde gelegen (zie figuur 1).
Doorheen de jaren is de Witteweg geëvolueerd naar een ruimtelijk éénvormig straatbeeld met
aan de westelijke zijde van de weg de woningen gelegen en aan de oostelijke zijde
hoofdzakelijk onbebouwd terrein. Verdere gelijkenissen tussen de woningen langs de
Witteweg zijn de bouwvorm (bijna allemaal vrijstaande woningen), de zadeldakvorm en de
gebruikte gevelmaterialen.
Doorheen de voorbije decennia heeft er een sterke vertuining plaatsgevonden (zie figuur 2).
Hierdoor is de link met het bosrijke gebied (en op het gewestplan als natuurgebied bestemd)
dat ten westen van de cluster is gelegen, over de ganse straatlengte helemaal verdwenen.
Figuur 1: ruimtelijke context Witteweg-Meutelstraat (luchtfoto)
Screeningsnota planMER-plicht “RUP Eénvormige entiteiten” (deel I: tekstbundel)
december 2016 9/48
Foto A Foto B Foto C
Foto D Foto E Foto F
Foto H Foto G Foto I
Screeningsnota planMER-plicht “RUP Eénvormige entiteiten” (deel I: tekstbundel)
december 2016 10/48
Foto J Foto K Foto L
Foto N Foto O
Foto P Foto Q Foto R
Foto M
Screeningsnota planMER-plicht “RUP Eénvormige entiteiten” (deel I: tekstbundel)
december 2016 11/48
Foto S Foto T Foto U
Screeningsnota planMER-plicht “RUP Eénvormige entiteiten” (deel I: tekstbundel)
december 2016 12/48
Figuur 2: sterke vertuining binnen het Deelplan van de Witteweg-Meutelstraat (1971-2015)
Bron: Geopunt.be, eigen verwerking, 2016
Screeningsnota planMER-plicht “RUP Eénvormige entiteiten” (deel I: tekstbundel)
december 2016 13/48
2.3.2. Deelplan Tiensebaan
De Tiensebaan kenmerkt zich als een klassiek woonlint in een voor het overige hoofdzakelijk
open landschap. De percelen die achter de woonlinten zijn gelegen, zijn hoofdzakelijk in
landbouwgebruik.
Aan de overzijde van de straat is een landbouwkundig bedrijf (verkoop landbouwmachines)
gesitueerd.
Figuur 3: ruimtelijke context Tiensebaan (luchtfoto)
Screeningsnota planMER-plicht “RUP Eénvormige entiteiten” (deel I: tekstbundel)
december 2016 14/48
3. PLANNINGSCONTEXT
3.1. Relatie met het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen
Het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen (RSV)3 bepaalt de planningscontext op gewestelijk
niveau. Bekkevoort wordt in het RSV opgenomen als een gemeente behorende tot het
buitengebied.
Vier basisdoelstellingen kunnen worden onttrokken uit de algemene visie op de ruimtelijke
ontwikkeling van Vlaanderen, hiervan zijn de volgende drie belangrijk voor de gemeente
Bekkevoort:
- het behoud en waar mogelijk de versterking van het buitengebied en een bundeling van
wonen en werken in de kernen van het buitengebied;
- het concentreren van economische activiteiten in die plaatsen die deel uitmaken van de
bestaande economische structuur van Vlaanderen;
- het optimaliseren van de bestaande verkeers- en vervoersinfrastructuur waarbij de
ruimtelijke condities worden gecreëerd voor het verbeteren van het collectief vervoer en de
organisatie van vervoersgenererende activiteiten op punten die ontsloten worden door
openbaar vervoer.
Binnen de gemeente Bekkevoort moet zeker rekening worden gehouden met de volgende
ruimtelijke principes:
- gedeconcentreerde bundeling;
- infrastructuren als bindteken en basis voor de locatie van activiteiten;
- fysisch systeem ruimtelijk structurerend.
Specifiek voor het buitengebied waartoe de gemeente Bekkevoort behoort, zijn volgende
doelstellingen van belang:
- het buitengebied vrijwaren voor de essentiële functies;
- tegengaan van versnippering van het buitengebied;
- bundelen van de ontwikkeling in de kernen van het buitengebied;
- landbouw-, natuur- en bosfunctie in goed gestructureerde gehelen;
- bereiken van gebiedsgerichte ruimtelijke kwaliteit in het buitengebied;
- afstemmen van ruimtelijk beleid en milieubeleid op basis van het fysisch systeem;
- bufferfunctie in het buitengebied.
Een multifunctionele ontwikkeling (wonen, werken, ...) en verweving in de kernen van het
buitengebied staan centraal bij de toekomstige ruimtelijke ontwikkeling.
3.2. Relatie met het Ruimtelijk Structuurplan Vlaams-Brabant
In het Provinciaal Ruimtelijk Structuurplan Vlaams-Brabant (RSVB)4 worden volgende
kernprincipes gehanteerd:
- herwaardering van het fysisch systeem;
- een centrumprovincie met Brussel;
- een provincie met diverse stedelijke kernen;
- de Vlaamse Ruit geeft een duidelijke structuur;
- mobiliteit als sturend gegeven.
3 Definitief vastgesteld door de Vl. Regering d.d. 23/09/1997, eerste herziening d.d. 12/12/2003, tweede herziening d.d.
17/12/2010. 4 Definitieve vastgesteld door de provincieraad Vlaams-Brabant d.d. 07/04/2004, herziening (addendum) d.d. 05/03/2012.
Screeningsnota planMER-plicht “RUP Eénvormige entiteiten” (deel I: tekstbundel)
december 2016 15/48
De provincie wenst een halt toe te roepen aan de verdere versnippering en verlinting van de
open ruimte. De kernen dienen versterkt te worden als kwalitatieve en aantrekkelijke
woonomgevingen.
In de gewenste nederzettingsstructuur van de provincie wordt de kern van Bekkevoort
aangeduid als hoofddorp. In het buitengebied zijn het de hoofddorpen die hoofdzakelijk de
dynamiek (wonen, lokale bedrijvigheid, voorzieningen, administratieve dienstverlening)
dienen op te nemen. Molenbeek, Wersbeek, Struik en Rijnrode zijn aangeduid als kern-in-het-
buitengebied. Deze beleidscategorie duidt op de respectievelijke woonclusters en
concentraties van bebouwing die een duidelijke kernfunctie vervullen in het buitengebied,
doch niet werden geselecteerd als hoofddorp of woonkern. Aldus kan bij een kern-in-het-
buitengebied geen bijkomende oppervlakte worden voorzien voor het opvangen van de
gemeentelijke taakstelling inzake wonen en/of bedrijvigheid, indien hiermee de verlinting
wordt verdergezet.
Aangezien de problematiek van éénvormige entiteiten reeds bebouwde percelen omvat, is
er geen sprake van een verderzetting van de verlinting.
3.3. Relatie met het Gemeentelijk Ruimtelijk Structuurplan
In dit hoofdstuk worden de relevante elementen uit het Gemeentelijk Ruimtelijk Structuurplan
van Bekkevoort (GRS)5 toegelicht en verduidelijkt.
Uit het informatieve deel blijkt dat Bekkevoort, naast drie kerngebieden (Bekkevoort,
Assent en Wersbeek) een sterke aanwezigheid van woonlinten kent. De suburbanisatie van
wonen en economische activiteiten heeft langs de uitgeruste wegen geleid tot een sterke
bebouwingsgroei. De nederzettingsstructuur kenmerkt zich als een bebouwd perifeer
landschap waarbij de verspreide bebouwing als bedreiging voor de open ruimte wordt
beschouwd.
Meer specifiek voor de Witteweg wordt de specifieke situatie van zonevreemde vergunde
woningen binnen eenzelfde ruimtelijke structuur, maar binnen een verschillende bestemming
namelijk landschappelijk waardevol agrarisch gebied en natuurgebied als bedreiging
beschouwd.
Het deelplan van de Witteweg-Meutelstraat is gesitueerd op de rand tussen twee verschillende
landschapseenheden die de gemeente onderscheidt (in totaal worden er 10 onderscheiden),
namelijk het “Open landschap rond A2” (E314) en de “Vallei van de Hazehoekloop”. Het
Deelplan van de Tiensebaan situeert zich volledig binnen de landschapseenheid “Muggenberg
en Netelzeep”.
In het richtinggevend deel worden de verschillende dorpskernen als troef van het
buitengebied beschouwd. Groei wordt geconcentreerd in en/of aansluitend bij de kernen (met
een onderscheid tussen het hoofddorp Bekkevoort, de woonkern Assent en de kleine kernen
in het buitengebied) met oog voor het behoud van de authenticiteit van de plattelandskernen.
De landschappelijke structuur zal terug zoals voorheen de basis zijn bij nieuwe
ontwikkelingen. Een verdere versnippering van de open ruimte en verdere lintbebouwing
wordt tegengegaan.
Het gemeentelijk beleid ten aanzien van de zonevreemde constructies dient het
afwegingskader voor bestaande grotendeels vergunde/vergund geachte constructies te
5 Definitief vastgesteld door de gemeenteraad Bekkevoort d.d. 20/02/2012 en definitief aanvaard door de bestendige deputatie
d.d. 24/05/2012.
Screeningsnota planMER-plicht “RUP Eénvormige entiteiten” (deel I: tekstbundel)
december 2016 16/48
volgen. Het afwegingskader vormt de basis voor de opmaak van masterplannen en
RUP’s, waarbinnen verder onderzoek en afweging dient te gebeuren. Al de niet
behandelde onderdelen binnen deze afwegingskaders vallen onder de algemene
regelgeving met betrekking tot zonevreemdheid. De site Witteweg-Meutelstraat wordt in
het GRS reeds als éénvormige entiteit aangehaald.
In de bindende bepalingen van het GRS werd het opstellen van een RUP ruimtelijk
éénvormige entiteiten aan zonevreemde woningen als actiepunt opgenomen.
Toegevoegd kaartmateriaal (planMER Screeningsnota - deel II: kaartenbundel):
Kaart 4: GRS Bekkevoort – gewenste bebouwde structuur - wonen.
Screeningsnota planMER-plicht “RUP Eénvormige entiteiten” (deel I: tekstbundel)
december 2016 17/48
4. BESCHRIJVING REFERENTIESITUATIE & EFFECTEN PER MILIEUDISCIPLINE
4.1. Gewestplan
Het gewestplan is een juridisch verordenend document en is zodoende de randvoorwaarde
voor alle mogelijke ruimtelijke ontwikkelingen. Met de uitwerking van dit RUP kunnen
voorstellen tot behoud, verfijning of aanpassing van het gewestplan worden gedaan. De
gemeente Bekkevoort valt onder het gewestplan Aarschot – Diest (14/11/1978).
4.1.1. Deelplan Witteweg-Meutelstraat
Overeenkomstig het gewestplan bestaat de bestemming van het Deelplan uit natuurgebied:
- De natuurgebieden omvatten de bossen, wouden, venen, heiden, moerassen, duinen,
rotsen, aanslibbingen, stranden en andere dergelijke gebieden. In deze gebieden mogen
jagers- en vissershutten worden gebouwd voor zover deze niet kunnen gebruikt worden
als woonverblijf, al ware het maar tijdelijk.
4.1.2. Deelplan Tiensebaan
Overeenkomstig het gewestplan bestaat de bestemming van het Deelplan uit agrarisch
gebied:
- De agrarische gebieden zijn bestemd voor de landbouw in de ruime zin. Behoudens
bijzondere bepalingen mogen de agrarische gebieden enkel bevatten de voor het bedrijf
noodzakelijke gebouwen, de woning van de exploitanten, benevens verblijfsgelegenheid
voor zover deze een integrerend deel van een leefbaar bedrijf uitmaakt, en eveneens
para-agrarische bedrijven. Gebouwen bestemd voor niet aan de grond gebonden
agrarische bedrijven met industrieel karakter of voor intensieve veeteelt, mogen slechts
opgericht worden op ten minste 300 m van een woongebied of op ten minste 100 m van
een woonuitbreidingsgebied, tenzij het een woongebied met landelijk karakter betreft. De
afstand van 300 en 100 m geldt evenwel niet in geval van uitbreiding van bestaande
bedrijven. De overschakeling naar bosgebied is toegestaan overeenkomstig de
bepalingen van artikel 35 van het Veldwetboek, betreffende de afbakening van de
landbouw- en bosgebieden.
Toegevoegd kaartmateriaal (planMER Screeningsnota - deel II: kaartenbundel):
Kaart 5: gewestplan.
4.2. Bodem
4.2.1. Deelplan Witteweg-Meutelstraat
Huidige situatie
a. bodemkaart
Volgens de bodemkaart bestaat de bodem in het deelplan uit nat lemig zand met weinig
duidelijke ijzer en/of humus B horizontzand (type wShfc).
b. kaarten met herbevestiging agrarische gebieden en landbouwtypering
Op basis van de kaart ‘herbevestiging agrarische gebieden’ blijkt dat het volledige deelplan
niet is ingekleurd als herbevestigd agrarisch gebied.
Nagenoeg het hele deelplan is niet aangeduid op de landbouwtyperingskaart. Een klein
gedeelte heeft een zeer lage waardering.
Screeningsnota planMER-plicht “RUP Eénvormige entiteiten” (deel I: tekstbundel)
december 2016 18/48
c. bodemerosie
Volgens de kaart met erosiegevoelige gebieden is het deelplan en de ruime omgeving
nauwelijks erosiegevoelig.
Voor het deelplan zijn volgens de potentiële bodemerosiekaart geen gegevens gekend.
Volgens de hellingenkaart heeft nagenoeg het volledige deelplan een hellingsgraad tussen 0,5
en 5%.
De hoogte binnen het grootste deel van het deelplan varieert volgens de reliëfkaart (digitale
hoogtemodel Vlaanderen) tussen 30 en 35 m. Er is dus weinig hoogteverschil binnen het
deelplan. Het laagste deel van het deelplan bevindt zich in het noorden van het deelplan.
d. Huidig bodemgebruik
Het grootste deel van het deelplan is in gebruik als tuinzone bij zonevreemde woningen.
Het huidig bodemgebruik komt aldus niet overeen met de kaart voor bodemgebruik, waarin
het deelplan ingekleurd is als zones voor akkerbouw en boomgaarden.
Uitwerking RUP met milderende maatregelen
Het deelplan wordt gevormd door reeds bebouwde percelen, meerbepaald met zonevreemde
woningen en hun tuinzone. Door de bijkomende overdruk van het deelplan zullen deze
zonevreemde woningen meer mogelijkheden krijgen qua herbouw en uitbreiding. Deze
mogelijkheden zullen de basisrechten voor zonevreemde woningen (VCRO art. 4.4.10 ev) niet
overstijgen.
Het huidige bodemgebruik zal worden bestendigd door de uitwerking van het RUP.
Verhardingen zoals o.a. wegen en parkings dienen te bestaan uit waterdoorlatende materialen
tenzij wordt aangetoond dat dit niet haalbaar (bouwfysisch) of wenselijk is (omdat er bv. een
vervuilingsrisico is).
Toetsing nulalternatief
Wanneer het deelplan niet wordt ontwikkeld, zal het huidige bodemgebruik behouden blijven.
Conclusie
De ontwikkeling van het RUP Eénvormige entiteiten zal weinig invloed hebben op de
bodemstructuur en het bodemgebruik aangezien het hier om reeds bebouwde percelen gaat
die reeds een sterke vertuining kennen.
4.2.2. Deelplan Tiensebaan
Huidige situatie
a. bodemkaart
Volgens de bodemkaart bestaat de bodem in het deelplan uit een natte zandleembodem met
sterk gevlekte, verbrokkelde textuur B horizont (type Lhc).
b. kaarten met herbevestiging agrarische gebieden en landbouwtypering
Op basis van de kaart ‘herbevestiging agrarische gebieden’ blijkt dat het volledige deelplan is
gelegen binnen herbevestigd agrarisch gebied.
Het hele deelplan heeft een matige waardering op de landbouwtyperingskaart.
Screeningsnota planMER-plicht “RUP Eénvormige entiteiten” (deel I: tekstbundel)
december 2016 19/48
c. bodemerosie
Volgens de kaart met erosiegevoelige gebieden is het volledige deelplan en de ruime
omgeving ingekleurd of opgenomen op deze kaart, m.a.w. het deelplan is erosiegevoelig. De
tuinen bij de woningen zijn weliswaar reeds aangelegd.
Voor het deelplan zijn volgens de potentiële bodemerosiekaart geen gegevens gekend.
Volgens de hellingenkaart heeft nagenoeg het volledige deelplan een hellingsgraad tussen 0,5
en 5%.
De hoogte binnen het grootste deel van het deelplan varieert volgens de reliëfkaart (digitale
hoogtemodel Vlaanderen) tussen 25 en 28 m. Er is dus weinig hoogteverschil binnen het
deelplan. Het laagste deel van het deelplan bevindt zich in het zuidoosten van het deelplan.
d. Huidig bodemgebruik
Het grootste deel van het deelplan is in gebruik als tuinzone bij zonevreemde woningen.
Het huidig bodemgebruik komt aldus niet overeen met de kaart voor bodemgebruik, waarin
het deelplan deels is ingekleurd als zone voor akkerbouw.
Uitwerking RUP met milderende maatregelen
Het deelplan wordt gevormd door 2 woningen en hun tuinzone. Door de herbestemming van
het deelplan zal 1 van de woningen meer mogelijkheden verkrijgen dan in de huidige
toestand. Deze mogelijkheden zullen de basisrechten voor zonevreemde woningen (VCRO art.
4.4.10 ev) niet overstijgen.
Het huidige bodemgebruik zal worden bestendigd door de uitwerking van het RUP.
Verhardingen zoals o.a. wegen en parkings dienen te bestaan uit waterdoorlatende materialen
tenzij wordt aangetoond dat dit niet haalbaar (bouwfysisch) of wenselijk is (omdat er bv. een
vervuilingsrisico is).
Toetsing nulalternatief
Wanneer het deelplan niet wordt ontwikkeld, zal het huidige bodemgebruik behouden blijven.
Conclusie
De ontwikkeling van het RUP Eénvormige entiteiten zal weinig invloed hebben op de
bodemstructuur en het bodemgebruik aangezien het hier om reeds bebouwde percelen gaat
die reeds een sterke vertuining kennen.
Toegevoegd kaartmateriaal (planMER Screeningsnota - deel II: kaartenbundel):
Kaart 6: bodemkaart.
Kaart 7: herbevestigde agrarische gebieden (HAG).
Kaart 8: erosiegevoelige gebieden.
Kaart 9: potentiële erosiekaart.
Kaart 10: hellingenkaart.
Kaart 11: reliëfkaart.
Kaart 12: infiltratiegevoelige gebieden.
Kaart 13: bodemgebruik.
Kaart 14: landbouwtyperingskaart.
Screeningsnota planMER-plicht “RUP Eénvormige entiteiten” (deel I: tekstbundel)
december 2016 20/48
4.3. Water: oppervlakte- en grondwater
4.3.1. Deelplan Witteweg-Meutelstraat
Huidige situatie
a. watertoetskaart overstromingsgevoelige gebieden
Het deelplan ligt volgens de kaart voor overstromingsgevoelige gebieden (Vlaamse
Milieumaatschappij, afdeling Operationeel Waterbeheer) niet in mogelijk of effectief
overstroombaar gebied.
b. waterlopen in het deelplan
Er bevinden zich geen waterlopen in het deelplan. Op circa 50 m ten noordwesten van het
plangebied is de Tieltse Motte, een waterloop van tweede categorie, gelegen. Gelet op het
reliëf van het terrein watert het hemelwater in het plangebied af naar deze waterloop.
c. infiltratiekaart
Volgens de infiltratiekaart is het deelplan niet aangeduid als infiltratiegevoelig. Bij
verbouwingen, aanleg van nieuwe verharde oppervlakten is de geldende gewestelijke
stedenbouwkundige verordening inzake hemelwaterputten, infiltratievoorzieningen,
buffervoorzieningen en gescheiden lozing van afvalwater en hemelwater en de provinciale
stedenbouwkundige verordening inzake verhardingen van toepassing.
d. bodemerosie
Zie deel 4.2.1., c. bodemerosie.
e. grondwaterkwetsbaarheid en grondwaterstroming
Volgens de kaart voor grondwaterkwetsbaarheid is het grondwater zeer kwetsbaar. Het
volledige deelplan is matig gevoelig voor grondwaterstroming (type 2, zie kaart voor
grondwaterstromingsgevoeligheid.
Bij de ontwikkeling van het RUP zal infiltratie van hemelwater maximaal worden bevorderd
door de voorziene maatregelen, zoals voldoen aan de van toepassing zijnde
stedenbouwkundige verordeningen en door maximaal gebruik van waterdoorlatende
materialen.
Aangezien er geen beken en grachten in het Deelplan zijn, zullen er geen waterlopen worden
gedempt, verlegd, ingekokerd of overwelfd.
f. zoneringskaart van de VMM
Het deel van het deelplan waar de woningen en achtertuinen zich bevinden is opgenomen in
de zoneringskaart als collectief te optimaliseren buitengebied.
g. waterwinningsgebied
Het deelplan is niet gelegen in een waterwinningsgebied of een beschermingszone.
h. signaalgebied
In het deelplan is geen signaalgebied gelegen.
Uitwerking RUP met milderende maatregelen
Bij de ontwikkeling van het RUP zal er altijd moeten worden voldaan aan de van toepassing
zijnde gewestelijke, provinciale en/of gemeentelijke stedenbouwkundige verordeningen inzake
hemelwaterputten, infiltratie- en buffervoorzieningen zoals opgenomen in de
stedenbouwkundige voorschriften.
Screeningsnota planMER-plicht “RUP Eénvormige entiteiten” (deel I: tekstbundel)
december 2016 21/48
Het deelplan is gelegen in een collectief te optimaliseren buitengebied. Bij de herbouw en/of
verbouwingen van de woningen zullen de nodige voorzieningen moeten worden getroffen om
het huishoudelijk afvalwater gescheiden van het hemelwater op te vangen en aan te sluiten
op de bestaande riolering van de Witteweg. Aangezien er geen beken en grachten in het
deelplan zijn, zullen er geen waterlopen worden gedempt, verlegd, ingekokerd of overwelfd.
Aangezien het deelplan is gelegen in een matig gevoelig gebied voor grondwaterstroming,
kunnen ondergrondse constructies deze grondwaterstroming wel beïnvloeden. Indien
bronbemaling tijdens de constructies van gebouwen nodig is, moet er altijd naar worden
gestreefd om te voldoen aan de wettelijke bepalingen. Deze werken moeten in overleg met
belanghebbenden gebeuren en in de tijd worden beperkt. Er moet altijd worden getracht om
het niet vervuild bemalingswater opnieuw in de bodem te brengen.
De grondwaterkwetsbaarheid is zeer kwetsbaar. Aangezien het deelplan zonevreemde
woningen betreft, zal de opslag van gevaarlijke producten nul zijn met uitzondering van
mogelijkse opslag van stookolie voor gebouwverwarming. Deze opslag moet voldoen aan de
wettelijke normen.
Toetsing nulalternatief
Het deelplan is momenteel bestemd als natuurgebied maar er bevinden zich reeds
zonevreemde woningen en hun tuinzones. Een negatieve invloed op de bodem en het
grondwater wordt niet verwacht.
Conclusie
Bij de ontwikkeling van het RUP zal infiltratie van hemelwater maximaal worden bevorderd
door de voorziene maatregelen, zoals voldoen aan de van toepassing zijnde
stedenbouwkundige verordening inzake hemelwaterputten, infiltratie- en buffervoorzieningen,
en door maximaal gebruik van waterdoorlatende materialen zoals opgenomen in de
stedenbouwkundige voorschriften. Wateroverlast bij hevige regenval zal door toepassing van
deze maatregelen tot een minimum worden herleid.
De nodige gemeenschappelijke voorzieningen worden getroffen om huishoudelijk afvalwater
gescheiden van het hemelwater op te vangen en aan te sluiten op de in de onmiddellijke
omgeving bestaande riolering.
Aangezien er geen beken en grachten in het deelplan zijn, zullen er geen waterlopen worden
gedempt, verlegd, ingekokerd of overwelfd.
De zonvreemde woningen zijn gelegen in een matig gevoelig gebied voor
grondwaterstroming. Ondergrondse constructies kunnen deze grondwaterstroming wel
beïnvloeden. Indien bronbemaling nodig zou zijn tijdens de constructies van gebouwen, moet
er altijd naar worden gestreefd om te voldoen aan de wettelijke bepalingen. Deze werken
moeten in overleg met belanghebbenden gebeuren en in tijd worden beperkt. Er zal steeds
getracht worden om het niet vervuild bemalingswater opnieuw in de bodem te brengen.
Door te voldoen aan de wettelijke bepalingen inzake opslag van gevaarlijke producten zal de
bodem en het grondwater maximaal worden beschermd.
4.3.2. Deelplan Tiensebaan
Huidige situatie
a. watertoetskaart overstromingsgevoelige gebieden
Het deelplan ligt volgens de kaart voor overstromingsgevoelige gebieden (Vlaamse
Milieumaatschappij, afdeling Operationeel Waterbeheer) niet in mogelijk of effectief
overstroombaar gebied.
Screeningsnota planMER-plicht “RUP Eénvormige entiteiten” (deel I: tekstbundel)
december 2016 22/48
b. waterlopen in het deelplan
Er bevinden zich geen waterlopen in het deelplan. Langsheen de Tiensebaan-Meenselstraat is
de Drieskensbeek, een niet-geklasseerde waterloop gelegen.
c. infiltratiekaart
Volgens de infiltratiekaart is het deelplan niet aangeduid als infiltratiegevoelig. Bij
verbouwingen, aanleg van nieuwe verharde oppervlakten is de geldende gewestelijke
stedenbouwkundige verordening inzake hemelwaterputten, infiltratievoorzieningen,
buffervoorzieningen en gescheiden lozing van afvalwater en hemelwater en de provinciale
stedenbouwkundige verordening inzake verhardingen van toepassing.
d. bodemerosie
Zie deel 4.2.2., c. bodemerosie.
e. grondwaterkwetsbaarheid en grondwaterstroming
Volgens de kaart voor grondwaterkwetsbaarheid is het grondwater weinig kwetsbaar. Het
volledige deelplan is weinig gevoelig voor grondwaterstroming (type 3, zie kaart voor
grondwaterstromingsgevoeligheid.
Bij de ontwikkeling van het RUP zal infiltratie van hemelwater maximaal worden bevorderd
door de voorziene maatregelen, zoals voldoen aan de van toepassing zijnde
stedenbouwkundige verordeningen en door maximaal gebruik van waterdoorlatende
materialen.
f. zoneringskaart van de VMM
Het deelplan is opgenomen in de zoneringskaart als collectief te optimaliseren buitengebied.
g. waterwinningsgebied
Het deelplan is niet gelegen in een waterwinningsgebied of een beschermingszone.
h. signaalgebied
In het deelplan is geen signaalgebied gelegen.
Uitwerking RUP met milderende maatregelen
Bij de ontwikkeling van het RUP zal er altijd moeten worden voldaan aan de van toepassing
zijnde gewestelijke, provinciale en/of gemeentelijke stedenbouwkundige verordeningen inzake
hemelwaterputten, infiltratie- en buffervoorzieningen zoals opgenomen in de
stedenbouwkundige voorschriften.
Het Deelplan is gelegen in een collectief te optimaliseren buitengebied. Bij de herbouw en/of
verbouwingen van de woningen zullen de nodige voorzieningen moeten worden getroffen om
het huishoudelijk afvalwater gescheiden van het hemelwater op te vangen en aan te sluiten
op de bestaande riolering van de Tiensebaan.
Aangezien het Deelplan is gelegen in een weinig gevoelig gebied voor grondwaterstroming,
kunnen ondergrondse constructies de grondwaterstroming nog beïnvloeden. Indien
bronbemaling tijdens de constructies van gebouwen nodig is, moet er altijd naar worden
gestreefd om te voldoen aan de wettelijke bepalingen. Deze werken moeten in overleg met
belanghebbenden gebeuren en in de tijd worden beperkt. Er moet altijd worden getracht om
het niet vervuild bemalingswater opnieuw in de bodem te brengen.
Het grondwater is weinig kwetsbaar. Aangezien het deelplan zonevreemde woningen bevat zal
de opslag van gevaarlijke producten nul zijn met uitzondering van mogelijkse opslag van
stookolie voor gebouwverwarming. Deze opslag moet voldoen aan de wettelijke normen.
Screeningsnota planMER-plicht “RUP Eénvormige entiteiten” (deel I: tekstbundel)
december 2016 23/48
Toetsing nulalternatief
Het deelplan is momenteel bestemd als agrarisch gebied en er bevinden zich reeds twee
woningen en hun tuinzones. Een negatieve invloed op de bodem en het grondwater wordt niet
verwacht.
Conclusie
Bij de ontwikkeling van het RUP zal infiltratie van hemelwater maximaal worden bevorderd
door de voorziene maatregelen, zoals voldoen aan de van toepassing zijnde
stedenbouwkundige verordening inzake hemelwaterputten, infiltratie- en buffervoorzieningen,
en door maximaal gebruik van waterdoorlatende materialen zoals opgenomen in de
stedenbouwkundige voorschriften. Wateroverlast bij hevige regenval zal door toepassing van
deze maatregelen tot een minimum worden herleid.
De nodige gemeenschappelijke voorzieningen worden getroffen om huishoudelijk afvalwater
gescheiden van het hemelwater op te vangen en aan te sluiten op de in de onmiddellijke
omgeving bestaande riolering.
De woningen zijn gelegen in een weinig gevoelig gebied voor grondwaterstroming.
Ondergrondse constructies kunnen deze grondwaterstroming wel beïnvloeden. Indien
bronbemaling nodig zou zijn tijdens de constructies van gebouwen, moet er altijd naar
worden gestreefd om te voldoen aan de wettelijke bepalingen. Deze werken moeten in
overleg met belanghebbenden gebeuren en in tijd worden beperkt. Er zal steeds getracht
worden om het niet vervuild bemalingswater opnieuw in de bodem te brengen.
Door te voldoen aan de wettelijke bepalingen inzake opslag van gevaarlijke producten zal de
bodem en het grondwater maximaal worden beschermd.
Toegevoegd kaartmateriaal (planMER Screeningsnota - deel II: kaartenbundel):
Kaart 8: erosiegevoelige gebieden.
Kaart 12: infiltratiegevoelige gebieden.
Kaart 15: watertoetskaart overstromingsgevoelige gebieden.
Kaart 16: recent overstroomde gebieden.
Kaart 17: natuurlijk overstromingsgevoelige gebieden.
Kaart 18: mogelijk overstromingsgevoelige gebieden.
Kaart 19: grondwaterstromingsgevoelige gebieden.
Kaart 20: grondwaterkwetsbaarheid.
Kaart 21: zoneringsplan VMM.
4.4. Fauna, flora en biodiversiteit
4.4.1. Deelplan Witteweg-Meutelstraat
Huidige situatie
Nagenoeg het hele deelplan is aangeduid als biologisch minder waardevol volgens de
biologische waarderingskaart. Het bebost perceel in het zuidwesten van het deelplan is
aangeduid als biologisch waardevol.
Het deelplan is niet gelegen in vogel- of habitatrichtlijngebied of in een GEN-gebied. Ten
(noord)westen van de Meutelstraat, op circa 20 m van het plangebied, is het
habitatrichtlijngebied ‘Valleien van de Winge en de Motte met valleihellingen‘ gelegen. Delen
hiervan zijn ook aangeduid als grote eenheid natuur (‘De Vallei van de Tieltse Motte’).
Het deelplan is volgens het gewestplan ingekleurd als natuurgebied.
De percelen in het deelplan zijn bebouwd met zonevreemde woningen of woningen in een
zonevreemde verkaveling. Doorheen de voorbije decennia heeft er een sterke vertuining van
het natuurgebied plaatsgevonden. Hierdoor is de link met het bosrijke (en op het gewestplan
Screeningsnota planMER-plicht “RUP Eénvormige entiteiten” (deel I: tekstbundel)
december 2016 24/48
als natuurgebied bestemd) gebied dat ten westen van de cluster is gelegen, over de ganse
straatlengte helemaal verdwenen.
Uitwerking RUP met milderende maatregelen
De percelen zijn momenteel reeds bebouwd. Er vindt geen herbestemming plaats. Door het
voorzien van een overdruk ‘parkgebied’ krijgen de woningen meer mogelijkheden qua
uitbreiding en herbouw. Ook een aantal zonevreemde functiewijzigingen (bvb. kantoor,
dienstverlening en vrij beroep tot maximaal 100m² vloeroppervlakte, toeristische logies)
worden mogelijk. De nieuwe mogelijkheden gaan niet ruimer dan de basisrechten voor
zonevreemde woningen zoals ze bepaald zijn in de VCRO. Aangezien het hier om al bebouwde
percelen gaat waarbij de mogelijke functies laagdynamisch zullen blijven, wordt geen invloed
op het Habitatrichtlijngebied verwacht.
De zonevreemde functiewijzigingen hebben betrekking op reeds bestaande
gebouwen/woningen. Aangezien de percelen reeds bebouwd zijn en de basisrechten (VCRO)
een maximaal bouwvolume van 1.000m³ toelaten, zal bijkomende bebouwing in het deelplan
beperkt blijven. Met het RUP zal hoofdzakelijk de dynamiek in het deelplan (beperkt)
verhogen. Gelet op het reeds bebouwd karakter van het deelplan, de sterke vertuining van
het deelplan en de identieke mogelijkheden op de naburige percelen wordt dergelijke
dynamiek niet als storend beschouwd.
Aangezien Het RUP enkel mogelijkheden voorziet voor de bestaande woningen en geen
bijkomende woningen toestaat zal ook de invloed op het beboste perceel in het zuidwesten
van het deelplan dat aangeduid is als biologisch waardevol, beperkt blijven. Een eventuele
ontbossing van dit terrein is vergunningsplichtig waarbij het advies van het Agentschap voor
Natuur en Bos (plus boscompensatie) zal moeten worden gevraagd.
Toetsing nulalternatief
Het deelplan is momenteel bestemd als natuurgebied. Echter betreffen het bebouwde
percelen met grote achtertuinzones.
Wanneer het deelplan niet wordt ontwikkeld, zal de huidige gebruik behouden blijven. De
dynamiek zal evenwel lager blijven dan bij de ontwikkeling van het RUP aangezien de
zonevreemde functiewijzigingen zoals bepaald in de VCRO niet mogelijk zijn in natuurgebied.
Conclusie
Door de uitwerking van het deelplan met de voorziene milderende maatregelen, zijnde een
maximale gelijkstelling tot de mogelijkheden van de basisrechten van zonevreemde woningen
in agrarisch gebied, zal de biodiversiteit in het deelplan niet excessief afnemen.
4.4.2. Deelplan Tiensebaan
Huidige situatie
Het hele deelplan is aangeduid als biologisch minder waardevol volgens de biologische
waarderingskaart.
Het deelplan is niet gelegen in vogel- of habitatrichtlijngebied of in een GEN-gebied. Ook in de
nabije omgeving bevindt er zich geen dergelijke gebieden.
Het deelplan is volgens het gewestplan ingekleurd als agrarisch gebied.
De percelen in het deelplan zijn bebouwd met 2 halfopen woningen.
Screeningsnota planMER-plicht “RUP Eénvormige entiteiten” (deel I: tekstbundel)
december 2016 25/48
Uitwerking RUP met milderende maatregelen
De percelen zijn momenteel reeds bebouwd. Er vindt geen herbestemming plaats. Door het
toelaten van twee zonevreemde woningen waarbij voor elk de basisrechten (VCRO) gelden zal
het bouwvolume per woning beperkt blijven tot 1.000m³. Bijkomend bouwvolume zal dus
beperkt blijven. Gelet op de toegestane zonevreemde functiewijzigingen zal met het RUP
hoofdzakelijk de dynamiek in het deelplan verhogen. Gelet op het reeds bebouwd karakter
van het deelplan, het over amper twee woningen gaat en identieke mogelijkheden op de
naburige percelen bestaan wordt dergelijke dynamiek niet als storend beschouwd.
Toetsing nulalternatief
Het deelplan is momenteel bestemd als agrarisch. Echter betreffen het bebouwde percelen
met grote achtertuinzones.
Wanneer het deelplan niet wordt ontwikkeld, zal het huidige gebruik behouden blijven. De
dynamiek zal evenwel lager blijven dan bij de ontwikkeling van het RUP aangezien de
zonevreemde functiewijzigingen maar geldig zijn in vergunde gebouwen (of
gebouwencomplex).
Conclusie
Door de uitwerking van het deelplan met de voorziene milderende maatregelen, zijnde een
maximale gelijkstelling tot de mogelijkheden van de basisrechten van zonevreemde woningen
in agrarisch gebied, zal de biodiversiteit in het Deelplan niet excessief afnemen.
Toegevoegd kaartmateriaal (planMER Screeningsnota - deel II: kaartenbundel):
Kaart 22: biologische waarderingskaart.
Kaart 23: vogel-en habitatrichtlijngebieden.
Kaart 24: gebieden van het VEN en IVON.
4.5. Ruimtelijke ordening
4.5.1. Deelplan Witteweg-Meutelstraat
Voor de goedkeuring van het ruimtelijk uitvoeringsplan is het gewestplan van toepassing. Een
aantal percelen zijn in een verkaveling gelegen en dus hebben eigen stedenbouwkundige
voorschriften.
Doorheen de tijd heeft de site langs de Witteweg (en Meutelstraat) kunnen evolueren naar
een ruimtelijk éénvormig straatbeeld met aan de westelijke zijde van de weg de woningen
gelegen en aan de oostelijke zijde hoofdzakelijk onbebouwd terrein. Verdere gelijkenissen
tussen de woningen langs de Witteweg zijn de bouwvorm (bijna allemaal vrijstaande
woningen), de zadeldakvorm en de gebruikte gevelmaterialen. Echter, is de juridische situatie
van de bebouwde percelen langsheen de Witteweg sterk verschillend: woningen in
woongebied, zonevreemde woningen in agrarisch gebied, zonevreemde woningen in
natuurgebied en woningen gelegen in een zonevreemde verkaveling. Gevolg hiervan is dat de
toekomstige mogelijkheden op de percelen, ondanks hun gelijkaardige ruimtelijk voorkomen
en hun ligging binnen eenzelfde woonlint, sterk verschilt van perceel tot perceel en de
ruimtelijke eenvormigheid in het gedrang komt.
Zo werd aangetoond dat binnen het deelplan de bestemming als natuurgebied, wat als
ruimtelijk kwetsbaar gebied6 wordt beschouwd, achterhaald is (zie deel 7.2. van de
6 Hieronder wordt verstaan: de volgende gebieden, aangewezen op plannen van aanleg: agrarische gebieden met ecologisch
belang, agrarische gebieden met ecologische waarde, bosgebieden, brongebieden, groengebieden, natuurgebieden,
natuurgebieden met wetenschappelijke waarde, natuurontwikkelingsgebieden, natuurreservaten, overstromingsgebieden,
valleigebieden parkgebied. Gebieden, aangewezen op ruimtelijke uitvoeringsplannen, en sorterend onder één van volgende
categorieën of subcategorieën van gebiedsaanduiding: bos, reservaat en natuur. Het Vlaams Ecologisch Netwerk, bestaande uit
Screeningsnota planMER-plicht “RUP Eénvormige entiteiten” (deel I: tekstbundel)
december 2016 26/48
toelichtingsnota). Desondanks houdt de huidige wetgeving met deze nuancering geen
rekening met tot gevolg dat de zonevreemde woningen in het natuurgebied minder
mogelijkheden hebben dan de nabij gelegen, soms aangrenzende, zonevreemde woningen in
agrarisch gebied7 terwijl er in realiteit nauwelijks verschil is in “kwetsbaarheid”. Om de
ruimtelijke eenvormigheid in de toekomst te kunnen behouden, wenst de gemeente dit RUP
op te stellen.
Uitwerking RUP met milderende maatregelen (planopvatting)
Het voorgenomen plan en bijhorende stedenbouwkundige voorschriften van het RUP zullen de
juridisch-planologische basis vormen om de verdere optimalisering van het deelplan en het
wegwerken van de juridische onzekerheid binnen een ruimtelijke verantwoord kader te laten
gebeuren.
De mogelijkheden worden maximaal gelijkgesteld met de mogelijkheden van zonevreemde
woningen in niet-kwetsbaar gebied.
Toetsing nulalternatief
Het deelplan is momenteel reeds in gebruik door 7 eengezinswoningen. Wanneer het deelplan
niet wordt ontwikkeld, zal het huidige gebruik behouden blijven.
Conclusie
Het ruimtelijk uitvoeringsplan veroorzaakt geen aanzienlijke effecten t.o.v. de
referentiesituatie gezien de milderende maatregelen en voorschriften die in dit RUP worden
opgesteld.
4.5.2. Deelplan Tiensebaan
Het deelplan van de Tiensebaan heeft zich doorheen de jaren ontwikkeld als twee halfopen
bebouwingen, weliswaar niet conform de afgeleverde vergunning. Nochtans past de typologie
van een halfopen bebouwing zich perfect in binnen het woonlint (zie deel 2.2. van de
toelichtingsnota). Bijkomend aspect is dat het parket de overtreding geseponeerd heeft en er
een juridische onzekerheid is ontstaan voor de huidige bewoners van het goed.
Met voorliggend RUP wenst de gemeente de problematiek van juridisch onzekerheid op te
lossen om zo een ruimtelijk aanvaardbare ontwikkeling mogelijk te maken op maat van en
passend binnen de lokale ruimtelijke context.
Uitwerking RUP met milderende maatregelen (planopvatting)
Het voorgenomen plan en bijhorende stedenbouwkundige voorschriften van het RUP zullen de
juridisch-planologische basis vormen om de verdere optimalisering van het Deelplan en het
wegwerken van de juridische onzekerheid binnen een ruimtelijke verantwoord kader te laten
gebeuren.
De mogelijkheden worden maximaal gelijkgesteld met de mogelijkheden van zonevreemde
woningen in niet-kwetsbaar gebied (juridische gelijkheid met de aangrenzende zonevreemde
woningen).
de gebiedscategorieën Grote Eenheden Natuur en Grote Eenheden Natuur in Ontwikkeling, vermeld in het decreet van 21
oktober 1997 betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu. De beschermde duingebieden en de voor het duingebied
belangrijke landbouwgebieden, aangeduid krachtens artikel 52, §1, van de wet van 12 juli 1973 op het natuurbehoud. (VCRO
Art. 1.1.2. 10°). 7 Zie basisrechten voor bestaande zonevreemde woningen, VCRO, art. 4.4.12. ev.
Screeningsnota planMER-plicht “RUP Eénvormige entiteiten” (deel I: tekstbundel)
december 2016 27/48
Toetsing nulalternatief
Het deelplan is momenteel reeds in gebruik door 2 eengezinswoningen (halfopen bouworde).
Wanneer het deelplan niet wordt ontwikkeld, zal het huidige gebruik behouden blijven.
Conclusie
Het ruimtelijk uitvoeringsplan veroorzaakt geen aanzienlijke effecten t.o.v. de
referentiesituatie gezien de milderende maatregelen en voorschriften die in dit RUP worden
opgesteld.
4.6. Landschapsatlas, cultureel erfgoed en archeologie
4.6.1. Deelplan Witteweg-Meutelstraat
a. discipline landschappen (cultureel erfgoed en landschap)
De ‘Landschapsatlas’8 is een inventaris van waardevolle landschappen van Vlaanderen. Hij
bestrijkt het volledige Vlaamse grondgebied met uitzondering van stedelijke kernen en de
dicht bebouwde agglomeraties. Zowel puntvormige, lijnvormige als vlakvormige relicten van
bovenlokaal belang zijn erin gebiedsdekkend gekarteerd. Samenhangende gehelen met
belangrijke erfgoedwaarden en een vrij hoge gaafheid worden gewaardeerd via de aanduiding
als relictzone. De meest waardevolle ensembles worden ankerplaatsen genoemd. Voor
ankerplaatsen en relictzones en gave landschappen worden specifieke beleidswensen
geformuleerd.
De 'Inventaris Bouwkundig Erfgoed9' bevat op dit moment ruim 80.000 relicten bouwkundig
erfgoed. Bouwkundig erfgoed is zo ruim mogelijk gezien: gebouwen van alle mogelijke
typologieën, gebouwengroepen, complexen, bijhorende interieurs en interieurelementen,
infrastructuur, klein erfgoed, straatmeubilair, monumentale beeldhouwwerken enz. De
databank bevat ook beschrijvingen van gehelen zoals straten, gehuchten en stadswijken.
Volgende elementen worden geselecteerd volgens de ‘Landschapsatlas’ en de ‘Inventaris
Bouwkundig Erfgoed’:
- Het deelplan ligt binnen het traditioneel landschap ‘zandige Hageland’ en binnen het
vlakrelict ‘Walenbos-Kleefberg-Bensberg-Osseberg-Tieltse Broeken (R20069) (uiterste
noordelijke zijde van het Deelplan).
- Binnen het deelplan zijn geen punt- of lijnrelicten en beschermde monumenten terug
te vinden.
b. discipline archeologie
Het deelplan is niet gelegen in een beschermde archeologische site en is niet gelegen in een
archeologische zone (vastgestelde inventaris). Het deelplan is niet gelegen in een
archeologische zone (wetenschappelijke inventarissen). Gelet op de beperkte omvang van het
deelplan is er geen potentiële erfgoedwaarde en is een archeologisch vooronderzoek niet
aangewezen. Wel moet steeds de regelgeving en richtlijnen uit het Onroerenderfgoeddecreet
van 12 juli 2013 en het bijhorende Onroerenderfgoedbesluit van 16 mei 2014 in acht worden
genomen.
8 MVG, Dep. LIN, AROHM, afd. M & L, CD Rom Landschapsatlas, juni 2000; Ankerplaatsen, vector, 2001, MVG – Dep. LIN –
AROHM – afd. M & L; Traditionele landschappen, vector, 2001, UG – Vakgroep Geografie; Relicten van de traditionele
landschappen, vector, 2001, MVG – Dep. LIN – AROHM – afd. M & L. 9 Deze inventaris is een realisatie van Onroerend Erfgoed, een agentschap van de Vlaamse Overheid dat onroerend erfgoed in
Vlaanderen inventariseert, onderzoekt, beschermt, beheert en de ontsluiting ervan stimuleert
Screeningsnota planMER-plicht “RUP Eénvormige entiteiten” (deel I: tekstbundel)
december 2016 28/48
Uitwerking RUP met milderende maatregelen
Er worden geen specifieke milderende maatregelen genomen. Wel zal in dit RUP worden
gestreefd naar een optimale landschappelijke integratie van het Deelplan. Hierbij wordt extra
aandacht besteed aan het behoud en het versterken van de zichten op het omringende
landelijk gebied.
Indien een archeologische opgraving noodzakelijk blijkt, moet daar, in overleg met de cel
Archeologie van het Agentschap Onroerend Erfgoed, voldoende tijd en middelen voor worden
vrijgemaakt. De financiële last wordt gedragen door de bouwheer.
Toetsing nulalternatief
Wanneer het deelplan niet wordt ontwikkeld, zal het huidige gebruik behouden blijven. De
impact op het culturele erfgoed en landschap blijft bijgevolg nihil.
Conclusie
Aangezien er binnen en onmiddellijk grenzend aan het deelplan geen beschermde
monumenten of dorpsgezichten, geen cultureel- en bouwkundig erfgoed aanwezig is en
aangezien kan worden gesteld dat de impact op het relictlandschap nihil is, zijn er geen
aanzienlijke effecten te verwachten door de realisatie van dit RUP. Het RUP zal eveneens geen
ingrijpende gevolgen hebben voor het traditionele landschap waarbinnen het Deelplan zich
situeert (o.a. door te zorgen voor een optimale landschappelijke inpassing).
4.6.2. Deelplan Tiensebaan
a. discipline landschappen (cultureel erfgoed en landschap)
- Het deelplan ligt binnen het traditioneel landschap ‘zandlemig Hageland’.
- Binnen het Deelplan zijn geen punt- of lijnrelicten en beschermde monumenten terug
te vinden.
b. discipline archeologie
Het deelplan is niet gelegen in een beschermde archeologische site en is niet gelegen in een
archeologische zone (vastgestelde inventaris). Het deelplan is niet gelegen in een
archeologische zone (wetenschappelijke inventarissen). Gelet op de beperkte omvang van het
deelplan is er geen potentiële erfgoedwaarde en is een archeologisch vooronderzoek niet
aangewezen. Wel moet steeds de regelgeving en richtlijnen uit het Onroerenderfgoeddecreet
van 12 juli 2013 en het bijhorende Onroerenderfgoedbesluit van 16 mei 2014 in acht worden
genomen.
Uitwerking RUP met milderende maatregelen
Er worden geen specifieke milderende maatregelen genomen. Wel zal in dit RUP worden
gestreefd naar een optimale landschappelijke integratie van het Deelplan. Hierbij wordt extra
aandacht besteed aan het behoud en het versterken van de zichten op het omringende
landelijk gebied.
Indien een archeologische opgraving noodzakelijk blijkt, moet daar, in overleg met de cel
Archeologie van het Agentschap Onroerend Erfgoed, voldoende tijd en middelen voor worden
vrijgemaakt. De financiële last wordt gedragen door de bouwheer.
Toetsing nulalternatief
Wanneer het deelplan niet wordt ontwikkeld, zal het huidige gebruik behouden blijven. De
impact op het culturele erfgoed en landschap blijft bijgevolg nihil.
Screeningsnota planMER-plicht “RUP Eénvormige entiteiten” (deel I: tekstbundel)
december 2016 29/48
Conclusie
Aangezien er binnen en onmiddellijk grenzend aan het deelplan geen beschermde
monumenten of dorpsgezichten, geen cultureel- en bouwkundig erfgoed aanwezig is zijn er
geen aanzienlijke landschappelijke effecten te verwachten door de realisatie van dit RUP. Het
RUP zal eveneens geen ingrijpende gevolgen hebben voor het traditionele landschap
waarbinnen het Deelplan zich situeert (o.a. door te zorgen voor een optimale landschappelijke
inpassing).
Toegevoegd kaartmateriaal (planMER Screeningsnota - deel II: kaartenbundel):
Kaart 25: Landschapsatlas.
4.7. Lucht en klimaat
De luchtkwaliteit in de gemeente Bekkevoort en het deelplan worden weergegeven op basis
van de concentraties van stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10). In Vlaanderen is het
naleven van de Europese grenswaarden van deze stoffen bovendien het meest kritiek.
4.7.1. Deelplan Witteweg-Meutelstraat
Huidige situatie
Het volgende resultaat geldt voor de periode 2009-2011:
- gemiddeld werden er 18 overschrijdingen van de norm ‘daggemiddelde PM10’ genoteerd in
de periode 2010-2012 voor het volledige deelplan. De norm ‘dag gemiddelde concentratie
van PM10’ bedraagt 0-10 μg/m³. Zodra deze waarde 35 maal wordt overschreden, spreekt
men van normoverschrijding.
- het jaargemiddelde van de concentratie PM10 bedraagt 22 μg/m³ voor het deelplan in de
periode 2010-2012. Normoverschrijding treedt op vanaf een jaarmiddelde concentratie
van 40 μg/m³.
- Het jaargemiddelde van de concentratie NO2 bedraagt 17 μg/m³ voor het deelplan in de
periode 2010-2012. Vanaf een jaarconcentratie van 40 μg/m³ spreekt men van
normoverschrijding.
- de totale index bedraagt 4 (vrij goed) voor het deelplan in de periode 2010-2012. Deze
waarde schommelt tussen 0 en 10. Vanaf een waarde van 7 spreekt men van een
normoverschrijding.
Het deelplan grenst in het noorden en oosten aan respectievelijk de Meutelstraat en de
Witteweg. Andere wegen zijn er niet in de omgeving.
Uitwerking RUP met milderende maatregelen
Activiteiten die emissies van fijn stof en NO2 zullen veroorzaken binnen het voorliggende
deelplan zijn er niet. Er kunnen geen bijkomende woningen bij gecreëerd worden dus
bijkomende emissies, afkomstig van gebouwverwarming, zijn er niet. Aan-en afrijdende
voertuigen kunnen wel vermeerderen gezien de zonevreemde functiewijzigingen die mogelijk
worden. Maar gelet op het beperkte schaalniveau die deze activiteiten hebben zullen
bijkomende emissies beperkt blijven.
Nieuwe, verbouwde en herbouwde gebouwen, die worden verwarmd, moeten voldoen aan het
vereiste E- en K-peil voor gebouwen, m.a.w. door doorgedreven isolatie van deze gebouwen
en het beperken van het energieverbruik van de installaties voor verwarming, koeling en
ventilatie zullen de emissies afkomstig van te realiseren gebouwverwarming aanzienlijk
verminderen.
Screeningsnota planMER-plicht “RUP Eénvormige entiteiten” (deel I: tekstbundel)
december 2016 30/48
Toetsing nulalternatief
Het deelplan is momenteel in gebruik door woningen en tuinzone. Wanneer het deelplan niet
wordt ontwikkeld, zal het huidige gebruik behouden blijven.
Conclusie
De effecten van de uitwerking van het voorliggende RUP op lucht en klimaat kunnen als
minimaal worden beoordeeld omdat er al woningen zijn gevestigd en het aantal woningen niet
kan stijgen in vergelijking met de huidige toestand. De toegestane zonevreemde
functiewijzigingen zijn kleinschalig van aard waardoor bij de ontwikkeling van het voorliggend
RUP de bijkomende emissies door gebouwverwarming en voertuigen maximaal worden
beperkt.
4.7.2. Deelplan Tiensebaan
Huidige situatie
Het volgende resultaat geldt voor de periode 2009-2011:
- gemiddeld werden er 16 overschrijdingen van de norm ‘daggemiddelde PM10’ genoteerd in
de periode 2010-2012 voor het volledige deelplan. De norm ‘dag gemiddelde concentratie
van PM10’ bedraagt 0-10 μg/m³. Zodra deze waarde 35 maal wordt overschreden, spreekt
men van normoverschrijding.
- het jaargemiddelde van de concentratie PM10 bedraagt 21 μg/m³ voor het deelplan in de
periode 2010-2012. Normoverschrijding treedt op vanaf een jaarmiddelde concentratie
van 40 μg/m³.
- Het jaargemiddelde van de concentratie NO2 bedraagt 16 μg/m³ voor het deelplan in de
periode 2010-2012. Vanaf een jaarconcentratie van 40 μg/m³ spreekt men van
normoverschrijding.
- de totale index bedraagt 4 (vrij goed) voor het Deelplan in de periode 2010-2012.
Het deelplan grenst in het noorden aan de Tiensebaan. Het perceel is nabij het kruispunt met
de Tiensebaan (richting Kapellen) gelegen. Andere wegen zijn er niet in de omgeving.
Uitwerking RUP met milderende maatregelen
Activiteiten die emissies van fijn stof en NO2 zullen veroorzaken binnen het voorliggende
Deelplan zijn er niet. Er kunnen geen bijkomende woningen bij gecreëerd worden in
vergelijking met de huidige bestaande toestand dus bijkomende emissies, afkomstig van
gebouwverwarming, zijn er niet. Aan-en afrijdende voertuigen kunnen wel vermeerderen
gezien de zonevreemde functiewijzigingen die mogelijk worden. Maar gelet op het beperkte
schaalniveau die deze activiteiten kunnen hebben zullen bijkomende emissies beperkt blijven.
Nieuwe, verbouwde en herbouwde gebouwen, die worden verwarmd, moeten voldoen aan het
vereiste E- en K-peil voor gebouwen, m.a.w. door doorgedreven isolatie van deze gebouwen
en het beperken van het energieverbruik van de installaties voor verwarming, koeling en
ventilatie zullen de emissies afkomstig van te realiseren gebouwverwarming aanzienlijk
verminderen.
Toetsing nulalternatief
Het deelplan is momenteel in gebruik door woningen en tuinzone. Wanneer het Deelplan niet
wordt ontwikkeld, zal het huidige gebruik behouden blijven.
Conclusie
De effecten van de uitwerking van het voorliggende RUP op lucht en klimaat kunnen als
minimaal worden beoordeeld omdat er al woningen zijn gevestigd en het aantal woningen niet
Screeningsnota planMER-plicht “RUP Eénvormige entiteiten” (deel I: tekstbundel)
december 2016 31/48
kan stijgen in vergelijking met de huidige toestand. De toegestane zonevreemde
functiewijzigingen zijn kleinschalig van aard waardoor bij de ontwikkeling van het voorliggend
RUP de bijkomende emissies door gebouwverwarming en voertuigen maximaal worden
beperkt.
Toegevoegd kaartmateriaal (planMER Screeningsnota - deel II: kaartenbundel):
Kaart 26: fijn stof (PM10 daggemiddelde)
Kaart 27: fijn stof (PM10 jaargemiddelde)
4.8. Licht, geluid en geur
4.8.1. Deelplan Witteweg
Huidige situatie
Momenteel vormt de woonfunctie het voornaamste gebruik. De geluidskaarten voor dit gebied
zijn niet ingekleurd. Gelet op het laag dynamische gebruik van het deelplan zijn er ook geen
hinderlijke licht-, geluids- en geurbronnen aanwezig.
Uitwerking RUP met milderende maatregelen
Aangezien het RUP geen bijkomende woningen toelaat en de toekomstige (zonevreemde)
functiewijzigingen laagdynamisch van aard zijn, zijn er geen milderende maatregelen nodig.
Toetsing nulalternatief
Wanneer het deelplan niet wordt ontwikkeld, zal het huidige gebruik behouden blijven.
Conclusie
Het planinitiatief heeft geen licht-, geluids- en geuroverlast tot gevolg.
4.8.2. Deelplan Tiensebaan
Huidige situatie
Momenteel vormt de woonfunctie het voornaamste gebruik. De geluidskaarten voor dit gebied
zijn niet ingekleurd. Gelet op het laag dynamische gebruik van het deelplan zijn er ook geen
hinderlijke geluidsbronnen aanwezig.
Uitwerking RUP met milderende maatregelen
Aangezien het RUP geen bijkomende woningen toelaat en de toekomstige (zonevreemde)
functiewijzigingen laagdynamisch van aard zijn, zijn er geen milderende maatregelen nodig.
Toetsing nulalternatief
Wanneer het deelplan niet wordt ontwikkeld, zal het huidige gebruik behouden blijven.
Conclusie
Het planinitiatief heeft geen licht-, geluids- en geuroverlast tot gevolg.
4.9. Gezondheid en veiligheid van de mens
4.9.1. Deelplan Witteweg-Meutelstraat
Huidige situatie
De Witteweg-Meutelstraat kenmerkt zich, als uitloper van de kernbebouwing van Bekkevoort,
als een klassiek woonlint. Eengezinswoningen vormen dan ook de belangrijkste functie zowel
binnen de entiteit als in de nabije omgeving. Ter hoogte van het kruispunt Witteweg-Oude
Leuvensebaan (op ca. 100 meter afstand van het deelplan) is een voetbalterrein gelegen. Ter
Screeningsnota planMER-plicht “RUP Eénvormige entiteiten” (deel I: tekstbundel)
december 2016 32/48
hoogte van het kruispunt Oude Tiensebaan-Oude Leuvensebaan (op ca. 300 meter afstand
van het deelplan) is het ouderenzorghuis Hof Ter Heyde gelegen.
In het plangebied van het voorliggend RUP alsook in de nabije omgeving is geen Seveso-
inrichting gelegen.
Uitwerking RUP met milderende maatregelen
Aangezien het RUP geen bijkomende woningen toelaat en de toekomstige (zonevreemde)
functiewijzigingen laagdynamisch van aard zijn, zijn er geen milderende maatregelen nodig.
Toetsing nulalternatief
Wanneer het deelplan niet wordt ontwikkeld, zal het huidige gebruik behouden blijven.
Conclusies
Er is geen significante toename wat betreft gezondheid en veiligheidsrisico te verwachten ten
gevolge de realisatie van het voorliggende RUP.
4.9.2. Deelplan Tiensebaan
Huidige situatie
De Tiensebaan kenmerkt zich als een klassiek woonlint in een voor het overige hoofdzakelijk
open landschap. De percelen die achter de woonlinten zijn gelegen zijn hoofdzakelijk in
landbouwgebruik.
In de onmiddellijke omgeving van het deelplan zijn er binnen een straal van 200 m geen
onderwijsinstellingen, rust- en verzorgingstehuizen of kinderdagverblijven.
In het plangebied van het voorliggend RUP alsook in de nabije omgeving is geen Seveso-
inrichting gelegen.
Uitwerking RUP met milderende maatregelen
Aangezien het RUP geen bijkomende woningen toelaat en de toekomstige (zonevreemde)
functiewijzigingen laagdynamisch van aard zijn, zijn er geen milderende maatregelen nodig.
Toetsing nulalternatief
Wanneer het deelplan niet wordt ontwikkeld, zal het huidige gebruik behouden blijven.
Conclusies
Er is geen significante toename wat betreft gezondheid en veiligheidsrisico te verwachten ten
gevolge de realisatie van het voorliggende RUP.
4.10. Mobiliteit
4.10.1. Deelplan Witteweg-Meutelstraat
Huidige situatie
Algemeen betreft het hier een goed ontsloten site, zowel voor autoverkeer als voor zwakke
weggebruikers. Enkel de ontsluiting met het openbaar vervoer is eerder beperkt.
In het mobiliteitsplan van Bekkevoort krijgt de Witteweg uitdrukkelijk een lokale functie
(erftoegang, geen verbindingsfunctie).
Screeningsnota planMER-plicht “RUP Eénvormige entiteiten” (deel I: tekstbundel)
december 2016 33/48
Uitwerking RUP met milderende maatregelen
Het RUP voorziet vooral in de bestendiging van de bestaande situatie. Bij eventuele
toekomstige ontwikkelingen blijven de kleinschaligheid en het lokale karakter de voornaamste
uitgangspunten.
Toetsing nulalternatief
Het deelplan is momenteel in gebruik als woon-en tuinzone. Wanneer het deelplan niet wordt
ontwikkeld, zal het huidige gebruik met de zonevreemde woningen en bijhorende
verhardingen behouden blijven.
Wanneer het deelplan niet wordt ontwikkeld, zal het huidige bodemgebruik behouden blijven
en zal het mobiliteitsprofiel (en de mobiliteitsimpact) nauwelijks wijzigen.
Conclusie
Er is geen aanzienlijk effect met betrekking tot mobiliteit te verwachten door de ontwikkeling
van het deelplan.
4.10.2. Deelplan Tiensebaan
Huidige situatie
Algemeen betreft het hier een goed ontsloten site, zowel voor autoverkeer als voor zwakke
weggebruikers. Enkel de ontsluiting met het openbaar vervoer is eerder beperkt.
In het mobiliteitsplan wordt de Tiensebaan/Meenselstraat aangeduid als lokale weg type I
(verbindingsweg) die wordt omschreven als volgt:
- de hoofdfunctie van de weg is verbinden op lokaal en interlokaal niveau;
- ontsluiten en toegang geven zijn aanvullende functies;
- lokale verbindingswegen verbinden kernen onderling met een centrum, een
(klein)stedelijk gebied of met het hogere wegennet;
- de weg heeft geen verbindingsfunctie op bovenlokaal niveau;
- de kwaliteit van doorstroming is ondergeschikt aan de verkeersleefbaarheid;
- toegang geven moet niet worden afgebouwd of gescheiden.
In het mobiliteitsplan van Bekkevoort wordt de Tiensebaan ook geselecteerd als weg voor
lokaal zwaar verkeer.
Uitwerking RUP met milderende maatregelen
Het RUP voorziet vooral in de bestendiging van de bestaande situatie. Bij eventuele
toekomstige ontwikkelingen blijven de kleinschaligheid en het lokale karakter de voornaamste
uitgangspunten.
Toetsing nulalternatief
Het deelplan is momenteel in gebruik als woon-en tuinzone. Wanneer het deelplan niet wordt
ontwikkeld, zal het huidige gebruik behouden blijven.
Wanneer het deelplan niet wordt ontwikkeld, zal het huidige bodemgebruik behouden blijven
en zal het mobiliteitsprofiel (en de mobiliteitsimpact) nauwelijks wijzigen.
Conclusie
Er is geen aanzienlijk effect met betrekking tot mobiliteit te verwachten door de ontwikkeling
van het deelplan.
Toegevoegd kaartmateriaal (planMER Screeningsnota - deel II: kaartenbundel):
Kaart 30: Atlas der buurt-en voetwegen.
Screeningsnota planMER-plicht “RUP Eénvormige entiteiten” (deel I: tekstbundel)
december 2016 34/48
5. ANNEX / AANVULLINGEN EN CONCLUSIES N.A.V. ADVIESRONDE
De gemeente Bekkevoort heeft in in uitvoering van deze regelgeving een onderzoek tot m.e.r.
opgemaakt. De initiatiefnemer heeft de dienst MER gevraagd een selectie van betrokken
instanties over te maken. Op basis van de aangeleverde lijst werden volgende instanties
aangeschreven:
Provincie Vlaams-Brabant (dienst Ruimtelijke Ordening)
Agentschap Natuur & Bos
Ruimte Vlaanderen (afdeling APL)
Agentschap Onroerend Erfgoed
Departement Landbouw en Visserij
Agentschap Wonen Vlaanderen
Na een adviesronde van 30 dagen + 7 dagen na het versturen van een herinneringsbrief (en
mail), brachten volgende instanties advies uit:
Provincie Vlaams-Brabant (dienst Ruimtelijke Ordening)
Agentschap Natuur & Bos
Agentschap Onroerend Erfgoed
Departement Landbouw en Visserij
Agentschap Wonen Vlaanderen
Van Ruimte Vlaanderen werd geen advies ontvangen. Na telefonisch contact met Ruimte
Vlaanderen op 22 december 2016 werd bevestigd dat zij ook geen advies meer gaan
uitbrengen in kader van de planMER-screening.
De integrale adviezen, evenals een kopie van de e-mail van het Agentschap Wonen
Vlaanderen, zijn terug te vinden in bijlage 1 van deze nota.
Eventuele aanpassingen aan voorliggende nota (in navolging van de adviesronde) worden in
het blauw aangegeven in de nota.
5.1. Overzicht, samenvatting en eventuele behandeling van de ontvangen adviezen
5.1.1. Advies provincie Vlaams-Brabant
De provincie Vlaams-Brabant formuleert volgend advies: ‘Aangezien het gemeentelijk
ruimtelijk uitvoeringsplan de wijziging beoogt van het juridisch kader inzake ruimtelijke
ordening voor beperkte gebieden op lokaal niveau, zonder aanzienlijke milieueffecten, valt het
plan, ons inziens, niet onder de plan-MER-plicht.’
Geen aanpassingen aan de screeningsnota nodig.
5.1.2. Advies Agentschap Natuur en Bos
Het Agentschap Natuur en Bos formuleert volgend advies: Het Agentschap voor Natuur en
Bos stelt vast dat er voldoende werd aangetoond dat er geen aanzienlijke milieueffecten op
aanwezige natuurwaarden zullen veroorzaakt worden en gaat akkoord met de inhoud van de
screeningsnota. Het Agentschap voor Natuur en Bos stelt volgende vrijblijvende aanpassingen
voor: Toevoegen van een grafische weergave van het RUP en een korte beschrijving van de
nieuwe bestemmingen.
Het bestemmingsplan van beide deelplannen is toegevoegd aan de kaartenbundel
(kaarten 31 en 32).
Screeningsnota planMER-plicht “RUP Eénvormige entiteiten” (deel I: tekstbundel)
december 2016 35/48
5.1.3. Advies Departement Landbouw & Visserij
Het Departement Landbouw & Visserij formuleert volgend advies: Het Departement Landbouw
en Visserij heeft uw verzoek tot raadpleging in het kader van het onderzoek tot
milieueffectrapportage van het gemeentelijk RUP "Eénvormige entiteiten Bekkevoort” goed
ontvangen. Het departement zal geen advies uitbrengen bij de voorliggende screening plan-
MER, maar zal dat wel doen in een later stadium van de adviesprocedure.
Opdat bij de verdere uitwerking van het plan voldoende rekening met de landbouwsituatie zou
worden gehouden wenst het Departement Landbouw en Visserij wel te wijzen op een aantal
algemene aandachtspunten. Ten laatste bij het voorleggen van het ontwerp-RUP moeten deze
aspecten duidelijk beschreven worden indien zij relevant zijn voor het plan.
De inname van herbevestigd agrarisch gebied (HAG) moet voldoende gemotiveerd en
gecompenseerd worden conform omzendbrief RO/2010/01.
Er moeten milderende maatregelen voorzien worden voor de inname van professioneel
uitgebate landbouwpercelen.
De opvang van regenwater moet binnen het plangebied zelf gebeuren en op zodanige
wijze dat de waterhuishouding van de omliggende landbouwgronden er geen nadelige
effecten van ondervindt.
Alle nodige bufferzones moeten binnen het plangebied zelf aangelegd worden.
Andere milderende maatregelen die uit de uitvoering van het plan voortvloeien,
moeten binnen het plangebied zelf uitgevoerd worden of buiten het plangebied zonder
de agrarische structuur aan te tasten. Hierbij wordt gedacht aan zaken zoals bos-en
natuurcompensaties.
De impact van het plan op de landbouw moet voldoende onderzocht worden. Het
Departement Landbouw en Visserij kan desgewenst op basis van een aangeleverde
contour in de vorm van een shapefile (polygoon) een landbouwimpactstudie opmaken.
Geen aanpassingen aan de screeningsnota nodig.
Bij de verder uitwerking van het RUP zal er rekening worden gehouden met
bovenvermelde aandachtspunten van het Departement Landbouw en Visserij. Wat
de landbouwimpactstudie betreft, werd per mail reeds het pré-advies van het
Departement Landbouw en Visserij ontvangen (9 september 2016). Hieruit blijkt dat
het over het algemeen niet nodig is om bij dit RUP een landbouwimpactstudie uit te
voeren omdat het hier hoofdzakelijk over bebouwde percelen gaat.
5.1.4. Advies Agentschap Onroerend Erfgoed
Het agentschap Onroerend Erfgoed formuleert volgend advies: Het agentschap Onroerend
Erfgoed vindt dat de MER-screening voldoende aantoont dat het RUP in zijn huidige vorm
geen aanzienlijke milieueffecten zal genereren voor de discipline landschap, bouwkundig
erfgoed en archeologie.
Geen aanpassingen aan de screeningsnota nodig.
5.1.5. Advies Agentschap Wonen-Vlaanderen
Het Agentschap Wonen-Vlaanderen formuleert volgend advies (via mail): Wonen-Vlaanderen
heeft geen opmerkingen bij deze screeningsnota.
Geen aanpassingen aan de screeningsnota nodig.
Screeningsnota planMER-plicht “RUP Eénvormige entiteiten” (deel I: tekstbundel)
december 2016 36/48
5.2. Eindconclusie
De screeningsnota werd opgemaakt en voor advies overgemaakt aan verschillende
adviesverlenende instanties. Uit de ontvangen adviezen is gebleken dat er slecht zeer
beperkte aanpassingen/aanvullingen noodzakelijk waren.
Op basis van voorliggende nota kan worden geconcludeerd dat het voorliggende
plan geen aanleiding geeft tot aanzienlijke milieugevolgen en dat de opmaak van
een plan-MER niet nodig wordt geacht.
Screeningsnota planMER-plicht “RUP Eénvormige entiteiten” (deel I: tekstbundel)
december 2016 37/48
BIJLAGE 1: ONTVANGEN ADVIEZEN
Screeningsnota planMER-plicht “RUP Eénvormige entiteiten” (deel I: tekstbundel)
december 2016 38/48
Screeningsnota planMER-plicht “RUP Eénvormige entiteiten” (deel I: tekstbundel)
december 2016 39/48
Screeningsnota planMER-plicht “RUP Eénvormige entiteiten” (deel I: tekstbundel)
december 2016 40/48
Screeningsnota planMER-plicht “RUP Eénvormige entiteiten” (deel I: tekstbundel)
december 2016 41/48
Screeningsnota planMER-plicht “RUP Eénvormige entiteiten” (deel I: tekstbundel)
december 2016 42/48
Screeningsnota planMER-plicht “RUP Eénvormige entiteiten” (deel I: tekstbundel)
december 2016 43/48
Screeningsnota planMER-plicht “RUP Eénvormige entiteiten” (deel I: tekstbundel)
december 2016 44/48
Screeningsnota planMER-plicht “RUP Eénvormige entiteiten” (deel I: tekstbundel)
december 2016 45/48
BIJLAGE 2 : BRONVERMELDING GEBRUIKTE KAARTLAGEN
Atlas van de buurtwegen
Digitale versie van de Atlas der Buurtwegen, vector, toestand 12/06/2012, Provincie
Vlaams-Brabant;
Atlas der Buurtwegen Vlaams-Brabant, wijzigingen, vector, toestand 24/02/2015,
Provincie Vlaams-Brabant.
Bodem - erosie
Bodemkaart: bodemtypes, substraten, fasen en varianten van het moedermateriaal en
de profielontwikkeling , Databank Ondergrond Vlaanderen, vector, versie 05/01/2015,
ALBON - Dienst Land en Bodembescherming;
Potentiële bodemerosiekaart per perceel, vector, toestand 11/01/2016, ALBON -
Dienst Land en Bodembeheer.
Grootschalig referentiebestand - GRB
GRB, vector, toestand 26/04/2016, Agentschap Informatie Vlaanderen;
3D GRB - Gebouw LOD1 DHMV II, versie 2.0.0, vector, toestand 01/10/2015,
Agentschap Informatie Vlaanderen.
Grenzen
Voorlopig referentiebestand gemeentegrenzen (gewest), vector, toestand 29/01/2016,
Agentschap Informatie Vlaanderen;
Voorlopig referentiebestand gemeentegrenzen (provincie), GDI Vlaanderen, vector,
toestand 29/01/2016, Agentschap Informatie Vlaanderen;
Voorlopig referentiebestand gemeentegrenzen (arrondissement), vector, toestand
29/01/2016, Agentschap Informatie Vlaanderen;
Voorlopig referentiebestand gemeentegrenzen (fusiegemeenten), vector, toestand
29/01/2016, Agentschap Informatie Vlaanderen;
Deelgemeentengrenzen, eigen verwerking o.b.v. kadastrale afdelingen (CadMap),
Multinet 2005 (TeleAtlas) en het voorlopig referentiebestand gemeentegrenzen,
vector, toestand 29/01/2016, GIS-cel Provincie Vlaams-Brabant;
Grondwater
Beschermingszones van grondwaterwinningen, vector, toestand 06/07/2006, Vlaamse
Milieumaatschappij - afdeling Operationeel Waterbeheer;
Infrastructuur
Wegenregister, toestand 17/03/2016, Agentschap Informatie Vlaanderen;
Open Streetmap, toestand 02/05/2016, OSM;
Zoneringsplan, vector, toestand 01/09/2009, VMM - Vlaamse Milieumaatschappij;
Kadaster
Digitale kadastrale percelenplannen (CADMAP) AAPD - Agentschap Informatie
Vlaanderen, toestand 01/01/2014, Federale Overheidsdienst Financiën, Algemene
Administratie van de Patrimoniumdocumentatie.
Landbouw
Landbouwtypering, vector, toestand 1995, Departement Leefmilieu, Natuur en Energie;
Screeningsnota planMER-plicht “RUP Eénvormige entiteiten” (deel I: tekstbundel)
december 2016 46/48
Landschap
Beschermd Onroerend Erfgoed, vector, toestand 02/03/2016, Agentschap Onroerend
Erfgoed;
Inventaris van Archeologisch Erfgoed (CAI), vector, toestand 02/03/2016, MVG –
departement LIN – afdeling AROHM – instituut voor het archeologisch patrimonium;
Waardevolle bodems in Vlaanderen, versie 2006, vector, toestand 31/12/2006, ALBON
- Dienst Land en Bodembescherming;
Inventaris bouwkundig erfgoed, vector, toestand 02/03/2016, Agentschap Onroerend
Erfgoed;
Inventaris van landschappelijk erfgoed: Landschapsrelicten, vector, toestand
02/03/2016, Agentschap Onroerend Erfgoed;
Inventaris van Landschappelijk Erfgoed: Aangeduide ankerplaatsen, vector, toestand
02/03/2016, Agentschap Onroerend Erfgoed;
Inventaris van Landschappelijk erfgoed: Inventaris van historische tuinen en parken,
vector, toestand 02/03/2016, Agentschap Onroerend Erfgoed;
Inventaris van Landschappelijk Erfgoed: Inventaris van houtige beplantingen met
erfgoedwaarde, vector, toestand 02/03/2016, Agentschap Onroerend Erfgoed;
Relicten van Traditionele Landschappen (puntrelicten), vector, toestand 08/05/2001,
Agentschap Onroerend Erfgoed;
Relicten van Traditionele Landschappen (lijnrelicten), vector, toestand 09/02/2015,
Agentschap Onroerend Erfgoed;
Ankerplaatsen relictenatlas, vector, toestand 09/02/2015, Agentschap Onroerend
Erfgoed;
Relicten van Traditionele Landschappen (vlakrelicten), vector, toestand 09/02/2015,
Agentschap Onroerend Erfgoed;
Traditionele Landschappen, vector, toestand 09/02/2015, Universiteit Gent - Vakgroep
Geografie;
Landschapskenmerkenkaart, versie 2002.2, vector, toestand 12/11/2002, Agentschap
Onroerend Erfgoed;
Unesco werelderfgoed: Unesco werelderfgoed, vector, actuele toestand, Agentschap
Onroerend Erfgoed.
Localisatie
CRAB Adressenlijst, vector, download 27/04/2016, Agentschap Informatie Vlaanderen
Milieu
Geluidskaarten (wegverkeer Lden), vector, versie goedgekeurd door de Vlaamse
Regering op 13.09.2013, Vlaamse Overheid, Dpt. LNE;
Geluidskaarten (wegverkeer Lnight), vector, versie goedgekeurd door de Vlaamse
Regering op 13.09.2013, Vlaamse Overheid, Dpt. LNE;
Geluidskaarten (spoorverkeer Lden), vector, versie goedgekeurd door de Vlaamse
Regering op 13.09.2013, Vlaamse Overheid, Dpt. LNE;
Geluidskaarten (spoorverkeer Lnight), vector, versie goedgekeurd door de Vlaamse
Regering op 13.09.2013, Vlaamse Overheid, Dpt. LNE;
Seveso-inrichtingen in Vlaanderen, vector, toestand 29/03/2016, Departement
Leefmilieu, Natuur en Energie, dienst Veiligheidsrapportering;
Screeningsnota planMER-plicht “RUP Eénvormige entiteiten” (deel I: tekstbundel)
december 2016 47/48
Natuur
Natura2000 (habitatrichtlijngebieden), vector, toestand 18/01/2013, Agentschap voor
Natuur en Bos;
Natura2000 (vogelrichtlijngebieden), vector, toestand 11/07/2005, Agentschap voor
Natuur en Bos;
Gebieden van het VEN en het IVON, vector, toestand 05/12/2015, Agentschap voor
Natuur en Bos;
Biologische Waarderingskaart en Natura 2000 Habitatkaart, vector, toestand
08/05/2014, Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek;
Begrenzing van de erkende Natuurreservaten, vector, toestand 04/06/2015,
Agentschap voor Natuur en Bos;
Vlaamse natuurreservaten, vector, toestand 19/04/2016, Agentschap voor Natuur en
Bos;
Openbaar vervoer
Haltes en reiswegen Vlaamse vervoersmaatschappij De Lijn, vector, toestand
18/03/2016, Vlaamse Vervoersmaatschappij De Lijn;
Oppervlaktewater
Vlaamse Hydrografische Atlas – Waterloopsegmenten, vector, toestand 01/03/2016,
Vlaamse Milieumaatschappij - afdeling Operationeel Waterbeheer;
Vlaamse Hydrografische Atlas – Zones, vector, toestand 01/03/2016, Vlaamse
Milieumaatschappij - afdeling Operationeel Waterbeheer;
VHA - waterlopen met aanvulling van IL obv terreinonderzoek en luchtfotoverwerking,
vector, VMM - afdeling Operationeel Waterbeheer en Interleuven bijwerkingen;
GRB (wateroppervlakken), vector, toestand 26/04/2016, Agentschap Informatie
Vlaanderen;
Atlas Waterlopen Vlaams-Brabant, vector en raster, 1950, Provincie Vlaams-Brabant.
Orthofoto
Orthofoto's, middenschalig, zomervlucht 2012, toepassingsschaal 1:1500, Agentschap
Informatie Vlaanderen;
Orthofotomozaïek, middenschalig, winteropname (opname 8/03/2015 tot
12/04/2015), kleur, GDI Vlaanderen, toepassingsschaal 1:1000, Agentschap
Informatie Vlaanderen.
Reliëf
Hoogtelijnen met interval 5m, Provincie Vlaams-Brabant, afgeleid bestand van DHM-
Vlaanderen, 5 m, vector, toestand 31/05/2006, Provinciebestuur Vlaams-Brabant;
Digitaal Hoogtemodel Vlaanderen II, DTM, raster, 1 m, toestand 13/11/2014,
Agentschap Informatie Vlaanderen.
RO-planning
Gewestelijke Ruimtelijke Uitvoeringsplannen, vector, actuele toestand, Vlaamse
Overheid - Departement Ruimtelijke Ordening, Woonbeleid en Onroerend Erfgoed -
Afdeling Ruimtelijke Planning;
Perimeters van provinciale RUP's, vector, actuele toestand, Provincie Vlaams-Brabant;
Provinciale ruimtelijke uitvoeringsplannen (definitief vastgesteld), vector, toestand
18/04/2016, Provincie Vlaams-Brabant;
Screeningsnota planMER-plicht “RUP Eénvormige entiteiten” (deel I: tekstbundel)
december 2016 48/48
Gewestplan, vector, toestand 18.06.2014, Vlaamse overheid - Departement Ruimte
Vlaanderen;
Herbevestigde agrarische gebieden, vector, toestand 28/01/2013, Vlaamse Overheid -
Ruimte Vlaanderen;
BPA-contouren, vector, 02/12/2009, Vlaamse overheid - Departement Ruimtelijke
Ordening, Woonbeleid en Onroerend Erfgoed;
Overstromingsgebieden en oeverzones, vector, toestand 03/03/2016,
Coördinatiecommissie Integraal Waterbeleid;
Perimeters RVV Provinciale Ruimtelijke Uitvoeringsplannen, vector, toestand
29/07/2015, Provincie Vlaams-Brabant;
Bodembedekkingsbestand, opname 2001, vector, Agentschap Informatie Vlaanderen;
Bodemgebruiksbestand, opname 2001, vector, toestand 01/01/2001, Agentschap
Informatie Vlaanderen;
Topografische kaart
Topografische kaart, kleur, grid, opname 1991-2005, schaal 1/10.000, Nationaal
Geografisch Instituut;
Topografische kaart, zwart-wit, grid, opname 1991-2005, schaal 1/10.000, Nationaal
Geografisch Instituut.
Watertoets
Infiltratiegevoelige bodems, versie 1.0, vector, toestand 20/07/2006,
Coördinatiecommissie Integraal Waterbeleid;
Hellingenkaart, versie 1.0, vector, toestand 20/07/2006, Coördinatiecommissie
Integraal Waterbeleid;
Grondwaterstromingsgevoelige gebieden, versie 1.0, vector, toestand 20/07/2006,
Coördinatiecommissie Integraal Waterbeleid;
Erosiegevoelige gebieden, versie 1.0, vector, toestand 20/07/2006,
Coördinatiecommissie Integraal Waterbeleid;
Overstromingsgevoelige gebieden, vector, toestand 23/04/2014,
Coördinatiecommissie Integraal Waterbeleid;
Recent overstroomde gebieden, vector, toestand 27/06/2012, Vlaamse
Milieumaatschappij - afdeling Operationeel Waterbeheer.
Top Related