Ondersteuningsplan samenwerkingsverband VO/VSO Midden-Holland & Rijnstreek
Bijlagenboek 2 Juli 2014
INHOUD
INLEIDING 3
1 BIJLAGE 1 – ONDERSTEUNINGSROUTE SWV VO/VSO MIDDEN-HOLLAND & RIJNSTREEK 4
2 BIJLAGE 2 – VERKORTE VERSIE ONDERSTEUNINGSROUTE 11
3 BIJLAGE 3 – ARRANGEREN NAAR EEN (TIJDELIJKE) LESPLAATS OP HET VSO 14
4 BIJLAGE 4 – INRICHTING ONDERWIJSLOKET IN HET SWV VO/VSO MIDDEN-HOLLAND & RIJNSTREEK 22
5 ONDERSTEUNINGSROUTE SWV VO/VSO MIDDEN-HOLLAND & RIJNSTREEK IN BEELD 35
INLEIDING
In het voorligende document zijn de volgende bijlagen opgenomen:
1 Ondersteuningsroute SWV VO/VSO Midden-Holland & Rijnstreek
2 Verkorte versie ondersteuningsroute
3 Arrangeren naar een (tijdelijke) lesplaats op het vso
4 Inrichting onderwijsloket in het SWV VO/VSO Midden-Holland & Rijnstreek
5 Ondersteuningsroute SWV VO/VSO Midden-Holland & Rijnstreek in beeld
1 BIJLAGE 1 – ONDERSTEUNINGSROUTE SWV VO/VSO MIDDEN-HOLLAND & RIJNSTREEK
Belangrijk om te vermelden is dat de hieronder geschetste fasering in de
ondersteuningsstructuur in de praktijk niet altijd op deze manier verloopt. Het is GEEN
vast stappenplan dat voor alle leerlingen in deze volgorde doorlopen moet worden.
Juist met passend onderwijs is het immers de bedoeling om meer preventief in plaats
van curatief de ondersteuning in te zetten. We willen immers bereiken dat de
hulpvraag van de leerling vroegtijdig wordt gesignaleerd en dat snel de juiste
interventie wordt ingezet. Voor sommige leerlingen kan dat een lichte en tijdelijke
interventie zijn en wordt eerst gekeken welke basisondersteuning geschikt is.
Voor andere leerlingen kan het passend zijn om al vroeg in het ondersteuningstraject
integrale hulp (onderwijs en jeugdhulp) te bieden in de vorm van een extra
arrangement of extra onderzoek aan te vragen. Voor deze interventies worden
bijvoorbeeld de deskundigen uit het flexZAT ingeschakeld. Het gaat erom dat de
school kan verantwoorden op welke wijze de ondersteuningsbehoefte van de leerling
in kaart is gebracht en welke keuze vervolgens is gemaakt richting leerling, leraar en
ouders.
Basisondersteuning
Goed (stimulerend en uitdagend) onderwijs en effectief klassenmanagement vormen het
fundament op elke school. De ondersteuningsstructuur van de school sluit hier op aan.
Elke school geeft inhoud en vorm aan de basisondersteuning, waarbij handelingsgericht
werken (HGW) de basis vormt. Voorwaarden voor HGW zijn dat het klassenmanagement
op orde is en dat de docenten beschikken over gespreksvaardigheden om met zowel
leerling als ouders in gesprek te gaan over de ontwikkelingen van de leerling (zie verdere
afspraken in document basisondersteuning). Er is een overzicht gemaakt van de
basisondersteuning die door elke school wordt gegeven.
Mentor en docenten sluiten aan bij de kansen, mogelijkheden en positieve kwaliteiten van
de leerling. Bij het bepalen van de didactische en pedagogische behoeften van leerlingen
gaat het niet om de vraag: “Wat is er mis met deze leerling”, maar om de vraag: “Hoe kan
ik mijn instructie, aanbod en begeleiding afstemmen op wat deze leerling nodig heeft om
deze doelen te bereiken?”
De basisondersteuning bestaat uit:
a basiskwaliteit;
b planmatig werken;
c preventieve en licht curatieve interventies;
d ondersteuningsstructuur op school.
De volgende fasen vallen onder de basisondersteuning:
Fase 0 – (Warme) overdracht van de leerling
Dit kan zijn van po naar vo, maar ook van vo naar vo en van vso naar vo.
Als het gaat om de overgang van po naar vo, dan heeft het SWV VO/VSO MHR hier
afspraken over gemaakt met de basisscholen in de regio. Deze afspraken worden
momenteel bijgesteld door onder andere het gebruik van de plaatsingswijzer.
In de regio MHR worden nu digitaal gegevens overgedragen (Onderwijs Transparant –
DOD).
Betrokken
Gegevens Afspraken
Collega’s van po/vo/(v)so.
Vanuit vo-school: mentor en
coördinator brugklas.
Leerling en ouders.
Gegevens van de leerling
worden opgevraagd via DOD.
Advies van de basisschool en
gegevens van de plaatsings-
wijzer (zie afspraken).
Onderwijskundig rapport
(met/zonder OPP).
Warme overdracht vindt
plaats voor leerlingen conform
afspraken in SWV.
Vo-school stelt op basis van
intake vast of het een leerling
is met extra ondersteunings-
behoefte.
Zie uitgebreid document over
aanmeldingsprocedure en alle
daarbij horende wet- en
regelgeving.
Fase 1 – Observeren en signaleren
Het systematisch verzamelen en analyseren van gegevens uit toetsen, observaties,
gesprekken met leerlingen en met ouders. Op basis van de gegevens worden leerlingen
gesignaleerd die de komende tijd extra aandacht nodig hebben. Het is belangrijk om
vanaf het begin preventief en integraal naar de vraag van de leerling/ouders/docent te
kijken. De ontwikkelingen van leerlingen (pedagogisch en didactisch) worden
bijgehouden in onder andere het leerlingvolgsysteem van bijvoorbeeld Magister/SOM.
Betrokken
Gegevens Afspraken
School: leerling, docenten
en mentor.
Thuis: de ouders/verzorgers.
Docent observeert en signaleert
in de klas.
Ouders/verzorgers observeren
thuis.
Docenten en/of ouders gaan
gesprek aan met de mentor.
Met ouders kijken naar
kansen en mogelijkheden.
Betrokken
Gegevens Afspraken
Ook vanuit de omgeving (sport,
vrije tijd) kunnen signalen
komen.
Gegevens:
gesprekken met de leerling
observaties
toetsgegevens/rapportcijfers
verzuimregistratie
incidenten
Start van handelingsgericht
werken volgens afspraken
basisondersteuning.
Onderdeel hiervan is de
samenwerking en
afstemming met ouders.
Deze samenwerking is
onderdeel van de standaard-
procedure rondom
leerlingenzorg op elke
school. Nadere uitwerking
van HGW vindt op elke
school plaats.
Fase 2 – Collegiale consultatie
De docent/mentor deelt de zorg over betreffende leerling met de zorgcoördinator. Indien
nodig vindt collegiale consultatie plaats. Dit kan zowel intern met eigen deskundigen of
met één van de ketenpartners. Het is in deze fase belangrijk om expliciet aandacht te
besteden aan wat de docenten zelf inzetten qua instructie/gedrag/attitude om de leerling
te ondersteunen.
Betrokken
Gegevens Afspraken
Leraren, mentor en zorg-
cooördinator.
Collegiale consultatie binnen
de school en indien gewenst
met externe partners
Ouders zijn betrokken en
worden geïnformeerd.
Gesprek met leerling.
Uitwisselen van gegevens
(observaties, didactische en
pedagogische gegevens)
Consultatie binnen het team.
Dit kan op verschillende
manieren:
leerlingbespreking
rapportvergadering
leerlingbegeleider
orthopedagoog
ambulant begeleider
…
…
Fase 3a – Ondersteuningsteam en inzet interventies basisondersteuning
Schoolinterne weging van de onderwijsondersteuningsbehoefte van leerling, school en
ouders. Centraal in het overleg van het intern ondersteuningsteam (zorgcoördinator,
mentor, aangevuld met bijvoorbeeld ambulant begeleider, RT’er) staat de hulpvraag van
de leerling en de begeleidingsvraag van de mentor en docenten.
De vo-scholen hebben diverse mogelijkheden om de leerling in deze fase te kunnen
ondersteunen: extra instructie, faalangstreductietraining, remedial teaching,
huiswerkbegeleiding, weerbaarheidstraining enzovoort. Sommige vormen van
basisondersteuning worden aangeboden in samenwerking met externe partners. Het
ondersteuningsteam dient niet primair gezien te worden als een geïnstitutionaliseerde en
op gezette tijden terugkerende overlegsituatie. Het is een collegiaal netwerk dat snel
schakelt als de onderwijsbehoefte van de leerling daarom vraagt. Veel afspraken zullen
telefonisch of in een kort mondeling overleg afgehandeld kunnen worden.
In deze fase zijn in ieder geval de docent, mentor/teamleider en zorgcoördinator
betrokken bij het overleg over de leerling. Indien de onderwijsbehoefte van de leerling en
de ondersteuningsbehoefte van de docent daarom vragen kunnen bij fase 3a ook de
collega’s uit het flexZAT worden ingeschakeld: de jeugd- en gezinsmedewerker en/of de
onderwijsspecialist (bijvoorbeeld gedragsdeskundige van het SWV).
Op dit moment (april 2014) zijn er nog geen vaste afspraken met de gemeenten gemaakt
over de instelling(en) die de jeugd- en gezinsmedewerker voor de flexZAT’s lever(t)en.
Het flexZAT is een onderdeel van de school; de school heeft de regie. Collega’s uit het
flexZAT kunnen worden ingezet voor collegiale consultatie, het doen van aanvullend
onderzoek of directe begeleiding van de docent/leerling/ouders. Het kan zijn dat in deze
fase ook andere ondersteuning nodig is, zoals deskundigheid op medisch gebied (denk
aan inzet schoolarts). Als de inschatting is dat de onderwijsleersituatie van de leerling
meer vraagt dan de basisondersteuning, wordt de stap gezet naar de volgende fase.
Betrokken
Gegevens Afspraken
Intern ondersteuningsteam op
de school, indien gewenst
aangevuld met collega’s uit
flexZAT (onderwijsspecialist
en gezinsspecialist) en
eventueel externe partners.
Ouders en leerling.
Vaststellen ondersteunings-
behoefte van de leerling, de
docenten, de ouders.
Denk aan het opvragen van
gegevens van externe
instanties – hiervoor altijd
toestemming aan ouders
vragen (er wordt nog een
protocol opgesteld met
betrekking tot het omgaan
met gegevens/privacy)
Inzetten van de interventies
vanuit de basisondersteuning.
Informeren, uitwisselen, visie
ouders en leerling.
Indien gewenst direct meer
expertise inschakelen om
preventief en integraal te
handelen.
Vanaf het niveau van de
basisondersteuning kan de
school werken met een
zogenaamde bijsluiter/
steunkaart voor leerlingen.
Daarin staan concrete
handelingsadviezen voor
docenten.
Betrokken
Gegevens Afspraken
De bijsluiter wordt opgesteld
in onderling overleg tussen
leerling, ouders en
docent(en).
Leerling is er mede-
verantwoordelijk voor dat de
afspraken op de kaart worden
nagekomen door de docent.
Indien blijkt dat fase 3b
gewenst is, dan heeft de
school de ouders op de
hoogte gebracht en
toestemming gevraagd.
Extra ondersteuning
Fase 3b – FlexZAT en arrangementen extra ondersteuning
In deze fase gaat het om leerlingen die meer ondersteuning nodig hebben dan de
basisondersteuning. Bij het overleg over deze leerlingen zijn de collega’s uit het flexZAT
betrokken en er kunnen andere relevante andere partners worden gevraagd om mee te
denken. Denk daarbij aan de partners die nu deel uitmaken van het ZAT (leerplicht, GGZ,
politie, jeugdhulpinstellingen). Ook hier geldt het belang van de integrale benadering.
Indien de oorzaak/oplossing van de problematiek op school onderwijsgerelateerd is, blijft
de coördinatie van zorg voor de leerling op school bij de zorgcoördinator. Als voor een
leerling vooral gezinsbegeleiding nodig is, dan vindt de uitvoering plaats door collega’s
van jeugdhulpinstellingen. De zorgcoördinator is wel op de hoogte c.q. wordt op de
hoogte gehouden door de jeugd- en gezinsmedewerker. De zorgcoördinator is het
scharnierpunt. In overleg met ouders vindt afstemming en informatie-uitwisseling plaats.
Indien nodig wordt een ‘één gezin/één plan’ met de ouders opgesteld. Indien de leerling
ouder is, kan ook de leerling erbij betrokken worden.
Slagvaardigheid wordt bereikt door alleen die mensen om tafel te hebben die er toe doen
(in relatie tot de leerling die wordt besproken). Bovendien is een overlegmoment niet altijd
noodzakelijk; veel kan telefonisch of per mail besproken en afgestemd worden.
De nieuwe werkwijze moet in ieder geval borgen dat er snel gehandeld kan worden.
Met andere woorden: het voorkomen van stroperigheid in de procedures is een belangrijk
aandachtspunt.
Bij het vaststellen van een extra arrangement voor een leerling (een arrangement op
maat of een arrangement op het niveau van het SWV, zoals de Plusschool) is altijd
iemand van het flexZAT betrokken. De toekenning van een extra arrangement op het
niveau van het SWV gebeurt door de onderwijsspecialist van het SWV, die verbonden is
aan het loket. Het toewijzen van een extra arrangement Jeugdhulpverlening vindt plaats
samen met de jeugd- en gezinsspecialist.
Extra arrangementen
Voor de leerlingen die een extra arrangement van het SWV nodig hebben wordt niet
alleen een OPP opgesteld, maar wordt ter onderbouwing ook het vraagprofielinstrument
(VPI) ingevuld. De huidige arrangementen van het SWV zijn:
Plusschool;
trajectbegeleiding;
begeleidingsarrangementen vanuit AED en andere AB-diensten (schooljaar
2014-2015 nog op basis van leerlingen met ‘oude’ rugzakindicatie).
Betrokken
Gegevens Afspraken
Leraar, mentor,
zorgcoördinator en flexZAT.
Andere deskundigen/
kernpartners (GGZ, leerplicht,
jeugdhulp, politie).
Ouders en leerling.
Onderwijsbehoefte van de
leerling vaststellen en de
ondersteuningsbehoefte van
de leraar/ouders.
Gebruikmaken van de
gegevens uit:
LVS/vragenlijsten
OPP/VPI
Indien gewenst opvragen van
gegevens via ouders bij
externe instanties.
In ieder geval een OPP en
een ingevuld VPI voor
leerlingen waar een extra
arrangement of een TLV voor
wordt aangevraagd.
Vo-leerlingen die een
ontwikkelingsperspectief
hebben, moeten door de
school worden geregistreerd
in BRON.
Fase 4 – Aanvraag toelaatbaarheidsverklaring (TLV) voor speciale lesplaats
Voor leerlingen waarvoor een speciale lesplaats het juiste arrangement lijkt, moet door de
school een toelaatbaarheidsverklaring (TLV) worden aangevraagd. Een vso-school mag
alleen leerlingen toelaten met een TLV. Vanaf het schooljaar 2015-2016 is ook voor het
praktijkonderwijs een TLV nodig. De aanvraag lwoo loopt vanaf datzelfde schooljaar ook
via het SWV, waarvoor het SWV een ‘aanwijzing’ kan geven.
Het besluit om voor een leerling een TLV aan te vragen wordt door de school genomen in
overleg met ouders en leerling. Vanuit de school zijn medewerkers van het flexZAT
betrokken bij de leerlingbespreking. Indien gewenst kan een beroep gedaan worden op
een collega uit het vso om met elkaar na te gaan of het vso inderdaad het meest
passende alternatief is voor de leerling.
Bij het aanvragen van een TLV voor een leerling is elke school verplicht om in het dossier
een OPP aan te leveren, waarbij het VPI1 onderdeel vormt van de onderbouwing van het
OPP voor de leerling. Het SWV heeft de wettelijke verplichting om twee deskundigen in
te schakelen om advies te geven over een aanvraag TLV. De eerste deskundige is een
orthopedagoog/psycholoog en de tweede deskundige, afhankelijk van de
ondersteuningsvraag van de leerling (zoals blijkt uit de gegevens van de ouders of de
school), is een kinder- of jeugdpsycholoog, een pedagoog, een maatschappelijk werker,
een arts of een kinderpsychiater. De school vraagt een TLV aan bij de adviesCommissie
Toelaatbaarheid en Aanwijzing (CTA). Deze commissie maakt deel uit van het
onderwijsloket van het SWV.
Betrokken
Gegevens Afspraken
De school stelt het dossier van
de leerling samen in nauw
overleg met de ouders en
leerling. De school vult het
aanvraagformulier voor een TLV
in.
Twee deskundigen adviseren
het SWV over de TLV-aanvraag.
De leden van de advies-
commissie toelaatbaarheid en
aanwijzing (CTA) zijn verbonden
aan het loket van het SWV.
Onderbouwing van de TLV-
aanvraag.
Het dossier bestaat in ieder
geval uit een OPP,
aangevuld met een
ingevuld VPI.
In het OPP o.a.
observaties, didactische
toetsen, LVS, verzuim-
gegevens, ouder-
gesprekken, vragenlijsten,
belemmerende en
bevorderende factoren.
De CTA checkt het dossier
procedureel. Het eerste jaar
ook inhoudelijk.
De toekenning van een TLV
aan een leerling gebeurt op
basis van zowel procescriteria
als meer schoolgebonden/-
leerlingcriteria
De TLV wordt geregistreerd in
BRON (begin- en eindtijd
TLV, bekostigingscategorie,
nummer SWV en volg-
nummer).
Fase 5 – Nazorg en evaluatie
De scholen zijn verantwoordelijk voor de leerlingenzorg en dus ook voor de nazorg aan
leerlingen. De afzonderlijke vo-scholen zijn verplicht om de extra arrangementen die
leerlingen krijgen toegekend te evalueren. Bij de toekenning van de arrangementen
worden daar afspraken over gemaakt. De scholen rapporteren hierover jaarlijks aan het
SWV.
Na fase 5 wordt de route mogelijk vervolgd door opnieuw fase 1, 2, 3 of 4 te doorlopen.
1 De vo-scholen (inclusief PrO) maken gebruik van het model OPP van het SWV. De vso- scholen kunnen
gebruikmaken van een eigen model OPP. Voor alle nieuwe leerlingen (zowel vo als vso) is afgesproken om
het VPI in te vullen. Er is een checklist waar een OPP aan moet voldoen.
Pagina 11 / 36
2 BIJLAGE 2 – VERKORTE VERSIE ONDERSTEUNINGSROUTE
VERKORTE VERSIE ONDERSTEUNINGSROUTE
Fasering
Ondersteuningsroute
Gegevens Contact ouders
Bas
iso
nd
ers
teu
nin
g
Fase 0:
Warme overdracht
van de leerling
School van herkomst levert overdracht gegevens. Gegevens van de leerling worden
opgevraagd via DOD.
Voor elke leerling een onderwijs-
kundig rapport (met/zonder OPP).
Advies van de basisschool en
gegevens van de plaatsingswijzer
(zie afspraken).
Warme overdracht vindt plaats voor
leerlingen conform afspraken in
SWV.
Informatie van ouders/omgeving.
Fase 1:
Observeren en
signaleren
Docent observeert en signaleert in de klas.
Ouders signaleren thuis of er komen signalen uit
de omgeving van het kind.
Start van handelingsgericht werken volgens
afspraken basisondersteuning.
Overleg met de mentor/coördinator brugklas
Signaleren:
Overdrachtgegevens, toetsen,
cijfers, verzuimregistratie,
incidenten.
Informatie ouders/omgeving.
Docent in gesprek met ouders over de ontwikkeling
van hun zoon/dochter.
Met ouders kijken naar kansen en mogelijkheden.
Ondersteuningsadviezen voor school en
thuissituatie.
Pagina 12 / 36
VERKORTE VERSIE ONDERSTEUNINGSROUTE
Fasering
Ondersteuningsroute
Gegevens Contact ouders
Fase 2:
Collegiale consultatie
Mentor deelt zorg met zorgcoördinator.
Collegiale consultatie, binnen de school en indien
gewenst met externe partners.
Consultatie binnen het team.
Dit kan op verschillende manieren:
leerlingbespreking
rapportvergadering
leerlingbegeleider
orthopedagoog
ambulant begeleider
Informeren, uitwisselen van gegevens.
Afstemmen van de aanpak.
Indien het nodig is om leerling aan te melden bij het
schoolondersteuningsteam, toestemming aan
ouders vragen.
Fase 3a:
Ondersteunings-
team en inzet
interventies
basisondersteuning
Leerling bespreken in schoolondersteuningsteam.
Betrokken zijn in ieder geval docent, mentor/
afdelingsleider en zorgcoördinator.
Vaststellen ondersteuningsbehoefte leerling,
school en/of ouders.
Inzet interventies vanuit de basisondersteuning.
Indien gewenst ook inzet deskundigen uit flexZAT
(onderwijsspecialist en/of jeugd- en gezins-
medewerker).
Informeren en uitwisseling.
Afspraken over inzet
basisondersteuning en ingezette
acties evalueren.
Ouders als partners van schoolondersteuningsteam.
Indien het nodig is om leerling aan te melden bij
flexZAT, toestemming aan ouders vragen.
Pagina 13 / 36
VERKORTE VERSIE ONDERSTEUNINGSROUTE
Fasering
Ondersteuningsroute
Gegevens Contact ouders
Extr
a o
nd
ers
teun
ing
Fase 3b:
FlexZAT en
arrangementen extra
ondersteuning
De leerling heeft meer ondersteuning nodig dan
vanuit de basisondersteuning geboden kan
worden. De leerling wordt besproken met (leden
van) het flexZAT, eventueel aangevuld met
externe deskundigen.
Aanvraag en inzet extra ondersteuning.
Nagaan of ondersteuning nog past binnen het
ondersteuningsprofiel van de school.
Ondersteuningsbehoefte van
leerling, school en ouders opnieuw
vaststellen.
In ieder geval een OPP en VPI 2
invullen als een extra arrangement
wordt aangevraagd.
Ouders als partners van het flexZAT. Ouders
betrekken bij het opstellen van het OPP.
Indien gewenst ouders ondersteunen.
Ouders informeren over uitkomst inzet extra
arrangement.
Ouders betrekken bij evaluatie inzet extra
arrangement.
Sp
ecia
le o
nde
rste
un
ing
Fase 4:
Aanvraag TLV voor
speciale lesplaats
Constatering dat de leerling is aangewezen op
voortgezet speciaal onderwijs.
Aanvragen van een toelaatbaarheidsverklaring
(TLV).
De aanvraag TLV gaat vergezeld
van een dossier, waarin in ieder
geval een ingevuld OPP en VPI zijn
opgenomen.
De school dient de aanvraag TLV in
bij de adviesCommissie
Toelaatbaarheid en Aanwijzing
(CTA)
Ouders betrekken bij opstellen OPP en aanvraag
TLV.
Ouders begeleiden bij keuze vso-school, dan wel
verwijzen naar onafhankelijk adviespunt voor
ouders.
2 De vo-scholen (inclusief PrO) maken gebruik van het model OPP van het SWV VO/VSO MHR. De vso-scholen kunnen gebruik maken van een eigen model OPP.
Zowel vo als vso vullen een VPI in voor alle nieuwe leerlingen waarvoor een extra arrangement / TLV wordt aangevraagd.
3 BIJLAGE 3 – ARRANGEREN NAAR EEN (TIJDELIJKE) LESPLAATS OP HET VSO
Inleiding
In de huidige situatie ontvangen leerlingen een indicatie voor het speciaal onderwijs op
basis van landelijk vastgestelde criteria, waarbij de medische criteria veelal bepalend zijn.
Het gaat om het vaststellen van de beperkingen en stoornissen van kinderen.
Bij arrangeren gaan we uit van de onderwijsbehoefte van de leerling en de
ondersteuningsbehoefte van docent/school en ouders en op basis daarvan zoeken we
naar een passend onderwijsarrangement. Dat passend arrangement kan een (tijdelijke)
plaatsing op een vso-school zijn.
In deze bijlage beschrijven we de werkwijze die we in het SWV VO/VSO MHR willen
gaan volgen vanaf 1 augustus 2014. Hieronder volgen in het kort de veranderingen ten
opzichte van de huidige situatie.
Huidige situatie
Vanaf 1 augustus 2014
Cluster 3 vso- en cluster 4 vso-scholen
Scholen voor vso: wettelijk geen onderscheid
meer tussen cluster 3 en cluster 4
Landelijke indicatiecriteria
Elk SWV heeft een eigen procedure (en
criteria) om leerlingen toe te wijzen aan vso
Indiceren
Schakelen en arrangeren
Slagboomdiagnostiek
Handelingsgerichte diagnostiek
Wat heeft een kind/jongere?
Wat heeft een kind/jongere nodig? Daarbij
wordt ook gekeken naar de ondersteunings-
behoefte van docent/school en ouders
Leerling voldoet wel/niet aan de criteria voor
het vso
Een individuele afweging of het vso een
passend onderwijsaanbod biedt
Handelingsgericht arrangeren
Bij de invoering van passend onderwijs gaat het SWV VO/VSO MHR niet meer uit van
indiceren in de zin van het vaststellen van ‘tekorten’ bij kinderen. Het SWV heeft besloten
om straks te werken met de uitgangspunten van handelingsgericht arrangeren. Dit is een
manier van werken die uitgaat van wat er nodig is bij jongeren, bij docenten en bij ouders
en waarbij betrokkenen samen de juiste aanpak bepalen. Het werken met deze
methodiek veronderstelt dat de scholen bekend zijn met handelingsgericht werken.
Pagina 15 / 36
In het SWV is afgesproken dat het handelingsgericht werken onderdeel uitmaakt van de
basisondersteuning op alle scholen. Het gaat om een integrale benadering, waarin de
driehoek jongere – leraar – ouders centraal staat. De leraren werken vraaggericht: wat is
voor deze leerling – gezien de doelen die we willen bereiken en aansluitend bij diens
behoeften – het best passende onderwijsarrangement of onderwijs‐jeugdhulp-
arrangement.
Uitgangspunten
Bij de invulling van de methodiek handelingsgericht arrangeren hanteren we de volgende
uitgangspunten:
handelingsgericht werken vormt de basis, niet alleen voor het werken in de klas met
leerlingen, maar ook bij het aanvragen van arrangementen;
de verantwoordelijkheid voor het arrangeren ligt zo laag mogelijk in de school-
organisatie;
de scholen zien de ouders van de leerlingen als educatief partner en daaruit vloeit
voort dat ouders partner zijn in het proces van arrangeren;
de expertise wordt dichtbij de jongere georganiseerd;
diagnostiek is niet leidend, maar dienend aan de bepaling van de onderwijsbehoefte;
de procedures en stappenplannen die we hanteren zijn transparant;
we werken met een systeem van gecontroleerd vertrouwen.3
Arrangeren vanuit ondersteuningsbehoefte
Om te kunnen arrangeren is het enerzijds noodzakelijk om goed zicht te hebben op de
ondersteuning die de leerling/leraar/ouders nodig hebben en anderzijds op het
onderwijsaanbod van de verschillende vso-scholen. Daarmee is het immers mogelijk om
‘vraag en aanbod’ bij elkaar te brengen. Deze manier van handelingsgericht arrangeren
betekent dat er géén van tevoren vastgestelde criteria meer zijn waar leerlingen aan
moeten voldoen om een toelaatbaarheidsverklaring te krijgen voor het vso. Het betekent
ook niet dat er een aantal onderwijsbehoeften wordt geformuleerd die de leerling ‘moet
hebben’, voordat hij/zij in aanmerking komt voor een plaats op het vso. Want op deze
manier wordt het toch een vorm van slagboomdiagnostiek.
Om de onderwijsbehoefte van de leerling zorgvuldig in kaart te brengen en de
toewijzingsprocedure binnen het samenwerkingsverband naar een speciaal onderwijs-
aanbod transparant, nauwkeurig en controleerbaar te laten verlopen, maakt het SWV
VO/VSO MHR gebruik van een instrument. Voor de ontwikkeling van een transparant
toewijzingssysteem binnen het SWV maken we gebruik van de basis van ‘Indiceren
vanuit onderwijsbehoeften’ (IVO) van de meno-groep (www.meno-groep.nl).
3 Dat is wel iets dat we met elkaar moeten leren/opbouwen. De afspraak is gemaakt dat in het eerste jaar, naast
een procedurele toetsing van de TLV-aanvragen, ook een meer inhoudelijke toetsing zal plaatsvinden.
Pagina 16 / 36
Aangezien we niet meer spreken over indiceren, kiezen we voor de term toewijzen vanuit
onderwijsbehoeften (TVO). De kern van de TVO is de match tussen de onderwijs-
behoefte van de leerling (de vraag) en de onderwijszorgvoorziening (het aanbod).
Kenmerken van de werkwijze TVO zijn:
het denken vanuit de onderwijsbehoefte van de leerling is, in overeenstemming met
de zienswijze van handelingsgericht werken, de basis voor goed onderwijs;
de indicatiestelling baseert zich niet alleen op een ordening van de onderwijs-
behoeften van leerlingen (de vraag), maar ook op een ordening van de
arrangementen (het aanbod);
onderwijsbehoeften en arrangementen onderscheiden zich op vijf relevante
kenmerken of velden:
1 de hoeveelheid aandacht en tijd (hoeveel extra tijd is er nodig/beschikbaar, welke
eisen moeten/kunnen we stellen aan het aantal handen in de klas of de groeps-
grootte);
2 het onderwijsmateriaal (welke onderwijsmaterialen zijn nodig/beschikbaar);
3 de ruimtelijke omgeving (welke aanpassingen in de klas, in en om het
schoolgebouw zijn nodig//beschikbaar om een normale schoolgang van de
leerlingen met speciale behoeften te garanderen);
4 de expertise (welke teamexpertise is nodig/beschikbaar) en welke specialistische
expertise is nodig/beschikbaar, met welke intensiteit);
5 de samenwerking met andere instanties (samenwerking op welke basis en met
welke intensiteit is nodig/beschikbaar met welke instellingen buiten het
onderwijs).
De opdracht voor het flexZAT is om te zoeken naar een match op de vijf velden tussen
de onderwijsbehoefte van de leerling enerzijds en een in het eigen samenwerkings-
verband beschikbaar arrangement anderzijds. Op het moment dat het flexZAT van een
school, (eventueel) aangevuld met externe deskundigen, van oordeel is dat het vso het
meest passende tijdelijke arrangement is voor de leerling, dan vraagt de school een TLV
aan bij de adviesCommissie Toelaatbaarheid en Aanwijzing (CTA), die onderdeel
uitmaakt van het onderwijsloket.
Arrangeren naar het vso
Aandachtspunten bij het arrangeren
Bij het arrangeren naar het vso vormt het OPP een belangrijk instrument. In het OPP
stelt de school op basis van alle beschikbare informatie het uitstroomniveau van de
leerling vast. Dat uitstroomniveau in combinatie met de onderwijsbehoefte van de
leerling zijn in grote mate bepalend bij het zoeken naar een passende vso-school.
Pagina 17 / 36
Om een goed arrangement voor een leerling vast te kunnen stellen is het
noodzakelijk om de uitstroomprofielen en uitstroombestemmingen van de vso-
scholen te kennen.
Leerlingen zitten op het vso (met uitzondering van zml en mg) primair vanwege hun
belemmeringen op niet leergebiedspecifieke gebieden. Denk aan werkhouding,
sociale competenties en behoefte aan medische ondersteuning. Dat betekent dat
informatie over werkhouding, sociale competenties en medische ondersteuning goed
in kaart gebracht moet worden in het OPP.
Voortgezet speciaal onderwijs in beeld
De scholen voor speciaal onderwijs die onderdeel uitmaken van het SWV zijn cluster 3-
en cluster 4-scholen. De cluster 4-scholen zijn voor leerlingen met ernstige gedrags-
problemen en psychiatrische stoornissen. En er zijn verschillende soorten cluster 3-
scholen:
lz-scholen: scholen voor langdurig zieke kinderen (somatisch zieke kinderen);
mg: scholen voor meervoudig gehandicapte leerlingen;
lg: scholen voor lichamelijk gehandicapte leerlingen;
zml: scholen voor zeer moeilijk lerende kinderen.
Met ingang van 1 augustus 2014 wordt deze indeling in schoolsoorten cluster 3 en 4
losgelaten. Maar de scholen voor vso veranderen vanzelfsprekend niet van de ene op de
andere dag. Deze scholen hebben een bepaalde groep leerlingen in huis en een daarop
afgestemd onderwijsaanbod.
Zoals alle scholen hebben de vso-scholen een schoolondersteuningsprofiel opgesteld.
Deze schoolondersteuningsprofielen zijn over het algemeen te uitgebreid dan wel weinig
specifiek om als informatiebron te gebruiken voor de toekenning van een TLV. Het
voorstel is dat de vso-scholen hun SOP beknopt weergeven in eenzelfde format.
Bij dat format gaat het om:
uitstroomprofielen en uitstroombestemmingen;
arrangement op de vijf velden.
Uitstroomprofielen
In het schoolondersteuningsprofiel staan in ieder geval de uitstroomprofielen van de
school benoemd (volgens Kwaliteitswet vso). De uitstroomprofielen zijn de volgende.
Vervolgonderwijs
Leerlingen in dit uitstroomprofiel worden geacht in staat te zijn een diploma voortgezet
onderwijs te behalen (vwo, havo, vmbo) of een diploma op het niveau mbo-1.
Pagina 18 / 36
Het onderwijs is inhoudelijk geënt op het reguliere onderwijs, zowel in de onderbouw
(kerndoelen) als in de bovenbouw (examenprogramma’s).
Arbeidsmarkt
Bij leerlingen in dit uitstroomprofiel wordt ingeschat dat zij toeleidbaar zijn naar
loonvormende arbeid, maar niet in staat zullen zijn een volledig diploma vo of mbo-1
te behalen. Binnen dit uitstroomprofiel onderscheiden we:
arbeid in een regulier bedrijf in combinatie met landelijk erkend(e) certificaat/
certificaten;
arbeid in een regulier bedrijf zonder certificaten.
Arbeidsmatige dagbesteding
Leerlingen in dit uitstroomprofiel worden vanuit het vso toegeleid naar een voorziening
voor dagbesteding. Er wordt een onderscheid gemaakt naar:
arbeidsmatige dagbesteding;
taak- of activiteitgerichte dagbesteding;
belevingsgerichte dagbesteding.
Voorstel beknopte beschrijving arrangement lesplaats vso-school
In de regio van het SWV VO/VSO MHR zijn drie vso-scholen:
Park College, cluster 4 met twee vestigingen (Gouda en Alphen);
De Ark, cluster 3, voor zml en mg;
Prisma, cluster 3, voor zml.
Daarnaast gaan regelmatig leerlingen uit dit SWV naar andere scholen voor vso.
De grootste groep leerlingen gaat naar het vso Prof. Dr. Leo Kannerschool en de
mytylschool De Thermiek. Een kleinere groep leerlingen gaat bijvoorbeeld ook naar VSO
De Piramide, VSO Het Pleysier en nog een enkele andere school voor vso.
Het voorstel is dat de vso-scholen beknopt de uitstroomprofielen van de school
beschrijven. Het overzicht dat hierna staat, kan als voorbeeld dienen.
Pagina 19 / 36
Uitstroomprofiel Arbeidsmarktgerichte leerweg
Uitstroombestemmingen Arbeid zonder
ondersteuning
Arbeid met
ondersteuning
Mbo entree
Cognitieve
mogelijkheden*
Referentieniveaus
taal/rekenen**
Diploma’s/certificaten***
* Niet altijd is een IQ-test verplicht, maar IQ zegt wel iets over cognitieve mogelijkheden voor
leerlingen. Veel vso-scholen gebruiken IQ als onderdeel van de gegevens om de leerling in
een leerroute te plaatsen. Hierbij kan de huidige IQ-indeling (CvL-criteria) meegenomen
worden.
** Referentieniveaus invullen die verplicht zijn.
*** Aangeven welke diploma’s en certificaten behaald kunnen worden.
Het arrangement dat de school biedt kan beknopt weergegeven worden aan de hand van
deze vijf velden.
Aandacht en tijd
Onderwijsmateriaal
Ruimtelijke omgeving
Expertise
Samenwerking met andere partners
Bekostigingsniveau speciaal onderwijs
Leerlingen hebben straks geen toelaatbaarheidsverklaring voor een bepaalde vso-school,
maar een TLV met daaraan gekoppeld een bekostigingsniveau. Voor elke (v)so-school-
soort is een bekostigingscategorie vastgesteld. Dit bekostigingsniveau is door de
overheid gekoppeld aan de huidige schoolsoorten. De verdeling is als volgt:
bekostigingscategorie laag (1): cluster 4-scholen en lz en zml;
bekostigingscategorie midden (2): lg;
bekostigingscategorie hoog (3): mg.
Het SWV heeft een eigen verantwoordelijkheid om te bepalen welke bekostigings-
categorie ze toekent aan een TLV voor een leerling. De toedeling van een bekostigings-
niveau aan een schoolsoort is voor veruit de meeste leerlingen een logische koppeling.
Een emg-leerling heeft zowel personeel als materieel gezien veel ondersteuning en
begeleiding nodig en daarvoor is een hoger budget beschikbaar.
Maar het kan voorkomen dat voor een leerling met speciale ondersteuningsbehoefte een
cluster 4-school het meest passende onderwijsaanbod heeft, maar dat de leerling meer
dan gemiddeld begeleiding en ondersteuning nodig heeft. In die situatie kan het nood-
zakelijk zijn om een hogere bekostigingscategorie dan categorie ‘laag’ toe te kennen.
Pagina 20 / 36
Uit de beschrijving van de onderwijsbehoefte van de leerling (hele intensieve
(pedagogische) begeleiding) moet dan blijken dat deze hulpvraag van de leerling niet
beantwoord kan worden door de basisondersteuning van de school voor vso.
Aanvullende afspraken
In de WEC staat dat de aanvraag voor het speciaal onderwijs in principe tijdelijk is;
het speciaal onderwijs als schakelonderwijs. Een school kan voor een leerling een
TLV aanvragen voor één of meer schooljaren. Dit houdt in dat de vo-school een
goede inschatting moet kunnen maken over wat een leerling moet kunnen
leren/ontwikkelen om weer over te kunnen stappen naar het regulier onderwijs. In de
aanvraag voor een TLV staat een onderbouwing voor de duur van de tijdelijke
plaatsing in het vso.
Binnen het samenwerkingsverband is gekozen voor de algemeen verbindende
afspraak dat een leerling waarvoor een langer verblijf op het vso niet noodzakelijk of
wenselijk is, teruggaat naar de vo-school die de leerling heeft verwezen, al dan niet
met een begeleidingsarrangement.
Als een TLV voor één jaar wordt afgegeven en de verwachting is dat de leerling
daarna naar de school van herkomst kan terugkeren, dan wordt er minstens een
aantal afspraken gemaakt tussen de beide scholen. Deze afspraken zijn:
- drie keer in het jaar contact tussen de scholen over de ontwikkelingen van de
leerling aan de hand van het OPP;
- bij dat gesprek worden ook leerling en ouders betrokken;
- twee maanden voor afloop van de TLV worden afspraken gemaakt over de
overstap naar de school van herkomst.
Op deze manier blijft de vo-school op de hoogte van de ontwikkelingen van de
leerling op het vso, indien deze via het vo verwezen of geplaatst is.
In het ondersteuningsplan van het SWV is de beleidsuitspraak opgenomen dat het
terugplaatsingsbeleid nog ontwikkeld wordt in schooljaar 2014-2015. Daarbij hoort
ook een regeling over de overdracht van bekostiging.
Arrangeren naar cluster 1 en 2
De vso-scholen voor cluster 1 (blinde en slechtziende leerlingen) en cluster 2 (dove/
slechthorende leerlingen en leerlingen met ernstige spraaktaalmoeilijkheden) maken
geen deel uit van het samenwerkingsverband. Voor een verwijzing naar deze vso-
scholen moeten de vo-scholen contact opnemen met de aanmeldpunten voor cluster
1 en 2 in de regio.
Pagina 21 / 36
Voor cluster 1
Bartiméus en Visio hebben een website ontwikkeld met de naam eduVIP. Op deze
website is veel informatie te vinden over het onderwijs aan en de begeleiding van visueel
beperkte leerlingen en studenten (www.eduvip.nl). Een leerling kan worden aangemeld
door de ouders of de school (na toestemming van ouders).
Dit kan via:
Bartiméus Infolijn
Telefoon: 0900 - 7788899 (lokaal tarief) E-mail: [email protected]
Voor cluster 2
Het aanmelden van leerlingen voor de instelling i.o. in deze regio kan vanaf 1 augustus
2014 bij de Commissie van Onderzoek via het aanmeldpunt in onze regio.
Dit aanmeldpunt is:
Auris Aanmeldpunt Cluster 2 Leiden e.o.
Robijnstraat 100
2332 KV Leiden
Telefoon: 071 - 5765149
E-mail: [email protected]
Pagina 22 / 36
4 BIJLAGE 4 – INRICHTING ONDERWIJSLOKET IN HET SWV VO/VSO MIDDEN-HOLLAND & RIJNSTREEK
Huidige situatie
Op dit moment hebben de scholen en ouders van leerlingen in het SWV VO/VSO MHR
met vier verschillende commissies te maken die adviseren over specifieke trajecten of
beslissen over het toelaten van leerlingen tot een voorziening of een speciale lesplaats.
Deze huidige vier commissies zijn:
Permanente Commissie Leerlingenzorg, de PCL.
De functie van deze commissie was in de eerste jaren vooral gericht op het adviseren
van scholen om de juiste gegevens aan te leveren voor de RVC. Nu kunnen de
scholen het veelal zelf. De PCL heeft in de praktijk nu een ‘papieren functie’.
Regionale Verwijzings Commissie, de RVC.
De RVC beslist over de toelaatbaarheid van leerlingen naar het praktijkonderwijs en
beslist ook of een leerling in aanmerking komt voor een lwoo-beschikking.
Coördinatie Team Voortijdig Schoolverlaten, het CTVS.
Deze commissie beslist over de toelating van leerlingen tot tijdelijke voorzieningen
van het SWV, zoals Rebound, Herstart, Op de Rails en trajectbegeleiding. Er zijn
twee werkgroepen/teams: één voor de regio Midden-Holland en één voor de regio
Rijnstreek. In elk van de werkgroepen hebben vertegenwoordigers van jeugdzorg,
GGZ en ROC ID College zitting.
Commissie voor de Indicatiestelling, de CvI. De CvI’s zijn verbonden aan de
Regionale Expertise Centra (REC’s ) en beslissen over de toelating van leerlingen
naar het (voortgezet) speciaal onderwijs. De CvI’s houden op te bestaan met ingang
van 1 augustus 2014.
Passend onderwijs, vanaf 1 augustus 2014
Met ingang van 1 augustus 2014 verdwijnen de CvI’s. Vanaf dat moment zijn de
samenwerkingsverbanden zelf verantwoordelijk voor het afgeven van een
toelaatbaarheidsverklaring voor het (voortgezet) speciaal onderwijs. Een jaar later, met
ingang van 1 januari 2016, worden de SWV’s verantwoordelijk voor de beslissing om
leerlingen toe te laten tot het praktijkonderwijs en zullen samenwerkingsverbanden een
‘aanwijzing’ moet geven voor leerlingen die een lwoo-beschikking nodig hebben.
Het SWV VO/VSO MHR werkt vanaf 1 augustus 2014 met één centraal loket, het
onderwijsloket. Dit onderwijsloket helpt scholen, ouders en ketenpartners bij het vinden
van een oplossing voor leerlingen die het reguliere onderwijs niet succesvol kunnen
doorlopen.
Pagina 23 / 36
Het onderwijsloket heeft de volgende hoofdtaken:
1 advies- en informatiefunctie voor ouders;
2 bovenschoolse ondersteuningsfunctie:
adviesfunctie voor scholen en leerplichtambtenaren;
leveren van bovenschoolse expertise, waaronder trajectbegeleiding en
casuïstiek-overleg;
toekenning van extra onderwijs(zorg)arrangementen;
3 adviesfunctie door adviesCommissie Toelaatbaarheid en Aanwijzing (CTA) met
betrekking tot de toelaatbaarheid (TLV) van leerlingen tot vso-scholen;
4 controleren, monitoren en acties inzake thuiszitters;
5 monitor- en evaluatiefunctie.
Op dit moment ligt er een voorstel van wet ten aanzien van het lwoo en praktijkonderwijs,
waarin het voornemen wordt genoemd om de samenwerkingsverbanden met ingang van
1 januari 2016 te belasten met de indicatie van lwoo en PrO. Per gelijke datum komt dan
de Regionale Verwijzingscommissie (RVC) te vervallen. Ook de formele verplichting van
een PCL komt dan te vervallen. In de loop van volgend schooljaar zal bekeken worden
op welke wijze de toekenning van een lwoo- of PrO-arrangement geïntegreerd wordt in
het onderwijsloket. Te zijner tijd zal ook de toekenning van een PrO-arrangement en de
aanwijzing voor een lwoo-beschikking via de TCA verlopen.
Voor het lwoo en praktijkonderwijs is het nog niet duidelijk of de indicatiecriteria worden
losgelaten of wettelijk blijven verankerd. Indien de vigerende criteria gehandhaafd blijven,
dan heeft het SWV, in casu de CTA, minder beleidsvrijheid.
1 Advies- en informatiefunctie voor ouders
Met deze functie komt het SWV tegemoet aan de eis om een onafhankelijk informatiepunt
voor ouders in te richten. In het SWV is al veel informatie beschikbaar voor ouders via de
website, folders en nieuwsbrieven. Maar dat neemt niet weg dat er ook situaties zijn die
vragen om een adviesgesprek, om overleg en afstemming. In het loket is een helpdesk
voor ouders beschikbaar die onafhankelijke voorlichting en advies geeft. Deze consulent
heeft globaal gesproken twee functies: de eerste functie is een adviesfunctie, gericht op
vragen van ouders over de ondersteuningstoewijzing, de schoolondersteuningsprofielen,
de meest geschikte school voor hun zoon/dochter enzovoort. De consulent kan ook
worden ingeschakeld bij trajecten waar ouders en school onderling van mening
verschillen (denk daarbij aan mediation / proces vlot trekken).
Bemensing van het onderwijsloket voor deze functie
Aanstellen consulent (functiebeschrijving en werktijdfactor (omvang) vaststellen);
op de website functie maken voor onderwijsloket, e-mailadres van onderwijs-
consulent en button ‘contact opnemen’/telefoonnummer.
Pagina 24 / 36
2 Bovenschoolse ondersteuningsfunctie
a Adviesfunctie voor alle overgangsmomenten
Het loket heeft een adviesfunctie voor het primair en speciaal onderwijs. De overgang
van het primair onderwijs naar het voortgezet onderwijs is een belangrijk moment, dat in
hoge mate het schoolsucces van de leerling bepaalt. Het is in ieders belang om de
overstap voor deze groep leerlingen goed te begeleiden door juiste advisering. Daarbij
gaat het in eerste instantie om algemeen advies aan deze scholen over de
ondersteuningstoewijzing in het vo, het ondersteuningsaanbod op scholen en op het
niveau van het samenwerkingsverband en de speciale lesplaatsen vso. Voor algemene
afspraken over de overstap van po naar vo verwijzen we naar de POVO-
brochure/plaatsingswijzer. Deze brochure/plaatsingswijzer is bestemd voor de
leerkrachten van groep 8, intern begeleiders, schooldirecteuren uit het (speciaal)
basisonderwijs en speciaal onderwijs en de schooldirectie en leden van de
toelatingscommissies in het voortgezet onderwijs. De POVO-procedure wordt jaarlijks
geëvalueerd en zo nodig bijgesteld.
Daarnaast is deze adviesfunctie specifiek gericht op de leerlingen waarvoor een PrO- of
lwoo- verklaring c.q. aanwijzing wordt aangevraagd. Het loket kan door (speciale)
basisscholen worden ingeschakeld bij vragen over het dossier, de juiste procedure, de
mogelijkheden voor extra ondersteuning in het SWV enzovoort
b Adviesfunctie voor vo en vso
Op elke vo-school binnen het SWV is een intern ondersteuningsteam werkzaam, dat
bestaat – in ieder geval – uit een zorgcoördinator, mentor, aangevuld met bijvoorbeeld
ambulant begeleider of remedial teacher. Wanneer het ondersteuningsteam van mening
is dat de basisondersteuning van de school niet toereikend is voor de onderwijsbehoefte
van de leerling of de ondersteuningsbehoefte van de leraar en/of ouders, dan wordt
overlegd met collega’s uit het flexZAT. De onderwijsspecialist (orthopedagoog of
psycholoog) van het onderwijsloket is één van de deskundigen van het flexZAT die door
de scholen ingeschakeld kan worden. De onderwijsspecialist moet voldoen aan de
verplichtingen die uit het Sectorakkoord VO voortvloeien.
Het onderwijsloket adviseert en ondersteunt de vo-scholen bij:
aanvragen voor een extra arrangement (waaronder de Plusschool);
verhelderen van de problematiek;
opstellen van een OPP voor een leerling;
formuleren van de ondersteuningsvraag van leerling/school;
complementeren van de benodigde informatie voor de aanvraag voor plaatsing in
een (bovenschoolse) onderwijsvoorziening.
Pagina 25 / 36
Voor het vso kan de adviesfunctie van de onderwijsspecialist liggen op het terrein van
bijvoorbeeld terugplaatsing (overstappen), symbiose.
c Toekenning trajectbegeleiding
Naast de adviesfunctie voor alle scholen (po/so en vo/vso) zal er ook behoefte blijven
bestaan aan trajectbegeleiding. Deze begeleiding kan betrekking hebben op
verschillende overstaptrajecten (van po naar vo, van so naar vso, maar ook
terugplaatsing van het vso naar een reguliere vo-school). De uitvoering wordt verzorgd
door de onderwijsspecialist, die dan optreedt in de functie van onafhankelijk deskundige.
d Toekennen en aanvragen van onderzoek
Bij het loket kan een NIO-groepsonderzoek worden aangevraagd ten behoeve van
indicatie PrO/lwoo. Deze kosten worden betaald door het SWV. Daarnaast kan ander
onderzoek worden aangevraagd door een school. Deze kosten zijn voor de school zelf.
e Op verzoek van school regelen van casuïstiekoverleg
Een school kan aan het onderwijsloket vragen om met één of meer deskundigen mee te
denken over de meest passende oplossing voor de leerling. Bij dit casuïstiekoverleg kan
het onderwijsloket niet alleen de onderwijsspecialist inzetten, maar ook gebruikmaken
van de beschikbare expertise van diverse jeugdzorginstellingen. Vertegenwoordigers van
deze jeugdzorginstellingen zijn aan het onderwijsloket verbonden. Opgemerkt wordt dat
hiervoor medewerking van de gemeenten vereist is.
f Toekennen van extra (bovenschoolse) onderwijsarrangementen
Een vo-school kan voor een leerling een bovenschools arrangement aanvragen bij het
onderwijsloket (voorheen de functie van het CTVS). De voorbereiding van deze aanvraag
vindt plaats in het flexZAT, vanzelfsprekend in afstemming met ouders en leerling.
Bij de beoordeling is in ieder geval de onderwijsspecialist van het SWV betrokken.
Voor het aanvragen van een bovenschools arrangement wordt een aanvraagformulier
beschikbaar gesteld. Eventueel verloopt dit via een passage in het OPP. Alleen volledige
aanvragen worden besproken. Binnen 14 dagen wordt een arrangement toegekend.
De directeur van de school ontvangt hierover bericht. Deze draagt ervoor zorg dat
leerling, ouders en team worden ingelicht.
Het SWV heeft op bovenschools niveau het arrangement Plusschool (Herstart / Op de
Rails) ingericht. In overleg en afstemming met school, leerling en ouders wordt bekeken
voor welke periode de Plusschool een passend arrangement is voor de leerling.
Vanzelfsprekend worden dan ook afspraken gemaakt over de contacten tussen de
vo-school en de Plusschool en de wijze van terugkeer. Het besluit van de CTA wordt door
middel van een toewijzingsbrief teruggekoppeld naar de directeur/zorgcoördinator van de
vo-school, ouders en de bovenschoolse voorziening.
Pagina 26 / 36
De wetgeving Passend onderwijs biedt meer flexibele mogelijkheden voor
arrangementen; denk aan deeltijdplaatsen, arrangementen voor kortere duur en
combinatie-arrangementen van regulier+speciaal onderwijs. Voor onder andere
leerlingen die thuis zitten, zijn aparte en nieuwe trajecten nodig.
De bovenschoolse ondersteuningsfunctie van het onderwijsloket wordt uitgevoerd door
een klein team dat bestaat uit:
onderwijsspecialist(en);
trajectbegeleiders;
coördinator;
secretariaat.
Deze onderwijsspecialisten werken zowel op de scholen (flexZAT) als op het
onderwijsloket zelf. De onderwijsspecialisten zijn op elke vo/vso-school regelmatig
aanwezig.
3 Adviesfunctie door adviesCommissie Toelaatbaarheid en Aanwijzing (CTA) met
betrekking tot de toelaatbaarheid (TLV) van leerlingen tot vso-scholen
De adviesCommissie Toelaatbaarheid en Aanwijzing (CTA) maakt onderdeel uit van het
onderwijsloket. Deze commissie is verantwoordelijk voor het adviseren over het wel/niet
toekennen van een toelaatbaarheidsverklaring (TLV) voor het vso aan het DB van het
SWV. De adviescommissie bestaat uit maximaal zes leden, waaronder een voorzitter.
In de commissie hebben minimaal zitting: een academisch geschoold orthopedagoog en
academisch geschoold psycholoog, alsook een vertegenwoordiger vanuit de jeugdhulp,
bij voorkeur verbonden aan een Centrum voor Jeugd en Gezin. De commissie vergadert
steeds met drie leden volgens een op te maken rooster.
Het SWV heeft de wettelijke verplichting om twee deskundigen te raadplegen alvorens
een TLV wordt afgegeven. De eerste deskundige is een orthopedagoog/psycholoog van
het SWV en de tweede deskundige, afhankelijk van de ondersteuningsvraag van de
leerling (zoals blijkt uit de gegevens van de ouders of de school), is een kinder- of
jeugdpsycholoog, een pedagoog, een maatschappelijk werker, een arts of een kinder-
psychiater. Het wettelijk verplichte deskundigenadvies, bedoeld in artikel 17a WVO, is
neergelegd bij deze adviescommissie.
Procedure aanvraag TLV
Een TLV voor een leerling wordt aangevraagd door een school. Dat kan een
reguliere vo-school zijn, een so-school of een vso-school. Een vso-school kan een
TLV aanvragen voor een leerling waarvan de TLV-termijn afloopt, maar waarbij de
vso-school van mening is dat onderwijs op het vso voor betreffende leerling nog
langer gewenst is. En ook in een situatie waarin een ouder een leerling rechtstreeks
Pagina 27 / 36
aanmeldt bij een vso-school en de vso-school van mening is dat de leerling
inderdaad op het vso thuishoort, zal de vso-school een TLV aanvragen.
Een TLV-aanvraag wordt op school voorbereid, in afstemming met de leerling, de
ouders, het flexZAT en eventueel andere (externe) deskundigen. De school is
verantwoordelijk voor het aanvragen van een TLV door het inleveren van een volledig
OPP van een leerling. De gegevensverzameling wordt gedaan door het school-
ondersteuningsteam, aangevuld met experts waar nodig en op basis van onder
andere een digitaal (LVS) systeem.
Het schoolbestuur dient de aanvraag en het bijbehorende dossier formeel in bij de
CTA binnen het samenwerkingsverband. Hiervoor worden aanvraagformulieren
beschikbaar gesteld. In het SWV is afgesproken dat een door de school opgesteld
OPP en een ingevuld VPI onderdeel uitmaken van het dossier dat wordt ingediend.
De CTA heeft, gerekend vanaf de datum van ontvangst, zes weken de tijd om een
beslissing te nemen.
De CTA brengt advies uit aan het dagelijks bestuur (DB)4 en het DB neemt een
besluit over toekenning van de TLV.
Het besluit van het DB inzake de aanvraag van de TLV wordt door middel van een
toewijzingsbrief (per e-mail wordt ook als zodanig beschouwd) teruggekoppeld aan
de directie/zorgcoördinator van de vo-school. Een afschrift hiervan gaat naar de
ouders van de leerling.
Ouders en scholen kunnen binnen zes weken na ontvangst van de toelaatbaarheids-
verklaring bezwaar aantekenen tegen het besluit van het bestuur bij de Advies-
commissie Bezwaarschriften, conform de Algemene wet bestuursrecht (Awb), artikel
6:7.
Over het bezwaar brengt de Adviescommissie Bezwaarschriften advies uit aan het
bestuur van het samenwerkingsverband.
Het bestuur van het samenwerkingsverband neemt zo spoedig mogelijk, maar in
ieder geval binnen twaalf weken na het verstrijken van de termijn voor het indienen
van het bezwaarschrift, een beslissing over dat bezwaar, artikel 7:10 Awb.
Belanghebbenden kunnen op grond van de Algemene wet bestuursrecht binnen zes
weken tegen die beslissing in beroep gaan bij de bestuursrechter.
Het uitgangspunt is dat deze commissie procedureel toetst, tenzij wettelijke bepalingen
zich daartegen verzetten (positie lwoo en PrO). Indien geen eenduidig dossier
beschikbaar is (bijvoorbeeld als de ouders en de school elk een andere mening hebben),
dan vindt een inhoudelijke beoordeling plaats. Gelet op de overgangssituatie en de
nieuwe manier van arrangeren vindt het eerste jaar ook een inhoudelijke toetsing van de
dossiers plaats. De adviescommissie toetst de ingediende aanvragen aan de hand van
de criteria uit het ‘Toetsingskader’, dat onderdeel uitmaakt van het ‘Reglement voor de
adviesCommissie Toelaatbaarheid en Aanwijzing’.
4 De directeur van het SWV is gemandateerd.
Pagina 28 / 36
Wanneer het Onderwijsloket een TLV heeft afgegeven is een leerling ook in een andere
regio toelaatbaar voor het vso.
Het is de verantwoordelijkheid van het bestuur van de vso-school om de leerling toe te
laten. Een vso-school kan alleen leerlingen toelaten die in het bezit zijn van een TLV.
Indien de vso-school de leerling met een TLV niet toelaat, dan heeft de vso-school
zorgplicht en dus de verantwoordelijkheid om een andere v(s)o-school te zoeken.
De ATC stelt jaarlijks voor 15 oktober een verslag van haar werkzaamheden op over het
vorige schooljaar. Nadere voorschriften over de inhoud van het jaarverslag staan in het
eerder genoemde reglement.
Aanvullende afspraken
In het SWV VO/VSO MHR is voor het domein cluster 3 bepaald dat de scholen een TLV
kunnen aanvragen die geldig is tot en met het schooljaar waarin de leerling 16 jaar wordt.
Verlenging is mogelijk indien de leerling een diploma kan behalen, dan wel op basis van
een evaluatie. In dit verband wordt verwezen naar het gestelde in paragraaf 14.2 van het
OP.
Voor leerlingen met een ernstig meervoudige beperking is de afspraak gemaakt dat deze
leerlingen een TLV krijgen voor de volledige schoolloopbaan (zie bijlage 1).
Een aanvraag voor extra inzet van AWBZ-gelden kan door een vso- of vo-school gedaan
worden bij het loket (zie bijlage 2). De school moet aangeven waarom zij zonder extra
steun geen verantwoord onderwijs aan de leerling kan geven. Extra inzet van AWBZ-
gelden wordt toegekend door de bovenschoolse ondersteuningscommissie van het
onderwijsloket.
4 Controleren, monitoren en acties inzake thuiszitters
Een van de doelstellingen van passend onderwijs is dat er geen leerlingen meer
ongeoorloofd thuis zitten. Ook in ons SWV hebben we deze doelstelling opgenomen in
het ondersteuningsplan. Twee maal per jaar worden de thuiszitters geïnventariseerd bij
scholen en bij leerplichtambtenaren, te weten in oktober en februari. Deze registratie
vindt plaats door het onderwijsloket. Het onderwijsloket heeft samen met de school van
herkomst een inspanningsverplichting om na te gaan of het mogelijk is om voor leerlingen
die thuis zitten een passend arrangement voor de leerling samen te stellen en dat toe te
kennen.
5 Monitor- en evaluatiefunctie
Om zicht te krijgen op de effecten van de inspanningen van het samenwerkingsverband
wordt een deel van de monitor- en evaluatiefunctie bij het onderwijsloket belegd.
Pagina 29 / 36
Gelet op de functies van het loket, is het de verantwoordelijkheid van het onderwijsloket
om een registratie bij te houden van de volgende kengetallen:
aantal leerlingen vo en leerlingen in speciale lesplaatsen (ook in deelname-
percentages);
aantal toegekende TLV’s;
aantal keren dat trajectbegeleiding is aangevraagd;
aantal terugplaatsingen vanuit vso / speciale lesplaatsen naar regulier vo;
verwijzingen naar onderwijsopvangvoorzieningen, dagopvang;
aantal leerlingen met extra ondersteuning (ook in percentage) per school /
op samenwerkingsverbandniveau;
aantal toegekende bovenschoolse arrangementen (per arrangement);
aantal thuiszitters5;
aantal bovenschoolse casuïstiekbesprekingen, bij voorkeur gespecificeerd naar
problematiek, leerjaar en schooltype.
De monitor gaat ook in op een aantal kwalitatieve aspecten, zoals de snelheid van
procedures, de kwaliteit van de ingediende dossiers, tevredenheid bij leerlingen en
ouders over trajectondersteuning/gegeven adviezen enzovoort.
Op basis van de kwantitatieve en kwalitatieve uitkomsten worden beleidsadviezen
gegeven aan de directeur van het SWV. Het is de verantwoordelijkheid van de directeur
van het samenwerkingsverband dat er jaarlijks voor 15 oktober een jaarverslag van het
onderwijsloket wordt opgesteld, waarin in ieder geval bovengenoemde kengetallen
worden benoemd.
Onderwijsloket
Het onderwijsloket is de front-office voor het SWV. Daarachter zitten verschillende
‘toewijzingsorganen’, zoals voor extra arrangementen en het afgeven van een TLV als
‘backoffice’. Om voor een goede doorgeleiding te zorgen van aanvragen die
binnenkomen, is een coördinator nodig. Deze coördinator zorgt er achter de schermen
voor, dat de aanvragen van de scholen/ouders/leerplicht bij de juiste organen/
deskundigen terecht komen. Eerste hulpmiddel daarbij is, dat bij een schriftelijke
aanvraag de scholen op het aanmeldformulier moeten aankruisen voor welke functie ze
het onderwijsloket nodig hebben.
De coördinator heeft in ieder geval de volgende taken:
eerste beoordeling aanmeldformulieren op volledigheid en helderheid;
bij twijfel of aanvraag volledig is, voorleggen aan onderwijsspecialist, die koppelt
terug naar de aanvragende school (als het gaat om arrangementen en TLV).
5 Vereist is dat er een eensluidende definitie gehanteerd wordt door inspectie, leerplicht, scholen en
samenwerkingsverband.
Pagina 30 / 36
Het kan dan ook gaan om een aanvraag waarbij onderwijsspecialist al twijfel heeft of
het een cluster 4- of cluster 2-arrangement zou moeten zijn. De onderwijsspecialist
neemt contact op met aanmeldbureau van cluster 2 en stelt de school daarvan op de
hoogte. Dit is een meer informele, maar snelle manier om twijfeldossiers te
bespreken. Het is ook mogelijk om een twijfeldossier aan de volledige CTA voor te
leggen. Maar ook daarna is het de onderwijsspecialist die eventueel contact legt met
de school en aanmeldpunt cluster 2. N.B. De formele weg is misschien wel dat de
onderwijsspecialist terugkoppelt naar de school. Maar als de school dan contact
opneemt met aanmeldpunt cluster 2 en cluster 2 vindt het geen dossier voor cluster
2, dan ben je weer terug bij af. Vandaar het voorstel om een snelle koppeling te
maken tussen onderwijsloket en aanmeldloket cluster 2;
doorgeleiden van aanvraag naar juiste orgaan/commissie (dat is in het huidige
voorstel dus of de CTA of de bovenschoolse ondersteuningscommissie);
coördinator stuurt secretariaat aan. Secretariaat verzorgt de toekenningsbrieven van
zowel arrangementen, TLV vso en straks ook TLV PrO en aanwijzing lwoo.
Aanmelden bij cluster 1 en 2
De vso-scholen voor cluster 1 (blinde en slechtziende leerlingen) en cluster 2 (dove/
slechthorende leerlingen en leerlingen met ernstige spraaktaalmoeilijkheden) maken
geen deel uit van het samenwerkingsverband. Voor een verwijzing naar deze vso-
scholen moeten de vo-scholen contact opnemen met de aanmeldpunten voor cluster
1 en 2 in de regio.
Voor cluster 1
Bartiméus en Visio hebben een website ontwikkeld met de naam eduVIP. Op deze
website is veel informatie te vinden over het onderwijs aan en de begeleiding van visueel
beperkte leerlingen en studenten (www.eduvip.nl). Een leerling kan worden aangemeld
door de ouders of de school (na toestemming van ouders).
Dit kan via:
Bartiméus Infolijn
Telefoon: 0900 - 7788899 (lokaal tarief)
E-mail: [email protected]
Voor cluster 2
Het aanmelden van leerlingen voor de instelling i.o. in deze regio kan vanaf 1 augustus
2014 bij de Commissie van Onderzoek via het aanmeldpunt in onze regio.
Pagina 31 / 36
Dit aanmeldpunt is:
Auris Aanmeldpunt Cluster 2 Leiden e.o.
Robijnstraat 100
2332 KV Leiden
Telefoon: 071 - 5765149
E-mail: [email protected]
Pagina 32 / 36
BIJLAGE 1
Aanvraagprocedure AWBZ
Leerlingen die op dit moment zowel ondersteuning vanuit de AWBZ als vanuit het
onderwijs ontvangen blijven aangewezen op deze combinatie van zorg en ondersteuning.
Voor het overgangsjaar gaan we uit van continuïteit van de ondersteuning en zorg die
leerlingen ontvangen. De extra middelen AWBZ worden met ingang van 1 augustus 2014
versleuteld over alle SWV en voor het SWV VO/VSO MHR gaat het om een bedrag van
€ 75.000,--.
Schooljaar 2014-2015 is een overgangsjaar. In dit overgangsjaar hanteren we de richtlijn
die is opgesteld door de VO-raad in afstemming met VNG, PO-raad en OCW.
Richtlijn
A Wanneer een leerling op school behoefte heeft aan een x-aantal uren persoonlijke
verzorging (PV) verpleging (VP) en/of begeleiding (BG) brengt de school dat per
categorie (PV< VP< BG) in kaart. Voor de uren die de school niet volledig kan leveren,
klopt zij aan bij de ouders om gebruik te maken van de richtlijn ‘Afbakening en reikwijdte
AWBZ en onderwijs’ (2004). Het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) zal deze aanvraag
in behandeling nemen, of het Bureau Jeugdzorg (als het gaat om een kind met een
psychiatrische stoornis).
B Het indicatieorgaan AWBZ (CIZ of BJZ) indiceert vervolgens (de totale zorgbehoefte
24/7) en is verplicht op het indicatiebesluit expliciet aan te geven hoeveel uren
persoonlijke verzorging, verpleging en/of begeleiding er ten behoeve van inzet op school
nodig zijn.
C Bij een negatieve AWBZ-indicatie of een indicatie voor minder uren dan door de
school benodigd (zoals vastgesteld onder A), kan de school zich wenden tot het
samenwerkingsverband met een vraag naar middelen voor extra zorg voor 2, 4 of 6 uur
per week. (€ 3.000,--, € 6.000,--, of € 9.000,--). De school onderbouwt daarbij de
noodzaak voor de gevraagde omvang van de benodigde middelen. Bij de beoordeling
van de aanvraag hanteert het samenwerkingsverband de volgende criteria:
1 een school kan per leerling slechts één aanvraag indienen (voor een heel schooljaar,
dan wel voor de periode vanaf 1 januari tot aan 1 augustus van datzelfde schooljaar);
2 een school betrekt in ieder geval de ouders van de leerling, de ambulant begeleider
of de Commissie van Begeleiding bij de aanvraag. Als een leerling in een instelling
woont, wordt een vertegenwoordiger van de instelling bij de aanvraag betrokken;
Pagina 33 / 36
3 voor elke leerling met een behoefte aan extra zorg, kan de vergoeding worden
aangevraagd ongeacht de school(soort) waar de leerling verblijft. De school toont
aan:
a dat de leerling meer zorg nodig heeft dan de school redelijkerwijs kan bieden; en
b dat die zorg meer is dan het aantal uren AWBZ-zorg dat ten behoeve van inzet
op school is opgenomen in het AWBZ-indicatiebesluit van het kind;
D Per schooljaar worden twee momenten voor toekenning gehanteerd. Aanvragen voor
een heel schooljaar worden ingediend vóór 1 september en uiterlijk in oktober
beoordeeld. Aanvragen voor de tweede helft van het schooljaar worden vóór 1 januari
ingediend en uiterlijk in februari beoordeeld.
In het overgangsjaar worden afspraken gemaakt over de periode daarna en nieuwe
instroom.
Pagina 34 / 36
BIJLAGE 2
Richtlijn EMB-leerlingen
Bij EMB-leerlingen (ernstig meervoudig beperkt) gaat het om kinderen met:
a een laag ontwikkelingsperspectief ten gevolge van een ernstige verstandelijke
beperking (IQ < 35), vaak met moeilijk te ‘lezen’ gedrag en ernstige sensomotorische
problematiek (zoals ontbreken van spraak, bijna niet kunnen zitten/staan), of:
b een matig tot lichte verstandelijke beperking (IQ tussen 35 en 70) en een grote
zorgvraag ten gevolge van ernstige en complexe lichamelijke beperkingen, of:
c een matig tot lichte verstandelijke beperking (IQ tussen 35 en 70) in combinatie met
moeilijk te reguleren gedragsproblematiek als gevolg van ernstige psychiatrische
stoornissen.
Voor deze groep leerlingen is het advies om een aparte richtlijn te volgen met betrekking
tot toelaatbaarheid tot het speciaal onderwijs. Met deze richtlijn wordt plaatsing in een
voor deze leerlingen passende school gerealiseerd met zo min mogelijk procedurele en
administratieve belasting voor betrokkenen. Veel leerlingen maken de overstap naar het
voortgezet (speciaal) onderwijs op de leeftijd van 12 jaar, maar in elk geval verlaten de
leerlingen het speciaal onderwijs aan het einde van het schooljaar waarin zij de leeftijd
van 14 jaar hebben bereikt.
Het samenwerkingsverband hanteert een vereenvoudigde procedure voor het
vaststellen van de toelaatbaarheid van EMB-leerlingen. Deze procedure houdt in dat
toelaatbaarheidsverklaringen voor EMB-leerlingen als beschreven onder a, b en c
eenmalig worden afgegeven en vervolgens geldig zijn gedurende het hele verblijf op het
vso.
Pagina 35 / 36
5 ONDERSTEUNINGSROUTE SWV VO/VSO MIDDEN-HOLLAND & RIJNSTREEK IN BEELD
Op de volgende pagina is de ondersteuningsroute schematisch weergegeven.
Pagina 36 / 36
On
de
rwijs
loke
t
Le
erlin
g
Fle
xZ
AT
Le
erlin
g
Ou
de
rs
Inte
rn
on
de
rste
un
ing
s-
team
Le
erlin
g
Ou
de
rs
Fle
xZ
AT
me
t 2
de
skun
dig
en
To
ets
ing
doo
r
CT
A
Le
erlin
g
Ou
de
rs
Ou
de
rs
Me
nto
r
Do
ce
nte
n
Basisondersteuning
Basisondersteuning (met arrangement van de school)
Extra ondersteuning: ambulante begeleiding
Extra ondersteuning (Arrangement van het samenwerkingsverband: - Plusschool - Trajectbegeleiding - Aanvraag AWBZ)
Speciale lesplaatsen (vso)
Gedurende de school- loopbaan worden systematisch gegevens en signalen van/over de leerling verzameld
De leerling heeft meer ondersteuning nodig
Basisondersteuning is niet voldoende voor deze leerling
Extra ondersteuning is niet voldoende voor deze leerling
OPP
opstellen
TLV aanvragen
CTA
Top Related