I N H O U D V A N D I T N U M M E R
- Van de redaktie 124.
* UIT HEDEN EN VERLEDEN VAN KINROOI
-
Uit een bijzonder zwarte tijd... "Het zwarte boekje" 125.
- Een domein weer in de aktualiteit: WALBORG - Een kasteelruïne en
zijn laatste bewoners 130.
-
Molenbeerselse berichten uit de eerste wereldoorlog (vervolg) 138.
-
Meditatie van een lijnvisser 142.
-
Pelgrimstocht van Kinrooi naar Rome anno 1787 145.
-
Familiekroniek Kraewinkels 146.
-
Molenrecht te Kessenich 148.
- Van meer dan een halve eeuw gel éden.. Geplogenheden bij overlijden
en begrafenis 150.
-
Kurieus... (Bidprentje van Peter Silkens) 152.
- Perikelen op en
rond de tram Maaseik-Weert (vervolg en slot) 153.
-
Jaak Boonen (1875-1944) 157.
-
"Drie mensen" (gedicht) 158.
-
Bij wat romantische muziek (vervolg) 159.
* WAAT MAAG PET IN GODSHIERENAAM BETEIKENE ?
-
Euver boumspek en mörge pèère... 163.
a AANWINSTEN HEEMBIBLIOTHEEK 165.
*
NIEUWE PUBLIKATIES ^7.
« VRAAG- EN ANTWOORDRUBRIEK 170.
-
86/02 Naamgeving waterplassen Maas (vraag) 170.
-
86/03 Santiago De Compostela (vraag) 170.
*
TENTOONSTELLINGEN 171.
*
KONGRESSEN - JAARVERGADERINGEN - STUDIEDAGEN 173.
*
KRINGWERKING 175.
-
Verslag van de 48ste ledenvergadering van vrijdag 11 april 1986 175.
*
UIT ONZE LEDENFAMILIE 176.
*
MUSEUMNIEUWS 177.
- Officiële opening
"Molenmuseum Molenbeersel" en eerste aktiviteiten 177.
» KOMENDE AKTIVITEITEN VAN ONZE KRING 178.
-
Uitnodiging 49e ledenvergadering op vrijdag 20 juni 1986 178. - Uitnodiging vergadering "Kieke nao vreuger" op dinsdag 26 augustus 1986 178. - Uitnodiging werkbezoek aan St.-Truiden, Kolen en Zoutleeuw, 23 augustus 178.
AANSTAANDE VRIJDAG 20 JUNI OM 20.00 UUR: LAATSTE LEDENVERGADERING VOOR
DE VAKANTIE IN "BUURTHUIS HEES" AAN DE SCHOOLSTRAAT TE HEES-KESSENICH!
UW UITNODIGING EN DE AGENDA VOOR DEZE BIJEENKOMST IS AFGEDRUKT OP BLAD-
ZIJDE 178 IN DIT NUMMER. LEES EERST BLADZIJDE 178 !!! ARCHIVARIS PETER ROOST KOMT SPREKEN OVER ONZE BUURGEMEENTE THORN !
Van de redaktie
Uit heden en verleden van Kinrooi
UIT EEN BIJZONDERE ZWARTE TIJD.,
H E T Z W A R T E B O E K J E . . .
Van Mevrouw Mia Rutten-Greefkens, zijn enige
dochter, kregen wij inzage van de luttele
"persoonlijke bezittingen", zoals men dat in het
gevangeniswezen pleegt te noemen, haar en haar
man bezorgd nadat vader in de gevangenis te
Brussel was gestorven. Niet veel natuurlijk; in hoofdzaak enkele aandoenlijke papieren.
Pieter Greefkens °
24.11.1861 + 15.08.1941
Over hulp aan geallieerde piloten tussen 1940
en 1944 heeft Jozef Bussels een boek laten
verschijnen in 1981.
Het heet "De doodstraf als risico" en uit de
inhoud, die gans Limburg be-r strijkt, blijkt
maar al te zeer hoe waar dit was ..
Het .Geistinger "geval", met als hoofd-
figuren pastoor Alfons Overman en Pieter
Greefkens wordt behandeld blz.
23-33. (1)
Het lijkt goed dat er studies en boeken verschijnen rond de veelal tragische
gebeurtenissen tijdens en na de oorlog:
steeds meer verdwijnen er kroongetuigen en
"mensen die het meemaakten" en de
geschiedenis van de oorlog tegen de vijand,
later de bezetter, is in honderden details nog
onvolledig of ver- vervrongen weergegeven..
Het blijkt overduidelijk uit wat men nu op
touw zet : verhalen over Oost-fronters, het
verzet, terreur in Limburg, televisiereeksen
van ene De Wilde en anderen ..
Om dan nog niet te spreken van de triestige tijd : die van een soms regelrechte
burgeroorlog in 1944-1946 en nog later ..
KAN DE GESCHIEDENIS NU OF ZELFS OOIT
GESCHREVEN WORDEN ?
Het zal wel altijd een "kleur" hebben en het is
ook uiterst moeilijk de verschillende brokjes
van de puzzel bijeen te brengen. Dit is waar
voor lang gèleden, wat dan toch een
afgesloten periode heet : denk aan de
bokkerijders. Het is, zelfs met nog heel wat
getuigen bij de hand, misschien nog
moeilijker voor wat een veertigtal jaren geleden is
Dan zijn er immers remmen : begin van
legendevorming; eerzucht van mensen die er
belangrijker uit willen komen dan het was.. ;
overgeërfde atavismen; misschien levende
verwijten..
Dit alles om u voor nu en voor het vervolg
met deze soort geschiedenissen te
waarschuwen !
In afwachting -zo hopen wij toch- dat ooit
"waarheid" bovendrijft en ook geschreven
wordt (maar dan vooral aan de hand van echte "bewijzen") mag en moet verzameld
rond "het geval " Overman-
125.
Greefkens; pastoor Spitz; Theo Brouns en zo
heel wat meer nog. Op bijzonderheden gaan
wij nu en hier niet in ...
PIETER GREEFKENS
Pieter Greefkens is in duitse gevangenschap
bezweken ®p 15 augustus 194T. Na een
gevangenschap van veertig dagen en de
terdoodveroordeling op 9 augustus (samen
met de pastoor die op 13 november werd
vrijgelaten).
PIETER GREEFKES (2)
Pieter waas in Amerika gewéès, woe ze mét van
diej mesjiene wirke; zeöbbe dao ouch houte
kirke en driej kier zoe dikke birke en e
soort van buffel-véès . .
Pieter zach tét en wèè lachdje és ter kaldje
van veugelkeszact, van boumbókse, troet
oppedaot met polfer: dèt kan gei kwaot..
Détter looch, waas waat wéé dachte..
Pieter looch neet, wiste we later..
Héè haaj wirkelik veul gezeen veur der mét
tant Bil wól zeen die gare verkocht métte
streen aanne steinwèèch toe noch vol gater
Den tram dèé veel dao stil, de masjinist ging
e pötje drinke van dèt beer van naober Vïncke
woe oppe stoep de mèèchtjes hïnke en gart
Jang zeuktj nao zene bril.
Zoe ging dèt in Röstige tieje: men haaj tiet
of men pakdje hum zich; oppe rèt dao haardje
men de zicht, men vènj déttet gèt kos lieje..
Pieter waas ene groete man: drooch inne
perséssie den hemel, waas biej kirk- en biej
sjoel-gewemel, wos raot veur rópsen en memel
: jao, ne man dèè van alles kan.
Dao veel zwaore sjeem euver 't lant: de
ielènj van oorloch en striet..
En dêèn Amerikaanen tiet
bekans vergèète, oet jeucht zoe wiet
sjreef ouch Pieters naam in het zant..
126.
"Nónk Pieter"
"Tant Bil"
Pieter was inderdaad in zijn jonge ja- ren iri
Amerika geweest. Ook een broer van hem,
terwijl zijn zus Anna als zuster van liefde
daar praktisch haar hele leven doorbracht,
vooraleer zij op haar oude dag terugkwam
om te Maaseik te sterven. Hij was er een.
twaalftal jaren geweest en het moet gezegd
dat hij er vaak nog vol van was. Zijn kennis
van het Engels is hem trouwens fataal
geworden..
Het waren ten slotte twee oude mensen die
in die zomer werden opgepakt: de pastoor
was er toen 73 en Pieter, zijn voorzitter van
de kerkfabriek was bijna 80 ! Met zijn
gezondheid ging het overigens maar
"stilaan": pillekes en zo..
HET ZWARTE BOEKJE ... _____________________
Wij komen aan onze bijdrage : "het zwarte
boekje"..
Had hij het in Amerika geleerd ? Waar-
schijnlijk. Pieter droeg altijd zo'n zwart
"kalpinke" met zich mee, en een potloodje.
Hij noteerde zo wat hij dacht dat moest
onthouden worden..
Een gelukkige gedachte (ik wou dat meer
mensen dat deden ! ..)
Het is met hem mee de gevangenis ingegaan op 5 juli 1941. Een medegevangene heeft er
nog een tekening ingezet in inkt, dus
kopieerbaar. Zijn eigen heel korte notities
kunnen niet gereproduceerd; een
tachtigjarige met een stomp potloodje; ziek;
allicht soms de kluts kwijt:
terdoodveroordeeld !..
We geven de tekst hier getrouw weer: wie
goed Engels kent zal zelfs merken hoe het
Engels zich hier en daar doorzet. .
Intrede in het belgische . juli
8
JULI
12 bezoek ontvangen van Jef Henkens
bracht brood 1 hemd'1 neusdoek
12 ontvangen naamloos 50 gram tabak
(onleesbaar) en zeep
13 bezoek van Martinus en Lisken de
groeten van de brigadier der
gendarmen te Hasselt
Eerste bladzijde van het dagboekje van P. Greejkens
14 geweegt 81 kgr
15 stortbad genomen aangezwollen in den
el boog
16 bij den doctoor bezoek van Jules arm
nog altijd dik zeer dikke hand
17 hand niet beter 19 hand beter
19 had bezoek van broeder Henkens
20 zondag bezoek van Henry Dreesen 17
in verhoor geweest op kommandatuur
21 bezoek van Liza Overman
21 stortbad genomen bij doktoor bezoek
van Mme Claps
22 bezoek van Martinus 22 brief van
Maria
24 bezoek van Henry Overman x J. Rutten
26 bezoek van Jef Henkens
27 zondag bezoek van Liza Neele en kleine druiven van eenen vriend uit Rothem
order van morgen te vertrekken naar
Brussel 20 man
127.
28 naar Brussel vert. 9 u aank. 12 geen middag
alleen in cel
29 in celule met 3 den ganschen dag gezeten in nr. 336
30 Woensdag viziet bij doctoor terwijl anderen
wandelen
ganschen dag gezeten en fransch gazet
gelezen
31 eene halve uur in den gang gestaan dan
naar den Haubtmann drie kwartier ver eenen
anderen gang gestuurd ieder op toer bij den
Haubtmannn
nix uitgericht
AUGUSTUS
1 meest den ganschen dag gezeten kwartier gewandeld
heb op den stoel geslapen en heb pijn in
de zij eenen scheut in de zij
2 nog altijd de scheut een dag zonder eind
kwartier wandeling
3 zondag mis scheut in de rug was gedaan
maar nu erg in den arm
een langen dag in de sel 's morgens mis
geen wandeling
4 om 8 uren wandeling \ uur en gimnastik heb veranderd van cel nu met twee walen
katholiek goede jongens 5 wandeling namiddag gewogen 2 k meer als
Hasselt zonder jas goed bed slecht geslapen
arm dik gezwollen jicht in de beenen dikke
voeten boys maakten een goed bed redelijk
geslapen
6 visit bij den docter hij sprak van hospitaal
kreeg een nieuwen matras en 1 deken er bij.
3 uren promenade
7 8 uren promenade Ik ben niet uitgeweest
niet fel geslapen op die nieuwe matras te
dik gevuld geen doktoor gezien geen nieuws
namiddag werd een man zot, hij werd weg gebracht
8 heb goed geslapen jicht wat weg den arm
beter voeten nog altijd dik geen nieuws
9 's morgens voor het eeten bericht van naar
huis te gaan, maar den oto in en naar het
krijgsgerecht, wij troffen Seline Henkens als
getuige ook den engel ander was daar, recht
tegen mij getuigd het verhoor heeft eenen
hal ven dag geduurd onder het requisitorium
heeft Mr. Pastoor geslapen. Op het leste is
de jury teruggetrokken en de rechter las het
Officiële mededeling uil de gevangenis
vonnis. TEr dood veroordeeld nu
konden wij nog daartegen inbrengen Ik
vraagde vermoedelijke ontlasting geen
gevolg petitie indienen binnen 3 dagen
voor Gratie Heb Seline nog gezien in
het uitgaan.
10 Zondag geene mis den ganschen dag gezeten en gelegen. Heb aanvraag voor
kwijtschelding der straf geschreven door
Barbier cellehroer haden eenen goeden
kouden midag.
11 's morgens een gansch dik been, kan niet
gaan, om 9 uren heeft een soldaat mij in
den arm genomen naar den do gebracht
en naar het militairen hospitaal gebracht
daar wilde ze mij ook niet daar geweest
tot midag. het hart en den rug onderzog
en gedaan
12 niets meer gehoord van doctor, maar mijn been is erger
128.
heb bezoek van Martinus te huis alles
goed, hebben eene petitie en gestuurd
bij ton Falkenhausen Hebben mij
beloofd dat ik morgen den doctor zal
hebben
13 Geen nieuws geen doctor Bij midag
een stuk worst ieder kreeg een pak van
winterhulp 1 doos sardinnen 1 doos
vleesch 2 stukken peperkoek
I K kristalizer suiker 1 doos con- fi tuur
14 Geen bezoek van doctor Een brief van Maria alles dik gezollen voeten beenen
arm dik en doet pijn mijne stem klinkt
niet meer
15 ..........................................................
Slechte nacht laat ................... Geene mis
om 5 uren kwam bericht naar huis maar
na lang wachten kwam bericht tot
morgenvroeg hier blijven en dan naar
het hospitaal.
Vandaag voor de eerste maal inge-
spuit.
"Vandaag voor de eerste maal ingespuit" Met
deze schamele woorden eindigt het kort rel
aas..
Een "document humain" zeggen de geleerden
.
"Mijne stem klinkt niet meer"
"Slechte nacht"..
Het was een zwarte nacht voor de familie.
Ook voor het dorp waar hij - en dat is geen
frase - "alom" geliefd was. Het bidprentje is,
voorzichtig, erg sober gehouden..
* * *
Ik zie hem, in betere tijden, nog tussen zijn
ongewoon gewas staan : dat
"veugelkeszaod", wat -zei hij tegen de op de
tram wachtende studenten - door de
amerikanen geplant en gezaaid werd als
andere oogstdreigde te mislukken .. Ik zie
hem nog aan Luurs kepèlke de hemel dragen
in de processie en met zijn wit-
gehandschoende hand op het "los land" een
hoop aarde grijpen om mijn in brand
geschoten wierookvat te doven. De
snoterkop van een "naoliezige koerjaong" was heel ver
schrikt (het was het kostbaar "zilveren"
wierookvat !) en er zou weil erg gegrommel
komen .. na de processie .. Ik vertelde
moeder naderhand van die buitengewone
"tegenwoordigheid van geest" want daar znu
ik in geen honderd jaar aan gedacht
hebben.. Pieter wel..
Maar die was ook in Amerika geweest !
DONAAT SNIJDERS, o.s.c.
VOETNOTEN _________________________________
(1) J. Bussels. De doodstraf als risico
1981 - p. 23-33 . -
(2) Uit : "Van vreuger" van D. Snijders
1975.
129.
EEN BLIK OVER DE MAAS
HONDERD METER BUITEN ONZE GRENZEN :
EEN DOMEIN WEER IN DE AKTUALITE IT : W A L B 0 R 6
EEN KASTEELRUINE EN ZIJN LAATSTE BEWONERS (1)
(Van onze verslaggever)
OHE EN LAAK - De
eigenaars van Kasteel
Walburg in Ohé en Laak.
de dames Vencken uit
Meerssen, hebben giste-
ren aan een reportage-
team van Gewest tot Ge-
west van de NOS de toe-
gang tot het terrein ge-
weigerd om tv-opnamen
4e maken,
Het team wilde een re-
portage maken van de
ontgrindingen in het 800
inwoners tellende Maas-
dorpje.
Daarvoor werden
interviews met inwoners
afgenomen en zouden op-
namen van Kasteel Wal-
burg worden gemaakt
Dat werd echter door de
eigenaars geweigerd
In Ohé en Laak
Dames
jagen Nos-
team
kasteel-
terrein af
Monument Het kasteel komt voor op de
momumentenlijst. Vorig jaar
werd het complex door de
dames Vencken voor 1,4
miljoen aan Stevol BV uit
Nijmegen
verkocht om het terrein te
kunnen ontgrinden. Tot de
werkzaamheden
plaatsvinden mogen de
dames Vencken nog van de
grond gebruik maken.
Jachtgeweer „XJ Iaat toch ook niet
iedereen uw huis binnen”,
was het commentaar van een
van de dames toen om de
reden van weigering werd ge-
vraagd. Dat het tv-t«am mei
een jachtgeweer van de
terreinen zou zijn verwijderd
leek haar onwaarschijnlijk.
Bij na- vraag bieek daar ook
bij de politie niets van be-
kend.
Het tv-team maakte toch nog
haar opnamen. Vanaf de
Hompesche molen werden
met een telelens shots van
het kasteel gemaakt.
edert 1633
zijn er veel
jaren vervlo-
gen en is er
veel water
door de Maas
gegaan. Drie-
honderddrie-
envijftig jaar geleden schaakte de heer
van Stevensweert, Herman Frederik van
den Bergh, de zestienjarige abdis Jo-
sina Walburgis van Leeuwenstein-Wert-
heim-Rochefort.. tot haar groot genoe-
gen uit de abdij van Thorn en bouwde
hij het kasteel Walborg aan de Maasoe-
ver.
Over deze romantische en schandaal-ver-
oorzakende geschiedenis hebben wij
breedvoerig verhaald in "Uchteravond-
vertellingen I": "De abdis die zich
graag liet schaken" (2).
Van aan de Spaanjerd keken wij tot aan de
tweede oorlog op dat kasteel en meester Juul
Poukens schreef erover in zijn "Van Nu en
straks"-verhalen, zoals een Ophovens
jongetje dat zag en waarnam: (3)
"Waar is de tijd, dat Waiborg aan gene kant
de Maas bewaakte; Walborg, als een op wacht-
liggende leeuw met vooruitgestoken poten;
Walborg met zijn typisch uiterlijk, zijn
witgekalkte muren, zijn blauwleien dak, zijn
kenmerkende schoorstenen, zijn vele vensters
met kleine ruitjes.
"Walborg" zegden onze mensen; in de annalen
van Ohé en Laak staat "Walburg" en ik heb
ook wel eens ergens gelezen
dat het "Malberg" zou zijn. Wie er meer over
wil weten, zou het aan Jan Geer- kens moeten
vragen.
130.
Ik weet er juist zoveel van als alle die van
boven de zestig er over weten te vertellen:
driehonderdvijfenzestig vensters,
tweeënvijftig deuren, twaalf poorten - een
lusttuin met veel bomen en heesters, een
groentetuin met grote serren van bloemen en
groenten, een boomgaard met duizend
fruitbomen: appelen, peren, kersen, noten,
pruimen, abrikozen, zelfs appelsienen,
citroenen en vijgen.
Die appelsienen werden niet rijp, ze bleven
groen, wrang en werden rot; ook de citroenen
en vijgen.
Op Walborg was een ijskelder, waar ijs in
bewaard werd en wanneer iemand de mizerère
had, liep men daar ijs halen om het, volgens
dokters raad, de lijder op zijn buik te
leggen, die dan 's anderendaags of zo dood
was.
Het domein Walborg strekte zich uit vanaf
Roosteren tot voorbij Stevensweert en
Maasbracht. Het werd bewoond door een gravin,
"de gravin van Walborg".
Ik heb ze nooit gezien, ik heb ze me zelfs
nooit kunnen voorstellen, maar ik heb altijd
gedacht dat ze verschrikkelijk groot moet
geweest zijn en dat het geen mens was gelijk
een ander.
Daar waren ook "Freules" op Walborg; Milke
Vandoren van Maaseik, die per fiets reed, en
"bonjour" zei, ging die elke week pianoles
geven; aan het Wit Paard werd overgehaald met
de privé- pont van Walborg en ook weer
teruggebracht .
Die freules heb ik ook nooit gezien en toch
reed de koets van Walborg hier herhaaldelijk
voorbij: met het veer werden ze overgezet;
twee zwarte paarden er voor met pluimen op hun
kop, een koetsier op de bok en een lakei,
rechtstaande op de achtertrede; die waren in
groene livrei met koperen knopen en ze hadden
zwarte, glimmende hoge hoeden op. Dat was een
teken dat de gravin of de freules binnen
zaten, maar de gordijntjes waren dan toege-
schoven.
Soms zaten koetsier en lakei nevens elkander
op de bok, dan was het spul van binnen leeg.
Ik heb ze nooit gezien en
weinigen zullen ze ooit gezien hebben en
wanneer mijn vader of mijn moeder zaliger me
vertelden dat die van Walborg protestanten
waren en dat de dominee van Stevensweert hun
pastoor was, dan vroeg ik hoe protestanten er
uit zien en of die meer dan vier poten hebben
.
Zo zagen het onze Ophovenaren. Lang.
Eigenlijk een paar eeuwen lang. Er huisde adel
die zich opvolgde: na van den bergh: Van
Limburg-Bronkhorst-Stirum; van Hompesch,
met als voornaamste telg Rei nart Vincent, die
de molen liet bouwen die zijn naam draagt en
met wie Walborg zijn hoogste glorie beleefde.
Dat was rond 1700. Hij was het die daar aan
de Maas op grote voet leefde. Hij hield er
zowaar een soort hofhouding op na.
Hij verrijkte het kasteel met die beroemde en
beruchte prachtige paardenstal voor 24
paarden, met kribben uit artistiek bewerkte
natuursteen, waarboven zich een rij van witte
glanzende tegels bevond.. In die stal stonden
er verder 24 houten pilaren waarop het mooi
bewerkte plafond rustte.
Verleden jaar zag ik nog de prachtige vloer.
Het was niet voor niets nóg onderwerp van de
gesprekken in mijn jeugd. De mensen zeiden
daarbij dat 't "oos Hier nao de ouge stêèken
waas": paarden huisvesten op zo'n prachtige
vloeren, terwijl de meeste mensen het nog
moesten doen met een... lemen vloer...
De geweldige molen was in 1722 voltooid,
door een kaarsrechte laan verbonden met
het kasteel, ruim een kilometer verder.
In 1733 stierf deze grote bouwheer zonder
nakomelingen. Er kwam een zijtak te wonen,
die zich van Heyden-Hompesch noemde; door
huwèl ijken verder de familie de Riedesel
d'Eisenbach. Ene Karei van die naam is de
geschiedenis ingegaan als een soort
"germaanse ridder- boer", die er letterlijk op
de klompen bijliep.. Hij was daarom een zeer
populaire figuur. Hij overleed in 1855 en
131.
ligt begraven op één van de
twee "protestantse" kerkhof-
jes te Stevensweert. Hij was twee keer getrouwd, met
ene de Riggé, die in 1875
overleed.
Er bestaan niet zoveel fo-
to's van de familie en van
het kasteel; wat geen ver-
wondering baart: het be-
stond nog niet af nauwe-
lijks.
De op zich prachtige te-
keningen -veelal gemaakt
om de heren te believen- zijn, evenmin als die
vroegere oude kaarten be-
trouwbaar. . Men kijkt
zich bijvoorbeeld de ogen
uit op een prachtige gra-
vure van van Afferden,
die de indruk wekt of men
een klein Versailles aan-
schouwt daar aan de Maas-
boorden.
Zo komen wij stilaan bij
onze bekende "freules",
waar meester Poukens o-
ver vertelt, dochters van
het echtpaar de Hompesch-
Rürich en de Riedesel
d'Eisenbach, inderdaad
eerder "Pruisen" te noe-
men.
Adolph-Marie Charles Frangois de Hompesch-Ru'rich 1834-1893.
x Barones de Riedesel d’Eisenbach 1840-1910. 3 kinderen: zoon: 5 jaar gestorven 2 dochters: 1. Karla Josephina Her- mine Eleonore Arnaille 2. Renée Eleonore Frederica Arnaille Joséphe Frangoise x De Seters
132.
Het kasteel was eigendom van de barones,
zodat de volksmond wel gelijk had met de
bewering dat "de graaf er zomaar bijliep",
ingetrouwd. Hij was ridder van de
Johannieterorde, maar toen hij na zijn
huwelijk overging tot het protestantisme
wilde zijn familie hem niet eens meer
erkennen. Zelfs zijn stervende moeder wilde
hem niet ontvangen. Hij schreef artikelen
tegen al wat katholiek was. De kleine pro-
testantse "gemeente" in Stevensweert vond
in hem een groot weldoener. Hij
restaureerde de protestantse kerk in 1864
en overleed in 1893. Zijn vrouw in 1910.
Hun enig zoontje is in 1867 op vijfjarige
leeftijd overleden. Hij ligt te Stevensweert
begraven met een franse tekst op zijn steen
(al wat toen deftig heette sprak., natuurlijk
Frans). Aandoénlijk is het graf daar van de
gouvernante van het kind, Eleonora
Fabricius. Wat ik nog nooit heb gezien: ze
heeft zelfs TWEE grafstenen: één in 't Frans
en één in haar moedertaal: het Duits. Zij
stierf op Walborg in 1877 in de leeftijd van
59 jaar.
Wij zijn aan de laats ten toe: de twee
overgebleven meisjes.
Karla (met een hele rits verdere namen
erachteraan) van Hompesch-Rürich huwde
tweemaal en overleefde haar beide echtgenoten. Zij stierf te Obbicht in 1918.
"Men" zegt: in eerder armelijke omstandi
gheden.
De jongere Renéé (etcetera) trouwde met de
gepensioneerde generaal-majoor de Seters
in 1914. Zij waren toen allebei "laat-
bloeiers".
Het was met de grote dagen van Walborg al
een tijdje gedaan. Vijf jaar na dit huwelijk
verkocht de Seters, op 21 februari 1919 het
hele bezit. Heel spoedig kreeg hij daar spijt
over en... kocht hij alles weer terug. Met
grote verliezen was hij evenwel, wegens
geldgebrek, weer verplicht tot verkoop!..
Hij was blijkbaar geen gemakkelijk
heerschap: om de herinnering aan Walborg
te laten verdwijnen nam hij zich zelf voor
het archief te laten vernietigen; iets wat
gelukkig ten slotte op het nippertje
vermeden werd.
Het kasteel verdween voor een groot deel:
uitverkocht! Waardevolle stukken werden
stuksgewijze verhandeld, uitgebroken, te
gelde gemaakt. In het huis van mijn
grootvader te Geistingen belandde zo een
trap met sierlijke spijlen...
Met het landhuis als zodanig ging het
onherroepelijk bergaf. Tussen 1919 en
1924 verdwenen steeds sneller schoor-
steenmantels, binnendeuren, hele vloeren,
meubelen.
Hoeveel en wat precies is onbekend.
Er bleef in 1925 niet veel méér over dan de
grote achterbouw en de monumentale
schuur, die wij er in onze jeugd nog wisten.
De grote vleugels, de "vooruitgestoken
leeuwepoten" werden met de grond gelijk
gemaakt: er kwam vee. Het grote park werd deels wildernis, deels
fruitaanplanting.
Het middenstuk bij de vorige foto's is hier
duidelijker en groter weergegeven op de
foto links. Hier zijn blinden en een rijker
dak, waarbij de talrijke
schoorstenen beslist opvallen. Rechts vertrekt, opzij van de hoofdvleugel, de koets waar meester Poukens het over heeft.
Hier ziet U de binnenkoer, van buiten-
uit gezien (U merkt het torentje, rechts
van de paardenstallen). De buitenmuur
telde drie poorten in de gewitte muren oude boerderij van Walburg
(met rondboog): U ziet er twee volledig en
een in aanzet. Rechts hiervan is dan de
geweldige schuur en de boerderij.
Als mijn generatie weg is, zullen alleen de oude kaarten overblijven.
135.
Hier de voorzijden, naar de Maas toe gekeerd. De op deze foto, met de Maas in de rug
genomen, grote vleugel rechts, vertoont een goede geleding van brede vensters met hardsteen
omlijst. De schouwen waren zwaar: het is hier te zien. Vooraan is het bekende "prieel". De
korresponderende vleugel links op de foto is veel bescheidener.
Op het ogenblik dat wij dit uitschrij ven
rest nog alleen een troosteloze aanblik op
de laatste resten van de binnenkoer: men herkent nog wel iets met de vorige foto's
voor ogen uit be tere dagen..
(Muurresten paardenstallen; onderste
stuk van de beroemde W.C.'s.. stukje van
de boerderij..)
geen "kasteel" meer verwoest. Er zullen
alleen ruïnes verdwijnen.
Wij wilden het neg even vastleggen..
Voor nu en voor het nageslacht..
Dat er nog en weer eens een plas bij zal
hebben. .
N O T E N
(1) De tekst komt in hoofdzaak uit de
publikaties van mijn konfrater Willem
Sangers; de schaarse en daarom wel
kostbare foto's uit diverse publikaties
.
(2) Donaat Snijders,
"IJchteravondver- tellingen I" - Een
Maaslands verhalenboek met een eerste
reeks van vijfentwintig, Geistingen,
1979.
De verwoesting werd bespoedigd door
beschieting in 1944.
Ook dit -zo laat het zich maar al te zeer
aanzien- zal binnen afzienbare tijd door de
grijpgrage baggermolens weggegraven
worden.. Nee, er wordt dan
(3) Oorspronkelijk verschenen in "'t
Bazuintje", jrg. 2, nr. 10.
Heruitgegeven door de Geschied- en
Heemkundige Kring Kinrooi, "Alleen voor
mensen van boven de zestig.. Van Nu en
Straks", Kinrooi, 1979.
(Nog verkrijgbaar op het sekretariaat
aan de prijs van 60,-fr., exkl. ver-
zendingskosten) .
(4) Donaat Snijders,
"Nimmersti1", Geistingen, 1983, blz.
10.
W A L B O R G (4)
voor M. Maessen
van Ohë en Laak
Vuil blekt een muur van 't slot, voorgoed verlaten.
Verwoest. Een windvaan kwarsend in de wind.
Er groeit wild gras door spleten en door gaten en
langs de schuurmuur, levenloos en blind.
Hier schreden heren ooit, waar freules zaten en
kant-gekleed liep er een spelend kind, stil hopend
dat de groten het vergaten en het kon lópen, haren
in de wind.
Toen leefde '"t Huis" hier aan de eeuwige stroom, waarover
schepen stil, blankzeilig gleden naar verre oorden: Venlo,
Rotterdam.
Het puin ligt vaal. Het is verdwenen droom, met
heimwee naar een rozerood verleden, dat ging.
En dat helaas nooit wederkwam.
DONAAT SNIJDERS
137.
MOLENBEERSELSE BERICHTEN UIT DE EERSTE WERELDOORLOG (vervolg)
In het vorige nummer van dit tijdschrift publiceerden we het eerste deel van deze
"Molenbeerselse berichten uit de eerste wereldoorlog". Wie kan ons foto's bezorgen van
Molenbeerselse "oud-strijders" (in bruikleen)? Bestaat een foto met alle oudstrijders van
Molenbeersel? We zullen ze graag opnemen bij deze bijdrage!
Nummer 7 - juni 1917
Een landbouwer uit de gemeente moest de Mof
zijn paard afstaan voor 1.300,-fr. Hij kocht
een os in de plaats en betaalde hem 1.700,-fr.
-Onlangs werd hier het huwelijk ingezegend
van Petronella Bakkers (dochter van Jengsken uit de Groezen) met Willem Moonen (zoon van
Doorken uit het Broek). Voorbeelden strekken:
enige dagen later volgde de zuster van de
bruid, Catharina, het voorbeeld en trad in het
huwelijksbootje met Mathieu Cuypers van
Kinrooi .
-Een drietal inwoners ener naburige Hollandse
gemeente, aangelokt dorr de hoge daglonen,
waren naar het Moffen- land vertrokken. En
inderdaad, zij verdienden er van 7 tot 10 mark
per dag, doch konden met geld in de hand
nergens aan eten geraken. Weldra kwamen ze
terug thuis, half dood van de uitgestane
ellende en zwerende dat men ze niet meer zou
beet hebben. Een goede les, voorwaar !
-Twee zonen van de heer T., het alom geacht
gemeenteraadslid, zijn ook gelukkig over de
moordende draad geraakt; weldra zullen ze
hun drie dappere broeders op het front komen
vervoegen.
Vijf broeders, die naast mekaar voor Koning
en Vaderland tegen de snode o- verweldiger
strijden, wat een prachtig voorbeeld ! Deze laatste ontvluchting beet de Mof bitter in de neus. E.V.E. en de dienstdoende burgemeester werden te Maaseik, desaangaande voor de krijgsraad gedagvaard. Ze kwamen er met de schrik af.
Nummer 8 - jul i 1917
Rond de 70 kinderen uit het Walenland zijn
alhier bij de mensen gehuisvest. Het is diep
aandoénlijk te zien hoe die arme schaapjes
zich verheugen weer eens 'n buikje vol te
krijgen. Velen lopen reeds mee naar school
en leren vlaams dat het klinkt, terwijl onze
bengels er ook een mondvol waals doorheen
slaan. Prachtig voorbeeld van vader-
landsliefde !
-Onze bekende dorpsgenoot Baens Theo-
door (Veltjes Door), wiens vrouw deze winter gestorven is, trad voor de tweede maal in 't
huwelijksbootje, op zestigjarige leeftijd, met
een jeugdige dochter (24 jaren) van Segers
Nielke uit Kinrooi, die bij hem als meid
diende.
Heeft Baens niet altijd gezegd dat hij "ne
vieze" was ?
-De tram Maaseik-grens loopt nog altijd,
ofschoon weinig regelmatig.
-We zijn er fier over weer 1.000 mark
boete gekregen te hebben. Jos B... en Jaak
M..., beiden broeders van twee onzer
dappere mannen van de vuurlijn, trokken
de sperdraad over en zijn op weg om u een
handje toe te steken de pruis te
"zwaarsen".
-Daar gaan er hem zoveel lopen dat de Mof
er van vervaard wordt; daarom is hij nu
bezig langs de ganse grens de sperdraad
nog een goede meter te verhogen. Allemaal
niets gekort, Mofje lief !
-Enige personen stonden hier aan de draad te
praten met de bewoners van de
138.
overkant, iets wat de Pruis tot dan toe
toegelaten had, toen eensklaps een paar
pinhel men te voorschijn sprongen en alle
gevankeilijk meenamen. Zeker weer kwestie om de lui wat geld af te troggelen. Zulke
vuige plannetjes vindt alleen een Mof uit.
-Moffen in burger gekleed schooien de
huizen af en trekken niet zelden de grens
over om maar al te kopen wat eetbaar is. De
hollandse wacht heeft reeds enige van die
"smausen" de grens over gedreven.
De vrouw van Johannes Akkermans (Makke
Henske).
De Wwe Denier (Truye Jen). Mathijs Se- gers
(Hubus Ties op de Manestraat), Monne
Berbke. Jan Gielen (Boumer Jan, echtgenoot
van Huuskes Trui). Math. Ti- rium (op
Donker) .
Geboorten: een zoon bij Mathieu Arits-
Driesser (Smeetsstraat). Een zoon bij P.
Peltzers-Truyen (aan de kerk). Een zoon bij
Lamb. Keyers-Verheyden. Een dochter bij Jan
Coolen-Smeets. Een dochter bij Wi1h.
Brouns.
Nummer 9 - augustus 1917 _______________
Overlijdens: de oudste dochter van Mathijs
Van Deur (Vazen), zuster van onze vriend en
wapenbroeder Jan Van Deur die we onze
innige deelneming aanbieden.
De vrouw van Hendrik Baens (Zooie Rieks- ke)
die negen minderjarige kinderen achterlaat;
het jongste, slechts vier weken oud, wordt
door de liefdadige Wwe Steensels verpleegd,
van de anderen wilde zich de zwaar-
beproefde vader niet schei den.
-Geen week gaat er voorbij of er komen in
ons dorp vluchtelingen aan uit alle hoeken
van 't overweldigd vaderland, die dan
meestal gelukkig de grenzen o- ver
geraken. Helaas, allen gelukt het niet de
dodende sperdraad met goed gevolg te
overschrijden; zo bleef er op 13 juni een
reeds bejaard heer uit Luik aan dood.
Diezelfde dag werden vijf jongelingen bij
de grens door de Moffen aangehouden en
meegevoerd.
-Er gaat ook haast geen dag voorbij of er worden bij deze of gene huiszoekin-
139.
gen gedaan, natuurlijk zonder gevolg, want
de mensen zijn die domme Mof te plat af.
De woningen gans op de grenzen gelegen,
doet hij ontruimen. Zo móest Meu- len
(Heibloem) verhuizen en heeft een
onderkomen gevonden bij Hoeser Ties; Jacob
Aendekerk moest bij zijn schoonmoeder
(Schreven) gaan inwonen.
-De Moffen, zowel "veldezels" als stumpers
van soldaten, die hier langs de grens
rondlopen, zijn echte "armoe- pensen". Ze leven hoofdzakelijk van wat hun de hollandse
smokkelaars, na voorafbetaling over de draad
werpen.
De officieren vertonen zich als het ware
broed van die ikzuchtige vermetele Pruisische
kuituur: een hoop verwaande zotten, kale
praalhanzen, stijve domkoppen, die zelfs hun
eigen soldaten erger behandelen dan
slachtvee.
Ook trekken deze met ganse benden de grens
over. Van 25 juni tot 8 juli kozen er niet
minder dan 25 het hazepad en van achter
komen er nog!
Vijf kwamen er hier uit Brussel aan, alle
gebrekkige kerels: twee met een ferme bult,
de derde was een hinkepoot, de vierde had
een paardenvoet, nummer vijf miste drie
vingers aan de linkerhand. Ge kunt u geen
denkbeeld vormen hoe blij die mannen waren
zich op het hollands grondgebied te bevinden
en hoe diep ze er van overtuigd zijn dat gans
"groszes Deutschland" naar de knoppen is !
-Op 12 juni werd de hofstede van Theod.
Baens, langs de steenweg van Molenbeersel
naar Kinrooi, gans door de brand vernield.
Zelfs geld en klederen bleven in de vlammen;
alleen het paard en twee varkens konden
gered worden. De brand brak uit terwijl de
echtgenoten Baens om voeragie waren.
-Daar de Mof verboden had nog na 7 uur te
tappen, trokken enige jongens van 1t Winkel op Pier van Transvaal af, denkende daar op
de hei vrij spel te hebben. Maar de Mof had
lont geroken; hij kwam de kaartpartij
onderbreken en begon andere troef te spelen.
Pier kreeg 500 mark boete en zijn klanten
elk 25 mark. Maar goed dat er aan de
baggenhandel nog een centje vast zit.
-Bij Kunnen de slachter, waar de bevoorrading
van het steunkomiteit zijn waren huisvest, stal
men drie hespen en andere levensmiddelen.
Een paar Moffen zouden het gedaan hebben !
Nummer 10 - september 1917 ______
Men meldt ons het overlijden van: Jo-
hannes Henckens, landbouwer (Vlaaster
Jan), Elisabeth Stevens (Slichte Bet- je),
Renier Voorter (Klokke Nierke).
-Het hooigras werd geveild en gepacht aan
1.000 tot 1.500,-fr. de hektare.
-De Moffen hebben ellendige armoede
(Goddank!) en bedelen de mensen af voor alles
wat maar enigszins eetbaar is; ze zijn op niets
vies gevallen. Echt zwijnenras !
Nummer 11 - oktober 1917
De oogst valt nogal mee en hadden we er
alleen mee te delen dan viel er hoegenaamd
geen klagen, doch helaas ! De mof eist het
leeuwenaandeel, en waren onze boerkens hem
niet veel te plat, wat zou er ons overkomen.
Ofschoon het koren in 't algemeen goed in
heeft, dorst de pruis slechts vier vaten van de
tien hopen: de mof ziet beteuterd langs zijn
neus en de boer lacht in zijn vuist.
-Onzeggelijk is het met welke gulhartigheid
de lieve kleintjes uit 't Walenland hier
behandeld worden; men zou haast denken dat
er de eigen kinderen voor achteruit moeten
staan. Maar ze hebben ook zo'n verleidelijke
manier om zoentjes te geven en onze stuurse
boerenvrouwen als mamaatje te betitelen, dat
ze onweerstaanbaar zijn.
-Een Pruis die 't leven moe was -en hoeveel
zijn er zo niet?- dacht een werkdadig middel
uit om zich van die last te ontdoen, Hij ging
met het hoofd op de geëlektriseerde draad
liggen. Dit hielp want toen men hem vond was
zijn
140.
gen gedaan, natuurlijk zonder gevolg, want
de mensen zijn die domme Mof te plat af.
De woningen gans op de grenzen gelegen,
doet hij ontruimen. Zo móest Meu- len
(Heibloem) verhuizen en heeft een
onderkomen gevonden bij Hoeser Ties; Jacob
Aendekerk moest bij zijn schoonmoeder
(Schreven) gaan inwonen.
-De Moffen, zowel "veldezels" als stumpers
van soldaten, die hier langs de grens rondlopen, zijn echte "armoe- pensen". Ze
leven hoofdzakelijk van wat hun de hollandse
smokkelaars, na voorafbetaling over de draad
werpen.
De officieren vertonen zich als het ware
broed van die ikzuchtige vermetele Pruisische
kuituur: een hoop verwaande zotten, kale
praalhanzen, stijve domkoppen, die zelfs hun
eigen soldaten erger behandelen dan
slachtvee.
Ook trekken deze met ganse benden de grens
over. Van 25 juni tot 8 juli kozen er niet
minder dan 25 het hazepad en van achter
komen er nog!
Vijf kwamen er hier uit Brussel aan, alle
gebrekkige kerels: twee met een ferme bult,
de derde was een hinkepoot, de vierde had
een paardenvoet, nummer vijf miste drie
vingers aan de linkerhand. Ge kunt u geen
denkbeeld vormen hoe blij die mannen waren
zich op het hollands grondgebied te bevinden
en hoe diep ze er van overtuigd zijn dat gans
"groszes Deutschland" naar de knoppen is !
-Op 12 juni werd de hofstede van Theod.
Baens, langs de steenweg van Molenbeersel
naar Kinrooi, gans door de brand vernield.
Zelfs geld en klederen bleven in de vlammen;
alleen het paard en twee varkens konden
gered worden. De brand brak uit terwijl de
echtgenoten Baens om voeragie waren.
-Daar de Mof verboden had nog na 7 uur te
tappen, trokken enige jongens van 't Winkel
op Pier van Transvaal af, denkende daar op
de hei vrij spel te hebben. Maar de Mof had
lont geroken; hij kwam de kaartpartij
onderbreken en begon andere troef te spelen. Pier kreeg 500 mark boete en zijn klanten
elk 25 mark. Maar goed dat er aan de
baggenhandel nog een centje vast zit.
-Bij Kunnen de slachter, waar de bevoorrading
van het steunkomiteit zijn waren huisvest, stal
men drie hespen en andere levensmiddelen.
Een paar Moffen zouden het gedaan hebben !
Nummer 10 - september 1917 _______
Men meldt ons het overlijden van: Jo-
hannes Henckens, landbouwer (Vlaaster
Jan), Elisabeth Stevens (Slichte Bet- je),
Renier Voorter (Klokke Nierke).
-Het hooi gras werd geveild en gepacht
aan 1.000 tot 1.500,-fr. de hektare.
-De Moffen hebben ellendige armoede
(Goddank!) en bedelen de mensen af voor alles
wat maar enigszins eetbaar is; ze zijn op niets
vies gevallen. Echt zwijnenras !
Nummer 11 - oktober 1917
De oogst valt nogal mee en hadden we er
alleen mee te delen dan viel er hoegenaamd
geen klagen, doch helaas ! De mof eist het
leeuwenaandeel, en waren onze boerkens hem
niet veel te plat, wat zou er ons overkomen.
Ofschoon het koren in 't algemeen goed in
heeft, dorst de pruis slechts vier vaten van de
tien hopen: de mof ziet beteuterd langs zijn
neus en de boer lacht in zijn vuist.
-Onzeggelijk is het met welke gulhartigheid
de lieve kleintjes uit 't Walenland hier
behandeld worden; men zou haast denken dat
er de eigen kinderen voor achteruit moeten
staan. Maar ze hebben ook zo'n verleidelijke
manier om zoentjes te geven en onze stuurse
boerenvrouwen als mamaatje te betitelen, dat
ze onweerstaanbaar zijn.
-Een Pruis die 't leven moe was -en hoeveel
zijn er zo niet?- dacht een werkdadig middel
uit om zich van die last te ontdoen. Hij ging
met het hoofd op de geëlektriseerde draad
liggen. Dit hielp want toen men hem vond was zijn
140.
schedel gans doorgebrand en zijn
zwijnenogen hingen hem tot onder zijn
kinnebakken.
-De genaamde Eng... van Bree, die alhier in 1t
Broek aan de draad dood bleef, stond aan 't
hoofd van een geduchte dievenbende. De
gemeente Bree had zijn hoofd op prijs
gesteld en
1.0, -fr. uitgeloofd aan wie hem
dood of levend overleverde. De Duitsers had-
den hun grenswachten last gegeven hem bij
de eerste gelegenheid neer te schieten. Eng...
hield zich vooral in de bossen schuil en
randde onmeedogenloos alle voorbijgangers
aan.
-Onze naburige Hollandse bevolking heeft
het ook niet meer te breed en zij is voor
verschillende eetwaren op rantsoen gesteld.
- (Allerlei):
Jaak Janssen, van Molenbeersel, bevindt zich
nu in het I.M.I.O.H. (Tehuis voor
oorlogsinvalieden) te Sainte-Adresse.
Nummer 12 - november 1917
Het spreekt van zelf dat geen enkel inwoner
van onze gemeente gedacht heeft aan kermis
vieren. Hard werken en voor onze jongens
bidden, dat zijn de enigste bezigheden van
de brave bevolking. Maar de Mof had het anders voorzien en daar we steeds een sterke
grenswacht hebben, zocht hij er wat moed en
vrolijkheid in te blazen bij deze gelegenheid.
's Zondags 's namiddags dan kwam de
"kapelle" van Maaseik af met een hele stoet
staakrechte, dikneuzige en breedmuilige
officieren, schreeuwbont gekleed -men had
op voorhand alle varren met dubbel keten
moeten vastleggen- dikopgevulde, sterk
bepoederde "frau- lein" en een paar kale
jonkheden, waarvan we voor 't ogenblik maar
liever zwijgen, om de feestelijkheid bij te wonen en op te luisteren.
Dat er geen Molenbeerselaar te verre of te na
te zien was, spreekt van zelf.
-Onze hollandse geburen klagen stenen uit
de grond omdat ze zo streng gerantsoeneerd
zijn. Luister maar: een half pond brood per
dag en per kop; 1 ons
rijst, gerst of havermout in de maand, wat
erwten en bonen, een beetje suiker en een
handvol koffie... hoepel daar maar mee op !
-Onlangs trokken op 'nen viezen keer 12
feldgrauen met eens de grens over en zopen
zich te Str... bijna te bersten van plezier de
spuigaten uit te zijn. Konden ze dat maar
allemaal klaar spelen !
Nummer 13 - december 1917
Niettegenstaande de strenge grensbewaking,
trekken nog gedurig Mofse weglopers naar
Holland. Een Duits officier, die een ronde
deed langs de grens in 't Broek, zocht
tevergeefs naar een post van 15 man door
een "Veldezel" -lees feldwebel- aangevoerd.
Zelfs zijn schreeuwen als een speenvarken,
zijn "gesakker" als een helleduivel of zijn
urenlang turen door de verrekijker, brachten
hem niets verder: zijn mannen hadden het
naar Stramproy afgestapt.
-De tramlijn Maaseik-Weert is terug in
bedrijf. Volgens men ons schrijft loopt de
tram van Maaseik tot aan de grens, waar de
reizigers moeten overstappen op de tram die
hun van daar naar Weert brengt. Uiterst
strenge maatregelen worden toegepast. Zo
bijvoorbeeld is het de garde van de ene tram
onder de zwaarste bedreigingen verboden te
spreken tot die van de andere tram.
-Het is bijna onmogelijk een pas te bekomen
om zich, al was het maar voor een paar uren en om reden van familiezaken, naar de ene
of andere naburige Hollandse gemeente te
begeven. Toch is er onze zeer eerw. Heer
Pastoor nog i geslaagd -waarschijnlijk omdat
hij Hollander is- een viertal dagen bij zijn
achtbare zusters te mogen gaan
doorbrengen ter gelegenheid van Weert
kermis.
-Uit een brief van 6 november knippen wij:
de mensen zijn hier, Goddank, nog goed
gezond, hebben genoeg te werken en ook
genoeg te eten, ofschoon alles peperduur is.
Zo bijvoorbeeld: een ei 65 centiemen, een
vet zwijn van 1.700 tot 1.800 frank, een
goede koe rond de 2.500,-fr.
141.
Wat een boerenmens moet aankopen is ook zo
ijselijk duur: kolen 120,-fr. de
1.0 kg., koffie 40,-fr. de kg., een gewoon
kostuum 200,-fr., een paar schoenen 150,-fr.
en zo verder, alles wat men maar nodig heeft.
't Spreekt van zelf, dat onze goede boeren niet
meer kopen dan dat wat ze hoogst nodig
hebben en dat er zuinig en karig geleefd wordt
in afwachting dat de tijden weer verbeteren.
-Men meldt ons het overlijden van M.B.
Verstappen; Fransen Pieter-Johannes; de vrouw
van Mathys Kunnen (Jepkes Tieske)
-Ofschoon het wel streng verboden is zonder
toelating van de mof zijn eigen varkske te
kelen, weet menig boerke daar toch wel een
steeltje aan te passen. Zo lapte het hem ook
Mathijs S. (Hubes Ties), maar de mof kreeg er
kennis van en kwam den armen Ties 't varken
uit de pot halen. Waren die verwenste Pruisen
maar niet zo sterk, he! Ties ?
-Einde oktober werd een veulen geveild van
4 maanden voor 1.600 frank.
-De Mof rekende uit dat een boerengezin, uit
acht personen bestaande, maandelijks recht
behield op 61 kg. graan.
Waarlijk niet te veel om brood te bakken !
- (Allerlei):
Onze wakkere strijdmakker, Thomas Rachels
van Molenbeersel, die zich voor een paar
maanden inscheepte om ons heldhaftig
koloniaal leger te vervoegen, laat ons weten dat hij welvarend te Durban, in Afrika, is
aangekomen om vandaar de reis voort te
zetten.
Zijn nieuw adres luidt: Thomas Rachels,
onderofficier van de Openbare Macht,
Belgische koloniaal troepen, Bèlgisch Congo,
langs Dar-es-Salam.
- (Briefwisseling):
Wij zijn eindelijk zo gelukkig onze makkers
van Molenbeersel de adressen te kunnen
meedelen van hun twee wapenbroeders,
krijgsgevangen in Duitsland: -Kunnen Jacob,
14e linie, Kriegsgefan- genen nr. 136,
Stammlager, Parchim, Deutschland.
-Royens Theodoor, 2 Baton 5 cie, nr. 568,
Mannschaftsgefangenenlager, Trup-
penübungsplatz, Alten-Grabow, Deutsch- 1
and.
De Maeseyckenaar zal die twee vrienden niet
vergeten !
MEDITATIE VAN EEN LIJNVISSER
Morgen ga ik vissen...! Op voorhand verheug ik me reeds in een dag zonder woorden en cijfers,
die in hun fantazieloze eentonigheid een formele uitspraak doen over het wel en het wee van de
Vlaamse boerenstand. Geen kriepende deuren, geen raam dat open en toe moet naargelang de
onbekende willekeur van kollega’s en ook geen lift die vlak vóór je neus vertrekt terwijl je door
het spionnetje nog juist kunt zien hoe een juffrouw, met de rug naar je toe en het gelaat in de
spiegel, haar lippen wat bijwerkt. Naar het waarom daarvan kun je raden, net zoals naar de vele
andere waaroms die tussen het leven van elke dag een vraagteken plaatsen.
142.
Morgen is dat uit. Geen woorden, geen
telefoon, een ganse dag alleen met jezelf en
met alleen maar wat rode pieren naast je in
een potje.
Mijn zonen alle vier hebben zich vandaag op
een bijzonder toegewijde wijze ingespannen
om in onze tuin, hetzij onder de
bessenstruiken, hetzij onder de bloeiende
prinsessebonen, te zoeken naar de vetste en
roodste eksemplaren van de door vissen
meest gegeerde pierenvariëteiten die er in
onze hof voorkomen.
Ten einde elke ontsnapping te voorkomen,
hadden ze de pieren met een dikke koord aan elkaar geregen zodat ze, bij mijn
thuiskomst, met gezichten als zonnen, me
een sliert pieren lieten bewonderen, waarvan
ze zeker waren dat ze me zou bevallen.
Ik heb ze dan maar met dankbaarheid
aanvaard terwijl ik hen verzekerde dat geen
vis, te land of ter zee of waar ook ter wereld,
aan hun lokaas zou kunnen weerstaan.
Toen ze sliepen heb ik een nieuw potje
pieren gevangen, terwijl ik diep in mijn
binnenste een schuldgevoel gewaar werd
omdat ik mijn kinderen bedrogen had.
Vissers hebben over 't algemeen een gevoelig
geweten, net zoals jagers trouwens en
andere stropers. Ook mijn vrouw heeft haar
aandeel gehad in de voorbereiding. Deze
morgen heeft ze kempzaad gekookt, zodat ik
nu met bewondering kan kijken naar de witte
kiempjes die uit het harde zwarte zaad
komen kruipen.
Tenslotte trek ik naar het bos en vul er mijn
blikken doos met grote strijdlustige
bosmieren. Ze kijken me gloeiend kwaad
aan en bijten me kwaadaardig in mijn
kuiten.
Met de zalige zekerheid dat het morgen dé
dag zal zijn, leg ik me te bed en ik sluimer
in met het beeld van de wonderbare-
visvangst voor ogen. In mijn droom komen
ze één na één naar me toe: de grote wilde
snoek die als een "meteoor" door het water
flitst, het frele rietvoorntje met zijn zilveren
maliënkolder, de groen-gele baars met
vinnen als een vlag op een schip, de brasem
die er uitziet alsof hij gans zijn leven
tussen twee zware stenen werd platgedrukt.
Ze komen naar me toe en vechten als wilden om toch maar eerst aan het aas van mijn
angel te geraken.
De dobber zwalkt in wilde kolkingen over
de stroom en verdwijnt opeens met een
forse ruk in de diepte. Ik zet me schrap en
wil de lijn intrekken, doch mijn handen zijn
machteloos. Het monster trekt me het water
in.
Ik voel de koude stijgen rond mijn benen,
mijn borst, mijn keel. Wanneer ik op het
punt sta helemaal in het water teverdwijnen,
word ik wakker. Ik ben nat van het zweet.
* * *
De wekker loopt af. Vier uur.
De laatste jaren heb ik regelmatig met
heimwee teruggedacht aan de tijd, reeds
lang geleden, toen ik nog de moed had om
vier uur 's morgens op te staan alleen maar
om de zon te zien opgaan en te kontroleren
of onze leraar latijn geen zever vertelde
wanneer hij in de klas beweerde dat de
"aurora musis arnica" is. In die tijd werkte
ik meest- .al nog pro deo, ik schreef
namelijk gedichten.
Ik zal dus weer eens de zon zien opgaan .
143.
Ik werp de lijn uit in de rivier. Over het water
drijven grijsgrauwe mistslierten, restanten van
de verfomfaaide kleren van geesten en heksen
die de ganse nacht over de rivier hebben
gedanst.
In het oosten strijkt de dageraad met haar
roze vingers' over het blanke gezicht en het
zwarte haar van het slapende Sneeuwwitje.
Iets van de geest van Homeros, Vergilius en
Andersen komt over me, maar gelijktijdig ook
het gevoel van machteloosheid om uitdrukking
te geven aan die wereld zonder... geld en
ekonomie.
De lucht trekt open en over de rode
wolkenbanken heen zoekt het licht zijn weg
naar het westen, het zuiden en het noorden.
Kleine witte wolkjes troepen boven mijn hoofd
samen tot de huif van een wijtewagen.
Koeien loeien aan de overzijde van de
Maas. Zo hun boter niet mag ingevoerd
worden, dan kan het overwaaien van hun
geloei geen kwaad voor de veiligheid van
onze inlandse melkproduktie. Geërgerd zet ik deze "ekonomische gedachte" van
me af. Ze past niet in deze serene sfeer
van beroepsloze mijmering.
Een snok aan mijn dobber. De spanning wipt
als een aap in mijn leden.
Weer 'n snok. M'n handen trillen van verwachting: zal ie groot of klein zijn? De
dobber schiet de diepte in. Ik ruk even. Ik voel
de weerstand in mijn vingertoppen terwijl mijn
hart enkele onverwachte kloppingen heeft.
Zachtjes haal ik in tot de witvis in een zilveren
schittering aan de oppervlakte verschijnt.
Voorzichtig haal ik helnnaar de oever toe. Nu
het schepnet. Terwijl ik de lijn met de lin-
kerhand vasthoud tracht ik met de rechter het
schepnet onder de vis te schuiven. Eindelijk is
het gelukt. Ik trek de angel uit zijn bek en
duw hem voorzichtig in het leefnet dat ik terug in de rivier leg na het achter een steen
te hebben vastgesjord. Ik veeg
mijn kleverige handen af aan het gras,
doe drie verse bosmieren aan de angel
en werp de lijn weer in.
De dobber drijft rustig. Achter de dijk
ontwaken de geluiden van de dag. Ik hoor
gerinkel van melkemmers uit de nabije hoeve en over de weg dokkert een wagen. Ik
zie alleen de schuddende kop van het paard
en 't hoofd van 'n man met 'n pijp ervoor.
De vis in het leefnet spartelt. Ik kijk even.
Het is 'n mooie dikke vis... Zou hij er ooit
aan gedacht hebben dat het vandaag zijn
dag zou worden? Wellicht heeft hij al die
jaren maar gezwommen en gespeeld en
gevreten wat er voor zijn neus kwam,
precies of er nooit een einde zou komen aan
het dartele spel van zijn leven. Ben ik ook
niet 'n beetje "vis", zo nu en dan?
En hoe lang zal mijn spel duren? En als je eenmaal de hand van de Grote Visser om je
borst voelt, wat zal Hij dan van je zeggen?
Nee, nu geen zware gedachten !
De zon stijgt. Ze vlamt op mijn blote kop,
op mijn armen en benen. Naast me bruist
het water van een beek die met een kleine
waterval in de rivier valt. Over de stroom
tuffen schepen tot aan de rand geladen met
kiezel.
De schaduw van de kerktoren aan de over
kant kringelt over de lichte golfjes.
De zware tonen van de middagklok waaien
open over het water en over de ritselen de
tarwevelden achter de dijk.
Ik open mijn boterhammenzak, eet, mijmer
en geniet.
Ik wuif naar de man in de zeilboot die
voorbijkomt. Hij zit op het achterdek, de
handen onder het hoofd, alleen met het
water en de glooiende dijken. Hij groet
terug. Wij zijn broers, van de rustige
eenzaamheid.
Weer werp ik de hengel uit...
JAAK VANDEWEERDT
(Geistingen, 1962)
PELGRIMSTOCHT VAN KINROOI NAAR ROME ANNO 1787
Of er vandaag de dag in de biechtstoel nog penitentie gegeven wordt laat ik in het midden. Toen
wij jong waren kregen we wel eens vijf onze vaders en vijf weesgegroeten te bidden, voor
penitentie. Onze ouders moesten al wat meer bidden, maar onze voorouders kwamen er soms
maar bekaaid af. Je hebt zeker al gehoord dat bepaalde lieden voor penitentie op tocht moesten
naar St.-Jacob van Compostella in Spanje. Een Roomse reis als je het me vraagt, honderd en meer
jaren geleden ging het allemaal te voet, door onherbergzame streken, temidden van vele
gevaren.
Welnu, in een archiefstukje uit 1787 ont
dekten we dat een inwoner uit Kinrooi op
pelgrimage trok naar... Rome. Ook niet bij de
deur als je het me vraagt.
Op 7 februari 1783 maakte Maria Hae-
mers, weduwe, (haar man heette Hendrik
Bosmans) haar testament.
Hier gaan de bepalingen van dat testament
:
1) Vijf stuiver aan de kerk van Kes-
senich.
2) Aan Maria Bosmans, de nagelaten
dochter van haar zoon Peter Bosmans,
de som van 50 gulden.
3) Aan haar zoon Joannes Bosmans 100
gulden.
4) Aan haar dochter Elisabeth Bos-
mans 60 gulden.
5) Aan haar zoon Mathias Bosmans
100 gulden.
6) Aan haar zoon Hendrik Bosmans
200 gulden.
7) Aan haar zoon Wilhelmus Bosmans, al
haar goederen.
Dit testament werd opgesteld ten huize van
Maria Haemers te Kinrooi. Getuigen waren:
Joannes Teuwen en Maxi- miliaan Van de
Walle.
Het testament werd overgemaakt aan
notaris Eggelen.
In een bijgevoegde nota lezen we: "Mathias Bosmans heeft op 12 april 1787 de som
van 200 gulden ontvangen uit handen van
Wilhelmus Bosmans, hem door zijn moeder
vermaakt voor de bekostiging van een
pelgrimsreis naar Rome".
Rest nu nog alleen de vraag waarom Ma-
thias Bosmans zo nodig naar Rome wou.
Het kan ook dat het hier gewoon gaat over
de inlossing van een 'belofte'.
Of dat Mathias Bosmans zo godsdienstig
was dat hij de paus, het hoofd van de
katholieke kerk, wel eens in levende lijve
wou zien. Van Kinrooi te voet naar Rome.
Zal het hem ooit iemand nadoen?
MET KALABAS, PALSTER EN SCHARPE.
Men kon in de Middeleeuwen op bedevaart
gestuurd worden, zowel wegens mondelinge
beledigingen als uit hoofde van man- of doodslag, lezen we in een oud artikel. Alles
hing af van de omstandigheden van de
zaak, van de plaatselijke gebruiken en van
de ... rechters. In vele gevallen kon het
slachtoffer de pelgrimstocht afkopen. Hij
die rijk was (denk maar aan de lo- telingen)
had altijd een voetje voor. Wie geen losgeld
kon betalen ondernam de opgelegde tocht
voorzien van kalebas, palster (staf) en
scharpe (reiszak).
Geen van de boetelingen mocht terugkomen
zonder behoorlijke getuigschriften te kunnen voorleggen, zoniet werd hij voor 33
jaar of voor 99 jaar (zeg maar voor altijd)
uit het land verbannen .
Uit de overlevering weten we dat een ander
persoon uit Kinrooi, een voorouder van de
stam Symkens, op bedevaart 'moest' naar
het verre St-Jacob van Compostella in
Spanje. Het blijkt dat hiervan nog een en
ander terug te vinden is in het
familiearchief.
14b.
NIKOLAES OP 't BROEK UIT VUCHT. FAMILIEKRONIEK KRAEWINKELS
In 'Maaslandse Sprokkelingen’ (oktober
1980) staat het verhaal van Nikolaes Op 't
Broek uit Vucht die op 14 april 1840 zijn
Rometocht aanvatte, samen met zijn
metgezel Willem Peeters.
Roger Janssen schrijft in de inleiding: "Van
in het begin gold zo een pelgrimage als een
boetedoening, die spontaan doch meestal
opgelegd en met dwang werd aanvaard.
Zowel kerkelijke als burgerlijke rechtbanken
verwezen de veroordeelden naar het een of ander bedevaartoord. Als voornaamste zijn
bekend: Rocamadout (Rutsemedouwe), Sint-
Jacob in Com- postelle Spanje), Vandöme
(Loire), Kevelaer, O.L.Vrouw van Loretto en
Rome enz..."
ic ie
Wellicht was Mathias Bosmans door de-zelfde gedachte bezield als Nikolaes Op 't
Broek uit Vucht waar die zegt: "Toen ik
nauwelijks de ouderdom van 20 jaren
bereikt had werd ik zo door
godsdienstigheid of eerder nog door
nieuwsgierigheid gedreven, dat ik het
besluit nam om Rome te zien, kost wat
kost, ik zou onze H.Vader de Paus
Gregorius XVI bezoeken, al moest ik
daardoor ook het leven derven".
PIET HENKENS
Gesprek in de Hees met een oud-brik- kebakker:
"Water, gank mich toch gauw! Gèèf mich
mer ene gooje borrel!"
"Dan motj gèè toch waal met eur jao- re
'n iezere gestel höbben?"
"Det is het noe zjust: ich ben bang det het
geit rossen..!"
De familiegeschiedenis van dit Maaslandse
geslacht werd geschreven in 1971, toen de
Kraewinkelsen hun eerste familievergadering
hielden. In dit fraai uitgegeven familieboek
lezen we dat de oudste gekende stamvader
een zekere Godefridus Krouwinkel was, die ca.
1636 te Maaseik woonde. Hij had liefst twaalf
kinderen, maar dan wel uit twee huwelijken :
zijn eerste vrouw was een zekere Anna en zijn
tweede heette Mechtildis van Kempen. Slechts
twee van de acht zonen huwden te Maaseik en
van deze twee stammen ook alle Kraewinkelsen af die men in alle hoeken van
Limburg en ook daarbuiten kan aantreffen.
Merkwaardig in de familiegeschiedenis is de
vondst van een muntstuk, dat te Geistingen-
Ophoven gevonden werd en waarop naast het
randschrift "Rechen Pfenninge van Dawanus
Kraewinkel" ook het familiewapen of beter het
huismerk geslagen werd. Het toont ons een
aardteken of wereldbol met band en kruis en
stelt het overwinnende kristen- dom voor.
Men zou hieruit kunnen besluiten dat onze
Dawanus Kraewinkel een
146.
zeer godvruchtig man was, maar ook en met
meer zekerheid dat hij handelaar is geweest.
Het was vroeger immers gebruikelijk dat
sommige landeigenaars die ook in de stad
een winkel hielden hun eigen munt lieten
slaan. Denken we maar aan Willem van der Meer van Tongeren, die méér dan 200 jaar
geleden zijn arbeiders met eigen gemaakt
geld uitbetaalde, geld dat uiteraard alleen
geldig was in zijn eigen winkel. Het is ook
mogelijk en zelfs niet uitgesloten dat het
alleen maar pasmunt of kleingeld was, dat bij
gebrek aan wisselgeld in gebruik genomen
werd. Er zijn trouwens nog grootwarenhuizen
die een soort rekenmunt, uit plastiek ge-
maakt, gebruiken bij de terugbetaling van
het leeggoed.
De Kraewinkelsen waren dus gewiekste
zakenlui en handelaars, maar dat zijn ze niet
altijd gebleven. Ze hebben zelfs zeer
uiteenlopende beroepen uit- geoefent,
gaande van landbouwer en dagloner tot
herbergier, koperslager en loodgieter.
In de 18de eeuw waren Pieter, Theodoor en Leonard Kraewinkels kerkmeester en
burgemeester te Ophoven. Eén van hen, nl.
Pieter had weinig of geen geluk in het leven,
want in 1754 liet Baron Filip van Waas
Hendrik Molenaers radbraken, Pieter Paesen
hangen en Pieter Kraewinkels onthoofden.
Dit wrede vonnis heeft onze bloeddorstige
edelman ook geen geluk gebracht, want
enkele jaren later werd hijzelf door een jon-
geman koelbloedig neergeschoten en zijn
zuster stierf, zoals onze Pieter, onthoofd
door de guillotine te Parijs.
Waar komt deze eigenaardig klinkende
familienaam Kraewinkels nu vandaan ?
Wel, van een plaatsnaam en het bewijs
hiervoor is het Kraewinkelshof te Ophoven,
een oud laat- of cijnshof.
Reeds in 1506 werd het door een zekere Johannes, die men Kraewinkels noemde, voor
het leenhof van Kuringen verheven. Het woord
"winkel" moet men hier niet zien in de
betekenis van een opslagplaats of ruimte waar
men handel drijft. Maar als een stuk land waar
vermoedelijk veel kraaien neerstreken. Ook
elders in ons land en in Europa zijn zulke
plaatsnamen gekend en de familienaam kan
dan ook op verschillende plaatsen ontstaan
zijn. Bekend voor ons zijn de families
Krahewinkel in Saksen en Van Kraaiwinkel in
Brabant. Dit Brabants geslacht heeft het in de loop der tijden niet slecht gedaan, want het
werd in de persoon van Barthelemy Van Kraai-
winkel door Karel II in 1687 in de a- delstand
verheven. Deze Barthelemy was de kleinzoon
van Jan Van Kraaiwinkel, die soldaat was bij
de lijfwacht van Keizer Karel V. Tot dit
geslacht behoorde ook Jan Frans Van
Kraaiwinkel, die in 1779 een leenhof kocht te
Geetbets.
Over al deze edele en minder edele takken
hebben de afstammelingen van Bella
Bruystens en Jacobus Antonius Kraewinkels op
hun familiereünies reeds dikwijls nagekaart.
FRANCIS G00LE en PIET SEVEREYNS
147.
MOLENRECHT TE KESSENICH
Meer dan honderd jaar geleden publiceerde ene G.D.F. in de eerste jaargang van "De
Maasgouw", 1879, nr. 77 d.d. 24.04.1879, een vondst uit het rijksarchief van Maastricht. Het
is niets 'bijzonders' wanneer we dit stuk vergelijken met andere uit de 17 eeuw, maar omdat
P.Bouveroux er in zijn degelijk en uitvoerig artikel 'Over de dwangmolens der heerlijkheid
Kessenich" (Verzamelde Opstellen, Hasselt, 1943) geen gewag van maakt, al weet hij veel te
melden over de betrokken molen, meenden wij dat het stuk, na zoveel tijd, nog de moeite
waard is om het te vermelden. Ziehier dan de tekst van het artikeltje:
Oc 't Provinciaal Archiei bevindt zich een
dubbel klein folioblad van den volgenden
inhoud:
Extract uyt de Landtrechten offte ordre van
rechten der bancke Kessenich, gere- formeert
offt gerenouveert by den Wel Eedelen Heer
Walraeven van Waes Heer zu Kessenich etc.
geexcopieert door Joannes Servatij, alwaar
onder andere in fine stondt het naervolgende:
Dit syn de Landtrechten end moolen- rechten
des Landts. Kessenich dienen verkleert te
worden op het jaer gedingh.
Item dat is dat moolen recht.
Item wij is van den irigesetenen lae- ten die
zelfs zien kooren draeght offt dede draegen,
offte voer offte dede vaeren voor sijn handt
in de moolen, soo sal den Molenaer maelen om
dat twintighste deel.
Item, haelt den molenaer dat kooren bij de
laeten undt wederbrenght, doo magh den
molenaer daer aff mollich- teren dat sestiende
deyl, soo oock dat moolenrecht offt den molder
wildt soo magh hij halden eenpeerdt met een
karren ende haelen dat kooren bij de laeten,
en hij sal hebben een Eycker gebrandt vat bij
de karre want wij offt wij den molenaer niet
en gelooff- den den laeten voors, soo ist den
molenrecht dat men sal meeten dat kooren
metten vat voors, en leveren dat kooren op
zijn karre.
drij vaet buydels meel; item is het kooren
geweest 4 vat, soo sal hij leveren 6 vaet
meeis; item offt is geweest een melder,
daer van sal hij leveren 9 vaet meeis, end
alsoo naer pondt belanck des koorens.
Item dat kooren en meel sal all streeck
moeten syn en dat met densel- ven vaet
gemeten.
Item offt geviel dat die ingesetene laeten
offte nabueren hun maete offt soo veel meeis
niet en hadden offt hebben dat sij den
molenaar gelevert hebben, soo magh men als die
laeten voors, die kerre met dat peerdt binden
aen eenen tuyn, al wes den molenaer hunne maet
lievert als voors. is sonder mesdoen aen den
Landtheer van Kessenich.
Item die mollichter cuyp offte kist sal vier
voet staen van het raet.
Item is noch dat moolen recht dat het kooren
magh liggen 2 daegen en een nacht wanneer die
meulen en conde gemaelen offte verlegen met
ijse; waer dan niet gemaelen, offt die molen
niet en ginck offt geen mael water en hadde, soo
mogen die laeten voors. het kooren op laeden en
maelen dan waer sij connen en mogen.
Item offt die laeten hun kooren moesten
gelden, soo sullen sij des versoecken aen den
molenaer, en vercoupt hij t' als den merckt
soo sullen sij dat kooren aen hem gelden als
hij dat oock gemaelqn kan; maer en heeft hij
geyn kooren, offt hij niet gemaelen en kan,
soo mogen die laeten het kooren gel-
Item, sal den molenaar dat alsoo maelen, offt
des koorens is geweest 2 vat dat hij daer uyt
sal leveren
148
den en laeten maelen, waer sij konnen offt
mogen.
Item is noch dat moolen recht offt de laeten
buyten moeien jaer en dagh, soo magh den
molenaar die laeten doen dae- gen met dagh en
dagh recht, en dwingen die persoonen met dagh
recht daer te moeten coemen en betaelen hem
heel en sijn gansch mollichter die sij hem
ontvoert hebben.
Item offt geviel dat eenige van die laeten
buyten moeien eens offt tweemael, offt drijwerf
offt meer offt min, als hij die luyden gehelpen
offte gemaelen kan, als dat verklaert staet,
soo magh den meulder henen gaen offt die weder
te moolen coomen, en mollichteren gans alle die
molchter die hij meynt dat die persoonen offt
laeten hem ontvoert hebben, sonder mesdoen aen
Heer offte jemandt, ende soo verre als die
laeten buyten hebben gemaelen geen saecke en
hebben tegen den meulenaer.
Et signatum erat: JOANNES SERVATIJ,
secretarius der Heerlyckheyt Kessenich
tot Hunsel. Copia.
Deze copia of afschrift had tot on-
derteekening: P.DREESENS, secretarius
liberi territorij de Kessenich.
Zoo als blijkt uit het hoofd van dit
afschrift, is dit molenrecht, dat in ieder
jaargeding aan de ingezetenen moest
voorgehouden worden,^van oude herkomst en
werd in de 17 eeuw hernieuwd of wellicht,
als slecht costumier zijnde, in schrift
gebracht door of op last van den heer van
Kessenich, Jan Walraf van Waes. Deze had
die rijksheerlijkheid verheven in 1689 voor
het leenhof van den Hertog van Gulik, van
welken zij roerende was.
Uit bij mij berustende afschriften van 't
Gichtboek van Kessenich, on- derteekend
door Joseph Buren, secretaris der bank, en
gecollationneerd door zijn opvolger P.
Dreessens bovengemeld, blijkt verder dat de
ban- of dorpsmolen in 1663 "verob-
ligeert ende verbonden" was voor
kapitale sommen aan Jonkheer Charles de
Bourlain en Matheus Bocholt, en dat
deze, wegens gebrek der in-
terestbetalingen, bij gerechtelijke
verkooping of uitwinning van 28 Sep-
tember 1663, den molen met alle apen
dependentien, tevens ook den hof genoemd
Grouwels, "met alle sij- ne aanclevende
gerechtigheyt", gelegen te Uffelsen en
mede hypothecair verbonden, overdroegen
aan den land- scholtis Carolus Crol,
admodiateur van 't Graafschap Horn.
G.D.F.
Nog enkele toelichtingen :
* het gaat duidelijk over de banale of
dwangmolen van Uffelsen, onder
Waleram of Walraaf II van Waes en wel
in de 17e eeuw. De molen werd door
hem verheven (kwam rechtens in zijn
bezit) voor de hertog van Gulik in
1639.
* het molchter was het maanloon in 'natura'. Het bedroeg, gelijk elders, 1/20 als men het graan zelf naar de molen bracht; 1/16 als de molenknecht het met de 'molenkar' kwam ophalen en het meel weer kwam thuisbezorgen.
* de molenkar wordt vermeld en ook het
geijkt vat dat de knecht bij zich moest
hebben ('gebrandt' betekent hier geijkt).
Hij moest een 'gestreken' maat afleveren.
Een 'malder' is hierbij een vaste maat
volgens het aangewende 'vat', in dit geval
'Maas- eiker maat'. In principe is een
'malder 1 een hoeveelheid graan die in-
eens kan gemalen worden. Het vat kent
verschillende maten, variërend van
23 tot 26 liter. Bijgevolg is een 'malder' zes vat, dus iets tussen 138 en 156 liter;
laten we zeggen : rond de 150 liter. Van 2
vat koren moet de klant 3 vaten meel
krijgen; van 4 vat moet dat 6 vaten meel
geven; van 1 malder dus 9 vaten meel.
149.
* Grouwelshof onder Uffelsen hoeft men niet
meer te gaan zoeken: volgens P. Bouveroux
werd het in 1840 afgebroken. De Uffelse
molen, lang een twistpunt tussen
Nederland en België vanwege bewateringen
.. staat daar nog wat verweesd langs de
rechtgetrokken
beek: een schaduw van wat deze bekende
molen ooit is geweest. Over eigenaars en
twisten ... kan men terecht bij P.
Bouveroux.
DONAAT SNIJDERS, o.s.c.
VAN MEER DAN EEN HALVE EEUW GELEDEN,..
GEPLOGENHEDEN BIJ OVERLIJDEN EN BEGRAFENIS
Als iemand in de parochie overleden was,
werden zo spoedig mogelijk de pastoor en de
koster verwittigd.
Dat was zó te Molenbeersel en ongetwijfeld
overal in het omliggende..
De hele buurtschap was van de treurige
gebeurtenis vlug op de hoogte. Vrouwen die
enigszins de tijd hadden, gingen de dode
even groeten en de familie wat troost bieden.
De koster, of één van zijn zoons, luidden de
klokken. Driemaal na elkaar, met een
minuutje tussenpoos tussen het gebeier.
Het nieuws liep als een vuurtje door het
dorp. Velen konden wel gissen wie -zoals dat
heet- het tijdelijke met 't eeuwige had
verwisseld.
De mensen uit de wijk kregen dan een aantal
opdrachten te vervullen, die bij zulk geval
noodzaak worden. Maar de vrouwen waren
nochtans eerst aan de beurt: zeven
ongehuwde meisjes (mêègdje), van hoofd tot
voeten omhangen met een zwarte folie,
trokken in de vroege morgen, in een lange rij
en hardop biddend naar de kerk. Daar werd
voor de zielerust van de gestorvene een
lange reeks Onze-Vaders en een lange reeks
litanieën gebeden.
* # *
Was de aflijvige iemand van enig aanzien,
dan werd vaak beroep gedaan op een
nonnetje om het lijk "af te leggen".
Tenminste als het zustertje niet te ver moest
gaan.
's Avonds kwamen alle mannen uit de buurt
in het sterfhuis samen om de rozenkrans te
bidden. De schaars verlichte huiskamer was
spoedig eivol en niet zelden te klein.
In het halfduister bromden de zware
stemmen vele rozenhoedjes. Zolang de dode
"boven d'aarde" lag, werd dat herhaald, maar
de eerste avond reeds moest er geloot
worden om de taken te verdelen :
- twee mannen kregen de opdracht bij
de dode te waken
- vier mannen moesten de lijkbaar dra-
gen. (Was hêt sterfhuis te ver uit de
dorpskom, dan moest gezorgd worden voor
kar en paard om 't lijk tot aan de kerk te
voeren).
- andere mannen werden aangeduid
om, de dag van begrafenis, de klokken te
luiden
- vier mannen kregen de moei
lijkste taak: het graf delven
- anderen werden er mee belast de fa-
milie in de naburige dorpen te verwittigen
Bij het waken waren enkele traditionele
gebruiken in acht te nemen :
- in de nabijheid van de aflijvige
b 1 i j ve n
- er op letten dat de brandende kaarsen
naast het bed niet uitdoofden en ze
desnoods vervangen
- de haard of de kachel mochten,
bij koud weer, gestookt woraen
- de wakers kregen een grote kan
koffie, om te voorkomen dat ze insliepen
en... dikwijls stond er een stoop jenever voor
ze gereed.
(Er werd verteld dat ze ooit de sterke drank
duchtig door het keelgat hadden gegoten en
dan de angst op het lijf kregen, spoken
meenden te zien, vreemde geluiden schenen
te horen., en nog erger dingen...!)
* * *
Over het klok-luiden op de begrafenisdag,
wil ik nog iets grappigs vertellen .
Mijn vader en ikzelf waren 's avonds gaan
bidden in de woning van een overleden
buurman, ergens in de richting van de beek.
Na de ceremonie werd er geloot om de
opdrachten.
Vader haalde een toegeplooid papiertje uit de
toegestoken hoed en las -tot zijn niet
geringe verbazing- "Loeien". Het stond daar
in mooi "klassiek" schrift: "Loeien". Die het
geschreven had moet zeker van mening zijn
geweest dat de "pappenheimers" van zijn
wijk, niet zouden gesnapt hebben wat "lui-
den" beduidde...
Vader kon zich de dag van begrafenis niet
vrij maken en liet een plaatsvervanger
"loeien"., de klok luiden, bedoel ik..
Wie aan de echtheid van mijn verhaaltje
mocht twijfelen..: na zoveel jaren heb ik, bij
groot toeval, het bewuste papier
teruggevonden in een kerkboek dat mijn
vader toebehoorde, (zie afbeelding) .
* * *
De grafdelvers kregen het moeilijkste werk op te knappen. Zo'n kuil graven is zwaar
labeur.
Zij moesten er vooreerst goed voor oppassen
dat de mulle bovenlaag niet in de put
neerstortte. Een groter probleem
deed zich voor wanneer ze door de dikke
zandlaag hadden gegraven en ze plotseling
op een keiharde, rosse grondlaag stieten, die
weerbarstig bleek voor een gewone schup.
Ik herinner me dat de del vers zich dan niet
verder inspanden, in zoverre dat de kist
nauwelijks één meter onder de grond kwam
te liggen.
Er zijn, op zekere dag, klachten gekomen
hierover (van hogerhand?). Voortaan kwam
de veldwachter meten met de duimstok of de
kuil de vereiste diepte gekregen had.
De delvers bedienden zich van dan af, van
een houweel of een oude aaks, om de
harde ijzerlaag te breken.
* * *
Een aantal mannen werden er mee belast de
familie in de naburige dorpen te verwittigen.
Dat kon onmogelijk anders dan mondeling
geschieden. Brieven schrijven werd niet
gedaan, telefoneren ging toen nog niet,
evenmin als telegrams zenden en wie bezat
een fiets ? Dus., te voet naar Kessenich, of
naar Beek, of Hunsel, of Tongerlo.. Het was
niet altijd een lachertje..!
* * #
Toen ik nog heel jong was, heb ik zo dikwijls
toegekeken als men een dode in het graf liet
zinken. Aan weerszijden ervan stonden twee
mannen met dikke koorden ("zeile"), die ze
onder de kist schoven. Met z'n vieren hieven
ze de doodkist omhoog en lieten die dan
zachtjes in de kuil zakken. (De cowboys van
de Far-West deden hetzelfde met hun dode
makkers., zoals we nogal eens zien op T.V.)
Wie destijds op het dwaze idee is gekomen
verandering te brengen in dit eenvoudig
gebruik, is mij een raadsel. Was men (?) van
oordeel dat twee mannen evengoed de
karwei aankunnen als vier? In elk geval
kwamen er verder geen koorden meer aan te
pas.
Een dikke plank, ongeveer 50 cm. breed, zou
de touwen vervangen. De delvers plaatsten
die in het graf met een uiteinde in de uiterste
hoek, waar de voe-
151.
ten van de dode zouden rusten. Het andere
einde, waar een handvat aan zat, stak aan de
overzijde boven de grond uit. De kist werd
op de plank getild.
Ze schoof met een plotse ruk naar beneden.
De twee mannen trokken de plank uit de
kuil... het lijk plofte neer op de bodem...
Akeli g..!
* * *
De priester maakte een laatste zegenend
gebaar over de dode en keerde dan met zijn
koorknapen terug naar de sa- kristie...
Maar de fami1 del eden, wenende vrouwen
en zwijgzame mannen, gingen weer de kerk
binnen om de kruisweg te doen. De koster
las uit een beduimeld boekje bij elke statie
het passieverhaal voor. Daarna kwamen alle
rouwenden in de middenbeuk, met wijd
uitgestrekte armen God om erbarmen
smeken over de mens die ze even tevoren ter
aarde hadden bestel d.
* * *
Nu zijn al die gebruiken meestal verdwenen
en vergeten...
Vóór een paar weken zat ik bij het bed van
een stervende. De aalmoezenier van de
kliniek kwam hem nog eens zegenen en hem
een troostwoord in het oor spreken .
Daarop zei tot de wenende echtgenote, van
de ijlende man: "Als hij dood is, zal het huis
hier alles voor U regelen. U moet enkel een
hemd meebrengen, een boordje en dasje.. De
begrafenisonder- nemer die aangeduid
wordt, draagt zorg voor de kleinste
details..."
Zo gebeurde het ook, met uitzondering van
de kerkelijke plechtigheid die -op aanvraag
van de naastbestaanden- uiterst ontroerend
overkwam..
In vroeger tijden was zoiets haast on-
mogelijk. Immers., begrafenisondernemers..
wie had daar, op de buiten, ooit van gehoord
??
De buurtgemeenschappen waren destijds
zeer gesloten kringen, waar iedereen elkeen
kende en -al waren er soms vetes tussen de bewoners- als er ergens echte nood heerste,
dan waren helpende handen tot alles bereid.
Bij een sterfgeval bijvoorbeeld, stonden
vrouwen, zowel als mannen, gereed om hulp
te bieden.
Nu zijn vele vriendschappelijke relaties -ook
bij dorpsmensen- door allerlei
omstandigheden verkild, zoniet uitgedoofd.
Men kan het alleen maar betreuren....
MAARTEN JOZEF BOON
K U R I E U S , . .
Verkleinde weergave van een inte-
ressant "doodsprentje"; een gene-
alogisch dokumentje, zoals we’er
meerdere kennen uit Duitsland.
De tijden zijn veranderd,
voor de doodsprentjes..
ook
(Ingezonden: Donaat Snijders)
PERIKELEN OP EN ROND DE TRAM MAASEIK - WEERT (vervolg en slot)
In dit nummer het slot van de "perikelen" zoals ze "Joe Benfon" zrich herinnerde. Qp onze
oproepen in vorige nummers van dit tijdschrift, ontvingen we nog een aantal reakties; deze
komen vanaf het volgende nummer aan bod.
Oude foto's van de tram in onze dorpen blijven welkom en., worden terug bezorgd !
"NOE KRIEG ICH NOCH VIEF SEIMTIEME!"
Wat kostte zo'n reisje Maaseik-Kinrooi of
Maaseik-Molenbeersel? Ik weet 't niet zo
precies meer, maar in de prijs werden toch
nog centiemen vermeld.
Het stukje van 0,05 fr. had nog een zekere
waarde. Op de Maaseiker kermis kon je, in
de twintiger jaren, nog 'n lekker ritje maken op de prachtige paardjesmolen voor 0,10 fr.
en een partij "beugelen" kon je overal spelen
voor hetzelfde bedrag.
Eén van de tramkondukteurs was bijzonder
tuk op een paar centjes "drinkgeld" en hij
had er een geraffineerd handje van weg, om
dat te bemachtigen.. Zo nam hij zeer
dikwijls ruimschoots de tijd om een
geldstukje van 0,05 fr. op te diepen uit het
rammelend kleingeld in de lederen tas, die
op zijn buik bengelde. Dat maakte sommige
reizigers zenuwachtig en die zeiden dan
tenslotte: "Och., laot mër zitte!"
Ik heb -in verband met dit truukje- het
volgende "incidentje" meegemaakt..
De “tramhalt" te Kinrooi, aan het huidige gemoderniseerde vijfwegenkruispunt, met de tram
komende uit de richting Molenbeersel. De "wachtzaal" is blijkbaar leeggestroomd voor de
fotograaf.. Waren het allemaal klanten voor de tram..? (Verzameling: Geschied- en
Heemkundige Kring Kinrooi)
153.
Een geboren Kinrooi naar, oudstrijder 1914-
1918, was na de oorlog als beroepsmilitair te
Brussel blijven wonen. Hij kwam nu voor een
verlofperiode naar zijn familie in Kinrooi
afgezakt, nam aan de Bospoort de tram en
betaalde vóór 't Ven, zijn reistiketje.
De kondukteur scharrelde heftig in zijn
geldtas en gebaarde niet te vinden wat hij
zocht. De reiziger wachtte.. Hij had bij 't leger
geleerd wat geduld is!
Eindelijk zei hij: "Noe krieg ich noch vief
sentieme!"
De kaartjesknipper sloeg rood aan. Hij had
blijkbaar gerekend op: "Laot mèr zitte..!" Hij
grijnsde met brede mond en brabbelde
kwaadweg, zodat iedereen 't moest horen:
"Jao.. jao.. noch vief sentieme.. Hè woentj al
te lang in Brusselt.. Hè wèt neet mier dèt wièj
e knepke zegge.. Hiej.. dao is dien vief
sentieme.. Brusselèr!"
* * *
Onder de oorlog 1914-1918 waren we totaal
onderworpen aan de bezetter., zelfs wat de
betaalmiddelen betrof: we betaalden met
Duits geld., plakten Duitse postzegels op de
zeldzame brieven (die onderworpen waren aan
censuur..')
Na 1918 werden de Marken toch ingew
Top Related