ELEKTRICITEIT MECHANICA
1 Engineering 2de graad IW
1.1 Situering
Na de introductie van de nieuwe leerplannen 2de
graad IW in september 2013, werd van de
leerkracht een volledig nieuwe aanpak verwacht.
De leerplanmakers hebben met de nieuwe
indeling van het specifiek gedeelte in clusters
'toegepaste wetenschappen' en 'engineering' een
duidelijke breuk willen maken met de vigerende
leerplannen om zo een duidelijk onderscheid te
creëren met de leerplannen 2de graad EM.
1.2 Invulling
Door de splitsing in deze twee clusters hebben de leerplanmakers
aangegeven dat er een duidelijk evenwicht moet worden gezocht tussen de
cognitieve vaardigheden van de IW'er (toegepaste wetenschappen) en de
experimentele–onderzoekende vaardigheden (engineering). De klassieke
leerinhouden zoals mechanica, elektriciteit … horen thuis in de cluster
'toegepaste wetenschappen'.
Het is de bedoeling dat in de cluster 'engineering',
de verschillende STEM-leerinhouden (Science –
Technology – Engineering – Mathematics) in enkele
projecten geïntegreerd aan bod komen. De verdeling
van de uren over beide clusters is in principe vrij
door de school te kiezen, maar ze moet streven naar
3 tot 5 lestijden voor engineering.
1.3 Engineering
'Engineering' moedigt de leerling aan om een denkproces te doorlopen. Dit
denkproces zal in het begin van de tweede graad nog intens door de
leerkracht begeleid worden. Een gedetailleerd projectdossier zal hierbij een
hulpmiddel zijn. Naar het einde van de tweede graad is het streefdoel te
komen tot het vinden van oplossingen voor 'open' vragen bij problemen.
Hierbij worden de leerlingen aangemoedigd om op een creatieve manier,
oplossingen in team uit te werken.
Door het 'open' karakter van het probleem is een vooraf uitgeschreven
projectdossier niet altijd nodig. De leerkracht treedt op als coach en helpt bij
het aanreiken van mogelijke oplossingen. Daar waar er nood is aan extra
technisch-technologische input, kan de leerkracht daar voor zorgen, maar het
kan evengoed de leerling zijn die hiervoor de nodige gegevensbronnen
opzoekt.
1.4 Leerlijnen
Centraal 1ste graad (technisch
proces)
2de graad (technologisch
proces)
3de graad (technisch-
technologisch-wetenschappelijke
methode)
Inzicht geïntegreerd toegepast/
abstraherend abstraherend
Kiezen van de
oplossing
(wetenschap-
pelijke methode)
observatieopdracht gestuurd
begeleid
(zelfstandig) formuleren
zelfstandig formuleren
hypothese zelfstandig zelfstandig zelfstandig
analyse begeleid begeleid zelfstandig
validatie begeleid zelfstandig zelfstandig
conclusie begeleid zelfstandig zelfstandig
Uitvoering onderzoeksproces begeleid begeleid
(zelfstandig) zelfstandig (begeleid)
In gebruikname begeleid begeleid
(zelfstandig) zelfstandig
Evaluatie begeleid begeleid
(zelfstandig) zelfstandig
Rapporteren begeleid begeleid
(zelfstandig) zelfstandig
geïntegreerd inzichten in reële complexe situaties verwerven
toegepast/ abstraherend
verschillende inzichten samenbrengen om tot een nieuwe oplossing in een reële situatie te komen
abstraherend inzicht door redenering verkrijgen
gestuurd De leerkracht neemt initiatief
begeleid De leerkracht neemt samen met de leerling het initiatief
begeleid (zelfstandig)
De leerkracht neemt samen met de leerling het initiatief met groei naar zelfstandigheid
zelfstandig (begeleid)
de leerling neemt zelf initiatief onder coaching van de leerkracht
zelfstandig de leerling kan autonoom handelen (leerkracht is evaluator en
moet het proces/product bewaken)
Legende
Observatie: formuleren van de onderzoeksvraag, vast te leggen van criteria
Hypothese: verzamelen van mogelijke oplossingen
Analyse: een oplossing uitwerken
Validatie: aftoetsen van de oplossing aan gestelde criteria
Conclusie: evaluatie van de validatiegegevens
2 Engineering 3de graad IW
2.1 Situering
In de lijn van de tweede graad bestaat het leerplan 3de graad IW voor het
specifiek gedeelte uit een cluster 'Toegepaste wetenschappen' en een cluster
'Engineering'.
2.2 Mogelijke organisatievormen
Het raakvlak tussen de cluster 'Toegepaste wetenschappen' en de cluster
'Engineering' is groot. Beide clusters interfereren immers sterk met elkaar.
De verwevenheid van deze clusters verdient bijzondere aandacht. De school,
de vakwerkgroep en/of de leraar bepalen vrij hoe ze concreet met deze
verwevenheid omgaan. De leeromgeving, de expertise van de leraren, de
leerling en zijn klasgroep … zijn kritische factoren in de keuze van de
geschikte organisatievorm.
Om een idee te geven van de mogelijkheden schetsen we hieronder twee
verschillende organisatievormen. Uiteraard behoort ook elke tussenvorm tot
de mogelijkheden.
De leerkracht kan ervoor kiezen om de technisch-technologische,
wetenschappelijke en wiskundige kennis integraal toe te wijzen aan de
cluster 'Toegepaste wetenschappen' en het ontwikkelen van competenties
voor te behouden voor de cluster 'Engineering'. In dat geval brengt hij
ook de aanvullende technisch-technologische, wetenschappelijke en
wiskundige kennis, nodig om een probleem binnen een gekozen
engineeringsproject op te lossen, onder in de cluster 'Toegepaste
wetenschappen'. In deze organisatievorm worden de projecten
hoofdzakelijk vanuit de leerplandoelstellingen Toegepaste wetenschappen
ontwikkeld en gekozen.
De leerkracht kan er ook voor kiezen om beide clusters te integreren. In
dat geval vertrekt hij van een probleem binnen een gekozen
engineeringsproject en koppelt er de (aanvullende) technisch-
technologische, wetenschappelijke en wiskundige kennis aan die nodig is
om het probleem op te lossen. De leerinhouden binnen de cluster
'Toegepaste wetenschappen' worden dan in hoofdzaak bepaald door de
gekozen projecten.
2.3 Onderzoekend en probleemoplossend leren
De leerkracht kan de doelstellingen met verschillende strategieën
aanbrengen. Hierbij kan hij uiteenlopende didactische keuzes maken, gaande
van het uitvoeren van experimenten (proeven, simulaties en/of gedachte-
experimenten), observatieopdrachten … tot het voeren van een
onderwijsleergesprek.
We onderscheiden twee types van strategieën, nl. het onderzoekend leren en
het probleemoplossend leren. Om een idee te geven op welke manier de
leerkracht invulling kan geven aan deze strategieën, bespreken we hieronder
de wetenschappelijke methode bij het onderzoekend leren en het technisch-
technologisch proces bij het probleemoplossend leren.
ONDERZOEKEND LEREN
De wetenschappelijke methode
Leraar-gestuurd
PROBLEEMOPLOSSEND LEREN
Het technisch-technologisch proces
Leerling-gestuurd
ORIENTEREN ANALYSEREN
een onderzoeksvraag hanteren en indien
mogelijk een verwachting of hypothese
formuleren
een probleem ontleden en de noden vaststellen
VERBEELDEN
oplossingsmogelijkheden vooropstellen en bespreken met
als doel een doordachte technisch-technologische keuze te
maken
PLANNEN
Oplossingen visualiseren en verschillende bronnen
raadplegen om zich te informeren en achtergrondkennis op
te doen
UITVOEREN
met een aangereikte methode een antwoord zoeken op
de onderzoeksvraag
met een gekozen techniek een oplossing
creëren/vormgeven en de functionaliteit ervan testen
REFLECTEREN
over het resultaat van het
experiment/observatieopdracht reflecteren
over het resultaat en de toegepaste oplossingen/
methoden/materiaalgebruik … reflecteren en indien nodig
bijsturen door het hernemen van bovenstaande fasen in
het proces
RAPPORTEREN
over een experiment/observatieopdracht en het resultaat
rapporteren
over een ontwerpproces en het resultaat rapporteren
2.4 Timing
De nieuwe aanpak van het leerplan 3de graad Industriële Wetenschappen is
totaal vernieuwend ten opzichte van de huidige. Het zal dus nodig zijn om
voldoende doordrongen te zijn van de ideeën rond engineering. Om
leerkrachten de kans te bieden zich daar in te bekwamen, is gekozen om de
implementatie van het nieuwe leerplan met één jaar uit te stellen. Dit geeft
de kans om via een voorscholingstraject met de goede visie de invoering van
het leerplan uit te rollen.
Meer informatie over dit voorscholingstraject volgt.
3 Volta wordt Flanders E-consortium
In de sector elektriciteit vindt er een organisatieverandering plaats. De
verschillende diensten Vormelek, Tecnolec en FBZ worden samengevoegd onder
een nieuwe organisatie met naam 'Volta'. De verankering wordt versterkt met
inzet op regionale samenwerking tussen onderwijs en industrie/KMO.
Als we goede vakmannen op de werkvloer willen krijgen, is contact tussen
bedrijven en de onderwijswereld noodzakelijk. Daarom organiseert VOLTA een
provinciaal netwerk met bedrijven uit de sector, onderwijskoepels, scholen,
opleidingsverstrekkers en de sociale partners van de sector: 'Flanders E-
consortium'.
Voor onze provincie zijn dit de vertegenwoordigers :
(Vanaf 01/09: [email protected] – Pedagogische begeleiding regio
West-Vlaanderen)
Het is de bedoeling dat de vertegenwoordigers voor het contact tussen
bedrijven en scholen zorgen. Er volgen twee regionale bijeenkomsten om de
connectie school–bedrijf (netoverschrijdend) te versterken. Het doel is o.a. het
ontwikkelen van een digitaal leerplatform om gratis documenten op te halen.
Marlylaan 15/8 Avenue du Marly • Brussel, 1120,
Bruxelles
T 02 431 05 84
www.volta-org.be • [email protected]
4 Softwareondersteuning bij het maken van elektronische schakelingen
123D Circuits: ontwerpen en simuleren van elektronische schakelingen, ook
met Arduino :
http://www.123dapp.com/circuits
Eventueel kunnen de printboards worden ontworpen om online te bestellen.
5 BIL-indicator
5.1 Wat? De BIL-indicator is een arbitraire manier om het beheersingsniveau van de
verschillende leerplandoelstellingen aan te duiden. De indicator is een getal van drie cijfers, gebaseerd op de vormingskubus
van De Block en Heene, dat toegevoegd wordt aan ieder leerplandoel. Het laat de lesgever toe de bedoeling van de leerplancommissie preciezer in te schatten en er ook de evaluatie op af te stemmen. Let wel, de indicator is
louter richtinggevend en is dus geen verplichting. De vakwerkgroep kan sommige leerplandoelen eventueel anders interpreteren naargelang de
situatie of de mogelijkheid om die doelen in de eigen school te realiseren. De vermelding van de BIL-indicator is in elk geval een uitnodiging om terdege aan leerplanstudie te doen.
5.2 Opbouw
Elke leerplandoelstelling kan volgens de drie dimensies een gradatie krijgen:
1 op Beheersniveau (= gedragsniveau): 1 – 2 – 3 - 4
2 op niveau van de LeerInhouden: 1 – 2 – 3 – 4 – 5 - 6
3 op niveau van het Leereffect: 1 – 2 - 3
De koppeling van deze drie gradaties aan een leerplandoel noemen we de
BIL-indicator.
5.3 Betekenis
B = Beheersingsniveau
De beheersingsniveaus verwijzen vooral naar het werkwoord vervat in de leerplandoelstelling.
1 Weten (kennen)
Er zich bewust van zijn dat er iets bestaat en het kunnen reproduceren.
Het inprenten van de fundamentele parate kennis.
Het waarnemen met zintuigen; registreren om te onthouden.
Een eerste contact met nieuwe informatie.
2 Inzien
(kennen)
Het formuleren van conclusies die resulteren uit het op elkaar
betrekken van de inhouden van het weten.
Het zien van een bepaald verband (essentie).
Niet louter herhalen (reproduceren), maar begrijpen.
Een eerste persoonlijk verwerken (interpreteren). 3
Toepassen (kunnen)
Het gebruiken van de geziene leerinhoud in functie van een
situatie.
Het geleerde gebruiken in een nieuwe situatie/context (productief
– creatief).
Het verwerven van vaardigheden. 4
Integreren (zijn)
Het spontaan toepassen van de leerinhouden.
I = Inhouden (= leerinhouden)
1 Feiten
(kennis)
concrete en unieke gegevens
data, plaatsnamen, afspraken, symbolen, gebeurtenissen en conventies
2 Begrippen (kennis)
abstracties die terug gaan tot de wezenlijke kenmerken van een verzameling feiten (concepten)
gelijkheidskenmerken van verschillende inhouden
3 Relaties
(kennis)
enkelvoudige en vaste verbanden tussen twee inhouden en/of
kenmerken
samenhang en tegenstellingen, gelijkenissen, combinaties,
correlaties …
4 Structuren
(kennis)
meervoudige relaties die geordend zijn, zoals theorieën,
modellen, criteria, schema’s … bv. tabel van Mendelejev, getallenstelsel
5 Methodes (vaardigheden)
welbepaalde werkwijzen of procedures die de leerling gebruikt voor het oplossen van problemen bv. algoritmen, syntheses, analyses, schema's, inducties
(data combineren), deducties (specifieke toepassing van algemene regels), substituties (op een andere manier
benaderen)
6 Attitudes
(stabiele houdingen)
vrij stabiele houdingen, instellingen, gerichtheden van een
individu
berusten op vaardigheden (methodes)
die vaardigheden worden opgebouwd op basis van ordeningsmiddelen (feiten, begrippen, relaties, structuren)
bv. juistheid vereist controle en hiervoor zijn gegevens en methodes nodig
L = Leereffect
1 Beperkt specifiek, sterk gericht op de studierichting bv. U = I.R
2 Meer
algemeen
gericht op het domein wetenschap-techniek bv. U = I.R, s = v.t, F = m.g, F = k. Δs
3 Zeer
algemeen
algemeen vormend
bv. y = a.x
5.4 Interpretatie
Er zijn dus 4 x 6 x 3 = 72 mogelijke combinaties voor de BIL-indicator. Ze geven aan waar de klemtoon in de leerplandoelstelling (LPD) ligt en op welke
manier de LPD best wordt geïnterpreteerd. Een LPD waar het werkwoord ‘toepassen’ in voorkomt, krijgt in de BIL-indicator bv. een beheersingsniveau
3. Dit betekent onder meer dat de LPD zowel ‘kennen’ als ‘kunnen’ impliceert. Die LPD enkel met een 'kennis'- examen evalueren is dus niet meer toereikend! Een examen kan een onderdeel van de evaluatie zijn, maar
ook de procesevaluatie zal aan bod moeten komen. Procesevaluatie is een permanente evaluatie die je elke week moet bijsturen. ‘Hoe’ de evaluatie
gebeurt, behoort tot de pedagogisch-didactische vrijheid van de school. De inspectie kan dat ze dus niet opleggen. Ze kan wel vragen naar de criteria die
je toepast. Die criteria haal je uit de operationele doelstellingen die je afleidt
uit de BIL-indicator van de LPD.
5.5 Aanbod
Het is de bedoeling dat van nu af aan bij de toelichting van elk nieuw leerplan een evaluatietool met opgave van de BIL-indicatoren voor alle LPD
aangereikt wordt. Volgende BIL indicatoren werden al aangemaakt :
S-en-Se SBT
3de graad I-ICT tweede graad EM
tweede graad IW
Het zal in ieder geval in de vakwerkgroepen een hulp zijn om efficiënter aan
leerplanstudie te doen en zowel de product- als de procesevaluatie op de juiste manier aan te pakken. We hopen dat iedereen die mogelijkheden effectief zal
benutten.
6 Website met nieuwe SharePoint
6.1 Wat?
De website met bijhorende SharePoint is enigszins gewijzigd. Er werden enkele grondige wijzigingen aangebracht, maar de dubbele doelstelling blijft:
1. delen van informatie: cursusmateriaal, projecten, interessante links …
2. elkaar ondersteunen.
6.2 Doelpubliek
Enerzijds biedt de site elke geïnteresseerde in techniek informatie over een aantal vrij toegankelijke topics. Dit gaat over vrij te gebruiken naslagwerken,
cursusmateriaal, links … Voor dit gedeelte van de site is geen wachtwoord vereist. Anderzijds wil de site aan de leerkracht de nodige ondersteuning voor zijn lessen geven. Via de boomstructuur kom je bij de gerichte
informatie. Je vindt er voor de verschillende domeinen cursusmateriaal, projectvoorbeelden, tekenopdrachten, interessante tools … Uiteraard is dit
materiaal niet zomaar voor iedereen toegankelijk.
6.3 Bereikbaarheid Met de zoektermen ‘dpb brugge mechanica’ in Google, vind je gemakkelijk de
site terug: http://www.dpbbrugge.be/mechanica/
6.4 Toegang afgeschermde deel
Er zijn twee afgeschermde domeinen binnen de site :
Voor het downloaden van programma, licenties, updates … voor het programma Solid Edge is een afzonderlijke login met bijgaand wachtwoord vereist. De vakbegeleider deelt dit mee na aanvraag en na het voldoen aan
de voorwaarden.
Voorwaarden
In de filosofie 'samen sterker' hebben al heel wat leerkrachten materiaal ter
beschikking gesteld, dat niet zomaar voor iedereen toegankelijk is. Mits veel respect voor de auteurs en op voorwaarde het beschikbare materiaal niet te
veroordelen, kun je een login krijgen voor het afgeschermde SharePoint. Het aangeboden materiaal is niet zomaar kant-en-klaar over te nemen. De schoolcontext, de leerkracht, de infrastructuur … bepalen in grote mate de
bruikbaarheid. Het is de bedoeling dat het aangeboden materiaal een bron van inspiratie is voor mekaar.
Heb je zelf materiaal ter beschikking, aarzel dan niet om dit ter beschikking te stellen.
6.5 Werking SharePoint
Hiervoor wordt van Office 365 gebruikt gemaakt. De meeste functies werken daardoor goed in
Internet Explorer.
Login en wachtwoord zijn te verkrijgen via de begeleider. Er is tevens een mogelijkheid tot het zelf posten
van eigen materiaal. Dat wordt naderhand op
de juiste locatie binnen SharePoint geplaatst.
Posten / uploaden van
doc
2de graad
engineering
Per studiegebied Per domein Lesmateriaal voor leerkrachten
Snel up- en downloaden kan ook via de verkenner :
1 Sta op de titel
2 Ga naar bibliotheek
3 Klik op 'openen met explore'
Openen met
Explorer
Bibliotheek
7 Professionalisering leerkrachten lassen – constructie
7.1 Wat is nodig voor de scholen?
Er heerst veel onrust in de scholen, veroorzaakt door VCL / BIL / RTC / … :
welke vorming heeft de leerkracht nodig? Moet de leerling certificaten
behalen? Wat op stage? Wat vragen de bedrijven? Wat mag nog in de
scholen gelast worden? Hoe onze West-Vlaamse scholen organiseren ? …
Enkele zaken op een rijtje:
De (stage) bedrijven verwachten dat de leerlingen: goed tekeningen
kunnen lezen, een goede attitude hebben, goed kunnen monteren
(belangrijker dan oplassen), bewust kunnen kiezen voor een bedrijf.
De bedrijven verwachten NIET dat de leerlingen een lasdiploma op school
behalen.
Het zijn vooral de opleidingscentra (VCL …) die aandringen op certificaten/
diploma’s … (commercieel belang?)
Een certificaat is een meerwaarde, maar geen voorwaarde om stage in
een bedrijf te lopen. De leerling of afgestudeerde moet toch een lasproef
afleggen als voorwaarde om te starten.
De leerlingen moeten slechts 1 certificaat behalen (zie leerplan). Het doel
van ons onderwijs mag dus niet zijn: “de leerlingen zoveel mogelijk
certificaten laten afleggen”.
Een certificaat verkrijg je na het uitvoeren van een lasproef. De lasproef
mag door een keurmeester worden afgenomen.
Een keurmeester is een persoon die de norm kan interpreteren en de
proeven kan uitvoeren. Dit kan dus ook een intern persoon van de school
zijn, zonder bijkomende eisen. In heel uitzonderlijke gevallen moet de
keurmeester extern zijn (lassen van drukvaten, spoorwegen …).
Een certificaat is verbonden aan de instantie/het bedrijf die/dat de
lasproef afneemt. Dit betekent dat het certificaat vervalt bij het verlaten
van de school, tenzij het een certificaat is dat door een onafhankelijke
keurder uitgegeven is. Dit is echter geen probleem omdat de leerling bij
het in dienst treden bij een nieuwe werkgever toch een nieuwe lasproef
moet afleggen.
Bij de bedrijven, die werken onder het systeem van EN1090, is het
gebruikelijk dat ze interim-arbeiders en stagiairs een lasproef intern laten
uitvoeren waarbij de proefstukken worden bijhouden; dit kan voor 1 jaar
zonder officieel certificaat.
Wat mag je op school lassen zonder audit 1090? Je mag alles lassen,
behalve vaste constructies aan gebouwen. Het BIL stelt een raadgevende
lijst op met mogelijk uit te voeren lasoefeningen op school.
De school hoeft de norm EN 1090 NIET behalen. Slechts een 250
bedrijven zijn in België al gecertificeerd. Hiervoor bedraagt de kost
minimaal 7.000 EUR, maar het biedt geen pedagogische of didactische
meerwaarde.
Een lascoördinator op school
hoeft NIET, wel iemand die goed
kan lassen.
7.2 Professionalisering leerkrachten
Lassen is een moeilijk beroep geworden. Zeker met de komst van de
sterkere staalsoorten, de hogere kwaliteitseisen en de steeds toenemende
vraag naar certificering, normering en lasbeproevingen. Nieuwe
lasprocedures, waarbij de werkstukken moeten worden opgewarmd
voorafgaand aan het lassen, wachten op de juiste tussentemperatuur … Veel
lasleerkrachten hebben daar geen kaas van gegeten, omdat ze voordien
actief waren in een andere sector.
Bij de hoogwaardige lasconstructiebedrijven is het een trend om de
lasverantwoordelijken, die een 10-tal lassers aansturen, minimaal een IWS te
laten volgen. In de kleinere bedrijven zal dit eerder een RWCb zijn.
Ter info:
IWS = International Welding specialist vooropleiding BSO + 2/3 jaar laservaring 30 opleidingsdagen
kostprijs ongeveer 4.000 EUR bij BIL (tarief scholen)
RWCb = Responsible Welding Coördinator Basic (steel) 11 opleidingsdagen + 1 dag examen
kostprijs ongeveer 3.000 EUR bij BIL
Om de laatste nieuwe ontwikkelingen in het lasmilieu te kunnen volgen, is er
nood aan professionalisering van de lasleerkrachten. Het zou goed zijn dat er
een grotere expertise in de scholen aanwezig zou zijn. Een moderne
lasleerkracht kan niet alleen goed lassen, maar is ook op de hoogte van de
nieuwste ontwikkelingen. Een cursus RWCb of IWS kan hierin een meerwaarde
bieden.
7.3 Softwareondersteuning in de normering lassen
Het Belgisch Instituut voor Lastechniek (BIL) heeft een tool in Excel
ontwikkeld om de leerkrachten lassen te ondersteunen bij het naleven en
aanbrengen van de norm aan de leerlingen (WPS). De tool is heel uitgebreid
en is zowel door leerkrachten te gebruiken, ter voorbereiding van lasproeven
of certificaten, als voor leerlingen in het kader van zelfevaluatie.
De tool biedt een aantal richtlijnen om intern te certificeren. Via de tool kan
de leerkracht een lascertificaat opmaken. Hierbij worden automatisch de
gegevens, geldigheidsvoorwaarden … gegenereerd uitgaande van de laatste
Europese lasnormen (EN1090, EN9606 …).
De tool kun je gebruiken om een visuele controle van de las uit te voeren.
Eveneens te gebruiken als zelfevaluatiemiddel voor de leerling.
De tool biedt een handleiding in het uitvoeren van lasproeven.
Jo Desutter
Top Related