Download - DE ASSOCIATIE TUSSEN SITUATIONELE KENMERKEN EN … · Abstract Huidige masterproef onderzoekt de associatie tussen situationele kenmerken en borderline symptomen in het dagelijkse

Transcript
Page 1: DE ASSOCIATIE TUSSEN SITUATIONELE KENMERKEN EN … · Abstract Huidige masterproef onderzoekt de associatie tussen situationele kenmerken en borderline symptomen in het dagelijkse

DE ASSOCIATIE TUSSEN

SITUATIONELE KENMERKEN EN

BORDERLINE SYMPTOMEN IN HET

DAGELIJKSE LEVEN

Aantal woorden: 15 376

Marie Arts Studentennummer: 01302954

Promotor: Dr. Lize Verbeke

Masterproef voorgelegd voor het behalen van de graad master in de klinische psychologie

Academiejaar: 2018 – 2019

Page 2: DE ASSOCIATIE TUSSEN SITUATIONELE KENMERKEN EN … · Abstract Huidige masterproef onderzoekt de associatie tussen situationele kenmerken en borderline symptomen in het dagelijkse

“Ondergetekende, Marie Arts, geeft toelating tot het raadplegen van de scriptie door derden.”

Page 3: DE ASSOCIATIE TUSSEN SITUATIONELE KENMERKEN EN … · Abstract Huidige masterproef onderzoekt de associatie tussen situationele kenmerken en borderline symptomen in het dagelijkse

Voorwoord

Deze scriptie is het kroonstuk van mijn opleiding tot master in de klinische psychologie.

Het schrijven van een masterproef doe je niet alleen. Ik wil dan ook graag van de gelegenheid

gebruik maken enkele mensen te bedanken voor de steun en de hulp. In de eerste plaats wil ik

mijn promotor, Dr. Lize Verbeke, bedanken om mij steeds op een enthousiaste en constructieve

manier feedback te geven en mijn scriptie kritisch te evalueren. Haar richtinggevend advies

betekende voor mij een enorme steun. Vervolgens wens ik mijn ouders te bedanken voor de

kans die zij mij gaven deze opleiding aan te vatten en de voortdurende interesse die zij toonde

in wat ik deed. Tot slot wil ik graag alle participanten bedanken voor de tijd en inzet die zij

gewijd hebben aan het invullen van de vragenlijsten. Zonder hun medewerking zou dit

onderzoek niet mogelijk geweest zijn.

Page 4: DE ASSOCIATIE TUSSEN SITUATIONELE KENMERKEN EN … · Abstract Huidige masterproef onderzoekt de associatie tussen situationele kenmerken en borderline symptomen in het dagelijkse

Abstract

Huidige masterproef onderzoekt de associatie tussen situationele kenmerken en

borderline symptomen in het dagelijkse leven. De studie naar deze trigger-specifieke

verbanden, waarrond Miskewicz et al. (2015) reeds evidentie vonden, gebeurt aan de hand van

een dataset die verzameld werd in 2016. Deze steekproef bestaat uit 319 jongvolwassenen,

waaronder 136 mannen (39%) en 193 vrouwen (61%). De groep jongvolwassenen werd

gevraagd een persoonlijkheidsvragenlijst in te vullen en vervolgens 2 weken lang elke dag een

rapportage te maken van de situaties waarin ze zich die dag bevonden en de borderline

symptomen die ze die dag ervaarde. Door middel van deze dataset wordt onderzocht of

borderline pathologie getriggerd wordt door bepaalde situaties, en of we eveneens trigger-

specifieke verbanden kunnen terugvinden. Deze studie toont eerst en vooral aan dat de

kwetsbaarheid voor borderline persoonlijkheidsstoornis samenhangt met het ervaren van

bepaalde situaties. Zo kan er geconcludeerd worden dat personen met een grotere

trekkwetsbaarheid voor borderline enerzijds vaker negatieve situaties rapporteren en anderzijds

minder vaak positieve situaties rapporteren. Verder stelt het onderzoek vast dat de

kwetsbaarheid voor borderline positief gecorreleerd is met alle borderline symptoomfacetten,

behalve riskant gedrag. Eveneens wat betreft de trigger-specifieke verbanden wordt evidentie

gevonden. Zo constateren we dat het ervaren van negatieve situaties positief samenhangt met

het rapporteren van borderline symptomen, dat het ervaren van positieve situaties negatief

samenhangt met het rapporteren van borderline symptomen, en dat het ervaren van

typische/passieve situaties positief samenhangt met het rapporteren borderline symptomen in

het dagelijkse leven. Tot slot toont huidige studie aan, in tegenstelling tot voorgaand onderzoek,

dat er geen significante interactie-effecten van BPS-trekkwetsbaarheid bestaan, wat impliceert

dat alle personen op het borderline spectrum deze associatie tussen situationele dimensies en

borderline symptomen even sterk ervaren.

Page 5: DE ASSOCIATIE TUSSEN SITUATIONELE KENMERKEN EN … · Abstract Huidige masterproef onderzoekt de associatie tussen situationele kenmerken en borderline symptomen in het dagelijkse

Inhoudsopgave

Inleiding 1

Borderline Persoonlijkheidsstoornis 2

Symptomatologie 2

Relaties 2

Emoties 2

Impulsiviteit 3

Zelfbeeld en denken 3

Categoriaal perspectief 3

Dimensioneel perspectief 4

Prevalentie 6

Impact op functioneren 6

BPS en intra-individuele variabiliteit 8

Etiologie 9

Situationele kenmerken 10

Trigger-Contingentie Benadering 14

Huidige masterproef 17

Methode 20

Steekproef en procedure 20

Meetinstrumenten 21

PID-5 21

Dagelijkse rapportage 22

Statistische analyses 24

Resultaten 25

Het verband tussen BPS-trekkwetsbaarheid en situationele dimensies 26

Page 6: DE ASSOCIATIE TUSSEN SITUATIONELE KENMERKEN EN … · Abstract Huidige masterproef onderzoekt de associatie tussen situationele kenmerken en borderline symptomen in het dagelijkse

Het verband tussen BPS-trekkwetsbaarheid en real-life BPS-symptomen 28

Het verband tussen situationele dimensies en real-life BPS-symptomen 29

Het effect van BPS-trekkwetsbaarheid op het verband tussen situationele

dimensies en BPS-symptomen 30

Discussie 35

Interpretatie resultaten 35

Beperkingen, sterktes en suggesties voor toekomstig onderzoek 41

Implicaties 43

Conclusie 44

Referentielijst 45

Page 7: DE ASSOCIATIE TUSSEN SITUATIONELE KENMERKEN EN … · Abstract Huidige masterproef onderzoekt de associatie tussen situationele kenmerken en borderline symptomen in het dagelijkse

1

Inleiding

De vraag naar het ontstaan van borderline persoonlijkheidsstoornis wordt binnen de

zorgsector geregeld gesteld. George en Engel introduceerden in 1980 het biopsychosociale

model, wat veronderstelt dat de interactie tussen biologische, psychologische en sociale

risicofactoren een belangrijk aandeel heeft in de ontwikkeling van psychische stoornissen. Dit

model lijkt eveneens van toepassing te zijn op persoonlijkheidsstoornissen, gezien hun

complexe en multidimensionale etiologie (Tyrer, 1988). Naar deze etiologische samenhang

werd doorheen de jaren reeds verschillende keren onderzoek gedaan. Zo bevestigden

verscheidene onderzoekers dat de kennis rond zowel de persoon, als de situatie essentieel zijn

om gedrag bij mensen te kunnen begrijpen (Epstein & O’Brien, 1985; Fleeson, 2004; Funder,

2001, 2006; Mischel, 1999; Reis, 2008). In het verleden werd voornamelijk rond de psychologie

van een persoon reeds veel onderzoek gedaan. Er werd evidentie gevonden voor het feit dat

persoonlijkheidstrekken sterk beïnvloed worden door de genetische aanleg (Plomin et al., 1990;

Tellegen et al., 1988). Anderzijds vonden Lieb, Zanarini, Schmahl, Linehan en Bohus in 2004

evidentie voor de rol die de omgeving speelt in het handelen van een persoon, en meer specifiek

in het ontwikkelen van borderline persoonlijkheidsstoornis. Vanuit het centrale idee dat de

manifestatie van persoonlijkheidsstoornissen, net als alle gedrag, steeds ingebed is in een

bepaalde situatie en hier niet los van staat, wordt binnen deze masterproef vertrokken.

Recentere studies hebben, via het introduceren van de trigger-contingentie benadering,

aangetoond dat elementen uit een bepaalde situatie ook een uitlokkende functie kunnen hebben

en borderline symptomen kunnen triggeren (Miskewicz et al., 2015). Daarnaast hebben

verschillende onderzoekers zich nader verdiept in het in kaart brengen van een taxonomie van

situationele kenmerken en hoe deze van invloed zijn op het gedrag van een individu (Rautmann

et al., 2014; Parrigon, Woo, Tay, & Wang, 2017). Bovenstaande bevindingen vormen in feite

de basis van deze masterproef. We gaan in huidig onderzoek aan de hand van recente

Page 8: DE ASSOCIATIE TUSSEN SITUATIONELE KENMERKEN EN … · Abstract Huidige masterproef onderzoekt de associatie tussen situationele kenmerken en borderline symptomen in het dagelijkse

2

situationele taxonomieën de link tussen situaties en borderline symptomen onderzoeken,

gebruikmakend van gegevens bekomen via een vragenlijstonderzoek en een 14-daagse

zelfrapportage. Om dit verband te kunnen omschrijven is het aangewezen om borderline

persoonlijkheidsstoornis, situationele taxonomieën en de trigger-contingentie benadering eerst

in een breder kader te situeren.

Borderline Persoonlijkheidsstoornis

Symptomatologie. Borderline persoonlijkheidsstoornis, ook wel aangeduid met de

afkorting BPS, is een persoonlijkheidsstoornis gekenmerkt door een persistent aanwezig

patroon van instabiliteit. Deze instabiliteit komt onder andere tot uiting in emotieregulatie,

impulscontrole, interpersoonlijke relaties en zelfbeeld (Lieb et al., 2004). Swaen & Sterk (2003)

beschrijven uitgebreid hoe het typerende instabiele, onzekere gedrag van BPS-patiënten zich

uit op 4 specifieke gebieden.

Relaties. Mensen met BPS slagen er moeilijk in stabiele relaties met mensen aan te

gaan. Hun contacten met anderen zijn vaak zeer intens en kennen veel ‘ups’ en ‘downs’. Hierin

spelen enerzijds hun angst om verlaten te worden, maar anderzijds ook hun angst voor het

beklemmende gevoel van een interpersoonlijke relatie een grote rol. Dit veroorzaakt hun

typerend gedrag van aantrekken en afstoten binnen relaties.

Emoties. Daarnaast vertonen ze ook op het gebied van emoties instabiel gedrag. Het is

voor mensen met BPS een hele opgave een gelijkmatige stemming te behouden. Ze kunnen

plots overgaan van een goede periode naar een depressieve, angstige of agressieve periode

zonder enige zichtbare aanleiding. Dit kan geweld tegen zichzelf, in de vorm van automutilatie

of zelfs een zelfmoordpoging, tot gevolg hebben. Hun gebrek aan emotie-regulatie is niet steeds

vanuit woede gedreven, maar kan ook door een intens en aanhoudend gevoel van leegte en

wanhoop tot stand komen.

Page 9: DE ASSOCIATIE TUSSEN SITUATIONELE KENMERKEN EN … · Abstract Huidige masterproef onderzoekt de associatie tussen situationele kenmerken en borderline symptomen in het dagelijkse

3

Impulsiviteit. Eveneens komt het instabiele gedrag naar voren in hun impulsiviteit. Ze

hebben de neiging direct tot handelen over te gaan zonder alvorens na te denken over de

mogelijke consequenties van hun gedrag. Onder andere zelfverwonding of risicovol gedrag

kunnen hier een voorbeeld van zijn.

Zelfbeeld en denken. Hun zelfbeeld wordt, als gevolg van de instabiliteit op

bovenstaande gebieden, aangetast. Zo gaan mensen met BPS het gevoel krijgen hun identiteit

kwijt te zijn, wat van invloed kan zijn op de visie die ze hebben over hun toekomst. Er ontstaat

in vele gevallen een negatief beeld over zichzelf. Dit gaat zich eveneens uitbreiden naar hun

denkwijze inzake het leven, wat het typerende zwart-wit denken teweegbrengt.

Wat eveneens zeer typerend is voor BPS is de variabiliteit in het verschijnen van

bovenstaande symptomen. Zo zullen patiënten met deze stoornis steeds van elkaar verschillen

en zullen de uitingen van de symptomen van moment tot moment verschillen. De redenering

hierachter komt later in deze paper aan bod.

Categoriaal perspectief. Persoonlijkheidsstoornissen worden vaak gediagnosticeerd

aan de hand van de DSM-5 (APA, 2013). De hierboven besproken symptomen van BPS

zijn ook terug te vinden in de criteria die DSM-5 (APA, 2013) opsomt. Dit diagnostisch

instrument beschrijft BPS als een pervasief patroon van instabiliteit van interpersoonlijke

relaties, het zelfbeeld, emoties en duidelijke impulsiviteit, wat aanvangt op jongvolwassen

leeftijd (20-35 jaar) en aanwezig is in uiteenlopende contexten, zoals blijkt uit ten minste vijf

van de volgende kenmerken; hoge verlatingsangst, instabiele en intense interpersoonlijke

relaties, instabiel zelfbeeld, impulsiviteit, suïcidale gedragingen, affectlabiliteit, chronisch

gevoel van leegte, intense woede die moeilijk beheersbaar is en paranoïde ideeën symptomen.

Persoonlijkheidsstoornissen worden door de DSM-5 (APA, 2013) onderverdeeld in vier

groepen, namelijk cluster A (paranoïde, schizoïde en schizotypische persoonlijkheidsstoornis),

cluster B (antisociale, borderline, theatrale en narcistische persoonlijkheidsstoornis), cluster C

Page 10: DE ASSOCIATIE TUSSEN SITUATIONELE KENMERKEN EN … · Abstract Huidige masterproef onderzoekt de associatie tussen situationele kenmerken en borderline symptomen in het dagelijkse

4

(vermijdende, afhankelijke en obsessief- compulsieve persoonlijkheidsstoornis) en andere

persoonlijkheidsstoornissen. DSM-5 (APA, 2013) zal individuen steeds classificeren binnen

een van deze categorieën op basis van diagnostische termen. Zoals eerder reeds aangehaald

werd, kan BPS op verschillende manieren tot uiting komen. Dit impliceert bijgevolg dat het

indelen van individuen in een afgebakende categorie, zoals BPS, een beperking inhoudt. Ook

brengt de DSM-5 (APA, 2013) het probleem omtrent het samen voorkomen van psychische

stoornissen, ook wel comorbiditeit genoemd, met zich mee. De categorieën maken het zeer

moeilijk om een behandelingsprotocol te gaan implementeren, als je meerdere stoornissen hebt

waaraan iemand voldoet. Deze aspecten vormen een sterke tekortkoming, wat betreft het

categoriaal diagnostisch perspectief (Widiger & Samuel, 2005).

Dimensioneel perspectief. Om de tekortkomingen van de categoriale benadering op te

heffen, kan er anderzijds geopteerd worden voor het diagnostisch dimensioneel

perspectief. Deze benadering gaat de focus leggen op de onderliggende dimensies van

persoonlijkheid in plaats van symptomen categoriaal te groeperen. Op basis hiervan plaatst men

persoonlijkheidstrekken op een continuüm en wordt er een oplossing geboden voor het

probleem van comorbiditeit en variatie in symptomatologie. Daarenboven zorgt dit perspectief

voor een grotere flexibiliteit in diagnosestelling (Saulsman & Page, 2004). Omdat de

dimensionele benadering tot een flexibelere, maar minder scherpe diagnostische

besluitvorming leidt, wordt het door sommige auteurs aangeraden de DSM-5 (APA, 2013) te

combineren met meer categoriale maten (Eurelings- Bontekoe & Snellen, 2003; Prins, Verheul

& Kamphuis, 2007).

Widiger en Mullins-Sweatt (2009) stellen vast dat het vijf-factoren model (VFM;

McCrae & Costa, 1987) voor het beschrijven van normale, algemene

persoonlijkheidsverschillen tussen mensen, ook geschikt kan zijn om

persoonlijkheidsstoornissen te diagnosticeren. McCrae & Costa hebben in 1987 een structuur

Page 11: DE ASSOCIATIE TUSSEN SITUATIONELE KENMERKEN EN … · Abstract Huidige masterproef onderzoekt de associatie tussen situationele kenmerken en borderline symptomen in het dagelijkse

5

van persoonlijkheid vastgesteld, bestaande uit vijf factoren die persoonlijkheidskenmerken

aanduiden, namelijk Extraversie, Altruïsme, Consciëntieusheid, Neuroticisme en Openheid.

Extraversie betreft de mate waarin iemand op zoek gaat naar actie en andere mensen. Deze

mensen worden getypeerd als spontaan en hartelijk. Het tegenovergestelde hiervan zijn

introverte mensen. Zij zijn geneigd om sociale situaties te vermijden omdat ze deze ervaren als

te druk. Altruïsme heeft betrekking op individuen die mensgericht zijn. Hoogscoorders zijn

geïnteresseerd in anderen, geduldig, aardig en houden rekening met anderen. Mensen die laag

scoren op Altruïsme zijn koppiger en meer gericht op hun eigenbelang. Consciëntieusheid heeft

betrekking op de mate waarin iemand doelgericht is en planmatig te werk gaat. Hoogscoorders

hebben veel zelfdiscipline en gaan efficiënt te werk. Minder consciëntieuze mensen kunnen

rommelig en soms minder bedachtzaam overkomen. Neuroticisme komt tot uiting in

onzekerheid en sensitiviteit voor prikkels uit de omgeving. Personen met een hoge

Neuroticisme score ervaren veel emotionele ups en downs. Het tegenovergestelde hiervan zijn

emotioneel stabiele individuen, ook wel als evenwichtige en zelfzekere mensen omschreven.

De factor Openheid voor ervaringen heeft betrekking op de mate waarin iemand nieuwsgierig

is en open staat voor nieuwe mensen en ervaringen. Individuen die lager scoren op deze factor

houden minder van veranderingen en blijven meer bij hun eigen opvattingen. Samuel en

Widiger (2008), maar ook Saulsman en Page (2004), onderzochten en bevestigden een sterke

associatie tussen de aanwezigheid van BPS en bepaalde extreme scores binnen het VFM. Zo

werd geconstateerd dat BPS positief gecorreleerd is met Neuroticisme, en negatief met

Altruïsme en Conscientieusheid. Dit houdt in dat personen met BPS typisch gekenmerkt kunnen

worden als enerzijds meer sensitief en onzeker en anderzijds minder mens- en doelgericht. Dit

impliceert dat het VFM mogelijks gebruikt kan worden als een dimensionele maat bij het

diagnosticeren van BPS. Ondanks het feit dat VFM in staat is persoonlijkheidsstoornissen te

meten, laat het model te weinig differentiatie toe in die extreme scores. Omwille van deze

Page 12: DE ASSOCIATIE TUSSEN SITUATIONELE KENMERKEN EN … · Abstract Huidige masterproef onderzoekt de associatie tussen situationele kenmerken en borderline symptomen in het dagelijkse

6

tekortkoming ontwikkelde de DSM-5 (APA, 2013) werkgroep een alternatief dimensioneel

model, waarbij persoonlijkheidsstoornissen beschreven worden aan de hand van pathologische

persoonlijkheidstrekken in het functioneren. Dit model is sterk geënt op het VFM, maar maakt

gebruik van extreme, maladaptieve vormen van deze trekken. In dit dimensioneel model wordt

BPS omschreven door een hoge score op Negatieve Affectiviteit (facetten: ‘emotionele

labiliteit’, ‘ongerustheid’, ‘separatieangst’, ‘depressiviteit’), Ongeremdheid (facetten:

‘impulsiviteit’, ‘riskant gedrag’) en Antagonisme (facet: ‘vijandigheid’). Het domein

Ongeremdheid wordt beschouwd als een belangrijke factor in de ontwikkeling van BPS (Nigg,

Silk, Stavro, & Miller, 2005). Dit model werd voorgesteld in DSM-5 (APA, 2013), met de

vereiste dat hieromtrent echter nog meer onderzoek wordt verricht.

Prevalentie. Grant et al. (2008) stelden in hun onderzoek naar de prevalentie van BPS

vast dat 5,9% van de algemene bevolking gedurende zijn leven BPS ontwikkelt. BPS is de

meest voorkomende stoornis bij patiënten met een persoonlijkheidsstoornis (Torgersen,

Oldham, Skodol & Bender, 2005; Gunderson, 2009). Bij maar liefst 30 tot 60% van de personen

met een persoonlijkheidsstoornis wordt deze diagnose gesteld (APA, 1994). De prevalentie van

BPS is vier keer hoger binnen de eerste lijn dan in de algemene populatie, wat suggereert dat

individuen met deze stoornis frequent gebruik maken van medische zorg (Gross et al., 2002).

Ze vonden geen significante verschillen in de percentages van BPS tussen mannen en vrouwen.

Toch blijkt driekwart van de patiënten met deze stoornis in de zorgsector vrouwelijk te zijn

(Emmelkamp & Kamphuis, 2007). Dit heeft wellicht te maken met het verschil in de last die

men ervaart, wat in het volgende luik besproken zal worden. Er is bijkomend volgens Grant en

zijn collega’s (2008) ook sprake van een hoge comorbiditeit tussen BPS en bipolaire

stemmingsstoornis, schizotypische en narcistische persoonlijkheidsstoornis.

Impact op functioneren. De symptomen van BPS blijken een negatieve predictor te

zijn voor het functioneren op verschillende domeinen. Deze symptomen kunnen leiden tot

Page 13: DE ASSOCIATIE TUSSEN SITUATIONELE KENMERKEN EN … · Abstract Huidige masterproef onderzoekt de associatie tussen situationele kenmerken en borderline symptomen in het dagelijkse

7

beperkingen op cognitief, affectief en sociaal vlak. De reeds eerder besproken uitingen van

instabiliteit leiden ertoe dat mensen met deze stoornis moeite ervaren met een zeker evenwicht

te bewaren in hun leven. Door hun gebrek aan impulscontrole en emotieregulatie gaan ze

bijgevolg echter nog meer stress en frustraties ervaren. Ze zullen hierdoor situaties als

bedreigender gaan percipiëren zowel op cognitief, affectief als sociaal vlak, wat vervolgens zal

leiden tot een negatievere benadering van de omgeving. Door dit patroon van functioneren

komen mensen met BPS in een vicieuze cirkel terecht van interpersoonlijke problemen (Lazarus

et al., 2014). Vaak is er hiervan pas een verbetering te zien wanneer ze geconfronteerd worden

met een positieve ervaring in hun relaties, zoals bijvoorbeeld een stabiele relatie (Links &

Heslegrave, 2000).

Het feit dat er meer vrouwelijke dan mannelijke patiënten in behandeling zijn voor BPS

binnen de zorgsector, is te wijten aan de grotere hoeveelheid mentale en fysieke beperkingen

die vrouwen ervaren (Grant et al., 2008). Door de snelle wisselingen in gedrag wordt plannen

en vooruitdenken moeilijk, wat ervoor zorgt dat hun dagelijkse leven vaak ongeorganiseerd en

chaotisch wordt. Dit maakt dat het volbrengen van taken in school-of werkcontext extra veel

energie kost en als lastig kan worden ervaren. Bijkomend ervaren mensen met BPS, of

persoonlijkheidsstoornissen in het algemeen, vaak veel stress waardoor ze lichamelijke

klachten ontwikkelen. Zo hebben ze vaak fysiek een verhoogd risico op chronische ziektes,

maagdarmaandoeningen, hartproblemen, vermoeidheid, obesitas, diabetes en chronische pijn.

Dit zal bijgevolg een negatieve impact hebben op hun dagdagelijks functioneren. Skodol et al.

(2002) en Zanarini et al. (2005) stellen vast dat individuen met BPS significant meer problemen

ondervinden op professioneel vlak, interpersoonlijke relaties en vrije tijd, dan individuen met

stemmingsstoornissen.

Ook Crawford et al. (2008) rapporteren enkele negatieve outcomes van BPS. Zij stelden

vast dat symptomen van BPS een voorspeller kunnen zijn van vroegtijdige schoolverlating,

Page 14: DE ASSOCIATIE TUSSEN SITUATIONELE KENMERKEN EN … · Abstract Huidige masterproef onderzoekt de associatie tussen situationele kenmerken en borderline symptomen in het dagelijkse

8

interpersoonlijke conflicten, stemmingsstoornissen, verslaving, een hogere consumptie van

zorg en een lager niveau van sociaal en professioneel functioneren. Daarnaast vond Tromp

(2010) dat BPS de kans op een As-I stoornis, suïcide, criminaliteit en toekomstige

psychiatrische opnames vergroot.

BPS en intra-individuele variabiliteit. Naast de persistente aanwezigheid van

instabiliteit, bevat BPS ook een uitgesproken variatie in zijn symptomatologie. Zo kan BPS tot

uiting komen in verschillende klachten op verschillende gebieden, wat maakt dat mensen met

deze stoornis enorm van elkaar kunnen verschillen (Swaen & Sterk, 2003). Zowel de

combinatie van de symptomen, als de ernst ervan kunnen sterk variëren van persoon tot

persoon. Daarnaast is er ook sprake van een hoge intra-individuele variabiliteit, namelijk

variabiliteit binnen een persoon, in persoonlijkheidstoestanden in het dagelijkse leven (Fleeson,

2001; Fleeson & Gallagher, 2009; Judge, Simon, Hurst & Kelley, 2014; Moskowitz & Zuroff,

2004; Sherman, Rauthmann, Brown, Serfass & Jones, 2015). De verschijnselen van BPS

hoeven niet altijd even sterk aanwezig of zichtbaar te zijn, wat impliceert dat de ernst die men

ervaart van dag tot dag kan verschillen.

Dankzij de verschuiving van het categoriale naar het dimensionele perspectief zijn

studies rond de dynamische processen van persoonlijkheid op gang gekomen. De studie van

Wright & Simms (2016) stelde vast dat ongeveer de helft van de variatie in de manifestatie van

persoonlijkheidsstoorniskenmerken kan worden toegeschreven aan individuele verschillen,

terwijl de resterende helft wordt toegeschreven aan dagelijkse schommelingen. In het algemeen

suggereren de resultaten van deze studie dat persoonlijkheidspathologie een combinatie is van

zowel stabiele als variabele kenmerken, en dat het bestuderen van pathologische

persoonlijkheidskenmerken als dynamische individuele verschillen daarom belangrijk is. Door

deze aanpassing in perspectief moet ook aandacht besteed worden aan de algemene criteria voor

persoonlijkheidsstoornissen die beweren dat het een stabiele vorm van pathologie is.

Page 15: DE ASSOCIATIE TUSSEN SITUATIONELE KENMERKEN EN … · Abstract Huidige masterproef onderzoekt de associatie tussen situationele kenmerken en borderline symptomen in het dagelijkse

9

De dynamiek binnen BPS kan verklaard worden door een complexe samenkomst van

verschillende factoren die op verschillende manieren op elkaar inwerken (Lieb et al., 2004). Dit

betekent dat zowel de distale mechanismen, zoals onder andere de genetische factoren, en de

proximale mechanismen, zoals gebeurtenissen en situaties, van invloed zijn op de

symptomatologie en fluctuaties hierin van BPS.

Etiologie. Zowel genetische factoren als negatieve ervaringen kunnen tot emotionele

ontregeling en impulsiviteit leiden, wat op zijn beurt leidt tot disfunctioneel gedrag (Skodol et

al., 2002). De studie van Distel et al. (2010) heeft vastgesteld dat er een erfelijkheid van 42 tot

68% bestaat bij BPS, wat suggereert dat er een respectievelijk sterk genetisch effect is op de

ontwikkeling van BPS. Welke genen hier specifiek een rol in spelen werd echter nog niet

geïdentificeerd. De studie van Coccaro en Siever (2005) stelt dat er een defect is in de

serotonergische functie, die aan de grondslag ligt van de impulsieve symptomen bij BPS. Dit

defect blijkt geassocieerd te zijn met een genetische risicofactor. Anderzijds werd aangetoond

dat ook omgevingsinvloeden een belangrijke rol spelen in de ontwikkeling van deze pathologie.

Zo stelden Zanari et al. (2002) en Yen et al. (2002) vast dat patiënten met BPS meer negatieve

gebeurtenissen, zowel tijdens de kindertijd als in de latere levensloop, rapporteren dan patiënten

met een andere persoonlijkheidsstoornis. Onveilige gehechtheid, verwaarlozing of trauma uit

de kindertijd en psychiatrische problemen zijn erkende risicomarkers voor BPS (Gunderson,

2009). De meest plausibele uitleg voor de ontwikkeling van de aandoening is ongetwijfeld dat

er een interactie is tussen de biologische en psychosociale factoren die een rol speelt bij de

ontwikkeling van BPS (Wagner, Baskaya, Lieb, Dahmen & Tadić, 2009; Wagner, Baskaya,

Dahmen, Lieb & Tadić, 2010). Onderzoekers veronderstellen dat BPS tot stand komt door een

combinatie van individuele kwetsbaarheid voor stress, verwaarlozing en misbruik in de

kindertijd, en een reeks gebeurtenissen die het begin van de aandoening als jonge volwassene

veroorzaken.

Page 16: DE ASSOCIATIE TUSSEN SITUATIONELE KENMERKEN EN … · Abstract Huidige masterproef onderzoekt de associatie tussen situationele kenmerken en borderline symptomen in het dagelijkse

10

Elke actie, cognitie, motivatie en emotie die een persoon ervaart worden genavigeerd

door de context waarin iemand zich bevindt (Block, Block & Magnusson, 1981). Naast de

distale beïnvloeding van genen, zijn zowel de vroegere gebeurtenissen als de situaties waarin

iemand zich op heden bevindt van invloed op de persoonlijkheid en het gedrag van een individu.

Deze beïnvloeding door omgevingsfactoren verschilt van persoon tot persoon en eveneens van

moment tot moment. Op basis hiervan kan de hypothese gevormd worden dat deze

omgevingsinvloeden een impact hebben op de symptomatologie van BPS, en dus meer

specifiek een rol spelen in de fluctuaties hierin. Om de variatie in de symptomen van BPS te

kunnen begrijpen is het daarom van belang een grondig begrip te krijgen van situaties en de

impact die deze kunnen hebben. Dit werd in 1981 reeds aangetoond via een onderzoek van

Block, Block & Magnusson, waarin zij vaststelden dat het begrip van zowel situaties als de

persoon noodzakelijk zijn om persoonlijkheid en gedrag van een individu te kunnen begrijpen

en voorspellen. Dit werd bevestigd door tal van andere onderzoekers (Epstein & O’Brien, 1985;

Fleeson, 2004; Funder, 2001, 2006; Mischel, 1999; Reis, 2008). In het volgende luik wordt er

daarom ingegaan op situationele kenmerken waarmee mensen in het dagelijks leven mogelijks

in contact komen.

Situationele Kenmerken

Recente studies gingen op zoek naar consistent terugkerende situationele kenmerken en

vormden op basis hiervan een taxonomie. Deze taxonomieën gaan situaties definiëren in termen

van specifieke kenmerken en bieden op die manier de mogelijkheid te begrijpen hoe situaties

psychologische resultaten beïnvloeden. Deze situationele kenmerken zullen van invloed zijn op

de manier waarop mensen situaties waarnemen, beschrijven en evalueren, wat vervolgens een

grote invloed zal hebben op het gedrag. Om het gedrag van mensen ten volle te kunnen

begrijpen is het daarom van belang dat situaties beschreven, gemeten en getaxonomiseerd

worden, want de persoon, de situatie en het gedrag zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden.

Page 17: DE ASSOCIATIE TUSSEN SITUATIONELE KENMERKEN EN … · Abstract Huidige masterproef onderzoekt de associatie tussen situationele kenmerken en borderline symptomen in het dagelijkse

11

(Funder, 2001, 2006, 2008, 2009; Wagerman & Funder, 2009). Rauthmann et al. (2014) gaan

uit van de veronderstelling dat percepties van situaties zinvol en impactvol zijn. Door het

vormen van indrukken omtrent situaties krijgt men de mogelijkheid voorspellingen te maken

over wat er zal gebeuren, wat het gedrag vervolgens zal coördineren (Edwards & Templeton,

2005). Hoe een situatie wordt waargenomen, zal dus gedrag en acties bepalen. Op basis van

deze informatie gingen Rautmann et al. in 2014 op zoek naar een taxonomie van situationele

kenmerken. Men kwam finaal tot 8 kerndimensies op basis waarvan individuen psychologische

situaties percipiëren, beschrijven en evalueren. Mensen ervaren psychologische kenmerken van

situaties op 8 belangrijke dimensies. Deze taxonomie benoemen ze als “the situational eight

DIAMONDS”. De 8 dimensies zijn Duty, Intellect, Adversity, Mating, pOsitivity, Negativity,

Deception en Sociality. Duty is gerelateerd aan de mate waarin iemand een situatie waarneemt

als mogelijkheid tot een functie uit te oefenen, intellect aan de mate waarin iemand een situatie

waarneemt als de mogelijkheid tot intellectuele betrokkenheid, adversity aan de mate waarin

iemand een situatie waarneemt als bedreiging of mogelijkheid tot conflict, mating aan de mate

waarin iemand een situatie waarneemt als de mogelijkheid tot liefde en seks, positivity aan de

mate waarin iemand een situatie als plezierig ervaart, negativity aan de mate waarin iemand een

situatie als frustrerend of angstig ervaart, deception aan de mate waarin iemand een situatie als

wantrouwig of bedrieglijk opvat, en sociality aan de mate waarin iemand een situatie waarneemt

als de mogelijkheid tot communiceren en interageren. Opvallend is dat deze dimensies

inhoudelijke tegenhangers zijn van persoonlijkheidstrekken uit het vijf-factoren model

(McCrae & Costa, 1987). Persoonlijkheidskenmerken worden geconceptualiseerd als stabiele

individuele kenmerken die verklaren waarom een individu aanleg heeft voor bepaalde

gedragspatronen, cognities en emoties (Hogan, Hogan, & Roberts, 1996). Rautmann et al.

(2014) stellen dat hun dimensies de situationele tegenhangers zijn van de vijf

persoonlijkheidsfactoren die McCrae en Costa in 1987 hebben geïntroduceerd. Zo blijkt duty

Page 18: DE ASSOCIATIE TUSSEN SITUATIONELE KENMERKEN EN … · Abstract Huidige masterproef onderzoekt de associatie tussen situationele kenmerken en borderline symptomen in het dagelijkse

12

geassocieerd te zijn met Consciëntieusheid, intellect met Openheid, positivity met Extraversie,

negativity met Neuroticisme, deception met Altruïsme en sociality met Extraversie en

Altruïsme. Enkel adversity en mating zijn niet terug te vinden in taxonomieën van

persoonlijkheidskenmerken. Volgens hun resultaten wordt neurotisch gedrag het meest

voorspeld door situaties gekenmerkt door negativity en adversity, extravert gedrag door

positivity en sociality, open gedrag door intellect, Altruïsme of aangenaam gedrag door sociality

en Consciëntieusheid door duty. Dit impliceert dat de DIAMONDS-dimensies een groot deel

van de variantie in de vijf persoonlijkheidsfactoren kunnen voorspellen. Op basis van deze 8

dimensies beweren Rauthmann et al. (2014) alle mogelijke situaties uit het dagelijkse leven te

kunnen omvatten.

In 2017 introduceerden Parrigon et al. een nieuwe taxonomie. Deze taxonomie, bij hun

genaamd de CAPTION-taxonomie, kan volgens hen gebruikt worden als hulpmiddel voor het

conceptualiseren en meten van een breed scala aan psychologische situaties binnen alle

gebieden van de psychologie. Situationele kenmerken bezitten een objectief aspect en een

psychologisch aspect. De objectieve situatie wordt bepaald door de kenmerken; wie is

aanwezig, wat gebeurt er, wanneer vindt het plaats, waar vindt de situatie plaats en welke

objecten zijn aanwezig. Dit aspect bevat geen persoonlijke evaluaties (Endler, 1981; Johns,

2006; Pervin, 1978; Saucier, Bel‐Bahar & Fernandez, 2007). De psychologische situatie wordt

daarentegen beschreven aan de hand van evaluatieve kenmerken die het individu aan deze

objectieve situatie toeschrijft (Blok & Block, 1981; Cantor, Mischel & Schwartz, 1982;

Ekehammar, 1974; Endler & Magnusson, 1976; Rauthmann, Sherman & Funder, 2015; Shoda,

Mischel & Wright, 1994). Zo is het dus mogelijk dat verschillende individuen een verschillende

betekenis verlenen aan dezelfde situatie. Deze gepercipieerde situationele kenmerken kunnen

effect hebben op het gedrag van de waarnemer, op de niet-menselijke elementen van de situatie,

of op het welzijn en de gevoelens van de waarnemer (Edwards & Templeton, 2005). Parrigon

Page 19: DE ASSOCIATIE TUSSEN SITUATIONELE KENMERKEN EN … · Abstract Huidige masterproef onderzoekt de associatie tussen situationele kenmerken en borderline symptomen in het dagelijkse

13

et al. (2017) onderscheiden 7 dimensies binnen hun model, namelijk Complexity, Adversity,

Positive Valence, Typicality, Importance, Humor en Negative Valence. Complexity peilt naar

de complexiteit van een situatie, Adversity betreft situaties die moeilijk zijn, Positive valence

schat de positiviteit van een situatie in, Typicality meet de gewoonheid van een situatie

tegenover de nieuwheid ervan, Importance omvat hoe goed de situatie zou kunnen leiden tot

het bereiken van doelen, humor meet hoe humoristisch de situatie is en Negative Valence schat

de negativiteit van een situatie. De algemene focus van hun model is het identificeren van

situaties waarin persoonlijkheidstrekken gedragsmatig worden gemanifesteerd ten opzichte van

anderen. Deze identificatie kan voorspellend zijn voor persoonlijkheidsuitkomsten. Zo vonden

ze ook dat deze dimensies verwant zijn met de persoonlijkheidstrekken van het vijf-factoren

model (McCrae & Costa, 1987). Complexity wordt positief geassocieerd met het vertonen van

open gedrag, of de factor Openheid. Adversity is positief gerelateerd aan neurotisch gedrag, of

de factor Neuroticisme. Positive Valence is positief gerelateerd aan aangenaam en extravert

gedrag, of de factoren Altruïsme en Extraversie, en negatief gerelateerd aan neurotisch gedrag

of de factor neuroticisme. Importance en Typicality wordt positief geassocieerd met

consciëntieus gedrag, of de factor Consciëntieusheid. Humor is positief gerelateerd aan

Altruïsme en Extraversie. Negative Valence wordt positief geassocieerd met Neuroticisme en

negatief met Altruïsme. Rauthmann en Sherman (2017) beweren dat het CAPTION-model het

meest gevalideerde model is om situaties binnen een lexicale traditie te beoordelen. Dit wil met

andere woorden zeggen dat dit model zeer accuraat is in het beoordelen van situaties aan de

hand van dagdagelijkse adjectieven, die op hun beurt gebruikt kunnen worden om een

persoonlijkheid te definiëren. Anderzijds betrekt de DIAMONDS-taxonomie Mating,

Deception, en Sociality, die van cruciaal belang kunnen zijn voor onderzoekers die situaties

willen onderzoeken om dagdagelijks gedrag en interpersoonlijke relaties te begrijpen (Balliett,

Tybur, & van Lange, 2017; de Vries et al., 2016; Funder, 2016; Wrzus, Wagner, & Riediger,

Page 20: DE ASSOCIATIE TUSSEN SITUATIONELE KENMERKEN EN … · Abstract Huidige masterproef onderzoekt de associatie tussen situationele kenmerken en borderline symptomen in het dagelijkse

14

2016). Bijkomend werd het DIAMONDS-model in meerdere talen ontwikkeld, wat ervoor

zorgt dat dit model meer geschikt is voor intercultureel onderzoek. Onderzoekers geloven dat

een integratie van verschillende situationele taxonomieën het meest productief zou zijn, met als

uiteindelijk doel het beschrijven van situaties dat ons helpt gedrag, affect, cognitie en

levensuitkomsten van mensen in deze situaties te begrijpen en voorspellen.

Dat de omgeving, en dus de situaties waarin mensen zich bevinden, het gedrag van

personen beïnvloedt is in de literatuur uitgebreid onderzocht en bewezen. Voor deze

masterproef is het van belang te weten te komen of deze proximale mechanismen ook van

invloed zijn op de ontwikkeling van borderline symptomatologie. In het volgende luik wordt

de benadering, die dit verband onderzoekt, uitgebreid besproken.

Trigger-Contingentie Benadering

Binnen dit luik wordt specifiek ingegaan op de samenhang tussen proximale,

etiologische mechanismen en borderline symptomen. Terwijl genetische factoren tot de distale

mechanismen behoren, worden omgevingsinvloeden beschouwd als proximale factoren. Hier

wordt gefocust op de tweede groep, meer specifiek op de triggers in de omgeving die

geassocieerd zijn met borderline symptomen. In tegenstelling tot distale mechanismen

verhogen proximale mechanismen niet het risico op de ontwikkeling van borderline symptomen

in het leven, maar verhogen zij de kans op het optreden van borderline symptomen op een

specifiek moment. Proximale mechanismen hebben symptoom-specifieke effecten, waarbij

verschillende symptomen optreden als reactie op verschillende triggers. Deze proximale

mechanismen die borderline symptomen van moment tot moment beïnvloeden, kunnen

geconceptualiseerd worden als trigger-symptoom contingenties. Dit impliceert dat de

individuele variabiliteit in de symptomatologie van BPS bij een persoon verklaard kan worden

door specifieke triggers in het dagelijkse leven (Miskewicz et al., 2015).

Page 21: DE ASSOCIATIE TUSSEN SITUATIONELE KENMERKEN EN … · Abstract Huidige masterproef onderzoekt de associatie tussen situationele kenmerken en borderline symptomen in het dagelijkse

15

Aan de hand van experience-sampling methods (ESM) en multilevel modeling (MLM)

om de frequentie en omvang van de proximale invloed te meten, is men in verschillende studies

op zoek gegaan naar de verbanden tussen bepaalde symptomen en bepaalde triggers. Uit

verschillende studies blijkt reeds dat bepaalde triggers, zoals bijvoorbeeld het ervaren van

negatieve emoties, het risico op het voorkomen van bepaalde borderline symptomen vergroten

(Law, Fleeson, Arnold, & Furr, 2015). Er werd vastgesteld dat na afwijzing vaker woede

voorkomt (Berenson, Downey, Rafaeli, Coifman, & Paquin, 2011), dat na een affectieve

ervaring impulsief gedrag meer voorkomt (Coifman, Berenson, Rafaeli, & Downey, 2012), dat

na het ervaren van stress de kans op het voorkomen van psychotische symptomen vergroot

(Glaser, Van Os, Thewissen, & Myin-Germeys, 2010; Stiglmayr et al., 2008), dat een

stressvolle situatie ervoor kan zorgen dat het zelfvertrouwen afneemt (Zeigler-Hill & Abraham,

2006), en dat het ervaren van affectieve instabiliteit drinken kan teweegbrengen (Jahng et al.,

2011). In de studie van Miskewicz et al. (2015) beoogde men een meer uitgebreide benadering

te gebruiken, namelijk de contingency-oriented benadering, waarin een breed scala aan

theoretisch relevante triggers wordt geïntegreerd en de volledige omvang van borderline

symptomen wordt weerspiegeld. Zij testen in welke mate, de door DSM-5 (APA, 2013)

gedefinieerde, borderline symptomen optreden als reactie op aanwezige proximale triggers en

of ze verdwijnen bij afwezigheid van deze triggers. De keuze omtrent welke situationele

triggers er in het onderzoek opgenomen werden, werd beslist op basis van eerder

literatuuronderzoek. Uit voorgaande studies kwam men tot de volgende conclusies, namelijk

dat door hun verhoogde gevoeligheid voor afwijzing de triggers ‘afwijzing’ en ‘verlating’ twee

belangrijke triggers zijn voor de interpersoonlijke symptomen van BPS (Berenson et al., 2011;

Zeigler-Hill & Abraham, 2006), dat door hun onveilige hechtingsstijl ‘teleurstelling in anderen’

en ‘alleen zijn’ triggers zijn voor woede en paranoïde gedrag (Bender & Skodol, 2007;

Gunderson, 1996), dat door hun gevoeligheid voor innerlijke, psychologische pijn als gevolg

Page 22: DE ASSOCIATIE TUSSEN SITUATIONELE KENMERKEN EN … · Abstract Huidige masterproef onderzoekt de associatie tussen situationele kenmerken en borderline symptomen in het dagelijkse

16

van interpersoonlijke conflicten ‘interpersoonlijke overtredingen’ en ‘bedrog’ triggers zijn voor

emotionele instabiliteit, woede, impulsiviteit en zelfbeschadiging (Howell, 2002; Tragesser,

Lippman, Trull, & Barrett, 2008; Zanarini et al., 1998), en dat door hun gebrek aan

emotieregulatie ‘saaie situaties’ tot impulsiviteit kunnen leiden (Linehan, 1993), en

‘identiteitsdreiging’ een trigger is voor het gevoel van leegte (Bender & Skodol, 2007).

Aan de hand van een dagboekstudie, waarbij individuen hun huidige triggers en

symptomen meerdere keren per dag gedurende enkele dagen rapporteerden, gaan Miskewicz et

al. (2015) onderzoeken of kwetsbaarheid voor BPS geassocieerd is met de frequentie van

situationele triggers. Hun contingency-oriented benadering bestaat uit drie componenten,

namelijk triggers, symptomen en de trigger-symptoomverbanden. Uit het onderzoek blijkt dat

de kwetsbaarheid voor BPS alle drie de componenten van het model voorspelt. Zo hebben

mensen met een grotere kwetsbaarheid voor BPS meer triggers in hun leven, meer symptomen

in hun leven en sterkere verbanden tussen trigger en symptoom, dan mensen met een kleinere

kwetsbaarheid. De kwetsbaarheid voor BPS is positief gecorreleerd met de intensiteit van

triggers, omdat de kwetsbaarheid voor BPS ervoor zal zorgen dat de beleving en interpretatie

van gebeurtenissen als meer stressvol worden beschouwd (Arntz & Veen, 2001; Tragesser et

al., 2008). Daarnaast gaan ze ook meer symptomen ervaren dan mensen met een kleinere

kwetsbaarheid voor BPS. Dit komt omdat ze enerzijds meer in contact komen met triggers in

hun dagelijks leven en anderzijds hierop hyperreactief gaan reageren. Tot slot rapporteren

mensen met een grotere kwetsbaarheid voor BPS ook sterkere symptomatische reacties op de

triggers dan mensen met een kleinere kwetsbaarheid voor BPS. Deze contingenties kunnen van

persoon tot persoon verschillen en hoeven niet voor ieder symptoom hetzelfde te zijn. Zo werd

aangetoond dat de triggers teleurstelling, zelfuitdaging en persoonlijke overtredingen van

invloed waren op alle symptomen van BPS, terwijl afwijzing, bedrog en verlaten worden slechts

voor enkele symptomen van invloed waren. Dit alles impliceert dat niet alleen specifieke

Page 23: DE ASSOCIATIE TUSSEN SITUATIONELE KENMERKEN EN … · Abstract Huidige masterproef onderzoekt de associatie tussen situationele kenmerken en borderline symptomen in het dagelijkse

17

triggers, maar ook de contingenties de variatie in de symptomatologie van BPS kunnen

verklaren en dat zowel de triggers als de kwetsbaarheid voor de aandoening hierop een invloed

hebben. Miskewicz et al. (2015) geven daarnaast ook aan dat er eveneens andere proximale

mechanismen een rol kunnen spelen in het ervaren van symptomen, maar dat dit verder

onderzocht dient te worden.

Deze studie toont sterke evidentie voor de contingentie benadering door een weergave

van de samenhang tussen alle 7 symptomen van BPS en situationele triggers, en dat deze

triggers de symptomen zullen voorspellen. Er kan besloten worden dat de triggers afwijzing,

verraad, verlating, belediging, teleurstelling, bedreigingen van het zelf-concept, verveling en

isolatie een impact hebben op de symptomatologie van BPS. Deze bevindingen zijn van groot

belang om het onderzoek betreffende deze masterproef op gang te helpen.

Huidige Masterproef

De studie van Miskewicz et al. (2015) toonde reeds aan dat borderline symptomen geen

statische constructen zijn, maar dynamische aspecten van functioneren die beïnvloed worden

door specifieke elementen uit de situatie (i.e., situationele ‘triggers’). In hun trigger-

contingency model stellen Miskewicz et al. (2015) verder dat de onderliggende kwetsbaarheid

voor de pathologie een grote rol speelt, en invloed heeft op zowel het ervaren van meer situaties

die BPS kunnen triggeren, het ervaren van meer BPS-symptomen in het dagelijks leven én een

sterkere associatie tussen situationele triggers en symptomen. In huidige masterproef gaan we

verder aan de slag met dit voorgestelde trigger-contingency model van Miskewicz et al. (2015),

teneinde om tot een nog beter begrip te komen van de onderliggende mechanismen die deze

persoonlijkheidsstoornis mee vorm geven. Daar waar Miskewicz et al. (2015) vertrokken van

uit de literatuur afgeleide situationele triggers, willen we dit in huidige masterproef verbreden.

Meer concreet willen we, aan de hand van recent ontwikkelde en empirisch gefundeerde

situationele taxonomieën (Rauthman et al., 2014; Parrigon et al., 2016), een breed scala van

Page 24: DE ASSOCIATIE TUSSEN SITUATIONELE KENMERKEN EN … · Abstract Huidige masterproef onderzoekt de associatie tussen situationele kenmerken en borderline symptomen in het dagelijkse

18

situationele karakteristieken in kaart brengen in een 14 dagen durende dagboekstudie. Dit doen

we door de deelnemers 2 weken lang te vragen hun voorbije dag te beoordelen aan de hand van

een comprehensieve lijst van 19 situationele adjectieven (bvb. ‘leuk’, ‘grappig’, ‘stresserend’,

‘saai’), gevolgd door een rapportage over de BPS-symptomen die ze die dag ervaarden. Op die

manier kunnen we nagaan hoe de PID-5 BPS-totaalscore en concrete symptomatologie zich

verhouden tot alle basiscomponenten van situaties, en niet enkel de vaak zeer negatief geladen

voorgestelde triggers van Miskewicz et al. (2015).

Figuur 1. Het model van Miskewicz et al. (2015).

De hoofdonderzoeksvragen van huidige masterproef zijn gebaseerd op het trigger-

contingentiemodel van Miskewicz et al. (2015), zie Figuur 1. Vooraleer we met deze

onderzoeksvragen aan de slag gaan, zullen we echter bekijken in welke situationele dimensies

de gebruikte 19 adjectieven empirisch samen clusteren, en of deze situationele dimensies

vergelijkbaar zijn met dimensies van het DIAMONDS- en CAPTION-model. De

onderzoeksvragen die volgen uit het trigger-contingentiemodel worden hieronder opgelijst.

In dit onderzoek stellen we ons de vraag of een hogere PID-5 BPS-totaalscore, of BPS-

trekkwetsbaarheid, in verband staat met de gerapporteerde situationele dimensies (pijl a in het

model van Miskewicz et al. (2015)). Uit voorgaand onderzoek is er reeds gebleken dat bepaalde

situationele dimensies samenhang vertonen met de vijf persoonlijkheidstrekken van het VFM

Page 25: DE ASSOCIATIE TUSSEN SITUATIONELE KENMERKEN EN … · Abstract Huidige masterproef onderzoekt de associatie tussen situationele kenmerken en borderline symptomen in het dagelijkse

19

(McCrae & Costa, 1987). Zo stelde men vast dat situaties gecategoriseerd als Adversity en

Negative Valence positief correleren met het neurotische domein, dat Importance en Typicality

samenhangen met Consciëntieusheid, dat er een verband is tussen Positive Valence-situaties en

altruïstische, extraverte persoonlijkheidstrekken en dat Complexity samenhangt met Openheid.

Daarenboven constateerde onderzoekers dat BPS een correlatie vertoont met enkele van deze

VFM-trekken, namelijk een positieve correlatie met Neuroticisme, en een negatieve correlatie

met Altruïsme en Consciëntieusheid. Dit creëert bij ons de verwachting dat personen met een

hogere PID-5 BPS-totaalscore enerzijds meer negatief geladen adjectieven (of de situationele

dimensies Adversity of Negative Valence) zullen rapporteren en anderzijds minder positief

geladen adjectieven (of de situationele dimensies Importance, Typicality en Positive Valence)

zullen rapporteren. Ten tweede zal worden onderzocht hoe de PID-5 BPS-totaalscore

geassocieerd is met twee weken lang dagelijks gerapporteerde BPS-symptomen (pijl b in het

model van Miskewicz et al. (2015)). De vraag of een hogere score op PID-5 BPS-totaalscore

zich ook daadwerkelijk vertaalt in het rapporteren van meer BPS-symptomen over een periode

van twee weken, willen we door middel van deze studie kunnen beantwoorden. Ook hier

verwachten we een verband te vinden, aangezien voorgaand onderzoek aantoonde dat personen

met een grotere kwetsbaarheid voor BPS enerzijds meer in contact komen met bepaalde

situaties in hun dagelijks leven en anderzijds hyperreactief hierop gaan reageren (Arntz & Veen,

2001; Tragesser et al., 2008). Tot slot werken we in dit onderzoek met een 3de onderzoeksvraag

die opgesplitst kan worden in 2 deelvragen (pijl c in het model van Miskewicz et al. (2015)).

Om te beginnen wordt onderzocht of er sprake is van specifieke associaties tussen bepaalde

situationele dimensies en gerapporteerde BPS-symptomen. In het onderzoek van Miskewicz et

al. (2015) werd evidentie gevonden voor de samenhang tussen de triggers teleurstelling,

zelfuitdaging en persoonlijke overtredingen en alle symptomen van BPS, terwijl de triggers

afwijzing, bedrog en verlaten worden slechts op enkele symptomen van invloed waren. In

Page 26: DE ASSOCIATIE TUSSEN SITUATIONELE KENMERKEN EN … · Abstract Huidige masterproef onderzoekt de associatie tussen situationele kenmerken en borderline symptomen in het dagelijkse

20

huidige masterproef gaan we op een meer uitgebreide manier deze specifieke verbanden toetsen

en nagaan of we al dan niet soortgelijke bevindingen kunnen constateren. De 2de deelvraag

spitst zich toe op het potentiele moderatie-effect van PID-5 BPS-totaalscore, of BPS-

trekkwetsbaarheid. Meer specifiek gaan we onderzoeken of de associatie tussen situationele

dimensies en symptomen, wat onderzocht werd in de 1ste deelvraag, sterker is voor personen

met een hogere PID-5 BPS-totaalscore.

Hoe we antwoord trachten te bieden op bovenstaande onderzoeksvragen wordt in het

volgende luik besproken.

Methode

Deze studie maakt deel uit van de 5de wave van een grootschalig longitudinaal

persoonlijkheidsonderzoek binnen de UGent. Voor huidig onderzoek wordt enkel gebruik

gemaakt van deze 5de, en voorlopig laatste, deelname.

Steekproef en procedure

319 jongvolwassenen namen in september 2016 deel aan de 5de fase van het onderzoek,

waaronder 126 mannen (39%) en 193 vrouwen (61%). Deze deelnemers werden reeds jarenlang

gevolgd door de sectie Persoonlijkheidspsychologie binnen de UGent. De leeftijden van de

deelnemers schommelen, bij moment van afname in 2016, tussen 17 en 24 jaar. De gemiddelde

leeftijd van de steekproef bedraagt 20,95 jaar. 5% heeft een relatie en woont samen, terwijl

48% een relatie heeft maar niet samen woont. 47% is single. De overgrote meerderheid (79%)

geeft aan student te zijn, terwijl 67 deelnemers (21%) reeds aan het werk zijn. 127 studenten

(50%) volgen op het moment van de afname een universitaire studie, 89 van hen (35%) zitten

in het hoger onderwijs en 17 studenten (7%) volgen een richting in het secundair onderwijs. In

het kader van deze masterproef werd aan ieder van hen gevraagd een vragenlijst in te vullen en

gedurende 14 dagen een online dagboek bij te houden. Na het verzamelen van de demografische

gegevens werd de PID-5 (Krueger et al, 2012; van der Heijden et al., 2014) bij alle deelnemers

Page 27: DE ASSOCIATIE TUSSEN SITUATIONELE KENMERKEN EN … · Abstract Huidige masterproef onderzoekt de associatie tussen situationele kenmerken en borderline symptomen in het dagelijkse

21

afgenomen. Wat betreft de dagelijkse zelfrapportage kregen de deelnemers gedurende 14 dagen

iedere avond een link doorgemaild. Via deze link moest men steeds online 2 korte vragenlijsten

betreffende hun meegemaakte dag en het ervaren van BPS-symptomen in zowel thuis- als

school/werkcontext invullen.

Meetinstrumenten

Deze masterproef heeft als uiteindelijk doel de associatie tussen situationele kenmerken

en borderline symptomen, met al dan niet een beïnvloedend effect van PID-5 BPS-totaalscore,

in het dagelijkse leven te onderzoeken. Bijkomend zijn we geïnteresseerd in de afzonderlijke

verbanden tussen enerzijds de kwetsbaarheid voor BPS en situaties en anderzijds de

kwetsbaarheid voor BPS en BPS-symptomen. Om dit te kunnen achterhalen is het noodzakelijk

ieder van deze factoren bij onze steekproef te gaan meten. Dit gaan we doen aan de hand van

zowel een persoonlijkheidsvragenlijst voor borderline trekken, de PID-5 (Krueger et al, 2012;

van der Heijden et al., 2014), als een dagelijkse zelfrapportagevragenlijst omtrent situaties en

borderline symptomen.

PID-5. Persoonlijkheidsstoornissen worden in het alternatieve dimensionele model van

DSM-5 (APA, 2013) beschreven aan de hand van pathologische persoonlijkheidstrekken in het

functioneren. BPS kan volgens hen omschreven worden door een hoge score op emotionele

labiliteit, ongerustheid, separatieangst, depressiviteit, impulsiviteit, riskant gedrag en

vijandigheid. De PID-5 (Krueger et al, 2012; van der Heijden et al., 2014), ook wel de DSM-5

persoonlijkheidsvragenlijst genoemd, bevraagt de aanwezigheid van deze pathologische

persoonlijkheidstrekken aan de hand 220 items. Elk item peilt, door middel van een 4-punts

Likertschaal gaande van ‘helemaal niet waar’ tot ‘helemaal waar’, naar de mate waarin een

individu zichzelf in de beschrijving herkent. Krueger et al. (2012) stelde vast dat de Cronbach’s

alpha voor elk van de facetten binnen deze vragenlijst varieerde van adequate tot goede interne

consistenties met een mediaan van .86, gebaseerd op een representatieve steekproef in de VS.

Page 28: DE ASSOCIATIE TUSSEN SITUATIONELE KENMERKEN EN … · Abstract Huidige masterproef onderzoekt de associatie tussen situationele kenmerken en borderline symptomen in het dagelijkse

22

Bijkomende evidentie ondersteunt deze bevindingen en concludeert dat de PID-5 als een brede

maat voor relevante persoonlijkheidsstoorniskenmerken beschouwd kan worden (Anderson et

al., 2013; Hopwood et al., 2012, 2013; Wright et al., 2012, 2012).

In deze studie maken we uitsluitend gebruik van de 7 BPS-facetten binnen dit

instrument, namelijk ‘angst’ (α = .90), ‘depressiviteit’ (α = .93), ‘emotionele labiliteit’ (α = .89),

‘hostiliteit’ (α = .82), ‘separatieangst’ (α = .72), ‘riskant gedrag’ (α = .90) en ‘impulsiviteit’ (α

= .83). De som van de scores op de items van 7 facetten zal in dit onderzoek gebruikt worden

als een indicatie voor de BPS-trekkwetsbaarheid (α = .74). Zeer hoge scores op een facet of

domein kunnen wijzen op pathologische persoonlijkheidstrekken bij het individu.

Dagelijkse rapportage. Om onze onderzoeksvragen te kunnen beantwoorden is het ook

van belang de factoren ‘situaties’ en ‘BPS-symptomen’ in kaart te brengen. Dit hebben we bij

onze steekproef getest aan de hand van een dagelijkse zelfrapportage die uit 2 vragenlijsten

bestaat. Zo werden de deelnemers enerzijds gevraagd om elke avond een rapportage te maken

over hun meegemaakte dag, en anderzijds werd hen gevraagd naar hun BPS-symptomen zoals

ze die op die dag ervaren hebben. De beleving van de dag werd bevraagd door middel van 19

adjectieven, zowel in privé- als werk/schoolsetting. De adjectieven, op basis waarvan zij hun

dag moesten beoordelen, waren ‘leuk’, ‘somber’, ‘opwindend’, ‘saai’, ‘intellectueel uitdagend’,

‘frustrerend’, ‘grappig’, ‘levendig’, ‘stresserend’, ‘hartverwarmend’, ‘onbetrouwbaar’,

‘belangrijk’, ‘onaangenaam’, ‘droevig’, ‘ontspannen’, ‘afstotelijk’, ‘voorspelbaar’, ‘passief’ en

‘angstaanjagend’ (zie Tabel 1). Voor beide contexten (privé en werk/school) moesten de

respondenten voor elk van deze adjectieven op een schaal van 1 tot 4 aangeven in welke mate

het van toepassing was op de dag die ze net beleefd hadden. Daarnaast werden ook de BPS-

symptomen in hun dagelijkse leven bevraagd. Er werd gebruikt maakt van 7 items die, door

middel van een 5-puntenschaal, peilen naar de mate waarin een individu die dag angst,

depressiviteit, emotionele labiliteit, hostiliteit, impulsiviteit, riskant gedrag en separatieangst

Page 29: DE ASSOCIATIE TUSSEN SITUATIONELE KENMERKEN EN … · Abstract Huidige masterproef onderzoekt de associatie tussen situationele kenmerken en borderline symptomen in het dagelijkse

23

ervaarde. Een illustratie hiervan wordt getoond in Tabel 2. Er werd een gemiddelde score

berekend enerzijds per situationeel adjectief en anderzijds voor ieder van de 7 BPS facetten

over de 14 dagen heen.

De respons rate op de 14-daagse dagboekstudie varieerde van dag tot dag. Opvallend is

dat meer deelnemers een rapportage maakte van hun beleving in de thuiscontext. Ook is het

opmerkelijk dat de respons sterk gedaald is overheen de 14 dagen. Zo werd bijvoorbeeld de

mate waarin men de dag thuis als ‘leuk’ ervaarde op dag 1 door 157 personen ingevuld, terwijl

er op dag 14 slechts 63 antwoorden werden geregistreerd.

Tabel 1

Opsomming van de adjectieven uit de dagboekstudie

In hoeverre ervaarde je deze dag als (zowel thuis als op school/werk)…

1. … leuk

2. … ontspannen

3. … hartverwarmend

4. … grappig

5. … levendig

6. … afstotelijk

7. … onaangenaam

8. … somber

9. … droevig

10. … frustrerend

11. … stresserend

12. … angstaanjagend

13. … onbetrouwbaar

14. … passief

15. … saai

16. …voorspelbaar

17. … intellectueel uitdagend

18. … belangrijk

19. … opwindend

Page 30: DE ASSOCIATIE TUSSEN SITUATIONELE KENMERKEN EN … · Abstract Huidige masterproef onderzoekt de associatie tussen situationele kenmerken en borderline symptomen in het dagelijkse

24

Tabel 2

Opsomming van de items die BPS-symptomen meten

In hoeverre voelde je je vandaag/vertoonde je vandaag...

1. … angstig

2. … depressief

3. … emotioneel labiel

4. … vijandig/afgunstig

5. … impulsief

6. … riskant gedrag

7. … separatieangst

Statistische analyses

In huidige masterproef gaan we aan de hand van statistische analyses, met behulp van

SPSS, antwoord bieden op onze 3 onderzoeksvragen. Zoals eerder vermeld werden deze

gevormd op basis van het trigger-contingentie model. Voorafgaand aan de toetsing van dit

model, zal echter eerst getracht worden een beeld te krijgen van de situationele dimensies

verbonden aan de 19 gehanteerde situationele adjectieven. Hiertoe wordt eerst een

exploratorische factoranalyse uitgevoerd. De eerste onderzoeksvraag betreft het onderzoek naar

de samenhang tussen PID-5 BPS-totaalscore en situationele dimensies. Hierbij zullen de

correlaties tussen de PID-5 BPS-facetten/-totaalscore en de verschillende situationele dimensies

bekeken worden. In de tweede onderzoeksvraag wordt het verband tussen de PID-5 BPS-

totaalscore en dagelijks gerapporteerde BPS-symptomen onderzocht. Hierbij zullen we de

correlaties berekenen tussen de PID-5 BPS-facetten/-totaalscore en de gerapporteerde BPS-

symptomen uit de dagboekstudie. Tot slot willen we onderzoeken of er sprake is van specifieke

associaties tussen bepaalde situationele dimensies en BPS-symptomen, en of er een potentieel

moderatie-effect is van de PID-5 BPS-totaalscore op deze associatie. Deze laatste

onderzoeksvraag wordt onderzocht aan de hand van correlaties en hiërarchisch gemodereerde

regressieanalyses in SPSS.

Page 31: DE ASSOCIATIE TUSSEN SITUATIONELE KENMERKEN EN … · Abstract Huidige masterproef onderzoekt de associatie tussen situationele kenmerken en borderline symptomen in het dagelijkse

25

Resultaten

Omdat wij in huidige masterproef gebruik maken van een uitgebreide lijst aan

situationele adjectieven en de analyse hiervan voor dit onderzoek te uitgebreid zou zijn, voerden

we in eerste instantie een exploratorische factoranalyse met Varimax rotatie uit op de 19

totaalscores van de gebruikte situationele adjectieven. Vier factoren hadden een eigenwaarde

groter dan 1 (6.69, 3.23, 1.58 en 1.20) en staan gerapporteerd in Tabel 3. De eerste factor in dit

model heeft primaire ladingen van de adjectieven ‘afstotelijk’, ‘onaangenaam’, ‘somber’,

‘droevig’, ‘frustrerend’, ‘stresserend’, ‘angstaanjagend’ en ‘onbetrouwbaar’, en representeert

dus inhouden die in het CAPTION-model tot de dimensies ‘Negative Valence’ en ‘Adversity’

behoren. De tweede factor wordt primair geladen door de adjectieven ‘leuk’, ‘ontspannen’,

‘hartverwarmend’, ‘grappig’ en ‘levendig’ en representeert dus een inhoud die in het

CAPTION-model onder de dimensies ‘Positive Valence’ en ‘Humor’ gelabeld wordt. De derde

factor heeft primaire ladingen van adjectieven (‘passief’, ‘saai’, ‘voorspelbaar’) die refereren

naar de CAPTION-factor ‘Typicality’, terwijl de laatste factor adjectieven (‘intellectueel

uitdagend’, ‘belangrijk’, ‘opwindend’) omvat die refereren naar een inhoud van zowel de

CAPTION-dimensie ‘Importance’ als de dimensie ‘Complexity’. Gegeven de duidelijke

interpreteerbaarheid van deze vier factoren, gaan we in wat volgt verder met deze vier

dimensies, in plaats van de 19 afzonderlijke adjectieven. Meer specifiek worden de scores op

de adjectieven ‘afstotelijk’, ‘onaangenaam’, ‘somber’, ‘droevig’, ‘frustrerend’, ‘stresserend’,

‘angstaanjagend’ en ‘onbetrouwbaar’ opgeteld tot een ‘Negative Valence/Adversity’-dimensie,

terwijl de scores op ‘leuk’, ‘ontspannen’, ‘hartverwarmend’, ‘grappig’ en ‘levendig’ samen

geteld worden tot een ‘Positive Valence/Humor’-dimensie. Een derde situationele dimensie

wordt als ‘Typicality/Passivity’ gelabeld, en bestaat uit de scores op de adjectieven ‘passief’,

‘saai’, en ‘voorspelbaar’. ‘Complexity/Importance’ omvat tenslotte de scores op de adjectieven

‘intellectueel uitdagend’, ‘belangrijk’ en ‘opwindend’.

Page 32: DE ASSOCIATIE TUSSEN SITUATIONELE KENMERKEN EN … · Abstract Huidige masterproef onderzoekt de associatie tussen situationele kenmerken en borderline symptomen in het dagelijkse

26

Tabel 3

Factorladingen per cluster

Situationele dimensies

Factor 1 Factor 2 Factor 3 Factor 4

Situationele adjectieven

Afstotelijk

Onaangenaam

Somber

Droevig

Frustrerend

Stresserend

Angstaanjagend

Onbetrouwbaar

.87

.79

.78

.77

.77

.70

.63

.62

-.04

-.35

-.03

-.01

-.30

-.28

-.11

-.01

.16

.18

.37

.12

.05

-.21

.03

.05

-.04

-.00

.05

.13

.07

.31

.14

-.14

Leuk

Ontspannen

Hartverwarmend

Grappig

Levendig

-.33

-.48

-.10

-.08

-.15

.74

.67

.65

.64

.49

-.22

.30

-.25

-.33

-.48

.26

.00

.15

.22

.30

Passief

Saai

Voorspelbaar

.25

.45

-.04

-.09

-.25

-.11

.61

.58

.46

-.11

-.14

.02

Intellectueel uitdagend

Belangrijk

Opwindend

.03

.07

.16

.07

.19

.40

.02

-.17

-.07

.64

.59

.52

Opmerking. De sterkste ladingen voor elke factor staan vetgedrukt. Factor 1 = Negative

Valence/Adversity; Factor 2 = Positive Valence/Humor; Factor 3 = Typicality/Passivity; Factor

4 = Complexity/Importance.

Het verband tussen BPS-trekkwetsbaarheid en situationele dimensies

De eerste vraag betreft de samenhang tussen de PID-5 BPS-facetten/-totaalscore en de

4 situationele dimensies. Als we de correlaties tussen beide factoren in Tabel 4 bekijken, kunnen

we vaststellen dat er enerzijds sprake is van een positieve significante associatie tussen de PID-

Page 33: DE ASSOCIATIE TUSSEN SITUATIONELE KENMERKEN EN … · Abstract Huidige masterproef onderzoekt de associatie tussen situationele kenmerken en borderline symptomen in het dagelijkse

27

5 BPS-totaalscore en de dimensie ‘Negative Valence/Adversity’ (r = .44; p < .002), waarbij de

correlaties tussen de BPS-facetten ‘angst’ (r = .46; p < .002), ‘depressiviteit’ (r = .41; p < .002),

‘emotionele labiliteit’ (r = .27; p < .002) en ‘hostiliteit’ (r = .29; p < .002) en de situaties die als

‘Negative Valence/Adversity’ gelabeld werden, significant zijn. Anderzijds is er sprake van een

negatieve significante samenhang tussen de PID-5 BPS-totaalscore en ‘Positive

Valence/Humor’ (r = -.28; p < .002). Meer specifiek vinden we een negatieve significante

correlatie tussen de BPS-facetten ‘angst’ (r = -.29; p < .002) en ‘depressiviteit’ (r = -.37; p <

.002) en de situaties die als ‘Positive Valence/Humor’ gelabeld werden. De correlaties tussen

enerzijds de PID-5 BPS-totaalscore en ‘Typicality/Passivity’, en anderzijds de PID-5 BPS-

totaalscore en ‘Complexity/Importance’ worden als niet significant beschouwd.

Tabel 4

Samenhang tussen PID-5 BPS-facetten/-totaalscore en situationele dimensies.

Situationele dimensies

NV/A PV/H T/P C/I

PID-5 BPS-facetten/-

totaalscore

Angst

Depressiviteit

Emotionele labiliteit

Separatieangst

Hostiliteit

Impulsiviteit

Riskant gedrag

PID-5 BPS-totaalscore

.46*

.41*

.27*

.23

.29*

.18

.05

.44*

-.29*

-.37*

-.20

-.14

-.15

.00

-.05

-.28*

.11

.21

.01

.02

.10

.05

.01

.11

-.03

-.07

-.07

.09

-.09

-.04

.07

-.04

Opmerking. NV = Negative Valence; A = Adversity; PV = Positive Valence; H = Humor; T =

Typicality; P = Passivity; C = Complexity; I = Importance. *p < .002, volgens Bonferroni

correctie.

Page 34: DE ASSOCIATIE TUSSEN SITUATIONELE KENMERKEN EN … · Abstract Huidige masterproef onderzoekt de associatie tussen situationele kenmerken en borderline symptomen in het dagelijkse

28

Het verband tussen BPS-trekkwetsbaarheid en dagelijks gerapporteerde BPS-

symptomen

Met de tweede onderzoeksvraag gaan we de samenhang tussen PID-5 BPS-facetten/-

totaalscore en de dagelijks gerapporteerde BPS-symptomen na. In Tabel 5 worden de correlaties

tussen de verschillende factoren weergegeven. Hieruit kan vastgesteld worden dat er sprake is

van een positieve significante samenhang tussen de PID-5 BPS-totaalscore en 6 van de 7 BPS-

symptomen. Zo kan er een positieve correlatie gevonden worden tussen de PID-5 BPS-

totaalscore en de symptomen ‘angst’ (r = .47; p < .002), ‘depressiviteit’ (r = .44; p < .002),

‘emotionele labiliteit’ (r = .44; p < .002), ‘separatieangst’ (r = .37; p < .002), ‘hostiliteit’ (r =

.38; p < .002) en ‘impulsiviteit’ (r = .33; p < .002). Over het algemeen kan er bijgevolg

vastgesteld worden dat de PID-5 BPS-totaalscore en het rapporteren van BPS-symptomen

positief geassocieerd zijn met elkaar (r = .56; p < .002). Als we de PID-5 BPS-facetten

afzonderlijk gaan bekijken, zien we dat het voor de meeste PID-5 BPS-facetten zo is dat de

hoogste samenhang gevonden wordt met het inhoudelijk gelijkende symptoom uit de dagelijkse

rapportage. Enkel voor de facetten ‘separatieangst’ en ‘hostiliteit’ is dit anders. Het PID-5 BPS-

facet ‘separatieangst’ correleert significant met dagelijks gerapporteerde ‘separatieangst’ (r =

.31; p < .002), maar hangt nog iets sterker samen met dagelijks gerapporteerde ‘angst’ (r = .40;

p < .002), ‘depressiviteit’ (r = .36; p < .002) en ‘emotionele labiliteit’ (r = .34; p < .002). Het

facet ‘hostiliteit’, zoals gemeten door de PID-5 (Krueger et al, 2012; van der Heijden et al.,

2014), is dan weer niet significant gerelateerd aan het BPS-symptoom ‘hostiliteit’ in het

dagelijkse leven, maar correleert het sterkst met dagelijks gerapporteerde ‘riskant gedrag’ (r =

.32; p < .002).

Page 35: DE ASSOCIATIE TUSSEN SITUATIONELE KENMERKEN EN … · Abstract Huidige masterproef onderzoekt de associatie tussen situationele kenmerken en borderline symptomen in het dagelijkse

29

Tabel 5

Samenhang tussen PID-5 BPS-facetten/-totaalscore en dagelijks gerapporteerde BPS-

symptomen

Dagelijks gerapporteerde BPS-symptomen

Angst Depr. Emo. Sepa. Host. Impul. Risk. Totaal

PID-5

Angst .48* .41* .33* .40* .30* .12 .00 .44*

Depr. .38* .47* .36* .36* .47* .26* .10 .50*

Emo. .37* .39* .42* .34* .32* .07 -.08 .40*

Sepa. .32* .33* .33* .31* .29* .25* .04 .40*

Host. .25* .16 .19 .13 .10 .26* .32* .29*

Impul. .21 .15 .21 .08 .13 .34* .18 .28*

Risk. -.03 -.08 .03 -.09 .01 .26* .36* .09

PID-5 totaalscore .47* .44* .44* .37* .38* .33* .17 .56*

Opmerking. In deze tabel beschrijven de interactiecoëfficiënten de mate waarin de PID-5 BPS-

totaalscore zich vertaalt in het dagelijks rapporteren van BPS-symptomen. Depr. =

depressiviteit; Emo. = emotionele labiliteit; Sepa. = separatieangst; Host. = hostiliteit; Impul. =

impulsiviteit; Risk. = riskant gedrag. *p < .002, volgens Bonferroni correctie.

Het verband tussen situationele dimensies en dagelijks gerapporteerde BPS-symptomen

In het eerste deel van de 3de onderzoeksvraag gaan we na of er al dan niet specifieke associaties

te vinden zijn tussen bepaalde situationele dimensies en dagelijks gerapporteerde BPS-

symptomen. Uit Tabel 6 kunnen we constateren dat er sprake is van enkele specifieke

verbanden. Er kan over het algemeen sterke evidentie gevonden worden voor de samenhang

tussen de situaties die gelabeld worden als ‘Negative Valence/Adversity’ en de BPS-symptomen

(r = .67; p < .002). Meer specifiek kunnen we vaststellen dat het ervaren van negatieve of

aversieve situaties voornamelijk geassocieerd is met het rapporteren van ‘angst’,

‘depressiviteit’, ‘emotionele labiliteit’ en ‘separatieangst’, ‘hostiliteit’ en ‘riskant gedrag’. Ook

kan er worden vastgesteld dat er een kleinere, maar significante samenhang bestaat tussen

enerzijds ‘Positive Valence/Humor’ en het ervaren van BPS-symptomen (r = -.33; p < .002), en

Page 36: DE ASSOCIATIE TUSSEN SITUATIONELE KENMERKEN EN … · Abstract Huidige masterproef onderzoekt de associatie tussen situationele kenmerken en borderline symptomen in het dagelijkse

30

anderzijds ‘Typicality/Passivity’ en de BPS-symptomen (r = .34; p < .002). Meer specifiek zal

het ervaren van een positieve situatie voornamelijk gepaard gaan met het ervaren van minder

‘angst’, ‘depressiviteit’ en ‘separatieangst’, terwijl situaties die gelabeld worden als typisch of

passief positief gecorreleerd zijn met ‘depressiviteit’ en ‘impulsiviteit’. Tot slot kunnen we uit

onze resultaten besluiten dat er geen significante correlatie bestaat tussen de

‘Complexity/Importance’-dimensie en dagelijks gerapporteerde BPS-symptomen.

Tabel 6

Samenhang tussen situationele dimensies en BPS-symptomen

Situationele dimensies

NV/A PV/H T/P C/I

Dagelijks gerapporteerde

BPS-symptomen

Angst

Depressiviteit

Emotionele labiliteit

Separatieangst

Hostiliteit

Impulsiviteit

Riskant gedrag

Totaal BPS-symptomen

.61*

.66*

.51*

.50*

.36*

.24

.27*

.67*

-.27*

-.47*

-.19

-.28*

-.19

-.12

-.03

-.33*

.21

.34*

.18

.25

.14

.32*

.16

.34*

-.01

-.13

.04

-.06

-.01

-.01

.05

-.02

Opmerking. Deze tabel geeft ieder specifiek verband weer tussen situatie en gerapporteerd BPS-

symptoom. NV = Negative Valence; A = Adversity; PV = Positive Valence; H = Humor; T =

Typicality; P = Passivity; C = Complexity; I = Importance. *p < .002, volgens Bonferroni

correctie.

Het effect van BPS-trekkwetsbaarheid op het verband tussen situationele dimensies en

dagelijks gerapporteerde BPS-symptomen

In het tweede deel van de 3de onderzoeksvraag proberen we te achterhalen of de

associatie tussen situationele dimensies en BPS-symptomen, wat hierboven onderzocht werd,

sterker is voor personen met een hogere PID-5 BPS-totaalscore. Per dagelijks gerapporteerd

Page 37: DE ASSOCIATIE TUSSEN SITUATIONELE KENMERKEN EN … · Abstract Huidige masterproef onderzoekt de associatie tussen situationele kenmerken en borderline symptomen in het dagelijkse

31

BPS-symptoom hebben we het aandeel van de meegemaakte situatie, de PID-5 BPS-totaalscore

(of BPS-trekkwetsbaarheid) en hun interactie onderzocht. Om dit te kunnen verwezenlijken

hebben we een reeks van hiërarchisch gemodereerde regressieanalyses uitgevoerd, met telkens

in stap 1 een situationele dimensie en de PID-5 BPS-totaalscore (=hoofdeffecten), en in stap 2

hun interactie-effect als multiplicatieve term. De resultaten hieromtrent worden geïllustreerd in

Tabel 7. Als we de hoofdeffecten betreffende het dagelijks gerapporteerde BPS-symptoom

‘angst’ nagaan, kunnen we vaststellen dat de situationele dimensie en PID-5 BPS-totaalscore

samen steeds een significant deel van de variantie verklaren in de voorspelling van dagelijkse

angst. Deze variantie wordt in stap 1 geïllustreerd, variërend van 22%

(‘Complexity/Importance’ en PID-5 totaalscore) tot 42% (‘Negative Valence/Adversity’ en PID-

5 totaalscore). Het hoofdeffect van de PID-5 totaalscore op het dagelijks gerapporteerd BPS-

symptoom ‘angst’ is steeds significant in alle uitgevoerde regressies, terwijl van de situationele

dimensies enkel het hoofdeffect van ‘Negative Valence/Adversity’ significant is. De toevoeging

van de interactieterm in stap 2 leidt in geen van de uitgevoerde regressies tot incrementele

validiteit bovenop stap 1 in de voorspelling van dagelijkse angst. In de voorspelling van

dagelijks gerapporteerde depressiviteit verklaren ook hier de situationele dimensie en PID-5

totaalscore steeds een deel van de variantie in stap 1, variërend van 21%

(‘Complexity/Importance’ en PID-5 totaalscore) tot 46% (‘Negative Valence/Adversity’ en PID-

5 totaalscore). Het hoofdeffect van de PID-5 totaalscore op het dagelijks gerapporteerde BPS-

symptoom ‘depressiviteit’ is in 3 van de 4 uitgevoerde regressies significant. Wat betreft de

situationele dimensies zijn de hoofdeffecten van alle dimensies significant, behalve het

hoofdeffect van ‘Complexity/Importance’. Ook in de voorspelling van dagelijkse depressiviteit

zorgde de interactieterm in stap 2 in geen van de regressies voor incrementele validiteit. Als we

de hoofdeffecten betreffende het dagelijks gerapporteerde BPS-symptoom ‘emotionele

labiliteit’ bekijken, kunnen we vaststellen dat de situationele dimensie en PID-5 BPS-

Page 38: DE ASSOCIATIE TUSSEN SITUATIONELE KENMERKEN EN … · Abstract Huidige masterproef onderzoekt de associatie tussen situationele kenmerken en borderline symptomen in het dagelijkse

32

totaalscore opnieuw steeds een significant deel van de variantie verklaren in de voorspelling

van dagelijkse emotionele labiliteit. Deze variantie varieert van 20% (‘Complexity/Importance’

én ‘Positive Valence/Humor’ en PID-5 totaalscore) tot 32% (‘Negative Valence/Adversity’ en

PID-5 totaalscore). Het hoofdeffect van de PID-5 totaalscore op het dagelijks gerapporteerde

BPS-symptoom ‘emotionele labiliteit’ is in alle uitgevoerde regressies significant, terwijl enkel

het hoofdeffect van de ‘Negative Valence/Adversity’-dimensie significant is. Opnieuw kunnen

we vaststellen dat er geen sprake is van een significant interactie-effect van de PID-5 totaalscore

op de associatie tussen alle situationele dimensies en ‘emotionele labiliteit’. Vervolgens kunnen

we constateren dat de situationele dimensies en PID-5 totaalscore ook steeds een significant

deel van het dagelijkse gerapporteerd BPS-symptoom ‘separatieangst’ verklaren, variërend van

14% (‘Complexity/Importance’ en PID-5 totaalscore) tot 28% (‘Negative Valence/Adversity’

en PID-5 totaalscore). De PID-5 totaalscore vormt in 3 van de 4 uitgevoerde regressies een

significant hoofdeffect, terwijl slechts 1 van de situationele dimensies (‘Negative

Valence/Adversity’-dimensie) een significant hoofdeffect vormt op dagelijks gerapporteerde

separatieangst. De toevoeging van de interactieterm in stap 2 leidt opnieuw in geen van de

uitgevoerde regressies tot incrementele validiteit bovenop stap 1 in de voorspelling van

dagelijkse separatieangst. Bij het nagaan van de hoofdeffecten betreffende het dagelijks

gerapporteerde BPS-symptoom ‘hostiliteit’, kunnen we vaststellen dat opnieuw alle situationele

dimensies en de PID-5 totaalscore samen een significant deel van de variantie verklaren in de

voorspelling van dagelijkse hostiliteit. Deze verklaarde variantie varieert van 15%

(‘Complexity/Importance’ én ‘Positive Valence/Humor’ en PID-5 totaalscore) tot 19%

(‘Negative Valence/Adversity’ en PID-5 totaalscore). Het hoofdeffect van de PID-5 totaalscore

op het dagelijks gerapporteerde BPS-symptoom ‘hostiliteit’ is in alle uitgevoerde regressies

significant, terwijl geen enkele situationele dimensie een hoofdeffect vormt. Opnieuw kan er

geen significante interactie gevonden worden tussen de situationele dimensies en de PID-5

Page 39: DE ASSOCIATIE TUSSEN SITUATIONELE KENMERKEN EN … · Abstract Huidige masterproef onderzoekt de associatie tussen situationele kenmerken en borderline symptomen in het dagelijkse

33

totaalscore in de voorspelling van dagelijkse hostiliteit. In voorspelling van dagelijks

gerapporteerde impulsiviteit verklaren ook hier de situationele dimensie en PID-5 totaalscore

samen steeds een deel van de variantie in stap 1, variërend van 11% (‘Complexity/Importance’

én ‘Positive Valence/Humor’ en PID-5 totaalscore) tot 19% (‘Typicality/Passivity’ en PID-5

totaalscore). Het hoofdeffect van de PID-5 totaalscore op het dagelijks gerapporteerd BPS-

symptoom ‘hostiliteit’ is steeds significant in alle uitgevoerde regressies, terwijl van de

situationele dimensies enkel het hoofdeffect van ‘Typicality/Passivity’ significant is. Ook in de

voorspelling van dagelijkse hostiliteit zorgde de interactieterm in stap 2 in geen van de

regressies voor incrementele validiteit. Tot slot kunnen we constateren dat situationele

dimensies en de PID-5 totaalscore niets van de variantie in de voorspelling van het dagelijks

gerapporteerde BPS-symptoom ‘riskant gedrag’ verklaren. Ook vormen zowel de PID-5

totaalscore als alle situationele dimensies geen hoofdeffect op dagelijks riskant gedrag. Hun

interactie wordt eveneens als niet significant beschouwd.

Uit bovenstaande resultaten kunnen we stellen dat de PID-5 BPS-totaalscore (of BPS-

trekkwetsbaarheid) over het algemeen een significante predictor vormt voor het rapporteren van

alle dagelijkse BPS-symptomen (behalve ‘riskant gedrag’), terwijl de situationele dimensies

kleinere effecten vertonen op dagelijks gerapporteerde BPS-symptomen. De ‘Negative

Valence/Adversity’-dimensie vormt hierbij de grootste predictor. Tot slot kunnen we geen

evidentie vinden voor een significante interactie tussen de situationele dimensies en PID-5 BPS-

totaalscore. Dit impliceert dat de toevoeging van de interactieterm in geen geval leidt tot

incrementele validiteit in de voorspelling van een dagelijks gerapporteerd BPS-symptoom, of

met andere woorden dat er geen evidentie gevonden wordt voor het modererende effect van de

PID-5 BPS-totaalscore op de associatie tussen situationele dimensies en dagelijks

gerapporteerde BPS-symptomen.

Page 40: DE ASSOCIATIE TUSSEN SITUATIONELE KENMERKEN EN … · Abstract Huidige masterproef onderzoekt de associatie tussen situationele kenmerken en borderline symptomen in het dagelijkse

34

Tabel 7

Het effect van BPS-trekkwetsbaarheid op de samenhang tussen situationele dimensies en BPS-

symptomen

ΔF Rchange2 β

Dagelijkse angst

Stap 1 NV/A, PID-5 totaalscore

Stap 2 NV/A x PID-5 totaalscore

53.94*

1.41

.42*

.01

.50*, .25*

.08

Stap 1 PV/H, PID-5 totaalscore

Stap 2 PV/H x PID-5 totaalscore

24.12*

.94

.24*

.01

-.15, .43*

-.07

Stap 1 T/P, PID-5 totaalscore

Stap 2 T/P x PID-5 totaalscore

24.83*

.05

.25*

.00

.16, .45*

.02

Stap 1 C/I, PID-5 totaalscore

Stap 2 C/I x PID-5 totaalscore

21.57*

.13

.22*

.00

.01, .47*

-.03

Dagelijkse depressiviteit

Stap 1 NV/A, PID-5 totaalscore

Stap 2 NV/A x PID-5 totaalscore

64.90*

1.43

.46*

.01

.58*, .18

.07

Stap 1 PV/H, PID-5 totaalscore

Stap 2 PV/H x PID-5 totaalscore

35.39*

3.13

.32*

.01

-.37*, .33*

-.12

Stap 1 T/P, PID-5 totaalscore

Stap 2 T/P x PID-5 totaalscore

29.43*

2.23

.28*

.01

.29*, .41*

.11

Stap 1 C/I, PID-5 totaalscore

Stap 2 C/I x PID-5 totaalscore

19.78*

.11

.21*

.00

-.11, .44*

.03

Dagelijkse emotionele lab.

Stap 1 NV/A, PID-5 totaalscore

Stap 2 NV/A x PID-5 totaalscore

35.30*

.55

.32*

.00

.39*, .26*

.05

Stap 1 PV/H, PID-5 totaalscore

Stap 2 PV/H x PID-5 totaalscore

18.90*

.00

.20*

.00

-.07, .42*

.00

Stap 1 T/P, PID-5 totaalscore

Stap 2 T/P x PID-5 totaalscore

20.27*

1.32

.21*

.01

.13, .43*

-.09

Stap 1 C/I, PID-5 totaalscore

Stap 2 C/I x PID-5 totaalscore

18.75*

3.09

.20*

.02

.06, .44*

.13

Dagelijkse separatieangst

Stap 1 NV/A, PID-5 totaalscore

Stap 2 NV/A x PID-5 totaalscore

28.73*

.68

.28*

.00

.42*, .18

-.06

Stap 1 PV/H, PID-5 totaalscore

Stap 2 PV/H x PID-5 totaalscore

15.62*

.21

.17*

.00

-.19, .32*

-.03

Stap 1 T/P, PID-5 totaalscore

Stap 2 T/P x PID-5 totaalscore

16.77*

.61

.18*

.00

.21, .35*

-.06

Page 41: DE ASSOCIATIE TUSSEN SITUATIONELE KENMERKEN EN … · Abstract Huidige masterproef onderzoekt de associatie tussen situationele kenmerken en borderline symptomen in het dagelijkse

35

Stap 1 C/I, PID-5 totaalscore

Stap 2 C/I x PID-5 totaalscore

12.32*

1.67

.14*

.01

-.05, .37*

.10

Dagelijkse hostiliteit

Stap 1 NV/A, PID-5 totaalscore

Stap 2 NV/A x PID-5 totaalscore

17.88*

.70

.19*

00

.24, .28*

.06

Stap 1 PV/H, PID-5 totaalscore

Stap 2 PV/H x PID-5 totaalscore

13.78*

2.89

.15*

.02

-.09, .36*

-.13

Stap 1 T/P, PID-5 totaalscore

Stap 2 T/P x PID-5 totaalscore

13.91*

.22

.16*

.00

.09, .37*

.04

Stap 1 C/I, PID-5 totaalscore

Stap 2 C/I x PID-5 totaalscore

13.03*

.68

.15*

.00

.00, .38*

.06

Dagelijkse impulsiviteit

Stap 1 NV/A, PID-5 totaalscore

Stap 2 NV/A x PID-5 totaalscore

10.34*

.09

.12*

.00

.11, .29*

.02

Stap 1 PV/H, PID-5 totaalscore

Stap 2 PV/H x PID-5 totaalscore

9.57*

.08

.11*

.00

-.03, .33*

.02

Stap 1 T/P, PID-5 totaalscore

Stap 2 T/P x PID-5 totaalscore

17.84*

1.49

.19*

.01

.28*, .30*

-.09

Stap 1 C/I, PID-5 totaalscore

Stap 2 C/I x PID-5 totaalscore

9.51*

1.14

.11*

.01

.01, .34*

.08

Dagelijkse riskant gedrag

Stap 1 NV/A, PID-5 totaalscore

Stap 2 NV/A x PID-5 totaalscore

6.00

.00

.07

.00

.23, .07

.00

Stap 1 PV/H, PID-5 totaalscore

Stap 2 PV/H x PID-5 totaalscore

2.40

1.32

.03

.01

.02, .18

-.09

Stap 1 T/P, PID-5 totaalscore

Stap 2 T/P x PID-5 totaalscore

4.07

.11

.05

.00

.15, .16

.03

Stap 1 C/I, PID-5 totaalscore

Stap 2 C/I x PID-5 totaalscore

2.66

.08

.03

.00

.06, .18

.02

Opmerking. Deze tabel geeft het effect van de interactie tussen PID-5 BPS-totaalscore en

situationele dimensies weer op de BPS-symptomen. NV = Negative Valence; A = Adversity;

PV = Positive Valence; H = Humor; T = Typicality; P = Passivity; C = Complexity; I =

Importance. *p < .002, volgens Bonferroni correctie.

Discussie

Interpretatie resultaten

Deze masterproef heeft als doel de kennis omtrent de rol van proximale mechanismen,

en meer specifiek de situationele invloeden, in de symptomatologie van BPS te verbreden. Om

Page 42: DE ASSOCIATIE TUSSEN SITUATIONELE KENMERKEN EN … · Abstract Huidige masterproef onderzoekt de associatie tussen situationele kenmerken en borderline symptomen in het dagelijkse

36

dit te verwezenlijken werden 319 jongvolwassenen gecontacteerd met de vraag of ze gedurende

2 weken lang een online dagboek konden bijhouden waarin ze dagelijks hun BPS-symptomen

en ervaringen van de meegemaakte dag moesten rapporteren. Daarbovenop werd bij hen ook

de PID-5 (Krueger et al, 2012; van der Heijden et al., 2014) afgenomen om hun BPS-

trekkwetsbaarheid in kaart te kunnen brengen. Aan de hand van deze dataset analyseerden we,

door het bekijken van de correlaties en regressieanalyses in SPSS, de samenhang tussen de

gerapporteerde situaties, de BPS-trekkwetsbaarheid en de BPS-symptomen in het dagelijkse

leven.

Hypothese 1, die stelde dat personen met een hogere PID-5 BPS-totaalscore (of hogere

BPS-trekkwetsbaarheid) vaker in aanraking komen met negatieve gebeurtenissen of

gebeurtenissen over het algemeen als meer negatief beleven en interpreteren, wordt grotendeels

bevestigd. Zo werd de verwachting, dat personen met een hogere PID-5 BPS-totaalscore

enerzijds meer situaties gelabeld als ‘Negative Valence/Adversity’ en anderzijds minder

situaties gelabeld als ‘Positive Valence/Humor’ rapporteren, ondersteund. Dit bevestigt

eveneens de evidentie die voorgaande onderzoekers reeds vonden omtrent de samenhang tussen

bepaalde persoonlijkheidstrekken van het VFM (McCrae & Costa, 1987) die kenmerkend zijn

voor BPS, namelijk Neuroticisme, Constiëntieusheid en Altruïsme, en de situationele dimensies

‘Negative Valence/Adversity’ en ‘Positive Valence/Humor’ (Parrigon et al., 2017). De

hypothese betreffende de samenhang tussen ‘Typicality/Passivity’ en ‘Complexity/Importance’

en PID-5 BPS-totaalscore werd daarentegen door ons onderzoek verworpen. Zoals in deze

scriptie reeds werd besproken stelden verschillende onderzoekers vast dat een individu steeds

evaluatieve kenmerken aan een objectieve situatie toeschrijft, wat op zijn beurt het gedrag zal

bepalen (Blok & Block, 1981; Cantor, Mischel & Schwartz, 1982; Ekehammar, 1974; Endler

& Magnusson, 1976; Rauthmann, Sherman & Funder, 2015; Shoda, Mischel & Wright, 1994).

Daarnaast vond men enerzijds evidentie voor het feit dat personen met BPS geneigd zijn

Page 43: DE ASSOCIATIE TUSSEN SITUATIONELE KENMERKEN EN … · Abstract Huidige masterproef onderzoekt de associatie tussen situationele kenmerken en borderline symptomen in het dagelijkse

37

gebeurtenissen als meer stressvol te evalueren (Arntz & Veen, 2001; Tragesser et al., 2008) en

anderzijds dat er een verband bestaat tussen trauma en BPS (Goodman & Yehuda, 2002;

Gunderson, 2009). Dit impliceert dat de samenhang die wij in ons onderzoek constateren

mogelijks te wijten is aan de meer negatief geladen interpretatie die ze geven aan

gebeurtenissen die objectief optreden en/of het daadwerkelijk meemaken van meer negatieve

ervaringen.

Hypothese 2, die verwacht dat de PID-5 BPS-facetten, of de trekkwetsbaarheden,

samenhang vertonen met een inhoudelijk gelijkend symptoom uit de dagelijkse rapportage,

wordt eveneens grotendeels bevestigd. Nagenoeg voor alle PID-5 BPS-trekfacetten, behalve

voor ‘separatieangst’ en ‘hostiliteit’, geldt dat ze geassocieerd zijn met hun corresponderende

symptomen die gemeten werden in de dagelijkse rapportage. Zo hangt bijvoorbeeld het PID-5

facet ‘angst’ zeer sterk samen met angst zoals die over een periode van 2 weken dagelijks

beleefd wordt. Het is daarnaast ook opvallend dat er een sterk verband kan worden vastgesteld

tussen internaliserende BPS-trekkwetsbaarheden en internaliserende dagelijks gerapporteerde

symptomen. Zo zal het BPS-trekfacet ‘angst’ bijvoorbeeld niet enkel leiden tot meer

gerapporteerde dagelijkse angst, maar ook tot een dagelijkse rapportage van depressie,

emotionele labiliteit, etc. Dit betekent dat mensen met een hogere kwetsbaarheid voor angst,

ook vaker angst, depressiviteit en emotionele labiliteit zullen ervaren op dagelijkse basis, dan

mensen met een kleinere angstkwetsbaarheid. Vervolgens kunnen we vaststellen dat dagelijks

gerapporteerde hostiliteit niet samenhangt met zijn inhoudelijk gelijkend symptoom uit de

dagelijkse rapportage. Dit kan mogelijks verklaard worden door de bevindingen die Wright &

Simms (2016) in hun 100-dagen durende dagboekstudie rapporteerden. Zij constateerden

namelijk dat BPS-symptomen verschillen in variabiliteit of fluctuatiepatronen. Zo vertonen

sommige symptomen veel schommelingen rond een welbepaald punt (i.e., oscillerend patroon),

terwijl andere symptomen gedurende een hele tijd geen variatie vertonen en vervolgens plots

Page 44: DE ASSOCIATIE TUSSEN SITUATIONELE KENMERKEN EN … · Abstract Huidige masterproef onderzoekt de associatie tussen situationele kenmerken en borderline symptomen in het dagelijkse

38

wel (i.e., episodische variabiliteit). Het symptoom hostiliteit behoort tot die laatste categorie.

Dit kan voor ons design impliceren dat de correlatie met dagelijks gerapporteerde hostiliteit niet

vast te stellen is omwille van het episodische verloop, omdat 2 weken mogelijks te kort is om

dit symptoom te meten. Anderzijds constateren we wel een samenhang met internaliserende

dagelijks gerapporteerde symptomen. Dit betekent dat mensen met een verhoogde

kwetsbaarheid voor hostiliteit vaker depressie, emotionele labiliteit en angst zullen ervaren op

dagdagelijkse basis, dan mensen met een kleinere kwetsbaarheid voor hostiliteit. Deze

bevindingen ondersteunen eerdere evidentie dat personen met een grotere kwetsbaarheid voor

BPS niet alleen vaker in contact komen met aversieve situaties of deze negatiever ervaren, maar

dat ze hier ook hyperreactief en met sterkere symptomatische reacties op zullen reageren (Arntz

& Veen, 2001; Tragesser et al., 2008). Daarnaast rapporteerde Crawford et al. (2008) dat de

aanwezigheid van deze trekkwetsbaarheden ook een voorspeller zijn voor

stemmingsstoornissen. Aan de hand van deze resultaten kunnen we bijgevolg concluderen dat

verhoogde trekkwetsbaarheden, of een verhoogde BPS-kwetsbaarheid in zijn geheel, zich

voornamelijk vertalen in het frequenter en/of intenser uiten van internaliserende symptomen in

het dagelijkse leven.

Hypothese 3, die stelt dat er sprake is van specifieke associaties tussen bepaalde

situationele dimensies en gerapporteerde BPS-symptomen, wordt bevestigd. De verwachting

dat bepaalde situaties samengaan met een toename in intensiteit of het vaker voorkomen van

een BPS-symptoom wordt ondersteund. Soortgelijke bevindingen werden reeds aangetoond aan

de hand van de trigger-contingentie benadering. Zoals eerder in deze masterproef werd

besproken vonden Miskewicz et al. (2015) evidentie voor de samenhang tussen de triggers

‘afwijzing’, ‘verraad’, ‘verlating’, ‘belediging’, ‘teleurstelling’, ‘bedreigingen van het

zelfconcept’, ‘verveling’, ‘zelfuitdaging’ en ‘isolatie’ en alle symptomen van BPS. Dit creëerde

bij ons de verwachting dat het ervaren van situaties die gelabeld worden als ‘Negative

Page 45: DE ASSOCIATIE TUSSEN SITUATIONELE KENMERKEN EN … · Abstract Huidige masterproef onderzoekt de associatie tussen situationele kenmerken en borderline symptomen in het dagelijkse

39

Valence/Adversity’ en ‘Typicality/Passivity’ een samenhang vertonen met het rapporteren van

BPS-symptomen in het dagelijkse leven. De correlatie tussen ‘Negative Valence/Adversity’ en

BPS-symptomen is het opvallendste. Onderzoekers stelden vast dat situaties uit deze categorie

voornamelijk het frequenter voorkomen van woede, impulsiviteit, psychotische ervaringen, een

daling in zelfvertrouwen en drinken met zich meebrengen (Berenson et al., 2011; Coifman et

al., 2012; Glaser et al., 2012; Stiglmayr et al., 2008; Zeigler-Hill & Abraham, 2006; Jahng et

al., 2011). Dit wordt door onze resultaten bevestigd. Meer specifiek vinden wij uit onze

resultaten evidentie voor een samenhang tussen ‘Negative Valence/Adversity’ en ieder van de

BPS-symptomen behalve impulsiviteit, waarvan ‘angst’, ‘depressiviteit’, ‘emotionele labiliteit’

en ‘separatieangst’ de grootste correlaties vertonen. Daarnaast vinden wij ook evidentie voor

een samenhang tussen enerzijds ‘Positive Valence/Humor’ en het dagelijks minder rapporteren

van ‘angst’, ‘depressiviteit’ en ‘separatieangst’. Tot slot kunnen situaties gelabeld als

‘Typicality/Passivity’ geassocieerd worden met het ervaren van meer ‘depressiviteit’ en

‘impulsiviteit’. Uit onze resultaten kan geconstateerd worden dat het BPS-symptoom

‘depressiviteit’ met alle 3 de situationele dimensies geassocieerd kan worden. Dit impliceert

dat situaties die getypeerd kunnen worden als ‘Negative Valence/Adversity’, ‘Positive

Valence/Humor’ en ‘Typicality/Passivity’ voornamelijk samengaan met een positieve of

negatieve stemmingsverandering van een individu. Deze bevindingen kunnen opnieuw

teruggekoppeld worden naar de studie die bevestigde dat elk gedrag en elke emotionele toestand

waarin een persoon zich bevindt genavigeerd wordt door de context waarin iemand zich bevindt

(Block, Block & Magnusson, 1981). Deze associatie kan te wijten zijn aan de beleving en

perceptie van de meegemaakte situatie, baserende op de conclusies van Edwards en Templeton

(2005) die stelden dat beleving en perceptie een effect hebben op het gedrag, de acties, het

welzijn en de gevoelens van de waarnemer. Dit kan een interpretatie geven aan het bekomen

van de specifieke verbanden tussen bepaalde situationele dimensies en het ervaren van

Page 46: DE ASSOCIATIE TUSSEN SITUATIONELE KENMERKEN EN … · Abstract Huidige masterproef onderzoekt de associatie tussen situationele kenmerken en borderline symptomen in het dagelijkse

40

veranderingen in voornamelijk internaliserende BPS-symptomen. Deze situationele dimensies

kunnen gezien worden als een onafhankelijke predictor voor bepaalde BPS-symptomen in het

dagelijkse leven, los van eventuele trekkwetsbaarheid.

Hypothese 4, die veronderstelt dat de link tussen elementen uit de situatie en BPS-

symptomen sterker is voor mensen met een hogere BPS-trekkwetsbaarheid, wordt niet

bevestigd. Er kan, aan de hand van de hiërarchisch gemodereerde regressies, geen evidentie

gevonden worden voor het interactie-effect tussen de situationele dimensies en PID-5 BPS-

totaalscore (of BPS-trekkwetsbaarheid) in de voorstelling van dagelijks gerapporteerde BPS-

symptomen. Eerder onderzoek stelde nochtans vast dat afwijzende, teleurstellende of

onbetrouwbare situaties voor BPS-patiënten belangrijke triggers vormen voor het tot uiting

komen van hun symptomen (Miskewicz et al, 2015). Meer dan dat hiervan sprake is bij

personen zonder BPS. Ook het onderzoek van Hepp, Lane, Wycoff, Carpenter en Trull (2018)

illustreerde dat bepaalde associaties tussen interpersoonlijke stressoren en emotionele reacties

sterker zijn voor mensen met BPS. Zo constateerden ook zij dat bij BPS-patiënten enerzijds

afwijzing sterker geassocieerd is met latere hostiliteit en verdriet en anderzijds onenigheid

sterker geassocieerd is met latere hostiliteit en angst, dan bij personen zonder BPS. Deze

sterkere associaties voor personen met BPS kunnen te wijten zijn aan hun verhoogde affectieve

reactiviteit ten opzichte van interpersoonlijke stressoren, vanwege hun gebrek aan

impulscontrole en emotieregulatie (Crowell, Beauchaine & Linehan, 2009). Verschillende

andere onderzoekers stelden dan weer vast dat hun verhoogde gevoeligheid voor afwijzing en

psychologische pijn én hun veilige hechting hierin een rol spelen. (Berenson et al., 2011;

Zeigler-Hill & Abraham, 2006; Bender & Skodol, 2007; Gunderson, 1996; Howell, 2002;

Tragesser, Lippman, Trull, & Barrett, 2008; Zanarini et al., 1998; Linehan, 1993). Dit creëerde

bij ons de verwachting sterkere trigger-specifieke verbanden te vinden tussen bepaalde

situationele dimensies en BPS-symptomen voor personen met een hogere PID-5 BPS-

Page 47: DE ASSOCIATIE TUSSEN SITUATIONELE KENMERKEN EN … · Abstract Huidige masterproef onderzoekt de associatie tussen situationele kenmerken en borderline symptomen in het dagelijkse

41

totaalscore. Huidig onderzoek is daarentegen niet in staat deze hypothese te ondersteunen. Er

zijn verschillende redenen deze hypotheseverwerping kunnen verklaren. Dit kan enerzijds

betrekking hebben op de uitgevoerde statistische analyses en/of anderzijds op de gebruikte

steekproef.

Beperkingen, sterktes en suggesties voor toekomstig onderzoek

Er kunnen enkele beperkingen worden toegelicht betreffende dit onderzoek. Zo

is de steekproef die gebruikt wordt voor dit onderzoek relatief homogeen. De participanten

bevinden zich in eenzelfde leeftijdscategorie, namelijk jongvolwassenheid, en verschillen

minimaal in plaats van herkomst. Dit betekent dat we niet kunnen nagaan of er ook culturele

verschillen te vinden zijn in de relatie tussen meegemaakte situaties en BPS-symptomen. Uit

het onderzoek van Tomko et al. (2014) blijkt dat BPS vaker voorkomt bij andere

bevolkingsgroepen. Het zou dus interessant zijn om in toekomstig onderzoek participanten te

bevragen van verschillende herkomst om zo cultuurverschillen na te gaan. Daarnaast bestaat de

steekproef grotendeels uit ‘gezonde’ participanten, waarbij er weinig adolescenten deelnamen

met hogere scores op BPS-trekkwetsbaarheid. Dit gebrek aan variabiliteit in de data kan ervoor

gezorgd hebben dat de 4de hypothese werd verworpen. Deze studie repliceren met een klinische

sample in de toekomst zou daarover uitsluitsel kunnen bieden. Nog een beperking betreft de

statistische analyses die werden uitgevoerd op de data. De analyses die Miskewicz et al., Hepp

et al., etc. uitvoerden zijn steeds complexer waarbij er meer rekening wordt gehouden met de

rijkheid van de data. In huidig onderzoek werden de dagelijks gerapporteerde BPS-symptomen

berekend aan de hand van een totaalscore over de verschillende dagen heen. Ook dit kan een

aanleiding geweest zijn voor het verwerpen van de 4de hypothese. Nog een beperking betreft de

dataverzameling van deze studie. Deze werd namelijk steeds verzameld aan de hand van

zelfrapportage via vragenlijsten. Bij het beoordelen van persoonlijkheidstrekken en

triggeraanwezigheid/-intensiteit is zelfperceptie waardevol, maar het probleem van sociale

Page 48: DE ASSOCIATIE TUSSEN SITUATIONELE KENMERKEN EN … · Abstract Huidige masterproef onderzoekt de associatie tussen situationele kenmerken en borderline symptomen in het dagelijkse

42

wenselijkheid bij het beantwoorden van de vragen moet hierbij in rekening gebracht worden

(Van de Mortel, 2008). Mensen met een hoge PID-5 BPS-totaalscore rapporteren namelijk meer

triggers dan degenen met een lage PID-5 BPS-totaalscore (Arntz & Veen, 2001). Om accuratere

uitkomsten te verkrijgen wat betreft de symptomen en situaties kan het waardevol zijn in de

toekomst een instrument te gebruiken waarbij peer-reports in rekening worden gebracht en als

aanvullende informatie kunnen dienen. Het kan een meerwaarde betekenen gezinsleden,

vrienden en partners te betrekken in de bevraging van situaties en persoonlijkheidstrekken.

Tenslotte kunnen de correlaties in huidig onderzoek de richting van de causaliteit niet

weergeven. Het is aannemelijk dat hoge niveaus van BPS-symptomen ertoe kunnen leiden dat

een persoon meer interpersoonlijke stress ervaart of dat derde variabelen zowel triggers als

symptomen veroorzaken, maar meer specifiek ontbreekt hier informatie over. Het kan dan ook

een meerwaarde zijn om zich in toekomstig onderzoek te richten op het bestuderen van de

causale richting van de onderzochte verbanden.

Huidig onderzoek heeft ook enkele sterktes. Ten eerste werd er gebruik gemaakt van

een relatief grote steekproef, circa 300 jongvolwassene jongens en meisjes uit verschillende

opleidingsniveaus. Ten tweede werd de kwetsbaarheid voor BPS bepaald door een goed

gevalideerd instrument, met name de PID-5 (Krueger et al, 2012; van der Heijden et al., 2014)

waarbij de persoonlijkheidspathologie op een dimensionele manier werd bevraagd. Deze

dimensionele benadering brengt de heterogeniteit en variabiliteit van BPS goed in kaart. Aan

de hand van de Cronbach Alpha-coëfficiënten kon er worden bevestigd dat de PID-5 (Krueger

et al, 2012; van der Heijden et al., 2014) een betrouwbare en valide weergave geeft van alle

BPS-symptoomfacetten die DSM-5 (APA, 2013) vooropstelt, wat maakt dat de BPS-

trekkwetsbaarheid die wij in ons onderzoek gebruiken een goede indicatie betreft van BPS.

Tenslotte gingen wij in huidig onderzoek te werk met een breed scala aan situationele

adjectieven in tegenstelling tot voorgaand onderzoek. Ook werden deze situationele dimensies

Page 49: DE ASSOCIATIE TUSSEN SITUATIONELE KENMERKEN EN … · Abstract Huidige masterproef onderzoekt de associatie tussen situationele kenmerken en borderline symptomen in het dagelijkse

43

bepaald aan de hand van reeds bestaande en gevalideerde situationele taxonomieën. Dit houdt

in dat deze studie een aanvulling betekent op voorgaande vaststellingen.

Implicaties

Binnen de zorgsector wordt de vraag naar het ontstaan van persoonlijkheidsstoornissen

geregeld gesteld. In de literatuur bestaan er reeds verschillende onderzoeken naar de distale

mechanismen die een rol spelen in de ontwikkeling van BPS, waardoor er steeds meer interesse

wordt getoond in het bestuderen van de proximale mechanismen. Zo concludeerde o.a.

Gunderson in 2009 dat onveilige gehechtheid, verwaarlozing en jeugdtrauma erkende

risicomarkers zijn voor BPS en dat deze reeks negatieve gebeurtenissen het begin van deze

aandoening kunnen veroorzaken (Wagner, Baskaya, Lieb, Dahmen & Tadić, 2009; Wagner,

Baskaya, Dahmen, Lieb & Tadić, 2010). Deze associatie, naast de evidentie betreffende het

aandeel van stabiele factoren in het manifesteren van BPS, toont het belang aan van het

vroegtijdig erkennen van ongunstige situaties waarin individuen zich bevinden en het

behandelen van individuen die risicomarkers rapporteren. Onderzoek van Chanen (2011) geeft

aan dat hoe vroeger er ingegrepen wordt en dus hoe sneller de behandeling van BPS opstart,

hoe beter de prognose is.

De trigger-contingentie benadering waarop wij huidig onderzoek baseren hecht aan het

verband tussen het meemaken van bepaalde situaties en BPS-symptomen veel belang. De studie

van Miskewicz et al. (2015) vindt evidentie voor deze benadering door weer te geven dat alle

BPS-symptomen geassocieerd zijn met situationele triggers en dat sommige triggers de

symptomen zelfs voorspellen. Huidig onderzoek levert eveneens een bijdrage aan het

bestuderen van deze proximale mechanismen die aan de basis liggen van BPS, door op een

meer uitgebreide manier bewijs te vinden voor de trigger-contingentie benadering. Uit de

resultaten van huidige studie kunnen verschillende trigger-specifieke contingenties worden

weerhouden, wat van kracht kan zijn bij het vroegtijdig detecteren van de risicovolle situaties,

Page 50: DE ASSOCIATIE TUSSEN SITUATIONELE KENMERKEN EN … · Abstract Huidige masterproef onderzoekt de associatie tussen situationele kenmerken en borderline symptomen in het dagelijkse

44

of het preventief vermijden ervan, en het bepalen van de aangepaste behandeling. Zo vonden

Roche, Pincus, Rebar, Conroy en Ram in 2014 dat een geïndividualiseerde behandeling zich

richt op de problematische contingenties van een individu het meest effectief kan zijn. De

kennis omtrent de specifieke trigger-contingenties kan dus een belangrijke implicatie vormen

voor preventie en behandeling van BPS.

Conclusie

De bevindingen van huidig onderzoek geven aan dat de trigger-symptoomcontingenties

bruikbaar zijn om de proximale mechanismen, die ten grondslag liggen aan BPS, te

onderzoeken. Uit deze studie kunnen we concluderen dat zowel een onderliggende BPS-

trekkwetsbaarheid als het optreden van bepaalde situaties een rol spelen in de symptomatologie

van BPS in het dagelijkse leven. De situationele dimensies ‘Negative Valence/Adversity’,

‘Positive Valence/Humor’ en ‘Typicality/Passivity’, die door eerdere onderzoekers als

belangrijk werden beschouwd voor het bepalen van gedrag, maken betekenisvolle

voorspellingen betreffende de BPS-symptomen. Daarnaast zien we dat ook de meer stabiele

trekkwetsbaarheid een groot aandeel in de variantie van dagelijkse BPS-symptomen verklaart.

Deze resultaten, die aantonen dat zowel meer fluctuerende situationele componenten als meer

stabiele trekcomponenten de manifestatie van BPS-symptomen mee vorm geven, sluiten aan

bij de huidige consensus dat persoonlijkheidspathologie het best begrepen wordt als een mix

van zowel stabiele als dynamische factoren (Wright & Simms, 2016). Het in rekening brengen

van deze bevindingen zijn bijgevolg van uiterst groot belang voor de preventie en behandeling

van BPS. In huidig onderzoek kan er echter geen evidentie gevonden worden voor het

modererend effect van de PID-5 BPS-totaalscore, of BPS-trekkwetsbaarheid, op deze

associatie. Dit houdt in dat alle personen op het BPS-spectrum de associatie tussen situationele

dimensies en BPS-symptomen even sterk ervaren, wat evidentie uit voorgaande studies

tegenspreekt.

Page 51: DE ASSOCIATIE TUSSEN SITUATIONELE KENMERKEN EN … · Abstract Huidige masterproef onderzoekt de associatie tussen situationele kenmerken en borderline symptomen in het dagelijkse

45

Referentielijst

American Psychiatric Association. (2013). Diagnostic and statistical manual of mental

disorders (DSM-5®). American Psychiatric Pub.

Arntz, A., & Veen, G. (2001). Evaluations of others by borderline patients. The Journal of

nervous and mental disease, 189(8), 513-521.

Balliet, D., Tybur, J. M., & Van Lange, P. A. (2017). Functional interdependence theory: An

evolutionary account of social situations. Personality and Social Psychology Review,

21(4), 361-388.

Bender, D. S., & Skodol, A. E. (2007). Borderline personality as a self-other representational

disturbance. Journal of personality disorders, 21(5), 500-517.

Berenson, K. R., Downey, G., Rafaeli, E., Coifman, K. G., & Paquin, N. L. (2011). The

rejection–rage contingency in borderline personality disorder. Journal of Abnormal

Psychology, 120(3), 681.

Block, J. H., Block, J., & Morrison, A. (1981). Parental agreement-disagreement on child

rearing orientations and gender-related personality correlates in children. Child

Development, 965-974.

Cantor, N., Mischel, W., & Schwartz, J. C. (1982). A prototype analysis of psychological

situations. Cognitive psychology, 14(1), 45-77.

Chanen, A. M. (2011). Outcomes in women diagnosed with borderline personality disorder in

adolescence early detection and timely intervention are fundamental. Journal of the

Canadian Academy of Child and Adolescent Psychiatry, 20(3), 175.

Coccaro, E. F., & Siever, L. J. (2005). Neurobiology. Textbook of personality disorders, 155

170.

Coifman, K. G., Berenson, K. R., Rafaeli, E., & Downey, G. (2012). From negative to

positive and back again: Polarized affective and relational experience in borderline

personality disorder. Journal of abnormal psychology, 121(3), 668.

Page 52: DE ASSOCIATIE TUSSEN SITUATIONELE KENMERKEN EN … · Abstract Huidige masterproef onderzoekt de associatie tussen situationele kenmerken en borderline symptomen in het dagelijkse

46

Crawford, T. N., Cohen, P. R., Chen, H., Anglin, D. M., & Ehrensaft, M. (2009). Early

maternal separation and the trajectory of borderline personality disorder

symptoms. Development and Psychopathology, 21(3), 1013-1030.

Crowell, S. E., Beauchaine, T. P., & Linehan, M. M. (2009). A biosocial developmental model

of borderline personality: Elaborating and extending linehan’s theory. Psychological

bulletin, 135(3), 495.

De Vries, R. E., Tybur, J. M., Pollet, T. V., & van Vugt, M. (2016). Evolution, situational

affordances, and the HEXACO model of personality. Evolution and human behavior,

37(5), 407-421.

Distel, M. A., Willemsen, G., Ligthart, L., Derom, C. A., Martin, N. G., Neale, M. C., ... &

Boomsma, D. I. (2010). Genetic covariance structure of the four main features of

borderline personality disorder. Journal of personality disorders, 24(4), 427.

Edwards, J. A., & Templeton, A. (2005). The structure of perceived qualities of situations.

European journal of social psychology, 35(6), 705-723.

Ekehammar, B. (1974). Sex differences in self‐reported anxiety for different situations and

modes of response. Scandinavian journal of psychology, 15(1), 154-160.

Emmelkamp, P. M. G., & Kamphuis, J. H. (2007). Personality disorders. New York, NY:

Psychology Press.

Endler, N. S. (1981). Situational aspects of interactional psychology. Toward a psychology of

situations: An interactional perspective, 361-373.

Endler, N. S., & Magnusson, D. (1976). Toward an interactional psychology of personality.

Psychological bulletin, 83(5), 956.

Epstein, S., & O'brien, E. J. (1985). The person-situation debate in historical and current

perspective. Psychological bulletin, 98(3), 513-537.

Eurelings-Bontekoe, E. H. M., & Snellen, W. M. (2003). Dynamische

persoonlijkheidsdiagnostiek. Swets Zeitlinger: Lisse.

Page 53: DE ASSOCIATIE TUSSEN SITUATIONELE KENMERKEN EN … · Abstract Huidige masterproef onderzoekt de associatie tussen situationele kenmerken en borderline symptomen in het dagelijkse

47

Fleeson, W. (2004). Moving personality beyond the person-situation debate: The challenge and

the opportunity of within-person variability. Current Directions in Psychological

Science, 13(2), 83-87.

Funder, D. C. (2001). Accuracy in personality judgment: Research and theory concerning an

obvious question.

Funder, D. C. (2006). Towards a resolution of the personality triad: Persons, situations, and

behaviors. Journal of Research in Personality, 40(1), 21-34.

Funder, D. C. (2008). Persons, situations, and person-situation interactions.

Funder, D. C. (2009). Persons, behaviors and situations: An agenda for personality

psychology in the postwar era. Journal of Research in Personality, 43(2), 120-126.

Funder, D. C. (2016). Taking situations seriously: The situation construal model and the

Riverside Situational Q-Sort. Current Directions in Psychological Science, 25(3), 203-

208.

George, E., & Engel, L. (1980). The clinical application of the biopsychosocial

model. American journal of Psychiatry, 137, 535-544.

Glaser, J. P., Van Os, J., Thewissen, V., & Myin‐Germeys, I. (2010). Psychotic reactivity in

borderline personality disorder. Acta Psychiatrica Scandinavica, 121(2), 125-134.

Goodman, M., & Yehuda, R. (2002). The relationship between psychological trauma and

borderline personality disorder. Psychiatric Annals, 32(6), 337-345.

Grant, B. F., Chou, S. P., Goldstein, R. B., Huang, B., Stinson, F. S., Saha, T. D., ... & Ruan,

W. J. (2008). Prevalence, correlates, disability, and comorbidity of DSM-IV borderline

personality disorder: results from the Wave 2 National Epidemiologic Survey on

Alcohol and Related Conditions. The Journal of clinical psychiatry, 69(4), 533.

Gross, R., Olfson, M., Gameroff, M., Shea, S., Feder, A., Fuentes, M., ... & Weissman, M. M.

(2002). Borderline personality disorder in primary care. Archives of Internal

Medicine, 162(1), 53-60.

Page 54: DE ASSOCIATIE TUSSEN SITUATIONELE KENMERKEN EN … · Abstract Huidige masterproef onderzoekt de associatie tussen situationele kenmerken en borderline symptomen in het dagelijkse

48

Gunderson, J. G. (1996). The borderline patient's intolerance of aloneness: insecure

attachments and therapist availability. The American Journal of Psychiatry, 153(6),

752.

Gunderson, J. G. (2009). Borderline personality disorder: A clinical guide. American

Psychiatric Pub.

Hepp, J., Lane, S. P., Wycoff, A. M., Carpenter, R. W., & Trull, T. J. (2018). Interpersonal

stressors and negative affect in individuals with borderline personality disorder and

community adults in daily life: A replication and extension. Journal of abnormal

psychology, 127(2), 183.

Hogan, R., Hogan, J., & Roberts, B. W. (1996). Personality measurement and employment

decisions: Questions and answers. American psychologist, 51(5), 469.

Howell, E. F. (2002). Back to the “states” victim and abuser states in borderline personality

disorder. Psychoanalytic Dialogues, 12(6), 921-957.

Jahng, S., Solhan, M. B., Tomko, R. L., Wood, P. K., Piasecki, T. M., & Trull, T. J. (2011).

Affect and alcohol use: An ecological momentary assessment study of outpatients with

borderline personality disorder. Journal of abnormal psychology, 120(3), 572.

Johns, G. (2006). The essential impact of context on organizational behavior. Academy of

management review, 31(2), 386-408.

Krueger, R. F., Derringer, J., Markon, K. E., Watson, D., & Skodol, A. E. (2012). Initial

construction of a maladaptive personality trait model and inventory for DSM

5. Psychological medicine, 42(9), 1879-1890.

Lazarus, S. A., Cheavens, J. S., Festa, F., & Rosenthal, M. Z. (2014). Interpersonal functioning

in borderline personality disorder: a systematic review of behavioral and laboratory

based assessments. Clinical Psychology Review, 34(3), 193-205.

Lieb, K., Zanarini, M. C., Schmahl, C., Linehan, M. M., & Bohus, M. (2004). Borderline

personality disorder. The Lancet, 364(9432), 453-461.

Page 55: DE ASSOCIATIE TUSSEN SITUATIONELE KENMERKEN EN … · Abstract Huidige masterproef onderzoekt de associatie tussen situationele kenmerken en borderline symptomen in het dagelijkse

49

Linehan, M. (1993). Cognitive-behavioral treatment of borderline personality disorder.

Guilford press.

Links, P. S., & Heslegrave, R. J. (2000). Prospective studies of outcome: Understanding

mechanisms of change in patients with borderline personality disorder. Psychiatric

Clinics, 23(1), 137-150.

McCrae, R. R., & Costa, P. T. (1987). Validation of the five-factor model of personality across

instruments and observers. Journal of personality and social psychology, 52(1), 81.

Mischel, W. (1999). Personality coherence and dispositions in a cognitive-affective

personality system (CAPS) approach. The coherence of personality: Social-cognitive

bases of consistency, variability, and organization, 37-60.

Miskewicz, K., Fleeson, W., Arnold, E. M., Law, M. K., Mneimne, M., & Furr, R. M. (2015).

A contingency-oriented approach to understanding borderline personality disorder:

Situational triggers and symptoms. Journal of personality disorders, 29(4), 486-502.

Parrigon, S., Woo, S. E., Tay, L., & Wang, T. (2017). CAPTION-ing the situation: A lexically

derived taxonomy of psychological situation characteristics. Journal of personality and

social psychology, 112(4), 642.

Pervin, L. A. (1978). Definitions, measurements, and classifications of stimuli, situations, and

environments. Human Ecology, 6(1), 71-105.

Plomin, R., Caspi, A., Pervin, L. A., & John, O. P. (1990). Behavioral genetics and

personality. Handbook of personality: Theory and research, 2, 251-276.

Prins, P. J. M., Verheul, R., & Kamphuis, J. H. (2007). Persoonlijkheidsstoornissen: Beter

voorkómen dan genezen?. De toekomst van persoonlijkheidsstoornissen: Diagnostiek,

behandeling en beleid, 62-74.

Rauthmann, J. F., Gallardo-Pujol, D., Guillaume, E. M., Todd, E., Nave, C. S., Sherman, R. A.,

... & Funder, D. C. (2014). The Situational Eight DIAMONDS: A taxonomy of major

dimensions of situation characteristics. Journal of Personality and Social Psychology,

107(4), 677.

Page 56: DE ASSOCIATIE TUSSEN SITUATIONELE KENMERKEN EN … · Abstract Huidige masterproef onderzoekt de associatie tussen situationele kenmerken en borderline symptomen in het dagelijkse

50

Rauthmann, J. F., Sherman, R. A., & Funder, D. C. (2015). Principles of situation research:

Towards a better understanding of psychological situations. European Journal of

Personality, 29(3), 363-381.

Rauthmann, J. F., & Sherman, R. A. (2017). Normative and distinctive accuracy in situation

perceptions: Magnitude and personality correlates. Social Psychological and

Personality Science, 8(7), 768-779.

Reis, H. T. (2008). Reinvigorating the concept of situation in social psychology. Personality

and Social Psychology Review, 12(4), 311-329.

Roche, M. J., Pincus, A. L., Rebar, A. L., Conroy, D. E., & Ram, N. (2014). Enriching

psychological assessment using a person-specific analysis of interpersonal processes in

daily life. Assessment, 21(5), 515-528.

Samuel, D. B., & Widiger, T. A. (2008). A meta-analytic review of the relationships between

the five-factor model and DSM-IV-TR personality disorders: A facet level

analysis. Clinical psychology review, 28(8), 1326-1342.

Saucier, G., Bel‐Bahar, T., & Fernandez, C. (2007). What modifies the expression of

personality tendencies? Defining basic domains of situation variables. Journal of

personality, 75(3), 479-504.

Saulsman, L. M., & Page, A. C. (2004). The five-factor model and personality disorder

empirical literature: A meta-analytic review. Clinical psychology review, 23(8),

10551085.

Shoda, Y., Mischel, W., & Wright, J. C. (1994). Intraindividual stability in the organization

and patterning of behavior: Incorporating psychological situations into the idiographic

analysis of personality. Journal of personality and social psychology, 67(4), 674.

Skodol, A. E., Gunderson, J. G., McGlashan, T. H., Dyck, I. R., Stout, R. L., Bender, D. S., ...

& Sanislow, C. A. (2002). Functional impairment in patients with schizotypal,

borderline, avoidant, or obsessive-compulsive personality disorder. American Journal

of Psychiatry, 159(2), 276-283.

Page 57: DE ASSOCIATIE TUSSEN SITUATIONELE KENMERKEN EN … · Abstract Huidige masterproef onderzoekt de associatie tussen situationele kenmerken en borderline symptomen in het dagelijkse

51

Skodol, A. E., Siever, L. J., Livesley, W. J., Gunderson, J. G., Pfohl, B., & Widiger, T. A.

(2002). The borderline diagnosis II: biology, genetics, and clinical course. Biological

psychiatry, 51(12), 951-963.

Stiglmayr, C. E., Ebner‐Priemer, U. W., Bretz, J., Behm, R., Mohse, M., Lammers, C. H., ...

& Bohus, M. (2008). Dissociative symptoms are positively related to stress in

borderline personality disorder. Acta Psychiatrica Scandinavica, 117(2), 139-147.

Swaen, S. J., & a Sterk, W. (2003). Leven met een borderline persoonlijkheidsstoornis (Vol.

19). Bohn Stafleu van Loghum.

Tellegen, A., Lykken, D. T., Bouchard, T. J., Wilcox, K. J., Segal, N. L., & Rich, S. (1988).

Personality similarity in twins reared apart and together. Journal of personality and

social psychology, 54(6), 1031.

Torgersen, S., Oldham, J. M., Skodol, A. E., & Bender, D. S. (2005). Textbook of personality

disorders.

Tragesser, S. L., Lippman, L. G., Trull, T. J., & Barrett, K. C. (2008). Borderline personality

disorder features and cognitive, emotional, and predicted behavioral reactions to

teasing. Journal of Research in Personality, 42(6), 1512-1523.

Tromp, NB (2010). Adolescent Personality Pathology :: A Dimensional Approach.

Tyrer, P. E. (1988). Personality disorders: Diagnosis, management and course.

Wright/Butterworth Scientific.

van der Heijden, P., Ingenhoven, T., Berghuis, H., & Rossi, G. (2014). DSM-5

persoonlijkheidsvragenlijst [DSM-5 personality inventory]. PID-5-NL.

Wagerman, S. A., & Funder, D. C. (2009). Personality psychology of situations.

Wagner, S., Baskaya, Ö., Dahmen, N., Lieb, K., & Tadić, A. (2010). Modulatory role of the

brain‐derived neurotrophic factor Val66Met polymorphism on the effects of serious life

events on impulsive aggression in borderline personality disorder. Genes, Brain and

Behavior, 9(1), 97-102.

Page 58: DE ASSOCIATIE TUSSEN SITUATIONELE KENMERKEN EN … · Abstract Huidige masterproef onderzoekt de associatie tussen situationele kenmerken en borderline symptomen in het dagelijkse

52

Wagner, S., Baskaya, Ö., Lieb, K., Dahmen, N., & Tadić, A. (2009). The 5-HTTLPR

polymorphism modulates the association of serious life events (SLE) and impulsivity in

patients with borderline personality disorder. Journal of Psychiatric Research, 43(13),

1067-1072.

Warner, M. B., Morey, L. C., Finch, J. F., Gunderson, J. G., Skodol, A. E., Sanislow, C. A., ...

& Grilo, C. M. (2004). The longitudinal relationship of personality traits and

disorders. Journal of Abnormal Psychology, 113(2), 217.

Widiger, T. A., & Mullins-Sweatt, S. N. (2009). Five-factor model of personality disorder: A

proposal for DSM-V. Annual Review of Clinical Psychology, 5, 197-220.

Widiger, T. A., & Samuel, D. B. (2005). Diagnostic categories or dimensions? A question for

the Diagnostic and statistical manual of mental disorders--. Journal of abnormal

psychology, 114(4), 494.

Wright, AG, & Simms, LJ (2016). Stability and Fluctuation of Personality Disorder Features in

Daily Life. Journal of abnormal psychology , 125 (5), 641.

Wrzus, C., Wagner, G. G., & Riediger, M. (2016). Personality-situation transactions from

adolescence to old age. Journal of personality and social psychology, 110(5), 782.

Yen, S., Shea, M. T., Battle, C. L., Johnson, D. M., Zlotnick, C., Dolan-Sewell, R., ... &

Zanarini, M. C. (2002). Traumatic exposure and posttraumatic stress disorder in

borderline, schizotypal, avoidant, and obsessive-compulsive personality disorders:

Fingings from the collaborative longitudinal personality disorders study. The Journal of

nervous and mental disease, 190(8), 510-518.

Zanarini, M. C., Frankenburg, F. R., Dubo, E. D., Sickel, A. E., Trikha, A., Levin, A., &

Reynolds, V. (1998). Axis I comorbidity of borderline personality disorder. American

Journal of Psychiatry, 155(12), 1733-1739.

Zanarini, M. C., Frankenburg, F. R., Hennen, J., Reich, D. B., & Silk, K. R. (2005).

Psychosocial functioning of borderline patients and axis II comparison subjects

followed prospectively for six years. Journal of personality disorders, 19(1), 19.

Page 59: DE ASSOCIATIE TUSSEN SITUATIONELE KENMERKEN EN … · Abstract Huidige masterproef onderzoekt de associatie tussen situationele kenmerken en borderline symptomen in het dagelijkse

53

Zanarini, M. C., Yong, L., Frankenburg, F. R., Hennen, J., Reich, D. B., Marino, M. F., &

Vujanovic, A. A. (2002). Severity of reported childhood sexual abuse and its

relationship to severity of borderline psychopathology and psychosocial impairment

among borderline inpatients. The Journal of nervous and mental disease, 190(6), 381-

387.

Zeigler–Hill, V., & Abraham, J. (2006). Borderline personality features: Instability of self

esteem and affect. Journal of Social and Clinical Psychology, 25(6), 668-687.