Pagina 4
Via het ESF-project ‘Van werkplek naar beroep’ werkten Syntra en de sectoren UBK, Landbond
Slagers en Bakkers Vlaanderen samen voor de uitrol van het nieuwe duaal leren voor de
beroepsprofielen Haarverzorging, Brood & Banketbakker, Chocolatier en Slager-Spekslager. In het
schooljaar 2017/2018 volgden in totaal 15 leerlingen één van deze trajecten bij de Syntra.
Om een transparant, representatief en betrouwbaar onderwijsleerproces te garanderen,
besteedden de partners bijzondere aandacht aan;
a) Permanente opvolging en evaluatie op de werkplek
b) Modulaire praktijkproeven
c) Trajectbegeleiding
Naar aanleiding van deze eerste piloottrajecten vroegen wij de partners naar hun ervaringen en
bevindingen. Hun aandachtspunten en verbetervoorstellen werden gebundeld in dit rapport met
aanbevelingen.
Pagina 5
A. COMMUNICATIE ....................................................................................................................................... 6
1. WAT IS DUAAL LEREN? .............................................................................................................................. 6
2. COMMUNICATIECAMPAGNE ......................................................................................................................... 6
B. TOELEIDING ............................................................................................................................................. 8
1. WERKPLEKLEREN VERPLICHT VANAF DE 2DE GRAAD .................................................................................. 8
2. SNUFFELSTAGES VANAF 1STE GRAAD ................................................................................................. 8
3. ANDERE INVULLING SNUFFELSTAGES .............................................................................................................. 9
4. MOBILITEITSDREMPEL BIJ DUAAL LEREN ........................................................................................... 9
C. MATCHING EN SCREENING ....................................................................................................................10
1. MATCHING ............................................................................................................................................... 10
2. SCREENING BEROEPSGERICHTE COMPETENTIES ...................................................................................... 10
D. TRAJECTBEGELEIDING ...........................................................................................................................11
1. PROFESSIONELE TRAJECTBEGELEIDER ............................................................................................ 11
2. VORMING TRAJECTBEGELEIDER ...................................................................................................... 11
3. REALISTISCH WERKBAAR KADER VOOR TRAJECTBEGELEIDING ........................................................... 12
4. BETROKKENHEID LEERLING .......................................................................................................... 13
5. NOOD AAN STANDAARD LEERPLATFORM TRAJECTBEGELEIDING .......................................................... 13
6. FINANCIERING VOORZIEN VOOR TRAJECTBEGELEIDING ...................................................................... 14
E. SYSTEMATISCHE EN REPRESENTATIEVE EVALUATIE .............................................................................15
1. MODULAIRE PRAKTIJKPROEVEN ............................................................................................................... 15
2. MENTOR EVALUEERT ............................................................................................................................... 15
F. ONDERSTEUNING VAN DE MENTOR ......................................................................................................17
1. KWALITEITSKADER MENTOROPLEIDING DUAAL LEREN .............................................................................. 17
2. VORMING EN BIJSCHOLING MENTOR ....................................................................................................... 18
G. DUAAL LEREN KMO-PROOF?! ..................................................................................................................19
1. TIJD EN RUIMTE ........................................................................................................................... 19
2. NADELEN IN EFFICIËNTIE .............................................................................................................. 19
3. MENTORKORTING ........................................................................................................................ 20
4. ADMINISTRATIE ............................................................................................................................ 20
5. AUTOMATISERING ......................................................................................................................... 20
6. REPRESENTATIE ........................................................................................................................... 20
7. EXTRA INCENTIVES ....................................................................................................................... 20
H. UNIFORMITEIT DUALE LEERTRACHTEN .................................................................................................22
1. UNIFORME LEERMIDDELEN .......................................................................................................... 22
2. GELIJKE AANPAK SECTOREN ......................................................................................................... 22
3. OVERLEGPLATFORM SCHOLEN EN SECTOREN .................................................................................. 22
I. STANDAARDTRAJECTEN ........................................................................................................................24
1. ONDERNEMERSVORMING ............................................................................................................. 24
2. AANDACHT VOOR TECHNOLOGISCHE EVOLUITES OP DE WERKPLEK ..................................................... 24
J. PARTNERS .............................................................................................................................................25
Pagina 6
A. Communicatie
1. Wat is duaal leren?
Om beleidsaanbevelingen te geven over duaal leren, verhelderen wij eerst wat duaal leren
betekent. Wij citeren uit het ontwerp van decreet van de Vlaamse Regering;
Duaal leren is een leerweg waarbij leerlingen zowel competenties verwerven op de
schoolbank als op een werkplek. Deze competentieverwerving op de werkplek is de
essentie van een duaal traject en maakt zo het onderscheid met een stage waar
leerlingen voor een beperktere tijd worden ingeschakeld in een werkproces met het
oog op het toepassen van competenties die ze op school hebben geleerd….
Aangezien de tijd die een jongere doorbrengt op een werkplek geheel in functie staat
van het verwerven van competenties en nodig is voor de uitvoering van het
opleidingsplan, is duaal leren te beschouwen als voltijds onderwijs. Binnen duaal leren
gaat een leerling voor het verwerven van een deel van de competenties naar een
werkplek. Daarbij wordt gestreefd naar 60% van de tijd op de werkplek…
De werkplekken zelf kunnen maar handelen als duale leerwerkplek wanneer ze
voldoen aan erkenningscriteria, zoals bepaald in het decreet OAO.
1478 (2017-2018) – Nr. 1 Ontwerp van decreet betreffende duaal leren en de
aanloopfase
Duaal leren is die vorm van werkplekleren waarbij de leerling de meerderheid van de tijd doorbrengt
op de werkplek. Dit kan via een Overeenkomst Alternerend Opleiding (OAO) waarbij de leerling
gemiddeld minimum 20 uur per week op de werkplek leert. Indien de leerling minder dan 20 uur
per week op de werkplek doorbrengt, hebben we het over een Stageovereenkomst van
Alternerende Opleiding (SAO).
In de praktijk stellen wij vast dat duaal leren een containerbegrip wordt. De verwarring van duaal
leren met stage is pertinent. Als de leerling twee weken stage volgt per schooljaar in de derde
graad, is dat dan duaal leren? Indien duaal leren een kans op succes wil hebben, moet het
onderscheid tussen stage en duaal leren duidelijk worden. Nu wordt stage in heel wat (officiële)
communicatiekanalen als een onderdeel van duaal leren vermeldt.
2. Communicatiecampagne
Vandaag is duaal leren een opleidingsvorm die toelaat dezelfde kwalificatie te halen als via het
voltijds onderwijs en die meer geschikt voor leerlingen met een praktijkgerichte leerstijl. Via duaal
leren blijft men ook op de hoogte van de snelle evolutie van de activiteiten en beroepen binnen op
de werkplek. Maar duaal leren is nog steeds weinig bekend en heeft soms nog een negatieve
connotatie want deze leerweg werden in het verleden vaak aangeboden aan vroegtijdse
schoolverlaters.
Er is nood aan een brede Vlaamse communicatiecampagne voor duaal leren. Momenteel is de
Pagina 7
informatie erg versnipperd en weinig transparant. Scholen, sectoren, koepels, Syntra Vlaanderen,
Syntra, VOKA, Unizo, … Allemaal wijden zij bijzondere aandacht aan duaal leren in hun
communicatiekanalen. Uiteraard dit positief maar de informatie is vaak gericht naar een bepaalde
regio, sector of studierichting.. Helaas ontbreekt er een centraal contactpunt of één-loket waar
mensen terecht kunnen voor eerstelijnsadvies omtrent duaal leren. Voor ondernemen kan
iedereen terecht op www.vlaio.be. Voor inburgering op www.integratie-inburgering.be. Waar kan
men terecht voor eerstelijnsadvies voor duaal leren?
Er is hier zeker een rol weggelegd voor de Vlaamse overheid om breed te communiceren rond de
mogelijkheden van duaal leren en niet enkel naar bedrijven of scholen. Momenteel zijn er ruim
14.000 bedrijven erkend als leeronderneming duaal leren. Echter volgden circa 1.100 leerlingen
een duaal leertraject de afgelopen twee schooljaren. Als jongere of ouder moet je momenteel in de
schoenen van een detective kruipen om te achterhalen of en waar je een studierichting in duaal
kunt volgen in jouw regio. Een zoektocht op de verschillende sites van lokale scholen en Syntra en
www.onderwijskiezer.be helpen je al voor een stuk op weg. Maar misschien vind je ook nuttige info
bij de site van de beroepsfederatie, of van de provincie. Met de nodige inspanning kom je er wel…
De centrale portaalsite www.duaalleren.be richt zich naar bedrijven, sectoren en scholen en niet
naar jongeren en ouders. Maar op de site ontbreekt ook hier een duidelijk overzicht van duale
opleidingen in Vlaanderen. Tijdens het project ‘Van werkplek naar beroep’ werden wij in het
voorjaar 2018 gecontacteerd door een grote onderneming met de vraag welke scholen en opleiders
binnen het jaar duale trajecten aanbieden voor elektro-mechanicus en elektro-technieker. De
personeelsdienst van de onderneming willen intern de mogelijkheden van duaal leren voorstellen
en een duidelijk beeld krijgen waar de duale opleidingen in heel Vlaanderen konden gevolgd
worden. Wij verwezen hiervoor door naar de adviseurs duaal leren van Syntra Vlaanderen. Echter
bleek deze ogenschijnlijk simpele vraag, niet zo eenvoudig te beantwoorden. Het bos door de
bomen (en zuilen) zien, vergt enige kennis en inspanning1.
In deze transparante communicatie naar jongeren en ouders moet ook aandacht besteed worden
aan getuigenissen van jongeren, bedrijven en ouders. Bij de laureatenavond van 26/06/18 in
Brugge, werden de eerst diploma’s voor duaal leren in West-Vlaanderen door minister Crevits,
uitgereikt. Ouders getuigden dat ze eerst twijfels hadden over de keuze voor het nieuwe duaal,
maar na enkele maanden hun kinderen zagen open bloeien. Ze waren (terug) gemotiveerd.
Dergelijke ervaringen moeten meegenomen worden in communicatie naar ouders, jongeren,
scholen en bedrijven.
1 Geïnteresseerde beleidsmakers brengen wij graag, na toestemming van de onderneming, in contact voor feedback, bevindingen en ervaringen.
Pagina 8
B. Toeleiding
1. Werkplekleren verplicht vanaf 2de graad
Wanneer is een jongere geschikt voor duaal leren? De mantra luidt; “Wanneer de jongere
‘arbeidsrijp’ is”. Hiermee doelen we op een motivatie en attitude om te willen leren op de werkplek.
Kunnen we de arbeidsrijpheid van een leerling beoordelen op basis van een momentopname, zoals
bijvoorbeeld een screeningsgesprek? Of op basis van een eerdere leerweg? Wanneer de leerling
schoolmoe is, zal die leerweg op de schoolbanken niet de ideale barometer zijn voor het
leerpotentieel op de werkplek. Binnen de eerste ‘Schoolbanken op de werkplek’ werd vaak enkel
aan de ‘betere’ leerlingen uit de 2de graad de mogelijkheid geboden voor het volgen duaal leren in
de 3de graad. Wie gemotiveerd was op school, kon een duaal leertraject volgen na een positief
advies van de klassenraad2.
De keuze voor duaal leren moet een weloverwogen keuze zijn waarbij de inbreng van de leerling,
de klassenraad én de leeronderneming evenwaardig zijn. Wij pleiten om alle leerlingen in de 2de
graad een snuffelstage te laten volgen. Vanaf september 2018 kan de snuffelstage vanaf de
leeftijd van 14 jaar. De school moet de snuffelstage wel aanbieden opdat een jongere dit kan
volgen op school. Werkplekleren zou een onderdeel moeten worden van de vakoverschrijdende
eindtermen van de 2de graad. Op die manier kunnen leerlingen al vanaf 14 jaar voeling krijgen met
de werkplek. De snuffelstage helpt de leerling ook hun verdere studiekeuze te versterken. De
leerling verbreed zijn maatschappelijke oriëntatie en kan beroepen uit de praktijk leren kennen. De
leerling kan tijdens de stage aanvoelen of duaal leren een aangewezen traject is.
Momenteel worden de snuffelstages vooral aangeboden in het tweede jaar van de tweede graad.
Op die manier biedt de stage een goede voorbereiding op een mogelijke duaal leertraject van voor
de jongere. Door het enkel vanaf een 2de jaar in 2de graad aan te bieden, mist de snuffelstage
hiervoor wel haar opzet, namelijk een snelle en betere oriëntatie naar studierichting en traject.
We moeten er rekening mee houden dat net een belangrijke groep van leerlingen die schoolmoe
zijn, een langere leerweg doorlopen om het 2de jaar in 2de graad te bereiken. Het is precies die
groep van leerlingen waarvoor het duaal leren de meest praktijkgerichte leerweg is, is hiermee niet
in aanmerking dreigt te komen voor duaal leren.
2. Snuffelstages vanaf 1ste graad
De invoering van de hervorming van het secundair onderwijs vanaf 2019/2020 zorgt ervoor dat
leerlingen in de eerste graad een bredere basis mee krijgen. Vanaf de 2de graad moet de jongere
dan een keuze van studierichting maken. Idealiter volgt de leerling dus reeds een snuffelstage in
de toekomstige eerste graad om reeds een betere en bredere oriëntering te krijgen over beroepen
en studierichtingen.
2 Is er in de klassenraad voldoende know-how aanwezig van het duaal leren? Het kan een optie zijn om voor leerkrachten opleiding/infosessies te organiseren rond ‘Wat is duaal leren’?
Pagina 9
3. Andere invulling snuffelstages
Wij willen hierbij ook opmerken dat de invulling van de snuffelstage nu vooral bestaat uit het volgen
van één of twee praktijkbeoefenaars in één leeronderneming gedurende één week. Indien de
leerling reeds een concrete interesse heeft voor een duaal leertraject in de 3de graad, is dit een
goede voorbereiding. Echter zou een snuffelstage in de eerste graad of het eerste jaar van de
tweede graad heel breder en verrijkender moeten zijn voor de leerling. Dit zou kunnen door een
week van verschillende snuffelstages waarbij de leerling bij 2 of 3 leerondernemingen een beroep
kan meevolgen gedurende 1 of 2 dagen. Op die manier zou een leerling zichzelf kunnen oriënteren
in de mogelijkheden van studierichtingen, beroepen en sectoren. Een ‘Open Bedrijvendag’ voor
leerlingen zou de gerichtheid op leren doen toenemen en de motivatie van een studierichting
bevorderen voor de leerling. Dergelijk stage zou gecombineerd kunnen worden met bedrijfsstages
voor leerkrachten in dezelfde week. Leerkrachten zouden dan in die week zelf ervaring, trends en
evoluties kunnen volgen bij bedrijven gedurende één week terwijl leerlingen in dezelfde week
snuffelstages volgen in kader van hun verdere, doelgerichte leerweg.
4. Mobiliteitsdrempel bij duaal leren
Mobiliteit kan geen drempel zijn om onderwijs te volgen. Elke school heeft een nabij gelegen
bushalte. Dienstregelingen van het openbaar vervoer (De Lijn, NMBS, …) worden uitgewerkt om de
toegang van kinderen en jongeren naar school te garanderen. Dit geldt niet voor duaal leren.
Scholen zijn doorgaans in de dorps- en stadskernen gelegen terwijl kmo’s vaak op afstand van
woongebieden. Vaak liggen leerondernemingen afgelegen op industrieterreinen.
Leerondernemingen hebben niet altijd goede aansluiting op openbaar vervoer. Dit zorgt voor een
mobiliteitsprobleem voor leerlingen. Indien de Vlaamse overheid van duaal leren een succes wil
maken, moeten er maatregelen worden genomen om de bereikbaarheid van leerondernemingen
voor leerlingen te bevorderen. De leervergoeding van een overeenkomst alternerende opleiding
kan geen pasmunt zijn voor dit mobiliteitsprobleem, wat helaas momenteel in de praktijk wel zo is.
Pagina 10
C. Matching en screening
1. Matching
Het volgen van een verplichte snuffelstage werkplekleren in de tweede graad kan leiden tot een
betere appreciatie van de interesse, motivatie en vaardigheden van de leerling bij zowel de
leerling zelf, de school àls de leeronderneming. De leeronderneming kan op basis van de
snuffelstage de bevindingen en aanbevelingen geven naar de leerling en school. De leerling krijgt
meteen ook een beter beeld van wat bepaalde beroepen inhouden en of de doelstelling van
bepaalde studierichtingen hierin beantwoordt. Op die manier kan de matching van leerling met
een studierichting en de leeronderneming beter en gerichter verlopen.
2. Screening beroepsgerichte competenties
Bij de screening van jongeren voor het duaal leren wordt momenteel (bijna) uitsluitend gefocust
op arbeidsrijpheid en de algemene sociale vaardigheden en attitude. Echter is de screening van
eerder verworven competenties op beroeps technisch vlak een belangrijk hulpinstrument bij de
oriëntering van de jongere en de matching met de leeronderneming. De jongere heeft in vele
gevallen wél al een beroep-technische basiskennis als rugzak bij de start van het duaal leren,
hetzij via een vooropleiding, hetzij via ervaring in de sector via familie of via informeel leren in
vrije tijd vanuit interesse en passie voor het beroep.
Door de screening van beroeps technische competenties krijgt de jongere meteen ook een beter
zicht op de taken en competenties van het beroep en kan op die manier ook aftoetsten of de
opleiding ook zal beantwoorden aan zijn/haar verwachtingen. De standaardtrajecten voor duaal
leren kunnen hierbij gebruikt worden als competentieprofiel bij de screening.
Het kan een meerwaarde zijn dat de persoon die je leerling screent, zelf beschikt over
beroepskennis. Op die manier krijgt de jongere meer informatie over het beroep en de sector. De
eerder verworven competenties van de leerling kunnen ook beter ingeschaald worden met
aandachtspunten voor de verdere leerweg en het onderwijsleerproces tijdens het duaal leren.
Pagina 11
D. Trajectbegeleiding
1. Professionele trajectbegeleider
In Nederland is sinds enkele jaren het profiel van de trajectbegeleider (pedagogisch adviseur) van
SBB gewijzigd. Beschikken over beroepskennis is niet langer een voorwaarde voor het
functieprofiel van de trajectbegeleider. De trajectbegeleider is verantwoordelijk voor de erkenning
en controle van de leeronderneming alsook de opvolging van de leertrajecten.
Uit het project ‘Van werkplek naar beroep’ blijkt echter dat dit wel een grote meerwaarde heeft in
de begeleiding van de leerling. De mentor, jongere en begeleider begrijpen elkaar veel beter bij
de opvolging van de competentie-ontwikkeling. Tijdens de plaats bezoeken kan de
trajectbegeleider de ontwikkeling van de leerling goed opvolgen via gerichte en diepte-vragen op
vlak van technische vaardigheden van de leerling. De trajectbegeleider krijgt een gedetailleerd
inzicht in het verloop van de opleiding in de leeronderneming en de afstemming met de
opleidingsinstelling. Taken en competenties die onvoldoende werden aangeleerd op de werkplek,
worden zodoende sneller gedetecteerd en opgevolgd. Idealiter beschikt de trajectbegeleider ook
over werkervaring in het bedrijfsleven zodat hij verbetervoorstellen kan maken naar zowel de
mentor als de opleidingsinstelling.
De trajectbegeleider heeft bij voorkeur zelf geen les aan de jongere. Er is meer openheid en een
groter vertrouwen vanwege de mentor en de jongere in de trajectbegeleider wanneer die zelf
geen competenties aanleert. Tevens is de input en feedback vanuit de mentor naar de opleider
ook kritischer en objectiever ten aanzien van de opleiding zelf. Uit de piloten blijkt dat de kans op
constructieve feedback en het formuleren van verbetervoorstellen verhoogt wanneer;
- de trajectbegeleider zelf beschikt over beroepskennis
- de trajectbegeleider zelf geen les geeft aan de jongere en op die manier als
onafhankelijke en vertrouwenspersoon kan optreden voor de leerling, mentor en
leerkracht(en).
2. Vorming trajectbegeleider
De trajectbegeleider voor duaal leren is een nieuw functie binnen het duaal leren en onderwijs.
Voorheen werden deze rol opgenomen door de leersecretarissen van Syntra Vlaanderen die de
begeleiding en monitoring van de leercontracten op zich namen. Echter is de invulling van deze
functie gewijzigd en is deze opdracht binnen het decreet van duaal leren toegewezen aan de school
of Syntra die de Overeenkomst Alternerende Opleiding organiseert.
Voor zowel de scholen als de Syntra brengt deze overheveling heel wat uitdagingen en verandering
met zich mee. De taken en verantwoordelijkheden zijn niet louter van pedagogische aard. Ook
kennis van de arbeidswetgeving en sociaaljuridische aspecten zijn belangrijk. Elke school, Syntra
en trajectbegeleider leert momenteel al doende het vaak. Echter is er nood aan een
vormingsaanbod voor trajectbegeleiders met wel omschreven opleidingshouden en
erkenningscriteria om deze functie. Gelijkaardig aan de mentor speelt de trajectbegeleider een
cruciale rol in de realiseren van het leerpotentieel en het onderwijsleerproces van de leerling. Net
Pagina 12
als de leerkracht moet de trajectbegeleider dus over de vereiste competenties beschikken om de
betrokkenen in het leertraject te kunnen informeren, begeleiden, coachen en evalueren. Wij pleiten
hierbij voor een verplichte basisopleiding en bijscholing voor trajectbegeleiders. Op die manier
wordt de willekeurige invulling van de functie vermeden.
3. Realistisch werkbaar kader voor trajectbegeleiding
“Hoe vaak dient de trajectbegeleider minimum langs te gaan bij de werkplek om het leertraject
van de jongere goed te kunnen opvolgen volgens jou?”
Deze vraag stelden wij op het einde van het schooljaar aan de trajectbegeleiders, leerkrachten en
mentoren. Uit de bevraging komt naar voor dat dit voor mentoren minstens per trimester zou
moeten. Trajectbegeleiders en leerkrachten vinden dat dit minstens maandelijks moet gebeuren.
Bij de start van de proefprojecten duaal 2017/2018 stelden een aantal sectorale
partnerschappen de verplichting om minimaal tweewekelijks een opvolgingsgesprek op de
werkplek in te plannen. Op basis van de ervaringen en input van de betrokkenen van de duale
trajecten Slager, Brood & Banket, Chocolaterie en Haarverzorging in schooljaar 2017-2018,
hebben wij volgende aanbevelingen naar de frequentie van de plaats bezoeken:
TRIMESTER PLAATS BEZOEKEN
TRIMESTER 1 Het eerste plaats bezoek vindt plaats binnen de 3 weken bij de start van de
opleiding. De doelstellingen van dit plaats bezoek zijn;
o Kennismaking
o Duidelijke afspraken naar verloop van traject en planning
o Acceptatie mentor en leerjongere van de leerdoestellingen
In de loop van het eerste trimester gaat minimaal nog één plaats bezoek
door op de werkplek.
TRIMESTER 2 Minimaal één plaats bezoek tijdens tweede trimester.
TRIMESTER 3 Bij start van het trimester een plaats bezoek met voorbereiding van
eindbeoordeling. De eindbeoordeling wordt op een tweede plaats bezoek
tijdens dit trimester gemaakt.
In totaal dienen minimaal 5 plaatsbezoeken op de werkplek door de trajectbegeleider worden
uitgevoerd. Op die manier kan de leercurve van de leerling kort op de bal worden opgevolgd en is
er tussentijdse bijsturing mogelijk. Deze frequentie van plaatsbezoeken heeft volgende redenen;
Voldoende tijdspanne voor ontwikkeling en opvolging
Tijdens het plaats bezoek analyseert de trajectbegeleider de ontwikkeling van de jongere
volgens de opleidingsplan en formuleert verbetervoorstellen tegenover de mentor voor de
komende periode. Er moet voldoende tijd en ruimte zijn tussen de opvolgingsgesprekken
om effectief de competenties te kunnen aanleren. Wekelijkse of tweewekelijkse opvolging
is tekort om effectief waarneembare verbetering van competentiecluster te kunnen
beoordelen.
Pagina 13
Anderzijds heeft wekelijks of tweewekelijkse opvolging tot gevolg dat er maar een beperkt
aantal competenties wordt geëvalueerd terwijl bij een maandelijkse opvolging er
verschillende competentieclusters kunnen geëvalueerd worden.
Efficiëntie
Maandelijkse opvolging heeft als voordeel dat de evolutie of het gebrek eraan in
competentieontwikkeling duidelijker aangetoond kan worden en de mentor en leerjongere
ook sterker geresponsabiliseerd kunnen worden.
Planlast
Anderzijds is wekelijks opvolging erg tijdsintensief voor alle partijen. Men dient rekening
te houden dat de gesprekken ook moeten voorbereid, opgevolgd en gerapporteerd dienen
te worden. Voor alle betrokkenen kan dit onnodige administratie en tijdsinvestering
vergen. Zowel voor trajectbegeleiders als voor (micro)-kmo’s is dit een belangrijk
aandachtspunt.
Groter engagement van leeronderneming.
Wanneer er te veel tijd gaat tussen de bezoeken op de werkplek, verdwijnt de sociale
verbondenheid en kan de trajectbegeleider de evolutie van de leerling niet goed opvolgen.
4. Betrokkenheid leerling
De opvolgingsgesprekken op de werkplek moeten gebeuren met de leerling. Tijdens het project
gaven de trajectbegeleiders aan dat het erg belangrijk is dat de jongere ook aanwezig is op het
opvolgingsgesprek. Indien door omstandigheden de leerling niet kan deelnemen aan het gesprek,
dient het overleg uitgesteld te worden. De afspraak voor het plaats bezoek moet samen met de
leerling worden gemaakt. De mentor plant niet in naam van de leerling.
Naast de beoordeling van de mentor is ook die van de jongere belangrijk. Tijdens het gesprek
neemt de trajectbegeleider de rol op van bemiddelaar en vertrouwenspersoon. Op die manier
kunnen zaken die anders moeilijk bespreekbaar zijn voor de mentor of leerling, besproken
worden.
5. Nood aan standaard leerplatform trajectbegeleiding
Systematische en doelgerichte communicatie tussen de leerkracht, leerling, trajectbegeleider en
leerling is essentieel voor het onderwijsleerproces van de leerling. De leerweg van leerlingen
wordt door veel scholen digitaal opgevolgd via het platform Smartschool. Dit platform biedt de
mogelijkheid om op een transparante en overzichtelijke manier het leerproces van de leerling op
te volgen door leerkrachten binnen een school samen met de leerling en de ouders.
Een duaal leertraject is complexer dan een traject voltijds onderwijs doordat er meerdere
betrokkenen zijn met specifieke taken en verantwoordelijkheden binnen het leerproces.
Communicatie is hier een voorwaarde voor een kwalitatief onderwijsleerproces.
Momenteel bestaat er een brede waaier aan communicatieplatformen voor duaal leren. De
kwaliteit, effectiviteit en gebruiksvriendelijk verschilt van platform tot platform. Leer-
ondernemingen worden momenteel geconfronteerd met een grote verscheidenheid aan leer- en
Pagina 14
communicatieplatformen voor verschillende OAO’s. De overheid moet hier dringend
tussenkomen om deze wildgroei aan communicatieplatformen en leersystemen voor duaal leren
te stroomlijnen. Op deze platformen moeten ook minimale kwaliteitscriteria worden vastgelegd
volgens SAAS (Software As A Service)-principes.
6. Financiering voorzien voor trajectbegeleiding
De leersecretarissen van Syntra Vlaanderen waren verantwoordelijk voor de trajectbegeleiding in
de Leertijd. Met de hervorming van het nieuwe duaal leren is deze verantwoordelijk overgeheveld
naar de opleidingscentra. Deze taakverbreding voor de opleidingscentra is enkel mogelijk indien
hiervoor ook structurele financiering wordt voor de opleidingscentra.
Pagina 15
E. Systematische en representatieve evaluatie
De evaluatie van het onderwijsleerproces van de leerling moet representatief, betrouwbaar en
transparant zijn. Daarom pleiten wij voor volgende onderdelen in de beoordeling van de
onderwijsdoelen duaal leren;
1. Modulaire praktijkproeven
Bij een modulaire praktijkproef worden verschillende leerdoelen gebundeld in
competentieclusters en uitgevoerd door de leerling. De leerling toont het beheersingsniveau van
de cluster aan tijdens de praktijkproef in het opleidingscentrum. Een jury beoordeeld de
toegepaste technieken en uitvoering en geeft specifieke en effectieve feedback die afgestemd is
op de beginsituatie en de leerdoelen van de leerling.
Bij de start van het schooljaar bepalen de leerling en mentor in onderling overleg welke modulaire
praktijkproeven worden afgelegd in het eerste en derde trimester.
De inspraak in de keuze van praktijkproeven heeft een bijzonder positief effect op de
betrokkenheid en de planning van de mentor van het leertraject. Het onderling overleg in de
keuze van praktijkproeven heeft als voordeel dat de leerling en mentor bij de start van het
schooljaar concreet de leerdoelen moeten inplannen in het onderwijsleerproces op de werkplek.
Het confronteert de mentor op een praktische manier met de leerdoelen van de leerling en hoe
deze te realiseren. Dit blijkt een laagdrempelige manier om het opleidingsplan in de praktijk te
plannen en realiseren.
Tot slot zorgt deze methodiek voor een betere afstemming van het gevalideerd doelenkader
tussen de werkplek en het opleidingscentrum en een gedifferentieerd leerproces van de leerling.
Op basis van het opleidingsplan en de keuze van modulaire praktijkproeven is er een duidelijke
afspraak welke leerdoelen worden aangeleerd op de werkplek en welk op de opleidingscentrum.
De combinatie van opleidingsplan en praktijkproeven biedt tevens de mogelijkheid die
afstemming te concretiseren in een trimestriële plannen met te behalen leerdoelen.
2. Mentor evalueert
Praktijkproeven zijn momentopnames en dus onvoldoende om de leerdoelen van de leerling te
valideren. De beoordeling van de leerling moet systematisch gebeuren doorheen het
onderwijsleerproces, zowel op de werkplek als in het opleidingscentrum. Zowel de mentor,
leerkrachten als de leerling moeten het leerproces beoordelen. De mentor moet een volwaardige
stem krijgen in de validering van de leerdoelen. Op voorwaarde dat de mentor over de nodige
competenties beschikt voor beoordeling (bijvoorbeeld via vorming) en dat de boordelingswijze
duidelijk is voor de mentor, dient zijn evaluatie dus absoluut mee te tellen in de totaalscore voor
de jongere.
Louter een advies uitbrengen aan de klassenraad is onvoldoende. Bij een OAO wordt de
meerderheid van de leerdoelen verworven op de werkplek. Het is dan ook logisch dat de werkplek
Pagina 16
mee een bepaalde rol speelt in de evaluatie van de leerling. De beoordeling van de mentor wordt
gevalideerd en telt voor minimaal 33% mee in de eindbeoordeling.
Pagina 17
F. Ondersteuning van de mentor
Het project ‘Van werkplek naar beroep’ toont aan de de mentor de verantwoordelijkheid neemt
wanneer hij die kans krijgt om de jongere op te leiden en te evalueren. Echter dienen de
mentoren ook begeleid te worden in het rol en taken. Een belangrijk onderdeel hierin is vorming
en opleiding.
1. Kwaliteitskader mentoropleiding duaal leren
Er dient een onderscheid te zijn tussen een mentoropleiding voor een Stageovereenkomst
Alternerende Opleiding (SAO) en een Overeenkomst Alternerende Overeenkomst (OAO). De
mentoropleiding OAO moet voldoen aan een opleidingscurriculum met een minimum aantal uren
waarbij de deelnemer van de opleiding verworven competenties moet kunnen aantonen.
Bij een OAO neemt de mentor een deel van de rol van de leerkracht over, namelijk het aanleren
van competenties op de werkplek in plaats van in school. De mentor moet beschikken over de
nodige competenties om deze taak op te nemen. Leerkrachten dienen te slagen voor een
lerarenopleiding met heel wat studiepunten om les te mogen geven. Als mentor dien je een korte
opleiding te volgen, opdat je de jongere kunt vormen in het vak. De mentoropleiding kan je reeds
volgen vanaf 8 lesuren. Je hoeft niet te slagen voor de opleiding. Deelname is voldoende. Dit is
een actuele anomalie!
Wij nemen het voorbeeld van de evaluatie van de leerling op de werkplek door de mentor. De
meeste stakeholders zijn het erover eens dat de mentor inspraak moet hebben in de evaluatie
van de leerling op de werkplek. Om die taak op een pedagogische manier te kunnen opnemen,
dienen mentoren over de nodige vaardigheden te beschikken om de jongere te kúnnen
evalueren. De mentor dient over deze vaardigheden te beschikken reeds vóór de start van de
alternerende opleiding. Tientallen organisaties bieden een erkende mentoropleiding aan. De
erkenning van de mentoropleiding gebeurt op basis van een screening van de inhoud van de
opleiding. Indien de opleiding volgende onderdelen bevat, dan wordt deze erkent door
Departement Werk;
→ die technieken aanleren om
• een opleidingsplan op te stellen
• instructies te geven
• afdoende te communiceren
• vorderingen op te volgen
• feedback te geven
• bij te sturen
• te evalueren
→ die verstrekt worden door of op initiatief en onder de verantwoordelijkheid van
instanties, ingericht of erkend door de autoriteiten, bevoegd inzake opleiding.
Pagina 18
Evalueren is dus een verplicht onderdeel van de opleiding. Echter is de invulling door de
aanbieder van de mentoropleiding vrij. Dit geldt voor de volledige opleiding. Zo kan opleider X het
enkel hebben over formatief evalueren, en opleider Y enkel over summatief. Los van de
inhoudelijke invulling komt het ook voor dat het onderdeel ‘Evalueren’ helemaal niet aan bod
komt wegens tijdsgebrek. Tijdens een opleiding van één dag gaan de interactie, discussie of
rollenspelen tijdens de opleiding, soms ten koste van het laatste onderwerp… De willekeur van
aanpak, methodiek en inhoud van de mentoropleiding is groot.
Bovenstaande criteria voor mentoropleiding gelden om “werknemers vaardigheden bij te brengen
op het vlak van begeleiding, coaching en opleiding van “werkpleklerenden”. De taken en
verantwoordelijkheden van een mentor voor een SOA en een OAO zijn erg verschillend maar dit
komt niet terug in de mentoropleiding.
Er is nood aan een doorgedreven kwaliteitskader met controle en toezicht voor de
mentoropleidingen voor OAO.
2. Vorming en bijscholing mentor
Het volgen van een mentoropleiding en periodieke bijscholing moet een verplichting zijn voor de
mentor OAO. In Nederland en Duitsland is een opleiding verplicht. De erkenning van een
leeronderneming moet samenhangen met de erkenning van een mentor/begeleider die een
gecertificeerde opleiding heeft gevolgd.
Een mentoropleiding OAO is echter een basisvoorwaarde voor een succesvol duaal leertraject
omwille van volgende redenen;
- mentor leert welke zijn rol en verantwoordelijkheid is het leertraject en die van de jongere,
trajectbegeleider en opleider
- mentor leert hoe de verwelkoming en het onthaal te organiseren voor de jongere
- mentor leert hoe een opleidingsplan op te stellen die de basis vormt van het
opleidingstraject
- mentor leert vaardigheden stapsgewijs aan te leren aan de jongere
- mentor leert hoe om te gaan met de leerstijl van de jongere en hoe een instructie te
geven en feedback te geven
- mentor leert hoe de jongere te evalueren
- mentor leert hoe de jongere bij te staan in oriëntering naar de arbeidsmarkt na de
opleiding
De mentoropleiding OAO zorgt ervoor dat zowel mentor, trajectbegeleider als opleider op een
uniforme manier het leertraject organiseren, opvolgen en evalueren. Uiteraard dient de
mentoropleiding ook van hoge kwaliteit en praktijkgericht te zijn (zie kwaliteitskader hierboven).
Wij pleiten voor een verplichte bijscholing voor de mentor, bijvoorbeeld elke 5 jaar. Dit is
noodzakelijk om de rol als mentor te kunnen blijven opnemen. Levenslang leren is een
basiscompetentie van elke persoon die een actieve rol speelt in de vorming en begeleiding van
jongeren en volwassenen.
Pagina 19
G. Duaal leren kmo-proof !?
In het kader van duaal leren hebben kmo’s heel wat extra drempels en uitdagingen in vergelijking
met grote ondernemingen. Het kmo-weefsel is van een bijzonder economisch belang in ons land,
zowel op het vlak van tewerkstelling als toegevoegde waarde. Kmo’s creëren 69,2% van de totale
tewerkstelling en 62,6% van de toegevoegde waarde. Zij staan in voor bijna 2 miljoen
arbeidsplaatsen en 129 miljard euro aan toegevoegde waarde in België. Duaal leren en de
versterking van de kmo’s in Vlaanderen moeten hand in hand gaan.
Op basis van het project ‘Van werkplek naar beroep’ ervaren wij volgende extra knelpunten voor
kmo’s in duaal leren;
1. Tijd en ruimte
Er is een ongelijkheid tussen grote ondernemingen en kmo’s in ‘the war on talents’. Grote
ondernemingen hebben meer middelen (personeelsdienst, competenties, verloning, faciliteiten,
…) om mensen aan te werven op de arbeidsmarkt dan kmo’s. Dit geldt ook voor duaal leren. In
een familiebedrijf is de capaciteit om leerlingen op te leiden, beperkt. Vaak zullen 1 of 2
mentoren maximum 3 à 4 leerlingen kunnen opleiden. De rol van de mentor in een kmo is
meestal aanvullend aan een functie. Grote organisaties beschikken wel over één of meer voltijds
mentoren. Dit zorgt ervoor dat kmo’s minder tijd en ruimte hebben om proactief samenwerkingen
met opleiders en minder capaciteit in aantal leerlingen dat zij op een kwalitatieve manier kunnen
vormen.
2. Nadelen in efficiëntie
Als opleider is het vaak efficiënter om met één grote onderneming samen te werken voor
verschillende leertrajecten dan met verschillende kmo’s. De voordelen zijn als volgt;
- SPOC; als opleider kan je terecht bij één contactpersoon als mentor in een grote
onderneming voor meerdere trajecten.
- Schaalgrootte: binnen een grote onderneming kunnen meer duale trajecten worden
aangeboden dan in een kmo
- Continuïteit: een grote onderneming kan continuïteit van leertrajecten aanbieden omwille
van voldoende capaciteit (personeel, opdrachten, …). Kmo’s hebben niet altijd om
nieuwe leertrajecten jaarlijks op te starten.
- Studierichtingen: in een grote onderneming is de waaier aan functies uitgebreider en
meer gedifferentieerd dan in kmo’s. Als school kun je makkelijker terecht bij één grote
onderneming voor verschillende duale studierichtingen.
- Mobiliteit; wanneer meerdere leerlingen een duaal traject volgen bij één
leeronderneming, kan de drempel in mobiliteit sneller opgelost worden via carpooling,
speciaal ingelegd vervoer, …
Pagina 20
3. Mentorkorting
Zelfstandigen hebben geen recht op mentor korting. De mentor korting is enkel van toepassing
op werknemers. Dit is een bijkomende drempel en concurrentieel nadeel voor kleine
(familie)bedrijven.
4. Administratie
De erkenning als leerbedrijf vergt heel wat administratieve belasting voor een kmo. De
aanvraagprocedure impliceert een resem aan documenten en goedkeuringen bij verschillende
organisaties. Dit is een taak die binnen grote ondernemingen onderdeel vormt van de
functiebeschrijving van een mentor. Voor kleine bedrijven komt dit vaak bovenop het
takenpakket.
5. Automatisering
De incentives voor leerondernemingen zoals de start, en stagebonus, de mentorkorting, dienen
steeds apart aangevraagd te worden door het bedrijf. Deze zaken zouden automatisch moeten
worden toegekend en uitbetaald binnen de procesflow.
6. Representatie
Tijdens het project ‘Van werkplek naar beroep’ nam Syntra West deel aan lerende netwerken en
netwerkevents voor duaal leren in zowel binnen- als buitenland. Op deze events wordt graag
verwezen naar goede praktijken, zoals de duale trajecten slager bij Renmans, chemische
procestechnieken bij BASF, (elektro)mechanica bij Audi, Panasonic, Daikin, .. Het is opvallend
dat kmo’s heel weinig deel uitmaken van die goede voorbeelden en samenwerkingen.
Samenwerkingen met grote ondernemingen blijken betere referenties te zij dan die met kmo’s
want die zijn minder gekend bij het grote publiek.
Kmo’s moeten meer en beter opgenomen worden in de communicatie voor duaal leren. Er moet
bijzondere aandacht zijn om getuigenissen en goede voorbeelden in kmo’s mee als testimonials
uit te dragen. Dit moet een verantwoordelijkheid zijn voor de verschillende actoren (Syntra
Vlaanderen, opleiders, sectoren, bedrijven,…) van het duaal leren.
Voor opleiders is het gemakkelijker om leerlingen te ‘plaatsen’ in grote bedrijven. Indien dit
systematisch gebeurt, zullen sommige sectoren daar negatieve gevolgen van dragen
(bijvoorbeeld verschuiving van ambachtelijke bakker naar industriële bakkerij).
7. Extra incentives
Wij pleiten voor extra incentives om kmo’s te ondersteunen in het duaal leren. Dit zou kunnen via
de ondersteuning van;
Pagina 21
- regionale netwerken duaal leren voor kmo’s. Deze netwerken zouden kmo’s inzicht
bieden in de mogelijkheden van duale trajecten in de eigen regio (studierichtingen,
scholen, ….), een brug vormen tussen kmo’s en scholen (wie moet ik contacteren, waar
kan ik terecht?), kmo’s onderling laten samenwerken in het organiseren van duale
trajecten, …
- koppeling van de kmo-portefeuille en duaal leren. Erkende leerondernemingen ontvangen
een subsidie bij het afsluiten van een alternerende opleiding.
- korting voor de mentor manager. Gelijkaardig aan de mentor korting maar specifiek
gericht naar de medewerker die de administratieve opvolging op zich neemt voor de duale
trajecten (verschillende leerplatformen van scholen, verschillende procedure van
sectoren, ….)
Pagina 22
H. Uniformiteit duale leertrajecten
1. Uniformiteit leermiddelen
Elke school kan autonoom beslissen op welke manier zij het duaal leren vorm heeft. De
afspraken met de leeronderneming kunnen variëren van school tot school op vlak van
trajectbegeleiding en evaluatie. De hulpmiddelen die hierbij gebruikt worden, verschillen van
school tot school.
Dit brengt heel wat extra uitdagingen mee voor de leeronderneming. Als leeronderneming wordt
je geacht je aan te passen aan de werkwijze van de school. Wanneer je verschillende duale
trajecten aanbiedt met verschillende scholen, moet je voor elke leerling een andere methode
toepassen. Die methode houdt vaak in dat je telkens de registraties in andere digitale tools
verwerkt en opvolgt.
Wij pleiten voor uniformiteit in het gebruik van standaard leermiddelen voor duaal leren.
2. Gelijke aanpak sectoren
In de verschillende sectorale partnerschappen maken de sectorfederaties afspraken met de
verschillende stakeholders voor de uitwerking van het decreet duaal leren binnen de sector.
De sectoren hebben nemen via deze partnerschappen volgend rollen op;
- Eerkenning van leeronderneming als werkplek
- Controle op de uitvoering van de duale trajecten op de werkplek,
- Informeren van duaal leren naar scholen en ondernemingen
- Advies en begeleiding van ondernemingen voor duaal leren
Binnen de sectorale partnerschappen, zijn er grote verschillen in de aanpak van duaal leren. De
bedrijfsactiviteiten van een leeronderneming kunnen vallen binnen verschillende sectoren
waardoor de procedures voor duale trajecten heel wat verwarring en extra administratie (aparte
aanvragen, verschillende aantallen toegestane trajecten, …) met zich mee brengt voor de
onderneming.
Deze verschillende sectorale methodieken, in combinatie met de autonome aanpak per school,
zorgt momenteel voor kafkaiaanse duale leertrajecten voor sommige leerondernemingen.
3. Overlegplatform scholen en sectoren
Blijft Syntra West als promotor de stuur- en werkgroepen met de partners coördineren ook nà
30/08/2018? Dit was het concrete voorstel van de sectororganisaties Bakkers Vlaanderen en
Landsbond Slagers op het laatste partneroverleg van 04/07/2018. De aanleiding hiervoor is het
gebrek aan een (regionaal) overlegplatform tussen de scholen en de sectoren. In de sectorale
Pagina 23
partnerschappen, waar de scholen, (sub)sectoren en Syntra worden vertegenwoordigd, wordt een
Vlaamse kader voor duaal leren uitgewerkt. Echter merken de projectpartners op dat er nood is
aan systematisch overleg tussen de sectoren en scholen met volgende doelstellingen;
- Kennismaking en uitwisseling van informatie
- In kaart brengen van lokale knelpunten duale trajecten op vlak van
o Infrastructuur
o Communicatie
o Erkende leerondernemingen
o Aanpak van duale trajecten per school
o Inschrijvingen
o Planning
en zoeken naar gezamenlijke, lokale oplossingen.
De huidige ROP’s (Regionale Overleg Platformen) bieden te weinig invulling van deze nood om
sectorspecifieke uitdagingen op te lossen. . In West-Vlaanderen is er een aanzet door de
provincie gebeurt. Soms wordt echter teveel naast elkaar, in plaats van samen met elkaar
gewerkt.
Pagina 24
I. Standaardtrajecten
1. Ondernemersvorming
Als voorloper van het nieuwe duaal leren is de Leertijd ontstaan eind 1958 als patroonsopleiding.
Jongeren konden via deze opleiding de knepen van het vak leren bij een patroon (zelfstandige of
zaakvoerder) op de werkplek gedurende 4 dagen in de week. Het merendeel van de jongeren
volgde het leercontract in een familiebedrijf in kader van toekomstige opvolging van de zaak. De
invalshoek van de patroonsopleiding of leertijd was dan ook steeds ondernemersvorming.
De Vlaamse economie kent een bijzonder divers en breed ecosysteem van familiale kmo’s in
vergelijking met andere West-Europese regio’s. In elk dorp kan de consument terecht bij de
warme bakker, slager, kapper,… voor lokale producten, hoge klantgerichtheid en persoonlijke
service. Deze zelfstandigen zorgen voor een betere levenskwaliteit van ons allen en zijn verweven
in het socio-cultureel weefsel. Indien wij willen voorkomen dat de discounters, Amazons, bol.com,
Starbucks, … van deze wereld dit weefsel en ecosysteem vervangen, dan moet er een duaal
leersysteem bestaan die de vorming van onze zelfstandigen en ondernemers van morgen,
garandeert. De huidige representatie van kmo’s (zie hoger) in de ‘good practices’ van het nieuwe
duaal leren, tonen alvast aan dat dit een bijzondere uitdaging wordt.
Het ontwikkelen van ondernemerscompetenties moet een potentiële leerweg zijn in duaal leren.
De huidige standaardtrajecten richten zich uitsluitend naar de vorming van beroepscompetenties
en generieke competenties. Ondernemerscompetenties vormen geen onderdeel van de
generieke competenties binnen de standaardtraject, de beroeps- of onderwijskwalificatie.
2. Aandacht voor technologische evoluties op de werkplek
In de standaardtrajecten is vastgelegd welke leerdoelstellingen in een duaal leertraject moeten
worden bereikt. Het is de basis voor het opleidingsplan en de hoeksteen van het
onderwijsleerproces.
Wij leven in een snel veranderende samenleving. De digitalisering en robotisering op de
arbeidsmarkt zorgen voor voortdurend veranderende functieprofielen en beroepen. Inspelen en
omgaan met verandering en technologie in deze ‘VUCA’-wereld (Volatile, Uncertain, Complex en
Ambiguous) zijn cruciaal. Het duaal leren moet inspelen op deze veranderingen en actuele invulling
van het standaardtraject mogelijk maken.
Tijdens de duale leertrajecten kregen wij van heel wat leerondernemingen de opmerking dat
bepaalde competenties uit het opleidingsplan voorbijgestreefd waren en niet meer in de praktijk
werden toegepast. Hier is een rol weggelegd voor de sectoren om hierop in te spelen. Er moet een
meldpunt komen per standaardtraject waar de betrokkenen uit het werkveld (mentoren,
leerondernemingen, trajectbegeleiders, …) voorstellen kunnen maken voor actualisatie van de
standaardtrajecten. De actoren uit Onderwijs en Werk moeten deze input analyseren en vertalen
in aanpassing van de standaardtrajecten. De cyclus voor deze aanpassingen moet ook sneller. Een
nieuw standaardtraject implementeren duurt momenteel twee jaar. De aanpassing van een
standaardtraject duurt minimaal anderhalf jaar.
Pagina 25
J. Partners
Voor meer toelichting over deze beleidsaanbevelingen of verdere info over het project ‘Van
werkplek naar beroep’ kunt u terecht bij de projectpartners;
Syntra West (Promotor)
Spoorwegstraat 14
8200 Brugge
Emanuel David – 050 40 30 84 – [email protected]
Hugo Ghyselen – 050 40 30 60 – [email protected]
Bakkers Vlaanderen
Elisabethlaan 1A - 2600 Berchem
Eddy Vandamme – 03 287 69 94
Syntra Midden-Vlaanderen
De Bruwaan 1 - 9700 Oudenaarde
Steven De Vroe - 055/33.10.20 - [email protected]
Syntra AB
Borsbeeksebrug 32, 2600 Berchem
Lotte Baeyens - 03 230 20 72 – [email protected]
Landsbond Beenhouwers en Spekslagers
Houba de Strooperlaan 784 B6 - 1020 Brussel
Ivan Claeys – 027 35 24 70
UBK
Vijfwindgatenstraat 21 F, B-9000 Gent
Sofie Leyten - 09 223 71 24 – [email protected]
Top Related