Zorg voor data - DHD
Transcript of Zorg voor data - DHD
Kostenontwikkeling ziekenhuiszorg 2015Resultaten uit de Omzetmonitor
Zorg voor data
Kostenontwikkeling ziekenhuiszorg 2015
Kostenontwikkeling ziekenhuiszorg 2015
Voorwoord
Voor u ligt het vierde rapport over de kosten-
ontwikkeling van de ziekenhuiszorg in Neder-
land dat DHD in opdracht van de NVZ en NFU
heeft samengesteld. Net als de vorige edities,
biedt het rapport een goed inzicht in de
omzetontwikkeling van de ziekenhuizen en
UMC’s over het afgelopen jaar.
Het rapport is gebaseerd op gegevens uit
de Omzetmonitor. Meer ziekenhuizen dan
ooit hebben gegevens aangeleverd. In totaal
konden we in de analyses gebruikmaken
van de gegevens van 82 ziekenhuizen. Dat
zijn er 20% meer dan vorig jaar. In bijlage 1
staat een overzicht van alle ziekenhuizen
die hebben bijgedragen.
Bijna 50 ziekenhuizen hebben financiële
gegevens aangeleverd via de Landelijke
Basisregistratie Ziekenhuiszorg (LBZ). Ook
dat waren er weer meer dan vorig jaar.
Ziekenhuizen die om technische redenen
nog niet in staat waren om financiële data
aan de LBZ aan te leveren, hebben losse
bestanden aangeleverd. Aanleveren via de
LBZ beperkt de administratieve lasten.
Nieuw dit jaar zijn prognoses over de omzet-
ontwikkeling in 2016. Ziekenhuizen is gevraagd
hun verwachtingen ten aanzien van productie
en omzet aan te leveren. Ruim 60 ziekenhuizen
hebben daar gehoor aan gegeven, waardoor we
een eerste inschatting van de ontwikkelingen
in 2016 kunnen geven.
De opbouw van een goede dataset kost tijd en
we zijn inmiddels een heel eind. De NVZ en NFU
maken van de gegevens gebruik voor beleids-
vorming en -onderbouwing. Daarnaast geeft
DHD de financiële gegevens in de LBZ in de vorm
van benchmarks aan de ziekenhuizen terug.
Om daarin actuele informatie te kunnen presen-
teren is het belangrijk dat ziekenhuizen maan-
delijks aanleveren. Wij bedanken iedereen voor
de geleverde bijdrage en werken graag verder
met u samen om alle ziekenhuizen van goede,
volledige en actuele informatie te kunnen voor-
zien!
Met vriendelijke groet mede namens de NVZ
en NFU,
Gert-Jan van Boven
Directeur DHD
Kostenontwikkeling ziekenhuiszorg 2015
4
Voorwoord 3
Inhoudsopgave 4
Samenvatting 5
1. Omzet, schadelast en contractafspraken 6
1.1 Omzetontwikkeling 6
1.2 Effect contractafspraken 7
1.3 Type contracten 9
2. Aantal patiënten en eigen risico 10
2.1 Ontwikkeling aantal patiënten 10
2.2 Omzet eigen risico 11
3. Dure geneesmiddelen 12
3.1 Groei omzet dure geneesmiddelen zet door 12
3.2 Ontwikkeling per type ziekenhuis 13
3.3 Ontwikkeling per groep geneesmiddelen 13
4. Verplaatsing van zorg van tweede naar eerste lijn 16
4.1 Chronische aandoeningen 16
4.2 Niet-chronische aandoeningen 20
5. Verantwoording 21
5.1 Dekking 21
5.2 Volledigheid, tijdigheid en juistheid van de gegevens 21
5.2.1 Enquête 21
5.2.2 Productiedata 21
5.3 Validatie van de gegevens 22
5.4 Aannames en uitgangspunten 22
Bijlage 1 Deelnemende ziekenhuizen 24
Bijlage 2 Samenstelling groepen dure medicijnen 28
Inhoud
5Samenvatting
Kostenontwikkeling ziekenhuiszorg 2015
Zonder voor deze dip te corrigeren daalt de bruto
omzet (berekend volgens de schadelastmethode
en voor het toepassen van de contractafspraken
met verzekeraars) met 3,9%. Na correctie voor dit
eenmalige effect komt de omzet in 2015 uit op het-
zelfde niveau als in 2014. Voor 2016 verwachten de
ziekenhuizen dat de omzet de trend van de afgelopen
jaren weer oppakt met een groei van 2,0%, inclusief
loon- en prijsbijstelling. Daarmee blijft de groei ruim
binnen de doelstellingen van het Bestuurlijk Hoofd-
lijnenakkoord, dat de ziekenhuizen, verzekeraars
en overheid met elkaar gesloten hebben om de groei
van de zorgkosten te beperken.
Het aantal behandelde patiënten in ziekenhuizen
daalde licht in 2015: -0,6%. Dit komt mede doordat
patiënten met een chronische of acute aandoening
voor hun behandeling geheel of gedeeltelijk uit-
wijken naar zorgverleners in de eerste lijn.
De patiënten die in het ziekenhuis zijn behandeld,
hebben gemiddeld zwaardere en daarmee duurdere
behandelingen gehad.
De contracten die de ziekenhuizen afsluiten met
de zorgverzekeraars dekken niet alle werkelijk
gemaakte kosten. Het gat tussen de waarde van de
geleverde zorg en het bedrag dat gedeclareerd kan
worden, wordt wel kleiner. De contractafspraken
stijgen mee met de hogere kosten voor de zieken-
huizen als gevolg van vergrijzing, duurdere patiën-
ten en hogere uitgaven aan dure medicijnen, maar
de stijging dekt niet alle hogere kosten.
De omzet van dure geneesmiddelen is in 2015
9,4% hoger dan in 2014. Deels omdat er nieuwe dure
medicijnen zijn bijgekomen, maar vooral doordat
steeds meer patiënten dure geneesmiddelen krijgen
toegediend. De ontwikkeling van de uitgaven aan
dure geneesmiddelen ligt substantieel hoger dan de
gemiddelde groei-afspraak van 1% uit het Bestuurlijk
Hoofdlijnenakkoord.
Voor dit rapport is gebruikgemaakt van gegevens van
82 ziekenhuizen.
Het resultaat van de Nederlandse ziekenhuizen over 2015 is sterk beïnvloed door de doorlooptijd-
verkorting van DBC’s. Het verkorten van de doorlooptijden zorgt voor een eenmalige dip in de omzet
van 2015.
Kostenontwikkeling ziekenhuiszorg 2015
6 1. Omzet, schadelast en contractafspraken
Het resultaat van de Nederlandse ziekenhuizen
over 2015 is sterk beïnvloed door de doorlooptijd-
verkorting van DBC’s. Per 1 januari is de looptijd van
een DBC verkort van maximaal 365 naar 120 dagen.
Het verkorten van de doorlooptijden heeft in 2015
een eenmalig effect op de bruto omzet volgens de
schadelastmethode (zie het kader op pagina 7).
Inclusief het effect van de doorlooptijdverkorting
daalde de totale bruto omzet van de Nederlandse
ziekenhuizen met 3,9% ten opzichte van 2014.
In 2012, 2013 en 2014 groeide de bruto omzet met
ongeveer 2,5% ten opzichte van het voorgaande jaar
(zie figuur 1). Dit is berekend volgens de schadelast-
methode1, vóór correctie voor contractafspraken,
inclusief loon- en prijsindex en overheveling2.
De NZa heeft vooraf de omvang van de schadelast-
dip geschat op 3,9%3. Wanneer hiervoor wordt gecor-
rigeerd, komt de groei uit op 0% en is de bruto omzet
in 2015 gelijk aan 2014. Ook na correctie voor de
schadelastdip blijft de bruto omzetgroei ruim binnen
de doelstellingen van het Bestuurlijk Hoofdlijnen-
akkoord, dat de ziekenhuizen, verzekeraars en over-
heid met elkaar gesloten hebben om de groei van de
zorgkosten te beperken. Dat geldt ook voor de netto
omzetgroei, na correctie voor de contractafspraken
(zie paragraaf 1.2).
Voor de Omzetmonitor 2015 is voor het eerst aan
ziekenhuizen gevraagd wat hun verwachtingen
zijn voor het lopende jaar 2016. In totaal hebben
60 ziekenhuizen een prognose ingevuld over de
verwachte omzet. Daar is uit af te leiden dat men
verwacht dat de waarde van de geproduceerde
omzet in 2016 stijgt met ongeveer 2% ten opzichte
van 2015.
Figuur 1:
Daling van de bruto
omzet in 2015
1.1 Omzetontwikkeling
1) Volgens de schadelastmethode wordt de geproduceerde omzet van zorgproducten toegerekend aan het jaar waarin de DBC geopend is.
Deze berekeningsmethode sluit aan bij de afspraken in het Bestuurlijk Hoofdlijnenakkoord. Overal waar in dit rapport gesproken wordt over
omzet, betreft het de omzet volgens de schadelastmethode, tenzij anders vermeld.
2) De loon- en prijsindex voor 2015 bedraagt 0,16%. Voor 2016 wordt een loon- en prijscorrectie verwacht van 1,4% (t.o.v. 2014, bron website NVZ).
3) Bron: NZa, mei 2014, Bijlage_6_bij_RZ15a-Toelichting_bij_brief_doorlooptijd_DBC-zorgproducten.
Kostenontwikkeling ziekenhuiszorg 2015
7
Figuur 3 geeft de ontwikkeling weer van de omzet
vóór en ná het toepassen van de contractafspraken
met de verzekeraars. De netto omzet - na toepassing
van de contractafspraken - ontwikkelde zich vrijwel
hetzelfde als de bruto omzet voor het toepassen van
de contractafspraken. De netto omzet daalde in 2015
met 2,6%, mede als gevolg van de schadelastdip,
om naar verwachting in 2016 weer uit te komen
boven het niveau van 2014 (+3,0%). Ongeveer een
derde van de omzetstijging van 2016 ten opzichte
van 2014 is te relateren aan de kostenstijging van
dure geneesmiddelen (zie hoofdstuk 3) 4.
Figuur 2:
Daling van de omzet
volgens de schadelast-
methode door het
verkorten van de
doorlooptijd DBC’s
1.2 Effect contractafspraken
4) In 2014 en 2015 stegen de kosten van dure geneesmiddelen met circa 5% per jaar (exclusief overheveling). Gemiddeld bestaat ongeveer
10% van de omzet van ziekenhuizen uit uitgaven aan dure geneesmiddelen. Dat betekent dat, alle andere factoren buiten schouwing gelaten,
de omzet van de ziekenhuizen jaarlijks met ongeveer 0,5% groeit door de stijgingen van de kosten van dure geneesmiddelen.
Figuur 3:
Ontwikkeling bruto
en netto omzet
(index: bruto omzet
2014 = 100; verwachting
2016 o.b.v. enquête 39
ziekenhuizen)
Het verkorten van de looptijd van
een DBC per 1 januari 2015 heeft
een aantal gevolgen:
• Een DBC wordt eerder afgesloten
en er wordt eerder een nieuwe
geopend; hierdoor stijgt het
aantal DBC’s per jaar.
• Een DBC omvat minder zorg-
activiteiten, waardoor de prijs
per DBC daalt.
• De openingsdatum van de
DBC kan veranderen door de
doorlooptijdverkorting; dit
bepaalt in welk jaar de DBC in
de schadelast meetelt.
In figuur 2 is dit te zien aan de
grootte van het ‘omzet-vlak’ per
jaar: in 2015 is de omzet kleiner
doordat DBC’s uit 2014 langer
openstaan, terwijl DBC’s uit 2015
minder ver in 2016 doorlopen.
Hierdoor is de omzet die wordt
toegerekend aan 2015 kleiner: dit
noemen we de ‘schadelastdip’.
Kostenontwikkeling ziekenhuiszorg 2015
8 In alle jaren produceerden de ziekenhuizen meer
omzet dan was afgesproken in de contracten met
de verzekeraars. In verreweg de meeste contracten
is een maximum op het te vergoeden bedrag gezet
(zie paragraaf 1.3 voor een toelichting op de verschil-
lende contracttypen). Dit betekent dat de ziekenhui-
zen een deel van de zorg die ze wél hebben geleverd,
níet kunnen declareren.
Het verschil tussen de bruto en netto omzet is ver-
kleind ten opzichte van 2014 (zie figuur 4). In 2015
was de netto omzet 3,2% lager dan de bruto omzet.
In 2014 was dat nog 4,5%. Voor 2016 verwachten de
ziekenhuizen dat het verschil weer iets oploopt. De
afspraken met verzekeraars liggen in 2015 en 2016
dus dichterbij de waarde van de werkelijk geleverde
zorg dan in 2014. Dat komt omdat de plafonds in
de contractafspraken meer zijn gestegen dan de
groei van de werkelijke kosten van de ziekenhuizen.
De contractafspraken stijgen dus mee met de
hogere kosten voor de ziekenhuizen als gevolg van
vergrijzing, duurdere patiënten en hogere uitgaven
aan dure medicijnen, maar de stijging dekt niet alle
hogere kosten.
Dit geldt voor alle ziekenhuizen, maar de daling is
het sterkst bij de UMC’s. In figuur 5 is te zien dat
het verschil tussen de bruto en netto omzet bij de
UMC’s is afgenomen van 8,7% in 2014 naar 5,0% in
2015. Een mogelijke verklaring voor de daling is
dat er steeds scherpere prijzen gecontracteerd
worden na jaren van onzekerheid na de invoering
van DOT in 2012. Bij de topklinische ziekenhuizen
bleef het verschil gelijk. Bij de algemene zieken-
huizen steeg het verschil juist iets.
Figuur 4:
Het gat tussen de bruto en
netto omzet wordt kleiner
(verwachting 2016 o.b.v.
enquête 39 ziekenhuizen)
Figuur 5:
Het verschil tussen de
bruto en netto omzet daalt
sneller bij de UMC’s
2014 2015
UMC’s -8,7% -5,0%
Topklinische ziekenhuizen -2,1% -2,0%
Algemene ziekenhuizen -2,6% -3,1%
Totaal -4,5% -3,2%
Kostenontwikkeling ziekenhuiszorg 2015
9
Figuur 6:
Aandeel plafondafspraken
neemt toe (verwachting
2016 o.b.v. enquête 39
ziekenhuizen)
Ziekenhuizen en zorgverzekeraars maken gebruik
van drie typen contracten voor het maken van
afspraken over de te vergoeden omzet5. Plafond-
afspraken werden in 2015 het meest gebruikt.
Het aandeel groeide van 71% in 2014 naar 78%
in 2015 (zie figuur 6). De groei ging ten koste van
de contracten op basis van een aanneemsom.
Dit aandeel daalde naar 22% in 2015. Afrekening
op basis van de werkelijk geleverde zorg tegen
de werkelijke prijs (nacalculatie op basis van PxQ)
kwam weinig voor. Het werd onder andere gebruikt
voor los declarabele productie en dure geneesmid-
delen die recent waren overgeheveld. Het stijgende
gebruik van omzetplafonds betekent dat er meer
risico bij de ziekenhuizen komt te liggen.
1.3 Type contracten
5) Binnen een contract kunnen meerdere afspraaktypen voorkomen. In deze uitsplitsing is het afspraaktype met de grootste omzet gebruikt.
Er zijn grote verschillen in de mate waarin ver-
zekeraars gebruikmaken van de contracttypen
(zie figuur 7). Het aandeel van de aanneemsom
lag bij enkele verzekeraars nog rond de 50%, terwijl
andere verzekeraars niet of nauwelijks aanneem-
sommen contracteerden.
Figuur 7:
Verdeling contracttypen
per zorgverzekeraar
Kostenontwikkeling ziekenhuiszorg 2015
10 2. Aantal patiënten en eigen risico
In 2015 daalde het aantal unieke patiënten met 0,6%
ten opzichte van 20146. Hiermee lijkt de daling uit
eerdere jaren af te zwakken. Tussen 2013 en 2014
daalde het aantal patiënten nog met 4%7. Bij drie
kwart van de ziekenhuizen daalde het aantal patiën-
ten in 2015. De daling was nergens groter dan 5%.
De daling van het aantal patiënten verschilt per type
instelling (zie figuur 9). Bij de UMC’s daalde het
aantal patiënten in 2015 licht: -0,1% ten opzichte van
2014, terwijl de daling bij de algemene ziekenhuizen
met -0,9% boven het gemiddelde lag. Een deel van de
verklaring is de verplaatsing van zorg van de tweede
naar de eerste lijn (zie hoofdstuk 4).
2.1 Ontwikkeling aantal patiënten
Figuur 8:
Het aantal patiënten
daalde bij de meeste
ziekenhuizen
(bron: 34 ziekenhuizen)
6) Het betreft het aantal unieke patiënten per jaar per instelling. Een patiënt die gedurende het jaar een instelling meerdere keren bezoekt,
telt dus voor 1. Ook als het bezoek verband hield met verschillende aandoeningen en/of zorgtrajecten of specialismen. Als een patiënt per jaar
verschillende ziekenhuizen heeft bezocht, dan telt die patiënt bij elke zorginstelling één keer mee.
7) Zie DHD, Kostenontwikkeling ziekenhuiszorg 2014, januari 2016.
Figuur 9:
Ontwikkeling aantal
patiënten van 2014
naar 2015
Ontwikkeling aantal patiënten 2014 op 2015
Academische ziekenhuizen -0,1%
Topklinische ziekenhuizen -0,7%
Algemene ziekenhuizen -0,9%
Totaal -0,6%
Kostenontwikkeling ziekenhuiszorg 2015
11
Figuur 10:
Een derde van de bruto
omzet 2015 (excl. los
declarabele productie)
werd behaald in DBC-
zorgproducten met een
prijs die lager is dan het
maximale eigen risico
(bron: 50 ziekenhuizen)
Patiënten kunnen hun basis eigen risico van 385
euro verhogen met maximaal 500 euro per jaar.
In figuur 10 is af te lezen dat bijna een derde van de
bruto omzet in DBC-zorgproducten (exclusief los
declarabele productie) werd behaald in producten
met een prijs die lager is dan het maximale eigen
risico van 885 euro. Het percentage ligt voor de
meeste ziekenhuizen tussen de 25% en 35%. Voor
het basis eigen risico van 385 euro lig het percen-
tages tussen de 11% en 16% (gemiddeld 13%). Voor
zorginstellingen die gespecialiseerd zijn in complexe
of eenvoudige zorg wijken de percentages af.
2.2 Omzet eigen risico
De omzet per patiënt wordt ook sterk beïnvloed door
de gevolgen van de verkorting van de doorlooptijd
(zie paragraaf 1.1). Aangenomen dat de bruto omzet
in 2015 na correctie voor de schadelastdip gelijk is
aan die van 2014, dan stijgen de kosten per patiënt
met 0,6%. Dit kan te maken hebben met een ver-
schuiving van casemix.
Kostenontwikkeling ziekenhuiszorg 2015
12 3. Dure geneesmiddelen
De omzet van dure geneesmiddelen steeg in 2015
opnieuw (zie figuur 11). In 2014 groeide de omzet
met 5% ten opzichte van het jaar ervoor8. In 2015 is
de omzetgroei iets groter: 5,6%. Dit percentage is
exclusief de medicijnen die in 2015 naar de Zorg-
verzekeringswet zijn overgeheveld. Inclusief de in
2015 overgehevelde medicijnen was de groei 9,4%.
De stijging van de omzet (exclusief overgehevelde
medicijnen) in 2015 werd veroorzaakt door de groei
van het aantal patiënten dat dure medicijnen kreeg
toegediend. Het aantal patiënten steeg met 7,0%
ten opzichte van 20149, terwijl de gemiddelde kosten
per patiënt per jaar licht daalden: van € 9.184 naar
€ 9.014. De dosering per patiënt veranderde nauwe-
lijks, waardoor de daling van de gemiddelde kosten
per patiënt samenhangt met een gemiddeld lagere
prijs per middel. Een deel van de stijging van de
kosten van dure geneesmiddelen is dus opgevangen
door een lagere prijs per middel.
In 2015 is een groep van 33 dure geneesmiddelen
overgeheveld naar het ziekenhuiskader. Het betrof
hoofdzakelijk oncolytica die nog niet in eerdere
overhevelingen waren opgenomen. Het ging hierbij
om relatief goedkope geneesmiddelen (gemiddelde
prijs van € 1.127 per patiënt), die aan een grote
groep patiënten werden voorgeschreven. Inclusief
de overgehevelde medicijnen was de totale omzet
van dure medicijnen van de 47 ziekenhuizen die in
deze analyse zijn meegenomen 975 miljoen euro.
Figuur 11:
Bruto omzet en
aantal patiënten dure
geneesmiddelen
stijgen
(bron: 47 ziekenhuizen)
3.1 Groei omzet dure geneesmiddelen zet door
8) Zie DHD, Kostenontwikkeling ziekenhuiszorg 2014, januari 2016.
9) Groei in het aantal patiënten door het op de markt komen van geheel nieuwe dure geneesmiddelen, was in 2015 heel beperkt.
De groei vond hoofdzakelijk plaats bij bestaande geneesmiddelen.
Kostenontwikkeling ziekenhuiszorg 2015
13
Figuur 12:
Groei van patiënten bij
topklinische ziekenhuizen;
groei van de omzet bij de
UMC’s
Op het niveau van type ziekenhuizen lopen de
ontwikkelingen uiteen. Figuur 12 laat zien dat bij
de topklinische ziekenhuizen het aantal patiënten
dat werd behandeld met dure geneesmiddelen
met 10,4% groeide. Dat is het dubbele van de groei
van de UMC’s (+5,2%) en drie keer zoveel als de
toename bij de algemene ziekenhuizen (+3,6%).
Het verschil wordt hoofdzakelijk verklaard door een
verschil in ontwikkeling van het aantal patiënten
dat TNF-alfaremmers kreeg. Binnen de topklinische
ziekenhuizen groeide dit aantal met 17%, tegen
respectievelijk 12% en 4% bij de algemene zieken-
huizen en de UMC’s. De groei van omzet in dure
geneesmiddelen vond met name plaats binnen de
UMC’s. De omzet groeide daar met 10,1%, tegen 2,5%
bij de STZ- en algemene ziekenhuizen. Bij de UMC’s
groeide vooral de omzet van oncolytica (+15,4%).
De daling van de kosten per patiënt verschilt per
type instelling. Bij de topklinische ziekenhuizen was
de daling het sterkt, bij de UMC’s namen de kosten
per patiënt iets toe.
De figuren 13, 14 en 15 tonen de ontwikkeling van
de omzet, het aantal patiënten en de gemiddelde
kosten per patiënt van de belangrijkste groepen
dure geneesmiddelen: oncolytica, TNF-alfaremmers,
groeihormonen en fertiliteitshormonen (zie bijlage 2
voor de samenstelling van de groepen). Om de ont-
wikkelingen in 2015 te kunnen vergelijken met 2014,
zijn de in 2015 overgehevelde dure geneesmiddelen
buiten beschouwing gelaten.
In alle groepen dure geneesmiddelen steeg het
aantal patiënten en daalden de gemiddelde kosten
per patiënt. De mate waarin verschilde per groep.
De omzet nam vooral toe bij de TNF-alfaremmers
en de overige dure geneesmiddelen.
3.2 Ontwikkeling per type ziekenhuis
3.3 Ontwikkeling per groep geneesmiddelen
Kostenontwikkeling ziekenhuiszorg 2015
14
Figuur 13:
Groei van de omzet bij
oncolytica en overige
dure geneesmiddelen
Figuur 14:
Groei van het aantal
patiënten bij oncolytica
en overige dure genees-
middelen
Figuur 15:
Gemiddelde kosten
per patiënt dalen voor
alle groepen dure
geneesmiddelen
Kostenontwikkeling ziekenhuiszorg 2015
15Bij de oncolytica steeg het aantal patiënten licht.
De gemiddelde kosten per patiënt daalden sneller,
waardoor de totale omzet in 2015 lager uitkwam
dan in 2014. Een verschil van ongeveer -2,0%.
Bij de TNF-alfaremmers was de groei van het aantal
patiënten groter dan de daling van de kosten per
patiënt. De totale omzet steeg daardoor in 2015 met
8,2%. Bij de groei- en fertiliteitshormonen bleef
het aantal patiënten nagenoeg stabiel en daalden
de gemiddelde kosten per patiënt licht.
Het aantal patiënten dat met een overig duur
geneesmiddel werd behandeld is met 19,0%
aanzienlijk gestegen. De gemiddelde kosten per
patiënt zijn stabiel gebleven, gemiddeld € 9.700
in 2015. De belangrijkste stijger in deze groep is
Aflibercept (bij maligne aandoeningen of bij oog-
aandoeningen) met een omzetstijging van +125%
en gemiddelde kosten van € 3.800 per patiënt
per jaar.
Ook de geneesmiddelen Eculizumab (tegen nier-
ziekte PNH) en Aglucosidase alfa (tegen de Ziekte
van Pompe) stegen sterk, met een omzetstijging
van respectievelijk +24% en +10%. De gemiddelde
kosten van deze middelen bedroegen respectievelijk
€ 285.000 en € 467.000 per patiënt per jaar.
Geconcludeerd kan worden dat de uitgaven aan
dure geneesmiddelen blijven stijgen en in 2015
substantieel harder zijn gegroeid dan de gemiddelde
groei-afspraak van 1% uit het Bestuurlijk Hoofd-
lijnenakkoord.
Kostenontwikkeling ziekenhuiszorg 2015
16 4. Verplaatsing van zorg van tweede naar eerste lijn
De afgelopen jaren is er veel aandacht geweest voor
het verplaatsen van zorg van de tweede naar de
eerste lijn. Verplaatsing van zorg heeft binnen de
hele keten consequenties voor de financiering en
de capaciteit. Het is dus belangrijk om te volgen bij
welke aandoeningen er sprake is van verplaatsings-
effecten en hoe groot deze zijn.
Uit het rapport Kostenontwikkeling ziekenhuiszorg
2014 kwam naar voren dat dat er in de periode 2012
- 2014 bij vier chronische aandoeningen (Diabetes
Mellitus, COPD, Chronisch hartfalen en Parkinson)
sterke aanwijzingen waren voor de verschuiving van
zorg. Het aantal patiënten in de tweede lijn nam
daar bovengemiddeld af. De kosten voor klinische
zorg namen toe ten opzichte van ambulante zorg en
dagbehandelingen. Recent onderzoek10 laat zien dat
er ook bij niet-chronische aandoeningen, zoals de
behandeling van moedervlekken, in de periode 2008
- 2010 verschuivingseffecten optraden.
Voor deze monitor is onderzocht of er ook in 2015
verschuivingseffecten zijn waar te nemen bij aan-
doeningen waar de kans op verschuiving het meest
aannemelijk is.
10) Nivel, Substitutiepotentieel tussen eerste- en tweedelijns zorg, 2016.
De zorg voor patiënten met een chronische aandoe-
ning ontwikkelde zich in 2015 in lijn met de eerdere
ontwikkeling. Daling van de omzet en/of het aantal
patiënten zette zich door in 2015. Ook hier geldt dat
de daling beïnvloed werd door de verkorting van de
doorlooptijd van de DBC’s.
Juist bij patiënten met chronische aandoeningen die
regelmatig in het ziekenhuis komen, is het effect
van het opknippen van DBC’s op het aantal patiënten
en de kosten groot. Dit komt doordat een deel van de
zorg in een ander zorgproduct belandde of aan een
ander schadelastjaar werd toegerekend. Een patiënt
kan meerdere en andere DBC-zorgproducten per jaar
krijgen en de kosten per product kunnen veranderen
(zie ook paragraaf 1.1).
De mate waarin de doorlooptijdverkorting de daling
van de omzet en/of het aantal patiënten beïnvloedde,
verschilt per chronische aandoening. De NZa heeft
per zorgproductgroep een inschatting gemaakt van
de schadelastdip. Door deze af te zetten tegen de
gemeten daling in 2015 ontstaat een indruk in welke
mate de verandering van de omzet en het aantal
patiënten samenhangt met verschuiving van zorg
naar de eerste lijn.
4.1 Chronische aandoeningen
Kostenontwikkeling ziekenhuiszorg 2015
17
Het aantal patiënten met Diabetes Mellitus nam
af met 10%, terwijl de omzet daalde met 15%. Dit
is ongeveer gelijk aan het verwachte effect van
de doorlooptijdverkorting in deze productgroep11.
Hier lijkt de verschuiving van zorg naar de eerste
lijn dus niet door te zetten (zie figuur 16).
Van twee aan Diabetes gerelateerde aandoeningen,
Hypertensie en Diabetische retinopathie (DRP), is
wel een duidelijke daling te zien, ook na correctie
voor de doorlooptijden 12. De bruto omzet bij
patiënten met Hypertensie daalde in 2015 met 18%
en het aantal patiënten met 15% (zie figuur 17).
Bij Diabetische retinopathie was de daling van de
bruto omzet 33% en van het aantal patiënten 26%.
In de lichtere diagnosegroepen was dit effect veel
sterker dan in de zwaardere diagnosegroepen (zie
figuur 18).
Figuur 16:
Omzet en aantal patiënten
Diabetes Mellitus nemen af
(bron: 46 ziekenhuizen)
11) De NZa verwachtte een dip in de omzet van circa 18% voor de productgroep Diabetes Mellitus.
12) Voor Hypertensie en Diabetische Retinopathie was de verwachte omzetdaling door de doorlooptijdverkorting respectievelijk
circa 10% en 3%.
Figuur 17:
Omzet en aantal
patiënten Hypertensie
dalen
(bron: 46 ziekenhuizen)
Kostenontwikkeling ziekenhuiszorg 2015
18
Figuur 19:
Omzet en aantal
patiënten met diagnose
COPD dalen even hard
(bron: 46 ziekenhuizen)
Bij COPD daalde de omzet met 9% en het aantal
patiënten met 10% (zie figuur 19). Ook hier geldt dat
de omzetdaling ongeveer even groot is als op basis
van de verkorting van de doorlooptijd verwacht werd.
Figuur 18:
Lichte diagnosegroepen
DRP dalen het meest
(bron: 46 ziekenhuizen)
Kostenontwikkeling ziekenhuiszorg 2015
19
Figuur 20:
Omzet en aantal
patiënten met chronisch
hartfalen dalen
(bron: 46 ziekenhuizen)
Voor de diagnose Parkinson bij neurologie zijn
geen aanwijzingen voor verplaatsing van zorg
naar de eerste lijn in 2015. In 2014 was een stijging
te zien van de omzet en een lichte daling van
het aantal patiënten. De omzet daalde in 2015
weliswaar met 12%, maar dat ligt volledig in lijn
met de verwachte daling vanwege de verkorting van
de doorlooptijd. De daling van het aantal patiënten
bedroeg 4,1% (zie figuur 21).
Bij chronisch hartfalen is sprake van een reële
daling van de omzet en van het aantal patiënten.
De afname bedraagt respectievelijk 5,1% en 8,1%
in 2015. In 2014 nam het aantal patiënten al af met
9%. Deze daling zet dus door (zie figuur 20).
Figuur 21:
De omzet van patiënten
met Parkinson daalt sneller
dan het aantal patiënten
(bron: 46 ziekenhuizen)
Kostenontwikkeling ziekenhuiszorg 2015
20
Figuur 23:
Omzet en patiënten met
eenvoudige wonden
dalen in de tweede lijn
(bron: 46 ziekenhuizen)
Een andere veelvoorkomende niet-chronische aan-
doening die zich leent voor verschuiving naar de
eerste lijn is de behandeling van eenvoudige wonden.
In 2015 daalde de geproduceerde omzet met 12% en
het aantal patiënten zelfs met 17% (zie figuur 23).
De daling werd geheel veroorzaakt door de patiënten
met lichte diagnoses en zonder klinische opname; de
groep waarvan de kans het grootst is dat ze zich laten
behandelen door de huisarts of HAP. Het aantal patiënten
met relatief zwaardere diagnoses groeide juist met 9%.
Figuur 22:
Omzet en patiënten
behandeld voor
moedervlekken dalen
in de tweede lijn
(bron: 46 ziekenhuizen)
13) Door de korte doorlooptijd van de niet-chronische aandoeningen is de schadelastdip voor dit type zorgproducten veel kleiner dan voor
de chronische aandoeningen. Voor de behandeling van moedervlekken bijvoorbeeld werd de schadelastdip door de NZa geschat op circa 1%.
Bij een aantal niet-chronische aandoeningen lijkt
sprake van verschuiving van de tweede naar de
eerste lijn. In de behandeling van moedervlekken
is al eerder aangetoond dat er een verschuiving
plaats heeft gevonden in de periode 2008 - 2010.
Het effect lijkt nog niet voorbij. In 2015 daalde
zowel de bruto omzet als het aantal patiënten13.
De daling in bruto schadelast was 11%. Het aantal
patiënten daalde met 7% (zie figuur 22).
4.2 Niet-chronische aandoeningen
Kostenontwikkeling ziekenhuiszorg 2015
21
5.2.1 Enquête
De contractafspraken zijn op hoofdlijnen uitgevraagd
(type afspraak en afgesproken bedrag per verzeke-
raar). Deze informatie is gebruikt om een globale
inschatting te maken van de groeiruimte die er
tussen ziekenhuizen en verzekeraars is afgesproken.
Hiermee kan een maximaal afgesproken bedrag
worden bepaald.
Ziekenhuizen hebben dit jaar ook een prognose
aangeleverd voor het lopende jaar. Op basis hiervan
kan op een eerder moment al een indicatie worden
verkregen van de ontwikkeling van de kosten.
5.2.2 Productiedata
De aanlevering van de LBZ-financieel is in 2015
gestart. Hoewel ziekenhuizen er hard aan hebben
gewerkt om zo veel en zo juist mogelijke data aan te
leveren, is de kwaliteit van de gegevens in een
beginjaar nog niet optimaal.
De dataset kent daarom een aantal beperkingen:
• Niet alle ziekenhuizen hebben geheel 2014 en
2015 aangeleverd (er is sprake van ontbrekende
maanden).
• Door sommige ziekenhuizen zijn niet alle data
aangeleverd.
• Inloopeffect LBZ: er kon niet beschikt worden
over verrichtingen behorende bij een DBC uit 2013
en uitgevoerd in 2014. Dit speelt met name bij de
add-ons, waardoor op onderdelen bijschatting
heeft plaatsgevonden.
• Doordat de aanlevering van de LBZ-financieel pas
in 2015 is gestart, was bij enkele ZIS-leveranciers
de kwaliteit en volledigheid van de aanlevering nog
niet optimaal. Ziekenhuizen die hier mee te maken
hadden, hebben losse bestanden aangeleverd.
• Een aantal ziekenhuizen kon pas aan de LBZ
aanleveren na sluitingsdatum van de aanlever-
periode voor dit rapport. Deze gegevens worden
uiteraard in de andere informatieproducten van
DHD en in volgende rapportages wel gebruikt.
5.2 Volledigheid, tijdigheid en juistheid van de gegevens
5. Verantwoording
Voor het rapport Kostenontwikkeling ziekenhuiszorg
2015 is gebruikgemaakt van gegevens van 82 zieken-
huizen14. 47 ziekenhuizen hebben gegevens aan-
geleverd via de LBZ en 35 ziekenhuizen hebben een
losse data-aanlevering gedaan. Dat is ongeveer een
vijfde meer dan bij de vorige editie in 2014.
Daarnaast starten diverse ziekenhuizen vlak voor of
na het verschijnen van dit rapport met aanlevering
van gegevens via de LBZ, maar hadden op het
moment van schrijven van dit rapport nog niet
voldoende kunnen aanleveren. Deze data worden
voor de verdere analyse ten behoeve van de
MBI-besprekingen en beleidsonderbouwing van de
brancheverenigingen gebruikt. Bij elkaar bevat de
Omzetmonitor op dit moment meer dan de helft
van de landelijke productie van alle Nederlandse
ziekenhuizen. Aan de Omzetmonitor doet ook een
aantal zelfstandige klinieken mee. Omwille van de
herkenbaarheid en vanwege de diversiteit van de
zorg in deze ziekenhuizen, zijn zij bij de algemene
ziekenhuizen ingedeeld.
5.1 Dekking
14) ZBC’s apart meegeteld.
Kostenontwikkeling ziekenhuiszorg 2015
22
De gegevens zijn technisch en inhoudelijk gevali-
deerd en er zijn referentiële controles uitgevoerd
(naar niet-bestaande of ongeldige codes). Vragen
over de gegevens zijn teruggekoppeld aan de
ziekenhuizen, zodat eventuele problemen hersteld
konden worden door correctie of heraanlevering
van de bestanden.
DHD koppelt de aangeleverde gegevens via het
DHD-dashboard aan de ziekenhuizen terug. Op deze
manier kunnen ziekenhuizen ook zelf controleren
of de data correct zijn verwerkt. De gegevens die in
de Omzetmonitor worden gebruikt, zijn ook de basis
voor de benchmark- en marktinformatie in het
DHD-dashboard.
De meeste ziekenhuizen hebben hun eigen verkoop-
prijzen aangeleverd als onderdeel van het productie-
bestand of in een apart bestand. Waar deze ontbraken
is de productie gewaardeerd met de landelijk
gemiddelde verkoopprijs.
Openstaande DBC’s zijn voorzien van een verwacht
zorgproduct, met de bijbehorende verkoopprijs.
Het verwachte zorgproduct is bepaald door op basis
van DBC’s met vergelijkbare eigenschappen (specia-
lisme, diagnose, etc.) een kansverdeling te maken.
Op deze manier wordt niet alleen rekening gehouden
met de tot op het moment van aanleveren uitgevoer-
de behandeling, maar ook met de te verwachten
resterende behandeling. Door deze methode toe te
passen op een voldoende grote dataset, kan de
productie preciezer voorspeld worden dan wanneer
alleen wordt gekeken naar de op dat moment
werkelijk uitgevoerde verrichtingen in de DBC.
De contractafspraken zijn vergeleken met de bruto
omzet. Daarbij is rekening gehouden met de hoogte
en het soort contract dat tussen het ziekenhuis en
de verzekeraars is afgesloten.
Per deelanalyse is beoordeeld van welke zieken-
huizen de data kwalitatief voldoende waren om
mee te nemen. Dat heeft er toe geleid dat het
aantal ziekenhuizen per deelanalyse varieert.
5.3 Validatie van de gegevens
5.4 Aannames en uitgangspunten
Daarnaast spelen ook externe factoren een rol in
de kwaliteit van de aanleveringen:
• Verkorting doorlooptijden: door verschillende
partijen is onderzocht wat het verwachte effect is
op de omzet. Op basis van de gegevens in de LBZ
hebben we onderzocht of we dit konden isoleren.
Uit deze analyses kwam naar voren dat de impact
op omzet, aantal DBC’s en aantal patiënten
sterk verschilt per instelling en per type zorg.
Een landelijke rode draad is daarom niet met
zekerheid vast te stellen. Daarom is gebruik-
gemaakt van het onderzoek dat in 2014 in op-
dracht van de NZa is uitgevoerd en dat geresul-
teerd heeft in een schatting van de schadelastdip
per diagnosegroep en op totaal niveau (NZa, mei
2014, Bijlage_6_bij_RZ15a-Toelichting_bij_brief_
doorlooptijd_DBC-zorgproducten).
• Fusies: in de afgelopen jaren hebben er meerdere
fusies plaatsgevonden tussen ziekenhuizen. Dit
is bij een aantal ziekenhuizen duidelijk te zien
in de gegevens, bijvoorbeeld doordat bepaalde
productie van het ene naar het andere ziekenhuis
is verplaatst. Bij de meeste fusies bleek dat als
beide fusieziekenhuizen hebben aangeleverd, het
totaaleffect niet significant anders is dan voor
de fusie. De data van deze ziekenhuizen zijn mee-
genomen in de analyses.
Kostenontwikkeling ziekenhuiszorg 2015
23
24 Bijlage 1 Deelnemende ziekenhuizen
Bron productiedata
Zorginstelling Type zorginstelling LBZ Losse Omzetprognose en aanlevering contractafspraken
Academisch Medisch Centrum UMC x ja
Admiraal De Ruyter Ziekenhuis Algemeen x ja
Albert Schweitzer ziekenhuis STZ x ja, met actualisatie
Alrijne Zorggroep Algemeen x ja
Amphia Ziekenhuis STZ x ja
Antonius Ziekenhuis Sneek Algemeen x ja
BovenIJ Ziekenhuis Algemeen x
Bravis Ziekenhuis Algemeen x
Catharina Ziekenhuis STZ x
Deventer Ziekenhuis STZ x ja, met actualisatie
Diaconessen Leiden Algemeen x ja
Diakonessenhuis Utrecht Algemeen x ja, met actualisatie
Elisabeth-Tweesteden Ziekenhuis STZ x ja, met actualisatie
Elkerliek Ziekenhuis Algemeen x
Erasmus MC UMC x ja
Franciscus Gasthuis & Vlietland STZ x ja, met actualisatie
Gelre ziekenhuizen STZ x ja, met actualisatie
Gemini Ziekenhuis Algemeen x
Groene Hart Ziekenhuis Algemeen x
HagaZiekenhuis STZ x ja
Het Oogziekenhuis Rotterdam Algemeen x ja, met actualisatie
IJsselland Ziekenhuis Algemeen x
Isala Diaconessenhs Algemeen x ja
Jeroen Bosch Ziekenhuis STZ x ja
Kennemergasthuis STZ x ja
25 Bron productiedata
Zorginstelling Type zorginstelling LBZ Losse Omzetprognose en aanlevering contractafspraken
LangeLand Ziekenhuis Algemeen x ja
Laurentius Ziekenhuis Roermond Algemeen x ja
Leids Universitair Medisch Centrum UMC x ja, met actualisatie
Maasstad Ziekenhuis STZ x ja
Maastricht umc+ UMC x ja, met actualisatie
Maasziekenhuis Pantein Algemeen x ja, met actualisatie
Martini Ziekenhuis STZ x ja
Máxima Medisch Centrum STZ x
MC Haaglanden STZ x
MC Slotervaart Algemeen x
MCA Alkmaar STZ x ja
Medinova Kliniek Breda Algemeen x ja, met actualisatie
Medinova Kliniek Omc Algemeen x ja
Medinova Klein Rosendael Algemeen x ja, met actualisatie
Medinova Zestienhoven Algemeen x ja, met actualisatie
Medisch Spectrum Twente STZ x
Nij Smellinghe Algemeen x ja, met actualisatie
NKI-AVL Algemeen15 x ja
OLVG STZ x
Ommelander Ziekenhuis Groningen Algemeen x ja
Orthopedie Rijnmond Algemeen x ja, met actualisatie
Orthopedium Algemeen x ja, met actualisatie
Prinses Máxima Centrum Algemeen x
Radboudumc UMC x ja, met actualisatie
Reinier de Graaf Groep STZ x ja, met actualisatie
Rijnland Algemeen x ja
Rijnstate Arnhem STZ x ja
Röpcke Zweers Algemeen x
Scheper-Bethesda Algemeen x
15) Vanwege het specialistische karakter van dit ziekenhuis is het in de analyses opgenomen binnen de groep UMC’s.
26 Bron productiedata
Zorginstelling Type zorginstelling LBZ Losse Omzetprognose en aanlevering contractafspraken
Slingeland Ziekenhuis Algemeen x ja, met actualisatie
Spaarne Ziekenhuis STZ x ja
St. Anna Zorggroep Algemeen x ja, met actualisatie
St. Antonius Ziekenhuis Nieuwegein STZ x ja
St. Jansgasthuis Algemeen x ja
Stichting Dermicis Algemeen x ja
Stichting Nedspine Algemeen x ja, met actualisatie
Stichting Zorg Bij Uitstek Algemeen x
Stichting Zorggroep Algemeen x ja
Streekziekenhuis Koningin Beatrix Algemeen x ja
Tergooi Algemeen x ja
Tjongerschans Algemeen x ja
UMC Groningen UMC x ja, met actualisatie
UMC Utrecht UMC x ja
Van Weel-Bethesda Algemeen x ja, met actualisatie
VieCuri MC STZ x ja, met actualisatie
Vlietland Ziekenhuis Algemeen x ja
VU Medisch Centrum UMC x ja
Westfries Gasthuis Algemeen x ja
Wilhelmina Ziekenhuis Assen Algemeen x ja, met actualisatie
Zaans Medisch Centrum Algemeen x ja
Ziekenhuis Amstelland Algemeen x ja
Ziekenhuis Gelderse Vallei Algemeen x ja, met actualisatie
Ziekenhuis Rivierenland Algemeen x ja, met actualisatie
Ziekenhuis St Jansdal Algemeen x ja, met actualisatie
Ziekenhuisgroep Twente Algemeen x
Zorgsaam Algemeen x ja
Zuwe Hofpoort Algemeen x ja
27
28 Bijlage 2 Samenstelling groepen dure medicijnen
Categorie Werkzame stof
TNF-alfaremmers Etanercept
Infliximab
Adalimumab
Certolizumab pegol
Golimumab
Oncolytica Radium 223 ra dichloride
Bendamustine
Pemetrexed
Clofarabine
Nelarabine
Gemcitabine
Azacitidine
Decitabine
Vinorelbine
Paclitaxel
Docetaxel
Cabazitaxel
Trabectedine
Doxorubicine
Pixantron
Oxaliplatine
Rituximab
Trastuzumab
Cetuximab
Bevacizumab
Panitumumab
Catumaxomab
Ofatumumab
Ipilimumab
Categorie Werkzame stof
Vervolg Oncolytica Brentuximabvedotine
Pertuzumab
Trastuzumab emtansine
Nivolumab
Pembrolizumab
Ramucirumab
Methylaminolevulinaat
Aminolevulinezuur
Temoporfine
Imatinib
Gefitinib
Erlotinib
Sunitinib
Sorafenib
Dasatinib
Lapatinib
Nilotinib
Temsirolimus
Everolimus
Pazopanib
Vandetanib
Afatinib
Bosutinib
Vemurafenib
Crizotinib
Axitinib
Regorafenib
Dabrafenib
Ponatinib
In de tabel staan per categorie de werkzame stof van de middelen die in de analyse zijn meegenomen.
29Categorie Werkzame stof
Vervolg Oncolytica Ibrutinib
Ceritinib
Nintedanib
Asparaginase
Irinotecan
Mitotaan
Bexaroteen
Bortezomib
Eribuline
Vismodegib
Olaparib
Idelalisib
Enzalutamide
Abirateron
Lenalidomide
Pomalidomide
Fertiliteitshormonen Menopauzegonadotrofine
Urofollitropine
Follitropine (alfa)
Follitropine (beta)
Corifollitropine alfa
Gonadoreline
Groeihormonen Somatropine
Mecasermine
Overig Aflibercept
Eculizumab
Alglucosidase alfa
Vedolizumab
Ustekinumab
Omalizumab
Tocilizumab
Galsulfase
Natalizumab
Categorie Werkzame stof
Vervolg overig Abatacept
Ranibizumab
Alemtuzumab
Canakinumab
Secukinumab
Micafungine
Idursulfase
Caspofungine
Plerixafor
Amfotericine B
Anidulafungine
Defibrotide
Laronidase
Voriconazol
Apremilast
Siltuximab
Leuproreline
Dexamethason
Verteporfine
Belimumab
Belatacept
Mifamurtide
Bedaquiline
Collagenase clostridium
histolyticum
Palifermine
Ivacaftor
Anakinra
Kraakbeencellen, autoloog
Botuline toxine
Immunoglobuline, normaal,
intravasculair
Colofon
Het rapport Kostenontwikkeling ziekenhuiszorg
2015 is door DHD opgesteld in opdracht van de
NVZ en NFU. Aan dit rapport hebben meegewerkt:
Evelyn van Lochem, Harm Nico Plomp, Caspar Dik
en Cees Moerman.
Voor meer informatie kunt u contact opnemen
met Evelyn van Lochem via 030 273 97 00 of via
[email protected]. Digitale exemplaren kunt u down-
loaden op www.dhd.nl.
Over DHD
DHD verzamelt, beheert en bewerkt data van
ziekenhuizen en UMC’s. Wij geven die data
vervolgens terug in de vorm van informatie.
Wij zijn van en voor de ziekenhuizen en UMC’s in
Nederland. DHD is opgericht door de NVZ en NFU.
©DHD, december 2016
DHD
Oudlaan 4 - 3515 GA Utrecht
Postbus 9696 - 3506 GR Utrecht
SERVICEDESK
030 273 97 00
www.dhd.nl - [email protected]
VORMGEVING
Marker Ontwerp
DRUK
Proud Press
DEC
EMB
ER 20
16