Zorg voor data - DHD

32
Kostenontwikkeling ziekenhuiszorg 2015 Resultaten uit de Omzetmonitor Zorg voor data

Transcript of Zorg voor data - DHD

Page 1: Zorg voor data - DHD

Kostenontwikkeling ziekenhuiszorg 2015Resultaten uit de Omzetmonitor

Zorg voor data

Page 2: Zorg voor data - DHD

Kostenontwikkeling ziekenhuiszorg 2015

Page 3: Zorg voor data - DHD

Kostenontwikkeling ziekenhuiszorg 2015

Voorwoord

Voor u ligt het vierde rapport over de kosten-

ontwikkeling van de ziekenhuiszorg in Neder-

land dat DHD in opdracht van de NVZ en NFU

heeft samengesteld. Net als de vorige edities,

biedt het rapport een goed inzicht in de

omzetontwikkeling van de ziekenhuizen en

UMC’s over het afgelopen jaar.

Het rapport is gebaseerd op gegevens uit

de Omzetmonitor. Meer ziekenhuizen dan

ooit hebben gegevens aangeleverd. In totaal

konden we in de analyses gebruikmaken

van de gegevens van 82 ziekenhuizen. Dat

zijn er 20% meer dan vorig jaar. In bijlage 1

staat een overzicht van alle ziekenhuizen

die hebben bijgedragen.

Bijna 50 ziekenhuizen hebben financiële

gegevens aangeleverd via de Landelijke

Basisregistratie Ziekenhuiszorg (LBZ). Ook

dat waren er weer meer dan vorig jaar.

Ziekenhuizen die om technische redenen

nog niet in staat waren om financiële data

aan de LBZ aan te leveren, hebben losse

bestanden aangeleverd. Aanleveren via de

LBZ beperkt de administratieve lasten.

Nieuw dit jaar zijn prognoses over de omzet-

ontwikkeling in 2016. Ziekenhuizen is gevraagd

hun verwachtingen ten aanzien van productie

en omzet aan te leveren. Ruim 60 ziekenhuizen

hebben daar gehoor aan gegeven, waardoor we

een eerste inschatting van de ontwikkelingen

in 2016 kunnen geven.

De opbouw van een goede dataset kost tijd en

we zijn inmiddels een heel eind. De NVZ en NFU

maken van de gegevens gebruik voor beleids-

vorming en -onderbouwing. Daarnaast geeft

DHD de financiële gegevens in de LBZ in de vorm

van benchmarks aan de ziekenhuizen terug.

Om daarin actuele informatie te kunnen presen-

teren is het belangrijk dat ziekenhuizen maan-

delijks aanleveren. Wij bedanken iedereen voor

de geleverde bijdrage en werken graag verder

met u samen om alle ziekenhuizen van goede,

volledige en actuele informatie te kunnen voor-

zien!

Met vriendelijke groet mede namens de NVZ

en NFU,

Gert-Jan van Boven

Directeur DHD

Page 4: Zorg voor data - DHD

Kostenontwikkeling ziekenhuiszorg 2015

4

Voorwoord 3

Inhoudsopgave 4

Samenvatting 5

1. Omzet, schadelast en contractafspraken 6

1.1 Omzetontwikkeling 6

1.2 Effect contractafspraken 7

1.3 Type contracten 9

2. Aantal patiënten en eigen risico 10

2.1 Ontwikkeling aantal patiënten 10

2.2 Omzet eigen risico 11

3. Dure geneesmiddelen 12

3.1 Groei omzet dure geneesmiddelen zet door 12

3.2 Ontwikkeling per type ziekenhuis 13

3.3 Ontwikkeling per groep geneesmiddelen 13

4. Verplaatsing van zorg van tweede naar eerste lijn 16

4.1 Chronische aandoeningen 16

4.2 Niet-chronische aandoeningen 20

5. Verantwoording 21

5.1 Dekking 21

5.2 Volledigheid, tijdigheid en juistheid van de gegevens 21

5.2.1 Enquête 21

5.2.2 Productiedata 21

5.3 Validatie van de gegevens 22

5.4 Aannames en uitgangspunten 22

Bijlage 1 Deelnemende ziekenhuizen 24

Bijlage 2 Samenstelling groepen dure medicijnen 28

Inhoud

Page 5: Zorg voor data - DHD

5Samenvatting

Kostenontwikkeling ziekenhuiszorg 2015

Zonder voor deze dip te corrigeren daalt de bruto

omzet (berekend volgens de schadelastmethode

en voor het toepassen van de contractafspraken

met verzekeraars) met 3,9%. Na correctie voor dit

eenmalige effect komt de omzet in 2015 uit op het-

zelfde niveau als in 2014. Voor 2016 verwachten de

ziekenhuizen dat de omzet de trend van de afgelopen

jaren weer oppakt met een groei van 2,0%, inclusief

loon- en prijsbijstelling. Daarmee blijft de groei ruim

binnen de doelstellingen van het Bestuurlijk Hoofd-

lijnenakkoord, dat de ziekenhuizen, verzekeraars

en overheid met elkaar gesloten hebben om de groei

van de zorgkosten te beperken.

Het aantal behandelde patiënten in ziekenhuizen

daalde licht in 2015: -0,6%. Dit komt mede doordat

patiënten met een chronische of acute aandoening

voor hun behandeling geheel of gedeeltelijk uit-

wijken naar zorgverleners in de eerste lijn.

De patiënten die in het ziekenhuis zijn behandeld,

hebben gemiddeld zwaardere en daarmee duurdere

behandelingen gehad.

De contracten die de ziekenhuizen afsluiten met

de zorgverzekeraars dekken niet alle werkelijk

gemaakte kosten. Het gat tussen de waarde van de

geleverde zorg en het bedrag dat gedeclareerd kan

worden, wordt wel kleiner. De contractafspraken

stijgen mee met de hogere kosten voor de zieken-

huizen als gevolg van vergrijzing, duurdere patiën-

ten en hogere uitgaven aan dure medicijnen, maar

de stijging dekt niet alle hogere kosten.

De omzet van dure geneesmiddelen is in 2015

9,4% hoger dan in 2014. Deels omdat er nieuwe dure

medicijnen zijn bijgekomen, maar vooral doordat

steeds meer patiënten dure geneesmiddelen krijgen

toegediend. De ontwikkeling van de uitgaven aan

dure geneesmiddelen ligt substantieel hoger dan de

gemiddelde groei-afspraak van 1% uit het Bestuurlijk

Hoofdlijnenakkoord.

Voor dit rapport is gebruikgemaakt van gegevens van

82 ziekenhuizen.

Het resultaat van de Nederlandse ziekenhuizen over 2015 is sterk beïnvloed door de doorlooptijd-

verkorting van DBC’s. Het verkorten van de doorlooptijden zorgt voor een eenmalige dip in de omzet

van 2015.

Page 6: Zorg voor data - DHD

Kostenontwikkeling ziekenhuiszorg 2015

6 1. Omzet, schadelast en contractafspraken

Het resultaat van de Nederlandse ziekenhuizen

over 2015 is sterk beïnvloed door de doorlooptijd-

verkorting van DBC’s. Per 1 januari is de looptijd van

een DBC verkort van maximaal 365 naar 120 dagen.

Het verkorten van de doorlooptijden heeft in 2015

een eenmalig effect op de bruto omzet volgens de

schadelastmethode (zie het kader op pagina 7).

Inclusief het effect van de doorlooptijdverkorting

daalde de totale bruto omzet van de Nederlandse

ziekenhuizen met 3,9% ten opzichte van 2014.

In 2012, 2013 en 2014 groeide de bruto omzet met

ongeveer 2,5% ten opzichte van het voorgaande jaar

(zie figuur 1). Dit is berekend volgens de schadelast-

methode1, vóór correctie voor contractafspraken,

inclusief loon- en prijsindex en overheveling2.

De NZa heeft vooraf de omvang van de schadelast-

dip geschat op 3,9%3. Wanneer hiervoor wordt gecor-

rigeerd, komt de groei uit op 0% en is de bruto omzet

in 2015 gelijk aan 2014. Ook na correctie voor de

schadelastdip blijft de bruto omzetgroei ruim binnen

de doelstellingen van het Bestuurlijk Hoofdlijnen-

akkoord, dat de ziekenhuizen, verzekeraars en over-

heid met elkaar gesloten hebben om de groei van de

zorgkosten te beperken. Dat geldt ook voor de netto

omzetgroei, na correctie voor de contractafspraken

(zie paragraaf 1.2).

Voor de Omzetmonitor 2015 is voor het eerst aan

ziekenhuizen gevraagd wat hun verwachtingen

zijn voor het lopende jaar 2016. In totaal hebben

60 ziekenhuizen een prognose ingevuld over de

verwachte omzet. Daar is uit af te leiden dat men

verwacht dat de waarde van de geproduceerde

omzet in 2016 stijgt met ongeveer 2% ten opzichte

van 2015.

Figuur 1:

Daling van de bruto

omzet in 2015

1.1 Omzetontwikkeling

1) Volgens de schadelastmethode wordt de geproduceerde omzet van zorgproducten toegerekend aan het jaar waarin de DBC geopend is.

Deze berekeningsmethode sluit aan bij de afspraken in het Bestuurlijk Hoofdlijnenakkoord. Overal waar in dit rapport gesproken wordt over

omzet, betreft het de omzet volgens de schadelastmethode, tenzij anders vermeld.

2) De loon- en prijsindex voor 2015 bedraagt 0,16%. Voor 2016 wordt een loon- en prijscorrectie verwacht van 1,4% (t.o.v. 2014, bron website NVZ).

3) Bron: NZa, mei 2014, Bijlage_6_bij_RZ15a-Toelichting_bij_brief_doorlooptijd_DBC-zorgproducten.

Page 7: Zorg voor data - DHD

Kostenontwikkeling ziekenhuiszorg 2015

7

Figuur 3 geeft de ontwikkeling weer van de omzet

vóór en ná het toepassen van de contractafspraken

met de verzekeraars. De netto omzet - na toepassing

van de contractafspraken - ontwikkelde zich vrijwel

hetzelfde als de bruto omzet voor het toepassen van

de contractafspraken. De netto omzet daalde in 2015

met 2,6%, mede als gevolg van de schadelastdip,

om naar verwachting in 2016 weer uit te komen

boven het niveau van 2014 (+3,0%). Ongeveer een

derde van de omzetstijging van 2016 ten opzichte

van 2014 is te relateren aan de kostenstijging van

dure geneesmiddelen (zie hoofdstuk 3) 4.

Figuur 2:

Daling van de omzet

volgens de schadelast-

methode door het

verkorten van de

doorlooptijd DBC’s

1.2 Effect contractafspraken

4) In 2014 en 2015 stegen de kosten van dure geneesmiddelen met circa 5% per jaar (exclusief overheveling). Gemiddeld bestaat ongeveer

10% van de omzet van ziekenhuizen uit uitgaven aan dure geneesmiddelen. Dat betekent dat, alle andere factoren buiten schouwing gelaten,

de omzet van de ziekenhuizen jaarlijks met ongeveer 0,5% groeit door de stijgingen van de kosten van dure geneesmiddelen.

Figuur 3:

Ontwikkeling bruto

en netto omzet

(index: bruto omzet

2014 = 100; verwachting

2016 o.b.v. enquête 39

ziekenhuizen)

Het verkorten van de looptijd van

een DBC per 1 januari 2015 heeft

een aantal gevolgen:

• Een DBC wordt eerder afgesloten

en er wordt eerder een nieuwe

geopend; hierdoor stijgt het

aantal DBC’s per jaar.

• Een DBC omvat minder zorg-

activiteiten, waardoor de prijs

per DBC daalt.

• De openingsdatum van de

DBC kan veranderen door de

doorlooptijdverkorting; dit

bepaalt in welk jaar de DBC in

de schadelast meetelt.

In figuur 2 is dit te zien aan de

grootte van het ‘omzet-vlak’ per

jaar: in 2015 is de omzet kleiner

doordat DBC’s uit 2014 langer

openstaan, terwijl DBC’s uit 2015

minder ver in 2016 doorlopen.

Hierdoor is de omzet die wordt

toegerekend aan 2015 kleiner: dit

noemen we de ‘schadelastdip’.

Page 8: Zorg voor data - DHD

Kostenontwikkeling ziekenhuiszorg 2015

8 In alle jaren produceerden de ziekenhuizen meer

omzet dan was afgesproken in de contracten met

de verzekeraars. In verreweg de meeste contracten

is een maximum op het te vergoeden bedrag gezet

(zie paragraaf 1.3 voor een toelichting op de verschil-

lende contracttypen). Dit betekent dat de ziekenhui-

zen een deel van de zorg die ze wél hebben geleverd,

níet kunnen declareren.

Het verschil tussen de bruto en netto omzet is ver-

kleind ten opzichte van 2014 (zie figuur 4). In 2015

was de netto omzet 3,2% lager dan de bruto omzet.

In 2014 was dat nog 4,5%. Voor 2016 verwachten de

ziekenhuizen dat het verschil weer iets oploopt. De

afspraken met verzekeraars liggen in 2015 en 2016

dus dichterbij de waarde van de werkelijk geleverde

zorg dan in 2014. Dat komt omdat de plafonds in

de contractafspraken meer zijn gestegen dan de

groei van de werkelijke kosten van de ziekenhuizen.

De contractafspraken stijgen dus mee met de

hogere kosten voor de ziekenhuizen als gevolg van

vergrijzing, duurdere patiënten en hogere uitgaven

aan dure medicijnen, maar de stijging dekt niet alle

hogere kosten.

Dit geldt voor alle ziekenhuizen, maar de daling is

het sterkst bij de UMC’s. In figuur 5 is te zien dat

het verschil tussen de bruto en netto omzet bij de

UMC’s is afgenomen van 8,7% in 2014 naar 5,0% in

2015. Een mogelijke verklaring voor de daling is

dat er steeds scherpere prijzen gecontracteerd

worden na jaren van onzekerheid na de invoering

van DOT in 2012. Bij de topklinische ziekenhuizen

bleef het verschil gelijk. Bij de algemene zieken-

huizen steeg het verschil juist iets.

Figuur 4:

Het gat tussen de bruto en

netto omzet wordt kleiner

(verwachting 2016 o.b.v.

enquête 39 ziekenhuizen)

Figuur 5:

Het verschil tussen de

bruto en netto omzet daalt

sneller bij de UMC’s

2014 2015

UMC’s -8,7% -5,0%

Topklinische ziekenhuizen -2,1% -2,0%

Algemene ziekenhuizen -2,6% -3,1%

Totaal -4,5% -3,2%

Page 9: Zorg voor data - DHD

Kostenontwikkeling ziekenhuiszorg 2015

9

Figuur 6:

Aandeel plafondafspraken

neemt toe (verwachting

2016 o.b.v. enquête 39

ziekenhuizen)

Ziekenhuizen en zorgverzekeraars maken gebruik

van drie typen contracten voor het maken van

afspraken over de te vergoeden omzet5. Plafond-

afspraken werden in 2015 het meest gebruikt.

Het aandeel groeide van 71% in 2014 naar 78%

in 2015 (zie figuur 6). De groei ging ten koste van

de contracten op basis van een aanneemsom.

Dit aandeel daalde naar 22% in 2015. Afrekening

op basis van de werkelijk geleverde zorg tegen

de werkelijke prijs (nacalculatie op basis van PxQ)

kwam weinig voor. Het werd onder andere gebruikt

voor los declarabele productie en dure geneesmid-

delen die recent waren overgeheveld. Het stijgende

gebruik van omzetplafonds betekent dat er meer

risico bij de ziekenhuizen komt te liggen.

1.3 Type contracten

5) Binnen een contract kunnen meerdere afspraaktypen voorkomen. In deze uitsplitsing is het afspraaktype met de grootste omzet gebruikt.

Er zijn grote verschillen in de mate waarin ver-

zekeraars gebruikmaken van de contracttypen

(zie figuur 7). Het aandeel van de aanneemsom

lag bij enkele verzekeraars nog rond de 50%, terwijl

andere verzekeraars niet of nauwelijks aanneem-

sommen contracteerden.

Figuur 7:

Verdeling contracttypen

per zorgverzekeraar

Page 10: Zorg voor data - DHD

Kostenontwikkeling ziekenhuiszorg 2015

10 2. Aantal patiënten en eigen risico

In 2015 daalde het aantal unieke patiënten met 0,6%

ten opzichte van 20146. Hiermee lijkt de daling uit

eerdere jaren af te zwakken. Tussen 2013 en 2014

daalde het aantal patiënten nog met 4%7. Bij drie

kwart van de ziekenhuizen daalde het aantal patiën-

ten in 2015. De daling was nergens groter dan 5%.

De daling van het aantal patiënten verschilt per type

instelling (zie figuur 9). Bij de UMC’s daalde het

aantal patiënten in 2015 licht: -0,1% ten opzichte van

2014, terwijl de daling bij de algemene ziekenhuizen

met -0,9% boven het gemiddelde lag. Een deel van de

verklaring is de verplaatsing van zorg van de tweede

naar de eerste lijn (zie hoofdstuk 4).

2.1 Ontwikkeling aantal patiënten

Figuur 8:

Het aantal patiënten

daalde bij de meeste

ziekenhuizen

(bron: 34 ziekenhuizen)

6) Het betreft het aantal unieke patiënten per jaar per instelling. Een patiënt die gedurende het jaar een instelling meerdere keren bezoekt,

telt dus voor 1. Ook als het bezoek verband hield met verschillende aandoeningen en/of zorgtrajecten of specialismen. Als een patiënt per jaar

verschillende ziekenhuizen heeft bezocht, dan telt die patiënt bij elke zorginstelling één keer mee.

7) Zie DHD, Kostenontwikkeling ziekenhuiszorg 2014, januari 2016.

Figuur 9:

Ontwikkeling aantal

patiënten van 2014

naar 2015

Ontwikkeling aantal patiënten 2014 op 2015

Academische ziekenhuizen -0,1%

Topklinische ziekenhuizen -0,7%

Algemene ziekenhuizen -0,9%

Totaal -0,6%

Page 11: Zorg voor data - DHD

Kostenontwikkeling ziekenhuiszorg 2015

11

Figuur 10:

Een derde van de bruto

omzet 2015 (excl. los

declarabele productie)

werd behaald in DBC-

zorgproducten met een

prijs die lager is dan het

maximale eigen risico

(bron: 50 ziekenhuizen)

Patiënten kunnen hun basis eigen risico van 385

euro verhogen met maximaal 500 euro per jaar.

In figuur 10 is af te lezen dat bijna een derde van de

bruto omzet in DBC-zorgproducten (exclusief los

declarabele productie) werd behaald in producten

met een prijs die lager is dan het maximale eigen

risico van 885 euro. Het percentage ligt voor de

meeste ziekenhuizen tussen de 25% en 35%. Voor

het basis eigen risico van 385 euro lig het percen-

tages tussen de 11% en 16% (gemiddeld 13%). Voor

zorginstellingen die gespecialiseerd zijn in complexe

of eenvoudige zorg wijken de percentages af.

2.2 Omzet eigen risico

De omzet per patiënt wordt ook sterk beïnvloed door

de gevolgen van de verkorting van de doorlooptijd

(zie paragraaf 1.1). Aangenomen dat de bruto omzet

in 2015 na correctie voor de schadelastdip gelijk is

aan die van 2014, dan stijgen de kosten per patiënt

met 0,6%. Dit kan te maken hebben met een ver-

schuiving van casemix.

Page 12: Zorg voor data - DHD

Kostenontwikkeling ziekenhuiszorg 2015

12 3. Dure geneesmiddelen

De omzet van dure geneesmiddelen steeg in 2015

opnieuw (zie figuur 11). In 2014 groeide de omzet

met 5% ten opzichte van het jaar ervoor8. In 2015 is

de omzetgroei iets groter: 5,6%. Dit percentage is

exclusief de medicijnen die in 2015 naar de Zorg-

verzekeringswet zijn overgeheveld. Inclusief de in

2015 overgehevelde medicijnen was de groei 9,4%.

De stijging van de omzet (exclusief overgehevelde

medicijnen) in 2015 werd veroorzaakt door de groei

van het aantal patiënten dat dure medicijnen kreeg

toegediend. Het aantal patiënten steeg met 7,0%

ten opzichte van 20149, terwijl de gemiddelde kosten

per patiënt per jaar licht daalden: van € 9.184 naar

€ 9.014. De dosering per patiënt veranderde nauwe-

lijks, waardoor de daling van de gemiddelde kosten

per patiënt samenhangt met een gemiddeld lagere

prijs per middel. Een deel van de stijging van de

kosten van dure geneesmiddelen is dus opgevangen

door een lagere prijs per middel.

In 2015 is een groep van 33 dure geneesmiddelen

overgeheveld naar het ziekenhuiskader. Het betrof

hoofdzakelijk oncolytica die nog niet in eerdere

overhevelingen waren opgenomen. Het ging hierbij

om relatief goedkope geneesmiddelen (gemiddelde

prijs van € 1.127 per patiënt), die aan een grote

groep patiënten werden voorgeschreven. Inclusief

de overgehevelde medicijnen was de totale omzet

van dure medicijnen van de 47 ziekenhuizen die in

deze analyse zijn meegenomen 975 miljoen euro.

Figuur 11:

Bruto omzet en

aantal patiënten dure

geneesmiddelen

stijgen

(bron: 47 ziekenhuizen)

3.1 Groei omzet dure geneesmiddelen zet door

8) Zie DHD, Kostenontwikkeling ziekenhuiszorg 2014, januari 2016.

9) Groei in het aantal patiënten door het op de markt komen van geheel nieuwe dure geneesmiddelen, was in 2015 heel beperkt.

De groei vond hoofdzakelijk plaats bij bestaande geneesmiddelen.

Page 13: Zorg voor data - DHD

Kostenontwikkeling ziekenhuiszorg 2015

13

Figuur 12:

Groei van patiënten bij

topklinische ziekenhuizen;

groei van de omzet bij de

UMC’s

Op het niveau van type ziekenhuizen lopen de

ontwikkelingen uiteen. Figuur 12 laat zien dat bij

de topklinische ziekenhuizen het aantal patiënten

dat werd behandeld met dure geneesmiddelen

met 10,4% groeide. Dat is het dubbele van de groei

van de UMC’s (+5,2%) en drie keer zoveel als de

toename bij de algemene ziekenhuizen (+3,6%).

Het verschil wordt hoofdzakelijk verklaard door een

verschil in ontwikkeling van het aantal patiënten

dat TNF-alfaremmers kreeg. Binnen de topklinische

ziekenhuizen groeide dit aantal met 17%, tegen

respectievelijk 12% en 4% bij de algemene zieken-

huizen en de UMC’s. De groei van omzet in dure

geneesmiddelen vond met name plaats binnen de

UMC’s. De omzet groeide daar met 10,1%, tegen 2,5%

bij de STZ- en algemene ziekenhuizen. Bij de UMC’s

groeide vooral de omzet van oncolytica (+15,4%).

De daling van de kosten per patiënt verschilt per

type instelling. Bij de topklinische ziekenhuizen was

de daling het sterkt, bij de UMC’s namen de kosten

per patiënt iets toe.

De figuren 13, 14 en 15 tonen de ontwikkeling van

de omzet, het aantal patiënten en de gemiddelde

kosten per patiënt van de belangrijkste groepen

dure geneesmiddelen: oncolytica, TNF-alfaremmers,

groeihormonen en fertiliteitshormonen (zie bijlage 2

voor de samenstelling van de groepen). Om de ont-

wikkelingen in 2015 te kunnen vergelijken met 2014,

zijn de in 2015 overgehevelde dure geneesmiddelen

buiten beschouwing gelaten.

In alle groepen dure geneesmiddelen steeg het

aantal patiënten en daalden de gemiddelde kosten

per patiënt. De mate waarin verschilde per groep.

De omzet nam vooral toe bij de TNF-alfaremmers

en de overige dure geneesmiddelen.

3.2 Ontwikkeling per type ziekenhuis

3.3 Ontwikkeling per groep geneesmiddelen

Page 14: Zorg voor data - DHD

Kostenontwikkeling ziekenhuiszorg 2015

14

Figuur 13:

Groei van de omzet bij

oncolytica en overige

dure geneesmiddelen

Figuur 14:

Groei van het aantal

patiënten bij oncolytica

en overige dure genees-

middelen

Figuur 15:

Gemiddelde kosten

per patiënt dalen voor

alle groepen dure

geneesmiddelen

Page 15: Zorg voor data - DHD

Kostenontwikkeling ziekenhuiszorg 2015

15Bij de oncolytica steeg het aantal patiënten licht.

De gemiddelde kosten per patiënt daalden sneller,

waardoor de totale omzet in 2015 lager uitkwam

dan in 2014. Een verschil van ongeveer -2,0%.

Bij de TNF-alfaremmers was de groei van het aantal

patiënten groter dan de daling van de kosten per

patiënt. De totale omzet steeg daardoor in 2015 met

8,2%. Bij de groei- en fertiliteitshormonen bleef

het aantal patiënten nagenoeg stabiel en daalden

de gemiddelde kosten per patiënt licht.

Het aantal patiënten dat met een overig duur

geneesmiddel werd behandeld is met 19,0%

aanzienlijk gestegen. De gemiddelde kosten per

patiënt zijn stabiel gebleven, gemiddeld € 9.700

in 2015. De belangrijkste stijger in deze groep is

Aflibercept (bij maligne aandoeningen of bij oog-

aandoeningen) met een omzetstijging van +125%

en gemiddelde kosten van € 3.800 per patiënt

per jaar.

Ook de geneesmiddelen Eculizumab (tegen nier-

ziekte PNH) en Aglucosidase alfa (tegen de Ziekte

van Pompe) stegen sterk, met een omzetstijging

van respectievelijk +24% en +10%. De gemiddelde

kosten van deze middelen bedroegen respectievelijk

€ 285.000 en € 467.000 per patiënt per jaar.

Geconcludeerd kan worden dat de uitgaven aan

dure geneesmiddelen blijven stijgen en in 2015

substantieel harder zijn gegroeid dan de gemiddelde

groei-afspraak van 1% uit het Bestuurlijk Hoofd-

lijnenakkoord.

Page 16: Zorg voor data - DHD

Kostenontwikkeling ziekenhuiszorg 2015

16 4. Verplaatsing van zorg van tweede naar eerste lijn

De afgelopen jaren is er veel aandacht geweest voor

het verplaatsen van zorg van de tweede naar de

eerste lijn. Verplaatsing van zorg heeft binnen de

hele keten consequenties voor de financiering en

de capaciteit. Het is dus belangrijk om te volgen bij

welke aandoeningen er sprake is van verplaatsings-

effecten en hoe groot deze zijn.

Uit het rapport Kostenontwikkeling ziekenhuiszorg

2014 kwam naar voren dat dat er in de periode 2012

- 2014 bij vier chronische aandoeningen (Diabetes

Mellitus, COPD, Chronisch hartfalen en Parkinson)

sterke aanwijzingen waren voor de verschuiving van

zorg. Het aantal patiënten in de tweede lijn nam

daar bovengemiddeld af. De kosten voor klinische

zorg namen toe ten opzichte van ambulante zorg en

dagbehandelingen. Recent onderzoek10 laat zien dat

er ook bij niet-chronische aandoeningen, zoals de

behandeling van moedervlekken, in de periode 2008

- 2010 verschuivingseffecten optraden.

Voor deze monitor is onderzocht of er ook in 2015

verschuivingseffecten zijn waar te nemen bij aan-

doeningen waar de kans op verschuiving het meest

aannemelijk is.

10) Nivel, Substitutiepotentieel tussen eerste- en tweedelijns zorg, 2016.

De zorg voor patiënten met een chronische aandoe-

ning ontwikkelde zich in 2015 in lijn met de eerdere

ontwikkeling. Daling van de omzet en/of het aantal

patiënten zette zich door in 2015. Ook hier geldt dat

de daling beïnvloed werd door de verkorting van de

doorlooptijd van de DBC’s.

Juist bij patiënten met chronische aandoeningen die

regelmatig in het ziekenhuis komen, is het effect

van het opknippen van DBC’s op het aantal patiënten

en de kosten groot. Dit komt doordat een deel van de

zorg in een ander zorgproduct belandde of aan een

ander schadelastjaar werd toegerekend. Een patiënt

kan meerdere en andere DBC-zorgproducten per jaar

krijgen en de kosten per product kunnen veranderen

(zie ook paragraaf 1.1).

De mate waarin de doorlooptijdverkorting de daling

van de omzet en/of het aantal patiënten beïnvloedde,

verschilt per chronische aandoening. De NZa heeft

per zorgproductgroep een inschatting gemaakt van

de schadelastdip. Door deze af te zetten tegen de

gemeten daling in 2015 ontstaat een indruk in welke

mate de verandering van de omzet en het aantal

patiënten samenhangt met verschuiving van zorg

naar de eerste lijn.

4.1 Chronische aandoeningen

Page 17: Zorg voor data - DHD

Kostenontwikkeling ziekenhuiszorg 2015

17

Het aantal patiënten met Diabetes Mellitus nam

af met 10%, terwijl de omzet daalde met 15%. Dit

is ongeveer gelijk aan het verwachte effect van

de doorlooptijdverkorting in deze productgroep11.

Hier lijkt de verschuiving van zorg naar de eerste

lijn dus niet door te zetten (zie figuur 16).

Van twee aan Diabetes gerelateerde aandoeningen,

Hypertensie en Diabetische retinopathie (DRP), is

wel een duidelijke daling te zien, ook na correctie

voor de doorlooptijden 12. De bruto omzet bij

patiënten met Hypertensie daalde in 2015 met 18%

en het aantal patiënten met 15% (zie figuur 17).

Bij Diabetische retinopathie was de daling van de

bruto omzet 33% en van het aantal patiënten 26%.

In de lichtere diagnosegroepen was dit effect veel

sterker dan in de zwaardere diagnosegroepen (zie

figuur 18).

Figuur 16:

Omzet en aantal patiënten

Diabetes Mellitus nemen af

(bron: 46 ziekenhuizen)

11) De NZa verwachtte een dip in de omzet van circa 18% voor de productgroep Diabetes Mellitus.

12) Voor Hypertensie en Diabetische Retinopathie was de verwachte omzetdaling door de doorlooptijdverkorting respectievelijk

circa 10% en 3%.

Figuur 17:

Omzet en aantal

patiënten Hypertensie

dalen

(bron: 46 ziekenhuizen)

Page 18: Zorg voor data - DHD

Kostenontwikkeling ziekenhuiszorg 2015

18

Figuur 19:

Omzet en aantal

patiënten met diagnose

COPD dalen even hard

(bron: 46 ziekenhuizen)

Bij COPD daalde de omzet met 9% en het aantal

patiënten met 10% (zie figuur 19). Ook hier geldt dat

de omzetdaling ongeveer even groot is als op basis

van de verkorting van de doorlooptijd verwacht werd.

Figuur 18:

Lichte diagnosegroepen

DRP dalen het meest

(bron: 46 ziekenhuizen)

Page 19: Zorg voor data - DHD

Kostenontwikkeling ziekenhuiszorg 2015

19

Figuur 20:

Omzet en aantal

patiënten met chronisch

hartfalen dalen

(bron: 46 ziekenhuizen)

Voor de diagnose Parkinson bij neurologie zijn

geen aanwijzingen voor verplaatsing van zorg

naar de eerste lijn in 2015. In 2014 was een stijging

te zien van de omzet en een lichte daling van

het aantal patiënten. De omzet daalde in 2015

weliswaar met 12%, maar dat ligt volledig in lijn

met de verwachte daling vanwege de verkorting van

de doorlooptijd. De daling van het aantal patiënten

bedroeg 4,1% (zie figuur 21).

Bij chronisch hartfalen is sprake van een reële

daling van de omzet en van het aantal patiënten.

De afname bedraagt respectievelijk 5,1% en 8,1%

in 2015. In 2014 nam het aantal patiënten al af met

9%. Deze daling zet dus door (zie figuur 20).

Figuur 21:

De omzet van patiënten

met Parkinson daalt sneller

dan het aantal patiënten

(bron: 46 ziekenhuizen)

Page 20: Zorg voor data - DHD

Kostenontwikkeling ziekenhuiszorg 2015

20

Figuur 23:

Omzet en patiënten met

eenvoudige wonden

dalen in de tweede lijn

(bron: 46 ziekenhuizen)

Een andere veelvoorkomende niet-chronische aan-

doening die zich leent voor verschuiving naar de

eerste lijn is de behandeling van eenvoudige wonden.

In 2015 daalde de geproduceerde omzet met 12% en

het aantal patiënten zelfs met 17% (zie figuur 23).

De daling werd geheel veroorzaakt door de patiënten

met lichte diagnoses en zonder klinische opname; de

groep waarvan de kans het grootst is dat ze zich laten

behandelen door de huisarts of HAP. Het aantal patiënten

met relatief zwaardere diagnoses groeide juist met 9%.

Figuur 22:

Omzet en patiënten

behandeld voor

moedervlekken dalen

in de tweede lijn

(bron: 46 ziekenhuizen)

13) Door de korte doorlooptijd van de niet-chronische aandoeningen is de schadelastdip voor dit type zorgproducten veel kleiner dan voor

de chronische aandoeningen. Voor de behandeling van moedervlekken bijvoorbeeld werd de schadelastdip door de NZa geschat op circa 1%.

Bij een aantal niet-chronische aandoeningen lijkt

sprake van verschuiving van de tweede naar de

eerste lijn. In de behandeling van moedervlekken

is al eerder aangetoond dat er een verschuiving

plaats heeft gevonden in de periode 2008 - 2010.

Het effect lijkt nog niet voorbij. In 2015 daalde

zowel de bruto omzet als het aantal patiënten13.

De daling in bruto schadelast was 11%. Het aantal

patiënten daalde met 7% (zie figuur 22).

4.2 Niet-chronische aandoeningen

Page 21: Zorg voor data - DHD

Kostenontwikkeling ziekenhuiszorg 2015

21

5.2.1 Enquête

De contractafspraken zijn op hoofdlijnen uitgevraagd

(type afspraak en afgesproken bedrag per verzeke-

raar). Deze informatie is gebruikt om een globale

inschatting te maken van de groeiruimte die er

tussen ziekenhuizen en verzekeraars is afgesproken.

Hiermee kan een maximaal afgesproken bedrag

worden bepaald.

Ziekenhuizen hebben dit jaar ook een prognose

aangeleverd voor het lopende jaar. Op basis hiervan

kan op een eerder moment al een indicatie worden

verkregen van de ontwikkeling van de kosten.

5.2.2 Productiedata

De aanlevering van de LBZ-financieel is in 2015

gestart. Hoewel ziekenhuizen er hard aan hebben

gewerkt om zo veel en zo juist mogelijke data aan te

leveren, is de kwaliteit van de gegevens in een

beginjaar nog niet optimaal.

De dataset kent daarom een aantal beperkingen:

• Niet alle ziekenhuizen hebben geheel 2014 en

2015 aangeleverd (er is sprake van ontbrekende

maanden).

• Door sommige ziekenhuizen zijn niet alle data

aangeleverd.

• Inloopeffect LBZ: er kon niet beschikt worden

over verrichtingen behorende bij een DBC uit 2013

en uitgevoerd in 2014. Dit speelt met name bij de

add-ons, waardoor op onderdelen bijschatting

heeft plaatsgevonden.

• Doordat de aanlevering van de LBZ-financieel pas

in 2015 is gestart, was bij enkele ZIS-leveranciers

de kwaliteit en volledigheid van de aanlevering nog

niet optimaal. Ziekenhuizen die hier mee te maken

hadden, hebben losse bestanden aangeleverd.

• Een aantal ziekenhuizen kon pas aan de LBZ

aanleveren na sluitingsdatum van de aanlever-

periode voor dit rapport. Deze gegevens worden

uiteraard in de andere informatieproducten van

DHD en in volgende rapportages wel gebruikt.

5.2 Volledigheid, tijdigheid en juistheid van de gegevens

5. Verantwoording

Voor het rapport Kostenontwikkeling ziekenhuiszorg

2015 is gebruikgemaakt van gegevens van 82 zieken-

huizen14. 47 ziekenhuizen hebben gegevens aan-

geleverd via de LBZ en 35 ziekenhuizen hebben een

losse data-aanlevering gedaan. Dat is ongeveer een

vijfde meer dan bij de vorige editie in 2014.

Daarnaast starten diverse ziekenhuizen vlak voor of

na het verschijnen van dit rapport met aanlevering

van gegevens via de LBZ, maar hadden op het

moment van schrijven van dit rapport nog niet

voldoende kunnen aanleveren. Deze data worden

voor de verdere analyse ten behoeve van de

MBI-besprekingen en beleidsonderbouwing van de

brancheverenigingen gebruikt. Bij elkaar bevat de

Omzetmonitor op dit moment meer dan de helft

van de landelijke productie van alle Nederlandse

ziekenhuizen. Aan de Omzetmonitor doet ook een

aantal zelfstandige klinieken mee. Omwille van de

herkenbaarheid en vanwege de diversiteit van de

zorg in deze ziekenhuizen, zijn zij bij de algemene

ziekenhuizen ingedeeld.

5.1 Dekking

14) ZBC’s apart meegeteld.

Page 22: Zorg voor data - DHD

Kostenontwikkeling ziekenhuiszorg 2015

22

De gegevens zijn technisch en inhoudelijk gevali-

deerd en er zijn referentiële controles uitgevoerd

(naar niet-bestaande of ongeldige codes). Vragen

over de gegevens zijn teruggekoppeld aan de

ziekenhuizen, zodat eventuele problemen hersteld

konden worden door correctie of heraanlevering

van de bestanden.

DHD koppelt de aangeleverde gegevens via het

DHD-dashboard aan de ziekenhuizen terug. Op deze

manier kunnen ziekenhuizen ook zelf controleren

of de data correct zijn verwerkt. De gegevens die in

de Omzetmonitor worden gebruikt, zijn ook de basis

voor de benchmark- en marktinformatie in het

DHD-dashboard.

De meeste ziekenhuizen hebben hun eigen verkoop-

prijzen aangeleverd als onderdeel van het productie-

bestand of in een apart bestand. Waar deze ontbraken

is de productie gewaardeerd met de landelijk

gemiddelde verkoopprijs.

Openstaande DBC’s zijn voorzien van een verwacht

zorgproduct, met de bijbehorende verkoopprijs.

Het verwachte zorgproduct is bepaald door op basis

van DBC’s met vergelijkbare eigenschappen (specia-

lisme, diagnose, etc.) een kansverdeling te maken.

Op deze manier wordt niet alleen rekening gehouden

met de tot op het moment van aanleveren uitgevoer-

de behandeling, maar ook met de te verwachten

resterende behandeling. Door deze methode toe te

passen op een voldoende grote dataset, kan de

productie preciezer voorspeld worden dan wanneer

alleen wordt gekeken naar de op dat moment

werkelijk uitgevoerde verrichtingen in de DBC.

De contractafspraken zijn vergeleken met de bruto

omzet. Daarbij is rekening gehouden met de hoogte

en het soort contract dat tussen het ziekenhuis en

de verzekeraars is afgesloten.

Per deelanalyse is beoordeeld van welke zieken-

huizen de data kwalitatief voldoende waren om

mee te nemen. Dat heeft er toe geleid dat het

aantal ziekenhuizen per deelanalyse varieert.

5.3 Validatie van de gegevens

5.4 Aannames en uitgangspunten

Daarnaast spelen ook externe factoren een rol in

de kwaliteit van de aanleveringen:

• Verkorting doorlooptijden: door verschillende

partijen is onderzocht wat het verwachte effect is

op de omzet. Op basis van de gegevens in de LBZ

hebben we onderzocht of we dit konden isoleren.

Uit deze analyses kwam naar voren dat de impact

op omzet, aantal DBC’s en aantal patiënten

sterk verschilt per instelling en per type zorg.

Een landelijke rode draad is daarom niet met

zekerheid vast te stellen. Daarom is gebruik-

gemaakt van het onderzoek dat in 2014 in op-

dracht van de NZa is uitgevoerd en dat geresul-

teerd heeft in een schatting van de schadelastdip

per diagnosegroep en op totaal niveau (NZa, mei

2014, Bijlage_6_bij_RZ15a-Toelichting_bij_brief_

doorlooptijd_DBC-zorgproducten).

• Fusies: in de afgelopen jaren hebben er meerdere

fusies plaatsgevonden tussen ziekenhuizen. Dit

is bij een aantal ziekenhuizen duidelijk te zien

in de gegevens, bijvoorbeeld doordat bepaalde

productie van het ene naar het andere ziekenhuis

is verplaatst. Bij de meeste fusies bleek dat als

beide fusieziekenhuizen hebben aangeleverd, het

totaaleffect niet significant anders is dan voor

de fusie. De data van deze ziekenhuizen zijn mee-

genomen in de analyses.

Page 23: Zorg voor data - DHD

Kostenontwikkeling ziekenhuiszorg 2015

23

Page 24: Zorg voor data - DHD

24 Bijlage 1 Deelnemende ziekenhuizen

Bron productiedata

Zorginstelling Type zorginstelling LBZ Losse Omzetprognose en aanlevering contractafspraken

Academisch Medisch Centrum UMC x ja

Admiraal De Ruyter Ziekenhuis Algemeen x ja

Albert Schweitzer ziekenhuis STZ x ja, met actualisatie

Alrijne Zorggroep Algemeen x ja

Amphia Ziekenhuis STZ x ja

Antonius Ziekenhuis Sneek Algemeen x ja

BovenIJ Ziekenhuis Algemeen x

Bravis Ziekenhuis Algemeen x

Catharina Ziekenhuis STZ x

Deventer Ziekenhuis STZ x ja, met actualisatie

Diaconessen Leiden Algemeen x ja

Diakonessenhuis Utrecht Algemeen x ja, met actualisatie

Elisabeth-Tweesteden Ziekenhuis STZ x ja, met actualisatie

Elkerliek Ziekenhuis Algemeen x

Erasmus MC UMC x ja

Franciscus Gasthuis & Vlietland STZ x ja, met actualisatie

Gelre ziekenhuizen STZ x ja, met actualisatie

Gemini Ziekenhuis Algemeen x

Groene Hart Ziekenhuis Algemeen x

HagaZiekenhuis STZ x ja

Het Oogziekenhuis Rotterdam Algemeen x ja, met actualisatie

IJsselland Ziekenhuis Algemeen x

Isala Diaconessenhs Algemeen x ja

Jeroen Bosch Ziekenhuis STZ x ja

Kennemergasthuis STZ x ja

Page 25: Zorg voor data - DHD

25 Bron productiedata

Zorginstelling Type zorginstelling LBZ Losse Omzetprognose en aanlevering contractafspraken

LangeLand Ziekenhuis Algemeen x ja

Laurentius Ziekenhuis Roermond Algemeen x ja

Leids Universitair Medisch Centrum UMC x ja, met actualisatie

Maasstad Ziekenhuis STZ x ja

Maastricht umc+ UMC x ja, met actualisatie

Maasziekenhuis Pantein Algemeen x ja, met actualisatie

Martini Ziekenhuis STZ x ja

Máxima Medisch Centrum STZ x

MC Haaglanden STZ x

MC Slotervaart Algemeen x

MCA Alkmaar STZ x ja

Medinova Kliniek Breda Algemeen x ja, met actualisatie

Medinova Kliniek Omc Algemeen x ja

Medinova Klein Rosendael Algemeen x ja, met actualisatie

Medinova Zestienhoven Algemeen x ja, met actualisatie

Medisch Spectrum Twente STZ x

Nij Smellinghe Algemeen x ja, met actualisatie

NKI-AVL Algemeen15 x ja

OLVG STZ x

Ommelander Ziekenhuis Groningen Algemeen x ja

Orthopedie Rijnmond Algemeen x ja, met actualisatie

Orthopedium Algemeen x ja, met actualisatie

Prinses Máxima Centrum Algemeen x

Radboudumc UMC x ja, met actualisatie

Reinier de Graaf Groep STZ x ja, met actualisatie

Rijnland Algemeen x ja

Rijnstate Arnhem STZ x ja

Röpcke Zweers Algemeen x

Scheper-Bethesda Algemeen x

15) Vanwege het specialistische karakter van dit ziekenhuis is het in de analyses opgenomen binnen de groep UMC’s.

Page 26: Zorg voor data - DHD

26 Bron productiedata

Zorginstelling Type zorginstelling LBZ Losse Omzetprognose en aanlevering contractafspraken

Slingeland Ziekenhuis Algemeen x ja, met actualisatie

Spaarne Ziekenhuis STZ x ja

St. Anna Zorggroep Algemeen x ja, met actualisatie

St. Antonius Ziekenhuis Nieuwegein STZ x ja

St. Jansgasthuis Algemeen x ja

Stichting Dermicis Algemeen x ja

Stichting Nedspine Algemeen x ja, met actualisatie

Stichting Zorg Bij Uitstek Algemeen x

Stichting Zorggroep Algemeen x ja

Streekziekenhuis Koningin Beatrix Algemeen x ja

Tergooi Algemeen x ja

Tjongerschans Algemeen x ja

UMC Groningen UMC x ja, met actualisatie

UMC Utrecht UMC x ja

Van Weel-Bethesda Algemeen x ja, met actualisatie

VieCuri MC STZ x ja, met actualisatie

Vlietland Ziekenhuis Algemeen x ja

VU Medisch Centrum UMC x ja

Westfries Gasthuis Algemeen x ja

Wilhelmina Ziekenhuis Assen Algemeen x ja, met actualisatie

Zaans Medisch Centrum Algemeen x ja

Ziekenhuis Amstelland Algemeen x ja

Ziekenhuis Gelderse Vallei Algemeen x ja, met actualisatie

Ziekenhuis Rivierenland Algemeen x ja, met actualisatie

Ziekenhuis St Jansdal Algemeen x ja, met actualisatie

Ziekenhuisgroep Twente Algemeen x

Zorgsaam Algemeen x ja

Zuwe Hofpoort Algemeen x ja

Page 27: Zorg voor data - DHD

27

Page 28: Zorg voor data - DHD

28 Bijlage 2 Samenstelling groepen dure medicijnen

Categorie Werkzame stof

TNF-alfaremmers Etanercept

Infliximab

Adalimumab

Certolizumab pegol

Golimumab

Oncolytica Radium 223 ra dichloride

Bendamustine

Pemetrexed

Clofarabine

Nelarabine

Gemcitabine

Azacitidine

Decitabine

Vinorelbine

Paclitaxel

Docetaxel

Cabazitaxel

Trabectedine

Doxorubicine

Pixantron

Oxaliplatine

Rituximab

Trastuzumab

Cetuximab

Bevacizumab

Panitumumab

Catumaxomab

Ofatumumab

Ipilimumab

Categorie Werkzame stof

Vervolg Oncolytica Brentuximabvedotine

Pertuzumab

Trastuzumab emtansine

Nivolumab

Pembrolizumab

Ramucirumab

Methylaminolevulinaat

Aminolevulinezuur

Temoporfine

Imatinib

Gefitinib

Erlotinib

Sunitinib

Sorafenib

Dasatinib

Lapatinib

Nilotinib

Temsirolimus

Everolimus

Pazopanib

Vandetanib

Afatinib

Bosutinib

Vemurafenib

Crizotinib

Axitinib

Regorafenib

Dabrafenib

Ponatinib

In de tabel staan per categorie de werkzame stof van de middelen die in de analyse zijn meegenomen.

Page 29: Zorg voor data - DHD

29Categorie Werkzame stof

Vervolg Oncolytica Ibrutinib

Ceritinib

Nintedanib

Asparaginase

Irinotecan

Mitotaan

Bexaroteen

Bortezomib

Eribuline

Vismodegib

Olaparib

Idelalisib

Enzalutamide

Abirateron

Lenalidomide

Pomalidomide

Fertiliteitshormonen Menopauzegonadotrofine

Urofollitropine

Follitropine (alfa)

Follitropine (beta)

Corifollitropine alfa

Gonadoreline

Groeihormonen Somatropine

Mecasermine

Overig Aflibercept

Eculizumab

Alglucosidase alfa

Vedolizumab

Ustekinumab

Omalizumab

Tocilizumab

Galsulfase

Natalizumab

Categorie Werkzame stof

Vervolg overig Abatacept

Ranibizumab

Alemtuzumab

Canakinumab

Secukinumab

Micafungine

Idursulfase

Caspofungine

Plerixafor

Amfotericine B

Anidulafungine

Defibrotide

Laronidase

Voriconazol

Apremilast

Siltuximab

Leuproreline

Dexamethason

Verteporfine

Belimumab

Belatacept

Mifamurtide

Bedaquiline

Collagenase clostridium

histolyticum

Palifermine

Ivacaftor

Anakinra

Kraakbeencellen, autoloog

Botuline toxine

Immunoglobuline, normaal,

intravasculair

Page 30: Zorg voor data - DHD

Colofon

Het rapport Kostenontwikkeling ziekenhuiszorg

2015 is door DHD opgesteld in opdracht van de

NVZ en NFU. Aan dit rapport hebben meegewerkt:

Evelyn van Lochem, Harm Nico Plomp, Caspar Dik

en Cees Moerman.

Voor meer informatie kunt u contact opnemen

met Evelyn van Lochem via 030 273 97 00 of via

[email protected]. Digitale exemplaren kunt u down-

loaden op www.dhd.nl.

Over DHD

DHD verzamelt, beheert en bewerkt data van

ziekenhuizen en UMC’s. Wij geven die data

vervolgens terug in de vorm van informatie.

Wij zijn van en voor de ziekenhuizen en UMC’s in

Nederland. DHD is opgericht door de NVZ en NFU.

©DHD, december 2016

Page 31: Zorg voor data - DHD
Page 32: Zorg voor data - DHD

DHD

Oudlaan 4 - 3515 GA Utrecht

Postbus 9696 - 3506 GR Utrecht

SERVICEDESK

030 273 97 00

www.dhd.nl - [email protected]

VORMGEVING

Marker Ontwerp

DRUK

Proud Press

DEC

EMB

ER 20

16