Workshop informatie zoeken en vinden
-
Upload
henkjan-werkt -
Category
Business
-
view
299 -
download
0
description
Transcript of Workshop informatie zoeken en vinden
Programma
1. Organiseren van werkplek en e-mail
2. Plannen van je werk
3. Zoekprocessen
4. Google zoektrucs
5. Keuzeprocessen: hoe maak je de juiste keuze?
1. Organiseren
Organiseren van je werkplek1. Bureau (NU doen: actie)
2. Werkarchief (actief)
• wat je dagelijks gebruikt
3. Referentie-archief (af/dynamisch)
• wat je af en toe nodig hebt
4. Centraal archief (statisch)
• wat je zelden nodig hebt
5. Rond archief
Alle hulpmiddelen
binnen handbereik?
bron: CIEP
Onderscheid tussen WERK en AF
WERK!• Bureau • Werkarchief
AF!• Referentie-archief • Centraal archief • Rond archief
bron: CIEP
Onderscheid tussen NU en LATER
In!• nog niet bekeken, actie ligt bij jou
Afwachten!• niet afgerond, actie ligt bij een ander
Uit!• alles waar je mee gaat lopen
Lezen!• alleen als je veel te lezen hebt • niet wat je moet lezen, maar wat je wilt lezen
bron: CIEP
bron: CIEP
Organiseren van e-mailBij elk bericht beslissen:
• NU direct afhandelen, NU weggooien
• LATER afhandelen, LATER afwachten, LATER lezen
• verplaatsen naar referentiearchief
!
POSTVAK IN bevat alleen ongelezen berichtenbron: CIEP
2. Plannen
Plannen van je werke-mail!• afhandelen: beslis hoe vaak en hoe lang per dag • zet geluidssignalen en meldingsberichten uit!
overig!• zorg dat je overzicht hebt over je werk • maak dan een planning voor de komende week • denk in blokken, plan maximaal 80% vol • wissel korte, snelle acties af met werk waar
aandacht voor nodig is
bron: CIEP
Plannen van je werkReactieve agenda!
• vergaderingen
• afspraken
• vrije dagen
• trainingsdagen
• verjaardagen
Proactieve agenda!
• plantijd
• wanneer werk je waaraan
• afspraken met jezelf
• afspraken met thuis
• oplever- en einddata
• reminders / mentale notities
• reistijdbron: CIEP
3. Zoekprocessen
Inrichting van een systematisch zoekproces
1. Onderwerp
2. Informatievragen
3. Informatiebronnen
4. Antwoorden verzamelen
5. Presenteren
ad. 1 Onderwerp
1. Benoem het onderwerp waarover je iets te weten wilt komen
2. Kader het onderwerp in: • Is het specifiek genoeg? • Waarom wil ik hier iets over weten? • Wat is het belang van dit onderwerp? • Hoeveel tijd heb ik beschikbaar?
ad. 2 Informatievragen1. Wat wil ik weten?
1. Feitelijke vragen (wie, wat, waar, wanneer, welke, waarmee)?
2. Onderzoeksvragen (waarom, hoe, waarvan)?
2. Formuleer de hoofdvraag en baken die zo goed mogelijk af
3. Formuleer subvragen
4. Rubriceer / voeg samen
5. Prioriteer • need to know -> top 3 • nice to know
Afbakenen hoofdvraag• Hoe leefde men na de tweede wereldoorlog?
• Hoe leefden Joden na de twee wereldoorlog?
• Hoe leefden Joden in Nederland na de tweede wereldoorlog?
• Hoe leefden Joden in Nederland de eerste 10 jaar na de tweede wereldoorlog?
• Doelgroep
• Plaats
• Tijdsbestek
• (evt.) Stelling
ad. 3 Informatiebronnen• Intern informatiesysteem (zoals
intranet) • Kranten • Artikelen uit vakbladen • Artikelen uit wetenschappelijke
tijdschriften • Nieuwsbrieven • Boeken • Wikipedia • Google • Twitter • Facebook • LinkedIn • Internetfora
• YouTube • Experts • Collega's • Eigen onderzoek • Onderzoeksrapporten • Congressen • Jaarverslagen • Websites van kenniscentra • Websites van branche- en/of
vakorganisaties • Websites van zorginstellingen • Nieuwssites / nieuwsapps • RSS-feeds
Wat weet ik / mijn directe omgeving zelf al?
Betrouwbaarheid checkenKODAK!• Kwaliteit
feitelijk, nauwkeurig, onderbouwd, logisch • Oorsprong
maker, organisatie, primaire / secudaire / tertiaire bron? • Doel
belangen, motieven, doelgroep • Actualiteit
wanneer gepubliceerd, versie? • Kwantiteit
1 bron = geen bron
Verzamelen, controleren & selecteren, ordenen
• focus op de vragen
• orden de antwoorden per vraag, bewaar de bron
• formuleer de antwoorden per vraag in eigen woorden
• combineer de antwoorden per vraag tot een rapport / notitie
• evalueer: heb ik antwoorden op al mijn vragen, welke vragen heb ik toegevoegd, welke vervolgvragen staan nog open?
4. Google tips en trucs
Google zoektrucs• zelfstandige naamwoorden gebruiken
• op exacte zin zoeken: „tekst tussen aanhalingstekens plaatsen”
• periode zoeken: … tussen twee jaartallen
• in een specifieke website zoeken: site:[url] en daarna de zoekterm
• specifiek bestandstype zoeken: filetype:[pdf,doc,xls]
• booleaans zoeken: [zoekterm] OR [zoekterm]
• andere woorden met zelfde betekenis: ~[zoekterm]
• woord negeren: -[zoekterm]
http://www.google.nl/advanced_search
Andere Google zoekdiensten• betekenis van een woord uit verschillende bronnen:
define:[zoekterm]
• in nederlandse nieuwsbronnen zoeken: news.google.nl
• plaatjes zoeken: google.nl/imghp
• locaties en routes zoeken: maps.google.nl
• in boeken zoeken: books.google.nl
• wetenschappelijk onderzoek zoeken: scholar.google.nl
Stelling
„De eerste hits zijn de beste en meest betrouwbaar”
FOUT!!
Technisch trucje, meest gelinkt of betaald.
Zegt niets over betrouwbaarheid.
5. Keuzeprocessen
KeuzeprocessenHoe te kiezen?
1. Normeren / doelen stellen: wat wil ik?
2. Prioriteren: go, go if, no go
3. Opties op een rij zetten: informatie verzamelen
4. Opties afwegen: welke voldoet aan gestelde norm / doelstelling?
5. De beste optie kiezen
6. De gevolgen evalueren, normen/doelen/prioriteiten bijstellen
Boek: The paradox of choice, Barry Schwarz
Kies je doelen en prioriteiten wijs
aantal variabelen
benodigde inspanning om de juiste keuze te maken
De last van voorspellenverwacht
nut
onthouden nut
ervaren nut
Samenvatting in ons brein: 1. Piek-ervaringen 2. Eind-ervaringen
Verschil in geprojecteerde verwachtingen: 1. Hier en nu: lage variëteit 2. Toekomst: hoge variëteit !Groepen voorspellen beter dan individuen
bron: Barry Schwartz, Daniel Kahneman, Paul Johnson
De last van informatie verzamelen en opties afwegenBeïnvloeding door:
1. Mate van vertrouwdheid met informatie: „wat de boer niet kent, dat lust hij niet”
2. Subjectieve weging van informatie
3. Ankers: de context van vergelijking
4. Framing
5. Menstype
ad 2. Subjectieve weging van informatie
• cijfermatig (abstract) versus anekdotisch (levendig) bewijs
• subjectieve betekenissen: beschikbaarheid van informatie voorin of achterin ons brein
• egocentrisme: we onthouden meer van ons eigen gedrag dan dat van een ander
• frequentie van dezelfde informatie: wat je vaak hoort, zal wel waar zijn
• groepsbeïnvloeding: als zoveel mensen dat denken, zal het wel waar zijn
ad. 3 Ankersde context van vergelijking
broodmachine: € 279,-
broodmachine deluxe: € 429,-
ad. 4 Framing
Contant - € 1,67 per liter Creditcard - € 1,69 per liter
ad. 4 Framing
Contant - € 1,67 per liter Creditcard - € 1,69 per liter
!
FIKSE KORTING BIJ CONTANTE BETALING!!!!
!!
CONTANT - € 1,67 per LITER!
CREDITCARD - € 1,69 per LITER!
!
ad. 4 Framing
Contant - € 1,67 per liter Creditcard - € 1,69 per liter
!
FIKSE KORTING BIJ CONTANTE BETALING!!!!
!!
CONTANT - € 1,67 per LITER!
CREDITCARD - € 1,69 per LITER!
!
!CREDITCARD BETALING KOST EXTRA!!!!!!CONTANT - € 1,67 per LITER!CREDITCARD - € 1,69 per LITER!!
Voorbeeld 1• Je bent arts
• 600 mensen met levensbedreigende ziekte
• Behandeling A: - redt 200 mensen
• Behandeling B: - 33% dat je alle 600 mensen redt - 66% kans dat iedereen overlijdt
• Welke behandeling kies je?
Voorbeeld 2• Je bent arts
• 600 mensen met levensbedreigende ziekte
• Behandeling C: - 400 mensen zullen sterven
• Behandeling D: - 33% kans dat niemand sterft- 66% kans dat iedereen sterft
• Welke behandeling kies je?
Winst- en verlies theorie
Bron: Kahneman en Tversky
objectieve toestandsu
bjec
tieve
erv
arin
g +
+-
-
verlies
winst
met zekerheid € 100,- winnen muntje opwerpen: € 0,- of € 200,-
met zekerheid € 100,- verliezen muntje opwerpen: € 0,- of € 200,-
Definitie• Maximiser: accepteert alleen het absoluut beste
en wil zeker weten dat elke beslissing de beste is die gemaakt kan worden. Vergelijkt alle denkbare opties.
• Satisficer: legt zich neer bij een beslissing die goed genoeg is en maakt zich niet druk over de mogelijkheid dat er wellicht betere alternatieven zijn. Hanteert criteria en normen en stopt met zoeken zodra die bereikt zijn.
Bron: Barry Schwarz, Herbert Simon
Maximiser t.o.v. Satisficer• vergelijken meer opties, zowel voor als nadat ze een beslissing
hebben genomen
• hebben meer tijd nodig om een beslissing te nemen
• besteden meer tijd aan het vergelijken van hun beslissingen met de beslissingen van anderen
• zijn ontvankelijker voor gevoelens van spijt na een beslissing
• denken vaker aan hypothetische alternatieven voor beslissingen die ze hebben genomen
• voelen zich minder tevreden over hun beslissingenBron: Barry Schwarz, Herbert Simon