West-Vlaamse landbouw in een maatschappelijk perspectief
Transcript of West-Vlaamse landbouw in een maatschappelijk perspectief
West-Vlaamse landbouw
in een maatschappelijk perspectief
Welkom!Dertig jaar boer, twaalf uur per dag, minstens zes dagen
op zeven. Als je het in uren uitrekent, heeft een boer van
55 jaar zeker recht op brugpensioen. Vreemd genoeg klinkt
die roep niet vanuit de landbouwwereld. Zouden wij - on-
danks het feit dat mensen ons wel eens als klagers aanzien
- onze job dan toch zo graag doen?
Tuurlijk wel! Wat is er boeiender dan leven en werken met
de natuur? Dan zaaien en oogsten? Misschien is het wel de
essentie van het leven zelf? Als ik veertien dagen druk be-
zig geweest ben met ploegen, dan duurt het tot volgend jaar
vooraleer hetzelfde werk zich opnieuw aandient. Een jaar vol
afwisseling, vol groei, verzorging en afrijping. Een jaar van
zaaien, oogsten, opslaan en verkopen. Een jaar van meeval-
lers en hopelijk zo weinig mogelijk tegenvallers…
Heel wat landbouwers werken – net als ikzelf – samen
met hun partner en kinderen om de boerderij verder uit
te bouwen. Het geeft voldoening om telkens weer een stap
vooruit te zetten in de stille hoop je levenswerk te mogen
doorgeven aan een volgende generatie. Groei hoeft niet
noodzakelijk synoniem te zijn van ‘steeds groter’; je kan
ook kiezen voor ‘beter’.
Al die inzet gaat soms ten koste van onze vrije tijd, waar-
door we vaak geen tijd over hebben om zelf naar ‘de platse’
te gaan. Maar dan komt de platse gewoon naar ons. De so-
ciale contacten met de gasten op onze vakantieboerderij
compenseren dat ruimschoots. Zalig om te horen dat een
Boeren in Beeld
“Zalig dat een klein jongetje na zijn
boerderijvakantie elke tractor in het
Antwerpse begroet met “Dag boer Guido”.
Dat maakt van mij een tevreden mens”
klein jongetje, dat je op zondag meeneemt met de tractor,
vervolgens een half jaar lang elke tractor in het Antwerpse
begroet met ‘Dag boer Guido’. Of kinderen die enkel nog
chips willen van boer Tom, onze zoon.
Zelf pak ik daar op zondag een trappist bij en geniet met
familie en vrienden aan mijn zelfgebouwde fontein. We
praten wat bij, komen tot rust en blikken terug of vooruit,
naargelang hetgeen zich aandient. Op het erf zit dan een
tevreden mens. Zo mag het (boeren)leven nog wel een tijdje
zijn gang gaan…
Guido
Ontdek het verhaal van Elke en Guido op pagina 22-23.
Boeren… Ik denk dat het een manier van leven is. Hoewel
ik een tijd buitenshuis gewerkt heb, was de lokroep toch
groot. Bijna tien jaar geleden trokken we de boerenkaart.
We werken van ’s morgens vroeg tot ’s avonds laat, op zon-
en feestdagen. Want onze koeien kennen natuurlijk geen
vakantie. Op een boerderij is werken en leven sterk verwe-
ven. Soms zitten we al eens wat langer aan de keukentafel
of zijn we superblij met de geboorte van een kalfje.
Andere keren is de natuur wat grilliger. Dat veroorzaakt al
eens een flinke portie stress en spanning. Het harde werken
wordt immers niet altijd beloond. Maar ook dat hoort erbij als
je met levend materiaal werkt. Onze dieren zijn onze grootste
zorg! Als melkveehouder heb je immers een speciale band
met elke koe. Ik sta dag en nacht paraat voor onze dieren en
dat mag je op sommige nachten vrij letterlijk nemen.
Maar vergis je niet. Ik ben ook een vrouw zoals vele andere.
Dus wil ik het op en rond ons landbouwbedrijf ook mooi ma-
ken. Luchtige stallen, wat groenbeplanting links en rechts…
Groene vingers komen goed van pas, zeker omdat er in het
voor- en najaar flink wat werk is op de velden. Er is ook een
moestuin met veel lekkers dat elke middag vers op tafel komt.
Stiekem moet ik wel bekennen dat opa die voor zijn rekening
neemt. Ik zei het al, een vrouw zoals elke andere vrouw ;-)
Boeren is ook ondernemen. Je bouwt je hele leven je bedrijf
verder uit zodat het niet alleen ecologisch maar ook econo-
misch leefbaar blijft. Is dat omdat wij, boeren, nooit genoeg
hebben? Nee, heus niet. We proberen mee te zijn in een voort-
durend veranderende omgeving, met vaak grote risico’s, met
steeds strenger wordende regels maar gelukkig ook met vele
nieuwe ideeën en innovatieve technologieën. Want wij als
boeren willen net als iedereen gewoon zorgen voor morgen…
Elke
“Hebben wij, boeren, dan nooit genoeg?
Nee, heus niet. We proberen, net als
iedere ondernemer, in een snel veranderende
omgeving een leefbaar bedrijf uit te bou-
wen. Met respect voor morgen”
West-Vlaamse landbouw
- in -kaart
Economisch belang van de sector
06 West-Vlaanderen als landbouwprovincie
bij uitstek
07 Landbouwstreken en bijhorende activiteiten
08 West-Vlaamse platteland in beeld
08 Veehouderij
10 Teelten
12 West-Vlaamse goudklompjes
12 Groente-industrie
13 Aardappelindustrie
Heterogene bedrijven
15 Schaalvergroting
15 Toenemende specialisatie en automatisatie
16 Onzichtbare bedrijfsstructuur
16 Professionalisering
17 Uiteenlopende bedrijfsvoering
De man en vrouw achter de landbouw
19 3 x landbouwgeneraties
21 Landbouwer 2.0
22 Dagboek
Functies van de landbouw
24 6 x F + 1
25 Food, Feed, Fuel, Fibre, Flower en Fun
Vlaamse landbouw - in een -
Europese context
Gemeenschappelijk landbouwbeleid
30 Vijftig jaar landbouwgeschiedenis
35 6 x dierenwelzijn
Europese landbouwstructuur en handelsbeleid
38 Europese landbouwsector in kaart
38 GLB heeft prijskaartje
39 Globalisering van de landbouwmarkten
40 Stimuleren van zelfredzaamheid
40 Vlaamse productie: niet meer, maar anders
Noord-Zuidverhouding
41 Het GLB en de internationale handel
42 De wereldvoedselproblematiek
42 Noord verschilt niet zoveel van Zuid
Vlaamse landbouw - in -
duurzame ontwikkeling
Hoe duurzaam is de Vlaamse landbouw?
44 Van stille lente naar nieuwe geluiden
44 Triple bottom line, een werkbaar begrip?
44 Duurzaamheidpijlers in de landbouw
45 Vlaams verhaal
46 De ster aan het landbouwfirmament
Duurzaam boeren in de praktijk
47 10 x schoon boeren
50 Schoon boeren met Inagro
53 Boeren in beeld
Bronnen
Interviews
Verklarende woordenlijst
West-Vlaamse landbouw
- in -kaart
Boer in Beeld+ \ West-Vlaamse landbouw in kaart6 \
Economisch belang van de sector
West-Vlaanderen als landbouwprovincie bij uitstekDe cijfers spreken voor zich. Een derde van het areaal, het aantal bedrijven, de productiewaarde, de toegevoegde waarde
en de tewerkstelling van onze Vlaamse landbouw kan je toewijzen aan West-Vlaanderen. Maar ook een derde van alle
Vlaamse koeien en pluimvee en zelfs de helft van alle Vlaamse varkens tref je in de kustprovincie aan.
Samengevat: West-Vlaanderen is goed voor een derde van de Vlaamse landbouw.
2014 WEST-VLAANDEREN VLAANDEREN
RUIMTE 203.500 hectare landbouwgrond
2/3 van de grond is in gebruik door
landbouw
615.000 hectare landbouwgrond
bijna 1/2 van grond in gebruik door
landbouw
SECTOREN 1/2 van alle Vlaamse varkens
1/3 van alle Vlaamse runderen
1/3 van alle Vlaams pluimvee
2/3 van alle Vlaamse open luchtgroenten
1/2 van alle Vlaamse aardappelen
6.350.000 varkens
1.300.000 runderen
33.700.000 pluimvee
28.000 hectare open luchtgroenten
45.000 hectare aardappelen
PRODUCTIEWAARDE Enkel land-en tuinbouw
1/3 van de Vlaamse landbouw-
productiewaarde
Totale agrocomplex
10% van de West-Vlaamse economie
Enkel land-en tuinbouw
5,7 miljard euro productiewaarde
Totale agrocomplex
61,1 miljard euro omzet
TEWERKSTELLING Enkel land-en tuinbouw
8.500 bedrijven
21.000 arbeidsplaatsen
Totale agrocomplex (2011)
15.000 bedrijven
46.000 arbeidsplaatsen
Enkel land-en tuinbouw
24.000 bedrijven
58.000 arbeidsplaatsen
Totale agrocomplex
45.500 bedrijven
147.500 arbeidsplaatsen
LANDBOUWVERBREDING 1/5 doet aan landbouwverbreding:
hoeveverkoop, toerisme, educatie, zorg,
natuur- en landschapsbehoud…
180 zorgboerderijen
1/5 doet aan landbouwverbreding,
waarvan meer dan 1/2 natuur- en
landschapsbeheer
750 zorgboerderijen
Bronnen:
- Landbouwrapport 2014, p 184, 259-260, www.vlaanderen.be/landbouw/lara
- Kerncijfers landbouw, 2015. De landbouw in België in cijfers, p 13, www.statbel.fgov.be
- Land- en tuinbouw in West-Vlaanderen. Provinciaal beleid op mensenmaat. Degelijk advies en professionele oplossingen, 2010, p 4-5,
www.west-vlaanderen.be/landbouw
- Facetten van West-Vlaanderen. Economische betekenis van het agrocomplex in West-Vlaanderen. WES 2009, www.wes.be
- Het Vlaamse agrovoedingscomplex, 2011, www.vlaanderen.be/publicaties
- Landbouwstatistieken 2014: voorlopige resultaten, http://statbel.fgov.be/nl/modules/publications/statistiques/economie/downloads/
agriculture_-_chiffres_d_agricole_de_2014.jspà
West-Vlaamse landbouw in kaart / Boer in Beeld+ / 7
Bron:
- Interview André Calus, ere-directeur Inagro
Landbouwstreken en bijhorende activiteitenWest-Vlaanderen is de landbouwprovincie bij uitstek in Vlaanderen. Ruim twee derde van het grondgebied wordt ge-
bruikt door boeren. De veehouderij situeert zich over heel West-Vlaanderen. Melkvee zit quasi over de hele provincie
verspreid, terwijl vleesvee zich concentreert in streken waar je minder groenten aantreft. Voor de gewassen ligt dat
anders. Er is een typische spreiding van het type teelt, in functie van de bodemsoort.
POLDERSTREEKDe Polders bestaan uit zware kleigrond. Die leent zich uitstekend tot akkerbouw, zoals graan, de typische polderaardap-
pelen, suikerbieten, maïs en wat vlas. Aangezien de grond ook uiterst geschikt is voor grasland vind je er ook heel wat
melk- en rundveebedrijven. Er zitten ook een half miljoen varkens in de Polderstreek, niet onbelangrijk dus. Verder is
er weinig marge om over te schakelen op groenteteelt, omdat de zware kleigrond zich er niet toe leent.
ZANDSTREEKTussen Brugge en Torhout situeert zich de Zandstreek.
Op die armere gronden heeft zich een intensieve vee-
houderij ontwikkeld: varkens, kippen en rundvee. Naast
het gekende grasland, tref je er de laatste jaren ook heel
wat maïs aan. In de streek rond Oedelem, Beernem en
Maldegem, richting Oost-Vlaanderen vind je heel wat
boomkwekerijen. Onze wereldvermaarde chrysanten en
laurieren maar ook heel wat andere sierplanten worden
in de omgeving van Brugge geteeld.
ZANDLEEMSTREEKHet overgrote deel van Midden-West-Vlaanderen tot aan
de Westhoek ligt in de Zandleemstreek. Centraal in de
provincie, met Roeselare voorop, bevindt zich de baker-
mat van onze gerenommeerde groenteteelt, zowel in
open lucht als in serres. Meestal combineren boeren de
groenteteelt met een intensieve veehouderij zoals var-
kens of pluimvee. In andere regio’s domineert de veehou-
derij in combinatie met akkerbouw.
LEEMSTREEKIn de Westhoek, rond de Kemmelberg, en in Zuid-West-Vlaanderen, ten zuiden van Kortrijk, bestaat de bodem uit leem.
Deze vrij zware grondstructuur is bijzonder geschikt voor akkerbouw, zoals graan, aardappelen en suikerbieten. Som-
mige van deze zware gronden zijn moeilijk bewerkbaar (te nat) of zijn erosiegevoelig (te steile hellingen). Die gronden
gebruiken boeren dus als weilanden. Daarom tref je op akkerbouwbedrijven vaak ook vleesvee aan.
Boer in Beeld+ \ West-Vlaamse landbouw in kaart8 \
West-Vlaamse platteland in beeldWie langs West-Vlaamse velden en wegen rijdt, merkt
het meteen. De landbouw in onze provincie telt heel wat
deelsectoren, elk met hun specifieke kenmerken.
VeehouderijRundvee
Melkvee
• Bestaat vooral uit zwartbonte holsteinkoeien, maar
ook uit roodbonte dieren.
• De grotere, gespecialiseerde melkveebedrijven tellen
120 tot 150 melkkoeien.
• Een gemiddelde melkkoe geeft 8.400 liter melk per
jaar; een echt goede koe tot 10.000 liter per jaar.
• De melkprijs schommelde de voorbije jaren tussen 20
en 40 euro per 100 liter.
• In 2015 valt het melkquotum weg. De melkveehouders
zijn zich hierop aan het ‘organiseren’, alhoewel dit voor
hen een heel onzekere periode is. Hoe zal de markt
(en dus de melkprijs) evolueren? Er wordt heel wat ge-
bouwd. De nieuwe stallen zijn vaak hoger en groter. De
melkveestapel wordt uitgebreid en de nieuwe stallen
bieden meer comfort aan de koeien: meer ligruimte,
hoge en luchtige stallen voor een beter stalklimaat.
Soms worden ze uitgerust met een melkrobot.
Vleesvee
• Grazen vaak op gronden die voor andere teelten niet
geschikt zijn.
• Meestal zijn het dieren van het Belgisch witblauwe ras,
maar je ziet ook heel wat kruisingen en wat ‘exotische
rassen’ zoals de Franse rassen blonde d’aquitaine en
limousin.
• Er zijn minder gespecialiseerde vleesveebedrijven.
Vleesvee wordt veelal gecombineerd met een andere
bedrijfstak.
Het West-Vlaams Rood als dubbel doelras
• In het verleden had elke streek zijn eigen rundveeras,
aangepast aan de specifieke omstandigheden.
• Dit is een dubbel doelras, dat wordt aangehouden voor
zowel vlees als melk. Dit betekent dat deze koeien op
beide fronten slechts matig scoren en dus moeilijk in-
pasbaar zijn in een moderne, vaak gespecialiseerde
bedrijfsvoering. De melkproductie is lager en de groei
(van het vlees) is trager. Niet onlogisch dat dit ras na-
genoeg verdwenen is in onze contreien.
• Er zijn wel kweekprogramma’s om het ras in stand te
houden en het vlees werd een paar jaar terug erkend
als streekproduct.
Vleeskalveren
• Slechts heel beperkt in West-Vlaanderen.
• De kalveren blijven op stal tijdens het vetmesten.
Varkens
Zeugenbedrijven
• Ze houden zeugen om biggen te produceren. De biggen
blijven 21 à 28 dagen na geboorte bij de moeder. Daar-
na worden ze in aangepaste omstandigheden verzorgd
tot een gewicht van ongeveer 20 kg.
• Een zeug werpt 28 à 33 biggen per jaar.
Afmestbedrijven
• Zij kopen biggen als ze ongeveer 20 kg wegen en gaan
de varkens verder opkweken tot ongeveer 110 à 120 kilo.
• Dan zijn ze klaar voor het slachthuis.
Gesloten bedrijven
• Hier worden zowel zeugen, biggen als vleesvarkens
gehouden. De varkens blijven vanaf de geboorte tot aan
de slacht op hetzelfde bedrijf.
• Dit heeft als voordeel dat het een gesloten systeem is,
waardoor de ziektedruk lager is.
West-Vlaamse landbouw in kaart / Boer in Beeld+ / 9
De voorbije jaren is heel wat gebouwd.
Vaak zijn de nieuwe stallen ook groter en hoger. Dit
heeft zijn redenen.
Veel heeft te maken met de verplichting tot omscha-
kelen naar groepshuisvesting van de zeugen. Dit ka-
dert in de regelgeving betreffende dierenwelzijn. De
drachtige zeugen zitten niet langer vast in kooien,
maar kunnen vrij rond lopen. Dieren krijgen meer
plaats, stallen worden groter. Wanneer landbouwers
willen overleven, zijn ze genoodzaakt hierin te inves-
teren. Deze meerkost moet op een voldoende schaal-
grootte uitgevoerd worden om rendabel te zijn.
Er speelt ook een economische dynamiek. Eindelijk
kan het bedrijf verder doorgroeien. Vele jaren was
groei in de varkenshouderij niet mogelijk, denk maar
aan het strenge mestactieplan (MAP). De voorbije jaren
werd de wetgeving gewijzigd. Varkenshouders kun-
nen nutriëntenemissierechten (NER’s) overnemen of
kunnen uitbreiden door mest te verwerken. Dit maakt
bedrijfsontwikkeling opnieuw mogelijk. In stallen wor-
den nieuwe milieutechnieken om emissies te beper-
ken ingebouwd, zoals luchtwassers. Deze technieken
beperken ammoniak-, geur- en fijn stofuitstoot.
Vergeten we vooral niet dat ook heel wat varkensbe-
drijven de voorbije jaren gestopt zijn. Dat hangt samen
met de economisch moeilijke tijden of een gebrek aan
zin of mogelijkheden om te investeren in milieu en die-
renwelzijn.
Mestverwerking
West-Vlaanderen telt momenteel een 70-tal mestver-
werkingsinstallaties, zowel in agrarisch gebied als op
industrieterreinen. Dit biedt vooral pluimvee-, varkens-
houders en een beperkt aantal rundveehouders moge-
lijkheden om hun mestoverschotten te verwerken.
Vooral de installaties voor varkensmest vallen het mees-
te op. De vaakst gebruikte techniek is de ‘biologie’. Na
een scheiding van de mest in een dikke en dunne frac-
tie, meestal met behulp van een centrifuge, worden deze
twee stromen apart behandeld. De aanwezige fosfor
komt voor het grootste deel terecht in de dikke fractie; de
stikstof in de dunne fractie. De dikke fractie wordt verder
gecomposteerd. Dit product gaat vooral op export, rich-
ting Frankrijk. Een welgekomen product voor akker- en
wijnbouwers. De dunne fractie wordt verder biologisch
behandeld, met behulp van bacteriën, die de stikstofver-
bindingen afbreken tot stikstofgas.
Daarom zie je vaak ronde, betonnen behandelingsbek-
kens en een lagune voor het eindproduct (of effluent). Dit
eindproduct bevat bijna geen stikstof en fosfor meer, wel
nog kalium. Dit product kan terug op de Vlaamse bodem,
waar het een wenselijke kalimeststof is voor bijvoorbeeld
de aardappelteelt.
Boer in Beeld+ \ West-Vlaamse landbouw in kaart10 \
Pluimvee
Legkippen
• Sinds 2012 zijn de pluimveehouders verplicht over te
schakelen naar diervriendelijke systemen, zoals de ver-
rijkte kooi of het volièresysteem. Zo is er meer opper-
vlakte per dier en kan het dier makkelijker zijn natuurlijk
gedrag ontwikkelen (scharrelen, zitstokken, legnest...).
• Dit betekende enerzijds een heuse investeringsgolf in
de legkippenhouderij en anderzijds stopten er ook heel
wat bedrijven.
• Nieuwe stallen zijn groter waardoor er meer ruimte per
dier is. Bovendien zijn ze ook emissie-arm gebouwd.
Vleeskippen
• Eendagskuikentjes worden geleverd aan de boerderij.
Daar krijgen ze goede zorgen en aangepaste voeders,
zodat ze zich ontwikkelen tot volwassen vleeskippen,
die rijp zijn voor het slachthuis.
• Ook die nieuwe stallen worden tegenwoordig emissie-
arm gebouwd.
Schapen & geiten
• Hier gaat het om een heel beperkte professionele pro-
ductie in West-Vlaanderen.
TeeltenAkkerbouw
Graan
• De graanteelt bestaat in onze streek vooral uit tarwe
en in mindere mate uit gerst.
• Het zijn wintergranen. Ze worden in oktober en novem-
ber ingezaaid om in juli en augustus te oogsten.
Maïs
• Bestaat uit kuilmaïs en korrelmaïs.
• Het ziet er hetzelfde uit, maar eigenlijk zijn het andere
rassen.
• Ook de oogst is verschillend. Bij kuilmaïs oosten de land-
bouwers de volledige plant. Ze wordt verhakseld, inge-
kuild en dient als wintervoeding voor rundvee. Bij kor-
relmaïs wordt enkel de maïskorrels (het graan) geoogst.
Dat gebeurt ook later. Het wordt gedroogd en veelal ge-
bruikt in veevoeding (vooral voor kippen en varkens).
Bieten
• Het gaat meestal om suikerbieten. Ze hebben een wit-
te kleur.
• West-Vlaanderen kent slechts een beperkt areaal voe-
derbieten, die er doorgaans rood of oranje uitzien.
West-Vlaamse landbouw in kaart / Boer in Beeld+ / 11
Bron:
- Interview Lieven Louwagie, adjunct-adviseur dienst landbouw Provincie West-Vlaanderen
Aardappelen
• Ook hier is er variatie troef. Je hebt vroege aardappelen
en bewaaraardappelen.
• Je kan witte en rode aardappelen onderscheiden
(bloeien paars).
• Sommige percelen zijn bestemd voor de versmarkt,
andere gaan naar de verwerking.
• Tachtig procent van het Vlaams pootgoed wordt in
West-Vlaanderen geoogst.
Nateelten
• Die groenbedekkers, meestal gele mosterd, worden
ingezaaid na de graanteelt.
• Ze gaan de resterende voedingsstoffen opnemen en
vastleggen en verhogen het humusgehalte.
• Typisch is de gele bloei in het late najaar.
Grasland
Een groot deel van het landbouwareaal in onze provincie
is bedekt met grasland. Dit is nog altijd een van de be-
langrijkste voedergewassen. Grasland is op te delen in
permanent grasland en tijdelijk grasland.
Tijdelijk grasland zit in teeltrotatie met andere gewassen
en wordt dus gescheurd en gevolgd door een ander ge-
was. De akker kan na verloop van tijd opnieuw met gras
ingezaaid worden.
Groenten
Openluchtgroenten
• West-Vlaanderen telt 62 procent van de Vlaamse open-
luchtgroenten. Het gaat vooral om prei, koolgewassen
(bloemkolen, spruiten, witte en rode kool), wortelen en
spinazie.
• Veel van deze gewassen worden laat in het najaar en
zelfs in de winter geoogst.
Serregroenten
• De kustprovincie is koploper in bladgewassen: vooral
de klassieke kropsla, maar ook veldsla en andere sla-
soorten.
• Ook komkommer, tomaat, paprika en courgette zijn
veelvuldig aanwezig in onze streek.
Fruit
West-Vlaanderen is niet echt een fruitregio, maar we vin-
den natuurlijk wel boomgaarden met ongeveer evenveel
appelen als peren. Ook wijnbouw heeft zijn plaats.
Daarnaast is de aardbeiteelt sterk in opmars. De teelt
van aardbeien is al lang niet meer beperkt tot oogst in
mei en juni. Bijna het hele jaar door worden aardbeien
geplukt, uitgezonderd in de winter. Daarom worden aard-
beien steeds meer geteeld onder plastiektunnels en in
serres van glas of plastiek. Steeds vaker wordt er geteeld
in teeltgoten op stellingen. Dit geeft een veel beter pluk-
comfort. Zo kan de fruitteler op werkhoogte plukken.
Sierteelt
West-Vlaanderen is geen uitgesproken sierteeltregio, in
tegenstelling tot Oost-Vlaanderen. Toch zijn er een aan-
tal niches waarin West-Vlaanderen top is. Dit geldt onder
meer voor potchrysanten en perkplanten. Maar ook de
boomkwekerij mag niet vergeten worden met vooral de
teelt van bosgoed en containerplanten.
Nieuwe teelten
Innovatie in de landbouw doet ook nieuwe teelten ver-
schijnen op het platteland. Denken we maar aan kool-
zaad, korte omloophout of hennep.
Agrobusiness…complex!
In het kielzog van die typische landbouwbedrijven
met hun vee en velden groeide in de loop der jaren
een volledige toeleverings-, verwerkings- en afzet-
industrie.
Concreet gaat het over de agrarische toelevering
zoals veevoederfabrieken en machinebouwers, de
landbouwsector zelf, de verwerkende industrie zo-
als de slachthuizen en de vele diepvriesbedrijven en
de afzet in veilingen en groothandels.
Dit agrobusinesscomplex staat in voor maar liefst 10
procent van de tewerkstelling, de omzet en de toege-
voegde waarde van de West-Vlaamse economie.
Boer in Beeld+ \ West-Vlaamse landbouw in kaart12 \
Bronnen:
- Succesverhaal van diepvriesgroenten uit West-Vlaanderen. VILT 21 mei 2012, www.vilt.be
- Diepvriesgroentebedrijven starten met spoortransport. VILT 18 april 2012, www.vilt.be
- Ardo neemt diepvriesgroenteproducent Ploegmakers over. VILT 2 juni 2010, www.vilt.be
- Interview André Calus, ere-directeur Inagro
West-Vlaamse goudklompjesEen aantal van die sectoren zijn uitgegroeid tot absolute
goudklompjes van onze West-Vlaamse economie. Het
begon bij onze West-Vlaamse boeren die ook toen elke
dag opnieuw een topproduct afleverden.
In die voetsporen groeiden gaandeweg bedrijven die zich
vandaag mogen meten met de top van de wereld. Dat is
het geval voor onze varkens en melkverwerking die res-
pectievelijk via onder meer Westvlees en Milcobel de weg
naar de consument vinden. Maar minstens even tot de
verbeelding sprekend is het West-Vlaams verhaal van
de diepvriesgroenten en de aardappelverwerking.
Groente-industrieTerugblik
Hoe heeft die groenteteelt zich historisch ontwikkeld?
Aanvankelijk was de landbouwer bezig met akkerbouw.
De omschakeling van die extensieve teelt naar indus-
triegroenten gebeurde geleidelijk aan, door de komst van
de conserven en later de diepvriesgroenten. Aan de hand
van die open luchtgroenten leerde de boer zijn stiel, bij
wijze van spreken. Pas veel later volgde het telen van
fijne groenten voor de veiling.
De teelt werd steeds intensiever, want hij moest een vol-
waardig inkomen vergaren door op datzelfde perceel ge-
wassen efficiënter en rendabeler te gaan verbouwen. Dat
vergde meer kwaliteitszorg, waardoor velen onder hen
op een gegeven moment in de glastuinbouw terecht-
kwamen en sommigen overschakelden naar sierteelt.
Dat betekende uiteraard ook dat akkerbouw in de omge-
ving van Roeselare nagenoeg verdwenen is.
Veiling
Tot op vandaag vind je de groenteteelten die zich concen-
trisch rond de REO Veiling van Roeselare situeren. Die
centrumfunctie van Roeselare werd nog versterkt met de
komst van het onderzoeks- en voorlichtingscentrum in
Beitem. In een eerste perimeter met Roeselare, Ardooie,
Hooglede en Staden situeert zich vooral de glastuinbouw
met verse groenten zoals kropsla, veldsla, komkommer,
tomaat, paprika, aangevuld met aardbeien.
De volgende cirkel omvat de industriegroenten en groen-
ten voor de versmarkt, waarbij bloemkolen en prei een
heel belangrijke plaats innemen.
Op een nog grotere afstand telen boeren vooral groenten
die ze machinaal kunnen oogsten zoals bonen, spinazie
en erwten.
Diepvriesfamilies
Vanaf het midden van de jaren 60 waagden de eerste
West-Vlaamse ondernemers, vaak zelf boeren, zich op de
diepvriesgroentemarkt. André Dejonghe richtte in 1965
samen met zijn broers Georges en Frans in Westrozebeke
West-Vlaamse landbouw in kaart / Boer in Beeld+ / 13 Pinguïn op. Spoedig ontstonden nog andere familiale diepvriesbedrijven in het
Roeselaarse. Zo ligt de familie Haspenslagh aan de basis van de bedrijven
Ardo in Ardooie en Unifrost (onderdeel van Dujardin Foods) in Koolskamp.
De meeste hadden al ervaring in de groentegroothandel of conservenindus-
trie. In 1975 waren er vier diepvriesbedrijven, in 1980 negen en in 1985 al
veertien. Tegenwoordig zijn er in de regio zo’n tiental bedrijven actief. De
sector is bijna volledig in handen van enkele families uit de plattelandsregio
rond Roeselare.
Wereldspelers
Amper een tiental jaren na het ontstaan van deze nieuwe industrietak domi-
neerde West-Vlaanderen de hele sector. In 1984 werd meer dan 85 procent van
de Belgische productie van diepvriesgroenten gerealiseerd in onze kustpro-
vincie. Jaarlijks produceert de West-Vlaamse diepvriesindustrie 900.000 ton
verwerkte producten.
Omdat de binnenlandse markt voor diepvriesgroenten heel bescheiden is, moet
ze 90 procent van haar producten in het buitenland slijten. Hoewel ze inmid-
dels sterk geïnternationaliseerd zijn, met vestigingen in onder meer Neder-
land, Frankrijk en Duitsland, worden ze nog steeds vanuit West-Vlaanderen
aangestuurd.
Dankzij die centrale ligging en de inmiddels vergaarde kennis blijven ze tot de
top van de wereld horen. Dat is niet in het minst ook de verdienste van de vele
boeren die prei, bloemkolen of andere groenten telen. Het harde handwerk,
vaak ook in het weekend, ligt mee aan de basis van dit succesverhaal.
AardappelindustrieAardappelteelt
West-Vlaanderen steekt er met kop en schouders bovenuit als het om aard-
appelteelt gaat. De vruchtbare bodem, het gunstige klimaat en de jaren-
lange ervaring van de telers legde ons geen windeieren. Met een opbrengst
van 50 ton per hectare zijn we opgeklommen tot de absolute nummer één in
de wereld als het om productiviteit gaat. Enkele cijfers op een rijtje.
West-Vlaanderen zit in de patatten
Aantal aardappeltelers Ruim 3.800
Aardappelareaal Ruim 22.400 hectare of de helft van de aardappelvelden in Vlaanderen
Aardappelopbrengst Meer dan 1 miljoen ton of bijna de helft van de hele Vlaamse oogst
Productiviteit Ruim 50 ton per hectare of numero uno in de wereld
“Andere regio’s kunnen
soms goedkoper produceren,
maar wij zijn goed gewapend
dankzij onze ligging.
Bovendien is er in West-
Vlaanderen een enorme
concentratie van kennis. Dat
is een van onze belangrijkste
troeven”.
Jan Haspeslagh
Gedelegeerd bestuurder van Ardo
Boer in Beeld+ \ West-Vlaamse landbouw in kaart14 \
Bronnen:
- De aardappel: een goudklompje van de West-Vlaamse economie, WES persbericht 22 augustus 2013, www.wes.be
- Interview André Calus, ere-directeur Inagro
Florerende handel
West-Vlaanderen is het zwaartepunt van de Belgische
aardappelhandel. Een 35-tal zeer heterogene aardappel-
handelaars vormen de draaischijf van een dynamische dis-
tributieketen, die steeds meer internationale allures krijgt.
De grootste Belgische, en wellicht ook Europese expor-
teur van verse ongeschilde aardappelen is een bedrijf uit
de Westhoek. Bart’s Potato Company verhandelt 200.000
ton aardappelen per jaar, en dat tot in het Midden-Oosten
en Zuid-Amerika.
De elf grootste regionale spelers verhandelen jaarlijks
750.000 ton aardappelen (waarvan gemiddeld 70 procent
uit de Belgische oogst) en stellen samen 150 mensen
tewerk. Sommigen investeerden in opslagcapaciteit in
Henegouwen en in Frankrijk.
Andere handelaars zoeken toegevoegde waarde in de
behandeling (wassen, schillen, versnijden, blancheren)
of in de gesofisticeerde verpakking van de goudgele
aardappelen. Of ze blinken uit in een andere niche zoals
de distributie van bio-aardappelen. De meeste West-
Vlaamse handelaars hebben historische banden met de
aardappelteelt en zijn ook vandaag nog actief in de teelt.
Friet en chips
Een cruciale schakel in de aardappelketen zijn de verwer-
kers, die de aardappel transformeren tot diepgevroren of
gekoelde frieten, kroketten, andere aardappelspecialitei-
ten of chips. Acht West-Vlaamse aardappelverwerkende
bedrijven, met fabrieken in het zuiden van de provin-
cie of net over de grens met Henegouwen, vormen een
krachtige groeipool. Het gaat om producenten van diep-
vriesfrieten en aanverwante aardappelbereidingen:
Agristo, Groep Clarebout, Ecofrost, Vanilo, Eurofreez en
de Groep Mydibel.
Daarnaast zijn er ook twee belangrijke producenten van
chips: Veurne Snackfoods (Lays) en Roger & Roger (Croky-
chips). Ze stonden in 2012 samen in voor ruim 2.400 ar-
beidsplaatsen. Deze bedrijven verwerken in totaal 1,8 mil-
joen ton (hoofdzakelijk Belgische) aardappelen en kwamen
recent voor het eerst boven 1 miljard euro omzet.
Exportkampioenen
De West-Vlaamse aardappelverwerkers zijn ook zeer
bedrijvig op de exportmarkt. Ze exporteren gemiddeld
83 procent waarvan 16 procent buiten de EU. De sterke
prestatie van de West-Vlaamse aardappelindustrie ver-
klaart mee waarom ons land is uitgegroeid tot de groot-
ste exporteur van aardappelbereidingen in de wereld.
Hiermee steken we voormalig aardappelkampioen Ne-
derland voorbij.
Contractteelt
De diepvriesgroenten zijn, net als zo’n veertig procent
van de aardappelen, contractteelten. Je hebt volume-
contracten, waarbij de landbouwer zich engageert voor
de teelt van bijvoorbeeld 40 ton aardappelen tegen een
vooraf afgesproken prijs. De discussie start dan wanneer
de boer slechts 35 ton kan leveren of wanneer hij 50 ton
kan oogsten. Bij oppervlaktecontracten spreekt de boer
vooraf een prijs af voor bijvoorbeeld twee hectare aard-
appelen. Doorgaans ligt de prijs lager dan op de markt
of bij de veiling. Voor aardappelen is dat wisselend. Bij
groenten ligt de prijs lager omwille van de andere eisen
die gesteld worden en de garantie op afzet die vooraf be-
paald wordt bij contractteelt.
West-Vlaamse landbouw in kaart / Boer in Beeld+ / 15
Bron:
- Landbouwrapport 2012, p 106-116, www.vlaanderen.be/landbouw/lara
Heterogene bedrijven
SchaalvergrotingHalvering en verdubbeling
Dat er steeds minder boeren zijn en de bedrijven steeds
groter worden, is een open deur intrappen. Elk jaar ver-
dwijnt zo’n 3 à 4 procent van de landbouwbedrijven wat
betekent dat op vijftien à twintig jaar het aantal hal-
veert. Vooral de kleinere bedrijven stoppen.
Anderzijds blijft de productiewaarde jaar na jaar con-
stant, in Vlaanderen tussen de 5 tot 6 miljard euro. Met
steeds minder Vlaamse landbouwbedrijven blijven we
met andere woorden evenveel produceren. Om dat vol
te houden, moet de productie per zetel elke vijftien tot
twintig jaar verdubbelen. In tien jaar tijd is de gemiddelde
bedrijfsoppervlakte bijna verdubbeld tot 24 hectare. Er
zit een grote variatie in: akkerbouwers hebben vaak ruim
100 hectare grond terwijl groentetelers slechts enkele
hectare bewerken.
Die schaalvergroting laat zich ook voelen in de gemiddel-
de veebezetting per bedrijf. Een doorsnee rundveebe-
drijf telt tegenwoordig al snel meer dan 100 dieren, een
varkensbedrijf 1.700 en een pluimveebedrijf zelfs 42.000.
Dure euro’s
Komt daar nog bij dat de marges (het verschil tussen
opbrengst en kost) steeds meer onder druk komen te
staan. Deze tendensen leiden onherroepelijk tot steeds
grootschaliger of intensievere landbouw of tot heroriën-
teren (verbreding). Want enkel die boeren die investeren
en/of innoveren, kunnen overleven. Investeringsbedra-
gen van 1, 2 tot zelfs 3 miljoen euro zijn lang geen uit-
zondering meer. Het hoeft geen betoog dat die financiële
inspanningen zwaar wegen op jonge starters.
Toenemende specialisatie en automatisatieDe sector kent een sterke specialisatiegraad. Bijna ne-
gen op de tien bedrijven zijn gespecialiseerd in een van
de 3 subsectoren. Meer dan de helft legt zich toe op vee-
teelt, 20 procent op akkerbouw en 13 procent op tuin-
bouw. Het hoeft geen verwondering te wekken dat die
toenemende schaalvergroting en specialisatie gepaard
gaat met een grotere graad van automatisatie.
Extra ogen en oren
Als je vier melkkoeien hebt, kun je die van heel nabij op-
volgen. Als je er tweehonderd hebt, is dat een heel andere
zaak. Dankzij de technologie kunnen boeren hun dieren
nog beter opvolgen, want ze beseffen dat de verschillen
tussen individuele koeien groot zijn. Wist je dat de melk-
robot tijdens het melken automatisch allerlei gegevens
over het dier meet en registreert? Dat een stappentel-
ler aan de poot van de koe de landbouwer alarmeert bij
afwijkend gedrag? Dankzij de technologie kan de boer
zijn aandacht toch volop richten op het dier dat dit nodig
heeft.
Van hype naar realisme
In de jaren 90 was precisielandbouw een hype. De in-
formatie- en communicatietechnologie nam een hoge
vlucht en onderzoekers bedachten allerlei leuke snufjes
zonder zich af te vragen of die wel een meerwaarde had-
den voor de landbouwer. De hype heeft inmiddels plaats
gemaakt voor realisme. Onderzoekers werken nauw sa-
men met de landbouw en aanverwante industrie om ge-
bruiksvriendelijke toepassingen te ontwikkelen. Enkele
hiervan, zoals de gps-gestuurde tractors en landbouw-
machines, zijn al stevig ingeburgerd.
Boer in Beeld+ \ West-Vlaamse landbouw in kaart16 \
Maar precisielandbouw omvat meer dan een gps. Sensoren kunnen de ge-
wasgroei monitoren vanuit satellieten, vliegtuigjes of vanuit de landbouwma-
chines zelf. Je kunt er ook de rijpheidsstadia van bijvoorbeeld appels mee me-
ten. Precisielandbouw helpt de boer zo een perceel te segmenteren, optimale
kwaliteit voort te brengen, aangepast te bemesten en zo het milieu te sparen.
Onzichtbare bedrijfsstructuurDe risico’s en bijhorende verantwoordelijkheden worden steeds groter, wat
ook zijn impact heeft op de juridische bedrijfsstructuur. Om het kapitaal en
de risico’s te beheersen, brengen sommige boeren hun activiteiten onder in
een vennootschap.
Anderen trekken extern kapitaal of arbeid aan, vaak in familiaal verband
onder bijvoorbeeld de vorm van samenuitbating. Naar schatting wordt 80
procent van de bedrijven familiaal uitgebaat: man/vrouw, ouders/kind of
broers/zussen. Die diversiteit is niet altijd even zichtbaar.
Goed om weten: 2014 is het jaar van de familiale landbouw.
ProfessionaliseringDe gemiddelde leeftijd van de boeren ligt inmiddels boven de 50 jaar en blijft
stijgen. Die veroudering van de landbouwpopulatie brengt heel wat proble-
men met zich mee. Een harde stiel, een vaak onzeker inkomen en hoge in-
vesteringen… Het hoeft geen verwondering te wekken dat veel boeren geen
opvolging vinden. Weinig jonge mensen voelen zich geroepen. Vooral klei-
nere en/of verouderde bedrijven zijn moeilijk over te dragen. Hoe groter het
bedrijf, hoe meer kans op een opvolger.
Maar er is ook goed nieuws. Wie er toch aan begint, is doorgaans beter op-
geleid. Zo’n 60 procent van de bedrijfsleiders jonger dan 40 jaar heeft een
landbouwopleiding genoten ten opzichte van 30 procent bij de oudere land-
bouwers. Hoe groter het bedrijf, hoe meer de bedrijfsleiders een hogere op-
leiding genoten hebben. De laatste decennia is er een sterke toename van het
opleidingsniveau waarbij een bacheloropleiding steeds meer de norm wordt.
Geen overbodige luxe want de administratieve last is alleen maar toegeno-
men. Afhankelijk van het type bedrijf en de activiteiten moet een landbouwer
een verzamelaanvraag en een VLIF-dossier voor zijn investeringen indienen,
een mest- en wateraangifte doen en milieu- en stedenbouwkundige vergun-
ning aanvragen bij het bouwen van bijvoorbeeld een nieuwe stal. Uiteraard
komt daar de klassieke bedrijfsboekhouding en BTW bij. Wie dieren heeft,
houdt een logboek van bemesting en Sanitel bij. Landbouwers zijn ook on-
derworpen aan de verplichtingen van het Federaal Agentschap voor Voed-
PRECISIE- LANDBOUW“Grootschalig boeren en tegelijk elk
dier of elk stukje van je perceel de
kleinschalige aandacht geven die het
verdient. Dat is de meerwaarde van pre-
cisielandbouw”, zegt professor Wouter
Saeys van de Faculteit Bio-ingenieurs-
wetenschappen van de KU Leuven.
“De kleinschalige boer van vroeger
kende zijn lapje grond door en door.
Hij gaf zijn ogen en oren de kost en
wist precies waar de opbrengst minder
was of waar hij extra bij moest bemes-
ten. Een boer met 100 hectare kan dat
onmogelijk zo precies weten. Tenzij hij
zijn oren, ogen en neus technologisch
ondersteunt. Daar is het de precisie-
landbouw om te doen. En daar hebben
we nu ook de tools voor.”
Bronnen:
- Landbouwrapport 2012, p 106-116, www.vlaanderen.be/landbouw/lara
- Dossier Precisielandbouw. Extra ogen en oren voor de boer. VILT 5 maart 2013, www.vilt.be
West-Vlaamse landbouw in kaart / Boer in Beeld+ / 17 selveiligheid. Ze moeten de sectorale lastenboeken volgen. Sommigen op-
teren ervoor om te voldoen aan extra eisen die gekoppeld zijn aan bepaalde
consumenten- of producentenlabels zoals Flandria of het Biolabel. Andere
landbouwers kiezen voor een eigen label waarvoor de eisen nog hoger lig-
gen, zoals het Tomabel-label.
Steeds vaker werkt een van de partners buitenshuis. De vaak schommelende
inkomsten uit de landbouw zullen daar niet vreemd aan zijn. Voor de helft van
hen is dat extra inkomen verwaarloosbaar, maar voor ongeveer een derde van
hen bedraagt dit aandeel meer dan 25 procent van het gezinsinkomen. Zo’n
15 procent haalt meer dan de helft van haar gezinsinkomen uit niet-landbouw.
Uiteenlopende bedrijfsvoering Van gangbaar over geïntegreerd tot bio
Vanaf 2014 werken alle Europese landbouwers volgens de IPM-richtlijnen.
IPM staat voor Integrated Pest Management, of geïntegreerde gewasbe-
schermingsmethodes. De essentie van IPM is het voorkomen van ziekten
en plagen (preventief), vervolgens veldwaarnemingen uitvoeren (monitoring)
om te kunnen overgaan tot bestrijding (interventie).
Bij de bestrijding wordt eerst bijvoorbeeld mechanisch wieden of biologi-
sche bestrijding ingezet, vooraleer gewasbeschermingsmiddelen gebruikt
worden. Heel wat fruit- en groentetelers passen die technieken al een aantal
jaren toe, met succes. De biologische landbouw fungeert vaak als motor om
duurzame technieken te introduceren in de gangbare landbouw.
Biologische landbouw
De biologische landbouw is een vorm van duurzame landbouw die nog een
stap verder gaat. Bij deze teeltwijze gaan boeren de milieubelasting nog
meer beperken en de natuurlijke kringlopen zoveel mogelijk respecteren.
De bodemvruchtbaarheid behouden ze door hun vruchten ruim af te wisse-
len en groenbedekkers en organische bemesting te gebruiken. Chemische
bestrijdingsmiddelen, kunstmest, voeder met groeistimulatoren of antibio-
tica en genetisch gewijzigde organismen zijn verboden. In de veehouderij
ligt de klemtoon op grondgebondenheid, dierenwelzijn, preventieve gezond-
heidszorg en biologisch geteeld veevoeder, bij voorkeur op het bedrijf zelf.
Europa legt de bioboeren heel wat strikte regels op, wat zich vertaalt in een
Europees bio-logo. Vlaamse biobedrijven worden minstens twee keer per
jaar gecontroleerd of ze aan deze regel voldoen. Hierdoor is de consument
zeker dat die landbouwproducten wel degelijk biologisch zijn.
De biologische landbouw neemt gaandeweg in belang toe, maar de cij-
fers over het aantal bedrijven en de oppervlakte laten zien dat dit vooral
Weten-schappelijk onderzoekNet zoals in andere takken van de
economie zijn onderzoek en ont-
wikkeling essentieel in de landbouw.
Laboratoria ontwikkelen nieuwe
plantenvariëteiten, aangepast aan
toekomstige noden. Landbouwers
maken gebruik van de gegevens van
de nieuwste satellietgestuurde en
mobiele technologieën om weers-
voorspellingen op te volgen.
Computers helpen hen om hun pro-
ductiekosten te voorspellen en om
het gebruik van chemische gewas-
beschermingsmiddelen tot een mi-
nimum te beperken.
Europa heeft het budget voor on-
derzoek en innovatie aanzienlijk
opgetrokken in haar begroting
2014-2020. Die fondsen zullen on-
derzoeksprojecten steunen om de
kloof tussen labo en boerderij ver-
der te dichten.
Bronnen:
- Landbouwrapport 2012, p 106-116, www.vlaanderen.be/landbouw/lara
- Het gemeenschappeljik landbouwbeleid. Een vervolgverhaal, 2012, p 1-20, ec.europa.eu/agriculture/50-years-of-cap
- Goed geboerd. Een portie landbouw op je bord, 2012, p 29-37, www.vlaanderen.be/publicaties
Boer in Beeld+ \ West-Vlaamse landbouw in kaart18 \
een Waalse aangelegenheid is. In Vlaanderen kennen de
biobedrijven opnieuw een sterke opgang na een periode
van stagnatie. In onze contreien swingen de grondprijzen
de pan uit, waardoor het areaal beperkter is maar wel
intensiever. Vooral heel wat tuinbouwbedrijven zijn hier
omgeschakeld.
2014West- Vlaanderen
Vlaanderen
Aantal biobedrijven 80 343
Bio-oppervlakte (in ha) 1000 5.042
Lokaal versus globaal?
Een andere, vaak gepolariseerde discussie is de vraag
of een landbouwbedrijf beter af is als het voor de korte
keten opteert of net andersom, wanneer het zich richt
op de Europese en/of wereldmarkt. Ook hier is er geen
juist antwoord.
Soms is het zelfs een en-en-verhaal, wanneer je als boer
aardappelen teelt voor de chipsfabriek en anderzijds de
melk van je koeien verwerkt tot kazen die je in je hoeve-
winkel verkoopt.
Verbrede landbouw
Dergelijke nevenactiviteiten zijn niet nieuw. Wie een
beetje in de tijd teruggaat, herinnert zich ongetwijfeld
een oom of tante met een handicap op de boerderij of
de verkoop van melk en boter. Die historisch gegroeide
zijsprongen waren een hele tijd wat weggedeemsterd om
de laatste jaren opnieuw aan belangstelling te winnen.
Ze zijn vaak de toegangspoort en het sympathieke ge-
zicht van de sector. Maar het gaat verder.
Die zogenaamde verbrede landbouw is een alternatieve
weg voor professionalisering en vormt een volwaardige
manier om het bedrijf te leiden. Verbreding omvat een
ruime waaier van activiteiten die we, samen met de
gangbare landbouwproductie, kunnen onderbrengen in
vijf categorieën:
• Witte diensten: gangbare landbouwproductie
• Gele diensten: sociale en toeristische activiteiten zoals
thuisverkoop, hoevetoerisme en zorgboerderijen
• Groene diensten: natuur- en landschapsbeheer
• Rode diensten: energieproductie
• Blauwe diensten: beheer van waterkwantiteit en
-kwaliteit
Bronnen:
- Kerncijfers landbouw, 2015. De landbouw in België in cijfers, p 36, www.statbel.fgov.be
- Interview Lode Tanghe, gebiedswerker landbouw Brugge-Oostende Provincie West-Vlaanderen
- De biologische landbouw in Vlaanderen, 2015, p. 12, 24, www.lv.vlaanderen.be
West-Vlaamse landbouw in kaart / Boer in Beeld+ / 19
De man & vrouw achter de landbouw
DRIE X LANDBOUWGENERATIES
50 -70 Eerste naoorlogse landbouwgeneratie
Vele kleine boeren van de naoorlogse generatie molken
hun koeien met de hand en maaiden het gras met een
zeis. De tekorten en wachtrijen voor voedsel lagen nog
vers in het geheugen.
Dankzij subsidies van het Landbouwinvesteringsfonds
konden de landbouwers machines kopen en gebouwen
renoveren. Met hun hogere inkomsten investeerden ze
vervolgens opnieuw in de verdere uitbouw van hun be-
drijf. De voedselproductie nam toe maar het
boerenleven bleef zwaar op de typische
kleinschalige gemengde bedrijven met zowel varkens
als runderen. De eerste stappen naar intensifiëring van
de veehouderij werden gezet.
Heel wat landbouwgronden gingen verloren aan wo-
ningbouw, industrie en wegenaanleg. Er waren jaren
waarin dat aan een tempo van 30 hectare per dag ging.
Opvolging van de bedrijven ging nog vlot omwille van de
rendabele prijzen toen. De opkomende industrie kaapte
echter heel wat arbeidskrachten van het platteland weg.
Witloofteelt in open lucht - Centrum Agrarische Geschiedenis1
Boer in Beeld+ \ West-Vlaamse landbouw in kaart20 \
90 - nu Derde landbouwgeneratie
Om tegemoet te komen aan de vele technologische
uitdagingen (bijvoorbeeld mestverwerking), de hoge
investeringskosten, de onvoorspelbare markt-
mechanismen en de maatschappelijke ten-
densen focussen boeren zich op vandaag
op kernactiviteiten. Dergelijke gespecialiseerde be-
drijven zijn of grootschalig of heel intensief uitgebaat,
zoals bijvoorbeeld een varkenshouderij met een paar
duizend varkens en externe mestverwerking.
Andere bedrijven zijn nichegericht met bijvoorbeeld 40
melkkoeien, waarbij de lekkere hoeveproducten een
meerwaarde aan de melk geven. De landbouwer van
nu combineert de rol van boer met die van ondernemer
en hoeder van het platteland. De laatste reeks Euro-
pese hervormingen hebben de boeren meer markt-
georiënteerd doen produceren. Sommigen verwerken
en verkopen voedingsmiddelen op de boerderij wat de
plattelandseconomie doet opveren. Anderen geven de
rurale gemeenschap een boost via agrarisch toerisme,
de oprichting van nieuwe bedrijven en andere ecologi-
sche en culturele activiteiten. Zo vrijwaren zij niet al-
leen het specifieke karakter van het platteland maar
ook de toekomst van de volgende landbouwgeneraties.
De boer is manager geworden…
Meer lezen over types bedrijven: zie pagina 15,
80 -90Tweede landbouwgeneratie
De kinderen die in de voetsporen van hun
boerende ouders traden, zagen een nieuwe realiteit.
Om de overschotten weg te werken, lanceerde Europa een
hervormingsproces. Vraag en aanbod moesten voortaan be-
ter op elkaar afgestemd worden.
In de jaren 90 stonden voedselkwaliteit, voedselveilig-
heid en dierenwelzijn voorop. Landbouwers werden zich
ook meer bewust van hun bijkomende verantwoor-
delijkheden zoals milieubescherming en duurzaam
gebruik van onder meer water en grond. Het leven van
deze generatie was anders en alleszins complexer dan
dat van hun ouders.
Meer lezen over de rol van de Europese Unie?
Zie pagina 30
3
2
West-Vlaamse landbouw in kaart / Boer in Beeld+ / 21
Landbouwer 2.0Imago
De landbouw wordt gezien als een sector die belangrijk is voor de economie
en voedselvoorziening. De kwaliteit en veiligheid van landbouwproduc-
ten is in de ogen van de Vlamingen goed. Gecombineerd met de bewon-
dering voor landbouw zijn dit de belangrijkste elementen voor een goed
landbouwimago. De landbouwer zelf krijgt dan weer een positieve evaluatie
omwille van zijn knowhow. Ook de manier waarop de omgang met dieren
wordt gepercipieerd, heeft een belangrijke invloed op het beeld dat de Vla-
ming heeft van de boeren.
Beroepstrots
Als je aan boeren zelf vraagt wat ze het leukste aspect aan hun beroep vin-
den, dan krijg je als topantwoorden de voldoening die ze uit hun werk halen,
de onafhankelijkheid en het leven in de natuur. Wat ze minst belangrijk vin-
den is – misschien wat verrassend - de voortzetting van het familiebedrijf, de
verbondenheid met de buurt en de sociale status.
“De Vlaming ziet landbouw
als een belangrijke sector die
het nodige respect verdient.
Toch mag de sector zich niet
blindstaren op dit mooie
resultaat. Er blijven nog een
aantal kritische punten. Zo
is de kloof met de consument
nog steeds te groot, op mi-
lieuvlak wordt er iets minder
goed gescoord en de beeld-
vorming over biolandbouw
gaat erop achteruit ”,
waarschuwt UGent-professor
Gino Verleye.
Bronnen:
- Landbouwrapport 2012, p 80-82, www.vlaanderen.be/landbouw/lara
- Vlaming kijkt kritisch maar postief naar landbouw. VILT 17 december 2012, www.vilt.be
O6.OO: Opstaan, even langs de badkamer passeren en daarna als de bliksem aan de bureau. Als ik elke ochtend een uurtje pa-pierwerk doe, dan krijg ik de zondagvoor-middag mijn administratie makkelijker rond. O7.OO: Even op de pauzeknop. Ik ontbijt samen met mijn vrouw Ann en onze inwonende Franse stagiair. Met een drietal boterhammen met kaas en een kop koffie kan ik er tegenaan.
l2.OO: We eten onze boterhammetjes op in
de tractorcabine zonder te stoppen, want
het werk vlot niet echt super. En onze
twaalf hectare willen we wel ingezaaid
krijgen vandaag. Nog even controleren of
onze machine goed afgesteld blijft, even
bijvullen en hop, we gaan er weer tegenaan.
O7.3O: Je vindt me al in de loods, waar ik het oliepeil van onze tractors en machines nazie en de zaaimachine reinig en vervol-gens vul. Het is een belangrijke dag want we gaan wintertarwe uitzaaien!
l9.OO: Een telefoontje van mijn vrouw Ann : de regen komt waarschijnlijk al vroeger. Leve de stress. Ik kan dus zeker niet stoppen vooraleer het hele perceel klaar is.
O8.OO: Aankomst op het veld. Ik help onze stagiair opstarten met de grote tractor en de ploeg. Nog een klein beetje bijregelen en dan moet het lukken.
O8.3O: Ok, nu kan ik zelf aan de slag. Het zaaibed ligt toch grover dan ik dacht; het heeft de laatste tijd toch veel geregend, merk ik nu. Een beetje trager rijden helpt, maar ik ben toch niet helemaal tevreden :( Frank voorspelt veel regen de komende dagen, dus beslis ik om toch door te gaan. Geen paniek, de oppervlakkig lig-gende korrels zullen door de verwachte neerslag en de hoge temperatuur ook snel kiemen. Of hoe een half leven ervaring helpt relativeren...
2O.3O: Nog even de zaaimachine reinigen, bijtanken, vullen en alles staat klaar om mor-genvroeg te vertrekken. Het zal deze keer echt voor dag en dauw zijn, ik schat rond 5u30 want we willen de regen voor zijn. 2l.l5: Ik ga de douche in en schuif mee aan tafel voor een stevig en lekker warm bord: stoofvlees met frietjes. Mijn vrouw en ik blik-ken tevreden terug op onze dag en plannen al een en ander voor morgen. 22.3O: Bedtijd, want morgen is het vroeg dag!
2O.OO: Oef, het perceel is afgewerkt.
We kunnen naar huis. Ik heb nog onge-
veer 10 kilo zaadgoed over; mijn afstelling
was dus goed :)
Een dag uit het leven van:
Naam: Guido en Ann Lammerant - Harteel
Bedrijfsnaam: De Torreele
Adres: Torrelestraat 4 in Wulpen-Koksijde
Activiteit: Akkerbouw in combinatie met hoevetoerisme
Bedrijfsgrootte: 150 hectare tarwe, aardappelen, suikerbieten, bonen en spinazie
De boer is gestart in 1983
O6.OO: Ik sta op, mijn man Dries gaat al naar buiten en zelf neem ik snel een glas water en een boterham. Nog snel het ontbijt klaarzetten voor de kids en hup... de melkput in!O6.3O: Dank u, Dries ; ) Tegen de tijd dat ik aankom, heeft hij al zes koeien gemolken. Ik neem het over en melk alleen verder. Tussenin probeer ik mijn wederhelft te helpen met het reinigen van de ligboxen, de kleine kalfjes drinken te geven en de koeien te voederen.
l2.OO: Op onze boerderij drinken we elke dag
lekkere zelfgemaakte soep uit opa’s groente-
tuin. Tussen 12 en 13u eet iedereen... Of toch
niet? Tussendoor krijg ik een telefoontje om de
levering van een vracht te bevestigen. Nu we
toch bezig zijn, doe ik nog dik uur verder met
de papierenwinkel. Dries ontsnapt en voert een
landmeteropdracht uit.
O8.OO: Kinderfile... Ik help mijn spruiten wassen en aankleden, tandjes poetsen en check nog eens hun boekentassen. Ze hebben flink gegeten. Mama is trots! Dries en ik komen even op adem aan de ontbijttafel. We doen een paar tele-foontjes en vullen onze werkplanning verder in.
l4.3O: Ik duik opnieuw de stal in. De stap-penteller van onze koe gaf deze morgen een signaal dat het dier ‘tochtig’ is. We insemineren haar en dromen al even weg van een mooi vaarskalfje... Verder bekappen we nog twee dieren.
lO.OO: Cowgirl in plaats van cowboy. Ik voorzie onze kleinste kalfjes van vers water, een portie vers hooi en een hap krachtvoer. Die kunnen er weer even tegen. Ik ga langs in de jongveestal om ‘onze toekomst’ nog wat hooi of voordroog bij te geven. Ik controleer de koeien, ververs het stro en geef ook hen nog een portie krachtvoer.
ll.OO: Facturen ordenen, voer bestellen, melkgehaltes controleren en in ons managementprogramma de melkproductie chec-ken. Als boeren besteden we best veel tijd aan administratie. Maar er is ook spannend nieuws als we samen ons bouwplan overlopen.
l7.3O: Ik melk alleen de koeien en tussendoor wuif ik de kinderen hun bed in. Gelukkig is oma er om ze in te stoppen! Dries voedert ons melk- en jongvee. Daarna nog een paar klussen afwerken: melkput reinigen, een paar hoogdrachtige koeien controleren en een vaars insemineren.
2O.3O: Ik check Facebook om te zien wat er in de wereld rondom ons gebeurt. 2l.3O: Nog even voer inschuiven en de koeien controleren. Ik zet alles in de melk-put klaar voor een nieuwe dag in melkveeland...
l6.OO: Ik vertrek richting ons dorps-schooltje waar twee blije gezichtjes uit de rij naar de auto komen gevlogen. Het vervolg laat zich raden. Veelgebabbel en een heel klein beetje gekibbel op de achterbank. We eten samen en ik help Victor nog even met zijn huiswerk.
Naam Elke en Dries Deraedt - D’HallewinBedrijfsnaam De Wijngaerdbossen Adres Ieperstraat 4 in LangemarkActiviteit Activiteit melkvee en akkerbouw in combinatie met zelfstandig landmeterBedrijfsgrootte 70 melkkoeien en bijhorend jongvee + 80 hectare gras en maïs, aardappelen, suikerbieten, graszaadteelt, wintertarwe en grove wortelenDe boerin is gestart in 2005
Boer in Beeld+ \ West-Vlaamse landbouw in kaart24 \
Functies van de landbouw
6 x F + 1Landbouw vormt de basis van onze menselijke bescha-
ving. Al van oudsher verzamelden mensen vruchten,
wortels en eieren en jaagden ze op wilde dieren over gro-
te afstanden. Zo’n 10.000 jaar geleden zochten ze hun
voedsel niet langer uitsluitend in de vrije natuur, maar
zetten die natuur ook naar hun hand. De landbouw was
geboren.
Van meet af aan leverde landbouw meer dan louter voed-
sel voor mens en dier. Ze verschafte ook brandstoffen zo-
als hout, en grondstoffen voor kleren en werktuigen zoals
leer, wol en vlas. Later kwamen daar ook een rol in na-
tuurbeheer en sierteelt bij en kreeg landbouw eveneens
een recreatief aspect. Samengevat gaat het om food,
feed, fuel, fibre, flower en fun, ofwel 6F. Soms voegen
wetenschappers er nog een zevende F aan toe: farmacie.
De gezondheidsbevorderende eigenschappen van hop
voor vrouwen in de menopauze is hiervan een voorbeeld.
Niet al deze F’en zijn in de loop van de geschiedenis even
belangrijk geweest. Food en feed zijn constanten, de an-
deren waren afhankelijk van technologische, economi-
sche en maatschappelijke factoren.
Van 4F over 2F naar 6F
Tot in de achttiende eeuw waren food, feed, fuel en fibre
de pijlers van de toenmalige landbouw. Houthakkers en
turfstekers zorgden voor warmte, en bijen- en olijftelers
zorgden met hun was en olie voor licht. Textiel en touwen
werden in onze streken vooral gemaakt van schapenwol
en in de rivieren geroot vlas (roten is het blootstellen van
vlasstengels aan water zodat de vezels vrijkomen en ge-
bruikt kunnen worden in de textielindustrie).
Meer over vlas lees je op pagina 27.
Met de opkomst van steenkool en elektriciteit tijdens de
industriële revolutie (vanaf 1780) en later de ontdekking
van aardolie (op het eind van de negentiende eeuw) leek
de rol van fuel in het Westen uitgespeeld. De komst van
aardolie veroorzaakte ook een terugval van fibre. Natuur-
lijke vezels werden immers vervangen door kunststoffen
op basis van petroleumderivaten. Voortaan kon je net zo
makkelijk textiel van nylon, polyester en pvc maken als
van wol, linnen en katoen. Bovendien groeiden de steden
snel aan en was er meer voedsel nodig. Geen wonder dat
de landbouw zich toen en een lange tijd daarna concen-
treerde op het produceren van zoveel mogelijk voedsel.
Ook vandaag meer dan voedsel
De meest voor de hand liggende en ook prioritaire func-
tie van onze Vlaamse landbouw is nog steeds de pro-
ductie van voedsel. Toch is ook vandaag geen bescha-
ving mogelijk zonder landbouw in al zijn functies, al zijn
we ons hier in het rijke Westen daar vaak niet meer van
bewust. Nu de voorraden van fossiele brandstoffen stil-
aan uitgeput raken en de prijzen stijgen, merk je dat de
landbouw haar historische taken van weleer opnieuw
opneemt. Dus krijgt fuel weer meer aandacht door de
opmars van biobrandstoffen zoals bio-ethanol en biodie-
sel, en het gebruik van biomassa en methaangas voor
het opwekken van groene stroom. Dit gaat hand in hand
met hernieuwde aandacht voor fibre.
Plantaardige vezels kunnen de plaats innemen van
kunst- of bouwstoffen, bijvoorbeeld vlas als verster-
kingsmateriaal in plaats van carbon en hennep als bouw-
materiaal. Met de stijging van de welvaart neemt ook het
belang van flower en fun toe. Samengevat kan je stellen
dat onze Vlaamse landbouw nog steeds de leverancier is
van de 6 F-en.
Meer info vind je op
www.kuleuven.be/lsue/susfood/landbouw_6f.pdf
West-Vlaamse landbouw in kaart / Boer in Beeld+ / 25
FOOD (voedsel)
Voedsel, bestaande uit groenten, vlees en granen voor
menselijke consumptie is een primaire functie van land-
bouw. Zo’n 17 procent van het aardoppervlak is geschikt
voor landbouw en de aarde kan tot 9 miljard mensen
voeden. Tegelijk lijdt meer dan 1 miljard mensen hon-
ger. Produceren we dan te weinig? Zo simpel ligt het niet.
Aangezien we wereldwijd voldoende produceren om ie-
dereen te voeden, gaat het meer om een probleem van
verdeling dan van productie. We gooien met zijn allen
trouwens meer dan een derde van ons voedsel weg. We
kampen met een voedselparadox: er zijn meer zwaarlij-
vigen dan hongerlijders.
Meer info over de Noord-Zuidverhouding op pagina 41.
“Velen menen dat landbouw enkel dient voor
voedselproductie. Mag koffie dan nog wel?
Of erger nog, tabak? Dat aanvaardt men,
maar biobrandstoffen zouden onethisch zijn.
Niet zo lang geleden was alle transport per
paard. De boer reserveerde voor hen een
flink deel van zijn grond. Niemand vond dat
toen onethisch.“
Wim Soetaert, professor UGent
FEED (veevoeder)Feed slaat op de veevoederproductie: voederbieten,
maïs, tarwe en weiden. Veel veetelers hechten een groot
belang aan akkerbouw omdat ze zelf voeders telen voor
hun dieren. Dat is zowel economisch als ecologisch een
kringloop. Ook hier rijzen een aantal vragen. Kunnen we
gewassen gebruiken als voeder als die ook geschikt zijn
voor menselijke consumptie?
Die ethische kwestie is relevanter voor varkens en pluim-
vee omdat ze voer krijgen dat ook voor menselijke con-
sumptie kan dienen. Bij rundvee speelt dit minder want
koeien die grazen, vormen geen directe concurrentie
met menselijke consumptie. Koeien verwerken met hun
4 magen het gras tot een hoogwaardig voedingsproduct;
iets wat de mens niet kan. Veel voedingsgewassen heb-
ben trouwens nevenstromen die ook in de dierenvoeding
gebruikt worden, soms rechtstreeks van het veld, soms
na het proces in de voedingsindustrie. Denken we maar
aan bietenpulp, bierdraf, stro…
Meer info over duurzame veeteelt lees
je op pagina 56.
1
2
Boer in Beeld+ \ West-Vlaamse landbouw in kaart26 \
FUEL (energie)
Biomassa, zoals planten, restproducten of mest, is
een belangrijke bron van hernieuwbare energie of bio-
energie. Processen zoals onder meer vergisting (of bio-
gasproductie), chemische omzettingen en verbranding
maken het mogelijk om de energie uit deze biomassa te
benutten. Het gebruik van biomassa voor energie wordt
echter vaak ter discussie gesteld wanneer deze ook voor
andere doeleinden zou kunnen dienen zoals voedsel of
voeder.
Toch hoeft men deze doeleinden niet strikt gescheiden
te zien. Biomassa kan immers in een opeenvolging van
verschillende doeleinden ingezet worden of verschillen-
de doeleinden kunnen integreren. Zo kunnen energie-
gewassen zoals korte omloophout een dubbele functie
krijgen wanneer ze enerzijds voor houtproductie aan-
geplant worden, maar tevens ook leefomgeving kunnen
bieden voor kippen in buitenloop. Restproducten uit de
voedings- en voederindustrie kunnen dan weer vergist
worden. Ook kan men alternatieve biomassa gebruiken
die eerder nog niet werd gevaloriseerd, zoals oogstres-
ten, mest of bermmaaisel.
FIBRE (natuurlijke vezels) Steeds vaker worden natuurlijke vezels gebruikt in plaats
van kunstvezels. Denken we maar aan hennep voor iso-
latie.
Nog een voorbeeld: composietmateriaal. Lichte racefiet-
sen bestaan uit carbonvezels (een aardolieproduct), die
bij elkaar gehouden worden door kunsthars.
In sommige fietsen vervangen ze carbon
al door natuurlijke vlasvezels.
3
4
GROENE CHEMIE EN BIORAFFINAGEMet de opkomst van groene chemie en ruimer de
bioraffinage gebruiken we natuurlijke grondstoffen
in plaats van aardolieproducten. Zo maken we plastic
zakken normaliter van de kunststof polyethyleen. Te-
genwoordig kan dat ook van zogenaamd bioplastic op
basis van zetmeel uit maïs of aardappelen.
West-Vlaamse landbouw in kaart / Boer in Beeld+ / 27
Natuurbeheer met hulp van landbouwersAndy Dewitte van ’t Schotsgoed getuigt
“Ons landbouwbedrijf ’t Schotsgoed bestaat sinds
1863 en is traditioneel overgedragen van vader op
zoon. Het ligt in de omgeving van de Assebroekse
Meersen in een complex van laaggelegen hooilan-
den, omzoomd door een knotwilgen en populieren.
Om die typische dottergraslanden te herstellen, begon
het Agentschap voor Natuur en Bos een paar jaar ge-
leden die graslanden aan te kopen. Momenteel is het
agentschap eigenaar van zo’n 75 hectare hier. Voor het
beheer doen ze een beroep op 15 lokale landbouwers,
waaronder ikzelf. Dat is geregeld in een jaarlijkse gra-
tis gebruiksovereenkomst. Op al die percelen gelden
strenge voorwaarden zoals een late maaidatum, een
nulbemesting en een maximum veebezetting.
Mijn bedrijfsvoering heb ik noodgedwongen moeten
aanpassen. Zo kweek ik niet langer het Belgisch
witblauwras, maar het Franse ras limousin. Om
een eerlijke prijs te krijgen, verkoop ik het vlees via
thuisverkoop. Bovendien krijg ik door dit direct con-
tact veel waardering van mijn klanten en dat moti-
veert ook heel erg.”
FLOWER (sierteelt en natuurbeheer)Flower hoef je niet alleen letterlijk te inter-
preteren. Het gaat om sierteelt in de ruimste
zin van het woord. Ze is niet onbelangrijk, want goed
voor een derde van de hele tuinbouwproductiewaarde.
Deze sector kent een grote technologische vooruitgang.
Denk maar aan veredeling van plantenrassen, efficiënte-
re bemesting en milieuvriendelijker gewasbescherming.
Het zijn technieken die vaak eerst op grote schaal voor
landbouw ontwikkeld worden en daarna hun weg vinden
naar liefhebbers van tuin en park. Wist je dat 8,2 procent
van de Vlaamse oppervlakte ingenomen wordt door tui-
nen? Daarnaast telt onze oppervlakte 10 procent bos en
13 procent ‘versteende oppervlakte’, zoals huizen.
Ook het agrarisch natuurbeheer en de instandhouding
van natuur en biodiversiteit behoren tot dit landbouwseg-
ment. Sinds 2000 voorziet Europa steun voor landbouwers
die waardevolle landschappen creëren of in stand houden,
zoals met houtwallen omzoomde akkers en weiden, akker-
randen en poelen. Boeren worden ook steeds meer inge-
schakeld in de uitbouw van grotere natuurgebieden en het
omvormen van landbouwgronden met natuurpotentieel.
Je leest meer over Europese steun voor natuurbehoud
op pagina 32.
VLAS, EEN NIEUW GEWAS?Van oudsher is de Leievallei de bakermat van de vlasteelt en vooral -verwerking. De rassen kan je naar gebruik indelen
in vezelvlas dat als basisgrondstof vormt voor linnen en olievlas waaruit lijn(zaad)olie gewonnen wordt. De planten van
olievlas zijn kort en sterk vertakt en hun zaden bevatten ongeveer 40 procent olie. Bij het persen van dat lijnzaad bekom
je lijn(zaad)olie dat rijk is aan omega 3-vetzuren.
Naast toepassingen in de voedingsindustrie is de olie ook een grondstof voor verven, zepen en linoleum. De lijnzaadkoek
die overblijft na het persen gebruikt men in dierenvoeders. Vezelvlas wordt al meer dan 6.000 jaar geteeld. Linnen is de
meest bekende toepassing. Ook de overige plantdelen worden benut: de klodden (korte vezels) in de papierindustrie en de
vlaslemen (houtachtige deel van de plant) in spaanderplaten of als strooisel in de stallen. Het vlasareaal is in West-Europa
gedaald tot 72.000 hectare en op Belgisch niveau tot 12.000 hectare. Vlastelers trekken volop de kaart van innovatie en
gaan in samenwerking met onderzoekers op zoek naar nieuwe toepassingen (composietmaterialen) en markten.
VRAAG: Wat is de link tussen de Amerikaanse dollar en vlas?
5Als je een biljet van 1 Amerikaanse dollar in handen krijgt, vraag je je misschien af waarom het gevoel zo speciaal is? Dat heeft niet alleen te ma-
ken met het iconische karakter van de dollar, maar ook met het vlas dat erin verwerkt is. Een biljet van 1 dollar bestaat voor 25 % uit vlas, de ove-
rige 75 % uit katoen. Vlas moet het biljet steviger maken. Vroeger gebruikte men daarvoor oude lompen die verscheurd werden. Al sinds begin
jaren 60 levert het West-Vlaamse bedrijf Vervaeke Fibre het vlas aan de VS. Wist je dat Vervaeke Fibre in Kuurne ‘s werelds oudste vlasbedrijf is?
Boer in Beeld+ \ West-Vlaamse landbouw in kaart28 \
Bronnen:
- Landbouw 6 F. Grenzen verleggen, 2009, p 7-9, 12-27, 30-31
- Interview André Calus, ere-directeur Inagro en Lieven Louwagie, adjunct-adviseur dienst landbouw Provincie West-Vlaanderen
- Gegevensbank van de Belgische Confederatie van het Paard, juli 2015, via www.vlaamspaardenloket.be
Discussiethema’sDeze 6 F’en hangen complex aan elkaar. Vraag is hoe dit delicate evenwicht in de toekomst zal evolueren. Er is sowieso geen eensgezindheid hierover. Veel hangt af van het eigen referentiekader en de maatschappelijke ontwikkelingen.
• Door sommige F’en te combineren op eenzelfde op-
pervlakte kunnen het aantal functies gemaximaliseerd
worden. Ken jij voorbeelden?
• Moeten we ingrijpen zodat de F met de grootste winstmar-
ge niet domineert ten opzichte van het recht op voedsel?
• Wat met de ethische conflicten met food en feed, aange-
zien biobrandstoffen en groene chemie grondstoffen vra-
gen die eveneens als basis voor voedsel en voeder dienen?
• Gemiddeld geeft een gezin bij ons meer geld uit aan
ontspanning dan aan voedsel. Is recreatie een minder
essentiële behoefte dan voedsel?
• Hoeveel voedsel gooien we dagelijks weg? Geven wij als
consument de waardering aan voedsel dat ze verdient?
• Wat denk jij van fenomenen als vertuining en verpaar-
ding?
FUN (recreatie)Tegenwoordig omvat fun veel vormen
van recreatie. Hoevetoerisme is allicht
het bekendst, maar ook bezoek- en zorg-
boerderijen en hoeveverkoop vallen hieron-
der. Vlaanderen telt zo’n 190.000 - vooral recrea-
tieve - paarden die een derde van de weiden bezetten.
Fun is dus in de Europese landbouw even fundamenteel
aanwezig als de andere F’en. Naast deze economische
kant is er onmiskenbaar ook een sociale dimensie.
Landbouwers trekken mensen aan op hun bedrijf want
boeren is vaak een geïsoleerd beroep. Bovendien bevor-
dert het de sociale cohesie. Onbekend is vaak nog on-
bemind. Steeds meer boeren beseffen het belang van
een open houding naar hun omgeving toe. Ze hebben
de behoefte om hun idealisme en beroepstrots te delen.
Meer info hierover op www.onthaalopdeboerderij.be
6
West-Vlaamse landbouw in kaart / Boer in Beeld+ / 29
Vlaamse landbouw - in een -
Europese context
Boer in Beeld+ \ Vlaamse landbouw in een Europese context30 \
Gemeenschappelijk landbouwbeleid
Vijftig jaar landbouwgeschiedenisZes landen, waaronder België, richtten in 1957 met de ondertekening van het Verdrag van Rome de Europese Economische
Gemeenschap (EEG) op. Van bij de aanvang in 1962 herstelt het gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB) Europa’s ver-
mogen om zichzelf te voeden. ‘Ruim voldoende’ wordt echter al snel ‘overvloed’, waardoor in de jaren 1980 maatregelen
genomen worden om de boterbergen en melkplassen in te tomen. Het GLB richt zich voortaan op de kwaliteit, veiligheid
en betaalbaarheid van het voedsel en mikt op een groenere, eerlijkere en efficiëntere landbouw. Ook de rol van Europa
als ’s werelds grootste handelaar in landbouwgoederen brengt extra verantwoordelijkheden met zich mee.
1957 De honger voorbij
Toen in 1945 de Tweede Wereldoorlog eindigde, klonk
meer dan ooit de roep naar voedselzekerheid. Aanvan-
kelijk zocht elk land een eigen oplossing maar al snel
kwamen ze tot de conclusie dat ze maar beter konden
samenwerken. Onder het motto “nooit meer oorlog,
nooit meer honger” ontstond een eerste toenadering die
in 1957 resulteerde in het Verdrag van Rome.
Zes Europese landen (Benelux, West-Duitsland, Frank-
rijk en Italië) ondertekenden het verdrag tot oprichting
van de Europese Economische Gemeenschap. Door
samen te werken en hun interne beperkingen op te hef-
fen, wilden de zes economische en sociale vooruitgang
boeken. In praktijk ging alleen de integratie van het Eu-
ropese landbouwbeleid echt van start. Doelstelling was
betaalbaar voedsel voorzien voor de Europese burger
en een redelijk inkomen voor de landbouwer in mens-
waardige omstandigheden.
1962 Het gemeenschappelijk landbouwbeleid
(GLB) krijgt vorm
Het GLB steunde van meet af aan op drie pijlers:
• Eén vrije gemeenschappelijke markt met vrij verkeer
van landbouwproducten en gemeenschappelijke prijzen
• Voorrang aan de afzet van landbouwproducten uit Europa
• Financiële solidariteit om de kosten samen te dragen
GEMEENSCHAPPELIJK LANDBOUWBELEID IN VOGELVLUCHT1957
De honger voorbij
1962
Het gemeenschappelijk landbouwbeleid
krijgt vorm
1970-1980
Slachtoffer van eigen succes
1992
Van marktsteun naar productiesteun
Medio jaren 90
Kwaliteit primeert
2000
Platteland in zicht!
2003
Subsidies en productie voortaan losgekoppeld
2004-2007
Welkom, wereld
Quid na 2013?
Vergroening en verjonging troef
Vlaamse landbouw in een Europese context / Boer in Beeld+ / 31 Zo kregen granen in januari 1962 als eerste een gemeenschappelijke prijs.
Later volgden melk, boter en rundvlees. Naast een richtprijs kende Europa
aan veel producten ook een interventieprijs toe: een gegarandeerde mini-
mumprijs wanneer een boer zijn producten niet op de markt kwijtraakte.
Deze oorspronkelijk tijdelijke maatregel bestaat vandaag nog steeds voor
een aantal producten. Om de Europese boeren te beschermen, golden in-
voerbeperkingen, waarbij de invoerder een heffing betaalde. Omgekeerd
betaalde de EEG aan de landbouwers exportrestituties, ofwel het verschil
tussen de Europese prijs en de soms lagere wereldmarktprijs.
Midden de jaren 60 waren de Europese winkelrekken goed gevuld. Dankzij
de toenemende modernisering en schaalvergroting was de Europese land-
bouw zo goed als zelfvoorzienend. De beoogde voedselzekerheid was be-
reikt. Alleen de doelstelling om een redelijk inkomen voor de landbouwer te
voorzien, hinkte achterop. De toenmalige Europese Commissaris voor Land-
bouw Sicco Mansholt wou de kleinschalige en familiale bedrijfjes rendabel
maken. Dit resulteerde in 1972 in een tweede pijler van het GLB (het latere
plattelandsbeleid). Hiermee zorgde Europa voor financiële steun om achter-
gestelde bedrijven en regio’s te moderniseren.
1970-1980 Slachtoffer van eigen succes
De schaarste van de oorlogsjaren maakte al snel plaats voor overproductie.
Door het gebruik van kunstmest, gewasbeschermingsmiddelen en uitge-
kiend veevoeder gingen plant en dier steeds beter presteren. De overschot-
ten worden opgeslagen: het is de tijd van de melkplassen en boterbergen.
Onder druk van de stijgende uitgaven en kritiek van de Europese belasting-
betaler stuurde Europa haar beleid bij. Ze voerde quota in zoals bijvoorbeeld
in 1984 de melkquota (die gelden tot 2015). Boeren mochten niet meer pro-
duceren dan vooraf afgesproken, anders volgde een boete onder de vorm
van een superheffing.
1992 Van marktsteun naar productsteun
De prijzen van de landbouwproducten lagen op de Europese markt aan-
zienlijk hoger dan op de wereldmarkt. Onder druk van een toenemende
globalisering en vrijhandel was dit niet langer houdbaar. Toenmalig land-
bouwcommissaris Ray Mc Sharry lanceerde een verdere hervorming. De
interventieprijzen werden verlaagd en de landbouwprijzen evolueerden ge-
leidelijk richting die van de wereldmarkt. Om de verliezen voor de boeren te
compenseren, kregen ze nu directe inkomstensteun. Deze hervormingen
luidden een nieuwe manier van subsidiëren in. Die hectarepremies werden
gekoppeld aan bepaalde gewassen of types veeteelt.
SICCO MANSHOLTDe Nederlandse landbouwer en poli-
ticus Sicco Mansholt was de vader van
het Europees landbouwbeleid. Hij ver-
dedigde de pijlers van gegarandeerde
prijzen en gemeenschappelijke finan-
ciering in een reeks marathononder-
handelingen.
Mansholt was ver voor op zijn tijd en
waarschuwde al in 1968 voor over-
schotten. Hij drong aan om de land-
bouw te moderniseren en efficiënter te
maken.
Boer in Beeld+ \ Vlaamse landbouw in een Europese context32 \
Bron:
- Belgisch gezin besteedt 13,2 procent van budget aan voeding. VILT 8 oktober 2013, www.vilt.be
Medio jaren 90 Kwaliteit primeert
De hervormingen vielen ook samen met de wereldmilieuconferentie in Rio.
Daar werd voor het eerst het principe van duurzame ontwikkeling gelan-
ceerd. De landbouw lag regelmatig onder vuur door het (veelvuldig) gebruik
van gewasbeschermingsmiddelen, door mestoverschotten en door het een-
zijdig gebruik van het platteland. Het GLB kreeg meer aandacht voor natuur
en leefmilieu.
In de jaren 1990 volgde de ene voedselcrisis de andere op. De gekkekoeien-
ziekte, de varkenspest en de dioxinecrisis hakten genadeloos in op de land-
bouw. Miljoenen dieren werden vernietigd en er werden massaal producten
uit de rekken genomen. Consumenten en afzetmarkten verloren hun vertrou-
wen, boeren hun inkomen. In 2002 zag de Europese Autoriteit voor Voed-
selveiligheid het licht. Naast oormerken en een paspoort per dier moesten
vele controles en lastenboeken opvolging mogelijk maken. Traceerbaarheid
werd cruciaal. Het GLB richtte zich meer op voedselkwaliteit.
Het beleid introduceerde eveneens maatregelen die investeringen onder-
steunden in marketing, opleiding en verbeterde productverwerking, onder
meer om traditioneel en regionaal voedsel te beschermen. Ook de eerste
Europese wetgeving rond biologische landbouw was een feit.
2000 Platteland in zicht!
Met Agenda 2000 zorgde een nieuwe hervorming ervoor dat plattelands-
ontwikkeling echt als tweede pijler van het beleid uitgewerkt werd, met
meer inspraak voor de regio’s. Het GLB voorzag ook steun voor landbouwers
die oog hebben voor biodiversiteit, agrarisch erfgoed of natuur- en land-
schapszorg. Om de maatschappelijke waardering voor landbouw te verho-
gen, stimuleert het GLB hun bedrijf open te stellen aan de hand van verbre-
dingsactiviteiten. Boeren kregen steun voor het ontvangen van bezoekers,
het organiseren van hoeveverkoop of het inrichten van gastenverblijven.
Maar er was ook de bekommernis voor een leefbaar platteland. Bruisende
landelijke dorpen konden plattelandsvlucht tegengaan.
VOEDSEL- CONSUMPTIEEen gemiddeld Belgisch gezin spen-
deert vandaag 13 procent van het inko-
men aan voedsel, tegenover 30 procent
vijftig jaar geleden. Deze verlaging is
het gevolg van gestegen inkomsten,
maar is eveneens te danken aan de ho-
gere efficiëntie en concurrentiekracht
van landbouwers.
Nadeel is dat we de beschikbaarheid
van betaalbaar kwaliteitsvoedsel als
evident ervaren, precies omdat het
geen grote hap uit ons budget meer
vergt. Nochtans is en blijft voedsel een
primaire behoefte.
Er is onmiskenbaar ook een tegen-
beweging aan zet, die authenticiteit,
oorsprong en ambachtelijkheid hoog
in het vaandel draagt en verspilling wil
tegengaan. Dit uit zich in diverse bot-
tom-up initiatieven zoals zelfpluktui-
nen, community supported agriculture
(CSA) en sharing food-sites. Ook het
succes van hoeveverkoop kadert bin-
nen deze tendens.
Meer info vind je op
www.csa-netwerk.be,
www.thuisafgehaald.be,
www.100procentwest-vlaams.be
en www.rechtvanbijdeboer.be.
Vlaamse landbouw in een Europese context / Boer in Beeld+ / 33
2003 Subsidies en productie voortaan
losgekopppeld
Met een mid term review werd definitief afgestapt van
het oude principe “hoe meer productie, hoe meer steun
de boeren krijgen”. De inkomenssteun – de financiële
vergoeding die een landbouwer één keer per jaar ontving
– stond voortaan volledig los van wat hij produceerde. Om
in aanmerking te komen, moest hij wel voldoen aan een
aantal randvoorwaarden op het vlak van natuur, milieu,
dierenwelzijn en voedselveiligheid.
Voor de Europese boeren werd het begrip duurzaamheid
plots heel concreet. Ook het systeem van interventieprij-
zen werd afgebouwd zodat landbouwers meer markt-
gericht konden produceren en hun concurrentiepositie
verbeteren.
2004-2007 Welkom, wereld!
De uitbreiding van de Europese Unie naar Centraal- en
Oost-Europa stelde het GLB voor de grootste uitdaging
sinds haar ontstaan in 1962. De twaalf nieuwkomers
hadden immers een landbouwstructuur die sterk ver-
schilde van die van de West- en Zuid-Europese landen.
Na de toetreding in 2004 verdubbelde het landbouware-
aal en het aantal landbouwers in de Europese Unie. Ook
de productiviteit en de landbouwprijzen lagen een stuk
lager. Om de integratie te doen slagen, moesten de on-
dersteuningsmaatregelen nu volledig herdacht worden.
Met 27 lidstaten en 500 miljoen inwoners veranderde de
Europese landbouw en het rurale landschap volledig.
De Europese Unie werd intussen de grootste importeur
van producten uit landen in ontwikkeling. Ze gaf vrije
markttoegang tot alle minst ontwikkelde landen.
Meer lezen over de Noord-Zuidverhouding kan op pagina 41.
PLATTELANDS- ONTWIKKELINGVandaag is twee derde van de Europese landbouwers ou-
der dan 55 jaar. Een volgende generatie warm maken, is
essentieel. Zo niet, dreigt het gevaar dat het platteland
leegloopt, de rurale bevolking vergrijst en de landbouw-
sector zelf wegdeemstert.
Het GLB moedigt in haar beleid jonge mensen aan om
landbouwactiviteiten op te starten. Ruimer wil Europa
het ondernemerschap stimuleren om te produceren in
functie van marktsignalen.
Hoe ze dat doen, bepalen de boeren zelf. Het hoeft zelfs
niet rechtstreeks gelinkt te zijn met landbouw, ook lokale
initiatieven om het dorpsleven aan te wakkeren, komen
in aanmerking voor steun. Zo voorziet Europa in een
leefbaar platteland waar het goed toeven is voor boeren,
bewoners en recreanten.
Boer in Beeld+ \ Vlaamse landbouw in een Europese context34 \
Bronnen:
- Mijlpalen in het GLB. ec.europa.eu
- Goed geboerd. Een portie landbouw op je bord, 2012, p 5-25, www.vlaanderen.be/publicaties
- ABS: “Vergroeningsmaatregelen blijven bittere pil”. VILT 26 juni 2013, www.vilt.be
- Gemeenschappelijk Landbouwbeleid 2020, http://lv.vlaanderen.be/nl/landbouwbeleid/landbouwbeleid-eu/gemeenschappelijk-landbouwbeleid-glb-2020
Quid na 2013? Vergroening, verjonging en gelijkheid troef
Van 2014 tot 2020 reikt het nieuwe financiële meerjarenplan voor alle EU-
uitgaven. Met de daaraan gekoppelde nieuwe hervormingen van het GLB wil
Europa de economische en ecologische slagkracht van de landbouwsec-
tor versterken, innovatie bevorderen, de klimaatverandering bestrijden en
werkgelegenheid en groei op het platteland ondersteunen.
Anno 2015 is het Hervormde Gemeenschappelijk Landbouwbeleid goedge-
keurd en in werking.
De hervorming strookt over de hele linie met de grondbeginselen van het
GLB, namelijk het voorzien van voldoende, hoogwaardig en veilig voedsel
tegen betaalbare prijzen voor alle consumenten in de EU en wereldwijd. Te-
gelijkertijd strookt de hervorming volledig met de EU-regels inzake dieren-
welzijn en milieu, en biedt zij de Europese landbouwers een billijke levens-
standaard.
Het hervormde GLB omvat de volgende maatregelen:
- De vergroening van de uitkeringen aan landbouwbedrijven.
- Meer gelijkheid in de verdeling van de steun aan landbouwers in de EU.
- Betere sturing van inkomenssteun naar landbouwers die deze het meest
nodig hebben, met name jonge landbouwers, landbouwers in lage-inko-
menssectoren en landbouwers in gebieden met natuurlijke beperkingen.
Concreet vertaalt dit zich in meer ruimte voor jonge boeren om te onder-
nemen, een Europa brede hectarebetaling (inkomstensteun op basis van je
landbouwareaal) en de afschaffing van productiebeperkende regelingen
zoals melkquota (in 2015) en de suikerquota (in 2017). De hectarebetaling
of directe steun is voor 30 procent gekoppeld aan de vergroeningsmaatre-
gelen: landschappelijke diensten die de markt niet vergoedt. Europa wil zo
verzekeren dat landbouwers instaan voor blijvend grasland, gewasdiversiteit
en het inrichten van ecologisch focusgebied (zoals hagen, bufferstroken en
bomenrijen tegen erosie). Er zijn ook nieuwe maatregelen zoals ‘KRATOS-
Raad op maat’, die gratis advies verdeelt aan land- en tuinbouwers over 9
verschillende modules (vb. bedrijfseconomisch advies, vergroening, water).
In 2017 wordt het hervormde gemeenschappelijk landbouwbeleid terug te-
gen het licht gehouden. Het blijft een levend instrument en maar goed ook.
De meest actuele en volledige informatie: http://lv.vlaanderen.be/nl/landbouwbeleid
EUROPESE DIVERSITEITVan korte groeiperioden in het bijna
Arctische noorden tot waterschaars-
te in het subtropische zuiden…
De klimatologische omstandig-
heden of geografische situatie zijn
sinds de uitbreiding van de EU sterk
verschillend. Het is niet evident om
een volwaardig inkomen te halen
uit landbouw in droge, afgelegen of
bergachtige gebieden. Het GLB evo-
lueert niet alleen in functie van de
veranderende behoeften van onze
samenleving maar ook in die van
het wijzigende plattelandsleven, zo-
dat ook streken met natuurlijke be-
lemmeringen er wel bij varen.
Vlaamse landbouw in een Europese context / Boer in Beeld+ / 35
zes x dierenwelzijn
Volières
De huisvesting van
leghennen (ofwel kip-
pen die eieren leggen) is er
sinds 2012 behoorlijk op voor-
uitgegaan. De meeste hennen
zitten in een verrijkte kooi. Die
is hoger en ruimer dan de vroe-
gere kooien, heeft een zitstok en
een bijkomende nestruimte. Er
is ook nog een nestbakje waar
één kip tegelijk in kan.
Deze verbeteringen moeten
ervoor zorgen dat de hen haar
natuurlijk gedrag kan blijven
vertonen en bijvoorbeeld even
kan scharrelen. In deze verrijkte
kooien zitten gemiddeld 3 tot 5
leghennen.
Sommige boeren houden hun
leghennen in volières of met
vrije uitloop. Dan hebben de
dieren nog meer bewegingsvrij-
heid. Deze investeringen kosten
natuurlijk een pak meer en wor-
den deels doorgerekend aan de
consument. Je betaalt je eieren
dan wat duurder, maar je draagt
actief je ‘eitje’ bij in het dieren-
welzijnverhaal.
Dierenwelzijn is geen statisch fenomeen. Het is een wisselwerking met de consument die steeds hogere
eisen stelt aan de vleesproductie. Deze informele bezorgdheden vinden in samenwerking met onder-
zoekers en landbouwers hun realisatie en worden geformaliseerd in Europese wetgeving.
Koeborstels en -matras
In de stal schurken de koeien met zichtbaar genoegen tegen deze grote,
langzaam draaiende borstels aan. De koeborstels verzachten eventuele
jeuk, geven de vacht van de koeien een weldadige borstelbeurt en dragen zo
bij tot een gezonde en tevreden veestapel. Om goed te renderen, wil een koe
- net als wij - ook op tijd even pauzeren. Als ze hierbij niet comfortabel kan
liggen, zal ze na het eten en melken blijven rondlummelen. Dat kost energie
en zal ook een nadelig effect hebben op de productie.
Heel wat veehouders installeren koematrassen zodat koeien optimaal
kunnen uitrusten. Andere melkveehouders kiezen voor een ingestrooide
stal (potstal) waar de koe, als vanouds, in het stro haar siësta kan hou-
den. Er zijn tegenwoordig zelfs heuse waterbedden voor extra comfort.
2
1
Boer in Beeld+ \ Vlaamse landbouw in een Europese context36 \
Schuilhok of schaduw in de wei?
Je hoort het wel eens vaker in het nieuws:
dieren die in barre winteromstandigheden
geen beschutting vinden op de wei. Het gaat dan
vaak om hobbydieren zoals paarden.
De meeste professionele veehouders hebben hun die-
ren in die periode van het jaar al lang op stal. Daarom
veroorzaakt een hittegolf veel meer problemen in de
landbouw. Op het platteland is immers steeds minder
schaduw beschikbaar omdat houtkanten, bomenrijen en
knotwilgen schaarser zijn.
Een schuilhok kan een oplossing bieden maar natuur-
lijke methoden van vroeger zoals houtkanten zijn zeker
ook een volwaardig alternatief. Bovendien hebben die
nog andere voordelen, omdat ze bijvoorbeeld bijdragen
aan de biodiversiteit en dus duurzaamheid van ons plat-
teland.
Verbod op biggencastratie
Het vlees van mannelijke varkens (ook wel beren ge-
noemd) kan bij het bakken een onaangename geur
bevatten. Om te voorkomen dat de consument dit
varkensvlees niet langer zou lusten, zien boeren zich
op vraag van de slachthuizen en/of afnemers genood-
zaakt om die mannelijke biggen op zeer jonge leeftijd
te castreren. Die onverdoofde biggencastratie is vanaf
2018 verboden. Momenteel is de var-
kenshouderij op zoek naar alterna-
tieven, zoals de dieren intact laten en
berengeur opsporen aan de slachtlijn of vac-
cinatie tegen berengeur. Het blijft nog even wachten
welke diervriendelijke methode logistiek en econo-
misch haalbaar blijkt.
3
4
Vlaamse landbouw in een Europese context / Boer in Beeld+ / 37
Bronnen:
- Varkenscastratie definitief verboden vanaf 2018. VILT 4 oktober 2013, www.vilt.be
- Interview Lieven Louwagie, adjunct-adviseur dienst landbouw Provincie West-Vlaanderen
Weidegang
Blij op de wei. Zo lijkt het toch als je die rustige koeien
ziet grazen in het groen. Je wordt er als wandelaar of
fietser zowaar zelf een beetje vrolijk van, maar ook de
veetelers zelf zien hun beestjes nog eens graag in de wei
vertoeven. Dat is goed voor hun poten en hun hele ge-
stel. De koeien vertonen natuurlijk gedrag en ook daar
is best iets voor te zeggen. Maar er zijn eveneens te-
genargumenten. Koeien die buiten grazen, kunnen hun
uitgebalanceerd voedingspatroon niet langer volgen, wat
tot gezondheidsproblemen kan leiden. Heeft de boer een
melkrobot, dan gaan de koeien spontaan een twee- tot
drietal keer naar de machine om gemolken te worden.
Maar als ze op de wei staan, hebben ze daar vaak minder
zin in. Zo raken ze wat ontregeld. En de mest die anders
in de stallen in roosters verdwijnt, valt nu geconcentreerd
op weiden waardoor er die percelen een te hoog nitraat-
concentratie kunnen hebben. Zo zie je maar dat duur-
zaamheid niet altijd even eenduidig en zichtbaar is…
Groepshuisvesting
Zeugen (of moederdieren op de varkens-
boerderij) die in groep rondlopen, krijgen
meer beweging, een beter ligcomfort en meer
natuurlijke sociale interactie. Vanaf 2013 mogen die zeu-
gen niet meer in individuele hokken zitten als ze min-
stens 4 weken drachtig (zwanger) zijn.
Deze Europese vereiste vergde heel wat inspanningen
van onze Vlaamse varkenshouders. Ze moesten investe-
ren in nieuwe stallen of renovatie van bestaande hokken.
Deze ‘bouwwoede’ van nieuwe varkensstallen in onze
provincie zien buren en voorbijgangers vaak als ‘nog
maar eens een uitbreiding’, terwijl de landbouwers hier
enkel willen voldoen aan de Europese wetgeving om var-
kens een beter comfort te bieden.
Zelf een varkensboerderij met groepshuisvesting zien?
Dat kan vrij toegankelijk bij Wim Haeck, kruising
Driekavenstraat met Ricksteenweg in Zwevezele.
65
Evolutie van GLB-uitgaven 1980-2010
Boer in Beeld+ \ Vlaamse landbouw in een Europese context38 \
Europese landbouwstructuur en handelsbeleid
Europese landbouwsector in kaartMeer dan 77 procent van het EU-grondgebied bestaat
uit platteland: 47 procent landbouwgrond en 30% bos-
sen. Ongeveer de helft van de bevolking woont in ruraal
gebied. Er werken 12 miljoen mensen fulltime in land-
bouwbedrijven met een gemiddelde bedrijfsoppervlakte
van 15 hectare. Ter vergelijking: in de VS zijn er nauwe-
lijks 2 miljoen boeren met gemiddeld 180 hectare.
Hoewel Europa een amalgaam aan soorten landbouw
telt, gaat het vaak om familiale bedrijven die van de ene
op de andere generatie worden doorgegeven.
De 15 miljoen landbouwbedrijven en daaraan gekop-
pelde levensmiddelenondernemingen zijn goed voor 46
miljoen banen.
Gemeenschappelijk landbouwbeleid heeft prijskaartje Beleidsdomeinen zoals onderwijs of gezondheidszorg
zijn grotendeels door de lidstaten zelf gereguleerd en be-
kostigd. Van deze en veel andere beleidsdomeinen vind je
geen of nauwelijks een spoor van terug in de Europese
begroting. Voor de landbouw is dit een ander verhaal.
Als enig echt gemeenschappelijk beleid wordt land-
bouw gefinancierd via de Europese jaarbegroting. De lid-
staten hoeven dus zelf niets bij te leggen. Bij lancering
ruim 50 jaar geleden was het GLB de grootste slokkop
van het beperkte Europese budget. Het grootste aandeel
ooit was 72 procent in 1984, sindsdien is dat percentage
voortdurend gedaald.
Vandaag bedragen de jaarlijkse uitgaven voor zowel land-
bouw als plattelandsontwikkeling samen zo’n 55 miljard
euro, bijna 40 procent van de totale EU-begroting. Dit is
zowel een gevolg van de uitbreiding van de taken van de
EU als van de kostenbesparende hervormingen. Sinds
2004 heeft de Unie 12 nieuwe lidstaten verwelkomd zon-
der stijging van de landbouwuitgaven.
Bronnen:
- Het gemeenschappeljik landbouwbeleid. Een vervolgverhaal, 2012, p 1-20, ec.europa.eu/agriculture/50-years-of-cap
- Landbouwbudget EU daalt met 13 procent tegenover 2007-2013, VILT 23 juli 2013, www.vilt.be
- Hoeveel geld gaat er naar landbouwbeleid EU en waarom? VILT 5 juli 2013, www.vilt.be
Vlaamse landbouw in een Europese context / Boer in Beeld+ / 39 Met haar beleid streeft Europa 3 doelstellingen na: veilig
en betaalbaar voedsel voor de consument, een duurzaam
beheer van de natuurlijke hulpbronnen en een evenwich-
tige ontwikkeling van de landelijke gebieden in Europa.
Hiervoor draagt elke EU-burger 30 cent per dag bij. Ter
vergelijking: onze autotaks bedraagt gemiddeld 1 euro
per dag.
Alles bij elkaar kost het totale GLB minder dan één pro-
cent van de totale overheidsuitgaven van alle EU-landen
samen. Het totale budget voor het landbouwbeleid
2014-2020 is vastgelegd op 363 miljard euro. Dat is
13 procent lager dan het budget voor 2007-2013.
Verdeelsleutel voor de boer
Via het GLB krijgen landbouwers inkomstensteun voor
zover ze zich houden aan strenge eisen inzake voed-
selveiligheid, milieu, diergezondheid en dierenwelzijn.
Europa trekt hiervoor 70 procent van haar landbouw-
begroting uit.
Het tweede soort maatregelen is marktondersteuning,
wanneer bijvoorbeeld slecht weer de markt destabili-
seert. Voor deze betalingen is minder dan 10 procent van
het Europees budget voorzien.
Het derde pakket, plattelandsontwikkeling, helpt boeren
bij de modernisering van hun bedrijf en ondersteunt hun
ecologische en landschappelijke activiteiten. Dit is goed
voor circa 20 procent van de totale GLB-begroting. Maar
ook initiatieven die de plattelandsgemeenschap ondersteu-
nen, los van de landbouw, kunnen daarvan gebruik maken.
Globalisering van de landbouwmarktenIn tegenstelling tot landen zoals de Verenigde Staten die
vooral het eindproduct controleren, wil Europa ook haar
zeg doen over het productieproces. Europese boeren
moeten aspecten als dierenwelzijn, ggo’s en milieu mee
in rekening brengen vooraleer ze hun producten mogen
afzetten.
Een paar decennia terug waren het vooral de Europese
quota die bepaalden wat boeren produceerden. Onder
druk van de Wereldhandelsorganisatie (WTO) staat te-
genwoordig de vrije markt voorop. De WTO wil elke han-
delsbelemmering wegwerken, ook die in de landbouw.
Anderzijds is de vraag en het aanbod naar landbouwpro-
ducten inelastisch. Dat betekent dat bij een kleine stij-
ging of daling van vraag of aanbod je meteen grote prijs-
schommelingen hebt. Speculaties op de voedselmarkten
werken die schommelingen nog in de hand. De (wereld)
marktgestuurde landbouw en haar inelastisch karakter
leiden bijgevolg tot een grote prijsschommeling van de
landbouwproducten zelf en de toelevering.
Tegenwoordig vormen non-tarifaire handelsbelemme-
ringen (los van de prijs) steeds vaker een achterpoortje.
Denk maar aan China en Rusland die plots Belgisch
vlees of fruit weigeren in te voeren omwille van – niet al-
tijd even transparante – sanitaire redenen. Dat heeft vaak
grote gevolgen voor onze (West-)Vlaamse landbouw.
Bronnen:
- Het gemeenschappeljik landbouwbeleid. Een vervolgverhaal, 2012, p 1-20, ec.europa.eu/agriculture/50-years-of-cap
- Het gemeenschappelijk landbouwbeleid en de landbouw in Europa. Veel gestelde vragen. Memo Europese Commissie 26 juni 2013
- Samen zorgen voor onze roots, ec.europa.eu/agriculture/cap-for-our-roots
EU-budget voor landbouw voor de periode 2014-2020
Budget pijler I (directe inkomenssteun aan landbouwers) 2014-2020
278 miljard euro
Budget pijler II (plattelandsontwikkeling) 2014-2020
85 miljard euro
Totaal budget 2014-2020
363 miljard euro
Boer in Beeld+ \ Vlaamse landbouw in een Europese context40 \
Bronnen:
- Het gemeenschappelijk landbouwbeleid en de landbouw in Europa. Veel gestelde vragen. Memo Europese Commissie 26 juni 2013
- Het gemeenschappelijk landbouwbeleid na 2013. Uw mening telt! Publiek debat. Samenvatting van de bijdragen.
- Hoeveel geld gaat er naar landbouwbeleid EU en waarom? VILT 5 juli 2013, www.vilt.be
Stimuleren van zelfredzaamheidDe globalisering van de wereldeconomie, waarbij voeding
steeds meer als louter handelswaar beschouwd wordt,
heeft de voormalige bescherming van het GLB doen af-
brokkelen. Hierdoor is de Europese en dus ook Vlaamse
boer kwestbaarder geworden.
Maar het GLB biedt ook veiligheidsmechanismen of
vangnetten om te voorkomen dat economische, gezond-
heids- of weersproblemen een volledige branche uit-
schakelen. De laatste hervorming van 2013 heeft deze
instrumenten gemoderniseerd. Omdat er steeds meer
en heviger crisissituaties waren, is een krachtdadiger
noodmechanisme in het leven geroepen.
Europa steunt voortaan ook boeren om onderlinge fond-
sen en verzekeringsmodules uit te werken en om lid te
worden van overkoepelende brancheverenigingen. Dat
moet boeren in staat stellen om beter te anticiperen en
te reageren op marktwispelturigheden en crisissen.
Vlaamse productie: niet meer, maar andersDe Vlaamse landbouw produceert voor meer dan 90
procent voor de Europese markt en voedingsindustrie.
Daarvan gaat het grootste deel naar Centraal- en West-
Europa. Die markten hebben de komende jaren niet met-
een nood aan grotere volumes, maar wel aan productin-
novatie.
Wat de hulpbronnen betreft, ligt de zaak helemaal an-
ders. Voor belangrijke grondstoffen zoals veevoeders
en energie is zij vooralsnog afhankelijk van import, dus
van de wereldmarkt. Die wereldmarkt is in volle evolu-
tie. Denken we maar aan de verwachting dat tegen 2050
het vleesverbruik zou verdubbelen. Dat biedt dan weer
nieuwe kansen.
Discussiethema’sWAAROM GEEFT EUROPA RECHTSTREEKSE INKOMSTENSTEUN AAN DE BOEREN?Rechtstreekse betalingen dragen bij tot een bepaalde
inkomensstabiliteit van landbouwers en zorgen ervoor
dat de landbouw in de Europese Unie blijft bestaan. Het
beschermt de bedrijven vooral tegen al te grote prijs-
schommelingen. Gemiddeld 30 procent van het inkomen
van een landbouwer komt uit die rechtstreekse Europese
betalingen. Bovendien kan Europa op die manier de boe-
ren belonen voor hun werk dat ze niet in zijn prijs kun-
nen doorrekenen, zoals bijvoorbeeld extra inspannin-
gen voor voedselveiligheid, dierenwelzijn, biodiversiteit,
bodemkwaliteit en milieu. Zo kunnen ze de concurrentie
aangaan met niet-Europese landbouwers die produceren
onder minder strenge productievoorwaarden, zoals on-
der meer in de Verenigde Staten, Argentinië of Brazilië.
WAAROM ONTVANGEN BOEREN STEUN IN PERIODE VAN HOGE VOEDSELPRIJZEN?Wat de boer voor zijn product krijgt, is maar een fractie
van wat de consument ervoor betaalt. Neem nu brood.
Het graan maakt slechts 5 procent uit van de broodprijs.
Als de consument dus een hogere prijs voor zijn brood
moet betalen, betekent dat niet meteen dat ook het inko-
men van de boer stijgt. Bovendien stijgen de productie-
kosten voor de landbouwers. Zo is hun energierekening
de afgelopen jaren met 223 procent gestegen en de prijs
voor meststoffen met 163 procent terwijl de landbouw-
prijzen gemiddeld slechts 50 procent toenamen.
Meer weten? Check de EU-campagne Samen zorgen
voor onze roots op http://ec.europa.eu/agriculture/cap-
for-our-roots/index_nl.htm
Vlaamse landbouw in een Europese context / Boer in Beeld+ / 41
Noord-Zuidverhouding
Het GLB en de internationale handelDe Europese Unie heeft de afgelopen twintig jaar heel
wat inspanningen geleverd om haar markt toegankelij-
ker te maken. Ruim twee derde van de ingevoerde land-
bouwproducten haalt ze in landen in ontwikkeling. Dat
is meer dan de VS, Australië, Japan, Canada en Nieuw-
Zeeland samen! Alleen al uit Afrika importeert de Euro-
pese Unie voor meer dan 12 miljard euro.
Dankzij bilaterale overeenkomsten gelden er lage in-
voertarieven en de 50 armste landen kunnen zelfs hele-
maal zonder invoerrechten onbeperkt naar de EU expor-
teren. Ongeveer een derde van de export van landen in
ontwikkeling komt in de Europese Unie terecht.
Omgekeerd gaf Europa twintig jaar geleden nog bijna
10 miljard euro per jaar uit aan exportsubsidies. In 2011
was dat slechts 160 miljoen euro. Die exportsubsidies
hebben bovendien niet echt meer betrekking op landen in
ontwikkeling maar vooral op het Middellandse Zeegebied
en de rest van Europa. Er is trouwens afgesproken om
vanaf 2014 het mechanisme van exportsubsidies slechts
in uitzonderlijke omstandigheden in te zetten.
Boer in Beeld+ \ Vlaamse landbouw in een Europese context42 \
Bronnen:
- Food Rock. Een duurzame maaltijd voor wereldsterren, 2009, p 6-7
- Vredeseilanden. Campagne De vraag van 9 miljard, 2013, www.vredeseilanden.be
De wereldvoedselproblematiekDe Voedsel- en Landbouworganisatie van de Verenigde Naties (FAO) meldde
in 2009 dat het aantal hongerlijders tot het trieste record van 1,02 miljard op-
liep. Van hen is 70 procent zelf boer. De wereld produceert voldoende voedsel
om 9 tot 12 miljard mensen te voeden en toch sterven elke dag mensen van
de honger. Het is dus veeleer een probleem van verdeling dan van productie.
Hiervoor zijn verschillende oorzaken, zoals oneerlijke concurrentie, hoge
voedselprijzen, economische crisis, globalisering en dumping. Oplossingen
zijn niet eenvoudig, maar de aanknopingspunten zijn inmiddels bekend.
De lokale handel stimuleren is er één van. Boeren die hun voedsel op de
lokale, regionale markt kunnen afzetten, beperken tussenschakels en over-
bodige voedselkilometers. Ze krijgen een eerlijke prijs voor hun werk op
voorwaarde dat het internationaal handelsbeleid een zekere bescherming
van die lokale markten toelaat. Dat is per slot van rekening wat Europa na
de Tweede Wereldoorlog ook met succes gedaan heeft.
De wereldvoedselproblematiek heeft dus niet alleen een sociale, maar ook
een ecologische en economische kant. Een voedselcrisis is meer dan enkel
productie en prijzen. Ook globalisering, mensenrechten, politieke instabili-
teit en de Noord-Zuidverdeling dragen bij tot de huidige situatie.
Noord verschilt niet zoveel van ZuidDe landbouw in het Noorden kent eenzelfde problematiek als die in het Zui-
den. Een correcte prijsvorming en afzet is ook voor onze Vlaamse boeren
niet zo evident. Alleen de schaal en de context verschillen. Het idee om ook
onze boeren niet te vergeten en zoveel mogelijk lokaal te eten, betekent niet
dat de Zuiderse boeren erop achteruitgaan. Misschien wel integendeel! Vol-
gens Vredeseilanden hebben de boerenfamilies in het Zuiden de sleutel voor
de toekomst. Twee derde van mensen die honger lijden, leeft in een boeren-
familie. Als zij een inkomen verdienen met duurzame landbouw werken ze
zichzelf uit de armoede, voeden ze een groot deel van de wereld en verlich-
ten ze de druk op de planeet. Daarom is het zo belangrijk ook hen te helpen
om een duurzaam product op de markt te brengen en er een faire prijs voor
te krijgen.
Lees meer op www.vredeseilanden.be of www.111111.be
PROFESSOR OLIVIER DE SCHUTTER
VN-RAPPORTEUR VOOR HET RECHT OP VOEDSELDecennia lang werden Zuiderse land-
bouwmarkten overspoeld met goed-
koop voedsel door overproductie in
het rijke Noorden. Voor de arme ste-
delingen was dit een zegen, maar voor
de lokale boeren betekende dit een niet
te winnen concurrentiestrijd. Doordat
goedkoop voedsel voorhanden was,
investeerden lokale overheden nauwe-
lijks in eigen landbouw. Nu de voedsel-
overschotten min of meer weggewerkt
zijn, komt dit pijnpunt boven.
Het is essentieel om de productie-
capaciteit en -efficiëntie van de Zuiderse
boeren op te drijven. Om de prijs-
schommelingen op de wereldmarkt te
beperken, zouden voedselreserves aan-
gelegd kunnen worden.
Bij lage prijzen kan een land een voed-
selvoorraad (enkel droge producten
zoals graan en rijst) aanleggen om die
bij hoge prijzen te verkopen, zodat
prijsschommelingen eerder beperkt
blijven.
Vlaamse landbouw in duurzame ontwikkeling / Boer in Beeld+ / 43
Vlaamse landbouw - in -
duurzame ontwikkeling
Boer in Beeld+ \ Vlaamse landbouw in duurzame ontwikkeling44 \
Bronnen:
- Het gemeenschappeljik landbouwbeleid. Een vervolgverhaal, 2012, p 1-20, ec.europa.eu/agriculture/50-years-of-cap
- Beleidsnota Landbouw, Visserij en Plattelandsbeleid. Vlaams Parlement. Kris Peeters 2009-2014
- Erven van de toekomst. Over duurzame landbouw in Vlaanderen, 2006, p 15-19
Hoe duurzaam is de Vlaamse landbouw?
Van stille lente naar nieuwe geluidenDuurzame ontwikkeling… Voor velen blijft het een con-
tainerbegrip dat zich makkelijk nestelt in missieverkla-
ringen en beleidsnota’s. Alomtegenwoordig, maar ook
kwetsbaar. Het is nochtans niet nieuw.
Sinds de eerste klokkenluiders - Rachel Carson in 1962
met Silent Spring en de Club van Rome met The limits to
growth in 1972 - is het belang van duurzaamheid alleen
maar toegenomen. Duurzame ontwikkeling is het kern-
begrip in het rapport Our Common Future, dat in 1987
werd uitgebracht door de VN-commissie Brundtland.
Daarin omschrijft de commissie het begrip als “de ont-
wikkeling die aansluit op de behoeften van het heden
zonder het vermogen van toekomstige generaties om in
hun eigen behoeften te voorzien in gevaar te brengen”.
Met het Biodiversiteitsverdrag in 1992 spraken de lidstaten
af om een nieuw beleid te voeren rond milieu en ontwikke-
ling. Sindsdien is duurzame ontwikkeling geïntegreerd in
alle EU-beleidsdomeinen, dus ook in landbouw.
Boeren kregen nieuwe verplichtingen om collectieve
goederen te leveren: een goed onderhouden platteland,
een rijke biodiversiteit, verantwoord gebruik van na-
tuurlijke hulpbronnen en behoud van culturele locaties
en objecten. Omdat landbouwers de kosten hiervan niet
kunnen doorrekenen in hun prijzen, biedt de Europese
Unie inkomenssteun.
Triple bottom line, een werkbaar begrip?Duurzame ontwikkeling impliceert een optimale balans
tussen economische, ecologische en sociale aspecten,
ook wel de triple bottom line “people, planet and pro-
fit” genoemd. Soms komt daar nog een vierde element
bij: proces of de transitieperiode die nodig is om te groei-
en. In veel publicaties krijgen deze pijlers gelijkwaardig
en gelijktijdig de aandacht.
Duurzaamheidspijlers in de landbouwEr was ook in Vlaanderen een dialoog over duurzame land-
bouw op gang gekomen. Concreet ging het om een eco-
logisch verantwoorde, economisch leefbare en sociaal
gedragen landbouw. Dit impliceerde een aantal richting-
gevende principes voor elk van de drie duurzaamheidpijlers.
Ecologische dimensie van duurzame landbouw
Duurzame landbouwsystemen minimaliseren hun ne-
gatieve milieu-impact minstens tot op een niveau dat
de draagkracht van de ecosystemen niet overschrijdt.
Werken aan de hoogst mogelijke eco-efficiëntie vormt
hierbij een belangrijk onderdeel. Maar duurzaam onder-
nemen gaat veel verder dan het vermijden van schade.
Een ecologisch optimaal landbouwsysteem sluit (nutri-
enten)kringlopen maximaal en zorgt voor de beste bo-
dem-, water- en luchtcondities. Het gaat om positieve
bijdragen aan het milieu, als dienst aan de maatschappij.
We spreken over groene diensten zoals biodiversiteit, na-
tuur en landschap en blauwe diensten als waterbeheer.
Of hoe landbouwers dus “landschapbouwers” worden…
Lees het verhaal van Andy Dewitte op pagina 27.
Sociale dimensie van duurzame landbouw
Een eerste aspect van sociale duurzaamheid heeft be-
trekking op de sociale normen en waarden van de land-
bouwers zelf. Denk maar aan een voldoende inkomen,
rechtszekerheid, een aanvaardbare werkdruk en een
dragelijke administratieve last.
Daarnaast is er het sociaal kapitaal: de netwerken en
relaties tussen mensen die de sociale samenhang ver-
Vlaamse landbouw in duurzame ontwikkeling / Boer in Beeld+ / 45
Bronnen:
- Duurzame landbouw: een proces van leren. ILVO mededeling nr. 124, januari 2013, p 7-9, 31-34, www.ilvo.vlaanderen.be
- Erven van de toekomst. Over duurzame landbouw in Vlaanderen, 2006, p 15-19
sterkt en bijgevolg ook de stabiliteit van (plattelands)
gemeenschappen. Dit sociaal kapitaal resulteert in een
maatschappelijk draagvlak voor landbouw, dat verder
gaat dan louter acceptatie.
Economische dimensie van duurzame landbouw
Een bedrijf is economisch duurzaam als het streeft naar
een maximale meerwaardecreatie. Om hierbij concur-
rentieel te zijn, moeten de ingezette productiefactoren,
zijnde arbeid en vermogen, voldoende vergoed worden.
Die meerwaardecreatie kan door de productiekosten te
verlagen of de opbrengsten te verhogen. Mogelijke stra-
tegieën hiervoor zijn productdifferentiatie, verticale in-
tegratie (ketenbenadering), functieverbreding, schaal-
vergroting of innovatie.
Vlaams verhaalIn 2001 stelden Dirk Reheul, Erik Mathijs en Joris Re-
laes een visietekst op over de toekomst van de Vlaamse
landbouw. Het was een van de eerste teksten waarin as-
pecten van duurzaamheid voor landbouw in Vlaanderen
op papier werden gezet. Het beschrijft dat er een maat-
schappelijk aanvaard draagvlak moet zijn voor land-
bouwactiviteiten. De waardering die landbouw vanuit de
samenleving krijgt, is – volgens het document – recht
evenredig met de mate waarin landbouw een antwoord
formuleert op maatschappelijke vragen.
Hoewel de tekst heftige positieve en negatieve reacties
uitlokte, vormde ze de basis voor verder onderzoek. In
2002 werd het Steunpunt Duurzame Landbouw (Stedu-
la) opgericht om aan de hand van modellen uit te zoeken
wat duurzaamheid concreet betekende voor de Vlaamse
landbouwbedrijven.
Boer in Beeld+ \ Vlaamse landbouw in duurzame ontwikkeling46 \
Bron:
- Duurzame landbouw: een proces van leren. ILVO mededeling nr. 124, januari 2013, p 7-9, 31-34, www.ilvo.vlaanderen.be
Duurzaamheidsster: de overzichtsster met 10 hoofdthema’s en legende voor interpretatie .
De ster aan het landbouwfirmamentDe opdracht van Stedula was concrete inhoud te geven aan het streven naar
duurzame landbouw, en dit op wetenschappelijke basis. Stedula vertrok
vanuit beschikbare indicatoren in de literatuur en vulde die gaandeweg aan
met eigen fundamenteel onderzoek.
Stakeholders zoals experts, beleidsmedewerkers, landbouwers, adviseurs,
landbouworganisaties en specifieke instellingen zoals banken en Syntra
werden samengebracht voor participatief onderzoek. Om de verschillende
indicatoren van duurzaamheid in één instrument te gieten, opteerde Stedula
voor een radardiagram, de zogenaamde Ster.
Dit sterdiagram gaf duidelijk de sterke en zwakke punten van duurzaamheid
weer en had een hoge communicatieve waarde. De landbouwers gaven
aan bijgeleerd te hebben over hun bedrijf en de daaraan gekoppelde cijfers,
over ideeën om bepaalde problemen aan te pakken en om bewuster om te
springen met een aantal zaken. De Ster fungeerde met andere woorden als
hulpmiddel in een leerproces.
DE STER IN DE PRAKTIJKDe opbouw van de Ster had twee
voordelen. Aan de hand van drie
pijlers en tien thema’s maakte ze
duidelijk waar duurzaamheid in de
landbouw over gaat en liet ook toe
om er afzonderlijke items of indi-
catoren uit te halen. Het was dus
zowel een holistisch als flexibel in-
strument.
De context waarin dit onderzoeks-
traject tot stand kwam, verschilt
sterk met die van nu. De vraag naar
instrumenten inzake duurzaamheid
is momenteel veel sterker aanwezig
vanuit de praktijk van de landbouw
zelf.
De Duurzaamheidsster werd recent
nog toegepast in een project rond
het al dan niet beweiden, waarin
bedrijven die hun koeien beweiden
vergeleken werden met bedrijven
die kun koeien permanent opstal-
len. Elke deelnemende landbouwer
ontving achteraf een persoonlijk
rapport met advies en kon hiermee
dus concreet aan de slag.
De Ster laat toe om op een weten-
schappelijke manier het begrip
duurzaamheid heel concreet toe te
passen op de Vlaamse landbouwbe-
drijven.
Vlaamse landbouw in duurzame ontwikkeling / Boer in Beeld+ / 47
Duurzaam boeren in de praktijk
Ontdek de grote en kleine verhalen van West-Vlaamse land-
bouwers die zich dagelijks inzetten voor duurzaam boeren op
www.schoonboeren.be
tien x Schoon boerenDe landbouwers van nu staan voor heel wat uitdagin-
gen om schoon oftewel duurzaam te boeren. Wetgeving
maar ook heel vaak een eigen overtuiging dwingen hen
om antwoorden te vinden die bij hun bedrijf passen en
dus ook financieel haalbaar zijn. Uiteindelijk is de boer
slechts een eerste schakel in een lange keten vooraleer
jij en ik als consument een finale prijs betalen.
Kiezen we voor bewust en lokaal geteeld voedsel, dan
belonen we de vele duurzame inspanningen die onze
Vlaamse boeren leveren.
Energie
Landbouw heeft heel wat energie nodig. Denk aan verwar-
ming en verlichting in serres, ventilatie in stallen of kweek-
lampen. Maar energie is schaars en duur. Dat zet boeren
ertoe aan om creatief met energie om te springen, niet
alleen om het milieu te sparen, maar ook om hun bedrijf
rendabel te houden. Gelukkig zijn er heel wat mogelijkhe-
den om zelf warmte en elektriciteit op te wekken. En nog
goed nieuws, want sinds 2010 is de Vlaamse landbouw-
sector zelfs nettoproducent van elektriciteit geworden.
Schone oplossingen: zonnepanelen, warmtekrachtkop-
peling, biogasinstallaties…
Meer info vind je op de energie-encyclopedie
www.enerpedia.be
Water
Zonder water geen landbouw. Hoewel het in onze con-
treien vaak met bakken uit de hemel valt, zijn er periodes
waarin er schaarste is. Dat komt door de hoge bevol-
kingsdichtheid in onze streek maar ook door de speci-
fieke eisen aan water. Grondwater is ideaal om te drinken
maar bijzonder schaars. Regen- en oppervlaktewater is
uiterst geschikt om de velden te irrigeren of het bedrijf
te reinigen. Zuiver water is dan weer nodig in serres om
ziektes te voorkomen.
Schone oplossingen: waterzuivering, hergebruik van re-
genwater, dieptedrainage…
Bodemkwaliteit
Een optimale, vruchtbare bodem is essentieel voor een
goede oogst. Die gebeurt vaak met zware machines die
de bodem zowel aan de oppervlakte als in de diepte sa-
mendrukken. Zo’n bijeen gedrukte, zuurstofarme bodem
is geen goede basis om te boeren. Daarvoor heb je een
luchtige bodemstructuur nodig met veel bodemleven.
Daarnaast zorgt, vooral in streken met veel reliëf, erosie
er vaak voor dat veel kwaliteitsvolle bodem wegspoelt.
Ook dat is een continue zorg.
Schone oplossingen: groenbedekkers, tractors met lage
drukbanden, stalmest, machines met gps-sturing…
Bemesting
Zonder bemesting is productieve landbouw onmogelijk.
Wanneer landbouwers te veel bemesten, spoelt een deel
van de meststoffen naar het grond- en oppervlaktewater,
waardoor de waterkwaliteit afneemt. Bovendien produ-
ceert de intensieve veeteelt vooral in West-Vlaanderen
Boer in Beeld+ \ Vlaamse landbouw in duurzame ontwikkeling48 \
een overschot aan mest.
De opeenvolgende mestactieplannen zorgden al voor een
drastische omslag en ook op de landbouwbedrijven zelf
is er een mentaliteitswijziging merkbaar. Boeren verwer-
ken de mestoverschotten of gebruiken ze als basis voor
energieproductie.
Schone oplossingen: bemestingsadvies op maat, bodem-
analyse, aangepast veevoeder, mestverwerking…
Gewasbescherming
Boeren beschermen hun gewassen tegen ziektes (schim-
mels en bacteriën), plagen (insecten, wild) en onkruid.
Sinds lang waren chemische gewasbeschermingsmid-
delen het instrument bij uitstek in deze strijd. Maar te-
genwoordig kiezen landbouwers steeds meer voor duur-
zame technieken.
Ze bestrijden onkruid mechanisch, gebruiken selectieve
middelen die gewasbeschadigers als bladluizen bestrij-
den en nuttige dieren zoals onzelieveheersbeestjes spa-
ren. Heel wat maatregelen die de sector toelaat om aan
‘geïntegreerde bestrijding’ te doen.
Schone oplossingen: schoffelen, onkruid afbranden, aan-
trekken van natuurlijke vijanden, waarschuwingssyste-
men…
Dierenwelzijn
Voor veel landbouwers zijn dieren een bron van inkom-
sten. Daarom alleen al hebben ze er alle belang bij om ze
goed te verzorgen. Gelukkige en gezonde dieren produ-
ceren veel eieren, vlees of melk en zorgen voor mooie na-
komelingen. Dat vertaalt zich in ruime stallen, extra lig-
en zitcomfort en een uitgebalanceerd voederrantsoen.
Schone oplossingen: open en lichtrijke stallen, ventila-
tie en verwarming, comfortabele boxen en matrassen,
speelgoed voor de dieren…
Je leest meer over dierenwelzijn op pagina 35.
Landschap
In Vlaanderen is de open ruimte steeds schaarser. Het
platteland is al lang niet meer van de boeren alleen. Zij
moeten de ruimte delen met nieuwe bewoners en pas-
santen. Steeds meer mensen zoeken het platteland op
voor een vakantie of een daguitstap. Dat brengt nieuwe
uitdagingen en kansen met zich mee.
Landbouwbedrijven worden steeds groter en hebben po-
tentieel een grotere impact op de omgeving. Ook dat leidt
wel eens tot spanningen. De boer heeft alle belang bij
een open relatie met zijn omgeving, letterlijk en figuur-
lijk.
Schone oplossingen: streekeigen beplanting, agrarische
architectuur, natuurlijke materialen, open communicatie
met de buurt…
Lucht
De landbouwsector produceert verschillende emissies:
ammoniak, geur, fijn stof en broeikasgassen. De voorbije
twee decennia hebben de boeren zware inspanningen
geleverd om de uitstoot te doen dalen en daar zijn ze ook
deels in geslaagd. Het blijft een aanzienlijke uitdaging
voor de landbouw in het dichtbevolkte Vlaanderen. Het
bouwen van nieuwe stallen gaat verplicht gepaard met
een beperkte uitstoot van ammoniak, fijn stof en beheer-
sing van de geurhinder.
Schone oplossingen: luchtwassers, overschakelen naar
efficiëntere en/of hernieuwbare brandstoffen, aanpaste
voeders, emissiearme stalsystemen…
Biodiversiteit
Nog niet eens zo lang geleden vormden onze eerder
kleinschalige landbouwregio’s een veilige thuishaven
voor tal van dieren. Ze vonden voedsel en beschutting in
hagen, houtkanten, poelen, bermen en bosranden. Con-
sumentendruk en intensere activiteiten zorgden ervoor
dat die kleine landschapselementen onder druk kwa-
men. Het platteland werd eentoniger en het landschap
veel minder gevarieerd. Daar is de laatste jaren verande-
ring in gekomen.
Boeren zoeken opnieuw het natuurlijk evenwicht tussen
landbouw en natuur. In sommige formules, zoals de be-
heerovereenkomsten, ontvangen ze hiervoor een financi-
eel duwtje in de rug.
Schone oplossingen: landschapsbeheer, natuurbescher-
ming, beheerovereenkomsten…
Vlaamse landbouw in duurzame ontwikkeling / Boer in Beeld+ / 49
Bron:
- Schoon boeren. Duurzame landbouw in eigen streek, p 20-22, www.schoonboeren.be
Maatschappelijke relatie
Consumenten als jij en ik weten vaak niet meer hoe onze voeding op ons bord geraakt. De boer is een onbekende schakel
in de vaak lange weg die ons voedsel aflegt. Onbekend is nu eenmaal onbemind. Bovendien hebben enkele opeenvol-
gende voedselcrisissen ons, de consument, wakker geschud. Plots waren alle ogen weer op de producent, op de boer,
gericht. We willen opnieuw weten wat hij doet en hoe hij aan onze verwachtingen tegemoetkomt. De recente culinaire
revival zorgde ook voor meer respect voor onze voeding en de boer die het produceert. Een gezonde dialoog tussen boer
en burger is dan ook cruciaal.
Schone oplossingen: hoevewinkels, groentepakketten, boerenmarkten, bezoekboerderijen, hoevetoerisme, coöperatieven,
zorgboerderijen…
Je ontdekt het allemaal op www.onthaalopdeboerderij.be.
Boer in Beeld+ \ Vlaamse landbouw in duurzame ontwikkeling50 \
Schoon boeren met InagroDuurzame ontwikkeling is een veelomvattend begrip met zowel een economisch, ecologisch als sociaal aspect. Initieel
onder Europees impuls, later ook onder druk van een steeds mondiger en veeleisender consument en momenteel
vooral ook uit een persoonlijke overtuiging produceren hedendaagse landbouwers steeds duurzamer. Dit is een continu
proces, soms met vallen en opstaan.
“Boeren die van elkaar
leren, ook dat is duurzaam ondernemen”
Consulente in beeld:Melanie VanstaenNaam: Melanie VanstaenBedrijfsnaam: InagroAdres: Ieperseweg 87 in RumbekeActiviteit: Verantwoordelijke duurzame bedrijfsvoeringBedrijfsgrootte: 1 bureau met bijhorende stoel + paar laarzen De consulente in beeld is gestart in 2009
Stoer, vrouwelijk en gepokt en gemazeld in duurzaam
boeren. Melanie Vanstaen moeten we strikken voor een
interview. Ze kent als geen ander de Vlaamse landbouw,
de bijhorende pijnpunten maar vooral ook de vele, duur-
zame inspanningen op het terrein. Pak rekenmachine,
proefbuis en fijn stofmeter ter hand, trek je mooiste Dina-
laarzen aan en spring mee achterop richting Melanie…
Wat betekent duurzaam boeren concreet?
Dat je als landbouwbedrijf en sector kan blijven bestaan.
Zo simpel is het. Waarmee ik niet gezegd heb dat je ter
plaatse moet blijven trappelen, hé. De landbouw moet
kunnen mee-evolueren binnen het breder maatschappe-
lijk kader van sociale verwachtingen, ecologische grenzen
en financiële stabiliteit. Kortom, landbouw moet econo-
misch efficiënt zijn en sociaal en ecologisch aanvaardbaar.
Hoe verhouden die drie duurzaamheidpijlers zich tot
elkaar? Laten we beginnen bij het begin: economisch…
De boer is meestal geen prijszetter, wel integendeel. Hij
ondergaat vaak wat de (wereld)markt dicteert. Daarom
zet hij meer in op besparingen van grondstoffen en ener-
gie en een hogere efficiëntie.
Duurzaamheid speelt zich vooral af aan kostenzijde. Een
uitzondering vormen de korte ketenbedrijven die zelf een
afzetmarkt zoeken en een meerprijs voor hun product
kunnen vragen. Daar zijn heel wat succesvolle voorbeel-
den van, zoals bijvoorbeeld het Tomabel-label. Maar niet
elke boer kan pruimtomaten of paarse patatten kweken
en verkopen natuurlijk. Als primaire producent blijven ze
economisch in een vaak kwetsbare positie.
Bovendien is onze Vlaamse boer nogal individualistisch.
De coöperatiegedachte is in onze contreien veel minder
verankerd dan in pakweg Frankrijk. Toch merk je de laat-
ste jaren meer openheid. Landbouwers engageren zich
voor groepsaankopen. Een beperkt engagement dat vrij
succesvol is. Het verhaal van de machinering waarbij
boeren samen machines aankopen en gebruiken, is dan
weer eerder een dubbeltje op zijn kant. Sommige versies
zijn geslaagd, andere heel wat minder. Toch kan, wat als
kleine samenwerking begon, soms tot grote en sterke
entiteiten leiden. Denk maar aan de veilingen of bijvoor-
Beeldige ISO-troeven:
- Interne kwaliteitscontrole- Externe audit- Authenticiteit- Kennisuitwisseling- Openheid- Weerbaarheid- Beroepstrots - Grotere zichtbaarheid - Onafhankelijk advies en onderzoek
Vlaamse landbouw in duurzame ontwikkeling / Boer in Beeld+ / 51 beeld Milcobel, een belangrijke coöperatie van om en bij
de drieduizend Vlaamse melkveehouders.
Daarnaast zagen ook diverse telersverenigingen het licht,
zoals Ingro en Vegras voor de industriële groenten en Poco-
west voor pootgoedtelers. De samenwerkingsgedachte leeft
alleszins, maar het is een verhaal van vallen en opstaan.
Hoe belangrijk is de sociale dimensie van duurzaamheid?
Vroeger kende iedereen wel een boer in zijn omgeving.
Dat was normaal. Nu zijn ze veel minder talrijk en bo-
vendien ook nog eens veel minder zichtbaar geworden.
Jarenlang was de kloof tussen de boer en burger gigan-
tisch. Dat is gelukkig aan het kenteren. In deze tijden van
crisis wint authenticiteit aan belang. De culinaire hype
met haar hang naar pure producten en korte keten vormt
een kans voor de landbouw.
Anderzijds kent de boer soms ook de burger niet meer en
is het hoog tijd dat hij ook zelf van zijn eiland komt. Dat ge-
beurt steeds meer. Landbouwers leren opnieuw hun buren
kennen, ontvangen ze letterlijk op hun boerderij en leggen
uit waarmee ze bezig zijn. Ze stappen ook actiever in de
wereld en engageren zich in oudercomités en onderne-
mersverenigingen. Daarvoor hebben ze hun beroepstrots
moeten terugwinnen. Je kan je maar goed naar de buiten-
wereld richten als je je ook goed voelt op je eigen bedrijf.
Het lijkt wel alsof wij duurzaamheid vaak verengen tot
louter het ecologisch aspect. Ervaren boeren dat ook zo?
Ja, toch wel. Maar als het over landbouw gaat, is dat niet
onlogisch. Boeren werken met levende organismen als
bodem, plant en dier. Ze hebben in die constellatie een
vaak cruciale rol te vervullen. Daar zijn ze zich steeds
meer van bewust. Met het ISO14001-certificaat hebben
we trouwens een goed instrument in handen voor con-
tinue verbetering inzake milieuzorg bij de landbouwers.
Wat is een ISO14001-boer precies?
ISO14001 is een internationaal erkende norm voor mili-
euzorgsystemen. ISO-boer word je niet zomaar. Dat gaat
gepaard met een aantal vereisten. In een bedrijfsbezoek
wordt een risico-analyse van je bedrijfsactiviteiten opge-
maakt. Waar liggen je grootste verbeteringspunten?
Als boer bepaal je vervolgens zelf je actieplan in functie
van je beschikbare tijd, middelen en uiteraard ook een
beetje je persoonlijkheid. Bij de uitvoering krijgen ze on-
dersteuning van onder meer Inagro.
Naast dit individueel luik is er ook een collectief opleidings-
traject. Boeren krijgen een technische opleiding rond gewas-
bescherming, water en energie en aanverwante, organisato-
rische bijsturing van bijvoorbeeld hun economische strategie,
hun communicatie, documentenbeheer of hun HR. Dat laatste
klinkt misschien vreemd maar op een boerderij komt volk van
allerlei slag over de vloer zoals personeel, verkopers, veearts...
Bedoeling is om op een efficiënte manier met elk van hen te
kunnen omgaan.
Doordat de opleiding plaatsvindt op het landbouwbedrijf
van één van de deelnemers, leren ze vooral ook veel van
elkaar. Die onderlinge kruisbestuiving is van onschatbare
waarde, maar niet vrijblijvend. Ze controleren elkaar ook,
bij wijze van spreken. Die interne kwaliteitscontrole werkt
verrassend goed. Een aantal leerlingen van hun ‘klasje’
beseft meestal zelf dat ze nog niet toe zijn aan het behalen
van de ISO-norm. Die autoregulering is belangrijk want de
ISO-certificering gebeurt collectief. Na een externe audit
krijgt ofwel de hele groep het certificaat toegekend ofwel
niemand. Je merkt het, het ISO-certificaat is een mooi in-
strument voor een meer duurzame landbouw.
Hoe zit het in West-Vlaanderen? Speelt de Provincie
hierbij een rol?
Het ISO-verhaal is uitgewerkt in een cofinancieringproject
met Europa en de Provincie. Dat is inmiddels afgelopen en
het is zoeken naar een goede formule voor de toekomst.
Inagro krijgt als extern verzelfstandigd agentschap trou-
wens heel wat middelen van West-Vlaanderen. We voe-
ren hiermee het landbouwbeleid van de Provincie uit en
“Boeren die zorgvuldig bemesten, hun
dieren tot in de puntjes verzorgen of regen-
water opvangen… Welke passant merkt
daar iets van? Ook voor de boeren zelf is
het vaak te vanzelfsprekend. Ze mogen dat
best wat meer uitdragen”
Boer in Beeld+ \ Vlaamse landbouw in duurzame ontwikkeling52 \
Bron:
- Interview Melanie Vanstaen, verantwoordelijke duurzame bedrijfsvoering Inagro
ontwikkelen tevens nieuwe zaken in het kader van diver-
se projecten en onderzoeken. Vaak treedt de Provincie
op als onmisbare cofinancierder naast Europa of Vlaan-
deren. Deze inspanningen illustreren het belang dat de
Provincie aan duurzaamheid hecht.
Hoe draagt onderzoek en ontwikkeling van onder
meer Inagro bij tot duurzaam boeren?
Inagro probeert theoretisch onderzoek te hertalen naar
praktijkgerichte oplossingen op maat van de landbouwers.
Zo zetten we hard in op de teelttechnische ondersteuning
van boeren. We hebben verschillende projecten lopen rond
bodem, bemesting en gewasbescherming. Maar ook ras-
senproeven en teeltmethoden komen aan bod.
Dit alles draagt heel concreet bij tot het ecologisch en
economisch verduurzamen van onze landbouw. Maar we
leven niet in een luchtbel. Inagro oriënteert zich ook bre-
der op thema’s als energie, erosie, biodiversiteit, innova-
tie, verbreding en bedrijfsintegratie, die de sector ecolo-
gisch maar vooral ook sociaal duurzaam maken. Door bij
het bouwen van een nieuwe stal bijvoorbeeld bewust te
kiezen voor agrarische architectuur en streekeigen be-
planting stel je letterlijk en figuurlijk je bedrijf meer open
naar de omgeving.
Bedrijfsbeplanting is een zeer visuele stap in het ver-
duurzamen. Zijn alle ingrepen zo zichtbaar?
Duurzaam boeren is vaak zeer onzichtbaar. Behalve de
genoemde erfbeplanting, architectuur en pakweg zon-
nepanelen zijn de ingrepen nauwelijks opmerkbaar voor
het brede publiek. Boeren die zorgvuldig bemesten, hun
dieren tot in de puntjes verzorgen of regenwater opvan-
gen… Welke passant merkt daar iets van?
Ook voor de boeren zelf is het vaak te vanzelfsprekend.
We zetten hen ertoe aan om dat meer uit te dragen. Vele
Vlaamse landbouwers werken daar elke dag opnieuw
hard aan. Daar mogen ze best trots op zijn. Ze kunnen
mooie resultaten voorleggen op vlak van energie en be-
mesting. De cijfers voor fijn stof zijn minder eenduidig
omdat die sterk gelinkt zijn met het aantal dieren. Hoe
meer dieren, hoe meer fijn stof. De economische duur-
zaamheid gaat vaak gepaard met schaalvergroting en
een stijgende specialisatie en/of verbreding. Dat maakt
de sector weerbaarder tegen een grillige wereldmarkt-
conjunctuur.
Is er een verschil in duurzaamheid tussen de diverse
landbouwsectoren?
Zonder in al te grove veralgemeenheden te vervallen, zien
we inderdaad een verschil. De glastuinbouw en sierteelt
bijvoorbeeld richten zich meer op energie en het vermark-
ten, waarbij de relatie met hun omgeving een belangrijk
element is. Bij de intensieve veehouderij speelt dat ook
maar draait het verder vooral rond geur, emissies, mest-
verwerking en dierenwelzijn. Akkerbouwers werken voor-
namelijk rond bodem, gewasbescherming en ecodriving,
want veel van hun machines slorpen liters mazout. Bij
melkveehouders valt duurzame winst meestal te rapen
in energiebesparingen en dierenwelzijn en bij telers van
grove groenten in gewasbescherming en water.
Zijn korte ketenbedrijven duurzamer dan de rest?
Dat zou ik niet durven beweren. Onderzoek is hierover
niet eensluidend. Het is niet omdat een landbouwbedrijf
economisch en ecologisch duurzaam presteert, dat het
ook sociaal duurzaam is. Of omgekeerd.
Dus ongenuanceerd stellen dat thuisverkoop duurzamer
is, is niet correct. Maar korte ketenverkoop heeft uiter-
aard zijn specifieke kenmerken. Een korte ketenbedrijf
doet aan verwerking en/of verkoop zodat het meer in-
komen kan genereren. Het is met andere woorden een
prijszetter wat de economische duurzaamheid ten goede
komt. Omdat die boeren contact hebben met klanten en
soms ook personeel, zijn ze ook sociaal (tot op zekere
hoogte) duurzaam.
Ecologisch valt er winst te halen omdat hun producten
minder voedselkilometers tellen en vaak ook op verpak-
kingen sparen.
Meer lezen over de activiteiten van Melanie en haar col-
lega’s? Surf naar www.inagro.be
Vlaamse landbouw in duurzame ontwikkeling / Boer in Beeld+ / 53
Boeren in beeld
Boer in beeld: Guido Lammerant
Naam: Guido en Ann Lammerant - HarteelBedrijfsnaam: De TorreeleAdres: Torrelestraat 4 in Wulpen-KoksijdeActiviteit: Akkerbouw in combinatie met hoevetoerismeBedrijfsgrootte: 150 hectare tarwe, aardappelen, suikerbieten, bonen en spinazieDe boer in beeld is gestart in 1983Beeldige troeven:
- ISO14001-certificaat- biofilter- spuitplaats- minder intensieve teelten, meer graan- stalmest in plaats van drijfmest- groenbemesting- afvalsortering in de werkplaats- brede lage drukbanden- spuitwater als meststof- beheerovereenkomst perceelrandenbeheer- rondleidingen met gasten en af en toe klasjes
“Dat het blijft duren”, antwoordt Guido laconiek op de vraag wat duurzaam-
heid voor hem concreet betekent. Hoewel hij zelf landbouwingenieur is en
een landbouwbedrijf runt met een eeuwenoude geschiedenis, licht Guido in
eenvoudige en nuchtere bewoordingen zijn visie op ‘schoon boeren’ toe.
Hij heeft meermaals de verhalen gehoord over hoe zijn grootvader Georges
de boerderij, toen nog een klassiek gemengd bedrijf met varkens, koeien en
kippen, met heel wat personeel runde. Handenarbeid was toen heel goed-
koop. Mensen werkten voor kost en inwoon. De meiden molken de koeien
en de knechten hielpen op het veld. De grootmoeder van Guido verkocht de
melk, boter en eieren op de markt en grootvader Georges deed er af en toe
een kalf van de hand. Zo ging dat in die tijd.
Toen zijn vader Gerard aan het roer van De Torreele kwam te staan, moest hij
het zonder al dat personeel stellen. Een hele omwenteling. Heel wat kamers
van de majestueuze boerderij kwamen leeg te staan. Tot hij al pionierend
“Duurzaamheid is zorgen
dat het blijft duren. Ik
wil mijn grond in de beste
conditie achterlaten, zoals
mijn ouders en grootouders
dat deden.”
Boer in Beeld+ \ Vlaamse landbouw in duurzame ontwikkeling54 \
zich op het hoevetoerisme gooide en in 1971 zijn eerste
gasten verwelkomde. Intussen waren ook de varkens en
koeien van de boerderij verdwenen. Specialisatie deed
zijn intrede en boer Gerard legde zich toe op akkerbouw.
Nog een generatie later breidde Guido het landbouwbe-
drijf stelselmatig uit. Naast akkerbouw begon hij met het
telen van aardappelen voor de chipsfabriek in Veurne.
Het oogsten van de spinazie, bonen en bieten besteedt hij
uit in loonwerk, maar het overige neemt Guido voor zijn
eigen rekening.
Dat vergt een vrij groot machinepark. In 2005 richtte
hij een spuitplaats in met een olie-afscheiding om die
grond-, oogst- en sproeimachines te reinigen. In dat-
zelfde jaar zette hij een biofilter om te vermijden dat er
resten van gewasbeschermingsmiddelen in het opper-
vlaktewater komen. De bacteriën in die biofilter breken
de resten op een natuurlijke en goedkope manier hele-
maal af. “Het begint uiteraard met zo weinig mogelijk
vervuild water over te houden”, vult Guido aan. “We doen
een extra spoeling op het veld en door onze biofilter hoef
ik niets te lozen in het oppervlaktewater”.
Vlaamse landbouw in duurzame ontwikkeling / Boer in Beeld+ / 55 Vijf jaar later engageert hij zich voor het project ‘Belof-
tevol boeren’ en volgt gedurende twee jaar opleidingen
en maakt excursies om nog duurzamer te werken. Dat
resulteert in 2012 in het behalen van het ISO14001-cer-
tificaat.
Hiermee was hij een van de eerste Vlaamse landbouw-
bedrijven die de norm haalde. Een bevestiging van zijn
voortdurend streven naar een lagere impact op de omge-
ving. “ISO is mijn midlife crisis”, lacht hij. “Het is een stok
achter de deur en houdt me scherp om elke dag opnieuw
het beste van mezelf te geven”.
Gaandeweg koos Guido voor minder intensieve teelten
zoals graan en maximale groenbemesting. Aangezien
De Torreele zelf geen dieren heeft, koopt Guido duurdere
stalmest in plaats van drijfmest. “Ongelooflijk hoe je het
verschil merkt. Na de tarweoogst voeren we die stalmest
op de velden en daarna zaaien we bijvoorbeeld Japanse
haver of gele mosterd in als groenbemester. Ik sta soms
zelf versteld van het bodemleven dat zich laat zien, vol
wormen en wormengangen. Hij probeert wel eens wat
meer. “Volgend jaar zaai ik een strook veldbloemen in.
Benieuwd wat dat geeft naar insecten toe…”.
Guido heeft ook een beheerovereenkomst perceelsran-
denbeheer afgesloten. Die akkerranden bestaan uit puur
gras, zonder enige vorm van bemesting of gewasbe-
scherming. Ze liggen langs sloten, wat de kwaliteit van
het oppervlaktewater meteen ten goede komt. Guido
maait die kanten ook later, waardoor vogels, zogenaam-
de grondbroeders, beschutting vinden.
“Gangbare landbouw hoeft niet minder duurzaam te zijn
dan biologische landbouw”, aldus Guido. Onze familie
boert hier al decennia lang. Ik ervaar het als mijn verant-
woordelijkheid om de grond hier optimaal te houden zodat
mijn kinderen op hun beurt hier ook kunnen boeren als
ze dat willen. Financiële stabiliteit is uiteraard essentieel
om je bedrijf duurzaam uit te bouwen. Als het bedrijf niet
overleeft, dan is er geen sprake van duurzaam boeren”.
Dat vertaalt zich in het hoevetoerisme dat echtgenote
Ann met veel passie voor haar rekening neemt. “Het
inkomen dat we daaruit puren, is evenwaardig aan dat
vanuit de akkerbouw maar veel stabieler. In 2012 zijn een
deel van de aardappelen in de grond gebleven en was er
dus geen inkomen. Zo simpel is dat”.
Maar voor het geld doen ze het op De Torreele niet. “Ook
het hoevetoerisme vergt zware investeringen en het blijft
hard werken. Je kamers moeten voldoen aan allerlei
normen en als je zoals wij ook eten serveert, moet je heel
strenge voedselveiligheidseisen respecteren”.
Net als in de tijd van de meiden en knechten van weleer,
houden ze ook nu nog van volk over de vloer. “We hebben
zelf weinig tijd om naar ‘de platse’ te gaan, dus komt de
platse naar hier”, lacht Guido.
Elke zondag troont hij zijn gasten geduldig mee op de
boerderij en zet de kinderen op de tractor. In al die ja-
ren hebben ze een trouw publiek opgebouwd dat ont-
vankelijk is voor het agrarisch verhaal. “We krijgen veel
leerkrachten, verpleegkundigen, ingenieurs en mensen
uit de bankwereld over de vloer. Jobs die een zekere ver-
antwoordelijkheid in de samenleving vergen”. Ook dat is
duurzaamheid. Je gasten rondleiden en ze ’s avonds ge-
zellig laten aanschuiven aan een gulle tafel met streek-
eigen en seizoensgebonden lekkers. En soms, soms zit
het in kleine details. “In de zomer hebben we een aantal
jobstudenten die bijspringen op de boerderij en bij het
ontvangen van gasten. Als het regent, stoppen we al eens
een fiets van hen in de auto en voeren we hen naar huis.
Dat soort kleine dingen, daar draait het om”.
Bron:
- Interview Guido Lammerant, landbouwer
Boer in Beeld+ \ Vlaamse landbouw in duurzame ontwikkeling56 \
Boerin in beeld: Elke Deraedt
Naam: Elke en Dries Deraedt - D’Hallewin Bedrijfsnaam: De Wijngaerdbossen Adres: Ieperstraat 4 in LangemarkActiviteit: melkvee en akkerbouw in combinatie met zelfstandig landmeterBedrijfsgrootte: 70 melkkoeien en bijhorend jongvee + 80 hectare gras en mais, aardappelen, suikerbieten, graszaadteelt, wintertarwe en grove wortelenDe boerin in beeld is gestart in 2005 Beeldige troeven:
- zonnepanelen- dieptedrainage- hergebruik van spoelwater- warmterecuperatie- voorkoeler- voldoende weidetijd- koematrassen - groenbemesters- natriumlampen met automatische starters- rondleiding met klasjes- bedrijfsbeplantingsplan
“Onze melkkoeien zijn
topatleten, die een luxe
verzorging verdienen”
“Thuisverkoop, hoevetoerisme en biolandbouw hebben
mijn grootste respect, maar niet elke landbouwer hoeft
dat pad in te slaan om duurzaam te boeren”, zegt Elke
nuancerend. Ze startte in 2005 met 200.000 liter melk-
quotum in combinatie met akkerbouw, ruwvoer en volle
grondsgroenten. Twee jaar later voegden zij en haar man
het quotum van het bedrijf van Dries zijn ouders erbij. Ze
breidden de bestaande melkveestal uit en zorgden voor
optimaal koecomfort. Eind 2013 nam haar man Dries het
ouderlijke bedrijf volledig over. Sindsdien hebben Elke en
Dries 70 melkkoeien met bijhorend jongvee en 80 hectare
in samenuitbating.
Ze stootten de zeer arbeidsintensieve groenteteelt af, be-
halve de wortelen die ze machinaal kunnen rooien.
“We hebben concrete plannen voor de bouw van een
nieuwe melkveestand met een wachtruimte (waar de
koeien samen wachten voor ze de melkstand ingaan) en
verschillende stroboxen voor zieke en kalvende koeien.
Er is ook een stukje ligboxenstal voorzien voor koeien
die overdag mijn speciale aandacht vragen zoals pas ge-
kalfde koeien of te bekappen of te insemineren dieren. Zo
hoef ik deze koeien niet te gaan zoeken in de hele kudde.
Dit zorgt voor minder stress, zowel voor de koeien als
voor de boer! Onder de stal voorzien we dieptedrainage,
waarbij je water wint van onder de grond”.
Vlaamse landbouw in duurzame ontwikkeling / Boer in Beeld+ / 57 “Duurzaam boeren start voor mij vanaf de eerste dag dat
je boer bent, met een toekomstgerichte visie die je dag
na dag probeert waar te maken”, verduidelijkt Elke hun
keuzes. “Je kan niet in elke landbouwtak top zijn. Daar-
voor zijn de investeringen te hoog. Wij willen groeien naar
een gespecialiseerd melkveebedrijf dat, op vlak van da-
gelijkse arbeid, door één persoon kan gerund worden”.
Waarom nemen ze dan nog de boerderij van Dries’ouders
over? “Om duurzaam te boeren, hebben wij voldoende
grond nodig. Economisch en ecologisch, want zonder
grond moeten we ruwvoer aankopen en dat is momen-
teel een heel dure zaak. Net zoals we de eigen mest duur
zouden moeten afvoeren. Maar meer grond is ook eco-
logischer boeren omdat we onze eigen stikstofstromen
beter kunnen beheersen.”
Het jonge koppel investeerde ook heel wat in energie-
besparing. Ze plaatsten zonnepanelen op de loods en
installeerden natriumlampen in de stal. Straks komt er
nog een voorkoeler. Na het melken wordt de melk van
37°C in de koeltank zo snel mogelijk onder 4°C gebracht.
Klassiek gebeurt dit via directe koeling in de melkkoeler.
Een voorkoeler is een technisch systeem dat door mid-
del van water de melk eerst laat afkoelen tot 20°C. Het
opgewarmde water stellen we straks beschikking aan de
koeien die terug naar de stal gaan. Warmterecuperatie,
waarbij Elke de warmte die vrijkomt bij het koelen van
de melk hergebruikt om water op te warmen, is al aan-
wezig. Net zoals waterrecuperatie. Naast het opvangen
van regenwater hergebruiken ze het spoelwater van de
melkmachine om de melkstand te reinigen.
Toch staat of valt alles bij Elke met het welzijn van haar
dieren. “Mijn koeien verdienen tot in de kleinste details
mijn aandacht. Licht, lucht, liefde en water vormen de
rode draad doorheen het koecomfort. Er is een roterende
koeborstel, de roosters werden opgeruwd zodat de die-
ren niet uitglijden en we strooien tweemaal per dag de
Boer in Beeld+ \ Vlaamse landbouw in duurzame ontwikkeling58 \
Bron:
- Interview Elke Deraedt, landbouwer
koematrassen met vers zaagmeel in. Verder werden de
ligboxen breder en hoger gemaakt en de volle muren
vervangen door lichtdoorlatende, witte rolgordijnen. Zo
brengen we het weidegevoel tot in de stal.”
Dat betekent geenszins dat de dieren niet buiten mogen.
Integendeel. “We kozen bewust niet voor een melkrobot
en daardoor kunnen onze koeien nog de weide op”. Maar
ook weer niet te lang want ze krijgen een heel uitgeba-
lanceerd voederrantsoen. Dat evenwicht kan in gevaar
komen als ze te veel gaan grazen. “We rekenen elke
week, soms elke dag aan hun rantsoen en voeren kleine
aanpassingen door om een zo optimaal mogelijk resul-
taat te behalen. Het onafhankelijke bedrijfsadvies Melk-
veehouderij van Inagro helpt ons hierbij. Je laten bege-
leiden is voor mij ook een vorm van duurzaam boeren”.
Hun melk leveren ze aan de coöperatie Milcobel, waar
Elke ook in het regionaal bestuur zit. “We geloven sterk in
het coöperatief gedachtegoed als duurzaam bedrijfsmo-
del. Als coöperant is de coöperatie het verlengstuk van je
eigen bedrijf”, vertelt Elke. Via een samenaankoop met
verschillende veehouders proberen ze bewust en kritisch
aan te kopen. Een correcte prijs is samen met voldoende
appreciatie bij burgers en afnemers heel belangrijk voor
de jonge boerin. Dat respect, daar werken ze heel con-
creet aan. Dries en Elke zijn bestuurslid in verschillende
verenigingen en ontvangen af en toe een kleuterklasje
op de boerderij. Ze krijgen een rondleiding, mogen melk
proeven en een ijsje eten… Puur idealisme, ze willen laten
zien wat hedendaags boeren betekent. “De boerenstiel is
hard maar onze kinderen laten opgroeien op de boerderij
en ze getuige laten zijn van al wat groeit en bloeit, dat is
onbetaalbaar. We vergeten dat soms te veel”.
/ 59 Boer in Beeld+
Bronnen
- ABS: “Vergroeningsmaatregelen blijven bittere pil”.
VILT 26 juni 2013, www.vilt.be
- Ardo neemt diepvriesgroenteproducent Ploegmakers
over. VILT 2 juni 2010, www.vilt.be
- Beleidsnota Landbouw, Visserij en Plattelandsbeleid.
Vlaams Parlement. Kris Peeters 2009-2014
- Belgisch gezin besteedt 13,2 procent van budget aan
voeding. VILT 8 oktober 2013, www.vilt.be
- De aardappel: een goudklompje van de West-Vlaamse
economie, WES persbericht 22 augustus 2013,
www.wes.be
- Diepvriesgroentebedrijven starten met spoortrans-
port. VILT 18 april 2012, www.vilt.be
- Dossier Precisielandbouw. Extra ogen en oren voor de
boer. VILT 5 maart 2013, www.vilt.be
- Duurzame landbouw: een proces van leren. ILVO me-
dedeling nr. 124, januari 2013, www.ilvo.vlaanderen.be
- Economische resultaten van de Vlaamse land- en
tuinbouw 2011-2012, mei 2013,
www.vlaanderen.be/landbouw/studies
- Erven van de toekomst. Over duurzame landbouw in
Vlaanderen, 2006
- Facetten van West-Vlaanderen. Economische beteke-
nis van het agrocomplex in West-Vlaanderen. WES
2009, www.wes.be
- Food Rock. Een duurzame maaltijd voor wereldster-
ren, 2009
- Goed geboerd. Een portie landbouw op je bord, 2012,
www.vlaanderen.be/publicaties
- Het gemeenschappelijk landbouwbeleid en de land-
bouw in Europa. Veel gestelde vragen. Memo Euro-
pese Commissie 26 juni 2013
- Het gemeenschappelijk landbouwbeleid na 2013.
Uw mening telt! Publiek debat. Samenvatting van de
bijdragen
- Het gemeenschappeljik landbouwbeleid. Een vervolg-
verhaal, 2012,
ec.europa.eu/agriculture/50-years-of-cap
- Het Vlaamse agrovoedingscomplex, 2011,
www.vlaanderen.be/publicaties
- Hoeveel geld gaat er naar landbouwbeleid EU en
waarom? VILT 5 juli 2013, www.vilt.be
- Kerncijfers landbouw, 2013. De landbouw in België in
cijfers, www.statbel.fgov.be
- Land- en tuinbouw in West-Vlaanderen. Provinciaal
beleid op mensenmaat. Degelijk advies en professio-
nele oplossingen, 2010,
www.west-vlaanderen.be/landbouw
- Landbouw 6 F. Grenzen verleggen, 2009
www.kuleuven.be/lsue/susfood/landbouw_6f.pdf
- Landbouwbudget EU daalt met 13 procent tegenover
2007-2013, VILT 23 juli 2013, www.vilt.be
- Landbouwenquête mei 2012. Definitieve resultaten,
statbel.fgov.be/nl/statistieken/cijfers/economie/land-
bouw/bedrijven
- Landbouwrapport 2012,
www.vlaanderen.be/landbouw/lara
- Mijlpalen in het GLB, ec.europa.eu
- Samen zorgen voor onze roots,
ec.europa.eu/agriculture/cap-for-our-roots
- Schoon boeren. Duurzame landbouw in eigen streek,
www.schoonboeren.be
- Succesverhaal van diepvriesgroenten uit West-Vlaan-
deren. VILT 21 mei 2012, www.vilt.be
- Varkenscastratie definitief verboden vanaf 2018. VILT 4
oktober 2013, www.vilt.be
- Vlaming kijkt kritisch maar postief naar landbouw.
VILT 17 december 2012, www.vilt.be
- Vredeseilanden. Campagne De vraag van 9 miljard,
2013, www.vredeseilanden.be
60 \ Boer in Beeld+
Verklarende woordenlijst
• AGROBUSINESSCOMPLEX de hele agrarische keten,
gaande van de toelevering zoals veevoederfabrieken en
machinebouwers, de landbouwsector zelf, de verwer-
kende industrie zoals de slachthuizen en de vele diep-
vriesbedrijven tot de afzet in veilingen en groothandels.
• BIOBRANDSTOFFEN een verzamelnaam voor ver-
schillende soorten brandstoffen die gemaakt worden
uit biomassa. Als hernieuwbare brandstoffen vormen
ze een alternatief voor fossiele brandstoffen, waarvan
de voorraad eindig en dus niet hernieuwbaar is.
• BIOMASSA een verzamelnaam voor verschillende biologi-
sche producten die energie kunnen leveren. Onder de term
biomassa vallen organische materialen en hernieuwbare
grondstoffen van plantaardige of dierlijke oorsprong.
Voorbeelden van biomassa zijn: planten, voedselresten,
mest en energiegewassen zoals korte omloophout.
• BIOMASSA-INSTALLATIE een installatie waarbij bio-
massa kan omgezet worden in energie onder de vorm
van warmte en/of elektriciteit. Deze omzetting kan ge-
beuren door rechtstreekse verbranding van biomassa,
vergisting gevolgd door verbranding of vergassing
gevolgd door verbranding. Deze omzetting kan zowel
op een biologische (bv. met behulp van micro-organis-
men) als op een fysico-chemische (bv. verbranding of
vergassing) manier gebeuren.
• BIODIVERSITEIT OF BIOLOGISCHE DIVERSITEIT de
graad van verscheidenheid aan levensvormen (soorten,
genen…) binnen een gegeven ecosysteem en, bij uitbrei-
ding de gehele planeet. Het is vaak een indicator voor de
gezondheid van een ecosysteem. Daarvoor vergelijken
onderzoekers de aanwezige biodiversiteit met histori-
sche gegevens of gegevens uit vergelijkbare gebieden.
Biodiversiteit hangt nauw samen met het klimaat.
• DUURZAME ONTWIKKELING volgens de definitie van
de VN-commissie Brundtland uit 1987 is dit de ont-
wikkeling die aansluit op de behoeften van het heden
zonder het vermogen van toekomstige generaties om
in hun eigen behoeften te voorzien in gevaar te bren-
gen. Het impliceert een optimale balans tussen econo-
mische, ecologische en sociale aspecten, ook wel de
triple bottom line ‘people, planet and profit’ genoemd.
Soms komt daar nog een vierde element ‘proces’ bij,
de transitieperiode die nodig is om te groeien.
• ECO-EFFICIËNTIE de verhouding van de gerealiseerde
output van een bedrijf, bijvoorbeeld het aantal liters
melk, tot de milieu-impact van zijn activiteiten, bijvoor-
beeld stikstofoverschot en energiegebruik.
• EXPORTSUBSIDIES de financiële steun die (landbouw)
bedrijven ontvangen bij uitvoer van producten, om het ver-
schil met de veel lagere wereldmarktprijs te overbruggen.
• (FUNCTIE)VERBREDING het verruimen van de klassie-
ke landbouwactiviteiten met bijvoorbeeld groenbeheer
of recreatie.
• GLB het gemeenschappelijk landbouwbeleid van de
Europese Unie had van bij haar ontstaan in 1962 als
doel om te voorzien in betaalbaar voedsel voor de
Europese burger en in een redelijk inkomen voor de
landbouwer, in menswaardige omstandigheden. Gees-
telijke vader was de Nederlandse boer en landbouw-
commissaris Sicco Mansholt. Het GLB bestaat uit twee
pijlers: de marktordening en de plattelandsontwikke-
ling.
Interviews
- André Calus, ere-directeur Inagro
- Elke Deraedt en Guido Lammerant, landbouwers
- Lieven Louwagie, adjunct-adviseur dienst landbouw
Provincie West-Vlaanderen
- Lode Tanghe, gebiedswerker landbouw
Brugge-Oostende Provincie West-Vlaanderen
- Melanie Vanstaen, verantwoordelijke duurzame
bedrijfsvoering Inagro
/ 61 Boer in Beeld+
• GLOBALISERING het voortdurend proces van wereld-
wijde economische, politieke en culturele integratie.
Het wordt mogelijk gemaakt door ontwikkelingen op
het gebied van vervoer en telecommunicatie. Ze ken-
merkt zich door verregaande schaalvergroting, het
ontstaan van een wereldwijd kapitalisme en de ver-
spreiding van een consumentencultuur.
• GRONDGEBONDENHEID een belangrijk aspect van
dierlijke productie bij bioboeren. Hierbij mag een vee-
houder maar een bepaald aantal dieren houden, naar-
gelang de oppervlakte grond die hij heeft, zodat hij op
die grond zijn dierlijke mest kan afzetten en tegelijker-
tijd kan instaan voor (een deel van) zijn voeder.
• INTENSIEVE LANDBOUW een landbouwproductiesys-
teem dat veel productiemiddelen inzet om de productie
te optimaliseren. Veel arbeid wordt verricht door land-
bouwmachines. Door de productiviteitswinsten daalde
de landbouwbevolking sterk, meestal in ontwikkelde
landen. Het tegenovergestelde van intensieve land-
bouw is extensieve landbouw, waarbij slechts in ge-
ringe mate wordt ingegrepen in de natuur.
• INTERVENTIEPRIJS een gegarandeerde minimumprijs waar-
onder (landbouw)producten niet verkocht mogen worden.
• INVOERRECHTEN belastingen die geheven worden op
importgoederen, die van buiten de Europese Unie ko-
men en in prijsconcurrentie treden met de goederen
van de EU.
• (MELK)QUOTUM het recht om een bepaalde hoeveel-
heid koemelk te produceren. Sinds 1984 heeft elk land
van de Europese Unie een bepaald melkquotum. De
melkquota zijn ingevoerd omdat in de Europese Unie
meer melk werd geproduceerd dan geconsumeerd,
wat uiteindelijk leidde tot de zogenaamde ‘melkplas-
sen’ en ‘boterbergen’. De Europese melkquota worden
in 2015 afgeschaft.
• RANDVOORWAARDEN landbouwers die rechtstreekse
inkomenssteun willen ontvangen in het kader van het
Europees gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB),
moeten bepaalde randvoorwaarden naleven. De rand-
voorwaarden zijn ook gekend onder de naam ‘cross
compliance’. Deze randvoorwaarden hebben betrekking
op het leefmilieu, de volksgezondheid, de gezondheid
van dieren en planten, het dierenwelzijn en de normen
voor het in stand houden van een goede landbouw- en
milieuconditie van de landbouwgronden.
• SANITEL een Belgisch systeem voor een geïnformati-
seerd beheer van de identificatie, de registratie en het
toezicht op dieren (runderen, schapen, geiten, herten,
pluimvee). Op die manier zijn de vele gegevens van die-
ren in een centrale databank opgeslagen en beschik-
baar voor controleorganen zoals het Federaal Voedse-
lagentschap (FAVV).
• SOCIAAL KAPITAAL de netwerken en relaties tussen
mensen die de sociale samenhang versterkt en bijge-
volg ook de stabiliteit van (plattelands)gemeenschap-
pen. Dit sociaal kapitaal resulteert in een maatschap-
pelijk draagvlak voor landbouw, dat verder gaat dan
louter acceptatie.
• SUPERHEFFING de boete die landbouwers betalen
voor het teveel aan melk dat ze leveren boven het vast-
gesteld quotum.
• TRIPLE BOTTOM LINE de uitdrukking ‘people, planet
and profit’ die staat voor de noodzakelijke integratie
van sociale, ecologische en economische doelstellin-
gen bij het streven naar duurzaamheid.
• VERTICALE INTEGRATIE het combineren van de op-
eenvolgende fases in een productieproces (van pri-
maire productie over verwerking tot afzet) zodat er een
keten ontstaat binnen het bedrijf.
• VERZAMELAANVRAAG een verzameldocument waarbij
Vlaamse landbouwers in één keer een aantal steun-
maatregelen kunnen aanvragen en verplichte aangiften
kunnen uitvoeren ten aanzien van de Vlaamse overheid.
• VLIF het Vlaams Landbouwinvesteringsfonds voorziet
in vestigings- en investeringssteun. De vestigingssteun
moet jongeren aanmoedigen om zich als zelfstandige
land- of tuinbouwer te vestigen op een land- of tuin-
bouwbedrijf. De steun kan verkregen worden ongeacht
de aard van de land- of tuinbouwactiviteit, het bedrijf en
de productiemethode. Met een investeringssteun wor-
den landbouwers aangezet om hun bedrijfsstructuren
aan te passen aan wijzigende (markt)omstandigheden.
Beeld van boerenZelf ben ik opgegroeid in een beschermd en gelukkig
landbouwgezin met vier kinderen. De boerenkriebel zit
ons dus wel ergens in het bloed.
Voor mij is een samenleving zonder boeren ondenkbaar.
Niettemin staat de sector meer dan ooit onder druk. De
administratieve, financiële en economische last neemt
toe, net zoals bij vele andere ondernemers trouwens.
Voeg daar nog de ecologische en sociale verwachtingen
aan toe.
Toch maken onze landbouwersgezinnen net zo goed deel
uit van onze leefgemeenschap op het platteland. Ze heb-
ben, net als u en ik, dezelfde wensen rond onderwijs,
wegen, winkels en mooie dorpskernen. Bovendien bie-
den ze ons, plattelandsbewoners en recreanten, elke dag
opnieuw landschap en natuur aan. Daarbij is de maat-
schappij best veeleisend. We willen graag dat landbou-
wers duurzaam produceren en zorgzaam omgaan met
mens, dier en natuur. En als het even kan, dan zien we
die boerderijen ook graag in wat groen, met mooie luch-
tige stallen en zonder geurhinder.
Terechte verwachtingen allicht, die heel vaak ingelost
worden. Boeren openen hoevewinkels, pluktuinen en be-
zoekboerderijen. Ze verzorgen velden en wegen en rui-
men met hun stoere tractoren sneeuw. Maar gelden die
verwachtingen dan ook niet een beetje in de omgekeerde
zin? Mag van elk van ons niet een minimum aan respect
verwacht worden ten aanzien van de boer en tuinder?
Het verhaal van Elke en Guido bewijst dat ze dag en nacht
in de weer zijn om van hun landbouwbedrijf iets moois
te maken. Waar het goed toeven is, voor mens en dier.
Met deze bijdrage hopen wij vanuit Inagro en de Pro-
vincie West-Vlaanderen om hen een hart onder de riem
te steken. Maar vooral om u, beste lezer, een mooi en
eerlijk verhaal te vertellen over hoe de landbouw in onze
contreien er nu echt uitziet. Wie de proef op de som wil
nemen, nodig ik van harte uit om zelf eens een erf op te
rijden. Bij Elke en Guido of bij een van hun vele fijne col-
lega’s…
Bart Naeyaert
Landbouwgedeputeerde West-Vlaanderen
“We willen graag dat onze landbouwers
zorgzaam omgaan met mens en dier, en
als het even kan in een mooi groen kader.
Terechte verwachtingen die heel veel boe-
ren inlossen. Wie de proef op de som wil
nemen, nodig ik graag uit om zelf eens op
verkenning te gaan bij een van hen... ”
62 \ Boer in Beeld+
/ 63 Boer in Beeld+
Notas:
64 \ Boer in Beeld+
Notas:
Boer in Beeld+
Deze publicatie werd opgemaakt in opdracht van Inagro.
Graag willen we hiermee docenten, gidsen en bezoek-
boerderijen een tool aanreiken om de Vlaamse landbouw
te kaderen in een bredere, maatschappelijke context,
met specifieke aandacht voor West-Vlaanderen. Dat
doen we aan de hand van accurate maar toegankelijke
informatie, recent cijfer- en beeldmateriaal, nieuwe ge-
tuigenissen, citaten en discussiethema’s. Wanneer we
de term landbouw gebruiken, doelen we op het geheel
van land- en tuinbouw. De visserij maakt geen voorwerp
uit van deze publicatie. Wij hopen dat u deze syllabus als
een concreet en praktisch instrument ervaart om op uw
beurt als een bonte vogel enthousiast het landbouwlied
mee te zingen.
Inagro
Bij Inagro doen wij aan praktijkgericht en toegepast we-
tenschappelijk onderzoek in land- en tuinbouw. Dit ge-
beurt objectief en onafhankelijk, met het accent op kwa-
liteit, rendabiliteit en innovatie. We werken in labo’s en op
proefvelden, testen rassen en teelten uit en geven cur-
sussen en infosessies. Elk aspect van de hedendaagse
landbouw komt aan bod: water, bodem, energie, biodiver-
siteit… Maar ook heel concrete zaken zoals geur(hinder)
en landschapsarchitectuur. Die jarenlang opgebouwde
kennis en expertise delen wij graag met de landbouwers
zelf en de hele aanverwante agro-industrie, maar ook en
vooral met u, geïnteresseerde lezer.
Wilt u meer weten? Neem dan gerust contact met ons
op. Wij helpen u graag verder.
Rechten: Er rust auteursrechterlijke bescherming op dit
document. Indien u het educatief wil gebruiken, kan dit
zonder voorafgaandelijke toestemming, mits bronver-
melding. Wenst u het commercieel te gebruiken, neem
dan contact op met de opdrachtgever Inagro en uitvoe-
rend journalist Marijke Pollentier om correcte afspraken
te maken.
Aansprakelijkheidsbeperking: Deze publicatie werd
met de grootste zorg en nauwkeurigheid opgesteld. Zo-
wel opdrachtgever Inagro als uitvoerend redacteur Marij-
ke Pollentier geven echter geen enkele garantie omtrent
de juistheid of volledigheid van dit document. De gebrui-
ker van deze publicatie ziet af van elke klacht of aanspra-
kelijkheidsstelling tegen Inagro of Marijke Pollentier, van
welke aard dan ook, met betrekking tot het gebruik van
de via deze publicatie beschikbaar gestelde informatie.
Verantwoordelijke uitgever: M. Demeulemeester,
Ieperseweg 87, 8800 Rumbeke
Tekst en grafisch advies: Marijke Pollentier
Beeld: Inagro - CAG - AF Fotografie
Maarten Devoldere - Peter Cardoen
Vormgeving: Umami Concepts / Barbara Boels
Druk: Lowyck Drukkerij
Depotnummer: D/2013/12.975/8
Herdruk: november 2015
Met dank aan: Bart Boerave, André Calus,
Bart Debussche, Anneleen Dedeyne, Nele Dejonckheere,
Julie Delanote, Mia Demeulemeester, Elke Deraedt,
Greet Ghekiere, Guido Lammerant, Bea Leus,
Lieven Louwagie, Danny Persyn, Lode Tanghe,
Jan Van Winghem, Melanie Vanstaen.
En allen die als klankbord fungeerden.
Inagro vzwIeperseweg 878800 Rumbeke-BeitemT 051 27 32 00E [email protected]_www.inagro.be