WERKBLAD BESCHRIJVING INTERVENTIE 2013-2017 - … · De interventie hoeft zich niet rechtstreeks op...

38
HANDLEIDING WERKBLAD BESCHRIJVING INTERVENTIE 2013-2017

Transcript of WERKBLAD BESCHRIJVING INTERVENTIE 2013-2017 - … · De interventie hoeft zich niet rechtstreeks op...

HANDLEIDING

WERKBLAD BESCHRIJVING INTERVENTIE

2013-2017

2

Inhoud

Vooraf ……………………………………………………………………………………………………………………………….………………..3

Waarom het Werkblad Beschrijving Interventie ...................................................................................... 3

Hoe het werkblad in te vullen? ................................................................................................................... 3 Samenvatting interventie……………………………………………………………………….…………………............................... 4 Uitgebreide beschrijving………………………………………………………………………………………………………………………. 5 1. Probleemomschrijving ................................................................................................................................ 5 2. Beschrijving interventie .............................................................................................................................. 7 2.1 Doelgroep ..................................................................................................................................................... 7 2.2. Doel……….. ................................................................................................................................................... 9 2.3. Aanpak ........................................................................................................................................................ 12 2.4. De ontwikkelgeschiedenis .......................................................................................................................... 15 2.5. Vergelijkbare interventies .......................................................................................................................... 16 3. Onderbouwing ............................................................................................................................................ 19 4. Uitvoering .................................................................................................................................................. 27 5. Onderzoek naar praktijkervaringen ......................................................................................................... 32 6. Onderzoek naar effectiviteit ...................................................................................................................... 35 7. Aangehaalde literatuur .............................................................................................................................. 37

Deze handleiding is tot stand gekomen door samenwerking tussen:

3

Vooraf

Waarom het Werkblad Beschrijving Interventie

Informatie voor de erkenningscommissie en voor de bezoeker van de databank.

Het Werkblad geeft informatie over de interventie die van belang is voor de beoordeling van de kwaliteit,

effectiviteit en uitvoeringsvoorwaarden van de interventie. Sommige databanken werken nog niet met een

erkenningscommissie. Daarnaast is de informatie bedoeld voor bezoekers van de databank.

Het Werkblad als samenvatting

Het Werkblad moet een samenvatting van de beschikbare schriftelijke informatie zijn. Vermijd uitweidingen,

houd het zo kort mogelijk; geef alleen informatie die nodig is voor de onderbouwing van de effectiviteit en

voor het begrip van de lezer

Het Werkblad als invulformulier en als ‘sorteerbak’

Het Werkblad is een invulformulier, geordend naar onderwerp (doelgroep, doel enzovoort). De onderwerpen

volgen de criteria voor beoordeling. De informatie voor het Werkblad kan uit diverse bronnen komen,

waaronder in ieder geval het verplichte (!) Nederlandse handboek.1 Het formulier functioneert ook als check

of er over de betreffende onderwerpen voldoende informatie beschikbaar is.

Hoe het werkblad in te vullen?

Voer de tekst onder de betreffende vraag in.

Let op: in sommige gevallen geldt een maximum aantal woorden.

Vul alleen in wat van toepassing is; indien niet bekend geef dat dan aan.

Denk aan de bezoeker van de databank

Vermijd zoveel mogelijk afkortingen of schrijf ze de eerste keer uit

Vermijd voor leken onbegrijpelijk vakjargon

Schrijf in hele zinnen

Zie verder

o Hoe schrijf ik een handboek? (2012)

1 Voor de term handboek zijn in de praktijk allerlei woorden in omloop: handleiding, leidraad, draaiboek, toolkit, methodiekbeschrijving, handreiking of protocol.

4

Samenvatting interventie

De Samenvatting is bedoeld om bezoekers van de online databank een eerste indruk te geven van de

interventie. Maak de samenvatting daarom niet langer dan één A-4tje.

Onderzoek

Onderzoek wordt alleen in de Samenvatting opgenomen als het heeft bijgedragen aan het oordeel. U kunt

hier wel een voorlopige samenvatting geven.

5

Uitgebreide beschrijving

1. Probleemomschrijving

De meeste interventies worden ontwikkeld om een probleem of risico te voorkomen, te verminderen of op te

lossen. Beschrijf het probleem aan de hand van onderstaande vragen. Vermeld de (meest recente) bronnen.

Er zijn ook interventies om een bestaande situatie te verbeteren zonder dat er direct sprake is van een

probleem of risico, beschrijf dan het thema waarvoor de interventie ontwikkeld is.

PROBLEEM

Voor welk probleem of risico is de interventie ontwikkeld? Omschrijf aard en ernst van het

probleem.

Maak duidelijk voor welk probleem deze interventie ontwikkeld is en omschrijf de aard en ernst daarvan.

Geef zo mogelijk een definitie van het probleem of risico en beschrijf de kenmerken ofwel de symptomen.

De factoren die het probleem veroorzaken of beïnvloeden beschrijft u onder 3. Onderbouwing.

SPREIDING

Hoe vaak komt het probleem voor en bij wie (demografische en geografische spreiding)?

Geef – indien bekend - een indicatie van de omvang van het probleem of risico bij de uiteindelijke doelgroep:

hoeveel personen hebben het probleem of lopen risico daarop (prevalentie) en hoeveel nieuwe gevallen zijn

er in een bepaald jaar of periode (incidentie)?

Geef - indien bekend - een indicatie van de spreiding van het probleem. Speelt het probleem of risico

bijvoorbeeld vaker op het platteland dan in grote steden of vaker in bepaalde regio’s?

Zijn er verschillen bekend in de aard, ernst of spreiding (vraag 1a en 1b) voor een bepaalde groep of groepen

(denk bijvoorbeeld aan opleidingsniveau, geslacht, leeftijd, land van herkomst of taal)?

Voorbeeld ‘Cursus Evenwicht’

Onder kinderen en jongeren vormen overgewicht en obesitas een groot en groeiend probleem

(Lobstein, 2004; Oude Luttinkhuis, 2009). Tussen 1980 en 2003 is de prevalentie van zowel

overgewicht als obesitas bij 9-12 jarige Nederlandse kinderen gestegen. Ook de vijfde landelijke

groeistudie laat zien dat overgewicht en obesitas alleen nog maar toeneemt (Schönbeck & van

Buuren, 2010). Bij jongens is de prevalentie van overgewicht (inclusief obesitas) tussen 1980 en

2003 gemiddeld gestegen van 3,2% naar 14,2%, bij meisjes van 6,5% naar 16,7%.

De prevalentie van obesitas nam bij jongens toe van 0,1% naar 2,7% en bij meisjes van 0,5% naar

3,1% (van den Hurk et al., 2007). Overgewicht ontstaat op steeds jongere leeftijd en komt vaker voor

bij Turkse - (jongens 33% en meisjes 32%) en Marokkaanse kinderen (jongens 25% en meisjes 29%).

Dit wordt verklaard door zowel culturele als socio-economische verschillen (J.E. Kist-van Holthe et

al.,2012).

Onderzoek van de GGD 2008-2010 toont vergelijkbare cijfers. Van de elfjarige kinderen uit de

onderzochte regio heeft 20% overgewicht, waarvan 4% obesitas (Hoeven-Mulder & Pieterse, 2011).

6

GEVOLGEN

Wat zijn de mogelijke gevolgen van het probleem (immaterieel en materieel) als er nu niet

wordt ingegrepen (voor de doelgroep en in maatschappelijke zin)?

Door de mogelijke gevolgen van niets doen te beschrijven wordt duidelijk waarom het van belang is nu iets

aan het probleem te doen. Wat zijn de gevolgen voor de uiteindelijke doelgroep? Zijn de maatschappelijke

gevolgen (bijvoorbeeld kosten) ook bekend?

Voorbeeld ‘Cursus Evenwicht’

Kinderen met overgewicht hebben een grote kans om hier op latere leeftijd ook last van te hebben

(Kvaavik, 2003; Reilly, 2006; Serdula, 1993; Kemper, 1999). Overgewicht leidt tot een verhoogde

kans op verschillende chronische ziekten zoals diabetes, hart- en vaatziekten, aandoeningen aan het

bewegingsapparaat en een verminderde kwaliteit van leven (Renders, 2002; Daniels, 2005; Reilly,

2006). Bij jonge obese kinderen wordt steeds vaker type 2 diabetes gediagnosticeerd (Renders et al.,

2002). Daarnaast kunnen psychische problemen het gevolg zijn van overgewicht. Kinderen met

overgewicht worden vaker gepest en gestigmatiseerd, waardoor zij vaker last hebben van

onzekerheid, eenzaamheid, een lage zelfwaardering en zelfs depressie (Schrijvers & Schoemaker,

2008).

Meer informatie Wanneer je zoekt naar actuele of gedetailleerde informatie, kijk dan eens op:

www.cbs.nl voor statistische informatie

www.scp.nl voor informatie op sociaal en cultureel terrein

www.nji.nl voor informatie over jeugd en opvoeding

www.movisie.nl voor informatie over sociale vraagstukken

www.nationaalkompas.nl voor informatie over gezondheid

www.kostenvanziekten.nl voor informatie over kosten van ziekten

www.ncj.nl voor informatie over jeugdgezondheid

www.rivm.nl voor informatie over gezondheid en milieu

www.huiselijkgeweld.nl voor informatie over huiselijk geweld

of neem contact op met bijvoorbeeld de GGD of de gemeente voor regionale cijfers.

7

2. Beschrijving interventie

2.1. Doelgroep

Onder dit kopje beschrijft u de doelgroep(en) waar de interventie zich op richt door informatie te geven over

kenmerken die voor de aanpak van de interventie van belang zijn (indicatiecriteria). Bijvoorbeeld: leeftijd,

geslacht, sociaaleconomische status, motivatie, toegankelijkheid, geografische locatie, woonsituatie,

etnische/culturele/religieuze achtergrond, taal.

UITEINDELIJKE DOELGROEP

Wat is de uiteindelijke doelgroep van de interventie?

De uiteindelijke doelgroep of einddoelgroep is de groep bij wie de problemen/risico’s moeten verminderen.

Bij jeugdinterventies is de einddoelgroep bijvoorbeeld altijd de jeugdige(n).

Beschrijf de kenmerken van de einddoelgroep die relevant zijn voor de aanpak van de interventie. Als de

aanpak varieert al naar gelang bepaalde kenmerken van de doelgroep, geef dit dan aan.

Voorbeeld ‘Activerend huisbezoek’

De doelgroep bestaat uit zelfstandig thuiswonende ouderen van 55 jaar en ouder, die door

omstandigheden uit hun evenwicht zijn geraakt en daar met hulp van een huisbezoeker iets aan

willen doen.

De aanpak varieert al naar gelang de specifieke kenmerken van de oudere. Tijdens de intake wordt

een ‘klantprofiel’ gemaakt, welke naast de vrijwilligersprofielen wordt gelegd . Op basis daarvan

wordt een koppeling gemaakt tussen de oudere en de huisbezoeker. Op deze wijze wordt bijvoorbeeld

rekening gehouden met de etnische diversiteit onder de ouderen.

Voorbeeld ‘Surfen naar sportblessures’

De doelgroep van de interventie bestaat uit sporters die één van de volgende sporttakken beoefenen:

voetbal, tennis, hockey, hardlopen, fitness, korfbal, volleybal, mountainbiken, wielrennen, schaatsen,

skaten, skateboarden, skiën en snowboarden.. Het gaat hier om populaire sporttakken met een hoog

blessurerisico, een grote kans op ernstige blessures en/of ongeorganiseerde sporten (zonder

clublidmaatschap of begeleiding van een trainer). Deze sporttakken staan ook centraal in het

sportblessurepreventiebeleid van VWS (Kloet et al, 2008). Uit onderzoek blijkt dat het aantal

ongeorganiseerde sporters aan het stijgen is (Tiessen-Raaphorst, 2008).

Een belangrijke subdoelgroep van de interventie bestaat uit sporters van 18 tot 35 jaar. Zij sporten

veel ongeorganiseerd (Breedveld & Tiessen-Raaphorst, 2006), zijn koploper in de beoefening van de

top 10 van sporttakken in Nederland (OBiN 2006-2008) en in deze leeftijdsgroep is de hoogste

incidentie van medisch behandelde letsels te vinden (30%) (OBiN 2006-2008). Dit is tevens een

groep die goed toegang heeft tot internet en hier ook actief gebruik van maakt bij het zoeken naar

informatie. Het concept van de interventie is dan ook op deze specifiekere doelgroep afgestemd.

Echter, sporters van andere leeftijden worden niet uitgesloten en kunnen ook een persoonlijk en

sportspecifiek advies-op-maat krijgen.

8

INTERMEDIAIRE DOELGROEPEN

Zijn er intermediaire doelgroep(en)? Zo ja, welke?

De interventie hoeft zich niet rechtstreeks op de einddoelgroep te richten. Er kan sprake zijn van één of meer

‘intermediaire doelgroepen’ of ‘tussendoelgroepen.’ Is dat het geval, beschrijf dan de kenmerken van de

intermediaire of tussendoelgroep(en) die relevant zijn voor de aanpak van de interventie.

Voorbeeld training voor ouders van kinderen met ADHD (ontleend aan ‘Pubers met

ADHD)

De training richt zich op ouders die onvoldoende opvoedingsvaardigheden hebben om het gedrag van

hun kind te hanteren. De einddoelgroep bestaat uit kinderen in de leeftijd van 13 tot 18 jaar, bij wie

sprake is van ADHD en die als gevolg daarvan gedragsproblemen laten zien. De ernst van deze

problematiek is zodanig dat minder intensieve vormen van hulp (psycho-educatie, ondersteunende

oudergesprekken) onvoldoende resultaat hebben opgeleverd.

Als de aanpak varieert al naar gelang specifieke kenmerken van één of meer intermediaire of

tussendoelgroepen, geef dit dan aan.

SELECTIE VAN DE DOELGROEPEN

Hoe wordt de (intermediaire) doelgroep geselecteerd? Zijn er contra-indicaties? Zo ja, welke?

Beschrijf hoe wordt vastgesteld of de (intermediaire) doelgroep de vereiste kenmerken heeft en of daar

eventueel instrumenten voor beschikbaar zijn.

Een contra-indicatie is een reden of omstandigheid om de interventie niet toe te passen. Denk bijvoorbeeld

aan de ernst van het probleem, een bepaalde leeftijd, opleidingsniveau, cognitieve competenties of het

tegelijkertijd aanwezig zijn van bepaalde andere problemen of stoornissen. Dit zijn dan contra-indicaties

voor de uitvoering. Noem ze puntsgewijs.

Niet voor alle interventies zijn contra-indicaties van toepassing. Bij universele preventie bijvoorbeeld zijn ze

niet aan de orde. Geef dit dan aan.

Voorbeeld cursus voor jongeren met beginnende depressieve klachten (ontleend aan

‘Gripopjedip online’)

Contra-indicaties zijn:

- een ernstige depressie (een score van meer dan 45 op de CES-D vragenlijst)

- een bipolaire stoornis

- dreigende suïcidaliteit of een crisissituatie

- een andere psychiatrische aandoening op de voorgrond, bijvoorbeeld angststoornissen en

obsessief-compulsieve stoornissen

- psychotische kenmerken

- verslavingen

- lees- en/of leermoeilijkheden

Deze contra-indicaties worden bij aanmelding achterhaald met behulp van een standaard vragenlijst

die bestaat uit open en gesloten vragen. Daarnaast wordt de Mini plus (diagnostisch instrument; Van

Vliet et al, 2000) afgenomen bij jongeren met een CES-D score tussen de 24 en 45 om een ernstige

depressie en suïcidaliteit uit te kunnen sluiten.

9

Meer informatie Meer informatie over het maken van een heldere doelgroepbeschrijving is te vinden in:

van Yperen & Veerman (2008), Zicht op effectiviteit, hoofdstuk 2.

Handboek Preffi 2.0 (hoofdstuk 5)

2.2. Doel

Een interventie wordt ingezet om een doel te bereiken: het voorkomen of verminderen van problemen of

risico’s, dan wel het bevorderen van een positieve ontwikkeling. Idealiter is het hoofddoel vertaald naar

concrete subdoelen die elk bijdragen aan het bereiken van het hoofddoel.

Formuleer de (sub)doelen zo concreet dat het mogelijk is om vast te stellen of ze aan het einde van de

interventie al dan niet gerealiseerd zijn. Vermijd formuleringen in vage termen (bijvoorbeeld “zoveel

mogelijk”) of in procestermen (bijvoorbeeld “ondersteunen”, “stimuleren”).

Probeer de doelen SMART te formuleren:

Specifiek: is duidelijk wat de interventie precies verandert en bij wie?

Meetbaar: is het doel zo geformuleerd dat controleerbaar is of het bereikt wordt?

Acceptabel: is er draagvlak voor de interventie, vinden betrokkenen de doelen zinvol?

Realistisch: zijn de doelen haalbaar?

Tijdgebonden: op welke termijn kunnen de doelen worden behaald?

Let op dat de doelformulering in het werkblad steeds hetzelfde is en inhoudelijk overeenkomt met de doelen

in het handboek bij de interventie. Is het doel in het handboek in procestermen geformuleerd, verander dit

dan in een formulering van de beoogde eindsituatie.

HOOFDDOEL

Wat is hoofddoel van de interventie?

Het hoofddoel verwoordt de (beoogde) eindsituatie. Het hoofddoel heeft betrekking op de einddoelgroep.

Het hoofddoel bij een jeugdinterventie is altijd dat de (kansen op) problemen van jeugdigen verminderd zijn.

Dat geldt ook voor jeugdinterventies die op ouders, professionals of de omgeving gericht zijn.

SUBDOELEN

Wat zijn de subdoelen van de interventie?

Indien van toepassing: welke subdoelen horen bij welke intermediaire of subdoelgroep(en)?

Subdoelen zijn een concretisering van het hoofddoel. Als alle subdoelen zijn gerealiseerd, is het hoofddoel

bereikt.

10

Subdoelen kunnen betrekking hebben op de einddoelgroep, maar ook op intermediaire doelgroepen zoals

ouders, professionals of de omgeving. Als dat het geval, benoem ze dan voor de einddoelgroep en voor elke

intermediaire doelgroep afzonderlijk.

Zijn er veel subdoelgroepen met eigen subdoelen, maak dan een schema om de subdoelen per doelgroep en

de onderlinge samenhang tussen de subdoelen te visualiseren.

Bij subdoelen kan het gaan om nevendoelen (de volgorde maakt niet uit) of om voorwaardelijke doelen (deze

moeten gerealiseerd worden voordat andere doelen bereikt kunnen worden). Wanneer dit laatste aan de orde

is, geef dat dan aan.

Is het aannemelijk dat hoofd- en subdoelen aansluiten bij de belevingswereld en de behoeften van de gehele

doelgroep, gelet op verschillen in (bijvoorbeeld) opleidingsniveau, geslacht, leeftijd, land van herkomst of

taal? Als dit niet bekend is, geef dan aan of de interventie een manier omvat om dit na te gaan en beschrijf die

manier in paragraaf 2.3 (Aanpak).

Voorbeeld interventie voor angstige jongeren (fictief)

Hoofddoel: de angstklachten bij de jongere zijn verminderd (eindsituatie).

Subdoelen:

- De jongere gaat angstige situaties niet uit de weg.

- De jongere kent vaardigheden om zijn angst te beheersen in angstige situaties: hij kan

ontspanningsoefeningen, ademhalingsoefeningen en taakconcentratie-oefeningen toepassen en

is in staat afleiding te zoeken.

- De jongere is in staat angstige gedachten te herkennen, uit te dagen en om te zetten in helpende

gedachten.

Voorbeeld ‘Rookvrij opgroeien’

Hoofddoel: Het percentage kinderen in de leeftijd van 0-4 jaar dat wordt blootgesteld aan tabaksrook

in de thuissituatie is in 3 jaar met 3% verminderd.

Subdoelen voor ouders:

- ouders kunnen minimaal drie gevaren van meeroken voor hun kind noemen

- ouders zijn in staat om minimaal één huisregel in te voeren

Subdoel voor professionals:

- 95% van de professionals voelt zich na afloop van de training in staat om op effectieve wijze het

gesprek over meeroken met ouders aan te gaan

Voorbeelden van niet concreet geformuleerde doelen

‘Jongeren worden ondersteund bij het aanpakken van hun angstklachten’.

Zo is het doel procesmatig geformuleerd en wordt niet de gewenste eindsituatie voor de jongeren zelf

beschreven.

‘Ouders/verzorgers leren om beter aan te sluiten bij de specifieke opvoedingsvraag van het kind’.

Begrippen als ‘specifieke opvoedingsvraag’ en ‘beter aansluiten’ zijn vaag. Wat houdt het in?

Daarnaast is het doel procesmatig, verwijst het niet naar een eindsituatie.

‘Jeugdigen positieve alternatieven leren voor hun zelfvernietigende gedrag en hen vaardigheden

bijbrengen om het eigen gedrag te reguleren’.

Dit doel is niet geformuleerd als eindsituatie voor de jeugdige, maar in termen van wat de

professional moet doen (‘jeugdigen positieve alternatieven leren’ en ‘jeugdigen vaardigheden

bijbrengen voor gedragsregulatie’). Bovendien is ook deze doelformulering vaag (wat zijn die

positieve alternatieven dan?).

11

Voorbeeld schema van hoofd- en subdoelen ‘B.Slim’

Meer informatie Meer informatie over het opstellen van een heldere, meetbare en realistische doelstelling is te vinden in:

Van Yperen & Veerman (2008), Zicht op effectiviteit, hoofdstuk 2.

Handboek Preffi 2.0 (hoofdstuk 5)

12

2.3. Aanpak

OPZET VAN DE INTERVENTIE

Hoe is de interventie opgebouwd en wat is de omvang (duur, aantal contacten - indien van

toepassing)?

Een interventie kan bijvoorbeeld gefaseerd zijn opgebouwd, uit een aantal themabijeenkomsten bestaan,

verschillende onderdelen of modulen kennen - bijvoorbeeld per doelgroep - die in een bepaalde volgorde

worden uitgevoerd.

Voorbeeld ‘Minder boos en opstandig’

De behandeling van het kind en de groepstraining van de ouders zijn opgebouwd rond thema’s. Alle

sessies verlopen volgens een vast patroon. De interventie duurt gemiddeld 14 weken en bestaat uit 7

individuele sessies van 2 uur met het kind en 3 groepssessies van elk 2 uur met maximaal 10 ouders.

Zowel de bijeenkomsten met het kind als met de ouders worden uitgevoerd door een

psychotherapeut in een instelling voor jeugdzorg.

Als de duur en het aantal contacten variabel zijn, geef dan een gemiddelde of wat gebruikelijk is.

Als de aanpak van een interventie veel aparte onderdelen heeft, maak dan een schema om de structuur of

de samenhang tussen de onderdelen te visualiseren. Als de toepassing van de eenheden ‘op maat’ moet

gebeuren, laat dit dan ook in het schema zien. Maatwerk wil zeggen dat de aanpak kan worden aangepast

al naar gelang de concrete situatie (kenmerken van probleem, cliënt en/of omgeving).

Op de volgende pagina’s vindt u twee voorbeelden van schema’s van de opzet van een complexe interventie.

13

Voorbeeld opzet complexe interventie ‘B-fit’ (preventie en stabilisatie van overgewicht)

Workshop 1 voor (school)team

Workshop 2 voor (school)team

Opstarten B-Fit project

Uitvoeren programma onder begeleiding van bewegingsconsulent

Afsluiting 1e jaar B-Fit project

Opknappen van het school- of speelplein

Inbedding gezondheidsbeleid

Ouderavonden > organisatie door bewegingsconsulent

Fittest op BO en VO > organisatie door bewegingsconsulent

Ouders inlichten d.m.v. (nieuws)brief > door bewegingsconsulent en school of peuterspeelzaal

Bestellen lespakketten > door bewegingsconsulent, vervolgens voorbereiding door leerkrachten/ pedagogisch medewerkers.

Bewegingsconsulent neemt contact op met school (directeur) voor intake

Aan de hand van de menukaart wordt het programma met interventies voor het eerste jaar in elkaar gezet. Met het schoolteam wordt ook een taakverdeling en een globale planning voor dit jaar gemaakt.

Activiteiten gericht op gezonde voeding en bewegen

Voorlichtingsbijeenkomst voor jongeren op voortgezet onderwijs > organisatie bewegingsconsulent

Fittest op BO en VO > organisatie door bewegingsconsulent

Opstarten lokale projectgroep > door bewegingsconsulent Opstarten regionale projectgroep > door projectcoördinator

School neemt B-Fit af

Gemeente neemt B-Fit af

GSF verkoopt B-Fit

School doet mee aan B-Fit

14

LOCATIE EN UITVOERDERS

Waar wordt de interventie uitgevoerd en door wie?

Beschrijf de locatie van de uitvoering (thuis, op school, etc.), en welk type professional en /of vrijwilliger de

interventie uitvoert. Beschrijf ook welke partijen betrokken zijn bij de uitvoering en hoe deze partijen

samenwerken.

Indien van toepassing per onderdeel van de interventie beschrijven. Als er sprake is van maatwerk, geef

dan aan hoe en door wie bepaald wordt welk maatwerk nodig is.

INHOUD VAN DE INTERVENTIE

Welke concrete activiteiten worden uitgevoerd en - eventueel - in welke volgorde?

Maak een samenvattende beschrijving van de concrete activiteiten. De beschrijving moet wel zo concreet zijn

dat de lezer zich een beeld kan vormen wat er gedaan wordt en hoe.

Bestaat de interventie uit verschillende onderdelen, geef dan een samenvatting per onderdeel. Geef ook,

indien van toepassing, aan welke onderdelen verplicht zijn en welke optioneel.

Het is niet de bedoeling om het handboek te kopiëren. Handige vuistregel: vermeld die informatie die de

lezer nodig heeft om zich een goed beeld te kunnen vormen van de praktische uitvoering van de interventie

en laat de informatie weg waarin de lezer pas geïnteresseerd zal zijn wanneer hij/zij besloten heeft met de

interventie aan de slag te gaan. Als de beschrijving te lang wordt, werk dan met enkele typerende

voorbeelden. Verwijs voor meer informatie naar het handboek voor de uitvoerder(s).

Ga bij de beschrijving het volgende na: is de wervingsmethode gegeven? Bevat de interventie een manier om

na te gaan of aanpak en gestelde doelen aansluiten bij de belevingswereld en de behoeften van de cliënten of

deelnemers? Denk daarbij weer aan verschillen in bijvoorbeeld opleidingsniveau, geslacht, leeftijd, land van

herkomst of taal. Biedt de aanpak mogelijkheden tot differentiatie die aansluiten bij de relevante verschillen

binnen de doelgroep? Is er binnen de aanpak aandacht voor evaluatie en nazorg?

Let op

In deze paragraaf wordt de aanpak uitsluitend beschreven en nog niet onderbouwd. Dat gebeurt onder 3.

Onderbouwing. Laat hier alleen zien wat er concreet gebeurt en hoe.

Voorbeeld ‘Minder Boos en Opstandig’

De bijeenkomsten met het kind zijn als volgt gestructureerd: terugblik op de vorige bijeenkomst,

bespreking van de huiswerkopdracht, bespreking van het thema van de week, bespreking van de

nieuwe huiswerkopdracht, een spel spelen met de hele groep, en sluiting van de bijeenkomst. Onder

meer de volgende onderwerpen komen aan de orde: de herkenning van gevoelens, in het bijzonder

boosheid, aanleren van de 'Stop en denkmethode' (wat is het probleem, welke oplossingen kun je

bedenken, wat zijn de consequenties van de oplossingen, kies de beste oplossing, voer deze uit en

evalueer of deze oplossing bevredigend was), gebruik van de methode in alledaagse situaties

(conflictoplossing, hoe maak je vrienden, hoe weersta je druk van een ander). De hulpverlener geeft

positieve feedback en negeert negatief gedrag.

15

Van de oudertraining bestaat elke sessie uit een terugblik op de vorige keer, bespreking van

huiswerkopdrachten, bespreking van een specifiek thema, bespreking van de nieuwe

huiswerkopdracht van de sessie en een samenvatting. De sessies zijn onder meer gewijd aan het

consistent regels hanteren en orde en regelmaat creëren, het hanteren van observatievaardigheden,

het kind prijzen en belonen, hoe om te gaan met het overtreden van regels en ander disruptief

gedrag, omgaan met stress en voor jezelf zorgen en het creëren van een positief gezinsklimaat. De

themabesprekingen verlopen middels theorie (psycho-educatie), modelleren via video (reflectie op

video-opnamen van de vorige sessie), bespreking van ervaringen en rollenspel.

Voorbeeld complexe interventie ‘B.Slim’

Eerste stap in de aanpak is de raadpleging van sleutelfiguren uit de wijk (community aanpak),

oftewel het in gesprek gaan met intermediairs én ouders/wijkbewoners. Dit gebeurt aan de hand van

focusgroepgesprekken en bijvoorbeeld buurtontbijten.

Als tweede stap wordt er op basis van de input van sleutelfiguren per wijk een activiteitenplan op

maat gemaakt. Bij de keuze van de interventies wordt dus zoveel mogelijk aangesloten bij de

belevingswereld, de wensen en behoeften van de doelgroep en bij bestaande initiatieven in de wijk.

De aanpak moet een evenwichtige mix van activiteiten zijn, gericht op alle pijlers van de integrale

aanpak (draagvlak, voorlichting en bewustwording, maatregelen gericht op de omgeving, signaleren

en adviseren en ondersteuning). Daarnaast moeten de activiteiten zowel gericht zijn op ouders als op

kinderen en ingaan op voeding én beweging.

Voorbeelden van B.Slim activiteiten zijn: B.Slim ontbijtfeestjes en voorlichting op de peuterspeelzaal,

sport- en speltoernooien, Lekker fit! op de basisscholen gecombineerd met de B.Slim fruitbakjes,

school- buurtmoestuintjes, B.Slim wandelroutes, supermarktrondleidingen, workshops gezonde

hapjes maken en voorlichtingen ‘Goede voeding hoeft niet veel te kosten’. Kinderen met overgewicht

krijgen het Overbruggingsplan aangeboden en worden doorverwezen naar programma Fitkids van

het MTC en is er een sociale kaart gemaakt door de GGD voor de zorgverleners. De interventie De

Gezonde Schoolkantine wordt ingezet voor VO-leerlingen (nudging en pijler omgeving). Voor

zwangere vrouwen met overgewicht is een pilot opgezet waarbij de methodiek van de Beweegkuur

wordt gehanteerd.

Aansturing van het programma ligt in handen van gemeente Amersfoort en GGD Midden-Nederland.

De krachten van relevante zorg- en welzijnsorganisaties en private partijen (zoals Campina) zijn

gebundeld in een stuurgroep B.Slim die voorgezeten wordt door de wethouder volksgezondheid.

2.4. De ontwikkelgeschiedenis

BETROKKENHEID DOELGROEP

Was de doelgroep betrokken bij de ontwikkeling van de interventie, en op welke manier?

De doelgroep kan op verschillende manieren betrokken zijn geweest, bijvoorbeeld via Focusgroepen (zie

voorbeeld buurtbemiddeling), vooronderzoek onder de doelgroep of behoefteanalyse.

16

BUITENLANDSE INTERVENTIE

Is de interventie buiten Nederland ontwikkeld en wat is aangepast met het oog op de

uitvoering in Nederland?

Beschrijf hier kort de oorspronkelijke buitenlandse context waarin de interventie ontwikkeld is en op welke

punten de interventie is aangepast aan de Nederlandse context. Vermeld ook de buitenlandse naam van de

interventie (van belang voor de vindbaarheid).

Voorbeeld ‘Buurtbemiddeling’

Buurtbemiddeling is gebaseerd op de San Francisco Community Boards (SFCB), die in de jaren

zeventig van de vorige eeuw in de Verenigde Staten zijn ontstaan. Empowerment speelt een

belangrijke rol bij de Community Boards. Dit wil zeggen: burgers vaardigheden leren om eigen

problemen (beter) te kunnen oplossen. Immers, zo is het uitgangspunt, een geschil behoort toe aan

de personen in kwestie en zij zijn ook verantwoordelijk voor het oplossen ervan. Dit concept achter

de San Francisco Community Boards waaide medio jaren negentig over uit de Verenigde Staten naar

Nederland. Vervolgens werden in Gouda, Rotterdam en Zwolle experimenten Buurtbemiddeling

opgezet. Onderzoekers van de Erasmus Universiteit en medewerkers van de lokale organisaties

pasten het oorspronkelijke idee aan. Zo werd de bemiddeling in de VS uitgevoerd door een ‘board’

van 8 buurtbewoners en vindt de bemiddeling in Nederland plaats door een duo van 2 vrijwillige

bemiddelaars die bovendien niet altijd uit de eigen wijk of buurt komen. Tevens voerden deze

onderzoekers een procesanalyse en een effectevaluatie (Peper et al. 1999) uit naar deze eerste

experimenten met Buurtbemiddeling in Nederland. Via focusgroep onderzoek werden ook de

buurtbewoners zelf betrokken. De onderzoekers ondersteunden de uitvoerders ook in de theoretische

onderbouwing van de aanpak en hielden een kritische spiegel voor.

2.5. Vergelijkbare interventies

IN NEDERLAND UITGEVOERD

Worden in Nederland vergelijkbare interventies uitgevoerd, zo ver bekend? Welke? Zijn deze

opgenomen in één van de databanken met (potentieel) effectieve interventies?

Vergelijkbare interventies zijn interventies voor een doelgroep met dezelfde (dreigende) problematiek en met

eenzelfde type aanpak. Bijvoorbeeld interventies voor angststoornissen die gebaseerd zijn op cognitieve

gedragstherapie.

Vergelijkbare interventies die in Nederland worden uitgevoerd kunnen ook varianten zijn van dezelfde

interventie met aanpassingen aan de lokale situatie en/of kenmerken van de doelgroep, een eerdere versie

die nog wordt uitgevoerd, en/of dezelfde interventie die elders onder een andere naam wordt uitgevoerd.

Daarnaast kunnen vergelijkbare interventies op verschillende plekken en door verschillende instellingen

/eigenaars ontwikkeld zijn.

Voorbeeld ‘Assertiviteit allochtone mannen’

Er zijn twee interventies vergelijkbaar met ‘Assertiviteit allochtone mannen’: ‘Man actief’ en ‘Mannen

verdienen beter’. ‘Man actief’ is opgenomen in de databank Effectieve Sociale Interventies’.

17

OVEREENKOMSTEN EN VERSCHILLEN

Wat zijn de belangrijkste overeenkomsten en verschillen (puntsgewijs)?

Verschillen kunnen betrekking hebben op de leeftijd en andere kenmerken van de (directe en uiteindelijke)

doelgroep, de persoonsbenadering (individueel, groepsgewijs, combinatie), duur, frequentie en intensiteit,

opzet /fasering van de aanpak, gebruikte technieken /materialen, randvoorwaarden, gegevens uit onderzoek

(effectstudies, onderzoek naar uitvoering etc), kosten.

Voorbeeld vergelijkbare interventies met ‘Assertiviteit allochtone mannen’

‘Man actief’

Dit is een interventie om het sociaal isolement van allochtone mannen die zich in een kwetsbare

positie bevinden, te verminderen en hun zelfrespect te vergroten. De cursus richt zich op de

individuele ontwikkeling van mannen, met de nadruk op hun cultuur en identiteit en hun rol in het

gezin en de maatschappij.

Einddoel, doelgroep en aanpak (maatschappelijke participatie verbeteren door persoonlijke

ontwikkeling te stimuleren) komen overeen.

Verschillen:

- De (sub)doelen: ‘Assertiviteit allochtone mannen’ is primair gericht op assertiviteit, terwijl de

(sub)doelen van ‘Man actief’ breder zijn: (1) vermindering van het sociaal isolement en toename

van het zelfrespect, (2) verbetering van genderverhoudingen en (3) doorstroom naar

vrijwilligers- of betaald werk.

- De aanpak: ‘Man Actief’ gaat naast de persoonlijke ontwikkeling ook met de participatie in de

samenleving aan de slag door werkbezoeken te organiseren.

‘Mannen verdienen beter’

Allochtone mannen van de eerste generatie verdienen minder dan hun autochtone collega’s en het

merendeel is laag opgeleid. De meeste mannen willen graag aan de slag of een beter passende baan

vinden, maar redden het op eigen kracht niet. Deze interventie is ontwikkeld om deze eerste

generatie allochtone mannen bewust te maken van hun wensen ten aanzien van hun werk en

ontwikkeling. Meer informatie: www.caboamsterdam.nl.

De doelgroep is hetzelfde en de aanpak is vergelijkbaar.

Verschillen:

- Doel en aanpak: het doel van ‘Assertiviteit allochtone mannen is breed: het verbeteren van

maatschappelijke participatie in de samenleving. Het doel en daarmee ook de aanpak van

‘Mannen verdienen beter’ is specifieker: de doelgroep bewust maken van hun wensen ten aanzien

van hun werk en ontwikkeling, om uiteindelijk een plek op de arbeidsmarkt te veroveren of om

deze positie te verbeteren.

TOEGEVOEGDE WAARDE

Wat is de toegevoegde waarde van deze interventie?

Zijn één of meer van de genoemde vergelijkbare interventies al (erkend en) opgenomen in een van de

databank(en)? Geef dan aan wat de meerwaarde van deze interventie is.

18

Voorbeeld toegevoegde waarde ‘Assertiviteit allochtone mannen’

De meerwaarde van de interventie ‘Assertiviteit allochtone mannen’ is de focus op training in assertiviteit

als vervanging van passiviteit of agressiviteit. Door te werken aan assertiviteit kunnen de deelnemers op

een deskundige manier omgaan met lastige situaties of personen.

19

3. Onderbouwing

Een interventie heeft een samenhangend verhaal nodig dat uitlegt waarom het beoogde doel te bereiken is

met een bepaalde aanpak bij een bepaalde doelgroep. Dit noemen we de onderbouwing. De onderbouwing

maakt aannemelijk dat een interventie zou kunnen werken. Maak gebruik van literatuur om de

onderbouwing te ondersteunen. Het antwoord op onderstaande vragen leidt tot de kern van de

onderbouwing.

OORZAKEN

Welke factoren veroorzaken het probleem?

De interventie richt zich op een bepaald probleem of risico. Om goed te kunnen onderbouwen waarom de

interventie in staat is dat probleem te voorkomen, te verminderen of te verhelpen, is eerst een analyse nodig

hoe dat probleem ontstaat. Beschrijf daartoe welke factoren (determinanten) het probleem veroorzaken, in

stand houden, verergeren en/of verzwakken. Met andere woorden, beschrijf de beschermende - en

risicofactoren die met het probleem samenhangen. Als u hierbij gebruik maakt van een algemene theorie of

model over het ontstaan van problemen, maak dan aannemelijk dat dit model ook van toepassing is op het

specifieke probleem waar de interventie voor bedoeld is.

Vermeld altijd de bronnen waarop je probleemanalyse is gebaseerd en maak gebruik van recente bronnen,

liefst niet ouder dan 10 jaar.

Voorbeeld ‘Gaycruise’

Landelijke cijfers van de soa-poliklinieken laten zien dat het grootste aantal hiv-infecties wordt

gevonden bij mannen die seks hebben met mannen (MSM). Een onderzoek (Kok et al. 2007) dat zich

baseert op een algemene theorie, de Theory of Planned Behavior, laat zien dat drie factoren het risico

bij MSM om een hiv-infectie op te lopen voor een belangrijk deel voorspellen. De factoren 'attitude',

'subjectieve norm' (gedrag dat men denkt te moeten vertonen volgens belangrijke personen in de

omgeving) en 'self efficacy' (eigen effectiviteit: kan ik dat wel? Kan ik dat gedrag afleren of aanleren?)

verklaren 55% van het probleem. Daarnaast zijn drie andere factoren bekend die ook een rol spelen

in het ontstaan van het probleem, namelijk 'descriptieve norm' (gedrag dat men ziet bij anderen),

'persoonlijke norm' en 'geanticipeerde spijt'. De zes factoren bij elkaar voorspellen 70% van het risico

om een hiv-infectie op te lopen. Succesvol ingrijpen op deze zes factoren zal het aantal hiv-infecties

bij deze doelgroep terugdringen.

AAN TE PAKKEN FACTOREN

Welke factoren pakt de interventie aan en welke onder 2.2 (Doel) benoemde (sub)doelen horen

daarbij?

Niet alle factoren die in de vorige vraag zijn genoemd zullen te beïnvloeden zijn met een interventie (denk

bijvoorbeeld aan genetische factoren, armoede of ervaringen uit het verleden). De tweede stap van de

onderbouwing is daarom aan te geven welke beïnvloedbare factoren de interventie aanpakt . Laat vervolgens

zoveel mogelijk zien welk gesteld (sub)doel bij welke factor hoort.

20

Voorbeeld interventie ter bestrijding van depressie bij adolescenten (fictief)

De interventie heeft als einddoel: ‘depressieve symptomen zijn verminderd’ bij adolescenten met een

depressie. Risicofactoren zijn: veel negatieve levensgebeurtenissen hebben meegemaakt, negatieve

denkpatronen, inadequate probleemoplossende vaardigheden, inadequate sociale vaardigheden,

weinig sociale steun. Beïnvloedbare factoren die de interventie aanpakt zijn: negatieve denkpatronen,

inadequate probleemoplossende vaardigheden, inadequate sociale vaardigheden, weinig sociale

steun (Lewinsohn, Rohde en Seeley, 1998; Hammen, Henry & Daley, 2000). Daarom zijn subdoelen

van de interventie: negatieve denkpatronen zijn doorbroken; adolescent heeft probleemoplossende

en sociale vaardigheden aangeleerd; sociale steun is toegenomen.

Het voorbeeld laat zien dat er een verband is tussen de beïnvloedbare factoren die de interventie aan

gaat pakken en de gestelde (sub)doelen. Het aanpakken van al deze beïnvloedbare factoren draagt

uiteindelijk bij aan het behalen van het einddoel. In geval van het voorbeeld: “depressieve

symptomen zijn verminderd.”

VERANTWOORDING

Hoe is te verantwoorden dat met deze aanpak ook daadwerkelijk de doelen bij deze doelgroep

bereikt kunnen worden?

Deze stap is een verantwoording van de aanpak: een onderbouwing dat de beschreven aanpak ook echt de

opgestelde doelen bereikt. Geef ook aan waarom deze aanpak voor deze doelgroep geschikt is.

Het makkelijkste is om daarbij per subdoel kort aan te geven welke aanpak gebruikt wordt en waarom deze

aanpak werkt om dat doel te bereiken. Maak bij deze onderbouwing gebruik van relevante theorieën,

modellen en /of onderzoek dat laat zien dat soortgelijke interventies werken.

Indien de aanpak uit meer onderdelen bestaat, onderbouw dan per onderdeel welke (sub)doelen ermee

bereikt worden en hoe dat gebeurt; onderbouw bovendien hoe de doelen van de afzonderlijke onderdelen

gezamenlijk leiden tot de realisering van het hoofddoel.

Voor interventies die uit meer dan drie onderdelen bestaan bevelen wij aan om een schema of overzicht te

geven waarin het verband tussen onderdelen, (sub)doelen en (sub)doelgroepen inzichtelijk wordt gemaakt.

De redenering voor de onderbouwing kan schematisch als volgt weergegeven worden:

Probleem en samenhangende factoren Doelen Aanpak

Hoofd-probleem, risico of eigenschap

Doel

Doel

Doel

Doel

Doel

Doel

Activiteit

Activiteit

Activiteit

Activiteit

Activiteit

21

Het schema ingevuld voor het probleem ‘Jongeren sporten te weinig’

(NB: in dit schema is slechts één beïnvloedende factor ingevuld)

Probleem en samenhangende factoren Doelen Aanpak

Let op! Bovenstaand schema is niet bedoeld om in te vullen, maar om de manier van redeneren aan te

geven.

Een schematische weergave van een onderbouwing is wel mogelijk, maar wordt anders uitgewerkt. Dat kan

op verschillende manieren. Op blz. 23/24 is een voorbeeld opgenomen.

Voorbeeld onderbouwing van een interventie ter bestrijding van depressie bij

adolescenten (fictief)

Het subdoel ‘negatieve denkpatronen zijn doorbroken’ pak je binnen een cognitief-

gedragstherapeutische interventie aan door de adolescenten zich met behulp van Gebeurtenis-

Gedachte-Gevoel (GGG) schema’s bewust te laten worden van de onbewuste, negatieve cognities die

zij hebben en deze uit te dagen en te vervangen door constructieve cognities. Deze aanpak past

binnen de sociaal leren theorie over het ontstaan van depressie van Lewinsohn (1978). Deze theorie

gaat er vanuit dat er een verband bestaat tussen het aantal positieve interacties tussen een persoon

(de adolescent) en zijn omgeving en het ontstaan van een depressie.

Zodra iemand bijvoorbeeld een ingrijpende levensgebeurtenis meemaakt (een uitlokkende

gebeurtenis), dan zorgt dit ervoor dat de persoon minder positieve interacties heeft met zijn

omgeving. Hierdoor ontstaat een neerwaartse spiraal van negatieve gedachten, nog minder positieve

interacties tussen de adolescent en zijn omgeving en een steeds somber wordende stemming. In het

GGG-schema leren adolescenten hun automatische, negatieve gedachten bij bepaalde gebeurtenissen

te herkennen. Ze leren inzien dat ze denkfouten maken die hun depressieve gevoelens versterken. Zij

leren hun negatieve gedachten uit te dagen en alternatieve gedachten te formuleren, die hun

gevoelens veel minder negatief zullen maken en zorgen voor een toename van positieve interacties.

Onderzoek laat zien dat een dergelijke aanpak helpt om negatieve denkpatronen te doorbreken. Zo

blijkt uit een grootschalige review van David-Ferdon en Kaslow (2008) dat cognitieve

gedragstherapie over het algemeen positieve effecten heeft, ongeacht de vorm van de behandeling -

groepsbehandeling, individueel of gezinsbehandeling.

Hoofd-probleem, risico of eigenschap

Doel

Doel

Doel

Doel

Doel

Doel

Activiteit

Activiteit

Activiteit

Activiteit

Activiteit

Jongeren denken dat ze niet kunnen

sporten

Jongeren sporten te weinig

Jongeren ervaren dat ze mee kunnen doen

met een sport

Clinics

22

Voorbeeld schema onderbouwing ‘Club2Move’

Club2Move’ zet in op het vergroten van kennis over een gezonde leefstijl en over de risico’s van

ongezond leven, het veranderen van de attitude ten opzichte van een gezonde leefstijl, het

veranderen van de sociale norm in de omgeving van de jongeren, het vergroten van de eigen

effectiviteit en het wegnemen/ verminderen van zowel persoonlijke als externe barrières. In een tabel

ziet dat er als volgt uit:

23

24

25

Onderbouw daarnaast dat de gekozen aanpak werkt voor de doelgroep van de interventie. Denk ook aan

mogelijke verschillen binnen de doelgroep in bijvoorbeeld opleidingsniveau, geslacht, leeftijd, land van

herkomst of taal. Gaat de verantwoording op voor de gehele doelgroep? Indien nee, geef een korte

beschrijving van uitzonderingen of aanpassingen.

Voorbeeld interventie ter bestrijding van depressie bij adolescenten (fictief)

Verschillende meta-analyses hebben aangetoond dat cognitieve gedragstherapie effectief is voor de

behandeling van depressieve adolescenten (Compton et al., 2004; Harrington et al., 1998).

Onderzoek laat bovendien zien dat groepsmatige cognitieve gedragstherapie beter werkt dan

individuele therapie bij adolescenten met een depressie (David-Ferdon&Kaslow, 2008).

Voorbeeld interventie om gedragsproblemen bij kinderen met een lichte

verstandelijke beperking te verminderen (fictief)

Een interventie richt zich op het verminderen van gedragsproblemen bij kinderen met een lichte

verstandelijke beperking (LVB). Onderzoek heeft aangetoond dat gedragsproblemen bij jeugdigen

(met en zonder LVB) kunnen worden verminderd door in te spelen op de sociale

informatieverwerking. De interventie richt zich daarom op sociale informatieverwerking.

Interventies voor LVB-jeugdigen vragen echter wel om een aantal aanpassingen waaronder

vereenvoudigd taalgebruik, visuele ondersteuning, voorbeelden die aansluiten bij de belevingswereld

van de jeugdige, meer externe sturing en structuur (de Wit, 2011). Deze zijn in de aanpak verwerkt.

WERKZAME ELEMENTEN

Wat zijn de werkzame elementen die de doelen bij de doelgroep realiseren? Geef een

puntsgewijze opsomming.

Werkzame elementen zijn de bestanddelen die de doelen bij de doelgroep realiseren. Ofwel die elementen die

de interventie effectief of werkzaam maken. Het is de bedoeling dat de werkzame elementen gepresenteerd

worden als een puntsgewijze opsomming. Geef per werkzaam element tussen haakjes aan in welk deel van

het werkblad het onderdeel is beschreven:

De werkzame elementen kunnen uit verschillende onderdelen van het werkblad naar voren komen:

Veronderstelde werkzame elementen zoals beschreven in de aanpak van de interventie (2.

Beschrijving interventie)

Werkzame elementen uit de onderbouwing van de interventie (3. Onderbouwing)

Werkzame elementen uit evaluatieonderzoek naar de praktijkervaringen met de interventie (5.

Onderzoek naar praktijkervaringen)

Werkzame elementen uit het effectonderzoek naar de interventie (6. Onderzoek naar de effectiviteit).

Vaak komt eenzelfde werkzaam element in meerdere onderdelen van het werkblad naar voren, geef dan de

cijfers van de diverse onderdelen weer. Dit versterkt de aanname dat het betreffende element inderdaad

onderdeel is van de interventie. Tip: ga als de interventiebeschrijving af is met een gele markeerstift

systematisch door de beschrijving heen op zoek naar de werkzame elementen.

Benoem eventueel ook elementen die specifiek werkzaam zijn bij variaties in de doelgroep, bijvoorbeeld

opleidingsniveau, geslacht, leeftijd, land van herkomst of taal.

26

Voorbeeld werkzame elementen ‘Eigen Kracht Conferentie’

- Burgers houden zeggenschap en regie, ook als er problemen zijn (2, 3, 5, 6).

- Burgers worden geactiveerd om samen met anderen vast te stellen wat de problemen zijn, daar - -

verantwoordelijkheid voor te nemen en een oplossing te bedenken (2, 3, 5, 6).

- Het organiseren van samenwerking tussen familie, netwerk en professionals, waarbij iedereen via

het actieplan betrokken wordt bij de problemen en een kans heeft bij te dragen aan het oplossen

hiervan (2, 3, 5, 6).

- Het EK-c proces is eigendom van het sociale netwerk: hun taal, hun tijd, hun mensen, hun

gebruiken zijn bepalend en de besloten conferentietijd voor families is essentieel (2, 5).

- De onafhankelijke EK-coördinator zorgt voor heldere uitleg, persoonlijk contact en begeleiding

tijdens het proces en maakt het sociale netwerk zo groot mogelijk (2, 3, 5).

- De onafhankelijke coördinator als verbinding tussen de familie of het sociale netwerk en

professionele dienstverleners of instanties (2, 3, 5).

- Professionals verschaffen informatie tijdens de conferentie: zij stellen daarmee deelnemers in

staat te werken aan relevante plannen (2, 5).

Betekenis scores:

2 = Veronderstelling in de aanpak

3 = Onderbouwing

5 = Praktijkervaringen

6 = Effectonderzoek

Meer informatie Een suggestie voor bronnen.

Landelijke kennisinstituten zoals RIVM, Nederlands Jeugdinstituut (onder andere themadossiers

met informatie over wat werkt bij welke problematiek), Nederland Centrum jeugdgezondheid ( met

name de themadossiers), MOVISIE (kennisdossiers op sociale vraagstukken), Vilans (zorg), TNO,

SCP, CBS en universiteiten.

Landelijke thema-instituten zoals Consument en Veiligheid, NISB, Pharos, Rutgers Nisso Groep,

SoaAids Nederland, Stivoro, Trimbos, Voedingscentrum.

Zoek in databanken met wetenschappelijke literatuur via bijvoorbeeld scholar.google.com,

www.scirus.com, www.psycinfo.com (voor sociaal-wetenschappelijke literatuur en onderzoek),

www.eric.ed.gov (onderwijs, educatie), www.pubmed.com, medline.cos.com,

www.thecochranelibrary.com (medisch georiënteerd, voor o.a. preventie en

gezondheidsbevordering), www.narcis.nl (informatie van Nederlandse wetenschappelijke

instellingen), www.hbo-kennisbank.nl (publicaties van hoge scholen), www.worldcat.nl (doorzoekt

wereldwijd bibliotheekdatabases) .

27

4. Uitvoering

MATERIALEN

Welke materialen zijn beschikbaar voor de uitvoering, werving en evaluatie van de

interventie?

Beschrijf hier welke materialen beschikbaar zijn en geef een korte toelichting op de materialen en hoe ze de

interventie ondersteunen. Geef ook aan op welke manier de materialen beschikbaar zijn: waar zijn ze te

downloaden of te bestellen? Zijn daar kosten aan verbonden? Is er een systeem van registratie of licenties?

Naast een handboek of protocol voor uitvoerend professionals die concreet met de interventie aan de slag

willen (verplicht!), kunnen er ook materialen zijn voor doelgroepen (bijvoorbeeld een werk- of cursusboek,

beeldmateriaal), voor de werving van deelnemers (bijvoorbeeld flyers, TV spotjes, website) en voor de

evaluatie van de (resultaten /uitvoering van de) interventie (bijvoorbeeld een plan van aanpak voor een

procesevaluatie, vragenlijsten, een monitoringssysteem).

Geef aan of er verschillende materialen zijn voor verschillen binnen de doelgroep en de subdoelgroepen, en

waaruit dat verschil bestaat. Denk daarbij aan verschillen in opleidingsniveau, geslacht, leeftijd, land van

herkomst of taal.

Voorbeeld interventie voor gewichtsstabilisatie of – afname bij kinderen (fictief)

Een interventie met als doel gewichtsstabilisatie of -afname bij kinderen tussen 9 en 12 jaar met

overgewicht of obesitas heeft de volgende materialen beschikbaar:

- Wervingsmaterialen: wervingsfolder, poster voor kinderen, poster voor ouders, voorbeeld

persbericht. De wervingsmaterialen geven informatie over de cursus en de wijze van aanmelding.

- Materialen voor uitvoerders: handboek voor cursusleiders. Het handboek geeft een overzicht van

de cursusopzet en uitleg over de opdrachten.

- Materialen voor de doelgroep: samenwerkingsovereenkomst, cursusmap voor cursisten,

diploma, boekje met beweegtussendoortjes, beweeg en eetdagboekjes. De cursusmap

ondersteunt de inhoudelijke informatie en de opdrachten die de cursisten maken gedurende de

cursus.

- Materiaal voor evaluatie: plan van aanpak procesevaluatie.

Alle genoemde materialen zijn digitaal kosteloos verkrijgbaar bij [Naam].

TYPE ORGANISATIE

Welk(e) soort organisatie(s) kan /kunnen de interventie uitvoeren?

Geef informatie over het type instelling dat de interventie kan uitvoeren (bijvoorbeeld de GGD, een

welzijnsorganisatie, een instelling voor jeugdzorg, een onderwijsinstelling).

Wat is op dit moment de schaal waarop de interventie wordt uitgevoerd (hoeveel instellingen, hoeveel

cliënten, welke regio’s). Waar mogelijk /indien gewenst kunnen hier ook de instellingen die de interventie

uitvoeren worden genoemd.

28

Voorbeeld ‘Naast de mantelzorger’

De interventie Naast de mantelzorger is bedoeld voor brede welzijnsorganisaties die werken met

vrijwilligers en voor Steunpunten Mantelzorg.

Er zijn op dit moment drie brede welzijnsorganisaties gericht op zelfredzaamheid en participatie

bekend die met de interventie werken.

OPLEIDING EN COMPETENTIES

Welke opleiding en competenties zijn nodig?

Beschrijf welk opleidingsniveau voor welke uitvoerende professionals en/of vrijwilligers vereist is en

eventueel welke aanvullende trainingen, cursussen etc. beschikbaar zijn. Beschrijf ook of en voor wie

deelname hieraan verplicht (bijvoorbeeld in het kader van licentierechten of omdat het handboek alleen in

combinatie met de training vrijgegeven wordt) of vrijblijvend is.

Zijn er ook eisen met betrekking tot - voor déze interventie specifiek benodigde – ervaring en competenties

(vaardigheden, attitude, kennis, inzicht, soms ook persoonskenmerken)? Competenties die in het algemeen

belangrijk zijn, vallen onder de opleidingseis.

Denk bij het formuleren van competenties ook aan verschillen binnen de doelgroep zoals

opleidingsniveau, geslacht, leeftijd, land van herkomst of taal.

Voorbeeld ‘Psychische problemen in de familie, groepscursus voor mantelzorgers’

De cursus wordt door één of twee personen gegeven, bij voorkeur een preventiewerker,

verpleegkundige, maatschappelijk werker of psycholoog. Zij hebben de tweedaagse training in het

werken met het cursusdraaiboek gevolgd. Deze training wordt één á twee keer per jaar door het

Trimbos-instituut aangeboden. Tot de benodigde competenties behoren kennis van

ondersteuningsmogelijkheden voor mantelzorgers, affiniteit met de doelgroep en in staat zijn

om in te spelen op onverwachte gebeurtenissen in de groep.

KWALITEITSBEWAKING

Hoe wordt de kwaliteit van de uitvoering bewaakt?

Beschrijf hoe en door wie de kwaliteit van de uitvoering bewaakt wordt. Wordt bijgehouden of de interventie

wordt uitgevoerd zoals bedoeld, en hoe gebeurt dat? Zo ja, geef een korte samenvatting. Denk bijvoorbeeld

aan registratie en evaluatie van activiteiten en resultaten (zoals bijvoorbeeld Routine Outcome Monitoring),

certificering/training, instellen van een stuurgroep. Wat wordt gedaan en door wie? Wie is daar

verantwoordelijk voor?

29

Voorbeeld ‘Buurtbemiddeling’

In de voorbereidingsfase van een project Buurtbemiddeling stelt de stuurgroep vast hoe en wanneer

het project wordt geëvalueerd. Doorgaans zijn zowel tussentijds als aan het eind van een project

evaluaties gepland. Voor deze evaluatiemomenten zijn ijkpunten of evaluatiecriteria vastgelegd in het

plan van aanpak.

Voordat vrijwilligers gaan bemiddelen, krijgen ze een basistraining van minimaal vijf dagdelen. In de

cursus blijkt of iemand als bemiddelaar kan optreden. Na de basistraining volgen de bemiddelaars

regelmatig vervolgcursussen over onderwerpen als ‘omgaan met de tweede partij’ en ‘omgaan met

cultuurverschillen’. Een voortdurend aandachtspunt van de coördinator is het coachen van de

vrijwilligers. Het resultaat en de effecten van Buurtbemiddeling zijn immers voor een groot deel

afhankelijk van de kwaliteit van het werk van de vrijwillige bemiddelaars. Ook zijn er bijeenkomsten

met collega-coördinatoren, bedoeld om de kwaliteit van de methode Buurtbemiddeling te bewaken

en verder te ontwikkelen.

Tot slot hanteert het CCV, eigenaar van de interventie, een landelijke monitoringssysteem. Hiervoor

leveren inmiddels zo’n 100 lokale buurtbemiddelingsprojecten jaarcijfers aan die opgenomen worden

in een jaarlijkse benchmark welke zicht geeft op de ontwikkelingen en behaalde resultaten met

buurtbemiddeling.

RANDVOORWAARDEN

Wat zijn de organisatorische en contextuele randvoorwaarden voor een goede uitvoering van

de interventie?

Beschrijf aan welke voorwaarden voldaan moet worden op het niveau van de uitvoerende organisatie.

Denk bijvoorbeeld aan draagvlak bij uitvoerende professionals, werkbegeleiders en managers, mogelijkheden

tot samenwerking en overleg of voorwaarden met betrekking tot de indeling van ruimtes.

Indien van toepassing, beschrijf dan ook de vereiste voorwaarden met betrekking tot de sociale, politieke of

culturele setting waarin de interventie wordt uitgevoerd. Denk bijvoorbeeld aan voorwaarden ten aanzien

van organisaties waarmee wordt samengewerkt, of aan randvoorwaarden zoals verkeersveiligheid of

openbaar toegankelijke sportfaciliteiten. Randvoorwaarden kunnen ook betrekking hebben op de

demografische samenstelling van een wijk waarin de interventie wordt uitgevoerd, zoals geletterdheid,

inkomen, culturele normen en waarden en toegang tot media en voorzieningen.

Voorbeelden van contextuele randvoorwaarden

1. Culturele achtergrond is een factor waarmee je rekening moet houden bij het ontwikkelen en

aanbieden van interventies. Zo zal een interventie gericht op het aanpakken van

alcoholproblemen waarschijnlijk weinig effect hebben op scholen met veel allochtone leerlingen,

omdat het in veel culturen niet is toegestaan alcohol te drinken

2. Samenwerking en draagvlak (ontleend aan ‘Jump-in’): voor de uitvoering van een interventie

ter voorkoming van overgewicht is samenwerking tussen scholen, sportaanbieders en de

stadsdeelraad een voorwaarde. Omdat het een vrij groot programma is en redelijk wat

investering van uitvoerders en gemeente kost, moet er ook voldoende draagvlak zijn wil de

interventie succes hebben.

30

3. Draagvlak: de interventie ‘Gedragscodes’ is bedoeld om het leefklimaat en de sociale cohesie in

een wijk of buurt te verbeteren. Buurtbewoners maken onderling afspraken over het gewenste

gedrag in de wijk en de naleving daarvan. Tijdens de pilot is gebleken dat het opstarten van een

dergelijk traject weinig zin heeft wanneer er geen vertrouwen in de woningcorporatie of

gemeente is, bijvoorbeeld doordat zij beloftes tijdens een eerder participatieproject niet

nagekomen zijn.

IMPLEMENTATIE

Is er een systeem voor implementatie?

Als een instelling of organisatie besluit een interventie in het aanbod op te nemen, of als een interventie

landelijk uitgerold moet worden, is er dan een plan waarin beschreven staat hoe de interventie

geïmplementeerd kan worden? Zo ja, geef een korte samenvatting.

Een implementatieplan beschrijft op welke manier de voorwaarden gerealiseerd kunnen worden die vereist

zijn voor een goede uitvoering van de interventie, zoals de organisatorische en contextuele randvoorwaarden,

financiële en andere middelen en de vereiste kwalificatie van de uitvoerenden. Hierin onderscheidt een

implementatieplan zich van aanwijzingen voor de uitvoering van de interventie.

Een interventie kan op landelijk niveau geïmplementeerd worden en op lokaal niveau. Bij een landelijke

implementatie hoort een verspreidings- of marketingplan. Mogelijk is er een systeem om lokale

implementatie landelijk of centraal te ondersteunen, bijvoorbeeld in de vorm van een helpdesk of

contactpersoon, een training voor uitvoerenden, de mogelijkheid expertise in te huren of voorbeelden van

lokale implementatieplannen met daarin tips voor lokale behoeften- en stakeholderanalyse.

Onderwerpen voor een implementatieplan kunnen verder zijn suggesties voor te betrekken partijen of een

plan voor het realiseren van de vereiste organisatiestructuur. Geef ook aan of eventuele ondersteuning

structureel beschikbaar is en of dit de komende tijd zo zal blijven.

Voorbeeld implementatieplan ‘Sporen’ (VVE programma)

De aanpak van Sporen vraagt veel van leidsters en leerkrachten. Zij moeten zich een nieuwe kijk op

kinderen eigen maken (het competente kind) en daarmee samenhangend een andere pedagogisch-

educatieve houding (primair luisterend en onderzoekend) en andere educatieve vaardigheden (o.a.

documentatievaardigheden) dan zij gewend zijn. Daarom ligt er een plan voor een meervoudig

implementatietraject, waarvan opleiding en training van leerkrachten het belangrijkste deel vormen.

De opleiding bestaat uit een stage op een voorbeeldschool, training van vaardigheden, een cursorisch

deel en begeleiding en ondersteuning in de eigen school (training-on-the-job). Het totale traject

duurt 2 jaar en vindt plaats terwijl de leidsters en leerkrachten aan het werk zijn. Overige onderdelen

van het implementatietraject betreffen de inrichting van de ruimte en het aanbod van materialen, en

de realisering van organisatorische (o.a. uren voor overleg), personele (o.a. leidster /kind ratio) en

ruimtelijke randvoorwaarden. Het implementatietraject wordt afgesloten met de integratie van alle

onderdelen van het traject en met een certificering.

Ondersteuning van leidsters en leerkrachten in de eigen school door een pedagoog en een beeldend

kunstenaar blijft na afronding van de implementatie een structureel onderdeel van de interventie (zie

Kwaliteitsbewaking).

31

KOSTEN

Wat zijn de kosten van de interventie?

Geef aan wat de totale kosten of de belangrijkste kostenposten zijn voor de uitvoering van de interventie.

Maak daarbij onderscheid tussen de personele kosten (wie binnen de eigen organisaties is hoeveel uren kwijt

aan de implementatie, ondersteuningsuren vanuit de interventie, uitvoering en kwaliteitszorg van de

interventie) en materiële kosten (denk aan benodigde materialen, zaalhuur, de kosten voor het inhuren van

personeel van buiten, training, communicatie/PR, werving). De voorkeur gaat hier uit naar het beschrijven

van uren in plaats van kosten, aangezien het uurtarief niet overal hetzelfde is. Geef ook informatie over

mogelijke financieringsbronnen als dat nog niet bij de vorige vraag is gebeurd.

Voorbeeld kosten interventie (fictief)

Personele kosten

Contactfrequentie

De gemiddelde totale duur van de contacten voor de verschillende zorgverleners per deelnemer is als

volgt:

Huisarts 10 minuten

Leefstijladviseur 4 uur en 15 minuten

Fysiotherapeut 45 minuten

Diëtist groepsbijeenkomsten voor ongeveer 12 personen: 10,5 uur; individueel: 3 x 1

uur

Cursussen

Leefstijladviseur: acht dagdelen + eventuele zelfstudie-uren voor fysiotherapeuten en

oefentherapeuten (i.v.m. instroomtoets).

Fysiotherapeut: één dag + eventueel zelfstudie t.b.v. de instroomtoets.

Diëtist: drie dagdelen.

Intervisie

Idealiter worden er per jaar drie intervisiebijeenkomsten georganiseerd.

Materiële kosten

Instrumenten: €20.000

32

5. Onderzoek naar praktijkervaringen

ONDERZOEK EN RESULTATEN

Is er onderzoek gedaan naar de praktijkervaringen met de interventie en wat zijn daarvan de

meest relevante uitkomsten?

Geef hier samenvattend weer welke onderzoeken gedaan zijn en wat daarvan de uitkomsten waren. Stuur bij

het indienen van het werkblad de volledige publicatie van ieder genoemd onderzoek mee.

Samenvatting van het onderzoek:

A. Geef auteur(s) en jaar van uitgave voor elke onderzoekpublicatie. Geef ook aan wanneer het een interne,

niet gepubliceerde publicatie betreft.

Neem de volledige bibliografische gegevens op in de literatuurlijst onder 7. Aangehaalde literatuur.

B. Benoem het type onderzoek. Bijvoorbeeld: procesevaluatie, behoefteanalyse, nulmeting,

haalbaarheidsonderzoek, tevredenheidmeting, casusonderzoek, praktijkverslagen etc.), de

onderzoeksmethode (schriftelijke vragenlijsten, mondelinge interviews, observaties, logboeken,

focusgroepen, paneldiscussies ), de doelgroep waarbinnen het onderzoek is gedaan en wat de omvang

van het onderzoek is (N, het aantal onderzochte uitvoerders en/of cliënten/burgers).

C. Presenteer een samenvatting van de meest relevante uitkomsten (zowel de positieve als de minder

positieve) met betrekking tot bereik, de praktische toepasbaarheid, de succes- en faalfactoren en de

waardering door zowel de uitvoerders als de doelgroep. Geef ook aan of de interventie op basis van het

onderzoek is of wordt aangepast en op welke punten (puntsgewijze opsomming).

Als de resultaten van verschillende onderzoeken worden samengenomen, verwijs dan bij elk resultaat

naar de bron.

Let op! Zijn er meer dan twee onderzoeken gedaan naar praktijkervaringen met de interventie? Om tot

een goede samenvatting van de resultaten te komen is het dan handig om als tussenstap in een apart

document de beschikbare informatie op een rijtje te zetten onder de kopjes bereik, praktische

toepasbaarheid, succesfactoren, faalfactoren, waardering door uitvoerders, waardering door doelgroep.

Dit document kan dan bovendien als bijlage bij de interventiebeschrijving opgenomen worden.

Voorbeeld ‘Vrij baan empowerment’

Er zijn twee onderzoeken verricht naar de praktijkervaringen met ‘Vrij baan empowerment’, een

interventie om mensen beter in staat te stellen zelf actief deel te nemen aan de maatschappij, werk te

vinden en te behouden:

A. B.A.G. van Lierop, N. Janssen en J. Heykers (2005)

B. Dit onderzoek betreft een proces- en productevaluatie naar de eerste versie van ‘Vrij baan

empowerment’. De procesevaluatie bestond uit een documentanalyse en diepte-interviews, de

productevaluatie uit mondelinge interviews met trainers, testers, cliënten en belangrijke

contacten van de cliënten, en een groepsbijeenkomst met de trainers. Tijdens het onderzoek

hebben 14 trainingen plaatsgevonden in 4 arbeidsre-integratiecentra voor twee tot acht cliënten,

in totaal zijn van 78 cliënten onderzoeksgegevens beschikbaar.

33

A. P. Crombag en B. Dijcks (2009)

B. In dit onderzoek zijn de ervaringen van de professionals en de jongvolwassenen met de methode

geëvalueerd. De doelgroep betrof 36 jongvolwassenen met een visuele beperking. De ervaringen

zijn verzameld met behulp van een logboek, een evaluatievragenlijst direct na de training

(respons: 17 van de 36 deelnemers), een groepsbijeenkomst van trainers, verslagen van trainers,

een Goal Attainment Scaling en een non-respons enquête (respons: 10,3% van de 795 jongeren

die deze enquête toegestuurd heeft gekregen).

C. Zowel trainers als testers zijn positief over de methode: ze passen de trainingsmodules zonder

problemen toe en zien duidelijke veranderingen in gedrag bij de deelnemers (Crombag-Roben &

Dijcks, 2009; Van Lierop, Janssen, & Heykers, 2005). De deelnemers vertoonden meer initiatief

en waren beter in staat om sturing aan hun traject te geven. Cruciaal is een goed begrip van

empowerment en de zes componenten bij alle betrokkenen. Daarnaast is aandacht voor en

aansluiten bij de motivatie van de deelnemers belangrijk, bijvoorbeeld door voldoende

keuzemogelijkheden in het traject te bieden.

Ook de deelnemers in beide onderzoeken zijn positief over de methode. Een groot deel geeft aan

veranderingen bij zichzelf te merken. Ze vinden zichzelf mentaal sterker, meer zelfbewust en

kunnen beter keuzes maken. Daarnaast geven ze aan beter sturing te kunnen geven aan hun

traject richting werk. Ze weten beter waar ze op moeten letten bij het zoeken naar werk, vinden

het gemakkelijker om te solliciteren en durven het beter aan te geven als anderen dingen regelen

op een manier die ze niet willen. Een aandachtspunt is de extra fysieke en mentale belasting die

de training betekent. Aanbevolen wordt de belasting te beperken in tijd, te plannen in

vakantieperiodes of op te nemen in bestaande schoolprogramma’s en te zorgen voor een goed

bereikbare locatie.

De bevindingen uit de onderzoeken zijn gebruikt om de vragenlijst die ten grondslag ligt aan de

training te verbeteren. Ook is de methode aangepast voor het gebruik door jongvolwassenen met een

visuele beperking.

PRAKTIJKVOORBEELD

Beschrijf, indien beschikbaar, in max. 600 woorden een praktijkvoorbeeld van de uitvoering

van de interventie: hoe was de situatie voor, tijdens en na de interventie? Denk aan de

bronverwijzing.

Praktijkvoorbeeld Eigen Kracht Conferentie voor families.

Situatie voorafgaand aan de EK-c

Laura en David hadden zeer explosieve, luidruchtige ruzies. Eén van de aanleidingen was het

middelengebruik van David. Een ongezonde situatie voor hun anderhalf jaar oude dochtertje

Chantal. Na opnieuw een flinke ruzie hebben zij op eigen initiatief Chantal naar Davids ouders

gebracht. Dit viel samen met een melding bij het Algemeen Meldpunt Kindermishandeling (AMK),

dat besliste dat Chantal voorlopig niet terug naar huis mocht. Na onderzoek kwam de zaak

uiteindelijk bij Bureau Jeugdzorg terecht en werd met beide ouders de mogelijkheid van een EK-c

besproken om de onderzoeksperiode door de Raad voor de Kinderbescherming te overbruggen.

34

Uitvoering EK-c

Na toestemming kwam de EK-c coördinator bij de familie langs om alles uit te leggen. De familie

formuleerde deze vraag voor de EK-c: ‘Wat is ervoor nodig om de relatie tussen Laura en David zo

goed te krijgen dat Chantal weer thuis kan wonen?’ Laura en David wilden ouders, broers, een

schoonzus, vrienden en kennissen erbij betrekken. Laura belde iedereen zelf op. Vervolgens ging de

Eigen Kracht-coördinator langs om alles uit te leggen en vragen te beantwoorden. Uiteindelijk waren

er 22 mensen. ‘Allemaal krachtige mensen’, viel de EK-coördinator op: ‘Ze verbonden zich aan Laura

en David, al in het voortraject en dat voelde je.’

De conferentie vond plaats in een buurthuis vlakbij. Na een half uur informatie uitwisselen met de

casemanager van Bureau Jeugdzorg begon het besloten gedeelte van de conferentie. Hier wisselden

het dieper ingaan op de problemen en het grondig bedenken van oplossingen elkaar af. In totaal

duurde deze sessie zo’n zeven uur. Laura en David openden zelf het besloten gedeelte door antwoord

te geven op de vraag van Davids vader: ‘Waarom hebben jullie steeds ruzie? Wat zijn de problemen?’

Laura nam het voortouw: ‘We hebben alles open en bloot gegooid. We schaamden ons om de redenen

waarvoor we hulp moesten vragen, omdat als je ze zo vertelt, sommige redenen te klein en te

onbelangrijk lijken om ruzie over te krijgen’. De familie bewonderde de openheid van beiden. Na

afloop werd de EK-coördinator binnengevraagd en las de broer van David het gezamenlijk bedachte

plan voor. Een grondig en uitgebreid document met concrete afspraken en de namen van

familieleden die taken op zich wilden nemen.

Na afloop van de EK-c

Sinds de conferentie is het één keer voorgekomen dat een ruzie uit de hand begon te lopen. David

heeft zich toen teruggetrokken in de schuur. Laura is niet achter hem aangegaan. Ze heeft een nicht

gebeld (iemand op het lijstje in het plan). Die stond binnen een paar minuten op de stoep. Deze

afspraak is voor Laura en David het meest bijzonder: ‘Dat een persoon even langs komt, dat die

meteen komt. Door die derde persoon kun je er wel rustig over praten.’ Twee maanden na de

conferentie hebben Laura en David bij hen thuis de in het plan voorgenomen evaluatie

georganiseerd.

De casemanager hield wekelijks (telefonisch) contact met Laura. Ze heeft volgens afspraak in het

Eigen Kracht-plan met spoed Intensieve Pedagogische Thuishulp (IPT) aangevraagd. Dit kon na circa

negen weken starten. Twee keer in de week komt er een IPT-er bij Laura en David thuis. Samen met

haar en de familie bereiden Laura en David nu de terugkeer van Chantal naar huis voor. Ze werken

toe naar een weekend plus overnachting met zijn drieën thuis. Laura en David realiseren zich dat ze

hulp nodig hebben van de mensen om hen heen en durven die hulp nu ook te vragen. De conferentie

heeft hier duidelijk aan bijgedragen.

Bron: M. Muntendam (2010).

35

6. Onderzoek naar effectiviteit

ONDERZOEK IN NEDERLAND

Is er onderzoek gedaan naar de effectiviteit van de interventie in Nederland en wat zijn

daarvan de uitkomsten?

Effectonderzoek is onderzoek naar de mate waarin het doel van de interventie wordt gerealiseerd. Tenminste

een nul- en een eindmeting zijn vereist om vast te kunnen stellen of en in welke mate verandering heeft

plaatsgevonden.

Geef hier samenvattend weer welke studies gedaan zijn en wat daarvan de uitkomsten waren. Stuur bij het

indienen van het werkblad de volledige publicatie van iedere genoemde studie mee.

Samenvatting van elke afzonderlijke studie:

A. Geef auteur(s) en jaar van uitgave voor elke onderzoekpublicatie. Geef ook aan wanneer het een interne,

niet gepubliceerde publicatie betreft.

B. Benoem het type onderzoek of het design, meetinstrumenten en de doelgroep waarbinnen het onderzoek

is gedaan.

C. Geef in het kort de resultaten weer:

het uiteindelijke aantal respondenten (N)

de resultaten kort in woorden met daarbij steeds de gevonden effectmaten (d of ES)

vermeld ook eventuele negatieve resultaten

Voorbeeld samenvatting onderzoek naar Incredible Years in Nederland

A. Posthumus, Raaijmakers, Maassen, van Engeland & Matthys (2011).

B. Er is een case-control studie gedaan waarbij de gezinnen die geen interventie kregen (n= 72)

gematched werden met de interventiegezinnen (n=72) op diverse kenmerken.

Incredible Years werd aangeboden aan 72 ouderparen of alleenstaande ouders van vierjarige

kinderen met agressieve gedragsproblemen. Metingen werden gedaan met gestandaardiseerde

observaties en vragenlijsten voorafgaand aan de interventie, direct erna en na 1 en 2 jaar.

C. Tijdens de interventieperiode was er geen sprake van uitval, bij 2 jaar follow-up waren er 2

gezinnen uitgevallen van de interventiegroep en 3 van de controlegroep.

Zowel de geobserveerde als door hen zelf beoordeelde opvoedingsvaardigheden van ouders in de

experimentele groep waren, in vergelijking met die van de controlegroep, verbeterd na 2 jaar. De

geobserveerde gedragsproblemen van de kinderen bleken 2 jaar na de interventie tevens

afgenomen in vergelijking met de controlegroep. Ouders gaven echter aan geen verbeteringen te

zien in het gedrag van hun kind. Er werd een verband aangetoond tussen de afname van het

geven van kritiek door de ouders en de afname van de agressieve gedragsproblemen van het

kind, zoals bleek uit de gedragsobservaties. Ook de wederzijdse beïnvloeding van

opvoedingsvaardigheden van de ouders en het gedrag van het kind over de tijd werd onderzocht.

De invloed van ouders op het gedrag van hun kind bleek groter naarmate de tijd verstreek. De

effectgroottes van deze studie variëren van 0.16 (geobserveerd prosociaal gedrag) tot 0.40

(geobserveerde gedragsproblemen).

36

ONDERZOEK NAAR VERGELIJKBARE INTERVENTIES

Is er onderzoek gedaan naar de effectiviteit van deze of een vergelijkbare interventie (in

Nederland en in het buitenland) en wat zijn daarvan de uitkomsten?

Geef hier samenvattend (als bij Onderzoek in Nederland, zie boven) weer welke (relevante) studies gedaan

zijn en wat daarvan de (relevante) uitkomsten waren. Stuur bij het indienen van het werkblad de volledige

publicatie van iedere genoemde studie mee.

Let op! De Erkenningscommissie Interventies bepaalt bij de beoordeling van de effectiviteit uiteindelijk of

de hier beschreven interventies voldoende vergelijkbaar zijn met de in dit werkblad beschreven interventie.

Als de erkenningscommissie een onderbouwde reden heeft om de vergelijkbaarheid onvoldoende te vinden,

dan neemt zij de betreffende studie niet mee in de beoordeling van de effectiviteit.

Voorbeeld samenvatting onderzoek naar Incredible Years in het buitenland

A. Scott, Spender, Doolan, Jacobs, Aspland (2001).

B. Er is een gerandomiseerde studie uitgevoerd met een interventiegroep (n=90) en een

wachtlijstcontrolegroep (n=51). Beide groepen verschilden niet van elkaar op relevante

kenmerken. Metingen werden gedaan met gestandaardiseerde vragenlijsten en interviews, en

met blinde observaties.

C. Effectgroottes zijn berekend voor de verschillen in verandering tussen beide groepen. Op alle 9

uitkomstmaten waarvoor effectgroottes zijn berekend, zijn de resultaten positief voor de

interventiegroep. De effectgroottes variëren tussen 0.43 (Parent account of child symptoms:

hyperactivity) en 1.11 (Parent defined problems).

Reviews en meta-analyses

Beschrijf ook de kenmerken en resultaten van eventuele reviews en meta-analyses over de effectiviteit van de

interventie in Nederland of in het buitenland, en stuur de publicaties hiervan mee. De daarin gebruikte

studies hoeven niet afzonderlijk te worden samengevat.

Geef in het werkblad per publicatie:

het aantal meegenomen studies

de onderzochte doelgroep

de resultaten in het kort in woorden

Voorbeeld meta-analyse internetcursus ‘Kleur je leven’

A. Spek, Cuijpers, Nylíĉek, Riper, Keyzer, Pop, 2007

B. In een meta-analyse naar gerandomiseerde studies van online cognitieve gedragstherapeutische

interventies voor mensen met depressieve klachten (CCBT) werden in totaal 12 studies, met

gezamenlijk 2.334 proefpersonen betrokken.

C. Er werden kleine effecten gevonden van CCBT op het verminderen van symptomen van

depressie (d=0.27-d=0.32) en grote gemiddelde effecten op het verminderen van symptomen

van angst (d= 0.96). Daarnaast hadden interventies zonder therapeutische ondersteuning een

kleiner gemiddeld effect (d= 0.24-d=0.26) dan interventies met begeleiding (d=1.0). Conclusie:

online interventies helpen bij het verminderen van depressieve klachten en in sterkere mate bij

het verminderen van angstklachten. Met name begeleide CCBT leidt tot betere resultaten.

37

7. Aangehaalde literatuur

Maak een alfabetische lijst van alle in deze beschrijving aangehaalde literatuur, en gebruik

hiervoor de APA-normen (variant met kleine letters)

APA staat voor American Psychological Association. Onderstaande richtlijnen zijn gebaseerd op de 5e editie

van de APA Style Guide, uit 2001. Op één punt wordt in deze handleiding afgeweken van de richtlijnen van

de APA. In een opsomming van namen wordt (in het Nederlands) geen komma geplaatst voor '&' of 'en'.

De literatuurlijst is alfabetisch geordend op de achternaam van de eerste auteur. Bij elke

literatuurreferentie wordt ‘hangend ingesprongen’, zodat goed zichtbaar is waar een nieuwe

literatuurreferentie begint. Elke referentie begint met de achternaam van de (eerste) auteur, gevolgd door de

voorletter(s), en dan, als die er zijn, de namen van de overige auteurs.

Boek

Auteur(s) (of redacteurs) (Jaartal). Titel boek. Plaats van uitgifte: Naam van de uitgever.

Hoofdstuk in een boek (of bundel)

Auteur(s) (Jaartal). Titel van het hoofdstuk. In Namen redacteuren van het boek (red.). Titel van het boek,

(pagina's van het hoofdstuk). Plaats van uitgifte: Naam van de uitgever. Initialen van redacteur(s) komen

voor de achternaam.

Artikel in een tijdschrift

Auteur(s) (Jaartal). Titel van het artikel. Naam van het tijdschrift (nummer van de jaargang, evt. gevolgd

door nummer van de aflevering), pagina's waar het artikel staat. Titelwoorden van tijdschrift moeten met

hoofdletters (behalve voorzetsels en voegwoorden). Het nummer van de aflevering hoeft niet genoemd te

worden als de paginanummering doorloopt over de afleveringen.

Artikel in een elektronisch tijdschrift

Auteur(s) (Jaartal). Titel van het artikel. Naam van het tijdschrift, nummer van de jaargang (evt. gevolgd

door nummer van de aflevering), pagina's waar het artikel staat, Binnengehaald datum, van Bron

Publicatie op Internet

Auteur. (Jaartal/Datum). Titel. Binnengehaald datum, van Bron.

Vermijd het afbreken van internetadressen aan het einde van een regel.

Paper voor een conferentie (indien niet opgenomen in bundel)

Auteur(s) (Jaartal). Titel. Paper gepresenteerd op Naam Conferentie, Plaats, Data conferentie.

Krantenartikel of artikel in een populair weekblad

Auteur (Datum). Titel. Krant, paginanummers.

38

Voorbeelden

Boek

Wald, A., & Linden, J. L. van der (red.) (2001). Leren in perspectief. Leuven/Apeldoorn: Garant

Hoofdstuk in boek of bundel

Erkens, G., Kanselaar, G., Jaspers, J. G. M., & Tabachneck-Schijf, H. J. M. (2001). Computer

ondersteund samenwerkend leren. In A. Wald, & J. L. van der Linden (red.). Leren in

perspectief (pp. 85-97). Leuven/Apeldoorn: Garant

Artikel in een tijdschrift

Versloot, A. M., Jong, J. A. de, & Thijssen, J. G. L. (2001). Organizational context of structured on-

the-job training. Human Resource Development, 4, 82-92.

Vriens, L. J. A. (2001). Steiner en de Vrije School. Tijdschrift voor Vredesopvoeding, 16 (2), 8-11.

Artikel in electronisch tijdschrijft

Fine, M., & Kurdek, L. A. (1993). Reflections on determining authorship credit and authorship order

on faculty-student collaborations. American Psychologist, 48, 1141-1147. Binnengehaald 7

juni 2002, van http://www.apa.org/journals/amp/kurdek.html

Publicatie op Internet

Veerman, A., & Veldhuis, E. (2001). Collaborative learning through computer-mediated

communication in academic education. Binnengehaald 7 juni 2002 van

http://www.mmi.unimaas.nl/euro-cscl/Papers/166.doc

Paper voor een conferentie (indien niet opgenomen in bundel)

Jaspers, J. G. M., Erkens, G., & Kanselaar, G. (2001). COSAR: Collaborative writing of

argumentative texts. Paper gepresenteerd op de IEEE International Conference on Advanced

Learning Technologies, University of Wisconsin, Madison (USA), 4-8 augustus 2001.

Krantenartikel of artikel in een populair weekblad

Vriens, L. J. A. (10 September 2001). Turbotaal. SBMagazine, p. 10.

Overgenomen van: Steege, M. van der, Bijl,B., Delicat, J. & Wilschut, M. (2008). Ondersteuningspakket 4. Zicht op

Effectiviteit: Onderbouwen en beschrijven van interventies, Utrecht, Nederlands Jeugdinstituut