Wegwijs in eigen omgeving - Hanze · 2016. 6. 28. · 2016 22/03/2016 . 2 . 3 Onderzoeksrapport...
Transcript of Wegwijs in eigen omgeving - Hanze · 2016. 6. 28. · 2016 22/03/2016 . 2 . 3 Onderzoeksrapport...
0
WEGWIJS IN EIGEN
OMGEVING Onderzoek naar mogelijkheden op het gebied van wayfinding
voor mensen met een verstandelijke beperking in Ermelo
2016 Patricia Lunenborg 22/03/2016
2
3
Onderzoeksrapport
‘Wegwijs in eigen omgeving’
Onderzoek naar mogelijkheden op het gebied van wayfinding voor mensen met een
verstandelijke beperking in Ermelo
Groningen, maart 2016
Auteur Patricia Lunenborg
Juniormedewerkster Kenniscentrum NoorderRuimte
Studente Facility Management major Hospitality in
Business
Studentnummer 297307
Opdrachtgever ’s Heeren Loo Zorggroep te Ermelo
Fokko Kortlanglaan 25
3853 KD Ermelo
Bedrijfsbegeleider Nienke van den Berg
Beleidsadviseur Vastgoed
’s Heeren Loo Zorggroep
Docentbegeleider Stefan Lechner
Instituut Facility Management
Hanzehogeschool Groningen
4
Managementsamenvatting ’s Heeren Loo merkt dat cliënten en bezoekers vaak moeilijk zelfstandig de weg kunnen vinden
op het woonzorgpark in Ermelo. Als maatregelen zijn straatnaambordjes en huisnummers
geplaatst, zodat de locaties opgenomen kunnen worden in navigatiesystemen. Daarnaast is een
plan opgesteld met bewegwijzeringsborden met kleine landmarks. Deze maatregelen moeten
ervoor zorgen dat de bereikbaarheid wordt vergroot en dat de voorzieningen voor bezoekers
aantrekkelijker worden. ’s Heeren Loo geeft aan dat de bewegwijzering momenteel tekort
schiet voor cliënten. Het doel van dit onderzoek is dan ook het in kaart brengen van de huidige
situatie op het gebied van wayfinding en orientering van de cliënten op het woonzorgpark in
Ermelo om vervolgens aanbevelingen te kunnen doen met betrekking tot mogelijkheden ten
gunste van de verstandelijke beperkte cliënten. Dit zorgt voor het vergroten van de
zelfstandigheid op het woonzorgpark in Ermelo. De hoofdvraag luidt daarom als volgt: Wat zijn
de mogelijkheden op het gebied van wayfinding en oriëntering naast de geplande
bewegwijzering voor cliënten met een verstandelijke beperking op het woonzorgpark in Ermelo?
Er is gebruik gemaakt van verschillende kwalitatieve onderzoeksmethodes. Er is
literatuuronderzoek gedaan naar wayfinding en oriëntatie, een verstandelijke beperking en de
communicatie met deze doelgroep. Er is een (focus)groep-interview afgenomen met cliënten en
interviews met medewerkers van het woonzorgpark naar de huidige situatie, ervaringen en
wensen en behoeften op het gebied van bewegwijzering. Door middel van observaties is een
beeld verkregen van de huidige situatie en de oriëntatie van cliënten en met behulp van
verkennend onderzoek bij vergelijkende zorginstellingen is gekeken welke bestaande
hulpmiddelen op het gebied van bewegwijzering effectief zijn voor mensen met een
verstandelijke beperking.
Uit het onderzoek komt naar voren dat zowel de medewerkers als de cliënten ontevreden zijn
over de huidige situatie op het woonzorgpark. Het blijkt dat de structuur op het woonzorgpark
niet goed in elkaar zit wat voor verwarring zorgt voor de oriëntatie. Daarnaast zijn er geen
vormen van bewegwijzering, weinig herkenningspunten en geen elektronische hulpmiddelen
die de oriëntatie van de cliënten in de omgeving kan verbeteren en hiermee de zelfstandigheid
vergroten.. De wensen en behoeften die voornamelijk naar voren komen uit de interviews zijn
dat er herkenningspunten op het park toegevoegd moeten worden met een duidelijk
kleurcontrast en goede grootte. Uit het verkennend onderzoek bij zorginstellingen komt naar
voren dat structuur, het gebruik van felle kleuren op de gebouwen en verwijzers in de
gebouwen de oriëntatie van cliënten vergroot. Het is van groot belang dat bij de hulpmiddelen
die op het woonzorgpark geïmplementeerd worden rekening is gehouden met de verschillende
beperkingen.
5
Aanbevelingen voor aanpassingen op het woonzorgpark betreffen de structuur op het
woonzorgpark om zo verwarring te voorkomen. Ook worden aanbevelingen voor
herkenningspunten gedaan om de oriëntatie te verbeteren en mede door de toekomstige
ontwikkelingen van de technologie binnen de zorg worden aanbevelingen gedaan om
elektronische hulpmiddelen toe te voegen die bijdragen bij het prikkelen van verschillende
zintuigen zoals gehoor. Tot slot worden aanbevelingen gegeven voor verder onderzoek naar de
effecten van deze elektronische hulpmiddelen.
6
Voorwoord
Voor u ligt het onderzoeksrapport ter afronding van de opleiding HBO Bachelor Facility
Management. Het onderzoeksrapport is in opdracht van ’s Heeren Loo tot stand gekomen door
middel van het verrichten van onderzoek naar de mogelijkheden op het gebied van wayfinding
en oriëntering voor mensen met een verstandelijke beperking op het woonzorgpark in Ermelo.
Tijdens dit onderzoek heb ik mij voornamelijk beziggehouden naar welke mogelijkheden er
bestaan op het gebied van wayfinding en orientering. Door middel van interviews, observaties
en het analyseren van de literatuur is dit rapport tot stand gekomen. Het onderzoek is
geschreven om aanbevelingen te doen richting ’s Heeren Loo welke mogelijkheden toegepast
kunnen worden om de wayfinding en orientering van mensen met een verstandelijke beperking
te verbeteren.
Ik zou graag Stefan Lechner willen bedanken als interne opdrachtgever en afstudeerbegeleider
voor de ondersteuning bij mijn voortgang in dit onderzoek. Daarnaast Nienke van den Berg,
Beleidsadviseur Vastgoed van ‘s Heeren Loo en de externe opdrachtgever, voor het
samenstellen van het onderzoek en de tussentijdse gesprekken over de voortgang en sturing
van het onderzoek. Tevens wil ik Hans Haanappel bedanken voor het in contact brengen met de
cliënten en het openstellen van de nodige interne informatie. Tot slot wil ik de junior
medewerkers en de senior medewerkers van Bureau NoorderRuimte bedanken voor de hulp en
steun tijdens het afstudeertraject.
Patricia Lunenborg
Groningen, maart 2016
7
Inhoudsopgave
Managementsamenvatting .............................................................................................................. 4
Voorwoord ....................................................................................................................................... 6
Inhoudsopgave ................................................................................................................................. 7
Inleiding ............................................................................................................................................ 9
1. Achtergrondinformatie .............................................................................................................. 11
1.1 Organisatie ............................................................................................................................ 11
1.2 Probleemstelling ................................................................................................................... 13
2. Wayfinding verstandelijke beperking......................................................................................... 15
2.1 Verstandelijke beperking ...................................................................................................... 15
2.2 Wayfinding en oriëntatie ...................................................................................................... 18
3. Onderzoeksmethodologie .......................................................................................................... 22
3.1 Onderzoeksmethoden .......................................................................................................... 22
3.2 Analyse .................................................................................................................................. 25
3.3 Visueel document ................................................................................................................. 25
4. Resultaten ................................................................................................................................... 26
4.1 Structuur locatie ‘s Heeren Loo te Ermelo ........................................................................... 26
4.2 Oriëntatie mensen met een verstandelijke beperking......................................................... 27
4.3 Bewegwijzering Ermelo ........................................................................................................ 28
4.4 Herkenningspunten .............................................................................................................. 29
4.5 Elektronische hulpmiddelen ................................................................................................. 31
4.6 Vergelijking zorginstellingen ................................................................................................. 33
5. Conclusie .................................................................................................................................... 36
6. Aanbevelingen ............................................................................................................................ 40
7. Discussie ..................................................................................................................................... 42
7.1 Betrouwbaarheid, validiteit en bruikbaarheid ..................................................................... 42
7.2 Beperkingen .......................................................................................................................... 43
8
7.3 Vervolgonderzoek ................................................................................................................. 44
Literatuurlijst .................................................................................................................................. 45
Bijlagen ........................................................................................................................................... 48
Bijlage 1: Organogram ’s Heeren Loo ......................................................................................... 49
Bijlage 2: Moodboards ................................................................................................................ 50
Bijlage 3: Interviewvragen oriënterend gesprek medewerker ’s Heeren Loo ........................... 52
Bijlage 4: Weergave interview oriënterend gesprek medewerker ’s Heeren Loo ..................... 53
Bijlage 5: Weergave (focus)groep-interview ’s Heeren Loo ....................................................... 54
Bijlage 6: Interviewschema medewerker ’s Heeren Loo ............................................................ 56
Bijlage 7: Weergave interview medewerker ’s Heeren Loo ....................................................... 58
Bijlage 8: Interviewschema medewerker NOVO ........................................................................ 60
Bijlage 9: Weergave interview medewerker NOVO ................................................................... 62
Bijlage 10: Interviewschema medewerker Visio de Brink .......................................................... 64
Bijlage 11: Weergave interview medewerker Visio de Brink ..................................................... 66
Bijlage 12: Observatiepunten ..................................................................................................... 68
Bijlage 13: Uitkomsten observatieonderzoek woonzorgpark .................................................... 69
9
Inleiding ‘Logica brengt je van A naar B, verbeelding brengt je overal’ (Albert Einstein). Een quote waar
wayfinding en oriëntatie als begrippen in verschuild zitten. Wayfinding en oriëntatie is
belangrijk voor ieder persoon om de uiteindelijke bestemming te bereiken. Dit gebeurt tijdens
het cognitieve proces dat iemand volgt tijdens de route in een bekende én onbekende
omgeving. Voor mensen met een verstandelijke beperking is niet alles vanzelfsprekend en geldt
een andere informatiebehoefte. Het is van groot belang dat verbeelding duidelijker aanwezig
voor de oriëntatie van deze doelgroep.
’s Heeren Loo Zorggroep werkt vanuit de visie dat elk mens uniek is en zich wil ontwikkelen om
nieuwe ervaringen op te doen. De cliënten (verder in het rapport cliënten genoemd) hebben
een verstandelijke of lichamelijke beperking, variërend van licht tot zeer ernstig meervoudig
beperkt. Deze cliënten moeten optimaal begeleid worden, zowel binnenshuis als onderweg van
werk/dagbesteding naar de woning. In dit onderzoek wordt gekeken naar de wayfinding en de
oriëntatie van deze cliënten op het woonzorgpark in Ermelo. Het doel is het in kaart brengen
van mogelijkheden op het gebied van wayfinding voor deze cliënten om hiermee de
zelfredzaamheid te vergroten en de bereikbaarheid van de verschillende faciliteiten te
vergemakkelijken.
’s Heeren Loo concludeert dat het voor cliënten vaak moeilijk is de weg zelfstandig te vinden op
het terrein. Straatnamen en huisnummers zijn geplaatst, zodat de locaties opgenomen kunnen
worden in de navigatiesystemen. Er is een plan opgesteld met bewegwijzeringsborden en
landmarks. Dit plan heeft als doel dat de bereikbaarheid van de faciliteiten vergroot wordt en
dat de voorzieningen voor bezoekers aantrekkelijker worden en beter bezocht worden. Deze
borden zal niet iedere cliënt kunnen lezen of begrijpen, afhankelijk van de beperking. Daarom is
het belangrijk om rekening te houden met de oriëntatie van alle cliënten en een gepaste
bewegwijzering te ontwikkelen die voor iedere cliënt werkt naast de geplande bewegwijzering.
Dit onderzoek is van maatschappelijk belang, omdat het voor toegevoegde waarde voor de
mens (cliënt) en organisatie (’s Heeren Loo) is. Het kan bijdragen met het oplossen van het
maatschappelijk probleem m.b.t. de weg vinden op het woonzorgpark in Ermelo.
Op basis van de verkregen informatie is een onderzoeksvraag opgesteld wat aan het eind van
dit onderzoek beantwoord zal worden:
Wat zijn de mogelijkheden op het gebied van wayfinding en oriëntering naast de geplande
bewegwijzering voor cliënten met een verstandelijke beperking op het woonzorgpark in Ermelo?
10
Om antwoord te krijgen op deze hoofdvraag, is dit onderzoek opgedeeld in verschillende fasen.
Allereerst staat er informatie over de organisatie beschreven en een korte beschrijving van de
huidige situatie met de randvoorwaarden op het gebied van bewegwijzering. Daarna volgt de
onderzoeksopzet. Om het onderzoek te kunnen starten wordt in hoofdstuk twee het
theoretisch kader gevormd met de begrippen uit de onderzoeksvraag. Er wordt literatuur
beschreven over wayfinding en oriëntatie in het algemeen, wat een verstandelijke beperking is
en op welke manier er gecommuniceerd kan worden met mensen met een verstandelijke
beperking. Van hieruit wordt een koppeling gemaakt met wayfinding en waarop gelet moet
worden tijdens dit onderzoek. Daarna volgt hoofdstuk drie met de onderzoeksmethoden. In dit
hoofdstuk komt naar voren welke methoden zijn gebruikt om het onderzoek uit te kunnen
voeren. Hoofdstuk vier geeft de resultaten weer uit het onderzoek. Het volgende hoofdstuk
geeft de conclusie weer, waarin de hoofdvraag wordt beantwoord met behulp van een analyse
van de resultaten. Naar aanleiding van de conclusie, volgen de aanbevelingen in hoofdstuk zes.
In het laatste hoofdstuk wordt het onderzoek ter discussie gesteld. Daarna volgen de
begrippenlijst en bijlagen.
11
1. Achtergrondinformatie In dit hoofdstuk wordt informatie over de organisatie, de huidige situatie op het woonzorgpark
in Ermelo en de randvoorwaarden voor de bewegwijzering binnen ’s Heeren Loo uitvoerig
beschreven. Hierna is de onderzoeksopzet opgesteld met de aanleiding van het onderzoek, de
doelstelling en centrale onderzoeksvraag.
1.1 Organisatie
’s Heeren Loo Zorggroep biedt mensen met een verstandelijke beperking zorg op maat. De
grootste focus ligt bij de cliënt om deze centraal te stellen en te helpen met wensen en
behoeften en waar mogelijk is met de verdere ontwikkeling. ’s Heeren Loo is gevestigd op elf
verschillende locaties in heel Nederland en biedt verschillende vormen van zorg, begeleiding,
ondersteuning en behandelingen. Dit gebeurt op het gebied van wonen, dagbesteding, scholing
en vrije tijd, maar ook bij individuele aanpassingen in het leven. ’s Heeren Loo Zorggroep wil de
kwaliteit van ondersteuning zo optimaal mogelijk maken waarin zij kan bijdragen aan het
mogelijk maken van een goede kwaliteit van bestaan (’s Heeren Loo, 2014).
’s Heeren Loo biedt zorg aan 9.217 cliënten. Deze cliënten worden verzorgd door 13.100
medewerkers en 4.000 vrijwilligers. Binnen ’s Heeren Loo is het thema ‘Samen’ centraal gesteld
en dit thema heeft bepaald welke rol de organisatie in de samenleving wil spelen. De
vernieuwing van de missie, visie en de kernwaarden als reactie op deze rol zullen bijdragen aan
het vergroten van het wij-gevoel binnen de organisatie. De kernwaarden zijn: Betrokken,
Passie, Samen en Ontwikkeling. ’s Heeren Loo wil de beste zorgen geven en gelooft in de kracht
van écht contact met de cliënten en op deze manier op zoek te gaan naar de
ontwikkelingsmogelijkheden van elke cliënt. Daarnaast is het van belang dat mensen met een
verstandelijke beperking rechten hebben en behoefte hebben aan persoonlijke groei (’s Heeren
Loo, 2014).
Voor ’s Heeren Loo is het belangrijk om de dienstverlening continu kwalitatief te verbeteren. ’s
Heeren Loo is dan ook HKZ-gecertificeerd (HKZ = Harmonisatie Kwaliteitsbeoordeling in de
Zorgsector). Binnen de gehele organisatie wordt gewerkt met dezelfde kwaliteitsnormen. Deze
certificering is belangrijk voor financiers en de overheid, zodat er rechtmatig aangetoond kan
worden dat er kwalitatief werk en zorg wordt geleverd. Ook kan hiermee het werk op
structurele basis worden gemonitord en verbeterd. Naast deze certificatie, is het doel om de
organisatie binnen ’s Heeren Loo zo in te richten dat de cliënten zich zelfstandig en thuis voelen.
Dit wordt gewaarborgd binnen elke laag van de organisatie door openheid en transparantie met
cliënten. In bijlage 1 wordt de organogram van de organisatie weergegeven.
12
Huidige situatie
Op het gebied van bewegwijzering zijn maatregelen genomen om de bewegwijzering te
verduidelijken. Elke straat is onlangs voorzien van een gemeentelijk ANWB straatnaambord
(figuur 1). Daarnaast is voor elk gebouw huisnummers opgesteld, zodat Ermelo niet meer één
adres heeft maar iedereen zijn eigen post in het gebouw kan ontvangen. Er is een plan
opgesteld in overleg met adviesbureau Eurorouting om bewegwijzeringsborden te plaatsen op
het woonzorgpark in Ermelo. Deze bewegwijzeringsborden wijzen de weg richting de
verschillende voorzieningen, met ondersteuning van (visitaal) pictogrammen (figuur 4). De
bovenkant van een bewegwijzeringsbord is 1.80 meter hoog rekening houdende met de zichtlijn
voor bezoekers die met auto of fiets het woonzorgpark betreden. Dit is belangrijk omdat deze
borden op moeten vallen op afstand. Ook komt bij de entree van het woonzorgpark een
plattegrond (figuur 3) en een entreebord (figuur 2). Deze maatregelen moeten ervoor zorgen
dat zowel bezoekers als cliënten gemakkelijker de weg kunnen vinden naar de verschillende
voorzieningen (’s Heeren Loo, 2014).
Figuur 1 Straatnaambord Figuur 2 Entreebord
Figuur 3 Plattegrond Figuur 4 Bewegwijzeringsbord
13
Randvoorwaarden bewegwijzering
Er zijn een aantal aspecten die belangrijk zijn voor ’s Heeren Loo Zorggroep als organisatie met
betrekking tot de bewegwijzering. Hiervoor is een beleidskader opgesteld vanuit ’s Heeren Loo.
Om een herkenbare route te creëren binnen de verschillende locaties door Nederland, is het
een voorwaarde om alle borden uitgevoerd te laten worden volgens de ’s Heeren Loo huisstijl.
Met huisstijl moet worden gelet op de kleuren die ’s Heeren Loo doorvoert in het logo. Ook
staat veiligheid hoog in het vaandel bij ’s Heeren Loo. Bewegwijzering kan de routing van het
gemotoriseerde verkeerde beïnvloeden, dus is het van belang op elk beslispunt een
bewegwijzeringsbord te plaatsen. Dit bewegwijzeringsbord kan verwijzen naar straatnamen
indien dit vanuit veiligheid i.r.t. routing van autoverkeerd wenselijk is. Naast de aspecten
herkenbaarheid en veiligheid staat het aspect flexibiliteit voorop. De bewegwijzeringsborden
moeten relatief eenvoudig aanpasbaar zijn n.a.v. een wijziging van de situatie op het
woonzorgpark. Wanneer deze wijziging doorgevoerd zal worden, zal er per locatie een afweging
gemaakt worden tussen het vervangen van de borden door gemeentelijke ANWB borden of
verdergaan met de huidige straatnaamborden om kapitaalvernietiging te voorkomen. Hierin
komt het laatste aspect doelmatigheid naar voren. En doelmatigheid staat binnen
bewegwijzering boven uniformiteit (’s Heeren Loo, 2014).
1.2 Probleemstelling
Hieronder is de aanleiding en doelstelling van het onderzoek uiteen gebracht. Vervolgens wordt
de onderzoeksvraag die hieruit voortkomt beschreven.
Aanleiding
Ermelo is één van de grootste woonzorgparken van ’s Heeren Loo. ’s Heeren Loo ondersteunt en
begeleidt mensen met een lichte tot ernstige (meervoudige) verstandelijke beperking. Dit
woonzorgpark biedt verschillende faciliteiten: woningen voor cliënten, dagbestedingslocaties,
kantoren, restaurant, polikliniek en een supermarkt. ’s Heeren Loo merkt dat het voor cliënten
en bezoekers is het vaak moeilijk de weg zelfstandig te vinden op het terrein. Straatnamen en
huisnummers zijn geplaatst, zodat de locaties opgenomen kunnen worden in de
navigatiesystemen. Daarnaast is er een plan opgesteld met bewegwijzeringsborden en kleine
landmarks. Deze geplande bewegwijzering moet ervoor zorgen dat de bereikbaarheid van de
faciliteiten vergroot wordt en dat de voorzieningen voor bezoekers aantrekkelijker worden en
beter te vinden zijn. Cliënten gebruiken een andere oriëntering dan bezoekers, kunnen vaak niet
lezen of begrijpen de borden niet en hier moet dan ook rekening mee worden gehouden tijdens
de bewegwijzering op het woonzorgpark. ’s Heeren Loo geeft aan dat de bewegwijzering
hieraan op dit moment tekort schiet en daarom is het van belang dat hier onderzoek naar
gedaan moet worden. Dit onderzoek is van maatschappelijk belang, omdat het voor
toegevoegde waarde voor zowel de mens (cliënt) als de organisatie (’s Heeren Loo) is. Het kan
14
helpen met het oplossen van het maatschappelijk probleem m.b.t. de weg vinden op het terrein
in Ermelo met als resultaat dat de cliënten zich zelfstandiger over het woonzorgpark kunnen
voortbewegen.
Doelstelling Het doel van dit onderzoek is het in kaart brengen van de huidige situatie op het gebied van
wayfinding en oriëntering van mensen met een verstandelijke beperking op het terrein in
Ermelo. Een tweede doel is het doen van aanbevelingen in vorm van een onderzoeksrapport
met betrekking tot mogelijkheden op het gebied van wayfinding en oriëntering ten gunste van
verstandelijke beperkte cliënten op het terrein in Ermelo. Dit zorgt voor het vergroten van de
zelfstandigheid van de cliënten en het vergemakkelijken van de bereikbaarheid van faciliteiten
op het woonzorgpark in Ermelo.
Onderzoeksvraag Naar aanleiding van de hierboven benoemde aanleiding en doelstelling, is de volgende
onderzoeksvraag geformuleerd:
Wat zijn de mogelijkheden op het gebied van wayfinding en oriëntering naast de geplande
bewegwijzering voor cliënten met een verstandelijke beperking op het woonzorgpark in Ermelo?
In het volgende hoofdstuk wordt het theoretisch kader beschreven dat uitgelicht wordt met de
begrippen wayfinding en oriëntatie en een verstandelijke beperking. Eerst wordt beschreven
wat een verstandelijke beperking is, op welke manier gecommuniceerd wordt en welke
hulpmiddelen deze communicatie kunnen ondersteunen. Onder de begrippen wayfinding en
oriëntatie wordt beschreven welke definities er worden gebruikt, welke aspecten van belang
zijn en wat belangrijk is voor wayfinding met een verstandelijke beperking.
15
2. Wayfinding verstandelijke beperking In dit hoofdstuk worden de begrippen verstandelijke beperking en wayfinding toegelicht die
gevonden zijn in de literatuur. Aan de hand van deze informatie wordt een koppeling gemaakt
tussen deze begrippen.
2.1 Verstandelijke beperking
Volgens Van der Meer (2003) wordt er gesproken van een verstandelijke beperking wanneer het
IQ 70 of lager is en daarnaast ligt de ontwikkelleeftijd (OL) of verstandelijke leeftijd (VL) achter
op de werkelijke leeftijd. Volgens de DSM IV-R (een internationaal classificatiesysteem voor
psychiatrische stoornissen, 1994) valt een verstandelijke handicap onder een
ontwikkelingsstoornis. Kenmerkend voor deze mensen is dat zij een ontwikkelingsachterstand
hebben als gevolg van een stoornis in het cognitief functioneren, dat wil zeggen het
waarnemen, kennen, geheugen, weten en denken. Binnen de DSM IV-R volstaan criteria
waaraan voldaan moet worden om te kunnen spreken van een verstandelijk handicap: Een IQ
van 70 of minder bij een IQ-test, achterlopen op de normen die horen bij de kalenderleeftijd in
vergelijking tot leeftijdgenoten en het moet zijn begonnen voor het achttiende levensjaar (Van
der Meer, 2003).
De onderlinge verschillen tussen verstandelijke gehandicapten kunnen groot zijn, daarom heeft
van der Meer (2003) drie groepen getypeerd worden voor mensen met een verstandelijke
beperking: een zeer ernstige en ernstige verstandelijke beperking, een matige verstandelijke
beperking en een lichtelijke verstandelijke beperking. Bij een ernstige verstandelijke beperking
is het ontwikkelingsniveau niet hoger dan dat van een kind van één jaar. Het gedrag is minimaal
en beperkt, waardoor kan worden gesproken van een plantachtige situatie (Van Gemert, 1977).
Verschillende waarnemingen werken nog wel, waaronder zien, voelen, ruiken en horen. Er is
veel begeleiding en ondersteuning nodig, want de zelfredzaamheid is beperkt. Door veelvuldige
herhaling kunnen kleine stapjes geleerd worden. Van der Meer (2003) stelt dat bij een matige
verstandelijke beperking mensen grotere verschillen tonen. Sommigen kunnen lopen en iets
vastpakken, anderen hebben fijn motorische vaardigheden zoals schrijven aangeleerd. Deze
ontwikkelingsleeftijd is te vergelijken met een kind van drie tot vijf jaar. Mensen met een matige
verstandelijke beperking kunnen redelijk waarnemen (’s Heeren Loo, 2015). Ze leren door
herkenning en van ervaringen. Communicatie kan relatief vaak goed verbaal plaatsvinden.
Wanneer er sprake is van een bijkomende stoornis ligt dit anders. Praktische vaardigheden
kunnen worden aangeleerd, waardoor de zelfredzaamheid wordt vergroot. Zelfstandig wonen is
niet mogelijk, dus begeleiding is noodzakelijk. Volgens van der Meer zijn de waarnemingen bij
mensen met een lichte verstandelijke beperking vaak van beperkte omvang. Alles is
oppervlakkig en er is weinig overzicht. Deze mensen wonen later soms zelfstandig, maar het
16
grootste gedeelte blijft gebonden aan begeleiding in woonvormen. Velen zijn in staat om
zichzelf te redden zolang het leven voorspelbaar verloopt (van der Meer, 2003).
Op welke manieren kan gecommuniceerd worden met mensen met een verstandelijke
beperking?
De Rijdt (2013) stelt dat ieder mens behoefte heeft aan communicatie. Wanneer mensen wat
duidelijk willen maken, wordt er sneller gecommuniceerd met verbale communicatie. Voor
mensen met een verstandelijke beperking wordt is dit moeilijker (’s Heeren Loo, 2015). De
meeste mensen met een verstandelijke handicap hebben achterstanden of stoornissen in het
gebruik van verbale communicatie. Om toch te kunnen communiceren, wordt het belang van
‘de taal van dingen’ groter. Dingen zijn alle zaken buiten ons lichaam. De taal van dingen,
bijvoorbeeld het gebruik van foto’s en plaatjes, wordt meestal gebruikt als aanvulling op of
vervanging van de gesproken of geschreven taal. Communiceren is dan mogelijk door het
voorwerp zelf te laten zien of gebruik te maken van foto’s, plaatjes, tekeningen en
pictogrammen die naar voorwerpen of betekenissen verwijzen. We dienen meer gebruik te
maken van ondersteunende communicatie voor mensen met een communicatiebeperking,
vertrekkend vanuit de resterende communicatiemogelijkheden (VAN BALKOM, 1994). Kindt
(1998) stelt: ‘’ Ondersteunde communicatie bestaat enerzijds uit een persoonlijke ingesteldheid
(houding, attitude), anderzijds uit praktische methodieken, die tijdelijk of permanent, totaal of
gefaseerd, moeten worden ingesteld voor mensen die niet over taal beschikken en/of niet
kunnen spreken. Dit met als doel positief bij te dragen tot de levenskwaliteit, zijnde het
uitgangspunt van elke verantwoorde ondersteunende communicatieve begeleiding.’’
Om te kunnen voldoen aan iedere behoefte van een individu bestaan er meerdere
hulpmiddelen om ondersteunend te communiceren (de Rijdt, 2013). Te denken valt aan
communicatieborden, dagschema’s, weekschema’s, technologische hulpmiddelen met of
zonder spraaktechnologie, voorwerpen, pictogrammen, foto’s, tekeningen etc. Daarnaast kan er
met eigenschappen van voorwerpen gecommuniceerd worden. Dit is in verschillende
categorieën terug te vinden zoals kleur, geur geluid of materiaal. In kranten wordt bijvoorbeeld
de combinatie geschreven taal met foto’s en pictogrammen gebruikt. Met deze combinaties
kunnen de betekenissen versterkt worden. Een verwijzer krijgt pas betekenis door hem
systematisch te herhalen. Het is een proces van gaan herkennen en eigen maken. De
bovengenoemde hulpmiddelen en eigenschappen worden hieronder toegelicht (de Rijdt, 2013).
Voorwerpen kunnen gebruikt worden om terugkerende activiteiten aan te kondigen. Het tonen
van een koffiebeker kan pauze betekenen en een washandje douchen. Deze voorwerpen moet
zo concreet mogelijk gekozen worden en een duidelijke relatie hebben met datgene waarnaar
ze verwijzen.
17
Foto’s zijn een herkenbare weergave van de werkelijkheid en kunnen zowel voor het
aankondigen van een activiteit gelden als gebruikt worden om een vraag te stellen of iets te
vertellen. Er zijn verschillende fotoreeksen beschikbaar, bijvoorbeeld het bestand van
Weerklank met gemiddeld 1500 foto’s. Ook zijn er extra mogelijkheden door middel van digitale
fotocamera’s en computers om fotobestanden aan te leggen van eigen gemaakte foto’s door
cliënten waarover zij willen communiceren.
Tekeningen kunnen naast foto’s ook gebruikt worden om naar voorwerpen of activiteiten te
verwijzen. Tekeningen zijn wel abstracter.
Pictogrammen hebben veelal een algemeen karakter. Wanneer iets staat afgebeeld zal dit niet
precies hetzelfde zijn als in werkelijkheid, maar kan er wel een connectie worden gemaakt met
dezelfde handeling, activiteit of hetzelfde voorwerp. Er bestaan een aantal systemen met
pictogrammen en symbolen. Beeldlezen zijn gestileerde zwart-wit tekeningen en onderscheid
woordsoorten door vormgeving of extra element. Bliss is ook een systeem voor pictogrammen
met rechte, gebogen en cirkelvormige elementen met onderscheid van woordsoorten door
achtergrondkleuren. Picture Communication Symbols (PCS) zijn eenvoudige lijntekeningen in
zwart-wit en kleur. Als laatste systeem voor pictogrammen zijn er visitaal pictogrammen,
waarbij gestileerde witte silhouetten met woorden op een zwarte achtergrond wordt
weergegeven.
Kleur kan verwijzen naar een voorwerp met dezelfde kleur of een afgesproken teken. Kleuren
structurerend gebruiken kan verhelderend werken. Essentiele punten zijn duidelijk onderscheid
te houden tussen de kleuren en niet te veel kleuren gebruiken. Daarnaast is consequent gebruik
van groot belang.
Geluiden kunnen informatie geven door gebruik te maken van geluiden die helpen een begrip te
herkennen. Deze geluiden kunnen rust en veiligheid bieden voor cliënten. Dit kan in de
omgeving gebruikt worden door middel van klanken en muziek. Muziek is een middel om
emoties op te roepen en contact te leggen.
Geuren kunnen gebruikt worden in communicatie, mits achterhaald kan worden welke geuren
voor een cliënt betekenis hebben of betekenis kunnen krijgen. Bij verhuizingen kan het voor een
cliënt prettig zijn om de bekende geur van zijn doucheschuim zowel in de oude als in de nieuwe
omgeving te ruiken.
Materialen hebben eigenschappen waar een betekenis aan toegekend kan worden. De
eigenschappen van materialen zijn zacht of hard, ruw of glad, warm of koud. Deze begrippen
18
moeten vroegtijdig aangeleerd worden voordat gecommuniceerd kan worden met de
afgesproken betekenis (De Rijdt, 2013).
2.2 Wayfinding en oriëntatie Wayfinding is een woord met verschillende betekenissen, maar wordt in de volksmond het
meest geïnterpreteerd als bewegwijzering, het navigeren van plek A naar plek B. Adviesbureau
Eurorouting, gespecialiseerd in wayfinding, verduidelijkt het verschil tussen beide begrippen.
Bewegwijzering is de informatievoorziening en wayfinding is menselijk gedrag in gericht op het
vinden van de weg. Het basismodel van wayfinding is waarnemen, leren, kennen, kiezen, op
weg gaan en herkennen. Navigatie is een menselijke activiteit en onbewust een onderdeel van
het dagelijks leven. Mensen gebruiken kennis en ervaring gecombineerd met de geografische
ruimte om de weg te vinden (Eurorouting, 2015).
Passini heeft de volgende definitie: ‘Wayfinding is het gedrag dat nodig is om vanaf een
startpunt naar een andere locatie te komen’ (Arthur & Passini, 2002). Ook ziet Passini wayfinden
als het oplossen van een ruimtelijk probleem. Dit ruimtelijk probleem is op te delen in twee
delen; (1) een onderdeel dat gedrag beschrijft en (2) een onderdeel dat de locatie van het
probleem aangeeft. Volgens David Gibson (2009) zorgt een goede bewegwijzeringssysteem
ervoor dat mensen bij elkaar komen, ongeacht de cultuur, taal of achtergrond. Passini heeft het
begrip wayfinding dan ook verbreed. Alle zintuigen kunnen geprikkeld worden door middel van
(grafische) communicatie, tastbare elementen en hulpmiddelen voor mensen met speciale
behoeften.
Havik (2012) benoemt twee definities van wayfinding: 1) Het waarnemen van de directe
omgeving, met inbegrip van belemmeringen en fysiek gedefinieerde paden, ten behoeve van het
verplaatsen erdoorheen en 2) navigeren naar verre bestemmingen buiten de direct
waarneembare milieu (Loomis, Golledge, Klatzky, Marston, 2007).
Adviesbureau Designworkplan stelt voorop dat een doordacht bewegwijzeringssysteem de basis
is bij wayfinding. Met een duidelijke structuur afgesteld aan de juiste gebruiker met bijpassende
informatiebehoefte tijdens de route van de gebruiker zal doeltreffend gecommuniceerd kunnen
worden (Designworkplan, 2015).
Bij oriëntatie wordt er gekeken naar de oriëntatie en ervaring van de gebruiker in relatie met
anderen. Veelal oriënteren zich dankzij duidelijk herkenningspunten langs een route. Daarom is
het van belang te weten wat de cliënt ziet als oriëntatiepunten. Oriëntatiepunten is een zelfde
noemer als herkenningspunten. Deze herkenningspunten kunnen van alles zijn, van
19
bouwwerken tot objecten. Hierin zitten elementen in verwerkt die de herkenning van het
gebouw kunnen helpen. Om een omgeving in kaart te kunnen brengen en een route te kunnen
opnemen, creëren mensen een mentale kaart. Een mentale kaart is een mentale weergave van
de werkelijke omgeving. Door het vinden van herkenningspunten en ruimtelijke karakteristieken
kan de oriëntatie worden vergroot (Abrams, 2010).
Welke aspecten zijn belangrijk voor wayfinding?
Een succesvolle bewegwijzering bestaat uit een drietal aspecten: De natuur van de bezoeker van
de organisatie, de mensen waarmee de organisatie communiceert en het type
organisatie/omgeving waar het systeem wordt toegepast. Er zijn een aantal aspecten waar op
gelet moet worden om een succesvolle bewegwijzering neer te zetten. Een combinatie van
specifieke communicatie met non-verbale symbolen, afbeeldingen en woorden is cruciaal (D.
Gibson, 2009). Zo zijn er binnen het aspect borden drie verschillende borden te onderscheiden:
identificatieborden, richtingsborden en reguliere borden. Identificatieborden zijn borden
waarop de naam staat vermeld, richtingsborden zorgen voor de juiste signalen en reguliere
borden geven aan wat verboden is. Deze borden kunnen het gedrag van mensen beïnvloeden.
Binnen elke omgeving en organisatie hoort een overzichtsbord met daarop een plattegrond. Dit
kan het beste op plekken staan waar veel mensen langslopen. Er moet duidelijk in kaart worden
gebracht waar de ingangen en afdelingen zitten, hoe de paden lopen, etc. Ook is het belangrijk
om een bestaand merk of huisstijl in de bewegwijzering toe te passen. Zo kan het logo, de
huisstijlkleuren, typografen en andere bekende symbolen teruggebracht worden in de
bewegwijzering.
Ook zijn er typografische borden. Typografische borden zijn afhankelijk van elementen als
lettertype, grootte, vorm, kleur en materialen. Er moet rekening gehouden worden met de
functie van de bewegwijzering en met de afweging van het lettertype waar het voor gebruikt
wordt. Ook moet er bepaald worden hoe groot de iconen en pictogrammen moeten worden.
Het toevoegen van kleur in bewegwijzering helpt mensen bij het sneller identificeren, navigeren
en verbinden van bepaalde plekken binnen de organisatie. Met kleur kunnen verschillen routes
en borden met bepaalde functies van elkaar worden onderscheiden. Wat een belangrijk
oogpunt is binnen de kleuren, is het contrast. Wanneer er bijvoorbeeld roze letters op een rode
achtergrond wordt gebruikt, zal dit contrast minder zijn dan zwarte letters op een rode
achtergrond. De meeste simpele manier van bewegwijzering is het gebruik van verschillende
kleuren, nummers en symbolen bij verschillende zones. Ook kunnen er kleuren gebruikt worden
voor bijvoorbeeld het toilet en een andere kleur voor het restaurant. Waar wel rekening mee
dient gehouden te worden is de huisstijl waar eventueel de bewegwijzering aan moet voldoen.
Symbolen zorgen naast alle andere aspecten voor de non-verbale communicatie. Vooral
symbolen vertellen meer aan de mensen die teksten niet kunnen lezen of begrijpen. Symbolen
20
moeten voor iedereen herkenbaar zijn en gemakkelijk te gebruiken. Om een goede
bewegwijzering neer te zetten, zijn de locaties van deze borden van groot belang. Er zijn
verschillende groottes borden voor zowel binnen als buiten. Brede borden die een
routebeschrijving vertellen, moeten te allen tijde opvallen. Deze borden horen verlicht of
belicht te zijn, maar ze horen ook op de juiste plek te hangen zodat de ruimte goed benut kan
worden. Daarnaast is het belangrijk dat ze zichtbaar/leesbaar zijn voor iedereen. Het meest
duurzame materiaal wat kan worden gebruikt voor bewegwijzering is metaal. Metaal kan weer
onderverdeeld worden in verschillende soorten en maten; roestvrijstaal, aluminium, brons.
Tekens of pictogrammen kunnen er ook op verschillende manieren worden opgemaakt:
geschilderd, gedrukt, gekerfd, etc. Voor bewegwijzeringsborden kunnen ook verschillende
materialen worden gebruikt, zoals glas, hout, steen en plastic (D. Gibson, 2009).
Naast het handboek met aspecten van David Gibson over wayfinding noemt Paul Mijksenaar
nog een aantal belangrijke aspecten van bewegwijzering. Paul Mijksenaar (2012) hanteert de
4C-formule:
- Continuïteit (continuity): Eenmaal verstrekte informatie moet herhaald worden tot het
einde van de bestemming.
- Opvallendheid (conspicuity): Het is belangrijk dat borden en signalen opvallen.
Belangrijke bewegwijzering dwars op de route zodat dit meer opvalt/
- Consequent (consistency): Steeds dezelfde woorden gebruiken. Bepaalde faciliteiten
kunnen niet tijdens de routing veranderen van naam.
- Helderheid (clarity): Dit houdt de helderheid van de boodschap in. Er kunnen kleuren
toegevoegd worden aan verschillende functies, bijvoorbeeld groen voor vluchtroutes.
Wayfinding voor mensen met een verstandelijke beperking
Uit wetenschappelijk onderzoek van Warburg (2001) wordt gesteld dat mensen met een
verstandelijke beperking veelal een visuele handicap hebben. Op het gebied van wayfinding is
dit belangrijk om rekening mee te houden. Voor mensen met een visuele handicap is het niet
vanzelfsprekend om van A naar B te lopen. Bij de vraag of deze mensen zich zelfstandig op de
locatie kunnen verplaatsen spelen naast hun vaardigheden in oriëntatie en mobiliteit ook de
hiervoor beschikbare hulpmiddelen en toegankelijkheid een rol. Elektronische
navigatiehulpmiddelen kunnen hulp bieden met betrekking tot het geven van reisinformatie,
zoals de huidige positie of de weg wijzen. Deze hulpmiddelen kunnen helpen bij het oriënteren
en het vinden van de bestemming en vergroten hiermee de zelfredzaamheid van de mens met
een verstandelijke beperking (Havik, 2012).
21
Bewegwijzering is een vorm van communicatie voor mensen met speciale behoeften.
Bewegwijzering bestaat uit verschillende aspecten en dat houdt in dat er voor mensen met een
verstandelijke beperking op verschillende punten extra rekening gehouden moet worden. De
routing, lay-out en inrichting van het woonzorgpark kunnen bijdragen aan het oriëntatiegevoel
van de cliënten. Voor een goede bewegwijzering voor mensen met een verstandelijke beperking
moet rekening gehouden worden met de helderheid, opvallendheid en continuïteit. Dit
betekent dat er gelet moet worden op een heldere structuur, voldoende herkenningspunten en
duidelijk kleurgebruik in vergelijking met de omgeving. Dit moet gedaan worden met behulp van
kleuren, materialen, geluiden, geuren, grootte en vormen. Voor het prikkelen van zintuigen
kunnen ook elektronische hulpmiddelen helpen bij de oriëntering en het bereiken van de
bestemming.
Door middel van literatuuronderzoek zijn de begrippen wayfinding en orientering en
verstandelijke beperking aan elkaar gekoppeld en dit zal meegenomen worden bij het verdere
verloop van het onderzoek. In het volgende hoofdstuk wordt de onderzoeksmethodologie
beschreven waarbij de onderzoeksmethoden naar voren komen die gebruikt worden bij het
onderzoek en wordt de validiteit beschreven.
22
3. Onderzoeksmethodologie Het onderzoek bestaat uit literatuuronderzoek en kwalitatief onderzoek. In dit hoofdstuk wordt
aangegeven voor welke methoden van kwalitatief onderzoek is gekozen en wordt er beschreven
op welke manier deze methoden zijn uitgevoerd.
Allereerst moet literatuuronderzoek plaatsvinden om de begrippen uit de hoofdvraag te kunnen
begrijpen. Er is gebruik gemaakt van websites, boeken, wetenschappelijke artikelen en
proefschriften om onderzoek te doen naar bestaande informatie over de wayfinding en
oriëntering in het algemeen, welke aspecten belangrijk zijn voor wayfinding, wat een
verstandelijke beperking is, hoe gecommuniceerd kan worden met deze doelgroep en
hulpmiddelen die de communicatie ondersteunen. Door deze begrippen en informatie aan
elkaar te koppelen, ontstaat een theorie voor wayfinding voor verstandelijke beperkten.
3.1 Onderzoeksmethoden
Om de hoofdvraag te kunnen beantwoorden is er gekozen voor kwalitatief onderzoek. De
definitie van kwalitatief onderzoek geldt als volgt: ‘Kwalitatief onderzoek is een vorm van
empirisch onderzoek waarbij overwegend gebruik gemaakt wordt van gegevens van
kwalitatieve aard en dat als doel heeft onderzoeksproblemen in of van situaties, gebeurtenissen
en personen te beschrijven en te interpreteren’ (Baarda, 2009). Binnen kwalitatief onderzoek
zijn er verschillende manieren om data te verzamelen. Om informatie vanuit de doelgroep te
verkrijgen wat betreft de huidige situatie, de oriëntatie en de wensen en behoeften van deze
cliënten zal een (focus)groep-interview plaatsvinden. De cliënten die deelgenomen hebben aan
het groepsinterview zullen met de onderzoeker ook een wandeling maken waarbij foto’s
gemaakt wordt van de omgeving die het interview ondersteunen en kunnen bijdragen aan de
inschatting van de denkwijze van een bewoner op het woonzorgpark. Deze data via de
onderzoeksmethode van fotografie zal ook aansluiten op de observaties. Er zullen observaties
op verschillende dagen plaatsvinden om goed in de wereld te kunnen stappen van de cliënten
en patronen te herkennen van de oriëntatie van deze cliënten. Daarnaast zullen er
expertinterviews gehouden worden met medewerkers om dieper in te gaan op de verkregen
informatie. Tot slot vindt er verkennend onderzoek plaats bij vergelijkende zorginstellingen, om
een beeld te krijgen van de bestaande mogelijkheden en het effect hiervan op cliënten.
Hieronder worden de onderzoeksmethoden uiteen gebracht.
(Focus)groep-interview
Een (focus)groep-interview is een discussiegesprek met dieptevragen waarbij een klein aantal
respondenten deelnemen (Khan et al.,1991). Voor een focusgroep-interview is het van belang
dat de deelnemers in dezelfde situatie verkeren (Boeije et al. 2009). Er is gekozen voor vier
23
cliënten door ’s Heeren Loo op basis van beschikbaarheid. Deze cliënten wonen hun hele leven
al op het woonzorgpark, maar hebben ieder een verschillende beperking en manier van
communiceren. Twee cliënten zijn licht verstandelijk beperkt en twee cliënten zijn matig
verstandelijk beperkt. Daarnaast zijn de laatste twee cliënten lichamelijk beperkt en wordt er
door één cliënt gecommuniceerd via de computer. Deze personen zitten in de huidige
cliëntenraad en zijn bekend met dit soort bijeenkomsten. Tijdens het interview wordt een
oefening gedaan met de cliënten om zodanig op ieders niveau te kunnen communiceren. Bij
deze oefening wordt gebruikt gemaakt van vier moodboards(collages) met verschillende
thema’s: water, vuur, aarde en lucht (zie bijlage 2). Er zijn verschillende kleuren, materialen en
plaatjes gebruikt die het thema vertolken. Het gaat bij deze oefening om de voorkeur voor
kleur, hardheid/zachtheid, fictie/non fictie en natuurlijke materialen. Deze materialen die
gebruikt zijn tijdens de oefening zouden ook gebruikt kunnen worden voor de bewegwijzering
van de cliënten. Het doel van deze oefening is inzicht te krijgen in de voorkeuren van de
cliënten met een verstandelijke beperking. Welke kleuren valt hen op? Welke materialen
worden gekozen? En kiezen ze voor realistische beelden of fictieve plaatjes? Na het interview
zal er een wandeling in de omgeving gemaakt worden met deze cliënten. Hieruit kan geleid
worden waar de cliënten op letten, wat hen opvalt binnen het woonzorgpark en wat eventuele
knelpunten voor hen zijn. Hier zit een oefening aan verbonden met kleuren om te kunnen
inschatten wat cliënten kunnen zien en waar zij behoefte aan hebben. Dit is met foto’s
vastgelegd. De combinatie van het gesprek en de gemaakte foto’s zorgt ervoor dat er meer
begrip gekregen wordt voor de manier waarop cliënten hun omgeving zien.
Om uit te gaan van de meningen van deze vier mensen is een risico. Er zijn mensen met
ernstigere meervoudige beperkingen op het park, maar deze personen zullen zich niet
zelfstandig over het park kunnen verplaatsen en zullen dit onder begeleiding blijven doen. De
variatie van deze vier personen is daarom een juiste selectie van de mensen die zich nog
zelfstandig op het park kunnen redden.
Observaties
Het zal niet mogelijk zijn met elke doelgroep te praten, omdat door de lichamelijke en
verstandelijke beperking de cliënten zich niet altijd duidelijk kunnen maken of het niet
begrijpen. Daarom is er gekozen om observaties te houden op het woonzorgpark. Een voordeel
van het uitvoeren van deze observaties is dat er geen beroep wordt gedaan op deze
taalbeheersing en geheugen en uit deze observaties kan worden afgeleid wat niet altijd
verwoord kan worden. De observaties zullen getoetst worden aan vooraf gestelde aspecten,
zodat er gericht onderzoek gedaan kan worden (Zie bijlage 9). Deze aspecten komen voort uit
het literatuuronderzoek. Dit zal inductief zijn, waarbij alles wat er tijdens de observaties opvalt
genoteerd kan worden en daarna getoetst worden op eventuele patronen (Baarda, et al., 2012).
24
De rol als observator zal niet onopgemerkt blijven. Het is niet mogelijk om op dit park verdekt
op te gaan stellen. Een groot nadeel hiervan is dat cliënten zich anders kunnen gaan gedragen.
Wanneer dit niet eenmalig gebeurt maar vaker, zullen de cliënten hun interesse verliezen.
Observatoren zijn niet meer nieuw en hierdoor zal de aanwezigheid minder opvallen (Berg,
2009).
Fotografie
Foto’s dienen als ondersteuning van de verkregen informatie tijdens het groepsinterview. Op
deze manier kan ingeschat worden wat een cliënt ziet, welke kleuren er gebruikt kunnen
worden, op welke grootte en afstand iets zichtbaar is of juist niet en wat de cliënten belangrijk
vinden in de omgeving. Tijdens het groepsinterview kan dit mondeling naar voren worden
gebracht, maar de foto’s zullen als aanvullende data meegenomen worden in de analyse.
Interviews
Om deze informatie aan te vullen is er gekozen voor expertinterviews. Deze half
gestructureerde interviews zullen met twee medewerkers worden gehouden die deze cliënten
dagelijks begeleiden. Half gestructureerde interviews houdt in dat er een aantal vooraf
opgestelde vragen gesteld kunnen worden en dat overige vragen voortvloeien uit de verkregen
informatie tijdens het gesprek. Er is gekozen voor twee medewerkers, aangezien na het gesprek
met de vier cliënten enigszins een patroon getrokken kan worden en deze interviews eventuele
aanvullende informatie kunnen geven. Het is van belang dat deze medewerkers cliënten
begeleiden op het park en al enige tijd ervaring heeft met de doelgroep, om te kunnen vertellen
over de oriëntatiepunten en knelpunten van de cliënten. Op deze manier kan er een
observerende rol aangenomen worden, omdat zij niet bekend zijn als onderzoeker bij de cliënt.
Zo kan op de situatie ingespeeld worden. Daarnaast kunnen andere belangrijke vragen die
vooraf niet vastgesteld waren toch in het interview worden meegenomen (Berg, 2009).
Verkennend onderzoek
Om het effect van eventuele bestaande hulpmiddelen op het gebied van wayfinding te meten
wordt er verkennend onderzoek verricht bij vergelijkende zorginstellingen. Er is gekozen voor
Visio de Brink in Vries omdat dit een identieke locatie is in vergelijking met ’s Heeren Loo te
Ermelo en voor NOVO op basis van beschikbaarheid. Daarnaast wordt er onderzoek gedaan om
een beeld te krijgen van huidige elektronische hulpmiddelen. Om de juiste vergelijkingen te
maken is er gekozen voor semigestructureerde interviews waardoor de rode draad in beide
interviews evenwijdig zijn en hier altijd op teruggevallen kan worden.
25
3.2 Analyse
Uit de bovengenoemde onderzoeksmethoden kan de verkregen informatie worden
geanalyseerd met de literatuur. De verkregen informatie van de interviews worden in het
geheel uitgewerkt en verkorte weergaves worden in de bijlagen toegevoegd. De hele
interviewtranscripten kunnen worden opgevraagd. Aan de hand van deze koppeling kunnen
aanbevelingen beschreven worden met mogelijkheden die betrekking hebben tot wayfinding
voor een mensen met een verstandelijke beperking op het woonzorgpark in Ermelo.
Voor een valide onderzoek met verstandelijke beperkten moet rekening gehouden worden met
het verschil tussen de denkwijze op het gebied van taal en cultuur. Ook kunnen andere
omstandigheden ertoe doen dat de communicatie met de persoon wordt beïnvloedt,
bijvoorbeeld lichamelijke beperkingen en het niet kunnen uiten van meningen. Daarnaast zijn er
verschillen met betrekking tot de taal in de onderzoekssituatie en de taal die de persoon thuis
spreekt alsook verschillen in gewoonten.
3.3 Visueel document Voor de opdrachtgever is het gewenst om een visueel document af te leveren. Het zal gaan om
een beknopt document met informatie van het onderzoek en de aanbevelingen, met beeld om
verhaal te verduidelijken.
In het volgende hoofdstuk zijn de onderzoeksresultaten beschreven die met behulp van
bovengenoemde onderzoeksmethoden tot stand gekomen zijn.
26
4. Resultaten Uit het theoretisch kader is gebleken dat bewegwijzering een essentieel onderdeel is voor
wayfinding. Een goede bewegwijzering voor mensen met een verstandelijke beperking moet
voldoen aan verschillende aspecten, zoals een duidelijke structuur, voldoende
herkenningspunten en voorzieningen aangepast op mensen met een speciale behoefte. Het
aspect herkenningspunten wordt verdeeld in elementen zoals materialen, kleuren, geluiden,
grootte, en vormen. elektronische hulpmiddelen. Binnen dit hoofdstuk komen de resultaten
naar voren van het kwalitatief onderzoek. Tijdens het kwalitatief onderzoek zijn de aspecten
meegenomen en hieronder uitgewerkt per aspect en categorie. Om goed inzicht te krijgen van
de mogelijkheden op het gebied van wayfinding is gekeken naar de huidige situatie op het
woonzorgpark, de wensen en behoeften van zowel medewerkers als cliënten en hoe andere
zorgorganisaties hierop inspelen bij eigen instellingen. Naast de aspecten is diepere informatie
gevraagd over de oriëntatie van de cliënten op het woonzorgpark om dit mee te kunnen nemen
in de aanbevelingen m.b.t. de mogelijkheden op het gebied van wayfinding voor mensen met
een verstandelijke beperking.
4.1 Structuur locatie ‘s Heeren Loo te Ermelo Structuur op het woonzorgpark is de basis voor een goede bewegwijzering. Dit betekent dat er
een logische volgorde in zowel de wegligging als de straatnamen en huisnummers moet zitten
om de weg gemakkelijk te kunnen vinden. Hieronder is de plattegrond van ’s Heeren Loo in
Ermelo te zien.
Figuur 5 Plattegrond Ermelo
27
Groot Emaus staat wat dit onderzoek betreft los van Ermelo en wordt dan ook niet in het
onderzoek meegenomen. Zoals op de plattegrond te zien is, is er weinig structuur aangebracht
tijdens het aanleggen van de wegen. Er lopen verschillende hoofdwegen door het woonzorgpark
met bochten en kronkels. Hierdoor lijkt elke bocht weer nieuw en is er weinig overzicht welke
kant waartoe leid. Belangrijke gebouwen staan verspreid over het woonzorgpark en daarnaast
zijn er sloten langs de kant van de weg, wat het gevaar mee brengt dat cliënten hierin terecht
kunnen komen. Dit geeft medewerkers een onveilig gevoel. Tijdens een interview met een
medewerker is gezegd dat het woonzorgpark net een doolhof lijkt en dat dit nadelig kan zijn
voor de oriëntatie van deze doelgroep. Wanneer dit aangepakt zou worden is het van belang
dat niet alles teveel op elkaar gaat lijken, hiervan kunnen cliënten ook in de war raken en stress
ervaren. Dit zal eveneens resulteren in lage zelfredzaamheid. Kort geleden zijn er straatnamen
en huisnummers toegevoegd aan het woonzorgpark met als doel dat navigatiehulpmiddelen bij
kunnen dragen aan het vergemakkelijken van het vinden van de weg. Cliënten van het
woonzorgpark merken op dat bij het nieuwste gedeelte niet goed nagedacht is over de volgorde
van de nummers. Ze vinden het een doolhof en snappen er niet veel van. Ze herkennen deze
buurt (nog) niet en kunnen de straatnamen niet lezen. Deze uitingen zijn duidelijke klachten van
de structuur op het woonzorgpark. Daarnaast geven zij aan dat het hinderlijk is dat auto’s te
hard rijden op het woonzorgpark. Hierdoor zijn ze bang om zich zelfstandig over het
woonzorgpark te verplaatsen, omdat ze de auto’s vaak niet aan horen komen en hierop
gewezen moeten worden. Door het acuut reageren op auto’s kunnen zij zich moeilijk
oriënteren.
4.2 Oriëntatie mensen met een verstandelijke beperking Gedurende de observaties blijkt dat relatief weinig cliënten zich zelfstandig over het park
voortbewegen. Van de 45 cliënten lopen gemiddeld 18 personen zelfstandig en de overige
cliënten lopen in grote groepen of met een begeleider. Van de 18 cliënten die zelfstandig over
het woonzorgpark lopen zijn er 16 waarbij gesproken mag worden van een lichte verstandelijke
beperking of lichamelijke beperking. Uit de wandeling met de vier cliënten van het
groepsinterview is opgevallen dat cliënten ondanks de zware lichamelijke beperkingen of
middelmatige verstandelijke beperking zich ook zelfstandig kunnen redden. Dit wordt per
cliënten ingeschat door medewerkers samen met de familie. Hier worden afspraken over
gemaakt over de zelfredzaamheid in de omgeving en verantwoordelijkheden uitgesproken. Een
begeleider is vaak noodzakelijk wanneer een bewoner ernstig meervoudig beperkt en/of niet in
staat is zichzelf voort te bewegen op het woonzorgpark. Daarnaast komt het geregeld voor dat
een bewoner niet verkeersveilig is of last kan krijgen van epilepsie aanvallen. Deze gevaren
zorgen ervoor dat begeleiders mee op pad gaan uit voorzorg. De groepen worden vervoerd per
kar, speciale fietsen of lopen in grote getalen. Deze groepen lopen over de gehele weg en
ergeren zich aan auto’s die voorbij komen. De resultaten van het observeren geven aan dat ook
28
voornamelijk oudere cliënten zich zelfstandig over het woonzorgpark voortbewegen. Deze
oudere cliënten herkennen de weg mede door het aantal jaren dat zij hier al wonen. Dit wordt
aangegeven tijdens het groepsinterview. De vier cliënten tijdens het interview geven aan dat zij
de weg kennen, omdat zij vanaf jongs af aan op het park verblijven. Door veelvuldig te oefenen
met begeleiders en samen de routes te lopen herkennen ze het park en weten ze op deze
manier de bestemming te bereiken. Herhaling zorgt ervoor dat de oriëntatie verbeterd wordt.
Er wordt gelet op de kruispunten vooral op de gebouwen die om hen heen staan en de kleine
verwijzers die op het park zijn geplaatst. De medewerkers geven aan dat cliënten letten op de
kleinste dingen om hun huis te herkennen. Door de verschillende potjes die ieder huis voor de
ramen heeft staan, kan de bewoner zich op deze manier oriënteren en het juiste huis vinden.
Daarnaast is het een medewerker opgevallen dat een bewoner let op auto’s die bij bepaalde
huizen hoort om op deze manier de juiste afslag te nemen.
Figuur 6 Oriëntatie cliënten woonzorgpark
4.3 Bewegwijzering Ermelo Op het woonzorgpark is bewegwijzering in de vorm van straatnamen en huisnummers
gevestigd. Deze straatnamen zijn relatief hoog geplaatst en bevinden zich dan ook boven het
gezichtsveld van de cliënten. Daarnaast zijn er plannen opgesteld om bewegwijzeringsborden te
plaatsen waarbij kleine pictogrammen en grote pijlen opgenomen worden om cliënten te
helpen met het wijzen van de weg. Deze plannen zijn uitgebreid behandeld in hoofdstuk 1.1.1.
Cliënten geven aan dat er momenteel weinig borden zijn en ondervinden hierin dan ook enkele
29
problemen met het vinden van de weg. Door veelvuldig herhalen wordt de weg herkend, maar
de oriëntatie is zodanig laag dat er twijfels ontstaan. De cliënten ervaren het als een onveilig
gevoel omdat hulpdiensten op deze manier de weg slecht kunnen vinden en later ter plaatse
kunnen zijn dan verwacht. Medewerkers ervaren door het toevoegen van de straatnamen en
huisnummer verwarring. Gebouwen hebben voorheen namen gekregen, bijvoorbeeld het
Theehuus of Nieuw Zeezicht (zie figuur 7). Medewerkers die langer op het park werken zijn
gewend aan deze namen, maar niet bekend met de straatnamen.
Figuur 7 gebouw Nieuw Zeezicht
4.4 Herkenningspunten Herkenningspunten hebben als doel om een onbekende route makkelijker te onthouden en bij
terugkomst de weg opnieuw te wijzen. Blinden en slechtzienden gebruiken deze
herkenningspunten om zelfstandig de route te kunnen lopen en de weg te vragen wanneer ze
niet weten waar ze zijn. Voorbeelden van herkenningspunten zijn gebouwen, bouwwerken of
objecten. Binnen het woonzorgpark zijn enkele bouwwerken geplaatst maar hier wordt niks
mee gedaan. Het is van belang dat de cliënten herkenningspunten hebben op het woonzorgpark
om zelfstandig de weg te kunnen vinden. Een mooi voorbeeld is een bewoner die zijn weg vindt
via de potjes die voor het raam staan wat ervoor zorgt dat de bewoner het huis herkent of een
andere bewoner die de weg vindt door middel van herkenning van de auto’s die bij de huizen
horen. Enkele herkenningspunten zoals een kunstwerk of een kinderlijk verkeersbord waarop
staat vermeld dat de auto’s 15 km per uur mogen rijden worden opgemerkt en gebruikt tijdens
het wijzen van de weg. Medewerkers geven ook aan dat een externe kunstenaar op het
30
woonzorgpark verblijft, wat een voordeel is voor ’s Heeren Loo. Hier zou ’s Heeren Loo veel
meer uit kunnen halen om het woonzorgpark te verzorgen van kunstwerken die bij ’s Heeren
Loo passen. Daarnaast kunnen de gebouwen ervoor zorgen dat dit herkenningspunten worden
voor de cliënten. Met behulp van elementen zoals een opvallende kleur, vorm, bepaald
materiaal, geluid of een optimale grootte worden meerdere zintuigen geprikkeld.
Kleurgebruik
Tijdens het groepsinterview geven de cliënten aan dat het woonzorgpark niet als een kinderpark
eruit moet komen te zien. Met behulp van handgemaakte collages met verschillende kleuren
vallen enkele kleuren op bij de cliënten. Rood en blauw worden meteen herkend en benoemd.
Daarnaast stellen zij de kleuren van ’s Heeren Loo voor zodat dit past bij het park en zij geven
aan te denken dat iedereen deze kleuren zal begrijpen. Met een kleine oefening tijdens de
wandeling viel het op dat er binnen de bewegwijzering duidelijke kleurcontrasten gebruikt
moeten worden, anders valt het niet op voor de cliënten. Deze kleine oefening bestond uit een
beige vlak met een witte achtergrond in vergelijking met een groen vlak met witte achtergrond
(zie figuur 8). Bij deze vergelijking gaven de cliënten aan het beige vlak niet te kunnen
onderscheiden of duidelijk te zien en bij het groene vlak werd wel aangegeven. Het is van
belang om kleuren structurerend te gebruiken, zodat cliënten het als houvast kunnen gebruiken
om de kleur te volgen. Tijdens het groepsinterview is dit ook aangegeven als idee om een
gebouw een kleur te geven en deze kleur door het gehele park te laten verwijzen. Zo kunnen
cliënten het zien als een bewegwijzering en zich hechten aan de kleur om bij de juiste
bestemming aan te komen.
Figuur 8 Oefening cliënten
31
Materialen
Op de verschillende moodboards tijdens het focus-groepsinterview zijn verschillende materialen
zoals hout, piepschuim, stenen en watten laten zien aan de cliënten om hun wensen en
behoeften te achterhalen. Uit dit interview blijkt dat de materialen niet de hoogste prioriteit zijn
voor hen. Het viel ze niet op en ze begrepen niet wat het doel van deze materialen waren. De
medewerker gaf aan dat er zeker rekening mee gehouden moest worden dat het materiaal
stevig genoeg is, aangezien er soms sprake is van agressief gedrag bij de cliënten.
Geluiden
Geluiden kunnen positieve bijdrage leveren aan de oriëntatie voor mensen met een
verstandelijke beperking. Er wordt op het park geen gebruik gemaakt van speciale geluiden die
de oriëntatie kunnen vergemakkelijken. Wel is er sprake van veel langsrijdend verkeer
gedurende de hele dag, mede door de autoweg die vlak langs het park is gelegen. Dit kan een
oriëntatiepunt vertegenwoordigen voor mensen met een visuele beperking.
Grootte
Wanneer herkenningspunten ontwikkeld worden, moet er rekening gehouden met de
eventuele visuele beperking die de cliënten kunnen hebben. Tijdens het observatiemoment met
de vier cliënten zijn twee verschillende grootte vlaktes getest en hieruit blijkt dat de vlakken
zeker een grootte van een A4 moeten hebben om op te vallen. Dit is gemeten met een afstand
van 6 meter. Cliënten geven aan dat ze het kleine vlak niet opmerken en het A4 formaat wordt
herkend.
Vormen
Alle borden die gevestigd zijn op het woonzorgpark zijn vierkant. Hierover wordt niks gezegd of
opgemerkt. Wel geven cliënten aan dat zij behoefte hebben aan verschillende vormen of
symbolen voor elk gebouw waardoor het gebouw herkend kan worden.
4.5 Elektronische hulpmiddelen Op het woonzorgpark wordt geen gebruik gemaakt van elektronische hulpmiddelen, maar
rekening houdend met de technologische ontwikkelingen in de toekomst wordt onderzocht of
elektronische hulpmiddelen bruikbaar is voor de cliënten. Daarom is onderzoek gedaan naar
huidige elektronische hulpmiddelen voor mensen met een verstandelijke, visuele en/of
lichamelijke beperking. Er is gekeken de huidige ontwikkelingen in de technologie en hoe hierop
ingespeeld wordt door vergelijkende zorginstellingen.
Vereniging Gehandicaptenzorg Nederland (VGN)instelling Cavent heeft een track and trace-
systeem bedacht: Buzz buddy. De Buzz Buddy is een track & trace apparaat dat signaleert
32
wanneer de reiziger afwijkt van een geplande route. Wanneer het nodig is kan de reiziger hulp
oproepen of telefonisch worden ondersteund door de begeleider. De reiziger is te volgen online
en in het Portaal. Deze manier van reizen zorgt voor onafhankelijk maar toch ondersteund
reizen (Cavent, 2014).
Bartimeus Sonneheerdt heeft geïnvesteerd in het mede mogelijk maken van een app waarbij
het mogelijk is om een wandeling volledig op het gehoor te maken. Met de app Heare is het
mogelijk om ondanks met een visuele beperking zelfstandig op pad te gaan. De wandelroutes
kunnen vastgesteld worden op de internetsite www.heareapp.com, waarna een code verschijnt
die op de app ingevoerd kan worden. Wanneer deze code ingevoerd is verschijnt de ingevulde
route op de app. De app plaatst op de coördinatiepunten een geluid. Met een tik op het scherm
wordt er verteld of het geluid links, recht, achter of voor je is. Op deze manier zal de persoon via
geluid begeleid worden naar de bestemming (Bartimeus, 2013).
Naast deze app is Bartimeus bezig met het opzetten van een project om Real sense Technologie
toepasbaar maken voor mensen met doofblindheid. Real sense technologie bestaat al en werkt
door middel van trillingen. De apparatuur bepaalt de plaats waar je op dat moment bent en
geeft de plaats aan waar je naartoe wilt. De route wordt dan in de vorm van trillingen
doorgegeven. Deze technologie zorgt voor betere oriëntatie en verhoogde zelfredzaamheid
(Bartimeus, 2016).
Vilans, specialist in het ontwikkelen en helpen toepassen van kennis die de langdurende zorg
blijven verbetert, heeft onderzoek gedaan naar huidige elektronische hulpmiddelen. Hierbij is
gekeken naar een vergelijking tussen een aantal elektronische hulpmiddelen en welke het best
in de praktijk werkt. Uit het onderzoek is gekomen dat geen enkel elektronisch hulpmiddel
voldoet aan ieder beperkte en daarom is verbetering nodig. Uit het onderzoek is één
elektronisch hulpmiddel gekozen voor de situatie op het woonzorgpark. De overige
elektronische hulpmiddelen zijn gebaseerd op extramurale zorg, waarbij cliënten niet op één
locatie verblijven maar ‘in de samenleving’ wonen. De GoLivePhone is een smartphone welke
beschikt over verschillende functionaliteiten op het gebied van zorg. Er zit een GPS-systeem in
verwerkt waarbij de gebruiker kan worden gevolgd via het GoLiveAssist Portaal. Er zit naast een
‘begeleid mij naar’ functie ook een alarmknop en medicatieherinnering op. Deze technologie is
verder ontwikkeld dan huidige smartphones en biedt een goed alternatief met gemakkelijkere
functies en de juiste keuzemenu’s. Een risico is dat voor mensen met een verstandelijke
beperking het nog een te lastig systeem kan zijn met een lastigere bediening dan andere GPS-
systemen. Er kan gekozen worden voor twee uitvoeringen: De comfort uitvoering en de
complete uitvoering. De aanschafkosten voor de comfort uitvoering bedragen €179,- inclusief
€10,- bel- of sms-tegoed en de aanschafkosten voor de complete uitvoering bedragen €359,-
33
inclusief €10,- bel- of sms-tegoed. Wanneer er een veilige zone moet worden ingesteld, zal
moeten worden gekozen voor de complete uitvoering (Lukkien, Suijkerbuijk, van der Leeuw,
2015).
Naast Vilans’ onderzoek zijn nog andere huidige hulpmiddelen op het gebied van navigatie. De
Ariadne GPS is een navigatie app waarbij gespecialiseerd is op het gehoor. De app biedt
mogelijkheden om een route te plannen zowel vanaf de huidige locatie of een andere gekozen
locatie. De sprekende kaart vermeldt de straatnamen en huisnummers wanneer de kaart met
de vingers wordt aangeraakt. Daarnaast is het mogelijk om persoonlijke herkenningspunten toe
te voegen. Op deze manier wordt de omgeving verkent. Ook is er de app Guidedroid. Deze app
vraagt een bestemming, berekent de route en geeft onderweg de instructies. Daarnaast geeft
deze op tijd aan wanneer de afslag genomen moet worden. Ook zonder bestemming werkt deze
app door bij elke verandering steeds te vertellen waar je bent (Kennisplein Gehandicaptenzorg,
2015).
Niet alleen apps kunnen binnen de GPS systemen voldoen. Het Step-Hear systeem is een
systeem voor de oriëntatie en bevat informatie en een audio-messaging systeem. Dit systeem
bestaat uit meerdere componenten. Het ene component is een speechbox met vooraf
opgenomen audioberichten en het andere component is een polsband die de persoon bij zich
draagt. Wanneer een persoon speechbox nadert, vibreert of piept de polsband. Met een druk
op de polsband wordt het bericht van de speechbox afgespeeld. Op deze manier kan de persoon
naar de bestemming begeleid worden (Step Hear, 2008). De Kapten is een ander
navigatiesysteem speciaal ontwikkeld voor blinde en slechtziende mensen. Het apparaat werkt
met het inspreken van opdrachten of via voelbare reliëftoetsen. Er wordt via dit
navigatiesysteem extra omgevingsinformatie gegeven, bijvoorbeeld straatnamen, huisnummers,
naderende kruispunten en herkenningspunten. Daarnaast zorgt een ‘waar ben ik’-knop ervoor
dat de persoon te allen tijde op de hoogte kan worden gebracht van de huidige locatie
(Slechtziend.nl,2015).
4.6 Vergelijking zorginstellingen Om een vergelijking te kunnen maken met andere organisaties is gekeken naar de huidige
situatie op de woonboerderij Visio de Brink in Vries en bij organisatie NOVO. Hierbij is gekeken
naar dezelfde aspecten bij de huidige situatie als bij ’s Heeren Loo te Ermelo.
Bij Visio de Brink is een woonwijk ontwikkeld waar gemiddeld 160 volwassenen wonen en
werken met een visuele en verstandelijke of andere beperkingen. Deze woonwijk heeft een
logische structuur, waarbij gebruik is gemaakt van één hoofdweg die rondt loopt en daaraan
zijtakken met woningen. In het midden of langs deze hoofdweg zijn alle gebouwen geplaatst,
34
waardoor cliënten snel van de ene bestemming naar de andere kunnen. Visio de Brink heeft
gebruik gemaakt van enkele herkenningspunten voor mensen met een (visuele) beperking. Zo
zijn er gidslijnen geplaatst vanaf de aankomst tussen de boerderijen door richting het terrein.
Met behulp van deze lijnen wordt de weg gewezen en worden slechtzienden geholpen met hun
oriëntatie. Daarnaast zijn gebouwen met een felle kleur beschilderd, waardoor ze opvallen in de
omgeving en herkend kunnen worden van een afstand (zie figuur 9). Op het woonzorgpark is
een belevingstuin ontwikkeld. In deze belevingstuin kunnen verschillende zintuigen naast de
visuele zintuig van de cliënten geprikkeld worden: speciale stoeptegels zijn met water gevuld
waardoor er een geluid ontstaat op het moment dat erop gestaan wordt, een trommel kan met
water gevuld worden zodat deze geluid maakt en er staan lavendelplanten voor de geur zintuig.
Ook is een speeltuin geplaatst speciaal voor de cliënten, waarbij rekening is gehouden met
eventuele rolstoelen, vergrotende zitplekken en een speciale schommelstoel waar de cliënten
zowel in kunnen liggen als zitten. In de naaste omgeving is er weinig opgesteld wat betreft
wegbewijzering, maar in de verschillende gebouwen is er rekening gehouden met de
beperkingen van de cliënten. Er is gewerkt met pictogrammen en handwijzers om activiteiten
uit te leggen. Zo heeft elke kamer of ruimte in het gebouw een handwijzer waar aan gevoeld
kan worden en leidt tot de activiteit die bij die kamer past. Een goed voorbeeld is een
miniklopper voor de ruimtes waar gebakken wordt (zie figuur 10). Naast deze handwijzers zijn
verschillende kunstwerken geplaatst, handgemaakt door de cliënten, waarbij rekening is
gehouden met de zintuig om het te kunnen voelen. Uitstekende vormen kunnen
herkenningspunten geven voor cliënten om reeds terug te komen bij hetzelfde kunstwerk. Langs
elke gang is tevens een balk geplaatst waar cliënten met een visuele beperking zich aan vast
kunnen houden en wat helpt bij de oriëntatie binnen het
gebouw.
35
Figuur 9 Kleurgebruik Visio de Brink Figuur 10 Handwijzer Visio de Brink
In tegenstelling tot Visio de Brink, heeft NOVO ervoor gekozen om wonen en werken
gescheiden van elkaar te houden. Dit heet extramurale zorg. Cliënten worden middenin een
woonwijk geplaatst, waardoor zij kunnen worden opgenomen in de samenleving en een
normaal mogelijk leven leiden. Hierbij wordt vrijheid gegeven maar deels ook beperkt. Cliënten
worden over het algemeen per busje naar het werk gebracht, waardoor de zelfstandigheid
afneemt. Woningen worden zo in de nieuwbouw geplaatst dat voorzieningen dichtbij zitten,
waaronder de supermarkt. Op deze manier kunnen de cliënten zelfstandig naar de supermarkt
omdat dit in hun zicht veld ligt. Ook binnenin het gebouw is er rekening gehouden met de
oriëntatie van de cliënten. De groepen zijn gescheiden door middel van een middenruimte waar
iedereen samen kan komen. Op deze manier is er een duidelijke structuur wat de
zelfstandigheid vergroot. Daarnaast wordt er gebruik gemaakt van pictogrammen om de
activiteiten uit te leggen. Mede door de ervaring van de medewerker dat cliënten veel leren
door herkenning en herhalen, vindt de medewerker het belangrijk dat bij bewegwijzering
rekening mee wordt gehouden dat het een opvallende kleur heeft, zodat het zich echt
onderscheidt. Daarnaast stelt de medewerker dat plaatjes ook belangrijk zijn, dus visuele
communicatie.
Elektronische hulpmiddelen worden bij beide organisaties nog niet gebruikt, maar uit de
interviews blijkt dat ze hier nieuwsgierig naar zijn. Wel wijzen deze medewerkers erop dat het in
het begin nadelig kan werken, omdat een bewoner weer iets nieuws moet leren. Maar na
veelvuldige herhaling en oefenen verwachten de medewerkers dat er zeker cliënten zullen zijn
die hiermee overweg kunnen.
Het Meander Medisch Centrum speelt in op de technologische ontwikkelingen gecombineerd
voor mensen met een speciale behoefte. De huidige bewegwijzering voldoet niet voor iedere
bezoeker van het ziekenhuis en daarom is deze app een mooie aanvulling hierop. De app is
bedoeld voor patiënten en bezoekers die voor hun afspraak de route in het ziekenhuis willen
verkennen. Wat deze app uniek maakt is dat er rekening wordt gehouden met mindervalide
bezoekers die genavigeerd worden via de rolstoelvriendelijke route. Zo worden trappen en
obstakels vermeden. Deze route app verwijst naar alle poliklinieken, afdelingen, toiletten,
uitgangen en winkels. Met behulp van fotonavigatie en pijlen wordt de weg gewezen (Meander
Medisch centrum, 2016).
36
In het volgende hoofdstuk komen de conclusies naar voren die op basis van de bovenstaande
onderzoeksresultaten een antwoord op de onderzoeksvraag geeft.
5. Conclusie In dit hoofdstuk wordt de onderzoeksvraag beantwoord op basis van literatuur en de resultaten
uit de interviews met de medewerkers, cliënten en vergelijkende organisaties. De
onderzoeksvraag van het onderzoek luidt: Wat zijn de mogelijkheden op het gebied van
wayfinding en oriëntering voor mensen met een verstandelijke beperking op het woonzorgpark
in Ermelo? Het antwoord wordt beschreven met de deelonderwerpen literatuur, huidige situatie
en toekomstige ontwikkelingen, wensen en behoeften cliënten en medewerkers en vergelijking
met andere organisaties.
Literatuur
Om een beeld te krijgen van de mogelijkheden op het gebied van wayfinding en oriëntering
voor mensen met een verstandelijke beperking is literatuuronderzoek gedaan naar wat er onder
wayfinding en oriëntering wordt verstaan. Wayfinding wordt gedefinieerd door Passini (2012):
‘Wayfinding is het gedrag dat nodig is om vanaf een startpunt naar een andere locatie te
komen’ . Bewegwijzering is de basis voor wayfinding en gaat over het aanbieden van de juiste
hulpmiddelen waarmee de zelfstandigheid wordt vergroot. Bewegwijzering is tevens een
manier van communiceren om informatie over te brengen op mensen. Er zijn verscheidene
mogelijkheden op het gebied van communicatie met mensen met een verstandelijke beperking,
zoals visuele communicatie, spraaktechnologie en een combinatie van tekst en afbeeldingen. De
juiste informatiebehoefte gecombineerd met een duidelijke structuur afgesteld op de juiste
gebruiker zal zorgt ervoor dat er doeltreffend gecommuniceerd wordt (Designworkplan, 2015).
Daarnaast is het belangrijk voor de oriëntatie om herkenningspunten in de omgeving te
plaatsen, bijvoorbeeld gebouwen, objecten of bouwwerken. Deze herkenningspunten worden
herkend aan verschillende elementen: kleur, vorm, grootte, geluid en geur. Om in te spelen op
de technologische ontwikkelingen zullen elektronische hulpmiddelen toegepast moeten
worden. Havik (2012) stelt dat elektronische hulpmiddelen helpen bij het vinden van de
bestemming voor mensen met een visuele beperking. Hiermee wordt de zelfredzaamheid van
de mens vergroot.
Huidige situatie en toekomstige ontwikkelingen
Uit de resultaten is gebleken dat zowel medewerkers als cliënten niet tevreden zijn met de
huidige situatie. Er worden veel klachten geuit over het feit dat er weinig bewegwijzering op het
37
woonzorgpark is geplaatst. Op basis van de interviews kan geconcludeerd worden dat de
cliënten angst ervaren dat hulpdiensten niet de weg kunnen vinden en medewerkers het
tegelijkertijd een groot doolhof vinden op het woonzorgpark. De structuur is de basis van de
wayfinding en hierin schiet ’s Heeren Loo duidelijk tekort. Er is weinig structuur in het park
aangebracht. Er zijn straatnamen met huisnummers geplaatst zodat navigatiesystemen de
verschillende locaties op kunnen nemen in het systeem. Deze zijn op zodanige hoogte geplaatst
waardoor het boven het gezichtsveld van de cliënten is en hier dus ook geen acht op blijken te
geven tijdens de observaties. Veel gebouwen hebben een naam gekregen wat normaliter helpt
bij de oriëntatie. Nu de straatnaam en deze naam van het gebouw door elkaar wordt gebruikt,
zorgt dit voor verwarring. Het grootste deel van de cliënten die zelfstandig over het park
voortbewegen kennen de wegen door veelvuldige herhalingen met begeleiders en door het feit
dat ze hun hele leven al op het woonzorgpark wonen. Dit zorgt voor een goede basis voor de
oriëntatie. Een paar kunstwerken zijn op het park geplaatst, maar deze hebben volgens de
medewerkers geen functie op het gebied van herkenningspunten. Er zit geen opvallende kleur
aan of het is geen opvallend object wat met de omgeving te maken heeft. Medewerkers vinden
dat hier meer rekening mee gehouden kan worden om de cliënten bewuster van de
kunstwerken te maken op het woonzorgpark.
’s Heeren Loo heeft een plan opgesteld met de ontwikkelingen op het gebied van
bewegwijzering. Er worden bewegwijzeringsborden geplaatst met de naam van het gebouw,
een pijl en een pictogram. Op deze manier worden zowel bezoekers als cliënten geïnformeerd
gedurende de route op het woonzorgpark. Deze borden moesten medio december 2015 al
staan, maar is nog niet gerealiseerd. Het plan laat nog op zich wachten en het is niet bekend
wanneer dit wordt opgepakt.
De technologie is een ontwikkeling in de zorg waarbij ingespeeld gaat worden op de wensen en
behoeften van de mens. Er worden apps ontwikkeld waarbij gedacht is aan spraak, foto’s en
trillingen om zo elk zintuig voor de beperkte te kunnen prikkelen. De app Ariadne GPS is een
uitstekende app voor mensen met een verstandelijke beperking, omdat hierbij ook rekening is
gehouden met de eventuele visuele beperking. De app werkt op het gehoor en persoonlijke
herkenningspunten, waardoor de omgeving verkend kan worden. Cliënten hebben aangegeven
dat zij het belangrijk vinden dat er ook een bewegwijzering voor mensen die blind zijn. Ook zijn
er navigatiesystemen bedacht waarbij de trillingen reageren op het moment dat er bij de route
een belangrijk oriëntatiepunt wordt benaderd. Het Step-Hear system zorgt voor herkenning van
de gebouwen door middel van een stem en de vergroting van de oriëntatie voor mensen met
een visuele beperking. Het Kapten system werkt met het inspreken van opdrachten en extra
omgevingsinformatie. Dit zorgt ervoor dat veel meer beperkten zelfstandig de weg kunnen
vinden in de omgeving.
38
Wensen en behoeften medewerkers en cliënten
Om de wensen en behoeften van de medewerkers te meten is er tijdens de interviews gevraagd
naar welke hulpmiddelen zij graag op het woonzorgpark willen gebruiken of zien als het
optimale hulpmiddel om de zelfstandigheid te vergroten voor cliënten.
Uit deze interviews is af te leiden dat cliënten het park graag overzichtelijker zien en niet een te
moeilijke structuur op het woonzorgpark willen. Door middel van de nieuwbouw is er
verwarring ontstaan bij cliënten en zij zien dit graag verbeterd worden. Ook is af te leiden dat de
cliënten behoefte hebben aan herkenningspunten op het woonzorgpark die ervoor zorgen dat
de bestemming beter bereikt wordt. Er is nu een angst ontstaan dat hulpdiensten de weg niet
vinden aangezien er weinig tot geen bewegwijzering is geplaatst. Daarvoor moet een duidelijke
bewegwijzering door middel van naam en pictogram komen. Dit is ook het plan van ’s Heeren
Loo om dit te realiseren. De cliënten zien graag symbolen of kleuren op het woonzorgpark terug
voor zichzelf, waardoor herkenning ervoor doet zorgen dat de oriëntatie verbeterd wordt. Wel
vinden ze het belangrijk dat het geen kinderparadijs moet worden, aangezien zij als normale
mensen willen worden beschouwd. Tijdens het onderzoek met de verschillende grootte en
kleuren vlaktes kan geconcludeerd worden dat grote vlakken met felle kleuren en een duidelijk
kleurcontrast beter werkt voor mensen met een verstandelijke beperking dan zachte, lichte
kleuren.
Medewerkers geven de voorkeur aan verwijzers op het woonzorgpark of grote
herkenningspunten als kunstwerken. Door momenteel gebruik te maken van eigen potjes en
pannetjes voor de ramen, herkennen de cliënten gemakkelijker hun eigen huis. Wanneer dit
volgens de medewerkers in de omgeving wordt doorgetrokken, kan dit voor een bepaalde mate
van zelfstandigheid zorgen omdat dit de oriëntatie op het woonzorgpark verbetert. Wel dient er
rekening mee gehouden te worden dat iedereen op het woonzorgpark kan komen en dus ook
dat iets kapot gemaakt kan worden. Het is van belang dat het van sterk materiaal afkomstig is.
Medewerkers hebben belang bij elektronische hulpmiddelen, maar twijfelen of cliënten zich
hiermee kunnen redden. Het zal dus een systeem moeten zijn wat voor elke bewoner werkt,
voor elke beperking.
Vergelijking andere organisaties
Er is onderzoek gedaan naar andere organisaties om een duidelijk beeld te krijgen van de
huidige bewegwijzering bij zorginstellingen en welke mogelijkheden eventueel op het
woonzorgpark in Ermelo toegepast kunnen worden.
39
Bij Visio de Brink wordt ook weinig tot geen bewegwijzering in de omgeving toegepast. Er staan
geen borden, geen pijlen of pictogrammen langs de weg. Maar vergeleken met ’s Heeren Loo
heeft Visio de Brink meer rekening gehouden met de doelgroep op het woonzorgpark. De
structuur van het woonzorgpark is overzichtelijk wat helpt bij de oriëntatie van de cliënten. Ook
zijn er enkele gidslijnen toegepast wat voordelig werkt voor mensen met een visuele beperking.
Daarnaast heeft Visio de Brink voor verschillende gebouwen een felle kleur en gebruikt
verwijzers binnen de gebouwen om de cliënten wegwijs in de gebouwen te maken. Door de
geur van lavendel in de zomer kunnen cliënten dit als een herkenningspunt gebruiken. ’s Heeren
Loo kan hier een voorbeeld aan nemen aangezien niks van deze herkenningspunten terug te
vinden zijn op het woonzorgpark in Ermelo.
Een vergelijking maken met de organisatie NOVO is lastiger. Deze organisatie heeft wonen en
werken gescheiden en kunnen dus geen gebruik maken van de omgeving en speciale
herkenningspunten waardoor cliënten de weg weten. Wel is er dusdanig structuur aangebracht
op locaties waardoor de cliënten gemakkelijk de weg vinden tussen de verschillende groepen en
ruimtes. Daarnaast wordt gebruik gemaakt van pictogrammen om te kunnen communiceren
met de cliënten. Ook dit is nog niet van toepassing op ’s Heeren Loo en kan meegenomen
worden voor verbeteringen.
Het Meander Medisch Centrum heeft ingespeeld op de behoeften van patiënten en een route
app ontwikkeld voor mensen met beperkingen, zowel visueel als lichamelijk. ’s Heeren Loo
maakt hier nog niet gebruik van.
Aan de hand van de onderzoeksresultaten kan geconcludeerd worden dat op het woonzorgpark
weinig tot geen rekening is gehouden met de wayfinding en oriëntering voor mensen met een
verstandelijke beperking. Er is geen vorm van bewegwijzering, weinig herkenningspunten en
geen elektronische hulpmiddelen. Naast de namen, pijlen en borden zijn er veel mogelijkheden
om de oriëntatie van de cliënten in de omgeving te verbeteren en hiermee de zelfstandigheid te
vergroten. Zo zijn er mogelijkheden om de structuur aan te passen, herkenningspunten toe te
voegen of elektronische hulpmiddelen te implementeren. Deze herkenningspunten moeten
voldoen aan een duidelijk kleurcontrast en een goede grootte. Het is van groot belang dat
hulpmiddelen op het woonzorgpark geïmplementeerd worden waarbij rekening is gehouden
met de verschillende beperkingen.
In het volgende hoofdstuk worden de aanbevelingen geschreven gebaseerd op de conclusies die
opgemaakt zijn vanuit de onderzoeksresultaten.
40
6. Aanbevelingen In dit hoofdstuk worden de aanbevelingen beschreven richting ’s Heeren Loo over de
mogelijkheden op het gebied van wayfinding en oriëntering voor mensen met een
verstandelijke beperking op het woonzorgpark in Ermelo. De aanbevelingen zijn gebaseerd op
de data uit de gevonden literatuur, de interviews met de cliënten, medewerkers en
marktonderzoek bij andere organisaties. De aanbevelingen zijn opgedeeld in drie
aanbevelingen: de structuur, herkenningspunten en elektronische hulpmiddelen.
Ten eerste is het aan te bevelen om de structuur op het woonzorgpark te veranderen. Uit de
conclusie komt naar voren dat het woonzorgpark als een doolhof aanvoelt en zorgt voor
verwarring. Deze aanbeveling is voor op langere termijn, omdat hier grote investeringen voor
nodig zijn. Het is aan te bevelen om twee grote hoofdwegen door het park te situeren waarbij
gebruik gemaakt kan worden van zijwegen. Aan deze zijwegen kunnen dan verschillende
woongroepen worden gevestigd waardoor de kans van verdwalen verkleint. Daarnaast is het
van belang om de belangrijke gebouwen en ruimtes die de cliënten gebruiken vlak naast elkaar
te plaatsen. Door deze aanbeveling door te voeren kunnen cliënten zich gemakkelijker
zelfstandig tussen de faciliteiten voortbewegen en is er minder begeleiding nodig. Ook wordt de
kans op verdwalen hiermee verkleint.
Ten tweede is het aan te bevelen om herkenningspunten toe te voegen op het woonzorgpark.
Uit het onderzoek blijkt dat er duidelijk is behoefte aan herkenningspunten, omdat dit de
oriëntatie van de cliënten verbetert. Op deze manier wordt er ingespeeld op de beleving van de
cliënten. Verschillende mogelijkheden op het gebied van herkenningspunten worden hieronder
weergegeven.
Aangeraden wordt om kunstwerken als verwijzers te plaatsen op het woonzorgpark met een
functie vanuit de omgeving, bijvoorbeeld een voetbal bij het schoolplein. Zo kan dit
herkenningspunt de informatie verspreiden dat hier gespeeld kan worden. De kleuren van deze
verwijzers moeten matchen met de kleuren zoals ze er in het echt ook uitzien, zodat het
gemakkelijker is om de verwijzers te kunnen koppelen aan de functie. Voor deze kunstwerken
kan gebruik gemaakt worden van de kunstenaar op het woonzorgpark, om de kosten te kunnen
dekken. Cliënten geven aan dat zij behoefte hebben aan vormen en kleuren en kleuren zijn
belangrijk voor de opvallendheid. Daarom is het aan te raden om elk gebouw een eigen kleur en
vorm te geven. Deze kleur kan op de grond worden weergegeven in bijbehorende vorm zodat
de route op deze manier kan worden gevolgd. Van belang is dat het heldere kleuren zijn en de
vormen niet kleiner dan 30 cm. Slechtziende mensen kunnen het op deze grootte ook
herkennen.
41
Op het gebied van geluid en geur zijn er kleine verwijzers die kunnen helpen bij de oriëntatie.
Dit blijkt uit onderzoek bij vergelijkende zorginstellingen. ’s Heeren Loo kan langs de
hoofdwegen lavendelplanten plaatsen voor de geur en stoeptegels gevuld met water voor het
geluid.
Ten derde is het aan te raden om naast de herkenningspunten elektronische hulpmiddelen toe
te voegen op het woonzorgpark. Elektronische hulpmiddelen blijken uit het
onderzoeksresultaten een goede aanvulling te hebben voor mensen met een visuele beperking.
Er zijn drie elektronische hulpmiddelen die het best toegepast kunnen worden voor ’s Heeren
Loo, omdat deze het meest bij de doelgroep passen en aangepast kunnen worden op niveau. Er
wordt aangeraden om het Kapten systeem te implementeren op het woonzorgpark. Bij dit
systeem wordt ingespeeld op de cliënten met een visuele beperking. Dit systeem met
spraakherkenning en uitgebreide informatie over de route en omgeving vult de bewegwijzering
aan. Op deze manier wordt een grotere groep cliënten geholpen met de oriëntatie en
wayfinding. Het kost €500,-. Dit is een grote eenmalige investering, maar er zijn mogelijkheden
om een vergoeding te krijgen. Het resulteert in verhoogde zelfstandigheid van een grote groep
cliënten op het woonzorgpark.
Daarnaast is de GoLivePhone een goede aanvulling op de bovenstaande aanbevelingen. Ook dit
systeem is gericht op slechtziende mensen. Dit systeem is niet mogelijk voor elke verstandelijke
beperking, maar de bewoner die de smartphone begrijpt en in staat is te gebruiken kan hier veel
voordelen uit halen. Zo wordt de oriëntatie verbeterd en geholpen met het vinden van de
bestemming. Het is aan te raden om voor de complete uitvoering te kiezen, zodat de cliënten
binnen de veilige zone kunnen worden getraceerd. De kosten per smartphone zijn €359,-.
Als laatst is de app Ariadne GPS aan te raden. Deze app is relatief eenvoudig, vertelt de
omgeving en waar de bewoner momenteel staat. Deze app werkt voornamelijk voor mensen
met een visuele beperking. Wel moet de bewoner beschikken over een telefoon en WIFI om
deze app te kunnen gebruiken. De kosten voor deze app zijn €5,49.
Na bovenstaande aanbevelingen voor verbeteringen van de wayfinding en oriëntatie van
cliënten op het woonzorgpark in Ermelo zal in het volgende hoofdstuk het onderzoek worden
afgesloten met de discussie van de verkregen resultaten. Hierbij wordt de kwaliteit van het
onderzoek beoordeeld aan de hand van betrouwbaarheid, validiteit en bruikbaarheid.
Daarnaast worden beperkingen van het onderzoek aangegeven. Ook worden aanbevelingen
voor vervolgonderzoek beschreven.
42
7. Discussie In dit hoofdstuk wordt de kwaliteit van het onderzoek beschreven aan de hand van de
kwaliteitscriteria betrouwbaarheid, validiteit en bruikbaarheid. Ook zijn de beperkingen van het
onderzoek beschreven. Tot slot worden er aanbevelingen voor vervolgonderzoek gegeven.
7.1 Betrouwbaarheid, validiteit en bruikbaarheid Voor de betrouwbaarheid is het van belang dat hetzelfde onderzoek in andere omstandigheden
en een andere periode tot dezelfde resultaten leiden (Verhoeven, 2011). Ook is het belangrijk
bij de betrouwbaarheid dat de meting onafhankelijk is van toeval (Baarda, 2009). Aangezien er
gebruik is gemaakt van de wensen en behoeften van personen beïnvloedt dit de
betrouwbaarheid (Verhoeven, 2011). Ook bestaat hierbij de mogelijkheid tot subjectiviteit, een
mogelijke vertekening, van de onderzoeker. Daarom is gekozen voor triangulatie, waarbij
verschillende onderzoeksmethoden elkaar aanvullen. Dit heeft als doel zoveel mogelijk
bevestigend bewijs te verzamelen. Op basis van literatuuronderzoek is het observatieschema
samengesteld om duidelijke patronen te ontdekken op de punten die belangrijk zijn voor
wayfinding en oriëntatie van deze doelgroep. Om een beter beeld te krijgen van ervaringen en
wensen en behoeften van de cliënten is er gekozen voor een (focus)groep-interview met
aansluitend diepte-interviews met medewerkers. Deze diepte interviews zijn semi
gestructureerd op basis van literatuur, observaties en informatie die de cliënten hebben
gegeven om een zo duidelijk mogelijk beeld te krijgen vanuit verschillende perspectieven.
Hiermee wordt de betrouwbaarheid vergroot (Baarda, 2009). Doordat er wordt gewerkt met
een vooraf opgestelde observatie format en semigestructureerde interviews wordt de
herhaalbaarheid van het onderzoek vergroot (Verhoeven, 2011). Ook zijn de
semigestructureerde interviews en observaties zijn zo opgesteld dat er mogelijkheid tot
doorvragen is waardoor de betrouwbaarheid van het onderzoek eveneens wordt vergroot
(Verhoeven, 2011). Er is contact gehouden met de bedrijfsbegeleider en stagebegeleider om het
verloop en de sturing van het onderzoek te bespreken, wat bijdraagt aan de betrouwbaarheid
van het onderzoek (Verhoeven, 2011).
Validiteit is in verschillende vormen op te delen: interne en externe validiteit. Bij interne
validiteit gaat het erom of je daadwerkelijk meet wat je wilt meten. Om goed in kaart te
brengen waar tijdens de observaties op gelet moest worden is er een observatieschema
opgesteld met punten die vanuit de literatuur naar voren zijn gekomen. Bij de (focus)groep-
interview is het van belang om het niveau van gesprek aan te passen aan de cliënten. Om
daadwerkelijk te meten wat er gemeten moest worden heeft een begeleider het (focus)groep-
interview bijgewoond en ondersteund waar nodig. Deze begeleider gaat dagelijks om met
cliënten en is ervaren met het denkniveau van deze cliënten. Op deze manier is de interne
43
validiteit vergroot. Daarnaast is gekozen om op basis van de verkregen data tijdens het
(focus)groep-interview semigestructureerde interviewvragen te stellen voor medewerkers zodat
er gerichte conclusies getrokken kunnen worden (Verhoeven, 2011). Ook is er gekozen om
dezelfde interviewvragen bij andere organisaties te gebruiken om de juiste vergelijkingen te
maken en gerichte conclusies te trekken tussen de verschillende zorginstellingen. Met externe
validiteit wordt nagegaan of de geïnterviewde cliënten een goede afspiegeling vormen van de
populatie. Door de combinatie van kwalitatief onderzoek en een selecte groep cliënten
beïnvloedt dit de generaliseerbaarheid (Verhoeven, 2011). Een (focus)groepsinterview met vier
cliënten kan de validiteit in twijfel trekken. Om de validiteit te vergroten is gekozen voor vier
cliënten welke beschikken over elk een andere beperking en een andere manier van
communiceren. Wel is het van belang geweest dat deze cliënten zich reeds zelfstandig op dit
woonzorgpark kunnen voortbewegen om te kunnen meten wat de verschillende ervaringen zijn.
Zo is het onderzoek generaliseerbaar voor locatie Ermelo en komen behoeftes van
hulpmiddelen naar voren voor elke vorm van beperking op het woonzorgpark.
Cliënten kunnen maar op een bepaald niveau hun mening geven door de beperking en
gecombineerd met de ervaringen van de medewerkers zijn hierop de verkregen resultaten
geïnterpreteerd. De kans op minder valide gegevens is groter omdat de interpretaties van de
medewerkers vervolgens door de onderzoeker zijn geïnterpreteerd.
Een onderzoek heeft weinig toegevoegde waarde als een onderzoek niet bruikbaar is voor de
opdrachtgever (Verhoeven, 2011). Door contactmomenten, het afstemmen van de behoeftes
en de terugkoppeling van de resultaten met de opdrachtgever heeft het ervoor gezorgd dat dit
onderzoek van toegevoegde waarde is voor de opdrachtgever.
7.2 Beperkingen Aangezien het om een speciale doelgroep gaat, heeft dit enkele beperkingen met zich mee
gebracht. Niet elke cliënt is te interviewen omdat het niveau dit niet altijd toestaat. Dit maakt
het lastig om voldoende respondenten te krijgen. Op basis van beschikbaarheid en niveau heeft
’s Heeren Loo vier cliënten voorgesteld waarbij rekening is gehouden met de verschillende
beperkingen en vormen van communiceren. Zo worden de ervaringen en wensen zo duidelijk
mogelijk in kaart gebracht voor alle cliënten met verschillende beperkingen. Door te kiezen voor
kwalitatief onderzoek blijkt dat er weinig medewerkers bereid waren om mee te doen voor dit
onderzoek. Medewerkers gaven via de contactpersoon aan dat ze hier weinig tijd voor hadden
met als resultaat weinig respons en een beperkte groep respondenten van de medewerkers.
Voor de volgende keer zou kwantitatief onderzoek gekozen kunnen worden onder de
medewerkers. Een voorbeeld hiervan kan zijn met behulp van een enquête vragen naar de
ervaringen op het gebied van oriëntatie en bewegwijzering, zodat de drempel lager was
44
geweest om mee te doen aan het onderzoek. Hierbij moet opgemerkt worden dat er nog een
risico bestaat dat weinig medewerkers deze enquête invullen, waardoor er dan alsnog sprake is
van lage respons.
7.3 Vervolgonderzoek Tot op heden is er weinig onderzoek gedaan naar wayfinding voor mensen met een
verstandelijke beperking en wordt er weinig rekening mee gehouden bij zorginstellingen waar
deze doelgroep zich bevindt. Daarom is het van belang om vervolgonderzoek te doen zodat
deze doelgroep zich sneller en vaker zelfstandiger kan redden. Daarnaast is er geen tijd om de
aanbevelingen verder uit te zoeken en is het van belang om te kijken wat het effect is van deze
aanbevelingen op de cliënten van het woonzorgpark. Omdat de organisatie heeft aangegeven
dat er belang is bij elektronische hulpmiddelen en de technologie in de zorg een grote
ontwikkeling van de toekomst is, zou onderzoek gedaan kunnen worden naar het effect van de
elektronische hulpmiddelen die in de aanbevelingen worden gegeven. Elektronische
hulpmiddelen zijn erg in opkomst en worden tot op heden doorontwikkeld voor mensen met
speciale behoeften. Helaas is er geen tijd meer om dit diepgaand te onderzoeken of te meten
onder de cliënten. Daarnaast zou het onderzoek nog uitgebreid kunnen worden naar andere
zorginstellingen om een duidelijker beeld te krijgen wat het effect is van andere manieren van
bewegwijzering bij andere zorginstellingen, om te vergelijken of dit positief toegepast kan
worden bij ’s Heeren Loo.
45
Literatuurlijst
Abrams, J.B. (2010).Wayfinding in architecture. Graduate theses and dissertations, University of
South Florida.
Arthur, P., & Passini, R. (Red.). (2002). Wayfinding: People, Signs and Architecture. Oakville,
Canada: Focus Strategic Communications.
Bartimeus. (2013). Heare App. Geraadpleegd op 27 januari, 2016, van
https://www.steunbartimeus.nl/project/heare-app/
Berg, B. L. (2009). Qualitative Research Methods. Boston: Pearson Education
Boeije, H., ’t Hart, H., & Hox, J. (2009). Onderzoeksmethoden, Boom Lemma uitgevers.
Boschman, M. (2005). Communiceren met mensen met een verstandelijke beperking. Soest,
Nederland: Nelissen, 33-48.
Designworkplan. Geraadpleegd op 12 december 2015 via
http://designworkplan.com/nl/inleiding
Eurorouting. Geraadpleegd op 12 december 2015 via
http://www.eurorouting.nl/Bewegwijzering.aspx
Gibson, D. (2009). The Wayfinding Handbook. London, Engeland: Princeton Architectual Press.
Golsteijn-Kramer, D., Pijl, D. van der, & Verdonschot, M. (2010). Hulpmiddelen helpen meedoen:
Handboek hulpmiddelen voor mensen met een verstandelijke beperking. Den Haag,
Nederland: Boom Lemma Uitgevers, 57-78
Havik, E. (2012). Wayfinding and accessibility for visually impaired people. Zutphen, Nederland:
Wöhrmann Print Service.
Horst, A. van der, Erp, F. van, & Jonge, J. de. (2011). Trends in gezondheid en zorg. Geraadpleegd
op vrijdag 3 oktober 2015 van http://issuu.com/centraalplanbureau/docs/cpb-policy-
brief-2011-11-trends-in-/5?e=3688411/4764100
Kapten Mobility. (z.j.). Geraadpleegd op 26 januari, 2016, van
http://www.slechtziend.nl/service/folders/kapten%20mobility.pdf
Kant, M. (Red.). (2014). Jaarverslag 2014 Samenwerken. Nieuwegein, Nederland: EPC.
Keizer, J., & Kempen, P. (2014). Competent afstuderen en Stagelopen (4e ed.). Groningen,
Nederland: Noordhoff Uitgevers
46
Khan, M. E., Anker, M., Patel, B. C., Barge, S., Sadhwani, H., & Kohle, R. (1991). The use of focus
groups in social and behavioral research: some methodological issues. World Health
Statistical Quarter, 44, 1-5.
Kijk op hulpmiddelen. (z.j.). Geraadpleegd op 27 januari, 2016, van
http://www.kijkophulpmiddelen.com/richtingwijzer/alle-hulpmiddelen
Kraijer, D.W. &.Plas, J.J. (2002). Handboek psychodiagnostiek en verstandelijke beperking. Lisse:
Swets & Zeitlinger
Marketing & Communicatie, Inkoop, Advisium, Bestuursondersteuning, & Finance & Control.
(Red.). (2014). Feiten & Cijfers 2014. Nieuwegein, Nederland: EPC.
Meander Medisch Centrum. (2016, 13 januari). Meander Medisch Centrum introduceert
meander route app. Geraadpleegd op 03 februari, 2016, van
https://www.steunbartimeus.nl/project/heare-app/
Meer, J. van der, Hermsen, P., & Keukens, R. (2003). Ondersteunen van mensen met een
verstandelijke beperking (Herz. ed.). Twello, Nederland: Van Tricht.
Paul Mijksenaar, Dutchdesignprofiles (13 oktober 2012). Dutch Profiles: Geraadpleegd via
https://www.youtube.com/watch?v=NXbSdVT-ydQ
Rijdt, C. de. (2013). Ondersteunend communiceren: werken met visualisaties. Antwerpen, België:
Garant Uitgevers N.V., 12-15, 53-74.
Rijdt, C. de, Serrien, B., & Dam, C. van. (2014). Praktijkboek over oplossingsgericht werken &
visualisaties bij mensen met een verstandelijke beperking. Antwerpen - Apeldoorn,
Nederland: Garant, 13-25.
's Heeren Loo Zorggroep. (z.j.). Wie zijn wij. Geraadpleegd het laatst op 07 oktober 2015 via
http://www.sheerenloo.nl/wie-zijn-wij
's Heeren Loo Zorggroep. (z.j.). Kwaliteit. Geraadpleegd het laatst op 07 oktober 2015 via
http://www.sheerenloo.nl/wie-zijn-wij/organisatie/kwaliteit
's Heeren Loo Zorggroep. (z.j.). Wie kan bij ons terecht. Geraadpleegd het laatst op 07 oktober
2015 via http://www.sheerenloo.nl/wie-kan-bij-ons-terecht
’s Heeren Loo Zorggroep (2015). Jaarverslag 2014
’s Heeren Loo Zorggroep (2015). WOK-magazine 2014-2015
47
Step Hear. (2008). Step Hear system. Geraadpleegd op 05 februari, 2016, van http://www.step-
hear.com/
Vereniging Gehandicaptenzorg Nederland. (2015, 28 juli). Buzz Buddy. Geraadpleegd op 12
februari, 2016, van http://www.vgn.nl/artikel/22925
Verhoeven, N. (2010). Wat is onderzoek? (3e ed.). Amsterdam, Nederland: Boom Lemma
Uitgevers.
Warburg, M. (2001, 01 oktober). Visual impairment in adult people with intellectual disability:
Literature review. Geraadpleegd van http://onlinelibrary.wiley.com/doi/10.1046/j.1365-
2788.2001.00348.x/epdf
48
Bijlagen
49
Bijlage 1: Organogram ’s Heeren Loo
50
Bijlage 2: Moodboards
Thema Vuur
Thema Water
51
Thema Lucht
Thema Aarde
52
Bijlage 3: Interviewvragen oriënterend gesprek medewerker ’s Heeren Loo
1. Welke cliënten lopen zelf over het terrein?
2. Wat zijn de herkenningspunten?
3. Tot hoever kunnen ze zelfstandig over het woonzorgpark lopen?
4. Hoe reageren de cliënten op kleuren en symbolen?
5. Hoe zouden de medewerkers de bewegwijzering willen zien?
6. Kunt u wat informatie geven over het terrein?
7. Wat vinden de medewerkers nu van de wayfinding en orientering op het terrein?
8. Zijn er problemen waar jullie tegenaan lopen?
53
Bijlage 4: Weergave interview oriënterend gesprek medewerker ’s Heeren Loo
Om een beeld te kunnen schetsen over de huidige situatie van ’s Heeren Loo op Ermelo heeft
een oriënterend gesprek plaatsgevonden met beleidsmedewerkster van ’s Heeren Loo in
Ermelo. Dit gesprek heeft 8 oktober plaatsgevonden op haar kantoor op het woonzorgpark en
heeft ongeveer 60 minuten geduurd.
Allereerst moet duidelijk worden welke doelgroep zich zelfstandig op het woonzorgpark
voortbeweegt om hierop in te kunnen spelen met verder onderzoek. De medewerker geeft aan
dat in principe iedereen over het woonzorgpark loopt, tenzij dit niet mogelijk is. Het hangt af
van het sociaal emotioneel functioneren bij de cliënt. ‘Ik weet niet precies hoe de cliënten zich
oriënteren op het woonzorgpark, want er zijn weinig herkenningspunten’. De
herkenningspunten die naar voren komen blijken de gebouwen en faciliteiten op het park te
zijn, zoals de kerk en de boerderij. Vaak lopen de cliënten met elkaar in een groepje zodat ze
een beetje op elkaar kunnen letten. ‘Of de medewerkers ook nadenken over de wayfinding van
de cliënten? Ik weet het niet’. De medewerker heeft het gevoel dat er te weinig oog is voor deze
manier van denken, omdat de zorg toch het belangrijkste is. Dit terwijl de zorg drastisch aan het
veranderen is en meer richt op de trend dat de cliënt eigen regie wil en krijgt, dus meer
zelfstandigheid creëren voor een cliënt. De medewerker vindt het belangrijk dat er
herkenningspunten aan het park worden toegevoegd. ‘Ik zie het al helemaal voor me, een grote
teddybeer of een fiets. Iedereen weet inmiddels van de olifanten langs de snelweg richting
Almere toch? Dat zijn herkenningspunten die niemand snel vergeet’. Deze herkenningspunten
zullen volgens de medewerker wel aan een aantal punten moeten voldoen, namelijk kleur,
grootte en gericht op de gedachtegang van de cliënten. De medewerker oppert dat er een
kunstenaar op het woonzorgpark verblijft, maar dat hier momenteel weinig gebruik van wordt
gemaakt door ’s Heeren Loo. Ook wordt tijdens het interview duidelijk dat symbolen en
pictogrammen ook erg belangrijk zijn. Veel cliënten werken met pictogrammen en hierin zal dan
ook niet veel veranderen waardoor de cliënten een vertrouwd gevoel kunnen ervaren. ‘Om
tegemoet te komen voor alle cliënten, moet bij de pictogrammen dan wel een kleine tekst
toegevoegd worden’. Daarnaast vertelt de medewerker over de toekomstplannen van ’s Heeren
Loo. ‘Wanneer alles volgens plan verloopt, zal over een jaar of twee het hele woonzorgpark op
de schop gaan en willen we een nieuw dynamiek park. Hoe het eruit gaat zien moet je mij niet
vragen, maar zorg ervoor dat je bewegwijzering niet vast zit aan bepaalde kruispunten want dat
zou niet handig zijn’. Afsluitend stelt de medewerker ook nog voor dat mocht dit meegenomen
kunnen worden in het onderzoek, zij graag een specifieke naam voor het woonzorgpark zou
willen zien. Dit is echter tegenstrijdig met de trend om een zo normaal mogelijke samenleving te
creëren, want door het echt een park te laten worden in plaats van een doorgaande weg, zal
afstand met het dorp Ermelo gecreëerd worden.
54
Bijlage 5: Weergave (focus)groep-interview ’s Heeren Loo
Bij het (focus)groep-interview komen vier cliënten bij elkaar om hun meningen en ervaringen te
delen op het gebied van wayfinding en orientering op het woonzorgpark. Er wordt gekeken naar
de huidige situatie en wat de wensen en behoeften zijn voor de verschillende vormen van
beperking.
Als middel van communicatie en te achterhalen waar cliënten op letten, is er gebruik gemaakt
van verschillende moodboards. Op deze moodboards zijn verschillende plaatjes, materialen,
kleuren en vormen weergegeven en hierover wordt in gesprek gegaan met de cliënten. ‘Als ik
eerlijk ben gaan we dan richting kinderen en daar houd ik niet zo van.’ De eerst cliënt geeft
vrijwel direct aan naar aanleiding van de plaatjes welk gevoel op hem overkomt. De overige
cliënten sluiten zich hierbij aan en voelen zich dan niet serieus genomen. ‘Dan voelt het net
alsof je op een kinderpark woont met kinderen’. Het is duidelijk dat de manier van
bewegwijzering gericht moet zijn op de gedachtegang van cliënten, maar hierbij moet rekening
gehouden worden dat de cliënten niet als kinderen behandeld worden. Dit zal ook resulteren in
een minderwaardigheidsgevoel. Wat betreft de kleuren valt het op dat cliënten snel veel felle
kleuren noemen, zoals rood en blauw. Deze kleuren vallen hen op en zij geven aan deze kleuren
ook mooi te vinden. In tegenstelling tot de reacties opperen ze dat het ook mooi zou zijn als de
natuur of bosgebieden erbij betrokken worden om de bewegwijzering te verduidelijken of de
kleuren van ’s Heeren Loo. ‘Dat je de kleuren meeneemt van ’s Heeren Loo in de
bewegwijzering’. s Hierin zou paars kunnen, maar groen zal wegvallen in dit bosrijk gebied.
Een andere cliënt geeft aan dat het hem niet zoveel uit maakt. ‘Als er maar op een duidelijk
bord staat waar ik bijvoorbeeld moet zijn. De kleur maakt mij niet uit’. Wanneer er over
bewegwijzering gepraat worden, geven de cliënten aan dat ze het belangrijk vinden dat er
borden aan de weg komen te staan waarbij verteld wordt welke kant waartoe leidt. Er worden
veel klachten geuit over de structuur op het woonzorgpark. ‘Want vooral de nieuwbouw,
Ekkelenkamp, is gewoon niet te vinden. Dat is een zoekplaatje voor mensen die van buitenaf
komen’. De begeleider bevestigt deze klacht en uit ook dat verschillende bezoekers hier last van
hebben. Daarnaast geven de cliënten aan dat de hulpdiensten op deze manier de weg niet goed
kunnen vinden. Het is duidelijk dat er angst ontstaan is bij cliënten nu de brandweer niet meer
op het terrein gevestigd zit. Deze cliënten hebben geen visuele beperking en geven aan dat ze
kunnen lezen en daarom genoegen nemen met tekst. Ze snappen dat het voor mensen met een
visuele beperking anders aangepakt moet worden. ‘Ik heb ook een goed idee.. Bij elk gebouw
een stip’. Met hulp van de begeleider komt naar voren dat de cliënt bedoelt dat elk gebouw een
verschillend symbool zou moeten hebben zodat dit symbool gevolgd kan worden. Alle cliënten
sluiten zich hierbij aan en opperen het als een goed idee. Nu is wel de kwestie hoe dit in de
omgeving gerealiseerd kan worden. ‘Maar dan zou je op het hele park gewoon aan moeten
geven van Molenkamp wordt driehoek, Ekkelenkamp wordt vierkant, dan ben je er ook’.
55
Cliënten worden blij van deze manier van brainstormen en zijn het duidelijk over eens dat dit
ook de ideale bewegwijzering is voor mensen die een visuele beperking hebben. ‘Dan zou ik het
een heel goed idee vinden als op alle woningen een symbool komt voor de mensen die niet
kunnen lezen en een duidelijk nummer voor de mensen die wel kunnen lezen.
Na het (focus)groep-interview is er een wandeling buiten gemaakt met een kleine oefening
waarbij gekeken is welke kleuren en welke grootte op afstand goed te zien is. Iedereen is op
ongeveer 5 á 6 meter afstand gaan staan. De cliënten geven aan dat het groene vierkant
duidelijk te zien, maar het beige vlak niet. Daarna is het groene vlak kleine uitgeknipt om te
kijken of de opvallendheid van het vlak zodanig aanwezig is dat de grootte niet opvalt. Cliënten
geven hierbij aan dat het grote vlak meer opvalt en hen meer lokt om naar te kijken dan het
kleine vlak.
56
Bijlage 6: Interviewschema medewerker ’s Heeren Loo
Tijd Inhoud
0.00 – 0.03 min. INLEIDING
Voorstellen: Patricia Lunenborg, studente Facility Management Hanzehogeschool Groningen
Warming up: Aangeven medewerking op prijs te stellen
Onderwerp: De oriëntatie van mensen met een verstandelijke beperking
Doel: Inzicht krijgen in de oriëntatie en herkenningspunten van mensen met een verstandelijke en visuele beperking
Achterhalen wat een goede bewegwijzering zal zijn voor mensen met een verstandelijke en visuele beperking
Duur interview: ± 60 minuten
Soort vragen: Persoonlijke gegevens, achtergrond bedrijf, oriëntatie, herkenningspunten, bewegwijzering, hulpmiddelen
Rapportage: Voicerecorder Resultaten worden verwerkt in een rapport
Anonimiteit: Naam kan worden gecensureerd bij publicatie
Vragen: Zijn er nog vragen wat betreft het bovenstaande?
KERN
0.03 – 0.10 min. Persoonlijke gegevens
Deze vragen betreffen uw functie en werkzaamheden
1. Wat is uw functie?
2. Hoelang bent u al werkzaam bij ’s Heeren Loo?
3. Bent u nauw betrokken bij de mensen bij ’s Heeren Loo? en de onderzoeken?
0.10 – 0.15 min. Achtergrond
De volgende vragen gaan over de achtergrond van het bedrijf
1. Wat is de achtergrond van ’s Heeren Loo?
2. Hoeveel mensen wonen en werken op deze locatie?
3. Welke beperkingen komen het meest voor bij ’s Heeren Loo?
4. Op welke manier verplaatst deze doelgroep zich op de locatie?
0.15 – 0.30 min. Oriëntatie
Deze vragen betreffen de oriëntatie van mensen met een verstandelijke beperking
1. Op welke manier oriënteren mensen met een verstandelijke beperking? Kan je een voorbeeld geven?
2. Wat valt u op wat betreft oriëntatie van mensen met een verstandelijke beperking?
3. Wat zijn de nadelen op het gebied van oriëntatie van deze doelgroep?
57
4. Wordt hier ook rekening mee gehouden op de locatie? Welke maatregelen worden er getroffen?
5. Hoe zit het met de cognitieve kaart van mensen met een verstandelijke beperking?
0.30 – 0.40 min Herkenningspunten
Deze vragen betreffen de herkenningspunten van mensen met een verstandelijke beperking
1. Op welke manier bewegen mensen met een verstandelijke beperking zich voort op het terrein?
2. Op welke manier weet de doelgroep waar zij heen moeten lopen? Waar let deze doelgroep op?
3. Zijn er herkenningspunten welke noodzakelijk zijn voor de oriëntatie van deze doelgroep?
4. Zijn er aspecten die belangrijk zijn voor herkenning voor mensen met verstandelijke beperking?
0.40 – 0.55 min Bewegwijzering
Deze vragen gaan over de bewegwijzering op locatie ‘s Heeren Loo Ermelo
1. Op welke manieren wordt de route aangegeven tussen de voorzieningen?
2. Wordt er rekening gehouden met mensen met een verstandelijke beperking?
3. Hoe moet de bewegwijzering eruit zien volgens u voor mensen met een verstandelijke beperking?
4. Zijn er aspecten die belangrijk zijn volgens u voor bewegwijzering voor deze doelgroep?
0.55 – 1.00 Hulpmiddelen
Deze vragen betreffen de hulpmiddelen voor mensen met een verstandelijke beperking
1. Welke hulpmiddelen helpt deze doelgroep om zichzelf te kunnen redden op het gebied van oriëntatie, herkenningspunten en bewegwijzering?
2. Waar moeten deze hulpmiddelen aan voldoen?
1.00 – 1.05 AFSLUITING
Opmerkingen: Zijn er nog andere zaken die belang zijn voor dit interview?
Gegevensverwerking: De gegevens worden verwerkt in een verslag t.b.v. ’s Heeren Loo
Dankwoord: Bijdrage, tijd en moeite
58
Bijlage 7: Weergave interview medewerker ’s Heeren Loo
Hans Haanappel heeft contact opgenomen met verschillende medewerkers met de oproep om
mee te werken aan dit onderzoek. Dit interview heeft plaatsgevonden met een persoonlijk
begeleider van een woonzorggroep op ’s Heeren Loo in Ermelo.
Wanneer gevraagd wordt naar de zelfstandigheid van de cliënten, geeft de begeleider aan dat
veel cliënten begeleid worden omdat ze niet verkeersveilig genoeg zijn. Daarnaast is er een stuk
zekerheid voor de begeleiders, omdat zich veel gevaarlijke situaties op het woonzorgpark
kunnen voordoen, zoals een vijver waar eendjes gevoerd kunnen worden of de snelweg die
langs het woonzorgpark loopt. ‘Je hebt hier toch een mooie grote vijver zitten en het zal je maar
gebeuren’. Mede door deze angst lopen begeleiders toch uit voorzorg met cliënten mee.
Wanneer er doorgevraagd wordt of cliënten zich op een bepaalde manier oriënteren op het
park blijkt dat cliënten enigszins eigen herkenningspunten gebruiken. ‘Ik merk aan de ene cliënt
waarvan ik zeg die gaat de weg herkennen die herkent het aan de busjes die er staan’. De
begeleider geeft aan dat er verder ook weinig herkenningspunten zijn toegevoegd op het park
waar de cliënten en begeleiders zich aan vast kunnen houden tijdens een route. Hij/Zij kan
merken dat hier zeker behoefte naar is voor cliënten en dat dit zal zorgen voor betere
oriëntatie. Door middel van kleine verwijzers kunnen ze op deze manier namelijk hun huis ook
vinden. ‘Maar op een of andere manier merk je wel dat ze al heel snel doorhebben, hoe laag het
niveau ook is, wat hun huis is. Gek genoeg. Ja ik bedoel we hebben natuurlijk ook wel onze
eigen potjes en pannetjes voor de ramen en deur staan’. De begeleider betuigt veel klachten
over het woonzorgpark en de inrichting en structuur hiervan. ‘Het is een groot doolhof’. Er zijn
maatregelen genomen om het woonzorgpark wat te verduidelijken voor iedereen, waaronder
straatnaamborden en huisnummers. Hierin merkt de begeleider dat er alleen geen rekening is
gehouden met het feit dat gebouwen destijds en eigen naam hebben gekregen. ‘Wij moeten
tegenwoordig allemaal met straatnamen en nummer gaan werken, dat ik zelfs in de war raak
inmiddels van waar is dat? En dan blijkt dat gewoon het Heerenhuus te zijn wat ik al zeven jaar
het Heerenhuus noem’. Wanneer hieraan gewerkt zou worden is het voor de begeleider van
belang dat er rekening mee wordt gehouden dat niet alles op elkaar moet gaan lijken. ‘Dan
doen we elk huis een eigen kleur’. De bewegwijzering gericht op cliënten zal lastiger worden
dan gedacht. Er moet rekening worden gehouden met cliënten met verschillende beperkingen,
maar het moet niet over de top worden gedaan. ‘Aan de ene kant zo normaal mogelijk maar dat
kan ook zijn dat het moeilijker voor ze wordt natuurlijk. Dus sommige dingen zal je gewoon een
aanpassing moeten doen want het is tenslotte voor mensen met een verstandelijke beperking’.
Op de vraag wat de ideale bewegwijzering dan volgens De begeleider moet zijn, antwoordt zij
naast de felle kleuren en vormen dat verwijzers belangrijk zijn voor cliënten. ‘Dan zou één
werkding zo’n bepaalde verwijzer moeten hebben en als je dan langs die figuurtjes loopt kom je
op je werk uit. Maar ja, ze komen uit verschillende woningen dus dat moet wel heel goed in
59
elkaar gezet worden’. De begeleider ziet weinig toekomst in elektronische hulpmiddelen, mits
deze zijn afgesteld op de cliënt en niet te moeilijk moeten werken. ‘Hou er rekening mee dat ze
soms een andere route lopen’.
60
Bijlage 8: Interviewschema medewerker NOVO
Tijd Inhoud
0.00 – 0.03 min. INLEIDING
Voorstellen: Patricia Lunenborg, studente Facility Management Hanzehogeschool Groningen
Warming up: Aangeven medewerking op prijs te stellen
Onderwerp: De oriëntatie van mensen met een verstandelijke beperking
Doel: Inzicht krijgen in de oriëntatie en herkenningspunten van mensen met een verstandelijke en visuele beperking
Achterhalen wat een goede bewegwijzering zal zijn voor mensen met een verstandelijke en visuele beperking
Duur interview: ± 60 minuten
Soort vragen: Persoonlijke gegevens, achtergrond bedrijf, oriëntatie, herkenningspunten, bewegwijzering, hulpmiddelen
Rapportage: Voicerecorder Resultaten worden verwerkt in een rapport
Anonimiteit: Naam kan worden gecensureerd bij publicatie
Vragen: Zijn er nog vragen wat betreft het bovenstaande?
KERN
0.03 – 0.10 min. Persoonlijke gegevens
Deze vragen betreffen uw functie en werkzaamheden
4. Wat is uw functie?
5. Hoelang bent u al werkzaam bij Visio de Brink?
6. Welke onderzoeken hebt u zoal gedaan voor mensen met een verstandelijke beperking? Kunt u de vijf meest recente opnoemen?
7. Bent u nauw betrokken bij de mensen bij Visio de Brink? en de onderzoeken?
0.10 – 0.15 min. Achtergrond
De volgende vragen gaan over de achtergrond van het bedrijf
5. Wat is de achtergrond van Visio de Brink?
6. Hoeveel mensen wonen en werken op deze locatie?
7. Welke beperkingen komen het meest voor op Visio de Brink?
8. Op welke manier verplaatst deze doelgroep zich op de locatie?
0.15 – 0.30 min. Oriëntatie
Deze vragen betreffen de oriëntatie van mensen met een verstandelijke beperking
6. Op welke manier oriënteren mensen met een verstandelijke beperking? Kan je een voorbeeld geven?
7. Wat valt jou op wat betreft oriëntatie van mensen met een
61
verstandelijke beperking?
8. Wat zijn de nadelen op het gebied van oriëntatie van deze doelgroep?
9. Wordt hier ook rekening mee gehouden op de locatie Visio de Brink? Welke maatregelen worden er getroffen?
10. Hoe zit het met de cognitieve kaart van mensen met een verstandelijke beperking?
0.30 – 0.40 min Herkenningspunten
Deze vragen betreffen de herkenningspunten van mensen met een verstandelijke beperking
5. Op welke manier bewegen mensen met een verstandelijke beperking zich voort op het terrein?
6. Op welke manier weet de doelgroep waar zij heen moeten lopen? Waar let deze doelgroep op?
7. Zijn er herkenningspunten welke noodzakelijk zijn voor de oriëntatie van deze doelgroep?
8. Zijn er aspecten die belangrijk zijn voor herkenning voor mensen met verstandelijke beperking?
0.40 – 0.55 min Bewegwijzering
Deze vragen gaan over de bewegwijzering op locatie Visio de Brink
5. Op welke manieren wordt de route aangegeven tussen de voorzieningen?
6. Wordt er rekening gehouden met mensen met een verstandelijke beperking?
7. Hoe moet de bewegwijzering eruit zien volgens u voor mensen met een verstandelijke beperking?
8. Zijn er aspecten die belangrijk zijn volgens u voor bewegwijzering voor deze doelgroep?
0.55 – 1.00 Hulpmiddelen
Deze vragen betreffen de hulpmiddelen voor mensen met een verstandelijke beperking
3. Welke hulpmiddelen helpt deze doelgroep om zichzelf te kunnen redden op het gebied van oriëntatie, herkenningspunten en bewegwijzering?
4. Waar moeten deze hulpmiddelen aan voldoen?
1.00 – 1.05 AFSLUITING
Opmerkingen: Zijn er nog andere zaken die belang zijn voor dit interview?
Gegevensverwerking: De gegevens worden verwerkt in een verslag t.b.v. ’s Heeren Loo
Dankwoord: Bijdrage, tijd en moeite
62
Bijlage 9: Weergave interview medewerker NOVO
Er is gekozen voor NOVO op basis van beschikbaarheid en mede door Visio die NOVO voorstelde
als organisatie. Er wordt gekeken naar de huidige situatie van NOVO en welke hulpmiddelen
deze zorginstelling gebruikt en welk effect dit op de cliënten heeft. Er heeft een expertinterview
plaatsgevonden met een medewerker van NOVO, met als functie adviseur gezonde leefstijl.
NOVO is een organisatie waarbij wonen en werken gescheiden wordt gehouden. Hier is bewust
voor gekozen om de clienten zo goed en normaal mogelijk in de samenleving op te nemen.
‘NOVO heeft juist heel erg gezocht naar dat locaties midden in een woonwijk zijn, dus niet
achteraf gecentreerd bij elkaar maar gewoon op woonlocaties midden in een woonwijk’. Hierin
verschilt NOVO duidelijk met ’s Heeren Loo. Wel worden woonlocaties specifiek uitgezocht.
‘woonlocaties van NOVO bijvoorbeeld die worden bewust als er dan nieuwbouw wordt
gepleegd vlakbij een winkelcentrum neer wordt gezet’. Cliënten worden voornamelijk met
busjes naar het werk gebracht en weer opgehaald, maar een enkeling laat het toe om
zelfstandig op de fiets te gaan. Op het gebied van herkenningspunten merkt De medewerker op
dat cliënten zich wel degelijk vasthouden aan de omgeving tijdens de route tussen werk en
wonen.’ als ze ergens naartoe moeten en ze zien iets aan de kant van de weg ofzo, dat zouden
ze dan terug herkennen als je er een keer langs rijdt’. Binnen de woningen van de groepen
wordt weinig aan de wayfinding gedaan. Wel is er betrekking tot op informatie wat betreft de
keuken. wat ik kan verzinnen op dat vlak, binnen dat pand, is dat bijvoorbeeld in de keuken op
alle kastjes zit dan een picto van hier vind je de messen, de vorken en zo vinden zij hun weg in
de keuken’. Daarnaast is de inrichting van een monumentale boerderij zo ingericht dat groepen
gemakkelijk naar elkaar over kunnen lopen. ‘aan deze kant zit de papieren zijden groep, in het
midden zit de winkel en aan de andere kant de cadeau groep. Die groepen lopen zo op elkaar
over. En dan ga je met de trap naar boven, dat kan op drie plekken vanaf beneden met de trap
naar boven. Het is met een doorloopmogelijkheid’. Op deze manier ervaren de medewerkers
van NOVO dat cliënten de weg gemakkelijk kunnen vinden zonder dat hier hulpmiddelen voor
nodig zijn. Op de vraag wat belangrijk is voor bewegwijzering op een locatie zoals Ermelo, geeft
De medewerker verschillende punten aan waar op gelet moet worden. Zo moet er veel herhaald
worden waardoor cliënten herkenning krijgen van de oriëntatiepunten en weten wat ze dan
moeten doen. ‘het moet in ieder geval in een opvallende kleur zodat het zich echt onderscheid
van het groen wat je verder ziet’. Ook geeft De medewerker aan dat symbolen of pictogrammen
belangrijk zijn voor de oriëntatie. ‘Al is het alleen maar een pijl of iets en plaatjes voor
dagbesteding daar zijn ze vaak ook wel mee bekend en een plaatje met een dakje en een
poppetje eronder dat is dan je huis’. Daarnaast de medewerker gevraagd hoe zij denkt over
elektronische hulpmiddelen in de omgeving. ‘Maar ik kan me wel voorstellen dat zo’n GPS voor
anderen wel goed zou kunnen werken. Bijvoorbeeld in het begin, eerst een keer met begeleider
63
en dan met GPS de route en dan uiteindelijk zelf of dat je de GPS nog achter de hand hebt voor
als je de weg niet meer weet’.
Doordat NOVO een andere samenstelling heeft van locaties dan ’s Heeren Loo, vielen veel
vergelijkingen weg. Wel is de ervaring op het gebied van de oriëntatie van mensen met een
verstandelijke beperking van de medewerker duidelijk naar voren gekomen en dit kan ook
meegenomen in het onderzoek.
64
Bijlage 10: Interviewschema medewerker Visio de Brink
Tijd Inhoud
0.00 – 0.03 min. INLEIDING
Voorstellen: Patricia Lunenborg, studente Facility Management Hanzehogeschool Groningen
Warming up: Aangeven medewerking op prijs te stellen
Onderwerp: De oriëntatie van mensen met een verstandelijke beperking
Doel: Inzicht krijgen in de oriëntatie en herkenningspunten van mensen met een verstandelijke en visuele beperking
Achterhalen wat een goede bewegwijzering zal zijn voor mensen met een verstandelijke en visuele beperking
Duur interview: ± 60 minuten
Soort vragen: Persoonlijke gegevens, achtergrond bedrijf, oriëntatie, herkenningspunten, bewegwijzering, hulpmiddelen
Rapportage: Voicerecorder Resultaten worden verwerkt in een rapport
Anonimiteit: Naam kan worden gecensureerd bij publicatie
Vragen: Zijn er nog vragen wat betreft het bovenstaande?
KERN
0.03 – 0.10 min. Persoonlijke gegevens
Deze vragen betreffen uw functie en werkzaamheden
1. Wat is uw functie?
2. Hoelang bent u al werkzaam bij Visio de Brink?
3. Welke onderzoeken hebt u zoal gedaan voor mensen met een verstandelijke beperking? Kunt u de vijf meest recente opnoemen?
4. Bent u nauw betrokken bij de mensen bij Visio de Brink? en de onderzoeken?
0.10 – 0.15 min. Achtergrond
De volgende vragen gaan over de achtergrond van het bedrijf
1. Wat is de achtergrond van Visio de Brink?
2. Hoeveel mensen wonen en werken op deze locatie?
3. Welke beperkingen komen het meest voor op Visio de Brink?
4. Op welke manier verplaatst deze doelgroep zich op de locatie?
0.15 – 0.30 min. Oriëntatie
Deze vragen betreffen de oriëntatie van mensen met een verstandelijke beperking
1. Op welke manier oriënteren mensen met een verstandelijke beperking? Kan je een voorbeeld geven?
2. Wat valt jou op wat betreft oriëntatie van mensen met een
65
verstandelijke beperking?
3. Wat zijn de nadelen op het gebied van oriëntatie van deze doelgroep?
4. Wordt hier ook rekening mee gehouden op de locatie Visio de Brink? Welke maatregelen worden er getroffen?
5. Hoe zit het met de cognitieve kaart van mensen met een verstandelijke beperking?
0.30 – 0.40 min Herkenningspunten
Deze vragen betreffen de herkenningspunten van mensen met een verstandelijke beperking
1. Op welke manier bewegen mensen met een verstandelijke beperking zich voort op het terrein?
2. Op welke manier weet de doelgroep waar zij heen moeten lopen? Waar let deze doelgroep op?
3. Zijn er herkenningspunten welke noodzakelijk zijn voor de oriëntatie van deze doelgroep?
4. Zijn er aspecten die belangrijk zijn voor herkenning voor mensen met verstandelijke beperking?
0.40 – 0.55 min Bewegwijzering
Deze vragen gaan over de bewegwijzering op locatie Visio de Brink
1. Op welke manieren wordt de route aangegeven tussen de voorzieningen?
2. Wordt er rekening gehouden met mensen met een verstandelijke beperking?
3. Hoe moet de bewegwijzering eruit zien volgens u voor mensen met een verstandelijke beperking?
4. Zijn er aspecten die belangrijk zijn volgens u voor bewegwijzering voor deze doelgroep?
0.55 – 1.00 Hulpmiddelen
Deze vragen betreffen de hulpmiddelen voor mensen met een verstandelijke beperking
1. Welke hulpmiddelen helpt deze doelgroep om zichzelf te kunnen redden op het gebied van oriëntatie, herkenningspunten en bewegwijzering?
2. Waar moeten deze hulpmiddelen aan voldoen?
1.00 – 1.05 AFSLUITING
Opmerkingen: Zijn er nog andere zaken die belang zijn voor dit interview?
Gegevensverwerking: De gegevens worden verwerkt in een verslag t.b.v. ’s Heeren Loo
Dankwoord: Bijdrage, tijd en moeite
66
Bijlage 11: Weergave interview medewerker Visio de Brink
Om een vergelijking te kunnen maken met verschillende zorginstellingen, is een afspraak
gemaakt bij Visio de Brink om te kijken naar de huidige organisatie op dit terrein en de
meningen en ervaringen van deze medewerkers. Er is gesproken met een fysiotherapeute bij
Visio en lector van de Hanzehogeschool Groningen. Dit gesprek heeft plaatsgevonden op het
terrein en daarna is een rondleiding gemaakt over het terrein om de verschillende manieren van
bewegwijzering te verduidelijken.
Begin 2000 is het hele park vernieuwd en dit heeft veel veranderingen met zich meegebracht.
‘Vroeger waren die organisaties vaak erg afgesloten van de samenleving, vaak wonen mensen
met een verstandelijke beperking in het bos zeg maar’. Door deze aanpassingen is het terrein
toegankelijker geworden voor mensen van buitenaf en voelt het alsof het terrein wordt
opgenomen in het dorp. ‘Nu is het gewoon meer een woonwijk geworden en is het een
doorlopende weg’. De cliënten bewegen zich voort op verschillende manieren op het terrein,
bijvoorbeeld met een tandemfiets of speciale skelters. Daarnaast hebben sommige cliënten
(elektrische) rolstoelen waarbij ze zelfstandig zich kunnen verplaatsen. De manier waarop
cliënten zich oriënteren vindt De fysiotherapeute moeilijk te bepalen. ‘Ja ik denk toch heel veel
op stem, geur en aanleren van looproutes’. Daarnaast zijn aanpassingen gedaan aan de
structuur om de oriëntatie op het woonzorgpark voor zowel lichamelijk beperkten als visueel
beperkten te vergroten. ‘Ik denk dat het terrein gewoon zo is ingericht dat je herkenpunten
hebt’. Er zijn momenteel twee hoofdwegen met daartussen twee zijwegen, waarbij de
belangrijke gebouwen zijn gecentraliseerd zodat dit voor iedereen goed bereikbaar is. Om de
hoofdwegen staan de verschillende twee onder 1 kap woningen waar de woongroepen
verblijven. ‘En er zijn straatnaambordjes, want het is nu een openbare weg maar daar kijken de
cliënten niet naar om’. Deze maatregelen is voornamelijk voor bezoekers om op deze manier de
weg te vinden op het terrein. Verder is op het terrein gedacht aan geribbelde routes. Dit wil
zeggen dat er verschil is gemaakt met asfaltwegen op de hoofdweg en klinkerpaden op de
tussenwegen. Ook zijn er geleidelijnen toegevoegd voor mensen met een visuele beperking en
hebben gebouwen een felle kleur waardoor ze op afstand opvallen. Daarnaast is een
belevingstuin toegevoegd op het terrein waarbij alle zintuigen geprikkeld worden. Er zijn
elementen die door middel van water geluid maken, zoals stoeptegels of instrumenten. Ook zijn
er lavendelplanten toegevoegd voor de geur. Ook is een speeltuin op het terrein waarbij
rekening is gehouden met de verschillende beperking. Binnen de gebouwen is meer ingespeeld
om de oriëntatie en zelfstandigheid te vergroten. Er wordt gebruik gemaakt van verwijzers. ‘In
de gebouwen heb je bij elke activiteit wel iets aan de deur waardoor je kan voelen wat het is. En
in het gebouw zelf heb je ook een geleiderstang zodat je daar langs kan lopen’. Op deze manier
merken de medewerkers dat veel cliënten zich zelfstandig kunnen voortbewegen. Toch heeft De
fysiotherapeute het gevoel dat er nog te weinig bewust is omgegaan en ingespeeld op de
67
technologische ontwikkelingen met de wayfinding voor mensen met een verstandelijke en/of
visuele beperking. ‘maar het zou heel mooi zijn als bijvoorbeeld die jongen die dan bij ons komt,
ineens wordt verwelkomd met nou, je bent bij de boerderij’. Ze zou graag zien dat iedere cliënt
iets bij zich heeft wat een helppunt is binnen de oriëntatie. Daarnaast geeft De fysiotherapeute
aan dat een ideale bewegwijzering moet voldoen voor alle zintuigen. ‘Kleurcontrast, bepaalde
vormen, bepaald materiaal, bijvoorbeeld iets om te voelen en geluid. En geur kan ook erg goed
helpen. En ondergrond, dus verschil tussen asfalt en grindpaden of een klinkerpaadje. Echt
aanspraak maken op de andere zintuigen. Horen, zien, ruiken en voelen’.
Vervolgens is er een wandeling gemaakt om de verschillende manieren van bewegwijzering
duidelijker te maken. Hieronder zijn enkele foto’s toegevoegd van deze wandeling.
68
Bijlage 12: Observatiepunten
Wayfinding en oriëntatie:
- Kan de cliënt de eigen woning terugvinden?
- Kan de cliënt de weg in de omgeving vinden?
- Loopt de cliënt recht op zijn doel af?
- Kan de cliënt zich zonder ondersteuning van tast en gehoor oriënteren?
- Hecht de cliënt waarde aan de omgeving?
- Is de omgeving vertrouwd voor de cliënt?
- Zijn er op dit moment hulpmiddelen aanwezig die de oriëntatie en wayfinding
ondersteunen?
- Beweegt de cliënt zich vlot vooruit?
- Loopt de cliënt gericht op vaste plekken?
- Raken cliënten wel eens verdwaald?
Zelfstandigheid:
- Loopt de cliënt zelfstandig over het woonzorgpark?
- Kan de cliënt zelfstandig de weg vinden naar de verschillende faciliteiten?
- Zijn er op dit moment hulpmiddelen aanwezig die de zelfstandigheid vergroten?
Herkenningspunten:
- Welke herkenningspunten worden gebruikt om de bestemming te bereiken?
- Waar let de cliënt op tijdens het voortbewegen?
- Wat valt een cliënt op tijdens de route op het woonzorgpark?
Hulpmiddelen:
- Zijn er hulpmiddelen aanwezig op het woonzorgpark?
- Aan wat voor soort hulpmiddelen hebben de cliënten behoefte?
69
Bijlage 13: Uitkomsten observatieonderzoek woonzorgpark
Uit observaties kan worden opgemaakt wat voor gedrag de cliënten vertonen op het
woonzorgpark en op welke manier zij zich voortbewegen tussen de verschillende faciliteiten. Zo
kan er worden opgemerkt welke maatregelen effectief zullen zijn voor cliënten om de
zelfredzaamheid op het woonzorgpark te kunnen vergroten. Na een open observatie is een
observatielijst opgesteld met punten die tijdens deze eerste observatie opgevallen zijn. Op deze
manier kan een patroon ontdekt worden tijdens de volgende observaties. Deze punten zijn
verdeeld in vier categorieën om een koppeling te kunnen maken vanuit de literatuur.
Wayfinding en oriëntatie
Tijdens de observatiemomenten is naar voren gekomen dat cliënten de eigen woning goed
terug kunnen vinden en daarbij recht op hun doel aflopen. Naast dat ze in groepen lopen,
verplaatsen zij zich ook met speciale fietsen en karren. Zo kan de cliënt die mindervalide is zich
ook voortbewegen. Cliënten leven bijna hun hele leven op dit park, wat ervoor zorgt dat de
oriëntatie na herhaling steeds beter wordt. Cliënten reageren ergerlijk op auto’s die hen voorbij
passeren, omdat ze op deze manier niet rustig over de hele weg kunnen lopen. Dit wordt ook
duidelijk tijdens de observaties. Cliënten lopen over de weg en kunnen zich moeilijk oriënteren
wanneer auto’s naderen.
Zelfstandigheid
Cliënten kunnen zelfstandig over het woonzorgpark voortbewegen, mits de beperking het
toelaat. Dit laat de verschillende observaties ook zien. Op het moment van observeren komen
er meer zelfstandige cliënten voorbij dan onder begeleiding. Van de 45 cliënten die verspreid
over de observaties zich over het woonzorgpark voortbewegen lopen er 18 zelfstandig. Deze
cliënten hebben weinig last van de beperking, lichamelijk kunnen zij zich prima redden. Zoals
hierboven vernoemd is, lopen de overige cliënten in groepen of bewegen zij zich voort in karren
waar veel cliënten tegelijk in passen. Op deze manier is de kans op verdwalen klein en kunnen
grote groepen makkelijk verplaatst worden tussen de woning en de faciliteiten. Dit scheelt
moeite en tijd voor de begeleiders. Cliënten kunnen vertellen waar de verschillende faciliteiten
gevestigd zitten en welke weg ze dan ongeveer moeten volgen. Wat opvalt tijdens de
observaties is dat het overgrote deel van de zelfstandige cliënten oud zijn. Geschat wordt dat
deze cliënten zeker 40 jaar of ouder zijn.
Herkenningspunten
Bij de twee ingangen van het woonzorgpark zijn plattegrond borden te vinden en een
welkomstbord waarop staat vermeld dat het gaat om ’s Heeren Loo Ermelo. Naast deze borden
zijn er straatnaamborden met huisnummers geplaatst op ongeveer 2,5 meter hoogte. Deze
hoogte is te hoog voor cliënten en hier letten zij niet op. Verder zijn er weinig
70
herkenningspunten op het woonzorgpark, wat ervoor zorgt dat cliënten hier geen gebruik van
kunnen maken. Enkele herkenningspunten zoals een kunstwerk of een kinderlijk verkeersbord
waarop staat vermeld dat de auto’s 15 km per uur mogen rijden worden opgemerkt en gebruikt
tijdens het wijzen van de weg. Cliënten die zelfstandig over het woonzorgpark kunnen
voortbewegen, vertonen geen apart gedrag waaruit gehaald kan worden waar zij op letten
tijdens het voortbewegen en welke herkenningspunten gebruikt worden om de bestemming te
bereiken.
Hulpmiddelen
Uit de observatie is naar voren gekomen dat er weinig hulpmiddelen op het woonzorgpark
aanwezig zijn om de bewegwijzering te verduidelijken en vergemakkelijken. Het woonzorgpark
heeft weinig tot geen bewegwijzering toegevoegd, waardoor de op elkaar lijkende wegen
gemakkelijk door elkaar gehaald kunnen worden. De onderzoeker ondervindt dit meerdere
keren tijdens de observaties. Hiermee stijgt de kans op verdwalen.