Speciaal voor docenten! Educatief aanbod voor leerlingen uit het voortgezet onderwijs.
Voorzieningen en leerlingen- stromen (V)SO RMC …...Verkenning van mogelijke oplossingen voor de...
Transcript of Voorzieningen en leerlingen- stromen (V)SO RMC …...Verkenning van mogelijke oplossingen voor de...
Voorzieningen en leerlingen- stromen (V)SO RMC-regio 19 Beschrijving van het huidige aanbod en de leerlingenstromen en aanbevelingen voor een dekkend onderwijsaanbod
Voorzieningen en leerlingenstromen
(V)SO RMC-regio 19
Beschrijving van het huidige aanbod en de
leerlingenstromen en aanbevelingen voor een
dekkend onderwijsaanbod
Opdrachtgever: De gemeente Utrecht, SWV Sterk VO Utrecht en Stichtse Vechten het
samenwerkingsverband PO 26.01 i.o (stad Utrecht)
Utrecht, maart 2013
© Oberon
Postbus 1423
3500 BK Utrecht
tel. 030-2306090
fax 030-2306080
e-mailadres: [email protected]
Voorzieningen en leerlingenstromen (V)SO RMC-regio 19 – eindrapportage 5
Inhoudsopgave
Managementsamenvatting ......................................................................................................................... 7
1 Inleiding ................................................................................................................................................ 9
2 Leerlingen in regulier en speciaal onderwijs in RMC-regio 19 ..................................................... 13 2.1 Leerlingen primair onderwijs en speciaal onderwijs .................................................................... 13 2.2 Leerlingen voortgezet onderwijs en voortgezet speciaal onderwijs ............................................. 15
3 De match tussen ondersteuningsbehoeften en voorzieningen: PO/SO ...................................... 19 3.1 Aantallen leerlingen en voorzieningen voor de PO-leeftijd .......................................................... 19 3.2 Vraag en aanbod voor PO/SO-leerlingen met een cluster 3-indicatie ......................................... 20 3.3 Vraag en aanbod voor PO/SO-leerlingen met een cluster 4-indicatie ......................................... 23
4 De match tussen ondersteuningsbehoeften en voorzieningen: VO/VSO .................................... 27 4.1 Aantallen leerlingen en voorzieningen voor de VO-leeftijd .......................................................... 27 4.2 Vraag en aanbod voor VO/VSO-leerlingen met een cluster 3-indicatie ...................................... 28 4.3 Vraag en aanbod voor VO/VSO-leerlingen met een cluster 4-indicatie ...................................... 31
5 De match tussen ondersteuningsbehoeften en voorzieningen: jeugdigen met meervoudige
problematiek ....................................................................................................................................... 37 5.1 Vraag en aanbod voor jeugdigen met meervoudige problematiek .............................................. 37 5.2 Vraag en aanbod voor leerlingen die momenteel thuiszitten ....................................................... 39
6 Naar een passend aanbod voor alle doelgroepen met specifieke ondersteuningsbehoeften .. 43 6.1 Inleiding ........................................................................................................................................ 44 6.2 Cluster 3 ZMLK ............................................................................................................................ 47 6.3 Cluster 3 LZ/LG/MG ..................................................................................................................... 48 6.4 Cluster 4 ZMOK VO/VSO: integratie in regulier onderwijs en uitbreiding VSO-voorzieningen ... 49 6.5 Cluster 4 ASS (LZK) PO/SO: Meer leerlingen van SO naar sbao en/of regulier bao ................. 51 6.6 Cluster 4 ASS (LZK) VO/VSO Meer leerlingen in het reguliere VO en/of uitbreiding van een
bestaande voorziening met aanbod havo/vwo............................................................................. 53 6.7 Leerlingen met meervoudige problematiek .................................................................................. 54
7 Conclusies en aanbevelingen .......................................................................................................... 55 7.1 Passend onderwijs voor leerlingen in cluster 3 ............................................................................ 55 7.2 Passend onderwijs in cluster 4: uitbreiding van voorzieningen voor VSO in RMC-regio 19 ....... 56 7.3 Passend onderwijs in cluster 4: bevorderen van deelname aan het reguliere onderwijs ............ 57 7.4 Op weg naar een passend onderwijsaanbod............................................................................... 58
Bijlage 1 Opdracht en opzet van het onderzoek .................................................................................. 61 Bijlage 2 Lijst van geïnterviewden ......................................................................................................... 63 Bijlage 3 Voorzieningen voor regulier en speciaal onderwijs in RMC-regio 19 ................................ 65 Bijlage 4 Toezichtsarrangementen Inspectie van het Onderwijs:
(V)SO-scholen cluster 3 en cluster 4 ..................................................................................... 77 Bijlage 5 Scenario’s voor doelgroepen met specifieke ondersteuningsbehoeften, input voor
financiële doorrekening .......................................................................................................... 79 Bijlage 6 Globale analyse van de financiële consequenties van scenario’s voor leerlingen met
specifieke ondersteuningsbehoefte ...................................................................................... 93 Bijlage 7 Lijst van afkortingen ............................................................................................................. 121
Voorzieningen en leerlingenstromen (V)SO RMC-regio 19 – eindrapportage 7
Managementsamenvatting Voor leerlingen met extra ondersteuningsbehoeften is er behoefte aan een betere match tussen deze
behoeften en het aanbod binnen RMC-regio 19. Dit blijkt uit een inventarisatie van de SO- en VSO-
voorzieningen in de regio en van de leerlingenstromen.
Match tussen ondersteuningsbehoefte en aanbod
De noodzaak tot een beter passend aanbod is er bij cluster 3- en bij cluster 4-leerlingen. Binnen
cluster 3 is het aanbod voor zeer moeilijk lerende kinderen (ZMLK) niet voldoende dekkend en
gespreid. Dat leidt er toe dat jonge kinderen dagelijks ver moeten reizen. Meer integratie in het
regulier onderwijs, met ondersteuning vanuit het (V)SO kan bijdragen aan een oplossing hiervoor. Het
speciaal onderwijs kan zich dan nog meer richten op leerlingen met de zwaarste problematiek, zoals
leerlingen met een zeer laag IQ in de PO-leeftijd of leerlingen met een disharmonisch
ontwikkelingsprofiel. Voor deze groep is er op dit moment onvoldoende passend aanbod binnen de
regio.
Onder de cluster 4-leerlingen zijn de grootste knelpunten gesignaleerd bij leerlingen met een stoornis
in het autistisch spectrum (ASS) in de PO- en VO-leeftijd én bij de groep zeer moeilijk opvoedbare
kinderen (ZMOK) in de VO-leeftijd. ASS en ZMOK leerlingen in de VO-leeftijd kunnen weer worden
onderverdeeld naar niveau en naar ondersteuningsbehoefte . Dit zijn leerlingen op (1) het niveau van
het praktijkonderwijs, (2) het niveau van vmbo en (3) het niveau van havo/vwo.
Deze groepen leerlingen (ZMOK en ASS) zijn omvangrijk, elk 400 tot 500 leerlingen. Veel ZMOK-
leerlingen volgen onderwijs buiten de regio, het huidige aanbod is niet dekkend. Verder zijn
voorzieningen niet goed gespreid, maar geconcentreerd in twee van de vier subregio’s. Voor sommige
groepen is het aanbod ook onvoldoende passend. Zo is er beperkt VSO-aanbod voor ZMOK- en ASS-
leerlingen met capaciteit voor havo/vwo.
Verkenning van mogelijke oplossingen voor de toekomst
Bij de voorgestelde oplossingsrichtingen voor cluster 3-leerlingen staat het streven naar meer
integratie in het reguliere onderwijs voorop. Hierbij geldt de voorwaarde dat dit wat betreft niveau van
de leerling en de ondersteuningsbehoefte passend is of kan worden . Dit geldt voor zowel jonge
ZMLK-leerlingen als langdurig zieke, lichamelijk of meervoudig gehandicapte leerlingen (LZ/LG/MG).
Daarnaast is speciale aandacht gewenst binnen het SO/VSO voor cluster 3-leerlingen met zware
problematiek.
Voor cluster 4-leerlingen zijn oplossingen verkend in de vorm van scenario’s. In sommige scenario’s
wordt gestreefd naar een zo groot mogelijke deelname van leerlingen binnen het reguliere onderwijs,
dit geldt met name voor ASS-leerlingen in PO en VO. In andere scenario’s wordt voorgesteld om
VSO-voorzieningen uit te breiden. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen voorzieningen voor
ZMOK- en ASS-leerlingen en tussen leerlingen met vmbo- of havo/vwo-niveau.
De scenario’s voor cluster 4 leiden over het algemeen tot een beter dekkend, beter gespreid en beter
passend aanbod. Doorrekening op financiële consequenties bevestigt de verwachting dat scenario’s
met nieuwe voorzieningen of een uitbreiding daarvan, extra kosten met zich meebrengen, terwijl
scenario’s waarbij gestreefd wordt naar een grotere deelname in het regulier onderwijs, een besparing
kunnen opleveren, Bij deze laatste scenario’s geldt wel, dat ondersteuning van het reguliere
onderwijs door het (V)SO gewenst is. De kosten daarvan kunnen aanzienlijk zijn en beperken de
omvang van de besparing.
Bij de afweging van voor- en nadelen is vooralsnog uitgegaan van ideaaltypische scenario’s. In
werkelijkheid zijn tussenvarianten en combinaties mogelijk van verschillende scenario’s. Bovendien
moet er bij de ontwikkeling van het totale aanbod ook aandacht zijn voor cluster 3-leerlingen en
andere doelgroepen
8 Oberon
Oberon
Andere doelgroepen
Naast groepen met een indicatie voor cluster 3 of cluster 4 onderwijs, zijn er nog andere doelgroepen
met een extra ondersteuningsbehoefte. Dit zijn leerlingen met meervoudige problematiek en leerlingen
op het grensvlak tussen onderwijs en jeugdzorg. Ook voor deze groepen geldt dat meer of
andersoortige arrangementen nodig zijn om passend onderwijs te kunnen bieden.
Vervolgstappen
Op basis van de analyse van de problematiek en de voorgestelde oplossingen kunnen vervolgstappen
worden gezet. De scenario’s zijn hiervoor een hulpmiddel. De weging van scenario’s kan niet alleen
per doelgroep worden gemaakt, hierbij dient het totale aanbod in de regio in aanmerking te worden
genomen. Verkenning van de haalbaarheid is daarbij een belangrijk onderdeel. Op grond van een
dergelijke verkenning kunnen scenario’s worden aangepast of gecombineerd. Vervolgens is een meer
concrete uitwerking nodig en een nadere verkenning van de financiële consequenties. Aangezien
passend onderwijs sterk verbonden is met met kwalitatief goed onderwijs, is het ook van belang om de
kwaliteit van de betrokken scholen te betrekken bij de uitwerking.
Besluitvorming over aanpassingen in het aanbod ligt bij de bestuurders van gemeenten en
samenwerkingsverbanden PO en VO in de RMC-regio. De resultaten van dit onderzoek bieden een
basis voor deze besluitvorming.
Voorzieningen en leerlingenstromen (V)SO RMC-regio 19 – eindrapportage 9
1 Inleiding
Invoering passend onderwijs
Met de invoering van de Wet Passend Onderwijs in 2013 zal er veel veranderen ten aanzien van de
organisatie en inrichting van de onderwijsondersteuning aan leerlingen. Samenwerkingsverbanden
worden met de Wet Passend Onderwijs verantwoordelijk voor de toewijzing van de extra
ondersteuning en krijgen ook financiële verantwoordelijkheid in het toedelen van een passende plek
voor iedere leerling. De schoolbesturen in het samenwerkingsverband krijgen de zorgplicht om voor
iedere leerling in het samenwerkingsverband een passend onderwijsaanbod te verzorgen. Dit vraagt
speciale aandacht voor groepen leerlingen die nu niet van het onderwijsaanbod gebruikmaken, zoals
thuiszitters.
De samenwerkingsverbanden bestaan uit scholen voor regulier onderwijs en scholen voor
(voortgezet) speciaal onderwijs binnen cluster 3 en 4. De voorzieningen voor cluster 1 en 2 maken
bestuurlijk geen deel uit van de samenwerkingsverbanden, Deze instellingen zijn anders
gepositioneerd binnen de Wet Passend Onderwijs; voor het onderwijs aan cluster 1- en cluster 2-
leerlingen geldt ook een andere bekostigingssystematiek.
In het regeerakkoord van het kabinet Rutte II is vastgelegd dat met de invoering van passend
onderwijs ook praktijkonderwijs (PrO) en leerwegondersteunend onderwijs (LWOO) onder de
verantwoordelijkheid van de samenwerkingsverbanden zullen gaan vallen. Het doel hiervan is een
meer efficiënte organisatie van extra onderwijsondersteuning. Er wordt een korting toegepast van 50
miljoen op het budget voor PrO en LWOO.
De invoering van passend onderwijs vindt plaats binnen een bredere context van vernieuwingen
binnen het onderwijs en de zorg, die van belang zijn voor het perspectief van leerlingen.
Op het terrein van doorstroom en selectie binnen het voortgezet onderwijs zullen de komende tijd
veranderingen optreden. Criteria voor selectie worden aangescherpt. Zo dient het schooladvies van
de basisschool objectief te worden onderbouwd met toetsgegevens en wordt de drempelloze instroom
in het mbo niveau 2 afgeschaft.
Naast de invoering van passend onderwijs zijn er andere transities in voorbereiding. Zeer relevant is
de decentralisatie van de zorg voor de jeugd naar de gemeenten. Schoolbesturen, zorginstellingen en
gemeenten worden gezamenlijk verantwoordelijk voor de afstemming tussen onderwijsondersteuning
en zorg voor kinderen en jongeren. Deze domeinen zijn rechtstreeks van invloed op elkaar.
Nieuwe samenwerkingsverbanden
De samenwerkingsverbanden worden met ingang van 1 november 2013 op een ander, hoger
schaalniveau ingericht. Voor de samenwerkingsverbanden PO in de RMC-regio 19 betekent dit dat
verschillende (per denominatie ingerichte) samenwerkingsverbanden worden samengevoegd. Vooral
voor de samenwerkingsverbanden PO is sprake van schaalvergroting. Een andere belangrijke
verandering is dat het onderscheid tussen cluster 3 en 4 met de invoering van passend onderwijs zal
vervallen.
Vanaf november 2013 functioneren de volgende samenwerkingsverbanden (SWV)1:
1 Het SWV VO Utrecht en Vechtstreek bereidt met OCW een experimenteerstatus voor. Als dit experiment doorgaat,
treedt de Wet Passend Onderwijs voor dit SWV op 1-8-2013 in werking.
10 Oberon
Oberon
Tabel 1.1 Samenwerkingsverbanden RMC-regio 19
Swv PO/SO Gemeenten
Utrecht stad (PO 2601) Utrecht
Utrecht Zuidoost (PO 2603) Zeist, Utrechtse Heuvelrug, Bunnik, De Bilt, Wijk bij Duurstede
Utrecht West (PO 2604) Woerden, Ronde Venen, Oudewater, Stichtse Vecht, Montfoort
Utrecht Zuid (PO 2605) Nieuwegein, IJsselstein, Houten, Vianen, Lopik
Swv VO/VSO
Utrecht stad/Vechtstreek (VO 2601) Utrecht, Stichtse Vecht
Utrecht Zuidoost (VO 2603) Zeist, Utrechtse Heuvelrug, Bunnik, De Bilt, Wijk bij Duurstede
Utrecht West (VO 2604) Woerden, Ronde Venen, Oudewater, Montfoort
Utrecht Zuid (VO 2605) Nieuwegein, IJsselstein, Houten, Vianen, Lopik
Een regionaal dekkend aanbod
Ondanks de vergroting van het schaalniveau is het nog steeds niet mogelijk om binnen ieder
samenwerkingsverband een dekkend onderwijscontinuüm te realiseren. Sommige specialistische
voorzieningen hebben een dusdanig specifieke doelgroep dat zij een groter voedingsgebied
‘bedienen’. Deze regionale functie is ook noodzakelijk om voldoende volume te krijgen, zodat de
kwaliteit van het aanbod kan worden gegarandeerd. Daarvoor is regionale afstemming gewenst en
nodig. Regionaal dient te worden afgestemd welke speciale voorzieningen er nodig zijn, wat de
omvang is van de populatie en hoe in de regio de voorzieningen zo goed mogelijk kunnen worden
gespreid, zodat er voldoende plaatsen beschikbaar zijn en de bereikbaarheid zo optimaal mogelijk is
met behoud van kwaliteit.
Onderzoek naar voorzieningen en leerlingenstromen in RMC-regio 19
De gemeente Utrecht, SWV Sterk VO Utrecht en Stichtse Vecht en het samenwerkingsverband PO
26.01 i.o. (stad Utrecht) hebben Oberon opdracht gegeven het regionale voorzieningenniveau
gedetailleerd in kaart te brengen. Het gaat daarbij om de speciale onderwijsvoorzieningen in de RMC-
regio 19: speciaal en voortgezet speciaal onderwijs (SO en VSO) en (tussen)voorzieningen (Sbao,
Pro, OPDC Utrecht, Rebound, dagbesteding). Op basis van deze regionale verkenning zijn met de
partners in de regio gesprekken gevoerd, met als doel zicht te krijgen op aanpassingen die nodig of
gewenst zijn om een afgestemd dekkend onderwijsaanbod te realiseren.
Vervolgens zijn enkele scenario’s doorgerekend op kosten voor huisvesting, leerlingenvervoer en
ondersteuningsmiddelen.
Aandachtspunten
Een belangrijk aandachtspunt in dit onderzoek is het gegeven dat het onderwijsaanbod in het ene
samenwerkingsverband van invloed is op de aangrenzende samenwerkingsverbanden. Zo kan een
specifiek onderwijs- of ondersteuningsaanbod leerlingen uit andere samenwerkingsverbanden
aantrekken. Iedere verandering in onderwijsaanbod heeft invloed op leerlingenstromen en daarmee
consequenties voor bekostiging van onderwijsondersteuning en leerlingenvervoer. Bovendien zal er
steeds meer worden gestreefd naar een flexibeler inrichting van de ondersteuningsstructuur.
Samenwerking tussen regulier onderwijs en speciaal onderwijs zal leiden tot meer maatwerk in de
vorm van arrangementen. Ook deze ontwikkelingen hebben invloed op de leerlingenstromen in de
regio.
Vanwege deze aandachtspunten is het belangrijk om ook kwalitatieve aspecten mee te nemen in een
regionale verkenning van speciale voorzieningen. Het beeld achter de cijfers is nodig om deze goed te
kunnen duiden en wensen tot aanpassing van de bestaande situatie te kunnen onderbouwen.
Leeswijzer
In de volgende hoofdstukken presenteren we de bevindingen va het onderzoek.
We beginnen met een overzicht van de aantallen leerlingen in RMC-regio 19, in regulier en speciaal
onderwijs (hoofdstuk 2). Vervolgens gaan we in op de match tussen ondersteuningsbehoeften en het
aanbod in de regio voor leerlingen in de PO leeftijd (hoofdstuk 3), leerlingen in de VO leeftijd
(hoofdstuk 4) en voor jeugdigen met meervoudige problematiek (hoofdstuk 5). Dit doen de door een
Voorzieningen en leerlingenstromen (V)SO RMC-regio 19 – eindrapportage 11
analyse te presenteren van de leerlingenstromen. Voor verschillende groepen leerlingen wordt
beschreven hoeveel leerlingen binnen de RMC-regio naar school gaan en hoeveel binnen de eigen
subregio naar school gaan. Ook het aantal leerlingen met LGF (rugzak) wordt vermeld. Op basis van
deze analyse wordt in hoofdstuk 6 bekeken welk oplossingen er zijn voor een onvoldoende match
tussen ondersteuningsbehoefte en aanbod. Voor sommige van deze oplossingen is een scenario
opgesteld en financieel doorgerekend.Bij deze doorrekening heeft Oberon samengewerkt met Infinite
Financieel. Het rapport wordt afgesloten met conclusies en aanbevelingen (hoofdstuk 7).
Bij het rapport zijn zeven bijlagen opgenomen:
1. beschrijving van de opdracht en de opzet van het onderzoek;
2. overzicht van de geïnterviewde personen;
3. overzicht van de voorzieningen (V)SO voor leerlingen met een indicatie voor cluster 3 of cluster 4,
en van tussenvoorzieningen;
4. overzicht van Inspectie-beoordelingen van instellingen voor SO en VSO;
5. cijfermatige input voor scenario’s voor doelgroepen met specifieke ondersteuningsbehoeften
6. doorrekening van scenario’s door Infinite Financieel;
7. lijst met afkortingen.
Voorzieningen en leerlingenstromen (V)SO RMC-regio 19 – eindrapportage 13
2 Leerlingen in regulier en speciaal onderwijs in RMC-
regio 19
Leerlingen in de PO-leeftijd (4-12 jaar)
In RMC-regio 19 wonen ruim 82.000 leerlingen die naar het primair onderwijs gaan. Van deze
leerlingen gaan er bijna 1.800 (2,2%) naar het speciaal basisonderwijs (Sbao).
Van alle leerlingen in het primair onderwijs en speciaal onderwijs hebben er ruim 1.600 (1,9%) een
indicatie voor cluster 3 of cluster 4. Van deze leerlingen gaan er ruim 1.100 (1,3%) naar een school
voor speciaal onderwijs (SO), ruim 500 (0,6%) gaan met LGF naar het Bao of het Sbao.
Leerlingen in de VO-leeftijd (12-18 jaar)
Binnen RMC-regio 19 wonen 45.000 leerlingen die naar het reguliere voortgezet onderwijs gaan. Van
deze leerlingen gaat gaan er ruim 3.400 naar het vmbo met LWOO en 900 naar het praktijkonderwijs;
bij elkaar 9,6% van het totaal aantal leerlingen in het regulier voortgezet onderwijs.
Van de leerlingen ouder dan 12 jaar hebben er 2.050 (4,4%) een indicatie voor cluster 3 of 4. Van
deze leerlingen gaan er 1.500 (3,2%) naar een school voor VSO, 500 (1,2%) gaan met LGF naar het
reguliere voortgezet onderwijs.
Niet alle leerlingen met extra ondersteuningsbehoeften hebben een indicatie en zitten op een (V)SO-
school of krijgen een rugzak. Er is in de regio een grote groep ‘overbelaste’ leerlingen, met meer-
voudige problematiek. Deze zijn onder meer te vinden in tussenvoorzieningen, zoals OPDC Utrecht,
Rebound, Op de Rails en Herstart-trajecten. Daarnaast maakt een deel van deze jongeren gebruik
van dagbesteding of arbeidsmarktgerichte trajecten. In totaal gaat het om ongeveer 400 jongeren.
Tenslotte zijn er leerplichtige jongeren die geen onderwijs volgen en ook geen alternatief dagbeste-
dingstraject volgen, de ‘thuiszitters’. In augustus stonden er ongeveer 150 thuiszitters in de VO-leeftijd
geregistreerd (0,3%).
In dit hoofdstuk geven we een overzicht van de aantallen leerlingen in regulier en speciaal onderwijs
in de regio. We geven hiermee eerst een beeld van de totale leerlingenpopulatie, voordat we – in de
volgende hoofdstukken – inzoomen op leerlingen met extra ondersteuningsbehoeften. Op het totaal
aantal leerlingen is deze groep relatief klein. De meeste leerlingen doorlopen hun schoolloopbaan
zonder extra ondersteuning.
We geven het totale beeld eerst voor de leerlingen in het primair onderwijs (2.1), vervolgens voor
leerlingen in het voortgezet onderwijs en voor de jongeren die (deels) niet op school zitten, maar voor
die wel behoefte hebben aan een passende oplossing (2.2).
2.1 Leerlingen primair onderwijs en speciaal onderwijs
Leerlingen in het primair onderwijs
Binnen het primair onderwijs (PO) onderscheiden we basisonderwijs (Bao) en speciaal basisonderwijs
(Sbao). We geven een overzicht van de aantallen leerlingen die in RMC-regio 19 wonen.
Tabel 2.1 Leerlingen primair onderwijs woonachtig in RMC-regio 19*
PO totaal Bao Sbao
Utrecht stad 27.370 26.952 418 (1,5%)
Utrecht Zuidoost 18.555 18.152 403 (2,2%)
Utrecht West 18.024 17.720 304 (1,7%)
Utrecht Zuid 18.699 18.033 666 (3,6%)
Totaal 82.648 80.857 1.791 (2,2%)
* Bron: DUO, oktober 2011 (geldt voor alle tabellen in dit hoofdstuk)
14 Oberon
Oberon
Ruim 80 duizend leerlingen volgen onderwijs in het primair onderwijs. Subregio Utrecht stad telt de
meeste PO-leerlingen, ruim 27 duizend. De andere drie subregio’s tellen elk ongeveer 18 duizend
leerlingen. Ruim 2 procent van de leerlingen in het regulier onderwijs zit op een speciale school voor
basisonderwijs (Sbao). De subregio’s van de nieuwe samenwerkingsverbanden verschillen behoorlijk
in het deelnamepercentage aan het speciaal basisonderwijs. In Utrecht Stad, Zuidoost en West ligt het
deelnamepercentage onder het landelijk deelnamepercentage (2,7%). In Utrecht Zuid is het
deelnamepercentage relatief hoog; 3,6% van de leerlingen zit op een speciale basisschool.
Leerlingen met indicatie voor cluster 3 of cluster 4
Jeugdigen met specifieke ondersteuningsbehoeften kunnen een indicatie krijgen.2 Hieronder geven
we een overzicht van de aantallen leerlingen met een indicatie voor cluster 3 of cluster 4 in het primair
onderwijs. Voor deze leerlingen dient op het niveau van de samenwerkingsverbanden een passend
aanbod te worden georganiseerd.3 In het overzicht maken we onderscheid tussen
a) leerlingen die naar een speciale voorziening cluster 3 of 4 gaan (SO);
b) leerlingen die met een ‘rugzak’ naar het reguliere basisonderwijs gaan (leerlingengebonden
financiering; LGF). Voor deze leerlingen is er ambulante begeleiding vanuit een speciale
voorziening.4
Tabel 2.2 PO/SO-leerlingen met indicatie voor cluster 3 of cluster 4, RMC-regio 19 Cluster 3 Cluster 4
Totaal SO LGF Totaal SO LGF
Utrecht stad 273 230 (84%) 43 (16%) 212 158 (75%) 54 (25%)
Utrecht
Zuidoost
186 124 (67%) 62 (33%) 278 201 (72%) 77 (28%)
Utrecht West 163 108 (66%) 55 (34%) 138 67 (49%) 71 (51%)
Utrecht Zuid 168 113 (67%) 55 (33%) 214 118 (55%) 96 (45%)
Totaal 790 575 (73%) 215 (27%) 838 544 (64%) 298 (36%)
Van de leerlingen in de basisschoolleeftijd met een indicatie gaat de meerderheid naar een school
voor speciaal onderwijs. In totaal gaan er ruim 1.100 leerlingen naar een cluster 3- of cluster 4-school.
Nog eens 500 leerlingen gaan met een ‘rugzak’ naar het reguliere onderwijs.
Ruim een kwart van de leerlingen met een cluster 3-indicatie (27%) heeft een rugzak, voor cluster 4-
geïndiceerde leerlingen is dit ruim een derde (36%). Verder zien we dat het aandeel LGF-leerlingen in
de ene subregio veel groter is dan in de andere. Er is wat dit betreft een relatie met de
beschikbaarheid van scholen voor speciaal onderwijs5. De voorzieningen zijn geconcentreerd in
Utrecht stad en Zuidoost. In die subregio’s zijn de percentages LGF-leerlingen dan ook veel lager dan
in West en in Zuid. Verder is het percentage cluster 3-leerlingen met LGF verreweg het laagst in
Utrecht stad, waar cluster 3-voorzieningen zijn geconcentreerd. Voor cluster 4-leerlingen is het LGF-
percentage ongeveer even hoog in Utrecht stad en Zuidoost.
2 De huidige systematiek van indicering zal verdwijnen wanneer de Wet Passend Onderwijs van kracht wordt. Ook het
onderscheid tussen cluster 3 en 4 vervalt dan. 3 Cluster 1- en cluster 2-leerlingen laten we in dit onderzoek buiten beschouwing, aangezien de instellingen voor deze
leerlingen bestuurlijk geen deel uitmaken van de samenwerkingsverbanden. 4 De meeste van deze kinderen gaan naar een reguliere basisschool; een klein deel naar een speciale basisschool. In
hoofdstuk 4 worden de aantallen LGF-leerlingen in Bao en Sbao weergeven per cluster. 5 Een alternatieve verklaring voor deze verschillen is dat in Utrecht stad veel kinderen een cluster 2 indicatie krijgen
waar dat anders een cluster 4 indicatie zou zijn.
Voorzieningen en leerlingenstromen (V)SO RMC-regio 19 – eindrapportage 15
Tabel 2.3 Percentage PO/SO-leerlingen met indicatie voor cluster 3 of cluster 4 op totaal PO, RMC-regio 19 Totaal PO/SO (Bao,
Sbao, SO)
Totaal SO (cluster 3, 4
excl. LGF*)
Totaal LGF
Utrecht stad 27.754 388 1,4% 97 0,3%
Utrecht Zuidoost 18.880 325 1,7% 139 0,7%
Utrecht West 18.199 175 1,0% 126 0,7%
Utrecht Zuid 18.930 231 1,2% 151 0,8%
Totaal 83.763 1.119 1,3% 513 0,6%
*Deze leerlingen bevinden zich of op het Bao of op het Sbao.
Per subregio ligt het aandeel SO-indicaties tussen de 1,7% (Utrecht stad en Utrecht West; zie totaal
middelste en rechterkolom) en 2,5% (Zuidoost). Voor de gehele RMC-regio 19 komt het percentage
SO-indicaties uit op 1,9%.
In bijlage 3 geven we een overzicht van alle voorzieningen voor speciaal onderwijs in cluster 3 en
cluster 4.
Samenvatting
In figuur 2.1 is schematisch weergegeven hoe alle leerlingen in de PO-leeftijd, die in RMC-regio 19
wonen, verdeeld zijn over het basisonderwijs, speciaal basisonderwijs en speciaal onderwijs. Van alle
leerlingen in de PO-leeftijd heeft 1,9% een cluster 3- of 4-indicatie. Een deel daarvan (1,3%) zit op een
speciale voorziening, het overige deel (0,6%) zit met LGF in het reguliere basisonderwijs of speciaal
basisonderwijs. In dit rapport richten we ons wat het PO betreft in het bijzonder op deze laatste twee
groepen leerlingen. Dit zijn de leerlingen die in het kader van passend onderwijs extra aandacht
behoeven. In totaal zijn dit 1.632 leerlingen.
Figuur 2.1 Leerlingen PO naar soort onderwijs
2.2 Leerlingen voortgezet onderwijs en voortgezet speciaal onderwijs
Leerlingen in het voortgezet onderwijs
Binnen RMC-regio 19 wonen 45.000 leerlingen die naar het reguliere voortgezet onderwijs gaan. De
subregio Utrecht/Vechtstreek telt de meeste leerlingen, daarna volgt Zuidoost.
96,0%
2,1%
1119
(1,3%)
513 (0,6%)
1,9%
BAO, excl. lgf SBAO, excl. lgf SO cl3/cl4 lgf cl3/cl4
16 Oberon
Oberon
Tabel 2.4 Leerlingen op VO-scholen woonachtig in RMC-regio 19*
VO totaal Lwoo PrO VO overig Pct. Lwoo/PrO
Utrecht stad/Vechtstreek 15.362 1.151 325 13.886 (9,6%)
Utrecht Zuidoost 12.126 693 203 11.230 (7,4%)
Utrecht West 7.843 538 169 7.136 (9,0%)
Utrecht Zuid 9.765 1.051 204 8.510 (12,9%)
Totaal 45.096 3.433 901 40.762 (9,6%)
* NB: Het gaat om leerlingen die schoolgaan in deze samenwerkingsverbanden; het aantal schoolgaande kinderen dat
woonachtig is in de regio wijkt hier enigszins van af. Dit geldt alleen voor het regulier onderwijs, niet voor het speciaal onderwijs.
Een deel van de leerlingen in het voortgezet onderwijs krijgt extra ondersteuning, in de vorm van
leerwegondersteunend onderwijs (Lwoo) binnen het vmbo. Lwoo–leerlingen volgen een leerweg
binnen het vmbo, leerlingen in het praktijkonderwijs (PrO) worden niet opgeleid tot een diploma, maar
direct voorbereid op de arbeidsmarkt. Het aandeel Lwoo- en PrO-leerlingen is het grootst in subregio
Zuid (12,9%) en het kleinst in Zuidoost (7,4%).
Leerlingen met indicatie voor cluster 3 of cluster 4
Hieronder geven we een overzicht van de aantallen leerlingen met een cluster 3- of 4-indicatie op een
VSO-school en de leerlingen die met een ‘rugzak’ naar het reguliere voortgezet onderwijs gaan (LGF).
Voor deze leerlingen is er ambulante begeleiding vanuit een speciale voorziening.
Tabel 2.5 VO/VSO-leerlingen met indicatie voor cluster 3 of cluster 4, RMC-regio 19 Cluster 3 Cluster 4
Totaal VSO LGF Totaal VSO LGF
Utrecht stad/
Vechtstreek
257 220 (86%) 37 (14%) 447 326 (73%) 121 (27%)
Utrecht Zuidoost 195 152 (78%) 43 (22%) 447 335 (75%) 112 (25%)
Utrecht West 101 73 (72%) 28 (28%) 155 80 (52%) 75 (48%)
Utrecht Zuid 158 133 (84%) 25 (16%) 290 182 (63%) 108 (37%)
Totaal 711 578 (81%) 133 (19%) 1339 923 (69%) 416 (31%)
Het totale aantal leerlingen in de VO-leeftijd met een indicatie voor cluster 3 of 4 is met ruim 2.000
aanmerkelijk groter dan in het PO (ruim 1.600), terwijl het aantal leerlingen in het reguliere VO
aanmerkelijk kleiner is dan in het reguliere PO. In het voortgezet onderwijs zijn er dus
verhoudingsgewijs veel meer geïndiceerde leerlingen.
Tabel 2.6 Percentage VO/VSO-leerlingen met indicatie voor cluster 3 of cluster 4 op totaal VO, RMC-regio 19 Totaal VO (VO, VSO) Totaal VSO (cluster 3, 4
excl. LGF*)
Totaal LGF
Utrecht stad/Vechtstreek 15.908 546 3,4% 158 1,0%
Utrecht Zuidoost 12.613 487 3,9% 155 1,2%
Utrecht West 7.996 153 1,9% 103 1,3%
Utrecht Zuid 10.080 315 3,1% 133 1,3%
Totaal 46.597 1.501 3,2% 549 1,2%
*Deze leerlingen bevinden zich of op Lwoo of op het PrO.
Van de leerlingen tot en met 12 jaar heeft 1,9% een indicatie voor cluster 3 of 4 (zie tabel 2.3); van de
leerlingen ouder dan 12 jaar is dit 4,4%. De subregio Zuidoost heeft het grootste aandeel VSO-
indicaties (5,1%), de regio West het kleinste aandeel (3,2%).
In bijlage 3 geven we een overzicht van alle voorzieningen voor voortgezet speciaal onderwijs in
cluster 3 en cluster 4.
Net als bij de kinderen in de basisschoolleeftijd gaat de meerderheid van de jongeren met een
indicatie naar een school voor speciaal onderwijs (VSO), in totaal gaan ongeveer 1.500 leerlingen
naar een cluster 3- of cluster 4-school.
Ongeveer 550 leerlingen gaan naar het reguliere onderwijs en krijgen daar ambulante begeleiding. In
vergelijking met het aantal leerlingen dat naar een VSO-school gaat is het percentage LGF-leerlingen
Voorzieningen en leerlingenstromen (V)SO RMC-regio 19 – eindrapportage 17
wat lager dan in het primair onderwijs. In cluster 3 heeft bijna een vijfde (19%) van de geïndiceerde
leerlingen een rugzak, in cluster 4 is dit iets minder dan een derde (31%).
We zien in grote lijnen dezelfde verschillen tussen de subregio’s als bij het PO. In de subregio’s met
veel VSO-voorzieningen, Utrecht stad en Zuidoost, is het aandeel LGF-leerlingen lager. Van de cluster
4-leerlingen in deze beide regio’s heeft ongeveer een kwart LGF, terwijl dit in Utrecht West ongeveer
het dubbele is (48%). Het percentage cluster 3-leerlingen met LGF is het laagste in Utrecht stad, met
veel cluster 3-voorzieningen. Maar ook in Utrecht Zuid is dit percentage laag.
Overige voorzieningen voor leerlingen vanaf 12 jaar
Als leerlingen een indicatie hebben, is er zicht op de omvang van de problematiek. Daarnaast zijn er
ook leerlingen die leer- en/of gedragsproblemen hebben, maar (nog) niet zijn geïndiceerd. Tot deze
groep behoren ook de zogenaamde ‘overbelasten’, die worden gekenmerkt door multi-problematiek
op verschillende leefgebieden zoals school, gezin en psychisch. Verder zijn er leerlingen die
gedurende langere tijd geen onderwijs volgen, de ‘thuiszitters’. Deze groepen leerlingen hebben we
kwantitatief minder goed in beeld, maar het is wel van belang om hier bij stil te staan in het kader van
dit onderzoek, omdat er ook voor hun problemen een oplossing gevonden dient te worden.
We noemen hier kort verschillende soorten voorzieningen, een meer uitgebreide beschrijving is
opgenomen in bijlage 3.
Tussenvoorzieningen
Tussenvoorzieningen zijn bedoeld voor leerlingen die als gevolg van problemen met school of op het
persoonlijke vlak tijdelijk geen onderwijs (kunnen) volgen op het reguliere voortgezet onderwijs.
Voorbeelden zijn het OPDC, Rebound-voorzieningen, Op de Rails- en Herstart-trajecten.
Dagbesteding
Dagbesteding is bedoeld voor jongeren die niet meer in het onderwijs verblijven en vaak te maken
hebben met meervoudige problematiek zoals verslaving, criminaliteit, een problematische
thuissituatie. De meeste dagbestedingstrajecten begeleiden deze jongeren terug naar onderwijs of
werk in de vorm van werk op een werkplaats gecombineerd met individuele begeleiding.
Arbeidsgerichte leerwegen
Arbeidsgerichte leerwegen leiden jongeren die merendeels tussen PrO en VSO in zitten naar werk.
Vaak gebeurt dit in samenwerking met de school waar de jongere staat ingeschreven en is er een
weekverdeling van 1 dag school en 4 dagen werk.
Thuiszitters V(S)O in de RMC-regio 19
Het gaat hier met name om thuiszittende leerplichtige leerlingen die in een V(S)O instelling thuis horen
of de overstap naar een vervolgopleiding (MBO) niet hebben gemaakt en geen startkwalificatie
hebben. Volgens de verschillende samenwerkingsverbanden zijn er geen tot weinig thuiszittende
leerlingen in de PO-leeftijd. Met de invoering van passend onderwijs is een van de speerpunten het
voorkomen en opvangen van thuiszittende leerlingen. Iedere leerling moet in principe een passende
plek worden geboden.
Tabel 2.7 VO/VSO-leerlingen die (deels) niet op school zitten, RMC-regio 19 Aantal jongeren*
In tussenvoorzieningen 295
In dagbesteding 47
In arbeidsgerichte leerwegen 55
thuiszitters 151
Utrecht stad 72
Zuidoost 27
West 5
Zuid 37
Onbekend 10
* De aantallen thuiszitters zijn gebaseerd op registratie door RMC-regio Utrecht, augustus 2012.
18 Oberon
Oberon
Volgens de registratie van RMC-regio Utrecht waren er in september 2012 ongeveer 150 thuiszitters
(0,3% van het totaal leerlingen in het VO en VSO). Hierbij tekenen we wel aan dat de registratie een
momentopname is; de aantallen thuiszitters fluctueren.
Samenvatting
In Figuur 2.2 staan de leerlingen in de VO-leeftijd uitgesplitst naar soort onderwijs of overige
verblijfsplaats. Het aandeel jongeren van de totale groep jongeren in de VO-leeftijd woonachtig in de
RMC-regio 19 waar we in dit rapport op inzoomen is groter dan voor het PO, namelijk 5,5%. Deze
groep bestaat uit leerlingen op het VSO met een cluster 3 of 4 indicatie (3,2%); leerlingen in het
reguliere VO met een cluster 3 of 4 indicatie (LGF, 1,2%) en leerlingen die in een traject
(dagbesteding/arbeidgericht) of thuis zitten (1,2%). Deze leerlingen behoeven in het kader van
passend onderwijs extra aandacht. In totaal gaat het om 2.598 jongeren.
Figuur 2.2 Leerlingen VO naar soort onderwijs
85,5%
9,0%
548 (1,2%)
1501 (3,2%)
549 (1,2%)
5,5%
VO overig, excl. lgf PrO/Lwoo, excl. lgf in traject/thuiszitters
VSO cl3/cl4 lgf cl3/cl4
Voorzieningen en leerlingenstromen (V)SO RMC-regio 19 – eindrapportage 19
3 De match tussen ondersteuningsbehoeften en
voorzieningen: PO/SO
Match ondersteuningsbehoefte en voorzieningen: Leerlingen in de PO-leeftijd (4-12 jaar)
Cluster 3
Het overgrote deel van de leerlingen op een cluster 3 SO-school gaat naar school binnen de RMC-
regio. In totaal gaan 50 leerlingen naar een SO-school buiten de regio; 40 van de 369 ZMLK-
leerlingen (11%) en 10 van de 206 LZ/LG/MG-leerlingen (5%). SO-scholen voor ZML-leerlingen zijn er
zowel in Utrecht stad als Zuidoost; SO-scholen voor LZ/LG/MG alleen in Utrecht stad. Het percentage
leerlingen dat binnen de eigen subregio naar een SO-school gaat is (dan ook) groter onder de ZML-
leerlingen (44%) dan onder de LZ/LG/MG-kinderen (24%).
Het aandeel ZML-leerlingen dat binnen het reguliere onderwijs blijft met LGF is beperkt (15%); onder
de LZ/LG/MG-kinderen ligt dit percentage veel hoger (42%).
Cluster 4
ZMOK-leerlingen in het SO gaan relatief vaak naar school buiten de eigen RMC-regio (33 van de 119
leerlingen; 28%). Bij LZK-leerlingen is dat aandeel veel kleiner (14 van de 425 leerlingen; 3%).
Van alle kinderen met een cluster 4-indicatie gaat 65% naar een SO-school en 35% naar het reguliere
basisonderwijs, met LGF.
In het vorige hoofdstuk hebben we het aantal leerlingen met specifieke ondersteuningsbehoeften
besproken. In dit hoofdstuk gaan we na of het aanbod in de RMC-regio 19 voldoende is afgestemd op
de ondersteuningsbehoeften van de leerlingen in de PO-leeftijd (4-12 jaar). In het volgende hoofdstuk
doen we hetzelfde voor leerlingen in de VO-leeftijd (12-18 jaar), in hoofdstuk 5 voor jongeren met een
meervoudige problematiek.
Na een overzicht van de aantallen leerlingen en voorzieningen (3.1) volgt een analyse van de
leerlingenstromen. We gaan daarbij na of er een tekort of een overschot aan aanbod is en waar
mogelijk verbeteringen gerealiseerd kunnen worden; eerst voor leerlingen met een cluster 3-indicatie
(3.2), vervolgens voor leerlingen met een cluster 4-indicatie (3.3)
Bij het bepalen van de match tussen ondersteuningsbehoeften en voorzieningen is uiteraard ook de
kwaliteit van de onderwijsvoorzieningen van groot belang. In bijlage 4 geven we een overzicht van
recente beoordelingen van de Inspectie van het Onderwijs van de SO en VSO-scholen.
We combineren in dit hoofdstuk cijfermatige informatie met informatie uit gesprekken met
betrokkenen: groepsgesprekken, individuele gesprekken en een expertbijeenkomst met
vertegenwoordigers van gemeenten, scholen en SWV-en uit de vier subregio’s binnen RMC-regio 19.
3.1 Aantallen leerlingen en voorzieningen voor de PO-leeftijd
In paragraaf 2.1 hebben we vastgesteld dat in totaal 1.632 leerlingen in de PO-leeftijd een indicatie
hebben voor cluster 3 of cluster 4. Deze leerlingen behoeven extra ondersteuning in het kader van
passend onderwijs. Binnen deze groep kunnen we verschillende doelgroepen onderscheiden. In
onderstaande tabel geven we een overzicht van vraag en aanbod voor deze totale groep, in de
volgende paragrafen werken we dit uit en proberen we vast te stellen of en waar er sprake is van
lacunes en kraptes. Bij de onderstaande overzichten van aantallen leerlingen per cluster moeten we
bedenken dat het onderscheid tussen cluster 3 en 4 en de daarbij behorende indicaties zal verdwijnen
met de invoering van passend onderwijs.
20 Oberon
Oberon
Tabel 3.1 Aantallen leerlingen en voorzieningen voor de PO-leeftijd *
Doelgroep Vraag (aantal leerlingen) Aanbod SO Aanbod (S)Bao
Cluster 3 ZMLK 369 Herderscheeschool (U)
Rafaëlschool (U)
Pr. Wilhelminaschool (U)
Meerklank (ZO)
Vestigingen Sbao
De Binnentuin (U)
Het Keerpunt (U)
Luc Stevensschool (U)
Tobias (ZO)
De Driehoek (ZO)
De Stuifheuvel (ZO)
De Brug (Z)
De Evenaar (Z)
De Wenteltrap (Z)
De Wissel (Z)
Het Klaverblad (W)
De Keerkring (W)
De Vijverhof (W)
Aantal vestigingen Bao
met tenminste 1 LGF-
leerling
Utrecht stad 51
Zuidoost 65
West 54
Zuid 57
Cluster 3 LZ/LG/MG 206 Ariane de Ranitz (U)
De Schans (U)
Cluster 3 LGF (ZMLK;
LZ/LG/MG)
215 (66;149)
Cluster 4 ZMOK 119 De Pels (U)
Cluster 4 LZK 425 Fritz Redl (U)
C.P. van Leersum (ZO)
Berg en Bosch (ZO/Z)
Zonnehuis (ZO)
Cluster 4 LGF 298
Totaal 1.632
* Bron: DUO, oktober 2011 (geldt voor alle tabellen in dit hoofdstuk)
3.2 Vraag en aanbod voor PO/SO-leerlingen met een cluster 3-indicatie
ZMLK-leerlingen
Voor elke subregio laten we in tabel 3.2 zien waar de leerlingen met een ZMLK-indicatie onderwijs
volgen:
op één van de ZMLK-scholen in Utrecht (Herderschee, Rafaëlschool of Prinses Wilhelmina) of de
Meerklank in Zeist (regio Zuidoost);
binnen een (speciale) basisschool, met een ‘rugzak’ (LGF).
Om een compleet beeld te geven van de leerlingenstromen vermelden we ook hoeveel leerlingen van
RMC-regio 19 een SO-school buiten de regio bezoeken en hoeveel leerlingen van ‘buiten’ naar een
SO-school binnen RMC-regio 19 gaan.
Tabel 3.2 Leerlingen cluster 3 ZMLK, PO/SO
School
Woon
Utrecht stad
(Herd/Raf/
PrWIlh.)
Zuidoost
(Meerklank)
Buiten RMC-
regio
SO Totaal LGF
Bao
LGF
sbao
LGF
totaal
Utrecht stad 142 3 0 145 17 0 17
Utrecht
Zuidoost
15 50 13 78 15 2 17
Utrecht West 46 2 24 72 12 5 17
Utrecht Zuid 64 7 3 74 9 6 15
Totaal
RMC-regio
267 62 40 369 53 13 66
Van buiten
RMC-regio
3 3 nvt 6
Totaal 270 65 40 375
De meerderheid, namelijk 369 van de 435 leerlingen met een ZMLK-indicatie (85%) gaat naar een
SO-school. De overige 66 leerlingen blijven met een ‘rugzak in het regulier onderwijs. Het aandeel
Voorzieningen en leerlingenstromen (V)SO RMC-regio 19 – eindrapportage 21
rugzakleerlingen in deze groep is vrij beperkt (15%). Blijkbaar is het niet eenvoudig om deze leerlingen
op te vangen binnen het reguliere basisonderwijs.
Van de leerlingen in het SO gaat ongeveer driekwart naar een school in Utrecht stad; de overige
leerlingen gaan naar de Meerklank in Zeist of naar een school buiten de RMC-regio.
Leerlingenstromen binnen RMC-regio 19 − De scholen in Utrecht trekken veel leerlingen uit de andere
subregio’s. De Meerklank in Zeist wordt vooral bezocht door leerlingen uit de (eigen) subregio
Zuidoost.
Grensverkeer met aangrenzende regio’s − De ZMLK-scholen in RMC-regio 19 worden bezocht door
slechts 6 leerlingen van buiten de regio. Andersom zijn er 40 leerlingen die binnen de RMC-regio
wonen, maar daarbuiten naar school gaan. De meest bezochte scholen zijn:
Mozarthof in Hilversum (16 leerlingen, allemaal uit Utrecht West);
Koningin Emmaschool in Amersfoort (9 leerlingen, allemaal uit Zuidoost);
Prisma in Alphen a/d Rijn (4 leerlingen, allemaal uit Utrecht West).
Uit gesprekken met vertegenwoordigers van gemeenten, samenwerkingsverbanden en scholen voor
SO en Sbao kwam naar voren dat men het niet wenselijk vindt dat kinderen in deze leeftijd ver reizen
(G)6. Toch zijn er 40 leerlingen die buiten de regio naar school gaan en 137 die buiten de eigen
subregio naar school gaan. Dat kan betekenen dat er in de praktijk dagelijks flinke afstanden worden
afgelegd om de scholen te bereiken7.
In de gesprekken is gesignaleerd dat binnen deze groep voor de kinderen met een zeer laag IQ
(onder de 40) vaak geen geschikt aanbod is (I). Het betreft in die gevallen vaak verstandelijk
gehandicapte kinderen met oppositioneel gedrag waar zorg ook een verantwoordelijkheid heeft, maar
waar dat in onvoldoende afstemming en samenhang wordt ingezet.
LZ/LG/MG-leerlingen
Voor de indicaties langdurig ziek (somatisch), lichamelijk gehandicapt en meervoudig gehandicapt
binnen cluster 3 zijn er twee SO-scholen in Utrecht stad: de Ariane de Ranitz (Mytyl: LG en MG) en de
Utrechtse Buitenschool De Schans (LZ). Tabel 3.3 geeft een overzicht van de leerlingenaantallen op
deze scholen en van de aantallen leerlingen met LGF.
Tabel 3.3 Leerlingen cluster 3 LZ/LG/MG, PO/SO
School
Woon
Utrecht stad
(AdRanitz, de
Schans)
Buiten RMC-
regio
Totaal LGF
bao
LGF
sbao
LGF
totaal
Utrecht stad 85 0 85 25 1 26
Utrecht
Zuidoost
44 2 46 44 1 45
Utrecht West 30 6 36 34 4 38
Utrecht Zuid 37 2 39 35 5 40
Totaal
RMC-regio
196 10 206 138 11 149
Van buiten
RMC-regio
55 nvt 55
Totaal 251 10 261
Het percentage LZ/LG/MG -leerlingen op een SO-school van het totaal aantal leerlingen met een
dergelijke indicatie is lager dan bij de ZMLK-leerlingen, namelijk 206 van de 355 (58%). De overige
149 leerlingen (42%) gaan met een ‘rugzak’ naar het reguliere onderwijs.
6 (G) verwijst naar groepsgesprek (I) naar individueel interview en (E) naar de expertbijeenkomst.
7 Vaak betreft het grensverkeer: leerlingen wonen dicht bij een voorziening in een andere (sub)regio. We kunnen dus
niet met zekerheid zeggen of de groep van 137 leerlingen allemaal verder reizen dan ze zouden doen met een voorziening in de eigen (sub)regio.
22 Oberon
Oberon
Leerlingenstromen binnen RMC-regio 19 − Voor deze leerlingen zijn er alleen scholen in Utrecht stad.
Voor zover de leerlingen binnen de RMC-regio blijven, gaan ze dus allemaal in Utrecht naar school.
Deze scholen vervullen dus een functie voor de hele RMC-regio; ruim de helft van de leerlingen woont
in een andere subregio dan Utrecht stad.
Grensverkeer met aangrenzende regio’s − De Ariane de Ranitz en De Schans worden bezocht door
enkele tientallen leerlingen van buiten de RMC-regio. Slechts enkele leerlingen uit de RMC-regio
bezoeken een school voor LZ/LG/MG in een aangrenzende regio. De meest bezochte scholen zijn:
De Waterlelie in Haarlemmermeer (5 leerlingen, uit Zuidoost, West en Zuid);
Trappenberg in Huizen (2 leerlingen, uit Zuidoost en West);
Tyltylschool in Amsterdam (2 leerlingen uit West).
Thuisnabijheid cluster 3 SO leerlingen
Op basis van het bovenstaande kunnen we ons een beeld vormen van de ‘thuisnabijheid’ van het
onderwijs voor cluster 3-leerlingen. We geven een overzicht van de leerlingaantallen en
leerlingenstromen in de onderstaande figuur. Daarmee laten we zien hoe de verhoudingen zijn tussen:
aantallen leerlingen in SO en PO (met LGF);
SO-leerlingen die naar school gaan in:
a) hun eigen subregio;
b) een andere subregio binnen RMC-regio 19;
c) naar een school buiten RMC-regio 19.
Dit geeft een grove indicatie van de mate waarin het SO-onderwijs thuisnabij is.
Figuur 3.1 Leerlingen cluster 3 PO/SO
Zowel voor de ZMLK- als de LZ/LG/MG-kinderen geldt dat het overgrote deel van de leerlingen naar
school gaat binnen de RMC-regio. In totaal gaan 50 leerlingen naar een school buiten de regio; dat is
6% van de cluster 3-leerlingen in PO/SO.
Het aandeel LGF-leerlingen is veel groter onder de LZ/LG/MG-kinderen (42%) dan onder de ZML-
leerlingen (15%). Daarentegen is het percentage leerlingen dat binnen de eigen subregio naar een
SO-school gaat groter onder de ZML-leerlingen (44%) dan onder de LZ/LG/MG-kinderen (24%).
SO, binnen
subregio; 192
SO, andere
subregio; 137
SO, buiten RMC-
regio; 40
LGF; 66
Cluster 3, ZMLK, SO (435 leerlingen)
SO, binnen
subregio; 85
SO, andere
subregio; 111
SO, buiten RMC-
regio; 10
LGF; 149
Cluster 3, LZ/LG/MG, SO (355 leerlingen)
Voorzieningen en leerlingenstromen (V)SO RMC-regio 19 – eindrapportage 23
3.3 Vraag en aanbod voor PO/SO-leerlingen met een cluster 4-indicatie
ZMOK-leerlingen
Voor elke subregio laten we in tabel 3.4 zien waar leerlingen met een ZMOK-indicatie in de PO-leeftijd
onderwijs volgen. In tegenstelling tot de leerlingengebonden financiering bij cluster 3-indicaties,
worden leerlingen met LGF en een cluster 4-indicatie niet verder uitgesplitst in de subgroepen ZMOK
en LZK. Om die reden hebben we geen kolom met leerlingen met LGF aan tabel 3.4 toegevoegd.
Leerlingengebonden financiering in combinatie met een cluster 4-indicatie wordt verderop apart
behandeld.
In de RMC-regio 19 is er slechts één voorziening voor speciaal onderwijs (SO) met een aanbod
bedoeld voor ZMOK, dat is De Pels in Utrecht stad. Leerlingen die niet op De Pels terecht kunnen of
zijn aangewezen op een voorziening buiten de regio. Voor het complete beeld melden we ook hoeveel
leerlingen van buiten de RMC-regio 19 naar De Pels gaan.
Tabel 3.4 Leerlingen cluster 4 ZMOK, PO/SO
School
Woon
Utrecht stad
(De Pels)
Buiten RMC-
regio
Totaal
Utrecht stad 47 3 50
Utrecht
Zuidoost
10 23 33
Utrecht West 11 3 14
Utrecht Zuid 18 4 22
Totaal
RMC-regio
86 33 119
Van buiten
RMC-regio
3 nvt 3
Totaal 89 33 122
Driekwart van de ZMOK-geïndiceerde SO kinderen gaat naar de Pels, de overige 25 procent (met
name vanuit Zuidoost) gaat naar een school buiten de regio (Mulock Houwer en J.H. Donner, zie tabel
3.5). Het aantal leerlingen dat van buiten de regio naar de Pels gaat is met drie leerlingen heel klein.
Tabel 3.5 Leerlingen op het SO cluster 4 ZMOK buiten RMC-regio 19
School
Woon
M Houwer J.H. Donner overig Buiten RMC-
regio totaal
Utrecht stad 2 1 0 3
Utrecht
Zuidoost 15 5 3 23
Utrecht West 0 2 1 3
Utrecht Zuid 3 1 4
Totaal 20 10 3 33
Deze groep leerlingen kwam uit gesprekken niet naar voren als een groep die snel speciale aandacht
behoeft in het kader van het passend onderwijs. Leerlingen die vanuit de subregio Zuidoost naar
voorzieningen buiten de regio gaan doen dit vermoedelijk vanwege de reisafstand (G). De
voorzieningen Mulock Houwer en J.H. Donner liggen beide ten oosten van de subregio Zuidwest. De
Pels in Utrecht stad heeft twee locaties voor het SO-onderwijs.
LZK-leerlingen
Het aantal voorzieningen voor kinderen met een LZK-indicatie in de PO-leeftijd is in de RMC 19 regio
substantieel groter dan voorzieningen voor ZMOK. In de subregio Utrecht stad betreft het de Fritz
Redlschool, in de subregio Utrecht Zuidoost zijn dat de Berg en Boschschool, de C.P. van
24 Oberon
Oberon
Leersumschool en de Zonnehuisschool en in de subregio Utrecht Zuid betreft het een locatie van de
Berg en Boschschool.
Tabel 3.6 Leerlingen cluster 4 LZK, PO/SO
School
Woon
Utrecht stad
(Fritz Redl)
Zuidoost
(BenB,
CPvL, Zhuis)
Zuid
(BenB)
Buiten
RMC-regio
Totaal
Utrecht stad 4 80 24 0 108
Utrecht
Zuidoost
4 140 12 12 168
Utrecht West 4 36 13 0 53
Utrecht Zuid 7 25 62 2 96
Totaal
RMC-regio
19 281 111 14 425
Van buiten
RMC-regio
18 198 11 nvt 227
Totaal 37 479 122 14 652
Het aantal LZK-indicaties in het SO is groot: 425 leerlingen in de RMC-regio. Daarbij springt vooral de
regio Zuidoost eruit, met 168 indicaties.
Cluster 4-scholen voor LZK zijn er in de subregio’s Utrecht stad, Zuidoost en Zuid. Vrijwel alle LZK-
leerlingen gaan naar voorzieningen binnen de laatste twee twee subregio’s. Ook van buiten de RMC
19 regio trekt met name de regio Zuidoost veel LZK-leerlingen. Opvallend is dat desondanks ook nog
12 leerlingen van de subregio Zuidoost naar een voorziening buiten de RMC 19 regio gaan. Dit blijkt
om locaties van een voorziening te gaan die ook in de subregio Utrecht Zuidoost zelf te vinden is (C.P.
van Leersumschool; 8 Soesterberg8; 4 Veenendaal9, zie tabel 3.7).
Tabel 3.7 Leerlingen op het SO cluster 4 LZK buiten RMC-regio 19
School
Woon
CPvLeersum overig Buiten RMC-regio
totaal
Utrecht stad 0 0 0
Utrecht
Zuidoost 12 0 12
Utrecht West 0 0 0
Utrecht Zuid 1 1 2
Totaal 13 1 14
Alleen al vanwege de omvang van de groep en de daarmee samenhangende hoeveelheid aan
leerlingenverplaatsingen kwam uit de gesprekken naar voren dat de huidige situatie niet de meest
wenselijke situatie is (G, I). Het geringe aantal leerlingen dat buiten de RMC-regio 19 naar school gaat
is een indicatie dat het aanbod binnen de regio voldoende is. Het aanbod is echter zeer
geconcentreerd in de subregio Zuidoost en Zuid.
Er bestaat zorg onder de cluster 4-vertegenwoordigers dat met het invoeren van de Wet Passend
Onderwijs juist binnen deze groep het aantal thuiszitters zal toenemen (I). De leerlingengebonden
financiering zoals die nu bestaat wordt afgeschaft, onzekerheid over de toekomst kan voor ouders een
reden zijn om nu dit nog kan een indicatie voor het SO aan te vragen. In de gesprekken is
aangegeven dat het de moeite waard is om te onderzoeken welke aanvullende mogelijkheden er zijn
voor deze doelgroep om met alternatieve financiering in het PO te blijven (I). Ook is geopperd om
meer leerlingen met een LZ- indicatie in het Sbao te plaatsen in plaats van het SO (E). Zo zijn er
8 Dit betreft onderwijs aan kleuters in dagbehandeling, lft 4-6.
9 Dit betreft kleutergroepen en de groepen 3 tot en met 8 van het basisonderwijs, lft 4-12.
Voorzieningen en leerlingenstromen (V)SO RMC-regio 19 – eindrapportage 25
bijvoorbeeld aan een aantal Sbao’s Leonardoklassen verbonden voor hoogbegaafde leerlingen. Voor
sommige leerlingen met aan autisme gerelateerde stoornissen zou dit mogelijk ook een geschikt
alternatief zijn.
Leerlingen met leerlingengebonden financiering
Tenslotte staan in tabel 3.8 de leerlingen met een ‘rugzak’ uitgesplitst naar basisonderwijs en speciaal
basisonderwijs. Om het overzicht compleet te maken is er ook een kolom opgenomen met daarin alle
cluster 4-leerlingen (ZMOK en LZK samen) die in het SO verblijven. Het is bij cluster 4-leerlingen met
een leerlingengebonden financiering – in tegenstelling tot cluster 3-leerlingen – niet bekend om welke
indicaties het gaat (ZMOK of LZK).
Het merendeel van de cluster 4-leerlingen die met een leerlingengebonden financiering in het PO
wordt begeleid zit op een reguliere basisschool. Een klein aantal leerlingen is met een rugzak op het
speciaal basisonderwijs te vinden. Opvallend is dat er in de subregio Utrecht Zuid naar verhouding
meer leerlingen met een rugzak op het speciaal basisonderwijs zitten dan in de overige subregio’s.
Ook valt op dat er grote verschillen zijn tussen de subregio’s in het aandeel leerlingen dat van het
totale aantal cluster 4-geïndiceerde leerlingen een leerlingengebonden financiering heeft.
Tabel 3.8 LGF bao / sbao cluster 4
In SO LGF bao LGF sbao Totaal LGF
Utrecht stad 158 53 1 54
Utrecht
Zuidoost
201 71 6 77
Utrecht West 67 63 8 71
Utrecht Zuid 118 77 19 96
Totaal 544 264 34 298
De leerlingaantallen en leerlingenstromen van cluster 4-leerlingen in PO/SO worden samengevat in
figuur 3.2. ZMOK-leerlingen gaan relatief vaker buiten de eigen RMC-regio naar het speciaal
onderwijs vergeleken met LZK-leerlingen. Deze laatste groep gaat vaker naar een andere subregio
voor speciaal onderwijs. Omdat cluster 4-leerlingen met een LGF in het reguliere onderwijs niet
worden geïndiceerd naar ZMOK of LZK zijn deze aantallen apart in het figuur opgenomen.
26 Oberon
Oberon
Figuur 3.2 Leerlingen cluster 4 PO/SO
SO, binnen
subregio; 47
SO, andere
subregio; 39
SO, buiten RMC-
regio; 33
Cluster 4, ZMOK, SO (119 leerlingen)
SO, binnen
subregio; 206 SO,
andere subregio;
205
SO, buiten RMC-
regio; 14
Cluster 4, LZK, SO (425 leerlingen)
BAO; 264
SBAO; 34
Cluster 4, LGF (zmok en lzk; 298 leerlingen)
Voorzieningen en leerlingenstromen (V)SO RMC-regio 19 – eindrapportage 27
4 De match tussen ondersteuningsbehoeften en
voorzieningen: VO/VSO
Match ondersteuningsbehoefte en voorzieningen: Leerlingen in de VO-leeftijd (12-18 jaar)
Cluster 3
In RMC-regio 19 wonen 578 leerlingen die op een Cluster 3 VSO-school zitten. Het aandeel leerlingen
dat buiten de regio naar school gaat is iets groter dan in PO/SO, namelijk 52 van de 450 ZMLK-
leerlingen (12%) en 17 van de 128 LZ/LG/MG-leerlingen (13%).
Slechts weinig jeugdigen met een ZMLK-indicatie blijven met een LGF in het reguliere onderwijs (8%).
Onder de leerlingen met LZ/LG/MG-indicatie is dat aandeel veel groter; bijna de helft (43%) zit met
LGF in het regulier onderwijs. Dit betreft voor het grootste deel langdurig zieke kinderen (LZ).
Cluster 4
Van de 504 leerlingen op een VSO-ZMOK-school gaan er 206 (41%) naar een school buiten RMC-
regio 19. Van de 419 LZK-geïndiceerde leerlingen gaan 3 leerlingen (1%) buiten de RMC-regio naar
school.
Van alle leerlingen in de VO-leeftijd met een cluster 4-indicatie gaat 69% naar een VSO-school en
31% naar het reguliere onderwijs, met LGF
In dit hoofdstuk bespreken we afstemming van het aanbod in de RMC-regio 19 op de
ondersteuningsbehoeften van de leerlingen in de VO-leeftijd (12-18 jaar). Dit hoofdstuk is op dezelfde
manier opgebouwd als het vorige hoofdstuk. Na een overzicht van de aantallen leerlingen en
voorzieningen (4.1) volgt een analyse van de leerlingenstromen; eerst voor leerlingen met een cluster
3-indicatie (4.2), vervolgens voor leerlingen met een cluster 4-indicatie (4.3)
4.1 Aantallen leerlingen en voorzieningen voor de VO-leeftijd
In dit hoofdstuk geven we een overzicht van de match tussen ondersteuningsbehoeften van leerlingen
en de voorzieningen binnen RMC-regio 19. Aan het einde van paragraaf 2.2 hebben we vastgesteld
dat er 2.598 leerlingen zijn in de VO-leeftijd waarvoor passend onderwijs gevraagd wordt. Deze
leerlingen bestaan uit verschillende doelgroepen waarvoor een speciaal aanbod vereist is. In
onderstaande tabel geven we een versimpeld overzicht van vraag en aanbod voor deze totale groep,
in de volgende paragrafen werken we dit uit en proberen we vast te stellen of en waar er sprake is van
lacunes en kraptes.
28 Oberon
Oberon
Tabel 4.1 Aantallen leerlingen en voorzieningen voor de VO-leeftijd
Doelgroep Vraag (aantal
leerlingen)
Aanbod SO Aanbod VO (waaronder PrO)
Cluster 3 ZMLK 450 Herderscheeschool (U)
Rafaëlschool (U)
Pr. Wilhelminasc hool (U)
Meerklank (ZO)
Vestigingen PrO
Pouwer (U)
Kranenburg (U)
Dijnselburgschool (ZO)
Praktijkonderwijs Zeist (ZO)
De Baanbreker (Z)
Praktijkschool Woerden (W)
vestigingen VO met
tenminste 1 LGF-leerling
Utrecht stad/
Vechtstreek 20
Zuidoost 15
West 8
Zuid 11
Cluster 3 LZ/LG/MG 128 Ariane de Ranitz (U)
Cluster 3 LGF
(ZMLK;LZ/LG/MG)
133 (38;95)
Cluster 4 ZMOK 504 De Pels (U)
Beukenrode (ZO)
De Sprong (ZO)
Cluster 4 LZK 419 Fritz Redl (U/ZO)
Berg en Bosch (ZO/Z)
Zonnehuis (ZO)
Cluster 4 LGF 416
Tussenvoorzieningen 295 OPDC Utrecht (U)
Rebound/Herstart/Op de Rails
(U, ZO, Z, W)
Dagbesteding 47 The Mall
Timon
Titan
Arbeidsgerichte leerweg 55 Werkartaal (bovenregionaal)
De Utrechtse Rijwielfabriek (U)
Werkschool (bovenregionaal)
ASA-garage (U)
Thuiszitters 151
Totaal 2.598
4.2 Vraag en aanbod voor VO/VSO-leerlingen met een cluster 3-indicatie
ZMLK-leerlingen
Voor elke subregio laten we in tabel 4.2 zien waar de leerlingen met een ZMLK-indicatie onderwijs
volgen:
op één van de ZMLK-scholen in Utrecht (Herderschee, Rafaëlschool of Prinses Wilhelmina; in het
VSO samenwerkend onder de naam U3) of de Meerklank in Zeist (regio Zuidoost);
binnen een school voor voortgezet onderwijs, met een ‘rugzak’ (LGF).
Om een compleet beeld te geven van de leerlingenstromen vermelden we ook hoeveel leerlingen van
buiten RMC-regio 19 naar een VSO-school binnen deze regio gaan.
Voorzieningen en leerlingenstromen (V)SO RMC-regio 19 – eindrapportage 29
Tabel 4.2 Leerlingen cluster 3 ZMLK, VO/VSO
School
Woon
Utrecht/
St. Vecht
(U3)
Zuidoost
(Meerklank)
Buiten RMC-
regio
Totaal LGF
Pro/Lwoo
LGF
overig VO
LGF totaal
Utrecht stad/
Vechtstreek
171 5 6 182 4 0 4
Utrecht
Zuidoost
26 61 20 107 22 0 22
Utrecht West 28 1 23 52 8 0 8
Utrecht Zuid 92 14 3 109 4 0 4
Totaal
RMC-regio
317 81 52 450 38 0 38
Van buiten
RMC-regio
13 12 nvt 25
Totaal 330 93 52 475
Jeugdigen met een ZML-indicatie in de VO-leeftijd gaan bijna allemaal (450 leerlingen; 92%) naar een
VSO-school. De meerderheid daarvan (317 leerlingen; 70%) gaat naar een school in Utrecht stad; de
overige leerlingen gaan naar de Meerklank in Zeist of naar een school buiten de regio.
Leerlingenstromen binnen RMC-regio 19 − De scholen in Utrecht (U3) trekken veel leerlingen uit de
andere subregio’s; bijna de helft van de leerlingen op deze scholen komt uit andere subregio’s. De
Meerklank in Zeist wordt vooral bezocht door leerlingen die wonen in de (eigen) subregio Zuidoost.
Grensverkeer met aangrenzende regio’s − 25 leerlingen (5%) op de ZMLK-scholen in RMC-regio 19
zijn afkomstig van buiten de regio; 52 leerlingen die binnen de RMC-regio wonen, gaan naar een
school buiten de regio. De meest bezochte scholen zijn:
Mozarthof in Hilversum (12 leerlingen, uit Utrecht West);
De Ark in Gouda (8 leerlingen, uit Utrecht West);
Koningin Emmaschool in Amersfoort (8 leerlingen, uit Zuidoost).
Uit de groepsgesprekken is de doelgroep cluster 3-ZMLK niet als een zorgwekkende groep aan de
orde gekomen, als het gaat om aansluiting tussen ondersteuningsbehoefte en aanbod. Ook heeft men
er vertrouwen in dat de samenwerking tussen de drie ZMLK-scholen in Utrecht stad tot een dekkend
aanbod zal leiden (E).
ZMOLK’ers
Er is echter wel een doelgroep jeugdigen tussen de 12 en de 18 jaar die deels ZMLK- en deels
ZMOK-kenmerken heeft (G, I, E). Deze zogenaamde ZMOLK-ers zitten op het grensvlak tussen
cluster 3 en 4 en worden als zorgwekkend aangemerkt. Vertegenwoordigers van
samenwerkingsverbanden, (V)SO, Sbao, praktijkonderwijs en gemeenten geven unaniem aan dat de
ZMOLK-ers een belangrijke doelgroep vormen om aandacht aan te besteden (G, I, E).
Deze groep kan het beste worden opgevangen op een cluster 3-voorziening (E). Het gaat dan om
leerlingen met een lage intelligentie en ernstige gedragsproblemen. Deze leerlingen hebben een
zogenaamd disharmonisch ontwikkelingsprofiel en hebben daardoor zeer intensieve ondersteuning
nodig. Voor deze groep wordt momenteel een aanbod gerealiseerd in de samenwerking tussen de
drie ZMLK-scholen in Utrecht, verenigd onder de naam U3. Dit aanbod biedt plaats aan ca. 30
leerlingen.
30 Oberon
Oberon
LZ/LG/MG-leerlingen
Voor de andere indicaties binnen cluster 3 is er één VSO-school in Utrecht stad: de Ariane de Ranitz
(Mytyl). Tabel 4.3 geeft een overzicht van de leerlingenaantallen en van de aantallen leerlingen met
LGF.
Tabel 4.3 Leerlingen cluster 3 LZ/LG/MG, VO/VSO
School
Woon
Utrecht/
St. Vecht
(AdRanitz,
de Schans)
buiten RMC-
regio
Totaal LGF
Pro/Lwoo
LGF
overig VO
LGF totaal
Utrecht stad/
Vechtstreek
37 1 38 1 32 33
Utrecht
Zuidoost
34 11 45 2 19 21
Utrecht West 16 5 21 2 18 20
Utrecht Zuid 24 0 24 5 16 21
Totaal
RMC-regio
111 17 128 10 85 95
Van buiten
RMC-regio
52 nvt 52
Totaal 163 17 180
Het aandeel LZ/LG/MG-leerlingen in het VSO is ongeveer even groot als in het SO: 128 van de 223
leerlingen (57%). De overige 95 leerlingen (43%) gaat met een LGF naar het reguliere onderwijs.
Leerlingenstromen binnen RMC-regio 19 − Voor deze leerlingen is er alleen een school in Utrecht
stad. Voor zover de leerlingen binnen de RMC-regio blijven, gaan ze dus allemaal in Utrecht naar
school.
Grensverkeer met aangrenzende regio’s − De Ariane de Ranitz heeft een regionale functie en wordt
bezocht door ruim vijftig leerlingen van buiten de RMC-regio. Het aantal leerlingen uit de RMC-regio
dat een school voor LZ/LG/MG bezoekt in een aangrenzende regio is veel lager, in totaal 17. De
meest bezochte scholen zijn:
Mariëndael in Arnhem (7 leerlingen, uit Utrecht West)
Trappenberg in Huizen (6 leerlingen, uit Zuidoost en Utrecht West)
De leerlingaantallen en leerlingenstromen van cluster 3-leerlingen in VO/VSO worden samengevat in
figuur 4.1.
Figuur 4.1 Leerlingen cluster 3 VO/VSO
VSO, binnen
subregio; 232
VSO, andere
subregio; 166
VSO, buiten RMC-
regio; 52 LGF; 38
Cluster 3, ZMLK, VSO (488 leerlingen)
VSO, binnen
subregio; 37
VSO, andere
subregio; 74
VSO, buiten RMC-
regio; 17
LGF; 95
Cluster 3, LZ/LG/MG, VSO (223 leerlingen)
Voorzieningen en leerlingenstromen (V)SO RMC-regio 19 – eindrapportage 31
Verreweg de meeste leerlingen gaan naar school binnen de eigen RMC-regio. Het aandeel leerlingen
dat buiten de regio naar school gaat is iets groter dan in PO/SO, namelijk 12% voor de ZMLK-
leerlingen en 13% voor de LZ/LG/MG-leerlingen.
Jeugdigen met een ZMLK-indicatie gaan in overgrote meerderheid naar het VSO (92%). Voor de
LZ/LG/MG is dat aandeel veel kleiner (57%); bijna de helft van de geïndiceerde leerlingen zit met LGF
in het regulier onderwijs (43%). Dit betreft voor het grootste deel langdurig zieke kinderen (LZ).
4.3 Vraag en aanbod voor VO/VSO-leerlingen met een cluster 4-indicatie
ZMOK-leerlingen
Voor elke subregio laten we in tabel 3.12 zien waar de leerlingen met een ZMOK-indicatie onderwijs
volgen:
op De Pels in Utrecht;
op Beukenrode en de Sprong in de subregio Utrecht Zuidoost;
buiten de RMC-regio 19.
In tabel 4.4 staat aanvullend vermeld hoeveel leerlingen van buiten RMC-regio 19 naar een VSO-
school binnen de regio gaan.
Tabel 4.4 Leerlingen cluster 4 ZMOK, VO/VSO
School
Woon
Utrecht/
St. Vecht
(De Pels)
Zuidoost
(Bkrode,
de Sprong)
Buiten RMC-
regio
Totaal
Utrecht stad/
Vechtstreek
97 44 77 218
Utrecht
Zuidoost
10 81 66 157
Utrecht West 6 6 35 47
Utrecht Zuid 23 31 28 82
Totaal
RMC-regio
136 162 206 504
Van buiten
RMC-regio
9 48 nvt 57
Totaal 145 210 206 561
In totaal gaan er 504 VSO-leerlingen met een ZMOK-indicatie uit de RMC 19 regio naar een cluster 4-
voorziening; 206 daarvan (41%) gaan naar een voorziening buiten de RMC 19 regio (zie voor verdere
details tabel 4.5). Van de overige 298 leerlingen gaat iets minder dan de helft naar een voorziening in
Utrecht stad en iets meer dan de helft naar een voorziening in Utrecht Zuidoost. Naar verhouding veel
leerlingen uit Utrecht West gaat naar een cluster 4-voorziening buiten RMC-regio 19. Dit heeft
waarschijnlijk ook te maken met de nabijheid van voorzieningen. Van buiten de regio trekken vooral
de ZMOK-voorzieningen in de regio Zuidoost nog een aanzienlijk aantal leerlingen.
32 Oberon
Oberon
Tabel 4.5 Leerlingen op het VSO cluster 4 ZMOK, buiten RMC-regio 19
School
Woon
M Houwer Lasenberg De Tinne Altra College Overig Buiten RMC-
regio totaal
Utrecht stad/
Vechtstreek 29 35
7 4 2 77
Utrecht
Zuidoost 26 12
12 5 11 66
Utrecht West 3 5 7 7 13 35
Utrecht Zuid 8 13 3 1 3 28
Totaal 66 65 29 17 29 206
Het aantal jeugdigen met een ZMOK-indicatie is groot. Dit is een groep die niet gemakkelijk in het
reguliere onderwijs terecht kan, of na verloop van tijd wordt verwezen naar het VSO, vanwege
gedragsproblematiek (G). De groep ZMOK-leerlingen is niet alleen groot, maar ook divers. De
gemeenschappelijke factor is gedragsproblematiek (variërend van mild tot sterk), maar cognitieve
capaciteiten kunnen sterk uiteen lopen. Vertegenwoordigers van het speciaal onderwijs,
samenwerkingsverbanden en gemeenten onderscheiden grofweg drie groepen: ZMOK-leerlingen met
laag niveau cognitieve capaciteiten (niveau praktijkonderwijs); ZMOK met gemiddelde cognitieve
capaciteiten (niveau vmbo), en ZMOK met hoge cognitieve capaciteiten (niveau havo of hoger). Deze
drie groepen vragen om een verschillende aanpak en aanbod. We werken ze hieronder verder uit.
ZMOK niveau praktijkonderwijs
ZMOK leerlingen met een laag niveau cognitieve capaciteiten kunnen wat onderwijsniveau betreft
terecht op het praktijkonderwijs. Wat het ingewikkeld maakt om deze groep ZMOK een passend
aanbod te bieden is dat deze leerlingen vanwege de specifieke problematiek niet makkelijk naast
andere leerlingen op één school kunnen functioneren. Er zijn al samenwerkingsinitiatieven gaande
tussen regulier VO (in alle gevallen praktijkonderwijs) en VSO om hier een passende oplossing voor te
bieden (I). De prinses Wilhelminaschool werkt bijvoorbeeld samen met het praktijkonderwijs voor deze
leerlingen en de Herderscheeschool werkt samen met de praktijkschool in Woerden door extra
expertise te bieden voor de docenten (I). Ook de Baanbreker in IJsselstein heeft volgens het VSO in
Zuidoost een aanbod voor deze groep ZMOK leerlingen (I).Het praktijkonderwijs wordt voor deze
groep dan ook beschouwd als een mogelijkheid, mits ondersteund door VSO.
Tenslotte zijn ook arbeidsgerichte leerwegen genoemd als alternatief voor deze doelgroep. In de
verschillende mogelijke samenwerkingsvormen die aan de orde zijn gekomen, zien de
vertegenwoordigers een belangrijke rol weggelegd voor jeugdzorg (G). Het creëren van een passend
aanbod voor deze leerlingen zou niet alleen de verantwoordelijkheid van het onderwijs moeten zijn,
maar van onderwijs en jeugdzorg gezamenlijk. Dat vraagt om afstemming en samenwerking.
ZMOK niveau vmbo
De reden dat de groep ZMOK met niveau vmbo als aparte groep wordt genoemd heeft met name te
maken met de omvang (G, I). Het aantal ZMOK-leerlingen in RMC-regio 19 dat momenteel VSO-
onderwijs volgt op vmbo-niveau is aanzienlijk (zie tabel 4.4). Alleen al vanwege de omvang van deze
groep verdient de vraag of het aanbod voldoende dekkend en gespreid is bijzondere aandacht.
Daarom is voorgesteld om een nieuwe VSO-voorziening te realiseren (G).Omdat er beperkt aanbod is
voor ZMOK-leerlingen op niveau havo of hoger zou de nieuwe voorziening niveau vmbo tot havo
kunnen bestrijken. Een alternatief dat is genoemd is om een nieuwe voorziening voor alleen de
onderbouw te verwezenlijken. Dit is ook in lijn met de plannen om meer met arrangementen te gaan
werken: leer de leerlingen op de onderbouw van het VSO de benodigde vaardigheden aan om zich te
handhaven op het VO, zodat zij vervolgens kunnen instromen in het reguliere onderwijs. Het aanbod
op vmbo/havo niveau zou ook een uitbreiding kunnen zijn op de overige ZMOK scholen. Dit zou zich
Voorzieningen en leerlingenstromen (V)SO RMC-regio 19 – eindrapportage 33
ook kunnen uiten in individuele arrangementen waarbij de samenwerking tussen VO en VSO in de
begeleiding van een leerling vanaf het allereerste begin tot stand komt (I).
ZMOK niveau havo of hoger
Voor ZMOK-leerlingen die niveau havo of hoger aankunnen, is er in de RMC-regio 19 zeer beperkt
aanbod; alleen Beukenrode biedt onderbouw havo. Het grootste deel van deze leerlingen gaat buiten
de regio naar school. Ze gaan dan bijvoorbeeld naar de Mulock Houwer in Amersfoort10. In de regio is
men van mening dat de groep te klein is om voor deze leerlingen een aparte voorziening in te richten
(G).
Door de vertegenwoordigers van samenwerkingsverbanden, VSO en gemeenten wordt echter ook
gesignaleerd dat veel ZMOK-leerlingen op havo/vwo niveau binnen het reguliere onderwijs afstromen
en uiteindelijk onder hun niveau en gedemotiveerd in het vmbo, praktijkonderwijs of het VSO terecht
komen (I). Deze afstroom heeft een negatieve invloed op de motivatie van deze leerlingen (G, I). Ook
komt het voor dat leerlingen bij plaatsing al op een te laag niveau terecht komen. Betrokkenen
verschillen echter van mening in hoeverre dergelijke leerlingen beter af zijn op havo/vwo niveau in het
reguliere onderwijs, of dat er beter eerst op een lager niveau gewerkt kan worden aan de specifieke
ZMOK-problematiek om vervolgens op te stromen naar een hoger niveau (G). Als zij opstromen naar
het reguliere onderwijs dan zal daar naar verwachting wel aanvullende ondersteuning geboden
moeten worden.
Momenteel zijn in de subregio Zuidoost de C.P. van Leersumschool, Beukenrode en de Berg en
Boschschool in verregaande mate van samenwerking (I). Een belangrijk doel daarbij is het
gezamenlijk ontwikkelen van een breed onderwijsaanbod voor cluster 4-leerlingen. Ze onderscheiden
daarbij de ZMOK-doelgroep en de groep ASS-leerlingen als twee uitersten die niet gecombineerd
kunnen worden. Voor beide groepen willen deze scholen binnen de bestaande voorzieningen een
havo/vwo-aanbod realiseren.
LZK-leerlingen
Voor leerlingen met een LZK-indicatie zijn er verschillende voorzieningen in de RMC 19 regio. In de
subregio Utrecht stad betreft het de Fritz Redlschool, in de subregio Utrecht Zuidoost zijn dat de Berg
en Boschschool, de Fritz Redlschool, de C.P. van Leersumschool en Zonnehuis en in de subregio
Utrecht Zuid betreft het een locatie van de Berg en Boschschool.
Tabel 4.6 Leerlingen cluster 4 LZK, VO/VSO
School
Woon
Utrecht/
St. Vecht
(Fritz Redl)
Zuidoost
(BenB,
FrRedl,
CPvL, Zhuis)
Zuid
(BenB)
Buiten RMC-
regio*
Totaal
Utrecht stad/
Vechtstreek
7 73 28 0 108
Utrecht
Zuidoost
5 161 10 2 178
Utrecht West 4 17 12 0 33
Utrecht Zuid 3 60 36 1 100
Totaal
RMC-regio
19 311 86 3 419
Van buiten
RMC-regio
6 203 30 nvt 239
Totaal 25 514 116 3 658
10
De Mulock Houwer is vaker als voorbeeld genoemd van een voorziening zoals men hem ook graag ziet in de RMC-regio 19: het aanbod is breed, er zijn verschillende locaties en er is een prima arbeidstoeleidingscentrum (Match) waarbij wordt samengewerkt met relevante partners en waar semi-commerciële initiatieven van de grond komen.
34 Oberon
Oberon
* Vanuit Zuidoost en Zuid gaan er nog respectievelijk 9 en 1 kinderen naar een gecombineerde VSO voorziening buiten de regio
(zowel ZMOK als LZK). Vanuit Utrecht West en Zuid gaan er nog respectievelijk 6 en 1 kinderen naar een pedologische
voorziening (SO) buiten de regio.
Net als in het SO zijn er in VSO veel LZK-indicaties, ruim 400. Subregio Zuidoost heeft verreweg het
grootste aandeel met 178 geïndiceerde leerlingen.
Net als in het SO geldt ook voor het VSO dat de meeste leerlingen met een LZK-indicatie uit de RMC-
regio 19 naar een voorziening in de subregio Utrecht Zuidoost gaan. Het aantal voorzieningen met
een aanbod voor dergelijke leerlingen is daar het grootst. Bijna geen enkele LZK-leerling gaat buiten
de RMC 19 regio naar school (tabel 4.7), terwijl er een substantieel deel van buiten de regio gebruik
maakt van voorzieningen in Zuidoost en Zuid.
Tabel 4.7 Leerlingen op het VSO cluster 4 LZK buiten RMC-regio 19
School
Woon
RMPI school Buiten RMC-regio
totaal
Utrecht stad/
Vechtstreek 0 0
Utrecht
Zuidoost 2 2
Utrecht West 0 0
Utrecht Zuid 1 1
Totaal 3 3
Evenals bij de doelgroep ZMOK varieert ook de doelgroep LZK in cognitieve capaciteiten Als het gaat
om de achterliggende problematiek bestaat het grootste deel van de groep uit leerlingen met
autismespectrumstoornissen (ASS) (I). Omdat het hier expliciet cluster 4-leerlingen betreft (dus geen
groep die tussen cluster 3 en cluster 4 valt, voor ASS kinderen met een IQ van 70 of lager is er de
Rafaelschool (I)) zijn er vervolgens twee groepen te onderscheiden: de groep die rond het vmbo-
niveau zit en de groep die niveau havo of hoger aan kan. In totaal gaan naar schatting 200 van deze
leerlingen naar een VSO-school buiten de RMC regio.11
ASS-vmbo
Het aanbod voor deze groep lijkt voldoende, de groep is echter omvangrijk en de laatste jaren hebben
de voorzieningen al een flinke groei doorgemaakt (G, I). Met name de Berg en Boschschool is flink
uitgebreid en heeft onlangs toestemming gekregen om nog verder uit te breiden (E). Er wordt dus
rekening gehouden met een toename van deze groep leerlingen. In de regio maakt men zich zorgen
om wachtlijsten voor deze groep leerlingen en de mogelijke toename van thuiszitters als de druk op de
voorzieningen nog groter wordt (G). Uit een inventarisatie bij een aantal VO-locaties met veel cluster
4-LGF-leerlingen blijkt dat met name leerlingen met een LZK-indicatie op het reguliere VO verblijven.
Blijkbaar is er een groep leerlingen met een vorm van ASS die met de juiste begeleiding voldoende
kan meekomen in het reguliere onderwijs. Het gaat in de hele RMC-regio 19 om ruim 400 leerlingen.
Door onder deze groep deelname aan het reguliere onderwijs te bevorderen, biedt dit mogelijk ruimte
voor de ASS-leerlingen die niet in het reguliere onderwijs opgevangen kunnen worden (G).
ASS havo/vwo
Voor ASS-ers met een hoger IQ is het aanbod in de regio beperkt. Veel van deze leerlingen gaan nu
naar cluster 4-onderwijs zoals de Berg en Boschschool, waar bovenbouw havo wordt aangeboden.
Over de groep ASS-leerlingen is het in het voorjaar van 2012 een expertise-bijeenkomst gehouden,
om vast te stellen welke oplossingen het meest wenselijk zijn. Volgens de vertegenwoordigers van de
samenwerkingsverbanden, VSO en gemeenten is voor een deel van deze leerlingen regulier
onderwijs met ondersteuning het meest wenselijk (G), als dat op grond van de onderwijs- en
11
Gemeente Utrecht: Concept notitie bundelen ASS-expertise.
Voorzieningen en leerlingenstromen (V)SO RMC-regio 19 – eindrapportage 35
ondersteuningsbehoefte ook haalbaar wordt geacht. Daarnaast is er specifieke expertise en zijn er
aparte voorzieningen nodig voor leerlingen die niet of nog niet regulier onderwijs kunnen volgen.
Wat dit betreft is de eerder genoemde samenwerking relevant tussen de C.P. van Leersumschool, de
Berg en Boschschool en Beukenrode. Ook voor de ASS-doelgroep willen deze scholen een breed
onderwijsaanbod ontwikkelen met aan de ene kant arbeidsgerichte uitstroomprofielen en aan de
andere kant een havo/vwo niveau (I).
Leerlingen met leerlingengebonden financiering
Tenslotte staan in tabel 4.8 de leerlingen met een ‘rugzak’ uitgesplitst naar praktijkonderwijs of
leerwegondersteuning en overig VO. Om het overzicht compleet te maken is er ook een kolom
opgenomen met daarin alle cluster 4-leerlingen (ZMOK en LZK samen) die in het VSO verblijven. Het
is bij cluster 4-leerlingen met een leerlingengebonden financiering – in tegenstelling tot cluster 3-
leerlingen – niet bekend om welke indicaties het gaat (ZMOK of LZK). De meeste cluster 4-leerlingen
met een rugzak zitten op het VO, een klein aantal op VMBO/ Lwoo of praktijkonderwijs. Vooral
leerlingen uit Utrecht West en Utrecht Zuid hebben naar verhouding veel leerlingen met een rugzak in
VMBO/ Lwoo of praktijkonderwijs.
Tabel 4.8 LGF Vo/PrO/LWOO cluster 4
School
Woon
In VSO LGF
overig VO
LGF
Pro/Lwoo Totaal
Utrecht stad/
Vechtstreek
326 113 8 121
Utrecht
Zuidoost
335 99 13 112
Utrecht West 80 61 14 75
Utrecht Zuid 182 78 30 108
Totaal 923 351 65 416
Omdat er geen zicht is op de omvang van de verschillende doelgroepen binnen de cluster 4-
indicaties, die met leerlingengebonden financiering in het reguliere onderwijs verblijven, zijn we bij
verschillende VO-locaties met veel LGF-leerlingen nagegaan welke doelgroep ze hoofdzakelijk in huis
hebben. Zowel vmbo als havo/vwo scholen gaven daarbij aan dat het met name leerlingen met
internaliserend gedrag zijn die ze binnen de school met LGF begeleiden. Leerlingen met
gedragsproblemen zijn volgens de scholen moeilijker te handhaven en vallen op den duur uit. Scholen
geven ook aan dat een concentratie van ASS-leerlingen in één klas niet wenselijk is. In de onderbouw
kan een groot aantal LGF-leerlingen in het algemeen nog goed worden ondersteund. In de
bovenbouw wordt dat moeilijker. Dan hebben leerlingen hun vakkenpakket gekozen en is de
samenstelling van klassen niet gemakkelijk meer te beïnvloeden. Dat leidt bij veel rugzakleerlingen tot
moeilijkheden voor zowel de leerling zelf als voor de school. Daarnaast blijkt dat rugzakleerlingen niet
evenredig verdeeld zijn over de VO-locaties in de regio. Kleine scholen en scholen die klassikaal les
geven hebben vaak de voorkeur. Een risico is dat zij op den duur onevenredig zwaar worden belast.
De leerlingaantallen en leerlingenstromen van cluster 4-leerlingen in VO/VSO worden samengevat in
figuur 4.2. Naar verhouding veel ZMOK-leerlingen gaan naar onderwijsinstellingen buiten de eigen
(sub)regio. Dit betreft meer dan de helft van alle geïndiceerde leerlingen. LZK-geïndiceerde leerlingen
gaan voor een groot deel binnen de eigen (sub)regio naar school.
36 Oberon
Oberon
Figuur 4.2 Leerlingen cluster 4 VO/VSO
VSO, binnen
subregio; 178
VSO, andere
subregio; 120
VSO, buiten RMC-regio; 206
Cluster 4, ZMOK, VSO (504 leerlingen)
VSO, binnen
subregio; 204
VSO, andere
subregio; 212
VSO, buiten RMC-
regio; 3
Cluster 4, LZK, VSO (419 leerlingen)
VO overig;
351
PrO/ Lwoo; 65
Cluster 4, LGF (zmok en lzk; 416 leerlingen)
Voorzieningen en leerlingenstromen (V)SO RMC-regio 19 – eindrapportage 37
5 De match tussen ondersteuningsbehoeften en
voorzieningen: jeugdigen met meervoudige
problematiek
Match ondersteuningsbehoefte en voorzieningen: Jeugdigen met meervoudige problematiek
Niet alleen leerlingen met een indicatie voor cluster 3 of 4 hebben extra ondersteuningsbehoeften.
Ongeveer 400 overbelaste jongeren maken gebruik van een tussenvoorziening (ca. 300),
dagbesteding (ca.50) of een arbeidsmarktgericht traject (ca.50).
Daarnaast is er een groep leerplichtige jongeren die helemaal niet naar school gaat, de zogenaamde
thuiszitters. Voor deze jongeren is onduidelijk welke ondersteuningsbehoeften ze precies hebben. In
augustus 2012 telde de RMC-regio ongeveer 150 thuiszitters. Dit aantal schommelt. Ongeveer de
helft van de thuiszitters woont in de regio Utrecht stad/Vechtstreek. De redenen voor het thuiszitten
zijn zeer divers en komen voor een deel voort uit een complexe ondersteuningsbehoefte.
In de RMC-regio 19 is er een grote groep jeugdigen in de VO-leeftijd met complexe problematiek op
meerdere vlakken: gedragsproblematiek, persoonlijke problematiek en/of studieproblematiek, die niet
vallen binnen een cluster 3- of 4-indicatie. Deze leerlingen worden ook wel aangeduid als
‘overbelasten’. Voor hen is er een gedifferentieerd aanbod aan tussenvoorzieningen en
dagbestedingstrajecten in de regio, een belangrijke daarvan is OPDC Utrecht.12
In dit hoofdstuk beschrijven we de groep ‘overbelaste’ jongeren en het aanbod aan voorzieningen dat
er voor hen is (5.1). Vervolgens kijken we naar de thuiszitters: leerplichtige jongeren die (tijdelijk) niet
naar school gaan (5.2).
5.1 Vraag en aanbod voor jeugdigen met meervoudige problematiek
De omvang van de doelgroep is niet eenvoudig vast te stellen. Als de totale groep jongeren op het
OPDC Utrecht, Rebound, Op de Rails en in dagbestedingstrajecten wordt opgeteld (dit zijn vaak ook
schattingen omdat bijvoorbeeld de eigenlijke doelgroep breder is dan de groep 12-18 jarigen) dan zijn
het er ongeveer 341. Daarbij zijn jongeren in arbeidsgerichte leerwegen zoals Werkartaal en de
Utrechtse Rijwielfabriek niet meegerekend. Deze arbeidsgerichte leerwegen richten zich meer op de
doelgroep tussen PrO en VSO cluster 3.
De totale groep overbelaste leerlingen is waarschijnlijk groter. Op basis van onderzoek van KBA en
Oberon schatten we de dat ruim 10 procent van de leerlingen in voortgezet onderwijs overbelast is,
ofwel te maken heeft met meervoudige problematiek. In de RMC-regio 19 gaat het dan om in totaal
4.660 leerlingen. Echter, verondersteld mag worden dat het merendeel van deze jongeren zich
ondanks verschillende problemen weet te handhaven in het reguliere onderwijs. In de volgende tabel
laten we zien waar jeugdigen met meervoudige problematiek verblijven. De aantallen zijn schattingen,
gebaseerd op de beschikbare gegevens.
12
Zie ook: Monitoring Utrechtse School: de Deelnemers, Roelofs e.a., KBA, 2010.
38 Oberon
Oberon
Tabel 5.1 Jeugdigen met meervoudige problematiek (schatting) Voorziening aantal cumulatief
Tussenvoorziening OPDC Utrecht 192
Rebound Utrecht stad 41
Rebound Zuidoost 20
Rebound Zuid 16
Rebound West 26 295
Dagbesteding The Mall 15
Titan 16
Timon 15 341
Arbeidsmarktgerichte trajecten Werkataal 26
DURF 13
Werkschool 6
ASA-garage 10 396
Thuiszitters 31 427
Totaal 427 427
Tussenvoorzieningen
Het grootste deel van de ‘overbelaste’ leerlingen die uitvallen in het regulier onderwijs gaan naar
OPDC Utrecht; ongeveer 200 leerlingen. Al deze leerlingen vallen onder de definitie van overbelasten;
gemiddeld hebben zij met 5 à 6 verschillende probleemgebieden te maken. Vertegenwoordigers van
samenwerkingsverbanden, VSO en gemeenten zijn over het algemeen tevreden over het functioneren
van OPDC Utrecht. Deze voorziening heeft recentelijk de OPDC-status gekregen (Orthopedagogisch-
didactisch Centrum). Een beperking is dat OPDC Utrecht geen structureel aanbod heeft voor
havo/vwo.
Dagbesteding
Sommige dagbestedingsvoorzieningen richten zich op een subwijk van Utrecht (The Mall), anderen
zijn actief op landelijk niveau (Titan). In totaal gaat het in de RMC-regio 19 om ongeveer 40 leerlingen
die gebruik maken van een dagbestedingsaanbod. We gaan ervan uit dat al deze leerlingen te maken
hebben met meervoudige problematiek. De middelen vanuit Jeugd en Veiligheid voor
dagbestedingsarrangementen stoppen per 1 januari 2013, dan zal Titan als voorziening ophouden te
bestaan. Ook alle trajecten van The Mall en Timon zullen stoppen. Vanuit de gemeente (Werk en
Inkomen) wordt aandacht besteed aan een nieuwe invulling van dagbestedingstrajecten.
Arbeidsmarktgerichte trajecten
Het merendeel van de arbeidsmarktgerichte trajecten en -leerwegen richt zich op een leeftijdsgroep
vanaf 16 jaar. De arbeidsgerichte leerwegen zijn met name bedoeld voor jongeren met een niveau
tussen PrO en VSO. Het aanbod is erg versnipperd. De arbeidsgerichte leerwegen vragen (op termijn)
een bijdrage van de toeleverende school. Sommige van deze voorzieningen hebben moeite om aan
voldoende deelnemers te komen. Dat roept vragen op met betrekking tot de passendheid van het
aanbod voor deze doelgroep.
Werkartaal en de Werkschool zijn landelijk opererende initiatieven. De Werkschool heeft voor de regio
Utrecht 500 plaatsen beschikbaar, maar er zijn er momenteel slechts 6 van gevuld. Medewerkers van
de Werkschool geven aan dat mogelijk de financiële bijdrage die vanuit de school wordt verlangd een
drempel is. Verder was het UWV volgens scholen nogal terughoudend om gebruik te maken van het
aanbod van de Werkschool.13
Werkartaal bedient een brede leeftijdsgroep (16 tot 28 jaar), slechts een deel daarvan valt onder de
doelgroep zoals hier gedefinieerd.
13
De Werkschool is inmiddels gestopt.
Voorzieningen en leerlingenstromen (V)SO RMC-regio 19 – eindrapportage 39
In één van de gesprekken met het VSO veld is aangegeven dat ook de bijdrage die door De Utrechtse
Rijwielfabriek van de school wordt gevraagd hoog is en dat dit meespeelt in de afweging om een
leerling daar te plaatsen. Vanuit de organisatie TRES (onderdeel van Reinaerde) bezint men zich
momenteel op de gevraagde financiële bijdrage. Ook is de doelgroep waarop DURF zich richt
verbreed. De leerwerkgarage van ROC ASA (ASA-garage) ten slotte is een leerwerktraject in
autotechniek van het MBO Utrecht die op assistentenniveau (MBO1) een traject aanbiedt. Het
assistentenniveau kwalificeert niet tot een startkwalificatie. Het MBO werkt samen met het
praktijkonderwijs in Utrecht, maar tot nu toe zijn slechts een paar leerlingen direct vanuit het PrO naar
ASA-garage verwezen.
Thuiszitters
Van alle thuiszitters in de regio heeft naar schatting een vijfde te maken met meervoudige
problematiek, terwijl zij geen indicatie voor cluster 3 of -4 onderwijs hebben. Dat zijn ongeveer 30
thuiszitters. In de volgende paragraaf wordt hier verder op ingegaan.
5.2 Vraag en aanbod voor leerlingen die momenteel thuiszitten14
De vier samenwerkingsverbanden in de RMC-regio Utrecht hebben gezamenlijk het ‘protocol
thuiszitters V(S)O’ opgesteld, dat zich enerzijds richt op thuiszittende leerlingen en anderzijds op het
signaleren van trends in problematiek in de RMC-regio Utrecht. Het protocol richt zich op thuiszittende
leerplichtige leerlingen die in een V(S)O instelling thuis horen of de overstap naar een
vervolgopleiding (MBO) (nog) niet hebben gemaakt en geen startkwalificatie hebben.
Registratie en volledigheid van de gegevens
De gemeente Utrecht heeft begin juli 2012 de meest actuele stand van zaken aangaande het aantal
thuiszitters in de RMC-regio in kaart gebracht. De inventarisatie liet echter zien dat het lastig is om
een overzicht van redenen van thuiszitten te geven, omdat er vaak sprake is van meerdere
probleemgebieden en mede daardoor meerdere, diffuse redenen van thuiszitten. Daarbij heeft het feit
dat een leerling thuis zit soms ook te maken met moeilijkheden in de procesgang. De gemeente
Utrecht heeft het initiatief genomen om, samen met de betrokken partners, tot een beter werkbaar
meldingsformulier te komen.
Wat we wel weten
Ondanks de beperkte informatie over de situatie van de thuiszitters kunnen we wel een aantal
voorzichtige uitspraken doen.
Achtergrondkenmerken thuiszitters
Aantal thuiszitters: stand per medio augustus 2012 is 151 gemelde thuiszitters woonachtig in de
RMC-regio Utrecht. Hierbij tekenen we aan dat de registratie een momentopname is; de aantallen
thuiszitters fluctueren;
Het betreft ongeveer voor de helft meisjes en voor de helft jongens;
Op een enkele jongere na zijn alle thuiszitters tussen 1994 en 1999 geboren (tussen de 13 en 18
jaar oud), en hebben dus de VO/MBO-leeftijd;
72 jongeren zijn woonachtig in subregio Utrecht stad/Vechtstreek, 5 in Utrecht West, 27 in
Zuidoost en 37 in Zuid. Dit zijn in totaal 141 jongeren. Van 10 jongeren is het onbekend in welke
subregio zij wonen;
14
Onderstaande tekst is ontleend aan het conceptstuk ‘Protocol thuiszitters V(S)O RMC-regio Utrecht’ (4 mei 2012). Voor de cijfers hebben we gebruik gemaakt van het thuiszittersbestand dat de gemeente Utrecht aan Oberon ter beschikking heeft gesteld, met het uitdrukkelijke verzoek dit te vernietigen na afloop van de analyses.
40 Oberon
Oberon
Laatst bezochte school:
- 85 jongeren vallen uit in het reguliere voortgezet onderwijs of MBO;
- Bijna 30 jongeren vallen uit in speciale onderwijsvoorzieningen (met name cluster 3 of 4);
- Van 27 jongeren is niet bekend welke school zij bezochten;;
- De overige 10 jongeren komen vanuit tussenvoorzieningen, en dan met name OPDC Utrecht.
Het thuiszitten
27 jongeren zijn in 2012 thuis komen te zitten, 52 in 2011 en 12 in 2010. Van de overige ongeveer
50 jongeren is niet geregistreerd wanneer zij thuis kwamen te zitten;
De redenen om thuis te komen zitten zijn zeer divers. Vaak genoemd zijn niet meewerken van de
jongere zelf of zijn/haar ouder(s)/verzorgers aan een speciale voorziening of dat een passende
school ontbreekt. Dit zegt in feite nog niets over de achterliggende problematiek, zoals
bijvoorbeeld ernstig ziek, (zeer) moeilijk opvoedbaar of lichamelijke/psychische/psychiatrische
stoornissen.
De problematiek
Voor de meeste jongeren (94%, 142 jongeren) is input voor een plan beschikbaar (dus bijna iedere
jongere is in beeld), wat op casusniveau informatie oplevert over de stand van zaken:
Dan blijkt dat er bij een (flink) aantal jongeren onderzoeken lopen naar wat er met de betreffende
jongeren aan de hand is (bijvoorbeeld welke psychische/psychiatrische problematiek) en dat pas
hierna kan worden besloten waar hij/zij het beste thuishoort (speciale onderwijsinstelling,
tussenvoorziening, open/gesloten GGZ-jeugdinstelling). Diverse instanties voeren dergelijke
onderzoeken uit, zoals Bureau Jeugdzorg, Raad voor de Kinderbescherming, Altrecht;
Daarnaast hebben de ouder(s)/verzorgers van een tiental jongeren wegens absoluut verzuim een
proces verbaal gekregen. Verdere informatie en het vervolg hieromtrent is niet bekend. De trage
rechtsgang belemmert andere oplossingen.
Verder zien we dat er kleine groepjes jongeren zijn die:
Vanwege psychische/psychiatrische problematiek in behandeling zijn, bijvoorbeeld bij het UMC;
In een traject voor indicatiestelling cluster 4 zitten. Zij komen hierna of op een wachtlijst voor de
betreffende voorziening of kunnen direct instromen;
Aan het werk zijn en bijvoorbeeld een gedoogbeschikking/vrijstelling hebben;
Vanwege psychische problematiek (angststoornissen) thuis onderwijs volgen via bijvoorbeeld de
Wereldschool;
Zwanger zijn en hierdoor niet naar school gaan;
Proberen (m.b.v. derden) op een school geplaatst te worden maar dat dit steeds mislukt (jongere
wil uiteindelijk niet, jongere voldoet niet aan toelatingscriteria van de school etc.);
Uit huis zijn geplaatst en elders verblijven;
Vanwege verslavingsproblematiek thuis zitten (of in ieder geval niet naar school kunnen);
Inmiddels geplaatst zijn op een tussenvoorziening, zoals bijvoorbeeld OPDC Utrecht.
Door het combineren van informatie over de laatst bezochte school en casusomschrijvingen van de
problematiek hebben we gepoogd een indeling te maken van de thuiszitters in verschillende
doelgroepen. In tabel 5.2 staan schattingen van het aantal thuiszitters met dezelfde
doelgroepkenmerken opgenomen.
Voorzieningen en leerlingenstromen (V)SO RMC-regio 19 – eindrapportage 41
Tabel 5.2 Aantallen thuiszitters in beeld per doelgroep
Doelgroep schatting
ZMOLK 20
ZMOK havo/vwo 8
ASS 4
Overbelasten 31
onbekend 88
Totaal 151
Overall beeld
Gezien bovenstaande komt er een beeld naar voren dat ‘de thuiszitter’ moeilijk te vangen is in enkele
categorieën. Psychische en/of gedragsproblemen zijn er vaak de oorzaak van dat een jongere niet
naar school gaat. Maar per jongere verschilt de achtergrond of thuissituatie, waardoor het bij de ene
jongere wel lukt om (met extra begeleiding) weer terug te keren naar een vorm van onderwijs en bij
andere jongeren niet. Lichamelijke gebreken of langdurige ziekte lijken doorgaans geen reden te zijn
om geen onderwijs te volgen. Onduidelijk blijft of onderwijsinstellingen in de regio alle thuiszitters
doorgeven aan de betreffende instanties. Door verschillende samenwerkingsverbanden is verder
aangegeven dat het aantal thuiszittende leerlingen in de PO leeftijd (4-12) te verwaarlozen is.
Voorzieningen en leerlingenstromen (V)SO RMC-regio 19 – eindrapportage 43
6 Naar een passend aanbod voor alle doelgroepen met specifieke ondersteuningsbehoeften
In dit onderzoeksrapport is voor verschillende groepen leerlingen met speciale
ondersteuningsbehoefte een probleemanalyse gemaakt. Deze groepen worden in dit kader kort
omschreven. Daar waar de match tussen ondersteuningsbehoefte en aanbod onvoldoende is, worden
mogelijke oplossingsrichtingen besproken. Een deel van deze oplossingen is als scenario uitgewerkt.
Deze scenario’s zijn een hulpmiddel. Verkenning van de haalbaarheid is belangrijk. Scenario’s kunnen
worden aangepast of gecombineerd en concreter worden uitgewerkt, waarna uiteindelijk door
bestuurders van gemeenten en samenwerkingsverbanden in de regio een besluit kan worden
genomen.
Cluster 3 ZMLK
PO/SO – Het is wenselijk dat meer ZMLK-leerlingen deelnemen aan het regulier onderwijs als dat op
grond van de onderwijs- en ondersteuningsbehoefte haalbaar wordt geacht. Integratie in de
onderbouw is het meest kansrijk. Het SO kan zich dan meer concentreren op zwaardere problematiek,
zoals leerlingen met een zeer laag IQ.
VO/ VSO – Speciale aandacht is gewenst voor leerlingen met een disharmonisch ontwikkelingsprofiel,
die naast een lage intelligentie ernstige gedragsproblemen hebben. Voor deze groep biedt een cluster
3-voorziening het meest passende aanbod.
Cluster 3 LZ/LG/MG
Mogelijk valt er voor deze groep leerlingen binnen sommige subregio’s meer te bereiken met LGF of
een andere vorm van financiering en arrangementen binnen het reguliere onderwijs dan nu het geval
is. Te denken valt bijvoorbeeld aan speciale ‘ziekenhuiskamers’ of ‘video-conferencing’.
Cluster 4 ZMOK VO/VSO
Het aanbod voor deze leerlingen is onvoldoende dekkend, met name in het VSO. Bij het zoeken naar
oplossingen zal moeten worden gekeken naar:
mogelijkheden om meer leerlingen die dat op grond van hun onderwijs- en ondersteuningsbehoefte
aankunnen, op te vangen in het reguliere onderwijs, waaronder ook het praktijkonderwijs
uitbreiding van VSO-voorzieningen die beter passen bij de ondersteuningsbehoeften van de
ZMOK-leerlingen. Hierbij werken we twee scenario’s uit: één voor een VSO-ZMOK-voorziening met
aanbod havo/vwo (scenario 1a), één voor nieuwe voorziening VSO ZMOK onderbouw
vmbo/havo/vwo (scenario 1b).
Cluster 4 ASS PO/SO
Het aanbod voor ASS-leerlingen is goed dekkend, maar niet goed gespreid. De helft van de leerlingen
gaat naar een school buiten de eigen subregio. Voor deze jonge kinderen is thuisnabij onderwijs extra
belangrijk. Hiertoe zijn twee scenario’s ontworpen:
Opvang van ASS-leerlingen in het Sbao (en deels in het Bao) (scenario 2a);
Opvang van ASS-leerlingen in het reguliere Bao (scenario 2b).
44 Oberon
Oberon
Cluster 4 ASS VO/VSO
Net als in het SO is in het VSO het aanbod voor ASS-leerlingen binnen RMC-regio 19 goed dekkend
maar niet goed gespreid. Voor de groep ASS-leerlingen met capaciteit havo of hoger is er binnen het
VSO in RMC-regio 19 een zeer beperkt aanbod. Mogelijke oplossingen zijn:
Bevorderen van deelname van ASS-leerlingen aan het regulier onderwijs. Dit gebeurt nu al, maar
het aantal leerlingen zou kunnen worden uitgebreid als dit op grond van hun onderwijs- en
ondersteuningsbehoefte haalbaar lijkt en er maatwerk geboden kan worden (scenario 3a).
Voor de leerlingen waarvoor deze oplossing niet passend is: uitbreiding van het VSO met
havo/vwo (scenario 3b).
Leerlingen met meervoudige problematiek
Het aanbod voor deze jongeren gedifferentieerd, maar te gefragmenteerd. Stroomlijning is gewenst.
Dit geldt voor de Rebound, voor dagbestedingstrajecten en voor arbeidsmarktgerichte trajecten.
6.1 Inleiding
In het vorige hoofdstuk is een beeld geschetst van de match tussen het aanbod in de RMC-regio 19
en de ondersteuningsbehoeften van leerlingen, op basis van kwantitatieve analyses,
groepsgesprekken per subregio, aanvullende interviews en een expertbijeenkomst met
vertegenwoordigers uit de vier subregio’s. Daaruit komt een beeld naar voren van de doelgroepen die
binnen het passend onderwijs extra aandacht behoeven.
In dit hoofdstuk verkennen we mogelijke oplossingen, daar waar de match tussen
ondersteuningsbehoefte en aanbod onvoldoende is. We hanteren daarbij vier uitgangspunten, die
kenmerkend zijn voor passend onderwijs:
1. Beter dekkend – Voor alle leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften moet er een aanbod zijn.
In de huidige situatie maakt een deel van de leerlingen gebruik van voorzieningen buiten de regio.
Dit geldt met name voor Cluster 4-leerlingen, met een indicatie voor VSO-ZMOK.
2. Gunstiger gespreid – De huidige voorzieningen zijn geconcentreerd in de subregio’s Utrecht
stad/Vechtstreek en Utrecht Zuidoost. De beide andere subregio’s hebben veel minder
voorzieningen. Leerlingen uit elk van de vier subregio’s zijn er bij gebaat dat voorzieningen goed
bereikbaar zijn (thuisnabij).
3. Beter passend – Het aanbod moet niet alleen in kwantitatieve zin voldoende zijn, maar ook
voldoende kwaliteit bieden voor alle leerlingen en afgestemd zijn op hun specifieke behoeften.
Alleen dan kan verwacht worden dat leerlingen gebruik maken van voorzieningen in de regio in
plaats van daarbuiten.
4. Betaalbaar – De scenario’s zijn bij voorkeur budgettair-neutraal; ze geven zicht op noodzakelijke
investeringen en mogelijke kostenbesparingen.
De eerste drie uitgangspunten zijn richtinggevend geweest voor het bepalen van de match tussen
ondersteuningsbehoefte en aanbod.
In de twee onderstaande schema’s zetten we de bevindingen uit het vorige hoofdstuk af tegen de
uitgangspunten voor passend onderwijs. Voor verschillende categorieën leerlingen wordt een
beoordeling gegeven van de mate waarin het aanbod dekkend, gunstig gespreid en passend is: ‘ja’,
‘deels’ of ‘nee’. In sommige gevallen hebben we hierbij eenduidige criteria gehanteerd. Bijvoorbeeld:
het aanbod is dekkend (‘ja’) als ten hoogste 10% naar een school buiten de regio gaat, ‘deels’
dekkend als 10-20% naar een school buiten de regio gaat en niet dekkend (‘nee’) als meer dan 20%
naar een school buiten de regio gaat. Bij andere criteria is de beoordeling meer subjectief.
Voorzieningen en leerlingenstromen (V)SO RMC-regio 19 – eindrapportage 45
Schema 6.1 Match tussen aanbod en ondersteuningsbehoefte cluster 3- en cluster 4-leerlingen, PO/SO
Dekkend Gunstig gespreid Passend: verschillen
leerlingenstromen tussen
subregio’s
Passend: verschillen gebruik
LGF tussen subregio’s
Uitwerken tot scenario
Cluster 3:
ZMLK
(369 SO-lln)
Deels
11% buiten de
regio
Nee
alleen in Utrecht-stad
en Zuidoost
37% leerlingen naar andere
subregio
Deels
leerlingen Zuidoost gaan deels naar
eigen scholen, deels naar andere
(sub)regio
Deels
Laag pct. LGF-leerlingen, vooral in
Utrecht-stad (met SO-voorziening)
Nee
Wel advies; meer gebruik LGF,
onderscheid tussen laag en zeer
laag IQ relevant
Cluster 3:
LZ/LG/MG
(206 SO-lln)
Ja
5% buiten de regio
Nee
alleen in Utrecht-stad
54% leerlingen naar andere
subregio
Ja
alle leerlingen naar Utrecht-stad
Deels
Veel gebruik LGF, maar in Utrecht-
stad (met SO) relatief weinig
Nee
Wel advies: wat is met alternatieve
vormen van LGF mogelijk?
Cluster 4
ZMOK
(119 SO-lln)
Nee
28% buiten de
regio
Nee
alleen in Utrecht-stad
33% leerlingen naar andere
subregio
Deels
leerlingen van drie subregio’s gaan
naar Utrecht-stad; veel leerlingen
Zuidoost gaan naar school buiten
RMC-regio
Nee
Verschillen in aanwenden van LGF
tussen subregio’s zijn groot. Utrecht
West en Zuid maken hier naar
verhouding meer gebruik van dan
de andere twee subregio’s.
Nee
Cluster 4:
LZK
(425 SO-lln)
Ja
3% buiten de regio
Nee
vooral in Zuidoost
(1 vestiging in Utrecht-stad;
1 in Zuid)
48% leerlingen naar andere
subregio
Ja
Veel leerlingen uit alle subregio’s
naar Zuidoost
Ja
Vanwege omvang doelgroep;
daarmee veel verplaatsingen
tussen subregio’s.
(paragraaf
46 Oberon
Schema 6.2 Match tussen aanbod en ondersteuningsbehoefte cluster 3- en cluster 4-leerlingen en jeugdigen met meervoudige problematiek, VO/VSO
Dekkend Gunstig gespreid Passend: leerlingenstromen
tussen subregio’s
Passend: LGF Uitwerken tot scenario
Cluster 3:
ZMLK
(450 VSO-lln)
Deels
12% buiten de
regio
Nee
alleen Utrecht/Vechtstreek en
Zuidoost
37% leerlingen naar andere
subregio
Deels
leerlingen Zuidoost gaan deels naar
eigen scholen, deels naar andere
(sub)regio
Deels
Laag pct. LGF-leerlingen, vooral in
Utrecht/Vechtstreek (met VSO-
voorziening)
Nee
Advies: doelgroep ZMOLK vraagt om
bijzondere aandcht
Cluster 3:
LZ/LG/MG
(128 VSO-lln)
Deels
13% buiten de
regio
Nee
alleen Utrecht/Vechtstreek
58% leerlingen naar andere
subregio
Ja
Alle leerlingen naar Utrecht/SV
Deels
Veel gebruik LGF, maar in
Zuidoost relatief weinig
Nee
Advies: wat is met alternatieve
vormen van LGF mogelijk?
Cluster 4
ZMOK
(504 VSO-lln)
Nee
41% buiten de
regio
Nee
alleen Utrecht/Vechtstreek en
Zuidoost
24% leerlingen naar andere
subregio
Deels
Veel leerlingen naar voorziening in
eigen subregio; daarnaast enige
‘uitruil’ tussen subregio’s
Nee
Verschillen in aanwenden van LGF
tussen subregio’s zijn groot.
Utrecht West maakt hier naar
verhouding meer gebruik van dan
Utrecht stad en Zuidoost. Zuid
neemt een middenpositie in.
Ja
Apart voor ZMOK vmbo en ZMOK
havo/vwo
Cluster 4:
LZK
(419 VSO-lln)
Ja
1% buiten de
regio
Nee
vooral in Zuidoost (plus 1 vestiging
in Utrecht/Vechtstreek en 1 in Zuid)
51% leerlingen naar andere
subregio
Ja
Veel leerlingen uit alle subregio’s
naar Zuidoost
Ja
Voor groep als geheel en voor de
subgroep havo/vwo
Meervoudige
problematiek
Ja
Voor zover in
beeld gaat 0%
buiten de regio.
Nee
Vooral geconcentreerd in Utrecht/
Vechtstreek. Rebound wel goed
gespreid.
Onbekend
Het is onbekend waar de leerlingen
die geteld zijn wonen.
Niet van toepassing Nee
Advies over versnipperdheid
voorzieningen en beëindigen
gemeentelijke subsidies
Voorzieningen en leerlingenstromen (V)SO RMC-regio 19 – eindrapportage 47
Voor de doelgroepen die in het schema genoemd staan wordt in dit hoofdstuk een korte omschrijving
en een probleemanalyse gepresenteerd op basis van de kwantitatieve en kwalitatieve analyse die is
gepresenteerd in de voorgaande hoofdstukken. Per doelgroep worden mogelijke oplossingsrichtingen
besproken. Een deel van deze oplossingen is als scenario uitgewerkt. In een expertbijeenkomst is
bepaald welke scenario’s de moeite waard lijken om financieel door te rekenen (zie laatste kolom
schema 6.1 en 6.2).15 Daarbij wordt het vierde punt relevant: betaalbaarheid. Dit is het belangrijkste
uitgangspunt voor de financiële doorrekening.
Van de doorgerekende scenario’s worden de financiële consequenties gepresenteerd.
N.B. Bij deze doorrekening is uitgegaan van een ideaaltypisch scenario, om de consequenties
duidelijk te maken. In de praktijk zullen scenario’s doorgaans niet op deze ideaaltypische manier
worden gerealiseerd. Vaak is het verstandiger te kiezen voor een combinatie van maatregelen, in
plaats van één scenario. De details van de berekeningen worden in dit hoofdstuk niet gepresenteerd.
Daarvoor verwijzen we naar bijlage 5: de rapportage van Infinite Financieel.
Financiële consequenties worden in dit hoofdstuk beschreven voor RMC-regio 19 als geheel. De
afweging van kosten en baten van een bepaald scenario zijn echter niet gelijk voor de vier subregio’s.
Daarom is tevens berekend wat de consequenties zijn voor de ondersteuningsbekostiging per
subregio. Ook deze berekeningen zijn opgenomen in bijlage 5.
6.2 Cluster 3 ZMLK
PO/SO
Een dekkend aanbod is van groot belang, vooral voor jonge kinderen. Het is niet wenselijk dat
kinderen in de basisschoolleeftijd dagelijks ver moeten reizen. Er zijn 40 ZMLK-leerlingen in deze
leeftijd die buiten de regio naar school gaan. Ook de spreiding van SO-voorzieningen is niet gunstig,
deze liggen voornamelijk in Utrecht stad; daardoor gaan 137 leerlingen buiten de eigen subregio naar
school.
Het aandeel rugzakleerlingen in deze groep is vrij beperkt. Het blijkt niet eenvoudig om deze
leerlingen op te vangen binnen het reguliere basisonderwijs. Wel zien we dat er wat dit betreft
verschillen zijn tussen de subregio’s. In Utrecht stad – met drie scholen voor ZMLK – heeft slechts
10% van de ZMLK-leerlingen een LGF, in de andere subregio’s is dat meer, ca. 18%.
Wellicht kan het aantal ZMLK-leerlingen binnen het regulier onderwijs dus nog iets toenemen. Vanuit
cluster 3 wordt er op gewezen dat het niet veel zin heeft om een apart ZMLK-klasje bij een
basisschool te plaatsen. In zo’n klasje integreren de ZMLK-leerlingen niet. Het gaat in feite om
‘verkapt’ speciaal onderwijs.
Het streven zou erop gericht moeten zijn om de leerlingen in een reguliere klas les te geven, zo nodig
met ondersteuning vanuit het speciaal onderwijs. Voor deze groep leerlingen is namelijk wel
specifieke expertise vereist.
Integratie in de onderbouw van het basisonderwijs is het meest kansrijk. De ervaring van de
betrokkenen leert dat als ZMLK-leerlingen starten in de onderbouw van een reguliere school, dit
aanvankelijk vaak goed gaat. Doorgaans blijft dit echter niet zo gedurende de gehele
basisschoolperiode. Na verloop van tijd, ongeveer vanaf groep 4, ontstaat vaak een kloof tussen
reguliere leerlingen en leerlingen met een beperking. Ouders kiezen daarna in de regel voor speciaal
onderwijs.
15
Aan deze expertbijeenkomst namen vertegenwoordigers van alle subregio’s deel. Zie bijlage 2 voor een overzicht van de deelnemers.
48 Oberon
Wanneer meer kinderen kunnen worden opgevangen in het reguliere onderwijs, is het voor het SO
mogelijk om zich meer te concentreren op leerlingen met ernstige problematiek, zoals leerlingen
met een zeer laag IQ (onder de 40). Het betreft in die gevallen vaak verstandelijk gehandicapte
kinderen met oppositioneel gedrag.
Een andere mogelijkheid is om één van de drie SO-voorzieningen in de stad Utrecht te verplaatsen.
Nu zitten er op Kanaleneiland twee voorzieningen; één van de twee zou verplaatst kunnen worden
richting Utrecht West. Deze scholen trekken nu, door hun geografische ligging, al veel leerlingen uit dit
gebied aan.
VO/VSO
Ook voor de ZMLK-leerlingen in de VO-leeftijd is het huidige aanbod niet voldoende dekkend; 52
leerlingen gaan naar een VSO-school buiten de RMC-regio. Ook de spreiding is niet gunstig: 166
ZMLK-leerlingen gaan naar school in een andere subregio.
Het percentage LGF-leerlingen is nog kleiner dan in de PO-leeftijd; 8% van de leerlingen met een
ZMLK-indicatie gaat naar het regulier onderwijs. Het is de vraag of het streven naar meer integratie in
het regulier onderwijs kansrijk is.
ZMOLK-leerlingen
Er is een doelgroep jeugdigen tussen de 12 en de 18 jaar die deels ZMLK- en deels ZMOK-
kenmerken heeft. Deze zogenaamde ZMOLK-ers vallen tussen cluster 3 en 4 in en worden wel als
zorgwekkend aangemerkt. Vertegenwoordigers van samenwerkingsverbanden, (V)SO, Sbao,
praktijkonderwijs en gemeenten geven unaniem aan dat de groep ZMOLK-ers een belangrijke
doelgroep is om aandacht aan te besteden.
Een deel van deze groep dient opgevangen te worden op een cluster 3-voorziening. Het gaat dan om
leerlingen met een lage intelligentie en ernstige gedragsproblemen. Deze leerlingen hebben een
zogenaamd disharmonisch ontwikkelingsprofiel en hebben daardoor zeer intensieve ondersteuning
nodig. Voor deze groep wordt momenteel een aanbod gerealiseerd in de samenwerking tussen de
drie ZMLK-scholen in Utrecht, verenigd onder de naam U3. Voor deze ZMOLK-ers worden in de
nabije toekomst 28 leerplaatsen ingericht.
6.3 Cluster 3 LZ/LG/MG
Het aanbod voor LZ/LG/MG-leerlingen is in het SO behoorlijk dekkend; slechts 5% gaat naar een
school buiten de regio. In het VSO is het aanbod redelijk dekkend: 13% gaat naar een school buiten
de regio. Voorzieningen zijn er alleen in Utrecht stad; het aanbod is dus niet gunstig gespreid. Het
gevolg is dat er door veel leerlingen met een fysieke beperking over relatief grote afstanden wordt
gereisd.
Uit groepsgesprekken en individuele gesprekken met vertegenwoordigers van gemeenten,
samenwerkingsverbanden en het onderwijs van RMC-regio 19 kwam niet direct naar voren dat deze
groep extra aandacht behoeft. Mogelijk valt er binnen sommige subregio’s meer te bereiken met LGF
of een andere vorm van financiering binnen het reguliere onderwijs dan nu het geval is.
Voor de leerlingen in de basisschoolleeftijd zien we een groot verschil tussen de subregio’s.
Met name in Utrecht stad is het aandeel LGF-leerlingen klein (23%); in de andere subregio’s is dit
ongeveer vijftig procent. Onder leerlingen in de VO-leeftijd is het aandeel LGF juist klein in de
subregio Zuidoost.
Er is volgens gesprekspartners relatief veel mogelijk met LGF, daar valt extra resultaat te behalen in
die zin dat leerlingen binnen het reguliere onderwijs behouden blijven. Te denken valt dan aan
Voorzieningen en leerlingenstromen (V)SO RMC-regio 19 - eindrapportage 49
speciale ‘ziekenhuiskamers’ binnen een schoolgebouw of onderwijs door middel van ‘video-
conferencing’. Er is immers nog steeds een behoorlijk grote groep leerlingen die vanuit de bestaande
situatie op een behoorlijke reisafstand van het onderwijs zit.
6.4 Cluster 4 ZMOK VO/VSO: integratie in regulier onderwijs en uitbreiding VSO-voorzieningen
De omvang van de groep ZMOK-leerlingen neemt aanzienlijk toe met de leeftijd van de leerlingen. In
de PO-leeftijd zijn er 199 leerlingen op ZMOK-scholen, in de VO-leeftijd 504 leerlingen. Veel van deze
leerlingen vertonen sterk externaliserend oppositioneel gedrag.
Het aanbod in RMC-regio 19 is voor deze groep leerlingen onvoldoende dekkend. Van de leerlingen
op een SO-school gaan er 33 (28%) naar een school buiten de regio, van de leerlingen op het VSO
zelfs 206 (41%)! Alleen al vanwege de omvang van deze groep is het van groot belang om te zoeken
naar alternatieve oplossingen.
Bij het zoeken naar mogelijke oplossingen zal moeten worden gekeken naar:
1) mogelijkheden om de deelname van deze leerlingen aan het reguliere onderwijs te bevorderen
als dit op grond van hun onderwijs- en ondersteuningsbehoefte haalbaar lijkt;
2) uitbreiding van VSO-voorzieningen die beter passen bij de ondersteuningsbehoeften van de
ZMOK-leerlingen. Hierbij werken we twee scenario’s uit: één voor een VSO-ZMOK-voorziening
met aanbod havo/vwo (1a), één voor een nieuwe voorziening VSO-ZMOK onderbouw
vmbo/havo/vwo (1b).
Door het uitwerken van oplossingen te concentreren op het voortgezet onderwijs, willen we niet de
indruk wekken dat daar pas de problemen beginnen. De scenario’s passen binnen de context van het
streven naar een passend aanbod voor alle ZMOK-leerlingen, vanaf het PO/SO.
Een effectieve aanpak kan al beginnen op de kleuterleeftijd. Een voorbeeld is ondersteuning gericht
op het gezin, bij de aanpak van problematisch gedrag van kinderen. Samenwerking tussen onderwijs
en jeugdzorg is hierbij essentieel. Hiertoe zijn bijvoorbeeld programma’s ontwikkeld door Trajectum.
Dergelijke programma’s zijn er zowel voor kinderen op het reguliere onderwijs als voor SO-leerlingen.
1) Integratie in het reguliere onderwijs
In de subregio’s met cluster 4-voorzieningen wordt minder gebruik gemaakt van LGF dan in de andere
subregio’s. Dat wijst er op dat het wellicht mogelijk is om meer leerlingen regulier onderwijs te bieden
met een arrangement.16 Dit zou bijvoorbeeld kunnen in de vorm van trajectklassen17.
2) VSO-voorzieningen voor ZMOK-leerlingen
Niet voor alle ZMOK-leerlingen is het haalbaar om tot aan het examen in het regulier onderwijs te
blijven. Voor deze leerlingen is er behoefte aan een goede VSO-voorziening binnen de RMC-regio.
Er gaan ten minste 46 ZMOK-leerlingen naar een VSO-voorziening buiten de regio met een aanbod
havo/vwo (De Tinne en Altra College). Daarnaast biedt Beukenrode in Doorn (regio Zuidoost) havo tot
en met het derde leerjaar. Verder is het onduidelijk waar ZMOK-leerlingen met een capaciteit op het
16
Anders dan bij de categorieën cluster 3-leerlingen (ZMLK en LZ/LG/MG) kan niet exact worden vastgesteld hoe het huidige gebruik van LGF is binnen de verschillende subregio’s. ZMOK is namelijk geen aparte indicatie. We weten daardoor niet hoe groot de verschillen zijn tussen subregio’s.
17 Een trajectklas is een verbrede voorziening binnen het regulier voortgezet onderwijs. De trajectklas is een integraal
onderdeel van het voortgezet onderwijs. De leerlingen volgen de reguliere lessen, maar op bepaalde momenten, zoals het begin van de dag en de pauzes, zijn ze als trajectklas bij elkaar. Binnen de trajectklas wordt expertise vanuit het VSO benut. Een VSO-docent participeert mee in reguliere lessen, waar leerlingen van de trajectklas aan deelnemen. Hij helpt de docent van het VO met de begeleiding van de leerling(en). Gezamenlijk bespreken de VSO- en de VO-docenten de voortgang van de leerlingen. Hier kunnen ook andere professionals bij betrokken worden, zoals een psycholoog of maatschappelijk werker.
50 Oberon
niveau havo of hoger zich bevinden. Dagbestedingstrajecten richten zich meer op niveau vmbo PrO,
maar mogelijk zitten daar ook kinderen met ZMOK-kenmerken die havo of hoger aan zouden kunnen.
Afstromers maken hier naar verwachting ook gebruik van, evenals op OPDC Utrecht en in Rebound of
Op de Rails trajecten. Ook zal een deel van de groep mogelijk thuis zitten. De totale omvang van de
doelgroep ZMOK havo/vwo schatten we op 117 leerlingen. De groep ZMOK vmbo-leerlingen is
aanmerkelijk groter. We schatten deze op 385. Een verantwoording van deze schatting is opgenomen
in bijlage 5.
Mogelijke scenario’s voor uitbreiding/nieuwe VSO-ZMOK-voorzieningen
Momenteel bestaat er binnen de VSO cluster 4-voorzieningen in de RMC-regio 19 een zeer beperkt
onderwijsaanbod op het niveau havo/vwo. Alleen Beukenrode in Doorn biedt havo-onderwijs aan in de
eerste drie leerjaren. In de regio Zuidoost bezint men zich op dit moment op een uitbreiding van het
onderwijsaanbod naar de hogere niveaus. De C.P. van Leersumschool, Beukenrode en de Berg en
Boschschool zijn in verregaande samenwerking en hebben deze lacune in het onderwijsaanbod
geagendeerd. We beschrijven hier twee alternatieve oplossingsrichtingen waarbij de ZMOK-doelgroep
met een havo/vwo niveau binnen het speciaal onderwijs bediend wordt.
Scenario 1a: Een eerste alternatief vloeit voort uit de samenwerking die in Zuidoost al gaande is en
behelst een uitbreiding van het onderwijsaanbod van één van de cluster 4-voorzieningen. Het is van
belang dat daarbij ook expertise vanuit het regulier onderwijs wordt betrokken van docenten die
werkzaam zijn op havo en vwo. Een breder alternatief is om alle andere VSO/ZMOK scholen uit te
breiden met een vmbo/havo aanbod in de onderbouw.
Scenario 1b: Een tweede alternatief is het verwezenlijken van een nieuwe voorziening voor speciaal
onderwijs met een aanbod voor onderbouw havo/vmbo. Een argument voor dit scenario is dat dit
aanbod de grootste groep VSO-leerlingen betreft. Bovendien kan onderwijs in de onderbouw er deels
op gericht zijn om vaardigheden aan te leren die succesvolle doorstroom in de reguliere bovenbouw
bevordert.
Consequenties voor de (sub)regio(s):
Gunstiger gespreid: Het is afhankelijk van de locatie van de voorziening welke leerlingen hier het
meeste voordeel van hebben. Dit zijn de leerlingen uit Zuidoost als het een uitbreiding van een
bestaande voorziening betreft vanuit de samenwerking tussen drie bestaande voorzieningen. Het
zijn leerlingen uit Utrecht West of Zuid als daar een nieuwe locatie wordt gevestigd;
Beter dekkend: leerlingen die nu naar een voorziening buiten de regio gaan, kunnen binnen de
regio terecht;
Beter passend: voor leerlingen die momenteel in het VSO op een te laag niveau zitten, is dit een
beter passend alternatief.;
Voor bestaande voorzieningen speciaal onderwijs in Utrecht stad (en in mindere mate voor
Zuidoost) betekent dit mogelijk een terugloop van het aantal leerlingen. Door een beter passend
aanbod, zullen leerlingen die anders in het VSO in de regio op een lager niveau terecht kwamen
nu uitwijken naar een VSO voorziening met een onderwijsaanbod op een hoger niveau.
Financiële consequenties scenario 1a: uitbreiding VSO ZMOK havo/vwo18
Het aantal leerlingen in het VSO binnen de regio neemt met ruim honderd toe. Indien dit gebeurt in
een bestaande voorziening moet deze worden uitgebreid. De huisvestingskosten hiervan bedragen
ongeveer € 2 miljoen.
Als meer VO leerlingen in het VSO worden opgevangen kan er voor een enkeling aanspraak op
leerlingenvervoer ontstaan, namelijk als hij/zij niet zelfstandig kan reizen (handicap). In principe vervalt
18
De financiële consequenties zijn gebaseerd op de berekeningen in bijlage 5.
Voorzieningen en leerlingenstromen (V)SO RMC-regio 19 - eindrapportage 51
echter onder Passend Onderwijs de aanspraak op leerlingenvervoer voor zelfstandig reizende VSO
leerlingen. Deze regeling zal voor gemeenten leiden tot verschuivingen in vervoerskosten.
Omdat leerlingen in het regulier onderwijs volledig door het Rijk bekostigd worden en het SWV
meebetaalt aan leerlingen in het VSO nemen de kosten voor het SWV toe. Uitgaande van 63
leerlingen betreft dat een bedrag van ongeveer € 570.000. De overige 46 zijn en blijven in het VSO,
alleen op een iets thuisnabijere school, dit beïnvloedt de kosten voor de SWV gezamenlijk niet.
Financiële consequenties scenario 1b: nieuwe voorziening VSO ZMOK onderbouw
vmbo/havo/vwo
Het aantal leerlingen in het VSO in de regio neemt met ruim honderd toe. Indien dit gebeurt in een
nieuw te bouwen voorziening kost dit ongeveer € 2,8 miljoen.
Onder de nieuwe regeling vervoerskosten beperkt de aanspraak op tegemoetkoming zich tot enkele
gehandicapte VSO leerlingen die niet zelfstandig kunnen reizen. Zij vallen wel direct in de dure
categorie van aangepast vervoer (ca. € 2.500 per leerling per jaar). Per saldo besparen de gemeenten
vervoerskosten, maar dit staat los van het gekozen scenario.
Omdat leerlingen in het regulier onderwijs volledig door het Rijk bekostigd worden en het SWV
meebetaalt aan leerlingen in het VSO, nemen in dit scenario de kosten voor het SWV toe. Dit betreft
de 31 leerlingen die van regulier VO verhuizen naar de nieuwe VSO ZMOK voorziening (zie voor
onderbouwing bijlage 5). Hiermee is een bedrag van ongeveer € 280.000 gemoeid.
6.5 Cluster 4 ASS (LZK) PO/SO: Meer leerlingen van SO naar sbao en/of regulier bao
Het aanbod voor ASS-leerlingen, die veelal naar scholen voor LZK gaan, is binnen RMC-regio 19
goed dekkend. Er gaan vrijwel geen leerlingen naar LZK-scholen buiten de regio. Het aanbod is
echter niet goed gespreid. Ongeveer de helft van de leerlingen (48%) gaat naar een school buiten de
eigen subregio. Gezien de jonge leeftijd van de kinderen is dit niet wenselijk. Bovendien gaat het om
een grote groep leerlingen. Er gaan 425 leerlingen in de RMC-regio 19 met een cluster 4-indicatie
naar het SO voor LZK. Daarom dient gezocht te worden naar mogelijkheden voor meer thuisnabij
onderwijs.
Naast de leerlingen die op een cluster 4-school voor LZK zitten, verblijven er 298 leerlingen met een
cluster 4-indicatie met LGF in het reguliere primair onderwijs, vooral in de subregio’s Utrecht West en
Zuid. Het vermoeden bestaat dat het merendeel van deze leerlingen ASS-leerlingen met
internaliserend gedrag zijn. We schatten dit aantal op 233.19
Dit betekent dat de totale doelgroep ASS-leerlingen in het PO bestaat uit naar schatting 658
leerlingen.
Mogelijke scenario’s voor de integratie van ASS-leerlingen in het primair onderwijs
Van de totale doelgroep ASS met internaliserend gedrag zit vermoedelijk al een groot aantal
leerlingen in het regulier onderwijs. De vraag is dan of dit een passende plek is of dat het beter kan.
Voor deze groep leerlingen is het belangrijk dat ze in een klassikale, niet al te prikkelende omgeving
les krijgen. Ook is het van belang dat ze een duidelijke structuur krijgen aangeboden. De ene school
voor primair onderwijs heeft hier momenteel betere middelen voor of is hier beter op ingericht dan de
andere school. Belangrijke overwegingen zijn of iedere school de mogelijkheid moet bieden om ASS-
leerlingen te onderwijzen of dat een aantal scholen zich hier (nog beter) op toelegt. In de
expertbijeenkomst is aangegeven dat deze leerlingen beter over verschillende klassen verspreid
kunnen worden dan dat je ze in een groep samen zet in een aangepast lokaal (zogenaamde ‘auti-
klasjes’).
19
Voor de onderbouwing van deze schatting, zie bijlage 5.
52 Oberon
Scenario 2a: Een bepaalde groep ASS-leerlingen die zich momenteel in het SO bevindt kan in het
Sbao worden opgevangen. Het betreft dan onder andere de groep leerlingen met een hoog IQ. Een
combinatie met de huidige Leonardo-klassen is hier een optie.
Scenario 2b: Een grote groep leerlingen wordt momenteel met leerlingengebonden financiering al
opgevangen in het reguliere basisonderwijs. Dit kunnen er mogelijk meer worden. De verschillen in
gebruik van LGF voor deze groep tussen de subregio’s is dermate groot dat verwacht mag worden dat
er in bepaalde subregio’s meer mogelijk is op dit gebied.
Consequenties voor de (sub)regio(s):
Gunstiger gespreid: afhankelijk van de richting die wordt gekozen, kan het zijn dat een aantal PO-
scholen zich meer gaat toeleggen op de groep ASS dan nu het geval is. Dit heeft als mogelijke
consequentie dat de ASS-leerlingen, die nu met een rugzak verspreid over alle PO-scholen zijn,
zich meer gaan concentreren op een paar scholen in de regio. De spreiding van voorzieningen
wordt dan minder gunstig;
Beter passend: door specialisering van een aantal PO-scholen, zal het onderwijs voor deze
doelgroep beter passend zijn dan dat nu het geval is;
Cluster 4-leerlingen met een rugzak zijn scheef verdeeld over de verschillende subregio’s. Met
name Utrecht stad en Zuidoost maken relatief weinig gebruik van de mogelijkheid om leerlingen
met een rugzak in het reguliere onderwijs te behouden. Een specialisatie van enkele PO-scholen
op dit gebied kan betekenen dat meer leerlingen van (V)SO-instellingen uit deze twee subregio’s
overgaan naar het reguliere primair onderwijs.
Financiële consequenties scenario 2a: meer ASS-leerlingen naar het Sbao (en Bao)
Er gaan 122 leerlingen minder naar het SO. Zij gaan naar SBao (45) en Bao (77). Het aantal SBaO
leerlingen stijgt met 45. Hierdoor is op vier SBaO scholen uitbreiding van huisvesting noodzakelijk. De
kosten worden geraamd op ongeveer € 743.000. Voor de huisvesting van 77 extra
basisschoolleerlingen zijn vijf uitbreidingen noodzakelijk, namelijk 2 in subregio Utrecht en 3 in
subregio Zuidoost. Dit vergt ruim € 896.000 aan investeringen in huisvesting.
Voor 122 leerlingen uit SO verdwijnt de aanspraak op tegemoetkoming leerlingenvervoer. Voor
maximaal 45 SBaO leerlingen extra ontstaat die aanspraak, maar tegen een lager tarief. Per saldo
levert dat de gemeenten een jaarlijks voordeel van bijna € 90.000 op; dat is na 15 jaar ongeveer € 1,3
miljoen. Voor de 77 leerlingen die naar het basisonderwijs gaan vervalt de aanspraak op
leerlingenvervoer.
De SWV bespaart ruim € 1 miljoen op de aan het SO te betalen ondersteuningsbekostiging.
Afhankelijk van de huidige situatie en het deelnamepercentage aan het SBaO moet het SWV mee
gaan betalen aan de leerlingen op het SBaO. De maximale kosten hiervan lijken ongeveer € 80.000 te
bedragen, omdat in Utrecht stad het deelnamepercentage thans onder de 2% ligt.
Financiële consequenties scenario 2b: meer ASS-leerlingen naar het Bao
Het aantal basisschoolleerlingen stijgt met 114 verspreid over vele basisscholen. Het effect hiervan op
de ruimtebehoefte is dermate gering dat dit niet gekwantificeerd is.
De kosten voor het leerlingenvervoer dalen, omdat het vervoer van leerlingen naar basisscholen niet
bekostigd wordt en voorheen naar het SO wel. Het kostenvoordeel voor de gemeenten bedraagt op
jaarbasis ongeveer € 114.000, gerekend over een periode van 15 jaar is dat een besparing van € 1,7
miljoen.
Het SWV bespaart bijna € 1 miljoen op de aan het SO te betalen ondersteuningsbekostiging.
Aangenomen mag worden dat hier extra bekostiging van basisscholen tegenover staat, omdat het
leerlingen betreft die extra ondersteuning behoeven. In welke mate dat aan de orde zal zijn is thans
niet te beoordelen.
Voorzieningen en leerlingenstromen (V)SO RMC-regio 19 - eindrapportage 53
6.6 Cluster 4 ASS (LZK) VO/VSO Meer leerlingen in het reguliere VO en/of uitbreiding van een bestaande voorziening met aanbod havo/vwo
Net als in het SO is in het VSO het aanbod voor ASS-leerlingen binnen RMC-regio 19 goed dekkend.
Dat wil zeggen: er gaan slechts enkele leerlingen naar LZK-scholen buiten de regio. De VSO-
instellingen binnen de regio bieden echter niet of nauwelijks de mogelijkheid om een havo- of vwo-
diploma te behalen. Verder is het aanbod is echter niet goed gespreid. De helft van de leerlingen
(51%) gaat naar een school buiten de eigen subregio. Net als in het PO gaat het om een grote groep,
namelijk 419 leerlingen. Tenslotte verblijven er veel leerlingen met een cluster 4-indicatie met een
leerlingengebonden financiering in het reguliere onderwijs (416), vooral in de subregio’s Utrecht West
en Zuid. Het vermoeden bestaat dat het merendeel van deze leerlingen met een LGF ASS-leerlingen
met internaliserend gedrag zijn; dit baseren we op interviews met reguliere VO-scholen met veel LGF-
leerlingen.
Omschrijving doelgroep
De ASS-leerlingen met een bovengemiddelde intelligentie verkeren in een vergelijkbare positie als
ZMOK-leerlingen met voldoende capaciteiten voor havo/vwo (zie paragraaf 4.4). Veel van deze
leerlingen zitten nu op het regulier voortgezet onderwijs met LGF, naar schatting zijn dit 260
leerlingen. We schatten het totale aantal ASS-leerlingen met capaciteiten voor havo/vwo op 294.20
Voor deze leerlingen zoeken we – als dat op grond van onderwijs- en ondersteuningsbehoefte
haalbaar lijkt – een oplossing binnen het regulier onderwijs. Voor de leerlingen voor wie dit niet
haalbaar is, kan worden gedacht aan een VSO-voorziening met havo/vwo.
Mogelijke scenario’s voor een passend aanbod voor ASS-leerlingen in de VO-leeftijd
Scenario 3a: Een grote groep leerlingen volgt momenteel met leerlingengebonden financiering al
onderwijs in het reguliere voortgezet onderwijs. Dit kunnen er mogelijk meer worden. De verschillen in
gebruik van LGF voor deze groep tussen de subregio’s is dermate groot dat verwacht mag worden dat
er in bepaalde subregio’s meer mogelijk is op dit gebied.
Scenario 3b: Ook als een groot deel van deze leerlingen met ondersteuning regulier onderwijs volgt,
zal er altijd een groep leerlingen met een stoornis op het autismespectrum blijven bestaan voor wie
reguliere onderwijs met ondersteuning niet passend is.. Zij kunnen voor onderwijs op het niveau van
havo alleen terecht op de Berg en Boschschool en voor vwo kunnen zij niet binnen de RMC-regio 19
terecht. Voor deze groep is een vergelijkbare oplossing mogelijk als ook voor de ZMOK havo/vwo
leerlingen is voorgesteld. Deze vloeit voort uit de samenwerking tussen de Berg en Boschschool, de
C.P. van Leersumschool en Beukenrode en behelst een uitbreiding van het onderwijsaanbod van de
Berg en Boschschool.
Consequenties voor de (sub)regio(s):
Gunstiger gespreid: Scenario 3b betreft een uitbreiding van één voorziening. Deze is per definitie
niet te spreiden. De leerlingen uit Zuidoost of Zuid hebben het meeste voordeel van een
uitbreiding van Berg en Bosch. Scenario 3a voorziet in een gunstigere spreiding van het aanbod
waarvan LZK-leerlingen gebruik kunnen maken;
Beter passend: voor ASS-havo/vwo leerlingen in scenario 4b die momenteel in het VSO op een te
laag niveau zitten, is dit een beter passend alternatief. Door specialisering van een aantal VO-
scholen in scenario 3a, zal het onderwijs voor de totale doelgroep ASS beter passend zijn dan dat
nu het geval is;
20
Voor de onderbouwing van deze schatting, zie bijlage 5.
54 Oberon
Voor bestaande voorzieningen speciaal onderwijs in Utrecht stad betekent dit mogelijk een
terugloop van het aantal leerlingen. Door een beter passend aanbod, zullen leerlingen die anders
in het VSO in de regio op een lager niveau terecht kwamen nu uitwijken naar een VSO
voorziening met een onderwijsaanbod op een hoger niveau of naar het reguliere voortgezet
onderwijs.
Financiële consequenties scenario 3a: meer ASS-leerlingen naar regulier VO
137 leerlingen die nu het VSO bezoeken gaan in dit scenario in het vervolg naar het regulier
voortgezet onderwijs. Indien dit op vier scholen gebeurt, neemt de ruimtebehoefte toe. De kosten
hiervan bedragen dan ongeveer € 1,65 miljoen.
Het scenario heeft geen effect op de kosten voor leerlingenvervoer. Gemeenten gaan kosten
besparen omdat onder de nieuwe regelgeving voor VO en VSO leerlingen geen aanspraak bestaat als
zij zelfstandig kunnen reizen.
Omdat leerlingen in het VSO gedeeltelijk door het SWV bekostigd worden, dalen de kosten voor het
SWV voor wat betreft VSO lesplaatsen. Uitgaande van ongeveer 136 leerlingen is hier een bedrag
van ongeveer € 1,2 miljoen mee gemoeid. Er zal echter wel aanvullende ondersteuning nodig zijn, wat
ook aanvullende kosten met zich meebrengt.
Financiële consequenties scenario 3b: uitbreiding VSO havo/vwo
Het aantal leerlingen in het VSO neemt met 53 toe. Dit gebeurt in een bestaande voorziening. De
extra huisvestingskosten hiervan bedragen ongeveer € 1 miljoen.
Door de nieuwe regeling vervoerskosten ontstaan geen nieuwe aanspraken voor deze 53 leerlingen.
Omdat leerlingen in het regulier onderwijs volledig door het Rijk bekostigd worden en het SWV
meebetaalt aan leerlingen in het VSO nemen in dit scenario de kosten voor het SWV toe. Uitgaande
van 53 leerlingen is hier een bedrag van ongeveer € 0,5 miljoen mee gemoeid.
6.7 Leerlingen met meervoudige problematiek
Voor jongeren met meervoudige problematiek (‘overbelaste jongeren’) is er een gedifferentieerd
aanbod: tussenvoorzieningen en dagbestedingstrajecten in de regio, waaronder OPDC Utrecht.
Het probleem is niet zozeer dat er onvoldoende aanbod is; de leerlingen blijven vrijwel allemaal
binnen de regio. Vraag is eerder of het aanbod niet te gefragmenteerd is.
Zo verschilt de inrichting van de Rebound-voorzieningen tussen de subregio’s. In Utrecht is deze
verbonden aan het OPDC, in Utrecht West aan de drie VO-locaties, in Zuidoost aan twee VSO-
locaties en in Zuid staat deze op zichzelf. In Zuidoost stromen er meer leerlingen vanuit de Rebound
door naar het VSO dan in de overige regio’s; men vermoedt dat dit komt door de lokale plaatsing van
de Reboundvoorziening. Waar de Rebound is gehuisvest in een reguliere VO-school, stromen er ook
meer leerlingen terug naar het VO. Te overwegen valt daarom om Rebound en VSO van elkaar los te
koppelen. Een andere suggestie die is gedaan is om de verschillende Rebounds in de regio terug te
brengen tot één Rebound in Utrecht stad.
Hoe de dagbestedingstrajecten in de toekomst vorm zullen krijgen is nog onzeker. De huidige
voorzieningen zullen niet meer worden gesubsidieerd. Bij een nieuwe invulling is stroomlijning van het
aanbod een belangrijk aandachtspunt. Daarbij is het wenselijk dat de trajecten onder een
gemeenschappelijke regie vallen.
Stroomlijning is ook wenselijk voor arbeidsmarktgerichte trajecten. Daarvan zijn er nu verschillende en
sommige van deze voorzieningen hebben niet voldoende volume. Ook hier is dus bundeling van het
aanbod en regie gewenst.
Voorzieningen en leerlingenstromen (V)SO RMC-regio 19 - eindrapportage 55
7 Conclusies en aanbevelingen
In het vorige hoofdstuk hebben we een aantal oplossingsrichtingen beschreven voor groepen
leerlingen met extra ondersteuningsbehoefte, waarbij enkele scenario’s zijn uitgewerkt en financieel
doorgerekend. Hierbij zijn de volgende uitgangspunten van passend onderwijs gehanteerd: het
aanbod voor leerlingen met specifieke ondersteuningsbehoeften moet dekkend zijn, voldoende
gespreid, passend bij de behoeften van leerlingen en betaalbaar.
In dit slothoofdstuk trekken we conclusies over passend onderwijs voor leerlingen binnen cluster 3
(paragraaf 7.1) en leerlingen binnen cluster 4 (paragraaf 7.2 en 7.3).
Ten slotte formuleren we aanbevelingen voor de toekomst van passend onderwijs in RMC-regio 19
(paragraaf 7.4). Voor een deel hebben deze aanbevelingen betrekking op de keuze voor scenario’s,
voor een deel op de verdere verkenning van de mogelijkheden.
7.1 Passend onderwijs voor leerlingen in cluster 3
ZMLK
Vooral voor kinderen in de basisschoolleeftijd is het niet wenselijk dat ze dagelijks ver moeten reizen.
Dat geldt nu wel voor een aanzienlijk aantal leerlingen met een cluster 3 ZMLK indicatie: 40 gaan
buiten de RMC-regio naar school; 137 buiten de eigen subregio.
Het streven zou erop gericht moeten zijn om meer leerlingen in het regulier onderwijs op te vangen,
en dan liever geïntegreerd dan in een aparte ZMLK-klas. Daarbij is ondersteuning vanuit het speciaal
onderwijs wenselijk. Voor deze groep leerlingen is namelijk specifieke expertise vereist. Integratie in
de onderbouw van het basisonderwijs wordt het meest kansrijk geacht. Vanaf groep 4 biedt het SO
doorgaans het meest passende onderwijs.
Het SO kan zich dan meer concentreren op leerlingen met zwaardere problematiek, zoals leerlingen
met een zeer laag IQ.
Ook voor de ZMLK-leerlingen in de VO-leeftijd is het huidige aanbod niet voldoende dekkend; 52
leerlingen gaan naar een VSO-school buiten de RMC-regio; 166 ZMLK-leerlingen gaan naar een
school in een andere subregio. Het is de vraag of het streven naar meer integratie in het regulier
onderwijs kansrijk is.
Speciale aandacht is gewenst voor leerlingen met een disharmonisch ontwikkelingsprofiel, de
zogenaamde ZMOLK groep, die naast een lage intelligentie ernstige gedragsproblemen hebben. Voor
deze groep biedt een cluster 3-voorziening het meest passende aanbod.
LZ/LG/MG
Het aanbod voor LZ/LG/MG-leerlingen is in het SO goed dekkend op het niveau van de totale RMC-
regio, maar daarbinnen niet gespreid: voorzieningen zijn er alleen in Utrecht stad. Daardoor moet er
door veel leerlingen met een fysieke beperking veel worden gereisd.
Mogelijk valt er binnen sommige subregio’s meer te bereiken met LGF of een andere vorm van
financiering binnen het reguliere onderwijs dan nu het geval is. Te denken valt dan aan speciale
‘ziekenhuiskamers’ binnen een schoolgebouw of onderwijs door middel van ‘video-conferencing’.
56 Oberon
7.2 Passend onderwijs in cluster 4: uitbreiding van voorzieningen voor VSO in RMC-regio 19
Enkele van de beschreven scenario’s voor cluster 4-leerlingen zijn erop gericht het huidige aanbod
aan voorzieningen binnen de RMC-regio uit te breiden. Daarbij kan het zowel gaan om nieuwe
voorzieningen als om uitbreiding van bestaande voorzieningen. Dit geldt voor de volgende scenario’s:
1a) Cluster 4-ZMOK: Uitbreiding van een bestaande voorziening met aanbod havo/vwo voor
ZMOK-leerlingen;
1b) Cluster 4-ZMOK: Een nieuwe voorziening VSO ZMOK met aanbod onderbouw vmbo/havo;
3b) Cluster 4-ASS (LZK) VO: Uitbreiding van een bestaande voorziening met aanbod havo/vwo
voor ASS-leerlingen.
We bespreken deze scenario’s aan de hand van de uitgangspunten van passend onderwijs.
Beter dekkend
De winst van deze scenario’s is dat ze een duidelijk oplossing bieden voor lacunes in het huidige
aanbod. Het aanbod binnen de regio wordt hierdoor beter dekkend. Bij de scenario’s 1a en 1b zou
een aanbod gecreëerd worden voor ongeveer 100 leerlingen, bij scenario 3b voor ongeveer 50
leerlingen. Bij de scenario’s 1a en 1b is de uitbreiding van het aanbod grotendeels bedoeld voor
leerlingen die nu naar een school gaan buiten de RMC-regio, in totaal ongeveer 200 leerlingen. Dat
deze leerlingen aangewezen zijn op scholen buiten de regio wordt beschouwd als een onwenselijke
situatie. Binnen de RMC-regio zou er voldoende aanbod moeten zijn voor alle ondersteunings-
behoeften.
Overigens is een beter dekkend aanbod niet altijd hetzelfde als een meer thuisnabij aanbod.
Bijvoorbeeld: voor leerlingen die in Zeist wonen is Amersfoort (buiten de regio) ongeveer net zo
dichtbij als Utrecht (binnen de regio).
Gunstiger gespreid
Voor de spreiding van het aanbod bieden sommige van deze scenario’s een oplossing, andere niet.
Waar de voorzieningen beter gespreid zijn, is het onderwijs over het algemeen ook thuisnabijer.
Bij scenario 1a komt er uitbreiding van het havo/vwo-aanbod voor ZMOK-leerlingen. Dat is winst
omdat een dergelijke voorziening tot nu toe ontbreekt binnen de regio, maar één voorziening is per
definitie niet goed gespreid over de regio. Daarvoor is het nodig dat er meerdere voorzieningen zijn.
Hetzelfde geldt voor scenario 3b, uitbreiding van VSO-voorziening met havo/vwo-afdeling voor ASS-
leerlingen.
Scenario 1b levert wel een bijdrage aan de spreiding van het aanbod. Aan de VSO-cluster 4-scholen
binnen de RMC-regio wordt er één toegevoegd in een subregio zonder een dergelijk aanbod. Het
betreft een school voor een specifieke doelgroep, namelijk externaliserende ZMOK-leerlingen. Van
deze school zal naar verwachting ook gebruik gemaakt worden door leerlingen vanuit andere
subregio’s.
Beter passend
In principe dragen alle scenario’s bij aan een passend aanbod. Leerlingen gaan naar een
gespecialiseerde VSO-school, waar voldoende expertise beschikbaar is om hen de juiste
ondersteuning te bieden. Daarbij dient wel de vraag gesteld te worden of het voor de leerlingen
wenselijker is dat ze naar een speciale voorziening gaan dan naar een reguliere school. Uit interviews
in het kader van dit onderzoek zijn gehouden, blijkt dat reguliere VO-scholen aparte voorzieningen
wenselijk vinden, vooral voor ZMOK-leerlingen. Voor ASS-leerlingen kan regulier onderwijs ook
passend zijn.
Voorzieningen en leerlingenstromen (V)SO RMC-regio 19 - eindrapportage 57
In het algemeen geldt, dat de passendheid van een scenario niet eenvoudig op voorhand te
beoordelen is. Of er in de praktijk een kwalitatief goed aanbod wordt gerealiseerd, is van tal van
factoren afhankelijk, die niet allemaal in de beschrijving van het scenario zijn opgenomen. Daarom
moeten we terughoudendheid zijn met stellige uitspraken over hoe passend het aanbod binnen een
scenario is.
Betaalbaar
Als het gaat om betaalbaarheid zijn de genoemde scenario’s geen verbetering ten opzichte van de
huidige situatie. Elk van deze scenario’s leidt tot een verhoging van de kosten. Er moet ruimte worden
gecreëerd voor een groot aantal leerlingen; dit betekent nieuwbouw of uitbreiding van bestaande
voorzieningen. De kosten voor leerlingenvervoer zullen hoogstwaarschijnlijk dalen. Dit is geen
consequentie van het scenario, maar van de nieuwe regeling vervoerskosten. De grootste kostenpost
wordt gevormd door de personele kosten, doordat in deze scenario’s meer gebruik gemaakt wordt van
leraren speciaal onderwijs dan in de huidige situatie, met name op de hogere niveaus.
7.3 Passend onderwijs in cluster 4: bevorderen van deelname aan het reguliere onderwijs
De overige scenario’s voor cluster 4-leerlingen zijn erop gericht om leerlingen met een indicatie zoveel
mogelijk te laten deelnemen aan het reguliere onderwijs. Dit geldt voor de volgende scenario’s:
2a) Cluster 4 ASS (LZK) PO: meer leerlingen van so naar bao en sbao;
2b) Cluster 4 ASS (LZK) PO: meer leerlingen in regulier bao;
3a) Cluster 4 ASS (LZK) VO: meer leerlingen in regulier vo.
Ook deze scenario’s bespreken we aan de hand van de uitgangspunten van passend onderwijs.
Beter dekkend
Deze drie scenario’s zijn gericht op ASS-leerlingen die al binnen de regio naar school gaan. Zij zitten
nu op een school voor (V)SO, cluster 4, en krijgen een plaats in het regulier onderwijs. Aan het
dekkend maken van het aanbod leveren deze scenario’s dus geen bijdrage.
Gunstiger gespreid
Elk scenario dat bedoeld is om meer leerlingen in het regulier onderwijs te onderwijzen, draagt bij aan
een betere spreiding van voorzieningen voor leerlingen met speciale ondersteuningsbehoeften.
(Tenminste wanneer bij spreiding van voorzieningen niet uitsluitend wordt gedacht aan scholen voor
(V)SO.) Het streven is om leerlingen op te vangen binnen hun eigen subregio.
Beter passend
Voor een specifieke groep ASS-leerlingen geldt dat onderwijs in een aparte voorziening niet als ideaal
wordt gezien. Voor hen is het vaak ook goed mogelijk om les te krijgen binnen een reguliere setting.
Een combinatie met andere cluster 4-leerlingen op een (V)SO-school is volgens velen onwenselijk.
Voorwaarde daarbij is dat het aantal ASS-leerlingen op een reguliere school per klas niet te groot mag
zijn, anders komt volgens de reguliere scholen de kwaliteit van de ondersteuning in gevaar. Op grond
hiervan kunnen we stellen dat deze scenario’s voor ASS-leerlingen beter passend zijn dan de huidige
situatie.
We maken bij deze uitspraak hetzelfde voorbehoud als in de vorige paragraaf. Of een scenario
passend is, hangt af van allerlei factoren. Een cruciale factor bij deze scenario’s is de kwaliteit van de
ondersteuning die vanuit (V)SO-scholen wordt geboden aan het reguliere onderwijs.
58 Oberon
Betaalbaar
Scenario’s waarbij meer leerlingen naar het regulier onderwijs gaan, lijken de de voorkeur te
verdienen vanuit het oogpunt van betaalbaarheid.
Bij scenario 2b voor het primair onderwijs zijn er bovendien weinig/geen extra kosten voor huisvesting,
aangezien het aantal leerlingen per reguliere school beperkt blijft. Bij scenario 2a, waar leerlingen
naar Sbao-scholen gaan, zijn er wel extra kosten voor huisvesting. Ook het VO-scenario (3a) brengt
aanzienlijke kosten met zich mee op het gebied van huisvesting.
Wat betreft de personele kosten: bij al deze scenario’s is het samenwerkingsverband voordeliger uit.
Voor elke leerling die naar het regulier onderwijs gaat in plaats van het (V)SO, hoeft het
samenwerkingsverband geen ondersteuningsbekostiging te betalen. Dit levert grote besparingen op,
jaarlijks ca. € 1 miljoen. Er moet echter wel worden geïnvesteerd in extra ondersteuning van het
reguliere onderwijs. Deze kosten zullen naar verwachting minder hoog zijn dan wanneer een speciale
lesplaats wordt gefinancierd, maar kunnen niettemin aanzienlijk zijn. Hier moet terdege rekening mee
worden gehouden.
7.4 Op weg naar een passend onderwijsaanbod
Om te komen tot een betere match tussen vraag en aanbod zal voor verschillende groepen leerlingen
een alternatief voor de bestaande situatie worden bepaald.
In de vorige hoofdstukken hebben we de mogelijkheden op hoofdlijnen verkend. Op basis daarvan
kan een koers worden uitgezet, maar verdere onderbouwing van de te maken keuzes is van belang.
We bespreken drie stappen die ondersteunend zijn aan het proces van besluitvorming.
1. Bespreken van oplossingsrichtingen: investeren in (V)SO-voorzieningen en/of meer
opvang in regulier onderwijs
Cluster 3
Bij de voorgestelde oplossingsrichtingen voor cluster 3-leerlingen staat het streven naar meer
integratie voorop. Integratie van jonge ZMLK-leerlingen in het reguliere onderwijs (onderbouw
basisonderwijs) en voor LZ/LG/MG-leerlingen bijvoorbeeld door middel van ‘ziekenhuiskamers’ of
‘video-conferencing’. Daarnaast is speciale aandacht gewenst voor leerlingen met een disharmonisch
ontwikkelingsprofiel binnen het SO.
Voor cluster 3 is wel voorgesteld om te investeren in arrangementen voor ondersteuning binnen het
regulier onderwijs, maar niet om te investeren in nieuwe voorzieningen. Er is dus geen sprake van
een afweging tussen verschillende oplossingsrichtingen: meer integratie in regulier onderwijs versus
meer SO/VSO-lesplaatsen.
Cluster 4
Bij de oplossingen voor cluster 4-leerlingen is dat wel een belangrijke afweging. In de vorige paragraaf
concludeerden we dat over het algemeen de scenario’s, waarbij (V)SO-voorzieningen worden
uitgebreid of gecreëerd, het meest kostbaar zijn. Daar staan echter andere voordelen tegenover, die
deze scenario’s toch wenselijk maken.
De keuze voor scenario’s zal niet alleen per doelgroep gemaakt moeten worden, er dient gekeken te
worden naar het totale onderwijsaanbod, naar de onderwijs- en ondersteuningsbehoeften van
leerlingen en naar het ondersteuningsaanbod . Gezien het kostenaspect lijkt het praktisch namelijk
niet haalbaar om voor meer dan één groep leerlingen een scenario te realiseren waarbij (V)SO-
voorzieningen worden uitgebreid of gebouwd. Verder geldt dat bij de doorrekening is uitgegaan van
ideaaltypische scenario’s. In werkelijkheid zijn tussenvarianten en combinaties mogelijk van
verschillende scenario’s.
Voorzieningen en leerlingenstromen (V)SO RMC-regio 19 - eindrapportage 59
Ten slotte is het van belang rekening te houden met andere groepen leerlingen, die in de scenario’s
niet zijn genoemd. We noemen hieronder enkele overwegingen per groep leerlingen.
ZMOK-leerlingen
Over het algemeen wordt vooral voor ZMOK-leerlingen de noodzaak van aparte voorzieningen
gevoeld. Het wordt wenselijk gevonden om leerlingen zoveel mogelijk een plaats te geven binnen het
reguliere onderwijs, maar men ziet weinig mogelijkheden om meer van deze leerlingen daar onderwijs
te bieden. Een uitzondering is het praktijkonderwijs, waar al vormen van samenwerking tussen PrO en
VSO gaande zijn. Dit betekent voor de overige ZMOK groepen (vmbo –havo/vwo) dat vooral de
scenario’s 1a en 1b serieus overwogen dienen te worden. We adviseren om samen met de betrokken
partners de voor- en nadelen van beide scenario’s af te wegen en verder te verkennen wat de
mogelijkheden zijn. Een combinatie van beide scenario’s of een uitbreiding van een bestaande VSO
als dependance in één van de subregio’s kunnen in deze verkenning worden meegenomen
ASS-leerlingen
Voor de ASS-leerlingen in het primair onderwijs zijn twee scenario’s uitgewerkt. Beide bieden
voornamelijk voordelen ten opzichte van de huidige situatie. Het aanbod wordt beter dekkend,
gunstiger gespreid en beter betaalbaar. Argumenten met betrekking tot de passendheid van het
aanbod kunnen hier doorslaggevend zijn.
Voor een deel van de ASS-leerlingen in het voortgezet onderwijs is regulier onderwijs met
ondersteuning haalbaar. Dit past bij het streven van passend onderwijs en lijkt in financieel opzicht
gunstiger, hoewel de kosten van extra ondersteuning ook aanzienlijk kunnen zijn. De vraag is: voor
welke leerlingen is dit mogelijk en welke leerlingen zijn beter thuis op een VSO-voorziening? Voor de
laatste groep geldt het alternatieve scenario: uitbreiding van het huidige VSO met een havo/vwo-
afdeling.
Het verdient aanbeveling om te streven naar een combinatie van ondersteuning van leerlingen in het
regulier onderwijs met een aanbod op hoger niveau in het VSO voor leerlingen voor wie het regulier
onderwijs niet haalbaar is. Een dergelijke combinatie scoort hoog op passendheid van het aanbod.
Overige leerlingen met specifieke ondersteuningsbehoeften
Niet voor alle groepen leerlingen met extra ondersteuningsbehoefte zijn oplossingsrichtingen
benoemd of scenario’s ontworpen, omdat dit de reikwijdte van het onderzoek zou overstijgen. Dit wil
niet zeggen dat voor de overige groepen niet naar verbetering van het aanbod dient te worden
gestreefd. Dit zijn leerlingen met meervoudige problematiek en leerlingen op het grensvlak tussen
onderwijs en jeugdzorg. Ook voor deze groepen geldt dat meer of andersoortige arrangementen nodig
zijn om passend onderwijs te kunnen bieden.
Een groot deel van deze jongeren gaat naar OPDC Utrecht. Het OPDC functioneert naar
tevredenheid, maar heeft als beperking dat er geen aanbod is voor havo/vwo. Andere jongeren zijn
aangewezen op dagbestedingstrajecten. Vanuit de gemeente (Werk en Inkomen) wordt aandacht
besteed aan een nieuwe invulling van dagbestedingstrajecten. Arbeidsmarktgerichte trajecten zijn met
name bedoeld voor jongeren tussen PrO en VSO. Het aanbod is versnipperd en de toekomst van
sommige trajecten onzeker.
Ten slotte zijn er nog leerplichtige jongeren die tijdelijk niet naar school gaan en ook nog geen
alternatief traject volgen, de thuiszitters. Voor deze jongeren moet zo snel mogelijk een plan worden
gemaakt dat aansluit bij hun ondersteuningsbehoeften . De redenen voor het thuiszitten zijn zeer
divers en komen voor een deel voort uit een complexe ondersteuningsbehoefte.
Ook de oplossingen voor deze groepen leerlingen dienen een plaats te krijgen binnen het totale
aanbod binnen de regio.
60 Oberon
2. Verkenning haalbaarheid
Bij de beschrijving van de oplossingsrichtingen en scenario’s is al opgemerkt dat deze vragen om een
verdere praktische uitwerking. Daarvoor is in de eerste plaats een verkenning gewenst van het
draagvlak voor scenario’s waar de voorkeur naar uitgaat.
Een voorbeeld. Bij de scenario’s 2a en 2b worden meer ASS-leerlingen opgevangen in het reguliere
primair onderwijs (Bao en Sbao). In de praktijk zal blijken dat (speciale) basisscholen verschillen in
hun ondersteuningsprofiel en in de mogelijkheden die ze hebben om geïndiceerde leerlingen
onderwijs te geven. De visie van de betreffende samenwerkingsverbanden is hierbij van belang.
Hetzelfde geldt voor integratie van cluster 3-leerlingen in het basisonderwijs. De mogelijkheden
daartoe zullen moeten onderzocht.
Onderzoek naar de haalbaarheid kan ertoe leiden dat een oplossingsrichting of scenario wordt
aangepast. Als een scenario haalbaar is bij sommige scholen of binnen een deel van de RMC-regio,
kan ervoor gekozen worden om het in eerste instantie gedeeltelijk in te voeren. Ook een gedeeltelijke
invoering kan leiden tot een betere match tussen ondersteuningsbehoefte en aanbod. Tegelijkertijd
kan een succesvolle voorbeeldrol andere voorzieningen over de streep trekken.
3. Uitwerking aangepaste oplossingsrichtingen
Op basis van de verkenning van de haalbaarheid kunnen de oplossingen verder worden uitgewerkt.
Zo concreet mogelijk met specificering van:
De te bereiken groep leerlingen: omschrijving van de doelgroep, te verwachten omvang, scholen
waar deze leerlingen nu naar toegaan.
De eisen aan scholen/voorzieningen die de doelgroep in de toekomst zal opvangen. Om welke
scholen gaat het, hoeveel leerlingen kunnen zij opvangen; welk arrangement is daar eventueel
voor nodig en welke extra ondersteuning? Gegevens over de kwaliteit van de scholen zijn bij
deze afweging zeer relevant, aangezien passend onderwijs staat of valt met kwalitatief goed
onderwijs.
Gevolgen voor scholen die in de toekomst minder of andere leerlingen hebben met
ondersteuningsbehoeften; dit geldt met name voor (V)SO-scholen, zowel binnen als buiten de
RMC-regio.
4. Nadere verkenning financiële consequenties
Op basis van de uitwerking van de aangepaste oplossingen kan een meer gedetailleerde uitwerking
plaatsvinden van de financiële consequenties. De financiële doorrekening in deze rapportage was op
hoofdlijnen, en dan alleen voor de cluster 4-scenario’s. Wanneer besloten wordt om met een bepaalde
oplossing of scenario verder te gaan, is de volgende stap om de consequenties daarvan meer
gedetailleerd door te rekenen. Dit geldt zowel voor de oplossingen binnen cluster 3 als cluster 4.
Daarbij wordt aandacht besteed aan consequenties op zowel de korte als de langere termijn. Het
resultaat van deze nadere verkenning is een raming van de kosten per jaar over een periode van
tenminste 15 jaar. Daarbij worden de kosten per subregio gespecificeerd.
Voorzieningen en leerlingenstromen (V)SO RMC-regio 19 – eindrapportage 61
Bijlage 1 Opdracht en opzet van het onderzoek
De opdracht
De opdrachtgever heeft een uitvoerige beschrijving van de opdracht opgesteld; we geven deze
hieronder puntsgewijs weer. Het regionale onderzoek naar speciale onderwijsvoorzieningen bestaat
uit de volgende onderdelen:
Kwantitatief beeld van het onderwijsaanbod − Op grond van de actuele kengetallen over
leerlingenaantallen en leerlingenstromen wordt een regionale kaart opgesteld van het aanbod aan
SO, VSO en tussenvoorzieningen in de RMC-regio (en de subregio’s van de
samenwerkingsverbanden daarbinnen).
Kwalitatieve analyse van het onderwijsaanbod − Inventarisatie van lacunes, krapte en
overaanbod; hierbij wordt het aanbod betrokken voor een aantal specifieke groepen leerlingen
(leerlingen die in aanraking dreigen te komen met criminele milieus, met gedragsproblematiek in
combinatie met laag IQ (zmolk-ers), leerlingen met hoge cognitieve ontwikkeling in combinatie met
psychiatrische problematiek, waaronder autisme).
Verbetering aanbod − Inventarisatie van mogelijkheden voor een beter dekkend, gunstiger
gespreid en beter passend aanbod in de regio; zowel budgettair neutrale opties, met
thuisnabijheid als één van de uitgangspunten, als opties waarbij extra dient te worden
geïnvesteerd. Inventarisatie van noodzakelijke investeringen.
Scenario’s − Uitwerken van scenario’s voor oplossingen, op basis van de inventarisatie;
aanbrengen van een rangorde hierin.
Financiële analyse − Doorrekenen van scenario’s op consequenties voor huisvesting en
leerlingenvervoer.
Stappenplan − Aanbevelingen voor een stappenplan om een dekkend aanbod in de RMC-regio te
realiseren.
Opzet van het onderzoek
Het onderzoek bestaat uit een inventariserend deel, op basis van de huidige praktijk en een analyse
gericht op de toekomst. Daartussen is er een belangrijk beslismoment: de keuze van enkele
toekomstscenario’s. Het onderzoekstraject bestaat uit zes stappen:
Stap 1: Opstellen regionale kaart en kwantitatieve beschrijving huidige aanbod – In de eerste fase
van het onderzoek wordt geïnventariseerd wat de actuele stand van zaken is met betrekking tot het
onderwijsaanbod.
Stap 2: Kwalitatieve analyses van het huidige aanbod – Naast een beschrijvend onderzoek bestaat de
eerste fase ook uit een analyse van de situatie en een verkenning van mogelijkheden tot verbetering.
Stap 3: Uitwerken van scenario’s – Op basis van de eerste twee stappen, de kwantitatieve
beschrijving en kwalitatieve analyse, worden enkele scenario’s vastgesteld, die in de tweede fase van
het onderzoek worden uitgewerkt.
Stap 4: Keuze scenario’s voor financiële doorrekening – Een groep van experts beoordeelt en ordent
de scenario’s en selecteert de meest wenselijke en haalbare.
Stap 5: Financiële doorrekening – De geselecteerde scenario’s worden doorgerekend op financiële
consequenties, voor onder andere leerlingenvervoer en huisvesting.
Stap 6: Rapportage – Van het hele onderzoek, van inventarisatie tot financiële doorrekening, wordt
verslag gedaan in een integrale rapportage, inclusief adviezen voor het realiseren van de
voorgestelde verbeteringen.
Voorzieningen en leerlingenstromen (V)SO RMC-regio 19 – eindrapportage 63
Bijlage 2 Lijst van geïnterviewden
Deelnemers groepsgesprekken
Utrecht stad
Klaas Hiemstra Samenwerkingsverband Utrecht PO2601 Harriët Smit Samenwerkingsverband Utrecht VO2601 Corine Bont Gemeente Utrecht Hannie Ter Braak De Pels (cluster 4) Marlies Middeldorp PCOU (bestuur) Ronald van Leeuwen Auris College (cluster 2) Rijk Vlaanderen Pouwer (praktijkschool) Kees Brouwer OPDC Utrecht Ed van der Hooft Luc Stevensschool (Sbao)
Utrecht Zuidoost Hans de Bruin Samenwerkingsverband Zuidoost PO2603 Frans Jordaan Samenwerkingsverband Utrecht VO2601 Kees de Bruin Beukenrode (cluster 4) Willemijn Kop Meerklank (cluster 3)
Utrecht West Jasper Puttenstein Samenwerkingsverband West PO2604 Tjeerd Talsma Samenwerkingsverband West VO2604 Alide de Leeuw Samenwerkingsverband West VO2604 Marnix Wiersma Fritz Redlschool (cluster 4) Astrid Lotte Rafaelschool (cluster 3) Pien van Gendt Rafaelschool (cluster 3) Henriette Dijkstra Kleine Prins / Reactys (cluster 3) Utrecht Zuid
Gonnie Boerma Samenwerkingsverband Zuid PO2605 Loetie de Vries Samenwerkingsverband Zuid PO2605 Paul Reusch Samenwerkingsverband Zuid PO2605 Jos de Jong Samenwerkingsverband Zuid VO2605 Niek Mertens De Pels (cluster 4) Jenneke van der Wal Prinses Wilhelminaschool (cluster 3) Jaap Kant Prinses Wilhelminaschool (cluster 3) Individueel geïnterviewden Carlo Hover Samenwerkingsverband Zuidoost PO2603 en VO2603 Marten Schaafsma Regionaal Expertise Centrum ' t Gooi Utrecht West Veluwe Pim Spijker Herderscheeschool (cluster 3) Brandt Brandsema CP v. Leersum / Berg en Boschschool (cluster 3) Kees Brouwer OPDC Utrecht Tessa Quakernaat OPDC Utrecht Telefonische interviews zorgcoördinatoren LGF Kitty de Nijs Scholengemeenschap Maarsbergen Dianne Spruijt Wellantcollege loc. Houten Corine Lancel St. Bonifatiuscollege
64 Oberon
Deelnemers Expertbijeenkomst
Klaas Hiemstra Samenwerkingsverband Utrecht PO2601 Ank Jeurissen Samenwerkingsverband Utrecht VO2601 Harriët Smit Samenwerkingsverband Utrecht VO2601 Janneke Pronk Samenwerkingsverband Utrecht rk/ab WSNS Jan Ravenhorst Samenwerkingsverband West PO2604 Joep Holtackers Samenwerkingsverband West PO2604 Nico Rosenbaum Samenwerkingsverband West VO2604 Harry Emmerzaal Samenwerkingsverband Zuidoost VO2603 Loetie de Vries Samenwerkingsverband Zuid PO2605 Jos de Jong Samenwerkingsverband Zuid VO2605 Hella Kuipers gemeente Utrecht Corine Bont gemeente Utrecht Christian de Jongh gemeente Woerden Priscilla Dijkhuizen gemeente Nieuwegein Astrid Lotte Rafaëlschool (cluster 3) Corine Lancel St. Bonifatiuscollege (VO) Ed van der Hooft Luc Stevensschool (Sbao) Rijk Vlaanderen (ovb) Pouwer (PrO)
Begeleidingscommissie
Klaas Hiemstra Samenwerkingsverband Utrecht PO2601 Janneke Pronk Samenwerkingsverband Utrecht rk/ab WSNS Harriët Smit Samenwerkingsverband Utrecht VO2601 Jan Ravenhorst Samenwerkingsverband West PO2604 Jos de Jong Samenwerkingsverband Zuid VO2605 Corine Bont gemeente Utrecht
Voorzieningen en leerlingenstromen (V)SO RMC-regio 19 - eindrapportage 65
Bijlage 3 Voorzieningen voor regulier en speciaal onderwijs in RMC-regio 19
In deze bijlage geven we eerst een overzicht van de voorzieningen (V)SO voor leerlingen met een
indicatie voor cluster 3 of cluster 4. Vervolgens geven we een overzicht van overige
(tussen)voorzieningen waar leerlingen terecht kunnen die niet voor cluster 3- of cluster 4-onderwijs
geïndiceerd zijn, maar die niet meekomen in het reguliere onderwijs.
Binnen cluster 3- en cluster 4-leerlingen zijn verschillende doelgroepen te onderscheiden. Voor deze
doelgroepen zijn er verschillende scholen, voor:
Cluster 3:
Zeer moeilijk lerende kinderen (ZMLK)
Langdurig zieke kinderen/somatisch (LZ)
Lichamelijk gehandicapte kinderen (LG)
Meervoudig gehandicapte kinderen (MG)
Cluster 4
Zeer moeilijk opvoedbare kinderen (ZMOK)
Langdurig zieke kinderen/psychiatrisch (LZK)
Kinderen in pedologische instituten (PI)
Kinderen in gesloten jeugdinrichtingen (Justitie en Jeugdzorg)
Zowel cluster 3- als cluster 4-voorzieningen zijn vertegenwoordigd in RMC-regio 19, met daarbinnen
weer een aanbod voor verschillende doelgroepen. De voorzieningen zijn niet evenredig verdeeld over
de vier subregio’s. De voorzieningen zijn geconcentreerd in de subregio’s Utrecht stad en Zuidoost. In
Utrecht zijn er voorzieningen voor zowel cluster 3 als cluster 4. In de subregio Zuidoost zijn er veel
cluster 4-voorzieningen te vinden, die van oudsher in bos of parkachtig gebied staan. De subregio
Zuid (Nieuwegein e.o.) kent één voorziening cluster 4. De regio Utrecht West (Woerden e.o.) heeft
geen voorzieningen voor cluster 3 of cluster 4.
Wanneer er verder in detail wordt ingegaan op de doelgroepen zijn er nog meer uitsplitsingen te
maken. Zo is een belangrijk onderscheid bijvoorbeeld of een jeugdige internaliserend of
externaliserend gedrag vertoont, een stoornis heeft op het autisme spectrum (ASS) en welk IQ de
jeugdige heeft. De meeste voorzieningen hebben een aanbod voor een combinatie van doelgroepen
binnen een specifiek cluster.
In dit hoofdstuk geven we een typering van de voorzieningen voor cluster 3 en cluster 4 en
beschrijven we voor welke doelgroepen deze in het bijzonder een aanbod hebben.
Vervolgens geven we een overzicht van tussenvoorzieningen en arrangementen.
Voorzieningen Cluster 3
Zeer moeilijk lerende kinderen (ZMLK)
Rafaëlschool, Prinses Wilhelminaschool en Herderscheeschool (Utrecht stad)
De Rafaëlschool (r.k.), de Prinses Wilhelminaschool (p.c.) en de Herderscheeschool (openbaar)
bieden SO- en VSO-onderwijs aan leerlingen met een verstandelijke beperking (IQ lager dan 70).
Naast deze verstandelijke beperking kunnen leerlingen van deze scholen een stoornis in het autistisch
66 Oberon
spectrum hebben of andere stoornissen of syndromen zoals het downsyndroom, epilepsie, ADHD,
een hechtingsstoornis, MCDD, ODD of andere internaliserende of externaliserende
gedragsproblemen.
In het VSO gaan de drie Utrechtse ZML-scholen samenwerken onder de naam U3. Daarvoor wordt
een nieuwe locatie geopend in de wijk Kanaleneiland (Utrecht zuid-west).
Doel van de samenwerking is onder meer: beter aansluiten op de onderwijs- en
ondersteuningsbehoefte en arbeidsmogelijkheden van elke individuele leerling, meer mogelijkheden
bieden om passend onderwijs vorm te geven, ruime variatie bieden in het onderwijsaanbod.
Meerklank (Utrecht Zuidoost)
De Meerklank is een openbare school voor ZMLK/MG, met vestigingen voor SO en VSO in Zeist en
Bosch en Duin. Ook De Meerklank heeft een regionale functie. Meerklank profileert zich als
‘ondernemende school’. Binnen- en buitenschools leren worden met elkaar verbonden.
Langdurig ziek-somatisch (LZ), lichamelijk gehandicapt (LG), meervoudig gehandicapt
(MG)
In Utrecht zijn er twee scholen binnen Stichting De Kleine Prins, die onderwijs verzorgen voor cluster
3-leerlingen LZ/LG/MG: de Ariane de Ranitz en Utrechtse Buitenschool De Schans.
Ariane de Ranitz (Utrecht stad)
Mytylschool Ariane de Ranitz is voor leerlingen met een lichamelijke en/of een meervoudige handicap
of langdurig zieke leerlingen in de leeftijd van 4 tot 20 jaar (LG/MG). Kinderen tot ongeveer 13 jaar
bezoeken de SO-afdeling. Leerlingen van 12 tot ongeveer 20 jaar bezoeken de VSO-afdeling.
Utrechtse buitenschool De Schans (Utrecht stad)
De Utrechtse Buitenschool De Schans is een regionale SO-school voor speciaal onderwijs aan
langdurig zieke kinderen (LZ).
Hieronder volgt een overzicht van de leerlingenaantallen op de cluster 3-scholen.
Tabel 2.1 Cluster 3-voorzieningen in RMC-regio 19, aantallen leerlingen*
Cluster 3-voorzieningen SO-leerlingen VSO-leerlingen Totaal
ZMLK
Herderschee (U3) 56 82 138
Rafaël (U3) 115 116 231
Pr. Wilhelmina (U3) 99 132 231
Meerklank 65 93 158
Totaal ZMLK 335 423 758
LZ/LG/MG
Ariane de Ranitz (LG/MG) 175 165 340
Utr. Buitenschool
De Schans (LZ)
76 76
Totaal LZ/LG/MG 251 165 416
Totaal 586 588 1.174
* Bron: DUO, oktober 2011; Alle leerlingen op deze instellingen, zowel binnen RMC-regio 19 als daarbuiten.
Voorzieningen en leerlingenstromen (V)SO RMC-regio 19 - eindrapportage 67
Op de voorzieningen voor cluster 3-leerlingen zitten in totaal bijna 1200 leerlingen, evenveel SO- als
VSO-leerlingen. De scholen voor ZMLK tellen meer VSO- dan SO-leerlingen; bij de scholen voor
lichamelijk gehandicapte kinderen is dat andersom21.
In onderstaand figuur is op de kaart van de RMC-regio 19 aangegeven waar de verschillende locaties
van cluster 3-voorzieningen zich bevinden. Het valt direct op dat het overgrote deel in Utrecht stad
gelokaliseerd is. Slechts één cluster 3-voorziening ZMLK staat in Utrecht Zuidoost en er is geen
enkele voorziening voor cluster 3-geïndiceerde kinderen ZMLK of LG/MG/LZ in Utrecht Zuid of Utrecht
West. Dit betekent dat kinderen die vanuit de laatste twee subregio’s gebruik maken van een cluster
3-voorziening altijd te maken hebben met een reisafstand.
21
De Schans voor langdurig zieke kinderen (LZ) heeft geen VSO afdeling, dit drukt automatisch het totaal aantal LZ leerlingen in het VSO.
68 Oberon
Figuur 3.1 Cluster 3 voorzieningen in de RMC-regio 19 ( ZMLK; ● LZ/LG/MG)
Voorzieningen en leerlingenstromen (V)SO RMC-regio 19 - eindrapportage 69
Voorzieningen Cluster 4
Binnen cluster 4-leerlingen wordt onderscheid gemaakt tussen ZMOK-leerlingen en LZK-leerlingen.
Een ander veel gemaakt onderscheid is leerlingen met externaliserend of internaliserend gedrag. Dit
onderscheid is relevant omdat deze twee typen leerlingen om een verschillend aanbod vragen en over
het algemeen niet goed bij elkaar passen binnen één onderwijssetting.
Voor externaliserend of internaliserend gedrag zijn er geen aparte indicaties; op leerlingenniveau is
daarom niet uit de gegevens van DUO te herleiden tot welke categorie een leerling behoort. Op
schoolniveau is wel iets bekend: sommige scholen richten zich op leerlingen met externaliserend
gedrag, andere op leerlingen met internaliserend gedrag; bij weer andere scholen bestaat de
leerlingenpopulatie uit een mix van beide.
Zeer moeilijk opvoedbare kinderen (ZMOK)
De Pels (Utrecht stad)
De Pels is een ZMOK-school met drie locaties voor SO (waaronder één voor kleuters van 4-7 jaar),
twee VSO-locaties en een dienst ambulante begeleiding (AB).
De Pels biedt onderwijs en begeleiding aan kleuters met een Bureau Jeugdzorg-indicatie en kinderen
met een Cluster 4-indicatie. Daaronder vallen kinderen met verschillende gedrags- en
aandachtsproblemen: ADHD, ODD, ASS-problematiek, hechtingsproblematiek, sociaal-emotionele
problemen en leerproblemen. Gemeenschappelijk is dat de leerlingen externaliserend gedrag
vertonen. De Pels biedt in het VSO onderwijs op het niveau vmbo-bb tot en met vmbo-tl.
Beukenrode (Utrecht Zuidoost)
Beukenrode-Onderwijs (r.k.) is een VSO-school voor cluster 4-leerlingen (ZMOK) in Doorn. Het
streven van Beukenrode is leerlingen een diploma te laten behalen of op z’n minst via een praktische
arbeidsmarktgerichte opleiding een plek te laten verwerven in de maatschappij. Beukenrode biedt
vmbo-bb en vmbo-tl onderwijs en havo tot en met het derde leerjaar.
SSVO school De Sprong (Utrecht Zuidoost)
De Sprong is een openbare VSO-school voor ZMOK met locaties in Zeist en Maarsbergen. Eén van
de locaties is speciaal bedoeld voor meisjes die behandeld worden door een gespecialiseerde
gesloten jeugdzorgplus-instelling. Ook verzorgt De Sprong het onderwijs aan jongeren in de JJI De
Heuvelrug en JeugdzorgPlus-instelling De Lindenhorst. De Sprong richt zich op leerlingen met
externaliserend gedrag. Het aanbod van De Sprong omvat vmbo-bb,-kb en -tl en mbo niveau 1.
Langdurig zieke kinderen met psychiatrische problemen (LZK)
Professor Fritz Redlschool (Utrecht/Zuidoost)
De Fritz Redlschool heeft zes locaties voor zowel SO als VSO. In de regio Utrecht stad is een
SO/VSO en een VSO-locatie. In de regio Utrecht Zuidoost zijn er twee VSO-locaties (Zeist en Den
Dolder) en één SO/VSO-locatie (Zeist) en er is nog een SO locatie buiten de regio RMC 19 (Soest).
De Fritz Redlschool is verbonden aan het UMC en Altrecht GGZ en biedt onderwijs aan jeugdigen met
zowel internaliserend als externaliserend gedrag. Doelgroepen zijn onder meer jeugdigen met ASS,
met eetstoornissen, jeugdigen uit multi-problemgezinnen, met een psychiatrische stoornis en
jeugdigen in forensische jeugdpsychiatrie. Het VSO aanbod op de Fritz Redlschool reikt van vmbo tot
vwo, afhankelijk van het niveau van de aanleverende school van het kind.
70 Oberon
Berg en Boschschool (Zuidoost en Zuid)
De Berg en Boschschool heeft een locatie in de subregio Utrecht Zuidoost (Bilthoven) en in de
subregio Zuid (Houten) en heeft een SO en VSO afdeling. De Berg en Boschschool richt zich op
autistische leerlingen (ASS) met internaliserend gedrag. De locatie in Houten bestaat pas sinds kort
(geopend augustus 2011). De Berg en Boschschool biedt zijn leerlingen onderwijs op het niveau van
vmbo-bb,-kb en-tl en heeft daarnaast een kleine bovenbouw havo (vanaf leerjaar 3).
Dr. C.P. van Leersumschool (Utrecht Zuidoost)
De C.P. van Leersumschool is een SO-school, gespecialiseerd in onderwijs aan ASS-leerlingen. De
school heeft vestigingen in Zeist, Veenendaal en Soesterberg. Daarnaast bezoeken ook leerlingen
met andere jeugdpsychiatrische problematiek de school. Binnen het onderwijs staat het werken aan
sociale competenties centraal.
Zonnehuisschool (Utrecht Zuidoost)
De Zonnehuisschool is een cluster 4-school, met een SO- en een VSO-afdeling. De leerlingen
kenmerken zich door zwakbegaafdheid (65<IQ<85), in combinatie met internaliserende psychiatrische
en sociale en emotionele problematiek. De school werkt op antroposofische grondslag. Vanaf 15 jaar
neemt de leerling deel aan de arbeidsgerichte leerweg (AGL).
Hieronder volgt een overzicht van de leerlingenaantallen op de cluster 4-scholen.
Tabel 2.2 Cluster 4-voorzieningen in RMC-regio 19, aantallen leerlingen*
Cluster 4-voorzieningen SO-leerlingen VSO-leerlingen Totaal
ZMOK
De Pels 89 145 234
Beukenrode 122 122
De Sprong 88 88
Totaal ZMOK 89 355 444
LZK
Fritz Redl Utrecht stad 37 25 62
Fritz Redl Zeist/Den Dolder 40 40
Berg en Bosch de Bilt 142 222 364
Berg en Bosch Houten 122 116 238
CP v Leersum 180 180
Zonnehuis 156 252 408
Totaal LZK 637 655 1.292
Totaal 726 1.010 1.736
* Bron: DUO, oktober 2011; Alle leerlingen op deze instellingen, zowel binnen RMC-regio 19 als daarbuiten.
Op de cluster 4-scholen zitten ruim 1700 kinderen; de meeste daarvan zitten op het VSO. Het zijn met
name de ZMOK-scholen die veel meer VSO-leerlingen hebben dan SO-leerlingen. De verhouding is
ongeveer 1:4. Beukenrode en De Sprong hebben alleen een VSO-afdeling.
Bij de LZK-scholen is het totale aantal SO- en VSO-leerlingen ongeveer even groot.
Op onderstaande regionale kaart staan de verschillende locaties van de cluster 4-voorzieningen
aangegeven. Het merendeel van deze voorzieningen concentreert zich in Utrecht Zuidoost. In Utrecht
stad en Utrecht Zuid staan er één of twee en in Utrecht West ontbreekt het aan voorzieningen (V)SO
voor cluster 4
Voorzieningen en leerlingenstromen (V)SO RMC-regio 19 - eindrapportage 71
Figuur3. 2 Cluster 4 voorzieningen in de RMC-regio 19 ( ZMOK; ● LZK)
72 Oberon
Overige voorzieningen
Naast de scholen voor (V)SO in cluster 3 en cluster 4 zijn er in de RMC-regio 19 aanvullende
voorzieningen voor leerlingen met extra ondersteuningsbehoeften. We onderscheiden
tussenvoorzieningen (OPDC Utrecht, Rebound, Herstart en Op de Rails), dagbestedingstrajecten en
arbeidsgerichte trajecten.
Tussenvoorzieningen
OPDC Utrecht
OPDC Utrecht is een orthopedagogisch-didactisch centrum voor jongeren, die als gevolg van hun
problemen met school en/of op het persoonlijke vlak tijdelijk geen onderwijs volgen op een reguliere
VO-school. De leerlingenpopulatie behoort tot de zwaarste categorie binnen de zorg- en
uitvalproblematiek; de meeste leerlingen hebben te maken met één of meer vormen van hulpverlening
(remedial teaching, schoolmaatschappelijk werk, jeugdzorg). De leeftijd van de leerlingen loopt uiteen
van 12 tot 18 jaar. OPDC Utrecht heeft drie afdelingen:
Start it: deze leerlingen volgen het eerste of tweede leerjaar vmbo en komen veelal rechtstreeks
uit het primair onderwijs;
Link it: deze leerlingen zijn vastgelopen in het voortgezet onderwijs en volgen bij OPDC Utrecht
het derde leerjaar vmbo (kaderberoepsgerichte of theoretische leerweg);
Do it: de problematiek van deze leerlingen is divers; zij volgen een AKA-opleiding (Arbeidsmarkt
Gekwalificeerd Assistent).
Het grootste deel van de leerlingen die uitstromen, keert terug naar het regulier VO, MBO of werk
(81%). De overige leerlingen zijn naar een VSO-school vertrokken of hebben voortijdig het onderwijs
verlaten (Utrechtse School, 201122).
Rebound (waaronder Op de Rails)
Het doel van Rebound-voorzieningen is tijdelijke opvang van leerlingen uit het voortgezet onderwijs
met probleemgedrag, met als doel terugkeer naar de eigen school. Reboundvoorzieningen verzorgen
vaak ook ‘Op de Rails’ trajecten. Deze zijn bedoeld voor leerlingen waarbij de problematiek groter en
complexer is dan de problematiek van de Reboundleerling. Vrijwel alle samenwerkingsverbanden voor
VO/VSO in Nederland hebben één of meer reboundvoorzieningen. Het is de bedoeling dat leerlingen
maximaal 13 weken in een rebound-voorziening verblijven.
Utrecht stad/Vechtstreek − In de regio Utrecht stad/Vechtstreek is er binnen OPDC Utrecht een
‘schakelprogramma’ voor leerlingen die (tijdelijk) niet op de juiste plek in het onderwijs zitten. De
Rebound maakt daar deel van uit. Jaarlijks worden enkele tientallen leerlingen begeleid, waarvan de
meesten na gemiddeld 12 weken terugkeren naar de school van herkomst.
Utrecht Zuidoost – In de regio Zuidoost zijn er twee reboundvoorzieningen, beide zijn geïntegreerd in
een VSO cluster 4 school, te weten Beukenrode en De Sprong. De capaciteit van beide locaties is
maximaal 10 leerlingen met als streven een verblijf voor maximaal 13 weken. De meerderheid van de
leerlingen keert niet terug naar het regulier onderwijs, maar wordt verwezen naar een cluster 4 VSO-
school.
Utrecht West − In Utrecht West hebben de drie VO-scholen een eigen rebound-voorziening. Deze is in
principe bedoeld voor leerlingen van de eigen school, maar uitruil is mogelijk. Ongeveer tweederde
van de leerlingen op de Rebound in Utrecht West keert terug naar de eigen school.
22
Verantwoording opbrengsten Utrechtse school, schooljaar 2010-2011. (De Utrechtse school heet inmiddels OPDC Utrecht.)
Voorzieningen en leerlingenstromen (V)SO RMC-regio 19 – eindrapportage 73
Utrecht Zuid − ‘Doorstart’ is de Rebound-voorziening van het Samenwerkingsverband VO in Zuid-
Utrecht. Bij Doorstart wordt samengewerkt met het REC 4-4 te Amersfoort en VSO-school “de
Sprong”. De aanpak is gericht op het werken aan probleemgedrag, onderzoek naar de oorzaken van
dit gedrag en het zelfstandig werken aan de leerstof van de school van herkomst.
Dagbesteding
The Mall
The Mall is een initiatief van Youth for Christ en biedt laagdrempelige activiteiten in de Utrechtse wijk
Zuilen zoals koken, techniek, voetbal, huiswerkbegeleiding en meidenclubs. Daarnaast loopt er een
project ‘coach’ dat zich richt op voortijdige schoolverlaters in Ondiep, een subwijk van Zuilen. Het biedt
dagbesteding in de vorm van werken in een keuken of een fietsenmakerij. Binnen het project wordt
samengewerkt met o.a. onderwijs, GG&GD, leerplicht, MEE Utrecht, welzijn en politie. Dit aanbod van
Youth for Christ wordt bekostigd vanuit Jeugd en veiligheid, maar wordt met ingang van 2012
afgebouwd.
Timon
Timon is een organisatie voor jeugdzorg en (jong)volwassenenzorg, o.a. werkzaam in de provincie
Utrecht. De missie van Timon is om jongeren, (jong)volwassenen en ouders te helpen bij problemen
met opvoeden en opgroeien. De hulpverlening is geïnspireerd vanuit een christelijke
levensovertuiging.
De hulp kan variëren van licht of kortdurend tot langdurige, intensieve vormen van ondersteuning,
begeleiding, training en behandeling. Daarbij wordt ook het gezin, de familie en het sociale netwerk
van de jongere ingeschakeld. Hulp kan zowel gericht zijn op het voorkomen van problemen als op het
bieden van nazorg om het effect van de behandeling te vergroten en te bestendigen.
Het aanbod in de regio Utrecht bestaat onder andere uit zorgprogramma’s voor jongeren met
meervoudige problemen en het gezin. Deze zijn gericht op drie subdoelgroepen:
a) Jongeren met problematisch middelengebruik en spijbelgedrag (jongeren die zich
bewegen richting de straatcultuur c.q. meer en meer op straat leven);
b) Schoolweigeraars (jongeren die met medeweten van ouders thuis op de bank zitten);
c) First offenders (jongeren die weinig weerbaar zijn en beïnvloedbaar, “meelopers”,
“afglijders”). Het programma Timon Focus biedt dagbesteding en werkt structureel samen met VSO
Beukenrode en met Centrum Maliebaan GGZ en Altrecht GGZ. Focus werkt outreachend naar het
onderwijs en met name naar Zorgadviesteams (ZAT) en Rebound voorzieningen.
Titan
Titan is een landelijke organisatie. De afdeling Utrecht opende in november 2005 haar deuren.
Utrechtse jongeren van 17 t/m 27 jaar krijgen hier intensieve training, begeleiding en coaching om ze
naar passende dagbesteding zoals werk of onderwijs toe te leiden. Jongeren melden zich zelf bij Titan
of zij worden doorverwezen via justitie, sociale zaken, maatschappelijke opvang of onderwijs. Ze
worden ondersteund op alle leefgebieden, zoals werk, leefsituatie, financiën en vrije tijd. Doel van de
aanpak is dat de jongeren na maximaal een jaar weer een baan vinden, vrijwilligerswerk doen of bezig
zijn met een opleiding. De kans op (verder) afglijden naar criminaliteit wordt hiermee kleiner.
Er worden bij Titan individuele en groepsactiviteiten aangeboden, gericht op werk. Dit zijn activiteiten
in bijvoorbeeld de hout- of metaalwerkplaats, de botenbouw, de beeld- en geluidwerkplaats of op een
zorgboerderij. Op deze manier kunnen zij binnen een veilige en eigen omgeving ontdekken waar ze
goed in zijn en welke talenten, kwaliteiten en interesses ze hebben. Maar ook komen zij er achter
waar ze (nog) niet goed in zijn. De gemeente Utrecht financiert Titan. De resultaten tot nu toe (Titan
201123):
23
Titan jaarverslag 2011
74 Oberon
Van de 230 jongeren die tot nu toe door Titan zijn ondersteund, heeft 68% minimaal een half jaar
werk of volgt een opleiding. Dat is voor deze doelgroep een heel hoog percentage;
Slechts 6% van deze groep doet, al dan niet tijdelijk, weer een beroep op een uitkering;
Een kwart van het totaal aantal jongeren heeft meer hulpverlening nodig en 8 % van de jongeren
heeft de ondersteuning door Titan afgebroken.
Arbeidsgerichte leerwegen/dagarrangementen
In de regio zijn er enkele arbeidsgerichte leerwegen/dagarrangementen om te zorgen dat er minder
leerlingen thuis komen te zitten. De verwachting is dat in de toekomst de behoefte aan dergelijke
arrangementen zal toenemen. Voor het VO zijn er op dit moment een viertal initiatieven: Werkartaal,
De Utrechtse Rijwielfabriek (DURF), Werkschool en de ASA-garage.
Werkartaal
De bedrijfsschool van Stichting Werkartaal biedt sinds 1989 praktijkgerichte maatwerktrajecten aan in
de richting metaal-, elektro-, installatie-, hout, fietstechniek en keukenmontage. De deelnemers van
Werkartaal zijn werkloos, werkzoekenden en (dreigende) schooluitvallers. De kracht van de methodiek
van Werkartaal ligt in de ambachtelijke wijze van leren. De deelnemer doet na wat de praktijkopleider
heeft voorgedaan. Kijken en (na)doen zijn essentieel bij het leren van een technisch vak. De theorie
volgt hierbij de praktijk. Werkartaal bemiddelt de deelnemers naar technische bedrijven in de regio
Midden-Nederland. In 2010 volgden 106 deelnemers in de leeftijd van 16 tot 28 jaar een traject bij
Werkartaal.
De Utrechtse Rijwielfabriek
De Utrechtse Rijwielfabriek (DURF) biedt jongeren uit het VSO- en praktijkscholen de mogelijkheid om
in een bedrijfsmatig omgeving werknemersvaardigheden en vakbekwaamheid op te doen. De
jongeren stromen daarna door naar reguliere bedrijven met een diploma of certificaat en uitgerust met
praktijkervaring en vaardigheden.
Werkschool
De werkschool is een initiatief vanuit OCW en bestaat momenteel nog in de vorm van een pilot in
Utrecht. De Werkschool is bedoeld voor jongeren die via praktijkervaring en zorgvuldige begeleiding
aan de slag kunnen in een betaalde baan en heeft onder andere tot doel om Wajong te voorkomen.
Het betreft jongeren tussen de 16 – 21 jaar die als leerling staan ingeschreven bij het praktijkonderwijs
en het VSO. Het gaat om banen waarvoor in de praktijk aangeleerde (gecertificeerde) taken meer
tellen dan een diploma. Begeleiding vanuit de Werkschool wordt deels betaald vanuit het budget van
de school waar de leerling staat ingeschreven.
ASA-garage
Het ROC-ASA biedt een praktijkopleiding op mbo niveau 1 tot automonteur/garagemedewerker voor
jongeren die dreigen voortijdig hun school te verlaten. Daartoe heeft het ROC afspraken gemaakt met
vmbo scholen in de omgeving.
Onderwijstrajecten in residentiële voorzieningen en JJI’s en in jeugdpsychiatrie
De Heuvelrug
De Heuvelrug is een justitiële jeugdinrichting met momenteel één locatie: locatie Eikenstein aan de
rand van Zeist. Locatie Overberg op de Utrechtse Heuvelrug is per 1 januari 2012 buiten gebruik
gesteld.
Voorzieningen en leerlingenstromen (V)SO RMC-regio 19 – eindrapportage 75
Locatie Eikenstein is een behandelinrichting voor strafrechtelijk geplaatste jongeren van 12 tot 24 jaar
met ernstige gedragsproblemen en/of delinquent gedrag (48 plaatsen). De jongeren worden hier
geplaatst door de kinderrechter. Zij worden verdacht van het plegen van een strafbaar feit of zijn
hiervoor veroordeeld. Het verblijf in Eikenstein is nodig om gerechtelijk vooronderzoek te kunnen doen
of om een opgelegde straf of maatregel uit te voeren.
De jongeren van Eikenstein gaan van maandag tot en met vrijdag naar school. De school voor
voortgezet speciaal onderwijs – een afdeling van VSO De Sprong – bevindt zich in het gebouw van
Eikenstein. Bij VSO De Sprong komen theorie en praktijk samen. Er zijn verschillende soorten
leerlijnen zoals algemeen vormend onderwijs (basisschool inclusief NT2, VMBO-tl, HAVO, VWO) en
beroepsopleidingen op VMBO niveau en MBO niveau 1-4 in alle sectoren.
De Lindenhorst
De Lindenhorst is een gespecialiseerde JeugdzorgPlus-instelling en biedt gesloten opvoeding en
behandeling aan ca. 50 meisjes, in de leeftijd van 12 tot 18 jaar. De problematiek van de meisjes is
ernstig, complex, langdurig en veelal gezinsgerelateerd, zodanig dat de rechter op advies van de
Raad voor de Kinderbescherming en Bureau Jeugdzorg optimale (= gesloten) bescherming en
veiligheid nodig acht.
De Lindenhorst biedt bescherming en stabilisatie in een crisissituatie. Er worden individuele trajecten
uitgezet, waarbij ernaar gestreefd wordt dat de meisjes zich stapsgewijs zich ‘buiten de hekken’ te
begeven naar school, stages en vrijetijdsbesteding.
In De Lindenhorst zijn 6 leefgroepen van elk 9 meisjes. Er zijn leefgroepen waarin het
behandelprogramma is aangepast aan het tempo en niveau van meisjes met een verstandelijke
beperking.
Het onderwijs in De Lindenhorst wordt gegeven door De Sprong, school voor voortgezet speciaal
onderwijs (VSO). Er is nauwe samenwerking en afstemming tussen behandeling en onderwijs in De
Lindenhorst.
Door een gevarieerd stage aanbod in de omgeving van- en in De Lindenhorst zelf kunnen meisjes de
nodige werkervaring opdoen.
Almata
Almata is ook JeugdzorgPlus-instelling heeft als missie om jongeren met ernstige gedragsproblemen te behandelen. Doel van de behandeling is het verminderen van probleemgedrag, het vergroten van competenties en het creëren van een realistisch toekomstperspectief. Sinds 1 februari 2009 biedt Almata gesloten jeugdzorg. Op de locatie in Den Dolder kunnen 120 jongens tussen de 12 en 18 jaar worden behandeld. Het betreft zowel licht verstandelijk beperkte als normaal begaafde jongeren. De locatie Ossendrecht heeft in totaal 82 behandelplaatsen. Voorheen was de locatie Den Dolder de justitiële jeugdinrichting Den Engh. De gesloten jeugdzorg wordt aangeboden op twee locaties, namelijk Den Dolder en Ossendrecht.
De Lindenhorst en Almata zijn in 2013 gefuseerd.
De Rading
De Rading biedt jeugdzorg in de provincie Utrecht. Cliënten zijn kinderen, jongeren én hun ouders.
Samen met hen wordt gezocht naar oplossingen voor de problemen die er zijn. Er wordt gekeken naar
waar het mis is gegaan en cliënten wordt geleerd problemen op een andere manier aan te pakken. De
Rading biedt ook consultatie, advies en ondersteuning aan bijvoorbeeld leerlingen van OPDC Utrecht.
Voorzieningen en leerlingenstromen (V)SO RMC-regio 19 – eindrapportage 77
Bijlage 4 Toezichtsarrangementen Inspectie van het Onderwijs: (V)SO-scholen cluster 3 en cluster 4
SO cluster 3 Herderscheê Rafaël Wilhelmina Meerklank Ariana de Ranitz De Schans
Basistoezicht vanaf 9-2-2009 27-10-2008 12-3-2009 15-6-2009 15-6-2009
Zwak vanaf 23-3-2011
Zeer zwak vanaf
SO cluster 4 De Pels De Pels – de
optimist Fritz Redl
Van Leersum
(Zeist)24
Berg en Bosch
(incl MKD)25
Zonnehuis
26
Basistoezicht vanaf 9-7-2012 4-11-2008
Zwak vanaf 7-7-2010 15-6-2012 14-3-2011 7-6-2011
Zeer zwak vanaf
VSO cluster 3 Herderscheê Rafaël Wilhelmina Meerklank Ariana de Ranitz
Basistoezicht vanaf 9-2-2009 27-10-2008 12-3-2009 10-2-2009 15-6-2009
Zwak vanaf
Zeer zwak vanaf
VSO cluster 4 De Pels Beukenrode De Sprong27
Fritz Redl Fritz Redl LZK Berg en Bosch28
Zonnehuis29
Basistoezicht vanaf 9-7-2012 22-10-2008 24-9-2012
Zwak vanaf 15-6-2012 14-3-2011 7-6-2011
Zeer zwak vanaf 15-6-2012
24
De locaties Soesterberg en Veenendaal hebben een aangepast arrangement en zijn als zwak beoordeeld. Deze locaties vallen echter niet binnen de RMC-regio 19. 25
Het betreft beide locaties (Bilthoven en Houten) 26
Inclusief behandelcentra 27
Geldt voor de locaties Eikenstein en Lindenhorst 28
Idem voetnoot 20 29
Idem voetnoot 21
Voorzieningen en leerlingenstromen (V)SO RMC-regio 19 – eindrapportage 79
Bijlage 5
Scenario’s voor doelgroepen met specifieke ondersteuningsbehoeften, input voor financiële doorrekening
Doelgroepen
Op basis van de kwantitatieve analyse, vier groepsgesprekken ingedeeld naar subregio en
aanvullende interviews komt er een duidelijk beeld naar voren van de doelgroepen die binnen het
Passend Onderwijs extra aandacht behoeven.
Per doelgroep is een korte omschrijving gegeven en is een probleemanalyse gemaakt op basis van de
kwalitatieve analyse (informatie uit de gesprekken) en de kwantitatieve analyse (analyse van
leerlingenstromen). Vervolgens zijn er scenario’s beschreven waarbinnen oplossingsrichtingen die in
gesprekken aan de orde zijn gekomen zijn opgenomen. Tenslotte is in een expertbijeenkomst bepaald
welke scenario’s de moeite waard lijken om financieel door te rekenen.
De volgende scenario’s worden doorgerekend:
1. Cluster 4 ZMOK niveau havo of hoger (leeftijd 12-18)
a) Uitbreiding van een bestaande voorziening met aanbod havo/vwo
b) Een nieuwe voorziening vso zmok in bijvoorbeeld Nieuwegein met aanbod onderbouw
vmbo/havo
2. Cluster 4 ASS (LZK) primair onderwijs
a) Meer leerlingen van so naar sbao
b) Meer leerlingen in regulier bao
3. Cluster 4 ASS (LZK) voortgezet onderwijs
a) Meer leerlingen in regulier vo
b) Uitbreiding van een bestaande voorziening met aanbod havo/vwo
Scenario’s
De scenario’s moeten leiden tot een verbetering van de match tussen aanbod en onderwijsbehoeften
van leerlingen. Bij het beschrijven van de scenario’s en bij het beoordelen ervan gelden de volgende
uitgangspunten:
5. Beter dekkend – Voor alle leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften moet er een aanbod zijn.
In de huidige situatie maakt een deel van de leerlingen gebruik van voorzieningen buiten de regio.
Dit geldt met name voor Cluster 4-leerlingen met een indicatie voor VSO-ZMOK.
6. Gunstiger gespreid – De huidige voorzieningen zijn geconcentreerd in de subregio’s Utrecht
stad/Stichtse Vecht en Utrecht Zuidoost. De beide andere subregio’s hebben veel minder
voorzieningen. De thuisnabijheid van het onderzoek is er bij gebaat dat er voorzieningen goed
bereikbaar zijn voor leerlingen uit elk van de vier subregio’s.
7. Beter passend – Het aanbod moet niet alleen in kwantitatieve zin voldoende zijn, maar ook
voldoende kwaliteit bieden voor alle leerlingen en afgestemd zijn op hun specifieke behoeften.
8. Betaalbaar – De scenario’s zijn bij voorkeur budgettair-neutraal; ze geven zicht op noodzakelijke
investeringen en mogelijke kostenbesparingen.
80 Oberon
Input voor scenario’s
De leerlingenaantallen in de tabellen zijn gedeeltelijk gebaseerd op onderbouwde schattingen, die telkens in een bijbehorende toelichting worden beschreven. Dit betekent dat het doorrekenen ook op basis van deze inschattingen van aantallen leerlingen zullen plaatsvinden.
Voorzieningen en leerlingenstromen (V)SO RMC-regio 19 – eindrapportage 81
1 ZMOK VO
Scenario 1a: Uitbreiding VSO ZMOK havo/vwo Scenario 1b: Een nieuwe voorziening VSO ZMOK met aanbod onderbouw vmbo/havo/vwo
Omschrijving doelgroep Het betreft zeer moeilijk opvoedbare kinderen met sterk externaliserend oppositioneel gedrag,
waaronder leerlingen met de capaciteit havo of hoger.
Hoe groot is de zmok groep havo/vwo en waar bevinden ze zich? Er gaan ten minste 46 ZMOK leerlingen naar een VSO voorziening buiten de regio met een aanbod
havo/vwo (De Tinne en Altra College). Daarnaast biedt Beukenrode havo tot en met het derde
leerjaar. Verder is het onduidelijk waar ZMOK leerlingen met een capaciteit op het niveau havo of
hoger zich bevinden. Dagbestedingstrajecten richten zich meer op niveau vmbo PrO, maar mogelijk
zitten daar ook kinderen met ZMOK kenmerken die havo of hoger aan zouden kunnen. Met name van
de groep afstromers kan je verwachten dat ze hier terecht komen, evenals op het OPDC Utrecht en in
Rebound of Op de Rails trajecten. Ook zal een deel van de groep thuis zitten.
We hebben op de volgende manier een schatting van het aantal ZMOK havo/vwo leerlingen gemaakt:
Het percentage leerlingen dat buiten de regio op een voorziening zit waar een havo/vwo niveau wordt
aangeboden is ongeveer 9% van het totaal aantal leerlingen buiten de regio (46 van de 504 ZMOK
cluster 4 leerlingen). Van de leerlingen op Beukenrode zitten er momenteel 8 in de eerste drie
leerjaren van de havo. Deze hebben we aan de groep ZMOK havo/vwo toegekend. We weten dat er
momenteel leerlingen in het regulier onderwijs verblijven die vanwege gedragsproblemen dreigen af te
stromen naar een lager niveau. Als een voorzichtige schatting hebben we de helft van de 48
leerlingen genomen die na onderzoek in februari – mei 2012 van het Schakelloket een negatief advies
hebben gekregen over afstroom. Een negatief advies werd gegeven als er andere dan cognitieve
redenen zijn voor een aanvraag voor afstroom. We hebben daarbij verondersteld dat ongeveer de
helft te maken heeft met psycho-sociale problemen of thuisgerelateerde problematiek en de andere
helft met gedragsproblemen. Het is niet duidelijk of de onderzoeksgroep de totale populatie mogelijke
afstromers betreft.
Van het OPDC Utrecht hebben we de 29 leerlingen in het Link It programma als uitgangspunt
genomen. Dit zijn leerlingen die een hoger niveau vmbo aankunnen, maar vanwege
(gedrags)problemen op school tijdelijk op het OPDC zijn geplaatst. Ongeveer de helft van deze groep
(15) hebben we toegekend aan de groep ZMOK (gedragsproblematiek versus psycho-sociale
problematiek) en daar weer de helft van aan het niveau havo/vwo (7). Van de leerlingen die in een
Rebound traject zitten, hebben we vanuit dezelfde redenering de helft tot de groep zmok gerekend en
vervolgens 40% aan de havo/vwo doelgroep toegekend (23). Dat is ongeveer het aandeel dat landelijk
gezien op havo of vwo verblijft. Uit de groep in een dagbestedingstraject hebben we slechts één
leerlingen toegekend aan de ZMOK havo/vwo doelgroep. Tenslotte hebben we 8 thuiszitters na
analyse van de totale lijst thuiszitters toegekend aan de doelgroep ZMOK havo/vwo.
82 Oberon
Schatting van de omvang zmok havo/vwo
Vindplaats Aantal vanuit
RMC19
Waarvan mogelijk
ZMOK havo/vwo
VSO VSO buiten de regio 206 46
Beukenrode 98 8
VO Regulier vo 45.096 24
OPDC Utrecht, Link It 29 7
Rebound/ Op de Rails 115 23
Dagbesteding Dagbesteding 40 1
Thuiszitters Thuizitters 151 8
Totaal 117
Hoe groot is de groep zmok vmbo en waar bevinden ze zich? Er gaan veel zmok leerlingen buiten de RMC-regio 19 naar school. Een deel daarvan is havo/vwo
niveau en een deel heeft het niveau PrO of lager. Van de overige 95 leerlingen nemen we aan dat ze
op vmbo niveau zitten. Vervolgens schrijven we alle leerlingen van de Pels en de Sprong en het
merendeel van de leerlingen van Beukenrode toe aan de doelgroep met niveau vmbo.
Schatting van de omvang zmok vmbo
Vindplaats Aantal vanuit
RMC19
Waarvan ZMOK
vmbo
VSO VSO buiten de regio 206 95
Beukenrode 98 90
De Sprong 64 64
De Pels 136 136
Totaal 385
Omschrijving scenario 1a en 1b Momenteel bestaat er binnen de VSO cluster 4 voorzieningen in de RMC-regio 19 een beperkt
onderwijsaanbod op het niveau havo/vwo. Alleen Beukenrode biedt havo-onderwijs in de eerste drie
leerjaren aan. In de regio Zuidoost bezint men zich op dit moment op een uitbreiding van het
onderwijsaanbod naar de hogere niveaus. De C.P. van Leersumschool, Beukenrode en de Berg en
Boschschool zijn in verregaande samenwerking en hebben deze lacune in het onderwijsaanbod
geagendeerd. Er zijn twee alternatieve oplossingsrichtingen benoemd waarbij de ZMOK -doelgroep
met een havo/vwo niveau binnen het speciaal onderwijs bediend wordt.
1a) Een eerste alternatief vloeit voort uit de samenwerking die al gaande is en behelst een uitbreiding
van het onderwijsaanbod van één van de cluster 4 voorzieningen. Dit betekent dat in de regio
Zuidoost een breder onderwijsaanbod verwezenlijkt gaat worden.
1b) Een tweede alternatief is het verwezenlijken van een nieuwe voorziening voor speciaal onderwijs
met een aanbod voor onderbouw havo/vmbo.
Voorzieningen en leerlingenstromen (V)SO RMC-regio 19 – eindrapportage 83
Consequenties voor de (sub)regio(s)
Gunstiger gespreid: Het is afhankelijk van de locatie van de voorziening welke leerlingen hier het
meeste voordeel van hebben. Dit zijn de leerlingen uit Zuidoost als het een uitbreiding van een
bestaande voorziening betreft vanuit de samenwerking tussen drie bestaande voorzieningen. Het
zijn leerlingen uit het Westelijk Weidegebied of Zuid als daar een nieuwe locatie wordt gevestigd.
Beter dekkend: leerlingen die nu naar een voorziening buiten de regio gaan, kunnen binnen de
regio terecht.
Beter passend: voor leerlingen die momenteel in het VSO op een te laag niveau zitten, is dit een
beter passend alternatief.
Voor bestaande voorzieningen speciaal onderwijs in Utrecht stad (en in mindere mate voor
Zuidoost) betekent dit mogelijk een terugloop van het aantal leerlingen. Door een beter passend
aanbod, zullen leerlingen die anders in het VSO in de regio op een lager niveau terecht kwamen
nu uitwijken naar een VSO voorziening met een onderwijsaanbod op een hoger niveau.
Input voor financiële doorrekening
Huidige situatie
(totaal aantal
ZMOK-
leerlingen,
vmbo, havo,
vwo
Scenario 1a
uitbreiding
havo/vwo
Scenario 1b
nieuwe
vestiging
onderbouw
vmbo/havo
Aantal leerlingen ZMOK
VSO buiten de regio 206 -46 -70,5
VSO havo/vwo binnen de regio (Zuidoost) Beukenrode 8 +109 0
VSO vmbo binnen de regio (Zuidoost) 154 0 -15
VSO vmbo binnen de regio (Utrecht) 136 0 -12
VSO vmbo/havo binnen de regio (Zuid) 0 0 +12930
Leerlingen van elders binnen de regio 6331
-63 -31,5
Expertise In beide scenario’s is het van belang om gebruik te
maken van eerstegraads docenten uit regulier
onderwijs.
Huisvesting In scenario 1a neemt het aantal leerlingen van een
bestaande VSO voorziening met 109 toe (dit zijn
alleen toegevoegde leerlingen uit RMC19). Een
toename van 109 leerlingen verdeeld over 6
leerjaren vergt aanpassingen aan de huisvesting.
In scenario 1b betreft het een nieuw gebouw voor 98
tot 129 leerlingen uit RMC19
Leerlingenvervoer Met name scenario 2b heeft consequenties voor het
leerlingenvervoer.
Onderbouwing van de herverdeling van de cijfers
In scenario 1a zijn we van de 206 leerlingen die nu buiten de regio onderwijs volgen nagegaan of zij
dit op havo/vwo niveau doen. Dit zijn er ongeveer 46 (naar De Tinne en Altra College). Deze 46
leerlingen zijn met de 63 leerlingen elders binnen de regio toegekend aan een bestaande VSO
voorziening. Van deze 63 leerlingen wordt verondersteld dat ze het havo/vwo niveau aankunnen,
maar vanwege moeilijk opvoedbaar gedrag voor cluster 4 onderwijs in aanmerking komen.
30
46/2=23 havo/vwo buiten de regio + 95/2=47,5 vmbo buiten de regio + n leerlingen/2 uit Zuid die nu naar overige subregio’s gaan (54/2=27)=subtotaal 98 + n leerlingen/2 van elders (31,5) = totaal 129.
31 Deze schatting is een optelling van VO, dagbesteding en thuiszitters en betreft alleen zmok havo/vwo.
84 Oberon
In scenario 1b hebben we ‘onderbouw’ gedefinieerd als de helft van het aantal leerlingen van het
totaal. Dus van de 46 leerlingen die buiten de regio havo/vwo onderwijs volgen, hebben we er 23
toegekend aan de nieuwe vestiging voor onderbouw havo/vwo. Vervolgens zijn er nog 95 leerlingen
die buiten de regio vmbo onderwijs volgens (we hebben Lasenberg, De Tinne en Altra College hier
buiten beschouwing gelaten). Ook daarvan hebben we de helft toegekend aan de nieuwe vestiging.
Vervolgens zijn we er vanuit gegaan dat leerlingen die nu vanuit de regio Zuid in een andere subregio
onderbouw vmbo onderwijs volgen, dit in de toekomst in de eigen subregio gaan doen als daar de
nieuwe voorziening wordt verwezenlijkt. Dit zijn 27 leerlingen. Tenslotte is de helft van het aantal
leerlingen waarvan we veronderstellen dat ze havo/vwo potentie hebben, maar niet op een VSO
voorziening zitten, toegekend aan de nieuwe vestiging (32 leerlingen). We gaan er voorlopig van uit
dat Beukenrode zijn havo onderbouw aanbod handhaaft en daar ook in de toekomst plaats blijft
houden voor ongeveer 8 leerlingen32.
32
NB Bij dit soort toekomstscenario’s gaat het om mogelijke aantallen en niet om daadwerkelijke leerlingen. M.a.w. de 8 leerlingen die nu op Beukenrode havo onderwijs volgens zijn niet noodzakelijkerwijs dezelfde leerlingen waarvan we in het scenario veronderstellen dat ze op Beukenrode havo onderwijs volgen. De aanname is dat als er momenteel plaats is voor 8 leerlingen, dat in de toekomst ook ongeveer zo zal zijn.
Voorzieningen en leerlingenstromen (V)SO RMC-regio 19 – eindrapportage 85
2 ASS PO
Scenario 2a: Meer leerlingen naar Sbao (en Bao) Scenario 2b: Meer leerlingen naar regulier Bao
Omschrijving doelgroep Kinderen met een cluster 4 LZK indicatie (IQ vanaf 85) met een stoornis op het autistisch spectrum.
De groep is zeer divers en groot.
Hoe groot is de groep en waar bevinden ze zich? Er zijn 425 leerlingen in de RMC-regio 19 die met een cluster 4 LZK indicatie naar het SO gaan. Bijna
alle leerlingen gaan naar een voorziening binnen de RMC-regio 19, en met name naar voorzieningen
in de subregio Zuidoost. Er komen daarnaast ook veel leerlingen van buiten de RMC-regio 19 naar
voorzieningen in de regio (227 leerlingen). Tenslotte verblijven er veel leerlingen met een cluster 4
indicatie met een leerlingengebonden financiering in het reguliere onderwijs (298), vooral in de
subregio’s Westelijk Weidegebied en Zuid. Het vermoeden bestaat dat het merendeel van deze
leerlingen met een lgf ASS leerlingen met internaliserend gedrag zijn.
We hebben alle leerlingen met een cluster 4 LZK indicatie uit de RMC-regio 19 tot de groep ASS
internaliserend gerekend. Dit is waarschijnlijk een overschatting, maar het deel dat externaliserend
gedrag vertoont of dat niet aan ASS kenmerken voldoet is vermoedelijk relatief klein. Van de
leerlingen met een ‘cluster 4 rugzak’ op het po (waaronder het sbo) hebben we dat deel aan de
doelgroep toegekend, dat overeenkomt met het aandeel ASS LZK kinderen op het so (ongeveer 4/5).
De aanname is dat in het po ook kinderen met ZMOK kenmerken nog kunnen meekomen in het
onderwijs. In totaal betreft het een groep van 658 kinderen.
Schatting van de omvang
Vindplaats Aantal Waarvan mogelijk
ASS intern.
SO SO buiten de regio 14 14
SO binnen de subregio Utrecht stad 19 19
SO binnen de subregio Zuidoost 281 281
SO binnen de subregio Zuid 111 111
PO Regulier po (inclusief sbo) 298 233
Totaal 658
Omschrijving scenario 2a en 2b Van de totale doelgroep ASS met internaliserend gedrag zit vermoedelijk al een groot aantal
leerlingen in het regulier onderwijs. De vraag is dan of dit een passende plek is, of dat het beter kan.
Voor deze groep leerlingen is het belangrijk dat ze in een klassikale, niet al te prikkelende omgeving
les krijgen. Ook is het van belang dat ze een duidelijke structuur krijgen aangeboden. De ene school
voor primair onderwijs heeft hier momenteel betere middelen voor, of is hier beter op ingericht dan de
andere school. Belangrijke overwegingen zijn of iedere school de mogelijkheid moet bieden om ASS
leerlingen te onderwijzen, of dat een aantal scholen zich hier (nog beter) op toelegt. In de
expertbijeenkomst is aangegeven dat deze leerlingen beter over verschillende klassen verspreid
86 Oberon
kunnen worden dan dat je ze in een groep samen zet in een aangepast lokaal (zogenaamde ‘auti-
klasjes’).
Scenario 2a: Een bepaalde groep ASS leerlingen dat zich momenteel in het so bevindt kan in het
sbao worden opgevangen. Het betreft dan onder andere de groep leerlingen met een hoog IQ. Een
combinatie met de huidige Leonardo klassen is hier een optie. Ongeveer 3% van alle leerlingen is
hoogbegaafd.
Scenario 2b: Een grote groep leerlingen wordt momenteel met leerlingengebonden financiering al
opgevangen in het reguliere basisonderwijs. Dit kunnen er mogelijk meer worden. De verschillen in
gebruik van lgf voor deze groep tussen de subregio’s is dermate groot dat verwacht mag worden dat
er in bepaalde subregio’s meer mogelijk is op dit gebied.
Consequenties voor de (sub)regio(s)
Gunstiger gespreid: afhankelijk van de richting die wordt gekozen, kan het zijn dat een aantal po
scholen zich meer gaat toeleggen op de groep ASS dan nu het geval is. Dit heeft als mogelijke
consequentie dat de ASS leerlingen die nu met een rugzak verspreid over alle po scholen zijn,
zich meer gaan concentreren op een paar scholen in de regio. De spreiding van voorzieningen
wordt dan minder gunstig.
Beter passend: door specialisering van een aantal po scholen, zal het onderwijs voor deze
doelgroep beter passend zijn dan dat nu het geval is.
Cluster 4 leerlingen met een rugzak zijn scheef verdeeld over de verschillende subregio’s. Met
name Utrecht stad en Zuidoost maken relatief weinig gebruik van de mogelijkheid om leerlingen
met een rugzak in het reguliere onderwijs te behouden. Een specialisatie van enkele po scholen
op dit gebied kan betekenen dat meer leerlingen van SO instellingen uit deze twee subregio’s
overgaan naar het reguliere primair onderwijs.
Voorzieningen en leerlingenstromen (V)SO RMC-regio 19 – eindrapportage 87
Input voor financiële doorrekening
Huidige situatie Scenario 2a meer
bao en meer sbao
Scenario 2b meer
bao
Aantal leerlingen ASS
SO buiten de regio 14 -4 -4
SO binnen de subregio Utrecht stad 19 -3 -3
SO binnen de subregio Zuidoost 281 -96 -91
SO binnen de subregio Zuid 111 -19 -16
BAO binnen de regio (Utrecht) 41 +34 +52
BAO binnen de regio (Zuidoost) 55 +43 +62
BAO binnen de regio (Zuid) 60 0 0
BAO binnen de regio (Westelijk Weidegebied) 49 0 0
SBAO Utrecht33
1 +24 0
SBAO Zuidoost 5 +19 0
SBAO Zuid 15 0 0
SBAO Westelijk Weidegebied34
6 +2 0
Expertise De verschuivingen zijn dusdanig dat expertise al aanwezig is.
Huisvesting De benodigde huisvesting is ook afhankelijk van specialisatie
enkele scholen of alle scholen.
Leerlingenvervoer Met name voor de subregio’s Utrecht en Zuidoost zijn de
consequenties voor het leerlingenvervoer groot.
Onderbouwing van de herverdeling van de cijfers
Eerst hebben we een schatting gemaakt voor scenario 2b. Deze is als input gebruikt voor een verdere
schatting van scenario 2a.
Voor scenario 2b hebben we de voor het po meest gunstige verhouding lgf-so gehanteerd. Daarmee
bedoelen we dat we alle subregio’s de verhouding hebben opgelegd die de meeste leerlingen binnen
het reguliere onderwijs behoudt. Dit is de verhouding lgf-so die het Westelijk Weigebied en Zuid
momenteel hebben. Dit betekent dat we leerlingen van de subregio’s Utrecht en Zuidoost van het so
naar het po hebben verschoven tot dezelfde verhouding is bereikt (50-50). Zo gaan er bijvoorbeeld 80
leerlingen van Utrecht stad naar een SO voorziening in Zuidoost. We hebben een deel daarvan
toegekend aan het po in Utrecht stad. Op deze manier zijn alle leerlingenstromen nagelopen.
Voor scenario 2a zijn de geschatte cijfers van 2b als uitgangspunt genomen. Opnieuw hebben we een
bestaande verhouding in een subregio toegepast op alle overige subregio’s. Dit keer hebben we de
verhouding lgf po – sbo uit de regio Zuid (80-20) toegepast op alle overige subregio’s. Dit heeft tot
gevolg dat er vergeleken met de huidige situatie er én leerlingen uit het SO naar het PO gaan én dat
er leerlingen uit het SO naar het SBAO gaan. Tenslotte hebben we in scenario 2a nog enkele
leerlingen uit het so die volgens het 3% criterium hoogbegaafd zijn toegekend aan Leonardoklassen in
het SBAO.
33
In Utrecht Stad zijn er twee BAO scholen met Leonardoklassen: De Achtbaan in Leidsche Rijn en De Spits in Lunetten.
34 In Woerden is er één BAO school met een Leonardoklas: De Andersenschool
88 Oberon
3 ASS VO
Scenario 3a: Meer leerlingen naar het reguliere VO
Scenario 3b: Uitbreiding van een bestaande VSO-voorziening met aanbod havo/vwo
Omschrijving doelgroep Het betreft de groep leerlingen in de VO leeftijd met indicatie LZK cluster 4 met een stoornis op het
autistisch spectrum (ASS). Een belangrijke subgroep hiervan zijn de leerlingen met capaciteit havo of
hoger.
Hoe groot is de groep lzk havo/vwo en waar bevinden ze zich? Op basis van de DUO cijfers van cluster 4 LZK geïndiceerde kinderen in VSO voorzieningen is niet te
bepalen hoe groot de groep is. Bijna al deze kinderen gaan in de RMC-regio 19 naar VSO of met een
leerlingengebonden financiering naar het VO. De groep cluster 4 leerlingen die in de regio binnen het
reguliere onderwijs verblijft – ook op de hogere niveaus – is bijzonder groot en het vermoeden bestaat
dat het hoofdzakelijk LZK leerlingen betreft35. Tenslotte zal een aantal ASS leerlingen met potentie
havo of hoger momenteel thuis zitten: Een aantal staat op een wachtlijst, een aantal is in onderzoek
voor indicatiestelling, een aantal volgt thuis onderwijs via de wereldschool en een aantal vindt geen
geschikte school. Het is echter onbekend van deze groep thuiszitters welk deel de capaciteit voor
niveau havo of hoger heeft.
Om de groep ASS havo/vwo te schatten hebben we de verschillende vindplaatsen op een rijtje gezet.
Er gaan slechts enkele cluster 4 LZK ASS leerlingen naar een voorziening voor speciaal onderwijs
buiten de regio (3 naar RMPI Yulius). Binnen de regio volgt een kleine groep leerlingen de havo
bovenbouw op de Berg en Boschschool in Bilthoven (31). Deze hebben we allemaal gerekend tot de
doelgroep. Het vermoeden bestaat dat er zeer veel ASS leerlingen op het niveau havo/vwo met
rugzak gelden in het reguliere onderwijs verblijven. We hebben als basis alle leerlingen met een
cluster 4 indicatie en een rugzak op de scholen voor voortgezet onderwijs in de regio genomen.
Daarvan hebben we het deel dat op het havo/vwo zit geschat36 en toegekend tot de doelgroep ASS
havo/vwo. Dit is een behoorlijk groot aantal (260). Tenslotte hebben we op basis van inhoudelijke
analyse van de lijst thuiszitters een inschatting gemaakt van het aantal dat tot de ASS havo/vwo
doelgroep behoort (3).
Schatting van de omvang
Vindplaats Aantal Waarvan mogelijk
ASS havo/vwo
VSO Berg en Boschschool 33837
31
VO Regulier vo 448 260
Thuiszitters Thuizitters 151 3
Totaal 294
35
Het reguliere onderwijs heeft vaak nog niet de juiste structuur om ZMOK leerlingen op te vangen. 36
Als het rugzakjes op een havo/vwo school of hoger betrof, hebben we ze allemaal geteld. Bij een school met een vmbo-tl/havo/vwo aanbod hebben we twee derde toegekend aan de havo/vwo groep.
37 Inclusief leerlingen van buiten de regio.
Voorzieningen en leerlingenstromen (V)SO RMC-regio 19 – eindrapportage 89
Hoe groot is de totale groep lzk van 12 tot 18 jaar oud en waar bevinden ze zich? Er zijn 419 leerlingen in de RMC-regio 19 die met een cluster 4 LZK indicatie naar het VSO gaan.
Bijna alle leerlingen gaan naar een voorziening binnen de RMC-regio 19, en met name naar
voorzieningen in de subregio Zuidoost. Er komen daarnaast ook veel leerlingen van buiten de RMC-
regio 19 naar voorzieningen in de regio (239 leerlingen). Tenslotte verblijven er veel leerlingen met
een cluster 4 indicatie met een leerlingengebonden financiering in het reguliere onderwijs (448), vooral
in de subregio’s Westelijk Weidegebied en Zuid. Het vermoeden bestaat dat het merendeel van deze
leerlingen met een lgf ASS leerlingen met internaliserend gedrag zijn.
We hebben alle leerlingen met een cluster 4 LZK indicatie uit de RMC-regio 19 tot de groep ASS
internaliserend gerekend. Dit is waarschijnlijk een overschatting, maar het deel dat externaliserend
gedrag vertoont of dat niet aan ASS kenmerken voldoet is vermoedelijk relatief klein. Vervolgens
hebben we alle leerlingen op het reguliere vo met een cluster 4 indicatie en een rugzak tot de groep
ASS internaliserend gerekend38. Vervolgens hebben we van de leerlingen in een
dagbestedingstraject, zoals Titan, Timon of the Mall een klein deel toegekend tot deze doelgroep. Dat
zullen vooral jongeren zijn die door Titan worden begeleid. Na een analyse van de thuiszitterlijst
hebben we ten slotte nog 4 leerlingen tot de doelgroep ASS gerekend. In totaal betreft het een groep
van 881 jongeren.
Schatting van de omvang
Vindplaats Aantal Waarvan mogelijk
ASS intern.
VSO VSO buiten de regio 3 3
VSO binnen de subregio Utrecht stad 19 19
VSO binnen de subregio Zuidoost 311 311
VSO binnen de subregio Zuid 86 86
VO Regulier vo met lgf 448 448
Dagbesteding Dagbesteding 40 10
Thuiszitters Thuizitters 151 4
Totaal 881
Omschrijving scenario 3a en 3b Ook in het extreme geval dat het reguliere voortgezet onderwijs zich volledig aanpast aan de behoefte
van een ASS leerling met havo/vwo potentie, zal er altijd een groep leerlingen met een stoornis op het
autisme spectrum blijven bestaan dat zich niet weet te handhaven in het reguliere onderwijs. Zij
kunnen voor speciaal onderwijs op het niveau van havo alleen terecht op de Berg en Boschschool en
voor vwo kunnen zij niet binnen de RMC-regio 19 terecht. Voor deze groep is een vergelijkbare
oplossing mogelijk als ook voor de ZMOK havo/vwo leerlingen is voorgesteld. Deze vloeit voort uit de
samenwerking tussen de Berg en Boschschool, de C.P. van Leersumschool en Beukenrode en
behelst een uitbreiding van het onderwijsaanbod (Scenario 3b). Dit betekent dat in de regio Zuidoost
een breder onderwijsaanbod verwezenlijkt gaat worden.
Een grote groep leerlingen wordt momenteel met leerlingengebonden financiering al opgevangen in
het reguliere voortgezet onderwijs. Dit kunnen er mogelijk meer worden. De verschillen in gebruik van
lgf voor deze groep tussen de subregio’s is dermate groot dat verwacht mag worden dat er in
bepaalde subregio’s meer mogelijk is op dit gebied (Scenario 3a).
38
NB uit groepsgesprekken werd duidelijk dat ASS internaliserend vaak ook als cluster 2 werd geïndiceerd. Deze zijn hier buiten beschouwing gelaten.
90 Oberon
Consequenties voor de (sub)regio(s)
Gunstiger gespreid: Scenario 3b betreft een uitbreiding van één voorziening. Deze is per definitie
niet te spreiden. De leerlingen uit Zuidoost hebben het meeste voordeel van een uitbreiding van
een bestaande voorziening. Scenario 3a voorziet in een gunstigere spreiding van het aanbod
waarvan lzk leerlingen gebruik kunnen maken.
Beter passend: voor ASS havo/vwo leerlingen in scenario 3b die momenteel in het VSO op een te
laag niveau zitten, is dit een beter passend alternatief. Door specialisering van een aantal vo
scholen in scenario 3a, zal het onderwijs voor de totale doelgroep ASS beter passend zijn dan dat
nu het geval is.
Voor bestaande voorzieningen speciaal onderwijs in Utrecht stad betekent dit mogelijk een
terugloop van het aantal leerlingen. Door een beter passend aanbod, zullen leerlingen die anders
in het VSO in de regio op een lager niveau terecht kwamen nu uitwijken naar een VSO
voorziening met een onderwijsaanbod op een hoger niveau of naar het reguliere voortgezet
onderwijs.
Input voor financiële doorrekening
Huidige situatie Scenario 3a
meer naar
regulier VO
Scenario 3b
uitbreiding
VSO havo/vwo
Aantal leerlingen ASS
VSO buiten de regio 3 -1 0
VSO binnen de subregio Utrecht 19 -4 0
VSO binnen de subregio Zuidoost 311 -114 +53
waarvan havo/vwo (31)39
+5340
VSO binnen de subregio Zuid 86 -18 0
VO binnen de subregio Utrecht 121 +54 0
waarvan havo/vwo (101) 0 0
VO binnen de subregio Zuidoost 112 +89 0
waarvan havo/vwo (59) 0 0
VO binnen de subregio Zuid 140 0 -31
waarvan havo/vwo (62) 0 -31
VO binnen de subregio Westelijk Weidegebied 75 0 -19
waarvan havo/vwo (38) 0 -19
Leerlingen van elders binnen de regio 14 -4 -3
Expertise Het is in scenario 3b van belang om gebruik te
maken van eerstegraads docenten uit regulier
onderwijs.
Huisvesting In scenario 3b gaat Berg en Bosch (VSO) van 338
(dit is inclusief leerlingen van buiten RMC19) naar
ten minste 391 leerlingen (dit zijn alleen
toegevoegde leerlingen uit RMC19). Een toename
van 53 leerlingen verdeeld over 6 leerjaren vergt
aanpassingen aan de huisvesting. Berg en Bosch
heeft inmiddels toestemming voor uitbreiding.
Leerlingenvervoer In scenario 3b neemt leerlingenvervoer toe
39
We weten niet of deze 31 leerlingen allemaal van RMC-regio 19 afkomstig zijn. 40
Uitgangspunt hierbij is dat twee subregio’s 25% rugzak ASS heeft en twee subregio’s 50%. Alle subregio’s zijn in het scenario op ongeveer 25% gezet. Daardoor zijn er geen consequenties voor Utrecht en Zuidoost.
Voorzieningen en leerlingenstromen (V)SO RMC-regio 19 – eindrapportage 91
Onderbouwing van de herverdeling van de cijfers
Er gaan bijna geen ASS leerlingen vanuit de RMC-regio 19 naar VSO buiten de regio. De uitbreiding
van VSO havo/vwo zal dus gevuld worden met leerlingen die nu ook al in de eigen regio naar school
gaan of op een plek wachten. We hebben voor een inschatting van het te verwachten aantal
leerlingen gekeken naar de verhouding lgf versus vso in de verschillende subregio’s. In twee
subregio’s is deze verhouding 50-50, in de overige twee subregio’s is deze verhouding 25-75. We
hebben deze laatste verhouding op alle subregio’s toegepast. Dat betekent dat er leerlingen vanuit het
Westelijk Weidegebied en vanuit Zuid toegekend worden aan de uitbreiding van het VSO in de regio
Zuidoost. De 3 thuiszitters met havo/vwo potentie zijn ook toegekend aan de uitbreiding in Zuidoost.
In scenario 3a hebben we de zelfde redenering toegepast, maar dan omgekeerd. Westelijk
Weidegebied en Zuid zijn in staat gebleken meer leerlingen met leerlingengebonden financiering in
het reguliere onderwijs te behouden dan Utrecht stad en Zuidoost. We hebben de verhoudingen lgf-
vso van het Westelijk Weidegebied en Zuid opgelegd aan Utrecht stad en Zuidoost. Dit betekent dat
er VSO leerlingaantallen van deze twee subregio’s uit de verschillende voorzieningen worden
weggehaald en aan het reguliere vo in deze subregio’s worden toegekend. Er gaan momenteel
bijvoorbeeld 73 leerlingen vanuit Utrecht stad naar het VSO in Zuidoost. Van deze 73 leerlingen wordt
verondersteld dat de helft in het reguliere onderwijs terecht kan. Er worden zo 36 leerlingen
weggehaald uit VSO Zuidoost en toegekend aan VO Utrecht stad. Op deze wijze zijn alle
leerlingenstromen nagelopen. De 4 thuiszitters zijn verdeeld over de VO voorzieningen (2 Zuidoost, 1
Zuid, 1 Utrecht).
Voorzieningen en leerlingenstromen (V)SO RMC-regio 19 – eindrapportage 93
Bijlage 6
Globale analyse van de financiële consequenties
scenario’s voor leerlingen met specifieke ondersteuningsbehoeften
Infinite Financieel Utrecht Jan Looise, Piet de Vries, Rick de Wit 4-2-2013 versie 3.1
94 Oberon
Algemeen
Deze notitie beschrijft de globale financiële consequenties van vijf (sub)scenario’s voor doelgroepen
met specifieke ondersteuningsbehoeften. De financiële consequenties worden besproken op de
terreinen huisvesting, leerlingenvervoer en personele bekostiging.
Allereerst gaat deze notitie op verzoek van opdrachtgever kort in op de beleidswijzigingen die onlangs
bekend zijn geworden en per augustus 2015 worden ingevoerd. Deze zijn van invloed op bepaalde
scenario’s die LWOO en PRO leerlingen en scholen/afdelingen betreffen.
Het Regeerakkoord Rutte II vermeldt met betrekking tot LWOO/PRO in één zin: “maximering en onder
stelsel passend onderwijs brengen (vanaf 2015-2016)”.
Een nadere uitwerking moet volgen, maar de consequenties kunnen zijn:
- niet langer het schoolbestuur, maar het SWV VO ontvangt in de toekomst de middelen voor
LWOO/PRO, deze worden verevend over alle samenwerkingsverbanden voor VO in het land,
- het SWV VO bepaalt de wijze van inzet van deze middelen,
- het SWV VO gaat leerlingen indiceren voor deze onderwijssoorten (nu taak RvC),
- landelijk wordt er 10% op deze middelen bezuinigd.
De deelname aan LWOO/PRO in de regio Utrecht en Vechtstreek (SWV VO 26-01) is thans:
Omdat de huidige deelname van LWOO en PRO leerlingen in het SWV VO Utrecht lager is dan het
gemiddelde percentage in het land, zou kunnen worden aangenomen dat de eventuele verevening
van LWOO/PRO middelen voor SWV VO Utrecht (vrijwel) geen negatieve financiële invloed zal
hebben; de bezuiniging op het macro-budget wordt voor deze de regio gecompenseerd door het
thans ondergemiddelde deelnamepercentage. Indien echter besloten wordt de verevende middelen
toe te kennen op basis van het aantal VMBO 3 en 4 leerlingen, kan er een fors financieel probleem
ontstaan, omdat het percentage VMBO 3 en 4 leerlingen landelijk 21% is en in de regio slechts 16%.
Voorzieningen en leerlingenstromen (V)SO RMC-regio 19 – eindrapportage 95
Analyse scenario’s Algemene toelichting De doorrekeningen zijn – zo is met opdrachtgever overeengekomen – globaal van aard. Daar waar
nodig zijn aannames gedaan.
Aannames huisvesting
In de huisvestingsscenario’s zijn leegstand-effecten die kunnen ontstaan buiten beschouwing gelaten.
Tevens is steeds aangenomen, dat voor de huidige leerlingenaantallen precies de juiste
huisvestingsbehoefte beschikbaar is. Bij de schoolgebouwen is verder aangenomen dat er momenteel
geen sprake is van overcapaciteit of ruimtetekort. De huidige feitelijke huisvestingssituatie kan
afwijken van deze aannames.
Tenslotte is aangenomen dat de ingeschatte leerlingenaantallen en leerlingenstromen binnen de
gekozen scenario’s zich langer dan vijftien jaren zullen voordoen. Alleen dan komen de
schoolgebouwen in aanmerking voor een uitbreiding van permanente bouwaard.
Aannames aanspraak leerlingenvervoer
Huidige situatie
Aanspraak op leerlingenvervoer is geregeld in de gemeentelijke verordening Leerlingenvervoer; dit in
het verlengde van artikel 4 in zowel WPO, WEC als WVO. 41
Alle gemeenten in de regio RMC 19 onderscheiden in hun regeling drie soorten leerlingenvervoer. Te
weten:
a. openbaar vervoer met of zonder begeleider (afgekort in de tabellen als OV mb of zb),
b. aangepast vervoer (‘busje’ of taxi) (AV),
c. eigen vervoer met of zonder begeleider (EV mb of zb).
In de berekeningen is aangenomen dat leerlingen in de leeftijd van 4-12 jaar met begeleiding reizen
en jongeren van 12-20 jaar zonder begeleiding. Dus wij nemen bij de berekeningen aan dat alle VSO
leerlingen reizen zonder begeleiding. Deze berekeningen (zie tabellen) zijn gemaakt op basis van de
huidige regelgeving.
De verordeningen stellen dat aanspraak alleen mogelijk is voor geïndiceerde leerlingen in SBaO,
speciaal en voortgezet speciaal onderwijs. Dus er bestaat geen aanspraak op tegemoetkoming voor
een leerling uit het reguliere primair of voortgezet onderwijs, dus ook niet voor leerlingen die
Praktijkonderwijs volgen. Wel bestaat aanspraak op leerlingenvervoer voor gehandicapte leerlingen in
het regulier onderwijs voor zover zij door een (aantoonbare) lichamelijke, verstandelijke of zintuigelijke
beperking niet, of niet zelfstandig gebruik kunnen maken van het openbaar vervoer.
Situatie Wet passend onderwijs
Onder de nieuwe situatie van Passend Onderwijs verandert artikel 4 in de WPO, WEC en WVO. Een
belangrijke specifieke wijziging betreft leerlingen uit het VSO. Art 4. lid 1 WEC luidt nu: “De regeling
voorziet erin dat het vervoer kan plaatsvinden op een wijze die voor de leerling passend is.” En gaat
luiden: “De (gemeentelijke) regeling (vervoerskosten) houdt rekening met de van ouders redelijkerwijs
te vergen inzet en voorziet erin dat het vervoer kan plaatsvinden op een wijze die voor de leerling
passend is, met dien verstande dat voor leerlingen die voortgezet speciaal onderwijs volgen geldt dat
zij slechts aanspraak op bekostiging van vervoerskosten kunnen maken indien zij wegens hun
41
Art 4. Lid1. Ten behoeve van het schoolbezoek verstrekken burgemeester en wethouders aan ouders van in de gemeente verblijvende leerlingen op aanvraag bekostiging van de door burgemeester en wethouders noodzakelijk te achten vervoerskosten. De gemeenteraad stelt daartoe een nadere regeling vast, met inachtneming van het bepaalde in de volgende leden.
96 Oberon
handicap op ander vervoer dan openbaar vervoer zijn aangewezen, dan wel vanwege hun handicap
niet zelfstandig van openbaar vervoer gebruik kunnen maken.”
In de Memorie van Toelichting valt te lezen: “in het vervolg komen alleen VSO-leerlingen in
aanmerking voor leerlingenvervoer, indien zij gezien hun handicap niet in staat zijn om zelfstandig
naar school te komen. Plaatsing in het VSO geeft dus niet langer zonder meer recht op
leerlingenvervoer. Per leerling zal de gemeente de afweging maken of leerlingenvervoer noodzakelijk
is.”
Deze wetswijziging biedt de gemeenten ruimte om te bezuinigen op de kosten van leerlingenvervoer.
De aanspraak van leerlingen/ouders lijkt beperkt te worden tot de categorie “aangepast vervoer” en
eigen dan wel openbaar vervoer met begeleiding. Zelfstandig reizen wordt bevorderd voor VSO
leerlingen en het declareren van eigen vervoer of openbaar vervoer vervalt voor deze categorie
leerlingen. Een en ander wel afhankelijk van de definitie van ‘handicap’.
Voor de SO leerlingen en de leerlingen in het reguliere basis- en voortgezet onderwijs veranderen de
criteria voor aanspraak op leerlingenvervoer niet.
Aanvullende criteria
Aanvullende criteria die gemeenten thans hanteren voor toekenning van een tegemoetkoming zijn een
afstandscriterium van minimaal 2, 4 of 6 km tussen huis en de (speciale) school en een reistijd-
criterium voor aangepast vervoer (busje of taxi) als reizen per OV langer dan 1,5 uur duurt of reistijd
met 50 % kan worden teruggebracht. Aangenomen is dat gemeenten deze criteria niet wijzigen. Wel is
het gemiddelde bedrag in de berekeningen verlaagd als de schoolnabijheid van de voorziening
aantoonbaar verbetert in het scenario.
Voor bekostiging van het eigen vervoer verwijzen de gemeenten naar de Rijksregeling Reizen
Binnenland, waaronder men € 0,37 per km vergoedt.
Toepassing van de wetswijziging in dit rapport
De wijziging van artikel 4 (m.n. WEC) per 1 augustus 2014 is als volgt in dit rapport verwerkt. Steeds
hebben we de scenario’s doorgerekend onder het regime van de huidige wetgeving. Dit leidt tot
positieve, negatieve of neutrale financiële consequenties. Vervolgens hebben we in een toelichtende
tekst aangegeven of de consequenties als gevolg van de wijzigende wetgeving zullen veranderen.
Aannames bedragen leerlingenvervoer
De gemeentelijke verordeningen geven geen inzicht in de omvang van de bijdragen die ouders
ontvangen voor de verschillende vormen van vervoer van hun kind naar het (voortgezet) speciaal
onderwijs. Navraag bij de gemeente Utrecht en gemeente Nieuwegein geeft wel enig inzicht in de
geldbedragen die omgaan in deze regelingen. Onderstaande tabel 1 biedt een overzicht (prijspeil
2011).
Voorzieningen en leerlingenstromen (V)SO RMC-regio 19 – eindrapportage 97
Vervoer naar school bijdrage per leerling
Nieuwegein
Utrecht (met
begeleiding)
Utrecht (geen
begeleiding)
(V)SO eigen vervoer € 717 € 953 n.v.t.
(V)SO openbaar vervoer met of zonder begeleiding € 702 € 805 € 352
SBaO openbaar vervoer met of zonder begeleiding € 362 gg gg
aangepast vervoer gg € 2.716 n.v.t.
bron: gemeente Utrecht, Nieuwegein, gg= geen gegevens
Van stad Utrecht zijn ook aanvullende kerncijfers bekend. Daar maakt structureel 3,7 % van de
leerlingen gebruik van de regeling tegemoetkoming leerlingenvervoer; dat zijn in totaal 1437
leerlingen. Daarvan gaat 65 % met aangepast vervoer en bijna 25 % met (al dan niet begeleid)
openbaar vervoer; de rest met eigen vervoer. In totaal gaat het voor stad Utrecht om bijna € 3 miljoen
per jaar; dat is ongeveer € 2.000 per gebruiker. Vanzelfsprekend variëren de kosten met het soort
vervoer, waarbij de kosten van aangepast vervoer (busje of taxi) het hoogst zijn.
Leerlingenvervoer gebruikers stad Utrecht naar schoolsoort
abs %
Speciaal basisonderwijs 287 20%
Speciaal onderwijs 594 41%
Voortgezet speciaal onderwijs 377 26%
Gehandicapte leerling regulier po of vo 15 1%
Geloofsovertuiging 49 3%
Overig (Taalschool en Leonardoschool) 115 8%
1437 100%
bron: Gemeente Utrecht
Aannames LGF en grensverkeer SBaO
Niet meegenomen in de vergelijkende analyses is de aanwezigheid van LGF-bekostiging op de
scholen. We illustreren dit met een voorbeeld aan de hand van een waarin leerlingen die nu regulier
VO bezoeken in de toekomst VSO gaan bezoeken. Het is denkbaar dat deze leerlingen in het regulier
VO nu een rugzak hebben. De inhoud van deze rugzak is niet meegenomen in de vergelijking van de
huidige en toekomstige personele bekostiging.
Grensverkeer SBaO is op geen enkele wijze verdisconteerd in de doorrekeningen.
Uitwerking naar subregio’s
Diverse scenario’s hebben wij in meer of mindere mate naar subregio’s vertaald. Een subregio is een
nieuw te vormen samenwerkingsverband passend onderwijs PO of VO. Er ontstaan vier PO en vier
VO samenwerkingsverbanden passend onderwijs in de regio. In deze uitwerking naar subregio’s
hebben we m.b.t. het (V)SO in enkele scenario’s aangenomen dat de aantallen schoolgaande en
woonachtige leerlingen in een bepaalde subregio’s gelijk aan elkaar zijn. Dit zal in de praktijk niet altijd
het geval zijn. Daarom is het belangrijk deze uitwerkingen naar subregio’s met de nodige
voorzichtigheid te interpreteren.
Samenwerkingsverbanden PO
RMC regio 19 omvat vier nieuwe samenwerkingsverbanden passend onderwijs PO. Onderstaande
98 Oberon
tabel laat per SWV het aandeel zien in: totaal aantal leerlingen en de deelname aan SBaO, SO en
LGF.
leerlingen totaal % sbao % SO % LGF %
26-01 Utrecht stad 27.370 33% 418 23% 388 34% 97 19%
26-03 Utrecht Zuidoost 18.555 22% 403 23% 325 29% 139 27%
26-04 Utrecht West 18.024 22% 304 17% 181 16% 126 25%
26-05 Utrecht Zuid 18.699 23% 666 37% 232 21% 151 29%
totaal RMC-regio 19 82.648 100% 1.791 100% 1.126 100% 513 100%
SWV Utrecht omvat dus 33% van alle leerlingen in RMC regio 19, 23% van het aantal schoolgaande
SBaO-leerlingen, 34% van het aantal woonachtige SO-leerlingen en 19% van het aantal
schoolgaande LGF-leerlingen uit RMC regio 19.
Ook voor de drie andere nieuwe SWV zijn deze gegevens vermeld.
Alle leerlingaantallen zijn per 1-10-2011.
In de navolgende tabellen worden bovenstaande verhoudingspercentages nogmaals gepresenteerd,
nu in combinatie met enkele kengetallen per nieuw SWV PO.
Naam SWV: Utrecht stad Nummer OCW: PO 26-01
Totaal aantal leerlingen: 27.370
Aantal leerlingen percentueel t.o.v. totale RMC regio 19: 33%
Aantal leerlingen SBaO en percentueel: 418 - 1,53%
Aantal SBaO leerlingen percentueel t.o.v. totale RMC regio 19: 23%
Aantal leerlingen SO en percentueel: 388 - 1,42%
Aantal SO leerlingen percentueel t.o.v. totale RMC regio 19: 34%
Aantal Rugzakleerlingen en percentueel: 97 - 0,35%
Aantal Rugzakleerlingen leerlingen percentueel t.o.v. totale RMC regio 19: 19%
Naam SWV: Utrecht Zuidoost Nummer OCW: PO 26-03
Totaal aantal leerlingen: 18.555
Aantal leerlingen percentueel t.o.v. totale RMC regio 19: 22%
Aantal leerlingen SBaO en percentueel: 403 - 2,17%
Aantal SBaO leerlingen percentueel t.o.v. totale RMC regio 19: 23%
Aantal leerlingen SO en percentueel: 325 - 1,75%
Aantal SO leerlingen percentueel t.o.v. totale RMC regio 19: 29%
Aantal Rugzakleerlingen en percentueel: 139 - 0,75%
Aantal Rugzakleerlingen leerlingen percentueel t.o.v. totale RMC regio 19: 27%
Naam SWV: Utrecht West Nummer OCW: PO 26-04
Totaal aantal leerlingen: 18.024
Aantal leerlingen percentueel t.o.v. totale RMC regio 19: 22%
Aantal leerlingen SBaO en percentueel: 304 – 1,69%
Aantal SBaO leerlingen percentueel t.o.v. totale RMC regio 19: 17%
Aantal leerlingen SO en percentueel: 181 – 1,00%
Aantal SO leerlingen percentueel t.o.v. totale RMC regio 19: 16%
Aantal Rugzakleerlingen en percentueel: 126 – 0,7%
Aantal Rugzakleerlingen leerlingen percentueel t.o.v. totale RMC regio 19: 25%
Voorzieningen en leerlingenstromen (V)SO RMC-regio 19 – eindrapportage 99
Naam SWV: Utrecht Zuid Nummer OCW: PO 26-05
Totaal aantal leerlingen: 18.699
Aantal leerlingen percentueel t.o.v. totale RMC regio 19: 23%
Aantal leerlingen SBaO en percentueel: 666 – 3,56%
Aantal SBaO leerlingen percentueel t.o.v. totale RMC regio 19: 37%
Aantal leerlingen SO en percentueel: 232 -1,24%
Aantal SO leerlingen percentueel t.o.v. totale RMC regio 19: 21%
Aantal Rugzakleerlingen en percentueel: 151 – 0,81%
Aantal Rugzakleerlingen leerlingen percentueel t.o.v. totale RMC regio 19: 29%
Samenwerkingsverbanden VO
RMC regio 19 omvat vier nieuwe samenwerkingsverbanden passend onderwijs VO. Onderstaande
tabel laat per SWV het aandeel zien in: totaal aantal leerlingen en de deelname aan VSO en LGF.
leerlingen totaal % VSO % LGF %
26-01 Utrecht stad/Vechtstreek 15.362 34% 546 36% 158 29%
26-03 Utrecht Zuidoost 12.126 27% 491 32% 155 28%
26-04 Utrecht West 7.843 17% 157 10% 103 19%
26-05 Utrecht Zuid 9.765 22% 318 21% 134 24%
totaal RMC-regio 19 45.096 100% 1.512 100% 550 100%
SWV Utrecht omvat dus 34% van alle leerlingen in RMC regio 19, 36% van het aantal woonachtig
VSO-leerlingen en 29% van het aantal schoolgaande LGF-leerlingen uit RMC regio 19.
Ook voor de drie andere nieuwe SWV zijn deze gegevens vermeld.
Alle leerlingaantallen zijn per 1-10-2011.
In de navolgende tabellen worden bovenstaande verhoudingspercentages nogmaals gepresenteerd,
nu in combinatie met enkele kengetallen per nieuw SWV VO.
Naam SWV: Utrecht stad/Vechtstreek Nummer OCW: VO 26-01
Totaal aantal leerlingen: 15.362
Aantal leerlingen percentueel t.o.v. totale RMC regio 19: 34%
Aantal leerlingen VSO en percentueel: 546 – 3,55%
Aantal SO leerlingen percentueel t.o.v. totale RMC regio 19: 36%
Aantal Rugzakleerlingen en percentueel: 158 – 1,03%
Aantal Rugzakleerlingen leerlingen percentueel t.o.v. totale RMC regio 19: 29%
Naam SWV: Utrecht Zuidoost Nummer OCW: VO 26-03
Totaal aantal leerlingen: 12.126
Aantal leerlingen percentueel t.o.v. totale RMC regio 19: 27%
Aantal leerlingen VSO en percentueel: 491 – 4,05%
Aantal SO leerlingen percentueel t.o.v. totale RMC regio 19: 32%
Aantal Rugzakleerlingen en percentueel: 155 – 1,28%
Aantal Rugzakleerlingen leerlingen percentueel t.o.v. totale RMC regio 19: 28%
100 Oberon
Naam SWV: Utrecht West Nummer OCW: VO 26-04
Totaal aantal leerlingen: 7.843
Aantal leerlingen percentueel t.o.v. totale RMC regio 19: 17%
Aantal leerlingen VSO en percentueel: 157 - 2%
Aantal SO leerlingen percentueel t.o.v. totale RMC regio 19: 10%
Aantal Rugzakleerlingen en percentueel: 103 – 1,31%
Aantal Rugzakleerlingen leerlingen percentueel t.o.v. totale RMC regio 19: 19%
Naam SWV: Utrecht Zuid Nummer OCW: VO 26-05
Totaal aantal leerlingen: 9,765
Aantal leerlingen percentueel t.o.v. totale RMC regio 19: 22%
Aantal leerlingen VSO en percentueel: 318 – 3,26%
Aantal SO leerlingen percentueel t.o.v. totale RMC regio 19: 21%
Aantal Rugzakleerlingen en percentueel: 134 – 1,37%
Aantal Rugzakleerlingen leerlingen percentueel t.o.v. totale RMC regio 19: 24%
Voorzieningen en leerlingenstromen (V)SO RMC-regio 19 – eindrapportage 101
Scenario 1a. uitbreiding VSO ZMOK havo/vwo Leerlingenaantallen
In dit scenario is sprake van uitbreiding van een bestaande VSO voorziening in Utrecht Zuidoost
(Doorn) met aanbod van havo/vwo onderwijs voor ZMOK leerlingen.
Er zijn in dit scenario 109 leerlingen meer op deze school. Leerlingen die nu naar het VSO buiten de
regio gaan (46) of regulier VO in de regio bezoeken (63). Zie bijlage 5 voor de onderbouwing van de
aantallen.
Huidige situatie Situatie scenario 1a Toe-/afname
VSO-school in Utrecht ZO 122 231 109
Huisvesting Huisvestingsbehoefte
Volgens het VNG-model van de Verordening Voorzieningen huisvesting onderwijs geldt voor de
ruimtebehoefte voor VSO-ZMOK het volgende:
Vaste voet : 370 m2
Per leerling : 12,2 m2 per leerling
Huidige situatie * Situatie scenario 1a Omvang uitbreiding **
VSO-school in Utrecht ZO 1.858 m2 3.188 m2 1.330 m2
* Aanname is, dat voor de huidige leerlingenaantallen precies de juiste huisvestingsbehoefte
beschikbaar is. Bij de schoolgebouwen is dus geen sprake van overcapaciteit of ruimtetekort.
De werkelijke situatie kan afwijken.
** Aanname is, dat de binnen scenario 1a ingeschatte leerlingenaantallen zich langer dan vijftien
jaren zullen handhaven. Daarmee komen de schoolgebouwen in aanmerking voor uitbreiding
in permanente bouwaard.
Voor uitbreiding benodigde financiën
Begin 2012 heeft de VNG de financiële normering voor het jaar 2012 gepubliceerd. Hiervan is
uitgegaan bij de berekening van de voor de uitbreidingssituaties benodigde budgetten.
Basisgegevens:
Voor de eerste 677 m2 : € 1.124.496,34
Elke volgende m2 : € 1.284,62
Buiten beschouwing zijn gelaten kosten van terreinen (Gemeente stelt terrein om niet
beschikbaar) en toeslag voor eventueel speellokaal.
Omvang uitbreiding Omvang budget
VSO-school in Utrecht ZO 1.330 m2 € 1.963.353
102 Oberon
Leerlingenvervoer
De 46 leerlingen die nu naar VSO buiten de regio gaan (Amsterdam en Amersfoort) blijven straks
ook ver reizen, namelijk naar een VSO-school in Doorn.
De 63 leerlingen staan nu ingeschreven op VO instellingen in de regio en gaan straks reizen
zonder begeleiding; voor hen ontstaat in de huidige regeling aanspraak op tegemoetkoming
vervoerskosten.
Aangenomen is dat deze leerlingen zelfstandig reizen en dat per saldo de afstand niet zodanig
wijzigt dat er een hoger tarief ontstaat.
Scenario 1a ZMOK HAVO/VWO Utrecht Zuidoost
Nu Straks
Beweging VSO buiten regio VSO binnen
regio
Beweging regulier VO in regio VSO binnen
regio
Aanspraak Ja /Nee Ja/Ja
Vervoer EV, OV zb EV, OV zb
Reisafstand Hoog/Laag Hoog/Hoger
Aantal lln. 46 109
Vergoeding € 350 - € 950 € 350 - € 950
Berekening 46 x € 600 109 x € 600
Kosten gemeente/jr € 27.600 € 65.400
Financieel voordeel (+) nadeel (-) gemeenten over 15 jaar
-/- € 567.000
Door de extra aanspraak zou een financieel nadeel voor de gemeenten van ruim 5,5 ton ontstaan
onder de huidige regeling.
Echter, onder de nieuwe wetgeving vervalt de aanspraak voor zelfstandig reizende VSO leerlingen.
Alleen voor VSO leerlingen die vanwege hun handicap niet zelfstandig kunnen reizen ontstaat
aanspraak. Aangenomen dat dit niet voorkomt bij deze categorie (havo/vwo) leerlingen kent dit
scenario onder de nieuwe regeling geen financieel nadeel voor de gemeenten. Sterker nog voor 46
leerlingen vervalt de aanspraak.
Personele bekostiging
Minder leerlingen regulier VO betekent:
Scholen zien inkomsten dalen, OCW bespaart deze uitgaven.
Meer leerlingen in het VSO betekent:
Scholen VSO zien inkomsten stijgen:
* basisbekostiging van OCW (dat hiermee duurder uit is dan toen de lln. in regulier
VO zat),
* ondersteuningsbekostiging van SWV, € 9.054 per leerling. SWV is hiermee
duurder uit. In oude situatie geen kosten SWV voor leerlingen in regulier VO.
De kosten voor het SWV nemen toe, € 9.054 per leerling die van regulier VO naar VSO
“verhuist”. 63 x € 9.054 = € 570.402.
Voorzieningen en leerlingenstromen (V)SO RMC-regio 19 – eindrapportage 103
Samenvattende conclusies
Het aantal leerlingen in het VSO binnen de regio neemt met ruim honderd toe. Indien dit gebeurt in
een bestaande voorziening moet deze worden uitgebreid. De huisvestingskosten hiervan bedragen
ongeveer € 2 miljoen.
Als meer VO leerlingen in het VSO worden opgevangen kan er voor een enkeling aanspraak op
leerlingenvervoer ontstaan, namelijk als hij/zij niet zelfstandig kan reizen (handicap). In principe
vervalt echter onder Passend Onderwijs de aanspraak op leerlingenvervoer voor zelfstandig reizende
VSO leerlingen. De gemeenten zullen voor de vervoerskosten amper financieel nadeel ondervinden
van dit scenario. Door de nieuwe regeling besparen ze per saldo fors op de vervoerskosten van VSO
leerlingen.
Omdat leerlingen in het regulier onderwijs volledig door het Rijk bekostigd worden en het SWV
meebetaalt aan leerlingen in het VSO nemen de kosten voor het SWV toe. Uitgaande van 63
leerlingen betreft dat een bedrag van ongeveer € 570.000. De overige 46 zijn en blijven in het VSO,
alleen op een iets thuisnabijere school, dit beïnvloedt de kosten voor de SWV gezamenlijk niet.
Consequenties voor subregio’s
In dit scenario gaan er 63 leerlingen meer naar het VSO, ze zijn afkomstig uit het VO, vormen van
dagbesteding of zijn thuiszitter. We nemen aan dat deze stijging zich naar rato van het totaal aantal
leerlingen voordoet in de vier subregio’s (zie pagina 7). Voor de vier SWV betekent dit dan de
volgende toename in VSO deelname en dus in af te dragen ondersteunings-bekostiging:
scenario 1a
naar VSO
26-01 Utrecht stad/Vechtstreek 21 € 194.308
26-03 Utrecht Zuidoost 17 € 153.377
26-04 Utrecht West 11 € 99.203
26-05 Utrecht Zuid 14 € 123.514
totaal
63 € 570.402
104 Oberon
Scenario 1b. nieuwe voorziening VSO ZMOK onderbouw
vmbo/havo/vwo
Leerlingaantallen
In dit scenario wordt een nieuwe voorziening gecreëerd voor ZMOK leerlingen die de onderbouw
vmbo/havo/vwo bezoeken. Zie bijlage 5 voor de onderbouwing van de aantallen.
Leerlingenaantal
Nieuwe VSO-ZMOK voorziening 98 tot 129
Huisvesting Huisvestingsbehoefte
Volgens het VNG-model van de Verordening Voorzieningen huisvesting onderwijs geldt voor de
ruimtebehoefte voor VSO-ZMOK het volgende:
Vaste voet : 370 m2
Per leerling : 12,2 m2 per leerling
Bij 98 leerlingen * Bij 129 leerlingen *
Nieuwe VSO-ZMOK voorziening 1.566 m2 1.944 m2
* Aanname is, dat de binnen scenario 1b ingeschatte leerlingenaantallen zich langer dan vijftien
jaren zullen handhaven. Daarmee komt het schoolgebouw in aanmerking voor realisering in
permanente bouwaard.
Voor nieuwbouw benodigde financiën
Begin 2012 heeft de VNG de financiële normering voor het jaar 2012 gepubliceerd. Hiervan is
uitgegaan bij de berekening van de voor de uitbreidingssituaties benodigde budgetten.
Basisgegevens:
Voor de eerste 677 m2 : € 1.124.496,34
Elke volgende m2 : € 1.284,62
Buiten beschouwing zijn gelaten kosten van terreinen (Gemeente stelt terrein om niet
beschikbaar) en toeslag voor eventueel speellokaal.
Omvang nieuwbouw
Omvang budget
Omvang nieuwbouw
Omvang budget
Nieuwe VSO-ZMOK voorziening Utrecht Zuid
1.566 m2 € 2.266.524 1.944 m2 € 2.752.110
Leerlingenvervoer
Voor 31 leerlingen die nu bij een VO instelling staan ingeschreven ontstaat aanspraak op een
tegemoetkoming vervoer met begeleiding.
Voor de andere leerlingen die straks naar de nieuwe voorziening gaan, geldt dat ze al aanspraak
hebben en aangenomen wordt dat de andere factoren per saldo niet wijzigen.
Aangenomen is dat door de bank genomen de reisafstand en dus het tarief voor hen niet wijzigt.
Voorzieningen en leerlingenstromen (V)SO RMC-regio 19 – eindrapportage 105
Scenario 1b ZMOK VMBO/HAVO onderbouw Utrecht Zuid
Nu Straks
Beweging VSO buiten regio VSO binnen regio
Beweging VSO binnen regio VSO binnen regio
Beweging regulier VO in regio VSO binnen regio
Aanspraak Ja /Ja/Nee Ja/Ja/Ja
Vervoer EV, OV met b EV, OV met b
Reisafstand Hoog/Laag/Nvt Lager/Laag/Hoger
Aantal lln. 31 meer
Vergoeding € 700 - € 950 € 700 - € 950
Berekening 31 x € 875
Kosten gemeente/jr € 27.125 extra
Financieel voordeel (+) nadeel (-) gemeenten over 15 jaar
-/- € 406.875
In dit scenario ontstaat – gegeven de huidige regeling – een financieel nadeel voor de gemeenten op
vervoerskosten van ruim 4 ton.
Onder de nieuwe regeling vervalt aanspraak op tegemoetkoming vervoerskosten echter voor
zelfstandig reizende VSO leerlingen. Per saldo zullen de gemeenten dus fors besparen op de
vervoerskosten. Alleen enkele leerlingen die vanwege hun handicap aantoonbaar niet zelfstandig
kunnen reizen komen nog in aanmerking.
Personele bekostiging
Minder leerlingen regulier VO betekent:
Scholen zien inkomsten dalen, OCW bespaart deze uitgaven.
Meer leerlingen in het VSO betekent:
Scholen VSO zien inkomsten stijgen:
* basisbekostiging van OCW (dat hiermee duurder uit is dan toen de lln. in regulier
VO zat),
* ondersteuningsbekostiging van SWV, € 9.054 per leerling. SWV is hiermee
duurder uit. In oude situatie geen kosten SWV.
De kosten voor het SWV nemen toe, € 9.054 per leerling.
106 Oberon
Samenvattende conclusies
Het aantal leerlingen in het VSO in de regio neemt met ruim honderd toe. Indien dit gebeurt in een
nieuw te bouwen voorziening kost dit ongeveer € 2,8 miljoen.
Omdat leerlingen in het regulier onderwijs volledig door het Rijk bekostigd worden en het SWV
meebetaalt aan leerlingen in het VSO, nemen in dit scenario de kosten voor het SWV toe. Dit betreft
de 31 leerlingen die van regulier VO verhuizen naar de nieuwe VSO ZMOK voorziening. Hiermee is
een bedrag van ongeveer € 280.000 gemoeid.
Onder de nieuwe regeling vervoerskosten beperkt de aanspraak op tegemoetkoming zich tot enkele
gehandicapte VSO leerlingen die niet zelfstandig kunnen reizen. Zij vallen wel direct in de dure
categorie van aangepast vervoer (ca. € 2.500 per leerling per jaar). Per saldo besparen de
gemeenten vervoerskosten, maar dit staat los van het gekozen scenario.
Consequenties voor subregio’s
In dit scenario gaan er 31 leerlingen meer naar het VSO. We nemen aan dat deze stijging zich naar
rato van het totaal aantal leerlingen voordoet in de vier subregio’s (zie pagina 7). Voor de vier SWV
betekent dit dan de volgende toename in VSO deelname en dus in af te dragen ondersteunings-
bekostiging:
scenario 1b
naar VSO
26-01 Utrecht stad/Vechtstreek 11 € 95.612
26-03 Utrecht Zuidoost 8 € 75.471
26-04 Utrecht West 5 € 48.814
26-05 Utrecht Zuid 7 € 60.777
totaal
31 € 280.674
Voorzieningen en leerlingenstromen (V)SO RMC-regio 19 – eindrapportage 107
Scenario 2a. meer ASS-leerlingen naar het Sbao (en Bao) Leerlingaantallen
In dit scenario gaan er 122 leerlingen (ASS intern.) minder naar een SO school. 4 van deze leerlingen
zijn afkomstig van SO buiten de regio, 3 uit de subregio Utrecht stad, 96 uit de subregio Zuidoost en
19 uit de subregio Zuid.
In plaats daarvan gaan er 45 leerlingen naar een SBaO-school en 77 naar een basisschool.
De SBaO leerlingen gaan naar:
- twee SBaO scholen in de subregio Utrecht stad(24 leerlingen)
- twee SBaO scholen in de subregio Utrecht Zuidoost (19 leerlingen)
- een SBaO school in de subregio Utrecht West (2 leerlingen42
)
De basisschoolleerlingen gaan naar:
- twee basisscholen in de subregio Utrecht stad (34 leerlingen)
- drie basisscholen in de subregio Utrecht Zuidoost (43 leerlingen).
Zie bijlage 5 voor de onderbouwing van de aantallen.
Huidige situatie Situatie scenario 2a Toe-/afname
SBaO-school in Utrecht stad 210 222 12
SBaO-school in Utrecht stad 135 147 12
SBaO-school in Utrecht ZO 282 292 10
SBaO-school in Utrecht ZO 54 63 9
Huidige situatie Situatie scenario 2a Toe-/afname
BaOschool in Utrecht stad 850 867 17
BaO-school in Utrecht stad 709 726 17
BaO-school in Utrecht ZO 712 727 15
BaO-school in Utrecht ZO 533 548 15
BaO-school in Utrecht ZO 526 539 13
Huisvesting
Huisvestingsbehoefte
Volgens het VNG-model van de Verordening Voorzieningen huisvesting onderwijs geldt voor de
ruimtebehoefte voor SBaO het volgende:
Vaste voet : 250 m2
Per leerling : 7,35 m2 per leerling
Huidige situatie * Situatie scenario 2a Omvang uitbreiding **
SBaO-school in Utrecht stad
1.794 m2 1.882 m2 88 m2
SBaO-school in Utrecht stad
1.242 m2 1.331 m2 89 m2
SBaO-school in Utrecht ZO
2.323 m2 2.396 m2 73 m2
SBaO-school in Utrecht ZO
647 m2 713 m2 66 m2
Volgens het VNG-model van de Verordening Voorzieningen huisvesting onderwijs geldt voor de
ruimtebehoefte voor BaO het volgende:
Vaste voet : 200 m2
Per leerling : 5,03 m2 per leerling
42
Is verwaarloosbaar. Daarom werken we dit niet gedetailleerd uit in dit hoofdstuk.
108 Oberon
Huidige situatie * Situatie scenario 2a Omvang uitbreiding **
BaOschool in Utrecht stad 4.476 m2 4.561 m2 85 m2
BaO-school in Utrecht stad 3.766 m2 3.852 m2 86 m2
BaO-school in Utrecht ZO 3.781 m2 3.857 m2 76 m2
BaO-school in Utrecht ZO 2.881 m2 2.956 m2 75 m2
BaO-school in Utrecht ZO 2.846 m2 2.911 m2 65 m2
* Aanname is, dat voor de huidige leerlingenaantallen precies de juiste huisvestingsbehoefte
beschikbaar is. Bij de schoolgebouwen is dus geen sprake van overcapaciteit of ruimtetekort.
De werkelijke situatie kan afwijken.
** Aanname is, dat de binnen scenario 2a ingeschatte leerlingenaantallen zich langer dan vijftien
jaren zullen handhaven. Daarmee komen de schoolgebouwen in aanmerking voor uitbreiding
in permanente bouwaard.
Voor uitbreiding benodigde financiën
Begin 2012 heeft de VNG de financiële normering voor het jaar 2012 gepubliceerd. Hiervan is
uitgegaan bij de berekening van de voor de uitbreidingssituaties benodigde budgetten.
Basisgegevens voor wat betreft SBaO-scholen:
Startbedrag > 105 m2 : € 108.602,88
Startbedrag van 50 tot 105 m2 : € 72.401,93
Per m2 : € 1.434,84
Buiten beschouwing zijn gelaten kosten van terreinen (Gemeente stelt terrein om niet
beschikbaar) en toeslag voor eventueel speellokaal.
Omvang uitbreiding Omvang budget
SBaO-school in Utrecht stad
88 m2 € 198.668
SBaO-school in Utrecht stad
89 m2 € 200.103
SBaO-school in Utrecht ZO
73 m2 € 177.145
SBaO-school in Utrecht ZO
66 m2 € 167.101
Basisgegevens voor wat betreft BaO-scholen:
Startbedrag van 50 tot 115 m2 : € 70.404,94
Per m2 : € 1.406,80
Buiten beschouwing zijn gelaten kosten van terreinen (Gemeente stelt terrein om niet
beschikbaar) en toeslag voor eventueel speellokaal.
Voorzieningen en leerlingenstromen (V)SO RMC-regio 19 – eindrapportage 109
Omvang uitbreiding Omvang budget
BaOschool in Utrecht stad 85 m2 € 189.983
BaO-school in Utrecht stad 86 m2 € 191.390
BaO-school in Utrecht ZO 76 m2 € 177.322
BaO-school in Utrecht ZO 75 m2 € 175.915
BaO-school in Utrecht ZO 65 m2 € 161.847
Leerlingenvervoer
Aangenomen is dat het vergoedingstarief voor SO leerling € 250 hoger is dan voor een SBaO
leerling.
In dit scenario gaan 122 leerlingen minder aanspraak maken op SO vergoeding, maar 45
meer op SBaO vergoeding van reiskosten. Dit kan nog lager uitvallen omdat in sommige
verordeningen het kilometer criterium voor SBaO hoger is dan voor SO.
Per saldo gaan 77 leerlingen naar BaO en verliezen daarmee aanspraak op vergoeding van
reiskosten of aangepast vervoer.
Scenario 2a Meer leerlingen van SO naar (S)BaO
Nu Straks
Beweging van SO SBaO
Beweging van BaO SBaO
Beweging van SBaO SBaO
Aanspraak Ja/Nee/Ja Ja/Ja/Ja
Vervoersvorm OV MB AV EV OV MB AV
Afstand Varieert Neemt af
Aantal leerlingen
Min 122 SO, plus 45 SBaO
Vergoeding € 700 - € 2.700 € 350 - € 2.000
Kosten gemeente/jr Min 122 x €
1.000 Plus 45 x € 750
Financieel voordeel (+) nadeel (-) gemeenten over 15 jaar
Per saldo € 1.323.750
Per saldo levert deze leerlingenverschuiving van SO naar BaO en SBaO een jaarlijks voordeel van
€ 88.250 op voor de gemeenten. Dat loopt in 15 jaar op tot ruim € 1,3 miljoen.
Personele bekostiging
Minder leerlingen in het SO betekent:
Scholen SO zien inkomsten dalen (basisbekostiging- en ondersteuningsbekostiging)
* SWV bespaart € 9.111/ € 8.385 per leerling (de aan SO te betalen
ondersteuningsbekostiging) 122 x gemiddeld € 8.748 = € 1.067.256.
* OCW bespaart het bedrag basisbekostiging per leerling SO.
Wat meer leerlingen in het SBaO precies betekent voor het SBaO en voor het SWV hangt af van wat
exact de huidige situatie is. OCW bekostigt SBaO-scholen namelijk rechtstreeks voor 2%. Indien er
een hoger deelnamepercentage, moet het SWV deze leerlingen bekostigen.
Het deelnamepercentage SBaO in de stad Utrecht is 1,5%. Er lijkt hier dus nog ruimte in de SBaO’s
om, zonder meerkosten voor het SWV, 0,5% leerlingen extra op te vangen.
110 Oberon
Het deelnamepercentage SBaO in Zuidoost is 2,17%. Meer SBaO leerlingen betekent dus
meerkosten voor het SWV, € 4.200 per leerling. Bij 19 leerlingen bedragen de extra kosten voor dit
SWV € 79.800.
Meer leerlingen in het regulier BaO betekent:
Scholen BaO zien inkomsten stijgen, ze krijgen van OCW ongeveer € 4.000 per leerling (exclusief eventuele “weging”).
Samenvattende conclusies
Er gaan 122 leerlingen minder naar het SO. Zij gaan naar SBao (45) en Bao (77).
Het aantal SBaO leerlingen stijgt met 45. Hierdoor is op vier SBaO scholen uitbreiding van
huisvesting noodzakelijk. De kosten worden geraamd op ongeveer € 743.000. Voor de huisvesting
van 77 extra basisschoolleerlingen zijn vijf uitbreidingen noodzakelijk, namelijk 2 in subregio Utrecht
en 3 in subregio Zuidoost. Dit vergt ruim € 896.000 aan investeringen in huisvesting.
Voor 122 leerlingen uit SO verdwijnt de aanspraak op tegemoetkoming leerlingenvervoer. Voor
maximaal 45 SBaO leerlingen extra ontstaat die aanspraak, maar tegen een lager tarief. Per saldo
levert dat de gemeenten een jaarlijks voordeel van bijna € 90.000 op; dat is na 15 jaar ongeveer
€ 1,3 miljoen. Voor de 77 leerlingen die naar het basisonderwijs gaan vervalt de aanspraak op
leerlingenvervoer.
De SWV bespaart ruim € 1 miljoen op de aan het SO te betalen ondersteuningsbekostiging.
Afhankelijk van de huidige situatie en het deelnamepercentage aan het SBaO moet het SWV mee
gaan betalen aan de leerlingen op het SBaO. De maximale kosten hiervan lijken ongeveer € 80.000
te bedragen, omdat in Utrecht stad het deelnamepercentage thans onder de 2% ligt.
Consequenties voor subregio’s
In dit scenario gaan er 122 leerlingen minder naar het SO. Aangenomen is dat de herkomst van deze
leerlingen is:
- SO buiten de regio: 4 leerlingen
- SO binnen de subregio Utrecht: 3 leerlingen
- SO binnen de subregio Zuidoost: 96 leerlingen
- SO binnen de subregio Zuid: 19 leerlingen
Tevens nemen we aan dat de leerlingen niet alleen schoolgaand, maar ook woonachtig zijn in
genoemde subregio. Indien dit het geval is betekent dit voor de onderscheiden SWV de volgende
reductie in SO deelname en dus in af te dragen ondersteunings-bekostiging:
scenario 2a
uit SO
buiten de regio
4 € 34.992
26-01 Utrecht stad 3 € 26.244
26-03 Utrecht Zuidoost 96 € 839.808
26-04 Utrecht West 0 € 0
26-05 Utrecht Zuid 19 € 166.212
totaal
122 € 1.067.256
Dat de verwachte reductie in ondersteuningsbekostiging in Utrecht West (Woerden) nihil is, wordt
verklaard doordat in deze subregio nu reeds veel geïndiceerde leerlingen naar een school voor
regulier onderwijs gaan.
Het scenario voorziet anderzijds in een verplaatsing van de leerlingen naar SBaO (45) en Bao (77).
Deze verplaatsing is als volgt over de SWV gedacht:
Voorzieningen en leerlingenstromen (V)SO RMC-regio 19 – eindrapportage 111
scenario 2a
naar sbao naar bao
meerkosten sbao
meerkosten bao
26-01 Utrecht stad 24 34
nihil, deelname <2% ?
26-03 Utrecht Zuidoost 19 43
€ 79.800
?
26-04 Utrecht West 0 0
€ 0
?
26-05 Utrecht Zuid 2 0
€ 8.400
?
totaal
45 77 122 € 88.200
?
Deze verplaatsing zal voor het betreffende SWV leiden tot meerkosten.
Deze meerkosten bestaan uit:
a. € 4.200 per SBaO leerling (indien het deelnamepercentage onder de 2% ligt, dan is er mogelijk nog
financiële ruimte bij het SBaO, dit lijkt in Utrecht aan de orde)
b. Een nader te bepalen bedrag per BaO leerling (dit is afhankelijk van de tussen het SWV en de
betreffende scholen te maken afspraken).
De meerkosten van het nieuwe scenario kunnen dus minder concreet berekend worden dan de
minderkosten t.o.v. de huidige situatie.
112 Oberon
Scenario 2b. Meer ASS-leerlingen naar regulier BaO Leerlingaantallen
In dit scenario gaan 114 leerlingen minder naar het speciaal onderwijs. Zij gaan naar een basisschool
in stad Utrecht of Zeist (subregio Zuidoost). Zie bijlage 5 voor de onderbouwing van de aantallen.
Huisvesting
Voor dit scenario is geen huisvestingsberekening gemaakt, omdat de 114 leerlingen over veel
verschillende basisscholen verdeeld zullen worden. Door deze verdunning zal er weinig of geen effect
op de huisvestingsbehoefte ontstaan.
Leerlingenvervoer
In de huidige situatie hebben leerlingen uit SO en SBaO aanspraak op tegemoetkoming
vervoerskosten met begeleiding of maken ze gebruik van aangepast vervoer.
In de nieuwe situatie gaat voor 114 leerlingen die aanspraak vervallen omdat ze in het regulier
basisonderwijs terecht komen.
De huidige vergoeding per leerling is – tamelijk arbitrair – gesteld op € 1.000.
Scenario 2b Meer leerlingen van SO naar BaO
Nu Straks
Beweging van SO naar BaO
Beweging van BaO naar BaO
Beweging van SBaO naar BaO
Aanspraak Ja/Nee/Ja Nee/Nee/Nee
Vervoer OV MB & AV Geen
Afstand Groter Kleiner
Aantal lln. 114 114
Vergoeding € 700 - € 2.700 Nihil
Kosten gemeente/jr 114 x € 1000 Nihil
Financieel voordeel (+) nadeel (-) gemeenten over 15 jaar
€ 1.710.000
Uitgaande van € 138.000 aan huidige vervoerskosten voor de gemeenten, levert dit scenario over een
periode van 15 jaar € 1,7 miljoen besparing voor de gemeenten op.
Personele bekostiging Minder leerlingen in het SO betekent:
Scholen SO zien inkomsten dalen (basisbekostiging- en ondersteuningsbekostiging)
* SWV bespaart € 9.111/ € 8.385 per leerling (de aan SO te betalen
ondersteuningsbekostiging), 114 x gemiddeld € 8.748 = € 997.272
* OCW bespaart het bedrag basisbekostiging per leerling SO.
Meer leerlingen in het regulier BAO betekent:
Scholen BAO zien inkomsten stijgen, ze krijgen van OCW ongeveer € 4.000 per leerling,
(exclusief eventuele “weging”). Daarnaast een eventuele bijdrage van het SWV omdat het
leerlingen betreft die extra ondersteuning behoeven.
Voorzieningen en leerlingenstromen (V)SO RMC-regio 19 – eindrapportage 113
Samenvattende conclusies
Het aantal basisschoolleerlingen stijgt met 114 verspreid over vele basisscholen.
Het effect hiervan op de ruimtebehoefte is dermate gering dat dit niet gekwantificeerd is.
De kosten voor het leerlingenvervoer dalen, omdat het vervoer van leerlingen naar basisscholen niet
bekostigd wordt en voorheen naar het SO wel. Het kostenvoordeel voor de gemeenten bedraagt op
jaarbasis ongeveer € 114.000, gerekend over een periode van 15 jaar is dat een besparing van € 1,7
miljoen.
Het SWV bespaart bijna € 1 miljoen op de aan het SO te betalen ondersteuningsbekostiging.
Aangenomen mag worden dat hier extra bekostiging van basisscholen tegenover staat, omdat het
leerlingen betreft die extra ondersteuning behoeven. In welke mate dat aan de orde zal zijn is thans
niet te beoordelen.
Consequenties voor subregio’s
In dit scenario gaan er 114 leerlingen minder naar het SO.
Deze daling doet zich, volgens het opgegeven scenario, conform onderstaande tabel verspreid over
de subregio’s voor.
Tevens nemen we aan dat de leerlingen niet alleen schoolgaand, maar ook woonachtig zijn in
genoemde subregio. Indien dit het geval is betekent dit voor de onderscheiden SWV de volgende
reductie in SO deelname en dus in af te dragen ondersteunings-bekostiging:
scenario 2b
uit SO
buiten de regio
4 € 34.992
26-01 Utrecht stad 3 € 26.244
26-03 Utrecht Zuidoost 91 € 796.068
26-04 Utrecht West 0 € 0
26-05 Utrecht Zuid 16 € 139.968
totaal
114 € 997.272
Dat de verwachte reductie in ondersteuningsbekostiging in Utrecht West (Woerden) nihil is, wordt
verklaard doordat in deze subregio nu reeds veel geïndiceerde leerlingen naar een school voor
regulier onderwijs gaan.
Het scenario stelt dat deze 114 leerlingen naar basisscholen in Utrecht (52 leerlingen) en Zeist (62
leerlingen) gaan.
Voor subregio Zuidoost betekent het scenario enerzijds een aanzienlijk besparing op de aan het SO te
betalen ondersteuningsbekostiging. Anderzijds ontvangen de basisscholen 61 leerlingen waarvan
verwacht mag worden dat zij een vorm van extra ondersteuning nodig hebben.
Voor de subregio Utrecht betekent het scenario een kleine besparing op de aan het SO te betalen
ondersteuningsbekostiging. Anderzijds ontvangen de basisscholen 52 leerlingen waarvan verwacht
mag worden dat zij een vorm van extra ondersteuning nodig hebben.
Voor subregio Zuid betekent dit scenario louter een besparing (zie voorgaande tabel).
114 Oberon
Scenario 3a. Meer ASS-leerlingen naar regulier VO
Leerlingaantallen
Aanname is dat er 143 leerlingen extra naar het VO gaan en wel naar de twee grootste VO-scholen in
de Utrecht stad (totaal 54 leerlingen) en de twee grootste VO-scholen in subregio Zuidoost (Zeist)
(totaal 89 leerlingen). Zie bijlage 5 voor de onderbouwing van de aantallen.
Huidige situatie Situatie scenario 3a Toe-/afname
VO-school in Utrecht stad 1.470 1.497 27
VO-school in Utrecht stad 1.186 1.213 27
VO-school in Utrecht Zuidoost 1.528 1.572 44
VO-school in Utrecht Zuidoost 1.313 1.358 45
Huisvesting
Huisvestingsbehoefte
Volgens het VNG-model van de Verordening Voorzieningen huisvesting onderwijs geldt voor de
ruimtebehoefte voor VO het volgende:
Vaste voet : 980 m2
Per leerling onderbouw : 6,18 m2 per leerling
Per leerling bovenbouw : 5,85 m2 per leerling
Huidige situatie* Situatie scenario 3a Omvang uitbreiding**
VO-school in Utrecht stad 9.774 m2 9.935 m2 161 m2
VO-school in Utrecht stad 8.075 m2 8.236 m2 161 m2
VO-school in Utrecht Zuidoost 10.120 m2 10.384 m2 264 m2
VO-school in Utrecht Zuidoost 8.834 m2 9.104 m2 270 m2
* Aanname is, dat voor de huidige leerlingenaantallen precies de juiste huisvestingsbehoefte
beschikbaar is. Bij de schoolgebouwen is dus geen sprake van overcapaciteit of ruimtetekort.
De werkelijke situatie kan afwijken.
** Aanname is, dat de binnen scenario 3a ingeschatte leerlingenaantallen zich langer dan vijftien
jaren zullen handhaven. Daarmee komen de schoolgebouwen in aanmerking voor uitbreiding
in permanente bouwaard.
Voorzieningen en leerlingenstromen (V)SO RMC-regio 19 – eindrapportage 115
Voor uitbreiding benodigde financiën
Begin 2012 heeft de VNG de financiële normering voor het jaar 2012 gepubliceerd.
Hiervan is uitgegaan bij de berekening van de voor de uitbreidingssituaties benodigde budgetten.
Vaste normkosten zijn:
Ruimte-afhankelijke kosten
- bij projecten van < 460 m2 : € 1.930,78 per m2
- bij projecten van 460 < 2.500 m2 : € 1.145,86 per m2
Sectie-afhankelijke kosten bij projecten van 460 < 2.500 m2:
- Vaste voet algemeen : € 121.828
- Vaste voet algemene sectie : € 239.139
Buiten beschouwing zijn gelaten kosten van terreinen (Gemeente stelt terrein om niet
beschikbaar) en aanvullende normkosten voor eventueel benodigde paalfundering.
Omvang uitbreiding Omvang budget
VO-school in Utrecht stad 161 m2 € 310.856
VO-school in Utrecht stad 161 m2 € 310.856
VO-school in Utrecht Zuidoost 264 m2 € 509.726
VO-school in Utrecht Zuidoost 270 m2 € 521.311
Leerlingenvervoer
In dit scenario verdwijnt voor 143 VSO leerlingen de aanspraak op tegemoetkoming, omdat zij naar
regulier VO gaan.
Scenario 3a Meer regulier VO
Nu Straks
Beweging VSO VO
Aanspraak Ja Nee
Vervoer EV/OV zb n.v.t.
Aantal lln. 143 minus 143 VSO
Afstand Minder
Vergoeding € 350 - € 950 Nihil
Berekening 143 x € 750
Kosten gemeente/jr € 107.250 Nihil
Financieel voordeel (+) nadeel (-) gemeenten over 15 jaar
€ 1.608.750
Het voordeel voor de gemeenten – onder de huidige regelgeving – bedraagt ruim een ton op
jaarbasis en € 1,6 miljoen over de periode van 15 jaar.
Het scenario is budgettair neutraal onder de nieuwe regeling vervoerskosten. Of leerlingen nu in VSO
of VO verblijven, de aanspraak op tegemoetkoming vervoerskosten vervalt voor de meesten, met
uitzondering van VSO leerlingen met aantoonbare handicap die zelfstandig reizen moeilijk maakt.
Personele bekostiging
Minder leerlingen in het VSO betekent:
Scholen VSO zien inkomsten dalen (basisbekostiging- en ondersteuningsbekostiging,
ongeveer € 15.000 per leerling).
116 Oberon
SWV bespaart € 9.054 per leerling, 136 maal € 9.054 is € 1.231.344.
OCW bespaart het bedrag basisbekostiging per leerling (ongeveer € 6.000).
Meer leerlingen in het regulier VO betekent:
Scholen zien inkomsten stijgen.
Samenvattende conclusies
137 leerlingen die nu het VSO bezoeken gaan in dit scenario in het vervolg naar het regulier
voortgezet onderwijs. Indien dit op vier scholen gebeurt, neemt de ruimtebehoefte toe. De kosten
hiervan bedragen dan ongeveer € 1,65 miljoen.
Het scenario heeft geen effect op de kosten voor leerlingenvervoer. Gemeenten gaan kost besparen
omdat onder de nieuwe regelgeving voor VO en VSO leerlingen geen aanspraak bestaat als zij
zelfstandig kunnen reizen.
Omdat leerlingen in het VSO gedeeltelijk door het SWV bekostigd worden, dalen de kosten voor het
SWV. Uitgaande van ongeveer 136 leerlingen is hier een bedrag van ongeveer € 1,2 miljoen mee
gemoeid.
Consequenties voor subregio’s
In dit scenario gaan er 136 leerlingen uit de regio minder naar het VSO. Zijn gaan naar het VO. Dit
geldt ook voor vier leerlingen die nu niet schoolgaand zijn.
Deze daling doet zich, volgens het opgegeven scenario, conform onderstaande tabel verspreid over
de subregio’s voor.
Tevens nemen we aan dat de leerlingen niet alleen schoolgaand, maar ook woonachtig zijn in
genoemde subregio. Indien dit het geval is betekent dit voor de onderscheiden SWV de volgende
reductie in SO deelname en dus in af te dragen ondersteunings-bekostiging:
scenario 3a
uit VSO
van VSO elders
1 € 9.054
van elders binnen regio (niet VSO) 4 € 0
26-01 Utrecht stad/Vechtstreek 4 € 36.216
26-03 Utrecht Zuidoost 114 € 1.032.156
26-04 Utrecht West 0 € 0
26-05 Utrecht Zuid 18 € 162.972
totaal
141 € 1.231.344
Dat de verwachte reductie in ondersteuningsbekostiging in Utrecht West (Woerden) nihil is, wordt
verklaard doordat in deze subregio nu reeds veel geïndiceerde leerlingen naar een school voor
regulier onderwijs gaan.
Voorzieningen en leerlingenstromen (V)SO RMC-regio 19 – eindrapportage 117
Scenario 3b. Uitbreiding VSO HAVO/VWO Leerlingaantallen
In dit scenario wordt een VSO voorziening in Utrecht Zuidoost uitgebreid met een HAVO/VWO
afdeling, waar 53 leerlingen naar toe gaan uit het reguliere VO. Zie bijlage 5 voor de onderbouwing
van de aantallen.
Huidige situatie Situatie scenario 3b Toe-/afname
VSO-school in Utrecht ZO 338 391 53
Huisvesting
Huisvestingsbehoefte
Volgens het VNG-model van de Verordening Voorzieningen huisvesting onderwijs geldt voor de
ruimtebehoefte voor VSO-LZK het volgende:
Vaste voet : 370 m2
Per leerling : 12,2 m2 per leerling
Huidige situatie * Situatie scenario 3b Omvang uitbreiding **
VSO-school in Utrecht ZO 4.494 m2 5.140 m2 646 m2
* Aanname is, dat voor de huidige leerlingenaantallen precies de juiste huisvestingsbehoefte
beschikbaar is. Bij de schoolgebouwen is dus geen sprake van overcapaciteit of ruimtetekort.
De werkelijke situatie kan afwijken.
** Aanname is, dat de binnen scenario 3b ingeschatte leerlingenaantallen zich langer dan vijftien
jaren zullen handhaven. Daarmee komen de schoolgebouwen in aanmerking voor uitbreiding
in permanente bouwaard.
Voor uitbreiding benodigde financiën
Begin 2012 heeft de VNG de financiële normering voor het jaar 2012 gepubliceerd. Hiervan is
uitgegaan bij de berekening van de voor de uitbreidingssituaties benodigde budgetten.
Basisgegevens:
Bedrag voor uitbreiding > 96 m2 : € 98.362
Bedrag per m2 : € 1.437,68
Buiten beschouwing zijn gelaten kosten van terreinen (Gemeente stelt terrein om niet
beschikbaar) en toeslag voor eventueel speellokaal.
Omvang uitbreiding Omvang budget
VSO-school in Utrecht ZO 646 m2 € 1.027.103
Leerlingenvervoer
In dit scenario ontstaat onder de huidige regelgeving aanspraak op tegemoetkoming van vervoer
zonder begeleiding voor 53 VO leerlingen. De grote afstand vanuit de regio rechtvaardigt een relatief
hoog tarief van € 750.
118 Oberon
Scenario 3b ASS LZK HAVO/VWO Bilthoven
Nu Straks
Beweging VO HAVO/VWO VSO Bilthoven
Beweging VO thuiszitters VSO Bilthoven
Aanspraak Nee/Nee Ja/Ja
Vervoer EV, OV zb EV, OV zb
Afstand Gering Verder
Aantal lln. 53
Vergoeding € 350 - 950
Berekening 53 x € 750
Kosten gemeente/jr € 39.750
Financieel voordeel (+) nadeel (-) gemeenten over 15 jaar
-€ 596.250
De gemeenten zouden onder de huidige regeling ca. € 40.000 per jaar gaan betalen aan
leerlingenvervoer, waar zij eerder geen kosten hadden. Over 15 jaar telt dat op naar bijna € 6 ton
extra kosten.
Echter, onder de nieuwe regeling vervalt de aanspraak voor zelfstandig reizende VSO leerlingen. Het
hierboven berekende nadeel zal niet optreden als dit scenario werkelijkheid wordt. Het is qua
leerlingenvervoer dan budgettair neutraal.
Personele bekostiging
Minder leerlingen in het regulier VO betekent:
Scholen zien inkomsten dalen, OCW bespaart deze uitgaven.
Meer leerlingen naar het VSO betekent:
Scholen VSO zien inkomsten stijgen:
* basisbekostiging van OCW (dat hiermee duurder uit is dan toen de lln. in regulier
VO zat),
* ondersteuningsbekostiging van SWV, € 9.054 per leerling. SWV is hiermee
duurder uit. In oude situatie geen kosten SWV.
De kosten voor het SWV nemen toe, € 9.054 per leerling (53 x € 9.054 is € 479.862).
Samenvattende conclusies
Het aantal leerlingen in het VSO neemt met 53 toe. Dit gebeurt in een bestaande voorziening. De
extra huisvestingskosten hiervan bedragen ongeveer € 1 miljoen.
Door de nieuwe regeling vervoerskosten ontstaan geen nieuwe aanspraken voor deze 53 leerlingen.
Omdat leerlingen in het regulier onderwijs volledig door het Rijk bekostigd worden en het SWV
meebetaalt aan leerlingen in het VSO nemen in dit scenario de kosten voor het SWV toe. Uitgaande
van 53 leerlingen is hier een bedrag van ongeveer € 0,5 miljoen mee gemoeid.
Consequenties voor subregio’s
In dit scenario gaan er 53 leerlingen meer naar het VSO.
Deze verschuiving komt, volgens het opgegeven scenario, vrijwel volledig voor rekening van twee
subregio’s: Utrecht West en Utrecht Zuid.
Tevens nemen we aan dat de leerlingen niet alleen schoolgaand, maar ook woonachtig zijn in
Voorzieningen en leerlingenstromen (V)SO RMC-regio 19 – eindrapportage 119
genoemde subregio. Indien dit het geval is betekent dit voor de onderscheiden SWV de volgende
reductie in SO deelname en dus in af te dragen ondersteunings-bekostiging:
scenario 3b
naar VSO
Van elders binnen de regio 3 € 27.162
26-01 Utrecht stad/Vechtstreek 0 € 0
26-03 Utrecht Zuidoost 0 € 0
26-04 Utrecht West 19 € 172.026
26-05 Utrecht Zuid 31 € 280.674
totaal
53 € 452.700
Voorzieningen en leerlingenstromen (V)SO RMC-regio 19 – eindrapportage 121
Bijlage 7 Lijst van afkortingen
ASS = Autisme Spectrum Stoornis
Bao = Basisonderwijs
LG = Lichamelijk gehandicapt (cluster 3)
LGF = Leerlingengebonden financiering (‘rugzak’)
LZ = Langdurig zieke kinderen/somatisch (cluster 3)
LZK = Langdurig zieke kinderen/psychiatrisch (cluster 4)
LWOO = Leerwegondersteunend onderwijs
MG = Meervoudig gehandicapt (cluster 3)
PI = Pedologisch Instituut (cluster 4)
PO = Primair onderwijs
PrO = Praktijkonderwijs
RMC = Regionale Meld- en Coördinatiefunctie
Sbao = Speciaal Basisonderwijs
VO = Voortgezet Onderwijs
VSO = Voortgezet speciaal onderwijs
ZMLK = Zeer moeilijk lerende kinderen (cluster 3)
ZMOK = Zeer moeilijk opvoedbare kinderen (cluster 4)