‘Volken lezen’ met Guido Eich Gentech bijen houden

28
Drieluik neonicotinen Aanloop naar het inwinteren ‘Volken lezen’ met Guido Eich Wespen Gentech Zweefvliegen in Nederland 3e jaargang 2009/ o7-08 juli-augustus Nederlandse BijenhoudersVereniging bijenhouden

Transcript of ‘Volken lezen’ met Guido Eich Gentech bijen houden

Page 1: ‘Volken lezen’ met Guido Eich Gentech bijen houden

Drieluik neonicotinenAanloop naar het inwinteren

‘Volken lezen’ met Guido EichWespen

GentechZweefvliegen in Nederland

3e jaargang 2009/o7-08 juli-augustus

N e d e r l a n d s e B i j e n h o u d e r s V e r e n i g i n g

bijenhouden

Page 2: ‘Volken lezen’ met Guido Eich Gentech bijen houden

bijenhouden 2009/07-08 juli-augustus # 2

Van de redac t ie

InhoudBijenhouden, maandblad voor bijenhouders

Jaargang 3, nummer 7/8, juli-augustus 2009 ISSN 0926-3357.Uitgegeven door de NBV. Verschijnt 11 keer per jaar omstreeksde 15e van de maand (in juli en augustus verschijnt één num-mer) in een oplage van 6.300 ex.

HoofdredacteurTineke Brascamp-van der LeeRedactie

Peter Elshout, Kees van Heemert, M.J. van Iersel, Henk van der Scheer, Astrid Schoots Vaste medewerkers

Marleen Boerjan, F. Gielen, Nienke de Jong, T.M.G. Peeters, H. Oude Essink, T. Thissen, K. ZoetRedactie & administratie

Marga Canters (secr.), Grintweg 273, 6704 AP Wageningen, t 0317 42 24 22 f 0317 42 41 80 e [email protected] 53.90.42.897 ABN-AMRO, t.n.v. Bijenhouden.Tarieven voor handelsadvertenties op aanvraag bij de redactieNiet-commerciële advertenties in ‘Vraag en aanbod’€ 10 per 20woorden, elk extra woord € 0,25. Betaling bij opgave.

Alle in Bijenhouden gepubliceerde meningen en inzichtenblijven voor rekening van de auteurs. De redactie houdt zichhet recht voor de bijdragen in te korten of te redigeren. (Derecentste versie van het Groene Boekje wordt aangehouden).Overname van artikelen en illustraties alleen met vooraf-gaande toe stem ming van de redactie en met bronvermelding.Kopij, opgave en betaling van advertenties moeten uiterlijk achtweken vóór de datum van verschijning aan de redactie secretarisworden opgestuurd. Tekst bij voorkeur via e-mail insturen. Zomogelijk met foto’s of dia’s (digitaal 10 x 15 cm, 300 dpi).Afdelingen die een cursus organiseren wordt verzocht hier-over beknopte informatie aan de redactie secretaris te sturen.Verslagen graag beperken tot maximaal 450 woorden.

Vormgeving en opmaak Grafisch Atelier WageningenDruk Drukkerij Offset Service, ValkenswaardOmslagfoto’s (vlnr-vbnb) Allemaal (na-) zomerbloeiers:

komkommerkruid, euodia, Oost-Indische kers, catalpa, sedum,distel, koninginnekruid, koelreuteria, heide, bosclematis,zonnehoed, slangekruid. Astrid Schoots/Hans van der Post.

Jaark leurenDe jaarkleuren zijn als volgt. De jaren eindigend op 0/5: blauw | 1/6: wit | 2/7: geel | 3/8: rood | 4/9: groen

Een lijvige zomeraflevering ligt voor u, dikker dan anders en bovendien breed van inhoud, misschien zelfs wel wat zwaar. Dat weopenen met de discussie over de (niet-)toelating van neonicotinen is geen toeval. Daarover woedde de afgelopen maanden een hef-tige discussie, in de pers, op bijeenkomsten en via internet. Bijenhouders lieten zich daarbij niet onbetuigd maar lijken toch niet deinvloedrijkste spelers: in de arena vinden we momenteel vooral de media, de politiek en de actiegroepen, en op de achtergrond con-stant de deskundigen. Heel informatief, maar ook niet zomers-luchtig, zijn de twee artikelen over genetische modificatie, waarvan eréén verband legt met bijenhouden en honing. Wie op de studiedag in Beilen was, afgelopen najaar, kan hierin eens nalezen wat daaruitgelegd werd.Niet toevallig in deze tijd van het jaar is de aandacht voor de wesp. In dit nummer gedetailleerde foto’s met zeer leerzame tekst.Leerzaam voor imkers ook is het antwoord vanuit het HB op de vraag of een imker een wespennest waar hij per ongeluk voor geroe-pen werd, mag verdelgen (dat mag hij niet). Speciale aandacht tenslotte graag voor het voorblad, met twaalf planten die iedereen moet kennen die iets aan de stuifmeelvoorzie-ning van zijn bijen wil doen nadat het met de linde gedaan is. Via deze foto’s van twee bijen- en plantenliefhebbers sluit de redactiezich aan bij de adviezen over nazomerdracht in de Beginnersrubriek. Zo verwelkomt ze bovendien op gepaste manier het eerstepublieke optreden in Bijenhouden van de commissie Biotoopverbetering.Tineke Brascamp

Neonicotinen Henk van der Scheer / Mari van IerselTen strijde 3Neonicotinen oorzaak van bijensterfte? 5Standpunt van de NBV 6

Wie gaat onze redactie versterken? 5Imkerervaringen Frans Gielen 7Het weer Ko Zoet 7Beginnersrubriek Astrid Schoots 8Juli, augustus: inwinteren

Bijenplant belicht Hennie Oude Essink 10Akkerdistel

Onderwijs Tieme Wanders 12Een cursus bijenvolken lezen

Bestuiving 13Workshop en enquête studiedag H. Boons en C. SmeekensBestuivingsimkers gediplomeerd Joep Verhaegh

Maandpraatje Mari van Iersel 14Voltooiing en een nieuw begin

Insecten Albert de Wilde 16Wespen

Natuur- en milieueducatie Ton Thissen 18Arnhem

Buitensnippers Astrid Schoots 19Genetische modificatie 20Ontwikkeling om rekening mee te houden Theo Elzenga‘Gerommel in de polder’ Kees van Heemert

Boekbespreking Ivo Raemakers 24De zweefvliegen van Nederland

NBV Verenigingsnieuws 25Commissie BiotoopverbeteringWespen verdelgen?Samenvatting van een brief aan de Kamer

Foto van de Maand A. Canters 26Vraag en aanbod, Agenda 27

Colo fon

Page 3: ‘Volken lezen’ met Guido Eich Gentech bijen houden

bijenhouden 2009/07-08 juli-augustus # 3

Henk van der ScheerSommige neonicotinen, een groep van gewasbeschermingsmid-delen, kunnen gevaarlijk zijn voor insecten, waaronder bijen.Daartoe behoren o.a. de werkzame stoffen clothianidine, fipro-nil en imidacloprid. Geringe hoeveelheden veroorzaken al nega-tieve, niet-dodelijke effecten; zo tasten ze bijvoorbeeld het leer-vermogen aan. Bij fipronil gaat het om dagelijkse hoeveelhedenvan 0,075 en 0,15 nanogram (een nanogram is éénmiljoenstegram) actieve stof per bij. Dat komt overeen met 1/80 tot 1/40van de dosering waarbij de helft van de bijen in een belastings-proef doodgaat (LD50).Daarnaast zijn neonicotinen persistent in het milieu: ze behou-den lang hun werking. Dat kan betekenen dat ze zich bij her-haald gebruik ophopen, waardoor gestelde normen kunnenworden overschreden. De persistentie is in sommige landen,waaronder Frankrijk, reden om toelatingen alsnog in te trekkenen geen nieuwe meer te verlenen.

Ook ons land kent normen, zoals opgesomd in de AtlasBestrijdingsmiddelen in Oppervlaktewater1. Een van dat soortnormen is het Toe latingscriterium dat het College voor de wet-telijke toelating van gewas beschermingsmiddelen en biociden(Cgtb) hanteert. Sinds kort hanteert het Cgtb daarnaast ook denorm voor milieukwaliteit Maximaal Toelaatbaar Risiconiveau(MTR). Volgens het Toelatingscriterium overschrijdt imidaclopridde norm voor oppervlaktewater niet. Discussie is er nu over devraag hoe het MTR is in te passen in het toelatingscriterium.Alles draait daarbij om de vraag in hoeverre risico’s voor natuuren milieu onder praktijkomstandigheden zijn te berekenen. Inzo’n berekening moet rekening worden gehouden met invloe-den van buiten. Wetenschappers vangen die invloeden onder de

termen blootstellingsroute, ‘verdwijnparameters’ en herstelpo-tentie (= vermogen tot herstel) van groepen organismen.

VoorzorgprincipePotentieel gevaarlijk en persistent! Terecht dat imkers bezorgd

zijn en het liefst een verbod willen van neonicotinen of op zijnminst een opschorten van de toelatingen (moratorium) voorcoating van zaden en openveldtoepassingen zoals bespuitingenbij appel of toepassingen bij bedekte teelten. Gewezen wordtdan op het voorzorgprincipe. Dat houdt in dat risicobeperkendemaatregelen dienen te volgen als er vermoedens zijn dat ‘ernstigeen onomkeerbare schade’ voor het milieu (en de samenleving)kan optreden. Dat principe van stal halen is echter discutabel.Het is principieel onmogelijk om aan te tonen dat iets niet scha-delijk is. Bovendien raak je dan buiten het domein van hetonderzoek, c.q. de wetenschap, en kom je in het domein van depolitiek terecht. Die moet overtuigd worden van die vermoedensen vervolgens gaat de politiek belangen afwegen.

Naar aanleiding van vragen door de Partij voor de Dieren lietonze minister van LNV in juni jl. aan de Tweede Kamer weten datze er niet van overtuigd is dat neonicotinen dé oorzaak zijn vanabnormale sterfte van bijenvolken. Een soortgelijk proces zagenwe vorig jaar in Duitsland en ook recent in Zwitserland en inEngeland. In Duitsland en Zwitserland haalden de bezwaarma-kers de ramp aan in Duitsland langs de Duits-Franse Bovenrijn2.In 2008 stierven daar alle vliegbijen van ruim 10.000 volken,omdat ze in aanraking waren gekomen met de werkzame stofclothiani dine afkomstig van behandeld maiszaad. In Engelandverzocht de U.K. Soil Association om een verbod van neonicoti-nen op grond van abnormale sterfte van bijen in de afgelopenjaren. Alle drie overheden hebben de verzoeken afgewezen.

Ten strijde…!tegen toelatingen van neonicotinen of vóór verbetering van toelatingsprocedures?

Neonicot inen

Sinds 2 mei jl., de datum waarop de NRC zijn opiniestuk over het Nederlandse toelatingsbeleid voor nieuwe insecticiden publiceerde,staat een schaakbord opgesteld in Nederland. De schaker, dr. Jeroen van der Sluijs, is geen bijenman maar universitair docent inUtrecht met als specialisme ‘beleidsbeslissingen onder onzekere omstandigheden (nieuwe risico’s)’. De schaakstukken, dat zijn debelanghebbenden, ofwel in vaktaal de ‘stakeholders’. De speler is geinteresseerd in het winnen van het spel, maar door zijn specialis-me minstens zozeer in de loop die het spel zal nemen, de zetten die zullen worden gedaan. Na een interessante partij volgt bij goedeschakers altijd een analyse. Nadat, met hulp van de krant en het internet, het bord was klaargezet, hebben de stukken: het onderzoek, de toelatingsinstantie, deoverheid, de politieke partijen, de actiegroepen, de bijenwereld, ja ook het bijenblad, snel hun plaatsen ingenomen en nu bewegen zezich over het bord. Via allerlei media zijn de zetten voor iedereen zichtbaar; misschien bepalen die ook wel welk stuk vooruit gescho-ven wordt. Zal de partij net zo verlopen als die in Frankrijk, het voorbeeld van de schaker? Dat hierboven het woord ‘spel’ is gebruikt, maakt de kwestie van de risico’s van neonicotinen voor bijen niet minder ernstig. Daaromhier drie visies: een analyse van de feiten, een oproep tot inbrengen van gegevens door bijenhouders – de onofficiële deskundigen – enhet standpunt van de NBV. Elders is nog veel meer informatie te vinden, zie bijvoorbeeld de laatste Nieuwsbrief van bijen@wur en hetthemanummer augustus 2008 van de Vlaamse Imkersbond. Nog eenmaal beeldspraak: laten we als imkers de match actief blijven volgen, tot de bijen zélf op winst staan.

Page 4: ‘Volken lezen’ met Guido Eich Gentech bijen houden

Eerder al werd in ons land een bezwaar van de stichting Natuuren Milieu tegen toelating van imidacloprid (ingediend in 2007)niet ontvankelijk verklaard door het Cgtb. In al die gevallen werdbij de besluitvorming niet het voorzorgprincipe gehanteerd.

Neonicotinen niet dé oorzaakDe eerste discussies over het gebruik van neonicotinen

begonnen in Frankrijk waar imkers meenden dat die middelen,met name imidacloprid, de massale sterfte zouden veroorzakenvan bijenvolken in regio’s waar veel zonnebloemen wordengeteeld. Die gedachte sloeg over naar elders waar imkers sindsde winter 2002/2003 ook met abnormale sterfte van volken tekampen hebben. Tot nu toe kan door wetenschappelijk onder-zoek echter niet worden aangetoond dat neonicotinen dé oor-zaak zijn van alle abnormale sterfte van bijenvolken in de lateherfst en winter. Niet in Duitsland in het meerjarig monitoring-onderzoek3, waarbij 120 imkers met in totaal 1.200 volken zijnbetrokken, en ook niet in Frankrijk. AFSSA, de Franse Voedsel- enWarenautoriteit, deed drie jaar lang uitgebreid onderzoek naarde aanwezigheid van residuen en afbraakproducten van imida-cloprid in bijenproducten. Er waren 125 volken bij betrokken, ver-deeld over vijf standen in elk van vijf departementen. Er wasgeen statistisch significant verband met abnormale sterfte, ookniet met de hoeveelheid broed en aantallen bijen per volk4.

Recent openden in ons land Van der Sluijs en Tennekes eendiscussie in de NRC over het gebruik van neonicotinen in relatietot abnormale sterfte van bijen. Wat later relativeerden ze datenigszins, maar al snel ging de publieke discussie over neonicoti-nen als dé oorzaak van de abnormale sterfte van volken vanafvoorjaar 2003. Terecht stelt de NBV in haar standpunt dat daar-voor ‘onvoldoende fundament’ is.

OppervlaktewaterVervolgens kwam een rapport van Alterra (Wageningen

Universiteit en Researchcentrum) uit 2006 met meetwaarden

van o.a. imidacloprid in oppervlaktewater in beeld. Met name inhet Westland en in gebieden met bloembollenteelt waren diewaarden verontrustend. Ze correleren op het eerste gezicht metde bijensterftepercentages na de winter 2007/2008. Over eenoorzakelijk verband valt nog weinig te zeggen. De zeer geringeabnormale sterfte van volken na de winter 2008/2009 doet ver-moeden dat dat verband niet bestaat.

Het Rijksinstituut voor de Volksgezondheid en het Milieu(RIVM) en het Cgtb zijn over die meetwaarden en de consequen-ties daarvan voor natuur en milieu in gesprek geweest. Volgenshet Cgtb gaan die waarden (voorlopig) geen gevolgen hebbenvoor de toelatingen van neonicotinen. Dat kan pas als meet-waarden toe te schrijven zijn aan concrete toelatingen van eenof meerdere neonicotinen.

Eisen aanscherpenEr worden dus geen toelatingen ingetrokken. Daarom is het

zeer gewenst, zoals de NBV in haar standpunt stelt, dat de eisentot toelating van neonicotinen eens kritisch worden geanalyseerd.Met name de Europese Voedselveiligheidsautoriteit (EFSA) dientde procedures voor de toelating van werkzame stoffen van voorbijen gevaarlijke gewasbeschermingsmiddelen, waaronder neo-nicotinen, aan te scherpen. Overigens vindt ook het Cgtb dat. Ermoeten gegevens komen over effecten op broed en op de ont-wikkeling van een volk tijdens het voorjaar en de zomer. Pasdaarna kan worden gesproken over het wel of niet intrekken vantoelatingen.

Noten1 www.bestrijdingsmiddelenatlas.nl2 K. Wallner, 2008. Deutsches Bienen Journal 16:302-303.3 Anoniem, 2009. Deutsches Bienen Journal 17:52-54.4 M-P. Chauzat en anderen, 2009. Environmental Entomology 38:514-23.

Zie ook Bijenhouden februari 2009 p. 3.

foto H

enk va

n de

r Sch

eer

bijenhouden 2009/07-08 juli-augustus # 4

Page 5: ‘Volken lezen’ met Guido Eich Gentech bijen houden

bijenhouden 2009/07-08 juli-augustus # 5

Neonicotinen oorzaak van bijensterfte?

Mari van IerselWie de kaart van Nederland bekijkt met daarop de in het opper-vlaktewater aangetoonde hoeveelheden imidacloprid en daar-naast de verdeling van de bijensterfte over Nederland, ziet met-een een duidelijke overeenkomst. Het meeste sterfte is daargerapporteerd waar het meeste imidacloprid in het water zit.Wie verder kijkt, ziet dat de kaart van de aanwezigheid van imidacloprid niet van hetzelfde jaar is als de kaart van de verde-ling van de bijensterfte. De oorzaak van de bijensterfte is duide-lijk of toch niet? De kaart met imidacloprid is van 2006, de kaartmet de verdeling van de bijensterfte van 2008. De bijensterftevan 2008 past niet bij deze kaart. Dat doet vermoeden dat deonderzoekers twee kaarten gekozen hebben die het best bijelkaar passen. Dat is natuurlijk niet gedaan om te manipulerenmaar om de overeenstemming in een keer duidelijk te laten zienen daarmee de discussie over een mogelijk verband op gang tebrengen. Wat hiervan te denken?

Meer dan vroeger worden we geconfronteerd met bijensterfte.We zoeken natuurlijk allemaal naar oorzaken daarvan en weproberen maatregelen daartegen te nemen. Telkens weer ont-staan er heftige discussies over mogelijke oorzaken, die na enigetijd weer wegebben. We hebben het acute Israeli-verlammings-virus gehad dat in de Verenigde Staten is gevonden, Nosemaceranae heeft sterk in de belangstelling gestaan als mogelijkeoorzaak en imidacloprid is al lange tijd verdacht. Wat moeten weals gewone imker hier nou mee? Wat weten we nou eigenlijk?Het staat vast dat de varroamijt een belangrijke rol speelt in diebijensterfte. Ook is duidelijk dat niet alle bijensterfte een gevolgis van de aanwezigheid van de varroamijt. Misschien kunnen wehet zo stellen: een bijenvolk kan best een besmetting met devarroamijt aan, maar het bijenvolk komt in de problemen als daarandere ziekteverwekkers bij komen of zaken die de gezondheidbenadelen, zoals giftige stoffen, gebrek aan dracht en ongunstigeweersomstandigheden. De varroamijt is altijd aanwezig, deandere nadelige factoren niet. Imidacloprid zou een van dienadelige factoren kunnen zijn, hoewel dat tot nu toe uit onder-zoek niet is gebleken.

Omgaan met de bijenEr zijn pluimveehouders die kippen hebben voor de productievan vlees en eieren en die proberen tot een zo groot mogelijkeproductie te komen. Dieren zijn voor hen een productiemiddelen het welzijn van de dieren is een middel om tot een zo grootmogelijke productie te komen. Zieke kippen leggen te weinigeieren. Er zijn ook pluimveehouders die kippen hebben voor deproductie van eieren en vlees, maar die de kip niet op de eersteplaats zien als een productiemiddel maar als een dier dat rechtheeft op een goed dierenleven terwijl het dat prima combineertmet de productie van eieren en/of vlees. En dan heb je ook nogde hobbyist die alleen maar van het omgaan met zijn sier -kippetjes wil genieten. De eerste zal alle middelen inzetten die

de productie bevorderen, de laatste zal alles vermijden wat naarzijn mening de kippen schade toebrengt.Een dergelijk onderscheid kun je ook maken bij imkers. Debedrijfsmatige imker voor wie bijen een productiemiddel zijnvoor was en honing en een bron van inkomsten door de bijen inte zetten voor bestuiving, zal eerder middelen als amitraz enapistan inzetten om zijn bijenvolken gezond te houden dan deimker die vooral wil genieten van het natuurwonder dat het bij-envolk is. De laatste ziet veel meer gevaren die de gezondheidvan het bijenvolk bedreigen: vreemde stoffen in het milieu, ver-arming van de dracht, residuen van bestrijdingsmiddelen.

GewasbeschermingsmiddelenGewasbeschermingsmiddelen kunnen altijd rekenen op veel aan-dacht van de imker. De imker ziet vooral de gevaren die dit soortmiddelen opleveren voor de bijen. Er zijn dan ook de nodige voor-beelden van grote schade. Schade door bestrijdingsmiddelenkan worden ingebracht bij de spuitschadecommissie. Industrie,gebruikers en imkers bespreken daar met elkaar hoe er met dezemiddelen moet worden omgegaan. Er zijn voorbeelden waarin

In de redactie van het maandblad Bijenhouden is een vacature ontstaan. Wij zijn daarom op zoek naar een

collega-redacteur

Van de kandidaat wordt verwacht dat hij/zij:• bijen houdt; • praktisch en theoretisch goed op de hoogte is en bereid is

zich verder te verdiepen in wat er op dit gebied gezegd engeschreven wordt;

• graag kennis wil overdragen• gevoel heeft voor taal en onderhoudend kan schrijven;• thuis is op internet;• handig is met tekstverwerking.

De redactie vergadert één avond per maand. Schrijven enredigeren wordt geschat op vier à zes dagdelen per maand.

Wie belangstelling heeft voor de functie van redacteur,nodigen we van harte uit een mailtje te sturen aan redactie-secretaris Marga Canters, [email protected], om eenafspraak te maken voor een nader gesprek.

Wie komt de redactieversterken?

Page 6: ‘Volken lezen’ met Guido Eich Gentech bijen houden

bijenhouden 2009/07-08 juli-augustus # 6

de inbreng van imkers ertoe geleid heeft dat de voorschriftenvoor inzet van deze middelen veranderd zijn omdat ze te veelnadelen opleverden voor insecten als honingbijen.

Imidacloprid en het voorzorgbeginselDat imidacloprid, zoals alle neonicotinen, schadelijk is voor bijenstaat wel vast. Wat niet vaststaat is of er ook schade is als imida-cloprid volgens voorschrift wordt gebruikt. Hier ontstaat de dis-cussie. De een zal zeggen: bij twijfel niet gebruiken, zeker omdathet milieu al te veel wordt belast, en omdat in het verleden vakeris gebleken dat middelen of productiewijzen die eerst onschuldigleken, bij nader inzien grote negatieve gevolgen hadden. Datnoemen we denken volgens het voorzorgbeginsel. De andervindt dat gebruik is toegestaan totdat het tegendeel is bewezen.Het levert immers grote productievoordelen op en dat is vanbelang omdat steeds grotere aantallen mensen moeten wordengevoed. Landbouwers die afhankelijk zijn van goed werkendebestrijdingsmiddelen denken er anders over dan imkers die vanhun bijen willen genieten. De bedrijfsmatige imker zal deze land-bouwers gemakkelijker begrijpen dan de natuurimker die werktvolgens de principes van bijvoorbeeld de biologisch-dynamischelandbouw.

De imkerTot welke ‘partij’ de imker zich ook rekent, zijn probleem is dathij vermalen wordt tussen de deskundigen. Enerzijds bijvoor-beeld Bayer als producent en LTO Nederland als vertegenwoordi-ger van gebruikers en anderzijds een organisatie als Greenpeaceen andere milieubewegingen die zich bezighouden met de

Standpunt van de NBV over neonicotinen

nadelen van dit soort stoffen. De georganiseerde Nederlandseimkerij mist het gewicht om in deze discussie een doorslagge-vende rol te spelen. De gewone imker kan niet meer doen danzijn gezond verstand gebruiken en zich zo een mening vormen.Die zou kunnen zijn dat we het tot onze taak rekenen om metbehulp van de waarnemingen die we aan onze bijen doen eenwaarschuwing te laten horen dat een stof als imidacloprid eengevaar oplevert voor het milieu en daarmee voor ons allergezondheid. Als we dat als vereniging zouden doen, staan westerker dan wanneer we het overlaten aan individuele imkers.Daarmee zou kunnen worden bereikt dat deskundigen onzewaarnemingen op enigerlei wijze betrekken in de beoordelingvan de veiligheid van een middel. Dat zou een verbetering vande toelatingsprocedures tot gevolg kunnen hebben. De imkerkan niet beter doen dan in gesprek blijven met gebruikers enproducenten. De manier waarop tegenwoordig door land- entuinbouw gewasbeschermingsmiddelen worden ingezet in ver-gelijking met vroeger laat zien dat dat gesprek een zinvolle wegis. Boeren en tuinders houden ook van de natuur.

Op 2 mei hebben de onderzoekers Van der Sluijs en Tennekes inde NRC een discussie geopend over het gebruik van neonicoti-nen in land- en tuinbouw. De NBV heeft zich hierover beradenen neemt, na advies van haar bestuivingcommissie, het na -volgende standpunt in.

Neonicotinen zijn voor de bijen fundamenteel gevaarlijke stof-fen. Het is goed mogelijk dat er toepassingen van deze groepvan bestrijdingsmiddelen bestaan die weinig risicovol zijn voorbijen. Echter het gebruik van neonicotinen op gewassen diebijen nodig hebben voor de bestuiving, zou vermeden moetenworden. De abnormale sterfte van volken toeschrijven aan het gebruikvan neonicotinen, zoals Van der Sluijs en Tennekes doen, is ergkort door de bocht en weinig gefundeerd. Ook in landen waardit soort middelen verboden zijn of slechts een enkele, beperk-te toelating kennen, komt abnormale sterfte voor. Bij bedekte teelten zijn er bij gebruik van met name imidaclo-prid in Nederland al vele jaren problemen met bijen en hom-mels. Bij de toepassing van imidacloprid volgens de druppelme-thode gaat de activiteit van de bestuivende insecten sterk ach-teruit. Pas enkele weken na het gebruik van dit middel bezoe-

ken bijen en hommels weer de bloemen van het behandeldegewas. De ingezette bijenvolken lopen zelf nauwelijks terug insterkte, maar de bijen bezoeken de bloemen van het behandel-de gewas niet meer. In de advieslijsten van de hommelleveran-ciers wordt het gebruik van imidacloprid dan ook afgeraden. Bij open teelten valt dit gedrag natuurlijk veel minder op, bijenmijden dan het gewas en kiezen een andere drachtbron. Zoals gezegd heeft het toeschrijven van de massale winterbij-ensterfte aan het gebruik van imidacloprid onvoldoende funda-ment. Grote voorzichtigheid is echter geboden bij uitbreiding van detoelating van dit voor insecten gevaarlijke middel. Zeker nuopvallend veel residuen van imidacloprid zijn aangetroffen inhet milieu in met name het Westland en de bloembollenstreek.De NBV zal daar waar mogelijk aandringen op een kritischeanalyse van de eisen tot toelating van middelen, behorende totde groep van neonicotinen.De veroorzaker van de bijensterfte in de winter blijft de varroa -mijt, naast mogelijk Nosema ceranae en het gebrek aan stuif-meelbronnen in de zomer. Imkers moeten tijdig de juiste voor-zorgsmaatregelen nemen ter voorkoming van veel mijten inhet bijenvolk.

Page 7: ‘Volken lezen’ met Guido Eich Gentech bijen houden

bijenhouden 2009/07-08 juli-augustus # 7

“Als je denkt dat ik sterk genoeg ben!”antwoordde mijn 25-jarige dochter toen ikhaar vroeg of ze mij een handje wilde hel-pen om de bijen te vervoeren van het kool-zaad naar de acacia. Dit was de eerstekeer dat ik haar vroeg. In het verleden hadik blijkbaar eens gesuggereerd dat sjouwenmet van honing ‘zwangere’ bijenkastenmaar overgelaten moest worden aan dedrie mannen in ons gezin. Nu ik, bij afwe-zigheid van mijn zonen, haar vroeg om tehelpen kreeg ik natuurlijk fijntjes de balterug. Terugkijkend op deze bijentrans-portavond met mijn dochter kan ik nietanders dan concluderen dat dit zeker voorherhaling vatbaar is.

Pruimen, kersen, koolzaad en acaciain acht weken: wat leverde het op?Slechts één week op de pruimen en kersendit jaar alleen al was goed voor een storm -achtige ontwikkeling van de volken. Erwerd wel veel nectar gehaald, maar aanverzegelen waren de volken nog maar netbegonnen toen op 19 april ‘09 mijn vijfvolken naar een veld met ongeveer tienhectare koolzaad bij Gulpen werdengebracht. De volken stonden onder aan eenzuidwesthelling van een heuvel waarophet koolzaad stond. Achteraf bleek dat diteen ideale plaats was omdat het koolzaaddoor deze ligging geleidelijk van bovennaar beneden op de helling in bloei kwam.Toen ik de volken bracht bloeide het kool-zaad boven aan de helling volop, terwijlzes weken later het koolzaad onder aande helling nog steeds niet uitgebloeid was.Waarschijnlijk was het verschil in vocht-huishouding en daarmee de grondtempe-ratuur een belangrijke oorzaak van delange bloei op dit perceel. Behalve vijfvegers en vier bevruchte jonge koninginnenleverde deze zeven weken durende dracht-periode 109,4 kg honing op van deze vijfvolken. (Op 1 juni per volk geslingerd: res-pectievelijk 21,5; 20,3; 16,2; 20,8; 30,6 kg ).Dit jaar probeer ik voor het eerst om

besmetting tussen de volken onderling,die mogelijk kan bijdragen aan de ‘ver-dwijnziekte’, zoveel als mogelijk te vermij-den. Daarom probeer ik materiaaluitwis-seling tussen de volken te voorkomen. Ditmaakt het honingslingeren logistiek ietsmoeilijker, maar wie weet komt het tengoede aan de volken.

De lindebloei begon vroeg dit jaarIn de week na Pinksteren (1-5 juni ‘09)hoefde ik niet op reis voor mijn werk, endaarom had ik de mogelijkheid om eenpaar dagen naar mijn werk in Maastrichtte fietsen. Op de fiets in dit heuvelachtigelandschap staat je neus ver open omzoveel mogelijk zuurstof binnen te halen.Behalve zuurstof kwam er ook de vanbloeiende linden vervulde lucht binnen.Als imker herken ik deze geur direct. Voor -bereiden voor de lindedracht is dan gebo-den! Twee van de vijf oorspronkelijkehoofdvolken werden samengevoegd (éénjonge koningin was darrenbroedig). Almet al staan er sinds vrijdagavond 5 juni‘09 vier sterke volken op de linden in hethart van Maastricht in een grote tuin bijeen dito huis. Ik kan me niet herinnerendat ik ooit de bijen zo vroeg naar de bloei-ende linden bracht. Hiermee lijkt de echtedrachtperiode rond Maastricht dit jaarniet langer dan drie maanden te worden(start 12 april, op 10 juli haal ik de volkenterug)

Twee nieuwe imkers in mijn straat:hoe aan’stekelijk’ kan imkeren zijn?Carijn, die sinds het voorjaar van 2008met mij meewerkt in de bijen, heeft voorhet eerst in haar leven bijen! Ze is nogsteeds enthousiast en laat zich niet af -schrikken door een paar steken. Een vande vegers, die ze zelf mee hielp maken isnu van haar. Bovendien zijn er drie carnica-koninginnen van Schiermonnikoog besteldwaarvan er één voor haar is. Ze heeftervoor gekozen om in mijn bijenstal te

Frans GielenImkerervaringen Jaap

Smit

imkeren zodat we de komende jaren nogveel van elkaar kunnen leren. Mijn schuin-tegenover buurman was ook al eenskomen kijken naar de ‘rookpluimen’ dieuit mijn bijenstal opstegen en hij werdook ‘aangestoken’. Hij stopte met bijen-houden in het begin van de 80-er jarenmaar hij heeft sinds een paar weken weereen bijenvolk.Reacties naar e [email protected]

Als je denkt dat ik sterk genoeg ben!

foto H

ans v

an der Pos

t

Jaar Zon (uren) Neerslag(mm) Max. temp (ºC)2004 N ++ (148) + (23,8)2005 N (+) - (21,1)2006 - (129) ++ (194) - (20,7)2007 N N N2008 - + (105) N

Het weer in juli en augustusKo ZoetVoor het midden van het land geldt voorde maanden juli en augustus over de periode 1971-2000 als normaal: uren zon-neschijn J=196 en A=192; neerslag J=70 enA=58 millimeter; maximum temperatuurJ=22,1en A=22,3 graden.

juli

augustus

Jaar Zon (uren) Neerslag(mm) Max. temp (ºC)2004 N + (105) - (21,6)2005 - (163) + (116) N 2006 ++ (320) - ( 33) ++ (28,7)2007 N ++ (163) - (21,4)2008 N + (116) + (22,7

(Zilver) lindebloesem

Page 8: ‘Volken lezen’ met Guido Eich Gentech bijen houden

Beg inners rubr iekBijenhouden het jaar rond

Juli, augustus: we richten ons op het inwinteren

Astrid Schoots

bijenhouden 2009/07-08 juli-augustus # 8

In de nazomer en herfst slaan de bijen het wintervoer en stuif-meel op een uitgekiende en voor hen beste manier op. Dat bete-kent dat we na het voeren niet meer met ramen gaan schuiven.

Om later de voeropslag en wintertros mooi compact te maken,plaatsen we enkele sluitblokken. In het voorjaar kunnen deze danweer vervangen worden door bouwramen of kunstraat. Bij eenheel groot volk kunnen we nog even wachten met sluitblokken,om te voorkomen dat het volk late zwermplannen ontwikkelt.

In ieder geval moet er in de hoogte voldoende ruimte zijn.Daartoe plaatsen we ònder de broedkamers een lege broed- ofhoningkamer. Een flink volk heeft drie bakken nodig: bovenaantwee broedkamers met ± 16 grote ramen, onder een lege bak meteventueel wat stuifmeelramen. (Deze worden vaak klimramengenoemd, maar bijen klimmen altijd langs de kastwand omhoog;dat is makkelijker dan een sprongetje te moeten maken naar dezogenaamde klimramen).

Deze onderste bak heeft naast stuifmeelopslag vele voordelen:de bijen kunnen luchtig onder de raten doorhangen in nazomer-se warmte, zodat ze voorlopig nog genoeg ruimte hebben. Hetvolk krimpt pas vanaf september. In de winter tempert een extrabak de wind en tocht; ook is er minder invallend licht door weer-kaatsing op de sneeuw, die de bijen naar buiten zou kunnen lok-ken. Omdat de tros dan verder weg van het vlieggat hangt kanhet vlieggat versmald worden, zodat de wachtbijen het volk inde nazomer toch goed kunnen verdedigen tegen roverij. Dit isvooral belangrijk bij kleinere volken en bij schrale dracht.

Voeren Als de kast goed is ingedeeld gaan we voeren. Vroeger leerde

men dat bijen het best op suiker alleen konden overwinteren endat men gerust alle honing mocht afnemen. Honing geeft bijverbranding immers meer ballaststoffen dan geraffineerde suikeren belast de endeldarm van de trossende bijen. Voor ballastrijke

Juli, augustus: het bijenseizoen lijkt weer omgevlogen. In aprilen mei volgden de gebeurtenissen elkaar nog in hoog tempoop, maar na de zomeroogst in juli treedt er plotseling een wee-moedig stemmende rust in, en richten we ons op het inwinteren.Tenzij je naar de heide reist, maar dat is niet iedereen gegeven.

Het hoogtepunt van het bijenseizoen, de zwermtijd, ligt verachter ons. Soms wil nog wel eens een volk op de wieken gaan,bijvoorbeeld een te krap zittende veger. Maar in de meeste volkenis dat stormachtige voorbij: er is een stabiele rustige werkstem-ming, zoals je het in het onderwijs zo graag ziet.

Het broednest van de jonge koningin groeit gestaag. De bijendie nu geboren worden gaan over enige tijd de langlevende win-terbijen opkweken, of zijn zelf al bestemd om in de herfst rustigaan te doen om krachten te sparen voor het voeden van de voor-jaarslarven.

In alle kleuren wordt het broodnodige stuifmeel binnenge-dragen. Gevarieerd stuifmeel is goed, net als gevarieerd voedselvoor de mens, en het is een van de belangrijkste voorwaardenvoor gezonde bijen. In het voorjaar biedt de natuur meer stuif-meel dan in het najaar, dus is het belangrijk dat elke imker waarmogelijk zorgt voor najaarsbloeiers. Bloemen die lang doorbloei-en, zoals herfstaster, lavatera, helenium, sedum, maar vooral ookhet grotere werk: de euodia en de honingboom (Sophora japonica).

De laatste drupAls je nog niet zo lang bijen houdt, lonkt vaak het goud van de

eigen honing, maar het is slecht voor bijenvolken als je ze allesafpakt. Een bijenvolk moet het hele jaar flink wat kilo’s honingvrij tot zijn beschikking hebben: minstens drie volle broedkamer-ramen, ongeveer 9 kilo. Als algemeen duidelijk en eenvoudig uit-gangspunt - ook om de eigen slingerdrift te matigen - kan jestellen dat je nooit uit de broedbak mag slingeren maar alleenuit de honingkamers. Want al stroomde de honing volop rondjuni, in juli is het er opeens mee gedaan. Wanneer je een volkkaalslingert zakt de activiteit in. Het volk heeft dan honger enwordt prikkelbaar. Bovendien beantwoordt een bijenvolk armoeniet met extra inspanning, maar met teruglopende activiteit.Het heeft dan ook weinig fut om stuifmeel te blijven halen.Kaalslingeren is dus een kortzichtig gewin.

KastindelingTenzij je nog naar de heide reist, begin je met inwinteren direct

na de zomeroogst, want de nectar die later nog binnenkomt ismeestal nauwelijks genoeg om van te leven, laat staan dat bijener voorraad van overhouden. Inwinteren houdt grof gezegd driedingen in: de kast en de ramen inrichten zoals je het in de win-ter wilt hebben, bijvoeren en varroa bestrijden. Eerst de kastin-deling.

foto’s Astrid

Sch

oots

Laat genoeg honing over voor de bijen

Page 9: ‘Volken lezen’ met Guido Eich Gentech bijen houden

bijenhouden 2009/07-08 juli-augustus # 9

VarroaOm varroabesmetting laag te houden kan men in het voorjaar

wat van het eerste darrenbroed wegsnijden. In de loop van hetseizoen blijkt bij openen van enkele darrencellen dat deze meestalschoon zijn, maar in de loop van juni/juli gaat de varroatoenameerg snel. Om dit te volgen is het verstandig om elke week varroaop de schuiflade te tellen en ook de val van elk volk bij te houden.Zo leert men de volken en hun conditie kennen, evenals hun vaakverrassend verschillend vermogen om met varroa om te kunnengaan. Zo kan ook een bestrijding hierop afgestemd worden.

Wanneer er voldoende honingbuffer is, of nadat de eerste 8 kilowintervoer zijn gegeven, kan bestrijding plaatsvinden. Dit wordtnoodzakelijk als er een kleine tien mijten per week vallen. Er zijneen aantal min of meer ‘natuurverwante’ mogelijkheden, zoalsmierenzuur, oxaalzuur of thymolproducten. Hierbij ontstaangeen residuen in honing of was, maar door de sterke geur kan erdaarna niet meer geslingerd worden. Op www.bijenziekten.wur.nlen in de brochure van PPO uit 2006 is gedetailleerd beschrevenhoe een en ander is toe te passen. Ik noem twee voorbeelden. Erzijn veel goede ervaringen met thymovar, plaatjes gedrenkt insynthetische tijmolie: een sterk geurende maar eenvoudige enwerkzame manier. Leg de plaatjes niet te dicht bij het voergat envergeet ze niet weg te halen voor de winter. Een rigoureuze maardirect effectieve behandeling voor als er erg veel mijten vallen, iseen schokbehandeling met mierenzuur (60-65%). Dit heeft zelfseffect op mijten in het broed. Doe hiervan ± 30 ml op een spons-doekje in de varroalade; ijskoud toedienen helpt opbruisen teverminderen. Neem voorzorgsmaatregelen in acht, het is eensterk bijtend zuur. Controleer in alle gevallen de varroaval, ookna enkele weken.

Kijken, luisteren, ruikenAls al het nodige zo goed mogelijk is gedaan, volgt gelukkig

nog een lange tijd van ongecompliceerd nagenieten. Het heeftnu geen zin zich zorgen te maken over de uitwintering, maar hetis wel een goede tijd om in de tuin aan het werk te gaan voor destuifmeelleveranciers van volgende nazomer, of om de honing-oogst tiptop te verwerken. Als u de luxe heeft dat de bijen bijhuis staan, neem dan eens tegen de avondschemer een krukje ofluie stoel, ga bij de volken zitten, snuif diep en luister naar hetenorme geruis van het ventileren. Een vlammetje kan ervan uit-waaien! En zie hoe er nog bijen binnenkomen met slierten stuif-meel van de net geopende teunisbloemen. Het lijken wel licht-gevende slingers, of zonnestralen die de bijen mee naar binnennemen om de donkere winter te overbruggen.

honing als heidehoning is dat ten dele waar, maar met de huidigewinters is er genoeg gelegenheid voor reinigingsvluchten. Boven -dien is een goede vitaliteit niet meer vanzelfsprekend: nog eenreden om de bijen meer van hun eigen honing te laten behouden.

De benodigde hoeveelheid wintervoer (honing en/of suiker)hangt af van allerlei omstandigheden. Met open varroabodemverbruikt een volk meer voedsel, evenals op een winderige koudestandplaats. Ook de drachtomstandigheden zijn van belang: alser wilg staat kan de voorraad vroeg in het voorjaar weer aange-vuld worden. Want veel voer wordt pas in maart/april verbruikt.Tussen 15 en 20 kilo verzegeld voer is doorgaans mooi, dit geeftook een buffer bij schraal voorjaarsweer.

Het voer moet niet in een keer gegeven worden, want daardoorontstaat ruimtegebrek, wat in augustus nog zwermstemmingkan veroorzaken. Maar te langdurig weinig voeren (een potje perdag) is ook niet goed: de bijen ervaren dat als dracht zodat ze eengroter broednest opzetten dan ze van nature gedaan zoudenhebben. Winterbijen ontstaan nl. in een kleiner wordend broed-nest. Een te lang doorbroedend volk verbruikt het voedersap datbestemd is voor het voorjaarsbroednest, en vindt uiteindelijkook onvoldoende vers stuifmeel voor sterk broed.

Een goede tussenweg is om het voeren in grofweg twee perio-des te verdelen met daartussenin de varroabestrijding. Na dezomer- of lindeoogst voer je direct ± 8 kilo, afhankelijk van deaanwezige voorraad. Na varroabestrijding voer je door tot er vol-doende verzegelde voorraad is. Vuistregel: voor half septembermoet alles klaar zijn, want daarna worden de nachten bedui-dend kouder en gaat het indampen en opslaan moeizamer. Ookzijn er dan te weinig kortlevende bijen om de klus te klaren enzal dit werk energie kosten van winterbijen.

Het is een misvatting om te denken dat 17 gevoerde kilo’s ookeen wintervoorraad van 17 kilo geeft. (Dit staat nog los van demengverhouding met water; die doet er niet zoveel toe). Hetaantal gevoerde kilo’s is wel een indicatie, maar controleer ditlater want elk volk gaat anders met de gegeven voorraad om.Soms broedt een volk langer door en wordt voorraad ‘in broedomgezet’. Of de dracht was zo schraal, dat een deel direct werdgeconsumeerd.

Nog een vuistregel: doorgaan met voeren tot de voerkoepel inhet dunste gedeelte in het midden ± 8 cm hoog is. Dan hoef je nietalle ramen eruit te halen om te tellen en te meten (1 dm2 aanbeide kanten verzegeld is een pond), maar volstaat een korte blik.Dat is meestal begin september het geval, en gaat vaak samenmet een trager opnemen van het voer.

Rijke voedselvoorraad voor de winterElke geknoeide honingdruppel wordt door speurbijen gevonden

Page 10: ‘Volken lezen’ met Guido Eich Gentech bijen houden

Hennie Oude EssinkIn de volksmond duidt men met de naamdistel allerlei planten aan die zich kenmer-ken door stekels op stengels, bladeren enbloemdelen. Zij zijn verdeeld over eentiental geslachten, waarvan de meestetot de composieten behoren (wegdistel,mariadistel, zilverdistel, driedistel, kogel-distel, melkdistel, vederdistel); maar ookin andere families komen zij voor, zoals dekruisdistel (Eryngium), die tot de scherm-bloemigen behoort. Plantkundigen pleitenervoor al deze geslachten en soorten ‘dis-telachtigen’ te noemen (afb. 2, 4, 5).

Distel in strikte zin is de Nederlandse naamvoor het geslacht Carduus (afb. 3). Dit ge -slacht kent 80 soorten, die tot de meeststekelige planten van de flora behoren envooral in het Middellandse-Zeegebied voor -komen. Bij ons kennen wij vooral de lang-stekelige distel, de knikkende distel en dekruldistel. Van deze soorten zijn de stengels,de bladeren en de omhulselbladen van debloemhoofdjes van stevige stekels voorzien. De vederdistel, onze naam voor het ge -slacht Cirsium, komt met haar 200 soortenin alle gematigde streken van het noorde-lijk halfrond voor. Het zijn vaak forse plan-ten met mooie paarse bloempluimen. De

bladeren zijn gestekeld en ook de omwind -selbladeren van de bloemhoofdjes eindigenin een stekelige punt, zij het in minderemate dan bij het geslacht Carduus hetgeval is; de stelen zijn meestal glad ofhebben slechts korte gestekelde vleugels.Tot het geslacht vederdistel behoren verre-weg de meeste van de bij ons voorkomendedistelachtigen. De voornaamste vertegen-woordiger is de akkerdistel (Cirsium arven-se). Daarnaast komen bij ons vooral nogde speerdistel (Cirsium vulgare) en de kalejonker (Cirsium palustre; afb.1) voor. De aard van de pappus (= ‘baard’) van derijpe vrucht is bepalend tot welk geslachtde plant behoort. Beide geslachten, distelen vederdistel, hebben een pappus vanvuilwitte haren, die aan de voet zijn ver-groeid tot een ring, waarmee zij vastzittenaan het topje van de noot. Bij de distelzijn de haartjes enkelvoudig; bij de veder-distel zijn zij veervormig en lijken op veer-tjes met omhoog gerichte zijhaartjes; depappus dankt er zijn wollig uiterlijk aan.Onze naam ‘vederdistel’ verwijst ernaar.

Zoet maar lastigAlle distelbloemen verspreiden een zacht-zoete geur, waarmee een keur van insectenwordt gelokt die rijkelijk met nectar en

pollen worden beloond. De meeste soorten zijn tweejarig: in heteerste jaar wordt een rozet gevormd; hettweede jaar volgt de bloeistengel, die nade bloei afsterft; ook hebben zij in deregel tweeslachtige buisbloemen. Maarde akkerdistel (Cirsium arvense) vormtvoor wat betreft beide eigenschappeneen grote uitzondering. Als lastige onkruiden worden distel envederdistel verbannen uit cultuurgebieden.Uitroeien echter betekent een ernstigebedreiging van vele faunasoorten. Voorvlinders, waaronder nachtuilen en pijl-staarten, zijn zij een belangrijke nectar-bron. Aan vele hommels en bijen biedenzij een hoofddracht. Ook voor zweefvliegenzijn de distelachtigen de best bezochtevoedingsplanten. De kleur van het pollenis wit/lichtgrijs; de lichte heldere nectarstijgt rijkelijk op in de nauwe kroonbuisjesen is voor alle bezoekers goed bereikbaar.(afb.6, 7, 8)

AkkerdistelDe akkerdistel (afb. 2, 6, 7) kwam al vervóór onze jaartelling in Europa en Aziëvoor. In de 17e eeuw namen kolonistenhaar mee naar Amerika en Canada alsverstekeling tussen de landbouwzaden.

foto’s Hen

nie Oud

e Essink

2 De mannelijke bloemen van akkerdistel. De wittekopjes zijn pollen, door de veegstijl naar buitengeveegd

3 De eigenlijke distel, Carduus, is aanzienlijk stekeli-ger dan de vederdistel

4 Planten van het geslacht melkdistel, Sonchus,hebben stekelige bladeren, een overvloed aanmelksap en haar bloemen zijn geel

Akkerdistel (Cirsium arvense L.)

bijenhouden 2009/07-08 juli-augustus # 10

Page 11: ‘Volken lezen’ met Guido Eich Gentech bijen houden

5 Mariadistel, Silybum marianum, heeft een bloem-korf met lange sterke stekels, kent vele cultivars eneen ruim medicinaal gebruik

6 Op akkerdistel foerageren talloze nectarzoekende vlinders; hier het bruin zandoogje

7 De mannelijke akkerdistel trekt veel pollenetersaan

Sindsdien is zij mondiaal het meest ver-spreide en tevens meest gevreesde‘onkruid’. Omdat de plant uitgestrektekolonies vormt die nauwelijks kunnenworden uitgeroeid, brengt zij de telersvan landbouwproducten en houders vanweidegronden tot wanhoop. Voor de imkeren zijn bijen evenwel is zij een rijke bronvan nectar en pollen.De bloemstelen van de akkerdistel zijn80–150 cm hoog. Zij zijn minder fors dandie van de andere vederdistelsoorten; zijzijn gegroefd, en in de bovenste delenmeestal vertakt; van onderen hebben zijsoms stekels. De langwerpige, smalle bla-deren zijn aan de bovenzijde glanzend enkaal, aan de onderkant viltig behaard; zijhebben stekels aan de rand. De omwindsel -blaadjes van het bloemhoofd zijn compacteivormig, paarsig getint en eindigen in minof meer stekelige punten. De bloemhoofd-jes staan op de toppen van de bloeistelenen, waar deze vertakt zijn, vormen zij eenschermvormige bloeiwijze.

Mannelijke en vrouwelijke koloniesDe planten zijn over het algemeen twee-huizig: dat wil zeggen, dat zij ofwel alleenvrouwelijke bloemen hebben ofwel alleenmannelijke; in zeldzame gevallen staan erop de mannelijke hoofdjes ook een aantalvrouwelijke bloemen. Het eerste jaar vormt

de kiemende plant een rozet; het jaar daar-op groeit hieruit de eerste bloeisteel, diena de bloei verwelkt; de plant evenwelproduceert vervolgens een snel groeiend enrijk vertakt wortelstelsel, waarop nieuwescheuten worden gevormd. Een verticalewortel schiet meters de grond in om hetgrondwater niet te missen; het horizontalestelsel groeit met zes meters per jaar tottwintig meters uit; door de ploeg verbrok-kelde worteldelen groeien weer uit totnieuwe planten. Deze vegetatieve vermeer -dering leidt tot uitgestrekte kolonies vanofwel mannelijke ofwel vrouwelijke plan-ten. Vrouwelijke kolonies leveren rijkelijknectar en geen pollen; in mannelijke kolo-nies is de nectaropbrengst minder, maaris de pollenproductie hoog.Insectenbestuiving en zaadvorming kanalleen plaats vinden als de kolonies vanbeide geslachten niet verder dan vijftigmeter van elkaar verwijderd zijn; anderszijn zij op de vegetatieve vermeerderingaangewezen.

Veel zaadMannelijke hoofdjes kunnen 2 cm hoogzijn en 1 cm breed (afb. 2); na de bloei ver-drogen zij en kleuren bruin; de vrouwelij-ke bloemhoofden zijn kleiner en vormenna de bloei witte pluimen. De buisbloemenop de hoofdjes zijn 5-tallig. Zij zijn allen

even lang; de kroon is vergroeid tot eenlange dunne buis, waarbinnen, bij demannelijke bloem, de vijf helmknoppenhet witte pollen afscheiden; een veegstijlveegt het pollen naar buiten. Bij de vrouwe-lijke bloem brengt de stijl het tweelobbigstempel naar buiten. Nectar wordt opge-slagen in een verdikking midden in debuis. Als compensatie voor het ontbrekenvan pollen verspreiden vrouwelijke bloe-men een zoete vanillegeur, waarmee zijde insecten lokken. Alleen kruisbestuivingdoor insecten kan tot bevruchting leiden.De zaadproductie is hoog en kan 5.000zaden per plant bedragen. Veel zaden ver-liezen al voortijdig hun pappus en blijvenin de omgeving van de moederplant.Anderen verwaaien door de wind of drijvenmee op het stromende water. In gunstigeomstandigheden, hoge luchtvochtigheidbij 20–30°C, ontkiemen zij onmiddellijk;anders blijven zij tot twintig jaar kiem-krachtig in de bodem.Op cultuurgronden kan de akkerdistel algauw tot een ernstige reductie van deopbrengst leiden. De meeste landen pro-beren middels wetgeving verspreidingtegen te gaan. Bewerken van de grondheeft een averechts effect en herbicidenroeien de plant niet uit. Meerdere kerenmaaien vlak vóór de bloei put de wortelsuit en zal op den duur effect hebben.

8 Distelachtigen zijn ook uitmuntende hommel-bloemen

9 Alle plantonderdelen van Carduus hebben forsestekels

bijenhouden 2009/07-08, juli-augustus # 11

Page 12: ‘Volken lezen’ met Guido Eich Gentech bijen houden

zat een volk doorgaans niet langer dananderhalf jaar. Het voordeel van deze werk -wijze was dat sommige ziektes met hetverwijderen van de oude was verdwijnen.

BijengezondheidMeer werken aan bijengezondheid is nood -zakelijk. Het lijkt erop dat met de komstvan de varroamijt er een soort stapeling isgekomen van ziektes. Een aanwijzingdaarvoor is dat toen de varroamijt net inNederland was, de volken een besmettingvan 10.000 mijten overleefden. Nu kunnenvolken bij een vijfde van dit aantal al tenonder gaan. De varroamijt is dodelijkeromdat door de schade die de mijt aan-richt, ziekten een kans krijgen zich te ont-wikkelen. Door jaarlijks kunstzwermen opkunstraat op te zetten houden we dieziekten beter in bedwang. Iedere imker kan op basis van drie simpeletestjes de gezondheidstoestand van zijnvolken beoordelen. - Met een pincet kunnen cellen geopendworden waar het broed niet is uitgelopen.

- Door een raat krachtig plat op een velwit papier te slaan kunnen we conclusiestrekken aan de hand van wat er uit decellen valt (varroamijten, kalkbroed-mummies, e.d.). Een loep is daarbij eennuttig hulpmiddel.

- Het schudden van een handjevol levendebijen in een potje water met wat afwas-middel laat zien hoeveel mijten er in eenvolk zitten. De op de bijen zittende mij-ten laten los en geven de imker eenindruk van de besmetting.

VarroabesmettingHet is belangrijk om de verschillende sta-dia van een varroabesmetting te zien. Bijeen ernstigere besmetting zien we kleinebijen die door parasitering door de varroa -mijt in het popstadium kleiner zijn gewor -den. Ze hebben een klein, driehoekig achter -lijf. In een volgend stadium vinden wedarren met vervormde of melkachtiggekleurde vleugels. Vervolgens zien webijen met mijten op de rug van het borst-stuk. Voor deze mijten is er geen plaatsmeer tussen de buikschubben. In een verder stadium zien we verfrommelde bijtjes, varroamijten die in de celdekselsop het broed zijn ingemetseld. Als hetzover is, is de kans groot dat het volk nietmeer in staat is een gezond wintervolk opte bouwen en moet er drastisch wordeningegrepen. Met drastisch ingrijpen bedoeltGuido Eich het volk op nieuwe raten zettenen de oude broed- en voerramen omsmel-ten.Er is gedurende deze dag over nog veelmeer besproken, zoals het vroegtijdig her-kennen van zwermneiging, het herkennenvan de diverse darmproblemen aan dehand van de vorm van de uitwerpselen endarrenbroed als buffer voor de eiwit opslag.

De Vereniging van Carnica Imkers (VCI) zalproberen volgend jaar weer een dergelijkcursus te organiseren. Informatie hierovervindt u te zijner tijd op de website van deVCI (www.verenigingvancarnicaimkers.nl).

bijenhouden 2009/07-08 juli-augustus # 12

Imkers terug de schoolbanken in

Een cursus ‘bijenvolken lezen’Tieme WandersZaterdag 23 en zondag 24 mei werd opbijenstand ‘De Driehoek’ in Ter Apel doorde Vereniging van Carnica Imkers (VCI)een eendaagse cursus georganiseerd metGuido Eich van het bijeninstuut Celle alsleraar.

De cursus ging over het lezen van bijen-volken, dat wil zeggen verschijnselen inhet volk opmerken en die interpreteren.Daarbij kwamen zaken aan bod waaruitaf te leiden is in welk ontwikkelingsstadi-um het bijenvolk zich bevindt en wat degezondheidstoestand is. Ook gaf GuidoEich adviezen om de gezondheid van hetbijenvolk te bevorderen. Een ander aandachtsgebied was datimkers zich soms laten leiden door oude‘imkerwijsheden’ die in feite onwaarhedenzijn. Een volk moet bijvoorbeeld niet pasruimte krijgen als de bijen onder aan deramen trossen. Het is niet zo dat een raamnog goed bruikbaar is als het nog lichtdoorlaat wanneer je het voor een lichteachtergrond houdt. Ramen met voer uitzwakke en zieke volken zijn niet geschiktvoor hergebruik. Zo kan een raam waarvoor wel twee euro aan suiker in zit eenheel volk naar de eeuwige drachtveldensturen.

Vernieuwen van de ratenGuido Eich wees naar een punt uit dekorfimkerij waar de kastimker meer aan-dacht aan zou moeten besteden, namelijkhet vernieuwen van de raten. In een korf

Proef met zeepwater

vereniging van

carnica

imkers

Deelnemers Resultaat van een slagproef met vuilbroedraat

foto’s Jan Kruit

Onderwi j s

Page 13: ‘Volken lezen’ met Guido Eich Gentech bijen houden

werden nog een aantal bijenteelttechni-sche zaken genoemd.

EnquêteresultatenOngeveer 2/3 van de aanwezigen heeftinteresse in een bestuivingscursus envindt een diploma en herhalingslessenbelangrijk. Zo’n 20 deelnemers hebbenzich opgegeven voor een klankbordgroepBestuiving. Deze gaat meedenken bij hetvaststellen van de adviesprijzen en hetoplossen van problemen bij de inzet vanbijenvolken voor bestuiving in land- entuinbouw.

bijenhouden 2009/07-08 juli-augustus # 13

Joep VerhaeghZaterdag 25 april heeft Tweede-Kamerlid,tevens lid van de Vaste KamercommissieLandbouw Ger Koopmans (CDA) aan deeerste cursusgroep bestuiving van deNBV 28 diploma’s bestuivingsimker uitge-reikt. Hierbij waren ook aanwezig NBV-voorzitter Jan Dommerholt en Mari vanIersel, secretaris van de CommissieBijenteelt onder wijs NBV. De cursus werdgegeven in ‘t Zoemhukske in Horst.

De laatste lesdag begon zoals gebruikelijkmet bespreking van de ingeleverde op -drachten. Vervolgens gaven beide leraren,Christ Smeekens en Joep Verhaegh, delaatste tips om een goede bestuivingsim-

Bestu iv ing

ker te worden. Joep benadrukte dat jemet je klant een goede band moet op -bouwen: “Zorg, dat je weet hoe zijn vrouwheet”. De cursisten zijn meerdere keren opexcursie geweest naar een bedrijf waarbijen worden ingezet voor de bestuiving.De laatste lesdag bezochten ze er twee:een fruitteler en een blauwe-bessenteler.

Alvorens de diploma’s worden uitgereikt,blikken beide lesgevers terug. Ze roemende cursisten, die over het algemeen allelessen hebben gevolgd. Bijzonder noemenzij het dat de mensen uit Groningen enNoord-Holland steeds als eersten in Horstaanwezig waren. Jan Dommerholt felici-teert de cursisten met het behaalde resul-

Bestuivingsimkers gediplomeerd

Henri Boons en Christ SmeekensTijdens de studiedag bestuiving in januari2009 (zie Bijenhouden maart, p. 6) zijn eenworkshop en een enquête gehouden. Hier -onder daarvan in het kort de resultaten.

De prijzen voor de verhuur van bijenvolkenvoor bestuiving: de meningen over deadviesprijs bij de open teelten liepen uiteenvan €50 tot € 150 voor drie weken.Daar -naast kwamen aan bod een goede km-ver-goeding, en een staffelkorting bij verhuurvan meerdere volken. Afhankelijk van hette bestuiven gewas is huurprijsdifferenti-atie gewenst. Bij de lange teelten kan dieprijs lager zijn dan bij korte teelten. De kost-prijs van bijenvolken moet meespelen inde adviesprijs.Voor de bedekte teelten geeft de commis-sie Bestuiving een adviesprijs van €32,50per week. Unaniem vond men dat er eenzeer grote differentiatie is per te bestuivengewas. Op gemerkt werd dat er veel prijs-concurrentie is door bestuiving met hom-melvolken, waarvan de prijs de laatstejaren is gedaald van €80 naar €25 pervolk. De adviesprijzen vindt men eenbruikbare richtlijn voor prijsafspraken bijde verhuur van bijenvolken. Enkelen vroe-gen om de adviesprijzen af te stemmenmet SBI en ABTB.

AandachtspuntenNagenoeg alle discussiegroepen vonden

gebrek aan kennis en kennisoverdrachteen belangrijk knelpunt. Vooral kennisvan de imker over het te bestuiven gewas,van de telers over het nut van bestuivingdoor bijen en de inzet van gewasbescher-mingsmiddelen werden genoemd. Eeninformatiepunt, een overkoepelend or -gaan en voorlichting worden nodegemist. Concurrentie door de leveranciersvan hommels was voor enkele groepenook een belangrijk probleem. De afstem-ming tussen vraag en aanbod laat ookveel te wensen over, het ontbreekt aanzoiets als een marktplaats. Daarnaast

Verslag workshop en enquête studiedag bestuiving

taat en wenst hen veel succes. Hij staatvervolgens stil bij de rol van JoepVerhaegh in het geheel. Voordat dhr. Koopmans overgaat tot deofficiële uitreiking memoreert hij hetoverleg dat er is geweest met de imkersvan de NBV. Ook hij is ervan overtuigdgeraakt, dat de bijenhouderij bij de poli-tiek meer aandacht nodig heeft.Koopmans: “‘Den Haag’ dient de sector testeunen”. Applaus. Hij wenst de gediplo-meerden veel succes in de toekomst alsgediplomeerd bestuivingsimker.

Nieuwe cursus start half oktober. Inl.: Joep Verhaegh, t 077-39 83 424, e [email protected]

Enquête ingevuld door 85 van de aanwezige deelnemers

Aantal volken: 1-25 25-50 meer dan 50 Totaal aantal volken 50% 18% 24%Volken ingezet voor bestuiving 67% 19% 14%Bestuiving bedekte teelten 73% 9% 18%Bestuiving open teelten 73% 16% 11%

Leeftijd deelnemers: 60-plus 40-60 jr jonger dan 40 jrpercentage deelnemers 40% 50% 10%

Mening over het takenpakket van de Commissie Bestuiving:Bevorderen bestuivingsonderzoek 16%Organiseren studiedag bestuiving 16%Jaarlijks adviesprijzen vaststellen 14%Bevorderen aanstellen overheidsvoorlichters 14%Verzorgen artikelen in vakbladen 13%Organiseren bestuivingscursussen 10%Uitgeven informatiefolders 7%Ondersteunen bij plaatsen bijenvolken voor bestuiving 6%Anders 3%

Page 14: ‘Volken lezen’ met Guido Eich Gentech bijen houden

Het zwermgedrag van de bijenvolken isbeteugeld, de zomerhoning is geslingerden jonge koninginnen bouwen nieuwevolken op. Het in goede banen leiden vande groeikracht van de volken is voltooid,het bijenjaar zit er weer op. De imkergeniet nog na van de mooie resultaten:een succesvolle koninginnenteelt, volopnieuw uitgebouwde raten, veel heerlijkehoning en vitale volken. Zijn aandachtricht zich nu op de najaarsverzorging vande volken met als belangrijkste aandachts-punten: voedselvoorraad, bijengezondheiden vooral een toereikende stuifmeeldrachtzodat de bijenvolken maximale weerstandkunnen bieden aan bedreigingen.

In het voorjaar vinden bijen broeden be -lang rijker dan voorraadvorming. Na delangste dag is dat omgekeerd. Een honing-voorraad opbouwen gaat boven broeden.In april kun je volken aantreffen met grotebroednesten en smalle randjes honing rondhet broed. Als er eind juli zulke kleinehoningvoorraden zijn, stagneert het broe-den. De drukte bij de vliegopening is ernstigmisleidend. Het lijkt alsof de bijen volopverzamelen, maar in feite komt er nauwe-lijks meer binnen dan nodig is om dedagelijkse behoefte aan voedsel te dekken.En als zelfs dat niet gehaald wordt, wordtde basis gelegd voor wintersterfte.Ziekteverwekkers in het kielzog van devarroamijt zien dan hun kans schoon omactief te worden.

Hoewel de neergaande lijn is ingezet, zienwe als imker toch nog graag grote broed-nesten en bijen die nog flink gaan bouwen.Kunnen we dat beïnvloeden? R.P. Groenveldzegt in zijn prachtige werk ‘Het grote bijen-boek’ op pag. 68 het volgende: "Hoe krijgenwe onze bijen ertoe te bouwen en hoekrijgen we de koningin ertoe, om in dezeneergaande tijd toch veel eitjes te leggen?Als ik het eens poëtisch mag zeggen: doorin het hart van de bijen een vage afglanswakker te roepen van de gloriedagen vanweleer. In de allereerste plaats: aan voed-sel mag het ze in deze tijd niet ontbreken.Dat wil niet zeggen dat uw goede hart nualle cellen maar moet volstoppen metvoedsel. Er zou immers geen plaats voorde zozeer begeerde eitjes overblijven!" De vraag is of het verstandig is om met hetdagelijks voeren van kleine beetjes suiker-water alle bijenvolken ertoe te bewegengrote broednesten te vormen. Het kleinerwordend broednest is in deze tijd immersde natuurlijke gang van zaken. Misschienmoeten we dat voeren van suikerwaterbeperken tot de kleine volken. Wel is zekerdat te kleine voedselvoorraden de ontwik-keling van de volken negatief beïnvloeden.Dat kan de imker gemakkelijk voorkomendoor te voeren. Als er niet genoeg stuifmeelbinnenkomt, moet er gereisd worden naarstuifmeelrijke gebieden. Voor zaaien enaanplanten is het nu te laat. Ook is zekerdat het op de lange baan schuiven van devarroabestrijding riskant is.

BijengezondheidIn juli groeit de varroapopulatie snel enals de imker niet ingrijpt, steeds sneller.Geparasiteerde larven zullen, nadat ze alsbij uit de cel zijn gekomen, korter leven.Geparasiteerde bijen zullen als ze ziekworden het volk verlaten. Een gezond volkkan dat wel aan. Kwalijker is dat sommigevirussen actief worden door de aanwezig-heid van de varroamijt. Als voedselschaar-ste en met name stuifmeelgebrek dannosema in de kaart spelen, komt het volkin de problemen. Ook een nosemabesmet -ting kan bepaalde virussen activeren. Zo -iets eindigt met de dood van het volk. Eenimker wil dat natuurlijk voorkomen. Op deeerste plaats doen we dat door de varroa-mijt goed te bestrijden. Niet wachten methet slingeren van de zomerhoning, maarzodra begin juli de dracht vermindert, dehoning eruit en beginnen met de bestrij-ding. Thymovar en mierenzuur zijn deaangewezen middelen. Minstens zobelangrijk als het bestrijden van de mijt ishet observeren van het bestrijdingsresul-taat, en wel enige tijd na de bestrijding.Mijten tellen op de onderlegger is daar-voor een goed middel, maar kijk ook naarbijen en broed. De onderlegger laat alleenmaar zien wat er aan mijten is gedood, nietwat aan mijten in het volk achterblijft.

Mijten in het volk Enkele verschijnselen wijzen op (te)veelmijten in het volk. Mijten op de rug van

bijenhouden 2009/07-08 juli-augustus # 14

MaandpraatjeVoltooiing en een nieuw begin

Mari van Iersel

Celdeksels van besmet broed worden verwijderd en de inhoud geruimd Misvormde poppen die door werksters uit de cellenzijn verwijderd

foto’s Mari v

an Ie

rsel

Page 15: ‘Volken lezen’ met Guido Eich Gentech bijen houden

het borststuk van de bijen, mijten die zijn‘ingemetseld’ in de celdeksels van geslotenbroedcellen, gaatjes en gaten in de cel-deksels van het gesloten broed, bijen metmisvormde vleugels. Deze signalen zijn nietaltijd allemaal tegelijkertijd aanwezig. Alsde bijen merken dat een pop ziek of besmetis, knagen sommige bijen gaatjes in deceldeksels van die poppen, andere ruimende cellen vervolgens leeg. Varroaresistentebijen openen vrijwel elke besmette cel,maar niet-varroaresistente volken doendat pas als het in feite al te laat is. Als deimker dan de moeite neemt op de bodemvan de kast te kijken, is de kans groot dathij daar bijna volgroeide, maar misvormdepoppen vindt. Het volk mist al de kracht omdit soort afval uit het nest te verwijderen.Zonder krachtige maatregelen is het volkzeker ten dode opgeschreven.

Kunstzwerm en oxaalzuurVarroabestrijding doodt alleen mijten, geenvirussen en nosema. Het verminderen vanhet aantal mijten helpt het volk om methaar natuurlijke weerstand de strijd vanvirussen en nosema te winnen. Helaas kande imker niet zien wie de overwinning gaatbehalen, ziekteverwekker of bijenvolk. Een van de middelen waarmee het bijen-volk in de natuur dit soort besmettingente boven tracht te komen is het zwermen.Het oude nest verlaten en elders opnieuwbeginnen. Bij ernstige twijfel aan degezondheid van een volk, kan de imker diegang van zaken imiteren. Zet het volk ineen schone kast op kunstraat, daarna suikervoeren en hopen op veel goed weer zodatde bijen voldoende stuifmeel kunnen halen.Als het volk op kunstraat zit en weer openbroed heeft, kan een oxaalzuurbehandelinguitgevoerd worden. Druppelen van oxaal-zuur helpt het volk van zijn laatste mijtenaf. Maak een 1:1-suikeroplossing. Neemdaarvan 1 liter en los daarin 35 gram oxaal -zuurdihydraat op. Druppel deze oplossingover de bijen en niet op raten en ramen.Hoeveel? Bij benadering 4,5 ml per bezettestraat, dat is 30 ml als het volk minder daneen bak bezet, 40 ml bij een volledigbezette broedkamer. Zo heeft het volk nogeen kans, mits er nog genoeg gezondebijen over zijn om een voldoende grootbroednest op te kunnen zetten en tot eenvolwaardig wintervolk uit te groeien. Door het wegnemen van het broed wordtde varroabesmetting fors teruggebracht.Ziekteverwekkers die door de varroamijt de

raat is zo dat deze trillingen zo efficiëntmogelijk over zo groot mogelijke afstandverspreid worden. Bijen bouwen cellen met uiterst dunnewanden. Bovenop die cellen vinden weeen verdikte rand. Die randen vormen eennetwerk bovenop de cellen, een soort gaasdat de trillingen die de danseres opwekt,doorgeeft naar alle uithoeken van de raat.Op die manier kan een danseres groteaantallen werksters bereiken. De bood-schap wordt door hen niet alleen opge-merkt, maar ook begrepen. Deze vibraties verplaatsen zich het bestover de raat als de cellen open zijn en eentemperatuur hebben die niet boven de34°C komt. Celdeksels belemmeren dedoorgifte ervan. Bij een optimale tempe-ratuur worden de trillingen zelfs versterktdoor het net van verdikte randen. Is deraat te koud dan is hij te stug, wordt deraat te warm dan is hij te zacht om detrillingen over de hele raat door te geven.Als op een koude morgen de temperatuurvan de dansplaats te laag is, dan warmende bijen de raat op. Wachten totdat hetbuiten warm genoeg is, zou verlies aandracht betekenen. In de natuur zijn veelkapers op de kust en je kunt het je nietpermitteren om te wachten. Wat een verbazingwekkende perfectie!Nog verbluffender is dat gelijktijdige dan-sen voor verschillende foerageerplaatsenop dezelfde raat plaatsvinden zonder datdat tot verwarring leidt. Ongelooflijk toch!Reacties naar [email protected]

LiteratuurTautz, Jürgen, Phänomen Honigbiene, Spektrum

Akademischer Verlag, München 2007Winston, Mark L., The biology of the honeybee,

Harvard University Press 1987Bijenhouden januari 2009, p.17, Buitensnippers,

Communicatie in het donker.

bijenhouden 2009/07-08 juli-augustus # 15

Verdikte celranden, belangrijk bij de communicatie Bijendans

kans hebben gekregen zich te ontwikkelen,kunnen de bijen nu weer met hun natuur-lijke weerstand overwinnen.

Efficiëntie en perfectieNiet elke haalbij trekt er op eigen houtjeop uit om nectar en stuifmeel te gaanzoeken. Het zoekend rondvliegen van aldie haalbijen zou nodeloos veel energiekosten. Eigenlijk zijn er maar weinig haal-bijen die de drachtbronnen gaan zoeken,nl. specialisten: speurbijen, haalbijen metveel ervaring. In tijden met veel drachtzijn er weinig speurbijen actief. In drach-tarme periodes stijgt hun aantal en bijschaarste kan soms wel een derde van dehaalbijen deze taak vervullen. Heeft een speurbij eenmaal een drachtbrongevonden, dan worden met behulp vandansen haalbijen geactiveerd om deze snelte benutten. Werksters die van zo’n bronterugkeren, dansen om nog meer werkstersaan te zetten de voedselvindplaats uit tebuiten. Als de dracht bescheiden is, of dedrachtbron raakt uitgeput, dan verminde-ren dienovereenkomstig de dansen vande terugkerende werksters. Er wordt geenenergie verspild aan nodeloos vliegennaar bloemen die hun nectar al kwijt zijn.

TrillingenEen dansende bij wordt omringd door eenbeperkt aantal haalbijen. Als het zou gaanom het overbrengen van de boodschapdoor een direct contact, zou de dansendebij maar weinig bijen kunnen recruteren.De boodschap wordt niet overgebrachtdoor een direct contact maar door trillin-gen. De danseres die haar achtdansmaakt, wekt in het midden van de achttrillingen op. Die worden ook door werk-sters waargenomen die niet in de onmid-dellijke nabijheid van de danseres zijn. Ze‘horen’ en ‘voelen’ ze. De structuur van de

foto Bram Corne

lissen

foto M

ari v

an le

rsel

Page 16: ‘Volken lezen’ met Guido Eich Gentech bijen houden

bijenhouden 2009/07-08, juli-augustus # 16

Insec ten

In mijn tuin komen veel soorten wespen voor. De meeste zijnandere dan die behoren tot de plooivleugelwespen (Vespidae).Van die laatste groep zijn de gewone wesp en de Duitse wesp hetmeest voorkomend, maar ook diverse muurwespen (Ancistrocerus)en urntjeswespen (Eumenes) zijn bij mij actief. De plooivleugel-wespen onderscheiden zich van andere wespen door de in rust-stand opgevouwen vleugels in de lengterichting. In Nederland zijn er 17 geslachten van deze familie met onge-veer 60 soorten in totaal. De meeste leven solitair. In dit artikelzal ik het alleen hebben over enkele sociale wespen van dezefamilie: het betreft hier de gewone wesp, de Duitse wesp en dehoornaar.

Wespen en hoornaars zijn echte opruimers in de natuur en duszeer nuttig. Voor het broed hebben ze dierlijke eiwitten nodig. Zezijn in de zomer bij mij altijd bezig om dode honingbijen op teruimen. Ze gebruiken alleen het borststuk (thorax) waarin onderandere de vliegspieren zitten; de kop en het achterlijf wordenvoorafgaand aan het transport naar het nest afgebeten, omdatdie geen voedingswaarde hebben. De gewone wesp (Vespulavulgaris) en de Duitse wesp (Vespula germanica), die bij mij in debuurt beide zeer algemeen zijn, kunnen voor bijenvolken behoor-lijk lastig zijn als ze ook honing proberen te roven. Wespen enhoornaars eten als volwassen insect geen dierlijk voedsel meer.Ze hebben suikers nodig om de temperatuur van het broednestop peil te houden (circa 29ºC). Via spiertrillingen wekken zewarmte op, waarvoor ze energie verbruiken. Honing is daarvooreen uitstekend product, maar ze halen ook graag suikers enandere stoffen uit vruchten en in mindere mate uit nectar uitbloemen. Daarnaast produceren de larven als afscheiding eenvoedingsstof bestaande uit suikers, aminozuren en eiwitten, voorkoningin en werksters als overschot van het dierlijke voedsel. Hieris dus een soort omgekeerde ouder-kindsituatie. Immers, bij dezoogdieren geven de moederdieren melk aan hun jongen; hiergeven de jongen complete voeding aan de volwassen insecten.Dit verschijnsel noemt men trophallaxis [vgl. Grieks: anderemanier van voeden, red.]. Het is mogelijk ook een vorm vanvoedselopslag, niet in de raten zoals bij honingbijen, maar in delarven, zodat er altijd enige voorraad is. Zieke of doodgegane lar-ven worden overigens verwijderd zonder deze nog als voedsel te

gebruiken. Van dode poppen worden wél de bruikbare delenweer aan de larven gevoerd.

NestenDe hoornaar nestelt in onze streken meestal boven de grond.

De nesten van gewone en Duitse wespen zitten juist dikwijls inde grond, maar ook veel in spouwmuren, holle bomen of gewoonvrijhangend aan bomen of struiken. In het laatste geval zijn hetmeestal prachtige bolvormige bouwsels, maar die kom je tochwat minder tegen in die vorm.

Wespennesten kunnen tot ver in het najaar actief blijven enwat broed aanhouden. Als het in november kouder wordt zijn demeeste nesten verlaten, want het wordt dan moeilijk de broed-nesttemperatuur van circa 29ºC aan te houden. Er zijn in Nederlandechter gevallen bekend van nog in december bezette nesten,hoewel dat wel uitzonderlijk is. Meestal zitten die dan beschutin spouwmuren en dat soort openingen, waarbij warmte van dedirecte omgeving ook het nest kan bereiken.

In tegenstelling tot de honingbij overwintert de wesp niet alsvolk. Alleen de koningin overleeft met haar eitjes en spermateca,die volgend jaar weer voor de nieuwe generatie wespen zorgen.

Gelijkenis?Als imker heb ik al vele malen een melding gehad van een bij-

enzwerm die achteraf een wespennest bleek te zijn. De kennisover dit soort insecten is bij de leek gemiddeld nogal gering. Menverwart gemakkelijk bijen en wespen, en dat is nog enigszinsbegrijpelijk, maar ook voor andere insecten ben ik wel opgetrom-meld, omdat men meende met een bijenzwerm van doen tehebben. Ik heb ooit meegemaakt dat men mij paniekerig beldedat er een bijenzwerm in de tuin was. Ik laat ze dan meestal evenvertellen hoe die er uitziet, en als ze dan een tros vermelden zijnhet meestal wel honingbijen. Deze melding bleek te gaan overzweefvliegen die op bloeiende guldenroede zeer actief waren. Hetwaren er minstens een paar honderd. Toch hadden ze mij vertelddat ze op elkaar klonterden. Ik zag er geen enkele honingbij, maarhet kostte mij veel moeite om deze personen te overtuigen van devolkomen onschuldigheid van de insecten in hun tuin. Ze durfdendaar op die mooie zomermiddag niet te zitten, beducht als zewaren voor mogelijke steken. Het is ze niet geheel aan te rekenen,

Wespen1 Mannetje Duitse wesp

foto’s Albe

rt de Wild

e

Albert de Wilde

Page 17: ‘Volken lezen’ met Guido Eich Gentech bijen houden

bijenhouden 2009/07-08, juli-augustus # 17

want veel van de zweefvliegen waren zogenaamde blinde bijen(Eristalis tenax) en andere bijvliegen. Die heten niet voor niets zo.Ze lijken op het eerste gezicht inderdaad op bijen, maar missende grotere antennen en dubbele vleugelparen. En hun vliegge-drag is geheel anders. Ze kunnen namelijk in de lucht stilstaan.

OnderscheidHet onderscheid tussen bijen en wespen is niet zo moeilijk,

maar ook daar heeft men dikwijls moeite mee. De kleur en desterkte van de beharing zijn meestal voldoende duidelijk of hetmoest in een uitzonderlijk geval een wespbij (Nomada) zijn endan is de verwarring begrijpelijk.

Iets moeilijker is het verschil tussen de Duitse en de gewonewesp. Bij de koninginnen is het vrij duidelijk, zeker als je het kop-schild (clypeus) kunt bekijken. De Duitse wesp (fig. 3) heeft daardrie stippen en de gewone wesp een anker of pijlvormige donke-re vlek (fig. 5). Het achterlijf van de Duitse wesp laat een rijtjezwarte pijlen zien (fig. 2 en 4) met daarnaast losse of gesteeldestippen. De gewone wesp heeft op het eerste tergiet (rugplaat)ook een zwarte pijl, maar die is breder. De volgende segmentenlaten brede zwarte gekartelde banden zien (fig. 5). Op de figuren4 en 5 zijn achterlijf en kop steeds van hetzelfde exemplaar.

Bij werksters van die twee wespensoorten is het onderscheidsoms moeilijker. Bij de Duitse wesp is op het kopschild de boven-ste stip soms een verticaal balkje (fig. 4), dat vastzit aan de boven-kant. De gewone wesp laat soms de pijlvorm op de kop niet

compleet zien en als die verbrokkeld is kan het op drie stippen lij-ken. De achterlijftekening is dan doorslaggevend.

Mannetjeswespen zijn te herkennen aan de relatief langeantennen. In detail is het gemakkelijk: 13 segmenten voor een daren 12 voor een vrouwtje. Bij de Duitse wesp van figuur 1 is te ziendat het eerste antennesegment (de schacht) aan de onderkantgeel gekleurd is. Bij vrouwtjes is de gehele antenne zwart. Eenvuistregel bij de herkenning is dat het, als de antenne duidelijklanger is dan de lengte van de voorpoot, een dar is.

SuikerIn het voorjaar zie je wespenkoninginnen net als hommels

foerageren op bloemen. Ze komen alleen voor de suikers van denectar. Die hebben ze nodig voor hun energie bij het bouwen vanhun nesten van papier-maché en het aanleggen en onderhoudenvan het broed. De raten zijn ook gebouwd van gekauwde hout-en plantenvezels, evenals de wanden, die in lagen worden opge-bouwd en zo een zeer goede isolatie geven. De opening van hetnest zit aan de onderkant. De raten zijn een soort schijven aaneen middenstang. Ze hangen gestapeld horizontaal met loop-ruimte ertussen en hebben slechts cellen aan de onderkant, dusniet dubbelzijdig zoals bij honingbijen.

Zodra het broednest van de wespen in functie is, hebben dewespen een ruim aanbod van suikers en andere stoffen via deuitscheiding van de larven. In die tijd zie je ze dus minder opbloemen. In het najaar, als de nesten inkrimpen, vliegen de wespen

4 Werkster Duitse wesp

3 Koningin Duitse wesp, voorkant kop

5 Werkster gewone wesp

2 Koningin Duitse wesp

Page 18: ‘Volken lezen’ met Guido Eich Gentech bijen houden

bijenhouden 2009/07-08, juli-augustus # 18

graag op late bloeiers, zoals klimop, maar ook andere suikers ver-smaden ze niet. Zo kunnen ze pruimen en peren aanvreten voorde suikers en redelijk wat schade veroorzaken.

HoornaarDe hoornaar (Vespa crabro) is in mijn omgeving schaars en dat

is jammer want het zijn schitterende dieren. Ze zijn veel groter dande andere papierwespen en hebben een duidelijk bruinrode kleur-tekening op kop en eerste tergiet. Het achterlijf is verder geel-zwartgekleurd. Er zijn nog enkele andere wespen met die kleurencom-binatie, maar die zijn alle kleiner. Het mannetje van figuur 6 isongeveer 3 cm lang; een koningin meet ongeveer 4 cm. Gewoneen Duitse-wespenkoninginnen zijn 2,0 tot 2,5 cm lang; de werk-sters een stuk kleiner; darren zijn meestal groter dan werksters.Hoornaars zijn wespen die ook sociaal leven op dezelfde wijze alsde hiervoor beschreven gewone wespensoorten. Hoewel ze in devolksmond niet die naam hebben, zijn ze minder agressief. Dat isniet geheel verwonderlijk, want ze zien er zeer indrukwekkend uit.Eén steek zou een paard kunnen doden, maar ook dat is een fabel.Je moet niet dichterbij komen dan ongeveer drie meter van het

6 Mannetje hoornaar op klimop

nest, want dan laten ze weten dat je daar niet welkom bent, maarop enige afstand dulden ze meer dan de andere sociale wespen.e [email protected]

Ton ThissenVoor zover mij bekend telt Nederland ruim honderd NME’s – deafkorting staat voor Natuur- en MilieuEducatie. Veel van dezecentra hebben naast allerlei andere projecten ook iets metbijen. Op zijn minst hebben ze een paar leskisten in huis, dievoornamelijk aan scholen worden uitgeleend. Ook komt hetvoor dat deze centra contacten onderhouden met de plaatselij-ke of regionale imkervereniging. Imkers komen dan met hunvoorlichtingsmateriaal naar het centrum, of ontvangen deschoolklassen op hun eigen stand zodat er ook bijen in het echtkunnen worden waargenomen. Bij uitzondering beschikt zo’ninstelling over een eigen bijenstand. Een van de medewerkers isdan imker of er is een imkerbeheerder aangetrokken die debijen verzorgt en de lessen voor zijn rekening neemt.

Natuur- en milieueducatie vindt in Arnhem via het CNME optwee stadsboerderijen plaats. De ene beschikt ook over eenbijen stal, waar een plaatselijke bijenhouder imkert, de andereonderhoudt o.a. een insectentuin met insectenlokkende plantenen met nestgelegenheid voor solitaire bijen. Het centrum heefteen leskist in de uitleen.

Op 8 juni ontmoet ik imker Cor Leep (1938) van de NBV-afdelingArnhem/Velp op de stadsboerderij De Korenmaat, even buitenArnhem. Hij heeft met zijn publiek – zo’n 25 scholieren – al ken-nis gemaakt en neemt hen mee naar zijn bijenstal achter in eenboomgaard van de boerderij. Gelet op de uitwerpselen grazendaar op andere momenten schapen en geiten. De bijenstal isoverigens van de stadsboerderij maar de bijen en de kasten zijnvan Cor. Onder de pruimenbomen vlak voor zijn stal heeft hij zijn‘leslokaal’ al ingericht. Door medewerkers van de boerderij zijnstrobalen aangevoerd om op te zitten en Cor heeft op tafeltjesvan alles en nog wat aan materiaal uitgestald, o.a. de leskist van

het CNME. Aan een koord tussen twee pruimenbomen gespannenhangen allerlei platen en posters. Want Cor is niet van de werk-boekjes, dvd’s of practica zoals kaarsen en suikerwater maken.

De structuur van zijn voordracht Cor vertelt gewoon over zijn bijen achter hem en beant-

woordt vragen. Iedere vinger krijgt respons. Je zou er de draadvan je verhaal door kwijtraken. Cor niet. De structuur van zijnvoordracht zit in de wijze waarop zijn expositie is opgesteld. Nabeantwoording van alweer een vraag hoeft hij zichzelf en degroep alleen maar de vraag te stellen: "Waar waren we ook alweer gebleven?" Alle vingers wijzen dezelfde kant op. Cor hoefteigenlijk helemaal niets te onthouden. Hij kan gewoon doorver-tellen. Totdat hem door een lieftallig meisje gevraagd wordt:"Hoe maken de bijen zo’n korf meneer?" Cor hapert even, denkthet verkeerd verstaan te hebben. Maar als het meisje iets sta-melt over de toch wel erg kleine pootjes van de bijen, valt bij debijenmeester het kwartje. Tja, zulke vragen kun je verwachtenals je boeiend en vanuit de bij vertellen kunt. Cor kan dat.

Natuur- en mi l ieueducat ie ( 1 )

"Hoe maken de bijen zo’n korf, meneer?"

Cor Leep in actie

foto To

n Th

issen

Page 19: ‘Volken lezen’ met Guido Eich Gentech bijen houden

bijenhouden 2009/07-08 juli-augustus # 19

Chimpansees graven honing opmet gereedschappenAan de illusie dat alleen mensen gereed-schap kunnen ontwikkelen en gebruikenom voedsel te verzamelen, is in de zeven-tiger jaren een einde gemaakt door chim-panseeonderzoekers. Inmiddels meldtvoortgaand onderzoek steeds weer nieuween originele manieren van werktuiggebruikdoor allerlei aapachtigen. Zo is onlangsdoor onderzoekers van het Max PlanckInstituut (o.l.v. C.Boesch) beschreven hoechimpansees in Gabon (Midden/West-Afrika) een hele set gereedschappengebruiken om honing uit ondergrondsebijennesten te halen. Eerst gaan de apen prikkend met op maatgebroken stokken op zoek naar nestenonder de grond. Deze zitten tot een meterdiep, verborgen onder bladeren. Als ze eennest vinden maken ze een smalle horizon-tale gang in plaats van rechtstreeks dediepte in te graven. Hiermee voorkomenze dat modder in de kostbare honing valt.Met een grote stok breken ze vervolgensde toegang open, om daarna met kleinerestokken de raten van elkaar te scheiden.Met een soort ‘borstelige’ plant vegen zede honing uit de raten. Sommige van degebruikte stokken hadden aan de anderekant een lepelvorm: dit gereedschap haddan twee functies. De gereedschappen werden niet bewaard,maar voor iedere honingjacht opnieuwvervaardigd.Journal of Human Evolution, 8 mei 2009www.biteback.be

Bijen vliegen beter als ze hunpoten laten bungelen Onderzoekers van de Amerikaanse Universi -teit van Californië (Berkeley, o.l.v. StaceyCombes) bestudeerden de bijenvlucht ineen windtunnel, om te ontdekken hoeeen bij haar snelheid houdt en in de luchtovereind blijft. Tijdens de jaarlijkse bijeen-komst van de Society for ExperimentalBiology presenteerden ze hun bevindingen.Het onderzoek werd in Panama uitgevoerdmet angelloze bijen, met de prachtiggroene en langtongige ‘orchid bees’(Euglossa). Deze tropische bijen werdendoor een aantrekkelijke drachtlucht in eenvoor dit doel gemaakte windtunnel naarbinnen gelokt. Waren ze eenmaal aan dezevluchtroute gewend, dan werd de wind-snelheid steeds een beetje opgevoerd, tot

het moment dat de bijen er letterlijk bijneer vielen. De vliegkunsten werden doorde onderzoekers met twee hogesnelheids-camera’s gefilmd. De hoogst gehaalde snelheid van de bijenwas 26 kilometer per uur; er wordt nietvermeld hoe sterk de tegenwind daarbijwas. Bij die snelheid vlogen de bijen echtersoms scheef of zelfs ondersteboven. Toen de filmbeelden onderzocht werden,bleek ook dat de bijen hun achterpotenverder naar beneden strekten naarmateze sneller gingen vliegen of harder tegende wind moesten opboksen. Daardoorhadden ze weliswaar meer luchtweer-stand, maar tegelijk ook meer stabiliteit.Hun uitgestoken ‘landingsgestel’ zorgdeervoor dat ze in de lucht niet omrolden engaf ze bovendien meer stuwkracht. Dit kannuttige technische informatie zijn voorfabrikanten van miniatuurvliegtuigen dieworden gebruikt voor verkenningsmissiesen reddingsacties.http://noorderlicht.vpro.nl/artikelen/27785459/Dank aan de NBV-groep Zuidoost-Brabant.

Jaarlijkse hommelsterfte onderde linden Het is een jaarlijks terugkerend akelig ver-schijnsel: de stervende hommels onder delaatste bloeiende lindebomen in juli,meestal onder de zilverlinde. Lange tijdwerd gedacht dat de nectar van de zilver-linde op een of andere manier giftig was,maar het tegendeel is waar. Deze bomengeuren weliswaar sterk en lokken daarmeede bloembezoekende insecten uit de wijdeomtrek, maar kunnen vervolgens ‘de belofteniet waarmaken’, eenvoudigweg omdat debomen uitgebloeid raken en nog onvol -doende nectar hebben om al die bezoe-kende insecten te voorzien. De insectenhadden wel voldoende nectar bij zich omde reis naar de boom toe te maken, maar

kunnen onvoldoende bijtanken zodat zeuiteindelijk uitgeput ter plekke neervallen.De zilverlinde bloeit op een tijdstip dat hetgrotendeels met de zomerdracht is gedaan.Het massale sterven van de hommels zoudus gezien kunnen worden als een natuur-lijk einde van hun seizoen, ware het nietdat in die tijd de jonge koninginnen voorhet nieuwe seizoen nog volop opgekweektworden. De hommelsterfte kan dus ookgezien worden als een indicator van eenin de tijd onevenwichtig voedselaanbod,ook voor bloembezoekers in het algemeen.Want ook solitaire bijen, vlinders, zweef-vliegen en sommige kevers dreigen te ver-hongeren. Voor de bijen ligt dit anders: zijzullen eerder vertrekken van een minde-rende dracht, en bijen hebben een honing-voorraad aangelegd en zijn erop ingesteldom periodes van schaarste te overleven.Een stuifmeelrijke nazomerdracht is uiter-aard wel voorwaarde voor gezonde winter-bijen. Kortom: dit verschijnsel is dus juist eenpleidooi om meer zilverlindes aan te plan-ten, en breder gezien, meer planten die inde nazomer voedsel geven aan insecten. Hommels zijn belangrijke bestuivers: zijkunnen nog bloemen bezoeken als hetvoor bijen te koud of te nat is. In jaren metongunstige weersomstandigheden wordttoch nog tot 50% van alle bloemen doorhommels bestoven. Ook in berggebiedenkunnen hommels vliegen tot op hoogtenwaar de bijen niet meer komen, en bestui-ven daar bijvoorbeeld het alpenroosje, datmet zijn lange wortels erosie en steenslagvoorkomt. Daarom is het belangrijk omhommels te helpen, bijvoorbeeld metlavendel, salie, borage, berberis, linde,tamme kastanje; en ook met minderbetegelde en aangeharkte grindtuinen.Schweizerische Bienen-Zeitung, september2008.

Astrid Schoots

foto Astrid

Sch

oots

Bui tensn ippers

foto H

ans v

an der Pos

t

Hommels zijn belangrijke bestuiversBloeiende zilverlinde

Page 20: ‘Volken lezen’ met Guido Eich Gentech bijen houden

Theo ElzengaEr zijn weinig onderwerpen in de landbouw die meer discussieopleveren dan de introductie van genetisch gemodificeerdegewassen. In dit artikel wil ik een aantal vragen over genetischgemodificeerde gewassen, ook wel transgene gewassen genoemd,beantwoorden. Wat is genetische modificatie nou precies?Waarin verschilt het van traditionele veredeling? Wie beslist erof een gewas met vreemd genetisch materiaal wordt toegelatenin Nederland? Hoe kom ik erachter of in mijn omgeving transgenegewassen worden geteeld?

Sinds prehistorische tijd zijn mensen bezig om planten endieren geschikter te maken voor menselijk gebruik. Er bestaat nueen enorme diversiteit aan gekweekte rassen van honden, kat-ten, koeien, duiven etc. In vergelijking met de natuurlijke voor -ouders geven deze rassen een indruk van de manier waarop doorkruising en selectie de mens bijvoorbeeld het uiterlijk, het karakter,de kracht en de snelheid van deze dieren heeft beïnvloed. Voorlandbouwgewassen is dat niet anders. De meeste kool-’soorten’,spruitjes, boerenkool en koolrabi om er een paar te noemen, zijn,hoe verschillend in uiterlijk ook, afkomstig van één enkele voor-ouder. Het veredelen van gewassen, zodat deze een betere voe-dingswaarde of smaak, een hogere opbrengst of een betere ziekte-resistentie verkrijgen, heeft een lange geschiedenis. Die gaat terugnaar het allereerste begin van de landbouw, zo’n 10.000 jaar gele-den. Het uit de natuur selecteren van de meest geschikte plantenom deze in een gecontroleerde omgeving op te kweken, was destart van een lange geschiedenis van het door de mens modifice-ren van planten. Aan deze lange geschiedenis is de laatste tien-tallen jaren een controversieel nieuw hoofdstuk toegevoegd: degenetische modificatie (= verandering) van gewassen.

TransgeenGenen zijn de dragers van de erfelijke informatie die van gene-

ratie op generatie wordt overgedragen. Genen zijn stukken DNAwaarin op een gecodeerde manier deze informatie is vastgelegd.Planten die ‘genetisch gemodificeerd’ zijn, bevatten in hun gene-tisch materiaal een stukje DNA van een andere soort en daaromworden deze planten ‘transgeen’ (aan de andere kant van desoortgrens) genoemd. De beoogde veranderingen in het genetischmateriaal van een gewas kunnen divers zijn, maar bijna altijdgaat het om het inbrengen van een genetische eigenschap watvia traditionele veredeling van gewassen pas na een langdurigproces of in het geheel niet mogelijk is. Daarover verderop meer.

MutatieWetenschappers zijn echter niet de enigen die genetische

eigenschappen van de ene soort gebruiken voor verbetering ofverandering van een andere soort. In de natuur komt dit procesop grote schaal voor bij bacteriën en virussen. Een zeer recent

voorbeeld is de verwekker van de Mexicaanse of varkensgriep. Hetgenetisch materiaal van het influenzavirus dat verantwoordelijkis voor deze griep blijkt te bestaan uit stukken van griepvirussenbij vogels, varkens en mensen. Ook bij planten en zelfs dierenzijn stukken DNA in de evolutie van de ene soort naar een andereverhuisd. Het is vrij zeldzaam dat een kruising tussen twee soor-ten ontstaat waarvan de nakomelingen vruchtbaar zijn, maar erhebben een aantal van dat soort kruisingen plaatsgevonden dievoor de ontwikkeling van de landbouw uiterst belangrijk zijngeweest. Ook bij een dergelijke kruising ontstaan volgens dedefinitie transgene organismen. Zo is tarwe het resultaat vanniet één, maar twee van dergelijke kruisingen. Het genetischmateriaal van tarwe bestaat uit delen van drie verschillendevoorouders. Koffie heeft twee soorten als voorouders, evenalscacao en tabak. En er zijn veel meer voorbeelden.

De transgene methodeHoe wordt een plant transgeen? Om een stukje vreemd DNA

in een plant in te brengen wordt meestal (er zijn ook een aantalandere methoden) gebruikt gemaakt van de bacterie Agro bac te -rium tumefaciens. Die leeft in de grond en is in de natuur verant-woordelijk voor de knobbels en vergroeiingen op wortels enstammen van vele planten, struiken en bomen, vooral op plaat-sen waar de plant beschadigingen heeft gehad. Agrobacteriumheeft een heel bijzondere manier om aan zijn energie te komen.De bacterie smokkelt namelijk een stukje eigen DNA de planten-cel binnen. Op dat stukje DNA zitten een aantal genen die defysiologische machinerie van de plant ‘kapen’ en deze stoffenlaat produceren die de bacterie voor zijn energiehuishoudingnodig heeft. Om dat voor elkaar te krijgen moet het stukje DNAvan de bacterie worden ingebouwd in het DNA van de plant.Door in het DNA van de bacterie die genen die zorgen voor de

bijenhouden 2009/07-08 juli-augustus # 20

Genet i sche modi f i cat ie

Genetisch gemodificeerde gewassen

Een ontwikkeling om rekeningmee te houden

Broccoli

Spruitjes

Bloemkool

Groene koolBoerenkoolStengel

lengte

Sterielebloem

Onderdrukte bloem-ontwikkeling

Bladontwikkeling

Okselknop-ontwikkeling

Koolrabi

Stengel-ontwikkeling

Puur natuur…of een handje geholpen?

Door veredeling voortgekomen uit dezelfde voorouder

illus

traties T

heo Elzeng

a

Page 21: ‘Volken lezen’ met Guido Eich Gentech bijen houden

aanmaak van de stoffen waarvan de bacterie leeft, te vervangendoor andere genen, die door de onderzoeker zijn geselecteerd,kan een gewenste eigenschap vrij snel in de plant wordengebracht. Deze techniek klinkt ingewikkeld maar hoort momen-teel tot het onderwijspakket van studenten biologie en van leer-lingen botanisch analist.

Waarom aandacht voor transgeen?Wat zijn de principiële verschillen tussen traditionele veredeling

en gewasverbetering met behulp van genetische modificatie? Bijtraditionele veredeling is het alleen mogelijk om eigenschappenin een gewas te brengen door kruising met een ras van dezelfdesoort of met een nauw verwante soort. Met genetische modifica-ties daarentegen kunnen genen van willekeurig welke achtergrondworden geïntroduceerd. Genen van dieren kunnen met hetzelfdegemak in planten worden ingebracht, als genen van andereplanten of van schimmels. Als genen van dezelfde soort via detransgene methode worden overgebracht, noemen we dat cisge-nese (Cis betekent: aan deze kant, dus binnen de soortgrens). Bijfruitgewassen, zoals appel en aardbei, experimenteert men daar

bijvoorbeeld mee. Overigens vervaagt het verschil tussen traditi-onele veredeling en gewasverbetering via genetische modificatiesteeds meer nu er aanwijzingen zijn dat ook op entplaatsen uit-wisseling van andersoortig DNA plaatsvindt van genetisch mate-riaal van onderstam naar entras en vice versa.

Met een traditionele kruising worden, behalve de gewensteeigenschappen, grote hoeveelheden andere genen met vaakonbekende functie ingebracht. Door terugkruisen en selectiemoeten die ongewenste genen weer worden verwijderd. Dat isvaak tijdrovend. Het is dus duidelijk waarom er zoveel aandachtis voor de transgene methode.

Redenen voor modificatieDe modificaties die door transgene technieken zijn aangebracht

in gewasplanten vallen binnen de volgende drie categorieën: 1 Planten met een eigenschap die gewenst is om teelttechnischeredenen. Hieronder versta ik bijvoorbeeld de resistentie tegenvraat door rupsen door inbrengen van het Bt-toxine. Ook deRoundup Ready-mais valt hieronder. Het gewas is resistent ge -maakt tegen een bijzonder efficiënt onkruidbestrijdingsmid-del. Behandeling met het herbicide Roundup, met als werkzamestof glyfosaat, kan hierdoor tijdens de teelt plaatsvinden.

2 Planten die een betere voedingswaarde hebben of betere grond-stoffen voor verdere verwerking leveren. Een voorbeeld hiervanis het ‘Golden Rice’ (gouden rijst) project. Deze planten synthe-tiseren door genetische modificatie β-caroteen. Deze stof isessentieel in menselijke voeding en wordt in het menselijklichaam omgezet in vitamine A. Golden Rice kan daardoor wor-den ingezet in landen waar vitamine A-gebrek voorkomt. Eenander voorbeeld is de verandering van de zetmeelsamenstellingvan aardappelen, waardoor het zetmeel beter geschikt is voorverwerking in biologisch afbreekbare plasticvervangers.

3 Planten die speciale, hoogwaardige stoffen kunnen produceren.In principe is het mogelijk om transgene planten vaccins telaten maken voor ziektes zoals hepatitis B, hondsdolheid encholera. Planten hebben als groot voordeel dat de productie vandergelijke vaccins aanzienlijk is en dat de oogst en zuiveringvrij simpel kunnen geschieden.

TeeltvergunningIn Nederland is men lange tijd bijzonder terughoudend geble-

ven in het afgeven van vergunningen om genetisch gemodifi-ceerde gewassen te telen. In de VS, Argentinië, Brazilië, India,China, Paraguay en Zuid-Afrika bestaat al een aanzienlijk deelvan de landbouw uit de verbouw van transgene gewassen. Hetgaat hier vooral om sojaboon, mais, katoen en koolzaad.Wereldwijd is 64% van het totale areaal waarop soja wordt ver-bouwd, ingezaaid met transgeen materiaal. Voor katoen is dat43%, voor mais 24% en voor koolzaad 20%. In genoemde landenzet men de risico’s van de teelt van genetisch gemodificeerdegewassen af tegen de nadelen van de traditionele teelt. Zowordt daar het nadeel van het gebruik van bestrijdingsmiddelenvergeleken met de voordelen die de teelt van genetisch gemodi-ficeerde gewassen oplevert. Daarentegen wil men in Europazoveel mogelijk de risico’s van het gebruik van genetisch gemo-dificeerde gewassen beperken. Men beschouwt hier de introduc-tie van transgene gewassen als ‘risicovol, totdat het tegendeel isbewezen’. Binnen de Europese Unie is afgesproken dat lidstaten

bijenhouden 2009/07-08 juli-augustus # 21

Boom met knobbels veroorzaakt door Agrobacterium tumefaciens illus

tratie The

o Elzeng

a

De techniek hoort momenteel tot het onderwijspakket van studenten biologieen van leerlingen botanisch analist

Op de wondvlakken verschijnennieuwe planten

Onder steriele omstandighedenworden deze opgekweekt

Hoe gaat eengenetischemodificatie in zijnwerk?

Page 22: ‘Volken lezen’ met Guido Eich Gentech bijen houden

Kees van HeemertIn september vorig jaar verscheen het rapport* van Greenpeace‘Gerommel in de polder’, met als ondertitel ‘Over gentech, bijenen keuzevrijheid’. Daarin wordt aandacht gevraagd voor het risi-co dat bijen een rol spelen bij het verspreiden van stuifmeel vanzgn. gentechgewassen naar ‘gewone’ gewassen. Daarmee zou erin feite geen keuzevrijheid zijn voor imkers, boeren en consu-menten voor gentechvrij product.

Het rapport gaat in op de zorg over de risico’s die kunnen op -treden als bijen stuifmeel van genetisch gemodificeerde plantentransporteren naar conventionele gewassen. Tevens is sprakevan het risico dat in de honing van bijen die op gentechgewas-sen hebben gevlogen, restanten van gentechstuifmeel kunnenzitten. Ook zouden propolis en nectar dat door de bijen vangenetisch gemodificeerde planten verzameld wordt, besmetkunnen zijn met ongewenste inhoudsstoffen.

Greenpeace is (zoals bekend) principieel tegen genetischemodificatie en waarschuwt dat ook bijenhouders zich op dehoogte dienen te stellen van de risico’s, in het bijzonder debesmetting van honing. Het raadt de bijenhouders aan eenschadefonds op te richten.

ReactieIn het rapport wordt gesuggereerd dat er grote risico’s op de

loer liggen voor de imkers als er in Nederland gentechgewassengeteeld zouden gaan worden. Dit risico van verontreiniging vanhoning met gentechstuifmeel zou ook al kunnen optreden wan-neer bijenvolken in de directe omgeving van proefvelden staanwaar onderzoek gedaan wordt met nieuwe typen gewassenwaarvan de planten genetisch gemodificeerd zijn.

We moeten afwachten hoe het gaat lopen met de verderetoelating van genetisch gemodificeerde gewassen in de toe-komst in Europa en in Nederland, maar het ziet er naar uit datdeze uiteindelijk wel een feit zal worden. Niet alleen omdat erdoor grote planten veredelingsbedrijven als Monsanto commer-ciële druk wordt uitgeoefend. Er zijn argumenten die voor toe-passing van biotechno logie pleiten met het oog op een beterebestrijding van plaag insecten, het verminderd gebruik van her-biciden en het telen van kwalitatief betere gewassen. Ook vooreen meer duurzame landbouw, denk aan het royale gebruik vanfungiciden tegen Phytophthora in aardappel, is introductie vangentechrassen soms een interessante optie.

Overigens is er voor de risicobepaling, o.a. voor veldproevenmet gentechgewassen, in Nederland, een onafhankelijke com-missie actief. Deze Commissie Genetische Modificatie (Cogem)

bijenhouden 2009/07-08 juli-augustus # 22

Over het Greenpeace-rapport

‘Gerommel in depolder’

alleen een vergunning afgeven voor de teelt van transgenegewassen als die door ‘Brussel’ zijn toegelaten. Beoordeling vanvergunningaanvragen berust bij het ministerie van VROM. Allelidstaten van de Europese Unie zijn ook verplicht om een open-baar register bij te houden waarop de locatie van percelen metgenetisch gemodificeerde gewas staat aangegeven. Als u wiltweten of bij u in de buurt transgene gewassen groeien, dankunt u de website www.vrom.nl/ggo-vergunningverlening (kies‘register ggo teelt’) raadplegen. Voor het jaar 2009 zijn geen ver-gunningen afgegeven voor de commerciële teelt van een trans-geen gewas. Er zijn wel een aantal percelen waarop door land-bouwonderzoekers een experiment met transgene plantenwordt uitgevoerd. Ook deze percelen zijn te vinden op deze web-site (kies: ‘locaties veldproeven’).

EtiketteringVolgens Europese richtlijnen moet volledige tracering van de

genproducten in voeding mogelijk zijn. Daarom is het sinds juli2003 verplicht om de aanwezigheid van goedgekeurde, genetischgemodificeerde grondstoffen op het etiket te vermelden. De wetgeldt voor alle van genetisch gemodificeerde organismen afge-leide producten, ook wanneer die strikt genomen geen genetischgewijzigde stoffen (DNA of eiwit) bevatten, zoals plantaardigeolie of suiker. Dus wat moeten we doen als er mogelijk stuifmeelafkomstig van genetisch gemodificeerde planten aanwezig is inonze honing? In de EU richtlijnen wordt aangegeven dat vermel-ding op het label niet verplicht is, als het aandeel genetischgemodificeerd product lager is dan 0,9 procent en de producentstappen heeft ondernomen om de aanwezigheid te vermijdenen als gemodificeerd materiaal niet opzettelijk is toegevoegd entechnisch moeilijk te vermijden. Aangezien in honing normaalslechts 0,0033% stuifmeelkorrels aanwezig zijn, is etiketteringniet wettelijk verplicht (alhoewel nog steeds onduidelijkheidbestaat over de grenswaarde van 0,9%).

Voor de imker die strikt ‘biologisch’ wil produceren of van oor-deel is dat enkel honing die vrij is van bestanddelen uit genetischgemodificeerde organismen de status van natuurproduct waardis, speelt de aanwezigheid van transgene pollen wel een rol. Indit geval moet rekening gehouden worden met aanwezige proef-velden in de buurt. Aangezien analyses op aanwezigheid vantransgene pollen zeer duur zijn, wordt in Groot-Brittannië doorde ‘Honey Association’ aangeraden om bijenvolken minstensnegen kilometer ver te houden van velden waarop transgenegewassen worden verbouwd.

(Dit artikel is een bewerking van de lezing die Theo Elzenga hield tijdens deNBV-studiedag in Beilen, najaar 2008)

Maisboorder

Nieuw folders NBV rollen van de pers

Page 23: ‘Volken lezen’ met Guido Eich Gentech bijen houden

adviseert het ministerie van VROM, dat over toelating en toe-passing van genetisch gemodificeerde organismen gaat.

Risico voor bijenhouders en honing?In het geval de ontwikkeling naar meer gentechgewassen door-

zet, is het de vraag of dit voor de bijenhouders en consumentenvan honing een risico inhoudt, anders dan het overdragen vangemodificeerd stuifmeel naar ongemodificeerd gewas op zich.

De enige informatie over verontreiniging die in het rapport vanGreenpeace wordt genoemd is een geval van een Duitse imkerdie zijn volken bij een maisperceel met MON810-planten hadstaan, van wie de honing stuifmeel van dat maistype bevatte.Dit werd door een laboratorium vastgesteld. Planten van hetmaistype MON810, een ook voor Nederland toegelaten maarniet geteeld type, bevatten een ingebouwd gen (het Bt-gen) datvraatschade door de larven van de maisboorder tegengaat.

Bt is de afkorting van Bacillus thuringiensis, een bacterie dieeen stof (toxine, gif) kan produceren met een gerichte insecticidewerking. Ditzelfde insecticide wordt door sommige imkers in hetbuitenland gebruikt om de wasmot in opgeslagen raten tebestrijden en het wordt door de biologische landbouw (metEKO-keurmerk) aanbevolen tegen bepaalde plaaginsecten.Overigens moet duidelijk zijn dat in het stuifmeel het betreffendeBt-gen niet tot expressie komt (geen toxine vormt) en het gif zodus ook niet in de honing of de mens kan komen. Op dat punthoeft ook geen angst te zijn.

Een advies van 2008 van de hierboven genoemde Cogem aande minister van VROM citeert uit Frans onderzoek waaruit blijktdat er voor mens en milieu geen risico’s zijn door het telen vanMON810. Dit komt ook doordat het gehalte aan stuifmeel ingeslingerde honing in het algemeen gering (0,0033 %) is.

Het is goed om te vermelden dat het besproken Duitse gevalvan de mais niet representatief is omdat er in honing in hetalgemeen weinig stuifmeel van mais te vinden is. Het zou mis-schien anders zijn als gentechkoolzaad aan de orde is, omdat inkoolzaadhoning van die planten meer stuifmeel aanwezig is.Maar dan nog blijft het percentage stuifmeel op een zeer laagniveau. Maar zoals eerder aangegeven is het risico voor het con-sumeren van de gemodificeerde pollen in betreffende honing nihil.

Juridisch aspect doorslaggevend Naast het gezondheidsaspect is in Duitsland ook het juridische

aspect bekeken. Er is veel discussie geweest en nog steeds gaandeover honing die in de handel komt en afkomstig is van volkenwaarvan de bijen MON810-stuifmeel hebben verzameld. Volgensde Duitse wet is het niet toegestaan dat stuifmeel van MON810-mais – want deze mais is daarvoor niet expliciet toegelaten – invoedingsmiddelen voor de mens terecht komt, dus ook niet inhoning. Bij bovengemelde Duitse imker heeft dit geleid tot hetvernietigen van zijn honing omdat zijn volken van deze gentech-planten in haar directe omgeving stuifmeel en nectar kondenverzamelen.

Honing veilig voor mens en bijSamenvattend: het risico verbonden aan menselijke consumptie

van honing afkomstig van volken waarvan de bijen op gentech-gewassen hebben gevlogen is verwaarloosbaar klein. Enerzijdsomdat er vrijwel geen kans is dat het stuifmeel de gemodificeerde

eigenschappen (toxinevorming) bezit. Anderzijds zit er in honingzo weinig stuifmeel dat ook daarom alleen al geen enkel effectte verwachten is.

In elk geval past honing in het rijtje van voedingsmiddelen opde lijst van de Europese Unie die minder dan 0,9% gentechorganis-men of eindproducten daarvan bezitten, de grens waarbovengentechvermelding op het etiket nodig is.

Overigens is voor de bijen zelf het risico van Bt-stuifmeel datze van Bt-mais verzamelen (van het type Bt 176 en MON810), ookte verwaarlozen, zoals werd vastgesteld in een Duits onderzoekaan de universiteit van Jena. Daarbij is gekeken naar het effectop het broed en op volwassen bijen. Deze conclusie werd ookgetrokken uit ander onderzoek van Babendreier en anderen uit2005. Ook in dat geval was er geen negatief effect van het Bt-toxine op bijen.

Geconcludeerd kan worden dat het goed is dat de imkerij ende consument geïnformeerd worden, maar het risico dat honingonveilig zou zijn in termen van voedselveiligheid is verwaarloos-baar klein. Eerder zou zorg uitgesproken kunnen worden over hetrisico van verontreiniging van de honing met bijvoorbeeld residuenvan niet toegelaten middelen tegen Varroa en AVB in bijenvolken.

Websites en literatuurwww.greenpeace.nl/reports/gerommel-in-de-polderwww.ditisbiotechnologie.nl/landbouw-voeding/www.cogem.net/page.ocl?pageid=42www.vrom.nl/www.cogem.net/ContentFiles/080131-04%20Advies%20MON810.pdfwww.gmo-safety.eu/en/safety_science/68.docu.html Babendreier D. en anderen, Influence of Bt-transgenic pollen, Bt-toxin

and protease inhibitor (SBTI) ingestion on development of the hypo -pharyngeal glands in honeybees. Apidologie 36: 585-594 (2005)

bijenhouden 2009/07-08 juli-augustus # 23

advertentie

imkers met verstand zijn bijhet bijenhuis vaste klant

voor snelle levering bestel pert 0317 422 733f 0317 424 180

e [email protected]. Grintweg 273, 6704 AP Wageningen

of winkel on-line www.bijenhuis.nl

Page 24: ‘Volken lezen’ met Guido Eich Gentech bijen houden

bijenhouden 2009/07-08 juli-augustus # 24

wanneer ze bij of in het nest wordt opge-merkt.

Zweefvliegen zijn, meer dan bijen,overal aan te treffen. Zelfs in een bloe-mentuintje op het balkon is een flink aan-tal soorten te observeren. De reden voordeze aanwezigheid alom ligt in de grotemobiliteit en de grote variatie in levens-wijze. Zweefvliegen doen niet aan broed-zorg, zodat veel soorten er een zwervendbestaan op na kunnen houden. Soms is erzelfs sprake van seizoenstrek zoals bij desnorzweefvlieg (Episyrphus balteatus) enterrasjeskommazwever (Eupeodes corol-lae). Deze vliegen trekken in voorjaar enzomer van Zuid- naar Noord-Europa, omin het najaar weer naar het zuiden terugte keren. In onze streken is het voor hen‘s winters vaak te koud om te overleven.

Ook vanwege de variatie in de larvalelevenswijze zijn zweefvliegen in allerleibiotopen aan te treffen. Grofweg is bij delarven onderscheid te maken in zoöfage(vleesetende), saprofage (afvaletende) enplant- en paddenstoeletende soorten. Dezoöfage soorten zijn doorgaans bladluis -eters en in de tuin als ‘nuttig’ te beschou-wen. Onder de planteneters bevinden zichook enkele schadelijke soorten. Beruchtzijn bijvoorbeeld de grote narcisvlieg(Merodon equestris) en bollenzweefvliegen(Eumerus) die het op bloembollen gemunthebben. De larven van saprofage soortenleven in dood organisch materiaal en voe-den zich hier veelal met micro-organischafval. Veel saprofage larven leven aqua-tisch (in of bij het water) of in dood hout.Deze zweefvliegen zijn daardoor interes-sante indicatoren voor de kwaliteit vanbossen en moerassen, biotopen waarinandere opvallende insectengroepen door-gaans slecht zijn vertegenwoordigd.

Trendanalyses van huidig en historischvoorkomen laten bijvoorbeeld zien dathoutbewonende soorten het relatief goeddoen, terwijl soorten van venen en brak-watersystemem het moeilijk hebben.Blijkbaar profiteren de houtbewonendesoorten van een natuurlijker bosbeheer,terwijl veen- en brakwatersoorten de ach-teruitgang in areaal en kwaliteit van hunmilieus weerspiegelen.

Al dit soort informatie en nog veelmeer is terug te vinden in ‘De zweefvlie-gen van Nederland’. Net als de eerderedelen uit de serie ‘Nederlandse fauna’ ishet boek goed leesbaar en geeft het eenveelomvattend beeld van de huidige ken-nisstand van de behandelde diergroep.Aanschaf van dit boek is dan ook meerdan de moeite waard. Bedenk echter dathet boek zich richt op verspreiding,gedrag en ecologie. Het is geen determi-natiewerk. Dat hoeft echter geen pro-bleem te vormen. Een deel van de auteursheeft zich namelijk al eerder verdienste-lijk gemaakt met de vervaardiging vandeterminatiewerken, waaronder een han-dige fotogids. Al met al heeft ‘DeNederlandse zweefvliegen’ maar éénnadeel voor de bijenliefhebber: je loopthet risico om zweefvliegen interessanterte gaan vinden dan bijen.

Ivo RaemakersIedereen kent wel dé zweefvlieg: hetbeestje dat op zomerdagen zoemend stil-hangt in een zonnestraal onder een boom,van daaruit met bliksemsnelle achtervol-gingen alle langsvliegende insecten destuipen op het lijf jaagt en vervolgensprecies naar de uitvalsbasis terugkeert.Een dergelijk territoriumgedrag is typerendvoor slechts enkele van de 328 inheemsesoorten. Gedrag, ecologie en verspreidingvan al deze soorten komen uitgebreid aanbod in ‘De Nederlandse zweefvliegen’.

Veel van de informatie in dit boek isook interessant voor bijenliefhebbers, alwas het maar omdat zweefvliegen vaakhun aandacht trekken. Zweefvliegen zijnook frequente bloembezoekers die doorkleur en beharing vaak sterk op bijen ofwespen lijken. Nederlandse namen als bij-vliegen (Eristalis), wespvliegen (Temno -stoma), hommelreus (Volucella bomby-lans) en fopwespen (Chrysotoxum) spre-ken wat dit betreft voor zich. Nog interes-santer is dat een aantal soorten directerelaties met angeldragers onderhoudt. Delarven van kniksprieten (Microdon) en reu-zen (Volucella) groeien bijvoorbeeld op innesten van mieren, hommels of socialewespen. Afhankelijk van de soort eten zenestafval of gastheerlarven. De vliegen-larven worden in de gastheernestengeduld, maar verpopping vindt buiten denesten plaats. Bij de reuzen is het opmer-kelijk dat de gastheren onderscheid lijkente maken tussen de vliegen van afvaletersen van larveneters. Bij eileg door volwas-sen zweefvliegen worden afvaleters welin het gastheernest geduld, maar een lar-veneter als de wespreus (Volucella inanis)wordt direct door de gastheer gedood

Boekbesprek ing

De zweefvliegen van Nederland

De Nederlandse zweefvliegen, Nederlandse Fauna8. ISBN 9789050112901Auteurs: Menno Reemer, Willem Renema, Woutervan Steenis, Theo Zeegers, Aat Barendregt,John T. Smit, Mark P. van Veen, Jeroen van Steenisen Laurens J.J.M. van der Leij Uitgever: Nationaal Natuurhistorisch MuseumNaturalis, KNNV Uitgeverij (Utrecht) EuropeanInvertebrate Survey-Nederland, Leiden.450 Pagina’s, rijk geïllustreerd , prijs €49,95

Gewone citroenzwever, Xanthogramma pedissequum Wollig gitje, Cheilosia illustrata Grote fopwesp, Chrysotoxum cautum

foto’s Dick Be

lgers

Page 25: ‘Volken lezen’ met Guido Eich Gentech bijen houden

3juli-augustus

2009

VERENIGINGSNIEUWS

Jaargang:...................................

......................................

# 25

Aat RietveldDe commissie biotoopverbetering is dejongste commissie van de NBV. Er iswerk aan de winkel. Het Deltaplan vande NBV is geschreven en aan deTweede Kamer en de minister van LNVaangeboden. De minister heeft gerea-geerd met een uitvoerige brief aan deTweede Kamer. Zowel in het Deltaplanals in de reactie van de minister wordtruim aandacht besteed aan drachtmo-gelijkheden voor bijen. Gebrek aangevarieerde dracht gedurende het heleseizoen wordt algemeen als één van deoorzaken van bijensterfte gezien.

Als commissie haken we in op deze ont -wikkeling. De minister geeft in haar briefaan dat er meer partijen zijn die invloedop drachtverbetering hebben. Ook als hetgaat om het geld dat beschikbaar is voorhet inzaaien van akkerranden zijn debijenhouders niet de enige partij. Daaromzoekt de commissie samenwerking enoverleg met andere belangrijke partijen,zoals Vogelbescherming Nederland,Landschapsbeheer Nederland, Vlinder -stichting, stichting Natuur en Milieu e.d..De commissie is bezig om met dezeorganisaties afspraken te maken.Allereerst worden ze individueel bezochtom de samenwerkingsbereidheid tetoetsen. Het streven is om voor het eindevan het jaar een studiebijeenkomst metdeze organisaties te beleggen waarin wordtonderzocht hoe we in gezamen lijk heidgaan reageren op landelijk en provinciaalbeleid en hoe we elkaar ondersteunen inons werk en het realiseren van onze doelen.

KenniscentrumVerder beoogt de commissie in samen -werking met genoemde partners eenkenniscentrum op te zetten in de vormvan een website waarop informatie tenbehoeve van plaatselijke initiatieven voorbiotoopverbetering toegankelijk wordtgemaakt. Kennis en opgedane ervaringenworden beschikbaar gesteld aan iedereendie interesse heeft een bijdrage te leverenaan biotoopverbetering. De bedoeling isdat met behulp van deze praktijkgerichteinformatie de afdelingen van de NBV, enanderen, concrete activiteiten kunnen

ontwikkelen en er met vragen terechtkunnen. Ook hier zal samenwerking metanderen worden gestimuleerd. Het staat decommissie voor ogen dit kenniscentrumin deeltijd te bemensen waarmee dekennisoverdracht en het up to date blijvenvan het materiaal verzekerd wordt. Decommissie onderzoekt hoe een en anderfinancieel gerealiseerd kan worden. Decommissie krijgt veel vragen vanuit dediverse afdelingen. Zij probeert hier zoadequaat mogelijk op te reageren.

BiodiversiteitHet jaar 2010 zal door Europa uitgeroepenworden tot het jaar van de biodiversiteit.We sluiten in dat jaar bij dit thema aanmet een concrete activiteit. We denken inhet kader van de ‘Boomplantdag’ aaniedere gemeente een ‘bijenboom’ aan tebieden. Op 19 september a.s. zal decommissie tijdens het HB-Groepen-overlegmet materiaal komen waarmee deafdelingen in hun eigen omgeving vooren tijdens de boomplantdag aan de slagkunnen. De commissie zal met hetLandelijke Bureau van de stichtingNationale Boomfeestdag, voorheenBoomplantdag, één en ander voor bereiden.De plaatselijke afdelingen van de NBVzullen de uitvoering moeten verzorgen.

De commissie bestaat uit zes leden, t.w.:Eva Schild, Ardine Korevaar, Gery den Duijf,Louis van der Goor, Ronald Mulder en AatRietveld. Ieder van deze leden heeft zijn ofhaar eigen deskundigheid. Aan vullingmet één of twee leden is zeer welkom.Heb je affiniteit met drachtmogelijkhedenen enige deskundigheid op dat vlak of ophet vlak van lobbyen, politieke beïnvloe -ding of iets dat van belang kan zijn, neemdan contact op met Aat Rietveld,hoofdbestuurslid NBV. Uiteraard staat decommissie open voor suggesties.

Mag een bijenhouderandermans wespenverdelgen?

Aat RietveldDeze vraag stelden een paar imkers in debijeenkomst van hun groep. Nu hetwespen seizoen weer volop is aangebroken,lijkt een antwoord in Bijenhouden op zijnplaats. Laten we voorop stellen dat demeeste imkers natuurliefhebbers zijn. Zegenieten van de hele natuur: ook vanplanten, solitaire bijen, en jawel: wespen…Toch wordt menig imker gevraagd (ander -mans) wespennest te verwijderen.

GifImkers mogen bij anderen wespennestenopruimen, maar niet met gif. Omdat bij hetverdelgen van een flink wespennest, opeen vreemde plaats, flink wat gif gebruiktmoet worden, mag volgens de wet nietiedereen dat doen. Alleen personen diedaarvoor een licentie hebben, in feite eenontheffing van het verbod op verdelgenmet gif, mogen die klus klaren. Voor dezelicentie is nodig dat een speciale cursuswordt gevolgd. Daar leren de cursisten vanalles over plaagdieren, over de middelenwaarmee ze effectief bestreden worden,en vooral hoe die middelen veilig kunnen

Commissie Biotoopverbetering haakt in op deontwikkelingen

boerenwormkruidgeel

een sluipwesp landt opeens

tussen de bijen

Sylva Ley

Page 26: ‘Volken lezen’ met Guido Eich Gentech bijen houden

bestaat. Er moet een situatie ontstaanwaarin de NBV en het groene onderwijssamenwerken, tot wederzijdse versterking.

DrachtverbeteringDe NBV praat met andere (natuur)organi -saties zoals de Vogelbescherming om deverschillende belangen in de natuurlijkeomgeving met elkaar te verbinden. Maarhet zijn de afdelingen die bij plaatselijkeoverheden hun groen moeten bevechten.De NBV vindt dat er weer betaaldeconsulenten moeten komen aan wieplaatselijke bijenhouders advies kunnenvragen.

KenniscentraNieuwe en ook bestaande kennis moetdoorgegeven worden aan de bijenhouders,en wel via eigen regionale kenniscentra.Daar kunnen bijenhouders terecht voorcursussen en vakinformatie en wordenschoolklassen en andere publieksgroepenvoorgelicht over bijen en het houden vanbijen. Voor dergelijke centra, vijf in getal,is behoorlijk veel geld nodig. De NBVheeft er al eerder om gevraagd; wil deKamer er nog eens bij de minister opaandringen?

Geregeld contactTenslotte zou de NBV erg graag willenhoren op wat voor manier de minister hetgeregelde contact met alle partijen dieinvloed kunnen hebben op de toekomstvan de bijenhouderij aan gaat pakken. TB

bijenhouden 2009/07-08 juli-augustus # 26

Deze prachtige creatie van verschillende fruit --soorten won tijdens de jaarlijks te houden Fruit -corso week in Tiel in september 2007 de eerste prijsbij het mozaïek leggen. Het mozaïek werd gelegddoor het Corsokwartet. Dit jaar wordt de corso-week gehouden van 4 t/m 14 september 2009, deoptocht van het fruitcorso is op zaterdag 12 sep-tember, 13.00 uur. De wagens zijn te bekijken opzondag 13 september van 9.00-18.00 uur. Zie ook www.fruitcorso.nl. Foto ingestuurd doordhr. A. Canters uit Wageningen.

worden toegepast. Inspecteurs van VROMzien erop toe dat geen onbevoegden ditsoort werk doen.Er zijn imkers die vragen: kunnen wij diezoveel ervaring hebben met bijen nietautomatisch een licentie krijgen? Na hetbovenstaande zal duidelijk zijn dat hetantwoord daarop ‘nee’ is.

MeldingVeel mensen die een wespennest in huisof tuin ontdekken, willen dat het liefstekwijt. Vaak weten ze trouwens niet of hetom bijen of wespen gaat. Vandaar dat ervaak een imker bij geroepen wordt, al ofniet via de gemeente. Blijken het wespente zijn, en geen bijen, dan zijn veel imkerszo hulpvaardig om het wespennest op teruimen. Zolang dat zonder gif gebeurtblijven ze daarbij binnen de wet. Toch ishet de vraag of imkers zich daarvoormoeten lenen, ook al helpen ze er mensenmee die bang zijn voor alles wat kansteken. Het is niet bevorderlijk voor hetimago van de imker als natuurliefhebber. We kunnen wel een andere bijdrage leve -ren: juist imkers kunnen inschatten ofver delging echt nodig is en of die ingreepwel in verhouding staat tot de on der von -den overlast. We zijn dus goede adviseurs;hopelijk wordt er naar ons geluisterd.

Plaag in eigen huisNatuurlijk mag iedereen zijn eigenongedierte bestrijden, ook wespen. Als hetmoet met het gif dat daarvoor in klein -verpakking te koop is. Maar ook hier graagmet terughoudendheid en zorgvuldigheid,met omzichtigheid jegens wat leeft en hetnodige ontzag voor het verdelgingsmiddel.

Met 1 miljoen euro extra voor drie jaarbijenonderzoek, hoe welkom ook, eneen aantal ‘gratis’ voornemens zijn weer niet. Dat is de strekking van de briefdie voorzitter Jan Dommerholt in juniaan de Vaste Kamercommissie LNV(Landbouw) stuurde. Zoals in het NBV-Deltaplan stond, hebben niet alleen debijen, maar heeft ook de bijenhouderijzélf een paar injecties van de overheidnodig om in leven te blijven.

De minister vergist zich als zij denkt datmet een reële vergoeding voor bestuivings -diensten de kous af is. Ook wanneer een(bestuivings)volk geen bestuivingsdienstenverricht moet het kunnen foerageren enverzorgd worden, om in leven te kunnenblijven. Zonder imkers is er geen bijenhouderij envalt de zorg voor honingbijen weg, hoe -veel inzicht extra onderzoek ook oplevert.De bijenhouderij zelf heeft een cocktailnodig van betere drachtomstandigheden,meer bijenonderwijs, meer voorlichtingonder imkers én onder nog-niet-imkers.De NBV is op al die fronten ook actief,maar voor voldoende resultaat ontbrekenhet geld en (betaalde) mankracht.

Groen onderwijsWeliswaar gaat de minister het agrarischonderwijs vragen de bijenhouderij in hetlesprogramma op te nemen, maar latendie opleidingen daarbij vooral de kennisaanboren die daarover binnen de NBV

Foto van de Maand

Samenvatting van een brief aan de Kamer

NBV laat het er niet bij zitten

NBV/Bijenhuis heft postbus op

Post aan de NBV of aan het Bijenhuismoet voortaan worden gestuurd naar:Grintweg 273, 6704 AP Wageningen.

Page 27: ‘Volken lezen’ met Guido Eich Gentech bijen houden

bijenhouden 2009/07-08 juli-augustus # 27

Te koop: bijenvolken, zowel compleet alsop raam. Ook verkopen wij alle imker -materialen o.a. honingslingers, bijenkorvenen kasten (Red Cedar of vurenhout), nieuwof gebruikt, alle maten kunstraat. Infor meervrijblijvend naar onze speciale prijzen.Imkerij De Werkbij, Rhenen en Emst(gemeente Epe). Zie voor adres:iwww.dewerkbij.nl (met completewebwinkel), e [email protected], t 0317-61 29 42.

Te koop: bijenvolken met of zonder kast,nieuw model bijenkasten. Alle matenkunstraat, alle imkermaterialen. Ookhoning verkoop. Openingstijden: zat. of natelefonische afspraak t 0485-45 42 76.Imkerdepot Mia v.d. Heijden, Voortse -straat 19, 5454 GR St.Hubert.

Te koop: Duitse Carnicakoninginnen:onbevrucht €6,-, bevrucht €18,-, vanaf 10stuks portvrij. Imkerei Heinz Pieper, TwistDuitsland, t 0049-5936-6066,e [email protected].

Imkerij DEVO Tilburg: wegens omstandig -heden voortaan iedere woensdag geopendvan 13.30 tot 22.00 uur. Op andere dagenna telefonische afspraak. De koffie staatklaar in de Ohmstraat 1 te Tilburg. m 06-22 24 47 13, e [email protected],iwww.zoemexpress.nl.

Het Honingmagazijn, hét adres op deVeluwe en daarbuiten voor al uw imker -materialen, kijk op www.honingmagazijn.nl. Dagelijks geopend na tel.- of email -afspraak: t 06-11 95 05 83e [email protected], Magazijn:Oenerweg 57 achter, 8161 PK Epe.

Te koop: acaciahoning. Uit eigen imkerij,gewonnen in Brandenburg, glashelder. In25 kg emmers €4,25/kg, bij afname van1.000 kg: €4,-/kg. Imkerij Heller, m 06-30 95 07 33 (Zuidbroek).

Wij kopen uw Nederlandse honing enverkopen alle soorten honing in grote enkleine hoeveelheden. Ook stuifmeel,honing koek, honingsnoep e.d. Wij zijn déleverancier voor uw markt of braderie!Vraag vrijblijvend onze speciale prijzen.Imkerij De Werkbij, Rhenen en Emst(gemeente Epe). Zie voor adres: iwww.dewerkbij.nl (met complete webwinkel),e [email protected], t 0317-61 29 42.

ProPol Produkten BV, bekend alsproducent van de bekende AmbrosiaHoningwijnen, heeft ook een ruim assor -timent apitherapieproducten: crèmes, zeep,snoep etc. die uitermate geschikt zijn voorwederverkoop. Vraag vrijblijvend naar onzeprijslijst. Voor informatie: t 0229-29 58 48,e [email protected], iwww.propol.nl.

Te koop: Spaarkasten (10-, 7-, 6-, of 3-raamsuitvoering). Ook voor losse broed- enhoning kamers, daken en bodems. Kijk opwww.immenhof.nl. De Immenhof, Voort -huizen, t 0342-47 28 37, m 06-53 18 20 06.

Te koop: nieuwe Spaarkasten, Simplex -kasten, raampjes à €0,60. Red Cedar dusweerbestendig. Tegen zeer aantrekkelijkeprijzen. Luijmes, Terborgseweg 33a,Dinxperlo, t 0315-65 16 64.

Vof het Ielgat. Voor imkermaterialen enbijenproducten. Geopend tijdens het bijen -seizoen van di. t/m vr.: 10.00-17.00 uur.Zaterdag gesloten. In het winterseizoen:wo. van 13.00-17.00 uur. Voor actuele info:www.ielgat.nl, t 0592-38 93 49.

Het adres in Limburg voor al uw imker -materiaal. Cosmetica, gelee royale, propolis,pollen, bijenwaskaarsen, honingkoek enz.Altijd scherpe aanbiedingen. Open: do. envr. 10.00-17.00 uur, za. 10.00-15.00 uur ofna tel. afspraak. AN,NÉ, was- en natuur -producten, Oude Blaarstraat 130b, B-3700Tongeren (15 min. van Maastricht). t 0032-12 74 79 94, iwww.an-ne.com.

Bezoekerscentrum Imkerij Immenhof. Dit omvat een imkerij, wijngaard, tuinen,expositieruimte met permanente expositie,terras en plantenverkoop. Een uniek engezellig uitstapje voor uw vereniging,familie of bedrijf. Voor meer info: iwww.imkerij-immenhof.nl of t 024-35 84 543.Gonnie en Marcel Hallmans, Rijksweg 224,Molenhoek/Heumen.

Bijenteeltmuseum SEC De Bankörf. Inkoopvan oude imkermaterialen en bijenboeken.Boeken in onze bijenbibliotheek gratis terinzage, catalogus aanwezig. t 0592-38 93 49,iwww.ielgat.nl.

Vraag en aanbodHet gehele jaar WeertNatuur- en Milieucentrum De IJzeren Man,Geurtsvenwg 4. www.nmcweert.nlt 0495-524893, e [email protected]

t/m 1 september RuinenBij Natuurmonumenten Bezoekers centrumDwingelderveld kunt u elke dinsdag van11.00 en 16.00 uur binnenlopen. Imkerszullen u mee nemen naar de bijenstal. Deentrée is gratis. Van 13.00-15.00 uur is hetvoor kinderen tot 12 jaar mogelijk eenbijenhotel te maken voor solitaire bijen.Kosten: leden €4,50, niet-leden €7,50 p.p.Benderse 22, 7963 RA Ruinen, t 0522472951,iwww.natuurmonumenten.nl

t/m 27 september landelijkKijk op www.vaneigenerf.nl voor delocatie in uw omgeving en geniet van eenBoergondisch feestmaal, onderdeel van delandelijke campagne ‘Proef de aandacht’.Een campagne waarbij seizoen- en streek -gebonden voedsel van de biologische boergepromoot wordt, reserveren is vereist.Koop drie producten bij de biologischeboer en u kunt ook een plaats aan de rijkgedekte tafel winnen.

1 augustus OisterwijkOpen dag ‘De Biehal’, Nemelaerweg (zij -straat Posthoornseweg) van 12.00-16.00uur. O.a. uitleg door imkers, demonstratieshoning slingeren, proeven en verkoophoning, het merken van koninginnen. Ukunt bijen zien van achter glas ofvliegengaas. J. van Biljouw, t 013-52 82 562,e [email protected].

1 augustus Zuidlaren25e markt van Melk en Honing van 10.00-16.00 uur op de Grote Brink. Eén van degrootste bijenmarkten van Nederland met70 standhouders, kaarsen maken, honing -pot vullen, etiket ontwerpen, honing -keuring en -proeverij. Ton Kolkman,t 050-40 95 792, m 06-46 09 63 23,[email protected], iwww.bijproat.nl

2 augustus DeurneOpen Huisdag van 13.00-16.00 uur bij NBVafd. St. Ambrosius Peelland Deurne op hetNMEC-terrein van ‘De Ossenbeemd’, Haag -eind 31. Imkers aanwezig en honing tekoop. Jan Berkers, t 0493-31 77 28,e [email protected]/afdelingen.nl

Agenda

Page 28: ‘Volken lezen’ met Guido Eich Gentech bijen houden

Neder landseB i jenhoudersveren ig ingGrintweg 273, 6704 AP Wageningent 0317-42 24 22 f 0317-42 41 80e [email protected] www.bijenhouders.nlbank 53.90.42.897, postbank 84.68.01. Voor betalingen vanuit het buitenland: IBAN: NL62ABNA0539042897BIC: ABNANL2AOpeningstijden ma t/m vrij: 10.00-14.00 uur

Het B i jenhuis (winke l )Grintweg 273, 6704 AP Wageningen t 0317 422 733, f 0317-42 41 80e [email protected] i www.bijenhuis.nlbank 53.90.42.900, postbank 823276open 1 apr t/m 30 sep: di t/m vr 8.30-17.30uur, za 8.30 - 13.00 uur1 okt t/m 31 mrt: di t/m vr 8.30-17.00 uur

bi jen@wur P lant ResearchInternat iona l (PR I )(v.h. PPO-Bijen, Ambrosiushoeve)Centraal Meldpunt Bijenziekten (ma t/m vrijvan 9.00 - 17.00 uur, op afspraak) Postbus 16, 6700 AA Wageningen.Bezoekadres: Droevendaalsesteeg 1, 6708 PBWageningen, t 0317-48 12 79, e [email protected] www.bijen.wur.nl

Spui t schade melden Inspectie Noord/Oost, Zwolle, t 038-4291300Inspectie West, Utrecht, t 030-66 92 669Inspectie Zuid, Eindhoven, t 040-25 638 00

Amer ikaans vu i lb roedGevallen of vermoedens van Amerikaansvuilbroed (AVB) altijd melden bij: AID Kerkrade t 045-54 64 185

2 augustus HorstVandaag ‘Zomer border plantentips’. Voormeer iformatie: kijk bij 6 september

4 augustus t/m 13 septemberSchoorlBijententoonstelling in Bezoekerscentrum‘Het Zandspoor’, Oorsprongweg 1, met o.a.honing proeven, voor kinderen: kaarsmaken en bijenpad. Er zijn imkers aan -wezig. Mogelijkheid tot heidewandeling(6 of 12 km) in de Schoorlse Duinen. Open:di. t/m zo.: 10.00-17.00 uur. Toegang gratis.

5 augustus EpeBijen- natuurmarkt voor honing, bijen -volken en imkerartikelen, m.m.v. veelnatuurverenigingen, van 08.00-12.00 uur,bij het gemeentehuis. Inl.: E.C.v.d. Kley,t 0578-68 83 31.

8 augustus ZutphenHoning- en Milieumarkt van 9.00-16.00uur op de Houtmarkt. Inl.: Willem Velberg,t 0575-51 56 46, m 06-13 64 91 10.

27 augustus WageningenHoofdbestuursvergadering NBV in hetBijenhuis, aanvang 13.30 uur.

29 augustus DrachtenBijenmarkt van 10.00-16.00 uur op hetMuseumplein. In- en verkoop bijenvolken,imkerartikelen, planten, de Vlinderwerk -groep KNNV, Vogelasiel ‘De Fügelhelling’en de volkstuinvereniging zijn aanwezig,tevens demonstratie wassmelten, kaarsenmaken en presentaties over bijen in hetmuseum. Museum Smallingerland is dezedag gratis toegankelijk. Adri Wagter,t 0516-54 12 56, [email protected].

30 augustus UlvenhoutOpen Dag van 11.00-17.00 uur, met om14.00 uur de officiële heropening van debijenstal aan de Annevillelaan vanimkersvereniging Ulvenhout/Galder.Christ Smeekens, t 076-56 14 307.

4 september StadskanaalProvinciale honingkeuring voor de provin -cie Groningen bij NBV afd. Stadskanaal.Inleveren producten tussen 18.00-19.00uur. Prijsuitreiking om 21.00 uur. Alleafdelingen in Groningen worden geïnfor -meerd. Gé Hoogerwerf, t 0599-21 29 13, e [email protected].

5 september StadskanaalHoning- en natuurinformatiemarkt in hetwinkelcentrum op ‘het plein met defontein’. G. Hoogerwerf, t 0599-21 29 13, e [email protected].

6 september DeurneOpen Huis van 13.00-16.00 uur bij NBVafd. St. Ambrosius Peelland Deurne op hetNMEC-terrein van ‘De Ossenbeemd’,Haageind 31. Imkers aanwezig en honingte koop. Jan Berkers, t 0493-31 77 28,e [email protected]/afdelingen.nl.

6 september HorstElke eerste zondag van de maand (t/moktober) kunt u van 11.00-13.00 uur terechtin het praktijkcentrum ‘t Zoemhukske,Kasteellaan 3, Horst-Noord. Vandaag‘Andere producten van de bij, zalf maken’.Jacques Bielen, t 077-46 72 940,e [email protected], iwww.zoemhukske.nl.

12 september WageningenBijeenkomst NBV groepen en Hoofd bestuurin het Bijenhuis, aanvang 10.00 uur.

15 t/m 20 septemberMontpellier (Fr.)Apimondiacongres. Zie Bijenhouden juni2009, p. 15. iwww.apimondia2009.com.

19 september UgchelenHoning-, Bijen-, Natuur- en Hobbymarktvan 10.30-16.00 uur in en rond het Dorps -huis ‘Ugchelens Belang’, Bogaardslaan 81.Tevens verkoop van imkermaterialen. Inl. en opgave/kraamverhuur: Lammertvan Beek,e lammertvanbeek @online.nlt 033-28 64 856, of Wim Steenbergen,t 055-53 36 605, e [email protected].

19 september BussumHoning- en natuurmarkt van 10.00-16.00uur in de bijentuin aan de Huizerweg49H. i www.imkerverenigingbussum.nl.Inl. mw. L. de Graaf, t 035-69 10 952,e [email protected] of Elly Sterk,t 035-69 82 627, e [email protected].

26 september WageningenBijengezondheidsdag voor Bijen gezond -heidscoördinatoren (BGC’s). Aanvang10.00 uur, spreker o.a. Dr. Gerhard Liebig.Meer informatie in het september -nummer.

Vraag & aanbodSchriftelijke opgave van adver

tenties

bij de redactiesecretaris, mw. M. Canters,

Grintweg 273, 6704 AP Wageningen,

e [email protected].

U krijgt voor de kosten een factuur

toegestuurd, vermeld daarom uw

adresgegevens in uw opgave. Geen

geld overmaken of overschrijvingsfor-

mulieren opsturen!

Het tarief voor ‘Vraag & aanbod’ is

€ 10,- voor de eerste twintig woorden,

ieder woord meer €0,25.

bijenhouden 2009/07-08 juli-augustus # 28