Visie op Sectoren Onderwijs, Woningcorporaties en Zorg 2011

31
Sectorupdate 2011 Interview Trends & ontwikkelingen Sectorvisie visie op onderwijs, zorg en woningcorporaties

description

ABN AMRO brengt jaarlijks voor alle sectoren de Visie op Sectoren uit. Visie op Sectoren Onderwijs, Woningcorporaties en Zorg 2011

Transcript of Visie op Sectoren Onderwijs, Woningcorporaties en Zorg 2011

Page 1: Visie op Sectoren Onderwijs, Woningcorporaties en Zorg 2011

0900 - 0024 (€ 0,10 per minuut)abnamro.nl/sectoren

Sectorupdate 2011 ▶ Interview ▶ Trends & ontwikkelingen ▶ Sectorvisie

visie op onderwijs, zorg

en woningcorporaties

ABN3022_zorg onderwijs_woco_omsl.indd 1-2 06-05-11 15:40

Page 2: Visie op Sectoren Onderwijs, Woningcorporaties en Zorg 2011

ABN3022_zorg onderwijs_woco_omsl.indd 3-4 06-05-11 15:40

Page 3: Visie op Sectoren Onderwijs, Woningcorporaties en Zorg 2011

Herstel Nederlands bedrijfsleven zal voorzichtig

doorzetten in 2011

Geachte relatie,

Voor u ligt de Visie op Sectoren 2011 waarin een groot aantal sectoren en hun onderliggende branches inhoudelijk worden besproken en geanalyseerd. Aan de hand van Visie op Sectoren wil ABN AMRO u graag inzicht geven in de huidige trends en ontwikkelingen van uw sector en geven onze sector-specialisten bovendien hun visie weer voor het komende jaar. U kunt uw onderneming spiegelen aan de trends en actuele branchecijfers, kijken hoe het met de branche van uw toeleveranciers is gesteld en zien wat de verwachtingen zijn van ABN AMRO over uw eigen branche.

Het beeld van de verschillende sectoren verschilt onderling nog behoorlijk. In het kielzog van een

sterk groeiende wereldhandel en toenemende export wisten vooral de sectoren industrie en trans-

port als eerste de omslag naar groei te realiseren. Al snel volgde het herstel in andere sectoren,

terwijl de ontwikkelingen in de bouw nog altijd zorgelijk blijven.

Naast sectorspecifieke invloeden, zijn er ook ontwikkelingen die een economiebrede impact hebben.

Zo zijn de prijzen van grondstoffen structureel hoger geworden. Naast de olieprijs geldt dit ook voor

edelmetalen en industriële metalen; vooral door toegenomen vraag vanwege forse economische

groei in Azië. Ook de prijzen van agrarische grondstoffen stegen. Met name door tegenvallende

oogsten en een duidelijk aantrekkende wereldvraag.

In deze Visie op Onderwijs, Zorg en Woningcorporaties zijn drie interviews opgenomen. Voor

onderwijs geven Sijbolt Noorda, voorzitter VSNU, en Eric Zwaart, sector banker Onderwijs

ABN AMRO hun visie op het huidige onderwijsstelsel. Jeroen van Breda Vriesman, lid van de

executive board van Eureko (Achmea) gaat het gesprek aan met Linze Dijkstra, sector banker Zorg

ABN AMRO, over de gezondheidszorg. Voor de corporatiesector geeft de directeur van het Centraal

Fonds Volkshuisvesting, Jan van der Moolen, zijn visie in gesprek met Astrid van Arum, sector banker

Woningcorporaties bij ABN AMRO. In de drie interviews is onder meer besproken hoe deze sectoren

efficiënter kunnen omgaan met minder middelen.

Hopelijk stimuleert deze publicatie u om met ABN AMRO en uw collega-ondernemers van gedachten

te wisselen over de uitdagingen voor uw bedrijf en uw sector in Nederland. Wij denken graag met u

mee en zijn u graag van dienst. Namens alle collega’s van ABN AMRO wens ik u en uw bedrijf alle

succes toe!

Vriendelijke groeten,

Joop Wijn Lid Raad van Bestuur ABN AMRO

1Visie op onderwijs, zorg en woningcorporaties

ABN3022_zorg onderwijs woco.indd 1 10-05-11 11:13

Page 4: Visie op Sectoren Onderwijs, Woningcorporaties en Zorg 2011

Visie op onderwijs,zorg en woningcorporatiesSectorupdate 2011

2

ABN3022_zorg onderwijs woco.indd 2 10-05-11 11:13

Page 5: Visie op Sectoren Onderwijs, Woningcorporaties en Zorg 2011

4 6

10 12 16 18 20 24 2628

visie op Nederland

interview onderwijs

onderwijs

interview zorg

langdurige zorg

medisch-specialistische zorg

interview woningcorporaties

woningcorporaties

leeswijzer

colofon

3Visie op onderwijs, zorg en woningcorporaties

ABN3022_zorg onderwijs woco.indd 3 10-05-11 11:13

Page 6: Visie op Sectoren Onderwijs, Woningcorporaties en Zorg 2011

Vorig jaar groeide de economie met 1,75%. Dankzij een stevig groeitempo rond de

jaarwisseling blijft de groei dit jaar gemiddeld waarschijnlijk goed op peil. Maar in de

loop van het jaar loopt het tempo terug.

visie op Nederlandgroei Nederlandse economie zwakt wat af in loop van 2011

Na vier kwartalen van herstel viel de economische groei in de

zomer van 2010 (tijdelijk) vrijwel weg. Het BBP liet een stijging

optekenen van amper 0,1% k-o-k. In het tweede kwartaal was het

BBP - geholpen door forse voorraadvorming - nog met 1,0%

gegroeid. Terwijl in het voorjaar de groei enorm was opgestuwd

door voorraadopbouw, werd in het derde kwartaal de groei juist

(nog sterker) gedrukt door een afname van de voorraden.

Gemiddeld is de economie in deze twee kwartalen met 0,5%

k-o-k gegroeid. Eind 2010 steeg het BBP weer met 0,6% k-o-k,

met dank aan de uitvoer, voorraadopbouw, particuliere consump-

tie en bedrijfsinvesteringen. Het cijfer werd wel wat geflatteerd

door de kou, die heeft gezorgd voor extra productie en verbruik

van energie. Gemiddeld kwam de BBP-groei in 2010 uit op 1,8%.

Dit was bijna geheel te danken aan de uitvoer.

Groei economie bleef begin 2011 op peil

-6

-3

0

3

6

1991 93 95 97 99 2001 03 05 07 09 201160

75

90

105

120

BBP (% j-o-j; linkeras) Economisch-sentimentindicator (rechteras)

Bron: Thomson Reuters Datastream

Uitvoer blijft motor economische groeiDe groei van de uitvoer is inmiddels afgenomen. Toch zal de uit-

voer ook dit jaar weer flink bijdragen aan de economische groei,

maar wel iets minder dan in 2010. Daar staat tegenover dat de

binnenlandse bestedingen het wat beter zullen doen dan vorig

jaar. Voor heel 2011 verwachten we eenzelfde groeicijfer als vorig

jaar. Dat heeft te maken met de hogere groei eind 2010 en de

goede start van 2011. Die goede start wordt gesuggereerd door

diverse voorlopende indicatoren in binnen- en buitenland. Zo

liepen het producentenvertrouwen in de Nederlandse industrie en

de Economisch-sentimentindicator in maart op naar het hoogste

peil in ongeveer drie jaar. De inkoopmanagersindex (PMI) liep in

maart weliswaar iets terug, maar ligt nog steeds op een hoog

niveau, wat duidt op verdere expansie. En last but not least liet

de industriële productie in januari en februari flinke (verdere)

stijgingen zien ten opzichte van de voorgaande maand.

In de loop van 2011 zien we de groei in de eurozone en Nederland

afzwakken door bezuinigingsmaatregelen van overheden en onder

invloed van de flink gestegen olieprijs. We denken dat de effecten

van de bezuinigingen in binnen- en buitenland op de Nederlandse

BBP-groei dit jaar geleidelijk toenemen. Verder ligt het risico voor

de groei aan de ‘onderkant’. Als bijvoorbeeld de olieprijs langer

hoog blijft of nog doorstijgt, zal de economische groei in de

wereld en dus ook in ons land lager uitvallen dan vorig jaar.

De afwijkende ontwikkeling van de uitvoer enerzijds en de binnen-

landse bestedingen anderzijds had ook haar weerslag op het

4

ABN3022_zorg onderwijs woco.indd 4 10-05-11 11:13

Page 7: Visie op Sectoren Onderwijs, Woningcorporaties en Zorg 2011

bedrijfsleven. Het grootbedrijf, dat relatief sterk op afzet in het

buitenland is gericht, kon vorig jaar al weer een duidelijk herstel

laten zien, terwijl daar bij het MKB, dat meer op het binnenland is

georiënteerd, nog nauwelijks sprake van was. Naar verwachting

zal de afzetontwikkeling van het MKB dit jaar bijtrekken.

Uitvoer stijgt verderPMI >50 wijst op groei; <50 – krimp

-20

-10

0

10

20

2001 02 03 04 05 06 07 08 09 10 201130

40

50

60

70

Uitvoer goederen (% j-o-j; linkeras) PMI exportorders (index; rechteras)

Bron: CBS, Markit NEVI

Binnenlandse bestedingenDe particuliere consumptie is in 2010 met 0,4% gestegen. In het

laatste kwartaal viel de consumptiegroei iets hoger uit: +0,5%

k-o-k. Dat kwam onder meer door het flink hogere energieverbruik

als gevolg van het ongebruikelijk koude weer. Daarnaast waren de

autoverkopen fors. De bescheiden consumptiegroei in heel 2010

had te maken met de geringe stijging van het reëel beschikbaar

inkomen. Die stond onder druk van matige loonstijgingen en

banenkrimp. Bovendien was het herstel van het consumenten-

vertrouwen nog niet echt overtuigend. Weliswaar is een opwaartse

beweging zichtbaar, maar deze verloopt met horten en stoten.

Ook dit jaar is de consumptiegroei nog bepaald niet uitbundig.

Diverse factoren werken tegen elkaar in. De individuele

koopkracht verslechtert opnieuw. Weliswaar stijgen de lonen

harder dan in 2010, maar de inflatie valt eveneens hoger uit,

terwijl de bezuinigingsmaatregelen van de overheid ook de

koopkracht drukken. Maar daar staat tegenover dat het aantal

banen toeneemt. Al met al kan het reëel beschikbaar inkomen iets

meer toenemen dan vorig jaar. Ook de consumptie kan dan wat

meer stijgen dan in 2010. Wellicht zet het geleidelijk toegenomen

vertrouwen de consument ertoe aan om uitgaven die de

afgelopen jaren zijn uitgesteld vanwege (baan)onzekerheid, alsnog

te gaan doen. Mogelijk verder stijgende energieprijzen vormen

uiteraard een risico voor de inflatie en daarmee voor de

koopkracht.

Hoewel de investeringen gemiddeld nog afnamen in 2010, was in

de loop van het jaar verbetering zichtbaar. Het voorzichtige

investeringsherstel na de recessie heeft te maken met de vrij lage

bezettingsgraad van het machinepark in de industrie. Door de

recessie was de bezetting ongekend sterk afgenomen. Daarna is

deze weer behoorlijk opgelopen, maar toch is nog sprake van

onderbezetting. Daardoor zijn er weinig prikkels om te investeren

in uitbreiding. Wel zal worden geïnvesteerd ter vervanging van

(verouderde) machines of ter verbetering van de concurrentie-

kracht. De investeringen in machines en computers zitten al sinds

de zomer van 2009 in de lift (+12% in 2010). Ook de investeringen

in transportmiddelen zijn weer gestegen. Het afzetperspectief

voor het bedrijfsleven is behoorlijk en de financiële positie is

verbeterd. We verwachten daarom dat de investeringen in 2011

zullen stijgen.

Matige groei kredietverleningDe economische groei is dit jaar, zoals we schreven, gematigd.

De cashflow van bedrijven vertoont een opgaande lijn. De inves-

teringsgroei is bescheiden. De huizenmarkt blijft in mineur.

De rente is laag maar stijgt wel wat. Binnen dit scenario is een

explosieve groei van de Nederlandse kredietvraag onwaar-

schijnlijk. En het kredietaanbod? De bankensector heeft de

kredietcrisis overleefd, veel banken zijn aangesterkt en hebben

buffers opgebouwd. Maar de rook van de crisis is nog niet

verdwenen. Banken moeten zich aanpassen aan de nieuwe

realiteit, die inhoudt dat per euro verstrekt krediet meer vermogen

en liquide middelen nodig zijn. Op termijn kan dat de prijs van

krediet doen stijgen. Gelukkig krijgen banken de tijd om naar de

nieuwe realiteit toe te groeien.

Inflatie loopt opSinds medio 2010 lag het inflatietempo op 1,6%, totdat met name

hogere autobrandstofprijzen de inflatie in december opstuwden

naar net onder de 2%. In de drie maanden daarna bleef het cijfer

gelijk. We verwachten dat door de gestegen prijzen van olie en

voedsel de inflatie in de komende maanden - net als elders in

Europa - wat verder zal stijgen. Dat proces verloopt in ons land

wat langzamer doordat de energieprijzen voor gezinnen door-

gaans twee maal per jaar worden aangepast. Doordat er nog

altijd sprake is van overcapaciteit in de economie zal verdere

opwaartse druk beperkt blijven. We verwachten dat de inflatie

dit jaar gemiddeld duidelijk boven de 2% uitkomt. Omdat we

ervan uitgaan dat de stijging van de energie- en voedselprijzen

later weer afvlakt, kan de inflatie volgend jaar wat lager uitvallen.

5Visie op Nederland

ABN3022_zorg onderwijs woco.indd 5 10-05-11 11:13

Page 8: Visie op Sectoren Onderwijs, Woningcorporaties en Zorg 2011

Links: Sijbolt Noorda, voorzitter van VSNU. Rechts: Eric Zwaart: sector banker Onderwijs ABN AMRO.

Sijbolt Noorda, VSNU, vereniging van universiteiten:’Uiteindelijk is onderwijs vooral wat

we er samen van maken’

Nederland heeft een onderwijsstelsel om trots op te zijn. Het hoger en universitair

onderwijs levert studenten af die hun bijdrage leveren aan de kenniseconomie. Maar het is

niet vanzelfsprekend dat dat zo blijft. De Commissie Veerman waarschuwde al dat we onze

hoge internationale notering niet moeten verliezen. Hoe kijken Sijbolt Noorda, voorzitter

van VSNU, vereniging van universiteiten en Eric Zwaart, sector banker Onderwijs

ABN AMRO, hier tegenaan?

6

ABN3022_zorg onderwijs woco.indd 6 10-05-11 11:13

Page 9: Visie op Sectoren Onderwijs, Woningcorporaties en Zorg 2011

Links: Sijbolt Noorda, voorzitter van VSNU. Rechts: Eric Zwaart: sector banker Onderwijs ABN AMRO.

Beslist niet duurSijbolt Noorda: ‘Het Nederlandse onderwijs is beslist niet duur.

We presteren goed als onderwijs- sector. En dat terwijl we steeds

meer studenten hebben, tegen een dalend bedrag per student.

Het grote probleem is dat er zo weinig gezegd wordt: “Mag het

wat kosten?” Terwijl er niets is waar mensen voor de rest van hun

leven zo afhankelijk van zijn. Iedere Nederlander brengt vijftien tot

twintig jaar van zijn jonge leven in het onderwijs door. Laatst

stond weer in de krant dat hoogopgeleide mensen gemiddeld

twee keer zo veel verdienen. En er is ook een verband tussen

opleidingsniveau en levens-satisfactie en gezondheid.

Toch kom je zelden de bereidheid tegen in het onderwijs te

investeren, ook bij individuele burgers niet. We besteden

miljarden aan cosmetica en vakanties. Maar als je vraagt of een

student bereid is wat meer te betalen voor een verbeterde

opleiding, dan wordt dat als een oneerbaar voorstel beschouwd.

We moeten ons niet fixeren op de uitgaven, maar ook naar het

maatschappelijk rendement van onderwijs kijken.’

Commissie VeermanDan klinkt het advies van de Commissie Veerman u als muziek in

de oren.

Eric Zwaart: ‘Een belangrijke constatering van deze commissie is

dat we als kenniseconomie alleen naar een vijfde plek op de

internationale ranglijst kunnen groeien als we in onderwijs

investeren. En als de overheid daar niet in wil investeren, wie zou

het dan wel willen? Er is in het onderwijs wel gesproken over een

ander bekostigingssysteem, dat studenten meer de werkelijke

prijs van het onderwijs moeten gaan betalen. Gecombineerd met

een sociaal leenstelsel geeft dat het onderwijs meer ruimte om

investeringen te doen.’

Noorda: ‘Het gekke van dit soort stelselwijzigingen is dat de

besparingen zelden worden geïnvesteerd in verbetering van het

onderwijs. Het gaat niet werken wanneer je studenten vooral ziet

als een doelgroep die extra mag bijdragen aan het wegwerken

van gaten in de rijksbegroting. Politici zien vaak niet hoeveel dit

soort investeringen oplevert. Dat is een van de belangrijkste

redenen dat deze discussies in Nederland zo vaak vastlopen.

Maar we hebben de hoogopgeleiden hard nodig, voor de zorg

bijvoorbeeld en om internationaal de concurrentie aan te kunnen.’

Internationale ervaringNoorda: ‘Er is geen andere weg en de belangrijkste link tussen de

universiteit en de samenleving is de student. Het wetenschap-

pelijk onderwijs gaat via de hersenen van de studenten de poort

van de universi-teit uit. Bij deze mensen zit de creativiteit waar de

maatschappij mee verder kan. Ik vind ook dat internationale

ervaring essentieel is. Het zou een uitzondering moeten zijn

wanneer een student niet voor studie of werk naar het buitenland

gaat. Want wat je vakgebied ook is, je zult altijd met internationale

collega’s of klanten te maken krijgen. Het gaat niet zozeer om de

kennis die een buitenlandse ervaring toevoegt, maar meer dat je

je in een vreemde omgeving hebt leren handhaven en dat je de

cultuur-verschillen met je eigen land leert zien. Het is voor veel

studenten een les in creativiteit en een afscheid van

traditionalisme.’

Trots op het onderwijsNoorda: ‘Aspecten van het Nederlandse onderwijs waar we trots

op kunnen zijn? Neem de natuurlijke manier van samenwerken

met bedrijven en non-profit instellingen. Wageningen University

& Research center bijvoorbeeld heeft al tientallen jaren een heel

intensieve samenwerking met de voeding en de tuinbouw. Die

bedrijven weten de universiteit goed te vinden. Hetzelfde geldt

voor de universiteit in Eindhoven, met bedrijven als Philips en

ASML en voor de TU Delft met industrieel ontwerpen en nano-

technologie. Het wonder van de universiteit is dat het er in feite

een Winkel van Sinkel is, maar dat dit soort dingen gewoon tot

stand komt zonder dat het nadrukkelijk georganiseerd hoeft te

worden. De Nederlandse wetenschappers zijn hartstikke goed in

hun relaties met de praktijk.

‘Ik kom zelden de bereidheid tegen in het onderwijs te investeren’

7Interview

ABN3022_zorg onderwijs woco.indd 7 10-05-11 11:13

Page 10: Visie op Sectoren Onderwijs, Woningcorporaties en Zorg 2011

Ook inhoudelijk heeft het wetenschappelijk onderwijs een enorme

ontwikkeling doorgemaakt. Vergelijk het programma van een

rechtenfaculteit eens met 25 jaar geleden, dat is een wereld van

verschil. De internationalisering heeft op alle vlakken van het recht

zijn intrede gedaan, of het nu gaat om informatierecht, bestuurs-

recht, arbeidsrecht of merkenrecht. En dat zonder dat er een

commissie aan te pas is gekomen, maar gewoon doordat de

onderwijsmensen hun samenleving kennen.’

Zwaart: ‘Dat merken wij ook. Neem bijvoorbeeld Jos Verstegen,

lector Ondernemerschap en Samenleving aan de Christelijke

Agrarische Hogeschool in Dronten, in samenwerking met

Wageningen UR. Hier heeft zich een uitgebreide kenniskring

vanuit het bedrijfsleven gevormd. Verstegen houdt zich onder

meer bezig met risicomanagement, een onderwerp waar wij als

bank natuurlijk veel van weten. Daarom ben ik daar ook bij

betrokken, samen met onze sector banker Agrarisch.

In de koppeling met het bedrijfsleven ligt een grote meerwaarde.

ABN AMRO ziet het ook als haar verantwoordelijkheid om na te

denken over toekomstscenario’s voor de agrisector. Wat zijn

kansrijke ontwikkelingstrajecten waar individuele agrarische

bedrijven zich in kunnen herkennen?

Dat soort vragen vergt onderzoek en dus een goede samen-

werking met de onderzoeksfunctie van de hogeschool of

Sijbolt Noorda, voorzitter van VSNU

‘Nederlandse wetenschappers zijn hartstikke goed in hun relaties met de praktijk’

8

ABN3022_zorg onderwijs woco.indd 8 10-05-11 11:14

Page 11: Visie op Sectoren Onderwijs, Woningcorporaties en Zorg 2011

universiteit. Op vergelijkbare manier zijn we ook elders actief,

zoals in Delft. Daar zijn we betrokken bij een minor ”technology

based entrepreneurship”. Studenten krijgen de opdracht om een

bedrijf te adopteren en met oplossingen te komen waar dat

bedrijf zelf nog niet zo aan heeft gedacht. Je ziet dat studenten

creatief zijn en dingen oppakken. Bij ABN AMRO leggen we ook

onze eigen vragen voor aan studenten. Ze blijken vaak met heel

verfrissende oplossingen te komen.’

Excellent onderwijsNoorda: ‘Het stimuleren van excellent onderwijs wordt soms een

lastig thema gevonden. Want het is heel belangrijk om gelijke

kansen te bieden. Tegelijkertijd moet iedereen in staat gesteld

worden zijn talenten te benutten. Dan is het niet verkeerd om

studenten die aantoon-baar op een hoger niveau presteren een

onderzoeksmaster aan te bieden en anderen niet. We willen graag

succes voor iedereen, maar niet voor iedereen hetzelfde succes.

Onderwijs is in zekere zin een weerspiegeling van de samen-

leving. Wat wij als Nederlandse samenleving goed doen is dat we

mensen insluiten en niet uitsluiten. Mijn Engelse collega’s

moeten voortdurend uitleggen waarom er bij hen zo weinig

mensen met een lagere sociaaleconomische status op de

universiteit zitten. Ook in de VS speelt dit, met name bij de beste

universiteiten. Maar bij ons stromen Turkse vwo-leerlingen in

grotere aantallen dan gemiddeld door naar de universiteit. Daar

zouden we met z’n allen heel enthousiast over moeten zijn.’

Collectieve prestatiesNoorda: ‘We beschouwen het onderwijsstelsel, onze collectieve

prestatie, veel te weinig als iets waar we trots op zijn. Het

onderwijs staat niet los van de samenleving, maar is er nauw mee

verbonden. Dat betekent ook dat we het als onderwijs niet alleen

kunnen. Wat doet u voor het onderwijs? was de titel van een

interessant rapport van de Onderwijsraad. Stel jezelf die vraag

eens. Wij zijn als onderwijsinstellingen teveel geneigd onze

studenten als een soort werknemers te beschouwen. En als

maatschappij zijn we gewend het onderwijs te zien als een

verzameling winkels waar je kunt shoppen. Maar het zou veel

meer een tweezijdige relatie moeten zijn, dus dat ouders,

bedrijfsleven en instellingen zich nauwer bij het onderwijs

betrokken voelen. Het onderwijs is uiteindelijk vooral wat we er

als samenleving van maken. We zouden een voorbeeld kunnen

nemen aan Finland, waar grote waardering bestaat voor het vak

van docenten. En dat begint er misschien wel mee dat docenten

op verjaardagsfeestjes weer vol trots vertellen over hun beroep.’

‘We willen graag succes voor iedereen, maar niet voor iedereen hetzelfde succes’

9Interview

ABN3022_zorg onderwijs woco.indd 9 10-05-11 11:14

Page 12: Visie op Sectoren Onderwijs, Woningcorporaties en Zorg 2011

Nederland Kennisland: onderwijs als motor van onze economie

Meer met minder: betere prestaties en aansluitingen met minder geld

Investeren en ook bezuinigen

Branchebeschrijving

Trends en ontwikkelingen

Onze visie

Kerngegevens Websites

Het onderwijs is een groot veld met een aanzienlijk maatschappelijk en

economisch belang. Er gaat EUR 35 miljard in om, er werken ruim

400.000 professionals en miljoenen leerlingen en studenten volgen er

onderwijs. Geen sector is zo veelzijdig, uitdagend en veranderlijk als het

onderwijs. Hogescholen zijn de grootste leverancier van hoog opgeleide

professionals op de Nederlandse arbeidsmarkt. De universiteiten zetten

zich in om de positie van het Nederlandse wetenschappelijk onderzoek

te verstevigen.

Nederland heeft de ambitie om te behoren tot de top-5 van kennis-

economieën. De werkelijkheid is dat wij hier nog ver vanaf staan. Voor

het nieuwe kabinet is dit de aanleiding om met een fors pakket voorne-

mens te komen voor het onderwijs, met als motto ‘de basis op orde en

de lat omhoog’. De elementen die we hier nader belichten zijn: onder-

wijskwaliteit, presteren in plaats van inspannen en talentmaximalisatie.

De onderwijskwaliteit moet omhoog. In 2010 hebben zo’n 30.000 deel-

nemers uit het werkveld hun input daarvoor gegeven en het resultaat is

gepresenteerd als ‘De onderwijsagenda’. De rode draad is dat er meer

ruimte geboden moet worden om als professional je werk te kunnen

doen en er meer aandacht moet komen voor het begrip ‘leerwinst’.

Presteren in plaats van inspannen is onderdeel van ‘de lat omhoog’. De

leerprestatie is het gemeenschappelijke doel waar ieders commitment

voor nodig is (ouders, leraren, leerling en schoolbestuurders). Minder

vrijblijvendheid, iedereen bij de les houden en goede prestaties belonen,

dat is de beweging die op gang moet komen. Talentmaximalisatie ten

slotte, gaat uit van het beginsel dat ieder talent telt. Zeker in een vergrij-

zend Nederland is een hogere arbeidsparticipatie hard nodig. Binden en

boeien in het onderwijs en sturen op het maximale uit jezelf halen

hebben ook een betoverende werking op studiemotivatie en prestaties

bereiken. Een ander facet van talentmaximalisatie betreft het aanbren-

gen van meer structuur en focus op excellent onderwijs.

Goed onderwijs gedijt het best in een professionele leergemeenschap

waarbij iedereen in een veilige omgeving leert dankzij feedback en

reflectie. Die veilige omgeving dreigt voor de leerling, student en

onderwijsinstelling verstoord te worden door de beleidsvoornemens

van dit kabinet. Zo wil men orde op zaken stellen, de balans tussen

rechten en plichten ook in het onderwijs op vele terreinen opnieuw

vaststellen en eigen verantwoordelijkheid stimuleren. Daarbij maakt

men keuzes die niet tegelijkertijd uitvoerbaar zijn. Als het kabinet haar

plannen doorzet, kunnen reorganisaties in het onderwijs niet uitblijven.

Hoe het ook zal uitpakken, ‘meer met minder’ is nu voor een groot

aantal instellingen al realiteit. In het onderwijs wordt daardoor ook sterk

gestuurd op structurele en minst pijnvolle kostenreducties. Vaak

investeert men nog zelf in kostenbesparende veranderingen, maar onze

visie is dat steeds meer gebruik zal worden gemaakt van door

marktpartijen ontwikkelde duurzame totaaloplossingen op gebied van

energiebesparing en facilitymanagement. Dit brengt ons tot het punt

dat het samenspel tussen onderwijs, bedrijfsleven en student steeds

vaker succesvol wordt gearrangeerd en dit bovendien de steeds

belangrijker wordende derde geldstroomontwikkeling voedt. Het

principe is gebaseerd op het Rotterdams Onderwijs Model (de triade

van kennis, praktijk en persoonlijke ontwikkeling), waarin de attitude van

‘outside in, inside out’ zijn meerwaarde al lange tijd heeft bewezen.

Aantal ROC’s/AOC’s en vakscholen: 70

Aantal deelnemers ROC: circa 588.000

Aantal HBO’s: 39

Aantal studenten HBO’s: 417.000

Aantal Universiteiten: 14

Aantal studenten Universiteiten: 239.000

www.vsnu.nlwww.mboraad.nlwww.hbo-raad.nlwww.abnamro.nl/onderwijs

onderwijs

10

ABN3022_zorg onderwijs woco.indd 10 10-05-11 11:14

Page 13: Visie op Sectoren Onderwijs, Woningcorporaties en Zorg 2011

0

100

200

1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009vombohbowo

0

40

80

60

40

20

1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008basisonderwijsvmbo/mbo1havo/vwo

mbo 2-4hbowo

0

100

vrouwenmannen

basi

s-on

derw

ijs

vmbo

/m

bo 1

havo

/vw

o

mbo

2-4

hbo

wo

tota

al

90

80

70

60

50

40

30

10

20

0

100

200

300

400

500

600

2000 2007 2010 2015 2020

mbohbowo

Ontwikkeling aantal gediplomeerden

Opleidingsniveau van de Nederlandse bevolking

Netto arbeidsparticipatie

Raming aantal ingeschrevenen

Bron: OCW kerncijfers 2005-2009

Bron: OCW kerncijfers 2005-2009

Bron: OCW kerncijfers 2005-2009

Bron: Referentieraming 2009

▶ In 2009 haalden 430 duizend jongeren een diploma.

▶ Doorstroom naar vervolgonderwijs nam over de hele linie toe.

Vanuit het voortgezet onderwijs gaat 50% door naar het MBO,

18% naar het HBO en 11% naar het WO.

▶ De laatste jaren stijgt het percentage havo/vwo-gediplomeerden

dat doorstroomt naar het HBO of WO (thans 74%).

▶ De stijging van het opleidingsniveau is het duidelijkst zichtbaar bij

de groep ‘next generation’.

▶ Het percentage met een startkwalificatie is in vijf jaar gegroeid van

64% naar 72%.

▶ Het percentage HBO-afgestudeerden steeg in vijf jaar met 13%.

▶ Een steeds grotere groep van de bevolking heeft een betaalde

baan. In 12 jaar is de netto arbeidsparticipatie toegenomen van

63% tot 73%.

▶ De arbeidsparticipatie is hoger naarmate men hoger is opgeleid.

▶ Personen met een diploma MBO 2-4, HBO of WO zijn het minst

vaak werkloos.

▶ Het aantal eerstejaars mbo-studenten zal in 2020 sterk zijn

afgenomen (met circa 17% ten opzichte van 2007).

▶ Ondanks de verwachte groei in het HBO, zal het lastig worden de

ambitie van OCW waar te maken om 50% van de Nederlandse

beroepsbevolking hoger opgeleid te hebben.

11onderwijs

ABN3022_zorg onderwijs woco.indd 11 10-05-11 11:14

Page 14: Visie op Sectoren Onderwijs, Woningcorporaties en Zorg 2011

Links: Jeroen van Breda Vriesman, Lid van de Executive Board van Eureko (Achmea).

Rechts: Linze Dijkstra, sector banker Zorg ABN AMRO.

Jeroen van Breda Vriesman, Eureko (Achmea):‘We hebben elkaar nodig om de gezond-heidszorg beter en goedkoper te krijgen’

Nu de zorguitgaven sterk stijgen en er ingrijpende wijzigingen in het zorgstelsel plaats-

vinden, staat de Nederlandse gezondheidszorg voor belangrijke keuzes. Hebben we over

twintig jaar nog hetzelfde aantal ziekenhuizen? En blijft het systeem van risicoverevening

voor zorgverzekeraars in stand? Een gesprek met Jeroen van Breda Vriesman, Lid van de

Executive Board van Eureko (Achmea) en Linze Dijkstra, sector banker Zorg ABN AMRO.

12

ABN3022_zorg onderwijs woco.indd 12 10-05-11 11:14

Page 15: Visie op Sectoren Onderwijs, Woningcorporaties en Zorg 2011

Links: Jeroen van Breda Vriesman, Lid van de Executive Board van Eureko (Achmea).

Rechts: Linze Dijkstra, sector banker Zorg ABN AMRO.

Curatieve zorg over twintig jaarJeroen van Breda Vriesman: ‘Als je kijkt naar hoe de curatieve zorg

is georganiseerd, dan denk ik dat over pakweg twintig jaar de

grootste verandering zal zijn dat de ziekenhuizen in aantal, en

soms ook in omvang, afnemen. En een paar ziekenhuizen zullen

juist groter worden. Er is nu eenmaal correlatie tussen volume en

kwaliteit van het zorgaanbod. We praten vaak over

minimumnormen, maar we moeten niet vergeten dat er bij

toenemend volume ook zoveel excellente kwaliteit ontstaat.’

Hoe verloopt zo’n veranderingsproces?

Van Breda Vriesman: ‘Naar verwachting treedt er in veel gevallen

een kettingreactie op die de toekomst van een ziekenhuis bepaalt.

Als het ziekenhuis bijvoorbeeld twee aandoeningen uit het

zorgaanbod snijdt, dan kan dat betekenen dat de intensive care er

door gebrek aan volume ook gesloten moet worden. Ook

wanneer maatschappen van verschillende ziekenhuizen elkaar

opzoeken – zoals je steeds meer ziet gebeuren – heeft dat impact

op de infrastructuur van die ziekenhuizen.

Tegelijkertijd zien we gespecialiseerde anderhalfdelijnscentra

ontstaan, die nog heel veel voor de gezondheidszorg zullen gaan

betekenen. Daar zal clustering van zorgfuncties plaatsvinden,

krijgt niet-planbare zorg een plek en zal de zorg voor chronisch

zieken op zeer professionele wijze vormgegeven worden. Denk

bijvoorbeeld aan huisartsenpraktijken die uitgebreid worden met

fysiotherapie en ook kleine operaties gaan doen. Maar het kan

ook een ziekenhuis zijn dat de huisartsenpost in huis haalt. De

anderhalve lijn heeft in efficiency en kwaliteit veel te bieden.’

SaneringsfondsLinze Dijkstra: ‘Er wordt gesproken over een saneringsfonds,

waaruit plannen voor krimp of het afstoten van zorgaanbod

gefinancierd kunnen worden. Het is in deze discussie nodig om

met financiële faciliteiten te komen. Daarbij moeten wat ons

betreft kwaliteit en kosten de criteria voor vergoeding zijn. Als

bank vinden we het belangrijk dat ziekenhuizen en maatschappen

op deze manier in staat gesteld worden om dit soort

veranderingen – waar doorgaans geen geld voor is – door te

voeren. Maar een saneringsfonds moet wel door de partijen uit

het veld gedragen worden. Daar is de verzekeraar er een van.’

Van Breda Vriesman: ‘Over het algemeen kun je wel financiers

vinden voor groei. Maar als er afbouw nodig is, lukt dat meestal

niet, hoe goed zo’n plan ook kan zijn voor de kwaliteit van de zorg

en voor de kostenbeheersing. Daarom zijn we bezig met het

opzetten van een infrastructuurfonds. We willen daarin als

verzekeraars best de regie nemen, maar willen er tegelijkertijd

voor waken dit niet alleen te doen.’

Stijgende zorgkostenVan Breda Vriesman: ‘Nederland vergrijst, de medische

mogelijkheden nemen toe en de zorgkosten stijgen jaar op jaar.

Als wij de vraag krijgen wat wij daar als verzekeraar aan doen, dan

zal ik eerst maar even de context schetsen. Op verjaardagen en

borrels vraag ik weleens hoeveel er van de 2.200 euro premie van

de basisverzekering naar de zorgverzekeraar gaat. Dan krijg je

schattingen van twintig tot dertig procent te horen. In

werkelijkheid liggen onze kosten op drie procent. Wij maken per

verzekerde dertig euro kosten, verdienen vijf euro aan

cashmanagement en houden vijf euro winst over.

Het is echter een reële vraag hoe we de stijging van de zorgkosten

kunnen blijven verwerken. Nu lukt het nog, maar over een paar

jaar moeten we kiezen tussen zieke kinderen of schoolboeken.

Daarom is het van groot belang dat artsen, ziekenhuizen en

patiëntenverenigingen kosten en kwaliteit in samenhang bena-

deren. Alleen zo kunnen we de solidariteit behouden. Dit is niet

een discussie van verzekeraars alleen.

Wij willen zeker onze verantwoordelijkheid nemen in de kosten-

beheersing, maar verzekeraars hebben te maken met een

wettelijke zorg- en acceptatieplicht. Als de zorgvraag stijgt, kunnen

wij aan het volume niks veranderen. Wij indiceren namelijk niet.

Ook gaan we niet over de inhoud en omvang van het basispakket.’

Er zijn overigens wel partijen die iets aan de stijgende zorgkosten

kunnen doen De Tweede Kamer bijvoorbeeld kan een belangrijke

‘Er is nu eenmaal correlatie tussen volume en kwaliteit van het zorgaanbod’

13interview

ABN3022_zorg onderwijs woco.indd 13 10-05-11 11:14

Page 16: Visie op Sectoren Onderwijs, Woningcorporaties en Zorg 2011

rol spelen, want die stelt de omvang van het basispakket vast.

Het vervelende is wel, dat het voor een partij politieke zelfmoord

betekent om het pakket uit te kleden. Dat levert geen kiezers op.

Wat we misschien beter kunnen afspreken is dat de politiek

bepaalt hoeveel de zorg mag groeien en wat de belangrijke

thema’s zijn. Stel, je kiest voor preventie en e-health. Dan kunnen

deskundigen uit het zorgveld vervolgens met deze keuzes in het

achterhoofd de omvang van het basispakket vaststellen.’

Preventie als stuurmiddelVan Breda Vriesman: ‘Er wordt wel gezegd dat preventie een goed

middel is om het volume te sturen. En nou is het natuurlijk goed

om met preventie bezig te zijn. Maar verwacht niet meteen dat

het een grote invloed heeft op het volume. Dat blijkt volgens

verschillende rekensommen maximaal twee procent aan

zorgkosten te kunnen schelen. Met preventief darmonderzoek

bijvoorbeeld, kun je vrij goed kanker op het spoor komen.

Daarmee blijk je bij twee procent van de onderzochte mensen iets

in de preventieve sfeer te kunnen doen. Zorginhoudelijk is dat een

heel positieve uitkomst. Maar financieel is het minder ingrijpend.

In dit voorbeeld verdien je de kosten van preventie na ruim twintig

jaar pas terug.

Wat echt zoden aan de dijk zet, is pakketverkleining. Chili heeft

een pakket dat driehonderd euro per jaar kost. We zouden erover

na kunnen denken wat we voor Nederland de juiste omvang van

het basispakket vinden. Hetzelfde geldt voor de AWBZ, een

systeem dat ze in het buitenland zelfs helemaal niet kennen. Maar

dat is ook iets om trots op te zijn. Het is goed mogelijk om hier

iets aan te veranderen, maar dat zijn bij uitstek politieke keuzes.’

Solvency IIVan Breda Vriesman: ‘Solvency II, de nieuwe solvabiliteitsrichtlijn

voor verzekeraars, betekent voor ons als verzekeraar dat we

meer eigen vermogen moeten aanhouden. Voor-financieringen

aan zorgaanbieders drukken dat eigen vermogen, dus daar zal

zeker naar gekeken worden. Wat zorgaanbieders er dus van zullen

merken is dat ze op termijn minder voorfinanciering krijgen. Dat

kan gevolgen hebben voor de cashflow van zorg-instellingen.’

Dijkstra: ‘Dat geldt nog niet voor de langdurige zorg, want daar

worden alle zorguitgaven nog vooruitbetaald. Maar ook daar zal

uiteindelijk een systeem van facturering en betaling achteraf

komen. Dat betekent nogal wat voor de kapitaalbehoefte van de

langdurige zorg.’

Jeroen van Breda Vriesman, Lid van de Executive Board van Eureko

‘In werkelijkheid liggen onze kosten op drie procent van de zorgpremie’

14

ABN3022_zorg onderwijs woco.indd 14 10-05-11 11:14

Page 17: Visie op Sectoren Onderwijs, Woningcorporaties en Zorg 2011

Van Breda Vriesman: ‘Dat klopt. Maar de gevolgen voor onze

klanten, de verzekerden, zijn nog veel ingrijpender. We hebben

hier te maken met een Europese discussie. Het lijkt erop dat de

Europese Commissie ons Nederlandse systeem van risico-

verevening niet voldoende op waarde weet te schatten. Dat heeft

grote impact. Onze verzekeringen zullen nog meer het karakter

krijgen van een schadeverzekering, waardoor we meer eigen

vermogen moeten aanhouden en de zorgpremie omhoog

gedreven wordt. Het gaat hierbij om aanzienlijke bedragen.

En dat terwijl er in feite niets aan het risicoprofiel verandert.’

Hoe kijkt u aan tegen nieuwe vormen van financiering en partici-

patie in de zorg, naast de vertrouwde bancaire financiering?

Dijkstra: ‘Wat ons wel zorgen baart is dat er tussen bank en

zorgaanbieder een te sterke afhankelijkheidsrelatie is ontstaan.

Daarom zou het goed zijn als er vernieuwing komt in de manier

waarop zorgaanbieders kapitaal aantrekken. Zo is zorgondernemer

Loek Winter al bezig met het uitgeven van obligaties.’

Van Breda Vriesman: ‘Om even terug te grijpen naar het infra-

structuurfonds: daar waar groei mogelijk is, zal de financiering niet

zoveel problemen opleveren. Tegelijkertijd zijn we hier uitermate

terughoudend in. Verzekeraars moeten geen ziekenhuizen runnen.

En je moet als verzekeraars ook niet in een vechtstand met de

zorgverleners terechtkomen. We hebben elkaar nodig om de

gezondheidszorg beter en goedkoper te krijgen. Dat gaat beter

met samenwerking en vertrouwen dan met concurrentiestrijd.’

Zorginhoudelijk samenwerkenVan Breda Vriesman: ‘Die samenwerking moet zorginhoudelijk

vorm krijgen. Voordat CZ vorig jaar in het nieuws kwam met het

contracteren van borstkankerzorg, hadden wij al bekendgemaakt

op volume te gaan contracteren. Maar we willen dat nadrukkelijk

samen met de artsen doen. Daarom zijn we er enthousiast over

dat er nu kwaliteitsnormen komen vanuit de sector. Dat zorgt voor

draagvlak. Als het kan, ontwikkelen we de dingen het liefst samen

met het veld.’

‘Het lijkt erop dat Europa onze risicoverevening onvoldoende op waarde schat’

15interview

ABN3022_zorg onderwijs woco.indd 15 10-05-11 11:14

Page 18: Visie op Sectoren Onderwijs, Woningcorporaties en Zorg 2011

langdurige zorg Stijgende zorgvraag en sterke kostengroei noodzaken tot ingrijpen in de AWBZ

Zorginstellingen staan voor een strategische heroriëntatie

Er ontstaan nieuwe mogelijkheden voor financiering

Branchebeschrijving

Trends en ontwikkelingen

Onze visie

Kerngegevens Websites

Tot de langdurige zorg behoren de ouderenzorg, de gehandicaptenzorg

en de langdurige geestelijke gezondheidszorg. In de sector zijn

ongeveer 800 instellingen actief die in 2008 samen EUR 28,8 miljard

omzetten. De doelgroepen zijn zeer divers en daarmee ook het zorg-

aanbod. Langdurige zorg wordt zowel in de thuissituatie aangeboden

als in woonvoorzieningen. De langdurige zorg wordt voor het grootste

deel betaald uit de AWBZ, een verplichte volksverzekering. Vanuit de

Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) wordt de huishoudelijke

zorg thuis vergoed.

Van de totale kosten van de gezondheidszorg (EUR 84 mrd in 2009) is

de langdurige zorg de grootste post. De kosten van de ouderenzorg zijn

in 2009 met 4,7% toegenomen tot EUR 15,5 miljard. De kosten van de

gehandicaptenzorg bedragen EUR 7,8 miljard, een toename van 9% ten

opzichte van 2008, als gevolg van capaciteitsuitbreiding. De kosten van

de geestelijke gezondheidszorg zijn het hardst gegroeid, met een

stijging van 11,8% tot EUR 5,5 miljard (inclusief het cure-deel). De vele

adviezen die geschreven zijn over de toekomst van de AWBZ, hebben

nog niet geleid tot concrete maatregelen om de kosten van de langdu-

rige zorg te beheersen. In het regeerakkoord 2012 is zelfs EUR 1 miljard

extra gereserveerd voor de ouderenzorg en de gehandicaptenzorg. Voor

de geestelijke gezondheidszorg zijn wel budgetkortingen voorzien in

combinatie met meer eigen betalingen van cliënten. Vooral de vraag

naar ouderenzorg neemt sterk toe. De komende jaren zal minder zorg

vanuit de AWBZ vergoed gaan worden. De begeleiding en de dag-

besteding worden onderdeel van de Wmo en daarmee de verantwoor-

delijkheid van de gemeenten. Een deel van de uitvoering van de AWBZ

zal in handen komen van de zorgverzekeraars. Door de invoering van

prestatiebekostiging in de AWBZ, hebben de instellingen de eerste

stappen gezet naar meer bedrijfsmatig denken en handelen. De zorg-

instellingen zijn, als gevolg van autonome groei en fusies, de afgelopen

jaren fors gegroeid. Deze trend is nu gestopt.

De zorginstellingen worden de komende jaren geconfronteerd met

ingrijpende wijzigingen in de regelgeving. Tegelijkertijd neemt de

zorgvraag sterk toe en dreigt een tekort aan arbeidskrachten. Dat leidt

tot nieuwe kansen en risico’s. Zorginstellingen moeten een strategische

heroriëntatie uitvoeren. Vragen als ‘welke doelgroepen ga ik bedienen

met welke dienstverlening’ en ‘hoe ga ik mij onderscheiden’ worden van

belang om efficiënt te kunnen werken en een goede kwaliteit te

leveren. Door het scheiden van wonen en zorg moeten de instellingen

nog nadrukkelijker kiezen of zij zelf woningen willen bouwen en

verhuren of dat ze hiervoor samenwerkingspartners zoeken. Zorg-

instellingen en financiers werken samen aan businesscases voor

nieuwe woonzorgvoorzieningen. Samenwerking tussen commerciële

vastgoedpartijen, woningcorporaties en zorginstellingen komt steeds

meer voor. Daarbij worden nieuwe financieringsconstructies toegepast

waarbij sprake is van risicodeling en inbreng van vermogen door andere

partijen. Vooral de markt voor ouderenzorg is door de groeiende zorg-

vraag interessant voor vastgoedbeleggers. Dit leidt in de ouderenzorg

tot een meer divers aanbod van voorzieningen, passend bij de zorg-

vragen, leefstijlen en financiële mogelijkheden van de cliënten. Nieuwe

toetreders in de markt spelen in op de nieuwe mogelijkheden en richten

zich op specifieke doelgroepen.

Totale uitgaven gezondheidszorg: EUR 83,8 mrd

▶ waarvan aan ouderenzorg: EUR 15,5 mrd

▶ waarvan aan gehandicaptenzorg: EUR 7.8 mrd

▶ waarvan aan geestelijke gezondheidszorg:

EUR 5,5 mrd

Aantal instellingen: circa 800

Uitgaven zorg als % BBP: 14,7%

Uitgaven AWBZ per hoofd: EUR 1.742

www.minvws.nlwww.nza.nlwww.actiz.nlwww.abnamro.nl/zorg

16

ABN3022_zorg onderwijs woco.indd 16 10-05-11 11:14

Page 19: Visie op Sectoren Onderwijs, Woningcorporaties en Zorg 2011

0%

2%

4%

6%

8%

10%

12%

14%

1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009

Groei Zorguitgaven

-20%

0%

20%

40%

60%

80%

-6% -4% -2% 0% 2% 4% 6% 8% 10%Resultaat

Solv

abili

teit

Zorginstelling

0

5.000

10.000

15.000

20.000

25.000

25 jaar of jonger 26- 35 jaar 36-45 jaar 46-55 jaar 56 jaar en ouder

Aant

al m

edew

erke

rs

0%

2%

4%

6%

8%

10%

1 11 21 31 41

Rangorde instellingen gehandicaptenzorg

Ziek

teve

rzui

m

De ontwikkeling van de zorguitgaven

Resultaat en solvabiliteit zorginstellingen

Leeftijdsopbouw medewerkers ouderenzorg

Ziekteverzuim instellingen voor gehandicaptenzorg

Bron: CBS

Bron: CIBG, analyse ABN AMRO

Bron: Actiz, benchmark in de zorg 2010

Bron: CIBG, analyse ABN AMRO

▶ De totale zorguitgaven zijn in 2009 met 6,1% toegenomen. Voor

het eerst in vijf jaar is de stijging minder groot dan in het

voorgaande jaar.

▶ De zorguitgaven als percentage van het bruto binnenlands product

zijn fors gestegen van 13,3% naar 14,7%. Dit wordt voor een deel

verklaard door een daling van het BBP met 4% in 2009.

▶ De zorguitgaven voor de gehandicaptenzorg en de geestelijke

gezondheidszorg nemen bovengemiddeld snel toe.

▶ Het gemiddelde financiële resultaat van instellingen voor

verpleging en verzorging bedraagt in 2009 1,5% (resultaat als

aandeel van de omzet). Ongeveer 10% van de instellingen maakt

verlies.

▶ De gemiddelde solvabiliteit van instellingen voor verpleging en

verzorging bedraagt in 2009 21 %.

▶ De financiële positie is gemiddeld gesproken de afgelopen twee

jaar aanzienlijk verbeterd. Tegelijkertijd nemen de verschillen tussen

de instellingen steeds verder toe.

▶ Meer dan de helft (53,6%) van de medewerkers in de ouderenzorg

is 46 jaar of ouder en 15,5% is zelfs 56 jaar of ouder.

▶ De stijgende vraag naar ouderenzorg en het relatief oude mede-

werkersbestand stellen de ouderenzorg voor nieuwe vraagstukken.

Er zal tussen zorginstellingen concurrentie ontstaan om de gunst

van de medewerkers.

▶ Het gemiddelde ziekteverzuim in de gehandicaptenzorg bedraagt

5,7%. In de geestelijke gezondheidszorg is het gemiddelde 5,2%

en in de ouderenzorg 6,0%.

▶ Het ziekteverzuim varieert aanzienlijk over de instellingen. Het

ziekteverzuim van zorginstellingen is vaak een belangrijke

voorspeller voor financiële resultaten, cliënttevredenheid en

medewerkertevredenheid.

17langdurige zorg

ABN3022_zorg onderwijs woco.indd 17 10-05-11 11:14

Page 20: Visie op Sectoren Onderwijs, Woningcorporaties en Zorg 2011

medisch-specialistische zorg Overheidsbeleid is gericht op invoeren prestatiebekostiging en beheersing macrobudget

Ziekenhuizen staan voor strategische keuzes in hun productportfolio

Aanbod nieuwe financieringsoplossingen, passend bij de ontwikkelingen in de markt

Branchebeschrijving

Trends en ontwikkelingen

Onze visie

Kerngegevens Websites

De curatieve zorg is gericht op behandeling en genezing. In de eerste

lijn wordt dit uitgevoerd door onder meer de huisartsen, apothekers en

tandartsen. Tot de tweede lijn behoort de medisch-specialistische zorg.

In deze sector zijn 91 ziekenhuizen actief, waarvan acht academische

ziekenhuizen. Daarnaast zijn er ongeveer 200 gespecialiseerde zelf-

standige behandelcentra (ZBC’s). De totale kosten van de medisch-

specialistische zorg bedragen EUR 21,3 miljard. Daarvan wordt EUR

335 miljoen geleverd door de ZBC’s.

In de periode 2011 tot en met 2035 neemt het aandeel 65-plussers in

de bevolking toe van 15,6% tot 25,3%. Door deze snelle vergrijzing

neemt de vraag naar medisch-specialistische zorg sterk toe. De kosten

zullen bij het doorzetten van de huidige trends meer dan verdubbelen

over een periode van 20 jaar. De minister stuurt voor de komende jaren

op een maximale groei van 2,5% per jaar. Daarnaast geeft ze zieken-

huizen en zorgverzekeraars steeds meer ruimte om zelf prijzen vast te

stellen. Vanaf 1 januari 2012 wordt de prestatiebekostiging ingevoerd.

Om de kostenontwikkeling te beheersen, zal het verzekerde pakket de

komende jaren verkleind moeten worden en zullen eigen betalingen van

patiënten steeds vaker voorkomen. Tegelijkertijd ontstaat voor de

ziekenhuizen de druk om steeds efficiënter te werken. In 2011 treft de

ziekenhuizen een forse bezuiniging van in totaal EUR 314 miljoen. Voor

een deel van de ziekenhuizen zal 2011 daardoor een financieel moeilijk

jaar worden. De continuïteit van ziekenhuizen is niet langer gegaran-

deerd door de overheid en kan tot faillissementen leiden. Het aantal

ZBC’s neemt toe. Voor aandoeningen in de oogheelkunde, dermatologie

en orthopedie ontstaan steeds groter wordende, gespecialiseerde

centra. Het afschaffen van een deel van de risicoverevening voor zorg-

verzekeraars zorgt ervoor dat zij steeds meer werk gaan maken van

selectieve zorginkoop.

De ziekenhuizen staan voor grote strategische vraagstukken. Er moeten

keuzes gemaakt worden op het gebied van markt, zorgproduct, omvang

en imago. De zorgverzekeraars en de overheid sturen op concentratie

van hoogwaardige zorg en specialisatie rondom aandoeningen. Om als

ziekenhuis de juiste keuzes te kunnen maken moeten verschillende

perspectieven gewogen worden: de markt en de concurrentie, het ren-

dement, de beschikbare competenties en ambities en de toegankelijk-

heid van zorg. Medisch specialisten en ziekenhuisbestuurders kunnen

en moeten hier samen in optrekken. Er ontstaan ziekenhuizen met

verschillende profielen: ziekenhuizen die zich focussen op het bieden

van hoogwaardige topklinische zorg, basisziekenhuizen die dicht tegen

de eerstelijnszorg aanzitten en gespecialiseerde klinieken rondom speci-

fieke aandoeningen. De vrije zorgmarkt biedt goede kansen voor onder-

nemers. De komende jaren ontstaan landelijk werkende ZBC’s. Patiën-

ten gaan steeds bewuster kiezen voor een ziekenhuis of een specialist

en zijn ook bereid om daarvoor te reizen. Daarvoor is meer keuze-infor-

matie nodig. De concurrentie vindt vooral plaats op kwaliteit en minder

op kosten. Doordat de zorgmarkt steeds vrijer wordt, ontstaat ruimte

voor nieuwe financieringsoplossingen, zoals lease, obligatieleningen,

vastgoedbeleggingen en risicodragende investeringen. Dat biedt nieuwe

mogelijkheden voor de ziekenhuizen om hun plannen te realiseren en

risico’s te delen met andere partijen.

Totale uitgaven gezondheidszorg in 2009:

EUR 83,8 mrd

Uitgaven gezondheidszorg per hoofd: EUR 5.069

Kostengroei: 5,8%

Aantal ziekenhuizen: 91

Aantal ZBC’s: 295

Aantal bedden: 25.416

Aantal opgenomen patiënten: 1,6 mln

Kosten per verpleegdag: EUR 1.305

Aantal medewerkers ziekenhuizen: 172.000

www.minvws.nlwww.wfz.nlwww.nvz.nlwww.abnamro.nl/zorg

18

ABN3022_zorg onderwijs woco.indd 18 10-05-11 11:14

Page 21: Visie op Sectoren Onderwijs, Woningcorporaties en Zorg 2011

0%

20%

40%

60%

80%

100%

2011 2015 2020 2025 2030 2035 2040 2045 2050 2055 2060

65 jaar of ouder (%)

20 tot 65 jaar (%)

0 tot 20 jaar (%)

1,8

0,6%

1%

1,5%

1%

0,8%

0%

0,5%

1%

1,5%

2%

2004 2005 2006 2007 2008 2009

Resultaten

0

50

100

150

200

250

300

350

400

2005 2006 2007 2008 2009

omze

t EUR

x m

ln

0 10 20 30 40 50 60 70 80 90 100

Extra uitgaven voeding

plus-size kleding

Gewichtsbesparingsprogramma's

Eigen betalingen gezondheidszorg

Medicare/Medicaid

Commerciele verzekeraars

Verzuim

Verminderde productiviteit

Korte termijn handicap

Overigen (brandstof, voeding, etc.)

De kosten van obesitas in de Verenigde Staten

De vergrijzing tot 2060

Financieel resultaat van de ziekenhuizen

Omzet zelfstandige behandelcentra

De kosten van overgewicht

Bron: CBS

Bron: NvZ, CIBG

Bron: Boer & Croon, 2011-04-03

Bron: McKinsey 2011

▶ Nederland vergrijst in een hoog tempo. De komende vijf jaar

komen er een half miljoen 65-plussers bij.

▶ In 2040 zal iets meer dan een kwart van de bevolking 65 jaar of

ouder zijn en het aandeel 80-plussers loopt naar verwachting op tot

10% rond 2050. Nu liggen die percentages nog op respectievelijk

16 en 4%.

▶ De gezondheidszorg wordt op twee manieren geraakt door de

vergrijzing: minder arbeidspotentieel en een groeiende zorgvraag.

▶ Het financiële resultaat van de Nederlandse ziekenhuizen bedraagt

in 2009 1,8% (resultaat als aandeel van de omzet). Dat is een

stijging ten opzichte van 2008. Door een korting in 2011 komt het

resultaat onder druk te staan.

▶ De afgelopen vijf jaar varieert het resultaat rond de 1%. Dat is

aanmerkelijk lager dan de 3% die door de commissie Havermans

aan de minister van VWS is geadviseerd voor een gezonde

bedrijfsvoering.

▶ De gezamenlijke omzet van alle ZBC’s is tussen 2005 en 2009

gestegen van EUR 43 miljoen naar EUR 335 miljoen.

▶ De totale curatieve zorgmarkt is de afgelopen tien jaar met

gemiddeld 7% per jaar gegroeid.

▶ Een verdere groei van de sector is sterk afhankelijk van de ruimte

in de regelgeving die de minister van VWS geeft aan de ZBC’s.

▶ Obesitas wordt in snel tempo de eerste oorzaak van overlijden.

Als gevolg daarvan wordt het de duurste aandoening in de

gezondheidszorg.

▶ De kosten van obesitas voor de gezondheidszorg bedragen

EUR 140 miljard in de Verenigde Staten. De totale maatschappelijke

kosten liggen nog veel hoger.

▶ Volgens de RVZ bedragen de kosten van obesitas voor de

Nederlandse zorg EUR 505 miljoen per jaar.

19medisch-specialistische zorg

ABN3022_zorg onderwijs woco.indd 19 10-05-11 11:14

Page 22: Visie op Sectoren Onderwijs, Woningcorporaties en Zorg 2011

Rechts: Jan van der Moolen, algemeen directeur van het Centraal Fonds Volkshuisvesting

Links: Astrid van Arum, sector banker Woningcorporaties ABN AMRO.

Jan van der Moolen, Centraal Fonds Volkshuisvesting:’Woningcorporaties moeten eraan

blijven denken waartoe zij op aard zijn’

De tijd van voortdurende waardestijgingen van woningen is voorbij en voor het eerst komt

een daling van het aantal corporatiewoningen in zicht, zo verwacht Jan van der Moolen,

algemeen directeur van het Centraal Fonds Volkshuisvesting. Verder bevinden de woning-

corporaties zich onder invloed van Europees ingrijpen in een ingewikkelde situatie. Hoe

anticiperen zij hierop? Een gesprek met Jan van der Moolen en met Astrid van Arum,

sector banker Woningcorporaties ABN AMRO, over de ontwikkelingen in de corporatiemarkt.

20

ABN3022_zorg onderwijs woco.indd 20 10-05-11 11:14

Page 23: Visie op Sectoren Onderwijs, Woningcorporaties en Zorg 2011

Rechts: Jan van der Moolen, algemeen directeur van het Centraal Fonds Volkshuisvesting

Links: Astrid van Arum, sector banker Woningcorporaties ABN AMRO.

IntegriteitsbeleidHet Centraal Fonds Volkshuisvesting kreeg begin dit jaar een

onderscheiding voor haar integriteitbeleid, waarom? Jan van der

Moolen: ‘Naar ik begrepen heb was dat vooral vanwege de

manier waarop wij onderzoek doen naar integriteit van

woningcorporaties. Integriteit heeft veel te maken met gedrag,

cultuur en houding van mensen in de organisatie. Daarom

benadrukken wij dat woningcorporaties hier bewust aandacht aan

moeten besteden, bijvoorbeeld door middel van dilemma-

trainingen met medewerkers. Als er een bekende aan de balie

staat, wijs je die dan bij voorrang een woning toe? Wij zeggen:

‘Erken dat ook in jouw organisatie integriteitkwesties spelen, zorg

dat je ze onmiddellijk herkent, pak ze vervolgens effectief aan en

communiceer erover’. Verder willen wij dat hier ook op het niveau

van de commissarissen aandacht aan gegeven wordt.’

Van der Moolen: ‘Frauduleuze vastgoedtransacties en

zelfverrijking door bestuurders zijn incidenten die de beeldvorming

natuurlijk ongelooflijk negatief hebben beïnvloed, niet in de laatste

plaats bij onze primaire doelgroep, de huurders. Het beeld is

ontstaan dat corporaties bijna niet meer te vertrouwen zijn.

Helaas, want dat beeld is niet terecht. Je kunt van 2,4 miljoen

corporatiewoningen niet beweren dat ze van slechte kwaliteit zijn.

Ook de dienst-verlening en de betrokkenheid van medewerkers is

niet slecht. Maar de woningcorporatiesector heeft grote

raakvlakken met de vastgoedwereld en er spelen grote financiële

belangen. Dan willen er weleens integriteitkwesties spelen.’

Ontwikkelingen in sociaal vastgoedVan der Moolen: ‘Er is tot nu toe altijd een stijging geweest van

de woningvoorraad van corporaties. Maar ik denk dat we nu een

daling zullen gaan zien. Verder is er niet meer automatisch

gewaarborgde financiering beschikbaar voor elk project van

woningcorporaties. Dat heeft alles te maken met de beperkingen

die Brussel heeft opgelegd als uitvloeisel van de staatssteun-

discussie. Minder borging heeft ook tot gevolg dat financiers

meer zullen letten op de kwaliteit van de bedrijfsvoering, van het

bestuur en van het intern toezicht. En corporaties zullen – vooral

in gebieden met bevolkingskrimp – geconfronteerd worden met

waardevermindering.

Dit betekent dat het beeld moet verdwijnen dat corporaties

financieel erg ruim zitten. Een beeld dat kon ontstaan door de

voortdurende waardestijging van de woningen, waar echter in de

toekomst minder sprake van zal zijn. Ook is er geen sprake van

huurstijgingen tot ruim boven de inflatie. Bovendien leveren de

verkoopopbrengsten niet langer voldoende dekking op voor de

onrendabele toppen bij investeringen. Veel woningcorporaties

zullen zich dan ook moeten heroriënteren op de vraag waartoe ze

op aard zijn, misschien wat minder dan voorheen ondernemer in

vastgoed zijn en wat meer aandacht besteden aan de primaire

doelgroepen en de kwaliteit van de dienstverlening.’

StaatssteundiscussieVan der Moolen: ‘Bij de uitspraken van de Europese Commissie in

de staatssteundiscussie spelen twee elementen een rol. Ten

eerste hebben we het in dit land jaren op zijn beloop gelaten, in

plaats van zelf die discussie te voeren. En ten tweede hebben de

minister en de eurocommissaris eigenlijk niet veel meer gedaan

dan aangeven wat wel en niet tot het takenpakket van de woning-

corporatie behoort. De gevolgen daarentegen zijn groot: De

woningmarkt zit op slot, de middeninkomens kunnen nergens

heen. Dat lijkt dan de schuld van Brussel te zijn, maar het ligt aan

ons strakke systeem van huurprijsregulering en hypotheek-

renteaftrek. En dat zijn precies de twee woorden die zo ongeveer

verboden zijn in elke politieke discussie in Nederland.’

‘Het beeld is ontstaan dat corporaties niet te vertrouwen zijn’

21interview

ABN3022_zorg onderwijs woco.indd 21 10-05-11 11:14

Page 24: Visie op Sectoren Onderwijs, Woningcorporaties en Zorg 2011

Nationaal WoonakkoordVan der Moolen: ‘Voor het Nationaal Woonakkoord, waar

inmiddels in de politiek voor wordt gepleit, lopen in ieder geval de

financiële wereld en de woningcorporaties warm. Er moet wat

gebeuren. En je kunt de huur- en de koopmarkt niet los van elkaar

zien. Bij de koopwoningen is de hypotheekschuld internationaal

gezien enorm hoog en wordt de hypotheek in veel gevallen als

fiscaal instrument ingezet. Dit terwijl een hypotheek toch in de

eerste plaats bedoeld is om bezitsvorming te stimuleren. En bij de

corporatie-woningen klinkt de roep dat de huren omhoog moeten,

terwijl we tevens de hoogste netto woonlasten van Europa

hebben.

Aan de andere kant hebben de corporaties de afgelopen jaren

geruisloos heel veel kwaliteit aan de woningen toegevoegd. Dus

de prijs-kwaliteitverhouding is zeker niet verkeerd. Maar zodra je

hierover begint, krijg je meteen het verwijt dat dit bepaalde

doelgroepen uit de huurwoningen verjaagt. Dit is een sterk

politiek geladen discussie.’

Jan van der Moolen

‘Dat de woningmarkt op slot zit, is niet de schuld van Brussel’

22

ABN3022_zorg onderwijs woco.indd 22 10-05-11 11:14

Page 25: Visie op Sectoren Onderwijs, Woningcorporaties en Zorg 2011

De politiek aarzelt uit angst voor de kiezer. Maar de burger weet

echt wel wat er speelt en beseft ook dat er iets moet gebeuren.

Ik denk dat de gemiddelde burger vooral duidelijkheid wil over de

huur- en koopwoningen. Nu lijkt het op een bestuurder van een

bedrijf die maar blijft aarzelen over de reorganisatie, terwijl de

werknemers de bui allang zien hangen. Wees helder en werk met

lange termijnen. Als we tussen 2012 en 2025 toewerken naar een

ander systeem, dan zal dat ongetwijfeld tijdelijke effecten geven,

maar op de lange termijn loop je die wel in.’

Focus op woningcorporatiesAstrid van Arum: ‘ABN AMRO legt sinds een aantal jaren de focus

nog sterker op de woningcorporaties. We vinden het belangrijk

om corporaties als klant te hebben. Enerzijds vanwege de solide

structuur en de inkomsten, anderzijds omdat het een grote sector

is die in de maatschappij investeert met het oog op leefbaarheid

en duurzaamheid. Doordat voortaan geen borging meer van

toepassing is voor activiteiten die buiten het algemeen econo-

misch belang vallen, ontstaan er voor ABN AMRO nieuwe

mogelijkheden. De sector zelf heeft er ook voordeel van dat

meerdere banken in de financieringsbehoefte kunnen voorzien en

er dus concurrentie ontstaan. Al zal de behoefte aan kapitaal

wellicht iets dalen, woningcorporaties vormen een kapitaal-

intensieve sector. Het afdekken van renterisico’s met behulp van

derivaten blijft bijvoorbeeld belangrijk voor een corporatie.’

Van der Moolen: ‘Het hoeft voor een woningcorporatie geen

probleem te zijn zich met derivaten bezig te houden. Zolang zowel

de bestuurder als de toezichthouder maar weten waarover ze het

hebben, dat er risico’s aan verbonden zijn. Dat is wel van belang,

want bij lange na niet alle toezichthouders weten van de hoed en

de rand wat betreft derivaten. Dat geldt ook voor de directeur. Ik

hoor nog te vaak dat een adviseur het verhaal komt uitleggen in

de vergadering met de raad van commissarissen.

Dan zou duidelijk moeten zijn dat de kennis ontbreekt en moet je

er niet aan beginnen.’

Van Arum: ‘Toen in december 2008 plotseling de rente daalde,

bleken corporaties en adviseurs onvoldoende te beseffen wat er

eigenlijk aan de hand was. Er was duidelijk een paniekmomentje –

ook bij ons – toen klanten plotseling geld moesten bijstorten. Niet

iedere klant had met deze mogelijkheid rekening gehouden. Daar

hebben we wel van geleerd. We zien hierin een opvoedende taak

voor ons als bank weggelegd. We merken ook dat woningen-

corporaties daar vragen over stellen. Verder is het goed om de

discussie te voeren of je derivaten als instrument ziet of als profit

center. Onze workshops treasury gaan hierop in. Op deze manier

werken we aan het verhogen van het kennisniveau, iets waarvoor

vooral middelgrote woningcorporaties veel belangstelling tonen.’

ToezichthoudersVan der Moolen: ‘Nog iets over het functioneren van toezicht-

houders bij woningcorporaties. Soms blijken toezichthouder en

bestuur hele basale punten niet goed geregeld te hebben, blijkt

uit onze onderzoeken bij woningcorporaties. Dan is er bijvoorbeeld

geen controle op vastgoedtransacties bij het Kadaster of is er

geen transactielimiet vastgesteld voor een bestuurder. Deels

komt dat door naïviteit en denkt men: ‘Bij ons gaat het niet mis’.

Deels hebben betrokkenen überhaupt geen idee van wat er fout

kan gaan. Dat kan natuurlijk niet. Behalve dat wij ze hierop

aanspreken, stellen ook banken hier in toenemende mate

kritische vragen over.

Maar over het algemeen is er een duidelijke groei te zien in de

professionaliteit van het toezicht. Het tweelagenmodel, de

scheiding tussen bestuur en toezicht, bestaat formeel pas sinds

1993 in onze sector. Inmiddels is er volop discussie binnen de

organisaties over het toezicht. Die gesprekken gaan over vier met

elkaar samenhangende onderwerpen: de balans tussen toezicht

en bestuur, de vraag hoe een commissaris aan zijn informatie

komt, de instrumenten die beschikbaar moeten zijn voor als het

fout gaat en de manier waarop je verantwoording aflegt. Een

goede ontwikkeling wat ons betreft. Hiermee maken corporaties

zich op voor de toekomst.’

‘Er is een duidelijke groei in de professionaliteit van het toezicht’

23interview

ABN3022_zorg onderwijs woco.indd 23 10-05-11 11:14

Page 26: Visie op Sectoren Onderwijs, Woningcorporaties en Zorg 2011

woningcorporaties Ongeborgd financieren heeft invloed op visie, strategie en kasstromen

Modernisering gehele woningmarkt is nodig

Focus op verlaging van de bedrijfslasten

Branchebeschrijving

Trends en ontwikkelingen

Onze visie

Kerngegevens Websites

De meeste huurwoningen in Nederland zijn in eigendom van

woningcorporaties. Ons land telt ongeveer 418 corporaties. Circa

driekwart van de huurwoningen in Nederland en eenderde van de

totale woningmarkt is in handen van corporaties (circa 2,4 miljoen

woningen). Woningcorporaties houden zich ondermeer bezig met het

bouwen, beheren en verhuren van (huur)woningen. Maar ook met het

verbeteren van leefbaarheid en investeringen in duurzaamheid. In

2009 hebben de corporaties circa EUR 13,5 miljard geïnvesteerd.

Nu de EU-beschikking een feit is, is er meer duidelijkheid ontstaan,

maar ook verontwaardiging. Er komt een splitsing in borgbare en niet-

borgbare activiteiten, waarbij het kader wordt vastgesteld middels

huurprijs- en inkomensgrenzen. Dit heeft effect op de visie en strategie

van een corporatie. De vraag die een corporatie zichzelf moet stellen is:

‘Blijf ik een ontwikkelende corporatie of word ik een beheercorporatie?’

Het lijkt erop dat corporaties deze vraag nog even voor zich uit hebben

geschoven vanwege de grote behoefte aan geborgd kapitaal eind 2010.

De EU-beschikking en een aantal andere onderwerpen moeten nog in

de te herziene woningwet worden vastgelegd, maar de tendens is

duidelijk. De druk op de kasstroom blijft ook dit jaar toenemen.

Investeringen staan onder druk. Om de druk op de uitgaande kas-

stromen enigszins te verlichten, nemen corporaties actie om hun

bedrijfslasten te verlagen. Inmiddels is binnen de sector een daling

van de bedrijfslasten te zien. Op het gebied van de renterisico’s die

corporaties lopen is waar te nemen dat corporaties hun rente-

management beter in de vingers krijgen. Het aantal corporaties dat

rentederivaten heeft neemt toe, waarmee uiteindelijk een stabielere

kasstroom wordt verkregen. Een andere ontwikkeling is dat

investeringen in duurzaamheid op de strategische agenda staan. Het

verlagen van de totale woonlast voor de huurder is hierbij het uitgangs-

punt, maar ook het toevoegen van waarde aan het vastgoed.

ABN AMRO verwacht dat corporaties door de nieuwe woningwet te

maken krijgen met splitsing van activiteiten. Borgbare activiteiten

blijven binnen de toegelaten instelling. Alle overige activiteiten moeten

straks in een of meerdere aparte entiteiten worden ondergebracht,

zodat de toegelaten instelling een beperkt risico loopt. Dit brengt

tevens scheiding in funding met zich mee. Kennis binnen de eigen

organisatie is door de veranderingen bijzonder belangrijk. Goed

risicomanagement is dan ook noodzakelijk, hetgeen langzaam terrein

wint in de sector. Voorts blijven de kasstromen onder druk staan. De

verwachting is dat dit blijft, zeker zolang de verkopen stagneren en de

overheid moet bezuinigen. Op termijn ontstaan er corporaties die

ontwikkelingsactiviteiten blijven uitvoeren en andere corporaties die er

voor kiezen om zich bezig te gaan houden met beheeractiviteiten. Het

totaal aantal corporaties blijft afnemen. De inschatting van ABN AMRO

is dat er op termijn circa 200 corporaties zijn. Het totaal aantal sociale

huurwoningen neemt met de tijd ook af. Ten slotte is modernisering

van de woningmarkt nodig. De woningmarkt zit op slot en voor

starters en middeninkomens is het lastig om een woning te vinden.

Diverse maatregelen worden genomen of zijn in voorbereiding, maar

een integrale oplossing voor het woningmarktprobleem is er

vooralsnog niet.

Aantal woningcorporaties: 418

Aantal woningen: 2,4 mln

Aantal medewerkers: 28.000

Aantal nieuwe huurwoningen: 31.500

Investeringen: EUR 13,5 mrd

Gemiddelde ICR: 1,5

Gemiddelde maandhuur: EUR 411

Energiebesparende maatregelen: EUR 220 mln

www.aedesnet.nlwww.cfv.nlwww.wsw.nlwww.abnamro.nl/woningcorporaties

24

ABN3022_zorg onderwijs woco.indd 24 10-05-11 11:14

Page 27: Visie op Sectoren Onderwijs, Woningcorporaties en Zorg 2011

2009aantal

corporaties

349

25

10

45

2010aantal

corporaties

341

10

2

2

62

aantal woningen

1.977.411

86.934

8.700

2.912

321.547

81Passen bij vermogenspositie(A1 oordeel)

Brengen continuïteit op middellangetermijn in gevaar (A2 oordeel)

Brengen financiële positie in derde jaar in gevaar, terwijl in laatste jaren weer balans wordt gevonden (B1 oordeel)

Brengen continuïteit op korte termijn in gevaar (B2 oordeel)

Leiden tot een onvoldoende inzet van beschikbare vermogen (C oordeel)

0

50

100

150

200

250

300

350

400

450

Monitorprofiel 1 2 3 totaal

september 2009

september 2010

0

20

40

60

80

100

120

140

0

20

40

60

80

100

120

140

0-50 50-100 100-150 150-250 250-500 > 500

deelnemers met geborgde leningen (l.as)som schuldrestanten (r.as)

som

sch

uldr

esta

nten

(x 1

mrd

EUR

)

aant

al d

eeln

emer

s m

et g

ebor

gde

leni

ngen

schuldrestant (x 1 mln EUR)

0%

10%

20%

30%

40%

50%

60%

70%

80%

90%

100%

2006 2007 2008 2009 2010

FixeAnnuiteitLineairKlim

Verdeling continuïteitsoordeel

Monitorprofielen WSW deelnemers

Grootte schuldrestant naar deelnemers

Samenstelling financieringswijze

Bron: Centraal Fonds Volkshuisvesting

Bron: Waarborgfonds Sociale Woningbouw

Bron: Waarborgfonds Sociale Woningbouw

Bron: Waarborgfonds Sociale Woningbouw

▶ Bij 82% van de woningcorporaties is sprake van een passend

activiteitenniveau in relatie tot de financiële mogelijkheden.

▶ Bij 2% van de corporaties brengen de voorgenomen activiteiten de

financiële positie op middellange termijn in gevaar, waarbij de

corporaties over voldoende mogelijkheden beschikken om bij te

sturen.

▶ Bij 15% van de corporaties is een grotere inzet van de financiële

middelen mogelijk.

▶ Het WSW onderscheidt vijf monitorprofielen. Elke deelnemer heeft

een monitorprofiel. Monitorprofiel 1 is het meest financieel

gezond. De monitorprofielen lopen af naar 5.

▶ De afname van het aantal corporaties is het gevolg van fusies.

▶ Van de 401 deelnemers blijft het aantal per monitorprofiel

nagenoeg gelijk aan het voorgaande jaar.

▶ 10% van de deelnemers is verantwoordelijk voor bijna 52% van

het totaal geborgde volume.

▶ De tien grootste corporaties zijn voornamelijk werkzaam in de

grote steden in de Randstad.

▶ Zes deelnemers hebben geen geborgde leningen bij het WSW.

▶ Het aantal fixe-leningen in de totale leningenportefeuille neemt toe

ten koste van annuïtaire leningen.

▶ De fixe-leningen hebben eind 2010 een marktaandeel van 78% in

de totale geborgde portefeuille.

▶ De gemiddelde hoofdsom per contract is licht toegenomen tot

EUR 10,5 miljoen.

25woningcorporaties

ABN3022_zorg onderwijs woco.indd 25 10-05-11 11:14

Page 28: Visie op Sectoren Onderwijs, Woningcorporaties en Zorg 2011

leeswijzer

Deze leeswijzer geeft u inzicht in de opbouw van de branche-

analyses en geeft bovendien een verklaring van enkele veel

gebruikte termen.

De brancheanalyses bestaan uit twee volledige pagina’s. Op de

eerste pagina staan achtereenvolgens de volgende onderdelen:

De eerste pagina van de brancheanalyse

▶ Drie bullets

De drie bullets bovenaan de pagina geven de kern van de analyse

weer. In drie korte zinnen wordt een kernachtige samenvatting

van de brancheanalyse weergegeven.

▶ Het blok ‘Branchebeschrijving’

Het blok ‘Branchebeschrijving’ geeft een beknopte omschrijving

en definitie van de branche. De belangrijkste karakteristieken van

de branche worden hierin beschreven.

▶ Het blok ‘Trends en ontwikkelingen’

Het blok ‘Trends en ontwikkelingen’ gaat in op de huidige

ontwikkelingen in de branche. De tijdspanne van dit blok ligt in

veel gevallen tussen maart 2010 en maart 2011. In dit blok wordt in

sommige gevallen ook enkele jaren teruggekeken om de huidige

ontwikkelingen en trends beter te kunnen begrijpen.

▶ Het blok ‘Onze visie’

Het blok ‘Onze visie’ geeft de visie over de branche weer van de

sector economen van ABN AMRO Sector Research. De analyse

heeft betrekking op het huidige jaar (2011) en in sommige gevallen

het komende jaar (2012).

▶ Het blok ‘Kerngegevens’

Het blok ‘Kerngegevens’ geeft een overzicht van de meest

relevante (economische) indicatoren die kenmerkend zijn voor de

branche. De gegevens hebben betrekking op 2010, tenzij anders

vermeld. Bij het zoeken naar de gegevens voor dit blok is gebruik

gemaakt van een veelheid van bronnen. Er is vooral gebruik

gemaakt van de gegevens van het CBS, maar tevens zijn andere

bronnen geraadpleegd, zoals brancheorganisaties, onderzoek- en

adviesbureaus, kranten, tijdschriften, internet en overheids-

instanties (waaronder product- en bedrijfschappen, ministeries).

De tweede pagina van de brancheanalyseOp de tweede pagina van de brancheanalyse staan vier

verschillende figuren. In de balk boven de figuren staat de titel van

de figuur in het betreffende blok, inclusief een bronvermelding. In

veel gevallen heeft ABN AMRO Sector Research eigen

bewerkingen en ramingen gemaakt met behulp van de gegevens

van de genoemde dataleverancier. Indien een dergelijke

bewerking heeft plaatsgevonden, dan staat dit vermeld in de balk.

De figuren op pagina 2 hebben betrekking op economische

ontwikkelingen. Onderwerpen die hier onder andere kunnen

worden behandeld zijn: omzetontwikkeling, kostenontwikkeling,

exploitatiebeeld, exportontwikkeling, aantal bedrijven,

werkgelegenheid, marktaandelen, en dergelijke.

26

ABN3022_zorg onderwijs woco.indd 26 10-05-11 11:14

Page 29: Visie op Sectoren Onderwijs, Woningcorporaties en Zorg 2011

Veel gebruikte termen, inclusief definitiesTot slot van deze leeswijzer een opsomming van enkele veel

gebruikte termen in deze publicatie, inclusief de definitie volgens

ABN AMRO.

▶ Definitie ZZP

ZZP staat voor ‘Zelfstandigen Zonder Personeel’. Ondernemers

die geen personeel in dienst hebben. Het begrip verwijst ook naar

de term ‘freelancer’.

Categorie onderneming Werknemers Jaaromzet of jaarlijks

balanstotaal

middelgroot < 250 ≤ € 50 mln. ≤ € 43 mln.

klein < 50 ≤ € 10 mln. ≤ € 10 mln.

micro < 10 ≤ € 2 mln. ≤ € 2 mln.

▶ Definitie FTE

FTE staat voor ‘full-time-equivalent’. Eén fte staat voor een

volledige werkweek van 38 uur.

▶ Definitie BBP

Bruto Binnenlands Product is de totale waarde van alle in een land

geproduceerde goederen en diensten in een bepaalde periode.

27leeswijzer

ABN3022_zorg onderwijs woco.indd 27 10-05-11 11:14

Page 30: Visie op Sectoren Onderwijs, Woningcorporaties en Zorg 2011

colofon

De Visie Op Zorg, Onderwijs en Woningcorporaties is een uitgave

van ABN AMRO.

Sectoranalyse ABN AMRO Public Banking

Macro economische analyseNico Klene ([email protected])

Senior Econoom

ABN AMRO Economisch Bureau

InterviewMartijn Gort

Journalist/tekstschrijver

Fotografie interviewFrank Berger

Commercieel contactEric Zwaart (030-2327315)

Sector Banker Onderwijs, ABN AMRO Public Banking

Linze Dijkstra (030-2327389)

Sector Banker Zorg, ABN AMRO Public Banking

Astrid van Arum (030-2327354)

Sector Banker Woningcorporaties, ABN AMRO Public Banking

DistributieWebsite:

www.abnamro.nl/onderwijs

www.abnamro.nl/zorg

www.abnamro.nl/woningcorporaties

Telefoon: 0900-0024 (€ 0,10 per minuut)

Disclaimer

De in deze publicatie neergelegde opvattingen zijn gebaseerd op door

ABN AMRO betrouwbaar geachte gegevens en informatie, die op zorg-

vuldige wijze in onze analyses en prognoses zijn verwerkt. Noch

ABN AMRO, noch functionarissen van de bank kunnen aansprakelijk

worden gesteld voor in deze publicatie eventueel aanwezige onjuist-

heden. De weergegeven opvattingen en prognoses houden niet meer in

dan onze eigen visie en kunnen zonder nadere aankondiging worden

gewijzigd.

© ABN AMRO, mei 2011

Deze publicatie is alleen bedoeld voor eigen gebruik. Het gebruik van

tekstdelen en/of cijfers is toegestaan mits de bron duidelijk wordt ver-

meld. Verveelvoudiging en/of openbaarmaking van deze publicatie is niet

toegestaan, behalve indien hiervoor schriftelijk toestemming is gekregen

van ABN AMRO. Teksten zijn afgesloten op 14 april 2011.

28

ABN3022_zorg onderwijs woco.indd 28 10-05-11 11:14

Page 31: Visie op Sectoren Onderwijs, Woningcorporaties en Zorg 2011

ABN3022_zorg onderwijs_woco_omsl.indd 3-4 06-05-11 15:40