Vertaling somerhausen met voetnoten
-
Upload
frans-de-maegd-medewerker-van-het-instituut-voor-marxistische-studies-imast -
Category
Education
-
view
143 -
download
9
description
Transcript of Vertaling somerhausen met voetnoten
1
KARL MARX
Socialist en Humanist
Luc SOMERHAUSEN
2
Oorspronkelijke titel:L’HUMANISME AGISSANT DE KARL MARX
Uitgeven bij RICHARD-MASSE, EDITEURS, PARIS 1946
Uit het Frans vertaald en bewerkt door Edmond Franssens
Nagelezen door Frans De Maegd (Marx in Brussel gids voor IMAST, www.marx.be)
Ter nagedachtenis van Jean LAGNEAU, communistisch weerstander
En Albert VANDAMME socialistisch weerstander, gestorven in Duitsland voor de
vrijheid, van hun vaderland en voor de eenheid tussen alle arbeiders.
3
HOOFDSTUK I.
DE PERSVRIJHEID EN HET MISBRUIK VAN EIGENDOM
“Trier, zeer oude, grote, dichtbevolkte en beroemde Duitse stad, hoofdstad
vaneen vroegere kiesomschrijving en van het aartsbisdom met dezelfde naam” zo leert
ons dus een modern geografisch woordenboek betreffende de geboorte van Karl Marx.
Vervolgens “Heden deel uitmakende van de Pruisische Staten, in het groothertogdom
Neder-Rijn, in een zeer mooie omgeving aan de Moezel, tussen twee bergen, in een
vruchtbaar gebied met veel wijn. Veel mooie overblijfselen uit de oudheid zijn hier nog
te vinden. Het was destijds de grootste, de rijkste ende machtigste stad gelegen
beneden de Alpen. Vele Romeinse keizers hebben er verbleven. Heden is ze in verval
en niet bevolkt volgens haar uitgestrektheid.
Er is geen stad in Duitsland met een groter aantal kerken (de merkwaardigste is
de kathedraal).”De Fransen bezetten Trier in 1681, 1703, 1705, 1734 en 17931.
Hier werd Karl Marx geboren2 kleinzoon van Marx Levy, rabbijn van de stad,
zoon van Hirschel Marx, advocaat en van Henriette Pressburg, afstammelinge van
Nederlandse rabbijnen.
De geschiedenis vertoont merkwaardige tegenstellingen. In deze nog feodale
streek werden de sansculotten enthousiast ontvangen door de boeren, de burgerij en
de Joden. Enige tijd later veranderde Napoleon dit enthousiasme in wanhoop. Ten
aanzien van de Joden gaf de machtige keizer blijk van een wreedaardig antisemitisme.
Hij ontnam hen alle revolutionaire vrijheden. In 1808 met als voorwendsel dat de
boeren in de Elzas de intresten op de door hen aangegane leningen bij de Joden niet
konden betalen, dreef Napoleon de kinderen van Israël in een getto.
Na de ineenstorting van 1815 werd het Pruisische regime door de bevolking
hartelijk ontvangen. De joden hoopten dat het koninklijk decreet van 1812 het welk het
gemeen recht gedeeltelijk op hen van toepassing maakte, automatisch van kracht zou
worden. Dat was het niet. Het volledige Franse recht bleef van toepassing. Dit
betekende dat het systeem voor de Joden beneden en boven de Rijn verschilde. Deze
anomalie werd op een voor de Joden nadelige wijze, snel weggewerkt. Ze mochten
geen openbare ambten bekleden.
Hirschel Marx werd in 1816 protestant. Hij wijzigde zijn voornaam in Heinrich.
Karl Marx werd samen met zijn broers en zussen gedoopt op 26 augustus 1824.
Verkeerde ideeën ontstaan indien men de persoonlijkheid van Karl Marx uitsluitend zou
1Letterlijk - Dictionnaire géographique par Vosgien, Paris, Menard et Desenne,1818.
2 Geboorteakte van Karl Marx “Ten jare 1818 de zevende dag van de mei te 16 uur is verschenen voor
mij, ambtenaar van de burgerlijke stand, de heer Henri Marx, 36 jaar, advocaat bij het hof van beroep, die mij een kind heeft getoond van het mannelijke geslacht en verklaard heeft dat het werd geboren te Trier op 5 mei om 2 uur…”
4
afleiden uit zijn raciale en nationale achtergrond. Alhoewel van Joodse afkomst werd
hij zeer liberaal en protestants opgevoed. Zijn vader was aanhanger van de ideeën van
Voltaire en Rousseau. Karl Marx was volgen Edgar van Westphalen een “protestant à
la Lessing”3 Hij was Duitser maar geen Pruis. Een op overdreven wijze gepassioneerde
tegenstrever bestempelde hem als pangermanist4. Oprechte kritiek houdt rekening met
het feit dat Karl Marx werd geboren te Trier tijdens de Franse tijd.
Trier was sedert 1798 hoofdstad van het departement Saar. De familie Marx
werd beïnvloed door de Franse wijsbegeerte en de Engelse en Italiaanse literatuur.
Advocaat Marx wenste dat zijn lievelingszoon onder invloed kwam van een Europese
cultuur. Net zoals Trier kon het gehele Rijnland de brutale autoriteit van Berlijn moeilijk
aanvaarden5.
De harde reactie tegen de Franse invloed in het kader van de Heilige Alliantie
was van grote invloed op Marx’ jeugdjaren. Tevens ontwikkelde het Rijnland zich sterk
op industrieel gebied en werd het volledig onderworpen aan Pruisen. Na een eerst
periode van goodwill verscherpten de conflicten tussen de liberale burgerij en de
conservatieve regering van Frederik-Willem III.
Na een gelukkige kindertijd in een beschermende omgeving slaagde Karl Marx
in het middelbaar onderwijs in Trier6. Hij studeerde gedurende een jaar aan de
universiteit te Bonn. Nadien trok hij naar Berlijn. Hij was reeds in het geheim verloofd
met Jenny van Westphalen, die later zijn vrouw werd.
Tijdens zijn studies in de rechtsgeleerdheid leerde hij het werk van Hegel
kennen. Zijn leermeesters waren vooral volgelingen van deze wijsgeer. De invloed van
Kant en Fichte (de idolen van de Duitse jeugd) werd afgewend.
Als jonge student voelt hij zich aangetrokken tot de wijsbegeerte. In de
beroemde brief van 10 november 1837 deelt hij zijn verlangen mee, de studies in de
rechtsgeleerdheid te beëindigen en voor een universitaire loopbaan te kiezen. Dit gaf
aanleiding tot een scherp meningsverschil met advocaat Marx. Deze laatste vroeg zich
af, “of de speciale demon die uw hart belaagt, de geest is van God of deze van Faust.”
De dood belet dat Karl Marx zich moet verdedigen. Op 10 mei 1838 sterft zijn
vader. Drie jaar later promoveert Marx als doctor in de wijsbegeerte te Jena met een
proefschrift over Democritos en Epicuros. Zijn moeder was de wanhoop nabij en ze
bleef hem verwijten de balie de rug te hebben toegekeerd. Deze periode in de Duitse
3 Nicolaevsky et Maenchen-Helfen, Karl Marx, Paris, Gallimard.
4 James Guillaume, Karl Marx pangermaniste, Paris, Armand Colin, 1915.
5 H.P.Adams, Karl Marx in his earlier writings, Georges Allen and Unnin Ltd, London, 1940.
6 Toen hij 17 jaar was, in de retorica schreef hij reeds een verhandeling over de keuze van een
loopbaan. “Wij kunnen niet steeds het beroep uitoefenen tot het welk wij denken ons geroepen te voelen. De weg van ons sociaal leven is reeds getekend voor wij in staat zijn hem te bepalen.” Een aantal auteurs beschouwen deze zin als de aankondiging van het historisch materialisme. Het is echter zoals geciteerd door M. Cornu, een echo van het Frans materialisme.
5
geschiedenis heeft als kenmerk de heropbloei van het liberalisme en de hevige reactie
van het centraal gezag. Op de tweede plaats waren er de twisten tussen de
conservatieve Hegelianen en de neo-Hegelianen. Deze laatsten vielen de orthodoxe
volgelingen van Hegel scherp aan. Reeds in deze periode gold Marx bij zijn vrienden
als een autoriteit. In 1841 schreef Moses Hess, die 6 jaar ouder was dan Auerbach:
U mag er zich aan verwachten kennis te maken met de grootste en wellicht enige
ware Duitse levende wijsgeer. Alle ogen van Duitsland zullen weldra op hem gericht
zijn… De naam van mijn idool is Dr. Marx. Hij is amper 24, dus heel jong. Hij zal de
genadeslag geven aan de godsdienst en de middeleeuwse politiek. Het is de verbinding
tussen filosofische diepgang en indringende geest. Stel U voor Rousseau, Voltaire,
Holbach, Lessing, Heine en Hegel. Ik zeg niet samen, maar door elkaar in één enkele
persoon en U hebt Dr. Marx.7
Tengevolge van de passie van de jonge filosofen werden de grenzen van de
wijsbegeerte overschreden om in de politieke strijd te treden. Het was een vorm van
opstand tegen de reactionaire regering van de nieuwe koning Frederik- Willem IV. De
eerste tussenkomst van Marx in het openbaar leven is een kritisch artikel over de
versterking van de censuur.
Hij verzond het naar de Duitse jaarboeken van Ruge. Het werd geweigerd door de
censuur8.
Zoals alle autocraten wil Frederik-Willem IV er niet voor uitkomen dat hij voor
censuur is en geen compromis kan vinden met de progressieve ideeën. Op 24
december 1841 geeft hij aan de strengheid van het decreet van 1819 uitgevaardigd
door zijn vader te verzachten. Dit decreet schafte de persvrijheid af . De koning geeft
toestemming aan de censoren uitsluitend “leugenachtige en onwettelijke kritieken” te
schrappen.
Er was grote vreugde in de vooruitstrevende intellectuele kringen in Keulen.
Daar verscheen sedert 1 januari 1842 de Rheinische Zeitung met als inspirator Moses
Hess de enthousiaste bewonderaar van Karl Marx. De hele liberale jeugd steunde de
nieuwe krant. De geldschieters waren Ludolf Camphausen, Georges Jung en Dagobert
Oppenheim.
De Rheinische Zeitungwas tevreden met het gebaar van de vorst. “De nieuwe
onderrichtingen in verband met de censuur vervullen ons met grote vreugde,
begeesteren ons met nieuwe moed en vertrouwen. Wij hebben nog geen persvrijheid,
maar wij hebben een mogelijkheid, die indien goed begrepen en aangewend een
belangrijke vooruitgang in ons politiek leven betekent.9”
7Karl Marx, Gesamtausgabe, Berlin 1929 deel I, boek 2 pp. 260-261.
8 Het werd een jaar later gepubliceerd in Anekdota zur neuesten deutschen Philosophie und Publizistik
in Zwitserland.
9 Rheinische Zeitung, 23 januari 1843.
6
Het antwoord van Marx betreffende deze optimistische verklaringen kam hard
aan. Hij onderstreepte dat censuur en persvrijheid niet kunnen samengaan. Er zijn
geen halve, begrensde of beperkte waarheden. Het is alles of niets. Door nieuwe
beperkingen in te voeren verergert de regering de censuur in de plaats van haar te
verminderen. Anderzijds beslissen de censoren nu soeverein, terwijl het vroeger
verboden was bepaalde onderwerpen te behandelen. Indien de censoren zulke
kwaliteiten bezitten; waarom maken we dezen dan niet journalisten van de macht10.
Sinds vele maanden was er contact tussen Marx en de groep uit Keulen. Hij
maakte er een sterke indruk. In mei 1842 werd hij medewerker bij de Rheinische
Zeitung. Hij werd directeur in oktober. Na de brutale afzetting van Bruno Bauer was het
duidelijk dat een progressist geen carrière kon maken aan een Pruisische universiteit.
Als weerwraak wijdde hij zijn eerste bijdragen aan het probleem van de
persvrijheid in behandeling door het parlement van het Rijnland gedurende de zittijd in
1841. Deze nog middeleeuws georiënteerde vergadering was samengesteld door 79
leden (4 vertegenwoordigers van de prinsen, 25 van de adel, 25 van de derde stand en
25 boeren). De beslissingen dienden genomen met tweederde meerderheid. Het was
duidelijk dat de prinsen en de adel dit “parlement” stevig in handen namen.
De door Marx geanalyseerde debatten leidden tot niets. De vergadering sprak
maximaal de wens uit dat de uiterste strengheid van de censuur zou worden verzacht.
Reeds op jonge leeftijd bezat Marx een grote zin voor polemiek. De natuurlijke
verwachting was, dat hij de tegenstrevers van de persvrijheid (prinsen, adel en
conservatieve burgerij) stevig zou aanpakken. In tegendeel zijn betoog was een zachte
en ironische kritiek op de leden van de liberale oppositie, die in werkelijkheid geen
contact hadden met hun “beschermeling”. Volgens Marx raakt het probleem hun
verstand maar niet hun hart. Dit soort liberalen zijn amateurs. Hij voegde er op
romantische wijze aan toe:
Goethe zegt ergens dat de schilder er slechts in slaagt deze vrouwelijke
schoonheid weer te geven, welke hij bevriend heeft in een levende persoon. De
persvrijheid is een schoonheid. Ze is niet vrouwelijk, maar men moet ze bemind hebben
om ze te kunnen verdedigen11.
Na deze onverwachte stellingname tegen de aanhangers van zijn thesis gaat hij
verder met de logische bewijsvoering. Wat zegde de vertegenwoordiger van de “kaste
der prinsen”?
Hij was vol lof over de censuur “die een kleiner kwaad is dan de overdrijvingen
van de pers” en verdedigde verder de onthutsende stelling dat het bestaan van
censuur bewijst dat de pers niet bestemd is vrij te zijn. Dit is volgens Marx het
10Gesamtausgabe. Nota’s betreffende de nieuwe onderrichtingen i.z. censuur, deel I, boek I, pp. 150 -
173.
11Marx Oeuvres Philosophiques, Paris, Costes 1937, tome V, p. 9
7
klassieke argument tegen elke hervorming. Werd Galilei afgewezen omdat men op
zekere dag beslist heeft dat de zon niet rond de aarde draait? De slavernij en het
folteren worden op dezelfde wijze gerechtvaardigd. Vormt de slavernij geen bewijs
tegen de “rationalistische fantasie” welke beweert dat het menselijk lichaam geen
voorwerp kan zijn van handel of bezit?
Weerlegt het folteren niet op schitterende wijze dat het niet volstaat met de rug
op het marteltuig gebonden te zijn om slechte gedachten te laten verdrijven en dat
spasmen geen bekentenissen zijn12?
De prinselijke spreker verdedigde de stelling dat de “echte edele” ontwikkeling
van de geest nooit belemmerd werd door censuur. “De charme van de waarheid” is
voor de pers “een geschenk van de censuur”. Het is niet omdat Mirabeau een deel van
zijn jeugd in de gevangenis doorbracht, “dat gevangenissen welsprekendheidscholen
zijn”. De waarheid is volgens Marx:
dat de intellectuele ontwikkeling in Duitsland niet tot stand kwam door maar
ondanks de censuur. Het feit dat gebroken door de censuur de pers verarmt en
bezwijkt, maakt geen argument uit tegen de vrije pers, wel tegen de geketende pers.
Het feit dat ondanks censuur de pers haar identiteit en karakter behoudt wordt gebruikt
als argument voor censuur. Het geldt echter als argument tegen de beperkingen13.
Wat is er van het vrije denken geworden gedurende de 20 jaar Pruisisch regime
na Napoleon? De geestelijke vasten tijdens de censuur zal voor het nageslacht
bewijzen dat op deze wijze weinig heiligen konden vasten gedurende 40 dagen.
Het wereldse Duitsland heeft gedurende een periode van 20 jaar kunnen leven
zonder geestelijk voedsel. De pers was weerzinwekkend. Het was moeilijk te zeggen of
het euvel te wijten was aan gebrek aan intelligentie of aan karakter. Lag het probleem
bij de vorm of bij de inhoud? Op het gebied van de wijsbegeerte was de geest vrij. Duits
werd er echter niet meer gesproken. Het Duits was niet meer de taal van het denken.
De geest kwam tot uitdrukking in mysterieuze en duistere woorden. Begrijpbare
uitdrukkingen waren niet redelijk.
Voor de pers in het Rijnland was het gevolg zeer erg,
tenzij een “werkelijk edele” pers deze betreft die haar keten met welwillendheid
draagt14.
12 Op. cit., p. 13
13 Op. cit., p. 14
14 Op. cit., p. 16
8
De woordvoerder van de prinsen sprak verder over de persvrijheid in de andere
staten: Engeland, de Nederlanden, Frankrijk en Zwitserland. In Holland is de
persvrijheid er niet in geslaagd een verpletterende staatsschuld te vermijden.
“Ze heeft wel bijgedragen tot het tot stand komen van een revolutie die aan het
koninkrijk de helft van het grondgebied heeft gekost15”.
Marx herneemt de argumenten die door de prinselijke vertegenwoordiger op
willekeurige wijze werden ontwikkeld. Hij stelt vast dat wanneer de pers lof verdient
zoals in Engeland, dit op rekening van de geschiedenis wordt bijgeschreven. Ten
andere in alle landen waar de pers vrij is, is ze slechts een spiegel van de
maatschappij en “intens verbonden met de geschiedenis en de speciale toestand van
elk”
Marx besteedt meer aandacht aan België. Het land neemt een lange passage in
zijn bijdrage in:
De spreker verwijt de Hollandse pers de oorzaak te zijn van de Belgische
omwenteling.
Iemand met enige kennis van de geschiedenis kan niet ontkennen dat de
scheiding tussen België en Nederland historisch juister was dan de vereniging. De
Hollandse pers zou de Belgische revolutie veroorzaakt hebben. Welke pers? De
hervormingsgezinde of de reactionaire. We zouden dezelfde vraag kunnen stellen voor
Frankrijk. De spreker is kwaad op de Belgische klerikale pers. Deze is echter
democratisch. Neemt hij ook de Franse klerikale pers op de korrel? Deze laatste sprak
zich uit voor de absolute monarchie. Beide hebben bijgedragen tot de val van hun
respectieve regeringen. De Franse revolutie werd niet verwezenlijkt door de
persvrijheid. Ze kwam tot stand als gevolg van de censuur.
Zonder veel nadruk kan men stellen dat de Belgische revolutie in de eerste
plaats een intellectuele revolutie was via de pers. Zo wordt het duidelijk dat de pers de
Belgische revolutie gemaakt heeft. Verdient ze daarvoor een blaam? Is het noodzakelijk
dat de revolutie onmiddellijk daden stelt? Moet ze geweld gebruiken of spreken? De
regering kan een intellectuele revolutie materieel mogelijk maken. Ze moet een
materiële revolutie geestdriftig begroeten.
De Belgische revolutie is een product van de Belgische geest. De pers is de
plaats waar de vrije geest met grote vrijheid uitdrukt. Ze heeft haar aandeel in de
Belgische revolutie. De spreker maakt kritische opmerkingen over België door zijn kritiek
op de Belgische pers. Haar volkse aard en haar historische eigenheid maken er een
speciale pers van. De typisch volkse geest vervult de prinselijke spreker met
onbehagen. Hij nodigt de pers van de verschillende naties uit de pers te zijn van zijn
mening. (van de “hoge vlucht die draait om enkele individuen en niet om de spirituele
hemellichamen die de naties vormen…).
Vele bladzijden door Marx aan de pers gewijd zijn nog actueel. Denken we
bijvoorbeeld aan volgende omschrijvingen:
15 Op. cit., p. 17.
9
“De gebreken van een volk en van zijn pers vormen een geheel. De pers
vertegenwoordigt de brutale stem. Het is de vranke vorm van de historische geest van
een volk. Ieder zinnig mens spreekt liever de fouten van de pers en de tijd goed dan
deze van de censuur tegen de natie en de tijd16.”
Wat is de opvatting van de bevoorrechte klassen over vrijheid? Voor hen is de
vrijheid geen natuurlijk fenomeen maar iets bovennatuurlijks. Het is als een geschenk
de individuele eigendom geworden van enkele individuen en van bepaalde kasten.
Voor de edele spreker “houdt vrijheid de mogelijkheid van het kwade in zich; vrijheid is
dus slecht”.
Marx maakt dan met inzet van al zijn mogelijkheden een analyse van de
persvrijheid. Hij bewijst dat in landen met censuur persvrijheid uitsluitend bestaat in het
voordeel van de regering.
De journalisten zijn in zekere zin de secretarissen van de censor. Als de
secretaris de mening van de patroon niet weergeeft, wordt de tekst geschrapt. Het blijkt
dat de censor redacteur is… De vrijheid is in zodanige mate de essentie van de mens,
dat haar tegenstrevers de werkelijkheid bestrijden… Een persoon bekampt nooit de
vrijheid als dusdanig. Hij bestrijdt uitsluitend de vrijheid van de anderen.
Van zodra wordt beweerd dat de pers slechts goed is wanneer ze geen product
is van de vrijheid, is de stelling dat alleen de dieren en goden kunnen beweren over
een pers te beschikken. Tenzij ronduit wordt gesteld dat de regering en haar
verdedigers geïnspireerd worden door God. In dit geval valt het probleem uitsluitend
binnen de bevoegdheid van de geneesheerpsychiater.”
Marx geeft een opsomming van alle argumenten die totalitaire regeringen
kunnen inroepen om censuur te rechtvaardigen. De slechte pers valt steeds aan. De
goede pers verdedigt uitsluitend. De vrije pers oefent een te grote invloed uit op de
massa. De “goede” pers heeft op deze geen invloed. Hij noteert in dit verband:
Wat wil de spreker zeggen? Dat het goede machteloos is en het machteloze
goed? Welke zijn de andere verwijten aan het adres van de vrije pers? Dat ze
hoogmoedig is omdat ze het gezag van de kerk noch dat van de staat erkent. Dat ze
afgunstig is, omdat ze voorstander is van de afschaffing van de aristocratie. Inderdaad
bij de voorstanders van de censuur “is de angst voor het kwade blijkbaar de vrees voor
het goede”.
Nochtans zegt Marx, zal de gecensureerde pers altijd slecht zijn, al blijft haar
oplage goed. Deze is uitsluitend goed in de mate dat ze de vrije pers vertegenwoordigt
binnen de gecensureerde. De vrije pers blijft goed zelfs wanneer haar oplage slecht is,
wegens het feit dat de oplage de aard van de vrije pers afzweert.
16 Op. cit., pp. 20 – 23
10
Een eunuch is steeds een onvolmaakte mens, zelfs indien hij een mooie stem
heeft. De natuur blijft de natuur, ook wanneer er monsters worden geboren17. De
essentie van de vrije pers is de sterke, rationele en morele essentie van de vrijheid. De
gecensureerde pers is een zwakke karikatuur van de vrijheid. Ze is een geciviliseerd
monster. Ze is als knoflook met rozenwater…
De vrije pers is altijd en op alle plaatsen het open oog van het volk. Ze is de
uitdrukking van diens zelfvertrouwen. Ze vormt de band tussen individu, staat en wereld.
Ze is de verpersoonlijking van de cultuur, de materiële strijd omzet in spirituele. Ze
idealiseert de brutale en concrete vorm van deze laatste. Ze vormt de vranke en
absolute biecht van een volk. Iedereen weet dat de bekentenis bevrijdend werkt. De
vrije pers is de morele spiegel waarin het volk zich bekijkt. Deze overweging vormt de
eerste voorwaarde tot wijsheid. De vrije pers is de publieke opinie die tot in de
nederigste hutten doordringt tegen een bijzonder laag tarief. Ze is de ideale wereld die
voortdurend aan de realiteit ontsnapt en er steeds rijker en levendiger naar terugvloeit18.
Censuur is volgens Marx de misdaad verheven tot de in de macht. De regering
hoort haar eigen stem. Ze verkeert in de illusie dat het deze is van het volk. Verder is
er als verzwarende omstandigheid dat het volk dezelfde illusie zou koesteren. De
gecensureerde pers is verplicht zonder onderbreking te liegen. Ze is zich niet meer
bewust van haar leugens en verliest elke waarheidszin. Na een mooi hymne aan de
rede besluit hij het hoofdstuk met een citaat van Goethe “Degene die een tong heeft
maar niet spreekt, degene die een sabel heeft en niet strijdt is een vulgaire
grappenmaker19.”
Het is begrijpelijk dat dergelijke radicale stellingen niet in de smaak vielen van de
Pruisische autoriteiten. Hij weerlegt op zeer welsprekende wijze de stellingen van de
woordvoerder van de adel, maar is nog beter op dreef in zijn laatste bijdrage. Hij
veroordeelt bepaalde liberale elementen uit de raad. Zijn ondersteunen de persvrijheid
zoals het koord de gehangene. De liberale spreker had de persvrijheid gelijkgesteld
aan de vrijheid van handel. Zijn stelling luidde dat de “industrie van de persvrijheid” niet
kan worden uitgesloten van de vrijheid van nijverheid!
Marx laat zijn gedachten de vrije loop. Volgens hem heeft deze stelling het
voordeel duidelijk te zijn, want
Duitsers zijn uiteraard gehoorzaam, onderworpen en overdreven eerbiedig. Hoe
groot hun eerbied voor ideeën ook weze; ze verwezenlijken er geen. Ze wijden er een
cultus van bewondering aan; maar cultiveren ze niet20.
17 Op cit. pp. 46 – 48.
18 Op cit. pp. 36 en 63.
19 Op cit. p. 73.
20 Op. cit. pp. 75 – 76.
11
Ten allen prijze dient vermeden de persvrijheid gelijk te stellen met om het even
welke vrijheid van handel. De pers die zich verlaagt tot de rang van nijverheid is
ontrouw aan haar aard. Ze miskent het nobele van haar natuur en zwakt haar vrijheid
af. Marx citeert Béranger, die zong:
“Ik leef uitsluitend om liedjes te maken.
Monseigneur indien U mij van mijn plaats verwijdert.
Maak ik liedjes om te leven…”
Een dichter houdt op als dichter, wanneer de poëzie bestaansmiddel wordt.
In de eerste plaats schrijft de journalist niet om geld te verdienen.
De eerste vrijheid van de pers is geen industrie te zijn. Hij die, als schrijver, de
pers verlaagt tot bestaansmiddel verdient gestraft te worden. Voor het gebrek aan
interne vrijheid legt men hem een verbod van externe vrijheid op in de vorm van
censuur. Het is noodzakelijk dat de schrijver geld verdient om te kunnen leven en
schrijven. Drukken en uitgeven behoren tot de industrie. De journalisten staan er
volkomen los van.
Er was een voorstel om de journalisten die hun artikelen niet ondertekenen of
een schuilnaam aannemen te onderwerpen aan censuur.
De naam speelt echter geen rol in de persmisdrijven. In de eerst plaats wordt de
uitgever vervolgd. In tweede orde valt de anonieme schrijver of hij die een schuilnaam
aanneemt binnen de bevoegdheid van de rechtbanken.
Dit essay betreffende de persvrijheid dient opnieuw gelezen. De auteur besluit
met een fabel. Een turnleraar had een perfect systeem gevonden om de leerlingen het
springen aan te leren. Hij overspande een put met draden ten einde de leerlingen te
tonen hoe ver zij zich konden wagen. Beneden de draden was er de diepte. De eerste
leerling die probeerde te springen viel in de put. Hij is er nog niet uit.
De leraar was een Duitser, de naam van de leerling was Vrijheid…21
In de periode, als directeur, werd Marx geconfronteerd met twee problemen. Het
eerste was het sociale. Het tweede betrof de verhouding tussen staat en
gemeenschap. Het sociale vraagstuk kwam op de voorgrond naar aanleiding van de
debatten in de Rijnlandse raad over jachtmisdrijven, houtdiefstal en inbreuken tegen
het weiderecht.
21 Op. cit p. 88.
12
Deze zaken waren belangrijk in verband met verarming van de boeren22.
De nieuwe wetgeving vormde de laatste fase in de strijd van het ontluikende
kapitalisme tegen de grondvesten van het gemeenschappelijk eigendomsrecht over de
gronden. De raad wijzigde na vraag van de eigenaars overtreding in wanbedrijf
(diefstal). Marx concludeert als volgt: “De geringste aantasting van het eigendomsrecht
wordt diefstal; maar eigendom tast noodzakelijkerwijze de rechten van derden aan en
wordt dus diefstal.” Voor Marx is hoofdzakelijk belangrijk dat de staat zijn rol niet
vervult op een rationeel en moreel verantwoorde wijze. Het sociaal vraagstuk is met
uitsluitend juridische middelen onoplosbaar.
De raad vernedert de wetgevende macht. Het administratief gezag, de persoon
van de beschuldigde, de staatsgedachte en de bestrijding van de misdaad worden
gedegradeerd tot lage instrumenten van privaat belang. Eigen belang overheerst het
recht.
Voor de raad is de verdediging van de private belangen een doel op zich. De
raad treedt het recht met de voeten door deze handelswijze. Dit is echter het gevolg van
zijn werking. Het belang is van nature blind, ongeregeld en exclusief. Het staat buiten de
wet. Kan een institutie buiten de wet wetten stemmen? Indien men het eigen belang op
de troon van de wetgever plaatst, is het onbekwaam om wetten te maken zoals een
stomme met een enorme megafoon niet kan spreken23.
Eenvoudige diefstal van een weinig hout door uitgehongerde boeren is volgens
Marx de ontwikkeling van een conflict tussen twee klassen. (Deze van de
landeigenaars en deze van de landarbeiders.)
Marx slaagde er in de oplage van de Rheinische Zeitung te verhogen. Hij voerde
een uitputtende strijd tegen de steeds strengere censoren die door de regering in
Berlijn naar Keulen werden gestuurd. Begin januari 1843 verscheen een artikel tegen
Rusland. Op hetzelfde ogenblik protesteerde Nicolaas I in Berlijn tegen de
“onaanvaardbare aanvallen” van de Duitse liberale pers. De regering besliste de
Zeitung te verbieden met mogelijkheid onder verscherpte controle te verschijnen tot 31
maart ten einde de administratieve problemen op te lossen. Berlijn dacht er zelfs even
over de krant opnieuw te laten verschijnen wegens protest in het Rijnland. Dit werd
verhinderd door een rapport van de Pruisische ambassadeur in Sint- Petersburg. Hij
schreef na een ontmoeting me graag Nesselrode:
de vicekanselier maakte van de gelegenheid gebruik me te vragen of ik het
onwaardig artikel in de Rheinische Zeitung had gelezen.” Het betrof een artikel tegen
het Russische kabinet. “Hij had mij een nota overgemaakt betreffende de tendensen in
de Duitse pers. Ik antwoordde de graaf het artikel niet letterlijk te hebben gelezen, maar
22 Cfr. Cornu: Karl Marx, pp. 183 - 184. Het aantal gerechtelijke vervolgingen in Pruisen in 1836 bedroeg
200 000. Er waren 150 000 zaken voor houtdiefstal, jachtmisdrijven en schending van het weiderecht.
23Marx, Molitor, tome V, pp. 138 - 182
13
wel de weerlegging van enkele gelijkaardige artikelen in de staatskrant. Volgens deze
krant steunden deze artikelen op verouderde stellingen en bevatten ze geen redelijke
motieven. Deze weerlegging had de vicekanselier niet gelezen. Hij begreep niet waarom
een censor van mijn vorst dergelijke bijdrage had doorgelaten. Ze overtrof volgens hem
alles wat tot dan in de Duitse bladen tegen de tsaar was gepubliceerd. Hij voegde er
aan toe mij een exemplaar van de Rheinische Zeitung met het bewuste artikel over te
maken. Dit gebeurde dezelfde avond. Ik ben bijzonder tevreden heden avond.
Na mijn terugkeer van het patriottisch bal vind ik het nummer van 31 januari van
de staatskrant. Het vermeldt de beslissing van drie ministers van uw regering. houdende
het verschijningsverbod van de Rheinische Zeitung op 1 april. Ik zal dan ook mijn best
doen opdat graaf Nesselrode deze energieke maatregel zal waarderen. Heden avond
ontmoet ik hem op zijn verzoek. Ik maak U opmerkzaam op het feit dat de vicekanselier
mij verzekerde dat de tsaar de bewuste bijdrage niet kende gezien deze nog niet aan
hem werd voorgelegd24.
De Pruisische regering weigerde de delegaties van de aandeelhouders te
ontvangen. Ze wenste geen kennis te nemen van de tot haar gerichte verzoekschriften.
Op 18 maart nam Karl Marx ontslag omdat hij het door censor Wilhelm Saint- Paul
opgelegde regime niet meer kon verdragen. Het laatste nummer van de Rheinische
Zeitungverscheen op 31 maart. Tot op heden wist niemand dat ze omkwam onder de
slagen van autocraat Nicolaas I.
24 Dit document werd voor de eerste maal gepubliceerd door Nicolaevsky en Maenchen-Helfen in hun
Karl Marx. pp. 55 – 56.
14
HOOFDSTUK II
DE WEG NAAR HET SOCIALISME
In de lokalen van de Rheinische Zeitung vond de eerste ontmoeting tussen Marx
en Engels plaats. Tussen beiden ontstond geen onmiddellijk contact. Het was duidelijk
dat een vroegrijp en behoedzaam man zoals Marx geen lang intellectueel gesprek
wenste te voeren. Engels was echter erg gecharmeerd. Alhoewel hij in 1842 een
nieuweling was, stond hij reeds in contact met de revolutionaire kringen (meer bepaald
met de federatie van Justin von Weitling en met de “bevrijdingsbeweging” van de
gebroeders Bauer) We kennen het opgewekt gemoed van de jonge Engels. We
vermoeden het instinctief wantrouwen van Marx in het toenmalige Duitse socialisme.
Dit is de verklaring voor het feit dat het contact tussen beiden moeilijk tot stand kwam.
Het is echter geen formeel bewijs. De briefwisseling tussen de twee theoretici start in
oktober 1844. Daaruit kan niet worden afgeleid dat zij niet reeds vroeger
sympathiseerden. Uit de lectuur van Over de Toestand van de Arbeidersklasse in
Engeland blijkt dat sedert 1843 de zienswijzen van Marx en Engels grosso modo met
elkaar overeenstemden.
Engels werd door zijn vader naar Manchester gezonden voor de studie van de
textielnijverheid. Gedurende 21 maanden trachtte hij de geheimen van de Engelse
organisatie te ontrafelen op economisch- en sociaal vlak. Daar ontstond voor zijn
verder leven de haat tegen het kapitalisme.
Hij schrijft in zijn bemerkende stijl een opdracht aan de Engelse arbeiders:
Het belang van de tegenstrevende klasse is diametraal tegengesteld aan het
uwe. Zij beweert steeds het tegendeel en tracht ze te doen geloven dat zij oprecht
meeleeft met uw lot. Haar daden ontkennen dit. Wat ze ook nog beweren, is haar enig
doel zich te verrijken door uw werk, zolang ze het product kan verkopen. Ze laat U
verhongeren van zodra ze geen winst meer kan maken door indirecte handel in
menselijk vlees25”. Wie heeft als eerste de essentiële elementen van het latere
marxisme opgemerkt? Was het Karl Marx of Friedrich Engels? De vraag is niet
overbodig; maar historisch zonder belang. We geloven dat Friedrich Engels een
revolutionaire eenheidsvisie had. De doeleinden die hij formuleerde werden beschreven
door Marx. Het was Engels die Marx leidde waar schematisering, synthese en
vulgarisatie. Engels schreef reeds in oktober 1844 aan Marx:
Onze vrienden zijn zeer actief; maar ze missen de noodzakelijke basis. Zolang er
geen historische en logische ontwikkeling is van onze stellingen steunende op de
huidige opvatting en op de geschiedenis. Zolang wij niet hebben aangetoond dat het
25Fr. Engels: La situation des classes laborieuses en Angleterre, pp. XLIV et XLV.
15
ene het gevolg is van het andere (er zijn enkele brochures nodig) zal elke agitatie
onbewust zijn en in de meeste gevallen in het duister tasten.26
Later in het woord vooraf tot de Kritiek van de politieke Economie spreekt Marx over de
vruchtbare periode in 1845. Hij woonde toen met Engels in Brussel: “Wij wensten onze
oude filosofische theorieën te vernietigen.” De meesten die Marx gelezen hebben (o.a.
E. Vandervelde) geloven dat Marx hier alleen zichzelf bedoelde. Hij herinnerde het feit
dat de Manuscripten van de Duitse Ideologie en van de Kritiek van de post-
Hegeliaanse Wijsbegeerteaan de kritiek van de “knagende muizen” werden
overgelaten. “Wij nemen gemakkelijker afstand van het handschrift in de mate dat wij
ons voornaamste doel bereikt hebben. Wij zien klaar in onszelf” Uit onze studie blijkt
echter dat Engels een grote invloed uitoefende op zijn vriend op gebied van
verduidelijking, precisering en verspreiding.
Waartoe zou het dienen in zo een belangrijk werk, de individuele inbreng van
beiden naar voor te brengen? Wanneer de gelegenheid zich voordoet, gaan we ertoe
over ten illustratieve titel. We weten dat Engels een stap opzij zette voor Marx. Hij liet
teksten publiceren met de naam van Marx. Vandaag is het duidelijk dat ze alleen door
Engels werden samengesteld.
De wetenschappelijke verdienste van de auteurs van het Communistisch
Manifest is zeer groot. Een aantal details dienen besproken gezien hun opvatting op
zodanige wijze de politieke en filosofische geschiedenis van alle tijden kenmerkt.
De vraag dient gesteld welke filosofische stelling Marx innam toen Engels zijn
sterke ordewoorden lanceerde in zijn artikels en in zijn studie over het Engels
proletariaat. Voor hem is de klassenstrijd onvervangbaar. In zijn woord vooraf stelt hij:
“Er is geen enkele Duitse socialistische of communistische theoreticus die niet tot het
communisme is gekomen via Feuerbach en het verdwijnen van de Hegeliaanse
speculatie. Het zijn wij, Duitsers, die de feiten in deze kwestie moeten kennen27.” Een
gelukkig toeval zorgde ervoor dat Marx zijn economisch en filosofisch Manuscript en
het eerste deel van de “Duitse Ideologie”28 opstelde, terwijl Engels ter plaatse de
miserie van de Engelse arbeiders bestudeerde. Zo kunnen we beiden volgen in de
uitdrukking van hun gedachten en hun evolutie kennen. We stellen tevens de
theoretische en praktische eenheid vast die zal leiden in 1847 tot het Communistisch
Manifest Hier volgt een zeer eigenaardige vaststelling. Marx, als jong filosoof, stamde
uit een comfortabele burgerlijke familie. Hij werd opgevoed in een traditionele
Pruisische kring binnen de wereld van het recht. Gedurende jaren was hij bezig met de
vergelijkende studie van Democritos en Epicuros. Hij kwam tot het socialisme uit een
zuiver filosofische reactie tegen Hegel steunende op de Hegeliaanse dialectiek.
26Marx: Gesamtausgabe, III, p. 2
27 Friedrich Engels, op. cit., p. XLIX. Het betreft de werkelijke toestand van de arbeidersklasse.
28Marx Gesamtausgabe, I 3 of in de onvolledige versie Marx: Oeuvres philosophiques, traduction Molitor,
tome VI, Paris, 1937.
16
Nog merkwaardiger is de agitatie van de elite van het Franse utopische
socialisme (Fourier, Cabet, Babeuf en Saint-Simon) tegen de toekomstige auteur van
Das Kapitaal” Deze leidde tot vurige verontwaardiging bij Engels en bij de post-
Hegeliaanse tendens rond Feuerbach. Engels zag duidelijk, logisch en met
buitengewone zekerheid in dat de sociale revolutie zal ontstaan uit de ontwikkeling van
het kapitalisme. Begin 1844 toonde hij in de Frans-Duitse jaarboeken aan dat het
kapitalisme zou ineenstorten door de ontwikkeling van zijn interne logica (de oneindige
stijging van de productie zonder oog voor de consumptie) Hier ontstaat de crisis met
als gevolg de armoede voor de arbeidersklasse. Malthus vergist zich door te stellen dat
deze het gevolg is van de stijging van de bevolking. De productie moet georganiseerd
worden door afschaffing van privaat eigendomsrecht en mededinging. Dit is de taak
van het socialisme.
Voor de eerste maal onderstreept de jonge Engels de wet van de kapitalistische
concentratie.
In normale omstandigheden behandelen het grootkapitaal en de grote eigenaars
het kleine kapitaal en de kleine landeigendom volgens de wet van de sterkste.
Centralisatie van eigendom is, zoals alle andere wetten, een wet eigen aan het privaat
eigendom. De middenklasse zal verdwijnen, tot de wereld verdeeld is in miljonairs en
armen en in grootgrondeigenaars en arme dagloners29.
In dezelfde bijdrage verschijnt een uiteenzetting “avant la lettre” van de
meerwaarde theorie. Door het feit dat handel gebaseerd is op winst leidt concurrentie
tot legale diefstal. De waarde stemt niet overeen met de prijs. In de plaats dat de
waarde de prijs regelt, wordt ze bepaald door de prijs. Deze is vastgelegd door de
mededinging en de productiekosten. Die bevatten niet alleen de vergoeding van de
arbeid maar ook van het kapitaal. Het kapitaal is niets anders dan geaccumuleerde
arbeid. Door intrest en winst ontstaat de tegenstelling tussen kapitaal en arbeid. Het
kapitaal ontneemt de arbeider de vrucht van zijn werk. De arbeider, die slechts een
loon ontvangt wordt als koopwaar onderworpen aan de wet van vraag en aanbod30.
Engels schreef rapporten over de demoraliserende gevolgen van de
industrialisatie in Engeland. Daardoor kwam Marx enerzijds tot beter inzicht. Anderzijds
werd hij erdoor gestimuleerd.
Het taalgebruik bij Engels is direct en brutaal. Hij nagelt het egoïsme van de
liberale burgerij aan de schandpaal. Voor deze is er niets in de wereld dat er niet
uitsluitend is met het oog op geld. Ze leeft uitsluitend om geld te verdienen. Voor haar
bestaat het geluk in vlug rijk worden. Ze kent geen andere prijs dan deze van het
29 Friedrich Engels, Oeuvres complètes, tome II, pp. 401-402.
30 Cfr. een excellente analyse van de jeugdwerken van Engels in A. Cornu: Karl Marx, Paris, Alcan,
1934.
17
verlies van geld. Door de hebzucht en de liefde voor het geld is zuiver menselijke
waardering onmogelijk.
Engels wees een Engelse industrieel op de verwerpelijke toestand van de
arbeiderswoningen. Het antwoord was: “Nochtans wordt hier veel geld verdiend en
verder nog een goede dag meneer”
Om de scherpe kracht van het marxisme van bij het ontstaan te begrijpen wordt
het werk van Engels gelezen. Ook de jeugdwerken van Marx dienen geraadpleegd om
te weten welke menselijke tederheid en diepe aspiratie van sociale vooruitgang in de
gecondenseerde en gepopulariseerde doctrine van het Communistisch Manifest
besloten ligt. De paradox doet niet ter zake. Het is niet de bedoeling Karl Marx aan de
lezer voor te stellen als filantroop, goed mens en beoefenaar van de liefdadigheid. Te
midden van alle onzin is het een marxist toegestaan terug te keren naar de bronnen. Er
is geen doctrine met meer morele aspiraties dan de marxistische wijsbegeerte vanaf
1844. Het marxistisch materialisme zou uitsluitend deterministisch en rationalistisch
zijn. In zijn zwaarwichtige en weinig scrupuleuze beschrijving, typisch bij al de
theoretici van nationaalsocialistische strekking, is dit de stelling van H. De Man31.
In de stijl van De Man verloopt het zo: “Het marxisme bestaat erin het principe
van de mechanische causaliteit, zoals het tot uitdrukking komt in de techniek, over te
brengen naar de interpretatie van psychische feiten. Vertrekkende van de
rationalistische methode “ziet het in de rationele gedachte, door de hedendaagse
psychologie beschouwd als een louter regelende en remmende functie van het
psychische leven, de essentie van al het menselijke willen en van de sociale
verandering32
Volgens De Man “blijft het marxisme in de socialistische arbeidersbeweging
uitsluitend leven in de vorm van emotionele waarde, affectief symbool en instinctieve
drijfveer. Het is er uit gewoonte in het sociaal verlangen als actiemiddel in de principes
en programma’s.33” Volgens welk psychologisch proces komt een cultureel hoogstaand
iemand, ondanks zijn grondige kennis van het marxisme, er toe dit laatste te
beschuldigen van fundamentele vergissingen? Is het zijn gebrek aan revolutionaire
zin? De Man wist zeer goed dat de fouten te vinden waren bij het niet-marxistisch
reformisme. Als reformist is hij, binnen de arbeidersbeweging een product van het
kleinburgerlijke amateurisme. Hij was gedreven door ambitie en ontgoocheld door het
leven. Gematigde revolutionairen zoals Guesde, Jaurès en Vandervelde bleven
gedurende hun ganse leven, gewijd aan de socialistische zaak zonder eigenbelang,
trouw aan de fundamentele marxistische waarheden.
31 Stellingname verwijzend naar P.H. Spaak en H. De Man; Socialisme national ou national-socialisme?
32Henri De Man: Au delà du marxisme, p. 278.
33 Henri De Man: Op. cit., p. 16.
18
Ze verlangden, net als Karl Marx, naar gerechtigheid en solidariteit. Ze
bestreden de afwijkende totalitaire en de travaillistische tendensen. Deze spelen heden
nog een rol in het lijden van het Westerse socialisme34. Zijn intellectuele vorming dreef
Marx naar een comfortabel idealisme en naar een utopische opvatting over de sociale
vooruitgang. Indien hij dit had gewenst was hij de grootste conformistische wijsgeer in
de 19e eeuw. Hegel beheerste het volledige Duitse universitair onderwijs. Volgens hem
zou de bevrijding van de mens, in laatste instantie, verwezenlijkt worden door een
zuiver spirituele en individuele opgang. In elk van haar fasen start de stijgende
menselijke vrijheid met de overgang in haar tegengestelde. Zo vindt ze zich terug met
een nieuwe volheid of volgens Reinach “een wezen wordt wat het niet was door zijn
tegengestelde dat er uit vertrok op te slorpen35. Alhoewel doordrongen van de
opvattingen van Hegel had Karl Marx de moed zich los te maken uit de omringende
sfeer. Binnen deze sfeer trachtte men de werkelijkheid vast te leggen door redenering.
Het was de grote verdienste voor een student te reageren op het tijdstip toen de glorie
van Hegel het hoogtepunt bereikte.
Marx leed in de eerste plaats door morele verstikking als gevolg van de professorale
misvorming door zijn meester. Volgens Taine leidt deze tot “men rolt doorheen het Zijn
en het Niets, de Verandering, de Grens en de Essentie de borst ingedrukt, niet
wetende of men ooit vaste grond en de aarde weervindt.”
Later worden Hegel en Fichte, door een vervalsing van hun denken, de
geestelijke steun van het Duitse monarchisme, het imperialisme en de oorlogszucht.
De Pruisische aanhangers maakten op tendentieuze wijze misbruik van de filosofische
opvatting van Hegel. De essentie was dat de algemene wil gebaseerd op het algemeen
nut, leidt tot de beknotting van het individu ten voordele van de maatschappij. De mens
geestelijk bevrijden zal leiden tot het volledig aanvaarden van het feit dat de zaken op
rationele wijze verbonden zijn. Marx valt de meester niet af. Op 19-jarige leeftijd
spreekt hij reeds over “de groteske en rotsachtige melodie” van Hegel36. Hij verlangt
ook naar de bevrijding van de mens. Marx stelt echter vast dat deze slechts mogelijk is
door materiële en sociale verandering. Hij wil alle werkende mensen verheffen tot de
rang van echte arbeiders in een maatschappij die een ware gemeenschap vormt37.
Marx staat ook onder invloed van Feuerbach. Deze laatste is de leider van de
linkse Hegelianen. Zijn beroemde thesis luidt: het is niet God die de mens heeft
geschapen, het is niet het idee dat het wezen bepaalt. God is slechts het product van
de mens. Het menselijk wezen dat God vereert, vervreemdt van zijn natuur. Wat het
34 Cfr. L’homme est révolutionnaire de G. Izard. Hij lacht met de “klerikalen van het marxisme”, maar
spreekt over Marx zonder hem te kennen.
35 Salomon Reinach: Histoire des Philosophies, tome III, p. 60.
36Marx: Oeuvres Philosophiques, Traduction Molitor, tome IV, p. 10.
37 Zie in L’Emancipation humaine d’après Karl Marx par l’abbé Grégoire, Prof. à l’Université de Louvain,
Ed. Elvé, 1939.
19
denkt de Heer te zijn, is de Mensheid. Door alles wat hij van zichzelf in het idee van
God heeft gelegd weg te nemen, zal de mens erin slagen te leven volgens zijn ware
aard. Marx komt langs zuiver filosofische en ethisch-antropologische wegen tot de
tegenstelling tussen kapitaal en arbeid.
Hij steunt daarbij op de dialectische opvatting over de geschiedenis van Hegel.
In de tweede plaats gaat hij uit van de enerzijds sentimentele en anderzijds
atheïstische filosofie van Feuerbach.
Marx bevestigt het wetenschappelijk socialisme door de klassieke filosofische
redenering zoals Pascal de moeilijkste algebraïsche problemen oplost door zuiver
rekenkundige redenering. Door de praktische leiding van Engels wordt Marx
gedwongen zijn oorspronkelijke doctrine te herdenken. Hij bewaart steeds het gevoel
dat de eenvoudige ontkenning van de kapitalistische maatschappij niet het socialisme
is. Marx weet dat de mens niet de homo economicus is, alhoewel velen hem ten
onrechte verdenken dat dit zijn droom was.
Wat weten we over de ontwikkeling van het denken bij Marx begin 1844?
Wij hebben Marx verlaten einde maart 1843. Hij was ontgoocheld en gekwetst
door het verbod van de Rheinische Zeitung. Hij verwerft nochtans professionele
meerwaarde en politieke verrijking. Zijn geest is in vervoering. Hij wijkt nochtans nooit
af van de weg van het juiste midden. Het merkwaardigst in zijn persoonlijkheid is de
mogelijkheid dichter bij het ware te komen. Ondanks zijn intellectuele vermetelheid
neemt hij zonder aarzeling afstand van alles wat vals is, zelfs wanneer het redelijk
schijnt.
Naarmate de objectieve onderzoeker dieper in het denken van Marx
binnendringt, begrijpt hij diens onweerstaanbare aantrekkingskracht. Zelfs mensen van
niveau, zoals Friedrich Engels achten zich gelukkig aan hem ondergeschikt te zijn.
Deze laatste maakte zijn ontdekkingen aan hem over en vond het rechtvaardig dat de
verdienste hem toekwam.
Na de episode van de Rheinische Zeitung ontstond er een diepe breuk tussen
Marx en zijn vrienden van de groep Bauer. Door hun passie voor overdreven dialectiek
vervielen de “Bevrijders” in negatieve kritiek zonder enig contact met de sociale
werkelijkheid. Deze werd door Marx als steriel bestempeld. Gedurende dezelfde
periode maakt Marx kennis met de geschriften van Weitling. Hij was de leider van de
“Federatie der Rechtvaardigen” en de ware stichter van het revolutionair communisme
in Duitsland. Door zijn buitengewone gaven stelde Marx onmiddellijk de
tekortkomingen in het systeem van Weitling vast. Deze vergist zich in het probleem
betreffende de oorzaken van de kapitalistische gebreken. Hij bezat geen
cultuurhistorische kennis en was onwetend op economisch vlak. In zake de
fundamentele mogelijkheden voor het ontstaan van een socialistische samenleving zat
hij op een dwaalspoor. Karl Marx ging koppig verder met zijn synthese van de sociale
kritiek ondanks vooroordelen, illusies en misverstanden. Dit betrof vooral de
“afwijkingen” van de neo-Hegelianen en van de utopisten in de “Federatie der
Rechtvaardigen”.
20
Als jong burgerlijk intellectueel (op 25-jarige leeftijd) bezat Marx op theoretisch
vlak een diepe wijsheid en een instinctieve kennis van de realiteit. Deze zal later tot de
glorie van Lenin en Stalin leiden38.
Sedert 19 juni 1843 was Marx verenigd met zijn verloofde. Hij bracht het grootste
deel van het jaar door met de opstelling van de “Kritiek van de Wijsbegeerte van het
Recht bij Hegel39”. Hier bleek zijn nieuwe intellectuele sympathie voor Feuerbach. Hij
sprak er over als volgt met Ruge: “Ik neem afstand van Feuerbach wegens zijn
overdreven belang voor de natuur en zijn te geringe aandacht voor de politiek. Het is
nochtans door zich te verbinden met de politiek dat de huidige wijsbegeerte zich kan
realiseren40.”
Marx nam als leidmotief voor de realisatie van de wijsbegeerte haar
afschaffing41. Hij verplaatste het probleem van het humanisme van het zuiver
wijsgerige naar het politieke- en sociale domein. De gevestigde orde, zoals door Hegel
vastgesteld, werd omvergeworpen. Hij maakt het volk tot hoofdzaak. De staat werd
bijzaak.
38 Cfr. Landshut en Mayer, tome IV, p. XV: “Degene die de intieme stroming waarbinnen het werk en het
denken in de jeugdwerken van Marx tot stand kwam en die doorheen gans zijn werk loopt, niet gevat heeft zal er niet in slagen het marxisme te begrijpen”.
39 Molitor, tome IV, met als titel “Kritiek van de Wijsbegeerte van de Staat bij Hegel”.
40Marx: Gesanmtausgabe, tome I, 2, p. 308.
41 Molitor, tome IV, p. XXXV.
21
HOOFDSTUK III
DE MENSELIJKE EMANCIPATIE
De Kritiek van de Wijsbegeerte van het Recht is het laatste idealistisch werk van Karl
Marx. Onmiddellijk nadien in het Joodse Vraagstuk in maart 1844 is het zuiver sociale
overheersend. Het verscheen in de Frans-Duitse jaarboeken Hij duidt aan dat
religieuze- en politieke emancipatie slechts gedeeltelijk is. Geen van beide leidt tot de
fundamentele hervorming van de maatschappij.
De Jaarboeken waren de verwezenlijking van een groot project van Ruge en
Froebel. Het was hun ambitie alle talentrijke democraten te verenigen (Marx, Engels,
Hess, Bakoenin, H.Heine, Herwegh, Lamennais, Louis Blanc, Lamartine, Proudhon,
Leroux, Cabet en Victor Considérant) De Fransen zochten uitvluchten. De
geestingesteldheid van deze periode kwam het best tot uiting door de door hen
ingeroepen redenen. Lamennais bedacht Ruge met een lange uiteenzetting over de
metafysica. Louis Blanc gaf een sermoen over het atheïsme en het klerikalisme.
Lamartine die aanvankelijk sprak over een “subliem en heilig idee” vond het wreed ooit
te hebben meegewerkt aan dergelijke revolutionaire onderneming. Proudhon was niet
in Parijs. Leroux werkte aan de uitvinding van een drukmachine. Cabet verweet Ruge
geen aanhanger te zijn van het Icarisch communisme. Considérant wenste zijn
toevlucht te zoeken tot geweld…
Gedurende enkele weken was het de bedoeling dat de jaarboeken in Brussel
zouden verschijnen. Arnold Ruge vertelde er uitgebreid over in een brief aan Marx op
11 augustus 1843.
Brussel is verder verwijderd van het Duitse leven dan Parijs. Hier (in Parijs)
hebben wij alle dagbladen en boeken. Er zijn 85.000 Duitsers. Met betrekking tot de
pers is er in Brussel meer vrijheid dan in Parijs. Alles wat ons treft in Parijs (de
septemberdecreten en de waarborgen) is niet van toepassing in Brussel. De Brusselse
pers is absoluut vrij. De ideeën zijn echter achterlijk. Het is zo erg dat er in Brussel geen
liberaal dagblad verschijnt (a fortiori geen democratisch) Er zouden daarvoor geen
lezers zijn42….
Uiteindelijk viel de keuze op Parijs. Marx vestigde zich er in oktober 184343. Hij
nam deel aan de onderhandelingen met een aantal medewerkers. Hij bemiddelde
onder meer bij Feuerbach. Deze weigerde mee te werken. Bakoenin werd in
Zwitserland van stad tot stad vervolgd door zijn samenwerking met Weitling. Hij dacht
meer aan zijn vrijheid dan aan publiceren.
42Marx: Gesamtausgabe, tome I, 2, p. 313.
43Hij woonde er in de Rue Vaneau, 38. In hetzelfde huis woonden Ruge en Dr Maurer. Door hen maakte
hij kennis met zijn goede vriend H.Heine.
22
Het bestaan van de Frans-Duitse jaarboeken was van korte duur. In de eerste
plaats beschikte men niet over financiële middelen. Er waren meningsverschillen
tussen de stichters van het communisme en de breuk tussen Marx en Ruge. Er
verscheen één dubbelnummer in maart 1844. Het is belangrijk voor de geschiedenis
van de socialistische idee, wegens de door Marx gepubliceerde essays.44
De medewerking van Engels aan het enige nummer was ook belangrijk. Hij had
reeds geschreven in de Rheinische Zeitungen publiceerde 4 brieven uit Engeland in de
Républicain Suisse van Froebel. Hij maakte aan Ruge 2 studies over. (Betreffende de
toestand van de arbeidersklasse en Over de kritiek van de politieke economie)45.
Wij verwezen reeds naar de schets waar Engels aanduidt, hoe het communisme
ontstaat uit de evolutie van het kapitalistisch systeem. Dit document met het Manifest
en de Duitse Ideologie is één van de belangrijkste in de marxistische literatuur vóór
1848. Het is de definitieve aansluiting van Engels bij het communisme via een zuiver
economische en sociale kritiek op de gevolgen van de kapitalistische evolutie. Marx
daartegenover is overtuigd door zijn filosofische en politieke analyse van de staat.
De Pruisische regering slaagde er niet in de Jaarboeken te verbieden door
Guizot, Frans minister van binnenlandse zaken tot 1848. De invoer in Pruisen werd
verboden. Bij het overschrijden van de grens dienden Ruge, Marx, Heine en Bernays
aangehouden: “De publicatie bevat verscheidene misdadige passages en misdaden
zoals hoogverraad en majesteitsschennis”46.
Dit verklaart waarom Marx in Parijs bleef. Hij nam de gelegenheid te baat om zijn
Economisch en Filosofisch Manuscript af te ronden. Dit wordt verder in detail
besproken. Het is de laatste uitdrukking van het marxistisch denken vóór de
bestendige samenwerking tussen Marx en Engels. Het wordt voor de eerste maal
vermeld in 1931. (Opgesteld in Parijs in februari tot augustus 1844.) Het verscheen
voor de eerste maal in het Frans in 1937.
Dit moeilijk leesbaar werk werd voor de eerste maal volledig samengesteld door
M.D.Rjazanov (directeur van het Marx-Engels-Lenin instituut te Moskou).
Marx vraagt zich in de eerste plaats af wat de mens is. Hij vergelijkt deze met het
dier, dat ageert in functie van onmiddellijk nut. Dit gebeurt op een mechanische en
gebiedende wijze als verlengstuk van de natuur. Het dier produceert op unilaterale
wijze. “De mens produceert zelfs wanneer hij bevrijd is van fysische noodzaak. Hij
produceert slechts wanneer hij bevrijd is van de behoefte. Het dier brengt enkel
zichzelf voort, de mens de volledige natuur. Het product van het dier behoort
rechtstreeks tot zijn fysisch lichaam. De mens daarentegen heeft een vrije verhouding
44De jaarboeken brachten Marx in contact met verschillende Franse socialisten. In maart 1844 nam hij
met Ruge en Bernays deel aan een banket in het kader van de ontwikkeling van de democratische propaganda.
45Friedrich Engels: Oeuvres complètes, tome III.
46A. Cornu, op.cit., p. 300.
23
tot zijn product… De mens maakt van zijn vitale activiteit een object van zijn wil en zijn
geweten… De bewust vrije activiteit is het specifiek kenmerk van de mens”.47
De mens beschikt over de mogelijkheid de zaken te leren kennen volgens hun
fundamentele kenmerken. Daardoor verwerft hij nieuwsgierigheid. Hij verwijdert zich
oneindig ver van de onmiddellijke behoefte. Hij beschikt in tegenstelling tot het dier
over zelfbewustzijn en over onderscheid met de natuur. Hij kan van zijn werk genieten.
M.F. Grégoire merkt zeer juist op dat de mogelijkheid tot het nastreven van een
doel, het kenmerk is volgens welk Marx later in Das Kapital de mens zal definiëren.
Voor de jonge filosoof is de “bewuste vrije activiteit het specifieke kenmerk van de
mens”.
De mensen zijn bestemd elkaar onderling te vermenselijken door tussenkomst
van de natuur. Deze wordt op haar beurt door de mens gehumaniseerd. De mens is
slechts mens als sociaal wezen. De geschiedenis ageert als schepper van het sociaal
verband. De arbeid verloopt in dezelfde richting als de natuur. Het menselijke karakter
van de natuur bestaat uitsluitend voor de sociale mens. Het is alleen binnen de
maatschappij dat de natuurhet fundament is van het menselijk bestaan. Het is
uitsluitend door dat het natuurlijk bestaan van de mens menselijk leven wordt en dat de
natuur voor hem mens is geworden. In de maatschappij wordt de mens één met de
natuur.48”
De mens is een intelligente, vrije en vooral sociale producent. Hij is tevens één
met de natuur en in harmonie met zichzelf.
Sommigen vinden dat de uitdrukking van het menselijk ideaal door Marx te
intellectualistisch is. Dat deze tederheid en warmte mist. In het Manuscript staat
nochtans volgende romantisch-sentimentele passage: “Wanneer de communistische
arbeiders vergaderen is hun eerste doel de doctrine, de propaganda,… Terzelfder tijd
ontwaakt daardoor bij hen een nieuwe behoefte. Deze bestaat in de omgang met hun
gelijken.” Wat een middel leek is een doel geworden.49 De merkwaardige resultaten
van deze praktische overweging vindt men in de vergaderingen van de Franse
communistische arbeiders. De band die hen verenigt is niet deze van het eten, het
drinken en het roken. De vereniging binnen hun kring is voor hen voldoende. Het doel
van de vereniging is niet de conversatie. De menselijke broederlijkheid is voor hen
waarheid en geen holle slagzin. Alle schoonheid van de menselijke natuur wordt door
hun verharde aangezichten uitgestraald.50 Wij bespreken het hoofdstuk over de
vervreemding van de arbeid door het privaat eigendom.
47Marx: Gesamtausgabe, tome I, 3, pp. 87-88.
48 Marx - Molitor, tome VI, p. 26 of Marx: Gesamtausgabe, tome I, 3, p. 116.
49 Verwijzing naar H. De Man die een formule van Marx verdraait: “Het doel is alles, maar het doel is de
beweging.”
50Marx - Molitor, tome IV, p. 64.
24
De mens is door de natuur bestemd om vrij te produceren, maar hij wordt brutaal
vervreemd van het product van zijn arbeid. “Hoe grootser de vreemde wereld die de
arbeider creëert, hoe meer ontdaan hij wordt van zijn innerlijke wereld” Op deze wijze
is “de verwerkelijking van de arbeid zijn ontwerkelijking” Deze toestand is het
essentiële product van het kapitalisme dat de arbeider verarmt en hem vervreemdt van
zijn werk Karl Marx stelt vast dat “de devaluatie van de wereld van de mensen vordert
in rechtstreeks verband met de waardering van de zaken”51. Deze toestand is
onsamenhangend, hij verkracht de aard van de zaken en is biologisch abnormaal. Het
is een gevoelig drama en een sociaal conflict.
De mens is door de natuur bestemd om te genieten van het zicht en van het
gebruik van zijn werk.
Hij wordt echter brutaal verwijderd van zijn arbeid. De arbeider vindt niet langer
werk buiten de werkplaats. Hij voelt zich dan uitsluitend thuis buiten zijn werk. Zijn
zwoegen is niet langer spontaan en vrijwillig. Het wordt gedwongen. Arbeid is niet meer
de bevrediging van een behoefte. Ze wordt een middel om behoeften te bevredigen.
Door gedwongen arbeid voelt de mens zich niet meer vrij in zijn dierlijke functies. Hij
voelt zich een dier in de edelste menselijke functies. Zo werkt de arbeider aan zijn
eigen ondergang. De onderwerping van de arbeid aan het kapitaal leidt tot de
onderwerping van de arbeidersklasse aan de klasse van het kapitaal.
De technische vooruitgang herleidt de arbeider tot aanhangsel van de machine.
De kapitalist ontneemt de arbeider elke mogelijkheid tot opgang (Karl Marx later in Das
Kapital.)52 In het Manuscripten de Ideologie legt Marx vooraf de nadruk op het
onoverbrugbaar algemeen niveauverschil tussen de aard van de bezigheden van de
verschillende sociale klassen (intellectuele bezigheden voor de ene, zuiver materiële
voor de andere).
Arbeidsverdeling en privaateigendom zijn identieke uitdrukkingen: in het ene
geval in verhouding tot de activiteit, in het andere in verhouding tot het product van de
arbeid. Met de verdeling van de arbeid ontstaat bovendien en terzelfder tijd de
tegenstelling tussen het individu (of de familie) en het gemeenschappelijk belang van
allen die tot elkaar in verhouding staan. Het gemeenschappelijk belang bestaat niet
alleen in voorstelling maar ook in realiteit. Het is het feit dat de individuen tussen
dewelke de arbeid wordt verdeeld, onderling van elkaar afhankelijk zijn53.” Op materieel-
en spiritueel vlak is de scheiding tussen stad en platteland de hoogste vorm van
arbeidsverdeling. De tegenstelling stad versus platteland kan uitsluitend bestaan in het
51Marx: Gesamtausgabe, tome I, 3, p. 82.
52De jonge historische school ziet in arbeidsverdeling en specialisatie een nieuw verschijnsel. Dit zou
Marx niet gezien hebben of hij zou de diepgang ervan niet begrepen hebben. Het volstaat Das Kapital te lezen om overtuigd te zijn van het tegengestelde.
53Marx - Molitor, Deutsche Ideologie, tome VI, pp. 172-173.
25
kader van het privaateigendom. De afschaffing van deze tegenstelling is een van de
eerste voorwaarden voor het ontstaan van het communisme.54
De basis van de sociale klasse die steunt op het privaateigendom heeft de
neiging autonoom te worden ten opzichte van de individuen. “Dezen beschouwen hun
bestaansvoorwaarden als voorbestemd en hun plaats en persoonlijke ontwikkeling als
toegewezen door hun klasse. Het is hetzelfde fenomeen als dat van de onderschikking
van de individuen aan de arbeidsverdeling.”55
De levensvoorwaarden van de proletariër worden toeval. Hij heeft als individu
geen controle. “Geen enkele sociale organisatie kan hem controle geven56.”
In het kapitalistisch systeem is er geen eenheid boven noch binnen de klassen.
“Individuen vormen slechts een klasse in de mate dat ze een gemeenschappelijke strijd
steunen tegen een andere klasse. Voor het overige staan ze als vijanden tegenover
elkaar in de concurrentie.”57
Deze stellingen geven een antwoord op de kritiek van de tegenstanders. Ze
concluderen dat het marxisme morele diepgang mist in zijn analyse van de
maatschappij “door een overdreven reactie op de overdreven orthodoxie.58
De wereldeconomie domineert allen. (kapitalisten en arbeiders) Ze wordt niet
georganiseerd en gedomineerd door de mensen. Ze ontsnapt hen. Door wanordelijk
initiatief leidt het kapitalistisch systeem tot onderwerping van de mens aan de zaken.
Het komt in de plaats van de echte vrijheid. Deze is een geconcentreerd en vrijwillige
arbeidsverdeling in alle deelgebieden van de economie. Ze is eveneens een rationele
en spontane samenwerking die de heerschappij van de mens over de
productiemiddelen verzekert.59
Hoe uitgebreider de studie van het menselijk denken, hoe groter de vaststelling
dat in verschillende domeinen de mensen nog discussiëren over de toepassing van
oplossingen die een eeuw geleden reeds bestonden. Het probleem van de sanctie in
het internationaal publiekrecht en de noodzaak van een leger in dienst van het
volkenrecht kwamen reeds aan bod tijdens het Internationaal Congres voor de Vrede in
Brussel in 1848. Geen enkele staatsman die deelnam aan de Conferentie van San
Francisco wist het. Deze ideeën gingen zelfs verder terug in de geschiedenis (tot Saint-
Simon en priester Saint-Pierre). Hoeveel economisten aanwezig tijdens de Conferentie
54Op. cit. pp. 201-202.
55 Op. cit. pp. 224-225.
56Op. cit. p. 228.
57 Op. cit. p. 224.
58E. Vandervelde: Etudes marxistes, Eglantier, 1930, p. 9.
59F. Grégoire, op. cit. p. 23.
26
van Brettonwoods hadden de profetische beschouwingen van Marx over de
internationale handel gelezen.
Marx schrijft over het ontbreken van een internationale regelgeving van de
productie.
Handel is niets anders dan het ruilen van producten tussen verschillende
individuen en landen. Deze domineert de hele wereld door het verband tussen vraag en
aanbod. Volgens de woorden van een Engels economist zweeft deze toestand over de
aarde zoals het fatum in de oudheid. Door een onzichtbare hand verdeelt hij over de
mensen geluk en tegenspoed. Hij laat volkeren ontstaan en verdwijnen. Het einde van
het privaateigendom en de opkomst van de communistische reglementering van de
productie betekent het opheffen van de afstand tussen de mens en het product van zijn
werk en van de macht van de wet van vraag en aanbod. De mensen beheersen
opnieuw de ruil, de productie en de wijze waarop zij hun onderlinge verhoudingen
regelen.60
De omvorming van de nationale- en universele geschiedenis is geen louter
abstracte daad van zelfbewustzijn of van een metafysisch fantoom. Het is een
empirisch aantoonbaar feit. “De omvorming van individuele in universele activiteit
onderwerpt de mensen steeds meer aan een vreemde en massieve macht. Deze is in
laatste instantie de wereldmarkt”.61
“De ware geestelijke rijkdom van het individu is geheel bepaald door de grootte
van zijn echte kwaliteiten”. De onderwerping van de mens aan een vreemde macht is
strijdig met de menselijke waardigheid. Ze veroorzaakt een slechte verdeling van de
individuele taken. De verdeling binnen het kapitalisme is bepaald door het bestaan van
sociale klassen, door de anarchie van de concurrentie en door de ongecontroleerde
bewegingen van de wereldmarkt. Ieder mens dient echter binnen de maatschappij een
taak te vervullen die overeenstemt met zijn bekwaamheden. Hij moet gemakkelijk van
de ene naar de andere taak kunnen overschakelen. Daartoe is een systeem vereist dat
de wereldproductie controleert. Rationele ordening zorgt voor de ontplooiing van alle
arbeiders.
Zo lang de arbeidsverdeling geen gevolg is van de universele consensus en
zolang de activiteit niet op natuurlijke maar op dwingende wijze wordt bepaald, zal de
eigendaad van de mens niet door hem gedomineerd worden.
Het is een vreemde macht die hem veroordeelt. Bij het ontstaan van
arbeidsverdeling heeft iedereen zijn bepaalde, gedetermineerde en exclusieve
activiteitskring. Hij kan er niet aan ontkomen. De ene mens is jager, de andere is visser.
60Marx - Molitor, tome VI, p. 178.
61 Op. cit., pp. 180-181.
27
Er zijn ontwerpers en critici. Zij zitten allen aan hun taak vast, ten einde hun
bestaansmiddelen niet te verliezen.”62
De vrijheid binnen het kapitalistisch systeem stemt de facto overeen met de
heerschappij van de blinde willekeur. Deze wordt door de mens uitgeoefend midden de
zakelijke beperktheid. De vrijheid is verborgen door de feitelijke onderwerping. De
kapitalisten en de arbeiders zijn samen en solidair veroordeeld door een externe
fataliteit.
De concurrentie en de strijd van de individuen veroorzaken en ontwikkelen het
toeval. Zo ontstaat het onderscheid tussen het individu ten persoonlijke titel en het
individu als deel van een klasse. Het toeval van de levensomstandigheden voor ieder
mens verschijnt met de klasse. Deze klasse is een product van de bourgeoisie.63
Marx concludeert:
Het recht om binnen een bepaald kader in alle rust te kunnen genieten van het
toeval werd tot heden aangeduid als individuele vrijheid.64
Tijdens de burgerlijke overheersing zijn de individuen vrijer dan voorheen; “maar
in realiteit zijn ze minder vrij omdat ze ondergeschikt zijn aan een objectieve macht.65”
Vrijheid is inderdaad gedwongen onderwerping aan de zaken.
Het kapitalistisch systeem is onbekwaam om de verdeling van de taken te
beheersen. Het verstikt de menselijke behoefte aan vrijheid. Sparen en beleggen
leiden tot universele omkoopbaarheid. Met als titel “Behoefte, Product en
Arbeidsverdeling” is een volledig hoofdstuk van het Manuscripter aan besteed.
Het kapitalistisch systeem verdringt de behoefte volledig mens te zijn zowel voor
de kapitalisten als arbeiders. De bepalende factoren van deze verdringing zijn een
reeks met elkaar verbonden onderwerpingen.
Marx stelt in de eerste plaats dat de mensen tegenover hun behoeften zich
gedragen in functie van het fundamentele (het geld). De behoefte aan geld is de enige
die ontstaat uit de kapitalistische economie. Nochtans “de hoeveelheid geld is steeds
meer haar enige machtige eigenschap… De afwezigheid van maat en gematigdheid
62Op. cit., pp. 174-175. Marx gaat verder, na scherpe kritiek met een lyrische beschrijving van de vrije en
geregelde menselijke activiteit in een communistisch systeem. Het lijkt op Fourier in Traité d’Association.
63Op. cit., p. 227.
64Op. cit., p. 231.
65Marx - Molitor, tome VI, p. 227.
28
wordt haar ware maat”66. De wet van het systeem is de snelle en oneindige groei van
het geldkapitaal.
Dit leidt tot de fundamentele kritiek in de marxistische ethiek. Het is
vervreemdend en in strijd met de menselijke waardigheid de mens over te laten aan de
macht van het geld.
Naast dit gevolg van primordiaal belang zijn er andere gevolgen. Eenieder doet
zijn best om nieuwe behoeften te scheppen ten einde de anderen tot nieuwe
opofferingen te dwingen. Zo is de pacht op de verbruikers en de economische
afzetwegen georganiseerd. We stellen dit vast in de 19e en de 20e eeuw. Bij allen die
over middelen beschikken worden door de vermenigvuldiging van de kunstmatige
behoeften, de echte menselijke behoeften uitgedoofd.
Wat is de toestand bij de armen of de arbeiders? Het is in het belang van het
systeem hen geen middelen te verschaffen. De kapitalistische winst bestaat uit de
winst op de verbruiker en uit de samendrukking van de lonen.67
Het is een eerst schets van de meerwaardetheorie, later door Marx in Das
Kapital ontwikkelt. Het onderscheid tussen winst en meerwaarde is reeds in eerste
instantie merkbaar. Het is lyrisch krachtig en in een onvoorzienbare stijl opgesteld. We
kunnen niet alles citeren, maar het verschil met de zwaarwichtige stijl van de
economische bewijsvoering in Das Kapital is groot. Nu volgt een samenvatting.
De kapitalist doet de behoeften en de middelen om ze te bevredigen toenemen.
Hij creëert ook het gebrek aan middelen tot behoeftebevrediging. Hij slaagt er in de
arbeider te herleiden tot het meest elementaire en afgrijselijke fysische leven en
“neemt als algemene norm het zo arm mogelijk leven”.68
Onder de plak van het kapitalisme “past de machine zich aan, aan de zwakte
van de mens om van de zwakke mens een machine te maken. De economie als
wetenschap van de rijkdom slaagt er wonderwel in, terzelfder tijd de wetenschap van
onthouding, verzaken en sparen te zijn. Zij slaagt er in de mens de behoefte aan
zuivere lucht en beweging te besparen.”69
We luisteren naar de woede van degene die door de wereld wordt voorgesteld
als een maniak van materialisme en ongevoeligheid.
De uitbreiding van de productie en de behoeften is een intelligente slaaf. Deze
schept ingebeelde, onmenselijke en tegennatuurlijke behoeften. Anderzijds slaagt het
privaat eigendom er niet in de behoefte aan rust tot menselijke behoefte maken. Het
idealisme van deze slaaf is vooroordeel, willekeur en gril. Geen opstand die de despoot
meer vleit dan die van deze slaaf. Hij wil met de meest lasterlijke middelen natuurlijk
66Marx, Deutsche Ideologie, p. 50.
67Deze simplistische opvatting wordt later door Marx verbeterd.
68Marx, Deutsche Ideologie, p. 53. 69 Op. cit., p. 54.
69Op. cit., p. 54.
29
begeerten stimuleren om speelsgewijze enkele voordelen te bekomen. Zoals de
producent in de industrie om enkele zilver- of goudstukken te ontfutselen aan zijn
teerbeminde buur zich naar de meest schaamteloze ideeën van deze laatste schikt. Hij
treedt op als bemiddelaar tussen de andere persoon en diens behoefte. Hij wekt bij hem
de meest ziekelijke verlangens op en loert op zijn geringste zwakheid ten einde later het
loon voor zijn goede diensten te eisen.
De vervreemding ontstaat in de zin van verfijning van de behoeften en de
middelen, maar de behoefte vervalt tot een dierlijk en gemeen niveau of ontwikkelt zich
opnieuw in tegengestelde zin.
Zelfs de behoefte aan zuivere lucht voor de arbeider bestaat niet meer. De mens
woont weer in holen. Deze zijn vergiftigd door de verpestende geur van de beschaving.
Voor de arbeider zijn er alleen noodwoningen. Ze vormen een vreemde kracht die hem
elke dag kan ontnomen worden. Van dag op dag wordt hij uitgewezen. Nochtans moet
hij voor dit dodenhuis betalen. Voor de arbeider bestaat het lichtend verblijf in Eschyle,
door Prometheus aangeduid als het middel om wilden om te vormen tot mensen, niet
langer. De elementaire dierlijke reinheid is voor de mens geen behoefte meer. Het vuil,
de corruptie en de ontbinding van de mens die wegvloeit in de beken van de beschaving
worden de omgeving waarin de arbeider leeft.70
De arbeider moet juist voldoende hebben om te leven. Hij mag over de wil
beschikken te leven om dit minimum te verwerven. Dit is de vaststelling door Karl Marx.
Het kapitalisme oriënteert de arbeider naar de behoeften van lage kwaliteit. Deze zijn
immers een grotere bron van winst dan de exclusieve behoeften van de rijken. De
Engelse kroegen zijn de symbolische voorstelling van het privaat eigendom. Een
afwijking van de economie leidt tot de vaststelling dat er te veel mensen zijn. Volgens
Stuart Mill zal de morele arbeider spaarzaam zijn met het oog op de volgende
generatie. Wij zijn getuigen van de totale dishumanisering van alle klassen van de
maatschappij.71
J.B. Say en Ricardo zijn voorstanders van het sparen en de verwijdering van de
luxe. Ze drijven de arbeider in de richting van de belegging van zijn spaargeld op
kapitalistische wijze. Terzelfder tijd bevelen ze een daling van de lonen aan.72
Economische groei veronderstelt noodzakelijker wijze consumptie van
luxegoederen. Zo volgen de economen die voorstander zijn van het sparen ten slotte
de groep met Malthus en Lauderdale die luxe aanbevelen en het sparen vervloeken.
Twee tegengestelde scholen beoordelen terzelfder tijd de nadelen van luxe en
sparen. De school van het sparen leidt tot valse onthouding van het aardse genot. Ze
drijft de mens, begeesterd door het verlangen naar rendabele beleggingen, tot sparen
70Op. cit., pp. 51-52.
71Cfr. John Stuart Mill: Principles of Political Economy. Hij spreekt met misprijzen over de “functie
kinderen te maken”.
72Cfr. J.B. Say Economie Politique (over de private bestedingen) en David Ricardo Principles of Political
Economy and Taxation.
30
Facsimile van « Vorwärts » waarin wordt aangekondigd dat het door Guizot verboden dagblad, een maandblad wordt.
31
op alles (rust, gezondheid en persoonlijke ontwikkeling). De mens haalt uit alles
geld (zelfs uit zijn eer) Het ware ideaal van het kapitalisme is “de ascetische gierigaard
en woekeraar enerzijds en de ascetisch producerende slaaf anderzijds”.73.
In het kapitalistisch systeem verschijnt het geld als tegengesteld en vreemd aan
de menselijke natuur. Het is de belangrijkste en grootste vervreemding. Het
verwaarloost de mens in zijn hoogste aspiraties, zijn karakter en zijn vaardigheden. Het
kapitalisme en zijn wetenschap (de staathuishoudkunde) vormen de rechtstreekse
tegenstelling tot de moraal.
De moraal, als ontoegankelijke deugd voor de proletariër, wordt herleid tot het
prediken van niet vervulbare plichten. Alleen een ander systeem kan de wetten van de
economie en de moraal verzoenen. Alles wat heden in dit domein gebeurt is louter
schijnheiligheid. De kapitalist op het vlak van de economie en de politiek heeft de
neiging “alles te herleiden naar het individu zonder enige waarde en bepaald als
kapitalist of arbeider”74.
De mens doet zijn activa toenemen door het sparen met het oog op om het even
wat te kopen. Bij anderen ontstaat het verlangen om het even wat te verkopen. De wil
tot sparen en beleggen leidt tot universele verkoopbaarheid. De mens bevoordeelt het
misbruik van eigendom van geld. Alle zaken worden koopwaar.
Een van de meest karakteristieke en eigenaardige passages in het Manuscript
van 1844 is onbetwistbaar deze waar Marx het filosofisch proces maakt van het geld.
(onstuimig, met jeugdige kracht en morele passie).
Indien er een band moet zijn tussen de mens en de dingen en indien deze band
het geld is, dan is het noodzakelijk dat er een verband bestaat tussen ieder mens en
zijn aanvullende waarden. De kunstenaar komt er door in contact met de kunst, de
intellectueel met alles in verband met de geest. De echte band tussen de mensen dient
te bestaan in de ruil van geestelijke waarden in wederkerige overeenstemming (liefde
beantwoordt door liefde, vertrouwen door vertrouwen, invloed door overtuigingstalent)
Indien de zaken er zouden uitzien zoals het hart zouden slechts de mensen
behept met een echte innerlijke rijkdom dergelijke verhoudingen kunnen aanknopen.
Alle mensen die over deze eigenschap beschikken moeten van deze weldaden kunnen
genieten.
Het lyrisme van de jonge Marx krijgt vrije loop. De lezer denkt aan Shakespeare
in een passage over Timon van Athene75. Timon aan de grond en verlaten door zijn
vrienden, vindt een schat in het bos waar hij zich verborgen had. Timon vervloekt het
goud, door het welk hij zijn hoop en illusies verloren had.
73Karl Marx - Molitor, tome VI, p.54.
74Op. cit., p. 97.
75Vierde bedrijf, scène 3.
32
Goud, kostbaar goud, schitterend rood! Neen, mijn God, mijn verzoek was niet
ijdel. Er veel van hebben maakt zwart wit, lelijk mooi, slecht goed, oud jong, laf moedig,
alledaags edel. Het voert de priester mee…tot ver van het altaar, het neemt van half
herstelden het hoofdkussen waarop zij slapen. Deze rode slaaf maakt en vernietigt
heilige verhoudingen, hij zegent de vervloekte, hij maakt lepra beminnelijk, hij eert de
dief en laat hem zijn plaats innemen in de rij, kruipt nederig, beïnvloedt de raad der
wijzen, brengt verliefden bij de oude weduwe, hij geeft de jeugd van geurende meiroos
weer aan de met weerzin weggezonden weduwe. Het vervloekt metaal, alledaagse hoer
van de mensen, verblindt de volkeren!
En verder:
O gij koningsmoordenaar, edele agent van tweespalt tussen vader en zoon. Gij
die het meest zuivere huwelijksbed vervuilt!... Onzichtbare god die op bekrompen wijze
de onmogelijkheden verzoent en verplicht elkaar te kussen. Gij spreekt alle talen voor
alle doeleinden. Steen die de harten raakt, denk er aan dat uw slaaf, de mens, in
opstand komt. Vernietig uw kracht door allen in verwarring te brengen opdat de dieren
de meesters van de wereld worden!76
Marx leidt de twee kenmerken van het geld af:
1° Het is de onzichtbare god die de omvorming van alle natuurlijke menselijke
eigen schappen in hun tegengestelde veroorzaakt. Het is de verwarring
en de omverwerping der dingen. Het doet de onverzoenbaren verbroederen.
2° Het is de universele hoer, de universele koppelaar tussen mensen en volkeren!77
Het geld vindt zijn heilige kracht “ in de mogelijkheid dat de mens zichzelf kan
verkopen. De gehele mensheid vervalt in verkoopbaarheid. Het geld is de vervreemde
macht van de mensheid. In het geld is alles tegenstrijdig. De enen scheppen
overbodige behoeften, de anderen zijn onbekwaam hun menselijke behoeften te
bevredigen…
Alles in de arbeid dat leidt tot de ontplooiing en de vreugde van het menselijk
wezen zal door de vervreemding van het product van de arbeid en deze van de arbeid
zelf de mens onderdrukken en doen lijden. Dit is de natuurlijke moraal van het
kapitalisme.
De mens, voorbestemd om door de arbeid één te worden met de natuur, ziet
deze vreemd en vijandig worden. Ieder mens zou in een sociale organisatie die de
menselijke waardigheid eerbiedigt, genieten van het werk van de andere leden van de
natuurlijke gemeenschap. De kapitalistische economie vervreemdt de mens van de
76Op. cit., pp. 108-109.
77Op. cit., p. 111.
33
natuur. In de mate dat de natuur wordt vermenselijkt in het werk van de arbeider, wordt
deze onmenselijker voor hem.78
De mens die in harmonie moet komen met zichzelf, wordt gescheiden van zijn
eigen aard. Inderdaad indien het menselijk bestaan geordend zou zijn door intelligente
en vrije arbeid, zou de mens in overeenstemming leven met de eerste vereisten van
zijn eigen aard. Door de mens te verplichten zijn gehele arbeid in dienst te stellen van
het meest elementaire bestanddeel, plaatst het kapitalisme de mens in tegenstrijd met
zijn eigen aard. “Wat het leven zelf is, wordt middel om te leven”.79
De mens die als bestemming heeft te leven in gemeenschap met anderen, wordt
van hen verwijderd. De mens ontdaan van zijn mensheid en aan wie het product van
zijn arbeid wordt ontnomen en die zonder arbeidsvrijheid steeds meer wordt uitgebuit
en onderdrukt door iemand die niet produceert.
De ene mens beschouwt de andere als een louter economisch middel, ontneemt
hem zijn arbeidsvreugde en het genot van zijn product. Zo zijn de mensen opgedeeld
in twee categorieën. De ene verwijderd van de andere en beide van het ideaal van vrije
arbeid en spontane samenwerking. De enen weigeren samenwerking en verkiezen
anderen uit te buiten, de anderen verliezen de natuurlijke arbeidsvreugde en de
vreugde van de samenwerking. Zo vernietigt het kapitalistisch systeem de intelligente,
vrij overeengekomen en sociale productie.
Dit is wat Marx heet “de vormen van vervreemding van de arbeid.”
(…)
78 Cfr. F. Grégoire, op. cit. p. 34.
79Marx, Gesamtausgabe, tome I, 3, p. 89.
34
HOOFDSTUK IV
HET PROBLEEM VAN HET INDIVIDU
EN DE VEROVERING VAN DEGELIJKHEID
De briefwisseling, de toespraken en de publicaties van Marx en Engels bevatten
te veel toespelingen op de Franse socialistische school om te kunnen betwisten dat zij
er de invloed van ondergingen. Het volstaat de Théorie de Quatre Mouvements en het
Traité de l’Association domestique agricole van Charles Fourier te herlezen om bij de
prins van de socialistische utopisten dezelfde kritieken op de ongebreidelde
concurrentie, hetzelfde protest tegen de vervreemding van de arbeid en dezelfde
scherpe aanval tegen de aanslag op de menselijke waardigheid te vinden.
Marx spreekt over de morele anarchie voortgebracht door het kapitalisme.
Fourier wijdt in Traité d’Association een hoofdstuk aan de “sociale afschuw” die voor
gevolg heeft dat in het systeem van de prekapitalistische winst:
de geneesheer aan zijn patiënten goede koorts en zware verkoudheden
toewenst, de militair een goede oorlog die de helft van zijn vrienden doodt en voor hem
een snelle bevordering meebrengt en de hamsteraar een goede hongersnood die de
prijs van het brood verdubbelt of verdrievoudigt.
Beiden tonen dezelfde inspiratie, zorg voor gerechtigheid en morele
bezorgdheid.
Het essentiële onderscheid tussen het marxisme en alles wat voordien werd
geschreven is de moed de logische redenering tot het einde vol te houden, het feit de
echte oorzaken te zoeken in de plaats van zich te beperken tot de gevolgen en van de
sociale onrechtvaardigheid in het kapitalistisch systeem niet alleen een filosofische
maar ook een economische en zelfs mathematische kritiek te maken. Marx begrijpt het
belang van de rol die de onderdrukte klasse moet spelen in de noodzakelijke revolutie.
Hij schept een intellectuele discipline die nog steeds de basis vormt voor de hele
sociale beweging ter bevrijding van de mensheid.
Marx stelt zich op aan de zijde van Fourier, Mably, Cabet, Owen, Thompson en
Saint-Simon. Zoals hij vroeger deed met Feurerbach en Hegel. Hij gaat ze echter in
één ruk voorbij.
Hij blijft filosoof tot de studie van de ingewikkelde economie zijn denken en
doctrine verheldert. De jonge doctor van Jena zet zijn analyse verder. Deze zal hem
leiden tot aan de grens met de sociale ketterij. Kritiek op de overdrijvingen van de
eeuw, de demoraliserende gevolgen voor het salariaat en de staatshuishoudkunde was
aanvaardbaar. Deze op godsdienst, moraal en recht kon niet door de beugel.
Marx durft het aan. Hij bestudeert na de vervreemding van de arbeid de
ideologische vervreemding. Het is de studie van de veruiterlijkingen die voor de
proletariërs de vervreemding van de arbeid draaglijk maken en tegen geringe kost hen
een geestelijke compensatie bezorgt. Zo plaatst de maatschappij wijsbegeerte,
godsdienst, moraal, recht en wetenschap op een ereplaats. Ze dragen bij tot de
35
ideologische rechtvaardiging van het systeem waaruit het sociale kwaad ontstaat. Hun
bepalingen dienen om het status quo en de rechtsorde te bewaren. God, de goddelijke
wil, de klassemoraal, het respect voor andermans eigendom, de onderwerping aan het
gezag, het eigendomsrecht en de vrije mededinging zijn opvattingen die de leidende
klassen in ere stellen om het proletariaat in een toestand van slaafsheid te houden.80
De sociale uitdrukking van deze ideologie heet godsdienst en staat. Ze dragen
niet bij tot de werkelijke verrijking van het individu, niet op moreel noch materieel vlak.
Ze zijn vreemd aan en vijandig voor het individu. Er zich aan hechten betekent voor de
mens een nieuwe reeks vervreemdingen.
Wat dient behouden uit de analyse van Marx over politieke vervreemding? De
essentiële bijdrage is heden nog actueel.
In het kader van de burgerlijke maatschappij, die het resultaat is van de Franse
revolutie, zijn de mensen gelijk en soeverein. Het is echter een minderheid, de
bourgeoisie, die de andere delen van de maatschappij verknecht voor eigen belang. Zij
is echter zelf onderworpen aan het noodlot, zo verdwijnen voor allen soevereiniteit,
gelijkheid in rechten en algemeen belang.
De rechten van de burger zijn de basis voor fictieve soevereiniteit en illusoire
sociale samenwerking. Volgens Karl Marx is de mens in het kader van de staat
ingebeeld lid van een fictieve soevereiniteit. Hij is vervuld door algemene irrealiteit.
In die Judenfrage81 en in die Deutsche Ideologie gaat Marx krachtig in tegen de
staat. Hij stelt zeer nadrukkelijk dat het politiek systeem, ontstaan uit de revolutie van
1789, onbekwaam is een doeltreffende invloed uit te oefenen op het economisch- en
sociaal systeem.
Naast alle basisongelijkheden, belangen, tegenstellingen en onderwerpingen
verbonden aan het kapitalisme zijn de politieke rechten en voordelen zonder belang,
op zichzelf leeg en schadelijk omdat ze de werkelijkheid verbergen. We bespreken het
probleem van de staat in de socialistische denkwijze niet opnieuw. Vandervelde in Het
Socialisme tegen de Staat geeft een meesterlijke uiteenzetting over de marxistische
doctrine die leidt tot de uiteindelijke opheffing van de staat. Wij beperken ons tot de
herhaling die Engels in 1884 in Over de Oorsprong van de Familie, de Eigendom en de
Staat de anti-etatistische opvattingen van het marxisme grondig uiteenzet.
Wat ons hier meer in het bijzonder bezighoudt is in tegenstelling tot de legende
aan te tonen dat “de socialistische doctrine om beurten de principes bevestigt en
ontkent die ze vooropstelt” vals is. Reeds in 1843 en vervolgens in 1845 bevestigt Marx
de formeel individualistische en vijandige opvatting tegenover de voorrang van de
staat. Dit is ten andere voor elke verlichte socialist een waarheid als een koe.
80Cfr. Grégoire, op. cit., p. 35 28
81Die Judenfrage in Gesamtausgabe tome I, 1, a, pp. 576 e.v.
36
De staat schaft enerzijds het sociaal onderscheid af en bevestigt het principe van
de volkssoevereiniteit en laat anderzijds het privaat eigendom, de cultuur en de
werkzaamheden aan zichzelf over.
In de staat schuiven individuen van een heersende klasse hun
gemeenschappelijke belangen naar voren. Het is de samenvatting van de gehele
burgerlijke maatschappij van een tijdperk. Alle gemeenschappelijke instellingen
functioneren met de staat als tussenpersoon. Deze instellingen krijgen een politieke
vorm. Zo ontstaat de illusie dat de wet berust op een wilsbeschikking of op de vrije wil.
Het recht verhoudt zich tot de wet op identieke wijze.
De proletariërs moeten hun levens- en arbeidsomstandigheden
veranderen.
Ze bevinden zich in directe tegenstrijd met de vorm in dewelke de individuen in
de maatschappij zich tot nu toe ten algemene titel uitdrukken. Ze moeten de staat
neerslaan om hun persoonlijkheid te laten zegevieren.82
De staat is in wezen niets anders dan de politiemacht, die in naam van de “orde”
het systeem handhaaft. Gezien het kapitalisme voordelig is voor één klasse, verschijnt
de staat als een klassestaat of als een instelling van uitbuiting en onderdrukking van
een klasse door een andere.
Economische vrijheid is volgens Marx mystificatie om het proletariaat te
onderwerpen. Hetzelfde geldt voor de politieke en burgerlijke vrijheden. Uiteindelijk
blijft slechts de dominantie van de enen en de dienstbaarheid van de anderen over.
Marx spreekt op 9 januari 1848 tot de Association Démocratique over de ruilhandel.
Laat u niet overdonderen door het abstracte woord vrijheid. Vrijheid voor wie?
Het is niet de vrijheid van een eenvoudig individu tegenover een ander. Het is de
vrijheid van het kapitaal om de arbeider te verpletteren.83
De zogenaamde rechten van de mens gaan niet verder dan de egoïstische mens
of de mens zoals hij is in de kapitalistische maatschappij (in andere woorden in zichzelf
gekeerd, in zijn eigen belang en zijn willekeurige beslissingen) Het is de mens
verwijderd van de mens en de gemeenschap.”84 De jonge Marx vraagt zich af hoe het
gaat met de burgerlijke rechten. Het zijn inhoudsloze en schadelijke rechten zoals de
politieke rechten met bezwarende omstandigheden. Onder het mom voordelen te
waarborgen aan het menselijk wezen wordt de basis gelegd voor economische
82Marx: Deutsche Ideologie, Molitor, VI, pp. 239 en 247.
83Marx: Discours sur le Libre-Echange, 1848, p. 13.
84Geciteerd door Grégoire, op. cit., p.38.
37
onderdrukking. Politiemaatregelen worden genomen om deze te handhaven. Van de
vier burgerlijke vrijheden (vrijheid, gelijkheid, veiligheid en eigendom) is de laatste de
voornaamste. De andere definiëren slechts het principe, de mogelijkheden en de
voorwaarden.
Marx herhaalt de definitie van vrijheid volgen de Franse grondwet van 1793
“Vrijheid is de macht die de mens toebehoort om alles te doen wat de rechten van
anderen niet schaadt.”85 De grenzen binnen dewelke eenieder zich kan bewegen
zonder anderen te benadelen zijn bepaald door de wet. Het recht van de mens baseert
zich niet op de vereniging van mensen maar op hun scheiding. Het recht op scheiding
is het recht van de mens beperkt tot zichzelf.
De voornaamste praktische toepassing van het recht op vrijheid is het privaat
eigendomsrecht. De grondwet van 1793 zegt dat het iedere burger toegelaten is “naar
wens te genieten van en te beschikken over zijn goederen, de vrucht van zijn arbeid en
zijn bezigheid.”86
Het eigendomsrecht laat toe dat men van zijn goederen geniet zonder enige
rekening te houden met anderen en onafhankelijk van de maatschappij. Het is het
recht op egoïsme en de grondslag van de burgerlijke maatschappij. Iedere mens ziet in
elke andere mens niet de verwezenlijking van, maar de grens aan zijn rechten.
De veiligheid is het hoogste goed van de burgerlijke maatschappij. Het is het
idee over de politie. Ze vormt de verzekering van het egoïsme met het oog op het
behoud van de persoon, van het recht en de eigendom.
Indien Marx, van op jonge leeftijd, zo sterk de nadruk legt op de notie klasse dan
is dat omdat de staat alleen dient tot het behoud en de goede werking van het huidige
economische systeem. De staat wordt in zijn hoogste sociale uitdrukking een
klassestaat, een instelling van uitbuiting van een klasse door een andere. Het begrip
staat is verbonden met het begrip eigendom. Zonder individuele toe-eigening is er
geen politiestaat. In een systeem van overgang naar het socialisme blijft er een staat
die coördineert. De staat zal in het communistisch systeem verdwijnen. In zijn plaats
komt de broederlijke en vrije gemeenschap.87
Reeds in zijn jeugd was Marx het eens met Feuerbach. Noch in de wijsbegeerte
noch in de economie kon men uitgaan van het principe dat de mens een atoom is
zonder verbindingen. De gemeenschap is een geheel van individuen verenigd door
sociale bindingen. Het individu bestaat niet echt buiten de gemeenschap waarin het
leeft.88
85De grondwet van 1946 zegt ongeveer hetzelfde.
86De Franse grondwetgevende vergadering van 1946 verklaart: “Het eigendomsrecht kan niet
uitgeoefend worden tegen het sociaal nut of op een wijze strijdig met de veiligheid, de vrijheid, het wezen of de eigendom van anderen.”
87De Heilige Familie, Gesamtausgabe, tome I, 3, p. 296 e.v.
88Karl Marx: Ludwig Feuerbach, thesis VI en VII.
38
Alleen het communisme kan remediëren aan de kwalen voortgebracht door het
systeem van arbeidsvervreemding, privaat eigendom en in het welk de mens
onderworpen is aan het product dat hij voortbrengt.
De maatschappij kan overgaan tot organisatie van de productie aangepast aan
het verbruik. Ze kan werk bezorgen aan elk van haar leden. Door organisatie van de
verdeling kan ze het werk belonen door het te laten delen in het product. Door allen
materiële en geestelijke geborgenheid te brengen verwezenlijkt het communisme de
gelijkheid.
Het groot probleem voor de mensheid is de afschaffing van de arbeid als
koopwaar. Deze is tegenstrijdig met de menselijke aard en schepper van materiële en
geestelijke armoede. De mens moet economisch en geestelijk worden opgewaardeerd
door hem het product van zijn arbeid te geven. “Zo wordt de afgrond opgevuld tussen
de kwaliteit van de producten van onze samenleving en deze van de mensen die ze
voortbrengen.”89
Is het communisme moeilijk te definiëren? Het is voldoende de antisocialistische
literatuur van toen te lezen om zich te vergewissen van de onontwarbare
geestenverwarring?
Tot welke school zal de dialectiek van Marx hen leiden? Zal hij Baboeuf
vervoegen in diens egalitaire opvatting?
Voorafgaandelijk aan het Communistisch Manifest is Marx er zich van bewust
dat hij tegen zijn moreel streven ingaat als hij door de verwerping van het privaat
eigendom collectieve toe-eigening voorstelt. Hij zou dan toelaten dat de opvatting van
Fourier zich verspreidt. Het was de gelijke verdeling van de goederen overgelaten aan
de vrije beschikking van elk en zonder achting voor de menselijke cultuur.
Communisme zou dan egoïsme en na-ijver belonen en de mensen drijven in een
oneindige zoektocht naar lagere waarden. Het is de nivellering van de maatschappij
naar beneden. Een dergelijk communisme zegt Marx,
ondergaat zodanig de materiële eigendom dat het alles wat niet het bezit kan zijn
van eenieder als privaat eigendom vernietigt. Onmiddellijk materieel bezit wordt het
enige doel van het leven en het bestaan. De hoedanigheid van arbeider wordt niet
afgeschaft, maar uitgebreid tot allen. Dit communisme wil het talent buiten beschouwing
laten en vervangen door geweld, enz”90
Men kan het eigendomsvraagstuk niet oplossen in “dierlijke zin” zoals het
huwelijksvraagstuk door de gemeenschap van de vrouwen. Dit idee is het bekende
89F. Grégoire, Op. Cit., p. 40.
90Marx - Molitor, VI, pp. 19 en 20.
39
Facsimile van de belofte van Karl Marx, op 22 maart 1845, om zich niet met politiek in
te laten gedurende zijn verblijf In België.
40
geheim van het communisme in een nog gemeen en machinaal stadium, hetwelk op
economisch vlak zou leiden tot “universele prostitutie”.91
Dit soort communisme, in de mate dat het altijd de menselijke persoonlijkheid
ontkent, is de logische uitdrukking van het privaat eigendom dat zijn eigen negatie is.
De na-ijver wordt een sociale kracht. Ze is niets anders dan de gemaskerde
vorm, die de hebzucht bevestigt en op een andere manier bevredigt. Het laag bij de
grondse communisme is het verbeteren van het verlangen en de dorst naar verlaging
door de eis van een gelijk minimum voor allen.
De hebzucht bevorderen in de vorm van persoonlijk genot van de materiële
dingen, heeft tot gevolg de vernietiging van alles wat de grootheid van de menselijke
aard, de cultuur en de sociale zin uitmaakt. In een volledig verwezenlijkte
communistische maatschappij worden de consumptiegoederen en de
productiemiddelen gecollectiviseerd. Consumptie geschiedt enkel in functie van de
verrijking van de menselijke natuur.
De afschaffing van het privaat eigendom mag niet uitsluitend begrepen worden in
de zin van onmiddellijk en exclusief genot, noch in de zin van bezit en hebben. De mens
eigent zich zijn universeel wezen toe op universele wijze in de hoedanigheid van
volledige mens.
Nochtans
heeft de private eigendom ons zodanig gek en begrensd gemaakt dat een
voorwerp slechts van ons is wanneer het voor ons bestaat in de vorm van kapitaal of
wanneer we het gegeten hebben, gedronken, op het lichaam gedragen of wanneer wij
er in geleefd hebben.
Kortom wanneer wij het gebruikt hebben. Alle fysische en intellectuele zingeving
bij de mens wordt vervangen door de eenvoudige vervreemding van al zijn zinnen (meer
bepaald de zin om te hebben). Het menselijk wezen moet in absolute armoede vervallen
om zijn interne totale rijkdom tot stand te laten komen. De afschaffing van het privaat
eigendom is de volledige emancipatie van alle menselijke kwaliteiten. Alle
eigenschappen worden menselijk zowel subjectief als objectief. Het oog wordt een
menselijk oog, geschapen door de mens voor de mens. De zintuigen worden praktisch
theoretici. Zij staan in verband met de zaak om de zaak.
De zaak staat op zich in objectief menselijke verhouding tot zichzelf, tot de mens en
vice-versa. Behoefte en genot verliezen het egoïstische kenmerk en de natuur verliest
haar nut omdat nuttigheid menselijk is geworden.92
91De dichter Georges Weerth lachte met degenen die Marx en zijn vrienden beschuldigden van het feit
dat zij de gemeenschap van de vrouwen wensten. Hij schreef een gedicht met als laatste vers: “Ja de hele wereld zal veranderen door deze moderne formule! Maar de mooiste vrouwen zijn voor de redactie van de Rheinische Zeitung.”
92Marx - Molitor, VI, pp. 29 - 31.
41
Deze analyse is moeilijk te volgen wegens haar diepgang. Het is niet alleen een
interessant aspect; ze verdient ook onze aandacht uit rechtvaardigheidsoverwegingen.
De humanistische passie van Marx bij het tot stand komen van zijn doctrine is
onbetwistbaar!
De conclusie uit de wijsgerige redenering luidt logisch als volgt:
De mens zal zich niet langer verliezen in zijn object wanneer dit voor hem
menselijk wordt…maar dit is alleen mogelijk als het voor hem een sociaal object wordt,
als hij zelf een sociaal wezen is en de maatschappij voor hem realiteit wordt in dit
object.”93
Elke inspanning van de communistische maatschappij gaat in de richting van
“rijkdom van de subjectieve menselijke materie door de objectieve ontwikkeling van de
rijkdom van het menselijk wezen.”94
Alleen zo wordt de mens verzoend met het product van zijn arbeid, zonder in
bezitname door een derde en zonder hebzuchtig persoonlijk genot. Dit communisme,
voor Marx het enig mogelijke, verzoent alles wat het privaat eigendom heeft
gescheiden: mens en arbeid, mens en natuur, de mens en zichzelf, de mens en de
anderen, objectivering en subjectivering, vrijheid en noodzaak en individu en soort.95
Het ware communisme is niet beperkt tot vervanging van privaat eigendom door
collectief eigendom. De geest van eigendom verdwijnt door het noodzakelijk
overstijgen van het begrip eigendom. In deze zin is het communisme niet negatief
maar positief. Het is positief en humanistisch in de hoogste zin van het woord.
Georges Sorel heeft de duidelijke tweeledigheid van het marxisme perfect
begrepen, zonder het jeugdwerk van Marx te kennen. Deze komt reeds tot uiting in het
Communistisch Manifest. “De beeldspraak van Marx en Engels werd nu eens
geïnterpreteerd zoals deze van de utopisten, die de burgerij veroordelen in naam van
de eeuwige gerechtigheid, dan weer als bevattende aanmoedigingen voor de opstand
der armen.”96
Het is eenvoudiger en logischer te stellen dat de arbeiders worden opgeroepen
tot opstand met het oog op het tot stand komen van een nieuwe maatschappij in naam
van de eeuwige gerechtigheid.
Het inroepen van de gerechtigheid is niet utopisch. Het utopisme doet het zonder
ze te willen of zonder de middelen aan te wenden om ze tot stand te brengen. Pascal
93Loc. cit.
94Op. cit. p. 32.
95Op. cit. p. 23.
96Georges Sorel: La décomposition du Marxisme, p. 32.
42
zegt: “Toutes les bonnes maximes sont dans le monde, on ne manque qu’à les
appliquer.”97
Marx heeft van in zijn jeugd de grote principes van een praktisch sociaal
humanisme vastgelegd. Dit maakt de verwezenlijking van het wezen in een reële en
gevoelige orde mogelijk. Hij slaagt er in positieve regels te formuleren door middel van
dewelke de arbeidersklasse als echte vertegenwoordiger van de maatschappij deze
principes kan verwezenlijken. Er is geen tegenstelling tussen dit ideaal en de
revolutionaire geest. Ze vullen elkaar aan en zijn innig met elkaar verbonden.
Het fundamenteel humanistisch aspect van het marxisme wordt echter dikwijls
door de militante kracht van de formules afgestompt. Zij die in Europa zich
beschouwen als de vertegenwoordigers van het denken van Marx en Engels lijden
soms aan overdreven verbale beginselvastheid. Deze wordt verklaard door de
noodzaak te reageren tegen de intellectuele gedienstigheid. Lenin spreekt over
mensen “die hun gedrag bepalen naar gelang de toestand, zich aanpassen aan de
gebeurtenissen van de dag en aan onbeduidende veranderingen in de politieke feiten.
Ze offeren de vitale belangen van het proletariaat op in naam van de reële of
veronderstelde voordelen van het ogenblik.”98
Wij gaan niet voorbij aan de gevolgen van de afwijkingen van de doctrine in de
socialistische beweging. Wij komen later terug op wat er later van het begrip gelijkheid
in de marxistische zin is geworden en beperken ons tot de stelling dat het marxistisch
streven naar gelijkheid niets te maken heeft met het egalitarisme. Marx en Engels
hebben dikwijls gepreciseerd dat zowel in het socialistische als in het communistische
stadium het systeem zal gebaseerd zijn op ongelijkheid in de productie en in de
verdeling. Iedereen die werkt volgens zijn bekwaamheden verkrijgt naargelang zijn
arbeid of zijn behoeften.
Dit begrip is de evidentie zelf, zoals priester Grégoire verklaart: “De schampere
vaststelling is dat in het marxisme dat doorgaat voor een egalitaire doctrine, het
werkelijke onderscheid tussen individuen gebaseerd is op hun kwalitatieve
verscheidenheid. Hetzelfde geldt voor de engelen bij de heilige Thomas. Het is de
thomistische wijsbegeerte die eerder doorgaat voor egalitarisme op gebied van het
onderscheid tussen de mensen.”99
97Pascal: Pensées, p. 229. Vert.: “Alle goede stelregels zijn in de wereld, men past ze niet toe.”
98Lénine: Marxisme en Revisionisme, 1908.
99F. Grégoire, op. cit., p. 43. Het is dwingend te begrijpen dat het marxisme de vijand is van het
egalitarisme (Stalin). Dit alles is reeds te vinden bij Marx in Brief over het Programma van Gotha.
43
HOOFDSTUK V
REVOLUTIONAIR PARIJS (1844)
De gedetailleerde analyse van het Manuscript uit 1844 verwijderde ons vrij ver
van de persoon Marx. Wij verlieten hem als jonggehuwde in Parijs midden
revolutionaire landgenoten. De huwelijksreis was gelijk aan emigratie.
Parijs was toen wereldcentrum op gebied van de ideeën. Sinds 1830
ontwikkelde de burgerij haar macht dankzij het cijnskiesrecht en onder de bescherming
van het nieuwe regime. De cijns was voldoende hoog zodat het feitelijk monopolie
inzake stemrecht berustte bij de betere kringen.
Industriëlen en bankiers lieten niet na het lof te zingen van een regime met
Guizot en Thiers als waardige behoudsgezinde vertegenwoordigers. Het in werking
stellen van manufacturen en fabrieken, net als het invoeren van de stoomkracht voor
de aandrijving lieten toe de productie elke dag op te drijven. De kapitalen,
aangetrokken door de overvloed, stroomden toe in de banken. Deze bevoorraadden de
nijverheid. De Franse staat bood de bourgeoisie de concessie voor de spoorwegen
aan. Het zal 100 jaar duren om deze terug te nemen.
Deze voorspoed liet de burgerij toe haar macht uit te oefenen op het beleid.
Daarnaast leefde het proletariaat in steeds slechtere omstandigheden. De Franse
arbeidersklasse was nochtans een van de intelligentste in de wereld. Haar politieke
cultuur, haar gevoeligheid, haar duidelijke waarneming van de klassenbelangen en de
ondervinding inzake massabewegingen die Europa op zijn grondvesten deden trillen
maakte haar tot een buitengewoon interessante massa.
De beweging der ideeën was aanzienlijk en behoorlijk. Over een periode van
100 jaar onthouden we de grote lijnen: het industrieel Saint-Simonisme, het coöperatief
fourierisme als promotor van de harmonie en het syndicalistisch en federalistisch
proudhonisme.
Dit alles baadde 100 jaar geleden in een andere sfeer.
Saint-Simon was dood. Hij proclameerde zijn geloof in de wetenschap, zijn liefde
voor de vrede en zijn nieuwe opvatting inzake de industrialisatie. In 1844 had men niet
meer te maken met de meester maar met de volgelingen (Enfantin en de leerlingen
van Bazar). Volgens Marx waren zij voor de ene helft apostel en voor de andere
schurk. Proudhon sprak over hen als over een verkleedpartij.
Ze wilden het encyclopedisch systeem uit de 18e eeuw verzoenen met het
theocratisch systeem van Bonald en Maistre. De volgelingen van Saint-Simon
combineerden de theorie van de cycli (heilig tijdperk, heroïsch tijdperk, menselijk
tijdperk) met de theorie van de vooruitgang. Zij voorzagen een afwisseling van kritische
en organische perioden. Tijdens de laatste was er harmonie tussen de instellingen, de
zeden en de geloven. Gedurende de kritische perioden is er discussie en protest, trekt
iedereen alles naar zich toe, leeft iedereen voor zichzelf. Het zijn perioden van sociale
afbraak. Voor de volgelingen van Saint- Simon is er samen met de cycli vooruitgang.
De industriële vooruitgang leidt het universum naar de universele vrede.
44
Zij stellen de associatie tegenover het antagonisme. Ze willen de geestelijke en
de tijdelijke macht verzoenen. Ze dromen van een nieuwe staat die een kerk zal zijn.
Ze geloven dat de staat zal geleid worden door de industriële vooruitgang. Voor hen is
de industrie uiteraard vreedzaam. Wanneer zij een verstandhouding tussen
industriëlen voorstellen, beseffen zij niet dat deze zal tot stand komen tegen het
pacifisme en op de rug van de arbeiders en de verbruikers. Zij zien niet in dat de
verbruikers zich moeten verdedigen door middel van coöperaties en de arbeiders door
middel van vakbonden. Zij achten het mogelijk dat de fabrieken werken voor het leger
en dit laatste in het belang van de fabrieksarbeiders.
Voor de volgelingen van Saint-Simon zijn er in de maatschappij drie
vraagstukken van overwegend belang. Op de eerste plaats komt het erfrecht dat zij
willen afschaffen. Het tweede is de mededinging. Ze stellen zich op als verdedigers
omdat ze de mensen leidt. Ze zien niet in dat de concurrentie de arbeider verplicht te
strijden tegen zijn broeders en dat ze door de verlaging van de lonen de arbeiders als
eerste slachtoffer maakt. Marx heeft dat onmiddellijk vastgesteld. Uiteindelijk is er het
eigendom. Ze beroepen zich op de afschaffing via omwegen.
De geschiedkundige evolutie zal het eigendom doen afbrokkelen samen met de
sociale misbruiken. Op het gebied van het socialisme vertonen ze gebreken. Zij achten
de arbeidersklasse onbekwaam beheerstaken te vervullen. Zij ondergaan het begrip
bekwaamheid. Uiteindelijk zijn zij aristocraten wegens het feit dat de bekwaamheid zich
bovenaan de sociale ladder bevindt. Het syndicalisme dient van boven opgelegd. Ze
zijn voorstanders van solidariteit. Deze wordt verwezenlijkt op het gebied van de
kleding (door zich te kleden in blauwe jassen die aan de rugzijde sluiten, zodat
eenieder beroep moet doen op zijn buurman…).
Charles Fourier de “prins van de utopische socialisten” kan ook doorgaan als
dichter. Zijn negatieve kritiek op het kapitalisme is merkwaardig. Dit is trouwens het
geval bij alle utopisten. De barbaarsheid, het gebrek aan samenhang en de sociale
onrechtvaardigheid gebaseerd op het individueel eigendomsrecht worden door Fourier
aangeklaagd. In positieve zin is het volledig anders. God heeft de mens geschapen.
Nochtans zijn er twee mogelijkheden. Ofwel is god een dommerik of een onbekwame.
Dit kan men zich onmogelijk voorstellen. De mens is volmaakt en zijn essentiële
passies zijn heilig. Alleen de maatschappij heeft schuld aan het verkeerd gebruik van
de passies. Aan dit gebrek wordt verholpen door de organisatie van de associatie van
de producenten middels sociale coöperatie (vijf twaalfden aan de arbeid, vier twaalfden
aan het kapitaal en drie twaalfden aan het talent of de leiding.) Het typische bij Fourier
(Dühring zegt dat in zijn theorie alleen de eerste lettergreep van zijn naam waar is) is
de uitgekiende zorg voor het detail en de exactheid van het vooruitzicht. Terwijl Marx
en Engels gedurende hun gehele leven zeer voorzichtig te werk gingen bij het
formuleren van profetieën, beschrijft Fourier hoe om 5 uur ’s morgens de “jachtgroep”
te werk gaat in het “phalanstère” en op welke wijze de dieren muzikaal worden
opgevoed.
De lieflijke utopist was overleden wanneer Marx in Parijs aankwam. In
tegenstelling tot Saint-Simon zijn bij Fourier de leerlingen ernstiger dan de meester.
45
Tussen hen drijft Victor Considérant boven. Hij slaagde er in het onbeschrijflijke
woordenkraam van Fourier te verzoenen met maatschappijkritiek. Hij publiceert in 1843
een Manifeste politique et sociale de la Démocratie pacifique. Het is een toonbeeld van
verheven denken. Sorel beweerde dat hij de inspirator was van het Communistisch
Manifest. Hij beweerde dat Marx en Engels utopische redeneringen gebruikten. (vb.:
het kapitalisme is onbekwaam het voortbestaan van zijn slaven te verzekeren). Zijn
voorwendsel is vals. Echter niet elke dag doet zich de gelegenheid voor Marx en
Engels van utopisme te beschuldigen… Bij Considérant vindt men echt de
aankondiging van de kapitalistische concentratie en van de verarming en de
proletarisering van de massa. Los van deze indicaties, verloren in een doolhof van
onontwarbare fantasieën, in het niets.
Proudhon was de minst socialistische van de utopisten en bewonderaar van de
meeneemformules. Beroemd zijn: eigendom is diefstal, de beste regering is anarchie
… en god is het kwaad!...
Het systeem van Proudhon is gebaseerd op enkele ideeën. Ze hebben als
specificiteit de eigenschap dat het eisen waren van de meest reactionaire partijen in de
20e eeuw. Wanneer Proudhon de Staat aanvalt, steunt hij een zuiver anarchistische
stelling zonder onderscheid te maken tussen einddoel en onmiddellijke actie. Voor hem
is het altijd alles of niets. Hij stelt voor te remediëren aan de excessen van het
kapitalisme via het materialisme. Niemand heeft ooit geweten hoe het praktisch kon
ingevoerd worden. Zijn laatste ideeën in verband met het federalisme op nationaal en
internationaal vlak zorgen ervoor dat de mensen hem blijven gedenken (uitsluitend op
dit vlak). Wij zullen later zien op welke wijze Marx Proudhon benadert en wat uit deze
benadering zal volgen.
Dit is de korte samenvatting van het denken in 1844. Wij hebben niet gesproken
over Cabet, Louis Blans, Pierre Leroux, de Baboeufisten, Barbès, Raspail, Tourril,
Builiez, Ledru-Rollin, Roux-Lavergne, priester Chatel, Jean Journet, Rose-Marius
Sadat, Ganeau, François Vidal, Pecqueur enz.
Al deze trawanten, apostelen, profeten en missionarissen moeten in de naïeve
ogen van Marx een vreemd schouwspel van het revolutionaire Parijs hebben geboden.
We kunnen ons Marx voorstellen bezield door zijn filosofische kennis, onbuigzaam
geworden door materiële tegenslagen en gepassioneerd door gerechtigheid en
preciesheid als hij midden in dit geestelijk toneel toekomt. Hier wordt dagenlang
gesproken en veel geschreven. Er worden banvloeken en waaiers van waarheden
gedebiteerd. Alles is er uiteindelijk vals, steriel, demoraliserend en zonder echte
grootheid…!
Het is gemakkelijk te begrijpen dat Marx toenadering zocht tot zijn landgenoten.
De meningsverschillen tussen hen waren van ernstige aard. Marx kende echter de
meesten onder hen sedert meerdere jaren als veteranen van de Federatie der Juisten
van Weitling.100 Hun leider was Dr Ewerbeck, Duits geneesheer en volgeling van het
100Cfr. Karl Marx Communistisch Manifest, Historische Inleiding M.D Rjazanof, Parijs, Coster 1934 en C.
Andler Le Manifeste Communiste, Introduction et commentaire, Rieder, Paris.
46
Icarisch socialisme van Cabet. Hij spreekt over Marx als kritisch genie met diepe
bewondering. Marx nam niet deel aan de politieke actie van de Duitse arbeiders in
Parijs. Hij ontmoette hen wel geregeld en hij zag meermaals de stichters van Vorwärts,
Heinrich Börnstein, Adalbert van Bornstedt, Weill, Bürgers, de filosoof C. Grün en
Bernays. Vorwärts verscheen tweemaal per week sedert 1844. Oorspronkelijk apolitiek
evolueerde het blad snel onder invloed van de Duitse emigranten.
Administratie en redactie waren gevestigd Rue des Moulins, 32. Men kon op een
abonnement intekenen in de boekhandel aan nr. 15, Quai Malaquais en 3, Rue du Pas
de Mule.
Bornstedt was een van die mensen, voortkomende uit de aristocratie of de bourgeoisie,
welke men soms ontmoet in revolutionaire partijen. Zij worden aangetrokken door de
vooruitstrevende ideeën, maar kunnen of willen niet breken met hun sociale
verankering. Ze willen goed staan met iedereen en eindigen als verraders van beide
kampen. Bornstedt was verwant met de grote Pruisische families. Hij was
demagogisch journalist en bevriend met Von Arnim, Pruisisch minister in Parijs. Hij
werd verjaagd uit het vreemdelingenlegioen in 1834 wegens wangedrag en
valsmunterij. Hij liep verloren tussen zijn schulden en ondeugden. Hij was het type van
de onevenwichtige provocateur. Bornstedt weigerde de radicalisering van Vorwärts
goed te keuren en vertrok naar Engeland. Hij werd vervangen door Bernays begin mei
1844.
In een brief gedateerd 15 mei 1844 schrijft Arnold Ruge aan Feuerbach dat Marx
bezig is met een intens werk dat hem ziek maakt. Hij werkt drie tot vier nachten door
zonder slaap. Wij kennen reeds het resultaat van dit intensief intellectueel labeur. Het
is het Manuscript. Nadien startte hij een project in verband met de geschiedenis van de
Convention. Dit laatste werd vlug opgeborgen.
Buiten de Duitse arbeiders en de intimi zag Marx ongeveer niemand. Hij
adoreerde zijn jonge vrouw die in verwachting was.101 Hij kwam weinig op straat. In
deze maanden van het jaar 1844 onderging hij een buitengewoon diepe intellectuele
crisis. Het was het drama van de innerlijke revelatie. Tot dan toe was hij filosoof
aangetrokken door sociale- en politieke problemen. Zijn geschriften bewijzen dat hij
bijna altijd in de wolken van het abstracte leefde. Charles Rappoport stelt vast dat
sociologen en filosofen over het algemeen abstracte wetten formuleren van dewelke de
politiek niet weet wat ze er moet mee aanvangen. Hoe exacter hun algemene wetten
zijn, hoe sterieler en hoe moeilijker toepasbaar ze worden. “Le moment du triomphe de
la sociologie est celui de la déchéance”.102 Het is dat wat Marx grosso modo aanvoelt,
wanneer hij in de stilte van zijn werkkamer de abstracte waarheden die hij vaststelt
101Zijn dochter Jenny werd geboren op 1 mei 1844.
102Het ogenblik van de triomf van de sociologie is dat van het verval. C. Rappoport: La philosophie de
l’Histoire comme science de l’évolution, Paris, Jacques, 1903.
47
vergelijkt met de werkelijkheid waarop hij geen vat heeft, waarop hij geen actie kan
uitoefenen en waarover hij geen macht heeft. Het is slechts vanaf dat ogenblik dat het
diep idealisme dat hem bezielt zal ageren in een totaal andere dan de verwachte
richting. Hij werpt het woordenkraam overboord en plaatst intelligentie, logica en
gevatheid in dienst van zijn ideale opvatting en leidt uit de geformuleerde principes alle
logische gevolgen af. Dit is geen verbaal idealisme, maar idealistische actie of de enige
belangrijke.
De hele periode 1844 - 1847 kenmerkt het leven van Marx door de koppige wil
om ideaal, wetenschap en alledaagse werkelijkheid met elkaar in overeenstemming te
brengen. Het dient verboden aan een mens van goede wil eerst fantastische hoop te
wekken bij de arbeidersklasse en deze daarna te leiden naar haar verlies en wanhoop.
Dat is de stelling van Karl Marx. Zich wenden tot de arbeiders “zonder strikt
wetenschappelijke ideeën en een concrete doctrine te hebben” komt erop neer
propaganda te voeren met aan de ene zijde “een enthousiaste apostel” en aan de
andere “eenvoudige dommeriken die luisteren zonder commentaar.”103
Het zou onmogelijk geweest zijn in Parijs iets anders te doen omdat er niets
anders te lezen en te horen was dan over rokerige theorieën en toverachtige projecten
zoals grondwetsherziening, democratische ontdekkingsreizen, stichting van
phalanstères in Amerika, anarchistische beweringen en poëtische dromerijen. In de
omgeving van Marx trof men naast Herwegh en Ruge volgelingen van Feuerbach, die
men vandaag als personalisten zou bestempelen, Heinrich Heine aan. Deze
revolutionaire dichter beklaagde de arbeiders meer dan zich om hun lot te
bekommeren. Bakoenin was een beneden zijn stand gevallen anarchist vervuld met
verstand en charme, Proudhon een geboren anticommunist van wie we de algemene
stellingen kennen, Moses Hess, Weitling en Bauer vooruitstrevende liberalen die van
zichzelf dachten dat ze communisten, filantropen, vrienden van de arbeidersklasse en
revolutionairen waren. Vanaf 1844 zal Marx met elk van hen breken, in de eerste
plaats met Arnold Ruge die zich zal wreken en beweren dat Marx “een gemeen mens
en een vuile jood” was. Wat was de reden van deze twist? Tengevolge van een
opstand van de wevers in Silezië ging Frederik-Willem IV tot de stichting van
onderstandverenigingen voor de arbeiders over. La Réforme van Flocon kondigde ze
aan als de voorbode van grote sociale hervormingen. In een antwoord aan La Réforme
schreef Arnold Ruge in Vorwärts dat ze niet verder gingen dan een plaatselijke
gebeurtenis. De koning van Pruisen wilde immers niets anders dan te verhelpen aan
de miserie van de arbeiders via normale administratieve procedures. Het artikel van
Ruge moet heden nog gelezen worden. Het is nog steeds een voorbeeld van gematigd
proza. Er wordt gesproken over vrijheid en opvoeding van de arbeidersklasse. De
meest ernstige problemen van het socialisme worden behandeld met ongegeneerdheid
door journalisten die bezorgd zijn om hun “verantwoordelijkheid” en die revolutionair
geloof vervangen door elegante intellectuele draaibewegingen.
103Neue Zeit, Stuttgart, 1883.
48
Marx antwoordde op levendige wijze. Hij stelde dat het sociale vraagstuk niet
wordt opgelost door politieke actie zolang de bourgeoisie het klassenbewustzijn
benevelt en niet doet ontwaken. De eenzaamheid van het individu op sociaal vlak is
veel erger dan zijn politiek isolement. Om hieraan te verhelpen is een radicale
hervorming van de maatschappij nodig. Het heeft geen zin de leidende ploegen te
vervangen zolang de Staatsstructuur zelf niet is gewijzigd. Deze polemiek in het kader
van het blad betekende het einde van de omgang tussen Ruge en Marx.
De opstand van de wevers in Silezië vond diepe weerklank in Europa. H. Heine
schrijft als verheerlijking in een van zijn geweldigste gedichten:
Oud Duitsland, wij weven uw linnen en wegen aan onze stof menige vloek toe -
wij weven, wij weven.
Vervloekt zij God, God van de gelukkigen tot wie wij onze gebeden richtten
tijdens de koude en hongerige winternachten. Onze hoop en ons wachten waren ijdel.
Hij heeft ons verraden, bedrogen, in rouw gehuld - Wij weven, wij weven.
Vervloekt zij de koning, de koning van de rijken aan wie wij ijdel klaagden en om
medelijden vroegen. Hij heeft het laatste geldstuk uit onze zakken geperst, hij laat ons
heden als honden neerschieten - wij weven, weven.
Vervloekt zij het Duitse vaderland, dat land waar slechts schande en smaad
bloeien, waar elke bloem verwelkt voor ze open bloeit, waar alles stinkt naar leugen en
ontbinding - wij weven, wij weven.
De schietspoel vliegt, het getouw kraakt. Wij weven dag en nacht. Oud Duitsland,
wij weven uw linnen en voegen aan onze stof menige vloek toe - wij weven, wij weven.
Heinrich Heine was het karakter en het talent van Marx gunstig gezind. Hij legde
hem regelmatig zijn werk voor. Zijn medewerking aan Vorwärts zorgde voor ernstige
problemen met de Franse politie.
Stilaan begint de autoriteit van Marx in deze periode door te wegen. De grote
Weitling schreef hem een brief uit Londen met zijn aanbod van vriendschap en zijn
vraag naar regelmatige briefwisseling.104
104Karl Marx: Chronik seines Lebens, Moskou, 1934, p. 25.
49
HOOFDSTUK VI
DE HERVORMING VAN DE STAAT EN DE “HEILIGE FAMILIE”
Onderzoek en analyse van de samenstellende elementen vergen bijzondere
aandacht om de marxistische opvattingen vanaf 1848 juist in te schatten. We weten nu
in welke toestand het denken van Marx verkeerde onmiddellijk voorafgaand aan de
samenwerking met Friedrich Engels. Deze samenwerking zal zijn evolutie versnellen
en hem leiden naar radicale, maar praktische oplossingen.
Er bestaat een document waarvan het belang tot nog toe werd onderschat
inzake precisering van de wijsbegeerte van Marx. Op dit gebied zijn intieme brieven
vaak belangrijker en duidelijker dan veruiterlijkingen voor publicatie. Het gaat over een
brief van Marx aan Ruge in september 1843.105 Ongeveer iedereen is het eens over
het vertrekpunt zegt Marx. Over het einddoel is er grote verwarring! Er moet
toegegeven worden dat “tussen de hervormers een algemene anarchie tot uitbarsting
kwam” en dat niemand van hen enig idee had over wat er moet gebeuren. De “nieuwe
strekking” van Marx heeft het voordeel niet “dogmatisch vooruit te lopen”. Haar ambitie
is “de nieuwe wereld te vinden door kritiek op de oude.”
Tot nu toe hadden de filosofen de oplossingen voor alle raadsels uitgewerkt aan
hun lessenaar. De domme buitenwereld diende alleen de bek te openen opdat de
gebraden zwaluwen van de absolute wetenschap er in vielen… Indien de opbouw van
de toekomst en het einde van de tijden niet onze zaak is, is niets meer zeker dan dat
wat we nu moeten verwezenlijken. Het is de kritiek zonder overwegingen van alles wat
bestaat … in deze zin dat de kritiek niet bevreesd is voor haar resultaten en voor een
conflict met de bestaande machten.
Marx stelt vervolgens vast dat (in 1843) een hele reeks verschillende
communismen bestaan. Hij wijst erop dat afschaffing van privaateigendom en
communisme niet met elkaar mogen verward worden. Het zijn niet dezelfde dingen.
Hoewel er verschillende socialistische doctrines bestaan is het socialistisch beginsel
slechts een van de aspecten van het mensdom. Marx maakt reeds een onderscheid
tussen de “theorie van de kennis” en de “theorie van de werkelijkheid”. Hij zegt verder
dat wij ons moeten bezighouden met het theoretisch bestaan van de mens, de studie
van de godsdienst en de wetenschap.
De reden heeft altijd bestaan; maar niet altijd in rationele vorm. De kritiek kan dus
vanuit om het even welke vorm van de theoretische of praktische kennis vertrekken
alsook van de eigen vormen van de bestaande werkelijkheid de echte realiteit
ontwikkelen als doel en uiteindelijk objectief.
105Karl Marx: Oeuvres Philosophiques, vertaling Molitor, V, pp. 206 - 209.
50
De staat is nog niet bewust doordrongen van de socialistische eisen. In zijn
moderne vormen zitten wel de eisen van de rede besloten. Hij veronderstelt de
“verwezenlijkte rede”, maar valt op alle plaatsen “in de tegenstelling tussen zijn
theoretische definitie en zijn werkelijke hypotheses.”
Men moet zich meer met de hervorming van de Staat bezighouden want zoals
de godsdienst de samenvatting is van de theoretische strijd van de mensheid, is
de staat de samenvatting van de praktische strijd. De huidige of onwetende socialisten
verachten de politieke problemen. Het is nochtans van essentieel belang er zich mee
bezig te houden want door het vertegenwoordigende systeem te verheffen van zijn
politieke vorm tot de algemene en door de ware betekenis waarop het berust naar voor
te brengen verplicht de kritiek de progressistische partij zichzelf te overtreffen. De
overwinning van deze partij is tezelfdertijd haar ondergang.”106
Op het einde van zijn geloofsbelijdenis, die eveneens een praktisch programma
vormt, schrijft Marx “Wij zullen de mensheid aantonen waarom zij werkelijk strijdt en
door deze strijd zal ze verplicht zijn het bewustzijn te verwerven zelfs wanneer ze dit
niet wil.”107
Marx concludeert: “Ons devies dient te zijn hervorming van de wetenschap niet
door het dogma maar door analyse van het mystiek bewustzijn op een verstaanbare
wijze in het domein van de godsdienst of de politiek…” De revolutie zal de wereld
tonen dat ze geen opschortende lijn is tussen verleden en toekomst maar het
toepassen van de ideeën uit het verleden. Zo zal de mensheid begrijpen dat ze niet
aan een nieuwe taak begint, maar haar vroeger werk afmaakt in volle bewustzijn. Om
kwijtschelding van haar zonden te bekomen, moet de mensheid deze opbiechten zoals
ze zijn.”
Men dient zich rekenschap te geven van het feit dat Marx over dit gedurfd
programma toestemming moest bekomen van Ruge. De stellingnamen van deze
laatste waren tamelijk ver verwijderd van deze van Karl Marx. Dit alles schijnt rokerig.
Het innerlijke conflict waarin Marx zich bevindt (in 1844) komt hier echter tot uiting. Het
idee van de politieke actie krijgt vorm nadat Marx zijn filosofische stelling verduidelijkt.
Hij wordt echter erg gekweld door het gebrek aan samenhang van de hele
socialistische beweging in die tijd. Overal en altijd gaat Marx tot het einde van de
redenering over de menselijke bestemming, geholpen door zijn rijpe cultuur en zijn
buitengewone analytische geest. “Zijn geest dringt door als een boor in de complexe
en tegenstrijdige massa van ideeën en feiten en bouwt onbuigzaam de weg naar het
door de logica aangewezen doel.”108
106Verschillende malen (voor en na 1848) verdedigt Marx de tactiek die de tegenstrever verplicht zichzelf
te overtreffen.
107 Het probleem was in welke richting Ruge en Marx de Frans-Duitse Jaarboeken zouden leiden.
108A. Cornu, op. cit., p.359
51
De analytische kracht van Marx was zeer groot en aldus dienstig voor zijn zin tot
synthese zoals door vele commentatoren werd vastgesteld. In zijn excellent werk
noteert Auguste Cornu in de volgende gelukkige termen “Engels was evenwichtiger,
vertoonde meer evenwichtszin en beschikte over een betere aanpassing- en
assimilatiecapaciteit dan Marx. Hij kon vlugger het essentiële afleiden uit het complexe
netwerk van politieke, sociale en economische feiten. Het was bij hem echter vooral
intuïtie. Hij hechtte in tegenstelling tot Marx niet zoveel belang aan de systematische
ontwikkeling en verdieping van zijn gedachten. Hun verschillende benaderingswijzen
vonden weerslag in hun stijl. Deze van Engels was soepel en gemakkelijk om perfect
een duidelijk idee weer te geven. De zware en gestoffeerde volzinnen van Marx
getuigen integendeel van een rijkdom aan ideeën die moeilijk tot uitdrukking kwam. In
een scherpe, korte en zinrijke stijl doorspekt met antithesissen, slaagde hij er in een
idee langzaam maar zeker vast te leggen zoals het dikwijls moeilijk tot stand kwam.”
Hij stelt vast dat Marx tot het communisme kwam door de filosofie in de eerste
plaats en vervolgens door de politiek en Engels via de economische- en sociale
kritieken en leidt daaruit af dat “in zake staathuishoudkunde Engels de meester was en
Marx de leerling.”109
Deze beoordeling komt ons voor als te absoluut en onjuist. Het is rechtvaardig
vast te stellen dat gedurende een korte periode van hun samenleven Engels Marx
heeft ingewijd in de vraagstukken van de staathuishoudkunde. Zodra deze inwijding
voltrokken was, werd ze door Marx aangevuld op zijn manier. Hij stapelde een
merkwaardige hoeveelheid economische kennis op, zodanig dat er geen meester en
geen leerling overbleef. Er waren twee medewerkers, op passionele wijze verbonden
met hetzelfde werk en innig verbonden in de arbeid.
Molitor spreekt zeer terecht over “l’exquise délicatesse” waarmee Engels
gedurende zijn leven Karl Marx behandelt. Waarom vanuit de geschiedenis twee
personen willen scheiden die gedurende hun leven verenigd waren? Wie kan deze
kwestie beter beoordelen dan Engels zelf? Hij maakt alles duidelijk na de dood van
Marx wanneer hij schrijft:
Men heeft dikwijls toespelingen gemaakt op mijn aandeel in de ontwikkeling van
deze theorie (het historisch materialisme). Dit zal mij niet weerhouden in het kort
duidelijkheid te verschaffen op dit vlak. Ik kan niet ontkennen dat ik een onafhankelijk
aandeel had voor en tijdens de samenwerking met Marx die 40 jaar duurde. Dit was juist
én voor de opbouw én voor de ontwikkeling van de theorie. Het grote aandeel van de
fundamentele en leidinggevende ideeën, vooral op economisch en historisch vlak en de
uiteindelijke exacte formulering ervan komen van Marx. Mijn bijdrage, uitgezonderd ten
hoogste enkele heel speciale onderdelen, had Marx zonder mij kunnen leveren. Wat
Marx gedaan heeft, had ik nooit kunnen doen. Marx overtrof ons allen. Zijn blik was
109A. Cornu, op. cit., pp. 359 - 360.
52
ruimer en sneller. Hij was geniaal. Wij hadden ten hoogst talent. Zonder Marx zou de
theorie niet zijn wat ze is. Het is dus correct dat ze zijn naam heeft.”110
Wij herhalen voor de lezer deze belangrijke verklaring gezien de verdienste van
de verteller, om niet meer op het probleem van de bijdrage van de medestichters van
het marxisme hoeven terug te komen. Hij acht hen onlosmakelijk verbonden vanaf
1844 in het zoeken naar en het verspreiden van dezelfde waarheid.
Hun leven zal door elkaar lopen van in de maand augustus 1844 wanneer
Engels weerkeert na een lange reis door Engeland. Hij verblijft in Parijs en hervat met
Marx de in Keulen onderbroken besprekingen. Marx die oorspronkelijk dacht dat
Engels tot een Duitse revolutionaire beweging zonder veel samenhang behoorde is
aangenaam verrast en zelfs enthousiast bij het weerzien. Hij herinnert zich de
bijdragen van Engels in de Jaarboeken. Engels behandelt het probleem van de sociale
conjunctuur in Engeland met de grootste exactheid. Hij toont de verschrikkelijke
gevolgen van de toestand van de arbeidersklasse in het meest industrieel ontwikkelde
land op dat ogenblik. Karl Marx denkt aan het buitengewone werk op het gebied van de
staathuishoudkunde.111Engels bekommert zich niet om morele en juridische
overwegingen. Hij benadrukt dat het communisme het product is van het kapitalistisch
systeem. Hij toont aan dat stijgende productie tegenover beperkte consumptie leidt tot
crisis en armoede. Concurrentie, als product van het kapitalisme, vernietigt de
zwaksten. Uiteindelijk is de wereld een afgesloten domein met daarin enkele
kapitalisten en de grote massa van opstandige proletariërs. Dit is het einde van de
private eigendom en de geboorte van het bevrijdend communisme.
Buiten de wereld van de wijsbegeerte ontmoet Marx voor het eerst een man met
dezelfde achtergrond als de zijne. Het oordeel van Engels is enkel ingegeven door
rationele overwegingen. Hij veracht net als Marx artificiële systemen en profetieën. Hij
gaat recht op het doel af en zijn doel is hetzelfde als dat van Marx…
Engels schrijft: “In de zomer van 1844 stelde ik samen met Marx in Parijs vast
dat we het over alle theoretische kwesties eens waren en het is van deze periode dat
onze samenwerking dateert”.112 Zij brachten tien dagen samen door (Mevr. Marx was
met haar kind teruggekeerd naar Duitsland).113 Hun eerste werk was de samenstelling
van een antwoord op de stellingen van de gebroeders Bauer. Marx stelde het werk op
aan de hand van nota’s van Engels. Het werd De Heilige Familie van Charlottenburg of
de Kritiek van de kritische Kritiek.114 Engels gebruikte bij voorkeur de tweede titel ten
110Fr. Engels: Ludwig Feurerbach, p. 29 (nota)
111 Gesamtausgabe, deel II, Berlin, 1931, pp. 379 - 404.
112Het Communistisch Manifest, historische inleiding.
113Marx - Engels:Correspondance, Paris, Costes, 1931, p.7.
114Karl Marx: La Sainte-Famille, Paris, Costes, 2??, 1927.
53
einde strikt persoonlijk zijn weerstand tegen de uitgever te tonen: “De nieuwe titel De
Heilige Familie zal ons nieuwe beelden van vrome auteurs opleveren. Die heden reeds
voldoende opgewonden zijn maar U (als uitgever) kon dit niet weten…”.115 Engels met
zijn zin voor maat had geen groot gedacht over de ontwikkeling door Marx van wat
oorspronkelijk een werkje was tot een groot boekdeel. De Heilige Familie is van
beperkt belang. De waarde van het werk is historisch voor het socialisme . Het is een
fase in de marxistische evolutie met name de geboorte van het historisch materialisme.
Het materialisme streed in de 18e eeuw tegen het spiritualisme en de metafysica
van de 17e eeuw. Vandaag zetten het humanisme op filosofisch vlak en het socialisme
en het communisme op praktisch vlag de strijd verder.
In het Franse materialisme zijn er twee strekkingen. Het mechanisch
materialisme is verbonden met de fysica van Descartes. De voornaamste volgelingen
waren fysici en tegenstanders van de cartesiaanse metafysica (de geneesheren Leroy,
Cabanis en La Mettrie). De tweede strekking is de sociale filosofie van Boyle. Deze
werd verdiept door Locke en gepropageerd door Voltaire.
Het cartesiaans materialisme leidde tot de mechanische opvatting over natuur en
natuurwetenschappen. De opvatting van Locke leidt naar het communisme door de
standpunten over natuurlijke gelijkheid, over de waarde van de ervaring, over externe
invloeden en over het belang van de productie. Van zodra men aanneemt dat de mens
zich vormt naar de buitenwereld moet men deze zodanig organiseren dat al het
menselijke er in verweven tot ontwikkeling komt. Anderzijds gaat het algemeen belang
vooraf aan het particulier belang. Het is door te steunen op deze opvattingen dat
Baboeuf, Fourier, Cabet en Owen tot het socialisme kwamen (aldus Karl Marx).
Marx verbindt zijn materialistische opvatting met het Franse materialisme. Zoals
hij later in Brussel stelt, is het communisme verwant met Frankrijk en Engeland. Hij
beschouwt zich als erfgenaam van Descartes en van Locke…
Na deze uiteenzetting over zijn filosofische positie gaat Marx over tot de
vernietiging van de gebroeders Bauer en hun medewerker Szeliga. Bruno Bauer
bezorgde met zijn studies over het socialisme in het algemeen en het materialisme in
het bijzonder Marx een aanval van razernij. Hij herhaalt dikwijls in dezelfde orde, de
ideeën van het Manuscript. Hij bewijst dat zijn tegenstrever niets van het sociale
vraagstuk begrijpt omdat hij koppig volhoudt met filosofisch te speculeren op abstracte
wijze zonder enig verband met de realiteit. Het antwoord aan Szeliga verdient meer
aandacht vanwege het originele onderwerp. In de Allgemeine Literaturzeitung van juni
1844 had Szeliga een studie gewijd aan Eugène Sue en Les Mystères de Paris (1842-
43). Het succes van deze roman was zo groot dat het Journal des Débats deze
publiceerde in afleveringen. De hele Europese pers was enthousiast. Het toneelstuk er
uit afgeleid werd in triomf gespeeld aan de Porte Saint-Martin...
Les Mystères de Paris beschrijft het avontuurlijke leven van Fleur Marie als
jonge hoer in Parijs. Zij was de dochter van prins Rudolf van Gerolstein en zijn Schotse
115Gesamtausgabe, III, brief van 7 maart 1845, p. 16.
54
maîtresse Sarah Seyton. De moeder ontdeed zich van het kind om haar reputatie gaaf
te houden. Ondanks haar ontuchtig leven is Fleur Marie moreel zuiver gebleven. Door
toeval vindt Rudolf zijn dochter weer en ontvoert haar. Hij benoemt haar prinses Amélie
in zijn land. Fleur Marie wordt achtervolgd door de herinnering aan haar periode van
verval. Zij wordt kloosterlinge en sterft.
Onafhankelijk van de helden verschijnen een hele reeks schilderachtige
personen: le Chourineur bevrijd sentimenteel dwangarbeider; Jacques Fernand, notaris
zonder scrupules; le Maître d’Ecole et la Chouette, twee verschrikkelijke bandieten; de
Parijse straatjongen Tortillard en het zachtaardige naaistertje Rigolette!
Szeliga was zoals vele anderen bekoord door deze roman met “sociale”
tendensen. Deze gaf volgens hem een verklaring voor alle sociale problemen van de
moderne maatschappij: onwetendheid over de armoede bij de rijken, gebrek aan
idealisme bij de bediendeklassen, tegenstelling tussen de natuurlijke moraal en de
burgerlijke deugd. Vol goede wil stelt Eugène Sue voor op sociaal vlak een bank voor
de armen en modelhoeven te stichten.
Karl Marx die het samen met Engels vooropgestelde plan voor De Heilige
Familie ver te buiten gaat, wijdt een belangrijk deel aan de kritiek op Szeliga, die hij
wegens zijn naïviteit belachelijk maakt. Fleur Marie die diende te worden heropgevoed,
is in het werk van Sue een te veroordelen zondares. De godsdienst heeft om haar te
redden slechts het klooster als oplossing. Deze maakt haar verval definitief, want een
berouwvolle zondares is duizendmaal erger dan een onschuldige hoer. Enkele
bladzijden moeten gelezen worden. Deze waar Marx de draak steekt met Sue en
Szeliga die op eigenaardige wijze vergiffenis schenken: de schoolmeester wordt
onschadelijk gemaakt…door hem de ogen uit te steken. Er is nog heel wat actueel in
de kritiek van Marx op het mondaine onderstandwezen in de realiteit. Marx geselt in
het voorbijgaan de gevoelige personen die feesten organiseren onder voorwendsel de
armoede te bestrijden; maar waar zij zich amuseren. In 1946 wordt er gedanst ten
voordele van de weduwen van de politieke gevangenen en martelaren van Auschwitz.
Zonder er speciaal de nadruk op te leggen is Marx in De Heilige Familie bezig
met het historische materialisme door op gevoelige wijze de tegenstelling aan te geven
tussen de edelmoedige gedachten verspreid in de roman van Sue en de sociale en
economische realiteit van het tijdstip. Marx noteert dat de door Gerolstein voorgestelde
oplossingen niets veranderen aan de eetlust en de voorrechten van de bezittende
klasse.
Eens te meer komt Marx terug op de opvatting van de “verwezenlijking” van de
waardigheid van de mens die het doel moet zijn van iedere sociale actie. Volgens hem
weten de arbeiders dat “eigendom, kapitaal en geld geen product zijn van hun
verbeelding; maar het effectief en objectief resultaat van hun eigen vervreemding. Zij
weten dat deze dienen afgeschaft op praktische en concrete wijze zo dat de mens
55
meer wordt, niet alleen in zijn gedachten en zijn bewustzijn maar ook in het werkelijke
leven en het materiële bestaan.”116
Engels keert na een kort verblijf in Parijs terug naar zijn ouders. Vanuit Barmen
start de correspondentie met Karl Marx. Door de brieven bezitten wij de getuigenis van
de meest intieme gedachten van Marx en Engels. Friedrich Engels is echt een van de
sympathiekste mensen in de geschiedenis van de socialistische beweging. Hij is het
perfecte type van de overtuigde revolutionair. Dank zij het fortuin van zijn vader is hij in
staat een burgerlijke loopbaan uit te bouwen. Hij staat echter honderd procent achter
zijn ideeën. De gedachte komt zelfs niet bij hem op dat ooit arrivisten uit de rangen van
de intelligentie in de arbeidersklasse zouden binnendringen om door middel van
demagogie, dank zij de opofferingen van de arbeidersklasse maar tegen haar belang
een schitterende plaats in het openbare leven te bekleden zoals de historische
waarheid aantoont. De tijd was nog niet gekomen waar de geest van dading het
revolutionaire gevoel vervangt.
Het revolutionaire gevoel van Engels in 1844 was de getrouwe weergave van dat
van Marx. Alhoewel het blijk gaf van een heilig optimisme en een op heden niet voor
mogelijk te houden geloof in een nabije overwinning van het communisme. Marx en
Engels zullen er enkele jaren over doen om te aanvaarden dat de sociale revolutie zich
niet zal voltrekken ter gelegenheid van om het even welke ingreep. Reeds vroeg
verworven zij zekerheid in verband met “het gebrek aan rijpheid van het proletarische
streven van het ogenblik”.117 Dit houdt geenszins het verwerpen van de kritiek op het
kapitalisme, noch van de fundamentele wetten van het materialisme, noch van de
ethische waarden als basis van het wetenschappelijk socialisme in.
In 1844 ziet Engels met zijn bruisend temperament de zaken gans anders. In zijn
ogen gaat het communisme in Eberfeld erop vooruit wanneer zijn vrienden hun families
voor schut zetten, wanneer ze hun knechten of de arbeiders met minachting
behandelen. Hij is verheugd in zijn eerste brief aan Marx te melden dat in Barmen de
politiecommissaris communist is. “Indien wij rechtstreeks op het volk konden ageren,
zouden wij weldra de bovenhand halen”118maar dit is onmogelijk indien men niet wenst
te worden aangehouden…
Hij is ongerust over het lot van De Kritiek van de Kritiek en over het verzenden
van Bernays naar de correctionele rechtbank. In de Vorwärts had deze laatste met
sympathie bericht over de aanslag van Tschech tegen Frederik-Willem IV. Het kwam
tot scherp protest van de Pruisische gezant in Parijs. De regering Guizot werd
aangezet tot uitvaardiging van een verschijningsverbod voor het dagblad van de Duitse
emigranten. De regering van Louis-Philippe was verveeld met het incident en daagde
116Marx - Engels: Gesamtausgabe, III, p. 223-224.
117Karl Marx: Les luttes de classes en France. Introduction par Friedrich Engels, Ed. Sociales
Internationales, Paris, 1936, p. 17.
118Marx - Engels: Correspondance, tome I, Paris, Coster, 1931, p. 3.
56
Bernays voor het assisenhof van de Seine. De kamer van inbeschuldigingstelling
weerhield tegen hem enkel het gebrek aan borgstelling.
De wet voorzag dat dagbladen die zich niet met politiek bezighielden geen
wettelijke borg dienden te deponeren. Het was een uiterst belangrijk bedrag van 75
000 francs. Vorwärts had wegens begrijpelijke redenen geen borgstelling verricht, maar
hield zich wel met politiek bezig! Bernays verdedigde zonder enig nut de stelling van
een misverstand. Hij had zich gebaseerd op de definitie van politiek in het
woordenboek van de Académie Française: “Politique: Système particulier d’un
gouvernement pour arriver à ses fins quelles qu’elles soient.” Ik heb in mijn blad nooit
over de Franse politiek maar steeds over Duitse zaken gesproken stelde Bernays.
Daar ik nooit het “système particulier” behandelde, deed ik dus nooit aan politiek… Op
13 december 1844 veroordeelde de correctionele rechtbank Bernays tot twee
maanden gevangenisstraf en driehonderd francs boete. Hij werd naar de gevangenis
van Sainte-Pélagie overgebracht.
De briefwisseling tussen communisten was toen geen eenvoudige zaak. In zijn
eerste brief aan Marx zegt Engels:
Indien deze brief U bereikt zonder te zijn geopend, antwoord mij onder omslag
aan J.W. Stücker en C° in Eberfeld in zo goed als mogelijk commercieel handschrift.
Schrijf mij anders via een van de adressen die ik aan Ewerbeck heb gegeven. Ik ben
benieuwd of deze vervloekte postmannen zich laten misleiden door de vrouwelijke
schijn van deze brief.”119
Even later meldt Engels de ontvangst van een brief van Marx waarvan de inhoud
onbekend is en die werd afgegeven in Brussel. Om verder te kunnen met het
clandestiene werk besloten de twee vrienden hun brieven te nummeren ten einde te
weten op hoeveel er door de censuur beslag was gelegd. Engels ging volledig op in
verschillende zaken: de communistische propaganda, de zaken van zijn vader en zijn
liefdesavonturen. Over deze laatste spreekt hij in alle eenvoud met de deugdzame Karl
Marx. Wanneer zijn vrienden Engels vragen naar Parijs te komen verklaart hij dat hij ter
plaatse moet blijven wegens de propaganda. Hij verklaart zich nader: “Indien ik geen
moeilijkheden wens met mijn familie en bovendien moet ik een amoureuze verhouding
beëindigen…”120
Midden in deze opwinding vindt Engels nog de tijd om Over de Toestand van de
Arbeidersklasse in Engeland in het net te schrijven. Het werk verschijnt in 1845. Hij
kookt van verontwaardiging wanneer hij Marx op 19 november 1844 schrijft:
Ik zal voor de Engelsen een mooie catalogus met hun zonden samenstellen. In
de ogen van heel de wereld beschuldig ik de Engelse bourgeoisie van moord, van
119Marx - Engels: Correspondance, op. cit. pp. 6 en 7.
120Marx - Engels: Correspondance, op. cit., p. 8.
57
banditisme en van alle andere misdaden op massale wijze begaan. Ik schrijf een woord
vooraf in het Engels, van het welk afzonderlijke oplagen worden gemaakt. Deze worden
verzonden aan de leiders van de politieke partijen, aan de letterkundigen en aan de
Engelse parlementairen. De zonderlingen zullen zich mij herinneren.121
Naarmate de briefwisseling verder gaat wordt de uitzonderlijke stellingname van
Engels ten opzichte van Marx duidelijker. Het is deze van de praktische mens, van de
sociale historicus en van de socioloog in tegenstelling tot de filosofische speculatie.
Men kan echter niet uitsluiten dat Engels indien nodig filosofische speculatie gebruikt.
In verband met het werk van Stirner “De Enige en zijn Eigendom”122 schrijft Engels een
lange verhandeling over het egoïsme en zijn theoretische verbanden met het
communisme. Hij gaat zich te buiten en draait zich om:
Ten andere al dit theoretische gezeur verveelt mij elke dag meer . Elk woord aan
deze man besteedt, elke regel die moet geschreven worden tegen de theologie en de
abstractie of tegen het smerige materialisme doet mij het land krijgen. Het is gans
anders in de plaats van het dromen zich te kunnen bezighouden met de levende
werkelijkheid, de ontwikkeling en de historische resultaten (de niet verwezenlijkte mens
is een droom tot aan zijn verwezenlijking). Dit is in ieder geval het beste wat wij kunnen
doen zolang wij verplicht zijn onze pen te gebruiken en onze ideeën niet onmiddellijk
met onze handen of indien nodig met onze vuisten te kunnen verwezenlijken.123
Hij maakt zich opnieuw boos op de geest van abstractie die de Berlijnse filosofen
besmet. Het is het ogenblik waarop de “echte communisten” zoals Marx zegde,
dachten dat de revolutie werkelijkheid werd door het enige feit van het juridisch
opheffen van het privaat eigendom. Wanneer heel Duitsland het eigendom heeft
afgeschaft, zegt hij, zal Berlijn wachten op de nieuwe Messias die Fourier in
overeenstemming brengt met Hegel. Hij zal een “Phalanstère” bouwen met
eeuwigdurende categorieën en zal ons als eeuwigdurende wet schenken het idee dat
zelfbewust wordt zodanig dat kapitaal, talent en arbeid in gelijke mate delen in het
resultaat”.
Heel deze passage heeft als kenmerk de merkwaardige passie als perfecte
beschrijving van de persoonlijkheid van Engels:
121Marx - Engels: Correspondance, op. cit., p. 10.
122 Stirner, vriend van de gebroeders Bauer en volgeling van Feuerbach verkondigde een soort
intellectueel anarchisme gebaseerd op het individu als enige werkelijkheid en op de onwerkelijkheid van de maatschappij. Zij ideaal is de vorming van de “Unie der Egoïsten” die enkel leven met het oog op persoonlijke genoegdoening en die in dienste zou staan van het individu terwijl de huidige maatschappij het individu tot instrument maakt.
123Gesamtausgabe, III, 1, pp. 7 en 8.
58
Dit wordt het Nieuw Testament van het Hegelianisme, de oude Hegel wordt het
Oud Testament. Staat en Wet treden op als christelijke opvoeder. Het Phalanstère waar
de W.C.’s geplaatst worden volgens logische noodzaak, wordt de nieuwe hemel en de
nieuwe aarde. “Het nieuwe Jeruzalem daalt neer uit de hemel opgetuigd als een
verloofde, zoals men kan lezen doorheen het verloop van de nieuwe Apocalyps.
Wanneer alles beëindigd is, ontstaat de kritiek. Deze zal zeggen dat ze de samenvatting
is van alles. Dat ze in haar hoofd kapitaal, talent en arbeid opstapelt. Dat zij het is en
niet de machteloze massa die alles wat bestaat produceert en dat zij alles zal in bezit
nemen…”124
124Correspondance, Op. cit., pp. 14 en 15. 49
59
HOOFDSTUK VII
DE AANKOMST IN BRUSSEL EN DE STELLINGEN OVER FEUERBACH
In Parijs gaven in die tussentijd de opstellers van Vorwärts zich niet verloren. De
ordonnanties betreffende de pers stelden de maandbladen vrij van borgtocht. De
redactie besloot Vorwärts om te vormen tot maandblad. Deze beslissing kwam goed
over en betekende troost voor Bernays in de gevangenis. Het nieuws werd verspreid
door middel van een prospectus op grote oplage. De zaken werden op eenvoudige
wijze uitgelegd. Hoewel Guizot voor progressist doorging was hij geen vriend van de
revolutionaire communisten. Baron von Arnim vervolgde Guizot met aanmaningen in
naam van zijn meester. Op 25 januari 1845 besluit Minister van binnenlandse zaken
Duchâtel alle opstellers van het dagblad uit te wijzen. (H. Heine, Börnstein, Marx,
Bakoenin, von Bornstedt, Herwegh, Ruge, Bürgers en Bernays uit gevangenschap).
Er kwam vanuit verschillende zijden een storm van protest. De linkse pers viel de
regering aan “die niet beschaamd is als instrument van de terreur en de wrok van de
Pruisische regering” mensen uit te wijzen “die zich onderscheiden door de
verhevenheid van hun talent en aanbevolen zijn door hun liefde voor de Franse
ideeën.” Hun misdaad bestaat er in Frankrijk te hebben verdedigd.125
La Réforme stelt verder: degenen die dachten dat de schande betreffende de
schadeloosstelling van Pritchard onovertroffen was, hebben zich vergist… De heren
Bernays en Marx stelden geen enkele daad die Frankrijk of de regering schade
toebracht. Indien iemand over hen te klagen had was het de Pruisische regering. Het is
om het Hof in Berlijn te behagen dat tot hun uitzetting werd beslist… … Ah! Indien de
Heren Bernays, Marx, Ruge en Herwegh zich in Parijs hadden gedragen als dienaars
van de Pruisische politiek, indien zij gepocht hadden met de charme van de
absolutistische regeringen, Frankrijk en de revolutie beledigd, de ideeën van de
vooruitgang en de vrijheid vertrapt, dan zouden voor hen de deuren van de ministeriële
salons zijn geopend…
Wat Bernays betreft, van uit zijn cel in Sainte-Pélagie schrijft hij op 13 februari
1845 een open brief aan alle democratische kranten. La Réforme publiceert deze brief.
Hij was gekenmerkt door een nederige toon in tegenstelling tot de houding van de
andere medewerkers van de Vorwärts.126
… Ik bevind me nu in de gevangenis; ik onderga mijn straf zonder iets te zeggen;
ik geloof na deze stormvlaag in Parijs te kunnen blijven. Ik bemin Frankrijk en ik wil hier
wonen als het kan. Ik wens liever mijn gevangenisstraf te ondergaan dan nogmaals van
land te veranderen. Helaas had ik met de diplomatie geen rekening gehouden. Een van
125La Réforme, 14 februari, 1845.
126La Réforme, 14 februari, 1845.
60
de onzen, Karl Marx, is reeds vertrokken. Ten aanzien van twee anderen is de
maatregel geschorst. Voor mij is deze weerhouden. Op de griffie van de gevangenis is
het bevel reeds aangekomen om mij, na het beëindigen van mijn straf, over te dragen
aan de prefectuur waar mijn paspoort voor het buitenland gereed is.
Van haar kant valt La Fraternité de regering krachtig aan:
Zo is minister Guizot inschikkelijk tegenover de Engelsman. Hij breidt de
inschikkelijkheid uit tot gehoorzaamheid tegenover de Pruisische wensen. Inderdaad
heeft de prefect verscheidene Duitse Socialistische letterkundigen uitgewezen, die niets
anders gedaan hadden dan de Heilige Alliantie tussen de twee volkeren geprezen.
Tussen hen bevindt zich de Duitse filosoof en economist Charles Marx uit Trier.127
Plezierig is vast te stellen dat de heer Duchâtel in zijn overdreven ijver ook
Adalbert vor Bornstedt had uitgewezen. De heer von Armin was uiterst ontevreden en
protesteerde heftig. Von Bornstedt was het manusje van alles van de Pruisische
vertegenwoordiging in Parijs. Duchâtel gaf geen gevolg aan het Pruisische protest en
zo kwam Bornstedt in Brussel terecht. Hij had sedert zijn terugkeer uit Engeland
gereisd in Duitsland voor rekening van de hertog van Bordeaux en de Carlisten Prins
de Vigue, Belgisch gevolmachtigd minister in Parijs was gehaast dit mee te delen aan
de regering in Brussel en vermelde in het bijzonder dat het Belgisch visum geweigerd
diende te worden voor Bornstedt. (niet voor Karl Marx).128
De stappen aangewend door de vrienden van Vorwärts hadden gedeeltelijk
resultaat. H. Heine, Herwegh, Bernays, Ruge en Börnstein bekwamen uitstel. Marx,
Bakoenin, Bürgers en von Bornstedt moesten Frankrijk verlaten. Tegen Bakoenin en
Bürgers bestond geen aanhoudingsmandaat van de Pruisische regering. Bakoenin
vestigde zich in Dresden, Bürgers in Keulen.
Op 1 februari 1845 komt Karl Marx vergezeld door echtgenote en dochter aan te
Brussel. Hij reisde vanuit Parijs via Bergen129.Nauwelijks aangekomen te Brussel heeft
hij te kampen met de moeilijkste administratieve problemen. Zijn bekendheid in Parijs
had hem een Belgisch politiedossier bezorgd. De Belgische minister van justitie in de
127La Fraternité, mars 1845.
128Archief Belgische Staatsveiligheid, dossier Bornstedt, stuk 8.
129Zij kwamen toe in het hotel de la Gare in de Nieuwstraat bij het Noordstation. De dag daarna verhuisden zij
naar het hotel de Saxe, eveneens in de Nieuwstraat. Dit hotel werd afgebroken in 1901. Later was er op deze plaats “A l’Innovation”. Marx verbleef er slechts enkele dagen. Reeds op 9 februari vinden wij hem terug op de Kleine Zavel in het huis nr. 24. Op 13 maart is hij in hotel Bois-Sauvage, 19-21 Sint-Goedeleplaats, waar hij toevallig aangehouden werd op 3 maart 1848. De familie Marx vertrekt vervolgens naar de Pachecostraat 35 en naar de Verbindingsstraat 5-7 is Sint-Joost-ten-Node waar Engels hen snel zal vervoegen. Op 1 oktober 1846, nadat een tweede dochter was geboren verhuist Marx naar Elsene, Orleansstraat 42, waar hij gedurende 16 maanden zal wonen.
61
regering Nothomb, de heer d’Anethan gewaarschuwd door zijn collega van
buitenlandse zaken Goblet d’Alvilla gaf opdracht aan de staatsveiligheid de “gevaarlijke
democratische en communistische schrijver” te bespieden.130
Op 7 februari 1845 had Marx aan de Koning der Belgen een officieel rekwest
gericht.
Sire,
Hij die tekent, Charles Marx, doctor in de wijsbegeerte, op 26-jarige leeftijd uit
Trier in het Koninkrijk Pruisen, heeft de bedoeling zich samen met zijn echtgenote en
kind te vestigen in de Staat van Uwe Majesteit.
Hij neemt eerbiedig de vrijheid U te verzoeken hem de toelating te geven zijn
woonplaats in België te vestigen.
Hij heeft de eer met het diepste respect van Uwe Majesteit, de zeer nederige en
zeer gehoorzame dienaar te zijn,
get. Dr. Charles Marx
Boven alles was de Belgische regering met een probleem geconfronteerd. Zou
Marx Vorwärts, oorzaak van zijn uitdrijving uit Frankrijk, in Brussel laten verschijnen?
Indien dat het geval zou zijn, stond België bloot aan de grootste problemen met
Pruisen. Dit land protesteerde steeds scherp tegen de daden van de regering in
Brussel. Een rapport van 14 februari meldde aan d’Anethan dat Marx bij een van zijn
vrienden in Luik had gelogeerd.
Men vertelde dat hij van plan is weldra in België een dagblad uit te geven met de
bedoeling het clandestien in Pruisen te verspreiden.
De agent van de Ridder Hody, administrateur van de staatsveiligheid maakt op
19 februari aan de Burgemeester van Brussel, ridder Wijns de Raucourt het verzoek
van Marx aan de Koning over. Hij meldt hem dat het aangeduide “individu, uitgewezen
uit Frankrijk wegens zijn medewerking aan Vorwärts niemand anders is dan Karl Marx.
Gelieve hem desgevallend te vragen of hij van plan is in België de publicatie131 verder
te zetten en of hij andere bedoelingen heeft met zijn aanvraag tot voorlopig verblijf.”132
Intussen is de Duitse politie niet inactief. In het dossier berust een brief van de
directeur van de politie van Aken van 3 maart. Hij vraagt of het juist is dat Herwegh,
Ruge, Marx, Börnstein en konsoorten zich in België bevinden. Hij wist dat tegen Marx
op 1 februari een nieuw aanhoudingsmandaat was afgeleverd op bevel van de
Pruisische minister van binnenlandse zaken. Van dit laatste feit was ridder Hody niet
130Dossier Bornstedt
131Archief Belgische Staatsveiligheid, Dossier Karl Marx, stuk 2.
132Ibid, stuk 7.
62
op de hoogte. Het mandaat had uitwerking vanaf de grens. De Duitse politieman dringt
dan verder aan in min of meer correct Frans.
Ik heb er belang bij te vernemen of deze mededeling correct is, met andere
woorden welke individuen getroffen door de maatregel bevinden zich in België. Ik zou
mij tegenover U zeer verplicht voelen, indien U mij enkele inlichtingen in dit verband
overmaakt en mij mededeelt welke individuen de bedoeling zouden hebben zich naar
Pruisen te begeven en of één van hen zich echt naar ons land begeeft.”133
Ridder Hody houdt echter de eer aan zichzelf en laat zich niet leiden door zijn
collega uit Aken. De diensten van de staatsveiligheid hadden op 8 maart een brief
voorbereid die de aankomst van Marx en Bornstedt te Brussel vermeldde. Deze brief
werd niet verzonden. Hij heeft als vermelding in potlood “à mettre provisoirement de
côté, a dit M. l’Administrateur, 27 mars 1845.”134 In het dossier van Bornstedt bevindt
zich de kopie van de brief die de aankomst te Brussel meldt van de vroegere directeur
van Vorwärts.”135
De politie van Brussel deed meer dan één maand over het door ridder Hody
voorgeschreven onderzoek. Op 15 maart 1845 schrijft de burgemeester van Brussel
dat er geen reden tot ongerustheid is. Marx wenst zich uitsluitend met wijsbegeerte en
staathuishoudkunde bezig te houden. Hij bereidt een werk voor met als titel DePolitieke
Economie. Hij heeft een contract ten bedrage van 3000 frank met uitgever Leske uit
Darmstadt. In afwachting van zijn ereloon, leeft hij van het inkomen van zijn
echtgenote. Hij belooft zich niet meer in te laten met Vorwärts.
Hody had echter zijn geduld verloren en Marx opgeroepen om op 19 maart te
verschijnen bij de staatsveiligheid ten huize van de heer minister van justitie. Vrienden
van Marx, meer bepaald de Brusselse advocaat Maynz, geëmigreerde uit Frankfurt,
professor Romeins recht aan de ULB, waren tussengekomen, in zijn voordeel. Er werd
met Hody onderhandeld over een modus vivendi. Op 22 maart tekent de “gevaarlijke
communist” volgende verbintenis: “Ten einde toelating te bekomen in België te
verblijven, beloof ik op mijn eer de verplichting aan te gaan in België geen enkel artikel
over de dagelijkse politiek te publiceren.” Hij tekent als “Dr. Karl Marx”.136
Dezelfde dag geeft de administrateur van de staatsveiligheid een strenge blaam
aan de burgemeester van Brussel die getreuzeld had om te antwoorden op de vraag
om inlichtingen van 19 februari.
133Ibid, stuk 8.
134Ibid, stuk 9
135Ibid, Dossier Bornstedt, stuk 5.
136Archieven van de Staatsveiligheid, Dossier Marx, stuk 10.
63
Het is schadelijk dat dergelijke vertragingen oplossingen bemoeilijken van
problemen die de regering op ernstige wijze bezighouden. Het betreft een schrijver die
door zijn geschriften Frankrijk heeft verplicht hem te verwijderen van zijn grondgebied.
Zijn verblijf hier dient aan voorwaarden te worden onderworpen. De heer Marx werd
uitgenodigd op mijn kantoor te verschijnen ten einde verdere vertragingen te vermijden.
Hij ging de verbintenis aan gedurende zijn verblijf in België geen politieke geschriften te
publiceren. Dit is een voorwaarde door mij opgelegd betreffende de toelating in het land
te verblijven. Indien U kennis zou hebben van het feit dat hij zijn woord breekt of andere
vijandige daden stelt tegen de regering van Pruisen, onze buur en geallieerde, dient U
mij dit onmiddellijk mede te delen.”137
Marx onderwierp zich zo goed en kwaad als het kan aan wat men vroeg. Hij kon
rustig ademen en zich opnieuw bezighouden met de “staathuishoudkunde”. Hij maakte
van de gelegenheid gebruik om in april voor korte tijd in Hamburg te verblijven.138
Marx mocht er niet aan denken Pruisen binnen te wandelen. Een strenge
procedure was op gang gebracht tegen de democratische schrijvers wegens
majesteitsschennis. Het betrof publicaties verschenen met toestemming van de
censuur of die nooit gedrukt waren. Buiten Karl Marx vervolgde de justitie in Berlijn de
gebroeders Bauer, Buhl, Meyen, Arntz, Heinzen, Puttman, Heldt, Herwegh en Heine.
Buhl, Meyen, Puttman en Heldt bevonden zich in handen van de politie.
We lopen even achteruit naar Engels in Barnem. Hij werd onrustig over het
gebrek aan nieuws over Vorwärts en Kritiek van de Kritiek. Karl Marx had nochtans zijn
brief van november beantwoord. Volgens Engels had Marx hem moeten terechtwijzen
wegens de opvliegendheid bij de afbraak van het werk van Stirner. Engels geeft zeer
eenvoudig Marx gelijk. “Wanneer ik U schreef was ik nog onder de onmiddellijke indruk
van het boek. Nadien heb ik er langer over nagedacht en vind ik er van wat gij er van
vindt.”iTen andere Moses Hess komt tot dezelfde conclusie als gij. Hij zal over Stirner
een brochure publiceren ten einde zijn akkoord met uw zienswijze te bevestigen.139
Engels vervloekt de Duitse politie die vervelend doet tegen de communisten. In
drie regels deelt hij het einde mee van zijn liefdesavontuur. Hij kondigt aan dat zijn
boek over Engeland, weldra zal verschijnen en geeft lange beschouwingen over de
noodzaak aan goede gestoffeerde communistische propaganda. Hij deelt enkele
slagen uit aan Bauer en Ruge en gaat verder over zijn afkeer voor de zakenwereld. Na
aandringen van de familie hield hij zich bezig met de winkel en de fabriek van “zijn
oude”. Hij heeft er een afkeer van (van de winkel, van zijn geboortestad) en vindt alles
tijdverlies. Bovendien kan hij het niet volhouden een bourgeois te zijn die als fabrikant
actief handelt tegen het proletariaat…
137Ibid, stuk 13.
138Karl Marx: Chronik seines Lebens, Moscou, 1934, p. 29.
139Hess: Les derniers philosophes.
64
Men kan in de hoedanigheid van communist ten gevolge van zijn externe
toestand bourgeois en trafiant zijn op voorwaarde dat men niet schrijft. Maar in het groot
communistische propaganda maken en terzelfder tijd zich bezighouden met handel en
nijverheid is onmogelijk. Ik heb er genoeg van. Met Pasen vertrek ik…140
Het nieuws van de uitdrijving van Marx slaat in als een bom. In een brief,
geschreven tussen 22 februari en 7 maart, drukt Engels zijn verontwaardiging en
solidariteit uit. Van zodra hij het weet organiseert hij een inzameling ten einde over
allen “op communistische wijze” de buitengewone kosten te verdelen die zijn vriend
diende te dragen. Bovendien stelt hij hem de rechten op het werk dat hij zal publiceren
ter beschikking. Engels had toen dat bedrag niet nodig.
Het kan niet zijn dat de honden blij zijn om uw financiële problemen door hun
eerloosheid. Dat U verplicht bent huur te betalen voor de komende termijn is het toppunt
van openlijke schande. Ik vrees dat U ook in België gemolesteerd wordt zodat alleen
Engeland overblijft.”141
Dit wordt vooruitziendheid genoemd.
Voor het overige is het nieuws uitstekend. Feuerbach heeft verklaard dat hij
communist is. Hij discuteert weinig over de principes en de praktische toepassing. In
Eberfeld en Barmen is iedereen communist aan het worden. Tijdens de derde
bijeenkomst was “heel Eberfeld en heel Barmen”, van financiers tot kruideniers, het
proletariaat uitgezonderd vertegenwoordigt. Hess gaf een voordracht. Gedichten van
Müllen, Putmann en Shelley werden voorgedragen. Er werd lezing gegeven van het
artikel uit het burgerlijk wetboek betreffende de bestaande communistische kolonies.
Daarna was er discussie tot één uur ’s morgens. In het kort “spreekt men alleen over
het communisme en ons aantal aanhangers stijgt elke dag; het communisme in het
Wupperdal is een waarheid en bijna een macht”.142
Vanaf 25 februari is er slecht nieuws. De rijkswachters kregen het bevel tussen
beide te komen en de communistische sprekers aan te houden. De burgemeester heeft
de bijeenkomsten verboden. Er ging er toch één door. De procureurs en de rechters
waren aanwezig, “de procureur-generaal nam zelfs deel aan de discussie”!
Ik zou graag naar Brussel gaan, zegt Engels maar ten gevolge van de
communistische bijeenkomsten zijn er familiale problemen. Mijn vader wil nog betalen
voor mijn studie maar niet voor de communistische propaganda… Zodra het financieel
probleem is opgelost, gaat hij naar Parijs of zeker naar Brussel. Bovendien brengen
140Correspondance, I, p. 23.
141Correspondance, op. cit., p. 25.
142Op. cit., p. 26.
65
zijn moeder en zusters de vakantie door in Oostende143. Zo speelde de koningin der
badsteden meer dan 100 jaar geleden een rol in de geschiedenis van het internationale
socialisme. De communisten uit het Rijnland zijn bezig met een groot project
betreffende een uitgeverij.
Het is een voorstel, volgens Engels om een grote “bibliotheek te stichten met de
beste buitenlandse socialistische auteurs.” Men zou starten met Fourier, dan zou Owen
aan de beurt komen vervolgens de Saint-Simoniens, Morelly enz. Er diende afwisseling
te zijn tussen Fransen en Engelsen. Er ontbreekt slechts geld om te slagen.
Op 17 maart bevestigt Engels uiteindelijk de ontvangst van De Kritiek van de
Kritiek met als titel La Sainte Famille verschenen bij de Literarische Anstalt in Frankfurt
einde februari. Ondanks de enthousiaste lofbetuigingen van Engels aan het adres van
de voornaamste opsteller was hij niet zeer tevreden. Hij begreep niet waarom Marx
een samengevatte brochure had uitgebreid tot een belangrijk volume. Bovendien
verscheen de Algemeine Literaturzeitung, die de motivering vormde voor de reactie
tegen Bauer, niet meer. Anderzijds is het werk te abstract en ontoegankelijk voor het
groot publiek. Niet iedereen zal er belangstelling voor hebben. Daarnaast, zegt Engels
zonder aarzeling “is het boek op uitstekende wijze geschreven om zich dood te
lachen…”144
Het is niet mogelijk de correspondentie tussen Marx en Engels te lezen zonder
de gelijkenis te zien tussen de familiale en sociale omstandigheden in 1845 en in 1945.
Volgende passage zou door een jonge bourgeois vandaag geschreven kunnen zijn die
tot wanhoop van zijn familie lid werd van de IIIe Internationale. Friedrich Engels vertelt:
Ik leef vandaag als een hond. Alle gebeurtenissen tijdens onze bijeenkomsten en
het libertijnse bestaan van de communisten die ik ken hebben bij mijn vader een
heropleving van religieus fanatisme veroorzaakt. Mijn definitief verzaken aan de handel
maakt de toestand erger. Mijn openlijke aansluiting bij het communisme veroorzaakt bij
hem burgerlijk fanatisme. Stel je even mijn toestand voor! Daar ik over 15 dagen
vertrek, wens ik geen twist. Ik laat alles over mij heengaan zonder te antwoorden. Daar
mijn ouders dit niet gewoon zijn, scheppen ze nieuwe moed.
Wanneer ik een brief ontvang, wordt deze van alle zijden bekeken alvorens hij
aan mij wordt overhandigd. Daar men weet dat het communistische kwesties betreft,
heerst er telkens een begrafenisstemming om gek te worden. Wanneer ik uitga is het
dezelfde toestand. Als ik werk in mijn kamer, gaat het natuurlijk over communisme. Ik
kan niet eten, niet drinken en niet slapen zonder afkeurende blikken. Ik kan uitgaan of
thuis blijven, spreken of zwijgen, lezen of schrijven, lachen of niet lachten, ik mag doen
wat ik wil, onmiddellijk heeft mijn vader een rampenaangezicht. Hij is zodanig beperkt in
visie dat hij communisme met liberalisme verwart. Hij veroordeelt beide stromingen als
zijnde revolutionair. Ondanks mijn bezwaar, stelt hij mij verantwoordelijk voor de
wandaden van de Engelse bourgeoisie in het lager huis.
143Sedert jaren kwam de familie Engels naar Oostende. In 1843 leerde Friedrich Engels er Herwegh kennen.
144Correspondance, I, p. 34
66
Nog erger is het dat wij thuis volop in het piëteitsseizoen zijn. Acht dagen
geleden hebben twee zusters van mij hun geloften afgelegd. Alle piëteit kwam tot
uitdrukking tijden het avondmaal. Het lichaam van de heer had zijn uitwerking en de
wanhopige aangezichten van deze morgen overtroffen al wat men zich kan voorstellen.
Pour comble de malheur145 was ik gisterenavond in Elbenfeldbij Hess. Wij
discussieerden over het communisme tot twee uur. Vandaag zijn er uiteraard lange
overwegingen over mijn laat thuiskomen. Er worden toespelingen gemaakt op de
gevangenis. Eindelijk raapt men alle moed samen om te vragen waar ik was. Bij Hess -
bij Hess! Grote god! - Daarna stilte en verheven christelijke wanhoop in de
gelaatsuitdrukking van vader. Met welke mensen verkeert u toch! Gehuil enz. Dit is om
gek te worden. Ge hebt geen idee over de christelijke kwaadwilligheid om mijn ziel te
redden.
Er was nog slechts een ding te kort. Het was de ontdekking door mijn vader van
het bestaan van De Kritiek van de Kritiek. Hij zou bekwaam zijn om mij buiten te zetten.
Bovenop dit alles is er de opwinding omdat men geen vat heeft op deze mensen. Zij
hebben behoefte om zich pijn te doen met hun helse fantasieën. Het is onmogelijk hen
de elementaire principes van rechtvaardigheid bij te brengen.146
Indien het niet voor mijn moeder was zou ik geen enkele toegeving doen aan
mijn vader. Mijn moeder heeft een mooie menselijke aard en ik zie haar graag. Zij is
echter totaal afhankelijk van mijn vader. Mijn moeder wordt ziek telkens wanneer ze
kwaad is op mij. Ze heeft dan gedurende 8 dagen hoofdpijn… Ten andere is er hier
niets nieuws. De burgerij doet aan politiek en gaat naar de kerk. Wat het proletariaat
betreft weten wij niet wat het doet en wij kunnen het moeilijk weten.
De Kritiek van de Kritiek is nauwelijks verschenen wanneer Marx een nieuwe
stap zet in de voorstelling van zijn denken. Wat wij nu reeds weten over het onderzoek
naar zijn filosofische evolutie is dat wij via De Kritiek van de Kritiek en Het Filosofisch
en Economisch Manuscript zijn stelling kunnen samenvatten. Hij is tot de overtuiging
gekomen dat de mens, onderworpen door het kapitaal, zijn eigen aard vervreemd ziet
in het product van zijn arbeid. Alleen een revolutie kan het menselijk wezen bevrijden
van het juk van het geld. Deze revolutie zal veroorzaakt worden door de ontwikkeling
van het kapitalistisch systeem. Aan de ene zijde bevestigt hij zijn materialistische
opvatting van de geschiedenis dat het denken zich moet onderwerpen aan de sociale
werkelijkheid. Anderzijds verklaart hij overtuigd te zijn dat deze revolutie zowel
rationeel als rechtvaardig zal zijn en dat zij de bevrijding van de mens inhoudt.
In verband met de ideale opvatting is hij het eens met Feuerbach tegen Hegel.
Feuerbach stelt dat de realiteit voorrang heeft op de zuivere gedachte. Hij neemt
afstand van Feuerbach in de zin dat hij er moreel van overtuigd is dat de menselijke
145In het Frans in de tekst.
146Door weglating door Bernstein en Bebel bevindt het grootste deel van deze brief van Engels zich bij
Molitor.
67
emancipatie niet het resultaat kan zijn van geestelijke emancipatie maar van materiële
realisatie.
Zodra zij samenwerken zullen Marx en Engels hun standpunten verduidelijken in
de Kritiek van de Posthegeliaanse Wijsbegeerte. Reeds voor de aankomst van Engels
in Brussel was Marx bezig stelling te nemen tegen Feuerbach. Een hele reeks
filosofische elementen verwijderde Marx steeds meer van de stellingen van Feuerbach.
De voorstelling van deze stellingen vinden wij weer in XI Stellingen over Feuerbach,
zoals door Engels weergevonden in “een oud schrift van Marx”. Het vervolg werd
gepubliceerd in Ludwig Feuerbach en het Einde van de Duitse klassieke Wijsbegeerte
1888.147 Het is zeer juist te stellen dat deze teksten van “onschatbare waarde zijn als
het eerst document waarin het zaad van de geniale nieuwe opvatting van de wereld
zich bevindt”.148
De Stellingen bevatten drie delen. In het eerste deel (I tot III) stelt Marx het oude
materialisme en het zuivere idealisme tegenover de materialistische opvatting van de
geschiedenis. Het tweede deel (IV tot VI) is gewijd aan de analyse van de gevolgen
van de contemplatieve opvatting van Feuerbach. In het derde deel (VII tot XI) zet Marx
zijn eigen theorie uiteen.
De samenvatting van deze teksten is niet eenvoudig. Ze zijn de condensatie van
het denken van de auteur. Maximaal kan men ze weergeven in gewone stijl.
De grootste fout van het oude materialisme (Feuerbach inbegrepen) is de
opvatting over de realiteit (de voelbare wereld) in de vorm van object of intuïtie. Het
idealisme herleidt het uitwendige universum tot abstracte activiteit. Het heeft geen
opvatting over concrete activiteit. Feuerbach onderscheidt concreet object en object
van het denken, maar los van de menselijke activiteit. Alleen de theoretische activiteit
is voor hem menselijk (Stelling I).
“Het probleem te weten of het menselijke denken kan leiden tot een objectieve
waarheid is geen theoretische maar een praktische vraag. Het is in de praktijk dat de
mens de waarheid moet blijven bewijzen. Dit wil zeggen de realiteit en de kracht… van
zijn denken. De discussie over realiteit of irrealiteit van zijn denken los van de praktijk
is zuiver scholastiek” (Stelling II).
Het oude materialisme beschouwde de mens als een product van de
omstandigheden en de opvoeding. Het ging voorbij aan het feit dat het milieu zelf door
de mens wordt omgevormd. Het universum bestaat niet buiten de mens en de mens is
net zoals Owen dacht passief onderworpen aan het milieu. De reacties tussen
individuen zijn wederkerig. (Stelling III).
Feuerbach stelde vast dat religieuze vervreemding leidde tot ontdubbeling: de
wereld van voorstelling en de reële wereld. Hij ziet niet dat de tijdelijke wereld slechts
de uitdrukking is van een interne tegenstelling die dient opgeheven ten einde de mens
147Karl Marx: Œuvres philosophiques, VI, Costes, Paris, 1937.
148Engels, op. cit., p. 4
68
terug te brengen tot zijn goddelijke essentie. Zo zal hij God en het privaat eigendom
overstijgen. (Stelling IV).
Feuerbach is op religieus plan niet tevreden met een abstract idee. Hij doet
beroep op de tastbare werkelijkheid. Hij ziet deze realiteit echter niet als een
menselijke praktijk. (Stelling V).
Feuerbach ziet de mens als een geïsoleerd wezen los van de sociale realiteit. Hij
houdt geen rekening met de geschiedenis. Hij beschouwt de mens als een “dove
algemeenheid” buiten het sociale leven. (Stelling VI).
Feuerbach ziet niet dat het religieus gevoelen een product is van de sociale
werkelijkheid en dat de mens geen abstract wezen is. Alles wat de mens betreft is
functie van het sociale leven waarin hij beweegt. (Stelling VII).
Dit sociale leven heeft een essentieel praktisch karakter. De menselijke activiteit
en bijgevolg de economische activiteit is de enige verklaring voor de mysteries die de
mens naar het mystieke drijven. (Stelling VIII).
Het materialisme gebaseerd op intuïtie houdt geen rekening met de sociale
activiteit en heeft als hoogste motief het geïsoleerde individu. (Stelling IX).
Het nieuwe materialisme geeft toegang tot de opvatting van de menselijkheid
want het beschouwt de mens in functie van zijn sociale activiteit en niet zoals hij
bestaat in de burgerlijke maatschappij. (Stelling X).
Vertrouwd als hij is met het historisch materialisme zoals met het proza van
Jourdain149 heeft de mens in de 20e eeuw geen idee van de intellectuele moed die
nodig was in 1845 voor Marx om zijn thesis te ontwikkelen. Hij slaagde er in de twee
essentiële problemen, waarmee de jonge filosofen sedert Hegel te kampen hadden, op
te lossen: de mogelijkheid om van de wijsbegeerte over te gaan tot de actie en de
opvatting betreffende een sociale doctrine in overeenstemming met de nieuwe
aspiraties.
Gelijktijdig met de ontwikkeling van de propaganda gebaseerd op de
opvattingvan Marx begint de ondergang van de actie van het utopisch socialisme.
Deze bereikt een belachelijk en bloedig hoogtepunt in 1848.
Het is Stelling XI die als het voornaamste voorstel van Marx dient beschouwd.
Ze bevat de kiemen van het revolutionaire socialisme van morgen en veroorzaakt de
grootste revolutie in de geesten.
Marx zegt: “De filosofen hebben de wereld op verschillende wijzen
geïnterpreteerd het gaat er om hem te wijzigen.” Alle denkers die tot dan toe de moeite
deden hem te volgen en de nieuwe opvattingen te assimileren laten het in gespreide
orde afweten (Bauer, Ruge, Stirner en Feuerbach) Hess Marx’ vriend en voorganger
weigert hem eveneens te volgen op de weg naar de actie.
Er is een verleidelijke geestenoefening die er in bestaat het verre verleden van
beroemde doctrines te onderzoeken. Wat Marx betreft is deze inspanning overbodig.
Hij stelt onomwonden, onder meer in De Heilige Familie, dat zijn materialistische
149Frans schrijver en wijsgeer (1817 - 1886)
69
opvatting het rechtstreeks product is van het Franse en Engelse materialisme. Bruno
Bauer dacht dat het materialisme ontstond uit de theorie van Spinoza. Anderen gingen
verder terug in de geschiedenis van de wijsbegeerte en zochten bij Plato, bij Socrates
en Justinianus de bronnen van het historischen dialectische materialisme. Charles
Rappoport, zonder tegenspraak de meest levendige commentator van het marxisme,
vindt de echte voorloper van het historisch materialisme niet in de persoon van Locke,
noch Descartes, noch Diderot, noch Voltaire; maar wel in de persoon van de Arabische
filosoof Iln Khaldun (1332 - 1406). Hij voegt er onmiddellijk aan toe “dat pedanten die
de waarde van Marx willen verminderen steeds een massa voorgangers zullen vinden.
Zij doen niets anders dan waardering geven aan alle rijkdom uit het verleden die het
marxisme inhoudt. Dank zij hen wordt de socialistische doctrine sterker en
interessanter.”150
Deze bewering kan zonder enig voorbehoud onderschreven worden. Men kan
zeggen dat de eigen rijkdom van het socialisme bestaat in het feit dat het geen
abstracte geestenconstructie is. Het is in tegendeel het logische en quasi spontane
einde van een evolutie. Een evolutie die gebaseerd is op de cartesiaanse principes van
twijfel en orde. Deze feiten worden in herinnering gebracht door twee jonge
marxistische filosofen.151
Niets is meer onrechtvaardig dan de marxisten te beschouwen als zijnde
gehecht aan een credo152dat hen tot de meest sectaire dogmatici van de 20e eeuw
maakt.
Het dialectisch materialisme beschouwt per definitie de wereld niet als een
complex van volmaakte dingen maar als een complex van processen. De zaken zijn
schijnbaar stabiel maar zoals intellectuele weerkaatsing in onze hersenen ondergaan de
ideeën een ononderbroken wording- en verdwijningproces, waardoor uiteindelijk een
progressieve ontwikkeling ontstaat (ondanks schijnbaar toeval en tijdelijke
achteruitgang).153
Jean Jaurès was een zuiver en probaat marxist. Hij was tevens een groot
dichter. Zijn definitie van de dialectische opvatting van Marx luidde als volgt:
de maatschappij is een opeenvolging, een eeuwige evolutie van sociale vormen,
de ene vorm brengt de andere voort tengevolge van voortdurende noodzakelijkheid van
150Charles Rappopor, op. cit., pp. XI en 78 - 88.
151Cfr. Cécile Angrand et Roger Garaudy: Les origines françaises du Matérialisme, Paris, Editions sociales,
1946.
152Engels in een brief aan Sorge. “Het is geen catechismus en geen van buiten te leren dogma”.
153Friedrich Engels: Ludwig Feuerbach, p. 31
70
de menselijke maatschappij om in haar schoot tegengestelde systemen te
verzoenen.”154
Dialectisch denken is een denkproces zonder onderbreking tussen overgang en
wording. Het dialectisch materialisme is geen dogma. Het is geen definitieve filosofie.
Het is en kan niets anders zijn dan een methode. Het geniale bij Marx en Engels
bevindt zich essentieel in het feit dat zij na opstelling van de methode, deze wisten of
durfden te gebruiken en er praktische besluiten uittrokken.
Nochtans, beweren Bernstein en de Man, is er tegenstelling tussen de methode
die beweert dat de sociale evolutie een trage evolutie van de economie is en deze van
Blanqui die gebruik van geweld toestaat…
Jaurès komt tussenbeide en antwoordt:
Het is zeker dat elke grote revolutie ontstaat uit enerzijds een langzame
voorbereiding of economische evolutie en anderzijds uit een beslissende interventie van
de onderdrukte klasse, wanneer deze economische evolutie voldoende gevorderd is om
een doeltreffende revolutionaire interventie mogelijk te maken. De arbeidersklasse kan
zich eventueel vergissen wat betreft het moment waarop zij tussenkomt met geweld of
over de mate van evolutieve en economische voorbereiding.
Zij kan zich ook vergissen over het uur waarop een eenvoudige hervorming rijp
en mogelijk is en ijdele agitatie er rond voeren.” Wat het leven en de diepte van de
marxistische theorie uitmaakt is dat de ontwikkeling ervan steeds erop berekend is met
raad en daad ten dienste van het proletariaat te staan en het iedere dag te verplichten
alle actiemogelijkheden uit te breiden en de immanente kracht van de noodzaak te
realiseren.155
154Jean Jaurès, Etudes Socialistes, tome II, Prides, Paris, 1933, p. 128.
155Jean Jaurès, op. cit., pp. 130 - 141.
71
HOOFDSTUK VIII
MANCHESTER
1844 Het eerste werk dat door de samenwerking van Marx en Engels tot stand
kwam was De Kritiek van de Kritiek. Het aandeel van Engels had weinig belang. Hij
had enkele nota’s op een stuk papier gekrabbeld. Marx maakte er een belangrijk boek
van.
Zodra hij aangekomen was de Brussel in april 1845 hernam Engels het
gezamenlijk werk naar het welk hij met alle kracht verlangde.
Hij kwam toe bij zijn meester en idool omringd door het lof hem gebracht
tengevolge van het verschijnen van over De Toestand van de Arbeidersklasse in
Engeland. Marx kende de geest en de strekking van het werk. Belangrijke stukken eruit
waren verschenen in de Rheinische Zeitung, in de Vorwärts, in de Frans - Duitse
Jaarboeken en in de Républicain Suisse. Wij weten nochtans dat tussen einde 1844 en
begin 1845 Engels zijn boek herwerkte. Hij wijzigde gedeelten. Hij verduidelijkte bij elke
gelegenheid zijn gedachten; die rijper werden door gesprekken, lectuur en meditaties
onder invloed van Marx. In dit opzicht spreekt het woord vooraf opgesteld op 15 maart
1845 te Barmen boekdelen.
Om een sterke basis te geven enerzijds aan de idealistische theorieën en
anderzijds aan een rechtmatig oordeel erover; om een einde te maken aan alle
overdrijvingen en dromen is de kennis van de levensomstandigheden van het
proletariaat een onmisbare noodzaak.
Dit is vooral het geval in Engeland als type voorbeeld van de kapitalistische
uitbuiting. Kennis over de Britse situatie is van het grootste belang voor de Duitse
communisten. Wanneer de toestand op industrieel plan in Duitsland minder ontwikkeld
is, gaat het in de twee landen over dezelfde “sociale orde”.
In de opdracht betreffende De Toestand van de Arbeidsklassein Engeland,
opgesteld tezelfdertijd als het woord vooraf en waaruit reeds een gedeelte werd
aangehaald, bevestigt hij de fundamentele belangentegenstelling tussen de
arbeidersklasse en de kapitalisten. Men hoort reeds de wraakzuchtige woorden van het
Communistisch Manifest wanneer Engels schrijft:
Het belang van de bezittende klasse staat diametraal tegenover het uwe,
alhoewel zij met alle middelen het tegendeel beweert… Zij spreekt van haar vriendelijk
medeleven, hetwelk door haar daden wordt tegengesproken…”
De bezittende klassen willen zich verrijken door uw arbeid door het product
ervan te verkopen
en u over te laten aan de honger zodra ze geen winst meer kunnen maken…
72
En tenslotte de revolutionaire oproep die nog steeds de arbeiders in de volgende
eeuw beroert:
Wees standvastig, wees onversaagd, uw succes is zeker, geen enkele stap in uw
mars is verloren voor onze gemeenschappelijke zaak, de zaak van de mensheid!
Wanneer Engels in 1892 een nieuw woord vooraf schrijft voor de tweede Duitse
uitgave van zijn boek, verklaart hij dat in 1844 het internationaal socialisme nog niet
bestond. Sedertdien is het dankzij Marx een wetenschap geworden. De Toestand van
de Arbeidersklasse is slechts een embryonale fase. Het werk
vertoont overal kenmerken door de welke het moderne socialisme afwijkt van
één van zijn voorgangers, met name van de Duitse klassieke wijsbegeerte. Zodanig dat
veel belang wordt gehecht aan de bevestiging van het feit dat het communisme niet
uitsluitend de doctrine is van de partij van de arbeidersklasse. Het is een theorie die tot
doel heeft de hele maatschappij te bevrijden, de kapitalisten inbegrepen, van het
keurslijf van de huidige omstandigheden. In abstracte zin is deze zaak volkomen
gerechtvaardigd. In de praktijk is ze meer schadelijk dan nuttig. Zolang de bezittende
klassen de noodzaak niet naar voor brengen naar bevrijding, maar zich met alle kracht
blijven verzetten tegen de arbeidersklasse die zichzelf zal bevrijden; zo lang zal de
arbeidersklasse kost wat kost verplicht zijn de sociale revolutie verder te zetten.
Waarom heeft het premarxisme in 1847-1848 een spectaculaire omzwaai
moeten maken? Engels verklaart het in 1892 in een bondige zin: “de sentimentele
formule is volledig verdampt in het revolutionaire vuur.” Hij voegt er volgende
beschouwing aan toe die voor vele moderne socialisten haar betekenis heeft
behouden: “Wij hebben heden voldoende mensen, die vanuit een onpartijdig en
verheven standpunt aan de arbeiders een socialisme voorstellen dat boven alle
tegenstellingen en de klassenstrijd staat. Maar het zijn nieuwkomers die nog veel te
leren hebben of de ergste vijanden van de arbeidersklasse.”156
De bladzijden die Engels wijdt in zijn eerste werk aan de beschrijving in detail
van het industrieel centrum in Manchester zijn klassiek. Ze geven een juist idee van het
leven van de arbeiders in Groot-Brittannië in 1843:
“Manchester is het type van de klassieke industriële stad.” Bolton, Preston,
Wigan, Bury, Rockdale, Middleton, Herrwood, Oldham, Asthor, Stabybridge, enz.
vormen de voorsteden van de handelsmetropool.
De lelijkste voorstad is Bolton. Ze bestaat uit één enkele, tamelijk vuile
hoofdstraat Deansgate. “Deze dient tevens als markt en is zelfs bij zeer mooi weer een
duister en lelijk gat. Hoewel er buiten de fabrieken alleen lage huizen zijn, bestaand uit
een of twee verdiepingen.”
156Fr. Engels, op. cit., pp. XXII en XXIII.
73
Engels beschrijft, de ene na de andere, alle industriële steden van Lancashire.
Hij vergeet de schitterende huizen in Elizabethaanse stijl van de industriëlen in Asthon
niet te vermelden; “die tegenover de gotiek staan zoals de protestantse godsdienst
tegenover de apostolische rooms-katholieke”; noch de arbeiderswoningen van
Stabybridge waar praktisch overal het gelijkvloers uitgegraven is uit de aarde omdat de
stad op een berg gebouwd is.
Wat Manchester betreft zit het centrum er redelijk mooi uit. Het is een
handelswijk die bestaat uit winkels en kantoren. Ze wordt omringd door
arbeiderswijken. Buiten de stad bevinden zich de schitterende landhuizen van
industriëlen en handelaars. Zo kan de “geldaristocratie de kortste weg nemen naar de
kantoren in de stad doorheen de arbeiderswijken zonder te merken dat ze zich links en
r echts dicht bij de verschrikkelijke armoede bevindt”. De straten die van het centrum
naar buiten de stad lopen zijn winkelstraten die er redelijk proper uitzien. Deze winkels
volstaan altijd om het vuil en de armoede die het complement van hun rijkdom en luxe
zijn voor de dames en heren met een sterke maag en zwakke zenuwen te verbergen.
Wanneer men Manchester kent, kan men zich door deductie vertrekkende van
de hoofdstraten een idee vormen van de aanpalende wijken. Van in deze wijken ziet
men zelden de echte arbeiderswijken. Ik weet zeer goed dat deze hypocriete schikking
min of meer gemeen is aan alle grote steden. Ik weet eveneens dat de detailhandel
uiteraard beslag legt op de grote verkeersaders die de stad doorkruisen en dat zich in
deze straten goede en slechte gebouwen bevinden en dat in deze buurt de prijs van de
grond hoger is dan in de afgelegen wijken. Een zo methodische zorg om de
arbeidersklasse verwijderd te houden van de voornaamste straten en een zo grote
kiesheid om alles te verbergen wat hinderlijk zou kunnen zijn voor de ogen en de
zenuwen van de bourgeoisie heb ik alleen in Manchester gevonden.
In een typische wijk bevindt zich Long Millgate.
Links en rechts zijn er een massa overdekte doorgangen die vertrekken vanuit de
hoofdstraat naar talrijke koeren. Wanneer men daar binnengaat, is men midden het
afval en de walgelijke smerigheid die nergens anders te vinden is. Meer bepaald op de
koeren op de helling van Irk vindt men de verschrikkelijkste woningen die ik ooit gezien
heb. Op een van deze koeren aan het einde van de overdekte doorgang bevindt zich
een toilet, zonder deur, dat zo smerig is dat de bewoners niet binnen of buiten kunnen
zonder door een plas van urine en stinkende uitwerpselen te stappen. Voor wie zich zou
kunnen inbeelden te gaan kijken, het is de eerste koer op de Irk stroomopwaarts Ducie
Bridge.
Onderaan, langs de rivier treft men talrijke leerlooierijen aan die de omgeving
besmetten met een geur van dieren in ontbinding. Meestal betreedt men de koeren
stroomafwaarts Ducie Bridge via smalle en vuile trappen. Men bereikt de huizen door
over hopen afval en vuil te treden.”
Vanaf de brug ziet men
74
dat: “de Irk stroomt of beter gezegd stagneert. De nauwe zwarte waterloop stinkt
als de pest, is gevuld met afval dat aanspoelt op de vlakke rechteroever. Bij droog weer
is het een lange reeks modderpoelen. Onaanvaardbaar, schadelijke en stinkende
gasbellen merkt men op tot boven op de brug, die zich veertig tot vijftig voet boven de
waterspiegel bevindt. Bovendien wordt de waterloop overal belemmerd door hoge
dammen achter dewelke de afvalpoel massaal bezinkt en rot…
Engels beschrijft tenslotte een onlangs door hem ontdekte koer. Hij dacht de
hele wijk reeds te kennen; maar vond deze plaats tengevolge de aanleg van de
spoorweg over de Irk.
Men treedt binnen via een doorsneden oever tussen palen en droogkoorden in
een chaos van hutten bestaande uit één verdieping en één enkel vertrek. De meeste
hebben voor vloerbekleding de volle grond zowel in keuken, leefkamer als slaapkamer
samengevoegd. In een van deze holen, nauwelijks zes voet lang en vijf voet breed zag
ik twee bedden (en wat voor bedden en wat voor beddengoed!) Voeg daarbij een trap
en een haard en het vertrek was vol. In vele andere krotten zag ik niets alhoewel de
deur open was en de mensen zich tegen de deur bevonden. Voor de deuren was er
overal vuil en afval… …
Hoe was het mogelijk dat de mensen rein waren? Er bestaan geen maatregelen
om de natuurlijkste en alledaagse behoeften te bevredigen. De toiletten zijn zeldzaam,
overvol en buiten bereik van de meeste bewoners. Hoe zouden dezen mensen zich
wassen wanneer alleen het vuile water van de Irk binnen bereik is? Leidingwater en
waterpompen zijn alleen te vinden in de fatsoenlijke wijken. Men kan deze slaven van
de moderne maatschappij niet het verwijt maken dat hun woningen niet zuiverder zijn
dan de varkenskoten die zich er midden in bevinden.
Zijn de eigenaars niet beschaamd woningen te verhuren zoals de zes of zeven
kelders langs de kaai onmiddellijk stroomafwaarts Scotland Bridge? De bodem is
minstens twee voet lager dan het niveau van de Irk bij lage tij en de rivier is maar zes
voet verwijderd.
Een minder verwaarloosde wijk bevindt zich tussen de St.-Michielskerk, Withy
Grove en Shudehill. Maar
vuil, hopen afval, as en plassen midden de straten zijn overal aanwezig. In de
laatste, meest moderne wijk is er een ander nadelig probleem voor de zuiverheid van de
inwoners, namelijk het aantal varkens in de straatjes met hun snuit in de afvalberg of
opgesloten in kleine stallingen achteraan de koeren. De vetmesters huren er koeren om
varkensstallen op te richten. In praktisch elke koer zijn er een of meerdere afgescheiden
gedeelten waarin de bewoners huishoudelijk afval werpen. De varkens worden vet. De
gesloten lucht binnen de koeren die aan vier zijden dichtgebouwd zijn is volledig
bedorven door de ontbinding van plantaardige en dierlijke stoffen. Midden door de wijk
werd een brede en tamelijk decente staat getrokken: Millers Street. Wat zich er achter
bevindt werd tamelijk succesvol verborgen. Wie zich door zijn nieuwsgierigheid laat
leiden in een van de vele doorgangen ziet om de twintig stappen de herhaling van deze
letterlijke zwijnenboel.
75
Na gedetailleerde analyse van de armoede in de Engelse steden onder elk
oogpunt, vat Engels de toestand van het Britse proletariaat in 1843 samen.
De arbeiders hebben geen eigendom en leven van hun salaris. Dit laatste gaat
van de hand in de mond. De maatschappij is ontbonden in atomen en bekommert zich
niet om hen. Zij laat aan hen de zorg over om in hun behoeften en deze van hun familie
te voorzien, zonder hen nochtans de middelen daartoe te verschaffen om dit werkelijk
en bestendig te doen. Ieder arbeider, zelfs de beste, is ten allen tijde blootgesteld aan
het gebrek aan brood of in andere woorden aan de hongersdood. Vele arbeiders
bezwijken. De arbeiderswoningen zijn over het algemeen slecht gegroepeerd, slecht
gebouwd, slecht onderhouden, slecht verlucht, vochtig en ongezond. De bewoners
moeten tevreden zijn met een minimale ruimte. In de meeste gevallen slaapt een familie
in één kamer. De binneninrichting van de huizen is in menig opzicht arm, zelfs het
onontbeerlijke meubilair ontbreekt. De kledij van de arbeiders is over het algemeen
armtierig. Een groot aantal arbeiders is gekleed in lompen. Het voedsel is over het
algemeen slecht en dikwijls niet geschikt voor menselijke consumptie. In vele gevallen is
er onvoldoende op bepaalde tijdstippen. Zodanig dat in extreme gevallen door
ondervoeding sterfgevallen voorkomen.
De eerste oorzaak van de ellendige toestand in de welke de Engelse arbeider
zich bevindt is te verklaren door de onderlinge concurrentie tussen de arbeiders. Deze
concurrentie legt de minimumlonen vast. De concurrentie tussen de werkgevers
bepaalt het maximum loon. Al deze noties, welke door Engels werden geformuleerd,
worden later door Marx hernomen wanneer hij zijn wijsgerig onderzoek uitbreidt op
sociaal gebied. Wanneer hij met zijn scherpe kritiek op de theorieën van Malthus start,
citeert hij volgende, sedertdien beroemde passus uit Adam Smith:
De vraag naar arbeiders, juist zoals de vraag naar om het even wat, regelt de
productie van arbeiders (het aantal geproduceerde mensen). Zij versnelt deze productie
wanneer deze vertraagt; zij zet ze stop, wanneer ze te vlug gaat.”
Engels gaat verder:
Juist zoals voor om het even welk artikel in de handel, indien er te weinig van is
stijgt de prijs. Wanneer het loon stijgt, hebben de arbeiders een beter leven. Het aantal
huwelijken neemt toe. Er worden meer mensen geboren. Meer kinderen groeien op tot
het tijdstip dat voldoende arbeiders voortgebracht zijn. Wanneer er te veel zijn, dalen
de prijzen. Er ontstaat werkloosheid, ontbering en hongersnood. Epidemieën nemen
het overschot aan bevolking weg. Malthus die het beginsel van Smith verder zet, heeft
op zijn wijze gelijk als hij beweert dat er altijd een overschot aan bevolking is, dat er
steeds te veel individuen op aarde zijn. Hij heeft ongelijk wanneer hij beweert dat er
meer mensen zijn dan het aantal dat met de geproduceerde levensmiddelen kan
gevoed worden.
76
De jonge socioloog die vaststelt dat de bevolking en de productie in Engeland
voortdurend stijgen, vraagt zich af waarom de concurrentie tussen arbeiders voortduurt
terwijl er concurrentie voor arbeiders zou moeten bestaan. Het antwoord is klaar en
duidelijk. Het is vandaag nog pertinent:
Gezien er heden geen regelgeving is inzake productie en verdeling van de
bestaansmiddelen, produceren de ondernemingen niet om behoeften te bevredigen
maar om winst te maken. In het systeem, met als motto ieder voor zichzelf en op eigen
risico, is het onafwendbaar dat op ieder ogenblik een overvoering van de markt zich kan
voordoen.
Het is onmogelijk zonder emotie de beschrijving door Engels van de cyclische
crisis van het kapitalisme te herlezen.
Perioden van intensieve productie, gedurende dewelke niet-solide speculanten
werken met fictief kapitaal. Zij leven van het krediet en gaan ten onder als ze niet vlug
kunnen verkopen. Ze nemen deel aan de wedren om de winst op algemene en
ongeordende wijze. Ze vermeerderen de wanorde en de overhaasting door hun gekke
ijver die leidt tot prijsstijging en productieverhoging tot in het waanzinnige. Het is een
gekke wedren die zelfs wijze mensen en mensen met ondervinding niet onberoerd laat.
Er wordt gehamerd, er wordt draad getrokken en geweven alsof het een volledig nieuwe
uitrusting voor de gehele mensheid betreft of alsof men enkele miljarden nieuwe
consumenten gevonden had op de maan. Plotseling beginnen overzeese, onbevoegde
speculanten te verkopen onder de marktprijs. Gezien alles vlug moet gaan volgt de ene
verkoop op de andere. De prijzen schommelen. Opgeschrikte speculanten werpen hun
koopwaar op de markt. De markt verkeert in staat van wanorde. Het krediet is wankel.
Het ene handelshuis na het andere staakt zijn betalingen. Het ene faillissement volgt op
het andere. Op de markt zijn er drie maal meer goederen aanwezig dan voor het
verbruik vereist. Het nieuws bereikt Engeland, waar inmiddels met alle middelen verder
geproduceerd werd. Panische angst slaat er om de harten. Overzeese faillissementen
hebben nieuwe faillissementen tot gevolg in Engeland. Het stopzetten van de zaken
doet vele handelshuizen instorten. Tengevolge van de onrust brengt men hier ook snel
de voorraden naar de markt en de paniek wordt groter.
Friedrich Engels behandelt het moreel probleem na een analyse tot in het detail
van de aanslagen door hun levensomstandigheden op de materiële toestand van de
arbeiders. Het is normaal dat de arbeiders geen cultuur hebben. Er is ongeveer geen
onderwijs. Wanneer er onderwijs is, staat het onder leiding van sekten die het in een
zuiver godsdienstige richting oriënteren. De morele opvoeding is uiteraard niets waard.
Welke zouden voor het proletariaat de motieven zijn om niet te stelen? Het is
mooi en klinkt aangenaam in de oren van de burgerij, wanneer men spreekt over het
heilig karakter van de eigendom. Voor iemand die er geen heeft stopt het heilig karakter
uit zichzelf. Het geld is de god van deze wereld. De bourgeois neemt het geld weg van
77
het proletariaat en maakt het praktisch goddeloos. Het is niet verwonderlijk dat het
proletariaat zijn atheïsme rechtvaardigt en heiligheid en macht van god op aarde niet
meer respecteert. Wanneer de armoede van het proletariaat zodanig toeneemt dat de
werkelijk levensnoodzakelijke dingen ontbreken tot gebrek en hongersnood neemt de
opwinding er van toe om elke sociale overweging te verliezen.
De bestaansonzekerheid en de noodzaak van dag tot dag te leven oefenen een
demoraliserende invloed uit op de arbeider.
Hij tracht in deze wervelwind overeind te blijven om zijn menselijkheid te
behouden. Dit is alleen mogelijk door in opstand te komen tegen de klasse van de
uitbuiters, welke onmeedogend is en hem over laat aan zijn lot. De bourgeoisie tracht
hem te dwingen om in deze mensonwaardige toestand te blijven.
Ofwel geeft hij de strijd, die hij als steriel bestempelt, tegen zijn toestand op. Hij
tracht voordeel te halen uit gunstige elementen. Sparen heeft voor hem geen zin. Hij
kan maximaal voldoende vergaren om zich enkele weken te voeden. Als er eenmaal
brood te kort is, is het niet voor slechts enkele weken. Toegang tot eigendom, zelfs op
lange termijn, heeft hij niet. Indien het hem toch zou lukken dan is hij niet langer
arbeider. Iemand anders neemt dan zijn plaats in. … De arbeiders zijn veroordeeld tot
werken.
Dit is een andere bron van demoralisering. Wanneer vrijwillige productieve
activiteit het hoogst ideaal is dat wij kennen; is dwangarbeid de hardste en lastigste
beproeving. Niets is verschrikkelijker dan alle dagen van ’s morgens tot ’s avonds
verplicht te worden iets te doen dat u verafschuwt. Hoe meer de arbeider zich mens
voelt, hoe lelijker hij zijn werk vindt. Hij voelt de dwang en het ontbreken van nut aan in
zijn taak voor zichzelf. Waarom werkt hij? Voor de scheppingsvreugde? Door natuurlijke
impuls? Niet van dit alles, hij werkt voor het geld, voor iets dat niets met de arbeid te
maken heeft. Hij werkt omdat hij tot arbeid verplicht wordt. Bovendien werkt hij zo lang,
op zo een eenvormige wijze en tamelijk ononderbroken. Daarom alleen reeds wordt zijn
arbeid vanaf de eerste weken een beproeving, zelfs wanneer hij nog menselijke
gevoelens overhoudt. Arbeidsverdeling verhoogt de afstompende gevolgen van de
dwangarbeid. In de meeste onderverdelingen van het werk wordt de activiteit van de
arbeider herleid tot een bekrompen zuiver mechanische handeling. Deze wordt elke
minuut herhaald en blijft dezelfde gans het jaar. …
De arbeider heeft als enig alternatief zijn lot te ondergaan, een goede arbeider te
worden en de belangen van de bourgeois ter harte te nemen. In dat geval wordt hij
zeker een dier. In het andere geval wordt hij ruw. Hij strijdt voor zijn menselijke
waardigheid in de mate van het mogelijke. Deze strijd is alleen mogelijk tegen de
bourgeoisie.
Zo komt Engels langs andere of zelfs tegengestelde wegen tot dezelfde
conclusie als Marx: het enige middel voor de arbeider om de volledige waardigheid te
bereiken of te verdedigen wat hem aan waardigheid rest binnen het kapitalistisch
systeem, is de strijd tegen het systeem. De arbeiders hebben natuurlijke
78
mogelijkheden om een hoger menselijk stadium te bereiken. Zij zijn hartelijker en
vertonen een grotere solidariteit. Kort gezegd zijn zij beter dan de bourgeoisie.
Voor hen is ieder mens, een mens. Voor de bourgeois is een arbeider minder
dan een mens. Daarom hebben ze meer gemeenschapszin en zijn ze hartelijker.
Hoewel ze meer geld nodig hebben dan de bezitters zijn ze minder begerig. Het geld
heeft voor hen slechts waarde ten opzicht van wat ze er mee kopen. Voor de bourgeois
heeft het geld een bijzonder intrinsieke waarde. Het heeft waarde als god. Het maakt
van de bourgeois een mens van geld, een gemeen en lelijk persoon.
De monografie van Engels kan heden nog met de belangstelling gelezen
worden. Het is een van de eerste sociale onderzoeken gewijd aan een land sedert de
industriële ontwikkeling. Vol passie en woede eindigt de Toestand met een reeks
voorspellingen. Engels verklaart desbetreffend tot zijn verbazing in 1892 dat de meeste
voorspellingen niet fout waren; maar dat een groot aantal bewaarheid werd ondanks de
omwenteling in 1848 en de invoering van de vrijhandel. Deze elementen veranderden
de basis waarop zijn werk berustte. De Toestand was bedoeld om de arbeiders op het
vaste land uit hun apathie te halen. Het is de eerste poging tot verduidelijking en
vulgarisatie van de klassenstrijd, van het principe van het immoreel karakter van de
kapitalistische winst en van de concentratie van de ondernemingen. Het blijft een
klassieker in de premarxistische literatuur.
79
HOOFDSTUK IX
DE DUITSE IDEOLOGIE
Karl Marx vertelde157op welke wijze tijdens de lente in 1845 Engels en hij
besloten een definitief standpunt in te nemen betreffende hun ideologische verhouding
tot de “Duitse wijsbegeerte” en tezelfdertijd hun oude filosofische theorieën te
verwerpen.
De zaken moesten fataal op deze wijze eindigen. “Wij zagen klaar in onszelf”
zegt Marx. De politieke en sociale horizon waren verbreed sedert 1843. Zijn praktische
ervaring in Frankrijk en deze van Engels, in hoofdzaak over de gevolgen van het
integraal functioneren, van het industrieel systeem in Engeland betekenden een breuk
met de oude volgelingen van Hegel, de recente vrienden van Feuerbach en de
opvattingen van de neo-Hegelianen.
Hegel was niet alleen conservatief. Hij was zelfs reactionair. Vertrekkende van
dezelfde premissen om tot dezelfde conclusies te komen; ontstaat een conflict tussen
Marx en Hegel, wanneer Hegel beweert dat de monarchie in Pruisen het einde is van
de historische evolutie. Marx weigert zijn kritische zin af te zweren en de ogen te
sluiten voor de sociale realiteit. Hij kende de Franse wijsbegeerte en tot in het detail de
oorsprong en de ontwikkeling van de Franse revolutie van 1789. “Hij vervangt de
abstracte ongrijpbare en kleurloze absolute realiteit, door een concrete en
aanraakbare, in andere woorden door een economische realiteit.”158
In deze materie was de rol van Engels van essentieel belang. Zijn bijdrage in de
samenwerking met Marx, wijsgeer en historicus, is de praktische sociale kennis over
Engeland. Werner Sombart zegt mooi met de woorden van Pierre Leroux over Marx
dat: “hij zeer diepzinnig was betreffende de slechte kant van de menselijke aard.”159
Dat is zeker niet de mening van de hedendaagse sociologen, noch deze van de
arbeiders. Het is zinloos enige uiting van decadentie of moreel verval te zoeken in de
beroemde bevestiging door Marx die ten gronde een samenvatting is van de Duitse
Ideologie: “Het is niet het menselijk bewustzijn dat de werkelijkheid bepaalt; het is in
tegendeel de sociale werkelijkheid die het menselijk bewustzijn bepaalt.”160
De twee delen van de Duitse Ideologie zijn van ongelijke waarde. Het waarde
oordeel is slechts gedeeltelijk daar grote delen van het Manuscript vernietigd zijn. De
essentiële elementen in de vorming van het marxistisch denken zijn te vinden in
ongeveer honderd bladzijden van het eerste deel. Het is de bedoeling van de auteurs:
157Karl Marx: Contribution à la critique de l’Economie politique, Paris, Griard et Brière, 1919, pp. 77-78.
158C. Rappoport, Op. Cit., p. 237.
159W. Sombart: Le Socialisme et le mouvement social au XIXe siècle, Paris, Giard et Brière, 1898, p. 87.
160Karl Marx, Op. Cit., p. 5.
80
Facsimile van het eerste exemplaar (1-3 januarie 1847) van de Deutsche Brüsseler
Zeitung geleid door Bornstedt.
81
“de schapen te ontmaskeren die zich voordoen als wolven” en “de filosofische strijd
tegen de boom van de waarheid te onteren.”161
De schepping van het leven, het weze door arbeid of door voortplanting
geschiedt in natuurlijk en sociaal verband. Een productiewijze of een graad van
industrialisering is altijd verbonden met een wijze van sociale samenwerking. Deze
samenwerking is de uitdrukking van de productiecapaciteit en de beschikbare
productiekrachten. Ze bepaalt de sociale toestand. De geschiedenis van de mensheid
“dient altijd bestudeerd en bewerkt in samenhang met de geschiedenis van de industrie
en de ruil”.162
Marx en Engels verduidelijken en geven de samenvatting van reeds in het
Manuscript verspreide notities. Zij tonen aan dat de drie samenstellende bestanddelen
van de geschiedenis: de productiekrachten, de sociale toestand en het bewustzijn die
op ideale wijze zouden moeten verbonden worden, tegenover elkaar staan ten
gevolgen van de arbeidsverdeling.163 Deze is de tegenstelling tussen geestelijke en
materiële activiteit, tussen genot en arbeid en tussen consumptie en productie die
uiteindelijk toebedeeld worden aan verschillende individuen. Vervolgens ontstaat een
verdeling die kwantitatief en kwalitatief ongelijk is. De producten van de arbeid worden
op deze wijze verdeeld en zo ontstaat private eigendom. Samen met eigendom
ontstaat de tegenstelling tussen eigen belang en algemeen belang. Algemeen belang
is ten gronde niets anders dan de uitdrukking van de tegenstelling tussen bijzondere-
en collectieve belangen. Alle strijd binnen de staat is een vorm van gemeenschap die
berust op zinsbedrog en achter dewelke de klassenstrijd verborgen is. Elke klasse die
naar macht streeft moet in de eerste plaats de politieke macht veroveren ten einde
haar belang als algemeen belang voor te stellen. Het eeuwigdurende conflict tussen
algemeen belang en zogezegd algemeen belang veroorzaakt de tussenkomst van de
staat in naam van het algemeen belang hetgeen gelijk is aan zinsbedrog.
Zolang er scheiding is tussen bijzonder en algemeen belang zal de arbeid voor
de mens “een vreemde kracht zijn, die hem onderwerpt in de plaats van dat hij haar
zou domineren”. Marx en Engels stellen dan duidelijk dat het communisme wat hen
betreft geen op te richten staat is en geen ideaal volgen het welk de realiteit zich dient
te gedragen. “Wij heten communisme de reële beweging die de huidige stand van
zaken afschaft.”
Voor de eerste maal komt dan de gedachte naar voor van de wereldrevolutie.
161Karl Marx: Oeuvres philosophiques, Molitor, VI, p. 146.
162Op. Cit., p. 167.
163Volgens Marx belet de arbeidsverdeling de mensen elk voor zich voort te brengen de noodzakelijke
voorwerpen die ze gebruiken. Daardoor zijn allen afhankelijk van de ruil en van een vreemde macht (de wereldmarkt).
82
Empirisch gezien is het communisme op slag en gelijktijdig slechts mogelijk als
het ontstaat door toedoen van de leidinggevende volkeren. Dit veronderstelt de
wereldwijde ontwikkeling van de productiekrachten en gelijktijdig van de internationale
betrekkingen… Het proletariaat kan slechts bestaan in functie van de
wereldgeschiedenis, zoals het communisme, zijn vorm van actie, alleen kan bestaan als
onderdaan van de wereldgeschiedenis.
Het communisme heeft een negatief aspect: de afschaffing van het privaat
eigendom. Het heeft als positief kenmerk het afschaffen van de verslaving die het
resultaat is van de verschillende vormen van de vervreemding van de arbeid en de
verzoening van de mens met zijn arbeid evenals het vinden van de echte vrijheid.
Deze uitzonderlijke grote revolutie kan slechts tot stand komen “wanneer de
mensen opnieuw meester worden over de ruil, de productie en de wijze waarop ze hun
onderlinge betrekkingen organiseren”.164 Dit is alleen mogelijk door collectieve toe-
eigening van de productiemiddelen. Inderdaad “alle vroegere revolutionaire toe-
eigeningen waren beperkt” tot particuliere productie-instrumenten of tot een bepaalde
handelsactiviteit en leidden tot een nieuwe beperking. De mensen veroverden
productiemiddelen aan de welke ze onderworpen bleven. In tegendeel in de
proletarische toe-eigening moet een massa productiemiddelen ondergeschikt worden
aan elk individu en het eigendom aan allen.” Nochtans kan deze toe-eigening slechts
tot stand komen “door een universele unie” en door een revolutie in dewelke enerzijds
de oude machten neergeslagen worden en anderzijds “de universele aard en de
noodzakelijke energie van het proletariaat voor de verwezenlijking van deze toe-
eigening tot ontwikkeling komt. Het proletariaat ontdoet zich tezelfdertijd van alles wat
van zijn oude sociale status is overgebleven.”
Het privaat eigendom houdt op te bestaan wanneer “de toe-eigening van alle
productiekrachten door de verenigde individuen”165 een feit is.
De kritiek van Marx en Engels op het industriële systeem is merkwaardig door de
kracht die ervan uitgaat. Op vele gebieden is ze eveneens actueel. Wanneer men weet
dat ze uit 1845 dateert is ze, zonder het te willen, zelfs profetisch.
Ondanks alle protectionistische maatregelen veralgemeent de grootindustrie de
concurrentie. Het grote kapitalisme is steeds voorstander van vrijhandel. Deze
internationale concurrentie heeft de onderwerping van de handel tot gevolg en de
omvorming van alle kapitaal in industrieel kapitaal, zodanig dat “snelle omloop en
concentratie van het kapitaal” tot stand komt. De grote industrie, vandaag spreken we
over trusts, verplichten de individuen zo veel mogelijk energie te ontplooien, “vernietigt
in de mate van het mogelijke ideologie, godsdienst en moraal. Waar dit niet mogelijk is
legt ze hen het zwijgen op door middel van evidente leugens”. Zo herleidt het
kapitalisme “de oude, natuurlijke exclusiviteit van de verschillende naties” tot niets. Het
164Duitse Ideologie, Molitor, pp. 173-178.
165Duitse Ideologie, Molitor, pp. 242-243.
83
slaagt er in de natuurlijke aard van de arbeid uit te roeien en “alle natuurlijke
verhoudingen uit te drukken in geld… Zijn handtekening is het automatisch systeem.”
Het kapitalisme brengt productiekrachten teweeg voor dewelke het
privaateigendom een belemmering wordt zoals dat het geval was met de corporaties
tegenover de ontstaande manufacturen. De productiekrachten worden vernietigende
kracht. Terwijl de bourgeoisie in ieder land hoeder is van de nationale tradities,
schept de grootindustrie een klasse die in alle landen dezelfde belangen heeft en
bij dewelke het begrip nationaliteit reeds vernietigd is. Deze klasse heeft de oude wereld
afgeworpen en verzet zich er tezelfdertijd tegen.166
Om de arbeider uit de verslaving die er in bestaat slechts te arbeiden om te
overleven te bevrijden en om hem toe te laten bevrijd te worden van onrust en gebrek
aan vastheid zal het communisme een algemene en rationele organisatie van de
economie verzekeren. Door de afschaffing van de vervreemdingen van de arbeid laat
het toe aan de arbeider zijn arbeid te zien als de edele uitdrukking van zijn natuurlijk
bestaan. Inderdaad
de onderschikking van individuen aan bepaalde klassen kan alleen dan
opgeheven worden als een klasse tot stand is gekomen die geen bijzonder
klassenbelang tegenover de dominerende klasse dient te stellen… Het is alleen binnen
de gemeenschap dat het individu de middelen verwerft om zijn mogelijkheden in alle
richtingen te ontwikkelen. Het is dus alleen binnen de gemeenschap dat persoonlijke
vrijheid mogelijk is.167
Marx stelt duidelijk dat in de communistische maatschappij iedereen zich kan
bekwamen in om het even welk beroep gezien het feit dat exclusieve activiteitskringen
ontbreken. Aan Marx werd verweten nooit de bestaansvoorwaarden binnen het
communistisch systeem te hebben verduidelijkt. Onder invloedvan de kritiek van de
fourieristen overdrijft hij in tegengestelde richting:
de maatschappij regelt de algemene productie, ze maakt het mij mogelijk
vandaag dit te doen en morgen iets anders, ’s morgens te jagen, ’s namiddags te vissen
en ’s avonds bezig te zijn met veekweek, zelfs kritiek uit te brengen op het voedsel
zonder ooit jager, visser, veehoeder of criticus te worden. Dit alles naar eigen
goeddunken.
Wij weten reeds wat Marx en Engels denken over de ontwikkeling van de
industrie op wereldvlak en de gevolgen ervan voor de arbeid en voor de menselijke
166Op. Cit., pp. 218-219.
167Op. Cit., pp. 225-226.
84
waardigheid van de arbeiders. Deze laatsten “worden gedomineerd door een vreemde
kracht, die zich buiten hen bevindt, waarvan zij noch de oorsprong noch het doel
kennen en die ze dus niet kunnen beheersen”… terwijl in het communistisch systeem
de uitbreiding van de productie het resultaat zal zijn van hun eigen verenigde
macht.”168
Reeds in het Manuscript bekritiseert Marx zeer scherp de verlaging van het
individu in het kapitalistisch systeem. Hij gaat verder met zijn analyse door te
onderstrepen dat de proletariër geen enkele controle heeft over zijn levens- en
arbeidsvoorwaarden en dat geen enkele sociale organisatie hem deze controle kan
verschaffen. Er is een fundamentele tegenstelling tussen “de persoonlijkheid van de
individuele proletariër en de levensvoorwaarden hem opgelegd, deze tegenstelling is
de arbeid aan de welke hij zich opoffert vanaf jonge leeftijd.” Deze waarheid wordt
belangrijker door het feit dat het hem elke mogelijkheid ontbreekt een hogere status te
bereiken binnen zijn klasse. Zoals de lijfeigene streed tegen zijn sociale omgeving ten
einde de vrije arbeid te bereiken, moet de proletariër om zijn persoonlijke waardigheid
te vingen de arbeid in zijn huidige vorm afschaffen. Zo moeten de arbeiders strijden
tegen de staat, als vertegenwoordiger van de huidige maatschappij, om hun
persoonlijkheid de overwinning te bezorgen.
Het doel van het communisme is de onderwerping van alle oude
productievormen aan de macht van de verenigde individuen. De basis van het systeem
is de onmogelijkheid het overwicht te verlenen aan zaken die onafhankelijk zijn van de
individuen. Het zal een einde stellen aan het onderscheid tussen wat eenieder zou
kunnen doen naar zijn mogelijkheden en wat het economisch toeval hem verplicht te
doen of aan het onderscheid tussen het “persoonlijk individu” en het “toevallig individu”
of het “klasse individu”.
Het begrip algemeen belang of waarachtig collectief belang kan opnieuw
ontstaan in de werkelijkheid wanneer het privaat eigendom is afgeschaft en het
communisme georganiseerd. De solidariteit tussen de mensen zal de klasse
overschrijden. Klasse, binnen dewelke, de mensen concurrenten waren.
De valse individuele vrijheid of “het recht van het toeval te genieten” wordt
vervangen door een toestand, eenmaal tussenpersonen en parasieten uitgeschakeld,
waarin de mens alleen tegenover de maatschappij staat. De typische creatie van het
communisme is “de werkelijke basis die alles onmogelijk maakt wat onafhankelijk van
de individuen bestaat”. In de communautaire maatschappij
nemen de individuen deel aan de gemeenschap als individu. Het is de unie van
de individuen die de controle aan de individuen over hun vrije ontwikkeling en
bewegingsvrijheid onderwerpt. Deze voorwaarde werd tot dan overgelaten aan het
toeval.”169
168Op. Cit., p.176.
169Op. Cit., pp. 230-231.
85
Ten einde de mens toe te laten een integraal menselijk wezen te worden en de
ontwikkeling van de “individuele mogelijkheden170 in overeenstemming met de
materiële productiemiddelen te brengen en daardoor de ontwikkeling van het totaal van
de mogelijkheden van de individuen mogelijk te maken dienen alle productiemiddelen
onteigend.”
Naarmate het proletariaat bijdraagt tot de menselijke emancipatie verliest het de
kenmerken van zijn oude lagere sociale status. Zo valt zijn emancipatie samen met
deze van de mensheid in het algemeen en deze van het individu in het bijzonder door
de invoering van de echte persoonlijke vrijheid. Men kan stellen dat het socialisme, in
de opvatting van Marx en Engels, in de eerste plaats een doctrine is waarvan de
finaliteit individualistisch en personalistisch is. Het heeft nooit om het even welke
onderwerping van het individu aan de maatschappij beoogt.
De zorg voor de volledige morele ontplooiing van het menselijk wezen te
verzekeren ligt aan de basis van de opvatting van zijn bekendste theoretici, zodanig
dat de mens uiteindelijk de sociale en natuurlijke instellingen kan beheersen die hem
tot dan onderdrukten.
In de opvatting van Marx bevinden mens en maatschappij zich uiteindelijk in een
positie van gelijkheid en van wederkerigheid. De volmaakte of de geëvolueerde mens
is een bewust en vrij arbeider geworden. Zijn activiteit heeft alleen zin omdat ze sociaal
is. Alle mogelijkheden van de mens zijn dienstig voor de bevrediging van de behoeften
van de andere mensen. De maatschappij van haar kant streeft er enkel naar het
individu te dienen, het te helpen bij het verwezenlijken van zijn hogere strevingen, zijn
ingewikkelde taken te coördineren en een ideale toestand te organiseren
Het is gewoon rechtvaardig te erkennen dat Marx en Engels nooit iets anders op
het oog hadden dan de grootheid en het edele karakter van de menselijke aard. Opdat
de grootheid en het edele karakter duidelijk worden voor de mens is het voldoende een
economisch systeem in te voeren dat aan de vervreemding van de menselijke
activiteiten verzaakt en het individu toelaat te triomferen door de uiting van zijn
productieve mogelijkheid en van zijn morele waarde. Zodanig dat “de zaken voor de
mensen terzelfder tijd zullen zijn als de mensen de enen voor de anderen”.171
Het zal de lezer doorheen deze studie opgevallen zijn dat Marx tegenover de
mens een vertrouwensvolle en edelmoedige positie inneemt. In tegenstelling tot de
klassieke filosofen bestudeert hij niet de abstracte mens. De mens interesseert hem
alleen in functie van de sociale werkelijkheid. Deze realiteit is zodanig dat ze hem leidt
tot de vaststelling dat de mens als vulgair productiemiddel ongeveer niets menselijks
heeft. Het is fout in de tederheid met dewelke Marx de mens omringt de invloed te zien
170Op. Cit., p. 242. Friedrich Engels was voorstander van de studie van de oude talen. In Anti -Dühring
schrijft hij “de kennis van de klassieke talen opent voor de mensen van alle landen een gemeenschappelijke en vernieuwde horizon”.
171F. Grégoire, Op. Cit., p. 50.
86
van J.J. Rousseau. Hij denkt niet dat de mens van nature goed is. Hij gelooft dat de
mens niet van nature slecht is (de nuancering is zeer belangrijk). Het is niet het leven
in de maatschappij dat hem slecht maakt. Integendeel, Marx gelooft fundamenteel, net
als Fourier en Saint-Simon, dat de omgang tussen de mensen kan leiden tot
ontzaglijke resultaten in zo verre dat ten gronde geen elementen van tweespalt en
degradatie aanwezig zijn. Deze elementen kenmerken het systeem van het privaat
eigendom, dat ze in zich draagt en het kapitalistisch systeem dat ze versterkt. Marx
geeft nergens zijn mening te kennen als zou het verdwijnen van het burgerlijk systeem,
gebaseerd op de winst, automatisch een regeneratie zou inhouden van de mens.
Indien hij zoals Feuerbach denkt dat God alleen het product van de mens is, kan men
niet afleiden dat hij het schepsel vergoddelijkt. Lenin heeft perfect de gedachte van
Marx begrepen wanneer hij schrijft:
Wij zijn geen utopisten. Wij dromen er niet van het onmiddellijk te kunnen stellen
zonder bestuur en zonder alle onderschikking. Het zijn anarchistische dromen
gebaseerd op het onbegrip over de rol van de dictatuur van het proletariaat. Ze zijn
fundamenteel vreemd aan het marxisme en leiden in realiteit tot het uitstellen van de
sociale revolutie tot op de dag dat de mensen volledig veranderd zijn. Wij wensen de
socialistische revolutie te verwezenlijken met de mensen zoals ze nu zijn, die kunnen
leven met onderschikking, controle, opzichters en boekhouders.”172
Het betreft nu vier woorden “dictatuur van het proletariaat” thans nog nauwelijks
vermeld gezien de sovjet grondwet van 1936 de dictatoriale fase van de revolutie als
beëindigd beschouwt. Het zal veel jaren in beslag nemen vooraleer men de uitdrukking
in het werk van Marx en Engels aantreft. Nochtans reeds in de Ideologie vindt men ze
weer zij het in afgezwakte vorm. In het hoofdstuk over de universele geschiedenis stelt
men bijvoorbeeld vast:
… de communistische revolutie is gericht tegen de productiewijze zoals ze tot
heden bestond en schaft de arbeid en de klassenoverheersing af door opheffing van de
klassen. Omdat ze doorgevoerd wordt door de klasse die niet meer bestaat in de
maatschappij die als klasse wordt beschouwd, die niet meer herkend wordt als klasse
en die reeds de uitdrukking is van de ontbinding van de klassen.173
In het hoofdstuk over arbeidsverdeling lezen we:
… voor iedere klasse die streeft naar de macht houdt haar heerschappij de
afschaffing van alle oude vormen van de maatschappij en van de heerschappij in het
algemeen in.174
172Lénine: L’État et la Révolution, Paris, Ed. Soc. 1945, p. 49.
173Oeuvres Philosophiques,Tome VI, p. 183.
174 Op. Cit., p. 174.
87
Men weet zeer goed dat Marx later zijn opinie weergaf betreffende de dictatuur
van het proletariaat. Deze wordt de facto opgelegd tussen het tijdstip van de
machtsovername door de arbeidersklasse en datgene waarop het communisme een
praktische verwezenlijking wordt175. Het marxistisch idee berust hier op dat een
dictatuur nodig is voor diegenen die de gerechtigheid willen verwezenlijken om het
gebouw opgericht door diegenen die leven van het onrecht omver te werpen. Er is een
dictatuur nodig om elke dictatuur voor altijd af te schaffen. De formulering door Lenin
stemt ten andere overeen met deze opvatting: “Hoe beter de dictatuur van het
proletariaat, hoe vlugger ze overbodig wordt.”176
Léon Blum verdedigt ook in bevestigende zin de marxistisch-leninistische
opvatting van een tijdelijke maar onontbeerlijke dictatuur.
Hij stelt als vraag op een congres van de Franse socialistische partij:
Wat bewijzen de gebeurtenissen in de Franse geschiedenis? Ze bewijzen dat
wanneer om het even welk nieuw politiek of sociaal systeem, het bestaande systeem
heeft omvergeworpen; deze beweging bij voorbaat tot mislukking veroordeeld is;
wanneer ze niet onmiddellijk de instellingen van het politiek, economisch of sociaal
systeem dat ze afschaft, overneemt ten einde zich te rechtvaardigen en te legitimeren…
Alle politieke revoluties in de 19e eeuw… zijn mislukt of geslaagd naargelang ze al dan
niet de voorzorg namen rekening te houden, tussen de vernietiging van het afgeschaft
systeem en de opbouw en het wettelijke instellen van het nieuwe systeem, met een
intermediaire dictatoriale periode die wanneer het de sociale revolutie betreft de
onpersoonlijke dictatuur van het proletariaat zal zijn; maar die in andere tijdperken was
of had kunnen zijn een tegenoverstaan van andere revoluties de dictatuur van de
koningsgezinde partij, van de bonapartisische partij of van de republikeinse partij.
… Ziehier ons antwoord op bepaalde burgerlijke hypocrisiën. Indien ze trachten
het idee van de dictatuur van het proletariaat te veroordelen of te vertrappen; betwisten
ze niet alleen het revolutionaire maar het hele republikeinse recht.177
Een theoreticus van het Angelsaksische socialisme, Ramsay Mac Donald die als
“liberaal socialist” kan bestempeld worden of aanhanger van het socialisme zonder
revolutionaire inhoud beschuldigt Marx ervan “zin voor continuïteit” te missen omdat hij
te veel belang hecht aan de gewelddadige omverwerping van de bestaande orde
zonder begrip voor de tussenliggende fases. Nochtans komt de toekomstige Britse
eerste minister er op terug gedreven door intellectuele scrupules die hem tot eer
strekken: “Tenzij zijn wijsbegeerte te baseren op het idealisme, maar daarvan wilde
175176 Karl Marx, Critique des Programmes de Gotha et d’Erfurt, Paris, 1933.
176Lenine, Oeuvres complètes, Paris, 1925, t. XXI, p. 525.
177Léon Blum: Commentaires sur le programme d’action du parti socialiste, Paris, 1919, pp. 10- 11.
88
Marx niet weten.”178 R. Mac Donald heeft gelijk wat het eerste deel van zijn zin betreft
en ongelijk voor het tweede. De marxistische filosofie werkt verhelderend vanaf het
moment dat men ze niet beperkt tot een van haar uitingen in de tijd. Het is even
gevaarlijk Marx uitsluitend te willen beoordelen op het Manuscript of op de Ideologie
als het abnormaal is hem te beoordelen op basis van het Communistisch Manifest of
Engels uitsluitend te beoordelen op zijn Inleiding tot de Klassenstrijd in Frankrijk179, in
dewelke hij wettelijke middelen verkiest boven opstand.
Van zodra hij een algemene visie heeft op het marxisme stelt de objectieve
criticus vast dat het socialisme een idealistisch en een materialistisch bestanddeel
bevat. Wie het ene ontkent, veroordeelt het andere. Wie onder het voorwendsel van
idealisme enkel aan smerig opportunisme doet, verraadt het denken van Marx. Wie
onder het voorwendsel van revolutionair realisme de menselijke waardigheid, de
intellectuele rechten en de vrijheid uit het oog verliest, miskent de fundamentele basis
van het marxisme.
In het stadium waar we ons thans bevinden is het toekomstig doel van de wereld
ongetwijfeld de socialisatie van de productiemiddelen, van de verdeling en van de ruil.
Het middel om er toe te komen blijft zonder enige twijfel de klassenstrijd. Deze is in
principe onverzettelijk; maar soepel in de toepassing. Noch de socialisatie, noch de
klassenstrijd betekenen het einde van de historische evolutie. Marx heeft zelf verklaard
dat het socialisme geen staat is naar het welk de realiteit moet geleid worden. Deze
opvatting is vanzelfsprekend strijdig met de principes van het materialisme. Het
communisme is volgens Marx slechts de logische uitdrukking van de bestaande
economische en sociale voorwaarden waarop alles gebaseerd is, op materieel bezit en
op privaat eigendom. Het is juist “de ontkenning van de ontkenning”. Dat is de reden
waarom, zoals reeds vermeld, Marx streeft naar een echt humanisme of in zijn eigen
woorden naar een “reëel humanisme” waarvan ieder socialist de deugden en de
geboden erkent.
De auteur keurt bij deze zelfs niet gedeeltelijk of wat in de USSR werd
verwezenlijkt, noch de legitieme gehechtheid die een marxist betoont voor de
verwezenlijkingen van de Russische revolutie.
De huidige ondervinding leert ons dat het alternatief voor de socialisten op
tragische wijze kan vereenvoudigd worden. Of ze aanvaarden zoals De Man en een
aantal “travailisten” een vervormde werkelijkheid waaraan ze niet kunnen weerstaan en
die ze niet kunnen veranderen. Ze gaan recht af op een geëvolueerde vorm van
commercialisme. Of ze aanvaarden op moedige wijze de sociale tegenstellingen zoals
ze zijn. Ze nemen de verschrikkelijke verantwoordelijkheid hun beginselen in acties om
te zetten. Tegen de ontketening van de kapitalistische krachten moeten ze toegeven of
doorgaan tot de uiterste grens van de revolutionaire logica.
178 J.R. Mac Donald: Le Socialisme et la Société, Paris, 1922, p. 165.
179Karl Marx: Les luttes de classe en France, Paris, 1936.
89
Men kan degenen die durven steeds veroordelen. Wij zullen dit nooit doen. Wij
denken zoals Romain Rolland dat er “een leeftijd is waarop men alle bewondering en
alle respect van tafel moet kunnen vegen en alles ontkennen zowel leugens als
waarheden, wanneer men ze zelf niet als waar erkent”.
De marxist wordt naar deze geestelijke waarheid gedreven in tijden gekenmerkt
door vervalsing en in dewelke de woorden hun echte betekenis verliezen. Het is een
vreemd en verwarrend tijdperk waarin “bewegende evolutionisten, pragmatische
pluralisten, psychologisch gemotiveerde socialisten” en zogezegde idealisten niet
langer willozen maar vulgaire opportunisten zijn “die zich verlagen tot het niveau van
de werkelijkheid van het moment, in de plaats van deze te verheffen tot op de hoogte
van het ideaal”.180 In deze eigenaardige eeuw ziet men dat daarentegen personen “die
op voldoende wijze doctrinaal zijn” zich gedragen als idealisten en ondanks talrijke
beproevingen touw blijven aan de zaak die ze dienen!
Door een synthese te maken van het marxisme ligt het besluit voor de hand dat
het perfect mogelijk is de co-existentie te verzoenen van het ethisch-sociaal ideaal dat
het werk van de jonge Marx begeestert en de fundamentele principes van het
socialisme zoals ze uiteengezet werden in het Communistisch Manifest.Dit is mogelijk
dank zij de weg die reeds door het proletariaat werd afgelegd in de richting van de
vooruitgang en de individuele bevrijding.
Het is van essentieel belang tot de vaststelling te komen dat de traditionele
kritiek tegen het marxisme op een verkeerde basis berust, alleen al door het feit dat de
jeugdwerken nog niet lang gekend zijn. Een socioloog behept met de beste
bedoelingen zoals Beneditto Croce, die Marx dikwijls verdedigde tegen de legende van
zijn amoraliteit, zou vandaag niet meer schrijven “dat het een onderneming zonder
hoop is zich te willen bezig houden met het beginsel van de ethica volgens Marx.”181
Deze synthese of eenheid tussen wetenschappelijk- en idealistisch socialisme
vat het probleem samen betreffende de actie van de arbeiders in de toekomst. Deze
wordt het best aanvaard in Frankrijk en in België. Jaurès en Vandervelde zorgden
ervoor dat zowel het moreel aspect van het marxisme als het behoud van de
beginselen die de kracht en de levendigheid van het socialisme uitmaken werden
onderstreept.
180Charles Rappoport: Op. Cit.,p. V.
181B. Croce: Matérialisme historique et Economie marxiste, Giard en Brière, Paris, 1901, p. 174.
90
HOOFDSTUK X
BELGIË IN 1845
Hoe zag België er uit, wanneer Marx er op moeizame wijze in geslaagd was een
verblijfsvergunning te bekomen?
Historici hebben tot op heden alles wat niet prettig was tijdens de eerste jaren
van de Belgische onafhankelijkheid met de mantel der liefde toegedekt. Alleen, H.
Pirenne uitgezonderd, beschrijven de regeringsperiode tijdens het bewind van Leopold
I als gelukkig of hoe in familiaal verband een werkzaam volk zich haastte om de
burgerlijke rijkdom te vestigen…
Inderdaad gezien door een oppervlakkige waarnemer leek België in 1845
gelukkig. Ondanks de banvloeken van Metternich betreffende de opstand in de
zuidelijke provincies en de instelling van een grondwettelijk systeem en ondanks de
beproevingen van 1839 bracht het land langzaam maar zeker de onafhankelijkheid in
praktijk.
Het bleef onzeker; onzeker betreffende de houding van Frankrijk dat nog steeds
in de schaduw van de Napoleontische ambities verkeerde; maar genoot Britse
bescherming. Geperst tussen het arrogante, reactionaire en onhandige Pruisen en
Holland dat wachtte op de terugkeer van de opstandelingen, moest België voorzichtig
zijn. Het land was verwonderd dat het meester was over zijn lot en het leerde de
vrijheid kennen. De passie die ermee gepaard ging werd getemperd door de kalmte
van een redelijke vorst. Het vond steun in de soepelheid van een grondwet, welke
nieuwe en gedurfde beginselen bevatte.
Sedert 1830 hadden het nationaal congres en de kamers op normale wijze
gefunctioneerd. Er werd ernstig gediscussieerd over de problemen in verband met het
beheer van de openbare belangen in een sfeer van conformisme en burgerlijk respect.
Men kan moeilijk het regime niet als ideaal beschouwen wanneer de begrotingen
lange tijd voor 1 januari goedgekeurd werden en het begrip “voorlopige twaalfden”
onbekend was.182Hoe was het mogelijk niet getroffen te zijn door de liberale sfeer in
het parlement dat zich verzette tegen de kandidaturen, van ambtenaren bij de
verkiezingen en tegen de tussenkomst van de administratie en de geestelijkheid bij de
kiesverrichtingen.
Welwillende ministers hielden zich reeds bezig met de Vlaamse spelling. De
nationale unie of de toen zo geheten “gemengde regeringen” was reeds vijf jaar in
praktijk gebracht maar voldeed voor niemand.
Er waren zelfs verwarde revolutionairen, welke men weervond in de kringen van
de aristocratie. Burggraaf Vilain XIII verklaarde in de kamer:
1821830-31 uitgezonderd.
91
Men vraagt zich af of deze juiste maatregel wettelijk is? Daar weet ik werkelijk
niets over. Ik houd er mij niet mee bezig… In zake wettelijkheid ben ik atheïst. Ik geloof
niet in deze nieuwe godsdienst. Een handeling kan slecht zijn alhoewel ze wettelijk is,
ze kan noodzakelijk en goed zijn maar niet wettelijk.
De wettelijkheid is als een oude mantel voor dewelke ik geen respect kan
hebben. Hij wordt om beurten gedragen en afgeworpen door alle partijen, gedragen en
versleten door eenieder en is samengesteld uit duizend stukken in alle kleuren. Er
worden gaten in gemaakt door de enen en hij wordt hersteld door de anderen. Hij draagt
de vervuiling van al zijn meesters. De feodaliteit heeft zich erop neergezet en hem
doordrongen met de geur van een wild dier, die nog steeds door onze wetboeken wordt
uitgeademd. Het koningdom heeft hem met de voeten getreden en door het slijk
gehaald. De republiek heeft hem met bloed besprenkeld want in 1793 functioneerde de
guillotine op wettelijke wijze. Napoléon heeft hem op alle plaatsen verscheurd met het
uiteinde van zijn sabel of met de hiel van zijn laars. En de brokstukken die vandaag
worden opgehesen vallen als stof uit elkaar. Godsdienst, zeden, vaderland, familie alles
ontbindt…
De wettelijke orde is goed zo lang ze voldoet, maar van zodra ze niet meer
voldoet voor de macht is deze verplicht tot staatsgrepen over te gaan…
Terwijl de geringste arbeiderseis onmiddellijk werd beschouwd als een aanslag
tegen de gevestigde orde, was er geen enkele vorm van sanctie tegen deze
onwelvoeglijkheid.
Wanneer Marx in Brussel toekwam hielden de leidende klassen zich met een
enkel probleem bezig: de strijd tussen de burgerlijke en de godsdienstige macht. Heel
het Belgische politieke leven bewoog zich om de duistere macht van het episcopaat.
Dit was tot in het geringste detail onderworpen aan de paus.
Liberale kringen konden niet vergeten dat de grondwet nadat ze was
goedgekeurd, in alle fundamentele vrijheden die ze bevatte door Paus Gregorius XVI
werden veroordeeld in de encycliek van 15 augustus 1832.
Uit deze besmette bron van onverschilligheid volgt de absurde en foute spreuk of
de dwaling dat aan eenieder gewetensvrijheid dient gewaarborgd. Men bereidt de weg
voor naar de gevaarlijke vergissing via volledige en onbeperkte vrijheid van mening die
zich ver verspreidt, naar onheil voor de burgerlijke en de godsdienstige maatschappij…
enkelen beweren met uiterste onvoorzichtigheid dat er zelfs enkele voordelen uit volgen
voor de godsdienst… Daar is het verband met deze dodelijke vrijheid die niet voldoende
kan veracht worden, die de persvrijheid is, zodanig dat om het even wat kan
gepubliceerd worden. Enkelen durven het aan deze vrijheid te vragen en willen ze
uitbreiden met veel lawaai en volharding. Wij voegen er aan toe dat alleen ongelukkige
dingen voor de godsdienst en de regering te verwachten zijn indien de wensen van
degenen, die de scheiding van kerk en staat en de verbreking van de wederzijdse
eendracht tussen gezag en geestelijkheid vragen worden gevolgd. Dat de Pruisen, onze
92
zeer achtbare zonen in Jezus Christus, overwegen dat de autoriteit hen niet enkel is
gegeven voor de tijdelijke regering; maar vooral om de kerk te verdedigen.183
Over de arbeidersklasse werd er zelden gesproken. Nu en dan boog de regering
zich plechtig over de armoede van de nederigen. Niemand in de hogere kringen, werd
er door beroerd gezien het minder dan niets betrof. De regering werd regelmatig via
officiële onderzoeken ingelicht. Daarna volgde stilte.
Zo volgde een schijnbaar tevreden België een politiek van “onthouding en
immobilisme”184 waarop de liberalen zich beroepen om ze in het teken van de vrijheid
om te zetten in een politiek van vooruitgang.
Deze politiek, zij weze rechts of links werd gedomineerd door de belangen van
de banken en de grote industriëlen.
De Société Générale is de bank der banken en soeverein kredietverstrekker. Ze
is meester over de rijkdom en de eer van haar leden en strekt haar tentakels in alle
richtingen uit. De koning heerst, maar de bank regeert.
Ze is orangistisch onder koning Willem en attentistisch tot in 1837. Ze wordt van
harte Belgisch vanaf het tijdstip dat ze een conventie afsluit met de regering de Theux
die voordelig is voor haar en nadelig voor de schatkist. Zij verzamelt in een machtige
vereniging alle vermogens van het land. Het is op vandaag nog leerrijk te weten hoe zij
haar Belgische en internationale belangen verbindt met de afstammelingen van de
heersers uit 1822. Rittweger-Sauvage, Delvaux, Cattoir, Meeus, Baillet-Latour,
Wellens, Tiberghien, Vander Elst, Van Gobelschroy, Morel, Caroly, Bortier, Caprouillet,
enz…
Tot in 1848 publiceert de Société Générale noch verslagen, noch balansen.
“Haar activiteit was omringd door een absoluut mysterie.185 Ten tijde dat het conflict
tussen regering en Société het scherpst was, stond de regering de oprichting van de
Banque de Belgique toe. De stichters van deze laatste hoopten voordeel te doen met
de overblijfselen van de tegenstrever. Maar de regering verraadde degenen die haar
steunden even vlug als de Générale bereid was een compromis te sluiten. Binnen de
regering was minister van buitenlandse zaken de Meulenaere vertegenwoordiger van
de belangen van de Générale. De Banque de Belgique werd opgericht in 1835. De
verhouding tussen de Ministers en de Générale verbeterde onmiddellijk. In 1837 werd
de verzoening in het openbaar bezegeld. De Banque de Belgique werd gestraft. Zij
sprong enkele weken later en moest vlot getrokken worden. Er kwam een modus
183Vandenpeereboom: Le gouvernement représentatif en Belgique, tome I, pp. 48-49.
184H. Pirenne: Histoire de Belgique, tome VII, p. 109.
185Chlepner: La Banque en Belgique, Bruxelles, 1926, p. 50.
93
vivendi tot stand tussen de twee rivalen, om de gezamenlijke controle over de
economische activiteit in België verder te zetten.186
De verwezenlijking van haar streven op financieel gebied liet de Générale toe
haar lot aan de zaak van het onafhankelijk België te verbinden. Ze nam, met de steun
van het huis Rotschild, participaties in alle industrieën. Zo ontstond een toestand van
quasi monopoly, zodanig dat ze op heden meer dan ooit een staat in de staat is.187
Men beschuldigde de Société ervan zuinig om te springen met kredieten, de
discontovoet plotseling en ten onrechte te verhogen en de kredieten plots stop te zetten.
Wanneer het publiek protesteerde, dreigde men met vereffening. Het doel zou geweest
zijn druk uit te oefenen op het parlement via de publieke opinie. Men ging zelfs zo ver te
beweren dat de Société een financiële crisis wilde veroorzaken om op het juister
ogenblik toe te slaan en de afschaffing van de statuten te bekomen. Te meer dat de
rivaliserende banken in het parlement vertegenwoordigd waren en dat de heftige
discussies die tussen hun wederzijdse vertegenwoordigers dikwijls ontstonden voor de
economische geschiedschrijving een van de meest schilderachtige aspecten van de
toenmalige parlementaire debatten vormen.188
De bank zorgde ervoor dat Lebeau en Rogier hun verzet tegen de private bouw
en uitbating van de nieuwe spoorwegen duur betaalden. Een bepaalde toespraak van
de minister van justitie zorgde voor sensatie in het land:
Ik geloof niet dat de bank in die mate geen belang heeft als men wil aantonen.
Dat is niet vastgelegd in de statuten maar is de aard der dingen. Ik denk niet dat een
financiële instelling, hoe groot ook de vaderlandslievendheid van haar leden weze,
rekening houdt met gevoelens als het over cijfers en speculatie gaat. Ik geloof dat indien
de bank de spoorweg had gebouwd zij op de eerste plaats haar eigen belang had
gediend en op de tweede plaats het belang van het land. Zo beoordeel ik de bank. Ik
ontken de gevoelens van geen belang die men haar toekent… Wij geloven dat indien
men de invloed van de bank nog vermeerdert in de verrichtingen van de regering er niet
meer gelijkheid zou zijn. Het evenwicht zou verstoord worden en de bank zou sterker
zijn dan de regering. Dat zal de regering, zolang ik er lid van ben, nooit toestaan.”189
Vier maanden later kwam de regering Rogier ten val.
186Vewezenlijkingen van de Générale en de Banque de Belgique, Marcinelle et Couillet, Sclessin,
Chatelineau, Produits de Flénu, Levant du Flénu, Couchant du Flénu, Hornu et Wasmes, Phoenix Gent, Ougrée, Espérance, Veille-Montagne, Linière Gantoise, enz. Zie Chlepner, op. cit., p. 74.
187Chlepner, op. cit., p. 129 e.v.
188Chlepner, op. cit., pp. 145-146.
189Toespraak van Lebeau, minister van justitie, Moniteur Belge, 19 mars 1834.
94
Wat moeten wij zeggen over de beweging van de ideeën in deze periode op het
vlak van ons onderwerp? Dat de katholieke partij in dienst stond van zowel de
geestelijke belangen van de kerk als de materiële belangen van de bezitters. Uit deze
tegenstelling heeft de partij tot op heden zich nog niet losgemaakt. Wat de liberale
partij betreft “had de aansluiting van de orangisten tot gevolg dat de antiklerikale
strekking en de invloed binnen de grootindustrie toenam”.190 Verblind door haar
mythische opvatting over de vrijheid slaagde het liberalisme er niet in vast te stellen dat
er een fundamentele en onoplosbare tegenstelling was tussen het bestaande sociale
systeem en de principes. Er ontstond enkel eenheid op negatief vlak: het
antiklerikalisme. Het liberaal congres van 1846 gaf in het eenheidsprogramma aan de
werkende klasse een aalmoes. Dit bestond uit twee nietszeggende regels die de
liberalen tot niets verbonden.
De romantische en milde propaganda van de fourieristen en de saint-simoniens
had enkele liberale elementen bewogen tot een wazige sociale en humanitaire
strekking. Met uitzondering van Delhasse, Jothrand, Huet en de Laveleye die de
scherpte van het proletarisch drama waarnamen en het burgerlijk egoïsme
ondergingen, waren “revolutionaire” uitingen onbestaande.
Indien de 19e eeuw vanuit sociaal oogpunt moet gekenmerkt worden dan is het
als het verdonkermanen door de burgerij van de door de massa verworven vrijheden.
De persvrijheid, een van de gevaarlijkste monopolyen in de 20e eeuw, kwam
eruit voort. Ze werd in de 19e eeuw genuanceerd door het zegelrecht. Geen enkel
arbeider die kon lezen had voldoende geld om een dagblad te kopen. De vrijheid van
vereniging belette de uitvoerende macht niet vergaderingen te verhinderen die ze als
oproerig beschouwde. Of ze golden tegen de saint-simoniens in 1831191, tegen de
socialisten in 1890 of tegen de communisten in 1925, de methoden waren dezelfde.
Het stemrecht is recent. Men mag niet vergeten dat het gedurende lange tijd door de
leidende klassen gemonopoliseerd werd. Het recht op leven, op arbeid en op
gezondheid zijn voor de beati possedentes conflictuele begrippen. Een handige
samenzwering heeft het petitierecht in onbruik laten vervallen. Men wil de gewone
burger bewijzen dat het recht op respect van de menselijke persoon nog niet zo ver
mag gaan om waardig te mogen protesteren tegen de onrechtvaardigheid.
Nothomb, minister van binnenlandse zaken van 1841 tot 1845 had gelijk
wanneer hij zegde: “Onze grondwet is goed omdat het volk erin toestemt ze niet
volledig te gebruiken.”192 Tussen 1831 en 1848 zijn de laatste corporatistische
mutualiteiten in Verviers en Izegem zieltogend. De zeldzame arbeiderseisen beperken
zich tot stemrecht, recht op vereniging en recht op onderwijs. Soms waren ze meer
190H. Pirenne, op. cit., p. 110.
191H. Pirenne, op. cit., p. 110. 192 18 Februari 1831 interpellatie voor het Nationaal Congres van
burggraaf Vilain XIII en priester Andries van het Voorlopig Bewind.
192L. Bertrand: Histoire de la Démocratie et du Socialisme, Brussel, 1909, deel I.
95
gedurfd met als doel een fiscale hervorming of revolutionair om recht op leven, recht op
een waardig loon en op brood.
Sedert 1840 was de voorspoed van de Belgische industrie vervangen door een
crisis. Het verlies van afzetwegen en de concurrentie van de Britse en Franse industrie
verminderden de industriële productie of minstens de winstmarges. Ten einde de strijd
te voeren op de Belgische en vreemde markten moesten de prijzen dalen. Dit had een
aanslag op de lonen tot gevolg. Wanneer deze remedie niet hielp, verminderde men de
lonen nogmaals.
De industriëlen stonden voor de keuze of ze wijzigden hun commercieel gedrag
of leidden hun arbeiders naar armoede. De patroons verkozen de goedkoopste
oplossing.
Ze begingen nochtans vergissingen en pasten zich slecht aan bij de
exploitatievoorwaarden van het tot stand komende kapitalisme. Zij gaven blijk van
kwade trouw en beschuldigden hun slachtoffers. Wanneer men de geschriften uit deze
periode doorleest vindt men strenge en bittere bedenkingen over de morele toestand
van de arbeidersklasse. We zullen later de oorzaken bekijken. Met de hulp van de
politieke hoogmoed en om de orangisten geen gelijk te moeten geven die spijt hadden
over het verlies van de Nederlandse afzet schreef men alle kwalen toe aan de
schuldige arbeidskracht.
De minst verdachte auteurs zijn het er over eens dat de crisis 1840-1848 haar
oorsprong vindt in de ontwikkeling van het tot stand komende economisch systeem.
Het Débat Social schrijft in verband met de vennootschap Cockerill: “Vandaag houdt
men zich in Seraing niet langer bezig met nijverheid maar met het bankwezen of met
de bank van het ijzer en het koper. De vestiging van Seraing heeft nog één doel en
volgt één idee met name winst maken en de koers van de aandelen doen stijgen.”193
M. Deschamps spreekt reeds in april 1839 in de Revue de Bruxelles194 over de
“onverantwoordelijke toename van de productie zonder zorgen betreffende de
voldoende afzetwegen” Van Praet, secretaris van de koning schreef in 1846 “Het is
opmerkelijk vast te stellen dat wanneer de externe afzetwegen van dit land het meest
inkrimpen, de meeste takken van de nijverheid de sterkste impulsen krijgen en de
grootste ontwikkeling kennen. Jacquemyns stelt vast dat “de lonen het laagst waren in
die takken van de bedrijvigheid die het meest moeite hadden om hun producten kwijt te
raken.”195
H. Pirenne geeft vrij toe: Indien de vooruitgang van het kapitalisme de degradatie
van de gesalarieerde massa tot gevolg had, heeft ze tezelfdertijd in Vlaanderen een
ware ramp ontketend.”196
193Le Débat Social, 8 augustus 1847, p. 69.
194Geciteerd door Jacquemyns: Histoire de la crise economique en Flandre, Brussel, 1926, p. 15.
195Id. noot 13, p. 17.
196H. Pirenne, op. cit., p. 126.
96
Wanneer men zich beperkt tot de statistieken uit die periode stelt men vast dat
de handelsbeweging tussen 1831 en 1847 toenam van 202 tot 732 miljoen frank, de
export van 96 tot 205 miljoen frank, de beweging van de schepen in de Belgische
havens tussen 1839 - 1841 en in 1847 van 3040 eenheden en tonnenmaat 482000 ton
tot 5659 eenheden en tonnenmaat van 830000 ton, de export van steenkool tussen
1831- 1835 en 1847 van 734000 ton tot 1820700 ton en deze van gietijzer van 3887
ton tot 110500 ton.
Ondanks een economische activiteit die de opeenvolgende regeringen tot grote
tevredenheid stemde, volgden de lonen een dalende curve, zodanig dat men
beschaamd was bepaalde cijfers naar voren te brengen.
Een volwassen spinster verdiende in 1840, 30 tot 50 cent per dag. Het was nog
slechts 18 cent in 1842 en 16 tot 20 in 1846. Een jonge bobijnopzetter kreeg in
dezelfde periode 5 cent per dag. Kinderen van 9 tot 11 jaar tewerkgesteld in de
mechanische spinnerijen ontvingen in 1840 45 tot 50 cent per dag voor 13 uur werk.
Het loon van een thuiswever bedroeg 0.75 tot 1.20 frank in 1840 en daalde tot
gemiddeld 0.36 tot .75 frank in 1846. Het onderzoek uit 1840 vermeldt een groot aantal
spinsters die slechts 10 cent per dag verdienden en wevers die geen 50 cent
verdienden.197
Alle arbeidersgezinsbudgetten opgesteld voor deze periode zijn deficitair.198
Jacquemyns bestudeerde ze uitvoerig en schrijft: “Men kan niet aanvaarden dat
sommige gezinnen op het einde van het jaar voor een te kort stonden dat de helft van
hun totaal inkomen bedroeg. Het is evident dat binnen deze begrotingen de uitgaven
van fysische en materiële zaken sterk verminderd moeten worden. Dit heeft tot gevolg
dat de levensvoorwaarden van de wevers nog slechter waren dan volgens de cijfers
van de Budgets Economiques.”199
De verslaggever betreffende de onderzoeken van 1840 en 1843 schetst over het
leven van de arbeiders volgend beeld:
Hier vindt men in heel het huis bewoond door drie personen één enkele matras
zonder laken en één deken van poetskatoen. De woning bestond uit twee ruimten, in de
ene ruimte bevond zich het getouw en het bed, de andere deed dienst als keuken en er
werd gesponnen. Verder bevond zich in het hele huis slechts een zeer smal bed. De
leden van de commissie durfden het niet aan te vragen waar de zes kinderen zich ’s
nachts bevonden. Aan het einde van de keuken zagen ze een derde ruimte, zonder
spoor van strozak of matras. Zij waren bevreesd te vernemen waarvoor deze ruimte
werd gebruikt. Een persoon at nooit vlees, dronk ’s morgens geen koffie maar thee met
een weinig geitenmelk zonder suiker. ’s Middags bestond zijn maaltijd uit roggebrood,
197 Jacquemyns, op. cit., pp. 207 tot 209.
198E. Ducpétiaux, Budgets économiques des classes ouvrières en Belgique, Bruxelles, 1855.
199Jacquemyns, op. cit., p. 214.
97
aardappelen met karnemelk, een weinig boter, nooit varkensvlees tenzij een beetje vet.
Hij verzaakte aan vele dingen, maar behoorde niet tot de ongelukkigste. Iemand anders
leefde slechts van aardappelen, roggebrood en een weinig karnemelk. Hij at nooit vlees
en dronk nooit bier.”200
Het verslag op 6 augustus 1843 door De Meyer en De Merseeman gericht aan
de gouverneur van West-Vlaanderen namens de provinciale medische commissie
bevat een deel dat waard is weergegeven te worden ten einde zich een exact idee te
kunnen vormen over de toenmalige sociale toestand in België:
Het armste deel van de bevolking woont in armtierige hutten. Deze zijn gebouwd
met enkele houten planken en slijk. De dakbedekking in stro biedt nauwelijks
bescherming tegen regen en wind. Er is geen vloerbedekking zodanig dat de vloer
bestaat uit stinkend slijk. Deze toestand wordt erger door het feit dat alle huisdieren van
het gezin er onderdak vinden. Men vindt dergelijke situatie niet uitsluitend weer op het
platteland maar ook in de stad. Hier verblijven soms tot 100 mensen verspreid over
armtierige krotten die niet gezonder zijn dan de woningen waarover we spraken. Het is
zeer betreurenswaardig dat wij moeten vaststellen dat de hebzucht van bepaalde
eigenaars ertoe leidt aan deze ongelukkigen huren af te persen die hun middelen te
boven gaan. Deze laatsten krijgen als onderdak een plaats van de welke de beschrijving
alhoewel ze exact is alleen op ongeloof zal onthaald worden wegens haar
afschuwelijkheid. Is het niet ontzettend jammer dat wij verplicht zijn vast te stellen dat
dergelijke misbruiken in de 19e eeuw bestaan?201
Van haar zijde stelt de Vereniging voor openbare gezondheid van Gent vast dat
volgens de antwoorden van de nijveraars, de leeftijdsopbouw van de arbeiders per
duizend er als volgt uitziet in de provincie:
Leeftijd Man Vrouw
jonger dan 9 jaar 8 7
9-12 jaar 73 41
12-16 jaar 122 100
16-21 jaar 280 338
ouder dan 21 jaar 517 514
Dit wil zeggen 20% van de mannen en 15% van de vrouwen is jonger dan 16
jaar! De studie beschrijft “de evidente tendens die men overal kan waarnemen om
mannen door vrouwen te vervangen met als doel te besparen op arbeid”202
200Jacquemyns, op. cit., pp. 213-214.
201Enquête sur la condition des classes ouvières, Brussel 1846, deel III, p. 305.
202Id. als noot 20, pp. 353-355.
98
Wallonië, in mindere mate getroffen door de crisis dan Vlaanderen ontsnapte
niet aan het opdringende kwaad. De raad van openbare gezondheid van Luik beschrijft
de verschrikkelijke stijging van de sterfgevallen in een artikel door Dr Fossion.
Wanneer men dergelijke teleurstellende resultaten bekomt, is het dan nog
mogelijk enthousiast te zijn over de weldaden van de industrie? Natuurlijk niet, want de
dag komt waarop wij ons afvragen welk nut voor het welzijn en het geluk der mensen de
door haar voortgebrachte rijkdommen hebben. Wij beschuldigen het gekke gebrek aan
voorzorg van de maatschappij, want het ogenblik is voorspelbaar waarop in bepaalde
plaatsen de bevolking de grenzen die natuurlijk bepaald zijn overschrijdt en getroffen zal
worden door een ongeneeslijke kwaal.203
Het in 1843 uitgevoerde onderzoek bevat een brief van Dr Schoenfeld uit
Charleroi gericht aan zijn confrater Giullery, hoogleraar aan de ULB. Het blijkt dat de
drie vierden van de mijnwerkers analfabeet zijn. De arbeider is onwetend, bijgelovig,
zorgeloos, zwijgzaam, volgzaam, onderworpen aan zijn leiders, eerlijk, beleefd, een
weinig onverschillig tegenover de godsdienst, medelevend met en toegewijd aan zijn
kameraden.204
Dan volgt een laconische zin “Over het algemeen veroudert de mijnwerker niet.”
Wat de kinderarbeid betreft, wordt het volgende vermeld:
Een kind van 10 jaar werkt minimaal 9 uur per dag… maximaal 12 uur en het
maximum geldt over het algemeen… De kinderen die in de mijn werken kunnen over
het algemeen noch lezen, noch schrijven. Dit geldt hoofdzakelijk voor de meisjes.
Slechts veel later leren de meest verstandige jongens lezen, rekenen, schrijven en een
weinig meetkundig tekenen. Deze laatste werken ’s nachts in de mijn.
Wat het onderwijs betreft, vermeldt Schoenfeld op filosofische wijze: “Ik weet
enkel dat de lokalen bestemd voor het onderwijs bijna even ongezond zijn als de
gaanderijen waar de kindarbeiders werken.” Wat de religieuze opvoeding betreft, leren
ze gebeden uit het hoofd. De kinderen leren de godsdienstige praktijk kennen door
nabootsing “zoals de hond leert voorwerpen terug te brengen.”205
We leggen ons beperkingen op. Het ware onjuist te beweren dat de regering
niets deed tijdens de voedselcrisis en de hongersnood in 1845-1847. De logica zelf
eiste dat ze optrad; niet alleen de arbeidersklasse maar het hele land moesten gevoed
worden. Tarwe en rogge werden ingevoerd. De invoer van tarwe steeg van 31634 ton
in 1845 tot 92817 ton in 1847 en deze van rogge van 9121 ton in 1845 tot 46897 ton in
1847.
203Id., p. 61.
204Id., p. 27.
205Id., pp. 33-34.
99
De opmerking dat de regering weinig deed voor de armste klassen is echter
correct.Haar tussenkomst beperkte zich tot de aanbeveling aan de lokale besturen tot
oprichting van spaarkassen met als doel de aankoop van voorraden voor de winter. Er
werden een beperkt aantal subsidies goedgekeurd ten einde de gemeenten te helpen,
die agentschappen voor levensonderhoud oprichtten.206
Het gemeentelijk initiatief verving in geringe mate het in gebreke blijven van de
regering. Er werd goedkope soep verdeeld, brood en vlees was ter beschikking tegen
lagere prijzen ten einde de prijsstijgingen gedeeltelijk af te remmen. In feite bleken de
meeste besturen onbekwaam iets te doen aan de armoede van de bevolking.207
Tijdens de jaren van voedselcrisis waren de gevangenissen enigszins bijhuizen
van de onderstand en parkeerplaatsen voor de bedelaars.208
Op het hoogtepunt van de crisis, tijdens de winter 1846-1847 namen de
individuele misdrijven toe. De delinquenten speelden de rol van provocateurs en
ageerden bij voorkeur in de buurt waar zich politieagenten en rijkswachters bevonden.
Het was de bedoeling op deze wijze in de gevangenis te belanden ten einde voeding
en woongelegenheid te bekomen.
Het volk in uiterste nood vond bestaansmiddelen in de opbrengst van diefstal of
verblijf in de gevangenis. Wij vermelden het geval van een gevangene die zijn vrouw
en dochter aanzette het nodige te doen om te worden opgesloten.
Indien ik 10 frank zou bezitten, dan gaf ik ze aan een advocaat op voorwaarde
dat zijn pleidooi zou leiden tot de veroordeling van mijn gezin tot 6 maanden
gevangenisstraf. Men zou hier met den oogst uitgaan, vet gelijk otters.”209
Tengevolge van tyfus en cholera steeg de mortaliteit tot ongekende hoogte. De
emigratie nam toe o.a. naar Frans-Vlaanderen. Op 5 jaar verloor Vlaanderen officieel
13872 inwoners, in feite waren het er veel meer.210
Het was het tragisch einde voor België van de strijd tussen de oude en de
nieuwe vlasnijverheid. De arbeidersklasse, de thuiswerkers en de jeugd draaiden
ervoor op.
Ondanks het schuldige onbegrip van regering en industrie kwam het tot een
strenge repressie tegen diegenen die het opnamen voor de uitgehongerde bevolking
en kritiek uitoefenden op de openbare besturen.
206Id., p. 281.
207Id., pp. 281-294.
208Id., pp. 329-330.
209Letterlijk in Jacquemyns, p. 329-330.
210Id., p. 386.
100
De Kortrijkse uitgever van een klein dagblad Hoop van België werd voor het
assisenhof gedaagd wegens provocatie tot slachtpartij, diefstal en vernietiging ten
overstaan van de gemeenten en wegens opstand, voor volgende tekst:
Indien de arbeider ingewijd ware in de politieke wetenschap… zou hij niet gezien
hebben dat zijn kinderen, zijn broeders, zijn zusters en zijn familie hun maag vulden met
gras, met netels en met gekookte schillen. Het weerzinwekkend voedsel dat men
ternauwernood aan dieren geeft, waarmede de arbeiders soms gelukkig zijn het voor
zichzelf te vinden! Deze toestand kan niet blijven duren.”211
Met Jules Bartels als verdediger werd de uitgever door de jury vrijgesproken. Het
geheel van de behoudsgezinde krachten in de maatschappij sloot een
bondgenootschap tegen de instinctieve opstand van het proletariaat. Weldra was de
toestand kalm en konden de dagbladen en de autoriteiten zich beroepen op de
openbare rust.
Wat kon de arbeidersklasse inbrengen tegen het patronaat? Niets want ze was
onbeschaafd, arm, zonder het geringste recht dat de burger met zijn vaderland verbindt
en zonder enige vorm van beroepsorganisatie. In Frankrijk had de wet Le Chapelier
door haar strikt karakter een reactie van de arbeiders teweeg gebracht. In België was
er een fictief recht van vereniging dat ipso facto door wijze of brutale politiemethoden
werd tenietgedaan. Het proletariaat verkeerde in een staat van ruwheid die door E.
Mahain eufemistisch als “intellectuele depressie” werd bestempeld. Hij verontschuldigt
ten andere de spontane opstanden van de arbeiders en stelt vast dat “het gebrek aan
organisatie en geweld zonder nadenken nauw met elkaar verbonden zijn” want “de
arbeider reageert niet, hij ondergaat zijn toestand, wanneer het idee van weerstand bij
hem opkomt, draait zijn hoofd en slaat hij zonder te kijken.”212
Enkele bijeenkomsten werden georganiseerd vanaf 1836 op initiatief van J. Kats
en Pellering.213 De autoriteiten deden al het nodige om er een andere strekking aan toe
te kennen. De pers sprak over “pogingen tot opstand” veroorzaakt door gevaarlijke
revolutionairen. Deze zaak vond weerklank in het buitenland. De arbeidersvereniging
uit Londen richtte tot de Belgische arbeidersklasse een boodschap in eigentijdse stijl:
Gelukkig voor de mensheid zijn de sluizen vernietigd die de tirannie in de wereld
heeft opgericht om de stroom van de kennis te stoppen. Wij hebben geproefd van deze
verfrissende golf. De mist van onwetendheid en fraude is opgetrokken.”214
211Débat Social, 4 juli 1847, pp. 2-7.
212E. Mahain: Etudes sur l’orientation professionnelle, Liège, 1891, pp. 227-228.
213Louis Bertrand, op. cit., p. 149.
214Id., pp. 154-158.
101
Deze boodschap bevatte het voorstel aan de Belgische arbeiders om een
federatie op te richten van de arbeidersklasse van België, Holland en het Rijnland ten
einde de macht te grijpen en een verbond te sluiten “tegen de dwingeland die hen wil
onderdrukken.” Autant en emporte le vent…215
215Dingen die niet blijven duren.
102
HOOFDSTUK XI
DE VOORBODE VAN DE INTERNATIONALE
Londen was een belangrijk revolutionair centrum. Telkens wanneer een
opstandeling nergens toevlucht vond, bleef de mogelijkheid zich naar Zwitserland of
Londen te begeven. De federatie der rechtvaardigen geleid door Weitling met wie Karl
Marx dikwijls in tegenspraak was, die zich verbonden had met Blanqui, ontketende op
12 en 13 mei een gewelddadige opstand in de wijk van het stadhuis van Parijs. Deze
gekke onderneming had als resultaat een groot aantal sterfgevallen. De
opstandelingen droomden er van het immoreel kapitalisme neer te slaan. en de
gevangenen en de galeiboeven te bevrijden en te bewapenen. Weitling vluchtte naar
Zwitserland. Zijn vrienden Schapper, Bauer en Moll geraakten moeilijk in Londen waar
zij “de Duitse openbare arbeidersvereniging voor de verspreiding van het onderwijs”
stichtten, volgens Engels die hen kende in 1843 propageerden zij een “geborneerd
egalitair communisme.”
Het is met dit soort revolutionairen verankerd in “oude ambachtelijke
vooroordelen”216, en onbekwaam om op een intelligente manier kritiek uit te oefenen op
de kapitalistische maatschappij, over niets anders dromen dan over gelijkheid,
broederlijkheid en rechtvaardigheid zonder na te denken over de manier om ze op een
stevige basis tot stand te brengen, dat Marx en Engels hun leven lang zonder
oponthoud moeten strijden. Wanneer Weitling gestopt is met ageren, neemt Bakoenin
zijn plaats in.
Friedrich Engels vertelde tot in het detail over zijn verhouding tot de utopische
opstandelingen. Hij legde ook uit hoe hij in Manchester tot de strikte overtuiging was
gekomen “dat de economische feiten, die volgens de geschiedkundigen tot dan een
tweede rangsrol vervulden of geen rol speelden, in de moderne wereld een
doorslaggevende historische kracht vormen. Dat deze feiten aan de basis liggen van
verschrikkelijke klassentegenstellingen en dat deze op hun beurt aanleiding geven tot
het ontstaan van politieke partijen, van politieke strijd en van de hele politieke
geschiedenis”. Hij herinnert zich dat Marx in dit verband stelt:
Alles samen is het niet de staat die de voorwaarden en regels bepaalt in de
burgerlijke maatschappij. Het is de burgerlijke maatschappij die aan de staat
voorwaarden oplegt en de regels van zijn werking bepaalt. De geschiedenis en de
politiek dienen verklaard door de economische voorwaarden en hun evolutie en niet
omgekeerd… Wanneer wij ons te Brussel bevonden in de lente van 1845 had Marx
reeds op basis van hoger vermelde beginselen zijn materialistische theorie over de
216Karl Marx: Révélation sur le procès des communistes à Cologne. Préface de Friedrich Engels, 1885,
p. 9.
103
geschiedenis in grote lijnen opgesteld. Wij ontwikkelden tot in het detail en in
uiteenlopende richtingen onze nieuwe opvatting.217
Wij verlieten Karl Marx toen hij zich te Brussel vestigde. Engels vervoegde hem
er in maart 1845. Wanneer wij ons verhaal onderbraken was het niet wegens het
droevige voorrecht om de triestige sociale toestand in België tijdens de regeerperiode
van Leopold I in herinnering te brengen. Het is om met de grootst mogelijke
nauwkeurigheid de elementen te bepalen die Marx en Engels bezielden in hun
wijsgerige en politieke evolutie.
Marx kwam in Brussel toe gedreven door sterke politieke ervaring verworven in
Frankrijk. Engels met de buitengewone praktische ervaring door zijn verblijf in
Manchester. Ontegensprekelijk heeft de politieke en sociale toestand in België een
grote invloed op hen uitgeoefend. Aan de hand van de strijd tussen de burgerlijke
politieke partijen, de fundamentele tegenstelling tussen bezitters en proletariërs, de
onbekwaamheid van de arbeidersklasse om de geringste eis naar voren te brengen en
de ondoeltreffendheid van de literatuur van de aanhangers van Saint-Simon en Fourier
werd het hen tijden hun verblijf duidelijk dat de oprichting van een arbeiderspartij
noodzakelijk was. Samengevat vonden zij in België de bevestiging van alle beginselen
in verband met de actie, die later werden uiteengezet in het Communistisch Manifest.
Het leven in België destijds droeg er toe bij hen te leiden naar radicalisering,
precisering en schematisering, weze het soms op overdreven wijze. Het werd hen
dikwijls verweten, maar het was de uitdrukking van diepe oprechtheid. Het doel heiligt
de middelen.
Gedurende jaren hadden zij de steriliteit van vooropgezette systemen
vastgesteld. Daarom wilden ze de socialistische actie laten rusten op een
pragmatische opvatting. Zoals zij hun theoretisch concept bouwden op sociaal en
economisch pragmatisme. Bestaat er een tegenstelling tussen de reeds geanalyseerde
theorieën en deze van het Manifest of later van het Kapitaal? In alle oprechtheid
denken wij van niet. De twee maken de logische ontwikkeling in de tijd uit van dezelfde
principes. De synthese is het marxisme, door Lenin perfect bepaald als “de
rechtstreekse en onmiddellijke voortzetting van de bedenksels van de meest eminente
vertegenwoordigers van de wijsbegeerte, de staathuishoudkunde en het socialisme.”218
Er is niemand in staat het exacte moment te bepalen in het marxisme dat moet
gekozen worden met de zekerheid haar auteur niet te verraden. Het is een feit dat het
denken van Marx en Engels evolueerde wat normaal is bij merkwaardige geesten.
Bernstein en zijn revisionistische vrienden hebben op een gegeven moment de
gedachten van Engels op een gedurfde wijze anders ingekleed. Engels had deze
uitgedrukt in zijn inleiding tot De Klassenstrijd in Frankrijk van Marx. Dit zijn
217Op. cit., pp. 9 - 10.
218Lénine: Karl Marx et sa doctrine, Paris, 1946.
104
bekrompen toevalligheden in het politieke leven. Zo gaat ook H. De Man te werk. Hij
roept Marx in om zijn stellingen te ondersteunen als hij Marx gelijk geeft. Hij zweert
hem af wanneer hij hem ongelijk geeft. Het is eigen aan deze soort weinig scrupuleuze
epigonen te bekritiseren wat zij met devotie vereerden en dat zijzelf misvormden ten
tijde dat zij geloofden in een soort openbaring door het woord.
Het specifieke kenmerk van het marxisme is het feit dat het nooit dogmatisch
was. Het is een sociale en filosofische optelsom maar geen brevier. Naar mate men
verdergaat in het ontleden van het marxistisch denken dient men de initiële elementen
die er de grondslag van vormen niet uit het oog te verliezen. Op dezelfde wijze mag
men, wanneer men terugkeert naar de bronnen, niet vergeten tot welke harde en
uiterst exacte positieve conclusies het idealisme van de jeugdjaren heeft geleid. Dit kan
niet beter gezegd worden dan door Jaurès: “Het is op weg naar zee, dat de stroom
trouw blijft aan zijn bron.”
Brussel was voor Marx een ideale observatieplaats. Van hieruit kon h ij beter dan
vanuit Londen nauw in betrekking blijven met Parijs en het Rijnland. Heel zijn activiteit
in België dient gesitueerd binnen de driehoek Londen-Keulen-Parijs. Vele uitgeweken
Duitse revolutionairen bleven in Frankrijk. Ewerbeck, Grün, Mäurer, Bernays, H. Heine,
Börnstein en Junge redetwisten over hoe de socialistische maatschappij er zou uitzien
die ze weldra zouden oprichten…
In Keulen bleef Moses Hess de meester. Hij lag overhoop met zijn
communistische vrienden, maar wenste opnieuw met hen in contact te treden. Met veel
moeite kwam de communistische propaganda er tot stand onder het wakendoog van
de Pruisische politie. Hess verhuisde spoedig naar Verviers.
Weitling was in Londen na zijn vlucht uit de Zwitserse en Duitse gevangenissen
waarin hij te veel had verbleven. Hij vervoegde er zijn vrienden van de studiekring
achter dewelke zich goedschiks kwaadschiks de Federatie der rechtvaardigen verborg.
Er is een belangrijke en actieve revolutionaire kern. Deze bestaat uit waardevolle
mensen. Een aantal onder hen zal een rol spelen in de eerste internationale: Eccarius,
Phaender en Kriege. De Brit George-Julien Harney, hoofdredacteur van The Northern
Star, blad van de chartisten, staat bestendig in verbinding met Karl Marx. Deze wordt
later redacteur van het dagblad. Engels heeft vele vrienden bij de chartisten.
Het intellectuele verkeer vanuit Brussel is belangrijk van zodra Marx in België
woont. Het breidt zich gedurende drie jaar uit. De eerste internationale ontstaat
spontaan vanaf 1845. Men kan zich afvragen waarom de organisaties die later zijn tot
stand gekomen zoveel ondankbaarheid betoonden ten overstaan van de internationale
van 1847. Engels is nochtans formeel, wanneer hij schrijft dat Marx en hij de wil
hadden” het Europese proletariaat te winnen te beginnen met het Duitse”219 Men kan
bij het ontstaan het absoluut reguliere en internationale karakter van deze organisatie
niet betwisten. Er was een weliswaar reizend centraal bureau. Er waren
afgevaardigden in de landen van West- Europa en zelfs in de Verenigde Staten. Het
219 Karl Marx: Manifeste Communiste, Introduction historique, p. II, Op. cit.
105
congres in Londen besprak en aanvaardde het Communistisch Manifest. Wat stelt
naast dit alles het werk van de internationale van 1866 voor?
Voor hun aankomst te Brussel weigerden Marx en Engels steeds lid te worden
van geheime organisaties, wegens hun rechtvaardiging van te strenge repressie door
de politie en belemmering van massabewegingen.220 Zij bleven hun principiële
stellinginname trouw en voerden een regelmatige briefwisseling met de groepen in
Londen en Parijs. Zij deden reeds aan clandestiene propaganda door middel van
rondschrijven op steendruk. Zo werden ordewoorden en kritiek verspreid. Engels
vertelt dat zij moesten optreden tegen een jonge gek die beweerde in Zuid-Amerika de
revolutie te realiseren via een uitsluitende op de liefde gebaseerd communisme.
In Brussel slaagde Marx erin dankzij professor Mayerz snel enkele interessante
democraten te kennen: generaal Millinet, advocaat Lucien Jottrand, archivaris Philippe
Gigot, advocaat Victor Faider, Aldolphe Bartels, Jakob Kats, advocaat Victor Tedesco,
de Polen Lélewel en Lubliner, dokter Breyen en vervolgens de volledige kolonie Duitse
emigranten. Deze groep van arbeiders en intellectuelen nam voortdurende toe in
aantal, zodanig dat rond Marx een belangrijke en actieve groepering ontstond. Er was
ook Edgar von Westphalen, halfbroer van de toekomstige minister van buitenlandse
zaken in Pruisen, Wilhelm Wolff groot pleitbezorger van de zaak van de opstandige
wevers in Silezië. Verder dienen vermeld: Stefan Birn, geleerd autodidact, Steingens,
Wiedemeyer, Riedel, Geiler, Wallaen, Bornstedt en vele anderen.
Aan Adalbert von Bornstedt dient een moment besteed. Hij kwam aan te Brussel
op 23 februari. en was bezitter van een paspoort afgeleverd door de Pruisische
ambassadeur in Parijs. De Belgische staatsveiligheid verwarde zijn naam met deze
van Börnstein die geseind was door de politie van Aken en is erover verbaasd dat hij
op 27 februari naar Keulen vertrekt. Hij kwam zonder problemen terug op 27 maart. Wij
wisten nochtans dat een aanhoudingsmandaat was uitgevaardigd om de medewerkers
van Vorwärts aan te houden aan de grens. Hij schrijft zich in op de dienst bevolking in
Sint-Joost en woont er Sterrenkundelaan 24. Hij is correspondent van het dagblad van
Augsburg en de Rheinische Beobachter. Hem werd gevraagd zich aan te bieden bij de
staatsveiligheid. Hij behandelt de medewerkers vanuit de hoogte en verklaart geen
politiek vluchteling te zijn, dat hij onlangs in Duitsland was en houder van
aanbevelingen van de ambassadeur van Pruisen, voor een van zijn attachés en voor
baron Dieckau, ordonnans officier van de koning der Belgen. Hij voegde er aan toe:
verward te zijn met andere Duitsers die werden uitgewezen zoals de democraten
Marx en Bornstein. Deze personen genieten geen enkele achting. Hij kent ze niet en
stond nooit met hen in betrekking. Hij is niet gevleid verward te worden op basis van de
gelijkluidendheid van naam. Hij staat ten andere in betrekking met graaf Molé en
generaal Dumiguy. Hij is vurig verdediger van de wettelijkheid; maar voorstander van de
Belgische onafhankelijkheid. Hij houdt van Duitsland en heeft achting voor de koning
220Engels: Bijdrage aan The New Moral World, 4 november 1843, gecit. door Cornu. Op cit., p. 311.
106
van Pruisen… hij is verwant met von Bochow minister van staat in Pruisen. Warrendorf,
minister in Zweden is zijn neef.”221
Dergelijk personage, verrader of hoogmoedswaanzinnige zal Marx en Engels
gedurende jaren bespieden, hun projecten met alle mogelijke middelen tegenwerken,
terwijl hij beweert hun grootste steun en medestander tot de dood te zijn. Verschillende
malen verdenkt Engels Bornstedt van valsheid; maar vindt nooit een bewijs. In 1847
laat Engels hem toejuichen op het Congres van de Chartisten in Londen. Het
politiearchief heeft de verdienste, een eeuw later, iedereen op zijn plaats te zetten.
Tengevolge zijn zelfverzekerde uitleg, bekwam Bornstedt een verblijfsvergunning in
België.
Ten gronde weet men weinig over de activiteit van Marx en Engels, gedurende
het eerste jaar dat zij in Brussel verbleven. Zij reisden gedurende zes weken in
Engeland. Zij verbleven in juli en augustus 1845 in Manchester en in Londen. Zij traden
er in verbinding met de “Democratics Friends of all Nation” gesticht door Schapper.
Het doel van deze vereniging was “de toenadering tussen revolutionairen van
alle nationaliteiten, de versterking van de broederlijkheid tussen de verschillende
volkeren en de verovering van politieke en sociale rechten.”222 Het was geen
gemakkelijke opdracht de ideeën te ordenen, samenhang te brengen in de actie en
eenheid in de propaganda. Deze periode werd gekenmerkt door “passionele debatten”
tussen communisten van verschillende strekkingen die moesten leiden tot een nieuwe
opvatting van de revolutionaire actie.
Sedert februari 1846 zochten Marx en Engels een middel om de internationale
propaganda te organiseren met het oog op het tot stand komen van een internationale
communistische unie, welke hun gedachten zou aanhangen. Zij zochten contact met
Dr Ewerbeck in Parijs en legden hem een plan voor ten einde de propaganda
systematisch te ontwikkelen in de arbeiderskringen. Tezelfdertijd traden ze in
verbinding met G. Harney, hoofdredacteur van de Northern Star en vroegen hem de
actieve medewerking van hemzelf en van zijn blad. Gezien Harney een praktische
ingesteldheid bezat antwoordde hij dat het van essentieel belang was dat er een
akkoord tot stand kwam tussen de communisten in Brussel en de leiding van de
Federatie der Rechtvaardigen.
Marx stichtte een “Communistisch Bureau voor Briefwisseling” zonder te
wachten op een algemene overeenkomst. Hij nam er de leiding van en liet zijn
vrienden die het best de nieuwe opvattingen vertegenwoordigden toetreden.223
Toen waren er als ideologische fracties de aanhangers van Cabet, Weitling en
Hess en de volgelingen van Proudhon. Marx besteedde veel tijd aan het verminderen
221Archief van de Belgische staatsveiligheid. Dossier von Bornstedt, stuk 10
222Karl Marx, Manifeste Communiste, Paris, 1934, Introduction historique, p. 18.
223Inmiddels had hij op 11 december 1845 verzaakt aan de Pruisische nationaliteit.
107
van de tegenstellingen die zijn actie belemmerden. Hij slaagde niet in zijn opzet.
Weitling reisde van Londen naar Brussel tijdens de maand maart 1846 ten einde
openbaar in het reine te treden met Marx. Het betrof de beslissing in verband met de
wijze van propaganda te voeren in het algemeen en in Duitsland in het bijzonder, waar
veel volgelingen van Weitling woonden. Documenten uit die tijd lieten toe het
essentiële van de discussie opnieuw samen te stellen. Ze is van kapitaal belang voor
de geschiedenis van het socialisme. Het is het exacte moment waarop de eerste breuk
ontstond tussen de utopisch-anarchistische geestesgesteldheid en de organische
opvatting in de tot stand komende revolutionaire beweging.
Friedrich Engels zegde:
Weitling was niet langer de jonge en naïeve arbeider kleermaker, die verbaasd
was over zijn talenten en die trachtte zich rekenschap te geven van het feit hoe een
communistische maatschappij er zou uitzien. Het was een groot man die vervolgd werd
wegens zijn meerderwaardigheid door afgunstigen. Hij vermoedde dat hij overal
tegenstanders en geheime vijanden had die valstrikken opzetten. Hij was de van land
tot land vervolgde profeet, die een pasklaar recept op zak had om de hemel op aarde te
verwezenlijken en bevreesd was dat iedereen er aandacht hem zijn wondermiddel te
ontvreemden. In Londen lag hij reeds overhoop met de leden van de Liga. Te Brussel
waar Marx en zijn echtgenote, meer dan anderen, bovenmenselijk geduld voor hem
opbrachten, geraakte hij het met niemand eens.”224
Wanneer al de door Marx uitgenodigden aan tafel hadden plaatsgenomen, nam
Friedrich Engels het woord. Hij legde de nadruk op het feit
dat de mensen die zich hadden gewijd aan de hervorming van de arbeid duidelijk
hun standpunten naar voor zouden brengen en een algemeen programma vastleggen
dat allen tot vaandel zou dienen. (Alle deelnemers hadden niet de tijd en de
mogelijkheid zich met theoretische vraagstukken in te laten.) Engels had nauwelijks
zijn verzoenende speech beëindigd als Marx het woord nam en zich rechtstreeks tot
Weitling richtte:
Zeg eens, U die in Duitsland zoveel stof deed opwaaien met uw communistische
propaganda en die zoveel arbeiders heeft aangetrokken die hun werk en hun brood
verloren; met welke argumenten verdedigt U uw sociaal revolutionaire agitatie en
waarop wil U ze in de toekomst baseren?
Weitling gebruikte “alle gemeenplaatsen van de liberale retoriek” en verklaarde
“dat zijn taak er niet in bestond nieuwe economische theorieën tot stand te brengen;
maar de bestaande te aanvaarden die zoals vastgesteld in Frankrijk, best geschikt
224Friedrich Engels: Inleiding tot Marx, Onthullingen over het proces der communisten van Keulen.
108
waren om de ogen van de arbeiders te openen, hen te leren geen geloof te hechten
aan beloften en alleen te geloven in zichzelf.”
Marx antwoordde in zijn gewone sarcastische en krachtige stijl:
dat het bedrog was het volk tot opstand aan te zetten zonder sterke basis.
Fantastische hoop opwekken … leidt nooit tot de bevrijding van de ongelukkigen maar
tot hun ondergang. Meer in het bijzonder niet in Duitsland zich wenden tot de arbeiders
zonder strikt wetenschappelijke ideeën en zonder concrete doctrine komt neer op
spelen met propaganda zonder basis en zonder bewustzijn, waar men enerzijds een
enthousiaste apostel veronderstelt en anderzijds eenvoudige stommeriken die met open
mond luisteren. In een ontwikkeld land… kan men niets doen zonder een concrete en
strenge doctrine en alles wat men ten andere tot nu toe gedaan heeft is lawaai maken,
schadelijk agitatie veroorzaken en de zaak vernietigen die men ter harte neemt.”
Weitling met een door de opwinding trillende stem antwoordde: “iemand omringd
door honderden individuen in naam van de gedachten aan rechtvaardigheid, solidariteit
en broederliefde kan niet behandeld worden als een mens zonder waarde en zonder
activiteit” en dat “zijn nederige voorbereidende arbeid voor de gemeenschappelijke
zaak meer belang had dan de kritiek en de analyses van kamergeleerden die
ontwikkeld werden ver van de lijdende wereld en de kwellingen van het volk.”
Tegen deze zeer persoonlijke aanval antwoordde Marx met een vuistslag van
een kracht dat de lamp “trilde op de tafel”. Hij sprong recht en riep uit: “Nooit heeft
onwetendheid iemand gediend.”225 De zitting werd geheven.
Het gevolg was de definitieve breuk met Weitling en een aanzienlijke verkoeling
in de betrekkingen met Heilberg en Seiler. Uit het relaas van Weitling over zijn laatste
ontmoeting met Marx blijkt dat deze laatste buiten zijn persoonlijke beschouwingen
betreffende Weitling een streng programma had ontwikkeld met als inhoud: de
zuivering van de partij, de noodzaak om belangrijke fondsen te verzamelen, de reactie
tegen het ouvrieristisch communisme en het filosofisch communisme, het gevaar van
de gevoelsmatige dromerijen en de erkenning van de voorlopige onmogelijkheid het
communisme in te voeren. Marx had verklaard “het is noodzakelijk dat eerst de
bourgeoisie de macht grijpt.”
Tussen de deelnemers aan dit kleine internationale congres avant la lettre,
vermelden we Weydemeyer, Seiler, Heilberg, Philippe Gigot226, Annenkof en Edgar
von Westfalen.
225Marx Het historisch Materialisme, Leiping, 1932, deel II, pp. 532-535.
226P. Gigot zijn naam wordt dikwijls vermeld. Werd geboren te Brussel in 1820. Was tot in 1848
verbonden aan de Dienst over de kennis van oude handschriften bij het Ministerie van Binnenlandse Zaken. Zijn naam mag bekend blijven voor het nageslacht. Hij was de eerste Franstalige marxistische militant. Hij was Belg.
109
Annenkof tekende van Marx en Engels een buitengewoon levend beeld. Hij
toonde in de eerste plaats Friedrich Engels “man met een hoog voorkomen, recht,
gedistingeerd als een Engelsman en ernstig van uitzicht” en daarna Marx:
Het type mens bestaande uit energie, wilskracht en met een onbuigzame
overtuiging. Eveneens het type met een opmerkelijk uiterlijk met veel zwart haar op het
hoofd, behaarde handen, de kledij op verkeerde wijze geknoopt; had hij nochtans het
voorkomen van iemand die het recht en de kracht heeft respect te eisen; ondanks zijn
zonderling uitzicht en eigenaardige handelswijze. Zijn bewegingen waren onbeholpen
maar stoutmoedig en zeker; zijn manieren gingen rechtstreeks in tegen het wereldse
savoir-vivre. Zij waren fier en doorspekt met verachting. Zijn snijdende stem met de
klank van metaal stemde op wonderbare wijze overeen met zijn radicale oordelen over
de mensen en de dingen.”227
Na de mislukking met Weitling trachtte Marx op ernstige wijze in contact te
treden met Proudhon. Deze laatste ontmoette hij dikwijls in Parijs. Hij schreef hem op 5
mei 1846 een uiterst vriendelijke brief met als aanspreking “mon cher Proudhon”. Hij
legde hem uit dat hij met Engels en Gigot een briefwisseling onderhield met de Duitse
communisten en socialisten. Het was nodig zich bezig te houden met “de discussie
over wetenschappelijke problemen en het in het oog houden van de volkse geschriften
en de socialistische propaganda. De briefwisseling had als doel de verbinding tot stand
te brengen tussen de Duitse, Franse en Engelse socialisten ten einde op de hoogte te
blijven van de vorderingen van het socialisme in elk land.
Op deze wijze kunnen meningsverschillen duidelijk worden. Er ontstaat
uitwisseling van ideeën en onbevooroordeelde kritiek. Het is een stap die door de
sociale beweging gezet moet worden in zijn letterkundige uitdrukking ten einde verlost
te raken van de begrenzing door de nationaliteit. En op het ogenblik van de actie is het
zeker voor iedereen van belang op de hoogte te zijn van de toestand in het buitenland
en thuis.
In de brief waren beschouwingen opgenomen betreffende de noodzaak van
absolute geheimhouding ten einde de Duitse “vrienden” niet in het gedrang te brengen.
De brief eindigde met een voor Marx ongebruikelijk vriendelijke formulering “Geloof in
de zeer oprechte vriendschap van uw toegewijde Karl Marx”.
In een venijnig post-scriptum klaagt Marx Charles Grün , vriend van Moses
Hess, aan als “een ridder van de letterkundige nijverheid” die zijn relaties met bekende
auteurs als een voetstuk beschouwt. Hij durft het aan te zeggen dat hij de leermeester
is van Proudhon alhoewel hij lacht met diens geschriften. “Let op voor deze parasiet,
misschien spreek ik U later nog over dit individu.”
227Communistisch Manifest, op. cit., p. 24.
110
Philippe Gigot en Friedrich. Engels hadden elk, wat hen betreft, enkele zinnen,
toegevoegd aan het bericht van Marx. Engels verzekerde Proudhon dat hij “groot
respect” had voor zijn geschriften.
Alhoewel Marx en Proudhon elkaar vriendelijk bejegenden, waren zij geen
vrienden. Het ware juister te zeggen dat ze elkaar niet konden uitstaan. Het antwoord
van de eenzame man uit Lyon is een meesterwerk in ironische zin. Alhoewel mijn
ideeën vastliggen, zegt hij aan Marx, denk ik dat het de plicht is van iedere socialist
nog voor enige tijd de antieke of weifelende vorm te behouden. Hij getuigt van een
bijna absoluut economisch antidogmatisme”.
Men weet reeds waarvoor men staat door deze inleiding over de positie van
Proudhon. Maar hij legt als volgt de nadruk:
Laat ons samen indien U dat wenst, de wetten van de maatschappij opzoeken…
maar voor god, na alle dogmatisme a priori te hebben afgebroken, laten wij op onze
beurt er niet aan denken het volk te indoctrineren. Laat ons niet vervallen in de
contradictie zoals uw landgenoot Martin Luther die na de omverwerping van de
katholieke theologie onmiddellijk door middel van excommunicaties en banvloeken een
protestantse theologie stichtte.
Het anarchistische en individualistische denken van Proudhon ontwikkelt zich
door middel van volzinnen die Marx doen rechtveren.
Laat ons elk protest verwelkomen en aanmoedigen en elke uitsluiting, elk
mysticisme onderuit halen. Als zich een probleem stelt, is het nooit 'afgehandeld' en als
we ons laatste argument hebben gegeven, zullen we als dat nodig is, welbespraakt en
met ironie herbeginnen. Onder die voorwaarden kom ik met plezier in jouw vereniging.
Zoniet, dan word ik geen lid.
Nadien neemt hij stelling tegen de revolutionaire actie:
Wij mogen nooit de revolutionaire actie vooropstellen als middel tot sociale
hervorming, want dit zogezegde middel is eenvoudig een beroep op de macht en op het
arbitraire of kort gezegd een contradictie. Het probleem stelt zich als volgt: door een
economische combinatie rijkdommen in de maatschappij doen terugkeren die uit de
maatschappij zijn verdwenen door een andere economische combinatie. Anders
gezegd, verander in staathuishoudkunde de theorie van de eigendom tegen de
eigendom, om tot stand te laten komen wat de Duitse socialisten bestempelen als
gemeenschap en wat ik op dit ogenblik om mij te beperken zal kenmerken als vrijheid --
gelijkheid. Nochtans denk ik het middel te kennen om op korte termijn het probleem op
te lossen. Ik verkies het eigendom te verbranden op een laag pitje liever dan het een
nieuwe kracht te geven door een Sint-Bartholomeus van de eigenaars.
Alle oprechtheid, genoegzaamheid en onsamenhangendheid van Proudhon
komen tot uiting in deze zinnen. Dit is nog niet alles.
Proudhon maakt Marx op aangename wijze belachelijk.
111
Zie daar mijn beste filosoof, waar ik mij op dit ogenblik bevind behoudens
vergissing. Indien ik van uwentwege strenge kritiek krijg onderwerp ik mij daar graag
aan in afwachting van mijn weerwraak… Onze proletariërs hebben zo een grote dorst
naar kennis dat ze ons slecht zouden ontvangen indien wij hen tot drinken alleen bloed
zouden aanbieden.
Na het uitwisselen van enkele vriendelijke woorden, zet Proudhon Marx
vriendelijk op zijn plaats betreffende Grün door hem te doen begrijpen dat hij zich
bemoeide met zaken die hem niet aangingen. Het antwoord is bijzonder smerig omdat
Marx doorging als zijnde rijk (wij weten dat hij gedurende zijn hele leven arm was) en
Grün arm was.
Wat moet hij anders ontginnen om te leven dan de moderne ideeën? … Ah!
indien wij miljonair zouden zijn, zouden de zaken beter verlopen, wij zouden heiligen en
engelen zijn. Maar wij moeten leven. U weet wat dat woord nog niet uitdrukt en het
scheelt heel wat met het idee weergeven in de zuivere theorie van de vereniging. Wij
moeten leven, d.w.z. brood, hout en vlees kopen, de huisbaas betalen en geloof me
degene die sociale ideeën verkoopt is niet meer onwaardig dan degene die een
sermoen verkoopt.
Het venijn zit in de staart. Proudhon laat niet na te zeggen dat indien hij de
geschriften van Marx, Engels en Feuerbach kent het dankzij Grün en diens vriend
Ewerbeck is.
Het is op hun aanvraag dat ik een inlassing (die ik overigens uit mezelf zou
verricht hebben) in mijn volgend werk met vermelding van de werken van Marx, Engels,
Feuerbach enz. zal toevoegen.
Hij tekent met “U zeer genegen P.J. Proudhon.228 Deze brief vormde de
aanleiding tot verschillende interpretaties. Het is evident dat deze niet moet
beschouwd worde als een tamelijk heftige vooral smerige reactie tegen de
autoritaire tendens die Marx reeds tijdens zijn verblijf te Parijs
vertegenwoordigde en die misschien zonder dat hij het wist de eigen liefde van
Proudhon kwetste. Marx had nochtans in De Heilige Familie de verdediging van
Proudhon opgenomen tegen Edgar Bauer. Van dan af worden de rollen
omgekeerd. Het is Marx die zich als aangevallen beschouwt. Marx zal Proudhon
nooit zijn bijtende ironie vergeven en zeker niet zijn aanvallende toespeling over
het feit dat hij zonder Grün en Ewerbeck het werk van Marx niet zou gekend
hebben alhoewel zij twee jaar eerder nochtans zeer dicht bij elkaar stonden. In
1865 legt Marx nogmaals de nadruk op het feit dat hij in 1844 met Proudhon
228Karl Marx, Manifeste Communiste, op. cit., pp. 28-32.
112
“langdurige gesprekken voerde die dikwijls de hele nacht doorgingen” Marx gaf
tezelfdertijd een stevige klauw aan de arme Grün “deze professor in de Duits
wijsbegeerte die tegenover mij het voordeel had niets te begrijpen van wat hij
onderwees”.229
Zodra Système des Contradictions Economiques ou Philosophie de la
Misère was verschenen in oktober 1846 zal Marx al zijn vrije tijd besteden aan
zijn antwoord aan de schrijver. Dit wordt Misère de la Philosophie dat verschijnt
in juli 1847.
In afwachting zette het “Bureau voor communistische briefwisseling” zijn
activiteit verder. Engels en Gigot waren de technische leiders. Engels hield zich
vooral bezig met de relaties met Frankrijk en Engeland. Vanaf 1846 vervult hij de
rol van koerier die voortdurend op reis is. Aan dit feit hebben we een ruime
briefwisseling met Marx te danken.
229Brief van Marx, 24 januari 1865. Toevoegsel aan Misère de la Philosophie, Paris, 1935.
113
HOOFDSTUK XII
ENGELS ALS AGITATOR TE PARIJS
Zoals altijd leren we het meest over het leven en de gevoelens van Marx en
Engels uit hun briefwisseling.
De volledige inhoud van de brieven betreft niet alleen de politiek, de
wijsbegeerte of het communisme. Een zittend leven is niet aan Marx noch aan zijn
familie besteed. Hij maakt van de gelegenheid gebruik wanneer Engels op kosten van
zijn familie te Oostende verblijft, hem opdracht te geven het middel te vinden om zo
goedkoop mogelijk een maand door te brengen aan de kust. Wij vinden in dit verband
een merkwaardige brief van Engels weer met als datum 27 juli 1846. Daaruit blijkt dat
Engels al het mogelijke zal doen oom het voor zijn grote broer zo aangenaam mogelijk
te maken (met zorg voor comfort en het vermijden van de kleine onaangenaamheden
van het materiële leven).
Engels vertelt dat hij in alle richtingen rondliep. In Oostende waren reeds vele
vakantiegangers. Er is praktisch niets meer te vinden (het is te groot of te klein).
Eindelijk had hij de avond daarvoor twee mogelijke “kwartieren” gevonden. Het ene
was “Au Duc de Brabant” Botermelkstraat tegen 95 frank per maand plus 30 frank per
bijkomend bed, het ontbijt tegen 0,5 frank per persoon. De andere mogelijkheid betrof
het nummer 5 in de Witte Nonnenstraat. Het was groter met een kamer op het
gelijkvloers, een grote kamer op de eerste verdieping en een klein kabinet. Het kostte
150 frank en het ontbijt was tegen dezelfde prijs als op het eerste adres. “Alles is veel
duurder dan verleden jaar” voegt Engels toe. “Je kunt middagmalen met uw familie
tegen 5 frank, beefsteak en koteletten kosten 1 frank, wijn 2 tot 3 frank. Het bier is
slecht. De sigaren zijn duur en slecht. Je brengt er beter 100 of 200 mee uit Brussel.”
Onze econoom besluit als volgt:
Het budget voor een maand zal er als volgt uitzien:
Verblijf 125 - 150 frank
Ontbijt 45 - 45 frank
Middagmaal 150 - 175 frank als je soms op de dijk eet
Avondmaal (2 tot 3 steaks) 60 - 90 frank wordt hier veel gegeten
Koffie na de middag op de dijk - onontbeerlijk 2 tassen 18 - 18 frank
De was is zeer duur, minimaal 20 - 30 frank
Plus het baden tegen 1,30 tot 1,50 frank,
- dus ongeveer 40 frank meer.
Totaal: 418 - 508 frank
Er dient nog ongeveer 100 frank te worden voorzien voor toevallige uitgaven,
anders is het doodvervelend in Oostende.
Een maand verblijf zal voldoende zijn… maar zorg ervoor indien je langer dan
een maand blijft van dag tot dag te huren, anders zal men 15 dagen aanrekenen
zelfs indien je maar 2 dagen langer blijft.
114
Twee tekeningen van Friedrich Engels in zijn brief aan Marx (Oostende 1846)
“ziezo, schrijf Engels, hoe het strand er voorbije maandag bijlag …”
Wat het overige betreft is het stom vervelend aan zee. Naast zijn familie
had Engels als enig gezelschap een droogstoppel uit Barmen. Gelukkig had hij
Blank uit Londen weergevonden. Iemand die Marx kende. Via hem leerde
Engels een Fransman kennen, deze was intelligent en gecultiveerd “ondanks 15
jaar verblijf in Eberfeld”. Mevrouw Hess is in Oostende waar zij de dwaasheden
van haar echtgenoot verspreidt.
Ik zal trachten haar over de grens te brengen als mijn vader mij het geld
geeft om naar Parijs te gaan, wat ver van zeker is…230
Marx doet voordeel met de raad verstrekt door Engels. Zij brengen samen
de eerste 15 dagen van de maand augustus door te Oostende. Tijdens hun
vakantie verduidelijken ze de acties die moeten ondernomen worden in de
volgende maanden. Het reeds verrichtte werk was belangrijk. Harney, Schapper,
Bauer en Moll in Londen. Ewerbeck in Parijs, G.-A. Köttgen in Bremen, G.
Weber in Kiel, H. Bürgers en dokter R. Daniels in Keulen, een groep in Silezië en
een kern in New-York hadden reeds als opdracht de propaganda en de
internationale briefwisseling te organiseren.
Gelet op het onvoldoende werk van Ewerbeck, gewezen volgeling van
Cabet maar communist geworden, die onvoldoende theoretisch gevormd was,
kreeg Engels de opdracht een onderzoek in te stellen in Frankrijk. Het onderzoek
betrof de strijd tegen de aanhangers van Proudhon in het algemeen en tegen
Grün in het bijzonder.
Friedrich Engels bekwam gelukkig wat hij verwachtte van zijn vader. Wij
vinden hem terug in Parijs. Hij woonde er in het nummer 11 van de Rue de
230Gesamtausgabe, III, 1 pp. 22-23.
115
l’Arbre Sec.231 Hij beklaagt zich over “grote moeilijkheden”. Het is inderdaad
voldoende om ontevreden te zijn. Heel de revolutionaire broederschap ligt
overhoop. Ewerbeck heeft zelfs geen zin meer om zich te beklagen over de
afwijkingen binnen de partij. Hij maakt zelf ruzie met de aanhangers van
Weitling. Bovendien is er zijn slechte verhouding tot Grün (Marx en Engels zijn
daarover niet ontevreden) en hij haat Moses Hess. Grün blijft altijd dezelfde. Hij
produceert “verdorven artikels” voor zijn dagblad van Trier waarin hij kwaad
spreekt over Cabet.
Ik heb Cabet ontmoet, schrijft Engels, de oude kameraad was heel
vriendelijk. Ik sprak hem over al zijn hoofdbrekens, over god en de duivel. Ik zal
nog dikwijls bij hem op bezoek gaan. Het is onmogelijk met hem door
briefwisseling in verbinding te komen want hij is uiterst voorzichtig.
Het is crisis binnen de “Démocratie Pacifique” (Vreedzame Democratie)
van Considerant. De medewerkers worden niet meer betaald.
Anderzijds, worden de heren fourieristen hoe langer hoe vervelender. Alle
mededelingen die betrekking hebben op de geschriften van Fourier zijn in
verband te brengen met de aromale beweging en de bevruchting van de
planeten die meer en meer de neiging vertoont langs de achterzijde plaats te
hebben!”232
Bernay verveelt zich en werkt in zijn tuin te Sarcelles “Wij trachten hem te
doen terugkeren naar Parijs, Börnstein mag dit niet weten, hij is een verklikker.”
Vervolgens is er de weerklank van de kleine kroniek van Parijs.
Minister van Justitie Dumon werd onlangs aangetroffen in zijn hemd met
de vrouw van een voorzitter…
Hij is het tegenovergestelde van Guizot, die er altijd streng uitziet met het
hemd dichtgeknoopt tot aan de hals. Terwijl Dumon zijn hemd teveel openstaat
voor een minister…
Mevrouw Hess lacht met haar man en zoekt een minnaar. Indien U iets
weet, “haast u niet, want er zijn niet veel geïnteresseerden”.
231Hij schrijft zijn brieven in de Cercle Valois, Palais Royal
232Mouvement aromal of aantrekking der gewichtloze lichamen is volgens Fourier één van de vijf
samenstellende bewegingen van de universele aantrekkingskracht. Over de bevruchting van de planeten, de door Engels van de geviseerde tekst van Fourier. “Nochtans is de aarde in hevige opwinding. Deze kan worden vastgesteld aan de hand van de frequentie van het noorderlicht als kenmerk van de bronstigheid van de planeet, een nutteloze uitbarsting van vruchtbaarheidsvloeistof enz.”
116
Grün heeft arbeiders voor 300 frank opgelicht. Ewerbeck is bevreesd dat
ze klacht zouden neerleggen, deze laatste is zo naïef dat hij alles gelooft wat
Grün hem vertelt.”
Tezelfdertijd verstuurt Engels een officieel verslag naar het Comité te
Brussel.
In de eerste plaats deelt hij zijn bevindingen mede betreffende de plannen
voor de oprichting van een uitgeverij voor communistische publicaties. Wij
beschikken slechts over een enkele paragraaf waarin Engels stelt hoe
ondankbaar het beroep van avant-garde uitgever is. Allen die zich bezighielden
met het verspreiden van verboden boeken zoals Fröbel, Wigand en Leske zijn
aan de grond geëindigd. Het enige middel om het vol te houden bestaat in het
uitgeven van succesvolle geschriften en nu en dan het risico te nemen voor een
clandestiene uitgave.
De markt is onvoldoende breed om zich in dit artikel te specialiseren.
Bovendien is het volkomen onverschillig of de vennootschap ten ondergaat. Wat
ze ook doet, toch zal het gebeuren.
Het plan bestaat er in een communistische uitgeverij te stichten onder het
mom van een handelsvennootschap dankzij de inlijving van de verdachte
burgerlijke elementen. Het directiecomité mag slechts uit 3 tot maximum 5 leden
bestaan. “Anders komen er ezels of intriganten binnen. Het moet zich min of
meer te Brussel vestigen.” Op welke wijze zou men trouwens 7 bestuurders
vinden? Anderzijds mag men niet uit het oog verliezen het gevaar “bourgeois”
socialistische elementen in de raad van bestuur binnen te brengen die met onze
mening geen rekening houden. Wat zal er dan gebeuren?...”
Vervolgens brengt hij verslag uit over de oppositiegroep rond Weitling die
vooral kleermakers als leden telde.
Deze kleine kliek bestaat echt uit zonderlingen. Onlangs discussieerden
ze op ernstige wijze over de vraag of het wenselijk is messen en vorken vast te
maken aan ketens. Ze zijn niet met velen. Weitling antwoordde trouwens niet op
de smerige brief van zijn vrienden in Parijs, welke hem door ons toedoen werd
bezorgd. Hij eiste van hen 300 frank voor zijn praktische proeven in verband met
zijn tussenkomst. Hij verwittigde hen tevens dat alles bij voorbaat verloren was. U
kan wel het antwoord van zijn vrienden voorstellen. De timmerlieden en de
leerlooiers zijn in tegendeel verbazende mensen. Ik heb ze nog niet ontmoet.
Ewerbeck bereddert alles met zijn gekende behoedzaamheid.
Daarna volgt een verslag over de “socialistische” pers. Het blad van
Leroux Revue Sociale ou Solution pacifique du problème du prolétariat prijst
Saint-Simon de hemel in en verlaagt Fourier tot zijn slechte imitator. Leroux is
117
gek. In l’Atelier233 vinden we de mededeling dat 150 arbeiders, waarschijnlijk
volgelingen van Buchez, wensten bijeen te komen op 29 juli onder het
voorwendsel liederen van Béranger te zingen. Zij weigerden de verbintenis aan
te gaan niet over de politiek te spreken. De politie ontbond de bijeenkomst.
De brochure van Grün, gedrukt op kosten van de arbeiders, vertoont geen
sporen van socialisme. Ze is liberaal op “Duitse wijze”.
Een maand nadien, volgt een tweede veel langer en veel interessanter
verslag. Engels zet uiteen dat hij in contact is met de schrijnwerkers van de
voorstad Saint-Antoine. Het meningsverschil met Weitling leidde tot
moeilijkheden met de kleermakers die Weitling steunden. Ewerbeck geeft
voordrachten voor de schrijnwerkers over de Duitse geschiedenis en de
staathuishoudkunde. “Zeer verward om de Duits-Franse jaarboeken op hun
niveau te brengen.” Sedertdien, aldus Engels “heb ik hen de Duitse toestand
uiteengezet sedert de Franse revolutie uitgaande van de economische
toestand.”
Het belang van deze wekelijkse bijeenkomsten bestaat er in dat de
volgende zondag de schrijnwerkers zich over de buitenlanden verspreiden en er
meetings houden tijdens dewelke ze nogmaals herhalen wat ze in de week
hebben geleerd.
De politie komt soms tussenbeide, maar dringt niet te sterk aan.
Ongelukkigerwijze heeft een zekere slaperigheid zich meester gemaakt
van de mensen. Inderdaad wat zij tegenover het communisme van de
kleermakers stellen zijn humanitaire zinnen van Grün of Proudhon, geregeld door
Grün of door een verwaande oude patroon onder leiding van Grün, papa
Eisermann, of uiteindelijk door onze vriend Ewerbeck. Hun bobijntje was
vanzelfsprekend spoedig uit of zij deden niets anders dan tot in den treure
herhalen. Om te beletten dat ze indommelden (letterlijk, het slapen boekte
vooruitgang tijdens de bijeenkomsten), martelt Ewerbeck hen met casuïstische
discussies over de “echte waarde” (ik ben er gedeeltelijk voor verantwoordelijk)
en verveelt hen met de Duitse oerwouden, Hermann de Cherusker en de oude
en vreselijke Duitse etymologieën “ontdekt” door Adelung maar allemaal vals.
De echte leider is Junge en niet Ewerbeck. Junge woonde in Brussel. Hij
is tienmaal verstandiger dan de gehele bende, maar heeft jammer genoeg geen
volharding.
Wat van belang is: het onttrekken van de schrijnwerkers aan de
verstommende invloed van Grün en hen in te wijden in de staathuishoudkunde.
Ik tracht, aldus Engels, een breuk tot stand te brengen met Grün; maar er
moeten eerst waarborgen zijn voor het geld door hem geleend.
233 l’Atelier is het blad van Buchez.
118
De felle aanvallen van Marx tegen Grün, leidden tot toenadering tussen
Proudhon en de leerling van Hegel. Men is er degelijk van overtuigd als Engels
het comité uitlegt dat Grün (hij is het lelijke beest geworden) aan papa
Eisermann “ het geniale plan van Proudhon toevertrouwt om geld te maken uit
niets en het paradijs binnen het bereik van alle arbeiders te brengen”. Het plan
zou als basis dienen voor een nieuw werk (toen nog enkel handgeschreven)234.
Het betreft volgens Engels “niets anders dan labourbazars of
labourmarkets, die sedert geruime tijd in Engeland bestonden en reeds tien maal
in elkaar gestort waren. Het waren verenigingen van alle arbeiders van alle
bedrijfstakken. Er was een grote opslagruimte. Alle door de leden geleverde
werkstukken werden gewaardeerd op basis van het bruto-product vermeerderd
met de arbeid en betaald met andere producten van de vereniging
overeenstemmend geschat. Het boven de behoeften van de vereniging
geleverde zal verkocht worden op de wereldmarkt en het geld wordt doorgestort
aan de producenten.
Proudhon hoopt het parasitisme van de tussenpersonen uit te schakelen.
Hij dacht er niet aan dat hij tezelfdertijd vermeed dat “er winst was op het
kapitaal van de vereniging, dat deze winst en dit kapitaal juist gelijk moeten zijn
aan het kapitaal en aan de winst van de verwijderde tussenpersonen en dat hij
wat hij geeft met de rechterhand terugneemt met de linkerhand”. Anderzijds, zegt
Engels, zullen de arbeiders er nooit in slagen het nodige kapitaal te verzamelen.
Ze zouden dan immers in staat zijn ieder voor zich te beginnen. De economie
van de vereniging wordt in evenwicht gehouden door het risico en de combinatie
slaagt er alleen in, door een goocheltruc, de winst uit de huidige wereld te laten
verdwijnen, terwijl de voortbrengers van die winst blijven bestaan.
De formule sluit het ontstaan van grote industriële bedrijven uit. Zodanig
en zo goed, besluit Engels, dat “Proudhon zichzelf voor altijd belachelijk maakt
en met hem alle socialisten en communisten in de ogen van de burgerlijke
economen, indien hij dit werk publiceert”… en nochtans “doet hij alle mogelijke
inspanningen om ondanks zijn polemiek tegen de communisten, een groot door
allen erkende econoom te worden. Zo zijn nu eenmaal sectairen”.
Vader Hess schrijft Engels een brief om hem te vragen betrekkingen aan
te knopen. “Het is van zelfsprekend dat ik doe alsof dit dier niet bestaat… Als hij
mij opzoekt, zal ik hem iets vertellen om hem op te monteren.”
234De ideeën uiteengezet door Engels zijn niet te vinden in Philosophie de la Misère, waar Proudhon
enkel discreet allusie maakt op een theorie over de mutualiteit. Het project wordt door hem slechts in 1848 verduidelijkt.
119
Brief van Bornstedt (van 20 oktober 1847), aan Lucien Jottrand. Waarbij
deze laatste wordt uitgenodigd op een vergadering met Karl Marx om de
Association Démocratique van Brussel op te richten.
120
Het gaat slecht met H. Heine “Hij is zo mager als een geraamte. De verslapping
van de hersenen wordt groter evenals de verlamming van de gedaante.
Alhoewel hij een bloedaandrang onderging is zijn gemoedsgesteldheid
goed. “Hij heeft nog alle energie van zijn geest; maar zijn voorkomen, nog
vreemder door een grijzende baard (hij kan zich rondom de mond niet meer laten
scheren) volstaat om iedereen die hem benadert verdrietig te stemmen. Het is
geweldig indrukwekkend een man van deze waarde, stuk per stuk, te zien
sterven.
Ten slotte brengt Engels ter kennis dat Le Journal des Economistes van
de maand augustus spreekt over het communisme, over Hess en over Marx.
Deze laatste wordt bestempeld als schoenmaker. Hij wordt niet in staat geacht
abstracte formules te produceren of praktische vraagstukken aan te snijden.
Op de officiële brief aan het comité volgt een private mededeling voor
Marx. Engels heeft met spijt vernomen dat Marx nog steeds “moeilijkheden” had.
Die had Engels zelf ook door toedoen van de Duitse uitgever Hermann
Pietmann. Het door hem aan Engels verschuldigde ereloon wendde hij aan voor
de financiering van een andere publicatie onder het valse voorwendsel dat de
Brusselse communisten hem in de steek hadden gelaten!H
Het meest belangrijk blijft echter de strijd tegen de strekking Proudhon-
Grün. Engels geeft hun aanhangers de benaming van Straubinger. Hij bedoelt
ouvrieristen zonder doctrinaire basis. De periode september en oktober 1846
werd besteed om hun invloed te bestrijden. Marx leidt in Brussel de campagne
tegen de aanhangers van Weitling in Londen en de Verenigde Staten.
Eind oktober stelt Engels een overwinningsbericht op. De
anticommunistische oppositie werd uitgeschakeld. Het ging niet zonder moeite;
maar uiteindelijk vertrok Eisermann de voornaamste vertegenwoordiger van
Grün.
Aangezet tot verduidelijking van hun positie bevestigen de Straubinger
voorstander te zijn van “goedheid voor de mensheid”, “mensen voor de
vooruitgang” en “tegenstander van elk systeem berustende op uitsluiting”. Zij
eisten van Engels een duidelijke definitie van het communisme. Engels vertelt
aan het Comité te Brussel235:
Ik gaf hen een uiterst eenvoudige definitie, die juist zo ver ging als de
betwiste punten in de discussie. Deze bevestigde de gemeenschap van
goederen, sloot de vreedzame middelen uit, evenals zachtheid en achting ten
overstaan van de bourgeoisie en de retrograde arbeiders evenals de
vennootschap op aandelen van Proudhon en diens behoud van het individuele
eigendom. Ze bevatte ten andere niets dat aanleiding kon geven tot
235Gesamtausgabe, op. cit., pp. 50-51.
121
achteruitgang en liet niet toe dat aan de ter stemming voor te leggen tekst,
uitweidingen werden toegevoegd of gedeelten verwijderd. Ik gaf dien betreffende
de bedoelingen van de communisten, volgende definitie:
1° Voorrang geven aan de belangen van de proletariërs op deze van de
bourgeois.
2° Dit doel te bereiken door het afschaffen van het privaat eigendom en zijn
vervanging door de gemeenschap van de goederen.
3° Geen enkel ander middel voor het bereiken van het doel toe te laten dan
democratische en gewelddadige revolutie.
Uiteindelijk na drie avonden met meningsverschillen wordt de
“communistische revolutie” goedgekeurd met dertien stemmen tegen twee, tot
grote verbazing van Péan. Engels verklaart: “Wij hebben grote schoonmaak
gehouden en we kunnen nu trachten iets te realiseren met onze moedige
mannen.”
Ten gronde ging het over een machtsstrijd, een afrekening tussen
“communisten” en “proudhoniers” of tussen Duitse en Franse socialisten. Zelfs
Engels neemt de zaak niet ernstig.
Het publiek voor het welk deze klucht werd opgevoerd bestond uit een
twintigtal schrijnwerkers die buiten onze bijeenkomsten palaverden met alle
soorten mensen op de buitenbanen. Los van hun zangkoor vormden ze geen
echte groepering. Ze vertegenwoordigden gedeeltelijk de overblijfselen van de
“Liga der Rechtvaardigen”. Indien wij publieke bijeenkomsten konden houden
zouden wij vlug honderd mensen kunnen aansluiten alleen al bij de
schrijnwerkers. Wat de kleermakers betreft, ken ik er slechts enkele die
regelmatig naar de bijeenkomsten van de schrijnwerkers komen. In heel Parijs is
het onmogelijk iets te weten over de smeden en de leerlooiers. Er is geen
levende ziel die hen kent.
Het verslag gaat verder met de aankondiging van het verschijnen van
Système des contradictions économiques van Proudhon. Spijtig, het kost 15
frank. “Men kan het niet aankopen, het is te duur”… Engels steekt vervolgens de
draak met de moeilijkheden van Kriege en de andere aanhangers van Weitling in
de Verenigde Staten. In een vertrouwelijk document, dat nochtans gekend was
in Parijs, klaagt Kriege over de problemen die hij had door de “communistische
filosofen uit Brussel”. Engels voert een echte scalpendans uit om het einde van
de invloed van Weitling te begroeten…
Eens te meer stellen we vast dat de 20e eeuw niets heeft uitgevonden:
beschuldiging van “noyautage”, vreemde invloeden, kwade trouw, inmenging
door de politie. Voor het tot stand kwam, leed het socialisme aan kwalen die
vandaag de eenheid in de weg staan en het succes vertragen. Er dient weinig
gewijzigd aan een bladzijde van Engels om de toon van bepaalde polemieken
van de periode tussen de twee wereldoorlogen terug te vinden.
122
Grün die in de onmogelijkheid verkeert mij in wat dan ook te schaden, laat
mij aan de kaak stellen in de voorstad. Tijdens de openbare bijeenkomst, waar
verklikkers niet ontbreken, valt Eisermann het communisme aan. Uiteraard
verkeert niemand in de mogelijkheid hem te antwoorden gezien het risico van de
uitwijzing uit Frankrijk. Junge antwoordde hem met veel passie; maar wij hebben
hem gisteren gewaarschuwd. Desbetreffend verklaarde Eisermann dat Junge
woorvoerder was van een derde (het was uiteraard ik), dat hij als een bom op de
aanwezigen was gevallen en dat hij goed wist hoe wij onze mensen voorbereiden
op de bijeenkomsten in de voorstad. Samengevat vertelde hij histories die
overdracht aan de politie betekenden. Inderdaad verklaarde de wijnhandelaar bij
wie de bijeenkomsten plaats vonden vier weken geleden: “Er zijn altijd verklikkers
bij u” De politiecommissaris woonde ten andere een bijeenkomst bij. Hij richtte
zich tot Jung en bestempelde hem als “revolutionair”. Grün is altijd aanwezig om
Eisermann voor te zeggen wat hij moet vertellen. Deze ploertenstreek
overschrijdt alle grenzen. Eisermann de dommerik… Grün is te laf…
Men ademt rustiger (niet lang) wanneer Engels Marx een kritiek zendt op
een artikel van Feuerbach verschenen in het tijdschrift Les Epigones over
l’Essence des Religions. Volgens Engels is het artikel totaal onbelangrijk voor
het communisme. Het bevat niets nieuws. Het is onbruikbaar voor de Critique de
la philosohie post-hégelienne. “Indien men wil discussiëren over de banaliteiten
van de natuurgodsdienst, het polytheïsme en het monotheïsme dienst in de
eerste plaats de echte evolutie voorgesteld van deze godsdienstige vormen.
Men begint best met ze te bestuderen.”
Marx klaagde bij zijn vriend over de moeilijkheden om een uitgever te
vinden voor hun werk (dat uiteindelijk in de vorm van handschrift zal blijven)!
Engels antwoordt dat hij stappen zal aanwenden in Zwitserland; maar hij heeft
weinig hoop. De uitgevers beschikken over te weinig geld voor een werk van
dergelijke omvang. Het enige middel is het werk op te splitsen en het uit te
geven in afzonderlijke delen. Het eerste deel moest de geschiedenis van de
wijsbegeerte behandelen. Küttmann in Bremen zou het risico nemen een werk
uit te geven dat zou verboden worden op voorwaarde dat hij ongeveer niets
moest betalen aan de auteurs. Maar Hess en Weitling hadden hem opgemaakt
tegen de communisten. Een oplossing bestond er misschien in een deel aan te
bieden aan Küttmann en het andere aan een Zwitserse uitgever.
Engels heeft de brief gelezen van Weitling aan Kriege, gepubliceerd door
de “Volkstribunen” in New York. Het is eerloos. Men zou hem met de neus in het
huisvuil moeten duwen.
Zij ontkennen te hebben gezegd wat wij hen verwijten. In hun antwoord
herhalen ze dezelfde onzin welke ze ontkennen. Vooral Kriege moet op zijn
plaats worden gezet wegens zijn overdreven morele pathos en zijn protest tegen
onze ironie.
123
De Straubinger doen opnieuw stof opwaaien; maar Engels reageert heftig.
Zij moeten beslissen of ze ja of nee voor het “communisme” zijn of zoals
Eisermann en Grün zeggen “voor het goede van de mensheid”. Hij leeft mee met
deze arbeiders beïnvloed door Grün, die onophoudelijk dromen van “goedheid,
zachtheid en vurige broederlijkheid.”
Anderzijds heeft Engels hoop een ideologisch blad te stichten dat de
rechte lijn volgt en waarvoor er geen gevaar is dat het onder de hoede zou
komen van Hess of Grün. Hij onderhandelt in dit verband met Dr Germain
Mäurer, die het geld moet vinden. Mäurer is de stroman, daarom “verkrijgt hij het
recht zijn onbekwaamheden te laten verschijnen” maar “al het overige gaat door
mijn handen en ik heb een absoluut vetorecht.”
In november 1846 slaagt Engels er in Bernays van Sarcelles naar Parijs
over te brengen.236In Sarcelles was Bernays begraven tussen zijn vrouw en zijn
geiten. Bernays had aan de tijd bij Vorwärts en aan zijn korte gevangenisstraf
een slechte herinnering. In een brief aan Marx waar hij twijfelt aan het geestelijk
evenwicht van Bernays, legt Engels uit hoe hij deze hielp bij zijn verhuizing naar
Parijs. Wat hem echter het meest bezighoudt is het verhaal aan Marx van de
diefstal van twintig frank bij “een Joodse bankier of bij Jood-bankier” bij wie hij
een wisselbrief had verdisconteerd en die zich vergiste bij de betaling.
Engels die het epistel van Bernays niet gelezen had, schrijft er een
postscriptum onder om te melden dat Bernays niets te maken heeft met de
anticommunistische strijd in de Verenigde Staten. “Het betreft ongetwijfeld Grün
of Börnstein.” Wat de uitgave van hun werk betreft, ziet het er slecht uit. Er is
geen enkele mogelijkheid in Zwitserland. Op het ogenblik dat hij de brief vouwt,
kijkt hij even vlug naar de tekst van Bernays. Engels die vanzelfsprekend trots is
voegt er snel aan toe:
Ik heb juist gelezen wat de kleine schrijft over zijn ontsnapping aan de
eenzaamheid. Het is goed dat hij hier is. Wij kunnen op zijn trouw rekenen. Breng mijn
groeten over aan de hele boetiek.
Midden deze gekke opwinding is er plots een donderslag. Tijdens de
maand oktober hebben de arbeiders van de faubourg Saint-Antoine en de
meetinghouders van de voorsteden het aantal manifestaties verhoogd. Deze
hadden wanordelijkheden tot gevolg. De politie arresteerde een groot aantal
Duitse arbeiders. De Straubinger werden nadrukkelijk ondervraagd. Een groot
aantal van hen werd uitgewezen, onder meer Junge. Justitie kende snel de rol
die Engels, Dr Euerbeck en Bernays speelden. Een arrest tot uitwijzing werd
jegens hen aangevraagd. Zonder de betekening af te wachten ging Ewerbeck op
236Hij woonde in het nummer 23, Rue de Lille, in de faubourg Saint-Germain.
124
reis. Bernays keerde terug naar Sarcelles. Engels zag voorlopig af van
Communistische propaganda. Hij wendde zich naar de “bals musettes” en
ontmoette mooie meisjes.
Ik ben onze politie dankbaar dat zij ons van de Straubinger heeft verlost
en mij aan de geneugten van het leven heeft herinnerd. Het is mogelijk dat de
individuen die mij sedert vijftien dagen volgen verklikkers zijn. (over enkelen
weet ik het zeker). De prefectuur verdeelde onlangs veel gratis toegangskaarten
tot bals (Montesquieu, Valentino, Prado, enz.).
Dank zij de heer Delessert had ik veel aangename contacten met meisjes
uit de middenstand en veel plezier, daar ik wenste mijn dagen in Parijs, welke de
laatste konden zijn aangenaam door te brengen.” Om wijziging te brengen in
deze “kleine geneugten” kwam ik in contact met de Scandinaviërs in Parijs. Dit
had de waarde van de uitdrukking van een grondige verontwaardiging tegen de
retrograde geestesgesteldheid van Denen, Noren en Zweden. De Deen veracht
de Duitser, de Zweed veracht de Deen “die volgens hem, verduitst,
gedegenereerd, praatziek en verwijfd is.”
De Noor kijkt op naar de verfranste Zweed en zijn adel… maar behandelt
de IJslander als gepeupel dat dezelfde taal spreekt als de vuile Vikings uit het
jaar 900, levertraan drinkt, in een aarden hut woont en ten ondergaat in iedere
omgeving die niet naar vis stinkt.
Een Zweeds journalist die onderzoek deed in Parijs is weergekeerd als
voorstander van “vrijhandel, vrijheid van voeding, vrijheid voor zichzelf te zorgen;
welke de industriële en corporatieve vrijheid voorafgaat”.
Het “lichte” gedrag van Engels moest de politie van Louis-Philippe gerust
stellen. Er kwam een periode van kalmte, zo kon de afgevaardigde van het
“Comité van Brussel” zijn activiteit hervatten237. Karl Marx deelde zijn verlangen
mee naar Parijs te komen. Engels had inlichtingen genomen betreffende de
mogelijkheid zonder reispas te reizen. Engels deelt Marx mede dat hij volgens
Bernays geen risico loopt. Marx vroeg hem evenwel juistere inlichtingen. Engels
is woedend omdat Bernays “achteruitkrabbelde” en “in het lang en het breed
sprak over een reispas”.
Alsof u een reispas nodig heeft. Aan de grens vraagt niemand ernaar.
Moïse Hess is net als ik toegekomen, zonder dat hem naar iets werd gevraagd.
Indien u bij mij woont, vraag ik mij af wie er naar zou vragen. In het slechtste
geval heb je een Belgische identiteitskaart nodig voor binnenlandse zaken of de
237Hij zorgde ervoor zijn post te laten toekomen bij een kunstschilder op het nummer 29 van de rue Neuve-
Bréda.
125
fameuze brief van de Heer Leopold, Kabinet van de Koning238.Heine is dezelfde
mening toegedaan. Zodra ik Börnstein kan bereiken, stel ik hem dezelfde vraag.”
Marx kwam niet naar Parijs. Hij wenste geen risico te lopen gezien een
uitwijzingsbevel tegen hem was uitgevaardigd of hij had af te rekenen met
moeilijkheden in Brussel. Het niet bevestigde bericht dat Weitling naar Parijs
kwam wekte beroering bij de communisten. Anderzijds toonden de leiders van
de Vereniging van de Duitse arbeiders in Londen een geest van gevaarlijke
onafhankelijkheid, welke bleek uit een dreigende brief die de “de arrogantie van
de Brusselse intellectuelen” afkeurde. Engels schrijft:
De hele geschiedenis met de Londenaars is vervelend wegens Harney en
vooral omdat binnen de Straubinger’s, zij de enigen zijn met dewelke wij zonder
achterdocht punten van overeenstemming kunnen hebben. Maar deze mensen
willen niet. Dat ze naar de duivel lopen. Met hen is men nooit zeker dat ze geen
nieuwe ongelukkige berichten opstellen gericht tot bvb M. Ronge of tot de
inwoners van Schleswig-Holstein239. En vervolgens altijd de eeuwige afgunst
tegenover ons omdat we geletterd zijn.
Wat er ook van weze er zijn twee oplossingen om de rebellen klein te
krijgen. (Een open breuk met hen ofwel de briefwisseling vertragen.) Engels
opteert voor de tweede oplossing. Hij is er van overtuigd dat na twee tot drie
brieven zonder antwoord de toestand zal bedaren. Hij werkt voor Marx een
strategisch diplomatisch plan uit, dat tamelijk immoreel was240. Het bestond erin
de moedige Duitsers in Londen te doen “inslapen” met de beschuldiging dat zij
de briefwisseling stopzetten omdat we niet antwoorden. Inmiddels kunnen we
met Harney afhandelen wat we moeten doen. Er zijn geen meningsverschillen
op theoretisch vlak met individuen die geen theorie hebben. Zij zijn een groep
van ongeveer honderd mensen. Gezien hun relaties met de Engelsen via Harney
en hun prestige als strijdvaardige communisten in Duitsland is het beter
incidenten te vermijden.
Ten andere wie zegt dat wij hen weldra niet nodig hebben? Moses Hess
heeft zich met Marx in Brussel verzoend. Hij bezoekt Engels in Parijs. Engels
ontvangt hem zeer koel. Om zich niet te laten imponeren door deze grootspreker
gebruikte Engels de onbeschaamde spreektoon welke hij in Parijs leerde en “die
hem zoveel succes oplevert bij de vrouwen”.
238Waarschijnlijk het ontvangstbewijs van het verzoek van Marx op 7 februari 1845.
239Betreft de toetreding van Schleswig-Holstein tot de Duitse douane-unie.
240Door de Duitse uitgevers geschrapt.
126
Marx stelt zijn werk tegen Proudhon verder op. Uiteindelijk is Engels
verplicht het Système des Contradictions Economiques aan Marx toe te zenden
en dit ondanks de hoge kosten (15 frank + port).
Engels maakt zich begin 1847 behoorlijk kwaad bij de aankondiging van
het verschijnen van een nieuw socialistisch dagblad in Leipzig. Hij laat zijn ironie
de vrije loop betreffende dit “orgaan van de moderne inoffensieve kritiek”. Hij
heeft nog meer moeilijkheden met zijn volgelingen. Op een dag brengt Junge
hem een brochure. Na lezing zweert Engels dat ze geschreven is door Hess. Na
onderzoek blijkt echter dat ze van de hand is van zijn beste vriend en leerling, Dr
Ewerbeck, die de communistische ideeën niet begreep en ze verwarde met de
stellingen van Hess en Grün! Hij dringt er dan ook bij Marx op aan werk te
maken van het verschijnen van hun werk om alles duidelijk te stellen.
Eens te meer zet Engels zijn persoonlijke ambitie op zij uit bewondering
voor Marx:
Indien onze geschriften uw werk in de weg staan werp dan als de duivel
onze geschriften in de hoek. Het belangrijkste is de publicatie van uw boek.
Marx moet naar Parijs komen “Ge moet absoluut nogmaals het vervelende
Brussel verlaten. Vervolgens is mijn verlangen samen enkele flessen leeg te
drinken zeer groot.” Hij heeft niet veel geld maar hoopt er begin april veel te
ontvangen.
In Parijs kan men enkel slecht of schoolmeester zijn. een slecht iemand
kan men enkel zijn midden komische, verdorven en corrupte leiden. Bovendien
gaat het slecht als men geen geld heeft. Schoolmeester kan men enkel zijn voor
Ewerbeck, Bernays en konsoorten… Indien er geen Fransen zouden zijn, is het
leven niet waard geleefd te worden. Zolang er burgermeisjes zijn, gaat het! Niets
staat nu en dan een ernstige discussie in de weg. Men bekijkt dan het bestaan
van uit verfijnde hoek. Ongelukkiger wijze is dit onmogelijk met de mensen die ik
ken. Ge moet naar hier komen.”241
Betreffende l’Histoire de la Révolution Française, noteert Engels over
Louis Blanc.
Nauwelijks heeft hij u verrast met een nieuw idee of hij slingert u de
verschrikkelijkste dwaasheden naar het hoofd. Hij heeft een fijne neus, ondanks
zijn gezondheidsproblemen lijkt hij op de goede weg te zijn. Ver zal hij echter
niet gaan. Er is een vorm van charme die voor hem dodelijk is (de Ideologie).
Hess verspreidt het gerucht in Parijs dat hij tegenstander is van Grün en
intimus van Engels. Hij belooft toespraken te houden voor de arbeiders met
241Geschrapt in de brief van Engels door de Duitse uitgevers.
127
dewelke Engels geen contact heeft. Wanneer Engels hem ontmoette in de
passage Vivicienne liet hij hem ter plaatse met zijn mond open. Tenslotte vinden
wij een brief van 15 mei 1847 door Marx die Engels de aanhouding meldt van
Vogler in Aken. Hij spreekt ook over een ons onbekende brochure. De relaties
met de Londenaars zijn verbeterd. Een afvaardiging moet naar Engeland
vertrekken. Marx deelt mede:
Maar ik kan niet naar Londen reizen. Ik beschik niet over genoeg geld. Wij
hopen Wolff te kunnen sturen. Dan is het voldoende dat u daar leider bent. Wat
het geld betreft, herinner ik u aan het feit dat Hess ons nog steeds geld schuldig
is (aan mij en mijn schoonbroer Edgar von Westfalen) in verband met le Miroir de
la Société242. Ik zal op hem een wissel trekken op dertig dagen. Sedert mei van
verleden jaar is Bernays mij 150 frank schuldig. Wij zullen een wissel aanbieden
voor hetzelfde bedrag. Ik dank u bij voorbaat voor
1° De toezending van de adressen van Hess en Bernays.
2° Hen desbetreffende in te lichten en deze twee ezels te verwittigen.
3° Indien zij niet zeker zijn op 15 juni over het geld te beschikken, dat zij toch de
wissels zouden accepteren. Ik doe dan het nodige om in Parijs over een provisie
te beschikken. U zegt dit niet aan de ezels tenzij in geval van absolute noodzaak.
Ik zit zodanig in de knoei dat ik naar dit middel moet grijpen. Anderzijds is er
geen enkele reden om alle idioten een geschenk aan te bieden. Indien hun
acceptatie wisselruiterij zou zijn, moet ik van dit feit onmiddellijk op de hoogte
worden gebracht. Gezien de hoogdringendheid reken ik er op dat u geen dag
verliest in de afwikkeling van deze zaak en mij op de hoogte houdt. Ik heb deze
wissels in Brussel verdisconteerd243.
De financiële situatie van Marx was tragisch. Hij verdiende onvoldoende
geld. De inkomsten van zijn vrouw waren onbelangrijk. Zijn zoon Edgard was
geboren in december 1846. Marx moest een gezin van vijf onderhouden. Eens te
meer moest hij aan zijn moeder een voorschot op zijn erfdeel vragen.
242Marx en Von Westfalen publiceerden in het blad van Hess in Eberfeld een naamloos antwoord op de
kritiek van de gebroeders Bauer betreffende La Sainte Famille.
243Gesamtausgabe, III, 1, p. 71.
128
HOOFDSTUK XIII
LA MISÈRE DE LA PHILOSOPHIE
Tijdens de gebeurtenissen in Parijs medegedeeld door Engels gebeurden een
aantal dingen of werden ze voorbereid buiten Frankrijk. Overal was het volk misnoegd.
De uitbarsting in de meeste hoofdsteden, Brussel en Londen uitgezonderd, ging als
een schokgolf door het lethargische Europa.
Brussel en Londen waren nochtans de regulerende centra i.v.m. de
revolutionaire actie. In beide steden groepeerden zich democraten en communisten. Er
waren regelmatig bijeenkomsten van afgevaardigden van mysterieuze
arbeidersverenigingen en van intellectuele kringen die voor leken onbekend waren.
Alle animatoren van het socialistisch geloof, utopisten of communisten, waren de
overtuiging toegedaan dat het uur van de gewelddadige opheffing van het privaat
eigendomsrecht had geslagen en het socialisme de mensheid de weldaden zou
brengen van de nieuwe beschaving. De fourieristen uitgezonderd (tegenstanders van
geweld) alle anderen, van Marx tot Louis Blanc, van Bakoenin tot Pierre Leroux,
bereiden zich voor om de geboorte van het socialisme te begroeten. Ze lieten aan het
toeval van de burgeroorlog de zorg over te bepalen welk systeem van organisatie de
bovenhand zou halen.
De hele wereld deed Marx recht door te stellen dat zelfs gedurende de uren
waarop hij op de triomf van de nabije revolutie kon verhopen hij zich nooit bezondigd
heeft aan de vorm van hoogmoed die er in bestaat vooruit te lopen op de geschiedenis.
Zijn enige ambitie was toen door een duidelijke kritiek van het kapitalistisch systeem de
arbeidersklasse een programma tot actie te geven gebaseerd op historisch onderzoek.
Voldoende soepel om toekomstige ontwikkelingen toe te laten moest het communisme
van 1847 in de geest van zijn voornaamste theoreticus de vereniging mogelijk maken
van alle socialistische tendensen.
Telkens wanneer hij zijn inzichten uiteenzette stelde hij quasi totaal onbegrip
vast aan de kant van de arbeiders. Gedreven door de kennis van de wijsbegeerte en
de gevallenstudie liet hij zich verleiden tot overdreven ontwikkelingen. Zijn denken nam
abstracte vormen aan. Zijn doctrine werd praktisch alleen voor ingewijden toegankelijk.
De Kritische Kritiek die twintig bladzijden zou tellen werd een volume; de Kritiek van de
posthegeliaanse Wijsbegeerte nam dergelijke omvang dat het werk onmogelijk kon
uitgegeven worden. Het Manuscript diende achtergelaten te worden op de bodem van
een koffer. Meermaals vestigde Engels de aandacht van Marx op de noodzaak aan
eenvoud en duidelijkheid. Wanneer Philosophie de la Misère verscheen, raadde
Engels Marx aan er op te antwoorden met een manifest bestemd voor zijn kudde in
Parijs. Maar eens te meer liet Marx zich leiden door zijn wetenschappelijke passie. Aan
deze hebben we Misère de la Philosophie te danken.
Noch Philosophie de la Misère, noch Misère de la Philosophie kunnen worden
samengevat. Het eerste werk omdat het zoals Marx schreef “ Pretentieuze en
speculatieve wartaal was. Waarmee Proudhon U om de oren slaat is eigen lof,
129
zotteklap en eeuwige pocherij over zijn schijnwetenschap.”244Marx heeft Proudhon
nooit gespaard. Proudhon was echter nooit zo woordenrijk en ergerlijk dan in deze
twee boekdelen uit 1846. Hij ontwikkelt met een buitengewoon talent als
pamfletschrijver de gedachte uit zijn brief aan Marx “Laat ons zonder ophouden zoeken
naar de oplossing van het sociaal vraagstuk. En wanneer we ze gevonden hebben
herbeginnen!” Proudhon stelt perfect de gebreken van het systeem vast; maar zodra
de kritiek ten gronde moet zijn, om een stap vooruit te zetten keert hij terug want hij
komt onmiddellijk in botsing met het socialisme. Van dan af slaat hij rood uit en kan
nog slechts vloeken uitkramen. Zijn persoonlijke verhouding met Marx droeg bij tot zijn
verdere verzuring. De meest krachtige gedeelten van zijn Système des Contradictions
zijn juist het midden en het einde van het tweede deel waarschijnlijk opgesteld na zijn
nachtelijke gesprekken met Hegel.
Wanneer hij Cabet, Pecqueur of L. Blanc aanvalt in het eerste deel eerbiedigt bij
nog bepaalde conventies. In het tweede deel schuimt hij letterlijk. Het is daar dat hij
betreffende een zogeheten gemeenschap van vrouwen scheldt tegen het
communisme. “Blijf ver van mij communisten, uw aanwezigheid stinkt en u te zien
maakt mij onpasselijk.”245 Het socialisme wordt door een goocheltruc de doctrine van
het economisch een sociale totale niets. Proudhon komt betreffende de waarde, het
geld en het krediet tot een reeks op niets berustende beweringen. Om dan, geleid door
zijn grote welsprekendheid te besluiten:
Het is daarom dat het socialisme niets is, nooit iets geweest is en nooit iets zal
zijn; want de gemeenschap is de negatie naar de aard en in de geest, de negatie is het
verleden, het heden en de toekomst.246
Daar hij even hard uithaalt naar links als naar rechts, zonder enig redelijk
voorstel op sociaal vlak, heeft hij uiteindelijk iedereen tegen zich.
Niemand, op heden meer dan gisteren, noch in het socialisme, noch in de
eigenaarpartij heeft de tegenstellingen binnen de staathuishoudkunde opgelost. En alle
apostelen in zijn organisatie en hervorming zijn uitbuiters van de openbare
geloofwaardigheid. Zij verdisconteren in naam van de wetenschap die moet tot stand
komen de winst als gevolg van een waarheid die zo oud is als de wereld en van
dewelke zij zelfs de naam niet kunnen uitspreken… De gemeenschap met de
arbeidsverdeling, de gemeenschap met de vrijheid en de gemeenschap met de
organisatie, grote god! het is de chaos met als hulpmiddelen het licht, het leven en het
verstand.247
244Karl Marx: Proudhon beoordeeld door Marx in de Sozial-Demokrat, 17-18 januari 1885.
245Proudhon: Système des Contradictions Economiques, Paris, tome II, p. 278.
246Ibidem, p. 285.
247Op. Cit p. 289.
130
“Kleine kruidenier” aldus bestempelde Marx later Proudhon of “pedante
autodidact die wil doorgaan als erudiet”. De glorie van Proudhon ware klein, indien om
ze te bevestigen alleen het Système des Contradictions overbleef. Zijn geschriften zijn
voor de communisten bijzonder onverdraaglijk gezien dezen opteren voor duidelijkheid
en exactheid. Welke zijn de voorstellen van Proudhon? Ze bestaan in een formule die
ongeveer als volgt luidt: niets is waar, laat ons de synthese maken van alles wat vals is
en we zullen de waarheid vinden! Men oordele zelf:
Ten einde tot de definitieve organisatie te komen welk de bestemming van onze
soort op de wereld schijnt, dient alleen nog de algemene vergelijking opgesteld van al
onze tegenstellingen. Hoe zal de formulering van deze vergelijking er uitzien? We zijn in
de mogelijkheid deze te vatten. Het moet een wet zijn betreffende de ruil, een theorie
over de mutualiteit, een systeem van waarborgen dat de oude vormen van onze
burgerlijke- en handelsvennootschappen oplost en voldoet aan alle voorwaarden van
doeltreffendheid, vooruitgang en rechtvaardigheid; een maatschappij die de verdeling in
percelen omzet in een wetenschappelijk instrument; die de slavernij i.v.m. de machines
afschaft en de crisis voorkomt van bij het ontstaan, die van de mededinging een
voordeel maakt en van het monopoly een waarborg tot zekerheid voor allen; die in de
plaats van krediet te vragen aan het kapitaal en bescherming aan de Staat, het kapitaal
en de Staat onderwerpt aan de arbeid; die een echte solidariteit creëert tussen de
volkeren; die zonder het individuele initiatief te verbieden en zonder het huishoudelijk
sparen te beletten onmiddellijk naar de maatschappij de rijkdommen terugbrengt die
door toe-eigening aan hun bestemming worden onttrokken.”248
Verbaasd door dit getwist over woorden, roep Marx uit: “dit is geen gewoon
boek, het is een handboek van staathuishoudkunde, het is een bijbel”. Hij raapt al zijn
moed bij elkaar en zoekt in de opgeblazen geschriften van Proudhon de verschillende
bestanddelen die wetenschappelijk onderzoek en weerlegging mogelijk maken.
In feite gaat het meer over een uiteenzetting van de ideeën van Marx dan om de
weerlegging van deze van Proudhon. Marx maakt gebruik van de economische- en
filosofische beschouwingen van Proudhon over het begrip waarde om zijn theorie te
formuleren. Tegenover de opvatting van de globale samengestelde of samenstellende
integrale waarde die Proudhon afleidt uit de tegenstelling tussen gebruikswaarde en
ruilwaarde (de samenstellende waarde dient bepaald zodanig dat er overeenstemming
is met de hoeveelheid in het product vastgelegde arbeid, wat niet het geval is in de
kapitalistische maatschappij) stelt Marx dat iedere waarde van een product voortkomt
uit de er in opgeslagen hoeveelheid arbeid. De woordenschat is nog niet dezelfde als
in Das Kapital. Er is nog geen sprake van “arbeidskracht”, maar de hele marxistische
waardetheorie is reeds vervat in La Misère de la Philosophie. Men kan zich een
oordeel vormen aan de hand van de essentiële zinnen:
248Proudhon, op. cit., tome II, pp. 413-414.
131
De arbeid zelf goed zijnde wordt als zodanig gemeten door de noodzakelijk duur
om het “goed arbeid” voort te brengen. En wat is dit verband noodzakelijk? Juist wat
aan arbeidstijd nodig is om de voorwerpen voort te brengen die onontbeerlijk zijn zou
het voortdurend onderhouden van de arbeid, d.w.z. de arbeider te laten leven en hem in
staat te stellen de soort voort te planten. De natuurlijke prijs van de arbeid is niets
anders dan het minimumloon. Wanneer de courante prijs van het loon hoger is dan de
natuurlijke prijs dan is dit zo omdat de wet van de waarde als principe gesteld door
Proudhon ongedaan gemaakt wordt door de gevolgen van de wijzigingen in de
verhouding tussen het aanbod en de vraag. Maar het minimumloon blijft het centrum
waarrond de courante prijzen van het loon bewegen. Zo is de relatieve waarde,
gemeten door middel van de arbeidsduur fataal de formule van de moderne slavernij
van de arbeider in plaats van zoals Proudhon het wenst de “revolutionaire theorie” voor
de “emancipatie van het proletariaat”.249
Er zijn enkele mooie bladzijden in het hoofdstuk gewijd aan de waarde.
Bijvoorbeeld deze:
Het feit alleen dat de hoeveelheid arbeid dienstig is voor het bepalen van de
waarde, zonder oog voor de kwaliteit, veronderstelt dat de eenvoudige arbeid de
steunpilaar geworden is van de industrie. Het veronderstelt tevens dat de taken meer en
meer aan elkaar gelijk worden door de onderwerping van de mens aan de machine of
door de extreme arbeidsverdeling. De mensen treden op de achtergrond voor de arbeid.
De slinger van de klok is de juiste maat geworden voor de relatieve activiteit van twee
arbeiders zoals de snelheid voor twee locomotieven. Dan kan niet worden gezegd dat
een arbeidsuur van een mens dezelfde waarde heeft als een uur van een ander; maar
eerder dat een mens van een uur dezelfde waarde heeft als een ander mens van een
uur. De tijd is alles, de mens is niets meer; hij is ten hoogste het geraamte van de tijd.
Men spreekt niet langer over de dag; maar deze gelijkschakeling van de arbeid is niet
het resultaat van de eeuwigdurende rechtvaardigheid van Proudhon; maar een gevolg
van de moderne industrie.250
Proudhon haalt twee maten door elkaar: “het meten door middel van de
noodzakelijke arbeidstijd voor de productie van een goed en het meten door middel
van de arbeidswaarde.”251Inderdaad, de arbeid of de arbeidskracht als dusdanig wordt
verkocht en gekocht, het is een goed zoals elk ander goed en heeft bijgevolg een
ruilwaarde.
Proudhon stelde volgende tamelijk romantische opvatting voorop: “de
maatschappij produceert eerst de zaken die het minste kosten en bijgevolg het meest
249Karl Marx, op. cit.,p. 37
250Karl Marx, op cit., p. 40.
251Ibidem, p. 43.
132
noodzakelijk zijn”. De noodzaak heeft als keerzijde het feit goedkoop te zijn en
omgekeerd. “zodanig dat deze twee begrippen noodzaak en goedkoop synoniemen
zijn net als de begrippen duur en overbodig”.252
Marx heeft het niet moeilijk om aan te tonen dat indien goedkope producten
zoveel verspreid werden dat alleen zo is omdat er minder arbeid nodig is om ze te
produceren en dat ze bijgevolg laag geprijsd zijn (katoen, aardappelen en jenever zijn
de substitutie voor wol, luxegroenten en wijn). Deze lage prijs bepaalt de maximale
consumptie; niet wegens het feit dat deze voorwerpen “op de meest nuttige wijze
overeenstemmen met de behoeften van de arbeider als mens; maar met deze van de
mens als arbeider”. Het is omdat in een maatschappij gebaseerd op armoede “de
meest ellendige producten het fatale voorrecht genieten gebruikt te worden door het
grootste aantal mensen”.253
Hij komt dan terug tot het begrip op het welk hij zo erg de nadruk legde in het
Manuscript met name het sociaal nut, als volgt:
In de toekomstige maatschappij waar de klassentegenstelling heeft opgehouden
te bestaan en waar er geen klassen meer zullen zijn, zal het gebruik niet meer bepaald
worden door de minimale productietijd, maar door de sociale productietijd die besteed
wordt aan de verschillende voorwerpen zal bepaald worden door hun graad van sociaal
nut.254
Na lange uitweidingen waar hij Proudhon confronteert met Ricardo en Bray en
verhandelingen schrijft tot in het oneindige, zoals het in 1847 mogelijk was, komt Marx
tot de metafysica en de staathuishoudkunde om principes te formuleren die juist de
overgang uitmaken tussen het Manuscript en de Duits Ideologie enerzijds en de
Stellingen uit 1848 anderzijds.
De economen zijn nog steeds theologen van wie elk ander geloof een uitvinding
is van de mensen, terwijl hun geloof een evangelie is van God. Voor hen is de
feodaliteit iets artificieels; maar de instellingen van 8de burgerij zijn natuurlijke
instellingen. Marx bewijst dat er reeds sociale conflicten waren tijdens de feodaliteit.
Verder duidt hij aan hoe de burgerij zich ontwikkelde en hoe de tegenstelling tussen
haar en het proletariaat ontstaat.
Elke dag wordt het duidelijker dat de productieverhoudingen binnen dewelke de
burgerij beweegt van geen eenvoudige maar van dubbelzinnige aard zijn. Dat
binnen dezelfde verhoudingen waar rijkdom wordt gecreëerd ook armoede
ontstaat. Dat binnen dezelfde verhoudingen waar de productiekrachten zich
ontwikkelen een repressieve productiekracht optreedt. Dat deze verhoudingen de
252Proudhon, op. cit., tome I, pp. 78-99.
253Marx, op. cit., pp. 53-54.
254Marx, op. cit., p. 55.
133
rijkdom van de burgerij voortbrengen door op continue wijze de rijkdom van de
leden van deze klasse te vernietigen en door een steeds groter wordend
proletariaat voort te brengen.255
De economen zij wezen fatalist, humanist of filantroop, zijn
de wetenschappelijke vertegenwoordigers van de burgerij, zoals de
communisten en de socialisten de theoretici van de arbeidersklasse
zijn”.256Zolang het proletariaat niet voldoende ontwikkeld is om een klasse uit te
maken… zijn deze theoretici slechts utopisten die om tegemoet te komen aan de
behoeften van de onderdrukte klassen, systemen improviseren en een
heroplevende wetenschap achter na lopen. Maar naar mate de geschiedenis
vordert en samen met haar de strijd van het proletariaat zich duidelijker aftekent
moeten zij geen wetenschap meer zoeken in hun geest. Zij moeten rekening
houden met hetgeen zich voor hun ogen afspeelt en er uitdrukking aan geven.
Zolang zij de wetenschap zoeken en systemen ontwerpen en zolang zij bij het
begin van de strijd zijn, zien zij in armoede alleen armoede zonder de
subversieve revolutionaire kant die de oude maatschappij zal omverwerpen.
Vanaf dit moment zal de door de historische beweging voortgebrachte
wetenschap door er in volle bewustzijn bij aan te sluiten ophouden doctrinair te
zijn. Ze zal revolutionair geworden zijn.257
Wat Proudhon betreft, die niets gezien en niets begrepen heeft,
deze wil de synthese zijn; maar hij is meermaals fout. Hij wil als
wetenschapsman boven de bourgeois en de proletariërs zweven. Hij is
uitsluitend een kleinburger, die bestendig heen en weer wordt geworpen tussen
kapitaal en arbeid en tussen de staathuishoudkunde en het communisme”.258
Marx houdt zich verder bezig met de arbeidsverdeling, door Proudhon
beschouwd als de arbeider beperkende tot een verlagende functie welke leidt tot een
verdorven ziel en tot de “decadentie van de geest en geciviliseerde armoede” de
vervallen mens “werkt als een bruut en moet bijgevolg als bruut behandeld worden”259
voor een beperkt salaris. Het universele geweten wil dit aldus… Proudhon ging er van
uit dat de concentratie van de productiemiddelen de negatie was van de
255Marx, op. cit, pp. 144-145.
256In deze tekst kan de oorsprong van de term “wetenschappelijk socialisme” gevonden worden.
257Marx, op. cit., p. 148.
258Ibidem, p. 149.
259Proudhon, op. cit., vol I, p. 109.
134
arbeidsverdeling. Marx antwoordt dat in de realiteit zich precies het omgekeerde
voordoet en dat
naar mate de concentratie van de middelen zich ontwikkelt de arbeidsverdeling
hetzelfde doet en omgekeerd. Ziehier waarom elke grote uitvinding op het gebied van
de mechanica gevolgd wordt door een groter arbeidsverdeling en waarom elke toename
van de arbeidsverdeling nieuwe mechanische uitvindingen meebrengt.260
Marx brengt het beginstadium van het machinisme in herinnering tijdens het welk
“de kinderen aan het werk werden gehouden door middel van zweepslagen en waar zij
het voorwerp waren van trafieken. Hij stelt duidelijk dat sedert 1825 bijna alle nieuwe
uitvindingen het resultaat waren van botsingen tussen arbeider en ondernemer. Deze
laatste wilde ten allen prijze de specialisatie van de arbeider ontwaarden.” Na iedere
nieuwe staking duikt een nieuwe machine op!... Uiteindelijk neemt door de invoering
van de machines de arbeidsverdeling toe. De taak van de arbeider wordt
vereenvoudigd. Het kapitaal wordt verzameld en de mens steeds meer in stukken
gehakt.261 Zo bijvoorbeeld werd de self-acting mule, de grootse uitvinding in de
textielindustrie begin 19e eeuw, ontdekt en op punt gesteld door de patroons om de
staking van de spinners neer te slaan.
Marx bevestigt sterk het recht van vereniging en het stakingsrecht voor de
arbeider tegen Proudhon. Deze laatste bestempelde het feit dat de arbeiders
verenigingen wensten om te strijden tegen de stijgende macht van de monopolies als
antisociaal. Zo verklaart Marx dat ondanks de burgerlijke economen en ondanks de
utopisten te beginnen met vandaag de economische ontwikkeling van een land in de
wereld wordt beoordeeld “door de graad van syndicalisme in het land”. Engeland is het
meest industrieel ontwikkelde land en kent de meest uitgebreide en de best
georganiseerde arbeidersverenigingen. De National Association of United Trades heeft
reeds 80 000 leden. Het ontstaan van stakingen, verbonden in trade-unions verloopt
samen met de strijd van de arbeiders die een politieke partij vormen.
Het is in de vorm van verbonden dat steeds de eerste pogingen van de arbeiders
om zich onderling te verenigen plaats vinden.262
Marx keert tenslotte terug naar het belangrijkste onderwerp waarmede hij zich
bezighoudt en besluit door middel van een bladzijde die reeds bijna het hele
Communistische Manifest bevat:
260Marx, op. cit., pp. 167-168.
261Marx, op. cit., pp. 169-170.
262Marx, op. cit., pp. 209-216.
135
Een onderdrukte klasse is de levensvoorwaarde voor elke maatschappij
gebaseerd op klassentegenstellingen. De bevrijding van de onderdrukte klasse houdt
noodzakelijkerwijze het ontstaan van een nieuwe maatschappij in. Opdat de
onderdrukte klasse zich kan bevrijden is het noodzakelijk dat de reeds verworven
productiekrachten en de bestaande sociale verhoudingen niet langer naast elkaar
kunnen bestaan. Van alle productiemiddelen is de grootste productiekracht de
revolutionaire klasse zelf. De organisatie van alle revolutionaire elementen als klasse
veronderstelt aanwezigheid van alle productieve krachten die kunnen tot stand komen
binnen de oude maatschappij.
Wil dit zeggen dat na de val van de oude maatschappij er een nieuwe
klassenoverheersing zal ontstaan gekenmerkt door een nieuwe politieke macht?
Neen.
De voorwaarde tot bevrijding van de werkende klasse is de afschaffing van elke
klasse zoals de bevrijding van de derde stand en van de burgerlijke orde, de afschaffing
was van alle standen en van alle orden. De werkende klasse overleeft, in de loop van
haar ontwikkeling, de oude burgerlijke maatschappij in een associatie die de klassen en
de klassentegenstellingen zal uitsluiten. Er zal geen politieke macht meer zijn in de
eigenlijke betekenis. De politieke macht is precies de officiële samenvatting van de
tegenstelling in de burgerlijke maatschappij. In afwachting is de tegenstelling tussen het
proletariaat en de bourgeoisie een strijd van klasse tegen klasse. Deze strijd in zijn
hoogste vorm is de totale revolutie. Ten andere wekt het geen verbazing dat een
maatschappij gebaseerd op de tegenstelling tussen de dingen leidt tot de brutale
contradictie of tot een schok van lichaam tegen lichaam als ontknoping!
Zeg niet dat de sociale beweging de politieke beweging uitsluit. Er is geen enkele
politieke beweging die niet tezelfdertijd sociaal is.
Het is slechts in een orde van de dingen waar er geen klassen en geen
klassentegenstellingen meer zijn dat de sociale evoluties geen politieke revoluties meer
zullen zijn. Tot daar zal op de vooravond van elke maatschappelijke hervorming het
laatste woord van de sociale wetenschap steeds zijn: Le combat ou la mort: la lutte
sanguinaire ou le néant. C’est ainsi que la question est invinciblement posée, G.
Sand.263
Men kan er over verbaasd zijn dat Marx een revolutionair werk beëindigd met
een citaat van G. Sand; indien men niet weet dat de auteur van Le Meunier
d’Angibault264 en de Péché de Monsieur Antoine, de vriendin en vertrouwelinge was
van L. Blanc, P. Leroux, Barbès en Ledru-Rollin. Zij gaat in 1847 mutatis mutandis
zoals E. Sue door als socialistisch auteur. Marx beleeft er genoegen aan de autoriteit
van de kleindochter van de maarschalk van Saksen in te roepen tegen Proudhon!
263Karl Marx, op. cit. pp. 218-220 “De strijd of de dood: de bloedstrijd of het niets. Het is op deze wijze
dat de onoverwinnelijke vraag wordt gesteld.”
264De roman verscheen in afleveringen in La Réforme vanaf 20 januari 1845.
136
La Misère de la Philosophie kende geen succes bij het publiek. Het effect bleef
beperkt tot de groep van socialisten en economen.265 Proudhon, diepgegriefd,
verklaarde dat het een weefsel was van beledigingen, laster, vervalsing en plagiaat.266
265Verscheen op 800 exemplaren.
266Brief van 9 september 1847 aan uitgever Guillaumin.
137
HOOFDSTUK XIV
NAAR DE COMMUNISTISCHE REVOLUTIE
Het is gedaan met speculatie. Het gist in Europa. Morgen barst misschien de
revolutie los. Tronen worden omvergeworpen. De ware vrijheid wordt ingesteld. De
invoering van het socialisme wordt mogelijk.
Men mag niet voorbijgestreefd worden door de gebeurtenissen. Welk drama zou
dit zijn voor het communistisch ideaal, als een opstandige fractie zonder doctrine en
zonder vorming de macht zou grijpen? Cabet of Proudhon aan de macht in Parijs?
Weitling in Pruisen? Dit zou als onmiddellijk resultaat hebben een gekke emigratie van
arbeiders naar Amerika of een compromis met de burgerij, of anarchistische
incoherentie. Het gevolg zou zijn dat het proletariaat opnieuw in de onrechtvaardigheid
en de uitbuiting wordt ondergedompeld.
Van belang zijn: de overname van de Macht , de controle van de opstand, het tot
stand brengen in de voornaamste centra van communistische groepen en de
bevestiging van de “wetenschappelijke doctrine”.
Met hoeveel zijn ze om het kapitalisme omver te werpen? Enkele honderden
mensen verspreid over Europa. In deze hoop zijn er misschien twintig waarvan men
zeker kon zijn. Wat er ook van zij! De arbeiders zullen de durvers volgen. Men moet
handelen…
Tijdens de eerste dagen van juni 1847 zetelde het voorbereidende internationaal
congres van de Communistische Liga in Londen. Marx kon er niet aan deelnemen
wegens geldgebrek. Engels vertegenwoordigde de arbeiders van Parijs en Wilhelm
Wolff de communistische arbeiders van België. Er werd besloten over te gaan tot de
reorganisatie van de Federatie der Rechtvaardigen. Dit geschiedde na heftige
discussies, gedurende dewelke Engels al zijn talenten als tacticus en dialecticus kon
ontplooien. De naam verdween en werd vervangen door Internationale Liga der
Communisten. De uitsluiting van de aanhangers van Weitling ging niet zonder moeite.
De statuten, voorbereid door de groep uit Londen kregen vele opmerkingen. De
uitgave van een Communistisch Tijdschrift werd in principe beslist.
De scherpste tegenstellingen manifesteerden zich in verband met de tekst van
De Communistische Geloofsbelijdenis. Het Londens project was te simplistisch. Engels
stelde voor een reeks vragen toe te voegen op dewelke met precisie moest
geantwoord worden.
Wat is het communisme en wat willen de communisten?
Antwoord: Het communisme is een systeem binnen het welk de grond
gemeenschapseigendom is, waar iedereen moet werken, voortbrengen volgens zijn
mogelijkheden en iedereen kan genieten, en verbruiken volgens zijn krachten. De
communisten willen elke sociale orde afbreken en in haar plaats een nieuwe orde
stellen.
Wat is het socialisme en wat willen de socialisten?
138
Antwoord: Het socialisme ontleent zijn naam aan het Latijnse woord
socialis. Het houdt zich zoals de naam reeds zegt bezig met de organisatie van
de maatschappij en met de verhoudingen tussen de mensen. Het brengt geen
nieuw systeem tot stand. Zijn voornaamste bezigheid bestaat er in het oude
gebouw te herstellen; de gebreken te lijmen en het werk van de tijd te verbergen
of in het beste geval zoals de fourieristen een nieuwe verdieping op de oude en
rotte fundering te bouwen. De opvatting betreffende het socialisme is zo weinig
precies dat allen die verbeteringen voor de gevangenissen voorstellen, die
tehuizen of hospitalen voor de armen laten bouwen, instellingen tot stand
brengen en volkssoep verdelen tot het socialisme kunnen gerekend worden.
Wat is de proletariër?
Antwoord: … Proletariërs in de huidige maatschappij zijn allen die niet kunnen
leven van hun kapitaal (zowel de arbeider, als de wetenschapsmens, de
kunstenaar, de kleinburger). Alhoewel de kleine burgerij nog enig fortuin bezit is
het nochtans duidelijk dat tengevolge van de verschrikkelijke mededinging,
opgelegd door het grootkapitaal, zij met reuzenschreden vooruitgaat naar de
toestand die volledig dezelfde is als deze van de andere proletariërs. Wij kunnen
vanaf heden de leden van de klein burgerij beschouwen als de onzen. Zij ook
heeft er belang bij zich te behoeden voor het ontstaan van de toestand in
dewelke zij niets meer bezit. Wij hebben er belang bij van deze toestand verlost
te raken. Laat ons ons verenigen en het resultaat zal heilzaam voor beide
partijen zijn.
Op welke wijze kan het communisme het snelst en het gemakkelijkst
worden tot stand gebracht?
Antwoord: Wij zijn geen verdelers van systemen. Wij weten uit ervaring
hoe onzinnig het is te discussiëren over de hervormingen die moeten
verwezenlijkt worden in een toekomstige maatschappij, ons hoofd over dit
onderwerp te breken en de middelen te verwaarlozen die tot het doel kunnen
leiden… De taak van onze generatie is de noodzakelijke materialen te ontdekken
en aan te brengen voor de constructie van het nieuwe gebouw. De taak van de
toekomstige generaties bestaat er in het gebouw op te richten. …
Wij zijn niet de communisten die alles willen doen uit liefde. …
Wij zijn niet de communisten die vanaf heden de eeuwigdurende orde
prediken, terwijl op alle plaatsen onze tegenstrevers zich voorbereiden op de
strijd. …
Wij zijn geen samenzweerders die op een bepaalde dag de revolutie laten
uitbreken of die principes willen met de voeten treden; wij zijn ook geen brave
schapen die zonder tegenspraak hun kruis dragen. …
Wij zijn geen communisten die geloven dat na de voortgezette
zegevierende strijd de gemeenschap van goederen als vanzelfsprekend kan
worden ingevoerd. …
Wij zijn geen communisten die de persoonlijke vrijheid willen vernietigen
en van de wereld een grote kazerne of een tuchthuis willen maken. Het is de
hoogste tijd onze twisten op zij te zetten en elkaar de hand te reiken voor de
gemeenschappelijke verdediging.…
Welke is de positie van het proletariaat ten overstaan van de grote en de
kleine burgerij? Is het opportuun dat wij toenadering zoeken tot de radicale kleine
139
burgerij en indien ja, welke is de gemakkelijkste en de zekerste manier om er toe
te komen?
Antwoord: Niet alleen in Duitsland maar ook in België enz. neemt de
radicale partij openlijk afstand van het oude oppervlakkige liberalisme en treedt
op onder eigen vlag. De kleine burgerij wordt elke dag meer overtroffen door de
groeiende aristocratie van de haute finance en ziet haar ondergang met
reuzenschreden naderen en vormt de grote massa van deze partij. De radicalen
zijn voorstander van sociale hervormingen; ze erkennen zelfs de noodzaak
ervan. Volgens onze mening is het nu wenselijk en noodzakelijk dat het
proletariaat toenadering zoekt tot deze partij. Wij stellen bijgevolg dat wij overal in
contact moeten treden met de radicalen; maar zonder iets van onze principes op
te offeren. Wij moeten alles in het werk stellen om aan te tonen dat de dag nabij
is waarop zij in de rangen van de proletariërs worden gedreven en dat zij hun
ondergang enkel kunnen voorkomen door sociale hervormingen.
Wat is onze positie ten overstaan van de socialistische en
communistische partijen? Is het wenselijk en mogelijk een algemene unie te
verwezenlijken van alle socialisten en indien ja, welke is de snelste en zekerste
manier om er toe te komen?
Antwoord: Wij verbinden ons er toe op alle plaatsen waar de
oppervlakkige mensen (de fourieristen) zich vertonen tegen hen een
krachtdadige oppositie te voeren. Op zichzelf zijn ze niet gevaarlijk; maar zij
beschikken over geld, zenden naar overal vertegenwoordigers en doen in
hoofdzaak de grootste inspanningen om het communisme te ontaarden. Het is
daarom dat wij niet langer kunnen doen alsof ze niet bestaan. Integendeel wij
moeten hen openlijk aanvallen. Hun belachelijke ambitie om door te gaan als de
ware christenen, hun militaire organisaties, het oneindig aantal van hun wetten
en hun vereniging met het oog op het aantrekkelijk maken van de arbeid bieden
voldoende mogelijkheden om hen te bestrijden. …
… Het is noodzakelijk dat wij zonder verpozen het woord communisme
behouden en het op moedige wijze op ons vaandel zetten en dat wij dan de
militanten tellen die achter ons vaandel plaats nemen en hen verzamelen. Wij
mogen de stilte niet bewaren wanneer wordt beweerd, zoals dit dikwijls de laatste
tijd het geval is, dat het communisme en het socialisme ten gronde hetzelfde zijn
en ook niet wanneer wij uitgenodigd worden de naam communisme te ruilen
tegen socialisme wegens het feit dat kurenloze geesten zich daardoor beledigd
voelen. Het is integendeel noodzakelijk met klem te protesteren tegen dergelijke
absurditeiten.
De tijden worden hard. Wij hebben energieke mensen nodig en geen
gekke dromers die in de plaats van te protesteren tegen de armoede slechts
kunnen zuchten tegen de vrouwen.
Nog een woord alvorens te besluiten. Wees op uw hoede voor onlusten,
samenzweringen, aankoop van wapens en andere gekheden van dezelfde aard.
Onze vijanden zullen alle middelen gebruiken om onlusten op straat te
provoceren enz. Ten einde in de toestand te geraken om tussen beide te komen
en zoals wij zeggen, de orde te herstellen en hun duivelse plannen uit te voeren.
140
Een rustige en ernstige houding zal de tirannen verplichten hun maskers af te
werpen en dan is het de overwinning of de dood.267
Dit ontwerp, nog beïnvloed door het romantisme werd reeds herwerkt op voorstel
van Engels. Uiteindelijk stelde hij voor en bekwam hij dat de geloofsbelijdenis voor
onderzoek naar de verschillende afdelingen werd verzonden en dat het aantal vragen
dat moest beantwoord worden, werd verhoogd. Wanneer het congres voorbij was
wijdde hij zich gedeeltelijk aan contacten met de Engels Communistische en
chartistische militanten die een ontzaglijke verkiezingsstrijd voerden.
Gedurende deze tijd bleef Marx in Brussel niet inactief. Hij woonde als verwittigd
toeschouwer de discussies bij die de liberale Alliantie en de liberale Associatie
tegenover elkaar stelden, de liberale kiezers tegenover de niet-kiezers en de pogingen
om de wankele eenheid tussen de liberalen te herstellen, het moeilijk tot stand komen
van de regering die het kabinet Theux - d’Anethan moest opvolgen. Het homogeen
liberaal kabinet werd gevormd op 12 augustus 1847 door Charles Rogier. Het toonde
weldra zijn bezorgdheid voor het proletariaat door aan de Koning, haar ontwerp in
verband met het tot stand komen van industriële eretekens voor de arbeiders voor te
stellen. Le Débat Social noteert terloops:
Indien arbeiders Belgen zijn, indien gelijkheid geen ijdel woord is, is het dan
noodzakelijk dat het teken voor hun zogenaamde minderwaardigheid doorweegt in de
beloning en in de onderscheiding welke u hen wil verlenen?”268
Naast de beschrijving van de liberale ambities, zeer toegewijd aan de grote
industrie; kon hetzelfde blad schrijven dat “de heer van het ijzer en het katoen de
landheer zal vervangen, zoals de orde van de advocaten deze van de jezuïeten”269 en
dat er voor de rest in het koninkrijk niets belangrijks gebeurde. Men schreef aan
Leopold I de snel weerlegde bedoeling toe troonafstand te doen omdat hij door de
katholieken er van werd verdacht, in zijn hoedanigheid van protestant de liberale partij
te bevoordelen.
Alexandre Delhasse verhief verder zachtjes de stem in het voordeel van “de
arme” die “onwetend” en “ongelukkig” is; maar niet door zijn “eigen schuld”. Jottrand,
moediger geworden door zijn contacten met Marx, durfde het aan te schrijven:
267Cfr. Karl Marx, Manifeste Communiste, Paris, 1934, Annexes
268Le Débat Social, 21 novembre 1847, p. 247.
269Le Débat Social, 15 augustus 1847, p. 76.
141
Degene die naakt is in het leven zoals de dieren die hun voedsel uit onze
hand krijgen; geniet geen werkelijke vrijheid en alleen diegene is persoonlijk vrij
wiens, burgerlijke vrijheid wordt vergroot door het bezit van een kapitaal.”270
In Holland werd er veel gesproken over de journalist Adrien Van Bevervoorde die
door de correctionele rechtbank werd vrijgesproken. Hij had geschreven “dat hij voor
de koning geen persoonlijke sympathie noch achting had”. De rechtbank gaf volgende
overwegingen:
Overwegende dat met de bestreden woorden de verdachte niet zegt dat de
koning niet achtbaar zou zijn; maar slechts dat hij geen persoonlijke achting heeft voor
Zijne Majesteit;
Overwegende dat de persoonlijke achting voor iemand, hoe hoog ook geplaatst,
niet bevolen wordt en noodzakelijkerwijze afhangt van de gedragingen van die persoon
tegenover u;
Overwegende dat het gebrek aan respect voor iemand, hoe hoog ook geplaatst,
geen smaad noch belediging uitmaakt in de zin van de wet…
Na het bloedig neerslaan van de revolutie in Krakau in 1846 was het de beurt
aan het vreedzame Zwitserland om de aandacht van de wereld op zich te vestigen met
de heftige strijd tussen de radicale en katholieke kantons van de Sonderbund. De
katholieke kantons namen kennis van het feit dat ze verplicht werden de Jezuïeten uit
te wijzen en hun vereniging te ontbinden voor 18 oktober.271
Te midden van de Belgische opwinding ging Marx op 5 augustus over tot de
stichting van de Brusselse afdeling en de Belgische federatie van de bond der
communisten. Hij werd uiteraard verkozen tot voorzitter van de plaatselijke afdeling. Hij
leidde samen met P. Gigot, Junge en W. Wolff de federatie.
Tezelfdertijd onderhandelde hij met Adalbert von Bornstedt, directeur en stichter
van de Deutsche Brüsseler Zeitung, betreffende de overeenkomst om het nieuwe
dagblad272al zijn mededelingen te laten publiceren evenals deze van Engels. Het blad
werd zo ongeveer het officiële orgaan van de Belgische communisten. Eerder
tengevolge van financiële moeilijkheden dan uit overtuiging wenst Bornstedt het aantal
communistische lezers te verhogen. Hij deed toegevingen aan Marx met hoger
vermelde overeenkomst; maar trachtte tevens zijn burgerlijke klanten en de burgerlijke
publiciteit te behouden.
270Id, 29 augustus 1847, p. 98.
271Resolutie van het federale parlement van 20 juli 1847 tegen de kantons Lüzern, Schwyts, Freiburg,
Uri, Unterwold, Zug en Valais.
272Verscheen elke donderdag en zondag vanaf 1 januari 1847. Werd verkocht bij de Duitse
boekhandelaars en in Café des Boulevards, in Antwerpen en in Londen. De kantoren waar gevestigd in het nr. 23 aan de Kruidtuinlaan
142
Engels keerde tenslotte weer uit Manchester en trad onmiddellijk in actie. Voor
einde augustus ontstond de vereniging van de Duitse werkers in Brussel. Het was een
groepering en geen partij. Ze bestond tot in 1853. Oorspronkelijk waren er 37 leden. Ze
stond onder de feitelijke leiding van de communistische afdeling. Marx nam op handige
wijze in zijn comité naast zekerheden zoals Karl Wallau en Wilhelm Wolff, lauwere en
in het oog te houden personen zoals Moses Hess en Richard Riedel op.
Hij nam zijn project betreffende de stichting van een socialistische drukkerij en
uitgeverij ter hand. Deze zou voorgesteld worden als handelsonderneming. De
diensten dienen besteed aan revolutionaire literatuur. In de eerste plaats moest een
maandelijkse uitgave betreffende de historische en sociale kritiek onder leiding van
Karl Marx ontstaan.
Van 16 tot 18 september ging te Brussel een belangrijk internationaal
economisch congres door met als voorzitter C. de Brouckère over de vrijhandel. Het
was een zeer officiële bijeenkomst tijdens dewelke de voor- en tegenstanders van het
protectionisme op academisch niveau tegenover elkaar stonden.
Marx werd uitgenodigd door V. Faider, secretaris van de Belgische vereniging
voor de vrijheid. Deze was tevens een van de organisatoren van het Congres. Marx
werd lid van de vereniging samen met enkele van zijn politieke vrienden (onder meer
de communistische dichter en journalist G.-L. Weerth). Deze laatste vroeg het woord
tijdens de tweede dag die gekenmerkt werd door uiterst lyrische toespraken over de
weldaden van de vrijheid.
Mijne Heren, ik ben verbaasd over het feit dat in deze vergadering geen enkele
vertegenwoordiger van de arbeidende klasse aanwezig is.
Frankrijk is vertegenwoordigd door een pair de France, Engeland door Dr
Bowring. In uw kring zie ik niemand als vertegenwoordig van het volk over wiens lot u
zal beslissen. Wat mezelf betreft, ik ben vriend van de arbeiders daar zij behoefte
hebben aan wat liefde en vrijgevigheid. Zij werden te lang als machines en als
koopwaar behandeld.
Dit was vooral het geval in Engeland, waar een patroon nooit zegt hoeveel
arbeiders hij in dienst heeft; maar over hoeveel handen hij beschikt. Dit alles maakt de
verhoudingen tussen patroon en arbeiders duidelijk. De toestand van de arbeiders is
vreselijk. Kijk waar u wil. Kijk in de donkere straten in Duitsland en in Manchester. Kijk in
de bergen in Silezië en in de vlakten van Westfalen. Kijk in de kleine straten in uw
hoofdstad. Overal kan U uit de verwilderde ogen van de arbeiders de ellende en de
honger aflezen.
Voor het geschokte auditorium duidde Weerth aan dat de ellende van de
arbeiders niet uitsluitend aan het protectionisme te wijten was en vrijhandel niet het
enige middel om hun toestand te verbeteren. “Ik zelf ben voorstander van de vrijhandel
en ik zou geen stuiver geven aan een protectionist.”
Hij zette verder een essentieel marxistisch standpunt uiteen. De tijdelijke
voorspoed van de arbeiders ten gevolge van de vrijhandel zou onmiddellijk verdwijnen
ten opzichte van de concurrentie tussen de arbeiders. Deze zal de lonen doen dalen
143
tot het minimum. Dit minimumloon is onvoldoende om te leven; zodanig dat in het
systeem van vrijhandel de arbeiders even ongelukkig zijn als in dit van het
protectionisme. Hij haalde het voorbeeld aan van Engeland waar de Ierse arbeiders de
prijs van het arbeidsloon deden dalen zodanig dat de Engelse arbeiders moesten
sterven van honger of lagere lonen aanvaarden.
De meningen die ik u heb uiteengezet besluit Weerth zijn deze van de Engelse
arbeiders voor dewelke ik spreek… De arbeiders die vochten voor de burgerij in Parijs
en in Brussel in 1830 werden omhelsd en gevierd. Maar toe deze arme duivels die
stierven van honger brood vroegen en ten gevolge van de ellende in opstand kwamen
werden ze niet terechtgesteld. Ze werden wel veroordeeld. De voorbeelden zijn legio…
De toespraak van Weerth veroorzaakte niet alleen aanstoot. Er was ook een
ernstig incident daar de vriend van Marx optrad als woordvoerder van de Engels
arbeiders Doctor Bowring, Engels volksvertegenwoordiger nam na hen het woord. “Ik
durf U te zeggen Mijne Heren, dat de Engelse arbeiders de eerbare vorige spreker niet
hebben verkozen om hen te vertegenwoordigen. In kan U verzekeren dat mijn eerbare
vrienden en ikzelf mogen spreken namens de quasi algemeenheid van de stemmen
van de arbeiders…” Daarna verklaarde de hertog van Harcourt, Frans diplomaat en
pair de France de tussenkomst van Weerth ongepast gezien hij ten onrechte als
vertegenwoordiger van de Engelse arbeiders optrad.
Marx oordeelde dat de grenzen overschreden waren en vroeg het woord voor de
vergadering van 18 september. Toen het bureau wist wie hij was en wat hij
vertegenwoordigde, verklaarde het de lijst van de sprekers voor gesloten. Hij
vertegenwoordigde het communisme, de arbeidersorganisatie en de economische
wetenschap.
Het incident had gevolgen in Engeland. Na deliberatie keurden de voornaamste
leiders van de chartisten de toespraak van Weerth volledig goed. Zij namen in de
Morning Star openlijk afstand van Dr Bowring. Deze had geen enkele hoedanigheid om
op te treden als voorvechter van de zaak van het volk terwijl hij de woordvoerder was
van de Cottonlords. Marx maakte onmiddellijk de tekst van de toespraak die hij niet
mocht houden over aan de leden van het bureau van het Congres, aan een aantal
Belgische bladen, aan L. Blanc en aan La Réforme in Parijs. Eén enkel blad
publiceerde de tekst. Het was l’Atelier Démocratique, gesticht in Brussel door de
Fransman Imbert en de Duitser Heilberg.273
273Het blad is niet meer te vinden (in geen enkele bibliotheek). De oorspronkelijke tekst van Marx kan
beschouwd worden als verloren.
144
HOOFDSTUK XV
L’ ASSOCIATION DÉMOCRATIQUE
Het zou een grove vergissing zijn te veronderstellen dat de morele autoriteit van
Marx zonder tegenspraak gold in de kringen waarin hij veel verkeerde.
Wrok, jaloersheid en onbevredigde ambitie oefenden er zoals elders hun
vernielende kracht uit. Het kwam tot uiting in september 1847 toen de opwinding
binnen de democratische opinie op de spits werd gedreven ten overstaan van de
provocaties van de liberale regering die meer zorg besteedde aan het verlenen van
waarborgen aan de klerikale tegenstrevers dan aan de verdediging van de principes op
welke ze zich beriep.
Een smerig incident deed zich voor. Op vordering van een hoge magistraat,
tegenstander van de sociale vooruitgang procureur generaal de Bavay, had het parket
van Nijvel vier gemeenteraadsleden van de vreedzame Waalse gemeente Couture-
Saint-Germain laten aanhouden en geboeid laten voorleiden. Deze brave landbouwers
waren uiterst verwonderd dat zij beschuldigd werden van “weerstand tegen het hoger
gezag” wegens het feit samen met hun collega’s van de raad de gemeentesecretaris te
hebben afgezet die hen belasterd en verdacht gemaakt had. De bestendige deputatie
van Brabant weigerde de beslissing goed te keuren. Op basis daarvan gingen het
college en de raad ervan uit dat er geen vertrouwelijke samenwerking met de
secretaris meer mogelijk was en hadden de betwiste beraadslaging bevestigd. De
“misdadigers” weden gedurende 17 dagen op absoluut secreet gesteld.274
Enkele vooruitstrevende liberalen, (onder meer L. Jottrand gewezen lid van het
nationaal congres, de gebroeders A. en J. Bartels, generaal Mellinet, J. Kats, C.
Spilthoorn uit Gent, V. Tedesco uit Luik en C. Wyssman uit Dendermonde) besloten te
reageren en openlijk hun gehechtheid te betonen aan het democratisch ideaal.
Anderzijds gebeurde er iets dat met het voorgaande niets te maken had. Enkele
mistevredenen maakten van de afwezigheid van Karl Marx gebruik om zonder
medeweten van Engels een groot democratisch banket te organiseren (Marx bevond
zich te Maastricht om een belangenkwestie met zijn schoonbroer Schmalhausen te
regelen) Het initiatief werd genomen door Bornstedt, Seiler, Moras en Heilberg. Bij het
einde van het banket diende een vereniging te worden opgericht van dezelfde aard als
de Engelse Fraternal Democrats. Het was de bedoeling L. Jottrand als voorzitter aan te
duiden bijgestaan door de Franse journalist Imbert en een vertegenwoordiger van de
Duitse arbeiders, gekozen tussen de tegenstrevers van Karl Marx. Wanneer hij op de
hoogte werd gebracht op 27 september ’s ochtends, dag waarop het banket moest
doorgaan, deed Engels al het mogelijke om de rechten van Marx tijdens diens
274Ze werden verdedigd door advocaat Verhaegen, voorzitter van de Association Libérale en
vrijgesproken door het assisenhof van Brabant.
145
afwezigheid te laten gelden. Engels werd verkozen als ondervoorzitter tot verbazing
van Bornstedt.
In de grote zaal van l’Estaminet Liégeois275 kwam de ene spreker na de andere.
Op de eerste plaats was er L. Jottrand. Daarna bracht Imbert hulde aan de martelaren
van de vrijheid. Friedrich Engels bracht in het Frans een toast uit als aandenken aan
de revolutie van 1792 en aan de eerste vendémiaire van het jaar I van de republiek. Na
Crüger en Moras in het Duits en J. Pellering in het Vlaams bracht C. Spilthoorn een
toast uit aan het Engelse volk. L. Heilberg, hoofdredacteur van l’Atelier Démocratique,
sprak de wens uit dat de Belgische arbeiders zich zouden verenigen in een
democratische vereniging. Vervolgens namen het woord A. Bartels, C. Wallan, S.
Seiler, Zaleski (vierde de “unie van het ongelukkige Polen met het grote, edele en
poëtische Duitsland”) en tenslotte J. Kats. Friedrich Engels vertelt dat ook een
“Zwitserse Ezel” sprak maar diens naam werd niet meegedeeld.276
In het verslag stelt le Débat Social dat het “een vergadering van Belgische en
buitenlandse patriotten” betrof in tegenstelling tot “het congres van wetenschappers en
filantropen behorende tot de bezittende klasse.
“Er ontstond een eenheid van gevoelens te midden van de verschillende talen.
Deze gevoelens leidden tot de noodzaak de arbeiders effectief te laten deelnemen aan
de discussies betreffende de hervormingen van alle aard die het huidige Europa
beroeren. L’ Association werd natuurlijk bestempeld als het beste middel om dit doel te
bereiken. Het voorbeeld van Engeland, Zwitserland en de Verenigde Staten werd
ingeroepen door alle sprekers.”277
Tot besluit volgde de beslissing om op 29 november een buitengewone
herdenking te organiseren van de Poolse revolutie in 1830 en een permanente
vereniging te vormen bestaande uit “reformisten” naar het voorbeeld van de Chartisten
in Engeland.
De dag na het gedenkwaardig vriendenmaal deed Engels veel stof opwaaien. Hij
zette de tegenaanval in tegen Bornstedt en tegen allen die deelnamen aan het
manoeuvre tegen Marx. Engels ging zo ver te overwegen de directeur van de
Deutsche Brüsseler Zeitung te weigeren als lid van de vereniging van de Duitse
arbeiders in Brussel. Deze kwam in vergadering bijeen twee dagen na het banket. De
sfeer was slecht. De anticommunistische samenzwering werd duidelijker. Een artikel
van Engels tegen K. Heinzen werd door Bornstedt uit de drukkerij weggenomen. Dit
was een schending van de overeenkomst tussen Bornstedt en Marx. Gelukkig traden
275Place du Palais de Justice.
276Gesamtausgabe III, pp. 72 - 75.
277Le Débat Social, 3 octobre 1847, p. 103.
146
M. Hess die niet afgunstig was, Wolff, Fischer en Junge heftig op tegen
Bornstedt. Friedrich Engels spaarde hem niet. Bornstedt verklaarde hij heeft ons door
middel van listen bestreden. Hij wilde ons beconcurreren, maar wij hebben het gehaald
door de verkiezing van een communistische ondervoorzitter op het banket van 27
september. Deze heren denken nog te zegevieren gezien ik weldra moet vertrekken
naar Parijs waardoor mijn functie vrijkomt. Zij vergeten een ding. Er is iemand van ons
wie deze vakante plaats van rechtswege toekomt. Hij heeft het gezag om de Duitse
democraten te vertegenwoordigen. Het betreft Karl Marx. Van dan af verzet ik mij niet
langer tegen de aanwezigheid van Bornstedt omdat ik zeker ben dat u het onderscheid
zal maken tussen Marx en kleine persoonlijke ambities.”278
Een denderend applaus volgde op de toespraak van Engels… De match was
gewonnen. Dezelfde dag schreef hij volgende brief aan Jottrand.
Waarde Heer,
Gezien ik voor enkele maanden Brussel moet verlaten is het onmogelijk dat ik de
functie vervul die mij door de vergadering van de 27e werd opgedragen. Ik vraag U een
in Brussel vertoevende Duitse democraat uit te nodigen naar de commissie die tot doel
heeft een universele democratische maatschappij te organiseren. Ik beveel U dus de
persoon aan in afwezigheid van de welke de vergadering mij heeft verkozen. Ik beveel
U Karl Marx aan. Het is niet zo dat hij mij zal vervangen; maar het was ik die als
vervanger optrad van Karl Marx. Gelieve te aanvaarden enz.
Zo eindigde deze episode, dank zij de tegenwoordigheid van geest en de
vastberadenheid van de jonge Engels, met een triomf van de communistische afdeling
uit Brussel. Terwijl Engels Marx dit alles mededeelt vraagt hij hem zijn geldzaken zo
spoedig mogelijk te regelen en naar Brussel weer te keren. “De grond brandt onder
mijn voeten, ik wens weg te gaan; maar ik ben verplicht het einde van de intriges af te
wachten.”
Marx wachtte niet te lang. Op 15 oktober vertrok Engels naar Parijs. Daar ging
alles niet vanzelf. De schandalen heersten. Ze zouden bijdragen tot het einde van het
regime van Louis-Philippe ( de affaire Teste, de affaire Praslin, misdaad en afpersing
en oneer over de pairs van het koninkrijk) Op de politieke voorgrond van de
gebeurtenissen troffen we L. Blanc aan; vervuld van volharding en vrijgevigheid. Naast
hem bevond zich Lamantine met zijn bruisend lyrisme. Beiden verspreidden de blijde
boodschap doorheen Frankrijk. Het is noodzakelijk de toespraken van Lamantine te
herlezen om een idee te hebben in welke sfeer de socialisten moesten trachten hun
278Vijf maanden later zal Bornstedt de juistheid van de woorden van Engels bevestigen.
147
revolutionaire inzichten te laten overwegen. Zij spraken over salariaat, kapitaal en winst
tot een massa die haar hoofd kwijtraakte door volzinnen zoals deze:
“Mijne heren u hebt aangetoond dat u echt de kinderen bent van de Galliërs die
uitriepen in ernstigere omstandigheden: indien het hemelgewelf instort zullen we het
ondersteunen met de punten van onzen speren!” (sensatie).
“Laat ons te werk gaan met betogingen, met druk van de publieke opinie en door
de moed die wij zo zullen geven aan de regeringen door hen te laten aanvoelen dat ze
vast zitten en de gevangenen zijn van bevoorrechte en egoïstische belangen. Ze
worden gesteund door de volledige natie van verbruikers. Laat ons tot de revolutie van
goedkoop overgaan en aan het elk de meest heilige vrijheid teruggeven, de vrijheid om
te leven!” (applaus)
Engels had het reeds lang opgegeven belangstelling voor het Communisme op
te wekken bij de auteur van L’ Histoire des Girondins. Daar tegenover was geen
inspanning hem te veel om de sympathie van Louis Blanc te verwerven. Onmiddellijk
na zijn aankomst in Parijs trachtte hij hem te ontmoeten. Hij slaagde er slechts in na
een moeilijke strijd met de huisbewaarder van de “kleine man”.
Hij schreef Marx:
“Hij was de beleefdheid en de beminnelijkheid zelf en scheen niets anders te
willen dan nauwere betrekkingen met ons aan te knopen. Hij is tevens behept met de
beschermende nationale Franse ziekte.279 Ik had hem geschreven dat ik kwam met een
formeel mandaat van de democraten uit Londen, Brussel en het Rijnland en als agent
van de chartisten. Hij vroeg over alles precieze inlichtingen. Ik beschreef hem de
toestand van onze partij als schitterend. Ik sprak over Zwitserland over Jacoby en over
de mensen uit Baden als bondgenoten. Ik zegde hem dat u onze leider bent, in andere
woorden de leider van de meest vooruitstrevende fractie van de Duitse democratie en
dat uw boek tegen Proudhon ons programma is.
Hij nam van dit alles zorgvuldig nota en beloofde mij in La Réforme uitspraak te
doen betreffende uw boek. Hij vertelde mij over een reeks feiten betreffende de
ondergrondse beweging die op dat moment gaande was bij de arbeiders. De arbeiders
hebben drieduizend exemplaren verspreid als goedkope uitgave van zijn boek
Organisation du Travail. Vijftien dagen later verscheen een nieuwe uitgave op
drieduizend exemplaren. Hij verklaarde mij dat de arbeiders meer dan ooit revolutionair
zijn; maar dat zij geleerd hebben het ogenblik af te wachten, geen ongeregeldheden uit
te lokken en alleen grote slagen te geven met zekerheid van succes. Tegenover de
arbeiders schijnt hij zijn manier van bescherming achterwege te laten Lamartine
verklaarde in juli 1847: “Het principe is de morele en verklaarde bescherming van het
enige Frankrijk tegenover de achtergebleven volkeren.” “Als ik de zaken beschrijf zoals
279Lamartine verklaarde in juli 1847: “Het principe is de morele en verklaarde bescherming van
het enige Frankrijk tegenover de achtergebleven volkeren.”
148
in het nieuwe programma van Lamartine dan moet ik lachten! Om de toestand van de
Franse maatschappij op heden te beoordelen dan moet u in een toestand verkeren
waar u de mogelijkheid hebt ’s morgens een minister te zien, ’s namiddags een
handelaar en ’s avonds een arbeider. De toekomstige revolutie zal veel radicaler zijn
dan al de voorgaande. Het is dwaas alleen te schreeuwen tegen de koningen. Ten
algemenen titel was hij vriendelijk en zelfs vriendschappelijk. U ziet met deze man gaat
alles voortreffelijk want hij heeft de beste bedoelingen. Hij spreekt over u met
belangstelling en betreurt het feit dat jullie koel afscheid namen…”
Engels schrok voor geen enkele schijnvertoning terug. Hij liet zich bij “père
Flocon” doorgaan als Engelsman die uitgestuurd was door Harney om de redenen te
kennen in verband met de onverschilligheid van La Réforme ten opzichte van de
Northern Star. Hij zegde aan Flocon zijn medewerking toe. Flocon aanvaardde.
“Ik zal hem terugzien en dieper in ons vangnet duwen. Indien het zo verder gaat,
hebben wij binnen vier weken deze gehele strekking voor ons gewonnen…”
Bernays is volledig gek geworden. Hij gaat door als martelaar. Hij pende 21
bladzijden neer om aan te tonen dat niet de hertogin, maar de hertog Praslin de
martelaar is.
“Ik heb hem nogmaals laten aandringen opdat hij mij de 60 frank zou
terugbetalen die hij reeds lang schuldig is.”
Engels wendt vele stappen aan om zo wel de sympathie van La Réforme als
deze van l’Atelier te winnen. Hij bevestigt Marx dat hij echter niet de minste toegeving
doet aan “deze mannen”. Hij verklaart nochtans aan L. Blanc “dat wij op theoretisch
vlak hetzelfde doel nastreven”. Het is een vrome leugen die hij herstelt door er aan toe
te voegen “dat de principes in het eerste deel van zijn boek in vele opzichten
overeenstemmen met de onze” en dat L. Blanc een bredere uiteenzetting kan vinden in
Misère de la Philosophie.
Bij de Straubinger, actiebasis van het Parijse Communisme verwekte Engels
heel wat opschudding. Juist voor zijn aankomst werd een groep buiten gezet. Het
betrof de laatste volgelingen van Grün. Nu moet het werk voor het nieuwe congres, in
Londen aangevat worden.
Tijdens de afwezigheid van Engels had Moses Hess uit Brussel toegekomen,
een geloofsbelijdenis opgesteld gebaseerd op deze hij in de Vorwärts in december
1844 had gepubliceerd. Al bevend en smekend vroeg hij echter dat naamloosheid kon
gewaarborgd worden. Hij verklaarde hij aan Marx
“Uitsluitend onder ons gezegd heb ik met Mozes een smerige streek uitgehaald.
Vrijdag heb ik zijn geloofsbelijdenis punt per punt herhaald met rozengeur. Ik was nog
niet halfweg toen iedereen tevreden was. Zonder tegenstand liet ik mij aanduiden om
een nieuwe tekst op te stellen die toekomende vrijdag zal besproken worden en daarna
149
naar Londen gezonden zonder medeweten van de afdeling. Niemand mag echter iets
weten. Anders worden we afgezet en zal er een schandaal ontstaan.”
Engels deed wat hij kon om La Réforme de niet gehouden toespraak van Marx
over vrijhandel te laten publiceren. Ongelukkig vond Flocon de tekst onduidelijk. Hij
stelde een herziening voor. Engels sprong op uit verontwaardiging; maar stemde later
toe. Het proza van Marx verscheen echter niet in het blad van L. Blanc!
Op 14 november tenslotte na een verwarrende bijeenkomst duidde de Parijse
afdeling Engels aan als vertegenwoordiger op het congres te Londen. Hij behaalde 2/3
van de stemmen.
“Dit gebeurde deze maal zonder listen”, schreef hij aan Marx.
“Er werd pro forma als tegenkandidaat een arbeider voorgesteld. Degenen die hem
voorstelden stemden echter voor mij. Wij zijn bezig met het verzamelen van geld. Indien
u net als Tedesco, naar Londen gaat schrijf mij. Indien u niet gaat kan ik onmogelijk
alleen het congres houden. Dit zou stom zijn… Op weg naar Londen kom ik niet via
Brussel. Ik heb te weinig geld. We moeten elkaar ontmoeten te Oostende. Op zaterdag
27 november ’s avonds. Op 28 november steken wij over om op maandag de
werkzaamheden aan te vatten.”
Indien er op 29 november een plechtigheid doorgaat ter ere van Polen moet
volgens Engels Marx het woord voeren. De Franse tekst van zijn toespraak werd
overgemaakt aan La Réforme.
“Het is noodzakelijk dat de Duitsers iets doen om een rol te spelen bij de
Fransen. Een toespraak haalt meer uit dan tien artikels of honderd bezoekers.”
Harney stelde voor een internationaal congres te houden. Volgens Engels moet
hij daarin gesteund worden.
“Indien wij er in slagen, zullen de Fransen sterk onder de indruk komen en zich
een beetje vernederd voelen. Indien wij niet slagen, zal de mislukking op rekening van
de Fransen komen. Zij zullen minstens verplicht zijn uitleg te geven. Het ware het beste
dat het Congres te Brussel kon doorgaan. In Londen zou O’- Connor dwaasheden
kunnen uithalen. et plechtige moment naderde. Een paar dagen later bevestigde Engels
de ontmoeting in Oostende op 27 november in het hotel de la Couronne.
Hij voegde er aan toe:
“Denk even na over de geloofsbelijdenis. Het beste wat we zouden kunnen doen
is de catechismusvorm te laten vallen en als titel te verkiezen Het Communistisch
Manifest. Daar er geschiedenis moet in voorkomen is de huidige vorm uitgesloten. Ik
breng mede wat ik reeds verricht heb. Het is zuiver vertellend en slecht opgesteld zoals
trek- en duwwerk. Ik begin met de vraag: wat is het communisme? Daarna schakel ik
150
onmiddellijk over naar het proletariaat, zijn oorsprong, wat is het verschil met de
vroegere arbeiders, de ontwikkeling van de tegenstelling tussen proletariaat, en
bourgeoisie en de crisis en hun gevolgen. Er omheen bevinden zich minder belangrijke
zaken. Tenslotte volgt de politiek van de communistische partij in de mate dat daarover
publiek kan gesproken worden. Het is nog niet gereed om goedgekeurd te worden maar
ik denk op enkele details na niets te hebben gezegd dat strijdig is met onze
standpunten…”
Wij verlieten Marx bij zijn terugkeer uit Nederland. Hij zal in Brussel voldoende
mogelijkheden hebben om zijn activiteiten te ontplooien. Op 20 oktober ontvangt hij
een brief van het Centraal Comité van de Communistenbond. Er is vermeld dat het
congres van oktober verdaagd werd tot einde november. Aan Marx wordt gevraagd
persoonlijk aan de werkzaamheden deel te nemen. Terzelfder tijd ontvangt hij van
Bornstedt die altijd op de voorgrond wenst te treden, een uitnodiging voor een
conferentie in de lokalen van de Duitse Brüsseler Zeitung. Aanwezig zouden zijn
generaal Mellinet, L. Jottrand en een aantal personen die zich geroepen voelden deel
te nemen aan de stichting van een nieuwe democratische vereniging.
Er was vlug overeenstemming betreffende een gemeenschappelijk democratisch
nationaal en internationaal actieprogramma door middel van alles wat door de
Belgische grondwet was toegelaten. Enkele dagen nadien vertrokken de uitnodigingen
voor de stichtingsvergadering op 7 november 1847 om 19 uur in “au local de la Maison
des Meuniers”, rue de la Tête d’Or, près de l’hôtel de Ville à Bruxelles.”
Het voorzitterschap werd waargenomen door de eerbiedwaardige generaal-
majoor Mellinet, held van 1830, democraat en overtuigd republikein, bijgestaan door C.
Spilthoorn, advocaat bij het Hof van Beroep te Gent en professor Maynz van de
Université te Bruxelles.
De statuten werden zonder problemen goedgekeurd. We treffen twee essentiële
punten aan. In de eerste plaats het maatschappelijk deel:
L’Association Démocratique heeft tot doel de unie en de broederlijkheid tussen
de volkeren en staat open voor allen zonder onderscheid van land, beroep of staat.
Allen die aldus wensen toe te treden, worden aanvaard.
Dan volgen de actiemiddelen:
“Alle daden van het genootschap zijn openbaar en beschreven als actiemiddelen
volgens de Belgische Grondwet. Het treedt op via de pers en periodieke en niet-
periodiek vergaderingen die openbaar worden bijeengeroepen. Het doet voorstellen,
organiseert debatten en neemt maatregelen ten einde het doel te bereiken. Het treedt
op via manifesten, pamfletten, verzoekschriften en via aansluiting bij gelijkaardige
genootschappen in België en in het buitenland.”
Drieënzestig leden oprichters tekenden het proces verbaal. Velen waren
Belgische intellectuelen, enkelen arbeiders, een 15-tal Duitsers (o.a. Karl Marx) 4
151
Polen, 2 Fransen en 1 Nederlander (de journalist Van Bevervoorde, die grote
bekendheid genoot sedert zijn sensationele vrijspraak).
Deze laatste verklaarde:
“Het is de tweede maal in mijn leven dat ik mij geroepen voel in het openbaar te
spreken. De eerste maal nog niet zo lang geleden diende ik mij te verdedigen tegen de
beschuldiging van majesteitsschennis. De rechtbanken van mijn land spraken mij vrij na
geding in tweede aanleg. Ter deze gelegenheid sprak ik mijn politieke overtuiging uit.
Mijn meningen waren steeds zuiver democratisch in andere woorden al mijn
genegenheid gaat naar het volk. Al diegenen die de belangen van het volk in hun hart
dragen kunnen op mijn sympathie rekenen; terwijl degenen die de zaak en de welvaart
van het volk aan persoonlijk inzicht en eigenbelang opofferen slechts op mijn aversie en
onenigheid kunnen hopen… Het uur van de hervormingen is ook voor mijn land
aangebroken. Het nationaal bewustzijn ontwaakt er. De machtshebbers hebben voor de
eerste maal in 32 jaar vernomen dat het openbaar bewustzijn in ons land reëel is en niet
zoals ze er steeds van uitgingen journalistieke fictie. In dergelijke omstandigheden, is
het de plicht van de journalist als vriend en verdediger van het volk bewust het
openbaar bewustzijn in de richting van de echte democratische principes te leiden ten
einde bij te dragen tot de overwinning van de belangen van de massa’s op deze van
enkelingen.
L. Jottrand antwoordde door middel van deze beklijvende woorden:
“Zo de Belgen het geluk konden smaken verlost te zijn van slechte instellingen
die de neiging hadden het openbaar bewustzijn te onderdrukken en de heerschappij van
de aristocratie te laten voortduren. Zo ze er in geslaagd zijn deze te vervangen door
democratische instellingen in het kader van de welke ze vandaag vreedzaam hun oude
karakter ontwikkelen, wensen ze deze dienstbaar te maken aan andere nabije volkeren
zoals voor henzelf. Betreffende de recente nationale broederlijkheid die nog in het
geheugen van de Belgen en de Nederlanders is geprent ondanks de slechte politiek van
een familie die lange tijd de leiding had over hun gemeenschappelijke weg, hoeven wij
te verlangen dat Nederland als eerste voordeel haalt uit het voorbeeld dat België geeft
aan alle naburige landen in zake de voortdurende ontwikkeling van de vooruitstrevende
liberale instellingen.
De Belgen wensen oprecht dat hun broeders uit het noorden de hervormingen waarmee
ze reeds begonnen tot een goed einde brengen.”
Generaal Mellinet merkte op dat de woorden van Jottrand zonder twijfel gericht
waren tot alle buurlanden zoals het Rijnland. Jottrand antwoordde dat
hij zich in het bijzonder tot Nederland richtte wegens het feit dat de Belgen veel
vriendschappelijke contacten hadden met Duitsers, Fransen en Polen maar niet met de
Nederlanders.
152
Dr Beyer maakte de opmerking dat hij niet begreep waarom Mellinet over de
Rijnlanders sprak. Hij kende alleen Duitsland en een Duits volk van het welk de
Rijnlanders een deel zijn.280
Acht dagen later wed het bestuur als volgt verkozen: voorzitter L. Jottrand,
ondervoorzitters Imbert en Marx, secretaris advocaat A. Picard, schatbewaarder
advocaat Funck281, vertalers Lelewel (Pool), Maynz en Spilhoorn (Belgen) en Weerth
(Duitser). Generaal Mellinet werd bij handgeklap verkozen tot erevoorzitter.
Vooraleer de macht over te dragen aan het bestuur gaf de generaal een korte
goed overkomende toespraak:
“De democratie biedt in hoofdzaak het principe van de gelijkheid aan. Dit werd
verheven in onze tijd. Het is de Messias als toekomstige overwinnaar…
Demagogie en demagoog mogen niet verward worden met democratie en
democraat zoals onze vijanden trachten te doen. De demagoog is te vergelijken met de
aristocraat in de betekenis dat beiden tegenstanders zijn van de soevereiniteit van het
volk, de ene door overdrijving, de andere door ontaarding van de democratie. Beiden
buiten zogezegde principes uit voor persoonlijk voordeel en uitsluitend eigen belang…
Het volk en de totaliteit van de burgers dragen bij tot het behoud en het welzijn van de
staat door hun intelligentie, hun werkzaamheid, hun arbeid en hun politieke, burgerlijke
en militaire functies. Laat ons tot besluit er aan toevoegen en nooit vergeten: “Het
principe van de volkssoevereiniteit verwezenlijken is de democratie verheerlijken.”
(Applaus)282
Het is niet moeilijk zich Karl Marx voor te stellen, vanwaar hij zich klaarmaakt om
plaats te nemen in het bestuur, terwijl hij de verbloemde woorden van de erevoorzitter
aanhoort en spottend verklaart: “Wat moeten we hier nog allemaal horen. We dachten
reeds het laatste gehoord te hebben.”
Onmiddellijk na de stichting legt de Association Démocratique een grote activiteit
aan de dag. Op 29 november verjaardag van de val van Warschau in 1831, wordt met
algemeenheid van stemmen beslist een schrijven te richten aan het Zwitserse volk. De
opstandige kantons hadden gecapituleerd. De katholieke opstand was verpletterd.
Maar voor de nederlaag had de Franse regering voorgesteld aan Pruisen, Oostenrijk,
Engeland en Rusland om tussenbeide te komen als het vooraf de vijandelijkheden niet
opschortte en geen onderhandelingen begon met de opstandelingen onder toezicht
van de vijf grootmachten.
L’Association Démocratique wenst te protesteren tegen deze vreemde
inmenging in de Zwitserse binnenlandse aangelegenheden. De tekst luidde als volgt:
280Le Débat Social 14 novembre 1847, pp. 236 - 237.
281Funck weigerde de functie te vervullen en werd op 5 december vervangen door M. Balliu.
282Le Débat Social, 21 novembre 1847, p. 249.
153
… De tussenkomst van een congres samengesteld uit koningen in uw zaken
dient te worden verstaan in de zin van een open of geheime aanval tegen uw
instellingen en vooral tegen de ontwikkeling ervan op wettelijke wijze tijdens de laatste
jaren.
Baken gedurende bijna zes eeuwen van de bewaarplaats van de vrijheid welke
de feodaliteit door machtsmisbruik uit praktisch alle andere Europese landen had
verdreven, wij zijn u verplicht en u, Zwitsers onze broeders bent u zelf verplicht een
laatste maal deze kostbare bewaarplaats te verdedigen precies op dit bijzonder moment
waarop de andere naties zich voorbereiden om er deel van uit te maken. Indien u ze
aan uw waakzaamheid laat onttrekken, zullen zes eeuwen van volgehouden bewaking
voor dewelke wij u volledig erkentelijk zijn, voor u en voor de rest van Europa verloren
gaan.
De democratische instellingen indien ze verbannen worden naar de nieuwe
wereld, zullen voor lange tijd ophouden een bestendig studiemodel te zijn dat
gemakkelijk navolgbaar is. De regering van de staat door leiders verkozen door allen,
het bestuur van de staat zonder zwakke financiën, zonder ondergang van de arbeider
ten voordele van nutteloze tussenpersonen, de verdediging van de staat zonder
permanent leger, het industrieel en commercieel welzijn van de staat zonder douane,
vrijheid van godsdienst zonder theocratisch overwicht. Waarin zouden wij dergelijk
systeem naar het welk heel Europa om het te imiteren verlangt, nog vinden, indien
Zwitserland er in toestemt dat een samenzwering door koningen, bankiers, ministers,
huurlingen, sectairen enz. zich bemoeit met zijn zaken. …
Daarom waren wij de mening toegedaan dat wij noodzakelijker wijze en unaniem
u te wensen dat u weerstand zal bieden aan de diplomatieke listen die tegen u
gesmeerd worden. Wij roepen u op uw gehoor niet te verliezen aan het slecht aanbod
door interventie van vijf hoven (niet van vijf volkeren) die zich hebben afgestemd om u in
een dodelijke val te lokken.283
Niet alleen alle leden van het bestuur (waaronder Karl Marx, die afwezig was
maar een blanco volmacht had verleend) ondertekenden het schrijven, maar ook
Imbert (gewezen opsteller van Le Peuple souverain de Marseille, Bornstedt, Pellering
en Mayer. Wallau, H. Hess, Riedel en W. Wolff traden toe namens de vereniging van
de Duitse arbeiders in Brussel.
Dezelfde dag ging de viering door van de 17e verjaardag van de Poolse
revolutie. ’s Morgens was er een mis voor de Poolse emigranten in de Sint-Anna kerk
aan de Bergstraat, daarna een academische zitting in het Pools in de Christuszaal van
het stadhuis. ’s Avonds werd deze overgedaan in het Café des Arts in de Vorkstaat.
Onder voorzitterschap van Gendebien bevonden zich langs voor de Mérode, Van
Meenen, Jottrand, Ducpétiaux, Van Goidtsenoven, Fünck, De Gronckel en Lehardy
leden van de Belgisch-Poolse vereniging.
283L. Jottrand: Charles Spilthoorn, Brussel, Vanderauwera, 1872, pp. 52 - 53.
154
Er waren dertien sprekers. Karl Marx gaf opdracht aan Born om te spreken
namens de vereniging der Duitse arbeiders in Brussel. Deze kweet zich op
bevredigende wijze van zijn taak voor zijn opdrachtgevers en toehoorders.
“Als ware patriotten wensen wij in de eerste plaats de val van het despotisme in
ons vaderland. Als ware democraten wensen wij de val van de feodaliteit in welke
vormen ook en van de burgerij hoe verleidelijk de buitenzijde van het liberalisme ook
moge zijn, maar die een onverdraaglijk despotisme verbergt.
In de mate dat deze gemeenschappelijke belangen de volkeren dichter bij elkaar
brengen, zal het verbond der democraten er in slagen weerstand te bieden aan dit van
de prinsen. De verenigde volkeren zullen sterk genoeg zijn om een zegevierende,
bewarende en universele revolutie te beginnen. Deze zal zegevieren door het
vernietigen van hun bestaansvormen uit het verleden, behoudend in de zin dat de
machten van de overwinning worden vastgehouden en universeel zijn wegens het feit
dat de revolutie die deel is van elke democratie de reis rond de wereld zal maken.”284
Born besluit met te zeggen dat de strijd hard zal zijn en dat “het volk
waarschijnlijk evenveel inspanningen zal moeten leveren tegen de uitbuiting door de
burgerij als tegen de oude kasten.”285
Een tamelijk ernstig incident deed zich voor toen Wuillot hoofdredacteur van het
satirisch blad Mephistophélès, een gedicht voordroeg ter ere van Polen in het welk een
aanval tegen de aartsbisschop van Mechelen en de leden van de laatste katholieke
regering was opgenomen. Wuillot werd ervan beschuldigd zich ostentatief tot de graaf
de Mérode gericht te hebben wanneer hij het antigodsdienstige gedeelte van zijn
gedicht voorlas. De leden van het bureau waren ontevreden.
A. Bartels, een katholiek democraat, die ingeschreven was op de lijst van de
sprekers, weigerde het woord te nemen. Jottrand moest excuses aanbieden en zegde
dat de sympathie van de “mensen behorende tot de kerk in België” voor de Poolse
zaak niet kon ontkend worden en dat zelfs een bekrompen godsdienst wanneer deze
oprecht is ons respect verdiend.
Een perscampagne tegen de “communisten” werd ontketend naar aanleiding van
deze meeting. Het Journal de Bruxelles schreef zelfs dat terwijl er in het land werd
gediscussieerd “de massa’s in alle richtingen werden gedreven door tribunen van laag
allooi”.
In het Journal de Charleroi viel A. Bartels zonder mededogen de drie Belgische
democratische bladen aan (l’Atelier Démocratique, de Deutsche Brüsseler Zeitung en
le Débat Social). Ze werden beschuldigd van communisme en atheïsme. Hij
protesteerde tegen het feit dat “communisten en dissidenten van het Agneessens
284Deutsche Brüsseler Zeitung, 5 december 1847.
285Le Débat Social, 5 decembre 1847, p. 272.
155
genootschap286een deel van de zaal innamen waar een Pools feest doorging om “de
beledigingen en provocaties” te steunen die vrij verspreid werden. Hij had vooral de
vreemdelingen op het oog die zich met de Belgische politiek bemoeiden.
286Vereniging van Belgische arbeiders gesticht in 1847.
156
HOOFDSTUK XVI
HET CONGRES IN LONDEN
Ter gelegenheid van het schrijven aan het Zwitserse volk deelde voorzitter Jottrand
mede dat Marx als vertegenwoordiger van de vereniging bij de Fraternal Democrats
naar Londen ging. Wij weten dat dit niet volledig correct was. Marx ging in hoofdzaak
naar het congres van de communisten bond. Het was waarschijnlijk dat de Association
Démocratique bijdroeg in de verplaatsingskosten van de ondervoorzitter.
De toestand waarin hij zich bevond werd voor Marx onhoudbaar. Hij sloot met
zijn schoonbroer Schmalhausen een lening af voor 150 frank. Hij moest er ook voor
zorgen dat zijn vrouw en kinderen te eten hadden. Uiteindelijk voorzagen de Brusselse
communistische afdeling en de vereniging van Duitse arbeiders in Brussel in de nodige
levensmiddelen. Marx verliet Brussel op 27 november in gezelschap van G. Weerth en
V. Tedesco, advocaat te Luik.287In Oostende ontmoetten ze Friedrich Engels die uit
Parijs kwam. De dag nadien vertrokken ze ’s morgens met de mailboot naar Dover en
kwamen ’s avonds aan te Londen.
De avond voor hij vertrok naar Londen schreef Engels nog een lange brief voor
Marx betreffende zijn onderhandelingen met L. Blanc. Deze laatste hechtte ten gronde
geen enkel belang aan de communistische theorieën. Hij stelde deze op gelijke voet
met het toenmalige oneindig aantal revolutionaire theorieën. Hij vond het logisch dat
Marx zijn opvattingen over de arbeidersverenigingen en de arbeidsorganisatie deelde.
Engels wees er op dat niets onverlet diende gelaten om de “kleine man” op zijn
plaats te zetten.
“Laat hem voelen hoe ver zij boven hem staan. Wees vriendelijk naar de vorm;
maar behoud ten gronde op krachtige wijze, onze superioriteit… Ongelukkig bevindt
onze enige kracht zich nu op theoretisch vlak; maar dit is uiterst belangrijk voor de
verdedigers van de morele wetenschap en van de wet van de voldoende productie.”
Gesterkt door hun geloof in de superioriteit van hun theoretisch-doctrinale
opvatting vertegenwoordigen Marx, Weerth, Engels en Tedesco het Duitse, Franse en
Belgische proletariaat op het 2e congres van de avant-première van de Internationale.
De groep van Londense communisten geleid door Schapper was niet werkloos
sedert de maand juni. Gevolg gevend aan de genomen beslissingen verscheen in
september 1847 een specimen nummer van de Communistische Revue. Voor de 1e
maal in de geschiedenis en voor het verschijnen van het Communistisch Manifest kon
men lezen “Proletariërs aller landen verenigt U!” Het was in principe de breuk met de
formules van de Franse Revolutie en het utopisch socialisme “Alle mensen zijn
broeders”.
287Deutsche Brüsseler Zeitung, 9 december 1847.
157
Na de moeilijkheden te hebben uiteengezet waarmee de start van een
arbeidersblad te kampen had, deden de journalisten van de Communistische Revue
beroep op de solidariteit van de arbeiders.
“Arbeiders het is nu aan u om te handelen. Zendt ons bijdragen, neemt een
abonnement wanneer het mogelijk is. Verspreidt het op alle plaatsen waar het enigszins
mogelijk is. Het betreft de strijd voor een heilige en juiste zaak, voor het recht tegen het
onrecht, voor de onderdrukten tegen de verdrukkers. Wij strijden voor de waarheid
tegen het bijgeloof en de leugen. Voor dat wat wij doen vragen wij geen beloning, noch
betaling. Wij doen slechts onze plicht. Proletariërs indien u vrij wenst te zijn ontwaak
dan uit uw slaap en verenig u werkelijk. De mensheid vraagt aan alle mensen hun plicht
te vervullen.”
In de specimen uitgave vinden we reeds een doorgedreven studie van de
marxistische opvattingen:
“Zijn proletariërs in de huidige maatschappij al degenen die niet van hun kapitaal
kunnen leven; de arbeiders zowel als de wetenschapper, de kunstenaar en de
kleinburger. Alhoewel de kleine burgerij nog enige rijkdom bezit is het duidelijk dat
tegenover de onverbiddelijke concurrentie door het grootkapitaal zij met
reuzenschreden naar eenzelfde toestand leidt als de andere proletariërs. Zij kunnen nu
reeds beschouwd worden als behorende tot de onzen, want zij heeft hetzelfde belang te
vermijden in een toestand te belanden waar ze niets meer bezit. Toestand van de welke
wij allen verlost willen worden. Laat ons ons verenigen tot heil van beide partijen. … Dat
filosofen en wetenschapsmensen systemen uitwerken voor de toekomstige
maatschappij vinden wij goed en nuttig. Indien wij proletariërs ernstig willen praten over
wijzigingen aan de werkplaatsen en de bestuursvorm in de toekomstige gemeenschap
van goederen, bekvechten over de snit van de kledij en de beste methode om de Wc’s
te reinigen288 maken wij ons belachelijk en verdienen terecht de naam van dromers,
welke ons zo dikwijls werd gegeven. De taak van onze generatie is de bouwstenen te
ontdekken en bij de werkplaats te brengen die noodzakelijk zijn voor de oprichting van
de nieuwe maatschappij. Het is de taak van de toekomstige generaties het gebouw af te
werken. Laat ons hopen dat er aan architecten geen gebrek zal zijn. Wij zijn geen
communisten die alles willen verwezenlijken uit liefde enz. zelfde tekst als in de
catechismus van Engels!
Na levendige kritiek op een anti marxistisch artikel van C. Heinzen, concludeert
de Communistische Revue:
“Wij weten dat de burger Heinzen vervolgd wordt, belasterd, uitgemaakt
voor alles en nog wat door onze tegenstanders. Hij is erg opgewonden. Wij
wensen hem op onze beurt niet aan te vallen. Integendeel wij weigeren de
288Veel besproken door de fourieristen. Thema behandelde dr Fourier in zijn postume geschriften.
158
uitgestoken hand niet naar de eendracht. Eendracht maakt macht. Deze alleen
kan ons naar het doel leiden. Laat ons daarom, proletariërs aller landen ons
verenigen. Waar het mogelijk is in het openbaar waar de wet het toelaat. Onze
daden schuwen het licht niet; zoals het arbitraire van de tirannen die met
zogeheten wetten de mensen verbieden te vergaderen om de kwesties van
vandaag te bespreken en hun rechten te eisen. Wie deze volgt en eerbiedigt
handelt met lafheid en oneer. Degene die ze minacht en overtreedt handelt als
mens en mens van eer.
In hetzelfde nummer van de revue vinden we een gedetailleerde kritiek op het
beroemde project van Cabet over emigratie naar de nieuwe wereld en een lang artikel
gewijd aan de noodzaak voor de Duitse arbeiders gelijktijdig te strijden tegen het
absolutisme en de kapitalistische bourgeoisie. Dit artikel wordt over het algemeen aan
Friedrich Engels toegeschreven. Het is zeer interessant voor de ontwikkelde stelling in
verband met het verwerven van de politieke macht door de bourgeoisie of in andere
woorden het ontstaan van een democratischer systeem is een van de essentiële
voorwaarden voor de ontwikkeling van de sociale actie. Volgt een typerende passage:
“Wij proletariërs zijn in Duitsland in een toestand belandt om de sociale
wanorde in ons voordeel te veranderen of in andere woorden in de mogelijkheid de
bourgeoisie onmiddellijk omver te werpen en de principes van het communisme te
verwezenlijken! Hebben we naast de bourgeoisie een andere vijand tegenover ons die
we moeten neerslaan en vernietigen? De andere vijand is het absolute koningdom of
monarchie die als bepaling heeft er te zijn door de gratie gods en die ons uitbuit in naam
van de hemel en ons in de klauwen laat van de middeleeuwse grootgrondeigenaars en
ons in de Germaanschristelijke staat perst en iedere keer dat wij gekwetst door onze
slavenketenen deze willen afschudden stuurt ze politie, rijkswacht, priesters en
kanonnen ter hulp van het kapitaal.”
De publicatie eindigt met een politiek en sociaal overzicht, via de scherpe pen
van W. Wolff. Men spreekt er over het geroddel aan de hoven op vranke toon: de
minnaars van koningin Isabella van Spanje, de doodstrijd van het regime van Louis-
Philippe, de liefde tussen Lola Montez en de koning van Beieren; de troonsafstand van
Leopold I en van koning Willem in Nederland, de conflicten tussen de paus en
Metternich, enz. De revue eindigt met een bijzondere toevoeging die in de 21e eeuw
opnieuw moet gelezen worden:
“De inwoners van Noord-Amerika blijven in strijd met de Mexicanen. Het is te
hopen dat de eersten het grootste deel van Mexico bekomen en het beter uitbaten dan
de Mexicanen. De vereniging voor de bevrijding van het land, het jonge Amerika, wint
elke dag nieuwe aanhangers.”
In dergelijk politiek en doctrinair klimaat werd het congres geopend. Er is weinig
geweten over het verloop van de debatten. Het is niet moeilijk een voorstelling te
hebben van de heftigheid van de besprekingen in verband met de definitieve tekst van
159
de geloofsbelijdenis. We kunnen ons tevens voorstellen de intentie van Marx
betreffende de maximale precisering van de theoretische en praktische positie van de
communisten. Hij had kritiek op de sentimentele zijde in de Communistische Revue en
drong aan om zo duidelijk mogelijk te zijn zoals door Engels enkele dagen voordien
voorgesteld.
Wij kunnen geloven, Marx kennende en zijn brutaal optreden om de puntjes op
de “i” te zetten dat hij voortdurend en goed tussenkwam in verband met details over de
vorm en de inhoud zodat hem werd gezegd: “Stel het Manifest zelf op.” Inderdaad op
10 december verliet Marx het Congres met als opdracht aan het Centraal Comité van
de Communistenbond een ontwerp van het Communistische Manifest voor te leggen.
Gedurende de twaalf dagen durende debatten, werden ook de definitieve statuten
van de bond besproken en goedgekeurd.
Artikel 1 luidde als volgt:
Het doel in de bond is de omverwerping van de bourgeoisie, de overheersing
door het proletariaat, de afschaffing van de oude burgerlijke maatschappij
gebaseerd op de klassentegenstelling en de stichting van een nieuwe maatschappij
zonder klassen en privaat eigendom.
Artikel 2 verkondigde volgende opvattingen:
Om lid te zijn dient men aan volgende voorwaarden te voldoen:
a. Levenswijze en activiteit in overeenstemming met dit doel.
b. Revolutionaire kracht en volharding in verband met propaganda.
c. Communistische geloofsbelijdenis afleggen.
d. Zich onthouden deel uit te maken van om het even welk communistisch
genootschap op politiek of nationaal vlak en het leidend comité mededeling doen
betreffende de inschrijving bij om het even welk genootschap.
e. Zich onderwerpen aan de beslissingen van de bond.
f. Zwijgplicht over het bestaan van alle zaken van de bond.
g. Op unanieme wijze aanvaardt worden in een commune. Wie aan deze
voorwaarden niet beantwoordt wordt uitgestoten.
Artikel 3:
Alle leden zijn gelijken en broeders en zijn in deze hoedanigheid verplicht tot hulp in alle
omstandigheden.
Artikel 4:
De leden hebben federale namen.
Artikel 5:
De bond bestaat uit communes, kringen, leidinggevende kringen, centraal comité en
congres.
160
Het overige gedeelte van de statuten heeft weinig belang. Wij geven nochtans de
laatste schikkingen weer:
Artikel 37: Wie de bepalingen aan de leden opgelegd overtreedt wordt geschorst of uit
de bond gesloten. Uitsluiting belet re-integratie.
Artikel 38: Alleen het congres doet uitspraak over de uitsluitingen.
Artikel 39: Kring en commune kunnen leden onder voorbehoud uitsluiten en onmiddellijk
hogere autoriteit verwittigen. In deze aangelegenheid beslist het congres in laatste
instantie.
Artikel 40: Re-integratie van geschorste leden wordt uitgesproken door het centraal
comité op voorstel van de kring.
Artikel 41: Misdaden tegen de bond worden beoordeeld door het arrondissementeel
comité, welk de beslissingen in verband met de uitspraken uitvoert.
Artikel 42: De geschorste en de uitgesloten individuen en verdachte elementen in het
algemeen dienen nauwlettend in de gaten gehouden in naam van de bond zodanig dat
ze niet kunnen schaden.
Uit de statuten blijkt de geheime en clandestiene aard van de communistische
actie. Deze komt nog duidelijk naar voor door de geheimzinnigheid waarmee Marx,
Engels en hun vrienden hun communistische activiteiten omringen. Nooit wordt een
verwijzing gevonden naar de afdelingen van Brussel en Parijs; noch in
persmededelingen of verslagen. Marx trad in het publiek op als vertegenwoordiger van
de vereniging van Duitse arbeiders in Brussel (broederlijke kring, vaag democratisch).
Marx was een meester in politieke misleiding. Indien een bepaald feit uit maart 1848
waarop we later terugkomen, zich niet had voorgedaan zouden het groot publiek noch
de autoriteiten ooit geweten hebben dat hij de leider was van een actieve revolutionaire
strekking.
De onbevangenheid van bepaalde leiders van niet- communistische
verenigingen waar Marx lid van was lijkt ons heden begrijpelijk. Tot in 1848 kwam bij L.
Jottrand nooit de gedachte op dat zijn ondervoorzitter en vriend een gevaarlijk
samenzweerder was.
Wij vinden het bewijs daarvan in het verslag in het Débat Social over het verblijf
van zijn afgevaardigde in Londen. De lezer zal zich herinneren dat Marx opdracht
kreeg van de Association Démocratique om als haar vertegenwoordiger op te treden
om nauwere betrekkingen aan te knopen met de chartisten en op te treden als haar
vertegenwoordiger bij de herdenking te Londen van de Poolse revolutie.
Zo begon het Débat Social289zijn verhaal:
28912 december 1847, pp. 282-283.
161
L’Association Démocratique uit Brussel duidde als vertegenwoordiger te Londen
één van haar twee ondervoorzitters aan. Het betrof de heer Marx, Duits auteur, die in
contact moest treden met het genootschap van de Fraternal Democrats gesticht in
Londen voor de Engels chartisten verenigd met de democraten uit alle landen gevestigd
in deze enorme grootstad. De Heer Marx had de gelegenheid zijn opdracht mede te
delen aan het Engelse genootschap ter gelegenheid van de herdenking van de Poolse
opstand op 29 november. Hij was dan aanwezig samen met de heer Tedesco,
eveneens lid van de Association Démocratique uit Brussel.290
Zo vernemen we dat tijdens de herdenking de Heer C. Schapper de
afgevaardigde in de nieuwe Belgische democratische vereniging voorstelt als “Dr. Karl
Marx” die veel applaus kreeg. Daarna werd lezing gegeven betreffende de algehele
volmacht van de afgevaardigde “ten einde betrekkingen op het gebied van
briefwisseling en sympathie tussen beide genootschappen tot stand te brengen.”
Steeds volgens het Débat Social nam Marx het woord en hij verklaarde dat hij
afgevaardigd werd naar de Engelse democraten om hen te bewegen een groot
congres te houden van alle democraten over de hele wereld. Dergelijke congressen
bestaan reeds voor de middenstand voor hun eigen belang. Ook de voorstanders van
de vrijhandel hebben er georganiseerd zonder rechten te eisen voor alle mensen.
De Belgische democraten oordeelden dat de Engelse chartisten de eersten moesten
zijn om een democratisch congres bijeen te roepen. Wanneer ze voldoening bekomen
betreffende de zes punten van hun charter (algemeen stemrecht, geheime stemming,
eenparig parlement, afschaffing van de cijns voor de verkiesbaarheid, vergoeding voor
de leden van het parlement, verzekering aan de arbeider van een voldoende loon) zal
de weg naar de vrijheid openstaan voor de hele wereld. … Marx besloot als volgt:
Engelse chartisten tracht de politieke hervorming door u opgevat te bekomen en
u zal begroet worden als ridders van de hele mensheid.”
Na deze toespraak stelde Harney, hoofdredacteur van de Northern Star volgende
resolutie voor die met algemeenheid van stemmen wed aangenomen: “De vergadering
is verheugd te vernemen dat te Brussel een democratische vereniging is ontstaan en
antwoordende op het aanbood tot alliantie gedaan door deze vereniging ontvangt ze Dr
Marx met alle gevoelens voor broederlijke hoogachting. De vergadering applaudisseert
enthousiast voor het voorstel betreffende het tot stand komen van een congres van
democraten uit alle natiën. Zij verbindt zich afgevaardigden te zenden bij de eerste
uitnodiging het weze in Londen of in Brussel.”
Die opeenvolgende golven van applaus begroetten “de glorierijke Lelewel, de
dappere generaal Mellinet en de democraten uit Brussel.”
290Victor Tedesco was eveneens afgevaardigde op het Communistisch Congres.
162
Friedrich Engels hield een korte toespraak. Daarna nam V. Tedesco het woord
ten einde de vergadering te danken in naam van de Belgische democraten die hun
ogen gevestigd hebben op de Engelsen als hun gidsen en van dewelke zij verlangen
dat ze weldra een grote hervorming verwezenlijken van het charter van het volk.
“Ik zal naar mijn land terugkeren doordrongen van het gebeuren waaraan ik
deelnam. Ik zal de goede gevoelens welke de Engelse proletariërs ten toon spreiden
mededelen en hun krachtige beslistheid om hun werk verder te zetten tot het doel
bereikt is om aan de zaak van de vooruitgang een zodanig impuls te geven dat heel het
Europees continent er voordeel bij heeft voor de uiteindelijke vestiging van de
universele vrijheid.”
Dit was de Franstalige versie van de plechtigheid door de chartisten
georganiseerd te Londen. Ze was volledig vervalst. Men kan zich afvragen door wie en
met welk doel. Dit kan gemakkelijk bepaald worden. Via de Deutsche Brüsseler
Zeitung beschikken we over de integrale tekst van toespraken van Marx en
Engels.291Marx verklaarde als volgt:
“De verstandhouding en de broederlijkheid tussen de naties is een uitdrukking
welke heden door alle partijen wordt gebruikt onder meer door de burgerlijke
voorstanders van de vrijhandel. Er bestaat inderdaad een zekere broederlijkheid tussen
de burgerlijke klassen van alle naties. Het is de broederlijkheid van de tirannen tegen de
onderdrukten of van de uitbuiters tegen de uitgebuitenen.
Zoals de bourgeoisie van een land verenigd en solidair is tegen het proletariaat
van het zelfde land ondanks de concurrentie en de strijd tussen leden van de
bourgeoisie onderling, zijn de bourgeois van alle landen verenigd en solidair tegen de
proletariërs van alle landen ondanks de afwisselende strijd en de concurrentie op de
wereldmarkt.
Op dat de volkeren reëel in verstandhouding zouden kunnen leven dienen zij
solidaire belangen te hebben. Opdat hun belangen solidair zouden worden dienen de
huidige eigendomsvoorwaarden afgeschaft te worden omdat ze de uitbuiting van de
volksmassa inhouden. Daarom is het in het onmiddellijk belang van de arbeidersklasse
het huidige eigendomssysteem af te schaffen. De arbeidersklasse is ten andere de
enige die de middelen heeft om dit te doen.
De overwinning van het proletariaat tegen de bourgeoisie betekent tevens het
einde van de nationale en van de economische conflicten die vandaag de verschillende
volkeren tegen elkaar opzetten. Zo zal de overwinning van het proletariaat tegen de
bourgeoisie het signaal zijn voor de bevrijding van alle onderdrukte naties. Het oude
Polen is veroordeeld. Wij zouden in ieder geval de laatsten zijn om zijn herstel te
wensen.
Het oude Polen dient echter niet alleen te verdwijnen. Het oude Duitsland, het
oude Frankrijk, het oude Engeland en de volledige oude maatschappij moeten
291La Réforme de Paris, 5-12, gaf enkele uitreksels.
163
verdwijnen. Het verdwijnen van de oude maatschappij is geen verlies voor diegenen die
er niets gemeen mee hebben. Dit is in alle landen de grote meerderheid van de
mensen. Zij hebben allen te winnen bij het verdwijnen van de oude maatschappij. Deze
verdwijning houdt in de schepping van een nieuwe orde waarvan de basis niet meer
gevormd wordt door de klassentegenstellingen.
Van alle landen ter wereld is Engeland het land waar de tegenstelling tussen
proletariërs en bourgeoisie het meest ontwikkeld is. De overwinning va het Engelse
proletariaat tegen de Engelse bourgeoisie is bijgevolg beslissend voor de overwinning
van alle onderdrukten tegen de onderdrukkers.
Dit alles heeft tot gevolg dat Polen niet dient bevrijd te worden in Polen maar in
Engeland. En u, chartisten, jullie hebben geen vrome wensen te formuleren voor de
bevrijding van de volkeren. Sla uw binnenlandse vijanden neer en u kan de glorierijke
overtuiging hebben de oude maatschappij te hebben vernietigd!
Engels drukte zich als volgt uit:
“Sta mij toe, waarde vrienden, mij vandaag tot u te richten als Duitser. Wij, Duitse
democraten, hebben inderdaad een bijzonder belang bij de bevrijding van Polen. Het
zijn Duitse prinsen die belang hadden bij de verdeling van Polen. Het zijn op heden
Duitse soldaten die Posen en Galicië onderdrukken. Als Duitsers en als Duitse
democraten moeten wij voor alles ons bezig houden met het wegvegen van deze vlek
die onze natie bevuilt.
Een natie kan zich niet bevrijden en tezelfdertijd andere volkeren onderdrukken.
De bevrijding van Duitsland is onmogelijk zonder Polen te verlossen van het Duitse juk.
Daarom hebben Polen en Duitsland een gemeenschappelijk belang. Daarom dienen
Duitse en Poolse democraten samen te werken aan de bevrijding van beide naties.
Ik ben tevens de mening toegedaan dat de beslissende strijd die als gevolg zal
hebben de overwinning van de democratie en de bevrijding van alle Europese volkeren,
het werk zal zijn van de Engelse chartisten.
Ik heb gedurende vele jaren in Engeland gewoond, tijdens dewelke ik mij dikwijls
bij de chartistische beweging voegde. Indien de Engelse chartistische militanten als
eersten tot de strijd werden geroepen, dan is het precies het geval omdat in Engeland
de strijd tussen de bourgeoisie en het proletariaat het heftigst is. Waarom is dit zo?
Omdat de moderne industrie en de machines de onderdrukte klassen van het land
hebben verenigd in één enkele grote klasse met hetzelfde belang (de arbeidersklasse of
het proletariaat). Op dezelfde wijze hebben hier tegenover alle uitbuiterklassen zich
verenigd in één enkele klasse (de bourgeoisie).
Zo wordt de strijd vereenvoudigd en kan hij eindigen met een grote slag.
Is het niet zo? De aristocratie heeft in dit land geen macht meer na annexatie
door de bourgeoisie. Tegenover de bourgeoisie staat de grote massa van het volk
verenigd in te duchten slagorde. Haar overwinning op de almachtige kapitalisten komt
steeds dichter bij.
De vernietiging van de tegengestelde belangen die destijds de arbeiders
verdeelden in vijandige categorieën en de gelijkschakeling in het leven in de
arbeidersklasse is het werk van het machinisme. Zonder machinisme is er geen
164
chartisme. Zelfs indien het machinisme uw huidige toestand nog moet beïnvloeden is
het dit zelfde machinisme dat uw overwinning zal mogelijk maken.
Dit alles zal niet uitsluitend het gevolg zijn van de toestand in Engeland. In
België, in Amerika, in Frankrijk en in Duitsland heeft het machinisme eveneens de
toestand van alle arbeiders gelijkgemaakt. En het maakt deze elke dag nog meer gelijk.
In alle landen hebben de arbeiders nu het zelfde belang de klasse die hen onderdrukt
neer te slaan (of met andere woorden de bourgeoisie te vernietigen). De nivellering van
de levensvoorwaarden en de gelijkheid van de politieke belangen van de arbeiders van
alle landen, zijn het resultaat van het machinisme dat daardoor een grote historische
vooruitgang betekent.
Welke is bijgevolg onze plicht? Wegens het feit dat de toestand van de arbeiders
in alle landen dezelfde is, wegens het feit dat ze dezelfde belangen hebben en omdat ze
dezelfde vijanden hebben moeten de arbeiders schouder aan schouder strijden tegen
de broederlijkheid tussen de bourgeoisie van alle naties moeten ze de solidariteit van de
arbeiders van alle landen stellen.
Volgens La Réforme (het blad van Flocon en Leduc-Rollin) bracht de
vergadering op voorstel van Engels driemaal hulde aan de democratische Europese
dagbladen: La Réforme, de Deutsche Brüsseler Zeitung en de Northern Star terwijl
driemaal gehoond werd naar de antidemocratische pers (de Jounal des Débats, de
Times, de Augsburger Algemeine Zeitung en de Osterreichische Beobachter)
Tot slot werd de Marseillaise gezongen.
Marx verdeelde zijn tijd tussen het communistisch congres en zijn officiële taak.
Hij sprak dikwijls met Horney, Jones en de andere leiders van de chartisten in
verband met de organisatie in 1848 van het eerste democratische internationale
congres.
Het was tijd om te vertrekken. Nadat hij zijn terugreis had betaald stelde Marx
met ontzetting vast dat zijn geld op was. Uit wanhoop schreef hij zijn vriend Annenkof
in Parijs om een lening van honderd of tweehonderd frank. Het bedrag diende
rechtstreeks in Brussel toe te komen. Op 13 december vertrok hij naar Brussel.
Dezelfde dag kon hij in het Journal de Bruxelles volgend artikel lezen:
“Wij hebben onze lezers medegedeeld dat in Brussel het genootschap
L’Association Démocratique werd gesticht. Het zond één van zijn ondervoorzitters, de
heer Marx naar Londen ten einde contact op te nemen met de chartisten…
Ten einde het menselijk ras te verbeteren was geen beter contact mogelijk dan
met Engeland. In dit land werden reeds alle mogelijke levensvormen verbeterd
(paarden, honden, runderen en varkens). Het ware ongelukkig dat men er daar niet zou
in slagen dezelfde voordelen te bekomen voor het menselijk ras. Het is een schitterende
gelegenheid voor de regeneratoren van onze soort. Ze kunnen een verbeterde,
herziene en progressief vermeerderde uitgave verzorgen van de toespraken van
Anarcharsis Cloots die zichzelf de titel toekende van redenaar van de mensheid.
Wij wensen hen alleen toe niet hetzelfde lot te ondergaan als hun illustere
voorganger. Hij behoorde tot dezelfde natie als de Belgische patriot van Duitse afkomst
die afgevaardigde was te Londen. Hij had het ongeluk verdacht te worden door
165
Robespierre. De onomkoopbare verklaarde in de Club der Jacobijnen dat hij bevreesd
was voor alle vreemdelingen die beweerden betere patriotten te zijn dat de meest
energieke Fransen en dat het systeem van Cloots met zijn universele reputatie en zijn
monsterachtige ongeloofwaardigheid geen ander resultaat konden hebben dan de
Fransen onuitstaanbaar te maken voor alle naties en hun aantal vijanden te vergroten.
Enige tijd later besteeg de beroemde redenaar het patriottisch schavot.
De aanvallen in het Journal de Bruxelles en vanwege A. Bartels raakten de
Brusselse democraten. De Association Démocratique zag haar ledenaantal en invloed
toe nemen. Ze was verplicht een groter lokaal te zoeken.292 Er kwamen nieuwe leden
bij uit Gent, Charleroi en Doornik. In deze laatste stad hadden de patriotten een
vereniging gesticht met dezelfde doeleinden. Ze vroegen steun aan de Association
Démocratique. Vanuit Zwitserland kwam antwoord van Vorort op het schrijven van 29
november. De Zwitserse regering dankte de Association en meldde dat haar schrijven
was gedrukt en overgemaakt aan alle kantons in de federatie. In België dienden alle
conflicten met de autoriteiten vermeden. Generaal Mellinet protesteerde en stelde dat
de aanvallen van het Journaal de Bruxelles grof waren deze van het Journal de
Charleroi als een slecht daad. Marx van zijn kant publiceerde in de Deutsche Brüsseler
Zeitung het volgende in het Frans293:
“De Heer A. Bartels beweert dat het openbaar leven wat hem betreft afgelopen
is. Inderdaad hij is in het privéleven getreden om er niet meer uit te komen. Hij beperkt
zich tot protest en tot beweringen dat hij tot zichzelf behoort en dat de beweging zonder
hem tot stand kwam en ondanks hem en dat het hem toekomt de beweging goed te
keuren. We zijn het erover eens om te stellen dat dit een manier als een andere is om
aan het openbare leven deel te nemen. Door deze verklaringen, beweringen en
bezwaren verbergt de openbare pers zich achter de nederige verschijning van de
privépers. Zo uit zich het onbegrepen en miskend genie.
De heer Bartels weet zeer goed dat democraten behorende tot verschillende
naties een vereniging stichtten met als benaming Association Démocratique met als
enig doel ideeën uit te wisselen en overeen te komen in verband met de principes die
dienstig zijn voor het tot stand komen van de eenheid en de broederlijkheid tussen de
volkeren. Het hoeft niet gezegd dat in een vereniging met dergelijk doel de
vreemdelingen verplicht zijn voor hun mening uit te komen. Het is belachelijk hen als
leermeesters te bestempelen telkens ze het woord voeren ten einde hun plicht jegens
de vereniging te vervullen. Indien de heer Bartels de vreemdelingen beschuldigt van het
willen geven van lessen dan weigeren ze er van hem te krijgen.
De heer Bartels zal zich ongetwijfeld herinneren dat in het voorlopig comité, tot
hetwelk hij behoorde, hij zelfs voorstelde om van de vereniging van de Duitse arbeiders
de kern te maken van de nieuwe te stichten maatschappij. Ik heb dit voorstel in naam
292La Veille Cour de Bruxelles in de Zwarte Zustersstraat.
293Deutsche Brüsseler Zeitung, 19 december 1847.
166
van de Duitse arbeiders verworpen. Was dit per toeval geen valstrik van de heer Bartels
om in de mogelijkheid te zijn ons vals te beschuldigen? Het staat de heer Bartels vrij
onze doctrines te bestempelen als weerzinwekkend en barbaars. Hij uit geen kritiek. Hij
bewijst niets en is orthodox in de zin van bij voorbaat te veroordelen wat hij niet begrijpt.
De heer Bartels is meer theocraat dan democraat. Het is logisch dat hij hulp krijgt
vanwege het Journal de Bruxelles. Dit blad beschuldigt ons er van het menselijk ras te
willen verbeteren. Hij weze gerustgesteld. Gelukkig weten wij als Duitsers dat sedert
1640 de congregatie propagandafide als enige het monopoly heeft in de verbetering van
het menselijk ras. We zijn te nederig en te klein om ons te meten met de eerwaarde
paters in deze menselijke nijverheid. Dat zij de moeite doen het verslag van de
Deutsche Brüsseler Zeitung te vergelijken met dit van de Northern Star294om zich te
vergewissen van het feit dat de Northern Star mij deed zeggen: Chartisten… u zal
begroet worden als de redders van het menselijk ras. Het Journal de Bruxelles werd
geïnspireerd door een meer weldadige geest als het voorbeeld van Anacharsis Clootz in
herinnering wordt gebracht wanneer deze het schavot bestijgt wegens het feit te willen
doorgaan als meer vaderlandslievend dan de patriotten van 1793-94. In dit verband zijn
de eerwaarde paters vrij van verwijten. Ze waren nooit vaderlandslievender dan de
patriotten. Integendeel ze werden overal bestempeld als meer reactionair dan de
reactionairen of nog even meer regeringsgezind dan de nationale regering. Als we
denken aan de droevige experimenten in Zwitserland. We zijn bereid te erkennen dat de
strenge berispingen tot ons gericht ten einde niet in het andere uiterste van iets
gelijkaardigs te vervallen van een vrijgevigheid getuigen de eerste christenen waardig.
Wij danken hen.
De “grote pers” besteedde geen aandacht aan deze terechtwijzing. Ze zette haar
aanvallen tegen de “vreemde communisten” niet verder. Karl Marx en Bornstedt
begaven zich samen naar de redactie van het Journal de Bruxelles om uitleg te vragen
aan de hoofdredacteur. Ze werden met een kluitje in het riet gestuurd. In de Deutsche
Brüsseler Zeitung deelden ze mede dat ze alle middelen waarover ze beschikten om
deze gemene persoonlijke aanvallen te doen ophouden (in andere woorden aanvallen
meer gericht tegen personen dan tegen ideeën)295 gebruikten.
294Overgenomen door het Débat Social.
295Deutsche Brüsseler Zeitung, 26 december 1847.
167
HOOFDSTUK XVII
DE REDEVOERING OVER DE VRIJHANDEL
De eerste vergadering van de Association Démocratique na de terugkeer296van Marx
en Engels uit Londen hoorde het verslag van de reis naar Londen297.Ze kwam tot de
vaststelling dat de vereniging erop vooruitging. Vanuit Den Haag en Luik kwamen
sympathiebetuigingen. Het aantal individuele aansluitingen steeg vanuit heel België.
Marx gaf lezing van de sympathiebetuiging van Harney en van de overeenkomst
met de Fraternal Democrats, de vereniging van de Duitse arbeiders in Londen en het
comité van de chartisten in verband met de organisatie van een internationaal
democratisch congres. De tekst luidde als volgt:
“Uw afgevaardigde, onze vriend en gewaardeerde broeder Dr Marx, zal u het
enthousiasme meedelen waarmede hij werd begroet bij de lezing van uw
sympathiebetuiging. Alle ogen schitterden uit vreugde, uit alle monden klonk welkom en
alle handen werden naar hem uitgestoken.
De namen van de leden van uw comité werden met applaus begroet door onze
vergadering. De mensheid dient erkentelijk te zijn in verband met de diensten die haar
worden verstrekt en de opofferingen die werden getroost voor de zaak van de vrijheid.
Een vereniging in dewelke de heldhaftige generaal Mellinet lid is evenals de glorierijke
en onomkoopbare patriot Lelewel moet bijdragen tot het vertrouwen in de democraten
van alle naties. Wat ons betreft wij aanvaarden met de grootste vreugde de alliantie
welke u ons aanbiedt. …
Ter gelegenheid van onze laatste verjaardag op 22 september deden wij
aanbevelingen betreffende het tot stand komen van een democratisch congres van alle
naties. Het verheugt ons dat u hetzelfde voorstel deed. De samenzwering van de
koningen dient beantwoord door een tegen-samenzwering van de volkeren. Waar ook
dit congres doorgaat kan u rekenen op de aanwezigheid van de Engelse democratie.
Het zal de taak zijn van onze beide verenigingen de bijeenkomst te organiseren van de
vertegenwoordigers van onze broeders uit heel Europa.
Uw afgevaardigde, Dr Marx, zal u de schikkingen mededelen welke wij met hem
afspraken om de unie van onze verenigingen doeltreffend te maken.
De onderdrukte volkeren in de verschillende delen van Europa hebben
voorstellen om op verschillende wijze tot emancipatie te komen. Ze kunnen onderling
verschillen wat betreft de vormen van politiek systeem en niet akkoord zijn over de
noodzakelijke sociale hervormingen om de vrijheid te verwezenlijken. Wat deze punten
betreft is een eenheid van gevoel en actie onmogelijk en niet noodzakelijk. Er zijn twee
punten waarover de democraten van alle naties het eens zijn: de soevereiniteit van het
volk en de broederlijkheid tussen de naties. …
29620 december 1847.
29717 december 1847.
168
…We zijn er van overtuigd dat het echte volk, de proletariërs, de mensen die elke
dag hun zweet en bloed laten onder het juk opgelegd door de huidige maatschappelijke
systemen of in andere woorden dit volk waartoe men zich moet wenden om de
universele broederlijkheid te bereiken.
Het belang van de grondheren en de heren van het kapitaal bestaat er in de
naties verdeeld te houden. Maar het is het belang van de proletariërs, de onderdrukten
(allen door dezelfde soort meesters en degenen aan wie de vruchten van het werk
worden ontnomen door dezelfde soort uitbuiters) zich onderling te verenigen. Dat zullen
ze doen. Ze komen uit hutten, zolderkamers en kelders, verlaten de ploeg, de fabriek of
het aambeeld. Langs dezelfde weg ziet men reeds de apostelen in de vrijheid van de
voorbestemde redders van de mensheid komen.
Wij hopen werkelijk op het succes van uw vereniging en de voorspoed van haar
leden. Wij groeten u op broederlijke wijze en wij verbinden ons ertoe bij te dragen tot het
welslagen en de triomf van de beginselen welke onze verenigingen verspreiden:
democratie en broederlijkheid tussen de naties!298
In de aan Marx persoonlijk gerichte brief verduidelijkt Harney dat de Engelse
democraten de Franse democraten zullen uitnodigen voor het toekomstig
internationaal congres ten einde “elke verkeerde interpretatie te vermijden betreffende
de aanwezigheid van de Fransen op een bijeenkomst in België”. Friedrich Engels deelt
mee dat hij van de Engelse Fraternal Democrats “een bijzondere volmacht had
gekregen voor de eventuele uitnodiging van de Fransen”. Engels wenste deze
uitnodiging vooraf mede te delen aan de leden van het Comité de La Réforme te
Parijs299.Anderzijds deelde de directeur van de Deutsche Zeitung in Basel aan Brussel
zijn voornemen mede de Zwitserse democraten te verzamelen met oog op hun
deelname aan het congres te Brussel. Ten slotte kreeg Tedesco opdracht een
democratische afdeling te stichten te Luik. Aan Friedrich Engels werd opgedragen
contact te leggen met de democraten in Parijs. De dag daarop vertrok Engels naar
Parijs met opdrachten zowel van Londen als Brussel (Association Démocratique).
Onvermoeibaar in zijn apostolaatwerk besteedt Marx zijn beschikbare tijd met
betrekking tot de voorbereiding van het Communistisch Manifest aan het geven van
lezingen voor de leden van de vereniging van de Duitse arbeiders over salariaat en
kapitaal300.
Marx bevestigt opnieuw het beginsel dat het loon niet een gedeelte is van het
product is dat het heeft gemaakt; maar een bestanddeel van het product door hetwelk
de kapitalist een bepaalde hoeveelheid productieve kracht koopt. De prijs van de
298Handtekeningen van Harney, Jones, Keen, Clark voor Groot Brittannië; Michelot en Bernard voor
Frankrijk; Schapper en Moll voor Duitsland; Oborski voor Polen; Schabelitz voor Zwitserland en Holm voor Scandinavië.
299L. Jottrand: Charles Spilthoorn, op. cit., p. 57.
300Gepubliceerd in de Neue Rheinische Zeitung, zie Gesamtausgabe, VI.
169
arbeiders is bepaald zoals deze van elke andere koopwaar deel uitmakend van het
voortgebracht product in functie van de kostprijs. De kostprijs van de arbeid hangt af
van de noodzakelijke kosten voor het onderhoud en de reproductie van de arbeider.
Het is het bedrag van deze kosten dat het loon bepaalt. Onder invloed van de
concurrentie bevindt het loon met zoals de prijs van elke andere koopwaar nu eens
onder dan weer boven het levensminimum. Over het geheel genomen zijn de kosten
noodzakelijk in het voortbestaan van de werkkracht gelijk aan het minimumloon.
Wat het kapitalisme betreft erkent Marx krachtdadig de bevestiging van de
burgerlijke economisten dat het geaccumuleerde arbeid is:
“Wat is een negerslaaf, vroeg hij? Een mens behorende tot het zwarte ras. Dit
antwoord is gelijk aan dat van de economisten. Een neger is een neger. Het is enkel in
functie van bepaalde omstandigheden dat hij slaaf werd. Een machine om katoen te
spinnen is een machine die katoen spint. Het is slechts onder invloed van bepaalde
omstandigheden dat ze een kapitalistisch element werd. Buiten deze omstandigheden is
ze zo weinig kapitaal als het goud geld voorstelt of suiker de waarde van suiker.
Kapitaal is een sociale productieverhouding of een verhouding van de burgerlijke
maatschappij. Een hoeveelheid koopwaar (ruilproducten) wordt omgezet in kapitaal
door het feit dat ze omgezet wordt in onafhankelijke sociale macht, in een macht van
een gedeelte in de maatschappij tot behoud en groei door ruil met de beschikbare en
levende arbeidscapaciteit.
Het bestaan van een klasse die uitsluitend eigenaar is van haar arbeidscapaciteit
is een noodzakelijke voorwaarde voor de ontwikkeling van het kapitalisme. Het is de
overheersing van de in het verleden geaccumuleerde materiële arbeid over de
onmiddellijk beschikbaar en levende arbeid die de geaccumuleerde arbeid omzet in
kapitaal. Het kapitaal bestaat niet door het feit dat de geaccumuleerde arbeid de
levende arbeid omzet in een nieuw productiemiddel. Neen, het bestaat erin dat levende
arbeid ter beschikking wordt gesteld van de geaccumuleerde arbeid om zijn ruilwaarde
te bewaren en te vermeerderen.
Kapitaal en arbeid zijn onderling afhankelijk en ontstaan op wederkerige wijze.
Wanneer de burgerlijke economen hier uit afleiden dat de belangen van de bourgeois
en de arbeiders dezelfde zijn; is het niet minder waar dat de arbeiders bezwijken
wanneer ze niet in dienst zijn van het kapitaal en dat het kapitaal ten onder gaat
wanneer het de arbeiders niet kan uitbuiten. Hoe meer het productief kapitaal toeneemt
hoe meer de industrie bloeit en hoe rijker de bourgeoisie wordt en hoe meer de
kapitalist arbeiders nodig heeft en hoe meer loon de arbeider kan eisen. De
onontbeerlijke voorwaarden voor een redelijk bestaan van de arbeiders is bijgevolg een
zo snel mogelijke ontwikkeling van de kapitalistische productiewijze.
Dit heeft tot gevolg dat een gevoelige verhoging van het loon een snellere
ontwikkeling van het productief kapitaal tot gevolg heeft. Wanneer het kapitaal
aangroeit en het loon stijgt, neemt de kapitalistische winst nog vlugger toe. De
170
materiële levensomstandigheden van de arbeider verbeteren ten koste van zijn sociale
situatie. De sociale afgrond tussen hem en de kapitalist is groter geworden. Betere
levensomstandigheden en het salaris houden een snellere ontwikkeling van het
kapitalisme in. Dit heeft tot gevolg dat de arbeidersklasse de dominerende
maatschappij van de vijand doet groeien en toenemen. Ze bekomt de toelating, tegen
de beste loon voorwaarden, bij te dragen aan de ontwikkeling van het kapitalisme en
aan het smeden van de gouden ketens met dewelke de burgerij haar voortsleept.
Maar kapitalistische groei en stijging van de lonen zijn niet zo onlosmakelijk
verbonden als de burgerlijke economen beweren. Het is verre van juist, zegt Marx, te
beweren hoe overvloediger het kapitaal, hoe beter de arbeider gevoed wordt.
Inderdaad houdt verhoging van het kapitaal accumulatie en concentratie van het
kapitaal in. Deze concentratie leidt tot grotere arbeidersverdeling en groter gebruik van
machines. Grotere arbeidersverdeling vernietigt de persoonlijke handigheid van de
arbeider. Ze leidt tot grotere concurrentie tussen arbeiders en laat om het even wie toe
een werk te verrichten dat vroeger een bijzondere bekwaamheid vergde.
De concurrentie tussen de arbeiders wordt nog groter wanneer de
arbeidsverdeling één man toelaat het werk van drie te verrichten. Machines hebben in
nog ruimere proporties dezelfde hoedanigheden. De ontwikkeling van het productief
kapitaal verplicht de kapitalisten steeds betere productiemiddelen aan te wenden. Dit
leidt tot de ondergang van de kleine industriëlen. Ze worden geproletariseerd.
Rekening houdend met het gegeven dat de interest recht evenredig daalt met de
accumulatie van de kapitalen heeft dit tot gevolg dat de kleine renteniers niet langer
van hun inkomsten kunnen leven en verplicht worden werk te zoeken in de industrie
waar ze het aantal proletariërs vergroten.
Hoe meer het kapitaal aangroeit hoe meer het verplicht is te produceren voor
een markt van dewelke het de behoeften niet kent. Hoe meer de productie vooraf gaat
aan de behoeften hoe meer het aanbod tracht de vraag te domineren en hoe meer de
crisissen toenemen in aantal en intensiteit. Deze crisissen zijn echte industriële
aardschokken tijdens de welke de zakenwereld overeind blijft door aan de goden in de
hel een gedeelte van zijn vermogen, een gedeelte van zijn producten en zelfs een deel
van de productiekrachten op te offeren.
Het kapitalisme leeft niet alleen van de arbeiders. De crisis stort ook de lijken
van de slaven in de afgrond. Ze bewerkt slachtingen tussen de arbeiders. Wanneer het
kapitalisme zich vlug ontwikkelt neemt de concurrentie tussen de arbeiders nog vlugger
toe. Dit heeft tot gevolg dat hoe meer de werkgelegenheid daalt en de levensmiddelen
voor de arbeiders verminderen, een sneller groeiend kapitalisme de beste toestand is
voor het salariaat.
De diepe analyse van Marx voor eenvoudige arbeiders van problemen die hen
rechtstreeks aanbelangen is treffend. Wanneer hij in zijn kritiek meer meegaande en
demagogischer ware geweest, zou niemand er over gevallen zijn. In de plaats daarvan
171
was hij intellectueel eerlijk en moreel rechtlijnig. Deze houding zal door de
opportunisten en de willozen in alle tijden nooit begrepen worden301.
Marx nam zijn functie van ondervoorzitter ernstig. Hij woonde stipt de
vergaderingen bij van de Association Démocratique. Hij trad op als peter voor
Bakoenin, uitgewezen uit Frankrijk en voor Dr Karl d’Ester. Dezen werden met veertig
anderen als lid aanvaard. Het probleem van het internationaal congres maakte ophef
bij de Britse democraten. De Belgische hoofdstad was in hun ogen reeds het nieuwe
Europees centrum van de nieuwe ideeën dat op hen een grote weerslag zou hebben.
Ze deden alles om het congres te kunnen organiseren en om te beletten dat de
Engelsen het zouden opeisen. Ze bestreden de Zwitsers en sommige Fransen (o.a.
Ledru-Rollin) om een gelijkaardig congres bijeen te roepen in Genève of Basel. De
Deutsche Brüsseler Zeitung schreef dat aan de beslissing van Engelsen, Belgen,
Duitsers en Nederlanders om bijeen te komen in september 1848 in Brussel niet te
tornen was302.
Op nieuwjaarsdag organiseerde de vereniging van de Duitse arbeiders in “Au
Cygne” op de Grote Markt een grote plechtigheid waarop de vrienden uit andere
landen werden uitgenodigd. Het was een democratisch en broederlijk feest. De zaal
was versierd door de leden, het was een beeld dat een allegorie voorstelde naar een
gedicht van S. Born. Alles was opgebouwd door de schrijnwerkers. De werkloze leden
waren de genodigden van de gemeenschap…
Lelewel, A. Picard en Imbert woonden de avond bij als eregasten…
Na voorzitter Wallau nam Karl Marx als eerste het woord. Hij bracht een toast uit
op de Association Démocratique en huldigde in trillende bewoordingen de bevrijdende
zending van België in de strijd tegen het absolutisme en de deugdelijke weldaden van
een liberale grondwet die vrijheid van meningsuiting toelaat en de vrijheid van
vergaderen. Dit alles maakt België tot een van de meest humanistische landen van
gans Europa.
Verder spraken A. Picard, Lelewel, Bornstedt, W. Wolff, Imbert, Meskens
voorzitter van de Agneessens-genootschap, P. Gigot die de Northern Star en La
Réforme begroette, Born die een goede reis toewenst aan Junge de jonge vriend van
Engels en Marx die naar de Verenigde Staten vertrok hetwelk een groot verlies
betekende voor de Association en tenslotte Junge zelf die beloofde gedurende gans
zijn leven revolutionair te blijven en met een goot aantal emigranten terug te keren op
de dag “van de grote Europese omwenteling wanneer de vrijheidsklokken luiden”.
301F. Mehring: Karl Marx, Leipzig, 1919.
302Deutsche Brüsseler Zeitung, 30 december 1847.
172
Tussen de toespraken speelde een orkest en werden gedichten voorgedragen.
Mevrouw Marx liet de vergadering van haar dramatisch talent genieten. Zij stelde aldus
“een merkwaardig en zeer indrukwekkend voorbeeld voor een gedistingeerde dame als
opvoedster van het proletariaat”.303
Ter gelegenheid van het nieuwe jaar deed Engels in de Deutsche Brüsseler
Zeitung een passievolle oproep aan de Duitse arbeiders:
“Wat hebben we tijdens het jaar 1847 om onze toestand te verbeteren? Niets of
ongeveer niets. Slechts op enkele plaatsen (Berlijn, Stettin, Stuttgart en Ulm) was er
opstand voor brood. Hebt u toen niet vastgesteld de panische angst die zich plots
meester maakte van de paternalistische regeringen, de bourgeoisie, de kapitalisten en
onze uitbuiters?
Hebben ze niet onmiddellijk maatregelen genomen ter verbetering van de
toestand van de werkende klassen? Juist diegenen die in hun vaderlijke wijsheid nooit
om ons bekommerd waren?
Ze hebben op schijnheilige wijze medeleven betoond met uw lijden.
Ze hebben alle mogelijke inspanningen gedaan om u zand in de ogen te strooien
en u een valse uitleg te geven over de oorsprong van uw ongeluk.
Wij integendeel hebben u uitgelegd dat u enkel ongelukkig was wegens het feit
dat u niet verenigd was en dat u niets zal bereiken zonder algemeen plan en
organisatie.
…Als individuele arbeiders zijn we machteloos. In Duitsland zijn er 25 miljoen
tegenstanders van het kapitalisme en van de regering bij de gratie Gods. Het aantal is
niet belangrijk. Dit hebben wij tot op heden tot onze schade ondervonden. De unie en de
solidariteit tussen de onderdrukten alleen zal hen de noodzakelijke kracht bezorgen om
hun vijanden neer te slaan en een nieuwe maatschappij te stichten die het geluk van de
massa verzekert304.
Enkele weken later publiceert hij een uitgebreide studie over de gebeurtenissen
van 1847. “De meest bewogen die men sedert lange tijd had gekend.”
Na onderzoek van de politieke toestand in de verschillende Europese landen
concludeerde hij als volgt:
“Wanneer we een blik achteruit werpen zien we de enorme vooruitgang in de
burgerij. Zij verheft het hoofd en overstijgt hoogmoedig haar tegenstrevers. Ze verwacht
grote overwinningen en zal niet in haar verwachtingen teleurgesteld worden. Ze beweert
de hele wereld volgens haar opvattingen te organiseren en dat zal op de meeste
plaatsen van de aardbol lukken.
Zoals u weet zijn we geen vrienden van de burgerij. Deze maal wensen wij haar
nochtans de overwinning. We kunnen om niet inhouden ironisch te glimlachen wanneer
we zien met welke onverstoorbare ernst en met welke ziekelijke ijver ze haar taak overal
303Deutsche Brüsseler Zeitung, 6 januari 1848.
304Deutsche Brüsseler Zeitung, 2 januari 1848.
173
vervult. Deze heren beelden zich in dat ze voor zichzelf werken. Ze zijn in voldoende
mate pretentieus om te veronderstellen dat hun overwinning aan de wereld zo zijn
definitieve vorm zal geven. Eén ding is nochtans zeker: ze toont de weg voor ons
democraten en communisten. Ze zullen misschien enkele jaren genieten op
oncomfortabele wijze om nadien te worden neergeslagen. De burgers hebben overal
het proletariaat achter zich. In Italië en in Zwitserland neemt het proletariaat deel aan
hun inspanning en illusies. In Duitsland en Frankrijk bereidt het snel en onderhands de
val van de burgerij voor. In Engeland en Amerika komt het in opstand tegen de
dominerende burgerij.
We kunnen echter meer doen. We kunnen openlijk spreken tot de burgerij. We
kunnen open kaart spelen met haar. Ze mag van nu af weten dat ze in ons voordeel
handelt. Ze kan niet ophouden met het bestrijden van de absolute monarchie, de adel
en de priesters. Ze moet zegevieren of verdwijnen.
Ja, binnen afzienbare tijd moet ze ons ter hulp roepen.
Strijd dan moedig verder, beminnelijke kapitalisten. We hebben u nodig. Hier en
daar hebben we zelfs uw overheersing nodig. U moet voor ons het puin van de
middeleeuwen en de absolute monarchie ruimen. U moet het patriarchaal systeem
vernietigen. U moet centraliseren. U moet de min of meer bezittende klassen omvormen
tot echte proletariërs en rekruten voor ons leger. U moet door middel van uw fabrieken
en uw handelsrelaties het proletariaat de materiële middelen bezorgen die het nodig
heeft voor zijn bevrijding.
Uw beloning bestaat er in gedurende korte tijd te mogen heersen. U mag de wet
stellen, u mag u hullen in de glorie van uwe majesteit, u mag binnentreden in de
Koninklijke paleizen en omgaan met de dochters van de koningen; maar vergeet nooit
dat de valbijl voor de deur hangt.”305
Marx was uiterst gevoelig voor de botte weigering die hij opliep tijdens het
congres van de economen om zijn opvattingen over de vrijhandel uiteen te zetten. De
weigering van Blanc en Flocon de tekst van zijn tussenkomst in La Réforme te
publiceren ondanks de diplomatische interventie van Engels, verhoogde zijn drang om
zijn heterodoxe opvattingen openbaar te maken.
De gelegenheid deed zich voor wanneer de Association Démocratique de
economische problemen op de dagorde plaatste. Op negen januari 1848 hield hij voor
een erg geïnteresseerde vergadering zijn beroemde Discours sur la Question du Libre-
Echange.306 Deze toespraak is een monument. Het is ook een meesterwerk op gebied
van de dialectiek. Het is onbegrijpelijk dat het werk niet dagelijks wordt gebruikt voor de
opvoeding en de vorming van de militante arbeidersjeugd. Bepaalde aspecten ervan
kunnen verouderd zijn maar voor bepaalde delen blijft het profetisch. Historisch gezien
bevindt het zich juist op het tijdstip waarop Marx de vorming van zijn economische en
sociale doctrine beëindigt. Het volgt op Misère de la Philosophie (eindvoorstelling van
305Deutsche Brüsseler Zeitung, 23 januari 1848.
306Discours…, par Charles Marx, Bruxelles, 1848. Gedrukt op kosten van de Association Démocratique.
174
het marxistisch esoterisme) en gaat het Communistisch Manifest vooraf. (Eerste
veruiterlijking van het volkse en strijdende socialisme.) Dit hoeft ons niet te
verwonderen, terwijl Marx zijn Discours schreef stelde hij de tekst van het Manifest op.
Alle debatten betreffende de vrijhandel stonden in verband met de handel in
granen en in grondstoffen, stelt Marx bij de aanvang van zijn rede. De voorstanders
van de vrijhandel hielden niet op met te beweren dat het ongeoorloofd was
beschermende rechten op buitenlands graan te heffen gezien “het speculatie was in
verband met de hongersnood van de volkeren”. Het ordewoord was “goedkoop brood
en hoge lonen” (cheap food, high wages). Nochtans is de werkende klasse ondankbaar
en laakt haar weldoeners zoals Dr Bowring307als schijnheiligen.
Op welke wijze deze tegenstelling verklaren?
De voorstanders van de ruilhandel zeggen aan de arbeiders de heffing op de
granen is een belasting op het loon die u betaalt aan de landeigenaars.
De arbeiders antwoorden aan de fabrikanten: Hoe verklaart ge dat de lonen
sedert dertig jaar sneller dalen dan de prijsstijging van granen? Inderdaad is het loon
van de handwever gedaald van 28 shilling per week in 1818 tot 5 shilling in 1843 en dit
van de wever met getouw van 20 shilling in 1823 tot 8 shilling in 1843308. De taks op de
granen bedroeg nooit meer dan 3 pence per week.
Anderzijds wanneer het brood goedkoop was en de handel bloeide,
beschuldigde u ons als auteur van ons eigen ongeluk gezien we te veel kinderen
hadden…
De fabrikanten antwoorden op hun beurt: “De heren arbeiders hebben gelijk. Het
is niet uitsluitend de prijs van het graan; maar ook de concurrentie tussen het aantal
arbeiders handen die het loon bepaalt.” Indien Engeland zich uitsluitend zou
bezighouden met nijverheid zou het de rest van Europa domineren. Europa zou
Engeland voeden.
De kleinhandelaar stelde daartegenover dat zelfs indien de Engelse landbouw
ten onder ging zouden de vreemdelingen niet verplicht worden zich voor hun
bevoorrading tot de Engelse fabrieken te wenden noch hun eigen fabrieken op te
offeren.
Daarop antwoordt de nijveraar “met de rug naar de arbeiders sprekend aan de
kruidenier”, wanneer het graan goedkoper wordt, verlagen we de lonen in de landen
307Cfr. het conflict tussen Weerth en Dr Bowring.
308Cfr. Friedrich Engels: Toestand van de arbeidersklasse in Engeland, deel II.
175
van de welke we ons graan betrekken. In die zin wordt brood en mankracht goedkoper
en wordt het vaste land verplicht zich bij ons te bevoorraden.
De landbouwer en de landarbeider komen tussen in het gesprek. Wat is ons lot
in dit alles?
Marx legt uit dat de anti-corn-law-league zeer handig drie studies ruim heeft
verspreid op het platteland.
De eerste studie tracht te bewijzen dat alleen de landeigenaar verlies lijdt door
de vrije import van graan.
De tweede beweert dat de prijs van het graan zal stijgen en dat dit alleen winst
betekent voor de landbouwer en de landarbeider.
De derde geeft toe dat het de ondergang betekent van een gedeelte van de
landbouwers. De kleine landbouwers kunnen terecht in de nijverheid. De grote
landbouwers kunnen goedkoop in waarde gedaalde gronden bijkopen of deze voor
lange tijd huren. De invoering van landbouwmachines zal leiden tot besparingen op
mankracht. Deze worden versterkt door de algemene daling van de lonen. Marx
schrijft:
“Dr Bowring geeft aan zijn argumentatie een religieuze status wegens het feit dat
hij op een meeting uitriep: Jezus Christus is de vrijhandel en de vrijhandel is Jezus
Christus.
Het is niet moeilijk te begrijpen dat deze schijnheiligheid niet van aard was om
de arbeiders goedkoop brood te laten eten.”
Wat er ook van weze hoe zouden de arbeiders de plotselinge menslievendheid
van de fabrikanten kunnen begrijpen terwijl ze onlangs nog de tien uren wet hebben
bestreden die de arbeidsdag met twee uur verminderde.
De spreker zet vervolgens het menslievend aspect van de Engelse industriëlen
uiteen. Deze berust op een systeem van boeten waarvan de toepassing geregeld
wordt volgens een “echt wetboek” bij het minste vergrijp. “De boeten overtreffen altijd
de geleden schade”. Het gaat zo ver dat de “klok van de fabriek voorloopt” en de
meestergast wordt ontslagen “wegens onbekwaamheid in het vermenigvuldigen van de
boeten”.
“Zoals u ziet, mijne heren, is het huishoudelijke reglement bedoeld om boeten op te
leveren die geld opbrengen. Zo gebruikt de fabrikant alle middelen om het loon te verminderen
en ongevallen uit te buiten waaraan de arbeiders geen schuld hebben.
Deze fabrikanten zijn dezelfde als de filantropen die de arbeiders deden geloven dat ze
in staat waren grote uitgaven te doen alleen om hun lot te verbeteren. Daarom prediken ze de
vrijhandel als godsdienst en vermenigvuldigen ze de openbare meetings.
176
Het is tijdens een van deze meetings dat een arbeider uitriep: “Indien de landeigenaars
onze beenderen zouden verkopen zou u fabrikanten, de eersten zijn om ze aan te kopen ten
einde ze in een stroommolen te werpen voor de productie van meel.”
De Engelse arbeiders begrepen zeer goed de betekenis van de strijd tussen
landeigenaars en industriële kapitalisten. Ze weten zeer goed dat de broodprijs moet dalen om
het loon te verminderen en dat de winst stijgt als de grondrente daalt. …
….Het is voor de arbeiders niet onverschillig niet meer dan vier frank te bekomen als het
graan minder kost wanneer hij voordien vijf frank kreeg. Is zijn loon niet steeds gedaald ten
opzichte van de winst? Is het niet duidelijk dat zijn sociaal statuut steeds gedaald is ten
opzichte van dit van de kapitalist? Bovendien lijdt hij feitelijk verlies.
Zolang de broodprijs hoger was, was dit voor het loon ook het geval en was het mogelijk
een kleine besparing te realiseren via minder verbruik van brood om van andere zaken te
kunnen genieten. Maar zodra het brood en bijgevolg het loon goedkoper zijn kan hij praktisch
niet meer besparen op brood ten einde andere zaken aan te kopen.”
Het is duidelijk dat indien de arbeiders zich keerden tegen de landeigenaars dit
het geval was “om de laatste overblijfselen van de feodaliteit te vernietigen en om
slechts één vijand over te houden”. Uit wraak tegen de fabrikanten vormden de
landeigenaars een alliantie met de arbeiders om de tienuren wel er door te krijgen
tegen dewelke ze zich gedurende dertig jaar hadden verzet.
Op het congres van de economen in 1847 las Dr Bowring een indrukwekkende
lijst van ingevoerde producten voor die door de arbeiders konden verbruikt worden. Hij
vergat nochtans te vermelden dat “de arbeiders op straat stonden tengevolge van de
beginnende crisis”.
Het is een principe in de staathuishoudkunde dat geen algemene wetten worden
afgeleid uit statistieken welke betrekking hebben op één jaar.
“De gemiddelde termijn is steeds zes tot zeven jaar als periode waarin de moderne
industrieel de verschillende jaren van de cyclus doorloopt “voorspoed, overproductie, stagnatie
en crisis” als einde van de cyclus.”
In principe is vrijhandel voordelig voor de arbeiders. Er is echter een klein nadeel
voor de arbeider die alvorens zijn frank te ruilen voor andere koopwaar, zijn arbeid
heeft geruild tegen kapitaal”.
“Indien hij in het kader van deze ruil steeds dezelfde frank kreeg voor dezelfde
arbeid en indien de prijs van alle andere koopwaar zou dalen, hij in deze markt steeds
de winnaar zou zijn. De moeilijkheid bestaat er niet in te bewijzen dat indien de prijs van
elke koopwaar daalt; ik meer goederen bekom voor hetzelfde geld.
De economen gaan steeds uit van de prijs van de arbeid op het moment dat hij
geruild wordt tegen andere koopwaren. Ze laten het moment waarop arbeid wordt
geruild tegen kapitaal volledig buiten beschouwing.
Indien minder kosten worden gemaakt om de machine in gang te zetten welke
goederen produceert dan kosten de zaken om de machines te onderhouden in andere
woorden de arbeid, ook minder. Indien alle goederen goedkoper zijn, zal de arbeid die
177
ook koopwaar is in prijs dalen. Zoals we later zullen aantonen zal de arbeidskoopwaar
proportioneel sneller in prijs dalen dan de andere koopwaren. De arbeider, rekening
houdend met de argumentatie van de economen zal tot de vaststelling komen dat de
frank in zijn zak gesmolten is en dat hij vijf cent overhoudt.
De economen zullen volgens Marx antwoorden dat de stijging van het verbruik
een grotere productie tot gevolg heeft welke de vraag naar arbeid doet stijgen en
tezelfdertijd de lonen. In andere woorden “door vrijhandel nemen de productiekrachten
toe”.
In feite geeft Marx toe indien het kapitaal constant blijft gaat de industrie in
belang afnemen en is de arbeider het eerste slachtoffer. “Hij zal ten onder gaan voor
de kapitalist.” Maar hij zal ook ten onder gaan wanneer het kapitaal uitbreidt. Inderdaad
“de aangroei van productief kapitaal veronderstelt accumulatie en concentratie
van kapitaal”. De concentratie van kapitalen heeft een 141 grotere arbeidersverdeling
tot gevolg en een grotere inzet van machines. Deze grotere arbeidsverdeling vernietigt
de specialiteit van de arbeider zodanig dat iedereen om het even welke taak kan
uitvoeren. Dit heeft als gevolg toenemende concurrentie tussen de arbeiders.”
Arbeidsverdeling laat de arbeider toe alleen het werk van drie mensen te doen.
De ontwikkeling van het machinisme vernietigt de kleine industriëlen en proletariseert
hen zoals de dalende interest de kleine renteniers proletariseert.
Anderzijds heeft de deregulering van de productie crisis tot gevolg waarvan de
intensiteit en de snelheid toeneemt. “Elke crisis versnelt de centralisatie van de
kapitalen en veroorzaakt de aangroei van het proletariaat.”
Marx duidt dan aan op welke wijze het fenomeen zich ontwikkelt dat hem zo
getroffen had bij de aanvang van zijn economische studies: de concurrentie tussen de
arbeiders. Ten gevolge daarvan “vermindert de beloning van de arbeid voor allen en
neemt de arbeidslast toe voor enkelen. Hij toont aan op welke wijze 448 arbeiders in
1841, 53353 spillen meer voortbrengen dan 1088 werkers in hetzelfde bedrijf in
Manchester in 1829.
De burgerlijke economen hebben het gemakkelijk voor het zeggen dat de
werklozen elders werk zullen vinden. Ze spreken zichzelf tegen zoals Dr Bowring die in
1833 verklaarde: “Het ontstaan van de nationale welvaart heeft individuele kwalen tot
gevolg. De industrie gaat er op vooruit ten koste van de achterblijvers.” Bowring vond
het bewijs voor zijn bewering in Oost-India waar de katoenindustrie in een periode van
dertig jaar totaal vernietigd werd. De arbeiders stierven aan uitputting door
ondervoeding of trokken naar de landbouw ten gevolge van de ontwikkeling van de
Engels mechanische weverijen. De medelijden opwekkende zinnen van Bowring, zegt
Marx getuigen van het schijnheilig karakter gemeen aan alle sermoenen van de
178
voorstanders van de vrijhandel. Hij beschouwt de arbeiders als productiemiddelen die
door minder dure productiemiddelen moeten vervangen worden maar “er is geen
manuele arbeid die niet van vandaag op morgen het lot van de wevers kan
ondergaan”. De meest bezeten voorstanders van de vrijhandel schrikken er niet voor
terug te verklaren dat de tendens in elke industriële verbetering erin bestaat de
arbeider uit te schakelen of zijn prijs te verminderen door hem te vervangen door
vrouwen en kinderen.
Deze edele theorieën, zegt Marx, komen op het volgende neer:
“Gij, duizenden arbeiders die bezwijken, wees niet getroost. Ge kunt rustig
sterven. Uw klasse zal niet ten ondergaan. Ze zal steeds voldoende in aantal zijn opdat
het kapitaal haar zware slagen kan toebrengen, zonder vrees ze tot nul te herleiden.
Ten andere hoe wilt ge dat het kapitaal nuttig gebruik wordt zonder zorg voor de te uit te
buiten materie ten einde ze opnieuw uit te buiten?
Alle economische wetten bevestigen ten andere dat de concurrentie de prijs van
elke koopwaar herleidt tot de minimum productiekosten. Zo is het minimum loon de
natuurlijke prijs van de arbeid. Wat is dit minimumloon? Het is datgene dat nodig is om
de onontbeerlijke voorwerpen voor het voortbestaan van de arbeider te kopen, om hem
in staat te stellen zich goedschiks, kwaadschiks te voeden en in de mate van het
mogelijke de soort verder te zetten.
Laat ons daarom niet geloven dat de arbeider slechts het minimum loon zal
bekomen; maar ook niet dat hij altijd het minimumloon zal hebben!”
Inderdaad, de ene keer heeft de arbeidersklasse meer dan het minimum, een
andere keer minder naargelang de staat van de industriële cyclus. Maar gemiddeld
heeft ze altijd het minimum wat haar toelaat te overleven en zelfs aan te groeien.
Naarmate de nijverheid toelaat bestaansmiddelen te produceren op goedkopere wijze
zal het minimumloon voortdurend dalen.
“Indien het loon aanvankelijk bestemd was om de arbeider te laten leven; eindigt
het met de arbeider een leven als machine te laten leiden. Zijn leven heeft enkel zin als
productiekracht voor de kapitalist als dusdanig.
De wetten van de arbeidskoopwaar en het minimumloon zullen bewaarheid
worden in de mate dat… de vrijhandel werkelijk bestaat.
Wat is vrijhandel? vraagt Marx. Het is de vrijheid van het kapitaal. De vrijhandel
zal de werking van het kapitaal volledig vrijmaken.
Zolang er de verhouding tussen loonarbeid en kapitaal bestaat, zal de ruil tussen
de koopwaren onderling zelfs in de beste voorwaarden niet beletten dat er een
uitbuiterklasse en een uitgebuite klasse blijven bestaan. De vrijhandel zal de
bestaande tegenstellingen tussen kapitalisten en arbeiders niet verzwakken maar
accentueren.
De arbeider zal vaststellen dat het vrijgemaakt kapitaal hem niet minder tot slaaf
maakt dan het kapitaal bewaakt door de douane.
179
Mijne heren, laat u niet vangen door het abstracte woord vrijheid. Vrijheid van
wie? Het is niet de eenvoudige vrijheid van een individu in aanwezigheid van een
ander. Het is de vrijheid van het kapitalisme om de arbeider te verpletteren.
De voorstanders van de vrijhandel beweren de universele broederlijkheid te
willen invoeren. “Universele vrijheid als naam willen geven aan de uitbuiting op
wereldvlak is een gedachte die alleen tot stand kan komen in de schoot van de
burgerij.” De voorstanders van de vrijhandel beweren dat hun systeem in elk land een
productie zal tot stand brengen in harmonie met de natuurlijke voordelen”. Zie, zegt
Marx, de problemen van koffie en suiker. Twee eeuwen geleden was er in India geen
koffie en geen suiker. Over een halve eeuw is er waarschijnlijk noch suiker, noch koffie
in deze regio van de wereld want er is nu reeds concurrentie van Oost-India tegen
West-India. Dit laatste is ondanks zijn natuurlijke rijkdom “reeds een even zware last
voor Engeland als de wevers te Dacca die sedert eeuwen voorbestemd waren om met
de hand te weven als handwevers.”
“Eén zaak mag bij dit alles niet uit het oog verloren worden. Alhoewel alles
monopoly is geworden zijn er enkele afdelingen van de industrie die de andere
domineren en die aan de volkeren welke ze het meest uitbaten het imperium op de
wereldmarkt verzekeren. Het is zo dat in de internationale handel katoen alleen een
grotere waarde heeft dan alle andere grondstoffen aangewend in de kledingnijverheid
samen. … Indien de voorstanders van de vrijhandel niet kunnen begrijpen hoe een land
zich kan verrijken ten nadele van een ander hoeft ons dit niet te verbazen. Deze heren
begrijpen immers ook niet hoe binnen een bepaald land een klasse zich kan verrijken
ten nadele van een andere. Geloof niet, mijne heren, dat indien wij kritisch zijn tegen de
commerciële vrijheid, wij de bedoeling hebben het protectionisme te verdedigen.
Wanneer men tegenstander is van het constitutioneel systeem is men daarom geen
voorstander van het ancien régime. Ten andere is het protectionistisch systeem slechts
een middel om bij een volk de grote industrie in te voeren… en draagt het bij tot de vrije
concurrentie binnen het land.
Beschermende rechten zijn voor een industrie in de beginfase, zoals deze van
Duitsland, wapens tegen de feodaliteit en het absolutisme, ze zijn een middel om de
krachten te bundelen en de vrijhandel te verwezenlijken in het binnenland.
“Over het algemeen is op heden het beschermend systeem conservatief en dat
van de vrijhandel vernietigend. Dit laatste lost de oude nationaliteiten op en drijft de
tegenstelling tussen bourgeoisie en proletariaat tot het uiterste. In andere woorden het
systeem van vrijhandel versnelt de sociale revolutie. Het is enkel in deze revolutionaire
zin, mijne heren, dat ik voor vrijhandel stem.”
Een belangrijk onderdeel van het marxisme is samengevat in deze
buitengewone en plechtige uiteenzetting die de toehoorders verbaasde: het historisch
materialisme, het dialectisch materialisme, de theorie van de meerwaarde, de theorie
180
van de concentratie, de theorie van de proletarisering, de theorie van de toenemende
degradatie van het proletariaat. De leden van de Association Démocratique staken hun
bewondering voor Marx niet onder stoelen of banken, maar formuleerden voorbehoud
ten aanzien van deze gedurfde doctrine. Een republikeins arbeider uit Brussel,
Labiaux, stelde voor de toespraak te laten drukken op kosten van de vereniging in het
Frans en in het Nederlands. Dit voorstel werd gesteund zelfs door diegenen die
voorbehoud maakten ten gronde zoals Picard en Senault. Alleen Jottrand verzette zich
tegen het voorstel wegens het risico dat de Association zich zou compromitteren door
zich op de weg naar het communisme te begeven.309 Uiteindelijk werd na advies van
de schatbewaarder het voorstel van Labiaux goedgekeurd. Drie weken later genoot
Marx van de voldoening zijn eerste werk in het Frans te kunnen doorsturen aan zijn
tegenstanders in Parijs, Brussel en Londen.
In totaal waren zes vergaderingen van de Association gewijd aan de
vrijhandel.310 Op 31 januari na alle strekkingen te hebben aangehoord sprak ze zich
resoluut uit tegen economisch protectionisme en voor de vrijhandel.
309De afkeuring van Jottrand was zo sterk dat het Débat Social geen enkele zin uit de voordracht van
Marx publiceerde.
310Deutsche Brüsseler Zeitung 20 januari 1848.
181
HOOFDSTUK XVIII
DE DEMOCRATISCHE AGITATIE
De op een door haar leiders verstandige wijze gegidste Association
Démocratique kon niet anders doen dan bloeien. Iedere week traden nieuwe mensen
toe. In iedere stad werd van een nieuwe lokale afdeling werk gemaakt. Ten einde in
september 1848 vertegenwoordigers van over de hele wereld te ontvangen
mobiliseerde en organiseerde de Belgische democratie haar effectieven.
Deze agitatie werd door de autoriteiten in het oog gehouden. Dit blijkt uit de
registers van de staatsveiligheid. De waakzame en ordelijke urgentie van procureur-
generaal de Bavay, verzamelde stuk na stuk tot op het ogenblik waarop hij kon
toeslaan, om hetwelk hij dikwijls verzocht.
De regering van Pruisen werd wanhopig ten gevolge van de straffeloosheid van
de welke de Duitse democraten en communisten in Brussel genoten. Ze kwam dikwijls
tussen bij d’Hoffschmidt, Minister van Buitenlandse zaken. Ze eiste de uitwijzing van
Bornstedt, Marx, de Poolse emigranten en het verbod van verkoop van de Deutsche
Brüsseler Zeitung in de stations tussen Luik en Aken311. Erg onder de indruk van dit
protest, evenals dit van de ministers van Oostenrijk en Denemarken, trachtte
d’Hoffschmidt een oplossing te vinden die niet in strijd was met de Grondwet. “
Indien de wet niet toelaat dat Bornstedt wordt uitgewezen, schreef hij een collega
de Haussy, dient vanuit het standpunt van het volkenrecht de discussie geraadpleegd in
de Franse kamer van volksvertegenwoordigers omtrent Bakoenin312.
Bornstedt zal ten andere geleid door zijn ziekelijke hoogmoed fouten begaan
tegen dewelke de staatsveiligheid onmiddellijk zal optreden. Op 19 januari tijdens een
bijeenkomst van de Verenigde Duitse arbeiders maakte hij ruzie met Vogler die kritiek
had op de leiding van de Deutsche Brüsseler Zeitung. Bornstedt lokte een duel uit,
maar Vogler weigerde te vechten met een “Lump”313. Volgens het verslag van de stille
van dienst hadden de Duitse arbeiders zich op Vogler gestort; daar degene die
Bornstedt beledigde hetzelfde deed met alle Duitse arbeiders. Dr Breyer koos de zijde
van Vogler, die ontslag nam samen met zijn bediende Schnee. Alle drie kochten ze
messen aan die ze steeds bij de hand hadden. Op 21 januari toonde Vogler zijn mes
aan Duitsers314.
311Archieven van de Belgische Staatsveiligheid, Dossier Bornstedt, stuk 44.
312Idem, stuk 47.
313Deugniet
314Archief van de Belgische Staatsveiligheid, Dossier Bornstedt, stuk 48.
182
Dit alles was nog maar half zo erg, alhoewel het aanleiding was tot een
administratieve tussenkomst. Op 23 januari begaven Bornstedt, Jottrand, Kats,
Pellering, Meskens en Lubliner zich naar Gent als officiële delegatie om het
voorzitterschap waar te nemen van de stichting van de Gentse afdeling van de
Association Démocratique. Marx die onwel was had zich in laatste instantie laten
verontschuldigen, wat Bornstedt toeliet een vedettenrol te spelen.
Een afvaardiging van zestig Gentenaars ontving de Brusselaars en leidde hen
naar ‘au Jardin de Flore’ waar een banket met honderd personen plaatsgreep. Om 18
u. 30 was er ter plaatse een grote meeting. Er waren tweeduizend aanwezigen van
over het hele Vlaamse land. (Brugge, Kortrijk, Aalst, Dendermonde, Antwerpen, Lier,
Deinze, enz.) Van het kleine dorpje Zeveren kwam de republikeinse veteraan Van
Belle. Het bestuur van de Gentse afdeling met als voorzitter Spilthoorn, was
samengesteld uit liberale en republikeinse notabelen uit de streek.
Tijdens het banket viel Spilthoorn op meeslepende wijze en enthousiast de
Poolse aristocratie aan. Deze beschouwde de democratische tussenkomsten tijdens
de herdenking van 29 november als een aanslag op de waardigheid en op de rechten
van prins Czartoryski op de Poolse kroon315.
“De democraten over de hele wereld hebben niets te maken en willen niets te
maken hebben met de Poolse aristocraten. Alleen een democratisch Polen heeft recht
op de sympathie van de wereld. De democraten zullen altijd de voorkeur geven aan een
democratisch Rusland boven een aristocratisch Polen.”
Na een toespraak van de Poolse advocaat Lubliner gaf Bornstedt een lange
uiteenzetting over de principes van de Europese democratische actie: vereniging van
de onderdrukte klassen voor de verwerving van een betere toekomst, een regering
door het volk in het belang van het proletariaat, de ontwikkeling van de vereniging als
strijdmiddel, de unie van de democraten uit de acht belangrijkste Europese landen met
het oog op de verzoening tussen de volkeren enz.
De Fransman Imbert antwoordde publiek op de bedenkingen die vele Belgen
zich in stilte hadden gemaakt in verband met de verontrustende toespraken van
Lamantine.
“Burgers in mijn hoedanigheid van Fransman wens ik te spreken over de
Belgische nationaliteit die door een democratische partij in Frankrijk bedreigd zou zijn
indien een revolutie zou uitbreken. Men zou België onmiddellijk bezetten met een Frans
leger ten einde stellingen in te nemen bij de Rijn de zogezegde natuurlijke grens van
Frankrijk. Wel, burgers wat deze aangelegenheid betreft kan ik u geruststellen want ik
weet uit goede bron dat de echte democraten als enige bedoeling hebben met u een
heilige alliantie te vormen. Ik ken ook democraten die door middel van het zwaard een
315De aanhangers van de prins droomden van de stichting van Polen als staat “beschermd” door de drie
belanghebbende machten.
183
revolutie willen ontketenen om België te veroveren. Het is de burgerlijke democratie die
vindt dat Frankrijk niet voldoende uitgestrekt is om het uit te baten en die haar oog laat
vallen op uw rijk land. De zuivere democraten die in Frankrijk de grote meerderheid
uitmaken, alle werkers en alle arbeiders wensen niet te raken aan de Belgische
nationaliteit noch aan deze van de andere naties. Zij weten dat de meest natuurlijke
grenzen van revolutionair Frankrijk resulteren in het feit als bolwerk een vrij volk te
hebben dat niet aan zijn rol van revolutionaire voorhoede zal verzaken ten einde bij de
onderdrukte naties vrijheid, gelijkheid en broederlijkheid te brengen.”
De meeting die daarop volgde was meer bewogen. Spilthoorn legde een
verband tussen de armoede van het Vlaamse volk en het comfort van de priesters die
berusting predikten. Iemand riep met luide stem: “Voorwaarts mars. Laat ons alle
priesters ophangen!” De voorzitter kwam tussen om de man die onderbrak publiek
terecht te wijzen als provocateur. De slogan werd echter door de hele burgerlijke pers
medegedeeld.
L. Jottrand als Franstalige flamingant begon zijn toespraak in het Nederlands. De
zaal vroeg hem verder te gaan in het Frans. Bornstedt in een roes ten gevolge van zijn
eigen welsprekendheid kwam nog tweemaal tussen en maakte de fout de reactionaire
Pruisische regering aan te vallen “tegen dewelke we de vrijheid moeten veroveren”.
J. Kats, geliefd als tribuun door de Vlaamse massa gaf een vlotte uiteenzetting
over de dictatuur van het kapitaal over de arbeid, de oorzaken van de depressie en de
revolutionaire kracht van de fabrieksarbeiders. Hij blameerde krachtig de bezetenen
die de vernietiging van de machines, de sabotages van de spoorwegen en de
vernietiging van de vreemde goederen predikten. U die zoveel geleden heeft onder het
machinisme vernietig de machines niet die een essentieel revolutionair element
uitmaken.
“Men heeft berichten verspreid doorheen de hele stad Gent die stellen dat de
meeting van heden als enig doel heeft onlusten te veroorzaken en de rijken te bestelen.
Dit wensen we niet te doen maar we wensen ook niet dat het hele jaar door de rijken
bestolen te worden!”
Tenslotte sprak Meskens als voorzitter van de maatschappij Agneessens; hij
besloot de reeks toespraken met aan het volk voor te stellen van het petitierecht
gebruik te maken ten einde aan de kamers te vragen de belastingen en de militaire
uitgaven te verminderen.
Maandagavond was er een tweede meeting in ‘au Jardin de Flore’. Bij het slot
werden zowel het Franse als het Belgische volkslied gezongen. Korte tijd nadien vroeg
de minister van Justitie aan de Koning om de uitwijzing van Bornstedt. Toen men het
besluit aan zijn adres wilde betekenen was hij reeds naar Parijs vertrokken.
Wat Marx betreft, deze heeft steeds meer werk. Op 28 januari werd hij door het
communistisch centraal comité van Londen streng ter orde geroepen. Dit gebeurde
langs hierarchistische weg via het comité te Brussel.
184
“Het centraal comité geeft opdracht aan het comité te Brussel aan burger Marx
mede te delen dat indien het Communistisch Manifest waarvan hij de redactie op zich
heeft genomen tijdens het laatste congres niet voor 1 februari te Londen toekomt,
andere maatregelen tegen hem zullen genomen worden. In het geval dat burger Marx
zijn werk niet afmaakt vraagt het centraal comité alle documenten terug te zenden die
hem ter beschikking werden gesteld.”
In naam en opdracht van het centraal comité.
SCHAPPER BAUER MOLL.316
Men kan zich voorstellen dat deze in gebreke stelling pijnlijk was voor de
hoogmoed van Marx. Het is zeker dat hij gevolg gaf aan de opdracht van de leiders
van de liga met dezelfde discipline die hij eiste als wanneer hij verantwoordelijk was.
Het ongeduld van het centraal comité was ten andere gerechtvaardigd. Er hingen
onweerswolken boven Europa. In Italië, Duitsland en Frankrijk was het volk in
opwinding. Het was de plicht van de communistische leiding te waken over de
theoretische en praktische voorbereiding van de aangeslotenen. Ondanks alle
voorzorgen kwam ze nochtans te laat. Het Communistisch Manifest was nog in druk
toen de revolutie i Frankrijk losbarste…
Wat was er van Friedrich Engels geworden sedert zijn vertrek naar Parijs? Hij
kwam er aan op 22 december 1847. Niets van alles wat hij in Frankrijk aantrof gaf hem
voldoening.
Wat Lamartine betrof had men de hoop opgegeven hem naar het communisme
te leiden. Men ging er prat op hem te kunnen neutraliseren; maar hij nam krachtig
stelling tegen het communisme: “Indien ik een maatschappij van wilden diende te
beschaven is het eerste wat ik hen zou bijbrengen het privaat eigendom.” Dit toont
nochtans aan dat het in de deregulering binnen het kapitalistisch systeem een
welvarende en intelligente natie zodanig kan verworden dat krankzinnige
beursspeculatie, schaamteloze intrest, cynische handel in invloed en absolute
individuele gewetenloosheid de basis aantasten van de openbare orde.
Van zodra hij aangekomen was in Parijs ging Engels naar L. Blanc. Hij deelde
hem de beslissingen van het congres van Londen mede. Volgens Blanc was er
neiging naar het despotisme. U zal de revolutie in Frankrijk doden. Wij tellen 11
miljoen kleine landbouwers die verwoede eigenaars zijn. Hij oefende kritiek uit op de
landbouwers en voegde er aan toe: “Tenslotte zijn onze principes zo dicht bij elkaar dat
wij samen moeten vooruitgaan. Watons betreft wij zullen u steunen.”
Dit bracht weinig concreets bij aan de beweging zoals de toekomst uitwees.
Bovendien was de communistische afdeling van Parijs er slecht aan toe.
316 Gepubliceerd in bijlage bij Manifeste Communiste Paris, Costes, 1934.
185
Engels schrijft aan Marx: “Nooit heb ik zoveel onverschilligheid en slechte afgunst
gezien. weitlingisme en proudhonisme zijn de echte uitdrukking van de sociale positie van deze
ezels. Daarom is er niets aan te doen. De enen zijn echte ouder wordende en onvolwassen
Straubinger, de anderen zijn beginnende kleinburgers. Een klasse die zoals de Ieren slechts
leeft om het loon van de Franse arbeiders te doen dalen is totaal onbruikbaar. Ik zal een laatste
poging ondernemen. Indien deze niet slaagt trek ik mij terug uit dit soort propaganda. Ik hoop
dat de documenten uit Londen weldra toekomen en de beweging nieuw leven inblazen. Ik zal
dan het geschikte moment benutten. Onze onnozelaars zullen de moed opgeven want ze
hebben geen resultaat behaald tijdens het congres in Londen. Ik kwam via Stumpf en Neubeck
in contact met enkele nieuwe arbeiders. Ik weet nog niet wat ik met hen kan aanvangen.
H. Heinze is stervende. Ik bezocht hem veertien dagen geleden. Hij was in bed na een
zenuwcrisis. Gisteren was hij op; maar hij zag er slecht uit. Hij kan nauwelijks drie passen
doen. Hij sleept zich voort van zijn zetel naar zijn bed en omgekeerd door zich vast te houden
aan de muur. Bovendien is er in zijn huis lawaai dat hem gek maakt (zagen, schaven,
hamerslagen). Intellectueel gezien is hij ook moe.
Herwegh deelt mij mede dat het tweede boekdeel van L. Blanc volledig opzij werd gezet
door het tweede boekdeel van Michelet. Ik heb noch het ene, noch het andere gelezen. Uit
geldgebrek heb ik geen leesabonnement kunnen nemen.
Engels houdt zich eveneens bezig met het ernstige probleem van de
verspreiding van de Deutsche Brüsseler Zeitung in Parijs. Reeds geruime tijd laat de
Franse regering verdachte geschriften binnen via het ministerie van binnenlandse
zaken. Indien ze niet in beslag kunnen genomen worden houdt men ze zo lang
mogelijk tegen en rekent enorme postkosten aan voor de verzending. “Een pak met
tien of vijftien bladen kost zes of acht frank.” Bijgevolg moet Brussel ingaan op de
suggestie van Esselens uit Luik die voorstelde een begeleider ter beschikking te stellen
van de communisten voor dit transport.
Tenslotte vertelt Engels aan Marx over de tragikomische gevolgen van ontrouw
in Parijs door mevrouw Hess. Haar man vernam de zaak in Brussel en beschuldigde
Bornstedt ervan het gerucht te hebben verspreid. De indiscretie was echter onvrijwillig
begaan door Engels die het vertrouwelijk meedeelde aan Born op een dag dat hij geen
duidelijk inzicht had in de zaak. Hess ging in Brussel op zoek naar Bornstedt
gewapend met twee pistolen. Hij vond deze laatste niet. Hij liet de ontrouw van zijn
echtgenote vaststellen door middel van een proces verbaal. De zaak werd
ingewikkelder toen Hess geloofde dat zijn echtgenote liet verstaan dat haar aanbidder
Friedrich Engels was. Dit werd door Engels ontkend. Ik wilde mij slechts wreken
wegens de gemeenheid van mevrouw Hess tegenover Mary317. Engels voegt er aan
toe:
“Het is spijtig dat deze Siegfried met horens niet gemeend heeft zijn ongeluk te
moeten laten registreren in een proces verbaal van de vereniging van de Duitse
317Mary Burns
186
arbeiders! Wat er ook van weze hij kan wraak nemen bij al mijn vroegere, huidige en
toekomstige geliefden. Ik raad hem bijzonder een grote Vlaamse aan die in mijn vorig
huis woont Steenweg op Elsene 87 op de eerste verdieping. Haar naam is juffrouw
Josefine of een Franse juffrouw Félicie die zondag 23 januari 1848 met de eerste trein
uit Keulen in Brussel zal toekomen om door te reizen naar Parijs. Het zou een ongeluk
zijn indien hij bij beiden zou mislukken. Deel hem dit zeer vriendelijk mede a.u.b. zodat
hij de sanctie erkent. I will give him fairplay318.
De tijd voor lol was bijna verstreken. Op 29 januari 1848 ontving Engels de
betekening van zijn uitwijzing. De politie verzocht hem Frankrijk binnen de 24 uur te
verlaten. Op 31 januari kwam hij te Brussel aan om de opdracht hem gegeven door het
centraal comité af te maken319. Hij vestigde zich te Brussel in de huidige A Lijnenstraat.
Marx zette zijn monnikenwerk verder. Nauwelijks was het project in verband met
het Communistisch Manifest volbracht of hij begon brochures op te stellen over de
voordrachten die hij heeft gegeven voor de arbeiders over salariaat en kapitaal. Hij had
reeds de teksten aan zijn uitgever overgemaakt. De gebeurtenissen beslisten er
anders over.
Nochtans zag het leven er beter uit. Op 8 februari ontving hij van zijn moeder
zesduizend frank als voorschot op versterf en een wisselbrief van het huis Wendel uit
Hayange (Moezel) getrokken op de heer Seillière te Parijs betaalbaar aan order van
Simon en zoon te Metz. Hij haastte zich om deze te verdisconteren bij een Brusselse
bankier die hem ter incasso verzond aan Fould en Fould en Oppenheim in Parijs. Later
zullen we zien hoe we er in slaagden de financiële transacties van Marx op minutieuze
wijze opnieuw samen te stellen.
Bij de Brusselse democraten bleef er veel activiteit. Nochtans was er geen
eenheid van mening zoals men dacht. Naarmate de extremistische positie van Marx
duidelijker werd deelden een aantal liberale vrienden hem hun persoonlijke mening
mede zonder zich van hem te desolidariseren. Marx desolidariseert zich van hen
zonder te beseffen dat hem dat niet aangenaam was.
Zekere dag schrijft L. Jottrand in het Débat Social in zijn commentaar over de
onwaarschijnlijke correspondentie van Nothomb met de Belgische bisschoppen in
verband met de toepassing van de wet op het openbaar onderwijs. Hij besloot zijn
artikel als volgt:
“Hoe wil met dat wij op doeltreffende wijze de vrijheid voor iedereen, zelfs voor
de absolutisten en de jezuïeten blijven verdedigen indien men ons kan tegenwerpen dat
dit werkelijk bedrog is en dat diegenen van dewelke wij beweren de rechten te
beschermen in naam van de grondwet er voor zorgen deze te verkrachten in hun
318Niet in de Franse tekst.
319Foute datum opgegeven door Marx-Engels-Lenin Instituut te Moskou, 15 februari 1848. Cfr. Deutsche
Brüsseler Zeitung 3 februari 1848.
187
voordeel en als het mogelijk is vestingen van onverdraagzaamheid te bouwen (uit
dewelke men hen onmogelijk kan verdrijven naar ze beweren) buiten de grondwet om
en om deze te vernietigen.”320
Enkele dagen later antwoordde Karl Marx in de Deutsche Brüsseler Zeitung.
Deze hele zin bewijst dat het onmogelijk is tezelfdertijd de vrijheid voor de
absolutisten en de jezuïeten en de ware zaak van de vooruitgang te willen verdedigen.
Degene die elke vrijheid aan het absolutisme wil laten belet uiteraard de ontwikkeling
van de democratie. De logica, de praktische ondervinding en de geschiedenis tonen
duidelijk het oude gezegde aan dat stelt dat men niet tezelfdertijd twee meesters kan
dienen.
De vrijheid erkennen om ons te schaden aan de absolutisten en hun klerikale
bondgenoten (jezuïeten en piëtisten) is de rol spelen van degene die de kastanjes voor
de anderen uit het vuur haalt (hij proeft ze niet; maar verbrandt zijn vingers). Men denkt
aan Bertrand en Raton.
Bovendien is deze wispelturige en duistere politiek die er in bestaat zelfs de
vrijheid van de absolutisten te erkennen een sentimentele politiek zonder basis.
Inderdaad daar de absolutisten de vrijheden van het grootste aantal mensen willen
onderdrukken en vernietigen (wat ze trouwens elke dag doen) betekent het feit van de
steun aan de onderdrukkers en de moordenaars van de vrijheid een echt verraad van
de democratische zaak.
Enige tijd later zet L. Jottrand in een lang artikel de beginselen en de doeleinden
van de democratische verenigingen uiteen. Deze verenigingen werden na de Gentse
meeting door de klerikale pers hard aangepakt. Hij bevestigt dat ze niet de
goedkeuring noch de bescherming van de pers nodig hebben. Ons werk gebeurt door
het woord zoals het prediken van het evangelie aan de kruistocht of “de oproep tot
weerstand aan de Vlaamse gemeenten tegen de Franse ridders onder leiding van
Breydel en De Coninck tot de gevraagde en bekomen hervormingen te Luik, te Leuven
en te Gent door Henri de Dinant, Pierre Couterel en de gebroeders Van Artevelde” De
vereniging van democraten “heeft de politiek van de geestelijkheid toegepast die van
alle tijden is in alle landen en voor dewelke het prediken een heel ander hulpmiddel is
dan de pers.”
Indien ze echter werden aangevallen, traden ze uit de tempel om zich te
verdedigen.
De mensen van de vooruitgang maakten zich gedurende een tijdje de illusie dat
onder invloed van Lamenais de katholieken in de richting van de democratie waren
geëvolueerd. Montalembert nam de taak op zich hen te tonen dat “de katholieke
leiders” er in volharden hun belangen te verbinden met deze van de egoïstische
aristocraten; terwijl de lage geestelijkheid, “de waardige priesters” die alles weggeven
320Le Débat Social, 16 januari 1848, p. 337.
188
om hun uitgehongerde kudde op de buiten in beide Vlaanderen te helpen of die sterven
van tyfus te midden van hun stervende parochianen, daarover een andere mening
hebben.
De reactionaire pers ondernam een grote campagne tegen de clubisten die “het
volk in het harnas wilden jagen tegen de rijken”. Jottrand stelt de zaken duidelijk,
vertrekkende van de toespraken die te Gent werden gehouden. Men pakte hier vooral
uit met de voorbeelden uit Amerika, Zwitserland en Engeland waar “de methode van
regeren een aanvaardbare overgang is naar een beter systeem”.
Daarna voegt hij er het volgende aan toe:
“De politieke hervormingen die de Belgen eisen via de democratische
verenigingen dienen niet de utopieën te zijn die sommige democraten nastreven. In een
land waar ook instellingen de hoop op enige doeltreffende hervorming uitsluiten is het
even redelijk te denken aan kastelen in Spanje als aan de geringe welvaart van de
reeds vrije volkeren. Degene die niets heeft kan zowel dromen van een slag van
miljoenen als van honderden ecu’s rente of winst.
Te Gent verdedigde men de stelling dat alleen de druk van het volk van buiten
uit op een nog aristocratisch parlement in Engeland leidde tot de hervorming van het
kiesstelsel en de douane. Eén van de sprekers te Gent onderstreepte ten andere dat in
Vlaanderen de volksvergaderingen een bijkomend voordeel hadden. (tot dan spraken
alleen de priesters de taal van het volk).
Wat de Association Démocratique uit Brussel betreft, deze trad in contact “met
de Zwitserse democraten, met de Engelse chartisten en een deel van de Franse
democratie die de napoleontische beginselen heeft door elkaar geschud en die de
bedoeling heeft laten vallen een Franse dictatuur over de andere naties te vestigen.
Het Débat Social bracht verslag uit over al deze stappen die onder meer leidden tot de
bijeenroeping van een Europees democratisch congres te Brussel voor de komende
verjaardag in september.
De Belgische democraten willen van het grondwettelijk recht gebruik maken om
zich te verenigen en vrij te vergaderen ten einde te komen tot stemrecht voor het volk,
een be- 150 langrijke vermindering van de belastingen, een rechtvaardiger verdeling
van de belastingen die blijven bestaan en dienstplicht voor allen. Jottrand:
“Bovendien indien willekeur geholpen door de barbaarse wetboeken van
Napoleon en de middelen die deze wetboeken ter beschikking stellen van de
magistraten zonder geweten, wilden zelfs het volk het recht ontzeggen op dingen die
door de grondwet waren gewaarborgd. Diezelfde mensen verdedigden enkele jaren
geleden nog dit recht. Andere verdedigers boden zich op hun beurt aan. Er zijn nooit
martelaars te kort voor een goede zaak. Deze van het evangelie zijn met duizenden.
Het was ook de zaak van het volk. Indien wij niet even veel waard zijn als de eerste
189
christenen; zijn de detectives van de moderne politie niet zo afschrikwekkend als de
tijgers en de leeuwen in het circus.”321
Deze nochtans energieke bijdrage ontketende de toorn van Karl Marx:
“Het is misschien in het belang van de Belgische radicalen de katholieken er op
te wijzen dat indien ze de radicalen aanvallen ze tegen hun eigen belangen ageren. Het
is misschien in het belang van de radicale partij een verschil te maken tussen de lage
en de hoge geestelijkheid en de geestelijkheid te overladen met gelukwensen wegens
de enkele waarheden die men haar toekent. Wij begrijpen er niets van, we zijn enkel
verbaasd, zoals het Débat Social zelf vaststelt over het feit dat de aanvallen van de
Vlaamse katholieke pers tegen de democratische verenigingen onmiddellijk werden
overgenomen door de Indépendance Belge, dat volgens ons geen katholiek blad is.”
Marx gaat verder als volgt:
“Wij stellen speciaal vast, dat het Débat Social het kosmopolitisch karakter van
de Association Démocratique vergeet. Het is het misschien meer dan eenmaal vergeten
en herinnerde zich het feit dat een vereniging met als doel de democratie te promoten in
alle landen vooral in het land moet ageren waar ze haar maatschappelijke zetel heeft.
Maar het Débat Social stelt zich niet tevreden met te zeggen wat de Belgen willen doen
door middel van de democratische verenigingen. Het gaat veel verder en legt uit wat de
Belgen niet willen doen, bijgevolg wat men niet het recht heeft te willen doen als men lid
is van een vereniging gesticht door Belgen om politieke hervormingen te eisen. De
buitenlanders wezen verwittigd!”
Marx neemt dan het gedeelte op de korrel waar Jottrand sprak over “de utopieën
die bepaalde democraten eisen” en zegt dat de communisten openlijk geviseerd
worden.
“Wij wensen aan het Débat Social te vragen of de nederige welvaart van het vrije
Engeland verklaard werd door het feit dat de belastingen betaald door de armen sneller
groeien dan de bevolking…
Wij wensen het te vragen of het de Vlaamse armoede berekent aan de hand van
de nederige welvaart van de vrije volkeren. … om het geheim mede te delen door
middel van het welk het salariaat vervangen wordt door honderden ecu’s rente of winst.
Of indien het door nederige welvaat van de volkeren enkel verstaat deze van de vrije
kapitalisten en van de grondeigenaars.
Tenslotte… of het een mandaat heeft verkregen van de Association
Démocratique om boetedoening op te leggen voor de utopisten die beweren niet te
geloven in de nederige welvaart van de vrije volkeren.
321Le Débat Social, 6 februari 1848.
190
Het Débat Social neemt niet de communisten op de korrel. Het viseert de Duitse
communisten. Wegens de toestand in hun land zijn ze niet in de mogelijkheid een
Duitse Alliance322te stichten, noch een Duitse democratische vereniging.
Mogen wij het Débat Social wijzen op het feit dat het communisme nietvan Duitse
maar van Engelse of Franse oorsprong is.
In ruil voor de geruststellingen die het Débat Social ons wil verlenen, bieden wij
deze aan: het Duitse communisme is de meest uitgesproken tegenstander van het
utopisme en het sluit niet het historisch experiment uit maar vestigt er integendeel zijn
actie op.
Duitsland kent een vertraagde politiek ontwikkeling en moet nog een lange
periode van evolutie doormaken. We zijn de laatsten om dit te betwisten. Wij geloven
echter niet dat een land met veertig miljoen inwoners dat zijn revolutie voorbereidt, de
beginselen niet moet gaan zoeken in het radicalisme van de kleine, reeds vrije landen.
Omvat le Débat Social in het communisme het op het voorplan brengen van de
klassentegenstellingen en de klassenstrijd? In dit geval is niet het communisme
communistisch, maar de staathuishoudkunde of de burgerlijke democratische
maatschappij.
Wij weten dat R. Peel de profetische woorden sprak dat de klassentegenstelling
in de moderne maatschappij zou ontploffen tijdens een verschrikkelijke crisis. Wij weten
dat zelfs Guizot in zijn Histoire de la Civilisation er niets anders op vindt dan typische
voorbeelden van klassenstrijd in te roepen. Maar Peel en Guizot zijn utopisten.
Realisten zijn die mensen die persoonlijk de verwezenlijking van sociale taken
ondernemen als reactie tegen een welwillende menselijke wijsbegeerte.
Het staat het Débat Social vrij de Verenigde Staten en Zwitserland te
bewonderen en te idealiseren.
Wij vragen of de Amerikaanse grondwet zonder grote sociale veranderingen in
Europa kan ingevoerd worden. Wij geloven bijvoorbeeld (indien het Débat Social ons
voor onze onbeschoftheid wil verontschuldigen) dat het Engelse charter kan gesteund
worden door een grote nationale partij en niet door enkele protesten ten voordele van
het algemeen stemrecht. Dit veronderstelt een krachtdadige bijeenkomst van de
Engelse arbeidersklasse. Wij denken dat het charter gepropageerd wordt met een heel
andere bedoeling en dat het heel andere sociale gevolgen zal meebrengen dan de
Zwitserse of Amerikaanse grondwet.
Naar onze mening zijn utopisten mensen die beweren de politieke instellingen los
te maken van hun sociale basis en die instellingen grondvesten als algemene en
abstracte dogma’s.
Het Débat Social tracht de Association Démocratique te verdedigen en terzelfder
tijd bepaalde democraten te elimineren die de nederige welvaart van de vrije volkeren
niet naar waarde schatten. Het toont dezelfde geestesgesteldheid in verband met de
discussie over de vrijhandel binnen de Association.
Het deelt de ongeveer unanieme stemming voor de vrijhandel mede. Het
beschouwt deze als een doel van de democratie. In hetzelfde nummer neemt het een
322Radicale Liberale groepering in oppositie tot de conservatieve Association Libérale
191
banale toespraak over van Lehardy de Beaulieu en in een ander artikel verheerlijkt het
Cobden.
Zou iemand er kunnen aan twijfelen, besluit Marx dat de Association zich
uitsprak voor de vrijhandel in de zin zoals die werd begrepen door het congres van de
economen (in de zin van de burgerlijke vrijhandel)323.
Ondanks deze terechtwijzingen met een tamelijk scherpe pen, blijft Marx actief
meewerken met de Association Démocratique. Hij woonde alle vergaderingen bij in
verband met het op punt stellen van alle problemen betreffende de organisatie van het
internationaal congres. Hij werkte mee aan de tekst van de boodschap aan de
Fraternal Démocrats. Hij was in afwezigheid van Jottrand zelfs voorzitter van de
vergadering op 20 februari 1848 tijdens dewelke Friedrich Engels een lange
uiteenzetting gaf betreffende de omstandigheden van zijn uitwijzing324. De Moniteur
Parisien herhaalde de informatie verschenen in andere Franse bladen die de uitwijzing
van Engels aankondigden als politiek delict. “Deze bladen schreven de maatregelen
van de autoriteiten toe aan politieke oorzaken. Ze troffen uitsluitend Duitsers.
De bladen vermeldden bij de slachtoffers van deze beweerde willekeurige daden
de heer Engels, zoon van een rijke Duitse industrieel en een kunstschilder uit Keulen.
De details door de bladen vermeld zijn uit de lucht gegrepen. Slechts twee
vreemdelingen, de Duitser Engels en een van zijn landgenoten werden recent uit
Frankrijk gewezen. De redenen van de uitwijzing heeft met politiek niets te maken.”325
Dit artikel was een aanslag op de eer van Engels. Deze laatste bracht aan de
leden van de Association Démocratique verslag uit over zijn moeilijkheden met de
politie van de heer Delessert betreffende zijn revolutionaire activiteiten en over de
redenen waarom hij ze op een kritiek moment verborg door middel van luidruchtige
schijn.
323Deutsche Brüsseler Zeitung, 13 februari 1848
324Deutsche Brüsseler Zeitung, 24 februari 1848.
325Le Moniteur Parisien, 15 februari 1848.
192
HOOFDSTUK XIX
DE REVOLUTIE IN KRAKAU
Men vroeg de medewerking van Marx en Engels voor de herdenking van de
tweede verjaardag van de revolutie in Krakau. Deze plechtigheid ging door op initiatief
van de Poolse democraten als een protestmanifestatie tegen de zinloze beweringen
van het Parijse Comité van de Poolse aristocratie in verband met het monopoly in zake
patriottisme.
De verjaardag van de opstand in Krakau werd gekozen wegens voor de hand
liggende redenen.
Bij de derde verdeling van Polen werd de stad Krakau toegewezen aan
Oostenrijk. In 1809 werd ze van Oostenrijk losgemaakt en toegevoegd aan het
hertogdom Warschau gesticht door Napoleon.
Op 3 mei 1815 zegt het Verdrag van Wenen dat Krakau en omgeving ten
eeuwigen titel vrijstad wordt (onafhankelijk en neutraal onder bescherming van
Rusland, Oostenrijk en Pruisen) Art. 9 van het verdrag vermeldt duidelijk de verbintenis
van de drie machten om te allen tijde de neutraliteit van Krakau te eerbiedigen en te
doen eerbiedigen”. In Krakau kon geen enkel leger onder gelijk welk beding
binnenkomen. Tijdens de revolutie van 1830 bezette Rusland evenwel de stad
gedurende een bepaalde tijd. In 1836 trokken Oostenrijkse legers Krakau binnen.
Wegens protest van Frankrijk en Engeland drong Wenen niet aan.
Op 16 februari 1846 braken onlusten uit in de omgeving van Rochnia in
Gallicië326. De opstandige beweging verspreidde zich als een lopend vuur. Op 22
februari grijpt een nationale republikeinse regering de macht in Krakau. Op 22 en 23
februari verschenen twee manifesten. De gedurfde inhoud in die tijd van het eerste
manifest was van die aard dat in vele Poolse kringen afgezwakte versies circuleerde.
“Wij zijn met twintig miljoen. Laat ons als één man in opstand komen. Geen
enkele macht kan weerstaan aan onze kracht. De grootste vrijheid die nog nooit werd
verwezenlijkt zal onze wet zijn. We zullen door deze strijd een sociale toestand
bekomen binnen dewelke elk individu kan genieten van de aardse goederen in
overeenstemming met zijn verdiensten en zijn bekwaamheid en waar geen enkel
voorrecht in gelijk welke vorm blijft bestaan. Wij zullen een sociale toestand instellen
waarin elke Pool veilig is alsook zijn vrouw en kinderen, waarin degene aan wie de
natuur geen fysische kracht of intellectuele capaciteit heeft gegeven zonder vernedering
kan rekenen op de onvermijdelijke hulp van de gehele maatschappij en waarin de grond
die de buitenmensen in bezit hebben zonder voorbehoud hun eigendom wordt. Er zullen
geen belastingen meer zijn, geen verplichte taken of andere bijdragen zonder
tegenprestatie. De toewijding aan de zaak van het vaderland met de wapens in de hand
zal beloond worden met de verwerving van de grond binnen de nationale goederen.”
326Op de andere oever van de Weichsel.
193
Het tweede manifest was gericht tot de Poolse Joden die tot op heden uit de
maatschappij gestoten waren.
“Israëlitische broeders, de revolutie ontvangt u in haar kring en verzekert u zoals
aan alle zonen van dezelfde familie de toepassing van de rechten van de mens. Ze
begroet u als kinderen van het vaderland, die waardig zijn om zonder enige beperking
van het voordeel van de gelijkheid van rechten te genieten.”
Wanneer de onlusten uitbraken verplichtte Oostenrijk de senaat van de stad
“spontaan beroep te doen” op het keizerlijk leger. De senaat legde zich daar
gemakkelijk bij neer. Hij was bijna uitsluitend samengesteld uit edellieden en
grootgrondeigenaars. Deze waren uiteraard tegenstanders van de “communistische”
strekking van de nationale republikeinse regering.
Uiteindelijk werd de stad bezet door Oostenrijkse, Russische en Pruisische
troepen. Er ontstond opwinding te Parijs en te Londen. Lord Palmerston verklaarde in
het openbaar dat “het de plicht was van de drie machten om de republiek Krakau haar
onafhankelijkheid terug te schenken zoals voordien in overeenstemming met het
verdrag van Wenen zodra de “gebeurtenissen” een einde namen. Hij voegde er aan
toe dat het niet aan de scherpzinnigheid van de Duitse machten was ontgaan “dat
indien het verdrag slecht was voor de Weichsel, het dit eveneens was voor de Rijn en
de Po.”
Ondanks alle protest werd de inlijving van Krakau bij Oostenrijk opgelegd door
een ordonnantie van 11 november 1846. De diplomatieke verontwaardiging in Londen
en Parijs was groot. Iedereen aanvaardde het voldongen feit. Rusland en Pruisen
verkregen enkele kleine Oostenrijkse gebieden als compensatie.
Ondanks het feit dat de revolutie in Krakau de vrijstad haar onafhankelijkheid
kostte had ze op sociaal gebied belangrijke gevolgen. De regering in Wenen schrapte
de verschrikkelijke herendienst aan de boeren opgelegd door de grootgrondeigenaars
en liet de echte slaven, welke de Gallicische proletariërs nog waren, toe bij de
keizerlijke administratie beroep aan te tekenen tegen hun heren grondeigenaars.
De revolutie van 1846 was eens te meer in de rug gestoken door de reactionaire
aristocratie. Terwijl de nationale regering in Krakau streed voor de vrijheid bracht prins
Adam Czartoryski, voorzitter van de Poolse regering in Parijs volgende proclamatie uit
die onder meer luidde als volgt:
“Wij smeken u, gehoorzaam de geestelijkheid van de kerk van uw ouders. Deze
zal u zeggen waar en wanneer u de wapens moet opnemen. Laat u niet verleiden door
de republikeinse hoop! Enkele jonge fanatici door gebrek aan ondervinding, hebben uw
broeders in Polen gecompromitteerd…”
194
Paus Gregorius XVI veroordeelde de beginnende revolutie en herinnerde de
geestelijkheid in Gallicië er aan dat ze verplicht was:
“alles te doen om het christelijk volk af te wenden van het woord en het
voorbeeld van de misdadige samenzweringen van woelzieke mensen en het duidelijk te
leren dat alle autoriteit uitgaat van god. Dat degenen die weerstand bieden aan de
autoriteiten, weerstand bieden aan de richtlijnen van god en verdoeming aantrekken…”
Het is duidelijk dat de Association Démocratique het initiatief nam om op 22
februari de gebeurtenissen met dit historisch belang te herdenken.
De zaal van “La veille Cour de Bruxelles” was tot de nok gevuld toen C.
Spilthoorn de vergadering opende. Kats, Pellering en Wallau (als voorzitter van de
Duitse arbeiders) zegden enkele woorden om de solidariteit van de arbeiders met de
Poolse, Franse en Engelse arbeiders te beklemtonen. Vervolgens spraken Senaut,
advocaat Lubliner (die later zal worden uitgewezen wegens zijn aanval tegen de
reactie) en Lelewel (meer discreet, hij was lid van de Poolse regering in 1830).
Friedrich Engels nam het woord om de moedige Lelewel te eren:
“De verjaardag van Krakau is niet alleen een dag van rouw. Het is voor de
democraten een feestdag. De nederlaag sluit immers een overwinning in. De
overwinning van de jonge democratische Polen, op het oude aristocratische Polen. Ja,
de laatste strijd van Polen tegen de buitenlandse onderdrukkers werd voorafgegaan
door een verborgen strijd van de onderdrukte Polen tegen de Poolse onderdrukkers of
de strijd van de democraten tegen de Poolse aristocratie. 155 In 1830 was de
dominerende klasse even egoïstisch, even beperkt, even laf binnen het kiezerskorps als
toegewijd, enthousiast en moedig op het slagveld. … De aristocratie dacht aan niets
anders dan aan het behoud van haar verworven rechten ten opzichte van de keizer. Ze
beperkte de opstand tot het kleine landje dat door het Congres van Wenen als
Koninkrijk Polen werd bestempeld. Ze beperkte de ontplooiing van de andere Poolse
provincies en liet de onderdrukkende slavernij ten opzichte van de boeren ongemoeid
evenals de onterende toestand van de Joden. Indien de aristocratie toegevingen moest
doen aan het volk deed ze deze te laat, wanneer de opstand verloren was.”
De opstand in 1830 was een conservatieve revolutie.
Binnen de nationale regering was er echter iemand die de enge inzichten van de
leidende klasse met overtuiging aanviel. Hij stelde echt revolutionaire maatregels voor.
Het gedurfde karakter van deze maatregelen deed de aristocraten in het parlement een
stap terugzetten. Een oproep tot de gewapende strijd van heel Polen maakte van de
oorlog voor onafhankelijkheid een Europese oorlog. Dit alles ging gepaard met de
emancipatie van de Joden en de boeren. Deze laatsten verwierven eigendomsrechten
op gronden. Het geheel leidde tot de wederopbouw van Polen op basis van democratie
en gelijkheid ten einde van de nationale zaak deze van de vrijheid te maken. Dit geniaal
iemand was Lelewel. …
195
Daar tegenover stonden in Krakau veel meer mensen die veel te verliezen
hadden. Er waren geen aristocraten meer. Elke stap was doordrongen van
democratische durf. Men kon zelfs stellen dat het proletarisch was. Het proletariaat kon
enkel zijn armoede verliezen. Het had een vaderland en de hele wereld te winnen. Daar
was geen enkele aarzeling. De scrupules waren verdwenen. De drie machten werden
tezelfdertijd aangevallen. Men riep de vrijheid voor de boeren uit, evenals de
landbouwhervorming en de emancipatie van de Joden. Dit alles geschiedde zonder
enige bedenking in verband met het raken aan de belangen van de aristocratie.
Vervolgens sprak Karl Marx.
In zijn inleiding wees hij op frappante gelijkenissen in de geschiedenis. De
Jacobijn van 1793 is vandaag een communist. In 1793 bij de verdeling van Polen tussen
Rusland, Oostenrijk en Pruisen schaften de drie machten de grondwet van 1791 af. In
een gemeenschappelijk akkoord werd deze verworpen op grond van vermeende
Jacobijnse principes.
De grondwet van 1791 proclameerde de grondwettelijke monarchie (de
wetgevende macht in handen van de vertegenwoordigers van het land, persvrijheid,
vrijheid van geweten, openbaarheid in de gerechtelijke debatten, afschaffing van de
slavernij, enz…) Dit alles werd toen bestempeld als zuiver jacobinisme. Zo stellen wij
vast dat de geschiedenis er op vooruitging. Het jacobinisme van toen werd op heden
gematigd liberalisme.
De drie machten gingen mee met de geschiedenis. In 1846 werd Krakau bij
Oostenrijk aangehecht. De laatste overblijfselen van de Poolse identiteit werden in
beslag genomen. Het communisme nam de plaats in van het Jacobinisme.
Wat was in feite het communisme van de revolutie in Krakau? Was het
communisme wegens het herinvoeren van de Poolse nationaliteit? Men kon evengoed
beweren dat de Europese coalitie tegen Napoleon om de nationale staten te redden,
communistisch was of dat het Congres van Wenen samengesteld was uit gekroonde
communisten. Was de revolutie in Krakau communistisch omdat ze een democratisch
bestuur vormde? Dan kon men eveneens beweren dat de miljonairs uit Bern en New
York communistische wortels hadden.
Het communisme ontkende de noodzaak van het bestaan van klassen. Het
streefde er naar de klassen af te schaffen evenals elk onderscheid tussen de klassen.
De revolutionairen in Krakau wensten alleen de bestaande klassen gelijke politieke
rechten te geven.
Waarom werd de revolutie als communistisch bestempeld?
Was het de poging om de ketenen van de feodaliteit te verbreken of deze om de
schatplichtige eigendom om te zetten in vrije of moderne eigendom?
Dan kan men aan de Franse eigenaars zeggen dat de Polen in opstand kwamen
om het eigendomsrecht in te voeren dat bij hen reeds bestond. Ze zegden dat dit een
goede zaak was. In het tegenovergestelde geval beweerden de Franse eigenaars met
Guizot dat het een schande was dat de Polen doorgingen als revolutionairen of
communisten (de Polen schaften het eigendomrecht van 1798 af).
De afschaffing van de overmanschappen en van de corporaties en de invoering
van de vrijhandel werden dan in Zweden communisme. Het Journal des Débats ging
196
nog verder: de afschaffing van de rente die het recht op corruptie ten opzichte van
tweehonderd duizend kiezers uitmaakte, betekende de afschaffing van een bron van
inkomens en de vernietiging van een verworven eigendom en was dus communistisch.
De revolutie in Krakau wenste zeker een eigendomsrecht af te schaffen maar niet het
welk in de rest van Europa en in Zwitserland bestond.
Niemand ontkende dat in Polen het politieke vraagstuk verbonden was met het
sociale. Dat was steeds het geval.
Vraag dat maar eens aan de reactionairen. Streden zij tijdens de restauratie
uitsluitend tegen de vrijhandel en het voluntarisme?
Een tergend reactionair schrijver heeft duidelijk toegegeven dat de hoogste
metafysica van Maistre en Bonald uiteindelijk te herleiden was tot een geldkwestie. Is
iedere geldkwestie geen sociaal probleem? De mensen van de restauratie gaven toe
dat om de goede politiek her in te voeren het goede eigendom diende teruggebracht in
andere woorden het feodale of morele eigendom. Iedereen weet dat getrouwheid aan
een monarch gepaard gaat met tienden en leendienst.
We gaan verder terug in de tijd. In 1789 hield het politiek probleem in verband
met de rechten van de mens het sociale probleem van de vrijhandel in.
Wat gebeurt er in Engeland? In alle problemen sedert de Reform Bill tot de
afschaffing van de korenwetten hebben de politieke partijen gestreden door de wijziging
van het eigendom.
Hier in België gaat de strijd tussen liberalen en katholieken over grootgrondbezit
tegen industrieel kapitalisme.
Zijn de politieke vraagstukken waarover we sedert 17 jaar debatteren niet ten
gronde sociale problemen? Dus welk standpunt men ook inneemt (liberaal, radicaal of
zelfs aristocratisch) hoe zou men aan de revolutie in Krakau kunnen verwijten dat ze
een sociaal probleem verbond aan een politiek probleem?
De mensen die de leiding hadden over de revolutionaire beweging in Krakau
waren de mening toegedaan dat een democratisch Polen op zichzelf en onafhankelijk
kon zijn en dat een Poolse democratie onmogelijk was zonder de afschaffing van de
feodale rechten en zonder de agrarische beweging die de schatplichtige boeren
omvormde tot vrije en moderne eigenaars. Wanneer de Pruisische despoten werden
vervangen door Poolse aristocraten ontstond er naturalisatie van het despotisme. Zo
vervingen de Duitsers in hun strijd tegen het buitenland één Napoleon door 36
Metternichs.
Wanneer de Poolse heer geen Pruisische meer boven zich heeft, heeft de
Poolse boer een vrije heer boven zich in de plaats van een slaafse. Deze politieke
verandering wijzigde geenszins zijn sociale plaats.
De revolutie in Krakau was een glorierijk voorbeeld voor gans Europa door de
nationale kwestie gelijk te stellen met de democratische en aan de bevrijding van de
onderdrukte klasse.
Wanneer deze revolutie voor een bepaalde tijd werd gesmoord door bloedige
handen van betaalde moordenaars veert ze nu zegevierend op in Italië en in
Zwitserland. Haar principes worden bevestigd in Ierland waar de uitsluitend nationale
partij in het graf verdween, samen met O’Connel. De nieuwe nationale partij is
hoofdzakelijk hervormingsgezind en democratisch.
197
Het initiatief ging uit van Polen (weliswaar niet het feodale maar het
democratische Polen). Vanaf het moment van zijn bevrijding werd Polen een erezaak
voor alle democraten in Europa327.
Deze toespraak was echt verrassend. Elke zin kon worden herlezen. Geen
enkele zin in de tekst verloor aan betekenis en behield zijn actualiteit. Wat ook onze
mening over de latere stellingen van Marx moge zijn, kunnen we bevestigen dat er
geen enkele socioloog, econoom of filosoof bestaat van dewelke de geschriften meer
dan honderd jaar later zoveel kracht en waarheid inhouden.
Nu stelt de schrijver terwijl hij de weg overloopt afgelegd door Karl Marx tussen
zijn vijfentwintigste en dertigste levensjaar de volgende vraag: waar zijn thans
diegenen die het communisme van 1848 veroordeelden? Wat vertegenwoordigen
binnen het universele denken Lamartine, L. Blanc, Feurerbach, Proudhon, Cabet en
Weitling? En tezelfdertijd zoals G. Mounin. “Waar zijn Mach, Avenarius en de
empirocritici? Waar zijn degenen die god zoeken als tijdgenoten van de jonge
Berdiaev? Waar zijn De Man en degenen die in zekere mate socialisme zagen bij de
nazi’s?328
327Viering te Brussel van de tweede verjaardag van de Poolse revolutie, Brussel, Vogler, 1848.
328Esprit, April 1946, p. 572 e.v.
198
HOOFDSTUK XX
DE UITWIJZING VAN KARL MARX
’s Anderendaags na de diepgaande toespraak van Marx over het streven van het
proletariaat en de uiteenzetting voor de Brusselse democraten over het gebrek aan
samenhang van het burgerlijk systeem, was het afgelopen met de rust in Europa.
De langverwachte Revolutie was er. Deze zou als verhoopt zoals haar
voorgangster een nieuwe sociale orde invoeren, het werk vervolmaken en het
socialisme tot stand brengen.
Een huivering liep door de wereld. De rijken en de machtigen beefden.
Metternich stortte neer. De meest absolute vorsten bogen het hoofd voor het volk.
Frederik-Willem IV bood een grondwet aan voor Pruisen. Er was slechts één leider.
Deze beschikte niet over een leger. Men kan het plebs als een revolutionaire massa
beschouwen voor wie alle kwalen kwamen van één enkele persoon, namelijk de
koning. Deze ging er van uit dat aan deze kwalen werd verholpen door de wijziging van
de verpakking. Deze wist niet en kon niet weten dat het kapitalisme zich gemakkelijk
aanpast aan de meest gedurfde vormen van de politiek op voorwaarde dat er niet aan
de economische voorrechten wordt geraakt.
Zodra men in Brussel en in Londen wist wat er in Parijs gebeurde was alles in
rep en roer.
Het Communistisch Manifest met de tekst zoals voorgesteld door Karl Marx was
reeds gedrukt. Het centrale comité van de communistische liga gaf opdracht het
inbinden te versnellen. Enkele dagen nadien vertrokken de eerste verpakkingen uit
Engeland richting continent.
In Brussel was het belang van de Revolutie in Parijs slechts op 26 februari
bekend. In de nacht van 25 op 26 februari bracht een bode van Louis-Philippe (graaf
Hompesch) Leopold I op de hoogte van de val van zijn schoonvader. Door een
merkwaardig toeval was L. Jottrand advocaat van Hompesch. Deze kende zo als
tweede persoon in Brussel, het belang van de gebeurtenissen. Dezelfde morgen riep
hij de leden van de Association Démocratique samen. De tekst van de brief aan
Spilthoorn werd bewaard329;
“Waarde Spilthoorn,
Het is absoluut noodzakelijk dat U morgen (zondag) naar Brussel komt om de
vergadering van de Association Démocratique bij te wonen. De druk van de
gebeurtenissen is groot en ik reken op Uw hulp.
329Dank zij de procureur-generaal die hem liet in beslag nemen bij de bestemmeling.
199
Voor het overige gaat alles voor ons goed, althans dat hoop ik. Wij moeten er
alles voor doen om de nationaliteit te redden volgens het systeem dat België steeds
Frankrijk moet voorafgaan of minstens even snel moet vooruitgaan.”
Marx werd samen met alle leden van het comité opgeroepen en nam deel aan
alle beraadslagingen. Hij moest zich echter ook bezighouden met de vereniging van de
Duitse arbeiders en de communistische afdeling waar de staat in hoogdringendheid
was uitgeroepen.
De officiële biografen van Marx330 verklaren dat deze van 26 februari tot 3 maart
actief deelnam aan de voorbereidselen van de “revolutionaire opstand” en aan de
“bewapening van de arbeiders”. Niets is minder waar. Alles wat we nu weten wijst erop
dat Marx zich niet in de geringste mate mengde in de Belgische politiek. Hij besteedde
veel aandacht aan de Duitse problemen met dewelke hij zich bezighield. Indien hij ooit
betrokken was bij de revolutie in Duitsland (waarvoor niemand ooit het kleinste element
van bewijs naar voren bracht). Nooit liet hij zich in met de politiek van het land waarin
hij te gast was. Procureur-generaal de Bavay bewoog tevergeefs hemel en aarde om
Marx te kunnen beschuldigen. Marx was toen reeds uitgewezen. De Bavay ging zo ver
de dienstmeiden en de koetsiers te ondervragen ten einde uur na uur het tijdsgebruik
van zijn tegenstrever te weder samenstellen. Het meeste dat men Marx kon ten laste
leggen was dat hij schikkingen had getroffen ten einde de actie van de communisten in
Keulen en het Rijnland te ondersteunen in geval dezen een opstand ontketenden. De
rol van Marx als leider van de belangrijkste revolutionaire organisatie was deze van
een coördinator en niet deze van een oproerkraaier. We weten ten andere via alles wat
we reeds gepubliceerd hebben dat hij geen vertrouwen had in de actuele constructieve
bekwaamheid van de arbeidersklasse. Hij leefde zoals velen destijds met het idee dat
het mogelijk zou zijn een nieuw politiek systeem tot stand te brengen dat het
socialisme gunstig gezind was. Alle discussies in Londen tonen aan dat de rol van de
communisten er hoofdzakelijk in diende te bestaan de spontane opstandige
bewegingen te behouden op een gunstige weg voor de historische en economische
opvattingen van de communistenbond.
In deze geest deelde het centraal comité in Londen aan Marx reeds op 26
februari mede dat het zijn macht overdroeg aan het comité in Brussel. Dit laatste
bevond zich op een gunstige plaats (op het continent tussen Frankrijk en Pruisen) om
de belangen van de arbeiders te verdedigen.
Op 27 februari ’s avonds werd Marx leider van de internationale. De leden van
het comité van de Brusselse afdeling traden door devolutie toe tot de hoogste functies.
Alle statutaire bevoegdheid was in handen van Karl Marx, Friedrich Engels, G. Fischer,
H. Steinger en P. Gigot. Dezelfde dag waarop Brussel hoofdstad werd van het
communisme riep de Association Démocratique eerst haar leiders en later haar leden
samen. Het enthousiasme was er onbeschrijflijk. De communisten leefden in de
domme hoop dat het republikeins regime de ontwikkeling van het socialisme zou
330Karl Marx: Chronik seines Lebens, Moskou, 1934.
200
versnellen. De radicale liberalen gingen er van uit dat de Belgische republiek in het
voordeel was van de vrijzinnigheid en de democratisering van de instellingen. Zij
plachten (men kan zich heden de vraag stellen waarom) dat de koning een grotere
hinderpaal vormde voor een wettelijke herziening van de grondwet dan de
conservatieve wil gesteund op de economische almacht.
Ten einde weerstand te bieden tegen de acties van de burgerwacht, de welke
hoofdzakelijk uit bourgeois bestond vroeg de Association aan de Brusselse
gemeenteraad om de reserve op te roepen dewelke vooral uit ambachtslieden en
arbeiders bestond. Om dit verzoek te rechtvaardigen stelde de Association eenvoudig:
“Allen die deelnamen aan de vergadering stelden vast dat de omstandigheden
het nemen van buitengewone maatregelen eisten zowel voor de binnenlandse rust als
voor de voorbereiding en de definitieve aanvaarding van de wijzigingen aan onze wetten
die noodzakelijk kunnen worden gezien ze reeds door onze zuiderburen werden
goedgekeurd.”
Ten einde geen enkel aspect van het probleem in het duister te laten vermelde
het verzoekschrift ter intentie van diegenen die kritiek hadden op het uitdelen van
wapens aan de minder gegoeden dat het beter was:
“mits de prijs te betalen voor enkele moeilijkheden die voorzienbaar waren aan
alle burgers dezelfde rechten toe te kennen dan blootgesteld te blijven zoals dit het
geval was in gelijkaardige crises als deze de materiële macht, dewelke men weigerde te
delen toe er nog tijd was, van kamp te zien veranderen.”
Ten einde elk misverstand te vermijden stelde het verzoekschrift dat het de
uitdrukking was van de gevoelens van uitsluitend de Belgische leden van de
Association. Als bewijs tekenden slechts L. Jottrand, Dumont, Bataille en Ballieu331.
Midden de massa, haastig bijeengekomen in de “Vieille Cour de Bruxelles”
waren er geen afwijkende meningen, wanneer Jottrand de leiders voorstelde alle
dagen bijeen te komen en het publiek toegang tot de zaal te verschaffen. Hij vroeg
tenslotte aan de vergadering de goedkeuring een schrijven te richten tot de “voorlopige
regering voor de Franse republiek” en tot de Fraternal Démocrats. Hij deelde
bovendien nog mede dat op regelmatige wijze contact zou worden gehouden met
bepaalde Hollandse patriotten aan dewelke het comité verslag had uitgebracht over de
gebeurtenissen. Zij werden bedankt omdat ze de Association op de hoogte brachten
van het “ageren van de familie van Oranje (even onverbeterlijk als deze van de
Bourbons), met de bedoeling te trachten zich met onze problemen bezig te houden.”
331Op voorstel van de burgemeester wees de gemeenteraad de suggesties beleefd af. Als verklaring
werd gegeven dat “het onaanvaardbaar was de arbeiders het hoofd van hun werk af te wenden en hen elke week het loon van een of twee dagen af te nemen” en dat bovendien de burgerwacht na een eerste controle ruim voldoende was om aan de omstandigheden het hoofd te bieden.
201
Facsimile van de laatste bladzijde van het schrijven, dat werd verzonden naar de Voorlopige Regering van de Franse Republiek op 28 februari 1848
202
Het schrijven aan de Franse regering bracht in de eerste plaats het feit in
herinnering dat vreemdelingen en Belgen in België beroep konden doen op instellingen
“dewelke reeds sedert geruime tijd in het publiek de vrije meningsuiting toelieten zowel
op politiek als op godsdienstig gebied.” Het maakte aan de Franse natie “eerbiedig de
gelukwensen voor de grote taak die werd volbracht en de dank voor de enorme dienst
die werd bewezen aan de zaak van de mensheid” over.
Wij weten hoe de Belgische publieke opinie de dikwijls ongeschikte,
beschamende en in opportune manifestaties van bepaalde Franse kringen vreesde.
Het is in deze geestesgesteldheid dat het schrijven er aan toevoegde:
“Wij wensen te mogen vermoeden dat de naties die zich het dichtst bij Frankrijk
bevinden de eersten zullen zijn om Frankrijk op de gekozen weg te volgen.
Dit vermoeden is des te zeker daar Frankrijk een revolutie tot stand bracht meer
met de bedoeling de banden met de andere naties te versterken dan met deze er een te
verknechten. Het is het voorbeeld voor de volkeren dat zij begroeten in het Frankrijk van
februari 1848 en niet hun onderwerping. Frankrijk kan geen verder eerbetoon
verwachten.”
Na aangeduid te hebben dat de democraten van het nieuwe Frankrijk
verwachten dat het voorgaat in de Europese verzoening en de bevrijding van de
onderdrukte volkeren, besluit het schrijven:
“Aan U Fransen, aan U de eer, aan U de glorie de eerste grondslagen te hebben
gebracht van de vereniging der volkeren zoals deze zo profetisch werd bezongen door
de onsterfelijke Beranger. Wij bieden U burgers, in de volledige uitdrukking van onze
gevoelens van onverzettelijke broederschap de bijdrage van onze diepste
erkentelijkheid.”
Alle leden van het comité plaatsten onderaan de tekst hun handtekening (L.
Jottrand en “Charles” Marx als eersten).
“De diplomatie van het volk heeft geen geheimen” stelde Jottrand. Niets belet de
publicatie van het schrijven aan Harney (journalist bij de Northern Star en secretaris
van de Fraternal Democrats):
“U kent reeds de glorierijke revolutie die zich voltrok te Parijs. Wij dienen U mede
te delen dat ten gevolge van deze belangrijke gebeurtenis de Association Démocratique
een vreedzame maar besliste agitatie tot stand bracht ten einde via wegen eigen aan de
Belgische politieke instellingen dezelfde voordelen te bekomen die het Franse volk heeft
veroverd.
Het bericht zet alles uiteen wat in twee dagen werd verwezenlijkt en voegt er aan
toe:
203
“Wij houden U zoveel als mogelijk op de hoogte van al onze stappen en de
vooruitgang welke we daarbij boeken. Wij verkeren in de hoop dat U van uw kant er zal
in slagen het charter van het volk in uw wetten te laten doordringen wat nuttig is voor
verdere vooruitgang in de toekomst. Tenslotte nodigen wij U uit tijdens deze belangrijke
crisis bestendig met ons in contact te blijven en ons het nieuws uit uw land mede te
delen, hetwelk een positieve invloed kan hebben voor het Belgische volk.”
L. Jottrand was er rotsvast va overtuigd dat in België op elk ogenblik de
republiek kon uitgeroepen worden. Daarom zorgde hij ervoor een neutrale positie in te
nemen tussen de twee grote Belgische buurlanden (zoals hij als leider van de
republikeinse democraten tijdens het Nationaal Congres in 1830 had gedaan) en
waarbij hij verkondigde dat de Franse republiek geen bedreiging was voor de
“Belgische nationaliteit”.
Ten einde de onafhankelijkheid en de eenheid van het grondgebied te
beklemtonen duidde hij symbolisch een Waal en een Vlaming aan als ambassadeurs
van de Belgische democratie. De boodschappers waren C. Spilthoorn, advocaat te
Gent, hoofd van de provinciale regering in 1830 en advocaat Braas uit Namen die
onmiddellijk naar Parijs vertrokken.
De regering Rogier toonde zich zeer ongerust. Haar leider weigerde, ondanks de
lyrische aanbevelingen van Victor Considerant de banden te verbreken die hem
verbonden met de grondwettelijke koning. Integendeel trachtte hij, geleid door
procureur-generaal de Bavay, alle mogelijke incidenten te voorkomen en ageerde hij
zodanig dat hem niets werd opgedrongen. De koning legde zelf minder sereniteit aan
de dag. Een van de meest eigenaardige aspecten van deze bewogen periode was de
vaststelling dat boodschappers van Leopold I contact opnamen met de leider van de
republikeinse partij. De bedoeling was met hem op discrete wijze de morele en
materiële voorwaarden te onderzoeken in het kader van dewelke de troonsafstand zou
plaatsgrijpen indien deze in de toekomst in overeenstemming zou zijn met de nationale
wil. Hij handelde met zeer grote waardigheid.
Wat er ook van weze met ingang van 26 februari werden uitzonderlijke
maatregelen genomen (meer patrouilles, mobilisatie van het leger en versterking van
de politie).
Op zondag 27 februari woonden talrijke politieagenten en agenten van de
staatsveiligheid de openbare vergadering van de Association Démocratique bij. Bij het
sluiten van de vergadering trachtten enkele jongeren gedreven door hun enthousiasme
de Grote Markt te bereiken met als leuze “Leve de republiek”. De Rijkswacht kwam
hardhandig tussenbeide. Verschillende personen werden aangehouden (onder
anderen V. Tedesco, W. Wolff, Ph. Gigot, schoenmaker Dassy en verschillende leden
van de vereniging der Duitse arbeiders). Om 11u30 was alles opnieuw kalm.
Het was, zoals latere verkeerdelijk werd bevestigd, geen revolutionaire
beweging. Ten hoogste betrof het een straatbetoging. De regering vreesde echter het
ergste en de repressie was zonder mededogen. De burgemeester van Brussel verbood
op vraag van de Minister van binnenlandse zaken alle samenscholingen. Rogier
204
herinnerde de provinciegouverneurs eraan dat “alle feiten waarbij vreemdelingen die
hier verbleven direct of indirect betrokken waren” onmiddellijk aan de staatsveiligheid
dienden gemeld.” De eerste Minister legde er de nadruk op dat
de gemeentebesturen moeten de vreemdelingen in het oog houden en hun
paspoorten332 controleren.
Strikte paspoortcontrole! Deze woorden troffen in het bijzonder ridder Wijns
burgemeester van Brussel. Dit zal achteraf blijken uit de wijze waarop de Brusselse
politie de ministeriële omzendbrief toepaste…
Baron Hody333 van zijn kant, in hoedanigheid van directeur van de
staatsveiligheid beval de verwijdering van het grondgebied van alle vreemde arbeiders
met uitzondering van dezen die door een Belgische industrieel waren opgeroepen.
Schoenmaker Dassy, bijgestaan door L. Jottrand werd veroordeeld tot vier
maanden gevangenis wegens de kreet “vive la république” en wegens het bezit van
een mes hem overhandigd door Bornstedt. Zelfs Meskens, voorzitter van het
Agneessens-genootschap, protesteerde plechtig in l’Emancipation tegen de
beschuldiging als zou hij het verlangen uitgedrukt hebben permanent de guillotine te
zien op openbare plaatsen. “Nooit heb ik iets dergelijks gezegd, alleen mijn vijanden
kunnen geloven dat ik schuldig ben.”
Het wantrouwen van regering en staatsveiligheid was echter gerechtvaardigd.
Het gevaar kwam niet zo zeer van de Brusselse democratische arbeiders maar wel van
de revolutionaire voorbereidselen van de Belgische republikeinen die naar Parijs waren
gevlucht. Hun leider Blervacq, voorzitter van de Association Générale des Patriotes
Belges résidant à Paris had een Belgisch legioen gevormd ten einde over te gaan tot
de proclamatie van de republiek in België. Het comité van het legioen bestond uit
“kolonel” Becker en de genaamden Mathieu de oudere, Dupont, Tijtgat, Conreur, C.
Graux, Felhar en Blervacq. De rekrutering begon op één maart met de welwillende
medewerking van de voorlopige regering. Gezien het aantal Belgen in Frankrijk niet
talrijk was, werd er niet te nauw gekeken. Meer werkloze Fransen en Duitsers dan
Belgen spraken de eed van getrouwheid aan de leiders en aan de verdediging van de
republikeinse beginselen met hun bloed en ten koste van hun leven uit.
De arme huurlingen kenden zich tijdens een algemene vergadering opdrachten
toe in verband met de meest verschillende graden. Het ging van eenvoudig soldaat tot
bataljonscommandant (het laatste diploma was voorzien van een rode stempel met de
neerslag van de phrygische muts).
Al deze opwinding en het geld dat de Parijse politieprefect Caussidière334 kwistig
uitdeelde samen met de opening van de arsenalen van Rijsel en Valenciennes op
332Cfr. Mémorial administratif du Brabant, mars 1848.
333Ridder Hody kreeg op 30 november 1847 de graad van baron.
334Het is een vaststaand feit; maar wordt door betrokkene in zijn memoires ontkend.
205
bevel van prefect Delecluse ontsnapte niet aan de waakzaamheid van de Belgische
regering. Bedolven onder steeds meer onrustwekkende verslagen kan ze heden
verontschuldigd worden voor het feit dat ze het noorden verloor. Het eerste slachtoffer
van de repressie was evenwel de onschuldige Karl Marx. Zijn bekendheid maakte hem
tot verdachte als promotor van de Belgische republikeinse beweging in Parijs, als
financier van de opstand en als aanstichter van de wanorde in Brussel. Hij ontving van
zijn moeder na vijf jaar armoede, een deel van de erfenis van zijn vader. Hij werd er
van beschuldigd belangrijke geldsommen te behandelen. De heer de Bavay
ontketende een wreedaardige vervolging op hem.
Zodra hij kennis had van de ongeregeldheden in de Veille Cour de Bruxelles,
van de rol die Marx speelde in de beraadslagingen van de Association Démocratique
en van de oproerige kreten van de Duitse en Belgische arbeiders nam Baron Hody het
initiatief de uitwijzing van Karl Marx te vragen aan minister van Justitie de Haussy
wegens het feit dat hij zijn verbintenis van 22 maart 1845 niet naleefde in verband met
de niet inmenging in de dagelijkse politiek.”
Tijdens de ministerraad van 1 maart 1848 werd de maatregel bekrachtigd. De
dag nadien werd het Koninklijk Besluit door Leopold I ondertekend. Een dag later werd
het aan de betrokkene betekend door deurwaarder Polak.
Enkele dagen nadat hij het geld ontvangen had van zijn moeder verliet Karl Marx
de Orléansstraat ten einde comfortabeler te wonen en de huishoudelijke taken voor zijn
vrouw te verlichten. Hij nam zijn intrek in het hotel Bois-Sauvage op het St.-
Goedeleplein, waar hij drie jaar eerder reeds verbleef. Het is daar dat hem werd
medegedeeld dat hij België diende te verlaten binnen de 24 uur met het verbod er weer
te keren. (Bij negatie waren de straffen opgesomd in artikel 6 van de wet van 22
september 1835 van toepassing.)
Het bestuur kende exact de nieuwe woonplaats van Karl Marx. Deze had zoals
het reglement voorschreef zijn inschrijving laten doorhalen te Elsene op 26 februari.
Dezelfde dag schreef hij zich in te Brussel. Het gerecht verweet hem ten andere dat hij
reeds op 19 februari Elsene had verlaten en zijn document van adreswijziging slechts
op 26 februari had opgehaald. Het verslag van de politiecommissaris van Elsene
deelde dit mede aan onderzoeksrechter Berghmans op 3 maart. Het vermeldde tevens
dat Marx zich voorbeeldig gedroeg en dat hij veel Duitse bezoekers ontving. De namen
van deze laatsten had de commissaris niet kunnen achterhalen.
Welke was de rol van onderzoeksrechter Berghmans? Hij handelde op bevel van
procureur-generaal de Bavay. Deze kon aldus uiting geven aan zijn haat tegen de
communisten in de persoon van Karl Marx. Hij beval een algemeen onderzoek tegen
de Duitse balling. Op 3 maart werd een dossier tegen hem geopend. Reeds ’s morgens
ondervroeg de rechter achtereenvolgens:
Theodor Jacobs, ketelmaker en mecanicien, leeftijd 18 jaar dewelke verklaarde
dat op 29 februari omstreeks 18 uur twee heren verschenen in het wisselkantoor Davis
aan de Hofberg; waar hij zijn zieke broer verving. Deze heren, een van hen sprak vlot
Frans, wisselde twee papieren thalers en twee thalers en 32 grossen in munten en
eisten een borderel.
206
Facsimilé van het brevet van de Bataljon Chef van het Belgisch Legioen,
afgeleverd aan Charles Graux
207
J.B. Lannoy, restauranthouder, 58 jaar, Sint Goedeleplein 19, dewelke verklaarde dat
op 28 februari zijn huurder Karl Marx, meerdere malen het huis had verlaten en er
telkens weerkeerde, waarvan eenmaal op waakzame wijze. Hij stelde vast dat Marx
veel bezoekers ontving.
Max Bedinger, zadelmaker, 49 jaar, Sporenstraat 10 dewelke verklaarde dat op
28 februari verscheidene vreemdelingen hem voorwerpen kwamen vragen om een
wapen in te leggen of aan op te hangen. Een individu, behoorlijk gekleed, waarschijnlijk
een officier op non-actief, 35 tot 40 jaar kocht voor 0,75 frank twee gordelknopen een
sabelhaak. Verder is het vals dat Duitsers bij mij zestig gordels bestelden. Koetsier “op
wacht” Stuckens werd door de politie weergevonden. Samen met mevrouw Le
Capitaine die een wisselkantoor uitbaatte aan de Hofberg verklaarde hij dat op 28
februari omstreeks 18 uur C. Spilthoorn vergezeld door twee andere individuen, 2100
frank in biljetten omwisselde. Uit aanvullend onderzoek op vraag van de procureur-
generaal bleek dat de twee personen die Spilhoorn vergezelden Karl Marx en Balliu
(schatbewaarder van de Association Démocratique) waren. De gerechtelijke
autoriteiten beelden zich in dat Marx een gewapende opstand te Brussel voorbereidde.
Zij dachten zelfs dat hij iets te maken had met de mobilisatie van de Belgische
republikeinen in Parijs.
De ondervoorzitter van de Association Démocratique vermoedde niet op het
ogenblik dat hij zijn uitwijzingsbevel ontving dat een gerechtelijk onderzoek tegen hem
geopend was. Hij had in die zin trouwens nooit enig vermoeden. De Bavay zette lange
tijd daarna trouwens het onderzoek verder.
Tijdens het verloop van de gerechtelijke procedure zocht Marx contact met drie
vrienden: Jottrand, Maynz en Victor Faider. Allen waren advocaat bij het hof van
beroep te Brussel en kwamen met succes tussen bij Charles Rogier, M. de Haussy en
baron Hody. De bedoeling was enkele dagen uitstel te bekomen en niet de intrekking
van de uitwijzing. Te zelfde tijd als het arrest dat hem betrof, ontving Marx een brief
van Flocon, die meldde namens de Franse voorlopige regering dat de uitwijzing uit
Frankrijk vernietigd was en dat de regering hem uitnodigde om naar Frankrijk terug te
keren! “Mijn waarde vriend Marx de tirannen hebben U uit Frankrijk verbannen, het
vrije Frankrijk opent voor U de deuren. Voor U en al diegenen die strijden voor de
broederlijkheid tussen de volkeren…
Tal van schikkingen dienden door Marx nog getroffen zowel betreffende de
Duitse arbeidersvereniging als de communistische liga. De vergaderingen gingen door
in het hotel le Bois-Sauvage. De laatste was deze van de liga. Ze duurde zeer lang. Na
middernacht werd besloten na uitgebreide discussie met volgende resolutie:
Proletariërs en alle broeders verenigt U. Het centraal comité van de
communistenbond te Brussel, in overeenstemming met het vroegere centraal comité te
Londen om de zetel naar Brussel over te brengen en tot ontbinding over te gaan, stellen
vast:
e bond
(hoofdzakelijk Duitsers) onmogelijk zijn.
208
worden.
at de bond een energieke houding
aanneemt en een discretionaire bevoegdheid nu noodzakelijk is.
Het comité besluit:
Artikel 1: Het Centraal Comité wordt overgebracht naar Parijs.
Artikel 2: Het Centraal Comité te Brussel geeft Marx discretionaire bevoegdheid over
alle zaken betreffende de centrale leiding van de bond.
Artikel 3: Karl Marx na zich vergewist te hebben van de omstandigheden zal te Parijs
een nieuw Centraal Comité vestigen en de leden welke er verblijven oproepen.
Artikel 4: Het Centraal Comité te Brussel wordt opgeheven. Aldus besloten te Brussel
op 3 maart 1848.
De leden van het Centraal Comité tekenden vervolgens: Marx, Engels, Fischer,
Steinger, Philippe Gigot plaatste als laatste zijn handtekening335. Daarna namen de
samenzweerders afscheid van elkaar en begaf Marx zich naar zijn appartement op de
tweede verdieping. Marx en zelfs zijn echtgenote werden later aangehouden. De
emoties in de democratische kringen laaiden hoog op. De volledige liberale pers
l’Indépendance Belge uitgezonderd protesteerde tegen de behandeling van een
uitzonderlijk man als doctor Marx en van Mevrouw Marx “zuster van de gouverneur van
Pommeren” die een gedeelte van de nacht moest doorbrengen in aanwezigheid van
hoeren. Zelfs de katholieke pers ten einde de regering in verlegenheid te brengen
protesteerde. Lubliner die een artikel ten voordele van Marx in l’Emancipation
publiceerde werd uitgewezen op voorstel van procureur-generaal de Bavay.
Op 4 maart ’s morgens werden de gevangenen per koets naar het gerechtshof
overgebracht. In afwachting van hun ondervraging door de onderzoeksrechter werden
ze gedurende uren opgesloten in de cellen voor de verdachten. Vermits geen
beschuldiging tegen Marx of zijn echtgenote hard kon worden gemaakt mochten ze
beschikken ten einde het Belgische grondgebied te verlaten.
Marx vroeg aan baron Hody voor zijn echtgenote de schriftelijke toelating drie
dagen langer in België te blijven om van haar emoties te bekomen. Toestemming werd
mondeling verleend336. Jenny Marx weigerde alleen te Brussel te blijven. Ze vertrok op
4 maart ’s avonds met Karl Marx en de drie kinderen vergezeld door Ferdinand Wolff
richting Parijs337.
Te Brussel bleef er verontwaardiging. Jules Bartels interpelleerde de
burgemeester van Brussel (hoofd van de politie) als verantwoordelijke voor willekeurige
335Gigot werd als ambtenaar ontslagen.
336Archief van de Belgische Staatsveiligheid, dossier Marx, stuk 28.
337Idem, stuk 36.
209
aanhouding en huisvredebreuk. De liberale volksvertegenwoordiger Bricourt uit
Soignies voorzag een interpellatie op de volgende zitting van de kamer.
De democratische pers wist niet van ophouden. De vrees voor verwikkelingen
binnen de regering werd groter.
Voor het feit van de willekeurige aanhouding van Marx en het in een hinderlaag
lokken van zijn echtgenote diende iemand de verantwoordelijkheid te nemen.
De politiecommissaris van Brussel verklaarde geen weet te hebben van de
aanhoudingen. De administrateur van de staatsveiligheid ontkende de slechte
behandeling van mevrouw Marx. (Adjunct-commissaris Daxbeck werd afgezet.)
De heer Conway, intendant van de civiele lijst van koning Leopold, schreef naar
de chef van de staatsveiligheid over diens verklaring dat geen enkele regeringsgezinde
krant op het artikel van l’Emancipation reageerde.
De minister van justitie onderzocht met de chef van de staatsveiligheid de beste
manier om de zaken voor te stellen. Dit bleek deze zoals verschenen in het Belgisch
Staatsblad, die de versie van de politie bevestigde.
Baron Hody antwoordde aan de minister dat volgens hem de Brusselse politie
diende gespaard door te stellen dat de procureur des Konings de fouten van de politie
had rechtgezet.
Terwijl de regering trachtte het offensief van de vrienden van Marx af te wenden,
ging de democratische pers door met haar protest (vb. Lucien Jottrand in le Débat
Social, 12 maart 1848).
Dit alles was echter onvoldoende om de Bavay af te stoppen. Het onderzoek
tegen Marx liep onverstoorbaar verder. Onderzoeksrechter Berghmans stapte af bij
bankier Max Messel in verband met de wisselbrief van 6000 frank verhandeld door Karl
Marx. De Bavay schreef vervolgens naar de procureur-generaal te Trier dat de
Belgische regering de doctor in de wijsbegeerte Karl Marx had uitgewezen en dat hij
vragen had betreffende de herkomst van het geld van betrokkene. De procureur-
generaal te Trier antwoordde dat Karl Marx het geld van zijn moeder had ontvangen,
die over bedragen van dergelijke omvang beschikte en deze had overgemaakt aan
haar zoon als voorafname op zijn erfdeel. Uiteindelijk was de Bavay er van overtuigd
dat de ondervoorzitter van de Association Démocratique de opstand niet had
gefinancierd. Hij legde het dossier weg en wijdde zich aan andere taken.
210
De handtekening van de moeder van Karl Marx onderaan het proces verbaal van haar ondervraging te Trier door rechter Nouben.
De interpellaties van Bartels en Bricourt grepen dezelfde dag338 plaats voor de
gemeenteraad te Brussel en in de kamer van volksvertegenwoordigers.
Jules Bartels vorderde de onmiddellijke samenstelling van een
onderzoekscommissie en kreeg voldoening339.
In de kamer kwam Bricourt in aanvaring met eerste minister Rogier die
verklaarde onwetend te zijn over de gedragingen van de gemeentepolitie.
Rogier ging zelfs in de tegenaanval door te stellen dat vreemdelingen die
wanorde veroorzaken of opstanden voorbereiden streng dienen aangepakt. Voor hen
die andere instellingen wensen dan de Belgische is de deur geopend340.
Bricourt, als nieuw parlementslid, legde zich zonder meer neer en de regering
die de Brusselse politie had aangezet tot machtsoverschrijding, wentelde haar
verantwoordelijkheid af op de politie.
Victor Faider eiste echter de publicatie in het Journal Officiel van een minder
denkbeeldige versie van de aanhouding van de heer en mevrouw Marx dan deze
opgesteld door de administrateur van de staatsveiligheid. Hij maakte gebruik van het
grondwettelijk petitierecht bij de kamer ten einde de inlassing te bekomen van zijn
rechtzetting van de feiten. De commissie van de verzoekschriften weigerde ze in
overweging te nemen. Bricourt nam opnieuw het woord op 31 maart en drong er op
aan dat het onderzoek door het gemeentebestuur bij dit van de minister van justitie zou
gevoegd worden.
De eerst minister antwoordde opnieuw dat hij niet moest antwoorden op een
arrestatie door de politie. De heer Zoude, verslaggever van de commissie van de
verzoekschriften, gaf dan voor de eerste maal lezing van de beslissing van de
33811 maart 1848.
339Bulletin des séances du Conseil Communal de Bruxelles, 1848, pp. 137 en 138.
340Annales parlementaires belges, session 1847-1848, zitting 11 maart 1848.
211
communistenbond in beslag genomen bij Marx betreffende de overbrenging van het
centraal comité naar Parijs als “centrum van de revolutionaire beweging”. De kamer
nam ten slotte de conclusies van de verslaggever aan. Bricourt en Castiau stemden
tegen.
212
HOOFDSTUK XXI
HET EINDE VAN DE ILLUSIES
Karl Marx kwam zonder moeilijkheden in Parijs aan. Hij beschikte over een
correspondentieadres bij een vriendin mevrouw Grell? 75, Boulevard Beaumarchais.
De “brievenbus” van Marx bevond zich in de onmiddellijke omgeving,10, rue Neuve
Ménilmontant.
Daar ontving hij nieuws van Engels. Wilhelm Wolff werd manu militari
uitgewezen. In Keulen werden de communisten aangehouden zonder de nodige
voorzieningen te treffen (met enige durf hadden ze de macht kunnen grijpen).
Anderzijds was het nieuws uit Duitsland positief. In Nassau, München, Kassel, Berlijn
en Westfalen wacht de revolutie. In Keulen, zegde Engels is de kleine burgerij voor
aanhechting bij de Franse republiek.
In Brussel blijft de uitwijzing van Marx voor schandaalsfeer zorgen. Op een
bijeenkomst van de Association Démocratique op 5 maart 1848 verklaarde L. Jottrand
dat
Rogier niet anders kon dan de klassenstrijd erkennen. Met economische
argumenten die niet al te schitterend waren stelde hij dat de kleine burgerij beter af was
met goed betaalde arbeiders en consumenten dan, met het Hof en de aristocratie. (Cfr.
O’Connor)
Tedesco verbleef nog steeds in de gevangenis. Volgens Engels is verder te
Brussel alles rustig. De republiek is voorbijgestreefd.
Marx ontmoet te Parijs de hoogmoedige en verdachte Adalbert von Bornstedt die
de bedoeling had vanuit Parijs een Duits revolutionair leger over de Rijn te zenden. Tot
grote woede van Marx kreeg hij steun van Bakoenin en Herwegh. De oplichter was er
in geslaagd de twee dichters te verenigen. Op 6 maart 1848 was er een vergadering
gedurende dewelke Marx het idee bestreed van het zenden van een revolutionair leger
naar Pruisen. Dergelijke onderneming zonder steun van de massa was tot mislukken
gedoemd. Het verzet van Marx diende tot niets. De beweging verkreeg materiële en
geldelijke steun van de Franse regering die aldus een belangrijke groep werklozen zag
vertrekken.
Marx had de leden van het Centraal Comité te Londen verwittigd van de transfer.
Onmiddellijk begaven Harney (voor de chartisten), Jones, Schapper, Bauer en Moll
zich naar Parijs. Ze bevestigden de bevoegdheden van Marx en verkozen hem tot
voorzitter van de bond.
Even komt Marx terug op zijn problemen met België; maar wordt vlug in beslag
genomen door de beweging van Bornstedt (de Association Démocratique allemande
de Paris, welke een campagne voerde tegen Marx). Een gemeenschappelijke
vergadering van de vier afdelingen van de communistenbond te Parijs greep plaats op
213
8 maart. Er wordt een club van Duitse arbeiders gesticht tegen de Association van
Bornstedt. De dag nadien trad deze officieel in werking. De statuten worden
goedgekeurd en de leden krijgen een rode armband om hen te onderscheiden van de
aanhangers van Bornstedt. De bijeenkomsten hadden plaats in Café de la Picarde, rue
Saint-Denis.
Vanaf dat ogenblik volgen de gebeurtenissen elkaar sneller op. Marx vraagt
Engels hem te vervoegen in Parijs. Tezelfdertijd geeft hij hem opdrachten in Brussel. In
de eerste plaats dient hij te zorgen voor het meubilair van Marx.
Er zijn veel hangende zaken in verband met geld (een cheque bij bankier
Cassel, Gigot is nog geld verschuldigd) Engels moet op bezoek bij Dr Breyer om het
geld te eisen dat deze schuldig is aan Marx. Aan deze doctor heeft de revolutie geen
cent gekost. Als Gigot niet meer actief is, moet hij worden afgezet. “Bornstedt en
Herwegh gedragen zich als bandieten… Wij zullen de eerste uit de bond sluiten… Hier
wordt de burgerij opnieuw stout en reactionair; wacht maar ze zal zien… Ik schrijf lange
brieven aan Maynz en Jottrand.”
Engels zoals steeds met de beste bedoelingen dringt bij Marx aan dat hij niet
vergeet Victor Faider en Bricourt te bedanken omdat dezen zo goed zijn belangen
verdedigden. Engels klaagt dat de financiële problemen moeilijk te regelen zijn.
Alhoewel hij niet veel geeft om de wissels die uitgever Vogler liet protesteren. Bij
Cassel kan hij niets uitrichten want het is Maynz die de cheque bezit. Breyer wordt niet
betaald door zijn patiënten en moet zijn laatste paard verkopen. Hess heeft betaald
maar Engels heeft alles uitgegeven. Het geld dat hij krijgt van advocaat Maynz is
amper voldoende om te leven. Gigot is in grote financiële moeilijkheden.
Victor Tedesco is vrij. Hij vertrok onmiddellijk naar Luik. De financiële crisis in
België is verschrikkelijk ten gevolge van de gedwongen lening van zestig miljoen.
Iedereen is ontevreden. “Het is hier de beurs die de republiek zal opleggen.” De
Brusselse afdeling van de bond verwierf als aanwinst de jonge Ernest Dronke. Maar hij
woont bij Hess. Men moet hem in de gaten houden.
In Duitsland ziet alles er goed uit.
Lamartine maakt zich elke dag belachelijker. Hij tracht de burgerij gerust te stellen.
Het is dan niet verwonderlijk dat deze individuen het hoofd verheffen.341
Adalbert von Bornstedt wordt effectief uitgesloten. Zo eindigt na vijf jaar bedrog,
half verraad en kleine lafheid de dubbelzinnige samenwerking van een adellijke
journalist met de communisten.
Op 20 maart komen de eerste duizend exemplaren van het Communistisch
Manifest te Parijs toe. Ze waren bestemd voor de propaganda in Pruisen. Marx laat
onmiddellijk de tekst in het Frans vertalen. Het verschijnt in de maand mei.
341Brief van 18 maart 1848.
214
Het Manifest is de juiste tactische en praktische uitdrukking van het marxistisch
denken aangepast aan de omstandigheden in 1847-1848. Het verschilt van de
universele opvatting van Marx zoals een electoraal plan verschilt van de principiële
verklaring of het programma van een partij. De onmiddellijke politieke doelstellingen
brengen echter de algemene filosofische opvattingen niet in het gedrang.
“In de burgerlijke maatschappij is de levende arbeid slechts een middel op de
geaccumuleerde arbeid (het kapitaal) te vergroten. In de communistische maatschappij
zal de geaccumuleerde arbeid enkel een middel zijn om het leven van de arbeiders te
verruimen, te verrijken en te stimuleren. In de burgerlijke maatschappij beheerst het
verleden het heden. In de communistische maatschappij beheerst het heden het
verleden.”
De gedachte is slechts een echo van de ethische bezorgdheden waarmee het
Filosofisch en economisch Manuscript en de Duitse Ideologie zijn gevuld. Alvorens het
proletariaat tot deze hogere opvatting van het leven te leiden weet Marx dat hij moet
rekening houden met de sociale realiteit. Hij moet het proletariaat eerst leiden naar het
echte klassenbewustzijn. “Er kan alleen revolutie zijn waar er bewustzijn is.”342
De gigantische spirituele inspanning van Marx in de maanden voor de revoluties
van 1848 brachten niet de vruchten die de toenmalige communisten onmiddellijk ervan
verwachten. De impact ervan was veel belangrijker en veel grootser. Ze betekenden de
definitieve afscheiding tussen het socialisme van het arbitraire, van het hypothetische
en van de utopie en het socialisme van de brutale werkelijkheid.
“Tegen de onvolledige toepassing van de rechtvaardigheid en het menselijk recht van
de democratische en burgerlijke revolutie stelt het communisme uiteindelijk de
volledige en beslissende interpretatie van de rechten van de mens.”343 Het is in dit
opzicht dat het Communistisch Manifest in zijn wrede scherpte, in zijn onontkoombare
logica en in zijn systematische ruk naar het paroxisme zich doorheen alle zinnen hecht
aan de ideale opvattingen onderwezen door Karl Marx.
Als Engels in Brussel klaar is, stelt hij zich ter beschikking van het Centraal
Comité. Hij werd lid tijdens zijn afwezigheid. Marx had ernstige redenen om naar zijn
aanwezigheid te verlangen. Alle Franse revolutionaire leiders waren met hem
verbonden. Zijn invloed was van belang voor de verspreiding van de communistische
propaganda. Hij verkreeg door Flocon onmiddellijk een subsidie van de Franse
regering om een Duits democratisch dagblad in Parijs uit te geven. Ten gevolge advies
van Karl Marx werd het voorstel verworpen.
Er wachten de revolutionairen belangrijke taken. In Wenen sedert 13 maart en te
Berlijn sedert 18 maart leek de geest van de Heilige Alliantie verslagen. De val van
Metternich was voor de democratie een onverhoopte triomf. Er moest van het succes
342Jean Jaurès: Etudes Socialistes, p. 335.
343Jean Jaurès: loc. cit.
215
gebruik worden gemaakt om niet zoals te Parijs de burgerij laten profiteren van de
spontane opstand van de massa. Het Centraal Comité van de bond wijdde een ernstig
onderzoek aan het probleem en na deliberatie kwamen de eisen van de
communistische partij in Duitsland tot stand. De tekst werd opgesteld door Marx in
samenwerking met Engels. Deze dient aandachtig gelezen want hij toont hoe de ware
stichters van het socialisme de sociale problemen oplosten op het ogenblik dat zij
dachten aan de macht deel te nemen.
Proletariërs aller landen verenigt U!
1. Heel Duitsland wordt tot een ondeelbare republiek uitgeroepen.
2. Elke Duitser vanaf de leeftijd van 21 jaar is kiezer en verkiesbaar tenzij strafrechtelijk
beletsel.
3. De vertegenwoordigers van het volk zijn zo verdeeld dat ook de arbeider kan zetelen
in het parlement van het Duitse volk.
4. Algemene bewapening van de natie. Het leger is voortaan het leger van de arbeiders
zodanig dat het leger niet langer consumeert maar ook meer produceert dan de kosten
van zijn onderhoud. Dit is onder andere een middel van arbeidsorganisatie
5. De rechtsbedeling is gratis.
6. Alle feodale lasten, alle belastingen, alle verplichte arbeid, tienden enzovoort die tot
heden op de landelijke bevolking drukten worden afgeschaft zonder enige vergoeding.
7. De prinselijke en andere feodale domeinen, alle mijnen, groeven enzovoort worden
omgezet in staatseigendom. Op al deze domeinen geschiedt de landbouwexploitatie in
grote lijnen volgens de moderne wetenschappelijke technieken in het voordeel van de
gemeenschap.
8. De hypotheken die de goederen van de landbouwers bezwaren worden
staatseigendom. De intresten worden door de landbouwers aan de staat betaald. 9. In
de streken waar de landpacht van toepassing is wordt de grondrente of de pacht aan de
staat betaald in de vorm van belasting.
10. Alle private banken worden vervangen door een staatsbank die papier uitgeeft met
gedwongen koers.
11. Alle transportmiddelen: spoorwegen, kanalen, stoomschepen, wegen enzovoort
worden in handen genomen door de Staat. Ze worden omgezet in staatseigendom en
gratis ter beschikking gesteld aan de inwoners.
12. Het enige verschil in de verloning van de ambtenaren is dat degenen met familiale
lasten een hoger salaris ontvangen.
13. Volledige scheiding tussen kerk en staat. De bedienaars van alle godsdiensten
worden op vrijwillige basis bezoldigd door hun gemeenschap.
14. Beperking van het erfrecht.
15. Invoering van sterk progressieve belastingen en afschaffing van de
verbruiksbelastingen.
16. Oprichting van nationale werkplaatsen. De staat waarborgt het bestaan aan alle
arbeiders en verzekert het onderhoud van diegenen die in de onmogelijkheid verkeren
om te werken.
17. Algemeen en gratis onderwijs voor het volk.
Het Duitse proletariaat, de kleine burgerij en de kleine landbouwers hebber er belang bij
met al hun energie te werken aan deze hervormingen. Alleen de verwezenlijking ervan
216
zal aan miljoenen Duitsers, tot nu door enkele individuen uitgebuit en dewelke hen in die
toestand trachten te houden, rechtvaardigheid bieden en verwerving van de macht die
hen toekomt als producenten van de rijkdom.
Het comité: Karl Marx, C. Schapper, H. Bauer, Friedrich Engels, J. Moll, W. Wolff.
Tijdens het opstellen van de eisen van het Duitse volk werd Marx betrokken in
een gekke historie. Op 19 maart deelt een bericht uit Londen mede dat de vroegere
hertog van Brunswick ten einde zijn Staten te recupereren bereid zou zijn een
revolutionaire beweging in het hertogdom te financieren. Marx zond onmiddellijk
Schapper naar Londen voor onderhandelingen. De tegenpartij stelde voor de
communisten echter niets voor.
Op 30 maart deelt Schapper aan Marx mede dat de besprekingen werden stopgezet.
Overal in Duitsland schreed de revolte verder. In bepaalde streken zoals
Saksen, Hannover en Würtemberg vroeg het volk persvrijheid, openbaarheid van de
publieke vergaderingen en de rechtbanken en het instellen van een jury. In Keulen
daarentegen werd algemeen stemrecht geëist naast rechtstreekse verkiezing van
openbare besturen, persvrijheid, vrijheid van meningsuiting, afschaffing van het
permanente leger, bewapening van het volk, recht op arbeid en gratis onderwijs. De
weerklank van de zeventien punten was in het Rijnland aanwezig! In Baden, Nassau,
Frankfurt en Beieren was de agitatie nog groter. In Bohemen en Hongarije was een
sterke revolutionaire ondertoon.
Wenen hield de eisen voor democratische vrijheden aan. In Berlijn werden na de
onlusten van 18 maart twee liberale ministers benoemd. Alhoewel verdere acties
mislukten moest koning Frederik-Willem IV de omzetting van de Duitse Confederatie in
een federale staat aanvaarden en op 18 mei te Frankfurt een nationale vergadering
bijeenroepen.
Marx laat het programma van de zeventien punten op losse bladen verspreiden
in Duitsland. Nochtans liep alles verkeerd. Hij had de gekke agitatie van Bornstedt en
Herwegh gestopt; maar zij kregen verder steun van de Franse regering. Marx bekwam
alleen dat de leden van de Duitse club op gelijke voet werden behandeld met de
anderen. Uiteindelijk moest het Centraal Comité ten einde zijn autoriteit op zijn troepen
niet te verliezen zelfs deelnemen aan de voorbereiding van de campagne in Duitsland.
De Franse regering breidde de voordelen uit naar allen die zo spoedig mogelijk
wensten te vertrekken! De arbeiders konden daaraan moeilijk weerstaan.
Marx heeft dit later verklaard. Op dat ogenblik had hij enkel problemen met
Lamartine.
Minister van buitenlandse zaken, mooiprater, wilde Duitse arbeiders op verraderlijke
wijze aan hun respectieve regeringen uitleveren door op brutale wijze de Franse revolutie in
Duitsland in te voeren wat enkel de Duitse revolutie kon schaden; het was overbodig want de
revolutie had in Wenen en Berlijn gezegevierd.
217
In Parijs bleef de militaire expeditie mode. Iedereen was behept met dezelfde
gekheid. De Belgische republikeinen vertrokken reeds. Op 25 en 29 maart werden ze
op ergerlijke wijze ontwapend te Quiévrain en teruggeslagen te Risquons-Tout. De
Italianen vertrokken massaal naar Piëmont. De Polen dachten door Frankrijk en
Pruisen te marcheren om hun land te bevrijden. De gekste projecten bleken mogelijk.
De Duitse Association Démocratique sloot een politiek akkoord met de Poolse
uitwijkelingen: “geen vrij Duitsland zonder vrij Polen; geen vrij Polen zonder vrij
Duitsland.”344
Bornstedt en zijn mannen vertrokken begin april naar Straatsburg. Vandaar
wilden ze naar Baden om er een republiek uit te roepen. Marx en de Duitse club
verkozen een andere weg naar Hessen. Marx, Engels, W. Wolff, E. Dronke en hun
vrienden kwamen te Mainz aan op 5 april 1848. Ze stichtten er een comité voor
communistische agitatie. Marx, Engels en Dronke vertrokken op 10 april naar Keulen.
Schapper vertrok naar Nassau, W. Wolff naar Breslau, Born naar Berlijn. Op 11 april
richtten Herwegh en Henri Börnstein een trillende proclamatie tot het Duitse volk om in
naam van het legioen te strijden tegen de onderdrukking.
De revolutie in Berlijn deed de regering in Pruisen van mening veranderen. Men
trachtte Marx niet meer aan te houden maar hem deel te laten nemen aan de
regeringsplannen. Marx verbleef liever verder in het Rijnland waar de Code Napoléon
nog van toepassing was en die hen een grotere bewegingsvrijheid verschafte dan het
Pruisisch gewoonterecht.
Om invloed te hebben op de nieuwe democratische beweging in Duitsland
trachtte Marx een brede democratische alliantie op te zetten in de richting van
gematigde groeperingen die niet vijandig stonden tegenover sociale vooruitgang en
dewelke konden dienen als buffer tussen de macht en de communisten. Zoals in
Brussel geschiedde het ook in het Rijnland. Marx verwachtte gelukkige gevolgen.
Onmiddellijk na zijn aankomst te Keulen start Marx met de voorbereiding van het
nieuwe blad. Alle activiteiten staan in het teken van de technisch en financiële
organisatie van de Neue Rheinische Zeitung. Hij doet dan prospectie in de radicale
middens terwijl Engels kapitalen zoekt in Barmen en omgeving. Zoals altijd was geld
het probleem. Engels was nauwelijks vertrokken toen Marx hem vroeg fondsen te
verwerven bij zijn vader. Intussen was Marx voorzitter van de arbeidersvereniging te
Keulen. Deze moest hem helpen met de propaganda.
Vader Engels was moeilijker te bewerken dan de communisten dachten. Hij had
reeds zonder het te weten veel bijgedragen in de kosten van de revolutionaire
propaganda. wanneer zijn zoon hem benaderde was hij razend. Engels deelt dit op
filosofische wijze mee aan zijn vrienden te Keulen. “Ik kan absoluut niets bekomen bij
mijn oude vader. Naar zijn mening is de Kölnische Zeitung reeds een extremistisch
blad en in de plaats van 1000 thalers zou hij ons liever 1000 bommen door het lichaam
zenden…”
344Cfr. La Réforme, 24 maart 1848.
218
Ten andere is er niets te bekomen bij de radicale bourgeois:
”ten gronde zien zij ons als hun toekomstige niet aflatende vijanden en willen zij
ons geen wapens leveren die wij tegen hen zullen gebruiken…”
Zelfs zijn oude vrienden en zijn schoonbroer Blank, met wie hij best
overeenkwam wenden zich van Engels af.
“Mijn schoonbroer is praktisch een bourgeois geworden en de anderen nog erger
sinds zij zich gevestigd hebben en in conflict zijn getreden met de arbeiders…”345
Hij geeft als voorbeeld de radicale kring van Eberfeld. Deze doet een oproep aan
de Italianen voor rechtstreekse verkiezingen maar verbied discussie over sociale
problemen. Deze mensen “ontkennen ons het recht voor te zijn op onze tijd.”346
Na veertien dagen volgehouden pogingen had Engels slechts 14 inschrijvingen
voor het kapitaal van de Neue Rheinische Zeitung.
Alhoewel zeer begaan met zijn blad, hield Marx contact met zijn vrienden in
Parijs en Brussel. In beide hoofdsteden was er een vertegenwoordiger die hem op de
hoogte hield van de evolutie van de politieke toestand. Het systeem van de
revolutionaire briefwisseling en de socialistische diplomatie was een typisch
marxistische uitvinding. Zo kon hij actie voeren zonder zijn woonplaats te verlaten. De
ambassadeur in Brussel was Georges Weerth, een recent communist die niet door
Engels geliefd was; maar die iets van economie kende. Het is Weerth die aan
Belgische democraten en in het bijzonder aan L. Jottrand de toekomstige verschijning
van het blad meedeelde.
België was in een toestand van apathie teruggevallen. Een groot intellectueel als
Jottrand kon nog uitkomen voor zijn republikeinse overtuiging. Castiau nam ontslag als
volksvertegenwoordiger (stemde tegen de resolutie van de verslaggever in de zaak
Marx). De mislukking van de republikeinse partij in België was een feit. Enkele
hervormingen zonder betekenis door de regering, konden deze toelaten te beweren dat
ze oog had voor de “klasse van de onterfden”. Ze had zelfs de euvele moed de Société
Générale te verplichten voor het eerst de balans te publiceren.
Tussen Frankrijk en België bleven de verhoudingen gespannen. Ten gevolge
van de gebeurtenissen te Risquons-Tout. Rogier had te Parijs heftig laten protesteren.
Lamartine eiste terugbetaling van 47 miljoen frank voor de campagne van 1831-1832.
De Franse pers was ontketend. De Messager verklaarde dat België een koninkrijk werd
345Brief 25 april 1848, Gesamtausgabe, Boek III, 1, pp. 99-101.
346Ibidem.
219
in 1830 door druk van Louis-Philippe en dat het normaal was dat het republikeins werd
in 1848 door toedoen van Lamartine.
Jottrand was sterk onder de indruk. Hij dacht dat Frankrijk onmiddellijk de oorlog
zou starten en schrijft aan Marx en vraagt hem zijn mening. Als de Fransen in België
binnentreden, ontdoen wij ons van koning Leopold. Wij behouden in ieder geval onze
onafhankelijkheid.
In zijn artikel voor de toekomstige verschijning van de Neue Rheinische Zeitung
verklaarde Jottrand: “De Belgische politiek heeft behoefte aan drie steunpunten Frankrijk,
Engeland en Duitsland.” Op 1 mei 1848 verschijnt uiteindelijk het eerste nummer van de
Neue Rheinische Zeitung. “Democratisch blad geleid door Karl Marx tevens
hoofdredacteur, medewerkers H. Bürgers, E. Dronke, Friedrich Engels, G. Weerth, F.
en G. Wolff.” Het kende een bewogen bestaan, met afwisselend succes en
ontgoocheling, rust en strijd met de Pruisische autoriteiten, gesterkt door mislukkingen
van de Europese democratische beweging. Door onontkoombare druk had de
bourgeoisie de rug geplooid en het onweer laten voorbijgaan. Ze nam nadien in
Frankrijk, Oostenrijk en Duitsland opnieuw alle strategische posities in die ze aan haar
klassenvijanden had overgelaten. In augustus 1848 neemt de regering in Berlijn, die
aanvankelijk Marx gracieus tegemoetkwam, maatregelen tegen de revolutionairen.
Naar mate de democratische beweging in Frankrijk terrein verloor, was dit
honderdmaal erger elders in Europa. Zo is het duidelijk dat de mislukking van de
Franse revolutie van 1848 de politieke ontwikkeling van Centraal Europa met vijftig jaar
heeft vertraagd.
Marx bleef echter schrijven wat hij dacht. Zoals volgt over de gebeurtenissen in Pruisen
in juni 1848.
“De Poolse arbeiders zijn verpletterd door een sterkere vijand; maar zijn niet vernietigd.
Zij hebben gevochten maar werden niet verslagen. De tijdelijke triomf van het ruwe
geweld, doet de illusies van de revolutie van februari verdwijnen… maar toont de
tweedeling van Frankrijk in de natie van de bezitters en deze van de arbeiders. De
tricolore republiek heeft slechts een klasse over, deze van het bloed. Ze wordt de rode
republiek…”
Dit soort proza betekende voor de Neue Rheinische Zeitungeen enorm verlies
aan abonnementen.
De hoop van de progressieven in het federale parlement van Frankfurt verdween
vlug. De uitvoerende macht zou niet langer rekenschap verschuldigd zijn aan de
wetgevende en zich in de handen van een enkele persoon bevinden die geen
verantwoording moest afleggen.
Wegens stellingname tegen de regering in Berlijn, symbool met Rusland en
Groot Brittannië van de contrarevolutie, werd de verschijning van het blad van Marx
geschorst op 26 september. Het zal opnieuw verschijnen op 5 oktober. Wegens
progressieve druk op het parlement in Frankfurt treft de repressie het Rijnland. Te
Keulen werd de staat van beleg afgekondigd. De agitatoren werden vervolgd.
220
Friedrich Engels wist op tijd dat aanhoudingsbevelen werden uitgevaardigd
tegen de gebroeders Wolff, Dronke en zichzelf. Ze konden ontkomen naar Brussel. De
Belgische politie was waakzaam. Op 5 oktober werden Engels en Dronke in hun hotel
aangehouden. Ze werden overgebracht naar het stadhuis en daarna naar de
gevangenis. Met een celwagen vervoerd naar het Zuidstation en met geweld naar de
trein voor Quiévrain geleid.
Engels nam geen risico. Hij bleef niet in Parijs. Hij begaf zich te voet naar
Zwitserland. Deze reis was heer leerrijk. Hij ontmoette geen industrieproletariërs maar
landbouwproletariërs “deze landbouwers blijven barbaren midden de beschaving”. Hij
kwam tot de bevinding dat dit proletariaat nog lang de weg zal versperren van het
stedelijk proletariaat en dat het ontoegankelijk was voor alles wat zich buiten het dorp
voordeed.
Hij haastte zich niet om Frankrijk te verlaten en nam er deel aan de geneugten
van het leven. Eind oktober komt hij toe in Lausanne. Hij blijft in Zwitserland tot het
begin van het volgend jaar geplaagd door financiële en morele problemen. Niet alleen
zijn familie maar ook enkele jaloerse elementen uit de revolutionaire beweging willen
hem van Marx loswerken zonder succes. Marx houdt hem van alles wat gebeurt in
Keulen op de hoogte en zendt hem geld als dit mogelijk is.
Engels wacht met ongeduld op de terugkeer naar Barmen. In dit Pruisische
gedeelte van het Rijnland bleef de Code Napoléon van toepassing, maar er waren
problemen.
Marx analyseert op heldere wijze de situatie.
“De Duitse bourgeoisie is niet de vertegenwoordiger van de belangen van de
nieuwe maatschappij tegen de oude, want ze behoort zelf tot de oude maatschappij. Ze
is de vertegenwoordiger van de vernieuwde belangen binnen een oude maatschappij.
Ze stond aan het roer van de revolutie niet omdat het volk achter haar stond; maar
omdat ze door het volk werd vooruitgeduwd…” Dan volgt een magistrale beschrijving
van de liberale bourgeoisie. “… revolutionair ten opzichte van de conservatieven en
conservatief ten opzichte van de revolutionairen, geen vertrouwen hebbend in haar
eigen ordewoorden, verspreider van tekst en niet van ideeën, opgeschrikt door het
werelds onweer en uitbuiter van dit onweer, zonder enige energie en plagiaat plegend in
alle richtingen, slechts origineel door laagheid, onderhandelend over haar eigen
verlangens zonder initiatief, zonder historische wereldroeping is ze een gekrompen
ouderling, blind, stom en uitgeput, vervloekt door allen, veroordeeld door haar
kwetsbaarheid tot leiding van de jeugdige aspiraties van een sterk volk om deze te
verstikken.”347
In deze atmosfeer komt Engels in Keulen weer. Op 7 en 8 februari 1849 moet hij
er voor het assisenhof verschijnen samen met Karl Marx, H. Korff, Schafferen Scheiver
allen medewerkers van de Neue Rheinische Zeitung. Marx nam onmiddellijk het woord.
347Cfr.: Karl Marx: Révolution et Contre-Révolution en Allemagne, Paris, Costes, 1933.
221
Op 8 februari worden allen vrijgesproken. Marx wordt publiek door de voorzitter van de
jury bedankt…
De periode van relatieve rust was echter voorbij. Op 18 mei verschijnt het laatste
nummer van de Neue Rheinische Zeitung.
Marx nam in gebonden stijl afscheid van zijn lezers. Hij richtte zich als volgt tot
de regering van Pruisen.
“De Koninklijke terroristen en deze in naam van god en recht bent U. In deze
terroristische praktijk bent U brutaal, provocerend, beledigend en in de theorie laf,
verborgen en zwijgzaam. In beide bent u eerloos.”
Marx wijst de arbeidersklasse op het gevaar van opstand. Het land in staat van
beleg zal deze verpletteren. Voor de journalisten van het blad blijft er 1 ordewoord “de
bevrijding van de arbeidsklasse”.
Marx neemt opnieuw de weg van de verbanning. Op 3 juni 1849 steekt hij de
Franse grens over en reist naar Parijs. Zijn vrouw en kinderen komen enkele dagen
later aan. Alles is er echter anders.
Cavaignac werd vervangen door Louis-Napoléon Bonaparte. Louis Blanc was
gevlucht naar Londen. Er was totale verwarring bij de socialisten.
Links was totaal ontredderd en de revolutionaire leiders starten wederzijdse
aanvallen met onder meer Cabet, Proudhon, Considerant. Louis-Napoléon Bonaparte
realiseerde desondanks door zijn persoonlijke politiek de unie van de democraten. La
Montagne klaagde in het Manifeste au peuple français de overtredingen van de
grondwet aan. Ook de president van de republiek had zich daaraan reeds schuldig
gemaakt. In Parijs op 13 juni en in Lyon op 15 juni trachtten die republikeinen de
regering omver te werpen welke de bedoeling had de laatste democratische vrijheden
op te heffen. De opstanden mislukten. De repressie was verschrikkelijk. Marx was een
onmachtige getuige van de gebeurtenissen.
Engels verbleef te Kaiserlautem en hield zich op afstand van de republikeinse
beweging omdat hij weinig vertrouwen had in de leiding. Hij ontving er de brief van
Marx met betrekking tot de situatie in Parijs.
“Hier heerst een royalistische reactie, nog schabouwelijker dan tijdens de periode
van Guizot. Ze is alleen te vergelijken met deze na 1815. Parijs is doods. Daarnaast is
er cholera welke verschrikkelijke vernielingen aanricht. Desondanks was een
revolutionaire krater nooit dichter bij een uitbarsting dan nu in Parijs.”
Marx geeft vervolgens een opsomming van de fouten begaan door de voorlopige
regering van Pfalz-Baden. De buitengewone gezanten in Parijs dienden tot ongeveer
niets. De ene kreeg geen onderrichtingen en de andere verbleef te lande uit vrees voor
de cholera. Zo bleef alleen de mogelijkheid zand in de ogen van de Pruisen te strooien
door zoveel mogelijk besprekingen met de Franse republikeinse leiders.
222
Ondanks geruchten in de andere zin bleef Marx als vertegenwoordiger van het
Centraal Comité in Parijs achter de voorlopige regering staan. Hij vroeg Engels
nogmaals om financiële steun, gezien hij zijn laatste geld had uitgegeven om zijn
verplichtingen in verband met de Neue Rheinische Zeitung na te komen.
Intussen had Marx een bericht ontvangen van de Franse regering dat hem een
verplichte verblijfplaats werd toegewezen in de Morbihan. Hij deed er alles aan om een
uitstel te bekomen. Uiteindelijk slaagde hij erin.
Terwijl had Engels de wapens opgenomen in het republikeinse leger. De gehele
campagne was hij adjudant van zijn vriend August von Willich (officier lid van de
communistenbond die als kolonel het bevel voerde over een deel van het republikeins
leger).Op de terugtocht samen met zijn mannen overschreed Engels de Zwitserse
grens in Rheinfelden, einde juli 1849. Zijn voornaamste gezellen waren Willich, Struve
en Frédéric Thiébaut als leden van de voorlopige regering van Baden. De soldaten
werden onmiddellijk ontwapend en naar de andere zijde van het land gezonden (het
kanton Vaud) op bevel van de confederale autoriteiten. Zwitserland beschouwde hen
niet als reguliere militairen maar als politieke vluchtelingen als welwillendheid ten
opzichte van de Duitse regeringen.
Engels belandde in Vevey. Struve en Willich werden uitgewezen. Engels nam er
kennis van de aanhouding van Marx te Parijs maar werd door deze laatste vlug
gerustgesteld! Marx gaf echter een pessimistisch overzicht van de politieke situatie.
“Waarde kameraad wat moeten wij nu doen? Wij moeten een literaire- en
handelsonderneming starten. Ik wacht uw voorstellen af.” Op 23 augustus 1949 moest
Marx zich naar de Morbihan begeven. Hij verlaat Frankrijk en vertrekt naar Londen.
Engels vervoegt hem daar drie maanden nadien. Nu komen de moeilijke jaren van
strijd voor Marx er aan. Nog voor lange tijd ondergaat hij de weerslag op moreel en
fysiek vlak van de nederlaag van 1848. Alle hoop die hij gesteld had op de
revolutionaire, morele en constructieve capaciteit van de arbeidersklasse was
vervlogen.
Het project van een centrale leiding die de sociale actie kon coördineren naar
gelang het verloop van de opstandige bewegingen bleek niet realiseerbaar. Alles
moest vanuit minder dan niets herbeginnen. De herinnering aan de ramp stemde de
revolutionaire harten tot bitterheid in tegenstelling tot de wervelende hoop van
februari1848.De weerslag was zo overweldigend dat de communistenbond moest
worden ontbonden.
Zo stierf op 17 november 1852 de avant-première van de socialistische
internationale. Zijn werk was echt vruchtbaar. Zijn lessen werden door geen enkele
revolutionair vergeten: noodzaak van eenheid tussen de arbeiders en
verstandhoudingtussen alle democratische partijen, noodzaak om de finale doelstelling
van het socialisme af te kondigen, de idealen van het socialisme niet te verbergen, het
voortzetten zonder onderbreking en zonder oponthoud van de strijd tegen de sociale
organisatie gesteund op het kapitalisme.
De grootste les was echter aan Marx zelf besteed. In vijf jaar tijd was hij van
beschouwende naar militante wijsbegeerte overgeschakeld en van de militante
223
wijsbegeerte naar het communisme. Een agerend, wijsgerig humanist, dat is Karl Marx
op dertigjarige leeftijd. Allen die dachten dat Marx een kamergeleerde was hebben zich
vergist. Hij was een organisator van en een deelhebber aan de strijd. Zonder de
diepgang van zijn denken en de geniale kracht van zijn verstand te verliezen verwierf
hij door zijn contacten met gewone mensen begeesterd door hetzelfde ideaal een
duidelijker waarneming van de zaken.
Via het bureau voor communistische correspondentie, door het internationaal
congres te houden, door de aanstelling door zijn gelijken als opsteller van het Manifest,
als lid van het Centraal Comité van de bond en als hoofdredacteur van de Neue
Rheinische Zeitung had Marx zijn leertijd als revolutionair militant volbracht. Wanneer
de internationale uit de as herrees om nadien door toedoen van het noodlot nogmaals
te verdwijnen had Marx een gigantisch werk volbracht: het tot stand brengen van de
socialistische doctrine en de codificatie van de tactische beginselen waarop vandaag
nog steeds alle marxisten in de hele wereld zich beroepen.
224
Facsimile van de kaft van de eerste editie van het Communistisch Manifest, uitgegeven te Londen in februari 1848.
225
ALFABETISCHE INDEX VAN DE BELANGRIJKSTE NAMEN
ANETHAN, Jules d’ Belgisch Minister van Justitie (1843-1847).
ANNENKOF, Paul (1816-1887) Russisch schrijver, vriend van Marx.
ARNIM, Harry-Karl von (1824-1881) Pruisisch minister te Parijs (1845).
AUERBACH, Richard Duits positivistisch wijsgeer.
BABEUF, Gracchus (1760-1797) Frans revolutionair, onthoofd ten gevolge van de
samenzwering van dergelijken; voornaamste volgelingen Blanqui en Buonarroti.
BAKOENIN, Michel (1814-1876) eerst officier, daarna wijsgeer, vriend van Marx en
Proudhon. Anarchist en tegenstander van Marx tijdens de eerste internationale.
BALLIU, Félix (1802- ? ) kunsthandelaar te Schaarbeek, schatbewaarder van de
Association Démocratique.
BARBES, Armand (1803-1870) Frans revolutionair zonder doctrine, verbleef
gedurende ongeveer zijn hele leven in de gevangenis.
BARROT, Odilon (1791-1893), eerste minister van Louis-Napoléon in 1849.
BARTELS, Jules (1815-1855) advocaat, radicaal liberaal, lid van de Association
Démocratique, gemeenteraadslid te Brussel.
BARTELS, Adolf (jaar X -1862) katholiek democraat, opsteller van het Journal de
Charleroi (1845-1859) nam ontslag uit de Association Démocratique.
BASSERMANN, Frederik staatssecretaris in de federale regering van Frankfurt in
1848.
BAUER, Bruno (1809-1882) en Edgar (1820-1886) Duitse wijsgeren.
BAUER, Hendrik (1805-1870) Duits communist lid van het Centraal Comité van de
bond in Parijs.
BAZARD, Armand (1791-1832) leerling van Saint-Simon.
BERANGER, Pierre (1780-1856) Frans zanger tegenstander van de Bourbons.
BERGHMANS, Charles onderzoeksrechter te Brussel in 1848.
226
BERNAYS, Ferdinand (1815-1879) Duits schrijver, advocaat en filoloog, week uit naar
Parijs (1844-1848) uitgever van Vorwärts.
BERNSTEIN, Eduard (1850-1892) Duits socialist leider van de revisionisten,
uitvoerdervan de testamenten van Marx en Engels.
BLANC, Louis (1811-1882) Frans socialist lid van de voorlopige regering in1848,
politiek vluchteling in België sedert 26 augustus 1848, aangehoudenen later vrijgelaten.
BLANK, Emiel schoonbroer van Engels.
BLANQUI, Auguste (1805-1881) schrijver van de Critique Sociale, inspirator en leider
van de opstandige fractie, zijn volgelingen vormden het ComitéCentral Révolutionnaire.
BLUM, Robert (1807-1848) Duits arbeider, schrijver en revolutionair. Te Wenen
terechtgesteld na de overwinning van het regeringsleger.
BÖRNSTEIN, Heinrich Duits democratisch schrijver, uitgever van Vorwärts in1845.
BORN, stephan (1824-1898) Duits communist nam deel aan de opstand in Pruisen in
1848.
BORNEMANN, Wilhelm (1794-1864) liberaal minister van justitie in Pruisen in1848.
BORNSTEDT, Adalbert von (1809-1851) directeur van de Deutsche Brüsseler Zeitung.
BOWRING, doctor John (1792-1872), volksvertegenwoordiger, voorstander van de
vrijhandel.
BRAY, John Brits liberaal econoom.
BRENTANO, Albert liberaal lid van de opstandige regering in Baden.
BREYER, Friedrich Duits geneesheer te Brussel sedert 1832.
BRICOURT, Jean-Joseph (An XIII - 1857) rechter in Charleroi, volksvertegenwoordiger
te Soignies, slachtoffer van de wet der onverenigbaarheden8 juni 1847.
BRUNSWICK, hertog Karl (1804-1873) afgezet als monarch.
BUCHEZ, Philippe arts, socialist, dissident van de strekking Saint-Simon, van
katholieke strekking, stichter van de eerste arbeiders coöperatieve.
BÜRGERS, Heinrich (1815-1882) Duits communist, later meer gematigd lid vande
volksvertegenwoordiging in Frankfurt.
227
BURNS, Mary (1824-1863), arbeidster in Manchester, vriendin van Engels. Vergezelde
hem naar België. Keerde terug naar Engeland na een incident.
BURNS, Lizzy (1826-1878) zuster van Mary, Engels leefde met haar samen nade dood
van Mary en huwde haar in extremis.
CABET Etienne (1788-1856) Frans jurist, pacifistisch revolutionair en theocratisch
communist.
CAMPHAUSEN, Ludolf (1803-1890) eerste minister in Pruisen in 1848.
CASSEL en compagnie, bankiers te Brussel.
CHARTISME, eerste sociale en democratische beweging in 1836, georganiseerd door
O’Connor; programma hernomen door Marx in Londen (29november 1847).
CHATEL, Ferdinand (1795-1857) priester, nam deel aan de revolutie in
1848,voorstander van de emancipatie van de vrouw.
COBDEN, Richard (1804-1865) Engels econoom, theoreticus van de vrijhandel.
COCKERILL, John (1790-1840) Belgisch industrieel.
CONSIDÉRANT, Victor (1808-1893) belangrijkste volgeling van Fourier, lid van de
volksvertegenwoordiging, verbannen naar België, stichter vaneen volledig mislukte
phalanstère in Texas.
CONWAY, Edouard (jaar XII - 1871) intendant van de civiele lijst van Leopold I.
CZARTORYSKI, prins Adam (1770-1861) chef van de voorlopige regering van Polen in
1830, gevlucht naar Frankrijk in 1831.
DANIELS, Roland (1810-1855) Duits communistisch geneesheer.
DASSY, Robert Belgisch communistisch arbeider.
DAXBECK, Gommaar adjunct-politiecommissaris te Brussel, afgezet door de
gemeenteraad in 1848 na de aanhouding van Jenny Marx.
DE BROUCKÈRE, Charles (1796-1860) advocaat, liberaal politicus, lid van het
nationaal congres, minister, burgemeester te Brussel 1848-1860.
DECHANGE, Charles (1796-1860) Belgisch militair geneesheer.
DE GRONCKEL, François-Joseph (1816-1871) advocaat, liberaal politicus.
228
DELECLUZE, Charles (1809-1858) commissaris van de republiek in Nord en Pasde
Calais.
DELESSERT, Gabriel (1786-1858) politie perfect te Parijs 1836-1848.
DELHASSE, Félix (1809-1898) Belgisch democraat en letterkundige.DE MAN, Hendrik
auteur van Au de là du Marxisme, professor te Frankfurt, ontbondde Belgische
Werkliedenpartij in 1940.
DESCARTES, Renè (1596-1650) Frans filosoof.
D’ESTER, Karl (1811-1865) Duits democraat, geneesheer vriend van Marx en Engels.
DRONKE, Ernst (1815-1875) Duits communist medewerker aan de Neue Rheinische
Zeitung, vluchtte naar Parijs in 1849.
DUCHATEL, graaf Charles (1806-1867) minister van Louis-Philippe (1834-1848)
DUCPETIAUX, Edouard (1804-1868) Belgisch econoom.
DUFAURE, Armand (1806-1867) Frans minister van binnenlandse zaken mei1848.
DUMON, Pierre (1797-1870) advocaat, staatsman, minister van Louis-Philippe(1843-
1848)
EISERMANN, Duits socialist te Parijs, meubelmaker, volgeling van Grün enProudhon.
ENFANTIN, Barhélemy (1796-1864) één van de voornaamste volgelingen van Saint-
Simon.
ENGELS, Friedrich senior (1785-1853) vader van Engels, industrieel.
ENGELS, Friedrich junior (1820-1895) vriend, leerling en volgeling van Marx. Uitgever
van de postume werken.
ESSELENS, Prosper-Antoine, stichter van het dagblad Le Peuple te Luik 1848.
EWERBECK, Herman (1816-1860) Duits geneesheer, uitgeweken naar Parijs, lid van
de federatie der rechtvaardigen, later medewerker van Karl Marx (1844-1851).
FAIDER, Victor (1820-1882) advocaat te Brussel, secretaris van de Association
Démocratique in 1847, niet te verwarren met Charles minister van justitie.
FEUERBACH, Ludwig (1804-1872) Duits wijsgeer, leerling en later tegenstander van
Hegel, hield zich in het bijzonder bezig met het religieus probleem.
229
FICHTE, Johann (1762-1814) Duits wijsgeer, volgeling van Kant, tegenstander van de
Franse bezetting in Pruisen.
FLOCON, Ferdinand (1800-1866) minister in de voorlopige regering op 24
februari1848.
FRIEDRICH-WILHELM IV (1795-1861) koning van Pruisen, verzette zich tegen liberale
hervormingen, stierf krankzinnig.
FRÖBEL, Jules (1805-1893) Duits uitgever, genaturaliseerd Zwitser, lid van het
parlement van Frankfurt 1848, neef van de beroemde pedagoog.
FUNCK, Jean (1822-1877) advocaat, lid van de Association Démocratique, Kamerlid.
GALILEI (1564-1642) astronoom.
GANEAU, arts, voorstander van de gelijkheid tussen mannen en vrouwen.
GIGOT, Philippe (1819-1860) lid van het Centraal Comité van de communistenbond.
GOBLET d’ALVIELLA, Albert (1790-1873) generaal, minister van Leopold I.
GOETHE, Wolfgang (1749-1832) de grootste Duitse dichter.
GOTTSCHALK, Andreas (1815-1880) arts, stichter van de arbeidersvereniging te
Keulen.
GRÜN, Karl (1813-1887) Duits wijsgeer, volgeling van Hegel, vriend van Proudhon,
emigreert in 1844 naar Parijs, uitgewezen, lid van het parlementte Frankfurt.
GUESDE, Jules (1845-1922) stichter van de Franse arbeiderspartij.
GUIZOT, François (1787-1874) Frans politicus, minister van buitenlandse zaken(1840-
1848).
HARCOURT, François (1786-1865) hertog, voorzitter van de vrijhandelsvereniging te
Parijs.
HARNEY, George, Brits journalist, leider van de chartisten, vriend van Marx en Engels.
HAUSSY, François (1789-1869) advocaat te Charleroi, gouverneur van de Nationale
Bank.
HEGEL, Georg-Wilhelm (1770-1831) Duits wijsgeer.
HEILBERG, Ludwig, Duits democraat, uitgeweken naar Brussel.
230
HEINE, Heinrich (1799-1856) Duits dichter, zeer goede vriend van Karl Marx.
HEINZEN, Karl (1809-1880), Duits socialist, volgeling van Weitling, jeugdvriend van
Marx, uitwijkeling keerde in 1848 terug naar Duitsland.
HERWEGH, Georg (1817-1875) Duits dichter, kwam naar Brussel in 1847, leider met
Bornstedt van het “zwart, rood en goud legioen” in 1848.
HESS, Moses (1812-1875) Duits wijsgeer en revolutionair, verwijderde zich van Marx
om samen te werken met Grün en Lasalle.
HODY, Alexis-Guillaume (1807-1880) leidde de Belgische staatsveiligheid(1839-1851).
HOMPESCH, graaf, vertrouwensman van Louis-Philippe.
HUET, François (1814-1869) Frans wijsgeer, hoogleraar te Gent, invloedrijk liberaal.
IMBERT, Charles (jaar VIII -1861) Frans democraat, gouverneur van de Invalides in
1848.
JAURES, Jean (1859-1914) leider van de verenigde Franse socialisten.
JONES, Ernest (1819-1869) Brits democraat, aanhanger van het marxisme
sedert1855.
JOTTRAND, Lucien (1804-1877) advocaat, lid van het nationaal congres (1830-31),
voorzitter van de Association Démocratique.
JUNG, Georg (1814-1866) Duits democraat, vriend van Marx en Ruge.
JUNGE, Duits jong communist uitwijkeling, juiste identiteit onbekend.
JUSTINIANUS (482-565) Keizer van het Oost-Romeinse rijk, bekend als wetgever.
KATS, Jacob (1804-1866) Vlaams socialist en volkstribuun.
KÖTTGEN, Gustav-Adolf, Duits communist.
KRIEGE, Hermann (1820-1850) Duits socialist volgeling van Weitling.
KÜTTMANN, Ludwig, Duits uitgever in het vrije Bremen.
LAMARTINE, Alphonse de (1790-1869) Frans dichter, lid van de Franse regering
1848-1851.
LAMENNAIS, Félicité de (1872-1854) Frans katholiek wijsgeer, veroordeeld door de
paus wegens liberalisme.
231
LAUDERDALE, James (1759-1839) graaf, Brits staatsman en econoom.
LAVELEYE, Emile de (1822-1892) liberaal econoom, hoogleraar te Luik.
LEDRU-ROLLIN, Alexandre-Auguste (1807-1874) advocaat, lid van de voorlopige
regering in 1848.
LELEWEL, Joachim (1786-1861) Pools emigrant, hoogleraar aan de ULB.
LENIN, Vlademir Illitch (1870-1924) stichter van de IIIe internationale.
LEOPOLD I, koning der Belgen (1790-1865).
LEROUX, Pierre (1797-1861) Frans socialistisch theoreticus, volgeling vanSaint-
Simon.
LOCKE, John (1632-1704) Brits wijsgeer.
LÜBLINER, Ludwig (1809-1869) Pools advocaat te Brussel, uitgewezen in maart1848.
MACDONALD, James Ramsay, leider van de labour-partij, eerste socialistische
regeringsleider.
MACH, Ernst (1838-1916) Duits positivistisch wijsgeer en natuurkundige.
MALTHUS, Thomas (1766-1834) Brits econoom, vooral zijn bevolkingstheorie is
belangrijk (voedsel groeit aan volgens rekenkundige reeks, bevolking volgens
meetkundige).
MAURER, Germann (1813-1880) Duits communistisch geneesheer.
MARX, Edgar (1846-1855) eerste zoon van Karl Marx.
MARX, Guido (1849-1850) tweede zoon van Karl Marx.
MARX, Heinrich (1782-1838) vader van Karl Marx, advocaat, stafhouder te Trier.
MARX, Henriette (1787-1863) Pressling, moeder van Karl Marx.
MARX, Jenny (zie Westphalen) echtgenote van Karl Marx.
MARX, Jenny-Laura (1844-1883) eerste dochter van Karl Marx.
MARX, Laura-Jenny (1846-1911) tweede dochter van Karl Marx, gehuwd met Paul
Lafargue.
MAYNZ, Karl (1812-1882) Duits advocaat te Brussel, vriend van Marx, hoogleraar te
Brussel en te Luik.
232
MELLINET, Armand-François (1768-1852) generaal ere-voorzitter van de
AssociationDémocratique. Ter dood veroordeeld in de zaak Risquons-Tout.
MESKENS, socialistisch arbeider, voorzitter van de Agneessens-kring.
MOLL, Joseph (1810-1849) Duits communist, gedood tijdens de opstand in Baden.
MUELENAERE, graaf Félix (1794-1862) Belgisch minister 1831-32, 1835 en1841.
NOTHOMB, Jean-Baptiste (1804-1881) Belgisch minister (1841-45).
O’CONNOR, Feorgus (1794-1855) leider van de chartisten en de
vrijhandelsvereniging.
OPPENHEIM, Dagobert (1809-1889) bankier.
OWEN, Robert (1771-1858) Brits econoom behorende tot de socialistische strekking,
gebruikte als eerste samen met Pierre Leroux de termsocialisme.
PASCAL, Blaise (1623-1662) beroemd Frans wijsgeer en wiskundige.
PELLERING, Jean, Belgisch arbeider, socialist en republikein.
PICARD, Albert (1821-1880) advocaat, stafhouder, secretaris van de Association
Démocratique.
PLATO, (428-347 voor J.C) Grieks wijsgeer.
PYAT, Félix (1810-1889) lid van de grondwetgevende vergadering in 1848,vriend van
Engels.
RASPAIL, François (1794-1858) Frans scheikundige en revolutionair.
RAVEAUX, François (1810-1851) Duits democraat van Franse afkomst, revolutionair,
week uit naar Brussel in 1849.
RICARDO, David (1772-1823) een van de belangrijkste economen vooral in verband
met de verdeling van de rijkdommen.
RIEDEL, Richard (1804-1878) Duits communist, week uit naar Brussel en Luik.
ROGIER, Charles (1800-1878) liberaal staatsman, meermaals eerste minister.
RONGE, Jean (1813-1865) afgescheurd priester, democraat.
ROUSSEAU, Jean-Jacques (1712-1778) Frans wijsgeer, wegbereider van de Franse
revolutie.
233
RUGE, Arnold (1802-1880) Duits auteur, uitgever met Marx van de Frans-Duitse
jaarboeken, lid van het parlement van Frankfurt.
SAINT-PIERRE, Charles de (1658-1743) priester, voorloper van de internationale
organisatie in Europa.
SAINT-SIMON, Henri de (1760-1825) een van de grootste voorgangers van het
socialisme.
SAND, George (1804-1876) Frans schrijfster, gedurende een periode welwillend
tegenover de arbeidersklasse SCHAPPER, Karl (1815-1869) Duits communist,
uitgeweken naar Londen, belangrijksteleider van de communistenbond in Engeland, lid
vanhet Centraal Comité.
SHAKESPEARE (1564-1616) de grootste Engelse dramatische auteur.
SMITH, Adam (1723-1790) Brits econoom auteur van de “Rijkdommen van de Naties”.
SOREL, Georges (1847-1922) Frans socioloog, theoreticus van het
revolutionairsyndicalisme).
SPILTHOORN, Charles (jaar XIII -1872) advocaat te Gent, nam deel aan de revolutie
van 1830, ten onrechte ter dood veroordeelt in de zaak Risquons-Tout, kreeg gratie, in
1855 verbannen naar de USA.
STEINGENS, Albert, huisschilder, week uit naar Brussel in 1848, secretaris vande
vereniging der Duitse arbeiders, was het eens met Marx.
STIRNER, Max (1806-1856) Duits filosoof, links Hegeliaans, behoorde tot de
anarchistische stroming.
STRUVE, Gustav (1805-1870) Duits advocaat, diplomaat en auteur, vervolgd door de
censuur, leider van de republikeinse regering in Baden, vluchtte naar Zwitserland in
1849.
SUE, Eugène (1804-1857) Frans auteur.
TAINE (1828-1893) Frans wijsgeer en socioloog.
TEDESCO, Victor (1822-1897) advocaat te Luik, afkomstig uit het Groot hertogdom
Luxemburg, communist, lid van de Association Démocratique. Ter dood veroordeeld na
Risquons-Tout, kreeg gratie in 1855.
THEUX de MEYLANDT (1794-1870) Belgisch minister in 1837 en 1846-47.
THIERS, Adolphe (1797-1877) advocaat, historicus, Frans president in 1871.
234
THOMPSON, William (1785-1833) Iers socioloog, zeer vooruitstrevend in marxistische
richting.
TOURREIL, socialist, theoreticus van het fusionisme.
TSCHECH, gewezen burgemeester van Storkow, pleegde aanslag op Frederik-Willem
IV, terechtgesteld op 15 december 1844.
VAN BEVERVOORDE, Adriaan (1820-1851) Nederlands democratisch journalist,
uitgever van De Burger in 1848, vluchtte naar Parijs.
VANDERVELDE, Emile (1866-1938) voorzitter van de socialistische internationale,
aanhanger van het marxisme beïnvloed door het positivisme.
VIDAL, François (1812-1872) Frans advocaat, lid van de Assemblée nationale in1848,
medewerker van Louis Blanc.
VOGLER, Duits uitwijkeling, boekhandelaar te Brussel, uitgever van Marx.
WALLAU, Max, Duits communistisch militant.
WEBER, Georg, Duits communist in Brussel.
WEERTH, Georg (1822-1856) Duits communistisch schrijver, jeugdvriend vanMarx en
Engels, medewerker van Marx te Brussel.
WEIDEMEYER, Joseph, Duits communist, vriend van Marx, week uit naar de USA in
1851.
WEITLING, Wilhelm (1808-1870) arbeider, stichter van de federatie der
rechtvaardigen, tegenstander van Marx.
WESTPHALEN, Edgar von (1819-1890) schoonbroer van Marx, communist, week uit
naar Brussel, later naar de USA.
WESTPHALEN, Jenny von (1814-1881) echtgenote van Karl Marx, haar halfbroer
Ferdinand werd minister van binnenlandse zaken in Pruisen in1850.
WIGAND, Georg (1808-1858) Duits schrijver en democratisch uitgever te Leipzig.
WIGAND, Otto (1795-1870) Duits uitgever, jeugdvriend van Marx, Ruge en Feuerbach.
WILLICH, August von (1810-1879) Duits communist, vriend van Marx en Engels,
gewezen Pruisisch officier, stichter van de arbeidersvereniging te Keulen in 1848.
WOLFF, Ferdinand, Duits communist, bijgenaamd de rode medewerker van Marx bij
de Neue Rheinische Zeitung.
235
WOLFF, Wilhelm (1809-1864) Duits communist, bijgenaamd Lupus, lid van het
Centraal Comité te Parijs in 1848, zijn legaten hielpen Marx uit de armoede, Das
Kapital werd aan hem opgedragen.
236
NOTEN E. FRANSSENS:
FOURIER, Charles (1772-1837)Frans utopisch socialist, voorloper in het Franse
socialisme, werkte een nieuwe sociale organisatie uit gebaseerd op het Phalanstère,
publicaties:Théorie des Quatre mouvements (1818) en Traité de l’Association
domestique/agricole (1822).
De MAN, Rik (1885-1953)Stamde uit de Antwerpse burgerij, op jonge leeftijd lid van de
socialistische jonge wacht, student te Gent in 1902, aanhanger en kenner van het
marxisme, criticus van het reformistisch socialisme samen met De Brouckère,greep
terug naar het utopisch socialisme, deed ernstige pogingen om het socialisme te
vernieuwen, kwam na 1933 op de voorgrond met zijn Plan van de Arbeid dat door de
grote meerderheid van de arbeiders werd gesteund, “niets dan het Plan alleen het
Plan”, is waarschijnlijk de enige linkse intellectueel die ooit de straat meekreeg maar
weigerde de algemene staking uit te roepen. Trad toe tot de regering van nationale
eenheid Van Zeeland in 1936, het Plan van de Arbeid werd verlaten, het betekende de
intellectuele ondergang van de Man en de versterking van het fascisme in België. Hij
wordt na het overlijden van Vandervelde nog voorzitter van de B.W.P., in 1940 na de
Duitse overwinning wordt deze door hem ontbonden, roept op om de bezetter niet te
weerstaan, dit vormt de eindfase van zijn intellectueel drama, vluchtte na de mislukking
van de Unie van Hand- en Geestesarbeiders tijdens de bezetting naar Zwitserland,
door het Belgisch gerecht veroordeeld na de oorlog, kwam door een verkeersongeval
om het leven in Zwitserland in 1953 toen Spaak zijn terugkeer naar België
voorbereidde.
Maakte twee kapitale fouten
1. Verwierp de revolutionaire theorie (het marxisme door hem nochtans goedgekend)
omdat ze niet overeenstemde met de reformistische praktijk.
2. Gezien zijn vrees voor het revolutionaire karakter van het volk weigert hij de
algemene werkstaking uit te roepen wat tot de mislukking van het Plan van de Arbeid
moest leiden.348Hijschreef deze later toe aan het gebrek aan voldoende steun van de
B.W.P.-leiding. Dit is waarschijnlijk de verklaring van zijn revanchistische houding in
1940 welke te begrijpen, maar niet goed te keuren is. Ernest Mandel (1903-1995) in
een herdenkingsartikel over André Renard in La Gauche: “Maar De Man verloor zijn
vertrouwen in de arbeidersklasse en werd overvallen door angst en verwarring toen de
Borinage hem in 1935 ontving met de strijdkreet “grève générale.”.
348Medegedeeld door Deconinck Jules (1897-1979) socialist, syndicalist, volksvertegenwoordiger en
volkstribuun uit Wevelgem. Edmond Franssens: voor het Plan, zie The Plan du Travail: First Tendencies toward Economic Planning in Belgium, Antwerp, 1962 (in Peter Dodge, Beyond Marxisme, The Hague, 1966) en Socialistische Standpunten, 1963.
237