Verslag pilot Participatieladder en Huizen van de Buurt
description
Transcript of Verslag pilot Participatieladder en Huizen van de Buurt
1
EINDVERSLAG PILOT PROJECT
PARTICIPATIELADDER
HUIZEN VAN DE BUURT
Wijkcentrum Oostelijke Binnenstad,
Wijkcentrum d’Oude Stadt
Wijkcentrum Jordaan & Gouden Reael
Stichting IJsterk Actief Burgerschap & Participatie
2
INHOUD Meten is weten 3
Participatie doel of middel 4
Eerste fase ontwikkelen participatieladder 5
Verschillende ladders 5 Participatieladder Instituut voor Publiek en Politiek
Participatieladder VNG
Meerjarenbeleidplan Participatie Amsterdam
Participatiewiel Movisie
Participatieladder Huizen van de Buurt
Tweede fase: Testen participatieladder 10
Gebruik van een computermodule 11
Het beheer van de data 11
Tussentijdse aanpassingen participatieladder 12
Overzichten en rapportages 14
Evaluatie uitvoering pilot project 18 Tijdsinvestering
De deelnemers
Het invullen
Interpretatie van de rapportages
Resultaat
Hoe verder 21
3
De Huizen van de Buurt in Amsterdam Centrum, te weten stichting Wijkcentrum
Oostelijke Binnenstad, stichting Wijkcentrum d’Oude Stadt, stichting Wijkcentrum
Jordaan & Gouden Reael en stichting IJsterk Actief Burgerschap & Participatie, hebben
het initiatief genomen voor een pilot project om een participatieladder te ontwikkelen. De
participatieladder is bedoeld om voor deelnemers aan activiteiten van de Huizen van de
Buurt de mate van participatie vast te stellen, participatiedoelen te kunnen formuleren en
te meten of deze doelen bereikt dan wel aangepast moeten worden.
1. Meten is weten
Participatie1 van bewoners vormt de hoofddoelstelling van de organisaties die betrokken zijn
bij de ontwikkeling van de participatieladder. De organisaties willen graag weten wat de
effecten zijn van de inspanningen om participatie te bevorderen. De vraag is of de gedane
interventies effect hebben ten aanzien van de participatie van bewoners.
Maar hoe meten de betreffende organisaties veranderingen in participatie en hoe komen ze te
weten of er verband bestaat met de gedane interventies? In het welzijns- en opbouwwerk is
meten van resultaten geen usance. Als er gemeten wordt, dan betreft het meestal de registratie
van het aantal deelnemers en het aantal activiteiten.
Een andere vorm van meten in het welzijns- en opbouwwerk is de enquête. Via een kleine
vragenlijst worden deelnemers hun mening gevraagd over de gedane interventies. De
resultaten van deze enquêtes geven eens directe waardering van het werk.
Een ander meetinstrument is de leefbaarheidmonitor. Hiermee wordt getracht het
maatschappelijk effect van de interventies op de leefbaarheid van de buurt te meten. Dit kan
wederom gebeuren via vragenlijsten maar ook via objectieve criteria zoals het registreren van
het aantal overvallen of het aantal bezoeken aan een huisarts.
Al deze meetinstrumenten hebben beperkte waarde. Ze geven slechts een indicatie van de
resultaten van het werk. Sociale interventies kunnen namelijk niet los gezien worden van
andere ontwikkelingen. Zo hangt bijvoorbeeld de leefbaarheid in een buurt van veel meer
factoren af. Wanneer in een buurt vernieuwing plaats vindt en mensen wegtrekken of wanneer
in tijden van crisis de inkomens dalen, dan is het al een mooi resultaat wanneer de
achteruitgang van de leefbaarheid beperkt kan worden. Ook het tegenovergestelde geldt. Bij
een toename van de leefbaarheid is het maar de vraag of dat door de interventies van het
opbouw- en welzijnswerk komt.
1 Participatie is een ruim begrip dat vaak voor verschillende activiteiten wordt gebruikt. In dit pilot
project hebben we ons niet gericht op begripsafkadering maar vooral op het meten. Voor een verheldering over het begrip participatie verwijzen we naar het boek Participatie ontward van Movisie.
4
Bovengenoemde meetinstrumenten zijn zeker waardevol maar geven tezamen nog
onvoldoende inzicht in de effecten van het welzijns- en opbouwwerk. Een echt goede
meetmethode is binnen het welzijns- en opbouwwerk nog niet voorhanden. In de
zorgverlening maakt men meestal gebruik van klantvolgsystemen om ontwikkelingen te
volgen. Binnen het welzijns- en opbouwwerk is men echter zeer terughoudend met
registreren. Dit is ook begrijpelijk want binnen het welzijns- en opbouwwerk wordt een
deelnemer niet als een cliënt gezien maar als iemand die volledig zelf verantwoordelijk is
voor zijn eigen handelen. Interventies zijn vooral bedoeld om dit te stimuleren.
Om de resultaten van het werk inzichtelijk te maken, is het de laatste tijd wel goed gebruik
om de methoden van het werk te beschrijven. Er is zelfs een landelijke databank Effectieve
Sociale Interventies ontwikkeld met een uitvoerige beschrijving van methoden. Voor de
ontwikkeling van het werk is dit belangrijk want het kan enig inzicht geven in de
doelstellingen en de manier waarop die gerealiseerd worden.
Het beschrijven van een methode is echter iets anders dan meten. Toch bestaat er ook binnen
het welzijns- en opbouwwerk behoefte om resultaten te meten. Daarom hebben de Huizen van
de Buurt het initiatief genomen om een participatieladder te ontwikkelen. Met behulp van de
participatieladder willen de deelnemende organisaties de mate van participatie van
deelnemers meten.
2. Participatie doel of middel
Een van de eerste problemen waar we bij de ontwikkeling van de participatieladder tegen aan
lopen is de betekenis van participatie. Is participatie nu een doel of een middel?
Als de verbetering van de leefbaarheid het doel is, dan hoeft het geen enkel bezwaar te zijn als
sommige mensen `s-avonds voor de tv zitten en zich niet met anderen bemoeien. Participatie
van bewoners hangt af van wat er mee bereikt moet worden. Daarom is het niet altijd nuttig
om iedereen tot participatie aan te zetten. Sommige leefbaarheidproblemen kunnen
bijvoorbeeld beter aangepakt worden met een klein netwerk van sleutelfiguren dan met een
grote groep. Een participatieladder voegt in dit geval weinig toe. Het zou beter zijn om een
leefbaarheidladder te ontwikkelen.
Een van de doelstellingen van de Huizen van de buurt is activering. Een grote groep in de
samenleving valt buiten het maatschappelijk leven en verkeert met alle gevolgen van dien in
een ernstig isolement. Voor juist deze groep wil het welzijns- en opbouwwerk extra inzet
plegen zodat ze aan het maatschappelijk leven kunnen deelnemen. Hierbij kan de
participatieladder wel een handig hulpmiddel zijn om de effecten van interventies te meten.
De participatieladder is dan ook vooral bedoeld als een instrument om de participatie van
moeilijk te bereiken doelgroepen, zoals mensen met een beperking of inburgeraars, te meten.
Het is de bedoeling om aan de hand van de participatieladder allereerst doelstellingen voor
deelnemers aan bijeenkomsten en ontmoetingen te formuleren en daarna te kijken of de
doelstellingen ook bereikt zijn. De participatieladder stimuleert als het ware een meer
individuele kijk op het activeren van bewoners en kan daarmee meer inzicht leveren in het
effect van een interventie.
5
3. Eerste fase ontwikkelen participatieladder
Voor de ontwikkeling van de participatieladder en het testen daarvan is in mei 2009 door de
Huizen van de Buurt Ton Heijdra als externe projectleider aangetrokken. Er werd bovendien
een stuurgroep ingesteld met de coördinatoren van de Huizen van de Buurt. Deze stuurgroep
kwam vier keer bijeen om over de tussentijdse resultaten te praten. Het concrete werk vond
echter plaats in een werkgroep met uitvoerenden. Ondanks deze fors aangezette structuur
verliep de ontwikkeling van de participatieladder niet eenvoudig. Allereerst ging stichting
IJsterk failliet, waardoor de werkzaamheden bijna een jaar stil kwamen te liggen. Vervolgens
trok een van de partners, stichting CentraM, zich terug uit de Huizen van de Buurt en werden
de coördinatoren van twee wijkcentra ziek.
De ontwikkeling van de participatieladder kent dan ook twee verschillende fases. De eerste
fase in 2009 – tot het faillissement van IJsterk - is vooral gebruikt voor het vinden van
overeenstemming en het ontwikkelen van de participatieladder. De tweede fase, die eind 2010
startte, betrof vooral het uittesten van de participatieladder.
4. Verschillende ladders
Aanvankelijk was het de bedoeling om voor de Huizen van de Buurt een geheel eigen
participatieladder te ontwikkelen. Bij een onderzoek naar bestaande participatieladders bleek
echter dat er al veel werk verzet was. Drie partijen zijn namelijk in het verleden al zeer actief
in de weer geweest met het ontwikkelen van een participatieladder: de Vereniging
Nederlandse Gemeenten (VNG), de Gemeente Amsterdam en het landelijk kennisinstituut en
adviesbureau voor maatschappelijke ontwikkeling Movisie.
De door de drie bovengenoemde partijen ontwikkelde participatieladders vormen een goede
basis voor de Huizen van de Buurt.
In het navolgende wordt kort uitgelegd wat de drie participatieladders inhouden. Voor de
duidelijkheid wordt ook nog even ingegaan op de participatieladder van het Instituut voor
Publiek en Politiek (IPP) die zich vooral richt op politieke participatie.
4.1.Participatieladder Instituut voor Publiek en Politiek
6
Het IPP probeert de participatie van burgers bij politieke besluitvorming te bevorderen. In dit
kader heeft het instituut een participatieladder ontwikkeld. Hieraan kan bijvoorbeeld de
kwaliteit van inspraakprocessen bij politiek en bestuur getoetst worden.
De participatieladder heeft de volgende treden:
A. Informeren (toehoorder)
B. Raadplegen (geconsulteerde)
C. Adviseren (adviseur)
D. Coproduceren (samenwerkingspartner)
E. (Mee)beslissen (medebeslisser)
F. Zelfbeheer (zelfstandig initiatiefnemer)
Deze participatieladder richt zich vooral op burgerparticipatie. Voor het meten van de mate
van maatschappelijke of sociale participatie in de samenleving, is de participatieladder van het
IPP wat minder geschikt. De participatieladder is echter wel een goed hulpmiddel om het
inspraakproces van Stadsdeel Centrum en de bijdragen van de Huizen van de Buurt te meten.
4.2.Participatieladder VNG
De Vereniging Nederlandse Gemeenten(VNG) wilde een instrument ontwikkelen waarmee de
participatie in de maatschappij in beeld gebracht kan worden. Samen met twaalf gemeenten
en het Bureau Regioplan is daaruit een participatieladder voortgekomen. Het is een
eenvoudige ladder die op verschillende terreinen gebruikt kan worden. In het rapport van
Bureau Regioplan, dat over de participatieladder is opgesteld, wordt wel gemeld dat het
verstandig kan zijn om de onderste treden nog iets meer te differentiëren.
De participatieladder probeert te meten of er sprake is van ontwikkeling op het gebied van
participatie. Daarvoor wordt het groeipotentieel vastgesteld en gemeten. Het gaat om zes
treden:
Trede 1: Geïsoleerd
Trede 2: Sociale contacten buiten de deur
Trede 3: Deelname georganiseerde activiteiten
Trede 4: Onbetaald werk
Trede 5: Betaald werk met ondersteuning
Trede 6: Betaald werk
De VNG was zeer actief met het ontwikkelen van de participatieladder. Er vonden grote
bijeenkomsten plaats waarin de ontwikkeling van de participatieladder met gemeenten werd
besproken. Ook is er een eigen website over de participatieladder ontwikkeld:
www.Participatieladder.nl
De Huizen van de Buurt hebben contact opgenomen met de VNG over deze
participatieladder. Er zijn enkele gesprekken gevoerd en daarbij is gekeken of de
participatieladder ook toepasbaar is bij organisaties op het gebied van welzijnswerk. Hiervoor
heeft de projectleider deelgenomen aan enkele expertmeetings van de VNG.
7
Hoewel de participatieladder vooral gericht is op mensen te reïntegreren, is het volgens de
opstellers van de participatieladder wel de bedoeling om de participatieladder toe te passen in
het welzijnswerk. Ervaring in het welzijnswerk is er nog weinig, wel wordt met de
participatieladder geëxperimenteerd binnen de zorgverlening. Dit gebeurt onder andere in
Utrecht en Alkmaar.
Participatieladder VNG
4.3. Meerjarenbeleidplan Participatie Amsterdam
De Gemeente Amsterdam is eveneens zeer actief geweest met het ontwikkelen van een eigen
participatieladder. Hieruit is de nota 'Meerjarenbeleidplan participatie 2009-2012'
voortgekomen, die op 10 en 11 juni 2009 in de Gemeenteraad aan de orde is geweest. De
Gemeente heeft in een begin stadium meegedaan aan het pilot project van de VNG maar is
daarop niet doorgegaan. De participatieladder van Amsterdam verschilt dan ook op enkele
punten van de participatieladder van de VNG. In de Amsterdamse participatieladder ligt nog
meer de nadruk op reïntegratie en inburgering dan die bij de VNG. Het gaat bovendien niet
om zes maar om vijf treden.
Trede 1: Drempels weg
Trede 2: Maatschappelijke participatie
Trede 3: Voorbereiding voor werk
Trede 4. Leren voor de arbeidsmarkt
Trede 5: Groeien op de arbeidsmarkt
Drempels
weg
Maat -
schappelijke
participatie
Voor -
bereiding
voor werk
de
Wmo-fundament
Drempels
weg
1 2 3 4 5
Maatschap-
pelijke
participatie
Voorbereiding
voor werk
Leren voor de
arbeidsmarktGroeien op de
arbeidsmarkt
Alfabetisering
Sociale
weerbaarheidInburgerings-
examen
Burgerschap Startkwalificatie
Inburgerings-
examen
Staatsexamen
Startkwalificatie
Startkwalificatie
Inburgerings-
examen
Werknemers
vaardigheden
Beroeps
vaardigheden
Competentie
ontwikkeling
Begeleid werken
8
4.4. Participatiewiel Movisie
Een van de kritiekpunten op de participatieladders van zowel de VNG als de Gemeente
Amsterdam is dat de treden suggereren dat er sprake is van stijging en daling, waarbij betaald
werk het hoogste doel is. Kwetsbare groepen zullen daaraan echter nooit toe komen. Het
kennisinstituut en adviesbureau Movisie ontwikkelde daarom een participatiewiel. De spaken
van het wiel verschillen echter weinig met de treden van de andere participatieladders.
In het participatiewiel van Movisie gaat het om zes spaken:
Eigen inkomen
Zelfstandig functioneren
Sociale contacten
Maatschappelijk deelnemen
Maatschappelijke bijdragen
Arbeidsvaardigheden
Het wiel is vooral geschikt om doelen voor klanten te formuleren en het aanbod binnen de
organisatie te ordenen. Ook vormt het wiel een goede bijdrage aan de begripsafbakening van
participatie. Het volgen van de ontwikkeling en het meten van participatie is echter moeilijk.
4.5. Participatieladder Huizen van de Buurt
Aangezien er al verschillende ladders waren gemaakt, leek het de Huizen van de Buurt
weinig zinvol om een geheel eigen participatieladder te ontwikkelen. Er is voor gekozen om
de kwaliteiten van de verschillende participatieladders te gebruiken.
9
Voor de doelgroepen waarmee de Huizen van de Buurt werken, is de participatieladder van de
VNG als basis het meest praktisch. Hierin zit ook een onderste trede van mensen die
geïsoleerd zijn. Voor het welzijns- en opbouwwerk is dit een belangrijke doelgroep om te
bereiken. Bovendien biedt de ladder landelijke vergelijkingsmogelijkheden en kunnen er
samenwerkingsprojecten met wijken elders in het land tot stand worden gebracht.
De participatieladder van de VNG is echter niet volledig toepasbaar. De ladder is daarvoor
toch nog te veel op reïntegratie naar werk gericht. De Huizen van de Buurt hebben er daarom
voor gekozen om binnen de treden van de participatieladder van de VNG tussentreden op te
nemen. In deze tussentreden kunnen ook doelstellingen geformuleerd worden die een breder
terrein van participatie bestrijken. Daarbij gaat het de Huizen van de Buurt vooral om
activering op het gebied van cursussen en vrijwilligerswerk, het bevorderen van sociale
cohesie en het stimuleren van politieke burgerparticipatie. Dit zijn drie terreinen waarop de
Huizen van de Buurt zich speciaal richten.
Een andere aanpassing die de Huizen van de Buurt graag wilden, was om de zes hoofdtreden
van de VNG-ladder niet te nummeren maar te voorzien van letters. Het lijkt een cosmetische
aanpassing maar het is meer dan dat. Hoger op de ladder betekent namelijk niet altijd een
verbetering. Werk is niet voor iedereen het hoogste doel. Er zijn ook mensen waarvan het
verstandig is dat zij hun activiteiten beperken. Dit kan met capaciteiten of barrières te maken
hebben. Daarnaast suggereren cijfers dat er sprake is van een stijging of daling. Voor ouderen
die de AOW-leeftijd bereikt hebben, geldt dit echter absoluut niet. Bij hen is een stap van
werk naar vrijwilligerswerk eerder een verbetering.
De aanpassingen resulteerden uiteindelijk in de volgende participatieladder:
Trede A: Geïsoleerd (Weinig contacten)
Trede B: Sociale contacten buiten de deur (Bezoekt buren of familie of kennissen en een incidentele activiteit)
Trede C: Deelname georganiseerde activiteiten (deelname aan buurtactiviteiten, cursussen, verenigingen)
Maatschappelijke participatie (meedoen aan sociaal recreatieve activiteiten en cursussen)
Politieke participatie (deelname aan buurtoverleggen en inspraak)
Sociale participatie (deelname aan buurtcohesie of hulp aan medeburgers)
Trede D: Onbetaald werk/vrijwilligerswerk (werk met behoud uitkering, onbetaalde stage, vrijwilligerswerk)
Maatschappelijke participatie (meedoen aan sociaal recreatieve activiteiten en cursussen)
Politieke participatie (deelname aan buurtoverleggen en inspraak)
Sociale participatie (deelname aan buurtcohesie of hulp aan medeburgers)
Trede E: Betaald werk met ondersteuning (werk met aanvullende uitkering en begeleiding, betaalde stage)
Maatschappelijke participatie (meedoen aan sociaal recreatieve activiteiten en cursussen)
Politieke participatie (deelname aan buurtoverleggen en inspraak)
Sociale participatie(deelname aan buurtcohesie of hulp aan medeburgers)
Trede F: Betaald werk (baan met arbeidscontract, zzp'er, ondernemer)
Maatschappelijke participatie (meedoen aan sociaal recreatieve activiteiten en cursussen)
Politieke participatie (deelname aan buurtoverleggen en inspraak)
Sociale participatie (deelname aan buurtcohesie of hulp aan medeburgers)
10
5. Tweede fase: Testen participatieladder
De door de Huizen van de Buurt opgestelde participatieladder vormde in de tweede fase van
het pilot project de basis voor het testen van de participatieladder. Dit testen van de
participatieladder is niet overal tegelijk maar bij een drietal groepen uitgevoerd. Daarbij is
onderzocht of de participatieladder in deze vorm werkbaar is en of deze een bijdrage levert
aan het meten van het effect op participatie van interventies van de Huizen van de Buurt. De
drie groepen onderscheidden zich door verschillende doelgroepen en waren verspreid over de
verschillende Huizen van de Buurt
Het betrof:
DAC-activiteit in de Jordaan en Gouden Reael, waar mensen met een psychiatrische
achtergrond met andere bewoners contacten leggen. Het is een activiteit, waarbij naast
het Huis van de Buurt ook Cordaan en DAC Jacob van Lennepkade betrokken is.
Het project Migrantenvrouwen in de Oostelijke Binnenstad, waarbij
migrantenvrouwen gestimuleerd worden om actief te worden.
Het project Actieve senioren in het stadshart zoals dat uitgevoerd wordt in
buurtcentrum De Boomspijker en het wijkcentrum d’Oude Stadt.
Om de ervaringen met betrekking tot het testen van de participatieladder uit te wisselen is in
december 2010 een nieuwe werkgroep opgericht. Hierin zaten naast de projectleider Ton
Heijdra en de coördinator van de Huizen van de Buurt, Carolien Satink, ook de medewerkers
die de projecten uitvoeren, te weten Carolien Marsman, Naima Chekhchar, Anke Weber,
Annemique Vredevoogd en Arjan Uittenbogaard.
Binnen de werkgroep is uitvoerig gediscussieerd over het doel en nut van de
participatieladder. Hierover bestonden van het begin af grote twijfels.
Een van de twijfels betrof de individuele benadering. Deze zou verwachtingen bij deelnemers
kunnen scheppen, die niet waar te maken zouden zijn. Opbouwwerkers en welzijnswerkers
werken immers vooral collectief. Daarom is afgesproken om aan de deelnemers duidelijk te
maken dat het een pilot project betrof waarbij het meten van de effectiviteit van het werk het
hoofddoel zou vormen.
Een tweede twijfel betrof de privacy van de deelnemers. Registreren houdt immers het risico
in dat de gegevens openbaar worden. Om dit te voorkomen is door de betrokken organisaties
voor de periode van het uittesten een privacyreglement opgesteld en is tevens melding
gemaakt van de wijze van registratie bij het College Bescherming Persoonsgegevens.
Een derde twijfel ging over de bereidheid van bewoners om mee te doen. In de praktijk bleek
deze behoorlijk mee te vallen. Bewoners waardeerden op een enkele uitzondering de
individuele belangstelling en waren over het algemeen genegen om informatie over hun eigen
situatie te verstrekken.
11
6. Gebruik van een computermodule
Het registeren van de participatieladder gebeurde zowel via individuele gesprekken als
collectief. Het meten werd ook op meerdere momenten gedaan, zodat het mogelijk was om
veranderingen waar te nemen Hiervoor werd gebruik gemaakt van een schriftelijke uitdraai
van de participatieladder. Het uiteindelijke resultaat was hierdoor een grote stapel papieren,
waarop de gegevens genoteerd stonden.
Om conclusies te kunnen trekken, was het noodzakelijk om de resultaten verder te verwerken.
De schriftelijke informatie diende door de medewerkers in de computer ingevoerd te worden
en hiervoor was een goed computerprogramma vereist. Dit kon geen eenvoudige database zijn
want er moest op verschillende locaties ingevoerd worden en meerdere medewerkers dienden
er tegelijkertijd mee te kunnen werken. Ook bestonden er stringente eisen aan de bescherming
van de privacy.
Het zelf ontwikkelen van een dergelijk computerprogramma was financieel niet haalbaar.
Daarom is gebruik gemaakt van de computermodule die door het bedrijf Lost Lemon in
opdracht van de VNG was ontwikkeld. Om deze module goed te kunnen gebruiken was het
wel noodzakelijk dat het bedrijf de aanpassingen van de Huizen van de Buurt in de ladder zou
verwerken. Omdat alle gewenste aanpassingen tot te hoge kosten zouden leiden, is door de
Huizen van de Buurt besloten om de aanpassingen te beperken tot de meest essentiële. Een
belangrijke gewenste verandering die niet doorgevoerd is, betreft het gebruik van letters in
plaats van cijfers. Omdat cijfers een suggestie van oordeel geven, wilden de Huizen van de
Buurt graag letters voor de treden gebruiken. De aanpassing bleek echter zodanig ingewikkeld
en kostbaar dat hiervan toch afgezien is.
De aanpassingen die wel doorgevoerd zijn, behelsden allereerst het afzien van de verplichting
om allerlei onnodige informatie te registreren, zoals het Burgerservicenummer en
inkomensbronnen. Daarnaast zorgde het bedrijf er voor dat de door de Huizen van de Buurt
ontwikkelde tussentreden in de computermodule opgenomen werden.
7. Het beheer van de data
De computermodule is in principe ‘stand alone’ te gebruiken, waardoor het beheer van de data
ook binnen de Huizen van de Plaats had kunnen plaats vinden. Toch is in verband met het
praktische gebruik en de bescherming van de privacy voor gekozen om het beheer van de data
uit te besteden aan Lost Lemon. Lost Lemon heeft namelijk een site op internet waarop
medewerkers met een eigen wachtwoord en een eigen IP-adres kunnen inloggen.
Met Lost Lemon zijn schriftelijke afspraken over het beheer gemaakt en is een contract voor 1
jaar gesloten (1-7-2011 t/m 31-6-2012). Het uitbesteden van het beheer werkte zeer goed. Het
voordeel van het uitbesteden was dat de gegevens professioneel op internet bewaard werden,
waarmee aan de eisen van het College Bescherming Persoonsgegevens kon worden voldaan.
Een ander voordeel was dat ondanks het feit dat de medewerkers van de Huizen van de Buurt
op verschillende locaties en voor verschillende organisaties werken ze toch van hetzelfde
programma gebruik kunnen maken. Hiermee was het mogelijk om de mate van participatie
tussen de verschillende groepen te vergelijken.
12
De Huizen van de Buurt Amsterdam zijn echter niet de enige die het zo doen. Ook de
gemeente Utrecht en de gemeente Gilze Rijen hebben het beheer van de gegevens van de
participatieladder uitbesteed aan Lost Lemon.
8. Tussentijdse aanpassingen participatieladder
Het werken met de participatieladder heeft in de loop van het proces tot tussentijdse
aanpassingen van de participatieladder geleid. De keuze om binnen de treden drie
tussentreden op te nemen, bleek toch niet te werken. Het verschil tussen de begrippen
politieke, maatschappelijke en sociale participatie was erg onhelder, waardoor er geen
duidelijke keuzes gemaakt konden worden.
Omdat de werkers toch graag wilden weten welk vorm van participatie plaats vindt en welke
vorm ingezet kan worden, is gekozen om een nieuw onderscheid aan ingezette activiteiten op
te nemen, in de computermodule ook wel instrumenten genoemd.
Het betreft de volgende activiteiten (instrumenten):
1. Cursus/training
2. Buurtoverleg/inspraak
3. Culturele of recreatieve activiteit
4. Burenhulp/mantelzorg
5. Ander vrijwilligerswerk
In principe kan deze lijst uitgebreid worden met meer activiteiten. Ook kan nog een nader
onderscheid binnen de activiteiten worden gemaakt. Het computerprogramma biedt genoeg
mogelijkheden om de lijst aan ‘participatie-instrumenten’ zo lang te maken als nodig is. Er is
echter voor een simpele start gekozen.
13
.
PARTICIPATIELADDER HUIZEN VAN DE BUURT
Trede 1 (A): Geïsoleerd
(Weinig contacten)
Trede 2 (B): Sociale contacten buiten de deur
(Bezoekt buren of familie of kennissen en een incidentele activiteit)
Trede 3 (C): Deelname georganiseerde activteiten
(deelname aan buurtactiviteiten, cursussen, verenigingen)
Trede 4 (D): Onbetaald werk/vrijwilligerswerk
(werk met behoud uitkering, onbetaalde stage, vrijwilligerswerk)
Trede 5 (E): Betaald werk met ondersteuning
(werk met aanvullende uitkering en begeleiding, betaalde stage)
Trede 6 (F): Betaald werk (Baan met arbeidscontract, zzp'er, ondernemer)
Vragen per trede 1. Is deelnemer in staat zelfstandig te functioneren? (zelfstandig formulieren
invullen)
2. Verwacht de deelnemer dat hij/zij naar een hogere participatietrede kan
veranderen?
3. (Verwacht de deelnemer de mate van participatie binnen de trede uit te breiden?)
4. (Verwacht de deelnemer de mate van participatie binnen de trede te verminderen?)
5. (Verwacht de deelnemer dat hij/zij naar een lagere participatietrede kan
veranderen?)
6. Op welke trede verwacht de deelnemer uit te komen?
7. Wordt er een nieuw of aanvullend participatie-instrument (activiteit) ingezet?
8. Welk participatie-instrument (activiteit) gaat de deelnemer de komende periode
gebruiken?
Burenhulp/Mantelzorg (elders of eigen organisatie)
Buurtoverleg/inspraak (elders of eigen organisatie)
Ander vrijwilligerswerk (elders of eigen organisatie)
Culturele of recreatieve activiteit (elders of eigen organisatie)
Cursus/training (elders of eigen organisatie)
9. Toelichting op instrumenten (activiteiten):
10. Volgend meetmoment:
11. Opmerkingen:
P.S. Vragen 3,4 en 5 zijn nog niet uitgetest.
14
Het computerprogramma maakte aanvankelijk geen onderscheid tussen de bestaande en
nieuwe participatie-instrumenten (activiteiten). Daarom is aan Lost Lemon de opdracht
verleend om de computermodule ook op deze wijze aan te passen. Hierdoor is te zien is welke
activiteiten de deelnemers al volgen en welke mogelijke nieuwe activiteiten ze kunnen gaan
volgen. Dit geeft de organisaties extra statistische kennis over het soort activiteiten dat ingezet
wordt of ingezet moet worden.
Wanneer de Huizen van de Buurt op dit punt beleid willen maken, is het echter wel gewenst
om te weten of de activiteiten bij de eigen organisaties of bij andere organisaties plaats
vinden. Daarom is nog een nadere detaillering toegepast, waardoor er eigenlijk tien
activiteiten geregistreerd kunnen worden: vijf binnen de Huizen van Buurt en vijf elders.
Overzicht activiteiten per 1 november 2011
9. Overzichten en rapportages
De participatieladder levert na het invullen verschillende overzichten en rapportages op.
Allereerst is er een overzicht van de gegevens per deelnemer. De plaats op de
participatieladder is bekend en men weet of er al of niet mogelijkheden zijn om te stijgen op
15
de participatieladder. Per deelnemer is ook genoteerd aan welke participatieactiviteiten deze
deelneemt of wil gaan deelnemen.
Er is een apart klein memoveld, waarin achtergrond informatie van een deelnemer
opgeschreven kan worden. Dit kunnen bijvoorbeeld beperkingen van een deelnemer zijn
waardoor iemand moeilijk kan participeren, maar ook toekomstverwachtingen.
Aanvankelijk was men op basis van de computermodule van de VNG genoodzaakt om meer
gegevens te noteren, zoals het soort inkomen en burgerservicenummer. De Huizen van de
Buurt hebben het programma op dit punt echter laten aanpassen omdat de deelnemers dit uit
privacyoverwegingen niet graag willen melden. De noodzaak om deze gegevens in te vullen
is er hierdoor niet. Het gevolg is dan ook dat dit zelden gebeurde.
Hieronder staat het formulier met een voorbeeld van ingevulde gegevens van een deelnemer:
16
Behalve het uidraaien van een helder overzicht van ingevulde gegevens per deelnemer maakt
het computerprogramma het mogelijk om ook totalen op te tellen en statistieken weer te
geven. Zo kunnen er gegevens van de hele werkgroep beschikbaar komen. Tevens is het
mogelijk om een totaaloverzicht van alle deelnemers van de Huizen van de Buurt te maken.
Het computerprogramma kan hiervoor verschillende soorten rapportages produceren.
17
Een heel interessante rapportage is die van de treden op de participatieladder. Hiervoor is ook
een aparte grafiek beschikbaar. Heel duidelijk blijkt hieruit hoe divers de werkgroepen binnen
de Huizen van de Buurt samengesteld zijn. De migrantenvrouwen zitten gemiddeld tussen 2
en 3, de deelnemers aan de DAC-groep gemiddeld tussen trede 3 en 4 en de actieve senioren
in het algemeen op 4.
Grafiek met treden op de
participatieladder voor de deelnemers per groep.
Het potentieel om te stijgen op de treden van de participatieladder was in het algemeen
gering. Van de deelnemers ziet 29% voor zichzelf de mogelijkheid dat ze in de toekomst een
trede hoger op de participatieladder zullen maken. Deze deelnemers zaten vooral in de
werkgroep migrantenvrouwen.
Voor de meeste deelnemers bleek het al een grote inspanning te vergen om ze op de trede van
de participatieladder vast te houden.
Grafiek met veranderingspotentieel
voor deelnemers op de ladder.
18
De rapportages maken het ook mogelijk om een verloop in de tijd zien. Zo is er een
rapportage die meet of er een verband bestaat tussen een activiteit van een deelnemer en een
verandering op de participatieladder. Bij vijf deelnemers bleek dit verband er te zijn. Alleen is
niet duidelijk of hierbij sprake is van een oorzakelijk verband met interventies van de Huizen
van de Buurt. De stijging kan immers ook vanwege andere redenen plaats hebben gevonden,
bijvoorbeeld door een verbetering van gezondheid.
Grafiek met aantal stijgers
in relatie tot het totaal aantal deelnemers per trede.
10. Evaluatie uitvoering pilot project
De werkgroep participatieladder is in 2011 in totaal 9 keer bij elkaar geweest. Daarbij zijn de
ervaringen met elkaar besproken. Ook heeft op het eind van het pilot project een evaluatie
plaats gevonden, waarbij de diverse aspecten van het werken met de participatieladder aan de
orde zijn geweest.
Tijdsinvestering
Een grote vrees in het begin van het project betrof de tijdsinvestering van de medewerkers die
de groepen begeleiden. In het algemeen viel dat mee. De meeste tijd ging zitten in de
individuele gesprekken met de deelnemers. De gegevens werden op papier genoteerd waarna
deze in het computerprogramma werden ingevuld. Het invullen van het computerprogramma
was een ‘fluitje van een cent’. Nadeel was echter wel dat het computerprogramma het niet
mogelijk maakte om de papieren op te sparen en de gegevens in één keer in de computer te
zetten. In de computermodule is namelijk geen onderscheid tussen registratie- en
invoerdatum. Om ontwikkelingen te kunnen volgen en vergelijkingen in perioden te kunnen
maken, moet de medewerker daarom de discipline opbrengen om de gegevens regelmatig in
de computer in te voeren.
De totale tijdsinvestering per deelnemer verschilde per groep. Bij de actieve senioren was de
tijdsinvestering minder dan bij de migranten vrouwen en de DAC-groep. Zowel het
voorgesprek, als het hoofdgesprek en de invoering was gemiddeld 2 uur per deelnemer.
In het project waren extra uren voor de medewerkers gereserveerd om aan de
participatieladder te werken. In principe waren die uren voldoende voor het invoeren en het
19
bijwonen van de vergaderingen. Het voeren van gesprekken deden sommigen echter binnen
het reguliere werk.
De deelnemers
In het algemeen was er een grote bereidheid van de deelnemers om mee te doen aan het
invullen van de participatieladder. Slechts enkele deelnemers weigerden. Aan de deelnemers
was wel van te voren gezegd dat het om een pilot ging met als eerste doel om de kwaliteit van
het werk binnen de Huizen van de Buurt te verbeteren.
Niet iedereen wilde echter alles vertellen. Sommige deelnemers waren toch bang voor de
registratie van de informatie. Vooral bij de DAC-groep en de Migranten Vrouwen was het
noodzakelijk om de gesprekken individueel te voeren. De deelnemers wilden namelijk in een
vertrouwelijke omgeving praten en daarmee voorkomen dat andere deelnemers hoorden wat
zij vertelden.
De meeste deelnemers waardeerden de individuele aandacht en vonden het ook inspirerend
dat erop een andere manier met de groep gecommuniceerd werd. Het nadeel van de
participatieladder is wel het taalgebruik. Het lijkt er op dat mensen beoordeeld worden en dat
hoe hoger iemand op de participatieladder staat, hoe beter iemand functioneert. De
medewerkers moesten van te voren heel duidelijk maken dat de participatieladder geen
beoordeling inhoudt. Het is vooral een meten van de mate van participatie van de deelnemers.
Het invullen
Het welzijns-en opbouwwerk gaat uit van een collectieve aanpak. Het individueel invoeren
van gegevens is geen gangbare methode. Voor het invullen van de participatieladder hebben
twee groepen gekozen voor het houden van individuele gesprekken. Bij één groep, de actieve
senioren, zijn de formulieren door de mensen zelf ingevuld. Dit verschil heeft te maken met
de mate van zelfstandigheid van de deelnemers. Niet iedereen is bijvoorbeeld i.v.m.
taalbeheersing of andere beperkingen in staat om de participatieladder eigenhandig in te
vullen.
Een belangrijk voordeel van het werken met de participatieladder is dat het individu meer
aandacht krijgt. Het groepsproces mag het uitgangspunt van het werk zijn maar uiteindelijk
moeten de individuen daar wel van profiteren. Door het voeren van gesprekken kwam veel
informatie boven tafel die anders misschien niet of pas veel later beschikbaar zou komen. Het
werd nu sneller duidelijk wat de bewoners precies wilden en konden.
Het voeren van gesprekken eiste wel enige kunde van de medewerkers. Aan iemand kan
immers moeilijk de vraag gesteld worden of hij of zij ‘een groeipotentieel’ heeft. De vragen
van de participatieladder moeten vaak op een andere manier gesteld worden om er achter te
komen wat de deelnemers kunnen of willen. Sommigen hadden daarom wel de behoefte aan
een vragenlijstje waarmee het gesprek gevoerd kan worden.
De informatie die uit de gesprekken naar voren kwam, viel binnen de computermodule goed
te registreren, maar zou in principe ook in een gewoon klant-volgsysteem opgeslagen kunnen
worden. De participatieladder heeft dit op punt geen echte meerwaarde.
20
Interpretatie van de rapportages
De rapportages in de computermodule geven een globaal overzicht van de positie van de
deelnemers op de participatieladder (treden), de activiteiten die hiervoor worden ingezet
(instrumenten) en de kans dat deelnemers kunnen veranderen (groeipotentieel). Het is een
meetinstrument dat de Huizen van de Buurt enig inzicht geeft in de mate van participatie van
de deelnemers. Deze informatie kan als achtergrond informatie dienen voor het maken van
beleid binnen de Huizen van de Buurt.
Om de gegevens van de participatieladder goed te kunnen gebruiken is gebleken dat er nog
enkele aanpassingen aan de participatieladder en de daaraan gekoppelde computermodule
nodig zijn.
Allereerst dienen de rapportages wat verder verfijnd te worden naar de werkgroepen en de
medewerkers die de gegevens invoeren. Op dit moment zijn de rapportages erg globaal.
Hierdoor geeft de participatieladder nog te weinig informatie. Dit is vooral een technisch
probleem binnen de computermodule. Met enig programmeerwerk valt dit gemis aan
rapportages eenvoudig op te lossen. Dit kost wel extra geld.
Om de participatieladder in het werk van de Huizen van de Buurt te kunnen gebruiken, zullen
er echter ook wezenlijke elementen binnen de participatieladder veranderd dienen te worden.
De participatieladder is namelijk duidelijk ontwikkeld voor coaches en individuele
trajectbegeleiders. Zij zien het al als een succes als ze iemand kunnen bemiddelen naar het
welzijnswerk. Het gevolg is wel dat het echte werk door de welzijnswerkers verricht moet
worden. De participatieladder sluit hier echter nog niet helemaal op aan.
De participatieladder zou effecten van eigen interventies moeten kunnen meten en
verandering binnen een trede moeten kunnen verwerken. Uit de rapportages blijkt dat voor
verschillende deelnemers veranderen van trede niet aan de orde is. Voor een goed inzicht zou
het daarom ook mogelijk moeten zijn om veranderingen te registreren die men binnen een
trede maakt.
Een andere aanpassing die noodzakelijk is, betreft de mogelijkheid van een rapportage van
verandering door het meten van het potentieel van dalen op de participatieladder. Op dit
moment is de participatieladder nog geheel via het meten van ‘groeipotentieel’ gericht op het
feit dat de deelnemers stijgen. Er zijn echter ook verschillende deelnemers die kunnen dalen.
Daarom prefereren wij het woord veranderen. Hierbij heeft de positie en het
toekomstperspectief geen oordeel in zich. Bij de actieve senioren hoeft dit dalen bijvoorbeeld
niet negatief te zijn. Als participatie door leeftijd in het arbeidsproces of vrijwilligerswerk niet
meer mogelijk is, kan deelname aan een activiteit voldoende of wenselijk zijn. De Huizen van
de Buurt zijn daarom van mening dat de participatieladder zodanig aangepast dient te worden
dat ook het ‘dalingspotentieel’ op de participatieladder gemeten wordt.
Resultaat
Het gebruik van de participatieladder is een instrument, waarbij voor het eerst de mate van
participatie gemeten wordt. De participatieladder is zeker niet volkomen als meetinstrument.
Zoals veel meetinstrumenten heeft de ladder mogelijkheden en beperkingen. Het meet, zoals
al eerder aangegeven, heel globaal de mate van participatie en de activiteiten die ingezet
worden. Het meet geen andere doelstellingen, zoals het stimuleren van sociale cohesie of de
21
verbetering van de leefbaarheid in de buurt. De participatieladder is als verantwoordingskader
dan ook beperkt. Hierdoor kan en mag het nooit een afrekenmodel zijn.
De participatieladder geeft wel meer inzicht in de mate van participatie van de deelnemers aan
activiteiten van de Huizen van de Buurt en de wensen die bewoners ten aanzien van
participatie hebben. De participatieladder stimuleert als het ware dat er binnen een groep meer
aandacht komt voor de individuele wensen. Hiermee kan de participatieladder een bijdrage
leveren aan het vraaggericht werken met betrekking tot ‘Welzijn nieuwe stijl’.
11. Hoe verder
Het ontwikkelen van een participatieladder voor de Huizen van de Buurt was een pilot project
om de mate van participatie binnen werkgroepen van de Huizen van de Buurt te meten. Na
uitvoerig onderzoek van verschillende participatieladders is ervoor gekozen om de
participatieladder van de VNG te gebruiken en verder te ontwikkelen. Het resultaat is in ieder
geval dat er nu zowel een participatieladder, een privacyreglement en een computermodule
beschikbaar is. Niet alleen de Huizen van de Buurt kunnen hiervan gebruik maken, de
participatieladder en de computermodule zijn ook beschikbaar voor welzijns-
opbouwwerkorganisaties in de rest van Nederland.
De participatieladder is vooral een meetinstrument voor werkgroepen waar activeren van
bewoners het hoofddoel vormt. Binnen de Huizen van de Buurt functioneren echter ook
verschillende werkgroepen die andere doelstellingen hebben, zoals het bevorderen van sociale
cohesie en het verbeteren van de woon- en leefomstandigheden. Voor het meten van deze
vorm van participatie zullen ook andere meetinstrumenten dan alleen de participatieladder
gebruikt kunnen worden.
Oftewel dit meetinstrument kan slechts een deel aantonen van de te behalen resultaten, c.q. de
te realiseren beoogde maatschappelijke effecten. Denk bijvoorbeeld aan het vergroten van de
eigen sociale netwerken, het aantal nieuw bereikte bewoners en hun op maat (ten gevolge van
hun beperkingen, dan wel juist ten gevolge beperkingen) bereikte zelf gestelde doelen.
En het feit dat dit instrument een privacyreglement nodig heeft kan ook nadelig werken.
Er is slechts een korte tijd met de participatieladder gewerkt waardoor een definitieve
conclusie over het nut van de participatieladder nog niet helemaal te trekken valt. De evaluatie
met de medewerkers geeft wel aan dat het noodzakelijk is om enkele essentiële aanpassingen
in de participatieladder en de computermodule door te voeren. Alleen dan valt de
participatieladder binnen het welzijns- en opbouwwerk goed te gebruiken. Voor deze
aanpassingen vindt overleg plaats met de VNG en het bedrijf Lost Lemon. Uit dat overleg is
al voortgekomen dat de participatieladder zodanig aangepast wordt dat ook het
‘dalingspotentieel’ in de toekomst gemeten kan worden. Over het meten van de mate van
participatie binnen de treden vindt nog nader overleg plaats.
De participatieladder is een nieuw instrument om te meten die nog volop in ontwikkeling is.
Niet alleen de Huizen van de Buurt hebben wensen ten aanzien van de participatieladder, ook
andere organisaties in het land stellen aanpassingen voor. De verwachting is dat de
participatieladder in de toekomst meer mogelijkheden krijgt. Zo werkt de VNG eraan om een
directe koppeling te leggen met de website www.jekuntmeer.nl.
22
Een voordeel van het werken met de participatieladder is dat er binnen het werk van de
Huizen van de Buurt een meer individuele kijk ten aanzien van deelnemers aan werkgroepen
ontstaan is.
Samenvattend kan gezegd worden dat het goed is geweest dat de betrokken partijen zich
verdiept hebben in dit meetinstrument en er veel van geleerd hebben. De betrokken partijen
zijn nog in gesprek over de bruikbaarheid van dit meetinstrument in de nabije toekomst. Daar
de vraag blijft bestaan of deze participatieladder met enige aanpassingen het juiste
meetinstrument zou kunnen zijn.
Amsterdam 17 december 2011
Wijkcentrum Oostelijke Binnenstad,
Wijkcentrum d’Oude Stadt
Wijkcentrum Jordaan & Gouden Reael
Stichting IJsterk Actief Burgerschap & Participatie