Verrekeningen tussen samenwonende partners na de ... · 1 Faculteit Rechtsgeleerdheid Academiejaar...

56
1 Faculteit Rechtsgeleerdheid Academiejaar 2009-2010 Verrekeningen tussen samenwonende partners na de beëindiging van hun relatie Masterproef van de opleiding ‘Master in het Notariaat’ Ingediend door Jessica Tack studentennr.: 20043084 Promotor Prof. Dr. Notaris Annelies Wylleman Commissaris Mevr. Katelyne Verstraete

Transcript of Verrekeningen tussen samenwonende partners na de ... · 1 Faculteit Rechtsgeleerdheid Academiejaar...

Page 1: Verrekeningen tussen samenwonende partners na de ... · 1 Faculteit Rechtsgeleerdheid Academiejaar 2009-2010 Verrekeningen tussen samenwonende partners na de beëindiging van hun

1

Faculteit Rechtsgeleerdheid

Academiejaar 2009-2010

Verrekeningen tussen samenwonende partners na de beëindiging van hun relatie

Masterproef van de opleiding ‘Master in het Notariaat’

Ingediend door

Jessica Tack

studentennr.: 20043084

Promotor Prof. Dr. Notaris Annelies Wylleman Commissaris Mevr. Katelyne Verstraete

Page 2: Verrekeningen tussen samenwonende partners na de ... · 1 Faculteit Rechtsgeleerdheid Academiejaar 2009-2010 Verrekeningen tussen samenwonende partners na de beëindiging van hun

2

Hoofdstuk 1. Inleiding 4 Hoofdstuk 2. Begripsbepaling 7 2.1. Algemeen 7 2.2. Aanvang van de samenwoning 8 2.2.1. Wettelijke samenwoning 2.2.2. Feitelijke samenwoning 2.3. Wettelijke regeling 8

2.3.1. Wettelijke samenwoning * Primair stelsel a) de bescherming van de gezinswoning b) de evenredige bijdrage in de lasten van het samenleven c) de hoofdelijkheid voor de niet-buitensporige schulden ten behoeve van de

samenwonenden of de opvoeding van de kinderen * Secundair stelsel 2.3.2. Feitelijke samenwoning

2.4. Conventionele regeling 14

2.4.1. Wettelijke samenwoning 2.4.2. Feitelijke samenwoning 2.4.3. Bedingen van de samenlevingsovereenkomst met betrekking tot de

onverdeeldheid 2.5. Dringende en voorlopige maatregelen 17 2.6. Beëindiging 19 Hoofdstuk 3. Problemen die in de praktijk ontstaan en mogelijke oplossingen 21 3.1. Algemeen 21

3.1.1. Verrijking zonder oorzaak 3.1.2. Natrekking en kostenleer 3.1.3. Onrechtmatige daad 3.1.4. Zaakwaarneming 3.1.5. Verval van de oorzaak van de schenking 3.1.6. Onverschuldigde betaling 3.1.7. Lening

3.2. Bij samenwoners vindt geen verrekening plaats van tijdens het

samenwonen verwezenlijkte besparingen 26 3.3. Aankoop van de gezinswoning door beide partners met onevenredige

betaling van de prijs 27

Page 3: Verrekeningen tussen samenwonende partners na de ... · 1 Faculteit Rechtsgeleerdheid Academiejaar 2009-2010 Verrekeningen tussen samenwonende partners na de beëindiging van hun

3

3.4. Werken aan de woning die exclusief eigendom is van de andere partner 30

3.4.1. Verrijking zonder oorzaak 3.4.2. Natrekking en kostenleer 3.4.3. Conventioneel 3.4.4. Besluit

3.5. Een partner blijft in de gezinswoning na de feitelijke scheiding 32 3.6. Roerende goederen 33 3.7. Vermenging van gelden van beide partners op een rekening op naam van

één van hen 36 3.8. Partners hebben op ongelijke manier bijgedragen in de lasten van het

Samenleven 37

3.8.1. Onverschuldigde betaling 3.8.2. Vermogensverschuiving zonder oorzaak 3.8.3. Zaakwaarneming 3.8.4. Vervallen schenking 3.8.5. Natuurlijke verbintenis 3.8.6. Conventionele regeling

3.9. Iemand wil een persoonlijk onderhoudsgeld bekomen 41

3.9.1. Wettelijke samenwoning 3.9.2. Feitelijke samenwoning 3.9.3. Onrechtmatige daad 3.9.4. Natuurlijke verbintenis 3.9.5. (Stilzwijgende) samenlevingsovereenkomst 3.9.6. Conventioneel

Hoofdstuk 4. Besluit 47 Hoofdstuk 5. Bibliografie 50

Page 4: Verrekeningen tussen samenwonende partners na de ... · 1 Faculteit Rechtsgeleerdheid Academiejaar 2009-2010 Verrekeningen tussen samenwonende partners na de beëindiging van hun

4

Hoofdstuk 1. Inleiding

Heden ten dage bestaan er drie vormen van samenleving, namelijk het huwelijk, de wettelijke

samenwoning en de feitelijke samenwoning.

De laatste jaren kiezen vele partners ervoor samen te leven zonder een huwelijk aan te gaan;

deze situatie wordt dan vaak gezien als een soort proefhuwelijk, dat in voorkomend geval na

verloop van tijd gevolgd wordt door een huwelijk.

De belangrijkste reden hiervoor is het feit dat voor de beëindiging van, zowel de feitelijke als

de wettelijke samenwoning, geen motivering of opzeggingstermijn en evenmin een

rechterlijke tussenkomst is vereist1.

Hoewel een echtscheiding nu relatief eenvoudig te bekomen is, houdt deze redenering stand,

want ook de afwezigheid van een wettelijke regeling omtrent de vorderingen tot het bekomen

van alimentatie is één van de meest aangehaalde redenen voor de afwezigheid van een

huwelijk.

Aangezien de samenwoning zonder huwelijk dus meer en meer voorkomt en een

maatschappelijk relevant fenomeen is, is het opportuun om in het kader van deze Masterproef

na te gaan wat de concrete knelpunten zijn indien deze relatie beëindigd wordt.

Indien het om een feitelijke samenwoning gaat, is er immers geen enkele wettelijke regeling

voorhanden; doch ook in het geval van een wettelijke samenwoning is deze materie summier

geregeld.

In de praktijk blijkt ook dat, in de meeste gevallen, een degelijke conventionele regeling

ontbreekt.

Het uitgangspunt van deze verhandeling is na te gaan wat in de praktijk de knelpunten zijn die

zich voordoen naar aanleiding van de beëindiging van een relatie. Meer bepaald wordt

bekeken welke verrekeningen kunnen gebeuren tussen de ex-partners.

In geval van ontbinding van een huwelijk worden, tijdens de verrichtingen voorafgaand aan

de verdeling, verrekeningen uitgevoerd om vermogensverschuivingen tussen de eigen

vermogens van de echtgenoten en het gemeenschappelijk vermogen ongedaan te maken,

zodat het evenwicht tussen deze vermogens hersteld wordt, mocht dat tijdens het huwelijk

zijn verstoord.

1 K. VERSTRAETE, “Beëindiging buitenhuwelijkse samenwoning”, NJW 2008, afl. 186, 568-569 (hierna verkort K. VERSTRAETE, “Beëindiging”).

Page 5: Verrekeningen tussen samenwonende partners na de ... · 1 Faculteit Rechtsgeleerdheid Academiejaar 2009-2010 Verrekeningen tussen samenwonende partners na de beëindiging van hun

5

Hoewel deze regeling voor gehuwden niet naar analogie van toepassing is op een verdeling

die gebeurt tussen samenwonenden, aangezien deze situatie behandeld dient te worden als een

onverdeeldheid naar gemeen recht, is het toch belangrijk om na te gaan welke vorderingen tot

verrekening de ex-partners kunnen instellen en welke grondslagen kunnen ingeroepen worden

opdat deze vorderingen zouden ingewilligd worden. Ook tussen deze partners kan er immers

sprake zijn van belangrijke vermogensverschuivingen.

Aangezien deze Masterproef handelt over de verrekeningen die mogelijks gebeuren tussen ex-

partners, nadat deze hun relatie beëindigen door scheiding, m.a.w. niet door het overlijden van

één van hen, wordt niet dieper ingegaan op de verschillende overeenkomsten die kunnen

aangegaan worden ter bescherming van de langstlevende van hen. Zo kan gedacht worden aan

de bedingen van aanwas en tontine. Deze overeenkomsten leiden immers niet tot

verrekeningen of vergoedingen tussen de partners onderling.

Vermeldenswaardig is wel het feit dat door MICHIELS een wetsvoorstel werd opgemaakt

houdende de invoering van een wettelijke regeling inzake de bedingen van tontine en

aanwas2. Het is inderdaad toe te juichen dat ook voor niet-gehuwde partners een degelijke

regeling op dit vlak zou bestaan.

Inhoud en methodologie

In het hoofdstuk ‘begripsbepaling’ worden de begrippen wettelijke en feitelijke samenwoning

uiteengezet en vergeleken. Eventuele overeenkomsten of verschillen worden aangestipt.

Het volgende hoofdstuk is zo opgebouwd dat de knelpunten die zich kunnen voordoen naar

aanleiding van de beëindiging van de relatie, één voor één besproken worden.

In eerste instantie wordt, in het algemeen deel, een duiding gegeven van de rechtsfiguren

waarop een vordering tot verrekening gesteund wordt : de verrijking zonder oorzaak, de

natrekking, de onrechtmatige daad, de zaakwaarneming, het verval van de oorzaak van een

schenking, de onverschuldigde betaling en de lening.

De problemen die vervolgens besproken worden zijn : de afwezigheid van de verrekening van

besparingen, de aankoop van de gezinswoning door beide partners met onevenredige betaling

van de prijs, de uitvoering van werken door een partner aan een woning die exclusief

2 D. MICHIELS, “Voorstellen voor een grotere rechtszekerheid. Wetsvoorstel houdende invoering van een wettelijke regeling inzake bedingen van tontine en aanwas”, in X., Verslagboek Notarieel Congres 2009, Gent, Larcier, 2009, 197-223.

Page 6: Verrekeningen tussen samenwonende partners na de ... · 1 Faculteit Rechtsgeleerdheid Academiejaar 2009-2010 Verrekeningen tussen samenwonende partners na de beëindiging van hun

6

eigendom is van de andere partner, vorderingen met betrekking tot roerende goederen, de

vermenging van gelden van beide op een bankrekening op naam van één van hen, de

ongelijke bijdrage in de lasten van het samenleven en tenslotte de vordering tot het bekomen

van een persoonlijk onderhoudsgeld.

Voor elk van deze problemen wordt nagegaan hoe deze op grond van het gemeen recht

worden behandeld. Verschillende vonnissen en arresten worden aangehaald en op basis van

een literatuurstudie komen de verschillende standpunten in de rechtsleer aan bod.

Nu reeds kan aangehaald worden dat de strikte toepassing van het gemeen recht, veelal tot

onbillijke situaties leidt en dat in de praktijk onoverkomelijke bewijsproblemen ontstaan.

Daarom wordt tenslotte nagegaan hoe deze situaties conventioneel geregeld kunnen worden.

Dankwoord

Langs deze weg wil ik nog mijn dank uitbrengen aan mijn promotor professor Wylleman voor

haar begeleiding in het kader van deze Masterproef. Deze begeleiding was heel belangrijk om

tot een goede structuur te komen. Mijn dank gaat ook uit naar commissaris Mevrouw

Verstraete.

Page 7: Verrekeningen tussen samenwonende partners na de ... · 1 Faculteit Rechtsgeleerdheid Academiejaar 2009-2010 Verrekeningen tussen samenwonende partners na de beëindiging van hun

7

Hoofdstuk 2. Begripsbepaling

In dit hoofdstuk wordt eerst kort aangestipt wat onder de begrippen wettelijke en feitelijke

samenwoning dient te worden verstaan.

Vervolgens wordt verder ingegaan op het onderscheid tussen beide. Meer bepaald wordt

bekeken welke handelingen vereist zijn opdat van (wettelijke) samenwoning kan gesproken

worden, hoe dit door de wetgever geregeld wordt en in welke regeling de partijen zelf kunnen

voorzien.

Tenslotte wordt nagegaan welke stappen samenwoners kunnen ondernemen indien hun

onderlinge relatie ernstig verstoord is en wordt de beëindiging ervan besproken.

2.1. Algemeen

Van het begrip ‘wettelijke samenwoning’ wordt in artikel 1475 § 1 Burgerlijk Wetboek3 een

definitie gegeven. Het is de toestand van samenleven van twee personen die een verklaring

van wettelijke samenwoning hebben afgelegd bij de ambtenaar van de burgerlijke stand van

de gemeenschappelijke woonplaats4.

Feitelijk samenwonenden zijn deze groep van mensen die noch gehuwd zijn, noch een

verklaring van samenwoning hebben afgelegd overeenkomstig de wet5. Voor een definiëring

van dit begrip dient teruggegrepen te worden naar de rechtsleer. Het gaat om de toestand

waarin twee personen (al dan niet van hetzelfde geslacht), die niet met elkaar zijn gehuwd

noch wettelijk samenwonen, met of zonder, al dan niet gemeenschappelijke, kinderen, onder

hetzelfde dak wonen6.

3 Hierna afgekort B.W. 4 Zie ook Omz. 1 december 1999, BS 07/12/1999, 45365. 5 J. DROOGNE en J. TREMMERY, “Onroerend goed en samenwoonst”, TVV 2007, afl. 1, 840 (hierna verkort J. DROOGNE en J. TREMMERY, “Onroerend goed”). 6 K. VERSTRAETE, “Beëindiging”, supra noot 1, 566.

Page 8: Verrekeningen tussen samenwonende partners na de ... · 1 Faculteit Rechtsgeleerdheid Academiejaar 2009-2010 Verrekeningen tussen samenwonende partners na de beëindiging van hun

8

2.2. Aanvang

2.2.1. Wettelijke samenwoning

De wettelijke samenwoning neemt een aanvang door het afleggen van de verklaring van

wettelijke samenwoning. Hiertoe moet voldaan worden aan twee grondvoorwaarden, vermeld

in artikel 1475 § 2 B.W. en enkele vormvoorwaarden, die vervat liggen in artikel 1476 § 1

B.W.

Krachtens artikel 1475 § 2 B.W. mogen de beide partijen niet verbonden zijn door een

huwelijk of een andere wettelijke samenwoning en moeten ze bekwaam zijn om contracten

aan te gaan overeenkomstig de artikelen 1123 en 1124 B.W.

Artikel 1476 § 1 B.W. bepaalt dat een geschrift, waarvan de inhoud in dit artikel kan

gevonden worden, dient overhandigd te worden aan de ambtenaar van de burgerlijke stand

van de gemeenschappelijke woonplaats.

Indien aan de wettelijke voorwaarden voldaan is, maakt de ambtenaar van de burgerlijke

stand melding van de verklaring in het bevolkingsregister.

2.2.2. Feitelijke samenwoning

Voor de feitelijke samenwoning is geen enkele rechtshandeling vereist. Deze relatie wordt

beschouwd als een rechtsfeit7 en volgt dus uit het enkele feit van het samenleven door twee

personen alsof ze gehuwd zijn.

2.3. Wettelijke regeling

2.3.1. Wettelijke samenwoning

1. Het primair stelsel

De rechten, verplichtingen en bevoegdheden van de wettelijk samenwonenden worden

bepaald in artikel 1477 § 1 B.W., dat van toepassing is door het enkele feit van de wettelijke

samenwoning.

7 S. BROUWERS, Alimentatie, in APR, Mechelen, Kluwer, 2009, 589 (hierna verkort S. BROUWERS, Alimentatie).

Page 9: Verrekeningen tussen samenwonende partners na de ... · 1 Faculteit Rechtsgeleerdheid Academiejaar 2009-2010 Verrekeningen tussen samenwonende partners na de beëindiging van hun

9

Er kan gesproken worden van het primair stelsel voor wettelijk samenwonenden dat bestaat

uit de volgende drie principes en dus van dwingend recht is : de bescherming van de

gezinswoning, de evenredige bijdrage in de lasten van het samenleven en tenslotte de

hoofdelijkheid voor de niet-buitensporige schulden ten behoeve van het samenwonen of voor

de opvoeding van de kinderen8.

a) De bescherming van de gezinswoning

De gezinswoning is het onroerend goed dat het gezin geheel of gedeeltelijk tot voornaamste

woning dient, en dat door het gezin de meeste tijd effectief wordt bewoond9.

Artikel 1477 § 2 B.W. verwijst naar artikel 215 B.W. waarvan de eerste paragraaf het

volgende bepaalt : “De ene echtgenoot kan zonder de instemming van de andere niet onder

bezwarende titel of om niet onder de levenden beschikken over de rechten die hij bezit op het

onroerend goed dat het gezin tot voornaamste woning dient, noch dat goed met hypotheek

bezwaren.”. Hieruit volgt dus dat samenwonenden, ongeacht hun eigendomsrecht, niet over

de gezinswoning kunnen beschikken zonder toestemming van de andere, ook al heeft die geen

eigendomstitel10.

Ook het recht op de huur, zelfs al is dit contract aangegaan door één partner, vóór de

verklaring van wettelijke samenwoning, behoort aan beide partners toe11.

Dit moet echter gerelativeerd worden, aangezien de wettelijk samenwoning éénzijdig kan

beëindigd worden, zodat dit principe komt te vervallen. Eventueel is een beroep op de

dringende en voorlopige maatregelen mogelijk, maar de maximale duur van deze maatregelen

bedraagt slechts één jaar.

8 E. DEBUSSCHER, “Wettelijk samenwonenden en financiële verrichtingen”, T.Fin.R. 2001, afl. 2, 133. 9 K. VANHOVE en C. CASTELEIN, “Tijd om te verhuizen? Bescherming van de gehuurde gezinswoning op crisismomenten binnen het huwelijk en de wettelijke samenwoning”, TPR 2003, afl. 4, 1572; E. DEBUSSCHER, “De Wet van 23 november 1998 houdende de invoering van de wettelijke samenwoning en zijn gevolgen voor het huurrecht”, T.Huur. 2000, afl. 3, 90. 10 J. DROOGNE en J. TREMMERY, “Onroerend goed”, supra noot 5, 842. 11 Artikel 215 § 2 B.W.

Page 10: Verrekeningen tussen samenwonende partners na de ... · 1 Faculteit Rechtsgeleerdheid Academiejaar 2009-2010 Verrekeningen tussen samenwonende partners na de beëindiging van hun

10

b) De evenredige bijdrage in de lasten van het samenleven

Onder de lasten van het samenleven wordt verstaan : alle noden die uit deze samenleving

voortvloeien, namelijk voeding, kleding, onderdak, medische verzorging, vrijetijdsbesteding,

verplaatsingen, enzovoort, zowel van de wettelijk samenwonenden zelf als van de kinderen12.

In deze lasten dienen beide partijen bij te dragen naar evenredigheid van hun mogelijkheden.

Hieronder worden de inkomsten verstaan, maar ook de persoonlijke inspanningen en het ter

beschikking stellen van persoonlijke goederen (bijvoorbeeld de gezinswoning of de wagen)13.

Maar anders dan gehuwden zijn wettelijk samenwonenden niet verplicht om hun inkomsten

bij voorrang aan te wenden ter voldoening van de gezinslasten14.

c) De hoofdelijkheid voor de niet-buitensporige schulden ten behoeve van het

samenwonen of de opvoeding van de kinderen

Het principe van de hoofdelijkheid voor de schulden aangegaan ten behoeve van het

samenleven en van de kinderen die door hen opgevoed worden, ligt vervat in artikel 1477 § 4

B.W. Schulden die, gelet op de bestaansmiddelen van de samenwonenden buitensporig zijn,

verbinden de niet-contracterende partner echter niet.

Zoals reeds hoger gesteld, is dit principe van dwingend recht, zodat het niet conventioneel kan

worden beperkt15.

Noodzakelijkerwijze vloeien er gevolgen uit voort, die blijven gelden na de beëindiging van

de relatie, aangezien de hoofdelijkheid ervoor kan intreden.

Men kan deze hoofdelijkheid wel ontlopen door het bewijs te leveren van de buitensporigheid

van de uitgaven16.

12 P. SENAEVE, “De onderhoudsverplichting tussen wettelijk samenwonenden en tussen concubinerenden” in P. SENAEVE (ed.), Onderhoudsgelden, Leuven, Acco, 2001, 156 (hierna verkort P. SENAEVE, “de onderhoudsverplichting”). 13 P. SENAEVE, “de onderhoudsverplichting”, supra noot 12, 157. 14 C. FORDER, “Ongehuwd samenwonen en vermogensrecht : een waaier van mogelijkheden”, TEP 2006, afl. 5, 335. 15 N. TORFS en E. VAN SOEST, “De redactie van een samenlevingsovereenkomst (wettelijke samenwoning), in L. WEYTS, A. VERBEKE en E. GOOVAERTS (eds.), Actualia Familiaal Vermogensrecht, Leuven, Universitaire pers, 2003, 72. 16 Y.-H. LELEU, “De vermogensrechtelijke gevolgen van de wettelijke samenwoning. Commentaar bij de virtuele wet van 23 november 1998”, Not.Fisc.M. 1999, 127 (hierna verkort Y.-H. LELEU, “vermogensrechtelijke gevolgen”).

Page 11: Verrekeningen tussen samenwonende partners na de ... · 1 Faculteit Rechtsgeleerdheid Academiejaar 2009-2010 Verrekeningen tussen samenwonende partners na de beëindiging van hun

11

2. Het secundair stelsel

Inhoudelijk kan de wettelijke samenwoning vergeleken worden met het huwelijk onder het

stelsel van scheiding van goederen. Artikel 1478 B.W. bepaalt immers dat elk van de wettelijk

samenwonenden de goederen behoudt waarvan hij de eigendom kan bewijzen, de inkomsten

hieruit en de opbrengsten uit arbeid. Bovendien worden alle goederen waarvan geen van beide

de eigendom kan bewijzen alsmede de inkomsten daarvan, geacht in onverdeeldheid te zijn.

De overeenstemming met het huwelijk onder het stelsel van scheiding van goederen kan

gevonden worden in artikel 1486, 2e lid B.W. dat zegt dat de roerende goederen waarvan niet

kan worden bewezen dat ze eigendom zijn van één der echtgenoten, worden beschouwd als

onverdeeld tussen hen.

In het systeem van de wettelijke samenwoning is er dus sprake van een onverdeeldheid, en

mede-eigendomsrecht, tussen partijen als ze een goed gezamenlijk aangekocht hebben of als

het vermoeden van toepassing is.

Op deze onverdeeldheid is dan het gemeenrechtelijke artikel 815 B.W. van toepassing : de

verdeling kan ten allen tijde gevorderd worden. De verdeling geschiedt minnelijk of

gerechtelijk, indien één van de mede-eigenaars weigert in te stemmen met de verdeling, of

indien geschillen rijzen, hetzij over de wijze van verdeling, hetzij om de verdeling te

beëindigen17.

In dit laatste geval wordt dan een boedelnotaris aangesteld en wordt de procedure vereffening-

verdeling toegepast18. Indien er van onverdeeldheid geen sprake is, is de gerechtelijke

aanstelling van de Notaris met het oog op de verdeling dus onmogelijk19.

Dit principe werd in 2004 door het Hof van Beroep te Gent bevestigd in een arrest dat stelt

dat: “de rechter, bij de beëindiging van de samenleving, uitsluitend met betrekking tot die

goederen waarvan geen van beide samenlevenden kan aantonen dat het eigen goederen

betreffen, de vereffening en verdeling kan bevelen en partijen naar een boedelnotaris

verwijzen”20.

Met betrekking tot de andere goederen is er de mogelijkheid tot bemiddeling of tot het

bekomen van een conventionele regeling die niet ter homologatie aan de rechter kan worden

17 V. ALLAERTS, “Samenwoningsrecht” in W. PINTENS, J. DU MONGH en C. DECLERCK (eds.), Patrimonium 2008, Antwerpen, Intersentia, 2008, 63 (hierna verkort V. ALLAERTS, “Samenwoningsrecht”). 18 Gent 25 november 2004, NJW 2005, afl. 117, 804, noot G. VERSCHELDEN; H. CASMAN, “Vereffening-verdeling na beëindiging van de relatie tussen ongehuwde samenwoners”, in X., Familie op maat, Mechelen, Kluwer, 2005, 347 (hierna verkort H. CASMAN, “Vereffening-verdeling”). 19 H. CASMAN, “Vereffening-verdeling”, supra, noot 18, 355. 20 C. ENGELS, Procesrecht in verband met het notariaat, Brugge, Die Keure, 2010, 152-153.

Page 12: Verrekeningen tussen samenwonende partners na de ... · 1 Faculteit Rechtsgeleerdheid Academiejaar 2009-2010 Verrekeningen tussen samenwonende partners na de beëindiging van hun

12

voorgelegd. Indien geen akkoord kan gevonden worden, dient men rechtstreeks naar de

rechter te gaan21.

Ook aangaande het beheer van deze onverdeelde goederen is de gemeenrechtelijke regeling

van toepassing : daden van behoud en louter beheer kunnen door één partner gesteld worden;

voor daden van beheer en van beschikking dient men samen op te treden22.

Artikel 1478 B.W. is echter van suppletief recht, zodat conventioneel een andere regeling kan

getroffen worden23.

Algemeen kan gesteld worden dat de wettelijke samenwoning summier is geregeld en enkel

vermogensrechtelijke gevolgen omvat; er zijn geen persoonlijke rechtsgevolgen aan

verbonden24.

2.3.2. Feitelijke samenwoning

Aangezien omtrent de feitelijke samenwoning geen wettelijke regeling bestaat, kan er ook

geen sprake zijn van een primair stelsel. De verhouding tussen de samenwoners wordt,

behoudens andersluidend beding, beheerst door het gemeen recht25.

Daar waar bij de wettelijke samenwoning een bijdrageplicht opgelegd wordt door de wet, is er

geen enkele wettelijke bepaling die een solidariteits- of hulpverplichting invoert voor

feitelijke samenwonenden.

Evenmin gelden de principes van de bescherming van de gezinswoning en de hoofdelijkheid

voor schulden ten behoeve van de huishouding.

Ook inhoudelijk wordt er niets geregeld, zodat tussen feitelijk samenwonenden geen

vermoeden van onverdeeldheid bestaat26. Het Hof van Beroep te Luik bevestigde dit principe

in haar arrest van 18 januari 2005 door te stellen dat “samenwoning op zich geen vermoeden

21 H. CASMAN, “Vereffening-verdeling”, supra, noot 18, 356. 22 N. TORFS en E. VAN SOEST, “De redactie van een samenlevingsovereenkomst (wettelijke samenwoning), in L. WEYTS, A. VERBEKE en E. GOOVAERTS (eds.), Actualia Familiaal Vermogensrecht, Leuven, Universitaire pers, 2003, 73. 23 K. VERSTRAETE, “Beëindiging”, supra noot 1, 567; Infra 14. 24 Y.-H. LELEU, “vermogensrechtelijke gevolgen”, supra noot 16, 127. 25 D. PIGNOLET, “Hoe ver reikt de solidariteit tussen feitelijk samenwonende partners”, in W. PINTENS, J. DU MONGH, en C. DECLERCK (eds.), Patrimonium 2008, Antwerpen, Intersentia, 2008, 253; K. VERSTRAETE, “Beëindiging”, supra noot 1, 573. 26 H. CASMAN, “Vereffening-verdeling”, supra, noot 18, 348.

Page 13: Verrekeningen tussen samenwonende partners na de ... · 1 Faculteit Rechtsgeleerdheid Academiejaar 2009-2010 Verrekeningen tussen samenwonende partners na de beëindiging van hun

13

van onverdeeldheid doet ontstaan, zelfs indien het vergezeld wordt van een materiële

vermenging van de vermogens”27. Uit het samenleven kan immers niet worden afgeleid dat de

partijen de bedoeling hadden hun persoonlijke goederen gemeen te maken28.

Er is wel sprake van onverdeeldheid indien een goed gezamenlijk werd aangekocht of indien

de onverdeeldheid vermoed wordt op grond van gezamenlijk bezit, voor zover het gaat om

een voortdurend, onafgebroken, ongestoord, openbaar en niet dubbelzinnig bezit als eigenaar

(artikel 2229 en 2230 juncto 2279 B.W.)29. Vanzelfsprekend geldt dit laatste principe enkel

voor roerende goederen en enkel ten opzichte van derden. In de onderlinge verhouding is het

bezit immers niet ondubbelzinnig30. Na de beëindiging van de samenwoning kan een ex-

partner zich nochtans wel beroepen op het bezit31.

Een derde mogelijke basis voor mede-eigendom is ook hier de conventionele regeling.

Wat hierboven met betrekking tot de wettelijk samenwonenden gesteld werd betreffende de

verdeling van de onverdeeldheid, geldt eveneens voor feitelijk samenwonenden.

Bij de beëindiging van de relatie kan elke partner zijn eigen goederen terugnemen, tenzij het

exclusief eigendomsrecht niet kan bewezen worden32.

De partner die een roerend goed wil terugvorderen van de andere, kan een vordering tot

afgifte instellen. Opdat deze vordering zou toegewezen worden, dient het bewijs van het

eigendomsrecht geleverd te worden, evenals het bewijs dat de goederen nog steeds in het bezit

zijn van diegene van wie de afgifte wordt gevorderd33.

27 Luik 18 januari 2005, Rev.trim.dr.fam. 2007, afl. 2, 562, noot F. TAINMONT. 28 E. DIRIX, “Vermogensrechtelijke aspecten van het concubinaat”, in P. SENAEVE (ed.), Concubinaat, Leuven, Acco, 1992, 211 (hierna verkort E. DIRIX, “Concubinaat”). 29 H. CASMAN, “Vereffening-verdeling”, supra, noot 18, 348. 30 C. FORDER, “Ongehuwd samenwonen en vermogensrecht : een waaier van mogelijkheden”, TEP 2006, afl. 5, 341; Beslagr. Kortrijk 6 november 1987, JL 1988, 300. 31 Rb. Brugge 22 mei 1995, TBR 1995, afl. 3, 44; W. PINTENS en B. VAN DER MEERSCH, “Vermogensrechtelijke aspecten van ongehuwd samenwonen”, in X., Ongehuwd samenwonen, Deurne, Kluwer, 1996, 8. 32 Antwerpen 9 februari 2005, NJW 2006, afl. 144, 508, noot G. VERSCHELDEN; E. DIRIX, “Concubinaat”, supra voetnoot 28, 211. 33 Antwerpen 5 december 2006, NJW 2007, afl. 162, 414, noot G. VERSCHELDEN.

Page 14: Verrekeningen tussen samenwonende partners na de ... · 1 Faculteit Rechtsgeleerdheid Academiejaar 2009-2010 Verrekeningen tussen samenwonende partners na de beëindiging van hun

14

2.4. Conventionele regeling

Het is voor de samenwoners in beide vormen mogelijk hun onderlinge verhouding te regelen

in een samenlevingsovereenkomst. De wettelijke samenwoners vinden de grondslag hiervoor

in artikel 1478, 4e lid B.W.; de feitelijke samenwoners hebben de mogelijkheid hiertoe op

grond van het verbintenissenrecht34.

Opdat er sprake zou zijn van een geldige overeenkomst, dienen de vier voorwaarden van

artikel 1108 B.W. vervuld te zijn, namelijk een geldige wilsuiting, de bekwaamheid, een

bepaald voorwerp en tenslotte een geoorloofde oorzaak.

Met een samenlevingscontract wordt een kaderovereenkomst bedoeld waarin de

samenwonenden de vermogensrechtelijke aspecten van hun samenwoning regelen35.

Het is voor samenwoners eveneens mogelijk overeenkomsten af te sluiten bij de beëindiging

van de samenwoning. Deze overeenkomsten zullen dan voornamelijk betrekking hebben op

de gevolgen van de beëindiging van de relatie en op de verdeling van gebeurlijke

onverdeeldheden tussen hen36.

2.4.1. Wettelijke samenwoning

Overeenkomstig artikel 1478, 4e lid B.W. dienen de wettelijke samenwoners de regeling van

hun secundair stelsel37 uit te werken in een notariële akte die vermeld wordt in het

bevolkingsregister.

Ook wijzigingen aan deze akte dienen vermeld te worden in het bevolkingsregister. Een

vermelding op de minuut van de eerste akte is echter niet vereist38.

Evenmin is een sanctie verbonden aan het gebrek van vermelding in het bevolkingsregister39.

34 K. VERSTRAETE, “Beëindiging”, supra noot 1, 568. 35 J. VERSTRAETE, “Beschermingstechnieken (andere dan tontine- en aanwasbedingen) tussen ongehuwd samenwonenden”, in X., Familie op maat, Mechelen, Kluwer, 2005, 44-45 (hierna verkort J. VERSTRAETE, “Beschermingstechnieken”); J. HERBOTS, “Het concubinaat in het verbintenissenrecht”, in P. SENAEVE (ed.), Concubinaat, Leuven, Acco, 1992, 103. 36 V. ALLAERTS, “Samenwoningsrecht”, supra noot 17, 73. 37 E. DEBUSSCHER, “De wet van 23 november 1998 tot invoering van de wettelijke samenwoning en zijn belang voor de notariële praktijk”, W.Akte 1999, 169. 38 Y.-H. LELEU, “vermogensrechtelijke gevolgen”, supra noot 16, 134. 39 I. DE STEFANI, “Les clauses de comptes et les conventions patrimoniales entre cohabitants”, in DE PAGE, P. en CULOT, A. (eds.), Cohabitation légale et cohabitation de fait, Louvain-la-Neuve, Anthemis, 2008, 83; dit

Page 15: Verrekeningen tussen samenwonende partners na de ... · 1 Faculteit Rechtsgeleerdheid Academiejaar 2009-2010 Verrekeningen tussen samenwonende partners na de beëindiging van hun

15

De redenen waarom de wetgever de tussenkomst van de Notaris heeft voorzien zijn de

volgende : zijn raadgevingsplicht, de rechtszekerheid en nauwkeurigheid, de verzekerde

bewaring, de uitvoerbare titel en tenslotte de vaste datum40.

De wet regelt niets in verband met de inhoudelijke bepalingen van deze overeenkomst. Er

wordt enkel bepaald dat geen afbreuk mag gedaan worden aan artikel 1477 B.W., de openbare

orde en de goede zeden, de regels betreffende het ouderlijk gezag en de voogdij en tenslotte

de regels die de wettelijke orde van erfopvolging bepalen41.

Hieruit volgt dat de overeenkomst geen bedingen over niet-opengevallen nalatenschappen

mag inhouden42. Evenmin mag de overeenkomst raken aan de regels met betrekking tot de

staat en de bekwaamheid van personen : de verplichting tot getrouwheid en bijstand is nooit

afdwingbaar43.

Deze overeenkomst is aan derden niet tegenstelbaar; enkel het bestaan en het tijdstip van

totstandkoming kunnen aan derden worden tegengeworpen44. Het bestaan van de

overeenkomst wordt immers wel vermeld in het bevolkingsregister, doch niet de inhoud

ervan45. Een derde kan zich wel op deze overeenkomst beroepen indien deze een bepaling in

zijn voordeel inhoudt46.

Een mogelijk discussiepunt is het feit dat de afspraken slechts rebus sic stantibus gelden.

Afspraken in verband met de bijdrageplicht van elk van de partners47 dienen herzien te

worden indien zich wijzigende omstandigheden voordoen met betrekking tot de draagkracht

van één van hen. In dit geval is de overeenkomst vatbaar voor herziening en dient de

vrederechter eventueel tussen te komen48.

in tegenstelling tot de afwezigheid van de vermelding van het huwelijkscontract, waar de sanctie de niet-tegenstelbaarheid van de regels die afwijken van het wettelijk stelsel is. 40 Y.-H. LELEU, “vermogensrechtelijke gevolgen”, supra noot 16, 133; S. BROUWERS, Alimentatie, supra noot 7, 730-731. 41 Artikel 1477 B.W. 42 C. DE BUSSCHERE, “Het wettelijk samenwonen : wet van 23 november 1998”, Notarius 1999, afl. 1, 23. 43 J. HERBOTS, “Het concubinaat in het verbintenissenrecht”, in P. SENAEVE (ed.), Concubinaat, Leuven, Acco, 1992, 104. 44 S. BROUWERS, Alimentatie, supra noot 7, 595. 45 J. VERSTRAETE, “Beschermingstechnieken”, supra noot 37, 46. 46 S. BROUWERS, Alimentatie, supra noot 7, 595. 47 Infra 40-41. 48 S. BROUWERS, Alimentatie, supra noot 7, 596.

Page 16: Verrekeningen tussen samenwonende partners na de ... · 1 Faculteit Rechtsgeleerdheid Academiejaar 2009-2010 Verrekeningen tussen samenwonende partners na de beëindiging van hun

16

2.4.2. Feitelijke samenwoning

Aangezien er voor de feitelijke samenwoning geen wettelijke regeling bestaat, hebben

personen in deze situatie de keuze tussen een authentieke of onderhandse akte.

De voorkeur kan echter gegeven worden aan de notariële akte, omwille van de reeds hoger

vermelde voordelen die hieraan verbonden zijn.

Het bestaan van dit contract kan, op vraag van de samenwoners, opgenomen worden in het

bevolkingsregister, op voorwaarde dat het om een notariële overeenkomst gaat49.

Vanzelfsprekend mogen ook deze overeenkomsten geen clausules bevatten die strijdig zijn

met de openbare orde en goede zeden. Zo is een afspraak tot wederzijdse getrouwheid of de

verplichting tot instandhouding van de samenwoning ongeldig50.

De nietigverklaring van een beding wegens aantasting van de persoonlijke vrijheid, houdt

echter niet de nietigheid in van de andere bedingen, tenzij deze rechtstreeks ‘vasthangen’ aan

het nietige beding51.

Feitelijk samenwonenden kunnen evenveel vastleggen als wettelijk samenwonenden. Dus op

dit punt is er geen verschil52. Ook met betrekking tot de tegenstelbaarheid aan derden wordt

verwezen naar hetgeen in dit verband vermeld werd met betrekking tot wettelijk

samenwonenden.

2.4.3. Bedingen van de samenlevingsovereenkomst met betrekking tot de onverdeeldheid

In vele gevallen zal de samenlevingsovereenkomst bedingen bevatten die betrekking hebben

op de onverdeeldheid die tussen hen bestaat, of die ze willen in het leven roepen.

Zo is het mogelijk om conventionele vermoedens of bedingen van onverdeeldheid te

voorzien.

Het is eveneens mogelijk een intern gemeenschappelijk vermogen in te lassen. In principe is

hierop dan het gemeen recht van toepassing. Aangezien het om een ‘intern’

49 P. SENAEVE, “de onderhoudsverplichting”, supra noot 12, 182. 50 S. BROUWERS, Alimentatie, supra noot 7, 731. 51 P. SENAEVE, “de onderhoudsverplichting”, supra noot 12, 181-182. 52 H. CASMAN, “Gehuwd, wettelijk of feitelijk samenwonend: wat maakt het uit? Vermogensrechtelijke aspecten, andere dan bij overlijden”, in C. FORDER en A. VERBEKE (eds.), Gehuwd of niet: maakt het iets uit?, Antwerpen, Intersentia, 2005, 177 (hierna verkort H. CASMAN, “Vermogensrechtelijke aspecten”).

Page 17: Verrekeningen tussen samenwonende partners na de ... · 1 Faculteit Rechtsgeleerdheid Academiejaar 2009-2010 Verrekeningen tussen samenwonende partners na de beëindiging van hun

17

gemeenschappelijk vermogen gaat, geldt dit ten opzichte van derden als een gewone

onverdeeldheid53 en heeft het dus slechts gevolgen inter partes54.

Het kan evenwel nuttig zijn in de onderlinge relatie, aangezien er sprake is van een

bestemmingsgebonden vermogen dat tijdens de samenwoning in de gemeenschappelijke

behoeften zal voorzien55.

Het toepasselijk verklaren van een gemeenschapsstelsel zoals voor echtgenoten te vinden is in

artikel 1398 B.W.56, waardoor de beroepsinkomsten van rechtswege tot de gemeenschap

behoren, is niet mogelijk. Dit stelsel kan enkel in het leven worden geroepen binnen het

huwelijk57.

2.5. Dringende en voorlopige maatregelen

Krachtens artikel 1479 B.W. kan de vrederechter dringende en voorlopige maatregelen

bevelen indien de verstandhouding tussen de wettelijk samenwonenden ernstig is verstoord.

Het tweede lid van voormeld artikel bepaalt dat deze maatregelen hoe dan ook vervallen op de

dag dat de wettelijke samenwoning wordt beëindigd.

De vrederechter kan evenwel ook na de beëindiging dringende en voorlopige maatregelen

opleggen die gerechtvaardigd zijn ingevolge de beëindiging58, voor zover deze gevorderd

worden binnen de drie maanden na de beëindiging. De geldigheidsduur van deze maatregelen

wordt door de vrederechter bepaald, doch mag niet langer dan één jaar bedragen59.

53 J. RUYSSEVELDT, “Samenwonenden en onroerend goed”, in X., Het onroerend goed in de praktijk, Mechelen, Kluwer, losbl., XIV.M.72; J. VERSTRAETE, “Samenwonenden en onroerend goed”, in X., Huwelijksvermogensrecht, Mechelen, Kluwer, losbl., TXV.1.-17. 54 W. PINTENS, “Vermogensrechtelijke gevolgen van ongehuwd samenwonen – de wettelijke samenwoning”, in W. PINTENS (ed.), Familiaal vermogensrecht 4, Brugge, Die Keure, 2000-2001, 19; Y.-H. LELEU, “vermogensrechtelijke gevolgen”, supra noot 16, 134. 55 J. VERSTRAETE, “Beschermingstechnieken”, supra noot 37, 50-51. 56 M.n. het wettelijk stelsel van scheiding van goederen met gemeenschap van aanwinsten. 57 A. VERBEKE, F. BUYSSENS, H. DERIJCKE (eds.), Vermogensplanning met effect bij leven. Huwelijk en samenwoning, Gent, De Boeck en Larcier, 2004, 100-101. 58 Duidelijk dient gesteld te worden dat het dus enkel gaat om maatregelen die verband houden met de beëindiging zelf (M. GOVAERTS, “De jeugdrechtbank ook bevoegd voor de uitoefening van het ouderlijk gezag over kinderen van wettelijk samenwonenden?”, RABG 2003, afl. 16, 940 (noot onder Gent 7 oktober 2002)). 59 Artikel 1479, 3e lid B.W.

Page 18: Verrekeningen tussen samenwonende partners na de ... · 1 Faculteit Rechtsgeleerdheid Academiejaar 2009-2010 Verrekeningen tussen samenwonende partners na de beëindiging van hun

18

Indien na deze termijn maatregelen vereist zijn, dient de meest gerede partij zich hiertoe tot de

bevoegde rechter ten gronde te wenden60, zijnde de (Voorzitter van) de Rechtbank van Eerste

Aanleg of de Jeugdrechtbank61.

De maatregelen die opgelegd worden na de beëindiging van de relatie kunnen enkel

betrekking hebben op onverdeelde goederen. De woning die exclusief eigendom is van de ene

partner kan dus niet toegewezen worden aan de andere partner62.

De samenwoners kunnen zich dus enkel tot de vrederechter wenden indien er een ernstige

verstoring is van de verstandhouding. Indien dit niet het geval zou zijn, doch er wel sprake is

van hoogdringendheid, dient men zich tot de bevoegde rechter overeenkomstig het gemeen

recht te wenden, namelijk de Voorzitter van de Rechtbank van Eerste Aanleg zetelend in

kortgeding63.

Deze maatregelen kunnen betrekking hebben op verrekeningen en vergoedingen. Zo kan een

achterstallige bijdrage in de gezinslasten of een woonstvergoeding gevorderd worden

Artikel 1479 B.W. handelt expliciet over ‘wettelijk samenwonenden’. Hieruit volgt dat

feitelijk samenwonenden zich niet tot de vrederechter kunnen wenden met het oog op de

oplegging van dringende en voorlopige maatregelen.

Het Arbitragehof stelde in haar arrest van 2002 dat dit verschil in behandeling van wettelijk

en feitelijk samenwonenden geen schending uitmaakt van het gelijkheids- en non-

discriminatiebeginsel; evenmin wordt het recht op toegang tot de rechter van de feitelijk

samenwonenden op onevenredige wijze beperkt64, daar zij zich overeenkomstig het gemeen

recht tot de Voorzitter van de Rechtbank van Eerste Aanleg kunnen wenden65, die uitspraak

doet bij voorraad in spoedeisende gevallen66.

60 V. ALLAERTS, “Samenwoningsrecht”, supra noot 17, 60. 61 K. SABBE en G. COPS, “Niet getrouwd, wel gescheiden”, Not.Fisc.M. 2002, afl. 1, 6 (hierna verkort K. SABBE en G. COPS, “Niet getrouwd, wel gescheiden”). 62 W. PINTENS, “Vermogensrechtelijke gevolgen van ongehuwd samenwonen – de wettelijke samenwoning”, in W. PINTENS (ed.), Familiaal vermogensrecht 4, Brugge, Die Keure, 2000-2001, 12. 63 S. BROUWERS, Alimentatie, supra noot 7, 593. 64 Arbitragehof 23 januari 2002, JLMB 2002, afl. 15, 620, Juristenkrant 2002, afl. 43, 16. 65 Op grond van artikel 584, 1e lid Ger.W. kan de Voorzitter van de Rechtbank van Eerste Aanleg in spoedeisende gevallen bij voorraad uitspraak doen in alle zaken, behalve die welke de wet aan de rechterlijke macht onttrekt. Volgens het Hof zijn de zaken die een gevolg zijn van de beëindiging van een feitelijke samenwoning niet onttrokken aan de rechterlijke macht, zodat de Voorzitter bij voorraad uitspraak doen en dringende maatregelen bevelen. 66 A. WYLLEMAN m.m.v. I. BOONE en M.-A. MASSCHELEIN, “Topics inzake huwelijksvermogensrecht”, in C. ENGELS en P. LECOCQ (eds.), Rechtskroniek voor de vrede- en politierechters, Brugge, Die Keure,

Page 19: Verrekeningen tussen samenwonende partners na de ... · 1 Faculteit Rechtsgeleerdheid Academiejaar 2009-2010 Verrekeningen tussen samenwonende partners na de beëindiging van hun

19

Voor een geschil tussen feitelijk samenwonenden in verband met de bijdrageverplichting is de

ratione materiae bevoegde rechter wel de vrederechter, overeenkomstig artikel 591, 7° Ger.W.

dat geschillen met betrekking tot een uitkering tot onderhoud tot zijn bevoegdheid maakt. Ook

geschillen met betrekking tot de verhuring van onroerende goederen en vorderingen tot

vergoeding van bewoning en uitzetting, meer concreet kan gedacht worden aan een vordering

tot woonstvergoeding, behoren tot de bevoegdheid van deze rechter, op grond van artikel 591,

1° Ger.W.

2.6. Beëindiging

Zowel de wettelijke als de feitelijke samenwoning worden van rechtswege beëindigd door het

overlijden of door het huwelijk.

Vermeldenswaardig is het feit dat een samenlevingscontract behouden blijft als het niet

strijdig is met het eventuele huwelijkscontract67.

Ook de feitelijke scheiding zorgt voor de beëindiging van de relatie. In het geval van

wettelijke samenwoning zijn hieraan formaliteiten gekoppeld, dewelke niet dienen nageleefd

te worden in het kader van de feitelijke samenwoning.

Een belangrijke reden voor het stijgende aantal (wettelijke) samenwoners en het dalende

aantal huwelijken is het feit dat voor de beëindiging van zowel de feitelijke als de wettelijke

samenwoning, geen motivering of opzeggingstermijn en evenmin een rechterlijke

tussenkomst is vereist68.

Elke samenwoner kan eenzijdig een einde maken aan de relatie, maar men kan deze ook in

onderlinge overeenstemming beëindigen. In beide gevallen dient, als er sprake is van een

wettelijke samenwoning, op grond van artikel 1476 § 2 B.W. een schriftelijke verklaring

overhandigd te worden aan de ambtenaar van de burgerlijke stand, die van deze beëindiging

melding maakt in het bevolkingsregister. Voormeld artikel 1476 § 2 B.W. vermeldt hoe men

concreet dient te werk te gaan in deze onderscheiden gevallen.

2007, 23; G. VERSCHELDEN, “Dringende en voorlopige maatregelen feitelijk samenwonenden: vrederechter onbevoegd”, Juristenkrant 2002, afl. 43, 16. 67 K. VERSTRAETE, “Beëindiging”, supra noot 1, 589 noot 21. 68 K. VERSTRAETE, “Beëindiging”, supra noot 1, 568-569.

Page 20: Verrekeningen tussen samenwonende partners na de ... · 1 Faculteit Rechtsgeleerdheid Academiejaar 2009-2010 Verrekeningen tussen samenwonende partners na de beëindiging van hun

20

De beëindiging van een relatie brengt verschillende gevolgen met zich mee. Zowel gevolgen

met betrekking tot de persoon van de samenwoners en de eventuele kinderen als gevolgen op

vermogensrechtelijk vlak.

In het kader van deze Masterproef wordt enkel ingegaan op de vermogensrechtelijke

gevolgen. Deze dienen opnieuw onderscheiden te worden naar gelang het gaat om een

wettelijke of feitelijke samenwoning. Ook de vraag of er een samenwoningscontract is en de

eventuele regeling hierin van de problemen die kunnen rijzen, speelt hier een belangrijke rol.

Page 21: Verrekeningen tussen samenwonende partners na de ... · 1 Faculteit Rechtsgeleerdheid Academiejaar 2009-2010 Verrekeningen tussen samenwonende partners na de beëindiging van hun

21

Hoofdstuk 3. Problemen die in de praktijk ontstaan en mogelijke oplossingen

In dit hoofdstuk wordt een schets gegeven van de mogelijke knelpunten die zich kunnen

voordoen naar aanleiding van de beëindiging van een relatie. Meer bepaald gaat het om : de

afwezigheid van de verrekening van besparingen, de aankoop van de gezinswoning door

beide partners met onevenredige betaling van de prijs, de uitvoering van werken door een

partner aan een woning die exclusief eigendom is van de andere partner, vorderingen met

betrekking tot roerende goederen, de vermenging van gelden van beide partners op een

bankrekening op naam van één van hen, de ongelijke bijdrage in de lasten van het samenleven

en de vordering tot het bekomen van een persoonlijk onderhoudsgeld. Voor elk van deze

concrete problemen wordt eerst bekeken hoe deze op grond van het gemeen recht worden

benaderd. Hiertoe worden de huidige standpunten in rechtspraak en rechtsleer aangehaald.

Vervolgens wordt nagegaan hoe deze problemen eventueel kunnen voorkomen of opgelost

worden.

3.1. Algemeen

De strikte toepassing van de gemeenrechtelijke zakenrechtelijke principes kan tussen

samenwonenden tot onbillijke situaties leiden; voornamelijk in het geval één van de partners

tijdens de relatie economisch en financieel van de andere afhankelijk was. Via

verbintenisrechtelijke technieken kan, wegens het billijkheids- en rechtvaardigheidsgevoel,

een vergoedingsregeling tussen de twee partners ontstaan69.

Deze vergoedingsregeling kan in onderling overleg overeengekomen en uitgevoerd worden;

doch in vele gevallen zal één van de partners een vordering tot verrekening dienen in te

stellen. Die vordering dient noodzakelijkerwijze een juridische grondslag te hebben om

toegewezen te kunnen worden.

De mogelijke juridische grondslagen zijn bijvoorbeeld : de verrijking zonder rechtmatige

oorzaak, het verval van de schenking wegens verdwijning van haar oorzaak, de lening, de

onrechtmatige daad, de natrekking enzovoort.

69 V. ALLAERTS, “Samenwoningsrecht”, supra noot 17, 66.

Page 22: Verrekeningen tussen samenwonende partners na de ... · 1 Faculteit Rechtsgeleerdheid Academiejaar 2009-2010 Verrekeningen tussen samenwonende partners na de beëindiging van hun

22

Het is aangewezen in eerste instantie een duiding te geven van deze begrippen, vooraleer

wordt bekeken hoe deze rechtsfiguren een rol kunnen spelen bij de oplossing van de

verschillende knelpunten.

3.1.1. Verrijking zonder oorzaak

De rechtsfiguur van de verrijking zonder oorzaak is aan de volgende vijf voorwaarden

onderworpen : een verarming in hoofde van de eiser, een verrijking in hoofde van de

verweerder, een verband tussen deze verarming en verrijking, de afwezigheid van een

rechtsgrond hiervoor en de afwezigheid van andere actiemogelijkheden (subsidiair

karakter70)71.

In het geval van samenwoning zal er meestal wel een oorzaak voorhanden zijn, namelijk het

samenwonen zelf of de voortzetting ervan72 en de hiermee gepaard gaande verhoudingen,

evenals de genegenheid73.

3.1.2. Natrekking en kostenleer

Het zakenrechtelijke principe van de natrekking geeft aan de eigenaar van een onroerend goed

het recht op al wat de zaak voortbrengt en op hetgeen er, hetzij natuurlijk, hetzij kunstmatig,

als bijzaak mee verenigd wordt en er één lichaam mee uitmaakt volgens de regels gesteld in

de artikelen 552 tot 577 B.W.74.

Dit houdt dus in dat de eigenaar via de natrekking ook eigenaar wordt van de goederen of

materialen die door een derde in dit goed worden geïnvesteerd. Deze derde heeft dan wel een

schuldvordering tot vergoeding van de uitgaven jegens de eigenaar75.

70 Dit houdt in dat er geen andere grondslag mag zijn. Als er bijvoorbeeld een andere grondslag is die niet kan bewezen worden doordat een geschrift ontbreekt, kan men deze rechtsfiguur niet inroepen (H. CASMAN, “Vereffening-verdeling”, supra, noot 18, 361). Evenmin mag er sprake zijn van buitencontractuele aansprakelijkheid of een onverchuldigde betaling (K. SABBE en G. COPS, “Niet getrouwd, wel gescheiden”, supra noot 63, 16). 71 J. VERSTRAETE, “Beschermingstechnieken”, supra noot 37, 72. 72 Antwerpen 22 april 2003, TBBR 2005, afl. 1, 69, noot; Rb. Veurne 27 mei 2004, TGR 2004, afl. 3, 190. 73 J. DROOGNE en J. TREMMERY, “Onroerend goed”, supra noot 5, 854. 74 J. VERSTRAETE, “Stand van zaken van het beding van aanwas en andere contracten tussen samenwonenden”, in L. WEYTS, A. VERBEKE en E. GOOVAERTS (eds.), Actualia Familiaal Vermogensrecht, Leuven, Universitaire pers, 2003, 52. 75 I. SAMOY, “Investeren in andermans woning bij feitelijke samenwoning. In welke mate verhindert de natuurlijke verbintenis tot bijdrage in de lasten van de feitelijke samenwoning een vergoedingsaanspraak?”, in W. PINTENS, J. DU MONGH en C. DECLERCK (eds.), Patrimonium 2008, Antwerpen, Intersentia, 2008, 275 (hierna verkort I. SAMOY, “Investeren in andermans woning”).

Page 23: Verrekeningen tussen samenwonende partners na de ... · 1 Faculteit Rechtsgeleerdheid Academiejaar 2009-2010 Verrekeningen tussen samenwonende partners na de beëindiging van hun

23

Artikel 553 B.W. bepaalt letterlijk het volgende : “Alle gebouwen, beplantingen en werken op

of onder de grond van een erf, worden vermoed door de eigenaar, op zijn kosten, te zijn tot

stand gebracht en hem toe te behoren, tenzij het tegenovergestelde bewezen is; onverminderd

de eigendom die een derde door verjaring mocht verkrijgen of hebben verkregen, hetzij van

een ondergrondse ruimte onder eens anders gebouw, hetzij van enig ander gedeelte van het

gebouw”.

Dit artikel houdt weliswaar slechts een vermoeden in dat met alle middelen van recht kan

worden weerlegd76, maar het volstaat niet aan te tonen dat de bouwer op zijn kosten en met

zijn materialen gebouwd heeft: er dient bewezen te worden dat de bouwer van de eigenaar het

recht had verkregen om voor eigen rekening te bouwen77.

Indien dit tegenbewijs niet wordt geleverd kan de partner niet beschouwd worden als mede-

eigenaar van de woning die opgericht werd op de grond van de andere. Er kan eventueel wel

vergoeding verkregen worden voor de gemaakte kosten78.

De loutere bewerking, verbetering of herstel van een zaak geeft geen aanleiding tot

natrekking79.

Er dient een onderscheid gemaakt te worden.

De noodzakelijke uitgaven dienen terugbetaald te worden. De nuttige uitgaven worden

terugbetaald ten belope van de meerwaarde80 en de verfraaiingsuitgaven dienen niet

terugbetaald te worden.

De bewijslast voor de omvang van de uitgaven rust bij de eiser81.

3.1.3. Onrechtmatige daad

Men kan zich beroepen op de buitencontractuele aansprakelijkheid, waarvan de grondslag te

vinden is in artikel 1382 B.W. Indien een vordering op deze grondslag wordt ingewilligd,

dient diegene door wiens fout de schade is ontstaan, de benadeelde te vergoeden, zodat deze

76 Antwerpen 6 maart 2002, NJW 2002, afl. 1, 25, noot, T.Not. 2002, afl. 9, 563. 77 Cass. 8 december 1870, Pas. 1871, I, 48 78 Rb. Oudenaarde 19 september 2005, RABG 2006, afl. 10, 774. 79 J. VERSTRAETE, “Stand van zaken van het beding van aanwas en andere contracten tussen samenwonenden”, in L. WEYTS, A. VERBEKE en E. GOOVAERTS (eds.), Actualia Familiaal Vermogensrecht, Leuven, Universitaire pers, 2003, 52. 80 Rb. Veurne 27 mei 2004, TGR 2004, afl. 3, 190. 81 H. CASMAN, “Vereffening-verdeling”, supra, noot 18, 368; K. SABBE en G. COPS, “Niet getrouwd, wel gescheiden”, supra noot 63, 16.

Page 24: Verrekeningen tussen samenwonende partners na de ... · 1 Faculteit Rechtsgeleerdheid Academiejaar 2009-2010 Verrekeningen tussen samenwonende partners na de beëindiging van hun

24

in de toestand geplaatst wordt waarop hij zich zou bevinden indien de fout zich niet had

voorgedaan82.

Opdat deze rechtsfiguur met succes zou ingeroepen worden, is het wel noodzakelijk de fout,

de schade en het causaal verband tussen beide te bewijzen, wat niet altijd evident zal zijn.

3.1.4. Zaakwaarneming

Onder zaakwaarneming wordt verstaan : het waarnemen van een zaak door iemand, in

afwezigheid van de eigenaar, die hiervoor een vergoeding verkrijgt, zonder dat er een contract

bestaat83. Meer bepaald gaat het om het vrijwillig, doch niet uit vrijgevigheid en evenmin uit

eigen belang, verrichten van een handeling ter behartiging van de belangen van een ander,

buiten elke specifieke wettelijke of contractuele verplichting om, met of buiten weten van die

andere, en waarvan men redelijkerwijze mag aannemen dat zij door die ander ook zou zijn

verricht84.

Deze rechtsfiguur onderstelt een optreden ten bate van de meester van de zaak, zonder

opdracht van deze laatste en, zeker in het begin, buiten diens weten85.

Er zijn dus drie voorwaarden vereist : vooreerst het inzicht om belangeloos andermans

belangen te behartigen, vervolgens moet het gaan om vrijwillig optreden en tenslotte moet de

behartiging van de belangen noodzakelijk zijn86.

Het voornaamste probleem voor de toepasselijkheid van deze theorie is dat de

zaakwaarneming, zeker in het begin, dient te gebeuren buiten weten van de meester van de

zaak, en dus nooit tegen iemands wil in kan gebeuren87.

3.1.5. Verval van de oorzaak van een schenking

Als de beweegreden die doorslaggevend was voor een schenking vervalt of verdwijnt buiten

de wil van de schenker, kan de feitenrechter vaststellen dat de schenking is vervallen.

82 Cass. 13 mei 2009, AM 2009, afl. 4, 384. 83 J. DROOGNE en J. TREMMERY, “Onroerend goed”, supra noot 5, 854. 84 J. HERBOTS, “Het concubinaat in het verbintenissenrecht”, in P. SENAEVE (ed.), Concubinaat, Leuven, Acco, 1992, 110. 85 Brussel 27 februari 2001, RW 2001-02, 844. 86 Rb. Brussel 29 maart 2002, Rev.not.b. 2004, afl. 2974, 200, T.Not. 2003, afl. 6, 351; J. VERSTRAETE, “Beschermingstechnieken”, supra noot 37, 72. 87 J. ROODHOOFT, “Onderhoudsrecht en concubinaat” in P. SENAEVE (ed.), Concubinaat, Leuven, Acco, 1992, 144 (hierna verkort J. ROODHOOFT, “Onderhoudsrecht en concubinaat”).

Page 25: Verrekeningen tussen samenwonende partners na de ... · 1 Faculteit Rechtsgeleerdheid Academiejaar 2009-2010 Verrekeningen tussen samenwonende partners na de beëindiging van hun

25

Het beëindigen van de samenwoning om een reden buiten de wil van de schenker kan de

schenking doen vervallen als de doorslaggevende beweegreden lag in de samenleving van de

partners, indien kan bewezen worden dat het om een daadwerkelijke schenking ging88.

Deze regels zijn slechts van toepassing als uit de stukken blijkt dat de schenking onder

bepaalde voorwaarden werd gedaan89.

3.1.6. Onverschuldigde betaling

De terugvordering van een onverschuldigde betaling veronderstelt twee voorwaarden : een

betaling en het onverschuldigde karakter hiervan90.

Om deze rechtsgrond met succes te kunnen inroepen, dient aangetoond te worden dat men

niet voor rekening van de partner wou betalen en dus per vergissing heeft betaald; dit is niet

het geval indien de betaling uit vrijgevigheid is gebeurd91.

3.1.7. Lening

Indien de rechtsfiguur van de lening ingeroepen wordt om terugbetaling te verkrijgen, dient

het bestaan van het leningscontract bewezen te worden. Dit bewijs kan geleverd worden met

alle middelen van recht indien er een begin van geschreven bewijs is of sprake is van de

morele onmogelijkheid om een geschrift op te stellen92.

Het bewijs van de overhandiging van het geld is op zich echter onvoldoende om het bestaan

van een lening vast te stellen. Bewezen dient te worden dat men was overeengekomen dat het

geld diende terugbetaald te worden93.

88 Rb. Brussel 29 maart 2002, Rev.not.b. 2004, afl. 2974, 200, T.Not. 2003, afl. 6, 351; J. VERSTRAETE, “Beschermingstechnieken”, supra noot 37, 73; A. VERBEKE, F. BUYSSENS, H. DERIJCKE (eds.), Vermogensplanning met effect bij leven. Huwelijk en samenwoning, Gent, De Boeck en Larcier, 2004, 12. 89 Antwerpen 22 april 2003, TBBR 2005, afl. 1, 69, noot. 90 Luik 14 december 1995, JLMB 1996, 749. 91 J. VERSTRAETE, “Beschermingstechnieken”, supra noot 37, 74. 92 W. PINTENS en B. VAN DER MEERSCH, “Vermogensrechtelijke aspecten van ongehuwd samenwonen”, in X., Ongehuwd samenwonen, Deurne, Kluwer, 1996, 12. 93 Antwerpen 22 januari 2003, TBBR 2006, afl. 4, 229.

Page 26: Verrekeningen tussen samenwonende partners na de ... · 1 Faculteit Rechtsgeleerdheid Academiejaar 2009-2010 Verrekeningen tussen samenwonende partners na de beëindiging van hun

26

3.2. Bij samenwoners vindt geen verrekening plaats van tijdens het samenwonen

verwezenlijkte besparingen94.

Een punt waar partners niet genoeg bij stilstaan tijdens de relatie, maar dat tot stevige

discussies kan leiden bij de beëindiging van die relatie is het feit dat geen verrekening gebeurt

van de besparingen. Voornamelijk in de situatie waar één partner voor het inkomen zorgt en

de andere het huishouden en de opvoeding van de kinderen voor zijn rekening neemt, kan dit

tot onbillijke situaties leiden.

Het gemeen recht houdt immers geen rekening met belangrijke vermogensverwervingen, de

duur van de relatie of de eventuele kinderen. In vele gevallen zal de partner die niet

buitenshuis ging werken, met lege handen achterblijven.

Nochtans is het mogelijk om in de samenlevingsovereenkomst een regeling op te nemen,

zodat tegemoet gekomen wordt aan deze onbillijke situatie. Zo is het mogelijk een

verrekenbeding op te nemen of te voorzien in een toegevoegd intern gemeenschappelijk

vermogen95.

Een verrekenbeding is een overeenkomst waarbij beide partijen of één van hen zich verbindt

om een prestatie te leveren aan de andere bij de ontbinding van het stelsel door overlijden of

door scheiding. Het gaat om een obligatoire verhouding om een bepaalde som te betalen of

om de aanwisten op een bepaalde manier ‘af te rekenen’96.

Tussen echtgenoten wordt dit beding gekwalificeerd als een huwelijksvoordeel. Dit houdt in

dat de overeenkomst geacht wordt onder bezwarende titel te zijn aangegaan, zodat de

voordelen niet als schenking kunnen worden beschouwd97.

Er bestaat geen discussie over de vraag of ook wettelijk samenwonenden soortgelijk beding

kunnen opnemen in hun samenlevingsovereenkomst. Deze vraag dient bevestigend

beantwoord te worden.

Het probleem is wel dat zo’n beding tot nog toe beschouwd wordt als een schenking. Men kan

dan wel opwerpen dat het ging om een bijdrage in de lasten van het samenleven of om een

94 H. CASMAN, “Vermogensrechtelijke aspecten”, supra noot 54, 170. 95 Hiervoor wordt verwezen naar hetgeen hierover reeds werd uiteengezet op blz. 16. 96 N. GEELHAND DE MERXEM, “Het finaal verrekenbeding weerlegging van een onterechte kritiek”, Not.Fisc.M. 2009, afl. 4, 104. 97 N. GEELHAND DE MERXEM, “Het finaal verrekenbeding weerlegging van een onterechte kritiek”, Not. Fisc. M. 2009, afl. 4, 108.

Page 27: Verrekeningen tussen samenwonende partners na de ... · 1 Faculteit Rechtsgeleerdheid Academiejaar 2009-2010 Verrekeningen tussen samenwonende partners na de beëindiging van hun

27

natuurlijke verbintenis teneinde het schenkingskarakter te ontzenuwen, maar dit werpt dan

weer discussies op98.

Vermeldenswaardig is het feit dat meer en meer auteurs, waaronder CASMAN en MICHIELS

bereid zijn de kwalificatie ‘huwelijksvoordeel’ uit te breiden tot samenwonende partners99.

CASMAN meent zelfs dat ‘huwelijksvoordelen’ beter ‘aanwinstenvoordelen’ zouden

genoemd worden100.

3.3. Aankoop van de gezinswoning door beide partners met onevenredige betaling

van de prijs

In verband met onroerend goed rijzen in de praktijk geen problemen aangaande het bewijs

van het eigendomsrecht, aangezien de eigenaar in de eigendomstitel wordt aangeduid. Ofwel

wordt het goed aangekocht door beide partners en is er sprake van mede-eigendom, ofwel

koopt één van hen en behoort het eigendomsrecht exclusief aan deze persoon toe.

De betaling van de prijs is irrelevant voor het zakelijk recht101. Eventueel zal er wel een

verbintenisrechtelijke vordering zijn en zal tot verrekening kunnen overgegaan worden102.

Het vaakst voorkomende probleem in de praktijk stelt zich in geval van aankoop van de

gezinswoning door beide partners in geval van onevenredige betaling van de prijs.

Na de beëindiging van de relatie wil diegene die meer geïnvesteerd heeft, meestal een deel

van het ‘teveel’ betaalde recupereren van de ex-partner.

Het Hof van Cassatie oordeelde met betrekking tot gehuwden onder het stelsel van scheiding

van goederen echter dat, indien het gaat om de aankoop van de gezinswoning en indien

vaststaat dat elk zijn bijdrage tot de lasten heeft geleverd, er geen verrekening meer dient te

gebeuren tussen de ex-partners103.

98 J. VERSTRAETE, “Beschermingstechnieken”, supra noot 37, 53; J. VERSTRAETE, “Samenwonenden en onroerend goed”, in X., Huwelijksvermogensrecht, Mechelen, Kluwer, losbl., TXV.1.-16. 99 N. GEELHAND DE MERXEM, “Het finaal verrekenbeding weerlegging van een onterechte kritiek”, Not. Fisc. M. 2009, afl. 4, 124. 100 H. CASMAN, “Op zoek naar de draad van Ariadne in de doolhof van huwelijksvoordelen – of zouden het aanwinstenvoordelen moeten zijn?”, in F. SWENNEN en R. BARBAIX (eds.), Over erven. Liber amicorum Mieken Puelinckx-Coene, Mechelen, Kluwer, 2006, 83; H. CASMAN, “Vermogensrechtelijke aspecten”, supra noot 54, 179. 101 Rb. Oudenaarde 19 september 2005, RABG 2006, afl. 10, 774; S. MOSSELMANS, “De vermogensrechtelijke verhouding tussen concubanten”, AJT 1998-99, 1064 (noot onder Gent 13 november 1998). 102 H. CASMAN, “Vermogensrechtelijke aspecten”, supra noot 54, 164. 103 Cass. 22 april 1976, Arr.Cass. 1976, 949, JT 1977, 98, RW 1976-77, 993, noot H. CASMAN.

Page 28: Verrekeningen tussen samenwonende partners na de ... · 1 Faculteit Rechtsgeleerdheid Academiejaar 2009-2010 Verrekeningen tussen samenwonende partners na de beëindiging van hun

28

Zoals reeds hoger gezegd en bevestigd door het Hof kan de bijdrage in de gezinslasten

geldelijk, materieel of moreel zijn.

Ook de rechtsleer treedt dit principe bij. CASMAN stelt dat de aankoop van een onroerend

goed, indien het gaat om de gezinswoning en deze aankoop gebeurt door middel van een

externe financiering, geldt als een gezinsuitgave104. Wettelijk samenwonenden dragen bij in

de gezinslasten naar verhouding van hun vermogen en niet in verhouding van hun aandeel in

het eigendomsrecht105.

ALLAERTS zegt dat elk van de partners, op grond van artikel 1213 B.W.106, zijn aandeel

dient te betalen in de lening die hen, in voorkomend geval, hoofdelijk verbindt, maar dat dit

artikel niet bepaalt op welke wijze dit aandeel dient betaald te worden. Zodoende kan de

betaling gebeurd zijn doordat de andere voor eenzelfde bedrag gemeenschappelijke kosten

betaalde107.

Het hoger geciteerde arrest van het Hof van Cassatie handelde echter over echtgenoten

gehuwd onder het stelsel van scheiding van goederen. Andere auteurs, zoals DE STEFANI,

stellen dat dit arrest niet zomaar mag toegepast worden op samenwonenden, en dat in

bepaalde gevallen een verrekening zal kunnen gebeuren, op grond van de leer van de

verrijking zonder oorzaak108.

Heden ten dage aanvaarden verschillende auteurs, waaronder VERSTRAETE en CASMAN

dat ook tussen feitelijk samenwonenden sprake kan zijn van een solidariteitsplicht109 die

104 H. CASMAN, “Vereffening-verdeling”, supra, noot 18, 347. SENAEVE meent dat, indien het goed de samenwoners toebehoort in onverdeeldheid, zowel de afbetaling van het kapitaal als de intrest, tot de lasten van het samenleven behoort. Indien het daarentegen om een goed gaat dat exclusief eigendom is van één partner, behoort enkel de betaling van de intrest tot de gezinslasten (P. SENAEVE, “de onderhoudsverplichting”, supra noot 12, 156). 105 H. CASMAN, “Ontbinding van het huwelijksstelsel van scheiding van goederen”, in W. PINTENS, J. DU MONGH en C. DECLERCK (eds.), Patrimonium 2008, Antwerpen, Intersentia, 2008, 243; H. CASMAN, “Vermogensrechtelijke aspecten”, supra noot 54, 164-165. 106 Artikel 1213 B.W. bepaalt letterlijk hetgeen volgt : “De verbintenis die hoofdelijk jegens de schuldeiser is aangegaan, is van rechtswege deelbaar tussen de schuldenaars, die onder elkaar slechts ieder voor zijn aandeel verbonden zijn.”. 107 V. ALLAERTS, “Samenwoningsrecht”, supra noot 17, 64. 108 I. DE STEFANI, “Les clauses de comptes et les conventions patrimoniales entre cohabitants”, in DE PAGE, P. en CULOT, A. (eds.), Cohabitation légale et cohabitation de fait, Louvain-la-Neuve, Anthemis, 2008, 69-71. 109 K. VERSTRAETE, “Beëindiging”, supra noot 1, 573; H. CASMAN, “Vermogensrechtelijke aspecten”, supra noot 54, 171.

Page 29: Verrekeningen tussen samenwonende partners na de ... · 1 Faculteit Rechtsgeleerdheid Academiejaar 2009-2010 Verrekeningen tussen samenwonende partners na de beëindiging van hun

29

ertoe leidt dat beide partners dienen bij te dragen in de gezinslasten. DIRIX stelt dat er zelfs

sprake kan zijn van een stilzwijgende overeenkomst tot bijdrage in deze lasten110.

Een ander, vergelijkbaar probleem doet zich voor indien de gezinswoning door beide partners

of door één van hen wordt gehuurd en zij niet gelijkmatig instaan voor de betaling van de

huurprijs.

Aangezien onder het begrip ‘gezinslasten’ ook de kosten van onderdak dienen begrepen te

worden, dienen wettelijk samenwonenden hiertoe mijns inziens bij te dragen naar verhouding

van hun mogelijkheden, zodat verwezen wordt naar hetgeen hierboven werd gesteld in geval

van aankoop van deze woning. Ook in het geval van feitelijk samenwonenden zullen deze

kosten gedekt worden door de solidariteitsplicht, zodat de vordering tot verrekening slechts in

zeldzame gevallen met succes zal ingesteld worden.

In het beste geval werd deze problematiek conventioneel geregeld bij de aankoop van de

woning, zodat latere discussies vermeden worden.

In de overeenkomst kan dan bepaald worden dat geen verrekening zal plaatsvinden, of juist

omgekeerd, dat een recht op vergoeding zal ontstaan voor wie meer betaalde dan zijn aandeel

in het goed111, op grond van het billijkheids- en rechtvaardigheidsgevoel.

In dit laatste geval houdt een mogelijke regeling in dat de partner die minder dan zijn helft

betaalt, het resterende bedrag leent van de andere partner. Het zou dan gaan om een lening die

terugbetaalbaar is bij de beëindiging van de relatie en ondertussen geen intresten opbrengt,

maar wel geherwaardeerd wordt naar analogie van de vergoedingsregeling in artikel 1435

B.W. Voor de berekening van de vergoeding wordt aldus rekening gehouden met de waarde

of de waardevermeerdering van het goed en dient de vergoeding minimaal gelijk te zijn aan

het geïnvesteerde bedrag.

Het is wel aan te raden deze leningsovereenkomst tussen samenwoners notarieel vast te

leggen omwille van de uitvoerbare kracht112.

110 E. DIRIX, “Concubinaat”, supra voetnoot 28, 224. 111 I. DE STEFANI, “Les clauses de comptes et les conventions patrimoniales entre cohabitants”, in DE PAGE, P. en CULOT, A. (eds.), Cohabitation légale et cohabitation de fait, Louvain-la-Neuve, Anthemis, 2008, 72. 112 J. VERSTRAETE, “Beschermingstechnieken”, supra noot 37, 77-78.

Page 30: Verrekeningen tussen samenwonende partners na de ... · 1 Faculteit Rechtsgeleerdheid Academiejaar 2009-2010 Verrekeningen tussen samenwonende partners na de beëindiging van hun

30

3.4. Werken aan de woning die exclusief eigendom is van de andere partner

Een derde discussiepunt stelt zich wanneer een partner werken heeft uitgevoerd aan de

woning die exclusief eigendom is van de andere partner. In dit geval zal men de gemaakte

kosten willen recupereren van de ex-partner.

De juridische grondslagen waarop men deze vordering dan baseert zijn voornamelijk de leer

van de verrijking zonder oorzaak en de rechtsfiguur van de natrekking.

De vordering zal echter niet toegewezen worden indien door de rechter aangenomen wordt dat

deze uitgave gedekt wordt door de natuurlijke verbintenis tot bijdrage in de lasten van de

samenwoning113.

3.4.1. Verrijking zonder oorzaak

De leer van de verrijking zonder oorzaak wordt in de praktijk moeilijk met succes ingeroepen.

Voornamelijk de voorwaarde van afwezigheid van een geldige juridische oorzaak zorgt er

veelal voor dat deze vordering wordt afgewezen. Een illustratie hiervan kan gevonden worden

in het arrest van het Hof van Cassatie van 7 juli 1987114.

Ook bepaalde ‘gewone’ rechtscolleges oordelen dat wie, na de beëindiging van een

samenwoning, persoonlijk gedane uitgaven voor verbeteringswerken aan het gezamenlijk

bewoonde huis van de partner terugvordert, hiervoor geen beroep kan doen op de

vermogensverschuiving zonder oorzaak. Hij handelde immers niet belangeloos, aangezien hij

woonde in het huis waaraan de verbeteringswerken werden aangebracht115.

Nochtans werd door de Rechtbank van Eerste Aanleg te Gent116 een vergoeding toegekend

omdat het voordeel van de verbeteringswerken voor de ene bleef bestaan na het samenleven,

terwijl de andere hieraan niets overhield117.

Ook in Luik werd reeds geoordeeld dat er niet mag van uitgegaan worden dat

samenwonenden altijd ‘animo donandi’ handelen of dat uitgaven gecompenseerd worden door

113 Infra 38. 114 Cass. 7 juli 1987, Ann.dr.Lg. 1988, 271, noot V. THIRION, waarin het Hof stelt dat “de renovatie van een woning, toebehorend aan één aan de samenwonenden, doch betaald door de andere, niet kan worden teruggevorderd op grond van de rechtsfiguur ‘verrijking zonder oorzaak’.”. 115 Brussel 27 februari 2001, RW 2001-02, 844. In dezelfde zin : Antwerpen 22 januari 2003, TBBR 2006, afl. 4, 229. 116 Rb. Gent 28 juni 2005, T.Not. 2005, 464. 117 A. WYLLEMAN, “Familiaal vermogensrecht”, in X., Rechtskroniek voor het notariaat. Deel 10, Brugge, Die Keure, 2007, 89.

Page 31: Verrekeningen tussen samenwonende partners na de ... · 1 Faculteit Rechtsgeleerdheid Academiejaar 2009-2010 Verrekeningen tussen samenwonende partners na de beëindiging van hun

31

de voordelen van het samenleven. De rechter oordeelde dat de partner die eigen gelden had

geïnvesteerd in de woning van zijn partner, recht had op een vergoeding in verhouding tot de

meerwaarde van het goed118.

In elk geval dient de partner die beweert de bouwmaterialen te hebben aangekocht, het bewijs

te leveren dat hij zelf deze uitgaven heeft bekostigd119. In het tegenovergestelde geval kan

überhaupt geen vordering tot verrekening ingesteld worden.

3.4.2. Natrekking en kostenleer

In de rechtsleer wordt voorgehouden dat een vergoeding kan bekomen worden op grond van

de natrekking, indien het gaat om grote werken, renovatie, bouwen of verruiming120.

Indien het echter gaat om het onderhoud, het herstel of de vernieuwing van wat door gebruik

versleten is of buiten werking is geraakt, is geen vergoeding verschuldigd, aangezien dit een

bijdrage in natura in de gezinslasten inhoudt.

De bevestiging van dit principe wordt in de rechtspraak gevonden. Het Hof van Beroep te

Brussel stelde dat de loutere bewerking, verbetering of herstel van een zaak geen aanleiding

geeft tot natrekking121.

Het Hof van Beroep te Antwerpen herhaalde het vermoeden van artikel 553 B.W.122 in een

arrest dat handelde over de bouw van een woning op de grond die exclusief aan één van de

partners toebehoorde. Het Hof stelde echter vast dat de partner-eigenaar impliciet het mede-

eigendomsrecht van de andere erkend had. Hieruit volgde dat die partner het recht had op de

helft van het verschil van de verkoopprijs van het goed, na aftrek van de waarde van de

grond123. Door de rechtsleer werd evenwel kritiek geuit op deze redenering van het Hof124.

118 Rb. Luik 2 oktober 1989, JLMB 1990, 511, Rev.trim.dr.fam. 1992, 168. 119 V. ALLAERTS, “Samenwoningsrecht”, supra noot 17, 70. 120 H. CASMAN, “Vereffening-verdeling”, supra, noot 18, 369. 121 Brussel 27 februari 2001, RW 2001-02, 844. 122 Dit artikel houdt in dat de woning, gebouwd op grond die exclusief eigendom is van één partner, vermoed wordt hem toe te behoren, ingevolge natrekking. 123 Antwerpen 6 maart 2002, NJW 2002, afl. 1, 25, noot, T.Not. 2002, afl. 9, 563. 124 A. WYLLEMAN, “Familiaal vermogensrecht”, in X., Rechtskroniek voor het notariaat. Deel 5, Brugge, Die Keure, 2004, 87.

Page 32: Verrekeningen tussen samenwonende partners na de ... · 1 Faculteit Rechtsgeleerdheid Academiejaar 2009-2010 Verrekeningen tussen samenwonende partners na de beëindiging van hun

32

3.4.3. Conventioneel

De beste oplossing is, zeker omwille van de rechtszekerheid, ook hier het voorzien van een

regeling omtrent deze problematiek.

Een mogelijk beding in dit verband is het volgende : “de aan het goed verbonden leninglast

wordt volledig ten laste gelegd van de partij die de andere dwingt het goed, dat voor

gezamenlijke bewoning bestemd is, te verlaten”. Dit beding is volkomen rechtsgeldig, haar

oorzaak is niet in strijd met de openbare orde of de goede zeden, vermits zij niet tot doel heeft

een onwettig samenleven van partijen te organiseren125.

3.5. Een partner blijft in de gezinswoning na de feitelijke scheiding

Indien een partner na de feitelijke scheiding het exclusieve genot behoudt van de

gezinswoning, is deze in principe aan de andere partner een woonstvergoeding verschuldigd,

gelijk aan de huurwaarde van het goed126.

Deze vergoeding kan conventioneel bepaald worden of opgelegd worden door de

vrederechter. Bij wettelijk samenwonenden kan dit gevorderd worden in het kader van de

dringende en voorlopige maatregelen; bij feitelijk samenwonenden is de vrederechter bevoegd

op grond van artikel 591, 1° Ger.W. aangezien het een vordering tot vergoeding van

bewoning betreft.

Er zijn evenwel gevallen bekend in de rechtspraak waar een ex-partner in de gezinswoning127

mocht blijven en een recht van bezetting ter bede genoot, maar geen woonstvergoeding

verschuldigd was. Zo oordeelde de vrederechter te Halle dat een feitelijk samenwonende

partner nog ongeveer 6 maanden in de woning, die exclusief eigendom was van de andere

partner, mocht blijven, en hiervoor geen vergoeding diende te betalen, rekening houdend met

het feit dat partijen reeds gedurende vele jaren samen dit goed bewoonden128.

Ook in het geval van wettelijke samenwoning kan de vrederechter opleggen dat aan de ex-

partner het ongestoord genot van de gezinswoning dient gelaten te worden, zonder geldelijke

125 Antwerpen 2 februari 2005, NJW 2006, afl. 151, 849, noot G. VERSCHELDEN. 126 Bergen 17 februari 2004, JT 2004, afl. 6141, 542; Rb. Luik 6 oktober 2003, TBBR 2005, afl. 6, 329, noot S. TAILLIEU. 127 In casu was de woning exclusief eigendom van de andere partner. 128 Vred. Halle 23 juli 2008, NJW 2009, afl. 196, 136-137, noot G. VERCHELDEN.

Page 33: Verrekeningen tussen samenwonende partners na de ... · 1 Faculteit Rechtsgeleerdheid Academiejaar 2009-2010 Verrekeningen tussen samenwonende partners na de beëindiging van hun

33

verplichtingen voor deze laatste. De maximale termijn van deze maatregel bedraagt evenwel

één jaar129.

3.6. Roerende goederen

Met betrekking tot roerende goederen doen zich meer problemen voor dan met betrekking tot

onroerende goederen, omdat er meestal geen duidelijke eigendomsoverdragende

overeenkomst of wettelijke titel van eigendomsverkrijging voorhanden is.

Noodzakelijkerwijze dient, bij gebrek aan een conventionele regeling, het eigendomsbewijs

van roerende goederen krachtens het gemeen recht te worden geleverd.

Het gemeen recht is te vinden in artikel 1341 B.W. dat bepaalt dat een schriftelijk bewijs

opgemaakt dient te worden van alle zaken die de som of waarde van 375,00 euro te boven

gaan.

In artikel 1348 B.W. wordt op deze regel wel een uitzondering voorzien, indien het voor de

schuldeiser onmogelijk was zich een schriftelijk bewijs te verschaffen van de verbintenis die

jegens hem is aangegaan.

In principe wordt deze morele onmogelijkheid aanvaard als er een band van genegenheid

bestaat tussen schuldeiser en debiteur130. Het oordeel hieromtrent behoort tot de soevereine

appreciatiebevoegdheid van de rechter, zodat in elke geval de feitelijke omstandigheden

dienen nagegaan te worden131; er dienen zich overtuigende omstandigheden voor te doen, die

bewezen dienen te worden132. Dit leidt ertoe dat de morele onmogelijkheid de rechtspraak niet

altijd aanvaard wordt in het geval van samenwoning133.

Rekening kan gehouden worden met documenten die bij de aankoop opgesteld werden (zoals

een bestelbon of factuur), of met getuigen en vermoedens134.

Nochtans leert de praktijk ook dat discussies met betrekking tot de bewijswaarde van facturen

of aankoopborderellen niet zeldzaam zijn. Rechters nemen meestal aan dat diegene op wiens

naam het eigendomsrecht staat (bijvoorbeeld de factuur), ook de eigenaar is. In sommige

129 H. CASMAN, “Vereffening-verdeling”, supra, noot 18, 365. 130 W. PINTENS en B. VAN DER MEERSCH, “Vermogensrechtelijke aspecten van ongehuwd samenwonen”, in X., Ongehuwd samenwonen, Deurne, Kluwer, 1996, 18. 131 S. VANNOPPEN en V. GUFFENS, “Overzicht van rechtspraak (1990-1999) – vermogensrechtelijke asprecten inzake concubinaat”, EJ 2000, afl. 3, 46. 132 Brussel 27 februari 2001, RW 2001-02, 846; H. CASMAN, “Vereffening-verdeling”, supra, noot 18, 357. 133 J. DROOGNE en J. TREMMERY, “Onroerend goed”, supra noot 5, 854. 134 E. DIRIX, “Concubinaat”, supra voetnoot 28, 212. Hierbij kan gedacht worden aan foto’s die de familieband aanduiden.

Page 34: Verrekeningen tussen samenwonende partners na de ... · 1 Faculteit Rechtsgeleerdheid Academiejaar 2009-2010 Verrekeningen tussen samenwonende partners na de beëindiging van hun

34

gevallen echter, dient diegene die beweert eigenaar te zijn, te bewijzen dat hij met eigen

middelen heeft betaald. Indien dit niet kan aangetoond worden, kan een vordering tot

vergoeding ingewilligd worden. Soms zijn eigendomsbewijzen immers in tegenspraak met de

herkomst van de gelden.

Zo stelde het Hof van Beroep te Brussel in 1999 dat de factuur slechts een weerlegbaar

vermoeden inhoudt en geen uitsluitsel biedt over wie nu de reële eigenaar is. Diegene die het

bewijs van de investering kan leveren, dient gezien te worden als de eigenaar135.

De rechtsleer meent echter dat dit arrest een manifeste miskenning inhoudt van de aard van

het eigendomsrecht en zonder wettelijke grondslag is136.

Inderdaad dient het eigendomsrecht gerespecteerd te worden en kan eventueel een

verbintenisrechtelijke vordering tot verrekening ingewilligd worden.

Twee mogelijke grondslagen om een roerend goed terug te vorderen van de ex-partner, na de

beëindiging van de relatie, zijn de bruikleen en de bewaargeving137.

Krachtens het Burgerlijk Wetboek is de bruiklening “een contract waarbij de ene partij aan

de andere een zaak afgeeft om daarvan gebruik te maken, onder verplichting voor diegene die

de zaak ontvangt, die terug te geven na daarvan gebruik te hebben gemaakt”138.

De bewaargeving is dan weer “de handeling waarbij men de zaak van een ander aanneemt,

onder verplichting om die te bewaren en in natura terug te geven” (artikel 1915 B.W.).

Uit deze rechtsfiguren volgt dat de uitlener of bewaargever eigenaar blijft van de goederen,

zodat deze door hem kunnen teruggevorderd worden.

In het geval de eiser zijn vordering baseert op deze grondslagen, zal de andere partner zich

beroepen op de schenking (die niet ad nutum herroepbaar is tussen samenwonenden139),

waardoor het eigendomsrecht werd overgedragen en deze goederen dus niet meer kunnen

teruggevorderd worden.

Eventueel kan door de eerste ook het verval van de schenking wegens het verdwijnen van

haar oorzaak worden ingeroepen.

135 Brussel 5 mei 1999, EJ 2000, 58, noot. 136 H. CASMAN, “Vermogensrechtelijke aspecten”, supra noot 54, 165. 137 E. DIRIX, “Concubinaat”, supra voetnoot 28, 212-213. 137 H. CASMAN, “Vereffening-verdeling”, supra, noot 18, 359. 138 Artikel 1875 B.W. 139 J. VERSTRAETE, “Samenwonenden en onroerend goed”, in X., Huwelijksvermogensrecht, Mechelen, Kluwer, losbl., TXV.1.-16

Page 35: Verrekeningen tussen samenwonende partners na de ... · 1 Faculteit Rechtsgeleerdheid Academiejaar 2009-2010 Verrekeningen tussen samenwonende partners na de beëindiging van hun

35

Deze rechtsgrond wordt door de rechtsleer echter kritisch benaderd. Van een begiftigde

partner kan immers niet verwacht worden dat hij of zij moet zorgen voor het instandhouden

van gevoelens in hoofde van de schenker en volstaat het dat de determinerende oorzaak

aanwezig was op het ogenblik van de schenking140.

Als de determinerende oorzaak de ‘duurzaamheid van de relatie’ was, dan moet enerzijds dit

feit bewezen worden en anderzijds dat de breuk buiten de wil van de schenker werd

opgedrongen. Maar wie voor een buitenhuwelijkse relatie kiest kan niet bewijzen dat hij zich

steunt op een stabiele relatie en de begiftigde kan inroepen dat de schenker schonk met kennis

van zaken en wist dat het risico van een breuk niet vermeden kan worden141.

De mogelijke conventionele oplossingen voor de vaak voorkomend problemen in verband

met roerende goederen zijn het instellen van eigendomsvermoedens en het opnemen van een

lijst van eigen goederen142.

Zo kan overeengekomen worden dat de roerende goederen geacht worden aan elk voor de

helft toe te behoren.

De partners en hun erfgenamen zijn door deze vermoedens gebonden, maar ze gelden slechts

als vermoeden van eigendom iuris tantum, zodat het leveren van het tegenbewijs mogelijk

is143.

Het is eveneens mogelijk te voorzien in een soepelere bewijsregeling, zoals bijvoorbeeld in

artikel 1399, 3e lid B.W.144. Deze bewijsregeling kan dan gebruikt worden om het vermoeden

van onverdeeldheid te weerleggen145. Aangezien deze bewijsregeling enkel geldt in de

onderlinge verhouding, kan de vraag gesteld worden waarom tussen samenwonenden een

andere regeling geldt dan tussen echtgenoten146 en is het misschien raadzaam om dit artikel

eveneens toepasselijk te maken op wettelijk samenwonenden.

140 H. CASMAN, “Vereffening-verdeling”, supra, noot 18, 360. 141 H. CASMAN, “Vereffening-verdeling”, supra, noot 18, 361. 142 K. VERSTRAETE, “Beëindiging”, supra noot 1, 577. 143 K. SABBE en G. COPS, “Niet getrouwd, wel gescheiden”, supra noot 63, 8. 144 Dit artikel houdt in dat tussen echtgenoten onderling het bewijs van eigendom van goederen geleverd worden door alle middelen, met inbegrip van getuigenissen en vermoedens en zelfs van algemene bekendheid. 145 J. VERSTRAETE, “Beschermingstechnieken”, supra noot 37, 50-51. 146 C. FORDER, “Ongehuwd samenwonen en vermogensrecht : een waaier van mogelijkheden”, TEP 2006, afl. 5, 347.

Page 36: Verrekeningen tussen samenwonende partners na de ... · 1 Faculteit Rechtsgeleerdheid Academiejaar 2009-2010 Verrekeningen tussen samenwonende partners na de beëindiging van hun

36

Opnieuw is het aan te bevelen deze overeenkomst op te nemen in een notariële akte of een

geregistreerde onderhandse akte met het oog op de vaste datum; ook al is deze vaste datum

enkel belangrijk in de verhouding ten opzichte van derden147.

Bij betwisting aangaande roerende goederen kan men aan de rechter ofwel de verzegeling,

ofwel het beslag tot terugvordering vragen.

De verzegeling wordt gevorderd op grond van artikel 1148 Ger.W. en kan enkel betrekking

hebben op onverdeelde goederen. De vordering wordt ingesteld voor de vrederechter en het

verzoek is slechts ontvankelijk indien er sprake is van een ‘ernstig belang tot bewaring’148.

Indien een partner beweert eigenaar te zijn van een goed dat in het bezit is van de andere

partner, dient aan de beslagrechter machtiging gevraagd te worden tot het leggen van een

beslag tot terugvordering149.

3.7. Vermenging van gelden van beide partners op een bankrekening op naam van

één van hen

In de rechtsleer zijn twee stellingen te vinden aangaande bankrekeningen.

De eerste strekking stelt dat een vermoeden van onverdeeldheid geldt met betrekking tot een

rekening die op naam van beide partners staat en waarvan ze dus beide titularis zijn. Dit

principe geldt zowel in het geval van wettelijk als van feitelijk samenwonenden150.

Dit vermoeden van onverdeeldheid geldt niet als de rekening op naam van één van hen

staat151; diegene die titularis is van de rekening is de enige eigenaar. Een volmacht doet

hieraan geen afbreuk, want slaat immers enkel op de bevoegdheid om verrichtingen uit te

voeren, niet op het eigendomsrecht of op aanspraken op het geld152.

De tweede strekking daarentegen meent dat het titularisschap van een bankrekening louter een

administratieve aanduiding inhoudt, slechts een aanwijzing vormt die een feitelijk en

weerlegbaar vermoeden creëert en aldus een beoordeling in concreto vergt153. Concrete

omstandigheden kunnen het eigendomsvermoeden in hoofde van die titularis weerleggen 147 E. DIRIX, “Concubinaat”, supra voetnoot 28, 212. 148 C. ENGELS, Procesrecht in verband met het notariaat, Brugge, Die Keure, 2010, 3-12. 149 K. SABBE en G. COPS, “Niet getrouwd, wel gescheiden”, supra noot 63, 9. 150 H. CASMAN, “Vermogensrechtelijke aspecten”, supra noot 54, 170. 151 H. CASMAN, “Vermogensrechtelijke aspecten”, supra noot 54, 166; H. CASMAN, “Vereffening-verdeling”, supra, noot 18, 349. 152 H. CASMAN, “Vereffening-verdeling”, supra, noot 18, 350. 153 E. DIRIX, “Concubinaat”, supra voetnoot 28, 214.

Page 37: Verrekeningen tussen samenwonende partners na de ... · 1 Faculteit Rechtsgeleerdheid Academiejaar 2009-2010 Verrekeningen tussen samenwonende partners na de beëindiging van hun

37

waardoor er geen bewijs meer is van exclusieve eigendom en er dus sprake is van

onverdeeldheid154.

Er zijn ook rechters die menen dat spaargeld dat door beide partners gestort wordt op een

bankrekening geacht wordt in onverdeeldheid te zijn155.

Gelden die op een gemeenschappelijke rekening vermengd worden, behoren toe aan beide

partners. Door de vermenging worden deze geacht af te zien van een afrekening over de

besteding, zodat geen verrekening kan gevorderd worden en het saldo gelijkmatig dient

verdeeld te worden156.

3.8. Partners hebben op ongelijke manier bijgedragen in de lasten van het samenleven

Een vaak voorkomend probleem in de praktijk is het feit dat de ene partner gedurende de

samenleving meer heeft geïnvesteerd in of bijgedragen aan de gemeenschappelijke

huishouding. Naar aanleiding van de beëindiging van de relatie wil men dan de te veel

betaalde gelden terugvorderen van de ex-partner.

Mogelijke grondslagen voor een vordering tot verrekening zijn de volgende : de

onverschuldigde betaling, de zaakwaarneming en het verval van de oorzaak van de schenking.

3.8.1. Onverschuldigde betaling

De vordering tot terugbetaling van bedragen door een ongehuwde partner ter beschikking

gesteld van de andere na het beëindigen van het samenwonen, kan stoelen op onverschuldigde

betaling als voor de betaling geen rechtsgrond aanwezig was.

In de rechtspraak is het geval bekend waar de eiser stelde dat de betaling uit vrije wil was

geschied en een beweegreden voorhanden was, namelijk het vooruitzicht om te trouwen,

terwijl verweerster toegaf dat de betaling uit vrijgevigheid was geschied. De rechter oordeelde

in casu dat er een rechtsgrond aanwezig was en de vordering dus ongegrond was157.

154 V. ALLAERTS, “Samenwoningsrecht”, supra noot 17, 64-65. 155 Bergen 27 juni 2006, JT 2006, afl. 6239, 626, JLMB 2007, afl. 2, 58. 156 H. CASMAN, “Vereffening-verdeling”, supra, noot 18, 366. 157 Rb. Brussel 29 maart 2002, Rev.not.b. 2004, afl. 2974, 200, T.Not. 2003, afl. 6, 351.

Page 38: Verrekeningen tussen samenwonende partners na de ... · 1 Faculteit Rechtsgeleerdheid Academiejaar 2009-2010 Verrekeningen tussen samenwonende partners na de beëindiging van hun

38

3.8.2. Zaakwaarneming

Opdat op grond van de rechtsfiguur van de zaakwaarneming een terugbetaling zou kunnen

verkregen worden van geïnvesteerde sommen, dient bewezen te worden dat de

zaakwaarneming noodzakelijk was voor de behartiging van andermans belangen158.

Hoger werd reeds aangeduid dat het inzicht om belangeloos andermans belangen te

behartigen aanwezig moet zijn en dat het optreden buiten het weten van de meester van de

zaak dient te gebeuren. De rechtspraak neemt in de meeste gevallen aan dat indien het een

vordering betreft tussen ex-(samenwonende) partners, aan deze vereisten niet voldaan is159,

zodat deze grondslag slechts in zeldzame gevallen met succes kan ingeroepen worden.

3.8.3. Verval van oorzaak van schenking

Hiervoor wordt verwezen naar hetgeen in dit verband reeds hoger werd uiteengezet met

betrekking tot roerende goederen.

3.8.4. Natuurlijke verbintenis

In vele gevallen zullen deze vorderingen afgewezen worden; zowel bij wettelijk als bij

feitelijk samenwonende partners.

Wettelijk samenwonenden dienen bij te dragen in de gezinslasten naar verhouding tot hun

mogelijkheden. Van zodra de relatie beëindigd is, kan er echter geen sprake meer zijn van

‘gezinslasten’; zodat evenmin sprake kan zijn van een bijdrage in deze lasten160.

Wel kan diegene die nagelaten heeft bij te dragen in de lasten van het samenleven, door de

andere worden aangesproken om zijn aandeel hierin te voldoen en dus de achterstallen te

betalen, op grond van artikel 1477 § 3 B.W.161.

Op feitelijk samenwonenden is dit principe van dwingend recht niet van toepassing.

Nochtans stelt de meerderheid van de auteurs dat in de verhouding tussen deze personen kan

gesproken worden van de solidariteitsgedachte die inhoudt dat elke partner inspanningen dient

158 Ibid. 159 Brussel 27 februari 2001, RW 2001-02, 844. 160 H. CASMAN, “Vereffening-verdeling”, supra, noot 18, 352. 161 Y.-H. LELEU, “vermogensrechtelijke gevolgen”, supra noot 16, 123.

Page 39: Verrekeningen tussen samenwonende partners na de ... · 1 Faculteit Rechtsgeleerdheid Academiejaar 2009-2010 Verrekeningen tussen samenwonende partners na de beëindiging van hun

39

te leveren om in de lasten van de huishouding te voorzien. Deze solidariteitsgedachte uit zich

in een natuurlijke verbintenis tot bijdrage in de lasten van het huishouden162.

Het gaat dus om een morele verplichting om bij te dragen in de noden van het dagelijks leven

die voortvloeien uit de feitelijke samenwoning van twee personen, in functie van de

respectieve inkomsten of van de in natura gepresteerde huishoudelijke taken163.

Opdat van een natuurlijke verbintenis kan gesproken worden, dient voldaan te zijn aan de

subjectieve of individuele voorwaarde én aan de objectieve of sociale voorwaarde.

De individuele voorwaarde houdt in dat de persoon handelt in de persoonlijke overtuiging dat

hij daartoe moreel verplicht is; in casu komt dit door de speciale band tussen samenwonende

partners. De sociale voorwaarde houdt in dat ook de maatschappij collectief aanvoelt dat de

nakoming van deze verbintenis normaal is en dat de verbintenis als zodanig erkend wordt164.

De overheersende strekking in de rechtspraak en rechtsleer stelt dat wie vrijwillig gelden

investeert in het gemeenschappelijk huishouden, hij zulks doet in uitvoering van een

natuurlijke verbintenis die omgezet wordt in een civielrechtelijke verbintenis165. De

vrijwillige uitvoering van een natuurlijke verbintenis verhindert latere

vergoedingsaanspraken166.

Wie beweert dat hij meer heeft bijgedragen dan zijn partner, dient te bewijzen dat zijn

uitgaven de normale lasten van het feitelijk samenwonen overschrijden167; want enkel de

investeringen die de natuurlijke verbintenis overschrijden komen in aanmerking voor

vergoeding.

Bovendien zijn partners niet tot een gelijke bijdrage verplicht, maar tot een proportionele

bijdragen in functie van hun mogelijkheden, zodat men na de beëindiging geen aanspraken

meer kan maken op grond van een beweerde ongelijke bijdrage in de lasten, omdat deze

geacht worden geleverd te zijn van dag tot dag168.

162 J. ROODHOOFT, “Onderhoudsrecht en concubinaat”, supra noot 89, 122. 163 I. SAMOY, “Investeren in andermans woning”, supra noot 77, 277. 164 S. BROUWERS, Alimentatie, supra noot 7, 728; I. SAMOY, “Investeren in andermans woning”, supra noot 77, 279. 165 V. ALLAERTS, “Samenwoningsrecht”, supra noot 17, 68. 166 J. ROODHOOFT, “Onderhoudsrecht en concubinaat”, supra noot 89, 122. 167 Brussel 27 februari 2001, RW 2001-02, 844; V. ALLAERTS, “Samenwoningsrecht”, supra noot 17, 66. 168 I. SAMOY, “Investeren in andermans woning”, supra noot 77, 278; H. CASMAN, “Vereffening-verdeling”, supra, noot 18, 354.

Page 40: Verrekeningen tussen samenwonende partners na de ... · 1 Faculteit Rechtsgeleerdheid Academiejaar 2009-2010 Verrekeningen tussen samenwonende partners na de beëindiging van hun

40

Wanneer aangenomen wordt dat de bijdrage van dag tot dag geleverd werd, kan na de

scheiding geen terugbetaling gevorderd worden169.

Een andere strekking oordeelt dat de verplichting tot bijdrage in de gezinslasten een impliciete

verplichting is die aan het samenwonen zelf verbonden is en daaraan inherent is170.

Hoe dan ook kunnen met betrekking tot deze bijdrage geen verrekeningen gebeuren.

Concreet kunnen volgende kosten wel teruggevorderd worden, aangezien ze de het begrip

‘gezinslasten’ te boven gaan : investeringen in een onroerend goed dat niet als gezinswoning

dient én geen inkomen genereert bij de partner-eigenaar en het gedeelte van grote

onderhouds-, herstellings- en verbeteringswerken dat nog niet is afgeschreven op ogenblik

van beëindiging van de samenwoning171.

3.8.5. Conventionele regeling

In de samenlevingsovereenkomst kunnen afspraken gemaakt worden met betrekking tot de

bijdrageplicht en de onbetaalde rekeningen. In dit geval is het wel aan te raden deze afspraken

duidelijk te omschrijven en te bedingen hoe deze afspraken zullen worden afgedwongen in

geval van niet-naleving ervan172.

Feitelijk samenwonenden kunnen een contractuele wederzijdse hulp- en bijstandsverplichting

voorzien, waarvan de modaliteiten dan ook bepaald worden.

Dit kan ertoe leiden dat een partner een financiële bijdrage levert en de andere voorziet in het

onderhoud van de gezinswoning en de opvoeding van de kinderen of dat een

gemeenschappelijke rekening geopend wordt waarop elke partner bijdragen zal storten.

Deze overeenkomst is echter slechts afdwingbaar zolang de feitelijke samenwoning bestaat173.

Wettelijk samenwonenden mogen geen afbreuk doen aan het dwingende primair stelsel; aldus

kan een bijdrageregeling in een andere verhouding dan ‘naar evenredigheid van hun

169 Rb. Oudenaarde 19 september 2005, RABG 2006, afl. 10, 774; Rb. Brussel 31 oktober 1996, JLMB 1997, 1044, Rev.trim.dr.fam. 1997, 137. 170 H. CASMAN, “Vereffening-verdeling”, supra, noot 18, 352. 171 I. SAMOY, “Investeren in andermans woning”, supra noot 77, 285. 172 S. BROUWERS, Alimentatie, supra noot 7, 596. 173 S. BROUWERS, Alimentatie, supra noot 7, 738-739.

Page 41: Verrekeningen tussen samenwonende partners na de ... · 1 Faculteit Rechtsgeleerdheid Academiejaar 2009-2010 Verrekeningen tussen samenwonende partners na de beëindiging van hun

41

mogelijkheden’174 en een conventionele beperking van de ‘lasten van het samenleven’ niet

rechtsgeldig bedongen worden175. Een uitbreiding van de lasten is wel mogelijk.

In de samenlevingsovereenkomst kan ook expliciet bepaald worden dat de samenwonenden

geacht worden hun bijdrage in de lasten van samenleven dag na dag te hebben geleverd. Dit

beding leidt tot een omkering van de bewijslast en houdt dus in dat diegene die een bijdrage

vordert, eerst dient te bewijzen dat de andere zijn deel in de lasten niet heeft betaald176.

3.9. Iemand wil een persoonlijk onderhoudsgeld bekomen

3.9.1. Wettelijke samenwoning

Tussen wettelijk samenwonende partners bestaat geen wettelijke verplichting tot wederzijdse

hulp en bijstand. Derhalve is de ene aan de andere niet onderhoudsplichtig, zoals dat wel

bestaat tussen gehuwden.

Zoals hoger reeds vermeld bestaat tussen hen wel de plicht tot evenredige bijdrage in de lasten

van de samenwoning, krachtens artikel 1477 § 3 B.W. Deze bijdrageplicht houdt echter op bij

het beëindigen van de samenwoning, zodat ook deze bepaling niet de grondslag kan uitmaken

voor het verkrijgen van alimentatie177.

In het kader van de dringende en voorlopige maatregelen kan een onderhoudsuitkering ten

laste van een partner gelegd worden, indien er problemen rijzen met betrekking tot de

financiering van de gezinslasten178.

Bij de beëindiging van de relatie is deze uitkering evenwel niet meer verschuldigd179.

De vrederechter die aangesproken wordt tot het opleggen van maatregelen die

gerechtvaardigd zijn als gevolg van de beëindiging van de relatie180, kan dus geen

onderhoudsuitkering opleggen, aangezien de bijdrageplicht opgehouden heeft te bestaan181.

174 De fixatie van een onveranderlijk bedrag of het ontlasten van de onderhoudsplicht is aldus ongeldig (P. SENAEVE, “de onderhoudsverplichting”, supra noot 12, 183). 175 J. VERSTRAETE, “Beschermingstechnieken”, supra noot 37, 53. 176 S. BROUWERS, Alimentatie, supra noot 7, 595. 177 S. BROUWERS, Alimentatie, supra noot 7, 593; S. MOSSELMANS, “Bestaat een persoonlijk recht op onderhoudsuitkering aan de zijde van gewezen samenwonenden?”, T.Vred. 2000, 250. 178 P. SENAEVE, “de onderhoudsverplichting”, supra noot 12, 160; Y.-H. LELEU, “vermogensrechtelijke gevolgen”, supra noot 16, 123. 179 P. SENAEVE, “de onderhoudsverplichting”, supra noot 12, 163.

Page 42: Verrekeningen tussen samenwonende partners na de ... · 1 Faculteit Rechtsgeleerdheid Academiejaar 2009-2010 Verrekeningen tussen samenwonende partners na de beëindiging van hun

42

3.9.2. Feitelijke samenwoning

Aangezien tussen wettelijk samenwonenden geen onderhoudsplicht bestaat, bestaat deze a

fortiori ook niet tussen feitelijk samenwonenden. Evenmin is er een wettelijke mogelijkheid

tot het vorderen van een onderhoudsgeld182.

Zoals reeds hoger gesteld is er wel de natuurlijke verbintenis tot bijdrage in de lasten van het

huishouden op basis van de solidariteitsgedachte, maar er bestaat geen algemeen

maatschappelijk aanvaarde noch juridische consensus over de plicht om ook na de

beëindiging van de relatie voor de partner te zorgen183, aangezien de personen voor een vrije

samenlevingsvorm hebben gekozen184.

Dit houdt in dat de partners elkaar tijdens het feitelijk samenwonen niet kunnen verplichten

om bij te dragen en dat evenmin achteraf een achterstallige bijdrage kan gevorderd worden185.

Nochtans is er wel rechtspraak in de omgekeerde zin, voornamelijk in het geval van

langdurige samenwoning.

De grondslagen die in dit geval in aanmerking genomen worden zijn : de onrechtmatige daad,

de natuurlijke verbintenis en de (stilzwijgende) samenlevingsovereenkomst.

3.9.3. Onrechtmatige daad

Opdat een onderhoudsverplichting zou ontstaan op grond van artikel 1382 B.W. dient

aangetoond te worden dat de omstandigheden van de beëindiging van de relatie een

schadeverwekkend en dus foutief karakter hebben186. Het bewijs van de fout dient geleverd te

worden evenals van de schade die hierdoor is ontstaan187.

180 Dus na het beëindigen van de relatie. 181 S. BROUWERS, Alimentatie, supra noot 7, 598. 182 V. ALLAERTS, “Samenwoningsrecht”, supra noot 17, 67-68. 183 P. SENAEVE, “de onderhoudsverplichting”, supra noot 12, 170-171. 184 Vred. Zomergem 27 mei 2005, T.Not. 2005, afl. 9, 495, T.Vred. 2007, afl. 5-8, 345; P. SENAEVE, “de onderhoudsverplichting”, supra noot 12, 171. 185 I. SAMOY, “Investeren in andermans woning”, supra noot 77, 278. 186 S. BROUWERS, Alimentatie, supra noot 7, 742. 187 S. BROUWERS, Alimentatie, supra noot 7, 599.

Page 43: Verrekeningen tussen samenwonende partners na de ... · 1 Faculteit Rechtsgeleerdheid Academiejaar 2009-2010 Verrekeningen tussen samenwonende partners na de beëindiging van hun

43

Het dient benadrukt te worden dat de beëindiging van een relatie op zich niet als fout kan

worden beschouwd188. Bij wettelijk samenwonenden volgt dit uit het feit dat de wetgever de

éénzijdige beëindiging zonder motief toelaat189; bij feitelijk samenwonenden volgt dit uit de

aard van de samenwoning.

De rechtspraak neemt in vele gevallen wel de concrete omstandigheden in aanmerking, om

tegemoet te komen aan de onbillijke toestand190. Deze omstandigheden kunnen er toe leiden

dat een partner aanspraak kan maken op een vergoeding, die enkel voor een door de rechter

bepaalde (korte) termijn zal verschuldigd zijn191.

Hierbij kan gedacht worden aan het geval waarin de ene partner zich in een afhankelijke

situatie bevindt doordat deze instond voor het huishouden en de opvoeding van de kinderen.

De andere partner dient deze dan in staat te stellen opnieuw in het eigen onderhoud te

voorzien192.

3.9.4. Natuurlijke verbintenis

Iemand die een onderhoudsuitkering vordert, beroept zich vaak op de natuurlijke verbintenis.

Meer bepaald wordt dan ingeroepen dat de natuurlijke verbintenis omgezet werd in een

civielrechtelijke verbintenis, indien een persoon zich vrijwillig ertoe verbindt gedurende een

bepaalde periode en bepaald bedrag te voldoen of overgaat tot een spontane uitkering193.

Het gaat om gewetensplichten waarvan de nakoming principieel in rechte niet afdwingbaar is,

maar die door vrijwillige belofte van nakoming worden omgevormd tot een juridische

verbintenis194.

In de rechtsleer zijn voor deze theorie opnieuw voor- en tegenstanders te vinden.

De ene strekking houdt voor dat een vrijwillige handeling niet kan gezien worden als een

afdwingbare verplichting en dat een natuurlijke verbintenis niet omgezet wordt in een

civielrechtelijke verbintenis op basis van de billijkheid195.

188 J. GERLO, “Recente ontwikkelingen in het alimentatierecht”, TBBR 1998, 41. 189 K. SABBE en G. COPS, “Niet getrouwd, wel gescheiden”, supra noot 63, 7. 190 Gent 25 maart 1991, TGR 1991, 110; Vred. Antwerpen 29 juni 2004, RABG 2004, afl. 19, 1282; P. SENAEVE, “de onderhoudsverplichting”, supra noot 12, 175. 191 P. SENAEVE, “de onderhoudsverplichting”, supra noot 12, 175. 192 S. BROUWERS, Alimentatie, supra noot 7, 599; nr. 23 p 36. 193 S. BROUWERS, Alimentatie, supra noot 7, 600. 194 S. BROUWERS, Alimentatie, supra noot 7, 747.

Page 44: Verrekeningen tussen samenwonende partners na de ... · 1 Faculteit Rechtsgeleerdheid Academiejaar 2009-2010 Verrekeningen tussen samenwonende partners na de beëindiging van hun

44

De andere strekking meent dan weer dat de natuurlijke verbintenis die bestaat gedurende de

samenleving op basis van de solidariteitsplicht, ook behouden blijft na de verbreking van de

relatie; zij het voor een bepaalde periode196. Een samenwonende, die gedurende jaren tijdens

de duur van de relatie in het onderhoud van zijn economisch zwakkere partner voorzag, heeft

immers een natuurlijke verbintenis om over de grenzen van het samenleven deze zwakkere

partner ook voor de toekomst een zekere bijstand te verschaffen197.

Ook de rechtspraak geeft geen eenduidig antwoord op de vraag of een alimentatievordering

kan toegewezen worden op grond van de natuurlijke verbintenis. Sommige rechters volgen

deze theorie198, andere dan weer absoluut niet199.

3.9.5. (Stilzwijgende) samenlevingsovereenkomst

Een bepaalde strekking in de rechtsleer houdt voor dat de samenleving een overeenkomst sui

generis van onbepaalde duur met opeenvolgende prestaties is. Bij een eenzijdige beëindiging

dient dan ook een redelijke opzegtermijn in acht genomen te worden. Overgangsmaatregelen

kunnen in dit geval gerechtvaardigd zijn en kunnen bestaan uit een onderhoudsuitkering200.

Deze stelling vond echter nog geen navolging in de rechtspraak.

3.9.6. Conventioneel

De partners kunnen zich in het samenlevingscontract of in de overeenkomst naar aanleiding

van de beëindiging van de relatie wel verbinden tot het betalen van een persoonlijk

onderhoudsgeld. Deze overeenkomst dient dan nageleefd te worden en is voor de rechter

195 K. SABBE en G. COPS, “Niet getrouwd, wel gescheiden”, supra noot 63, 7; P. SENAEVE, “de onderhoudsverplichting”, supra noot 12, 171. 196 Vred. St.-Jans-Molenbeek 26 september 2000, AJT 2001-02, 284, Huur 2001, 29; J. ROODHOOFT, “Onderhoudsrecht en concubinaat”, supra noot 89, 122. 197 Antwerpen 1 februari 2006, RW 2007-08, afl. 43, 1816, noot L. WERMOES. 198 Antwerpen 1 februari 2006, RW 2007-08, afl. 43, 1816, noot L. WERMOES; KG Rb. Brussel 18 maart 1997, Div. Act. 1998, 44; KG Rb. Gent 7 maart 1990, TGR 1990, 88; Vred. St.-Jans-Molenbeek 26 september 2000, AJT 2001-02, 284, Huur 2001, 29; Vred. Gent 6 juli 1998, TBBR 1998, 468; Vred. Gent 4 november 1996, AJT 1996-97, 323, RW 1997-98, 266; 199 Rb. Bergen 23 mei 2001, JLMB 2002, afl. 15, 648; Vred. Charleroi 26 oktober 2001, JLMB 2002, afl. 15, 655, TBBR 2002, afl. 7, 475; Vred. Gent 29 juni 1998, AJT 1998-99, 629, TGR 2000, 233; Vred. St.-Gillis 5 november 1997, Div. Act. 1998, 45, T.Vred. 1999, 262. 200 S. BROUWERS, Alimentatie, supra noot 7, 601; P. SENAEVE, “de onderhoudsverplichting”, supra noot 12, 176.

Page 45: Verrekeningen tussen samenwonende partners na de ... · 1 Faculteit Rechtsgeleerdheid Academiejaar 2009-2010 Verrekeningen tussen samenwonende partners na de beëindiging van hun

45

afdwingbaar201, aangezien het gaat om een belofte tot uitvoering van een natuurlijke

verbintenis.

Deze vrijwillige belofte dient formeel en ondubbelzinnig te zijn, met aanduiding van de

hoegrootheid en de duur. Daarom stellen sommige rechters dat de verbintenis niet

afdwingbaar is, aangezien er geen begin van uitvoering of een belofte van uitvoering

voorhanden is202.

Een belangrijke voorwaarde in dit verband is wel dat het beding waardoor iemand zich

verbindt tot het betalen van een persoonlijk onderhoudsgeld niet strijdig mag zijn met de

openbare orde en de goede zeden. Meer bepaald mag het er niet toe leiden dat de

samenwonende verhinderd wordt een einde te stellen aan de (wettelijke) samenwoning.

Bovendien dient deze overeenkomst beperkt te zijn in de tijd. Indien het bedrag van de

uitkering in wanverhouding staat tot het reële nadeel van de ex-partner, zal er sprake zijn van

een strafbeding, hetwelk uiteraard nietig is203.

Het is dan ook van belang de modaliteiten van deze uitkering te regelen, namelijk de duur en

omvang ervan204.

Een andere mogelijkheid is het bedingen van een vergoeding in geval van beëindiging van het

samenleven. In dit geval kan gesproken worden van een ‘afscheidsvergoeding’.

Opnieuw geldt echter dezelfde voorwaarde. Het moet gaan om een financiële hulp die de ex-

partner in staat stelt zijn persoonlijk onderhoud naar de toekomst toe te organiseren; er mag

dus geen sprake zijn van een echte ‘verbrekingsvergoeding’205. Dit kan geïllustreerd worden

aan de hand van het geval in de rechtspraak waar een schadebeding strijdig geacht werd met

de individuele vrijheid en dus met de openbare orde206.

Een ontvangstmachtiging kan evenwel niet opgenomen worden207 en kan evenmin door de

rechter opgelegd worden208.

201 M. LOUWETTE en K. BELMANS, Gids voor samenwoners, Antwerpen, Standaard Uitgeverij, 1996, 30. 202 P. SENAEVE, “de onderhoudsverplichting”, supra noot 12, 173. 203 S. BROUWERS, Alimentatie, supra noot 7, 747. 204 S. BROUWERS, Alimentatie, supra noot 7, 596-597. 205 S. BROUWERS, Alimentatie, supra noot 7, 597. 206 Rb. Brugge 9 april 2001, RW 2002-03, afl. 39, 1552. 207 S. BROUWERS, Alimentatie, supra noot 7, 596. 208 P. SENAEVE, “de onderhoudsverplichting”, supra noot 12, 157.

Page 46: Verrekeningen tussen samenwonende partners na de ... · 1 Faculteit Rechtsgeleerdheid Academiejaar 2009-2010 Verrekeningen tussen samenwonende partners na de beëindiging van hun

46

Vanzelfsprekend kunnen zowel wettelijk als feitelijk samenwonende partners een

conventionele regeling uitwerken omtrent de onderhoudsverplichting in geval van beëindiging

van de relatie.

Opgemerkt dient te worden dat deze conventionele regeling de schuldeiser geen

onderhoudsvordering oplevert. Dit heeft tot gevolg dat deze vergoedingen voor de schuldeiser

niet fiscaal aftrekbaar zijn en dat, bij gedwongen uitvoering, de artikelen 1409 en volgende

Ger.W.209 van toepassing zijn210.

209 Deze artikelen handelen over de begrenzing van het loonbeslag. 210 S. BROUWERS, Alimentatie, supra noot 7, 748.

Page 47: Verrekeningen tussen samenwonende partners na de ... · 1 Faculteit Rechtsgeleerdheid Academiejaar 2009-2010 Verrekeningen tussen samenwonende partners na de beëindiging van hun

47

Hoofdstuk 4. Besluit

Aangezien de samenwoning zonder huwelijk vandaag de dag veelvuldig voorkomt, doen zich

redelijkerwijze ook meer problemen voor indien een relatie wordt beëindigd.

Ook samenwonenden kunnen immers goederen in onverdeeldheid aankopen en tussen hen is

er in de meeste gevallen ook sprake van een huishouding, zodat afspraken dienen gemaakt te

worden aangaande de bijdrage in de kosten van het huishouden.

Aangezien de wettelijke regeling die momenteel bestaat, zeer beperkt is en er in vele gevallen

zelfs geen regeling voorhanden is, dient teruggegrepen te worden naar het gemeen recht.

Ook stelt zich het probleem dat de regeling voor wettelijk samenwonenden vervalt bij de

beëindiging van de relatie.

Dit alles leidt ertoe dat een regeling van de onderlinge situatie onontbeerlijk is.

Nochtans blijkt in de praktijk dat, in de meeste gevallen, geen degelijke conventionele

regeling voorhanden is. De partner die doorgaans de rechtshandelingen stelt, zal in geval van

aankoop van een goed, dit goed op zijn of haar naam zetten, hetgeen impliceert dat bij de

beëindiging van de relatie dit goed aan die persoon zal toebehoren.

In de situatie waar de ene zorgt voor een inkomen en de andere het huishouden en de

opvoeding van de kinderen verzorgt, leidt dit tot schrijnende en onbillijke toestanden.

Het gemeen recht houdt immers geen rekening met belangrijke vermogensverwervingen en –

verschuivingen, de duur van de relatie of het bestaan van, al dan niet gemeenschappelijke,

kinderen.

Een belangrijke rol is weggelegd voor de Notaris. Inderdaad is het aan te bevelen dat partijen

voor het opmaken van een samenlevingsovereenkomst beroep doen op deze openbare

ambtenaar, omwille van de voordelen van de rechtszekerheid, de vaste datum en zijn

raadgevingsplicht.

Ook naar aanleiding van de beëindiging van de relatie is voor de Notaris een belangrijke rol

weggelegd. Hij komt in voorkomend geval tussen in de minnelijke of gerechtelijke verdeling.

Het eerste probleem dat besproken werd is het feit dat geen verrekening plaatsvindt van de

verwezenlijkte besparingen, waardoor de partner die niet buitenshuis gaat werken, in principe

met lege handen achterblijft.

Page 48: Verrekeningen tussen samenwonende partners na de ... · 1 Faculteit Rechtsgeleerdheid Academiejaar 2009-2010 Verrekeningen tussen samenwonende partners na de beëindiging van hun

48

Een tegemoetkoming aan deze onbillijke situatie kan erin bestaan te voorzien in een

verrekenbeding of een toegevoegd intern gemeenschappelijk vermogen.

Vervolgens is er het probleem van de aankoop van de gezinswoning met onevenredige

betaling van de prijs.

Indien niet overeengekomen werd dat hieromtrent een verrekening zal gebeuren, zal een

vordering in de meeste gevallen niet ingewilligd worden, aangezien deze uitgave gedekt

wordt door de (natuurlijke) verbintenis tot bijdrage in de lasten van het samenleven.

Het derde besproken knelpunt doet zich voor wanneer iemand werken heeft uitgevoerd aan de

woning van zijn partner. De vordering tot verrekening wordt dan gebaseerd op de verrijking

zonder oorzaak of de leer van de natrekking; maar het zijn de concrete omstandigheden die

bepalen of deze vordering zal ingewilligd worden.

Een ander discussiepunt stelt zich indien een partner in de gezinswoning blijft, nadat de

samenwoners uit elkaar zijn gegaan.

In dit geval zal door de andere vaak een woonstvergoeding gevorderd worden, doch deze zal

niet in alle gevallen toegekend worden.

Met betrekking tot roerende goederen doen zich in de praktijk logischerwijze veel problemen

voor, onder meer omdat het niet altijd evident is uit te maken wie de eigenaar is.

Belangrijke zaken kunnen opgenomen worden in een lijst van eigen goederen, maar het is

natuurlijk onbegonnen werk alles tot in het detail te regelen.

Ook eigendomsvermoedens kunnen ingesteld worden – zo kan een mogelijk beding inhouden

dat de roerende goederen geacht worden elk voor de helft toe te behoren – of kan een

bewijsregeling opgesteld worden die geldt in de interne verhouding.

Indien iemand beweert eigenaar te zijn van een goed dat zich in het bezit van de andere

bevindt, zal deze zich beroepen op de bruiklening, de bewaargeving of het verval van de

schenking wegens het verdwijnen van haar oorzaak.

Een zesde probleem is dat van de vermenging van gelden van beide partners op een

bankrekening op naam van één van hen.

Page 49: Verrekeningen tussen samenwonende partners na de ... · 1 Faculteit Rechtsgeleerdheid Academiejaar 2009-2010 Verrekeningen tussen samenwonende partners na de beëindiging van hun

49

Hieromtrent bestaat in de praktijk grote discussie. De ene strekking meent dat deze gelden

uitsluitend aan de titularis toebehoren; de andere strekking meent dat deze gelden in

onverdeeldheid aan de beide partners toebehoren.

De ongelijke bijdrage in de lasten van het samenleven is in vele relaties eveneens een

struikelblok.

De beste oplossing is ook hier het aangaan van een contractuele regeling, aangezien de

partners dienen bij te dragen naar verhouding tot hun mogelijkheden en niet in gelijke mate.

Hierdoor zullen vorderingen slechts in uitzonderlijke gevallen ingewilligd worden.

Tenslotte werd de vordering tot het bekomen van een persoonlijk onderhoudsgeld besproken.

Aangezien er tussen wettelijk samenwonenden geen wettelijke verplichting tot wederzijdse

hulp en bijstand bestaat én de bijdrageplicht in de lasten van het huishouden bovendien

ophoudt bij de beëindiging van de relatie, kan de rechter geen onderhoudsuitkering opleggen.

A fortiori kan dit evenmin tussen feitelijk samenwonenden.

Sommige rechters oordelen echter dat het, opnieuw op grond van de billijkheid, opportuun is

aan een partner een uitkering toe te kennen. Voornamelijk indien deze tijdens de samenleving

economisch en financieel van de andere afhankelijk was.

Indien iemand zich in een overeenkomst verbindt tot het betalen van een onderhoudsgeld, is

dit uiteraard rechtsgeldig, voor zover deze persoon hierdoor niet verhinderd wordt een einde

te stellen aan de samenwoning.

Samengevat dient dus gesteld te worden dat partijen slechts relatief zeker zullen zijn en dat

langdurige en pijnlijke discussies beperkt worden, indien tijdens de samenleving of naar

aanleiding van de beëindiging een degelijke regeling werd opgemaakt. In dit verband mag de

rol van de Notaris niet uit het oog verloren worden.

Page 50: Verrekeningen tussen samenwonende partners na de ... · 1 Faculteit Rechtsgeleerdheid Academiejaar 2009-2010 Verrekeningen tussen samenwonende partners na de beëindiging van hun

50

Hoofdstuk 5. Bibliografie

5.1. Rechtspraak

- Arbitragehof 23 januari 2002, JLMB 2002, afl. 15, 620, Juristenkrant 2002, afl. 43, 16.

- Cass. 13 mei 2009, AM 2009, afl. 4, 384.

- Cass 7 juli 1987, Ann.dr.Lg 1998, 271, noot THIRION, V.

- Cass. 22 april 1976, Arr.Cass. 1976, 949, JT 1977, 98, RW 1976-77, 993, noot

CASMAN, H.

- Cass 8 december 1870, Pas. 1871, I, 48.

- Antwerpen 5 december 2006, NJW 2007, afl. 162, 414, noot VERSCHELDEN, G.

- Antwerpen 1 februari 2006, RW 2007-08, afl. 43, 1816, noot WERMOES, L.

- Antwerpen 9 februari 2005, NJW 2006, afl. 144, 508, noot VERSCHELDEN, G.

- Antwerpen 2 februari 2005, NJW 2006, afl. 151, 849, noot VERSCHELDEN, G.

- Antwerpen 22 april 2003, TBBR 2005, afl. 1, 69, noot.

- Antwerpen 22 januari 2003, TBBR 2006, afl. 4, 229.

- Antwerpen 6 maart 2002, NJW 2002, afl. 1, 25, noot, T.Not. 2002, afl. 9, 563.

- Bergen 27 juni 2006, JT 2006, afl. 6239, 626, JLMB 2007, afl. 2, 58.

- Bergen 17 februari 2004, JT 2004, afl. 6141, 542.

- Brussel 27 februari 2001, RW 2001-02, 844.

- Brussel 5 mei 1999, EJ 2000, 58, noot.

- Gent 25 november 2004, NJW 2005, afl. 117, 804, noot VERSCHELDEN, G.

- Gent 25 oktober 2004, NJW 2005, afl. 117, 804, noot VERSCHELDEN, G.

- Gent 7 oktober 2002, RABG 2003, afl. 16, 935-938.

- Gent 25 maart 1991, TGR 1991, 110.

- Luik 18 januari 2005, Rev.trim.dr.fam. 2007, afl. 2, 562-566, noot TAINMONT, F.

- Luik 14 december 1995, JLMB 1996, 749.

Page 51: Verrekeningen tussen samenwonende partners na de ... · 1 Faculteit Rechtsgeleerdheid Academiejaar 2009-2010 Verrekeningen tussen samenwonende partners na de beëindiging van hun

51

- Rb. Bergen 23 mei 2001, JLMB 2002, afl. 15, 648.

- Rb. Brugge 9 april 2001, RW 2002-03, afl. 39, 1552.

- Rb. Brugge 22 mei 1995, TBR 1995, afl. 3, 44.

- Rb. Brussel 29 maart 2002, Rev.not.b. 2004, afl. 2974, 200, T.Not. 2003, afl. 6, 351.

- Rb. Brussel 31 oktober 1996, JLMB 1997, 1044, Rev.trim.dr.fam. 1997, 137.

- Rb. Gent 28 juni 2005, T.Not. 2005, 464.

- Rb. Luik 6 oktober 2003, TBBR 2005, afl. 6, 329, noot TAILLIEU, S.

- Rb. Luik 2 oktober 1989, JLMB 1990, 511, Rev.trim.dr.fam. 1992, 168.

- Rb. Oudenaarde 19 september 2005, RABG 2006, afl. 10, 774.

- Rb. Veurne 27 mei 2004, TGR 2004, afl. 3, 190.

- Beslagr. Kortrijk 6 november 1987, JL 1988, 300.

- KG Rb. Brussel 18 maart 1997, Div.Act. 1998, 44.

- KG Rb. Gent 7 maart 1990, TGR 1990, 88.

- Vred. Antwerpen 29 juni 2004, RABG 2004, afl. 19, 1282.

- Vred. Charleroi 26 oktober 2001, JLMB 2002, afl. 15, 655, TBBR 2002, afl. 7, 475.

- Vred. Gent 6 juli 1998, TBBR 1998, 468.

- Vred. Gent 29 juni 1998, AJT 1998-99, 629, TGR 2000, 233.

- Vred. Gent 4 november 1996, AJT 1996-97, 323, RW 1997-98, 266.

- Vred. Halle 29 juli 2008, NJW 2009, afl. 196, 136-137, noot VERSCHELDEN, G.

- Vred. Hamme 21 november 1989, RW 1990-91, afl. 15, 514-515.

- Vred. Roeselare 29 juni 1999, T. Vred. 2000, 245-248.

- Vred. St.-Gillis 5 november 1997, Div.Act. 1998, 45, T.Vred. 1999, 262.

- Vred. St.-Jans-Molenbeek 26 september 2000, AJT 2001-02; 284, Huur 2001, 29.

- Vred. Zomergem 27 mei 2005, T.Not. 2005, afl. 9, 495, T.Vred. 2007, afl. 5-8, 345.

Page 52: Verrekeningen tussen samenwonende partners na de ... · 1 Faculteit Rechtsgeleerdheid Academiejaar 2009-2010 Verrekeningen tussen samenwonende partners na de beëindiging van hun

52

5.2. Rechtsleer

- ALLAERTS, V., “Samenwoningsrecht” in PINTENS, W., DU MONGH, J. en DECLERCK, C. (eds.), Patrimonium 2008, Antwerpen, Intersentia, 2008, 55-87.

- BAEL, J., “De wet van 28 maart 2007 betreffende het erfrecht van de wettelijk

samenwonenden”, in X., Rechtskroniek voor het notariaat 11, Brugge, Die Keure, 2007, 1-31.

- BAETEMAN, G., “De huurbescherming in het huwelijks- en samenlevingsrecht” in

X., Liber amicorum Lucien Simont, Brussel, Bruylant, 2002, 349-370.

- BROUWERS, S., Alimentatie, in APR, Mechelen Kluwer 2009, 761 p.

- CASMAN, H., “Ontbinding van het huwelijksstelsel van scheiding van goederen”, in PINTENS, W., DU MONGH, J. en DECLERCK, C. (eds.), Patrimonium 2008, Antwerpen, Intersentia, 2008, 237-250.

- CASMAN, H., “Op zoek naar de draad van Ariadne in de doolhof van

huwelijksvoordelen – of zouden het aanwinstenvoordelen moeten zijn?”, in SWENNEN, F. en BARBAIX, R. (eds.), Over erven. Liber amicorum Mieken Puelinckx-Coene, Mechelen, Kluwer, 2006, 83-98.

- CASMAN, H, “Gehuwd, wettelijk of feitelijk samenwonend : wat maakt het uit?

Vermogensrechtelijke aspecten, andere dan bij overlijden”, in FORDER, C. en VERBEKE, A. (eds.), Gehuwd of niet : maakt het iets uit?, Antwerpen, Intersentia, 2005, 149-198.

- CASMAN, H., “Vereffening-verdeling na beëindiging van de relatie tussen

ongehuwde samenwoners”, in X., Familie op maat, Mechelen, Kluwer, 2005, 345-372.

- CASMAN, H., “Voorbeeld van samenlevingscontract”, in X., Ongehuwd

samenwonen, Deurne, Kluwer, 1996, 195-200.

- CASTELEIN, C., “De wet van 28 maart 2007 tot invoering van een erfrecht voor wettelijk samenwonende partners en andere erfrechtelijke innovaties”, T.Fam. 2007, afl. 9, 186-205.

- CASTELEIN, C., “Het erfrecht van wettelijk samenwonende partners”, T.Not. 2007,

afl. 11, 570-601.

- CHAMPION, B., “Huur: bijzondere problemen en rechtspraak i.v.m. de notariële praktijk”, Not.Fisc.M. 1993, deel 1, 107-117 en 131-145.

- DEBUSSCHER, E., “Wettelijk samenwonenden en financiële verrichtingen”, T.Fin.R.

2001, afl. 2, 133-136.

Page 53: Verrekeningen tussen samenwonende partners na de ... · 1 Faculteit Rechtsgeleerdheid Academiejaar 2009-2010 Verrekeningen tussen samenwonende partners na de beëindiging van hun

53

- DEBUSSCHER, E., “De Wet van 23 november 1998 houdende de invoering van de wettelijke samenwoning en zijn gevolgen voor het huurrecht”, Huur. 2000, 89-92.

- DEBUSSCHER, E., “De wet van 23 november 1998 tot invoering van de wettelijke

samenwoning en zijn belang voor de notariële praktijk”, W.Akte 1999, 165-170.

- DE BUSSCHERE, C., “Het wettelijk samenwonen : wet van 23 november 1998, Notarius 1999, 18-25.

- DE STEFANI, I., “Les clauses de comptes et les conventions patrimoniales entre

cohabitants”, in DE PAGE, P. en CULOT, A. (eds.), Cohabitation légale et cohabitation de fait, Louvain-la-Neuve, Anthemis, 2008, 65-90.

- DIRIX, E., “Vermogensrechtelijke aspecten van het concubinaat”, in SENAEVE, P.

(ed.), Concubinaat, Leuven, Acco, 1992, 207-226.

- DROOGNE, J. en TREMMERY, J., “Onroerend goed en samenwoonst”, TVV 2007, afl. 1, 838-856.

- DU MONGH, J., “Ontwikkelingen inzake het erfrecht van de langstlevende

echtgenoot – de ‘wet valkeniers’ dd. 22 april”, in PINTENS, W. en DU MONGH, J. (eds.), Familiaal Vermogensrecht, Brugge, Die Keure, 2003-2004, 81-101.

- ENGELS, C., Procesrecht in verband met het notariaat, Brugge, Die Keure, 2010,

479 p.

- FORDER, C., “Ongehuwd samenwonen en vermogensrecht : een waaier van mogelijkheden”, TEP 2006, afl. 5, 331-365.

- GEELHAND DE MERXEM, N., “Het finaal verrekenbeding. Weerlegging van een

onterechte kritiek”, Not.Fisc.M. 2009, afl. 4, 104.

- GERLO, J., “Recente ontwikkelingen in het alimentatierecht”, TBBR 1998, 23-49.

- GOVAERTS, M., “De jeugdrechtbank ook bevoegd voor de uitoefening van het ouderlijk gezag over kinderen van wettelijk samenwonenden?”, RABG 2003, afl. 16, 935-941 (noot onder Gent 7 oktober 2002).

- HERBOTS, J., “Het concubinaat in het verbintenissenrecht”, in SENAEVE, P. (ed.),

Concubinaat, Leuven, Acco, 1992, 73-115.

- HUBEAU, B., Ongehuwd samenwonen, Antwerpen, Kluwer, 1985, 562 p.

- LELEU, Y.-H., “De vermogensrechtelijke gevolgen van de wettelijke samenwoning. Commentaar bij de virtuele wet van 23 november 1998”, Not.Fisc.M. 1999, 123-134.

- LOUWETTE, M. en BELMANS, K., Gids voor samenwoners, Antwerpen, Standaard

Uitgeverij, 1996, 232 p.

Page 54: Verrekeningen tussen samenwonende partners na de ... · 1 Faculteit Rechtsgeleerdheid Academiejaar 2009-2010 Verrekeningen tussen samenwonende partners na de beëindiging van hun

54

- MICHIELS, D., “Voorstellen voor een grotere rechtszekerheid. Wetsvoorstel houdende invoering van een wettelijke regeling inzake bedingen van tontine en aanwas”, in X., Verslagboek Notarieel Congres 2009, Gent, Larcier, 2009, 197-223.

- MOSSELMANS, S., “Bestaat een persoonlijk recht op onderhoudsuitkering aan de

zijde van gewezen samenwonenden?”, T.Vred. 2000, 245-253 (noot onder Vred. Roeselare 29 juni 1999).

- MOSSELMANS, S., “De vermogensrechtelijke verhouding tussen concubanten”, AJT

1998-99, 1063-1064 (noot onder Gent 13 november 1998).

- PAUWELS, C., “Vordering tot uitzetting tussen ongehuwd samenwonende medehuurders onderling”, RW 1990-91, afl. 15, 514-516 (noot onder Vred. Hamme 21 november 1989).

- PIGNOLET, D., “Hoe ver reikt de solidariteit tussen feitelijk samenwonende

partners”, in PINTENS, W., DU MONGH, J. en DECLERCK, C. (eds.), Patrimonium 2008, Antwerpen, Intersentia, 2008, 251-271.

- PINTENS, W., “Vermogensrechtelijke gevolgen van ongehuwd samenwonen – de

wettelijke samenwoning”, in PINTENS, W. (ed.), Familiaal vermogensrecht 4, Brugge, Die Keure, 2000-2001, 5-26.

- PINTENS, W., “Vrijgevigheden tussen concubanten” in SENAEVE, P. (ed.),

Concubinaat, Leuven, Acco, 1992, 180-206.

- PINTENS, W. en ALLAERTS, V., “Het erfrecht van de langstlevende wettelijk samenwonende. Een commentaar op de wet van 28 maart 2007”, RW 2007-08, afl. 7, 258-270.

- PINTENS, W., DU MONGH, J. en DECLERCK, C., “Huwelijksvoordelen in

scheidings- en participatiestelsels. Tussen droom en daad”, in PINTENS, W., DU MONGH, J. en DECLERCK, C., Patrimonium 2009, Antwerpen, Intersentia, 2009, 395-398.

- PINTENS, W., DU MONGH, J. en DECLERCK, C., Praktijkboek Familiaal

Vermogensrecht, Antwerpen, Intersentia, 2009, 559 p.

- PINTENS, W. en VAN DER MEERSCH, B., “Vermogensrechtelijke aspecten van ongehuwd samenwonen”, in X., Ongehuwd samenwonen, Deurne, Kluwer, 1996, 5-60.

- RENCHON, J.-L., “Le règlement des responsabilités parentales après la rupture d’un

couple non marié”, in X., Familie op maat, Mechelen, Kluwer, 2005, 373-403.

- ROODHOOFT, J., “Onderhoudsrecht en concubinaat” in SENAEVE, P. (ed.), Concubinaat, Leuven, Acco, 1992, 117-179.

- RUYSSEVELDT, J., “Samenwonenden en onroerend goed”, in X., Het onroerend

goed in de praktijk, Mechelen, Kluwer, losbl. (XIV.M.15-XIV.M.128).

Page 55: Verrekeningen tussen samenwonende partners na de ... · 1 Faculteit Rechtsgeleerdheid Academiejaar 2009-2010 Verrekeningen tussen samenwonende partners na de beëindiging van hun

55

- SABBE, K. en COPS, G., “Niet getrouwd, wel gescheiden”, Not.Fisc.M. 2002, afl. 1,

1-19.

- SAMOY, I., “Investeren in andermans woning bij feitelijke samenwoning. In welke mate verhindert de natuurlijke verbintenis tot bijdrage in de lasten van de feitelijke samenwoning een vergoedingsaanspraak?”, in PINTENS, W., DU MONGH, J. en DECLERCK, C. (eds.), Patrimonium 2008, Antwerpen, Intersentia, 2008, 273-285.

- SENAEVE, P., “De onderhoudsverplichting tussen wettelijk samenwonenden en

tussen concubinerenden”, in SENAEVE, P. (ed.), Onderhoudsgelden, Leuven, Acco, 2001, 153-186.

- SENAEVE, P., “Familierechtelijke aspecten van ongehuwd samenwonen”, in X.,

Ongehuwd samenwonen, Deurne, Kluwer, 1996, 61-118.

- SENAEVE, P., “De rechtswaardering van het concubinaat in België anno 1998”, in SENAEVE, P. (ed.), Concubinaat, Leuven, Acco, 1992, 17-71.

- TORFS, N. en VAN SOEST, E., “De redactie van een samenlevingsovereenkomst

(wettelijke samenwoning), in WEYTS, L., VERBEKE, A. en GOOVAERTS, E. (eds.), Actualia Familiaal Vermogensrecht, Leuven, Universitaire pers, 2003, 59-77.

- UYTTERHOEVEN, K., “De bevoegdheid en de rechtspleging inzake

onderhoudsgelden, in SENAEVE, P. (ed.), Onderhoudsgelden, Leuven, Acco, 2001, 187-250.

- VANDENBERGHE, H., De juridische betekenis van het concubinaat, Gent, Story-

Scientia, 1970, 268 p.

- VANHOVE, K. en CASTELEIN, C., “Tijd om te verhuizen? Bescherming van de gehuurde gezinswoning op crisismomenten binnen het huwelijk en de wettelijke samenwoning”, TPR 2003, afl. 4, 1563-1637.

- VANNOPPEN, S. en GUFFENS, V., “Overzicht van rechtspraak (1990-1999) –

vermogensrechtelijke aspecten inzake concubinaat”, EJ 2000, afl. 3, 38-52.

- VANSTEENE, J., “Ook huurwoning van ‘wettelijk samenwonenden’ beschermd”, Vastgoed info 2007, afl. 10, 5.

- VAN LEUVEN, N., “Ook duurzaam feitelijk samenwonenden verwerven het recht

van “samen”-bewoning”, EJ 2005, afl. 1, 3-5 (noot).

- VAN TRICHT, S., “Vraagbaak”, in X., Ongehuwd samenwonen, Deurne, Kluwer, 1996, 201-217.

- VERBEKE, A., BUYSSENS, F., DERIJCKE, H. (eds.), Vermogensplanning met

effect bij leven. Huwelijk en samenwoning, Gent, De Boeck en Larcier, 2004, 135 p.

Page 56: Verrekeningen tussen samenwonende partners na de ... · 1 Faculteit Rechtsgeleerdheid Academiejaar 2009-2010 Verrekeningen tussen samenwonende partners na de beëindiging van hun

56

- VERSCHELDEN, G., “Dringende en voorlopige maatregelen feitelijk samenwonenden: vrederechter onbevoegd”, Juristenkrant 2002, afl. 43, 16.

- VERSTRAETE, J., “Beschermingstechnieken (andere dan tontine- en

aanwasbedingen) tussen ongehuwd samenwonenden”, in X., Familie op maat, Mechelen, Kluwer, 2005, 25-87.

- VERSTRAETE, J., “Stand van zaken van het beding van aanwas en andere contracten

tussen samenwonenden”, in WEYTS, L., VERBEKE, A. en GOOVAERTS, E. (eds.), Actualia Familiaal Vermogensrecht, Leuven, Universitaire pers, 2003, 27-58.

- VERSTRAETE, J., “Samenwonenden en onroerend goed”, in X.,

Huwelijksvermogensrecht, Mechelen, Kluwer, losbl., (TXV.1.-1 – TXV.1.34).

- VERSTRAETE, K., “Beëindiging buitenhuwelijkse samenwoning”, NJW 2008, afl. 186, 566-585.

- WYLLEMAN, A., “Familiaal vermogensrecht” in X., Rechtskroniek voor het

Notariaat. Deel 10, Brugge, Die Keure, 2007, 69-89.

- WYLLEMAN, A., “Familiaal vermogensrecht”, in X., Rechtskroniek voor het Notariaat. Deel 5, Brugge, Die Keure, 2004, 71-95.

- WYLLEMAN, A., m.m.v. BOONE, I. en MASSCHELEIN, M.-A., “Topics inzake

huwelijksvermogensrecht” in ENGELS, C. en LECOCQ, P. (eds.), Rechtskroniek voor de vrede- en politierechters, Brugge, Die Keure, 2007, 382 p.