RAPPORT Archeologisch bureau- en verkennend veldonderzoek ...
Verkennend onderzoek naar milieuverantwoord materiaalgebruik … · 2014. 2. 17. · Verkennend...
Transcript of Verkennend onderzoek naar milieuverantwoord materiaalgebruik … · 2014. 2. 17. · Verkennend...
Verkennend onderzoek naar milieuverantwoord materiaalgebruik in Vlaanderen door middel van
milieuprestatievoorschriften op gebouwniveau
BESTEK PA/PVA/2006.10.30
Voor
VLAAMSE OVERHEID
Dept. Leefmilieu, Natuur en Energie (LNE) Afdeling Milieu-, Natuur- en Energiebeleid
Eindrapport 15 april 2008
Door
In samenwerking met
WTCB
Wetenschappelijk en Technisch Centrum voor het Bouwbedrijf
VITO
Vlaamse Instelling voor
Technologisch Onderzoek
IVAM Environmental Research
Verkennend onderzoek naar milieuverantwoord materiaalgebruik in Vlaanderen door middel van
milieuprestatievoorschriften op gebouwniveau
BESTEK PA/PVA/2006.10.30
Voor
VLAAMSE OVERHEID
Dept. Leefmilieu, Natuur en Energie (LNE) Afdeling Milieu-, Natuur- en Energiebeleid
Eindrapport 15 april 2008
Dit rapport werd opgesteld door:
Katrien Putzeys, Projectleider, Labo Duurzame Ontwikkeling Johan Van Dessel, Adjunct Afdelingshoofd Duurzame Ontwikkeling Laetitia Delem, Onderzoeker, Labo Duurzame Ontwikkeling
Carolin Spirinckx, Projectleider, Integrale milieustudies, VITO Theo Geerken, Projectverantwoordelijke Product en Technologiestudies, Integrale milieustudies, VITO
Jaap Kortman, Manager Ketenbeheer en Duurzaam bouwen, IVAM Harry Van Ewijk, Senior Onderzoeker/Adviseur, IVAM
Inhoudstafel Taak A1 – De onderzoekscentra in en buiten Vlaanderen inventariseren 1. Inleiding ................................................................................................................ 6 2. Centre d’étude de Recherche et d’Action en Architecture (CERAA) .................. 7 3. Centrum Duurzaam Bouwen (CeDuBo) ............................................................... 8 4. Ecolas .................................................................................................................... 9 5. Environmental Resources Management (ERM) ................................................. 10 6. Hogeschool Antwerpen ....................................................................................... 11 7. Institut de Conseil et d’Études en Développement Durable, asbl (ICEDD) ....... 12 8. Institut pour un Développement Durable (IDD................................................... 13 9. Katholieke Hogeschool Brugge-Oostende .......................................................... 14 10. Katholieke Universiteit Leuven (K.U.Leuven) ................................................... 15 11. MATRIciel .......................................................................................................... 16 12. Opzoekingscentrum voor de Wegenbouw (OCW-CRR) ................................... 17 13. Rdc environment ................................................................................................. 18 14. Resource Analysis ............................................................................................... 19 15. Steunpunt Duurzaam Bouwen Limburg.............................................................. 20 16. Universiteit Gent ................................................................................................. 21 17. Université de Liège (ULg) .................................................................................. 22 18. Université Catholique de Louvain-La-Neuve (UCL).......................................... 23 19. Université Libre de Bruxelles (ULB).................................................................. 24 20. Vlaams Instituut voor Bio-Ecologisch bouwen en Wonen ................................. 25 21. Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek (VITO) .............................. 26 22. Wetenschappelijk en Technisch Centrum voor het Bouwbedrijf (WTCB-CSTC) ................................................................................................... 27 Taak A2 – Een voorstel formuleren over het samenbrengen van de huidige kennis in een centrale databank 1. Inleiding .............................................................................................................. 28 2. Inleidende begrippen ........................................................................................... 29
2.1. LCI en LCA gegevens.............................................................................................. 29 2.1.1. Life Cycle Inventory (LCI) gegevens .............................................................. 29 2.1.2. Life Cycle Assessment (LCA) gegevens ......................................................... 29 2.1.3. EPD (Environmental Product Declarations) .................................................... 31
2.2. Milieuverklaringen Type I, Type II en Type III....................................................... 31 2.2.1. Type I – Labels................................................................................................. 31 2.2.2. Type II – Verklaringen..................................................................................... 32 2.2.3. Type III – Verklaringen of informatiefiches .................................................... 32
3. Analyse buitenlandse systemen........................................................................... 33 4. Verkenning van de uitbouw van een centrale databank...................................... 34
4.1. Inhoud....................................................................................................................... 35 4.1.1. Product- en elementinformatie ......................................................................... 36 4.1.2. Technische gegevens voor scenario’s .............................................................. 37 4.1.3. Publieke LCI data............................................................................................. 38 4.1.4. Informatie over milieulabels ............................................................................ 43
4.2. Structuur ................................................................................................................... 43 4.3. Invulling & randvoorwaarden .................................................................................. 45
4.4. Organisatie & beheer................................................................................................ 46 5. Analyse van de integratie van andere/bestaande databanken.............................. 46 6. Mogelijkheden van prestatievoorschriften en impact op centrale databank ....... 48 7. Evaluatie van de opties – haalbaarheid en opportuniteit..................................... 51
7.1. Inhoud en toegang .................................................................................................... 52 7.2. Structuur ................................................................................................................... 54 7.3. Invulling & beheer ................................................................................................... 55
8. Bijkomende discussiepunten ............................................................................... 57 Taak A3 – De haalbaarheid analyseren van een afwegingsmethode, toepasbaar voor het meten van de milieuprestatie in een ontwerpstadium van een gebouw en voor bestaande gebouwen in Vlaanderen 1. Inleiding .............................................................................................................. 58 2. Taak A3.1 “Analyse van bestaande en in ontwikkeling zijnde methodes en instrumenten ........................................................................................................ 59
2.1. Mogelijkheden voor evaluatiemethodes................................................................... 59 2.1.1. Rating systemen ............................................................................................... 59 2.1.2. Software “LCA-type” tool ............................................................................... 60
2.2. Beschrijving van bestaande methodes – focus op materialen .................................. 60 2.2.1. LCA methodes.................................................................................................. 60 2.2.2. Rating systemen ............................................................................................... 66
2.3. Ervaringen in Nederland met een afwegingsmethode.............................................. 69 2.3.1. Voorkeurslijsten op basis van kwalitatieve criteria.......................................... 69 2.3.2. Voorkeurslijsten van materialen bouwproducten op basis van LCA............... 70 2.3.3. LCA instrumenten op gebouw niveau.............................................................. 70 2.3.4. MMG: het materiaalgebonden milieuprofiel van het gebouw ......................... 70 2.3.5. Praktijk instrumenten voor de vraagzijde......................................................... 71
2.4. Analyse van bestaande tools .................................................................................... 72 2.4.1. SWOT analyse.................................................................................................. 72 2.4.2. Conclusies voor evaluatie van materiaalgebruik.............................................. 74
3. Taak A3.2 - Opstellen van een Vlaams eisenpakket voor een afwegingsmethode voor het bepalen van de materialengerelateerde milieuprestatie van gebouwen 75
3.1. Programma van eisen voor ontwikkeling Vlaamse afwegingsmethode................... 75 3.1.1. Programma van eisen voor milieudata van producten, materialen en (bouwkundige en algemene) processen............................................................................ 76 3.1.2. Programma van eisen scenario’s ...................................................................... 77 3.1.3. Programma van eisen methode ........................................................................ 78 3.1.4. Programma van eisen software ........................................................................ 79
3.2. Stand van zaken vandaag de dag versus het te bereiken ideaalbeeld....................... 80 3.3. Opties voor gefaseerde ontwikkeling....................................................................... 82
Referenties ............................................................................................................................. 86 Taak A4 – Mogelijke maatregelen, gebaseerd op de afwegingsmethode, aangeven om vooropgestelde milieuresultaten te behalen met motivatie van de ecologische, economische en maatschappelijke meerwaarde 1. Inleiding .............................................................................................................. 88 2. Reglementeringen en controle-instrumenten ...................................................... 89
2.1. Verplichte audit / labelling....................................................................................... 89
2.2. Opleggen van normen of prestatie-eisen.................................................................. 90 2.3. Regels voor aanbestedingen ..................................................................................... 90
3. Fiscale instrumenten en premies ......................................................................... 91 3.1. Belastingsverlagingen .............................................................................................. 91 3.2. Subsidiëring van individuele maatregelen ............................................................... 92 3.3. Subsidiëring van gebouwen met een lage milieu-impact......................................... 92 3.4. Gesubsidieerde leningen .......................................................................................... 93
4. Ondersteuning, informatie en vrijwillige acties .................................................. 94 4.1. Vrijwillige labelling of certficatieprogramma’s....................................................... 94 4.2. Programma’s voor demonstratie- of voorbeeldprojecten......................................... 95 4.3. Informatieverspreiding en opleidingen .................................................................... 95
5. Maatregelen voor de bouwsector en andere industrieën ..................................... 96 5.1. Producenten aanzetten tot het uitwerken van EPDs................................................. 96 5.2. Uitwerken van scenario’s aangepast aan de Belgische bouwsituatie....................... 97 5.3. Evaluatiemethode vertalen in eenvoudig bruikbare software .................................. 97
Referenties ............................................................................................................................. 99 Bijlage: Samenvattende enquête workshop 18/10/2007 ........................................................ 100 Taak A5 – Overeenstemming bereiken over een kwantitatieve en kwalitatieve afwegingsmethode voor de beoordeling van bouwmaterialen met het oog op het vaststellen van een milieuprestatie van een gebouw 1. Inleiding ............................................................................................................ 103 2. Begeleidingscommissie 1, 14 juni 2007 - 9u30-12u00 .................................... 104
2.1. Aanwezig:............................................................................................................... 104 2.2. Verwelkoming........................................................................................................ 104 2.3. Voorstelling van het project en de activiteiten van Taak A2 ................................. 104 2.4. Discussie................................................................................................................. 105 2.5. Volgende vergadering ............................................................................................ 106 2.6. Lijst van bijlagen.................................................................................................... 106
3. Begeleidingscommissie 2 – Workshop, 18 oktober 2007, 9u30-16u30............ 107 3.1. Aanwezig:............................................................................................................... 107 3.2. Verwelkoming........................................................................................................ 108 3.3. Voorstelling van het project en de activiteiten van Taak A3 ................................. 108 3.4. Gastsprekers ........................................................................................................... 109 3.5. Voorstel Vlaams eisenpakket ................................................................................. 110 3.6. Discussie................................................................................................................. 110 3.7. Lijst van bijlagen.................................................................................................... 111
Bijlage 1: Samenvattende enquête workshop 18/10/2007 ..................................................... 112 Bijlage 2: Presentaties van begeleidingscommissie 1 en 2 .................................................... 115
OVAM Milieuverantwoord Materiaalgebruik – “Taak A1: Onderzoekscentra in en buiten Vlaanderen inventariseren”
p.6/115
Taak A1 - “De onderzoekscentra in en buiten Vlaanderen inventariseren”
1. Inleiding Het doel van deze taak was om een overzicht op te maken van de verschillende onderzoeks-en kenniscentra in en buiten Vlaanderen, die over en voor Vlaanderen relevante kennis in huis hebben om te zorgen voor de verdere wetenschappelijke onderbouw van milieuprestaties van materialen op gebouwenniveau. Deze actie is een aanvulling van een bestaande inventaris van het federaal onderzoek1 over alle info, (inter)nationaal en gewestelijk, over de berekening van de milieueffecten van materiaalgebruik in de bouw en over de inschatting van het potentieel om de milieueffecten te reduceren. In de volgende hoofdstukken wordt voor elk van de organisaties een overzicht gemaakt van de aanwezige expertise gerelateerd aan milieuprestaties van materialen en gebouwen. Deze oplijsting is gebeurd op basis van beschikbare informatie in jaarverslagen, websites, enz. Hierbij wordt eveneens op een kwalitatieve wijze aangegeven op welke manier deze expertise eventueel een bijdrage zou kunnen leveren aan verbetering van de milieu- en duurzaamheidsprestatie van gebouwen.
1 Studie ter voorbereiding van het federaal beleid inzake bouwproducten en leefmilieu, 2006-2007, WTCB – VITO in opdracht van FOD Leefmilieu
OVAM Milieuverantwoord Materiaalgebruik – “Taak A1: Onderzoekscentra in en buiten Vlaanderen inventariseren”
p.7/115
2. Centre d’étude de Recherche et d’Action en Architecture (CERAA)
Adresse: chaussée de Charleroi 134 B- 060 Bruxelles Tel.: + 32 2 536 09 27 Fax: + 32 2 539 40 69 http://www.ceraa.be/
Algemene informatie CERAA is een vzw die verbonden is aan het Institut Supérieur d’Architecture St-Luc te Brussel. De kernopdrachten van CERAA zijn studie, onderzoek, informatie en actie rond het thema architectuur. Deze vzw is actief sinds 1982 en werkt in opdracht van zowel private als publieke instellingen. De leden ervan zijn leraars die ook professioneel actief zijn in het domein van architectuur en stedenbouw in Brussel en Wallonië.
Expertise i.v.m. milieuprestatie van materialen en gebouwen • Studie over de motivaties onderliggend aan het al of niet kiezen van bepaalde
bouwmaterialen in het kader van de aanvraag tot stedenbouwkundige vergunning in de regio Brussel
• Begeleiding met betrekking tot ecologisch bouwen voor publieke gebouwen • Onwikkeling van een praktische gids voor duurzame bouw- en renovatiewerken voor
kleine gebouwen • Partner in het Europees project Interreg IIIb ‘Encourage’ voor de vermindering van de
ecologische voetafdruk van economische centra in nieuwe Franse, Nederlandse en Engelse steden
• Organisatie van een lescyclus rond het thema “Duurzame ontwikkeling: invloed op architectuur?” waaronder een studiedag “Cyclus van grondstoffen” over duurzame bouwmaterialen
Potentiële bijdrage tot verbetering van de milieu- en duurzaamheidsprestatie van gebouwen • Richtlijnen omtrent ecologisch bouwen • Inzicht in motivatie van consumenten wat betreft de keuze van bouwmaterialen
OVAM Milieuverantwoord Materiaalgebruik – “Taak A1: Onderzoekscentra in en buiten Vlaanderen inventariseren”
p.8/115
3. Centrum Duurzaam Bouwen (CeDuBo)
Marktplein 7 bus 1 B-3550 Heusden-Zolder Tel.: +32 11 51 70 51 Fax: +32 11 57 12 87 www.centrumduurzaambouwen.be [email protected]
Algemene informatie De vzw Centrum Duurzaam Bouwen (kortweg CeDuBo) is een informatie- en coördinatie-centrum gelegen in de voormalige badzaal op de mijnsite te Heusden-Zolder. CeDuBo wil duurzaam bouwen op grote schaal promoten en in de praktijk brengen. Hiervoor organiseert het centrum diverse activiteiten voor een zo groot mogelijk publiek. Eén van deze activiteiten is de permanente tentoonstellingszaal binnenin het gebouw, evenals het gebouw zelf, dat opgevat is als een groot demonstratieproject voor duurzaam bouwen met een waaier van duurzame bouwelementen. Daarnaast wil het CeDuBo dienst doen als coördinatiecentrum om een platform op te richten, dat duurzaam bouwen meer vorm kan geven.
Expertise i.v.m. milieuprestatie van materialen en gebouwen • Actief betrokken bij verschillende Europese projecten in het kader van duurzaam bouwen
(bv.Life equation, CRISP) • Coördinatie van de transitiearena Duurzaam Wonen en Bouwen in Vlaanderen (DuWoBo) • Demonstratieproject en permanente tentoonstelling voor duurzame bouwelementen • Adviesverlening /vormingen omtrent duurzaam bouwen • Oprichting, in samenwerking met de Provincie Limburg en de Bond Beter Leefmilieu, van
het Steunpunt Duurzaam Bouwen Limburg.
Potentiële bijdrage tot verbetering van de milieu- en duurzaamheidsprestatie van gebouwen • Staat dicht bij de particuliere bouwheer en kan zo via adviesverlening en verspreiding van
informatie omtrent duurzame bouwproducten de consument sturen naar meer milieuverantwoord materiaal gebruik
• Kenniscentrum voor duurzaam bouwen draagt bij tot het vergroten van de kennis rond duurzaam bouwen en materiaalgebruik en hierdoor tot een toenemende bewustwording van alle bij het bouwproces betrokken partijen
OVAM Milieuverantwoord Materiaalgebruik – “Taak A1: Onderzoekscentra in en buiten Vlaanderen inventariseren”
p.9/115
4. Ecolas
Kortrijksesteenweg 302 B-9000 Gent Tel: +32 9 241 77 00 Fax: +32 (9) 241 77 01 http://www.ecolas.be/nl/missie/frameset.htm [email protected]
Algemene informatie Ecolas is een milieustudie- en adviesbureau die op nationaal en internationaal vlak bedrijven en overheid helpt om hun milieuprestatie te verbeteren, door het afleveren van wetenschappelijk onderbouwd advies en studies waarbij ook rekening gehouden wordt met de economische en sociale randvoorwaarden.
Expertise i.v.m. milieuprestatie van materialen en gebouwen • MER m.b.t industriële projecten ( bv. deponie van afvalstoffen, fysico-chemische
afvalbehandeling, opslag van gevaarlijke goederen, …) • Ontwikkeling van lange termijn strategieën voor bedrijven m.b.t afval- en emissiepreventie
en beheer ( bv. d.m.v. grond-en hulpstoffenverandering, procestechnologische verandering, eindproductverandering, intern hergebruik,..)
• Milieuaudits, milieuzorgsystemen, en -indicatoren (ISO 14001, EMAS, ISO 14031,…) • Asbestinventarisatie en -sanering van gebouwen • Ontwikkeling van MAMBO (minder afval, meer bedrijfsopbrengsten) - strategie en sofware
i.o.v. OVAM • Vergelijkende studie betreffende de invloed van subsidies op de implementatie van het
huishoudelijk afvalstoffenbeleid in het Vlaamste Gewest • Haalbaarheidstudies en strategie-ontwikkeling voor beleidsontwikkeling van
duurzaamheidsindicatoren • Milieu-economie: beleidsinstrumenten, berekening van milieukosten, …
Potentiële bijdrage tot verbetering van de milieu- en duurzaamheidsprestatie van gebouwen Vanuit zijn ervaring kan Ecolas relevante milieu-aspecten en effecten van bedrijfsactiviteiten in kaart brengen en bijdragen tot het opstellen van lange termijn strategieën voor het verbeteren van de milieuperformantie van (bouw, -materialen) bedrijven. Bovendien kan Ecolas ook bijdragen tot het ontwikkelen van (economische) beleidsintrumenten ter verbetering van de milieuprestatie van gebouwen, en het ontwikkelen van duurzaamheidsindicatoren die concreet informatie kunnen geven over de evolutie van relevante thema’s in het kader van duurzame ontwikkeling.
OVAM Milieuverantwoord Materiaalgebruik – “Taak A1: Onderzoekscentra in en buiten Vlaanderen inventariseren”
p.10/115
5. Environmental Resources Management (ERM)
Meersstraat 138D 9000 Gent Belgium Tel.: +32 9 242 86 40 Fax: +32 9 242 86 49 http://www.erm.com [email protected]
Algemene informatie Environmental Resources Management (ERM) is een consultancy bedrijf op het vlak van milieu, gezondheid en veiligheid. De maatschappij beschikt over meer dan 135 kantoren in over 40 landen en werkt ten dienste van zowel privé als overheidsinstellingen. Dit bedrijf is sinds 1995 actief in België met kantoren in Antwerpen, Brussel en Gent.
Expertise i.v.m. milieuprestatie van materialen en gebouwen • Milieu en veiligheid management systemen. • Sociale en Milieu-impact evaluatie • Lucht-water-, en geluidsproblemen • Duurzaamheidsprogramma’s en rapportage • Advies en innoverende oplossigen met inachtneming van zowel de sociale, economische,
technische, als legale dimensie • Levenscyclus analyse (LCA) studies • Bouwmanagement • Stadsplanning • Afvalbeheer • Haalbaarheidstudies en risicobeheer
Potentiële bijdrage tot verbetering van de milieu- en duurzaamheidsprestatie van gebouwen • LCA studies resulteren in objectieve milieugegevens over bouwproducten. Dit is
noodzakelijk om op een eenduidige manier over milieuverantwoord materiaal gebruik op gebouwniveau te kunnen spreken.
OVAM Milieuverantwoord Materiaalgebruik – “Taak A1: Onderzoekscentra in en buiten Vlaanderen inventariseren”
p.11/115
6. Hogeschool Antwerpen
Hoger Instituut voor Architectuurwetenschappen Henry van de Velde Mutsaardstraat 31 B-2000 Antwerpen Tel.: +32 3 205 61 70 Fax: +32 3 226 04 11 http://www.ha.be [email protected]
Industriële Wetenschappen en Technologie Paardenmarkt 92 B-2000 Antwerpen Tel.: +32 3 213 79 10 Fax: +32 3 231 86 70 http://www.ha.be [email protected]
Algemene informatie Binnen de Hogeschool Antwerpen bestaan er verschillende bouwgerelateerde onderzoeksgroepen, met name Architectuur, Conservatie en Restauratie, en Industriële Wetenschappen-Bouwkunde. Deze laatste onderzoeksgroep richt zich op asfalt en bitumineuze producten, beton en cementachtige materialen en bouwelementen, secundaire bouwmaterialen, duurzaam bouwen, milieu en duurzame ontwikkeling en mechanica van materialen en constructies.
Expertise i.v.m. milieuprestatie van materialen en gebouwen Onderzoekslab bouwkunde: • Onderzoeksprojecten kaderen in hergebruik, innovatie en kwaliteitsverbetering van
materialen en hun toepassing: bv. gedrag van bitumen in asfaltverhardingen met hoge percentages hergebruik, toepassingsmogelijkheden van bitumineuze reststoffen als bindmiddel in gebonden funderingslagen van de wegenbouw, nuttig gebruik van bitumineuze reststoffen uit de dakdichtingssector in de wegenbouw
• Onderzoekslab Architectuur • Ecodesign in Industry: studie naar het potentieel voor milieugerichte productontwikkeling
in Vlaanderen i.o.v. OVAM, met het oog op het bepalen van de mogelijkheden om milieugerichte productontwikkeling te stimuleren in de verschillende industriële sectoren
Potentiële bijdrage tot verbetering van de milieu- en duurzaamheidsprestatie van gebouwen • Dankzij onderzoek naar hergebruik en recyclage kan het gebruik van primaire
grondstoffen gereduceerd worden • Beleidsondersteuning i.v.m stimulering van milieugerichte productontwikkeling in
Vlaanderen
OVAM Milieuverantwoord Materiaalgebruik – “Taak A1: Onderzoekscentra in en buiten Vlaanderen inventariseren”
p.12/115
7. Institut de Conseil et d’Études en Développement Durable, asbl (ICEDD)
Boulevard Frère Orban 4 B-5000 Namur Tel.: +32 81 25 04 80 Fax : +32 81 25 04 90 GSM : 0473 53 09 55 http://www.icedd.be [email protected]
Algemene informatie ICEDD (oorspronkelijk l’Institut Wallon de développement économique et social et d’aménagement du territoire) is een onafhankelijk studie- en onderzoeksbureau dat voornamelijk in opdracht van publieke instellingen werkt, zowel op locaal, regionaal, nationaal als internationaal vlak. Deze vzw is vooral actief op het vlak van gebruik en valorisatie van ruimte, energie en grondstoffen en dit met inachtneming van de economische, milieu, sociale en institutionele dimensies. De activiteiten worden in 3 categorieën onderverdeeld, met name milieu, ruimtelijke ordening en mobiliteit, en energie. De verleende prestaties omvatten o.a. onderzoekstudies, expertiserapporten, beheer en analyse instrumenten, sensibilisatieacties, opleidingen, informatie of raadgeving.
Expertise i.v.m. milieuprestatie van materialen en gebouwen • Evaluatie van de milieu-impacten gebonden aan o.a. economische activiteiten,
bouwstoffenstromen en levenscyclus van producten met het oog op de identificatie en evaluatie van (beleids)maatregelen ter vermindering van die milieu-impacten. Bijvoorbeeld, invloed van de keuze van productieproces, grondstoffen, en afvalverwerking op de milieu-impact (broeikasgasemissies) van bouwmaterialen
• Follow-up van schone technologiëen (clean technologies) • Ontwikkeling en analyse van indicatoren voor het beschrijven van de actuele situatie en
van de evolutie van verschillende economische activiteiten op economisch, sociaal en milieu vlak (Bv. Indicateurs des flux de matières en Wallonie)
• In het kader van beleidsonderzoeken, prospectieve analyse van duurzame productie- en consumptiepatronen (met inachtneming van de milieu-impacten verbonden aan hun levenscyclus), om evaluatiemethodes voor duurzame productie en consumptie te ontwikkelen
Potentiële bijdrage tot verbetering van de milieu- en duurzaamheidsprestatie van gebouwen • Hulp bij de voorbereiding en uitvoering van milieuwetgeving • Inzicht in milieu-evaluatie van bouwmaterialen om van daaruit voorstellen van
maatregelen uit te werken (bv. alternatieve productieprocessen, materiaalkeuze) ter vermindering van de milieu-impact
OVAM Milieuverantwoord Materiaalgebruik – “Taak A1: Onderzoekscentra in en buiten Vlaanderen inventariseren”
p.13/115
8. Institut pour un Développement Durable (IDD) Rue des Fusillés 7
B-1340 Ottignies Tel. : +32 10 41 73 01 Fax : +32 10 41 36 49 http://www.iddweb.eu [email protected]
Algemene informatie De vzw IDD werd opgericht in 1996 door een groep onderzoekers en intellectuelen afkomstig uit verschillende disciplines (economie, sociologie, rechten, klimatografie,...) met als doel een beter inzicht te krijgen in, en oplossingen te zoeken voor de problematiek rond duurzame ontwikkeling in het Franstalig gedeelte van België. Haar opdracht is m.a.w het promoten, het uitvoeren of het verspreiden van onderzoeksprojecten en studies die publieke instellingen en burgers kunnen helpen om duurzame ontwikkeling te vertalen naar een Belgisch project.
Expertise i.v.m. milieuprestatie van materialen en gebouwen • Partner van het onderzoeksproject Consentsus (CONstruction de ScENarios et exploration de
Transitions pour le développement de modes de consommation SoUtenableS) omtrent het ontwikkelen en gebruiken van scenario’s als hulpmiddel voor beleidskeuzes en planning rond het thema duurzame ontwikkeling
• Onderzoek rond ESDD (Evaluations stratégiques sur le développement durable), een systematisch en iteratief proces voor de ex-ante evaluatie van economische, sociale en milieu-impacten van mogelijke beleidsplannen, programma’s en strategische projecten
• Onderzoek over uitstoot van broeikasgassen binnen 3 activiteitsgroepen, waaronder de bouwsector, en over de middelen om die uitstoten te beperken (i.s.m VITO en ICEDD)
Potentiële bijdrage tot verbetering van de milieu- en duurzaamheidsprestatie van gebouwen • IDD heeft algemene kennis i.v.m. duurzame ontwikkeling en ervaring omtrent het
ontwikkelen van scenario’s en de ex-ante evaluatie van de impact van mogelijke beleidsplannen en programma’s. Hierdoor kan IDD bijdragen tot het maken van onderbouwde beleidskeuzes rond het thema milieuverantwoord materiaal in de bouw.
OVAM Milieuverantwoord Materiaalgebruik – “Taak A1: Onderzoekscentra in en buiten Vlaanderen inventariseren”
p.14/115
9. Katholieke Hogeschool Brugge-Oostende
Departement Industriële Wetenschappen en Technologie Campus Oostende Zeedijk 101 B-8400 Oostende Tel.: +32 56 90 00 Fax: +32 59 56 90 01 http://www.khbo.be [email protected]
Algemene informatie De Katholieke Hogeschool Brugge-Oostende bestaat uit vier departementen op twee campussen te Brugge en Oostende. Elk van deze departementen biedt een waaier van opleidingen aan binnen verschillende domeinen. De opleiding Bouwkunde bevindt zich binnen het Departement Industriële Wetenschappen en Technologie. Naast onderwijs stelt dit departement ook onderzoek, ontwikkeling en advies ten dienste van derden. Het onderzoek aan het labo van de afdeling Bouwkunde heeft o.a betrekking op bouwmaterialen. Proeven kunnen o.a bestaan uit proeven op beton, cement, mortels, hout en andere constructie-elementen, het gebruik van secundaire materialen in beton, proeven op bitumen en proeven op bouwmaterialen, zoals hout, metselsteen, kunststoffen en metalen. Het onderzoek aangaande duurzaam bouwen aan de Afdeling Bouwkunde van de Katholieke Hogeschool Brugge-Oostende is vooral toegespitst op het mogelijke gebruik van secundaire grondstoffen.
Expertise i.v.m. milieuprestatie van materialen en gebouwen • Onderzoeksproject RecyMBlok: vervaardiging van metselstenen uit cementgebonden
metselwerk- en mengpuingranulaten • Onderzoeksproject Recycle (recycling construction and demolition waste in cycle lanes):
gebruik van secundaire grondstoffen, in het bijzonder metselwerk- en mengpuingranulaten, bij de aanleg van afgescheiden fietspaden
Potentiële bijdrage tot verbetering van de milieu- en duurzaamheidsprestatie van gebouwen • Technische ondersteuning omtrent de recyclage van bouwproducten (vnl. hergebruik van
cementgebonden metselwerk- en mengpuingranulaten)
OVAM Milieuverantwoord Materiaalgebruik – “Taak A1: Onderzoekscentra in en buiten Vlaanderen inventariseren”
p.15/115
10. Katholieke Universiteit Leuven (K.U.Leuven)
Faculteit Toegepaste Wetenschappen Departement ASRO KAST 00.24 Kasteelpark Arenberg 1 B B-3001 Heverlee Tel: +32 16 32 13 61 Fax: +32 16 32 19 84 http://codubo.asro.kuleuven.be/codubo/ [email protected]
Algemene informatie De Faculteit Toegepaste Wetenschappen van de Katholieke Universiteit Leuven is een wetenschappelijke instelling die o.a. de bouwgerelateerde opleidingen van Burgerlijk Ingenieur Architect (IRA) en Burgerlijk Ingenieur Bouwkunde (IBB) verzorgt. Als antwoord op de toenemende vraag naar onderzoek omtrent een duurzame gebouwde omgeving werd op initiatief van het departement Architectuur, Stedenbouw en Ruimtelijke Ordening (ASRO) een horizontaal samenwerkingsverband, de competentiepool Duurzaam Bouwen, gecreëerd tussen verschillende departementen en onderzoeksafdelingen van de faculteit ingenieurswetenschappen. Een vast team van medewerkers uit het departement ASRO, het departement Bouwkunde en het Energie-instituut van het departement Werktuigkunde vormen de kern van de pool.
Expertise i.v.m. milieuprestatie van materialen en gebouwen • Onderzoeksproject omtrent duurzaam bouwen op vijf schaalniveaus: regio, wijk, gebouw,
gebouwelement en materiaal, en binnen verschillende wetenschapsdomeinen (bv. metaaltechnologie, materialen,...) met transversaal samenwerkingsverband tussen de onderzoeksgroepen
• Deelname aan verschillende projecten omtrent duurzaam bouwen (bv. IFD bouwen) • Coördinatie van het beleidsondersteunend onderzoek project SuFiQuad (optimalisatie van
milieuaspecten, financiële kosten, gebouwkwaliteiten van woningtypologieën in België) • BBF studie i.s.m WTCB en VITO: duurzaamheidsanalyse (met beschouwing van de
volledige levenscyclus) voor Belgische bakstenen
Potentiële bijdrage tot verbetering van de milieu- en duurzaamheidsprestatie van gebouwen • Danzij het interdisciplinair karakter van de competentiepool Duurzaam Bouwen kan
efficiënt ingespeeld worden op vragen naar fundamenteel of toegepast onderzoek omtrent een duurzame gebouwde omgeving.
• Accent op praktijkgericht aanpak: “hoe duurzaam bouwen in de praktijk vertalen?”
OVAM Milieuverantwoord Materiaalgebruik – “Taak A1: Onderzoekscentra in en buiten Vlaanderen inventariseren”
p.16/115
11. MATRIciel
Passage de l'Ergot 1/201 1348 Louvain-la-Neuve Tel.: +32 10 24 15 70 Fax : +32 10 24 15 60 GSM : 0473 53 09 55 http://www.matriciel.be [email protected]
Algemene informatie MATRIciel is een jonge onderneming die raadgeving en studies aanbiedt aan architecten en bouwheren op het vlak van duurzame architectuur voor gebouwen uit de tertiaire sector en wooncomplexen. De dienstverlening gebeurt zowel bij nieuwbouw als renovatie en gaat van de ontwerpfase tot de realisatie. Ook worden zowel technische als economische aspecten, waaronder o.a hulp voor het zoeken van subsidies, geïntegreerd. Bij elk project wordt er ook gestreefd naar een optimale integratie van het gebouw, de bewoner en het milieu in het kader van duurzaam bouwen. Er wordt daarvoor o.a gewerkt rond de thema’s energie, keuze van materialen, afval- en waterbeheer.
Expertise i.v.m. milieuprestatie van materialen en gebouwen • Verschillende aspecten van duurzaam bouwen in de praktijk combineren, rekening
houdend met zowel milieu, economische, politieke als sociale aspecten (inclusief comfort van de gebruiker)
• Bij de projectstart, vorming van bouwvakmensen, technici, gebruiker • De bouwmateriaalkeuze optimaliseren om de productie van verontreinigende stoffen (CO2
en anderen) verbonden aan de fabricage, het transport en het plaatsen van de materialen zoveel mogelijk te beperken
• Materiaalgebonden afval beperken tijdens de bouwfase, renovatie, en sloopfase van het project
• Onderzoek naar praktische alternatieven voor bouwprofessionelen
Potentiële bijdrage tot verbetering van de milieu- en duurzaamheidsprestatie van gebouwen • Door adviesverlening, vertaling van duurzame architectuur in de praktijk
OVAM Milieuverantwoord Materiaalgebruik – “Taak A1: Onderzoekscentra in en buiten Vlaanderen inventariseren”
p.17/115
12. Opzoekingscentrum voor de Wegenbouw (OCW-CRR)
Woluwedal 42 B-1200 Brussel Tel. : + 32 2 775 82 20 Fax : + 32 2 772 33 74 www.ocw.be [email protected]
Algemene informatie Het OCW is een collectief onderzoekscentrum, dat gedeeltelijk door een wettelijk verplichte bijdrage van de aannemers wordt gefinancierd. Het OCW helpt bedrijven en overheid om oplossingen te vinden voor het ontwerp, de bouw en het onderhoud van een efficiënte, veilige en milieuvriendelijke wegeninfrastructuur. De kernactiveiten van het Centrum zijn: toegepast onderzoek verrichten, uitvoering van proeven, informatie verspreiding, technische, organisatorische en documentaire bijstandsverlening, ontwikkeling van software, medewerking aan het vastleggen van regels, voorschriften en normen op nationaal en internationaal niveau en aan certificatie, en hulp bij het opzetten van kwaliteitszorgsystemen in de wegenbouw. Om de concrete invulling van zijn kernactiviteiten zo nauw mogelijk bij de behoeften van de klanten te doen aansluiten, heeft het OCW 7 technische comités opgericht, met name Mobiliteit, Verkeer en veiligheid, Leefmilieu, Betonwegen en bestratingen, Asfaltwegen en andere bitumineuze toepassingen, Beheer van het wegenpatrimonium, Geotechniek en funderingen.
Expertise i.v.m. milieuprestatie van materialen en gebouwen • Verlening van technologische adviseerdienst (TAD) voor alle Belgische bedrijven, en in
het bijzonder de KMO’s, omtrent recycling, milieuzorg en afvalbeheer als weg naar duurzame wegenbouw
• Deelname aan en organisatie van studiedagen, gespecialiseerde werkgroepen en adviescomités omtrent integraal afvalbeheer en recycling voor de bouw
• Onderzoek naar toepassingsmogelijkheden voor puingranulaten in de wegenbouw d.m.v. demonstratieprojecten
• Onderzoek naar toepassingsmogelijkheden in de wegenbouw voor diverse industriële bijproducten en afvalstoffen d.m.v proeven op alternatieve materialen en industriële bijproducten
• Onderzoek naar alternatieve grondstoffen
Potentiële bijdrage tot verbetering van de milieu- en duurzaamheidsprestatie van gebouwen • De kennis omtrent recyclage en valorisatie van bouw- en sloopafval in de wegenbouw
draagt bij tot een vermindering van de milieu-impact van materialen op het einde van hun levensduur.
OVAM Milieuverantwoord Materiaalgebruik – “Taak A1: Onderzoekscentra in en buiten Vlaanderen inventariseren”
p.18/115
13. Rdc environment
Avenue Eugène Plasky 157, bte 8 B - 1030 Brussels Tel.: +32 2 420 28 23 Fax: +32 2 428 78 78 http://www.rdcenvironment.be [email protected]
Algemene informatie Als milieuadvies- en studiebureau is rdc environment sinds 1992 actief in het bestuderen van en zoeken naar oplossingen voor allerhande milieuproblemen alsook de aanpak van een strategie voor duurzame ontwikkeling. Deze organisatie is werkzaam in de drie regio’s en in Europa, zowel voor privé als publieke sectoren.
Expertise i.v.m. milieuprestatie van materialen en gebouwen • Levenscyclusanalyse (LCA) en Kosten-Batenanalyses: o.a ontwikkeling van RangeLCA,
een LCA-berekeningstool, dat toelaat de betrouwbaarheid van de resultaten gevoelig te verbeteren door alle mogelijke situaties in rekening te nemen (verschillende landen, verschillende productiesystemen, …) binnen één model
• Onwikkeling van een methodologie (monetarisatie), die de maatschappelijke implicaties van een project berekent door rekening te houden met de 3 factoren voor duurzame ontwikkeling (economische, sociale en milieutechnische implicaties), wat toelaat om naast het milieu-impact ook de duurzaamheid van een product, een project of een (milieu)beleid te evalueren
• Afvalbeheer: advies om afvalstoffen te verminderen of te behandelen, o.a. door inventarisatie en analyse van de samenstelling van afvalstroom, opstelling van afvalstoffenbeheersplan, uitvoerbaarheidsanalyse van afvalverwerkingsystemen
• Officieel erkend in het Waals Gewest voor het uitvoeren van Milieu-effecten rapportage (MER) studies voor: industriële processen van energieproductie en materiaalverwerking, het beheer van afvalstoffen, het waterbeheer en landbouwbedrijven
• Audits en milieuadvies: bv. advies omtrent afvalvoorkoming op de werf, bijstand van ondernemingen bij het opstellen van een Environmental Management Systeem, audit van de bouwbedrijven, die kandidaat waren voor de ‘Waalse Milieuprijs voor de bouw’ in 2000 en 2002
• Bijstand aan bouwheren voor het behalen van de certificatie “Haute Qualité Environnementale (HQE)” voor nieuwe gebouwen of industriële installaties
Potentiële bijdrage tot verbetering van de milieu- en duurzaamheidsprestatie van gebouwen Uitgebreide kennis in verband met de milieu-impact van bouwmaterialen en gebouwen maken van rdc environment een speler die kan bijdragen in het uitwerken van praktisch toepasbare evaluatiemethodes, maar ook tot het definiëren van milieudoelstellingen.
OVAM Milieuverantwoord Materiaalgebruik – “Taak A1: Onderzoekscentra in en buiten Vlaanderen inventariseren”
p.19/115
14. Resource Analysis
Wilrijkstraat 37 B-2140 Antwerpen Tel.: +32 3 270 00 30 Fax: +32 3 270 00 31 http://www.resource.nl [email protected]
Algemene informatie Resource Analysis (RA), opgericht in 1987, is een onderzoeks- & adviesbureau voor beleidsanalyse, participatieve planning en integraal milieubeheer dat door middel van kwantitatieve en kwalitatieve analyses en geavanceerde beslissingsmethoden en -technieken ondersteuning verleent aan overheidsplanners, beleidsmakers, en bedrijfsmanagers rond water, milieu, mobiliteit, ruimtelijke ordening en regionale economie. De werkzaamheden concentreren zich op strategische analyse en planvorming op het gebied van het integraal water- & milieubeheer en daaraan ondersteunende activiteiten op het gebied van GIS en Remote Sensing, software instrument ontwikkeling, modellering ter ondersteuning van analyse en effectenberekening, ontwikkeling van beslissingsondersteunende systemen (BOS) en rollenspellen.
Expertise i.v.m. milieuprestatie van materialen en gebouwen • Studieopdracht: aanbevelingen voor een optimaal subsidieprogramma inzake eco-
efficiëntie bij Vlaamse kmo’s • Beleidsanalyses gericht op het identificeren, structureren en selecteren van alternatieven
en de begeleiding van het afwegings-en beslissingsproces • Ervaring met open, participatieve plan-en beslissingsprocessen, o.a interactief werk met
doelgroepen via interviews en workshops • I.o.v. OVAM, uitwerking van een begeleidingstraject voor de opzet en uitvoering van een
duurzaam afvalbeleid in Vlaanderen: transitieproces duurzaam materialen beheer • Gebruik van multicriteria-analyse (MCA) in de beleidsplanning en –evaluatie, bv.
Project over de ontwikkeling van een reproduceerbare methodologie voor het bepalen van het relatieve belang van de impact op het leefmilieu van bedrijfsafvalstoffen in Vlaanderen d.m.v MCA
Potentiële bijdrage tot verbetering van de milieu- en duurzaamheidsprestatie van gebouwen • Ondersteuning voor het nemen van onderbouwde beleidsbeslissingen en het uitwerken van
een beleidsplanning tot verbetering van de milieu-en duurzaamheidsprestatie van gebouwen.
OVAM Milieuverantwoord Materiaalgebruik – “Taak A1: Onderzoekscentra in en buiten Vlaanderen inventariseren”
p.20/115
15. Steunpunt Duurzaam Bouwen Limburg
Marktplein 7, bus 1 B-3550 Heusden-Zolder Tel.: +32 11 517 059 Fax: +32 11 571 287 http://www.dubolimburg.be [email protected]
Algemene informatie Het Steunpunt Duurzaam Bouwen Limburg is een samenwerkingsinitiatief van de Provincie Limburg, het Centrum Duurzaam Bouwen en de Bond Beter Leefmilieu met financiële steun van de Europese Unie (Doelstelling II - EFRO). Het steunpunt heeft als doel Limburgse projecten op het vlak van duurzaam bouwen te ondersteunen. Om uitwisseling en samenwerking tussen de projecten te promoten maken de ondersteunde projecten deel uit van een netwerk (het Actieplatform), waar naast de projectdeelnemers ook steeds alle Limburgse architecten, ontwikkelaars, aannemers, installateurs, gemeenten, ... uitgenodigd worden.
Expertise i.v.m. milieuprestatie van materialen en gebouwen • Ondersteuning van diverse projecten omtrent duurzaam bouwen (thesisondersteuning,
stedenbouwkundige, vormings-, stimulerings-, nieuwbouw-, en renovatieprojecten) • Ontwikkeling, samen met de partners en het begeleidingscomité, van de Meetlat
Duurzaam Bouwen, een hulpmiddel,voor professionelen om het "Duurzaam Bouwen Niveau" van een project na te kijken en dat ook gebruikt kan worden als toetsingslijst
• Organisatie van vormingen (o.a. voor installateurs, bouwheren, gemeentes)
Potentiële bijdrage tot verbetering van de milieu- en duurzaamheidsprestatie van gebouwen • Praktisch advies omtrent milieu- en duurzaamheidsprestatie van gebouwen op vlak van:
uitvoering (deelname aan verscheidene bouw/renovatie projecten), evaluatie (meetlat duurzaam bouwen), vorming en onderzoek (thesisondersteuning). Dit draagt zowel bij tot het vergroten van de kennis rond duurzaam bouwen en materiaalgebruik als tot een toenemende bewustwording bij alle partijen die bij het bouwproces betrokken zijn
OVAM Milieuverantwoord Materiaalgebruik – “Taak A1: Onderzoekscentra in en buiten Vlaanderen inventariseren”
p.21/115
16. Universiteit Gent
Laboratorium Magnel Technologiepark Zwijnaarde 904 B-9052 Gent Tel.: +32 9 264.55.35 Fax :+32 9 264.58.45 http://www.labomagnel.ugent.be [email protected]
Centrum voor Duurzame Ontwikkeling Poel 16 B-9000 Gent Tel.: +32 9 264 82 10 Fax: + 32 9 264 83 90 http://cdonet.ugent.be
Algemene informatie De onderzoeksthema’s bouwen en wonen binnen de Universiteit Gent komen aan bod binnen de Faculteit van de Ingenieurswetenschappen. Het onderzoek kan verdeeld worden in een zevental clusters, waaronder architectuur, stedenbouw, bouwkunde, en materiaalkunde. Binnen de universiteit bevinden zich ook verschillende onderzoekscentra, waaronder het laboratorium Magnel voor betononderzoek en het multidisciplinaire Centrum voor Duurzame Ontwikkeling (CDO).
Expertise i.v.m. milieuprestatie van materialen en gebouwen Binnen het labo Magnel: • Onderzoek omtrent de duurzaamheid van bouwmaterialen, de milieu-effecten van
cementgebonden materialen, en beton met gerecycleerde granulaten of bijproducten van industrie (bv. vliegas, hoogovenslakken,...)
• Technologische Adviseerdienst van het IWT m.b.t. “Duurzame en innovatieve cementgebonden materialen”
• Het COD heeft o.a. onderzoeksprojecten rond de thema’s: • Materiaalstromen en voorraadbeheer: bv. Onderzoeksproject i.o.v. VMM omtrent
grondstoffen en materiaalgebruik in het Vlaams socio-economisch systeem. • Duurzaam ondernemen, duurzame productie en consumptie: bv. onderzoek naar de
beoordeling van producten in het kader van duurzame ontwikkeling (rekening houdend met hun volledige levenscyclus) en meer toegepast en beleidsvoorbereidend onderzoek naar de mogelijkheden om meer duurzame productie- en consumptiepatronen te stimuleren
• Transitiemanagement: casus duurzaam bouwen i.o.v. Ministerie van de Vlaamse gemeenschap
Potentiële bijdrage tot verbetering van de milieu- en duurzaamheidsprestatie van gebouwen • Het onderzoek naar innovatieve bouwmaterialen met secundaire grondstoffen draagt bij
tot meer milieuverantwoord materiaalgebruik • Kennis over milieu-impact van bouwmaterialen en beleidsstudies dragen bij tot het
definiëren van beleid dat resulteert in meer milieuverantwoord materiaal gebruik
OVAM Milieuverantwoord Materiaalgebruik – “Taak A1: Onderzoekscentra in en buiten Vlaanderen inventariseren”
p.22/115
17. Université de Liège (ULg)
Administration R&D Place du 20 août, 7 B-4000 Liège Tel.: +32 4 366 54 28 Fax: +32 4 366 55 58 http://www.ulg.be
ArGenco: http://www.argenco.ulg.ac.be/accueil.php CIOR: http://www.ulg.ac.be/cior-fsa/ DSGE: http://www.dsge.ulg.ac.be/
Algemene informatie Aan de Universiteit van Luik wordt het milieu-aspect van duurzame ontwikkeling uitgebreid behandeld binnen het departement “Sciences et Gestion de l’Environnement” van de faculteit Wetenschappen, terwijl het meer specifiek aspect duurzaam bouwen vooral aan de orde komt binnen het departement “Architecture, Géologie, Environnement et Construction (ArGEnCo)” van de faculteit Toegepaste Wetenschappen. ArGenco is onderverdeeld in 6 onderzoekseenheden, met o.a. de eenheden Architecture (Arkhê), Génie Minéral Matériaux et Environnement (GeMME), Transport Logistique Urbanisme Conception (TLU+C). Bovendien is CIOR, laboratoire de Chimie Industrielle van ULg, o.a. actief op het vlak van milieu-impact assesment.
Expertise i.v.m. milieuprestatie van materialen en gebouwen • GeMME: onderzoek i.v.m. karakterisatie, valorisatie, productie, verwerking, en recyclage
van minerale grondstoffen en dit over de verschillende fasen van hun levenscyclus, met als objectief de ontwikkeling van processen of producten die de ontwikkeling van meer performante en milieuvriendelijke materialen mogelijk maken. Onderzoek over hergebruik van afval in de bouwsector en over scheidingstechnieken voor recyclage van bouwmaterialen afval
• TLU+C: o.a. onderzoek over duurzaam stedenbouwkundig ontwerp • Arkhê: o.a. onderzoek over prestatie van gebouwen (o.a. energieprestatie),
levenscyclusanalyse, ecobalans van gebouwen, ontwerptechnieken: bv. Richtlijnen voor architecten; Reflex: een multi-criteria, multi-actor software voor de bepaling van maatregelen ter verbetering van de milieukwaliteit van bestaande gebouwen
• CIOR: milieu-impact studies, LCA, milieu-audits van diverse industriële processsen (bv. karakterisatie van emissies door de cementindustrie en ontwikkeling van fabricage processen met lagere emissies)
Potentiële bijdrage tot verbetering van de milieu- en duurzaamheidsprestatie van gebouwen • De kennis omtrent scheiding en recyclage van bouwmaterialenafval draagt bij tot de
vermindering van de milieu-impact van bouwmaterialen • Op basis van onderzoek naar ontwerptechnieken, de werkwijze van (toekomstige)
architecten sturen in de richting van meer milieu-verantwoord materiaal gebruik
OVAM Milieuverantwoord Materiaalgebruik – “Taak A1: Onderzoekscentra in en buiten Vlaanderen inventariseren”
p.23/115
18. Université Catholique de Louvain-La-Neuve (UCL)
Architecture et Climat Place du Levant 1 B-1348 Louvain-La-Neuve Tel : + 32 10 47 21 42 Fax : + 32 10 47 21 50 http://www-climat.arch.ucl.ac.be [email protected]
Algemene informatie UCL beschikt over een Commissie milieu die als opdracht heeft om de integratie van de dimensie milieu en duurzame ontwikkeling binnen de universiteit te steunen, zowel op het vlak van interne organisatie, opleiding, als onderzoek te steunen. Deze thema’s worden dan ook behandeld in een verscheidenheid van vakken, studieprogramma’s en onderzoeksprojecten doorheen de universiteit. Het specifiek aspect duurzaam bouwen wordt vooral behandeld door Architecture et Climat, een onderzoekscel van het programma architectuur binnen de Faculteit Toegepaste wetenschappen van UCL. Onderzoek binnen deze cel is voornamelijk gericht op het zoeken naar de beste verhouding tussen gebouw, klimaat en bewoner en heeft zich in het verleden dus voornamelijk geconcentreerd op energie en binnenklimaat (o.a. verlichting), maar sinds enkele jaren ook op duurzame architectuur in een meer algemene zin.
Expertise i.v.m. milieuprestatie van materialen en gebouwen • Onderzoek over de integratie van de concepten van duurzame architectuur in het ontwerp
en de uitvoering van gebouwen • Initiator van het ontwerp en de uitvoering van het demonstratieproject Pléiade, een laag
energie-woning op de site van Louvain-la-Neuve • Bijdrage aan het werk “Guide de l’architecture bioclimatique”, een reeks publicaties over
bioklimatische architectuur waarvan één specifiek over duurzaam bouwen • Onderzoek over kalk- en hennepbeton
Potentiële bijdrage tot verbetering van de milieu- en duurzaamheidsprestatie van gebouwen • Vertaling van duurzame architectuur in de praktijk • Onderzoek naar alternatieve materialen kan bijdragen tot nieuwe inzichten i.v.m meer
milieuverantwoord materiaalgebruik
OVAM Milieuverantwoord Materiaalgebruik – “Taak A1: Onderzoekscentra in en buiten Vlaanderen inventariseren”
p.24/115
19. Université Libre de Bruxelles (ULB)
Université Libre de Bruxelles Campus du Solbosch Avenue Franklin D. Roosevelt 50 B-1050 Bruxelles Tel.: +32 2 2 650 21 11 http://www.ulb.ac.be
CEESE http://www.ulb.ac.be/ceese/ [email protected] IGEAT: http://www.ulb.ac.be/igeat/ [email protected]
Algemene informatie Aan de ULB wordt duurzame ontwikkeling vooral behandeld binnen IGEAT, een multidisciplinair onderwijs- en onderzoeksinstituut opgericht in 1993 binnen de Faculteit Wetenschappen. IGEAT heeft als opdracht het bevorderen van een geïntegreerde benadering van milieu en territoriale ontwikkeling in een optiek van respect voor personen, natuur, sociale rechtvaardigheid en duurzaamheid. De instelling is daarvoor onderverdeeld in 11 onderzoekseenheden met een sterk onderling samenwerkingsverband en complementariteit, waaronder o.a. de eenheden Centre d’Études de Développement Durable (CEDD) en Aménagement du Territoire, Environnement et Transport (ATET). Bovendien vormt duurzame ontwikkeling één van de drie strategische assen van de Faculteit Toegepaste Wetenschappen, waaronder het departement ‘Construction et Architecture’ en een onderzoeksthema binnen CEESE (Centre d'études économiques et sociales de l'environnement), een onderzoekseenheid binnen de faculteit van sociologie.
Expertise i.v.m. milieuprestatie van materialen en gebouwen • ATET : interdisciplinaire aanpak voor de evaluatie en voorspelling van de invloed van
menselijke activiteiten (o.a. stedenbouw, transport) op zijn omgeving door middel van verschillende evaluatietools, waaronder milieu-effectstudies
• CEDD: multidisciplinaire studies omtrent de verschillende aspecten van milieu-beleidsmaatregelen met betrekking tot duurzame ontwikkeling, o.a. elaboratie en verwerking van beleidsmaatregelen en socio-economisch, technisch of filosofisch aspect van duurzame ontwikkeling
• CEESE: kwalitatieve en kwantitatieve evaluatie van interacties tussen milieu, economie en gemeenschap: o.a. onderzoek over de kostprijs van milieu en gezondheidschade (externalisatie), winst- en kostanalyse, rendement, levenscyclusanalyse en -inventarisatie, indicators voor duurzame ontwikkeling
Potentiële bijdrage tot verbetering van de milieu- en duurzaamheidsprestatie van gebouwen • Op basis van een interdisciplinaire aanpak de globale impact van gebouwen op hun
omgeving evalueren • Beleidsonderzoek verrichten voor de verbetering van de milieu- en
duurzaamheidsprestatie van gebouwen
OVAM Milieuverantwoord Materiaalgebruik – “Taak A1: Onderzoekscentra in en buiten Vlaanderen inventariseren”
p.25/115
20. Vlaams Instituut voor Bio-Ecologisch bouwen en
Wonen
Grotesteenweg 91 B-2600 Antwerpen-Berchem Tel.: +32 3 218.10.60 Fax: +32 3 218.10.69 www.vibe.be [email protected]
Algemene informatie VIBE is een onafhankelijke vzw met als opdracht de vorming, advies en bewustmaking over gezond en milieuverantwoord bouwen, verbouwen en wonen. Dit instituut is erkend als thematische milieuvereniging en wordt daarom gesubsidieerd door de Vlaamse overheid. Een specialisatie van VIBE vzw is de toepassing van bio-ecologische materialen in de bouw.
Expertise i.v.m. milieuprestatie van materialen en gebouwen • Opstellen van een uitgebreide databank, met informatie over zowel duurzame en bio-
ecologische bouwproducten en diensten als hun leveranciers • Uitgever van het boek “Basiswerk Duurzaam en Gezond Bouwen”, dat informatie
verschaft over de verschillende bio-ecologische bouwmaterialen, de leveranciers en producenten, gezondheidsinformatie aangaande binnenmilieu, voorbeeldprojecten, theoretische achtergrond en een aantal themaspecials
• Tot stand brengen van een label voor professionelen uit de bouwsector, die voldoen aan bepaalde criteria voor ‘duurzaam’ bouwen (o.a. op het vlak van energiebesparing, rationeel waterverbruik en gebruik van bio-ecologische bouwmaterialen)
Potentiële bijdrage tot verbetering van de milieu- en duurzaamheidsprestatie van gebouwen • De kennis over en inventarisatie van bio-ecologische materialen wordt gebruikt om
alternatieve bouwmaterialen te promoten. Dit draagt bij tot een verminderd gebruik van primaire, niet-hernieuwbare grondstoffen
OVAM Milieuverantwoord Materiaalgebruik – “Taak A1: Onderzoekscentra in en buiten Vlaanderen inventariseren”
p.26/115
21. Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek
(VITO)
Boeretang 200 B-2400 MOL Tel: + 32 14 33 55 11 Fax : + 32 14 33 55 9 http://www.vito.be [email protected]
Algemene informatie VITO is een Vlaamse onafhankelijke onderzoeksorganisatie, die ten behoeve van de binnen- en buitenlandse overheid, industrie en KMO’s duurzame technologische ontwikkeling stimuleert door wetenschappelijk onderbouwde adviezen en ondersteuning en door klantgericht contractonderzoek in de domeinen energie, leefmilieu en materialen. Deze instelling is georganiseerd in 7 expertisecentra, met name: energietechnologie, materiaaltechnologie, milieumetingen, milieu -en procestechnologie, milieutoxicologie, teledetectie en aardobservatieprocessen, integrale milieustudies.
Expertise i.v.m. milieuprestatie van materialen en gebouwen • Onderzoek en aanbieding van concrete bijstand omtrent afvalvoorkoming en recyclage
van bouw-en sloopafval. • Vlaams referentiecentrum inzake milieugerichte productontwikkeling en integraal
ketenbeheer, beste beschikbare technieken en schoner produceren • Jarenlange ervaring op het gebied van verzamelen en verwerken van milieugegevens, in
alle domeinen en binnen meerdere onderzoeksgroepen • Nationale en internationale ervaring, zowel op methodologisch vlak als wat het uitvoeren
van specifieke gevalstudies betreft, omtrent de evaluatie van het energie-en grondstoffenverbruik en de milieu-impact van (bouw)producten en processen door LCA, strofstroomanalyse, ecodesign en schoner produceren
• BBF studie i.s.m WTCB en K.U.Leuven: duurzaamheidsanalyse voor Belgische bakstenen met beschouwing van de volledige levenscyclus
• Expertise aangaande beleidsondersteunend onderzoeken over milieu-impact van materialen zowel op Europees, nationaal (FOD leefmilieu) als regionaal (OVAM) vlak
Potentiële bijdrage tot verbetering van de milieu- en duurzaamheidsprestatie van gebouwen • Overheid en industrie helpen om de beschikbare wetenschappelijke kennis en inzichten
bruikbaar te maken voor hun beleid en beslissingen inzake milieuverantwoord materiaalgebruik voor gebouwen
• Levenscyclus gerichte evaluatie van de milieu-impact van bouwmaterialen en processen vergroot de objectieve kennis, nodig om op onderbouwde manier te spreken over milieuverantwoord materiaalgebruik
OVAM Milieuverantwoord Materiaalgebruik – “Taak A1: Onderzoekscentra in en buiten Vlaanderen inventariseren”
p.27/115
22. Wetenschappelijk en Technisch Centrum voor het Bouwbedrijf (WTCB-CSTC)
Lozenberg 7 B-1932 St-Stevens-Woluwe Tel: +32 (0)2 7164211 Fax : +32 (0)2 7253212 http://www.cstc.be [email protected]
Algemene informatie Het WTCB is een particuliere onderzoeksinstelling ten behoeve van de Belgische bouwsector, die mede door een wettelijk verplichte bijdrage van de aannemers wordt gefinancierd en die ten dienste staat van bouwbedrijven, industrie, ontwerpers en openbare besturen. Het WTCB heeft drie hoofdopdrachten, namelijk het verrichten van wetenschappelijk en technisch onderzoek ten behoeve van zijn leden, het verlenen van technische voorlichting, bijstand en advies en het bijdragen tot de algemene innovatie en ontwikkeling in de bouwsector, met name door middel van contractonderzoek op aanvraag van de industrie en de overheid. De diverse activiteiten van het WTCB omtrent milieubewust en duurzaam bouwen zijn sinds 2001 gegroepeerd in het labo ’Duurzame ontwikkeling’.
Expertise i.v.m. milieuprestatie van materialen en gebouwen • Reeds vanaf de jaren 70 een voortrekker aangaande leefmilieu en recyclage • Onderzoekt de verschillende aspecten van duurzaam bouwen en wonen, waaronder
duurzame en milieuvriendelijke bouwmaterialen, milieuvriendelijke bouw- en renovatiemethoden; beheer, recyclage en hergebruik van bouw- en sloopafval
• Beschikt over uitgebreide informatie in verband met duurzaam bouwen in binnen- en buitenland
• Heeft onderzoek verricht omtrent genormaliseerde evaluatie-methodologieën (o.a. LCA) voor het bepalen van milieu-impact van bouwmaterialen en bouwwerken.
• Speelt een vooraanstaande rol in verschillende Europese projecten omtrent duurzaam bouwen (bv. LEnSE, Presco, CRISP)
• Sectorale opperator voor zowel ISO als CEN normalisatie activiteiten omtrent duurzaam bouwen, o.a. CEN TC 350, CEN TC 351 en ISO TC 59 (SC 17)
• BBF studie i.s.m VITO en K.U.Leuven: duurzaamheidsanalyse voor Belgische bakstenen met beschouwing van de volledige levenscyclus
Potentiële bijdrage tot verbetering van de milieu- en duurzaamheidsprestatie van gebouwen • Dankzij onderzoek omtrent het ontwikkelen van een evaluatie-methodologie voor het
bepalen van de milieu-impact van gebouwen, wordt belangrijke kennis opgebouwd. Dit is nodig om tot een wetenschappelijk onderbouwde evaluatiemethode te komen voor het milieuverantwoord materiaalgebruik in gebouwen.
• De ervaring in Europese en nationale projecten, maar ook de actieve deelname in de standaardisatiecommissies rond duurzaam bouwen, vormen een goede basis voor het mee ondersteunen van de uitwerking van een Vlaams beleid.
OVAM Milieuverantwoord Materiaalgebruik – “Taak A2: Een voorstel formuleren over het samem- brengen van de huidige kennis in een centrale databank”
p.28/115
Taak A2 - “Een voorstel formuleren over het samenbrengen van de huidige kennis in een centrale databank”
1. Inleiding Een eerste basisvoorwaarde voor het correct toepassen van een milieuevaluatie op gebouwniveau is dat er voldoende betrouwbare gegevens beschikbaar zijn over de toegepaste materialen en processen (o.a. transport naar werf, constructie) die in de bouwpraktijk gehanteerd worden. Het resultaat van deze taak is een analyse van de mogelijkheden, beperkingen en voorwaarden voor een centrale databank met milieu-informatie van bouwproducten en -materialen, en daaruitvolgend een voorstel voor de opzet en organisatie voor een dergelijke databank. Deze taak is opgesplitst in vier deeltaken die achtereenvolgens in de volgende paragrafen zullen uitgewerkt worden, na een kort hoofdstuk met een aantal inleidende begrippen: 1. Analyse van bestaande buitenlandse systemen voor het verzamelen van milieu-informatie
over bouwmaterialen; 2. Studie van de aard van de milieu-informatie die kan worden opgenomen in een centrale
databank van bouwproducten; 3. Analyse van de mogelijke integratie van andere/bestaande databanken; 4. Evaluatie van de mogelijkheden om prestatievoorschriften te gebruiken in de context van
milieuverantwoord materialengebruik en evaluatie van de impact hiervan op de centrale databank.
Vervolgens worden een aantal voorstellen geformuleerd en geëvalueerd op hun voor-en nadelen. Naast een voorkeurroute worden telkens ook een of meerdere alternatieve routes gegeven. Tenslotte worden nog een aantal bijkomende discussiepunten opgelijst waarover verder overleg gewenst is.
OVAM Milieuverantwoord Materiaalgebruik – “Taak A2: Een voorstel formuleren over het samem- brengen van de huidige kennis in een centrale databank”
p.29/115
2. Inleidende begrippen In dit hoofdstuk worden kort een aantal begrippen toegelicht die vaak gebruikt worden wanneer men het heeft over milieu-informatie over bouwproducten en het bepalen van de milieu-impact op gebouwniveau. Een goed begrip hiervan is noodzakelijk voor de verdere bespreking van de opzet van een centrale databank met milieu-informatie.
2.1. LCI en LCA gegevens Voor het uitwerken van de Vlaamse afwegingsmethode voor het bepalen van de materialengerelateerde milieu-impact van gebouwen zullen vooral de LCI (life cycle inventory) en de LCA (life cycle assessment) gegevens, en EPDs (Environmental Product Declarations) de basis vormen. Om enige verwarring te voorkomen worden de verschillende termen hieronder kort beschreven. Als voorbeeld wordt telkens gebruik gemaakt van aluminium raamkozijnen. Uiteraard hadden houten kozijnen of PVC kozijnen evenzeer als voorbeeld kunnen dienen.
2.1.1. Life Cycle Inventory (LCI) gegevens LCI gegevens zijn het resultaat van een compilatie van alle milieugerelateerde inputs en outputs van een bepaald productsysteem over zijn ganse levenscyclus. Met inputs wordt bedoeld het verbruik aan grondstoffen en energie, en met outputs wordt gerefereerd naar emissies (naar water, lucht, bodem), afval, andere outputs (zoals warmte die vrijkomt). Voorbeeld: aluminium kozijnen. Typische LCI gegevens voor aluminium kozijnen zijn bijvoorbeeld de hoeveel grondstoffen voor de productie ervan (o.a. bauxiet), energie voor productie (o.a. elektriciteit, stookolie), emissies naar lucht tijdens productie (o.a. CO2, SOx), emissies naar water (o.a. NOx), afval dat vrijkomt tijdens ontginning van grondstoffen, transport ervan naar de fabriek en productie van de kozijnen.
2.1.2. Life Cycle Assessment (LCA) gegevens Life cycle assessment, afgekort LCA, is een instrument om tot milieugerichte productinformatie te komen (LCA data) en tot objectieve evaluatiecriteria en beleidsondersteunende middelen. Door LCA te gebruiken kunnen potentiële milieu-impacten over de volledige levenscyclus van de product systemen in kaart gebracht worden. LCI gegevens zijn de uitgangsbasis om LCA gegevens te berekenen. Het resultaat van de inventarisatie is een lange lijst van gegevens (LCI gegevens), een oplijsting van de verschillende milieu-ingrepen tijdens de ganse levenscyclus van een product (uitstoot van emissies, gebruik grondstoffen, enz.). LCA gegevens daarentegen zijn een maat voor de impact die dergelijke ingrepen met zich meebrengen. Bij het beoordelen van de impact (“impact analyse” fase) worden de grondstoffen- en energieverbruiken en de emissies die tijdens de inventarisatiefase gekwantificeerd werden, geaggregeerd en geëvalueerd. Dit houdt in dat de gegevens uit de inventarisatie gerelateerd worden aan specifieke milieu-impacten of
OVAM Milieuverantwoord Materiaalgebruik – “Taak A2: Een voorstel formuleren over het samem- brengen van de huidige kennis in een centrale databank”
p.30/115
milieuschadecategorieën (bijv. CO2-emissies worden vertaald naar een bijdrage tot het broeikaseffect, emissies van SO2 en NOx worden vertaald naar een verzurend effect). De voornaamste doelstellingen van de impact analyse uit een LCA zijn: • het beschrijven en evalueren van de omvang en de significantie van de potentiële milieu-
impacten van een productsysteem; • het aggregeren van de informatie uit de inventarisatiestap om interpretatie van de
resultaten van de studie te vereenvoudigen. Bij het beoordelen van de impacten (“impact assessment” fase) worden de grondstoffen- en energieverbruiken en de emissies die tijdens de inventarisatiefase gekwantificeerd werden, geaggregeerd en geëvalueerd. Het resultaat daarvan stelt het milieuprofiel van een bepaald product (systeem) voor over zijn ganse levenscyclus, dus van wieg-tot-graf. Een fictief voorbeeld van dergelijk milieuprofiel is weergegeven in figuur 1.
-100
-80
-60
-40
-20
0
20
40
60
80
100
Fossil f
uels
Minerals
Acidific
ation/ E
utrophica
tion
Ecotoxic
ity
Ozone l
ayer
Climate
chan
ge
Resp. in
organ
ics
Resp. o
rgan
ics
Carcinogen
sRel
atie
ve b
ijdra
ge (%
)
Winning grondstoffen Transport grondstoffen naar fabriek Productiefase
Verpakking Transport naar klant Gebruik
Transport naar EOL EOL behandeling
Figuur 1: Fictief milieuprofiel van een bepaald product
Dit milieuprofiel toont aan welke stappen uit de levenscyclus van wieg-tot-graf een belangrijke bijdrage hebben tot de verschillende milieuschade-categorieën. Voor elke milieu-impact categorie is de totale bijdrage van het product telkens op 100% gezet in de figuur en is de relatieve bijdrage van de verschillende deelprocessen zichtbaar. Er bestaan diverse methoden om de milieu-effecten van producten te analyseren. De Eco-Indicator 99 methode 2 voor de impactanalyse wordt vaak gebruikt. Deze methode is een algemeen wetenschappelijk onderbouwde en aanvaarde methode in de LCA-wereld. Het is dus duidelijk dat een LCA milieuprofiel verder moet gaan dan een vertaling van de LCI data bij productie: de gebruiksfase over de hele levensduur van het bouwelement zal dikwijls 2 Goedkoop et al., 2000 - The Eco-Indicator 99: A damage oriented method for Life Cycle Impact Assessment Methodology Report, PRé Consultants, the Netherlands
OVAM Milieuverantwoord Materiaalgebruik – “Taak A2: Een voorstel formuleren over het samem- brengen van de huidige kennis in een centrale databank”
p.31/115
belangrijker zijn. Bvb. voor ramen zullen de isolatiewaarde, de luchtdichtheid en de levensduurverwachting meer bepalend zijn voor de globale milieu-impact op gebouwniveau dan het productieproces. Voorbeeld: Aluminium kozijnen. De vertaling van de LCI data (milieu-ingrepen) naar milieu-impacten categorieën, zoals de bijdrage aan het broeikaseffect (omwille van o.a. de uitstoot aan CO2 tijdens de productie van de kozijnen), de bijdrage aan de uitputting van fossiele grondstoffen door bijvoorbeeld het gebruik van ruwe olie in het productie proces, of bij de winning van het bauxiet. Het resultaat van deze vertaling is het LCA milieuprofiel van de aluminium kozijnen.
2.1.3. EPD (Environmental Product Declarations) Environmental Product Declarations (EPDs) zijn één van de mogelijke manieren om de resultaten van een LCA studie (LCA data) op een gestandaardiseerde manier te communiceren naar het brede publiek (zie verder – Milieuverklaring Type III). Indien we in het vervolg van dit project spreken over EPDs, duidt dit indirect ook op LCAs. Een EPD is eigenlijk een gestandaardiseerde manier om het milieuprofiel van een bouwproduct voor te stellen. Daarnaast kan in een EPD ook andere milieu-informatie ter beschikking worden gesteld die niet standard in een LCA aan bod komen, zoals bijvoorbeeld informatie over de isolatiegraad, geluidswerendheid, enz. Voorbeeld: Aluminium kozijnen Afhankelijk van het type van EPD programma (Deens, Frans, enz.) worden de LCA resultaten van de aluminium kozijnen voorgesteld in een typisch EPD format. Meestal start deze EPD informatie fiche met een algemene bondige beschrijving van het product en van de processen die werden meegenomen in de analyse. Vervolgens wordt het milieuprofiel voorgesteld (bijdrage van de aluminium kozijnen aan de verschillende milieu-impact categorieën die door het specifieke EPD programma werden gedefinieerd). Dit is vergelijkbaar met het fictief milieuprofiel zoals voorgesteld in Figuur 1. Tenslotte kan de EPD ook informatie bevatten over de gebruiksfase (bv. onderhoudsfrequentie), en de einde-levensduur fase (mogelijk tot recyclage, enz.).
2.2. Milieuverklaringen Type I, Type II en Type III De norm ISO 14020 “Environmental labels and declarations” legt de algemene principes voor milieulabels en verklaringen voor producten en diensten vast. Volgens ISO 14020 is een milieulabel of milieuverklaring een soort claim die aangeeft welke milieuaspecten verbonden zijn met een product of dienst. Er bestaan drie types milieulabels en -verklaringen; elk van deze types wordt hierna kort toegelicht.
2.2.1. Type I – Labels Milieulabels van het type I zijn volgens de norm ISO 14021 gebaseerd op criteria vastgelegd door derden. De criteria slaan in principe op de verschillende milieuaspecten en milieu-impacten, en houden rekening met de volledige levenscyclus van het product. Het is echter niet noodzakelijk de LCA-methodologie die gebruikt wordt om het label toe te kennen. Labels kunnen toegekend worden door overheidsinstanties of door private, niet-commerciële organisaties. Hun voordeel is dat ze duidelijk de goede milieuprestaties van een bepaald
OVAM Milieuverantwoord Materiaalgebruik – “Taak A2: Een voorstel formuleren over het samem- brengen van de huidige kennis in een centrale databank”
p.32/115
product illustreren zonder veel details te geven. Daarom worden ze vrij veel toegepast voor relatief goedkope verbruiksgoederen, waarbij de beslissing tot aankoop snel genomen wordt. De bekendste labels van toepassing op bouwmaterialen in België zijn het Europese Ecolabel (EU Flower, voor harde vloerbedekkingen verf en vernis voor binnenhuis, smeermiddelen (o.a. bekistingsolie) en warmtepompen), het FSC en PEFC label, de Duitse ‘Blauwe Engel’, de ‘Nordic Swan’ of nog het ‘Nature Plus label’. Elk van de productlabels werkt met eigen onderverdelingen in productcategorieën. Blauwe Engel bijvoorbeeld omvat meer dan 80 productgroepen, waarvan er verschillende gerelateerd zijn aan de bouwsector, vb. vezelplaten, vloerbedekkingen, houten panelen, vloer- en wandbekleding, verven en vernissen, bitumen dakdichtingen, enz. De producten met het Nordic Swan label zijn onderverdeeld in 61 categorieën, waarvan 11 gerelateerd aan de bouw (o.a. gips- en vezelplaten, duurzaam hout, verwarmingsinstallaties, ramen, vloerbedekking, ...). In 2006 waren er 24 productcategorieën binnen het Nature Plus label (o.a. verf, isolatiemateriaal, dakpannen, linoleum, …) met in totaal 65 producten, waarvan er 35 in België verkrijgbaar zijn. Eén enkele wordt ook in België geproduceerd.
2.2.2. Type II – Verklaringen De norm ISO 14024 legt vast aan welke eisen verklaringen van type II moeten voldoen. Het gaat hier om milieuclaims die de producent of verdeler naar voren schuift en die in de meeste gevallen slechts op één milieuaspect betrekking hebben. Er zijn veel voorbeelden van dergelijke verklaringen, een van de meest bekende is vermoedelijk “vervaardigd van x % gerecycleerde materialen”. De ISO norm beschrijft een aantal termen die in deze verklaringen veelvuldig voorkomen. Composteerbaar, degradeerbaar, demonteerbaar ontwerp, lange levensduur, gerecupereerde energie, recycleerbaar, recyclagegehalte, energiezuinig, grondstoffenbesparend, waterbesparend, herbruikbaar, herlaadbaar, hernieuwbaar, afvalbesparend enz. worden gedefinieerd; tevens wordt aangegeven in welke gevallen ze van toepassing zijn. Doordat het om verklaringen van de producent of verdeler gaat en er geen sprake is van certificatie of verificatie door derden, genieten ze slechts een geringe geloofwaardigheid. Daarenboven bieden ze niet zoveel informatie aan; het betreft immers maar één milieuaspect dat in de kijker gezet wordt.
2.2.3. Type III – Verklaringen of informatiefiches Type III milieuverklaringen of EPDs (Environmental Product Declarations) geven kwantitatieve informatie over de milieu-impact van producten tijdens hun volledige levenscyclus. De informatie wordt verschaft door de producent of verdeler, maar dient geverifieerd te worden door een onafhankelijke derde partij. De informatie is meestal gebaseerd op een LCA, uitgevoerd volgens de ISO 14040 reeks, maar kan ook aspecten omvatten die niet uit een LCA voortkomen, bijvoorbeeld bepaalde voorzorgen ten aanzien van gevaarlijke bestanddelen of informatie over de bestanddelen van het product. Voor type III verklaringen moet een minimale set van parameters voor een bepaalde productgroep worden vastgelegd. Er zijn ook minimale vereisten voor de voorstelling van inventarisatiegegevens en voor de interpretatie. Een voorbeeld van een milieuverklaring type III wordt gegeven in bijlage bij dit rapport.
OVAM Milieuverantwoord Materiaalgebruik – “Taak A2: Een voorstel formuleren over het samem- brengen van de huidige kennis in een centrale databank”
p.33/115
Het maken van een vergelijking tussen producten maakt geen deel uit van de verklaring, het is aan de gebruiker om zelf zijn conclusies te trekken aan de hand van de verschafte informatie. Belangrijk hierbij op te merken is dat de vergelijking van milieuprofielen op materiaal- of productniveau binnen de bouwsector meestal niet de meest geschikte oplossing is. De vergelijking dient immers te gebeuren op het niveau van technisch gelijkwaardige gebouwcomponenten of op gebouwniveau. Via de evaluatie van verschillende scenario’s kan men dan de effecten van de keuze voor het ene of andere bouwmateriaal bepalen. Belangrijk te vermelden is dat momenteel, binnen CEN TC350 “Sustainability of Construction Works” gewerkt wordt aan een Europese standaard voor het opstellen van EPDs voor bouwproducten. Deze standaard zal de regels beschrijven waaraan alle, volgens de standaard opgestelde EPDs zullen moeten voldoen, om zo de vergelijkbaarheid van EPDs binnen Europa te bevorderen.
3. Analyse buitenlandse systemen In het buitenland bestaan reeds verschillende databanken met milieuprofielen of EPDs van materialen. Daarnaast bestaan er ook databanken met LCI gegevens, zowel publiek (vb. ELCD databank) als commercieel (vb. Eco-Invent). Tenslotte hebben ook de milieulabels meestal een databank van producten waaraan het label is toegekend (vb. Europees Ecolabel). Voor de uitbouw van een centrale databank met milieu-informatie zijn vooral de bestaande EPD databanken en de LCI databanken interessant. Op de LCI databanken wordt verder ingegaan in hoofdstuk 4.1.3 Publieke LCI data. De bestaande EPD databanken zijn meestal niet onmiddellijk gelinkt aan een milieu-evaluatiemethode op gebouwniveau, maar zijn in de eerste plaats bedoeld als communicatiemiddel. Voor de uitbouw van een centrale milieudatabank in Vlaanderen kan heel wat geleerd worden uit deze buitenlandse ervaringen. Onderstaande tabel geeft een kort overzicht van de bestaande initiatieven.
INIES (Frankrijk) • Online databank van EPDS voor bouwproducten • EPDs voor specifieke producenten of voor vakverenigingen
(generieke EPDs) • EPDs bevatten ook informatie over gezondheid • 75 EPDs verdeeld over 18 productgroepen. Deze hebben
betrekking op meer dan 500 verschillende bouwproducten, omwille van de generieke EPDs.
MRPI - Milieurelevante Productinformatie (Nederland) • Online databank (beschermd) • Gezamenlijk initiatief van industrie & overheid • EPDs voor producenten van bouwproducten, individueel of
gezamenlijk • EPDs voor producten van in totaal een 100-tal producenten
OVAM Milieuverantwoord Materiaalgebruik – “Taak A2: Een voorstel formuleren over het samem- brengen van de huidige kennis in een centrale databank”
p.34/115
BRE Environmental Profiles (Groot-Brittannië) • Online databank van EPDs met deels publieke informatie en deels
afgeschermde informatie • Zowel materialen als gebouwelementen • Combinatie van producent-specifieke gegevens en producenten-
gegroepeerde gegevens (generieke EPDs) • Meer dan 250 milieuprofielen voor materialen en elementen
EPD® (Zweden/Italië) • Online databank van EPDs, niet alleen voor bouwproducten • Alleen producent-specifieke EPD’s • Specifieke richtlijnen beschikbaar voor elke productgroep • 17 productgroepen, waarvan er 4 ook bouwproducten bevatten
Tabel 1: Overzicht van bestaande databanken uit de bouwsector met milieu-informatie over producten en materialen
Het is belangrijk om een overzicht te hebben van de bestaande buitenlandse initiatieven en te leren van de ervaringen die daar werden opgedaan. Er moet wel voorzichtig omgesprongen worden met de informatie die daarin verwerkt zit. Zo kan de basisinformatie verschillen van land tot land. De bouwcultuur en de productypes kunnen verschillen van land tot land. Bijvoorbeeld voor buitenwanden geldt dat niet alle landen bouwen met een spouwmuur. In functie van de bouwwijze kunnen bijgevolg de formaten van baksteen bijvoorbeeld verschillen van land tot land.
4. Verkenning van de uitbouw van een centrale databank Om de materiaalgerelateerde milieuprestatie van een gebouw te kunnen bepalen is een eerste voorwaarde voor evaluatie op gebouwniveau dat er voldoende betrouwbare gegevens beschikbaar zijn over de toegepaste materialen enerzijds en processen (transport, constructie, …) in de bouwpraktijk anderzijds. Momenteel is er informatie over bouwproducten beschikbaar in vele verschillende typen en vormen. Aan de ene kant is er de milieu-informatie: EPDs, labels, verklaringen van de producent zelf, LCI gegevens, LCA-gegevens, enz. Aan de andere kant is er de meer ‘technische’ informatie zoals onder meer vervat in technische fiches, bouwtechnische keurmerken zoals BENOR en de Technische Goedkeuringen (ATG) en de lambda-waarde en rendementen van installaties om de energieprestatie van een gebouw of een gebouw-element te kunnen bepalen. De bedoeling van deze taak is om een voorstel uit te werken om bestaande data en informatie te verzamelen in een structuur of beter gezegd een databank. Deze databank beoogt enerzijds om beschikbare gegevens op een duidelijke en overzichtelijke manier te presenteren naar de buitenwereld, zijnde de bouwprofessionelen en het grote publiek. Anderzijds is dergelijke databank en structuur (indien ze voldoende kwaliteitsvolle gegevens bevat) ook zeer zinvol en bruikbaar als basis voor de milieu-evaluatie op gebouwniveau en voor het instrument dat deze evaluatie zal uitvoeren. Bij de opzet van een centrale databank zijn volgende aspecten aan de orde:
OVAM Milieuverantwoord Materiaalgebruik – “Taak A2: Een voorstel formuleren over het samem- brengen van de huidige kennis in een centrale databank”
p.35/115
• de inhoud (welke gegevens moeten/kunnen in de databank worden opgenomen, en op tot op welk niveau, enz.)
• de structuur (nodig om o.a. op eenvoudige wijze gegevens te klasseren en terug te vinden)
• de invulling en randvoorwaarden (op welke manier worden de gegevens voor de databank verzameld en opgevraagd, interactie met andere initiatieven, welke stukken zijn openbaar, presentatie van gegevens, enz.)
• de organisatie en het beheer (hoe en door wie wordt de databank onderhouden, welke ‘links’ zijn er met andere systemen en databanken)
4.1. Inhoud Welke gegevens moeten/kunnen in de databank worden opgenomen, en tot op welk niveau? Moet de databank een dubbele rol vervullen of zal ze enkel gebruikt worden om de te ontwikkelen milieu-evaluatiemethodologie te kunnen operationaliseren? De inhoud van de databank is sterk afhankelijk van de antwoorden op deze vragen en is bijgevolg gerelateerd aan het beoogde gebruik en het doelpubliek van de databank. Mogelijke doelgroepen voor een centrale databank met milieu-informatie zijn: • Het grote publiek: geïnteresseerde bouwconsumenten gaan op zoek naar
milieugerelateerde informatie over bouwproducten bij het bouwen of verbouwen van een woning. Zij hebben nood aan duidelijke en eenvoudige informatie. Milieulabels zijn hiervan een voorbeeld, zij geven op een eenvoudige manier aan of een product voldoet aan een aantal specifieke criteria.
• Bouwprofessionelen: ook de professionelen (architect, studiebureau, materiaalleverancier, aannemer, gespecialiseerde consultants voor milieu, sociale huisvestingsmaatschappijen) zijn mee betrokken met een toegenomen milieubewustzijn in hun activiteiten. Bij het uitwerken en/of realiseren van bouwprojecten, gaan ook zij daarom op zoek naar milieu-informatie over bouwproducten en –processen. Zij hebben de nodige kennis om meer complexe en meer gedetailleerde informatie te verwerken. Voor hen is het ook van belang om, naast de milieu-informatie, ook gemakkelijk toegang te vinden tot de technische gegevens van bouwproducten, zodat zij alle aspecten in overweging kunnen nemen bij de keuze of het voorschrijven tussen producten en materialen. De bouwprofessionelen vormen een zeer grote doelgroep voor de centrale databank, er moet dus zeker voldoende rekening gehouden worden met hun noden bij de uitbouw ervan.
• Architecten/studiebureaus: naast de hierboven beschreven algemene vraag van bouwprofessionelen voor milieu-informatie, hebben de architecten/studiebureaus een nood aan goede gegevens als er op Vlaams niveau een milieu-evalutatiemethode zou uitgewerkt worden. Dit is niet alleen informatie over de producten zelf, maar even goed ondersteunende informatie over processen, gegevens over bijvoorbeeld levensduur, enz.
• Gespecialiseerde consultants/studiebureaus/onderzoekscentra: het milieu is in de bouwsector de laatste jaren ook een belangrijk onderzoeksthema geworden. Zowel om de kennisopbouw in het algemeen te ondersteunen, als om innovatie rond milieuthema’s te stimuleren, is het beschikbaar zijn van betrouwbare milieu-informatie van groot belang.
Indien we ervan uit gaan dat de database inderdaad een dubbele rol dient te vervullen (communicatie middel over milieu relevante aspecten m.b.t. bouwmaterialen en bouwproducten naar breed publiek), en tevens een baken van gegevens die als input zullen
OVAM Milieuverantwoord Materiaalgebruik – “Taak A2: Een voorstel formuleren over het samem- brengen van de huidige kennis in een centrale databank”
p.36/115
dienst doen voor de nog te ontwikkelen afwegingsmethode) dan zou de inhoud van een centrale databank mogelijk volgende elementen kunnen bevatten: • Product- en elementinformatie (o.a. LCA data of EPDs) • Informatie over productlabels (o.a. Europees Ecolabel, Blauwe Engel, NaturePlus label,
enz.) • Technische gegevens voor LCA-scenario’s (o.a. scenario’s m.b.t. levensduur,
transportafstanden of einde levensduur met recycling en verwijdering, gegevens betreffende gebruiksperformantie zoals isolatiewaarde, akoestische performantie, lekdichtheid, evolutie in de tijd , declaraties in het kader van de CE-markering, …)
• LCI data Het is duidelijk dat de dubbele rol die de databank zal spelen (communicatie van milieu-informatie enerzijds en bron van gegevens voor berekeningen op gebouwniveau anderzijds), zich ook zal/moet weerspiegelen in de toegangsvoorwaarden van de databank. De databank zal enerzijds bestaan uit een soort van open gedeelte (communicatie) waarin onder andere productinformatie (milieu, technisch,…) zal worden ondergebracht zodat architecten, consumenten, … deze kunnen raadplegen. Daarnaast zal een deel van de informatie afgeschermd worden: dit is meer technische informatie zoals gegevens voor scenario’s (zie onder) of LCI data die door een berekeningstool kunnen worden gebruikt. Deze naakte data op zich zal van weinig nut zijn voor de bouwprofessioneel; de bijhorende afwegingsmethode voor het bepalen van de milieu-impact, die gebruik zullen maken van de gegevens is uiteraard wel van groot belang voor hen.
4.1.1. Product- en elementinformatie Om een evaluatie op gebouwniveau te kunnen uitvoeren, is uiteraard in de eerste plaats informatie vereist over de producten die in het gebouw worden toegepast. Zoals reeds aangehaald, is het opportuun om naast milieugegevens (Type I-III en LCA-data) ook technische gegevens mee te nemen, zoals bijvoorbeeld levensduur (voor LCA-berekeningen) en technische goedkeuringen. De centrale databank is immers bedoeld om aan zowel bouwprofessionelen als consumenten milieu-informatie over bouwproducten en –elementen aan te bieden. Waar consumenten eerder op zoek gaan naar eenvoudige en beknopte milieu-informatie, bijvoorbeeld door middel van milieulabels, zullen bouwprofessionelen ook behoefte hebben aan meer gedetailleerde, en technisch gerelateerde informatie. De databank zal daarom bij voorkeur volgende informatie bevatten: 1. Verklaringen van milieugegevens:
• Type I – Labels (bv. Europees Ecolabel, Blauwe Engel, enz.); • Type II – Eigen verklaringen (bv. mijn product bestaat uit 30% gerecycleerd
materiaal); • Type III – Environmental product declarations of EPDs (of LCA gegevens).
2. Technische gegevens • Levensduur van bouwproducten • Bouwtechnische keurmerken zoals BENOR en Technische goedkeuringen (ATG) • Technische gegevens zoals bv. de lambda-waarde voor EPB-berekeningen,
gebruiksperformantie 3. Prestatievoorschriften: informatie en voorbeelden
OVAM Milieuverantwoord Materiaalgebruik – “Taak A2: Een voorstel formuleren over het samem- brengen van de huidige kennis in een centrale databank”
p.37/115
Deze gegevens kunnen per product (met elk een uniek nummer of ID) worden verzameld en in kolommen worden ondergebracht. De manier waarop de producten zelf worden geordend wordt besproken in het hoofdstuk Structuur. Product ID EPD/LCA
info Label info
λ-waarde
ATG Prestatie voorschriften
Link met locatie in andere databanken
ANDERE label databank EPB databank ATG databank DATABANKEN
Figuur 2: Overzicht van mogelijke informatie in de databank op het niveau van producten/elementen
Voor een aantal van de gegevens bestaan al databanken (ATG, …) of kan worden gedacht aan een afzonderlijke databank (bv. EPDs en labels). De mogelijkheden voor het leggen van een link of het overnemen van gegevens uit een andere databank worden besproken in het hoofdstuk ‘Structuur’. Een belangrijk aandachtspunt voor de product- en elementinformatie is de betrouwbaarheid van de gegevens. Een aantal van de gegevens die elders ook beschikbaar zijn ondergaan reeds een controle, sommige informatie is rechtstreeks van de producenten afkomstig. Bij de invulling van de databank dienen daarom nauwkeurige procedures gedefinieerd te worden die ofwel de correctheid van de data kunnen garanderen, ofwel duidelijk zichtbaar maken dat de gegevens niet geverifieerd werden. Hierop wordt dieper ingegaan in hoofdstuk 7.3 “Invulling & beheer”.
4.1.2. Technische gegevens voor scenario’s Naast gegevens op productniveau zijn voor een evaluatie op gebouwniveau ook gegevens nodig die toelaten om zogenaamde scenario’s op te stellen. Dit gaat niet over scenario’s in de zin van toekomstscenario’s maar meer over het feit dat een gebouw , vanwege zijn lange levensduur, op verschillende manieren (onderhouds-, einde levensduur-scenario’s) door zijn leven kan gaan, die niet op voorhand zeker zijn. Voorbeelden van gegevens die onder dit luik “scenario’s” van de databank vallen zijn: • de gemiddelde levensduur van een woning, appartementsgebouw, kantoor • de gemiddelde transportafstand van de fabriek naar de bouwwerf (eventueel nog via
bouwmaterialenhandelaar) • onderhoudsfrequentie van bouwproducten, -elementen, - constructies, … • gemiddelde levensduur van bouwelementen, - constructies, … • bewonersgedrag • einde levensduurscenario’s • enz. Waar de gegevens over producten zoals EPDs (LCAs en LCIs) en ATGs publiek beschikbaar kunnen worden gesteld, is het voor dit type van gegevens (scenario’s) minder aangewezen ze ter beschikking te stellen voor het grote publiek of bouwprofessionelen. Deze gegevens, die evenzeer nodig zijn voor een gebouwevaluatie kunnen worden opgeslagen in de algemene databank op een plaats die niet open is voor de buitenwereld, maar wel beschikbaar zijn voor de berekeningen.
OVAM Milieuverantwoord Materiaalgebruik – “Taak A2: Een voorstel formuleren over het samem- brengen van de huidige kennis in een centrale databank”
p.38/115
4.1.3. Publieke LCI data Het publiek beschikbaar stellen van LCI en LCA gegevens gebeurt op een vrijwillig basis. Bedrijven zijn niet verplicht om dergelijke data te communiceren naar een breed publiek. Sommige bedrijven willen een voorlopersrol spelen en stellen vandaag de dag reeds LCI en LCA data ter beschikking. Meestal gaat het hier over gezamenlijke initiatieven die op niveau van de federaties worden genomen. Zo werden bijvoorbeeld milieuprofielen van verschillende kunststoffen door Plastics Europe opgesteld en publiceerd. Deze data zijn Europese gemiddelden voor de sector. Deze gegevens worden momenteel reeds opgenomen in de ELCD databank3 die hierna wordt bescheven. Andere bedrijven kijken liever eerst de kat uit de boom. Een mogelijke stimulans voor dergelijke bedrijven zou kunnen komen vanuit de hoek van emissie en afval preventie, waar sowieso nu al een aantal verplichtingen gelden met betrekking tot het rapporteren van emissies en afvalstoffen. Daarnaast hecht de consument vandaag de dag ook meer en meer aandacht aan milieuvriendelijke producten. Hun aankoopgedrag zal bijgevolg bedrijven kunnen aanzetten om de milieuaspecten van hun producten te communiceren. LCA is een ideaal instrument om aan dergelijke vraag tegemoet te komen. Een andere stimulans zou kunnen komen vanuit de overheid. IWT kent extra steun toe aan die projecten die kunnen aantonen dat ze een significante bijdrage zullen leveren aan duurzame technologische ontwikkeling. Om deze bijdrage te kwantificeren kan men een LCA studie laten uitvoeren. Momenteel zijn dergelijke projecten in de Belgische bouw industrie nog niet bekend, maar de lijst van de IWT projecten is niet publiek beschikbaar. VITO voerde reeds een aantal LCA studies uit voor Belgische producten van bouwmaterialen. De resultaten hiervan zijn echter vertrouwelijk. De producenten nemen een afwachtende houding aan. De beschikbaarheid van kwalitatieve LCA data blijft een belangrijk aandachtspunt wanneer men de te ontwikkelen afwegingsmethode wil operationaliseren. Naast LCA gegevens kunnen ook de LCI gegevens een belangrijke rol spelen, voor die producten, processen (bv. transport, energie), systemen, ... waarvoor geen LCA data beschikbaar zijn. Op basis van de LCI data die via publieke databronnen kunnen ingewonnen worden, kunnen de LCA data dan toch berekend worden (via milieu impact analyse methodes). In het bijzonder zijn gegevens over energieprocessen van belang. Deze zijn immers niet alleen relevant voor de productie van bouwproducten of voor allerlei bouwprocessen, maar tevens in het kader van de impact van energiegebruik in de gebruiksfase van een gebouw volgens LCA regels te berekenen. Ook al valt dit buiten het kader van deze studie, als men dit zou willen berekenen, dan moeten het wel dezelfde procesgegevens zijn die gehanteerd worden. Uiteraard dient het eventuele energieverbruik rechtstreeks gerelateerd aan de gebruikte materialen of producten, bijvoorbeeld voor onderhoud of vervangingen, wel meegenomen te worden. Ook hiervoor zijn de milieugegevens over de energieprocessen van belang.
3 ELCD databank op het European platform on LCA: http://lca.jrc.ec.europa.eu
OVAM Milieuverantwoord Materiaalgebruik – “Taak A2: Een voorstel formuleren over het samem- brengen van de huidige kennis in een centrale databank”
p.39/115
European Platform on Life Cycle Assessment Op Europees niveau loopt het project ‘European Platform on Life Cycle Assessment’ met als doel de geloofwaardigheid en het gebruik van LCA in de industrie en bij de overheid op te krikken door openbare referentiegegevens en methoden te voorzien voor LCA-studies. Via dit Platform werd een website ontwikkeld die LCI data, instrumenten en services bundelt, de LCA Info Hub genaamd (http://lca.jrc.ec.europa.eu). De bedoeling van deze website is om LCA te integreren in product ontwikkeling (voornamelijk industrie) maar ook bij de ontwikkeling van het beleid (overheid). De informatie kan gratis gedownload worden via de website van de Europese Commissie. De website is in feite opgebouwd uit twee belangrijke thema’s: 1. European Reference Life Cycle Data System’ (ELCD):
Er werd een ‘European Reference Life Cycle Data System’ (ELCD) opgezet waarin ‘Life Cycle Inventory data (LCI data)’ en ‘Life Cycle Impact Assessment factors (LCIA factoren)’ worden verzameld. Deze gegevens kunnen dan als kwaliteitsvolle en gegarandeerde input dienen bij nieuwe LCA berekeningen. Deze LCI gegevens, die vaak op federatieniveau (bv. federatie van de aluminiumproducenten) wordt verzameld wordt ter beschikking gesteld via de website, die eenvoudige toegang tot de data moet toelaten.
2. LCA Resources Directory of life cycle oriented services, tools and third party databases: Deze leiddraad bevat metadata informatie over diensten, instrumenten en (commerciële) databases op vlak van LCA en “life cycle thinking”, tezamen met hun overeenkomstige ontwikkelaars en verkopers (verkooppunten). Indien het aangewezen was, werden er crosslinks gelegd met andere velden binnen deze directory.
Beide luiken worden wat nader toelicht in onderstaande paragrafen. De ELCD database Via de ELCD database kan iedereen kosteloos LCI data sets downloaden. Momenteel bevat de database – naast ander informatie - LCI data sets van de European Aluminium Association (EAA), het European Copper Institute (ECI), de European Confederation of Iron and Steel Industries (EUROFER), de Association of Plastics Manufacturers in Europe (PlasticsEurope, het vroegere APME), de European Federation of Corrugated Board Manufacturers (FEFCO), Groupement Ondulé (GO), en de European Container Board Organisation (ECO). Al deze data sets zijn vrijwillig aangeleverd door bovenvermelde associaties. Het formaat waarin de data sets worden aangeleverd werd ook geüniformeerd, zodanig dat de database een geharmoniseerd geheel wordt. Deze LCI datasets kunnen als input gebruikt worden in LCA studies, om zo milieuprofielen te genereren (LCA data). De databank kan geconsulteerd worden door te zoeken via categorieën (energie dragers, materialen, systemen, transport, end-of-life behandelingen) of via een zoekrobot waarbij men een aantal zoekvelden kan invullen. Er zijn twee types van datarecords in de ELCD databank:
OVAM Milieuverantwoord Materiaalgebruik – “Taak A2: Een voorstel formuleren over het samem- brengen van de huidige kennis in een centrale databank”
p.40/115
(1) Generieke LCI datarecords aangeleverd en in bezit van de industrie (in dit geval de federaties, of associaties, want in de ELCD databank zitten geen bedrijfsspecifieke of merkspecifieke gegevens)
(2) andere LCI datarecords die niet in bezit zijn van de industrie (deze kunnen overigens wel gebaseerd zijn op data van de industrie, maar zij zijn niet de eigenaar van de dataset zoals deze in de ELCD databank zit).
Een overzicht van het aantal LCI datarecords die momenteel te consulteren zijn via de ELCD database is weergegeven in onderstaande Tabel 2.
Categorie Aantal records
End-of Life behandelingEnergie recycling 18
Afdanking 4Energie dragers
Ruwe olie en derivaten 5Steenkool en afgeleiden 1Bruinkool en afgeleiden 1
Andere niet-hernieuwbare energiedragers 1Elektriciteit 28
Warmte en stoom 3Materialen
Kunststoffen 20Metalen en semi-metalen 6
Anorganische chemicaliën 3Hout 6
SystemenVerpakking 1
Transport dienstenWeg 6
Water 6Lucht 2Spoor 2
Totaal aantal dataset records 113 Tabel 2: Overzicht datarecords ELCD database
Het is opvallend hoe weinig materialen er op dit moment in de database zitten. Bouwproducten daarenboven zijn het resultaat van lange productieketens en praktisch alle materialen in de maatschappij komen in de bouw aan de orde. Voor bouwmaterialen en -producten is er dus nog werk voor de boeg. Momenteel is men wel volop bezig om de ELCD databank verder uit te breiden. Zo werd een oproep uitgeschreven door de Europese Commissie om de eerste versie van de ELCD databank te verbeteren (formaat, nomenclatuur, enz.), te actualiseren (bestaande datasets) en uit te breiden (bijkomende datasets). Bijkomende datasets die de EC beoogt binnen het luik “materialen” die ons in het kader van deze studie vooral interesseren zijn: • cement
OVAM Milieuverantwoord Materiaalgebruik – “Taak A2: Een voorstel formuleren over het samem- brengen van de huidige kennis in een centrale databank”
p.41/115
• prefab beton • 3 belangrijkste granulaten op de markt • 2 tot 4 van de meest geproduceerde types van bakstenen en snelbouwstenen • glas- of rotswol Toch dient ook hierbij enige voorzichtigheid geboden te worden bij het gebruiken van deze gegevens. Zo stemmen de meest geproduceerde bakstenen op Europees niveau misschien niet overeen met de types die in België veel toegepast worden. De productie en bouwwijzen van grote landen kunnen zo mogelijk de LCI gegevens domineren, terwijl deze niet representatief zijn voor heel Europa. De ELCD database is en blijft een vrijwillige database en zal dus nog lange tijd niet volledig zijn. Daarom moeten we nagaan hoe we zullen omgaan met de onvolledigheid van de databank. In de centrale database die we in Vlaanderen willen ontwikkelen zal het daarom ook mogelijk moeten zijn om ook andere LCI-data die niet via dit Europees project verzameld werden op te nemen (bv. LCI-data van de cementindustrie in België). De LCA resources directory De LCA Resources Directory wordt elke 3 tot 6 maanden geactualiseerd. De informatie in deze directory is vrijwillig. Producenten van bepaalde commerciële LCA software pakketten kunnen hun diensten hier promoten, maar ook andere interessante diensten, instrumenten of databases van derden kunnen hier opgelijst worden. Degenen die in de directory willen komen dienen een brief te sturen naar de Commissie met hun aanvraag. De Commissie evalueert de aanvraag en stemt al dan niet in. Er dient hierbij wel opgemerkt te worden dat de lijst van instrumenten, diensten leveranciers (o.a. LCA software) geen enkele voorkeur weerspiegelt vanwege de Commissie. De directory is opgebouwd uit volgende velden: • Handleiding voor gebruikers (afhankelijk van de doelgroep zijn er verschillende
ingangsvelden: milieucoördinator, productontwikkelaar, aankoper, LCA expert, beleidsmaker)
• Diensten (opgesplitst in verschillende subcategorieën): Producten, diensten en technologieën (bv. leveranciers of consultants op vlak van
Design for Environment DfE) Productie sites en organisaties (bv. leveranciers of consultants op vlak van EMAS ISO
14001) Beleidsmakers en monitoring (bv. ETAP) Life cycle costing, social life cycle working environment and joined analysis (LCC
experten, enz.) Training en opleiding (bv. academische opleiding, of bijscholing) Algemene items (bv. ontwikkeling van life cycle impact assessment methodes)
• Instrumenten (hierbij worden de verschillende LCA gerelateerde instrumenten opgelijst, gekoppeld aan hun leverancier en/of ontwikkelaar, bv. SimaPro)
• Databases (oplijsting van LCA gerelateerde third-party databases, gekoppeld aan hun leverancier en/of ontwikkelaar, bv. Ecoinvent database)
• Leveranciers / Consultants (oplijsting van LCA experten en consultants, gekoppeld aan de diensten die zij aanleveren).
OVAM Milieuverantwoord Materiaalgebruik – “Taak A2: Een voorstel formuleren over het samem- brengen van de huidige kennis in een centrale databank”
p.42/115
Andere (commerciële) LCI databanken Naast de Europese ELCD database bestaan er uiteraard ook verschillende andere databanken, meestal van commerciële aard. Voorbeelden zijn: de Zwitserse Ecoinvent database, de Franse DEAM database, de Duitse GaBi database, enz. De gebruiker dient deze databases dus aan te kopen. Meestal zitten deze databases ook vervat in LCA software pakketten zoals daar zijn: SimaPro, TEAM, GaBi software, enz. Deze software pakketten moeten ook aangekocht worden en meestal werken de leveranciers ervan met service contracten of licenties, zodanig dat wanneer een geactualiseerde versie van een bepaalde databank ter beschikking is, deze ook wordt geactualiseerd via het software pakket dat deze databank gebruikt. Een overzicht van software pakketten en databanken is terug te vinden op de website van het Joint Research Centre in Ispra (http://lca.jrc.ec.europa.eu/lcainfohub/toolList.vm) De meeste publieke LCI databanken bevatten informatie over bouwmaterialen. Sommige databanken bevatten al wat meer informatie dan anderen. Vaak gaat het ook over algemene Europese databanken. Soms kunnen deze gegevens ook specifiek zijn. Bijvoorbeeld de Ecoinvent database (Zwitserse database) bevat een verscheidenheid aan types bouwmaterialen (onderscheid wordt bijvoorbeeld gemaakt tussen verschillende types cement). Deze databank bevat echter geen specifieke Belgische gegevens (met uitzondering voor wat betreft de productie van elektriciteit). Meestal gaat het hier over Europese gegevens, en vaak ook over Zwitserse data (Ecoinvent is ontwikkeld door een Zwitsers instituut). Als deze databank bijvoorbeeld als één van de basisuitgangspunten zou gebruikt worden bij de ontwikkeling van een Vlaamse evaluatiemethode dan zou dit Belgische producenten kunnen aanzetten tot het aanleveren van meer representatieve en mogelijk “betere” data, specifiek voor de Vlaamse context. Commerciële databases zouden kunnen aangewend worden in het project, omdat zij onder andere veel LCI gegevens over processen bevatten. Deze gegevens zijn niet specifiek voor Vlaanderen (België), maar afhankelijk van het proces kunnen de data achter deze processen toch representatief zijn. Daarnaast dient opgemerkt te worden dat dergelijke databanken niet gratis zijn, en vaak met licenties en contracten werken. Indien we deze databanken wensen te gebruiken voor het opstellen van de evalatuatietool, zullen duidelijke afspraken moeten gemaakt worden met de ontwikkelaars van de databanken, zowel naar aankoop van de databanken als naar actualisering ervan. Een belangrijke opmerking in het algemeen bij het opnemen van publieke LCI gegevens is dat men moet opletten dat de randvoorwaarden (bijvoorbeeld systeemgrenzen) waaronder de LCI data tot stand kwam, per set LCI data kunnen verschillen. Het kan daarom nodig zijn om de data uit die databases voor de centrale database te herberekenen, zodat alle gegevens in de databank volgens dezelfde principes werden bepaald. Zo kunnen data over de end-of-life treatment van producten anders zijn. Afval dat naar een stortplaats gaat, dat gerecycleerd of verbrand wordt, of dat hergebruikt wordt, kan beschouwd worden als deel uitmakend van de systeemgrenzen, of niet. Indien het deel uitmaakt van de systeemgrenzen dan zullen de emissies en verbruiken verbonden aan de verwerkingsprocessen mee in beschouwing genomen worden in de LCA-studie; ook de credits (bv. uitgespaarde hoeveelheid elektriciteit doordat de afvalstroom verwerkt wordt in een afvalverbrandingsinstallatie met energie recuperatie) worden in dit geval toegekend aan het geanalyseerde productsysteem. Er zal dan zoveel mogelijk gekeken worden naar de finale eindverwerking en dus eindbestemming van de vrijgekomen afvalstroom. Indien de verwerking van het afval niet deel uitmaakt van de
OVAM Milieuverantwoord Materiaalgebruik – “Taak A2: Een voorstel formuleren over het samem- brengen van de huidige kennis in een centrale databank”
p.43/115
systeemgrenzen, dan verlaat een x aantal kg afval het systeem en worden daar verder geen milieu-ingrepen of credits aan toegekend.
4.1.4. Informatie over milieulabels In de productdatabank is het de bedoeling dat per product wordt opgelijst of aangegeven over welke labels dat product beschikt. Daarom lijkt het opportuun om over deze labels (en hiermee wordt vooral het Label Type I bedoeld) ook voldoende informatie ter beschikking te stellen van het grote publiek. In dit onderdeel van de databank kunnen links naar de specifieke labelpagina’s worden opgenomen, alsook welke criteria ze gebruiken, wat de achtergrond van het label is, wie het toekent, welke motivatie het label ondersteunt, hoeveel en welke producten (of productgroepen) dit label hebben, enz. Ook moet worden gecommuniceerd waar de producten met milieulabel te koop zijn, wie ze verdeelt, enz. Een voorbeeld van dergelijke informatie die voor één milieulabel Type 1 is uitgewerkt, is terug te vinden op http://www.ecolabel.be/.
4.2. Structuur Het doel van de centrale database zal mee bepalen welke gegevens moeten opgenomen worden in de databank, en tot op welk niveau. Van zodra hier duidelijkheid over geschept is, kan men een structuur opzetten om dergelijke gegevens overzichtelijk en gebruiksvriendelijk onder te brengen in de databank. In volgend overzicht gaan we ervan uit dat de database in het ideale geval een dubbele rol dient te vervullen. . Hierdoor zal de databank op zo’n manier dienen gestructureerd worden dat er enerzijds een publiek beschikbaar gedeelte luik is van data en informatie en anderzijds een luik met informatie die niet publiekelijk beschikbaar is, maar wel nodig is om de milieu-evaluatie te kunnen uitvoeren van woningen in Vlaanderen (ontwikkeling afwegingsmethode en –tool). Er wordt onderscheid gemaakt tussen informatie op niveau van bouwproducten en –elementen en andere informatie. Product/element informatie Om een grote hoeveelheid data overzichtelijk te houden, is het noodzakelijk dat er een structuur wordt aangebracht. Uit bovenstaande is reeds gebleken dat vooral op productniveau veel informatie beschikbaar moet zijn. Verder zijn bouwproducten meestal het resultaat van lange productieketens en praktisch alle materialen in de maatschappij komen in de bouw aan de orde. Daarbovenop komt het feit dat er ook heel erg veel bouwproducten zijn. De bouwproductendatabank van het WTCB ‘Techcom’ bijvoorbeeld, bedraagt ongeveer 5 700 productomschrijvingen van 9 200 bedrijven en 21 550 merken. Om de informatie over bouwproducten en –elementen (een element is een samenstelling van bouwproducten, bv. een buitenmuur, een dakconstructie, een vloer, …) bij te houden en ook om deze informatie op een overzichtelijke manier te communiceren naar de buitenwereld wordt een hiërarchische structuur voorgesteld, aan de hand van bouwelementen. Deze
OVAM Milieuverantwoord Materiaalgebruik – “Taak A2: Een voorstel formuleren over het samem- brengen van de huidige kennis in een centrale databank”
p.44/115
structuur start met een opdeling in een aantal grote gebouwdelen (dak, vloer, buitenmuur, …) en wordt dan via het boomprincipe verder uitgesplitst in twee, drie of meerdere niveaus tot op productniveau. Deze structuur is gebaseerd op Eco-Quantum, een LCA-tool op gebouwniveau, en is dus geschikt als basis om berekeningen uit te voeren. Daarnaast laat deze boomstructuur ook toe om op eenvoudige en intuïtieve wijze de nodige informatie terug te vinden. Een schematisch overzicht van dergelijke hiërarchische structuur is weergegeven in Figuur 3.
Figuur 3: Hiërarchische structuur aan de hand van bouwelementen
Een uitgewerkte productstructuur is opgenomen in een aparte Excel-file. Deze is gebaseerd op de BB/SfB systematiek. De structuur is, bij wijze van voorbeeld, in detail uitgewerkt voor een paar bouwelementen. Een gelijkaardige aanpak is mogelijk voor alle gebouwelementen. Op elk niveau van deze structuur kunnen verschillende vormen van informatie worden gestockeerd. Het belangrijkste onderscheid kan worden gemaakt tussen specifieke en generieke gegevens. Dit betekent dat op het niveau van ramen bv. een EPD kan bestaan voor een gemiddeld aluminium, houten of PVC raam (door samenvoegen en uitmiddelen van gegevens van verschillende fabrikanten), en dat daarnaast één fabrikant voor zijn eigen product een EPD opstelt met zijn eigen specifieke gegevens. Dit gaat ook op voor bv. de lambda-waarde van het materiaal rotswol op zich ten overstaan van een specifiek rotswol-isolatieproduct van een bepaalde fabrikant. Het is ook mogelijk dat er milieu-informatie op ‘materiaalniveau’ bestaat, bv. voor 1 ton beton, voor cement, … (zie ook Environmental Profiles uit het Verenigd Koninkrijk waar EPDs bestaan voor materialen bv. rotswolisolatie). Deze informatie past op zich niet binnen de hiërarchische productstructuur. Aangezien het toch zinvol en nuttig is deze gegevens beschikbaar te stellen (op zichzelf, of als basis voor verdere ontwikkelingen op
Element Niveau 2
Element Niveau 2
Product Niveau
Product Niveau
Element Niveau 1
specifiekgeneriek
Materiaal
OVAM Milieuverantwoord Materiaalgebruik – “Taak A2: Een voorstel formuleren over het samem- brengen van de huidige kennis in een centrale databank”
p.45/115
productniveau), zal er naast de boomstructuur een apart systeem moeten worden gecreëerd dat toelaat om ‘materiaalinformatie’ op te slaan. Andere informatie De andere informatiepakketten, generieke LCI en LCA data (over energie, end-of-life, enz.), technische gegevens en informatie over de verschillende milieulabels zijn eerder aparte modules, en kunnen ook op die manier worden opgeslagen in de databank. Uiteraard moeten wel de nodige verbanden worden gelegd met de andere onderdelen van de databank: vanuit de productinformatie moeten bijvoorbeeld label-gegevens kunnen worden opgevraagd en vanuit de te ontwikkelen evaluatietool moet er toegang zijn tot data over transportafstanden en levensduur.
4.3. Invulling & randvoorwaarden De voorgestelde databank – inhoud en structuur – zou op de meest praktische manier moeten kunnen ingevuld worden. Wat de invulling betreft zijn de minimale gegevens die deze databank moet bevatten op productniveau de beschikbare EPDs, milieulabels en mogelijke prestatievoorschriften. De milieuverklaringen moeten door de fabrikanten/de industrie/de federaties worden aangeleverd. De andere, meer algemene productgegevens zoals de lambda-waarde, ATG, … is op dit ogenblik beschikbaar via andere databanken. Om deze informatie bij op te nemen in de hier voorgestelde databank bestaan twee opties: • Informatie zelf opnemen uit de andere databanken: dit komt neer op het dupliceren van
een hoeveelheid gegevens. Hiervoor is wel de toestemming van de producent nodig. Uiteraard zullen dan ook de nodige procedure-afspraken moeten gemaakt met de beheerders van de bestaande databanken.
• Doorlinken naar andere databanken: in plaats van de informatie zelf op te nemen, wordt een externe link gecreëerd die de databankgebruiker doorstuurt naar de databank waar hij de nodige gegevens kan vinden. Ook in dit geval zijn goede afspraken nodig met de bestaande databanken en daarbovenop moeten de gelegde links ook continu worden onderhouden. Bijkomende vraag in dit geval is of wordt gelinkt naar de algemene website van de databank (dit is veel minder arbeidsintensief), of naar het specifieke product in de databank zelf.
Beide opties vragen zeer (tijds)intensief beheer van de databank, behalve als er naar de algemene website wordt doorgelinkt, aangezien in dat geval minder links up-to-date moeten gehouden worden. Voor de product- of element specifieke data zal het de fabrikant, industrie of federatie zijn die de nodige informatie aanlevert. Voor de andere delen van de databank, in het bijzonder de LCI data en de generieke data, zal dit waarschijnlijk slechts in beperkte mate het geval zijn. Invulling van de databank zal dan moeten gebeuren door een centrale operator, eventueel in samenspraak met operatoren van bestaande databanken. Hierbij moet worden opgemerkt dat bestaande databanken vaak werken met licenties en/of contracten, wat uitwisseling van gegevens bemoeilijkt.
OVAM Milieuverantwoord Materiaalgebruik – “Taak A2: Een voorstel formuleren over het samem- brengen van de huidige kennis in een centrale databank”
p.46/115
4.4. Organisatie & beheer Van zodra de databank ‘bestaat’, moet ze ook worden onderhouden en beheerd. Daarbij moet uiteraard rekening gehouden worden met vele aspecten. Wat betreft het beheer van de databank zijn er een aantal opties. In grote lijnen komt het neer op de keuze tussen het organiseren van de databank binnen de overheid en het beheer overlaten aan een externe privé-firma, of een combinatie van beide (bijvoorbeeld met een beheerscontract). Criteria die de haalbaarheid van deze opties bepalen zijn onder andere de kostprijs en de perceptie door de bouwsector (industrie). Een bepalende factor hierin is wellicht de motivatie van de bevoegde overheid en hoever zij in haar engagement wil gaan. Bij het beheersaspect moeten twee belangrijke bemerkingen worden gemaakt. Ten eerste wordt er gewezen op initiatieven die op andere niveaus (meer bepaald op FOD-niveau, productbeleid) worden voorgesteld/genomen wat betreft het verzamelen van bouwproductinformatie in een databank. Het is zinloos om hetzelfde werk twee keer te verrichten, daarom is het aangewezen eerst overleg te plegen om een gezamenlijke beslissing te nemen. Ten tweede is er naast een instantie die de databank beheert (wat betekent het up to date houden van de informatie en de links die in de databank verwerkt zitten) ook een controleprocedure nodig, zodat de gegevens die ter beschikking worden gesteld gecontroleerd worden op hun kwaliteit en juistheid. Hier kan geleerd worden uit de ervaringen in België met het opzetten van de EPB databank en het lopende Nederlandse initiatief met betrekking tot de nationale LCA databank.
5. Analyse van de integratie van andere/bestaande databanken
Uit het voorgaande is reeds duidelijk dat de opzet van een centrale databank heel wat verschillende aspecten omvat, zowel inhoudelijk, technisch als organisatorisch. Daarnaast kan men zich de vraag stellen of men met een nieuwe databank de beoogde doelgroepen voldoende kan aanspreken en bereiken. Het lijkt daarom niet onbelangrijk een aantal bestaande initiatieven te onderzoeken om te kijken waar synergieën en eventuele integratie mogelijk is. EPB databank (http://www.epbd.be) Deze databank is een gezamenlijk initiatief vanuit de 3 Belgische gewesten, met als doel om betrouwbare gegevens aan te bieden voor de berekening van de energieprestatie van gebouwen. Momenteel zit de databank in opstartfase, waarbij fabrikanten een aanvraag tot publicatie van hun gegevens kunnen indienen. In deze productdatabank worden enkel die kenmerken beschouwd die in de energieprestatieregelgevingen aan bod komen. Bijgevolg zal deze databank nooit een volledig overzicht van alle bouwproducten kunnen aanbieden. De databank zal uitsluitend informatie bevatten over specifieke producten (dus geen generieke gegevens). De publicatie van gegevens is volledig vrijwillig: iedere verantwoordelijke voor
OVAM Milieuverantwoord Materiaalgebruik – “Taak A2: Een voorstel formuleren over het samem- brengen van de huidige kennis in een centrale databank”
p.47/115
het op de Belgische markt brengen van bouwproducten is vrij om productgegevens in de EPB-productgegevens databank te laten opnemen. De databank heeft een structuur met 7 hoofdgroepen van producten, elk met onderliggende subgroepen. Zo omvat de productgroep “bouwmaterialen” onder meer de subgroepen “thermische isolatie” en “opake materialen”. De structuur van de databank is dus principieel verschillend van de hiërarchische structuur op basis van bouwelementen, zoals voorgesteld in paragraaf 4.2 “Structuur”. De uitwerking van de organisatie en de procedures voor erkenning van gegevens werd gefinancierd door de initiatiefnemende overheden. De verdere werking van de databank zal echter zelfdragend moeten zijn. De financiering zal bijgevolg afkomstig moeten zijn van een bijdrage van de aanvragers voor publicatie van gegevens. De grootte van deze bijdrage zal afhankelijk zijn van de te volgen procedure voor het erkennen van de gegevens. De databank werkt met een centrale operator die de databank beheert en de gegevens publiceert. Voor de erkenning van de gegevens wordt gewerkt met zogeheten “neutrale controle instellingen” die de gegevens van de aanvragers controleren. Zij leveren een ‘certificaat’ voor de juistheid van gegevens, waarmee de aanvrager vervolgens de publicatie van de gegevens aanvraagt bij de operator. Voor elk van de productgroepen bestaat er een maximale duurtijd voor de publicatie van de gegevens, waarna de aanvrager een aanvraag tot verlenging zal moeten indienen. Zoniet worden de gegevens verwijderd uit de databank. TECHCOM (http://www.wtcb.be) Deze databank is een initiatief van het WTCB en biedt een overzicht van de bouwproducten die op de Belgische markt verkrijgbaar zijn, via Belgische fabrikanten of via Belgische vertegenwoordigers van buitenlandse fabrikanten. De databank is gebaseerd op relaties tussen firma's (bijvoorbeeld ETERNIT NV), merken (bijvoorbeeld MENUISERITE) en producten (bijvoorbeeld ONDERDAKPLATEN V. VEZELCEMENT). Hierdoor kan men onbeperkt doorklikken naar andere merken van dezelfde firma of naar andere firma's binnen het zelfde product. Ook de TECHCOM databank sluit niet aan bij de eerder voorgestelde hiërarchische structuur. De databank werkt met productomschrijvingen (+/- 5700) en met opzoeking via trefwoorden. Hierin zit echter geen structuur, het zijn losse trefwoorden die toegekend worden aan elk item in de databank. Van opzet is de databank heel eenvoudig. Er is geen controle van de productinformatie die gepubliceerd wordt, de informatie wordt rechtstreeks overgenomen van de producenten, uit catalogi, van op beurzen, enz. Dit vereenvoudigt uiteraard sterk de organisatorische en procedurele aspecten van het beheer van de databank. Mogelijk toekomstige initiatieven vanuit het federale productbeleid, FOD Leefmilieu Op het federale niveau wordt momenteel een ontwerpplan voor het federale productbeleid voorbereid ‘Federaal Plan voor Integraal Productbeleid’ (draft oktober 2007). Voor de
OVAM Milieuverantwoord Materiaalgebruik – “Taak A2: Een voorstel formuleren over het samem- brengen van de huidige kennis in een centrale databank”
p.48/115
productgroep bouwmaterialen wordt in dit plan een aantal acties gedefinieerd die in een rechtstreekse relatie staan tot deze studie. Deze acties zijn: • Het opstellen van een EPD programma (inclusief Product Category Rules - PCR) van
toepassing op de Belgische situatie Het doel van deze actie is een duidelijk kader creëren voor het evalueren en communiceren door de Belgisch bouwproduct insdustrie van de milieu-impact van bouwproducten om zo te komen tot éénduidige, vergelijkbare en transparante informatie. In deze actie wordt rekening gehouden met de Europese randvoorwaarden en de specificiteiten van de Belgische markt (oa relatief kleine en open markt). De voorbereiding van een databank voor EPDs maakt hier integraal deel van uit. De bedoeling is om in 2011 effectief met het EPD programma van start te gaan via een voorbereiding die reeds start in 2008.
• Ontwikkelen van een tool voor het gebruik van EPD op het niveau van bouwelement
(combinatie van bouwproducten) Het doel van deze actie is de mogelijkheid te bieden om de verschillende alternatieven voor éénzelfde bouwelement te vergelijken inzake milieu-impact. Hierdoor wordt voor de bouwelementen rekening gehouden met hun toepassing én dient de evaluatie niet steeds op het complexe gebouwniveau te gebeuren. Deze actie stimuleert tevens de ontwikkeling van EPDs. Deze actie start in 2009 met als objectief de beoogde methode klaar te hebben tegen 2011 -2012.
Aangezien dit nog een ontwerpplan is, is er nog geen zicht op de haalbaarheid van de geformuleerde voorstellen, noch op de beschikbare budgetten. Vanuit een voorbereidende studie werd een strategiedocument opgesteld ‘Strategic policy document on building products and the environment’4 aan ook een uitgebreide stakeholder consultatie werd gekoppeld. De voorstellen die hierboven zijn geformuleerd droegen in de discussie met de sector ook een ruime goedkeuring weg.
6. Mogelijkheden van prestatievoorschriften en impact op centrale databank
Prestatiebestekken zijn internationaal in opmars. Hierin wordt voorgeschreven aan welke eisen gebouwen/onderdelen/… moeten voldoen, bij aankoop, of gedurende een vastgelegde periode (bv. de levensduur van het gebouw). Er bestaat een tendens om ook milieuprestaties in deze bestekken op te nemen, bv. door op te leggen dat een product een label of een certificaat moet hebben; dit geldt ook voor de zogenaamde “public procurement”, aanbestedingen door de overheid.
4 WTCB – VITO, “Strategic Policy Document on building products and the environment”, Preparatory study for the federal policy related to building products and the environment, Commissioner: Federal public service of health, food chain safety and environment, Directorate-general Environment – Service Product Policy, Final version 18 Oktober 2007
OVAM Milieuverantwoord Materiaalgebruik – “Taak A2: Een voorstel formuleren over het samem- brengen van de huidige kennis in een centrale databank”
p.49/115
Gekende voorbeelden van prestatiebestekken zijn het bouwbesluit uit Nederland en de typebestekken van de Vlaamse Maatschappij voor Sociaal Wonen (VMSW voorheen VHM). Het Nederlandse bouwbesluit5 omvat volgende voorschriften: 1. Algemene bepalingen 2. Voorschriften uit het oogpunt van veiligheid (o.a. stabiliteit, brandveiligheid) 3. Voorschriften uit het oogpunt van gezondheid (o.a. schadelijke stoffen, vocht,
luchtkwaliteit) 4. Voorschriften uit het oogpunt van bruikbaarheid (o.a. bereikbaarheid, toegankelijkheid) 5. Voorschriften uit het oogpunt van energiezuinigheid (o.a. thermische isolatie,
luchtdichtheid) 6. Voorschriften uit het oogpunt van milieu (dit gedeelte is momenteel nog leeg) Hoewel het bouwbesluit dus in principe wel voorziet om prestatievoorschriften voor milieuaspecten op te nemen, is dit gedeelte totnogtoe niet ingevuld. Uit de Nederlandse ervaring kunnen we leren dat op LCA gefundeerde milieuprestatievoorschriften voor gebouwen zeer uitgebreide databanken vereisen. In Nederland was het ontbreken van voldoende betrouwbare data een struikelblok voor de MMG (norm voor het bepalen van de milieu-effecten van een gebouw) en een centrale databank. Reeds enkele jaren gebruikt de VMSW een type-prestatiebestek6 voor haar projecten met publiekprivate samenwerking (PPS). Het opzet van het prestatiegericht bouwen bestaat er principieel in, de privé-investeerders de mogelijkheid te bieden binnen de vooropgestelde technische eisen eigen bouwkundige oplossingen voor te stellen. Hierbij moet de woning voldoende woonkwaliteit en duurzaamheid aan de sociale bewoners en de Vlaamse overheid bieden met oog op de latere overname van de woning. Binnen het ontwerp en de technische haalbaarheid kan de privé-investeerder dus zijn bouwkundige creativiteit en kennis aanwenden om de woningen binnen een haalbaar prijskwaliteitsniveau af te leveren. Het VMSW prestatiebestek omvat de volgende thema’s: 1. Stabiliteit 2. Brandveiligheid 3. Hygiëne, gezondheid, milieu 4. Gebruiksveiligheid 5. Geluidswering 6. Energiebesparing en warmtebehoud 7. Duurzaamheid, Gebruiksgeschiktheid, Visuele eigenschappen, Uitrustingsniveau De categorie “Hygiëne, gezondheid, milieu” bevat momenteel de onderwerpen beheersing van gevaarlijke stoffen.voorkomen van condensatie, schimmels, koudebruggen, regen-, water- en vochtdichtheid en luchtdichtheid. Hier zou het dus wel mogelijk zijn om bijkomende milieuprestatie-eisen te formuleren. De Europese Commissie verwijst in haar publicatie “Buying green! A handbook on environmental public procurement”7 naar prestatievoorschriften als een mogelijke oplossing voor een meer milieuverantwoord aankoopbeleid voor producten en diensten. Voorbeelden gegeven in deze publicatie zijn het gebruiken van de criteria die gehanteerd worden door 5 http://www.vrom.nl/bouwbesluit 6 http://www.vmsw.be/VMSW/professioneel.jsp?page=2184 7 http://ec.europa.eu/environment/gpp/handbook_en.htm
OVAM Milieuverantwoord Materiaalgebruik – “Taak A2: Een voorstel formuleren over het samem- brengen van de huidige kennis in een centrale databank”
p.50/115
milieulabels in het opstellen van bestekken, het eisen van een minimaal percentage aan gerecycleerde grondstoffen in het product of het uitsluiten van bepaalde stoffen voor de te gebruiken producten (vb. chemicaliën). Het Scandinavische ecolabel Nordic Swan8 heeft op gebouwniveau criteria uitgewerkt om het label toe te kennen aan “small houses”. Ook dit zou dus een goede bron kunnen zijn voor het uitwerken van Vlaamse milieuprestatie-eisen. De thema’s die aan bod komen zijn: • Energy and ventilation • Material requirements
Overall requirements Chemical products Wood and wood-based products Other building products, materials and interiors
• Quality management and control for the building process Requirements on the building process Points score Quality management
• Instructions for residents Maintenance plan for the house Running and maintenance of the heating and ventilation systems
Een laatste Europees initiatief waarop prestatiecriteria voor Vlaanderen zouden kunnen gebaseerd worden is de Procura+ campaign9. Dit initatief werd gestart in 2004 door ICLEI – Local Governments for Sustainability. Binnen deze campagne werd een handbook uitgewerkt “Procura+ Manual – A guide to cost effective sustainable public procurement”. Voor wat betreft het thema duurzame bouwmaterialen geeft deze publicatie volgende mogelijke prestatievoorschriften: • Uitsluiting van bepaalde materialen (vb. chemische stoffen, niet-duurzaam hout, ...) • Minimum hoeveelheid aan “duurzame materialen” (materialen die voldoen aan criteria
van Type I ecolabel) Ook buiten Europa wordt nu al getracht om door middel van prestatievoorschrifen of aanbevelingen de milieuprestatie van gebouwen te verbeteren. Zo is het National Institute of Building Sciences uit de Verenigde Staten gestart met het initiatief “Whole Building Design Guide”10. Dit programma gaat uit van integrale ontwerpaanpak, waarbij van bij de start van het ontwerpproces prestatie-eisen voor het gebouw op vlak van verschillende thema’s worden vastgelegd en nagestreefd. Deze thema’s zijn: 1. Accessible 2. Aesthetics 3. Cost-Effective 4. Functional/Operational 5. Historic Preservation 6. Productive 7. Sustainable
8 http://www.svanen.nu/Eng 9 http://www.procuraplus.org 10 http://www.wbdg.org
OVAM Milieuverantwoord Materiaalgebruik – “Taak A2: Een voorstel formuleren over het samem- brengen van de huidige kennis in een centrale databank”
p.51/115
Deze laatste categorie omvat ook het thema “Use environmentally preferable products”. De onderwerpen binnen deze categorie zijn: • Renovate existing facilities, products, and equipment • Evaluate environmental preferability using LCA • Maximize the recycled content of all new materials • Specify materials harvested on a sustained yield basis • Encourage the use of recyclable assemblies and products • Limit construction debris • Eliminate the use of materials that pollute or are toxic during their manufacture, use, or
reuse • Give preference to locally produced materials with low embodied energy content Hier worden dus een aantal concrete richtlijnen gegeven, die als inspiratie zouden kunnen dienen voor de prestatie-eisen die eventueel worden opgenomen in de centrale databank. Prestatievoorschriften kunnen worden vastgelegd op twee niveaus: het niveau van het gebouw en het niveau van elementen of producten. Indien de prestatievoorschriften voor milieu-effecten op gebouwniveau kunnen worden vertaald naar het niveau van gebouwelementen of materialen is het bijgevolg de moeite waard om per product of productcategorie dergelijke voorschriften mee op te nemen in de databank. Voorbeelden van dergelijke prestatievoorschriften zouden kunnen zijn: maximale emissie van CO2-equivalenten van producten over hun volledige levensduur, minimale gerecycleerde inhoud, enz. Deze kunnen immers bijdragen op gebouwniveau om de prestatie van het volledige gebouw te verzekeren. Welke prestatievoorschriften best worden opgenomen in de databank, hangt grotendeels af van de afwegingsmethode die zal ontwikkeld worden voor het bepalen van de materialengerelateerde milieu-impact van gebouwen. De eisen op product- en/of elementniveau moeten immers gerelateerd zijn aan de resultaten op gebouwniveau.
7. Evaluatie van de opties – haalbaarheid en opportuniteit De centrale databank is eigenlijk een hulpmiddel om een bepaald doel te bereiken. Hoe de databank eruit zal moeten zien zal dan ook sterk afhangen van het doel dat ermee bereikt moet worden. De databank heeft idealerwijs een dubbel doel: enerzijds het publiek toegankelijk maken van milieu-informatie over bouwproducten en anderzijds de noodzakelijke input-gegevens aanbieden voor een Vlaamse afwegingsmethode die de materiaal gebonden milieuprestatie van een gebouw bepaalt. Tevens zullen de kosten om de databank in het leven te roepen en te onderhouden (zowel van de leveranciers van data als van de beheerder) ook een belangrijk aspect zijn dat bepalend zal zijn bij de totstandkoming en haalbaarheid van de databank en de mate van detail die gevraagd zal kunnen worden. Daarom wordt hierna per thema een voorkeurroute aangegeven voor de ontwikkeling van een centrale databank met milieu-informatie, en waar nodig ook een of meerdere alternatieve routes. Deze voorkeurroute beschrijft de ideale oplossing, maar niet noodzakelijk de op dit
OVAM Milieuverantwoord Materiaalgebruik – “Taak A2: Een voorstel formuleren over het samem- brengen van de huidige kennis in een centrale databank”
p.52/115
moment meest haalbare. Met behulp van SWOT tabellen zullen de opties daarom geëvalueerd worden op hun opportuniteit en haalbaarheid.
7.1. Inhoud en toegang VOORKEURROUTE Inhoudelijk zou een centrale databank met milieu-informatie de volgende informatie moeten bevatten: • Product- en elementinformatie • Informatie over productlabels • Technische gegevens voor LCA-scenario’s • LCI data Informatie uit de eerste 2 groepen is interessant voor zowel bouwprofessionelen als het grote publiek. Deze informatie moet dus publiek beschikbaar zijn. Technische gegevens en LCI data zijn nuttig als input in een milieu-evaluatie op gebouwniveau, maar hoeven niet noodzakelijk publiek toegankelijk te zijn. Wat betreft de product- en elementinformatie wordt voorgesteld volgende gegevens op te nemen in de databank: • Verklaringen van milieugegevens:
Type I – Labels Type II – Eigen verklaringen Type III –EPDs (of LCA data)
• Technische gegevens Levensduur van bouwproducten Technische goedkeuringen (ATG) Technische gegevens zoals bv. de lambda-waarde voor EPB-berekeningen
• Prestatievoorschriften: informatie en voorbeelden De gegevens in de databank zouden dus opgesplitst moeten worden in 2 grote delen, een publiek toegankelijk deel en een afgesloten deel. Samenvattend: Publiek toegankelijk Afgesloten • Verklaringen van milieugegevens:
Type I – Labels Type II – Eigen verklaringen Type III – EPDs (of LCA data)
• Informatie over productlabels • Technische gegevens
Levensduur van bouwproducten Technische goedkeuringen (ATG) Technische gegevens zoals bv. de lambda-
waarde voor EPB-berekeningen • Prestatievoorschriften: informatie en voorbeelden
• Technische gegevens voor LCA-scenario’s
• LCI data
Onderstaande SWOT tabel geeft de voor- en nadelen van dit voorstel.
OVAM Milieuverantwoord Materiaalgebruik – “Taak A2: Een voorstel formuleren over het samem- brengen van de huidige kennis in een centrale databank”
p.53/115
Sterke punten Zwakke punten • Duidelijke scheiding tussen product- en
elementinformatie en achtergrondgegevens nodig voor een afwegingsmethode voor het bepalen van de materiaalgerelateerde milieu-impact op gebouwniveau
• De informatie gratis beschikbaar maken verlaagt de drempel om de databank te consulteren
• Beperktere motivatie om gegevens aan te leveren als informatie niet vrij toegankelijk is
Opportuniteiten Risico’s • 1 centrale databank die de huidige kennis
bundelt is interessanter dan verspreide informatie
• Ervaringen in Nederland leren dat het opzetten van een database met milieugegevens van bouwproducten veel geld kost met name voor LCA data.
• Een dergelijk vrijwillig initiatief riskeert onopgemerkt te blijven als het niet voldoende ondersteund wordt door vb. de overheid – belang van communicatie
• De mate van zelffinanciering Deze voorkeurroute beschrijft de ideale situatie. Hierbij willen we nog eens extra benadrukken dat, indien er prioriteiten moeten vastgelegd worden door de overheid, de eerste prioriteit de ontwikkeling van de evaluatiemethodologie op gebouwniveau moet zijn, en vervolgens pas de uitbouw van een eigen databank. Wanneer men dan, na de ontwikkeling van de evaluatiemethodologie, overgaat tot de uitbouw van een databank, is het beter om in eerste instantie te focussen op die informatie die noodzakelijk is voor het uitvoeren van een milieu-evaluatie op gebouwniveau, gezien de complexiteit van de omvattende aanpak die het ideale scenario omvat.. Een gedeelte van de informatienood zal in de toekomst bovendien waarschijnlijk ingevuld worden door het federale productbeleid, zoals de opzet van een EPD-programma en EPD- databank en de zichtbaarheid van type I labels gaat vergroten. Door de nadruk te leggen op de gegevens die nodig zijn voor het bepalen van de materialengerelateerde milieu-impact van gebouwen, wordt de kans op de ontwikkeling van complementaire tools (vb. eenvoudige ontwerptool t.o.v. complexe en gedetailleerde tool) verhoogd, omdat deze dan allemaal kunnen gebruik maken van dezelfde, kwaliteitsvolle gegevens in plaats van deze nog bijkomend te moeten ontwikkelen. Het nieuwste initiatief in Nederland gaat precies deze richting uit. Het initiatief komt van de gezamenlijke instrumenteigenaren en is gericht op het ontwikkelen van een Nationale LCA Database Gebouwen. Doel van deze database is het harmoniseren van de gebruikte LCA data in de verschillende bouwgerelateerde LCA tools in Nederland. De nationale database (nu in oprichting) bevat binnenkort LCI gegevens en LCA profielen van materialen en achtergrondprocessen (energie, transport, afvalverwerking). Het plan is om later de database uit te breiden met LCA data van specifieke bouwproducten (waaronder MRPI).
OVAM Milieuverantwoord Materiaalgebruik – “Taak A2: Een voorstel formuleren over het samem- brengen van de huidige kennis in een centrale databank”
p.54/115
ALTERNATIEVE ROUTES • Geen eigen Vlaamse databank Indien voor de optie wordt geopteerd dat enkel de nodige data voor de milieu-evaluatie in een databank wordt samengebracht, kan nog worden opgemerkt dat heel wat LCI data nu al beschikbaar is via commerciële databanken en bovendien loopt op Europees niveau een project voor een publieke LCI databank. Trachten deze gegevens te integreren in een Vlaamse databank levert misschien weinig toegevoegde waarde ten opzichte van deze lopende initiatieven. Men zou er dan zelfs voor kunnen opteren omde specifiek Vlaamse gegevens over bouwproducten te integreren in de Nederlandse databank, in plaats van een eigen Vlaamse databank op te starten. • Gedeeltelijk betalende informatieverstrekking Een mogelijk alternatief is om een gedeelte van de informatie betalend te maken, om zo de zelf-financiering van de databank te kunnen garanderen. Het nadeel hiervan is wel dat producenten mogelijk minder bereid zullen zijn informatie aan te leveren. Bovendien creëert het voor het doelpubliek een drempel om van deze informatie gebruik te maken. Op die manier riskeert de databank enerzijds niet gevuld, en anderzijds weinig geconsulteerd te worden. • Beperkter aanbod van publieke informatie – geen technische gegevens Deze technische gegevens zijn meestal ook op een andere manier terug te vinden, bijvoorbeeld in de ATG, via de EPB databank, enz. Het is uiteraard interessanter om al deze informatie terug te vinden in één centrale databank, maar dit heeft wel vergaande gevolgen voor het beheer van de databank. Daarom zou kunnen geopteerd worden voor een beperkter aanbod van product- en elementinformatie. • Fasering van de uitbouw van de databank In plaats van onmiddellijk een databank uit te bouwen die de dubbele rol van communicatiemiddel en input voor een milieu-evaluatiemethode, zou kunnen geopteerd worden voor een gefaseerde aanpak.
7.2. Structuur VOORKEURROUTE De product- en elementinformatie wordt best geordend door middel van een hiërarchische structuur, omdat deze toelaat producten gemakkelijk, op een intuïtieve manier terug te vinden. Dit houdt in dat producten die voor verschillende toepassingen kunnen gebruikt worden, meermaals in de structuur kunnen voorkomen. Dit moet duidelijk blijken in het gebruik van de databank. Daarnaast moeten ook toepassingsonafhankelijke materialen worden opgenomen, los van de hiërarchische structuur. Onderstaande SWOT tabel geeft de voor- en nadelen van dit voorstel.
OVAM Milieuverantwoord Materiaalgebruik – “Taak A2: Een voorstel formuleren over het samem- brengen van de huidige kennis in een centrale databank”
p.55/115
Sterke punten Zwakke punten • Hiërarchische structuur is eenvoudig en
intuïtief te gebruiken, ook door het grote publiek
• Definitie van hiërarchische structuur is arbitrair – hoe worden elementen gedefinieerd en vervolgens gekoppeld aan bouwproducten?
• Producten kunnen op meerder plaatsen in de structuur voorkomen
Opportuniteiten Risico’s • Een hiërarchische structuur op basis van
bouwelementen sluit aan bij de manier van werken van de bouwprofessionelen
ALTERNATIEVE ROUTE • Structuur op basis van typeproducten / vaste trefwoorden In plaats van te werken met een hiërarchische structuur van bouwelementen en de samenstellende bouwproducten, kan ook gewerkt worden met een klassificatie op basis van typeproducten of door middel van trefwoorden die aan een product worden toegekend. Zoeken gebeurt dan door een keuze te maken uit de lijst met trefwoorden. Op die manier komt elk product slechts 1 keer in de databank voor.
7.3. Invulling & beheer Hoe de databank moet worden ingevuld en beheerd is afhankelijk van de gekozen route voor de inhoud van de databank. Voor de mogelijke routes wat betreft invulling en beheer wordt ervan uitgegaan dat de voorkeurroute voor inhoud en toegang gevolgd wordt. VOORKEURROUTE Het beheer van de databank en de controle van de gegevens in de databank worden best afzonderlijk beschouwd, omdat deze taken sterk van mekaar verschillen. Het beheer van de databank is vooral organisatorisch van aard, terwijl de controle van de gegevens eerder technisch georiënteerd is. De invulling van de product- en elementinformatie moet op vrijwillige basis gebeuren door de betrokken fabrikant/industrie/federatie. De informatie in de databank kan zowel sectorgemiddelde data als producent-specifieke gegevens omvatten. De gegevens die ter beschikking worden gesteld moeten op hun correctheid gecontroleerd worden. Hiervoor kunnen verschillende procedures uitgewerkt worden, afhankelijk van de mate waarin de gegevens reeds eerder geverifieerd werden. Bijvoorbeeld: • Milieuverklaringen type I en III: deze gegevens werden reeds gecontroleerd volgens de
vereisten uit de overeenkomstige standaarden. Bijkomende controle is dus niet noodzakelijk, als er voldoende garanties zijn voor de correctheid van de verificatieprocedure. In het geval er meerder type III verklaringen beschikbaar zouden zijn voor eenzelfde product (voorbeeld Franse en Duitse fiche), moet de databank duidelijk vermelden dat de keuze voor het gebruiken van de milieugegevens uit een van beide milieuverklaringen in een milieu-evaluatie op gebouwniveau volledig de verantwoordelijkheid is van diegene die de evaluatie uitvoert.
OVAM Milieuverantwoord Materiaalgebruik – “Taak A2: Een voorstel formuleren over het samem- brengen van de huidige kennis in een centrale databank”
p.56/115
• Bij milieuverklaringen type II gaat het om eigen verklaringen van een producent, zonder onafhankelijke verificatie van de informatie. Ofwel moet er dus - vóór opname in de Vlaamse databank – een onafhankelijke controle gebeuren van deze informatie, ofwel dient bij deze gegevens duidelijk vermeld te worden dat het gaat om niet gecontroleerde gegevens en deze dus met omzichtigheid gehanteerd moeten worden. Een eventuele verificatie moet dus gebeuren door een onafhankelijke controle-instantie Hiervoor wordt een aanpak gelijkaardig aan deze voor de EPB databank voorgesteld. De in dit kader uitgewerkte procedures kunnen gebruikt worden als basis voor de controle van gegevens voor de centrale milieudatabank
• Technische gegevens: gegevens uit een ATG, BENOR certificatie, of bijvoorbeeld uit de EPB databank werden reeds uitvoerig gecontroleerd. Deze hoeven dus niet verder gecontroleerd te worden, al dient wel de geldigheid van het certificaat nagegaan te worden.
• Technische gegevens: gegevens die nog niet eerder gecontroleerd werden (vb. rechtstreeks afkomstig van de producent) moeten eveneens door een onafhankelijke controle-instantie geverifieerd worden. De procedures hiervoor kunnen vergelijkbaar zijn met deze noodzakelijk voor het nagaan van de milieuverklaringen type II.
Voor de invulling van prestatievoorschriften zal bijkomend kennisopbouwend studiewerk vereist zijn. Hiervoor is financiering van de overheid noodzakelijk, temeer daar de eerstkomende jaren de overheid ook een voorbeeldrol zal dienen te vervullen in het gebruik van prestatievoorschriften voor milieuaspecten. Het verzamelen van LCI gegevens en technische gegevens voor scenarios – beide noodzakelijke achtergrondgegevens voor een milieu-evaluatiemethode op gebouwniveau – zal moeten gebeuren door een centrale kennisorganisatie, of door middel van overeenkomsten met bestaande databanken. Deze centrale kennisorganisatie zou ook kunnen instaan voor het beheer van de databank, maar dit is geen noodzakelijke voorwaarde. Er dient ook nagegaan te worden in welke mate een samenwerking met buitenlandse actoren, actief op dit domein een opportuniteit is. Het beheer van de databank omvat het publiceren van de gecontroleerde gegevens, het onderhouden van de databank en het afsluiten en onderhouden van overeenkomsten met beheerders van andere databanken. Dit laatste is noodzakelijk om ervoor te zorgen dat informatie uit deze andere databanken kan worden overgenomen in de centrale databank, bijvoorbeeld technische gegevens, en LCI data. Hierbij moet worden opgemerkt dat het onderhoud van een databank, waarin gegevens uit andere databanken worden overgenomen, zeer tijdsintensief en omvangrijk kan worden, indien de databank een groot aantal gegevens bevat. Elke keer deze gegevens worden ge-update in de bestaande databank, zal dit eveneens dienen te gebeuren in de centrale databank. Goede overeenkomsten met de beheerders van deze databanken zijn noodzakelijk, zodat de centrale databank steeds onmiddellijk over de meest recente informatie kan beschikken. ALTERNATIEVE ROUTES • Doorlinken naar specifieke gegevens in andere databanken In plaats van de beschikbare gegevens over te nemen in de centrale databank, wordt een link voorzien naar deze gegevens in de bestaande databank. Ook dit vergt een zeer intensief
OVAM Milieuverantwoord Materiaalgebruik – “Taak A2: Een voorstel formuleren over het samem- brengen van de huidige kennis in een centrale databank”
p.57/115
beheer van de databank, aangezien de links naar deze gegevens continue onderhouden moeten worden. • Doorlinken naar zoekfunctie in andere databanken In plaats van onmiddellijk naar de specifieke gegevens in een andere databank te linken, zou ook kunnen gelinkt worden naar de zoekfunctie in de andere databank. Dit zou een sterke vereenvoudiging betekenen van het beheer van de centrale databank, maar zou tevens de toegevoegde waarde ervan sterk beperken. In dit geval kan men zich de vraag stellen of men dit gedeelte niet even goed zou kunnen weglaten.
8. Bijkomende discussiepunten
1. Indien sectorgemiddeld gegevensworden opgenomen in de databank: is het dan een gemiddelde van de productie of een gemiddelde van de consumptie in België ? Geldt dit zowel voor de onderliggende gegevens (vb. energie) als voor de eigenlijke producten/materialen?
2. Tot op heden gebruiken architecten – toch de voornaamste groep van de beoogde
gebruikers van een Vlaamse milieu-evaluatiemethode – weinig of geen gestructureerde databanken voor hun dagelijkse activiteiten (opstellen van meetstaten, kostprijsberekeningen gebeuren meestal aan de hand van eigen gemaakte spreadsheets). Naar de toekomst toe zal dit waarschijnlijk evolueren, dankzij de opkomst van softwareprogramma’s voor ontwerp van gebouwen die gebruik maken van BIM (Building Information Model – volledig gedigitaliseerde en gestructureerde informatie over het ontwerp). In taak A3 wordt wat verder ingegaan op de mogelijkheden om via BIM milieudata te koppelen aan andere gebouwgegevens. Een belangrijk aandachtspunt bij de uitbouw van de databank (keuze van architectuur (ICT) en structuur) moet dus zijn om de integratie van de milieudatabank met eventuele andere gegevensbronnen niet onmogelijk te maken.
3. Hoe kijken we aan tegen de volgende handicaps van milieuprestatievoorschriften voor
milieuverantwoord materiaalgebruik in de bouw: • Technische specificaties van bouwproducten veranderen meestal niet zo snel
tijdens de jaren, dus dat houdt het onderhoud/updaten van de database relatief beperkt. De milieuprestaties van de productie van bouwproducten kunnen wel snel veranderen en dat zou een veel hogere updatefrequentie kunnen betekenen.
• Bouwproducten zijn het resultaat van lange productieketens en praktisch alle materialen in de maatschappij komen in de bouw aan de orde. Is het haalbaar om alle actoren volgens dezelfde spelregels data te laten aanleveren?
OVAM Milieuverantwoord Materiaalgebruik – “Taak A3: De haalbaarheid analyseren van een afwegingsmethode, toepasbaar voor het meten van de milieuprestatie in een ontwerp- stadium van een gebouw en voor bestaande gebouwen in Vlaanderen”
p.58/115
Taak A3 - “De haalbaarheid analyseren van een afwegingsmethode, toepasbaar voor het meten van de
milieuprestatie in een ontwerpstadium van een gebouw en voor bestaande gebouwen in Vlaanderen”
1. Inleiding Deze taak heeft als doel om de haalbaarheid van een Vlaamse afwegingsmethode te analyseren en om voorstellen te formuleren voor een Vlaams eisenpakket voor de ontwikkeling en toepassing ervan. Een integraal materialenbeleid voor Vlaanderen om de milieu-effecten van de bouw te reduceren vraagt een grondige en structurele aanpak. Hierbij is het van belang dat men de milieu-effecten van de materialen op het niveau van het gebouw kan bepalen. Individuele maatregelen toepassen, zoals bij voorbaat de keuze geven aan een bepaalde materiaalsoort boven een andere of het uitsluiten van een volledige productgroep, heeft zijn beperkingen omdat het inzicht ontbreekt over de effecten op gebouwniveau. Bovendien zijn verschillende maatregelen vaak onoverzichtelijk en soms zelfs onderling tegenstrijdig. Er is bijgevolg nood aan een objectieve afwegingsmethode die de materiaalgerelateerde milieu-impact van gebouwen kan bepalen. Een dergelijke methode moet toepasbaar zijn voor zowel bestaande gebouwen als nieuwe gebouwen in de ontwerpfase. Dit is een noodzakelijke voorwaarde om ontwerpalternatieven te kunnen vergelijken en de meest milieuvriendelijke oplossing te kunnen kiezen. Bovendien moet een dergelijke methode gezien worden vanuit de ruimere context van duurzaam bouwen, waarin ook andere aspecten van het gebouw geëvalueerd worden (energie, waterverbruik, sociale aspecten, …). Voor deze taak werden twee subtaken voorgesteld:
1. Analyse van bestaande en in ontwikkeling zijnde methodes en instrumenten (A3.1) 2. Opstellen van een Vlaams eisenpakket voor een afwegingsmethode voor het bepalen
van de materialengerelateerde milieuprestatie van gebouwen (A3.2) Voor het onderzoek is gebruik gemaakt van een literatuuronderzoek, interne discussies binnen het projectteam en een door het project georganiseerde Internationale Workshop in oktober 2007 bij OVAM te Mechelen, waarop zowel een aantal bestaande buitenlandse systemen (die vaak ruimer zijn dan MMG) als de voorstellen van het onderzoeksteam zijn toegelicht en bediscussieerd [14].
OVAM Milieuverantwoord Materiaalgebruik – “Taak A3: De haalbaarheid analyseren van een afwegingsmethode, toepasbaar voor het meten van de milieuprestatie in een ontwerp- stadium van een gebouw en voor bestaande gebouwen in Vlaanderen”
p.59/115
2. Taak A3.1 “Analyse van bestaande en in ontwikkeling zijnde methodes en instrumenten
2.1. Mogelijkheden voor evaluatiemethodes Mogelijke modellen voor evaluatiemethode duurzaam bouwen: • Rating systemen • Software “LCA-type” tool 2.1.1. Rating systemen Checklists vormen eigenlijk een sub-groep binnen de rating systemen. Checklist Ja – Nee score voor een set van aspecten Eventueel onderverdeling in categorieën Score toekennen op basis van aantal behaalde “ja’s”, eventueel in gradaties Voorbeeld: BREEAM / Eco-Homes: 1 tot 4 zonnebloemen duiden het niveau van de prestatie aan Voordelen: • Gemakkelijk in gebruik • Laat toe om kwalitatieve aspecten mee te evalueren • Geen ingewikkelde berekeningen • Begrijpbaar voor niet-bouwprofessionelen Nadelen: • Te grote vereenvoudiging van de analyse van het gebouw • Geen nuancering mogelijk • “Single score” Rating system De prestatie van het gebouw voor een set van aspecten wordt berekend en vertaald in een score volgens een gradatiesysteem. Wegen en aggregeren van scores laat toe de resultaten op een vereenvoudigde manier voor te stellen (single score of beperkt aantal categorieën) Voorbeeld: Green Building Challenge: score van -2 tot +5 per aspect (score “0” stemt overeen met een gespecificeerde benchmark waarde) Resultaten worden. vereenvoudigd tot een “single score” waaraan dan een gradatie van de prestatie gekoppeld wordt (gouden, zilveren of bronzen medaille). Voordelen: • Genuanceerder dan alleen maar ja-nee • Laat toe om kwalitatieve aspecten mee te evalueren
OVAM Milieuverantwoord Materiaalgebruik – “Taak A3: De haalbaarheid analyseren van een afwegingsmethode, toepasbaar voor het meten van de milieuprestatie in een ontwerp- stadium van een gebouw en voor bestaande gebouwen in Vlaanderen”
p.60/115
• Score-systeem maakt het makkelijker om resultaten te aggregeren • Begrijpbaar voor niet-bouwprofessionelen Nadelen: • Hoe score-interval bepalen? • Intervallen tussen verschillende scores gelijk of niet? • Score-systeem is niet transparant (op basis waarvan wordt een score toegekend?) • Hoe wegingsfactoren bepalen voor aggregatie? (gebeurt ofwel arbitrair, door de
ontwikkelaars van de evaluatiemethode, of mogelijk ook door een (beperkt) panel van experten)
2.1.2. Software “LCA-type” tool Voor een set van aspecten wordt een nauwkeurige berekening gemaakt van de prestatie van het gebouw. Mits de resultaten op een gelijkaardige manier worden voorgesteld (bijvoorbeeld door karakterisatie en normalisatie), kan eventueel gebruik worden gemaakt van aggregatie en weging. Voorbeeld: ENVEST: ingeven van de karakteristieken van het gebouw en de gebruikte materialen resulteert in een berekening van de milieu-impact van het gebouw voor alle levensfasen. De resultaten worden voorgesteld door middel van 12 impact categorieën of door eco-points. Voordelen: • Gedetailleerde berekeningen voor alle aspecten correcte voorstelling van de prestatie • Volledigheid: kan alle (kwantitatieve) aspecten meenemen in de berekening Nadelen • Complexe berekeningen minder begrijpbaar • Veel gedetailleerde data nodig • Kan tijdrovend zijn als de software niet gebruiksvriendelijk is gemaakt 2.2. Beschrijving van bestaande methodes – focus op materialen 2.2.1. LCA methodes 2.2.1.1. CEN TC350 [12] Binnen CEN TC350 “Sustainability of Construction Works” wordt momenteel gewerkt aan een standaard “Assessment of environmental performance of buildings – Calculation methods”. Deze standaard zal de algemene regels en richtlijnen beschrijven voor het uitvoeren van milieu-evaluatie op gebouwniveau. Daarnaast zullen de verschillende milieu-indicatoren opgelijst worden die moeten worden gebruikt bij een milieu-evaluatie op gebouwniveau en worden hiervoor ook de berekeningsprincipes gegeven. Belangrijk hierbij op te merken is dat het gaat om een set van regels, maar niet om een volledig afgewerkte evaluatiemodel. Aan de hand van deze standaard zullen nog steeds verschillende modellen kunnen worden uitgewerkt, afhankelijk van het doel van de milieu-evaluatie.
OVAM Milieuverantwoord Materiaalgebruik – “Taak A3: De haalbaarheid analyseren van een afwegingsmethode, toepasbaar voor het meten van de milieuprestatie in een ontwerp- stadium van een gebouw en voor bestaande gebouwen in Vlaanderen”
p.61/115
Hierna worden een aantal van de principes gegeven, zoals deze opgenomen zijn in de ontwerptekst van de standaard. Beschrijving van het gebouw De beschrijving van de fysische karakteristieken van het gebouw moet volgende elementen bevatten (maar is niet noodzakelijk beperkt tot): • De vorm en grootte van het gebouw (aantal verdiepingen en verdiepingshoogte, volledige
afmetingen, bruto vloeroppervlakte, enz.) • De gebouwsamenstelling en structuur:
Draagstructuur Funderingen Buitenmuren, inclusief ramen en deuren Dak Dakopeningen en lichtstraten Gordijngevels Vloeren en vloerbedekkingen Binnenmuren (dragend) en tussenmuren (niet-dragend) Plafonds en verlaagde plafonds Decoratieve afwerkingen
• Voorzieningen voor HVAC (Heating, Cooling, Ventilation, Air Conditioning), warm water en verlichting
• Voorzieningen voor water- en afvalbeheer • Tuinarchitectuur: harde oppervlakken en grensafscheidingen Om de milieu-impact van de materialen en producten te kunnen bepalen (kwantificeren), moet deze informatie vertaald worden in een geschematiseerd model van het gebouw. In de ontwerpfase of bij een initiële evaluatie kan dit gebouwmodel vereenvoudigd zijn en gebaseerd op een aantal basisconcepten. Deze kunnen vervolgens verfijnd worden wanneer meer details over het gebouw, de elementen, componenten en producten gekend zijn. De organisatie die verantwoordelijk is voor de gebouwevaluatie moet het niveau van detail van de informatie waarmee gewerkt wordt bepalen. Dit hangt af van het doel van de evaluatie, het tijdstip waarop de evaluatie gebeurt (ontwerp, na uitvoering, tijdens gebruik, …) en de beschikbaarheid van de nodige milieu-informatie (EPDs). Levenscyclus van het gebouw Er moet een “reference study period” worden gedefinieerd voor het uitvoeren van een gebouwevaluatie. Dit is de periode waarvoor de tijdsafhankelijke karakteristieken van het gebouw worden geanalyseerd. Deze periode moet bij voorkeur de volledige levenscyclus van het gebouw omvatten, van bij de start van het ontwerp tot het einde van de levensduur (bij deconstructie of sloop). De “reference study period” moet bovendien gebaseerd zijn op de ontwerplevensduur van het gebouw (minimal vereiste levensduur). Wanneer hiervan afgeweken wordt, moet dit duidelijk opgetekend en gerechtvaardigd worden. Before use Use stage End of life stage Raw material supply Use – installed product Decommissioning Transport Maintenance and cleaning Destruction Manufacturing Replacement Waste segregation Transportation to construction site Refurbishment Transportation
OVAM Milieuverantwoord Materiaalgebruik – “Taak A3: De haalbaarheid analyseren van een afwegingsmethode, toepasbaar voor het meten van de milieuprestatie in een ontwerp- stadium van een gebouw en voor bestaande gebouwen in Vlaanderen”
p.62/115
Operation energy flows Construction - products - process - energy and water use flows - waste flows Operation water flows
Operation waste flows Hand-over of the installation Other building related operation
Site landscaping
Tabel 3: Overzicht van de verschillende delen van de levenscyclus van een gebouw [12]
Milieu-indicatoren Indicator Unit Climate Change (Global warming potential – GWP)
[kg CO2-eq]
Destruction of the stratospheric ozone layer [kg CFC-11 eq] Emission of pollutants (air soil, water) [kg] or [m3] Acidification of land and water resources [kg SO2 eq] Eutrophication [kg PO4 eq] Issues related to local impact to soil (compaction, ground water levels etc)
Ecotoxicity ?? Human toxicity ?? Noise Odour Reuse/Recycling potential [kg] Inert waste to disposal [m3]
[kg] [kg]
Hazardous waste • "Standard" Hazardous Waste • Short Period nuclear waste • Long term nuclear waste
[kg]
Quality of water output [m3] Fresh water depletion Fresh water use [m3] Land use ?? Mineral resource depletion [kg Sb] ??
Resource depletion
Energy resources depletion Non renewable primary resource use
[MJ]
Renewable mineral resource use [kg] Renewable primary energy use [MJ] Biodiversity ??
Tabel 4: Voorlopig overzicht van milieu-indicatoren [12]
2.2.1.2. EQUER [4] [11] [1] EQUER is een Frans software pakket dat de globale milieu-impact van een gebouw berekent. Men moet echter eerst de programma’s Pleiades-Comfie (en eventueel Alcyone) gebruiken vooraleer met EQUER kan gewerkt worden, omdat EQUER vertrekt vanaf de resultaten van de energieberekening in Pleiades-Comfie. EQUER is onderverdeeld in 5 grote delen: • Transport • Water • Energie • Afval
OVAM Milieuverantwoord Materiaalgebruik – “Taak A3: De haalbaarheid analyseren van een afwegingsmethode, toepasbaar voor het meten van de milieuprestatie in een ontwerp- stadium van een gebouw en voor bestaande gebouwen in Vlaanderen”
p.63/115
• Materialen EQUER bevat een beschrijving van het materiaalgebruik voor de bouw en het onderhoud of herstel van het gebouw. De materialen die in Pleiades gebruikt werden bij de berekening van het energieverbruik worden overgenomen in dit deel. Elk materiaal uit de standaard bibliotheek van Pleiades wordt hier gelinkt aan een LCA-profiel uit een database. Voor de zelf gedefinieerde materialen of elementen uit Pleiades moet een dergelijke link manueel tot stand worden gebracht. Dit gebeurt door het eigen materiaal te associëren aan een materiaal uit de database. Het LCA-profiel van de materialen beschrijft de milieu-impact met behulp van 12 milieu-indicatoren: • Serre-effect (kg CO2) • Verzuring (kg SO2) • Energieverbruik (MJ) • Waterverbruik (liter) • Inert productafval (kg eq) • Uitputting van abiotische grondstoffen (E -15) • Vermesting (kg PO4) • Fotochemische ozonproductie (kg C2H4) • Ecotoxiciteit water (m³) • Radioactief afval (dm³) • Humane toxiciteit (kg) • Geur “Odeur” (m³) Tenslotte moet de gebruiker nog wat bijkomende informatie met betrekking tot het materiaalgebruik invullen: • Het surplus aan materiaal om de verliezen op de werf in rekening te brengen • De gemiddelde transportafstand van de materialen tot aan de bouwwerf • De transportafstand van het terrein tot een site waar het inerte afval gestort wordt op het
einde van de levensduur van het gebouw • De levensduur van het schrijnwerk • De levensduur van de afwerkingsmaterialen. 2.2.1.3. Eco-Quantum [2] [11] [1] Het materiaalgebruik in Eco-Quantum moet gedetailleerd ingevoerd worden in het programma. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van een boomstructuur. Deze boomstructuur verdeelt het gebouw in 8 bouwdelen: • Funderingen • Gevels • Binnenwanden • Vloeren • Daken • Transport (trappen, liften) • Installaties
OVAM Milieuverantwoord Materiaalgebruik – “Taak A3: De haalbaarheid analyseren van een afwegingsmethode, toepasbaar voor het meten van de milieuprestatie in een ontwerp- stadium van een gebouw en voor bestaande gebouwen in Vlaanderen”
p.64/115
• Inrichting Vervolgens wordt elk van deze bouwdelen verder onderverdeeld in elementen en nog verder tot componenten. Naast algemene kenmerken zoals (verwachte) levensduur, inhoud en vloeroppervlak van het gebouw dient de gebruiker bij de betreffende componenten de hoeveelheden in te voeren. Per component kan de eenheid verschillen. Bijvoorbeeld m² voor isolatie, m3 voor zand (bouwput) en stuks voor toilet. Voor elke component dat in de database is opgenomen worden de volgende eigenschappen door het programma gegeven: • Eenheid • Levensduur:
Standaardwaarde met mogelijkheid om eigen waarde op te geven • Omschrijving • Samenstelling per eenheid materiaal. Bijvoorbeeld:
1 m² gelijmde keramische tegels wordt vervaardigd uit 10.9 kg wandtegels, 1.4 kg acrylaatdispersielijm en 0.6 kg voegmiddel (cement poeder)
• Bijkomende opmerkingen. Bijvoorbeeld: “glazuurlaag – ja” “voegmiddel wordt elke 25 jaar vervangen” dichtheid van de materialen
• Voor elk van de materialen wordt een scenario gegeven voor de behandeling ervan na het einde van de levensduur van het materiaal. Bijvoorbeeld:
voegmiddel metselmortel – scenario ‘afwerkingen’ = 100% storten, 0% verbranden, 0% recycling hoogwaardig, 0% productiehergebruik
hout (zonder label) met schilderwerk – scenario ‘hout, verontreinigd’ = 5% storten, 95% verbranden, 0% recycling hoogwaardig, 0% productiehergebruik
In de Eco-Quantum database zit een volledig LCA-profiel, opgemaakt in het LCA software pakket SimaPro, voor elk materiaal. Dit profiel beschrijft de milieu-impact van het materiaal aan de hand van volgende indicatoren: • Uitputting (van grondstoffen) (kg Sb-eq) • Broeikaseffect (CO2-eq) • Ozonlaagaantasting (CFK11-eq) • Smogvorming (fotochemische ozonproductie) (C2H4-eq) • Humane toxiciteit • Eco-toxiciteit water (DCB-eq) • Eco-toxiciteit sediment (DCB-eq) • Eco-toxiciteit terrestisch (DCB-eq) • Verzuring (SO2-eq) • Vermesting (PO4-eq) • Energie (MJ) • Afval • Gevaarlijk afval Voor elk materiaal wordt de impact van de productie bepaald, maar ook de impact van de behandelingsprocessen op het einde van de levensduur (storten, verbranden, …). Deze
OVAM Milieuverantwoord Materiaalgebruik – “Taak A3: De haalbaarheid analyseren van een afwegingsmethode, toepasbaar voor het meten van de milieuprestatie in een ontwerp- stadium van een gebouw en voor bestaande gebouwen in Vlaanderen”
p.65/115
waarden worden in de berekening van de totale milieu-impact van het materiaal ingerekend, evenredig volgens het scenario voor het einde van de levensduur van het materiaal. De database van de materialen bevat tenslotte ook nog informatie over de verliezen die ingerekend worden bij het toepassen van een materiaal. 2.2.1.4. ENVEST2 [3] [11] [1] Het omvangrijkste gedeelte van het programma is het luik waarin de gebruikte materialen moeten ingegeven worden. ENVEST2 deelt het gebouw op in 10 hoofdelementen: • Geraamte van het gebouw • Funderingen • Buitenmuren • Binnenmuren • Vloer op het gelijkvloers • Verdiepingsvloer • Ramen • Dakramen • Plafond • Dak Het aantal ecopoints en de bijdrage in de Whole Life Costs (WLC) van elk van deze elementen worden berekend op basis van de details die worden ingegeven en worden in het overzicht opgelijst. Elk van de hoofdelementen moet vervolgens opgesplitst worden in een aantal mogelijke deelcomponenten. Naargelang de opbouw van het hoofdelement, moet men dan bij de overeenkomstige componenten de details over het materiaalgebruik invoeren. Naargelang de component wordt deze nog eventueel verder opgesplitst in deelcomponenten of worden een aantal type-oplossingen voorgesteld. Daarna moeten, afhankelijk van de keuzes gemaakt voor de (deel)componenten, bijkomende gegevens ingevoerd worden. Bij baksteen bijvoorbeeld moet eerst gekozen worden uit verschillende types baksteen, dan moeten de afmetingen van de bakstenen gespecifieerd worden en moet het type mortel ingevoerd worden (met aanduiding van de bestanddelen en de toegepaste verhoudingen). Tenslotte kan men per component/materiaal informatie toevoegen over eventuele onderhouds- of vervangingswerken. Hiervoor kan men het tijdsinterval opgeven waarop de werken moeten uitgevoerd worden en de kosten die daaraan verbonden zijn. Voor het materiaalgebruik moet men kiezen uit de database van mogelijkheden die ingebouwd zijn in ENVEST2. Het is bijgevolg niet mogelijk om zelf nieuwe elementen of materialen aan het programma toe te voegen. De voorstelling van de milieu-impact gebeurt door middel van 12 milieu-indicatoren, met behulp van staafdiagramma’s. Daarenboven wordt een tabel gegeven met de exacte waarden voor elk van de indicatoren. De beschouwde milieu-indicatoren in ENVEST2 zijn: • Klimaatswijziging (ton CO2 eq. (100yr))
OVAM Milieuverantwoord Materiaalgebruik – “Taak A3: De haalbaarheid analyseren van een afwegingsmethode, toepasbaar voor het meten van de milieuprestatie in een ontwerp- stadium van een gebouw en voor bestaande gebouwen in Vlaanderen”
p.66/115
• Verzuring (ton SO2 eq.) • Ozon uitputting (kg CFK11 eq.) • Humane toxiciteit (lucht) (kg tox.) • Humane toxiciteit (water) (kg tox.) • Eco-toxiciteit (water) (m3 tox.) • Eutrofiëring (kg PO4 eq.) • Uitputting van fossiele brandstoffen (ton olie eq.) • Winning van mineralen (ton) • Waterwinning (m3) • Afvalbehandeling (ton) 2.2.2. Rating systemen 2.2.2.1. BREEAM (Schools) [7] [8] BREEAM maakt gebruik van een ‘credit’ systeem waarbij voor elk van de te beoordelen onderwerpen credits worden toegekend, afhankelijk van de prestatie van het gebouw. “Materials and waste” is een van de beoordelingscategorieën. Binnen deze categorie worden volgende elementen geëvalueerd: • Materials specification (rating in ‘green guide to specification’ – score bepaald op basis
van een LCA van de materialen en elementen) (major building elements: windows, external walls, roof, upper floor, internal walls, floor finishes, ceilings etc)
• Hard landscaping and boundary protection (rating in ‘green guide to specification’) (Embodied Impact - external hard surfaces and fencing)
• Re-use of building façade (percentage) • Re-use of building structure (percentage) • Recycled aggregates (weight-percentage) • Responsible sourcing of materials (calculated score) • Designing for robustness (measures taken) • Storage of recyclable waste (applied measures/policies) Alle credits worden opgeteld per categorie. Vervolgens wordt een weginsfactor toegepast, om de verschillende scores per categorie te aggregeren tot een enkelvoudige score. Op basis van deze score wordt dan een finale beoordeling toegekend: pass, good, very good, excellent. 2.2.2.2. BREEAM (Eco-Homes) [7] [8] Zelfde principe als de BREEAM Schools, maar hier worden minder onderwerpen geëvalueerd. Ook het toekennen van credits gebeurt niet altijd op basis van exact dezelfde vereisten. De geëvalueerde onderwerpen zijn: • Environmental Impact of Materials (op basis van materials specification) • Responsible sourcing of Materials: Basic Building Elements • Responsible sourcing of Materials: Finishing Elements • Recycling Facilities
OVAM Milieuverantwoord Materiaalgebruik – “Taak A3: De haalbaarheid analyseren van een afwegingsmethode, toepasbaar voor het meten van de milieuprestatie in een ontwerp- stadium van een gebouw en voor bestaande gebouwen in Vlaanderen”
p.67/115
2.2.2.3. HQE [5] HQE is gestructureerd volgens 14 grote thema’s. Een daarvan is “Choix intégré des produits, systèmes et procédés de construction". Hieronder worden volgende onderwerpen behandeld: • Choix constructifs pour la durabilité et l'adaptabilité de l'ouvrage • Choix constructifs pour la facilité d'entretien de l'ouvrage • Choix des produits de construction afin de limiter les impacts environnementaux de
l'ouvrage • Choix des produits de construction afin de limiter les impacts sanitaires de l'ouvrage Voor elk onderwerp wordt een van volgende beoordelingen toegekend, afhankelijk van de prestatie van het gebouw: base, performant, très performant. Vervolgens wordt op het niveau van het thema eenzelfde beoordeling toegekend, afhankelijk van de beoordeling voor de verschillende onderwerpen. Op gebouwniveau wordt tenslotte een beoordeling gegeven op basis van het aantal hoofdthema’s met beoordeling “base”, “performant” en “très performant”. De beoordeling op het niveau van de individuele onderwerpen gebeurt op een kwalitatieve manier, soms onderbouwd door een aantal kwantitatieve eisen. Zo wordt binnen het onderwerp “Choix des produits de construction afin de limiter les impacts environnementaux de l'ouvrage” nog een onderscheid gemaakt tussen “Connaître la contribution des produits de construction aux impacts environnementaux de l’ouvrage” (score op basis van het aantal productfamilies waarvoor een set milieugegevens gekend is) en Choisir les produits de construction pour limiter leur contribution aux impacts environnementaux de l’ouvrage (score afhankelijk van het feit of milieu als beslissingscriteria bij de materiaalkeuze werd gebruikt en of er verschillende scenario’s voor het materiaalgebruik en de bijhorende milieu-impact werden uitgewerkt). Voor de gezondheidsimpact worden vergelijkbare principes gebruikt voor de evaluatie en het toekennen van de score. 2.2.2.4. SBTool [10] De internationale SBTool methode werkt met een vaste set van parameters, die afhankelijk van het type gebouw licht kunnen wijzigen. Voor elke parameter wordt een beoordeling gegeven tussen -1 en +5, afhankelijk van de prestatie. De referentiewaarden voor het toekennen van de score, kunnen nationaal of regionaal vastgelegd worden. Voor het thema materiaalgebruik worden volgende parameters geëvalueerd: • Re-use of suitable existing structure(s) • Minimal use of finishing materials • Minimal use of virgin materials • Use of durable materials • Re-use of salvaged materials • Use of recycled materials from off-site sources
OVAM Milieuverantwoord Materiaalgebruik – “Taak A3: De haalbaarheid analyseren van een afwegingsmethode, toepasbaar voor het meten van de milieuprestatie in een ontwerp- stadium van een gebouw en voor bestaande gebouwen in Vlaanderen”
p.68/115
• Use of bio-based products obtained from sustainable sources • Use of cement supplementing materials in concrete • Use of materials that are locally produced • Design for disassembly, re-use or recycling Daarnaast bevat SBTool ook nog andere thema’s, waarbinnen een aantal materiaalgerelateerde aspecten beoordeeld worden: • Environmental loadings:
Annualized GHG emissions embodied in construction materials. Solid waste resulting from the construction and demolition process. Solid waste resulting from facility operations.
• Service Quality: Functionality and efficiency Flexibility and Adaptability
2.2.2.5. LEED [9] Ook LEED werkt met ‘credits’ die worden toegekend voor een reeks onderwerpen. De onderwerpen zijn gebaseerd op 5 prestatiecategorieën: duurzame site, energie en atomosfeer, water efficiëntie, kwaliteit van de binnenomgeving, en materialen en grondstoffen. Bijkomende punten kunnen verdiend worden onder de speciale categorie ‘innovatie in ontwerp’, waarbij uitzonderlijke prestaties ver boven de LEED vereisten moeten worden aangetoond. Het totaal aantal punten bepaalt het LEED certificatieniveau voor een project: “certified”, “silver”, “gold”, “platinum” Binnen het thema materialen en grondstoffen worden volgende onderwerpen geëvalueerd (elk goed voor 1 ‘credit’): • Storage & Collection of Recyclables (prerequisite) • Building Reuse: Maintain 75% of Existing Walls, Floors & Roof • Building Reuse - Maintain 95% of Existing Walls, Floors & Roof • Building Reuse: Maintain 50% of Interior Non-Structural Elements • Construction Waste Management: Divert 50% From Disposal • Construction Waste Management: Divert 75% From Disposal • Materials Reuse: 5% • Materials Reuse: 10% • Recycled Content: 10% (post-consumer + 1/2 pre-consumer) • Recycled Content: 20% (post-consumer + 1/2 pre-consumer) • Regional Materials: 10% Extracted, Processed & Manufactured Regionally • Regional Materials: 20% Extracted, Processed & Manufactured Regionally • Rapidly Renewable Materials • Certified Wood
OVAM Milieuverantwoord Materiaalgebruik – “Taak A3: De haalbaarheid analyseren van een afwegingsmethode, toepasbaar voor het meten van de milieuprestatie in een ontwerp- stadium van een gebouw en voor bestaande gebouwen in Vlaanderen”
p.69/115
2.3. Ervaringen in Nederland met een afwegingsmethode In Nederland hebben zich de afgelopen 20 jaar veel ontwikkelingen voorgedaan met het meten van de milieuprestatie van een ontwerp van een gebouw (zie onderstaande figuur). Globaal zijn de volgende stadia te onderscheiden: 1. het begon met de ontwikkeling van kwalitatieve voorkeurslijsten voor afzonderlijke
bouwproducten (DCBA methode); 2. vervolgens werden LCA ’s uitgevoerd van bouwproducten, ontstonden de eerste EPD’s
vanuit de toeleverende industrie (MRPI) en ontstonden SEV-voorkeurslijsten en het door en voor de bouwsector ontwikkelde Nationaal Pakket Woningbouw met lange lijsten maatregelen;
3. daarna is lang gewerkt aan het ontwikkelen van methode gericht op het meten van de totale milieuprestatie van een gebouw op basis van de LCA methoden;.
4. deze ontwikkeling werd afgesloten met een poging een genormaliseerde bepalingsmethode bij NEN te ontwikkelen als basis voor grenswaarden in het Nederlandse Bouwbesluit. Deze poging mislukte, meer vanwege positionele overwegingen uit de bouwsector dan op inhoudelijke gronden;
5. vervolgens zijn er vanuit de aanbod kant, op LCA-methode gebaseerde eenvoudigere instrumenten ontwikkeld, zoals de GPR en de Toolkit, om een stimulerend beleid mogelijk te maken;
6. labels waarmee ook naar consumenten rond duurzaamheid kan worden gecommuniceerd zijn in ontwikkeling.
2.3.1. Voorkeurslijsten op basis van kwalitatieve criteria Halverwege de jaren 90 bestond het duurzaam bouwen instrumentarium voornamelijk uit voorkeurslijsten (zoals de DCBA-methode en het SEV-handboek). De DCBA methode was een van de oudste voorkeurslijsten gebaseerd op kwalitatieve criteria.
OVAM Milieuverantwoord Materiaalgebruik – “Taak A3: De haalbaarheid analyseren van een afwegingsmethode, toepasbaar voor het meten van de milieuprestatie in een ontwerp- stadium van een gebouw en voor bestaande gebouwen in Vlaanderen”
p.70/115
De DCBA-methode is een classificatiemodel voor allerlei verschillende duurzaam bouwen-maatregelen. Materialen, producten en maatregelen zijn ingedeeld in vier verschillende ambitieniveaus:
D: De normale situatie C: Corrigeer normaal gebruik B: Beperk schade tot het minimum A: Autonoom; de meest gunstige milieu-situatie
Deze methode kan tijdens het gehele bouwproces ingezet worden. Bijvoorbeeld als discussie-instrument tussen verschillende betrokkenen aan het begin van een proces of om na afloop van het ontwerp aan de afgesproken ambities te toetsen. De DCBA-methode is door milieukundig onderzoek- en ontwerpbureau BOOM ontwikkeld bij het initiatief van de eerste duurzaam gebouwde wijk Ecolonia in Alphen aan den Rijn in 1993. 2.3.2. Voorkeurslijsten van materialen bouwproducten op basis van LCA In 1996 verscheen op initiatief van de uitvoerende bouw de eerste versie van het Nationaal Pakket Duurzaam Bouwen Woningbouw - nieuwbouw. In 1997 verscheen eenzelfde pakket voor het beheren van bestaande woningbouw. De pakketten hebben tot doel de milieu-invloeden terug te dringen van het ontwerpen, bouwen en beheren (inclusief sloop). De pakketten bevatten maatregelen die in de praktijk kunnen worden genomen om duurzaam bouwen te realiseren. In 1998 volgden vergelijkbare pakketten voor utiliteitsbouw. Het Nationaal Pakket kende voor de materiaalgebonden maatregelen al een onderbouwing met LCA. Deze lijsten zijn veelvuldig toegepast in Nederland. Het nationaal Pakket is in 2007 uit de markt genomen. 2.3.3. LCA instrumenten op gebouw niveau Halverwege jaren ’90 ontstonden de eerste initiatieven om op gebouwniveau een LCA uit te voeren. Tot dan toe werden LCA’s gebruikt om (bouw)producten te vergelijken. Het ministerie van VROM (verantwoordelijk voor ruimte, milieu, wonen, wijken en integratie) was betrokken bij projecten waaruit later twee instrumenten voortkwamen : Eco-Quantum (in opdracht van SBR (voorheen Stichting Bouwresearch) en SEV (Stichting Experimenten Volkshuisvesting)) en GreenCalc (in opdracht van de Rijksgebouwendienst). Deze instrumenten zijn niet breed ingezet in de bouwpraktijk maar worden nog steeds gebruikt bij een beperkt aantal onderzoeks- en praktijk projecten. 2.3.4. MMG: het materiaalgebonden milieuprofiel van het gebouw Eind jaren ‘90 is tussen overheid en bouwbedrijfsleven afgesproken te streven naar aansturing van de milieukwaliteit van bouwproducten op het gebouwniveau, dus op de milieueffecten van het totaal aan in een bouwwerk aangebrachte materialen. Daarbij zou de methodiek van de LCA uitgangspunt zijn (met de ervaringen van Eco-Quantum en GreenCalc op de achtergrond). Het ministerie van VROM wilde in samenwerking met de markt de milieuprestatie van materialen in een gebouw als 5de pijler in het Bouwbesluit opnemen. Op de achtergrond speelde ook de wens om bij het ontwerpen voor de architect zoveel mogelijk vrijheid te behouden. Door in het Bouwbesluit een prestatie-eis op te nemen waarin de milieukwaliteit van al het materiaalgebruik wordt uitgedrukt, zou de bouw maximale ruimte behouden om in elke ontwerpopgave te zoeken naar optimale oplossingen (maatwerk). Op basis van de LCA-methodiek ontwikkelde het Nederlands Normalisatie-instituut (NEN) een bepalingsmethode waarmee de milieueffecten kwantitatief inzichtelijk kunnen worden
OVAM Milieuverantwoord Materiaalgebruik – “Taak A3: De haalbaarheid analyseren van een afwegingsmethode, toepasbaar voor het meten van de milieuprestatie in een ontwerp- stadium van een gebouw en voor bestaande gebouwen in Vlaanderen”
p.71/115
gemaakt op bouwwerkniveau: het zogenoemde Materiaalgebonden Milieuprofiel Gebouwen (MMG). Het lag in de bedoeling van het ministerie van VROM dat de bepalingsmethode eind 2003 operationeel zou zijn, waarna een besluit zou kunnen worden genomen of de methode basis zou kunnen zijn voor regelgeving (opname in het Bouwbesluit); regelgeving en voorschriften zouden dan eind 2003, begin 2004 gepubliceerd kunnen zijn. In de aanloop naar het mogelijk opnemen van de methode in het bouwbesluit is er een zogenaamde 'gele' versie van de norm NEN 7185 opgesteld (status: 'niet openbaar'). Voordat de gele versie als 'groene' versie ter commentaar zou worden gepubliceerd, is de methode aan een bruikbaarheidtoets onderworpen. Met de toets beoogt men meer inzicht te krijgen in: • de praktische bruikbaarheid voor verschillende groepen gebruikers, • het onderscheidend vermogen, • de betrouwbaarheid en • de bruikbaarheid als basis voor regelgeving en het effect van verschillende scenario's in de
methode. De toets op de bruikbaarheid van de mmg-bepalingsmethode omvatte twee aspecten: de methode zelf en de werking in samenhang met andere aspecten, zoals de prestatienormen voor energiezuinigheid, watergebruik, straling, etc. Het eerste deel werd door NEN gecoördineerd, het tweede deel door SEV en SBR. SEV en SBR hebben een zogenaamd proeftuinproject 'prestatiegerichte duboconvenanten' opgezet (life-equation), waarin gemeenten met partijen in de bouw aan de hand van het bouwproces de mogelijkheden van verschillende dubo-instrumenten bekijken. De verschillende aspecten (MMG, EPN (EnergiePrestatie Norm, SPN (StralingsPrestatie Norm), WPN (WaterPrestatie Norm), binnenmilieu) worden integraal getoetst. Specifieke doelgroepen van de proeftuin zijn: gemeenten, architecten, opdrachtgevers, aannemers en bouwbedrijven. De ervaringen met de proef zijn niet zo helder. Het ervaren bij de bouwpraktijk was evenwel dat de methode met name te ingewikkeld om in de dagelijkse praktijk toe te passen is. Met name architecten en projectontwikkelaars waren niet van de methode gecharmeerd omdat het hen teveel rekenwerk zou opleveren. In het voorjaar van 2003 heeft het NEN-bureau besloten de bepalingsmethode niet verder te ontwikkelen en de betreffende normcommissie slechts als schaduwcommissie te laten fungeren voor Europees normalisatiewerk op dit gebied. Belangrijke les uit dit verhaal is dat het dus van groot belang is om de ervaringen en wensen van eindgebruikers (architecten, studiebureaus) tijdig in te brengen. 2.3.5. Praktijk instrumenten voor de vraagzijde Na de ervaring van mmg was het een aantal jaren rustig in Nederland. Er werd ondertussen gewerkt om instrumenten te ontwikkelen die beter aansloten op de ervaring van de praktijk-actoren zoals de architecten, projectontwikkelaars en architecten. De gemeente Tilburg nam samen met W/E Consultants het initiatief om de GPR (Gemeentelijke Praktijk Richtlijn) te ontwikkelen. GPR Gebouw zet ontwerpgegevens van een gebouw om in kwaliteit- en duurzaamheidprestaties. De materialen module van dit instrument is gebaseerd op berekeningen met het programma Eco-Quantum. Vanuit de projectgroep Duurzame Energie projectontwikkeling Woningbouw ontwikkelde een groep Projectontwikkelaars en deskundigen de Toolkit duurzame woningbouw met realistische
OVAM Milieuverantwoord Materiaalgebruik – “Taak A3: De haalbaarheid analyseren van een afwegingsmethode, toepasbaar voor het meten van de milieuprestatie in een ontwerp- stadium van een gebouw en voor bestaande gebouwen in Vlaanderen”
p.72/115
energie- en materiaalconcepten voor duurzame woningbouw. De materiaal module uit dit instrument is gebaseerd op berekeningen uit GPR, Eco-Quantum en GreenCalc. De cirkel in de ontwikkeling voor een afwegingsmodel voor het meten van materialen is nu bijna rond in Nederland. Vanuit simpele instrumenten, zoals de DCBA methode, gebaseerd op kwalitatieve criteria zijn via de complexe instrumenten die LCA’s van gebouwen berekenen Eco-Quantum en GreenCalc, weer eenvoudigere instrumenten ontwikkeld die helpen afwegingen te maken bij het ontwerpen van een milieuvriendelijke gebouw (GPR). Als laatste stap wordt nu ter voorbereiding van labelling in Nederland gewerkt aan afwegingskaders voor duurzaam bouwen over de volle breedte van de ‘triple P’ (Planet, People, Profit). Met een beperkt aantal criteria moet zoveel mogelijk in consumententaal een afwegingskader worden aangereikt voor het beoordelen van de duurzaamheid van woningen. 2.4. Analyse van bestaande tools 2.4.1. SWOT analyse Voor een reeks van bestaande tools (zowel LCA als rating tools) werd in het LEnSE project [13] een analyse uitgevoerd aangaande volgende onderwerpen: • Doel en opzet • Gebruikt door / bruikbaar voor (doelpubliek) • Focus (niveau gebouw, wijk, ...) • Gebruikt in welke fase? (nieuwbouw, tijdens gebruiksfase) • Gebouwtypes die kunnen geëvalueerd worden • Aantal geëvalueerde thema's (hoogste niveau) • Aantal evaluatiecategorieën • Totaal aantal geëvalueerde onderwerpen • Type tool (evaluatie of informatief) • Geschat aantal reële gebruikers • Financiële stimulansen om de tool te gebruiken? • Stimulansen vanuit beleid / regelgeving om de tool te gebruiken? • Financiering van de ontwikkeling (publiek of privaat) • Financiering van het 'onderhouden' en updaten van de tool, na de initiële lancering • Tijd (of kost) om een evaluatie uit te voeren, exclusief wettelijk verplichte evaluaties (vb.
energieverbruik) De resultaten van deze analyse worden gegeven in bijlage bij dit rapport. Uit de analyse van de bestaande methodes en tools kunnen een aantal trends met betrekking tot sterktes, zwaktes, opportuniteiten en bedreigingen worden afgeleid voor elk van de verschillende aanpakken. Deze zijn samengevat in onderstaande tabellen. [13] LCA methodes
Sterktes Zwaktes • LCA tools zijn gebaseerd op een gestandaardiseerde
methodologie (ISO 14040) • De resultaten van een evaluatie kunnen
gecontroleerd worden, voor zover de
• LCA beschouwt alleen milieuthema’s die gekwantificeerd kunnen worden
• Meer harmonisatie is nodig tussen verschillende bestaande tools in Europa om
OVAM Milieuverantwoord Materiaalgebruik – “Taak A3: De haalbaarheid analyseren van een afwegingsmethode, toepasbaar voor het meten van de milieuprestatie in een ontwerp- stadium van een gebouw en voor bestaande gebouwen in Vlaanderen”
p.73/115
veronderstellingen en aannames publiek worden gemaakt
• Er is al validatie gebeurd van verschillende tools, bijvoorbeeld 8 tools werden vergeleken in het thematische netwerk PRESCO. Hieruit bleek een discrepantie van ongeveer 10% voor de CO2 emissies van de onderzochte case studies
• Sommige tools zijn gebruiksvriendelijk, zodat de evaluatie even gemakkelijk wordt als bij vereenvoudigde methodes
• Sommige tools hebben een relatief groot aantal gebruikers (vb. ENVEST: 233 geregistreerde gebruikers)
• Sommige tools zijn gelinkt aan economische of sociale aspecten (vb. LEGEP omvat ook Life Cycle Costing (LCC), EQUER is gerelateerd aan studie van thermisch comfort)
vergelijkbare resultaten te bekomen voor milieu-evaluaties
• LCA tools vereisen soms gegevens die mogelijk niet beschikbaar zijn (LCI data van lokaal geproduceerde materialen, technische innovaties,…),
• Het aantal gebruikers van LCA tools is over het algemeen beperkt (meer onderzoekers dan bouwprofessionelen)
Opportuniteiten Bedreigingen • Op Europees niveau is het JRC (Joint Research
Centre) rond LCA bezig met een geharmoniseerde database met LCI gegevens, ook voor bouwmaterialen
• LCA gebouwevaluatie is het uitgangspunt van het CEN TC350; men is bezig met standaardisatie in Europa
• (financiële of andere) stimuli kunnen toegekend worden voor LCA berekeningen voor gebouwen
• Bouwprofessionelen kunnen getraind worden door continue opleidingen
• LCA zou kunnen bestempeld worden als te complex voor bouwprofessionelen (en dus afgevoerd)
• De kost voor een evaluatie moet laag genoeg blijven om de acceptatie van het evaluatieproces te garanderen
Rating tools
Sterktes Zwaktes • Rating tools kunnen gemakkelijker verschillende
onderwerpen omvatten (zowel milieu, economisch als sociaal), en bovendien zowel kwantitatieve als kwalitatieve aspecten
• Rating tools zijn over het algemeen gebruiksvriendelijker dan LCA tools. De input en output zijn meestal aangepast aan zowel bouwprofessionelen als klanten/ opdrachtgevers
• Sommige rating tools zijn deels gebaseerd op LCA, wat de betrouwbaarheid ervan verhoogt.
• Sommige tools worden zeer veel gebruikt (vb. 25000 geaccrediteerde LEED professionelen in de VS, meer dan 1000 BREEAM assessors)
• Het is zeer moeilijk om een kwalitatieve evaluatie te valideren. Hierdoor is het vertrouwen in het resultaat van een evaluatie soms beperkt
• Er bestaan zeer veel tools, die heel verschillend kunnen zijn in hun structuur, inhoud, aanpak, ...
Opportuniteiten Bedreigingen • Meer en meer eigenaars en opdrachtgevers vragen
naar “groene” gebouwen • Een geharmoniseerde methodologie kan
• Het labellen van gebouwen met een “slechte” milieuprestatie vermindert de geloofwaardigheid van labelling in het
OVAM Milieuverantwoord Materiaalgebruik – “Taak A3: De haalbaarheid analyseren van een afwegingsmethode, toepasbaar voor het meten van de milieuprestatie in een ontwerp- stadium van een gebouw en voor bestaande gebouwen in Vlaanderen”
p.74/115
voortvloeien uit Europese onderzoeks- en standaardisatieactiviteiten
algemeen • Het komen tot een gemeenschappelijke,
kwalitatieve evaluatiemethode kan uitermate moeilijk blijken. Bovendien kan het resultaat sterk afhankelijk zijn van de evaluator
Zowel LCA methodes als rating systemen hebben elk hun voor- en nadelen. Daarom is bij sommige methodes getracht om de sterke kanten van beiden te combineren. Mogelijk combinaties van beide types van methodes zijn bijvoorbeeld: • Uit de LCA methode een vereenvoudigde evaluatiemethode afleiden (vb. GPR gebouw) en
deze aanvullen met andere thema’s • Integratie van LCA in een meer algemene rating tool (vb. SBtool) • Het definiëren van twee niveaus voor een evaluatie (vb. applicatie van EPB in Frankrijk),
waarbij LCA wordt gebruikt in situaties waar een eenvoudige evaluatie niet meer toepasbaar is (vb. heel bijzondere of innovatieve gebouwen)
Hoe dan ook is het ontwikkelen van een gebruiksvriendelijke interface een essentiële factor voor het succes van een evaluatiemethode. Dataverzameling en input is veel tijdrovender dan de eigenlijke berekeningen (zelfs voor gedetailleerde berekeningsmethodes). Het vereenvoudigen van de inputgegevens – bijvoorbeeld door gebruik van standaardwaarden, gebouwtypes, ratio’s per m², enz – is ongetwijfeld een relevante aanpak. In dat geval is een validatie van de methode vereist, om na te gaan of de methode voldoende nauwkeurig blijft bij het vereenvoudigingsproces. 2.4.2. Conclusies voor evaluatie van materiaalgebruik Wanneer we de SWOT analyse bekijken, kunnen we vaststellen dat er zowel succesvolle LCA tools (vb. ENVEST) als succesvolle rating tools (vb. BREEAM, GPR Gebouw) bestaan. Men mag als algemene conclusie dus niet stellen dat LCA op gebouwniveau te complex is om te worden toegepast. Ook de te besteden tijd lijkt voor een evaluatie geen doorslaggevende factor te zijn in het succes van de tool. Bij BREEAM bijvoorbeeld zien we dat een evaluatie meerdere dagen in beslag neemt, en toch is het een van de meest wijd verspreide instrumenten. Anderzijds zijn er LCA tools waarbij de evaluatie tamelijk snel kan gebeuren, eens de nodige informatie verzameld is. Een andere conclusie uit de analyse is dat LCA tools voor de evaluatie van het materiaalgebruik altijd werken met een opdeling van het gebouw in gebouwelementen, en dit verder gaan detailleren naar de toegepaste producten en materialen in het te evalueren gebouw. Voor de milieu-informatie van deze producten en materialen wordt gebruik gemaakt van databases die aan de tools gekoppeld zijn. Het materiaalgebruik wordt dan geëvalueerd aan de hand van de toegepaste hoeveelheden van elk van de materialen/producten en een aantal bijkomende scenario’s, bijvoorbeeld over transportafstanden, levensduur, enz. (zie hoofdstuk 3). De rating tools daarentegen gaan een aantal specifieke aspecten van het materiaalgebruik evalueren. Hierbij wordt het materiaalgebruik in het totaal bekeken, al wordt dit soms beperkt op basis van bijvoorbeeld gewichts- of volumepercentages van de materialen Een belangrijk onderscheid ten opzichte van de LCA evaluatie is dat de rating tools bepaalde
OVAM Milieuverantwoord Materiaalgebruik – “Taak A3: De haalbaarheid analyseren van een afwegingsmethode, toepasbaar voor het meten van de milieuprestatie in een ontwerp- stadium van een gebouw en voor bestaande gebouwen in Vlaanderen”
p.75/115
deelaspecten van de milieu-impact van het materiaalgebruik evalueren, en niet de globale milieubelasting. Uit de analyse kunnen we besluiten dat een kwantitatieve milieu-evaluatie (ofwel LCA) van het materiaalgebruik op gebouwniveau noodzakelijk is om de globale milieu-impact te kunnen bepalen. Uit de uitgevoerde analyses blijkt dat dit haalbaar is, mits er een gebruiksvriendelijke software aan gekoppeld is en de gegevensverzameling aansluit bij de werkwijze van de architecten in ontwerpfase. Hierop wordt dieper ingegaan in Taak A3.2 3. Taak A3.2 - Opstellen van een Vlaams eisenpakket voor
een afwegingsmethode voor het bepalen van de materialengerelateerde milieuprestatie van gebouwen
De haalbaarheid van een Vlaamse afwegingsmethode zal sterk afhankelijk zijn van het gekozen ambitieniveau. Onderstaand schetsen we eerst wat nodig is om het hoogste ideale einddoel te bereiken. 3.1. Programma van eisen voor ontwikkeling Vlaamse
afwegingsmethode De Vlaamse afwegingsmethode zal aan een aantal eisen dienen te voldoen om een succes te kunnen worden. Zo worden er eisen gesteld aan: • Data van producten, materialen, maar ook bouwkundige processen op de werf zoals
bijvoorbeeld het toepassen van gasbranders voor bitumen dakbedekking, en generieke processen zoals elektriciteit, transportemissiegegevens, enz.
• Scenario’s (levensduur, onderhoud, herstellingen, gemiddelde transportafstand van producent naar werf, enz.)
• Methode • Softwarematige uitwerking Wanneer er door de overheid keuzes moeten gemaakt worden om een aantal van deze aspecten prioritair uit te werken (bijvoorbeeld omwille van beschikbaarheid van de nodige budgetten), dan kan zonder twijfel worden gesteld dat de aandacht in de eerste plaats dient te gaan naar het uitwerken van de evaluatiemethode en de bijhorende scenario’s. Het opzetten van een (Vlaamse) databank met milieu-informatie wordt minder prioritair geacht, gezien er al heel wat milieu-informatie te vinden is in Europa (hoewel niet specifiek voor de Vlaamse situatie) en gezien de initiatieven met betrekking tot EPDs die genomen (zullen) worden door de Federale Overheid. De softwarematige uitwerking van de methode is een aspect waar reeds bij de uitwerking van de methode moet mee rekening gehouden worden, maar dit kan pas effectief worden opgestart nadat de evaluatiemethodologie is uitgewerkt en getest.
OVAM Milieuverantwoord Materiaalgebruik – “Taak A3: De haalbaarheid analyseren van een afwegingsmethode, toepasbaar voor het meten van de milieuprestatie in een ontwerp- stadium van een gebouw en voor bestaande gebouwen in Vlaanderen”
p.76/115
3.1.1. Programma van eisen voor milieudata van producten, materialen en
(bouwkundige en algemene) processen 3.1.1.1. Algemeen De data dienen representatief te zijn voor alle op de Vlaamse markt verkrijgbare producten, materialen en processen (bouwpraktijken), deze kunnen dus zowel afkomstig zijn van binnenlandse als buitenlandse leveranciers/federaties. De data dienen het volledige pallet aan producten/materialen en processen af te dekken. De data dienen LCI (life cycle inventarisatie) ofwel LCA (life cycle impact assessment) (bv. in de vorm van een EPD) data te omvatten als tevens ook technische gegevens die de prestatie van het gebouw als geheel beïnvloeden. Indien er onderhouds- of herstellingswerkzaamheden van belang zijn in de gebruiksfase dan dienen die ook door de fabrikant gespecificeerd te worden ofwel dienen er default scenario’s ontwikkeld te worden binnen de evaluatiemethode. Bij de ontwikkeling van EPD normen krijgen fabrikanten de vrijheid om zelf te bepalen over welke levenscyclusfasen men informatie verstrekt. Vele bouwproducten worden binnen Vlaanderen/België geproduceerd. Toch zal een niet te verwaarlozen deel van de bouwmaterialen die gebruikt worden op de Vlaamse werven geïmporteerd worden uit anderen landen. Omgekeerd zal ook een significante hoeveelheid van de bouwmaterialen die in Vlaanderen/België geproduceerd worden geëxporteerd worden. De data formaten in Vlaanderen/België dienen bijgevolg geharmoniseerd te worden met data formaten uit omringende landen en eventueel EU formaten, en dit vanwege het internationale marktkarakter. De belangrijkste eisen aan de data zijn dus: representativiteit, volledigheid (zowel naar alle materialen/producten/processen als naar data over levenscyclusfasen), harmonisatie vanwege internationale marktkarakter. 3.1.1.2. Acties op vlak van data Eerste stap in data ontwikkeling is de ontwikkeling van een database met een significant “Vlaams gehalte”. Volgende acties zijn nodig in de ontwikkeling van een Vlaamse data platform: • Inventarisatie van publieke LCI/LCA databases met specifieke focus op data m.b.t.
materialen • Selectie van die datarecords die mogelijk relevant kunnen zijn als input voor de Vlaamse
afwegingsmethode • Waar nodig de selectie van relevante datarecords aanpassen zodanig dat de data
representatief zijn voor de Vlaamse context. Bijvoorbeeld: in publieke databank zijn data beschikbaar voor de productie van dakpannen in Duitsland. Indien het productieproces identiek is, kunnen data representatief gemaakt worden voor Vlaanderen door enkel de elektriciteitsmix te veranderen
OVAM Milieuverantwoord Materiaalgebruik – “Taak A3: De haalbaarheid analyseren van een afwegingsmethode, toepasbaar voor het meten van de milieuprestatie in een ontwerp- stadium van een gebouw en voor bestaande gebouwen in Vlaanderen”
p.77/115
• Overleg met producenten van bouwmaterialen om dergelijke modificaties te reviewen, en om eventueel te vragen naar bedrijfsspecifieke of sectorspecifieke data
• Naar analogie met ontwikkeling van de Nederlandse Nationale database, een Vlaams platform (datasets) ontwikkelen dat als input kan dienen om de afwegingstool te laten functioneren. Taken die in dit kader dienen uitgevoerd te worden zijn:
door het samenbrengen en combineren van: publieke data (ecoinvent, MRPIs, enz.) gemodificeerde publieke data (aanpassingen aan bestaande publieke data zodanig
dat deze representatief zijn voor de Vlaamse context) specifieke Vlaamse data (bedrijfsspecifiek of sectorgemiddeld)
harmonisatie van de verschillende dataformaten (internationaal marktkarakter van de bouwmaterialen)
contacten met producenten van bouwmaterialen en federaties in Vlaanderen/België (stimuleren tot aanleveren van LCI data, kritische evaluatie van publieke data voor modificatie naar Vlaamse context)
sensibilisatie en stimuleren van opmaken LCI / LCA data bouwproducten in Vlaanderen (bedrijfsspecifiek/sector gemiddeld)
3.1.2. Programma van eisen scenario’s 3.1.2.1. Algemeen Naast data is er voor een evaluatie op gebouwniveau ook informatie nodig om zogenaamde scenario’s op te stellen. Voorbeelden van informatie die nodig zijn voor het opmaken van die scenario’s zijn: • de gemiddelde levensduur van een woning • gemiddelde levensduur van bouwmaterialen, -elementen, - constructies, … • de gemiddelde transportafstand van de fabriek naar de bouwwerf • onderhoudsfrequentie van bouwproducten, -elementen, - constructies, … • bewonersgedrag • einde levensduur scenario’s (% storten, % recycleren, % hergebruik) • enz. Een gebouw of een woning kan verschillende trajecten doorlopen gedurende zijn ganse levensduur. De gebruiker van de evaluatiemethode dient scenario’s voor bijvoorbeeld transport, bouw, onderhoudswerkzaamheden, verwachte levensduur van materialen/producten en einde levensduurscenario’s nog zelf te kunnen beïnvloeden. In de te ontwikkelen evaluatiemethode dienen desalniettemin “default” waarden te worden gedefinieerd voor scenario’s (soort van gemiddelde scenario’s). Van deze default waarden kan de ongeoefende gebruiker vertrekken. Vervolgens moet de gebruiker ook in de mogelijkheid gesteld worden om zelf specifieke scenario’s te definiëren via de evaluatiemethode. De methode zal hiervoor gebruik maken van generieke data over einde levensduur verwerkingsprocessen, productie bouwmaterialen, transport emissie-gerelateerde processen enz. Om belemmering van innovatie te voorkomen is het ook belangrijk dat de evaluatietool de mogelijkheid biedt om default waarden te vervangen door eigen resultaten (zoals bv. voor levensduur van producten).
OVAM Milieuverantwoord Materiaalgebruik – “Taak A3: De haalbaarheid analyseren van een afwegingsmethode, toepasbaar voor het meten van de milieuprestatie in een ontwerp- stadium van een gebouw en voor bestaande gebouwen in Vlaanderen”
p.78/115
3.1.2.2. Acties op vlak van scenario’s Eerste stap in de ontwikkeling van scenario’s zijn de sectorgedragen default waarden met minimum en maximum waarden. Welke stappen moeten er gezet worden voor bij de ontwikkeling van specifieke Vlaamse scenario’s? • Ontwikkelen van default waarden van scenario’s met minimum en maximum grenzen:
Contacten met de architecten, bouwheren, aannemers, enz. om default scenario’s te bepalen;
Afchecken met default waarden buitenlandse evaluatiesystemen (contacten met ontwikkelaars buitenlandse methodes);
• Input genereren voor specifieke scenario’s: ontwikkelen van basis datarecords zodanig dat de gebruiker van de afwegingsmethode in staat is om zelf specifieke scenario’s te creëren. Bijvoorbeeld voor end-of-life scenario’s: keuze mogelijkheid bieden voor verschillende end-of-life verwerkingsroutes (verbranding, recyclage, hergebruik, …):
Afchecken met buitenlandse evaluatiesystemen (contacten met ontwikkelaars buitenlandse methodes);
• Gebruiker gidsen bij gebruik specifieke waarden voor scenario’s 3.1.3. Programma van eisen methode 3.1.3.1. Algemeen Basiseis De methode moet gebaseerd zijn op LCA – volledige levenscyclus beschouwen van producten en gebouw. Hiërarchische opdeling Werken met de elementen-methode: hiërarchische opdeling van gebouw in grote gebouwdelen, samenstellende elementen, componenten, producten en materialen. Afhankelijk van beschikbaarheid van informatie moet de methode kunnen werken met zeer gedetailleerde info op productniveau of eerder gemiddelde info op elementniveau. Complementariteit indicatoren De methode dient indicatoren te genereren die complementair zijn met andere deelevaluaties van gebouwen zoals watergebruik, energiegebruik (in het kader van EPB). In elk geval moeten de milieuthema’s als broeikaseffect, verzuring, vermesting, … aan bod komen (minimum lijst van indicatoren zoals die gaan gedefinieerd worden in EPD standaarden op productniveau). Toepasbaarheid De methode dient naast nieuwe gebouwontwerpen ook geschikt te zijn om te worden gebruikt bij renovatie projecten en dient milieuevaluatie mogelijk te maken van diverse opties voor afbraak/hergebruik van bouwelementen, ondanks het feit dat de exacte samenstelling van oude woningen niet exact bekend zal zijn. Deze eis vertaalt zich in een databehoefte aan diverse selectieve sloop/afbraakprocessen.
OVAM Milieuverantwoord Materiaalgebruik – “Taak A3: De haalbaarheid analyseren van een afwegingsmethode, toepasbaar voor het meten van de milieuprestatie in een ontwerp- stadium van een gebouw en voor bestaande gebouwen in Vlaanderen”
p.79/115
Evaluatieprincipe De methode dient transparant te zijn en dient zowel op gedetailleerd niet-geaggregeerd niveau te werken als op geaggregeerd niveau (wegingsfactoren - te bepalen: consultatie van belanghebbende partijen – maar eventueel ook gecombineerd met minimum prestatie-eisen). 3.1.3.2. Acties op vlak van de methode Eerste stap in methode ontwikkeling is een methode ontwikkelen met maximale Europese synergie en met optimale uitvoerbaarheid. Transparantie van de methode is heel belangrijk, vooral indien er reglementaire eisen komen op het resultaat. • Afbakening van de systeemgrenzen: hoe breed en hoe diep zal de analyse van de woning
worden uitgevoerd om het materiaalgebonden milieuprofiel ervan te genereren? vereenvoudigingen en aannames: welke vereenvoudigingen en aannames zullen we
moeten maken bij de ontwikkeling van de methode? Welke allocatieprocedures zullen in acht genomen worden? (toewijzen van milieu-
impacten met processen met meerdere input of outputs) Welke milieu-impact categorieën zullen geanalyseerd worden? (opvolging van de
activiteiten op CEN TC 350) Hoe zal de methode de resultaten voorstellen (format): geaggregeerd, niet
geaggregeerd Evaluatie invoering van energieprestatieregelgeving
• Analyse van bestaande methodes met specifieke aandacht voor het vastleggen van de scope van de methode (hoe breed en hoe diep werkt methode) om op die manier bovenstaande keuze vragen te kunnen beantwoorden
• Nagaan hoe de methode moet werken indien niet voldoende input gegevens ter beschikking zijn, of indien er geaggregeerde gegevens ter beschikking zijn. De methode zou in dat geval toch moeten toelaten om tot een eindresultaat te komen. De methode zal dus in staat moeten zijn om fragmentarisch te kunnen werken
• Consultatie van de toekomstige gebruikers van de evaluatiemethode. De noden en wensen van deze gebruikers dienen weerspiegeld te worden in de uiteindelijk uitgewerkte methode, om de succesvolle implementatie van de methode te kunnen garanderen
3.1.4. Programma van eisen software Het gebruik dient zo bedieningsvriendelijk te zijn dat een ontwerp bijvoorbeeld binnen de 2 dagen kan worden geëvalueerd. Dit tijdsbestek betreft de pure handeling tijd van input van gegevens, keuze van de scenario’s en interpretatie van het resultaat. Voor het vergelijken met een alternatief ontwerp moet het mogelijk zijn om alleen de aan te passen bouwelementen te veranderen. Idealiter sluit de software aan op gebruikelijke CAD ontwerptools van architecten De nodige acties voor het ontwikkelen van een software zijn sterk afhankelijk van de methode, en kunnen daarom op dit moment nog niet concreet opgelijst worden.
OVAM Milieuverantwoord Materiaalgebruik – “Taak A3: De haalbaarheid analyseren van een afwegingsmethode, toepasbaar voor het meten van de milieuprestatie in een ontwerp- stadium van een gebouw en voor bestaande gebouwen in Vlaanderen”
p.80/115
3.2. Stand van zaken vandaag de dag versus het te bereiken ideaalbeeld
Het programma van eisen beschrijft het te bereiken ideaalbeeld maar de afstand die er bestaat met de situatie van vandaag de dag is nog enorm groot. Men kan dan ook niet verwachten dat dit ideaalbeeld op korte termijn een realiteit zal worden. Potentiële problemen die naar verwachting niet op korte termijn kunnen worden opgelost zijn o.a. onvolledigheid van de data, het aantal en de keuze van mee te nemen indicatoren, acceptatie van eventueel verplichte targets. Onvolledige data beïnvloedt vanzelfsprekend de nauwkeurigheid en dus ook de mogelijkheid om eventuele targets op te stellen.
Haalbaarheid en volledigheids dilemma milieudatabeschikbaarheid voor evaluatiemethode
Producenten specifieke EPD’s + bouwprocesdata + scenario’s +
generieke data over elektriciteit, transport, enz.
“Nationale” sector gemiddelde data
Commerciële LCA en bouwspeficieke software pakketten
en databases
haalbaarheid
Volledigheid, nauwkeurigheid, representativiteit
OVAM Milieuverantwoord Materiaalgebruik – “Taak A3: De haalbaarheid analyseren van een afwegingsmethode, toepasbaar voor het meten van de milieuprestatie in een ontwerp- stadium van een gebouw en voor bestaande gebouwen in Vlaanderen”
p.81/115
Milieu-indicator of technische indicatoren voor evaluatiemethode
Één gewogen Milieu-indicator die alle milieueffecten
omvat
Keuze van één of meer
Milieu-indicatoren als MJ fossiel,
carbon footprint, m3 watergebruik,of evt; “EPD set”
etc.
Technische indicatoren
als k-waarde,% gerecycleerd
materiaal,
Eenvoud, haalbaarheid, gunstiger “houdbaarheidsdatum”
Subjectiviteit
Evaluatiemethode schaal van toepassing
Mogelijk maar moeilijk omdat er vele varianten gebouwen bestaan (en per m2 of m3 is discutabel)
Beste mogelijk, indien beschouwd per functionele eenheid (bv. m2)
Onmogelijk wegens verschil in functiona-liteit
Target setting
Beste mogelijkheid (functioneel gelijk) en flexibiliteit latend voor bereiken doelstelling
Beter mogelijk door meer gestandaardiseerde functionaliteit
Onmogelijk wegens verschil in functiona-liteit
Vergelijkbaarheid
Gebouw niveauElement niveau (wanden, vloeren, buitenschil)
Individuele bouw producten en componenten
OVAM Milieuverantwoord Materiaalgebruik – “Taak A3: De haalbaarheid analyseren van een afwegingsmethode, toepasbaar voor het meten van de milieuprestatie in een ontwerp- stadium van een gebouw en voor bestaande gebouwen in Vlaanderen”
p.82/115
Acceptatie vanwege context en targets voor evaluatiemethode
Acceptatie
Stand alone initiatief
Synergie met en aansluitend op EPB, audits, afval regelgeving
context
doel vaninformatie
Vergelijking van alternatieven om milieu af te wegen tegen andere aspecten
Check om halen target aan te tonen
Het ligt dan ook voor de hand om voor de diverse aspecten een aantal (niet altijd strikt lineaire) tussenstappen te doorlopen: een gefaseerde aanpak. 3.3. Opties voor gefaseerde ontwikkeling Deze opties zijn voortgekomen uit eigen onderzoekswerk en de resultaten en suggesties van de Workshop op 18 oktober 2007 [14]. Ruime ervaringen uit Nederland leren ons dat het van essentieel belang is om in een eerste fase een soort van kwantitatieve, systematieke basismethode te ontwikkelen (“expertmodel”) die later als referentie kan gebruikt worden bij de ontwikkeling van verschillende afgeleide instrumenten, die gebaseerd zijn op de methode van het expertmodel, maar door onder andere aannames en standaard instellingen sterk vereenvoudigd kunnen worden. Het beheer van een dergelijk model en de data is daarbij essentieel. Het expertmodel met LCA-basis ontwikkelen is dus de eerste noodzakelijke stap. De evaluatiemethode zal aan de verschillende hierboven beschreven basiseisen moeten voldoen (data, methode, scenario’s). Het is belangrijk te benadrukken dat in deze eerste stap gestreefd moet worden naar een zo volledig mogelijke en nauwkeurig mogelijke evaluatiemethode, die resulteert in gedetailleerde informatie over de milieuprestatie van het materiaalgebruik in gebouwen. Op basis daarvan kunnen dan verschillende eenvoudige praktijkinstrumenten worden ontwikkeld. Bij de ontwikkeling van dergelijke praktijkinstrumenten zullen specifieke eisen moeten gedefinieerd worden naar software-ontwikkelaars, zodat een mogelijk complexe evaluatiemethode kan vertaald worden in een eenvoudig bruikbaar instrument. Daarbij is het belangrijk dat de afgeleide instrumenten afgestemd zijn op de verschillende doelgroepen: beleidsmakers, projectontwikkelaars, onderzoekers, architecten, enz.. Bij de ontwikkeling van
OVAM Milieuverantwoord Materiaalgebruik – “Taak A3: De haalbaarheid analyseren van een afwegingsmethode, toepasbaar voor het meten van de milieuprestatie in een ontwerp- stadium van een gebouw en voor bestaande gebouwen in Vlaanderen”
p.83/115
een mix van instrumenten is het belangrijk dat deze praktijktools niet onnodig veel details bevatten, maar wel transparant zijn voor gebruikers. Bij het ontwikkelen van een expert model zou men in een eerste fase kunnen overwegen om te focusseren op een beperkte uitbreiding van de EPB benadering (buitenschil woning) waaraan vloeren en binnenwanden worden toegevoegd om zo een eerste preliminaire evaluatie te maken van de materiaalgebonden milieuprestatie van het geraamte van een gebouw. Beginnen met het in kaart brengen van de milieu-impacten van het materiaalgebruik van de buitenschil, de vloeren en de binnenwanden van een gebouw kan een leerrijke eerste stap zijn in de richting van het einddoel. Hierbij dient echter opgemerkt te worden dat een Nederlandse studie [16] omtrent dit idee heeft aangetoond dat een dergelijke aanpak niet alle milieu-effecten van het materiaalgebruik correct kan weergeven. Het expert model moet dus in elk geval verder verfijnd en aangevuld worden met bijkomende informatie en scenario’s om een gedetailleerde analyse te kunnen maken van het volledige materiaalgebonden milieuprofiel van gebouwen (zie Figuur groeipad evaluatiemethode qua schaal van toepassing). Wat betreft databehoefte en data-representativiteit kan gestart worden met de milieudata die momenteel ter beschikking zijn in “commerciële” LCA en bouwspecifieke software pakketten. Bij de ontwikkeling van de evaluatietool zullen deze publiek beschikbare data kunnen gehanteerd worden. Het gebruik van afgeleide instrumenten die gebaseerd zijn op het expert model zal naar verwachting producenten van bouwmaterialen stimuleren en aanzetten om eigen specieke milieudata aan te leveren. Ook de geplande acties voor bouwproducten die de Federale Overheidsdienst Leefmilieu heeft opgenomen in haar “Federaal Actieplan voor Integraal Productbeleid” [15], zoals het opstellen van een EPD programma (inc. PCR) van toepassing op de Belgische situatie en het ontwikkelen van een tool voor het gebruik van EPD’s op het niveau van bouwelement (combinatie van bouwproducten), zullen in de toekomst de industrie stimuleren om meer milieu-informatie over hun producten bekend te maken. Op die manier zullen de data die beschikbaar zijn in de verschillende tools evolueren naar meer nationale sectorgemiddeldes met een uitgesproken specifiek Belgisch karakter (zie Figuur groeipad evaluatiemethode qua databehoefte en datarepresentativiteit). Een methode die gebruik maakt van slechts één milieu-indicator ofwel een weging van verschillende indicatoren levert bijgevolg een eenvoudiger interpreteerbaar resultaat op , maar kan alleen gebruikt worden indien daarover consensus bestaat bij alle stakeholders. De basismethode (expertmodel) kan echter beter gebruik maken van een set van milieu-indicatoren, om de methode zo transparant en objectief mogelijk te houden. Die indicatoren kunnen dan pas later, in de gebruikstools, geaggregeerd worden d.m.v. wegingsfactoren. Deze laatste hangen immers af van van politieke keuzes en zijn dus regelmatig voor verandering vatbaar. (zie Figuur groeipad evaluatiemethode qua indicatoren). De focus bij de ontwikkeling van een evaluatiemethode om het materiaalgebonden milieuprofiel van gebouwen te analyseren ligt op het luik “materialen”. In een latere fase zou de berekende milieubelasting ook moeten kunnen afgewogen worden t.o.v. het energie-en waterverbruik tijdens de gebruiksfase, de gebouwkwaliteit en kosten (initiële en periodieke). De ontwikkeling van de evalatietool zou in elk geval in een latere fase aansluiting moeten vinden bij een soort van 3D “Building Information Model - BIM”. Dit BIM-model zou data kunnen koppelen m.b.t. de detaillering van het gebouw, data over levenscyclus financiële kosten en levenscyclus milieukosten als ook data voor kwaliteitsaspecten van het gebouw. Daar het energieverbruik, de kosten en kwaliteiten ook doorslaggevende beslissingsfactoren
OVAM Milieuverantwoord Materiaalgebruik – “Taak A3: De haalbaarheid analyseren van een afwegingsmethode, toepasbaar voor het meten van de milieuprestatie in een ontwerp- stadium van een gebouw en voor bestaande gebouwen in Vlaanderen”
p.84/115
vormen, zou het opnemen ervan een geïntegreerde evaluatietool die gekoppeld is aan een BIM systeem immers een meerwaarde betekenen voor de klant. Internationale afspraken ivm structuur is uiteraard van primordiaal belang om de nodige gegevens te kunnen uitwisselen. De focus in eerste instantie ligt echter bij het ontwikkelen van een goede milieu-evaluatiemethode, pas later zullen de kosten eventueel geïntegreerd kunnen worden. Het is immers een eerste belangrijke stap om verschillende tools te kunnen laten werken met dezelfde basisgegevens.
Groeipad evaluatiemethode qua databehoefte en data-representativiteit
Commerciële LCA en bouwspeficieke software pakketten
en databases
“Nationale” sector gemiddelde data
Producenten specifieke EPD’s + bouwprocesdata + scenario’s +
generieke data over electriciteit,
transport etc.
Groeipad evaluatiemethode qua indicatoren
Technische indicatoren
als k-waarde,% gerecycleerd
materiaal,
Keuze van één of meer
Milieu-indicatoren als MJ fossiel,
carbon footprint, m3 watergebruik,of evt. “EPD set”
etc.
Één gewogen Milieu-indicator die alle milieueffecten
omvat
OVAM Milieuverantwoord Materiaalgebruik – “Taak A3: De haalbaarheid analyseren van een afwegingsmethode, toepasbaar voor het meten van de milieuprestatie in een ontwerp- stadium van een gebouw en voor bestaande gebouwen in Vlaanderen”
p.85/115
Evaluatiemethode , groeipad naar het ideale
Alleen gebouwschil
?
?
Volledig gebouw
Plan van eisen 1 : alleen data nodig van producten schil, synergie met benadering EPB
Doel : integraal (productie, gebruik, afdanking) de beste gebouwschil kiezen
Plan van eisen ideaal : alle materialen en processen, scenario’s, perfecte synergie met ontwerptoolsDoel : Architect drukt op knop en kiest beste oplossing of checkt evt. op halen target
Groeipad evaluatiemethode qua verplichtend karakter
Informatie ten behoeve van
berekening voor eigen gebruik
architect
Verplichting om informatie openbaar
te maken
Verplichting om target uit
prestatievoorschrift te halen
OVAM Milieuverantwoord Materiaalgebruik – “Taak A3: De haalbaarheid analyseren van een afwegingsmethode, toepasbaar voor het meten van de milieuprestatie in een ontwerp- stadium van een gebouw en voor bestaande gebouwen in Vlaanderen”
p.86/115
Referenties
[1] Ontwikkeling van een genormaliseerde evaluatiemethodologie voor het bepalen van de milieu-impact van gebouwen en bouwactiviteiten, 2003-2005 en 2005-2007, WTCB onderzoek gesubsidieerd door FOD Economie
[2] ECO-QUANTUM : http://www.sbr.nl/default.aspx?ctid=2322, http://www.ivam.uva.nl/index.php?id=91
[3] ENVEST : http://envestv2.bre.co.uk/
[4] EQUER : www.izuba.fr
[5] Referentiel Technique de Certification – Bâtiments Tertiaires – Démarche HQE©, augustus 2006, Certivéa – Groupe CSTB, www.assohqe.org
[6] Baldwin (R.); Yates (A.); Howard (N.); Rao (S.)., BREEAM for offices 98: an environmental assessment method for office buildings, BRE, GBR, 2002
[7] BREEAM Offices 2006 – Pre-Assessment Estimator, Building Research Establishment Ltd., 2006, www.breeam.org
[8] BREEAM Schools 2006, Building Research Establishment Ltd., 2006
[9] LEED – Green Building Rating System for New Construction and Major Renovations – Version 2.2 – US Green Building Council, October 2005
[10] iiSBE, SBTool – versie januari 2007, http://iisbe.org/down/gbc2008
[11] Putzeys K. & Peuportier B., 2004, Work Package 2 – Inter-comparison and benchmarking of LCA-based environmental assessment and design tools – Final Report, European Thematic Network on Practical Recommendations for Sustainable Construction - (PRESCO), http://www.etn-presco.net
[12] European Committee for Standardisation (CEN) (2006), CEN TC350, Sustainability of construction works – Assessment of environmental performance of buildings – Calculation methods, werkdocument april 2007, CEN, Brussels
[13] LEnSE – Methodology Development towards a Label for Environmental, Social and Economic Buildings, Europees onderzoeksproject (2006-2007), gesubsidieerd door EC DG Onderzoek, 6e Kaderprogramma
OVAM Milieuverantwoord Materiaalgebruik – “Taak A3: De haalbaarheid analyseren van een afwegingsmethode, toepasbaar voor het meten van de milieuprestatie in een ontwerp- stadium van een gebouw en voor bestaande gebouwen in Vlaanderen”
p.87/115
[14] Workshop Milieuverantwoord Materiaalgebruik – 18 oktober 2007 – Verslag, WTCB, november 2007
[15] Federaal Actieplan voor Geïntegreerd Productbeleid (draft), FOD Leefmilieu, Oktober 2007
[16] Adviesburo Nieman, EPC en Eco-Quantum, in opdracht van Rockwool Lapinus, rapport nummer W9934499.06N, 27 april 2000, Utrecht
OVAM Milieuverantwoord Materiaalgebruik – “Taak A4: Mogelijke maatregelen, gebaseerd op de afwegingsmethode, aangeven om vooropgestelde milieuresultaten te behalen met motivatie van de ecologische, economische en maatschappelijke meerwaarde”
p.88/115
Taak A4 - “Mogelijke maatregelen, gebaseerd op de afwegingsmethode, aangeven om vooropgestelde
milieuresultaten te behalen met motivatie van de ecologische, economische en maatschappelijke meerwaarde”
1. Inleiding De voorafgaande taken binnen de studie hebben geresulteerd in aantal voorstellen, randvoorwaarden en mogelijkheden voor toekomstige ontwikkelingen om het beleid voor meer milieuverantwoord materiaalgebruik in de praktijk te kunnen implementeren. Deze veronderstellen echter een ondersteunend maatregelenpakket nodig om het succes van dit beleid te garanderen. Deze maatregelen kunnen zeer uiteenlopend zijn, gaande van technologische ontwikkelingen tot beleidsopties en -instrumenten. Op basis van de analyses en hieruit volgende voorstellen voor de ontwikkeling van een centrale databank van milieu-informatie voor bouwmaterialen en een evaluatiemethode voor het bepalen van de materiaalgerelateerde milieuprestatie van gebouwen wordt daarom in dit rapport een overzicht gemaakt van mogelijke maatregelen om deze in de toekomst naar de praktijk te kunnen omzetten. De maatregelen zullen worden onderverdeeld in 4 grote groepen: • Reglementeringen en controle-instrumenten • Fiscale instrumenten en premies • Ondersteuning, informatie en vrijwillige acties • Maatregelen voor de bouwsector en andere industrieën De eerste 3 groepen zijn beleidsmaatregelen die door de overheid kunnen genomen worden en zijn vooral bedoeld om het streven naar meer milieuverantwoord materiaalgebruik te ondersteunen en stimuleren. De laatste groep maatregelen beschrijven initiatieven die door de bouwsector zelf, of door andere industrieën kunnen genomen worden, en die bijdragen aan het succesvol implementeren van meer milieuverantwoord materiaalgebruik, rekening houdend met de nodige ontwikkelingen op vlak van data, methode en scenario’s. Voor elke van de maatregelen zal worden aangegeven wat het doel ervan is, wie het doelpubliek ervan is, wat de mogelijke impact is en op welke termijn de maatregel wordt gezien. Daarnaast zullen de mogelijke factoren voor succes van de maatregel worden opgelijst.
OVAM Milieuverantwoord Materiaalgebruik – “Taak A4: Mogelijke maatregelen, gebaseerd op de afwegingsmethode, aangeven om vooropgestelde milieuresultaten te behalen met motivatie van de ecologische, economische en maatschappelijke meerwaarde”
p.89/115
2. Reglementeringen en controle-instrumenten Onder de reglementeringen en controle-instrumenten kunnen we normatieve en informatieve instrumenten onderscheiden. Onder normatieve instrumenten vallen bijvoorbeeld het opleggen van specifieke normen voor producten of bouwelementen, bouwcodes, regels voor openbare aanbestedingen of het vastleggen van quota’s en verplichtingen over de milieuprestatie van gebouwen. Informatieve instrumenten zijn bijvoorbeeld een verplichte audit van het gebouw of het verplicht toepassen van een labelling programma. 2.1. Verplichte audit / labelling Een verplichte audit of labelling lijkt op korte termijn niet aan de orde. Alle initiatieven van de overheid tot nu toe situeren zich in de vrijwillige sfeer. In het verleden werd reeds vastgesteld – bij de invoering van de energieprestatieregelgeving - dat een verplichte invoering van een bijkomende audit of evaluatie voor gebouwen niet zo gemakkelijk aanvaard wordt, noch door het grote publiek, noch door de bouwprofessionelen. Uit de Nederlandse ervaringen blijkt wel dat het algemeen bekendmaken van het eigen ambitieniveau (zoals bv GPR in Tilburg) ook stimulerend kan werken. Op langere termijn is de evolutie naar een verplichte evaluatie ongetwijfeld wel een goede oplossing. Dit blijkt ook uit de bevraging die gebeurde tijdens de workshop “Milieuverantwoord materiaalgebruik in Vlaanderen” op 18 oktober 2007. Een samenvatting van de antwoorden op de vragenlijst wordt gegeven in bijlage van dit rapport. Een grote meerderheid van de respondenten, vanuit de verschillende belangengroepen zoals bouwindustrie, producenten en architecten blijkt gewonnen voor een verplichte milieu-evaluatie van gebouwen op langere termijn. Een geleidelijke overgang van vrijwillige naar verplichte evaluatie is dus de meest aangewezen route. Doel: Objectieve informatie geven over de milieuprestatie van gebouwen. Hierdoor worden zowel de bouwprofessionelen, de overheid en het grote publiek beter bewust van de milieu-impact die het materiaalgebruik in gebouwen met zich meebrengt. Doelpubliek: • Bouwprofessionelen: architecten en studiebureaus, die dergelijke evaluaties kunnen
uitvoeren • Overheid: om inzicht te krijgen in de huidige impact van het materiaalgebruik. Dit inzicht
kan mogelijk ook gebruikt worden om minimale prestatie-eisen te definiëren • Grote publiek: om meer bewust te worden van de milieu-impact van gebouwen Mogelijke impact: Het verplicht uitvoeren van een evaluatie zal leiden tot een grotere bewustwording over de materialengerelateerde milieu-impact van gebouwen. Hierdoor zullen opdrachtgevers in de toekomst waarschijnlijk deze milieu-impact mee laten doorwegen in het beslissingsproces bij de totstandkoming van ontwerpen van gebouwen of bij renovatieprojecten. Succesfactoren: De evaluatiemethodologie die moet worden toegepast moet objectief en betrouwbaar zijn. De methode moet bovendien aanvaard worden door de verschillende betrokken partijen, zodat deze bereid zijn de nodige inspanningen te leveren voor het uitvoeren van een evaluatie. Een verplichte evaluatie vraagt bovendien om gekwalificeerde evaluatoren met de nodige opleiding.
OVAM Milieuverantwoord Materiaalgebruik – “Taak A4: Mogelijke maatregelen, gebaseerd op de afwegingsmethode, aangeven om vooropgestelde milieuresultaten te behalen met motivatie van de ecologische, economische en maatschappelijke meerwaarde”
p.90/115
2.2. Opleggen van normen of prestatie-eisen Het opleggen van normen op product- of elementniveau of prestatie-eisen op gebouwniveau kan op verschillende manieren gebeuren. Enerzijds kunnen eisen op product- of elementniveau ingevoerd worden op basis van prioriteiten die worden vastgelegd op politiek niveau, bijvoorbeeld verminderen van de uitstoot van broeikasgassen tijdens de productie van de producten. Anderzijds kunnen eisen voor bouwproducten of bouwelementen ook vertrekken van een evaluatie op gebouwniveau.Dit vereist dan wel enige ervaring met het gebruik van een gebouwevaluatiemethode. Zo wordt immers een inzicht verkregen in de huidige stand van zaken wat betreft de reële milieu-impact van het materiaalgebruik in gebouwen. Op basis hiervan kunnen dan streefdoelen voor de toekomst worden vastgelegd. Deze kunnen op hun beurt dan vertaald worden in prestatie-eisen, die moeten bijdragen om de streefdoelen te realiseren. Doel: De overheid kan streefdoelen formuleren voor de materialengerelateerde impact van gebouwen, of prioriteiten stellen vanuit het politieke beleid. Door middel van prestatie-eisen op niveau van producten, elementen of gebouwen, zullen deze streefdoelen bereikt kunnen worden of de beleidsprioriteiten gerealiseerd. Doelpubliek: producenten, opdrachtgevers voor nieuwe gebouwen of renovatieprojecten Mogelijke impact: Door het opleggen van normen of prestatie-eisen kan de reële milieu-impact van het materiaalgebruik in Vlaanderen verminderd worden. Succesfactoren: Een stapsgewijze aanpak zal noodzakelijk zijn bij de invoering van minimale normen of prestatie-eisen. Belangrijk aandachtspunt zal bovendien zijn om ervoor te zorgen dat bouwproducten niet zomaar met elkaar vergeleken worden, maar dat dit steeds gebeurt vanuit een benadering op het niveau van het gebouw of van technisch gelijkwaardige bouwelementen. De nadruk ligt immers op de globale milieu-impact op gebouwniveau, en de ene bouwproductengroep benadelen ten opzichte van een andere zal niet aanvaardbaar zijn voor de bouwmaterialenproducenten. 2.3. Regels voor aanbestedingen Voor de openbare aanbestedingen kan de overheid een voorbeeldfunctie vervullen. Door het opnemen van milieu-eisen in aanbestedingsdocumenten, kan de overheid ervoor zorgen dat haar gebouwen de gewone bouwheer tot voorbeeld dienen, wat betreft het verlagen van de materiaalgerelateerde milieuprestatie van de gebouwen. Dergelijke regels moeten vertrekken van de evaluatie van de milieu-impact op gebouwniveau, en bijgevolg moet in eerste plaats de evaluatiemethode worden uitgewerkt. Daarna kunnen eisen gedefinieerd worden op het gebouwniveau, voor een aantal specifieke milieu-impacten, of zelfs vertaald worden naar het productniveau. Het moet mogelijk zijn om dit al op relatief korte termijn te implementeren. Als de komende jaren werk wordt gemaakt van het “expertmodel” voor de materialengerelateerde milieu-evaluatie van gebouwen, dan kunnen hieruit afgeleide milieu-eisen voor aanbestedingen bijna op hetzelfde tempo worden ingevoerd.
OVAM Milieuverantwoord Materiaalgebruik – “Taak A4: Mogelijke maatregelen, gebaseerd op de afwegingsmethode, aangeven om vooropgestelde milieuresultaten te behalen met motivatie van de ecologische, economische en maatschappelijke meerwaarde”
p.91/115
Doel: De overheidsgebouwen als voorbeeld stellen voor het verminderen van de materialengerelateerde milieu-impact van gebouwen. Doelpubliek: overheid, aannemers, bouwteams Mogelijke impact: In elk geval zal de materialengerelateerde milieu-impact bij overheidsgebouwen dalen. Bovendien kan het goede voorbeeld van de overheid ook andere opdrachtgevers aanzetten tot meer milieuverantwoord materiaalgebruik in gebouwen. Succesfactoren: De beschikbaarheid van de milieu-informatie die noodzakelijk is om met milieu-eisen te kunnen werken in aanbestedingsdossiers is een cruciale factor. Wanneer specifieke gegevens voor de Vlaamse situatie ontbreken, kan mogelijk gebruik gemaakt worden van de bestaande commerciële LCA databanken, van buitenlandse EPD programma’s of van het Europese LCA platform. 3. Fiscale instrumenten en premies Fiscale instrumenten en premies vormen een middenweg tussen volledig vrijwillige acties en verplichtingen vanuit de overheid. Hierbij worden opdrachtgevers door middel van financiële tegemoetkomingen gestimuleerd om de materialengerelateerde milieu-impact van hun gebouwen te verkleinen. Er bestaan verschillende mogelijke vormen van fiscale instrumenten, bijvoorbeeld belastingsverlagingen voor ingrepen die de milieu-impact verkleinen, rechtstreekse subsidies voor het toepassen van bepaalde maatregelen, of gesubsidieerde leningen voor gebouwen met een lage milieu-impact. 3.1. Belastingsverlagingen In navolging van de gelijkaardige maatregelen voor energiebesparende ingrepen, zou een systeem van belastingsverlagingen kunnen ingevoerd worden voor nieuwe gebouwen of renovatieprojecten waar inspanningen gedaan worden om de milieu-impact van het materiaalgebruik te verminderen. Dit zou kunnen geëvalueerd worden door streefcijfers op te leggen voor de milieu-impact, of voor bepaalde milieu-indicatoren. Uiteraard is het dan wel nodig dat een gebouwevaluatie wordt gemaakt met behulp van een door de overheid vastgelegde milieu-evaluatiemethode. Het voordeel hiervan, ten opzichte van reglementeringen en dergelijke, is dat een dergelijke maatregel vrijwillig blijft. Met andere woorden, er wordt geen druk uitgeoefend op de sector om verplicht bijkomende prestaties te vervullen. Anderzijds heeft dit soort maatregel zijn deugdelijkheid al meer dan bewezen, en is dit een instrument dat wel degelijk private opdrachtgevers kan overtuigen een extra inspanning te leveren. Doel: De vrijwillige inspanningen om de materialengerelateerde milieu-impact te verkleinen stimuleren door een financiële tegemoetkoming Doelpubliek: private bouwheren Mogelijke impact: Dergelijke maatregel zal sowieso een positieve impact hebben, niet alleen door de toenemende bewustwording van de bouwheren die hierdoor bekomen wordt, maar
OVAM Milieuverantwoord Materiaalgebruik – “Taak A4: Mogelijke maatregelen, gebaseerd op de afwegingsmethode, aangeven om vooropgestelde milieuresultaten te behalen met motivatie van de ecologische, economische en maatschappelijke meerwaarde”
p.92/115
vooral ook omdat de materialengerelateerde milieu-impact van gebouwen effectief kleiner zal worden. Succesfactoren: Er zal door de overheid een eenvoudige evaluatiemethode voor het evalueren van de milieu-impact ter beschikking moeten worden gesteld. De financiële tegemoetkoming door de overheid zal ook voldoende moeten zijn om de bouwheren te kunnen overtuigen een extra inspanning te leveren. 3.2. Subsidiëring van individuele maatregelen De rechtstreekse subsidiëring van een aantal individuele maatregelen is een alternatief voor de belastingsverlagingen. Waar bij een belastingsverlaging zou vertrokken worden van een globale beoordeling van de materialengerelateerde milieu-impact van het gebouw, is de rechtstreekse subsidiëring van een aantal individuele maatregelen wat eenvoudiger van opzet. Hierbij is het wel van essentieel belang dat de maatregelen zorgvuldig geselecteerd worden, zodat men er zeker van is dat deze in eender welke situatie een positieve invloed hebben op de milieuprestatie van het gebouw. Deze selectie zal dus op een objectieve, wetenschappelijke manier moeten onderbouwd worden. Ook bij deze maatregel is het een voordeel dat bouwheren een vrijwillige inspanning kunnen leveren. Daarenboven wordt vermeden dat een volledige evaluatie van het materiaalgebruik in het gebouw moet gemaakt worden. Het invoeren van subsidies voor bepaalde maatregelen is bij uitstek een manier om het grote publiek vertrouwd te maken met nieuwe technieken en/of materialen. Daarom hebben dergelijke subsidies vaak een tijdelijk karakter, tot de nieuwe technieken/materialen voldoende zijn ingeburgerd. Doel: De vrijwillige inspanningen om de materialengerelateerde milieu-impact te verkleinen stimuleren door een financiële tegemoetkoming Doelpubliek: private bouwheren Mogelijke impact: Wanneer de selectie van de maatregelen op een terdege manier gebeurt, zal een dergelijk subsidiëringsmechanisme de globale milieuprestatie van gebouwen verkleinen. Ook hier is een toenemende bewustwording bij de opdrachtgevers een belangrijk element. Succesfactoren: Voorafgaand aan de invoering van deze maatregel moet een grondige studie uitgevoerd worden naar mogelijke ingrepen die voor subsidiëring in aanmerking komen. Het moet immers onomstotelijk worden aangetoond dat de ingrepen in elke context en situatie een positieve invloed hebben op de milieuprestatie van het gebouw. 3.3. Subsidiëring van gebouwen met een lage milieu-impact Deze maatregel is vrij gelijklopend aan de maatregel voor belastingsverlagingen. De overheid zou hierbij subsidies kunnen toekennen aan gebouwen met een lage milieu-impact. Hierbij moet bij elke aanvraag duidelijk kunnen aangetoond worden dat het inderdaad gaat om een gebouw met een lage materialengerelateerde milieu-impact. Een noodzakelijke voorwaarde is
OVAM Milieuverantwoord Materiaalgebruik – “Taak A4: Mogelijke maatregelen, gebaseerd op de afwegingsmethode, aangeven om vooropgestelde milieuresultaten te behalen met motivatie van de ecologische, economische en maatschappelijke meerwaarde”
p.93/115
dus opnieuw het beschikbaar zijn van een door de overheid aangeleverd instrument om de milieuprestatie te kunnen evalueren. Het voordeel van deze maatregel bestaat erin dat het niveau van de subsidie afhankelijk kan gemaakt worden van de milieuprestatie van het gebouw. Er moet in de eerste plaats een drempelwaarde worden vastgelegd, en eventueel kan daarnaast een schaal worden uitgewerkt waarbij meer subsidies worden toegekend naarmate de milieuprestatie verbetert. Voor overheden kan een dergelijke maatregel ook een middel zijn om haar (lange termijn) milieudoelstellingen te realiseren. Een gemeente bijvoorbeeld kan ernaar streven om CO2-neutraal te worden en dit mede realiseren door gebouwen met een verminderde CO2-uitstoot te subsidiëren. Doel: De vrijwillige inspanningen om de materialengerelateerde milieu-impact te verkleinen stimuleren door een financiële tegemoetkoming. Doelpubliek: private bouwheren Mogelijke impact: Dergelijke maatregel zal sowieso een positieve impact hebben, niet alleen door de toenemende bewustwording van de bouwheren die hierdoor bekomen wordt, maar vooral ook omdat de materialengerelateerde milieu-impact van gebouwen effectief kleiner zal worden. Succesfactoren: Er zal door de overheid een eenvoudige evaluatiemethode voor het evalueren van de milieu-impact ter beschikking moeten worden gesteld. De financiële tegemoetkoming door de overheid zal ook voldoende moeten zijn om de bouwheren te kunnen overtuigen een extra inspanning te leveren. 3.4. Gesubsidieerde leningen Het invoeren van gesubsidieerde leningen voor gebouwen met een lage milieu-impact is een maatregel die slechts kan gebeuren mits een overeenkomst tussen de overheid en de financiële instellingen die de leningen verstrekken. Hierbij wordt dan een gunstiger tarief toegekend aan diegenen die een lening afsluiten voor de oprichting van een gebouw waarvan aangetoond wordt dat dit een lage materialengerelateerde milieu-impact heeft. De overheid vergoedt dan de financiële instellingen (gedeeltelijk) om het verschil ten opzichte van de normale tarieven weg te werken. Ook bij deze maatregel is er de noodzaak voor een door de overheid aangeleverd instrument om de milieuprestatie te kunnen evalueren. Het interessante aan gesubsidieerde leningen is dat deze voor opdrachtgevers een grote financiële impact kunnen hebben. Bovendien wordt de financiële tegemoetkoming op die manier gespreid over de tijd, wat niet het geval is bij de belastingsaftrek of de subsidies. Doel: Gesubsidieerde leningen bieden een lange termijn stimulans om bouwheren aan te zetten tot meer milieuverantwoord materiaalgebruik. Doelpubliek: financiële instellingen, bouwheren
OVAM Milieuverantwoord Materiaalgebruik – “Taak A4: Mogelijke maatregelen, gebaseerd op de afwegingsmethode, aangeven om vooropgestelde milieuresultaten te behalen met motivatie van de ecologische, economische en maatschappelijke meerwaarde”
p.94/115
Mogelijke impact: Door de gesubsidieerde lening kunnen bouwheren bijkomende inspanningen leveren om de materialengerelateerde milieu-impact van hun gebouw te beperken. Succesfactoren: Voor deze maatregel is een goede overeenkomst met de financiële instellingen van doorslaggevend belang. Zij moeten op zijn minst gedeeltelijk gecompenseerd worden voor het aanbeiden van het gunstiger tarief voor gebouwen met een lage milieu-impact. 4. Ondersteuning, informatie en vrijwillige acties Onder deze categorie vallen een hele reeks uiteenlopende maatregelen. Het gaat in elk geval om vrijwillige maatregelen, die eerder ondersteunend werken. Onder deze groep vallen bijvoorbeeld vrijwillige labelling of certificatieprogramma’s, programma’s voor demonstratie- of voorbeeldprojecten, informatieverspreiding, bewustmaking en opleidingen. 4.1. Vrijwillige labelling of certficatieprogramma’s Op relatief korte termijn moet het mogelijk zijn een vrijwillig programma voor het labellen of certificeren te kunnen uitwerken, op basis van een evaluatiemethode voor het bepalen van de materialengerelateerde milieu-impact voor gebouwen. Uit de bevraging die gebeurde tijdens de workshop “Milieuverantwoord materiaalgebruik in Vlaanderen” op 18 oktober 2007 blijkt immers dat een grote meerderheid van de bouwprofessionelen en de overheid hiervoor gewonnen zijn. De overheid zal echter zeker het initiatief moeten nemen bij de uitwerking van de methode. Daarnaast zal het noodzakelijk zijn om de invoering van programma’s voor labelling of certificatie te vergezellen van uitgebreide informatiecampagnes (zie 4.2). Wanneer het gaat over vrijwillige programma’s zal het immers noodzakelijk zijn om het publiek te overtuigen van het belang van zo’n programma. Doel: Objectieve informatie geven over de milieuprestatie van gebouwen. Hierdoor worden zowel de bouwprofessionelen, de overheid en het grote publiek beter bewust van de milieu-impact die het materiaalgebruik in gebouwen met zich meebrengt. Doelpubliek: • Bouwprofessionelen: architecten en studiebureaus, die dergelijke evaluaties kunnen
uitvoeren • Overheid: om inzicht te krijgen in de huidige impact van het materiaalgebruik. Dit inzicht
kan mogelijk ook gebruikt worden om minimale prestatie-eisen te definiëren • Grote publiek: om meer bewust te worden van de milieu-impact van gebouwen Mogelijke impact: Vooral de toenemende bewustwording bij zowel bouwprofessionelen als het grote publiek staat centraal bij deze maatregel. Toenemende kennis over de milieuprestatie van het materiaalgebruik in gebouwen kan bovendien leiden tot meer milieubewust materiaalgebruik.
OVAM Milieuverantwoord Materiaalgebruik – “Taak A4: Mogelijke maatregelen, gebaseerd op de afwegingsmethode, aangeven om vooropgestelde milieuresultaten te behalen met motivatie van de ecologische, economische en maatschappelijke meerwaarde”
p.95/115
Succesfactoren: Een goede communicatie over de vrijwillige programma’s voor labelling of certificatie van gebouwen zal essentieel zijn voor het succes ervan. Daarnaast zal ook de eenvoud van de systemen een belangrijke rol spelen. 4.2. Programma’s voor demonstratie- of voorbeeldprojecten Overheids- en publieke gebouwen vormen een niet onbelangrijk deel van het gebouwenbestand. De overheid zelf kan dus zeker een voorbeeldrol vervullen wanneer het gaat over het promoten van meer milieuverantwoord materiaalgebruik. Bovendien zou op die manier de milieuprestatie van de overheidsgebouwen sterk kunnen verbeterd worden. Daarenboven zou de overheid ook goede initiatieven van andere bouwheren kunnen aanmoedigen, via programma’s voor demonstratieprojecten die dan financieel ondersteund worden door de overheid. Belangrijk bij dergelijke programma’s is om niet enkel de nadruk te leggen op het ontwerp en de materiaalkeuzes in het gebouw, maar ook om in de gebruiksfase blijvend aandacht te besteden aan de milieuprestatie. Dit kan bijvoorbeeld door de gebruikers van het gebouw goed te informeren en op te leiden, wat een positieve invloed kan hebben op bijvoorbeeld het onderhoud van het gebouw. Doel: Door voorbeeld- en demonstratieprojecten aan zowel bouwprofessionelen als het grote publiek laten zien dat het mogelijk is om gebouwen met een kleinere (materialengerelateerde) milieu-impact te realiseren. Doelpubliek: overheid, bouwprofessionelen, bouwheren, grote publiek Mogelijke impact: Door overheidsgebouwen als voorbeeldprojecten te laten dienen kan de milieu-impact van het gebouwenpark van de overheid sterk teruggedrongen worden. Daarnaast zullen hopelijk andere bouwheren dankzij de goede voorbeelden aangezet worden om ook bij hun gebouwen meer milieuverantwoord materiaalgebruik te implementeren. Succesfactoren: Een goede communicatie is noodzakelijk om de voorbeeld- en demonstratieprojecten bekend te maken bij de bouwprofessionelen en het grote publiek. Die communicatie moet niet alleen gaan over de milieu-aspecten van het materiaalgebruik, maar daarnaast ook inzicht geven in andere aspecten, zoals bouwtechnische implicaties, financiële kosten op korte en lange termijn, enz. 4.3. Informatieverspreiding en opleidingen Bij heel wat andere maatregelen werd vermeld dat een goede communicatie belangrijk is voor het welslagen van deze maatregelen. Het bewuster maken van de verschillende doelgroepen van bepaalde maatregelen via informatieverspreiding is immers een eerste noodzakelijke stap om mensen aan te zetten tot het nemen van acties. Ook opleidingen, vooral voor bouwprofessionelen, zijn van groot belang. Vaak is het immers hun rol om de opdrachtgever te informeren over verschillende mogelijke alternatieven voor het betreffende gebouw. Dit kan zowel gaan over ontwerpalternatieven of uitvoeringstechnieken, aspecten in verband met energieverbruik, als over de milieu-impact van het gebouw. Een grondige kennis over het bepalen van de materialengerelateerde milieu-
OVAM Milieuverantwoord Materiaalgebruik – “Taak A4: Mogelijke maatregelen, gebaseerd op de afwegingsmethode, aangeven om vooropgestelde milieuresultaten te behalen met motivatie van de ecologische, economische en maatschappelijke meerwaarde”
p.96/115
impact van gebouwen zal dus zeker kunnen bijdragen tot meer milieuverantwoord materiaalgebruik. Wanneer de overheid, in het kader van andere maatregelen, een evaluatiemethode voor gebouwen zou (laten) ontwikkelen en deze beschikbaar stellen of zelfs verplicht maken, dan is een opleiding van de bouwprofessionelen die met deze methode zullen (moeten) werken een noodzakelijke voorwaarde. Hier kunnen ongetwijfeld lessen getrokken worden uit de invoering van de EPB regelgeving met het bijhorende software pakket. Doel: Informatieverspreiding en opleidingen zijn noodzakelijke elementen in het bewustmakingsproces van zowel bouwprofessionelen als het grote publiek. Doelpubliek: bouwprofessionelen, bouwheren, grote publiek Mogelijke impact: Informatieverspreiding en opleidingen zijn belangrijke elementen om zowel bouwheren als bouwprofessionelen te overtuigen om mee te werken aan meer milieuverantwoord materiaalgebruik. De impact van deze maatregel op zich is moeilijk in te schatten, omdat deze steeds gepaard zal gaan met de invoering van andere maatregelen. Succesfactoren: Essentieel voor het welslagen van een informatiecampagne of van opleidingen is dat zij aangepast zijn aan de noden van het doelpubliek. Een kwalitatieve inhoud is ook een noodzakelijke voorwaarde indien men de doelgroepen wil overtuigen om tot actie over te gaan. 5. Maatregelen voor de bouwsector en andere industrieën 5.1. Producenten aanzetten tot het uitwerken van EPDs Om een correcte evaluatie te kunnen maken van de milieu-impact van het materiaalgebruik in gebouwen, is het noodzakelijk dat de nodige data beschikbaar is over de bouwmaterialen en –producten. De meest objectieve manier om milieu-informatie over bouwproducten beschikbaar te maken is door het uitwerken en publiek maken van een EPD (Environmental Product Declaration). Vanuit de Federale Overheid zijn initiatieven gepland voor het opstarten van een Belgisch EPD programma. [19] Dit zou de drempel kunnen verlagen voor Belgische producenten van bouwproducten om een EPD uit te werken. Dankzij de lopende standaardisatieactiviteiten binnen CEN TC350 kan bovendien gegarandeerd worden dat de milieu-informatie op een uniforme wijze wordt gecommuniceerd. Het stimuleren van producenten om EPDs voor hun producten uit te werken kan op verschillende manieren gebeuren: door financiële ondersteuning, door ondersteuning aan te bieden bij de communicatie van de EPD (bijvoorbeeld door middel van een centrale databank met milieu-informatie – zie taak A2), enz. In elk geval is dit een maatregel die op korte termijn kan geïmplementeerd worden. In afwachting van het eigen Belgische EPD programma zouden bedrijven aangezet kunnen worden om een EPD uit te werken volgens één van de buitenlandse EPD programma’s.
OVAM Milieuverantwoord Materiaalgebruik – “Taak A4: Mogelijke maatregelen, gebaseerd op de afwegingsmethode, aangeven om vooropgestelde milieuresultaten te behalen met motivatie van de ecologische, economische en maatschappelijke meerwaarde”
p.97/115
Doel: Milieu-informatie beschikbaar maken over in België verkrijgbare bouwproducten Doelpubliek: producenten van bouwmaterialen en -producten Mogelijke impact: Wanneer voldoende milieu-informatie beschikbaar is op productniveau wordt het mogelijk om een evaluatie te maken van de milieu-impact van het materiaalgebruik op gebouwniveau Succesfactoren: Het moeilijkste element wordt waarschijnlijk producenten te overtuigen om de spits af te bijten en een EPD publiek te maken. Van zodra er een aantal EPDs beschikbaar zijn, zal de onderlinge concurrentie waarschijnlijk op zich al een voldoende stimulans vormen. 5.2. Uitwerken van scenario’s aangepast aan de Belgische
bouwsituatie Op methodologisch vlak is er nood aan specifiek Belgische scenario’s en default waarden die kunnen toegepast worden bij een evaluatie van het materiaalgebruik in gebouwen. Dergelijke scenario’s zijn nodig om de milieu-impact over de volledige levensduur van het gebouw te kunnen bepalen. Het gaat onder meer om scenario’s voor levensduur en onderhoud, transport en verwerking op het einde van de levensduur, die kunnen worden toegepast wanneer specifieke gegevens voor een te evalueren gebouw ontbreken. Het moet mogelijk zijn om deze scenario’s en default waarden op korte termijn uit te werken. Voor het uitwerken van dergelijke scenario’s en default waarden zal een samenwerking tussen de bouwindustrie enerzijds en de onderzoekswereld anderzijds noodzakelijk zijn. De medewerking van de bouwindustrie is nodig om statistische gegevens te verkrijgen over de reële bouwsituatie in België. De onderzoekswereld van haar kant kan dan deze gegevens vertalen in objectieve, gemiddelde waarden voor België. Doel: Standaard scenario’s en default waarden uitwerken die kunnen gebruikt worden bij de milieu-evaluatie van het materiaalgebruik in gebouwen. Doelpubliek: bouwindustrie, onderzoekswereld Mogelijke impact: Wanneer dergelijke scenario’s of default waarden beschikbaar zijn, kan vermeden worden dat voor elke gebouwevaluatie intensief moet gezocht worden naar specifieke gegevens over het gebouw. Hierdoor wordt de gebouwevaluatie aanzienlijk vereenvoudigd, wat de acceptatie ervan zal vergroten, zowel bij bouwprofessionelen als bouwheren. Succesfactoren: Een samenwerking tussen bouwindustrie en onderzoekswereld is essentieel, om te garanderen dat de cijfers realistisch en betrouwbaar zijn. 5.3. Evaluatiemethode vertalen in eenvoudig bruikbare software De eerste stap blijft uiteraard het uitwerken van een evaluatiemethode voor het bepalen van de materialengerelateerde milieu-impact van gebouwen. Zoals in taak A3 werd aangegeven, wordt hierbij uitgegaan van een ‘expert-model’, dat op relatief korte termijn kan worden
OVAM Milieuverantwoord Materiaalgebruik – “Taak A4: Mogelijke maatregelen, gebaseerd op de afwegingsmethode, aangeven om vooropgestelde milieuresultaten te behalen met motivatie van de ecologische, economische en maatschappelijke meerwaarde”
p.98/115
uitgewerkt. Dit expert-model moet gedetailleerd en volledig zijn, waardoor het mogelijk niet zo aantrekkelijk wordt voor bouwprofessionelen en bouwheren. Daarom is er nood aan eenvoudige (software) tools, die het complexe expert-model vertalen in makkelijk hanteerbare en begrijpbare instrumenten. Hierbij kan eventueel nog een onderscheid gemaakt worden tussen evaluatie van grote en kleine projecten, private of publieke bouwheren, enz. Hiervoor zal ongetwijfeld een samenwerking noodzakelijk zijn tussen de onderzoekswereld, de IT-sector, de bouwprofessionelen en mogelijk ook de overheid. Op die manier kunnen immers de noden van elk van deze belangengroepen ingewerkt worden in de werkinstrumenten. Doel: Eenvoudige werkinstrumenten bekomen op basis van een complexer expert-model voor de milieu-evaluatie van gebouwen. Doelpubliek: IT-sector, onderzoekswereld, bouwprofessionelen, overheid Mogelijke impact: Het beschikbaar zijn van verschillende eenvoudige (software) instrumenten om de milieu-impact van het materiaalgebruik in gebouwen te evalueren zal toelaten om in te spelen op de wensen en noden van verschillende doelgroepen. Op die manier zal de bouwmarkt kunnen evolueren naar meer milieuverantwoord materiaalgebruik. Succesfactoren: De grootste uitdaging is ongetwijfeld het op een correcte manier vertalen van een complexe evaluatiemethode in een eenvoudig hanteerbaar werkinstrument, terwijl tegelijkertijd de transparantie en de objectiviteit van de resultaten van een evaluatie moeten gegarandeerd worden.
OVAM Milieuverantwoord Materiaalgebruik – “Taak A4: Mogelijke maatregelen, gebaseerd op de afwegingsmethode, aangeven om vooropgestelde milieuresultaten te behalen met motivatie van de ecologische, economische en maatschappelijke meerwaarde”
p.99/115
Referenties [17] Sonja Koeppel, Diana Ürge-Vorsatz, Assessment of policy instruments for reducing
greenhouse gas emissions from buildings - Report for the UNEP-Sustainable Buildings and Construction Initiative, Central European University, September 2007, Budapest [18] Workshop Milieuverantwoord Materiaalgebruik – 18 oktober 2007 – Verslag, WTCB, november 2007
[19] Federaal Actieplan voor Geïntegreerd Productbeleid (draft), FOD Leefmilieu, Oktober 2007
OVAM Milieuverantwoord Materiaalgebruik – “Taak A4: Mogelijke maatregelen, gebaseerd op de afwegingsmethode, aangeven om vooropgestelde milieuresultaten te behalen met motivatie van de ecologische, economische en maatschappelijke meerwaarde”
p.100/115
Bijlage: Samenvattende enquête workshop 18/10/2007 De enquête werd ingevuld door 30 respondenten, waarvan 5 producten van bouwmaterialen, 7 sector vertegenwoordigers uit de bouwsector, 1 architect, 3 overheidsbeleidsmakers, 1 projectontwikkelaar, 5 onderzoekers, 1 NGO, 7 anderen (milieu-adviesbureau, student, vakbond, …). Vraagtekens wil in deze context zeggen dat de respondent niets ingevuld heeft.
Respons doelgroep
korte termijn 50% 65% 80%lange termijn 40% 65% 60%
Verantwoordelijkheid ontwikkelen verschillende afgeleide instrumenten
Overheid Overheid Overheid
korte termijn 55% 80% ?lange termijn 45% 50% ?
Uitbouwen en financiering database - structureel
Overheid Overheid Overheid
korte termijn 80% 85% ?lange termijn 80% 90% ?
Uitbouwen en financiering database - inhoudelijk
Overheid Industrie Zelf-finan-cierend
Overheid Industrie Zelf-financierend
Overheid Industrie Zelf-financierend
korte termijn 35% 60% 5% 40% 25% 35% ? ? ?lange termijn 25% 60% 15% 25% 25% 50% ? ? ?
Gebruik evaluatietool Gratis Fin. stimulans
Betalend Gratis Fin. stimulans
Betalend Gratis Fin. stimulans
Betalend
korte termijn 60% 40% 0% 85% 15% 0% 100% 0% 0%
lange termijn 40% 40% 20% (gebruiker)
85% 0% 15% (gebruiker)
100% 0% 0%
Verplichtend karakter Vrijwillig Vrijwillig Vrijwilligkorte termijn 80% 85% 100%lange termijn 20% 60% 0%
Max. tijd gebruik tool - Eéngezinswoning
korte termijnlange termijn
Max. tijd gebruik tool -Kantoorgebouw
korte termijnlange termijn
Tool te gebruikenInspirerend praktijkvoorbeeldenAndere suggesties
50%
Industrie
55%20%45%
Industrie
2 dagen tot max. 2 weken1 tot max. 5 dagen
1dag1 à 2 dagen1 dag
?
50%??
Industrie
?
Industrie
20%40%
Industrie35%35%
10%
Industrie
20%20%
Industrie
25%
Architect
Industrie
60%
Verantwoordelijkheid ontwikkelen expert model methode
Industrie
Sector-vertegenwoordiger bouwsector
Overheid Overheid Overheid
Producent bouwproducten
Verplicht Verplicht Verplicht20%80%
15%40%
0%100%
Duurtijd
1 dag
Geen subjectieve parameters inlassen. Objectieve LCA als basis aanpak! Ervaringen in omringende landen
benutten.
Ja JaOntwerpfase van gebouw is heel
belangrijk. Snel kunnen nagaan welke invloed wijzigingen hebben op het
resultaat.
Degelijke info verspreiden en snel starten + budget gebruikers voorzien
Ja
2 dagen
Duurtijd
1 tot max. 5 dagen
Duurtijd
1 dag
Duurtijd Duurtijd Duurtijd
1 tot max. 5 dagen 2 dagen tot max. 2 weken 1 dag
Voor alle toepassingen Voor alle toepassingen Ontwerpfase gebouw
OVAM Milieuverantwoord Materiaalgebruik – “Taak A4: Mogelijke maatregelen, gebaseerd op de afwegingsmethode, aangeven om vooropgestelde milieuresultaten te behalen met motivatie van de ecologische, economische en maatschappelijke meerwaarde”
p.101/115
Respons doelgroep
korte termijn 85% 60% 75%lange termijn 55% 40% 60%
Verantwoordelijkheid ontwikkelen verschillende afgeleide instrumenten
Overheid Overheid Overheid
korte termijn 70% 60% 75%lange termijn 60% 40% 75%
Uitbouwen en financiering database - structureel
Overheid Overheid Overheid
korte termijn 30% 80% 80%lange termijn 15% 50% 40%
Uitbouwen en financiering database - inhoudelijk
Overheid Industrie Zelf-financierend
Overheid Industrie Zelf-financierend
Overheid Industrie Zelf-financierend
korte termijn 20% 55% 25% ? ? ? 50% 40% 10%lange termijn 20% 40% 40% ? ? ? 65% 35% 0%
Gebruik evaluatietool Gratis Fin. stimulans
Betalend Gratis Fin. stimulans
Betalend Gratis Fin. stimulans
Betalend
korte termijn 0% 50% 50% (overheid) 0% 100% 0% 60% 40% 0%
lange termijn 50% 0% 50% (overheid) 0% 100% 0% 40% 20% 40% (gebruiker, architect, adviseur)
Verplichtend karakter Vrijwillig Vrijwillig Vrijwilligkorte termijn 100% 0% 100%lange termijn 0% 0% 0%
Max. tijd gebruik tool - Eéngezinswoning
korte termijnlange termijn
Max. tijd gebruik tool -Kantoorgebouw
korte termijnlange termijn
Tool te gebruikenInspirerend praktijkvoorbeeldenAndere suggesties
25%Industrie
20%60%
25%40%
Industrie
25%60%
Industrie
20%50%
40%60%
Industrie
40%
15%45%
Industrie
30%40%
Industrie
70%85%
Industrie Overheid IndustrieOverheid OverheidIndustrie
Overheids-beleidsmaker Project-ontwikkelaar Onderzoeker
Verantwoordelijkheid ontwikkelen expert model methode
Verplicht Verplicht Verplicht0%
100%100%100%
0%100%
Integratie met EPB
Duurtijd
1 à 2 dagen
Duurtijd
1 dag
Duurtijd
1 tot max. 2 dagen1 dag 1dag 1 tot max. 2 dagen
Duurtijd Duurtijd Duurtijd
1 tot max. 5 dagen max. 5 dagen 2 tot max. 5 dagen1 à 2 dagen
Stakeholders betrekken. Simpel houden anders wordt het niet gebruik.
Materialenproducenten bevragen
Gefaseerde aanpak, die tijdens de rit kan bijgesteld worden. Alles
internaliseren in de marktprijs
max. 5 dagen 2 tot max. 5 dagenVoor alle toepassingen Voor alle toepassingenVoor alle toepassingen
Ja Ja Ja
OVAM Milieuverantwoord Materiaalgebruik – “Taak A4: Mogelijke maatregelen, gebaseerd op de afwegingsmethode, aangeven om vooropgestelde milieuresultaten te behalen met motivatie van de ecologische, economische en maatschappelijke meerwaarde”
p.102/115
Respons doelgroep
korte termijn 30% 60%lange termijn 50% 50%
Verantwoordelijkheid ontwikkelen verschillende afgeleide instrumenten
Overheid Overheid
korte termijn 50% 80%lange termijn 50% 55%
Uitbouwen en financiering database - structureel
Overheid Overheid
korte termijn 20% 90%lange termijn 50% 60%
Uitbouwen en financiering database - inhoudelijk
Overheid Industrie Zelf-financierend Overheid Industrie Zelf-financierend
korte termijn 80% 20% 0% 40% 60% 0%lange termijn ? ? ? 40% 60% 0%
Gebruik evaluatietool Gratis Fin. stimulans
Betalend Gratis Fin. stimulans
Betalend
korte termijn 0% 100% 0% 80% 20% 0%lange termijn 0% 100% 0% 80% 20% 0%
Verplichtend karakter Vrijwillig Vrijwilligkorte termijn 100% 80%lange termijn 0% 0%
Max. tijd gebruik tool - Eéngezinswoning
korte termijnlange termijn
Max. tijd gebruik tool -Kantoorgebouw
korte termijnlange termijn
Tool te gebruikenInspirerend praktijkvoorbeeldenAndere suggesties
10%40%
80%50%
Andere
Industrie
40%50%
Industrie
20%45%
Industrie
Industrie
50%50%
Industrie
NGO
Industrie
70%50%
OverheidOverheidVerantwoordelijkheid ontwikkelen expert model methode
Verplicht Verplicht0%
100%20%
100%Duurtijd
max. 5 dagen
Duurtijd
1 dag1 dag 1dag
Duurtijd Duurtijd
max. 5 dagen max. 5 dagen2 dagen max. 5 dagen
Voor alle toepassingen Voor alle toepassingenJa Ja
Gezond binnenmilieu als item op nemen Europese harmonisatie. Belang secundaire grondstoffen en materialen. Kleine en grote
spelers betrekken in het debat (alle stakeholders).
OVAM Milieuverantwoord Materiaalgebruik – “Taak A5: Overeenstemming bereiken over een kwantitatieve en kwalitatieve afwegingsmethode voor de beoordeling van bouwmaterialen met het oog op het vaststellen van een milieuprestatie van een gebouw”
p.103/115
Taak A5 - “Overeenstemming bereiken over een kwantitatieve en kwalitatieve afwegingsmethode voor de beoordeling van
bouwmaterialen met het oog op het vaststellen van een milieuprestatie van een gebouw”
1. Inleiding Vanuit de transitie arena omtrent ‘duurzaam bouwen en wonen’ is er een goede basis gelegd voor het overleg met de belangrijkste actoren die betrokken zijn bij duurzaam bouwen in Vlaanderen. Na de afloop van dit project werd dit idee doorgetrokken door het uitbouwen van een ‘platform duurzaam bouwen’, waarin deze verschillende partijen betrokken worden. Gezien deze ontwikkelingen, was het binnen de context van de studie vanzelfsprekend dat van dit platform duurzaam bouwen werd gebruik gemaakt, om overeenstemming te krijgen over de voorstellen voor het uitbouwen van een centrale databank met milieu-informatie en voor de te volgen aanpak bij het in detail uitwerken van een Vlaamse methode voor het evalueren van de milieu-impact veroorzaakt door het materiaalgebruik in gebouwen. Daarom werden tijdens de studie 2 workshops (begeleidingscommissies) georganiseerd, de eerste op 14 juni 2007, de tweede op 18 oktober 2007. Tijdens de eerste workshop lag de nadruk op de mogelijkheden en beperkingen voor het uitbouwen van een Vlaamse centrale databank met milieu-informatie over bouwproducten. Voor de tweede workshop werden, naast een mailing naar alle betrokkenen in de Transitiearena “Duurzaam Wonen en Bouwen in Vlaanderen, ook andere relevante contacten uitgenodigd om deel te nemen aan de workshop, onder andere de leden van het Belgische spiegelcomité voor CEN TC350. Tijdens deze tweede workshop werden bovendien enkele buitenlandse experten uitgenodigd, die een toelichting gaven over hun ervaringen met milieu-evaluatie van gebouwen. Op basis daarvan werd een levendige discussie gevoerd over de best mogelijke aanpak voor een Vlaamse evaluatiemethode, zowel vanuit wetenschappelijk perspectief als vanuit het oogpunt van de toekomstige gebruikers van zo’n methode. De verslagen van beide workshops worden hierna gegeven. De conclusies van beide workshops werden gebruikt bij de opmaak van de eindrapporten van de desbetreffende taken binnen de studie.
OVAM Milieuverantwoord Materiaalgebruik – “Taak A5: Overeenstemming bereiken over een kwantitatieve en kwalitatieve afwegingsmethode voor de beoordeling van bouwmaterialen met het oog op het vaststellen van een milieuprestatie van een gebouw”
p.104/115
2. Begeleidingscommissie 1, 14 juni 2007 - 9u30-12u00 2.1. Aanwezig: Aerts Kristin Belgische Baksteenfederatie Bonnarens Mieke Bouwunie Bosmans Wouter VMSW Constandt Kim LNE Vlaanderen Damiaan De Backer OVAM De Bock Luc OCW De Lathauwer Dieter FOD Leefmilieu De Nutte Johny COPRO De Troyer Frank KULeuven Dedeyne Luc NAV-BVA Dries Ilse LNE Vlaanderen Geerken Theo VITO Goossens Willy VVS Jacquemin Thilde Recticel Insulation Jan Teugels BMP Johan D'Hooghe Recycling Assistance Lambrechts Kristof VCB
Myngheer Silvie Verbond van de Glasindustrie
Putzeys Katrien WTCB Thoelen Peter VIBE Ulburghs Wouter OVAM Van Acker Peter OVAM Van Dessel Johan WTCB
2.2. Verwelkoming Peter Van Acker verwelkomt de aanwezigen op de eerste begeleidingscommissie voor dit TWOL project. Hij verduidelijkt dat dit project kadert in het “Sectoraal Uitvoeringsplan voor Milieuverantwoord Materiaalgebruik en Afvalbeheer in de Bouw” van OVAM. De financiering van het project gebeurt door LNE Vlaanderen. Het huidige project is een verkennende studie naar de mogelijkheden om de milieu-effecten van bouwmaterialen af te wegen. Het is een project van 1 jaar, met de bedoeling om tot 2010 telkens bijkomende projecten uit te voeren. Op die manier moet voldoende kennis ontwikkeld worden om op een objectieve manier milieu-effecten van materiaalgebruik te kunnen bepalen, en vervolgens meer milieuverantwoord materiaalgebruik te stimuleren. Na deze inleiding stellen alle aanwezigen zich kort voor. 2.3. Voorstelling van het project en de activiteiten van Taak A2 Johan Van Dessel, projectleider van de studie, stelt vervolgens het project voor. Hij schetst de achtergrond van het project, dat kadert binnen het sectorale uitvoeringsplan van OVAM, maar eveneens gedefinieerd is als een van de acties binnen de transitiearena “Duurzaam
OVAM Milieuverantwoord Materiaalgebruik – “Taak A5: Overeenstemming bereiken over een kwantitatieve en kwalitatieve afwegingsmethode voor de beoordeling van bouwmaterialen met het oog op het vaststellen van een milieuprestatie van een gebouw”
p.105/115
Wonen en Bouwen”. Daarna licht hij de hoofdtaken van de studie toe: inventarisatie van de belangrijkste kennisorganisaties omtrent duurzaam bouwen in Vlaanderen, voorstellen voor een centrale databank, haalbaarheidsanalyse voor een milieu-afwegingsmethode op gebouwniveau, oplijsten van mogelijke maatregelen om het beleid te ondersteunen, en overleg via platformwerking. Tijdens deze vergadering van de begeleidingscommissie wordt verder aandacht besteed aan het tweede takenpakket, met name de voorstellen voor een centrale databank met milieuinformatie. Johan Van Dessel begint met een korte inleiding van de deeltaken binnen dit takenpakket. Theo Geerken en Katrien Putzeys presenteren vervolgens in detail de uitgevoerde analyses met betrekking tot het ontwikkelen van een centrale databank met milieu-informatie. Tenslotte stelt Katrien Putzeys de voorkeurroutes voor de ontwikkeling van de databank voor, met hun voor- en nadelen, en tevens een aantal mogelijke alternatieve routes. De presentaties zoals voorgesteld tijdens de begeleidingscommissie werden als bijlagen bij dit verslag gevoegd. 2.4. Discussie Na de voorstelling van de voorkeurroutes en de mogelijke alternatieven wordt de discussie geopend. De belangrijkste bemerkingen en conclusies van de discussies zijn: • Wat betreft de inhoud van de databank wordt een geheel van informatie voorgesteld
waarvan een deel nodig is voor de milieu-afwegingsmethode op gebouwniveau, en een deel meer gericht is op communicatie naar bouwprofessionelen en consumenten. De focus voor verdere uitwerking zal in eerste instantie best gelegd worden op die informatie die nodig is voor de milieu-afwegingsmethode op gebouwniveau. Het gebouw is niet beperkt tot woningbouw. Deze focus wordt gemotiveerd door het feit dat op federaal niveau acties worden voorgesteld die een deel van de informatiebehoefte zal kunnen invullen. Het blijft wel belangrijk om het integrerende karakter van een centrale databank als ultieme doel voor ogen te houden, zodat hier in de toekomst naartoe kan gewerkt worden. Een structurele samenwerking met andere overheidsinstellingen (federaal, Europees), zou kunnen bijdragen aan het realiseren van deze doelstelling. Bij de opzet gaat het om een sectorbenadering, niet om individuele gegevens van bouwmaterialenproducenten.
• Voor de structuur van de databank wordt een eigen voorstel uitgewerkt. De vraag stelt
zich of niet beter kan gebruik gemaakt worden van bestaande structuren. In het bijzonder zou het interessant zijn om de databank te baseren op systemen die nauw aansluiten bij de werkwijze van de bouwprofessionelen, zoals bijvoorbeeld de databanken die gelinkt zijn aan CAD programma’s.
• De financiering van de centrale databank is van cruciaal belang voor het welslagen van dit
initiatief. Aangezien het een middel is dat door de overheid wordt gezien om meer milieuverantwoord materiaalgebruik te stimuleren, zal de ontwikkeling van een dergelijke databank bij voorkeur moeten gebeuren met financiering door de overheid. Voor het operationele beheer van de databank daarentegen kan gestreefd worden naar een zichzelf ondersteunend systeem. De informatieverstrekking zou best gratis gebeuren, om het gebruik van de databank zoveel mogelijk te stimuleren. Het beheer van en de controle van
OVAM Milieuverantwoord Materiaalgebruik – “Taak A5: Overeenstemming bereiken over een kwantitatieve en kwalitatieve afwegingsmethode voor de beoordeling van bouwmaterialen met het oog op het vaststellen van een milieuprestatie van een gebouw”
p.106/115
de gegevens zijn afzonderlijke entiteiten. De controle van de gegevens wordt best door de producent van materialen gefinancierd.
• Ook al is het huidige project georiënteerd op het bepalen van de milieu-effecten van het
materiaalgebruik in gebouwen, toch mag men de ruimere context van duurzaam bouwen niet uit het oog verliezen. Deze studie, en later de milieu-afwegingsmethode op gebouwniveau, moet worden gezien als een eerste stap, die moet bijdragen tot een meer integrale benadering van duurzaam bouwen. Daarom is het van belang dat de evaluatiemethode voor het materiaalgebruik compatibel is met bijvoorbeeld de energieprestatiebereking, de kostprijsberekening van gebouwen of eventuele andere toekomstige evaluatiemethodes (vb. voor watergebruik). Pas wanneer men elk van deze verschillende invalshoeken gaat integreren, wordt het mogelijk om te spreken over duurzaam bouwen. De bedoeling van de studie is een ideaal beeld te bepalen hoe evaluatie en afweging van bouwmaterialen binnen een gebouwconcept kunnen gebeuren, en mee een pad uit te zetten om het uiteindelijke instrument in een dagelijkse praktijk te kunnen toepassen, verder bouwend op wat reeds goed ontwikkeld is. Het concept achter de afweging van bouwmaterialen is belangrijker dan de invulling van een databank met gegevens over bouwmaterialen. Het gaat om de ontwikkeling van een instrument, niet over een nieuwe bouwcode.
2.5. Volgende vergadering De tweede begeleidingscommissie zal doorgaan op donderdag 18 oktober, vanaf 9u30 in de kantoren van OVAM te Mechelen. 2.6. Lijst van bijlagen Bijlage 1: WTCB presentatie – Inleiding project, taak A2 Bijlage 2: VITO presentatie – Inhoud van de databank
OVAM Milieuverantwoord Materiaalgebruik – “Taak A5: Overeenstemming bereiken over een kwantitatieve en kwalitatieve afwegingsmethode voor de beoordeling van bouwmaterialen met het oog op het vaststellen van een milieuprestatie van een gebouw”
p.107/115
3. Begeleidingscommissie 2 – Workshop, 18 oktober 2007, 9u30-16u30
3.1. Aanwezig: Acke Geert Rational Dream Aerts Kristin Belgische Baksteenfederatie Allacker Karen KULeuven Anthierens Evelien Provincie West-Vlaanderen Beeckmans Luc OVAM Beuwen Christine BMP Binamé Jean-Pierre Cluster Ecoconstruction Boehme Luc Katholieke Hogeschool Brugge-Oostende Bonnarens Mieke Bouwunie Citherlet Stéphane Minergie-Eco Claes Jacques Rockwool De Lathauwer Dieter Federale Overheidsdienst Leefmilieu De Troyer Frank KULeuven De Vent Georges Belgische Glasfederatie Dedeyne Luc NAV-BVA Delem Laetitia WTCB Dries Ilse Vlaamse gemeenschap Dufourni Lauri Belgische baksteenfederatie Geerken Theo VITO Gijbels Annita Centrum Duurzaam bouwen Hamans Chris Rockwool International A.S. Hardy Pascale Febelcem Jacqmot Danny Vlaams ABVV Kwanten Patrick Centrum Duurzaam bouwen Lambert Virginie BIM Lootens Jan Sibomat Myngheer Silvie Verbond van de glasindustrie Naert Noël Febelcem Pither Alan BREEAM Putzeys Katrien WTCB Pyncket Goedele a20-architecten Scheys Geert Federplast Schotte Ingrid Shanks Vlaanderen NV Servaes Roos OVAM Spirinckx Carolin VITO Teugels Jan Eternit NV Thoelen Peter VIBE vzw Van Acker Peter OVAM Van den Elsen Gert Gemeente Tilburg Van der Stocken Bram Seco Van Dessel Johan WTCB Van Ewijk Harry IVAM UVA Van Peer Paul Vanhout NV
OVAM Milieuverantwoord Materiaalgebruik – “Taak A5: Overeenstemming bereiken over een kwantitatieve en kwalitatieve afwegingsmethode voor de beoordeling van bouwmaterialen met het oog op het vaststellen van een milieuprestatie van een gebouw”
p.108/115
Vanhove Frank Pittsburg Corning Europe Foamglas Isolatie Vanmeiraghe Jan Winerberger NV (namiddag) Verachtert Hilde FDA Verbeek Nathalie Zonnige Kempen Verhelst Frederick Lhoist Lime Europe Wuyts Els OVAM 3.2. Verwelkoming Peter Van Acker verwelkomt de aanwezigen en schetst de historiek en het algemeen kader van het onderzoeksproject dat kadert binnen het sectorale uitvoeringsplan van OVAM, maar eveneens gedefinieerd is als een van de acties binnen de transitiearena “Duurzaam Wonen en Bouwen”. 3.3. Voorstelling van het project en de activiteiten van Taak A3 Johan Van Dessel, projectleider van de studie, schetst de achtergrond van het project, en licht daarna de doelstelling en de hoofdtaken van de studie toe: inventarisatie van de belangrijkste kennisorganisaties omtrent duurzaam bouwen in Vlaanderen, voorstellen voor een centrale databank, haalbaarheidsanalyse voor een milieu-afwegingsmethode op gebouwniveau, oplijsten van mogelijke maatregelen om het beleid te ondersteunen, en overleg via platformwerking. Katrien Putzeys presenteert vervolgens meer in detail het derde takenpakket, met name de haalbaarheidsanalyse voor een milieu-afwegingsmethode op gebouwniveau. Voor het definiëren van de belangrijkste parameters bij de milieu-evaluatie van een gebouw wordt er maximaal gebruik gemaakt van inzichten uit eerdere en internationale initiatieven, maar ook van de belangrijkste vlaamse actoren. Er bestaan 2 categoriën van tools en methodes: “rating” en “LCA”. Dit wordt geïllustreerd aan de hand van voorbeelden. Vervolgens worden de sterktes, zwaktes, opportuniteiten en bedreigingen voorgesteld van de bestaande rating en LCA tools die in het kader van de SWOT analyse geïdentificeerd werden. De conclusie die uit de analyse getrokken werd is dat beide aanpakken hun waarden en gebreken hebben, en dat er zowel succesfvolle LCA als rating tools zijn. Toch blijft een kwantitatieve analyse (LCA) noodzakelijk om de globale milieu-impacten van materiaalgebruik te kunnen evalueren. Harry van Ewijk van IVAM schetst de historie van materiaal –milieuprestatie van gebouwen in Nederland: de verschillende evaluatiemethodes die in de voorbij 20 jaar ontstaan zijn en de slaag- en faalfactoren van die verschillende ontwikkelingen. Zo was de MMG aanpak bijvoorbeeld geen succes omdat het te complex en vooral niet breed genoeg was en dus geen objectieve beoordeling opleverde (het hield o.a. geen rekening met de gebruiksfase en het bouwproces). De les die men uit deze ontwikkeling kan trekken is dat geen enkele tool/methode optimaal is maar dat men best een mix van methodes ontwikkelt afgestemd op doel en doelgroep: eenvoudige geïntegreerde praktijktools zonder te veel details en één expert model met LCA-basis die kentallen levert voor de gebruiksvriendelijkere praktijkinstrumenten.
OVAM Milieuverantwoord Materiaalgebruik – “Taak A5: Overeenstemming bereiken over een kwantitatieve en kwalitatieve afwegingsmethode voor de beoordeling van bouwmaterialen met het oog op het vaststellen van een milieuprestatie van een gebouw”
p.109/115
3.4. Gastsprekers Alan Pither presenteert als eerste gastspreker drie verwante milieu-evaluatiemethodes (rating-tools) voor gebouwen die in de UK in gebruik zijn: BREEAM, EcoHomes en the Code for Sustainable Homes. Vooral de Code for Sustainable Homes wordt nader toegelicht. Deze is gebaseerd op de evaluatie van 8 thema’s: energie, water, materialen, waterafvoer, afval, vervuiling, gezondheid en comfort (o.a. daglicht, geluidsisolatie, luchtkwaliteit) , gebouwbeheer, ecologie. Voor elk thema worden een aantal punten (“credits”) toegekend die dan na weging opgeteld worden tot één finale score. Aangezien veel gewicht aan energie wordt toegekend is het van belang dat dit goed geëvalueerd wordt. Het gebruikersgedrag en degradatie/vervanging van materialen is echter moeilijk te evalueren, daarvoor worden basisscenario’s gebruikt. Voor niet-residentiële gebouwen is het ook mogelijk om een ‘management’ evaluatie te doen eens het gebouw in gebruik is. Bijgevolg, alhoewel de meeste evaluaties nog op nieuwe gebouwen en grote verbouwingen gericht zijn, wordt het aantal post constructieve evaluaties steeds groter. Stephane Citherlet presenteert vervolgens verschillende evaluatie-methodes die in Zwitserland van toepassing zijn. Minergie en Minergie-P evalueren voornamelijk de energie-prestatie van het gebouw, terwijl minergie-eco het gebouw evalueert op basis van een aantal kwalitatieve vragen i.v.m. comfort (verlichting, acoustiek,..) en materiaalgebruik. Momenteel is ook een kwantitatief eco-label, gebaseerd op LCIA en energie, in ontwikkeling. Deze houdt rekening met productie, onderhoud en sloop. Er wordt echter geen rekening gehouden met transport, het argument hiervoor is dat men geen “barriers to trade” wil creëren. De 2 voornaamste Zwitserse databases omtrent milieu-impact van bouwproducten zijn Eco-Invent en KBOB. Gert Van den Elsen stelt vervolgens de GPR Gebouw voor, een geïntegreerd evaluatietool die door de gemeente Tilburg en nog 70 andere Nederlandse gemeentes gebruikt wordt. Deze is gebaseerd op de evaluatie van 6 thema’s: energie, materialen, gezondheid, water, afval en woonkwaliteit. De gebruiker (gemeente) mag zelf het gewenste prestatie-niveau invoeren. De minimumscore (5) komt echter overeen met het niveau die door het bouwbesluit vereist is en die bepalend is voor het verkrijgen van een bouwvergunning. Het thema materialen is voornamelijk gebaseerd op LCA-data en er kunnen eventueel bonuspunten worden toegestaan voor innovatieve oplossingen. Een volledige evaluatie, uitgevoerd door een ervaren gebruiker, duurt ongeveer een halve dag. De dialoog tussen de gemeente en de opdrachtgever/architect begint echter best bij het ontwerpproces zodat het project indien nodig nog kan bijgestuurd worden. Tenslotte stelt Nathalie Verbeek de C.V. Zonnige Kempen voor en meer bepaald, aan de hand van enkele concrete voorbeelden, hoe deze vereniging duurzaam en energiezuinig bouwen in de praktijk vertaalt. Er wordt o.a. aandacht besteed aan het optimaal gebruiken van ruimte, energie, water, materialen en afval. Nathalie benadrukt daarbij ook het belang van informatie en evaluatie. In België is er momenteel geen duidelijk evaluatiesysteem aanwezig terwijl dit wel heel nodig is, maar de vraag is wie hiervoor gaat betalen? Al deze presentaties, zoals voorgesteld tijdens de workshop, werden als bijlagen bij dit verslag gevoegd.
OVAM Milieuverantwoord Materiaalgebruik – “Taak A5: Overeenstemming bereiken over een kwantitatieve en kwalitatieve afwegingsmethode voor de beoordeling van bouwmaterialen met het oog op het vaststellen van een milieuprestatie van een gebouw”
p.110/115
3.5. Voorstel Vlaams eisenpakket Carolin Spirinckx presenteert het voorstel voor het Vlaams eisenpakket voor een afwegingsmethode voor het bepalen van de materialengerelateerde milieuprestatie van gebouwen. Ten eerste schetst zij het ideaalbeeld, m.a.w. wat men zou willen bereiken. Vervolgens stelt ze de huidige situatie in Vlaanderen en België voor en vergelijkt ze deze met het ideaalbeeld. Uit die vergelijking blijkt dat er nog heel wat problemen moeten opgelost worden en dat een lange termijn strategie (gefaseerde aanpak) nodig is om het ideaalbeeld te behalen. Tenslotte stelt ze het programma van eisen voor i.v.m milieudata, scenario’s en methodologie. Deze zullen op LCA van wieg to graf moeten gebaseerd zijn. 3.6. Discussie De presentaties van de verschillende sprekers gaven een goed overzicht van de al bestaande systematieken, evaluatiemethodes en ervaringen in het buitenland, en van de analyses en resulterende voorstellen van het projectteam voor een mogelijke Vlaamse aanpak. Deze voorstellen vormen de basis voor de verdere discussie. • De ervaring van Nederland met MMG toont het belang van een geïntegreerde aanpak die
rekening houdt met de volledige levenscyclus van het gebouw en met al de aspecten van duurzaam bouwen, niet alleen met de milieu-impact van de materialen. Deze studie, en later de milieu-afwegingsmethode op gebouwniveau, moet echter worden gezien als een eerste stap, die moet bijdragen tot een meer integrale benadering van duurzaam bouwen
• De ervaring in Nederland leert ons ook dat de uiteindelijke gebruikstool niet te complex
mag zijn. Het ontwikkelen van een kwantitatieve, systematieke basismethode (“expertmodel”) is echter essentieel. Deze zal dan later als referentie kunnen dienen voor verschillende eenvoudigere kwalitatieve evaluatietools
• In het buitenland bestaan al verschillende geïntegreerde tools maar wil men een
betrouwbare methode dan is het echter noodzakelijk om ook in België door die verschillende ontwikkelingsfasen te gaan. Beginnen met milieu-impact van het materiaalgebruik in gebouwen is een goede eerste stap. Dankzij de ervaringen die al zijn opgebouwd in het buitenland, kunnen de ontwikkelingen in België hopelijk vlotter verlopen
• Een methode die gebruik maakt van weging en bijgevolg een eenduidig resultaat oplevert,
is interessanter naar de gebruiker toe. De basismethode (expertmodel) kan echter beter gebruik maken van een set van milieu-indicatoren, om de methode zo transparant mogelijk te houden. Die indicatoren kunnen dan pas later, in de gebruikstools, geaggregeerd worden d.m.v wegingsfactoren. Deze laatste hangen immers af van van politieke keuzes en zijn dus regelmatig voor verandering vatbaar
• Milieubelasting zou moeten afgewogen worden t.o.v. gebouwkwaliteit en kosten.
Aangezien de detaillering van het gebouw zowel voor LCC als voor milieuevaluatie nodig is, zou het interessant zijn om die twee evaluaties te koppelen. Daar de kosten vaak een doorslaggevende beslissingsfactor vormen, zou het opnemen van de kosten in de geïntegreerde evaluatietools immers een meerwaarde betekenen voor de klant. De focus in eerste instantie ligt echter bij het ontwikkelen van een goede milieu-evaluatiemethode, pas later zullen de kosten eventueel geïntegreerd kunnen worden.
OVAM Milieuverantwoord Materiaalgebruik – “Taak A5: Overeenstemming bereiken over een kwantitatieve en kwalitatieve afwegingsmethode voor de beoordeling van bouwmaterialen met het oog op het vaststellen van een milieuprestatie van een gebouw”
p.111/115
• De architecten/aannemers zouden liever een eenduidig systeem hebben met één invoer.
Daarom is het van belang dat de evaluatiemethode voor het materiaalgebruik niet alleen compatibel is met de kostprijsberekening van gebouwen maar ook met bijvoorbeeld de energieprestatieberekening of eventuele andere toekomstige evaluatiemethodes (vb. voor watergebruik)
• Er zijn heel grote verschillen betreffende de tijd, kosten die gepaard gaan met de
bestaande evaluatiemethodes (bv. Breeam: verschillende weken, GPR: enkele uren). Wat in Vlaanderen als aanvaardbaar beschouwd zou worden hangt af van de meerwaarde die aan de analyse zou gegeven worden (bv. Certificaat), van welke gegevens beschikbaar zijn op het moment van de analyse en dus van de fase waarin de analyse uitgevoerd wordt, van de gewenste graad van nauwkeurigheid, maar ook van de software. Indien deze laatste goed ontwikkeld en transparant is zou het mogelijk zijn om de analyse korter te houden (cf. EPB-software). In Nederland heeft men, om de gebouwevaluatie eenvoudiger te maken, altijd gewerkt met referentiewoningen. Door de minder uniforme bouwpraktijken zou het in België echter moeilijk zijn om referentiewoningen te bepalen
• Aangezien voor LCA altijd aannames gemaakt worden (systeemgrenzen,...) is
transparantie van de methode heel belangrijk, vooral indien er reglementaire eisen komen op het resultaat. Om belemmering van innovatie te voorkomen zou het ook belangrijk zijn dat de software ook de mogelijkheid biedt om default waarden te vervangen door eigen resultaten (zoals bv. voor levensduur van producten)
3.7. Lijst van bijlagen 1. Agenda 2. OVAM - verwelkoming 3. WTCB – Inleiding project, taak A3 4. IVAM – voorstelling van de ervaringen in Nederland over milieuevaluatie op
gebouwniveau 5. BREEAM – Code for sustainable homes 6. Minergie-Eco – Ecolabelling van gebouwen in Zwitserland 7. GPR gebouw 8. CV zonnige kempen 9. VITO – Voorstellen van stappenplan en eisenpakket voor Vlaamse milieu-
evaluatiemethode op gebouwniveau voor de materialengerelateerde milieu-impact
OVAM Milieuverantwoord Materiaalgebruik – “Taak A5: Overeenstemming bereiken over een kwantitatieve en kwalitatieve afwegingsmethode voor de beoordeling van bouwmaterialen met het oog op het vaststellen van een milieuprestatie van een gebouw”
p.112/115
Bijlage 1: Samenvattende enquête workshop 18/10/2007 De enquête werd ingevuld door 30 respondenten, waarvan 5 producenten van bouwmaterialen, 7 sectorvertegenwoordigers uit de bouwsector, 1 architect, 3 overheidsbeleidsmakers, 1 projectontwikkelaar, 5 onderzoekers, 1 NGO, 7 anderen (milieu-adviesbureau, student, vakbond, …). Vraagtekens wil in deze context zeggen dat de respondent niets ingevuld heeft.
Respons doelgroep
korte termijn 50% 65% 80%lange termijn 40% 65% 60%
Verantwoordelijkheid ontwikkelen verschillende afgeleide instrumenten
Overheid Overheid Overheid
korte termijn 55% 80% ?lange termijn 45% 50% ?
Uitbouwen en financiering database - structureel
Overheid Overheid Overheid
korte termijn 80% 85% ?lange termijn 80% 90% ?
Uitbouwen en financiering database - inhoudelijk
Overheid Industrie Zelf-finan-cierend
Overheid Industrie Zelf-financierend
Overheid Industrie Zelf-financierend
korte termijn 35% 60% 5% 40% 25% 35% ? ? ?lange termijn 25% 60% 15% 25% 25% 50% ? ? ?
Gebruik evaluatietool Gratis Fin. stimulans
Betalend Gratis Fin. stimulans
Betalend Gratis Fin. stimulans
Betalend
korte termijn 60% 40% 0% 85% 15% 0% 100% 0% 0%
lange termijn 40% 40% 20% (gebruiker)
85% 0% 15% (gebruiker)
100% 0% 0%
Verplichtend karakter Vrijwillig Vrijwillig Vrijwilligkorte termijn 80% 85% 100%lange termijn 20% 60% 0%
Max. tijd gebruik tool - Eéngezinswoning
korte termijnlange termijn
Max. tijd gebruik tool -Kantoorgebouw
korte termijnlange termijn
Tool te gebruikenInspirerend praktijkvoorbeeldenAndere suggesties
50%
Industrie
55%20%45%
Industrie
2 dagen tot max. 2 weken1 tot max. 5 dagen
1dag1 à 2 dagen1 dag
?
50%??
Industrie
?
Industrie
20%40%
Industrie35%35%
10%
Industrie
20%20%
Industrie
25%
Architect
Industrie
60%
Verantwoordelijkheid ontwikkelen expert model methode
Industrie
Sector-vertegenwoordiger bouwsector
Overheid Overheid Overheid
Producent bouwproducten
Verplicht Verplicht Verplicht20%80%
15%40%
0%100%
Duurtijd
1 dag
Geen subjectieve parameters inlassen. Objectieve LCA als basis aanpak! Ervaringen in omringende landen
benutten.
Ja JaOntwerpfase van gebouw is heel
belangrijk. Snel kunnen nagaan welke invloed wijzigingen hebben op het
resultaat.
Degelijke info verspreiden en snel starten + budget gebruikers voorzien
Ja
2 dagen
Duurtijd
1 tot max. 5 dagen
Duurtijd
1 dag
Duurtijd Duurtijd Duurtijd
1 tot max. 5 dagen 2 dagen tot max. 2 weken 1 dag
Voor alle toepassingen Voor alle toepassingen Ontwerpfase gebouw
OVAM Milieuverantwoord Materiaalgebruik – “Taak A5: Overeenstemming bereiken over een kwantitatieve en kwalitatieve afwegingsmethode voor de beoordeling van bouwmaterialen met het oog op het vaststellen van een milieuprestatie van een gebouw”
p.113/115
Respons doelgroep
korte termijn 85% 60% 75%lange termijn 55% 40% 60%
Verantwoordelijkheid ontwikkelen verschillende afgeleide instrumenten
Overheid Overheid Overheid
korte termijn 70% 60% 75%lange termijn 60% 40% 75%
Uitbouwen en financiering database - structureel
Overheid Overheid Overheid
korte termijn 30% 80% 80%lange termijn 15% 50% 40%
Uitbouwen en financiering database - inhoudelijk
Overheid Industrie Zelf-financierend
Overheid Industrie Zelf-financierend
Overheid Industrie Zelf-financierend
korte termijn 20% 55% 25% ? ? ? 50% 40% 10%lange termijn 20% 40% 40% ? ? ? 65% 35% 0%
Gebruik evaluatietool Gratis Fin. stimulans
Betalend Gratis Fin. stimulans
Betalend Gratis Fin. stimulans
Betalend
korte termijn 0% 50% 50% (overheid) 0% 100% 0% 60% 40% 0%
lange termijn 50% 0% 50% (overheid) 0% 100% 0% 40% 20% 40% (gebruiker, architect, adviseur)
Verplichtend karakter Vrijwillig Vrijwillig Vrijwilligkorte termijn 100% 0% 100%lange termijn 0% 0% 0%
Max. tijd gebruik tool - Eéngezinswoning
korte termijnlange termijn
Max. tijd gebruik tool -Kantoorgebouw
korte termijnlange termijn
Tool te gebruikenInspirerend praktijkvoorbeeldenAndere suggesties
25%Industrie
20%60%
25%40%
Industrie
25%60%
Industrie
20%50%
40%60%
Industrie
40%
15%45%
Industrie
30%40%
Industrie
70%85%
Industrie Overheid IndustrieOverheid OverheidIndustrie
Overheids-beleidsmaker Project-ontwikkelaar Onderzoeker
Verantwoordelijkheid ontwikkelen expert model methode
Verplicht Verplicht Verplicht0%
100%100%100%
0%100%
Integratie met EPB
Duurtijd
1 à 2 dagen
Duurtijd
1 dag
Duurtijd
1 tot max. 2 dagen1 dag 1dag 1 tot max. 2 dagen
Duurtijd Duurtijd Duurtijd
1 tot max. 5 dagen max. 5 dagen 2 tot max. 5 dagen1 à 2 dagen
Stakeholders betrekken. Simpel houden anders wordt het niet gebruik.
Materialenproducenten bevragen
Gefaseerde aanpak, die tijdens de rit kan bijgesteld worden. Alles
internaliseren in de marktprijs
max. 5 dagen 2 tot max. 5 dagenVoor alle toepassingen Voor alle toepassingenVoor alle toepassingen
Ja Ja Ja
OVAM Milieuverantwoord Materiaalgebruik – “Taak A5: Overeenstemming bereiken over een kwantitatieve en kwalitatieve afwegingsmethode voor de beoordeling van bouwmaterialen met het oog op het vaststellen van een milieuprestatie van een gebouw”
p.114/115
Respons doelgroep
korte termijn 30% 60%lange termijn 50% 50%
Verantwoordelijkheid ontwikkelen verschillende afgeleide instrumenten
Overheid Overheid
korte termijn 50% 80%lange termijn 50% 55%
Uitbouwen en financiering database - structureel
Overheid Overheid
korte termijn 20% 90%lange termijn 50% 60%
Uitbouwen en financiering database - inhoudelijk
Overheid Industrie Zelf-financierend Overheid Industrie Zelf-financierend
korte termijn 80% 20% 0% 40% 60% 0%lange termijn ? ? ? 40% 60% 0%
Gebruik evaluatietool Gratis Fin. stimulans
Betalend Gratis Fin. stimulans
Betalend
korte termijn 0% 100% 0% 80% 20% 0%lange termijn 0% 100% 0% 80% 20% 0%
Verplichtend karakter Vrijwillig Vrijwilligkorte termijn 100% 80%lange termijn 0% 0%
Max. tijd gebruik tool - Eéngezinswoning
korte termijnlange termijn
Max. tijd gebruik tool -Kantoorgebouw
korte termijnlange termijn
Tool te gebruikenInspirerend praktijkvoorbeeldenAndere suggesties
10%40%
80%50%
Andere
Industrie
40%50%
Industrie
20%45%
Industrie
Industrie
50%50%
Industrie
NGO
Industrie
70%50%
OverheidOverheidVerantwoordelijkheid ontwikkelen expert model methode
Verplicht Verplicht0%
100%20%
100%Duurtijd
max. 5 dagen
Duurtijd
1 dag1 dag 1dag
Duurtijd Duurtijd
max. 5 dagen max. 5 dagen2 dagen max. 5 dagen
Voor alle toepassingen Voor alle toepassingenJa Ja
Gezond binnenmilieu als item op nemen Europese harmonisatie. Belang secundaire grondstoffen en materialen. Kleine en grote
spelers betrekken in het debat (alle stakeholders).
OVAM Milieuverantwoord Materiaalgebruik – “Taak A5: Overeenstemming bereiken over een kwantitatieve en kwalitatieve afwegingsmethode voor de beoordeling van bouwmaterialen met het oog op het vaststellen van een milieuprestatie van een gebouw”
p.115/115
Bijlage 2: Presentaties van begeleidingscommissie 1 en 2 • Begeleidingscommissie 1, 14 juni 2007 • Begeleidingscommissie 2, Workshop, 18 oktober 2007
1
04/07/2007
1
Wetenschappelijk en Technisch Centrum voorhet Bouwbedrijfhttp://www.wtcb.be
Verkennend onderzoek naar milieuverantwoord materiaalgebruik in
Vlaanderen door middel van milieuprestatievoorschriften op gebouwniveau
Voor
VLAAMSE OVERHEIDDept. Leefmilieu, Natuur en Energie (LNE)Afdeling Milieu-, Natuur- en Energiebeleid
04/07/2007
2
Wetenschappelijk en Technisch Centrum voorhet Bouwbedrijfhttp://www.wtcb.be
Verkennend onderzoek naar milieuverantwoord materiaalgebruik in
Vlaanderen door middel van milieuprestatievoorschriften op gebouwniveau
IVAM Environmental Research
VITOVlaamse Instelling voor
Technologisch Onderzoek
WTCBWetenschappelijk en
Technisch Centrum voor het Bouwbedrijf
In samenwerking metDoor
2
04/07/2007 3
Wetenschappelijk en Technisch Centrum voorhet Bouwbedrijfhttp://www.wtcb.be Achtergrond
• Heel wat initiatieven op het vlak van milieubewuster materiaalgebruik:– Bouwproductenrichtlijn– Integrated Product Policy– Federaal Productbeleid
• OVAM Sectoraal Uitvoeringsplan “Milieuverantwoord materiaalgebruik en afvalbeheer in de bouw”– Inzicht in de ontwikkeling van een
materiaalgebonden milieuprestatie van een gebouw tegen 2009
04/07/2007 4
Wetenschappelijk en Technisch Centrum voorhet Bouwbedrijfhttp://www.wtcb.be Doelstelling
• “Verkennend onderzoek om in Vlaanderen een kader uit te werken voor het objectief vaststellen van de milieuprestatie van gebouwen voor het totaal van gebruik van bouwmaterialen gedurende de volledige levensduur van het gebouw”
Vereisten voor een evaluatiemethode voor het bepalen van de materialen-gerelateerde milieu-impact van gebouwen
3
04/07/2007 5
Wetenschappelijk en Technisch Centrum voorhet Bouwbedrijfhttp://www.wtcb.be Inhoud van het project
• 5 taken in het project:– Taak A1: Inventarisatie van onderzoekscentra
– Taak A2: Voorstellen voor centrale databank van milieu-informatie
– Taak A3: Haalbaarheidsanalyse voor milieu-evaluatiemethode op gebouwniveau
– Taak A4: Mogelijke maatregelen om milieudoelstellingen te realiseren
– Taak A5: Overleg - overeenstemming
04/07/2007 6
Wetenschappelijk en Technisch Centrum voorhet Bouwbedrijfhttp://www.wtcb.be A1 – Inventarisatie
• Onderzoekscentra actief rond thema’s duurzaam bouwen en milieuprestatie van gebouwen–Welke expertise?–Hoe bijdragen tot behalen van
milieudoelstellingen?
informatiefiche per organisatie
4
04/07/2007 7
Wetenschappelijk en Technisch Centrum voorhet Bouwbedrijfhttp://www.wtcb.be
A2 – Centrale databank van milieu-informatie
• Inhoud• Structuur• Integratie / koppeling met andere
databanken• Prestatievoorschriften voor milieu• Randvoorwaarden & beheer
04/07/2007 8
Wetenschappelijk en Technisch Centrum voorhet Bouwbedrijfhttp://www.wtcb.be
A3 – Haalbaarheidsanalyse milieu-evaluatiemethode
• Analyse van parameters:– Data en datakwaliteit, levensduur van
gebouwen, welke milieu-aspecten, kwantificeerbaarheid, uitvoerbaarheid, nieuwbouw en renovatie
• SWOT analyse van bestaande tools• Analyse Vlaamse context
Vlaams eisenpakket voor evaluatie-methode
2e workshop over Vlaams eisenpakket (najaar 2007)
5
04/07/2007 9
Wetenschappelijk en Technisch Centrum voorhet Bouwbedrijfhttp://www.wtcb.be A4 - Maatregelen
• Welke maatregelen zijn nodig om milieudoelstellingen te realiseren?
–Technologische innovaties
–Organisatorische veranderingen
–Beleidsopties
–Beleidsinstrumenten
– ...
04/07/2007 10
Wetenschappelijk en Technisch Centrum voorhet Bouwbedrijfhttp://www.wtcb.be
A5 – Overleg & overeenstemming
• Strategisch overlegplatform: transitie-arena “Duurzaam Bouwen en Wonen”
• Alle belangengroepen bij mekaar brengen overeenstemming over Vlaamse aanpak
• Strategische consultatie in de loop v/h project:– Voorstellen voor databank– Vlaams eisenpakket voor milieu-
evaluatiemethode
6
04/07/2007
11
Wetenschappelijk en Technisch Centrum voorhet Bouwbedrijfhttp://www.wtcb.be
Taak A2 - “Een voorstel formuleren over het samenbrengen van de huidige kennis
in een centrale databank”
04/07/2007 12
Wetenschappelijk en Technisch Centrum voorhet Bouwbedrijfhttp://www.wtcb.be Waarom een databank?
Databank met een dubbele rol:• Milieu-evaluatiemethode op gebouwniveau
nood aan gegevens op niveau van materialen/producten
• Communicatie naar– Bouwprofessionelen– Consumenten
Voorstellen voor Vlaamse databank
7
04/07/2007 13
Wetenschappelijk en Technisch Centrum voorhet Bouwbedrijfhttp://www.wtcb.be
• Bestaande buitenlandse databanken– Inhoud, organisatie, voor- en nadelen
• Opzet van een Vlaamse databank– Inhoud–Structuur– Invulling en randvoorwaarden–Organisatie en beheer
• Integratie / koppeling met andere databanken
• Prestatievoorschriften
Uitgevoerde analyses
Voorkeurroute + SWOT analyse
Alternatieve routes
04/07/2007 14
Wetenschappelijk en Technisch Centrum voorhet Bouwbedrijfhttp://www.wtcb.be Inhoud van de databank
8
04/07/2007 15
Wetenschappelijk en Technisch Centrum voorhet Bouwbedrijfhttp://www.wtcb.be Structuur
• Product- en elementinformatie• Andere informatie (labels, technische
gegevens voor scenario’s, LCI data)links voorzien tussen beide delen waar
nodig (vb. labels)
Structuur die makkelijk hanteerbaar is voor consumenten en aansluit bij de werkwijze van bouwprofessionelen
04/07/2007 16
Wetenschappelijk en Technisch Centrum voorhet Bouwbedrijfhttp://www.wtcb.be Structuur
• Hiërarchische structuur op basis van bouwdelen en bouwelementen
toepassing van een product op gebouwniveau
• Apart luik voormaterialen(vb. cement, zand, ...)
Element Niveau 2
Element Niveau 2
Product Niveau 3
Product Niveau 3
Element Niveau 1
specifiekgeneriek
Materiaal
9
04/07/2007 17
Wetenschappelijk en Technisch Centrum voorhet Bouwbedrijfhttp://www.wtcb.be
Invulling en randvoorwaarden
• Gegevens van fabrikanten/federaties/industrie:–EPD / LCA informatie, labels, technische
gegevens• Overeenkomsten met beheerders
van andere databanken:–Buitenlandse EPD databanken,
technische gegevens (vb. EPB databank, ATG, ...), LCI databanken (ELCD, commercieel)Overnemen of doorlinken?
04/07/2007 18
Wetenschappelijk en Technisch Centrum voorhet Bouwbedrijfhttp://www.wtcb.be Organisatie en beheer
• Overheid of privé?• Gesubsidieerd of financieel
zelfdragend?• Beheer van databank
(werking, publicatie van gegevens, onderhoud, ...)
• Controle van gegevens–Onafhankelijke (neutrale)
controleorganisatie (cfr. EPB databank, NL LCA databank)
10
04/07/2007 19
Wetenschappelijk en Technisch Centrum voorhet Bouwbedrijfhttp://www.wtcb.be
Integratie / koppeling met andere databanken
• EPB databank (3 gewesten)
• TECHCOM (WTCB)
• ‘Stragisch Plan Productbeleid’ FOD Leefmilieu (federaal)
–Belgische EPD databank
–Tool voor gebruik van EPD op element-niveau
–Zichtbaarheid van milieulabels vergroten
04/07/2007 20
Wetenschappelijk en Technisch Centrum voorhet Bouwbedrijfhttp://www.wtcb.be
Integratie / koppeling met andere databanken
• EPB databank (http://www.epbd.be)–Alleen gegevens voor berekening
energieprestatie van gebouwenvb. lambda waarde, rendement van
installaties, ...–Niet alle bouwproducten !–Structuur in 7 categoriën, sluit eerder
aan bij EPB berekening–Vrijwillig, hopelijk financieel zelfdragend
(bijdrage van fabrikant voor controle/publicatie van gegevens)
11
04/07/2007 21
Wetenschappelijk en Technisch Centrum voorhet Bouwbedrijfhttp://www.wtcb.be
Integratie / koppeling met andere databanken
• TECHCOM databank (http://www.wtcb.be/go/techcom)–Databank gebaseerd op relaties tussen
firma's, merken en producten–4.500 productomschrijvingen–Opzoeken via trefwoorden, geen structuur–Geen controle van informatie
04/07/2007 22
Wetenschappelijk en Technisch Centrum voorhet Bouwbedrijfhttp://www.wtcb.be
Integratie / koppeling met andere databanken
• ‘Stragisch Plan Productbeleid’ FOD Leefmilieu– EPD programma met databank
vanaf 2001 operationeel, voorbereiding vanaf 2008
– Tool voor gebruik van EPD op element-niveauvergelijking van verschillende alternatieven,
los van gebouwniveau
– Zichtbaarheid van milieulabels vergrotenwebsite met info over organisatie, producten,
toekenningscriteria, contactgegevens, …
12
04/07/2007 23
Wetenschappelijk en Technisch Centrum voorhet Bouwbedrijfhttp://www.wtcb.be Prestatievoorschriften
• Prestatiebestekken: voorschrijven aan welke eisen gebouwen /onderdelen/…moeten voldoen, bij aankoop, of gedurende een vastgelegde periode
binnen de vooropgestelde (technische) eisen mogen bouwkundige oplossingen wordenvoorgesteld
Tendens naar prestatievoorschriften voor milieuthema’s
04/07/2007 24
Wetenschappelijk en Technisch Centrum voorhet Bouwbedrijfhttp://www.wtcb.be Prestatievoorschriften
• Bestaande initiatieven:– VMSW prestatiebestek Sociale Woningbouw
– Nederlands bouwbesluit
– Europese Commissie – Green Public Procurement
– Nordic Swann label “Small houses”
– Procura+ Manual “Cost-effective sustainable procurement”
voorbeelden: maximale emissie van CO2-equivalenten over de volledige levensduur, minimale gerecycleerde inhoud, uitsluiting van bepaalde grondstoffen, criteria gehanteerd door type I milieulabels
13
04/07/2007 25
Wetenschappelijk en Technisch Centrum voorhet Bouwbedrijfhttp://www.wtcb.be Prestatievoorschriften
• Prestatievoorschriften op niveau van gebouw – gekoppeld aan milieu-evaluatiemethode voor gebouwen(indicatoren, scorebepaling, ...)
eisen op gebouwniveau vertalen in eisen op niveau van elementen (of producten?)
04/07/2007
26
Wetenschappelijk en Technisch Centrum voorhet Bouwbedrijfhttp://www.wtcb.be
Voorkeurroutes en alternatieven
14
04/07/2007 27
Wetenschappelijk en Technisch Centrum voorhet Bouwbedrijfhttp://www.wtcb.be
INHOUD & TOEGANG Voorkeurroute
• Technische gegevenso Levensduur van bouwproducteno Technische goedkeuringen
(ATG)o Technische gegevens zoals bv.
de lambda-waarde voor EPB-berekeningen
• Prestatievoorschriften: informatie en voorbeelden
Mogelijk betalend
• Technische gegevens voor LCA-scenario’s
• LCI data
• Verklaringen van milieugegevens:o Type I – Labelso Type II – Eigen verklaringeno Type III – EPDs (of LCA data)• Informatie over productlabels
Gratis
AfgeslotenPubliek toegankelijk
04/07/2007 28
Wetenschappelijk en Technisch Centrum voorhet Bouwbedrijfhttp://www.wtcb.be
INHOUD & TOEGANG Voorkeurroute SWOT
• Ervaringen in Nederland leren dat het opzetten van een database met milieugegevens van bouwproducten veel geld kost met name voor LCA data.
• Een dergelijk vrijwillig initiatief riskeert onopgemerkt te blijven als het niet voldoende ondersteund wordt door vb. de overheid – belang van communicatie
• De mate van zelffinanciering
• 1 centrale databank die de huidige kennis bundelt is interessanter dan verspreide informatie
• Zelf-financiering is mogelijk door gedeeltelijk betalende informatieaanvraag
Risico’sOpportuniteiten
• Beperktere motivatie om gegevens aan te leveren als informatie niet vrij toegankelijk is
• Duidelijke scheiding tussen product- en elementinformatie en achtergrondgegevens nodig voor een afwegingsmethode voor het bepalen van de materiaalgerelateerde milieu-impact op gebouwniveau
• Gedeelte van de informatie gratis beschikbaar maken verlaagt de drempel om de databank te consulteren
Zwakke puntenSterke punten
15
04/07/2007 29
Wetenschappelijk en Technisch Centrum voorhet Bouwbedrijfhttp://www.wtcb.be
INHOUD & TOEGANG Alternatieve routes
• Volledig gratis informatieverstrekking
• Beperkter aanbod van publieke informatie – geen technische gegevens
• Focus uitsluitend op data noodzakelijk voor het bepalen van de materiaalgerelateerde milieu-impact op gebouwniveau(cfr. Nederlandse LCA databank)
• Fasering van de uitbouw van de databank
04/07/2007 30
Wetenschappelijk en Technisch Centrum voorhet Bouwbedrijfhttp://www.wtcb.be
STRUCTUUR Voorkeurroute
• Hiërarchische structuur op basis van bouwdelen en gebouw-elementen
Element Niveau 2
Element Niveau 2
Product Niveau 3
Product Niveau 3
Element Niveau 1
specifiek
generiek
Materiaal
16
04/07/2007 31
Wetenschappelijk en Technisch Centrum voorhet Bouwbedrijfhttp://www.wtcb.be
STRUCTUUR Voorkeurroute SWOT
• Een hiërarchische structuur op basis van bouwelementen sluit aan bij de manier van werken van de bouwprofessionelen
Risico’sOpportuniteiten
• Definitie van hiërarchische structuur is arbitrair – hoe worden elementen gedefinieerd en vervolgens gekoppeld aan bouwproducten?
• Producten kunnen op meerdere plaatsen in de structuur voorkomen
• Hiërarchische structuur is eenvoudig en intuïtief te gebruiken, ook door het grote publiek
Zwakke puntenSterke punten
04/07/2007 32
Wetenschappelijk en Technisch Centrum voorhet Bouwbedrijfhttp://www.wtcb.be
STRUCTUURAlternatieve route
• Structuur op basis van typeproducten / vaste trefwoorden–Keuze uit een vaste lijst van
typeproducten / trefwoordenmeerdere toekennen aan 1 product
–Opzoeking via deze lijst–Voordeel: elk product komt maar 1 keer
voor in de databank
17
04/07/2007 33
Wetenschappelijk en Technisch Centrum voorhet Bouwbedrijfhttp://www.wtcb.be
INVULLING & BEHEER Voorkeurroute
• Invulling en beheer afhankelijk van gekozen route voor inhoud
voorkeurroute voor invulling en beheer gaat uit van voorkeurroute voor inhoud
04/07/2007 34
Wetenschappelijk en Technisch Centrum voorhet Bouwbedrijfhttp://www.wtcb.be
INVULLING & BEHEER Voorkeurroute
• Product/elementinformatie– Afkomstig van fabrikanten/leveranciers/
industrie– Eventueel afspraken met buitenlandse EPD
databanken– Controle van gegevens afhankelijk van mate van
eerdere controle• EPD: al gecontroleerd door derde partij – geen verdere
controle• ATG: al gecontroleerd bij certificatie – geen verdere
controle• Type I label: nakijken van correctheid van verificatie en
certificatieproces• Gegevens rechtstreeks van producent – controle
noodzakelijk (cfr. EPB databank)
18
04/07/2007 35
Wetenschappelijk en Technisch Centrum voorhet Bouwbedrijfhttp://www.wtcb.be
INVULLING & BEHEER Voorkeurroute
• LCI data & technische gegevens voor scenario’s–Verzamelen van gegevens door centrale
kennisorganisatie–Afspraken met bestaande databanken
(ELCD, commerciële databanken)!!!! Randvoorwaarden, systeemgrenzen
04/07/2007 36
Wetenschappelijk en Technisch Centrum voorhet Bouwbedrijfhttp://www.wtcb.be
INVULLING & BEHEER Voorkeurroute
• Beheer (operator):–Publiceren van de gecontroleerde
gegevens–Onderhouden van de databank –Afsluiten en onderhouden van
overeenkomsten met beheerders van andere databanken
• Controle: –bij voorkeur gescheiden van beheer
19
04/07/2007 37
Wetenschappelijk en Technisch Centrum voorhet Bouwbedrijfhttp://www.wtcb.be
INVULLING & BEHEER Alternatieve routes
• Doorlinken naar specifieke gegevens in andere databanken
• Doorlinken naar zoekfunctie in andere databanken
04/07/2007 38
Wetenschappelijk en Technisch Centrum voorhet Bouwbedrijfhttp://www.wtcb.be Discussiepunten
• Welke databanken worden nu gebruikt door bouwprofessionelen?
• Beperkte geldigheidsduur van milieu-informatie over producten (in vergelijking met technische gegevens)
• LCA bouwproduct – gerelateerd met heel veel verschillende materialen / processen
zelfde vereisten voor alle actoren?
1Workshop MMG project – 14 juni 2007 vertrouwelijk – © 2005, VITO NV – alle rechten voorbehouden
Carolin Spirinckx Carolin Spirinckx -- VitoVito
Workshop MMG projectWorkshop MMG project14 juni 200714 juni 2007
2Workshop MMG project – 14 juni 2007 vertrouwelijk – © 2005, VITO NV – alle rechten voorbehouden
Inhoud presentatieInhoud presentatie
1.1. Inleidende begrippenInleidende begrippen
2.2. Inhoud van centrale databaseInhoud van centrale database•• productproduct-- en elementinformatieen elementinformatie•• informatie over milieulabelsinformatie over milieulabels•• technische gegevens voor technische gegevens voor
scenarioscenario’’ss•• publieke LCI datapublieke LCI data
3.3. VragenVragen
3Workshop MMG project – 14 juni 2007 vertrouwelijk – © 2005, VITO NV – alle rechten voorbehouden
LCA – levenscyclusanalyseLCI data – levenscyclus inventarisatie data
LCA data – levenscyclusanalyse dataMilieuverklaringen - type I, II en III
4Workshop MMG project – 14 juni 2007 vertrouwelijk – © 2005, VITO NV – alle rechten voorbehouden
constructie
bewoningonderhoud
eindelevensduur
bouw-materialen
grondstoffen
afvalverwerking
emissies, afval
product
recyclage
Levencyclusanalyse (LCA)?Levencyclusanalyse (LCA)?
5Workshop MMG project – 14 juni 2007 vertrouwelijk – © 2005, VITO NV – alle rechten voorbehouden
kringlopen sluitenkringlopen sluiten
grondstoffenbesparen
emissies en afvalvermijden
INTEGRAAL KETENBEHEERINTEGRAAL KETENBEHEER
Levencyclusanalyse (LCA)?Levencyclusanalyse (LCA)?
6Workshop MMG project – 14 juni 2007 vertrouwelijk – © 2005, VITO NV – alle rechten voorbehouden
Een LCA is een globale analyse van de Een LCA is een globale analyse van de milieulasten rechtstreeks of milieulasten rechtstreeks of onrechtstreeks veroorzaakt door een onrechtstreeks veroorzaakt door een product, materiaal, proces of product, materiaal, proces of -- meer meer algemeen algemeen -- door een systeem over zijn door een systeem over zijn ganse levensloop.ganse levensloop.
INTEGRALE MILIEUINTEGRALE MILIEU--IMPACTIMPACT
““CRADLE TO GRAVECRADLE TO GRAVE””
Levencyclusanalyse (LCA)?Levencyclusanalyse (LCA)?
7Workshop MMG project – 14 juni 2007 vertrouwelijk – © 2005, VITO NV – alle rechten voorbehouden
water-verontreiniging
andereemissies
bijproducten
lucht-verontreiniging
afval
energie
grond-stoffen
ontginninggrondstoffen
productie
transport nr werf
constructie
End of life:afbraak, transport,
recyclage, hergebruik,storten
Levencyclusanalyse (LCA)?Levencyclusanalyse (LCA)?
gebruik, onderhoud,herstelling, vervanging, …
8Workshop MMG project – 14 juni 2007 vertrouwelijk – © 2005, VITO NV – alle rechten voorbehouden
LCI dataLCI dataLCI dataLCI data= levenscyclus inventarisatie gegevens= levenscyclus inventarisatie gegevens= overzicht van alle milieu= overzicht van alle milieu--interacties over de ganseinteracties over de ganselevenscyclus van een productlevenscyclus van een product
9Workshop MMG project – 14 juni 2007 vertrouwelijk – © 2005, VITO NV – alle rechten voorbehouden
LCI dataLCI data
Voorbeeld:Voorbeeld:LCI data baksteenLCI data baksteen (cradle(cradle--toto--factory) =factory) =geaggregeerde input en output data voor de geaggregeerde input en output data voor de verschillende levenscyclusfasen, zijnde:verschillende levenscyclusfasen, zijnde:
winnig grondstoffenwinnig grondstoffentransport van groeves naar productielocatietransport van groeves naar productielocatieproductieproces: vormen, drogen, bakkenproductieproces: vormen, drogen, bakkenverpakken van bakstenenverpakken van bakstenen
10Workshop MMG project – 14 juni 2007 vertrouwelijk – © 2005, VITO NV – alle rechten voorbehouden
LCI dataLCI dataLCI baksteenLCI baksteen = geaggregeerd overzicht van wieg = geaggregeerd overzicht van wieg tot fabriekspoort:tot fabriekspoort:Alle input data Alle input data (fictief voorbeeld!):(fictief voorbeeld!):–– verbruik energie (o.a. aardgas)verbruik energie (o.a. aardgas)–– gebruik grondstoffen (o.a. klei, zand)gebruik grondstoffen (o.a. klei, zand)–– verbruik aan waterverbruik aan waterAlle output data Alle output data (fictief voorbeeld!)(fictief voorbeeld!)–– emissies naar lucht (o.a. CO2, NOx)emissies naar lucht (o.a. CO2, NOx)–– eventueel afval (bv. verpakkingsafval)eventueel afval (bv. verpakkingsafval)–– eventueel andere outputs (bv. warmte die vrijkomt)eventueel andere outputs (bv. warmte die vrijkomt)–– verpakte baksteen (hoofdproduct)verpakte baksteen (hoofdproduct)–– gravel (bijproduct)gravel (bijproduct)
11Workshop MMG project – 14 juni 2007 vertrouwelijk – © 2005, VITO NV – alle rechten voorbehouden
LCA dataLCA data
LCA gegevensLCA gegevens van bepaald bouwproduct =van bepaald bouwproduct =beschrijven de omvang van de potentibeschrijven de omvang van de potentiëële le milieumilieu--impacten die gerelateerd aan de impacten die gerelateerd aan de productie van dat bepaald bouwproduct van productie van dat bepaald bouwproduct van wieg tot fabriekspoort.wieg tot fabriekspoort.
Resultaat is Resultaat is milieuprofielmilieuprofiel..
Afhankelijk van de keuze van de methode voor Afhankelijk van de keuze van de methode voor milieumilieu--impact analyse => impact analyse => bijdrage aan xbijdrage aan x--aantal milieuaantal milieu--impactcategorieimpactcategorieëën.n.
12Workshop MMG project – 14 juni 2007 vertrouwelijk – © 2005, VITO NV – alle rechten voorbehouden
Fictief milieuprofielFictief milieuprofiel
0%
20%
40%
60%
80%
100%
Gronds
toffen
Energi
e
Broeika
seffe
ct
Verzuri
ng
Vermes
ting
Smogvo
rming Afva
l
Milieu-effecten
Verh
oudi
ng le
vens
fase
n
Aanmaak grondstoffen ProductieprocesTransportstappen Afvalverwerking
LCI gegevensLCI gegevens
LCA dataLCA data
LCA g
egev
ens
LCA g
egev
ens
13Workshop MMG project – 14 juni 2007 vertrouwelijk – © 2005, VITO NV – alle rechten voorbehouden
EPD dataEPD data
Environmental Product DeclarationEnvironmental Product DeclarationMogelijke manier om LCA resultaten te Mogelijke manier om LCA resultaten te communiceren naar breder publiek,communiceren naar breder publiek,op een gestandaardiseerde manierop een gestandaardiseerde manierBasis = LCABasis = LCA
14Workshop MMG project – 14 juni 2007 vertrouwelijk – © 2005, VITO NV – alle rechten voorbehouden
MilieuverklaringenMilieuverklaringen
Volgens Volgens ISO 14020ISO 14020 –– Environmental Labels Environmental Labels and Declarations:and Declarations:““claim die aangeeft welke milieuclaim die aangeeft welke milieu--aspecten aspecten verbonden zijn aan een bepaald product of verbonden zijn aan een bepaald product of dienstdienst””
Drie typesDrie types::type Itype Itype IItype IItype III type III
15Workshop MMG project – 14 juni 2007 vertrouwelijk – © 2005, VITO NV – alle rechten voorbehouden
Type IType IVolgens Volgens ISO 14021ISO 14021Criteria vastgelegd door derdenCriteria vastgelegd door derdenFocus op volledige levenscyclus productFocus op volledige levenscyclus productVerschillende milieuVerschillende milieu--aspecten en aspecten en ––impactenimpactenLCA is niet noodzakelijk, maar ligt wel aan de basis voor LCA is niet noodzakelijk, maar ligt wel aan de basis voor het vastleggen van de criteria door derdenhet vastleggen van de criteria door derdenLabels toegekend door overheidsinstanties,Labels toegekend door overheidsinstanties,of door private, nietof door private, niet--commercicommerciëële organisatiesle organisatiesVoorbeeldenVoorbeelden: Europees Ecolabel, Scandinavische : Europees Ecolabel, Scandinavische ““SwanSwan””, , Duitse Duitse ““Blauwe EngelBlauwe Engel””BouwwereldBouwwereld: voorlopig enkel voor verven en tapijten: voorlopig enkel voor verven en tapijten
16Workshop MMG project – 14 juni 2007 vertrouwelijk – © 2005, VITO NV – alle rechten voorbehouden
Type IIType IIISO 14024ISO 14024 legt eisen vastlegt eisen vastMilieuclaims van producent of verdelerMilieuclaims van producent of verdelerHebben betrekking op meestal slechts 1 milieuHebben betrekking op meestal slechts 1 milieu--aspectaspectVeelvuldige termen worden gedefinieerd in de ISOVeelvuldige termen worden gedefinieerd in de ISO--normnormGeen certificatie of verificatie door derdenGeen certificatie of verificatie door derdenVoorbeeldenVoorbeelden::•• product is gemaakt van 30% gerecycleerd materiaalproduct is gemaakt van 30% gerecycleerd materiaal•• product is composteerbaarproduct is composteerbaar•• product is waterbesparendproduct is waterbesparend•• product is energiezuinigproduct is energiezuinig
17Workshop MMG project – 14 juni 2007 vertrouwelijk – © 2005, VITO NV – alle rechten voorbehouden
Type III - EPDType III - EPD
Volgens Volgens ISO FDIS 14025ISO FDIS 14025EPDs EPDs –– Environmental product declarationsEnvironmental product declarationskwantitatieve informatie over de milieukwantitatieve informatie over de milieu--impacten van impacten van producten over de ganse levenscyclusproducten over de ganse levenscyclusLCA als basis = noodzakelijk!LCA als basis = noodzakelijk!Verificatie door derde partij (EPD programmaVerificatie door derde partij (EPD programma--houder)houder)Ook andere aspecten kunnen mee opgenomen wordenOok andere aspecten kunnen mee opgenomen wordenPCR (product category rules) => opstellen voor bepaalde PCR (product category rules) => opstellen voor bepaalde productgroepenproductgroepenVoorbeelden: MRPI (NL), BRE Environmental profiles (UK)Voorbeelden: MRPI (NL), BRE Environmental profiles (UK)
18Workshop MMG project – 14 juni 2007 vertrouwelijk – © 2005, VITO NV – alle rechten voorbehouden
Inhoud EPDInhoud EPD
1.1. Algemene informatieAlgemene informatie2.2. LCA informatieLCA informatie3.3. Bijkomende milieuBijkomende milieu--informatieinformatie
19Workshop MMG project – 14 juni 2007 vertrouwelijk – © 2005, VITO NV – alle rechten voorbehouden
Inhoud EPDInhoud EPD
1.1. Algemene informatieAlgemene informatie–– identificatie productidentificatie product–– informatie over het EPD programma en de PCRsinformatie over het EPD programma en de PCRs–– datum publicatie, geldigheidsduurdatum publicatie, geldigheidsduur–– welke fasen van de levenscyclus werden beschouwdwelke fasen van de levenscyclus werden beschouwd–– waarschuwing dat EPDs uit verschillende waarschuwing dat EPDs uit verschillende
programmaprogramma’’s niet vergelijkbaar zijn!s niet vergelijkbaar zijn!–– ……
20Workshop MMG project – 14 juni 2007 vertrouwelijk – © 2005, VITO NV – alle rechten voorbehouden
Inhoud EPDInhoud EPD2. LCA informatie2. LCA informatie
–– (ev. LCI gegevens)(ev. LCI gegevens)–– resultaat van LCAresultaat van LCA–– Andere gegevens zoals bv. hoeveelheid en type Andere gegevens zoals bv. hoeveelheid en type
afvalstoffenafvalstoffen–– Wel duidelijke systeemafbakening nodig: welke Wel duidelijke systeemafbakening nodig: welke
processen zijn meegenomen en welke niet?processen zijn meegenomen en welke niet?
3. Bijkomende milieu3. Bijkomende milieu--informatieinformatie–– bv. informatie over milieubeheerssystemenbv. informatie over milieubeheerssystemen–– bv. informatie over andere milieubv. informatie over andere milieu--aktiviteiten van aktiviteiten van
de producentde producent–– ……
21Workshop MMG project – 14 juni 2007 vertrouwelijk – © 2005, VITO NV – alle rechten voorbehouden
22Workshop MMG project – 14 juni 2007 vertrouwelijk – © 2005, VITO NV – alle rechten voorbehouden
Discussiepunten – inhoud databankDiscussiepunten – inhoud databankWie gaat de databank gebruiken en voor welke doeleinden?Wie gaat de databank gebruiken en voor welke doeleinden?Dubbel rol?Dubbel rol?
•• ontwikkelen en operationaliseren van een evalatiemethodologie omontwikkelen en operationaliseren van een evalatiemethodologie om het het materiaalgebonden milieuprofiel van een woning in kaart te brengmateriaalgebonden milieuprofiel van een woning in kaart te brengenen
•• communicatie van beschikbare gegevens mbt bouwmaterialen en communicatie van beschikbare gegevens mbt bouwmaterialen en ––producten naar breed publiekproducten naar breed publiek
Welke gegevens moeten in de databank worden opgenomen, Welke gegevens moeten in de databank worden opgenomen, en tot op welk niveau?en tot op welk niveau?Toegangsvoorwaarden:Toegangsvoorwaarden:
•• open/gesloten gedeelte?open/gesloten gedeelte?•• Gratis/betalend?Gratis/betalend?
BesluitBesluit::INHOUD van de databank is sterk afhankelijk van het INHOUD van de databank is sterk afhankelijk van het doelpubliekdoelpubliek en het en het beoogde gebruikbeoogde gebruik van de databank.van de databank.
23Workshop MMG project – 14 juni 2007 vertrouwelijk – © 2005, VITO NV – alle rechten voorbehouden
Doelpubliek?Doelpubliek?Het grote publiek (bv. bouwconsumenten)Het grote publiek (bv. bouwconsumenten)
–– duidelijke en eenvoudige informatieduidelijke en eenvoudige informatie–– bv. labelsbv. labels
Architecten/studiebureausArchitecten/studiebureaus–– indien er op Vlaams niveau een evaluatietool wordt ontwikkeld indien er op Vlaams niveau een evaluatietool wordt ontwikkeld
om het MMG te bepalen, heeft deze doelgroep nood aan om het MMG te bepalen, heeft deze doelgroep nood aan goede en betrouwbaar gegevensgoede en betrouwbaar gegevens
–– dwz. informatie over producten, maar ook over processen: dwz. informatie over producten, maar ook over processen: zowel generieke (transport, energie, zowel generieke (transport, energie, ……) als bouwspecifieke ) als bouwspecifieke processen (lassen staal, branden bitumen dak, processen (lassen staal, branden bitumen dak, ……))
–– kunnen door hun kennis meer complexe en meer kunnen door hun kennis meer complexe en meer gedetailleerde informatie verwerkengedetailleerde informatie verwerken
–– grote doelgroep grote doelgroep –– bepalen ontwerp gebouw!bepalen ontwerp gebouw!
24Workshop MMG project – 14 juni 2007 vertrouwelijk – © 2005, VITO NV – alle rechten voorbehouden
Andere bouwprofessionelen (bv. aannemers)Andere bouwprofessionelen (bv. aannemers)–– naast milieuinformatie ook interesse in technische gegevensnaast milieuinformatie ook interesse in technische gegevens–– alle aspecten die relevant zijn bij voorschrijven of keuze alle aspecten die relevant zijn bij voorschrijven of keuze
bouwmaterialenbouwmaterialen–– kunnen door hun kennis meer complexe en meer kunnen door hun kennis meer complexe en meer
gedetailleerde informatie verwerkengedetailleerde informatie verwerken–– grote doelgroep grote doelgroep -- implementeren ontwerp gebouw, kiezen implementeren ontwerp gebouw, kiezen
leveranciersleveranciers
Gespecialiseerde consultants/onderzoekscentraGespecialiseerde consultants/onderzoekscentra–– milieu in de bouwsector is belangrijk onderzoeksthemamilieu in de bouwsector is belangrijk onderzoeksthema–– nood aan betrouwbare milieunood aan betrouwbare milieu--informatieinformatie
Doelpubliek?Doelpubliek?
25Workshop MMG project – 14 juni 2007 vertrouwelijk – © 2005, VITO NV – alle rechten voorbehouden
Inhoud centrale databankInhoud centrale databank
Uitgaande van dubbele rol databank Uitgaande van dubbele rol databank => mogelijke inhoud centrale databank:=> mogelijke inhoud centrale databank:
1.1. productproduct-- en elementinformatieen elementinformatie
2.2. informatie over productlabelsinformatie over productlabels
3.3. technische gegevens voor scenariotechnische gegevens voor scenario’’ss
4.4. LCI dataLCI data
26Workshop MMG project – 14 juni 2007 vertrouwelijk – © 2005, VITO NV – alle rechten voorbehouden
1- Product en elementinformatie1- Product en elementinformatie
Verklaringen van milieugegevensVerklaringen van milieugegevens–– type I type I -- milieulabelsmilieulabels–– type II type II –– eigen verklaringeneigen verklaringen–– type III type III –– EPDs (of LCA data)EPDs (of LCA data)
Technische gegevensTechnische gegevens–– levensduur bouwproductenlevensduur bouwproducten–– bouwtechnische keurmerken (bv. BENOR en ATG)bouwtechnische keurmerken (bv. BENOR en ATG)–– technische gegeven (bv. lambdatechnische gegeven (bv. lambda--waarde)waarde)
PrestatievoorschriftenPrestatievoorschriften–– informatie over dergelijke voorschrifteninformatie over dergelijke voorschriften–– voorbeeldenvoorbeelden
27Workshop MMG project – 14 juni 2007 vertrouwelijk – © 2005, VITO NV – alle rechten voorbehouden
1- Product en elementinformatie (vervolg)1- Product en elementinformatie (vervolg)
Product ID EPD/LCA info
Label info
λ-waarde
ATG Prestatie voorschriften
Link met locatie in andere databanken
ANDERE label databank EPB databank ATG databank DATABANKEN
Voorstelling verzameling gegevens per product => zie Voorstelling verzameling gegevens per product => zie onderstaande tabelonderstaande tabelOrdening van de verschillende producten => zie Ordening van de verschillende producten => zie structuur databankstructuur databank
28Workshop MMG project – 14 juni 2007 vertrouwelijk – © 2005, VITO NV – alle rechten voorbehouden
2- Informatie over productlabels2- Informatie over productlabels
Vooral focus op Type I labelVooral focus op Type I labelAlgemene informatie over dergelijke labels Algemene informatie over dergelijke labels Linken leggen naar specifieke label databankenLinken leggen naar specifieke label databanken
–– criteriacriteria–– achtergrond van het labelachtergrond van het label–– wie kent het toe?wie kent het toe?–– welke motivatie ondersteunt het label?welke motivatie ondersteunt het label?–– hoeveel en welke producten: wie verdeelt ze, waar te koop, hoeveel en welke producten: wie verdeelt ze, waar te koop, …… ??
Voorbeeld van linkVoorbeeld van link::http://www.ecolabel.behttp://www.ecolabel.be
29Workshop MMG project – 14 juni 2007 vertrouwelijk – © 2005, VITO NV – alle rechten voorbehouden
3- Technische gegevens scenario’s3- Technische gegevens scenario’s
Focus op gebouwniveau Focus op gebouwniveau Noodzakelijke informatie voor evaluatietool Noodzakelijke informatie voor evaluatietool –– berekening MMGberekening MMG
Voorbeelden scenarioVoorbeelden scenario’’ss::-- gemiddelde levensduur woning, appartment, kantoorgebouw, gemiddelde levensduur woning, appartment, kantoorgebouw, ……-- gemiddelde transportafstand fabriekgemiddelde transportafstand fabriek--bouwwerfbouwwerf-- onderhoudsfrequentie bouwproducten, onderhoudsfrequentie bouwproducten, -- elementen, elementen, ……-- gemiddelde levensduur bouwproducten, gemiddelde levensduur bouwproducten, -- elementen, elementen, ……-- bewonersgedragbewonersgedrag-- enz.enz.
30Workshop MMG project – 14 juni 2007 vertrouwelijk – © 2005, VITO NV – alle rechten voorbehouden
4- LCI gegevens4- LCI gegevens
Noodzakelijke informatie voor evaluatietool Noodzakelijke informatie voor evaluatietool ––berekening MMGberekening MMGLCI data nodig voor die processen, systemen, LCI data nodig voor die processen, systemen, producten, producten, …… waarvoor geen LCA data of EPDs ter waarvoor geen LCA data of EPDs ter beschikking zijn.beschikking zijn.LCI data gebruiken om LCA data te berekenen (via LCI data gebruiken om LCA data te berekenen (via LCIA en dus via de te ontwikkelen MMG methode)LCIA en dus via de te ontwikkelen MMG methode)Onderscheid maken tussen:Onderscheid maken tussen:
Generieke LCI proces data (energie, transport, Generieke LCI proces data (energie, transport, ……))Bouwspecifieke LCI proces data (lassen, bitumen branden, Bouwspecifieke LCI proces data (lassen, bitumen branden, bouwlift, bouwlift, ……))
31Workshop MMG project – 14 juni 2007 vertrouwelijk – © 2005, VITO NV – alle rechten voorbehouden
Beschikbaarheid LCI gegevens:Beschikbaarheid LCI gegevens:
AA-- European Platform on Life Cycle AssessmentEuropean Platform on Life Cycle Assessment
BB-- CommerciCommerciëële LCI databasesle LCI databases
4- LCI gegevens (vervolg)4- LCI gegevens (vervolg)
32Workshop MMG project – 14 juni 2007 vertrouwelijk – © 2005, VITO NV – alle rechten voorbehouden
In opdracht van de ECIn opdracht van de EC
Twee luiken:Twee luiken:
European Reference Life Cycle Data System (ELCD)European Reference Life Cycle Data System (ELCD)–– LCI databaseLCI database–– LCIA factorenLCIA factoren–– relevant in kader van MMG toolrelevant in kader van MMG tool
LCA resources directoryLCA resources directory–– overzicht van verschillende services, software, overzicht van verschillende services, software, ……–– minder relevant in kader van MMG toolminder relevant in kader van MMG tool
A- European LCA platformA- European LCA platform
33Workshop MMG project – 14 juni 2007 vertrouwelijk – © 2005, VITO NV – alle rechten voorbehouden
ELCD ELCD databankdatabankLCI databankLCI databankInput voor LCA berekeningenInput voor LCA berekeningenDownloaden data = kosteloosDownloaden data = kosteloosVrijwillig systeem (producenten, federaties, sectors)Vrijwillig systeem (producenten, federaties, sectors)Meestal data op sector, federatie niveau Meestal data op sector, federatie niveau Weinig bouwmaterialen op dit moment (plastics, metalen, Weinig bouwmaterialen op dit moment (plastics, metalen, houthout……))Uitbreiding in de toekomstUitbreiding in de toekomstEC is niet verantwoordelijk voor inhoud, kwaliteit en EC is niet verantwoordelijk voor inhoud, kwaliteit en betrouwbaarheid van de datarecordsbetrouwbaarheid van de datarecordsHoe omgaan met onvolledigheid van de databank?Hoe omgaan met onvolledigheid van de databank?
••European Reference Life Cycle Data System (ELCD)European Reference Life Cycle Data System (ELCD)
A- European LCA platform (vervolg)A- European LCA platform (vervolg)
34Workshop MMG project – 14 juni 2007 vertrouwelijk – © 2005, VITO NV – alle rechten voorbehouden
In meeste databanken ook informatie over bouwmaterialenIn meeste databanken ook informatie over bouwmaterialenVaak specifieke datarecords, maar die kunnen wel Vaak specifieke datarecords, maar die kunnen wel representatief zijn voor de Vlaamse situatie, mits eventueel representatief zijn voor de Vlaamse situatie, mits eventueel kleine aanpassingen (bv. energiemix)kleine aanpassingen (bv. energiemix)Gebruik van dergelijk databanken zou Belgische/Vlaamse Gebruik van dergelijk databanken zou Belgische/Vlaamse producenten kunnen aanzetten tot aanleveren van producenten kunnen aanzetten tot aanleveren van ““beterebetere””gegevensgegevensNiet gratis: iedere gebruiker dient te betalen!Niet gratis: iedere gebruiker dient te betalen!Aankoop vaak met licenties en onderhoudscontractenAankoop vaak met licenties en onderhoudscontractenDatabanken mogen niet gebruikt worden bij ontwikkeling nieuwe Databanken mogen niet gebruikt worden bij ontwikkeling nieuwe commercicommerciëële software! Duidelijke afspraken nodig!le software! Duidelijke afspraken nodig!Randvoorwaarden moeten identiek aan centrale database zijn Randvoorwaarden moeten identiek aan centrale database zijn Zo niet: aanpassingen doen, herberekeningen maken.Zo niet: aanpassingen doen, herberekeningen maken.Hoe omgaan met onvolledigheid van de databanken?Hoe omgaan met onvolledigheid van de databanken?
B- Commerciële LCI databasesB- Commerciële LCI databases
35Workshop MMG project – 14 juni 2007 vertrouwelijk – © 2005, VITO NV – alle rechten voorbehouden
Mogelijk voorstel centrale databankMogelijk voorstel centrale databankPubliek toegankelijk Afgesloten
Gratis • Verklaringen van milieugegevens: o Type I – Labels o Type II – Eigen verklaringen o Type III – EPDs (of LCA data)
• Informatie over productlabels
Mogelijk betalend
• Technische gegevens o Levensduur van bouwproducten o Technische goedkeuringen
(ATG) o Technische gegevens zoals bv.
de lambda-waarde voor EPB-berekeningen
• Prestatievoorschriften: informatie en voorbeelden
• Technische gegevens voor LCA-scenario’s
• LCI data
36Workshop MMG project – 14 juni 2007 vertrouwelijk – © 2005, VITO NV – alle rechten voorbehouden
SWOT voorstel centrale databankSWOT voorstel centrale databankSterke punten Zwakke punten
• Duidelijke scheiding tussen product- en elementinformatie en achtergrondgegevens nodig voor een afwegingsmethode voor het bepalen van de materiaalgerelateerde milieu-impact op gebouwniveau
• Gedeelte van de informatie gratis beschikbaar maken verlaagt de drempel om de databank te consulteren
• Beperktere motivatie om gegevens aan te leveren als informatie niet vrij toegankelijk is
Opportuniteiten Risico’s
• 1 centrale databank die de huidige kennis bundelt is interessanter dan verspreide informatie
• Zelf-financiering is mogelijk door gedeeltelijk betalende informatieaanvraag
• Ervaringen in Nederland leren dat het opzetten van een database met milieugegevens van bouwproducten veel geld kost met name voor LCA data.
• Een dergelijk vrijwillig initiatief riskeert onopgemerkt te blijven als het niet voldoende ondersteund wordt door vb. de overheid – belang van communicatie
• De mate van zelffinanciering
37Workshop MMG project – 14 juni 2007 vertrouwelijk – © 2005, VITO NV – alle rechten voorbehouden
Alternatieve routesAlternatieve routes
volledig gratis informatieverstrekkingvolledig gratis informatieverstrekkingbeperkter aanbod publieke informatiebeperkter aanbod publieke informatiefocus enkel op data die nodig zijn om MMG tool te focus enkel op data die nodig zijn om MMG tool te ontwikkelen en te kunnen gebruikenontwikkelen en te kunnen gebruikenGefaseerde aanpak invulling databankGefaseerde aanpak invulling databank
38Workshop MMG project – 14 juni 2007 vertrouwelijk – © 2005, VITO NV – alle rechten voorbehouden
Sectorgemiddelde LCA gegevens: productie of consumptie Sectorgemiddelde LCA gegevens: productie of consumptie gemiddelde in Belgigemiddelde in Belgiëë??Realisme:Realisme:Technische specificaties van bouwproducten veranderen Technische specificaties van bouwproducten veranderen meestal niet zo snel tijdens de jaren. De milieuprestaties meestal niet zo snel tijdens de jaren. De milieuprestaties van de productie van bouwproducten kunnen wel snel van de productie van bouwproducten kunnen wel snel veranderen. Wat met de updatefrequentie in de DB?veranderen. Wat met de updatefrequentie in de DB?Bouwsector is groot met veel actoren over de grenzen Bouwsector is groot met veel actoren over de grenzen heen. Is het mogelijk om in een internationale bouwmarkt heen. Is het mogelijk om in een internationale bouwmarkt op dezelfde wijze te rapporteren? Europese harmonisatie op dezelfde wijze te rapporteren? Europese harmonisatie lijkt onvermijdelijk?lijkt onvermijdelijk?
Open vragenOpen vragen
18 oktober 2007 Afdeling projectontwikkeling
1
Verkennend onderzoek Milieuverantwoord materiaalgebruik
dmv milieuprestatievoorschriften gebouw
Inleiding workshop 18 oktober 2007Peter Van Acker, directeur-ingenieur
18 oktober 2007 Afdeling projectontwikkeling
2Kleine historiekkader onderzoeksproject
Het SUP milieuverantwoord materiaalgebruik en afvalbeheer in de bouw, ok Vlaamse regering juli 2007.
TransitieagendaDuurzaam Wonen en Bouwen.
18 oktober 2007 Afdeling projectontwikkeling
3Vijf projecten voor de planperiode 2007-2010
materiaalgebonden milieuprofiel van een gebouwdoel: voorstel aan de Vlaamse regering is geformuleerd met
doelvoorschriften voor het gebruik van bouwmaterialenna onderzoek over de kwalificatie van milieuprestatie-eisen
selectief slopendoel: sloopbestek is aanvaard en toegepast;
sloopvergunning aangepastglobaal beheersysteem puingranulaat
doel: beheersysteem is in werking gesteld; kwaliteit puingranulaat is verzekerd; milieuverantwoorde oplossing ‘afgekeurd partij’
gebruik steenachtige fractiesdoel: volledig in bestaande en nieuwe toepassingen
recyclage specifieke bouwmaterialendoel: de specifieke materiaalketens zijn gesloten voor gips, cellenbeton,
dakbitumen, vlakglas, minerale isolatie
18 oktober 2007 Afdeling projectontwikkeling
4Doelstelling transitieagenda DuWoBo, duurzaamheidsnorm
Studie 2007 “evaluatie van kantoorgebouwen met oog op duurzaamheid”olv Prof Hens, KUL, laboratorium Bouwfysica, in opdracht van LNE
Publicatie binnenkort
Geeft reeds richting aan de ontwikkeling van een duurzaamheidsnorm voor gebouwen in het algemeen.
Overzicht van de eisen:1. Milieu: mobiliteit, water, materialen, levensduur, voorzieningen2. Energie3. Leefbaarheid en welzijn: dit is comfort zoals thermisch, akoestisch,
trillingen, visueel, binnenlucht en ventilatie
18 oktober 2007 Afdeling projectontwikkeling
5Werkgroep DuWoBo “Sluit de Kring”projecten in ontwikkeling
- Eco-bouwpool & bio-ecologisch competentiecentrum:marktverbreding van bio-ecologisch bouwen met basispakketten en leerpakketten
- Nood aan milieuinfo rond standaarden voor bouwproducten: aanpak vanuit de federale overheid
- Streekeigen land- en bosbouwproducten voor de bouwsector:inschatting van productie – en verwerkingsmogelijkheden.
- Duurzaam gebruik van kunststoffen in de bouw: opgenomen in de transitiearena materialenbeheer
- Herwonnen grondstoffen voor primaire oppervlakte grondstoffen: zie delstoffenplan
- Zoekproces binnen een leerforum om met demonstratieprojecten de levensduur en de milieukost van bouwmaterialen beter en objectiever in beeld te brengen
09/11/2007 J. Van Dessel – K. Putzeys OVAM MMG Workshop 1
Wetenschappelijk en Technisch Centrum voorhet Bouwbedrijf
http://www.wtcb.be
Verkennend onderzoek naar milieuverantwoord materiaalgebruik in
Vlaanderen door middel van milieuprestatievoorschriften op gebouwniveau
Voor
VLAAMSE OVERHEIDDept. Leefmilieu, Natuur en Energie (LNE)Afdeling Milieu-, Natuur- en Energiebeleid
09/11/2007 J. Van Dessel – K. Putzeys OVAM MMG Workshop 2
Wetenschappelijk en Technisch Centrum voorhet Bouwbedrijf
http://www.wtcb.be
Verkennend onderzoek naar milieuverantwoord materiaalgebruik in
Vlaanderen door middel van milieuprestatievoorschriften op gebouwniveau
Door In samenwerking met
WTCBWetenschappelijk en
Technisch Centrum voorhet Bouwbedrijf
VITOVlaamse Instelling voor
Technologisch Onderzoek
IVAM EnvironmentalResearch
Wetenschappelijk en Technisch Centrum voorhet Bouwbedrijf
http://www.wtcb.be
09/11/2007 J. Van Dessel – K. Putzeys OVAM MMG Workshop 3
Achtergrond
• Heel wat initiatieven op het vlak van milieubewuster materiaalgebruik:– Bouwproductenrichtlijn– Integrated Product Policy– Federaal Productbeleid
• OVAM Sectoraal Uitvoeringsplan “Milieuverantwoord materiaalgebruik en afvalbeheer in de bouw”– Inzicht in de ontwikkeling van een
materiaalgebonden milieuprestatie van een gebouw tegen 2009
Wetenschappelijk en Technisch Centrum voorhet Bouwbedrijf
http://www.wtcb.be
09/11/2007 J. Van Dessel – K. Putzeys OVAM MMG Workshop 4
Doelstelling
• “Verkennend onderzoek om in Vlaanderen een kader uit te werken voor het objectief vaststellen van de milieuprestatie van gebouwen voor het totaal van gebruik van bouwmaterialen gedurende de volledige levensduur van het gebouw”
Vereisten voor een evaluatiemethodevoor het bepalen van de materialen-gerelateerde milieu-impact van gebouwen
Wetenschappelijk en Technisch Centrum voorhet Bouwbedrijf
http://www.wtcb.be
09/11/2007 J. Van Dessel – K. Putzeys OVAM MMG Workshop 5
Inhoud van het project
• 5 taken in het project:– Taak A1: Inventarisatie van onderzoekscentra
– Taak A2: Voorstellen voor centrale databank van milieu-informatie
– Taak A3: Haalbaarheidsanalyse voor milieu-evaluatiemethode op gebouwniveau
– Taak A4: Mogelijke maatregelen om milieudoelstellingen te realiseren
– Taak A5: Overleg - overeenstemming
Wetenschappelijk en Technisch Centrum voorhet Bouwbedrijf
http://www.wtcb.be
09/11/2007 J. Van Dessel – K. Putzeys OVAM MMG Workshop 6
A1 – Inventarisatie
• Onderzoekscentra actief rond thema’s duurzaam bouwen en milieuprestatie van gebouwen– Welke expertise?– Hoe bijdragen tot behalen van
milieudoelstellingen?
informatiefiche per organisatie
Wetenschappelijk en Technisch Centrum voorhet Bouwbedrijf
http://www.wtcb.be
09/11/2007 J. Van Dessel – K. Putzeys OVAM MMG Workshop 7
A2 – Centrale databank van milieu-informatie
• Inhoud• Structuur• Integratie / koppeling met andere
databanken• Prestatievoorschriften voor milieu• Randvoorwaarden & beheer
Wetenschappelijk en Technisch Centrum voorhet Bouwbedrijf
http://www.wtcb.be
09/11/2007 J. Van Dessel – K. Putzeys OVAM MMG Workshop 8
A3 – Haalbaarheidsanalysemilieu-evaluatiemethode
• Analyse van parameters:– Data en datakwaliteit, levensduur van
gebouwen, welke milieu-aspecten, kwantificeerbaarheid, uitvoerbaarheid, nieuwbouw en renovatie
• SWOT analyse van bestaande tools• Analyse Vlaamse context
Vlaams eisenpakket voor evaluatie-methode
Wetenschappelijk en Technisch Centrum voorhet Bouwbedrijf
http://www.wtcb.be
09/11/2007 J. Van Dessel – K. Putzeys OVAM MMG Workshop 9
A4 - Maatregelen
• Welke maatregelen zijn nodig om milieudoelstellingen te realiseren?– Technologische innovaties
– Organisatorische veranderingen
– Beleidsopties
– Beleidsinstrumenten
– ...
Wetenschappelijk en Technisch Centrum voorhet Bouwbedrijf
http://www.wtcb.be
09/11/2007 J. Van Dessel – K. Putzeys OVAM MMG Workshop 10
A5 – Overleg & overeenstemming
• Strategisch overlegplatform: transitie-arena “Duurzaam Bouwen en Wonen”
• Alle belangengroepen bij mekaar brengen overeenstemming over Vlaamse aanpak
• Strategische consultatie in de loop v/h project:– Voorstellen voor databank– Vlaams eisenpakket voor milieu-
evaluatiemethode
09/11/2007 J. Van Dessel – K. Putzeys OVAM MMG Workshop 11
Wetenschappelijk en Technisch Centrum voorhet Bouwbedrijf
http://www.wtcb.be
Taak A3 - “De haalbaarheid analyseren van een afwegingsmethode, toepasbaar voor het meten van de milieuprestatie in een
ontwerpstadium van een gebouw en voor bestaande gebouwen in Vlaanderen”
Wetenschappelijk en Technisch Centrum voorhet Bouwbedrijf
http://www.wtcb.be
09/11/2007 J. Van Dessel – K. Putzeys OVAM MMG Workshop 12
Belangrijke parameters bijmilieu-evaluatie van gebouwen
• Data en de datakwaliteit • Levensduur• Beschouwde milieu-aspecten• Kwantificeerbaarheid• Uitvoerbaarheid• Nieuwbouw en renovatie
maximaal gebruik maken van inzichten uit eerdere en (inter)nationale initiatievenOverleg met belangrijkste Vlaamseactoren
Wetenschappelijk en Technisch Centrum voorhet Bouwbedrijf
http://www.wtcb.be
09/11/2007 J. Van Dessel – K. Putzeys OVAM MMG Workshop 13
Analyse van bestaandetools en methoden
Rating
• Checklist / “credit”aanpak
• Evaluatie van eenaantal specifiekethema’s
• Ja-nee / score-interval• Eenvoudig resultaat
(vb. A/B/C, 80%, …)• Voorbeelden:
BREEAM, SBTool, LEED
LCA tools
• Gedetailleerdeberekeningen
• Volledige input-outputanalyse
• Cijferresultaten voorlijst van impact-categorieën(vb. CO2-eq, PO4-eq,…)
• Voorbeelden:EcoQuantum, ENVEST, EQUER
Wetenschappelijk en Technisch Centrum voorhet Bouwbedrijf
http://www.wtcb.be
09/11/2007 J. Van Dessel – K. Putzeys OVAM MMG Workshop 14
Voorbeeld rating tool: SBTool 2007
Wetenschappelijk en Technisch Centrum voorhet Bouwbedrijf
http://www.wtcb.be
09/11/2007 J. Van Dessel – K. Putzeys OVAM MMG Workshop 15
Voorbeeld rating tool: SBTool 2007
Wetenschappelijk en Technisch Centrum voorhet Bouwbedrijf
http://www.wtcb.be
09/11/2007 J. Van Dessel – K. Putzeys OVAM MMG Workshop 16
Voorbeeld LCA tool:ENVEST2
Wetenschappelijk en Technisch Centrum voorhet Bouwbedrijf
http://www.wtcb.be
09/11/2007 J. Van Dessel – K. Putzeys OVAM MMG Workshop 17
Voorbeeld LCA tool:ENVEST2
Wetenschappelijk en Technisch Centrum voorhet Bouwbedrijf
http://www.wtcb.be
09/11/2007 J. Van Dessel – K. Putzeys OVAM MMG Workshop 18
Voorbeeld LCA tool:ENVEST2
Wetenschappelijk en Technisch Centrum voorhet Bouwbedrijf
http://www.wtcb.be
09/11/2007 J. Van Dessel – K. Putzeys OVAM MMG Workshop 19
Analyse van bestaandetools en methoden
• CEN TC350: Sustainability of Construction Works–WG 1: Assessment of environmental
performance of buildings – calculationmethods
regels voor LCA op gebouwniveau(systeemgrenzen, levenscyclusfasen, milieu-impactcategorieën)
Verwacht tegen 2010
Wetenschappelijk en Technisch Centrum voorhet Bouwbedrijf
http://www.wtcb.be
09/11/2007 J. Van Dessel – K. Putzeys OVAM MMG Workshop 20
Analyse van bestaandetools en methoden
SWOT Analyse:• Doel en opzet• Gebruikt door / bruikbaar voor (doelpubliek)• Focus (niveau gebouw, wijk, ...)• Gebruikt in welke fase? (nieuwbouw, tijdens
gebruiksfase)• Gebouwtypes die kunnen geëvalueerd worden• Aantal geëvalueerde thema's (hoogste niveau)• Aantal evaluatiecategorieën• Totaal aantal geëvalueerde onderwerpen
Wetenschappelijk en Technisch Centrum voorhet Bouwbedrijf
http://www.wtcb.be
09/11/2007 J. Van Dessel – K. Putzeys OVAM MMG Workshop 21
Analyse van bestaandetools en methoden
SWOT Analyse (vervolg):• Type tool (evaluatie of informatief)• Geschat aantal reële gebruikers• Financiële stimulansen om de tool te gebruiken?• Stimulansen vanuit beleid / regelgeving om de
tool te gebruiken?• Financiering van de ontwikkeling (publiek of
privaat)• Financiering van het 'onderhouden' en updaten
van de tool, na de initiële lancering• Tijd (of kost) om een evaluatie uit te voeren,
exclusief wettelijk verplichte evaluaties (vb. energieverbruik)
Wetenschappelijk en Technisch Centrum voorhet Bouwbedrijf
http://www.wtcb.be
09/11/2007 J. Van Dessel – K. Putzeys OVAM MMG Workshop 22
Analyse van bestaandetools en methoden
Geanalyseerde tools:• SBTool (CZ)• EQUER (FR)• LEED (USA)• BREEAM (UK)• ENVEST (UK)• ESCALE (FR)
• Eco-bau (CH)• EcoQuantum (NL)• Greencalc (NL)• GPR Gebouw (NL)• Toolkit (NL)• DPL (NL)
Wetenschappelijk en Technisch Centrum voorhet Bouwbedrijf
http://www.wtcb.be
09/11/2007 J. Van Dessel – K. Putzeys OVAM MMG Workshop 23
SWOT – LCA toolsSterktes Zwaktes
Gebaseerd op gestandaardiseerde methodologie (ISO 14040)Controleerbare resultatenvalidatie van verschillende tools (vb. PRESCO) Soms vrij gebruiksvriendelijk evaluatie evengemakkelijk als bij vereenvoudigde methodesSommige tools relatief groot aantal gebruikers (vb. ENVEST: 233 geregistreerde gebruikers)Sommige tools gelinkt aan economische of sociale aspecten (vb. LEGEP ook LCC, EQUERgerelateerd aan thermisch comfort)
Alleen kwantificeerbare milieuthema’sMeer harmonisatie nodigNodige input data niet altijd beschikbaar (LCI data van lokaal geproduceerde materialen, technische innovaties,…)Aantal gebruikers over het algemeen beperkt (meer onderzoekers dan bouwprofessionelen)
Opportuniteiten Bedreigingen
European Platform on Life Cycle AssessmentLCA = uitgangspunt van CEN TC350(financiële of andere) stimuli voor LCA berekeningen voor gebouwenTraining & opleiding voor bouwprofessionelen
soms te complex voor bouwprofessionelenkost moet laag genoeg om acceptatie te garanderen
Wetenschappelijk en Technisch Centrum voorhet Bouwbedrijf
http://www.wtcb.be
09/11/2007 J. Van Dessel – K. Putzeys OVAM MMG Workshop 24
SWOT – Rating toolsSterktes Zwaktes
Gemakkelijker verschillende onderwerpen(zowel milieu, economisch als sociaal) Kwantitatieve als kwalitatieve aspectenOver het algemeen gebruiksvriendelijker dan LCA toolsSoms deels gebaseerd op LCA - vergrootbetrouwbaarheidSommige tools zeer veel gebruikt (vb. LEED,BREEAM)
Zeer moeilijk om kwalitatieve evaluatie tevalideren beperkt vertrouwenHeel veel variatie in structuur, inhoud, aanpak, voorstelling van resultaten, ...
Opportuniteiten Bedreigingen
Stijgende vraag naar “groene” gebouwenMogelijkheden voor harmonisatie door Europese onderzoeks- enstandaardisatieactiviteiten
Soms label voor “slechte” milieuprestatievermindert geloofwaardigheid van
labellingMoeilijk om te komen tot een gemeenschappelijke, kwalitatieve evaluatiemethodeSoms is resultaat sterk afhankelijk van evaluator.
Wetenschappelijk en Technisch Centrum voorhet Bouwbedrijf
http://www.wtcb.be
09/11/2007 J. Van Dessel – K. Putzeys OVAM MMG Workshop 25
Conclusies uit analyse
• Zowel succesvolle LCA als rating tools• Aanvaardbare tijdsbesteding is heel uiteenlopend
(marktcontext)• Aanpak materiaalgebruik:
– LCA tools: hierarchische structuur obv elementenvolledig & gedetailleerd
– Rating tools: evaluatie van aantal aspecten vanmateriaalgebruik, soms beperkt tot “belangrijkste”materialen/producten
Kwantitatieve analyse noodzakelijk omglobale milieu-impact vanmateriaalgebruik te kunnen evalueren
Nederlandse ervaringen met milieuprestatie van gebouwen
Harry van Ewijk 18 oktober 2007
IVAM Universiteit van Amsterdamwww.ivam.uva.nl
IVAM research and consultancy on sustainability 2
Inhoud presentatie
Ontwikkeling in Nederland laatste 20 jaarmateriaal-milieuprestatie gebouwenGeleerde lessen: slaag- en faalfactoren
IVAM research and consultancy on sustainability 3
Ontwikkelingen Nederland1. kwalitatieve voorkeurslijsten
Sinds jaren ’80 kwalitatieve voorkeurslijsten voor afzonderlijke bouwproducten
Voorbeeld DCBA methode:D: De normale situatieC: Corrigeer normaal gebruikB: Beperk schade tot het minimumA: Autonoom; meest gunstige milieu-situatie
IVAM research and consultancy on sustainability 4
Ontwikkelingen Nederland2. LCA productniveau
LCA’s van bouwproducteni.o.v. Ministerie van VROM; MilieuRelevante ProductInformatie (MRPI)Nationaal Pakket Woningbouw door en voor de bouwsector ontwikkeld; met lange lijsten maatregelen gericht op deelproducten
MRPI
Nationaal Pakket
IVAM research and consultancy on sustainability 7
Ontwikkelingen Nederland3. LCA gebouwniveau
Totale milieuprestatie van een gebouw, op basis van LCA.
Voorbeelden van instrumenten zijn:Eco-QuantumGreenCalc
Eco-Quantum
Eco-Quantum
IVAM research and consultancy on sustainability 10
Ontwikkelingen Nederland4. Bepalingsmethode LCA gebouw
mmg = materiaalgebonden milieuprestatie van een gebouw
Genormaliseerde bepalingsmethode bij NEN, als basis voor grenswaarden voor de 5e pijler in het Nederlandse Bouwbesluit.
IVAM research and consultancy on sustainability 11
Ontwikkelingen Nederland5. Stimulerend beleid
mmg mislukt
Eenvoudiger instrumenten, gebaseerd op LCA en gericht op stimulerende beleid. Voorbeelden:
GPR = gemeentelijke praktijkrichtlijn duurzaam bouwenTilburg & W/E adviseursToolkitprojectontwikkelaars, woningcorporaties, gemeenten,energiebedrijven en SenterNovem
GPRGPR Gebouw 3.2 Gebouwcategorie: woongebouwen, nieuwbouw
Ontwerp Eco Villa's Opdrachtgever In de Stad
Variant definitief Plaats Hellevoetsluis
Dossiernummer 030_hvs referentietype
Ingevoerd door JvL aantal woningen 4 5,0 5,0 5,0 5,0 5,0 5,0Datum invoer 23 april 2007 aantal lagen 2
Laatste wijziging gebruiksoppervlak [m2] 170,0
CO2-reductie per woning per jaar
referentiewoning
op energiegebruik 0%
op materiaalgebruik 43%
Energie Materialen Afval Water Gezond- Woon-heid kwaliteit
Deze (sub)licentie is toegekend aan: Projecten In de Stad, gebruik zonder geldige (sub)licentie is niet toegestaan © W/E adviseurs duurzaam bouw en
0%
vrijstaande woning
totaal per woning
9,0 8,9 9,3
GPR-scores Eco Villa's definitief
10,0 7,8 9,7
PrintOverzicht
PrintAlle Modules
Bew aarVariant
Ga naarMaatlat GF
ConsumentenLabel
KopieerOverzicht
vrijstaande woning
Toolkit
IVAM research and consultancy on sustainability 14
Ontwikkelingen Nederland6. Labels
Smalle (energie) en brede (duurzaamheid) labels, ook gericht op communicatie naar consumenten, zijn in ontwikkeling.
4. mmg
2. MRPINationaal Pakket
3.Eco-Quantum
GreenCalc
5. GPRToolkit
1. DCBA
6. Label
gebouwen
Vraagzijde: markt / consumenten
Aanbodzijde: experts
producten
IVAM research and consultancy on sustainability 17
Geleerde lessen voorkeurslijsten Slaag- en faalfactoren
Onderbouwing vaak gevoelsmatigAandacht niet gericht op hele keten en niet op de alle milieuproblemen van een gebouw.Voorgeschreven do’s en dont’s opproductniveau beknotten architect in vrijheid.
IVAM research and consultancy on sustainability 18
Geleerde lessen LCASlaag- en faalfactoren
LCAIngewikkeld (‘black box’)TijdrovendBeperkingen (databeschikbaarheid, wegen, etc.)
Eco-Quantum / GreenCalc (MRPI) wordt meer door experts / onderzoeksbureaus gebruikt dan door architecten.mmg mislukte omdat de bouwpraktijk het te complex vond.
IVAM research and consultancy on sustainability 19
Samenvattend
Voorkeurslijsten zijn niet optimaalLCA is niet optimaal
Mix de sterke punten van lijsten en LCA
IVAM research and consultancy on sustainability 20
Nederlandse ontwikkeling: mix
Ontwikkel een mix van methode/tools afgestemd op doel en doelgroep.Zorg dat de eenvoudige praktijktoolsniet te veel details bevatten, maar wel transparant zijn voor geïnteresseerden.Gebruik één expert model met LCA-basis voor onderzoek dat kentallen levert voor eenvoudige praktijkinstrumenten.
IVAM research and consultancy on sustainability 21
Harmonisatie: positionering
Gemeente of opdrachtgever:stelt eisen in de vorm van GPR-score(n) of een GreenCalc-index
Projectontwikkelaar:Gebruikt de Toolkit.Formuleert ambities met kwaliteitsprofielen selecteert daarmee concepten
Uitwerkende en uitvoerendepartijen krijgen richtlijnenen uitvoeringsinstructiesvan SBR en ISSO zodat uitgewerkte concepten ook uitvoerbaar zijn en gerealiseerd kunnen worden
Rijksoverheden, Provincies en ProjectontwikkelaarsGebruiken GreenCalc Plus en Eco-Quantum omop basis van gelijkwaardigheid met andere maatregelen toch aan de eisen van de gemeente te voldoen, of om te laten zien dat hij/zij zelfs beter presteert
Database enRekenmoduul,als basis voor tools die de milieukwaliteitvan gebouwenkunnen bepalen
IVAM research and consultancy on sustainability 22
Harmonisatie: actoren
Gebruikers van instrumenten(gemeenten, architecten, bewoners, …)Instrumenteigenaren(Greencalc, Eco-Quantum, GPR Gebouw, Toolkit, Eco-install, DuboCalc)Overige(MRPI, OTB/TUDELFT, VROM, SenterNovem, RWS …)
Environmental Assessment in the UK
Alan Pither18 October 2007
Objectives
• BREEAM, EcoHomes and the Code for Sustainable Homes
• Description of the assessment methods– Particular focus on building materials
• Carrying out assessments– The user’s perspective
BREEAM
• Building Research Establishment Environmental Assessment Method
• BREEAM Offices initially launched in 1990• Now also specific schemes for Retail,
Industrial, Schools, Courts and Prisons• Other buildings can be assessed using
‘Bespoke BREEAM’ procedures
EcoHomes
• EcoHomes is BREEAM for residential properties – launched in 2000
• Assessment of the development rather than each dwelling
• ‘Very Good’ rating required for all new social housing
Code for Sustainable Homes• This replaced EcoHomes
in England from April 2007
• Developed by government (CLG) but closely based on EcoHomes
• Likely to become mandatory for all new dwellings in future as part of Building Regulations
Types of assessment
• Design and procurement– New build and refurbishment
• Fit out• Post construction review• Management and operation
– Existing, occupied buildings– EcoHomes XB for existing housing
Design and Procurement
New build andrefurbishment
Management and Operation
Existing buildings in operation
Examples
Constructionimpacts
Brownfield site
Examples
Policies
EMS
Examples
Location
Building fabric
Services
Scoring• Management
• Energy
• Transport
• Pollution
• Materials
• Water
• Land Use &Ecology
• Health & Wellbeing
• Management
• Energy
• Transport
• Pollution
• Materials
• Water
• Land Use &Ecology
• Health & Wellbeing
Ass
essm
ent C
redi
ts
Envi
ronm
enta
l Wei
ghtin
gs
Issu
e C
ateg
ory
Scor
es BREEAMRating
Pass
Good
Very Good
Excellent
Sing
le S
core
Code for Sustainable Homes• Currently voluntary but likely
to form the basis of future Building Regulations
• Six levels of compliance (Code level 1 -6)
– Code level 3 likely to be required by Building Regulations in 2010
– Code level 6 may be required by Building Regulations from 2016
• Energy/CO2 emissions just one of nine categories
Code Levels of ComplianceCode level Reduction in CO2 emissions cf. TER
1 10%
2 18%
3 25%
4 44%
5 100%
6 “Zero Carbon” for all energy use
Code Categories• Energy and CO2 emissions• Water• Materials• Surface water run-off• Waste• Pollution• Health and well-being• Management• Ecology
Mandatory and voluntary credits available in each category. Different weightings applied to each category to get an overall Code level
Differences from EcoHomesEcoHomes Code for Sustainable Homes
Certificate for whole site Certificate for each dwelling
Usually design stage only Two stages – design and post construction
Flexible standards Minimum standards for some categories
Absolute CO2 levels CO2 emissions related to Building RegulationsNew credits for Lifetime Homes
Location based credits omitted
Minimum standards for CO2
Code level Reduction in CO2 emissions (TER)
1 10%
2 18%
3 25%
4 44%
5 100%
6 “Zero Carbon” for all energy use
Minimum standards for water
Code level Water consumption
1 120 litres/person/day
2 120 litres/person/day
3 105 litres/person/day
4 105 litres/person/day
5 80 litres/person/day
6 80 litres/person/day
Minimum standards for water
• 120 litres/person/day– 6/4 litre dual flush, low flow rate taps, shower less
than 9 litres/minute• 105 litres/person/day
– 4/2.5 litre dual flush, low flow rate taps, shower less than 9 litres/minute, smaller bath
• 80 litres/person/day– As above plus lowest possible shower flow rate and
all WC flushing water from recycled grey water
Minimum standards for materials
• For level 1 only• At least 3 of the following elements must
achieve a Green Guide rating of better than E:
– Roofs– External walls– Internal walls– Floors (upper and ground)– Windows
Minimum standards for surface water run-off
• For level 1 only• Peak run-off rates and annual volumes of
run-off must be no greater after the development than before
Minimum standards for waste
• For level 1 only• Recycling containers provided by the
local authorityOR• Minimum external storage of minimum
100 litres capacity for a one bedroom dwelling, plus 70 litres per additional bedroom
Tradable credits• All other credits are “tradable”, i.e. any can be
selected to obtain the level requiredCode level Minimum points score
Level 1 36 pointsLevel 2 48 pointsLevel 3 57 pointsLevel 4 68 pointsLevel 5 84 pointsLevel 6 90 points
Materials Credits
• Environmental Impact of Materials– up to 15 credits based on the ‘Green Guide’
• Responsible sourcing of materials– Basic building elements – up to 6 credits– Finishing elements – up to 3 credits
Environmental Profiles
• Reliable and comparable environmental information on alternative building materials
• Based on Life Cycle Assessment (LCA)– Extraction, processing, use, maintenance and
disposal• Element profiles – per tonne• Elemental profiles – per m2
‘Green Guide’• Uses LCA data from UK construction products
trade associations• The environmental issues considered reflect the
generally accepted areas of concern related to the production of building materials used in the UK.
• The same weighting system that underpins the Code scoring procedure is used to calculate a summary score, on a scale from A+ to E, with A+ rated specifications having the lowest overall environmental impact.
Green Guide Ratings
Rating Credits
A+ 3
A 2
B 1
C 0.5
D 0.25
E 0
Materials credits
• Up to three credits available for each of:– Roofs– External walls– Internal walls– Floors– Windows
• Where there is more than one specification for an element (e.g. more than one type of external wall), the number of credits for that element are based on an area weighted average.
Environmental weightingsCategory Total no. of credits Weighting factor
Energy/CO2 29 36.4%
Water 6 9.0%
Materials 24 7.2%
Surface water run-off 4 2.2%
Waste 7 6.4%
Pollution 4 2.8%
Health and wellbeing 12 14.0%
Management 9 10.0%
Ecology 9 12.0%
Total 104 100.0%
Assessment process
• Appoint licensed assessor• Register assessment with BRE• Design stage assessment• BRE issues interim certificate
– subject to quality assurance check• Post construction report for each dwelling type• BRE issues final certificate for each dwelling
– subject to quality assurance check
Post construction reviews
• Site check on each type
• Evidence from purchase orders and photographs to confirm design has not changed
Timescales
• Define credits needed at as early a stage as possible
• Complete design stage assessment as soon as designs finalised and energy/CO2calculations available
• PCR may be carried out in phases for large developments– Simplified procedure for repeat house types
Alan PitherOffice 6, Central Marches Business Development CentreTurners Hill Road, Craven Arms, Shropshire, SY7 8DZ
Tel: 01588 672351E-mail: [email protected]: www.alanpither.co.uk
Building LCIA in Switzerland
Prof. Dr. Stéphane Citherlet
S. Citherlet / HES-SO / LESBAT
Content
Introduction• Databases
Current state in CH• Energy standard• Minergie• Minergie-Eco
New developpement• LCIA Methodology
S. Citherlet / HES-SO / LESBAT
Building LCIA
Matièrespremières
Assemblage
Utilisation
Deconstruction
Recyclage
Décharge
Incineration
Transport
Prefabrication
Fabrication
Transport
Transport
Transport
Pertes
Prefabrication ? No
EnergieTransport
Entretien
Remplacement
Oui Energy
Building energy in Swizerland
S. Citherlet / HES-SO / LESBAT
SIA vs Minergie
MINERGIE: E*W
Weighted energy demand
Heatingsystem DHW
Final Energy UsefulEnergy
SIA 380/1(EN 832)
S. Citherlet / HES-SO / LESBAT
A) SIA 380/1 (EN 832)
Heating demand (final energy)
Transmission
Ventilation
S. Citherlet / HES-SO / LESBAT
Minergie
Weighted energy demand Ew*:
Qh,eff = Useful Energy for HeatingQww = Useful Energy for DHWEL,K = Electricity demand
S. Citherlet / HES-SO / LESBAT
Minergie/P Certificate
1) Useful energy for heating:• New - Minergie / P : Qh < 80% / 20% SIA 380/1 • Refurb.: Minergie: Qh < 120% SIA 380/1
2) IPDE (Heating + DHW):• Neuf - Minergie / P : E*w 42 kWh/(m² an) / 42 kWh/(m² an)
• Refurb.: E*w 80 kWh/(m² an)
3) Controlled Ventilation :• New: obligatory (except for industry, storage)• Refurb.: obligatory for dwelling, hospital, swimming pool
4) Overcost: Minergie < 10%
S. Citherlet / HES-SO / LESBAT
Minergie vs Minergie-P
S. Citherlet / HES-SO / LESBAT
Minergie (www.minergie.ch)
Private certificateSet up by ZH & BEExisting labels (sept. 2007):
• Minergie : 7664 buildings • Minergie-P : 152 building• Minergie-Eco : 7 buildings (+ 4 soon)
France:
S. Citherlet / HES-SO / LESBAT
Source: Flumroc
Cha
leur
+ E
CS
1 l mazout = 10 kWh = 36 MJ
ECS
Chauff.Minergie-P
Minergie-Eco
S. Citherlet / HES-SO / LESBAT
Minergie-Eco
List of qualitative questions• Health: Lighting, Acoustic, IAQ,• Materials, Construction/deconstruction
Eliminatory criterionsTwo levels of evaluations:
• Pre-design: 38 questions• Final design: 187 questions
S. Citherlet / HES-SO / LESBAT
Minergie-ECO tool
S. Citherlet / HES-SO / LESBAT
Evaluation of the projectMinimum to achieve (50%)
Current project (green = ok)
+ Minergie + List of questions+ Free software
- Qualitative method- Results: Addition …
S. Citherlet / HES-SO / LESBAT
CertificationSource: Minergie
Certificat provisoire MINERGIE
Les spécialistes de l'office decertification sont autorisés àeffectuer des contrôlesaléatoires sur les chantiers.
Eco-bat
S. Citherlet / HES-SO / LESBAT
Introduction
0
5
10
15
20
25
30
SIA Minergie Très faibleconsom.
[kg
CO
2 éq
ui/m
2 a]
0
100
200
300
400
500
600
SIA Minergie Très faibleconsom.
[MJ/
m2 a]
NRENRE GWP
Low-energy Low-energy
Construction Utilisation Elimination Chauffage ECS Ventilation ElectricitéHeating DHW Electricity
S. Citherlet / HES-SO / LESBAT
Résultats UCTE-mixNRE GWP
0
100
200
300
400
500
600
700
800
SIA Minergie Zéro-énergie
[MJ/
m2 a]
0
5
10
15
20
25
30
35
40
45
SIA Minergie Zéro-énergie
[kg
CO 2
équ
i/m2 a]
Construction Utilisation Elimination Chauffage ECS Ventilation ElectricitéHeating DHW Electricity
Eco-label for CH buildings
(national project)
S. Citherlet / HES-SO / LESBAT
Situation in Switzerland Groups
• SFOE (Swiss Federal office of Energy)• SIA (Architects & Engineers Association): Define standards• Minergie: Private company
Energy calculation for buildings:• SIA 380/1 (EN 832)• Several existing tools (Lesosai, Enercad, etc.)
Each tool is certified by SFOE
LCIA calculation for buildings:• No standards• Minergie Minergie ECO• SIA SIA 2031• Available tools
Qualitative: Minergie-ECOQuantitative: ECO-BAT
• SFOE National label (SIA / Minergie if possible)
S. Citherlet / HES-SO / LESBAT
National project (SFOE)
Scope :1. Set up the ECO calculation procedure2. Develop the necessary calculation engines
For Energy & LCIA (free dll: Validation only once)3. Demonstration of the concept (LESOSAI)4. Case studies assessment5. Define the limits for the eco-labelFinancing: SFOE, ZH, VD, etc.End of Project: Beginning 2008First certification: mid 2008
S. Citherlet / HES-SO / LESBAT
Lesosai (www.lesosai.com)
S. Citherlet / HES-SO / LESBAT
Eco-bat (www.eco-bat.ch)
S. Citherlet / HES-SO / LESBAT
Structure
S. Citherlet / HES-SO / LESBAT
Results
0
5
10
15
20
25
30
SIA Minergie Très faibleconsom.
[kg
CO
2 éq
ui/m
2 a]
0
100
200
300
400
500
600
SIA Minergie Très faibleconsom.
[MJ/
m2 a]
NRENRE GWP
Low-energy Low-energy
Construction Utilisation Elimination Chauffage ECS Ventilation ElectricitéHeating DHW Electricity
S. Citherlet / HES-SO / LESBAT
A) Ecoinvent
+ Transparency of method (Detailed documentation)+ More than 2’000 items (energy, materials, transport, etc.)+ CML & aggregate indicators (EPS, Eco-Indicator, etc.)+ Update : 2-3 years (v2 in novembre 2007) + ECOSPOLD format
Price (env. 1’200€)
S. Citherlet / HES-SO / LESBAT
B) Database: KBOB
- Based on Ecoinvent- Focusing on:
• Energy• Construction materials• Transport
- Based on Ecoinvent
S. Citherlet / HES-SO / LESBAT
Interface Web
S. Citherlet / HES-SO / LESBAT
Matériaux
Thank you
Prof. Dr. Stéphane Citherlet
S. Citherlet / HES-SO / LESBAT
B) LCIA
S. Citherlet / HES-SO / LESBAT
The project
Tool developmentEPBD for CH 2031 (cahier 380/4 + 380/1)1 janvier 2006 certification > 1’000 m2 (normesCEN mais laisse le choix national kWh / MJ, surface, gains interne) définis par normes SIA2031 tout en semble pour obtenir la classe(facteur conversion national)
Label ECO selon 2031+ notre Eco (SIA)Minergie-Eco’ (Minergie / Minergie-P) + notreEco (Minergie)
S. Citherlet / HES-SO / LESBAT
The project
Tool developmentEPBD for CH 2031 (cahier 380/4 + 380/1)1 janvier 2006 certification > 1’000 m2 (normesCEN mais laisse le choix national kWh / MJ, surface, gains interne) définis par normes SIA2031 tout en semble pour obtenir la classe(facteur conversion national)
Label ECO selon 2031+ notre Eco (SIA)Minergie-Eco’ (Minergie / Minergie-P) + notreEco (Minergie)
S. Citherlet / HES-SO / LESBAT
Rappel – Cycle de vie
Limites du système• Flux: masse et énergie• Remplacement• Pertes
Matièrespremières
Assemblage
Utilisation
Deconstruction
Recyclage
Décharge
Incineration
Transport
Prefabrication
Fabrication
Transport
Transport
Transport
Pertes
Prefabrication ? No
EnergieTransport
Entretien
Remplacement
Oui
Négligé:• Travail humain• Infrastructures
Eco-Bat
S. Citherlet / HES-SO / LESBAT
Cycle de vie du bâtiment
S. Citherlet / HES-SO / LESBAT
Définition du bâtiment
Détail del’élément
Résultat dubâtiment
S. Citherlet / HES-SO / LESBAT
Définition de l’élément
Résultat de l’élément
Détail dumatériau
S. Citherlet / HES-SO / LESBAT
Résultat du matériau Par phase (graphique + numérique)
S. Citherlet / HES-SO / LESBAT
Résultat de l’élément Par phase (graphique + numérique)Par matériaux
S. Citherlet / HES-SO / LESBAT
Par phase (graphique + numérique)Par élémentPar matériauxRésultat du bâtiment
S. Citherlet / HES-SO / LESBAT
Options
Langue: Français + Anglais + Italien (D)
S. Citherlet / HES-SO / LESBAT
Eco-Bat
http://ecobat.heig-vd.ch/Contient env. 60 matériaux
• Ajout régulièrement de matériaux selon demandeNRE, GWP, AP, POCP (UBP, etc.)Ecoinvent + sources de référencesMinergie-EcoPrix: 450.-
S. Citherlet / HES-SO / LESBAT
Minergie-ECO
Label ECO pour la Suisse Financement:
• OFEN, ECO-BAU, Cantons (VD, GE, ZH), VillesPartenaires:
• INTEP• HES-SO / IGT / LESBAT• EPFL• E4Tech
Energie: Nouvelles normes Ecobilan: Energie + matériauxQualité de l’airÉtudes de cas
Ecobilan d’une villa
3 variantes de la villa Ruegger
IntroductieGPR Gebouw
Gert van den ElsenGemeente Tilburg
GPR Gebouw
Communicatie en prestatie-instrument• nieuwbouw woningen, kantoren, scholen,
bedrijfsgebouwen• bestaande bouw• digitaal• eenduidig en toetsbaar• betrouwbare resultaten (LCA) • prestaties, geen lijstjes• consumentenlabel• CO2-reductiemeter
Startscherm GPR Gebouw
Keuze uit 3 gebouwcategorieën
Centrale overzichtscherm
GPR 3.0 Gebouwcategorie: woongebouwen, nieuwbouw
Ontwerp opdrachtgever
Variant plaats
dossiernummer type gebouw
aantal woningen
ingevoerd door aantal lagen 5,0 5,0 5,0 5,0 5,0 5,0datum invoer gebruiksoppervlak [m2]
laatste wijziging Netto-inhoud [m3]
Terreinoppervlak [m2]
CO2-reductie per woning per jaar
referentiewoning
op energiegebruik 0%
op materiaalgebruik 0%
Energie Materialen Afval Water Gezond- Woon-heid kwaliteit
0%
TUSSENWONING
totaal per woning
5,0 5,0 5,0
GPR-scores
5,0 5,0 5,0
PrintOverzicht
PrintAlle Modules
Bew aarVariant
Ga naarMaatlat GF
ConsumentenLabel
Projectgegevens
Resultaten: CO2-reductie
Resultaten: modulescores
Navigatieknoppen
Navigatieknoppen modules
8,0 7,5 8,0 7,0 6,0 9,0
Energie Materialen Afval Water Gezond- Woon-heid kwaliteit
5,0 5,0 5,0
GPR-scores
5,0 5,0 5,0
De gemeente voert de prestatie-eisen in bij het overzichtscherm
Invoer prestatie-eisen.
Prestatieniveau’s verschijnen.
Nog niets ingevoerd. Het minimumniveau is 5.0,Dat komt overeen met hetBouwbesluit niveau.
Scores lager dan de eis,scores zijn ROOD!
Invoer van de ontwerpresultaten,start bij module Energie…
GPR 3.0 - woongebouwen, nieuwbouw - energie max score b ijdragebehaald toelichting kg CO2 per m2Ag per jaar 29,525
Totaal submodule 1.1: energieprestatie (EP) (50) 0 60% 0% max: maximaal te behalen score
Totaal submodule 1.2: vermindering energievraag (8) 0 10% 0% score: met invoer behaalde score
Totaal submodule 1.3: toekomstgerichte maatregelen (25) 0 30% 0% bijdrage: b ijdrage submodule aan max. totale module
Totaal module 1: energie (83) 0 100% 0% behaald: behaalde score tov maximaal haalbare score
GPR 3.0 - woongebouwen, nieuwbouw - energie max score check natpak toelichting
1.1 Energieprestatie (EPW) (50) 0 tussen haakjes maximale subscore
Qpres;totaal / Qpres;toelaatbaar (0,50) 1,00 (A) S002 voer resultaat EPW-berekening in (laatste b lad, vlgs NEN 5128)
S003 bij Qtot/Qtoe=< 0,9 voldaan aan S002 en b ij =< 0,8 ook aan S003
Qpres;totaal MJ per MJ (mix gas en elektrisch) ontstaat 0,063 kg CO2
Omrekening naar subscore 1.1 (50) 0 = ( 1 - Qpres;totaal / Qpres;toelaatbaar ) x 100
GPR 3.0 - woongebouwen, nieuwbouw - energie max score check natpak toelichting
1.2 Vermindering energievraag (8) 0
1.2.1 Vermindering energievraag meeste maatregelen b ij 1.1 gewaardeerd (in EPW-berekening)
(2) 0
(2) 0 S383 doorstroombegrenzers, waterbesparende douchekoppen, S384
(2) 0 S383
(2) 0 S009
1.2.2 Extra vraagbeperkende maatregelen bonuspunten meegenomen tot max. score b ij 1.2
Modulescore: 5,01 Energie
52.001
Print Energie Ga naar Overzicht
energiezuinige lift of geen lift
tochtportaal
(warm)waterbesparende maatregelen
gebruik windenergie
Bij start: score = minimum 5.0
Minimum = bouwbesluit = EPC 1.0
… voer een EPC in van 0,73:de modulescore gaat van 5,0 naar 6,6…
GPR 3.0 - woongebouwen, nieuwbouw - energie max score b ijdragebehaald toelichting kg CO2 per m2Ag per jaar 22,143
Totaal submodule 1.1: energieprestatie (EP) (50) 27 60% 54% max: maximaal te behalen score
Totaal submodule 1.2: vermindering energievraag (8) 0 10% 0% score: met invoer behaalde score
Totaal submodule 1.3: toekomstgerichte maatregelen (25) 0 30% 0% bijdrage: b ijdrage submodule aan max. totale module
Totaal module 1: energie (83) 27 100% 33% behaald: behaalde score tov maximaal haalbare score
GPR 3.0 - woongebouwen, nieuwbouw - energie max score check natpak toelichting
1.1 Energieprestatie (EPW) (50) 27 tussen haakjes maximale subscore
Qpres;totaal / Qpres;toelaatbaar (0,50) 0,73 (A) S002 voer resultaat EPW-berekening in (laatste b lad, vlgs NEN 5128)
S003 bij Qtot/Qtoe=< 0,9 voldaan aan S002 en b ij =< 0,8 ook aan S003
Qpres;totaal MJ per MJ (mix gas en elektrisch) ontstaat 0,063 kg CO2
Omrekening naar subscore 1.1 (50) 27 = ( 1 - Qpres;totaal / Qpres;toelaatbaar ) x 100
GPR 3.0 - woongebouwen, nieuwbouw - energie max score check natpak toelichting
1.2 Vermindering energievraag (8) 0
1.2.1 Vermindering energievraag meeste maatregelen b ij 1.1 gewaardeerd (in EPW-berekening)
(2) 0
(2) 0 S383 doorstroombegrenzers, waterbesparende douchekoppen, S384
(2) 0 S383
(2) 0 S009
1.2.2 Extra vraagbeperkende maatregelen bonuspunten meegenomen tot max. score b ij 1.2
Modulescore: 6,61 Energie
39.000
Print Energie Ga naar Overzicht
energiezuinige lift of geen lift
tochtportaal
(warm)waterbesparende maatregelen
gebruik windenergie
Terug bij het OVERZICHT.Controleer of de score voldoet aan de eis.
8,0 7,5 8,0 7,0 6,0 9,0
Energie Materialen Afval Water Gezond- Woon-heid kwaliteit
5,0 5,0 5,0
GPR-scores
8,1 5,0 5,0Score is nu GROEN!
Modulescore Energie voldoet aan de eis
Invoer en optimalisatie: Materialen
GPR 3.0 - woongebouwen, nieuwbouw - materialen max score bijdrage behaald toelichting kg CO2 per m2Ag per jaar 5,664
Totaal submodule 2.1: ontwerp op efficiënt gebruik (20) 12 14% 60% max: maximaal te behalen score
Totaal submodule 2.2: ontwerp op lange levensduur (22) 14 15% 64% score: met invoer behaalde score
Totaal submodule 2.3: materialisatie (100) 60 70% 60% bijdrage: b ijdrage submodule aan max. totale module
Totaal module 2: materialen (142) 86 100% 61% behaald: behaalde score tov maximaal haalbare score
GPR 3.0 - woongebouwen, nieuwbouw - materialen max score check natpak toelichting
2.1 ontwerp op efficiënt gebruik (20) 12
2.1.1 ontwerp gericht op efficiënt gebruik(5) 5 zie ook S118
(5) 0
2.1.2 ontwerp op materiaalefficiency(1) 1
(1) 1
(2) 2 S051 volgens eisen Nationaal Pakket (specifiek: S062 en S116)
(1) 0
(1) 1
(1) 0 S353 opnemen in bestekstekst
(1) 1 zie ook S296, S300, S315
2.1.3 Gebruik van secundaire grondstoffen(1) 1 S074
(1) 0 zie ook S154, S208; o.a cellulose in dakdoos of b innenspouw
2.1.4 Extra maatregelen bonuspunten meegenomen tot max. score b ij 2.1
2 Materialen Modulescore: 8,0
optimaal benutten berekeningsvoorschriften
voorspannen (verbindingen)
hogere B-waarde / hoge-sterkte beton toepassen
beperken hak- en zaagverliezen metselwerk
benutten standaardmaten blokken en plaatmaterialen
sober en doelmatig
toepassing van overige secundaire materialen
Print Materialen Ga naar Overzicht
Ontwerp gericht op vervullen van meerdere functies
benut mogelijkheden meervoudig ruimtegebruik
gebruik prefab bouwdelen
toepassen van puingranulaat in beton
NIEUW in de module Materialen:levenscylusanalyse-benadering (LCA) + LCAprofiel van gebouw.
Referentietype
Afmetingen berekenen? Hier aanvinken
Gebruiksoppervlakte referentie invoer ehd totaal aantal lengte breedte hoogte diepte
Aantal woningen (1,00) 1,0 stuk 1,0 1,0Aantal bouwlagen (2,00) 2,0 stuk 2,0 2,0
Gebruiksoppervlakte Ag (verwarmd+onverwarmd) (111,40) 111,4 m2 120,0 2,0 6,00 10,00
Afmetingen bouwdelen Ag-gecor. referentie invoer ehd totaal aantal lengte breedte hoogte diepteBegane grondvloer (47,80) 47,8 m2 60,0 1,0 6,00 10,00Verdiepingsvloer (95,70) 95,7 m2 120,0 2,0 6,00 10,00
Gevel (open en dichte delen) (61,60) 61,6 m2 72,0 2,0 6,00 6,00Aandeel open delen (29%) 29% % 21,6 4,0 3,00 1,80
Dragende binnenwand (59,60) 59,6 m2 68,0 1,0 6,80 10,00
Hellend dak (62,10) 62,1 m2 72,0 1,0 12,00 6,00Plat Dak (0,00) 0,0 m2 0,0 0,0
2.3.1 Materialisatie fundering (standaard materialisatie) 1,5 projectscore alleen door karakteristieken/afmetingen bepaald
2.3.2 Materialisatie vloeren 7,5
Begane grondvloer verdeling per ehd project0% (2,183) 0,0 S1160% (2,678) 0,0 S116
0% (3,254) 0,0 zie ook S116
0% (3,875) 0,0 S116
0% (4,413) 1,9 zie ook S074, S493; toepassing puingranulaat
ribcassette
kanaalplaat
keramische element
balk en broodjes
TUSSENWONING
gietbouw
Referentiew aarden overnemen bij invoer?
Stap 1: opgave gebouwkenmerken.
Extra gemak: gebruik referentie(waarden).
Stap 2: aanvinken materiaalkeuze.
Uiteindelijk de indiening: door monitoring en een goede dialoog zijn er geen verrassingen meer.
8,0 7,5 8,0 6,0 7,0 9,0
Energie Materialen Afval Water Gezond- Woon-heid kwaliteit
8,5 6,4 7,8
GPR-scores
8,1 8,0 9,2 Alle scores zijn GROEN!
Alle scores voldoen aan de eis
Tijdens het ontwerpproces: de dialoog tussen gemeente en opdrachtgever/architect
Bij tegenvallende resultaten:
• samen zoeken naar verbeteropties
• afspraken ten aanzien van Bonuspunten maken
• bijstellen van onhaalbaar gebleken eisen
De gemeente houdt de vinger aan de pols.
GPR 3.0 - woongeb ouwen, nieuwb ouw - materialen max score check natpak toelichting
Mogelijkheid voor het toekennen van Bonuspunten voor bijzondere oplossingen
2.1.4 Extra maatregelen 5 bonuspunten meegenomen tot max. score b ij 2.1
Vanuit alle modules relatie met:Nationaal Pakket en Maatlat Groenfinanciering
7.2 Keuzemaatregelen Nationaal Pakket Woningbouw (58) 24
S003 ja ja 10 60 0,1EPC 10,0
S006 nee 1 1 %w on 0,0
S007 ja ja 2 2 %w on 2,0
S008 ja nee 4 4 %w on 0,0
benut een berging of garage als onverwarmde thermische bufferruimtepas geen open trap in de woonkamer toe
bied een plattegrond met een gesloten keuken aan
realiseer een extra gunstige energieprestatie
Maatregel geselecteerd in één van de modules?JA! S003 behaald door EPC van 0,8 bij Energie.
7GPR 3.0 - woongebouwen, nieuwbouw - maatlat GF max selectie b ijdrage behaald GF-punten toelichting
vaste maatregelen (18) 12 33% 67% n.v.t. max: aantal maatregelen in de GPR
variabele maatregelen (58) 24 67% 41% 70 score: geselecteerde maatregelen
alle maatregelen (76) 36 100% 47% 70 bijdrage: b ijdrage vast en variabel deel
Maatlatscore: 70,0Maatlat Groene Financiering Print Maatlat GF Ga naar Overzicht
Levert 10,0 maatlatpunten op.
Sommatie van het aantal geselecteerde pakketmaatregelen. Sommatie van maatlatpunten.
Hyperlinksnaar de modules
Monitoring CO2-doelstellingen
Voorbeeld in vergelijking met referentiewoning
• een slechtere score bij materialen
• een betere score bij energie
• netto een betere score!
CO2-reductie per woning per jaar
referentiewoning
op energiegebruik 29%
op materiaalgebruik -20%
17%
TUSSENWONING
totaal per woning
Van kwalitatieve ambities naar prestatie-eisen
GPR-modules Ambitie
Energie goed 8,0
Materialen wat extra 7,5
Gezondheid goed 8,0
Water ruim voldoende 7,0
Afval voldoende 6,0
Woonkwaliteit uitmuntend 9,0
Prestatie-eis
Vertalen naar rapportcijfersVaststellen ambities
Bij elke locatie…
….of bij elk gebouw.
6 modules
Ambities bepalen
Vast of maatwerk?• Vaste waarden voor elk project• Basisniveau én specifieke afspraken voor bepaalde
projectenWaaruit ambities afleiden? • Nationaal Pakket• Gemeentelijk beleid• Thematische concepten• Doorrekensessie eigen voorbeelden
Consumentenlabel
UW WONING: Referentie voor ambities
DATUM: 10 fevruari 2005
Energie Materialen Afval Water Gezond- Woon-heid kwaliteit
© W/E adviseurs duurzaam bouwen. Gebruik zonder geldige (sub)licentie is niet toegestaan.
GPR SCORE PER THEMA
7,2 7,0 7,0 7,5 8,0 7,6
Ga naarOverzicht
PrintLabel
KopieerLabel
In één oogopslag: 2 sterren!
Passend bij uw wensen:• energiezuinig• goede materialen• comfortabel en gezond
Ambities bepalen
Voorbeeld: thematisch concept Energie
• Zonnewoning: GPR bandbreedte 8,0 - 8,2Pakket matregelen(EPC<0,6, 2 duurzame energietechnieken, groenfinanciering,
FCS hout, optimaal daglicht…)
• Warmtepompwoning GPR bandbreedte 8,7 – 9,3Rc > 3,5, warmtepomp, bodemopslag, lage
temperatuurverwarming
VROM Pilot 18 gemeenten
• Initiatief 18 gemeenten en W/E adviseurs
• Integrale benadering duurzaam bouwen
• Prestatiegericht werken woning- en utiliteitsbouw
• Vrijwillige afspraken bouwpartijen
18 deelnemers
Werkwijze
• Per gemeente 2 of meer projecten
• Woningen en/of gemeentelijke utiliteit
• Van initiatief tot oplevering
• GPR Gebouw 3.1 als hulpmiddel
• Gezamenlijk uitwisseling ervaringen en resultaten
Resultaten
Uit eindevaluatie blijkt:• Instrument voldoet goed, enthousiaste
gebruikers
• Extern enthousiasme makkelijker als intern
• Toetsing kan probleem zijn
• Inmiddels 61 gemeenten die GPR Gebouw gebruiken
Vervolg• 22 maart 2007Minisymposium
• Advies aan minister VROM
• Wettelijk regelen vrijheid gemeenten inzake prestatiegericht lokaal dubobeleid.
• Afstemming Toolkit duurzamewoningbouw/Greencalc.
• Inmiddels 71 gemeenten, voor einde jaar >100
Toekomst
• Éen instrument voor bestaande bouw en nieuwbouw.
• Web based, dus groot gebruiksgemak.
• Modules: Milieu, Energie, Gebruikskwaliteit, Gezondheid, Toekomstgerichtheid.
• Internationaal.
Meer informatie
Kijk ook op:
www.gprgebouw.nl
www.dubonieuwestijl.nl
GPR Bestaande bouw
Vragen?
GPR Gebouw 3.1© mei 2005, W/E adviseursAlle rechten voorbehouden
Naam en logo behoren toe aan W/E adviseurs
C.V. ZONNIGE KEMPEN TEL.: 014/54.19.41GROTE MARKT 39 FAX: 014/54.19.512260 WESTERLO email: [email protected]
Milieuaspecten
in de praktijk
Project Sint-Antoniusplein
ir. Luc Stijnen
Voorstelling van C.V. Zonnige Kempen
• OPGERICHT IN 1963
• REGIO
• DOEL
• PATRIMONIUM:- Gebouwd 1926- Verhuurd 1639- In opbouw 164- Aanbesteed 15- In beheer 7
Duurzaam en energiezuinig bouwen
Duurzaam bouwen vereist aandacht voor:
1.RUIMTE: rationeel ruimtegebruik, eengoede ruimtelijke ordening, bouwen of
economie ecologie
sociaal
verbouwen, enz.
2.ENERGIE: rationeel energiegebruik, goede isolatie, onuitputtelijke energiebronnen, ventilatie, enz.
3.WATER: rationeel watergebruik, hergebruik regenwater, waterzuivering, enz.
4.MATERIALEN: rationeel materiaalgebruik, recyclage, beoordeling op levenscyclus, enz.
5.AFVAL: produceer zo weinig mogelijk afval, recycleer
Duurzaam en energiezuinig bouwen
6 stappen benadering
Trias Energetica 1 Verminderen verbruik
2 Gebruik niet uitputbare energie met minimum aan overlast
3 Verbetering rendement
Noodzakelijke, maar onvoldoende voorwaarden
Toevoegen 4 Afstellen, meten en evalueren: installatie
5 informeren en begeleiden van gebruik
6 verspreiden ervaringen zowel positief als negatief
PRESENTATIE
Duurzaam en energiezuinig bouwen
Houtvenne Waterstraat
- energie + water: ervaring
- materialen
LCA NIBE klassificatie
Problemen
- Dak
- hoe evalueren?
Sint-AntoniuspleintjeZoerle-Parwijs
Westerlo
demonstratieproject VHM13 sociale woongelegenheden
Ligging
• In het centrum van Zoerle-Parwijs– kernversterkend– inbreidingsgericht– ter vervanging van
braakliggende grond
Concept
• Duurzaamheid
– een aantal kleinere bouwvolumes rond een gemeenschappelijk,semi-publiek plein
Inplanting
• 13 woningen– 3 patiowoningen– 4 woningen in blok– 1 aanpasbare woning– 2 woningen aan straat– 3 appartementen aan
straat– gesitueerd rond pleintje
• Stenen sokkel• bovenbouw in
houtskeletbouwmet houten beplanking
• patio op het zuiden met grote ramen
Patiowoningen
• Halfondergrondsegarages
• terras naar plein• serres over 2
verdiepingen• PV-panelen
(amorfe) en zonnecollectorenop het dak
Woningen in blok
Woningen aan de straat
• Woningen met 3 bouwlagen
• afgesloten tuin• aansluitend bij naburige
gebouwen
• Aanpasbarewoning op gelijkvloers met tuin aan plein
• 3 appartementen over 2 verdiepingen
• Kristallijne PV-panelen op het dak
Aanpasbare woning en appartementen
Voorkom energieverbruik
Compact bouwen:
13 sociale woongelegenheden >< 6 afzonderlijke kavels
Voorkom energieverbruik
THERMISCHE BALANS VAN EEN WONING
RENDEMENTS -VERLIEZEN
WARMTE -VERLIEZEN
GRATISWINSTENINTERN
EXTERN
VENTILATIE
TRANSMISSIE
THEORETISCHENETTOWARMTEVRAAG
VERWARMINGSWW
REGELINGEMISSIEDISTRIBUTIE
PRODUCTIE
NUTTIGE WARMTE -VRAAG
VERBRUIKVERBRUIK
Voorkom energieverbruik
• doorgedreven isolatie– 10 cm minerale wol in muren– 12 cm in houtskeletbouw– 18 cm in dak– 8 cm op volle grond– glas : 1,1– k-waarde : onder 30
• compact bouwen
Energieconcept
000
zo lde r
ca rport
vo l le g ron d
serre
m ech. a fv oer invoch tige ru im te s
m echan ische toe voer in le ef ruim tes
Solar
Colle
ctors
Boiler
DomesticHot Water
Tank
DHW distribution
HeatExchanger
Asphaltcollector
GroundStorage
Floorheating
Heat Pump
PassiveSolarEnergy
Insulation
Photovoltaics
Ventilation
Ventilation
• Overschot zonne-energie naar koude-warmte-opslag• serres verwarmen ventilatielucht voor• canadian wall : aanzuiging van ventilatielucht onder
PV-panelen: opwarming van lucht, afkoeling paneel
Zuinig met water VervuilingVerdroging
1. Voorkom onnodig drinkwaterverbruik= waterbesparende maatregelingen (bv.Spaartoetsen WC)
2. Gebruik eindeloze bronnen= regenwaterrecuperatie (bv.WC-spoeling, wasmachine)
3. Beperk overlast op riolering= gescheiden rioleringstelsel= infiltratie en buffering (verordening Hemelwater) = kleinschalige waterzuivering
Voorkom onnodig drinkwaterverbruik
Wat is duurzaam bouwen?
Voorkom onnodig drinkwaterverbruik
• toilet met spaartoets (3-6 liter)• bad met beperkte waterinhoud• kranen met straalbreker• kranen met debietbegrenzer• thermostatische bad- en
douchemengkranen
Materialen
Levenssyclusanalyse
• ANALYSE van grondstoffen, bouwmaterialen en gebouwonderdelen
• Tijdens ALLE FASEN: ‘ van wieg tot graf’
• MILIEUCRITERIA : grondstoffen, verontreiniging, afval, hinder, aantasting en energie
• Gevelbekleding
• FSC-gelabeld hout
• hernieuwbaar materiaal
• weinig onderhoud
Voorbeeld: FSC- gelabeld hout:
Recuperatiesteen
• gevelmetselwerk• herbruik stenen• grondstof : klei• matig
energieverbruik
Kleidakpannen
• dakbedekking en gevelbekleding
• grondstof : klei• matig
energieverbruik
Houten latwerk
• GevelbekledingLouro Gamela
• FSC-gelabeld hout
• nagroeibaar materiaal
• weinig onderhoud
Houten latwerk
• Buitenschrijnwerk
• FSC-gelabeld hout
• betere k-waarde
• weinig onderhoud
Kalkzandsteen
• Binnenspouwblad
• dragende muren
• grondstoffen : zand, kalk, water
• matig energieverbruik
Houtskeletbouw
• dragende structuur
• grenen hout
• dikkere isolatie mogelijk
• lichte constructie
Rotswol
• isolatie van dak en gevels
• mineraal materiaal
• Recycleerbaar
Afval
• Bouw- en sloopafval
– Verplichtingen van aannemer
• Huishoudelijk afval
– Molokcontainers– Afvalsorteerrecipiënt in keuken
Bouw – en sloopafval
• Verplichtingen van aannemer :– Minerale wol = recycleerbaar, producent verplicht
resten terug te nemen en te recycleren– Afval sorteren : hout, steenpuin, betonpuin,
metalen, glas, kunststoffen, isolatie, papier en karton, chemisch afval
– Gesorteerd afval afvoeren naar erkende stortplaatsen of verwerkingscentra
– Gebruik van statiegeldpallets en statiegeldpatronen
Huishoudelijk afval
Molokcontainers :– 2/3 ondergronds– Afsluitbaar : enkel bewoners hebben sleutel
Huishoudelijk afval
• Afvalsorteerrecipiënt :
– 4 afzonderlijke bakken om te sorteren– Ingewerkt in keukenkasten– Voorzien van verschillend gekleurde deksels– Alle comfort, enkel nog doen
Duurzaam project ???
• Beoordelingsmethoden– Schaalniveau’s en milieuthema’s– Fundamentele methodes
• DCBA-methode– Viervariantenmethode– Integrale DCBA checklist Woningbouw
• Resultaat Sint-Antoniuspleintje
Beoordelingsmethoden
• Schaalniveau ‘s
component buurt stad
DCBAMilieuMaximalisatieMethode
LCANIBE Milieuclassificatie
EcoQuantumEnergie Prestatie Coëfficiënt
Nationaal DuBo Pakket Woningbouw GreenCalc
materiaal gebouw wijk regio
Beoordelingsmethoden
• Milieuthema’s
energiewater
groenmateriaal
mobiliteitafval
DCBA
LCANIBE Milieuclassificatie
EcoQuantumEnergie Prestatie Coëfficiënt
Nationaal DuBo Pakket WoningbouwGreenCalc
MilieuMaximalisatieMethode
Beoordelingsmethoden
beredeneerd
berekend
LCAMilieuClassifcatie
EcoQuantumDuBo-pakket
GreenCalcDCBA
EPC
MilMaxMethode
• Fundamentele methoden :
– Berekende : wetenschappelijk, kwantitatieve gegevens, onpraktisch
– Beredeneerde : ontwerpfase, ook kwalitatieve gegevens, beslissen
DCBA - methode
• Viervariantenmethode :
– D = de normale situatie, geen aandacht voor milieu
– C = corrigeer normaal verbruik, aandacht voor milieu
– B = beperk schade tot minimum, milieu is uitgangspunt
– A = absoluut beste situatie, maximale duurzaamheid
DCBA – methode
Omschrijving Invoer D C B A score
ENERGIEAlgemeen> energieprestatiecoëfficiënt: vul EPC in 1,00 0,0> EPC =< 0,9 5> EPC =< 0,8 10> EPC =< 0,6 20> EPC =< 0,4 30Stap 1: Voorkom onnodig energiegebruikBeperk transmissieverliezen> isolatie bg-vloer: vul Rc-waarde [m2K/W] 3,4 1,8> isolatie bg-vloer: Rc >= 3,0 [m2K/W] ja 1> isolatie bg-vloer: Rc >= 3,5[m2K/W] 2
DCBA-methode
• Opsomming van duurzame maatregelen gegroepeerd per thema
• 9 thema’s : energie, water, groen, bouwmaterialen, binnenmilieu en sociale veiligheid, bouw- ensloopafval, huishoudelijk afval, flexibel en aanpasbaar bouwen en voorlichting
DCBA-methode
• Maatregel toepassen = punten krijgen
• Elke maatregel heeft eigen waardering en andere punten
• In de blauwe kolommen staan de te behalen punten en kan men zien welke maatregel men moet nemen om een bepaald niveau te halen
• Laatste kolom : de behaalde punten
Resultaat voor St.-Antoniuspleintje
A
B Schetsontwerp
C Definitief ontwerp
D Totaal project
ener
gie
wat
er
groe
n
bouw
mat
eria
len
binn
enm
ilieu
bouw
afva
l
huis
.afv
al
flex.
aanp
as
voor
licht
ing
tota
al
Enkele bedenkingen
• Bij VMSW en Wonen Vlaanderen bestaat op dit ogenblik weinig tot niets
• Vele mogelijke benaderingen, methodes en tools, wenselijk tot afspraken en transparantie
• Wie is erin geïnteresseerd?
• Wie gaat het betalen?
1Workshop MMG project – 18 oktober 2007 vertrouwelijk – © 2007, VITO NV – alle rechten voorbehouden
Carolin Spirinckx Carolin Spirinckx -- VITOVITO
Workshop MMG projectWorkshop MMG project1818 oktoberoktober 2007
Voorstel Vlaams eisenpakketVoorstel Vlaams eisenpakketvoor een afwegingsmethodevoor een afwegingsmethodevoor het bepalen van devoor het bepalen van de
materialengerelateerde milieuprestatiematerialengerelateerde milieuprestatievan gebouwenvan gebouwen
2007
2Workshop MMG project – 18 oktober 2007 vertrouwelijk – © 2007, VITO NV – alle rechten voorbehouden
Inhoud presentatieInhoud presentatie
1.1. IdeaalbeeldIdeaalbeeld
2.2. Huidige stand van zaken Huidige stand van zaken Vlaanderen/BelgiVlaanderen/Belgiëë
3.3. Programma van eisenProgramma van eisen•• milieudatamilieudata•• scenarioscenario’’ss•• methodemethode
3Workshop MMG project – 18 oktober 2007 vertrouwelijk – © 2007, VITO NV – alle rechten voorbehouden
4Workshop MMG project – 18 oktober 2007 vertrouwelijk – © 2007, VITO NV – alle rechten voorbehouden
MMG idealiterMMG idealiter
MMaterialengebondenaterialengebonden MMilieuprofiel van ilieuprofiel van GGebouwenebouwen
Evaluatie van de integrale Evaluatie van de integrale milieumilieu--impactimpact van hetvan hetmaterialenluikmaterialenluik van een gebouwontwerp,van een gebouwontwerp,bestek, renovatieplan, bestek, renovatieplan, ……=> selectie van meeste milieuvriendelijke optie(s)=> selectie van meeste milieuvriendelijke optie(s)EN/OFEN/OFBeantwoorden aan bepaalde Beantwoorden aan bepaalde milieuprestatiemilieuprestatie--voorschrift(en)voorschrift(en)
5Workshop MMG project – 18 oktober 2007 vertrouwelijk – © 2007, VITO NV – alle rechten voorbehouden
MMG idealiterMMG idealiterOntwerp 1Ontwerp 1
Ontwerp 2Ontwerp 2Ontwerp 3Ontwerp 3
ResultaatResultaatOntwerp 1: OKOntwerp 1: OKOntwerp 2: OKOntwerp 2: OKOntwerp 3: niet OKOntwerp 3: niet OK
VerplichtendeVerplichtendeprestatienormprestatienorm
EigenEigenmilieumilieu--evaluatieevaluatie
Ontwerp 1: tweede besteOntwerp 1: tweede bestekeuzekeuze
Ontwerp 2: beste keuzeOntwerp 2: beste keuzeOntwerp 3: minst goedeOntwerp 3: minst goede
keuzekeuze
Vlaams/Belgischecentrale
database:LCI
LCA (EPD)technischegegevens
…
MMGmethode +- data- scenario’s
Architect druktArchitect druktop knopop knop
6Workshop MMG project – 18 oktober 2007 vertrouwelijk – © 2007, VITO NV – alle rechten voorbehouden
IdeaalbeeldIdeaalbeeld
Economische aspecten Sociale aspecten Milieu aspecten
bv. LCC bv. werkgelegenheid Energie in de ganse keten bv. EPB
bv. EnergiehuishoudingWater
waterverbruik over ganselevenscyclus
MMG* Integrale milieubelasting
* Alle materialen en bouw-processen, van wieg tot graf
* Frequente updateBinnenhuisklimaat
bv. VOS emissies verf…
Duurzaamheidsevaluatie
OVAMOVAMProjectProject
EPBTechnische informatieGebouwschilData niet snelverouderd
7Workshop MMG project – 18 oktober 2007 vertrouwelijk – © 2007, VITO NV – alle rechten voorbehouden
8Workshop MMG project – 18 oktober 2007 vertrouwelijk – © 2007, VITO NV – alle rechten voorbehouden
Vandaag versus doelVandaag versus doelIn vergelijking met andere landen => beginfase In vergelijking met andere landen => beginfase
Programma van eisen = te bereiken ideaalbeeldProgramma van eisen = te bereiken ideaalbeeld
Problemen die niet op korte termijn op te lossenProblemen die niet op korte termijn op te lossenzijnzijn (lange termijn strategie):(lange termijn strategie):
onvolledigheid van de data => nauwkeurigheid
aantal en de keuze van mee te nemen indicatoren
acceptatie van eventueel verplichte targets
9Workshop MMG project – 18 oktober 2007 vertrouwelijk – © 2007, VITO NV – alle rechten voorbehouden
Vandaag versus doelVandaag versus doel
Beschikbaarheid Vlaamse / Belgische data Beschikbaarheid Vlaamse / Belgische data gefragmenteerdgefragmenteerdonvolledigonvolledigschaarsschaars –– weinig specifieke Vlaamse/Belgische dataweinig specifieke Vlaamse/Belgische dataontbreken van EPD programma in Vlaanderen/Belgiontbreken van EPD programma in Vlaanderen/Belgiëë
10Workshop MMG project – 18 oktober 2007 vertrouwelijk – © 2007, VITO NV – alle rechten voorbehouden
Vandaag versus doelVandaag versus doel
LCA = geen reglementaire verplichtingLCA = geen reglementaire verplichting
Producenten van bouwmaterialen ontwikkelenProducenten van bouwmaterialen ontwikkelenen verstrekken deze informatie nog niet en verstrekken deze informatie nog niet standaardstandaard
EPB actuele reglementaire verplichtingEPB actuele reglementaire verplichtingambitieniveau en complexiteit is lagerambitieniveau en complexiteit is lageralleen gebouwschil (beperkt aantal materialen en alleen gebouwschil (beperkt aantal materialen en processen)processen)alleenalleen ““technischetechnische”” data (materiaaleigenschappen,data (materiaaleigenschappen,KK--waardewaarde))update frequentie laag (data veranderen niet snel update frequentie laag (data veranderen niet snel met de jaren)met de jaren)
11Workshop MMG project – 18 oktober 2007 vertrouwelijk – © 2007, VITO NV – alle rechten voorbehouden
Niveau van acceptatie voor evaluatiemethode in Vlaanderen / België
Niveau van acceptatie voor evaluatiemethode in Vlaanderen / België
AcceptatieAcceptatie
Synergie met en aansluitend op
EPB, audits, afval regelgeving
Stand aloneinitiatiefcontextcontext
doel vandoel van
informatieinformatie
Vergelijking van alternatieven of om milieu af te wegen
tegen andere aspecten
Check om halen target aan te
tonen
12Workshop MMG project – 18 oktober 2007 vertrouwelijk – © 2007, VITO NV – alle rechten voorbehouden
Schaal van toepassing van evaluatiemethodein Vlaanderen / België
Schaal van toepassing van evaluatiemethodein Vlaanderen / België
Mogelijk maar moeilijk omdat er vele variantengebouwenbestaan
Beste mogelijkheid,indien beschouwdper functioneleeenheid (bv. m2)
Moeilijk wegensverschil in functionaliteitTarget settingsetting
Bestemogelijkheid(functioneelgelijk) enflexibiliteit latendvoor bereikendoelstelling
Mogelijk omwille vangelijke technischefunctionaliteit
Onmogelijkwegens verschilin functionaliteit
VergelijkingenVergelijkingen
Gebouw niveauGebouw niveauElement niveauElement niveau(wanden, vloeren,(wanden, vloeren,buitenschil)buitenschil)
Individuele bouwIndividuele bouwproducten en producten en componentencomponenten
Mogelijk maar moeilijk omdat er vele variantengebouwenbestaan
Beste mogelijkheid,indien beschouwdper functioneleeenheid (bv. m2)
Moeilijk wegensverschil in functionaliteitTarget settingsetting
Bestemogelijkheid(functioneelgelijk) enflexibiliteit latendvoor bereikendoelstelling
Mogelijk omwille vangelijke technischefunctionaliteit
Onmogelijkwegens verschilin functionaliteit
VergelijkingenVergelijkingen
Gebouw niveauGebouw niveauElement niveauElement niveau(wanden, vloeren,(wanden, vloeren,buitenschil)buitenschil)
Individuele bouwIndividuele bouwproducten en producten en componentencomponenten
13Workshop MMG project – 18 oktober 2007 vertrouwelijk – © 2007, VITO NV – alle rechten voorbehouden
MilieudataScenario’s
Methodologie
14Workshop MMG project – 18 oktober 2007 vertrouwelijk – © 2007, VITO NV – alle rechten voorbehouden
Eisen naar milieudata
COCO22 energieenergie
grondgrond--stoffenstoffen
NONOxx
SOSO22 stofemissiesstofemissies
LCILCI
EPDsEPDs
LCALCA
15Workshop MMG project – 18 oktober 2007 vertrouwelijk – © 2007, VITO NV – alle rechten voorbehouden
Milieudata – algemene eisenMilieudata – algemene eisenLCA benadering + technische gegevensLCA benadering + technische gegevens
LCI dataLCI data:: levenscyclus inventarisatie gegevenslevenscyclus inventarisatie gegevensLCA dataLCA data: beschrijven de omvang van de potenti: beschrijven de omvang van de potentiëëlele milieumilieu--impactenimpacten diediegerelateerd aan een bepaald product, systeem, of proces, over zigerelateerd aan een bepaald product, systeem, of proces, over zijnjnganse levenscyclus:ganse levenscyclus:EPD dataEPD data ((EnvironmentalEnvironmental ProductProduct DeclarationDeclaration): mogelijke manier op ): mogelijke manier op LCA data te communicerenLCA data te communiceren
bouwmaterialenbouwmaterialenbouwprocessenbouwprocessentransporttransportafvalverwerkingsprocessenafvalverwerkingsprocessen……
Technische dataTechnische data
16Workshop MMG project – 18 oktober 2007 vertrouwelijk – © 2007, VITO NV – alle rechten voorbehouden
RepresentatiefRepresentatief
VolledigVolledig
CradleCradle--toto--gravegrave::zoveel mogelijk aangeleverd door fabrikant, ofzoveel mogelijk aangeleverd door fabrikant, ofviavia defaultdefault waardenwaarden
Internationaal marktkarakterInternationaal marktkaraktergeharmoniseerde dataformatengeharmoniseerde dataformaten
Milieudata – algemene eisenMilieudata – algemene eisen
17Workshop MMG project – 18 oktober 2007 vertrouwelijk – © 2007, VITO NV – alle rechten voorbehouden
Milieudata – algemene eisenMilieudata – algemene eisen
Commerciële LCA en bouwspecifieke software pakketten
en databases
“Nationale” sectorgemiddelde data
Producenten specifieke EPD’s + bouwprocesdata + scenario’s + generieke data, …
Haalbaarhe
id
Haalbaarhe
id
Volledigh
eid,nauw
keurighe
id,
Volledigh
eid,nauw
keurighe
id,
represen
tativiteit
represen
tativiteit
18Workshop MMG project – 18 oktober 2007 vertrouwelijk – © 2007, VITO NV – alle rechten voorbehouden
Milieudata – algemene eisenMilieudata – algemene eisen
Technischeindicatoren
als k-waarde,% gerecycleerd
materiaal, …
Keuze van één of meer milieu-
indicatoren als MJ fossiel, carbon footprint, m3 watergebruik,
of “EPD set”
Één gewogen Milieu-indicator die alle milieueffecten
omvat
Subjectivite
it
Subjectivite
it
Eenvoud,
haalbaa
rheid,
Eenvoud,
haalbaa
rheid,
gunstiger
gunstiger
““houdbaa
rheidsdat
um
houdbaar
heidsdat
um””
19Workshop MMG project – 18 oktober 2007 vertrouwelijk – © 2007, VITO NV – alle rechten voorbehouden
Milieudata – eerste stap in gefaseerde aanpak
Milieudata – eerste stap in gefaseerde aanpak
OntwikkelingOntwikkeling Vlaams/Belgisch dataplatformVlaams/Belgisch dataplatform
InventarisatieInventarisatie publieke databasespublieke databasesHieruitHieruit relevante datarelevante data selecterenselecterenModificatieModificatie van bestaande datarecords van bestaande datarecords
((verVlaamsenverVlaamsen//verBelgischenverBelgischen))literatuurliteratuurcontacten met producenten / sector (contacten met producenten / sector (reviewreview))
SpecifiekeSpecifieke Vlaamse/BelgischeVlaamse/Belgische datadataproducentproducent--specifiekspecifiek (bedrijfsspecifiek)(bedrijfsspecifiek)sector gemiddeldessector gemiddeldes
HarmonisatieHarmonisatie van de verschillende van de verschillende dataformatendataformaten
20Workshop MMG project – 18 oktober 2007 vertrouwelijk – © 2007, VITO NV – alle rechten voorbehouden
Milieudata – eerste stap in gefaseerde aanpak
Milieudata – eerste stap in gefaseerde aanpak
OntwikkelingOntwikkeling Vlaams/Belgisch dataplatformVlaams/Belgisch dataplatform
Contacten met producenten / federatiesContacten met producenten / federatiesStimuleren / sensibilisatie producenten / federatiesStimuleren / sensibilisatie producenten / federaties•• aanleveren specifieke LCI/LCA dataaanleveren specifieke LCI/LCA data
21Workshop MMG project – 18 oktober 2007 vertrouwelijk – © 2007, VITO NV – alle rechten voorbehouden
Eisen naar scenario’s
22Workshop MMG project – 18 oktober 2007 vertrouwelijk – © 2007, VITO NV – alle rechten voorbehouden
Scenario’s – algemene eisenScenario’s – algemene eisenBelangrijksteBelangrijkste fasenfasen voor ontwikkeling voor ontwikkeling scenarioscenario’’ss::
transporttransportfabriek naar bouwwerffabriek naar bouwwerfbouwwerf naar afvalverwerkingbouwwerf naar afvalverwerking
gebruiksfasegebruiksfaseonderhoudsfrequentie en type onderhoudsactiviteitenonderhoudsfrequentie en type onderhoudsactiviteitenherstellingherstelling
levensduurlevensduurbouwmaterialen, elementen, constructies, gebouwbouwmaterialen, elementen, constructies, gebouw
einde levensduur (einde levensduur (endend--ofof--lifelife))scenarioscenario’’s voor afvalverwerkings voor afvalverwerking
23Workshop MMG project – 18 oktober 2007 vertrouwelijk – © 2007, VITO NV – alle rechten voorbehouden
Scenario’s – algemene eisenScenario’s – algemene eisenOntwikkeling scenarioOntwikkeling scenario’’ss::
defaultdefault scenarioscenario’’ss
specifieke instelbare scenariospecifieke instelbare scenario’’ss
transport
end-of-life
levensduur
onderhoud
herstellingen
…
24Workshop MMG project – 18 oktober 2007 vertrouwelijk – © 2007, VITO NV – alle rechten voorbehouden
Scenario’s – eerste stappen in gefaseerde aanpak
Scenario’s – eerste stappen in gefaseerde aanpak
OntwikkelingOntwikkeling sectorgedragensectorgedragen defaultdefault scenarioscenario’’ss::minimum en maximum grenzenminimum en maximum grenzenoverleg met sectoroverleg met sectorafchecken met buitenlandse systemenafchecken met buitenlandse systemen
Input genereren voor Input genereren voor specifieke instelbare scenariospecifieke instelbare scenario’’ss::BvBv.. endend--ofof--lifelife scenarioscenario’’s => data voor de verschillende s => data voor de verschillende verwerkingsmogelijkhedenverwerkingsmogelijkhedenafchecken met buitenlandse systemenafchecken met buitenlandse systemen
OntwikkelenOntwikkelen gebruikersgidsgebruikersgids
25Workshop MMG project – 18 oktober 2007 vertrouwelijk – © 2007, VITO NV – alle rechten voorbehouden
Eisen naar methodologie
26Workshop MMG project – 18 oktober 2007 vertrouwelijk – © 2007, VITO NV – alle rechten voorbehouden
Methode – algemene eisenMethode – algemene eisen
BasiseisBasiseis = gebaseerd op = gebaseerd op LCALCA
HiHiëërarchische opdelingrarchische opdelingmethode moet op de verschillende niveaus kunnen methode moet op de verschillende niveaus kunnen werken (werken (afhafh. van beschikbaarheid van gegevens). van beschikbaarheid van gegevens)
Complementair met andere indicatorenComplementair met andere indicatorenwaterhuishoudingwaterhuishoudingenergiehuishouding (energiehuishouding (EPBEPB))Minimum aan milieuMinimum aan milieu--indicatoren (indicatoren (cfrcfr. EPD . EPD harmonisatie CEN TC350)harmonisatie CEN TC350)
27Workshop MMG project – 18 oktober 2007 vertrouwelijk – © 2007, VITO NV – alle rechten voorbehouden
Methode – algemene eisenMethode – algemene eisen
ToepasbaarToepasbaarnieuwe gebouwontwerpennieuwe gebouwontwerpen
ontwerpfase?ontwerpfase?aanvragen bouwvergunning?aanvragen bouwvergunning?nadat bestek volledig opgesteld is?nadat bestek volledig opgesteld is?
bestaande gebouwen / renovatieprojectenbestaande gebouwen / renovatieprojectendatabehoefte diverse selectieve sloop/ databehoefte diverse selectieve sloop/ afbraakafbraak--processenprocessen
EvaluatieprincipeEvaluatieprincipetransparanttransparantgedetaileerdgedetaileerd enen nietniet--aggregeerdaggregeerd niveauniveaugeaggregeerdgeaggregeerd niveauniveau
28Workshop MMG project – 18 oktober 2007 vertrouwelijk – © 2007, VITO NV – alle rechten voorbehouden
Methode – eerste stappen in gefaseerde aanpak
Methode – eerste stappen in gefaseerde aanpak
Ontwikkeling methode met Ontwikkeling methode met max. Europese synergiemax. Europese synergieen optimale en optimale uitvoerbaarheiduitvoerbaarheid
ScopeScope –– hoe breed en hoe diep de analysehoe breed en hoe diep de analyseuitvoeren?uitvoeren?
systeemgrenzensysteemgrenzenvereenvoudigingen / aannamesvereenvoudigingen / aannamesallocatieprocedures (toewijzen van milieuallocatieprocedures (toewijzen van milieu--ingrepen)ingrepen)milieumilieu--impact categorieimpact categorieëën (n (cfrcfr. CEN TC 350). CEN TC 350)voorstelling resultatenvoorstelling resultaten
Evaluatie bestaandeEvaluatie bestaande (buitenlandse) methodes(buitenlandse) methodes, met , met specifieke aandacht voor de reikwijdtespecifieke aandacht voor de reikwijdte
Werking methode indien onvoldoende gegevens ter Werking methode indien onvoldoende gegevens ter beschikkingbeschikking
29Workshop MMG project – 18 oktober 2007 vertrouwelijk – © 2007, VITO NV – alle rechten voorbehouden
BesluitBesluit
Ontwikkeling in een gefaseerde aanpakOntwikkeling in een gefaseerde aanpakStap voor stap om veilig boven te komenStap voor stap om veilig boven te komen
30Workshop MMG project – 18 oktober 2007 vertrouwelijk – © 2007, VITO NV – alle rechten voorbehouden
09/11/2007 J. Van Dessel - OVAM MMG Workshop 1
Wetenschappelijk en Technisch Centrum voorhet Bouwbedrijf
http://www.wtcb.be
Verkennend onderzoek naar milieuverantwoord materiaalgebruik in
Vlaanderen door middel van milieuprestatievoorschriften op gebouwniveau
Voor
DISCUSSIE
Wetenschappelijk en Technisch Centrum voorhet Bouwbedrijf
http://www.wtcb.be
09/11/2007 J. Van Dessel - OVAM MMG Workshop 2
Discussiegebruikerservaringen
– Vanuit verschillende doelgroepen• Architecten/ontwerpers• Aannemers• Bouwmateriaalproducenten• Overheid• Onderzoek
– Items• Ge-integreerde aanpak• Tijd en kosten• Belang van ontwerpfase / quick scan• Controle Post-constructie (cfr EPBD – Ecohomes)• Wie zijn de gebruikers van een dergelijke
afwegingsmethode• Hoe gebruiken, voor welk doel
– Ontwerpen / gebouwen optimaliseren (vgl)– Minimale prestaties opleggen– Benchmarking– Groene financiering, – CO2-profiel gebouw (GPR)
Wetenschappelijk en Technisch Centrum voorhet Bouwbedrijf
http://www.wtcb.be
09/11/2007 J. Van Dessel - OVAM MMG Workshop 3
Discussie• Stappenplan en eisenpakket
– Nederlandse ervaringen– Één expert-model als basis voor verschillende tools– Koppeling met CAD / ontwerp systemen ?– Data
• Bronnen, validatie, aanlevering vanuit ?• Bedrijfspecifieke data, gemiddelde data of data uit commerciële databanken
– Scenario’s• Transport ?• Levensduur, onderhoudfrequenties,…
– Voorstelling van de resultaten• Set van milieu-indicatoren - > één gewogen indicator ?
• Hoe dit stappenplan realiseren– Rol beleid– Rol industrie (ontwerp, aanneming, materiaalproducenten, federaties)– Welke flankerende maatregelen
– Quote VMWS ‘Wie gaat dit allemaal betalen’