VERKENNEND ONDERZOEK LEARNING BLENDS - Hbo … · 10 IBM Basic Blue [IBM] 56 ... • Kenmerken van...
Transcript of VERKENNEND ONDERZOEK LEARNING BLENDS - Hbo … · 10 IBM Basic Blue [IBM] 56 ... • Kenmerken van...
VERKENNEND ONDERZOEK LEARNING BLENDS
Bijlagen
Lectoraat eLearning en afdeling ICTO – Hogeschool INHOLLAND: Lianne van Elk, Jos Fransen, Pieter Swager, Arja Veerman Verdonck, Klooster & Associates: Welmoed Lockefeer, Jan-Paul van Staalduinen 2 maart 2007
status Definitief versie 1.0
interne toets René Montenarie, Willem-Jan van Elk
Copyright © 2007 Verdonck, Klooster & Associates B.V., Hogeschool INHOLLAND
Alle rechten voorbehouden. Niets van deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautoma-tiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mecha-nisch, door fotokopieën, opnamen, of enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de auteursrechthebbende.
Definitief
Verkennend onderzoek Learning Blends
Verdonck, Klooster & Associates B.V, Hogeschool INHOLLAND. ii
Inhoudsopgave
A Bijlage: Analyse- en evaluatiekader 1
B Bijlage: "Blended Learning, Van misverstand en spraakverwarring tot een nieuwe werkdefinitie." 4
C Bijlage: Beschrijvingen praktijkvoorbeelden learning blends 11 1 Wiki [ICT-dienstverlener] 12 2 Second Life [Waag / Imagine] 17 3 ELO Vooruit! – Dominicus College Nijmegen 22 4 E-portfolio in de zorg [Albeda College] 27 5 Profielwerkstuk [Hogeschool Zuyd] 32 6 Het leren organiseren [ROC Eindhoven] 37 7 DigiPABO [Hogeschool INHOLLAND] 42 8 Zuydlab [Hogeschool Zuyd] 47 9 European Virtual Seminar [Open Universiteit] 51 10 IBM Basic Blue [IBM] 56 11 TISO [Digitale Universiteit] 61 12 Politie Kennis Net [Politieacademie] 67 13 Behrloo [Politieacademie] 72
Definitief
Verkennend onderzoek Learning Blends
Verdonck, Klooster & Associates B.V, Hogeschool INHOLLAND. 1
A Bijlage: Analyse- en evaluatiekader
Het verkennend onderzoek naar inspirerende voorbeelden van learning blends maakt gebruik van
een door het onderzoeksteam ontworpen analysekader en evaluatiekader voor het veldonderzoek.
Door interviews met sleutelfiguren in de cases en documentstudie wordt een beeld geschetst van de
leerpraktijk. Het analyse- en evaluatiekader dient ervoor te zorgen dat de belangrijkste aspecten
worden belicht en het maakt onderlinge vergelijking van leerpraktijken tot op zekere hoogte
mogelijk. Dit kader vloeit voort uit het theoretisch kader dat eerder werd ontwikkeld.
Analyse- en evaluatiekader Het kader is bedoeld voor een onderzoek naar leerpraktijken die kunnen worden omschreven als
innovatieve learning blends: leerpraktijken met een innovatief ontwerp ten behoeve van het leren in
een organisatie, kennisinstelling of bedrijf, of een combinatie hiervan.
In de te onderzoeken leerpraktijken zal per definitie sprake zijn van een vorm van ‘blended learning’,
zodat dit analyse- en evaluatiekader ook bruikbaar moet zijn voor de nadere beschrijving van die
leerpraktijken.
In de beschrijving van de leerpraktijken is omwille van de leesbaarheid gekozen voor het
geïntegreerd aanbieden van de resultaten van de analyse en de evaluatie. De meeste
aandachtspunten zijn van beschrijvende en analyserende aard; andere, bijvoorbeeld aspecten van
3 [effectiviteit], 4 [innovatief karakter] en 5 [bijdrage aan oplossen van systeemfalen] zijn evaluatief.
1. Algemene en kwantitatieve gegevens Hieronder aanvullende en meer algemene en kwantitatieve gegevens, die voor de analyse,
evaluatie, en vooral voor de beschrijving van de leerpraktijk belangrijk zijn:
• Titel en doelstelling case;
• Betrokken instellingen, organisaties en/of bedrijven [afhankelijk van eisen rond anonimiteit];
• Actoren [met kenmerken] per instelling/organisatie [aantal betrokken studenten, deelnemers of
werknemers in een leerpraktijk en per tijdvak; aantal betrokken docenten/trainers en/of
begeleiders/tutoren/moderatoren, of anderszins];
• Kennisdomein, beroependomein of sociale praktijk waarop de leerpraktijk betrekking heeft;
• Doorlooptijd van de leerpraktijk en [studie]belasting, indien hiervan natuurlijk sprake is;
• Aantal maanden/jaren dat er ervaring is opgedaan met dit type leerpraktijk in deze vorm;
• Mate waarin of wijze waarop verschillende actoren eventueel betrokken zijn bij de praktijk;
• Meerwaarde voor alle betrokkenen van de samenwerkingsvorm
• Eventuele betrokkenheid van andere ondersteuners bij de leerpraktijk [technisch, inhoudelijk];
• Verwijzingen naar URL met relevante informatie over de onderzochte leerpraktijk.
Definitief
Verkennend onderzoek Learning Blends
Verdonck, Klooster & Associates B.V, Hogeschool INHOLLAND. 2
2. Aspecten van blended learning 2.1 Soorten leerprocessen Aandachtpunten:
• Type leerdoelen dat wordt nagestreefd [competenties, kennis, vaardigheden, attitudes];
• Aanvullende typering van de leerpraktijk [leren in de praktijk, leren in of buiten school];
• Formeel/informeel leren.
2.2 Didactische strategie Aandachtspunten:
• Individueel leren, samenwerkend leren of combinaties hiervan [parallel of sequentieel
uitgevoerd];
• Mate waarin sprake is van al dan niet geëxpliciteerde didactische strategieën [werkvormen];
• Mate van externe sturing en begeleiding bij leerprocessen in de leerpraktijk [ondersteuning], c.q.
rollen van alle actoren.
2.3 Type leeromgevingen Aandachtspunten:
• Kenmerken van leeromgeving of van combinaties van leeromgevingen [fysiek in onderwijs of
bedrijfsleven en/of virtueel];
• Instrumenten binnen een elektronische omgeving [website, portal, ELO, DPF, Wiki, blog];
• Hardware die wordt gebruikt in relatie tot de elektronische omgeving [pc, pda, mobiel];
• Mate waarin er technische ondersteuning vereist is bij processen binnen de leerpraktijk;
• Media die worden ingezet bij ontwikkeling, uitwisseling en beheer van leerinhouden;
• Vormen van communicatie [en combinaties], en de middelen die daarbij worden ingezet;
• Mate waarin verschillende actoren samenwerken (onderwijs – bedrijfsleven – overheid).
3. Effectiviteit Een belangrijke vraag bij elke leerpraktijk is de vraag in hoeverre alle gebruikers [=doelgroep] de
leerpraktijk als effectief ervaren, ofwel of keuzes die werden gemaakt daadwerkelijk bijdragen aan
optimalisering van het leerproces.
Aandachtspunten:
• Perceptie van de effectiviteit van de leerpraktijk door de gebruiker en door andere partijen;
• Vormen van toetsing, beoordeling of assessment die al of niet expliciet worden gehanteerd;
• Mate waarin sprake is van een systematische kwaliteitsbewaking en kwaliteitsontwikkeling;
• Mogelijkheid tot opschaling;
• Mate waarin de leerpraktijk bijdraagt aan het principe van leven-lang-leren.
Definitief
Verkennend onderzoek Learning Blends
Verdonck, Klooster & Associates B.V, Hogeschool INHOLLAND. 3
4. Innovatief karakter Vervolgens is dit verkennend onderzoek met name gericht om leerpraktijken te beschrijven die een
innovatief karakter hebben. Innovatief wordt hier pragmatisch omschreven als: niet of nauwelijks als
leerpraktijk beschreven, aansluitend bij recente ontwikkelingen of te verwachten ontwikkelingen in
de samenleving, en/of opvallend vanwege een bijzondere relatie die gelegd wordt tussen
organisaties, bedrijven en/of kennisinstellingen. Daarnaast wordt expliciet gekeken naar potentiële
mogelijkheden voor opschaling van de leerpraktijk in onderwijs en/of bedrijfsleven.
Aandachtspunten:
• Mate waarin gesproken kan worden van 'innovatief' [inhoud, didactiek, techniek, organisatie];
• Veranderende eisen die worden gesteld aan student/deelnemer/docent/trainer/begeleider;
• Mate waarin de leerpraktijk aansluit bij of kan worden aangesloten op bestaande initiatieven.
5. Bijdrage aan oplossen systeemfalen / maatschappelijke relevantie Er zijn binnen het onderwijs veel voorbeelden van succesvolle ICT-oplossingen. Opschaling naar
brede toepassing vindt echter niet of onvoldoende plaats. Hierdoor blijven potentiële oplossingen
voor maatschappelijke problemen onbenut. Eén van de belangrijkste belemmeringen voor
opschaling is doorgaans een vorm van systeemfalen. Dit wil zeggen dat de som van alle activiteiten
van alle partijen binnen een bepaalde sector niet leidt tot het gewenste resultaat. Dit kan allerlei
oorzaken hebben, zoals coördinatieproblemen, onvoldoende bestuurlijke regie, onvoldoende
vraagmacht, onvoldoende zicht op mogelijke winsten en onvoldoende transparantie en
kennisdiffusie. [Bron: actieprogramma M&ICT, 2e prijsvraagronde].
Er zal daarom worden gekeken naar de bijdrage die een leerpraktijk kan leveren aan het oplossen
van een vorm van systeemfalen dat een opschaling van een mogelijk succesvolle leerpraktijk in de
weg zou staan. Aansluitend wordt hier opgemerkt dat het opschalen van een succesvolle
leerpraktijk door het oplossen van een vorm van systeemfalen waarschijnlijk ook zal bijdragen aan
het oplossen van een maatschappelijk probleem. Daarom wordt het aspect maatschappelijke
relevantie toegevoegd aan het aspect systeemfalen.
Aandachtspunten:
• Op welke wijze draagt een leerpraktijk bij aan het oplossen van een maatschappelijk probleem?
• Welke vorm van systeemfalen kan mogelijk worden opgelost waardoor opschaling mogelijk is?
Definitief
Verkennend onderzoek Learning Blends
Verdonck, Klooster & Associates B.V, Hogeschool INHOLLAND. 4
B Bijlage: "Blended Learning, Van misverstand en spraakverwarring tot een nieuwe werkdefinitie."
Door Jos Fransen Uit: Onderwijs Innovatie, juni 2006 Inleiding Over het begrip blended learning is al veel geschreven, maar altijd vanuit een specifieke invalshoek.
Dat leidt tot verschillende definities van het begrip blended learning. De meest gebruikte definities
verwijzen naar de samenvoeging van e-learning en traditionele vormen van onderwijs, maar
daarmee is niet duidelijk wat er precies wordt bedoeld. In dit artikel wordt ingegaan op de
definitiekwestie door misverstanden en spraakverwarring in relatie tot het begrip blended learning
aan de orde te stellen. Aansluitend wordt een voorstel gedaan voor een genuanceerde
werkdefinitie, die aanknopingspunten kan bieden voor docenten en ontwikkelaars bij het vormgeven
van leerprocessen en het inrichten van leeromgevingen.
De definitiekwestie De definitiekwestie wordt het meest helder verwoord door Oliver & Trigwell [2005], die daarbij
ingaan op de term blended en de term learning. Zij stellen dat het begrip blended learning in veel
gevallen wordt gedefinieerd als een 'mix' van leren met en zonder technologie, waarbij een nadere
afbakening en invulling niet wordt gegeven. Daarnaast treffen ze nog andere definities aan. In het
kader van hun analyse gaan ze in op de drie meest gebruikte definities van blended learning:
• De geïntegreerde combinatie van traditioneel onderwijs en 'online' onderwijs.
• De combinatie van gereedschappen en media in een e-learning omgeving.
• De combinatie van didactische strategieën, ongeacht het gebruik van technologie.
De auteurs wijzen erop dat het steeds gaat om het combineren van allerlei zaken [technologie,
types instructie, leertheoretische uitgangspunten of didactische strategieën]. Tegelijkertijd stellen ze
vast dat blended learning voor iedereen een andere betekenis heeft en anders wordt ingevuld.
Consequentie is dat curriculumontwerpers geneigd zijn een onderwijsprogramma eerst te
analyseren, het vervolgens op te splitsen in onderdelen, om dan voor elk onderdeel te bepalen hoe
het aangeboden moet worden in de leeromgeving. Het inrichten van een leerproces wordt daarmee
teruggebracht tot een logistiek probleem, waarbij de keuze voor een distributiewijze en inrichting van
de leeromgeving afhangt van de uitgangspunten en criteria die de ontwerper hanteert.
Definitief
Verkennend onderzoek Learning Blends
Verdonck, Klooster & Associates B.V, Hogeschool INHOLLAND. 5
Naast het begrip blended learning worden ook nog andere begrippen gebruikt, wat de verwarring
alleen maar groter maakt. Een paar belangrijke worden hier genoemd:
• Distributed Learning leren op basis van leerinhouden, verspreid over verschillende
media [bijvoorbeeld Teleac].
• Integrated Learning alle methoden en werkvormen zijn op verschillende niveaus op
elkaar afgestemd.
• Flexible Learning de mediumkeuze en de gebruikte methode worden aangepast aan de
situatie.
• Blended Teaching vormen van instructie en aangepaste didactiek, voortvloeiend uit
nieuwe visies op leren [Kallenberg, 2004].
Een andere benadering van de kwestie wordt door Valiathan [2002] gegeven, waarin de 'blend'
wordt gerelateerd aan het type leerdoel dat wordt nagestreefd. Deze auteur onderscheidt daarom
drie types van leren en de daarbij behorende vorm van blended learning:
• Skill-driven Learning combinatie van zelfgestuurd leren met ondersteuning door
instructie bij het verwerven van specifieke kennis en vaardigheden;
• Attitude-driven Learning combinatie van verschillende soorten leeractiviteiten en media
voor het ontwikkelen van specifiek nieuw gedrag als gevolg van attitudeverandering;
• Competency-driven Learning combinatie van begeleidingsinstrumenten in de praktijk en
vormen van kennismanagement, met begeleiding door een mentor om specifieke
competenties te ontwikkelen.
Hoewel hier een poging wordt gedaan om verschillen te benoemen in soorten leren naargelang het
doel dat wordt nagestreefd, kan worden opgemerkt dat wel al te gemakkelijk bronnen, middelen en
leerstrategieën worden gecombineerd alsof het gelijkwaardige grootheden zijn. Niettemin kan
worden vastgesteld dat er wel nieuwe aspecten wordt geïntroduceerd als het gaat om de
omschrijving van het begrip 'blended learning', namelijk het soort leerproces en de leerdoelen die
worden nagestreefd.
Een meer genuanceerde benadering wordt geschetst door Gierke, Schlieszeit & Windschiegl [2003],
waarbij vier aspecten worden onderscheiden bij leerprocessen, waartussen keuzes moeten worden
gemaakt als het gaat om blended learning:
Definitief
Verkennend onderzoek Learning Blends
Verdonck, Klooster & Associates B.V, Hogeschool INHOLLAND. 6
Figuur 1. Aspecten van eLearning [Gierke, C., Schlieszeit, J., & Windschiegl, H., 2003. Vom trainer
zum e-trainer. Offenbach: Gabal, p. 17].
Distributie van leerinhouden werd hierboven al aangehaald in het kader van distributed learning. De
verschillende vormen van communicatie werden nog niet genoemd, maar dat ligt in het verlengde
van wat de technologie ons te bieden heeft. Didactische methoden zijn wel eerder genoemd, ook in
relatie tot integrated learning en blended teaching. Bij leerprocessen wordt er onderscheid gemaakt
tussen individuele leerprocessen en groepswerk. Daarnaast kan echter ook het onderscheid worden
gemaakt naar soorten leren en leerprocessen, waarvan sprake is bij de termen flexible learning en
blended teaching. Een specifiek onderscheid tussen leerprocessen wordt gemaakt door Reinmann-
Rothmeier [2003], waarbij expliciet de term e-learning wordt gebruikt, vanwege het feit dat alle
leerprocessen in de toekomst op de één of andere wijze zullen worden ondersteund door ICT. Deze
technologie wordt gekarakteriseerd door drie principes:
• Multimedialiteit Verschillende media kunnen geïntegreerd worden ingezet, zodat
daarmee verschillende symboolsystemen gecombineerd kunnen worden. • Interactiviteit Nieuwe media maken interactie met de gebruikers mogelijk en deze
kunnen ook feedback krijgen op hun acties. • Netwerkstructuur Maakt communicatie mogelijk die voorheen ondenkbaar was, waarbij
het zowel om asynchrone als synchrone communicatie gaat, die niet plaatsgebonden is.
Op basis van die drie kenmerken onderscheidt de auteur drie soorten van e-learning, gerelateerd
aan belangrijke leertheoretische visies, namelijk het behaviorisme [instructie en het belonen van
gewenst gedrag], cognitivisme [lerende is een uniek informatieverwerkend systeem], en
constructivisme [kennis is het resultaat van sociale processen]:
Lokaal [vastgelegd op
digitale media zoals CD-ROM]
Verspreid [beschikbaar via LAN
of het Internet]
Synchroon [communiceren op hetzelfde tijdstip]
Individueel [individueel leren
naar eigen behoefte]
Statisch [cursorische opbouw en lineaire navigatie]
Interactief [interactie mogelijk met sturing van het
leerproces]
Groepswerk [samenwerkend leren
in een taakgroep]
Asynchroon [communiceren op
verschillende tijdstippen]
Leerinhouden
Communicatie
Leerproces
Leerstrategie
Definitief
Verkennend onderzoek Learning Blends
Verdonck, Klooster & Associates B.V, Hogeschool INHOLLAND. 7
1. eLearning by distributing Leerinhouden zijn gedigitaliseerd en worden verspreid met
behulp van de nieuwe media. De lerende verwerkt de beschikbare informatie zelfstandig,
waarbij de hulp of steun van anderen in principe niet nodig is. Dit wordt learning from
information genoemd. 2. eLearning by interacting Alle leerinhouden zijn specifiek ontwikkeld en didactisch
uitgewerkt, zodat de lerende in interactie kan gaan met de leerstof. Dat kan een
zelfgestuurd leerproces zijn, maar het is mogelijk dat hierbij steun en hulp wordt geboden
door een begeleider. Dit wordt dan learning from feedback genoemd. 3. eLearning by collaborating in vormen van samenwerkend leren wordt kennis
geconstrueerd op basis van uitwisseling en discussie. Dit soort leerprocessen dient altijd
begeleid te worden. Dit wordt learning from different perspectives genoemd.
Figuur 2. Drie soorten eLearning [Reinmann-Rothmeier, G., 2003. Didaktische Innovation durch
Blended Learning, p. 33]
Een nadere analyse Oliver & Trigwell [2005] hebben de meest gebruikte benaderingen van het begrip blended learning
geanalyseerd en van commentaar voorzien. Hun bevindingen worden hier kort weergegeven:
Positie van de lerende
Functie van de nieuwe media
Learning from information
Learning from feedback
Learning from different
perspectives
Distribution Interaction Collaboration
eLearning by distributing
eLearning by interacting
eLearning by collaborating
Definitief
Verkennend onderzoek Learning Blends
Verdonck, Klooster & Associates B.V, Hogeschool INHOLLAND. 8
• Combinatie van eLearning en traditioneel leren Probleem is de definitie van e-
learning, want wat is de afbakening van e-learning. Ook definitie van traditioneel leren is
problematisch, want het kan veel meer omvatten dan face-to-face onderwijs. Alles wat voor
iemand nieuw is, kan worden bestempeld als 'geen deel uitmakend van de geldende
tradities'. • Combinatie van online leren en face-to-face onderwijs Problematisch omdat
eigenlijk niet duidelijk is wat precies het verschil is tussen beide vormen van leren. Het
gegeven dat mensen elkaar fysiek niet treffen hoeft nog niet te betekenen dat het
leerproces heel anders verloopt. • Combinatie van media Probleem is dat hierbij te snel wordt uitgegaan van een medium
als een constant gegeven, dat onafhankelijk van de situatie altijd hetzelfde effect zou
opleveren. In werkelijkheid wordt de bruikbaarheid van een medium bepaald door de
specifieke kenmerken van een gegeven leerpraktijk, en dat bepaalt per situatie de keuze
voor het gebruik. • Combinatie van leeromgevingen Probleem is dat ook nu al leerprocessen in
verschillende contexten worden gerealiseerd, namelijk de instructie in school, zelfstudie in
de eigen omgeving en toepassing van het geleerde in de praktijk. Daarmee wordt de term
overbodig en wordt er niets toegevoegd aan wat er al is. • Combinatie van leertheoretische uitgangspunten Probleem is dat leertheoretische
visies elkaar uitsluiten, want je kent de lerende 'wel' of 'niet' een rol toe en visie op
kennisontwikkeling verschilt daarbij sterk. Standpunten kunnen wel gewisseld worden per
situatie, maar ze kunnen niet worden gecombineerd. • Combinatie van soorten leerdoelen Probleem is dat dit eigenlijk ook niets nieuws is,
omdat in de hedendaagse praktijk van onderwijsontwikkeling ook al wordt gewerkt met
soorten doelen en bijbehorende onderwijskundige ontwerpen binnen een curriculum. • Combinatie van didactische strategieën Probleem is dat ook nu al bij leerprocessen,
die zich over een langere periode uitstrekken, verschillende didactische strategieën
gecombineerd worden. Daarbij komt dat het dan niet zozeer gaat over verschillende
soorten van leren, maar van vormen van doceren, waardoor beter de term blended
teaching kan worden gehanteerd.
Samenvattend stellen Oliver & Trigwell [2005] dat het begrip blended learning ofwel inconsistent
toegepast wordt, ofwel overbodig is, omdat er niets nieuws wordt geboden. Bij inconsistent gebruik
doelen ze op het feit dat het in de uitwerking eigenlijk gaat over 'teaching', en daarmee over vormen
van instructie en didactisch ontwerp. Daarnaast kan worden opgemerkt dat in veel situaties zelfs die
argumenten niet belangrijk zijn voor de keuze van een gegeven combinatie, maar dat die keuze
soms volledig bepaald wordt door argumenten van financiële aard. In die gevallen is blended
learning dan de verpakking die de schijn oproept dat onderwijskundige motieven een rol van
betekenis spelen.
Definitief
Verkennend onderzoek Learning Blends
Verdonck, Klooster & Associates B.V, Hogeschool INHOLLAND. 9
In aansluiting op het betoog van Oliver & Trigwell [2005] wordt hier nog melding gemaakt van de
visie van Rossett, Douglas & Frazee [2003] op blended learning en het vormgeven van
leerprocessen. Zij maken bij 'blended learning' onderscheid tussen beschikbare benaderingen in
een leerproces, waarbij ze zowel aandacht besteden aan de leeromgeving, gebruikte media en
middelen, als het type leerdoel dat wordt nagestreefd. Hoewel ook hier de kritische kanttekeningen
van Oliver & Trigwell geldig zijn, is het interessante aan de uitwerking van deze auteurs, dat ze ook
informele leerprocessen betrekken in hun model en aanvullende argumenten aanvoeren voor de
keuze van een bepaalde strategie, middel, medium of inrichting van de leeromgeving. Daarmee
biedt het wel aanknopingspunten die het denken over 'blended learning' verder kunnen
aanscherpen. De auteurs maken om te beginnen onderscheid tussen verschillende leersituaties en
soorten leerprocessen die aan de orde kunnen zijn en brengen die onder in een matrix, waarbij ze
koppeling maken met vormen van begeleiding en media die daarbij een rol kunnen spelen.
Vervolgens geven ze aan dat er niet zoiets is als een handleiding met regels voor het samenstellen
van de juiste 'blend', maar dat er wel criteria zijn die bepalen welke keuzes in een gegeven situatie
gemaakt zouden kunnen worden. Zo ontstaan drie matrices, gebaseerd op twee criteria die worden
gekruist. Ze worden hier kort toegelicht.
• Stabiliteit van de leerinhoud versus implementatietijd De levensduur van een
gegeven leerinhoud en de snelheid waarmee een gegeven leerinhoud beschikbaar moet
zijn, bepalen de keuze voor het soort leerpraktijk en de media en middelen die je daarin
worden gebruikt [een studieboek schrijven heeft alleen zin als de inhoud lang geldig blijft
en als er tijd genoeg is om dat te doen; het inrichten van een 'online communty' of
Community of Practice [CoP] is zinvoller als de leerinhoud snel verouderd en expertise
direct beschikbaar moet zijn]. • Kenmerken van de interactie versus kosten Het feit of sociale interactie nodig is of
dat de instructie kan worden gegeven met behulp van technologie, naast de kosten voor
het inrichten van de leeromgeving, bepalen de keuze voor het soort leerpraktijk en de
media en middelen die daarbij worden ingezet [studieloopbaanbegeleiding vraagt om een
'human touch' en vereist dat sociale interactie plaatsvindt tussen begeleider en student;
standaard werkprotocollen kunnen eenvoudig 'online' worden aangeboden en verspreid]. • Type leerbron versus situatie van de lerende Sommige leerinhouden omvatten
duidelijke onveranderlijke informatie die op aanvraag beschikbaar moet zijn, terwijl er ook
informatie is die veranderlijk is of op de persoon gericht is, of waarin het om complexe
materie gaat. Gerelateerd aan de situatie waarin de lerende leert en werkt met deze
informatie, dwingt dat tot keuzes bij de inrichting van de leeromgeving en media en
middelen die daarin worden gebruikt [bronnen op het Internet volstaan als duidelijk is
waarover de inhoud gaat en als de lerende individueel en plaats- en tijdonafhankelijk wil
studeren; training-on-the-job is zinvoller als het om complexe taken gaat, waarbij expertise
tussen mensen moet worden uitgewisseld].
Definitief
Verkennend onderzoek Learning Blends
Verdonck, Klooster & Associates B.V, Hogeschool INHOLLAND. 10
Conclusie en werkdefinitie Oliver & Trigwell [2005] geven aan dat de term 'blended learning' eigenlijk niet meer moet worden
gebruikt of een andere invulling dient te krijgen. Bij die nieuwe invulling zou het dan werkelijk over
'learning' moeten gaan en niet over 'teaching', zoals nu meestal het geval is. Als er wordt uitgegaan
van het 'leren', dan moet de lerende en zijn perceptie van het leerproces in een gegeven context
centraal staan. Bij 'blended learning' gaat het in dat geval om het bieden van variatie in ervaringen
met betrekking tot aspecten van het leerobject. Complicerende factor is echter dat de lerende de
variatie van leeromgevingen niet zo hoeft te ervaren als door de ontwerpers werd bedoeld. Toch kan
worden gesteld dat het ervaren van een variatie en het op verschillende manieren aan bod laten
komen van aspecten van het leerobject in ieder geval verrijkend en versterkend werkt op het
leerproces.
Op basis van de in dit artikel beschreven argumenten wordt hier een werkdefinitie geformuleerd
voor het begrip blended learning:
Blended learning omvat een mix van e-learning en andere vormen van onderwijs, waarbij het gaat om distributiewijze van leerinhouden, vormen van communicatie, didactische strategieën en soorten leeromgevingen in relatie tot type leerprocessen, of om een combinatie hiervan.
Deze werkdefinitie geeft in ieder geval aan dat het vormgeven van leerprocessen en inrichten van
een adequate leeromgeving een complexe aangelegenheid is. De stap naar blended learning is
meer dan het hetzelfde doen, maar dan in een andere leeromgeving, het impliceert een herontwerp
van zowel de leerpraktijk als de leeromgeving en het vraagt specifieke competenties om dit soort
leerprocessen adequaat te begeleiden.
Referenties
• Gierke, C., Schlieszeit, J., & Windschiegl, H. [2003]. Vom trainer zum e-trainer. Offenbach:
Gabal Verlag.
• Kallenberg, A. [2004]. Tussen opleiden en professionele ontwikkeling: leren en organiseren
van nieuwe arrangementen. Hogeschool Leiden.
• Oliver, M. & Trigwell K. [2005]. Can 'Blended Learning' Be Redeemed? In: E-Learning, Vol.
2, Nr. 1.
• Reinmann-Rothmeier G. [2003]. Didaktische innovation durch blended learning. Bern /
Gutting: Verlag Hans Huber.
• Rossett, A, Douglis, F. & Frazee, R. [2003]. Strategies for Blended Learning. ASTD –
Learning Circuits Publication.
• Valiathan, P. [2002]. Blended Learning Models. ASTD – Learning Circuits Publication.
Definitief
Verkennend onderzoek Learning Blends
Verdonck, Klooster & Associates B.V, Hogeschool INHOLLAND. 11
C Bijlage: Beschrijvingen praktijkvoorbeelden learning blends
Beschreven voorbeelden Onderwijs/bedrijfsleven/overheid:
1. Wiki [ICT-dienstverlener]
2. Second Life [Waag/ Imagine] [vo/mbo/hbo]
3. ELO vooruit! [Dominicus College Nijmegen] [vo/hbo]
4. E-portfolio in de zorg [Albeda College] [mbo]
5. Profielwerkstuk [Hogeschool Zuyd] [vo/hbo]
6. Het leren organiseren [ROC Eindhoven] [mbo]
7. DigiPABO [Hogeschool INHOLLAND] [hbo]
8. Zuydlab [Hogeschool Zuyd] [hbo]
9. European Virtual Seminar [Open Universiteit Nederland] [hbo/wo]
10. IBM Basic Blue [IBM]
11. TISO [Digitale Universiteit] [hbo/wo]
12. Politie Kennis Net [Politieacademie]
13. Behrloo [Politieacademie]
Definitief
Verkennend onderzoek Learning Blends
Verdonck, Klooster & Associates B.V, Hogeschool INHOLLAND. 12
1 Wiki [ICT-dienstverlener]
1. Algemene en kwantitatieve gegevens • Titel en doelstelling case
Een grote ICT-dienstverlener in Nederland verzorgt voor nieuwe junior consultants een interne
opleiding van twee maanden fulltime. Doel is hen zo snel mogelijk effectief in te zetten in het bedrijf.
De opleiding wordt ondersteund door het gebruik van een wiki. Na de opleiding kunnen de
consultants terecht in een overkoepelende wiki. Deze is bedoeld voor samenwerking en
kennisdeling in het bedrijf.
• Betrokken instelling en/of bedrijven [afhankelijk van eisen rond anonimiteit];
Grote ICT-dienstverlener in Nederland (ca. 4000 werknemers). De praktijk heeft betrekking op een
zelfstandig onderdeel van dit bedrijf, waarin ca. 165 werknemers actief zijn.
• Actoren (met kenmerken) per instelling/organisatie (aantal betrokken studenten, deelnemers of
werknemers in een leerpraktijk [en per tijdvak]; aantal betrokken docenten/trainers en/of begeleiders/tutoren/moderatoren, of anderszins);
- 1 projectleider voor het algemeen management
- 1 a 2 junior consultants voor coördinatie en facilitatie (ook mbt de wiki)
- 1 senior consultant voor de inhoudelijke eindverantwoordelijkheid. Draagt ook inhoudelijk bij aan
diverse opleidingsonderdelen
- 3 a 4 docenten, meestal senior consultants geselecteerd op vakexpertise
• Kennisdomein, beroependomein of sociale praktijk waarop de leerpraktijk betrekking heeft;
Besturingsvraagstukken, managementinformatievoorziening, business intelligence, data
warehousing
• Doorlooptijd van de leerpraktijk en studiebelasting, indien hiervan sprake is;
De deelnemers volgen de cursus 2 maanden fulltime
• Aantal maanden/jaren dat er ervaring is opgedaan met dit type leerpraktijk in deze vorm;
De opleiding is in 2 jaar tijd nu 3 maal verzorgd aan groepjes van 10-16 studenten. Dit zijn junior
consultants, afgestuurd HBO in (technische) bedrijfskunde, bedrijfsinformatica, informatie of een
daaraan verwante opleiding.
• Meerwaarde voor alle betrokkenen van de samenwerkingsvorm
Contacten blijven tussen nieuwe werknemers, ook wanneer zij na afloop op verschillende afdelingen
gaan werken.
• Eventuele betrokkenheid van andere ondersteuners [technisch, inhoudelijk];
Externe docenten die cursusonderdelen rond specifieke applicaties verzorgen
• Verwijzingen naar URL met relevante informatie over de onderzochte leerpraktijk;
Meer informatie is op te vragen bij afnemer van het interview
Definitief
Verkennend onderzoek Learning Blends
Verdonck, Klooster & Associates B.V, Hogeschool INHOLLAND. 13
1.1 Aspecten van blended learning 2.1 Soorten leerprocessen
• Type leerdoelen dat wordt nagestreefd [competenties, kennis, vaardigheden, attitudes]
Tijdens de opleiding: - Kennismaking met de organisatie - Conceptvorming rond besturingsvraagstukken, business intelligence, managementinformatie etc. - Vaardigheden opdoen mbt functionaliteiten en techniek van applicaties in het bedrijf en bij de klant - Probleemoplossingsvaardigheden oefenen - Sociale vaardigheden oefenen, samenwerken en communicatie, teamwerk, projectwerk
Na de opleiding/ tijdens het werk: - Bevorderen van samenwerking en kennisdeling rond processen, producten en klanten.
• Aanvullende typering van de leerpraktijk [leren in de praktijk, leren in of buiten school];
Deze opleiding is verdeeld in 4 aaneengesloten blokken. Centraal staan: - Blok 1: Kennismaking met de organisatie (2 a 3 dagen) - Blok 2: Theorie rond belangrijke concepten in de organisatie (3 weken) - Blok 3: Leren werken met tools en systemen, eventueel bij de leverancier (3 weken) - Blok 4: Werken in teamverband aan authentiek probleem / vraagstuk (2 weken)
Na de opleiding gaan alle junior consultants aan de slag in het bedrijf. Op basis van de
opleidingsperiode wordt de precieze functie bepaald.
• Formeel/informeel leren;
Tijdens de opleiding gaat het voornamelijk om formeel, gestuurd leren met behulp van tools die juist
(ook) voor informeel leren, samenwerken en kennisdeling kunnen worden ingezet. Het gedeelte van
de wiki dat voor de opleiding wordt gebruikt is technisch gezien onderdeel van de overkoepelende
wiki die tijdens het werk in gebruik is. Inhoudelijk is hier geen bewuste koppeling gemaakt, waardoor
kennisstromen tussen het formele leren in de opleiding en het informele leren op de werkplek niet
expliciet worden ondersteund of gestimuleerd. Informeel leren tijdens het werk (na de opleiding)
gebeurt rondom expertisegebieden. Inmiddels bestaan 20 kennisgroepen in de wiki, en is iedere
consultant lid van tenminste één groep (op basis van vrijwilligheid). Beleidsmatig wordt dit wel
gestimuleerd maar dat is nog pril.
2.2 Didactische strategie
• Individueel leren, samenwerkend leren of combinaties hiervan [parallel of serieel uitgevoerd];
Veel leerstof is gericht op het individueel leren, maar spontaan en getolereerd groepswerk kan
ontstaan. In blok 4 wordt aan een authentieke eindopdracht gewerkt in groepjes van maximaal 4
personen. Na de opleiding kan aan kennisdeling en samenwerking worden gedaan door te werken
in de overkoepelende wiki.
• Mate waarin sprake is van al dan niet geëxpliciteerde didactische strategieën [werkvormen];
Tijdens de opleiding wordt theorie behandeld, waarna discussie kan volgen. Bij oefeningen met
applicaties komen demonstraties aan bod. Bij de eindopdracht wordt een virtueel bedrijf ingezet met
rollenspel. Hierbij wordt bewust gekozen voor een bepaalde groepssamenstelling (op basis van
persoonlijke kenmerken en expertisegebied). Fysiek wordt aan teamwerk gedaan (samen hutten
bouwen), en voor binding worden borrels en uitjes georganiseerd. Sommige werkvormen zijn
Definitief
Verkennend onderzoek Learning Blends
Verdonck, Klooster & Associates B.V, Hogeschool INHOLLAND. 14
expliciet benoemd (zoals teamwerk), maar eea is ook afhankelijk van de situatie en specifieke
docent. Na de opleiding kunnen consultants gebruik maken van de overkoepelende wiki. Hiervoor
zijn geen speciale strategieën, richtlijnen of werkvormen ontwikkeld.
• Mate van externe sturing en begeleiding bij leerprocessen in de leerpraktijk [ondersteuning], c.q.
rollen van alle actoren
De opleiding is ontwikkeld door een senior consultant, die inhoudelijk betrokken is en
eindverantwoordelijk. Ondersteuning wordt gegeven door een ‘klassiek’ type docent (de vakexpert),
die doceert en op vragen ingaat van de deelnemers. De wiki wordt op het proces gemodereerd door
junior consultants. Inhoudelijk wordt gereageerd op vragen en voorstellen van studenten door
docenten, die via e-mail notificatie worden geattendeerd. Verder geven (externe) docenten demo’s,
oefeningen en brengen discussie op gang rond het toepassen van theorie in de praktijk.
2.3 Type leeromgevingen
• Kenmerken van leeromgeving of van combinaties van leeromgevingen [fysiek (onderwijs/bedrijfsleven) en virtueel];
De leeromgeving is fysiek en wordt ondersteund door een wiki. Hierin is een menu te vinden voor
navigatie, klassenindeling, rooster, informatie, materialen, etc. Iedereen maakt een persoonlijke
pagina aan. Bij de eindopdracht wordt via de wiki samengewerkt waarbij alle documentatie wordt
bijgehouden. Inclusief commentaar op elkaars werk, aantekeningen etc. Het gedeelte van de wiki
dat voor de opleiding wordt gebruikt is technisch gezien onderdeel van een overkoepelende wiki die
tijdens het werk wordt gebruikt.
• Instrumenten binnen een elektronische omgeving [website, portal, ELO, DPF, Wiki, blog];
Er wordt een wiki gebruikt tijdens de opleiding en als tool voor interne kennisdeling en
samenwerking. Verder wordt gebruik gemaakt van het intranet (functie van archief / administratie),
internet (CV’s en contactgegevens voor externen) en van Outlook (e-mail en agenda).
• Hardware die wordt gebruikt in relatie tot de elektronische omgeving [pc, pda, mobiel];
Iedereen werkt tijdens de opleiding en in het werk met een notebook.
• Mate waarin er technische ondersteuning vereist is bij processen binnen de leerpraktijk;
De wiki draait op een webserver met database. Dit vraagt nauwelijks onderhoud en beheer.
• Media die worden ingezet bij ontwikkeling, uitwisseling en beheer van leerinhouden;
Achter de schermen van de wiki draait een SQL-database. In de wiki is eenvoudig en gecontroleerd
versiebeheer mogelijk. Updates op één plek worden overal doorgevoerd. Rechtentoekenning is
flexibel in te regelen.
• Vormen van communicatie [en combinaties], en de middelen die daarbij worden ingezet.
Tijdens de opleiding wordt met name f2f gecommuniceerd, via Outlook en de wiki. Tijdens het werk
komen de mobiele telefoon en pda daarbij.
• Mate waarin verschillende actoren samenwerken (onderwijs – bedrijfsleven – overheid)
Actoren werken samen binnen het eigen bedrijf en met commerciële ICT-toeleveranciers/ partners.
Definitief
Verkennend onderzoek Learning Blends
Verdonck, Klooster & Associates B.V, Hogeschool INHOLLAND. 15
3. Effectiviteit • Perceptie van de effectiviteit van de leerpraktijk door de gebruiker en door andere partijen;
De junior consultants waarderen de opleiding van ruim voldoende tot goed. Zij geven aan het wel
veel informatie te vinden en het tempo ligt hoog. Vragen stellen vinden zij soms spannend, hierbij
helpt de wiki om meer indirect naar antwoorden te zoeken. Na de opleiding houden consultants van
eenzelfde lichting contact met elkaar, ook wanneer zij verspreid gaan werken in de organisatie.
Het gebruik van de wiki is onder docenten wisselend, soms zelfs beperkt. Dit wordt geweten aan de
technische drempel om berichten aan te maken. Begin volgend jaar zal een zeer
gebruiksvriendelijke, commerciële wiki worden geïmplementeerd (WYSIWYG). De nieuwe wiki zal
worden geïmplementeerd voor de gehele organisatie, waarvan een gedeelte van de wiki wederom
voor de opleiding zal worden ingericht.
Of een consultant na de opleiding nog veel doet met een wiki, hangt af van dagelijkse
werkzaamheden en mentaliteit. Extern gedetacheerden kunnen technisch gezien niet altijd bij de
wiki en sociaal gezien is dat ook niet altijd wenselijk (de klant wil exclusieve aandacht). Consultants
met veel reistijd komen er niet of nauwelijks aan toe. Soms wordt door een leidinggevende tijd
vrijgegeven aan een consultant om ter voorbereiding van een overleg of bijeenkomst een paar uur
in de wiki door te brengen. Verder beleid is nog in ontwikkeling.
• Vormen van toetsing, beoordeling of assessment die al of niet expliciet worden gehanteerd;
De afsluitende eindopdracht wordt per groep beoordeeld en - alleen indien nodig - individueel. Het
gebruik van de wiki tijdens of na de opleiding wordt niet meegenomen in vormen van beoordelingen.
• Mate waarin sprake is van een systematische kwaliteitsbewaking en kwaliteitsontwikkeling.
Elke opleiding wordt geëvalueerd en bijgesteld voor de volgende ronde.
• Mogelijkheid tot opschaling
In het bedrijf wordt het gebruik van de wiki opgeschaald om ook in het dagelijks werk
kennismanagement te bevorderen. Ook kunnen andere opleidingen in de wiki worden
ondergebracht.
• Mate waarin de leerpraktijk bijdraagt aan het principe van Leven-Lang-Leren.
Zie boven.
4. Innovatief karakter
• Mate waarin gesproken kan worden van 'innovatief' [inhoud, didactiek, techniek, organisatie]; In de opleiding is het gebruik van de wiki vernieuwend, maar het curriculum is traditioneel
gestructureerd, formeel en docentgestuurd. In de praktijk wordt de wiki gebruikt voor kennisdeling
en kennismanagement. Dit is vernieuwend qua omgaan met kennisinhouden,
samenwerkingsvormen, het gebruik van techniek en werkwijze binnen de organisatie. Het is echter
nog relatief nieuw in opzet en er is nog geen structureel beleid opgezet om het gebruik te stimuleren
en/of evaluaties te houden.
• Veranderende eisen die worden gesteld aan student/deelnemer/docent/trainer/begeleider;
- technische handigheid vereist mbt het werken met wiki’s
- functionaliteiten begrijpen en samen met de deelnemers meerwaarde uit de wiki zien te halen
Definitief
Verkennend onderzoek Learning Blends
Verdonck, Klooster & Associates B.V, Hogeschool INHOLLAND. 16
- in werkhouding open dienen te staan voor nieuwe digitale vormen van samenwerken
- mee kunnen draaien in een cultuur die vraagt om open vormen van samenwerking en kennisdeling
• Mate waarin de leerpraktijk aansluit bij of kan worden aangesloten op bestaande initiatieven;
De praktijk is een eigen initiatief. Op basis van de ervaringen worden wel soortgelijke activiteiten
commercieel aangeboden aan klanten. Zo kunnen klanten een verzoek doen om een competence
center in te laten richten met gebruik van wiki’s. Een wiki wordt hierbij altijd ingezet als hulpmiddel
om te komen tot ICT-oplossingen, en nooit als apart object.
5. Bijdrage aan oplossen systeemfalen / maatschappelijke relevantie
• Op welke levert de leerpraktijk een bijdrage aan het oplossen van systeemfalen/ maatschappelijke relevantie?
Kennis veroudert snel, zeker in de ICT. Leven-lang-leren is daarom noodzakelijk om goed te blijven
functioneren in en voor het bedrijf. Kennismanagement draagt daaraan bij, en een wiki is een
mogelijk goed instrument. Wel zal in de organisatie tegelijk aan beleid en cultuur rondom
kennismanagement moeten worden gewerkt. Een wiki alleen, daarmee red je het niet. De
leerpraktijk draagt bij aan oplossen van systeemfalen met betrekking tot onvoldoende transparantie
en kennisdiffusie.
Definitief
Verkennend onderzoek Learning Blends
Verdonck, Klooster & Associates B.V, Hogeschool INHOLLAND. 17
2 Second Life [Waag / Imagine]
1. Algemene en kwantitatieve gegevens • Introductie Second Life
Second Life (SL) is een 3D-virtuele omgeving op het internet waarin je samen met anderen een
eigen wereld kunt creëren. Afhankelijk van het doel, kun je in SL een meer of minder besloten
gedeelte creëren. Bijvoorbeeld een park, stad, school, eiland, winkelcentrum, supermarkt,
ziekenhuis en dit tot in detail inrichten met tafels, stoelen, bomen, objecten, wat je maar wilt. Om
een eigen stuk land te creëren moet je betalen met Linden dollars, die je met echt geld via je credit
card of pay pall kunt kopen. In SL maak je jezelf – zonder kosten - aan als avatar. Dat is een virtueel
persoon met menselijke eigenschappen die je zelf kunt bedenken (sexe, uiterlijk, kleding, etc). Je
kunt vervolgens rondlopen, met mensen praten (chat), iets laten zien (bewegingen, video), horen
(bv. via een podcast), of samen ergens over onderhandelen. Via http://secondlife.com/ kun je kiezen
uit tal van sites die open staan voor het publiek en waarmee je vrij kunt experimenteren met een
aantal mogelijkheden.
In het (commerciële) onderwijs wordt ook met Second Life geëxperimenteerd. In een educatieve
wiki is te zien wie waarmee bezig is, zie: http://www.simteach.com/wiki/ Veel
onderwijsontwikkelingen zijn vooralsnog aan te duiden als (erg) prille praktijken en/of als oefening
voor studenten van opleidingen als informatica, design, arts, business en communicatie. Harvard
University is inmiddels wel verder gevorderd, via de wiki kan dit voorbeeld worden bekeken. Hiervan
zijn ook reeds (korte) beschrijvingen te vinden op [http://elearning.surf.nl/e-learning/artikelen/3677/].
Er wordt vanuit het onderwijs veel aan ideevorming rond SL gedaan. Vaak lijkt het meer dan het is,
zeker als het om commerciële opleidingsorganisaties gaat. Zo claimt Thomsom NETg op te leiden in
SL, maar word je eenmaal ronddolend in deze - op zich heel aardig vormgegeven - virtuele wereld
al snel doorverwezen naar standaard cursussen en reguliere websites van de aanbieder. Het PR en
reclamegehalte in SL is hoog, maar niet altijd even transparant.
Voor het beschrijven van een concrete onderwijspraktijk in SL, hebben we in deze practice gekozen
voor Kids Connect. Een helder beschreven voorbeeld met feitelijk controleerbare gegevens en
bestaande contactpersonen in Nederland.
• Titel en doel specifieke praktijk:
Second Life, Kids Connect. Kids Connect wordt als zomercursus aangeboden aan (toekomstige)
hbo-studenten en scholieren in Amsterdam en New York. Doel is dat zij samen persoonlijke
verhalen leren vertellen, met behulp van theatrale methoden en digitale technieken. Zij doen dit
deels fysiek en deels via internet, en krijgen hierbij een aantal workshops op een apart ‘eiland’ in
Second Life. Vanuit Nederland werd vooral ingezoomd op het werken in SL en daarbij behorende
identiteitsvraagstukken.
• Betrokken instellingen
Integrated Digital Media Institute of Polytechnic University, New York
Eyebeam, New York
Waag Society, Amsterdam
Imagine IC, Amsterdam
Definitief
Verkennend onderzoek Learning Blends
Verdonck, Klooster & Associates B.V, Hogeschool INHOLLAND. 18
• Actoren (met kenmerken) per instelling/organisatie (aantal betrokken studenten, deelnemers of werknemers in een leerpraktijk [en per tijdvak]; aantal betrokken docenten/trainers en/of begeleiders/tutoren/moderatoren, of anderszins);
- Ontwikkeling / begeleiding: werknemers van ZoomLab (NY), docent IDMI (NY), medewerker van Waag Society (Amsterdam), medewerkers van Imagine IC (Amsterdam)
- Gastdocenten voor: playback techniek, Neo Futurist Technique, audio recording, visualising, programming, dance, Second Life.
- Deelnemers: 8-10 (aankomende) studenten en scholieren per land, leeftijd tussen de 18-22 jaar. De deelnemers zijn geworven via allerhande communicatiemiddelen. Deelname is gratis. Selectie is op (sterke) motivatie en interesse.
• Beroependomein
Kunst, game design, informatica, communicatie
• Doorlooptijd van de leerpraktijk en [studie]belasting, indien hiervan natuurlijk sprake is;
4 weken, fulltime
• Aantal maanden/jaren dat er ervaring is opgedaan met dit type leerpraktijk in deze vorm;
1 maand, als zomerworkshop in 2006
• Mate waarin of wijze waarop verschillende actoren eventueel betrokken zijn bij de praktijk;
Actoren voor ontwikkeling vanuit onderwijs, media en ICT. Gastdocenten voor inhoudelijke lessen.
• Meerwaarde voor alle betrokkenen van de samenwerkingsvorm
Onderwijs is nodig voor daadwerkelijke aansluiting bij leerlingen, onderwijskundig ontwerp en
betrokkenheid van inhoudelijke docenten. Mediabedrijven zijn nodig voor realisatie en
projectmanagement en communicatie. Imagine IC was betrokken vanuit het oogpunt om
deelnemers zich te laten verdiepen in de eigen culturele identiteit, en hiermee te experimenteren in
SL samen met deelnemers vanuit een andere land (crosscultureel). Als meerwaarde voor de
betrokkenen wordt genoemd: versterken van elkaar, uitbreiden (internationaal) netwerk,
internationale samenwerking als aantrekkingskracht voor deelnemers, kostenaspect is laag
(gedeelde inspanning).
• Verwijzingen naar URL met relevante informatie over de onderzochte leerpraktijk;
http://zoomlab.org/kc/
http://zoomlab.org/wiki/index.php?title=Kids_Connect
http://flickr.com/photos/kidsconnect
2. Aspecten van blended learning 2.1 Soorten leerprocessen
• Type leerdoelen dat wordt nagestreefd [competenties, kennis, vaardigheden, attitudes];
Veel wordt gedaan aan vaardigheden, op het gebied van improvisatie theater, digital story telling,
visuele performance, audio- en videotechniek, 3D-modeling en programmeren in Second Life.
• Aanvullende typering van de leerpraktijk [leren in de praktijk, leren in of buiten school];
Definitief
Verkennend onderzoek Learning Blends
Verdonck, Klooster & Associates B.V, Hogeschool INHOLLAND. 19
De studenten leren via het doorlopen van workshops in een zomercursus vaardigheden en technieken. Zij oefenen veel, deels fysiek op locatie in eigen land en deels online, crosscultureel vanuit de twee landen. Er wordt veel gebruik gemaakt van gastdocenten (experts). Voorbeelden van workshops zijn:
- Het oefenen van theaterspelvormen, creatief spel, experimenteren met beweging en geluid, oefenen met improviseren.
- Studenten leren hoe zij digitale foto en video effectief kunnen maken en editen om digitalen verhalen te vertellen
- Second Life: een workshop in navigatie, identiteit, communicatie in online virtual worlds, 3D modelleren en scripting
- Samen bouwen van het Kids Connect eiland in Second Life via multi-user online authoring systemen (wikis)
• Formeel/informeel leren
Het gaat om zelfverkozen leren, buiten school om, in de vorm van deels fysieke en deels online workshops. Maar wel geformaliseerd in die zin dat veel vooraf is voorbedacht en goed georganiseerd.
2.2 Didactische strategie • Individueel leren, samenwerkend leren of combinaties hiervan [parallel of serieel uitgevoerd];
Er wordt steeds met de groep gewerkt. Er zijn geregeld instructiemomenten, waarna studenten
alleen of samen werkzaamheden uitvoeren. Zij helpen elkaar veel, doen ook veel samen in allerlei
varianten (één voert uit, ander geeft feedback, samen voorbereiden en optreden etc).
• Mate waarin sprake is van al dan niet geëxpliciteerde didactische strategieën [werkvormen];
De basisaanpak is gericht op groepswerk, samenwerking en uitwisseling van informatie, ideeën en
verhalen. Die worden vervolgens worden gebruikt om iets te maken, met name voor gebruik in
SL(object, verhaal, etc). De gastdocenten hanteren hun eigen didactische strategie (instructie,
voordoen, demo, oefenen, gericht op toepassing).
• Mate van externe sturing en begeleiding bij leerprocessen in de leerpraktijk [ondersteuning], c.q.
rollen van alle actoren
Vanuit de organisatie wordt procesorganisatie verzorgd, structurering, etc. Gastdocenten begeleiden
de inhoudelijke leerprocessen in de workshops.
2.3 Type leeromgevingen
• Kenmerken van leeromgeving of van combinaties van leeromgevingen [fysiek (onderwijs/bedrijfsleven) en virtueel];
Er wordt gebruik gemaakt van Second Life (voor Teens). Ook worden wiki’s voor kennis delen,
samenwerken en projectondersteuning gebruikt.
• Instrumenten binnen een elektronische omgeving [website, portal, ELO, DPF, Wiki, blog];
Wiki als aanvulling op het werken in met en in Second Life
• Hardware die wordt gebruikt in relatie tot de elektronische omgeving [pc, pda, mobiel];
Eigen pc’s met internetaansluiting en software
Definitief
Verkennend onderzoek Learning Blends
Verdonck, Klooster & Associates B.V, Hogeschool INHOLLAND. 20
• Mate waarin er technische ondersteuning vereist is bij processen binnen de leerpraktijk;
Tijdens de workshop wordt hulp en ondersteuning geboden vanaf de eigen locatie. In SL en in de
wiki kunnen de deelnemers en begeleiders ook online hulp krijgen of aanbieden.
• Media die worden ingezet bij ontwikkeling, uitwisseling en beheer van leerinhouden;
Second Life, Wiki
• Vormen van communicatie [en combinaties], en de middelen die daarbij worden ingezet.
Fysiek, via de wiki, e-mail, MSN, Second Life
• Mate waarin verschillende actoren samenwerken (onderwijs – bedrijfsleven – overheid)
Vanuit Amerika werkt een hogeschool mee aan de vormgeving van het programma, ook om de
eigen ‘populatie’ zo goed mogelijk te ondersteunen en inspireren. Vanuit de bedrijven wordt het
project getrokken. Zij hebben fondsen via de gemeente en bieden locaties en technologie om de
workshops uit te voeren. De verschillende partijen brengen hun expertise, gastdocenten en netwerk
in.
3. Effectiviteit
• Perceptie van de effectiviteit van de leerpraktijk door de gebruiker en door andere partijen;
De studenten zijn erg enthousiast, vooral over het werken met Second Life. Verschillende studenten
schrijven dit in hun wiki. Zij hebben een eigen wereld ontworpen en gemaakt, met een eindresultaat
dat er goed uit ziet.
• Vormen van toetsing, beoordeling of assessment die al of niet expliciet worden gehanteerd;
Niet aan de orde
• Mate waarin sprake is van een systematische kwaliteitsbewaking en kwaliteitsontwikkeling.
De zomercursus wordt geëvalueerd en daaruit wordt lering getrokken voor een volgende keer
• Mogelijkheid tot opschaling
Er is geen zicht op een vervolg. Met name omdat SL inmiddels is ontdekt door vele partijen en een
vlucht heeft genomen. De vernieuwende en stimulerende functie van dit initiatief lijkt daarmee te zijn
ingehaald en overgenomen. Partijen richten zich nu op weer andere nieuwe vormen van
mediagebruik, communicatie en mengvormen waaronder ook (informele) leertrajecten.
• Mate waarin de leerpraktijk bijdraagt aan het principe van Leven-Lang-Leren.
Je kunt op eigen initiatief deelnemen aan dit soort cursussen, in Second Life zullen er waarschijnlijk
steeds meer beschikbaar komen. De verwachting is dat korte cursussen nauwelijks tot geen kosten
met zich mee zullen brengen. Wel zullen ze als teaser worden gebruikt om je te verleiden over te
gaan naar betaalde onderdelen in SL en/of cursussen, of naar gratis content met betaalde vormen
van begeleiding en/of beoordeling.
4. Innovatief karakter
• Mate waarin gesproken kan worden van 'innovatief' [inhoud, didactiek, techniek, organisatie];
Definitief
Verkennend onderzoek Learning Blends
Verdonck, Klooster & Associates B.V, Hogeschool INHOLLAND. 21
Innovatief wat betreft de organisatie (samenwerking studenten vanuit 2 landen, samenwerking
tussen hoger onderwijs in de USA en diverse multimediabedrijven) en de koppeling tussen
leerinhouden aan nieuwe technologie (second life, wiki’s) en gastdocenten.
• Veranderende eisen die worden gesteld aan student/deelnemer/docent/trainer/begeleider;
Meedoen is op basis van motivatie, dat geldt voor studenten en begeleiders.
• Mate waarin de leerpraktijk aansluit bij of kan worden aangesloten op bestaande initiatieven.
Leerpraktijk is nieuw opgezet. Kan goed als inspirerend voorbeeld dienen voor projectonderwijs in
curricula op het gebied van kunst, educatie, design, communicatie, programmeren, crosscultureel
onderwijs of projectwerk.
5. Bijdrage aan oplossen systeemfalen / maatschappelijke relevantie
• Op welke wijze levert de leerpraktijk een bijdrage aan het oplossen van systeemfalen/ maatschappelijke relevantie?
Aan het ontwikkelen van culturele identiteit, het leren kennen van mensen en gewoontes in andere
culturen, het over de eigen grenzen heen kijken, het motiveren van mensen en stimuleren van
samenwerking, het internationaliseren van de samenleving.
De leerpraktijk draagt bij aan oplossen van systeemfalen met betrekking tot onvoldoende
transparantie en kennisdiffusie.
Definitief
Verkennend onderzoek Learning Blends
Verdonck, Klooster & Associates B.V, Hogeschool INHOLLAND. 22
3 ELO Vooruit! – Dominicus College Nijmegen
1. Algemene en kwantitatieve gegevens • Titel en doelstelling case 'ELO Vooruit!' heeft als doelstelling het ontwikkelen van de elektronische leeromgeving (Teletop VO)
voor het tweede fase onderwijs aan een speciale doelgroep, te weten de leerlingen van de
Monnikskap (MK), een afdeling van het Dominicus College (DC) voor gehandicapte en chronisch
zieke kinderen. Parallel hieraan en in het verlengde van dit project, een onderwijsvernieuwing voor
het hele tweede-fase-onderwijs op het DC in gang zetten.
• Betrokken instellingen, organisaties en/of bedrijven [afhankelijk van eisen rond anonimiteit];
Projectleider: Dominicus College Nijmegen. Verder betrokken:
Teletop BV: hosting leeromgeving Teletop en doorontwikkeling Teletop VO
HAN (Hogeschool Arnhem-Nijmegen): onderwijsinhoudelijke ondersteuning, ontwerp 'digitale
didactiek'
TienPlus: scholing leerkrachten
Kluwer, Thieme Meulenhof, Nijgh, Malmberg en Iddink: levering digitale content
• Actoren:
Stuurgroep met daaronder drie ontwikkelgroepen (alfa- beta- en gammavakken).
Stuurgroep: projectleider, secretaris, directeur onderwijs en drie voorzitter van de ontwikkelgroepen.
Ontwikkelgroepen: docenten bovenbouw HAVO/VWO (totaal 19 docenten)
• Kennisdomein, beroependomein of sociale praktijk waarop de leerpraktijk betrekking heeft;
In totaal 16 vaksites binnen Teletop voor de vakken Nederlands, Engels, Duits, Frans, Wiskunde,
Scheikunde, Biologie, Maatschappijleer, Aardrijkskunde, Economie, M&O, Tekenen, CKV1,
Verzorging, Profielwerkstuk MK.
• Doorlooptijd van de leerpraktijk en [studie]belasting, indien hiervan sprake is;
September 2005 t/m juli 2007. De leeromgeving is in deze periode in 16 vakken van 3/4/5 VWO en
4/5 HAVO gebruikt.
• Aantal maanden/jaren dat er ervaring is opgedaan met dit type leerpraktijk in deze vorm;
1 ½ schooljaar.
• Mate waarin of wijze waarop verschillende actoren eventueel betrokken zijn bij de praktijk;
Zie bullet Actoren.
• Meerwaarde voor alle betrokkenen van de samenwerkingsvorm
DC: ervaring opdoen met onderwijsinnovatie en het ontwikkelen van concrete producten (gevulde
vaksites). Verder wordt Teletop doorontwikkeld tot Teletop VO aan de hand van de ervaringen van
het DC en wordt een TeleTOP-videoconferencingmodule ontwikkeld in het kader van het project.
Definitief
Verkennend onderzoek Learning Blends
Verdonck, Klooster & Associates B.V, Hogeschool INHOLLAND. 23
Teletop BV: met de praktijkervaring van het DC kan Teletop BV de leeromgeving doorontwikkelen
toegesneden op het voorgezet onderwijs. De ontwikkelde videoconferencingmodule kan ook aan
andere scholen worden aangeboden.
HAN: wil dicht bij de onderwijspraktijk staan om zo hun lerarenopleidingen hierop te laten
aansluiten. De HAN doet zo tevens ervaring op met het ontwikkelen van digitale didactiek en
flexibele leerpaden.
Uitgeverijen/contentleveranciers: ervaring opdoen met digitaal aanleveren van content (volgens
SCORM) en evaluatie bruikbaarheid van educatieve content binnen een elektronische leeromgeving
en flexibele leerpaden.
• Eventuele betrokkenheid van andere ondersteuners bij de leerpraktijk [technisch, inhoudelijk];
N.v.t.
• Verwijzingen naar URL met relevante informatie over de onderzochte leerpraktijk;
http://www.dominicuscollege.nl/elovooruit 2. Aspecten van blended learning 2.1 Soorten leerprocessen
• Type leerdoelen dat wordt nagestreefd [competenties, kennis, vaardigheden, attitudes];
Inhoudelijk worden de leerdoelen van de vakken nagestreefd. Daarnaast worden de leerlingen meer
verantwoordelijk voor hun eigen leerproces. De leerkracht begeleidt de leerlingen hierbij en helpt ze
keuzes te maken in hun eigen leerroute. De leerling kiest hierbij zelf de werkvorm waarin bepaalde
opdrachten worden uitgevoerd en leert prioriteiten stellen m.b.t. de eigen leerdoelen.
• Aanvullende typering van de leerpraktijk [leren in de praktijk, leren in of buiten school];
Het leerproces vindt nu nog plaats op school (de Monnikskap en het DC), maar het is de bedoeling
van het project het leren ook mogelijk te maken buiten de school, met name voor de leerlingen met
een chronische ziekte of handicap..
• Formeel/informeel leren;
Tijdens het uitvoeren van opdrachten wordt het formele en informeel leren gestimuleerd. In de
elektronische leeromgeving Teletop kunnen leerlingen content, ervaringen en eindproducten delen.
Teletop faciliteert op deze manier het informeel leren. 2.2 Didactische strategie
• Individueel leren, samenwerkend leren of combinaties hiervan [parallel of serieel uitgevoerd];
Hoe geleerd wordt, wordt door de leerling en per leerling in overleg met de leerkracht vastgesteld.
• Mate waarin sprake is van al dan niet geëxpliciteerde didactische strategieën [werkvormen];
Zowel individueel als in groepen worden werkvormen toegepast zoals discussies, presentaties,
practica, colleges, etc. Het onderwijs verschuift van aanbodgestuurd naar vraaggestuurd.
• Mate van externe sturing en begeleiding bij leerprocessen in de leerpraktijk [ondersteuning], c.q.
rollen van alle actoren
Definitief
Verkennend onderzoek Learning Blends
Verdonck, Klooster & Associates B.V, Hogeschool INHOLLAND. 24
De docenten worden begeleiders. Er is voor deze rol een nieuw competentieprofiel opgesteld voor
de docenten. Bij het verwerven van zowel de technische als inhoudelijke competenties worden de
docenten door Teletop BV en de HAN opgeleid en begeleid.
2.3 Type leeromgevingen
• Kenmerken van leeromgeving of van combinaties van leeromgevingen [fysiek
(onderwijs/bedrijfsleven) en virtueel];
De fysieke leeromgeving, het schoolgebouw, is aangepast aan het nieuwe leerconcept; leerplekken
waar zelfstandig kan worden geleerd zijn uitgebreid in ruimte en aantal computers. De klaslokalen
worden niet zoals voorheen gebruikt voor klassikale lessen. Deze ruimtes zijn beschikbaar voor
allerlei werk- en lesvormen.
Er is met Teletop een digitale leeromgeving, op maat voor het DC, gecreëerd. Hierin worden
leerobjecten ontwikkeld en de studiewijzer gebruikt. De leerobjecten worden volgens een vast
sjabloon opgesteld door de ontwikkelgroepen: vaste onderdelen zijn "kennismaking", "kennis",
"toepassing" en een "diagnostisch deel".
• Instrumenten binnen een elektronische omgeving [website, portal, ELO, DPF, Wiki, blog];
Zie vorige bullet.
• Hardware die wordt gebruikt in relatie tot de elektronische omgeving [pc, pda, mobiel];
Computers, ratio 1 op 4 (Monnikskap) en 1 op 10 (DC). Tevens zijn aansluitingen gecreëerd voor
het gebruik van eigen laptop (Monnikskap).
• Mate waarin er technische ondersteuning vereist is bij processen binnen de leerpraktijk;
Teletop BV ontwikkelt, beheert en host de elektronische leeromgeving Teletop en is beschikbaar
voor het oplossen van zowel technische als functionele problemen.
• Media die worden ingezet bij ontwikkeling, uitwisseling en beheer van leerinhouden;
Leerinhoud krijgt binnen Teletop vorm in leerobjecten. Content wordt weergegeven in tekst, audio
en video.
• Vormen van communicatie [en combinaties], en de middelen die daarbij worden ingezet.
Binnen Teletop wordt gebruik gemaakt van e-mail, elektronische werkplaatsen, vraag en antwoord,
forums, polls, chat, audio/videoconferencing, log/dagboek en een agenda om fysieke bijeenkomsten
te plannen.
• Mate waarin verschillende actoren samenwerken (onderwijs – bedrijfsleven – overheid)
Onderwijs: Dominicus college, HAN
Bedrijfsleven: Teletop BV, TienPlus en uitgeverijen.
Samenwerking is 1 op 1 met het DC. De bedrijven en het HAN onderling hebben geen relatie binnen
dit project, al profiteert wel iedereen van de ervaringen die het DC binnen deze samenwerking
opdoet.
Definitief
Verkennend onderzoek Learning Blends
Verdonck, Klooster & Associates B.V, Hogeschool INHOLLAND. 25
3. Effectiviteit • Perceptie van de effectiviteit van de leerpraktijk door de gebruiker en door andere partijen;
Doordat onderwijs 24 uur per dag binnen Teletop kan plaatsvinden zijn kinderen die afwezig zijn
door ziekte of een gebrek aan energie hebben, niet meer afhankelijk van de klassieke schooltijden
en fysieke leeromgeving. Hierdoor is doorstroming verbeterd, is het slagingspercentage gestegen
en presteren leerlingen gedurende het schooljaar beter. Zo ondervinden de leerlingen minder hinder
van lesuitval en absentie.
• Vormen van toetsing, beoordeling of assessment die al of niet expliciet worden gehanteerd;
n.v.t.
• Mate waarin sprake is van een systematische kwaliteitsbewaking en kwaliteitsontwikkeling.
Er zijn afspraken gemaakt binnen de ontwikkelgroepen over de inrichting van de leerobjecten en het
leerproces. TienPlus en HAN ondersteunen leerkrachten bij de ontwikkeling van hun digitale content
en didactiek. Door peer review leren leerkrachten onderling van elkaars ideeën en ervaringen.
• Mogelijkheid tot opschaling
De ervaringen met en inrichting van Teletop VO binnen een nieuw leerconcept ziet het DC als "open
school"; voor andere scholen inzichtelijk en bruikbaar voor in hun eigen fysieke en digitale
leeromgeving. Door het gebruik van de SCROM standaard is ook technisch hergebruik mogelijk.
• Mate waarin de leerpraktijk bijdraagt aan het principe van Leven-Lang-Leren.
Aan een leven-lang-leren is niet expliciet aandacht besteed binnen dit project. De zelfstandigheid
die de leerlingen krijgen zal echter wel bijdragen aan hun vermogen een leven lang te kunnen leren.
Ze leren kritisch naar hun eigen leerbehoeften en prestaties te kijken.
4. Innovatief karakter
• Mate waarin gesproken kan worden van 'innovatief' [inhoud, didactiek, techniek, organisatie];
Het innovatieve karakter van het project ELO Vooruit zit in de didactiek (flexibel leren, leerproces is
verantwoordelijkheid van de leerling, docent als coach), in de techniek (project als pilot voor
ontwikkeling VO-variant van Teletop), in de inhoud (content in leerobjecten die herbruikbaar zijn en
tekst, audio en video wordt gebruikt) en in de organisatie (samenwerking onderwijs en bedrijfsleven,
leerkracht als begeleider, leerconcept bepaalt nieuwe fysieke leeromgeving).
• Veranderende eisen die worden gesteld aan student/deelnemer/docent/trainer/begeleider;
Leerkracht leert content in herbruikbare leerobjecten vorm te geven, moet leerlingen kunnen
begeleiden aan de hand van een grote variëteit aan werkvormen (zowel digitaal als fysiek) en kan
flexibele leerpaden vormgeven in overleg met de leerling. Er is door het DC een nieuw
competentieprofiel voor de leerkrachten ontwikkeld, om hun nieuwe manier van 'lesgeven' te
ondersteunen.
De leerling is om te kunnen leren niet meer afhankelijk van tijd en plaats. Dit blijkt op de MK een
grote meerwaarde te hebben voor kinderen met een handicap of chronische ziekte.
• Mate waarin de leerpraktijk aansluit bij of kan worden aangesloten op bestaande initiatieven.
Definitief
Verkennend onderzoek Learning Blends
Verdonck, Klooster & Associates B.V, Hogeschool INHOLLAND. 26
De leerpraktijk van het DC kan aansluiten bij alle VO-scholen die onderwijs flexibel willen
vormgeven waarbij de leerling verantwoordelijk is voor het eigen leerproces. De ervaringen op de
MK wil het DC vertalen naar de overige afdelingen van het DC. Verder sluit deze leerpraktijk aan bij
de kenniskring 'Leren met ICT: Digitale didaktiek' van de HAN. Hier staan, net als bij het DC, de
inhoud (in de vorm van leerobjecten) centraal, niet de ELO zelf.
5. Bijdrage aan oplossen systeemfalen / maatschappelijke relevantie
• Op welke wijze levert de leerpraktijk een bijdrage aan het oplossen van systeemfalen/ maatschappelijke relevantie?
De invoering van het nieuwe leerconcept heeft het onderwijs kwalitatief verbeterd, aantrekkelijker
gemaakt voor de leerlingen en effectiever gemaakt doordat onderwijs 24 uur per dag beschikbaar is.
Vooral dit laatste punt levert een grote bijdrage aan het oplossen van systeemfalen voor
gehandicapte kinderen en kinderen met een chronische ziekte. Hun gebrek aan energie en hoog
absentiepercentage hindert deze leerlingen bij het volgen van "gewoon" onderwijs volgens een
lesrooster van maandag tot vrijdag in een specifiek schoolgebouw. Deze plaats- en
tijdsonafhankelijkheid en flexibele leerprocessen kunnen niet alleen voor deze speciale doelgroep
meerwaarde bieden, maar doet tevens recht aan het feit dat elke leerling anders leert.
De leerpraktijk draagt bij aan oplossen van systeemfalen met betrekking tot onvoldoende
aantrekkelijk onderwijs en onvoldoende flexibiliteit binnen het leerproces.
Definitief
Verkennend onderzoek Learning Blends
Verdonck, Klooster & Associates B.V, Hogeschool INHOLLAND. 27
4 E-portfolio in de zorg [Albeda College]
1. Algemene en kwantitatieve gegevens • Titel en doelstelling case
In het project 'E-portfolio; een zelfsturend middel bij een Leven Lang Leren' wordt gezocht naar een
geschikt instrument om de leerontwikkelingen van de MBO-student in de zorgsector zowel op het
gebied van beheersen, controleren, bevorderen en borgen te ondersteunen.
Examn is het e-portfoliosysteem dat in deze pilot onderzocht wordt. Aan het eind van dit project
moet duidelijk zijn of er overdracht van het e-portfolio van de deelnemer kan plaatsvinden tussen het
ROC en de beroepspraktijk (in dit project: Delta Psychiatrisch Centrum). Het e-portfolio zou tevens
in te zetten moeten zijn voor BIG registratie.
Examn is eerder succesvol toegepast binnen verschillende ROC's inclusief de zorgopleiding van het
Albeda College. In samenwerking met Good Care Support BV en VDLAS Assessmentsystemen is
het onderdeel uitstroominstrument van Examn doorontwikkeld tot een instrument voor een Leven
Lang Leren; het e-portfolio is bruikbaar tijdens de voorbereidende beroepsopleidingen,
vervolgopleidingen, loopbaan en/of voor privé-doeleinden.
• Betrokken instellingen, organisaties en/of bedrijven [afhankelijk van eisen rond anonimiteit];
Albeda College (penvoerder), Good Care Support (GCS), VDL Assessment Systemen (VDLAS) en
het Delta Psychiatrisch Centrum (Delta PC).
• Actoren (met kenmerken) per instelling/organisatie (aantal betrokken studenten, deelnemers of
werknemers in een leerpraktijk [en per tijdvak]; aantal betrokken docenten/trainers en/of
begeleiders/tutoren/moderatoren, of anderszins);
Er bestaat een duurzame samenwerkingsrelatie tussen het Albeda College en het Delta PC.
Jaarlijks zijn 150 leerlingen via de beroepsbegeleidende leerweg hier in opleiding. Tijdens deze pilot
wordt ervaring opgedaan met het e-portfolio tijdens de studie en in de praktijk. Zowel deelnemers
als begeleiders van het Albeda College evalueren op het eind van de pilot het e-portfolio.
• Kennisdomein, beroependomein of sociale praktijk waarop de leerpraktijk betrekking heeft;
Studenten MBO (niveau 3 en 4), branche gezondheidszorg en beroepsbeoefenaren (VMBO/HBO) in
een zorginstelling.
• Doorlooptijd van de leerpraktijk en [studie]belasting, indien hiervan natuurlijk sprake is;
De pilot loopt van september 2006 tot januari 2007.
• Aantal maanden/jaren dat er ervaring is opgedaan met dit type leerpraktijk in deze vorm;
Eerder is ervaring opgedaan met het e-portfoliosysteem Examn. De pilot, waarbij uitbreiding van
Examn t.b.v. een leven lang leren is onderzocht, duurde vijf maanden.
• Mate waarin of wijze waarop verschillende actoren eventueel betrokken zijn bij de praktijk;
In de praktijk heeft het Albeda College een leidende rol (begeleiding gebruikers: studenten,
beroepsbegeleiders, docenten). Good Care Support en VDLAS hebben een helpdesk opgezet waar
Definitief
Verkennend onderzoek Learning Blends
Verdonck, Klooster & Associates B.V, Hogeschool INHOLLAND. 28
gebruikers heen kunnen met technische en inhoudelijk vragen over het e-portfolio. Gebruik van het
e-portfolio vindt plaats zowel op het Albeda College als in het Delta PC.
• Meerwaarde voor alle betrokkenen van de samenwerkingsvorm
Voor het Albeda College en het Delta PC wordt met deze pilot inzichtelijk hoe een leven lang leren
vorm kan krijgen in een e-portfolio. Met de inzet van ICT kunnen, in vergelijking met het papieren
portfolio, leer- en werkprestaties aan de hand van een performance scan worden vastgelegd wat
meer en sneller inzicht geeft in het niveau van de student/beroepsbeoefenaar. Communicatie over
voortgang van studenten tussen het Albeda College en het Delta PC wordt hierdoor makkelijker.
Het POP van elke beroepsbeoefenaar, welke het Delta PC als werkgever verplicht is te
ondersteunen, vindt hierbij aansluiting.
Good Care Support heeft in deze pilot haar ontwikkelde performancescan kunnen verbeteren.
VDLAS heeft i.s.m. Good Care Support, tijdens de pilot Examn (specifiek het uitstroominstrument)
kunnen doorontwikkelen.
• Eventuele betrokkenheid van andere ondersteuners bij de leerpraktijk [technisch, inhoudelijk];
Dit project is mogelijk gemaakt door Stichting Kennisnet ICT op School (regeling 'e-Portfolio').
• Verwijzingen naar URL met relevante informatie over de onderzochte leerpraktijk;
http://projectenbank.kennisnet.nl/index.php?page_id=project&project_id=395
Hier vindt u o.a. informatie over het project in het algemeen, het e-portfoliosysteem Examn en de
performancescan.
http://www.bigregister.nl/ned/index.html
Meer informatie over de BIG registratie.
http://www.avvv.nl/home_item.php?page=11#
Meer informatie over het Kwaliteitsregister voor Verpleegkundigen en Verzorgenden.
2. Aspecten van blended learning 2.1 Soorten leerprocessen
• Type leerdoelen dat wordt nagestreefd [competenties, kennis, vaardigheden, attitudes];
Binnen de performancescan zijn voor het taakgebied 'basiszorgverlening' 6 kerntaken en 34
werkprocessen gedefinieerd. De leer- en werkprestaties op deze kerntaken en werkprocessen
worden in het e-portfolio Examn bijgehouden door student/beroepsbeoefenaar en/of begeleider.
Daarnaast kunnen in Examn ook aanvullende competenties worden opgenomen voor leer-, werk- en
privé-situaties waardoor het een leven lang leren ondersteund.
• Aanvullende typering van de leerpraktijk [leren in de praktijk, leren in of buiten school];
Het e-portfolio wordt gebruikt in de school en in praktijk.
• Formeel/informeel leren;
Alhoewel de performancescan zich richt op van te voren vastgelegde leerdoelen (formeel
leerproces) kunnen studenten/beroepsbeoefenaars ook van elkaar leren, buiten het leerproces om.
Definitief
Verkennend onderzoek Learning Blends
Verdonck, Klooster & Associates B.V, Hogeschool INHOLLAND. 29
Dit informele leren wordt gestimuleerd doordat (producten binnen) het e-portfolio openbaar
beschikbaar kunnen worden gesteld. 2.2 Didactische strategie
• Individueel leren, samenwerkend leren of combinaties hiervan [parallel of serieel uitgevoerd];
De leer- en werkprestaties die in een e-portfolio worden vastgelegd, kunnen zowel individueel als in
een groep zijn uitgevoerd.
• Mate waarin sprake is van al dan niet geëxpliciteerde didactische strategieën [werkvormen];
n.v.t.
• Mate van externe sturing en begeleiding bij leerprocessen in de leerpraktijk [ondersteuning], c.q.
rollen van alle actoren
De deelnemer (student/beroepsbeoefenaar) is gedurende zijn hele leven eigenaar van zijn e-
portfolio. Hij reflecteert, waardeert, ordent, onderhoudt en beoordeelt zijn eigen competenties
(huidige en gewenst niveau). Niet alleen het eigen competentiemanagement komt aan bod. Het is
de bedoeling dat hij een leven lang bijdraagt aan intercollegiale samenwerking: studenten onderling,
beroepsbeoefenaars onderling en studenten met beroepsbeoefenaars geven feedback op handelen
om zo ieders competentieniveau te onderhouden en te verbeteren. Dit hele proces wordt begeleid
door docenten van de opleiding en de begeleider binnen de zorginstelling (bijv. HR-manager of
leidinggevende). Het leer- en professionaliseringsproces wordt vormgegeven in een
resultaatgerichte SMART-systematiek. De deelnemer geeft op verzoek van anderen, of op eigen
initiatief en na wederzijdse toestemming inzicht in zijn e-portfolio.
2.3 Type leeromgevingen
• Kenmerken van leeromgeving of van combinaties van leeromgevingen [fysiek
(onderwijs/bedrijfsleven) en virtueel];
Het e-portfolio Examn is binnen elke elektronische leeromgeving te gebruiken. Voor het slagen van
een e-portfolio in de fysieke leeromgeving moet zowel het management van de onderwijsinstelling
als de werkplek zorg dragen voor de noodzakelijke faciliteiten zoals menskracht, middelen, tijd en
ondernemingszin.
• Instrumenten binnen een elektronische omgeving [website, portal, ELO, DPF, Wiki, blog];
Een ELO (niet gespecificeerd) en Examn inclusief uitstroominstrument.
• Hardware die wordt gebruikt in relatie tot de elektronische omgeving [pc, pda, mobiel];
PC met internet.
• Mate waarin er technische ondersteuning vereist is bij processen binnen de leerpraktijk;
Tijdens de pilot is een technische helpdesk door Good Care Support en VDLAS ingericht waar
gebruikers terecht konden met vragen/problemen.
• Media die worden ingezet bij ontwikkeling, uitwisseling en beheer van leerinhouden;
Examn.
Definitief
Verkennend onderzoek Learning Blends
Verdonck, Klooster & Associates B.V, Hogeschool INHOLLAND. 30
• Vormen van communicatie [en combinaties], en de middelen die daarbij worden ingezet.
Examn.
• Mate waarin verschillende actoren samenwerken (onderwijs – bedrijfsleven – overheid)
Het Albeda College (onderwijsinstelling) heeft aansluiting gezocht bij het bedrijfsleven (zowel voor
ontwikkeling e-portfolio als beroepspraktijk van haar studenten). Tevens wordt onderzocht hoe het
e-portfolio kan worden gebruikt bij de uitwisseling van showcases uit Examn met het BIG Register
(n.a.v. de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg) en het Kwaliteitsregister
(beroepsvereniging).
3. Effectiviteit
• Perceptie van de effectiviteit van de leerpraktijk door de gebruiker en door andere partijen;
Evaluatie van deze pilot heeft aangetoond dat de meerwaarde van het e-portfolio wel degelijk wordt
gezien, maar de effectiviteit niet goed kan worden beoordeeld door een aantal belemmerende
factoren binnen techniek (bijv. tekort aan bandbreedte bij het Albeda College) en het papieren
portfolio dat nog steeds moet worden bijgehouden (hierdoor ontstaat een tekort aan beschikbare tijd
om het e-portfolio goed bij te houden).
• Vormen van toetsing, beoordeling of assessment die al of niet expliciet worden gehanteerd;
Een tussen- en eindevaluatie heeft inzicht gegeven in de beoordeling van het gebruik van het e-
portfolio in de praktijk.
• Mate waarin sprake is van een systematische kwaliteitsbewaking en kwaliteitsontwikkeling.
N.v.t.
• Mogelijkheid tot opschaling
Het e-portfolio zoals deze in de zorg is toegepast, kan ook voor andere leer- en werksituaties
worden toegepast. De performancescan is in deze pilot toegespitst op de basiszorgverlening. Deze
zou bij opschaling moeten worden aangepast.
• Mate waarin de leerpraktijk bijdraagt aan het principe van Leven-Lang-Leren.
Het hele project heeft zicht gericht op een leven lang leren; het formele als informele leertraject,
tijdens en na je studie, binnen en buiten je werkomgeving kan worden vastgelegd en gevolgd door
anderen.
4. Innovatief karakter
• Mate waarin gesproken kan worden van 'innovatief' [inhoud, didactiek, techniek, organisatie];
Het innovatieve didactisch karakter van dit project wordt voornamelijk bepaald doordat het e-
portfolio is doorontwikkeld om een leven lang leren, op formeel en informeel niveau, te
ondersteunen. De samenwerking die is gevonden tussen onderwijs en beroepspraktijk en de
aansluiting die wordt gezocht bij de beroepsvereniging en bestaande wetgeving, maakt deze
learning blend organisatorisch en inhoudelijk innovatief.
Definitief
Verkennend onderzoek Learning Blends
Verdonck, Klooster & Associates B.V, Hogeschool INHOLLAND. 31
• Veranderende eisen die worden gesteld aan student/deelnemer/docent/trainer/begeleider;
Docenten, praktijkbegeleiders, studenten en beroepsbeoefenaars moeten leren in een e-portfolio
leer- en werkprestaties te omschrijven. De 'kwaliteit' van de (toekomstig) beroepsbeoefenaar moet
hier immers inzichtelijk mee worden.
Uit de pilot bleek dat de ICT-vaardigheden van gebruikers en benodigde tijd die nodig is om een e-
portfolio bij te houden, niet mag worden onderschat.
• Mate waarin de leerpraktijk aansluit bij of kan worden aangesloten op bestaande initiatieven.
Aansluiting is gezocht bij het BIG register en Kwaliteitsregister (inhoudelijk) en bij de standaarden
die door Stichting Kennisnet ICT op School zijn ontwikkeld voor e-portfolio's (technisch).
5. Bijdrage aan oplossen systeemfalen / maatschappelijke relevantie
• Op welke wijze levert de leerpraktijk een bijdrage aan het oplossen van systeemfalen/ maatschappelijke relevantie?
In de zorg wordt de kwaliteit van beroepsbeoefenaars (hier verpleegkundigen) bij het afronden van
de opleiding vastgelegd. Om als beroepsbeoefenaar je BIG registratie te behouden, hoeven
geregistreerden daarom momenteel nog niet periodiek aan te tonen dat zij werkzaam zijn of hun
basiskennis bijhouden. Artikel 8 van de Wet BIG, dat de periodieke registratie regelt, treedt naar
verwachting in 2007 in werking. Onderwijsinstellingen en de beroepspraktijk is hier op dit moment
nog onvoldoende of zelfs helemaal niet op ingesprongen (systeemfalen). Het e-portfolio, zoals deze
in dit project is ontwikkeld, kan voor de zorg toezien op een leven-lang-leren volgens de
kwaliteitseisen die de Wet BIG aan haar geregistreerde beroepsbeoefenaars stelt.
De leerpraktijk draagt bij aan oplossen van systeemfalen met betrekking tot onvoldoende
transparantie en kennisdiffusie.
Definitief
Verkennend onderzoek Learning Blends
Verdonck, Klooster & Associates B.V, Hogeschool INHOLLAND. 32
5 Profielwerkstuk [Hogeschool Zuyd]
1. Algemene en kwantitatieve gegevens • Titel en doelstelling case
Het project Profielwerkstukken wil gedurende vier opeenvolgende schooljaren (2003-2007) per jaar
ongeveer 200 havo-leerlingen uit Limburg begeleiden bij het uitvoeren van hun profielwerkstuk op
de Hogeschool Zuyd, waardoor jaarlijks tenminste 12 leerlingen van die groep daadwerkelijk een
studie techniek of life sciences gaan volgen. Naast deze kwantitatieve doelstelling heeft het project
ook een aantal kwalitatieve doelstellingen geformuleerd:
o Vergroten van kennis over technische HBO-opleidingen bij havo-leerlingen;
o Het verbeteren van imago van techniek(studies);
o Het opbouwen van een duurzaam relatienetwerk van de faculteiten met het Limburgs bedrijfsleven,
vo-decanen en havo–docenten;
o Kennistransfer van HS Zuyd naar Limburgse VO-scholen.
• Betrokken instellingen, organisaties en/of bedrijven [afhankelijk van eisen rond anonimiteit];
Hogeschool Zuyd, opleidingen bouwkunde, civiele techniek, biologie en medisch laboratorium
onderzoek, chemie, chemische technologie, werktuigbouwkunde, elektrotechniek, netwerk
infrastructuur design, biometrie, food & business en informatica.
Limburgse scholengemeenschappen met havo: Sint Maartens College Maastricht, Porta Mosana
Maastricht, Emma College Hoensbroek, Eijkhagen College Landgraaf, Sintermeertencollege
Heerlen, Graaf Huyn College Geleen, Groenewaldcollege Stein, College Rolduc Kerkrade, Grotius
College Heerlen.
Bedrijven: DSM, Sabic, Stichting Algemene Bouwdoeleinden Zuid, Techno Centrum Zuid Limburg.
• Actoren (met kenmerken) per instelling/organisatie (aantal betrokken studenten, deelnemers of
werknemers in een leerpraktijk [en per tijdvak]; aantal betrokken docenten/trainers en/of
begeleiders/tutoren/moderatoren, of anderszins);
In 2005/2006 hebben in totaal 188 leerlingen van 11 vo-scholen meegedaan aan het project.
Gedurende 3 dagen zijn de leerlingen in 2-tallen intensief begeleid bij het uitvoeren van hun
profielwerkstuk. Drie keer per jaar wordt zo'n begeleidingstraject ingezet. Het aantal betrokken vo-
docenten en begeleiders op de HS Zuyd verschilt per keer en per onderwerp (afhankelijk van het
aantal inschrijvingen). In 2005/2006 zijn 45 vo-docenten betrokken geweest.
• Kennisdomein, beroependomein of sociale praktijk waarop de leerpraktijk betrekking heeft;
Zie betrokken opleidingen hierboven en de website voor actuele onderwerpen die aan de leerlingen
worden aangeboden. Profielwerkstukken worden uitgevoerd binnen de schoolvakken Wiskunde,
Biologie, Scheikunde en Natuurkunde.
• Doorlooptijd van de leerpraktijk en [studie]belasting, indien hiervan natuurlijk sprake is;
Het hele project loopt van 2003 tot 2007. Een afzonderlijk begeleidingstraject neemt minimaal 4
weken in beslag (voorbereiding), 3 dagen intensieve begeleiding op de HS Zuyd en een door de
school te bepalen periode na het bezoek aan de HS Zuyd om het profielwerkstuk verder uit te
Definitief
Verkennend onderzoek Learning Blends
Verdonck, Klooster & Associates B.V, Hogeschool INHOLLAND. 33
werken. In totaal worden 40 tot 80 studiebelastingsuren door de leerling aan het profielwerkstuk
besteed.
• Aantal maanden/jaren dat er ervaring is opgedaan met dit type leerpraktijk in deze vorm;
3,5 jaar.
• Mate waarin of wijze waarop verschillende actoren eventueel betrokken zijn bij de praktijk;
De HS Zuyd is initiator, financier en uitvoerder. De scholen zijn financier (betaling per leerling) en
uitvoerder (begeleiden in voor- en natraject en zijn aanwezig tijdens het 3-daags bezoek aan de HS
Zuyd). De bedrijven zijn financier (sponsoring) en verzorgen inhoudelijke colleges tijdens het 3-
daags bezoek.
• Meerwaarde voor alle betrokkenen van de samenwerkingsvorm
De HS Zuyd vergroot haar instroom aan techniekstudenten.
De leerlingen krijgen intensievere begeleiding tijdens hun profielwerkstuk, kunnen gebruik maken
van faciliteiten die op hun eigen school niet beschikbaar zijn, maken kennis met technische studies
en krijgen een beter beeld van de beroepspraktijk na het volgen van een technische studie.
Er vind kennisuitwisseling plaats tussen de HS Zuyd en de vo-scholen. Docenten bevinden zich
tijdens samenwerking met begeleiders van de HS Zuyd in een informele leersituatie (mogelijkheid
tot professionalisering).
Bedrijfsleven vergroot naamsbekendheid bij HS Zuyd, vo-scholen en leerlingen (potentieel
toekomstige medewerkers) en vergroot haar netwerk op de HS Zuyd. Spin-off hiervan is
bijvoorbeeld de creatie van stage- en afstudeerplekken.
• Eventuele betrokkenheid van andere ondersteuners bij de leerpraktijk [technisch, inhoudelijk];
n.v.t.
• Verwijzingen naar URL met relevante informatie over de onderzochte leerpraktijk;
http://profielwerkstukken.hszuyd.nl
2. Aspecten van blended learning 2.1 Soorten leerprocessen
• Type leerdoelen dat wordt nagestreefd [competenties, kennis, vaardigheden, attitudes];
Voor de leerlingen: Naast de inhoudelijke leerdoelen, die per profielwerkstuk kunnen verschillen,
worden tevens competenties nagestreefd m.b.t. het opzetten en uitvoeren van een onderzoek. De
opdrachten zijn zo ontworpen dat zij aansluiten bij de belevingswereld van de havo-leerling
waardoor het imago van techniek(studies) wordt verbeterd.
• Aanvullende typering van de leerpraktijk [leren in de praktijk, leren in of buiten school];
Er wordt binnen en buiten de vo-school geleerd. Tijdens het bezoek aan de HS Zuyd krijgen de
leerlingen een kijkje in de keuken van hun mogelijk toekomstige werksituatie (rol bedrijfsleven).
• Formeel/informeel leren;
Definitief
Verkennend onderzoek Learning Blends
Verdonck, Klooster & Associates B.V, Hogeschool INHOLLAND. 34
Bij de uitwerking van een profielwerkstuk worden vooraf vastgestelde leerdoelen behaald (formeel
leren). De opzet van het project Profielwerkstukken op de HS Zuyd wil echter ook het informele
leren bevorderen. Leerlingen werken op de HS Zuyd niet alleen aan hun eigen onderzoek, maar
kijken ook bij andere leerlingen (van alle betrokken scholen) hoe de overige profielwerkstukken
vorm krijgen. Wat een leerling hiervan leert is van te voren niet in te schatten. Wel is zeker dat de
leerling zijn/haar kijk op techniek hiermee verbreedt en mogelijk kennis/vaardigheden opdoet die
binnen de muren van de eigen vo-school niet wordt (kan worden) aangeboden. 2.2 Didactische strategie
• Individueel leren, samenwerkend leren of combinaties hiervan [parallel of serieel uitgevoerd];
De profielwerkstukken worden in tweetallen uitgewerkt.
• Mate waarin sprake is van al dan niet geëxpliciteerde didactische strategieën [werkvormen];
Elk onderzoek bestaat uit een theoretisch en praktijkgedeelte, waarbij het praktijkgedeelte tijdens
het 3-daags bezoek aan de HS Zuyd vorm krijgt in laboratoria en werkplaatsen. De leerlingen
voeren zelf alle proeven uit en worden hierbij begeleid door docenten en studenten van de HS Zuyd.
• Mate van externe sturing en begeleiding bij leerprocessen in de leerpraktijk [ondersteuning], c.q.
rollen van alle actoren
De vo-docent blijft inhoudelijk verantwoordelijk voor de voorbereiding en uitwerking van de
profielwerkstukken van zijn leerlingen. De HS Zuyd begeleidt elk onderzoek gedurende 3 dagen.
2.3 Type leeromgevingen
• Kenmerken van leeromgeving of van combinaties van leeromgevingen [fysiek
(onderwijs/bedrijfsleven) en virtueel];
De leeromgeving is voornamelijk fysiek ingericht. Tijdens het bezoek aan de HS Zuyd krijgen
leerlingen toegang tot het netwerk. Momenteel wordt gekeken naar de integratie van Blackboard
binnen dit project.
• Instrumenten binnen een elektronische omgeving [website, portal, ELO, DPF, Wiki, blog];
Op de website van het project Profielwerkstukken kunnen scholen zich inschrijven en kunnen
leerlingen aangeven welk onderwerp ze willen uitwerken in hun profielwerkstuk.
• Hardware die wordt gebruikt in relatie tot de elektronische omgeving [pc, pda, mobiel];
n.v.t.
• Mate waarin er technische ondersteuning vereist is bij processen binnen de leerpraktijk;
n.v.t.
• Media die worden ingezet bij ontwikkeling, uitwisseling en beheer van leerinhouden;
Momenteel worden de werkplannen van leerlingen tussen de scholen en de HS Zuyd per mail
uitgewisseld. Overige leermaterialen worden op de HS Zuyd op papier uitgedeeld. In de toekomst
wil de HS Zuyd hier de elektronische leeromgeving voor inzetten.
Definitief
Verkennend onderzoek Learning Blends
Verdonck, Klooster & Associates B.V, Hogeschool INHOLLAND. 35
• Vormen van communicatie [en combinaties], en de middelen die daarbij worden ingezet.
E-mail en drie daags bezoek.
• Mate waarin verschillende actoren samenwerken (onderwijs – bedrijfsleven – overheid)
Dit project bestaat uit samenwerking tussen onderwijsinstellingen vo (havo) en HBO (HS Zuyd) en
bedrijfsleven. Deze samenwerking zorgt voor een betere afstemming tussen de schakels in deze
keten.
3. Effectiviteit
• Perceptie van de effectiviteit van de leerpraktijk door de gebruiker en door andere partijen;
De kwantitatieve doelstellingen worden ruimschoots gehaald. Elk jaar worden ongeveer 200
leerlingen begeleidt. Daarnaast zijn 81 van de 188 leerlingen, die mee hebben gedaan aan het
project Profielwerkstukken in 2004/2005, aan een studie techniek/life sciences begonnen in het
studiejaar 2005/2006 (72 op de HS Zuyd, 9 elders). Dit is ruim boven de 12 studenten die in de
jaarlijkse doelstelling zijn opgenomen.
Uit evalutie kan worden gesteld dat het project ervoor heeft gezorgd dat leerlingen een beter beeld
hebben gekregen van een studie techniek/life sciences, zulke studies minder moeilijk en leuker
lijken dan ze vooraf dachten.
• Vormen van toetsing, beoordeling of assessment die al of niet expliciet worden gehanteerd;
Enquête onder leerlingen en evaluatiegesprekken met betrokken personen van vo-scholen en de
bedrijven.
• Mate waarin sprake is van een systematische kwaliteitsbewaking en kwaliteitsontwikkeling.
Jaarlijks wordt een evaluatierapportage opgeleverd.
• Mogelijkheid tot opschaling
De HS Zuyd zoekt naar mogelijkheden haar project ook na 2007 uit te kunnen voeren en uit te
breiden: meer samenwerking met bedrijfsleven, uitwisseling van docenten tussen havo en de HS
Zuyd en wellicht met behulp van ICT (elektronische leeromgeving) de leerlingen intensiever en beter
te begeleiden voor en na het bezoek aan de HS Zuyd. Opschaling naar meer opleidingen binnen de
HS Zuyd is zeker mogelijk.
In Nederland zijn in verschillende regio's soortgelijke projecten actief. Ondanks het feit dat de HS
Zuyd de Limburgse vo-scholieren graag verwelkomt op de HS Zuyd, is kennisuitwisseling en
opschaling buiten de regio denkbaar.
• Mate waarin de leerpraktijk bijdraagt aan het principe van Leven-Lang-Leren.
Het project Profielwerkstukken wil met het onderhouden en uitbreiden van haar relatienetwerk met
bedrijven bevorderen dat docenten blijven leren van de beroepspraktijk. Dit leren vindt plaats in een
informele leerpraktijk (tijdens 3-daags bezoek).
4. Innovatief karakter
• Mate waarin gesproken kan worden van 'innovatief' [inhoud, didactiek, techniek, organisatie];
Definitief
Verkennend onderzoek Learning Blends
Verdonck, Klooster & Associates B.V, Hogeschool INHOLLAND. 36
De HS Zuyd weet met de gekozen samenwerkingsvorm (bedrijfsleven, HBO en vo) op een
innovatieve manier verschillende kwantitatieve en kwalitatieve doelstellingen van de HS Zuyd te
combineren in één project. Deze samenwerkingsvorm blijkt tevens zeer vruchtbaar voor het
ontstaan van nieuwe samenwerkingsprojecten.
• Veranderende eisen die worden gesteld aan student/deelnemer/docent/trainer/begeleider;
De uitvoering van een profielwerkstuk vindt normaliter geheel plaats op de vo-school. Binnen dit
project dienen de vo-docenten de begeleiding van hun leerlingen gedurende 3 dagen gedeeltelijk
over aan de HS Zuyd. vo-docenten blijven ook bij de uitvoering van proeven op de HS Zuyd
inhoudelijk betrokken en verantwoordelijk, maar de voor de vo-docent onbekende
onderzoeksomgeving, vraagt om aanpassing in organisatie en begeleiding gedurende deze 3
dagen.
Ondanks dat het niveau van de leerlingen lager ligt dan die van studenten op de HS Zuyd, vergt de
begeleiding van de leerlingen voor de docenten van de HS Zuyd geen aanpassingen in hun
didactisch handelen.
• Mate waarin de leerpraktijk aansluit bij of kan worden aangesloten op bestaande initiatieven.
De doelen sluiten aan bij de doelstelling van het Platform β-Techniek. In de toekomst zou
aansluiting kunnen worden gezocht bij profielwerkstukprojecten van HBO/WO-instellingen in andere
regio's.
5. Bijdrage aan oplossen systeemfalen / maatschappelijke relevantie
• Op welke wijze levert de leerpraktijk een bijdrage aan het oplossen van systeemfalen/ maatschappelijke relevantie?
De HS Zuyd biedt vo-leerlingen een leeromgeving die meer onderzoeksfaciliteiten bezit dan de
gemiddelde vo-school. Dit maakt, volgens de leerlingen zelf, het uitvoeren van onderzoek op
technisch vlak niet alleen realistischer maar vooral ook leuker.
De HS Zuyd is door het project Profielwerkstukken de schakel tussen de leerlingen en de
beroepspraktijk waarin zij uiteindelijk terecht komen.
De leerpraktijk draagt bij aan oplossen van systeemfalen met betrekking tot onvoldoende
aantrekkelijke onderwijs en onvoldoende transparantie en kennisdiffusie, resulterend in een tekort
aan bètastudenten.
Definitief
Verkennend onderzoek Learning Blends
Verdonck, Klooster & Associates B.V, Hogeschool INHOLLAND. 37
6 Het leren organiseren [ROC Eindhoven]
1. Algemene en kwantitatieve gegevens • Titel en doelstelling case
De doelstelling van het e-Experiment 'Het leren organiseren' is het opdoen van ervaring met het
organiseren van onderwijs (ontwikkelen, plannen, begeleiden, leren, samenwerken, communiceren,
volgen, resultaten vaststellen), ondersteund met ICT. Nadruk ligt op het organiseren van flexibele,
opleidingsoverstijgende leerroutes en het hierbij begeleiden van de individuele deelnemer.
In het e-Experiment is een generiek onderwijsorganisatiemodel en ICT-ontwerp voor een
elektronische leeromgeving ontworpen waarbij uit wordt gegaan van een leercyclus op
opleidingsniveau, op niveau van de leereenheid en op het niveau van de leervraag. Een leercyclus
verloopt, volgens dit model, in een opleiding langs een reflectieleerlijn (van de aanmeldprocedure,
het leertraject vaststellen in een POP tot leren, toetsen en nazorg), een integrale leerlijn
(beroepssituaties en –taken) en een ondersteunende leerlijn (niveau van leerobjecten). Op basis
van de kwalificatiedossiers van een opleiding en de daaruit afgeleide competentiematrix kunnen
opleidingen, leereenheden, opdrachtenmagazijnen etc. worden ontwikkeld.
• Betrokken instellingen, organisaties en/of bedrijven;
ROC Eindhoven: Penvoerder e-Experiment, uitwerking onderwijsorganisatiemodel en ICT-ontwerp
Fronter Nederland, Koning Willem I College, Leeuwenborgh Opleidingen en het
Noorderpoortcollege hebben geparticipeerd in de ontwikkeling van het onderwijsorganisatiemodel
en het ICT-ontwerp. Fronter neemt in haar eigen ontwikkelmodel voor de nieuwste versie van
Fronter dit ICT-ontwerp mee zodat het gebruik van flexibele leerroutes volgens dit generieke
onderwijsorganisatiemodel mogelijk worden.
• Actoren (met kenmerken) per instelling/organisatie (aantal betrokken studenten, deelnemers of
werknemers in een leerpraktijk [en per tijdvak]; aantal betrokken docenten/trainers en/of
begeleiders/tutoren/moderatoren, of anderszins);
Binnen ROC Eindhoven werkt vooral de school voor Handel & Marketing (vanaf 2005) en de School
voor Mode (vanaf 2006) volgens een onderwijsmodel dat als uitgangspunt heeft gediend voor het
generieke onderwijsorganisatiemodel. Het gaat daarbij in totaal om 1200 deelnemers.
Het talenonderwijs is sinds 2006 opgezet volgens de opzet van het Leren Organiseren.
De volgscholen hebben de resultaten op verschillende manieren opgepakt en zijn daarmee aan de
slag gegaan, met name bij de inrichting of voorbereiding van het talenonderwijs.
• Kennisdomein, beroependomein of sociale praktijk waarop de leerpraktijk betrekking heeft;
Betreft het organiseren van onderwijs in het algemeen. Het ICT-ontwerp van een leeromgeving
waarin het organiseren van flexibel onderwijs zou plaatsvinden, kan op elk kennis/beroependomein
betrekking hebben. Het ICT-ontwerp is uitgewerkt voor een fictieve student in opleiding tot verkoper.
• Doorlooptijd van de leerpraktijk en [studie]belasting, indien hiervan natuurlijk sprake is;
De onderwijsinstelling die het organisatiemodel en ICT-ontwerp uit dit e-Experiment toepast, bepaalt
zelf per leereenheid de doorlooptijd en studiebelasting. Er zijn voorbeelden uitgewerkt zoals een
blokboek-model (een homogene groep studenten doorloopt leereenheden in vaste volgorde), een
Definitief
Verkennend onderzoek Learning Blends
Verdonck, Klooster & Associates B.V, Hogeschool INHOLLAND. 38
rollen-model (deelnemers werken in min of meer homogene groepen aan beroepsopdrachten) of het
vrije-model (de onderwijsinstelling verwerft reële praktijkopdrachten waarop studenten solliciteren).
• Aantal maanden/jaren dat er ervaring is opgedaan met dit type leerpraktijk in deze vorm;
Zie eerder.
• Mate waarin of wijze waarop verschillende actoren eventueel betrokken zijn bij de praktijk;
Zie eerder.
• Meerwaarde voor alle betrokkenen van de samenwerkingsvorm
Het ROC Eindhoven is initiator en penvoerder geweest van dit e-Experiment. Hiermee is een
belangrijke stap gezet richting het vormgeven van een generiek onderwijsorganisatiemodel voor
flexibel onderwijs.
Leeuwenborgh Opleidingen en het Noorderpoortcollege werkten al of waren voornemens om met
Fronter als LMS te gaan werken. Door dit e-Experiment hebben zij hun eigen ervaringen en wensen
m.b.t. de ontwikkeling van Fronter voor flexibele leerroutes kunnen inbrengen.
Fronter Nederland heeft binnen dit e-Experiment haar ontwikkeling naar een LMS t.b.v. flexibele
leerroutes kunnen inzetten.
• Eventuele betrokkenheid van andere ondersteuners bij de leerpraktijk [technisch, inhoudelijk];
Stichting Kennisnet ICT op School ondersteunt dit project financieel binnen hun regeling 'e-
Experimenten' en maakt de voortgang en resultaten van dit project zichtbaar binnen haar website.
• Verwijzingen naar URL met relevante informatie over de onderzochte leerpraktijk;
Regeling 'e-Experimenten': http://e-Experimenten.kennisnet.nl/informatie
E-Experiment 'het leren organiseren': http://e-experimenten.kennisnet.nl/e-
experimenten/roceindhoven
2. Aspecten van blended learning 2.1 Soorten leerprocessen
• Type leerdoelen dat wordt nagestreefd [competenties, kennis, vaardigheden, attitudes];
Het onderwijsorganisatiemodel wordt voor een opleiding ingevuld vanuit een competentiematrix. De
te behalen competenties en voortgang van de student bepalen hoe zijn/haar leerroute eruit ziet.
• Aanvullende typering van de leerpraktijk [leren in de praktijk, leren in of buiten school];
De leerpraktijk richt zich op beroepsgerichte opdrachten die zowel op de onderwijsinstelling als in de
praktijk kunnen worden uitgevoerd.
• Formeel/informeel leren;
Het onderwijsorganisatiemodel en het ICT-ontwerp richten zich op het formele leerproces binnen
een onderwijsinstelling. Het is als student echter mogelijk om ook buiten (formeel te behalen)
competenties, de leerroute uit te breiden bij andere opleidingen. Het magazijn aan leerobjecten en
leereenheden is opleidingoverstijgend en zichtbaar voor de student. Hiermee wordt ook het
informeel leren gefaciliteerd.
Definitief
Verkennend onderzoek Learning Blends
Verdonck, Klooster & Associates B.V, Hogeschool INHOLLAND. 39
2.2 Didactische strategie
• Individueel leren, samenwerkend leren of combinaties hiervan [parallel of serieel uitgevoerd]; Afhankelijk van het model voor leerlijnen dat wordt gekozen vindt leren plaat in verschillende
vormen.
• Mate waarin sprake is van al dan niet geëxpliciteerde didactische strategieën [werkvormen];
Niet geëxpliciteerd in het generieke model.
• Mate van externe sturing en begeleiding bij leerprocessen in de leerpraktijk [ondersteuning], c.q.
rollen van alle actoren
Het onderwijsorganisatiemodel en ICT-ontwerp gaan uit van de volgende actoren:
- de student: afhankelijk van het beroepsprofiel, doorloopt de student scripts, projecten of andere
competentieontwikkelende opdrachten die in de ELO automatisch zijn klaargezet.
- de persoonlijk begeleider: stelt samen met de student leervragen op, bijv. n.a.v. onvoldoende
resultaten, waarna het leerarrangement kan worden aangepast.
- de tutor: begeleidt en beoordeelt de student inhoudelijk. Hij kijkt ingeleverde opdrachten na en
geeft terugkoppeling via de ELO.
- de docent: bereidt leeractiviteiten voor, zet cursussen of workshops klaar en plant in overleg met
de deelnemer leeractiviteiten in (vastgelegd in het Persoonlijk Activiteiten Plan van de student). De
docent begeleidt tevens de cursus/workshop en bepaalt samen met de tutor het leerresultaat van de
student. Deze resultaten worden in het portfolio van de student opgeslagen als "bewijslast".
2.3 Type leeromgevingen
• Kenmerken van leeromgeving of van combinaties van leeromgevingen
In de elektronisch leeromgeving (ELO) worden onderdelen van de opleiding georganiseerd:
leereenheden in de integrale leerlijn (blokboeken, projecten, scripts) en leerobjecten in de
ondersteunende leerlijn (oefeningen, opdrachten). De student, begeleider en docenten hebben
toegang tot de ELO. Activiteiten die plaats vinden zijn leeractiviteiten en begeleidingsactiviteiten. In
de ELO wordt content beschikbaar gesteld (via een digitale studiecatalogus) en
docenten/begeleiders kunnen leereenheden of leerobjecten selecteren (op basis van metadata) en
arrangeren (studiearrangementen maken). De student leert door leereenheden of leerobjecten te
selecteren, in te plannen en te doorlopen. Alle actoren communiceren met elkaar in de ELO: ze
maken afspraken (agenda + berichten versturen), geven elkaar een seintje (berichten versturen),
doen verslag van reflectie (deelnemers) en rapporteren begeleidingsactiviteiten (begeleiders).
Plannen worden vastgelegd in het PAP en op opleidingsniveau in het POP. Voortgang en resultaten
worden gevolgd, geregistreerd en begeleid via een competentiemeter, een voortgangs- of
begeleidingslogboek en het portfolio.
• Instrumenten binnen een elektronische omgeving [website, portal, ELO, DPF, Wiki, blog];
PeopleSoft (invoeren studentgegevens) en Fronter (LeerManagementSysteem).
Omdat bepaalde functionaliteiten binnen PeopleSoft en Fronter nog ontbreken wordt binnen ROC
Eindhoven momenteel tijdelijk gewerkt met een aanvullende applicatie, ontwikkeld in opdracht van
de School voor Handel & Marketing van ROC Eindhoven.
Definitief
Verkennend onderzoek Learning Blends
Verdonck, Klooster & Associates B.V, Hogeschool INHOLLAND. 40
• Hardware die wordt gebruikt in relatie tot de elektronische omgeving [pc, pda, mobiel];
Binnen het e-Experiment is een ICT-ontwerp (met schermafbeeldingen) ontworpen. Dit geeft een
goed beeld van de leeromgeving welke online vanaf elke pc beschikbaar moet zijn.
• Mate waarin er technische ondersteuning vereist is bij processen binnen de leerpraktijk;
De onderwijsorganisatie wordt ondersteund door meerdere applicaties. Het realiseren en
onderhouden van de koppelingen voor een goede gegevensoverdracht is een randvoorwaarde.
• Media die worden ingezet bij ontwikkeling, uitwisseling en beheer van leerinhouden;
Via elke elektronische leeromgeving met het LMS Fronter. Het onderwijsorganisatiemodel en ICT-
ontwerp geven verder richtlijnen en voorwaarden voor overige media.
• Vormen van communicatie [en combinaties], en de middelen die daarbij worden ingezet.
Feedback op ingeleverde opdrachten is in de ELO te vinden. Reflectie op het handelen van de
student in de beroepspraktijk wordt in een logboek vastgelegd (zichtbaar voor student, tutor en
begeleider).
• Mate waarin verschillende actoren samenwerken (onderwijs – bedrijfsleven – overheid) De leereenheden zijn praktijkgerelateerde opdrachten die voor een deel worden aangeleverd door
of uitgevoerd worden voor bedrijven.
3. Effectiviteit
• Perceptie van de effectiviteit van de leerpraktijk door de gebruiker en door andere partijen;
Doordat de context van de opdrachten aansluit bij de belangstelling van de student, het toekomstig
beroep, wordt naar verwachting de student gemotiveerd zich (extra) in te zetten om het gewenste
resultaat/niveau te bereiken.
• Vormen van toetsing, beoordeling of assessment die al of niet expliciet worden gehanteerd;
In het model kunnen verschillende vormen van toetsing/beoordeling worden verwerkt. Alle
leerresultaten worden in de competentiematrix van de student vastgelegd.
• Mate waarin sprake is van een systematische kwaliteitsbewaking en kwaliteitsontwikkeling.
Het model moet zich in de praktijk gaan bewijzen, en kan dan aan de hand van ervaringen worden
doorontwikkeld.
Het toepassen van dit organisatiemodel staat los van de (inhoudelijke) kwaliteitsbewaking van de
opleiding zelf.
• Mogelijkheid tot opschaling
Het hele e-Experiment richt zich op opschaling; het ontworpen onderwijsorganisatiemodel is
generiek beschreven en zou voor elke opleiding die flexibele leerroutes wil toepassen bruikbaar
moeten zijn. De praktijk moet dit echter nog uitwijzen.
• Mate waarin de leerpraktijk bijdraagt aan het principe van Leven-Lang-Leren.
Definitief
Verkennend onderzoek Learning Blends
Verdonck, Klooster & Associates B.V, Hogeschool INHOLLAND. 41
Nadat een student zijn/haar opleiding heeft afgerond, is het mogelijk het competentieprofiel ook in
de beroepsuitoefening verder te onderhouden en uit te breiden.
4. Innovatief karakter
• Mate waarin gesproken kan worden van 'innovatief' [inhoud, didactiek, techniek, organisatie];
Het innovatieve karakter van dit e-Experiment wordt bepaald doordat de focus op de organisatie van
onderwijs is gelegd. Het generieke onderwijsorganisatiemodel resulteerde tevens in een
begeleidingsmodel en in functionele eisen die aan een ELO moeten worden gesteld. Dit generieke
onderwijsorganisatiemodel geeft inzicht in de manier waarop vorm kan worden gegeven aan
massa-individualisatie.
• Veranderende eisen die worden gesteld aan student/deelnemer/docent/trainer/begeleider;
Elke student krijgt een persoonlijk begeleider die hem/haar helpt bij het samenstellen van de
persoonlijke leerroute. Tutoren en docenten geven richting aan de uitvoering van de leerroute en
beoordelen de leerresultaten. Via Fronter kunnen de student, de begeleider, de tutor en de
docenten de leerroute (het studiearrangement), de planning van activiteiten, de voortgang en
behaalde resultaten inzien. ICT speelt dus niet alleen een rol bij het beheer van content maar ook bij
de organisatie van het leren en begeleiding van de studenten.
• Mate waarin de leerpraktijk aansluit bij of kan worden aangesloten op bestaande initiatieven.
Dit project wordt als good practice opgenomen in een onderzoek naar flexibel leren vanuit Stichting
Kennisnet ICT op School.
5. Bijdrage aan oplossen systeemfalen / maatschappelijke relevantie
• Op welke wijze levert de leerpraktijk een bijdrage aan het oplossen van systeemfalen/ maatschappelijke relevantie?
Het flexibel inrichten van leerroutes met beroepsgerichte opdrachten resulteert in onderwijs dat
aansluit bij de belevingswereld van de student. Ook buiten een (standaard) beroepsprofiel om kan
de student competenties verwerven die aansluiten bij zijn/haar interesses. Niet alleen tijdens de
studie maar ook tijdens de beroepsloopbaan. Naast formeel leren ondersteunt het ontwikkelde
model dus ook infomeel en leven lang leren.
De leerpraktijk draagt bij aan oplossen van systeemfalen met betrekking tot onvoldoende
aantrekkelijk onderwijs en onvoldoende flexibiliteit binnen het leerproces.
Definitief
Verkennend onderzoek Learning Blends
Verdonck, Klooster & Associates B.V, Hogeschool INHOLLAND. 42
7 DigiPABO [Hogeschool INHOLLAND]
Vooraf Sinds 1998 biedt Hogeschool INHOLLAND Rotterdam een lerarenopleiding basisonderwijs aan
(DigiPABO) die voor het grootse deel op afstand wordt vormgegeven. De contactmomenten zoals
startseminar en summercourse vinden plaats in de randstad en hebben een belangrijke
toegevoegde waarde. De opleiding gaat uit van een competentiegericht curriculum waarbij leren in
de praktijk (stage) een belangrijke rol speelt, naast samenwerkend leren (op afstand).
1. Algemene en kwantitatieve gegevens
Aandachtspunten • Betrokken instelling en/of bedrijven [afhankelijk van eisen rond anonimiteit]
Hogeschool INHOLLAND afdeling School of Education Den Haag/Oegstgeest.
• Actoren: betrokken studenten/ deelnemers en docenten/begeleiders/tutoren/moderators
In totaal studeren ongeveer 200 studenten aan de opleiding (voorjaar 2007); in totaal begeleidt een
team van ongeveer 10 tutoren de digipabostudenten. Hiernaast zijn vakspecialisten en
werkplekbegeleiders betrokken. In de afgelopen jaren studeerden ongeveer 60 studenten per jaar
af. De uitval ligt iets hoger dan die bij de reguliere (contact)deeltijdopleiding.
• Mate waarin of wijze waarop verschillende actoren eventueel betrokken zijn
Omdat veel op afstand wordt gewerkt heeft de opleiding, mede op basis van ervaringen, gekozen
voor een één-loket gedachte: de tutor is de belangrijkste persoon. Daarnaast hebben studenten te
maken met vakdocenten die ze vooral via mail kunnen bevragen; ook spelen de stagebegeleiders
een grote rol: de stage is een substantieel deel van de opleiding.
• Kennisdomein of beroependomein waarop de leerpraktijk betrekking heeft
De opleiding DigiPABO leidt op voor het reguliere Pabo-diploma, bevoegdheid leraar
basisonderwijs.
• Doorlooptijd van de leerpraktijk en studiebelasting, indien hiervan sprake is
N.v.t. Het betreft een regulier bekostigde opleiding van vier jaar.
• Aantal jaren dat ervaring is opgedaan met dit type leerpraktijk
Er is sinds 1998 ervaring met dit type onderwijs c.q. deze wijze van studeren. Eén jaar hierna werd
de opleiding getransformeerd van een modulaire (individueel gerichte) opleiding getransformeerd in
een op constructivistische leest geschoeide opleiding waarbij samenwerkend leren de basis vormt.
• Meerwaarde voor alle betrokkenen van de samenwerkingsvorm.
Voor veel studenten is de DigiPABO de enige manier waarop zij de lerarenopleiding kunnen volgen
vanwege verblijf in buitenland, kostwinnersschap, zorg voor kinderen overdag, etc. De opleiding en
de stagescholen kunnen door het opleiden van deze specifieke groep, een bijdrage leveren aan het
Definitief
Verkennend onderzoek Learning Blends
Verdonck, Klooster & Associates B.V, Hogeschool INHOLLAND. 43
oplossen van het lerarentekort. In een aantal gevallen (in binnen- en buitenland) kunnen de
afgestudeerden direct aan de slag binnen de organisatie waar zij stage hebben gelopen.
• Eventuele betrokkenheid van andere ondersteuners [technisch, inhoudelijk]
Omdat studenten voor een groot gedeelte van hun studie op afstand worden begeleid is een goed
werkende backoffice van cruciaal belang. Studenten moeten te allen tijde geholpen worden met
praktisch administratieve vragen en algemene technische problemen te gebruiken applicaties
aangaande. Hierbij ondersteunend zijn de helpdesk en backoffice.
• Verwijzingen naar url’s met relevante informatie over de practice
De Digipabo is als Good Practice beschreven op de SURF GP site: zie:
http://goodpractices.surf.nl/gp/goodpractices/61 voor uitgebreide informatie over DigiPABO (stand
van zaken 2005). De opleiding is inmiddels doorontwikkeld zodat sommige informatie gedateerd is. 2. Aspecten van Blended learning 2.1 Soorten leerprocessen
• Type leerdoelen dat wordt nagestreefd [competenties, kennis, vaardigheden, attitudes]
Alle competenties (kennis, vaardigheden en attitudes) zijn omschreven. Het betreft een reguliere,
competentiegerichte HBO opleiding.
• Aanvullende typering van de leerpraktijk [leren in de praktijk, leren in of buiten school]
Er vindt een verschuiving plaats waarbij leren in de praktijk een steeds grotere rol gaat spelen.
• Formeel / informeel leren
Binnen deze leerpraktijk is sprake van georganiseerd, formeel leren. Informeel leren vindt plaats
buiten deze opdrachten. 2.2 Didactische strategie
• Individueel leren, samenwerkend leren of combinaties hiervan [parallel of serieel uitgevoerd]
Individueel leren wat betreft zelfstudiemodules en stage, samenwerkend leren bij thema’s.
• Mate waarin sprake is van een al dan niet geëxpliciteerde didactische strategie [werkvormen]
Veel samenwerkend leren “op afstand” d.m.v. discussiefora (discussionboard) op ELO (Black
Board).
• Mate van externe sturing en begeleiding bij het leerproces in een leerpraktijk [ondersteuning]
Tutor begeleidt studenten voornamelijk op afstand bij interdisciplinaire groepsopdracht. Hij/zij doet
dit d.m.v. reflecteren op bijdragen op discussionboard. Hier is sprake van sturing tutor: de
studenten werken qua thema’s (deel curriculum) per tutorgroep per periode aan een opdracht.
Bij zelfstudie, SLB en stage ligt sturing bij student. 2.3 Type leeromgevingen
• Kenmerken van de leeromgeving of van combinaties van leeromgevingen [fysiek en virtueel]
Definitief
Verkennend onderzoek Learning Blends
Verdonck, Klooster & Associates B.V, Hogeschool INHOLLAND. 44
Gemengd: Fysiek (F2F) voor start course en summercourse, soms voor tentamenafname en
overleg,
virtueel voor samenwerking binnen tutorgroep en stagebegeleiding.
• Instrumenten binnen een elektronische omgeving [website, portal, ELO, DPF, Wiki, blog]
Portal voor verwijzing naar applicaties, CMS (Content Management System) “Onderwijsplein” voor
alle onderwijsmaterialen ( video, ppt, video, Word, etc.) en plaatsen inhoudelijke vragen
zelfstudiemodules, elektronische omgeving d.m.v. Black board, Skype of Breeze applicatie voor
afstuderen en diverse onderwijsapplicaties en websites, intranet voor algemene info studie.
Naast fysieke (F2F) begeleiding stage ook virtuele d.m.v. VPA (virtuele praktijkapplicatie), telefoon
en Skype of Breeze.
• Hardware die wordt gebruikt in relatie tot de elektronische omgeving [pc, mobiele technologie]
Vooral Pc, maar ook telefoon en webcam, gezien kosten (nog) geen inzet mobiele telefoons.
• Mate waarin er technische ondersteuning vereist is bij processen binnen de leerpraktijk.
Duidelijk een belangrijk issue: bij de formele inzet elektronische leeromgeving is technische
ondersteuning van groot belang, zeker bij videocommunicatie. Bij informele “kanalen” vindt vanuit de
opleiding geen ondersteuning plaats. Ondersteuning bij werken met elo op initiatief student: op
verzoek.
• Media die worden ingezet bij ontwikkeling, uitwisseling, verspreiding en beheer van inhouden;
Ingezet worden: websites, CMS, elo, e-mail.
• Vormen van communicatie [en combinaties], en de middelen die daarbij worden ingezet
Grootste gedeelte leerproces vindt plaats op elo Black board d.m.v. discussion board, maar ook F2F
contact, telefoon, videocommunicatie en (video)presentaties. De afgelopen jaren is bewust gekozen
voor inzet asynchrone middelen omdat pilots met synchrone media niet de gewenste resultaten
opleverden (videocommunicatie d.m.v. Click to meet bijvoorbeeld i.v.m. te installeren
cliëntsoftware). Nu bijvoorbeeld met Macromedia Breeze deze mogelijkheden van synchrone
communicatie (en samenwerkingstool d.m.v. application en Internet sharing wel mogelijk zijn, zal
deze meer worden toegepast. Wel vanuit het idee dat het iets kan toevoegen, niet vanuit de
substitutiegedachte.
• Mate waarin verschillende actoren samenwerken (onderwijs-bedrijfsleven-overheid)
In dit praktijkvoorbeeld werken opleiding en afnemend veld ”nauw” samen. De rol van de
praktijkscholen wordt steeds belangrijker m.b.t. begeleiden “on the job”. De samenwerking met het
veld wordt deels vormgegeven d.m.v. de inzet van de VPA, Virtuele Praktijk Applicatie, een door de
hogeschool gebouwde omgeving waarin veel gegevens worden uitgewisseld (digitale
lesvoorbereidingen, beoordelingen, feedback, opleidingsdocumenten, etc, maar door middel
waarvan ook gecommuniceerd kan worden. 3. Effectiviteit
• Perceptie van de effectiviteit van de leerpraktijk door de gebruiker en door andere partijen
Definitief
Verkennend onderzoek Learning Blends
Verdonck, Klooster & Associates B.V, Hogeschool INHOLLAND. 45
Moeilijk te meten, weinig data beschikbaar. Wel zeer subjectieve gegevens: studenten geven aan
dat ze niet gekozen hadden als de opleiding grotendeels F2F zou zijn georganiseerd, daarnaast
behalen de meeste studenten na iets meer dan de reguliere studietijd (4 resp. 2,5 jaar voor hoger
opgeleiden) hun diploma. De korte aansturingsmomenten, meestal op afstand worden erg
gewaardeerd, het feit dat zeer veel initiatief bij de student gelegd wordt, geeft hen mogelijkheden zo
effectief mogelijk te studeren.
• Vormen van toetsing, beoordeling of assessment die al of niet expliciet worden gehanteerd
Schriftelijke toetsing, mondeling, groepswerk (maken website, werkstuk, (video)presentatie,
vervangende schriftelijke opdracht, etc.
• Mate waarin sprake is van systematische kwaliteitsbewaking en kwaliteitsontwikkeling.
Er is systematische, periodieke kwaliteitsbewaking d.m.v. vastgesteld toetskader.
• Mogelijkheid tot opschaling
De beschreven leerpraktijk gaat uit van een bepaald concept: een competentiegericht curriculum,
een rijke leeromgeving (elektronische leeromgeving Black Board, digitaal onderwijsplein met alle
onderwijsmaterialen en een virtuele praktijk applicatie voor communicatie en uitwisseling van
gegevens met de praktijkorganisaties (scholen). Binnen het onderwijs zelf wordt het concept van
blended learning toegepast, waarbij alle beschreven elementen in een beargumenteerde mix zijn
ondergebracht. Dit concept is bij uitstek geschikt om op te schalen, bijvoorbeeld naar reguliere
deeltijd, maar ook voltijdsopleidingen; daarnaast naar bedrijfsopleidingen.
• Mate waarin de leerpraktijk bijdraagt aan het principe van Leven-Lang-Leren.
De beschreven leerpraktijk draagt niet direct bij aan een Leven-Lang-Leren. De mogelijkheden zijn
wel aanwezig om bijvoorbeeld alumni en andere geïnteresseerden op beschreven wijze “bij te
scholen”. De opleiding is inmiddels een onderzoek gestart naar de mogelijkheden daartoe. 4. Innovatief karakter
• Mate waarin gesproken kan worden van 'innovatief' en aspecten die daarbij een rol spelen
Het innovatieve van de opleiding is het feit dat veel innovaties integraal worden ingezet bij deze
opleiding: werken met een elo, materialen gebruiken uit CMS, inzet rijke elektronische
leeromgeving, gebruik digital portfolio, inzet streaming media, gestreamde stagefragmenten op
discussionboard beoordelen van elkaar, inzet videocommunicatie bij afstuderen, etc.
• Veranderende eisen die worden gesteld aan student/deelnemer en docent/trainer/begeleider
Evident is dat de rol van de docent fundamenteel verandert: ten aanzien van begeleiden van
leerprocessen in het algemeen en dat (deels) op afstand in het bijzonder. Lectoraat eLearning van
Hogeschool INHOLLAND doet reeds enkele jaren onderzoek naar deze veranderende rol. Ook de
rol van de student verandert sterk: deze zal (steeds meer m.b.v. een elektronische leeromgeving)
(peer) feedback moeten kunnen geven, evenals moeten kunnen reflecteren op en evalueren van
onderwijsactiviteiten.
• Mate waarin de leerpraktijk aansluit bij, of kan worden aangesloten op bestaande initiatieven
Definitief
Verkennend onderzoek Learning Blends
Verdonck, Klooster & Associates B.V, Hogeschool INHOLLAND. 46
Interessant is dat de DigiPABO-opleiding als aanjager van onderwijsvernieuwing binnen de Pabo
van INHOLLAND is gebruikt, waarbij d.m.v. project New Blends (zie ook: www.pabo-
INHOLLAND.nl/newblends) de verspreiding van deze ervaringen plaatsvindt naar deeltijd- en
voltijdsopleiding. Hierbij wordt gebruik gemaakt van ervaringen zoals uit DU project DigiPABO,
promotieonderzoek naar reflectie op afstand, doctoraalscriptieonderzoek naar competenties
docenten m.b.t. modereren discussies online en (studentafstudeer) onderzoek naar
communicatiemiddelen studenten en Lectoraatsonderzoek naar veranderende rol docent
(eTutoring). Alles binnen Hogeschool INHOLLAND.
5. Bijdrage aan oplossen systeemfalen / maatschappelijke relevantie
• Op welke wijze levert de leerpraktijk een bijdrage aan het oplossen van systeemfalen/ maatschappelijke relevantie?
Onderwijs dat op bovenstaande wijze is vormgegeven is flexibeler dan “regulier” onderwijs. Het tijd-
en plaatsonafhankelijk karakter speelt hierbij een rol. Het kan aantrekkelijker onderwijs opleveren
door inzet van een groter scala aan onderwijsmiddelen, waaronder elektronische. Het kan beter
onderwijs opleveren door intensieve inzet van peerfeedback op afstand d.m.v. digitale forums. Het
leidt nieuwe leraren op die ICT-vaardig zijn, en leraren die anders geen gebruik zouden maken van
regulier voltijd- en deeltijdonderwijs.
De leerpraktijk draagt bij aan oplossen van systeemfalen met betrekking tot onvoldoende
aantrekkelijk onderwijs en onvoldoende flexibiliteit binnen het leerproces, resulterend in een tekort
aan leraren.
Definitief
Verkennend onderzoek Learning Blends
Verdonck, Klooster & Associates B.V, Hogeschool INHOLLAND. 47
8 Zuydlab [Hogeschool Zuyd]
1. Algemene en kwantitatieve gegevens • Titel en doelstelling case
De leerpraktijk heeft als titel: Zuydlab, het is een initiatief van Hogeschool Zuyd te Heerlen. De
faculteit waaronder het Zuydlab ressorteert (Life & Science) noemt het “een uitdagende, realistische
en resultaatgerichte bedrijfsomgeving”.
De hogeschool formuleerde voor het project de volgende doelstellingen: een bijdrage leveren aan
de kennisuitwisseling tussen hogeschool en maatschappij, een realistische, resultaatgerichte
leeromgeving neerzetten, een beroepsgerichte opleiding vormgeven en relevante
beroepscompetenties ontwikkelen voor medewerkers en studenten. Daarnaast werd als doel
opgenomen: producten en diensten ontwikkelen voor het werkveld. Kort samengevat door het hoofd
van het Zuydlab: goed onderwijs vormgeven en stimuleren van de economie in de regio.
• Betrokken instellingen, organisaties en/of bedrijven; betrokken actoren
De betrokken instellingen betreffen aan de ene kant de onderwijsorganisatie Hogeschool Zuyd die
het project is gestart en die vanaf 2007 het Zuydlab integreert in de staande organisatie, aan de
andere kant ongeveer 20 bedrijven uit de regio. Dit jaar (2006-2007) zijn ca. 35 studenten in de
afstudeerfase van de faculteit Life & Science en vier docenten (en 4 practicum assistenten)
betrokken bij de leerpraktijk. De meeste studenten komen uiteindelijk ook bij deze bedrijven in de
regio terecht na hun afstuderen. Ook in andere bedrijven in de regio
• Kennisdomein, beroependomein of sociale praktijk waarop de leerpraktijk betrekking heeft
De faculteit Life & Science verzorgt “chemische” opleidingen: biochemie, analyse, synthese,
materiaalkunde en (binnenkort ook) nanotechnologie.
• Doorlooptijd van de leerpraktijk en [studie]belasting
Gemiddeld genomen betreft de studiebelasting 15 EC’s (European Credits). De doorlooptijd is een
onderwijsperiode (kwartaal). Er is echter flexibiliteit, op basis van de praktijkvraag en
beschikbaarheid van de studenten op dat moment. De hogeschool heeft de organisatievorm van de
“minor” gekozen voor de opdrachten die worden uitgevoerd.
• Aantal maanden/jaren dat er ervaring is opgedaan met dit type leerpraktijk in deze vorm
In de afgelopen jaren is ervaring opgedaan; de pilot (4 synthese projecten) startte in 2005, vanwege
de synergie onderwijs/bedrijfsleven en de win-win-situatie voor alle betrokken neemt de omvang toe
en wordt het lab geïntegreerd in de staande organisatie.
• Mate waarin of wijze waarop verschillende actoren eventueel betrokken zijn bij de praktijk
Opdrachtgevers uit de praktijk zijn betrokken, ook deskundigen uit de bedrijven, de begeleidende
docenten vanuit de hogeschool en natuurlijk de studenten.
• Meerwaarde voor alle betrokkenen van de samenwerkingsvorm
De integratie tussen werken en leren, tussen bedrijven en onderwijs, levert volgens de opleiding
beter onderwijs, flexibeler vormgegeven, met realistische casussen, waardoor leren na afstuderen
Definitief
Verkennend onderzoek Learning Blends
Verdonck, Klooster & Associates B.V, Hogeschool INHOLLAND. 48
naadloos overgaat in werken. De bedrijven kunnen onderzoeksopdrachten die ze voor relaties
moeten uitvoeren, “uitbesteden” aan studenten van de hogeschool. Zij doen hierbij indirect aan
werving personeel, aangezien ze met personeelstekorten zitten wat betreft technisch personeel:
veel studenten komen in dienst bij de opdrachtgevers.
Ook professionalisering docenten en uitwisseling personeel worden als meerwaarde gezien.
Docenten gaan naar bedrijven toe en worden op deze wijze geprofessionaliseerd. De bedrijven en
de hogeschool sluiten een alliantie voor een aantal jaren waarmee ze de samenwerking
formaliseren.
De school realiseert beter onderwijs door casussen en onderzoeksopdrachten voor de studenten
die beter aansluiten op de praktijk; de bedrijven maken gebruik van de mogelijkheid tot
“aanschuifonderwijs” d.w.z. dat ze de mogelijkheid krijgen personeelsleden (met gesloten beurs of
tegen gereduceerd tarief) onderwijseenheden te laten volgen binnen het reguliere onderwijs.
• Eventuele betrokkenheid van andere ondersteuners bij de leerpraktijk [technisch, inhoudelijk]
Als de technische instrumenten die nodig zijn voor het uitvoeren van opdrachten niet beschikbaar
zijn, bijvoorbeeld als het om speciale elektronische microscopen gaat, kan door de studenten
gebruik gemaakt worden van apparatuur uit bijvoorbeeld een Philipslab, waarbij de studenten de
apparatuur op afstand kunnen bedienen en elektronisch over de gegenereerde uitslagen kunnen
beschikken. Het lab werkt bij de afstemming van de onderzoeksopdrachten samen met Universiteit
Maastricht en Lectoraat Life Sciences. Omdat het lab geen stagebureau is of een uitzendbureau
voor goedkope onderzoekers, probeert het lab de juiste opdracht op de juiste plaats te krijgen.
Praktijkgericht onderzoek behoort volgens het lab plaats te vinden bij een hogeschool,
fundamenteel onderzoek bij een universiteit. Daarom moet overleg plaatsvinden met andere
instellingen die studenten onderzoek laten uitvoeren in opdracht van het bedrijfsleven.
• Verwijzingen naar URL met relevante informatie over de onderzochte leerpraktijk;
Informatie over Hogeschool Zuyd: zie: http://www.hszuyd.nl/zuydlab.
Of www.hszuyd.nl . 2. Aspecten van blended learning 2.1 Soorten leerprocessen
• Type leerdoelen dat wordt nagestreefd [competenties, kennis, vaardigheden, attitudes]; aanvullende typering van de leerpraktijk [leren in de praktijk, leren in of buiten school]
De leerpraktijk Zuydlab betreft geen specifiek onderwijskundig innovatieve toepassing van Blended
Learning. Type leerdoelen wijken niet af van de reguliere. De organisatorische vorm die gekozen is,
is die van de reguliere minorstructuur. Dit vanwege het flexibel karakter ervan.
• Formeel/informeel leren
Het betreft formeel, georganiseerd leren: studenten voeren de opdrachten uit binnen het eigen
instituut. Toch is sprake van Leren in de praktijk omdat het casussen betreft uit de praktijk die
optimaal aansluiten bij de toekomstige werkzaamheden van de studenten. Voor de
praktijkbegeleiders van de bedrijven is sprake van informeel leren aangezien ze op de hogeschool
in contact komen met innovaties op het vakgebied. Aan de andere kant is sprake van informeel
leren door de docenten van de opleiding die bedrijven bezoeken en op die wijze op de “leren” m.b.t.
relevante ontwikkelingen en eisen bedrijfsleven voor afgestudeerden.
Definitief
Verkennend onderzoek Learning Blends
Verdonck, Klooster & Associates B.V, Hogeschool INHOLLAND. 49
2.2 Didactische strategie
• Individueel leren, samenwerkend leren of combinaties hiervan [parallel of serieel uitgevoerd]; • Mate waarin sprake is van al dan niet geëxpliciteerde didactische strategieën [werkvormen]; • Mate van externe sturing en begeleiding bij leerprocessen in de leerpraktijk [ondersteuning], c.q.
rollen van alle actoren
Studenten voeren opdrachten individueel of in tweetallen uit. Er is sprake van samenwerkend leren.
De opdrachten zijn afkomstig uit het bedrijfsleven c.q. wordt uitgevoerd voor het bedrijfsleven.
Studenten worden begeleid door eigen docenten en medewerkers opdrachtgever/bedrijf.
Beoordeling vindt plaats bij oplevering product/onderzoekresultaten.
2.3 Type leeromgevingen
• Kenmerken van leeromgeving of van combinaties van leeromgevingen [fysiek (onderwijs/bedrijfsleven) en virtueel];
• Instrumenten binnen een elektronische omgeving [website, portal, ELO, DPF, Wiki, blog]; • Hardware die wordt gebruikt in relatie tot de elektronische omgeving [pc, pda, mobiel]; • Mate waarin er technische ondersteuning vereist is bij processen binnen de leerpraktijk; • Media die worden ingezet bij ontwikkeling, uitwisseling en beheer van leerinhouden; • Vormen van communicatie [en combinaties], en de middelen die daarbij worden ingezet. • Mate waarin verschillende actoren samenwerken.
Studenten maken gebruik van de reguliere leeromgevingen van de hogeschool: intranet,
elektronische leeromgeving Black Board (BB), e-mailfaciliteiten en internet. Veel overleg en
samenwerking vindt F2F plaats. De studenten werken vaak fysiek 30 uur per week in het
laboratorium aan een opdracht. Opleidingsinstituut (bedrijf: opdrachtgever) en hogeschool
(uitvoerenden: studenten en docenten) werken intensief samen gedurende opdrachtperiode. Ook
betrokken bij de samenwerking zijn de actoren: universiteit, kenniskring en (facilitair m.b.t.
apparatuur) grote ondernemingen in de regio.
3. Effectiviteit
• In hoeverre ervaren gebruikers [doelgroep] de leerpraktijk als effectief?
Het gaat hierbij om of keuzes die werden gemaakt daadwerkelijk bijdragen aan optimalisering van
het leerproces. De actoren beoordelen de wijze waarop Zuydlab wordt ingezet als onderwijsmiddel
als bijzonder doeltreffend: voor de studenten omdat ze op deze wijze worden geconfronteerd met
opdrachten die ze in “werkelijkheid” ook tegenkomen, het is dus een geschikt middel om te
bereiken dat studenten optimaal worden voorbereid op het werk in de praktijk. Het is tevens een
doeltreffend middel voor de opleiding om aan zo realistisch mogelijke casussen te komen; voor het
bedrijfsleven kan het uitgevoerde onderzoek als assessment functioneren bij werving personeel.
Over de hierboven genoemde aspecten zijn geen kengetallen bekend. Het zijn inschattingen op
basis van gesprekken met actoren.
• Mogelijkheden tot opschaling
Het concept is opschaalbaar, niet alleen voor opleidingen in dezelfde branche: onderzoek in
opdracht van werkveld kan binnen iedere instelling plaatsvinden. Betrokkenheid van HBO
Lectoraten is overal mogelijk en kan hierbij de kwaliteit en synergie versterken. De
professionalisering van personeel door contact met “afnemend veld” kan binnen alle sectoren
Definitief
Verkennend onderzoek Learning Blends
Verdonck, Klooster & Associates B.V, Hogeschool INHOLLAND. 50
plaatsvinden, evenals de wijze tot flexibele scholing van “het werkveld c.q. organisaties en
bedrijfsleven” door de instelling van hoger onderwijs.
• Mate waarin de leerpraktijk bijdraagt tot Leven-Lang-Leren?
Wat betreft de professionalisering van de begeleidende docenten en die van de medewerkers van
opdrachtgever is sprake van bijdrage aan Leven-Lang-Leren. Dit vanwege de synergie (win-win-
situatie) voor alle betrokkenen.
4. Innovatief karakter
• Mate waarin gesproken kan worden van 'innovatief' [inhoud, didactiek, techniek, organisatie];
In deze leerpraktijk is sprake van samenwerking (learning blend) tussen hogeschool, universiteit,
semi-overheidsinstantie (ziekenhuis) en bedrijfsleven. De leerpraktijk is innovatief vanwege de
verwevenheid onderwijs-bedrijfsleven. Onderzoek is een belangrijk aspect in de afstudeerfase van
de opleiding. Onderlinge mobiliteit houdt de opleiding up to date en laat deze optimaal aansluiten op
de praktijk.
• Veranderende eisen die worden gesteld aan student/deelnemer/docent/trainer/begeleider;
Opdrachtgever en docent krijgen samen een begeleidende en beoordelende rol m.b.t. de
praktijkopdracht die de student(en) uitvoer(en). De samenwerkingscompetentie van de docent m.b.t.
deze nieuwe vormen van samenwerking krijgt meer nadruk.
• Mate waarin de leerpraktijk aansluit bij of kan worden aangesloten op bestaande initiatieven.
De leerpraktijk sluit aan bij de behoefte van bedrijven en scholen om studenten zodanig op te leiden
dat de overgang van opleiding naar bedrijf zo vloeiend mogelijk verloopt.
5. Bijdrage aan oplossen systeemfalen / maatschappelijke relevantie
• Op welke wijze levert de leerpraktijk een bijdrage aan het oplossen van systeemfalen/ maatschappelijke relevantie?
Onderwijs wordt kwalitatief beter als gezamenlijke expertise kan worden ingezet: die van
hogeschool, kenniskring, universiteit, bedrijven en instellingen. Het onderwijs wordt aantrekkelijker
als de opdrachten geen gefingeerde zijn, maar werkelijke uit de dagelijkse praktijk. Informeel leren
vindt plaats als verschillende disciplines en actoren kennis uitwisselen.
De leerpraktijk draagt bij aan oplossen van systeemfalen met betrekking tot onvoldoende
aantrekkelijk onderwijs en onvoldoende transparantie en kennisdiffusie.
Definitief
Verkennend onderzoek Learning Blends
Verdonck, Klooster & Associates B.V, Hogeschool INHOLLAND. 51
9 European Virtual Seminar [Open Universiteit]
1. Algemene en kwantitatieve gegevens • Titel en doelstelling case
European Virtual Seminar on Sustainable Development (EVS) is een internationale
onderwijsmodule waarin studenten van diverse nationaliteiten en verschillende disciplines
samenwerken aan werkelijkheidsgetrouwe casestudies op het terrein van duurzame ontwikkeling.
• Betrokken instellingen, organisaties en/of bedrijven [afhankelijk van eisen rond anonimiteit];
Het initiatief is in 2001 genomen door OU Nederland en de COPERNICUS CAMPUS uit Duitsland.
Verschillende universiteiten sloten zich hierbij aan. EVS is een open netwerk. Instellingen die
belangstelling hebben, kunnen zich aansluiten. Op dit moment zijn ongeveer 15 Europese
onderwijsinstellingen betrokken.
• Actoren (met kenmerken) per instelling/organisatie (aantal betrokken studenten, deelnemers of
werknemers in een leerpraktijk [en per tijdvak]; aantal betrokken docenten/trainers en/of begeleiders/tutoren/moderatoren, of anderszins);
Studenten werken in internationale en multidisciplinaire groepen van circa 6 personen. Elke groep
wordt begeleid door een tutor en kan tevens een beroep doen op een inhoudelijk expert. Daarnaast
is er een stakeholder als opdrachtgever.
Per instelling is tevens een coördinator benoemd die samen met de projectleider van het EVS
verantwoordelijk is voor de formele aspecten rondom deze onderwijsmodule, zoals het verankeren
van het EVS binnen het curriculum van een instelling (bijv. als verplicht vak, keuzevak of onderdeel
van een ander vak), het toekennen van studiepunten, enz.
• Kennisdomein, beroependomein of sociale praktijk waarop de leerpraktijk betrekking heeft;
Sustainable development (duurzame ontwikkeling).
EVS is bedoeld voor alle disciplines die raakvlakken (zouden moeten) hebben met duurzame
ontwikkeling
• Doorlooptijd van de leerpraktijk en [studie]belasting, indien hiervan natuurlijk sprake is;
De studielast van het EVS is 120 uur en de doorlooptijd 4 maanden (okt-feb)
• Aantal maanden/jaren dat er ervaring is opgedaan met dit type leerpraktijk in deze vorm;
Vanaf 2001 is deze leerpraktijk aangeboden. Momenteel loopt EVS voor de zesde maal. Er nemen
gemiddeld 50 studenten aan deel.
• Mate waarin of wijze waarop verschillende actoren eventueel betrokken zijn bij de praktijk;
Studenten schrijven een groepsrapport voor een ‘stakeholder’. Dit kan een wetenschapper zijn van
de betrokken instellingen, maar ook een persoon buiten het EVS die belang heeft bij de resultaten
van het onderzoek dat de studenten hebben uitgevoerd (bijv. een van de betrokken docenten is
tevens directeur van een zogeheten ‘Geopark’ en gebruikt de resultaten van de studenten in de
praktijk).
• Meerwaarde voor alle betrokkenen van de samenwerkingsvorm
Definitief
Verkennend onderzoek Learning Blends
Verdonck, Klooster & Associates B.V, Hogeschool INHOLLAND. 52
Studenten krijgen de kans om met studenten uit andere landen en multidisciplinair aan een opdracht
te werken. Dit is een waardevolle leerervaring voor de studenten.
• Eventuele betrokkenheid van andere ondersteuners bij de leerpraktijk [technisch, inhoudelijk];
Het beheer en onderhoud van de elektronische leeromgeving van het EVS is in handen van de
daarvoor verantwoordelijke afdeling van de Open Universiteit Nederland. Voor tips en onderzoek op
didactisch vlak wordt regelmatig samengewerkt met onderwijskundigen en/of onderwijstechnologen
van de betrokken instellingen.
• Verwijzingen naar URL met relevante informatie over de onderzochte leerpraktijk;
http://www.ou.nl/evs
Ook beschreven op: http://goodpractices.surf.nl/gp/goodpractices/157 2. Aspecten van blended learning 2.1 Soorten leerprocessen
• Type leerdoelen dat wordt nagestreefd [competenties, kennis, vaardigheden, attitudes];
De leerdoelen voor studenten zijn als volgt geformuleerd: - Beschrijven en operationaliseren van het concept van duurzame ontwikkeling. [kennis] - Analyseren van de relatie tussen de geplande uitbreiding van de EU en de doelen rondom
duurzame ontwikkeling binnen de lidstaten en toekomstige lidstaten. [kennis] - Het linken van lokale, nationale en Europese beleids-issues aan duurzame ontwikkeling [kennis] - Werken met studenten van verschillende culturele en disciplinaire achtergronden [attitude] - Het effectief gebruiken van de ICT-mogelijkheden voor samenwerkend leren. [vaardigheden]
• Aanvullende typering van de leerpraktijk [leren in de praktijk, leren in of buiten school];
Samenwerkend leren op afstand
• Formeel/informeel leren;
Het gaat om formeel leren. In evaluaties rapporteren studenten dat ze ook heel veel leren van de
internationale samenwerking, buiten leerdoelen om. Dit zou als informeel leren getypeerd kunnen
worden. 2.2 Didactische strategie
• Individueel leren, samenwerkend leren of combinaties hiervan [parallel of serieel uitgevoerd];
Samenwerkend leren
• Mate waarin sprake is van al dan niet geëxpliciteerde didactische strategieën [werkvormen];
Een didactische strategie wordt uitdrukkelijk als doel genoemd (Het ontwikkelen van een waardevol
didactisch concept voor virtueel samenwerkend leren via internet).
Didactisch concept: activerend samenwerkend leren. Aanpak in EVS werkt als volgt. Elke groep
krijgt een case van een stakeholder en levert een rapport op over het vraagstuk, aangevuld met een
beknopte beleidssamenvatting voor een stakeholder. Daarnaast schrijven de studenten een
reflectieverslag over het groepsproces. Om het leerproces van de studenten te ondersteunen is het
Definitief
Verkennend onderzoek Learning Blends
Verdonck, Klooster & Associates B.V, Hogeschool INHOLLAND. 53
EVS onderverdeeld in verschillende fasen, die gekoppeld zijn aan bepaalde perioden. De
beoordeling van de studenten is zowel gericht op de inhoud als het proces.
• Mate van externe sturing en begeleiding bij leerprocessen in de leerpraktijk [ondersteuning], c.q.
rollen van alle actoren
Afhankelijk van de rol (coördinator, tutor, expert) hebben docenten verschillende taken:
- Projectleider: overkoepelend management en elektronische leeromgeving.
- Coördinator: formele aspecten, zoals studenten werven, informatie verstrekken, interne en externe
coördinatie, verlenen van certificaat, enz.
- Tutor: coaching en beoordeling van groepsproces.
- Expert: levert case studie en beoordeling van de groepsproducten, kan studenten tips geven voor
aanpak van de casus.
2.3 Type leeromgevingen
• Kenmerken van leeromgeving of van combinaties van leeromgevingen [fysiek (onderwijs/bedrijfsleven) en virtueel];
Virtuele leeromgeving (aangevuld met enkele bijeenkomsten per instelling)
• Instrumenten binnen een elektronische omgeving [website, portal, ELO, DPF, Wiki, blog];
De studenten (en docenten) van het EVS ontmoeten elkaar in een elektronische leeromgeving
(Blackboard) en beschikken daarbij over verschillende tools voor synchrone en asynchrone
communicatie, zoals elektronische discussiegroepen, chat- en e-mail faciliteiten en een instrument
voor het uitwisselen van bestanden.
• Hardware die wordt gebruikt in relatie tot de elektronische omgeving [pc, pda, mobiel];
Geen PC of laptop
• Mate waarin er technische ondersteuning vereist is bij processen binnen de leerpraktijk;
Weinig tot geen
• Media die worden ingezet bij ontwikkeling, uitwisseling en beheer van leerinhouden;
Geen Internet (alle cursusmateriaal van EVS wordt via internet uitgeleverd)
• Vormen van communicatie [en combinaties], en de middelen die daarbij worden ingezet.
Zwaartepunt ligt op het gebruik van elektronische discussionboards (synchrone communicatie) om
de groepsdiscussies te structureren en blijvend beschikbaar te stellen. Daarnaast wordt gebruik
gemaakt van chat sessies (synchrone communicatie), bijv. voor brainstorm of overleg met tutor. Ook
hebben de studenten en docenten de mogelijkheid email te gebruiken, die in de ELO van het EVS is
geïntegreerd. Tevens worden studenten en tutors gewezen op de mogelijkheid van internet telefonie
(bijv. SKYPE), maar dit is nog niet een integraal onderdeel van de didactische opzet. Om de sociale
component van het EVS te versterken zal naar verwachting in de toekomst gebruik gemaakt gaan
worden van webcams (het ontbreken van een goeie breedband verbinding bij alle deelnemers vormt
hiervoor nog de belangrijkste belemmering).
• Mate waarin verschillende actoren samenwerken (onderwijs – bedrijfsleven – overheid)
EVS is een initiatief vanuit het onderwijs. Bedrijfsleven en overheid zijn niet betrokken.
Definitief
Verkennend onderzoek Learning Blends
Verdonck, Klooster & Associates B.V, Hogeschool INHOLLAND. 54
3. Effectiviteit
• Perceptie van de effectiviteit van de leerpraktijk door de gebruiker en door andere partijen;
In het kader van het DU-project Samenwerkend Leren Digitaal Ondersteund (SALDO) heeft in het
studiejaar 2003-2004 halverwege het project een evaluatie plaatsgevonden via een elektronische
survey die door 34 studenten en 6 tutoren is ingevuld. De conclusie was als volgt:
‘Het CSCL model van de EVS heeft tot tevredenheid van studenten en docenten gefunctioneerd.
Wel worden diverse mogelijkheden gezien om probleempunten op te lossen en rendement en
resultaten te vergroten. Dit kan door het ontwikkelen en beproeven van nieuwe instrumenten voor
het sterker stimuleren en verankeren van de sociale communicatie in de virtuele ruimte, maar ook
door de communicatie over de groepen heen te versterken. Zo kunnen dan de ontwikkelingen en
resultaten in een bredere kring dan alleen de taakgroep van dat moment te volgen zijn voor alle
deelnemende studenten’. (Voor evaluatie zie: Handboek Saldo via www.du.nl/saldo)
• Vormen van toetsing, beoordeling of assessment die al of niet expliciet worden gehanteerd;
De beoordeling is gebaseerd op het groepsrapport, het verloop van het groepsproces, en de
bijdrage van individuele studenten aan product en proces. De beoordeling wordt uitgedrukt in een
eindcijfer per student. Naast de formele beoordeling leveren de studenten een
groepsreflectieverslag en individuele reflectie.
• Mate waarin sprake is van een systematische kwaliteitsbewaking en kwaliteitsontwikkeling.
Het EVS wordt jaarlijks aangepast op basis van evaluaties onder studenten en docenten. Blijvende
aandachtspunten zijn kwaliteitsborging, exploitatielast, betrekken van méér studenten, versterken
van de sociale dimensie van virtueel leren.
• Mogelijkheid tot opschaling
EVS streeft na om het aantal deelnemende studenten per run te vergroten tot ca. 150 en het aantal
‘dropouts’ te verkleinen.
Daarnaast heeft EVS de volgende doelen geformuleerd die bijdragen aan mogelijkheid tot
opschaling:
- Het ontwikkelen van een flexibel organisatiemodel voor ontwikkeling en exploitatie van een
webgebaseerde cursus voor samenwerkend leren.
- Het ontwikkelen van een organisatiemodel en een didactisch concept dat toepasbaar is binnen
andere kennisdomeinen (inhoud) en op verschillende schaalniveaus (internationaal, nationaal,
lokaal).
• Mate waarin de leerpraktijk bijdraagt aan het principe van Leven-Lang-Leren.
Geen relatie met Leven lang leren.
4. Innovatief karakter
• Mate waarin gesproken kan worden van 'innovatief' [inhoud, didactiek, techniek, organisatie];
Innovatief qua inhoud: +/-, duurzame ontwikkeling is een actueel thema. Er wordt aangesloten op
beleid en ontwikkelingen binnen de EU.
Innovatief qua didactiek: ++, er is veel aandacht voor het ontwikkelen van een goed didactisch
concept voor virtueel samenwerkend leren op afstand. Dit ontwikkelt zich jaarlijks verder.
Definitief
Verkennend onderzoek Learning Blends
Verdonck, Klooster & Associates B.V, Hogeschool INHOLLAND. 55
Innovatief qua techniek: -, inzet van ELO (Blackboard) kan niet echt innovatief worden genoemd.
Het gaat om ‘proven technology’ die waarschijnlijk niet de meest optimale omgeving biedt om de
sociale dimensie van virtueel samen leren te versterken.
Innovatief qua organisatie: ++. EVS is een open netwerk waar instellingen zich bij kunnen
aansluiten.
• Veranderende eisen die worden gesteld aan student/deelnemer/docent/trainer/begeleider;
Voor studenten: Leren en samenwerken op afstand, en dat alles via internet.
Voor docenten: begeleiden op afstand en begeleiden van multidisciplinaire en multiculturele
studenten. Ook het afstemmen en ontwikkelen van onderwijs op afstand stelt nieuwe eisen.
• Mate waarin de leerpraktijk aansluit bij of kan worden aangesloten op bestaande initiatieven.
Verschillende e-learning projecten van de Europese Unie bestrijken aspecten die ook in het EVS
aan bod komen (bijv. virtuele mobiliteit van studenten bevorderen, het creëren van een virtuele
campus, internationale uitwisseling van studiemateriaal, enz.).
5. Bijdrage aan oplossen systeemfalen / maatschappelijke relevantie
• Op welke wijze levert de leerpraktijk een bijdrage aan het oplossen van systeemfalen/ maatschappelijke relevantie?
Deze leerpraktijk biedt een bijdrage aan het oplossen van systeemfalen doordat het gericht is op het
ontwikkelen van een succesvol concept voor ‘samenwerkend leren op afstand in een internationale
en multidisciplinaire context’. Studenten vinden deze vorm aantrekkelijk, juist ook door de
internationale en interdisciplinaire component, en doordat het gaat om een actueel onderwerp in
een realistische setting. Doordat EVS expliciet aandacht besteed aan het ontwikkelen van een
succesvol concept, kan het bijdragen aan het oplossen van systeemfalen met betrekking tot
onvoldoende aantrekkelijk onderwijs en onvoldoende transparantie en kennisdiffusie.
Definitief
Verkennend onderzoek Learning Blends
Verdonck, Klooster & Associates B.V, Hogeschool INHOLLAND. 56
10 IBM Basic Blue [IBM]
1. Algemene en kwantitatieve gegevens • Titel en doelstelling case
IBM Basic Blue for New Leaders is een blended learning oplossing die is gericht op het scholen van
zo’n 5000 nieuwe managers die jaarlijks wereldwijd instromen bij IBM. Basic Blue for New Leaders
is onderdeel van het corporate IBM Management Development Program, genaamd LEADing@IBM.
Basic Blue for New Leaders wordt voorafgegaan door een soortgelijke module (qua opzet) genaamd
Leader Readiness. Deze module bereidt toekomstige managers voor op hun rol als manager. Als
benoeming heeft plaatsgevonden wordt deze 4 daagse module gevolgd door Basic Blue for New
Leaders. Managers nemen daaraan deel zes maanden na benoeming. Inschrijving geschiedt
automatisch. 360% feedback survey´s maken onderdeel uit van de training.
• Betrokken instellingen, organisaties en/of bedrijven [afhankelijk van eisen rond anonimiteit];
IBM
• Actoren (met kenmerken) per instelling/organisatie (aantal betrokken studenten, deelnemers of
werknemers in een leerpraktijk [en per tijdvak]; aantal betrokken docenten/trainers en/of begeleiders/tutoren/moderatoren, of anderszins);
5000 nieuwe managers per jaar verdeeld in groepjes van 20-24 cursisten. Elk groepje heeft 1
facilitator gedurende het hele programma (ervaren manager).
• Kennisdomein, beroependomein of sociale praktijk waarop de leerpraktijk betrekking heeft;
Leadership development; IBM cultuur, strategie, executie en management concepten.
• Doorlooptijd van de leerpraktijk en [studie]belasting, indien hiervan natuurlijk sprake is;
6 - 9 maanden
• Aantal maanden/jaren dat er ervaring is opgedaan met dit type leerpraktijk in deze vorm;
Blue Basic for New Leaders wordt vanaf 1999 bij IBM gebruikt, waarbij wereldwijd zo’n 5000 nieuwe
managers per jaar meedoen, die afkomstig kunnen zijn uit 70 landen.
• Mate waarin of wijze waarop verschillende actoren eventueel betrokken zijn bij de praktijk;
De deelnemers worden in groepjes van 20-24 personen geplaatst. Zij werken het eerste half jaar
online met elkaar samen (naar behoefte), daarna volgt een driedaagse face-to-face training.
• Meerwaarde voor alle betrokkenen van de samenwerkingsvorm
Flexibel, vanaf elk tijdstip en plaats toegankelijk, besparing van reistijd en kosten, intensieve
voorbereiding op fysieke workshops aan het eind van het programma.
• Eventuele betrokkenheid van andere ondersteuners bij de leerpraktijk [technisch, inhoudelijk];
Intern
• Verwijzingen naar URL met relevante informatie over de onderzochte leerpraktijk;
http://edweb.sdsu.edu/people/ARossett/eportfolio/popup_ibm.asp
Definitief
Verkennend onderzoek Learning Blends
Verdonck, Klooster & Associates B.V, Hogeschool INHOLLAND. 57
http://www.workforcechicago2.org/case_studies/ibm2006.pdf
http://www.nucleusresearch.com/research/b19.pdf
http://www-304.ibm.com/jct03001c/services/learning/solutions/pdfs/breaking_away.pdf
2. Aspecten van blended learning 2.1 Soorten leerprocessen
• Type leerdoelen dat wordt nagestreefd [competenties, kennis, vaardigheden, attitudes];
Verdiepen van kennis aangaande IBM´s leiderschapsconcepten en toepassing daarvan in de
dagelijkse praktijk (toegespitst op leiderschaps competencies, management stijlen, organisatie
klimaat en ontsporingsfactoren).
• Aanvullende typering van de leerpraktijk [leren in de praktijk, leren in of buiten school];
Het online leren vindt plaats binnen en buiten werktijd, wanneer en vanaf welke plaats de cursist dat
wil. In een groep naar keuze en met een afsluitende workshop op locatie, waarbij de deelnemer zelf
mag kiezen waar dat (ter wereld) is.
• Formeel/informeel leren;
Het gaat om een geformaliseerd leertraject. Dat wil zeggen: de content is vooraf ontwikkeld, de
structuur van het programma is voorbereid en de einddoelen liggen vast. De cursist heeft wel veel
vrijheidsgraden in plaats en tijd (binnen een gesteld kader) van het leren. Ook de mate en manier
van communicatie is vrij in te vullen. Het leren gebeurt veelal tussen het werken door.
2.2 Didactische strategie • Mate waarin sprake is van al dan niet geëxpliciteerde didactische strategieën [werkvormen];
Basic Blue for New Leaders is gebaseerd op een didactisch (four-tier approach), waarin leren
plaatsvindt door: (1) ‘observatie’ via web modules (2) ‘participatie’ via online simulaties en interactieve scenario’s (leren door te doen) (3) ‘collaboratie’, via interactie met medecursisten en e-mentor (4) ‘co-locatie’, fysieke workshop met medecursisten en begeleiding
• Individueel leren, samenwerkend leren of combinaties hiervan [parallel of serieel uitgevoerd]; - Fase 1 (doorlooptijd: 26 weken). Nieuwe managers delen zichzelf in, in een groep van 20-24
cursisten. Zij werken eerst in eigen tempo en vanaf eigen plaats individueel een serie webmodules en online simulaties / scenario’s door. Zij kunnen hierbij contact opnemen met medecursisten, fysiek, per telefoon of via online tools als een asynchrone classroom, whiteboard, MSN etc. Zij worden hiertoe wel gestimuleerd maar bepalen zelf of zij gebruik willen maken van elkaars ervaringen en support.
- Fase 2 (doorlooptijd: 1 week). Nieuwe managers komen 3 dagen bij elkaar. In workshops doen zij samen aan brainstorming, wisselen ze real-life ervaringen uit en anticiperen zij op moeilijke situaties in de toekomst. Zij leren hierbij van en met elkaar.
• Mate van externe sturing en begeleiding bij leerprocessen in de leerpraktijk [ondersteuning], c.q.
rollen van alle actoren
Definitief
Verkennend onderzoek Learning Blends
Verdonck, Klooster & Associates B.V, Hogeschool INHOLLAND. 58
- Fase 1. De cursisten werken in eigen tempo, gemiddeld studeren zij 2 uur per week online. Online self-assessment en feedback vindt plaats via het systeem. Maar ook heeft elke groep 1 facilitator gedurende de gehele opleidingsperiode. Dit is een ervaren manager, die speciaal getraind is om support en feedback te geven in een online omgeving.
- Fase 2. De workshops worden begeleid door ervaren en daartoe getrainde managers uit het bedrijf (de facilitators).
2.3 Type leeromgevingen
• Kenmerken van leeromgeving of van combinaties van leeromgevingen [fysiek (onderwijs/bedrijfsleven) en virtueel];
Vanuit de online ‘Global Campus’ krijgen werknemers toegang tot de ‘learning portal’. Hierin is een
overzicht van alle IBM cursussen te vinden, en kunnen zij toegang krijgen tot e-learning cursussen
of classroom lectures (ook via i-pod) en daarmee aan de slag. Daarnaast heeft IBM een intranet,
met daarbij voor elke werknemers een gepersonaliseerde pagina. Naast kritische bedrijfsinformatie
krijgen werknemers hierop ook tips en liks naar specifieke informatie op het eigen vakgebied.
• Instrumenten binnen een elektronische omgeving [website, portal, ELO, DPF, Wiki, blog];
IBM maakt gebruik van het eigen programma Lotus Learning Space, een learning management
system. Hiermee kan online gewerkt worden met performance-support tools, virtual collaborative
workspaces en classrooms, online tests en simulations, tools voor assessment en feedback en on-
the-job training met support via coaching simulators.
• Hardware die wordt gebruikt in relatie tot de elektronische omgeving [pc, pda, mobiel];
De leeromgeving is web-based bereikbaar vanaf iedere plek en plaats met computer en
internetverbinding.
• Mate waarin er technische ondersteuning vereist is bij processen binnen de leerpraktijk;
Via interne helpdesks en/of facilitators
• Media die worden ingezet bij ontwikkeling, uitwisseling en beheer van leerinhouden;
Lotus learning space
• Vormen van communicatie [en combinaties], en de middelen die daarbij worden ingezet.
Lotus learning space
• Mate waarin verschillende actoren samenwerken (onderwijs – bedrijfsleven – overheid)
Dit is een IBM intern programma
3. Effectiviteit
• Perceptie van de effectiviteit van de leerpraktijk door de gebruiker en door andere partijen; IBM traint elk jaar zo’n 5000 nieuwe managers. Traditioneel gebeurde dit door deze mensen bijeen te brengen voor een vijfdaags event. Hierin leerden zij de basics met betrekking tot de cultuur, strategie en het management bij IBM. In de loop der jaren is de functie van manager bij IBM steeds complexer geworden. IBM realiseerde zich dat een eenmalige training van vijf dagen hiervoor niet meer voldoende effectief was. Training zou een doorlopend proces moeten worden, en onderdeel van het werk. Hiervoor werd in
Definitief
Verkennend onderzoek Learning Blends
Verdonck, Klooster & Associates B.V, Hogeschool INHOLLAND. 59
1999 Basic Blue geïntroduceerd. Sindsdien worden jaarlijks zo’n 5000 nieuwe managers via deze blended learning oplossing opgeleid. In totaal zijn dat dus al meer dan 30.000 mensen. - Content: de claim is dat via Basic Blue for New Leadrs rijkere inhoud wordt aangeboden en meer intensieve leerervaringen dan voorgaande trainingsprogramma’s. Er wordt vijf maal zoveel content aangeboden. Daarbij kan het leren worden geïntegreerd aan werkroutines, wat positief is voor de toepassing en transfer van de leerstof. - Effectiviteit: via e-learning zijn meer nieuwe managers bereikt, ook die voorheen geen formele training ontvingen in afgelegen gebieden. Hierdoor is een grotere consistentie onder nieuwe managers ontstaan wat betreft taal, kennis en cultuur. - Kosten: In vergelijking met traditionele face-to-face methoden zijn de kosten voor Basic Blue per student met 1/3 gedaald. Winst wordt vooral geboekt doordat reis- en verblijfkosten wegvallen met daarbij de declarabele uren per werknemer per dag.
• Vormen van toetsing, beoordeling of assessment die al of niet expliciet worden gehanteerd;
Online self-assessment, feedback, e-mentoring, etc. Iedereen doorloopt dit programma en krijgt ter
afsluiting een certificaat.
• Mate waarin sprake is van een systematische kwaliteitsbewaking en kwaliteitsontwikkeling.
Evaluaties en verbeteringen vinden plaats, ook op basis van lessons learned.
• Mogelijkheid tot opschaling
Naast de kwantitatieve voordelen die IBM inmiddels binnen de eigen organisatie heeft
bewerkstelligd door Basic Blue for New Leaders wereldwijd op te schalen, worden inmiddels ook
een soortgelijke (deel)oplossingen ontwikkeld die verkocht kunnen worden aan externe klanten.
• Mate waarin de leerpraktijk bijdraagt aan het principe van Leven-Lang-Leren.
Het leren gebeurt veelal tussen het werken door. Dit maakt mogelijk dat het leren kan worden
gerelateerd aan werkroutines, wat positief is voor de toepassing en transfer van de leerstof. In die
zin kan dit bijdragen aan levenslang leren en een positieve houding daarbij. Verder wordt er gewerkt
met de PARR-methode. Dit staat voor prepair, action, reflection en review. Deze methode kan na
afloop ook blijvend binnen de werkzaamheden worden toegepast.
4. Innovatief karakter
• Mate waarin gesproken kan worden van 'innovatief' [inhoud, didactiek, techniek, organisatie]; - Inhoud is verrijkt met multimedia en verschillende feedbackvormen - Er is variatie aan online en offline didactische werkvormen ontworpen, op basis van een
overkoepeld didactisch framework ( four-tier approach) - Er wordt een variatie aan mogelijkheden geboden en stimulans voor onderlinge samenwerking, ook
wanneer de leerstof is ontworpen om individueel te doorlopen - Technisch gezien is de online leeromgeving geheel gekoppeld aan de eigen werkomgeving. Ook
zijn mogelijkheden ingebouwd voor experimenteren/ uitproberen, zonder directe consequenties. - Organisatorisch valt op dat dit programma wereldwijd operationeel is en effectief draait voor 5000
gebruikers per jaar
• Veranderende eisen die worden gesteld aan student/deelnemer/docent/trainer/begeleider;
Definitief
Verkennend onderzoek Learning Blends
Verdonck, Klooster & Associates B.V, Hogeschool INHOLLAND. 60
- er is veel zelfstudie, waarbij zelfstandigheid en motivatie belangrijke individuele factoren zijn voor succes van de nieuwe managers
- facilitators en begeleiders worden apart getraind om online hulp te bieden, dit vraagt om andere competenties dan voorheen het geval was
• Mate waarin de leerpraktijk aansluit bij of kan worden aangesloten op bestaande initiatieven. - de praktijk is aangesloten bij de global campus en learning portal van IBM.
5. Bijdrage aan oplossen systeemfalen / maatschappelijke relevantie
• Op welke wijze kan de leerpraktijk een bijdrage leveren aan het oplossen van systeemfalen / maatschappelijke relevantie?
Basic Blue for New Leaders draagt bij aan informatisering, internationalisering en globalisering van
personeel. In dit geval primair voor IBM, maar secondair komt dat ook ten goede aan de
samenleving.
De leerpraktijk draagt bij aan oplossen van systeemfalen met betrekking tot onvoldoende
transparantie en kennisdiffusie.
Definitief
Verkennend onderzoek Learning Blends
Verdonck, Klooster & Associates B.V, Hogeschool INHOLLAND. 61
11 TISO [Digitale Universiteit]
1. Algemene en kwantitatieve gegevens • Titel en doelstelling case
TISO – Onderwijs en onderzoek met authentieke dossiers van automatiseringsprojecten.
Doel: de kloof tussen praktijk en onderwijs op het gebied van informatiesystemen verkleinen door
studenten leermateriaal aan te bieden gebaseerd op authentieke projectdossiers (uit onderwijs,
bedrijfsleven en overheid). Bron: www.TISOweb.nl
• Betrokken instellingen, organisaties en/of bedrijven [afhankelijk van eisen rond anonimiteit];
Project is vanuit de Digitale Universiteit ontwikkeld.
Betrokken onderwijsinstellingen: Open Universiteit Nederland, Hogeschool van Amsterdam, Vrije
Universiteit, Technische Universiteit Eindhoven,Hogeschool Rotterdam, Fontys Hogeschool
Inbreng dossiers tot 1 januari 2007:
Bedrijfsleven: SNS REAAL, Quint Wellington Redwood, XS4all, Ordina, Interpolis, Computer
Associates, Delta Lloyd
Onderwijs: Open Universiteit Nederland, Digitale Universiteit, Hogeschool van Amsterdam
Overheid: Ministerie van Defensie, Voedsel en Warenautoriteit en Belastingdienst
• Actoren (met kenmerken) per instelling/organisatie (aantal betrokken studenten, deelnemers of
werknemers in een leerpraktijk [en per tijdvak]; aantal betrokken docenten/trainers en/of
begeleiders/tutoren/moderatoren, of anderszins);
TISO is ontwikkeld van begin 2005 tot december 2006. Per 1 januari 2007 is TISO beschikbaar voor
gebruik in het onderwijs. De deelnemende instellingen dragen samen de operationele kosten. Een
actueel overzicht van gebruikers is d.d. half januari 2007, nog niet beschikbaar. TISO wordt in ieder
geval gebruikt door de Open Universiteit Nederland en de Hogeschool van Amsterdam (die in
samenwerking met de community van gebruikers de exploitatie verzorgen) en de Technische
Universiteit Eindhoven.
• Kennisdomein, beroependomein of sociale praktijk waarop de leerpraktijk betrekking heeft;
Automatiseringsprojecten in onderwijsinstellingen, bedrijven en de overheid.
• Doorlooptijd van de leerpraktijk en [studie]belasting, indien hiervan natuurlijk sprake is;
TISO is per 1 januari 2007 voor het onderwijs (opleidingen op het gebied van informatisering)
beschikbaar. Er is geen einddatum vastgesteld.
TISO-leertaken kunnen worden ingepast in alle vormen van onderwijs, van een klein voorbeeld in
een vak tot een hele afstudeeropdracht; de studiebelasting is dus instelbaar.
• Aantal maanden/jaren dat er ervaring is opgedaan met dit type leerpraktijk in deze vorm;
Een testgroep van 300 studenten en 40 docenten van 20 opleidingen heeft TISO gedurende 20
maanden in wisselende groepen getest in de onderwijspraktijk. Alle gebruikers stonden achteraf
positief tegenover het toekomstig gebruik van TISO en de mogelijkheid om de projectpraktijk in het
onderwijs te introduceren. Het complete evaluatierapport is te lezen op www.TISOweb.nl.
Definitief
Verkennend onderzoek Learning Blends
Verdonck, Klooster & Associates B.V, Hogeschool INHOLLAND. 62
• Mate waarin of wijze waarop verschillende actoren eventueel betrokken zijn bij de praktijk;
Beoogde gebruikers van TISO-web:
BA en MA-opleidingen op HBO of WO-niveau met ten minste 10 ECTS aan
Informatiesystemenonderwijs. Hieronder vallen in ieder geval de volgende opleidingen:
o (Bedrijfs, Technische) Informatica
o (Bedrijfs, Technische) Informatiekunde
o (Technische) Bedrijfskunde
• Meerwaarde voor alle betrokkenen van de samenwerkingsvorm
Door authentieke projectdossiers aan het onderwijs beschikbaar te stellen, laten bedrijven,
onderwijsinstellingen en de overheid zien hoe automatiseringstrajecten in "het echt" worden
uitgevoerd. Alle bedrijven/instellingen, ook die geen projectdossiers aanleveren, profiteren van de
kloof die hierdoor wordt gedicht tussen onderwijs en de praktijk buiten de onderwijsinstelling.
Tevens kunnen zij een kijkje nemen in de keuken bij andere automatiseringsprojecten. Studenten
die gebruik maken van de projectdossiers binnen TISO leren
o voortbouwen op het werk van professionals,
o samenhang binnen echte projecten te analyseren,
o informatiesystemen te ontwikkelen, beheren en/of managen,
o samenwerken/communiceren met interne afdelingen en klanten
o hoe projecten gedocumenteerd moeten worden
o projecten procesmatig aan te pakken.
De partijen die projectdossiers beschikbaar stellen binnen TISO, zetten niet alleen hun eigen praktijk
in de spotlight, maar kunnen tevens profiteren van deze competenties zodra de studenten de
praktijk in gaan. Bedrijven zien het beschikbaar stellen van een dossier als methode om in de
praktijk goed ingevoerd personeel te werven.
Docenten ontwikkelen leertaken rondom de projectdossiers en kunnen zelf nieuwe leertaken en
projectdossiers inbrengen. Voor docenten levert TISO tijdsbesparing op en voor de opleidingen
kostenbesparing doordat ervaringen, kennis en leermaterialen gedeeld worden.
• Eventuele betrokkenheid van andere ondersteuners bij de leerpraktijk [technisch, inhoudelijk];
TISO is vanuit de Digitale Universiteit ontwikkeld en wordt geëxploiteerd door de Open Universiteit
Nederland en de Hogeschool van Amsterdam in samenwerking met de community van gebruikers.
De community van gebruikers wordt technisch ondersteund door een forum en inhoudelijk door
personen van de OUNL en de HvA.
De technische exploitatie van het TISO-web ligt bij het ICT Servicecentrum van de Open Universiteit
Nederland.
• Verwijzingen naar URL met relevante informatie over de onderzochte leerpraktijk;
http://www.TISOweb.nl 2. Aspecten van blended learning 2.1 Soorten leerprocessen
• Type leerdoelen dat wordt nagestreefd [competenties, kennis, vaardigheden, attitudes];
Studenten die gebruik maken van de projectdossiers binnen TISO leren
Definitief
Verkennend onderzoek Learning Blends
Verdonck, Klooster & Associates B.V, Hogeschool INHOLLAND. 63
- voortbouwen op het werk van professionals,
- samenhang binnen echte projecten te analyseren,
- informatiesystemen te ontwikkelen, beheren en/of managen,
- hoe samenwerken/communiceren met interne afdelingen en klanten plaatsvindt
- hoe projecten gedocumenteerd moeten worden
- projecten procesmatig aan te pakken.
• Aanvullende typering van de leerpraktijk [leren in de praktijk, leren in of buiten school];
Het TISO-web is een uitbreiding op de leerpraktijk door het beschikbaar stellen van authentieke
cases ondersteund door leertaken. Studenten leren het vak binnen een praktische context, in plaats
van het doen van oefeningen in een van de praktijk geïsoleerde onderwijssituatie.
• Formeel/informeel leren;
TISO bevindt zich binnen een formele leerpraktijk en biedt via een online community alle gebruikers
(studenten/docenten) en leveranciers van cases (bedrijven, overheid en onderwijsinstellingen) de
gelegenheid ervaringen, kennis en leermaterialen te delen. Zo wordt ook het informeel leren voor
alle betrokkenen gefaciliteerd met het doel de kloof tussen onderwijs en bedrijfsleven te verkleinen. 2.2 Didactische strategie
• Individueel leren, samenwerkend leren of combinaties hiervan [parallel of serieel uitgevoerd]; en
Mate waarin sprake is van al dan niet geëxpliciteerde didactische strategieën [werkvormen];
De vorm waarin de case binnen de leerpraktijk wordt gebruikt is afhankelijk van de ontworpen
leertaken. Een docent kan een bestaande leertaak overnemen of een nieuwe ontwikkelen en laten
publiceren op het TISO-web. Voorbeelden van leertaken zijn
- Leertaak voor docenten (kennismaken met TISO-web),
- Professionele discretie (gebruikers bewust maken van vertrouwelijkheid gegevens in dossiers),
- Evaluatie businesscase,
- Bedrijfsproces analyse,
- Test driven development,
- E-mailuitbreiding,
- Proces Analyse: requirements/hermodelleren/inventarisatie
Het TISO-web is niet afhankelijk van een onderwijsfilosofie en kan in vele onderwijssituaties
toegepast worden: van practica tot hoorcolleges. Ook kan het TISO-web gebruikt worden voor
onderzoek en scripties.
• Mate van externe sturing en begeleiding bij leerprocessen in de leerpraktijk [ondersteuning], c.q.
rollen van alle actoren
Een onderwijsinstelling wijst een TISO-instellingscoördinator aan die de lijst met geautoriseerde
docenten beheert. Docenten geven hun studenten toegang tot het TISO-web.
Docenten kunnen onderling en met de exploitanten van het TISO-web of met de contactpersonen
van de bedrijven discussiëren via de fora. Studenten kunnen met docenten of onderling
communiceren via het forum.
Definitief
Verkennend onderzoek Learning Blends
Verdonck, Klooster & Associates B.V, Hogeschool INHOLLAND. 64
2.3 Type leeromgevingen • Kenmerken van leeromgeving of van combinaties van leeromgevingen;
Binnen het TISO-web worden de projectdossiers en de leermaterialen ter beschikking gesteld.
Docenten kunnen leertaken inbrengen. Via verschillende fora kunnen docenten en studenten zowel
onderling als met elkaar via thema’s van gedachten wisselen over de dossiers en leertaken en de
toepassing van het TISO-web in het onderwijs.
Elke student en docent binnen de opleiding die deelneemt aan TISO, kan met een persoonlijke
account toegang krijgen tot alle dossiers (de cases) en leertaken.
• Instrumenten binnen een elektronische omgeving [website, portal, ELO, DPF, Wiki, blog];
TISO is een webportal, een depot met leertaken en dossiers en een forum voor communicatie.
• Hardware die wordt gebruikt in relatie tot de elektronische omgeving [pc, pda, mobiel];
Het TISO-web wordt benaderd via een internet-browser.
• Mate waarin er technische ondersteuning vereist is bij processen binnen de leerpraktijk;
Er is geen technische ondersteuning vereist.
• Media die worden ingezet bij ontwikkeling, uitwisseling en beheer van leerinhouden;
In het TISO-web worden leertaken aangeboden in pdf- en word-formaat. De dossiers bevatten
documenten in allerlei formaten. Daarnaast worden ter ondersteuning van het leerproces multimedia
presentaties over de dossiers in de vorm van video en audio aangeboden.
• Vormen van communicatie [en combinaties], en de middelen die daarbij worden ingezet.
Er zijn drie fora in het TISO-web beschikbaar, een contactformulier naar het e-mailadres:
[email protected] en het telefoonnummer van de TISO-coördinator.
• Mate waarin verschillende actoren samenwerken (onderwijs – bedrijfsleven – overheid)
Zowel onderwijs, bedrijfsleven als de overheid kunnen cases (dossiers) aanleveren binnen TISO. Bij
het beschikbaar stellen van TISO (1 januari 2007) bevat de webportal 13 projectdossiers (twaalf in
het Nederlands en een in het Engels).
De exploitanten (OUNL en HvA) zullen voortdurend actief dossiers en leertaken werven.
3. Effectiviteit
• Perceptie van de effectiviteit van de leerpraktijk door de gebruiker en door andere partijen;
Op basis van de evaluatie uitkomsten (zie www.TISOweb.nl) kunnen we concluderen dat het
overgrote deel van de studenten uit de testgroep vindt dat TISO-web veel inzicht geeft in de praktijk.
Bovendien worden de leertaken door bijna alle studenten interessant of zelfs zeer interessant
gevonden. Ook docenten staan positief tegenover het gebruik van TISO in hun leerpraktijk.
• Vormen van toetsing, beoordeling of assessment die al of niet expliciet worden gehanteerd;
Evaluatie onder gebruikers (halfjaarlijks tijdens testperiode).
• Mate waarin sprake is van een systematische kwaliteitsbewaking en kwaliteitsontwikkeling.
Definitief
Verkennend onderzoek Learning Blends
Verdonck, Klooster & Associates B.V, Hogeschool INHOLLAND. 65
Tijdens testperiode hebben docenten en studenten TISO getest en aanbevelingen voor verbetering
gedaan. Proces van kwaliteitsbewaking en –ontwikkeling na het in gebruik stellen van TISO op 1
januari 2007 verloopt als volgt. Er zijn twee aspecten aan kwaliteit:
technisch: de performance en beschikbaarheid van de portal wordt gewaarborgd door het ICT
Servicecentrum van de Open Universiteit Nederland
onderwijskundig: de leertaken worden geredigeerd en op volledigheid gecontroleerd voordat ze op
het TISO-web worden geplaatst. De leertaken worden gebruikt in het onderwijs van de gebruikende
instellingen en vallen daarmee binnen de eigen kwaliteitszorg.
• Mogelijkheid tot opschaling
Het idee achter TISO om de kloof tussen onderwijs en bedrijfsleven de dichten is een vraagstuk dat
bij veel opleidingen speelt. Het concept achter TISO is eenvoudig opschaalbaar naar andere
opleidingen aangezien de inrichting van dit systeem niet afhankelijk is van de onderwerpen van de
leerinhouden. Momenteel onderzoekt het TISO projectteam verschillende mogelijkheden voor
opschaling.
• Mate waarin de leerpraktijk bijdraagt aan het principe van Leven-Lang-Leren.
TISO levert niet alleen een leereffect op bij studenten. Ook docenten kunnen een leven-lang-leren
van de ervaringen, kennis en materialen die alle betrokkenen beschikbaar stellen binnen TISO.
Werknemers van de betrokken bedrijven/onderwijs- en overheidsinstellingen kunnen kennisnemen
van TISO als student bij een deelnemende instelling; TISO is alleen toegankelijk via
onderwijsinstellingen.
4. Innovatief karakter
• Mate waarin gesproken kan worden van 'innovatief' [inhoud, didactiek, techniek, organisatie];
De samenwerking tussen onderwijs, overheid en bedrijfsleven binnen TISO bepaalt voor een groot
deel het innovatieve karakter van dit project. TISO draagt de visie uit van een vliegwiel waarbij
bedrijven de beroepspraktijk inbrengen in het onderwijs, studenten hierdoor een beter beeld krijgen
over de beroepspraktijk, daardoor sneller ingewerkt raken en gemotiveerd zijn om hun eigen
ervaringen in de vorm van dossiers terug te geven aan het onderwijs.
• Veranderende eisen die worden gesteld aan student/deelnemer/docent/trainer/begeleider;
De onderwijsinhoud wordt met TISO verrijkt waardoor studenten (en docenten) zich kunnen richten
op competenties die meer en meer aansluiten op de praktijk buiten de onderwijsinstelling. De
authentieke dossiers die binnen TISO beschikbaar zijn, stellen de docenten in de gelegenheid
leertaken te definiëren die nog realistischer zijn dan de alom bekende oefencases uit het
bedrijfsleven waarbij het leermateriaal aangepast word aan de onderwijspraktijk.
• Mate waarin de leerpraktijk aansluit bij of kan worden aangesloten op bestaande initiatieven.
TISO is te gebruiken binnen een elektronische leeromgeving zoals Blackboard. Verder is het
concept achter TISO zo vormgegeven dat zij kan aansluiten bij elke onderwijspraktijk.
5. Bijdrage aan oplossen systeemfalen / maatschappelijke relevantie
Definitief
Verkennend onderzoek Learning Blends
Verdonck, Klooster & Associates B.V, Hogeschool INHOLLAND. 66
• Op welke wijze levert de leerpraktijk een bijdrage aan het oplossen van systeemfalen/ maatschappelijke relevantie?
De samenwerkingsvorm binnen TISO tussen onderwijs, bedrijfsleven en overheid zorgt voor
onderwijsinhoud binnen een realistische context op basis van authentieke materialen:
belevingsonderwijs. Dit maakt het informatiesystemenonderwijs voor docent en student
aantrekkelijker, kwalitatief beter en effectiever. De kloof tussen onderwijs en praktijk wordt hiermee
kleiner en een leven-lang-leren wordt voor studenten, docenten en medewerkers van de betrokken
bedrijven en overheidsinstellingen gefaciliteerd. De leerpraktijk draagt bij aan oplossen van
systeemfalen met betrekking tot onvoldoende aantrekkelijk onderwijs en onvoldoende transparantie
en kennisdiffusie.
Definitief
Verkennend onderzoek Learning Blends
Verdonck, Klooster & Associates B.V, Hogeschool INHOLLAND. 67
12 Politie Kennis Net [Politieacademie]
1. Algemene en kwantitatieve gegevens • Titel en doelstelling case
Om kennismanagement en het oplossen van complexe problemen te ondersteunen, heeft de
politieacademie in samenwerking met de korpsen het Politie Kennis Net (PKN) ontwikkeld. Het PKN
bestaat uit de volgende onderdelen en wordt continue doorontwikkeld: - Een kennisbank met gevalideerde kennis - Een netwerk met verschillende functionaliteiten - Een ondersteunende organisatie met inmiddels 130 medewerkers
• Betrokken instellingen, organisaties en/of bedrijven [afhankelijk van eisen rond anonimiteit];
Politieacademie, KLPD en de 25 regiokorpsen zijn vanaf 2000 gestaag aangesloten. Inmiddels
neemt ook een aantal ketenpartners deel (KMAR, OM, AIVD), en wordt dat ook nog steeds
uitgebreid.
• Actoren (met kenmerken) per instelling/organisatie (aantal betrokken studenten, deelnemers of
werknemers in een leerpraktijk [en per tijdvak]; aantal betrokken docenten/trainers en/of begeleiders/tutoren/moderatoren, of anderszins);
Van het totale bestand aan politiepersoneel (54.000 fte), behoren de volgende geledingen tot de
potentiële gebruikersgroep van PKN: - aantal politiemensen operationeel: 30.000 - aantal docenten: 1500 (extern/ intern) - aantal studenten: 10.000; studenten worden soms ook geteld als werknemers (postinitieel, duaal)
Het aantal medewerkers van Kennisnetwerk, de organisatie die alle kennisdiensten, waaronder PKN
aanbiedt, is inmiddels opgelopen tot 130 (in 2000 gestart met 3 man). De specifieke groep die PKN
exploiteert, bestaat uit 8 kennismakelaars die elk een deel van de 700 auteurs verdeeld naar
kennisdomeinen coördineren, 8 redacteuren, 30 moderatoren de communities die per domein zijn
ontstaan ondersteunen, leden van 25 expertgroepen die kennis valideren, en mensen die werken
als ontwikkelaar, webmaster of accountmanager.
• Kennisdomein, beroependomein of sociale praktijk waarop de leerpraktijk betrekking heeft;
Operationeel politiewerk (in de breedte, op alle niveaus) en in toenemende mate activiteiten op het
bredere terrein van veiligheid.
• Doorlooptijd van de leerpraktijk en [studie]belasting, indien hiervan natuurlijk sprake is;
Continue
• Aantal maanden/jaren dat er ervaring is opgedaan met dit type leerpraktijk in deze vorm;
PKN bestaat sinds 2000, en heeft inmiddels een enorme groei doorgemaakt. Nog steeds gaat de
groei door mbt content ontwikkeling, gebruik, betrekken van ketenpartners en internationale
partners.
De groei manifesteert zich ook in het ontstaan van aanpalende portals. Zo heeft Kennisnetwerk –
naar analogie van PKN- een Europees net (European Police Learning Network) gebouwd dat in
2006 is overgenomen door Cepol, de Europese politieacademie die in Engeland is gevestigd.
Definitief
Verkennend onderzoek Learning Blends
Verdonck, Klooster & Associates B.V, Hogeschool INHOLLAND. 68
Voor de landen buiten de EU is IPEP (Ingternational Police Expertise Platform) ontwikkeld.
In 2005 is ook een aanzet gegeven aan het NVN (Nederlands VeiligheidsNet) om de
kennisuitwisseling tussen ketenpartners te ondersteunen.
• Mate waarin of wijze waarop verschillende actoren eventueel betrokken zijn bij de praktijk;
PKN heeft een eigen afdeling met kennismakelaars en redacteuren die fulltime in dienst zijn.
Daarnaast is er ondersteund personeel. Met de start van een vijftal lectoraten in 2005 wordt er ook
toegepast onderzoek verricht zodat er ook sociaal-wetenschappelijke kennis kan worden
toegevoegd aan de kennisbank van PKN. Daarmee wordt de praktijkkennis meer ‘evidence based’ .
Gebruikers van PKN – zoals de politiemensen uit de korpsen of vanuit de opleidingen - kunnen
nieuwe kennis of discussiepunten inbrengen via Communities of Practice (CoP). Dit kan leiden tot
nieuwe kennis die vanuit het Politie Discussie Net in het Politie Kennis Net terecht komt. ‘Tacit
knowledge’ kan op deze manier expliciet worden gemaakt en worden geformaliseerd tot ‘permanent
knowledge‘ ter ondersteuning van werk en opleiding.
• Meerwaarde voor alle betrokkenen van de samenwerkingsvorm
Werkenden leren en lerend werken. Problemen kunnen steeds meer en beter multidisciplinair (en
ook internationaal) worden benaderd en aangepakt.
• Verwijzingen naar URL met relevante informatie over de onderzochte leerpraktijk;
www.ipep.info
Dit is een Engelstalige openbare site waarin staat hoe het PKN werkt, uit welke onderdelen het
bestaat etc. Een en ander is gericht op het internationale werkveld.
2. Aspecten van blended learning 2.1 Soorten leerprocessen
• Type leerdoelen dat wordt nagestreefd [competenties, kennis, vaardigheden, attitudes];
Kennismanagement over verschillende organisatieonderdelen heen, in samenwerking met
ketenpartners en in internationaal verband. Als job-aid, en om complexe problemen beter met elkaar
te kunnen oplossen.
• Aanvullende typering van de leerpraktijk [leren in de praktijk, leren in of buiten school];
Het Politie Kennis Net bestaat uit een website die is opgebouwd rond meer dan 20 domeinen, zoals
Openbare Orde, Opsporing, Vreemdelingenzorg, Drugs etc. Bij elk domein worden vaste
categorieën gegeven, te weten: regelgeving, werkproces, protocol, achtergrond, praktijkervaring,
discussie, onderwijs, partners. Deze zijn ingevuld met feitelijke kennis, procedures, formulieren,
stappenplannen, achtergrondinformatie, verhalen uit de praktijk, onderwijstoepassingen van
informatie met oefeningen, discussiemogelijkheden en links naar partners. Waar mogelijk worden
vaste structuren gebruikt en templates om nieuwe informatie te ordenen en overzicht te bewaren.
• Formeel/informeel leren;
PKN ondersteunt informeel leren binnen een ‘lerende politieorganisatie’. Maar ook wordt in de
categorie Onderwijs (zie het vorige punt) lesstof aangeboden die docenten kunnen gebruiken in het
Definitief
Verkennend onderzoek Learning Blends
Verdonck, Klooster & Associates B.V, Hogeschool INHOLLAND. 69
onderwijs. Dit gebeurt naar eigen inzicht en met eventuele bewerking van de docenten zelf.
Studenten kunnen het PKN ook gebruiken om op eigen initiatief opgaven en/of cases op te lossen. 2.2 Didactische strategie
• Individueel leren, samenwerkend leren of combinaties hiervan [parallel of serieel uitgevoerd];
Met het Politie Kennis Net kan op eigen initiatief informeel, alleen of in samenwerking worden
geleerd. Ook kan een docent besluiten lesstof uit het PKN te gebruiken, en dit op geheel eigen wijze
te integreren in de lessen door het aanbrengen van ‘deeplinks’ vanuit kernopgaven en leergangen.
• Mate waarin sprake is van al dan niet geëxpliciteerde didactische strategieën [werkvormen];
Het PKN is ontwikkeld vanuit een visie op kennismanagement waarbij de werkprocessen van de
politie en de kennisdomeinen centraal staan. De werkprocessen worden gekoppeld aan de
verschillende partners waarmee de politie samenwerkt, en hangen samen met de diverse doelen
waarvoor kennis nodig is (praktijk, juridisch, bedrijfsvoering, leren, etc.). De kennisdomeinen zijn
onderverdeeld in thema’s. Om kennismanagement systematisch te ondersteunen wordt gewerkt aan
de hand van de “kenniswaardeketen”. In dit model wordt kennis verzameld, veredeld, gevalideerd,
verspreid en gebruikt. Dit gebeurt door de inzet van auteurs, moderatoren, kennismakelaars,
redacteuren, expertgroepen, webmasters en managers.
• Mate van externe sturing en begeleiding bij leerprocessen in de leerpraktijk [ondersteuning], c.q.
rollen van alle actoren
Momenteel coördineren 8 kennismakelaars elk een thematisch kennisdomein, waarbij enerzijds
redacties van auteurs en moderatoren kennis verzamelen en anderzijds expertgroepen zich buigen
over de validatie hiervan. Veredelde en gevalideerde kennis wordt vervolgens verspreid via het
stramien van het Politie Kennis Net en gekoppeld aan de (geautomatiseerde) werkprocessen van de
korpsen
2.3 Type leeromgevingen
• Kenmerken van leeromgeving of van combinaties van leeromgevingen [fysiek (onderwijs/bedrijfsleven) en virtueel];
De werk- en leeromgeving van het operationele politiepersoneel bevindt zich buiten, op het bureau
en op school. Studenten van de politieacademie worden duaal opgeleid en wisselen 3 maanden
school af met 3 maanden praktijk. Postinitiële politieopleidingen kennen eveneens een sterke
praktijkcomponent. De opleidingen worden ondersteund door een e-campus, een virtuele
leeromgeving die is ontwikkeld in Blackboard. Hieraan gekoppeld is de kennisbank van het Politie
Kennis Net.
• Instrumenten binnen een elektronische omgeving [website, portal, ELO, DPF, Wiki, blog];
Het Politie Kennis Net staat centraal. Je komt er vanuit een startpagina (een portaal). Het kennisnet
is naar buiten toe gekoppeld aan de politiewebsite voor de burgers, websites van ketenpartners en
internationale organisaties. Intern zijn er koppelingen naar studie- en discussiegroepen en de e-
campus.
• Hardware die wordt gebruikt in relatie tot de elektronische omgeving [pc, pda, mobiel];
PC, mobiele toegankelijkheid staat op het wensenlijstje voor toekomstige doorontwikkelingen
Definitief
Verkennend onderzoek Learning Blends
Verdonck, Klooster & Associates B.V, Hogeschool INHOLLAND. 70
• Mate waarin er technische ondersteuning vereist is bij processen binnen de leerpraktijk;
Ondersteuning gebeurt door interne ICT-diensten.
• Media die worden ingezet bij ontwikkeling, uitwisseling en beheer van leerinhouden;
Software voor ontwikkeling van content is ingekocht (oa Easy Generator).
• Vormen van communicatie [en combinaties], en de middelen die daarbij worden ingezet.
E-mail, discussienet (tekstueel)
• Mate waarin verschillende actoren samenwerken (onderwijs – bedrijfsleven – overheid)
Politieacademie, KLPD en de 25 regiokorpsen zijn vanaf 2000 aangesloten. Inmiddels neemt ook
een aantal ketenpartners deel (KMAR, OM, AIVD, Departementen), het informatiepunt politie.nl voor
burgers en bedrijven, en internationale organisaties als CEPOL (EPLN).
3. Effectiviteit
• Perceptie van de effectiviteit van de leerpraktijk door de gebruiker en door andere partijen;
Het Politie Kennis Net wordt momenteel 100.000 keer per maand bezocht (korpsen en onderwijs).
De potentiële doelgroep bestaat uit circa 35.000 personen (operationeel politiepersoneel +
docenten/ studenten vanuit de opleidingen). Actief meedoen gebeurt door 3500 mensen per maand.
Er wordt actief gewerkt aan nog meer bekendheid en gebruik onder het personeel. Ook wordt
gewerkt aan externe bekendheid en goed gebruik van PKN door ketenpartners.
• Vormen van toetsing, beoordeling of assessment die al of niet expliciet worden gehanteerd;
Verzamelde kennis wordt gevalideerd in expertgroepen. De leden hiervan zijn geselecteerd
(aangewezen) en hebben een goede staat van dienst en expertise.
• Mate waarin sprake is van een systematische kwaliteitsbewaking en kwaliteitsontwikkeling.
Cijfers worden bijgehouden van gebruik, doorlopend wordt bekeken welke aanpassingen nodig zijn
en vindt er doorontwikkeling plaats.
• Mogelijkheid tot opschaling
Initiatieven daartoe worden genomen richting nog meer ketenpartners, landelijke organisaties voor
burgers en bedrijven en in international (politie) verband.
• Mate waarin de leerpraktijk bijdraagt aan het principe van Leven-Lang-Leren.
Werkenden leren en lerenden werken. Problemen kunnen steeds meer en beter multidisciplinair (en
ook internationaal) worden benaderd en aangepakt.
4. Innovatief karakter
• Mate waarin gesproken kan worden van 'innovatief' [inhoud, didactiek, techniek, organisatie];
Integrale aanpak is grondig doordacht, inhoud wordt gestroomlijnd langs model van de
kenniswaardeketen. Informeel en formeel leren is aan elkaar gerelateerd, evenals de systemen die
hiervoor worden ingezet. Kennis kan ‘stromen’, van praktijk naar opleiding, van informeel naar
formeel.
Definitief
Verkennend onderzoek Learning Blends
Verdonck, Klooster & Associates B.V, Hogeschool INHOLLAND. 71
• Veranderende eisen die worden gesteld aan student/deelnemer/docent/trainer/begeleider;
Actieve participatie van politiepersoneel is nodig om dit systeem van kennismanagement te laten
werken. Dit vraagt om een zelfstandige houding van de mensen, die is gericht op levenslang en
samen met anderen (willen) leren en werken. Dit is ook nodig om een continue kwaliteitsborging van
het politiepersoneel te kunnen garanderen in een dynamische en complexe samenleving.
• Mate waarin de leerpraktijk aansluit bij of kan worden aangesloten op bestaande initiatieven
Aangesloten wordt intern bij de politieopleidingen, en extern bij ketenpartners en bij partners in
internationaal verband. Zowel op Europees als internationaal niveau neemt PKN een leidende
positie in als gevolg van de goed doordachte architectuur en de sterk verankerde
auteursorganisatie.
5. Bijdrage aan oplossen systeemfalen / maatschappelijke relevantie
• Op welke wijze kan de leerpraktijk een bijdrage leveren aan het oplossen van systeemfalen / maatschappelijke relevantie?
Met het PKN kan het politiekorps sneller en beter reageren op maatschappelijke problemen, deze
meer integraal aanpakken en dit steeds meer in samenwerking met ketenpartners en/of binnen EU-
verband gestalte geven. De leerpraktijk draagt bij aan oplossen van systeemfalen met betrekking
tot coördinatieproblemen en onvoldoende transparantie en kennisdiffusie.
Definitief
Verkennend onderzoek Learning Blends
Verdonck, Klooster & Associates B.V, Hogeschool INHOLLAND. 72
13 Behrloo [Politieacademie]
1. Algemene en kwantitatieve gegevens • Titel praktijk:
De virtuele stad Behrloo; een internetgebaseerde simulatieomgeving waarin studenten
competentiegericht kunnen oefenen met kritische en/of veelvoorkomende praktijksituaties.
• Betrokken instellingen
Politieacademie (duale opleiding) en politiekorpsen, Meldkamerdomein, NIFV, TriMM (ontwikkelaar
van de Behrloo engine).
• Actoren (met kenmerken) per instelling/organisatie (aantal betrokken studenten, deelnemers of
werknemers in een leerpraktijk [en per tijdvak]; aantal betrokken docenten/trainers en/of begeleiders/tutoren/moderatoren, of anderszins);
Een Behrloo-casus wordt in de initiële opleiding van de Politieacademie, door ca. 800 studenten per
jaar gebruikt. In de specialistische opleidingen worden de casussen gebruikt door zo’n 30 tot 75
studenten per jaar. Behrloo wordt via de docenten aan studenten aangeboden. Een studentgroep is
20 a 25 man/vrouw groot.
• Beroependomein
Initiële en postinitiële opleidingen voor politiemedewerkers
• Doorlooptijd van de leerpraktijk en [studie]belasting, indien hiervan natuurlijk sprake is;
Elke casus staat voor 4 tot 16 uur studietijd. Dat is afhankelijk van hoe de docent de casus inzet in
het onderwijs.
• Aantal maanden/jaren dat er ervaring is opgedaan met dit type leerpraktijk in deze vorm;
Dit is het tweede studiejaar dat Behrloo als complete omgeving wordt ingezet. De ontwikkeling van
Behrloo als simulatie is in 2002 gestart met een pilot. In 2004 is de pilot omgezet in een
Politieacademie-breed project.
• Mate waarin of wijze waarop verschillende actoren eventueel betrokken zijn bij de praktijk
De casussen worden ontwikkeld en aangeleverd door de Politieacademie in samenspraak met
docenten en personeel vanuit de korpsen.
• Meerwaarde voor alle betrokkenen van de samenwerkingsvorm
Studenten leren actief, praktijkgericht, ook wanneer zij op school zijn. Docent geeft invulling aan het
competentiegerichte curriculum. Korpsen krijgen studenten die ook tijdens de perioden op school
leren werken met een zinvolle, praktijkgerichte focus.
• Eventuele betrokkenheid van andere ondersteuners bij de leerpraktijk [technisch, inhoudelijk];
Technisch: externe ontwikkelaar van de Behrloo-engine, ontwikkeltool en docenttool (TriMM).
Onderwijskundig: Interne ontwerpers en ontwikkelaars (via de ontwikkeltool) van de casussen.
Inhoudelijk: docenten spelen een belangrijke rol als inhoudsdeskundigen.
Definitief
Verkennend onderzoek Learning Blends
Verdonck, Klooster & Associates B.V, Hogeschool INHOLLAND. 73
• Verwijzingen naar URL met relevante informatie over de onderzochte leerpraktijk;
Iedereen kan de lineaire rondleiding in Behrloo volgen via http://behrloo.politieacademie.nl/ (login met e-mail adres, vul geen wachtwoord in). De casussen zijn in tegenstelling tot de rondleiding juist niet lineair. De student moet zelf zijn eigen pad kiezen en beargumenteren en wordt vervolgens geconfronteerd met de consequentie van zijn handelingen. 2. Aspecten van blended learning 2.1 Soorten leerprocessen
• Type leerdoelen dat wordt nagestreefd [competenties, kennis, vaardigheden, attitudes];
In Behrloo word je competentiegericht getraind in het adequaat handelen naar aanleiding van
incidenten of (toekomstige) situaties die om politieel handelen vragen.
• Aanvullende typering van de leerpraktijk [leren in de praktijk, leren in of buiten school];
De Politieacademie biedt een duale opleiding aan, waarbij zes beroepsniveaus worden
onderscheiden van MBO tot WO-niveau (initieel en postinitieel). In het initiële politieonderwijs wordt
het leren op het instituut elke drie maanden afgewisseld met werkend leren in het korps en v.v..
Complexe vaardigheden kunnen zo binnen de opleiding worden geoefenend, en in de praktijk
worden toegepast. In het postinitiële onderwijs vindt een frequentere afwisseling plaats.
• Formeel/informeel leren
De Politieacademie biedt een formeel leertraject aan. Voor studenten ontstaat met name een
wisselwerking tussen formeel en informeel leren tijdens de praktijkperiodes, waarbij zij actief worden
ingezet in de korpsen.
2.2 Didactische strategie
• Individueel leren, samenwerkend leren of combinaties hiervan [parallel of serieel uitgevoerd];
Uitgangspunt is om competentiegericht, constructivistisch, contextgebonden en duaal te werken en
leren. Samenwerking komt aan de orde wanneer dit het leren bevordert of onderdeel is van een
authentieke leertaak. Voor individuele leertaken die open en complex zijn, wordt samenwerking in
de opleiding ingezet om tot discussie en verdieping van inzicht te komen. Samenwerking in Behrloo
gebeurt met gesimuleerde tegenspelers in de simulatie. Momenteel worden de mogelijkheden van
‘online multi user role playing’ onderzocht.
• Mate waarin sprake is van al dan niet geëxpliciteerde didactische strategieën [werkvormen];
Competentiegericht en studentgecentreerd opleiden betekent dat steeds expliciet gezocht wordt
naar een optimaal samenspel van kennis en inzicht, vaardigheden, houding, persoonlijke
eigenschappen en ervaring om kritische en toekomstige werkzaamheden in de praktijk goed te leren
uitvoeren. Daarbij moet de student zelf(standig) een actieve rol vervullen om zijn competenties te
verwerven en heeft de docent en praktijkcoach een begeleidende rol. Behrloo biedt hiervoor goede
mogelijkheden.
• Mate van externe sturing en begeleiding bij leerprocessen in de leerpraktijk [ondersteuning], c.q.
rollen van alle actoren
Definitief
Verkennend onderzoek Learning Blends
Verdonck, Klooster & Associates B.V, Hogeschool INHOLLAND. 74
De docent begeleidt in de onderwijsperiode op de Politieacademie en de praktijkcoach tijdens het
werkend leren. Dit gebeurt zowel face-to-face als met digitale hulpmiddelen. In Behrloo wordt
feedback verzorgd vanuit het simulatiesysteem, gecombineerd met terugkoppeling van de docent en
medestudenten.
2.3 Type leeromgevingen
• Kenmerken van leeromgeving of van combinaties van leeromgevingen [fysiek (onderwijs/bedrijfsleven) en virtueel];
Behrloo is een internetgebaseerde simulatieomgeving waarin studenten kritische of
veelvoorkomende praktijksituaties oefenen tijdens hun opleiding aan de academie. Behrloo wordt
als deel of geheel multifunctioneel ingezet voor verschillende onderwijsdoeleinden, in zowel de
initiële als postinitiële opleiding. De docent bepaalt daarbij de samenhang tussen het gebruik van
Behrloo, de fysieke lesonderdelen en wat er aan samenwerking en begeleiding plaatsvindt buiten
het systeem. Voor de studenten betekent het werken in Behrloo dat zij hun competenties
ontwikkelen verdeeld over simulatie, fysieke opleiding en werkpraktijk.
• Instrumenten binnen een elektronische omgeving [website, portal, ELO, DPF, Wiki, blog];
Behrloo is onderdeel van de E-Campus met een koppeling naar de elektronische leeromgeving
Blackboard waar alle studenten van de academie en hun begeleiders toegang toe hebben.
• Hardware die wordt gebruikt in relatie tot de elektronische omgeving [pc, pda, mobiel];
Geen bijzonderheden
• Mate waarin er technische ondersteuning vereist is bij processen binnen de leerpraktijk;
Technische ondersteuning wordt geleverd vanuit de ontwikkelgroep van Behrloo en de afdeling
ICTS. In de toekomst zal dit volledig verschuiven naar functioneel beheer van de afdeling ICT.
• Media die worden ingezet bij ontwikkeling, uitwisseling en beheer van leerinhouden;
Momenteel worden alle casussen ontwikkeld door onderwijskundigen en ontwikkelaars van de
Politieacademie middels de ontwikkeltool van Behrloo. In de toekomst zal deze tool
gebruikervriendelijker worden, zodat ook docenten en studenten zelf cases kunnen toevoegen aan
het systeem.
• Vormen van communicatie [en combinaties], en de middelen die daarbij worden ingezet.
Interactie in Behrloo loopt via hotspots, tekstuele en auditieve dialogen. De student bepaalt zijn
eigen richting door het programma, door zijn actie te kiezen. Hij/zij kan via kaartnavigatie naar een
andere bestemming, contacten leggen met andere personen/collega’s via tekstuele
dialogen/mail/telefoongesprekken, de persoonlijke uitrusting gebruiken om objecten in beslag te
nemen/notities of vingerafdrukken te maken etc. De student bepaalt uiteindelijk zelf wat hij of zij
doet, maar wordt vervolgens geconfronteerd met de consequenties van de gemaakte handelingen.
Groepscommunicatie in Behrloo gebeurt nu via een geïntegreerd programma Multiteam. Daarnaast
worden andere interactiemogelijkheden nader onderzocht. Wel vindt fysieke of digitale
communicatie met medestudenten buiten Behrloo plaats in de klas of via de digitale hulpmiddelen
zoals e-mail of discussiefora in Blackboard. De docent communiceert ook fysiek, of digitaal via de
docenttool in Behrloo, e-mail of discussiefora in Blackboard.
Definitief
Verkennend onderzoek Learning Blends
Verdonck, Klooster & Associates B.V, Hogeschool INHOLLAND. 75
• Mate waarin verschillende actoren samenwerken (onderwijs – bedrijfsleven – overheid)
Het komend jaar wordt Behrloo ook uitgebreid met cases van ketenpartners, zoals de brandweer,
meldkamerdomein en Landelijk Overleg Milieu. Opschaling naar vakgebieden of domeinen bij
hogescholen is ook mogelijk, hiervoor worden momenteel contacten gelegd.
3. Effectiviteit
• Perceptie van de effectiviteit van de leerpraktijk door de gebruiker en door andere partijen; Studenten geven aan dat ze het prettig vinden om in een contextrijke omgeving te kunnen oefenen. Het geeft een realistisch beeld en meer houvast om straks ook de praktijk in te gaan. Je kunt in een veilige omgeving oefenen, fouten maken en daarop feedback ontvangen. Docenten vinden het een aanvullende manier van werken. In een virtuele omgeving kun je studenten laten oefenen en ervaring op laten doen. Meer dan als je ze ‘losse’ informatie en/of media aanbiedt. In Behrloo moeten studenten hun eigen pad bepalen en kunnen beargumenteren. Iedereen is zelfstandig op zijn eigen niveau aan het werk en het leren.
• Vormen van toetsing, beoordeling of assessment die al of niet expliciet worden gehanteerd; De inzet van Behrloo in het onderwijs is afhankelijk van de casus en de docent. In Behrloo zelf los je problemen op, door te handelen in de omgeving. Sommige studenten gebruiken Behrloo als voorbereiding op de proeve van bekwaamheid (toetsvorm); zij doorlopen een casus nog even om het ‘gevoel van beheersing’ te testen of om te kijken hoe het ook al weer gaat. Inmiddels is 1 proeve van bekwaamheid bijna klaar om te gebruiken en in 2007 wordt gestart met de ontwikkeling van een tweede proeve.
• Mate waarin sprake is van een systematische kwaliteitsbewaking en kwaliteitsontwikkeling.
Onderwijskundig is Behrloo gebaseerd op het constructivistische leerprincipe. Bij het casusontwerp
wordt o.a. het 4C/ID model gebruikt. Stroomlijning van doelen, opdrachten, activiteiten en resultaten
is hierdoor goed op elkaar afgestemd. Inhoudelijke experts zijn betrokken bij de ontwikkeling van de
cases. Deze kennen de werkelijkheid. Docenten zorgen voor inbedding van de simulatie in de
praktijk, ook dit wordt onderwijskundig onderbouwd en ingekaderd.
• Mogelijkheid tot opschaling
Het komend jaar wordt Behrloo uitgebreid met nieuwe politiële cases. Daarnaast wordt gekeken
naar cases i.s.m. van ketenpartners. Hierdoor kunnen studenten nog meer multidisciplinair gaan
samenwerken en van elkaar leren. Aan opschaling richting hogescholen wordt momenteel gewerkt.
Tevens worden de mogelijkheden van 3D en online interactiemogelijkheden verder onderzocht
• Mate waarin de leerpraktijk bijdraagt aan het principe van Leven-Lang-Leren.
Studenten ervaren in hoge mate het samengaan van leer- en werkprocessen. Dit kan hun houding
ten opzichte van levenslang leren positief beïnvloeden. Dit is ook nodig aangezien zij na hun initiële
opleiding geregeld te maken zullen krijgen met nieuwe informatie, wijziging van werkwijzen en al
dan niet geformaliseerde na- en bijscholingstrajecten.
4. Innovatief karakter
• Mate waarin gesproken kan worden van 'innovatief' [inhoud, didactiek, techniek, organisatie];
Definitief
Verkennend onderzoek Learning Blends
Verdonck, Klooster & Associates B.V, Hogeschool INHOLLAND. 76
Tien jaar geleden bestonden er al digitale kantoorsimulaties op diskette en spelsimulaties op het
interne netwerk, al dan niet in combinatie met fysieke ruimtes (virtueel bedrijf). Innovatief aan deze
simulatie is dat het op internet gebaseerd is, zodat studenten anywhere /anytime toegang hebben
en gebruik kunnen maken van multimedia en video via internet. Tevens vernieuwend is de vrijheid
die de student heeft om zelf te bepalen wat hij wanneer en waarom gaat doen. Hij bepaalt zijn acties
en wordt vervolgens geconfronteerd met de reacties van zijn handelingen. Je krijgt dus individuele
feedback op maat (via het systeem of je kunt je digitale praktijkcoach raadplegen). Ook nieuw is de
systematische inbedding van Behrloo in een competentiegericht curriculum. Daarnaast kan de
Politieacademie zelf zijn casussen maken via de ontwikkeltool, zonder tussenkomst van de externe
partij TriMM die de engine heeft ontwikkeld.
• Veranderende eisen die worden gesteld aan student/deelnemer/docent/trainer/begeleider;
Voor de docenten betekent het werken met Behrloo een verschuiving van individueel doceren naar
(samen) voorbereiden, ontwikkelen en begeleiden. Studenten werken met Behrloo meer actief,
contextrijk, gevarieerd en competentiegericht dan voorheen.
• Mate waarin de leerpraktijk aansluit bij of kan worden aangesloten op bestaande initiatieven.
Behrloo is ontstaan vanuit de vraag van studenten, die behoefte hadden aan meer context bij het
uitvoeren van opdrachten tijdens de opleiding aan de academie. Toen in 2002 academiebreed het
competentiegericht onderwijs werd ingevoerd, tegelijk met de inrichting van een E-Campus, werd
Behrloo als een kansrijk middel gezien om studenten meer actief en authentiek te laten leren. In de
toekomst kan door samenwerking met (keten)partners deze authenticiteit nog meer multidisciplinair
worden benaderd en toenemen.
5. Bijdrage aan oplossen systeemfalen / maatschappelijke relevantie
• Op welke wijze kan de leerpraktijk een bijdrage leveren aan het oplossen van systeemfalen / maatschappelijke relevantie?
Behrloo biedt mogelijkheden om verdere samenwerking aan te gaan met korpsen en diensten als de
brandweer, meldkamers, andere onderwijs- of overheidinstellingen. Behrloo kan hierdoor winnen
aan authenticiteit, multidisciplinair leren en (samen)werken, en zo verder worden opgeschaald.
Behrloo zorgt voor kwalitatief beter, aantrekkelijker en effectiever onderwijs.
De leerpraktijk draagt bij aan oplossen van systeemfalen met betrekking tot onvoldoende
aantrekkelijk onderwijs en onvoldoende transparantie en kennisdiffusie.